|
Commission
des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions |
Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen |
|
du Mardi 27 octobre 2020 Matin ______ |
van Dinsdag 27 oktober 2020 Voormiddag ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 16 et présidée par Mme Marie-Colline Leroy.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.16 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Colline Leroy.
Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
La présidente: Bonjour à tous. Nous terminerons cette séance de questions vers 12 h 15. Je vous rappelle aussi que M. Dermagne viendra chaque deuxième mardi et chaque quatrième mardi du mois. Les questions non posées aujourd'hui seront donc reportées à deux semaines.
Pour gagner du temps, je vous invite à renvoyer, autant que faire se peut, au texte écrit de vos questions.
- Valerie Van Peel aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het aantal langdurig zieken en arbeidsintegratiejobs" (55009185C)
- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Langdurig zieken en de werkgelegenheidsgraad" (55010268C)
- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Langdurig zieken en re-integratie" (55010269C)
- Valerie Van Peel à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le nombre de malades de longue durée et d’emplois d’intégration professionnelle" (55009185C)
- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les malades de longue durée et le taux d’emploi" (55010268C)
- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les malades de longue durée et la réintégration" (55010269C)
01.01 Valerie Van Peel (N-VA): Mijnheer de minister, aangename kennismaking. Hopelijk zien we mekaar binnenkort niet meer digitaal. Ik doe u alvast een plezier met de verwijzing naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Uit de steekproef van Securex bij 25.000
bedrijven blijkt dat 32 stoelen op 1.000 werknemers leeg zijn omdat de
werknemers in kwestie al langer dan een jaar ziek thuiszitten. Vorig jaar waren
er gemiddeld nog 29 langdurig zieken op 1.000 werknemers. Het percentage
langdurig afwezigen – 3,8 procent in de eerste helft van 2020 – heeft nog nooit
zo hoog gelegen. Corona heeft wellicht te maken met het toenemend aantal
langdurig zieken. De focus van bedrijven ligt op overleven waardoor wie lang
niet meer op het werk is geweest wordt “vergeten". Maar los van de
coronacrisis leidt de scheiding tussen “arbeid" en “uitkeringsgerechtigheid"
al jaren tot een toenemend aantal langdurig zieken en invaliden alsook
gehandicapten met een inkomensvervangende tegemoetkoming. Het gaat om een groot
aantal werknemers: volgens het RIZIV zaten eind 2019 zo'n 420.504 mensen al een
jaar of langer thuis. Nu zou je aan ruim 452.000 komen.
De re-integratieprocedures moeten ervoor
zorgen dat werknemers die meer dan drie maanden arbeidsongeschikt zijn, weer
geïntegreerd raken op de werkvloer. Ook dat aantal viel terug van zo'n 2.750
per maand voor de coronacrisis naar 1.750 in het tweede kwartaal. Vanuit N-VA
hebben wij een wetsvoorstel klaarliggen (nr. 588) om langdurig zieken en
gehandicapten terug aansluiting te laten vinden met de arbeidsmarkt. Met behoud
van uitkering kan twee jaar lang maximum 84 uur per maand worden gewerkt met
een normaal uurloon voor de effectief gepresteerde arbeidsuren. Dit kan voor
heel wat mensen een opstap betekenen en is bovendien risicoloos voor de
werkgever. De vrees bestaat dat de cijfers van langdurig ziekteverzuim nog
zullen stijgen. Langdurig zieken of gehandicapten vormen een sterke groep die
het bijzonder moeilijk hebben om terug aansluiting met de arbeidsmarkt te
vinden. Door de coronacrisis wordt de drempel nog hoger.
Hoe evalueert u de sterkere toename van
het aantal langdurig zieken en vooral de sterke daling van het aantal
re-integratieprocedures tijdens de coronacrisis?
Zal U bijkomende maatregelen nemen om het aantal
re-integratieprocedures terug aan te zwengelen?
Welke andere maatregelen wilt u nemen
opdat langdurig zieken terug aansluiting vinden op de arbeidsmarkt en bedrijven
zich kunnen herpakken?
Hoe staat u tegenover ons voorstel (nr. 588) om deze bijzondere doelgroep van onder andere langdurig zieken aansluiting te laten vinden op de arbeidsmarkt?
01.02 Nadia Moscufo (PVDA-PTB):
Monsieur le ministre, l'accord de coalition prévoit une augmentation du taux
d'emploi à 80 % d'ici 2030. Tout comme le gouvernement sortant, cette
coalition vise avant tout des personnes qui sont depuis longtemps à la maison
en raison d’une maladie. Année après année, le nombre de malades de longue
durée augmente dans notre pays. Fin 2019, l’INAMI en comptait 420 000. Une
étude récente de Securex estime désormais leur nombre à 450 000, en partie en
raison de l'impact de la crise du corona.
Le fait de ne parler que du taux d’emploi
n'est pas neutre. Selon cette définition, il suffit de travailler une heure par
semaine pour être 'employé'. Par exemple, en saucissonnant un poste à temps
plein de 38 heures en cinq minijobs, on augmente le taux d'emploi. Dès lors, le
'taux d'emploi en équivalents temps plein' (ETP) constitue un indicateur
beaucoup plus social. Il ne permet pas de donner le change avec des minijobs ou
de faux statuts.
Mais le plus important est, bien sûr, de
voir comment se passe la réintégration des malades de longue durée. Où et pour
quel salaire vont-ils reprendre le travail et à quelles conditions?
Pouvez-vous confirmer que le taux d'emploi
ne différencie pas un travail précaire et des emplois stables? Et, dans ce cas,
pourquoi voulez-vous tout de même travailler avec cet indicateur? Avez-vous une
visibilité sur le retour des malades de longue durée au travail? Comment
comptez-vous évaluer cela correctement? Selon quels indicateurs?
Comment s'assurer que la réintégration des malades de longue durée ne fait pas qu’ils se retrouvent avec un emploi précaire avec un contrat court et un salaire plus faible?
En ce qui concerne ma deuxième question, monsieur le ministre, je serai assez brève. Un débat compliqué suscite la polémique parmi les partenaires sociaux. Je ne dois pas vous rappeler qu'à la fin 2019, l'INAMI dénombrait déjà 420 000 malades de longue durée et que selon un avis de principe, le processus de réintégration ne s'est pas soldé sur un bon bilan. Cela dit, nous souhaitons aussi pouvoir nous appuyer sur des chiffres tangibles pour évaluer la situation.
Ces dispositions peuvent conduire à une remise au travail dans une activité de moindre qualité pour un salaire moins élevé. Par ailleurs, des licenciements pour des cas de force majeure sont parfois décidés, sous prétexte que l'employeur ne peut offrir de poste de travail adapté. De même, certaines personnes souffrant de pathologies les rendant inaptes à la reprise du travail sont mises sous pression.
En tant que nouveau ministre, quel est votre point de vue à ce sujet? Que pouvez-vous entreprendre pour diminuer le nombre de licenciements pour cas de force majeure médicale? Allez-vous encourager les visites préalables à la reprise du travail? Comment comptez-vous responsabiliser les entreprises? Comment seront-elles encouragées, voire contraintes – si nécessaire –, à proposer aux gens un véritable travail adapté? Quelles initiatives prenez-vous afin de vous attaquer à la racine du problème et de créer des emplois convenables?
01.03 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, mesdames et messieurs, c'est un plaisir pour moi de vous rencontrer – fût-ce par vidéoconférence, ce matin –, et j'espère, bien entendu, que nous pourrons y mettre fin le plus rapidement possible et nous rencontrer physiquement.
Wat de mogelijke daling van het aantal re-integratietrajecten in de voorbije maanden betreft, wil ik eerst aangeven dat er momenteel nog geen cijfers beschikbaar zijn die dat bevestigen. Een eventuele daling van het aantal re-integratietrajecten tijdens de crisisperiode zou wellicht te verklaren zijn door de moeilijke omstandigheden voor arbeidsartsen om fysieke re-integratieonderzoeken te verrichten gelet op de hoge besmettingsrisico's. Bovendien worden zij erg bevraagd voor coronagerelateerde problemen in bedrijven. Daarnaast heeft een aantal bedrijven tijdelijk de activiteiten moeten terugschroeven of stopzetten, waardoor het zoeken en aanbieden van aangepast werk werd bemoeilijkt. Wij zullen die situatie uiteraard van nabij blijven volgen.
Zoals het regeerakkoord aangeeft, zijn wij niet van plan om werknemers met een gezondheidsprobleem aan hun lot over te laten. In overleg met de sociale partners en in samenwerking met collega Frank Vandenbroucke, bevoegd voor de ziekteverzekering, zullen wij de organisatie en het beheer van de re-integratieprocessen beoordelen. Met die multidisciplinaire aanpak zullen de procedures worden vereenvoudigd en op elkaar worden afgestemd, zodat meer werknemers een re-integratieproces kunnen starten.
De regering wil werknemers met een gezondheidsprobleem of een handicap zo veel mogelijk in staat stellen om weer aan het werk te gaan. In het regeerakkoord staat met name dat de drempels voor werkgelegenheid zullen worden weggenomen. Samen met de sociale partners zullen we werkgevers helpen om meer haalbare werkomstandigheden te creëren. De responsabilisering van alle betrokken actoren, werkgevers, werknemers en artsen, zal van groot belang zijn. Wanneer de organisatie en het beheer van de re-integratieprojecten op punt zijn gezet, worden in dat kader ook financiële prikkels onderzocht.
U verwijst naar het wetsvoorstel rond arbeidsintegratiejobs. De Nationale Arbeidsraad en het Rekenhof hebben over dat wetsvoorstel reeds adviezen verstrekt en bepaalde opmerkingen geformuleerd. Uiteraard wil de regering alle personen met een gezondheidsproblematiek of een handicap maximaal ondersteunen om de stap naar werk te zetten en wil zij de drempels naar een job zo veel mogelijk wegnemen. Het regeerakkoord heeft daarom ook aandacht voor die doelgroep. Een systeem van vrijwillige werkhervatting zal worden uitgewerkt, geïnspireerd op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, met aandacht voor de specificiteit van de doelgroep. Daarvoor is uiteraard ook samenwerking met de deelstaten van het allergrootste belang.
Madame Moscufo, concernant le taux d'emploi, il s'agit d'un indicateur de référence utilisé au niveau européen. Ce n'est pas le seul indicateur que nous utilisons pour évaluer notre politique. Nous tenons par exemple compte du taux de pauvreté. Par ailleurs, tous les emplois ne sont pas pris en compte pour calculer le taux d'emploi. Les jobs flexibles ou flexi-jobs, par exemple, ne le sont pas.
Concernant la réintégration des travailleurs malades de longue durée, j'accorde une grande importance à la concertation sociale. Avec les partenaires sociaux, nous renforcerons la possibilité, pour les travailleurs, de reprendre le travail dans de bonnes conditions. Avec eux, nous verrons comment il est possible de responsabiliser davantage les entreprises pour encourager la création d'emploi adaptée.
En outre, les recommandations de l'avis unanime n° 2099 du CNT (Conseil national du travail) de septembre 2018 seront appliquées.
01.04 Valerie Van Peel (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord, waaruit toch heel wat ambitie blijkt. Dat stemt mij zeker tevreden.
Ik raad u aan om het voorstel van mijn collega Spooren, die intussen gouverneur werd, bij de uitwerking van het regeerakkoord mee te nemen, want de daarin beschreven principes zijn belangrijke premissen voor elk re-integratievoorstel, namelijk het behoud van een uitkering gedurende een langdurige periode en het feit dat de werknemer intussen toch bijkomend aan de slag kan gaan zonder veel risico's voor de werkgever. Als daar nog wat aan moet worden geschaafd, dan is dat geen enkel probleem; het voorstel vormt een mooi uitgangspunt. Wij zullen over de problematiek later zeker nog voort van gedachten wisselen.
01.05 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Nous suivrons de près la base permettant de définir l'augmentation de l'activation. Il importe de ne pas se limiter uniquement aux prévisions établies au niveau européen. Pour nous, un taux d'emploi doit comprendre des équivalents temps plein, car c'est la seule façon de pouvoir mener une vie décente.
En ce qui concerne la deuxième partie de la question, nous voulons vraiment insister pour responsabiliser les employeurs, étant donné la diversité des travaux existant. Prenons le cas d'une technicienne de surface! Je peux imaginer qu'un employeur peut se cacher derrière sa fonction et dire qu'il n'a pas de travail adapté. Il faudra se pencher plus particulièrement sur cet aspect dans le suivi de la question.
Par ailleurs, je voulais attirer l'attention sur le travail à effectuer en amont. En effet, dans les métiers dits pénibles, car beaucoup le sont sans pour autant être désignés comme tels, il importe d'examiner les conditions de travail, parce que c'est généralement en raison de celles-ci que les gens tombent malades. Je pense notamment aux personnes qui prestent dans la sphère commerciale et qui présentent beaucoup de problèmes de tendinite, etc. Il faudra vraiment travailler sur le "ici et maintenant", mais aussi à plus long terme et on veillera au suivi de votre travail au travers de la commission et au travers des chiffres, sans lesquels, on ne peut mesurer l'ampleur de la mesure ni la "juger".
L'incident est clos.
02 Vraag van Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het Mobility Package en het misbruik van de terugkeerplicht" (55009233C)
02 Question de Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le Mobility Package et les abus concernant l'obligation de retour" (55009233C)
02.01 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, aangename kennismaking, ook al is het virtueel en is dat niet hetzelfde als samen aanwezig zijn in de commissiezaal.
Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Het Mobility Package is een reeks van
Europese maatregelen om de sociale dumping in de transportsector aan te pakken.
De maatregelen inzake rij- en rusttijden werden van kracht op 20 augustus 2020.
Er wordt opgelegd dat de chauffeur minstens één maal per maand naar de
thuisbasis van zijn werkgever of zijn eigen woonplaats moet terugkeren. Ook
wordt er bevestigd dat het nemen van de lange rust in de vrachtwagen verboden
is en blijft. Een belangrijke stap in de bescherming van arbeiders in de
transportsector en in de strijd tegen sociale dumping. De bepaling kan
teruggevonden worden in artikel 8, lid 8bis, van de aangepaste Verordening nr.
561/2006.
De passage wordt door sommige
ondernemingen geïnterpreteerd dat indien de onderneming de mogelijkheid tot
terugkeer voorziet, maar de chauffeur hiervan afstand doet, zij niets te
verwijten valt. Dat kan uiteraard niet de geest van deze passage zijn. Dergelijke lezing ondermijnt haar
doelstelling met name sociale dumping tegengaan.
Bovendien stelt de verordening dat de
lidstaten ervoor moeten zorgen dat de bevoegde autoriteiten een sanctie kunnen
opleggen aan een onderneming en/of bestuurder (art. 19).
De vrees bestaat dus dat de chauffeurs
niet alleen in de onmogelijkheid verkeren terug te keren, maar ook eventueel
een sanctie riskeren (hoewel de focus voornamelijk bij de werkgever ligt).
Heeft u of uw voorganger al overleg gehad
met de inspectiediensten in verband met de controle van de nieuwe regels van
het mobility package die van kracht zijn sinds 20 augustus?
Hoe interpreteren de Belgische
inspectiediensten Art 8, 8bis van verordening 561/2006?
Klopt het dat ondernemingen gebruik maken
van de documenten waarop de chauffeur afstand doet van zijn recht op terugkeer?
Heeft de minister weet van ondernemingen gebruik maken van dergelijke
documenten?
Hoe worden de sancties uitgevaardigd? Zal
u deze kwestie bij uw collega ministers op Europees niveau aankaarten zodat er
een eenvormige interpretatie komt en de misbruiken een halt worden toegeroepen?
Worden of zijn er in het kader van de nieuwe regels extra controles gepland?
02.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Als kersvers minister ben ik volop het terrein aan het verkennen en zal ik overleg plegen met de verscheidene inspectiediensten via de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst of SIOD en mijn federale collega-ministers. De bevoegdheid inzake de sancties in het kader van de verordening 561/2006 ligt immers hoofdzakelijk bij de FOD Mobiliteit en de federale politie.
De SIOD heeft conform de partnerschapsovereenkomst met de transportsector een opvolgvergadering gepland waar de problematiek aan de orde zal komen en zal worden meegedeeld hoe de guidelines en checklists van de transportsector in dat kader aangepast kunnen worden. Aangezien er een belangrijke rol voor de FOD Mobiliteit is weggelegd, werd er contact gezocht om een protocol tussen de SIOD, de FOD Mobiliteit en de bevoegde ministers te sluiten.
Voorts wijs ik erop dat niet alle onderdelen van het Mobility Package op hetzelfde ogenblik in werking treden. Zo zullen het onderdeel toegang tot het beroep, toegang tot de markt en gecombineerd vervoer pas tegen 21 februari 2022 en het onderdeel detachering tegen 2 februari 2022 in nationale wetgeving dienen te worden omgezet. Het onderdeel rij- en rusttijden werd reeds op 20 augustus jongstleden van toepassing.
U vroeg mij naar de interpretatie van de artikelen 8 en 8bis van de verordening 561/2006, maar de sociale inspectiediensten zijn slechts onrechtstreeks betrokken bij de controle op de correcte toepassing van de verordening. Daarenboven zijn de bepalingen van dwingend recht, waar dus niet bij overeenkomst van kan worden afgeweken. Vanzelfsprekend doen de sociale inspectiediensten de nodige vaststellingen bij hun controles, maar de sanctionering ligt bij de FOD Mobiliteit, de federale politie en de regionale inspectiediensten op basis van de boetencatalogus.
