Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la Migration et des Matières administratives

Commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken

 

du

 

Mercredi 28 octobre 2020

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 28 oktober 2020

 

Voormiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.17 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.

La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 17 et présidée par M. Ortwin Depoortere.

 

De voorzitter: Goedemorgen, collega's.

 

Gefeliciteerd met uw aanstelling, mijnheer de eerste minister. Ik hoop u hier regelmatig te kunnen zien om van gedachten te wisselen over verschillende vragen en interpellaties.

 

01 Samengevoegde vragen van

- Katrien Houtmeyers aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Cybersecurity en coronacrisis" (55009190C)

- Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De toename van de cybercriminaliteit" (55009447C)

01 Questions jointes de

- Katrien Houtmeyers à Alexander De Croo (premier ministre) sur "La cybersécurité en période de crise de coronavirus" (55009190C)

- Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La hausse de la cybercriminalité" (55009447C)

 

01.01  Katrien Houtmeyers (N-VA): Dank u wel, mijnheer de eerste minister, om aanwezig te zijn.

 

In 2019 was er een stijging van 180 % ten opzichte van 2018 wat de aangiftes bij het CERT betreft. Over phishing werden er 1,7 miljoen meldingen gemaakt. De economische impact hiervan werd in 2018 al geraamd op 3,5 miljard euro, of meer dan 1 % van het bbp. In 2020, sinds de aanvang van de coronacrisis, wordt er natuurlijk nog meer dan ooit aan telewerk gedaan. We kunnen er enkel van uitgaan dat het aantal aangiften alleen maar groter geworden is en de economische impact alleen maar gestegen is, net nu onze zelfstandigen en kmo's extra kwetsbaar zijn.

 

Wij hebben absoluut nood aan een meer nationale coördinatie en een sterker waarschuwingssysteem voor veiligheidslekken. Die lekken kunnen immers heel veel schade veroorzaken als ze niet snel opgelost worden.

 

Het CERT, onze nationale cyberwaakhond, speelt hierin natuurlijk een cruciale rol. De organisatie kan bedrijven informeren over hun specifieke kwetsbaarheden. Bedrijven zouden die informatie ook snel moeten krijgen, zeker in het geval van grote veiligheidslekken, precies nu onze bedrijven vooral via telewerken functioneren.

 

Onlangs hoorde ik ook een Europese campagne op de radio met het oog op bewustmaking. Deze campagne werd doorgetrokken naar België, en dat kunnen we enkel toejuichen.

 

Mijnheer de eerste minister, daarover heb ik een aantal vragen. Van hoeveel bedrijven weet het CERT dat ze te kampen hebben met deze kwetsbaarheid? Hoeveel van deze bedrijven heeft het CERT proactief gecontacteerd? Wat wordt daaraan gedaan?

 

Er wordt ook een onderscheid gemaakt tussen vitale sectoren en andere. Uit deze crisis is gebleken hoe een vitaal bedrijf voor zijn dienstverlening afhankelijk kan zijn van andere niet-vitale bedrijven. Op die manier komt de keten ook in gevaar. Vindt u dit onderscheid dan toereikend? Kunt u mij ook al een overzicht geven van het aantal aangiftes bij het CERT voor de eerste twee kwartalen en indien mogelijk ook voor het derde kwartaal?

 

Vaak proberen bedrijven een cyberaanval eerst stil te houden uit angst voor reputatieschade. Hoe verhouden de aangiftes zich ten opzichte van de door het CERT vastgestelde aanvallen?

 

Zijn er nog investeringen en uitbreiding van het personeel bij het CERT gebeurd in de laatste maanden? Wat zijn de vooruitzichten omtrent de ondersteuning van onze bedrijven op dit vlak?

 

Wat de radiocampagne betreft, kunt u een indicatie geven van het nettobereik of het aantal GRP's? Zijn er nog andere communicatiecampagnes gepland?

 

01.02  Daniel Senesael (PS): Monsieur le premier ministre, les chiffres de la police belge pour l'année 2019 en rapport avec la cybercriminalité témoignent d'une forte hausse, plus précisément 29,2 % par rapport à 2018, qui témoignait déjà d'une augmentation de 18,1 % par rapport à 2017. L'année dernière, environ 32 943 faits de criminalité informatique – autrement dit d'atteinte à la sécurité d'un système informatique ou à l'intégrité des données stockées – ont été observés.

 

Ces faits concernent en grande partie la fraude sur internet, à savoir des ventes et achats en ligne, de fausses loteries ou encore des fraudes à l'amitié ou à l'identité. Les 24 617 cas enregistrés sur l'ensemble de l'année 2019 traduisent cette augmentation de 28,2 % par rapport à 2018. Notons également l'augmentation notable des faits de phishing (il s'agit ici du vol de données d'utilisateurs, en les attirant sur de faux sites web) estimée à 80,3 % de plus qu'en 2018, pour un total de 2 365 cas.

 

Ces chiffres pourraient toutefois ne pas traduire l'entière réalité du phénomène de la cybercriminalité en Belgique. Selon le Moniteur de sécurité 2018, seuls 22 % des victimes d'escroquerie sur internet déclarent les faits subis. À ce sujet, la ministre Sophie Wilmès déclarait en décembre 2019 que les chiffres relatifs à la cybercriminalité n'étaient que la partie visible de l'iceberg. En effet, les entreprises ne signalent pas systématiquement avoir été victimes d'un cyberincident ou ne portent pas systématiquement plainte.

 

Monsieur le premier ministre, pouvons-nous avoir vos retours sur ces chiffres?

 

Depuis 2014, le Centre pour la Cybersécurité Belgique (CCB) a mené plusieurs campagnes destinées aux secteurs public et privé. En 2019, une campagne a été élaborée, mettant l'accent sur les facteurs humains du phishing. Compte tenu de l'augmentation significative des cas de phishing sur l'année 2019, le CCB envisage-t-il de nouvelles initiatives visant à contrer cette forme de cybercriminalité?

 

Étant donné la faible proportion de faits de cybercriminalité signalés et faisant l'objet de plaintes, le CCB entend-il mettre en place des mesures de sensibilisation relatives aux possibilités d'action des personnes victimes de cyberincidents?

 

01.03  Alexander De Croo, premier ministre: Mevrouw Houtmeyers, monsieur Senesael, je vous remercie pour vos questions, que j'aborderai dans l'ordre dans lequel elles ont été posées.

 

Mevrouw Houtmeyers, het aantal bedrijven met kwetsbaarheid in België is zeer dynamisch en hangt af van de snelheid waarmee bedrijven zogenaamde patches doorvoeren om de kwetsbaarheden in hun systemen tegen te gaan.

 

Dagelijks geraken nieuwe kwetsbaarheden bekend en ontvangt het CCB duizenden IP-adressen die kwetsbaar zouden zijn. Identificeren wie eigenaar is van die kwetsbare systemen is zoals in alle EU-landen een zeer grote uitdaging. CERT.be verspreidt geregeld advisories met technische informatie over patches voor nieuwe kwetsbaarheden en gerichte waarschuwingen. Dit jaar alleen al waren er 630 van die communicaties, tot nu toe.

 

Wat uw derde vraag betreft, met organisaties van vitaal belang bedoelt het CCB de publieke en private entiteiten die een essentiële dienst verlenen aan de Belgische bevolking en die daarvoor gebruikmaken van netwerk- en informatiesystemen. Deze organisaties die van vitaal belang zijn voor ons land moeten optimaal beschermd worden tegen cyberaanvallen, daar incidenten bij deze organisaties een grootschalige nationale impact kunnen hebben voor de maatschappij en voor de nationale veiligheid.

 

Daarnaast is het belangrijk aan te stippen dat het CCB, bij elke melding van een incident die zij ontvangt, beoordeelt of die voldoet aan de criteria om het nationaal cybernoodplan te activeren, dan wel of het CCB in de mogelijkheid is bijstand te verlenen waar die gevraagd is.

 

Het CCB publiceert tot slot ook de supply chain guidelines die aan aanbieders van essentiële diensten advies verlenen over de controle­doelstellingen bij hun toeleveringsbedrijven.

 

Wat uw vierde en vijfde vraag betreft, dit jaar ontving het CERT tot en met september 5.387 meldingen van burgers, bedrijven en partners. De belangrijkste soorten van gerapporteerde incidenten zijn phishingfraude, ransomware en computervirussen. Deze cijfers geven echter geen volledig beeld. Het reële aantal cyberaanvallen in België is vele malen hoger. Bedrijven en particulieren melden zelden wanneer zij het slachtoffer zijn geworden van een cyberincident, en dienen ook niet steeds een klacht in bij de politie.

 

Met uitzondering van enkele aanbieders van essentiële diensten die onder de NIS-wetgeving vallen is er geen meldingsplicht van cyberincidenten. Bovendien zou het kunnen dat het CERT bekender wordt, waardoor meer slachtoffers bij het CERT een melding doen. De cijfers maken geen onderscheid tussen particulieren en ondernemingen.

 

Wat uw zesde vraag betreft, de regering zal voortbouwen op de successen van het Centrum voor Cybersecurity België en heeft de directeur en de adjunct-directrice hiervoor in augustus nog een nieuw mandaat gegeven. Om een gepast antwoord te kunnen bieden op de sterk toenemende dreiging zal de slagkracht van het CCB de komende jaren eveneens worden versterkt.

 

Wat uw zevende vraag betreft, het CCB stuurt gerichte notificaties uit als het kennis krijgt dat bedrijven kwetsbaar zijn voor bepaalde cyberrisico's. De acties rond het sensibiliseren en informeren van ondernemingen en rond bijstand in geval van een aanval worden voortgezet en waar mogelijk uitgebreid. Via bewustmaking en de terbeschikkingstelling van technische informatie over de te nemen cyberveiligheidsmaatregelen worden ondernemingen in België aangemoedigd om te investeren in cyberveiligheid. Het sensibiliseren van bedrijven bereikt het CCB via jaarlijkse sensibiliseringscampagnes en via online webinars. Naast bewustmaking informeert het CCB ondernemingen over de te nemen maatregelen om het niveau van cyberveiligheid te verhogen binnen hun bedrijf.

 

Wat uw achtste vraag betreft, de voorlichtingscampagne wil de Belgische internetgebruiker aanmoedigen om accounts sterk te beveiligen met een tweestapsverificatie. Het CCB zet sterk in op een brede mediaverspreiding om de campagne via verschillende kanalen bij de burger te krijgen. De radiocampagne waarvan u melding maakt, is met andere woorden een onderdeel van een bredere mediacampagne. In verband met uw vraag over de cijfers met betrekking tot OTH's en GRP's zal u een tabel worden bezorgd.

 

Wat uw negende vraag betreft, naast de radio worden tijdens de campagne ook andere mediakanalen ingezet. Via advertising op sociale media en Google, televisiespots op de regionale televisie in Vlaanderen, Wallonië en Brussel en advertenties in de krant Metro verspreiden wij de boodschap zo breed mogelijk. Daarnaast helpen ook meer dan 500 partners in publieke, private en academische sectoren de campagneboodschap te verspreiden.

 

Het CCB ondernam sinds zijn oprichting in 2015 verschillende initiatieven om Belgische burgers te sensibiliseren rond cyberveiligheid. Die initiatieven worden voortgezet. U kunt ook eens de website safeonweb.be bekijken, die beheerd wordt door het CCB en die de Belgische burgers het jaar door op een snelle en correcte manier wil informeren, sensibiliseren en adviseren. Met de campagne in 2017 werd bovendien een e-mailadres gecreëerd om valse berichten naar te versturen. Dat e-mailadres is verdacht@safeonweb.be. Dat initiatief wordt gedurende het hele jaar gepromoot, ook dit jaar.

