Commission des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions

Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen

 

du

 

Mercredi 21 octobre 2020

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 21 oktober 2020

 

Namiddag

 

______

 

 


La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 17 et présidée par Mme Marie-Colline Leroy.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.17 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Colline Leroy.

 

[FR]Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.

[NL]De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

La présidente: Bonjour à tous. Nous allons commencer nos travaux. Je vous annonce d'ores et déjà que nous terminerons nos travaux vers 16 h 30. Je vous rappelle également que la ministre viendra chaque troisième mercredi après-midi du mois. Les questions restées en suspens sont donc reportées à la réunion prochaine.

 

01 Questions jointes de

- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les pensions des mineurs" (55009184C)

- Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le point sur les pensions des mineurs" (55009897C)

- Barbara Creemers à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'état de la situation en ce qui concerne la loi relative aux pensions des mineurs" (55009926C)

01 Samengevoegde vragen van

- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De mijnwerkerspensioenen" (55009184C)

- Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De stand van zaken betreffende de mijnwerkerspensioenen" (55009897C)

- Barbara Creemers aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De stand van zaken m.b.t. de wet op de mijnwerkerspensioenen" (55009926C)

 

01.01  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, welkom. Ik ben blij dat de eerste vraag die aan u gesteld wordt, over de eerste burgers van ons land gaat. Hoe mooi kan het zijn?

 

Begin dit jaar hebben wij samen met de collega's een wet goedgekeurd over de mijnwerkerspensioenen, zoals u weet, zodat eindelijk correct berekend kan worden wat de mijnwerkers nog niet ontvangen hebben. Die wet is in juni in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Sommigen hadden gehoopt dat heel snel duidelijk zou worden welke richting het uitgaat, maar niets is minder waar. Het vreemde is ook dat wij, als wij bellen naar de Federale Pensioendienst, daarna met meer vragen dan met antwoorden zitten.

 

Mevrouw de minister, hoe zit het met de maandelijkse tekorten op het pensioen van de ex-mijnwerkers? Vanaf wanneer zullen de mijnwerkers hun pensioen correct uitbetaald krijgen? Vanaf wanneer zal er rekening worden gehouden met de retroactiviteit van tien jaar? Kunt u ook al een einddatum vooropstellen?

 

Daarnaast krijg ik nog veel aanvullende vragen. Er rijzen vragen over de kennisgeving en over wie ervoor in aanmerking komt. Is het mogelijk om aan de mensen die ervoor in aanmerking te komen alvast een brief te sturen? Ik ben er namelijk zeker van dat zowel de Pensioendienst als wij elke dag overbelast worden met vragen van ex-mijnwerkers omdat zij willen weten wie er al dan niet in aanmerking komt.

 

Heeft de FPD al een oplossing voor het bijkomend aantal personeelsleden, nodig voor de berekening?

 

Bestaat er al duidelijkheid over het aantal betrokken ex-mijnwerkers? Volgens de eerste cijfers die wij uit bronnen gekregen hebben, gaat het om ongeveer 9.000 mensen. Nu blijkt dat het om 16.000 gevallen gaat, aangezien ook ex-mijnwerkers die iets aan de hand hebben gehad, zoals invaliditeit of een arbeidsongeval, of gevallen uit Wallonië, mee in de berekening zouden zijn opgenomen. Dat is voor ons nieuwe informatie.

 

Blijkbaar zou de FPD zeggen dat voor weduwen en voor mensen die in het buitenland wonen de aanpassing automatisch in orde komt. Normaal gesproken echter moeten weduwen zelf de aanvraag indienen. Klopt dat?

 

01.02  Anja Vanrobaeys (sp.a): Op 7 mei 2020 heeft het parlement de wet goedgekeurd betreffende de berekeningswijze van het pensioensupplement van de ondergrondse mijnwerkers waardoor het pensioen van zo'n 8.000 gepensioneerde mijnwerkers moet worden herberekend. De nieuwe berekeningswijze gaat in met terugwerkende kracht, zodat de gerechtigden een aanpassing van hun pensioenbedrag verkrijgen voor de voorbije 10 jaar. Voor gewezen mijnwerkers die ondertussen overleden zijn, kunnen de echtgenoot of de kinderen, die op het ogenblik van het overlijden met de betrokken mijnwerker samenwoonde, de mogelijke achterstallen opvragen binnen de 12 maanden na publicatie van de nieuwe wetgeving in het Belgisch Staatsblad.

Volgens de KS Vriendenkring is de Federale Pensioendienst gestart met de herberekeningen en worden ook de afspraken over de volgorde van behandeling van dossiers die met hen werden gemaakt, gerespecteerd. De vorige minister van Pensioenen beloofde in de commissie dat alle dossiers tegen maart 2021 zouden zijn geregulariseerd.

 

Wat de stand van zaken en de timing waarbinnen de aanpassing van de mijnwerkerspensioenen zal worden doorgevoerd? Volgens de wet moeten de nabestaanden van overleden mijnwerkers die op het ogenblik van zijn overlijden met hem samenwoonden een aanvraag indienen om de regularisatie te krijgen. Daarover is verwarring ontstaan. Moeten de nabestaanden een aanvraag indienen of wordt de aanpassing automatisch toegepast?

 

01.03  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, ook wat mij betreft, welkom aan de nieuwe minister van Pensioenen.

 

Mevrouw de minister, ik leg het u meteen uit. In Limburg volgen heel wat mijnwerkers mee aan de computer om hopelijk van u nieuws en duidelijkheid te verkrijgen. In de vorige periode kregen we hier wel andere antwoorden van de minister dan de mijnwerkers zelf kregen. Daarom zitten zij nu op hete kolen te wachten op uw antwoorden.

 

Ik sluit me voor een groot stuk aan bij de vragen van collega Colebunders, maar ik heb nog wel enkele andere vragen. Uiteraard wachten de ex-mijnwerkers op de achterstallige supplementen, die zij snel hopen te krijgen. Zij worden wel ongerust omdat ze signalen krijgen dat er in de begroting niet in een budget zou voorzien zijn. Van u zouden wij graag horen of er wel degelijk een budget beschikbaar is.

 

Graag krijg ik ook de huidige stand van zaken. De mijnwerkers hebben van uw voorganger te horen gekregen dat hij mikte op 31 maart 2021 om dit helemaal af te ronden. In de commissie hier heeft hij op mijn vragen geantwoord dat het eerder voor eind 2021 zou zijn. De mijnwerkers en wij zouden graag een update krijgen.

 

Graag verneem ik van u hoe u tegenover de oprichting van een werkgroep staat. Op de Federale Pensioendienst is er niet meteen in extra personeel voorzien, terwijl die dienst absoluut hulp kan krijgen van vertegenwoordigers van de groep Mijnwerkers voor Werk. Zij hebben heel veel achtergrond die zeer nuttig kan zijn.

 

Wat de weduwen betreft, hebben wij in de wet opgenomen dat zij zelf het dossier moeten opstarten. De Federale Pensioendienst zegt echter dat dit automatisch gebeurt. Indien één van de weduwen zich na 1 juli 2021 aandient, zal zij dit dan nog kunnen krijgen? Volgens de wet kan het niet, volgens de website van de Pensioendienst hoeft zij nu niets te doen. Daarover zijn we toch wat ongerust.

 

01.04 Minister Karine Lalieux: Geachte collega's, we hebben met de administratie alles in het werk gesteld om hier vaart achter te zetten. Het klopt dat dit een groot en moeilijk dossier is om uit te voeren, maar dat is nog geen reden om het niet te doen. De mijnwerkers moeten krijgen waarop ze recht hebben en dit moet snel duidelijk worden.

 

De Federale Pensioendienst ontwikkelde een uitvoering in twee fasen. In de eerste fase werden de applicaties aangepast en de dossierbehandelaars opgeleid. Nu begint de tweede fase, met name de behandeling van alle individuele dossiers. Er zullen ongeveer 16.000 dossiers worden onderzocht. Dit omvat eveneens de dossiers van weduwes. Eind maart 2021 zou deze fase afgerond zijn.

 

De behandeling van de meerderheid van de dossiers zal automatisch gebeuren. De sociale partners wordt in het beheerscomité van volgende week om advies gevraagd. Op die manier wordt alle administratie goed opgevangen. Het is onder controle.

 

Om de rechten van de mijnwerkers maximaal te garanderen, wordt tien jaar in de tijd teruggegaan.

 

Zoals afgesproken met de delegatie van de vriendenkring van de mijnwerkers zullen de oudste dossiers eerst worden behandeld.

 

Ce sera aussi rapide que nous pouvons.

 

01.05  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, dat is heuglijk nieuws, maar er blijven nog altijd heel veel vragen. Zal de uitbetaling gelijktijdig gebeuren? Of zullen de oudste dossiers ook eerst worden uitbetaald? Ik merk dat u dat bevestigt.  In dat opzicht zeggen we chapeau. We houden dit verder in de gaten, samen met de mijnwerkers. Laat ons hopen dat deze mijnwerkers na 30 jaar eindelijk krijgen waarop ze recht hebben.

 

01.06  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ons parlementair initiatief werd ingegeven door de bezorgdheid die wij allemaal hebben, met name dat de mijnwerkers na 30 jaar krijgen waarop ze recht hebben en ze geen jaren meer moeten wachten.

 

Ik heb begrepen dat alles in gereedheid is gebracht en dat u vasthoudt aan de deadline van eind maart om de dossiers af te ronden.

 

Een positief punt is ook dat de dossiers zoveel mogelijk automatisch worden verwerkt en er van de mijnwerkers of hun familie geen extra administratieve handelingen worden verwacht.

 

01.07  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik dank u voor de duidelijke antwoorden.

 

Ik denk dat een aantal harten sneller hebben geklopt, maar dat ze nu wel tot rust komen, zeker na uw bevestiging dat de onderzoeken tegen eind maart 2021 afgerond zullen zijn. We zijn dan nog niet aan het uitbetalen, maar dan hebben we ook geen probleem meer met de weduwen. Als de weduwen tegen eind maart allemaal op de hoogte zijn, dan resten er nog enkele maanden, mocht er nog iemand opduiken die twijfelt.

 

Het is ook heel goed dat u bevestigt dat ze die tien jaar zullen terugkrijgen. De oudste dossiers eerst, dat zijn dus de mensen die als eerste met pensioen zijn gegaan; dat zijn niet per definitie de oudste mensen. Dat wil ik nog even benadrukken.

 

Wat de uitgestoken hand van Mijnwerkers voor Werk betreft, dat is een heel actieve groep die dagelijks in contact staat met ons, maar ook met de vele mijnwerkers. Ga zeker in op hun uitnodiging om met hen in gesprek te gaan, want zij hebben een rechtstreekse lijn met de mijnwerkers, maar ook met contracten die mogelijk moeilijk te vinden zijn.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Interpellation et questions jointes de

- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les métiers pénibles" (55009227C)

- Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les métiers pénibles" (55000037I)

- Catherine Fonck à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les métiers pénibles" (55010019C)

- Sophie Rohonyi à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les métiers pénibles" (55010068C)

02 Samengevoegde interpellatie en vragen van

- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De zware beroepen" (55009227C)

- Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De zware beroepen" (55000037I)

- Catherine Fonck aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De zware beroepen" (55010019C)

- Sophie Rohonyi aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De zware beroepen" (55010068C)

 

02.01  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, de regering-Michel I trok de pensioenleeftijd op tot 67 jaar en schrapte een groot deel van de uittredingsmogelijkheden. 70.000 mensen betoogden terecht tegen de grote pensioenafbraak. De regering suste en beloofde een vroegere uittreding voor de zware beroepen. Daarover hebben we het verleden week nogmaals voorzichtig gehad.

 

Een oplossing is er niet gekomen, maar er werd wel hard over onderhandeld en er is veel inkt over gevloeid. Wie zou in aanmerking komen om eerder te stoppen? Na lang overleg tussen de vakbonden, werkgevers en de regering werden vier criteria opgesteld om te bepalen wat een zwaar beroep is: een zware fysieke belasting, veiligheidsrisico's, moeilijke dienstroosters, nachtarbeid en stress. Wat er nu in de plaats komt, is compleet onduidelijk.

 

Bent u van plan om alsnog een regeling uit te werken rond de problematiek van de zware beroepen? Worden de sociale partners daarbij betrokken?

 

Wat gebeurt er met de vier criteria die opgesteld zijn? Worden die nog in aanmerking genomen?

 

Wat is uw visie op het einde van de loopbaan, vervroegde uittreding en werkbaar werk voor 55-plussers?

 

02.02  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, onder de regering-Michel werd beslist een lijst van zware beroepen op te stellen. De beroepscategorieën in deze lijst zouden vóór het bereiken van de verhoogde wettelijke pensioenleeftijd een vervroegd pensioen kunnen opnemen. In 2018 bereikten de sociale partners en voormalig minister van Pensioenen Bacquelaine een akkoord over een lijst van zware beroepen in de openbare sector. Specifiek wat de zorgsector betreft, bevat de lijst de volgende beroepen: het verplegend en verzorgend personeel van de ziekenhuizen; personeel in de zorg- en andere instellingen en diensten erkend door de overheid; MUG-personeel en ambulanciers; opvoedend en begeleidend personeel in de domeinen van de jeugdzorg en de gemeenschapsinstellingen; kinderverzorgers en omkaderingspersoneel in de kinderopvang, en personeel tewerkgesteld in de gesloten centra.

 

Het overgrote deel van die beroepen bestaat evenwel ook in de privésector, en daar wringt het schoentje. Tevergeefs probeerden de sociale partners en de werkgeversorganisaties ook tot een overeenkomst te komen om voor de privésector een lijst van zware beroepen op te stellen. Eind 2018 strandde het overleg en anno 2020 is er nog steeds geen overeenkomst.

 

Een zwaar beroep kan onmogelijk worden uitgeoefend tot de leeftijd van 67 jaar. Nochtans voldoet het verzorgend en verplegend personeel – en bij uitbreiding ook havenarbeiders, arbeiders in de bouw en vele anderen die een zwaar beroep uitoefenen – aan de vier criteria die de vorige regering zelf heeft vooropgesteld om opgenomen te worden in de lijst van de zware beroepen. De heer Colebunders noemde ze al op: fysiek zwaar werk, bijvoorbeeld lasten tillen; een belastende werkorganisatie met bijvoorbeeld ploegen- of nachtwerk, een verhoogd veiligheidsrisico en mentale en/of emotionele belasting.

 

Op 1 juli ondervroeg ik voormalig minister van Pensioenen Bacquelaine over de stand van zaken met betrekking tot de lijst van zware beroepen, meer bepaald in de zorgsector. Het antwoord van minister Bacquelaine luidde: "De gezondheidscrisis waarmee wij werden en nog steeds worden geconfronteerd, bevestigt meer dan ooit de noodzaak om de zwaarte van het beroep van verpleegkundige en verzorgend personeel in de pensioenwetgeving te erkennen. Het is noodzakelijk te streven naar een erkenning van de zware beroepen volgens gelijkaardige modaliteiten in de drie pensioenstelsels, meer bepaald het ambtenaren-, het werknemers- en het zelfstandigenpensioen. Die bezorgdheid is des te relevanter, aangezien het verpleegkundig personeel verdeeld is over die drie stelsels." Hij besloot zijn betoog met de hoop dat de hervorming, die zich reeds in een vergevorderd stadium bevond, voortgezet zou kunnen worden door een volgende, volwaardige regering en dat er snel een akkoord zou kunnen worden gesloten door de sociale partners van de privésector.