Er werden nog geen officiële vaststellingen gedaan met betrekking tot documenten waarin de chauffeur afstand van het recht van terugkeer doet, maar het bestaan van die documenten kan wel worden vermoed. De sociale inspectiediensten kunnen dat feit niet zelf sanctioneren, maar zullen steeds aan de betrokken werkgevers meegeven dat dat niet conform de verordening is. Bij het samenstellen van een dossier inzake sociale fraude kunnen die elementen worden toegevoegd aan het dossier. Dat zal impliciet een impact hebben op de globale beoordeling van het dossier, vooral wanneer er sprake is van postbusvennootschappen met het oog op de omzeiling van de regels inzake de toepasselijke wetgeving op het vlak van sociale zekerheid en arbeidsrecht. Op die manier doen de sociale inspectiediensten niet alleen aan repressie, maar ook aan preventie en sensibilisering van de werkgevers in de sector.
U vraagt mij of ik van plan ben de kwestie bij mijn Europese collega's aan te kaarten. België heeft altijd de dubbelzinnigheid van de betreffende bepaling betreurd. Op Europees niveau is het mijn collega, de heer Gilkinet, minister van Mobiliteit, die verantwoordelijk is voor de bespreking van het mobiliteitspakket.
De SIOD heeft in de voorgaande jaarlijkse actieplannen steeds aandacht gehad voor de problematiek. Ook in 2021 zal dat niet anders zijn. Een van de nieuwe trends die de SIOD via een bevraging bij de sociale inspectiediensten en sociale partners heeft vastgesteld, is het feit dat in een aantal sectoren mensenhandel en economische uitbuiting sterk aanwezig zijn. Het gaat om de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, Toezicht op de Sociale Wetten en de Hoge Raad voor Zelfstandigen en kmo's. In het kader van de strijd tegen sociale dumping en mensenhandel blijven de bevoegde sociale inspectiediensten dan ook prioritair inzetten op controles bij transportondernemingen. Zo zullen de aangekondigde flitscontroles zich toespitsen op het goederenvervoer en zullen er daar in het kader van 10.000 gemeenschappelijke actiecontroles en onderzoeken 900 acties en controleonderzoeken plaatsvinden.
Het actieplan 2021 dient nog te worden goedgekeurd in het strategisch comité, dat ik zal voorzitten. Er is zeker geen afname van de controles in de transportsector gepland.
Tot slot merk ik op dat bij de Algemene Directie van de Arbeidsinspectie Toezicht op de sociale wetten van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg twee gespecialiseerde directies bestaan die zich bezighouden met vervoer en transport. Zij houden zich dus dagelijks bezig met de vervoercontroles en eventuele sociale dumping in die sector. De betrokken sociale inspecteurs zullen uiteraard rekening houden met de nieuwe reglementering.
La présidente: Merci, monsieur le ministre, pour cette réponse très circonstanciée. Chers collègues, tenez à l'œil votre temps de parole sur les écrans.
02.03 Anja Vanrobaeys (sp.a): Ik hoor uiteraard graag dat het volgens u ook niet conform de richtlijn betreffende de Mobility Package is, wanneer chauffeurs er afstand van zouden kunnen doen om een keer per maand terug naar huis te gaan, dat u zult blijven inzetten op controles en de kwestie zal aankaarten op Europees niveau.
Het kan inderdaad niet de bedoeling zijn dat chauffeurs, ondanks het feit dat het beschermingsmechanisme in augustus van toepassing werd, daar toch zelf afstand van doen en verder maanden aan een stuk in hun vrachtwagen leven en werken en ver weg zijn van hun familie. Het belang van die bescherming is dat we dat soort van sociale dumping kunnen stopzetten. Bedrijven mogen chauffeurs niet onder druk zetten om die bescherming volledig onderuit te halen.
Het gaat inderdaad om een sector waarin de concurrentie wel vrij groot is. Ik kan mij best wel voorstellen dat chauffeurs daar niet zo vrij over beslissen, maar grotendeels onder druk worden gezet. Als dat gebeurt, vervalt de doelstelling van de Mobility Package, waarvan een gedeelte in augustus van toepassing werd en andere delen later systematisch in werking zullen treden, met name om de sociale dumping in de transportsector tegen te gaan.
Het incident is gesloten.
- Nabil Boukili à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le contournement de la loi Renault par le biais de la loi relative à la continuité des entreprises" (55009336C)
- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le contournement de la loi Renault par le biais de la loi relative à la continuité des entreprises" (55009854C)
- Nabil Boukili aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De omzeiling van de wet-Renault via de wet op de continuïteit van ondernemingen" (55009336C)
- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De omzeiling van de wet-Renault via de wet op de continuïteit van ondernemingen" (55009854C)
La présidente: M. Boukili étant absent, sa question est sans objet et vous avez la parole, madame Moscufo.
03.01 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): La crise du coronavirus met sous forte pression de
nombreuses entreprises du secteur du commerce de détail. La célèbre chaîne de
magasins Wibra demande elle aussi à être protégée contre les créanciers. À la
suite de cette faillite, je voudrais attirer votre attention sur une
construction juridique qui pourrait empêcher la bonne application de la loi
portant des dispositions en faveur de l'emploi (loi Renault).
Comme vous le savez, la troisième procédure
de la loi relative à la continuité des entreprises (LCE) permet, sous autorité
de justice, de transférer l’entièreté ou une partie d'une entreprise ou de ses
activités à un tiers. Un acquéreur décide de reprendre certains magasins qui
tournent bien. Les employés qui restent se retrouvent dans une entreprise
dépouillée, et en faillite.
Ce type de pratique équivaudrait, dans les
faits, à une restructuration en dehors des mesures de protection de la loi
Renault. Celle-ci prévoit en effet une phase d'information et de consultation
approfondie avec les syndicats, et une forte participation du personnel dans le
processus. Cette troisième procédure de la LCE ne prévoit rien de tel.
1. L’arrêt Plessers du 16 mai 2019 juge que
troisième procédure de la LCE est contraire à la directive européenne 2001/23
qui protège les travailleurs contre le licenciement du seul fait d’un transfert
d'entreprise. En prévision de la modification législative nécessaire, quelles
actions sont prévues au niveau de l’inspection du travail?
2. Quelles initiatives prendrez-vous dans
les mois à venir pour faire en sorte que les entreprises en restructuration se
conforment strictement aux dispositions de la loi Renault ?
3. Des poursuites auront-elles lieu à
l’égard des directions et des entreprises en restructuration qui ne se
conformeraient pas strictement aux dispositions de la loi Renault?
4. Endéans quel délai aura-lieu l’adaptation
législative?
03.02 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Chère collègue, le transfert sous autorité de justice est un moyen permettant d'assurer le maintien de tout ou partie de l'entreprise ou de ses activités dans le cadre d'une procédure de réorganisation judiciaire. La loi sur la continuité des entreprises ayant été abrogée, cette matière est actuellement régie par les articles 2084 et suivants du Code de droit économique – Livre XX, Titre 5, Chapitre 4 pour être exact.
Cette réglementation ne relève pas de mes compétences; elle dépend de mon excellent collègue le ministre de la Justice. S'agissant de votre première question, qui mentionne également d'éventuelles poursuites par le parquet, sachez que cette prérogative ne relève pas non plus de mes compétences mais bien, à nouveau, de celles de mon collègue le ministre de la Justice.
S'agissant des questions qui visent le respect, compte tenu de la crise, de la procédure d'information et de consultation des travailleurs en cas de licenciement collectif, mieux connue sous le nom de procédure Renault, ainsi que les poursuites éventuelles en cas de non-respect, sachez que la convention collective de travail n° 24 prévoit l'obligation de mettre en place cette procédure à partir du moment où un certain nombre de travailleurs sont licenciés au cours d'une période de 60 jours. Ce nombre varie en fonction de la taille de l'entreprise. En cas de non-respect de ces dispositions, des sanctions sont bien entendu prévues par la loi du 13 février 1998, dite loi Renault. Elles consistent notamment en une réintégration dans l'entreprise des travailleurs licenciés.
Les conditions d'application de cette procédure d'information et de consultation en cas de licenciement collectif restent inchangées en cette période de crise. Le non-respect de cette réglementation est également passible de sanctions pénales contenues dans le Code pénal social. L'Inspection du travail – Contrôle des lois sociales – veille au respect de ces dispositions. Les inspecteurs peuvent, le cas échéant, dresser procès verbal, pouvant donner lieu à des poursuites pénales ou administratives. J'ai récemment rappelé aux services de l'Inspection l'attachement que j'accordais au respect de la procédure Renault et je leur ai demandé de veiller à ce que celle-ci soit adéquatement appliquée.
Il faut toutefois relever qu'en cas de faillite, cette procédure ne doit pas être suivie. En effet, dans le cadre de cette procédure, les échanges avec les représentants du personnel ont pour objectif de réduire ou d'atténuer l'impact des licenciements par le recours à des mesures telles que le reclassement ou de la reconversion. Pour ce faire, il faut que l'entreprise reste active. Si l'entreprise n'a pas de moyens de subsister, de telles discussions n'ont plus de raison d'être.
03.03 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie. Nous avons évidemment introduit les questions auprès de votre collègue ministre de la Justice, mais votre point de vue en tant que ministre du Travail nous intéressait aussi.
Sans entrer dans des considérations techniques, ceci pose tout de même le problème suivant. Selon nous, certaines entreprises, par exemple Wibra, mettent en place des mécanismes pour échapper à cette loi Renault. Cela empêche les syndicats d'effectuer un suivi correct, si on peut qualifier cela de correct quand on est, de toute façon, dans une situation où l'on doit négocier des pertes d'emploi, ce qui n'est pas toujours correct en soi. La loi Renault permettait au moins un certain contrôle et, malgré tout, une certaine pression pouvait être exercée par les travailleurs à travers leurs organisations syndicales.
Je vous demande de continuer à vous pencher sur cette question et nous suivrons le dossier.
Het incident is gesloten.
04 Question de Sophie Rohonyi à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La gestion du COVID-19 au travail" (55009729C)
04 Vraag van Sophie Rohonyi aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De aanpak van COVID-19 op het werk" (55009729C)
04.01 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, monsieur le ministre, permettez-moi, tout d'abord, de vous féliciter pour votre nomination.
Monsieur le ministre, les particuliers, les écoles et plusieurs secteurs dont l’horeca se sont vu imposer des protocoles sanitaires stricts pour pouvoir maintenir leur activité. En revanche, aucun protocole n’est imposé aux entreprises. Si la majorité des employeurs se comportent en responsables préoccupés par la santé de leur personnel, il n’en demeure pas moins que cette approche au cas par cas pose question. Ainsi, que faire si mon employeur refuse le télétravail alors que ma fonction le permettrait? Comment réagir lorsqu’un collaborateur tombe malade et attend le résultat de son test? Quand faut-il fermer l’entreprise?
Certes, des informations sont disponibles sur le site du SPF Emploi. Mais, pour le reste, le site renvoie purement et simplement aux Régions.
Lors de ses dernières déclarations, le Comité de concertation a rappelé que le télétravail était la règle au niveau fédéral. De son côté, le premier ministre a annoncé que des concertations avec les fédérations des employeurs seraient organisées afin de mieux suivre ce qui se passe concrètement sur le terrain. Enfin, ce week-end, les gouvernements bruxellois, wallon et de la Fédération Wallonie-Bruxelles ont, pour leur part, rendu le télétravail obligatoire.
Monsieur le ministre, avez-vous plaidé, lors des dernières réunions du Comité de concertation, en faveur du télétravail obligatoire partout en Belgique, sachant, par exemple, que la capitale accueille des navetteurs en provenance de tout le pays?
Quelle est la nuance entre le télétravail qui est la règle et le télétravail obligatoire? En effet, selon l'UCM, mais aussi d'autres acteurs de terrain, cela mérite des éclaircissements quant à l'opportunité de fermer une entreprise, de venir travailler quand on se sent isolé chez soi ou quand il s'agit de donner des formations en présentiel.
La médecine du travail a-t-elle reçu des instructions précises? Comment la protection de la vie privée en entreprise est-elle gérée en cas de recours accru au télétravail?
Quels sont les résultats des fameuses concertations avec les fédérations des employeurs annoncées par le premier ministre? Un protocole sanitaire précis sera-t-il adopté et communiqué aux employeurs? Dans l'affirmative, dans quel délai? Sera-t-il valable sur l’ensemble du territoire? Dans quelle mesure les contrôles dans les entreprises pourront-ils être réalisés?
La présidente: Madame Rohonyi, je vous invite à conclure.
04.02 Sophie Rohonyi (DéFI): J'en arrive à ma dernière question, madame la présidente.
Sachant que la diminution du trafic routier et de l'affluence dans les transports en commun sont des indicateurs pour mesurer le recours effectif au télétravail, quel résultat concret et chiffré espérez-vous en la matière?
04.03 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, madame Rohonyi, je vous remercie pour votre question et vos félicitations.
Avec mes collègues, Frank Vandenbroucke, ministre de la Santé, et Pedro Facon, commissaire du gouvernement en charge du coronavirus, nous veillons bien entendu à mettre en place des mesures permettant de lutter contre la propagation du coronavirus au sein du milieu du travail. Comme vous le savez, il a été décidé que le télétravail à domicile est la règle dès que la fonction s'y prête. Si le télétravail n'est pas possible, les entreprises, associations et services doivent prendre des mesures pour garantir le respect des règles sanitaires et de distanciation sociale, en particulier le maintien d'une distance d'au moins 1,5 mètre entre chaque personne.
Comme vous l'avez rappelé, le premier ministre a appelé les fédérations patronales à participer à une concertation. Cette concertation a débuté hier et j'ai rencontré les représentants des différentes fédérations patronales pour réfléchir à la manière d'encadrer ce télétravail qui est la règle et qui prévoit également certaines exceptions, que vous avez notées, pour permettre à la fois le respect de la continuité de la gestion de l'entreprise ou du service public et de tenir compte des besoins individuels des travailleuses et des travailleurs. Vous avez d'ailleurs évoqué quelques exemples.
Le Guide générique en vue de lutter contre la propagation de la COVID-19 au travail sert de base aux entreprises, mais les mesures appropriées sont néanmoins élaborées au niveau de l'entreprise, de l'association ou du service dans le respect des règles de concertation sociale avec les services de prévention et de protection du travail. La concertation sociale et le respect des institutions comme les comités pour la prévention et la protection du travail sont des éléments qui sont essentiels pour moi. Les règles sont donc établies au niveau fédéral et les services d'inspection contrôleront le respect de celles-ci.
Quant à savoir si la médecine du travail a reçu des instructions précises, une des missions réglementaires du médecin du travail consiste à éviter l'admission au travail de personnes atteintes d'affections graves transmissibles. Il joue donc un rôle-clé pour contrer la transmission de la COVID-19 dans l'entreprise. Je soutiens d'ailleurs la position des partenaires sociaux au sein du Conseil supérieur pour la prévention et la protection au travail du 7 octobre dernier dans laquelle les partenaires sociaux estiment que le médecin du travail doit avoir un rôle essentiel dans la détection des risques dans l'entreprise ainsi qu'en matière de réalisation de test COVID pour les travailleurs et les travailleuses dans certaines situations spécifiques. Il est ici important que le médecin du travail puisse orienter, sans intervention du médecin traitant du travailleur, les contacts à haut risque vers un centre de test. J'entreprends, avec l'aide de mon administration, les démarches appropriées pour y arriver au plus vite.
La question de la protection de la vie privée en entreprise peut être abordée sous deux angles: d'une part, sous l'angle de l'étendue du droit de contrôle exercé par l'employeur sur le travailleur et, d'autre part, sous l'angle de l'utilisation accrue des plates-formes de vidéotéléconférence. Pour le second angle, je vous invite, madame Rohonyi, à questionner le secrétaire d'État à la Digitalisation chargé notamment de la protection de la vie privée.
Pour conclure, madame la présidente, en ce qui concerne le droit de contrôle des travailleurs par l'employeur, chaque individu a bien entendu droit au respect de sa vie privée et les infractions à ces droits doivent être examinées au regard des principes de légalité, de finalité et de proportionnalité. Le fait que quelqu'un conclue un contrat de travail et marque ainsi son accord à l'exécution d'un travail dans un lieu de subordination n'implique en effet pas qu'il perd ses droits fondamentaux.
04.04 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je suis heureuse d'entendre que la concertation annoncée par M. le premier ministre a déjà eu lieu et que, notamment dans ce cadre-là, on aura égard aux besoins individuels des travailleurs, à leur bien-être social et mental. Ceci est fondamental. L'arrêté ministériel, lorsqu'il fait mention de moments de retour bien organisés et limités, reste quand même assez flou.
Pour le reste, le fait d'entendre les différents niveaux de pouvoir parler de règles et de télétravail obligatoire, cela brouille l'esprit des citoyens, des employeurs, et des employés. Finalement, cela ne participe pas à la pleine adhésion aux mesures. Je me permets de le regretter parce que l'on sait, et le Centre de Crise l'a encore rappelé très justement hier, que les entreprises participent pleinement à la lutte contre le coronavirus.
Pour ce qui est des contrôles menés dans les entreprises, je pense qu'il va vraiment falloir les intensifier. J'entends votre volonté par rapport à cela. Il convient de veiller à ce que les personnes travaillent en toute sécurité lorsque le télétravail n'est pas possible.
Enfin, je ne vous ai pas entendu répondre à ma dernière question concernant la façon de mesurer l'impact effectif du télétravail. Par exemple, on a observé ce lundi une diminution de 20 % du trafic routier à Bruxelles. Il faudrait être capable de le mesurer sur l'ensemble du territoire. Mais s'il le faut, j'interrogerai votre homologue de la Mobilité pour ce faire. Je vous remercie.
04.05 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, si vous le permettez, j'aimerais répliquer. Je n'ai effectivement pas répondu à la dernière question de Mme la députée, et je m'en excuse.
