Commission
des Finances et du Budget |
Commissie voor Financiën en Begroting |
du Mercredi 28 octobre 2020 Après-midi ______ |
van Woensdag 28 oktober 2020 Namiddag ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 10 et présidée par Mme Marie-Christine Marghem.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.10 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Christine Marghem.
Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
La présidente: Chers collègues, je vous salue tous. J'espère que vous vous portez tous bien. Sur le cadre de ma vidéo est renseigné un nom qui n'est pas le mien mais bien celui de mon futur mari. C'est au mois de décembre que nous unirons nos destinées. Je salue M. Notteghem qui sera notre secrétaire de commission.
01 Vraag van Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De bestrijding van fiscale en sociale fraude" (55009540C)
01 Question de Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La lutte contre la fraude fiscale et sociale" (55009540C)
01.01 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, wij hebben in dit Parlement al heel wat discussies gevoerd over de strijd tegen de sociale fraude en de fiscale fraude. In het investituurdebat zorgde dat zelfs voor een mediamomentje.
Ik meen dat het de moeite loont dat op punt te zetten. Wat is er precies aan de hand? Tijdens het debat over de regeerverklaring zei de eerste minister dat de strijd tegen de fiscale en de sociale fraude 1 miljard euro zou opbrengen in 2024. De bedragen die binnengehaald worden in 2021, 2022 en 2023 zouden daarbij niet opgeteld mogen worden.
Het is bijzonder hoe dat precies in elkaar zit. 1 miljard euro zou er binnengehaald moeten worden, terwijl de vorige regeringen altijd ongeveer aan 250 tot 350 miljoen euro zaten. Nu zou dat opgetrokken worden tot 1 miljard euro. Op zich was dat al zeer ambitieus, zeker als men weet dat er toen nog geen minister bevoegd was voor de strijd tegen de sociale fraude. Ik heb dat toen aangehaald in de plenaire vergadering en de eerste minister antwoordde dat dit eigenlijk niet nodig was, een minister van sociale fraude, want elke minister zal op zijn domein wel controleren.
Intussen blijkt die mening bijgesteld en is uw ministerportefeuille wat dikker geworden en bent u de coördinerende minister voor de strijd tegen de sociale fraude geworden, boven op uw bevoegdheid voor de fiscale fraude, die u al had.
Dat maakt van u de man van 1 miljard euro in deze regering, of misschien zelfs de man van 2,3 miljard. Daarover gaat natuurlijk heel de discussie.
De eerste minister zei dat men de bedragen van de jaren 2021 tot 2024 niet mag optellen, wat eigenlijk zoveel is als zeggen dat die 1 miljard euro gevonden zal worden met structurele maatregelen die blijven doorwerken.
Mijn eerste vraag. Wat zijn die structurele maatregelen waarmee u 1 miljard euro kunt binnenhalen?
Mijn tweede vraag is wanneer wij iets ernstiger antwoorden zullen krijgen. Wij weten allemaal dat dit niet met structurele maatregelen zal gebeuren en dat de eerste minister zich daar wat versproken heeft. Dat zal gebeuren met eenmalige maatregelen, in combinatie met een aantal structurele maatregelen.
Trouwens, de notificaties van de ministerraad van vorige vrijdag gaan ook in die richting. Er zit een deel structurele maatregelen in inzake de btw-gap, maar daarnaast gaat het natuurlijk over individuele fraudedossiers.
Bevestigt u de lezing dat die 1 miljard euro in 2024 een opvulling is op basis van tijdelijke maatregelen, eenmalige maatregelen en structurele maatregelen, en dat de bedragen wel degelijk, minstens deels, mogen worden opgeteld? Bevestigt u dat u wel degelijk de man van 2,3 miljard euro bent, en niet de man van 1 miljard euro?
01.02 Minister Vincent Van Peteghem: De regering heeft van fraudebestrijding inderdaad opnieuw een prioriteit gemaakt. Dat zal u niet verbazen. Door de activiteiten van het College in de strijd tegen fiscale en sociale fraude te hernemen en de coördinatie van de fraudebestrijding binnen één bevoegdheid, namelijk de mijne, te plaatsen, willen we de samenwerking tussen de administraties die betrokken zijn bij de fraudebestrijding maximaal versterken. De individuele ministers blijven verantwoordelijk, maar ik coördineer alles en neem het voortouw.
Uit de samenwerking tussen de administraties die hieruit zal voortvloeien, zal een actieplan worden opgemaakt. Dat actieplan alleen zal niet tot de geraamde opbrengsten leiden. Daar zijn we ons uiteraard van bewust.
De ramingen van de opbrengsten waar u naar verwijst, zijn netto-opbrengsten waarvan de bedragen per jaar zijn vastgelegd. Zoals blijkt uit de begrotingstabel streeft de regering naar een structurele opbrengst van 1 miljard euro tegen het einde van deze legislatuur. Dat is een uitdaging in rechtvaardigheid. Dat betekent immers dat de overheid een onevenredige vraag tot financiering zou moeten stellen aan de andere burgers en ondernemingen.
Het College en het ministerieel comité zijn ondertussen aangeduid in de twee vorige ministerraden. De volgende stap is de opmaak van een actieplan waarin heel wat maatregelen zullen worden vastgelegd. Het is echter iets te voorbarig om daar nog verdere voorafnames op te maken. In de korte periode die we al gehad hebben, hebben we ervoor gezorgd dat het ministerieel comité werd vastgelegd, dat het College is aangeduid en dat we de opdracht hebben gegeven zo'n actieplan op te maken.
01.03 Sander Loones (N-VA): Uw focus op fraudebestrijding is goed en terecht. Uw aanpak waarin u mensen samenbrengt en diensten coördineert, bijna als eerste beleidsdaad, is ook meer dan lovenswaardig. Op dat vlak krijgt u zeker al onze steun. We vinden liever middelen voor de strijd tegen fraude dan dat we nieuwe belastingen invoeren. Dit laatste zal helaas ook wel tot uw pakket behoren. Zet maar fors in op deze fraudebestrijding. Daarin heeft u onze steun.
Ten tweede, het siert u dat u het opneemt voor de premier. U verwoordt het zeer mooi: er wordt naar gestreefd om in 2024 een structurele opbrengst binnen te halen van 1 miljard euro. Tegelijkertijd zegt u ook in uw antwoord dat het gaat over bedragen die elk jaar opnieuw zullen moeten worden binnengehaald. Elk jaar gaat de teller weer op nul en moeten de bedragen worden gehaald, behalve dan de structurele maatregelen, die u hopelijk zult vinden. U heeft daarbij onze steun in elk geval, maar vooral om de minister van 2,3 miljard euro te worden, en ervoor te zorgen dat de belastingdruk niet stijgt, maar wel de strijd tegen fraude.
L'incident est clos.
02 Vraag van Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De vooruitzichten inzake het personeelsbestand van de BBI" (55009545C)
02 Question de Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les perspectives en matière de ressources humaines au sein de l'ISI" (55009545C)
02.01 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, het vorig punt betrof het afronden van een politiek debat dat wij hebben gehad in het Europees Parlement, maar ik wil dat afronden met een zeer concrete vraag naar een stand van zaken.
De strijd tegen fraude moet een fundamenteel punt zijn voor elke regering, zeker ook voor de regering die nu aan de slag is, en in dat opzicht is het goed om te weten wat de startpositie is. Ik heb dan ook een zeer eenvoudige vraag over de Bijzondere Belastinginspectie (BBI).
Hoeveel vte's werken er momenteel bij de BBI? Hebt u al prognoses over een eventueel groeitraject wat de personeelsvooruitzichten voor de BBI betreft?
02.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Loones, momenteel werken er 577 effectieve vte's bij de Bijzondere Belastinginspectie. Dat cijfer houdt geen rekening met de BBI-medewerkers die tijdelijk gedetacheerd zijn of ter beschikking gesteld zijn van andere diensten, zoals het openbaar ministerie of de federale politie.
De interne personeelsbesprekingen vinden momenteel plaats. Daarbij zal de in 2017 genomen maatregel voor de een-op-eenvervanging van de controlefuncties binnen de FOD Financiën ter compensatie van toekomstige pensioneringen onverkort van toepassing blijven. Het is immers de bedoeling om de BBI te blijven versterken, haar efficiëntie te verbeteren en ervoor te zorgen dat zij een agile organisatie blijft die klaar is en blijft voor de uitvoering van haar kernopdracht, namelijk de preventieve maar zeker ook de repressieve aanpak van grootschalige fiscale fraude.
02.03 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, bijzondere dank voor de bevestiging van het engagement dat onder de Zweedse regering werd aangegaan door toenmalig minister Van Overtveldt, die er de focus op legde dat er voldoende controleurs ter beschikking moeten blijven.
Ik wens u alvast bijzonder veel succes in deze strijd.
Het incident is gesloten.
03 Question de Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La participation d’un fonctionnaire à un séminaire sur le contrôle fiscal" (55009577C)
03 Vraag van Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De deelname van een ambtenaar aan een seminar over belastingcontroles" (55009577C)
03.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, le site d’Indicator-Larcier annonce la tenue d’un séminaire par internet (webinaire) le 10 novembre 2020, au prix de 226 euros, sur le thème "Tout ce que vous devez savoir sur les actions de contrôle fiscal annoncées par le SPF Finances".
L’objet du séminaire est décrit ainsi: "Outre un commentaire approfondi des actions annoncées, les orateurs vous expliqueront également la manière dont ces actions sont sélectionnées, leur contexte, leur mise en œuvre et la façon de les anticiper au mieux."
Les orateurs sont l’avocate fiscaliste Marie-Pierre Donéa (ayant débuté sa carrière comme fonctionnaire au SPF Finances) et Nicolas Honhon, présenté comme conseiller général au SPF Finances et tax expert détaché auprès de l’ambassade de Belgique au Royaume-Uni. C'est donc toujours un fonctionnaire du SPF Finances.
Je trouve choquant qu’un fonctionnaire du SPF Finances renseigne certains dirigeants d’entreprises et conseillers fiscaux sur la manière dont le fisc conçoit et organise ses contrôles.
Monsieur le ministre, trouvez-vous normal qu’un fonctionnaire du SPF Finances donne un séminaire sur la manière dont le SPF Finances organise ses contrôles fiscaux? M. Honhon a-t-il obtenu une autorisation spécifique du SPF Finances pour donner ce séminaire? Un tel séminaire donné par un fonctionnaire du SPF Finances ne viole-t-il pas potentiellement le secret professionnel en dévoilant les aspects internes du contrôle fiscal? En acceptant – implicitement ou explicitement – qu’un de ses fonctionnaires donne un tel séminaire, le SPF Finances n’organise-t-il pas une discrimination entre les contribuables qui participent au séminaire, qui est payant, et ceux qui n’y participent pas? Combien de fonctionnaires actuellement en service au SPF Finances donnent-ils ou ont-ils donné des formations commerciales au monde de l’entreprise?
03.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la présidente, monsieur Van Hees, conformément aux dispositions prévues dans le cadre déontologique, le fonctionnaire visé a fait une demande d'autorisation de cumul préalable de participation, qui a été acceptée par sa hiérarchie.
En ce qui concerne une potentielle violation du secret professionnel, cet agent est tenu au respect des informations publiées par le SPF Finances et ne peut donc divulguer aucune information relative à l'organisation de la sélection des dossiers à contrôler ou encore à la méthodologie des contrôles effectués par l'administration fiscale.
Plutôt que de porter préjudice à l'administration, les interventions des techniciens hautement qualifiés de l'administration permettent aux partenaires de l'administration de mieux comprendre les dispositions légales ainsi que l'interprétation qu'en fait l'Administration Générale de la Fiscalité.
Ce type d'intervention participe à l'instauration d'un climat de confiance entre le SPF Finances et les citoyens et les entreprises. À moyen terme, une relation de confiance entre parties prenantes génère un meilleur consentement à l'impôt ainsi qu'une moindre charge administrative pour le SPF Finances.
Au cours des quatre dernières années, un total de soixante-six fonctionnaires toujours actifs au sein du SPF Finances ont obtenu une autorisation de cumul sous conditions afin de dispenser des formations ou de participer à des séminaires organisés par le monde de l'entreprise.
Néanmoins, compte tenu de plusieurs incidents survenus ces dernières années à ce sujet, je demanderai à mon administration de se montrer plus ferme en examinant la règle déontologique et en formulant des propositions à cet égard.
03.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je n'ai pas bien entendu le nombre de cumuls dont vous avez parlé.
03.04 Vincent Van Peteghem, ministre: Soixante-six.
03.05 Marco Van Hees (PVDA-PTB): C'est un nombre assez important s'il s'agit de mêmes tâches que celles dont il est question ici.
Contrairement à vous, je trouve cela choquant. Visiblement, vous trouvez que c'est pour mieux organiser le consentement de l'impôt, pour avoir un climat de confiance entre les citoyens et le SPF Finances. Donc, si je vous comprends bien, monsieur le ministre, pour qu'un citoyen puisse avoir confiance dans le SPF Finances, il doit débourser 226 euros et s'inscrire à un tel séminaire. Ceux qui ne paient pas n'ont pas de relation de confiance avec le SPF Finances. Je trouve que ce raisonnement est un peu limité. Je pense, au contraire, que cela crée une forte discrimination.
Or vous n'avez pas répondu à cet aspect de la discrimination qui existe entre la grande majorité des contribuables qui n'ont pas accès à ce genre d'information et une poignée de professionnels qui, eux, ont les moyens de débourser 226 euros et d'obtenir ce que j'appelle "des informations privilégiées", car il y a évidemment un dialogue qui se noue avec un spécialiste de la question, qui est membre du SPF Finances et qui dispose de toutes sortes d'informations. Vous nous dites qu'il est lié par le secret mais on sait que, dans ce genre de séminaire, beaucoup de choses se disent. Je trouve que ce mode de fonctionnement n'est pas garant d'un service public qui veille à ce qu'il n'y ait pas de discrimination entre les citoyens.
Het incident is gesloten.
La présidente: Chers collègues, j'aimerais vous rappeler une règle de base que nous n'appliquons pas encore strictement, parce que la composition de la commission est neuve, tout comme celle du gouvernement, et qu'il faut donc permettre à chacun de prendre ses marques. Je ne dispose pas d'un chronomètre à côté de moi, mais je vous prierai d'essayer de respecter, dans la mesure du possible, un temps de parole correct et décent, qui corresponde au Règlement de la Chambre.
03.06 Marco Van Hees (PVDA-PTB): C'est ce que je pense avoir fait, madame la présidente.
La présidente: Oui, je pense que tout le monde fait de son mieux, mais je rappelle quand même la règle afin que nous y soyons encore plus attentifs.
- Jan Bertels aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De algemene ontsnappingsclausule in het kader van het groei- en stabiliteitspact" (55009644C)
- Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het Europese Stabiliteits- en Groeipact" (55010235C)
- Jan Bertels à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La clause dérogatoire générale dans le cadre du pacte de croissance et de stabilité" (55009644C)
- Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le Pacte de stabilité et de croissance européen" (55010235C)
04.01 Jan Bertels (sp.a): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, het Groei- en Stabiliteitspact van Europa is een belangrijk instrument voor ons begrotingskader. Ik had de eer om namens de Kamer deel te nemen aan de recente Interparliamentary Conference on Stability, Economic Coordination and Governance in the European Union, in aanwezigheid van onder meer de Eurocommissarissen Dombrovskis en Gentiloni. Daar werd onder meer gesproken over de algemene ontsnappingsclausule in het Groei- en Stabiliteitspact.
Vanuit de Europese Commissie heeft men namelijk laten weten dat de ontsnappingsclausule in 2021 geactiveerd blijft; daarover bestaat volgens mij geen discussie meer. Binnen de Eurogroep bestaat er echter wel discussie over de duurtijd van de ontsnappingsclausule en de vraag onder welke vorm die al dan niet geactiveerd kan blijven. Daarbij zou het jaar 2022 onder meer voorwerp van discussie zijn. Het gaat daarbij niet alleen om de ontsnappingsclausule in verband met de 3 %-begrotingsnorm. Ook andere parameters, zoals de schuldnorm en al dan niet de wijze van boeken van investeringen, komen daar ter sprake.
Mijnheer de minister, aangezien een en ander ook van belang is voor ons budgettair traject, waarin u een belangrijke actor bent, wil ik u de volgende vragen voorleggen.
Kunt u de informatie, die wij gekregen hebben van de Eurocommissarissen, bevestigen? Ik neem aan van wel. Wat is de laatste stand van zaken daaromtrent? Welke houding neemt ons land aan tijdens de discussies in de eurogroep en in de voorbereiding van de discussie binnen de Europese Commissie?
04.02 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik dank collega Jan Bertels voor zijn goede inleiding, die ik dan ook niet zal herhalen.
Ik heb vragen in dezelfde zin en wil een aanvulling geven. Wij betalen in de eurozone met één munt, de euro. Dat betekent dan ook dat wij best een aantal gemeenschappelijke afspraken hebben, anders wordt die munt instabiel. Die afspraken gaan onder meer over een stabiel financieel systeem, over eerlijke mededinging en ervoor zorgen dat de begrotingstekorten onder controle blijven en de staatsschulden niet te hoog oplopen.
Mijnheer de minister, ik weet dat uw partij in het verleden al teksten heeft ingediend, waaronder ook wetsvoorstellen, om de gouden regel in te voeren, waardoor een soort van schuldenrem in de Grondwet wordt gebetonneerd. Dat geeft aan dat wij allen wel bezorgd zijn om de cijfers, terecht.
Zoals de heer Bertels opmerkte, zitten wij tegelijkertijd in een bijzondere situatie door de coronapandemie. Er is een hele reeks discussies aan de gang, ook op Europees niveau. Ooit zullen wij terug moeten naar het nieuwe normaal. Ik zeg bij uitstek 'het nieuwe normaal', omdat wij allemaal wel beseffen dat de regels op een bepaalde manier zullen wijzigen.
Mijn vragen gaan in dezelfde richting.
Welk standpunt zal u op Europees niveau verdedigen? Ik wil nog enigszins specifieker zijn op twee punten. Er zou ook op tafel kunnen liggen dat bepaalde lidstaten een apart schuldtraject mogen afleggen. De ene lidstaat zou dan wat meer schulden mogen maken dan een andere lidstaat. Hebt u daarover specifieke informatie? Wat doet u met het voorstel dat landen die budgettair wel een extra inspanning doen en ervoor zorgen dat hun rekeningen meer op orde staan, via een bepaald systeem worden beloond? Zou u ook in dat voorstel brood zien?
04.03 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Bertels, mijnheer Loones, ik dank u voor de belangrijke vragen.