 

Monsieur Senesael, les victimes de cybercriminalité peuvent s'adresser à la police locale. Les chiffres concernant le nombre de signalements sont publiés dans les statistiques annuelles sur la criminalité de la police fédérale.

 

Le CCB ne dispose, dès lors, d'aucun chiffre complémentaire concernant les arrestations et les condamnations de cybercriminels, ni concernant les enquêtes sur les cybercrimes clôturés.

 

Par ailleurs, ils ne reçoivent pas d'information concernant le profil des suspects. Grâce à l'initiative suspect@safeonweb.be, le CCB reçoit par contre les notifications de phishing. Tous les internautes qui reçoivent un message suspect peuvent le transmettre à cette adresse.

 

Les liens et annexes de ces messages sont, dans ce cas, contrôlés de façon automatisée. Si un lien suspect s'avère positif après être passé au crible du scanner, le CCB fait bloquer les faux URL. Les cybercriminels font ainsi moins de victimes. En 2018, 648 000 messages ont été transmis à cette adresse. En 2019, plus de 1 700 000 messages lui ont été transmis. L'année dernière, quatre cents URL uniques ont été bloqués. Depuis janvier 2020, cette adresse reçoit entre 5 000 et 10 000 faux messages par jour.

 

Si le CCB constate une augmentation du nombre de signalements, il n'est pas en mesure de conclure si celle-ci est due à une augmentation du nombre d'emails de phishing en général, à une meilleure connaissance de l'adresse électronique ou à une combinaison de ces deux facteurs. Le phishing demeure le plus grand problème en matière de cybersécurité pour les citoyens en Belgique. À l'avenir, le CCB poursuivra sa lutte contre ce phénomène.

 

Safeonweb.be dispense des informations et des conseils en matière de cybersécurité. Et à propos des principales menaces qui planent actuellement, il fournit des trucs et astuces afin de surfer en toute sécurité. Il permet aux victimes de cybersécurité de trouver les informations adéquates sur les mesures à prendre.

 

Le site internet pointdecontact.belgique.be a été élaboré par le SPF Économie pour dénoncer toutes les sortes d'escroquerie, de tromperie, de fraude et de pratiques commerciales illégales. Il s'agit d'un site web où les citoyens et les entreprises peuvent signaler les cas de tromperie, d'arnaque, de fraude ou d'escroquerie. Le site dispense des informations sur les démarches que les victimes doivent entreprendre.

 

01.04  Katrien Houtmeyers (N-VA): Mijnheer de eerste minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Uit hoorzittingen over cybersecurity in de commissie voor Economie blijkt dat een erg aanzienlijk deel van de bedrijven hiervoor effectief losgeld betaalt. Ongeacht of er al dan niet losgeld betaald wordt, is de schade voor die bedrijven sowieso heel groot. Wij kunnen dus alleen maar aandringen op meer sensibilisatie, en absoluut meer communicatie gericht aan onze bedrijven, kmo's en zelfstandigen. Veel kmo's en zelfstandigen zijn immers elke dag met hun zaken bezig, terwijl cybersecurity voor hen ver van hun bed lijkt of zelfs Chinees is, net zoals corona ver van het bed lijkt of Chinees is, maar in werkelijkheid heel dichtbij is.

 

01.05  Daniel Senesael (PS): Monsieur le premier ministre, je vous remercie pour vos éléments de réponse. Je retiendrai en tout cas que le phishing est très actif et en pleine expansion, comme en témoignent d'ailleurs les chiffres que vous nous avez cités via le CCB.

 

J'insiste fortement sur le fait qu'en raison des circonstances sanitaires actuelles, la population est massivement tournée vers le télétravail. Par conséquent, elle est plus que jamais et plus que d'habitude exposée à ce type de criminalité. La prévention doit être le maître-mot et donc plus importante que jamais dans ce domaine.

 

Par ailleurs, il serait sans doute pertinent de renforcer aussi les capacités de la police dans la poursuite et la répression de ces faits. Je sais que vous y serez attentif et d'avance, je vous en remercie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Barbara Pas aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De uitspraak van het hof van beroep in de zaak-Delphine Boël" (55009199C)

02 Question de Barbara Pas à Alexander De Croo (premier ministre) sur "L’arrêt de la cour d'appel dans le dossier Delphine Boël" (55009199C)

 

02.01  Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, het Brusselse hof van beroep heeft in een arrest bevestigd dat Delphine Boël erkend wordt als de dochter van onze voormalige koning. Het hof verbindt daar ook vergaande gevolgen aan. In het kader van de volledige gelijkberechtiging van de kinderen van de vorst mag zij voortaan niet enkel de naam van de vorst dragen, maar ze mag zich voortaan ook een Belgische prinses noemen. Zij heeft ook recht op haar rechtmatige aandeel in de erfenis enzovoort. Het hof meent namelijk dat er geen enkel onderscheid mag worden gemaakt tussen wettige en natuurlijke kinderen en dat zij helemaal gelijk moet worden behandeld.

 

Meteen rijst dan de vraag hoe het is gesteld met de dotaties die door de belastingbetaler worden uitgekeerd aan de twee andere prinsen. Ook hiervoor gelden immers de beginselen van non-discriminatie en gelijke behandeling, zoals in artikel 10 en 11 van de Grondwet. De koninklijke familie ligt mij niet meteen zo na aan het hart, maar de beginselen van non-discriminatie en gelijke behandeling des te meer. In deze tijden van besparingen zou het onaanvaardbaar zijn dat ook voor Delphine van Saksen-Coburg in een dotatie zou worden voorzien. Het verstrekken van dotaties aan Laurent en Astrid is namelijk al erg omstreden. Alle Vlaamse partijen waren het er in het verleden al over eens dat die dotaties beter afgeschaft zouden worden. Het was geen akkoord, want het is niet uitgevoerd.

 

Mijnheer de eerste minister, hoe beoordeelt u het arrest van het hof van beroep in het licht van de dotaties die aan Laurent en Astrid worden gegeven en de beginselen van non-discriminatie en gelijkheid? Zal u van de gelegenheid gebruikmaken om een initiatief te nemen om de dotaties voor alle prinsen en prinsessen af te schaffen?

 

02.02 Eerste minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Pas, ten eerste, de uitspraak van het hof van beroep roept geen problemen op voor het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel en dwingt bijgevolg niet tot een aanpassing van de bestaande wet en regelgeving.

 

Ten tweede, er is geen regeringsinitiatief in de maak om ingevolge de uitspraak van het hof van beroep bestaande dotaties af te schaffen.

 

02.03  Barbara Pas (VB): Mijnheer de eerste minister, u stelt dat er geen probleem is, dat men de verschillende prinsen en prinsessen op een verschillende manier kan behandelen wat die dotaties betreft. Ik vind het natuurlijk, en dat zal u niet verbazen, een gemiste kans om van de gelegenheid gebruik te maken om die dotaties af te schaffen. In tegenstelling tot het gebrek aan draagvlak voor uw regering in Vlaanderen, is er daarvoor in Vlaanderen immers wel degelijk een groot draagvlak.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- Els Van Hoof aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De Europees-Chinese top" (55009206C)

- Goedele Liekens aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het EU-China partnerschap en de mensenrechten" (55009229C)

- Samuel Cogolati aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De top EU-China" (55009944C)

- Annick Ponthier aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De Europees-Chinese top" (55010422C)

03 Questions jointes de

- Els Van Hoof à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le sommet sino-européen" (55009206C)

- Goedele Liekens à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le partenariat entre l'UE et la Chine et les droits de l'homme" (55009229C)

- Samuel Cogolati à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le sommet UE-Chine" (55009944C)

- Annick Ponthier à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le sommet UE-Chine" (55010422C)

 

03.01  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, j'aimerais revenir sur la répression et les persécutions de la minorité ouïghoure: camps d'internement, disparitions forcées, meurtres, stérilisation forcée de cette minorité religieuse dans la province du Xinjiang.

 

On estime que le nombre de musulmans ouïghours aurait diminué de 24 % rien que l'année dernière dans cette province. Il n'est donc pas étonnant qu'aujourd'hui, des associations et des ONG, telles que Human Rights Watch et Amnesty International parlent de génocide.

 

Monsieur le premier ministre, vous ne serez dès lors pas étonné qu'aujourd'hui, en tant que parlementaires, nous attendons une réponse beaucoup plus forte, plus réaliste de la part de l'Union européenne pour faire cesser tout simplement ces violations des normes péremptoires du droit international.

 

Monsieur le premier ministre, comment le sort de cette minorité ouïghoure a-t-il été évoqué par la Belgique lors du sommet UE-Chine? Je m'interroge sur la possibilité d'imposer des sanctions européennes ciblées contre les auteurs de ces crimes graves. Je me demande comment sera constituée l'équipe d'observateurs internationaux et d'experts indépendants que nous pourrions envoyer en Chine. J'ai cru comprendre que la Chine entrouvrait une porte pour la venue d'experts, en tout cas de l'Union européenne. Il serait intéressant de savoir si des diplomates belges, voire des parlementaires belges, pourraient faire partie de cette mission d'observation. Enfin, on a beaucoup parlé de transferts d'organes et de prélèvements forcés d'organes sur des prisonniers ouïghours en Chine. Là aussi, je me demande s'il ne serait pas temps de faire la transparence, dans notre pays mais aussi plus largement au sein de l'Union européenne, sur l'existence de tels transferts d'organes de prisonniers ouïghours vers l'Union européenne et la Belgique.

 

03.02  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de premier, de Europees-Chinese top van september schiep initieel hoge verwachtingen. Als algemeen uitgangspunt stelde de EU een assertievere houding voorop, alsook het bevorderen van een meer evenwichtige relatie met respect voor elkaars belangen.

 

Aan de agenda van die top stond onder meer het investeringsakkoord tussen de EU en China, waarvan de ondertekening een orgelpunt moest vormen van de bijeenkomst. Het akkoord moest ervoor zorgen dat de Chinese marktregels zouden versoepelen ten voordele van EU-bedrijven.

 

Het is geen nieuws dat er van een akkoord of ondertekening intussen allerminst sprake is. Er waren ook handels- en milieukwesties geagendeerd en het voorstel van de EU om onafhankelijke waarnemers naar Xinjiang te sturen, waar China opvoedingskampen voor de Oeigoeren heeft geïnstalleerd. Ook de schendingen van de mensenrechten in deze regio, Tibet en Hongkong werden behandeld.

 

China leek van dit alles allerminst onder de indruk, zo bleek na afloop van de virtuele top. Van een assertieve EU-aanpak zijn er vooralsnog weinig sporen terug te vinden.

 

Mijnheer de premier, hoe evalueert u de Europees-Chinese top in het algemeen?

 

Hoe zal de EU het investeringsakkoord opnieuw of verder in beweging kunnen zetten met een steeds meer marktbeschermend China als partner?

 

Op welke manier zullen de EU en ons land zich opstellen met betrekking tot de aanhoudende schending van de mensenrechten door het communistische regime in China?

 

03.03  Alexander De Croo, premier ministre: Mevrouw Ponthier, monsieur Cogolati, merci pour vos questions. Je vais y répondre en les regroupant.

 

De EU-China – A strategic outlook van maart 2019 biedt het strategisch kader van onze relaties met China.

 

De Europese Unie beschouwt China niet alleen als een concurrent, bijvoorbeeld op economisch vlak, en systemische rivaal, bijvoorbeeld qua governance, mensenrechten en democratie, maar ook als een partner, om mondiale problemen zoals de strijd tegen de klimaatverandering aan te pakken.

 

Om naar meer evenwichtige relaties te evolueren, stelde de Europese Unie tien actiepunten voor. België steunt die aanpak.