Madame Rohonyi, je voudrais vous signaler que suite à la concertation intervenue hier avec les fédérations patronales, nous avons décidé de charger l'ERMG de monitorer toute une série de données et de collationner ces différentes statistiques, et notamment celles de la fréquentation des transports en commun ou encore de la congestion de nos routes et autoroutes.
L'incident est clos.
- Nawal Farih aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De opschorting van de opzegtermijn voor tijdelijke werkloosheid wegens overmacht bij quarantaine" (55009830C)
- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het probleem van de opzeggingstermijn bij tijdelijke werkloosheid wegens overmacht" (55010270C)
- Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De opschorting van de opzegtermijn bij tijdelijke werkloosheid wegens overmacht i.g.v. quarantaine" (55010325C)
- Nawal Farih à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La suspension du préavis pour le chômage temporaire pour force majeure en cas de quarantaine" (55009830C)
- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le problème du délai de préavis en cas de chômage temporaire pour force majeure" (55010270C)
- Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La suspension du préavis pour le chômage temporaire pour force majeure en cas de quarantaine" (55010325C)
05.01 Nawal Farih (CD&V): Mevrouw de voorzitster, vermits ik in een andere commissie met wetgevend werk bezig ben, verwijs ik naar de schriftelijk ingediende vraag.
De looptijd van de opzeggingstermijn voor
opzeggingen gegeven door de werkgever voor of tijdens een periode van schorsing
van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst ingevolge economische redenen,
wordt opgeschort tijdens die periode van schorsing. Dat is niet het geval bij
de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst ingevolge overmacht.
We hebben via een wetsvoorstel geregeld
dat bij de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens
COVID-19-overmacht de opzeggingstermijn bij ontslag wel werd geschorst. In de
periode van goedkeuring van dat voorstel werd er echter nauwelijks onderscheid
gemaakt tussen tijdelijke werkloosheid overmacht COVID-19 en tijdelijke
werkloosheid economische redenen.
Vanaf september wordt opnieuw een
scherper onderscheid gemaakt tussen tijdelijke werkloosheid economische redenen
en overmacht COVID-19. Overmacht als gevolg van de coronapandemie kan enkel nog
worden ingeroepen door sectoren en ondernemingen die uitzonderlijk hard
getroffen zijn door de crisis. Voor de sectoren of ondernemingen die niet
uitzonderlijk hard getroffen zijn door de coronacrisis gelden vanaf 01.09.2020
terug de gewone procedures voor het invoeren van tijdelijke werkloosheid wegens
economische redenen. Voor andere schorsingsgronden blijven de gewone procedures
van tijdelijke werkloosheid overmacht van toepassing.
Ik heb daarover de volgende vragen,
mijnheer de minister.
Indien een werknemer van een onderneming
die geen recht meer heeft op de vereenvoudigde procedure tijdelijke
werkloosheid overmacht COVID omwille van het feit dat de onderneming niet
behoort tot de zwaar getroffen sectoren, in tijdelijke werkloosheid overmacht
geplaatst wordt omdat hij in quarantaine moet blijven, wordt zijn
opzeggingstermijn dan geschorst gedurende deze periode van tijdelijke
werkloosheid overmacht zoals geregeld werd voor tijdelijke werkloosheid
overmacht COVID-19 of wordt de opzeggingstermijn niet geschorst omdat het gaat
om tijdelijke werkloosheid overmacht in een onderneming die geen gebruik meer
kan maken van de vereenvoudigde procedure?
Aangezien de quarantaine ook het gevolg
is van overmacht wegens COVID-19 zou de opzeggingstermijn moeten geschorst
worden. Kan u dat bevestigen,? Zal de RVA dat ook op deze manier interpreteren?
05.02 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur
le ministre, ce printemps, en avril, il est apparu que certaines entreprises
n'étaient plus tenues de payer elles-mêmes les indemnités de licenciement de
personnel licencié et ce, en raison d'une lacune de la loi. En effet, les
périodes de préavis continuent à courir durant une période de chômage
temporaire. Curieusement, il en va de même pour les personnes licenciées avant
le début du confinement. Les indemnités de préavis ont donc été de facto payés
en partie, voire, parfois, en totalité par la sécurité sociale. En outre, les
travailleurs licenciés ont perdu 30 % de leurs revenus, parce que leurs
indemnités ne représentaient que 70 % de leur salaire net (que l’on touche
normalement durant le délai de préavis). Suite aux critiques des syndicats,
cette lacune légale a été comblée, avec effet au 22 juin 2020. Nous ne devons
toutefois pas oublier celles et ceux qui ont été licenciés avant cette date.
Pour eux, rien n'a changé à l'époque.
Combien de personnes ont dû combiner des jours de préavis avec du 'chômage temporaire Covid 19' entre le début du confinement et le 22 juin 2020? Combien l'ONEM a-t-il versé au total pour ces dossiers/indemnités? Êtes-vous prêt à prévoir pour ces travailleurs licenciés un complément d’indemnités? Est-on confronté au même problème en ce moment ? En particulier dans le cas de certains travailleurs contraints de passer plusieurs jours de leur période de préavis en quarantaine.
05.03 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, le chômage temporaire pour force majeure
ne suspend pas le délai de préavis. Cela signifie que si un travailleur est
licencié et puis mis au chômage temporaire, son préavis est mis à charge de la
sécurité sociale. Pour répondre à ce problème, en ce qui concerne le préavis,
la loi du 15 juin 2020 a assimilé le chômage temporaire coronavirus au chômage
temporaire pour raison économique. Depuis le 1er septembre 2020, les employeurs
qui ne sont pas reconnus comme particulièrement touchés ou qui ne sont pas dans
un secteur qui est reconnu comme tel n'ont plus accès au chômage temporaire
coronavirus. Certains employeurs doivent donc recourir au chômage temporaire
pour force majeur ordinaire.
Monsieur le ministre, qu'en sera-t-il? Le travailleur en préavis verra-t-il sont préavis suspendu s'il est mis au chômage temporaire pour force majeure ordinaire?
05.04 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, je remercie les différentes parlementaires pour leurs questions jointes.
En cas de congé donné par l'employeur avant ou pendant une période de suspension de l'exécution du contrat de travail pour cause de force majeure résultant de la crise du coronavirus, le délai de préavis cesse de courir pendant cette suspension. C'est ce que prévoit l'article 2 de la loi du 15 juin 2020 visant à suspendre les délais de préavis des congés donnés avant ou durant la période de suspension temporaire de l'exécution du contrat de travail pour cause de force majeure en raison de la crise COVID-19.
La terminologie utilisée dans cet article est large. L'objectif est de couvrir toute situation de force majeure résultant des mesures prises par le gouvernement pour limiter la propagation du coronavirus. Cette force majeure peut se produire aussi bien dans le chef de l'employeur que dans celui du travailleur.
Wanneer een werknemer in quarantaine moet gaan en hij hierdoor zijn arbeidsovereenkomst niet kan naleven, zal de uitvoering van de overeenkomst worden geschorst wegens tijdelijke overmacht die het gevolg is van de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus te beperken.
Ik bevestig dat
tijdens deze periode van schorsing de door de werkgever gegeven opzegtermijn on
hold zal worden gezet, zoals beoogd door artikel 2 van de wet van 15 juni 2020.
Concernant les chiffres demandés par Mme Moscufo, étant donné le dépôt tardif de la question, vous comprendrez que je n'ai pas pu les collationner et les réunir à temps pour pouvoir vous donner ces éléments. Je vous invite donc à m'adresser une question écrite afin de vous les transmettre.
05.05 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, nous vous enverrons la question par écrit pour les chiffres.
Cela est important afin d'avoir une vue concrète sur le terrain. Je suis tout de même un peu déçue de votre réponse car vous faites référence aux articles de loi qui appliquent ces éléments, mais nous avons quand même l'ambition de faire changer les lois quand elles ne sont pas justes pour les travailleurs. Peut-être avez-vous quand même l'intention de réfléchir à cela et de voir comment vous pouvez mettre sur pied une loi ou un arrêté royal pour rectifier les choses.
Lorsque nous avons discuté de ce problème en commission, nous avons pu rectifier ce qui existait grâce aux demandes des partenaires sociaux. Nous avons ainsi pu régler le problème pour certaines personnes à partir du 22 juin. Votre parti avait aussi soutenu la proposition de loi et notre amendement de l'époque qui voulait aller plus loin. Nous attendons de votre part que vous changiez cette loi, qui n'est pas correcte à nos yeux. Entre-temps, nous attendrons votre réponse concernant les chiffres.
05.06 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, merci en tout cas pour votre réponse complète.
Comme nous l'avons souligné, nous avons soutenu une proposition de loi déposée par le sp.a, qui assimilait le chômage temporaire au chômage pour raisons économiques. J'entends bien votre réponse. L'objectif est de privilégier le bien-être des travailleurs. Vu l'ampleur de la crise, il serait peut-être opportun d'apporter quelques rectifications pour satisfaire tout le monde. Je vous remercie.
Het incident is gesloten.
06 Question de Christophe Bombled à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L’électrification du parc automobile et ses conséquences pour l’emploi" (55009834C)
06 Vraag van Christophe Bombled aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De elektrificatie van het wagenpark en de gevolgen ervan voor de werkgelegenheid" (55009834C)
06.01 Christophe Bombled (MR): Madame la présidente, je tiens tout d'abord à présenter mes félicitations à M. le vice-premier ministre. Afin de permettre à un maximum de députés d'intervenir aujourd'hui, je m'en réfère au texte déposé.
L'électrification du parc automobile belge
va probablement s 'intensifier au cours des prochaines années. D'ailleurs,
parmi les objectifs que s'est fixés le gouvernement, figure le renouvellement
des voitures de société à moteur thermique (essence comme diesel) par des
véhicules circulant à l'électrique.
Des études récentes, menées en Allemagne et
en France, affirment que le passage à l'électrique devrait entrainer la perte
de plusieurs milliers d'emplois en Europe, notamment dans le domaine de
l'après-vente. En effet, les moteurs électriques sont moins complexes que les moteurs
à combustion et nécessitent moins d'entretien. En outre, les composants
électriques et électroniques étant massivement produits en Chine, on risque
d'observer une diminution de la main d'œuvre en Europe.
1. Une étude analysant les conséquences pour
l'emploi, dues au développement des véhicules électriques, a-t-elle déjà été
menée en Belgique? Si oui, quelles en sont les conclusions? Si non, une telle
étude sera-t-elle réalisée prochainement? Entre-t-il dans les intentions du
gouvernement de la commander?
2. Si l'électrification des véhicules, au
détriment des véhicules à moteur thermique, peut provoquer la disparition de
certains métiers, elle pourrait également se traduire par l'augmentation du
besoin en nouveaux métiers, spécifiques à la production de ce type de véhicule.
Quels pourraient-être ces 'nouveaux'
métiers? Les a-t-on déjà identifiés? Ne serait-il pas opportun, dès à présent,
de coopérer, discuter avec les entités fédérées communautaires afin de
réfléchir à l'organisation de programmes de cours qui permettront de pouvoir
répondre aux futurs besoins en main d'œuvre?
06.02 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, je remercie le député pour sa question et pour ses félicitations.
Monsieur le député, à ma connaissance, aucune étude n'a été réalisée jusqu'à présent sur les effets sur l'emploi propres à notre pays. L'écologisation du parc automobile est suivie au niveau régional car il s'agit d'une compétence régionale mais des changements possibles dans l'emploi ne sont pas spécifiquement examinés.
Sur la base de l'enquête sur les forces de travail réalisée par Eurostat, nous pouvons suivre l'évolution des secteurs construction et assemblage de véhicules automobiles, de remorques et de semi-remorques, commerce de gros et de détail et réparation de véhicules automobiles et de motocycles, cela depuis 2010.
Dans ces secteurs, nous avons constaté une baisse de l'emploi de quelque 21 800 personnes en Belgique entre 2010 et 2019 pour l'ensemble de l'Union européenne. Cependant, nous avons observé une forte augmentation au cours de la même période. Toutefois, la classification NACE des secteurs ne permet pas d'identifier de nouveaux emplois qui peuvent résulter d'un passage à une mobilité plus verte. De plus, les autres avantages importants qui en découlent ou qui en découleront, par exemple une meilleure qualité de l'air, une réduction des émissions de CO2 et de la pollution sonore ne sont pas facilement mesurables aujourd'hui.
L'enseignement professionnel et l'adéquation entre l'offre et la demande sur le marché du travail sont une compétence régionale, comme vous le savez. Le gouvernement fédéral soutient bien entendu cette approche par le biais de mesures visant à stimuler la demande de main d'œuvre en général. Dans les rapports internationaux sur le secteur automobile dans lesquels la Belgique est incluse, par exemple le Digital Auto Report de 2019, l'accent est malheureusement mis sur les États-Unis et la Chine.
En résumé, monsieur le député, on ne s'attend qu'à une augmentation limitée des ventes de voitures dans les années à venir et, en même temps, à une forte croissance du marché des services de mobilité comme le leasing privé et les voitures partagées. Cela pourrait donc conduire à la création de nouveaux services et de nouveaux emplois. Dans le même temps, les logiciels deviennent une partie de plus en plus importante de la voiture, de sorte que de nouveaux emplois pourraient être créés ici aussi.
06.03 Christophe Bombled (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Il est bien entendu indispensable de lutter contre le réchauffement climatique tout en rendant notre planète plus propre. Tout comme la sortie du nucléaire d'ici 2025, l'électrification progressive du parc automobile belge est un objectif que s'est fixé notre gouvernement. Toutefois, il est important d'anticiper les conséquences que pourrait engendrer le développement des véhicules électriques sur l'emploi. C'était cela également le but de ma question. En effet, si des métiers actuels sont amenés à progressivement disparaître, de nouveaux métiers vont probablement voir le jour et d'autres qui existent déjà vont bénéficier d'une grande demande.
Je citerai, par exemple, les métiers de bobinier et de monteur-câbleur ou encore les ingénieurs spécialisés en électricité.
Pour développer les filières et cela afin de répondre à la demande de main-d'œuvre qualifiée, une collaboration avec les entités fédérées – plus particulièrement, dans le secteur de l'enseignement et de la formation – permettra de préparer l'avenir et de pallier ainsi la perte d'emplois qui serait consécutive à la diminution progressive de la production des moteurs techniques.
L'incident est clos.
07 Vraag van Nahima Lanjri aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het klein verlet voor pleegouders" (55009844C)
07 Question de Nahima Lanjri à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le petit chômage pour les accueillant.e.s d'enfants" (55009844C)
07.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik wil u, ten eerste, van harte welkom heten in onze commissie.
Ik zal, om de zaken sneller te laten gaan, verwijzen naar mijn schriftelijk ingediende vraag over het klein verlet voor pleegouders.
Binnenkort is het de week van de
Pleegzorg. We hebben de afgelopen legislatuur grote stappen voorwaarts gezet om
pleegouders dezelfde rechten te geven als natuurlijke ouders aangezien zij ook
dezelfde zorg op zich nemen. Zo voerden we onder meer het pleegouderverlof in
zodat pleegouders bij de ontvangst van een pleegkind in hun gezin de
mogelijkheid krijgen om tijd met hun pleegkind door te brengen.
Toch blijver er nog ongelijkheden bestaan
tussen natuurlijke ouders, adoptieouders en pleegouders. Zo heeft een werknemer
recht op een of meerdere dagen klein verlet met behoud van loon voor het
huwelijk, de priesterwijding, het overlijden, de plechtige communie en het
feest van de vrijzinnige jeugd van zijn kind of zijn adoptiekind. Werknemers
die als pleegouder in het kader van een langdurige pleegzorg de zorg voor een
kind opnemen, hebben hier echter geen recht op. Dit terwijl zij wel langdurig
de zorg van hun pleegkind opnemen en dus recht zouden moeten krijgen om samen
met hun pleegkind deze familiegebeurtenissen bij te wonen.
Vindt u ook dat net zoals natuurlijke
ouders en adoptieouders ook pleegouders die langdurige pleegzorg op zich nemen
recht zouden moeten krijgen op klein verlet voor familiegebeurtenissen?
Indien wel, wil u daar zo snel mogelijk
werk van maken?
07.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Lanjri, ik dank u voor uw vragen.
Er is de voorbije jaren inderdaad vooruitgang geboekt in de verbetering van de situatie van pleegouders. Het is echter ook waar dat er nog steeds grote verschillen zijn ten opzichte van andere gezinnen, met name op het vlak van het omstandigheidsverlof.
Ik ben uiteraard bereid om samen met de sociale partners aan die aspecten te werken. Ik zal daarom in de nabije toekomst contact opnemen met de sociale partners om te bekijken of er concrete voorstellen kunnen worden gedaan.
07.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, het is fijn te horen dat u het met mij eens bent dat pleegouders een belangrijke rol te spelen hebben in de samenleving en dat zij effectief niet mogen worden gediscrimineerd. Zij zouden eigenlijk dezelfde rechten moeten hebben als andere ouders, zeker indien zij langdurig kinderen opvangen.
Zij moeten dus ook gebruik kunnen maken van het klein verlet. U antwoordt dat u aan de sociale partners zal vragen het dossier te bekijken en ook of zij concrete voorstellen hebben.
In dat opzicht wil ik u verwijzen naar het concrete voorstel dat ikzelf heb gedaan. Ik heb een wetsvoorstel ingediend, met name wetsvoorstel nr. 304, waarop ik in oktober 2020 nog een amendement heb ingediend, teneinde ervoor te zorgen dat pleegouders het klein verlet kunnen opnemen.
Het is dus goed dat al een advies aan de sociale partners wordt gevraagd. Ik hoop dat wij het wetsvoorstel zo snel mogelijk in de commissie kunnen bespreken.
L'incident est clos.
