Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du Climat

Commissie voor Energie, Leefmilieu en Klimaat

 

du

 

Mardi 12 janvier 2021

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 12 januari 2021

 

Voormiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.00 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.

La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 00 et présidée par M. Patrick Dewael.

 

De voorzitter: Ik wil u nog allemaal het allerbeste toewensen voor 2021.

 

Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, ik wil een kleine opmerking maken.

 

Nous avons une seule séance de questions par mois. Une trentaine de questions par mois, cela ne fait donc pas beaucoup. Par contre, je voudrais attirer votre attention sur le fait que vendredi, seulement six questions m'ont été posées. Lundi, entre 9 et 11 heures, 16 questions ont été déposées, la dernière à 10 h 59. Je voudrais attirer votre attention sur le travail des collaborateurs, que ce soit dans les cabinets ou dans l'administration. Ma réflexion ne porte pas sur le nombre de questions, mais le moment auquel elles sont introduites.

 

Nous n'avons pas toujours le temps de préparer des réponses tout à fait complètes. Je voulais le signaler. Une séance, c'est peu, mais ça laisse le temps pour introduire les questions dans un délai suffisamment respectueux du travail des collabo­rateurs et de l'administration. Je demande donc aux collègues d'introduire leurs questions avant la veille ou la dernière minute.

 

De voorzitter: Mevrouw de minister heeft haar bekommernis geuit over het kwalitatief aspect van de antwoorden. We komen natuurlijk uit een recesperiode, dat zal er misschien verband mee houden.

 

01 Samengevoegde vragen van

- Wouter Raskin aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het gebruik van blauwe waterstof" (55011529C)

- Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het gebruik van EU-klimaatgeld voor investeringen in grijze en blauwe waterstof" (55012338C)

01 Questions jointes de

- Wouter Raskin à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'utilisation de l'hydrogène bleu" (55011529C)

-Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'affectation de fonds climatiques de l'UE à des investissements dans l'hydrogène gris et bleu" (55012338C)

 

01.01  Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ook ik wil u graag mijn beste wensen overmaken.

 

Mijn vraag, die van 8 december dateert, gaat over waterstof, die de wind in de zeilen heeft. De Europese Commissie zet er met haar Green Deal ook sterk op in. Ook uw collega Van der Straeten heeft hoge verwachtingen bij de uitbouw van een "waterstofbackbone". Het moet de industrie helpen om de omslag te maken naar een koolstofvrije economie.

 

De industrie maakt vandaag al gebruik van waterstof. Die waterstof is heden ten dage evenwel bijna helmaal grijs. Dat betekent dat zij geproduceerd wordt met fossiele brandstoffen. Daarbij komt heel wat CO2 vrij, zoals ook bij grote gascentrales het geval is. In 2018 ging het wereldwijd om maar liefst 830 miljoen ton.

 

Meer heil moet dan ook verwacht worden van groene waterstof, gemaakt van water en geproduceerd met hernieuwbare elektriciteit, weliswaar heel veel hernieuwbare elektriciteit. Het Federaal Planbureau rekende uit dat de Belgische productie van waterstof tegen 2050 de vraag naar elektriciteit in ons land zou verdrievoudigen. Daaraan hangt ook een serieuze kostprijs.

 

Tussen beide types van waterstof bevindt zich de zogenaamde blauwe waterstof. Die wordt gemaakt van aardgas en leidt dus ook tot de uitstoot van CO2. De industrie heeft echter plannen om die CO2 af te vangen en op te slaan, maar ook dat proces is niet kosteloos en technisch is het ook nog niet voldragen.

 

Daarom heb ik voor u een aantal concrete vragen.

 

Wat is uw visie omtrent het gebruik van blauwe waterstof bij het behalen van de Europese klimaatdoelstellingen? Is er volgens u plaats voor blauwe waterstof, ondanks de aanzienlijke CO2-uitstoot?

 

Ten tweede, de waterstofhype doet denken aan het overdreven enthousiasme rond biomassa en biodiesel met palmolie van enkele jaren geleden. Die zaken werden eerst op het schild gehesen om nadien volledig uit de gratie te vallen. Bent u het met mij eens dat we moeten oppassen voor overdreven gejuich? Bent u het met mij eens dat het belangrijk is dat alle milieuvriendelijke technologieën gelijke kansen krijgen?