 

Een sterke en gemeenschappelijke EU-positie ten aanzien van mensenrechten in China is voor ons land van bijzonder belang. De EU-China – A strategic outlook stelt dat een daadwerkelijk engagement van China op het vlak van mensenrechten een belangrijke graadmeter zal zijn voor de kwaliteit van onze bilaterale relaties.

 

Mensenrechten vormen aldus een van de belangrijkste pijlers in de relatie tussen de Europese Unie en China, waarbij onder meer de mensenrechtensituatie in Xinjiang, Hongkong en Tibet actief en regelmatig wordt aangekaart bij de Chinese autoriteiten. Dat gebeurt zowel bilateraal, waarbij ons land niet aarzelt om mensenrechten aan te kaarten, als tijdens de jaarlijkse EU-China Mensenrechtendialoog en op multilaterale fora.

 

De Europese Unie kaartte bijvoorbeeld op 5 oktober 2020 in de derde commissie van de Verenigde Naties in New York nog de mensenrechtensituatie in Xinjiang, Tibet en Hongkong aan, evenals de vrijheid van meningsuiting, de rechtsstaat en de situatie van mensenrechtenverdedigers in China.

 

La Belgique insiste de façon conséquente afin que l'état des droits humains en Chine figure à l'agenda, y compris la situation des Ouïghours dans le Xinjiang. La Belgique demande entre autres qu'il soit mis un terme aux détentions arbitraires de masse des Ouïghours et plaide pour un accès significatif des observateurs indépendants à cette province, y compris pour la Haute-Commissaire aux droits de l'homme, leur permettant ainsi de se rendre compte de la situation de manière impartiale.

 

Tant nos services à Bruxelles que notre ambassade à Pékin continuent à suivre les développements de près et se coordonnent avec nos partenaires, notamment de l'Union européenne, afin d'établir la meilleure approche.

 

In onze relatie met China is ons land zich ook bewust van het cruciale belang van databeveiliging. De algemene verordening inzake gegevensbescherming is de hoeksteen om de gegevens van personen te beschermen.

 

De aantijgingen met betrekking tot de zogeheten Zhenhua data leaks moeten verder onderzocht worden. In zijn opmerkingen na de EU-China-top in de videoconferentie van 14 september zei voorzitter Michel dat de EU haar visie op een vrije, open en veilige cyberruimte sterker dient te verdedigen.

 

De EU-China-top van 14 september ging dan ook niet alleen over handel en investeringen, maar ook over de COVID-19-respons, over samenwerking op het vlak van klimaat en diversiteit en ook over mensenrechten.

 

La Belgique, en qu'État membre, ne participe pas directement au sommet entre l'Union européenne et certains pays tiers mais elle a insisté, lors de la préparation de ce sommet, pour qu'il y soit abordé les droits humains et plus particulièrement la situation à Hong Kong.

 

Ten slotte, het gemeenschappelijk doel is de onderhandelingen over een investeringsverdrag vóór eind 2020 te kunnen afronden. Deze politieke doelstelling werd herhaald tijdens de top. Tijdens de Europese Raad verwelkomden de leiders in het bijzonder de voltooiing van de werkzaamheden met betrekking tot de regels voor staatsbedrijven, transparantie, de regels voor subsidies en gedwongen technologieoverdracht.

 

Wat markttoegang betreft, streeft de EU naar een nieuw evenwicht. De overeenkomst kan niet eenvoudigweg de huidige asymmetrie in de openheid van de markt bevestigen. Het aanbod in China moet met name worden verbeterd in de telecommunicatie- en computersectoren, de gezondheidszorg, de biotechnologie, nieuwe energievoertuigen en het luchtvervoer.

 

Afsluitend wil ik duidelijk stellen dat de inhoud prevaleert op de snelheid. De belangrijkste doelstellingen voor ons land zijn om te komen tot een evenwichtige markttoegang en een verbetering van het level playing field, en om zinvolle verbintenissen inzake duurzame ontwikkelingen na te komen. Net zoals de EU blijf ik de nood tot dringende vooruitgang in deze domeinen bepleiten.

 

03.04  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le premier ministre, je vous remercie beaucoup pour votre réponse et, en particulier, d'oser inscrire la question du respect et de la promotion des droits humains à l'agenda de nos relations bilatérales et multilatérales avec la Chine. Cela me semble extrêmement important. Notre pays a déjà exprimé ses plus vives préoccupations non seulement en ce qui concerne la province du Xinjiang et la minorité ouïghoure, mais aussi les faits très graves qui se déroulent toujours à Hong Kong.

 

Dès lors, il me paraît nécessaire de recourir à des mesures plus coercitives, notamment sous la forme de sanctions européennes, afin d'apporter une réponse cohérente et respectueuse du droit international à la persécution et à la répression ininterrompues des Ouïghours dans le Xinjiang.

 

03.05  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de premier, u hebt met uw regering aangekondigd dat u een eigen stempel wilt drukken op het buitenlandbeleid en dit door uw blik ook en vooral, in dezen, naar het Oosten te wenden. Wat mij betreft, terecht. Door de aangekondigde Pekingpolitiek wilt u de economische banden aanhalen en in dialoog gaan over technologische ontwikkeling, maar het ook intensief hebben over moeilijke onderwerpen zoals het schenden van de mensenrechten. Dat zijn uiteraard mooie woorden, maar het is alsnog uitkijken naar de uitvoering en opvolging hiervan.

 

Zoals gezegd in mijn inleiding, lijkt het communistisch regime in China allerminst onder de indruk van de tot nu toe makke pogingen tot toenadering door de EU en zet het zijn assertieve en marktbeschermende houding gewoon voort.

 

Wat het Vlaams Belang betreft, moet er met betrekking tot het communistisch regime snel een duidelijke visie worden ontwikkeld en moet er bij de EU voor gepleit worden om strategische sectoren binnen de EU te houden. We moeten ook kritisch staan ten opzichte van het outsourcen van onze macro-economie naar China. Denk maar aan de grondoorzaak van de COVID-19-crisis in dezen. Wij kunnen dus, wat mij betreft, niet aan cherrypicking doen qua samenwerking, maar moeten dringend afstappen van de makke houding ten opzichte van China en een stevig tandje bijsteken. Ik kan u alvast beloven dat wij uw initiatieven ter zake streng zullen evalueren en opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Anneleen Van Bossuyt aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Chinese cyberaanvallen op België" (55009252C)

04 Question de Anneleen Van Bossuyt à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Les cyberattaques de la Chine ciblant la Belgique" (55009252C)

 

04.01  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de premier, mijn vraag gaat over Chinese cyberaanvallen op België, meer bepaald een aanval door twee Chinese hackers die vaak in dienst werkten van het Chinese ministerie voor staatsveiligheid. Zij hadden ook een Belgisch bedrijf dat software bouwt voor vliegtuigen en auto's, gehackt en bespioneerd.

 

Hoe heeft België gereageerd op die Chinese cyberaanval? Werd China aangesproken op de onthullingen? Werd het land om uitleg gevraagd en werd het aangemaand tot het nemen van maatregelen?

 

Hebben wij al eerder te maken gekregen met Chinese cyberaanvallen? Zo ja, hoeveel keer gebeurde dat? Wie of welke bedrijven werden daarbij geviseerd?

 

Zal België maatregelen nemen tegen Chinese cybercriminaliteit? Australië heeft alvast aangekondigd dat te zullen doen.

 

Werkt er bij de Veiligheid van de Staat een specifieke dienst of een groep personen rond China? Dat is zeker belangrijk.

 

04.02 Eerste minister Alexander De Croo: Dank u voor uw vragen, mevrouw Van Bossuyt.

 

Wat uw eerste en tweede vraag betreft, de geopolitieke dreiging tegen de vitale belangen van ons land wordt geëvalueerd door de dienst Veiligheid van de Staat. Het Centre for Cyber Security Belgium evalueert permanent de technische dreiging tegen de bevolking, de bedrijven, de overheidsdiensten en de organisaties van vitaal belang en verzamelt dagelijks alle informatie. Die informatie wordt via verschillende kanalen permanent gedeeld met de beheerders van de bedreigde systemen. Zowel het beleid als de maatregelen worden heel snel aangepast aan de evolutie van de dreiging.

 

Het CCB merkt een permanente stijging van de cyberdreigingen en het aantal incidenten. De attributie van die aanvallen is globaal een grote uitdaging. Het internet biedt namelijk veel mogelijkheden om anoniem verbindingen te maken.

 

Ik kom tot uw derde vraag. Er zijn geen aanwijzingen dat België vaker het slachtoffer zou zijn van cyberaanvallen dan andere landen. De verbetering van de cyberveiligheid van ondernemingen beschermt de Belgische economie en is een belangrijke doelstelling van het CCB.

 

Omdat het aantal cyberaanvallen op bedrijven wereldwijd blijft toenemen, onderneemt het CCB verschillende acties om ondernemingen te sensibiliseren, hen te informeren over te nemen maatregelen om het niveau van de cyberveiligheid te verhogen en hen bij te staan wanneer ze het slachtoffer zijn van grotere cyberaanvallen via de operationele dienst CERT.be.

 

Het CCB stuurt ook gerichte notificaties uit als het kennis krijgt van bedrijven die kwetsbaar zijn voor bepaalde risico's. Ik verwijs hierbij naar mijn eerdere antwoord, dat u ook gehoord hebt.

 

Het CCB steunt de Cyber Security Coalition Belgium, een uniek Belgisch platform om kennis en ervaring van cybersecuritydeskundigen en goede praktijken rond cyberveiligheid te delen tussen verschillende actoren en sectoren, zowel bij de overheid en in de privésector als in de academische wereld.

 

Het CCB ondersteunt ook de jaarlijkse Belgian Cyber Security Convention voor bedrijven en werkt actief aan de internationale samenwerking op beleidsniveau en operationeel niveau in de strijd tegen internationale cyberaanvallen.

 

Op beleidsniveau is het CCB vertegenwoordigd in meerdere Europese overlegorganen waar een wettelijk kader wordt uitgestippeld om het cybersecuritylandschap te verstevigen, zoals de betere beveiliging van essentiële diensten, bijvoorbeeld de NIS-richtlijn of cybersecurityproducten, bijvoorbeeld certificatie.

 

Op operationeel niveau is het Computer Emergency Response Team Belgium, CERT.be, de operationele dienst van het CCB, lid van een aantal internationale netwerken, waarin actief informatie over dreigingen, zwakheden en incidenten wordt uitgewisseld.

 

Het CCB neemt ook actief deel aan internationale oefeningen inzake cyberveiligheid.

 

04.03  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de eerste minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. Jammer genoeg heb ik niet op al mijn vragen een antwoord gekregen. U hebt niet geantwoord op de vraag of België al eerder specifiek het slachtoffer was van cyberaanvallen vanuit China.

 

Ondernemingen melden niet altijd dat ze aangevallen worden, om begrijpelijke redenen. Het is heel belangrijk dat men die ondernemingen sensibiliseert.

 

Jammer genoeg hebt u, net als de minister van Justitie, niet geantwoord op de vraag in welke mate de Veiligheid van de Staat hierop een specifiek team zal inzetten. Dat is blijkbaar volgens de minister van Justitie een groot staatsgeheim. Nochtans vragen wij geen namen. Wij willen gewoon vernemen of daarmee een specifiek team bezig is. Ik denk dat dat geen overbodige luxe zou zijn. Ik hoop hierop alsnog een antwoord te krijgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Anneleen Van Bossuyt aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De Europese strategische autonomie" (55009253C)

05 Question de Anneleen Van Bossuyt à Alexander De Croo (premier ministre) sur "L'autonomie stratégique européenne" (55009253C)

 

05.01  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de eerste minister, de Europese strategische autonomie is volgens mij een belangrijk begrip dat in de toekomst het Europees beleid mee zal bepalen. De specifieke inhoud van die strategische autonomie zal binnenkort geconcretiseerd worden. Ook ons land zal zich moeten inzetten om het Europese concurrentievermogen, en dus ook de strategische autonomie van Europa, te stimuleren.