08 Vraag van Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het sociaal akkoord over de gelijkstelling van tijdelijke werkloosheid voor de jaarlijkse vakantie" (55009908C)
08 Question de Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L’accord social sur l’assimilation du chômage temporaire pour le droit aux vacances annuelles" (55009908C)
08.01 Anja Vanrobaeys (sp.a): Op 7 oktober 2020 heeft de Nationale Arbeidsraad in zijn
advies nr. 2.179 een akkoord bereikt over een reeks dossiers die ondernemingen
en werknemers moeten ondersteunen doorheen de coronacrisis. Naast de vraag naar
een verlenging van het stelsel tijdelijke werkloosheid overmacht en van de
bevriezing van de degressiviteit van de werkloosheid, vragen de sociale
partners ook om de periodes van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht verder
gelijk te stellen voor de jaarlijkse vakantie. Bij koninklijk besluit werd die
gelijkstelling reeds beslist voor de periode van 1 februari tot 30 juni 2020.
De sociale partners vragen echter om die gelijkstelling door te trekken zolang
het overmachtsstelsel wegens corona loopt, op voorwaarde dat er een
gedeeltelijke compensatie komt voor de werkgevers. Die compensatie zou wel
gradueel verschillen naarmate de werkgever meer of minder getroffen is door de
coronacrisis.
Van hun kant engageren de sociale
partners zich ertoe om de cao nr. 103 aan te passen zodat werknemers van een
corona-ouderschapsverlof kunnen overstappen naar een tijdskrediet of
landingsbaan. Ook zullen ze de cao nr. 147/147bis, om sectoren en ondernemingen
die geen cao hebben toegang te geven tot de tijdelijke werkloosheid wegens
economische redenen voor bedienden, retroactief verlengen van 1 juli 2020 tot
en met 31 december 2021.
Aangezien dit akkoord voor de sociale
partners één en ondeelbaar is, en voornoemde cao's niet worden ondertekend
vooraleer er een engagement is over de gelijkstelling voor jaarlijkse vakantie,
zou ik u willen vragen:
Is hierover reeds overleg geweest met de
sociale partners? Welk is het resultaat van dit overleg?
08.02 Catherine Fonck (cdH): La
situation des travailleurs, des entreprises et des employeurs est extrêmement
précaire. Grand nombre d’entreprises, en particulier dans les secteurs en
difficulté, ne disposent pas des fonds nécessaires pour assurer le paiement
intégral de tous les congés payés de leurs employés. Les travailleurs ne
devraient néanmoins pas se voir refuser ces congés pour autant. L’arrêté royal
du 04/06/2020 visant à assimiler les journées d'interruption de travail
résultant du chômage temporaire pour cause de force majeure à la suite de la
pandémie due au virus corona, dans le régime des vacances annuelles des travailleurs
salariés, pour la période du 1er février 2020 jusqu'au 30 juin 2020 inclus
avait tranché sur la question et décidé que les journées de chômage temporaire
étaient assimilées à des jours prestés.
Avez-vous pris en compte, dans le cadre
d’actions futures, la mesure du problème que cette situation implique, tant sur
le point économique que sur le point égalitaire? Y a-t-il des mesures en cours
pour garantir un traitement égalitaire des différents secteurs (en difficulté
ou non) à ce sujet? Comment comptez-vous solutionner ce problème de financement
pour les employeurs, tout en préservant les droits des employés et tout en
protégeant les finances publiques? Des discussions avec les partenaires sociaux
sont-elles en cours à ce sujet?
08.03 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, aangename kennismaking. Ik heet u welkom in onze commissie. Graag verwijs ik naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
In september sloten de sociale partners
in de Nationale Arbeidsraad een belangrijk akkoord over een aantal maatregelen
die bedrijven, sectoren en werknemers moeten helpen om deze moeilijke periode
verder te overbruggen.
Het betreft de volgende maatregelen:
1) De verlenging van de cao over het
stelsel van economische werkloosheid voor bedienden en het
corona-overgangsstelsel. De sociale partners beslisten om de cao die
overeengekomen werd bij aanvang van de coronacrisis om sectoren en
ondernemingen die geen cao hebben toegang te geven tot de tijdelijke
werkloosheid wegens economische redenen voor bedienden retroactief te verlengen
van 1 juli 2020 tot en met 31 december 2021.
2) De gelijkstelling van de tijdelijke
werkloosheid wegens overmacht en de berekening van de jaarlijkse vakantie. Er
werd reeds via koninklijk besluit beslist dat in de periode van 1 februari tot
30 juni 2020 de coronawerkloosheid gelijkgesteld wordt met de effectieve
arbeidsprestaties voor zowel het vakantiegeld als het aantal vakantiedagen. De
sociale partners zijn overeengekomen om die gelijkstelling door te trekken voor
zolang het overmachtsstelsel wegens corona loopt en dat op voorwaarde dat er
een compensatie komt voor de werkgevers.
3) De verlenging van de bevriezing van de
degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen, die loopt sinds april, tot eind
dit jaar.
4) De neutralisering van het
corona-ouderschapsverlof, het corona-tijdskrediet en de corona-landingsbaan om
gemakkelijk opnieuw in te stappen in het stelsel van het gewone tijdskrediet en
landingsbaan.
De NAR heeft de regering opgeroepen om
dit akkoord als één en ondeelbaar te beschouwen en om alle elementen van het
akkoord zo snel als mogelijk uit te voeren.
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van dit sociaal akkoord voor elk van de vier voorgestelde maatregelen? En wat zijn de financiële implicaties?
08.04 Sophie Thémont (PS): Monsieur le
ministre, les partenaires sociaux ont conclu un accord important au mois de
septembre, celui-ci prévoit:
•l'assimilation Assimilation du chômage
temporaire pour le droit aux vacances;
•la prolongation de CCT pour le chômage
économique pour les employés et la neutralisation des régimes de congé Corona
dans le cadre du crédit-temps;
•la prolongation du gel de la dégressivité
des allocations de chômage et la suspension de la période pour les allocations
d'insertion.
Monsieur le ministre, les représentants du
CNT sont venus nous présenter cet accord en insistant sur son caractère
indivisible. Allez-vous mettre en œuvre cet accord ? Je vous remercie.
08.05 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, je remercie les parlementaires pour leurs questions.
Le 7 octobre dernier, les partenaires sociaux réunis au sein du Conseil national du travail ont, en effet, conclu un accord important sur quatre volets: en premier lieu, l'assimilation du chômage temporaire pour cause de force majeure pour les vacances annuelles et leur financement; deuxièmement, le gel de la dégressivité des allocations de chômage complet; la neutralisation de la période d'allocations d'insertion jusqu'au 31/12/2020 inclus; troisièmement, la problématique de la prolongation jusqu'au 31/12/2021 inclus de la CCT du Conseil national du Travail n° 147 concernant le chômage temporaire résultant de causes économiques pour les employés; quatrièmement, la neutralisation dans la CCT du Conseil national du Travail n° 103 du congé parental corona, du crédit-temps corona et des emplois de fin de carrière corona pour le calcul des conditions d'occupation afin de pouvoir accéder au crédit-temps.
Les partenaires sociaux insistent sur le caractère unique et indivisible de cet accord.
Op mijn verzoek heeft de regering besloten die overeenkomst van de Nationale Arbeidsraad uit te voeren. De sociale partners moeten echter hun besprekingen over de financiering van de assimilatie voor de jaarlijkse vakantie voor werknemers afronden. Vandaag, dinsdag 27 oktober, zit ik samen met de sociale partners, zodat het implementatieproces kan worden afgerond.
08.06 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, dank u voor het antwoord.
Ik ben bijzonder tevreden dat de regering ingaat op de vraag van de sociale partners. Zij hebben wel de nodige nuances aangebracht door voor de gelijkstelling voor jaarlijkse vakantie vooral in te zetten op de zwaarst getroffen sectoren. Voor de werknemers is het heel belangrijk dat zij volgend jaar ook vakantie kunnen opnemen. Er zijn genoeg berichten over hoe mentaal zwaar de coronacrisis is. Het is heel belangrijk voor werknemers om af en toe te kunnen recupereren, of het nu van telewerk of gewoon werk is. Overal wordt de druk groter door de coronacrisis.
Het akkoord is ook één en ondeelbaar. Het betreft ook andere aspecten, zoals de verlenging van de degressiviteit van de werkloosheid bij tijdelijke werkloosheid voor bedienden en de neutralisering van het corona-ouderschapsverlof, waardoor mensen die uit corona-ouderschapsverlof komen ten minste op een tijdskrediet voor eender welk motief kunnen overstappen, wanneer zij dat nodig achten. Dat is een heel belangrijk punt. Het zijn alle vier belangrijke punten om de crisis te overbruggen, zowel voor werknemers, als voor werkzoekenden, die nu in moeilijke omstandigheden moeten solliciteren.
08.07 Catherine Fonck (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Nous n'avons pas beaucoup de détails sur les congés payés. Sur ce volet, je voulais attirer votre attention sur différents éléments et tout d'abord sur la réalité au niveau des secteurs.
Le report des congés payés peut évidemment permettre de passer un cap, mais j'ose espérer en la matière que, pour une question d'équité, ces congés ne seront pas perdus et que cette mesure n'engendrera pas d'impact fiscal. À cet égard, j'ignore si un travail a déjà été réalisé. Certes, cet aspect ne concerne pas que le ministre de l'Emploi, mais je pense que vous devez y être attentif et trouver des solutions sans oublier le volet du financement pour ce qui concerne l'employeur.
J'espère que vous examinerez cette questions avec vos collègues du gouvernement et trouverez des solutions qui conviendront aux deux parties.
08.08 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, dank u wel voor uw antwoord.
Het is een mooi voorbeeld van een belangrijk principe in het hoofdstuk Werk van het regeerakkoord, namelijk dat als de sociale partners tot akkoorden komen, die gehonoreerd worden.
De sociale partners hebben verklaard dat het akkoord één en ondeelbaar is.
Ik meen dat het een heel goede zaak is, niet alleen vanwege de inhoud, dus de maatregelen zelf, maar ook vanwege het principe dat het sociaal overleg belangrijk is, dat de regering de wil heeft het akkoord te honoreren.
Ik kijk alvast uit naar de implementatie van de verschillende maatregelen en zal die met de nodige aandacht blijven opvolgen.
08.09 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, merci pour votre réponse.
Je me joins à mes collègues et je suis très heureuse de vous entendre dire qu'il y a, en effet, un accord sur la table avec les partenaires sociaux et que cet accord est indivisible. Nous ne pouvons que nous en réjouir pour les travailleurs qui vivent aujourd'hui de grandes difficultés. Encore merci pour ce beau travail!
L'incident est clos.
- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De eindejaarspremie in de horecasector" (55009965C)
- Evita Willaert aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het in aanmerking nemen van de tijdelijke werkloosheid wegens overmacht voor de eindejaarspremie" (55010135C)
- Vraag van Cécile Cornet aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De eindejaarspremies van de huishoudhulpen die in het dienstenchequesysteem werken" (55010171C)
- Vraag van Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het in aanmerking nemen van de tijdelijke werkloosheid wegens overmacht voor de eindejaarspremie" (55010326C)
- Vraag van Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De eindejaarspremie van de huishoudhulpen in het dienstenchequesysteem" (55010327C)
- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La prime de fin d'année dans le secteur horeca" (55009965C)
- Question de Evita Willaert à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La prise en compte du chômage temporaire pour force majeure pour la prime de fin d'année" (55010135C)
- Question de Cécile Cornet à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les primes de fin d’année des aides-ménagères qui travaillent en titres-services" (55010171C)
- Question de Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La prise en compte du chômage temporaire pour force majeure pour la prime de fin d'année" (55010326C)
- Question de Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les primes de fin d’année des aides-ménagères qui travaillent en titres-services" (55010327C)
09.01 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, op zondag 18 oktober heeft u in
overleg met de getroffen sectoren een steunpakket afgesproken om de opgelegde
sluiting van de horeca te compenseren.
Er werden vier maatregelen afgesproken,
namelijk een verhoging van het crisis-overbruggingsrecht, een verlenging van
het overbruggingsrecht heropstart, een vrijstelling van de RSZ-bijdrage voor
het derde kwartaal en een volwaardige eindejaarspremie voor de horecamedewerkers.
Hiervoor wordt een crisisenveloppe vrijgemaakt van 500 miljoen euro.
In principe wordt de eindejaarspremie in
de horeca uitbetaald door het horecafonds via een gesolidariseerd systeem op
basis van bijdragen die betaald worden door de werkgever. Zowel vaste (voltijds
en deeltijds) als gelegenheidswerknemers hebben recht op een eindejaarspremie
als ze tijdens de referteperiode gedurende een vastgelegd aantal dagen of
maanden bij dezelfde werkgever hebben gewerkt. Nu is afgesproken dat de overheid
de financiering van de eindejaarspremie voor zijn rekening zal nemen, maar dat
hiervoor nog een mechanisme wordt uitgewerkt.
Ik heb hierover de volgende vragen.
Op basis van welk mechanisme wordt de
financiering van de eindejaarspremie voor de horecawerknemers ten laste
genomen? Welke zijn de voorwaarden en wie komt hiervoor in aanmerking?
Naast de horecasector werden ook
traiteurs, nachtclubs en de evenementensector betrokken bij het overleg? Geldt
het mechanisme van financiering van de eindejaarspremie ook voor hen? Wat met
andere indirect getroffen sectoren, zoals bijvoorbeeld de reissector, het
toeristisch busvervoer.
Horeca Vlaanderen verklaarde na het
overleg dat ook het debat over steunmaatregelen in 2021 werd geopend omdat de
horeca zelfs na heropening nog steeds met minder capaciteit zal werken. Werden
hierover reeds concrete afspraken gemaakt. Zo ja, welke?
09.02 Evita
Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister,
in de horecasector is de gelijkschakeling van tijdelijke werkloosheid wegens
overmacht in gewerkte dagen voor de berekening van de eindejaarspremie
structureel voorzien op basis van een cao. Het sectorfonds betaalt die premie,
op basis van de bijdrages van de werkgevers. Door corona echter hebben de
werkgevers minder kunnen bijdragen waardoor het sectorfonds de
eindejaarspremies niet helemaal kan uitbetalen. Om ervoor te zorgen dat de al
zo hard getroffen werknemers in de horecasector toch een volwaardige
eindejaarspremie uitbetaald krijgen, zou er daarom een tussenkomst van de
federale overheid nodig zijn.
Ik heb daarover de volgende vragen.
Zal die tussenkomst voorzien worden door
de federale regering?
Hoe zit het in andere sectoren – waarin
de werknemers vragende partij zijn – zoals de winkelbedienden en de huishoudhulpen,
die aan een laag loon werken en ook zwaarder getroffen werden in deze crisis?
09.03 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, les aides-ménagères qui travaillent en titres-services ont des salaires bruts mensuels parmi les plus bas: 880 euros en 2017. Un faible salaire horaire et une grande majorité de travailleuses à temps partiel expliquent cette faible moyenne. Je dis "travailleuses" car il s'agit pour 98 % de femmes.
Durant la crise, ces travailleuses ont été parmi les personnes en première ligne en continuant à assurer l’aide ménagère dans les familles et chez les personnes âgées et, cela, parfois dans des conditions difficiles.
Vu la baisse de la demande et malgré des aides régionales conséquentes aux entreprises, nombreuses sont les aides-ménagères qui ont été mises en chômage temporaire COVID, avec la perte de revenus qui s’y rapporte, quand bien même les compléments qui avaient été décidés à l'époque.
Ces jours de chômage ont été assimilés pour calculer les vacances annuelles comme l’ont prévu les arrêtés royaux du 4 juin 2020 et du 13 septembre 2020.
Mais aujourd’hui, au moment de calculer la prime de fin d’année, les travailleuses en titres-services constatent que ces jours de chômage "corona" ne sont, par contre, pas assimilés pour le calcul de leur prime de fin d’année. Cela a pour conséquence une perte de revenus d’autant plus préjudiciable pour les travailleuses qu’elle s’ajoute aux pertes de revenus déjà supportées en 2020.
Il y a toutefois une exception quant au nombre de jours pour avoir accès à la prime. C’est déjà un pas dans la bonne direction.
Monsieur le ministre, au regard des soutiens spécifiques reçus par le secteur des titres-services et vu la faiblesse des salaires dans ce secteur, envisagez-vous de prendre une initiative pour assimiler les jours de chômage temporaire COVID dans le calcul des primes de fin d’année? Une prise en charge est-elle envisageable pour l’État? Éventuellement avec quelles balises?
09.04 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, depuis le début de la pandémie, plus
d'un million de travailleurs ont eu recours au chômage temporaire pour cas de
force majeure. En plus de la perte salariale, cette mise à l'arrêt a un impact
sur divers avantages perçus par les travailleurs, comme les primes de fin
d'année.
Pour l'année 2020, certains secteurs ont
déjà décrété que les périodes de chômage temporaire corona seront assimilées à
des jours prestés, et n'impacteront donc pas la prime de fin d'année. Divers
employeurs – surtout dans l'HoReCa – expriment déjà leurs craintes quant au
coût que représentera cette mesure, à une période où les rentrées financières
diminuent progressivement.
Toutefois, dans d'autres secteurs n'ayant
pas conclu d'accord en ce sens, le travailleur qui a été mis en chômage
temporaire corona verra le montant de sa prime de fin d'année diminué. Aucune
information préalable ne doit être fournie aux employés quant aux modalités
d'assimilation ; ils seront donc nombreux à découvrir le montant de leur prime
qu'en fin d'année.
Menez-vous actuellement des discussions avec
les secteurs ne garantissant pas l'entièreté de la prime de fin d'année ?
Envisagez-vous une aide financière pour les secteurs ayant des difficultés à
payer les primes de fin d'année ?