 

In het nieuwe regeerakkoord is echter geen spoor terug te vinden van een specifieke pensioenregeling voor zware beroepen. Bovendien heeft premier De Croo duidelijk gemaakt dat ook de gelijkgestelde periodes op de schop zullen gaan. Die maatregel zou zo overgenomen kunnen zijn uit het programma van Open Vld en viseert niet enkel de zware beroepen, maar ook tal van andere werknemers. Dat wordt een aanslag op het pensioen van, vooral, vrouwen en van zij die geen ononderbroken carrière kunnen maken. De vraag is of de coalitiepartners zich daarbij zullen neerleggen. Wij alleszins niet. Het is dan ook een spijtige zaak en een gemiste kans dat deze regering blijkbaar geen werk zal maken van de lijst met zware beroepen van werknemers, ambtenaren en zelfstandigen. Zij hebben recht op duidelijkheid over hun toekomst en verdienen het absoluut niet dat het overleg op de lange baan zou worden geschoven.

 

Mevrouw de minister, waarom is er in het nieuwe regeerakkoord geen sprake meer van een specifieke pensioenregel voor zware beroepen? Is de regering alsnog van plan om het overleg over de lijst met zware beroepen weer op te nemen waar het overleg twee jaar geleden strandde? Zal er eventueel opnieuw worden onderhandeld over de lijst met zware beroepen in de openbare sector of blijft deze lijst definitief?

 

Welke concrete maatregelen zullen er op korte termijn worden genomen om tegemoet te komen aan het zware beroep van zorgkundige of verzorgend personeel?

 

02.03  Catherine Fonck (cdH): Merci, madame la présidente. Madame la ministre, chers collègues, effectivement l'accord de gouvernement ne mentionne pas les métiers pénibles. S'agit-il, madame la ministre, d'un oubli ou d'un choix assumé des différents partis de la Vivaldi? Pour rappel, il y a eu, en mai 2018, un accord concernant le secteur public avec non seulement quatre critères, mais aussi un accord sur la liste des métiers degré un à degré quatre. Cet accord sera-t-il confirmé par le gouvernement et traduit dans les arrêtés royaux? Qu'en est-il, à partir du secteur public, d'un accord potentiel au niveau du secteur privé?

 

Il faut évidemment un parallélisme pour les mêmes métiers. S'agit-il bien d'une base de travail qui pourrait être utilisée pour relancer les négociations avec les partenaires sociaux? Ou le gouvernement – qui, j'imagine, ne pourra pas éviter de traduire l'accord du secteur public – procédera-t-il lui-même à l'assimilation pour le secteur privé?

 

Je suis par ailleurs interpellée par le fait qu'il y ait peu de métiers féminins reconnus comme étant pénibles. N'est-il pas important par rapport à cela de tenir compte d'un facteur de correction? Cela est d'autant plus vrai que le premier ministre s'est exprimé sur le fait qu'il y aurait une suppression, ou en tout cas une modification, sur le volet des périodes assimilées. Comme vous le savez, les femmes seraient alors encore plus concernées. Je vous remercie.

 

02.04  Sophie Rohonyi (DéFI): Pouvez-vous dire, cet après-midi, à une infirmière, en la regardant dans les yeux, qu'elle ne travaillera pas jusqu'à 67 ans? Pouvez-vous dire la même chose à un métallo, à une puéricultrice, à un maçon? Cette question a été posée en séance plénière du 18 novembre 2018 par le député PS Frédéric Daerden à l’occasion d’une série de questions jointes et lors de laquelle DéFI exprimait également ses inquiétudes par la voix d’Olivier Maingain. Ces questions, ces inquiétudes étaient légitimes: lorsque le ministre des pensions de l'époque Daniel Bacquelaine avait relevé l’âge de la pension légale, il avait promis de tenir compte de la pénibilité des métiers. Il n’a pas tenu parole. Les partenaires sociaux s’étaient pourtant accordés autour de critères généraux, qu’ils devaient encore affiner. Mais le gouvernement sortant ne leur a laissé pratiquement aucune marge de manoeuvre: il leur a imposé une enveloppe fermée de 40 millions pour tous les travailleurs, salariés, indépendants et fonctionnaires, y compris les militaires. Mon groupe a donc été extrêmement étonné de constater que votre accord de gouvernement ne mentionne pas du tout cet important chantier laissé à l’abandon par votre prédécesseur.

 

Pour quelle raison la pénibilité des pensions n’est pas mentionné dans votre accord de gouvernement? Allez-vous néanmoins vous atteler à ce chantier? Dans l’affirmative, dans quels délais? Vous engagez-vous à relancer la concertation sociale?

 

 

02.05 Minister Karine Lalieux: Mijnheer de voorzitter, collega's, werken in een zwaar beroep tot de leeftijd van 67 jaar is onmogelijk. Daarover is iedereen het eens. Het uitwerken van een uitzondering voor werknemers met een zwaar beroep in de arbeidsorganisatie zal ook niemand choqueren.

 

Er bestaan vandaag al collectieve regelingen, die de voorbije jaren sterk werden afgebouwd. On est tous d'accord.

 

Wat minder evident is gebleken, is het juist bepalen van wat een zwaar beroep is. Het betreft een heel subjectieve discussie, die moet worden geobjectiveerd.

 

Daarom wil ik vandaag geen uitspraken doen over wie wel of wie niet een zwaar beroep heeft.

 

Vous l'aurez bien compris et je le dis en français aussi; je ne vais pas déterminer ici devant le Parlement et devant cette commission – je m'en excuse bien évidemment, chers collègues – ce qu'est un travail pénible ou pas. Pourquoi?

 

Daarom willen wij dit samen met de minister van Werk en samen met de sociale partners van zowel de privésector als de publieke sector met de nodige aandacht bekijken.

 

La concertation sociale est évoquée partout dans l'accord de gouvernement, et ce ne sera pas un vain mot. Ce sera une réalité, tant avec le ministre du Travail qu'avec la ministre des Pensions.

 

Toekijken alleen zal echter niet volstaan. Wij zullen ook maatregelen nemen opdat elke burger beschermd wordt, met een goed pensioeninkomen maar ook op het adequate moment.

 

Vous l'aviez bien compris, il y a aussi dans l'accord de gouvernement une réforme importante des retraites que je dois amener en septembre 2021, mais aussi une série de réformes sur le marché du travail. Il est question de bien-être au travail, de lutte contre l'épuisement professionnel, de burn-out… C'est dans ce cadre-là, avec les concertations sociales et avec les partenaires sociaux, que nous allons travailler.

 

En ce qui concerne la reconnaissance de la pénibilité dans les secteurs féminisés ou dans les métiers féminins, ainsi que l'a évoquée Mme Fonck, ces secteurs et ces métiers me tiennent particulièrement à cœur. C'est pourquoi la prise en compte de la charge psychosociale – entre autres, car il faut également tenir compte de la lourdeur du travail – occupera une place importante dans la discussion et la définition de la pénibilité au sein de la concertation sociale.

 

Comme je l'ai dit, des situations inégalitaires telles que celles qui se présentent sur le marché du travail pour les femmes, ne se résolvent pas dans des mesures linéaires. Il sera accordé une attention particulière à la situation de la femme, tant dans la réforme des pensions que dans celle des fins de carrière.

 

02.06  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Dank u wel, mevrouw de minister, u hebt gedetailleerd geantwoord op onze vragen. Daar zijn wij heel tevreden over.

 

Als twee dagen na de eedaflegging een collega van u in de pers zegt dat de zware beroepen van vandaag op morgen in de prullenmand liggen, begrijpt u toch wel dat u de sociale partners daarmee tegen het plafond jaagt?

 

Goed, daar zal over gesproken worden, maar ik vind het niet correct dat men de lijst van de zware beroepen afschaft na twee dagen. Men moet eerder oplossingsgericht werken en dan pas de zware beroepen afschaffen. Als men dan communiceert via de media, zal dat natuurlijk heel anders zijn.

 

Houd daar rekening mee. U hebt net gezegd dat voor heel veel beroepen het onmogelijk is tot 67 jaar te werken. Wij hebben met Geneeskunde voor het Volk een studie laten maken, samen met onder andere enkele specialisten van de ziekenfondsen. Daar kwam uit dat een derde van de mensen boven de 50 jaar eigenlijk niet meer in staat is zijn beroep uit te voeren zoals het gedaan zou moeten worden. Eén derde kan dat alleen doen met aanpassingen.

 

Bij de mensen van meer dan 55 jaar geldt dat maal drie. Dat is gewoon absurd. Ik hoop dat u daar rekening mee houdt, want een zwaar beroep, laten wij eerlijk zijn, wordt in deze tijden alleen maar erger.

 

Men mag zeker de vrouwen van de zorgsector niet vergeten. Met handengeklap alleen zullen wij het niet oplossen.

 

02.07  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, ik ben niet zo tevreden met uw antwoord. De regering-Michel verhoogde destijds de pensioenleeftijd tot 67 jaar, met de belofte dat dit niet zou gelden voor wie zijn hele leven risicovol mentaal en fysiek zwaar werk heeft verricht.

 

Van deze belofte komt mijns inziens niets meer in huis. U spreekt wel over pensioenhervormingen in 2021, maar wat ons betreft, is het niet te begrijpen dat er in het regeerakkoord niets specifiek werd opgenomen over de regeling voor de zware beroepen.

 

Eerste minister De Croo vond het zelfs nodig via de pers te laten weten dat hij er altijd voor heeft gewaarschuwd dat zo'n lijst van zware beroepen niet zou lukken. Meer nog, hij vergoelijkt zijn uitspraak door te stellen dat iedereen zijn beroep een zwaar beroep vindt.

 

U geeft het zelf ook aan. U vindt ook dat "zwaar beroep" een subjectief gegeven is. Leg dat maar eens uit aan een bouwvakker die zich in weer en wind letterlijk krom heeft gewerkt. Leg dat maar eens uit aan een havenarbeider die elke dag zijn leven waagt voor zijn job, leg dat maar eens uit aan hulpdienstpersoneel dat zware risico's neemt om zijn of haar job naar behoren uit te oefenen, zeker in deze coronatijden. Leg dat maar eens uit aan iedereen die nu een job in de verzorgende sector uitoefent.

 

Neen, ik geloof heus niet dat iedereen zijn beroep een zwaar beroep vindt. Ondertussen weten wij allemaal wel wat een zwaar beroep is, en door wie het wordt uitgevoerd. Ik denk in de eerste plaats aan de zorgsector, aan onze coronahelden. Zij zijn amper hersteld van de impact van de eerste COVID-19-golf en zien nu met lede ogen de tweede golf tegemoet.

 

Veel van die verpleeg- en zorgkundigen zijn net niet bezweken onder de werk- en emotionele druk en staan nu opnieuw voor ons, voor ieder van ons, in de vuurlinie. Het applaus voor de mensen in de frontlinies van de zorg was goedbedoeld en lief, maar zorgkundigen hebben recht op duidelijkheid over hun toekomst. Zij verdienen geen langebaanoverleg en al zeker geen loze beloftes. U zegt dat het geen loze beloftes zullen zijn. Ik hoop dan ook dat u met de sociale partners zult samenzitten en zeker geen loze beloftes zult dulden. Zij verdienen het niet om in de steek gelaten te worden, terwijl wij juist extra zorg zouden moeten dragen voor de mensen uit de zorgsector.

 

Neem uw verantwoordelijkheid op en maak werk van die lijst. Geef die helden en alle werknemers in sectoren waarin een zwaar beroep wordt uitgeoefend waar zij recht op hebben. Geen woorden, maar daden.

 

02.08  Catherine Fonck (cdH): Madame la ministre, j'ai trouvé votre réponse particulièrement alambiquée. Vous ne souhaitez pas vous prononcer en commission sur ce qu'est un métier pénible. En même temps, cela signifie que vous mettez alors de côté l'accord intervenu, en mai 2018, entre les partenaires sociaux du secteur public, qui devait normalement s'appliquer au 1er janvier 2020. Je trouve que c'est un fameux recul, qui ne manque pas d'interpeller et qui éclaire l'absence de toute trace des métiers pénibles dans l'accord de gouvernement.

 

Vous liez la réforme des pensions à la réforme de l'emploi. C'est clairement la ligne que nous avons soutenue de longue date, avec l'importance d'augmenter tant le taux d'emploi que le taux d'emploi des 50-65 ans, mais à la stricte condition d'intégrer à la fois le volet des métiers pénibles et des adaptations qualitatives et quantitatives des fins de carrière.

 

Par contre, nous nous rejoignons sur un point – mais les actes devront suivre. Il s'agit de l'importance d'avoir un facteur de correction pour les femmes, que ce soit au niveau de l'impact des pensions, mais également, je l'espère, quant à l'évolution des carrières.

 

Je reviendrai évidemment très rapidement vers vous concernant ce volet des métiers pénibles, où les attentes sont énormes. Elles sont légitimes après les annonces, les engagements et les accords qui ont faits par rapport à ce dossier vital pour l'ensemble des citoyens. Je vous remercie.

 

02.09  Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, madame la ministre, merci de m'avoir permis de poser ma question, puisque mon dépôt était tardif.

 

J'entends la volonté de votre gouvernement de relever les pensions les plus basses; c'est essentiel lorsque l'on sait que quatre pensionnés sur dix vivent sous le seuil de pauvreté. J'entends aussi votre volonté de porter une grande attention aux femmes, de même que de renouer avec la concertation sociale. Avec le gouvernement que nous avons eu pendant cinq ans, c'est indispensable. Vous aurez le soutien de mon parti par rapport à tout cela.

 

Cependant, je reste sur ma faim; en effet, on attendait de vous un engagement concret, non pas pour lister ces métiers pénibles aujourd'hui – c'est bien évidemment impossible –, mais pour les lister dans les prochains mois avec les partenaires sociaux, ce qui nous permettrait d'objectiver et de dépassionner ce débat. Vous avez d'ailleurs souligné très justement, en début d'intervention, cette nécessité.

 

Pour ce qui est du secteur public, le ministre Bacquelaine avait annoncé une réforme en cours qui aurait permis aux travailleurs, parmi lesquels les infirmiers et les aide-soignants qui sont particulièrement sous pression aujourd'hui, de multiplier leurs années de carrière par un coefficient de 1,15. Je me demande ce qu'il adviendra de cette réforme. Je ne vous ai pas entendue par rapport à cela.

 

J'entends aussi qu'une réforme du travail est à venir; on en attend beaucoup. Vous faites certainement référence à ce qui a été évoqué dans votre accord de gouvernement, c'est-à-dire au transfert de savoirs entre générations; je pense que c'est une piste à approfondir, entre autres. Mais il faudra pour cela prévoir des incitants fiscaux pour permettre aux employeurs de former mieux les personnes âgées. En effet, on sait qu'il existe une réticence par rapport à cela dans certaines entreprises. Nous vous encourageons à creuser toutes ces pistes. Je vous remercie.

 

Moties

Motions

 

De voorzitster: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Ellen Samyn en luidt als volgt:

De Kamer van volksvertegenwoordigers,

- gehoord de in openbare commissievergadering van 21 oktober 2020 door mevrouw Ellen Samyn gehouden interpellatie tot de minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een beperking, Armoedebestrijding en Beliris, mevrouw Karine Lalieux, betreffende de stand van zaken van de lijst van zware beroepen;

- gehoord hebbende het antwoord van de regering;

- aangezien in het nieuwe regeerakkoord er geen spoor meer te vinden is van een gunstige pensioenregeling voor zware beroepen;

- overwegende dat werd beslist onder de voormalige regering een lijst van zware beroepen op te stellen;

- overwegende dat de sociale partners reeds in 2018 een akkoord bereikten omtrent een lijst met zware beroepen in de openbare sector;

- overwegende dat ook voor de private sector dringend een lijst met zware beroepen dient te worden opgelijst;

- overwegende dat de COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat onder meer de jobs in de zorgsector, logistieke sector, havensector, e.a. zware beroepen zijn;

 

verzoekt de regering,

 

in overleg met zowel de private sector als de sociale partners zo spoedig mogelijk de onderhandelingen herop te starten om een lijst van zware beroepen op te stellen.