De Europese Commissie is uiteraard samen met alle lidstaten van mening dat het belangrijk is dat de algemene ontsnappingsclausule geactiveerd blijft, ook in 2021. Het te vroeg deactiveren van die algemene ontsnappingsclausule zou een erg negatieve impact hebben op onze economische groei en op onze werkgelegenheid. Het zou bovendien moeilijk zijn om op basis van erg onzekere economische vooruitzichten door de pandemie corrigerende begrotingsmaatregelen op te leggen.
Binnen die discussie, die plaatsvindt in de Eurogroep, stellen wij ons heel constructief op. Wij zijn van mening dat, van zodra de Belgische economie en bij uitbreiding de economie van alle Europese lidstaten voldoende is hersteld, de algemene ontsnappingsclausule niet langer noodzakelijk zal zijn. In de tussentijd zullen de lidstaten de nodige ruimte krijgen, om de noodzakelijke publieke investeringen te kunnen doen en de hard getroffen economische sectoren verder te kunnen ondersteunen.
In het licht van een herneming van de normale situatie of van de nieuwe normale situatie is België eigenlijk al sinds lange tijd voorstander van een revaluatie van de regels van het huidige Stabiliteits- en Groeipact. Door de investeringskloof, vooral op het vlak van overheidsinvesteringen, kan het nodig zijn de manier waarop met productieve overheidsinvesteringen rekening wordt gehouden, aan te passen, zodat ze ook op een structurele manier kunnen worden aangemoedigd.
De discussie die over de evaluatie van die zogenaamde Six and Two Pack was gepland, werd door de COVID-19-pandemie natuurlijk opgeschort. Ik ben voorstander, om die discussie tijdig te hervatten. Het zou inderdaad aangewezen zijn dat de mogelijke aanpassing van de regels er komt vooraleer wij de algemene ontsnappingsclausule opnieuw deactiveren.
Alle lidstaten zullen door de COVID-19-crisis uiteraard met een ongeziene stijging van hun schuldgraad worden geconfronteerd. De regels in het Stabiliteits- en Groeipact voorzien in voorschriften om het traject voor de schuldafbouw te bepalen.
Er zal onder andere moeten worden nagegaan of de schuldregel, die neerkomt op een schuldvermindering van een op twintig, dus het niveau van de huidige schuldgraad en de 60 %-norm, in de huidige omstandigheden nog haalbaar zal zijn. In dit kader kan het voorstel van het Europees begrotingscomité interessant zijn. Het debat daarover zal zeker moeten worden gevoerd. Het is belangrijk dat de lidstaten zorgen voor houdbare, openbare financiën op middellange en lange termijn en er een pad naar een houdbaar schuldniveau noodzakelijk blijft.
Op heden is fiscaliteit slechts een Europese bevoegdheid voor zover dit past in de eenmaking van de interne markt. Verschillende landen houden echt vast aan hun soevereiniteit bij de behandeling van de EU-dossiers inzake fiscaliteit. Daarenboven berust het besluitvormingsproces op unanimiteit voor de goedkeuring van fiscale maatregelen.
De eerste stappen zijn reeds gezet met het dossier qualified majority voting, om te polsen naar een soepele besluitvorming tussen de lidstaten op het vlak van fiscaliteit. Of een meer dynamische besluitvorming mogelijk is, dient dossier per dossier te worden beoordeeld. Hetzelfde geldt voor meer fiscale bevoegdheid voor de EU. In het kader van de fiscale harmonisatie staat België open voor een debat ter zake, maar gelet op de diversiteit binnen het Europese fiscale landschap dient dit dossier per dossier te worden bekeken.
04.04 Jan Bertels (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.
Het voornaamste wat ik onthoud, dat moedigen wij vanuit het Parlement ook aan, is dat u zegt dat u een open en constructief debat wil aangaan over de verschillende parameters en aspecten van het groei- en stabiliteitspact, waarbij het voor ons land belangrijk is dat we de nodige relancemaatregelen kunnen nemen. We moeten doelmatig, punctueel en duurzaam kunnen investeren in onze economie en onze mensen. Het is belangrijk voor onze relance om de economische groei terug naar boven te krijgen. In 2021 zijn we al zeker van een ontsnappingsclausule. Voor 2022 moeten we nog bekijken of we dit nog nodig hebben.
U zegt ook terecht, dat is ook een vraag van de verschillende deelgebieden, dat we een nieuwe manier moeten vinden om de investeringen te boeken in onze begrotingsboekhouding, opdat we de investeringen kunnen doen die ons land federaal, regionaal en op het niveau van de Gemeenschappen nodig heeft en dat we dit te gelegener tijd en op een correcte manier kunnen afschrijven met oog voor de schuldopbouw maar ook met de mogelijkheid om correcte investeringen te kunnen doen. Ik neem aan dat u daarvoor blijft gaan, mijnheer de minister. U zult onze steun in elk geval hebben.
04.05 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, het gaat effectief om een van de belangrijkste werven op Europees niveau, maar zeker ook van de huidige regering. Het zat er ook aan te komen. Geld is immers niet gratis. Onze munt, de euro, is ook geen verworven zekerheid.
Wij hebben echt nood aan een fundament, om ervoor te zorgen dat de monetaire unie stabiel wordt. Wij hadden een fundament met het Verdrag van Maastricht, waarin het principe van de No Bail-out stond. Dat principe is de facto al prijsgegeven. Wij hebben al het Stabiliteits- en Groeipact gehad, de Six Pack en Two Pack en alles wat ter zake is ontstaan. Er is een hele reeks regels gekomen, die stukje bij beetje telkens meer flexibiliteit aan de lidstaten geven, wat in de huidige context nodig is.
Een aantal interessante en nodige hervormingen kan worden gedaan. Vergeet echter nooit de essentie van de akkoorden, met name dat het fundament voor de euromunt beschikbaar blijft. Als dat fundament immers instort, zijn wij veel verder van huis dan alle centen die wij maar willen uitgeven. Er zijn verstandige hervormingen te doen op het vlak van het boeken van investeringen, zeker voor kleine lidstaten als België. Op dat vlak hebben wij ook al een aantal uitspraken gedaan.
Ik wil afronden met één kort puntje. Ik zag al op een foto dat u kennis en contact hebt genomen met de Nederlandse minister van Financiën, de heer Hoekstra. Ik kan u enkel aanmoedigen om de blik naar het Noorden te blijven richten in de Europese Unie. Daar wordt af en toe verstandige praat verkocht, zeker wanneer het over monetaire en financiële uitdagingen gaat.
Het incident is gesloten.
- Hugues Bayet à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les suspicions de fraude fiscale et de blanchiment au sein de la banque Crédit Suisse" (55009726C)
- Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le dossier 'Crédit Suisse'" (55010147C)
- Hugues Bayet aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De vermoedens van belastingfraude en witwaspraktijken bij de bank Crédit Suisse" (55009726C)
- Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het dossier Crédit Suisse" (55010147C)
05.01 Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, un an après la transaction pénale record conclue dans le cadre du dossier HSBC, on aurait pu croire que l'évasion fiscale aurait été freinée.
Malheureusement, on doit constater que ce n'est pas le cas. Une nouvelle enquête relative à des suspicions de fraude fiscale de grande ampleur ainsi que de blanchiment de capitaux a été ouverte par le parquet fédéral, cette fois-ci à l'encontre du Crédit Suisse et de quelque 2 600 clients belges de la banque. Cela traduit la nouvelle implication potentielle de certains établissements financiers dans des manœuvres frauduleuses visant à éluder l'impôt. Mon groupe PS reviendra d'ailleurs avec une proposition de loi sur ces intermédiaires financiers qui, en fait, ne sont jamais sanctionnés. C'est toujours le client final visé mais pas ses intermédiaires et, manifestement, on voit que cela continue à poser problème.
Ce dont il est question est grave: le Crédit Suisse aurait permis à ses clients de dissimuler leurs comptes bancaires à l'administration fiscale belge par le biais de sociétés établies dans des paradis fiscaux. On peut par ailleurs souligner que la Belgique ne serait pas le seul pays touché, puisque des enquêtes ont d'ores et déjà été ouvertes ailleurs en Europe, notamment aux Pays-Bas.
Rappelons également que plusieurs Belges ont déjà fait la démarche de déclarer des comptes ouverts auprès du Crédit Suisse. À la suite de ces régularisations, la banque avait déjà dû reconnaître que des comptes étaient ouverts non pas au nom du client, mais bien de sociétés-écrans.
Dans ce cadre, monsieur le ministre, pourriez-vous faire le point sur l'état d'avancement de ces dossiers au sein de votre SPF? A-t-on déjà une idée des sommes qui auraient pu être éludées et des sommes qui pourraient être enrôlées par le SPF? Quelle collaboration les différents services de votre SPF entretiennent-ils pour gérer ce type de dossier? A-t-on déjà une idée du nombre de dossiers traités par le SPF Finances et ceux renvoyés au parquet? Qu'en est-il de la nécessaire collaboration avec les autorités suisses?
05.02 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, les journaux De Tijd et L'Écho indiquent que fin 2019, le parquet fédéral a reçu des autorités judiciaires françaises une liste de 2 600 clients belges du Crédit Suisse qui n'auraient déclaré au fisc ni leurs comptes bancaires, ni les revenus perçus.
Confirmez la détention d’une liste similaire par l'administration fiscale? Selon nos informations, elle disposerait de cette liste depuis janvier 2020. Confirmez-vous cette date? Si non, depuis quand en dispose-t-elle?
La liste dont dispose l'administration fiscale est-elle la liste communiquée au parquet fédéral? Sinon, d’où vient-elle? Si l'administration fiscale ne peut avoir accès directement à des informations d'un dossier judiciaire pénal instruit aux Pays-Bas (en l'espèce, celui du Crédit Suisse), le fisc néerlandais peut les obtenir et les transmettre au fisc belge. Depuis fin 2017, l'administration fiscale belge a-t-elle noué des contacts avec l'administration fiscale des Pays-Bas quant à un échange spontané de données du dossier Crédit Suisse?
Si c'est le cas, quels sont les résultats de ces contacts et les éventuels obstacles? Dans le cas contraire, quelle en est la raison? Pourrait-elle être que le plan stratégique et le contrat d'administration du SPF Finances n’ont pas inscrit parmi leurs objectifs une proactivité dans l'identification et le contrôle des contribuables à haut potentiel patrimonial et de revenus?
Selon mes informations, les données bancaires des comptes Crédit Suisse remonteraient, pour les plus récentes, à l'année de revenus 2014. Confirmez-vous cette information? Sinon, quelle est l'année de revenus la plus récente? Les données disponibles depuis début 2020 sont-elles encore exploitables au regard des pouvoirs d'investigation du fisc en matière d'impôt sur le revenu? Si oui, sur la base de quels articles du CIR 92, pour combien de dossiers et d’années de revenus? Combien de ces dossiers sont-ils confiés à l'ISI ainsi qu'à l'Administration Générale de la Fiscalité?
05.03 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, les informations que mon administration a obtenues du parquet fédéral dans ce dossier ont été communiquées aux Directions régionales. Les analyses et croisements ont été menés en vue d'identifier les informations les plus récentes et les plus pertinentes. Celles-ci ont également été ajoutées aux dossiers déjà ouverts.
Si l'administration dispose d'indices concrets qui révèlent une intention frauduleuse de la part des contribuables concernés, les périodes d'enquête fiscale qui ont commencé au 1er janvier 2013 peuvent être prolongées. Le cas échéant, l'administration doit informer à l'avance et par écrit le contribuable des indices qui le concernent.
Les enquêtes fiscales sur les dossiers individuels sont donc en cours, les compétences de l'Inspection spéciale des impôts étant exclusivement fiscales. Afin de renforcer l'enquête fiscale, les différents instruments juridiques internationaux permettent l'échange d'informations avec la Suisse depuis le 1er janvier 2018. Dans le cadre de la convention multilatérale concernant l'assistance administrative mutuelle en matière fiscale, la coopération administrative internationale est possible – éventuellement avec une rétroactivité limitée, en cas de comportement criminel. Néanmoins, la Cour de justice européenne a rappelé, le 6 octobre dernier, qu'il ne peut être question qu'une administration fiscale se livre au phishing. Pour l'éviter, la coopération administrative exige un nombre minimum d'éléments, dont nous ne disposons pas en l'occurrence.
Les voies de recours de mon administration dans ces dossiers sont plus limitées que celles en vigueur en matière pénale. Le parquet peut également se servir d'autres imputations et exercer d'autres voies de recours en vue de poursuivre les organisateurs et facilitateurs.
Bien entendu, cela n'empêche pas l'Inspection spéciale des impôts de détecter ces derniers dans le cadre de l'enquête fiscale et de les dénoncer aux autorités judiciaires via la concertation una via. Comme c'est souvent le cas dans les affaires de fraude, les résultats budgétaires se retrouvent à la fois dans les recettes individuelles spécifiques et dans les recettes fiscales générales. Ainsi, la grande majorité de ces comptes sont connus, notamment depuis 2018, via l'échange automatique CRS entre les pays. Dans la mesure où les contribuables déclarent déjà leurs revenus, les recettes supplémentaires se situeront, le cas échéant, dans une correction d'un montant déclaré. Si les revenus ne sont pas déclarés, ils feront l'objet d'une régularisation dans le chef de mon administration. Comme mentionné ci-dessus, toute la liste est analysée dans cette optique.
05.04 Hugues Bayet (PS): Madame la présidente, nous avons eu un petit problème de son et je n'ai pas tout entendu de la réponse mais je la relirai attentivement.
Nous n'avons en tout cas pas obtenu beaucoup de chiffres, monsieur le ministre, voire même aucun sur les montants détournées ou les montants qui pourraient être enrôlés par le SPF. Cela démontre qu'il s'agit d'un vrai problème. Ce n'est pas ici une question d'instaurer un nouvel impôt ou pas. Il s'agit simplement d'un impôt qui n'a pas été payé. Ce sont des gens qui ont voulu dissimuler l'argent qu'ils avaient sur leur compte pour ne pas payer l'impôt. C'est donc une juste récupération. C'est inscrit noir sur blanc dans l'accord de ce nouveau gouvernement.
Vous pouvez compter sur nous, monsieur le ministre, pour continuer à faire avancer ce dossier de lutte contre la fraude fiscale agressive qui ne peut plus être tolérée dans notre pays à l'heure actuelle, surtout quand on voit les montants importants du déficit de notre État. Je ne peux que vous encourager à prendre ce dossier à bras-le-corps et à être très attentif à tout ce qui tourne autour du dossier de la lutte contre l'évasion fiscale. Je vous remercie.
05.05 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie même si beaucoup de questions sont malheureusement restées sans réponse.
Nous apprenons qu'on peut remonter jusqu'à 2013 en cas d'intention frauduleuse. Vous répondez de manière un peu décevante sur la question du phishing. Vous dites que dès qu'il y a suspicion de phishing, cela constitue quelque part un alibi pour ne pas pratiquer la transmission d'information. C'est dommage. Ici, il ne s'agit pas de phishing, mais clairement d'avoir les informations sur les dossiers du Crédit Suisse. C'est cette question que j'avais posée. Si des freins existent à la transmission de ces données entre pays et entre administrations fiscales, ce n'est malheureusement pas comme cela que l'on réussira à combattre la grande fraude fiscale, monsieur le ministre. J'espère donc que nous prendrons d'autres voies à l'avenir.
Het incident is gesloten.
06 Question de Hugues Bayet à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L’augmentation des escroqueries pendant le confinement" (55009728C)
06 Vraag van Hugues Bayet aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De toename van het aantal gevallen van oplichting tijdens de lockdown" (55009728C)
06.01 Hugues Bayet (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, nous apprenions récemment que, selon la Cellule de Traitement des Informations Financières (CTIF), la période de confinement aurait été le vecteur d'un accroissement des escroqueries. En effet, notre cellule de renseignement financier avance le chiffre d'une augmentation de 2 à 3 % au 30 juin 2020, ce qui correspond à environ 600 dossiers transmis à la justice. Cette augmentation suscite d'autant plus l'inquiétude que, durant le confinement, l'économie belge a été fortement ralentie et les déplacements étaient limités au strict nécessaire.
Pour être plus précis, la CTIF a constaté une augmentation des fraudes au niveau de la vente de matériel médical et de biens de première nécessité. Elle a également constaté de nombreux détournements d'aides financières mises en place par les collectivités publiques pour faire face à la crise. Qui plus est, elle craint désormais que la prochaine escroquerie liée à la pandémie ne concerne la vente de vaccins trafiqués ou encore de faux vaccins à partir du moment où un véritable vaccin sera disponible.
Monsieur le ministre, confirmez-vous les chiffres cités ci-dessus?
Face à l'augmentation du nombre de ces escroqueries, des mesures particulières ont-elles été prises durant le confinement? D'autres mesures sont-elles d'ores et déjà prévues pour dissiper les craintes de la CTIF, à savoir des escroqueries liées à de faux vaccins?
A-t-on déjà une idée des sommes concernées par ces escroqueries? En termes de ressources humaines, de quelles ressources dispose la CTIF pour faire face au flux de déclarations?
06.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la présidente, monsieur Bayet, je peux effectivement vous confirmer l'augmentation de 2 à 3 % du nombre de dossiers transmis par la CTIF en relation avec des indices sérieux de blanchiment de capitaux issus de l'escroquerie.
Durant le confinement, la CTIF a, dès le mois d'avril, averti les entités assujetties et le grand public des risques d'escroquerie en publiant, les 6 et 27 avril 2020 ainsi que le 2 août, une communication sur les conséquences de la crise de la COVID-19. En effet, dès les mois d'avril, la CTIF a constaté une augmentation du nombre de déclarations de soupçons concernant des transactions financières en rapport avec les escroqueries.
Si en matière de blanchiment de capitaux issus de l'escroquerie, le nombre de dossiers transmis est important, les sommes concernées sont généralement plus faibles: pour le premier semestre de 2020, la CTIF a identifié des opérations suspectes pour un montant total de 37 millions d'euros.
Le montant de 37 millions ne doit pas être confondu avec le montant perdu par les victimes d'escroquerie. La CTIF dispose actuellement de 61 équivalents temps plein, dont 37 analystes financiers qui traitent les déclarations de soupçon.
06.03 Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Vous confirmez l'existence d'un véritable problème de blanchiment de capitaux. Même si les sommes sont plus faibles, il s'agit, néanmoins, de 137 millions d'euros. Ce n'est quand même pas rien!
En la matière, je suis quelque peu déçu de votre réponse en ce qui concerne les actions à mener dans le futur. Aussi, je me permettrai de revenir prochainement avec une proposition.
Het incident is gesloten.
07 Question de Malik Ben Achour à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'impact de l'investissement bancaire sur la déforestation" (55009731C)
07 Vraag van Malik Ben Achour aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De impact van de investeringen door banken op de ontbossing" (55009731C)
07.01 Malik Ben Achour (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, alors que l'Amazonie est à nouveau la proie des flammes, une coalition d'ONG et d'instituts de recherche a fait paraître, ce 1er septembre, une étude consacrée au rôle que le monde bancaire joue dans la déforestation tropicale. Les auteurs ont analysé les services fournis à plus de 300 sociétés dont les activités portent préjudice aux forêts d'Asie du Sud-Est, d'Afrique de l'Ouest et centrale et du Brésil.