 

Waar het mij in deze vraag om gaat, is de manier waarop België die strategische autonomie zal invullen. Het spreekt voor zich dat voor Vlaanderen, met zijn zeer open economie, moet worden ingezet op een open, vrije, op regels en gezond verstand gebaseerde handel en wereldhandel. Wij moeten bijvoorbeeld inzetten op gediversifieerde voorraden, diversificatie van aanvoerlijnen en een gedeeltelijke reshoring van productie.

 

Wat we absoluut niet mogen doen, is ons laten verleiden tot simplistische oplossingen, zoals protectionisme of marktverstoringen. Ik denk dat u het er met mij over eens bent dat de interne markt een van de hoekstenen is van onze Europese samenwerking en dat wij die niet in gevaar mogen brengen.

 

Mijnheer de eerste minister, welk standpunt neemt uw regering in bij de verdediging op Europees niveau van de strategische autonomie? Hoe definieert u de strategische autonomie?

 

Bent u het ermee eens dat de stimulatie van open wereldhandel een onderdeel moet zijn van de strategische autonomie?

 

Kunt u wat meer uitleg geven over het onderhandelingskader van het concept? Welke zijn bijvoorbeeld de krijtlijnen die de Europese administratie zelf naar voren schuift? Wat is er opgenomen en wat kan er eventueel worden toegevoegd?

 

05.02 Eerste minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, de discussie over strategische autonomie kwam in een stroomversnelling met het uitbreken van de COVID-19-pandemie. Deze crisis toonde immers de strategische afhankelijkheid van de EU aan van enkele derde landen in de gezondheidssector. Dit concept kwam reeds uitgebreid aan bod in de mededeling van de Commissie van 10 maart 2020 over haar nieuwe industriële strategie, waarin ze het had over de noodzaak om de afhankelijkheid van de EU af te bouwen inzake kritieke materialen en technologieën, voedingsproducten, infrastructuur en veiligheid.

 

Tijdens de Europese Raad van 1 en 2 oktober werd de Commissie gevraagd om de strategische afhankelijkheid van de EU in kaart te brengen voor de meest gevoelige industriële ecosystemen. Daarnaast werd ook gevraagd om maatregelen voor te stellen om deze afhankelijkheid te verminderen, onder meer door de productie- en toeleveringsketens te diversifiëren, voor strategische voorraden te zorgen en productie en investeringen in Europa te bevorderen. Een dergelijk objectief toont aan waar het volgens mij bij strategische autonomie om gaat, maar het spreekt voor zich dat de invulling ervan de komende maanden verder zal moeten verfijnd worden.

 

In de aanloop naar deze Europese Raad werd dit onderwerp intern-Belgisch besproken in het overleg tussen het federale niveau en de gefedereerde entiteiten. Daarbij werden enkele krijtlijnen van de Belgische positie vastgelegd. Die bepalen onder meer dat de strategische autonomie een open en offensief concept is, gericht op de versterking van de Europese concurrentiepositie, maar geen aanleiding mag geven tot enige vorm van protectionisme. Ook dient er aandacht te zijn voor de versterking van de Europese waardeketens en de diversificatie van strategische bevoorradingsketens, en dit niet alleen inzake gezondheid.

 

Het is de bedoeling dat nieuwe spelers worden gecreëerd die in staat zijn op wereldniveau te concurreren, met een actieve deelname van onze kmo's aan deze clusters en met respect voor de regels van een gelijk speelveld binnen de interne markt. Zo'n aanpak bevordert een dynamisch industriebeleid in de EU, biedt ondersteuning aan de kmo's en start-ups en maakt een verdere verdieping van de interne markt mogelijk, terwijl ook innovatie wordt gestimuleerd.

 

Ik ben het met u eens dat er natuurlijk ook oog moet zijn voor wat zich buiten de EU afspeelt. Op extern vlak zijn het stimuleren van internationale handel, het versterken van internationale handelsregels om meer evenwichtige voorwaarden te scheppen en het versterken van de Europese export en invoer een integraal onderdeel van een open strategische autonomie. In plaats van zichzelf te isoleren, moet de Europese Unie haar afhankelijkheid van de rest van de wereld beter beheren en zo zorgen voor een gelijk speelveld in alle dimensies. In deze context pleit België voor een evenwichtig maar assertief gebruik van handelsbeschermingsinstrumenten en een effectieve screening van buitenlandse directe investeringen.

 

Aangezien het debat over strategische autonomie zich nog in een relatief vroeg stadium bevindt, zijn op EU-vlak nog niet alle discussiepunten beslecht. Een cruciaal aspect is het vinden van een evenwicht tussen de lidstaten die de vrijhandel verdedigen zonder al te veel regelgeving en de lidstaten die een onafhankelijker Europa steunen bij het vaststellen van haar normen, de verdediging van haar industrie en het veiligstellen van haar bevoorradingsbronnen.

 

Ik ben ervan overtuigd dat het voor de EU mogelijk moet zijn om de komende maanden deze gulden middenweg te vinden en tegelijk de veerkracht van de Europese economie te versterken en een digitale en groene transitie te bewerkstelligen.

 

05.03  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de eerste minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.

 

U zegt dat de strategische autonomie en de invulling ervan al werd vastgelegd in het voorstel van de Commissie, maar u weet net zo goed als ik dat het enkel een voorstel is en dat de uitwerking daarvan vooral op het niveau van de Raad van Ministers en het Europees Parlement gebeurt en dat daar nog heel wat kan wijzigen.

 

Ik ben heel blij dat België het heeft over een open strategische autonomie, die niet als een middel zou worden gebruikt om tot protectionisme over te gaan. Ik wil daarvoor pleiten, want ik denk dat dit heel belangrijk is, niet het minst voor al onze kmo's, waar een groot deel van onze economie toch op rust.

 

De screening van buitenlandse investeringen moet zeker heel grondig gebeuren, want we zien nu jammer genoeg maar al te goed dat deze crisis soms wordt misbruikt door het buitenland, en dan bedoel ik niet de andere Europese lidstaten, maar wel landen van buiten Europa om sommige van onze kroonjuweelbedrijven over te nemen. Ik denk dat we ons ervoor moeten hoeden dat dit niet gebeurt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Interpellatie van Barbara Pas aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het ongrondwettig optreden van de Koning bij de pogingen om een regering te vormen" (55000035I)

06 Interpellation de Barbara Pas à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Les actes inconstitutionnels du Roi dans le cadre des tentatives de formation d'un gouvernement" (55000035I)

 

06.01  Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik had mijn interpellatie eigenlijk al ingediend voor uw voorgangster, op een moment waarop de regeringsonderhandelingen nog volop aan de gang waren. Zij had echter niet de gewoonte om vrij regelmatig naar de commissie te komen, om vragen te beantwoorden. Ik merk dat de oude versie heringediend is voor u. Dat doet echter niks af aan de essentie van de problematiek die ik vandaag wil aankaarten.

 

Sinds 20 juli 2020 hebben wij immers moeten vaststellen dat koning Filip zich actief moeide in de pogingen om een meerderheidsregering bijeen te krijgen. Op een bepaald moment gingen die bemoeienissen zelfs zover dat hij weigerde het ontslag te aanvaarden van twee preformateurs.

 

Ik vraag mij dan ook af waarmee de Koning zich bemoeit. Artikel 96, eerste lid, van onze Grondwet bepaalt immers dat de Koning zijn ministers benoemt en ontslaat. Op die grondwettelijke basis speelt hij inderdaad een rol, zolang er, doorgaans na verkiezingen, een ontslagnemende regering in lopende zaken is. Eens er echter een regering met volheid van bevoegdheid is, heeft de Koning geen enkele grondwettelijke basis meer om zich met de vorming van regeringscoalities te bemoeien, laat staan om er formele beslissingen over te nemen met het oog op nieuwe regeringsformaties.

 

Elk initiatief ter zake moet in dat geval worden uitgelegd als een ongeoorloofde en ondemocratische inmenging van het staatshoofd zonder enige grondwettelijke basis. De Koning is in zijn hoedanigheid van staatshoofd zonder enige democratische legitimiteit immers ook verondersteld zich politiek strikt neutraal op te stellen.

 

Heel wat grondwetspecialisten hebben vragen bij zijn houding. In Le Soir waren een aantal Franstalige grondwetspecialisten daarover heel duidelijk en categoriek in hun mening dat de Koning zich niet kan en mag bemoeien, wanneer er een regering met volheid van bevoegdheid is.

 

Ik zou in dat verband graag twee uitspraken voor u citeren.

 

Marc Verdussen, enerzijds, stelde het volgende, ik citeer: "Admettre qu'aujourd'hui le Roi puisse prendre une quelconque initiative alors que le gouvernement n'a pas démissionné serait inconstitutionnel et très dangereux, car cela reviendrait à permettre qu'à tout moment de la législature, il puisse prendre une initiative visant à remplacer un gouvernement par un autre."

 

Marc Uyttendaele sloot zich daarbij aan, net als Christian Perin die stelde: "Aussi longtemps que le gouvernement est de plein exercice et n'est pas démissionnaire, je ne conçois pas qu'il puisse y avoir de désignation d'un formateur ou informateur. Depuis la création du pays, cela ne s'est pas produit."

 

Niet dat ik nu meteen initiatieven van de Koning verwacht om deze regering opzij te zetten, mijnheer de eerste minister, maar het is toch wel een teken aan de wand dat alle grondwetspecialisten het deze keer over iets eens zijn. U kunt ook niet ontkennen dat het een nooit gezien precedent is. Als er zich politieke problemen voordoen met regeringssamenstellingen, komt het in een parlementaire democratie, waar een regering met volheid van bevoegdheid aan de macht is, niet de Koning toe om te pogen die problemen op te lossen, maar wel de eerste minister. Als er een minderheidsregering met volheid van bevoegdheden aan de macht is, zoals we de voorbije maanden hebben gezien, komt het de regeringsleider toe om in het Parlement op zoek te gaan naar een oplossing, naar een meerderheid door met oppositiepartijen te onderhandelen over de uitbreiding van de meerderheid of over een formule met gedoogsteun of wat dan ook. Als men niet tot een oplossing komt, kan men niet anders dan het ontslag aanbieden en naar de kiezer gaan. Dat zou de normale gang van zaken zijn. Pas dan kan de Koning aan zet komen. Die constitutionele regeling werd echter met voeten getreden, vandaar mijn vragen aan u.

 

Betwist u dat de regering Wilmès volheid van bevoegdheden had? Zo nee, hoe rijmt u in dat geval het optreden van de Koning daarmee om informateurs en dergelijke aan te duiden in het licht van artikel 96 van de Grondwet?

 

Op basis van welke grondwettelijke grondslag moeit de Koning zich met de pogingen tot het vormen van een regeringsmeerderheid wanneer er een regering met volheid van bevoegdheden is?

 

Waarom nam de Koning geen initiatieven om de voorzitters van andere partijen – PS, sp.a – die van 13 mei tot 15 juni wel pogingen ondernamen tot het vormen van een regeringsmeerderheid en de voorzitters van MR, Open Vld en CD&V, die in de periode van 17 juni tot 19 juli hetzelfde deden, een koninklijke opdracht te geven? Vanaf 20 juli deed hij dat plots wel.