 

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Ellen Samyn et est libellée comme suit:

La Chambre des représentants,

- ayant entendu l'interpellation adressée le 21 octobre 2020 par Mme Ellen Samyn en réunion publique de la commission à Mme Karine Lalieux, ministre des Pensions, de l'Intégration sociale, chargée des Personnes handicapées et de la Lutte contre la pauvreté et de Beliris, sur l'état d'avancement de la liste des métiers pénibles;

- et la réponse du gouvernement;

- eu égard à la disparition dans le nouvel accord de gouvernement de toute référence à un régime de pension préférentiel pour les métiers pénibles;

- considérant la décision de l'exécutif précédent de dresser une liste des métiers pénibles;

- considérant qu'en 2018, les partenaires sociaux s'étaient déjà accordés sur une liste des métiers pénibles dans le secteur public;

- considérant qu'il est impératif d'établir d'urgence une liste analogue pour le secteur privé;

- considérant que la pandémie de COVID-19 a démontré que les métiers notamment dans les secteurs des soins de santé, de la logistique, des activités portuaires, etc. sont des métiers pénibles;

 

demande au gouvernement,

 

de relancer dans les plus brefs délais les négociations en vue de l'établissement d'une liste des métiers pénibles en concertation tant avec le secteur privé qu'avec les partenaires sociaux.

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Sophie Thémont.

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Sophie Thémont.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

03 Vraag van Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De pensioenrechten voor pleegouderverlof" (55009244C)

03 Question de Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les droits de pension pour le congé parental d'accueil" (55009244C)

 

03.01  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de minister, met de wet van 6 september 2018 tot wijziging van de regelgeving met het oog op de versterking van het adoptieverlof en tot invoering van het pleegouderverlof, B.S. 26 september 2018, werd naast een verbetering van het adoptieverlof ook een pleegouderverlof ingevoerd, met ingang van 1 januari 2019. Hierdoor kunnen werknemers die voor minstens 6 maanden een minderjarig pleegkind continu opvangen in hun gezin, 6 weken verlof opnemen om het pleegkind beter te laten wennen en het gezin de tijd te geven zich aan te passen aan de nieuwe situatie. In die optiek moet het pleegouderverlof aanvangen binnen de 12 maanden nadat het pleegkind op het adres van het pleeggezin werd ingeschreven. Voor de eerste drie dagen daarvan ontvangt de pleegouder het normale loon, voor de resterende periode een uitkering vanwege de ziekteverzekering.

 

Voor het pleegouderverlof werd voor de opbouw van de jaarlijkse vakantie een gelijkstelling uitgewerkt, maar voor de dagen pleegouderverlof werd nog geen gelijkstelling geregeld voor het pensioen, omdat het koninklijk besluit niet kon worden genomen door een regering in lopende zaken. Dat gebrek aan gelijkstelling voor het pensioen weerhoudt pleegouders ervan hun pleegouderverlof op te nemen, terwijl zij zich wel engageren om kwetsbare kinderen, jongeren en volwassenen met een handicap een warme thuis te geven. Momenteel staan er een duizendtal kinderen en jongeren op de wachtlijst voor pleegzorg, terwijl pleegzorg als eerste te onderzoeken hulpverleningsvorm wordt naar voren geschoven voor kinderen en jongeren die niet thuis kunnen worden opgevangen.

 

Bent u op de hoogte van deze situatie? Bent u bereid de gelijkstelling voor de opbouw van pensioenrechten voor pleegouderverlof te regelen? Zo ja, binnen welke timing?

 

03.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Vanrobaeys, ik ben zeker op de hoogte van de vraag. Mensen die in hun gezin een pleegkind onthalen, moeten ondersteund worden.

 

Dat vandaag het opnemen van pleegouderverlof een negatieve impact heeft op het pensioenbedrag is voor mij onaanvaardbaar. Daarom heb ik bij mijn aantreden onmiddellijk dit dossier in gang gezet. Het advies van de sociale partners zal worden gevraagd op het beheerscomité van de Federale Pensioendienst van 26 oktober. Zij spraken zich hierover al eerder positief uit in de Nationale Arbeidsraad. Ik ben er dan ook van overtuigd dat de rechtszekerheid voor deze mensen snel kan worden geregeld.

 

03.03  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik ben opgelucht dat er eindelijk beweging komt in dit dossier. Het pleegouderverlof werd ingevoerd in 2019. Daarna is de gelijkstelling voor de jaarlijkse vakantie geregeld. De gelijkstelling voor het pensioen lag klaar, maar toen is de regering gevallen en in lopende zaken gegaan.

 

Sinds ik in het Parlement zetel, heb ik de vorige minister van Pensioenen reeds verschillende keren gevraagd om dat te regelen. Alles was immers voorbereid, maar het werd telkens opnieuw uitgesteld met als argument de lopende zaken, hoewel ik dat niet van toepassing vond voor de vorige regering.

 

Ik ben uiterst tevreden dat u het belang daarvan inziet. Pleegkinderen opvangen is een maatschappelijk belangrijke taak, een taak die moet worden gewaardeerd. Momenteel nemen pleegouders soms het pleegouderverlof niet op omwille van de impact die dit kan hebben op hun pensioen, terwijl ik vind dat wij mensen die zo'n groot engagement aangaan net moeten ondersteunen.

 

Omdat het mij te traag vooruitging, had ik zelf al een wetsvoorstel ingediend. Ik ben zeker bereid om u dat te bezorgen, maar ik hoop dat het via de regering en na het akkoord van de sociale partners sneller vooruit kan gaan en dat de pleegouders, die daarop al bijna twee jaar wachten, eindelijk een gelijkstelling krijgen voor hun pensioen en met een gerust hart hun pleegkind in hun gezin kunnen opnemen en laten wennen aan de nieuwe situatie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: Chers collègues, Mme Van Peel avait une requête. Elle est dans une autre commission coincée pour des votes et on sait qu'aujourd'hui, les commissions sont nombreuses. Elle demande si on peut repousser sa question mais, pour cela, j'ai besoin que M. Colebunders soit également d'accord, puisque deux de ses questions sont jointes.

 

04 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het beroep tegen de COVID-19-toelage" (55009326C)

04 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'appel interjeté à propos de l'allocation COVID-19" (55009326C)

 

04.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, de armoedeorganisaties in ons land trekken aan de alarmbel. De netwerken (BAPN en het Waals netwerk) armoedebestrijding gaan in beroep tegen de COVID 19-toelage (50 euro/maand gedurende zes maanden voor leefloners, gerechtigden van een Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) en mensen met een handicap).

Ze vragen de bescherming van alle financieel kwetsbare mensen die door de crisis verarmd zijn. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die arbeidsongeschikt zijn, werklozen met een uitkering in de laagste schaal (door de degressiviteit), jongeren met een inschakelingsuitkering, ouderen met de laagste pensioenen en werkende armen.. De uiteindelijke beslissing van de Rechtbank van eerste aanleg in Brussel wordt in de loop van deze maand verwacht. Deze nieuwe regering heeft de ambitie om de laagste uitkeringen op te trekken tot aan de Europese armoedegrens. Dat is nodig, maar zal ook tijd kosten. Daarom lijkt het mij nodig om op korte termijn al wel in te zetten op een oplossing voor de meest kwetsbaren onder hen.

 

Heeft u intussen een gesprek gehad met de netwerken met name het BAPN? Zo ja, wat zijn uw conclusies van dat overleg? Begrijpt u dat ze deze ongelijkheid aankaarten en hun vraag om alle financieel kwetsbare mensen die een inkomensverlies hebben geleden te beschermen? Ik denk dan vooral aan bv. werklozen en zieken wiens uitkering is ver onder de armoedegrens ligt. Ziet u mogelijkheden om tegemoet te komen aan hun vragen? Zo ja? Hoe wil u dat doen?

 

04.02 Minister Karine Lalieux: De ontmoetingen met het netwerk van verenigingen zijn voor mij een prioriteit. Ik wens een gecoördineerd beleid inzake armoedebestrijding te voeren. U weet dat ik van mening ben dat we alleen niets kunnen bereiken. In dit verband ontmoet ik vrijdag het BAPN.

 

De toelage van 50 euro per maand is inderdaad bedoeld om de meest kwetsbare groepen die reeds afhankelijk zijn van de socialebijstandsregeling te ondersteunen.

 

We stellen evenwel vast dat gezien de duur van de coronacrisis de financiële en sociale situatie voor heel wat van onze burgers zeer precair wordt. Hiervoor hebben de OCMW's een speciale COVID-19-subsidie gekregen van 125 miljoen euro. Dit fonds stelt de OCMW's in staat om financiële steun te geven aan nieuwe groepen van mensen die door de crisis hun inkomsten serieus zagen dalen. In mijn vorige functie heb ik de oprichting van dit fonds ondersteund.

 

De beslissing die vorige week door het Parlement werden genomen om de maatregel tot eind 2021 te verlengen, is bovendien een essentieel element dat de OCMW's in staat zal stellen om haar doelpubliek op de meest adequate manier bij te staan.

 

04.03  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Het is fijn om te horen dat u het ook belangrijk vindt om de partners te ontmoeten en dat u het BAPN vrijdag zult zien.

 

Ik zou toch nog op een element willen wijzen. Hoewel we in 125 miljoen euro hebben voorzien voor de OCMW's om bijkomende steun aan mensen te kunnen geven, zien we dat de OCMW's dit niet allemaal geregeld krijgen. Het is goed dat we hebben beslist dat de OCMW's daarvoor de tijd krijgen tot volgend jaar, maar daarmee bereikt men nog niet altijd de mensen die het nodig hebben. Men gaat er dan immers van uit dat mensen met een bijzonder laag inkomen weten dat zij naar het OCMW kunnen om bijkomende steun te vragen, maar de meeste mensen weten dat niet.

 

In dat opzicht vind ik de vraag van het Belgisch netwerk niet onlogisch. Voor andere doelgroepen, zoals mensen met een inkomensgarantie voor ouderen, mensen met een handicap of mensen met een leefloon, hebben wij dat geautomatiseerd, zodat hen rechtstreeks die 50 euro werd toegekend. Op dezelfde wijze is het van belang dat wij die 50 euro ook geven aan mensen van wie wij als overheid weten dat zij een inkomen hebben dat soms even laag is als dat van mensen met een leefloon. We zouden dat eveneens automatisch kunnen toekennen.

 

Mevrouw de minister, ik hoop, ten eerste, dat u vrijdag een goed gesprek zult hebben met het BAPN, maar daar twijfel ik niet aan. Ten tweede wil ik u vragen om te overwegen om ook voor die specifieke doelgroepen, bijvoorbeeld mensen die arbeidsongeschikt zijn of werklozen die in de laagste schalen zitten, die 50 euro toe te kennen, zodat zij die toelage automatisch krijgen. De betrokkenen weten niet waarop zij recht hebben. Wanneer die toelage niet automatisch gebeurt, dan zullen zij die de toelage het meeste nodig hebben, haar niet krijgen.

 

Intussen moeten wij de beslissing van de rechtbank afwachten. De rechtbank zal immers moeten beoordelen of er al dan niet sprake is van een discriminatie. In afwachting daarvan wil ik u wel alvast vragen om erover na te denken of die toelage van 50 euro ook aan andere doelgroepen automatisch toegekend kan worden.

 

Daarnaast hebben wij in het regeerakkoord sowieso opgenomen dat wij voor alle groepen de uitkeringen moeten optrekken tot aan de armoedegrens. De extra toelage van 50 euro kan al een stap zijn in de richting van de Europese armoedegrens.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het tekort bij de voedselbanken" (55009529C)

05 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La pénurie dans les banques alimentaires" (55009529C)

 

05.01  Ellen Samyn (VB): In 2019 - pre covid-tijd - werd er reeds een recordcijfer gehaald met 170.000 personen die maandelijks een beroep deden op voedselhulp. De toename van personen die gebruik maken van de voedselbanken loopt jaar na jaar op maar ondertussen is het aantal mensen dat een beroep doet op voedselhulp ook dramatisch gestegen omwille van covid. Voor veel personen stond reeds voor de coronacrisis het water aan de lippen, zij hebben het nu extra moeilijk om rond te komen.

Ook de Voedselbanken zijn bezorgd over de bedeling van etenswaren en andere basisbenodigdheden de komende winter. Warenhuizen beschikken over weinig overschotten door de hamsterwoede bij aanvang van de coronacrisis. Maar vooral de grote stijging van hulpbehoevenden baart hen zorgen.

In 2017 werden 50% van de levensmiddelen- verdeeld door de voedselbanken in België- geleverd door het het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD), is dit nog steeds zo?

Zal de regering extra inspanningen doen om het tekort aan voedselbedeling op te vangen? Of was dit reeds voorzien in de extra coronasteun aan de OCMW's?

Aangezien voedselbedeling een gedeelde bevoegheid is, gaat u of heeft u contact opgenomen met uw regionale en/of Europese collega's over deze problematiek?

 

05.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Samyn, in 2019 vertegenwoordigden de FEAD-producten 40 % van de voedselmiddelen die worden verdeeld door de voedselbanken. Dat bevestigt dat de vraag naar voedselhulp nog steeds groot is. U weet dat de federale overheid bijkomende budgetten heeft toegekend om tegemoet te komen aan de verhoging van de vraag als gevolg van de gezondheidscrisis. Die is jammer genoeg nog niet voorbij en de gegevens van de voedselbanken tonen een bijkomende stijging van het aantal gebruikers aan. Er zullen dus additionele maatregelen worden genomen.

 

Wat uw vraag over de contacten met de regionale en de Europese collega's betreft, er is effectief een overleg bezig. De Europese Commissie heeft extra middelen vrijgemaakt om de gevolgen van de coronacrisis te bestrijden en in november zullen we weten hoeveel middelen er in dat kader aan België worden toegewezen. Zodra we weten welk bedrag België krijgt, zal er met de regionale autoriteiten worden overlegd over de verdeling ervan.

 

05.03  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, uw antwoord doet mij veel plezier. Het is goed dat er een overleg komt, opdat de juiste middelen naar de juiste mensen gaan. Het aantal gebruikers van de voedselbanken kent al jaren een stijgende lijn en tijdens deze coronacrisis moeten we helaas vaststellen dat de situatie dramatisch is. Met de winter voor de deur mogen we de meest kwetsbare noodlijdenden zeker niet vergeten. Ik hoop dus dat dit goed wordt opgevolgd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van Valerie Van Peel aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De socio-professionele vrijstelling" (55009245C)

06 Question de Valerie Van Peel à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'immunisation socio-professionnelle" (55009245C)

 

06.01  Valerie Van Peel (N-VA): In het kader van de arbeidsgerichte en sociale activering van de leefloongerechtigden hebt u twee belangrijke instrumenten ter beschikking: het GPMI en de socio-professionele vrijstelling. De nieuwe regelgeving inzake het GPMI is al een tijd in werking. De hervorming van de socio-professionele vrijstelling blijft echter – nu toch al een hele lange tijd – op zich wachten.

Uit een antwoord van toenmalig minister Ducarme op mijn schriftelijke vraag (nr. 94) over de socio-professionele vrijstelling blijkt dat het aantal SPI-vrijstellingen stijgt. Toch is de stijging niet sterk. Nochtans werd eind 2016 de verplichte GPMI's uitgebreid. Terwijl het aantal GPMI's tussen eind 2016 en 2018 is vervijfvoudigd, zijn het aantal SPI-vrijstellingen in diezelfde periode slechts verdubbeld is.

De doelstelling van de maatregel van de socio-professionele vrijstelling is om leefloners concreet aan te moedigen om te werken en om ervoor te zorgen dat meer werken meer opbrengt, wat in het huidige systeem niet altijd het geval is. Onder meer omwille van het forfaitaire karakter, kampt het systeem van de SPI-vrijstelling met een aantal beperkingen. Ik heb (opnieuw) een wetsvoorstel ingediend dat het systeem van de SPI optimaliseert om de professionele integratie te bevorderen en de werkloosheidsval, waarbij het netto-inkomen daalt eens men aan het werk gaat, te vermijden.