 

Ten slotte, het produceren van groene waterstof kost veel hernieuwbare energie. Hoe denkt u hieraan tegemoet te komen? Is het niet beter om lokale groene stroom direct als elektriciteit te gebruiken?

 

01.02  Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, mijn allerbeste wensen.

 

Ik heb mijn vraag weliswaar pas gisteren ingediend, maar ze is niet nieuw. Vorige maand vroeg ik u al in het kader van de Green Deal en het relanceplan van de EU wat uw positie was ten opzichte van het principe van technologie­neutraliteit bij de investeringspolitiek van de EU-lidstaten om hun klimaatdoelen te bereiken. Ik kreeg van u een duidelijk antwoord inzake het gebruik van kernenergie en generieke fossiele brandstoffen. Wat de positie is van deze regering inzake het gebruik van afgeleide fossiele technologieën, zoals grijze en blauwe waterstof, en welk standpunt deze regering daarover op internationaal niveau inneemt, is mij niet geheel duidelijk.

 

Het baart ons grote zorgen dat de EU in haar waterstofstrategie een plek reserveert voor grijze en blauwe waterstof. Daardoor dreigen we nog decennialang afhankelijk te blijven van fossiel gas. Zowel grijze als blauwe waterstof wordt immers geproduceerd op basis van fossiele brandstof, van gas. Blij blauwe waterstof wordt de geproduceerde CO2 in theorie wel afgevangen. Ik zeg echter: in theorie. De technologie voor Carbon Capture and Storage is immers een zeer riskante en dure technologie, die haar doeltreffendheid vooralsnog niet heeft bewezen. Volgens het rapport daarover van Corporate Europe Observatory (CEO) is de EU-waterstofstrategie onder de sterke invloed van de gaslobby geschreven om investeringen in de fossiele gassector nog decennia te rechtvaardigen, bijvoorbeeld de controversiële gaspijpleidingen, en ook met EU-geld – geld van de belastingbetaler – te kunnen blijven subsidiëren.

 

Kunt u daarom uw visie en standpunt omtrent het gebruik van EU-klimaatgeld voor investeringen in grijze en blauwe waterstof en dat van de regering daaromtrent toelichten? Dat geeft ons een beter inzicht in de rol die België speelt in die discussies op EU-niveau.

 

01.03 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Raskin, mevrouw Daems, waterstof is een molecule die ingezet kan worden als grondstof, als brandstof en als energievector. Ze stoot geen CO2 uit bij gebruik en vervuilt de lucht niet. Bovendien kan zij een belangrijke rol spelen in de energieopslag, in het bijzonder bij de ontwikkeling van de productie van hernieuwbare elektriciteit die niet constant is. Daarom ziet de Europese Unie waterstof als een deel van de oplossing om tegen 2050 klimaatneutraal te worden.

 

U wijst terecht op de verschillende productiewijzen van waterstof. We moeten erkennen dat de productie momenteel praktisch uitsluitend geba­seerd is op fossiele brandstoffen, via stoom­reforming van aardgas. Dan gaat het om de zogenaamde grijze waterstof, met een CO2-uitstoot. Dat is geen duurzaam verhaal.

 

Om die reden focust de Europese water­stofstrategie vooral op hernieuwbare waterstof en hoopt zij dat deze aanpak matuur is tegen 2030 om op grote schaal te kunnen worden ingezet, in het bijzonder in moeilijk te decarboniseren sectoren, waar alternatieven niet mogelijk zijn of exuberant veel kosten.

 

Daarnaast erkent deze strategie ook de rol van andere koolstofarme waterstoftechnologieën in een overgangsfase, en als opstart van de logistieke keten, waaronder dus ook de blauwe waterstof. Dat is nodig om de bestaande waterstofproductie te verschonen, emissies te reduceren en de marktwerking te verbeteren.

 

Mijn visie hierop is dat ik de aanpak van de Europese Commissie kan steunen, maar dat we hierbij wel doordacht te werk moeten gaan. Er dient mijns inziens prioriteit gegeven te worden aan energie-efficiëntie en aan de verdere directe elektrificatie van de verschillende sectoren. Het is essentieel dat waterstof wordt ingezet in de sectoren waarvoor er geen alternatieven zijn.