 

Waarom vroeg de Koning op 17 en 18 augustus, toen de pogingen tot het vormen van een regeringsmeerderheid helemaal op apegapen lagen, slechts een deel van de in het Parlement vertegenwoordigde partijen op audiëntie en andere helemaal niet? Heeft hij daarmee niet zijn plicht tot neutraliteit geschonden?

 

Ik vraag mij ook af of al die bemoeienissen van de Koning sinds 20 juli telkens gedekt waren door eerste minister Wilmès en haar regering. Weet u of eerste minister Wilmès telkens wanneer de Koning ter zake een initiatief nam of een zet deed, daarvoor vooraf uitdrukkelijk toestemming had gegeven? Kunt u bevestigen dat dit een flagrant ongrondwettige situatie is en, ten slotte, zult u de Koning aan zijn verstand brengen, voor de toekomst, dat hij, zolang er een regering met volheid van bevoegdheden is, geen enkele rol te spelen heeft in het aanstellen van informateurs, formateurs of wat dan ook dat met het samenstellen van een meerderheidsregering te maken heeft?

 

06.02 Eerste minister Alexander De Croo: Mevrouw Pas, zoals u zei, dient iedere handeling van de Koning te worden gedekt door de regering. U zult begrijpen dat ik geen antwoord kan geven op vragen die u richt aan de vorige eerste minister. De Koning heeft op diverse ogenblikken tijdens het vormingsproces van een nieuwe regering initiatieven genomen, rekening houdend met de politieke situatie op dat moment, steeds met het doel om tot een volwaardige regering te komen. Zoals ik zei, is iedere handeling van de Koning gedekt door de regering.

 

Ik kan u tot slot wijzen op de algemeen aanvaarde regel dat de uittredende eerste minister die het benoemingsbesluit van zijn of haar opvolger mede ondertekent, hiermee bevestigt dat de regeringsvorming op regelmatige wijze is verlopen binnen de voorschriften van de Grondwet en de grondwettelijke gewoonte die de regeringsvorming omringt.

 

06.03  Barbara Pas (VB): Mijnheer de eerste minister, ik had deze vragen inderdaad zeer graag aan uw voorgangster gesteld, maar dat is door de omstandigheden niet gelukt. Ik vind het echter wel frappant dat, wegens het feit dat de Koning gedekt is door de regering en dat uw opvolgster haar handtekening heeft gezet, alle grondwetspecialisten ongelijk zouden hebben dat artikel 96 van de Grondwet niet gerespecteerd is geweest. Dat is echter niet het geval.

 

Wat ons betreft, heeft de Koning hierin helemaal geen rol te spelen. Ik heb al een voorstel ingediend om, naar het voorbeeld van Nederland, de regeringsvorming veel transparanter te laten verlopen met een rol voor het Parlement, maar dat voorstel werd door de andere partijen weggestemd. Na de verkiezingen heeft de Koning vooralsnog inderdaad een rol te spelen, maar niet wanneer er een regering met volle bevoegdheden in het zadel zit. Om dat aan het verstand van de Koning te brengen, heb ik een motie van aanbeveling klaargemaakt, mijnheer de eerste minister, want uit uw antwoord heb ik niet begrepen dat u van plan was dat te doen.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Barbara Pas en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellatie van mevrouw Barbara Pas

en het antwoord van de eerste minister,

- gelet op artikel 96 van de Grondwet;

- overwegende dat de regering-Wilmès een regering met volheid van bevoegdheden was en de koning daardoor grondwettelijk gezien geen enkele rol te spelen had bij de poging van een aantal partijen om een meerderheidsregering tot stand te brengen;

- overwegende dat de koning zich desalniettemin sinds 20 juli 2020 actief mengde in deze pogingen tot het tot stand brengen van een meerderheidsregering door bepaalde partijvoorzitters daarvoor in audiëntie te ontvangen, door in dat verband 'koninklijke opdrachthouders' en 'preformateurs' aan te stellen, hen bepaalde politieke opdrachten mee te geven en hun ontslag te aanvaarden;

- overwegende dat de koning op 21 september in zijn bemoeienissen nog een stap verder is gegaan door het ontslag van twee 'preformateurs' te weigeren, wat een eminent politieke daad is;

- overwegende dat de koning in zijn audiënties van partijvoorzitters erg selectief tewerk ging en daardoor politiek kleur bekende;

- overwegende dat diverse grondwetspecialisten van oordeel zijn dat deze inmenging van de koning ongrondwettig en bijzonder gevaarlijk is;

- overwegende dat de koning als niet verkozen staatshoofd geen enkele democratische legitimiteit heeft en zich in een parlementaire democratie derhalve politiek volledig neutraal moet opstellen;

- overwegende dat het in de situatie van een minderheidsregering met volheid van bevoegdheid niet aan de koning toekomt om stappen te ondernemen of zich te mengen in de pogingen om tot een meerderheidsregering te komen, maar dat het dan aan de eerste minister toekomt om in het Parlement op zoek te gaan naar een meerderheid en met de oppositiepartijen te onderhandelen over gedoogsteun of over de vorming van een meerderheidsregering;

- overwegende dat wanneer de eerste minister deze meerderheid niet vindt, hij of zij het ontslag van zijn regering moet aanbieden en nieuwe verkiezingen aan de orde zijn;

vraagt de regering

de koning mee te delen dat hij bij formatiepogingen om tot een regering met parlementaire meerderheid te komen geen rol te spelen heeft wanneer er reeds een regering met volheid van bevoegdheden is."

 

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Barbara Pas et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu l’interpellation de Mme Barbara Pas

et la réponse du premier ministre,

- vu l’article 96 de la Constitution;

- considérant que le gouvernement Wilmès était un gouvernement doté des pleins pouvoirs et que, de ce fait, le roi n’avait constitutionnellement aucun rôle à jouer dans les tentatives entreprises par une série de partis en vue de la constitution d’un gouvernement majoritaire;

- considérant que depuis le 20 juin 2020, le roi s’est activement mêlé à ces tentatives de constitution d’un gouvernement majoritaire en recevant en audience plusieurs présidents de parti, en désignant dans ce cadre des 'chargés de mission royaux' et des 'préformateurs', en leur confiant certaines missions politiques et en acceptant leur démission;

- considérant que le 21 septembre dernier, le roi est intervenu de manière plus marquée encore en refusant la démission de deux 'préformateurs', ce qui constitue un acte éminemment politique;

- considérant que le roi s’est montré particulièrement sélectif en accordant ses audiences à des présidents de parti et a ainsi donné à connaître ses préférences politiques;

- considérant que plusieurs constitutionnalistes sont d’avis que cette ingérence du roi revêt un caractère inconstitutionnel et particulièrement dangereux;

- considérant qu’en tant que chef d’État non élu, le roi ne peut se prévaloir d’aucune légitimité démocratique et est dès lors tenu, dans une démocratie parlementaire, d’adopter sur le plan politique une attitude d’une totale neutralité;

- considérant que dans la situation d’un gouvernement minoritaire investi des pleins pouvoirs, il n’appartient pas au roi de prendre des initiatives en vue de la constitution d’un gouvernement majoritaire ou de se mêler aux tentatives en ce sens mais qu’il appartient au premier ministre de rechercher une majorité au sein du Parlement et de négocier avec les partis de l’opposition en vue d’obtenir leur appui ou de constituer un gouvernement majoritaire;

- considérant que lorsque le premier/la première ministre ne trouve pas cette majorité, il ou elle doit présenter sa démission et de nouvelle élections doivent être organisées;

demande au gouvernement

de signifier au roi qu’il n’a aucun rôle à jouer dans les tentatives de formation d’un gouvernement disposant d’une majorité parlementaire lorsqu’il existe déjà un gouvernement doté des pleins pouvoirs."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Tim Vandenput.

Une motion pure et simple a été déposée par M. Tim Vandenput.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

07 Samengevoegde interpellaties en vragen van

- Barbara Pas aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het ter beschikking stellen van medewerkers aan gewezen ministers en staatssecretarissen" (55000043I)

- Raoul Hedebouw aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De medewerkers van aftredende ministers" (55010314C)

- Nabil Boukili aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De medewerkers van aftredende ministers" (55010315C)

- Raoul Hedebouw aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De medewerkers die ter beschikking gesteld worden van gewezen ministers en staatssecretarissen" (55000048I)

07 Interpellations et questions jointes de

- Barbara Pas à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Les collaborateurs mis à la disposition d'anciens ministres et secrétaires d'État" (55000043I)

- Raoul Hedebouw à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Les collaborateurs des ministres sortants" (55010314C)

- Nabil Boukili à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Les collaborateurs des ministres sortants" (55010315C)

- Raoul Hedebouw à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Les collaborateurs mis à la disposition d'anciens ministres et secrétaires d'État" (55000048I)

 

07.01  Barbara Pas (VB): Mijnheer de eerste minister, ik had eigenlijk gehoopt dat ik hierover deze legislatuur niet meer zou moeten interpelleren. Dit is een dossier dat ik al enige tijd opvolg en waarin in het verleden al allerhande aankondigingen en beloftes zijn gedaan. Het betreft het koninklijk besluit van 19 juli 2001 waarin de regeling staat dat het nog altijd mogelijk is dat gewezen ministers en staatssecretarissen voor een hele legislatuur op maar liefst twee voltijdse personeelsleden mogen rekenen. Dat is een archaïsch en duur systeem dat, zeker in tijden van besparingen en extra coronauitgaven, niet meer te verantwoorden valt. Er wordt vooral al heel lang verandering beloofd.

 

In 2011 had het kabinet van toenmalig eerste minister Leterme al een nota opgesteld met allerhande wijzigingen. Dit voorstel werd door het kabinet-Di Rupo afgewezen, ook al was het geformuleerd binnen de context van de politieke crisis in 2010-2011. In deze crisis volgden een heel groot aantal ministers elkaar op voor een tijdspanne korter dan de duur van een volledige legislatuur. In de vorige legislatuur heb ik daarover voormalig eerste minister Michel ondervraagd. Dit was in 2014, 2015 en 2017. Telkens was het antwoord dat hij eraan werkte, zodat het effect vanaf deze legislatuur, na hem, te zien zou zijn. Hij wou niet onderweg wijzigen. Nochtans is dat niet onmogelijk.

 

Een soortgelijk systeem bestond namelijk ook in het Vlaams Parlement. Daar werd de regeling wel onderweg aangepast. Enkel gewezen ministers en staatssecretarissen die niet meer in het Parlement zetelen, krijgen nog de mogelijkheid om gedurende twee jaar één medewerker te hebben. Alleen al die aanpassing sinds 1 januari 2016 bespaart de Vlaamse regering op die manier een half miljoen euro per jaar.

 

De belofte was dat dit vanaf deze legislatuur ook aangepast zou zijn. Ondertussen is die volgende legislatuur gestart. Het gros van de afscheidnemende ministers heeft ondertussen al aangekondigd dat zij van dit archaïsch recht wel degelijk gebruik zullen maken. Hecht er überhaupt nog iemand enig geloof aan al die beloftes?

 

Welke oud-ministers en oud-staatssecretarissen van de regering-Michel en de regering-Wilmès maken op dit moment gebruik van deze regeling?

 

Wat is de jaarlijkse en de totale kostprijs van die regeling?

 

Wat zal die regeling naar schatting kosten als ze de hele lopende legislatuur zou blijven bestaan, in maximale omstandigheden, dus als iedereen daarop een beroep zou doen?

 

Deze regering heeft de mond vol over nieuwe politieke cultuur. Mag ik er dan ook van uitgaan dat u met een uitgewerkt voorstel zal komen om dat KB van 19 juli 2001 aan te passen? Zo ja, in welke zin en met welke timing? Als u dat niet van plan bent, kunt u dit dan motiveren?

