Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du Climat

Commissie voor Energie, Leefmilieu en Klimaat

 

du

 

Mardi 10 novembre 2020

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 10 november 2020

 

Namiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen vangt aan om 14.45 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Patrick Dewael.

Le développement des questions commence à 14 h 45. La réunion est présidée par M. Patrick Dewael.

 

[FR]Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.

[NL]De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Actualiteitsdebat over het Nationaal Energie- en Klimaatplan en toegevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De analyse door de Europese Commissie van het Belgische NEKP en de mogelijke gevolgen voor België" (55009763C)

- Kattrin Jadin aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het door de Europese Commissie gelaakte gebrek aan ambitie van het NEKP" (55009821C)

- Leen Dierick aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De analyse door de Europese Commissie van het Nationaal Energie- en Klimaatplan (NEKP)" (55010046C)

- Christophe Bombled aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De evaluatie van het Belgische Energie-Klimaatplan door de Europese Commissie" (55010111C)

- Kris Verduyckt aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De  bevindingen van de Europese Commissie over het Nationaal Energie- en Klimaatplan" (55010686C)

- Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De kritiek en de commentaar van de Europese Commissie op het Belgische NEKP" (55010705C)

01 Débat d'actualité sur le plan national énergie-climat et questions jointes de

- Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'analyse du PNEC belge par la Commission européenne et les conséquences possibles pour la Belgique" (55009763C)

- Kattrin Jadin à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le manque d'ambition du PNEC dénoncé par la Commission européenne" (55009821C)

- Leen Dierick à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'analyse par la Commission européenne du Plan national Énergie-Climat (PNEC)" (55010046C)

- Christophe Bombled à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L’évaluation du Plan belge Énergie-Climat par la Commission européenne" (55010111C)

- Kris Verduyckt à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les conclusions de la Commission européenne sur le Plan national Énergie-Climat" (55010686C)

- Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les critiques et les commentaires de la Commission européenne à propos du PNEC belge" (55010705C)

 

01.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw Khattabi, u had wellicht niet verwacht dat iemand van het Vlaams Belang u als eerste een mondelinge vraag zou stellen in dit Parlement, en dan nog over het klimaat, met name over het NEKP.

 

Op 14 oktober 2020 is het rapport van de Europese Commissie verschenen over het Belgisch Nationaal Energie- en Klimaatplan. U weet dat deze NEKP's het sleutelelement zijn in het governancemechanisme dat ter omkadering van de doelstellingen 2030 inzake energie en klimaat in het leven werd geroepen door de governanceverordening van 2018.

 

Met het NEKP moest België aangeven hoe het zou bijdragen aan de langetermijndoelstellingen inzake broeikasgasemissiereductie in het kader van de Overeenkomst van Parijs. Door middel van deze NEKP's bepalen de lidstaten tevens hun individuele doelstellingen inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie voor 2030.

 

De Europese Commissie heeft haar analyse en haar bevindingen gepubliceerd over het Belgisch NEKP dat, zoals u weet, nogal moeizaam tot stand is gekomen. Het is ook weinig geïntegreerd. We kennen het verhaal van de complexiteit. Dat is hier al meer dan eens aan bod gekomen.

 

De Europese Commissie is scherp voor het beleid op het vlak van hernieuwbare energie, dat "niet ambitieus" zou zijn. België mikt op 17,5 % hernieuwbare energie in 2030, terwijl dat eigenlijk 25 % zou moeten zijn om de huidige Europese doelstelling van 32 % tegen 2030 te bereiken.

 

De Belgische plannen rond energie-efficiëntie getuigen evenzeer van een "lage ambitie", zo vindt de Commissie. Tegelijkertijd zou het Belgische plan moeilijk te analyseren zijn omdat het niet het sjabloon zou volgen dat in de Europese verordening is voorgeschreven. Maar goed, dat is misschien eerder een designaspect.

 

Wat is uw reactie op deze analyse van het Belgische NEKP door de Europese Commissie?

 

Nergens uit de governanceverordening blijkt wat de Europese Commissie concreet zal ondernemen wanneer een dergelijk NEKP niet volstaat. Beschikt de minister al over informatie? Dan valt het woord inbreukprocedures, al is het wellicht te voorbarig om daarover te spreken.

 

De voorzitter: De volgende spreker is mevrouw Dierick, maar zij heeft ons verlaten. Vervolgens heb ik de heer Bombled, die hier nog steeds is.

 

01.02  Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, notre pays fait partie de ceux qui ont l’ambition d’adopter une stratégie qui vise à atteindre les objectifs européens de neutralité carbone à l’horizon 2050. Mi-octobre, la Commission européenne a publié son évaluation du Plan Énergie-Climat de la Belgique. Cette évaluation met en exergue les difficultés de la non-coordination des quatre plans (entités fédérées et fédéral) ainsi qu’une analyse rendue compliquée car la contribution belge ne suit pas le modèle du règlement européen sur la gouvernance de l’union de l’énergie et de l’action climatique. En effet, certaines des compétences-clés pour mener une politique climatique forte font partie de domaines de compétences dits 'mixtes', c’est-à-dire partagés entre l’État fédéral et les Régions. C’est notamment le cas pour l’Environnement, l’Énergie et les Transports. Les niveaux fédéral et régionaux ont donc rédigé des plans distincts et au final, le plan déposé par la Belgique est considéré comme brouillon et résultant de l’empilement non coordonné des différents plans.

 

Bien que la Belgique se soit engagée à réduire de 35 % les émissions des secteurs non industriels en 2030, la Commission juge notre plan peu ambitieux. Une autre remarque concerne les énergies renouvelables. Dans ce domaine, la version définitive du plan déposé par notre pays vise 17,5% de la consommation finale en 2030. Cet objectif est jugé 'pas assez ambitieux' par la Commission européenne qui, elle, avait calculé un objectif indicatif de 25 %.

 

Quelle est votre analyse de l’évaluation de la Commission européenne? Quels éléments pourraient-être revus? Qu’en est-il de la concertation avec vos homologues régionaux? Quelles sont les pistes pour améliorer la coopération intra-belge en matière de gouvernance climatique? Est-il prévu d’adapter la contribution fédérale au Plan national de l'Énergie et du Climat (PNEC) afin de rencontrer le nouvel objectif de la Commission européenne, à savoir la réduction de 55 % des émissions de gaz à effet de serre d'ici 2030? Si oui, quel est le calendrier de cette adaptation et quelles en sont les prochaines étapes? Je vous remercie, madame la ministre, pour les réponses que vous voudrez bien m’apporter.

 

01.03  Kris Verduyckt (sp.a): "Mevrouw de minister, de Europese Commissie heeft in oktober haar bevindingen gepubliceerd van het Nationaal Energie- en Klimaatplan dat elke lidstaat vorig jaar moest indienen. Het Belgische klimaat- en energieplan kreeg kritische commentaar. Het beleid op vlak van hernieuwbare energie is "niet ambitieus". Ook wat betreft energie-efficiëntie straalt ons land "weinig ambities" uit. Bovendien vindt de Commissie de plannen niet samenhangend. De Europese Commissie stelt dat het Belgische rapport 'moeilijk valt te analyseren' want het telt gewoon de plannen van de verschillende entiteiten op zonder coherentie.

 

Meer specifiek mikt ons land in het huidige NEKP op 17,5 procent hernieuwbare energie in 2030, wat ver onder het indicatieve doel van 25 procent ligt dat de Commissie vooropstelde. Inzake hernieuwbare energie tonen de laatste cijfers een aandeel van amper 9,4 procent groene energie in het totale verbruik. De Belgische opdracht voor 2020 was nochtans 13 procent. België heeft bovendien geen kwantificeerbare doelstellingen voor de bevoorradingszekerheid doorgegeven en ook de plannen om energiearmoede tegen te gaan zijn niet duidelijk genoeg geformuleerd.

 

Ik ben op zich niet verbaasd want het opstellen van het Belgische plan had dan ook heel wat voeten in de aarde. Pas op een Overlegcomité op 18 december vorig jaar werden de verschillende regionale plannen samengevoegd tot “een leesbaar, coherent geheel”. Blijkbaar vond de Europese Commissie het dus toch niet zo leesbaar en coherent.

 

Deze regering schaarde zich intussen ook, meer dan terecht, achter een verhoogde uitstootvermindering van 55 procent in 2030. Daartoe zal ook dit klimaat- en energieplan gewijzigd moeten worden.

 

- Hoe kijkt de minister naar dit slechte rapport van de Europese Commissie?

 

- Welke stappen zal de minister ondernemen om België terug op de rails te krijgen inzake een duurzaam energie- en klimaatbeleid?"

 

01.04  Greet Daems (PVDA-PTB): "Mevrouw de minister, het indienen van een adequaat Nationaal Energie- en Klimaatplan voor 2021-2030 heeft duidelijk heel wat voeten in de aarde gehad. Desondanks is het eindproduct niet om over naar huis te schrijven. Hoewel de algemene emissiereductiedoelstelling van het plan nu wel in lijn is met de verwachtingen van de Europese Commissie, staat die instantie terecht bijzonder kritisch tegenover de invulling van het plan. Die laat immers veel te wensen over.

 

Naast het feit dat onze institutionele kakofonie ervoor heeft gezorgd dat het plan moeilijk te analyseren is, blinkt dat plan vooral uit in gebrek aan ambitie. Zo mikt België slechts op een aandeel van 17,5 % hernieuwbare energie in het totale Belgische energieverbruik in 2030. Om de vooropgestelde emissiereductiedoelstellingen te bereiken zou dat minstens 25 % moeten zijn. En dat cijfer houdt nog geen rekening met het feit dat de EU de doelstellingen voor emissiereductie wil aanscherpen. Ook de Belgische doelstellingen inzake energie-efficiëntie schieten in dit plan tekort om zelfs maar de niet-aangescherpte emissiereductiedoelstellingen te kunnen halen. Daarnaast bevat het plan nog steeds geen kwantificeerbare doelstellingen voor bevoorradingszekerheid en zijn de plannen om energiearmoede tegen te gaan onvoldoende duidelijk.

 

Al die zaken kunnen niet wachten op bijsturing tot 2024 wanneer de regering een nieuw Nationaal Energie- en Klimaatplan moet indienen in lijn met de aangescherpte emissiereductiedoelstellingen van de Europese Unie, die deze regering overnam in het regeerakkoord. Daarvoor wilt u een actieplan in het leven roepen.

 

– Wanneer kunnen we dat actieplan verwachten? Welke bijkomende maatregelen voorzien u en minister Van der Straeten?

– Hoe gaat u daarin, samen met de minister van Energie, de door de Europese Commissie aangehaalde pijnpunten remediëren inzake doelstellingen rond hernieuwbare energie, energie-efficiëntie, bevoorradingszekerheid en energiearmoede, rekening houdende met de aangescherpte doelstellingen? En hoe gaat u de regio’s hier in mee krijgen?

– Tegen wanneer zal u zorgen voor een bijgestuurd Nationaal Energie- en Klimaatplan?

– Hoe gaat u de deelstaten overtuigen om hun ambities voldoende te verhogen?"

 

01.05  Zakia Khattabi, ministre: Monsieur le président, je vous remercie. Je vais faire une réponse globale pour les questions posées.

 

Laat mij starten met u te melden dat ik de evaluatie van de Europese Commissie nog verder in detail aan het analyseren ben, in overleg met mijn administratie en mijn collega, minister Van der Straeten, die bevoegd is voor Energie.

 

Je constate en effet que la Commission européenne se trouve très critique à l'égard du PNEC de la Belgique. Elle révèle que notre plan n'est pas cohérent, ni intégré, mais se résume à la somme de plans partiels développés de manière autonome vu l'absence de cohérence, d'efficacité ou de synergie entre les mesures. Pour les investisseurs, il n'existe aucune perspective claire basée sur une vision commune.

 

J'ai envie d'ajouter: d'où l'importance de la vision que j'ai développée tout à l'heure sur la transversalité et la cohérence entre les différents niveaux de pouvoir.

 

Wat de broeikasgasuitstoot betreft, blijft er een klein tekort ten opzichte van de doelstelling als alle geplande maatregelen uit het NEKP hun doel bereiken. De Commissie wijst er bovendien op dat onvoldoende wordt aangetoond hoe de in het plan beschreven maatregelen effectief zullen bijdragen tot de vooropgestelde reducties.

 

Excusez-moi, je suis distraite par le volume de la traduction…

 

De Belgische bijdrage aan de Europese doelstelling inzake hernieuwbare energie ligt met 17,3 % in het definitief plan nog lager dan in het ontwerpplan, ondanks de aanbevelingen van de Europese Commissie, die een bijdrage van 25 % had gevraagd. De Belgische doelstelling wordt door de Commissie dan ook onambitieus genoemd.

 

Ook op het vlak van de energie-efficiëntie acht de Commissie de Belgische bijdrage tot de EU-doelstelling te laag. De Commissie raadt België aan om bijkomende maatregelen te nemen en daarvoor een duidelijk kader te ontwikkelen op het vlak van de verwachte resultaten, maar ook op het vlak van de vereiste financiering.

 

Het NEKP ontbeert volgens de Commissie ook kwantitatieve doelstellingen voor energiezekerheid en specifieke beleidsdoelstellingen en maatregelen voor de interne marktwerking. Voor onderzoek en ontwikkeling ontbreken nationale, geaggregeerde data. Het NEKP bevat ook geen lijst van subsidies voor fossiele brandstoffen, geen kwantitatieve doelstelling om energiearmoede te reduceren, noch kwantitatieve gegevens over jobcreatie.

 

Er is met andere woorden veel ruimte voor verbetering en een versterking van het bestaande plan.

 

Qui plus est, le défi n'en sera que plus grand. Le plan devra sans doute aussi être revu à la lumière du relèvement de l'ambition climatique pour 2030, qui fait partie des objectifs du Conseil européen du mois de décembre. Comme vous le savez, tant le gouvernement fédéral que la Région wallonne et la Région de Bruxelles-capitale soutiennent résolument la proposition de la Commission européenne de porter l'objectif de réduction des gaz à effet de serre à au moins 55 %.

 

J'ai bon espoir que les esprits mûriront au sein du gouvernement flamand également, et qu'en décembre, la Belgique pourra se ranger derrière cet objectif. Nous pourrons ainsi nous concentrer sur l'adaptation de la législation européenne en matière de climat et d'énergie, en l'occurrence la directive ETS et le règlement effort sharing. Les nouveaux objectifs nationaux qui en découleront devront constituer la base pour une version revue du PNEC.

 

Wat de timing daarvan betreft, stipuleert de EU-wetgeving dat de lidstaten hun ontwerp van herziene NEKP's moeten indienen voor juli 2023, om een jaar later hun definitieve herziene plannen in te dienen. Rekening houdend met de bovenstaande elementen kunnen wij vanzelfsprekend die termijn niet afwachten om het plan te versterken.

 

In het regeerakkoord heeft de regering zich er alvast toe geëngageerd om haar eigen bijdrage aan te passen via een actieplan, waarvan ik in 2021 werk wil maken. Het is dus noodzakelijk om het NEKP aan te passen, maar daarnaast wens ik mij ook onverwijld in te zetten voor de implementatie ervan. Ook dat is een van de specifieke aanbevelingen van de Europese Commissie. Tal van maatregelen uit het bestaande plan vergen verdere invullingen en een verdere uitwerking. Ik neem ook die uitdaging ter harte en zal daarvoor in de komende weken en maanden met mijn collega's van de federale regering en de gewestregeringen in dialoog gaan.

 

Dans la droite ligne des recommandations de la Commission et de l'accord de gouvernement, l'équipe fédérale a d'ores et déjà convenu que nous allons miser sur la production et l'utilisation d'énergies renouvelables, sur l'assainissement énergétique des bâtiments publics et l'encouragement à rénover les bâtiments en général, et sur des mesures favorisant la mobilité durable, comme les chemins de fer et les véhicules de société zéro émission.

 

Eerder dan dat we moeten vrezen voor een inbreukprocedure omdat het Belgische NEKP vandaag niet voldoet, moeten wij ten volle de kans grijpen die het verbeteren van het klimaat- en energiebeleid kan vormen voor het post-covidherstel, als katalysator voor de publieke en private investeringen die essentieel zijn voor het bereiken van de doelstellingen van de Green Deal voor de omslag van een lineaire naar een circulaire economie en voor de groene transitie in het algemeen.

 

Meer nog, als België de Europese middelen voor het herstel niet wil mislopen, zullen wij minstens 37 % van de middelen toegewezen in het kader van het nationale herstelplan moeten inzetten voor klimaatbeleid en zullen wij voor de andere investeringen het principe "do no harm" moeten respecteren. Het NEKP vormt daarbij voor de Europese Commissie een van de basisdocumenten. Dat het NEKP in zijn huidige vorm onvoldoende ambitieus is, belet ons niet een ambitieus Belgisch herstelplan in te dienen dat ons land daadwerkelijk op het juiste traject zet naar een klimaatneutrale toekomst. Het is niettemin van het grootste belang dat het NEKP zo snel mogelijk geoperationaliseerd wordt. Een van de sleutelelementen van een succesvol herstelbeleid en de klimaattransitie is een geoliede en gedegen coördinatie tussen de federale overheid en de gefedereerde entiteiten, die zorgt voor een wederzijdse versterking van het beleid op de verschillende niveaus.

 

L'évaluation du PNEC belge par la Commission européenne figure déjà à l'ordre du jour de la prochaine réunion de la commission nationale Climat et la concertation en matière d'énergie entre l'État fédéral et les Régions. Cette réunion est programmée le 3 décembre prochain. Dans le cadre de la préparation de cette réunion, les administrations fédérales et régionales en charge de l'énergie et du climat procèdent d'arrache-pied à une analyse conjointe du rapport de la Commission, et travaillent sur des propositions de démarches à entreprendre pour la suite.