Concernant ma deuxième question, monsieur le ministre, je suis déjà revenue à plusieurs reprises sur les conditions de travail ainsi que sur la situation des aides-ménagères car tout cela m'inquiète depuis un certain temps. La crise sanitaire n'arrange évidemment rien. Après d'importantes pertes de salaire subies au cours des derniers mois, les travailleuses des titres-services, puisqu'il s'agit souvent de femmes, risquent d'être à nouveau touchées financièrement en décembre, notamment lors du versement de leur prime de fin d'année.
En effet, les jours de chômage temporaire pour cause de force majeure "corona" n'étant pas assimilés à des jours prestés, les conditions d'accès et le montant de la prime accordée aux aides-ménagères vont être altérés.
Pour qu'une aide-ménagère puisse bénéficier d'une prime de fin d'année, elle doit avoir travaillé au moins 65 jours dans le secteur des titres-services au cours de la période de référence. Or, les jours de chômage temporaire pour cause de force majeure "corona" ne sont pas assimilés à des jours prestés. Ainsi, les travailleuses qui ont commencé à travailler en 2020 pourraient ne pas remplir cette condition.
Monsieur le ministre, afin que les travailleuses de titres-services ne soient pas pénalisées, envisagez-vous une initiative pour assimiler le jour de chômage temporaire dans le calcul des primes de fin d'année? Envisagez-vous également une aide afin d'aider les employeurs à faire face notamment au paiement de cette prime?
09.05 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, mesdames les députées, merci pour vos questions.
Mevrouw
de voorzitter, in de horecasector voorziet een cao vandaag in de gelijkstelling
van tijdelijke werkloosheid bij de berekening van de eindejaarspremies. In deze
sector worden de eindejaarspremies niet rechtstreeks door de werkgevers aan de
werknemers betaald. Dat gebeurt via het sectoraal fonds, het Waarborg en
Sociaal Fonds Horeca. Dit fonds wordt gevoed door bijdragen van werkgevers uit
de sector. Werkgevers betalen een maandelijkse bijdrage, tenzij anders
overeengekomen.
Depuis le mois de mars, le secteur de l'horeca est, comme vous le savez, particulièrement touché par la crise. En effet, entre le 15 mars et le 30 juin, ce secteur a dû fermer.
Suite à la décision du Comité de concertation du vendredi 16 octobre dernier, il a dû à nouveau fermer pour un mois, sauf en cas d'évaluation contraire après 15 jours. Cela signifie que la plupart des établissements de l'horeca ont connu plus de quatre mois de chômage temporaire depuis le début de l'année. Cela a entraîné des conséquences en cascade sur ce secteur dont le non-paiement, par les employeurs, des cotisations mensuelles dues au Fonds qui est aujourd'hui dans l'incapacité de payer les primes de fin d'année aux travailleurs dudit secteur.
Om deze sector, die vooral in crisis verkeert, te helpen en om de eindejaarspremies voor werknemers te garanderen, heeft de overheid besloten om een subsidie toe te kennen aan het Waarborg en Sociaal Fonds Horeca.
Madame Cornet, madame Thémont, vous avez indiqué, à juste titre, que la question de la prime de fin d'année se pose aussi dans d'autres secteurs. En effet, dans des secteurs comme celui des titres-services, les conditions d'octroi de la prime de fin d'année aux travailleurs et aux travailleuses sont fixées par une convention collective de travail qui ne prévoit pas l'assimilation du chômage temporaire coronavirus.
Afin de garantir l'égalité de traitement et de ne pas pénaliser certains travailleurs ou certaines travailleuses, j'ai proposé au gouvernement une assimilation générale des périodes de chômage temporaire coronavirus pour le calcul de la prime de fin d'année. En outre, afin de ne pas pénaliser les secteurs et employeurs touchés par la crise, j'ai également proposé un mécanisme de compensation.
Volgende week zal een beslissing worden genomen in het kader van de besprekingen over het pakket maatregelen om de crisis aan te pakken.
09.06 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, ik krijg hierover veel vragen. Uiteraard gingen wij er al mee akkoord dat de eindejaarspremie in de horecasector zou worden overgenomen, want ook daar gaat het dikwijls over mensen die voor een laag loon werken en die al heel veel inkomensverlies hebben geleden door tijdelijke werkloosheid. Het is dus belangrijk dat zij kunnen rekenen op dat beetje inkomen naar aanleiding van het einde van het jaar. Zeker gelet op de huidige tweede golf en de donkere dagen, is het belangrijk dat iedereen toch op een goede manier het eindejaar kan doorkomen op inkomensvlak.
Er wordt mij vaak gevraagd of de regeling ook geldt voor de toeleveranciers en waarom zij alleen geldt voor de horeca en niet voor de buschauffeurs of de reissector. Er zijn ook veel zwaar getroffen sectoren die daarom niet noodzakelijk gesloten zijn, maar die wel de facto gesloten zijn, omdat niemand op reis gaat of omdat er niemand over de vloer komt. Hetzelfde geldt ook voor de sector van de dienstencheques, waarin huishoudhulpen regelmatig worden afgebeld omdat de klant thuis ziek in bed ligt en het te gevaarlijk is om daar te gaan werken. In die zin ondersteun ik zeker de vraag voor een algemene gelijkstelling en een compensatie voor bepaalde sectoren.
09.07 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor het initiatief dat u hebt genomen in de schoot van de regering.
Ik kan alleen maar collega Vanrobaeys bijtreden: in deze periode in het bijzonder hebben mensen vaak extra kosten, bijvoorbeeld meer energiekosten omdat ze meer thuis zijn. Het eindejaar is in zicht en, zoals collega Vanrobaeys zegt, het is belangrijk dat mensen in deze donkere tijden het eindejaar toch nog op een 'deftige manier' kunnen vieren, tussen aanhalingstekens. Zeker voor mensen met een laag loon is de eindejaarspremie echt substantieel. Het is nauwelijks een extraatje, maar iets wat zij echt nodig hebben, dus ik kan die vraag alleen maar ondersteunen. Zoals ik al zei, is het vooral belangrijk om dat zeker te doen in de sectoren waar mensen voor een laag loon werken. Het is inderdaad evident om gesloten sectoren te steunen, maar er zijn ook heel wat sectoren die zijdelings heel wat impact ondervinden van deze crisis. U hebt dus onze steun voor een goede afloop hiervan.
09.08 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je ne peux que m'associer aux remerciements de mes collègues ainsi qu'à leurs félicitations pour cette excellente initiative, qui combine le chômage COVID avec le mécanisme de compensation. Cette disposition évite la double peine pour les travailleuses aux faibles salaires.
09.09 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie de vos réponses.
De même, je ne puis que me réjouir de votre démarche. Il est rassurant de constater que, dans l'horeca, le chômage temporaire sera combiné aux primes de fin d'année. Nous savons que ce secteur est particulièrement touché par la COVID.
S'agissant des titres-services, votre réponse me réjouit très sincèrement. À mes yeux, le principe d'égalité de traitement est en effet primordial. Je suis donc rassurée que vous ayez proposé ce mécanisme de compensation. C'est essentiel pour toutes ces femmes qui travaillent dans des conditions pas toujours simples et dont le métier est pénible. Elles sont, du reste, confrontées quotidiennement à des problèmes chez certains clients. Ce n'est pas tous les jours facile. Souvent, elles subissent d'importantes pertes de revenu, puisqu'en percevant des bas salaires, il leur arrive de tomber en régime de chômage temporaire au point d'affronter des situations familiales difficiles à gérer. En tout cas, je vous remercie pour cette belle initiative.
Het incident is gesloten.
10 Question de Catherine Fonck à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les aidants proches" (55010024C)
10 Vraag van Catherine Fonck aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De mantelzorgers" (55010024C)
10.01 Catherine Fonck (cdH): C'est un sujet que j'ai toujours suivi et pour lequel je me suis énormément investie.
Peu de choses semblent exister dans l'accord de
gouvernement sur la situation des aidants proches, que ce soit concernant les
personnes âgées dépendantes ou concernant les personnes porteuses d'un
handicap. La question est fondamentale. Il y a eu des avancées sur la
reconnaissance, mais la législation reste un cadre concrètement vide concernant
les aides qui doivent être apportées et une reconnaissance forte au niveau du
quotidien. C'est notamment le cas du volet sur le congé thématique. Va-t-il
être étendu, comme prévu initialement, d’ici 2024? Dans une situation de crise
comme celle-ci, une période de 18 mois est-elle suffisante? Le gouvernement
prévoit-il l’exécution de l’arrêté royal du 16 juin 2020 portant exécution de
la loi du 12 mai 2014 relative à la reconnaissance de l'aidant proche et à
l'octroi de droits sociaux à l'aidant proche?
J'aimerais
que vous fassiez le point sur ce dossier qui concerne quand même des milliers
de personnes qui, non seulement s'investissent pour leurs proches, mais
compensent également l'État, tous niveaux de pouvoirs confondus, par rapport à
un manque de prise en charge.
10.02 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Merci à Mme Fonck pour sa question sur ce sujet important.
Comme vous le savez, depuis le 1e septembre 2020, les travailleurs reconnus comme aidants proches d'une personne nécessitant des soins ont droit à un congé d'aidant proche sous la forme d'une suspension totale de leur contrat de travail ou d'une réduction de leurs prestations. Ce droit au congé est régi par les articles 100ter et 102ter de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales.
La durée de ce congé ne peut pas dépasser six mois à temps plein ou douze mois à temps partiel sur l'ensemble de la carrière, sans possibilité de cumuler ces durées pour l'instant. L'accès au congé à temps plein est ouvert à tous les travailleurs ou toutes les travailleuses, quel que soit leur régime de travail, tandis que l'accès au congé à temps partiel n'est possible que pour les travailleurs occupés à temps plein.
Pendant ce congé, le travailleur ou la travailleuse a droit aux allocations de l'ONEM. Dans sa forme actuelle, le congé pour aidants proches peut être pris à temps plein pour une durée maximale d'un mois par personne en situation de dépendance. Si le congé d'aidant proche est pris à temps partiel, la durée maximale est de deux mois par personne en situation de dépendance.
Compte tenu de la durée maximale sur l'ensemble de la carrière, cela signifie que ce congé peut actuellement être pris pour six personnes en situation de dépendance. La loi de redressement du 22 janvier 1985 prévoit la possibilité de prolonger cette durée maximale d'un mois ou de deux mois, jusqu'à un maximum de six mois prévu par arrêté royal.
Je tiens à souligner qu'en complément de ce nouveau congé d'aidant proche, les travailleurs peuvent, sous certaines conditions, également faire usage d'un autre congé pour aider certaines personnes en situation de dépendance, notamment le congé destiné à porter assistance ou à donner des soins à un membre du ménage ou de la famille gravement malade. C'est l'arrêté royal du 10 août 1998. Dans le cadre de ce régime de congé, le travailleur a le choix entre suspendre totalement ses prestations pour une durée maximale de douze mois par patient ou proche, ou prendre ce congé par périodes d'un mois minimum ou de trois mois maximum, ou encore réduire ses prestations d'un cinquième, ou jusqu'à la moitié, pour une durée maximale de vingt-quatre mois par patient ou par proche, à prendre également par périodes d'un mois minimum et de trois mois maximum. Pendant ce congé, bien entendu, le travailleur a également droit aux allocations de l'ONEM.
À côté de ces congés dits thématiques, le travailleur qui remplit certaines conditions a également la possibilité de prendre un crédit-temps pour assister un membre du ménage ou de la famille souffrant d'une maladie grave ou lui prodiguer des soins. C'est la CCT 103, comme vous le savez. Une éventuelle adaptation de la législation existante devrait être envisagée dans le cadre plus large de toutes les possibilités de congé existantes. Dans ce contexte, il est également souhaitable de demander l'avis des partenaires sociaux au sein du Conseil national du travail.
Enfin, en ce qui concerne votre question relative à l'application de l'arrêté royal du 16 juin 2020, portant exécution de la loi du 12 mai 2014, relative à la reconnaissance de l'aidant proche et à l'octroi de droits sociaux à celui-ci, je suis malheureusement contraint de vous renvoyer vers mon excellent collègue le ministre des Affaires sociales Frank Vandenbroucke qui est le ministre compétent en cette matière.
10.03 Catherine Fonck (cdH): Monsieur le ministre, merci d'avoir fait une petite boutade quand même.
En Belgique, c'est terrible. Les jeux de ping-pong entre niveaux de pouvoir sont fréquents, mais ne pas pouvoir aborder, d'une manière transversale, au niveau d'un même gouvernement, différents aspects relatifs aux aidants proches avec différents ministres, c'est tout de même bien dommage.
Bref, je reposerai donc la question au ministre Vandenbroucke. J'entends bien ce que vous dites. Ils peuvent faire appel à d'autres congés, etc. Mais je ne sais pas si vous mesurez bien que pour les personnes concernées, tout cela est tout de même un fameux labyrinthe. Je crois que l'on doit adopter une approche thématique ciblée pour les aidants proches, avec des assouplissements par rapport au dispositif. Ceux-ci doivent soi-disant s'additionner aux dispositifs existants. Vous y avez fait référence. Il faudrait quelque chose qui permettrait une beaucoup plus grande continuité des aidants proches vers les personnes aidées. C'est mon premier commentaire. Il faut vraiment se pencher là-dessus.
Concernant le deuxième volet, je constate quand même que du coup, la fameuse annonce des dix-huit mois qui avait été faite en son temps, non pas en prenant une série d'autres congés mais comme étant un véritable congé pour aidant proche, est en fait une fausse promesse, une fausse annonce. Nous reviendrons là-dessus parce que c'est évidemment inacceptable. J'ai vraiment l'impression qu'on a manipulé en quelque sorte les aidants proches en leur faisant croire à quelque chose qui in fine ne s'applique pas et, je dois le comprendre, qui ne s'appliquera pas. C'est évidemment dommage et dommageable pour les personnes concernées. Nous aurons l'occasion, monsieur le ministre, d'y revenir dans les prochaines semaines et dans les prochains mois. En tout cas, vous pouvez compter sur moi.
Het incident is gesloten.
11 Question de Catherine Fonck à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les licenciements collectifs" (55010025C)
11 Vraag van Catherine Fonck aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Collectieve ontslagen" (55010025C)
11.01 Catherine Fonck (cdH): Madame la présidente, pour éviter un exercice de lecture, je me permets de renvoyer à la question que j'ai déposée.
Monsieur
le ministre, l’accord de gouvernement prévoit que "nous protégeons les
personnes et le tissu social. Protéger les entreprises contre la crise permet
d’éviter au maximum les licenciements". Beaucoup d’entreprises sont
toutefois déjà tombées en faillite lors de la pandémie. Le cdH avait par
ailleurs proposé dans son programme une réforme de la procédure de licenciement
collectif en prévenant les restructurations et en réorientant rapidement les
travailleurs touchés.
Comment
le gouvernement compte-t-il limiter au maximum les dommages sur le plan social
pour les travailleurs à la suite des licenciements collectifs? Le gouvernement
prévoit-il des mesures alternatives au chômage temporaire pour faire face à ce
problème? Le gouvernement prévoit-il des mesures telles que la prévention des
restructurations ou la réorientation rapide des travailleurs à mettre en œuvre
en urgence? Des concertations sont-elles en cours pour protéger les droits de
ces travailleurs licenciés?
11.02 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, madame Fonck, merci pour votre question. Comme vous le savez, l'accord de gouvernement prévoit de protéger les personnes, le tissu social et les entreprises afin d'éviter au maximum des licenciements. La crise sanitaire que nous connaissons est bien entendu inédite et particulièrement violente. La priorité absolue, partagée par l'ensemble du gouvernement, est la santé et la sécurité de l'ensemble de la population.
Pour combattre le virus, avec l'ensemble des gouvernements de notre pays, nous sommes contraints de prendre des mesures fortes, qui bien entendu ont un impact important sur un grand nombre de secteurs, d'entreprises et de travailleurs. C'est pourquoi, avec mes collègues du gouvernement fédéral, mais également des Régions et des Communautés, nous travaillons à mettre en place des mesures de soutien aux travailleuses, aux travailleurs et aux différentes entreprises qui sont particulièrement touchées.
Des mesures ont déjà été mises en place pour le secteur de l'horeca – je l'ai évoqué, il y a quelques instants – notamment avec l'intervention dans le financement de la prime de fin d'année pour les travailleurs du secteur. On pourrait parler également du doublement du droit passerelle pour les indépendants, ainsi que toute une série d'autres mesures.
On parle en tout cas, pour ce qui a été décidé en suite du dernier comité de concertation, de près d'un demi-milliard d'euros de mesures de soutien, provenant uniquement du niveau fédéral, et on sait qu'à cela s'ajoutent des aides des Régions et des Communautés.
Nous travaillons également actuellement activement à un ensemble de mesures de crise pour assurer l'avenir et éviter des restructurations et des pertes d'emplois. Vous avez cité le chômage temporaire dans votre question. C'est une mesure importante, qui est une véritable alternative au licenciement et qui permet à la fois aux entreprises, aux entrepreneurs, mais aussi aux travailleurs, d'entrevoir certaines perspectives.
Nous travaillons également évidemment sur des mesures de prévention. L'amélioration de la formation des travailleurs en fait également partie. Cela a d'ailleurs fait l'objet d'échanges avec les représentants des différents secteurs, que ce soit le secteur horeca et événementiel, mais également avec les représentants du secteur culturel. C'est un point d'attention particulier pour nous, pour l'ensemble du gouvernement, mais aussi bien entendu pour nos collègues des gouvernements des entités fédérées.
11.03 Catherine Fonck (cdH): Monsieur le ministre, je pense qu'il y a un décalage entre la question et la réponse, puisque vous me répondez en ciblant la situation actuelle de crise sanitaire et des mesures COVID-19.