 

Waterstofproductie heeft immers de fysica niet mee. Voor dezelfde hoeveelheid stroom uit windmolens of PV-panelen zal een personen­wagen op batterijen bijna drie keer zo ver rijden als een wagen met een brandstofcel. Dat is te wijten aan de lage efficiëntie van voertuigen op waterstof en van het elektrolyseproces om waterstof aan te maken in vergelijking met een batterij.

 

Ook voor de verwarming van de woning kan de technologie moeilijk wedijveren met een warmtepomp op netstroom.

 

Waar dient waterstof dan wel te worden ingezet? Als grondstof en bij toepassingen op hoge temperatuur in de industrie, alsoof rechtstreeks voor de aanmaak van synthetische brandstoffen voor zwaar vrachtverkeer, de scheep- en de luchtvaart.

 

Ook bij de inzet van blauwe waterstof is het belangrijk om weldoordacht te bekijken waar CO2-afvanginstallaties het meeste zin hebben, namelijk waar dat het meest kostenefficiënt is en waarbij het ook op langere termijn kan worden ingezet in sectoren die zeer moeilijk te decarboniseren zijn.

 

In dat verband maak ik u er graag op attent dat er ook groen-blauwe of turquoise waterstof bestaat. Die wordt verkregen door niet CO2 maar koolstof uit gas te halen met pyrolyse, dat is verhitting zonder zuurstof. Hoewel de techniek zich nog in de demonstratiefase bevindt, heeft ze het voordeel dat ze naast waterstof een nuttige grondstof oplevert, namelijk koolstof, die bijvoorbeeld in batterijen wordt gebruikt. Bovendien zou in een verdere toekomst pyrolyse op duurzaam verkregen biogas voor negatieve emissies kunnen zorgen. Zo ontrekken we actief CO2 aan de atmosfeer. Dat is nodig om ruim onder de 2°C opwarming te blijven.

 

Daarnaast kijken we ook naar de mogelijkheden van de import van groene moleculen vanuit landen met een groter potentieel voor de opwekking van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, die dus aan een lagere kostprijs groene waterstof kunnen produceren.

 

Kortom, waterstof is een molecule met sterktes en zwaktes, die op diverse wijzen kan worden geproduceerd. Het zal erop neerkomen deze technologieën intelligent en zo kostenefficiënt mogelijk in te zetten. Voor de beleidskeuzes die hieromtrent moeten worden gemaakt, moeten we ons zo goed mogelijk informeren over systeemstudies. Het spreekt voor zich dat de minister van Energie daarbij ook aan zet is.

 

Het blijft inderdaad belangrijk om doorheen de hype te kijken waar waterstof de grootste bijdrage kan leveren in de transitie naar een koolstof­neutrale economie en op een kosten­efficiënte manier de juiste incentives te geven, zodat waterstof – dat nog lang een relatief schaars product zal blijven – ook effectief wordt ingezet.

 

01.04  Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik probeer het even samen te vatten. Ik heb van u begrepen dat u de Europese aanpak steunt, maar dat u verkiest prioritair in te zetten op directe elektrificatie en dat u waterstof pas als tweede oplossing ziet waar er geen alternatieven zijn. De blauwe waterstof moet volgens u zeer weloverwogen worden ingezet, eventueel ook tijdelijk, aangezien er nog CO2-uitstoot is. Dat heb ik uit uw uitgebreid antwoord begrepen.

 

We zullen het dossier samen verder opvolgen.

 

01.05  Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, voor ons is het wel heel duidelijk: alleen groene waterstof geproduceerd op basis van hernieuwbare energie kan een plek hebben in de energiemix van de toekomst. Ik heb in uw uitleg zeer weinig gehoord over de opschaling van groene waterstof die niet de nadelen heeft van blauwe waterstof. Dat lijkt nochtans logisch, ook vanuit uw visie inzake kostenefficiëntie. Ik ben dan ook teleurgesteld in uw antwoord, omdat u de aanpak van de EU steunt bij het gebruik van blauwe waterstof.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde interpellaties en vraag van

- Kurt Ravyts aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het tijdens de Europese Raad van 10 en 11 december 2020 bereikte klimaatakkoord" (55000059I)

- Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het tijdens de Europese Raad van 10 en 11 december 2020 bereikte klimaatakkoord" (55000060I)

- Wouter Raskin aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De Europese klimaatdeal" (55011658C)

02 Interpellations et question jointes de

- Kurt Ravyts à Alexander De Croo (premier ministre) sur "L’accord sur le climat conclu lors du Conseil européen des 10 et 11 décembre" (55000059I)

- Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L’accord sur le climat conclu lors du Conseil européen des 10 et 11 décembre" (55000060I)

- Wouter Raskin à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'accord européen sur le climat" (55011658C)

 

02.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, mijn beste wensen voor 2021. Het waren oorspronkelijk twee vragen. Er is doorverwezen naar u. Het zijn dezelfde vragen over hetzelfde onderwerp.