 

Je ne souhaite pas anticiper sur ce que ces propositions contiendront mais je peux d'ores et déjà vous signaler que j'ai l'intention d'élaborer un parcours de suivi transparent qui associe l'ensemble des parties prenantes, et de nouer un dialogue avec votre Assemblée. C'est la seule manière de s'assurer que la politique menée soit portée sur une base suffisamment large. Cela vient confirmer la déclaration que j'ai faite ce matin. Je vous remercie.

 

01.06  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik kijk uiteraard uit naar uw actieplan voor 2021. U hebt nog eens de procedure en het tijdpad geschetst voor 2023 en juni 2024. U hebt uiteraard ook de band met het herstelplan aangetoond, namelijk de 37 %. Ik ben benieuwd naar het overleg met uw administratie en de Gewesten. Werkgroepen binnen ENOVER gaan over het NEKP. Als daar een akkoord uit voortvloeit, moet het ook nog politiek afgeklopt worden. Dat is gepland voor begin december. Ik kom er bij mijn volgende vraag nog op terug.

 

01.07  Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, le PNEC constitue l'instrument central, le document de référence pour notre politique climatique. Le relèvement de l'objectif européen pour 2030 nécessitera de revoir les ambitions du PNEC à la hausse. Je salue votre volonté de mettre rapidement ce plan à jour. La Commission européenne propose d'explorer des mécanismes de coopération entre États membres et un financement européen pour améliorer l'utilisation des énergies renouvelables, notamment la mobilité durable, la rénovation de bâtiments publics et le développement de l'énergie propre en désinvestissant dans les énergies fossiles. Enfin, au vu des écarts d'objectifs entre Régions, il est en effet indispensable d'avoir une vision et un plan intégrés. Je vous remercie.

 

01.08  Kris Verduyckt (sp.a): Dank u voor uw vrij uitgebreid antwoord, mevrouw de minister. Er zijn dus kansen. De laatste jaren hebben we niet goed gepresteerd op het vlak van ons NEKP. Europa zegt dat. We zullen het in deze commissie blijven volgen.

 

01.09  Greet Daems (PVDA-PTB): Dank u voor uw antwoorden, mevrouw de minister. Ik heb momenteel geen bijkomende opmerkingen.

 

01.10  Bert Wollants (N-VA): Alles zal opnieuw neerkomen op de concrete maatregelen. Daarmee staat of valt het hele verhaal. Daarover zal het debat voor een groot stuk moeten gaan. Ik zal uw antwoord nog eens opnieuw lezen, maar daar komt het elke keer op neer. De federale overheid zal daarin haar verantwoordelijkheid moeten nemen.

 

De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Kris Verduyckt aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De noodkreet van de Confederatie Bouw" (55009417C)

02 Question de Kris Verduyckt à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le cri d'alarme de la Confédération Construction" (55009417C)

 

02.01  Kris Verduyckt (sp.a): De Confederatie Bouw is niet enkel boos op de Planckaerts, zij hebben een tijdje geleden ook een boodschap uitgestuurd naar aanleiding van de State of the Union van Europees Commissievoorzitster von der Leyen. Zij stelde duidelijk dat investeren in renovatie en in het energiezuiniger maken van woningen dé manier is om uit de crisis te geraken. Andere landen hadden op dat moment al plannen ingediend. Ik vraag me af wat de stand van zaken is voor ons land. Misschien heb ik iets gemist. Hoever staan we op dat vlak? Het zou toch wel bijzonder jammer zijn om de steun van Europa, volgens de Confederatie Bouw voor een bedrag van 5 miljard euro, te mislopen. Hoe staat het daarmee? Moet er nog iets gebeuren?

 

02.02 Minister Zakia Khattabi : We delen met de Confederatie Bouw de mening dat energierenovaties van gebouwen cruciaal zijn en dat we hiervoor ook een beroep moeten doen op de Europese middelen voor de relance.

 

België heeft vertraging opgelopen met zijn relanceplan door de lange regeringsvorming, maar intussen heeft de nieuwe federale regering het werk drastisch versneld. Ik verwijs voor alle informatie naar mijn collega, staatssecretaris Thomas Dermine, die binnen de regering de totstandkoming van het herstel- en investeringsplan trekt.

 

Het spreekt voor zich dat de energetische renovaties van overheidsgebouwen op federaal niveau een plaats zullen krijgen. Of en hoe sterk het land zal inzetten op de energetische renovatie van woningen hangt natuurlijk af van de inbreng van de andere overheden die hiervoor in de eerste plaats bevoegd zijn.

 

Maar als minister van Klimaat zal ik mijn collega's vragen om er sterk op in te zetten, mochten ze dat nog niet van plan zijn.

 

02.03  Kris Verduyckt (sp.a): Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik deel natuurlijk de visie dat dit onderdeel belangrijk is in de relance. Dus hoop ik inderdaad dat u uw collega's ervan overtuigd krijgt om zo snel mogelijk de investeringsplannen in te dienen om de Europese steun niet te mislopen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- Anneleen Van Bossuyt aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De Europese klimaatwet" (55009557C)

- Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De Europese doelstellingen inzake CO2-reductie tegen 2030" (55009564C)

- Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De verdeling van de Belgische klimaatdoelstellingen voor 2030" (55010707C)

- Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De Belgische klimaatneutraliteit in 2050" (55010706C)

03 Questions jointes de

- Anneleen Van Bossuyt à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La loi européenne sur le climat" (55009557C)

- Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les objectifs européens en matière de réduction de CO2 pour 2030" (55009564C)

- Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La répartition des objectifs climatiques de la Belgique pour 2030" (55010707C)

- Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La neutralité climatique de la Belgique d'ici 2050" (55010706C)

 

03.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik heb opnieuw een vraag met betrekking tot de Europese doelstellingen inzake CO2-reductie. Ze is speciaal bedoeld voor u en de heer Verduyckt om de zaken enigszins op scherp te stellen en te tonen hoe zwaar uw opdracht is.

 

Op 7 oktober 2020 keurde het Europees Parlement het verslag en het onderhan­delingsmandaat rond de Europese klimaatwet goed. Een meerderheid binnen het Europees Parlement roept de Europese Commissie op tot het terugdringen van de uitstoot met 60 % tegen 2030. Zo'n vaart zal het wellicht niet lopen; in december zal binnen de Europese Raad waarschijnlijk definitief de norm vastgesteld worden op 55 %.

 

Dezelfde meerderheid vraagt dat de Europese Commissie via de gewone besluitvormings­procedure tegen 31 mei 2023 een Europees stappenplan uitstippelt om koolstofneutraal te zijn in 2050. Daarom kijken we nu met belangstelling uit naar de Europese Raad van december, waarna de onderhandelingen met de afzonderlijke lidstaten kunnen beginnen.

 

Nu bestaat er ook nog zoiets als Vlaanderen. Vlaanderen zal eind dit jaar de klimaatdoelstellingen voor broeikasgasemissies 2013-2020 alvast niet halen. Uit het voortgangs­rapport in het kader van het Vlaamse mitigatie­plan 2013-2020 blijkt dat de Vlaamse uitstoot voor de niet-ETS-sectoren slechts met 3 % is gedaald tussen 2005 en 2018, terwijl de doelstelling –15,7 % in 2020 was.

 

Daarnaast wordt vastgesteld dat de emissies in de sector met het grootste aandeel in de uitstoot, het transport, in Vlaanderen de voorbije vijftien jaar gestagneerd zijn. Ook in andere sectoren zoals landbouw en industrie is het een grote uitdaging om emissies te reduceren in een context van economische groei, waarvan binnenkort hopelijk weer sprake zal zijn. België zal een standpunt moeten innemen over de mogelijk scherpere doelstellingen, en dus moet snel intra-Belgisch overleg volgen.

 

Hebt u al overleg gepleegd met Vlaams minister Zuhal Demir? Staat uw eerste overleg daadwerkelijk gepland voor 18 november, eind volgende week?

 

Hoe reageert u op de realiteit van het bijzonder grote probleem rond de Vlaamse uitstoot in de niet-ETS-sectoren en op de voorstellen van minister Demir rond de hefboommogelijkheden inzake de vermindering van de uitstoot via federale bevoegdheden? Dat is ook meteen het stokpaardje van mijn collega Wollants.

 

Welke resultaten behalen de andere gewesten in ons land voor de periode 2013-2020?

 

03.02  Greet Daems (PVDA-PTB): Op 7 oktober 2020 werd er in de interparlementaire klimaatcommissie een hoorzitting georganiseerd met meneer Peter Wittoeck, hoofd van de afdeling Klimaatverandering van de FOD Volksgezondheid. Uit deze hoorzitting bleek dat de onderhandelingen over de verdeling van de Belgische klimaatdoelstellingen 2021-2030 tussen de regio’s nog niet van start waren gegaan, terwijl deze verdeling tegen 1 januari 2021 rond moet zijn. Ik moet u er niet aan herinneren dat de verschillende regeringen bij de onderhandelingen over de verdeling van de klimaatinspanningen voor de periode 2013-2020 hier bijna 6 jaar over onderhandeld hebben. Uit deze hoorzitting bleek dat de Nationale Klimaatcommissie (NKC), verantwoordelijk voor deze onderhandelingen, dit jaar nog maar 2 keer bijeen was gekomen. Meneer Wittoeck stipte hierbij fijntjes aan dat dit níet aan de coronacrisis lag.

 

• Waarom is de Nationale Klimaatcommissie (NKC) maar 2 keer samengekomen dit jaar? Wie is hier verantwoordelijk voor?

• Gaat u ervoor zorgen dat de verdeling van de klimaatdoelstellingen tussen de regio’s voor 1 januari 2021 rond is? Zo niet, dan staat de geloofwaardigheid van België op vlak van klimaatambitie weer op het spel. Wat als u er niet in slaagt om deze onderhandelingen op tijd af te ronden?

•Hoe gaat u de regio’s rond deze moeilijke onderhandelingen aan tafel krijgen?

• Hoe gaat u de werking van de Nationale Klimaatcommissie (NKC) verbeteren en meer transparant maken?

 

België heeft zich formeel nog steeds niet geëngageerd om klimaatneutraal te zijn tegen 2050. Zoals we allemaal wel weten komt dat omdat de Vlaamse regering weigert hogere klimaatdoelstellingen te aanvaarden, ondanks de duidelijke boodschap van Jonas Van Breedam, glacioloog aan de VUB, in de Standaard van vrijdag 6 november dat dat nodig zal zijn om Vlaanderen op termijn boven water te houden. Alle andere regeringen in ons land staan wel achter Belgische klimaatneutraliteit in 2050.

Hoe gaat u ervoor zorgen dat Vlaanderen zich achter de hogere klimaatambities van de rest van het land schaart?

-  Gaat België zich voor het einde van dit jaar nog officieel engageren om klimaatneutraal te zijn tegen 2050?

-  Op welke manier gaat u de lange termijn klimaatstrategie van België aanpassen en verbeteren?

 

03.03  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): In december 2019 stelde de Europese Commissie haar "Green Deal" voor. Het centrale idee daarbij is dat de EU tegen 2050 klimaatneutraal moet worden. Deze doelstelling van klimaatneutraliteit wordt momenteel verankerd in een Klimaatwet. De Commissie presenteerde op 4 maart haar voorstel voor een klimaatwet. Op 7 oktober stemde het Europees Parlement haar krijtlijnen voor deze klimaatwet.

Men ijvert voor klimaatneutraliteit tegen 2050, niet alleen op Europees niveau maar ook op lidstaatniveau. Echter, daarmee gaat men voorbij aan de verscheidenheid tussen de lidstaten en deelstaten. Zo is het concreet voor Vlaanderen, een kleine en dichtbevolkte deelstaat met belangrijke energie-intensieve industriële clusters, heel wat moeilijker om klimaatneutraliteit te bereiken dan andere regio's. Klimaatneutraliteit moet een Europese doelstelling zijn die op Europees niveau moet gehaald worden.

Ten tweede zijn er de tussentijdse klimaatdoelstellingen voor 2030. In 2014 besliste de Europese Raad dat de EU tegen 2030 de uitstoot met minstens 40% zou verminderen. De Europese Commissie stelt een vermindering met 55% voor en het Europees Parlement zelfs een vermindering met 60%. Het gaat telkens om een doelstelling op Europees niveau. De ambities van het Europees Parlement zijn torenhoog, weinig realistisch en onvoldoende becijferd.

Het is onvoorstelbaar dat paarsgroen zich in het regeerakkoord engageert om de uitstoot met 55% te doen dalen. Op die manier ondergraaft deze paarsgroene regering haar onderhandelingspositie op Europees niveau en dit ten koste van onze economie en de Vlamingen.

Vandaar volgende vragen

Is het de doelstelling van deze regering om, los van welke doelstelling en welke onderlinge verdeling op Europees niveau wordt bereikt, om klimaatneutraal te zijn in België tegen 2050 en om haar uitstoot tegen 2030 met 55% te verminderen?

Zoals de minister weet, heeft België enkel vat op de non-ETS-sectoren. Om dus een uitstootvermindering van 55% te bekomen, voor non-ETS en ETS-sectoren tezamen, zal dus een nog hoger reductiepercentage voor de non-ETS-sectoren moeten beoogd worden dan momenteel was vooropgesteld (reductie met 43% tot 45%). Welke concrete non-ETS doelstelling beoogt de regering?

 

03.04 Minister Zakia Khattabi: De Europese Raad nam reeds vorig jaar de doelstelling van een klimaatneutrale EU tegen 2050 aan. De federale regering ondersteunt die doelstelling en de ambitie van de Green Deal in het algemeen ten volle. Verschillende lidstaten alsook het Europees Parlement bepleiten in het kader van de besprekingen inzake de Europese klimaatwet bovendien dat de klimaatneutraliteitsdoelstelling op zowel EU- als lidstaatniveau zou gelden. Het federaal regeerakkoord spreekt in ieder geval de ambitie uit om ons land tegen 2050 klimaatneutraal te maken.

 

Op 19 februari van dit jaar keurde het Overlegcomité de Belgische langetermijnstrategie voor de reductie van broeikasgasemissies van België goed. Daarin werd melding gemaakt van de gemeenschappelijke wil van alle betrokken regeringen om naar koolstofneutraliteit te streven. In voorbereiding van de nationale langetermijn­strategie stelde de federale klimaatadministratie een visiedocument op. Dat rapport, Vision and strategic workstreams for a decarbonised Belgium by 2050 – Input to the Belgian long-term strategy, geeft voor de verschillende sectoren op nationaal niveau een visie weer, bespreekt welke opties bestaan om de uitstoot te reduceren en identificeert prioritaire workstreams om het klimaatbeleid in de volgende jaren vorm te geven.

 

Die workstreams zijn de domeinen waarin wij, mijns inziens, in België de volgende jaren nauw moeten samenwerken en vormen zo een soort werkprogramma voor de korte en middellange termijn om de transitie naar klimaatneutraliteit tegen 2050 waar te maken. Mijn administratie werkt momenteel volop aan nieuwe scenario's naar klimaatneutraliteit in België tegen 2050, die mee de grondslag kunnen vormen voor een dergelijke samenwerking. Het is duidelijk dat de huidige doelstellingen tegen 2030 niet in de lijn liggen van de transitie naar klimaatneutraliteit tegen 2050, noch op Europees noch op nationaal niveau.

 

De Europese Commissie stelt voor om de uitstoot van broeikasgassen met minstens 55 % te verminderen tegen 2030 ten opzichte van 1990. De Europese Raad besliste na een eerste bespreking van dat voorstel in oktober alvast om in december een beslissing te nemen over de verhoging van de Europese doelstellingen tegen 2030. De federale regering steunt, net zoals het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, volmondig het voorstel van de Europese Commissie.

 

Het overleg daarover met de gewestregeringen heeft echter nog geen eensgezind standpunt opgeleverd. Ik hoop dat ook bij de Vlaamse regering de geesten spoedig zullen rijpen en wij ons in december als België achter de doelstellingen van –55 % kunnen scharen. Een recente literatuurstudie uitgevoerd door VITO, EcoRes en Kenter in opdracht van de Nationale Klimaatcommissie, schetst de sociaal-economische impact van klimaatverandering in België. Uit die studie blijkt onder andere de hoge kwetsbaarheid van Vlaanderen voor de zeespiegelstijging en overstromingen. Dat is een extra argument om de klimaatambitie te verhogen.

 

U hebt in het regeerakkoord de doelstellingen kunnen lezen die de federale regering in het eigen beleidsdomein voor ogen houdt. Welke concrete verplichtingen voor België zullen voortvloeien uit de uitkomst van de Europese discussies zal niet alleen afhangen van de beslissing van de Europese Raad om de Europese doelstelling voor 2030 op minstens 55 % te leggen en om de klimaatneutraliteit ook op nationaal niveau van toepassing te maken. Het zal ook afhangen van de omzetting van die doelstellingen in het beleid en de keuzes die in dat verband worden gemaakt, met name inzake de architectuur van het Europese klimaatbeleid, de rol van de verschillende sectoren en de verdeling van de inspanningen voor die sectoren tussen de lidstaten. De concrete voorstellen van de Commissie hiervoor zullen op basis van de sturing van de Europese Raad volgen in 2021, met name in het kader van de herziening van de verschillende wetgevende kaders. Daarnaast zal in de regering en samen met de Gewesten bekeken moeten worden welke hefbomen op de verschillende niveaus wij moeten aangrijpen om ook in België de transitie naar klimaatneutraliteit in te zetten en daarmee samenhangend een noodzakelijke stevige vermindering van broeikasgassen op middellange termijn te bereiken.