 

07.02  Raoul Hedebouw (PVDA-PTB): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, début octobre, nous apprenions que pratiquement la majorité des ministres et secrétaires d’État sortants, c’est-à-dire ceux qui n’ont pas été repris dans votre équipe, ont pris l’option de conserver du personnel à disposition. On nous avait pourtant annoncé une nouvelle culture politique. Il allait y avoir du changement! Mais visiblement, ce n'est pas le cas!

 

Ce personnel est entièrement financé par la Chambre pendant cinq ans. Cet avantage est offert tant aux ministres qui restent parlementaires et qui ont donc des attachés parlementaires – on cumule, comme c'est le cas de M. Bacquelaine avec qui j'appréciais de débattre quand il était ministre – qu’aux ministres qui n’ont pas été réélus.

 

Cette mise à disposition n’est aucunement soumise à la nécessité d’exécuter des tâches spécifiques. Il s’agit d’un des nombreux privilèges dont bénéficient déjà les ministres entièrement payés par l’argent des travailleurs, et ce, sans mentionner leur salaire de plus de 10 000 euros. Rappelons, entre autres choses, que les ministres bénéficient d’un chauffeur ainsi que du droit d'engager des employés de maison aux frais des citoyens.

 

C'est une pratique qui n'est pas neuve et qui concerne l’ensemble des ministres et secrétaires d’État fédéraux et des entités fédérées, ainsi que les présidents des six parlements. Rappelez-vous le débat que nous avons eu au sujet de M. Siegfried Bracke qui doit crouler sous le travail actuellement et qui a encore besoin de deux attachés pour produire la magnifique prose qu'il nous fournit tous les jours.

 

Lors d’une question parlementaire, en 1997, le premier ministre de l’époque, Jean-Luc Dehaene, qui est de plus en plus cité dans notre hémicycle comme une référence, justifiait la mesure en disant que "les ministres sortants demeurent confrontés un certain temps après la cessation de leurs fonctions ministérielles à une charge de travail supplémentaire découlant des fonctions exercées". Monsieur le premier ministre, dans ces conditions, pourquoi en France qui compte significativement moins de ministres par habitant que la Belgique, les ministres sortants ne conservent pas de collaborateur et ne semblent pas en souffrir?

 

Il est par ailleurs peu probable qu’un ministre ayant siégé moins d’une année au sein d’un gouvernement subisse une charge de travail importante après la fin de ses fonctions. Et on peut dire que la Belgique s’y connaît en valse de ministres. Aujourd'hui, tous niveaux de pouvoir confondus, il y a actuellement, si je n'ai oublié personne, 48 ministres.

 

Des excès aux justifications exclusivement politiques puisqu'ils sont aussi contre-productifs qu'impopulaires, et extrêmement coûteux. D'un côté, le gouvernement ne cesse de faire nos poches et fait payer les travailleurs, et de l'autre côté, on rabote les services publics. Et l'on va tout simplement poursuivre ces différents privilèges.

 

D'où mes quelques questions, monsieur le premier ministre.

 

Premièrement, comptez-vous, encore durant cette législature-ci, mettre fin à ces privilèges?

 

Deuxièmement, pouvez-vous nous confirmer qui sont les ministres sortants qui ont demandé à avoir accès à ce privilège? J'ai cité M. Bacquelaine, mais peut-être ne le demande-t-il pas non plus. Cela m'intéresserait d'avoir la liste en détail de ceux qui en ont fait la demande.

 

Troisièmement, ne pensez-vous pas qu'avec les 10 millions d'euros que cela coûterait, nous pourrions prendre d'autres initiatives comme, par exemple aujourd'hui, favoriser la lutte contre le coronavirus?

 

J'attends avec impatience votre réponse. Je ne sais pas encore si je déposerai une motion. Je fais dépendre cela de la pertinence de votre réponse. Je vais l'écouter avec une grande attention. Je ne doute pas de la rupture avec les politiques passées, qui arrivera dans deux ou trois minutes.

 

07.03 Eerste minister Alexander De Croo: Er wordt jaarlijks in een krediet voorzien van 112.152,30 euro per oud-regeringslid voor twee medewerkers. Het KB van 19 juli 2001 voorziet in de terbeschikkingstelling, ook voor oud-regeringsleden die geen ministeriële functie meer uitoefenen. Het KB voorziet in deze terbeschikkingstelling voor de duur van de legislatuur, wat in de praktijk betekent tot de benoeming van een nieuwe federale regering na verkiezingen.

 

Wat uw vraag over de extra voordelen voor de gewezen ministers betreft: ze behouden geen recht op een chauffeur of bijvoorbeeld huishoudpersoneel. Ministers hadden daar in het verleden toegang toe, maar dat is nu niet meer het geval.

 

Treize anciens membres du gouvernement peuvent y prétendre: M. Peeters, M. Michel, M. Reynders, M. Geens, Mme De Block, M. De Crem, M. De Backer, Mme Muylle, M. Ducarme, Mme Marghem, M. Bacquelaine, M. Bellot et M. Goffin.

 

Sur la base des arrêtés de nomination que le SPF Chancellerie a reçus au 26 octobre, voici les anciens membres du gouvernement qui font usage du régime: M. Reynders (1,75 ETP), M. Peeters (1 ETP), Mme De Block (2 ETP), M. Goffin (1,5 ETP), M. Geens (2 ETP), M. De Crem (1,8 ETP), M. Ducarme (2 ETP), M. Bacquelaine (2 ETP).

 

À partir du 1er novembre 2020, M. Charles Michel ne fera plus usage de ce régime.

 

De regering wil er een prioriteit van maken om mede via democratische vernieuwing het vertrouwen in de politiek te versterken. Daartoe heeft de regering een reeks concrete engagementen genomen in het regeerakkoord, waarover we prioritair een discussie willen opstarten. Daarbij willen we uiteraard het bredere debat ook niet uit de weg gaan, waartoe de situatie van uittredende regeringsleden eveneens kan behoren.

 

07.04  Barbara Pas (VB): Mijnheer de eerste minister, ik zal de lijst van excellenties en oud-excellenties die ervan gebruikmaken, er eens op nalezen. Ik kon zo snel alle namen niet noteren.

 

Mijnheer de eerste minister, u engageert zich tot niets. Eigenlijk is dit dossier hét symbool van oude politieke cultuur, terwijl u van nieuwe politieke cultuur uw handelsmerk wilt maken. Het gaat niet alleen om twee medewerkers gedurende een hele legislatuur. U zegt zelf dat de legislatuur duurt tot de benoeming van een nieuwe regering na volgende verkiezingen. Gelet op de gemiddelde doorlooptijd van de regeringsonderhandelingen in dit land, is er geen enkele garantie dat dit in 2024 afgelopen is. Het zou nog wel eens vele jaren langer kunnen duren.

 

Mijnheer de eerste minister, de bedoeling van het hele KB was om te vermijden dat ex-regeringsleden plots zonder omkadering vallen. Maar als men opnieuw Parlementslid wordt, dan heeft men recht op medewerkers. Dan hoeven daar geen extra medewerkers bij te komen. Ik ben zeer teleurgesteld dat u in deze tijden van besparingen niet het engagement neemt om die regeling aan te passen. Het is een engagement dat door uw voorgangers al genomen werd. Ik weet niet of ik de pers mag geloven wanneer die meldt dat het de MR was die op de rem ging staan om deze materie in het regeerakkoord te zetten. Het was immers uitgerekend Charles Michel die zich tijdens de vorige legislatuur heel ver engageerde om dit eindelijk af te schaffen.

 

Het systeem is niet meer verdedigbaar, maar blijkbaar helpen alle beetjes om uw doelstellingen van 80 % werkzaamheidsgraad te bereiken. Elke job telt daarbij blijkbaar. Ik vind het niet verdedigbaar. Ik ben teleurgesteld in uw antwoord. Ik zal dan ook een motie van aanbeveling indienen om u een duwtje in de rug te geven om dit systeem eindelijk volledig af te schaffen.

 

07.05  Raoul Hedebouw (PVDA-PTB): Monsieur le premier ministre, je vous ai senti mal à l'aise quand vous deviez donner la liste. En effet, je me demandais combien d'ex-ministres bénéficiaient du double jackpot. Nous pouvions croire que certains – redevenus députés et aidés de collaborateurs – n'allaient pas oser abuser du système. Lorsque vos services vous ont communiqué cette liste, vous avez dû vous dire: "Non, ce n'est pas possible!"

 

Reynders: double jackpot! Commissaire européen: bling bling bling! Il prend quand même 0,75 % en plus et rafle le tout. Quant à Peeters, je n'en parle même pas, comme il a aussi été recasé. Maggie De Block: cela va bosser sec au Parlement, alors qu'elle travaillait déjà avec deux attachés. De plus, elle touche également le double jackpot: avec quatre attachés – grande productivité de Maggie De Block au Parlement en perspective! J'en viens à M. Ducarme: double jackpot aussi. M. Bacquelaine: double jackpot également. C'est incroyable!

 

Donc, tous ceux qui occupaient déjà un poste sont venus frapper à votre porte, sans doute un peu honteux – en envoyant un petit mail, dont ils ne sont pas très fiers. Et puis, on envoie le premier ministre venir nous expliquer que rien ne va changer et que c'est le double jackpot. Comment le justifier? Je ne comprends pas, monsieur le premier ministre. Après, vous vous étonnerez...

 

De burgers zijn gewoon gedegouteerd van de situatie in de Belgische politiek. Het argument dat die ministers nog verder moeten werken of nog vragen krijgen vervalt gewoon door het feit dat ze allemaal personeel hebben. Dit is gewoon een dubbele jackpot, om jobs te kunnen geven aan de familie of partijleden.

 

Mijnheer de eerste minister, ik zat met enige twijfel, maar ik zal toch een motie van aanbeveling moeten indienen, aangezien ik teleurgesteld ben. De druk van onderuit blijft nodig en u krijgt natuurlijk onze steun als de motie goedgekeurd wordt.

 

Ik hoop dus dat er weer geen collega met een eenvoudige motie aankomt. Wie zou die immers durven ondertekenen?

 

Moties

Motions

 

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Barbara Pas en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellaties van mevrouw Barbara Pas en de heer Raoul Hedebouw

en het antwoord van de eerste minister,

- gelet op het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten, aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van de regering of van een college van een Gemeenschap of Gewest;

- overwegende dat de regeling waarbij een gewezen minister of staatssecretaris gedurende de hele legislatuur maar liefst twee voltijdse personeelsleden ter beschikking krijgt een archaïsche en dure regeling is die, zeker in tijden van besparingen, niet meer te verantwoorden is;

- gelet op de herhaaldelijke aankondigingen van de opeenvolgende federale regeringen sinds 2011 om deze regeling te wijzigen;

- gelet op de concrete belofte van voormalig premier Michel om de wijziging van deze regeling tegen aanvang van deze legislatuur door te voeren;

- gelet op het feit dat deze regeling nog steeds van kracht is en door de nieuwe reeks van afscheidnemende ministers wordt benut;

vraagt de regering

de regeling in het KB van 19 juli 2001 waarbij een gewezen minister of staatssecretaris gedurende de hele legislatuur twee voltijdse personeelsleden ter beschikking krijgt, nog deze legislatuur af te schaffen."