À l'échelle mondiale, 154 milliards de dollars de crédits ont été accordés et 37 milliards investis dans ces entreprises. C'est au Brésil que le constat est le plus patent. L'élevage bovin, responsable de 80 % des déboisements en Amazonie, en est le principal bénéficiaire.
Les banques européennes ne sont toutefois pas en reste: Rabbobank, Santander et BNP Paribas sont ainsi pointées du doigt.
Et, en Belgique, qu'en est-il? Les données collectées indiquent que KBC a octroyé 2 millions de dollars pour des plantations de soja au Brésil et Degroof Petercam 1 million dans la production de pâte à papier. Mais c'est surtout en Asie du Sud-Est, et dans le secteur de l'huile de palme, que la finance belge se distingue avec un investissement total de 119 millions de dollars, dont 83 pour la seule Nokia Bell Pensioenfonds, et des délivrances de crédits pour 49 millions, dont 39 venus de la KBC.
Ces chiffres interrogent nécessairement la volonté réelle du milieu bancaire de s'astreindre à une ligne de conduite saine en matière de placements financiers. Personnellement, ils renforcent ma conviction quant à la nécessité de soumettre ce secteur à des clauses éthiques, sociales et environnementales. Je souhaiterais dès lors, monsieur le ministre, vous poser les questions suivantes.
Avez-vous connaissance de ce rapport? Quelle est votre analyse? Avez-vous contacté les institutions belges citées dans ce rapport? Comment les dissuader de soutenir financièrement ces activités? Comptez-vous aborder ce sujet avec vos homologues européens? Quelles initiatives la Belgique peut-elle prendre en la matière?
07.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la présidente, monsieur Ben Achour, l'étude que vous mentionnez identifie en effet certains flux de capitaux européens vers des activités qui peuvent conduire à un impact négatif sur les forêts primaires. Il ressort de cette étude que l'implication des institutions belges dans ces activités est limitée. Il convient donc de favoriser, autant que possible, une approche européenne et la Belgique a pour politique de soutenir toutes les initiatives de la Commission européenne en la matière.
À ce stade, l'objectif poursuivi par cette dernière est d'offrir plus de transparence dans les activités qui sont financées au moyen des capitaux levés par les banques et autres organismes financiers.
Dans cette perspective, le plan européen pour une finance durable de 2018 et le Green Deal de la Commission européenne présenté fin 2019 visent à mettre en place un cadre en vue de promouvoir la finance durable.
Trois règlements obligent les acteurs des marchés financiers, les conseillers financiers, à divulguer la manière dont leurs produits ou leurs conseils prennent en compte les aspects environnementaux, sociaux et de bonne gouvernance sur la base de critères communs. Parmi ces règlements, la taxonomie a pour objet d'établir un cadre harmonisé d'activité économique considéré comme durable, plus précisément en contribuant à un des six objectifs environnementaux identifiés par le règlement.
La taxonomie prévoit également une évaluation des impacts adverses, soit le fait pour une activité contribuant à un objectif de nuire à un autre. Une entreprise qui serait active dans la promotion de l'agriculture durable pour l'emploi d'une méthode biologique ne pourrait, par exemple, pas occulter que cette activité est exercée sur un territoire issu de la déforestation.
Le règlement Disclosure, pour sa part, prévoit la manière dont ces informations sont rendues publiques, entre autres dans les communications promotionnelles et dans les rapports périodiques. Une évaluation de la mise en place de cette nouvelle réglementation sera certainement réalisée par la Commission européenne. Il sera alors possible de vérifier l'efficacité de ces nouvelles mesures et de les renforcer si nécessaire.
07.03 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, merci pour ces réponses.
J'entends le cadre qui existe, j'entends les perspectives qui sont tracées. Moi, je vous invite simplement à faire preuve d'un maximum de proactivité et de démontrer tout de suite votre sens profond de l'initiative, dont je ne doute pas.
Je suis certain qu'au niveau européen, vous trouverez des alliés, puisque, je vous le rappelle ou je vous en informe, la Banque centrale néerlandaise a récemment mené une étude sur ce point en partenariat avec l'Agence néerlandaise d'évaluation environnementale. La conclusion de cette étude, c'est que l'empreinte de diversité du monde bancaire équivaudrait à la destruction chaque année de 58 000 km² d'espaces naturels vierges. Cela veut dire 1,7 fois la taille des Pays-Bas.
Édouard Philippe, l'ancien premier ministre français, a également commandé une étude plus spécifique, puisqu'il s'agissait d'évaluer l'impact environnemental du Mercosur. La conclusion, là aussi, est sans appel. C'est une occasion manquée. En effet, le coût environnemental est énorme.
À mon avis, il y a des convergences à construire, avec des éléments tangibles comme ceux-ci, avec nos partenaires européens les plus proches. Je vous remercie.
Het incident is gesloten.
08 Question de Malik Ben Achour à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les ressources propres de l'Union européenne" (55009797C)
08 Vraag van Malik Ben Achour aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De eigen middelen van de Europese Unie" (55009797C)
08.01 Malik Ben Achour (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, afin d'aider les États membres à affronter les conséquences économiques de la crise de la COVID-19 et le choc budgétaire qui s'annonce grave, la Commission européenne a élaboré le plan Next Generation UE pour lequel elle prévoit d'emprunter 750 milliards d'euros. Jusqu'ici je ne vous apprends rien.
La dette
commune ainsi créée pose une nouvelle fois le problème des ressources propres
de l'Union européenne. De plus en plus de voix se font entendre et réclament
des progrès à ce niveau. Le 16 septembre dernier, le Parlement européen a
d'ailleurs adopté une résolution demandant la mise en place d'un calendrier
contraignant visant la création de modes de financement spécifiquement
européens, ce qui éviterait une situation qui verrait in fine les États
rembourser une somme supérieure à celle perçue.
Les
solutions proposées par les parlementaires sont multiples et comprennent
notamment une taxe sur les déchets plastiques, un mécanisme d'ajustement
carbone aux frontières ou encore une assiette commune consolidée de l'impôt sur
les profits des sociétés.
Parmi toutes les mesures avancées, la taxe européenne sur les transactions financières est celle dont l'impact serait le plus important et le plus immédiat. Elle pourrait rapporter plus de 50 milliards d'euros par an, dès 2024. Comme l'écrivait récemment le secrétaire général du CNCD-11.11.11, Arnaud Zacharie, dans une carte blanche, cela permettrait de rembourser l'emprunt du plan Next Generation mais aussi de dégager des moyens pour financer le Green Deal.
Monsieur le ministre, avez-vous pris connaissance des propositions des parlementaires européens? Quelle en est votre appréciation, en particulier en ce qui concerne l'idée d'une taxe européenne sur les transactions financières? Dans le contexte actuel, quels remèdes privilégiez-vous afin de répondre à la question des recettes propres de l'Union européenne?
08.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Ben Achour, je vous remercie pour cette question fort intéressante.
Les différentes propositions avancées en matière de contribution au financement du plan de relance Next Generation UE font l'objet d'un suivi méticuleux par mes services et les services de mes collègues ministres également compétents dans ce domaine.
Le projet de taxe européenne sur les transactions financières fait l'objet d'un suivi par la Belgique depuis de nombreuses années au sein du groupe de travail Coopération renforcée Financial Transaction Tax (FTT). Comme indiqué dans l'accord de gouvernement, la Belgique jouera un rôle constructif en vue d'aboutir à la réalisation de ce projet.
L'introduction d'une telle taxe en tant que moyen propre de l'Union européenne a été mentionnée dans le groupe de travail "Coopération renforcée FTT" mais cette possibilité n'a encore été développée ni juridiquement ni techniquement. Il est donc prématuré d'adopter une position à cet égard. Il en va de même en ce qui concerne les autres propositions.
Quant à la question des recettes propres à l'Union européenne dans le contexte de la crise actuelle, il semble a priori préférable de privilégier les solutions qui feront le plus rapidement possible l'objet d'un consensus. Les solutions envisageables sont encore en cours d'examen.
08.03 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces réponses.
Là aussi, je pense que le contexte de crise nous contraint à avancer peut-être encore plus vite que ce que nous faisions jusqu'à présent. L'enjeu est très simple. Il est de savoir qui paiera la facture de la crise. Seront-ce les ménages et les entreprises? Ou bien cela se fera-t-il via des recettes propres à l'Union européenne? Nous pourrions aller chercher l'argent là où il se trouve, notamment par cette taxe sur les transactions financières qui serait indolore d'un point de vue économique et qui permettrait encore une fois de préserver l'économie réelle qui sera le moteur de la relance lorsque la crise sanitaire sera derrière nous, je l'espère, le plus rapidement possible.
Het incident is gesloten.
09 Question de Malik Ben Achour à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La taxation des géants du numérique" (55009798C)
09 Vraag van Malik Ben Achour aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het belasten van de internetgiganten" (55009798C)
09.01 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, pour la dernière fois aujourd'hui, voici en effet une question concernant la taxation des géants du numérique. Dans l'accord de gouvernement, on constate que celle-ci devient une priorité pour notre pays. D'ailleurs, cela est déjà intégré dans les prévisions budgétaires. On remarque aussi que l'attitude face à la négociation OCDE sur la taxation des multinationales a changé, et que le gouvernement en fera une priorité. C'est une bonne nouvelle.
Le vendredi 11 septembre, il y a un peu plus d'un mois, votre homologue français, Bruno Le Maire, a déclaré que l'adoption d'une taxe européenne sur les entreprises du numérique deviendrait bientôt indispensable si les négociations internationales menées actuellement sous l'égide de l'OCDE n'aboutissaient pas.
Par ailleurs, lors du dernier sommet des chefs d'État et de gouvernement, en juillet, demande aurait été faite à la Commission européenne de préparer et de présenter, dans le courant du premier semestre de 2021, c'est-à-dire très bientôt, une proposition de "redevance numérique" qui entrerait en vigueur le 1er janvier 2023 au plus tard.
Il semblerait pourtant que certains de nos partenaires européens se montrent frileux face à cette éventualité, considérant qu'un accord mondial est encore possible. Ce qui apparaît compliqué face à l'attitude notamment des USA dans ce dossier, mais je concède tout de suite que les élections de la semaine prochaine pourraient éventuellement changer la donne.
Comme je le disais, le nouveau gouvernement sera proactif sur ces questions et la crise du COVID-19 permet aussi de faire bouger certaines lignes: face aux besoins de financement, notamment des hôpitaux, mais aussi face au besoin d'un plan de relance et d'investissement ambitieux, il faudra chercher des alternatives. En clair, aller chercher le financement là où il se trouve, comme je le disais dans le cadre de ma question précédente. Clairement, les GAFAM et les multinationales font partie des contributeurs nécessaires.
Pourriez-vous nous faire un nouvel état des lieux des négociations en cours à l'OCDE? Confirmez-vous que la demande faite à la Commission en juillet est bien conforme à ce que j'exprimais? Est-elle toujours d'actualité? Enfin, à la lumière de l'accord de gouvernement, pourriez-vous me faire part de l'attitude de la Belgique dans ce dossier et me confirmer le cas échéant qu'elle aurait évolué dans le bon sens? Je vous remercie.
09.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Ben Achour, les négociations relatives à la création d'un nouveau système fiscal permettant de relever les défis de la numérisation de l'économie se déroulent au sein de l'OCDE depuis environ deux ans. En effet, en mars 2018, le G20 a confié un mandat au Cadre inclusif sur le Base Erosion and Profit Shifting (BEPS), qui regroupe plus de 135 pays, en vue de présenter une solution globale basée sur le consensus pour la fin de cette année.
La proposition élaborée au sein de l'OCDE repose sur deux piliers appelés à se renforcer mutuellement. En août dernier, le secrétariat de l'OCDE a rédigé deux blueprints – ou plans directeurs –, reflétant pour chaque pilier les discussions qui se sont déroulées au sein du Cadre inclusif depuis le début des travaux. Ces deux documents mettent en avant les convergences de vues qui ont émergé entre les pays membres au cours des négociations, tout en reconnaissant que certaines questions restent ouvertes. Le Cadre inclusif s'est réuni pour la dernière fois en date des 8 et 9 octobre. Lors de ces réunions, les membres ont approuvé les deux blueprints. Le 14 octobre, ceux-ci ont été discutés entre les ministres des Finances du G20. Pour l'instant, aucun accord politique n'a été conclu sur ce point, notamment en raison de la position des États-Unis. Les blueprints sont désormais ouverts à consultation publique jusqu'à la fin de l'année. L'échéance en vue d'un accord politique est reportée à la mi-2021.
L'Union européenne a déjà annoncé qu'en l'absence d'accord au sein de l'OCDE, elle prendrait une initiative dès 2021. Dès lors, nous pouvons nous attendre à une accélération du dossier à l'échelle européenne au cours des prochains mois sous l'impulsion de la Commission européenne et de la présidence allemande du Conseil. Comme il ressort de l'accord de gouvernement du 30 septembre 2020, la Belgique jouera un rôle constructif et proactif dans les travaux de réforme de la fiscalité internationale. Notre pays est favorable à une réponse multilatérale. Ce n'est que dans l'éventualité d'une absence de solution à l'un de ces deux niveaux que la Belgique élaborera une taxe unilatérale sur le numérique en 2023.
09.03 Malik Ben Achour (PS): Merci pour ce rappel, qui suscite d'ailleurs la désapprobation du collègue Loones, qui s'en va.
09.04 Sander Loones (N-VA): En fait, le premier ministre donne en ce moment des explications (…) et je voudrais confronter les deux réponses.
09.05 Malik Ben Achour (PS): Très bien. Celle-ci était en tout cas explicite et conforme à l'accord de gouvernement.
09.06 Sander Loones (N-VA): Hélas, oui!
09.07 Malik Ben Achour (PS): Nous en débattrons.
Nous considérons en effet qu'il s'agit d'un passage indispensable et nécessaire. C'est aussi une manière de s'adapter à ce nouveau cycle de mondialisation, qui se fait via l'émergence d'internet et du numérique. Si nous ne procédons pas à ces adaptations, notamment en matière de fiscalité, les États seront condamnés à perdre des ressources essentielles.
L'idéal est bien entendu de disposer d'une solution dans un cadre multilatéral – l'OCDE le prévoit. À défaut, il faudra prendre ses responsabilités, ainsi que s'engage à le faire la France. Nous ne serons donc pas seuls, et il faudra avancer en affichant le plus d'ambition possible.
L'incident est clos.
10 Vraag van Jan Bertels aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De faillissementen en de kredietverliezen bij banken" (55009803C)
10 Question de Jan Bertels à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les faillites et les pertes en matière de crédit pour les banques" (55009803C)
10.01 Jan Bertels (sp.a): Mijnheer de minister, verscheidene toezichthouders, voornamelijk nog buiten België, waarschuwen voor mogelijk stormweer in de bankensector als een tweede coronagolf, waar we momenteel middenin zitten, tot massale faillissementen zal leiden. Volgens de hoogste financiële waakhond bij de Europese Centrale Bank zouden de gevolgen van een tweede lockdown op de bankensector niet te overzien zijn. Naast de Europese Centrale Bank, waarschuwen ook het IMF en de Nederlandsche Bank voor een explosie van wanbetalingen die de banken in de problemen kunnen brengen.
Banken kunnen geraakt worden door oplopende faillissementen en kredietverliezen als tijdelijke overheidsmaatregelen worden afgebouwd en moratoria van banken aflopen, als armlastige bedrijven en consumenten hun leningen laattijdig of helemaal niet meer afbetalen, de banken hun volledige kredietverlening gaan beperken en sterke bedrijven zich ook niet meer kunnen financieren.
Grote banken in Nederland, zoals KBC en ING, hebben hun voorzieningen voor slechte leningen al verhoogd. De toezichthouders zijn vooral bezorgd om de kleinere lokale banken in Europa. Hun lot is immers verbonden aan dat van hun kmo-klanten. Als kleine en middelgrote ondernemingen kapseizen, bijvoorbeeld in de horeca of het toerisme, komen die kleinere banken in de problemen.
Daarom heb ik een aantal vragen, mijnheer de minister. We hebben de Nationale Bank hier ook al over gehoord. Wat is de situatie bij de banken in België? Zijn er al banken in België die hun voorzieningen voor slechte leningen hebben verhoogd, zoals dat in Nederland gebeurd is? Worden er al mogelijke oplossingen voorzien voor als het zo ver zou komen?
10.02 Minister Vincent Van Peteghem: De Belgische banken worden geconfronteerd met dezelfde uitdagingen, maar kunnen gebruik maken van een zeer goede financiële startpositie en ruime kapitaal- en liquiditeitsbuffers om die uitdagingen aan te gaan. Zowel de banken als de toezichthouders zijn zich goed bewust van de gevolgen van de COVID-19-crisis voor de mogelijke kredietverliezen op leningen en hebben preventief acties ondernomen om de verliezen in te dekken en op te vangen.
Bedrijfsfaillissementen en een toename van de werkloosheidsgraad zullen ongetwijfeld voor kredietverliezen zorgen in de Belgische banksector. Voorlopig is het aandeel probleemleningen – leningen die al een betalingsachterstand hebben of wellicht niet zullen worden terugbetaald – nog stabiel op een laag niveau.
De bankleningen aan de Belgische niet-financiële private sector bestaan voor ongeveer twee derde uit leningen aan Belgische gezinnen, voornamelijk hypotheekleningen, en voor ongeveer een derde uit bedrijfskredieten. De impact van de crisis op bedrijven verschilt van sector tot sector. De Belgische banken hebben een relatief beperkt kredietbedrag uitstaan ten aanzien van de zwaarst getroffen sectoren.
De Belgische banken hebben zich, conform de prudentiële regelgeving, voorbereid op de verwachte stijging van de kredietverliezen als gevolg van de coronacrisis. In de eerste jaarhelft van 2020 werd ten belope van 2,1 miljard euro aan nieuwe voorzieningen aangelegd voor verwachte kredietverliezen in het kader van de coronacrisis. Die voorzieningen worden gebruikt om reserves aan te leggen tegen mogelijke toekomstige kredietverliezen. In juni 2020 bedroegen de totale voorzieningen die zijn opgebouwd voor de kredietportefeuille ongeveer 10,4 miljard euro.
Uit hun prognoses voor het volledige jaar 2020 blijkt dat de banken verwachten dat ze het bedrag aan voorzieningen voor het volledige boekjaar nog wat zullen verhogen. Het effectieve niveau van de te boeken verliezen zal afhankelijk zijn van de ernst en de duur van de recessie, maar ook van de kwaliteit en de snelheid van het daaropvolgende herstel.