 

Het is duidelijk dat bijkomend ambitieus en vooruitziend beleid, complementair aan sterke maatregelen op EU-niveau, nodig is in alle sectoren, in de niet-ETS-sectoren, waarvoor er nationale doelstellingen bestaan, maar ook in de ETS-sectoren, bijvoorbeeld op het vlak van infrastructuur en innovatie, om de transitie naar klimaatneutraliteit waar te maken. Wij moeten onverwijld het Nationaal Energie- en Klimaatplan, inclusief het federaal deel, versterken, waartoe de Europese Commissie ons uitnodigt in haar recente evaluatie; ik reken daarvoor op de actieve betrokkenheid van de collega's in de regering.

 

De opstelling van het ETS-plan zal ook de gelegenheid bieden om het klimaat- en energiebeleid te versterken, met name door middel van gerichte investeringen in overeenstemming met het NEKP.

 

Ik betreur voorts dat de uitstoot in de niet-ETS-sectoren in Vlaanderen sinds 2005 maar zeer licht is gedaald, 0,2 % op jaarbasis, terwijl die in de andere twee gewesten gemiddeld is gedaald met 1,2 % tot 1,4 % per jaar. Dat is zes tot zeven keer sneller dan in Vlaanderen. De reductiepercentages die in de buurlanden worden waargenomen, zijn eveneens significant hoger dan in Vlaanderen.

 

Ik ben verheugd dat minister Demir de groene ambitie van het federale niveau toejuicht. Ik kijk ernaar uit om met haar samen te werken om het hele gewest vooruit te helpen. Minister Demir roept terecht op tot sterke federale maatregelen, aangezien de trend in het Vlaamse Gewest een gedeelde verantwoordelijkheid is van zowel de Vlaamse als de federale regering.

 

De strategieën op de verschillende beleidsniveaus moeten elkaar dan ook aanvullen en versterken. Ik zal dan ook ten volle op sterke federale maatregelen inzetten om de transitie ook in het Vlaamse Gewest waar te maken.

 

Minister Demir verwijst zelf naar de btw-verlaging voor heropbouw na sloop, de grondige renovatie van het gebouwenpatrimonium in handen van de federale overheid en de nood aan een performante, klantvriendelijke NMBS.

 

Al die maatregelen werden in het federale regeerakkoord opgenomen.

 

Aangezien de integratie van de externe klimaatkosten in de prijzen door middel van een koolstofprijs de basis vormt van elk effectief en efficiënt klimaatbeleid, is ook de fiscale hervorming die de federale regering beoogt, een zeer belangrijke hefboom om de transitie in België te bewerkstelligen. Het is een prioritaire kwestie, waarin de federale administratie tijdens de vorige legislatuur reeds een belangrijke stap heeft gezet door de organisatie van een nationaal debat; wij hadden het er al over tijdens het vorige debat.

 

Wat de Nationale Klimaatcommissie betreft, ben ik vanaf de eerste dag in actie geschoten. Ik betreur het dat de NKC dit jaar nog maar één keer door de vorige bevoegde federale minister is samengeroepen. In 2020 is het de federale overheid die de NKC voorzit.

 

Intussen heeft de federale regering op mijn initiatief al opnieuw haar delegatie voor de NKC samengesteld. We werken nu aan de agenda voor een vergadering later deze maand.

 

De verdeling van de doelstellingen voor 2030 is niet eenvoudig, omdat ze nog niet allemaal bekend zijn. Toch plannen we de zogenaamde effort sharing sneller te onderhandelen dan de vorige keer. Dat is ook in het belang van alle entiteiten, want de inkomsten uit emissierechten, waarmee het klimaatbeleid kan worden gefinancierd en die van belang zijn om de gezinnen en de bedrijven een duw in de rug te geven, hangen vast aan een positieve uitkomst in de onderhandelingen over de effort sharing. We zullen daarbij transparant zijn over alle voor de stakeholders relevante data en uitkomsten, zodat elkeen de voortgang van het klimaatbeleid kan volgen en de ambities naar waarde kan schatten.

 

03.05  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Dank u wel voor uw antwoord, mevrouw Khattabi. Een aantal zaken viel me op. Ten eerste is er het feit dat België zich nu al in het regeerakkoord expliciet verbindt tot een reductie met 55 %. Dat lijkt mij niet verstandig, aangezien de Europese doelstelling van 55 % niet op lidstaatniveau geldt. Toch verkondigt België alvast aan alle Europese partners dat dit land wél voor 55 % gaat. Ik heb ook aan de eerste minister gevraagd of zulks onze onderhandelingspositie niet verzwakt. Zijn antwoord luidde dat we het niet zo letterlijk mogen lezen als het in het regeerakkoord staat. Zou u dat niet beter eens bekijken in de regering? Hoe zit het nu precies?

 

Ten tweede heeft België enkel vat op de niet-ETS-sectoren. Om de vermindering van de uitstoot met 55 % voor ETS- en niet-ETS-sectoren samen te realiseren, zal er dus nog een hoger reductiepercentage voor de niet-ETS-sectoren moeten worden beoogd. Daarover hoor ik u niet. Welke concrete doelstellingen zijn er? U verbindt zich al tot doelstellingen zonder te weten of die hoegenaamd wel realistisch zijn. Inzake klimaatbeleid mogen we best ambitieus zijn, maar we moeten wel een beetje realistisch blijven.

 

Ten derde, wat Vlaanderen betreft, volgens mij levert Vlaanderen al heel veel inspanningen. Vlaanderen verbindt zich bijvoorbeeld niet tot doelstellingen waarvan we vooraf al weten dat ze niet haalbaar zijn, maar het onderneemt wel actie.

 

Zo heeft minister Demir recentelijk bijvoorbeeld de premie voor energierenovatie verhoogd. Onlangs werd er ook 30 miljoen euro geïnvesteerd in innovatieve recyclagetechnieken, waardoor Vlaanderen wereldwijd koploper wordt op het vlak van circulaire economie. Wij houden het in Vlaanderen graag bij daden en niet enkel bij woorden. Woorden zijn loos, als men er geen daden aan koppelt. Dus stellen wij daden.

 

03.06  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw Khattabi, u merkt dat het niet gemakkelijk zal zijn. Mevrouw Demir heeft nu al de bal teruggekaatst naar het federale kamp voor initiatieven. U hebt ze opgesomd; ik zal ze niet herhalen. Het is alvast duidelijk voor de Vlaamse regering dat er op het niveau van de staten geen assessment is in verband met de doelstelling van –55 %. Er is wel een globaal assessment, zo heeft de heer Timmermans het hier trouwens uitgelegd. Men blijft in Vlaanderen dus zeer voorzichtig. Dat was ook de boodschap van mevrouw Van Bossuyt.

 

Hoe dan ook zullen wij het dossier van heel nabij volgen. U staat voor een titanenopdracht.

 

03.07  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik kan niet genoeg beklemtonen hoe belangrijk het is dat België er op tijd uitgeraakt inzake de verdeling van de klimaatdoelstellingen voor 2030. Zo kunnen we werk beginnen te maken van de realisatie van die doelstellingen. Daarom en ook voor andere zaken is het belangrijk dat de Nationale Klimaatcommissie haar werk goed doet. We rekenen erop dat u daarvoor zorgt en dat u ook meer transparantie garandeert door voldoende rapportering over de NKC in het Parlement.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De oprichting en financiering van een “Klimaatcentrum”" (55009826C)

04 Question de Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La création et le financement d'un "Centre climatique"" (55009826C)

 

04.01  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op 15 oktober heeft het KMI zijn nieuwe Klimaatrapport voorgesteld. Daarin worden de recentste resultaten van de Belgische klimatologische waarnemingen en het Belgische klimaatonderzoek gebundeld. Het KMI wil wetenschappers, beleidsmakers en het grote publiek informeren over de wetenschappelijke kennis omtrent het waargenomen en toekomstige klimaat in België. Het KMI speelt als federale wetenschappelijke instelling een toonaangevende rol op het vlak van klimaatonderzoek, waarnemingen en regionale klimaatmodellering.

 

In België is er blijkbaar een grote vraag vanuit onderzoekers en ook vanuit het publiek en de beleidsmakers naar gedetailleerde, kwantitatieve, betrouwbare en consistente klimaatinformatie en –diensten, in het bijzonder omtrent de te verwachten klimaatverandering en de gevolgen daarvan. Volgens het KMI is het, om aan deze noden te voldoen, noodzakelijk om op Belgisch niveau een structureel kader voor klimaat­onderzoek en klimaatdiensten te financieren. De samenwerkingsverbanden met de verschillende Gewesten en Gemeenschappen, zowel op beleidsniveau als op onderzoeksniveau, zouden moeten worden vastgelegd. Op deze manier zou het KMI, als toonaangevende instelling inzake het klimaat, een continue wetenschappelijke expertise kunnen garanderen en een antwoord kunnen bieden op belangrijke noden omtrent klimaatinformatie. Concreter wordt er in het rapport gepleit voor de oprichting en financiering van een klimaatcentrum.

 

Wat is uw reactie op het pleidooi van het KMI voor de oprichting en de financiering van een dergelijk klimaatcentrum? Hebt u hierover al contact gehad met de heer Dermagne, belast met het wetenschapsbeleid?

 

04.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer Ravyts, dank u wel voor deze vraag. Ik wil beginnen met een korte historische achtergrond van de situatie.

 

De Kamer van volksvertegenwoordigers nam op 26 november 2015 een resolutie aan waarin de regering werd gevraagd om een klimaatexcellentiecentrum op te richten. De uitvoering van die aanvraag werd overwogen via het Nationaal Adaptatieplan (NAP). Maatregel 2 van het NAP voorzag in de uitwerking van een roadmap voor een Belgisch klimaatexcellentie­centrum vanaf 2017. De tussentijdse evaluatie van het NAP van maart 2019 gaf aan dat die roadmap niet is voltooid en dat de actie niet is opgenomen in de algemene beleidsnota van de staats­secretaris voor Wetenschapsbeleid. Bovendien heeft de NKC deze maatregel nooit op de discussietafel gelegd.

 

De oprichting van het centrum werd in de vorige regeerperiode als financieel onmogelijk beschouwd op basis van de raming van de potentiële kosten: minimaal 0,5 à 0,75 miljoen euro per jaar, enkel voor de initiële ontwikkelings- en coördinatiekosten. Aangenomen wordt dat de definitieve evaluatie van het NAP, die voor eind dit jaar staat gepland, waarschijnlijk het boven­staande zal weerspiegelen.

 

Ik begrijp de vraag van het KMI volledig, en ik ben bereid om dit initiatief samen met mijn collega Thomas Dermine, die verantwoordelijk is voor Wetenschapsbeleid, te ondersteunen en te herlanceren. Als de NKC niet van plan is dit punt op te nemen in het toekomstig Nationaal Adaptieplan, dan verbind ik mij ertoe om het te verdedigen binnen het Federaal Adaptatieplan. Hoe het centrum eruit zal zien, moet nog worden onderzocht, maar de afstemming ervan met de rondetafels over de objectivering van de klimaatdoelstellingen en de evaluatie ervan, is zinvol.

 

04.03  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, ik heb me daarnet wellicht versproken toen ik het had over Thomas Dermine. Het kan zijn dat ik een andere naam heb gebruikt, ik weet het niet meer. Het is al wat later op de dag.

 

Ik begrijp dat er in de voorbije vijf à zes jaar niet voldoende budget voor was. Men zag het niet. De actie was niet of onvoldoende opgenomen in het Federaal Adaptatieplan. Het is nooit op de discussietafel van de NKC gekomen. Maar u zult nu uw best doen om het toch op tafel te leggen, mevrouw de minister. Ik denk dat het inderdaad bij een groene regering zou passen mocht een dergelijk excellentiecentrum het levenslicht kunnen zien.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Questions jointes de

- Séverine de Laveleye à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les nouvelles dérogations pour l'usage de néonicotinoïdes" (55009884C)

- François De Smet à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les dérogations à l'interdiction des néonicotinoïdes" (55010722C)

05 Samengevoegde vragen van

- Séverine de Laveleye aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De nieuwe uitzonderingen voor het gebruik van neonicotinoïden" (55009884C)

- François De Smet aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De toegestane uitzonderingen op het neonicotinoïdeverbod" (55010722C)

 

05.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, les écologistes suivent ce dossier depuis de nombreuses années: celui des néonicotinoïdes. Nous avons appris ce 15 septembre que le secteur de la betterave allait demander à nouveau des dérogations pour l’usage de produits néonicotinoïdes alors que ceux-ci sont interdits au niveau européen.

 

Le 21 avril 2020, en commission, M. Ducarme avait confirmé qu’en 2020 le secteur avait à nouveau bénéficié d’une dérogation de sa part, mais avait insisté en disant qu’elle serait la dernière.

 

L’article 53 du règlement européen sur les autorisations de pesticides (n° 1107/2009) dispose qu’une dérogation peut-être fournie dans des "circonstances particulières" et en cas de "danger qui ne peut être maîtrisé par d’autres moyens raisonnables".

 

Mes questions sont les suivantes: où en est la démarche de demande par le secteur? Envisagez-vous ou votre gouvernement de refuser cette dérogation? Dans la négative, comment pensez-vous justifier des circonstances particulières et le manque d’autres moyens raisonnables?

 

05.02  François De Smet (DéFI): Madame la ministre, permettez-moi de vous féliciter pour votre entrée en matière en tant que ministre, puisque nous ne nous sommes pas encore vus publiquement depuis lors.

 

Les néonicotinoïdes sont des insecticides puissants utilisés de façon préventive par enrobage de semences. En 2018, l’Union européenne a interdit trois de ces types d’insecticides en culture de plein champ. La Belgique a dérogé à cette interdiction en 2019 et 2020 afin de lutter contre les pucerons qui transmettent la jaunisse de la betterave.

 

Il existe un consensus pour dire que ce produit a des effets nocifs importants sur la nature, la biodiversité, le problème des abeilles n'étant qu'un exemple parmi d’autres. Une étude de l’UCL réalisée à cet égard a mis en lumière la nocivité de ces produits car ils ont une rémanence très importante qui fait que les résidus se retrouvent encore dans les cultures qui suivent celles des betteraves traitées.

 

Cependant, s'il est vrai que seulement 20 % des agriculteurs ont utilisé ces semences enrobées cette année tant les contraintes liées à cette dérogation sont élevées, il nous revient de source bien informée que nombre d'agriculteurs sont insatisfaits des résultats des méthodes alternatives actuelles, notamment parce que pour remplacer les néonicotinoïdes associés à la graine et ne nécessitant aucune pulvérisation, il a fallu de trois à cinq pulvérisations aériennes avec des insecticides classiques, ce qui s'avère toxique pour les agriculteurs, mais également pour les riverains et n'est également pas neutre en matière de biodiversité.

 

Je sais que ce dossier relève également de la compétence de votre collègue monsieur Clarinval, ministre de l’Agriculture. Néanmoins, à ce stade du dossier, madame la ministre, pouvez-vous me faire savoir quel est votre point de vue à ce sujet? Entendez-vous répondre favorablement à la demande de plusieurs associations qui recommandent qu’aucune dérogation ne soit accordée à trois néonicotinoïdes? Une concertation sera-t-elle menée avec le ministre fédéral de l’Agriculture? Existe-t-il un calendrier européen en la matière? Je vous remercie.

 

05.03  Zakia Khattabi, ministre: En ce qui concerne les évaluations et les autorisations de mise sur le marché des pesticides en Belgique, je vous renvoie en effet au ministre Clarinval, qui est chargé de l'Agriculture.

 

Je vous signale toutefois qu'il existe entre le ministre de l'Agriculture et le ministre de la Santé un protocole d'accord qui prévoit que le ministre de l'Agriculture informera des choix politiques et/ou des initiatives législatives lorsqu'il couvre des matières ayant un lien direct avec la santé publique, telles que les normes de sécurité alimentaire, les pesticides, les zoonoses ou les résistances aux antimicrobiens, et ce dans un délai qui permette la concertation entre les deux ministres, le cas échéant.

 

L'accord de gouvernement indique que le gouvernement fondera l'essentiel de son action sur la méthode 'science-based', en intégrant le principe de précaution. Il prévoit explicitement une réduction drastique de l'usage des pesticides. Les pesticides comportent, d'une part, les biocides, pour lesquels je suis compétente avec le ministre de la Santé et, d'autre part, les produits phytopharmaceutiques, qui relèvent de la compétence du ministre de l'Agriculture et du ministre de la Santé. Dès lors, au cours des prochaines semaines, je compte me coordonner avec mes deux collègues précités afin d'analyser plus finement le contenu de l'accord de gouvernement et de définir les actions à mettre en œuvre pour atteindre cet objectif.

 

Dans son avis de 2016 sur les néonicotinoïdes, le Conseil Supérieur de la Santé indiquait que les résultats des études récentes sur les effets sur la santé humaine et les écosystèmes constituaient des signes d'alerte importants et soulignait l'urgence d'une étude complémentaire sur la toxicité de ces composés, l'exposition humaine à ceux-ci ainsi que leurs effets sur les services écosystémiques. Je compte saisir le Conseil Supérieur de la Santé afin qu'il actualise son avis de 2016 sur ces substances. Ses recommandations pourront alimenter les discussions relatives au plan national d'action sur les perturbateurs endocriniens, actuellement en cours d'élaboration en concertation avec les départements compétents.

 

Pour ce qui concerne le calendrier européen, je vous renvoie au site de la Commission. J'y lis que les approbations du clothianidin et du thiamethoxam ont expiré respectivement le 31 janvier 2019 et le 30 avril 2019. La date limite de soumission du dossier de renouvellement de l'imidaclopride est le 31 janvier 2020, et la date d'expiration de ce dernier est le 31 juillet 2022.