 

Une première motion de recommandation a été déposée par Mme Barbara Pas et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu les interpellations de Mme Barbara Pas et de M. Raoul Hedebouw

et la réponse du premier ministre,

- vu l’arrêté royal du 19 juillet 2001 relatif à l’installation des organes stratégiques des services publics fédéraux et aux membres du personnel des services publics fédéraux désignés pour faire partie du cabinet d’un membre du gouvernement ou d’un collège d’une Communauté ou d’une Région;

- considérant que le règlement qui prévoit la mise à la disposition d’un ancien ministre ou secrétaire d’État de pas moins de deux collaborateurs à temps plein revêt un caractère archaïque et coûteux qui ne se justifie plus, en particulier à une époque de restrictions;

- vu les annonces répétées des gouvernements fédéraux qui se sont succédé depuis 2011 de modifier ce règlement;

- vu la promesse formelle de l’ancien premier ministre Michel de procéder à la modification de ce règlement avant le début de la législature actuelle;

- vu que ce règlement est toujours en vigueur et est appliqué au bénéfice de la nouvelle série de ministres ayant quitté le gouvernement;

demande au gouvernement

de supprimer sous l’actuelle législature encore le règlement instauré par l’arrêté royal du 19 juillet 2001 qui prévoit la mise à la disposition d’un ancien ministre ou secrétaire d’État de deux collaborateurs à temps plein."

 

Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door heer Raoul Hedebouw en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellaties van mevrouw Barbara Pas en de heer Raoul Hedebouw

en het antwoord van de eerste minister,

- overwegende dat ex-ministers die hun ambt niet meer uitvoeren nog steeds recht hebben op een aantal van de medewerkers en dat dit gefinancierd wordt door de Kamer van volksvertegenwoordigers;

- overwegende dat de ex-ministers die volksvertegenwoordigers werden, reeds gebruik kunnen maken van parlementaire medewerkers en dat ex-ministers die geen parlementslid werden geen verplichtingen meer hebben die vragen om medewerkers die gefinancierd worden door de Kamer van volksvertegenwoordigers;

- overwegende dat een groot aantal uittredende ministers slechts gedurende een korte tijd minister was en er dus ook geen grote werklast kan zijn die nog afgehandeld moet worden;

- overwegende de riante verloning van ministers en hoge partijdotaties die toelaten om zelf eventuele diensten te financieren;

- overwegende de andere privileges waar ministers al recht op hadden en die gefinancierd werden door de belastingbetaler, zoals bijvoorbeeld een chauffeur;

- overwegende dat in het verleden een aantal van dit soort medewerkers gebruikt werden als campagnehulp of zelfs als chauffeur;

- overwegende dat dit de belastingbetaler gedurende de volledige legislatuur 10 miljoen euro kost in een periode van hoge budgettaire uitgaven en stijgende sociale noden door onder meer afdankingen;

- overwegende dat bijvoorbeeld Franse ex-ministers dit voordeel niet kennen;

- overwegende de aanbevelingen van de werkgroep Politieke Vernieuwing vorige legislatuur om het gebruik van dit soort medewerkers in te perken;

- overwegende een eerdere resolutie uit 2017 die kamerbreed werd aangenomen en die de regering opriep het recht op het gebruik van dit soort medewerkers te beperken – maar nog niet volledig af te schaffen;

- overwegende dat het Bureau van de Kamer van volksvertegenwoordigers vorige legislatuur al aangaf deze regeling te herbekijken;

- overwegende de verklaringen van de regering De Croo om aan politieke vernieuwing te doen en om te pogen het vertrouwen van de burger terug te winnen;

vraagt de regering

om de toekenning van medewerkers gefinancierd door de Kamer van volksvertegenwoordigers aan ex-ministers stop te zetten."

 

Une deuxième motion de recommandation a été déposée par M. Raoul Hedebouw et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu les interpellations de Mme Barbara Pas et de M. Raoul Hedebouw

et la réponse du premier ministre,

- considérant que d’anciens ministres qui n’exercent plus leurs fonctions ont toujours droit à une série de collaborateurs et que cet avantage est financé par la Chambre des représentants;

- considérant que les anciens ministres qui sont redevenus parlementaires peuvent déjà recourir aux services des collaborateurs parlementaires et que les anciens ministres qui ne sont pas parlementaires n’ont plus d’obligations qui requièrent qu’ils puissent disposer de collaborateurs financés par la Chambre des représentants;

- considérant qu’un grand nombre de ministres sortants n’ont été ministre que pendant un court laps de temps et n’ont donc pas une charge de travail importante pour les dossiers qu’ils devraient encore gérer;

- considérant les rémunérations très avantageuses des ministres et les dotations élevées octroyées aux partis qui permettent que les intéressés financent eux-mêmes les services auxquels ils devraient éventuellement recourir;

- considérant les autres privilèges auxquels les ministres ont déjà eu droit et qui ont été financés par le contribuable, comme par exemple un chauffeur;

- considérant que, par le passé, une série de collaborateurs de ce type ont été utilisés dans le cadre de campagnes électorales, voire même comme chauffeur;

- considérant que sur toute la durée de la législature, ces services représentent un coût de 10 millions d’euros, et ce alors que nous sommes dans une période de dépenses budgétaires élevées et de besoins sociaux en augmentation eu égard, notamment, aux licenciements;

- considérant que les anciens ministres français, par exemple, ne bénéficient pas de cet avantage;

- considérant les recommandations, formulées par le groupe de travail Renouveau politique qui s’est réuni sous la législature précédente, de limiter le recours à ce type de collaborateurs;

- considérant une résolution antérieure de 2017 adoptée à une large majorité par la Chambre, qui demandait au gouvernement de limiter le recours à ce type de collaborateurs, sans toutefois demander sa suppression intégrale;

- considérant que le Bureau de la Chambre des représentants a déjà indiqué sous la législature précédente qu’il réexaminerait ce règlement;

- considérant les déclarations du gouvernement De Croo annonçant qu’il œuvrerait à un renouveau politique en vue de tenter de regagner la confiance des citoyens;

demande au gouvernement

de mettre un terme à l’octroi aux anciens ministres de collaborateurs financés par la Chambre des représentants."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Tim Vandenput.

Une motion pure et simple a été déposée par M. Tim Vandenput.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

08 Vraag van Anneleen Van Bossuyt aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De Belgische vertegenwoordiging bij de bespreking van de Brexit op de Europese top van 15-16 oktober" (55009552C)

08 Question de Anneleen Van Bossuyt à Alexander De Croo (premier ministre) sur "La délégation belge pour les négociations sur le Brexit au sommet européen des 15 et 16 octobre" (55009552C)

 

08.01  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik had deze vraag graag twee weken geleden aan u gesteld tijdens de plenaire vergadering, maar begrijpelijkerwijs moest u toen naar de Europese Raad, vandaar dat ik ze nu hier stel.

 

De Europese Raad van 15 en 16 oktober was een heel belangrijke Raad, waar onder andere over de Brexit werd gesproken. Die zal heel belangrijke gevolgen hebben voor de deelstaten, zeker omdat een van de grote discussiepunten die nog op tafel liggen de visserij is, wat een expliciete deelstaatbevoegdheid is.

 

Dan is het toch vreemd te zien dat de Belgische delegatie voor de Europese Raad exclusief uit federale vertegenwoordigers bestaat. Als u het samenwerkingsakkoord van 1994 er strikt op naleest, dan beantwoordt u daaraan, maar u weet net zo goed als ik dat het perfect mogelijk is, als de politieke wil er zou zijn, om zelfs maar een van de deelstaatvertegenwoordigers daarin officieel op te nemen. Hun aanwezigheid is immers heel belangrijk om te vermijden dat België daar doof en blind aan tafel zou zitten. Zij beschikken immers over heel veel gegevens die nodig zijn voor die onderhandelingen.

 

Er wordt gesteld dat die delegatie beperkt is omwille van COVID-19, maar zelfs in een beperkte delegatie is zoiets perfect mogelijk. Ik ben jurist van opleiding en ik heb zes jaar als assistent gewerkt aan de rechtsfaculteit van het Europees Instituut. Als er één les is die ik heb geleerd toen ik in de politiek ging, dan is het de volgende: als er juridische regels bestaan maar de politieke wil ontbreekt, dan zal het niet gebeuren, maar als er een politieke wil is en geen juridische regels, dan zal de politiek ervoor zorgen dat het wel kan.

 

Vandaar mijn heel concrete vraag aan u, mijnheer de eerste minister. Bent u bereid om in de toekomst wel de deelstaatvertegenwoordigers op te nemen in de Belgische delegatie voor de Europese Raad?

 

08.02 Eerste minister Alexander De Croo: Mevrouw Van Bossuyt, de Belgische delegatie voor de Europese Raad van 15 en 16 oktober was, net zoals de delegaties van de andere lidstaten, uiterst beperkt omwille van de geldende sanitaire regels in de strijd tegen COVID-19.

 

Niettemin werden de deelstaten doorheen het verloop van de Europese Raad daarbij nauw en op transparante wijze betrokken. De Permanente Vertegenwoordiging bij de EU heeft de informatiedoorstroming over deze Europese Raad georganiseerd, met regelmatige debriefings per videoconferentie tijdens het verloop van de Europese Raad waaraan de vertegenwoordigers van de deelstaten in de Permanente Vertegenwoordiging deelnamen.

 

Zo werd een briefing gehouden op de eerste dag van de Raad en op 16 oktober in de voormiddag, waar de permanente vertegenwoordiger de laatste informatie meegaf en op vragen antwoordde.

 

Met dit overleg wilde men de vertegenwoordigers van de regio's ook de kans geven om hun bezorgdheden over het verloop van de Raad aan de delegatie mee te geven.

 

Na afloop van de Raad was er eveneens een sessie voor het stafpersoneel van de permanente vertegenwoordigers, waaraan de collega's van de deelstaten eveneens konden deelnemen.

 

08.03  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de eerste minister, ik vind het eerlijk gezegd een beetje triestig. In het regeerakkoord staat dat er op het vlak van buitenlands beleid aan samenwerkingsfederalisme zal worden gedaan. Er wordt wel meteen bij gezegd, typisch voor dit regeerakkoord, dat een pragmatische benadering zal worden gebruikt. We weten meteen wat dat betekent, met name dat de deelstaten daarbij niet zullen worden betrokken. Ik wist dat u ging zeggen "omwille van COVID-19", maar ik heb gezegd dat dit perfect kan als de politieke wil er is.

 

U zegt dat ze nauw worden betrokken. Daarmee bedoelt u dus een debriefing nadat de zaken al gebeurd zijn. Donderdagavond rond 19 uur kwam de ambassadeur vertellen wat er gezegd is. U weet evengoed als ik dat het belangrijk is om direct mee aan tafel te kunnen zitten – dat is ook in het belang van België – om met de nodige informatie up-to-date te kunnen handelen.

 

Brexit is heel belangrijk voor heel België. Ik wil erop aandringen dat men in de toekomst wel de politieke wil toont om de deelstaten het statuut te geven dat ze verdienen, met name een opname in de Belgische delegatie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- Wouter Vermeersch aan Eva De Bleeker (Begroting en Consumentenbescherming) over "De verdeling van het geld uit het Europese herstelfonds" (55009556C)

- Anneleen Van Bossuyt aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het herstelfonds en de eigen middelen van de EU" (55010103C)

09 Questions jointes de

- Wouter Vermeersch à Eva De Bleeker (Budget et Protection des consommateurs) sur "La répartition de l'argent provenant du Fonds de relance européen" (55009556C)

- Anneleen Van Bossuyt à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Le fonds de relance et les moyens propres de l'UE" (55010103C)

 

09.01  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, volgens een raming van de Europese Commissie maakt België aanspraak op 5,15 miljard euro uit het Europese herstelfonds. Ik heb daar een aantal vragen bij. Kan het bedrag waarop België recht heeft, worden bevestigd? Gaat het effectief om 5,15 miljard euro?