 

Welke verklaring geeft u aan het gegeven dat het aantal SPI-vrijstellingen de stijging van het aantal GPMI's niet evenredig volgt? Welke stappen werden tot nu toe reeds gezet voor de hervorming van de socio-professionele vrijstelling? Wanneer verwacht u de kruising van de gegevens via het datawarehouse van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid te kunnen maken? Deze kruising is interessant om de impact van de maatregelen te evalueren.

 

06.02 Minister Karine Lalieux: De SPI-vrijstelling is specifiek bedoeld voor leefloners die beginnen te werken of voor wie een beroepsopleiding volgt, terwijl het doel van het GPMI veel ruimer is. Het aantal leefloners van beide maatregelen evolueert dan ook op een andere manier. Het heeft geen zin de twee met elkaar te vergelijken.

 

In samenwerking met het Federaal Planbureau, deskundigen van de FOD Sociale Zekerheid en de Federatie van OCMW's zullen we de pertinentie van de SPI-vrijstelling in het kader van de activering van leefloners onderzoeken.

 

Ik ben het met u eens dat de kruising van de gegevens van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid interessant is om de impact van de maatregelen te evalueren. De aanvraag daartoe zal in de loop van volgend jaar worden ingediend.

 

06.03  Valerie Van Peel (N-VA): De kruising is goed nieuws.

 

Voor uw beleidsnota wil ik er wel op aandringen dat ook de hervorming van de socio-professionele vrijstelling wordt bekeken. Uw voorganger was dat al van plan, maar er is niet veel van in huis gekomen. Mijn voorstel ter zake ligt klaar. Het huidige systeem is volgens mij zeker voor verbetering vatbaar. Voorlopig wordt het zwaar onderbenut. Hopelijk kunnen er in de toekomst veel meer mensen van gebruikmaken. Voor veel mensen met een leefloon kan het absoluut een positieve manier van werken zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Samengevoegde vragen van

- Valerie Van Peel aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De REMI-tool en het GPMI" (55009484C)

- Valerie Van Peel aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het GPMI" (55009501C)

- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De evaluatie van het GPMI en van de sancties" (55010033C)

07 Questions jointes de

- Valerie Van Peel à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le système REMI et le PIIS" (55009484C)

- Valerie Van Peel à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le PIIS" (55009501C)

- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'évaluation du PIIS et des sanctions" (55010033C)

 

07.01  Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, de REMI-tool is een onlinetool waarmee de OCMW's op maat van de cliënt een referentiebudget kunnen berekenen.

 

In het regeerakkoord werd dat naar voren geschoven. Mijn vraag is of er ook meer federale middelen zullen zijn voor OCMW's die aanvullende steun willen verlenen op basis van de REMI-tool. Indien ja, hoe zal de federale overheid erover waken dat de REMI-tool en deze extra middelen correct worden aangewend door de OCMW's en dat men daar niet weer opnieuw heel grote verschillen zal zien tussen het ene OCMW en het andere? Dat is natuurlijk een spanningsveld tussen het eigen beslissingsrecht en de verantwoordelijkheid die zij hebben, maar het is wel een belangrijk spanningsveld.

 

Misschien nog belangrijker, in het regeerakkoord staat daarover het volgende: "Daarom stimuleert de regering de OCMW's om op basis van het REMI-systeem, zoals ontwikkeld door het Centrum voor budgetadvies en -onderzoek, aanvullend financiële steun te voorzien voor huishoudens die over een ontoereikend inkomen blijken te beschikken, of dat nu gaat over een inkomen uit bijstand, uitkering of arbeid. De aanvullende financiële steun veronderstelt het meewerken aan een activeringstraject op maat", en dan staat er tussen haakjes "(al dan niet via het bestaande GPMI)".

 

Ik heb toch wat vragen bij wat ik daarin lees. Ik weet dat dit aan Franstalige kant wel eens gebeurt, maar in Vlaanderen denken we daar over de partijgrenzen heen toch wel anders over. Kunt u bevestigen dat het GPMI voor alle nieuwe leefloonaanvragen gehandhaafd zal blijven? Dat is een heel belangrijk en goed systeem voor het activeren van mensen met een leefloon, en trouwens ook voor het maatschappelijk activeren.

 

Ik ben het ermee eens dat dit wel een zekere evaluatie vraagt, zodat we dat systeem nog wat zouden kunnen verbeteren. Ik heb van uw voorganger begrepen dat die evaluatie aan de gang is. De resultaten daarvan zouden nu gekend moeten zijn.

 

Twee vragen dus. Ten eerste, dat systeem blijft toch wel behouden? Ten tweede, wat zijn de resultaten van de evaluatie, zodat we eventueel verbeteringen kunnen aanbrengen?

 

07.02  Karine Lalieux, ministre: Mme Van Peel a posé deux questions en une si je ne m'abuse, concernant le PIIS, mais il y avait aussi cette question-là. Donc je propose de répondre concernant le système REMI, et ensuite le système PIIS/GPMI.

 

Ik zal eerst antwoorden op de vragen over de REMI-tool en dan op die over het GPMI.

 

Mevrouw Van Peel, de ambitie die in het regeerakkoord wordt verwoord, is om de REMI-tool aan alle Belgische OCMW's ter beschikking te stellen om zo de gelijke behandeling van de gebruikers binnen en tussen de OCMW's te verhogen.

 

De concrete modaliteiten om dit te realiseren worden op dit moment onderzocht door mijn administratie. Er is ook aandacht voor de afstemming met andere sociale uitkeringen en andere instrumenten waarover de OCMW's beschikken om het recht op maatschappelijke integratie te realiseren.

 

Bijkomende financiële middelen zullen hiervoor ter beschikking gesteld worden.

 

La présidente: Madame Van Peel, pour les répliques, il me semble plus intéressant de les faire ensemble car M. Colebunders a également une question sur les PIIS/GPMI.

 

07.03  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de voorzitter, alles hier in lijn houden is precies een zware bevalling. Het is maar goed dat we een voorzitter hebben.

 

Mevrouw de minister, uw voorganger, de heer Ducarme, gaf reeds eind vorig jaar de opdracht tot een grondige evaluatie van het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI).

 

De evaluatie is heel belangrijk voor ons, vooral ook omdat de federale overheid en lokale besturen het GPMI beschouwen als een belangrijk instrument in de strijd tegen armoede.

 

De verhalen die ons bereiken, doen bij onze fractie toch vragen rijzen, bijvoorbeeld of het GPMI wel overal op dezelfde manier wordt gebruikt. Mensen met een leefloon hebben natuurlijk recht op dezelfde behandeling, of ze nu in Charleroi, Schaarbeek of bij mij in Genk wonen.

 

Er is meer. Regelmatig krijgen mensen voorwaarden opgelegd die niet haalbaar zijn, in elk geval niet zonder bijkomende begeleiding. Ook kregen we berichten over mensen die zonder verwittiging gesanctioneerd waren. Het is simpel: dit kan niet.

 

Voor de PVDA is het leefloon in de eerste plaats een recht en een laatste vangnet. De voorwaarden van het GPMI mogen daar nooit afbeuk aan doen.

 

Mevrouw de minister, zult u actief het aantal sancties en schorsingen, de aard ervan, de reden en de duur en de gemeentelijke of regionale verschillen laten bijhouden? Wat zult u doen om de rechten van het toenemend aantal mensen met een leefloon te garanderen? Is de evaluatie van het GPMI inmiddels rond? Trekt u daaruit al conclusies?

 

La présidente: Madame la ministre, la parole est à vous. Les répliques viendront ensuite.

 

07.04 Minister Karine Lalieux: Zoals u weet, heeft de vorige regering een hervorming van het GPMI doorgevoerd in 2016. Een van de wijzigingen betreft de verplichting tot opmaak voor alle nieuwe dossiers.

 

Twee jaar na deze hervorming werd een studie gelanceerd om de uitvoering van deze hervorming in de praktijk te evalueren. Dit onderzoek loopt momenteel nog. De eindresultaten worden verwacht tegen maart 2021. In functie van de resultaten hiervan zal ik bekijken of er eventueel nog bijsturingen nodig zijn om van het GPMI een performanter begeleidingsinstrument te maken.

 

Wat de activering van leeflonen betreft, heb ik in mijn beleid, zoals bepaald in het regeerakkoord, de ambitie om leefloners aan te moedigen en te helpen om de stap naar werk te zetten. Dat is een van de essentiële factoren van emancipatie.

 

Ik beschik niet over cijfers betreffende het aantal sancties of over informatie inzake de natuur ervan, want de huidige codering van de gegevens laat niet toe om hierover informatie te verzamelen.

 

Aujourd'hui, je ne peux donc pas répondre. Je verrai avec l'administration mais il n'existe pas de données à ce jour, monsieur Colebunders.

 

07.05  Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. U haalde een belangrijk pijnpunt aan op het einde van uw antwoord. In de vorige legislatuur heb ik daarover al vaak vragen gesteld. Het klopt dat bepaalde gegevens vandaag niet worden bijgehouden, terwijl dat toch wel zeer belangrijk zou kunnen zijn om het echt goed te kunnen evalueren en om de evoluties en het nut van het GPMI te zien. Ik ben blij te horen dat het concept an sich niet in vraag wordt gesteld door deze regering. Ik ben wel iets minder blij te horen dat de evaluatie langer op zich laat wachten dan we hadden gehoopt. Ik ga er wel mee akkoord dat er zeker nog verbeteringen kunnen worden doorgevoerd voor het gebruik. Ik kijk dan uit naar maart om dat debat ten volle te kunnen voeren.

 

Ik mis in uw antwoord over de REMI-tool en het extra budget daarvoor hoe men ervoor zal zorgen dat de verantwoordelijkheid van de OCMW's daarin wordt meegenomen. Er moet ook wel voldoende controle zijn. Dit moet toch een beetje op een gelijkaardige manier gebeuren. Ik neem aan dat we daarover verder zullen kunnen discussiëren bij uw beleidsplannen.

 

07.06  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Er zijn nog geen cijfers over het gebruik van dit middel voor de integratie naar werk of het zoeken van werk. Bepaalde erg belangrijke rechten zijn niet zomaar op individueel niveau op te lossen.

 

Het is in veel steden onmogelijk om te wonen of er zijn weinig goede, betaalbare woningen. Dit is zeker in grote centrumsteden zo. De wachtlijsten zijn soms enorm lang. Dat is een groot probleem. Contracten maken en mensen persoonlijk verplichten om een woning te vinden, zal dat probleem natuurlijk niet oplossen. Het is dus opletten met die voorwaarden en de sancties. Hetzelfde geldt voor werk. Het is dus van groot belang dat die juist worden toegepast.

 

We zullen hierop zeker nog terugkomen. We wachten de evaluatie van maart af en hopen zo snel mogelijk informatie hierover te krijgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De pensioenen van de onthaalouders" (55009800C)

08 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La pension des accueillant(e)s d'enfants" (55009800C)

 

08.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, onthaalouders die zijn aangesloten bij een erkende dienst voor onthaalouders hebben sinds 1 april 2003 een sui generis statuut. Dat bracht hen onder toepassing van de verschillende takken van de sociale zekerheid voor werknemers zoals een werkloosheidsregeling, een kinderbijslagregeling en een pensioenregeling. Voor 2003 bouwden zij door hun precair statuut geen pensioenrechten op. Onthaalouders die de pensioenleeftijd naderen en voor 2003 al als onthaalouder werkten worden zo geconfronteerd met een te lage pensioenopbouw.

 

De vorige minister zag een mogelijke oplossing om de regularisatie toe te laten van deze werkperiodes vóór 2003. De eventuele regularisatie zou kunnen worden uitgevoerd op dezelfde manier als die voorzien in artikel 32bis van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers dat de mogelijkheid voorziet om loopbaanjaren te regulariseren waarvoor de werkgever geen sociale bijdragen heeft betaald voor de werknemer. De suggestie die minister Bacquelaine deed houdt in dat de onthaalouders nog zelf een deel sociale bijdragen zullen moeten betalen voor die jaren waarop ze geen bijdragen konden betalen wegens geen statuut. Dat kan een piste zijn.

 

Toen deze vraag gesteld werd in maart werd gezien de situatie verkondigd dat de volgende regering zich zal moeten uitspreken over een oplossing.

 

Kunt u cijfers bezorgen van het aantal jaren dat niet meegeteld wordt voor pensioen op dit moment? Wat zou de jaarlijkse kostprijs zijn indien deze wel zouden worden meegeteld? Wat vindt u van de piste die minister Bacquelaine voorstelde?

 

Ik diende al een wetsvoorstel (DOC 0843) in om de bewezen prestaties als onthaalouder voor 2003 in aanmerking te laten komen als gelijkgestelde periode voor de pensioenopbouw. Kunt u zich hierin vinden? Heeft u hier alternatieven voor?

 

08.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Lanjri, onthaalouders werkten tot 2003 met een soort van kostenvergoeding. Ze zijn niet op te sporen in de loopbaangegevens die bijgehouden worden door Sigedis omdat ze buiten de sociale zekerheid vielen. Het regeerakkoord bepaalt dat het statuut van onthaalouders geëvalueerd zal worden. Wij willen en kunnen hierop niet vooruitlopen. Ik zal in elk geval overleg plegen met de vertegenwoordigers van de sector. De sociale partners zijn in deze evaluatie opnieuw de kernpartners.

 

U kent mijn strijd voor een sterke sociale bescherming voor al onze burgers.

 

08.03  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, u weet dat heel wat gezinnen rekenen op onthaalouders voor de opvang van hun kind. Het werk dat zij doen, is echt broodnodig.

 

Het is goed dat in 2003 een statuut werd ingevoerd. Het is ook oké dat in het regeerakkoord werd afgesproken om dat statuut te evalueren. In dat kader moeten wij ervoor zorgen dat de jaren die zij gewerkt hebben vóór 2003 ook meetellen voor hun pensioen. Anders hebben die onthaalouders, zeker de oudere, slechts een heel klein pensioen.

 

Uw voorganger, minister Bacquelaine, suggereerde om te werken via een bijdrage die zij zelf moeten betalen. Dat kan een piste zijn. Ik heb zelf ook een wetsvoorstel ingediend om de jaren die zij kunnen bewijzen, wel mee te tellen.

 

Mevrouw de minister, ik hoop dat wij zo snel mogelijk duidelijkheid kunnen geven aan die onthaalouders over hun pensioen. Heel wat van hen zijn reeds met pensioen of gaan binnenkort met pensioen. Niemand verdient het om een heel klein pensioen te hebben na een heel leven hard werken. Ik vind het echt nodig dat wij voor die onthaalouders voor een oplossing zorgen.

 

Daarom stel ik u voor om die evaluatie snel te doen en om tegelijkertijd mijn wetsvoorstel te bekijken en eventueel ook andere pistes te bekijken. Ik zeg niet dat het mijne het enige voorstel is dat wij moeten bekijken. Er kan ook een andere oplossing zijn. Wij moeten echter wel tot een oplossing komen voor die doelgroep, zeker als zij kunnen aantonen dat zij die jaren vóór 2003 hebben gewerkt.

 

We hebben ook aan andere mensen mogelijkheden geboden zoals het afkopen van pensioenjaren. Dat bestond vroeger enkel voor ambtenaren, maar het werd nu ook mogelijk gemaakt voor werknemers. Ik denk dat er ook naar een regeling moet worden gezocht voor de pensioenjaren van onthaalouders. Ik hoop dat u het daarmee eens bent en dat we heel snel tot duidelijkheid zullen komen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De IGO-controleprocedure" (55009801C)

- Evita Willaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De verlenging van de opschorting van de IGO-controleprocedure" (55009795C)

- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De IGO-controleprocedure" (55009862C)

09 Questions jointes de

- Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La procédure de contrôle de la GRAPA" (55009801C)

- Evita Willaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La prolongation de la suspension de la procédure de contrôle de la GRAPA" (55009795C)

- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La procédure de contrôle de la GRAPA" (55009862C)

 

09.01  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de minister, op de website van de Federale Pensioendienst staat dat de controles van de IGO-procedure verder zijn opgeschort. De vorige minister van Pensioenen had die al tot eind augustus opgeschort, maar had eveneens in de commissie aangegeven die opschorting verder te zetten zolang de social distancing en andere veiligheidsmaatregelen van kracht bleven.