 

J'ajoute rapidement que j'ai pris contact avec mon collègue Clarinval afin de connaître ses intentions en la matière. Le ministre et moi-même ne sommes pas tenus par un accord tel que celui qui existe entre les ministres de la Santé et de l'Agriculture. Pour ma part, je verrai s'il est possible d'envisager un tel accord, puisque la question environnementale n'est effectivement pas épargnée dans ce dossier.

 

Pour conclure, je n'ai pas encore obtenu la réponse du ministre quant à la position qu'il adopterait vis-à-vis de la demande.

 

05.04  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse.

 

Il est bien évident que j'ai posé la même question à M. le ministre Clarinval. J'imagine que j'obtiendrai une réponse de sa part.

 

Cela fait tellement d'années que ce dossier est défendu par le secteur environnemental, mais aussi par celui de la santé, qu'il est difficile de comprendre, encore aujourd'hui, qu'il n'existe pas d'autre issue. Bien entendu, les recherches alternatives ne dépendent pas toujours du fédéral, puisque les Régions y sont directement impliquées. Du reste, nos homologues régionaux - tant du nord que du sud - avancent, mais probablement pas assez vite.

 

Les débats très intéressants auxquels nous avons participé au sujet de l'effondrement des écosystèmes et à propos de la crise climatique ainsi que du rapport entre l'environnement et la santé, nécessitent d'aboutir à des réponses très ambitieuses dans un délai bref. Nous y reviendrons, en espérant que l'administration et le ministre Clarinval nous expliqueront en toute transparence pourquoi il faut éventuellement accorder des dérogations. Nous espérons donc que ce ne sera plus le cas. Je vous remercie, en tout cas, d'y veiller autant que cela vous est possible à votre niveau.

 

05.05  François De Smet (DéFI): Monsieur le président, je remercierai simplement Mme la ministre pour sa réponse complète. Je l'encouragerai aussi dans ses démarches de concertation avec ses collègues de l'Agriculture et de la Santé.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de Séverine de Laveleye à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les discussions sur le document de guidance relatif aux abeilles revu par l’EFSA" (55009885C)

06 Vraag van Séverine de Laveleye aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De besprekingen over het door EFSA herziene Bee Guidance Document" (55009885C)

 

06.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le président, lors du changement de gouvernement, nous avions de nombreuses questions en souffrance. Elles réapparaissent aujourd'hui. Cela ne sera pas chaque fois le cas, rassurez-vous.

 

"En 2013, l’Autorité européenne de Sécurité des Aliments (EFSA) publiait un document de guidance définissant l’évaluation des risques posés par les pesticides sur les abeilles. Ce document avait fait l’objet d’un débat scientifique impliquant les parties prenantes. Il n’a cependant toujours pas été reconnu par les Etats-membres de l’Union européenne. Il semble que depuis plusieurs mois l’EFSA tentent de débloquer la situation en travaillant à une révision de ce document de guidance. D’après les informations obtenues par les ONG PAN Europe et Nature et Progrès Belgique, l’EFSA proposerait quatre pistes afin de définir la variabilité naturelle de la taille d’une colonie d’abeilles. L’une d’elles, l’option °2, recourt à un modèle mathématique – le modèle Beehave – coproduit par Syngenta. Ce modèle mathématique émanant de l’industrie des pesticides n’a jamais été validé scientifiquement et rien n’indique qu’il permette effectivement de protéger les abeilles. Parmi les critiques qui peuvent être formulées à l’encontre de ce modèle, il y a le fait qu’il utilise des données de mortalités dans des environnements présentant des pesticides. Il est pour le moins étonnant de considérer que de telles données puissent servir à définir des variations 'normales' de la taille de colonies d’abeilles.

 

Madame la ministre, il semble que la prochaine réunion du groupe d’experts nationaux avec l’EFSA et la Commission s’est tenue le 8 octobre. Quelle proposition (1-4) de définition de la variabilité naturelle de la taille d’une colonie d’abeilles proposée par l’EFSA a été soutenue par la Belgique? Quels ont été les arguments en faveur d’une définition plutôt que d’une autre? Qui a été consulté au niveau du gouvernement belge?"

 

06.02  Zakia Khattabi, ministre: Madame de Laveleye, comme pour la précédente réponse, je vous renvoie, en ce qui concerne les évaluations et autorisations, au ministre Clarinval. Je vous rappelle qu'il existe un protocole d'accord entre le ministre de la Santé et le ministre de l'Agriculture. Cependant, je voudrais ajouter que je suis avec attention les travaux, étant donné l'impact pour l'environnement et les liens évidents avec le Plan fédéral Abeilles. Je veillerai à ce que mes services soient invités à contribuer activement à l'établissement de la position belge sur ces questions dans le cadre du groupe CCPIE consacré à ce sujet, le groupe pesticides/abeilles.

 

06.03  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse. En vous adressant ces questions éminemment centrales en termes de biodiversité, d'environnement et de santé, je connaissais la difficulté de devoir jongler avec trois ministres en charge. Je vous transmets toute notre énergie et notre bonne volonté à trouver des solutions avec vos collègues. Nous n'allons pas reprendre le débat de ce matin, mais les abeilles sont au centre de notre biodiversité et de notre capacité à nous nourrir. Si des solutions ne sont pas trouvées rapidement, nous courons droit à la catastrophe.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Séverine de Laveleye à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le financement des coupoles environnementales" (55009886C)

07 Vraag van Séverine de Laveleye aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De financiering van de gewestelijke milieufederaties" (55009886C)

 

07.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, ma collègue Barbara Creemers et moi-même avons déjà eu l’occasion d’interroger Mme Marghem à plusieurs reprises au sujet de la situation dans laquelle se retrouvent les quatre fédérations environnementales que sont IEW, BBL, BRAL et IEB.

 

Comme vous le savez, conformément au nouvel arrêté royal de mai 2019, les quatre fédérations ont introduit une procédure de reconnaissance quinquennale en vue de déposer, après ladite reconnaissance, une demande de financement annuelle pour 2020. Alors que la décision administrative relative à leur reconnaissance aurait dû être rendue au plus tard le 16 mai, aucune réponse ne leur a été donnée, sous l’argument des affaires courantes.

 

Le 1er septembre 2020, les fédérations auraient du rentrer leur demande de financement pour 2020 sur la base de leur nouvelle reconnaissance. Cette date est donc largement dépassée. Après avoir déjà été privés de subsides en 2019, ces coupoles se retrouvent donc en passe de ne ne pas percevoir leurs subsides en 2020.

 

Madame la ministre, avez-vous pu analyser la demande de reconnaissance des coupoles? Une solution a-t-elle pu être trouvée pour les financements 2019? Une solution a-t-elle pu être trouvée pour les financements 2020?

 

07.02  Zakia Khattabi, ministre: Madame de Laveleye, je vous remercie pour cette question qui me permet de mettre en avant l'importance que fournissent les coupoles environnementales pour la politique environnementale fédérale.

 

Pour la procédure de 2020, j'ai signé l'arrêté ministériel d'agrément des coupoles dès le 13 octobre: IEW, BBL, BRAL et IEB sont reconnues coupoles pour les années 2020 à 2024. L'administration m'a fourni l'analyse de la demande commune de subsides, qui a été rentrée par les quatre fédérations avant le 1er septembre.

 

J'ai donné mon accord sur les montants proposés dès le 23 octobre. Les fédérations percevront donc le subside demandé pour l'année 2020. La procédure de 2019 n'a, en revanche, pas été clôturée par la ministre précédente et est donc toujours ouverte. Différentes solutions sont à l'analyse pour compenser le travail fourni par les coupoles en 2019, mais elles doivent être juridiquement validées et ne pourront au plus tôt mises en œuvre qu'en 2021.

 

07.03  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je dirai simplement merci. C'est vraiment un soulagement. C'était un peu la quadrature du cercle et il était incompréhensible de laisser les fédérations, qui font le job tous les jours pour documenter le travail du gouvernement notamment, dans une telle impasse. Je suis extrêmement satisfaite d'entendre que des solutions ont pu être trouvées et qu'elles sont même en cours pour 2019.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Questions jointes de

- Séverine de Laveleye à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L’exposition aux perfluorés" (55009895C)

- Daniel Senesael à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La pollution aux PFAS en Belgique" (55010076C)

08 Samengevoegde vragen van

- Séverine de Laveleye aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De blootstelling aan perfluorverbindingen" (55009895C)

- Daniel Senesael aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De pfas-vervuiling in België" (55010076C)

 

08.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Ce vendredi 18 septembre, l’EFSA a rendu une expertise sur les composés fluoroalkyliques. Ces substances de synthèse parées de propriétés physico-chimiques particulières (imperméa­bilisation, isolation électrique, etc.) utilisées depuis des décennies par une grande variété de secteurs industriels et reconnues comme perturbateurs endocriniens. En effet, par le biais de rejets industriels, du ruissellement de décharges, de la pollution des sols et des nappes phréatiques, ces substances ont progressivement imprégné notre environnement. Elles se stockent et persistent dans la chaîne alimentaire jusqu’à notre assiette.

 

L’EFSA a réévalué le seuil d’exposition acceptable aux quatre composés perfluorés les plus courants (PFOA, PFOS, PFNA et PFHxS) et fixe cette limite d’exposition à 0,63 milliardième de gramme par kilo de poids corporel et par jour. Par rapport au seuil défini en 2008, il s’agit d’une division par plus de 2500. Toujours selon l’EFSA, l’exposition moyenne d’une large part de la population européenne à ces substances – en particulier les enfants – excède souvent largement, voire très largement, ce seuil de référence. Une situation jugée 'inquiétante' par l’agence. D’autant que les enfants sont le groupe de population le plus exposé.

 

Avez-vous connaissance du taux d’exposition actuel de la population belge? Qu’envisagez-vous comme moyens pour limiter l’exposition de la population, en particulier des enfants, à ces substances? Une concertation avec vos collègues européens est-elle prévue?

 

08.02  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, les substances chimiques dites PFAS représentent un danger environnemental et sanitaire que nous devons pleinement considérer.

 

Ces dernières années, d'importants cas de pollution aux PFAS ont été observés dans des pays limitrophes de la Belgique, à savoir les Pays-Bas et la France.

 

Selon les chercheurs, depuis plusieurs années, deux PFAS, le C8 et le GenX, ont été retrouvés dans l'eau potable  via la contamination du cours d'eau local, de la nature et de l'air de la région de Dordrecht, en Hollande, à proximité d'une usine de téflon. Le nombre de cancers apparus dans la population ainsi que leur précocité seraient pour le moins préoccupants.

 

Une enquête menée par l'Agence nationale de sécurité sanitaire de l'alimentation, de l'environnement et du travail française (ANSES) de 2016 a révélé que plusieurs zones avaient été contaminées de manière significative aux PFAS.

Selon le journal français Libération, l'une de ces zones se situe à proximité de la ville de Lyon où deux sites d'entreprises appartenant au secteur de l'industrie chimique relâchent des PFAS en grande quantité dans l'environnement et, plus particulièrement, dans le Rhône.

 

Au mois d'août, la presse a révélé qu'une pollution importante aux PFAS avait été détectée en Belgique, sur le site d'Opel basé dans le port d'Anvers, pollution causée par un réservoir de mousse d'extinction se trouvant sous terre. À ce sujet, le toxicologue Jean Tytgat a reconnu qu' "après une longue exposition de quelques mois à plusieurs années", cette pollution "présente des risques importants pour les personnes et l'environnement" et favorise, notamment, "un risque de cancer".

 

Madame la ministre, le cas du site d'Opel nous montre que les zones à forte pollution aux PFAS ne concernent pas uniquement les pays limitrophes de la Belgique. D'autres cas de contamination environnementale aux PFAS ont-ils été identifiés ou soupçonnés en Belgique?

 

Les cas néerlandais et français mentionnent une pollution des cours d'eau jouxtant les sites de contamination. La présence de PFAS provenant du site d'Opel a-t-elle pu être constatée dans l'Escaut? En outre, d'importantes concentrations de PFAS ont-elles pu être observées dans d'autres cours d'eau de notre pays?

 

08.03  Zakia Khattabi, ministre: Madame de Laveleye, vous me permettrez d'avoir transformé la première question relative aux taux d'exposition actuels de la population belge en question écrite. Des données belges datant de 2004 figurent sur le site de l'Autorité européenne de sécurité des aliments (EFSA).

 

Les nouvelles recommandations scientifiques de l'EFSA doivent passer au crible de la consultation publique (en janvier 2021) afin de redéfinir les seuils acceptables. Les nouveaux seuils feront apparaître une exposition problématique et malheureusement historique pour les petits enfants.

 

Comme ces produits sont déjà largement et depuis longtemps disséminés dans l'environ­nement, nous devrons prendre des mesures pour éviter qu'ils ne continuent à s'accumuler et à passer dans la chaîne alimentaire, en particulier le poisson, les œufs et les fruits.

 

Rappelons que la demi-vie de ces produits est de plusieurs années et qu'ils ne disparaîtront pas de l'environnement rapidement. Il importera d'interdire au niveau européen les substances les plus récentes dans les utilisations les plus massives, si pas toutes ces substances, par mesure de précaution. Mon administration suit le sujet de très près et j'y accorderai toute mon attention également.

 

Quant aux mesures visant à éviter la mise sur le marché d'aliments contaminés – principale voie d'exposition avec l'eau –, je compte me coordonner avec mon collègue en charge de l'Agriculture et de l'AFSCA pour analyser plus finement le contenu de l'accord de gouvernement et définir les actions à mettre en œuvre pour atteindre cet objectif.

 

La Belgique a contribué activement aux travaux de l'EFSA. Par exemple, il nous revient d'analyser la substance PFHPA. Nous avons également fourni les données d'exposition belge qui ont permis l'évaluation européenne. La concertation pour ces matières est continue dans les enceintes de décision européennes conformément à la réglementation sur les produits chimiques.

 

Monsieur Senesael, concernant les données de concentration dans l'environnement – comme pour le biomonitoring d'ailleurs –, je tiens à rappeler qu'il s'agit d'une compétence régionale pour laquelle mes collègues des Régions pourront vous fournir de plus amples informations concernant les campagnes réalisées jusqu'à présent, par exemple les études sur les PFAS dans l'environnement publiées par les Régions wallonne et bruxelloise ou l'OVAM en Flandre.

 

Ces données montrent effectivement la présence de ces substances chez nos concitoyens et dans l'environnement et l'existence de sites pollués. Il est avéré que la remédiation des pollutions existantes est difficile. Une communication entre le fédéral et les entités fédérées et les projets de recherche européens est assurée dans le cadre du National Environment and Health Action Plan (NEHAP) ainsi que via le Comité REACH belge et le Comité de coordination de la politique internationale de l'environnement (CCPIE).

 

Afin d'éviter que cette situation n'empire, il est nécessaire de prendre des mesures les plus en amont possible et au niveau européen. Notre pays prend activement part à ces développements européens. En effet, la Commission a donné suite positivement à la demande belge via la CIMES de  2019 d'établir un plan d'action européen limitant l'utilisation des PFAS uniquement aux usages essentiels. Ce plan est maintenant discuté dans le cadre de la stratégie durable dans le domaine des produits chimiques qui fait partie du Green Deal. Par ailleurs, plusieurs restrictions de la mise sur le marché des usages sont en préparation via le règlement REACH avec la participation de nos experts.

 

Les mousses anti-feu constituent en effet l'une des principales causes des contaminations constatées un peu partout dans le monde. L'Agence européenne des produits chimiques (ECHA) est en train d'élaborer une restriction, avec l'appui des experts fédéraux de l'environnement et grâce aux informations fournies également par les Régions. Cette restriction sera proposée à l'examen des comités de l'ECHA à la fin 2021.

 

Une collaboration continue entre le fédéral et les Régions en ce domaine est essentielle. En effet, l'effort de suivi de ces substances par les Régions sert les mesures proposées à l'échelle européenne et internationale, en en démontrant la nécessité et en garantissant un suivi de leur efficacité réelle en vue d'une réduction des concentrations observées dans l'environnement.

 

Enfin, il convient également de mentionner la récente adoption en Flandre d'un plan sur les PFAS pour ce qui a trait à ses compétences.

 

08.04  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je prends acte de votre réponse très complète. Je vais devoir m'y replonger pour en déceler les différents aspects.

 

En tout cas, nous voyons que le dossier avance – peut-être trop tard au regard des risques de santé publique auxquels nous sommes confrontés depuis tant d'années. J'imagine que nous pourrons en poursuivre l'examen avec vous dans les mois à venir.

 

08.05  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, je n'ai pas entendu beaucoup de réponses de Mme la ministre à mes questions et j'en suis quelque peu désolé.

 

Compte tenu de celles qui ont été apportées à ma collègue et en fonction du travail que j'ai déjà pu accomplir à propos de ce sujet, je tiens à attirer l'attention de Mme la ministre sur la nécessité d'établir un règlement ou, en tout cas, une réglementation qui visera à rendre obligatoire – eu égard aux tragédies qui ont déjà été vécues – la mention d'informations adéquates sur l'étiquetage des produits contenant des PFAS. De plus, il faudra songer à la réalisation de tests toxicologiques avancés auprès des entreprises concernées par la fabrication des PFAS et des produits qui en contiennent.

 

Enfin, j'indique également à Mme la ministre qu'il serait peut-être utile, voire nécessaire, de commencer un travail de collaboration entre les organismes publics compétents en ce domaine et les entreprises concernées par la fabrication des PFAS et des produits contenant des PFAS en vue de la création de registres publics indiquant les produits contenant ces matières. Je pense revenir un peu plus tard, porteur de propositions à cet effet.

 

08.06  Zakia Khattabi, ministre: Monsieur Senesael, j'ai commencé en disant que les données de concentration constituent une compétence régionale. Vous aurez les réponses précises à vos questions sur ces données de concentration en faisant poser la question au niveau régional. Mais je comprends votre déception.