Mon propos, dans ma question, visait plus fondamentalement et de façon plus large ce qui pourrait être réalisé par rapport à toute la problématique des licenciements collectifs, à la fois en amont des licenciements collectifs, mais également en aval, pour tout ce qui concerne l'employabilité des travailleurs qui sont touchés. C'est un débat, en fait, qui existait déjà bien avant la crise sanitaire, et qui doit clairement pouvoir être abordé indépendamment de la crise sanitaire actuelle et des conséquences économiques, indépendamment aussi bien évidemment de toutes les mesures urgentes face au COVID-19.
Je reste forcément sur ma faim, puisque vous avez abordé cette question à travers le contexte sanitaire. Or les enjeux sont plus vastes, puisque des restructurations sont évidemment intervenues bien avant la crise sanitaire, par conséquent, sans entretenir aucun rapport avec celle-ci.
J'aurai très certainement l'occasion d'y revenir et j'espère que nous pourrons alors aborder le dossier de manière principielle.
L'incident est clos.
- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De tweede coronagolf bij dienstenchequebedrijven" (55010038C)
- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De situatie van de huishoudhulpen" (55010240C)
- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La deuxième vague de coronavirus au sein des entreprises de titres-services" (55010038C)
- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La situation des aides-ménagères" (55010240C)
12.01 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, in de sector van de huishoudhulpen
groeit opnieuw de ongerustheid. Het aantal zieke poetshulpen stijgt, steeds
meer klanten zeggen af uit angst voor een besmetting of kunnen niet zonder hun
wekelijkse schoonmaak en verzwijgen een mogelijke besmetting. Soms wordt er thuis gepoetst, terwijl de
klanten ziek in bed liggen. In de meeste sectoren werd een sectorprotocol
afgesloten, maar in de dienstenchequesector gingen de werkgevers niet akkoord
met verplichte beschermingsmiddelen, zoals mondmaskers, handgels en wegwerpbare
handschoenen.
Bijgevolg zitten de huishoudhulpen elke
dag gevangen tussen werken met risico voor hun gezondheid of loonverlies
lijden. De afgelopen zes maanden hebben ze door tijdelijke werkloosheid al een
derde van hun loon verloren. Daarbovenop zal ook de eindejaarspremie lager zijn
omdat de werkgevers weigeren om de dagen tijdelijke werkloosheid te laten
meetellen. Huishoudhulpen riskeren hierdoor tot 120 euro aan eindejaarspremie
te verliezen, terwijl de dienstenchequebedrijven in de verschillende regio's
subsidies hebben gekregen om de coronacrisis door te komen.
Werden over de werkomstandigheden reeds
klachten overgemaakt aan de inspectie Welzijn op Werk? Welk gevolg werd gegeven aan die klachten,
wetende dat de inspectie omwille van de privacy niet thuis bij klanten kan
controleren.
Wordt naar aanleiding van de tweede
coronagolf opnieuw overleg opgestart met deze sector zodat alsnog een protocol
kan worden opgesteld, om de veiligheid van de huishoudhulpen beter te
garanderen?
Quid met de eindejaarspremie?
12.02 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Madame la présidente, je renvoie au texte écrit de ma question mais je n'ai pas bien compris pourquoi ces deux questions n'avaient pas été jointes aux autres.
La présidente: Je me suis également interrogée. Je ne sais pas non plus car le sujet est relativement proche. Monsieur le ministre, si vous préférez, vous pouvez vous référer à la précédente réponse. J'ai l'impression que les réponses ont été données au point 9 de l'agenda.
12.03 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Si le ministre est d'accord qu'il s'agit bien de la même problématique et qu'il n'a rien à ajouter dans l'éventuelle réponse qu'il avait préparée à cette question-ci, alors je me réfère à la question telle que déposée et ferai juste usage de ma réplique.
Monsieur le ministre, le monde syndical tire
la sonnette d'alarme sur la situation dramatique que vivent les travailleuses
des titres-services.
Pour rappel, le secteur emploie près de 150
000 personnes en Belgique, 97 % des travailleurs sont des femmes et selon une
étude d’IDEA Consult, plus de 70 % de ces aides ménagères travaillent moins de
30 heures semaine. Ce taux élevé de temps partiels s’explique principalement
par des conditions de travail extrêmement difficiles.
Or, la crise que nous traversons
actuellement exacerbe les difficultés propres à la profession.
Tout d'abord, sur le plan financier. Alors
que les aides ménagères font parties des professions qui ont les revenus les
plus faibles, le chômage temporaire et les mises en quarantaine ont
drastiquement réduit les salaires, qui, rappelons-le, sont en grande majorité
en temps partiel. Le tout, car il bien
faut le souligner, sans le soutien de la principale organisation patronale,
Ferdergon, qui refuse toujours d'accorder le supplément de chômage temporaire
alors que le secteur est largement subsidié.
Comme si cela ne suffisait pas, la prime de
fin d'année serait désormais moins élevée car les employeurs refusent
d’assimiler les jours de chômage temporaire. Le coût pour les travailleurs
pourrait s’élever à 120 euros selon la FGTB.
Ensuite, sur le plan sanitaire, les aides
ménagères travaillent dans des conditions totalement insécurisantes. Tout
d'abord, aucun protocole n'a été conclu sur le plan sectoriel et les employeurs
refusent toujours de rendre obligatoire la fourniture du matériel de protection
comme les masques et les gants. Ce manque de soutien du patronat est d'autant
plus dangereux qu'on assiste au recours massif au télétravail.
Allez-vous vous assurer que les employeurs
paient les compléments de chômage et les primes de fin d’année? Si oui,
comment? Si non, quelles solutions allez-vous proposer aux 150 000
travailleuses du secteur? Quelles mesures sanitaires allez-vous prendre pour
protéger les aides ménagères? Quel regard posez-vous sur certaines fédérations
patronales qui bloquent toutes avancées pour le secteur? Que faudrait-il faire
à ce niveau?
La présidente: Je vérifie également auprès de Mme Vanrobaeys car elle a déjà interrogé le ministre au point 9 de l'agenda. Votre nouvelle question est-elle différente? Souhaitez-vous à nouveau entendre M. le ministre ou souhaitez-vous commenter?
12.04 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de voorzitster, ik heb een antwoord gekregen op mijn vragen over de eindejaarspremie, maar mijn tweede vraag ging over het beschermingsmateriaal.
La présidente: Monsieur le ministre, je vous laisse expliciter la question matérielle.
12.05 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Vanrobaeys, dank u voor uw vraag. En dank u, mevrouw Moscufo, voor uw repliek straks.
De situatie van de werknemers en werkneemsters in de dienstenchequesector is bijzonder, omdat zij bij mensen thuis werken en er een driehoeksverhouding bestaat tussen de werkgevers, de werknemers en de begunstigde klanten. Er is zelfs een vierde actor, de subsidiërende overheid, sinds de zesde staatshervorming zijn dit de Gewesten.
Dezelfde algemene principes moeten echter worden toegepast, in termen van welzijn op het werk. In totaal werden er voor de periode van 18 maart 2020, het begin van de lockdown, tot en met 18 oktober 2020 29 klachten inzake dienstenchequeondernemingen ingediend bij de regionale directies van de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk.
Na onderzoek door de inspectie bleken 13 van deze klachten gegrond, 8 gedeeltelijk ongegrond, en 7 ongegrond. 1 klacht is nog in behandeling. In totaal werden er voor de voormelde periode 21 zogenaamde consultatiebezoeken, inspecties of op afstand, uitgevoerd, respectievelijk 22 inspectiebezoeken op de zetel van het betrokken dienstenchequebedrijf. Gelet op de zeer dwingende beperkingen die het Sociaal Strafwetboek oplegt inzake het betreden van bewoonde lokalen werden geen inspectiebezoeken uitgevoerd bij particuliere klanten thuis die een beroep doen op dienstencheques.
De generieke gids ter bestrijding van de verspreiding van corona op het werk is uiteraard ook van toepassing op de sector van de dienstencheques. Het paritair subcomité nr. 322.01, voor erkende ondernemingen die buurtwerken of diensten leveren, heeft de ontwikkeling van specifieke preventiemaatregelen die rekening houden met de kenmerken van de sector uitvoerig besproken zonder dat er een akkoord is bereikt dat door iedereen werd goedgekeurd.
Van de kant van de werkgeversorganisaties is een vrij volledige tekst van sectorale richtlijnen opgesteld, eind juni 2020, waarin ook verwezen wordt naar de aanvullende maatregelen die de drie regio's genomen hebben. Deze tekst wordt ter beschikking van de ondernemingen gesteld.
Het struikelblok voor de vakbonden bleek vooral het feit dat aan de werkgevers sterk wordt aanbevolen om beschermingsmiddelen, zoals mondmaskers, op sectoraal niveau beschikbaar te stellen, maar niet verplicht te maken. De in het subcomité vertegenwoordigde werkgeversorganisaties hebben ervoor gekozen op dat punt te verwijzen naar de regionale richtsnoeren.
Volgens de welzijnscodex zijn de werkgevers sowieso verplicht de risico's inherent aan arbeid op te sporen en de geëigende materiële maatregelen te treffen, om daaraan te verhelpen. Wanneer de risico's niet kunnen worden uitgeschakeld aan de bron of niet voldoende kunnen worden beperkt met maatregelen, methodes of procédés op het gebied van arbeidsorganisatie of met collectieve technische beschermingsmiddelen, worden de persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt, die door de werkgever ter beschikking dienen te worden gesteld zonder kosten voor de werknemers.
Ik roep iedereen, zowel werkgevers als huishoudhulpen en klanten, op om met respect voor elkaars gezondheid het maximum te doen en alle richtlijnen na te leven, opdat huishoudhulpen in veilige omstandigheden hun werk kunnen doen.
12.06 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Er zullen ongetwijfeld dienstenchequebedrijven zijn die de regels goed naleven. Dat is het echter net. Ik hoor immers nog veel noodkreten vanuit de sector dat er voor de poetshulpen nog altijd geen beschermingsmateriaal wordt meegegeven. Zij moeten zelf zorgen voor mondmaskers en handschoenen. Zij hebben dikwijls ook een goede band met hun klanten, die soms ook voor dat beschermingsmateriaal zorgen.
Ik zou mij willen aansluiten bij de vraag van de vakbonden, namelijk dat een en ander de verantwoordelijkheid van iedereen is. De regionale subsidies voor de poetsdienstenbedrijven zijn ook verhoogd om in te zetten op de veiligheidsmaatregelen. Wij hebben er immers allemaal belang bij dat iedereen gezond blijft. Dat kan alleen maar, als mensen in gezonde en veilige omstandigheden kunnen werken.
Dat was een eerste punt.
Een tweede punt is dat het een moeilijke sector blijft. De poetshulpen gaan immers aan huis poetsen. Het klopt dat omwille van de privacy de inspectie geen controles aan huis kan doen. Wij merken echter ook dat poetsbedrijven soms met een euro bibbergeld poetshulpen overtuigen om toch te gaan werken, zelfs als mensen in die gezinnen ziek zijn. Er wordt dan gesteld dat wie ziek is, wel boven in een kamer zal liggen en dat er dus wel beneden kan worden gepoetst.
U roept ook de klanten op alle richtlijnen strikt na te leven.
Ik heb ook berichten gekregen van klanten die zeggen heel voorzichtig te willen zijn en die willen dat iedereen gezond blijft, ook de poetshulp met wie ze al jaren een goede band hebben.
Als zij de poetshulp afzeggen omdat er iemand van het gezin ziek is of wacht op een coronatest, moeten sommige klanten tot 95 euro boete betalen omdat zij op het laatste nippertje hun poetshulp afzeggen. Eerlijk gezegd zou ik daar toch willen vragen om het paritair comité nog eens samen te roepen en al die elementen mee te nemen, zodat veel meer dan nu wordt ingezet op de gezondheid en veiligheid op het werk, en dat er op wordt gewezen dat de dienstenchequebedrijven extra subsidie hebben gekregen om al die zaken op te vangen.
La présidente: Madame Vanrobaeys, comme vous ne voyez pas le chronomètre de chez vous, c'est un peu plus compliqué!
12.07 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, j'insisterai sur l'importance de ces travailleuses qui affrontent une situation sanitaire, économique, mais aussi psychologique, très sérieuse.
Leur rôle consiste à aller nettoyer et, parfois aussi, faire la cuisine chez des personnes souvent âgées et isolées. Quand elles tombent malades, on ne peut les remplacer. Dès lors, le bénéficiaire ne reçoit plus aucune visite. Ou alors, craignant la maladie, celui-ci demande à la travailleuse de ne plus venir. Cela provoque un énorme problème d'isolement.
Comme mes collègues l'ont rappelé, il s'agit souvent de femmes. L'accord de gouvernement prévoit de prêter une attention particulière à leur place dans cette société. Ce secteur en offre un exemple précis.
Ensuite, j'ai bien compris que vous alliez élaborer un dispositif pour tenter de résoudre leurs problèmes de prime de fin d'année. C'est très bien. Toutefois, que pensez-vous de l'attitude assez cavalière de l'organisation patronale Federgon, qui refuse de payer les compléments de chômage? De plus, cela ne se passe pas très bien entre les interlocuteurs sociaux. Des efforts doivent donc être fournis en ce domaine.
Comme l'a dit ma collègue, des subsides ont été accordés. En effet, la sécurité sociale a servi d'armature durant la pandémie. Nous comptons bien continuer à recourir à cette magnifique invention historique. Il faudra évidemment discuter pour savoir comment nous allons la refinancer par d'autres moyens. En tout cas, est-il normal qu'une fédération patronale ne prenne pas ses responsabilités?
Sur le plan sanitaire, vous dites avoir reçu des plaintes. Il faut donc poursuivre les vérifications, car nous avons eu des retours. De plus, nous sommes parvenus à un stade où les recommandations ne suffisent pas. Il faut passer aux contrôles et aux sanctions. Il n'y a pas de raison qu'on en impose dans la sphère privée et qu'on fasse preuve d'une trop grande souplesse avec le monde patronal.
L'incident est clos.
13 Vraag van Kathleen Verhelst aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Westtoer" (55010041C)
13 Question de Kathleen Verhelst à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Westtoer" (55010041C)
13.01 Kathleen Verhelst (Open Vld): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, mijn vraag betreft het steunpakket voor de horeca.
Er bestaat verwarring over de term horeca en over welke ondernemingen worden ondersteund – hotels, campings, B&B's, vakantiewoningen, jeugdlogies en toeristische attracties. Kunt u mij daaromtrent een concreet antwoord geven? Kunnen overdekte kinderspeeltuinen ook veilig openblijven?
Welke sociale steunmaatregelen gelden er inzake tijdelijke werkloosheid, eindejaarspremie, vakantiegeld en RSZ? Wat kan tot 2020? Is er oog op een verlenging na 2020? Kunt u al klaarheid scheppen voor 2021?
Wordt er vanuit de overheid contact opgenomen met de bancaire sector om de horeca en alle aanverwante bedrijven te steunen, door bijvoorbeeld de terugbetaling van kapitaal en intresten op te schorten en later te laten terugbetalen? Dat was ook heel belangrijk ten tijde van de bankencrisis, toen werden die mogelijkheden ook verschaft. Ik denk dat het belangrijk is.
Ik krijg graag meer duidelijkheid over de geldende protocollen. Blijven die van kracht? Ook over de pretparken bestaat er nog vrij veel onduidelijkheid.
13.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Verhelst, de genoemde sectoren zijn allen erkend als uitzonderlijk hard getroffen sectoren in het kader van de maatregelen genomen op het vlak van tijdelijke werkloosheid. Ook toeleveranciers van de horeca kunnen als uitzonderlijk hard getroffen ondernemingen tot minstens het einde van dit jaar genieten van de vereenvoudigde procedure. De verlenging van deze maatregelen wordt bestudeerd.
Wat de nieuwe steunmaatregelen betreft, uitgevaardigd door de minister van Werk, gaat het in de eerste plaats om de financiering van de eindejaarspremie. Hierbij gaat het om de ondernemingen die vallen onder het paritair comité voor het hotelbedrijf in het algemeen, dus alle gelegenheden waar tegen betaling dranken worden besteld, maaltijden worden opgediend of logies worden aangeboden. Het zijn ook deze activiteiten die vallen onder het ministerieel besluit over de sluiting van de horeca van 19 oktober tot 19 november. Werknemers die in zulke activiteiten worden tewerkgesteld, zijn expliciet uitgesloten van de bevoegdheid van het paritair comité voor toeristische attracties, nr. 333.
Het is de bedoeling dat het sectorale fonds dat de eindejaarpremies uitbetaalt, een subsidie krijgt om het deel van de eindejaarpremie dat betrekking heeft op de gelijkgestelde dagen door tijdelijke werkloosheid, te financieren. De regelgevende teksten daarover zijn in voorbereiding.
Wat het vakantiegeld betreft, is een algemene regelgeving in uitwerking, nadat hierover een akkoord werd gesloten in de Nationale Arbeidsraad. Een andere maatregel is een tegemoetkoming voor de RSZ-bijdragen van het derde kwartaal van 2020. De wetteksten hierover zijn klaar en werden voor beslissing aan de ministerraad bezorgd. De horecasector en de toeristische sector genieten al een bijzonder COVID-19-uitstel van RSZ-betaling. Ondernemingen die niet in aanmerking komen voor een automatisch uitstel van betaling, zoals de toeleveranciers van de horeca, konden tot 31 juli een uitstel van betaling aanvragen via een elektronisch formulier.
Naast de maatregel inzake het bijzonder COVID-19-uitstel van RSZ-betaling werd ook een bijzonder COVID-19-afbetalingsplan voor de RSZ-bijdragen voor het eerste en tweede kwartaal van het jaar ter beschikking gesteld. In de Kamer is een wetsontwerp hangende om die maatregel uit te breiden tot het derde en vierde kwartaal van 2020.