 

De Europese Raad bereikte tijdens de vroege uren van vrijdag 11 december 2020 een akkoord over een verhoogde klimaatdoelstelling voor de Europese Unie. Er werd afgesproken dat de EU tegen 2030 de broeikasgasuitstoot op haar grondgebied met minstens 55 % zal terugdringen ten opzichte van 1990. Hiermee komt men tegemoet aan het voorstel van de Europese Commissie.

 

Mevrouw de minister, u was in uw nopjes. U was zeer tevreden met het bereikte klimaatakkoord. De Vlaamse minister van Omgeving en Energie reageerde echter vrij negatief op de sociale media. Ik citeer: "De vraag naar rechtvaardige spreiding van inspanningen kreeg geen gevolg. Vlaanderen blijft achter zonder duidelijke garanties over de verdere uitwerking van de Europese ambitieverhoging. Geen goede zaak."

 

Mevrouw Demir verwijst natuurlijk naar de afspraken die gemaakt werden op maandag 7 december 2020 in de bijeenkomst met het DG Europese Zaken, waar de Europese Raad werd voorbereid. De Vlaamse regering had daar slechts een voorwaardelijk akkoord gegeven. De Vlaamse regering stelde voorwaarden op het vlak van de kostenefficiëntie en op het vlak van internationale flexibiliteit.

 

De hele discussie ging en gaat over het aspect kostenefficiëntie dat al dan niet in de conclusies van de Europese Raad is opgenomen. In conclusie 14 lezen we: "De doelstelling zal collectief door de EU worden verwezenlijkt op een zo kosteneffectief mogelijke manier. Alle lidstaten zullen hieraan meewerken, rekening houdend met overwegingen van billijkheid en solidariteit; niemand zal worden achtergelaten. De nieuwe doelstelling voor 2030 moet worden verwezenlijkt op een manier die het concurrentievermogen van de EU in stand houdt en rekening houdt met de verschillende uitgangsposities, de specifieke nationale omstandigheden en het emissiereductiepotentieel."

 

In conclusie 17 lezen we: "De Europese Raad verzoekt de Europese Commissie na te gaan hoe alle economische sectoren het best kunnen bijdragen aan de doelstelling voor 2030 en de nodige voorstellen te doen, vergezeld van een grondige analyse van de ecologische, economische en sociale gevolgen op het niveau van de lidstaten, rekening houdend met de nationale energie- en klimaatplannen en kijkend naar bestaande mogelijkheden tot flexibiliteit."

 

Dat zijn de teksten waarover de exegeten zich moeten buigen en hebben gebogen, volgens mevrouw Demir en haar partij. Dit is op 16 december jongstleden ook al gebleken bij de debriefing van de premier. Voor het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden is de passage "op een zo kosteneffectief mogelijke manier" en de passage "op een manier die rekening houdt met het emissiereductiepotentieel" blijkbaar niet voldoende. Het is niet voldoende als garantie en dus geen correcte vertaling van de Vlaamse voorwaarden. Volgens het verslag van de debriefing van de premier wilde de partij van mevrouw Demir, toch de grootste partij in de Vlaamse regering, dat het emissiereductie­potentieel sterker werd gelinkt aan kosten­efficiëntie. Dit betekent dat de inspanningen vooral daar moeten gebeuren, met name door die lidstaten die het goedkoopst en het snelst hun schadelijke uitstoot kunnen verlagen. Zij moeten de grootste inspanningen leveren. Dat was de voorwaarde van de Vlaamse regering voor een rechtvaardigere verdeling van de inspanningen.