 

Ook de armoedeorganisaties dringen erop aan de minstens de controleprocedure op te schorten tot zolang veiligheidsmaatregelen van kracht blijven, zodat kwetsbare senioren zich niet zouden moeten verplaatsen naar het gemeentehuis voor een verblijfbewijs.

 

Is de controleprocedure IGO nog verder opgeschort? Zal u de controleprocedure verder opschorten tot zolang de social distancing maatregelen van kracht zijn? Zo ja, op welke manier wordt dit gecommuniceerd naar de IGO-gerechtigden? Wordt hiervoor nog een ander initiatief genomen dan de vermelding op de website van de FPD?

 

La présidente: Mme Willaert est excusée.

 

09.02  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, zoals u weet is er de afgelopen maanden heel wat debat geweest over de controleprocedure voor ouderen met een IGO-uitkering. Zowel in de pers als hier in het parlement. Door de coronacrisis schortte de vorige pensioenminister de controles tijdelijk op. Hij kondigde ook een evaluatie van de maatregelen aan. Uit de hoorzittingen hierover hebben we bij de PVDA vooral het volgende onthouden. Hoewel er in de loop van 2019 tienduizenden ouderen gecontroleerd werden, zijn er bij minder dan een percent van hen inbreuken vastgesteld. Dat doet ons besluiten het tijd is voor een grondige wijziging van het Koninklijk Besluit ‘tot instelling van een algemeen reglement betreffende de inkomensgarantie voor ouderen’. Artikel 42, paragraaf 4 verplicht de federale overheid immers om jaarlijks minstens 80 % van de IGO-gerechtigden te controleren.

 

Wanneer is de evaluatie van de Federale Pensioendienst beschikbaar? Begrijp ik goed dat de IGO-controleprocedure opgeschort blijft zolang de coronacrisis duurt? Dat wil zeggen tot er definitief een vaccin is om alle ouderen te beschermen? Bent u het er mee eens dat het niet zinvol is om jaarlijks minstens 80% van de gerechtigden te controleren? Zijn uw diensten vandaag technisch en personeelsmatig in staat de verificatie van de aanwezigheid op het grondgebied grotendeels via datamatching te organiseren? En zo niet, wat is daar dan nog voor nodig?

 

09.03 Minister Karine Lalieux: Geachte collega's, de IGO is het laatste sociaal vangnet voor onze ouderen. Zij bevinden zich dus in een zeer kwetsbare situatie. Hun uitkering ligt ver onder de armoedegrens. Ze zijn niet alleen financieel kwetsbaar, door COVID-19 bevinden velen van hen zich in een echt isolement. Naar het buitenland gaan kan momenteel niet. Wij schorten de controleprocedure dus op tot het einde van het jaar.

 

Een officieel schrijven werd in die zin aan de Federale Pensioendienst gericht. In het regeerakkoord staat dat we deze procedure zullen evalueren en dat zullen we ook snel doen. Daarom zal ik de sociale partners hierover een advies vragen in het beheerscomité van de FPD in de maand november.

 

Dit is voor mij een zeer belangrijk dossier.

 

09.04  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik denk dat dit inderdaad heel belangrijk is. Het gaat om heel kwetsbare mensen met een heel laag inkomen.

 

La présidente: Madame Vanrobaeys, on ne vous entend pas bien, pourriez-vous reculer quelque peu votre micro?

 

09.05  Anja Vanrobaeys (sp.a): Het gaat om zeer kwetsbare mensen. Door de armoedeorganisaties was gevraagd om de procedure op te schorten zolang er veiligheidsmaatregelen gelden. Die groep mensen is ouder en kent allerlei gezondheidsproblemen. Indien zij zich in het kader van de controleprocedure naar het gemeentehuis moeten verplaatsen met het openbaar vervoer, is dat voor hen allemaal niet zo evident in deze COVID-periode. Men wilde hen een stukje afschermen tegen een mogelijke besmetting. In die zin is het goed dat tot het einde van het jaar de IGO-procedure wordt opgeschort.

 

Daarnaast vraag ik mij af of de mensen die recht hebben op een IGO, hiervan op een of andere manier op de hoogte worden gebracht. Die mensen kijken wellicht niet onmiddellijk op de website van de Federale Pensioendienst. Wordt er, desnoods via lokale overheden, moeite gedaan om ervoor te zorgen dat mensen weten dat ze niet thuis moeten zitten wachten op de postbode? Dat was eerder het probleem: mensen durfden zelfs niet naar de markt te gaan of geraakten door fysieke problemen heel traag tot aan de voordeur, en ze hadden schrik om de postbode te missen.

 

Uiteraard ben ik tevreden dat het een prioriteit is om de procedure te evalueren en dat er snel werk van wordt gemaakt. Het gaat inderdaad om mensen met een uitkering onder de armoedegrens. In deze procedure worden zij ongelofelijk opgejaagd. Ik vond dat een vrij schandalige procedure tegenover ouderen. In het Parlement was er een wetsvoorstel, waarbij ik amendementen had ingediend, en wij hebben er ook een hoorzitting over gehouden. Misschien kunnen die elementen in de evaluatie en de discussie worden meegenomen.

 

09.06  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik heb verwezen naar mijn vragen. Op twee vragen heb ik niet echt een antwoord gekregen.

 

Het is positief dat u dit opschort tot het einde van het jaar, maar laten we eerlijk zijn: de epidemie zal langer duren dan tot aan het einde van het jaar. U heeft heel voorzichtig gezegd dat het dossier u na aan het hart ligt en dat u dit nog zult evalueren. Wil dit zeggen dat de opschorting zolang blijft gelden of zal dit daarna komen?

 

Ik verwijs kort naar de onbeantwoorde vragen. Bent u het ermee eens dat het niet zinvol is om jaarlijks die 80 % te controleren? Ik hoor dat wel tussen de lijnen, maar echt duidelijk is dat niet. Ook heel belangrijk, zijn uw diensten vandaag technisch en personeelsmatig ertoe in staat de verificatie van de aanwezigheid op het grondgebied grotendeels via datamatching te organiseren? Zo niet, wat is er eventueel nog nodig om dit haalbaar te maken?

 

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van Vicky Reynaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De basisinternetdienst" (55009805C)

10 Question de Vicky Reynaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le service internet de base" (55009805C)

 

10.01  Vicky Reynaert (sp.a): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, Telenet wil tegen eind volgend jaar een basisinternetdienst voor 5 euro per maand aanbieden aan 10.000 kwetsbare gezinnen. Onder meer in Mechelen start in december een proefproject. Het telecombedrijf gaat daarvoor samenwerken met OCMW's, het onderwijs, en sociale en middenveldorganisaties. Het doelpubliek bestaat uit kwetsbare groepen die thuis nog geen of een zeer beperkte internetconnectie hebben. Het wettelijk sociaal tarief blijft bestaan, maar met dit initiatief wil Telenet ook andere mensen bereiken die niet onder de voorwaarden van het sociaal tarief vallen.

 

Mevrouw de minister, ik heb hierover de volgende vragen.

 

Is het idee van Telenet een piste die u verder zult onderzoeken om een basisinternetdienst voor consumenten, en specifiek voor kwetsbare groepen, te kunnen aanbieden, naast het systeem van sociale tarieven? Zouden zulke initiatieven niet beter door de overheid worden gestuurd in plaats van door een privébedrijf? Zo ja, zult u een initiatief nemen om dit naar u toe te trekken? Bent u van plan dit ook aan andere operatoren te vragen?

 

10.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Reynaert, het initiatief van telecomoperator Telenet biedt een gedeeltelijk antwoord op een reëel probleem. De digitale kloof bleek al belangrijk tijdens de huidige gezondheidscrisis. Deze laatste heeft echter nogmaals het belang aangetoond om zo snel mogelijk een oplossing te zoeken voor alle families die geen toegang hebben tot het internet of die geen computer hebben, en de onzekerheid die dat met zich meebrengt. Kinderen uit gezinnen die in armoede leven, worden immers geconfronteerd met omstandigheden die thuisonderwijs moeilijk maken.

 

Om een antwoord te bieden op deze digitale kloof, die de sociale ongelijkheid accentueert, is een transversale en multidisciplinaire aanpak aangewezen. Mijn administratie bereidt daarom een Federaal Actieplan Armoedebestrijding voor, in samenwerking met het middenveld en met mensen in armoede. Ik zal ook samenwerken met mijn collega's, minister van Overheidsbedrijven Petra De Sutter, en staatssecretaris voor Digitalisering Mathieu Michel, om het systeem van sociale tarieven in de telecomdiensten verder uit te werken.

 

10.03  Vicky Reynaert (sp.a): Mevrouw de minister, wij kijken uiteraard uit naar uw federaal actieplan ter bestrijding van armoede. Ik vind het alvast interessant dat men het idee van een basisinternetdienst verder wil uitwerken. In afwachting daarvan kunnen sommige steden en gemeenten misschien een beroep doen op het proefproject van Telenet, al zijn daar wel nog enkele problemen mee.

 

Zo is niet zeker dat de mensen die wel tot de doelgroep behoren en die het vaakst toegang tot internet nodig hebben, zullen kunnen gebruikmaken van dit aanbod van Telenet omdat zij bijvoorbeeld schulden hebben uitstaan. Sommige mensen hebben ook andere lopende telecomcontracten en zullen die niet meteen kunnen opzeggen. Zij zijn zich ook niet bewust van de gevolgen daarvan.

 

Ik hoop toch dat er in het federaal actieplan iets kan worden geschreven over het aanbieden van basisinternetdiensten aan kwetsbare groepen.

 

10.04  Karine Lalieux, ministre: Je fais rarement cela, madame la présidente, mais je veux simplement dire que par rapport à toute la fracture numérique, les CPAS peuvent utiliser les 115 millions pour acheter des ordinateurs, pour payer des connexions internet. Il y a là déjà une solution qui peut être mise en place directement par les CPAS. C'est très important.

 

La présidente: Madame Reynaert, est-ce OK pour vous?

 

10.05  Vicky Reynaert (sp.a): Dat klopt. Zo doen wij het lokaal ook.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La convocation de la Conférence interministérielle de l’intégration sociale et de l’économie sociale" (55009812C)

11 Vraag van Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het samenroepen van de Interministeriële Conferentie Sociale Integratie en Sociale Economie" (55009812C)

 

11.01  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, als federaal minister van Maatschappelijke Integratie bent u bevoegd voor het samenroepen en voorzitten van de Interministeriële Conferentie Sociale Integratie en Sociale Economie. Het is reeds een hele tijd geleden dat deze nog samenkwam.

 

Om tijdens deze coronacrisis een stevige sociale politiek op poten te zetten, zijn verschillende organisaties vragende partij om via een Interministeriële Conferentie een gezamenlijk pakket aan sociale maatregelen uit te werken.

 

De noodzaak daarvan werd vorige week nog maar eens duidelijk. Uit een studie van de Socialistische Mutualiteiten blijkt dat de oversterfte bij ouderen met een laag inkomen, dus met een verhoogde tegemoetkoming, drie keer zo groot is als bij mensen met een hoog inkomen. Deze cijfers maken ons toch wel ongerust.

 

Onder de vorige regering gaven de armoedeorganisaties heel wat input over het verbeteren van de situatie van mensen in armoede in coronatijden. Jammer genoeg is daarmee tot nu toe nog maar weinig gedaan.

 

Een conferentie met alle beleidsverantwoordelijken die zich baseert op de bevindingen en aanbevelingen van experts en vooral van mensen in armoede en hun organisaties zelf, kan hierin verandering brengen.

 

Mevrouw de minister, bent u bereid om het initiatief hiertoe te nemen en ervoor te zorgen dat een dergelijke conferentie binnen nu en enkele maanden kan plaatsvinden?

 

11.02 Minister Karine Lalieux: Ik deel uw bezorgdheid over de conclusies in de studie van Solidaris. Deze vaststellingen motiveren mij nog meer om een ambitieus armoedebestrijdingsbeleid te voeren. Ik ben ook van mening dat het gecoördineerde armoedebestrijdingsbeleid in overleg met de stakeholders, onder wie ervaringdeskundigen en de BAPN, die ik vrijdag zie, alsook met de deelgebieden, een bepalende factor is voor de doeltreffendheid ervan.

 

Het voorzitterschap van de IMC wordt uitgeoefend door de Duitstalige Gemeenschap en Wallonië. Het komt hen dan ook toe om een initiatief te nemen. Niettemin zal ik de komende weken de betrokken autoriteiten contacteren om een agenda vast te leggen waarin ik een rol wil spelen. Ik ben niet de voorzitster van de IMC. Het is geen federale minister.

 

Momenteel besteed ik al bijzondere aandacht aan de opvolging van het werk van de Taskforce Kwetsbare Groepen waarin veel verenigingen zitten, met wie ik ook gesprekken voer. Om de IMC bijeen te roepen, moet ik wachten op Wallonië.

 

11.03  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, u hebt nog wel wat werk voor de boeg. U bent daar ook al aan begonnen, waarvoor ik u wil bedanken. Het is voor ons toch wel altijd een prioriteit dat mensen uit het middenveld en mensen in armoede hierin betrokken worden. We moeten hierin echt wel een enorm grote rol blijven spelen als we de armoede met twee handen willen aanpakken in de eerstkomende jaren.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le soutien aux experts du vécu engagés en matière de pauvreté" (55009814C)

12 Vraag van Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De steun aan en inzet van ervaringsdeskundigen in de armoede" (55009814C)

 

12.01  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik wil het hebben over iets wat me na aan het hart ligt. Sinds een twintigtal jaar werken armoedeverenigingen in dit land samen met ervaringsdeskundigen. Dat zijn mensen die zelf tegenslagen in het leven gehad hebben, maar die hun ervaringen leren verwerken en inzetten ten voordele van hun lotgenoten. Hun inbreng is een derde bron van kennis over armoede en armoedebestrijding, naast die van sociale wetenschappen en de ervaren sociaal werkers. Ik hecht een grote waarde aan hun inbreng. Ik merk ook dat we het daarover eens zijn, want in het regeerakkoord lees ik: “Mensen in armoede zijn als ervaringsdeskundigen een essentiële stem. We maken daarom werk van een participatief beleid dat met hen praat, in plaats van over hen.”

 

Wat mij minder geruststelt, is dat twee weken geleden Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) bekendmaakte dat hij de subsidies drooglegt van twee van de vier Vlaamse opleidingstrajecten tot ervaringsdeskundige in de armoede, in Antwerpen en Hasselt. De Vlaamse minister heeft het onder andere over een gebrek aan doelmatigheid van de opleiding, die te weinig kansen op werk zou bieden.

 

Ook al gaat het om een Vlaamse bevoegdheid, toch had ik u graag enkele vragen gesteld. Hoeveel ervaringsdeskundigen werken er momenteel bij de diverse federale overheidsdiensten? Bent u bereid om de komende jaren, in samenspraak met uw collega’s binnen de regering, een inspanning te leveren om dat aantal gevoelig op te drijven? Ziet u een mogelijkheid om vanuit de federale overheid ondersteuning te bieden aan verenigingen die zich inzetten voor het opleiden en begeleiden van ervaringsdeskundigen? Dat vinden wij ontzettend belangrijk.