Boven op de buffers die reeds zijn ingebouwd in de regelgeving voor de banken hebben de banken, de toezichthouders en de overheden ook een aantal initiatieven genomen om zo gepast mogelijk te reageren op de toekomstige stijging van de kredietverliezen, ook door te trachten om zo veel mogelijk harde faillissementen en wanbetalingen te vermijden.
10.03 Jan Bertels (sp.a): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord.
Het is belangrijk dat wij, samen met de Nationale Bank, die ook gewezen heeft op de goede kapitaal- en liquiditeitsbuffer van onze banken, daar regelmatig op wijzen, want in onze economische wereld en onze economie is het essentieel dat de bevolking en de bedrijven vertrouwen blijven hebben in onze banken. Wij moeten dus blijven zeggen dat wij de preventieve en prudentiële maatregelen nemen die nodig zijn om te vermijden dat onze banken kapseizen. Ik roep ook alle collega's op om dat te blijven zeggen. Wij nemen de nodige maatregelen en wij moeten die blijven nemen, zowel voor de banken als ter ondersteuning van de bedrijven, zodat zij hun investeringen en leningen respectievelijk kunnen blijven betalen en afbetalen.
L'incident est clos.
La présidente: La question n° 55009818C de Mme Fonck est transformée en question écrite.
11 Vraag van Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het Global Financial Stability Report van het IMF van april 2020" (55009824C)
11 Question de Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le Rapport sur la stabilité financière dans le monde d'avril 2020 publié par le FMI" (55009824C)
11.01 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Het recentste Global Financial Stability Report van het IMF komt tot een opmerkelijke vaststelling en aanbeveling. Volgens het IMF hebben de aandelenmarkten het toenemende aantal natuurrampen in de afgelopen vijftig jaar genegeerd en zijn er strengere maatregelen nodig om investeerders bewust te maken van de gevaren van de klimaatcrisis. Bedrijven zouden volgens het IMF moeten worden gedwongen om hun blootstelling aan klimaatrisico's bekend te maken, omdat een vrijwillige aanpak niet ver genoeg gaat. Dat suggereert dat beleggers mogelijk onvoldoende aandacht besteden aan de risico's van de klimaatverandering. Volgens het IMF zou op korte termijn de verplichte openbaarmaking van het risico op klimaatverandering gebaseerd kunnen zijn op wereldwijd overeengekomen principes. Op langere termijn moeten er standaarden voor de openbaarmaking van risico's op het gebied van klimaatverandering worden opgenomen in financiële overzichten die voldoen aan internationale standaarden voor financiële verslaggeving, aldus het IMF.
Hebt u kennisgenomen van dat rapport?
Wat zijn uw beoordeling, analyse en aanbevelingen van de passage over de gebrekkige incalculatie van natuurrampen en klimaatverandering in de aandelenkoersen in hoofdstuk 5?
Overweegt u stappen op nationaal, Europees of internationaal niveau om de aanbevelingen zo snel mogelijk te realiseren?
11.02 Minister Vincent Van Peteghem: U merkt het zelf terecht op dat de gevolgen van de klimaatsverandering op activiteiten en de vooruitzichten van bedrijven hoogst onzeker en uiteraard bijzonder moeilijk in te schatten zijn. Dat betekent natuurlijk niet dat die risico's moeten worden genegeerd. Het is daarenboven van belang dat beleggers over zo accuraat mogelijke informatie beschikken. Op die manier ontstaat natuurlijk wel een spanningsveld: het is een moeilijke evenwichtsoefening om zo precies mogelijke informatie te verschaffen over risico's die zeer moeilijk in te schatten zijn, zonder daarbij te vervallen in overdrijving of onderschatting.
De risico's mogen, zoals reeds gezegd, niet genegeerd worden en moeten op een of andere manier worden beschreven in de informatie die bedrijven publiek moeten maken. Dat kan volgens mij het beste internationaal geregeld worden, via de International Financial Reporting Standards (IFRS). Ook voor Europa is een taak weggelegd, aangezien de regels die bedrijven moeten volgen bij de opmaak van financiële verslagen vervat zijn in een richtlijn. De Commissie hield onlangs een consultatie over de herziening van de Non-Financial Reporting Directive en is momenteel de antwoorden op de consultatie aan het bestuderen. Een aanpassing en versterking van de bepalingen tot een echte rapporteringsvereiste is daarbij zeker en vast een optie. Het werk en de evaluatie zijn bezig, maar het blijft momenteel nog een work in progress.
11.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.
Ik ben blij dat u de problematiek in ieder geval au sérieux neemt. De klimaatverandering en de gevolgen ervan zijn niet enkel een humanitair probleem, maar houden ook een bijzonder financieel risico in. De banken zijn zich daarvan zeer bewust, wat ik kan opmaken uit een toelichting van Febelfin. De bankensector beseft dat er onvermijdelijk een drastische omslag naar een koolstofarme maatschappij aankomt en dat, hoe langer de maatschappij wacht met die transitie, des te steiler de transitie zal zijn en des te sneller alles zal moeten gebeuren. De banken zullen de financiële risico's daarvan moeten dragen. Daarom dringt de bankenwereld zelf ook aan op snelle actie.
Het is onze taak om de risico's in heel het financieel systeem bloot te leggen. Aanbevelingen, zoals van het IMF, kunnen daarbij helpen. Laten wij die dan ook ernstig nemen. Uit uw antwoord heb ik begrepen dat u dat doet, waarvoor dank.
L'incident est clos.
12 Vraag van Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De samenwerking van de FOD Financiën met de FOD's Justitie en Binnenlandse Zaken" (55009829C)
12 Question de Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La collaboration entre le SPF Finances et les SPF Justice et Intérieur" (55009829C)
12.01 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, wij weten dat heel wat belangrijke dossiers met een grote impact op de staatsfinanciën, de samenhang van de Belgische maatschappij en het vertrouwen in de rechtsstaat, zich bevinden op het snijpunt van de bevoegdheden Financiën, Justitie en Binnenlandse Zaken. Denk hierbij aan dossiers van fiscale fraude, belastingontwijking, witwassen, financiering van terrorisme enzovoort. De FinCEN Files brengen het belang van deze samenwerking opnieuw onder de aandacht.
Hierover heb ik de volgende vragen.
Ten eerste, welke prioriteiten ziet u in het algemeen om de samenwerking van Financiën, Justitie en Binnenlandse Zaken te verbeteren?
Ten tweede, in zijn antwoord op de voorlopige bevindingen van het Rekenhof ter voorbereiding van het eerste evaluatieverslag over de internationale automatische uitwisseling van fiscale gegevens dat werd opgesteld op verzoek van de Panamacommissie, stelde uw voorganger dat hij een overleg plande met de minister van Justitie om na te gaan hoe de samenwerking tussen de beide administraties op dat vlak kon worden verbeterd. Uit het antwoord van uw voorganger van 3 september bleek dat dit overleg nog niet had plaatsgevonden. Heeft u reeds een overleg over dit thema gepland? Wat zijn op dit vlak voor u de prioriteiten voor dit overleg? Zal u het uitblijven van de aangekondigde strafrechtelijke vervolgingen voor wie niet wilden regulariseren, hier agenderen?
Ten derde, bij de Belgische parketten werkt een zestigtal magistraten, gespecialiseerd in economische en financiële misdaad. Die krijgen hulp van dertig ambtenaren die werden gedetacheerd vanuit Financiën. Hoe evalueert u deze detachering? Zijn er verbeterpunten op het vlak van de samenwerking? Is er vanuit uw diensten of vanuit de parketten vraag naar een uitbreiding van deze samenwerking op het vlak van mensen of middelen?
Ten vierde, na de opsplitsing van de Directie Economische en Financiële Criminaliteit van de federale politie in 2014 en het verplaatsen van haar activiteiten naar de vijf grootste gerechtelijke politiediensten van ons land, met een beperkte centrale ondersteuning, was het de bedoeling dat deze diensten nieuwe gemengde onderzoeksteams zouden krijgen, waarin ze zouden samenwerken met belastingambtenaren en sociale inspecteurs om de grote fraudedossiers te onderzoeken.
Na vijf jaar vertraging werd in november 2019, een jaar geleden, een kaderakkoord ondertekend tussen Justitie, politie en Sociale Inspectiediensten voor de oprichting van de teams. Een akkoord met de belastingdiensten bleef echter uit. Wat is uw visie op de zin van deze gemengde onderzoeksteams? Deelt u de analyse dat de bijdrage van ambtenaren van de FOD Financiën aan dergelijke onderzoeksteams een meerwaarde zou zijn? Kunt u de reden van het uitblijven van het akkoord toelichten? Kunt u een tijdsbestek geven waarbinnen de belastingdiensten zullen deelnemen aan deze gemengde onderzoeksteams?
12.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vanbesien, ik deel uw mening dat grootschalige fraudedossiers, ongeacht of ze nu fiscaal, economisch of sociaal zijn, slechts met succes kunnen worden aangepakt als dit geïntegreerd gebeurt. Dergelijke dossiers zijn immers onlosmakelijk verbonden met criminele netwerken die wel geïntegreerd optreden en dat moeten wij dus ook doen. Lerend vanuit elke confrontatie met het gerecht en de administratie verfijnen deze protagonisten steeds hun werkmethode.
Belangrijk is dat in elk betrokken departement de juiste prioriteiten worden gehanteerd in de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Dit veronderstelt de juiste investeringen en een aangepaste personeelspolitiek inzake werving, retentievorming en dies meer.
Ik ben ervan overtuigd dat mijn collega's mijn mening hierover volmondig delen.
Vanuit die optiek was het een van de eerste beslissingen van deze regering om de leden van het Ministerieel Comité voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude aan te stellen en de bevoegdheid voor de coördinatie van de fraudebestrijding onder mijn bevoegdheid te centraliseren.
Een volgende stap, die ondertussen ook genomen is, is het opstarten van een College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude, dat nu de vraag heeft gekregen om die samenwerking, waarop wij toch heel veel nadruk willen leggen, te concretiseren met als resultaat een actieplan voor de fraudebestrijding. Het is wat voorbarig om nu reeds te zeggen wat in dat actieplan zal staan, maar het is evident dat de uitwisseling van informatie een belangrijk uitgangspunt zal vormen.
Tevens kan ik u nu reeds verzekeren dat de terbeschikkingstelling van gespecialiseerde fiscale ambtenaren bij de parketten, de federale politie en de SIOD sedert vele jaren positief wordt geëvalueerd.
We moeten dus verder werk maken van een echt geïntegreerd overheidsoptreden waarbij dubbel werk wordt vermeden. De effectiviteit en de efficiëntie van de gemengde onderzoeksteams zou enorm toenemen als ambtenaren hun kennis over het dossier kunnen overdragen. Het kaderakkoord tussen Justitie, politie en de Sociale Inspectiediensten is mij bekend en vormt een voorbeeld. Het is inderdaad niet logisch dat dit niet parallel voor de fiscale inspectiediensten is gebeurd. Dit toont des te meer aan dat de coördinatie van de fraudebestrijding een zeer belangrijke vooruitgang zal betekenen. Daarvan maken we de komende weken en maanden werk. We kijken ook uit naar het actieplan voor de fraudebestrijding dat het college aan het opstellen is.
12.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.
We verwachten allemaal heel veel van de strijd tegen fraude. Als we die strijd willen voeren en winnen, zullen we inderdaad de verschillende krachten van de overheid moeten bundelen en nauw moeten laten samenwerken. Laat ons er dan ook alles doen om die samenwerking te faciliteren en zo optimaal mogelijk te laten renderen. U hebt daarvoor in ons een grote partner.
L'incident est clos.
13 Vraag van Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De vooruitgang inzake de Europese FTT" (55009831C)
13 Question de Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les avancées concernant la TTF européenne" (55009831C)
13.01 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, in oktober 2019 kwam in de commissie voor Financiën de voortgang rond het Duits-Franse voorstel over de financiële transactietaks ter sprake. Er waren wat dat betreft een aantal belangrijke ontwikkelingen. Zo heeft in aanloop naar de bijeenkomst van de ministers van Financiën in maart de Duitse minister van Financiën Scholz in een brief aan zijn collega's meegedeeld dat hij ervan uitgaat dat een nieuwe bijeenkomst op ministerieel niveau zou helpen om een gemeenschappelijk compromis te vinden. Bovendien gaf hij in de commissie voor Financiën van de Duitse Bundestag ook te kennen dat hij het noodzakelijk minimumaantal landen om de versterkte samenwerking te beginnen, bij elkaar zou krijgen.
Daarenboven heeft een door de Duitse regering zelf besteld rapport aangegeven dat het voorstel van de Commissie uit 2013 eigenlijk veel zinvoller is dan het Frans-Duitse voorstel, dat een aantal verregaande problemen met zich brengt.
Mijnheer de minister, welke signalen heeft België sinds oktober 2019 aan Duitsland gegeven met betrekking tot het Frans-Duitse voorstel? Welk antwoord heeft België gegeven op de Duitse uitnodiging? Welk standpunt nam België in op het overleg op 16 en 17 maart?
Hoe staat België tegenover de Oostenrijkse kritiek, alsook tot de kritiek en de suggesties voor verbetering aangereikt in het rapport van het Institut für Weltwirtschaft?
Hoe verhoudt u zich tot de mogelijkheid om in het raam van het Europees meerjarig financieel kader de financiële transactietaks te introduceren als een van zogenaamde eigen middelen van de Europese Unie?
Wat werd er op de Europese top van 17 tot 21 juli afgesproken in verband met de financiële transactietaks?
Welke bijeenkomsten vonden er sinds 1 juli op Europees niveau plaats en welke zijn er nog gepland in verband met de uitrol van een financiële transactietaks? Welk standpunt zal België ter zake innemen?
13.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vanbesien, ik zal proberen kort en bondig op uw veelheid aan vragen hieromtrent te antwoorden.
De vorige bijeenkomst van de technische werkgroep inzake de financial transaction tax dateert van 12 november 2019. België heeft daaraan op een constructieve wijze deelgenomen, maar heeft wel gewezen op een aantal bezorgdheden van ons land, ten eerste, de belastbaarheid in het huidig voorstel van transacties door pensioenfondsen, ten tweede, de impact van de financial transaction tax op de taks op de beursverrichtingen en de economische impact voor de Belgische beurs door de delokalisatie van verschillende activiteiten naar bijvoorbeeld Nederland en Luxemburg, die niet deelnemen aan de versterkte samenwerking inzake de financial transaction tax en, ten derde, het uit het toepassingsgebied laten van de specifiek speculatieve transacties.
Er is geen officieel antwoord gegeven op de Duitse uitnodiging. Indien de Duitse minister van Financiën een ontmoeting organiseert met zijn collega's hieromtrent, zal ik vanzelfsprekend daaraan deelnemen. Door de uitbraak van de COVID-19-pandemie is de financial transaction tax niet meer behandeld op het overleg.
De Oostenrijkse minister van Financiën heeft recent te kennen gegeven dat hij terug wil naar het initiële voorstel van de Commissie van september 2011. Daarin werd gekozen voor een brede belastbare grondslag, die alle soorten financiële instrumenten omvat. Het Duitse rapport is vooral kritisch over het feit dat in het huidige voorstel de over-the-counterhandel en derivaten buiten de financial transaction tax zou vallen. Het rapport pleit ervoor ze aan een laag tarief onder het toepassingsgebied van de financial transaction tax te brengen.
Een brede heffingsgrondslag en een laag tarief maken de belasting minder marktverstorend. Het rapport zal ongetwijfeld nog ter sprake komen in de werkgroep versterkte samenwerking FTT en het toepassingsgebied van de financial transaction tax kan nog steeds worden gewijzigd. Tot op heden is hieraan nog geen technische of juridische uitwerking gegeven.
Het is dus voorbarig hieromtrent reeds een standpunt in te nemen. Er werden ook nog geen concrete afspraken gemaakt. Maar op het niveau van de Raad heeft het Duitse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie tot op heden nog geen initiatief genomen ter zake. Een volgende technische vergadering van de werkgroep versterkte samenwerking FTT is gepland op 29 oktober 2020. Zoals in het regeerakkoord werd vermeld, zal België daarin een constructieve rol spelen om de realisatie van het project te bevorderen.
13.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): De financiële transactietaks staat al jaren op de agenda als een instrument om speculatie tegen te gaan en een deel van de opbrengsten van activiteiten die op zich geen enkele economische meerwaarde betekenen voor onze maatschappij, af te romen. Ik begrijp dat de lobby daartegen sterk is en dat het niet eenvoudig is om de neuzen in dezelfde richting te krijgen. Daarom wil ik erop aandringen dat ons land zich toont als grote voorstander van de maatregel en dat ook duidelijk maakt aan onze Europese partners.
Het incident is gesloten.
14 Question de Benoît Piedboeuf à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le tax shelter et la portabilité des fonds" (55009837C)
14 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De taxshelter en de overdraagbaarheid van opgehaald kapitaal" (55009837C)
14.01 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le
Ministre, Cher Monsieur Van Peteghem, dans le cadre du Covid-19, le
gouvernement a introduit la portabilité des conventions sur d’autres projets
afin que les fonds levés sur des projets impactés par le corona puissent être
réalloués à d’autres. Seulement, cela ne concerne que les conventions signées
jusqu’au 12 mars 2020.
Autrement dit, si l’argent est levé sur un
projet aujourd’hui et que ce dernier ne peut se faire pour cause de pandémie,
on ne peut pas utiliser la portabilité. C’est précisément maintenant que le
secteur a besoin de celle-ci.
Les taux élevés de contamination dont la
presse fait grand bruit font fuir les producteurs étrangers. Ceux-ci annulent
alors la production en Belgique et vont les faire ailleurs.
Monsieur le Ministre, le secteur pourrait-il obtenir un report de cette mesure afin qu’elle soit valable jusqu’aux conventions signées au 31 décembre 2020?
14.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Piedboeuf, avant tout, je tiens à préciser que la portabilité en question a été introduite par le gouvernement précédent afin d'apporter une réponse rapide et adéquate à la crise du coronavirus. Cette portabilité est inscrite dans la circulaire 2020/C/72 du 25 mai 2020 au titre d'une des mesures qui devait faire l'objet d'une confirmation par arrêté royal de pouvoirs spéciaux pour faire face à la crise du COVID-19.
Cette mesure visait à rencontrer les difficultés auxquelles disait être confronté le secteur audiovisuel et des arts de la scène suite au confinement imposé à partir du 13 mars 2020.
Je constate que cet arrêté royal n'a pas été adopté. Dès lors, ces mesures prises par voie de circulaire deviennent sans objet.
Toutefois, en raison du principe de bonne administration, il n'est pas dans mes intentions de revenir, pour le passé, sur les situations visées par les mesures concernées. La portée de la circulaire est donc maintenue pour les conventions cadres telle qu'elle y est définie.