 

Le président: Monsieur Senesael, la ministre comprend votre déception. Cela vous soulage-t-il quelque peu?

 

08.07  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, vous ne pouvez pas savoir comme cela me met du baume au cœur!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08.08 De voorzitter: Ik zie de heer Moyaers niet. Hij had een vraag over het verbod op het gebruik van SBR-rubbergranulaat op sportvelden.

 

08.09  Kris Verduyckt (sp.a): Ik heb hem net een berichtje gestuurd, maar ik heb geen antwoord gekregen. Ik stel voor de vraag te laten omzetten in een schriftelijke vraag.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55010065C van de heer Moyaers wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

09 Questions jointes de

- Daniel Senesael à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'impact environnemental du numérique" (55010073C)

- Roberto D'Amico à Mathieu Michel (Digitalisation, Simplification administrative, Protection de la vie privée et Régie des Bâtiments) sur "L'impact du numérique sur l'environnement" (55010358C)

09 Samengevoegde vragen van

- Daniel Senesael aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De milieu-impact van de digitale technologie" (55010073C)

- Roberto D'Amico aan Mathieu Michel (Digitalisering, Administratieve Vereen­voudiging, Privacy en Regie der gebouwen) over "De milieu-impact van de digitale technologie" (55010358C)

 

09.01  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, il est aujourd'hui reconnu que les technologies numériques ont une incidence négative sur l'environnement. Cette incidence est liée, d'une part, à la pollution générée par la fabrication et la distribution de produits technologiques de traitement de l'information et de communication numériques et, d'autre part, à la pollution liée à leur fonctionnement et à celui du réseau internet.

 

Selon une étude réalisée en 2017, la première forme de pollution évoquée représente près de 40 % de l'empreinte carbone du numérique. En France, il a notamment été souligné que la phase de production et de distribution du numérique représentait 70 % de l'empreinte carbone du numérique sur l'ensemble du pays. En ce qui concerne la seconde forme de pollution, à savoir celle liée à l'utilisation du numérique et au fonctionnement du réseau internet, elle est la cause d'environ 55 % des émissions de gaz à effet de serre du numérique.

 

Selon l'Agence de la transition écologique française, le numérique est aujourd'hui à l'origine d'environ 4 % des émissions de gaz à effet de serre dans le monde. Enfin, les prévisions relatives à l'accroissement de l'utilisation de l'informatique par la population mondiale laissent présager une forte hausse de l'empreinte carbone dans les décennies, voire dans les années à venir. Une étude de Green IT, un cabinet français spécialisé dans l'évaluation des aspects environnementaux du numérique, a notamment soulevé que les émissions de gaz à effet de serre générées par le secteur pourraient être multipliées par deux en 2025, tandis que ses incidences sur l'environnement pourraient être multipliées par trois.

 

Madame la ministre, quel est votre point de vue sur ce problème, dans la mesure où celui-ci concerne également notre pays? Avons-nous les moyens d'évaluer avec précision l'empreinte environnementale du numérique en Belgique et de ses différents aspects (liés notamment à l'utilisation et au fonctionnement du réseau internet, des centres de données…)? D'avance merci pour vos éléments de réponse.

 

Le président: Il y avait une question jointe orientée vers le secrétaire d'État Michel. Elle émanait du collègue D'Amico, que je ne vois pas parmi nous.

 

09.02  Zakia Khattabi, ministre: Monsieur le président, la question avait été adressée à mon collègue Michel, mais il l'a réorientée vers moi. Je ferai donc la réponse aux deux questions.

 

Les rapports et les chiffres que vous évoquiez, en effet, démontrent que l'impact écologique des technologies numériques sur le climat, les ressources naturelles et l'environnement est réel. Cet impact est scientifiquement documenté, important et en croissance constante. Il se manifeste sur l'ensemble du cycle de vie des technologies de l'information: production, distribution, utilisation et traitement en fin de vie.

 

Les impacts environnementaux ne se limitent pas à l'impact climatique L'extraction des matières premières utilisées pour la production des équipements numériques, leur transport et la consommation énergétique associée à leur utilisation génèrent d'autres pollutions environnementales que des émissions de gaz à effet de serre.

 

En tant que ministre du Climat et de l'Environnement, je me dois de souligner que la majorité d'entre nous a trop tendance à sous-estimer dans le débat public cet impact écologique des technologies numériques. Un phénomène en particulier doit attirer notre attention en matière de nouvelles technologies: l'effet rebond. Cet effet bien connu des économistes signifie que des gains d'efficience peuvent se traduire en une nette réduction du coût de l'usage d'une technologie. L'usage de ces technologies augmente alors à tel point que les gains d'efficience peuvent être annulés par la hausse de ces usages. Ainsi en est-il de l'augmentation de la température de chauffage dans les maisons bien isolées ou de l'augmentation de l'usage des voitures qui consomment peu de carburant.

 

À ce stade, nous n'avons qu'une vision partielle de l'impact général et de l'effet rebond des produits ICT en Belgique, tant au niveau de leur production que de leur distribution et de leur utilisation. J'envisage de demander à l'administration fédérale de l'Environnement de produire une évaluation de l'impact général de ces produits.

 

Vu que le marché du numérique est un marché global avec des chaînes d'approvisionnement étalées sur différents pays, des leviers d'action pour la Belgique en termes de réduction d'impact pendant la phase de production existent, mais les leviers les plus importants se situent principalement aux niveaux européen et international.

 

Pour ce qui concerne la phase d'utilisation, l'impact climatique est principalement lié à la consommation énergétique. Pour ce qui concerne la phase de traitement en fin de vie, la Belgique et en particulier les Régions, disposent normalement des leviers nécessaires avec l'organisme de responsabilité élargie du producteur, Recupel.

 

Différentes stratégies permettent de répondre à cette problématique, parmi lesquelles et par ordre d'importance: une utilisation plus rationnelle; la sobriété numérique; l'éco-conception des technologies de l'information afin de favoriser leur durée de vie, leur réemploi et leur recyclage; l'amélioration de l'efficacité des équipements et de la gestion des systèmes numériques; un recours accru à l'électricité d'origine renouvelable; l'utilisation de la chaleur des data centers.

 

Mon administration travaille déjà sur cette question par le biais du Règlement Eco-Design, qui permet de diminuer l'impact énergétique des produits. Ainsi, il existe des exigences Eco-Design pour les serveurs et produits de stockage de données. La Commission européenne souhaite également élargir la notion d'éco-conception aux impacts matériels de la production.

 

Par ailleurs, la Belgique s'inscrira dans l'initiative EU digitalisation for the benefit of the environment et, dans ce contexte, soutient l'appel lancé à la Commission et aux parties prenantes du secteur, qui consiste à élaborer des orientations pour les différents secteurs concernés afin de parvenir à une utilisation durable des solutions numériques tout en améliorant leur efficacité et en évitant les effets rebonds.

 

En ce qui concerne plus spécifiquement le déploiement de la 5G, mon administration n'a, à ce jour, pas connaissance d'études de son incidence énergétique et matérielle. En effet, le Green Deal identifie la numérisation comme un catalyseur clé, mais annonce également que la durabilité doit être au cœur du secteur et que des mesures visant à améliorer l'efficacité énergétique et les performances du secteur en matière de circularité seront envisagées.

 

Le gouvernement veillera à rapidement mettre en place les conditions nécessaires à l'adhésion de toutes les parties prenantes à l'introduction de la 5G et au déploiement de la fibre optique. À cet égard, il sera tenu compte des informations scientifiques, en ce compris les aspects liés à la santé, à la sécurité et à l'impact sur la consommation d'énergie des compétences des entités fédérées.

 

Monsieur Senesael, j'espère avoir répondu à vos interrogations.

 

09.03  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour la qualité de votre réponse. Je suis satisfait de voir que vous prenez ce problème à bras-le-corps, parce que son impact est en croissance constante, ainsi que vous l'avez souligné. Je partage également votre analyse lorsque vous dites qu'il n'y a pas que l'impact climatique, sur lequel se focalisait ma question, mais aussi les autres pollutions environ­nementales induites par ces technologies numériques.

 

Nous devons effectivement prendre en considération l'évaluation de l'impact général de ces produits. À cet égard, nous ne devons pas nous cantonner à nos Régions ou à notre État fédéral mais envisager la situation à l'échelle européenne et internationale. J'appuie sans réserve les stratégies que vous avez déclinées et qu'il convient de mettre en œuvre, car il s'agit d'un dossier qui m'intéresse tout particulièrement et que je serai heureux de suivre avec vous.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Questions jointes de

- Daniel Senesael à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'exportation de pesticides interdits en Europe" (55010074C)

- Séverine de Laveleye à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'exportation de pesticides" (55010645C)

10 Samengevoegde vragen van

- Daniel Senesael aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De uitvoer van in Europa verboden pesticiden" (55010074C)

- Séverine de Laveleye aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De uitvoer van pesticiden" (55010645C)

 

10.01  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, selon une enquête menée par les organisations Public Eye et Greenpeace UK, la Belgique serait l'un des pays européens exportant le plus de matières pesticides interdites en Europe. Cette enquête dévoile que sur l'année 2018, une série d'entreprises implantées en Belgique (Kanesho, Bayer, Corteva, Arysta notamment) auraient exporté 4987 tonnes de pesticides, principalement de l'acétochlore et de la carbendazime, vers environ une quinzaine de pays hors l'Union européenne, comme le Kenya, le Chili ou l'Ukraine. L'acétochlore, un herbicide, a été répertorié en tant que perturbateur endocrinien et cancérogène, tandis que le carbendazime, un fongicide, a été associé à plusieurs troubles de la santé, dont l'apparition de malformations congénitales. Ces deux pesticides ont également été caractérisés comme des substances nocives pour l'environnement et pour les écosystèmes.

 

Si la législation européenne interdit l'usage de tels pesticides sur le sol européen, elle n'en condamne pas la production et l'exportation vers des pays hors de l'Union européenne, dans lesquels leur utilisation est autorisée. Cette situation présente un risque majeur pour la santé des habitants des pays importateurs, ainsi que pour celle de nos concitoyens dans la mesure où certains produits agricoles contenant des résidus de ces pesticides cultivés dans ces pays se retrouvent ensuite exportés notamment en Belgique et consommés par ses citoyens.

 

Madame la ministre, mes questions sont les suivantes. Pouvons-nous avoir vos retours sur cette problématique? Le Conseil constitutionnel français a choisi d'interdire la production, l'exportation et le transport des produits agricoles non autorisés en Europe en raison de leurs effets sur l'environnement et sur la santé. Envisagez-vous la mise en place d'initiatives visant à traiter cette problématique? Avons-nous des moyens d'évaluer la quantité des produits importés depuis les pays faisant usage de ces pesticides dangereux et leur dangerosité pour la santé humaine? Merci d'avance pour vos réponses, madame la ministre.

 

10.02  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Greenpeace UK et Public Eye ont publié le 10 septembre une enquête qui montre qu’en 2018 les pays membres de l’Union européenne ont approuvé l’exportation de 81 615 tonnes de pesticides contenant des substances interdites par l’Europe. Au total, il s’agit de 41 pesticides interdits ont été autorisés à l’exportation pour cette période, tels que le Paraqua, le dichloropropène, le cyanamide, et d’autres. Nous apprenons dans ce rapport que la Belgique fait partie des principaux exportateurs, après le Royaume-Uni et avec la France, l’Italie, les Pays-Bas, l’Allemagne et l’Espagne. Du côté des importateurs, on retrouve 85 pays. Les trois quarts sont des pays en développement ou émergents. Parmi les plus gros se trouvent les États-Unis, le Brésil, l’Ukraine, le Maroc, le Mexique et l’Afrique du Sud, dont plusieurs sont des pays qui exportent une part importante de leurs productions vers l’Europe. Ces chiffres datent de 2018, mais ceux disponibles pour les années postérieures semblent s’aggraver. Pour pouvoir exporter, les entreprises doivent fournir des 'notifications d’exportation'. Les autorités réglementaires nationales (ministère de l’environnement) et européennes (agence européenne des produits chimiques) vérifient ces documents et les transmettent aux autorités des pays de destination. Qu’est-ce que votre gouvernement envisage de mettre en place pour mettre fin à ce type de pratiques? Quelle position la Belgique tient-elle au niveau européen pour interdire ce type de pratique?

 

10.03  Zakia Khattabi, ministre: Monsieur Senesael, madame de Laveleye, nous sommes bien conscients de ce problème qui, comme vous l'indiquez justement, présente un risque pour la santé des habitants et l'environnement des pays importateurs, mais aussi pour celle de nos concitoyens via la consommation des aliments importés de ces pays lorsqu'ils sont contaminés par des substances interdites chez nous.

 

Dans le cadre de la consultation publique organisée par la Commission européenne sur sa feuille de route relative à la stratégie durable dans le domaine des produits chimiques, la Belgique a soulevé ce point – que vous pourrez retrouver sur le site de la Commission – et son appel a été entendu. La Commission prévoit en effet d'assurer d'ici 2023 que les substances chimiques dangereuses interdites dans l'Union européenne ne soient pas produites pour l'exportation.

 

La décision du Conseil constitutionnel français du 31 janvier 2020 prévoit une interdiction de la production, du stockage et de la circulation en France des produits phytopharmaceutiques contenant des substances actives non approuvées par l'Union européenne en raison de leurs effets sur la santé humaine et animale ainsi que sur l'environnement. Cette disposition fait donc indirectement obstacle à l'exportation de tels produits par la France.

 

Mes services et moi-même suivons de près les développements législatifs et jurisprudentiels autour de cette législation. Toutefois, nous sommes d'avis que de telles mesures devraient être adoptées à l'échelle européenne. En effet, il s'agit d'éviter la délocalisation du problème vers un autre État membre et d'assurer à l'intérieur du marché européen une concurrence équitable. À ce titre, nous ferons en sorte de soutenir toute mesure proposée par la Commission d'ici 2023 en vue d'interdire la production au sein de l'Union européenne des produits chimiques dont l'usage n'est pas autorisé chez nous pour des raisons sanitaires et/ou environnementales.

 

La législation européenne relative au commerce international des produits chimiques et pesticides dangereux nous impose seulement de déclarer annuellement à la Commission européenne les quantités exactes de produits exportés hors de l'Union européenne pour chaque pays de destination. Au sein de l'Union, seuls les substances et les mélanges dangereux sont étiquetés pour leur nocivité. Les produits traités, tels que les aliments, ne doivent être et ne sont pas étiquetés en fonction du produit avec lequel ils ont été traités. Il est tout à fait possible que des produits importés aient été traités avec des substances interdites dans l'Union européenne.

 

Quant à l'évaluation des risques pour la santé humaine que présentent ces substances actives - et, en particulier, les résidus qui pourraient se retrouver dans des aliments importés -, elle est effectuée par l'Autorité européenne de la sécurité des aliments. Il revient alors tout particulièrement à l'AFSCA d'écarter les produits qui seraient contaminés. Je vous invite donc à consulter le ministre en charge de l'AFSCA.

 

Plus généralement, je compte mettre en place une coordination avec le ministre de l'Agriculture pour évaluer dans quelle mesure l'accord de gouvernement peut contribuer à parfaire l'échange d'informations entre services.

 

10.04  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses très complètes.

 

Je prends acte du fait que la Commission européenne a jusqu'en 2023 pour éviter cette production à l'exportation.

 

Comme vous, j'estime qu'un arsenal législatif pour une concurrence équitable doit être développé au niveau européen plutôt que pays par pays.

 

Dans votre déclaration de politique, vous avez parlé de la nécessité, de l'importance de la transversalité. Le sujet qui nous occupe donne toute sa raison d'être à cette dernière. Je pense ici à l'agriculture, l'AFSCA, mais aussi les autres secteurs que vous avez cités.

 

Je vous remercie d'ores et déjà pour le débat que vous allez mener et qui je l'espère sera productif.

 

10.05  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je souhaiterais souligner à nouveau le caractère inacceptable de la situation.

 

Je ne comprends pas qu'en 2020, il puisse encore exister des entreprises qui pensent qu'il est acceptable d'exporter des produits interdits chez nous. Cette situation est incompréhensible!

 

Cela dit, j'ai été très heureuse d'entendre que les choses avancent au niveau européen tout comme c'est le cas dans nos pays voisins.

 

Comme vous et M. Senesael, j'estime que la coordination doit se faire au niveau de l'Europe. Mais on sait comment se déroule ce genre de débat au niveau européen. Il faudra donc que la Belgique puisse montrer l'exemple, si on n'obtient pas satisfaction à ce niveau.

 

Votre note de politique générale dont nous avons débattu ce matin fait état du principe de due diligence pour les entreprises, du principe de do no harm, de chaînes de valeurs qui doivent être totalement maîtrisées. On s'inscrit ici entièrement dans ce genre de préoccupation.

 

Quoi qu'il en soit, je suis rassurée de savoir que vous allez suivre ce dossier de près tant pour ce qui concerne notre territoire qu'au niveau européen car il est inacceptable de continuer à penser qu'on peut exporter nos "crasses" de l'autre côté de la planète selon le principe 'loin des yeux, loin du cœur'.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Daniel Senesael à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le déclin des insectes pollinisateurs sauvages en Belgique" (55010075C)

11 Vraag van Daniel Senesael aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De achteruitgang van de wilde bestuivende insectenpopulaties in België" (55010075C)

 

11.01  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, le rapport "Planète Vivante - La nature en Belgique", réalisé par le WWF en collaboration avec Natagora, Natuurpunt, la Belgian Biodiversity Platform, l'Institut royal des Sciences naturelles et environ une vingtaine de chercheurs, d'institutions publiques et d'organismes de conservation, révèle qu'un nombre important d'espèces d'insectes pollinisateurs sauvages sont aujourd'hui menacées ou éteintes en Belgique. Je ne vous apprends rien.