 

12.02 Minister Karine Lalieux: Ik waardeer de ervaringsdeskundigen in de armoede en sociale uitsluiting zeer. Ik reken op hun bijdrage om van een ambitieus federaal beleid een succes te maken, met name in het kader van het vierde Federaal Plan Armoedebestrijding. Zoals u al hebt gemerkt, is dat in het regeerakkoord opgenomen.

 

Op dit moment werken 54 medewerkers aan de methodologie "ervaringsdeskundige".

 

Bij de uitvoering van het regeerakkoord zal ik aan mijn collega's projecten inzake het aanwerven van nieuwe ervaringsdeskundigen voorleggen, in het bijzonder in het raam van de toegang tot het recht op gezondheidszorg.

 

Zoals u weet, zijn de gemeenschappen bevoegd voor het onderwijs voor sociale promotie en permanente vorming. Dat zijn niet mijn bevoegdheden. Ik vind het ook heel jammer dat de opleiding van de ervaringsdeskundigen in de Vlaamse Gemeenschap wordt bedreigd.

 

12.03  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik ben het er volledig mee eens dat u weinig kunt doen aan het droogleggen van bepaalde opleidingen in de Vlaamse Gemeenschap. Hun argumentatie voor de drooglegging stelt dat er weinig plaatsen zijn voor mensen als ervaringsdeskundige. Wij zijn Belgen en als we jobs naar voren kunnen brengen waarin mensen als ervaringsdeskundige aan de slag kunnen, kunnen we samen met Vlaanderen mooie dingen doen. Dan kunnen we ook wel beargumenteren dat die opleidingen moeten blijven bestaan. We hebben heel veel ervaring en die mensen kunnen bijgevolg veel dieper graven. De OCMW's zijn uw bevoegdheid en ik denk dat u het ermee eens bent dat daar wel ervaringsdeskundigen in dienst genomen kunnen worden. We hebben daar heel veel mooie voorbeelden van. Ik geef maar een tip.

 

Gaat u akkoord met een streefdoel van minstens tien nieuwe banen per jaar voor ervaringsdeskundigen? Het is niet aan ons om daarop cijfers te plakken. Als we een begin hebben, kunnen we echter de druk opvoeren om meer ervaringsdeskundigen op het terrein tewerk te stellen, zodat ook die opleidingen een toekomst hebben.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het voorstel van pensioenhervorming" (55009828C)

13 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La proposition de réforme des pensions" (55009828C)

 

13.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, in de eerste plaats wens ik u van harte proficiat met uw nieuwe, zeer belangrijke functie. In het kader daarvan heb ik u een welkomstpakket met negen vragen voorbereid.

 

Ik hoef u er ongetwijfeld niet van te overtuigen dat wij aan de vooravond staan van een vergrijzingspiek. Er wordt van u verwacht dat u tegen 1 september 2021 een concreet hervormingsvoorstel met betrekking tot de pensioenen aan de ministerraad voorlegt. Misschien zijn mijn vragen wat voorbarig en moet ik ze in de loop van het jaar herhalen.

 

Bent u reeds gestart met de voorbereiding?

 

Zult u zelf een hervormingsvoorstel uitwerken of verwacht u dat de sociale partners of eventueel een andere instantie, zoals de Vergrijzingscommissie, dat doen?

 

Hebt u reeds een concreet traject voor ogen om tegen 1 september 2021 met een uitgewerkt en berekend voorstel te komen, dat rekening houdt met alle noden tot bijsturing alsook met alle na te leven principes?

 

Ten slotte heb ik een specifieke vraag, die het regeerakkoord bij mij doet rijzen. Enerzijds spreekt men van het behoud van opgebouwde rechten voor de huidige gepensioneerden, maar anderzijds zal de solidariteit tussen de hoogste en de lagere pensioenen worden versterkt. Hoe zult u beide schijnbaar tegengestelde principes verzoenen?

 

13.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, de pensioenhervorming is een belangrijk dossier. Zoals het regeerakkoord op verschillende plaatsen onderstreept, wordt ook die hervorming, net als vele andere, uitgezet in overleg met de sociale partners.

 

Gezien de strikte timing in het regeerakkoord werden er reeds contacten gelegd met de administratie om hierin vooruit te gaan.

 

13.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, u hebt geantwoord op mijn eerste en tweede vraag, eventueel ook de derde, maar op de laatste, meer concrete vraag, heb ik geen antwoord gekregen. Kunt u daar nog niet op antwoorden? Hangt dat af van het sociaal overleg?

 

13.04 Minister Karine Lalieux: We zullen samenwerken met de sociale partners.

 

13.05  Wim Van der Donckt (N-VA): Ook wat het aspect betreft in mijn laatste vraag? Er is nochtans de passage in de regeerverklaring.

 

13.06 Minister Karine Lalieux: Dat geldt voor alle vragen.

 

13.07  Wim Van der Donckt (N-VA): Misschien zullen wij het antwoord vernemen in uw beleidsnota.

 

13.08 Minister Karine Lalieux: Neen, mijn antwoord geldt voor alle vragen.

 

13.09  Wim Van der Donckt (N-VA): U verwijst dus naar het sociaal overleg. Ik wens u heel veel sterkte en succes met dat sociaal overleg. Hopelijk zal dat overleg constructief bijdragen, gelet op de u opgelegde datum van 1 september 2021.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van Vicky Reynaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen" (55009840C)

14 Question de Vicky Reynaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le Fonds européen d’aide aux plus démunis" (55009840C)

 

14.01  Vicky Reynaert (sp.a): Mevrouw de minister, deze vraag sluit aan bij de vraag van collega Samyn. U hebt al op een aantal zaken geantwoord, maar ik heb nog enkele detailvragen.

 

Inzake de Europese steun aan de voedselbanken heeft de Europese Raad in juni 2020 beslist dat er 47,5 miljard euro naar het REACT-EU-pakket zal gaan. Dat geld kan onder meer gaan naar het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD.)

 

U hebt al geantwoord dat de enveloppe die naar België zal vloeien pas in november bekendgemaakt wordt. Mijn vraag is of de federale administratie al een inschatting gemaakt heeft hoeveel België ongeveer zal krijgen, daar de Europese Commissie wel al de allocatiemethode bekendgemaakt heeft.

 

Uiteraard is er dan ook nog overleg nodig met de deelstaten. REACT-EU bestaat uit drie fondsen: EFRO, ESF en FEAD. Er moet een oplossing gevonden worden met de deelstaten wie hoeveel krijgt.

 

Ik heb begrepen dat er wel al overleg geweest is tussen de federale overheid en de deelstaten, maar ik wil eens horen hoever men daarmee staat.

 

Zal er voorzien worden in extra middelen voor FEAD? Zal de federale administratie het huidige operationele programma aanpassen? Of wordt er een nieuw programma opgemaakt? Hoever staat men daar dan mee?

 

14.02 Minister Karine Lalieux: Op dit moment heb ik nog geen zicht op de enveloppe die aan België zal worden toegewezen. De verdeling tussen de verschillende lidstaten zal op Europees niveau opgemaakt worden, eind oktober, wanneer alle informatie beschikbaar is.

 

De onderhandelingen over de intra-Belgische verdeling van deze middelen zijn nog niet opgestart. Het is inderdaad duidelijk dat de Europese Commissie verwacht dat een belangrijk deel van de middelen zal worden toegewezen aan het FEAD.

 

De administratie bereidt een aanpassing van het operationele programma voor omdat dit de snelste manier is om de beschikbare middelen te kunnen gebruiken.

 

14.03  Vicky Reynaert (sp.a): Dank u voor uw antwoord. Wij zullen even moeten wachten tot eind oktober of begin november om intra-Belgisch de knoop te kunnen doorhakken. Ik hoop dat er vooruitgang kan worden geboekt in dit dossier, want ik heb begrepen dat het nodig is om vóór december 2020 de procedure voor een nieuwe openbare aanbesteding op te starten, zodat de voedselbanken kunnen blijven functioneren.

 

Ik kijk samen met u uit hoeveel België zal ontvangen uit de Europese middelen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het rapport van het Rekenhof over de betalings- en controleprocessen bij de Federale Pensioendienst" (55009864C)

15 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le rapport de la Cour des comptes sur les processus de paiement et contrôle au Service des Pensions" (55009864C)

 

15.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, in zijn rapport van 15 oktober 2020 laat het Rekenhof zich nogal bijzonder kritisch uit over de manier waarop de Federale Pensioendienst zijn betalings- en controleprocessen organiseert.

 

Sta mij toe om de conclusie even samen te vatten.

 

Het Rekenhof heeft het proces van de betalingen en de boeking van de pensioenen bij de Federale Pensioendienst onderzocht. De interne beheersingsmaatregelen vertonen zwakke punten. Kenmerkend voor die controleomgeving is dat permanente operationele doelstellingen en specifieke indicatoren ontbreken om het betalingsproces te omkaderen en de kwaliteit ervan te waarborgen. Ook een duidelijk omschreven IT-beveiligingsbeleid ontbreekt.

 

De beheersing van het proces lijdt onder verschillende tekortkomingen: er is geen process ownership, de operationele diensten miskennen de IT-controlemaatregelen en er wordt onvoldoende gerapporteerd om een horizontale aansturing van het proces mogelijk te maken.

 

Het Rekenhof heeft bovendien controles en tests uitgevoerd op de betalings- en boekingsgegevens van 2019. Het gaat over 29 miljoen betalingen voor een bedrag van ongeveer 50 miljard euro. Uit de resultaten blijkt dat het voor de FPD relevant en nuttig is ex-postcontroles uit te voeren. Het Rekenhof beveelt de FPD aan al zijn maatregelen voor procescontrole te inventariseren en te beschrijven, ze te evalueren via een risicoanalyse en ze gecoördineerd en gecentraliseerd aan te sturen.

 

Mevrouw de minister, in het kader daarvan heb ik de volgende vragen.

 

Ten eerste, erkent u de problemen die het Rekenhof in zijn laatste rapport signaleert? Ze vragen uiteraard om heel snelle ingrepen, liefst al in het lopende jaar 2020.

 

Ten tweede, de Federale Pensioendienst had in zijn antwoord van 14 augustus 2020 ook al directe acties beloofd. Hoever staat het vandaag met zijn actieplan?

 

Ten derde, zijn er aanvullende corrigerende acties die u in uw hoedanigheid van minister van Pensioenen zelf zult ondernemen?

 

Ten vierde, hebt u enig idee van de budgettaire impact van onder meer foute betalingen en sociale fraude door het zwakke controlemechanisme van de FPD?

 

Ik kijk uit naar uw antwoord.

 

15.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Van der Donckt, ik kan een heel technisch antwoord op uw vraag geven, maar dat wil ik vermijden. Wat ik over de kwestie wil meegeven, is het volgende. Het is essentieel dat het proces van de betalingen en de boekingen van de pensioenen bij de Federale Pensioendienst vlekkeloos verloopt.

 

De Federale Pensioendienst en het Rekenhof hebben in 2020 en 2019 samengewerkt aan de voorbereiding van het Boek van de Sociale Zekerheid. Dat is een must en dat is dus een goede zaak. Men moet immers samenwerken om te verbeteren. Het gaat om een complex proces met een robuust IT-systeem.

 

Ik wil ook vermelden dat geen enkele test die het Rekenhof uitvoerde tot een foutieve betaling heeft geleid.

 

Mijn administratie is reeds aan de slag met de opmaak van een globaal actieplan om waar nodig bijkomende controlemechanismen aan te brengen. Dit actieplan zal periodiek worden opgevolgd en bijgestuurd. Tijdens de coronaperiode heeft de FPD immers aangetoond dat de continuïteit van de dienstverlening en van de uitvoering van de opdrachten, in het bijzonder de pensioenbetalingen aan 2,5 miljoen gepensioneerden, werd verzekerd.

 

15.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is enigszins geruststellend dat u dit dossier nauwlettend opvolgt. Ik blijf dit zelf ook opvolgen en ik zal binnen een viertal maanden een vervolgvraag stellen om te kijken hoever u daarmee staat.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De controle op sociale fraude in verband met de pensioenen" (55009865C)

16 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les contrôles afin de lutter contre la fraude sociale en matière de pensions" (55009865C)

 

16.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Vandaag hebben we nog steeds tal van op zichzelf functionerende sociale inspectiediensten en zelfs een overkoepeld orgaan SIOD (Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst).

Eén van de strategische doelstellingen van de SIOD was, en ik citeer uit het Actieplan Sociale Fraudebestrijding 2020: “het verhogen van de slagkracht van de sociale inspectiediensten door de coördinatie tussen de diverse inspectiediensten verder te zetten en te versterken (hervorming van de inspectiediensten). Actie 33: Uitbouw Kenniscentrum SIOD 2.0 NEW".

Bij de betrokken actoren staat: SIOD, Sociale Inspectiediensten, BBI, DVZ, Openbaar Ministerie, Regio's, Politie, ELA, Academische onderzoeksinstellingen, andere kenniscentra etc. Maar op geen enkele manier kunnen we afleiden of ook de Federale Pensioendienst hierbij betrokken is.

 

Op welke gestructureerde – gecoördineerde – manier en/of door welke dienst(en) of welke personen wordt sociale fraude bij pensioenen vandaag gecontroleerd?

In welke mate is de Federale Pensioendienst betrokken bij het actieplan van de SIOD om de slagkracht van de sociale inspectiediensten te verhogen?

 

16.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Van der Donckt, de Federale Pensioendienst heeft een voltijdse coördinator Sociale Fraude in dienst. Daarnaast is er een werkgroep actief waarin medewerkers van verschillende departementen samenwerken. De medewerkers van de operationele afdelingen en van de geschillenafdeling nemen ook deel aan de strijd tegen sociale fraude en de behandeling van dossiers van sociale fraude.

 

Sinds juli 2019 werkt de FPD samen met bpost om na te gaan of IGO-begunstigden voldoen aan de woonplaats­voorwaarde. De FPD is lid van de SIOD, de sociale inspectie, en draagt daarmee bij aan een gemeenschappelijke aanpak van sociale fraude.

 

Van mijn kant hecht ik veel belang aan de strijd tegen sociale fraude, net als mijn administratie. Daarom werken ze momenteel samen met de sociale inspectie, om na te gaan hoe men in de toekomst een actievere rol kan spelen in het functioneren ervan.

 

16.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Dank u voor dit antwoord, mevrouw de minister.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

17 Question de Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La charge de travail croissante dans les CPAS" (55009866C)

17 Vraag van Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De toenemende werkdruk bij de OCMW's" (55009866C)

 

17.01  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, tijdens eerdere hoorzittingen in de Kamer over de verlenging van de COVID-subsidies voor de OCMW's, hoorden wij dat het aantal aanvragen voor een leefloon stijgt. Dat is gisteren bijvoorbeeld ook nogmaals duidelijk geworden in de gemeenteraad van Genk, waarvan ik lid ben. Volgens het UVCW, de Waalse federatie van steden en gemeenten, kan het voor 2021 over een stijging met 15 % gaan. Het Rekenhof vergelijkt het met 2009, het jaar na de financiële crisis, die wij ons zeker allen nog herinneren, en schat de stijging volgend jaar op 10 %. In beide gevallen is dat aanzienlijk.

 

Ondertussen stijgt ook de werkdruk bij het OCMW-personeel. Daarover krijgen al onze Parlementsleden getuigenissen te horen. De administratieve druk is echter meer dan een tijdelijk verschijnsel, want die is al jaren een algemeen gegeven. Op dezelfde hoorzitting werd ons uitgelegd dat de manier waarop OCMW's leeflonen moeten aanvragen bij de federale overheid, in veel gevallen eenvoudiger kan. Zo is er niet voor elke leefloonaanvraag een even zware verantwoording noodzakelijk.

 

Mevrouw de minister, kent u dit probleem? Bent u bereid om te kiezen voor een administratieve vereenvoudiging die gaat in de richting van de automatisering van bepaalde aanvragen? Zo ja, kunt u een timing plakken op de wijzigingen in de huidige procedure?