Comme vous le savez, les conséquences du COVID-19 restent d'actualité, notamment pour le secteur culturel. Je vais demander à mon administration d'examiner si et comment cette mesure peut être prolongée.
14.03 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, c'est parfait.
Je ne demandais pas plus. C'est simplement la prolongation du délai jusqu'au 31 décembre puisque, compte tenu de la situation, des spectacles sont annulés. Si nous n'autorisons pas la portabilité et le report des fonds, alors ils seront perdus pour tout le monde. Je vous remercie.
Het incident is gesloten.
15 Question de Benoît Piedboeuf à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La taxation étalée des plus-values" (55009838C)
15 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De gespreide taxatie van meerwaarden" (55009838C)
15.01 Benoît Piedboeuf (MR): Madame la
présidente, monsieur le ministre, le contribuable qui souhaite bénéficier de la
disposition de l'article 47 du C.I.R. 1992 doit effectuer, pour un montant égal
à la valeur de réalisation de l'immobilisation, des remplois utiles dans le
délai imparti. Le délai de remploi est un délai préfix. A défaut de remploi
intégral dans le délai, le solde de la plus-value non encore taxé est
imposable, outre le calcul d'intérêts de retard qui sont dus.
J'ai connaissance de plusieurs contribuables
dont l'échéance du remploi sur immeuble sera bientôt à terme mais qui à la
suite de la pandémie de COVID-19 a pris du retard dans la construction d'un
nouvel immeuble.
La doctrine autorisée nous enseigne que la
force majeure constitue une cause générale d'exonération en droit fiscal, qui peut
toujours être invoquée, même dans le silence de la loi. Le délai de remploi
prévu par l'article 47 du C.I.R. 1992 peut ainsi être prorogé en cas de force
majeure. La preuve du cas de force majeure allégué doit être rapportée par
celui qui s'en prévaut. La force majeure suppose une circonstance indépendante
de la volonté humaine que celle-ci n'a pu ni prévoir ni conjurer.
Monsieur le ministre, votre administration
sera-t-elle disposée à admettre la force majeure dans le cas décrit et la
prolongation du délai de remploi du nombre de mois d'immobilisation du chantier
? Etes-vous disposé à lui donner des instructions en ce sens ?
Ne conviendrait-il pas de formaliser cette mesure dans une loi COVID IV?
Compte tenu des circonstances, des prolongations sont-elles, là aussi, prévues?
15.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur le député, la notion de force majeure figure expressément en différents endroits du Code des impôts sur le revenu 1992.
Elle n'est pas reprise dans le cadre du régime de la taxation étalée des plus-values et du délai de réinvestissement qui lui est associé. Dès lors qu'aucune des trois "lois corona" des 29 mai, 23 juin et 15 juillet n'a prévu de prolonger ce délai et qu'aucune initiative législative n'est prévue en ce sens, il y a lieu de s'en tenir au texte légal.
15.03 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, je comprends au niveau légistique mais cela pose quand même un problème compte tenu des circonstances et du fait que parfois des remplois ne sont pas possibles dans les délais du fait de l'immobilisation de certaines entreprises.
Peut-être que j'interviendrai par rapport à cette situation dans une proposition pour qu'effectivement la crise corona que subissent notamment certaines entreprises de construction puisse avoir un effet sur la taxation des plus-values qui ne sont pas remployées dans le délai. Je vous remercie.
L'incident est clos.
- Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De bereikbaarheid van bankautomaten" (55009842C)
- Steven De Vuyst aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het gebrek aan bankautomaten" (55009915C)
- Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'accessibilité des guichets automatiques bancaires" (55009842C)
- Steven De Vuyst à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le manque de distributeurs de billets" (55009915C)
16.01 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, een bakker, een slager, een buurtwinkel, een krantenwinkel, we horen steeds vaker dat ze verdwijnen in de kleinere dorpen. Het is bijzonder jammer omdat er daardoor minder leven in die dorpen is. Dat geldt ook voor de bankautomaten. Steeds vaker hoort men dat het laatste filiaal van het bankkantoor wegtrekt en ook de bankautomaten sluiten. Dat zorgt voor problemen, in het bijzonder bij de wat oudere bevolking in onze gemeenten.
Dit thema is hier al vaker besproken. We weten dat ook de financiële sector doorheeft dat dit voor problemen zorgt. Febelfin werkt met de vier grootste banken in dit land aan een spreidingsplan. Men zou bankneutrale bankautomaten over het grondgebied installeren. Dat plan willen wij ten volle ondersteunen.
Wij vinden dat men zelf wat verder zou moeten gaan. Onze N-VA-fractie heeft al een wetsvoorstel ingediend om ervoor te zorgen dat er opnieuw cashautomaten of cashpalen zouden worden geplaatst in kleinere buurtwinkels zodat mensen toegang hebben tot cash geld wanneer dat nodig is.
Mijnheer de minister, u weet dat de vorige ministers dat plan van Febelfin voor een spreiding van de bankautomaten steunden. Steunt u dat ook? Hebt u al contact gehad met de banksector? Zult u initiatieven nemen om dat plan zo goed mogelijk te steunen, zodat er zo veel mogelijk leven in onze kleine dorpsgemeenschappen blijft?
16.02 Steven De Vuyst (PVDA-PTB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, in België en Vlaanderen hebben we te maken met een slinkende financiële dienstverlening. Steeds meer filialen hebben de deuren gesloten. Daarnaast zijn ook heel wat bankautomaten uit het straatbeeld verdwenen. Dat schept heel wat problemen, niet het minst voor het sociaal weefsel.
Het heeft ook een nefaste impact op de lokale handelaars, want mensen besteden het geld waar ze het kunnen afhalen. Het heeft ook een negatieve impact op de bewegingsvrijheid van oudere inwoners, die niet echt mee zijn met het digitale betaalverkeer en bestedingen daardoor gaan uitstellen en op die manier geïsoleerd raken van de dienstverlening, wat geen goede zaak is.
Het gebeurt niet alleen in plattelandsgemeenten, maar ook in verstedelijkte gemeenten. In Zelzate, en specifiek in Zelzate-West, vanwaar ikzelf afkomstig ben, wonen vijfduizend mensen samen en er zijn vele handelaars actief, maar er is geen enkele bankautomaat meer.
Men moet zich dus begeven naar de omliggende gemeenten, of naar het centrum. Dat centrum is in vogelvlucht op 2 kilometer verwijderd. Het probleem is dat er ook een heel moeilijke bereikbaarheid is. In de specifieke context van Zelzate: de brug staat twintig keer open per dag, maar bij een heen- en terugbeweging is men soms een halfuur of een uur onderweg om geld op te nemen. Als wij willen evolueren naar een vijftienminutengemeente, waar binnen die straal van vijftien minuten alle noodzakelijke dienstverlening voorhanden is, moet daar toch een oplossing voor gevonden worden.
Daarom, mijnheer de minister, wil ik u wijzen op uw politieke verantwoordelijkheid om de grootbanken aan te sporen zo snel mogelijk werk te maken van een fijnmazig netwerk van bankautomaten, zodat de dienstverlening opnieuw op peil kan worden gebracht. Dat geldt vooral voor Belfius, omdat de overheid daar nog altijd een belangrijke vinger in de pap heeft. De dienstverlening moet opnieuw worden opgekrikt. Als iedereen meegenomen wordt, kan dat ervoor zorgen dat de lokale handelaars in heel veel steden en gemeenten opnieuw een perspectief krijgen.
16.03 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Loones, mijnheer De Vuyst, over dit heel specifieke dossier heb ik nog geen contact gehad met Febelfin of met de grootbanken, maar ik ben uiteraard van plan dat overleg in te plannen. Ik zal u zeker op de hoogte houden van de evolutie dienaangaande.
Voor de stand van zaken van het spreidingsplan verwijs ik naar de jongste berichten hierover. Het samenwerkingsproject van de vier grootbanken moet ervoor zorgen dat 95 % van de bevolking in België een geldautomaat ter beschikking heeft op een afstand van maximaal 5 kilometer. Dit moet ervoor zorgen dat elke Belgische consument en handelaar een gemakkelijke en veilige toegang krijgt tot geldopnames of geldstortingen. De eerste toestellen zouden reeds in werking worden gesteld midden 2021, gevolgd door een verdere gefaseerde uitrol. Dit project zou aldus een passend antwoord bieden op de noden van onze maatschappij, die in een sneltreinvaart verder digitaliseert.
Ik zal mij uiteraard ook inzetten om de omstandigheden te creëren om de uitrol van dit project te faciliteren. Cashgeld is vandaag immers nog een belangrijk betaalmiddel. Maar de overheid kan ook niet blind zijn voor het afnemend belang van cashgeld in de samenleving en zal zeker ook initiatieven moeten nemen om het digitaal betaalverkeer verder te stimuleren en de digitale geletterdheid bij alle lagen van de bevolking verder te ontwikkelen.
Het regeerakkoord voorziet daar ook in. Dit moet er zeker toe leiden dat alle bevolkingssegmenten mee zijn in de samenleving die op alle vlakken verder digitaliseert.
Ik ben zeker van plan om overleg te plegen over deze specifieke vraag, maar er is al een spreidingsplan. Ik denk dat we ook moeten kijken naar de verdere digitalisering.
16.04 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, dank u wel.
U stelt terecht dat cash nog altijd een belangrijk betaalmiddel is. Het is inderdaad logisch dat wij een beleid voeren dat digitaal betalen zal stimuleren, maar een pro-digitaal beleid moet geen anti-cash beleid zijn. Ik hoor in uw antwoord dat u de relevantie van beide blijft inschatten. Het is belangrijk dat dit vandaag als referentiepunt werd bevestigd.
U had het ook over het spreidingsplan. We zullen daar moeten kijken naar meer fijnmazige oplossingen. Ik kom zelf uit een gemeente waar er in een zeer toeristische kern, Sint-Idesbald, een hele tijd geen bankautomaat was. De gemeente heeft zelf een akkoord moeten sluiten met en moeten betalen aan de bank om daar opnieuw een cashautomaat open te houden. Er zijn binnen een straal van vijf kilometer wel automaten, maar die oplossing is niet fijnmazig genoeg voor dergelijke kern. Ik ben er zeker van dat u die argumenten wel mee zult nemen of toch zult delen.
Ten slotte is er de oproep om toch een blik te werpen op ons wetsvoorstel om de cashpalen in buurtwinkels opnieuw mogelijk te maken. Dit dossier was bijna rond onder de Zweedse regering die om één of andere reden zeer plots tot een einde is gekomen. Dit was één van de dossiers die daardoor niet konden worden afgesloten, maar het is nu misschien het moment om dat weer op te pikken.
16.05 Steven De Vuyst (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord.
U haalt aan dat er meer inspanningen moeten gebeuren om mensen mee te krijgen in het digitaal betaalverkeer. Dat is correct. Wij verzetten ons niet tegen verdere digitalisering, maar iedereen moet wel mee kunnen. De dienstverlening moet intact blijven, want zoals gezegd leven wij nog altijd niet in een cashloze maatschappij.
In de context van Zelzate-West gaat het om vijfduizend mensen en heel veel handelaars die daar actief zijn, en die merken daar wel de nadelen van. U spreekt over het lokalisatieplan. De vier grootbanken hebben inderdaad een consortium opgericht waarin ze alle bankautomaten zouden steken volgens een nieuw lokalisatieplan. Het gevaar is natuurlijk dat het louter uittekenen van een actieradius van vijf kilometer niet de oplossing zal zijn.
Er moet natuurlijk ook met de bereikbaarheidscriteria rekening worden gehouden. De toegang tot de bankautomaten moet ook worden bekeken door een maatschappelijke en een sociale bril. Om die reden willen wij u als minister van Financiën ertoe aansporen de banken daarop attent te maken, zodat zij rekening houden met de dienstverlening ten aanzien van de bevolking.
Immers, als belastingbetalers zijn wij in 2008 allen bijgesprongen om het banksysteem te redden van een financieel-economische ravage. Daar mag ook wel wat return on society tegenover staan. Ik hoop dat u daarvan werk maakt. Concreet hoop ik ook dat u ervoor zorgt dat de inwoners van Zelzate-West kunnen beschikken over althans één bankautomaat. Eén bankautomaat voor vijfduizend inwoners en in de nabijheid van een handelskern is geen overbodige luxe.
Het incident is gesloten.
De voorzitster: Mevrouw Depoorter is niet aanwezig voor haar vraag nr. 55009871C, waardoor die vraag vervalt.
17 Question de Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le volet fiscalité du tableau budgétaire remis par le gouvernement" (55009900C)
17 Vraag van Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het fiscale luik van de door de regering overgelegde begrotingstabel" (55009900C)
17.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, lors de son installation, le gouvernement a remis à la Chambre un – très maigre – tableau budgétaire, avec quelques chiffres. Dans la partie sur l’effort à réaliser, le volet des recettes fiscales, qui vous concerne, représente 30 % du total et comprend les postes suivants (montants à l'échéance 2024): transposition de la directive e-commerce: 270 millions d'euros; Digi Tax: 100 millions d'euros; taxe OCDE: 300 millions d'euros; TVA et accises sur le tabac: 480 millions d'euros; non-indexation des dépenses fiscales: 66 millions d'euros.
Monsieur le ministre, quelles autres recettes fiscales sont-elles envisagées par le gouvernement sans figurer dans ce tableau? Pouvez-vous confirmer que les 270 millions de la transposition de la directive e-commerce consistent en une hausse de la TVA à payer par les consommateurs belges?
Dans les 480 millions d'euros du poste "TVA et accises sur le tabac", quel est le montant négatif qui correspond à la réduction de la consommation de tabac – je suppose que c’est le but premier de cette augmentation de taxe?
Pouvez-vous fournir les documents, calculs et tableaux liés à la confection de ce tableau budgétaire pour les postes qui sont de votre compétence – recettes fiscales, lutte contre la fraude fiscale, fin de l’amnistie, etc?
17.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, le tableau budgétaire reflète les mesures déjà définitivement décidées par le gouvernement. Par définition, la TVA est un impôt final à charge des consommateurs. Il est évident que la recette en matière de TVA de 270 millions d'euros relative à la directive e-commerce concerne la consommation finale réalisée en Belgique selon la législation en matière de TVA.
Les 480 millions en matière d'accises et TVA sur le tabac sont un objectif à atteindre. Le but est que la mesure soit conçue de manière à avoir un impact net sur les recettes, c'est-à-dire qu'un impact négatif prévisible sur la consommation devra être pris en compte. La mesure doit encore être élaborée en détail pour 2024.
Je ne vous cacherai pas qu'il existe un certain nombre de mesures qui sont l'expression d'une action à entreprendre, comme la mesure sur le tabac, ainsi que pour la lutte contre la fraude fiscale. L'administration doit maintenant élaborer des mesures pour atteindre cet objectif. Nous en discuterons sans aucun doute davantage au moment du débat sur le budget et la loi-programme.
17.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, tout d'abord, je voudrais insister sur ma dernière question. Je la rappelle: pouvez-vous fournir les documents, calculs et tableaux liés à la confection de ce tableau budgétaire pour les postes qui relèvent de votre compétence? J'aurais aimé les recevoir sinon physiquement par e-mail, comme votre secrétariat l'a déjà fait par le passé.
Pour le reste, vos réponses me semblent intéressantes puisque vous me dites que le tableau ne reflète que les mesures déjà définitivement décidées. Effectivement, je suppose que des mesures comme la taxe sur "les épaules les plus larges" n'y sont pas reprises. Donc, ce tableau est incomplet. Vous nous dites aussi que la hausse de TVA devant rapporter 270 millions (Directive e-commerce) sera bien supportée par les consommateurs belges. Nous retenons que c'est bien la population qui payera des taxes qui sont injustes, même si on peut défendre un tel type de directive.
En ce qui concerne la taxe sur le tabac, vous nous dites que l'objectif est de 480 millions, soit près d'un demi-milliard d'euros par an à partir de 2024. Ceci constitue l'impact net sur les recettes. Cela signifie que des gens vont réduire leur consommation. Donc, le montant brut est, lui, plus élevé que ce demi-milliard d'euros. Nous sommes là en présence de taxes assez fortes. Évidemment, il s'agit d'une mesure prise sous la bannière de la lutte en faveur de la santé. On peut comprendre, mais 480 millions d'euros, monsieur le ministre, n'est-ce pas quelque peu exagéré? Je ne vous pose pas la question, parce qu'on ne va pas recommencer un nouveau tour, mais on peut en tout cas se la poser.
L'incident est clos.
18 Vraag van Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De rol van BNP Paribas in de klimaat- en biodiversiteitscrisis" (55009910C)
18 Question de Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le rôle de BNP Paribas dans la crise du climat et de la biodiversité" (55009910C)
18.01 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): De Belgische Staat is met bijna 8 % van de aandelen de grootste aandeelhouder van BNP Paribas, met de hierbij horende vertegenwoordiger in de raad van bestuur en impact op de agenda van de aandeelhoudersvergaderingen. Het is algemeen geweten dat de wereld, naast de coronacrisis, wordt geconfronteerd met een andere, dubbele crisis, namelijk de klimaatcrisis en de biodiversiteitscrisis. Deze crisissen kunnen alleen worden opgelost wanneer de globale financiële stromen in een richting gestuurd kunnen worden die een wereldwijde klimaatneutraliteit mogelijk maakt en die ecosystemen versterkt in plaats van uitholt.
Het is dan ook verontrustend dat BNP Paribas, ondanks enkele positieve stappen in sommige afdelingen, volgens heel wat rapporten een belangrijke rol blijft spelen bij de financiering van de fossiele sector en de ontbossing van het Amazonewoud. Zo bleek vorig jaar uit het rapport Dirty Dozen Companies Driving Deforestation dat BNP Paribas een van de belangrijkste financiers is van ondernemingen die verantwoordelijk zijn voor de ontbossing van het Amazonewoud en de Cerrado. Na de ontbossings- en bosbrandcijfers van deze zomer en de ene na de andere wetenschappelijke studie die erop wijst dat het Amazonewoud bijna op het punt is gekomen waarin het in een zelfvernietigende spiraal terechtkomt, het zogenaamde tipping point, lijkt dergelijke financiering onwenselijker dan ooit.
Hetzelfde geldt voor de financiering van olieontginning en -transport in de Peruviaanse en Ecuadoraanse gebieden waar de Amazone ontspringt. Hierin speelt BNP Paribas ook een belangrijke rol volgens een recent rapport van onder meer Amazon Watch. Het rapport Banking on Climate Change bevat dit jaar wat betreft het klimaat eveneens verontrustende cijfers over de fossiele financiering door BNP Paribas. Hierover had ik u reeds een aantal meer gedetailleerde schriftelijke vragen bezorgd.