 

Het is mij onduidelijk of de Vlaamse regering tevreden is met de passage over de flexibiliteit. Voor haar moest het hier vooral gaan over de mogelijkheid voor niet-geslaagde lidstaten om hun tekort af te kopen, ook via investeringen buiten de EU. Dat is trouwens belangrijk voor het uitdragen van de innovatie die Vlaamse bedrijven op het vlak van emissiereductie bewerkstelligen. Ik stel mij ietwat op als de advocaat van de Vlaamse regering, maar het Vlaams Belang onderschrijft de bezorgdheden van de Vlaamse regering zeker. De premier stelde in zijn debriefing – meer dan waarschijnlijk zal u dat hier straks herhalen – dat er nog tijdens de besprekingen contact werd opgenomen met de Vlaamse regering en dat men erin is geslaagd om al te grote toegevingen aan de Oost-Europese lidstaten, met onder andere financiële compensatie, te vermijden. Volgens de premier zijn de teksten duidelijk en is aan de bezorgdheid van Vlaanderen tegemoetgekomen.

 

Mevrouw Khattabi, bent u sterk in exegese? Ik was daar in mijn opleiding vrij sterk in. Er is echter natuurlijk ook de toekomst. Dat is misschien nog belangrijker. Dan zal immers hoe dan ook de aap uit de mouw komen. In mei zouden de spreadsheets en analyses van de Europese Commissie worden doorgespeeld aan de lidstaten. Dan moet er dus een intra-Belgisch gesprek plaatsvinden. Vanzelfsprekend zal ook de aangekondigde hervorming van het ETS-systeem een rol spelen. Hierbij zullen ook een aantal sectoren uit de huidige non-ETS mogelijk in het systeem worden ingebracht.

 

Dat zal toch wel een invloed hebben op de uiteindelijke doelstelling voor België in het licht van het gezamenlijk Europees bereiken van de doelstellingen.

 

Ik wil daar nog aan toevoegen dat Vlaanderen niet alleen stond met de bezorgdheid over de kostenefficiëntie. Negen lidstaten deelden die bezorgdheid. Bij een kostenefficiënte verdeling van de doelstelling over de Europese landen zouden de Benelux-landen trouwens iets minder moeten doen dan gemiddeld in Europa, toch niet onbelangrijk. We spreken over de huidige berekeningswijze, waarbij de gevraagde uitstoot­reductie volgens mevrouw Demir zou stijgen naar –43 %. De Vlaamse doelstelling is, zoals u weet, op dit moment –35 % tegen 2030. De definitieve cijfers zullen we in de volgende maanden te zien krijgen.

 

Mevrouw de minister, hoe leest u de conclusies? Werd aan de bezorgdheden en de voorwaarden van de Vlaamse regering volgens u effectief tegemoetgekomen?

 

Welke kunnen de volgende stappen zijn, in de volgende maanden, zowel op Europees als op Belgisch niveau?

 

Mijnheer de voorzitter, vanzelfsprekend zou het goed zijn, mochten wij in deze commissie proactief op de hoogte worden gehouden middels rapportages en gedachtewisselingen. Met het systeem van vragen en interpellaties lopen wij sowieso vrij frequent achter de feiten aan. Dat bewijst ook de agendering van vandaag. Uiteraard vond het kerstreces plaats, maar één keer per maand vragen stellen is niet altijd de meest geschikte formule om kort op de bal te spelen en de vorderingen proactief te zien evolueren.

 

02.02  Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de vraag die nu aan bod komt, is inderdaad enigszins gedateerd, omdat het kerstreces ertussen heeft gezeten, maar een en ander is ook de schuld van de heer Ravyts, die over dit onderwerp graag een interpellatie indiende, waardoor het onderwerp niet eerder, bijvoorbeeld in de plenaire vergadering, kon worden besproken. Het is de heer Ravyts uiteraard gegund, ik zeg dit met alle respect.

 

De vraag mag dan wat gedateerd zijn, het onderwerp is dat allerminst. Ik verwijs ook naar uw blije tweet, "habemus pactum", de woorden die u gebruikte om aan te kondigen dat de federale regering de Europese klimaatambitie had onderschreven. Verontschuldigt u mij ervoor dat ik in zekere zin hetzelfde verhaal breng als collega Ravyts, maar u liet daarbij na te vermelden dat Vlaanderen enkel akkoord zou gaan indien de Europese Raad strikt – volgens mij geen onbelangrijk woord – rekening zou houden met twee belangrijke voorwaarden, namelijk de kostenefficiëntie en de internationale flexibiliteit. Dat was de afspraak binnen het intra-Belgisch overleg van kort voor die top.