 

Ce rapport souligne notamment qu'environ 32,8 % des abeilles sauvages sont menacées en Belgique. Ce chiffre s'élève à 53 % en prenant en compte les abeilles vulnérables ou éteintes. Le groupe des bourdons, pour sa part, est présenté comme le plus vulnérable. Environ 60 % d'entre eux sont presque menacés, 20 % ont disparu de Belgique.

 

Enfin, les chercheurs estiment que, tant en Flandre qu'en Wallonie, les populations de pollinisateurs sauvages (abeilles solitaires, bourdons, papillons, syrphes et coléoptères) tendent à s'homogénéiser: les membres des espèces généralistes augmentent, tandis que ceux des espèces spécialisées diminuent.

 

D'un point de vue général, une importante utilisation de pesticides, lesquels détruisent les fleurs sauvages, peut être assimilée à l'une des causes du déclin des insectes sauvages pollinisateurs. D'un point de vue particulier, une étude américaine réalisée en 2018 par des chercheurs du département de biologie de l'Université du Texas a montré que le glyphosate pouvait augmenter la mortalité des pollinisateurs, notamment les abeilles domestiques, en agissant sur leur flore intestinale.

 

Madame la ministre, avez-vous pris connaissance du rapport "Planète vivante - La nature en Belgique"? Je n'en doute absolument pas. Pouvons-nous avoir votre retour à ce sujet, notamment sur la question du déclin des insectes sauvages pollinisateurs en Belgique? Pouvons-nous évaluer l'impact des pesticides, en général, et du glyphosate, en particulier, sur la présence d'insectes pollinisateurs dans notre pays? Le cas échéant, quel est votre avis à ce sujet?

 

11.02  Zakia Khattabi, ministre: Monsieur Senesael, le rapport "Planète vivante - La nature en Belgique", un projet d'envergure et de grande qualité, vient de confirmer des constats malheureusement connus. Il convient d'ailleurs de souligner que dans son initiative, le WWF a pu compter sur la collaboration des administrations publiques.

 

Le groupe de travail "Pollinisateurs" réunit depuis plusieurs années les experts des administrations régionales et fédérales, de la société civile et les experts académiques autour de la question de la préservation des pollinisateurs. Grâce à ce groupe créant entre autres une interface science-politique, nous sommes régulièrement informés des nouvelles données et des nouvelles découvertes.

 

Nous connaissons donc les constats de la liste rouge des abeilles de Belgique depuis sa publication en décembre 2019. Cette liste a été présentée par ses auteurs lors d'une réunion de ce groupe. Ce groupe de travail a récemment développé des recommandations de mesures qui pourraient former une stratégie nationale pour les pollinisateurs organisée autour de trois piliers: rendre l'agriculture favorable aux pollinisateurs; rendre les villes, les infrastructures et les espaces favorables aux pollinisateurs; améliorer la connaissance et la sensibilisation à l'état des pollinisateurs et aux causes de leur déclin.

 

Cette proposition de stratégie nationale sera très prochainement soumise à la Conférence interministérielle de l'Environnement.

 

Enfin, les études pointent les effets du glyphosate sur les pollinisateurs mais aucune n'est spécifique à la Belgique. Par contre, dans le cadre du Plan fédéral Abeilles, le gouvernement a financé l'étude BEESYN dont l'objectif est d'identifier l'impact des produits chimiques sur la mortalité des abeilles domestiques en Belgique, en tenant compte des interactions de ces produits avec les autres causes potentielles de mortalité. Cette étude se termine en décembre de cette année et devrait nous fournir des recommandations de mesures fédérales visant à réduire l'exposition des abeilles domestiques aux facteurs de stress dominants dont les pesticides pour lesquels le gouvernement veut réaliser un ambitieux plan de réduction.

 

Aussi, dans les prochaines semaines, je compte à nouveau me coordonner avec mon collègue en charge de l'Agriculture pour analyser plus finement l'accord du gouvernement et définir les actions à mettre en œuvre pour atteindre cet objectif.

 

11.03  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, je souhaiterais adresser trois remerciements à Mme la ministre: un premier pour la qualité de ses réponses, un autre pour la stratégie qu'elle a développée et qui sera mise en place prochainement autour du triptyque agriculture, ville, infrastructure et sensibilisation à la cause du déclin, et un troisième pour le combat ambitieux qu'elle va entreprendre afin de mener à bien ce plan de réduction des pesticides. Elle peut compter sur le PS à ses côtés.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het rapport ‘De stand van de natuur in de EU’ van de EEA" (55010087C)

12 Question de Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le rapport "État de conservation de la nature dans l'Union européenne" rédigé par l'AEE" (55010087C)

 

12.01  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag betreft natuurlijk het hervormde Gemeenschappelijk Landbouw­beleid. Dat is evolutie, work in progress. Er is inderdaad een probleem met de stand van de natuur in de EU. Daarnaar wordt overigens ook verwezen in het hoofdstuk over biodiversiteit van de beleidsverklaring van minister Khattabi. De cijfers over de biodiversiteit in Europa voor de periode 2013-2018 spreken boekdelen over de bedreigde planten-, vogel- en diersoorten, ondanks de inspanningen die volgens mij wel degelijk geleverd worden op het vlak van milieubehoud, ook door de landbouwsector.

 

We kennen de klassieke opstelling. Ecologisten zeggen dat de intensieve landbouw een belangrijke bedreiging vormt voor de biodiversiteit. Zij pleiten voor een ander landbouwmodel. Uiteraard is er de EU- biodiversiteitsstrategie 2030 en de Farm to Fork Strategy, twee kernelementen van de Green Deal. Daarmee zitten we midden in uw bevoegdheden, mevrouw Khattabi.

 

De voorbije weken werd er onderhandeld over de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De opstelling van de ecologisten is in feite dat de tussentijdse resultaten van die onderhandelingen, die nog niet beëindigd zijn, niet accorderen met de doelstellingen van de Green Deal. Er is veel ontgoocheling. De afgelopen weken heeft bijvoorbeeld ook Youth for Climate er actie rond gevoerd. Het gaat daarbij uiteraard over de zogenoemde ecoregelingen en het percentage van de Europese inkomenssteun dat gereserveerd zou worden voor boeren die groener willen werken. Dat is, enerzijds, een zaak van het Europees Parlement, anderzijds van de ministers van Landbouw van de EU, en uiteraard zal een en ander nog bediscussieerd en uitgeklaard moeten worden binnen de Europese triloog van de Commissie, de Raad en het Parlement.

 

Het is een klassieker en enigszins een platgetreden pad: "Geen ecologisch paradijs op een economisch kerkhof." Toch wil ik afstand nemen van de visie dat het een of-ofverhaal zou zijn. Volgens mij is het veeleer een en-enverhaal. In Vlaanderen wordt er inderdaad aan intensieve landbouw en agro-industrie gedaan en doet de landbouwsector aan export. Landbouw is dus ook economie. Tussen die klippen zult u moeizaam moeten laveren, mevrouw de minister.

 

Hoe evalueert u tussentijds de hervorming van het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid in verhouding tot de uitvoering van de Green Deal? Zult u in het kader van uw bevoegdheden worden betrokken in de context van het landbouwbeleid per lidstaat? Dat is een van de nieuwigheden in de hervorming. De lidstaten moeten strategische plannen opstellen, inclusief het aspect eco-regelingen, die gecontroleerd en goedgekeurd worden door de EU. Ik ga ervan uit dat het hier gaat om de Gewesten. Het landbouwbeleid is voor 90 % geregionaliseerd. Heeft u inspraak in de totstandkoming hiervan?

 

12.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Ravyts, het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid kwam er na intense onderhan­delingen tussen de lidstaten in de Europese Raad en een aantal hevige debatten in het Europees Parlement. Het resultaat is bijgevolg een compromis dat in alle eerlijkheid niet ideaal is, gezien de uitdagingen en doelstellingen van de Green Deal waarvoor ik verantwoordelijk ben op het niveau van de federale regering. Maar zoals u aanhaalt, laat het akkoord een grote manoeuvreerruimte aan de lidstaten via het opstellen van de nationale beleidsplannen, waarin ze de ecologische maatregelen kunnen aanscherpen. In België behoren die plannen tot de exclusieve bevoegdheid van de Gewesten.

 

Wat de Europese Farm to Fork Strategy betreft, werd een ad-hocwerkgroep voor de coördinatie van het federale en regionale niveau opgericht door de PW-ICLB om het Belgische standpunt voor te bereiden. In dat verband zullen de betrokken federale en regionale administraties worden gevraagd om informatie uit te wisselen over de dossiers onder hun respectieve bevoegdheid om te komen tot Belgische standpunten die rekening houden met de meervoudige dimensies van dit maatschappelijk debat.

 

Tot slot verenigt de werkgroep Bestuivers al een aantal jaren experten van de regionale en federale administraties, het middenveld en academische experten voor denkwerk rond het behoud van bestuivers. Deze werkgroep heeft recent aanbevelingen voor maatregelen uitgewerkt die een nationaal beleid voor bestuivers zouden kunnen vormgeven. Dit beleid steunt op de volgende drie pijlers: de landbouw bestuivers­vriendelijk maken; steden, infrastructuur en ruimte bestuiversvriendelijk inrichten; en de kennis verbeteren over de toestand van de bestuivers en mogelijke oorzaken van hun achteruitgang.

 

De landbouwpijler bevat aanbevelingen die kunnen worden geïntegreerd in de nationale beleidsplannen. Dit voorstel van nationaal beleid wordt weldra voorgelegd aan de Interministeriële Conferentie Leefmilieu.

 

12.03  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik ben mij er uiteraard van bewust dat die vraag voor u misschien een beetje moeilijk ligt, gezien uw bevoegdheden. Dit onderwerp past maar in een zeer beperkt deel van uw bevoegdheden. Toch bedankt voor het antwoord en de toelichting. Er komt een beperkte insteek naar dat strategisch plan dat dan door de Gewesten wordt gemaakt. Het komt aan bod in de Interministeriële Conferentie rond milieu. We zullen dat verder opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van Bert Wollants aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De maatregelen ter verlaging van de vogelsterfte bij offshorewindmolens" (55010123C)

13 Question de Bert Wollants à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les mesures visant à réduire le nombre d'oiseaux qui meurent près des éoliennes offshore" (55010123C)

 

13.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, in Nederland zal RWE een proef herhalen met een aangepaste schildering van windmolenwieken om vogelsterfte tegen te gaan. Een eerder onderzoek voor de Noorse kust gaf aan dat als een van de drie wieken van de windmolens geschilderd wordt, dit zou leiden tot een vermindering van de vogelsterfte met 70 %. Dat is toch wel aanzienlijk. De tweede zone voor offshorewind op de Noordzee zou net worden ingepland ter hoogte van het huidige beschermde natuurgebied Vlaamse Banken. En dan kan dat natuurlijk wel een belangrijke piste zijn om de impact te verminderen.

 

Bent u op de hoogte van het Noorse experiment en wat leert u daaruit?

 

Zult u als minister bevoegd voor het Leefmilieu initiatieven nemen om ook voor de windparken voor de Vlaamse kust een dergelijk proefproject te laten uitvoeren ter voorbereiding van de uitrol van de tweede zone?

 

13.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer Wollants, u stelde deze vraag ook aan mijn collega Van Quickenborne, die bevoegd is voor de Noordzee. Mijn collega zal een globaal antwoord geven op uw vraag.

 

Met betrekking tot mijn bevoegdheden kan ik u alvast meedelen dat het vanuit de bevoegdheid Leefmilieu, in het bijzonder natuurbehoud en biodiversiteit, zeer belangrijk is om hieraan zorgvuldig aandacht te besteden. In nauwe samenwerking met de minister van Energie en de minister van Noordzee zal ik deze thematiek nauwgezet opvolgen.

 

13.03  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, uw antwoord geeft aan dat er op die Noordzee heel veel ministers samenkomen en dat het niet altijd duidelijk is wie er bevoegd is. Wij hebben de minister voor Noordzee. Wij hebben u als minister van Leefmilieu en Klimaat. Wij hebben mevrouw Van der Straeten als minister van Energie. U moet op die kleine Noordzee allemaal samenwerken. Het zou dus goed zijn dat onze commissie een duidelijk zicht krijgt op wie waarvoor bevoegd is, zodat wij onze vragen gericht kunnen stellen. Ik had dit reeds aangekaart, maar met deze vraag wordt dat nogmaals duidelijk.

 

De voorzitter: De vraag werd gesteld aan minister Khattabi en aan minister Van Quickenborne. De praktijk zal stilaan duidelijk maken wie wat voor zijn rekening neemt. U mag er gerust nog eens aan toevoegen dat het niet duidelijk is.

 

13.04  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, het is voor mij wel duidelijk, maar misschien voor een aantal collega's niet. Ik ga gewoon voort op de praktijk van het voorbije anderhalf jaar, waarbij mevrouw Marghem bij dergelijke vragen telkens zei: dat is voor de minister van Noordzee, voor uw partijgenoot de heer De Backer, die misschien uit de politiek verdwenen is.

 

Dat was steevast de rode draad. Ik zal mij daar verder aan houden, tenzij mevrouw Khattabi een andere visie heeft. Dan hoor ik het graag.

 

De voorzitter: Verduidelijking zal wel komen. Mevrouw Khattabi zal dat wel meenemen naar de regering. Er zal wel een taakverdeling komen die wat dit betreft deze commissie uit haar zorgen haalt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Samengevoegde vragen van

- Kris Verduyckt aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De oproep in het kader van de input van de Europese Green Deal" (55010274C)

- Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het Europese en Belgische mededingingsbeleid en de Green Deal" (55010454C)

14 Questions jointes de

- Kris Verduyckt à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'appel dans le cadre de l'instauration du Green Deal européen" (55010274C)

- Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La politique de concurrence belge et européenne et le Green Deal" (55010454C)

 

14.01  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, het Directoraat-generaal Concurrentie van de Europese Commissie deed op 13 oktober een oproep tot het indienen van voorstellen.

Uitvoerend Vicevoorzitter Margrethe Vestager wil immers graag een Europees debat opstarten om te kijken hoe het EU-mededingingsbeleid de Europese Green Deal het beste kan ondersteunen. Meer specifiek wil ze onderzoeken hoe mededingingsregels en duurzaam beleid een goede combinatie kunnen vormen om zo straks goed Europees beleid te kunnen vormen.

De commissaris wil graag een brede input en zoekt naar input van iedereen die bij het onderwerp betrokken is. Dus niet alleen beleidsmakers maar ook de industrie, milieuorganisaties, het maatschappelijk middenveld, consumentenorganisaties en anderen.

Ik zou deze oproep willen aangrijpen om u volgende vragen te stellen:

Heeft u zelf insteken voor deze oproep? Of gaat uw administratie hiermee de komende weken mee aan de slag?

Op welke wijze kan u bijdragen om ook andere stakeholders er toe aan te zetten om bijdragen te leveren?

 

Ziet u deze oproep als een eerste opportuniteit om straks ook klimaattafels of een gelijkaardige werkvorm op poten te zetten?

 

14.02  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, uitvoerend vicevoorzitter Vestager wil een Europees debat lanceren over hoe het EU-mededingingsbeleid de Green Deal het beste kan ondersteunen. De DG Concurrentie heeft dan ook half oktober 2020 een oproep gepubliceerd om bijdragen en vragen over de samenwerking tussen de mededingingsregels en het duurzaamheidsbeleid in te dienen.

 

Concurrerende markten moedigen bedrijven aan om tegen de laagste kosten te produceren, efficiënt te investeren en te innoveren en energie-efficiënte technologieën toe te passen. Dat vormt een aanvulling op het milieu- en klimaatbeleid en de regelgeving gericht op het internaliseren van milieukosten. Het mededingingsbeleid kan dus bijdragen aan de doeltreffendheid van een groen beleid.

 

De vraag is op welke wijze de Europese mededingingsregels kunnen worden toegepast op een manier die de Green Deal beter ondersteunt. De oproep loopt tot 20 november 2020 en zal door een conferentie begin 2021 worden gevolgd.

 

Mevrouw de minister, natuurlijk zullen de stakeholders, namelijk de industrie, de consumentenorganisaties, de milieugroeperingen en de mededingingsdeskundigen prioritair een inbreng moeten doen, maar zij behoeven uiteraard een efficiënt regelgevend kader, als het gaat over staatssteun.

 

Hebt u, omdat u ook voor de Green Deal bevoegd bent, gevolg gegeven aan de oproep en een bijdrage geleverd? Of bent u dat nog van plan te doen via uw administratie?

 

Hebt u hierover op enigerlei wijze contact met de energiesector gehad?

 

14.03 Minister Zakia Khattabi: Mevrouw Vestager lanceerde op 30 oktober inderdaad een oproep, omdat zij een debat wil initiëren over hoe het EU-mededingsbeleid de Green Deal het beste kan ondersteunen. Zelf geeft zij drie thema's mee waarover het debat zou kunnen gaan: staatsteuntoezicht, antitrustregels en concentratiecontrole.

 

Het doel van de oproep tot de indiening van bijdragen is om ideeën en voorstellen te verzamelen van iedereen die bij de kwestie betrokken is, inclusief de mededingingsdeskundigen, de academische wereld, de industrie, de milieugroeperingen en de consumentenorganisaties.

 

Ik kan die actoren alleen maar aanmoedigen om deel te nemen aan de raadpleging. Ongetwijfeld hebben sommigen dat al gedaan, al dan niet via de Europese koepelorganisatie.