 

17.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Colebunders, het recht op maatschappelijke integratie is een rechtscategorie die niet automatisch toegekend kan worden. Een sociaal onderzoek is essentieel om zo goed mogelijk aan de hulpvraag van de persoon tegemoet te komen. Dat is de reden waarom wij verschillende instrumenten zullen ontwikkelen die de OCMW's toegang geven tot de nodige gegevens. Dat zal het sociaal werk en dus de toekenning van het leefloon vereenvoudigen.

 

Je vais parler de mon expérience. J'ai été présidente du CPAS et nous savons qu'il faut travailler sur la simplification des procédures, la simplification administrative et sur de meilleurs outils informatiques pour l'ensemble de nos CPAS. Je vais m'y atteler.

 

17.03  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik ben blij te vernemen dat wij op dezelfde lijn zitten. We kijken hoopvol uit naar die administratieve vereenvoudiging en hopen dat deze mensen echt geholpen worden. Ook bij hen rijzen immers problemen met de werkdruk.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De verlenging van de termijn voor terugvordering in geval van fraude bij de Federale Pensioendienst" (55009867C)

18 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La prolongation du délai de recouvrement en cas de fraude auprès du Service fédéral des Pensions" (55009867C)

 

18.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb een reeks vragen die voortkomen uit het Actieplan Sociale Fraudebestrijding 2020 van de SIOD.

 

Een van de strategische doelstellingen van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) – en ik citeer uit het Actieplan Sociale Fraudebestrijding 2020 – is, in het kader van meer coördinatie/samenwerking en gegevensuitwisseling op Europees niveau, Levensbewijs - BEX (bilateral exchanges) (actie 51).

Het levensbewijs wordt eenmaal per jaar naar elke gepensioneerde gestuurd die in het buitenland woont. Dit document moet door de gepensioneerde ondertekend worden en gevalideerd door de bevoegde overheid van de verblijfplaats. Het heeft tot doel te controleren of de gerechtigde en/of eventuele echtgeno(o)t(e) daadwerkelijk in leven is/zijn overeenkomstig het bedrag van de uitkering (gezin/alleenstaande) en de signalering van de Federale Pensioendienst en indien nodig de betalingen aan te passen. De betalingen op een bankrekening kunnen in geval van overlijden van een gerechtigde immers doorlopen.

De Federale Pensioendienst tracht sinds enkele jaren de automatische en elektronische uitwisseling van sociale gegevens met bepaalde Europese landen geleidelijk te bevorderen.

Mevrouw de minister, mijn vragen zijn de volgende:

Wat is de stand van zaken in dit verbeteringsproject?

Met welke landen bestaat er op heden al een automatische en elektronische uitwisseling via BEX van sociale gegevens en sterftedata?

Welke acties zal u, als minister van Pensioenen, nemen richting verdere onderhandelingen met andere landen (welke Europese landen?) waar pensioenuitkeringen worden betaald in verband met dergelijke bilaterale uitwisselingen?

 

18.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Van der Donckt, de FPD heeft na een impactanalyse beslist dat deze actie niet langer opportuun is. De impact van de verlenging van de terugvorderingstermijn in geval van fraude is miniem. Het verzamelen van die bewijslast is niet evident.

 

18.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, het argument dat er weinig impact is, kan ik volgen, maar met het argument van de bewijslast heb ik het wat moeilijker. Ik heb uw antwoord gehoord en ik zal het meenemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De implementatie van de IGO-verblijfscontrole" (55009868C)

19 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La mise en œuvre du contrôle de résidence des bénéficiaires de la GRAPA" (55009868C)

 

19.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Eén van de strategische doelstellingen van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) – en ik citeer uit het Actieplan Sociale Fraudebestrijding 2020 – is sterker in te zetten op datamining bij het opsporen van fraude inzake IGO- en andere pensioenuitkeringen (actie 32).

 

Ik citeer: “Door het linken van de gegevens van de eigen databanken en de externe databanken en met de gegevensuitwisselingen met externe instanties kan er werk gemaakt worden van een automatische detectie van sociale fraude. De bestaande automatische processen om onrechtmatige uitkeringen op te sporen werden in de loop van 2017 – 2019 verfijnd. De studie om deze processen te verfijnen, wordt in 2020 verdergezet. Overleg met de andere OISZ i.v.m. 'best practices' wordt in dit kader ook opgestart in 2020."

 

Mevrouw de minister, mijn vragen zijn de volgende:

 

Wat is de stand van zaken in dit verbeteringsproject en het overnemen van best practices van andere OISZ ?

 

Hoe verklaart u, ondanks het zinnetje dat in de periode 2017-2019 de processen reeds serieus werden verfijnd, het toch vernietigende rapport van het Rekenhof van midden oktober 2020?

 

Zal u – als minister van Pensioenen – nog verdere acties ondernemen om datamining bij opsporing van sociale fraude bij pensioenen te versterken?

 

19.02 Minister Karine Lalieux: Op 1 juli 2019 werd de oude IGO-controleprocedure vervangen conform het koninklijk besluit van 30 maart 2018. Sindsdien verstuurt de FPD minstens één keer per jaar een controledocument naar de IGO-gerechtigden. De afgifte van het controledocument gebeurt door de postbode in handen van de IGO-gerechtigde op vertoon van zijn identiteitskaart.

 

Die procedure werd al globaal geëvalueerd en de resultaten werden voorgesteld aan het beheerscomité van de FPD. Het beheerscomité wordt hierover om advies gevraagd in november. Wij willen namelijk de controleprocedure herzien met het oog op de proportionaliteit. Door de COVID-19-pandemie zijn de controles sinds midden maart tot eind van het jaar opgeschort.

 

19.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Dank u voor uw antwoord. Ik zal hierop in februari eventueel terugkomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Datamining als controlemiddel voor een IGO of een pensioenuitkering" (55009870C)

20 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le datamining comme moyen de contrôle des GRAPA ou des pensions" (55009870C)

 

Eén van de strategische doelstellingen van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) – en ik citeer uit het Actieplan Sociale Fraudebestrijding 2020 – is sterker in te zetten op datamining bij het opsporen van fraude inzake IGO- en andere pensioenuitkeringen (actie 32).

 

Ik citeer: “Door het linken van de gegevens van de eigen databanken en de externe databanken en met de gegevensuitwisselingen met externe instanties kan er werk gemaakt worden van een automatische detectie van sociale fraude. De bestaande automatische processen om onrechtmatige uitkeringen op te sporen werden in de loop van 2017 – 2019 verfijnd. De studie om deze processen te verfijnen, wordt in 2020 verdergezet. Overleg met de andere OISZ i.v.m. 'best practices' wordt in dit kader ook opgestart in 2020.

 

Wat is de stand van zaken in dit verbeteringsproject en het overnemen van best practices van andere OISZ ?

Hoe verklaart u, ondanks het zinnetje dat in de periode 2017-2019 de processen reeds serieus werden verfijnd, het toch vernietigende rapport van het Rekenhof van midden oktober 2020?

Zal u – als minister van Pensioenen – nog verdere acties ondernemen om datamining bij opsporing van sociale fraude bij pensioenen te versterken?

 

20.01  Karine Lalieux, ministre: Madame la présidente, monsieur Van der Donckt, j'ai répondu à toutes les questions en néerlandais. Cette question étant tellement technique, puis-je vous répondre en français? Je ne vais pas vous mentir. Je ne mens jamais. Je découvre la matière. Alors, vous expliquer cela en néerlandais, ce ne sera pas possible.

 

20.02  Wim Van der Donckt (N-VA): Dat is goed, maar ik krijg straks dan wel de schriftelijke versie van uw antwoord?

 

20.03 Minister Karine Lalieux: Geen probleem!

 

20.04  Wim Van der Donckt (N-VA): Fantastisch!

 

La présidente: Quel deal!

 

20.05  Karine Lalieux, ministre: Cela concerne le principe de l'appariement des données sur lequel le FPD (Federale Pensioendienst) met fortement l'accent. On peut se référer au projet PUB (project “Unieke Betaling”), ce qui signifie que tous les paiements sont désormais gérés par un seul et même système, réduisant ainsi les risques de fraude et d'erreur.

 

En outre, de nombreux projets d'appariement de données sont en cours avec d'autres institutions gouvernementales qui, à leur tour, contribueront à la détection de la fraude sociale. À titre d'exemple, on peut se référer aux flux de données Belcotax et Consultimmo avec le SPF Finances. Ceux-ci contiendront des informations sur les déclarations de revenus et sur les biens immobiliers et seront utilisés dans le cadre de la recherche sur les moyens de subsistance GRAPA.

 

Les éléments du plan d'action auquel vous faites référence concernent l'amélioration du fonctionnement existant par une intégration des processus et l'augmentation progressive des échanges de données électroniques.

 

En revanche, les recommandations de la Cour des comptes dans l'audit susmentionné concernent l'environnement de contrôle interne et la gestion de processus y afférents. Les changements très radicaux au niveau du fonctionnement et de l'organisation auxquels le FPD a été confronté ces dernières années ont conduit non seulement à modifier l'ensemble de l'environnement de contrôle interne mais à réinventer complètement. Le FPD a été et est toujours engagé dans ce travail et prendra donc également à cœur les recommandations complémentaires de la Cour des comptes. Dans ce contexte, la qualification "dévastatrice" semble largement exagérée.

 

Actuellement, la priorité est sur l'appariement des données car le FPD voit les gains les plus importants à court terme. L'appariement des données est l'un des moyens les plus efficaces et les plus efficients de détecter et de prévenir la fraude sociale.

 

20.06  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, hartelijk dank voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De samenwerking tussen sociale inspectiediensten en sociale-zekerheidsinstellingen" (55009872C)

21 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La collaboration entre les services d'inspection sociale et les organismes de sécurité sociale" (55009872C)

 

21.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, een van de strategische doelstellingen van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) – en ik citeer uit het Actieplan Sociale Fraudebestrijding 2020 – is, in het kader van een gezamenlijke en gerichte Europese aanpak van sociale fraude en sociale dumping, een betere grensoverschrijdende samenwerking tussen de sociale inspectiediensten van diverse lidstaten (actie 49).

Bij actie 49 wordt ook de Federale Pensioendienst uitdrukkelijk vermeld als betrokken instelling via zogenaamde 'operationele akkoorden'.

Wat is de stand van zaken in dit project? Welke acties zal u, als minister van Pensioenen, nog bijkomend nemen?

 

21.02  Karine Lalieux, ministre: Monsieur Van der Donckt, comme vous l'avez dit, c'est aussi une question technique: votre question n° 55009874C est reliée à la n° 55009903C. De toute façon, je vais vous répondre.

 

L'échange des données européennes représente une priorité essentielle. En effet, un échange des données personnelles permet une simplification administrative et constitue également un outil dans la prévention de la fraude. Deux outils sont centraux à cet égard: EESSI (Electronic Exchange of Social Security Information) et BEX (Bilateral Exchange). Ce dernier est un échange électronique, concernant les dates de décès, entre le Service fédéral des Pensions (SFP) et les administrations étrangères. De plus, il remplace le certificat de vie papier.

 

L'EESSI devrait, à son tour, devenir un réseau électronique sécurisé, reliant les institutions de sécurité sociale. Le système permet l'échange des données avec des organismes de sécurité sociale étrangers. Cela signifie que l'octroi d'une pension d'influence étrangère s'accélère. C'est également un outil très efficace dans la lutte contre la fraude sociale. Depuis 2020, le SFP est en mesure d'envoyer et de recevoir des demandes de données de sécurité sociale à tous les pays européens qui sont, eux-mêmes, prêts.

 

Nous souhaitons étendre et développer BEX et EESSI en 2021. C'est ainsi que l'administration désire se concentrer sur les négociations avec les pays tels que l'Espagne où les prestations de retraite sont versées. Ces éléments sont également reflétés dans le plan d'action de lutte contre la fraude sociale de 2021.

 

21.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik heb geen bijkomende repliek. Ik zal uw antwoord analyseren, wanneer ik het onder ogen krijg.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De optimalisering van de trimestriële rapportering van de Federale Pensioendienst" (55009874C)

22 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'optimali­sation des rapports trimestriels du Service fédéral des Pensions" (55009874C)

 

22.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, één van de strategische doelstellingen van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) – en ik citeer uit het Actieplan Sociale Fraudebestrijding 2020 – is, in het kader van het verhogen van de slagkracht van de sociale inspectiediensten, het optimaliseren van de trimestriële rapportering Federale Pensioendienst (actie 36).

 

Wat is de stand van zaken in dit verbeteringsproject? Zal u – als minister van Pensioenen – nog verdere acties ondernemen, bijvoorbeeld via de implementatie van een geïntegreerde tool in Theseos die toelaat om gevallen van sociale fraude bij te houden?

 

22.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Van der Donckt, rapportage is belangrijk, meten is weten. Daarom ben ik blij te kunnen meedelen dat het verbeteringsproject werd gerealiseerd. Sinds juni 2019 beschikt de FPD over een geïntegreerd instrument, Theseos, waarmee gevallen van sociale fraude kunnen worden bijgehouden. Op die manier kan de FPD de behandeling, de opvolging en de resultaten van fraudegevallen in kaart brengen. Via de toepassing kunnen medewerkers een aangifte doen van een vermoeden of aanwijzingen van sociale fraude waarvoor er een onderzoek werd geopend, of van een vaststelling van sociale fraude.

 

22.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Bedankt voor uw antwoord, mevrouw de minister.

 

Het stemt mij positief dat men sociale fraude in de pensioenen ernstig neemt en dat u ermee begaan bent.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

23 Question de Marie-Colline Leroy à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La deuxième vague du COVID-19 et les demandes d'aide auprès des CPAS" (55009989C)

23 Vraag van Marie-Colline Leroy aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De tweede coronagolf en de steunaanvragen bij de OCMW's" (55009989C)

 

23.01  Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, avec la deuxième vague de la crise sanitaire qui s’abat sur notre territoire, nous pouvons présager de nouveaux risques et besoins pour des personnes qui, jusqu’ici, n’avaient jamais fait appel aux aides du CPAS.

 

Cent dix millions d’euros supplémentaires ont été dégagés en juin 2020 par votre prédécesseur. Nous l'avons d'ailleurs salué. Même si, il y a quelques jours, les délais d’utilisation de ces moyens ont été prolongés, il y a fort à parier que, dès aujourd’hui, les CPAS vont être sollicités pour intervenir urgemment envers des personnes dans une situation financière dangereuse.

 

Madame la ministre, avez-vous déjà quelques chiffres sur les sommes déjà dépensées par rapport à cette enveloppe globale qui a été annoncée?

 

Par ailleurs, pourriez-vous indiquer quels seront les moyens humains dégagés pour venir renforcer les CPAS? Il en a déjà été question. Ceci afin de pouvoir recevoir et traiter toutes les nouvelles demandes d’aides. Mais également, et c'est sans doute ce à quoi il n'y a peut-être pas encore de réponse aujourd'hui, pour faire connaître les droits à ceux qui généralement ignorent qu’une aide leur est accessible?

 

Avez-vous imaginé un dispositif pour soutenir ces ayant droits à passer la porte des CPAS, une étape symbolique que l’on sait parfois très – trop – difficile pour certains?

 

23.02  Karine Lalieux, ministre: Madame Leroy, les groupes vulnérables et tous ceux qui risquent de basculer dans la pauvreté ne tomberont pas dans l'oubli et ne seront pas invisibles à mes yeux. En raison de la perte de revenus due à la crise et de l'augmentation des dépenses, je constate en effet que les besoins sont immenses. Et on le voit via l'explosion en matière d'aides alimentaires. J'étais jusqu'il y a peu…

 

Ah, ce n'est pas cette question-là?

 

23.03 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Il y en a deux.

 

23.04  Karine Lalieux, ministre: Ah oui, il y en a deux. Pardon. Parce que le sujet est quasi identique. Il y a un lien, et donc je me suis dit que j'ai répondu complètement à ces questions.