Hoe ziet u de rol van België als grootste aandeelhouder in het beleid van BNP Paribas op het vlak van klimaat, biodiversiteit en bescherming van de Amazone?
Welke stappen zal u op dit vlak zetten?
18.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vanbesien, de FPIM en BNP Paribas onderhouden regelmatig en voortdurend contact over verschillende belangrijke onderwerpen met betrekking tot het beheer van BNP Paribas, dus zeker ook over klimaatgerelateerde vraagstukken.
Als u vraagt welke rol we daarin zien, dan zal de FPIM uiteraard verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van een gecoördineerde, duurzame en ambitieuze beleggings- en investeringsstrategie. Een van de doelstellingen zal natuurlijk zijn om de investeringen in fossiele energiebronnen en brandstoffen geleidelijk te verminderen. Dat is volledig in overeenstemming met de keuzes die door de Europese Investeringsbank werden vastgelegd.
18.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik ken de intenties van de Europese Investeringsbank en de FPIM, maar BNP Paribas lijkt daarin toch een beetje een losgeslagen schip.
De rol van financiers is cruciaal voor wat er gebeurt in de wereld. Het belang van het Amazonegebied is voor iedereen bekend. Het beleid van president Bolsonaro, toch een vrij arrogant man, maakt de problematiek alleen maar erger.
We hebben weinig tot geen invloed op het beleid van de heer Bolsonaro, maar we hebben wel invloed op het beleid van BNP Paribas. We zouden die invloed toch moeten hebben. We zijn de grootste aandeelhouder. Als men ingedeeld wordt in een clubje dat de Dirty Dozen Driving Deforestation of the Amazon wordt genoemd, dan bekt dat wel leuk maar dat is geen clubje waarvan men graag lid wil zijn.
Mijnheer de minister, laat ons de invloed die we bij de bank hebben zoveel mogelijk gebruiken. Als we dat niet doen, waarom zouden we de participatie in de bank dan nog behouden?
L'incident est clos.
19 Vraag van Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De OESO-onderhandelingen over de belastingontwijking door multinationale ondernemingen" (55009911C)
19 Question de Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les négociations à l'OCDE relatives à l'évasion fiscale opérée par les multinationales" (55009911C)
19.01 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, sinds enige tijd wordt er binnen het Inclusive Framework van de OESO onderhandeld over de aanpak van de fiscale uitdagingen in een digitale economie, wat gebeurt onder het mandaat van de G20 en de G7. Aangezien 137 landen lid zijn van het Inclusive Framework, kan het slagen van die onderhandelingen een enorme impact hebben op de inperking van de wereldwijde belastingontwijking. De onderhandelingen over twee ons welbekende pijlers, met name het bepalen van de locatie waar een multinational belastingen betaalt enerzijds en het vastleggen van een minimumbelasting anderzijds, volgden een ambitieus tijdskader, waarbij erop gemikt werd om nog dit jaar te landen.
Afgelopen zomer reeds ondervroeg ik uw voorganger over de impact van de houding van de Amerikaanse regering-Trump op de voortgang van het onderhandelingsproces en de mogelijkheden tot Europese actie wanneer de OESO-onderhandelingen niet zouden slagen.
Mijnheer de minister, vandaag wil ik u enkele vragen stellen over de inhoud en de richting van die onderhandelingen.
Ten eerste, zowel inzake de eerste als de tweede pijler lijkt het nog niet geheel duidelijk hoe de eventuele uitkomst van de onderhandelingen zal worden geconcretiseerd. Ziet het ernaar uit dat men op de goede wil van de deelnemende landen zal rekenen, of zal een en ander via een of meerdere nieuwe internationale fiscale verdragen worden vastgelegd? Wat is het Belgische standpunt daarin?
Ten tweede, inzake de tweede pijler, naar welk minimumniveau van taxatie zal men gaan? Denkt u dat 12,5 % haalbaar is? Wat is de positie van ons land in dezen?
Ten derde, zullen er betreffende de tweede pijler in uitzonderingen worden voorzien om onder dat minimumniveau te gaan? Zo ja, welke? Wat is de positie van ons land daarin? Mochten er uitzonderingen komen, hoe zal worden verhinderd dat zij het hele systeem ondergraven? Hoe verhoudt België zich daartegenover?
Tot slot heb ik enkele meer algemene vragen over de vorderingen. Bent u tevreden over hetgeen nu op de OESO-onderhandelingstafel ligt?
In welke mate zijn de Europese onderhandelingen over een alternatief bij het falen van de OESO-onderhandelingen voortgeschreden, gelet op de Franse uitlatingen na de recentste G20-top?
19.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vanbesien, bedankt voor deze alweer uitgebreide lijst vragen die ik mag ontvangen. Zoals het er nu naar uitziet, zal een politiek akkoord over de twee pijlers zowel op nationaal niveau, door middel van de nationale belastingsregels, als op internationaal niveau moeten worden uitgevoerd.
Voor pijler 1, waarbij er eigenlijk een nieuwe belasting wordt ingevoerd, gaat het over de nationale regels voor de identificatie van de belastingplichtigen, de berekening van de belasting, de aangifte en controle en de vermijding van dubbele belasting.
Voor pijler 2 zullen nationale regels nodig zijn om winst die in het buitenland niet of onvoldoende werd belast alsnog in België te kunnen belasten.
Met betrekking tot uw vragen zal voor beide pijlers een modelwetgeving worden uitgewerkt waaraan de staten zich moeten houden. Op internationaal niveau zal wellicht gewerkt worden met een nieuw multilateraal verdrag waarin de internationale regelgeving zal worden opgenomen, samen met een gezamenlijk overeengekomen toelichting en bindende richtlijnen. Dit nieuwe verdrag zal voorrang hebben op bestaande bilaterale belastingsverdragen en België steunt deze aanpak ten volle.
Met betrekking tot uw tweede vraag is het minimumtarief dat de regels van pijler 2 activeert tot op heden nog niet vastgelegd. Waarschijnlijk zal dat tarief zich situeren tussen 10 en 15 %. België kan zich hierin vinden aangezien het tarief niet zal worden afgezet tegen de nationale nominatieve tarieven maar wel tegen de effectieve belastingtarieven, berekend op basis van de effectief geheven belastingen.
Met betrekking tot uw derde vraag worden in de huidige stand van zaken een aantal entiteiten uit het toepassingsgebied van pijler 2 gesloten. Het gaat daarbij onder meer over collectieve beleggingsinstellingen, pensioenfondsen, overheidsentiteiten, internationale overheidsorganisaties en vzw's. Deze worden uitgesloten omwille van de finaliteit van hun activiteiten, ze zijn zonder winstoogmerk of van algemeen belang, of omwille van het feit dat niet de entiteit maar de begunstigden normaal gezien op hun inkomen worden belast, zoals ook pensioenfondsen, collectieve beleggingsinstellingen en dies meer.
België steunt ook deze aanpak.
Ik blijf ervan overtuigd dat de uitdagingen op het vlak van belastingen ten gevolge van de digitalisering van de economie best op een globale en gecoördineerde wijze worden aangepakt, bij voorkeur op het niveau van het Inclusive Framework. Indien een akkoord op dat niveau niet mogelijk zou zijn, moet er uiteraard gestreefd worden naar een gecoördineerde aanpak op het Europese niveau.
Met betrekking tot uw algemene bemerkingen, zal België, zoals in het regeerakkoord vermeld staat, constructief meewerken aan een internationale oplossing. België is in het algemeen tevreden met het voorstel dat nu op de onderhandelingstafel van het Inclusive Framework ligt, zowel over pijler 1 als pijler 2. Het voorstel vormt een solide basis voor een politiek akkoord.
De leden van het Inclusive Framework zijn ook van oordeel dat een politiek akkoord over beide pijlers mogelijk is tegen midden 2021. Zij zullen hiervoor al het nodige doen. Om die reden is het ook aangewezen om pas op het Europese niveau in actie te komen indien een dergelijk akkoord uitblijft. België gaat er ook van uit dat de Commissie tegen dan concrete voorstellen zal doen en een ontwerp van richtlijn hieromtrent op tafel zal leggen.
19.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.
Persoonlijk heb ik een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Dit initiatief van de OESO is daarin heel belangrijk. Het is stuitend hoe een aantal multinationals ervoor kan zorgen dat ze keer op keer door de mazen van het net glippen, maar dat kan alleen maar omdat wij dat met z'n allen toelaten.
We kunnen dit enkel aanpakken door de ongepaste fiscale concurrentie tussen de verschillende landen te stoppen. Ik hoop dus echt dat we hier een doorbraak kunnen forceren, liefst met de OESO tegen midden 2021, indien niet met de Europese Unie. We zullen hierover nog wel af en toe van gedachten wisselen in de komende maanden.
L'incident est clos.
20 Vraag van Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De rol van het Verenigd Koninkrijk als financieel centrum van de EU na de Brexit" (55009912C)
20 Question de Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le rôle du Royaume-Uni comme centre financier de l'UE après le Brexit" (55009912C)
20.01 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, hoogleraar Koen Schoors schreef in een recent opiniestuk, ik citeer: "We moeten ons geen illusies maken over de intenties van premier Boris Johnson na de Brexit. De strategie van de UK is een vrijbuiter te worden aan de grens van de Europese Unie. In de Europese Unie voor financiële zaken, maar net buiten de greep van Europese financiële regulering en het gerecht. Als we dit laten gebeuren, krijgen we opnieuw een race naar de bodem, waarbij lidstaten om ter snelst de rode loper uitrollen voor de wereldwijde vetpotten van corruptie, belastingontduiking, criminaliteit en terrorisme. De conclusie is evident. Als de UK buiten de Europese Unie wil gaan staan, kan het niet langer het financiële centrum van de Europese Unie zijn. De settlement en de clearing van alle financiële transacties in euro moeten volledig in de Europese Unie plaatsvinden, want welke regels je met de Britten ook afspreekt, je kan ervan uitgaan dat ze er zich niet aan houden."
Het is inderdaad geen geheim dat de huidige regering van het Verenigd Koninkrijk een aantal leden telt die weinig heil zien in een voldoende gereguleerde financiële sector. De recente stappen die de regering-Johnson heeft genomen om terug te komen op de slechts enkele maanden eerder onderhandelde withdrawal agreement wat betreft Ierland, wekt bovendien de vrees dat eventuele afspraken die met de UK zouden worden gemaakt om de Britse financiële sector aan soortgelijke regels en rechtspraak te onderwerpen als hun tegenhanger in de Europese Unie, in de praktijk weinig zouden betekenen.
Wat is de huidige stand van zaken in de onderhandelingen betreffende de financiële diensten? Hoe beoordeelt u die huidige stand van zaken? Bent u ook van mening dat de settlement en de clearing van alle financiële transacties in euro volledig binnen de Europese Unie moeten plaatsvinden? Welke voorbereidingen zijn er al getroffen om de race naar de bodem die de heer Schoors schetst te vermijden, zowel in een deal- als in een no-dealsituatie van de Brexit? Welke stappen zullen er nog worden gezet en welke stappen acht u noodzakelijk daaromtrent?
20.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Vanbesien, eind dit jaar loopt de brexittransitieperiode af. Op dat moment zal ook het Europees paspoort verdwijnen, op basis waarvan financiële instellingen uit het Verenigd Koninkrijk diensten konden aanbieden in de Europese Unie en dit ongeacht of er een akkoord kan worden gevonden over de toekomstige relatie tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk. Financiële diensten as such maken geen deel uit van de onderhandelingen. De eventuele toegang van de financiële instellingen uit het Verenigd Koninkrijk in de EU zal dan ook afhangen van Europese equivalentiebesluiten waarover niet wordt onderhandeld, maar waarover autonoom wordt beslist door respectievelijk de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, en in mindere mate ook van nationale wetgeving.
Binnen het hoofdstuk Ordehandhaving en Justitiële Samenwerking van de brexitonderhandelingen worden er wel onderwerpen besproken die relevant zijn voor het domein van de financiële diensten. Zo dringt de Europese Unie aan op een blijvende en verregaande samenwerking met het Verenigd Koninkrijk in de strijd tegen het witwassen van geld. Voorts is het essentieel dat de Europese Unie vasthoudt aan haar hoge standaarden in het domein van de financiële diensten en de integriteit van de single market beschermt, om precies een race to the bottom te vermijden. Na de Brexit moeten nationale en Europese regelgevers en toezichthouders echter ook met het Verenigd Koninkrijk blijven samenwerken, daar Londen allicht nog voor enige tijd het enige globale, financiële centrum in Europa zal blijven.
Tot zover een antwoord op uw vier vragen.
20.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord.
De Brexit zal voor ons land op vele vlakken een probleem creëren, ook voor de financiële markten. Twee weken geleden hebben wij de hoorzitting gehad met de onderzoeksjournalisten van de FinCEN Files. Ook zij wijzen naar het Verenigd Koninkrijk als een plaats waar op dit ogenblik malafide praktijken als het gebruik van schermvennootschappen weinig in de weg wordt gelegd. Laten we ons hiervan bewust zijn en laten we met de nodige aandacht de evolutie in het Verenigd Koninkrijk volgen. Laten we proberen ervoor te zorgen dat we clearing en settlement van transacties in euro binnen de Europese Unie houden, want dat zal de zaken toch al iets minder complex maken.
L'incident est clos.
21 Vraag van Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De onderwerping van aanbieders van bewaarportemonnees aan de AML-wetgeving" (55009988C)
21 Question de Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'assujettissement des fournisseurs de portemonnaies de valeurs à la législation LBC" (55009988C)
21.01 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, er zijn veel vragen vandaag. Dat is het gevolg van het feit dat het regeerakkoord redelijk vaag is. Er zijn zelfs veel vragen van Parlementsleden van meerderheidspartijen die blijkbaar ook niet zeker weten wat nu precies is afgesproken. Dat zijn dan vaak vragen over zeer grote dossiers zoals de digitaks, de minimale belasting, de tabakstaks of de financiële transactietaks. Het is mij opgevallen dat er veel vragen over belastingen waren. Daarover moet blijkbaar wel wat te doen zijn in uw regering.
Ik heb vragen over een aantal kleinere thema's, die dichter bij de mensen staan. Daarstraks was er een vraag over de bankautomaten. Ik heb het over blockchaintechnologie voor een specifieke doelgroep. Dat is technologie die wordt gebruikt niet alleen voor het maken van digitale munten of cryptomunten, maar ook voor heel wat andere zaken. Via het internet of things bijvoorbeeld kan men de geprogrammeerde ijskast, waarbij de temperatuur in een toepassing wordt opgeslagen, via de bewaarportefeuille koppelen aan de plaatsing van bestellingen in winkels. Er is ook gametechnologie waarbij men zaken kan ruilen. Daarvoor wordt een klein stukje valuta op een bewaarportefeuille bewaard. Dat is allemaal zeer technisch.
Waarover gaat het nu? De vele jongeren die thuis op hun computer zitten te spelen, zullen nu aan een hele regelgeving worden onderworpen, omdat men bijna veronderstelt dat zij geld aan het witwassen zijn doordat ze een klein stukje financiële reserve op een bewaarportefeuille plaatsen om in hun computerspelletje dingen te kunnen ruilen. Dat kan de bedoeling niet zijn.
Mijnheer de minister, wat is uw mening daarover? Denkt u ook dat we groot moeten zijn wanneer we inzetten op de strijd tegen grote fraude maar pragmatische oplossingen voor die technologie, die zeer belangrijk is in West-Vlaanderen en andere delen van Vlaanderen, moeten zoeken, zodat ze voluit kan renderen en bloeien?
21.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Loones, ik vind het grappig dat u zegt dat u kleinere thema's bespreekt die dichter bij de mensen liggen en dan begint over blockchaintechnologie en bewaarportefeuilles. Ik begrijp uiteraard uw vraag, want het is een belangrijk element voor de toekomst.
De beslissing om alle aanbieders van bewaarportefeuilles aan de AML-regelgeving te onderwerpen is, op Europees niveau genomen bij de uitwerking van de vijfde AML-richtlijn. Daarbij werd geen onderscheid gemaakt in het risiconiveau van de activiteiten die aanbieders van bewaarportefeuilles verrichten.
De Europese Commissie volgt trouwens een gelijkaardige benadering in haar ontwerpverordening met betrekking tot markten voor cryptoactiva, waarin zij identieke regels oplegt, zonder onderscheid, aan alle partijen die diensten voor het bewaren en het beheren van cryptoactiva aanbieden.
Het onderwerpen van aanbieders van bewaarportefeuilles aan de AML-regelgeving is precies bedoeld om het probleem van de anonimiteit van transacties in virtuele munten op te lossen. Het zou dus onlogisch zijn de regels voor cliëntenidentificatie aan te passen of een drempel in te voeren vanaf wanneer de regels pas van toepassing zijn.
De AML-regelgeving is gebaseerd op het fundamentele beginsel van risicogebaseerde benadering. Die benadering houdt in dat de onderworpen entiteiten waakzaamheidmaatregelen moeten hanteren in verhouding tot de risico's waaraan zij blootgesteld zijn. Zo zullen dus aanbieders van bewaarportefeuilles van de door u aangehaalde verrichtingen het niveau van hun waakzaamheidmaatregelen kunnen aanpassen aan de omvang van de geïdentificeerde risico's.
21.03 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, dank u wel voor uw antwoord.
Niet iedereen hoeft noodzakelijk te weten hoe worsten gedraaid worden, zolang wij allemaal maar lekkere worsten kunnen eten. Het is niet omdat het aangehaalde dossier zeer technisch is, dat het ver van ons af staat. Ik hoef u dat niet te zeggen. Ik denk bijvoorbeeld aan een dossier als de btw op e-commerce. Dat is een technisch dossier maar heeft wel een zeer concrete reële impact heeft.
Ik dank u ook voor uw voornemen dat u daar nu al en ook later aandacht aan besteedt, opdat de machinerie goed zou draaien, jonge gasten met hun computerspelletje kunnen spelen en blockchaintoepassingen die in de toekomst ontwikkeld worden, zeker zullen renderen.
Het is een droom in de zetel te kunnen zitten, terwijl de machinerie zelf de bestellingen plaatst, terwijl wijzelf niet meer naar de winkel moeten crossen. Dan hebben wij opnieuw wat extra tijd om het gras te maaien, tenzij dat ook automatisch kan gebeuren, maar dat zien wij dan wel.
Het incident is gesloten.
22 Question de Florence Reuter à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La réduction de la TVA à 6 % pour la construction d'habitats inclusifs solidaires" (55010059C)
22 Vraag van Florence Reuter aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De verlaging van de btw tot 6 % voor de bouw van inclusieve solidaire woningen" (55010059C)
22.01 Florence Reuter (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, ma question porte effectivement sur le logement adapté pour les personnes victimes de handicap. Il existe différents lieux de vie pour ces personnes, comme les services résidentiels institutionnels et le domicile familial de proches parents. Mais pourtant, le manque de logements est criant.