 

In dit stadium heeft noch de regering, noch de federale administratie al een standpunt bepaald over het onderwerp. Het mededingingsbeleid is een bevoegdheid van mijn collega Pierre-Yves Dermagne, de minister van Economie en Werk. Via de interministeriële economische commissie komt de aangelegenheid ter sprake. De aankondiging door de Europese Commissie op 22 september is eind september op de IEC reeds ter sprake gekomen. In de loop van de volgende weken en maanden zal België hierover te gepasten tijde een gecoördineerd standpunt kunnen innemen volgens de geëigende kanalen. Ik verwijs daarmee naar de coördinatiecel bij DGE in de FOD Buitenlandse Zaken.

 

Het lijkt mij echter nuttig om ter voorbereiding van het Belgisch standpunt aan de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling te vragen om kennis te nemen van de resultaten van de Europese bevraging, die begin volgend jaar zullen worden gebruikt voor een conferentie die de verschillende perspectieven samenbrengt, en daarvoor aan de federale regering een advies te formuleren.

 

Sta me toe om ook te wijzen op twee aandachtspunten die verband houden met mijn beleidsverklaring, namelijk de toets ten opzichte van de SDG's als geheel en de verduurzaming van de waardeketens. In feite verwijs ik hiermee naar het internaliseren van de externe kosten wanneer het mededingingsbeleid in ogenschouw wordt genomen. Dat is belangrijk voor een rechtvaardige transitie.

 

Tot slot vraag ik aandacht voor twee specifieke aspecten in de vragen. Alleszins zal ik de kwestie meenemen in de participatietrajecten die ik in de komende weken en maanden op touw zal zetten, gaande van klimaattafels tot de nationale conferentie over de rechtvaardige transitie, waarop de uitdagingen inzake werkgelegenheid, sociaal beleid en economie zullen worden besproken.

 

Betreffende het contact met specifieke sectoren, zoals de energiesector, ben ik van mening dat in de eerste plaats de bevoegde ministers hierin gekend moeten worden. Zoals ik reeds aangaf, zal de Belgische coördinatie de betreffende collega's bij de kwestie betrekken.

 

14.04  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, vooral het laatste wat u zegt, is zeer interessant. U zult het dossier meenemen naar de klimaattafels. Ik heb de vraag ook gesteld aan minister Van der Straeten, omdat het thema past in de sociale transitie. U bent niet de enige die een standpunt moet innemen, maar ook andere stakeholders moeten erbij worden betrokken en het zou goed zijn dat u hen daarvoor warm maakt. Wij hebben er belang bij dat alle knappe koppen van ons land hierover meedenken en suggesties doen aan Europees commissaris Vestager.

 

14.05  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, net zoals collega Verduyckt verwijs ik naar het tweede deel van uw antwoord. Het is heel belangrijk dat mededinging en de Green Deal samen worden bekeken. Ik noteer dat u dat aan bod zult laten komen bij de participatietrajecten, zoals de nationale conferentie. Er is uiteraard een link met uw beleidsverklaring Verduurzaming van de waardeketen - internalisering van milieukosten. Het is dus een work in progress.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van Robby De Caluwé aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De inbeslagname van vier papegaaien 'zonder papieren'" (55010629C)

15 Question de Robby De Caluwé à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La saisie de quatre perroquets "sans papiers"" (55010629C)

 

De voorzitter: Mijnheer De Caluwé heeft een vraag over de inbeslagname van vier papegaaien zonder papieren, al dan niet na woonstbetreding?

 

15.01  Robby De Caluwé (Open Vld): Dat klopt, mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister. Ik verwijs naar een artikel in Het Laatste Nieuws van 5 november rond de inbeslagname van vier papegaaien die al meer dan twintig jaar in het familiepark van Harry Malter wonen. Ze werden in beslag genomen omdat ze niet over de nodige identiteitspapieren beschikken en dus illegaal in Heusden, bij Destelbergen verblijven.

 

Het voorval heeft veel weg van een surrealistisch, kafkaiaans verhaal. Het heeft immers niets te maken met het niet-respecteren van de dierenwelzijnsregels. Integendeel, de dieren die in beslag werden genomen, gaan nu naar een minder comfortabele verblijfsomgeving, een asiel, terwijl ze al jaren volgens de regels van de kunst in een dierenpark verbleven en verzorgd werden.

 

Dierenwelzijn is niet langer een federale bevoegdheid. Dat is wellicht ook de reden waarom men op dit niveau focust op administratieve regels. Op 17 juni 2020 kwamen de controleurs van de CITES-cel van de FOD Volksgezondheid over de vloer. Bij nazicht van de identificatiepapieren bleek bij twee groenvleugelara's, één blauw-gele ara en één edelpapegaai de overdrachtsverklaring met de identiteit van de vorige eigenaar te ontbreken. Mevrouw Malter heeft verklaard dat het om dieren gaat die al meer dan twintig jaar in het park wonen en destijds werden geschonken door mensen uit de buurt die er niet meer voor konden of wilden zorgen. De uitbaatster van het dierenpark heeft ook allerlei documenten ter beschikking gesteld van de controleurs die aantonen dat zij wel degelijk de eigenaar is van de dieren. Het gaat dan over verklaringen van dierenartsen, medische controles, foto's en zelfs DNA-bepalingen.

 

Het hoeft geen betoog dat de halsstarrige houding van de inspectie de wenkbrauwen doet fronsen bij het publiek, met name in Oost-Vlaanderen. Men vraagt zich met recht en reden af waarom deze zeer strikte interpretatie van de regels noodzakelijk is, terwijl het dierenwelzijn van deze dieren niet in het gedrang is.

 

Zijn er naast het ontbreken van het eigendomsbewijs andere zorgwekkende factoren met betrekking tot het verblijf en het welzijn van de dieren die deze wel zeer strakke houding van de controleurs zouden rechtvaardigen?

 

Wordt het dierenpark ook commerciële uitbuiting van de dieren verweten? Zo ja, waaruit blijkt dat?

 

Wat beschouwt de inspectie als "sluitende eigendomsbewijzen", die het dierenpark zou moeten kunnen voorleggen om de dieren terug te krijgen? Waar komen de dieren na inbeslagname terecht? Wat zijn de plannen met de dieren na de inbeslagname?

 

15.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer De Caluwé, de CITES-overeenkomst is een internationale overeenkomst voor de handel in dieren en planten. De overeenkomst heeft als doel de handel in beschermde dieren- en plantensoorten in kaart te brengen. Dit wordt gedaan aan de hand van een systeem van in- en uitvoervergunningen. De activiteiten van het familiepark Harry Malter vallen onder de CITES-wetgeving, meer bepaald de Europese verordening inzake het tentoonstellen voor commerciële activiteiten.

 

De inspectie dierensoorten heeft ervoor gekozen om extra controles uit te voeren bij parken die goed op de hoogte dienen te zijn omtrent de CITES-vereisten binnen België en binnen de Europese Unie. Op woensdag 17 juni 2020 werd er effectief een controle uitgevoerd bij familiepark Harry Malter te Heusden door de inspectiedienst, in samenwerking met de inspectiediensten Dierenwelzijn. Er werd een inventaris opgemaakt van alle aanwezige CITES-specimen. Er waren 48 CITES-specimen aanwezig in het park. Het gaat hierbij niet enkel om papegaaien. De aangetroffen soorten betreffen wel de bedreigde soorten die door de CITES-conventie worden beschermd, anders zou mijn dienst niet optreden. Deze soorten zijn al beschermd sinds 1981.

 

Overeenkomstig de CITES-wetgeving moeten deze dieren gedekt zijn door een bewijs van legale herkomst. Er werd meermaals aan de eigenaar gevraagd om bewijsmateriaal voor te leggen, eventueel om aan te tonen dat het park deze dieren al bezat vóór de conventie in werking trad voor deze soorten. Er kon geen enkel bewijs daarvan worden voorgelegd. Na een rondleiding in het park en de opmaak van de inventaris van de CITES-specimen werd gevraagd alle benodigde documenten, CITES-certificaten, overdrachtsovereenkomsten of andere bewijzen van legale oorsprong en de registers van binnenkomst en vertrek voor te leggen. De eigenaar verklaarde dat er geen registers werden bijgehouden en dus ook niet konden worden voorgelegd.

 

De inspectiedienst ontving in opvolging van de controle, enkele dagen nadien, diverse documenten, maar voor vier dieren kon geen schriftelijk bewijs van legale oorsprong worden voorgelegd. Dit was met name zo voor een blauwgele ara, twee groenvleugelara's en een edelpapegaai.

 

Dit zijn soorten die opgenomen zijn in bijlage B2 van de CITES-conventie. De volgende twee vaststellingen werden gemaakt. Ten eerste, de commercialisering van specimen uit bijlage A of B zonder het bijhouden van het register van binnenkomst en vertrek. Ten tweede, de commercialisering van specimen uit bijlage B zonder certificaat of bewijs van legale herkomst.

 

De volgende inbreuken werden vastgesteld. Ten eerste, een inbreuk op artikel 12 van het koninklijk besluit van 9 april 2003 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer. Ten tweede, een inbreuk op artikel 8 van de verordening van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer.

 

Gelet op het feit dat dierenpark Harry Malter geen schriftelijk bewijs heeft van de legale oorsprong van de specimen en gelet op het feit dat de dieren worden gebruikt in een commerciële context diende de inspectiedienst Cel Soorten, overeenkomstig artikel 6 van de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, en van de Bijlagen, opgemaakt te Washington op 3 maart 1973, alsmede van de Wijziging van de Overeenkomst aangenomen te Bonn op 22 juni 1979, over te gaan tot de administratieve inbeslagname van de vier bovenbeschreven specimen.

 

Op donderdag 5 november heeft de inspectiedienst Cel Soorten, samen met medewerkers van vzw Nally's Papegaaienopvang, de dieren definitief in beslag genomen. De dieren werden ondergebracht in de papegaaienopvang. Dit is een tijdelijke maatregel, tot onze dienst een definitieve plaats heeft gevonden.

 

De voorzitter: Collega's, we moeten allemaal toch een beetje op de timing letten, anders zal ik hier ook zo'n klok moeten laten installeren. Die blijkt efficiënt te zijn. Niemand moet zich geviseerd voelen, maar het secretariaat zegt mij dat er nogal eens over de tijdslimiet gegaan wordt.

 

15.03  Robby De Caluwé (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik zal mijn best doen om mijn repliek kort te houden. Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Dierenwelzijn is uiteraard heel belangrijk. Ik vind dat ook heel belangrijk. Het is goed dat er controles gebeuren. Er is ongetwijfeld heel veel misbruik, maar ik betreur wel dat de dieren, die hier goed verzorgd werden en gelukkig leken te zijn, nu in een omgeving terechtkomen waar zij het wellicht minder goed zullen hebben. De eigenaars konden ook aantonen dat die dieren daar al twintig jaar verbleven, althans op basis van de informatie waarover ik beschik. Het gaat dan onder meer over attesten van dierenartsen. Ik heb het gevoel dat er buitenproportioneel werd gereageerd. Dierenwelzijn is echter belangrijk. Ik zal dus zeker de mensen van de FOD en de controleurs niet veroordelen voor hun beslissing, maar ik hoop dat zij met gezond verstand naar deze situatie kunnen kijken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De internationale klimaatfinanciering" (55010709C)

16 Question de Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le financement des mesures internationales en matière de climat" (55010709C)

 

16.01  Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, een heikel punt in de internationale klimaatonderhandelingen is altijd de internationale financiering. Dit gaat over steun van ontwikkelde landen aan ontwikkelingslanden, aangezien ontwikkelde landen een historische verantwoordelijkheid hebben voor klimaat­opwarming en momenteel ook een grote draagkracht hebben om ontwikkelingslanden te helpen in de strijd tegen klimaatopwarming.

 

De Noord-Zuid ngo’s vragen al langer dat België zijn bijdrage aan internationale klimaatfinanciering drastisch verhoogt. Deze klimaathulp moet in verhouding staan tot de historische verantwoordelijkheden en de draagkracht van België. Concreet vraagt de koepel 11.11.11-CNCD dat België jaarlijks in een bedrag van 500 miljoen euro voorziet.

 

Een pijnpunt bij internationale klimaatfinanciering is dat deze additioneel moet zijn. Dat wil zeggen dat het over bijkomende financiering moet gaan en niet slechts over een verschuiving van het bestaande budget voor ontwikkelingshulp naar klimaatprojecten. We zijn blij met de intentie in het regeerakkoord om eindelijk in additionele financiering te voorzien, in lijn met de internationale verplichtingen die België is aangegaan in verschillende internationale verdragen. Het is echter onduidelijk over welk bedrag het gaat.

 

Het huidige engagement van België loopt dit jaar af. Dat wil zeggen dat België tegen eind dit jaar formeel zijn engagement op het vlak van internationale klimaatfinanciering moet vernieuwen.

 

Mevrouw de minister, ik heb daarover de volgende vragen. Ten eerste, garandeert u dat België tijdig zijn engagement indient en drastisch verhoogt? Ten tweede, volgens een berekening van 11.11.11, waarbij ze op basis van objectieve criteria berekent wat een billijke bijdrage zou betekenen voor België, zou België minstens in 500 miljoen euro per jaar moeten voorzien. Zult u dit engagement waarmaken? Ten derde, hoeveel zal de bijdrage van België aan de internationale klimaatfinanciering in de toekomst bedragen?

 

16.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Daems, de vragen die u stelt met betrekking tot het rapport Evaluatie van de socio-economische impact van klimaatverandering in België zijn pertinent, maar ik kan er hier slechts beknopt op antwoorden. Ik stel dan ook voor om er eventueel met de auteurs van de studie in deze commissie dieper op in te gaan als er daarvoor interesse is.

 

U verwijst terecht naar de interessante literatuurstudie, want ze kwantificeert heel wat mogelijke gevolgen van de klimaatverandering voor België. Ik haal er drie voorbeelden uit die moeten illustreren dat het ook voor alle gewesten relevant is. Zonder bijkomende adaptatie­maatregelen zullen de schadekosten aan de kust stijgen met factor 10 tegen 2050 en met factor 100 tegen 2100.

 

De vroegtijdige overlijdens door hitte zullen vooral stedelijke centra treffen, zoals Brussel, door het stedelijke hitte-eilandeffect.

 

Hoogte en hitte zijn ten slotte …

 

16.03  Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, neem mij niet kwalijk, maar ik meen dat u zich van antwoord vergist en op mijn volgende vraag antwoordt. Zou dat kunnen?

 

16.04 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Daems, het zou kunnen. Ik ben heel moe. Ik heb de verkeerde pagina genomen. Neem mij niet kwalijk.

 

De voorzitter: Mevrouw de minister, herneemt u gewoon met het juiste antwoord.

 

16.05 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Daems, de federale regering erkent het belang van de klimaatfinanciering. De regering engageert zich via de DGD tot een stijgende bijdrage aan de internationale klimaatfinanciering, los van het budget voor ontwikkelings­samenwerking.

 

De bijdrage van België in het geheel hangt natuurlijk ook af van het engagement van de andere entiteiten.

 

De Belgische bijdrage is dus het voorwerp van een akkoord dat nog tot stand moet komen en waarop ik in andere antwoorden al ben ingegaan. Het akkoord over de effort sharing 2021-2030 zullen wij zo snel mogelijk sluiten.

 

Et je vous présente encore mes excuses, madame Daems.

 

16.06  Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het is niet erg. Wij zitten hier al sinds 10 uur vanochtend. De dag is lang. Ik begrijp het dus wel.

 

Ik ben echter wel enigszins teleurgesteld in uw antwoord. Ik kan immers nog enigszins begrijpen dat u nog geen uitspraken kan doen over de volledige Belgische bijdrage. U moet echter ondertussen toch al een zicht hebben op de federale bijdrage.

 

Ik heb gehoord dat er in de initiële versie van het regeerakkoord sprake was van een bedrag van 500 miljoen euro. Dat bedrag heeft de definitieve versie van het regeerakkoord echter niet gehaald.

 

Ik ben dus echt wel benieuwd wanneer u daarover duidelijkheid zal kunnen geven.

 

Ik herhaal dat het dringend is, vermits België zijn engagement tegen eind 2020 moet vernieuwen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mevrouw Daems, dan volgt nu die volgende vraag en kan de minister al deels refereren aan het antwoord dat zij heeft gegeven.

 

17 Vraag van Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De kosten van de klimaatverandering" (55010710C)

17 Question de Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le coût du changement climatique" (55010710C)

 

17.01  Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, begin september publiceerde de FOD Volksgezondheid een studie over de socio-economische gevolgen van de klimaatverandering in België. Die studie werd uitgevoerd in opdracht van de Nationale Klimaatcommissie. Het zou gaan over 9,5 miljard euro per jaar, ofwel 2 % van het bruto nationaal product. De studie detailleert de kosten per sector en onderstreept nogmaals dat ook in België de klimaatverandering vooral kwetsbare groepen en mensen met lagere inkomens zal treffen.

 

Kunt u uw visie delen over deze resultaten? Liggen zij in de lijn der verwachtingen? Welke kosten werden in rekening gebracht in de definitieve versie van het NEKP? Hoe staan deze kosten in verhouding tot de in het definitieve NEKP voorgestelde investeringen? Hoeveel euro in absolute cijfers en hoeveel procent van het bnp wordt geïnvesteerd in de klimaatactie?

 

Een recente wetenschappelijke publicatie trekt bovendien dergelijke studies die de socio-economische impact van de klimaatverandering proberen te becijferen in vraag, in essentie omdat zij van onlogische en gewoonweg verkeerde uitgangspunten vertrekken, onder andere dat 90 % van het bnp per definitie niet beïnvloed wordt door de klimaatverandering omdat het om indooractiviteiten gaat. Die publicatie concludeert dat de werkelijke socio-economische impact een ordegrootte groter kan zijn dan nu berekend wordt.