 

De Vlaamse begrotingsminister vraagt hiervan 3 miljard euro. In een slip of the tongue liet de staatssecretaris voor Begroting, mevrouw De Bleeker, zich gisteren ontvallen dat het federale niveau op 1 miljard euro rekent. Ze corrigeerde zich echter vlug en zei dat dit bedrag nog niet werd doorgesproken met de deelstaten. Dat betekent immers dat er slechts 4 van de 5 miljard euro overblijft. Voor ons zou het een eerbaar compromis zijn: 3 miljard voor Vlaanderen, 1 miljard voor het federale niveau en 1 miljard voor Brussel en Wallonië. Voor ons niet gelaten. Vlaanderen en het federale niveau zijn echter niet alleen. Er is ook het Waals Gewest, het Brussels Gewest en de Franse Gemeenschap. Hoeveel geld vraagt elk niveau?

 

Aansluitend, zijn alle niveaus reeds klaar met hun rekenwerk?

 

De minister-president van de Franse Gemeenschap sprak zich in de media duidelijk uit tegen de vraag van Vlaanderen om 3 miljard euro. Hij gaat niet akkoord met die vraag van Vlaanderen. Hoe verloopt het overleg en de verdeling?

 

Mijnheer de eerste minister, ik begreep gisteren in de commissie voor Financiën dat u en de staatssecretaris voor Relance, de heer Derminne, dat overleg voor jullie rekening zullen nemen. Zijn er reeds eerste gesprekken geweest?

 

Ten slotte, wat is de visie van de regering op de verdeling van de middelen uit het herstelfonds? Hoe ziet u die verdeling? Wat is volgens u een billijke verdeling tussen de regio's in dit veel te complexe land?

 

09.02  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, mijn vraag gaat over het karakter van het herstelfonds. Het is heel belangrijk, en dat was in eerste instantie ook de bedoeling, dat dit herstelfonds een tijdelijk karakter heeft. In eerste instantie was daarover ook geen discussie. Wij zien echter dat er steeds meer stemmen opgaan om dat herstelfonds een permanent karakter te geven. Dat is natuurlijk niet zo onschuldig als het op het eerste gezicht lijkt. Daarom wil ik daarover een aantal concrete vragen aan u stellen.

 

De Europese Commissie gaf reeds aan dat ze voor het herstelfonds leningen zal aangaan op de financiële markten en dat ze deze zal terugbetalen via onder meer de nieuwe eigen middelen van de Europese Unie. Wat is het begrotingstraject van deze nieuwe inkomsten?

 

Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, hebben reeds duidelijk aangegeven dat het voor hen heel belangrijk is dat het herstelfonds tijdelijk zal zijn en geen permanent karakter krijgt. Welke positie zal België hierover innemen?

 

Mevrouw Christine Lagarde, de voorzitster van de ECB, heeft reeds een andere stem laten horen. Wat is uw mening daarover?

 

Wat de nieuwe eigen middelen van de Europese Unie betreft, zijn er twee mogelijkheden. Hoe ziet u dat? Zijn dat middelen die door de lidstaten geïnd zouden moeten worden om vervolgens doorgestort te worden aan de Europese Unie? Is het een bevoegdheid van de Europese Unie zelf om die middelen te innen? Bent u in dat laatste geval voorstander van de creatie van een soort onafhankelijke Europese belastingdienst?

 

In het regeerakkoord stelt u dat de Europese Unie nog meer eigen inkomsten moet gaan genereren, onder meer om schadelijke praktijken te ontmoedigen. Wat bedoelt u met die schadelijke praktijken?

 

Tot slot, heeft België zijn relanceplan al ingediend bij de Europese Commissie?

 

09.03 Eerste minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van Bossuyt, van 12 tot 21 juli heeft er een vergadering van de Europese Raad plaatsgevonden over het buitengewoon karakter van de huidige crisis en de noodzaak van een uitzonderlijke reactie erop. Dit resulteerde in het Europees relanceplan. De looptijd van dit plan is beperkt tot eind 2023, wat het uitzonderlijke karakter ervan benadrukt. Dat strookt ook met de Belgische positie, want wij hebben steeds benadrukt dat het EU-relanceplan in de eerste plaats moest worden toegespitst op de gevolgen van de COVID-19-crisis.

 

Ik kan bevestigen dat België recht heeft op 5,15 miljard euro aan subsidies in het kader van de Recovery and Resilience Facility, het belangrijkste instrument van het EU-relanceplan. Dat bedrag kan echter nog veranderen, aangezien 30 % van de beschikbare fondsen – 1,746 miljard euro – bestemd is voor 2023 en dat bedrag in 2022 zal worden aangepast aan de economische evolutie van de lidstaten.

 

De federale regering bevestigt het belang van het toekomstige relanceplan, met bijzondere aandacht voor het evenwicht tussen de financiering van de investeringen en de door te voeren hervormingen. Ook de continuïteit met het Nationaal Pact voor Strategische Investeringen moet worden gewaarborgd. Het betreft de eigenlijke uitwerking van het Belgische relanceplan en we leggen momenteel de laatste hand aan de werkmethode.

 

Het voorbereidend werk wordt verricht door de staatssecretaris voor Relance, in nauwe samenwerking met mijn diensten. Het spreekt voor zich dat de deelstaten hierbij nauw betrokken worden. Pas wanneer deze werkwijze is goedgekeurd door alle betrokken actoren, met inbegrip van de deelstaten, kan het inhoudelijke werk beginnen. Net als alle andere lidstaten wordt ons land geacht het herstelplan tegen 30 april 2021 bij de Commissie in te dienen.

 

Ik kan niet vooruitlopen op de concrete verdeling van de fondsen tussen de verschillende beleidsniveaus van ons land. Het is belangrijk op te merken dat het hier niet over klassieke fondsen gaat, zoals voor landbouw of cohesiebeleid, maar om fondsen die op projectbasis toegekend zullen worden.

 

Alleen de projecten die aan een aantal specifieke criteria zullen voldoen, zullen door Europa worden geselecteerd. Het gaat onder meer over de snelle uitvoerbaarheid of maturiteit van de projecten, hun bijdrage tot de Europese doelstellingen op het vlak van duurzaamheid en digitale transitie, hun grensoverschrijdende meerwaarde evenals de uitvoering van hervormingen.

 

Wat de terugbetaling van de 750 miljard euro van het herstelplan van de EU betreft, vestig ik er uw aandacht op dat de terugbetaling van de leningen en de bijhorende intresten zal worden gedragen door de lidstaten die een lening aangaan vanuit de 360 miljard euro die daarvoor ter beschikking is gesteld. Van de 750 miljard euro zal dus uiteindelijk 390 miljard aan subsidies uit de EU-begroting moeten worden terugbetaald.

 

In zijn conclusies van juli 2020 heeft de Europese Raad verder ook bevestigd dat de inkomsten die worden gecreëerd door de invoering van nieuwe eigen middelen naar 2021 zullen worden benut om de kosten verbonden aan het herstelplan van de EU terug te betalen. Die terugbetaling moet uiterlijk eind 2058 volledig gerealiseerd zijn. Een eerste stap in dat verband is de plasticbijdrage, gebaseerd op niet-recycleerbare plasticverpakkingen in de lidstaten.

 

Wat de andere nieuwe eigen middelen betreft, heeft de Europese Raad de Europese Commissie gevraagd om concrete voorstellen te doen voor een koolstofaanpassingsmechanisme aan de grenzen en voor een belasting op digitale activiteiten, met het oog op de invoering ervan voor 2023. De Europese Raad vermeldde ook een mogelijke uitbreiding van de regeling voor de handel in emissierechten, het ETS, en een belasting op financiële transacties.

 

Ons land staat open voor nieuwe eigen middelen van de EU en zal concrete voorstellen vanuit die optiek ook analyseren. Ik wil ook duidelijk maken dat de eigen middelen van de EU dan wel van rechtswege aan de Unie toekomen, maar nooit door de EU zelf worden geheven. Dat doen de lidstaten, die de geïnde bedragen vervolgens doorstorten naar het EU-niveau. Er is trouwens nooit sprake geweest van een verandering in die situatie. De lidstaten blijven nauw samenwerken met de Europese Commissie om de goede werking van dat proces te verzekeren. Het is daarbij belangrijk dat mogelijke nieuwe eigen middelen geen nieuwe ontvangsten wegnemen van de lidstaten, maar wel een correctie zijn op het Europese niveau, daar waar lidstaten dat niet zelf kunnen doen. De inning ervan kan door nationale overheden worden gedaan.

 

De motivering voor de invoering van een koolstofaanpassingsmechanisme aan de grenzen en een uitbreiding van het ETS is een versterking van de klimaatambities van de EU, waarbij tegelijkertijd een level playing field wordt gewaarborgd en het concurrentievermogen van de EU ten opzichte van andere internationale spelers behouden blijft.

 

Ons land ondersteunt de internationale werkzaamheden om tot nieuwe afspraken te komen omtrent ondernemingsfiscaliteit. Zo wordt algemeen ervaren dat ook bedrijven die actief zijn in de digitale economie een faire belastingbijdrage moeten betalen, terwijl zij nu nog de dans ontspringen. België zet er dan ook op in om dat level playing field of gelijk speelveld te creëren tussen de traditionele en de digitale economie.

 

Uiteraard is het evident dat elk voorstel van de Europese Commissie op zijn merites zal worden beoordeeld, maar de marsrichting is duidelijk.

 

09.04  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de eerste minister, inzake het herstelfonds wil ik vooral waarschuwen. Vlamingen betalen van alle Europeanen het meest aan de Europese Unie. Vlamingen zijn vandaag de grootste nettobetalers aan de Europese Unie. Het Europese herstelfonds van 750 miljard euro wil daar eigenlijk nog een flinke schep bovenop doen, wat voor ons onaanvaardbaar is. Ik kan mij daarom alleen maar aansluiten bij een pleidooi om de Vlamingen netto te bevoordelen bij de verdeling van de middelen uit het herstelfonds, wat niet meer dan billijk zou zijn.

 

Voor het eerst worden gemeenschappelijke schulden gemaakt en worden Europese belastingen in het vooruitzicht gesteld. Eerst wordt het geld uitgegeven, pas daarna wordt nagegaan hoe dat kan worden gefinancierd. Eigenlijk is dat exact dezelfde situatie als met de federale begroting van deze nieuwe regering: eerst uitgeven, dan pas kijken wie dat zal betalen. Europa is eigenlijk België in het groot. Wij passen voor Europese belastingen, want die worden een aanslag op de Vlaamse vermogens. Fiscaliteit is en blijft voor ons een bevoegdheid van, voor en door de lidstaten. Vlaanderen is niet alleen de grootste nettobetaler van de Europese Unie, Vlamingen gaan daarbovenop via Europese belastingen ook de factuur mogen betalen van de spilzieke Europese instellingen en voor het dempen van de bodemloze, Zuid-Europese putten. Wij passen voor een transferunie: Vlaams Belang wil niet dat er halfslachtige Europese compromissen worden gesloten ten koste van de Vlamingen.

 

09.05  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de eerste minister, het is heel belangrijk om het tijdelijk karakter van het herstelfonds niet alleen in eerste instantie, maar ook blijvend te verdedigen. Eén van de manieren om dat te financieren zullen inderdaad de eigen middelen zijn. Dat mag geen reden zijn om dat in de toekomst als een algemene, nieuwe financieringsbron voor allerlei Europees beleid te zien. Het tijdelijke karakter is dus heel belangrijk. Daarnaast moeten we heel voorzichtig zijn met die nieuwe eigen middelen. Dit blijft een bevoegdheid van de lidstaten en het is zeer belangrijk om geen nieuwe Europese belastingdienst te creëren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Ik dank de premier voor zijn aanwezigheid.

 

De vragen die niet behandeld zijn worden uitgesteld naar een volgende vergadering.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.53 uur.

La réunion publique de commission est levée à 11 h 53.