À l'heure actuelle, de nouveaux modèles de logements adaptés voient le jour: les habitats inclusifs solidaires, destinés à des personnes présentant une déficience intellectuelle légère à modérée. Cela répond à la demande de ces personnes de pouvoir avoir plus d'autonomie, sans être totalement isolées.
Monsieur le ministre, dans l'accord de gouvernement, une analyse de la réglementation sociale et fiscale de plusieurs types d'habitation, notamment les cohabitations intergénérationnelles, est prévue. Pensez-vous que cette analyse puisse être étendue aux habitations spécialisées pour personnes porteuses d'un handicap?
Également dans l'accord de gouvernement, un taux de TVA réduit à 6 % est prévu pour les démolitions-reconstructions de logements sociaux. D'après vous, même si je ne vous demande pas de vous prononcer clairement au nom du gouvernement, est-il envisageable d'élargir la réflexion pour la construction de ce nouveau type d'habitat adapté aux personnes porteuses d'un handicap? Cela pourrait être une réponse à ce manque criant de logements adaptés. Je vous remercie.
22.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la députée, le concept d'habitat inclusif solidaire n'est actuellement pas connu en tant que tel dans la réglementation TVA. Un logement dans lequel des handicapés habitent de façon solidaire peut déjà être construit ou acquis avec application du taux réduit de TVA de 6 % si les conditions du régime du taux réduit de TVA pour les logements privés pour handicapés sont remplies.
Il s'agit de trois conditions. Cette réglementation requiert d'abord que le logement soit livré à ou construit par une instance intermédiaire, qui le met ensuite à disposition sur la base d'un contrat de location. Ensuite, ces bâtiments d'habitation doivent être spécifiquement adaptés afin de pouvoir être utilisés comme logements privés par ces personnes handicapées. Enfin, les personnes handicapées doivent bénéficier d'une intervention d'un fonds ou d'une agence reconnue par l'autorité ou l'instance compétente.
Vous faites référence à des personnes présentant une déficience intellectuelle légère à modérée. Dans la mesure où, pour ces personnes, le logement ne doit pas être spécifiquement adapté, ces habitations ne peuvent entrer en considération pour l'application d'un taux réduit de TVA.
Je suis, néanmoins, disposé à faire examiner si une solution adaptée peut être trouvée pour le concept d'habitat inclusif solidaire. Je vous propose, dès lors, de me fournir toutes les données et informations concrètes sur ce type de logement spécifique. Je donnerai ensuite instruction à mon administration d'examiner cette problématique et de m'en faire rapport.
Vous mentionnez, par ailleurs, la mesure temporaire relative au taux réduit de 6 % pour la démolition et la reconstruction d'habitation(s) personnelle(s). L'intention est, en effet, que cette mesure concerne également les projets menés dans le cadre des nouvelles formes de cohabitation intergénérationnelle ou non. En fonction de l'évolution des discussions relatives à l'élaboration de la loi-programme qui reprendra cette mesure, compte tenu des spécificités liées aux habitats inclusifs solidaires, je ferai analyser par mon administration la possibilité juridique pour ces structures de pouvoir éventuellement bénéficier de cette mesure temporaire.
22.03 Florence Reuter (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie beaucoup pour l'esprit d'ouverture dont vous faites preuve.
Car, si ce n'est pas encore prévu aujourd'hui de façon très claire, – vous avez parlé des conditions de logement pour les logements adaptés spécifiques aux personnes handicapées – dans le cas qui nous occupe, il s'agit de personnes qui ne peuvent vivre totalement de façon autonome, et pas tout à fait seule. Il y a une nuance. Mais je vous remercie à nouveau pour l'esprit d'ouverture.
Effectivement, je fournirai toutes les informations nécessaires à votre administration pour examiner les différentes possibilités qui existeraient. Cela permettrait de répondre à ce besoin vraiment criant de logements plus adaptés pour ce type de personnes. Je reviendrai vers vous dès que vous aurez eu l'occasion d'examiner tout cela.
L'incident est clos.
- Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De problematiek van de negatieve rentes voor particulieren" (55010081C)
- Jan Bertels aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De negatieve rente" (55010169C)
- Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le problème des taux négatifs pour les particuliers" (55010081C)
- Jan Bertels à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le taux négatif" (55010169C)
23.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, sinds ik als tweede spreker van mijn fractie zetel in deze commissie worden de banken bijna aanhoudend gebasht. Ze doen te weinig voor het klimaat, zijn betrokken bij witwaspraktijken en dergelijke. Uw voorganger legde dan de andere kant van het verhaal uit, met de bankgarantie, het bankenplan met het verlengen van betalingsuitstel, de federale garantieregeling enzovoort. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen.
Er is namelijk ook zoiets als bankenzorgen. De banken hebben zorgen door de aanhoudende negatieve rente. Het klassieke commerciële model van een bank komt stilaan toch wat onder druk. Het klassieke model, zoals kortlopende deposito's omzetten in langlopende kredieten aan bedrijven en overheden, met een kleine rentemarge, komt onder druk te staan. Uiteraard duikt dan ook het verhaal van de negatieve rentes op. Dit is in de toekomst misschien ook voor particulieren het geval en al zeker voor particulieren bij de bank ING. ING zal vanaf volgend jaar een negatieve rente invoeren. Concreet plafonneert ING het bedrag dat particuliere klanten op een gereglementeerde spaarrekening kunnen zetten op een miljoen euro.
Het achterliggende gevaar is dat banken hun gereglementeerde spaarrekeningen vervangen door niet-gereglementeerde rekeningen. Laat ons niet vergeten dat voor die niet-gereglementeerde rekeningen de fiscale vrijstelling niet geldt en daarop vanaf de eerste cent interest roerende voorheffing moet worden betaald.
Sinds de zomer van 2014 moeten de banken betalen om spaargeld weg te zetten bij de ECB. Dat heeft tot gevolg dat zij stilaan meer en meer geneigd zijn om hun kosten door te rekenen. We mogen daar niet heel licht overgaan. U hebt net als uw voorgangers gezegd dat u het KB van eind augustus 1993 dat de basisrente regelt, zeker niet in vraag wilt stellen. Toch ben ik een beetje bezorgd omtrent deze evolutie.
Hoe beoordeelt u dit?
Welke beleidsstappen kunt u eventueel ondernemen?
23.02 Jan Bertels (sp.a): Mijnheer de minister, in tegenstelling tot de vorige spreker denk ik dat wij de banken in deze commissie evenwichtig benaderen, vanuit het oogpunt van zowel rechten als plichten. Ik wil het even hebben over de dubbele boodschap die banken nu geven.
Het werd reeds aangehaald: ING België zal als eerste grootbank in België binnenkort een negatieve rente aanrekenen aan particulieren die grote bedragen op hun spaar- en zichtrekening hebben staan. Een totaal andere boodschap krijgen we van de Spaanse bankengroep Banco Santander die net het omgekeerde doet en tegen de stroom in roeit. Zij zal de rente verhogen op twee in België online aangeboden spaarrekeningen. Dat is een dubbele boodschap van de bankensector. Zo wordt de discussie weer geopend over de gegarandeerde rente op de gereglementeerde spaarboekjes van de modale spaarder. De modale spaarder, dat is nog altijd de meerderheid van de Belgen. Die discussie is weer open en dit wordt door sommigen weer in vraag gesteld. We hebben het reeds gehad over zekerheid en het vertrouwen in de banken dat we moeten creëren, maar we moeten zeker geen onzekerheid creëren in hoofde van de Belgische spaarders.
Mijnheer de minister, hebt u nog weet van andere banken in België die binnenkort een negatieve rente willen aanrekenen?
Welke verklaring heeft u voor het feit dat een Spaanse bankengroep, buiten om puur commerciële redenen, wel aankondigt de rente te willen verhogen?
Bent u van plan om samen te zitten met de Belgische banken en een oplossing te zoeken, zonder negatieve rentes op de klassieke spaar- en zichtrekeningen toe te staan?
23.03 Minister Vincent Van Peteghem: Dank aan beide vraagstellers voor hun vraag.
De Nationale Bank heeft in haar Financial Stability Report 2020 al aangestipt dat de langdurige lagerenteomgeving een grote uitdaging is voor de rendabiliteit en het zakenmodel van de banken. Naarmate meer en meer beleggingen van de banken zeer lage tot negatieve rentes genereren, zullen ook de kredietinstellingen noodgedwongen op zoek moeten gaan naar oplossingen om de rendabiliteit, die momenteel sterk onder druk staat door hoge provisies voor toekomstige kredietverliezen als gevolg van de coronacrisis, effectief op peil te houden.
Het monetaire beleid van de ECB is er natuurlijk op gericht dat het aanhouden van geld niet interessant is. We hebben liever dat het geld wordt geïnvesteerd dan dat het wordt opgepot.
De toepassing van lagere rentevoeten op deposito's ligt dus wel in het verlengde van het monetaire beleid van de ECB.
Overwegingen van financiële stabiliteit zijn in het verleden ook al wel de basis geweest om vast te houden aan de minimum spaarrente op het gereglementeerd spaarboekje. Met een bedrag van ongeveer 290 miljard euro vertegenwoordigen de gereglementeerde spaardeposito's een zeer grote bron van stabiele financiering, ook voor de Belgische banksector. Vanuit prudentieel oogpunt heeft de nationale toezichthouder van de banksector steeds het standpunt verdedigd dat de stabiliteit van die belangrijke financieringsbron bevorderd wordt door de voorwaarden die de wetgever heeft bepaald voor de gereglementeerde spaarrekening. De wetgever verplicht de banken evenwel niet om gereglementeerde spaardeposito's aan te bieden aan klanten. Zij laat de kredietinstellingen ook vrij om eventuele grensbedragen te bepalen voor de toegestane inlagen op de individuele rekening.
Voor het ogenblik heb ik geen weet van het voornemen van andere banken om nulrentevoet of een negatieve rentevoet toe te passen. Die beslissingen zijn het onderdeel van het strategisch en commercieel beleid van de individuele kredietinstellingen en bepalen in welke mate elke bank die stabiele financieringsbron zal kunnen aantrekken in een concurrentiële markt van vraag en aanbod.
Inzake de concrete vraag van de heer Bertels waarom een Spaanse bank wel een hogere rentevoet kan aanbieden, kan ik meedelen dat ik daar eigenlijk geen zicht op heb, aangezien dat de individuele situatie van de bank betreft en dat die bank niet onder het prudentieel toezicht van de Belgische toezichthouder valt.
Gelet echter op al hetgeen ik tot nu toe heb meegegeven, meen ik wel dat het huidig wetgevend kader voor de gereglementeerde spaarrekening nog steeds gepast is en zowel de spaarder als de kredietinstelling de nodige bescherming biedt om de duurzaamheid van het spaarboekje als spaar-, maar ook als financieringsinstrument, te verzekeren zonder daarbij de financiële stabiliteit in het gedrang te brengen. Uiteraard heb ik, om de situatie op de voet te volgen, ook de nodige input en verder opvolging door de Nationale Bank gevraagd.
23.04 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, ik dank u dat u aan de Nationale Bank gevraagd hebt om dat heel goed in het oog te houden. Het is uiteraard goed dat u niet wenst te tornen aan het huidig wetgevend kader over de gereglementeerde spaardeposito's, inderdaad een baken van stabiliteit als financieringsbron. Toch meen ik dat we goed moeten opletten. Immers, een kleinere bank als Triodos kondigde bijvoorbeeld onlangs aan dat zij begin december haar gereglementeerde spaarrekening afschaft en in de plaats niet-gereglementeerde rekeningen invoert met nulrente als basisrente en een negatieve rente vanaf een inleg van 500.000 euro.
23.05 Jan Bertels (sp.a): Het belangrijkste is wat u op het einde gezegd heeft. De huidige wetgeving met betrekking tot de gereglementeerde spaarrekening moet behouden blijven, voor ons als sp.a-fractie. Het is een duurzame en stabiele financiering, zoals u zelf ook al aangeeft. Maar ze mag ook geen lege doos worden. U en de toezichthouders, zoals de Nationale Bank, moeten bekijken wat er op die vrije markt gebeurt. Er zijn effectief een aantal banken die de gereglementeerde spaarrekening omvormen, tenzij de klant reageert. Dat is niet altijd even gemakkelijk voor bepaalde rekeninghouders. Mensen die al jarenlang een spaarrekening hebben en brave spaarders zijn, mogen niet gestraft worden door een onverhoedse of niet helemaal duidelijke beweging van hun bank.
Ik zou u daarom willen vragen, mijnheer de minister, dat u ook daar de markt in het oog houdt om ervoor te zorgen dat elke consument goed geïnformeerd is en goed weet wat zijn bank in dit geval al dan niet aan het doen is. Laat daar het toezicht ook spelen, en houd de banken op een positieve wijze in de gaten.
Het incident is gesloten.
- Josy Arens à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le report de paiement des crédits aux entreprises" (55010203C)
- Hugues Bayet à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La prolongation des reports de paiement de crédits hypothécaires" (55010379C)
- Josy Arens aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het betalingsuitstel voor ondernemingskredieten" (55010203C)
- Hugues Bayet aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De verlenging van het betalingsuitstel voor hypothecaire kredieten" (55010379C)
24.01 Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, lors de la première vague de pandémie de coronavirus, nous avions pris une mesure consistant en un report de paiement des crédits hypothécaires, afin de venir en aide aux particuliers touchés financièrement par la crise et qui se sont retrouvés en chômage temporaire, voire en chômage tout court. Plus précisément, ce report autorisait l'emprunteur à ne pas rembourser son crédit pendant une période de six mois.
Par la suite, la possibilité d'une prolongation de cette mesure a été décidée. Dès lors, toute personne ayant bénéficié du premier report pouvait demander une prolongation de la mesure jusqu'au 31 décembre 2020, pour autant qu'elle rentre encore dans les conditions requises. Pour ce faire, l'emprunteur devait introduire une demande de prolongation entre le 1er et le 20 septembre 2020.
Malheureusement, il me revient que bon nombre de nos concitoyens n'ont pas eu accès à cette information à temps et se retrouvent donc hors délai pour introduire une demande de prolongation. Pourtant, ils rentrent encore dans les conditions requises. De plus, au vu des chiffres récents, notre combat contre le virus semble loin d'être terminé.
Dans ce cadre, monsieur le ministre, mes questions sont les suivantes. Au moment où la prolongation des reports de crédits a été décidée, la mesure a-t-elle été suffisamment communiquée auprès du grand public? Si c'est le cas, pouvez-vous me dresser un inventaire des outils mobilisés pour faire connaître cette mesure à la population? Puisqu'un grand nombre de citoyens n'aurait pas eu accès à cette information et que la pandémie repart de plus belle, envisagez-vous une nouvelle prolongation de cette disposition?
24.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Bayet, la charte de report de paiements de crédits aux entreprises de Febelfin impliquait que les entreprises ayant demandé un report de remboursement de capital à leur banque et remplissant ces critères l'obtenaient automatiquement. Cet arrangement avait été rendu possible grâce aux guidelines assouplies de l'Autorité bancaire européenne. Ces lignes directrices plus souples impliquaient que les banques n'étaient pas tenues d'enregistrer comme "mauvais crédits" les crédits pour lesquels un report de remboursement du capital avait été accordé, s'il s'inscrivait dans le cadre d'un moratoire public ou privé.
Ces lignes directrices plus souples expirent à la fin du mois de décembre prochain. L'Autorité bancaire européenne n'a pas encore indiqué être disposée à les prolonger. Actuellement, je suis en pourparlers avec Febelfin afin de trouver la meilleure solution possible pour l'échéance du moratoire.
En ce qui concerne votre question relative à la communication quant à la possibilité de prolongation, l'une des conditions pour obtenir un report – et donc, une prolongation – suppose que l'emprunteur en ait exprimé la demande lui-même.
Dans ce contexte, Febelfin, en concertation avec mon prédécesseur aux Finances, a élaboré une charte avec les conditions que l'emprunteur devait remplir pour être éligible. Si ces conditions étaient remplies, le remboursement du crédit serait suspendu tant pour le capital que pour les intérêts.
Pour les revenus supérieurs à 1 700 euros, les intérêts de la période de report devaient être ajoutés au montant total à rembourser. Un nouveau tableau de remboursement était donc établi.
L'éventuelle prolongation des reports a été largement communiquée dans les médias sur le site web de Febelfin ainsi que sur le site web des prêteurs. Il est vrai que les prêteurs n'ont pas toujours activement approché les emprunteurs car toute demande de prolongation devait être faite explicitement à la demande de l'emprunteur et seul l'emprunteur lui-même pouvait déterminer s'il était approprié ou non de demander une prolongation. Il n'est pas souhaitable de promouvoir activement le report de paiement en s'adressant à des personnes qui n'en ont pas absolument besoin. Le moratoire est une mesure de transition temporaire.
24.03 Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, merci pour vos réponses.
Il y a eu un peu de publicité sur certains sites internet mais comme vous le reconnaissez vous-même, les créditeurs n'ont pas non plus été les plus enclins à aider les emprunteurs qui avaient le plus de difficultés. Nous en avions déjà discuté avec votre prédécesseur. Il y a manifestement une série de citoyens qui en avaient vraiment besoin et qui n'ont pas pu rentrer dans les clous. C'est tout de même un peu dommage car c'est pour eux que cette mesure avait été votée au sein de notre Parlement.
Je me réjouis de vos discussions avec Febelfin. En effet, je pense malheureusement que la crise va encore durer et que si l'on veut stopper l'hémorragie dans notre économie, il faut à un moment donné essayer de trouver des solutions intelligentes. Je pense que celle que nous avions votée, il y a quelques mois, était une bonne mesure. Si on pouvait la prolonger et faciliter les choses par une série de critère plus objectifs encore, je pense que nous ferions œuvre utile pour nos concitoyens. Nous avons aussi de nombreux exemples qui prouvent que les banques ne l'ont pas fait automatiquement s'il n'y avait pas de demande de la part des emprunteurs.
Het incident is gesloten.
25 Question de Cécile Cornet à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le risque de blanchiment d’argent par des sociétés en commandite" (55010226C)
25 Vraag van Cécile Cornet aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het risico op witwaspraktijken door commanditaire vennootschappen" (55010226C)
25.01 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, dans une récente interview, un juge d’instruction dressait le tableau de la fraude fiscale actuellement. Il pointait comme problème principal la grande criminalité financière. Le blanchiment d'argent est estimé à 6 % du PIB mondial. Cela s’ajoute à la fraude fiscale, dont le montant cité pour la Belgique est de 30 milliards.