 

Kunt u bevestigen dat de studie van de Nationale Klimaatcommissie gelijkaardige uitgangspunten bevat, of niet? Zijn naar uw mening de huidige berekeningen een goede inschatting van de werkelijke impact van de klimaatverandering?

 

Ik weet dat uw antwoord kort kan zijn.

 

17.02 Minister Zakia Khattabi: Mevrouw Daems, ik heb u de drie voorbeelden al gegeven, maar als u wil, kan ik erop terugkomen.

 

U verwijst terecht naar de interessante studie, die heel wat mogelijke gevolgen van de klimaatverandering voor België kwantificeert. Ik zal er slechts drie voorbeelden uit nemen die meteen illustreren dat dit voor alle gewesten relevant is.

 

De schadekosten aan de kust stijgen zonder bijkomende adaptatiemaatregelen met factor 10 tegen 2050, en met factor 100 tegen 2100. De vroegtijdige overlijdens door hitte zullen vooral stedelijke centra als Brussel treffen, door het stedelijke hitte-eilandeffect. Droogte en hitte zijn ook nadelig voor de bossen, omdat zij de groeisnelheid van de bomen aantasten en de bomen meer kwetsbaar maken voor schadelijke schorskevers, en omdat zij de bossen meer kwetsbaar maken voor brand, zeker in de Ardennen.

 

Deze mogelijke gevolgen van de klimaat­verandering wijzen op de hoogste noodzaak om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren en ons zo goed mogelijk aan te passen aan de gevolgen die niet meer te vermijden zijn. Voor alle duidelijkheid, als de wereld de emissies niet zou terugdringen, dan zijn de gevolgen van de klimaatverandering voor ons land op termijn catastrofaal. Het gaat dus niet om een keuze tussen mitigatie en adaptatie, er moet zoveel mogelijk van beide komen.

 

Gelukkig laten prominente klimaatwetenschappers weten dat het doel van klimaatneutraliteit van de EU, China en de nieuwe administratie in de Verenigde Staten de doelen uit het klimaatakkoord van Parijs binnen bereik brengen. In die zin boeken we volop vooruitgang in het domein van de mondiale mitigatie, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen.

 

De socio-economische impact waarop de studie wijst, is niet opgenomen in ons NEKP dat in de eerste plaats maatregelen bevat om de klimaat- en energiedoelen voor 2030 te halen. Het spreekt echter voor zich dat we die maatregelen nemen om de kosten van de klimaatverandering te verminderen en de baten van een goed energie- en klimaatbeleid aan te snijden.

 

Ik deel de analyse dat het kwantificeren van kosten en baten van de klimaatverandering zeer informatief is, maar ook zijn beperkingen heeft. Er zijn immers sowieso methodologische beperkingen inzake wat meetbaar is en er liggen waardeoordelen aan de monitoring ten grondslag over de waarde van menselijke levens, zeldzame diersoorten of het welzijn van de toekomstige generaties. In de economische wetenschap leidt dat tot discussie over wat er al dan niet wordt meegeteld en welke discontovoet er gebruikt moet worden. Toch komen bijna alle studies erop uit dat het sociaal en economisch beter is om de klimaatverandering te voorkomen dan ze te ondergaan, iets wat verankerd is in het klimaatakkoord van Parijs en de Europese regelgeving.

 

Dit soort studies moet ons vooral helpen om een gericht adaptatiebeleid vorm te geven, want bepaalde overheden, sectoren of burgers gaan harder getroffen worden door de klimaatverandering dan anderen.

 

Het is mijn ambitie om niet alleen in de strijd tegen de klimaatverandering, maar ook in het opvangen van de gevolgen solidair en rechtvaardig te werk te gaan, en de federale hefbomen in te zetten.

 

17.03  Greet Daems (PVDA-PTB): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister. Ik wil onderstrepen dat de voorziene investeringen in het Nationaal Energie- en Klimaatplan totaal niet in verhouding staan tot de socio-economische kosten van de klimaatcrisis. Bovendien bevat deze studie volgens mij een ernstige onderschatting van de reële kosten van klimaatverandering. We moeten uitermate voorzichtig omgaan met dergelijke studies, die gebaseerd zijn op zeer conservatieve uitgangspunten.

 

Een recente wetenschappelijke publicatie legde de vinger op de wonde. De meeste studies over de economische impact van de klimaatverandering onderschatten de gevolgen schromelijk. Vanmorgen al vroeg ik in het debat over de beleidsverklaring hoeveel de federale overheid zal investeren in het klimaat. U heeft toen niet geantwoord op mijn vraag, dus ik heb het hier ongetwijfeld over twee weken opnieuw over, bij de bespreking van de begroting.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Vraag van Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De EU Timber regulation" (55010713C)

18 Question de Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le règlement Bois de l'Union européenne" (55010713C)

 

18.01  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, de EU Timber regulation heeft als doelstelling het reduceren van illegale houtkap door het verbieden van de verkoop van illegaal gekapt hout. Ondanks het bestaan van deze Europese richtlijn gaat de illegale houtkap door. Ons land behoort tot de topimporteurs van houtproducten in Europa, en dan met name voor de import van tropisch hout. Wij hebben dus een belangrijke rol te spelen in de strijd tegen ontbossing en illegale houtkap.

 

De Europese Commissie is bezig met een nieuwe, bindende Europese wet rond geïmporteerde ontbossing en met de herziening van de EUTR (EU Timber Regulation). Beide zijn voorzien voor 2020-2021.

 

– Wat is de Belgische positie voor de nieuwe bindende Europese wet en voor de herziening van de EU Timber regulation?

– Is er eensgezindheid tussen de regio’s en het federale niveau omtrent de Belgische positie? Zo niet, waarover bestaat er discussie?

– Welke ecosystemen zullen onder de nieuwe bindende Europese wet vallen? Zal de wet beperkt zijn tot bossen of ook andere, waardevolle ecosystemen bevatten zoals savannes en graslanden (die ook een grote biodiversiteit herbergen)?

 

 

18.02 Minister Zakia Khattabi: Mevrouw Daems, zoals wettelijk bepaald moet de EU Timber Regulation (EUTR) elke zes jaar worden geëvalueerd. De volgende evaluatie moet gebeuren in 2021. De Europese Commissie voert momenteel een fitnesscheck uit van de EUTR, samen met die van de nauw verbonden FLEGT-verordening met het oog op de komende evaluatie. Daarbij wordt gekeken naar tal van factoren, zoals de effectiviteit, de efficiëntie, de coherentie, de relevantie en de toegevoegde waarde van de EU in de strijd tegen de illegale houtkap. Deze voorbereidende fase is nog volop aan de gang.

 

De Europese Commissie heeft onlangs nog een publieke consultatie gelanceerd om het grote publiek en de relevante stakeholders te bevragen over de pertinentie van EUTR en FLEGT. Dat moet gebeuren tegen 26 november. Eerdere evaluaties en de bevindingen van de Europese expertgroep die de implementatie van FLEGT/EUTR opvolgt en waarin België actief participeert, geven aan dat de EUTR nog niet optimaal functioneert. De wetgeving is moeilijk te handhaven en de implementatie in de EU is, ondanks doorgedreven inspanningen, nog onvoldoende uniform. België zal verder meewerken aan de evaluatie en er zullen ongetwijfeld lessen moeten worden getrokken. Het is evenwel nog te vroeg voor een correct Belgisch standpunt omtrent een eventuele herziening.

 

Er is eensgezindheid tussen de regio's en de federale overheid over het belang van deze twee dossiers. We hebben daarvoor tot nu toe weinig informatie van de Europese Commissie gekregen. De publieke consultatie Deforestation and forest degradation – Reducing the impact of products placed on the EU market wordt gekoppeld aan die van FLEGT en EUTR. Het is de bedoeling dat er lessen worden getrokken uit de ervaring van EUTR en FLEGT bij toekomstige bindende wetgeving rond ontbossing.

 

18.03  Greet Daems (PVDA-PTB): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister. De strijd tegen ontbossing is cruciaal voor het beschermen van de biodiversiteit en het aanpakken van de klimaatcrisis. Ik ben er toch niet helemaal gerust in dat België daarin een voortrekkersrol zal spelen. Ons land is een spil in de internationale handel van hout en wilde diersoorten. Ik ondervroeg er uw voorgangster, mevrouw Marghem, al eerder over. Er moet dringend een actieplan komen tegen de handel in exotische dieren en illegaal gekapt hout. Het aantal controles moet drastisch omhoog.

 

Wat de nieuwe bindende Europese wet betreft, dring ik erop aan dat ook andere ecosystemen onder de bescherming van deze wet vallen. Ook andere types ecosystemen bevatten immers een grote variëteit en een unieke biodiversiteit.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Vraag van Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De uitfasering van de biobrandstoffen van de eerste generatie" (55010712C)

19 Question de Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'abandon des biocarburants de première génération" (55010712C)

 

19.01  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, we weten intussen allemaal dat biobrandstoffen gemaakt uit voedselgewassen schadelijk zijn voor de biodiversiteit, het klimaat en de mondiale voedselzekerheid.

 

Het IEW (Inter Environnement Wallonie) berekende dat in 2018 bio-ethanol op basis van tarwe slechts leidde tot een daling van 3 % van het bezineverbruik, maar hiervoor wel 250 000 ton granen nodig waren. Dat is ongeveer 25 kg per persoon, ongeveer de helft van al het graan nodig om brood te produceren voor alle inwoners van België gedurende een volledig jaar. Zowat alle adviesorganen en experten zijn het er over eens dat het huidige beleid rond biobrandstoffen contraproductief is en zelfs schadelijk voor het klimaat. Zowel de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO), als de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) als de Raad voor het Verbruik onderstrepen dat dit type biobrandstoffen meer CO2 kunnen uitstoten dan traditionele brandstoffen en vragen om het gebruik van biobrandstoffen op basis van voedselgewassen te vermijden. De Adviesraad inzake beleidscoherentie ten gunste van ontwikkeling (ABCO) raadt in een officieel advies de federale overheid aan om biobrandstoffen van de eerste generatie te bannen uit het Nationaal Energie- en Klimaatplan, met het oog op het naleven van onze internationale verbintenissen inzake duurzame ontwikkeling en het fundamenteel recht op voedsel.

 

Toch heeft de vorige federale regering in de geactualiseerde versie van het Nationaal Energie- en Klimaatplan een stijging van het gebruik van biobrandstoffen naar 13,9 % ingeschreven, waarvan 7 % van die schadelijke eerstegeneratie­biobrandstoffen. Nochtans verdwijnen die biobrandstoffen afkomstig uit voedselgewassen vanaf 1 januari 2021 uit het verplichte regime opgelegd door de Europese richtlijn voor hernieuwbare energie (RED II). Het is voor mij dus glashelder dat de huidige doelstellingen rond biobrandstoffen in het NEKP fundamenteel moeten worden herzien met een uitfasering van eerstegeneratiebiobrandstoffen en een strikte toepassing van het voorzorgsbeginsel voor de meer geavanceerde biobrandstoffen.

 

- Gaat u zorgen voor een volledige uitfasering van biobrandstoffen van de eerste generatie?

– Zult u in lijn met de aanbevelingen van CNCD en 11.11.11. de nodige voorzichtigheid aan de dag leggen in het beleid rond geavanceerde biobrandstoffen? Gaat u zich daarvoor baseren op een objectieve en volledige analyse van de sociale, economische en milieu-impact van die geavanceerde biobrandstoffen?

 

 

19.02 Minister Zakia Khattabi: Mevrouw Daems, de keuze voor biobrandstoffentransport vloeit voort uit een beslissing van de vorige federale regering en de andere entiteiten over het invullen van onze verplichtingen met betrekking tot hernieuwbare energie en transport, wat deel uitmaakt van de herziene Europese richtlijn rond hernieuwbare energie. In de federale regering valt dat dus in de eerste plaats onder de bevoegdheden van de minister van Energie. Wij stellen dan ook voor om de vraag aan haar te richten, al zullen wij in de toekomst de kwestie van de biobrandstoffen natuurlijk integraal benaderen.

 

19.03  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik heb die vraag vandaag drie keer gesteld, maar ik heb nog steeds geen antwoord gekregen. Ik zal er dus ongetwijfeld nog op terugkomen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

20 Question de François De Smet à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'association des citoyens à l'évaluation des objectifs climatiques" (55010721C)

20 Vraag van François De Smet aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het betrekken van de burgers bij de beoordeling van de klimaatdoelstellingen" (55010721C)

 

20.01  François De Smet (DéFI): Madame la ministre, l’accord de gouvernement, dans son volet consacré au climat, prévoit l’organisation d’une concertation en matière d’évaluation annuelle des objectifs climatiques avec les autorités locales, notamment par le biais de tables rondes consacrées au climat.

 

Parallèlement, dans son volet renouveau démocratique, l’accord de gouvernement fédéral prévoit d’installer des citoyens (composés de manière mixte de parlementaires et de citoyens tirés au sort) qui seraient chargés d’élaborer des recommandations au pouvoir législatif sans que l'on sache vraiment (…) Rien n'empêche les recommandations du panel mixte de concerner les enjeux climatiques. On peut même s'attendre à ce que cela soit le cas.

 

Et justement, des voix se sont exprimées en faveur de la tenue d’un parlement citoyen sur l’état d’urgence écologique, et plus spécifiquement climatique. D’une certaine manière, cette revendication qui vise à associer les citoyens à la décision politique en matière d’objectifs climatiques serait la conjonction de cette nécessité de ce renouveau démocratique avec celle de l’urgence climatique.

 

En conséquence, madame la ministre, comment comptez-vous formaliser cette concertation avec les autorités locales? Comment seraient mises sur pied et composées ces tables rondes? Quelles suites entendez-vous donner à l’installation d’un parlement citoyen composé de citoyens tirés au sort, et qui formulerait des recommandations en matière d’objectifs climatiques?

 

20.02  Zakia Khattabi, ministre: Cher collègue, la transition vers la neutralité climatique n'est possible que si elle est débattue et soutenue par l'ensemble des parties prenantes. En concertation avec les Régions, j'initierai un processus participatif incluant l'ensemble des acteurs concernés afin de concrétiser dans les secteurs du bâtiment, du transport, de l'industrie, de la production énergétique et de l'agriculture, leur contribution aux différentes trajectoires possibles pour une transition juste vers une société climatiquement neutre en 2050.

 

Ces travaux s'appuieront sur des analyses factuelles et approfondies, dont certaines sont actuellement en préparation. La préparation de ces tables rondes est encore en cours. Il est trop tôt à ce stade pour que je vous en dise davantage. Mais d'après l'expérience néerlandaise, l'on apprend que la participation de chacun fait une différence dans le sens positif sur le terrain. Nous tirerons les leçons de l'expérience néerlandaise.

 

En ce qui concerne votre question relative à l'installation d'un parlement composé de citoyens et citoyennes, je peux déjà vous dire que je les ai rencontrés la semaine dernière. L'initiative a donc été présentée. Je leur ai dit que leur volonté de participation citoyenne et de transparence rencontrait celle du gouvernement, qu'il y aurait une démarche mais que le parlement citoyen resterait bien leur initiative.

 

Je partage avec vous, comme avec eux, l'importance de la réflexion à mener en termes de nécessaire renouveau démocratique. Je suis attentive aux nombreuses expériences un peu partout dans le monde de participations citoyennes et y compris ici, en Belgique, dans certaines villes et régions.

 

L'accord de gouvernement est clair à ce sujet: il y est inscrit la volonté de renforcer la confiance des citoyennes et des citoyens dans la politique menée dans notre pays. Cela passera indéniablement par l'ouverture à de nouvelles formes de participation.

 

Comme je l'ai évoqué dans ma note d'orientation, je suis bien entendu tout à fait favorable à une participation plus directe des citoyennes et des citoyens à la politique, qui sera mise en œuvre pour remédier à l'urgence écologique et climatique. À cet égard, je suis d'ailleurs déjà en contact avec la société civile afin de réfléchir aux meilleures formules de participation, mais il est encore trop tôt pour annoncer des éléments concrets.

 

Il faut également rappeler que c'est en lien avec mes collègues, les ministres David Clarinval et Annelies Verlinden, qui sont en charge du renouveau démocratique et des réformes institutionnelles, que seront envisagées les meilleures formules permettant d'associer nos concitoyennes et concitoyens au processus de décision démocratique. Je veillerai dès lors à ce que nous puissions parvenir à des réponses concrètes et, surtout, efficaces, afin d'être certains que cette participation permettra de faire avancer les réalisations envisagées dans le cadre de notre politique climatique et environnementale.

 

Par ailleurs, ma volonté est de faire en sorte que le Parlement puisse, de son côté, avancer et prendre l'initiative en matière de participation citoyenne. Voilà ce que je peux vous répondre à ce stade-ci du travail qui est en cours.

 

20.03  François De Smet (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse complète. Je pense que la participation citoyenne, mais aussi la manière dont le gouvernement et le Parlement parviendront à la mettre en œuvre, sont aussi essentielles l'une que l'autre. Les enjeux climatiques sont également des enjeux générationnels, dans le cadre desquels ce ne sont pas nécessairement ceux qui décident qui auront à payer les conséquences de leurs décisions.

 

Vous évoquez l'expérience néerlandaise, mais il y en a eu beaucoup d'autres. Ainsi, aux États-Unis, James Fishkin a démontré l'importance de la délibération. On peut remplacer les parlemen­taires par des citoyens, tirés au sort ou non, mais le plus important est d'arriver à amener ces personnes, par l'expérience, à se confronter au point de vue d'autrui et à passer du temps autour d'une proposition pour parvenir à une solution.

 

Selon moi, si nous parvenons à appliquer cet aspect de délibération dans les mesures que vous envisagez, alors nous aurons réussi.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 17 h 11.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.11 uur.