 

23.05 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Il y a une vraie inquiétude, mais qui ont deux répercussions différentes. Mais si vous voulez répondre aux deux en même temps, il n'y a pas de souci.

 

23.06  Karine Lalieux, ministre: Non, il n'y a pas de problème, parce que je vous dirai un peu la même chose. Effectivement, il y a eu une augmentation des sollicitations auprès des CPAS et la masse de travail a été accrue, bien évidemment.

 

C'est pourquoi 10 millions d'euros ont été dégagés auprès des CPAS pour couvrir les frais de personnel pour la gestion des nouvelles demandes, mais également pour mettre en œuvre les initiatives pour aller vers les groupes dont vous parliez, c'est-à-dire les groupes qui n'ont pas l'habitude, qu'il s'agisse d'indépendants, de chômeurs temporaires ou encore de personnes qui étaient dans les flexi-jobs ou autre, dans l'événementiel, dans le culturel, qui n'ont pas l'habitude de franchir la porte du CPAS.

 

Prendre contact avec le CPAS est une barrière fort symbolique. Il y a moins d'un mois, en tant que présidente de la Fédération des CPAS bruxellois, j'avais demandé que la priorité soit d'aller à la rencontre de ces publics. Dans de nombreux CPAS, de nombreux flyers ont été rédigés, de nombreuses communications ont été faites. Il y a aussi le SPP Intégration qui a développé une campagne de communication avec des flyers, avec des vidéos postées sur les réseaux sociaux. Nous avons aussi travaillé en coordination avec l'ONEM; avec l'INASTI et avec la Banque-Carrefour pour obtenir l'ensemble des noms des personnes qui bénéficient aujourd'hui du droit passerelle ou du chômage temporaire.

 

Tous les CPAS du pays ont reçu une liste de noms de personnes qu'ils pourraient contacter. Évidemment, nous n'avons pas leur numéro de téléphone. C'est un courrier qui doit être envoyé.

 

Ma nouvelle fonction n'a pas changé mes convictions: je ferai en sorte que les personnes ne tombent pas dans la précarité ou dans la grande précarité. Nous savons que l'année 2021 sera faite d'énormes tensions en matière de pauvreté car, si la crise économique et sanitaire s'arrête - je l'espère - le plus tôt possible, on sait que la crise sociale aura des effets pendant une ou deux années malheureusement.

 

23.07  Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Merci madame la ministre. Cette question est née à l'issue d'une rencontre avec une partie des personnes qui représentent le secteur culturel. Ils m'ont fait la remarque que cet argent existait et qu'ils en avaient besoin. Dès lors, comment relier les deux? Si par hasard, le personnel venait à manquer, ce qui serait compréhensible puisqu'on ne peut pas renforcer à ce point-là les services pour disséminer l'information partout où cela est possible, ils se proposaient aussi pour offrir leurs services en vue de diffuser l'information.

 

Effectivement, quand on voit que des gens se présentent dans les hôpitaux sans savoir que le COVID existe, la grande difficulté réside dans le risque que des gens ne sachent pas du tout que ces aides sont accessibles. Donc peut-être que dans le partage des bonnes pratiques, des flyers, comme vous l'avez évoqué, pourraient être une excellente chose afin qu'il existe une plateforme de données, d'informations, pour que toutes les communes puissent rapidement puiser des bonnes idées de communication. Je vous remercie vivement pour votre présence sur ces dossiers. J'avoue que vu votre expertise, c'est plutôt rassurant.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

24 Question de Marie-Colline Leroy à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les oublié.e.s de la solidarité" (55009990C)

24 Vraag van Marie-Colline Leroy aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De mensen die uit de boot vallen van de solidariteit" (55009990C)

 

24.01  Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, ma question était proche mais sensiblement différente. La difficulté décrite dans cette deuxième question, c'est qu'on sait quand même qu'il y a des critères au sein des CPAS pour pouvoir obtenir de meilleures aides. Cela a fait l'objet de discussions cet après-midi.

 

Ma question est très pragmatique. En cette période de crise très compliquée, c'est en écoutant Céline Nieuwenhuys, lors du Grand Oral où elle faisait appel à une espèce d'allocation d'urgence, que je me suis dit qu'il faut effectivement se demander si on préfère voir des gens basculer dans la rue et dans une situation d'urgence telle qu'ils n'auraient pas droit à des aides, pour des raisons qui peuvent s'expliquer dans l'absolu. Ne faudrait-il pas se dire qu'à ce moment-ci et dans les prochains mois, de manière très ponctuelle et pourquoi pas réduite dans le temps, des gens qui ne sont a priori pas dans les conditions pourraient aussi bénéficier d'une aide?

 

En effet, de nombreux cas de figure existent. Ils peuvent passer à côté de l'aide parce qu'ils ne sont pas résidents depuis assez longtemps mais qu'ils sont quand même sur le territoire belge et qu'ils n'ont plus de ressources, ou parce qu'on considère que le foyer a trop de moyens alors qu'on sait en substance que ce n'est pas tout à fait le cas. Cela fait des mois, depuis que la crise a commencé, que je me demande si on ne pourrait pas envisager une espèce d'allocation d'urgence que l'on pourrait solliciter en disant simplement en avoir besoin pendant un, deux ou trois mois.

 

Je sais que c'est compliqué mais je me demande si dans les mesures qui sont aujourd'hui proposées, notamment avec le couvre-feu qui fait qu'on n'est plus supposé passer de nuit dehors, il n'y a pas un équilibre à trouver par rapport aux besoins de ces personnes qui, en fait, sont les oubliées de notre système, certes solidaire mais qui n'offre cependant pas de réponse aux personnes qui se sont vu refuser les aides du CPAS.

 

24.02  Karine Lalieux, ministre: Madame la présidente, comme vous le savez et comme les circulaires et les arrêtés qui ont reçu l'aval du gouvernement précédent pour les 115 millions et même la loi des CPAS le précisent, les personnes qui ne sont pas en ordre de papiers, en ordre de territoire, qu'elles soient européennes ou non, n'ont pas droit à un revenu d'intégration ni à une quelconque aide complémentaire sauf l'aide médicale urgente. C'est la loi et ce sont ces balises qui sont restées pour les 115 millions d'euros tels que débloqués par le précédent gouvernement. Les CPAS ne peuvent rien faire sauf octroyer l'aide médicale urgente. On passe alors vers autre chose, comme cela s'est fait à Bruxelles, à savoir le nombre de places pour les personnes sans-abri. Quel que soit leur titre de séjour et de manière générale, elles peuvent aller dormir, se loger, se laver mais aussi recevoir à manger matin, midi et soir.

 

Par contre, il est très compliqué de mettre en place une allocation généralisée pour des personnes qui ont vu leur revenu diminuer. En effet, si on considère les évaluations et les analyses relatives aux personnes qui viennent aujourd'hui au CPAS, on peut constater qu'il s'agit de personnes qui avaient un travail, qui avaient un emploi en tant qu'indépendants, en tant qu'artistes. Les montants dont il est question varient de 250 euros à 3 000 euros pour des raisons de cotisations ONSS, de factures, de loyer. Pour les interventions, le principe même des CPAS est de voir le besoin, les difficultés et de mener une enquête sociale. C'est ce qui est écrit dans la circulaire que l'ensemble des CPAS doivent aujourd'hui respecter.

 

24.03  Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Je comprends les difficultés auxquelles vous êtes confrontée. Je pense que dans un avenir proche, il faudra apporter une réponse à la question de l'enquête sociale dont je comprends l'intérêt et la nécessité. Je ne sais pas laquelle. Á entendre les services sociaux, cela prend énormément de temps, c'est compliqué administrativement. Je me demande donc dans quelle mesure nous n'allons pas être confrontés à la nécessité d'alléger, de manière très limitée, l'enquête sociale pour des montants qui le seront également. Mais je mesure tout à fait la difficulté que cela peut représenter.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

25 Question de Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'importance et la composition des périodes assimilées" (55010027C)

25 Vraag van Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het belang en de samenstelling van de gelijkgestelde periodes" (55010027C)

 

25.01  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, in 2016 publiceerde het Federaal Planbureau een stand van zaken over het belang en de samenstelling van de gelijkgestelde periodes. Dat leverde interessante resultaten op. Uit de gepresenteerde cijfers bleek dat respectievelijk 30 en 37 % van de pensioenopbouw van mannen en vrouwen die toen recentelijk met pensioen gingen in het werknemersstelsel gelijkgesteld werd.

 

De belangrijkste gelijkgestelde periodes zijn werkloosheid, werkloosheid met bedrijfstoeslag of SWT en arbeidsongeschiktheid, namelijk ziekte en invaliditeit, beroepsziekten en arbeidsongevallen. Beleidsbeslissingen die ingrijpen in die gelijkgestelde periodes zullen ongetwijfeld een impact hebben op de pensioenopbouw van vele werknemers, in het bijzonder die van vrouwen. Daarom heb ik enkele vragen, mevrouw de minister.

 

Wat is de toestand op dit moment, in 2020? Zijn er belangrijke verschuivingen waar te nemen in het belang en de samenstelling van de gelijkgestelde periodes?

 

In de formateursnota is in een pensioenhervorming voorzien. Een van de stellingen is dat het pensioen- en werkgelegenheidsbeleid elkaar aanvullen en afhankelijk zijn van elkaar. Welke zijn de gelijkgestelde periodes die u prioritair wilt aanpakken?

 

Zult u een nieuwe studie vragen aan het Planbureau waarin het belang en de samenstelling van de gelijkgestelde periodes voor recent gepensioneerden worden onderzocht?

 

25.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Colebunders, ik ben er mij volledig van bewust dat geen enkele carrière soepel verloopt. Keuzes of ongelukken in het leven betekenen inderdaad soms dat onderbrekingen in de loopbaan onvermijdelijk zijn. In die context voorziet de Belgische regelgeving in een mogelijkheid om in bepaalde gevallen perioden van inactiviteit te laten meetellen voor het pensioen, zowel voor de duur van de loopbaan als voor het bedrag van het pensioen.

 

In het regeerakkoord wordt duidelijk gemaakt dat pensioen en werk twee nauw met elkaar verbonden zaken zijn. Daarom zullen we, met mijn collega Dermagne, de minister van Werk, zeer nauw samenwerken om rekening te houden met de realiteit van de loopbaan en de arbeidsmarkt, als het om de pensioenen gaat. Het doel is duidelijk: wij willen een sterke bescherming garanderen voor de werknemers. Wij hebben gepland om die samen met de sociale partners verder te analyseren.

 

25.03  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik ben blij dat wij die zaken zullen evalueren en bespreken met de sociale partners. Wij hopen echt ten zeerste dat er op een verstandige manier wordt omgegaan met zaken die zullen meetellen voor de gelijkgestelde periodes en de pensioenopbouw. Uit de aangehaalde studie blijkt dat ruwweg een derde van de pensioenopbouw tot de gelijkgestelde periodes behoort.

 

Dat afpakken betekent langdurig zieken en 45-plussers straffen. Dat betekent ook dat mensen die op SWT zijn gezet worden gestraft, wat vooral bij mij erg gevoelig ligt. Ik heb zelf 25 jaar in de Fordfabriek gewerkt. Die mensen weten wel dat het een invloed op hun pensioen zal hebben als ze in het SWT terecht te komen wanneer ze hun werk verliezen, zeker als ze aan het einde van hun loopbaan zijn. Het is ook vooral een genderkwestie. Vooral vrouwen zullen hierdoor worden benadeeld, zeker met een veel lager pensioen.

 

We moeten heel voorzichtig zijn en echt nadenken wat de beslissingen hierover zullen zijn. Iemand van het Vlaams Belang wil de regeling rond de gelijkgestelde periodes strenger toepassen. Daarmee moet worden opgepast. Het staat letterlijk in uw programma. Verder kijken we uit naar een studie die de laatste cijfers opfrist. In de eerstvolgende maanden zullen we het daarover zeker nog hebben.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

26 Question de Sophie Thémont à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La lutte contre la précarité énergétique" (55010043C)

26 Vraag van Sophie Thémont aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De strijd tegen energiearmoede" (55010043C)

 

26.01  Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, ma question est très simple. Le 17 octobre dernier, à l'occasion de la Journée mondiale contre la pauvreté, le Service de lutte contre la pauvreté a déclaré qu'en Belgique, près de 400 000 ménages étaient touchés par la précarité énergétique.

 

Mes questions seront très simples. Pourriez-vous nous indiquer l'évolution du nombre de personnes touchées par la précarité énergétique ces dernières années? La crise que nous connaissons a-t-elle, selon vous, un impact sur cette précarité grandissante? Quelles mesures pourraient aujourd'hui être envisagées pour lutter contre cette précarité? Le rôle des CPAS est dans ce cadre fondamental. Pourront-ils être soutenus dans leurs missions?

 

26.02  Karine Lalieux, ministre: Chère collègue, entre 2009 et 2018, les chiffres du baromètre de la précarité énergétique montraient qu'un ménage sur cinq était touché par la précarité énergétique. Toutefois, ce chiffre est resté relativement stable. Évidemment, la crise sanitaire qui a touché notre pays a, sans doute, amplifié la précarité de certains ménages. En effet, confinées à domicile, nombre de personnes ont vu leur facture énergétique augmenter.

 

Comme vous le savez, depuis 2012, l'indexation du Fonds gaz et électricité a été gelée. Le Parlement, - je l'en félicite et je m'en félicite aussi - a décidé d'indexer le fonds pour les années 2019 et 2020. Nous essayerons de le faire aussi pour les autres années, bien évidemment, conformément aux recommandations de la plateforme de lutte contre la précarité énergétique.

 

Vous avez aussi, dans l'accord de gouvernement, une phrase qui stipule que "dans le cadre de la lutte contre la précarité énergétique, le gouvernement examinera la possibilité d'une extension du groupe cible du tarif social à tous ceux qui ont droit à l'intervention majorée, conformément à la réglementation européenne". Donc je vais travailler avec ma collègue Tinne Van der Straeten pour œuvrer en ce sens.

 

Nous allons bien évidemment poursuivre l'indexation du fonds. La revalorisation de ce fonds permettra aux CPAS de fournir des aides curatives, comme la prise en charge de factures telles qu'ils la pratiquent aujourd'hui, mais également préventive. Il est important d'avoir des actions de prévention et de guidance énergétique. Les actions préventives consistent notamment en l'achat de matériel limitant le coût énergétique; cela peut aussi être utilisé dans le cadre des 115 millions d'euros.

 

Enfin, la précarité énergétique est un corollaire de la mauvaise isolation de nos logements. Il faut donc permettre aux personnes précarisées d'accéder à une amélioration énergétique. À cet égard, nous travaillons main dans la main avec les Régions. Vous savez que c'est une compétence régionale. Il importe que l'ensemble des personnes précarisées puisse avoir accès à des logements bien isolés. Comme je dis toujours, la transition énergétique n'est pas réservée à ceux qui savent la payer.

 

La transition énergétique doit profiter à tous. On sait aujourd'hui que les gens qui savent installer des panneaux solaires, qui vivent dans des logements qu'ils sont capables d'isoler, payent des factures beaucoup moins élevées que les personnes précarisées et ce malgré le tarif social.

 

En conséquence, comme d'autres acteurs, les CPAS joueront leur rôle et je soutiendrai leurs missions.

 

26.03  Sophie Thémont (PS): Je vous remercie, madame la ministre, pour cette réponse complète. Je n'en doutais pas, compte tenu de votre expérience de terrain avec les CPAS, je suis contente d'entendre que le fonds sera indexé, qu'il y aura des aides curatives pour les CPAS, des actions très importantes tant en matière de prévention que de guidance, ainsi qu'une collaboration avec les entités fédérées. Comme vous l'avez souligné, tout le monde a droit à un logement décent et l'isolation des habitations en fait partie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 16 h 32.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.32 uur.