L’intéressé pointe un élément dans la modification du Code des sociétés, à savoir la possibilité de créer une société en commandite. C'est selon lui un facteur favorisant la création de structures délictueuses. En effet, cette disposition autorise la création d’une société, et donc l’obtention d’un numéro de TVA, sans capital et, surtout, sans nécessité de vérifier l’identité des personnes. Lorsqu’elle est couplée à du trafic de faux papiers, cette disposition offre de grandes facilités aux fraudeurs pour constituer des sociétés de blanchiment d’argent. Le juge Claise, puisqu'il s'agit de lui, cite ainsi l’exemple d’une société en commandite impliquant un homme d’affaires sans que celui-ci soit même au courant de ce montage de société.
Monsieur le ministre, avez-vous connaissance de cette crainte du monde judiciaire quant à la société en commandite? Une attention spécifique a-t-elle été accordée à ce type de risque de fraude? Un contrôle est-il prévu? Depuis la mise en place de cette modification du Code des sociétés, des dossiers ont-ils été signalés à propos de blanchiment via ces sociétés en commandite?
25.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la présidente, madame Cornet, le nouveau Code des sociétés et des associations est entré en vigueur pour les nouvelles personnes morales le 1er mai 2019. Depuis l'introduction de ce code, la Belgique est redevenue plus attrayante et plus compétitive en tant que pays d'établissement pour les entreprises, et nous disposons d'un droit des sociétés plus simple et plus souple, adapté à la réalité économique.
Toute législation est utilisée pour des activités criminelles, et l'autorité publique se doit d'y réagir. Fin 2019, l'ISI a ainsi observé que plusieurs sociétés en commandite récemment créées se livraient à des escroqueries et à des fraudes MTIC (carrousel intercommunautaire), ou qui visaient simplement à réclamer des demandes de remboursement de TVA indues. Outre cette forme de société, des sociétés en nom collectif sont également utilisées à cette fin.
Dans le cadre des retenues de crédit de TVA opérées par l'ISI depuis le 1er janvier 2020, 40 % des sociétés avaient la forme d'une société en commandite, et 24 % d'une société en nom collectif. Évidemment, les risques liés à ces entités ont été spécifiquement intégrés au système d'analyse et de détection. Cette caractéristique liée à la forme juridique est donc un indicateur fort pour certaines sélections d'actions de contrôle.
25.03 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, j'entends que cette disposition permet d'avoir une réglementation qui rend la Belgique plus compétitive et le droit plus simple. C'est effectivement très important d'avoir des facilités pour pouvoir entreprendre et c'est vraiment important de simplifier la tâche des entrepreneurs.
En tout cas, vous dites que l'ISI a réservé une attention spécifique à ces dossiers. Cela signifie qu'il y a un risque particulier que vous nous confirmez en l'occurrence. L'idéal est toujours de simplifier sans ouvrir des portes à ceux qui voudraient en faire mauvais usage.
En tout cas, si l'intention est excellente de faciliter l'entrepreneuriat, il faut continuer à monitorer de façon à pouvoir contrôler ceux qui veulent en faire un mauvais usage. Et vu cette prise de parole publique de ce juge, il y a lieu de vous encourager à non seulement évaluer mais aussi dialoguer afin d'établir des critères de contrôle effectifs des sociétés en commandite.
L'incident est clos.
26 Vraag van Jan Bertels aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De meldingsplicht voor advocaten bij vermoeden van witwaspraktijken" (55010276C)
26 Question de Jan Bertels à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'obligation de signalement pour les avocats soupçonnant des pratiques de blanchiment" (55010276C)
26.01 Jan Bertels (sp.a): Mijnheer de minister, het ging vandaag al over de FinCEN Files. Het ging toen over meldingen van banken, maar nu gaat het over advocaten. In ons land zijn advocaten in veel situaties verplicht om verdachte geldstromen te melden aan de antiwitwascel, onder meer als zij hun cliënten bijstaan bij het beheer van geld, bedrijven en andere structuren.
Naar aanleiding van een artikel over het gerechtelijk onderzoek naar het faillissement van een bekende groep melden bekende onderzoeksjournalisten dat vorig jaar slechts acht advocaten elf aangiften deden aan de antiwitwascel. Van die aangiften bleek er maar één nuttig genoeg te zijn om door te spelen aan het gerecht. Ofwel wordt die verplichting dus niet voldoende vervuld, ofwel schiet zij haar doel voorbij.
Vandaar de volgende vragen, mijnheer de minister.
Hoeveel meldingen van advocaten waren er in de afgelopen jaren aan de antiwitwascel?
Hoeveel van die meldingen kregen een gerechtelijk vervolg? Zijn er eventueel nog lopende zaken?
Wat was de financiële weerslag van de meldingen die een gerechtelijk vervolg kregen?
Welke oplossingen kunnen er volgens u voor zorgen dat de meldingsplicht door advocaten strikter en correcter, volgens de geest van de reglementering, wordt nageleefd?
26.02 Minister Vincent Van Peteghem: De Cel voor Financiële Informatieverwerking, de CFI, ontving in 2016, 2017, 2018 en 2019 respectievelijk 4, 10, 8 en 11 meldingen van advocaten. Uw vraag naar het aantal strafrechtelijke vervolgingen behoort tot de bevoegdheden van de minister van Justitie, maar ik kan u wel meedelen dat de verdachte verrichtingen die bij overmaking aan het parket zijn weerhouden financiële transacties bevatten voor een totaalbedrag van 5,6 miljoen euro.
In tegenstelling tot sommige andere meldingsplichtigen beschikken advocaten niet altijd over een objectief bedrag. Daardoor melden zij, zoals mogelijk binnen de antiwitwaswet, doorgaans verdachte feiten of informatie over een van hun klanten zonder vermelding van een specifiek bedrag. Het is de bevoegdheid van de CFI om meldingen te consolideren en die aan te vullen met financiële informatie die gevraagd wordt aan anderen, zoals bankinstellingen, wisselkantoren en notarissen. Zo zal een dossier dat de CFI naar het parket stuurt nooit enkel informatie uit de initiële melding bevatten.
Het wettelijk kader bestaat en is voldoende. De cijfers zijn verhoogd sinds 2017, wat aantoont dat de antiwitwaswet van 18 september 2017 effect heeft. De strijd tegen witwassen en financiering van terrorisme moet uiteraard door alle betrokkenen worden verdergezet. Daarbij heeft de toezichthouder, met name de stafhouders van de respectievelijke ordes, de belangrijke taak inzake sensibilisering van en de controle op de leden. De toezichthouder kan daarbij steeds een beroep doen op de wettelijk voorziene samenwerking met de CFI.
26.03 Jan Bertels (sp.a): Of de wijziging in 2017 ook zo effectief is, en of de cijfers verhogen, zal ik toch met een korrel zout nemen. U heeft gelijk als u zegt dat de cijfers verhogen, maar de vraag is of de cijfers de realiteit weerspiegelen. Daarbij durf ik vanuit mijn buikgevoel toch wat vragen te stellen.
U haalt terecht twee aspecten aan. Er moet meer sensibilisering gebeuren door de stafhouder in dit geval, zodat advocaten toch ook hun maatschappelijke rol moeten vervullen en eventueel meldingen doen.
Ten tweede moet de CFI misschien soms ook overwegen om stafhouders en advocaten te herinneren aan hun maatschappelijke rol.
Het is een dubbele wisselwerking. Het zijn dus niet alleen de stafhouders die de advocaten moeten sensibiliseren. De CFI en de overheid, die witwaspraktijken moet vermijden, moeten de stafhouders en advocaten ook sensibiliseren om hun maatschappelijke rol te vervullen. Een dubbele taak, voor u en voor de minister van Justitie, maar wel een taak die we als overheid moeten uitvoeren.
L'incident est clos.
27 Vraag van Joris Vandenbroucke aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De publieksbevraging over de btw op e-commerce" (55010376C)
27 Question de Joris Vandenbroucke à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La consultation publique sur la TVA applicable au commerce électronique" (55010376C)
27.01 Joris Vandenbroucke (sp.a): Mijnheer de minister, enkele dagen geleden viel mijn blik op een interessant bericht waarin gewag werd gemaakt van een experiment op de website van de FOD Financiën. Het is blijkbaar de bedoeling om via een online publieksbevraging over de nieuwe regels over btw op e-commerce alle mogelijke betrokkenen de kans te geven om opmerkingen en suggesties te geven over de nieuwe wetgeving. Deze opmerkingen en suggesties zouden dan ook worden beantwoord. Het is daarbij de bedoeling om "iedereen op gelijke voet te behandelen en komaf te maken met de praktijk waarbij lobbygroepen hun bevriende kabinetten aanspreken om tegengas te geven en hun visie door te duwen." Dat zijn uw woorden in de krant. Dat is een heel interessant experiment. Ik kan een bestuurscultuur die meer ruimte laat voor participatie en transparanter is alleen maar toejuichen. Het werpt echter wel wat vragen op.
Mijnheer de minister, kiunt u wat meer informatie geven over de gebruikte methodiek en het beoogde resultaat?
Zult u alle opmerkingen die u krijgt en uw gemotiveerde reactie daarop openbaar maken? Hoe zult u dat doen en wanneer zult u dat doen in het wetgevingsproces?
Hoeveel van die reacties hebt u al ontvangen?
Zijn er kosten verbonden aan dit experiment, bijvoorbeeld voor personeelsinzet?
Hoe zult u vermijden dat, ondanks de online publieksbevraging, lobbygroepen alsnog contact opnemen met hun bevriende kabinetten om al dan niet tegengas te geven? Zijn er afspraken gemaakt met uw collega's? Zal de regering zich schikken in die procedure, deze nieuwe manier van besturen?
Plant u een gelijkaardig experiment voor andere initiatieven of zijn er ook andere methodieken dan online publieksbevraging die u de komende maanden zult testen?
27.02 Minister Vincent Van Peteghem: Dank u wel, mijnheer Vandenbroucke, voor uw vraag en voor uw enthousiasme over het initiatief.
Op de site van Financiën is inderdaad een bericht gepubliceerd dat deze publieksraadpleging aankondigt. Wie wil, kan aan de hand van een online document reageren op een voorontwerp van wet dat de gebruikelijke procedure nog moet doorlopen vooraleer het aan de Kamer ter goedkeuring wordt voorgelegd. Ook wordt duidelijk aangegeven over welke wet het gaat, wat de impact daarvan zal zijn en wie die impact zal ondergaan. Alle basisdocumenten zijn dus beschikbaar en kunnen worden ingezien.
Mijn doel is duidelijk. Ik wil een grotere transparantie en een gelijke en gelijktijdige toegang tot wetgevende initiatieven voor iedereen, om ervoor te zorgen dat de regelgeving gekend is, maar ook dat er een zeker draagvlak bij het publiek voor bestaat. Daarom staat in de titel van de aankondiging: wetgeving voor u, maar eigenlijk ook een beetje door u.
Zodra de publieksraadpleging voor dit specifieke experiment op 11 november is afgelopen, zal er eerst een samenvatting van alle ontvangen reacties komen. Een publicatie van de individuele reacties zal niet verschijnen. We zullen de reacties bundelen en daarop een antwoord formuleren.
De raadpleging is sinds gisterenmiddag gepubliceerd. Het is nog te vroeg om de balans van het aantal reacties op te maken. Ik kijk er wel naar uit. Ik hoop dat het er toch een aantal zullen zijn.
De administratie ontwikkelde zelf het online formulier. Voor het behandelen van de reacties zijn drie mensen ingeschakeld die dit boven op hun normale werk voor hun rekening nemen. Extra kosten zijn er dus quasi niet.
Niemand kan uiteraard verantwoordelijk worden gesteld voor de werkwijze van eventuele lobbygroepen. Met betrekking tot deze publieksraadpleging zijn er in mijn beleidscel wel duidelijke afspraken gemaakt. Belangrijk is dat het over een experiment gaat, dat na evaluatie hopelijk voor herhaling vatbaar is.
Voorlopig houd ik het bij deze methodiek die zijn deugdelijkheid al heeft bewezen in het binnen- en buitenland. Ik hoop dit in de toekomst ook voor andere projecten te kunnen uitrollen.
27.03 Joris Vandenbroucke (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw verduidelijkende antwoorden.
Ik begrijp dat de samenvatting van de reacties van de publieksbevraging publiek zal worden gemaakt en dat het Parlement daarvan kennis kan nemen. Ik ben heel benieuwd naar het resultaat daarvan.
Dit is natuurlijk een experiment in het kader van zeer specifieke wetgeving. Ik hoop dat u een wegbereider mag zijn om dergelijke methodieken, of andere methodes die garant staan voor meer participatie en gelijke behandeling van verschillende actoren in de samenleving en het werken aan een draagvlak, ook toe te passen in andere beleidsdomeinen en misschien bij dossiers die wat breder gaan dan deze zeer specifieke wetgeving.
Ik vind het een zeer interessant experiment, maar ik wou nog even van u weten of die samenvatting zal worden gepubliceerd en of wij er kennis van zullen kunnen nemen.
27.04 Minister Vincent Van Peteghem: De samenvatting zal worden gepubliceerd.
27.05 Joris Vandenbroucke (sp.a): Dat is duidelijk.
L'incident est clos.
28 Vraag van Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De hervorming van de vennootschapsbelasting" (55010384C)
28 Question de Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La réforme de l'impôt des sociétés" (55010384C)
28.01 Steven Matheï (CD&V): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, voor deze vraag gaan we terug naar 2017 en het Zomerakkoord van de toenmalige regering-Michel, met een zeer belangrijke hervorming van onze vennootschapsbelasting. De eerste twee fases daarvan zijn al geïmplementeerd en van de derde fase is de inwerkingtreding in het aanslagjaar 2021 voorzien. Ook de derde fase van die hervorming is belangrijk, omdat die de verlaging van het standaardtarief naar 25 % bevat en ook de volledige afschaffing van de aanvullende crisisbijdrage.
Op sommige plaatsen, her en der, duiken er vragen op naar de expliciete implementatie van die derde fase. Mijnheer de minister, kunt u bevestigen of die derde, geplande fase van de hervorming van de vennootschapsbelasting doorgevoerd zal worden? Zullen alle daarbij voorziene maatregelen ook worden uitgevoerd?
28.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Matheï, de wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting is sinds zijn publicatie een aantal keren gewijzigd, onder andere door de door u in uw ingediende vraag vermelde wet van 30 juli 2018. De aangebrachte wijzigingen betroffen meestal technische correcties. Er werd ook een maatregel opgeheven, namelijk de sanctie in het geval van onvoldoende bedrijfsleiderbezoldiging, maar die maatregel was reeds voorzien in de eerste fase van de hervorming. Voor een andere maatregel, de intrestaftrekbeperking, werd de inwerkingtreding met een jaar vervroegd.
Ik kan u wel bevestigen dat de verdere verlaging van de nominale tarieven, bijkomende incentives en budgettaire compenserende maatregelen die voorzien waren voor de laatste fase van de hervorming van de vennootschapsbelasting, alle effectief in werking zijn getreden.
28.03 Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, uw antwoord is heel duidelijk: die derde, belangrijke fase zal werkelijkheid worden. Dat biedt een bepaalde zekerheid voor de bedrijven die ook belangrijk is om bepaalde investeringen te doen.
Het incident is gesloten.
De voorzitster: Aan de orde is vraag nr. 55010388C van de heer Hedebouw, maar ik denk dat die vraag aan eerste minister De Croo moet worden gesteld. De heer Hedebouw is trouwens afwezig.
29 Vraag van Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De nieuwe werkingsmodaliteiten van het UBO-register" (55010391C)
29 Question de Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les nouvelles modalités de fonctionnement du registre UBO" (55010391C)
29.01 Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, sinds de antiwitwaswet van 2017 en het bijhorende KB van 2018 hebben onder andere vennootschappen, vzw's en stichtingen de verplichting om hun uiteindelijke begunstigden te registreren in het zogenaamde UBO-register. Dat kan online via een applicatie. De bestaande rechtspersonen moesten dat ook doen voor 30 september 2019.
Op 23 september van dit jaar kwam er een koninklijk besluit van uw voorganger met wijzigingen en bijkomende verplichtingen. Zo moeten vennootschappen, vzw's en stichtingen elk document verstrekken dat aantoont dat de in het register opgenomen informatie adequaat, nauwkeurig en actueel is. Buiten het aangeven van de uiteindelijke begunstige moet nu ook elk document worden geüpload dat aantoont dat de info die in het systeem wordt ingegeven, ook adequaat, nauwkeurig en actueel is.
Ten eerste, welke documenten worden juist bedoeld? Is een kopie van een identiteitskaart voldoende of moet er nog een resem documenten, zoals de statuten worden geüpload?
Ten tweede, is die werkingsmodaliteit ook vertaald in de onlinetoepassing?
Mijn laatste vraag werd al beantwoord: er is op de website van de bevoegde federale overheidsdienst duidelijke extra uitleg te vinden.
29.02 Minister Vincent Van Peteghem: Het nieuwe KB verplicht inderdaad alle informatieplichtigen van het UBO om via het onlineplatform elk document bij te voegen dat aantoont dat informatie met betrekking tot een uiteindelijke begunstigde adequaat, nauwkeurig en actueel is. Die documenten kunnen afhankelijk van het specifieke geval een kopie van het aandelenregister, de statuten, een aandeelhoudersovereenkomst, een notariële akte of elk ander document zijn dat aantoont dat de verstrekte informatie met betrekking tot een uiteindelijk begunstigde adequaat, nauwkeurig en actueel is. De documenten zijn enkel toegankelijk voor de bevoegde autoriteiten.
De Belgische identiteitskaart alleen voegt weinig toe, wanneer het gaat om het aantonen dat de verstrekte informatie correct is. Voor niet-Belgen is de identiteitskaart wel een nuttig document, aangezien het toestaat om het bestaan van de persoon te bewijzen. De mogelijkheid om documenten online toe te voegen bestond reeds. Telkens een controle of een entiteit wordt toegevoegd, kan men een document mee opladen. Ook nadien kan men nog documenten toevoegen om bijvoorbeeld eerder verstrekte informatie te bewijzen.
De extra uitleg werd reeds op 15 oktober 2020 op de website van de FOD Financiën toegevoegd.
29.03 Steven Matheï (CD&V): Dank u wel voor uw antwoord.
De strijd tegen het witwassen is belangrijk. Het UBO-register helpt daarbij. We kunnen enkel maar vaststellen dat de verplichtingen voor de kmo's aanleiding geven tot enige ergernis en de verplichtingen enorm veel inspanningen van de verenigingen vergen. Daarom roep ik u op om het systeem te evalueren en daarbij de gebruiksvriendelijkheid voorop te stellen.
Uit uw antwoord begrijp ik dat u onder "elk document" verstaat dat een document waarin de adequaatheid, nauwkeurigheid en actualiteit van de informatie wordt bevestigd, voldoende is. Er hoeven dus geen verscheidene documenten te worden toegevoegd.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.03 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17 h 03.