De vraag over de terugbetaling van kapitalen en interesten heeft geen betrekking op mijn bevoegdheden, maar valt onder de bevoegdheid van de minister van Financiën.
13.03 Kathleen Verhelst (Open Vld): Mijnheer de minister, er wordt dus nagedacht over een plan voor na 2020. Dat zal er zeer snel moeten komen. Anderzijds hopen we natuurlijk dat de COVID-19-situatie ook zeer snel onder controle geraakt.
Ik zie dat er veel inspanningen worden geleverd en dat er hard wordt gewerkt voor een sector die zwaar getroffen is, maar wij moeten ook aandacht hebben voor bijvoorbeeld de toeleveranciers van de horeca, die niet automatisch een uitstel van betaling krijgen. Sommige van hen zijn immers even zwaar getroffen als de horeca zelf en kunnen zelfs geen takeaway organiseren. Zij hebben soms nog volledige diepvriezers vol producten die enkel voor de horeca bestemd waren.
Ik duim er alvast voor dat iedereen veel moed put uit de maatregelen, die in uitvoering worden gebracht.
Het incident is gesloten.
La présidente: La question n° 55010057C de Mme Reuter est reportée.
14 Question de Cécile Cornet à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La réorganisation judiciaire et le montage financier supposé frauduleux de Mega World" (55010062C)
14 Vraag van Cécile Cornet aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De gerechtelijke reorganisatie en de vermeende frauduleuze financiële constructie van Mega World" (55010062C)
14.01 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, Mega World a repris en février de cette année les 123 magasins Blokker en Belgique, comptant plus de 600 travailleurs et travailleuses. Une demande de réorganisation judiciaire a été introduite la semaine dernière, qui, si elle n’est pas acceptée, se soldera sans doute par une faillite. Les travailleurs craignent même pour le paiement de leur salaire. Il semblerait que la firme ait déjà à son actif une dette de dix millions d’euros envers l’État, en raison de la TVA, d’impôts et de cotisations de sécurité sociale impayés.
Le lundi du dépôt de ma question, un syndicat faisait état d’une suspicion de fraude chez Mega World et plus particulièrement dans le chef de son propriétaire, Dirk Bron. Il faut dire que celui-ci a fait plusieurs faillites. Il est soupçonné de fraude, d'escroquerie et de blanchiment d'argent par la justice de son pays. L’une des transactions pointées du doigt par le syndicat consiste en l’envoi de plusieurs millions d’euros des caisses de Mega World vers des entreprises sises à l’étranger, et présentant des profils pour le moins interpellants. Selon une enquête d'un journaliste, elles présentent des caractéristiques de sociétés fantômes, c'est-à-dire des entreprises qui n'ont pas d'employés et un très faible capital.
Ces éléments ont donné lieu à un dépôt de plainte par l’ACV Puls auprès du parquet d’Anvers contre le propriétaire de Mega World. Ce ne serait en effet pas la première fois qu'une entreprise essaie de sortir des fonds vers une maison mère et fasse payer des indemnités de licenciement par le Fonds de fermeture.
Monsieur le ministre, avez-vous été informé de cette suspicion de fraude et du dépôt de plainte en marge de cette réorganisation judiciaire? Confirmez-vous le montant de dix millions d’euros de dettes envers l’État? Quelles initiatives avez-vous prises ou comptez-vous prendre afin de vous assurer que les fonds de l’entreprise seront bien employés au paiement des indemnités de licenciement et ne seront pas abusivement envoyés vers la maison mère ou dans un autre pays? Je vous remercie.
14.02 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Comme vous le savez, madame la députée, en cas de suspicion de ce type de fraude, les tribunaux de l'ordre judiciaire sont compétents pour recevoir et analyser une telle plainte et juger de l'existence éventuelle d'une fraude.
Mon administration dans ce cadre n'est pas directement compétente; néanmoins, j'ai été informé de cette affaire et je peux vous affirmer que le gouvernement veillera, en cette période particulièrement sensible, à ce que les dettes à l'égard de l'État et des travailleurs soient bel et bien couvertes.
Le montant de dix millions d'euros de dettes envers l'État doit être vérifié auprès de mon collègue le ministre des Finances pour ce qui est de la partie fiscale, et du ministre des Affaires sociales pour ce qui relève de la partie des cotisations sociales. Le Fonds de fermeture des entreprises intervient, comme vous le savez, en cas de fermeture d'entreprises.
L'administration a pu constater, en fin de semaine dernière, qu'aucune mention au Moniteur belge et à la Banque-Carrefour des Entreprises concernant l'introduction par l'entreprise Mega World d'une procédure en réorganisation judiciaire n'a encore été publiée.
Toutefois, selon les informations que l'administration a pu recueillir, une demande en réorganisation judiciaire aurait été déposée le 15 octobre dernier. Il y est mentionné que le tribunal de Malines devait statuer sur cette demande, à huis clos comme vous le savez, lors d'une audience qui aurait été fixée le 28 octobre.
S'agissant d'une demande en vue de bénéficier d'une procédure en réorganisation judiciaire, il ne s'agit pas, comme vous le savez, d'une fermeture au sens de la loi du 26 juin 2002, puisque l'activité de l'entreprise ne cesse pas en cas de réorganisation judiciaire. C'est d'ailleurs un des objectifs de cette procédure.
La question de l'intervention du Fonds de fermeture des entreprises n'est donc pas encore posée à ce stade. Si la procédure en réorganisation ne devait pas aboutir et qu'une faillite de Mega World devait être déclarée, un ou des curateur(s) sera/seront désigné(s), comme vous le savez, afin de mener à bien les opérations de faillite. Le curateur pourrait être amené à vérifier les créances déclarées; et en outre, l'administration vérifiera, elle, si les conditions d'intervention du Fonds de fermeture des entreprises sont bel et bien réunies.
14.03 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie.
J'ai abordé la question de la fermeture de l'entreprise en raison de la question de la confiance posée par les syndicats pour le moment, vu l'ambiance dans laquelle se déroulent les échanges maintenant, et vu le fait totalement assumé par cette entreprise d'avoir des dettes. Elle se vante même d'avoir bénéficié des mesures COVID pour bénéficier de reports de paiements divers.
Tous les signaux sont au rouge. J'entends que l'administration, en tout cas l'inspection, sera attentive. Je vous invite vraiment à la plus grande attention afin que les droits des travailleurs soient respectés dans ce moment compliqué, et pour l'entreprise, et pour l'ensemble de la société. Je vous remercie.
L'incident est clos.
- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De tijdelijke werkloosheid in de cultuur- en evenementensector n.a.v. de tweede golf" (55010069C)
- Evita Willaert aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De federale steun voor de kunstenaars en de culturele sector, zoals bepaald bij de wet van 15 juli" (55010185C)
- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De steun aan de cultuursector" (55010239C)
- Leslie Leoni aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De wet van 15 juli 2020 tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector" (55010249C)
- Marie-Colline Leroy aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De steun voor de cultuursector" (55010311C)
- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le chômage temporaire dans le secteur culturo-événementiel dû à la seconde vague de coronavirus" (55010069C)
- Evita Willaert à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le soutien fédéral aux artistes et au secteur culturel, tel que défini par la loi du 15 juillet" (55010185C)
- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'aide au secteur culturel" (55010239C)
- Leslie Leoni à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La loi du 15 juillet 2020 améliorant la situation des travailleurs du secteur culturel" (55010249C)
- Marie-Colline Leroy à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le soutien au secteur culturel" (55010311C)
15.01 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, naar
aanleiding van de eerste golf van de pandemie en volledige lockdown, heeft de
vorige minister van Werk beslist dat de tijdelijke werkloosheid wordt
opengesteld voor kunstenaars en andere werknemers uit de cultuursector, die
veelal verschillende kortdurende jobs, opdrachtgevers en sociale statuten combineren.
Om als tijdelijke werkloze te kunnen worden vergoed, moet de werknemer uit de
cultuur- en evenementensector kunnen aantonen dat hij op zijn of haar naam een
schriftelijke belofte heeft van een arbeidsovereenkomst, gelinkt aan het
geannuleerde evenement. De belofte moet gedateerd zijn van voor 15 april 2020.
Ondertussen zijn vlak voor en tijdens de
zomer nieuwe contracten opgemaakt voor opdrachten tijdens de zomer en het
najaar. Omwille van de tweede golf, waarbij cafés en feestzalen verplicht
sluiten, worden echter opnieuw veel opdrachten geannuleerd. Hetzelfde gebeurde
deze zomer bij de lokale lockdown in de provincie Antwerpen. Voor deze
geannuleerde opdrachten wordt de tijdelijke werkloosheid geweigerd, omdat die
contracten pas na 15 april zijn afgesloten, wat uiteraard eigen is aan de
sector.
Heeft u een zicht op het aantal aanvragen
tijdelijke werkloosheid die werden geweigerd omdat het contract na 15 april
werd afgesloten, maar waarvan de opdracht omwille van de lokale lockdown of de
nieuwe veiligheidsmaatregelen toch werd geannuleerd?
Vindt u het wenselijk om deze
reglementering bij te sturen zodat voor opdrachten die omwille van lokale of
nationale veiligheidsmaatregelen werden of worden geannuleerd, toch tijdelijke
werkloosheid kan worden toegekend? Welke alternatieven ziet u hiervoor?
Hoeveel aanvragen werden ondertussen
ingediend op basis van de wet van 15 juli 2020 'tot verbetering van de toestand
van de werknemers in de culturele sector? Hoeveel daarvan werden aanvaard en
geweigerd? Welke zijn de drempels en hinderpalen?
15.02 Evita
Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de
voorzitster, mijnheer de minister, op 23/9/20 kondigde minister Muylle aan dat
er maar 39 aanvragen waren ingediend en goedgekeurd bij de RVA met betrekking
tot. de soepele toegang tot de werkloosheid voor de culturele sector, onderdeel
van de wet van 15 juli. Bovendien moesten aanvragen die gebruik wilden maken
van de retroactiviteit tot 1/4/2020 ingediend worden voor 26/9/2020. De
combinatie van het beperkte aantal aanvragen en de reeds verstreken deadline
baart me zorgen. Uit getuigenissen blijkt dat mogelijke begunstigden heel wat
drempels ondervinden en deze tweede golf zal opnieuw een enorm effect hebben op
de sector.
We zijn ondertussen een maand verder:
hoeveel aanvragen werden er ingediend en goedgekeurd door de RVA?
De vakbonden en de HVW zouden onvoldoende
op de hoogte zijn van de nieuwe wetgeving. Personen getuigden dat ze de nieuwe
regeling zelf moesten uitleggen aan de medewerkers om geholpen te kunnen worden.
Op welke manier zal de HVW haar medewerkers opleiden en informeren zodat alle
begunstigden correct kunnen geholpen worden?
De RVA zou op basis van een lijst
beslissen welke activiteiten in aanmerking komen voor deze regeling. Op welke
manier werd deze lijst samengesteld en is deze lijst volgens u nog up-to-date?
Zo zouden bepaalde mensen op basis van hun activiteiten wél de Vlaamse
cultuurcoronapremie ontvangen, maar geen recht hebben op deze versoepelde
toegang, vanwaar dat verschil?
De informatie over de regeling werd toen
nog onvoldoende verspreid en de communicatie op de websites van de
uitbetalingsinstellingen en RVA bleken onvoldoende laagdrempelig om non-take-up
te vermijden. Hoe zullen de potentiële begunstigden correct en voldoende worden
geïnformeerd?
Bent u bereid om aan de RVA te verzoeken
de deadline van 26/9/2020 op te schuiven en de drempels die er zijn te
onderzoeken en bij te sturen?
De wet van 15 juli 2020 voorziet in een
mogelijke verlenging per KB, na het einde van dit jaar. De sanitaire situatie
is niet gewijzigd, integendeel. Zullen de maatregelen verlengd worden?
15.03 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur
le ministre, le 8 juillet dernier, le parlement fédéral a adopté des mesures
d’urgence en faveur des artistes et des techniciens suite au vote sur la
proposition de loi améliorant la situation des travailleurs du secteur
culturel.
Mi-septembre, nous avons demandé à la
ministre Muylle les chiffres relatifs à l’octroi des indemnités de chômage
"élargi" (issus du vote du 8 juillet). La ministre nous a alors
répondu que seules 39 demandes de chômage "élargi" ont été
faites depuis l’adoption de la proposition de loi. Néanmoins, suite aux
différents retours sur le terrain, nous constatons que de nombreuses demandes
ont pris du temps à être traitées.
1. À l’heure actuelle, combien de
personnes ont demandé les indemnités de chômage "élargi"?
2. Combien de demandes ont été refusées
et pourquoi?
3. Comment expliquez-vous le retard
dans l’octroi des indemnités? Qu’allez-vous faire pour y remédier? Allez-vous
vous assurer que la rétroactivité sera bien assurée?
4. Ne faudrait-il pas changer la
procédure de sorte à d’abord effectuer le paiement des indemnités avant
d’effectuer les principales procédures de vérification?
5. Les travailleurs de la culture nous
interpellent régulièrement sur le manque de perspective que leur offre les
mesures actuelles. Ainsi, des centaines, voir des milliers de travailleurs,
risquent de perdre leur indemnité le 1er janvier si rien n’a
été fait entre temps. Pouvez-vous dès lors garantir la reconduction des mesures
issues du vote du 8 juillet? Si oui, jusque quand? Et quand allez-vous le
concrétiser dans un acte législatif?
15.04 Leslie Leoni (PS): Monsieur le ministre, je me joins évidemment aux félicitations de mes collègues et vous souhaite le meilleur dans cette nouvelle fonction.
Au nom de mon groupe, je voudrais tout d'abord exprimer le soutien aux mesures qui sont prises pour lutter contre cette terrible pandémie. Les mesures sont parfois extrêmement dures, osons le dire, mais notre priorité aujourd'hui doit être de contenir et de faire reculer cette pandémie et de tout faire pour permettre aux hôpitaux et institutions de soins de tenir le coup et de soigner nos malades.
Les différents gouvernements ont pris des mesures extrêmement dures, comme je vous le disais: fermeture des bars, des restaurants et, de plus, à Bruxelles, de tous les lieux culturels (musées, cinémas, théâtres, salles de concerts). Alors que le secteur culturel n'a même pas pu se relever de la première vague, les mesures actuelles et les perspectives de renforcement de celles-ci ne permettent pas d'espérer une reprise suffisante des activités culturelles.
Les artistes, les techniciens et tous les collaborateurs de ce secteur fortement impacté doivent continuer à être soutenus. La loi du 15 juillet 2020 améliorant la situation des travailleurs du secteur culturel doit, nous semble-t-il, être au minimum prolongée.
J'imagine que le gouvernement s'attellera à la création d'un véritable statut d'artiste, mais dans l'urgence de cette crise et en attendant, il faudra certainement envisager des mesures de soutien. Envisagez-vous de prolonger cette mesure?
15.05 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Monsieur
le ministre, ces dernières 72 heures ont vu naitre de nouvelles
mesures plus strictes quant à la fréquentation des lieux culturels. Par voie de
conséquence, les secteurs des arts, de la culture et de l'événementiel sont
forcément, à nouveau impactés. En effet, ce sont encore des centaines
d’artistes et de technicien.ne.s qui voient leurs représentations annulées et
leur outil de travail confisqué.
Dès lors, des mesures fortes doivent être
prises pour soutenir ce secteur qui doit impérativement être préservé. Si nous
ne faisons rien aujourd’hui, c’est le silence et la grisaille qui nous
attendent demain. Nous ne pouvons nous retrouver au lendemain de la crise avec
une diversité culturelle appauvrie parce que les travailleurs et les
travailleuses n’auront eu d’autres choix que de se tourner vers un travail
alimentaire, plus rémunérateur.
- Avez-vous l’intention de prolonger
les mesures prises au travers de la loi votée en juillet 2020? Si oui,
jusque quand?
- Envisagez-vous d’autres mesures
visant à soutenir le secteur? Telles que (a) la prolongation du chômage
temporaire, (b) la neutralisation de toute la période COVID-19 pour le
renouvellement du statut social de l’artiste, (c) la neutralisation de la
période COVID-19 pour l’accès au chômage pour les travailleur·se·s des secteurs
culturel et événementiel et pour l’accès au "statut" protégé.
- Par ailleurs, le secteur préconise une opérationnalisation effective de ces mesures. Pour qu’elles atteignent leur but de protection des travailleurs, il s’agirait d’inverser la logique actuelle et d’instaurer un paiement immédiat par les caisses de paiement (même avant mise en état complète du dossier), avec éventuelle rectification a posteriori. Partagez-vous cet avis?
15.06 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, mesdames les députées, je vous remercie pour vos questions. Je remercie aussi Mme Leoni pour ses félicitations et ses encouragements bien nécessaires en cette période particulièrement compliquée. Vos questions me permettent de faire le point sur les travailleurs du secteur culturel.
Dès mon entrée en fonction, j'ai rencontré les travailleurs du secteur. Comme vous, je suis conscient de la situation particulièrement difficile à laquelle sont confrontés les artistes et les techniciens. Je parle d'artistes et de techniciens au sens large puisqu'on sait toutes les fonctions qui sont nécessaires et impliquées dans la création et la production culturelle.
J'ai également entendu les témoignages de personnes qui peinaient à obtenir leurs droits. C'est donc tout naturellement que j'ai pris contact avec l'ONEM pour voir comment la situation pouvait être améliorée. Nous avons convenu avec les fédérations représentatives du secteur et des travailleurs de ce secteur de recueillir des cas concrets pour constater les lacunes et les difficultés et, bien entendu, pour y remédier le plus rapidement possible.
J'ai dès lors demandé aux représentants du secteur de me fournir des exemples précis et concrets des situations les plus problématiques rencontrées. Nous travaillons avec le secteur depuis mon entrée en fonction et nous continuerons encore dans les prochains jours. C'est un travail constant. C'est vrai avec le secteur culturel mais c'est vrai aussi avec les différents secteurs qui sont particulièrement impactés. Je voudrais d'ailleurs en profiter pour les saluer pour leur présence et leur caractère constructif puisque, systématiquement, j'ai pu rencontrer des interlocuteurs qui venaient avec des propositions, avec des contre-propositions, avec des meures à prendre dans le court terme mais aussi avec des réflexions sur le moyen et le long terme.
Il me semble l'avoir évoqué tout à l'heure en réponse à la question de Mme Fonck. Ils ont livré des réflexions notamment sur la formation du personnel, à la fois pour rester actifs dans le secteur mais aussi pour envisager des réorientations dans d'autres secteurs moins touchés par la crise et ses conséquences.
En ce qui concerne le chômage temporaire, j'ai demandé à l'ONEM de continuer à appliquer de la souplesse dans les moyens de preuve qui sont demandés pour attester d'un contrat annulé. On sait que c'est une des difficultés rencontrées par les acteurs et les intervenants du secteur culturel – en tout cas, ce le fut. Je plaide donc vraiment auprès de l'ONEM pour qu'on puisse travailler avec souplesse.
S'agissant des mesures prévues par la loi du 15 juillet 2020, à l'heure actuelle, l'ONEM a traité 188 demandes d'allocations de chômage. Dans 185 dossiers, le droit aux allocations de chômage complet a été accordé. Les trois refus étaient basés sur le fait que les travailleurs n'ont pas pu apporter la preuve de prestations situées dans le secteur artistique. Tous les dossiers complets introduits par les organismes de paiement ont été traités par l'ONEM dans le délai réglementaire qui est, comme vous le savez, d'un mois maximum.
Pour avoir un effet rétroactif, la demande d'allocations doit en principe parvenir à l'ONEM dans le délai réglementaire qui est de deux mois. Tenant compte de la date de parution de la loi, l'ONEM a décidé que le délai d'introduction des demandes prendrait cours au plus tôt le 27 juillet de cette année.
Par ailleurs, si l'organisme de paiement constate qu'il ne pourra pas introduire un dossier complet dans les délais, il peut informer l'ONEM de l'identité du travailleur et de la date à partir de laquelle des allocations sont demandées. Dans ce cas, le délai d'introduction précité est prolongé d'un mois.
Enfin, lorsqu'un dossier est malgré tout introduit en dehors des délais, le travailleur peut demander qu'il soit tenu compte des circonstances de la crise actuelle pour obtenir une dérogation au délai applicable. Je demanderai à l'ONEM de faire preuve de souplesse en la matière également.
Le travailleur doit introduire la demande d'allocations de chômage auprès de son organisme de paiement, celui-ci étant chargé de vérifier si le dossier est complet et de l'introduire à son tour auprès de l'ONEM. L'organisme de paiement attend alors l'autorisation de paiement venant de l'ONEM. Il peut décider de prendre le "risque" d'indemniser le travailleur avant de recevoir cette autorisation. En cas de refus ultérieur, le paiement reste alors à sa charge, à moins qu'il ne demande au travailleur de rembourser les allocations indues.
Je suis bien évidemment conscient des difficultés, durant cette période, de pouvoir joindre les organismes de paiement mais je dois constater qu'ils font un travail remarquable pour assumer le traitement de toutes les demandes d'allocations de chômage. C'est en grande partie grâce à eux si les travailleurs ont pu être indemnisés. Certes, certaines difficultés ont pu être pointées sur le terrain mais nous veillons, à la fois avec l'ONEM et les organismes de paiement, à réduire au maximum ces problèmes et à faire en sorte que les paiements puissent intervenir le plus rapidement possible.
De maatregelen van de wet van 15 juli lopen tot 31 december maar met de hervatting van de epidemie en de noodzaak om perspectief te geven aan de sector, heb ik de regering voorgesteld om de maatregelen uit te breiden. Volgende week wordt een besluit uitgevaardigd met een crisispakket voor deze sector en alle betrokken sectoren.
15.07 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, dank u wel voor uw antwoord.
Ik wil beginnen met het laatste element uit uw antwoord. Het is belangrijk dat de sector weet tot wanneer hij op steun kan rekenen. Oorspronkelijk hadden wij het idee dat de wettekst, die wij in het Parlement besproken hebben, tot maart van toepassing moest blijven. Zeker de evenementensector is een seizoensgebonden sector. Oktober tot maart is sowieso reeds een moeilijke periode, die hij anders door de zomer kan overbruggen, maar dat is nu niet het geval.
Ik heb zelf ook contact met mensen van die sector. Ze doen heel wat constructieve voorstellen. Ze willen vooral werken. Zolang de epidemie woedt, kan dat niet of in mindere mate omwille van de gezondheid van de burgers. De overheid moet dan zorgen voor voldoende ondersteuning.
In verband met de tijdelijke werkloosheid, voorbije zomer was er toch enig perspectief en kregen de mensen uit de sector weer wat opdrachten, maar dat perspectief is nu weer helemaal weg. Het wordt echter moeilijk gelet op de gestelde voorwaarden, waarbij men geannuleerde opdrachten binnen vooropgestelde periodes moet bewijzen, om voor de nieuwe geannuleerde opdrachten tijdelijke werkloosheid te krijgen. Ik ben dan ook tevreden dat u samen met de RVA bekijkt hoe er soepel met de regeling kan worden omgegaan.
Hetzelfde geldt om gewone werkloosheidsuitkeringen te krijgen. Dit is het hele probleem in de sector: men wordt alleen betaald voor de opdracht zelf en opdrachtgevers vergeten te betalen voor de voorbereidingen die eraan te pas komen. Daardoor komen de betrokkenen snel zonder inkomen te zitten of kunnen ze slechts rekenen op een inkomen onder de armoedegrens.
Ik dank u voor de initiatieven om de sector ondersteuning en perspectief te geven.
15.08 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, het dossier ligt mij ongelooflijk na aan het hart. Ik heb begrepen uit uw antwoord dat dat ook voor u geldt. Ook voor uw partij was het in het verleden reeds belangrijk.
Ik heb de voorbije weken heel wat getuigenissen verzameld, die spontaan tot bij mij kwamen of naar aanleiding van mijn oproep. Welnu, daaruit blijkt dat er op het terrein enorm veel problemen zijn met de wet van 15 juli, wat de toegang tot de gewone werkloosheid betreft. Het aantal goedgekeurde aanvragen gaat van 39 naar 68 en nu 180. Dat blijft bijzonder weinig.
Daarvoor zijn er verschillende redenen. In het begin had men helemaal geen weet van die wet. De uiterste datum voor de aanvraag tot retroactiviteit, namelijk 26 september, was er, doordat men er geen weet van had, plots heel snel. Op dat moment waren er slechts 39 aanvragen. De deadline van 26 september is wettelijk, dat besef ik, maar het is enorm belangrijk om ter zake soepelheid aan de dag te leggen.
Ik hoor ook dat de uitbetalingsinstellingen het water aan de lippen staat om al de aanvragen te kunnen verwerken. Al die elementen wijzen erop dat wij ter zake heel soepel zullen moeten zijn, zodanig dat de betrokkenen effectief het recht dat wij voor hen hebben gecreëerd, kunnen opnemen.
Een van mijn vragen werd nog niet beantwoord. De RVA werkt met een lijst, maar ik vraag mij af waarop die lijst gebaseerd is. Er bereiken mij namelijk getuigenissen van mensen die wel de Vlaamse cultuurpremie gekregen hebben, in het kader van de coronacrisis eenmalig forfaitair toegekend, maar die bijvoorbeeld door de RVA geweigerd worden op basis van de aard van hun activiteiten. Ook voor die mensen wil ik erop aandringen om goed te bekijken over welke activiteiten het gaat. Het is immers heel raar voor de mensen als zij van het Vlaams niveau wel en van het federaal niveau geen steun krijgen vanwege de aard van hun activiteiten.
Het is een heel belangrijk dossier voor ons. Ik denk echt dat het belangrijk is om al de problemen op het terrein aan te pakken. Ik hoor dat u daarmee bezig bent en dat u goed naar de sector luistert. Het gaat over veel meer mensen dan de 180 mensen bij wie het water aan de lippen staat.
15.09 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, nous avons déjà très souvent eu l'occasion de discuter ici de la situation dramatique dans laquelle se trouvent les travailleurs du secteur de la culture.
Au nom de mon groupe, je souhaite, tout d'abord, souligner votre volonté de tendre vers un assouplissement ou en tout cas d'envoyer un signal à l'ONEM en faveur d'un assouplissement, même si ce terme ne me semble pas approprié dans la mesure où il induit l'octroi d'une faveur.
15.10 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Une simplification.
15.11 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Je me doutais bien.
Quoi qu'il en soit, nombreux ceux qui sont dans la détresse. On cite souvent l'exemple de ceux qui se retrouvent dans l'impossibilité de remplir leur frigo. Mais il y aussi des cas de suicide. La situation est donc vraiment problématique.
Je ne suis pas psychologue. Comme vous le savez, j'ai été caissière chez Aldi. Mais, en tout cas, à entendre les psychologues, le fait de ne pas avoir de perspective même à moyen terme n'aide vraiment pas. Nous plaidons donc en faveur d'une prolongation de toutes les mesures qui ont été prises.
En outre, je me rallie à ma collègue Mme Willaert, pour ce qui concerne le nombre de demandes. Donc, les 39 demandes auxquelles avait fait référence Mme Muylle nous avaient déjà alertées. Aujourd'hui, ce chiffre a quelque peu augmenté. Il n'en reste pas moins qu'il nous semble minime, au regard des informations en provenance du terrain. Se pose ici la question de savoir s'il faut accorder une plus grande aide à l'ONEM pour répondre aux demandes. Il y a, en tout cas, encore quelque chose à faire à ce niveau.
Avant de terminer mon intervention, je voudrais profiter de l'occasion pour saluer tous les travailleurs de ce secteur.
15.12 Leslie Leoni (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Je n'avais aucun doute quant au fait que vous étiez conscient du drame que vivent actuellement les artistes. Je connais le milieu culturel depuis vingt ans. Il s'agit d'un milieu large qui englobe les musiciens, les plasticiens, les acteurs, les techniciens, etc. Tous ces hommes et ces femmes font vivre la culture et amènent un peu de magie dans cette vie bien sombre, pour l'instant.
Malgré la réorganisation constante des structures, les annulations en cascade, aucune reprise n'est en vue. J'ai donc été très heureuse de vous entendre dire qu'il y aurait dorénavant plus de souplesse et que les mesures importantes qui ont été mises en place seraient prolongées.
Tout le monde espère que 2021 sera une meilleure année. Mais nous devons, dès à présent, faire savoir aux travailleurs impactés par les mesures visant à lutter contre la pandémie que les aides d'urgence seront prolongées le temps qu'il faudra, mais aussi que nous serons à leurs côtés pour mettre sur pied des mesures adaptées aux artistes, avec un véritable statut qui protège et émancipe les travailleurs du secteur culturel. Je vous remercie vraiment pour votre réponse.
15.13 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je ne vais pas revenir sur ce qui a été dit sur le nombre de demandes et sur l'attitude proactive que vous avez vis-à-vis de l'ONEM. Je pense que cela peut aussi bien aider le secteur, mais aussi l'ONEM, à travailler à plus d'efficience dans le traitement des dossiers, que j'imagine très complexe pour tous ces travailleurs et travailleuses de l'ONEM.
Par ailleurs, sur la question de la prise de risques des organismes de paiement, je me demande si le signal ne devrait pas être plus clair sur ce que signifie cette prise de risque. En effet, je vous avais posé la question. Il est important, finalement, de pouvoir avoir une réponse très rapide, puisque que nous connaissons le problème du traitement du dossier. Et donc pouvoir se dire: on paie, on anticipe le paiement, on le récupérera après si nécessaire.
Mais cela doit-il être de la responsabilité de l'organisme, qui du coup sera peut-être un peu plus frileux? Je sais que tout ça est très compliqué, mais je pense que là, il y a une réponse structurelle importante à apporter. Peut-être voulez-vous répliquer là-dessus?
15.14 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Si vous le permettez, madame la présidente – madame la députée, en l'occurrence. D'abord, l'expression "prise de risques", je l'ai utilisée avec des guillemets. Et puis de manière générale, on l'a dit, il y a effectivement des mesures urgentes à prendre, et certaines ont d'ores et déjà été prises.
Nous devons tenir compte, pour ces mesures urgentes, de la spécificité du secteur et de ces types de professions, parce qu'il y a parfois aussi des mesures générales qui ne trouvent pas à s'appliquer de manière correcte, ou en tout cas aussi efficace que pour d'autres professions ou d'autres secteurs, dans le secteur culturel. Et ça, c'est aussi un des retours qui m'a été fait de la part des représentants des secteurs.
Nous devons bien entendu, comme cela a été évoqué par l'une ou l'autre d'entre vous, pouvoir donner des perspectives à l'ensemble du secteur, et bien entendu à toutes celles et ceux qui le font vivre et qui nous en font profiter. Mais nous devrons, je pense, c'est vrai dans ce secteur-là en particulier, c'est vrai aussi à d'autres moments avec d'autres secteurs, vraiment pouvoir tenir compte des spécificités du secteur.
Nous y reviendrons, j'espère le plus rapidement possible, puisque cela signifierait que nous serions sortis de cette crise, avec le travail sur le statut de l'artiste. Mais de manière plus urgente, en tout cas à court terme, et dans un court-moyen terme, en tout cas je l'espère, tenir compte des spécificités du secteur pour les mesures d'aide que nous pourrons mettre sur la table dans les prochains jours et les prochaines semaines.
15.15 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Je vous remercie. C'est rassurant.
Je termine alors juste sur ces décisions que vous évoquez, qui arrivent la semaine prochaine. À mon avis, elles sont très attendues. Je me permettais de relayer en tout cas ce qui est demandé. Nous avons toujours demandé une "année blanche" et d'aller jusque mars 2021 au minimum. Maintenant, nous savons qu'en fait, ce sera au-delà. Ce sera juillet, septembre, certains parlent déjà de 2022. Je pense que donner un signal clair, c'est donner aussi un signal clair sur la période durant laquelle nous aiderons le secteur.
Sur les questions de neutralisation, c'est-à-dire qu'il s'agisse d'accéder au renouvellement du statut ou de l'accès au statut protégé pré-COVID, je pense vraiment que la période de neutralisation de la période COVID doit être élargie pour permettre aux uns et aux autres de pouvoir quand même souffler un peu.
Je vous remercie. J'imagine que nous pourrons en rediscuter d'ici quinze jours, quand des décisions auront été prises.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La présidente: Je suis vraiment désolée mais nous allons devoir conclure ici. Nous reprendrons donc avec la question de Mme Lanjri, d'ici quinze jours, le deuxième mardi matin du mois.
15.16 Nahima Lanjri (CD&V): Mijn vraag nr. 55010134C, maar ook vraag nr. 55010317C, die ik samen met mevrouw Vanrobaeys heb gesteld, kunnen echt geen twee weken wachten. We hebben dat antwoord nu onmiddellijk nodig. Ik vraag om nu kort een antwoord van de minister te kunnen krijgen, zonder dat we de vraag stellen, of dat we het antwoord tegen morgen schriftelijk krijgen. Dat is voor mij ook goed. We moeten het antwoord echt wel krijgen.
La présidente: Madame Lanjri, à l'instar de ce que nous avons déjà fait, pour ceux qui souhaitent privilégier la question écrite, nous pouvons proposer que les questions écrites soient envoyées – je vais faire le tour des collègues.
15.17 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Si vous me le permettez, madame la présidente, mesdames et messieurs les députés, je m'engage bien entendu à ce que les réponses vous parviennent le plus rapidement possible.
Il est vrai que, par rapport à la question de Mme Lanjri notamment, le sujet est d'actualité. La réponse écrite vous sera envoyée sans tarder.
La présidente: Très bien, veuillez m'indiquer les questions à transformer en questions écrites.
15.18 Nahima Lanjri (CD&V): Ik zou willen voorstellen dat mijn vraag nr. 55010134C en vraag nr. 55010317C worden omgezet in schriftelijke vragen en onmiddellijk beantwoord worden.
La présidente: Les questions nos 55010142C et 55010162C de Mme Samyn ainsi que la question n° 55010299C de Mme Fonck sont transformées en questions écrites.
15.19 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, comme je l'ai dit, je m'engage à ce que les réponses soient transmises sans tarder.
15.20 Björn Anseeuw (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik wil mijn samengevoegde vragen nrs. 5010158C en 55010237C en mijn vraag nr. 55010159C laten omzetten in schriftelijke vragen.
15.21 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de voorzitster, ik dacht dat ik het woord had. Voor mij is vooral mijn vraag nr. 55010278C van belang. We hebben zojuist de uitbetalingsinstellingen bedankt voor al het werk dat ze doen. Ik meen dat daar werk aan vast hangt dat wij nu voor de verlenging van de herfstvakantie kunnen verlichten. Daar zou ik graag nog een antwoord op krijgen.
La présidente: Les questions nos 55010224C, 55010245C et 55010251C sont également transformées en questions écrites.
15.22 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, ik denk dat u nog iemand vergeten bent.
Mevrouw de voorzitter, mijn vraag nr. 55010186C mag verplaatst worden naar de volgende vergadering. Op mijn vraag nr. 55010187C wil ik graag een schriftelijk antwoord krijgen.
De voorzitster: Dank u mevrouw Willaert.
La réunion publique de commission est levée à 12 h 24.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.24 uur.