 

Van die strikt geformuleerde Vlaamse voorwaarde in de conclusie moeten wij op zijn minst stellen dat zij voor interpretatie vatbaar is.

 

In mijn vraag heb ik ook een van de conclusies woordelijk opgenomen. De heer Ravyts heeft ze daarnet ook nog eens voorgelezen. Ik zal dat dus niet opnieuw doen.

 

Het punt is echter dat een en ander niet is gegarandeerd, wat mevrouw Demir ook heeft laten weten.

 

Ik heb een eenvoudige vraag.

 

Mevrouw de minister, kan u verzekeren dat bovenstaande passage, zijnde ook een van de passages waarnaar de heer Ravyts al verwees, daadwerkelijk tegemoetkomt aan de twee strikte Vlaamse eisen van flexibiliteit en kostenefficiëntie, zoals ze in het intra-Belgische overleg werden geformuleerd?

 

02.03 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, de Europese Raad bereikte in de nacht van 10 op 11 december 2020 een historisch akkoord over de nieuwe Europese 2030-doelstellingen. Met het akkoord neemt de Europese Unie haar verant­woordelijkheid en worden de 2030-doelstellingen in lijn gebracht met het traject naar een klimaatneutrale Europese Unie tegen 2050.

 

De Europese Unie vervult haar leiderschapsrol op internationaal niveau. Ik ben verheugd dat veel van onze internationale partners de handschoen opnemen en zich tot ambitieuze doelstellingen verbinden. Dat is absoluut nodig, want alle rapporten wijzen erop dat de opwarming nog toeneemt. Er zijn bijvoorbeeld de recente mededelingen van het KMI dat 2020 het warmste jaar ooit gemeten is sinds het ontstaan van België en dat dringend ambitieuze actie nodig is.

 

Zoals u weet, steunen de federale regering, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sinds lange tijd het voorstel van de Europese Commissie om de broeikasgasuitstoot tegen 2030 met minstens 55 % terug te dringen op Europees niveau.

 

Tijdens het Belgische overleg op 7 december 2020 werd uiteindelijk een compromis gevonden tussen alle regeringen dat België in staat moet stellen de nieuw voorgestelde Europese doelstelling van –55 % ook te steunen. Er werd inderdaad overeenstemming gevonden over twee aandachtspunten die in de conclusies van de Europese Raad beter moesten worden weerspiegeld, zodat iedereen in België de nieuwe doelstelling kan onderschrijven.

 

Het eerste punt stelt dat bij de verdeling van de doelstellingen tussen de lidstaten ook rekening dient te worden gehouden met de kosteneffectiviteit en niet enkel met billijkheid en solidariteit. Het tweede punt was dat bijkomende flexibiliteit door de Europese Commissie overwogen dient te worden om lidstaten te ondersteunen bij het realiseren van hun doelstellingen.

 

Het is belangrijk te weten dat het Vlaams Gewest tijdens het overleg op 7 december voorstelde om te vragen naar bijkomende flexibiliteit, zonder expliciet te verwijzen naar internationale flexibiliteitsmechanismen, aangezien dit een rode lijn van de andere regeringen in België zou overschrijden en dus geen deel zou kunnen uitmaken van een gedeeld Belgisch standpunt. Bovendien betrof de discussie op Europees niveau een domestic doelstelling die binnen de grenzen van de Unie behaald moet worden, waardoor het gebruik van internationale flexibiliteit per definitie uitgesloten is.

 

Premier De Croo heeft deze twee elementen zeer sterk verdedigd tijdens de Europese Raad en ervoor gezorgd dat beide punten beter werden verankerd in de uiteindelijke conclusies. In conclusie 14 wordt namelijk expliciet aangegeven dat bij het behalen van de doelstelling rekening zal worden gehouden met het reductiepotentieel van de lidstaten. De kosteneffectieve verdeling waarnaar steeds wordt verwezen, is namelijk de verdeling die de economische modellen van de Europese Commissie verkrijgen op basis van het respectievelijke reductiepotentieel van de verschillende lidstaten. Daarnaast wordt in conclusie 17 nogmaals specifiek aangegeven dat de Europese Commissie rekening moet houden met de bekommernissen inzake de verdeling van de inspanningen, billijkheid en kosteneffectiviteit.

 

Met betrekking tot het versterken van de flexibiliteit werd toegevoegd dat de Commissie uitgenodigd wordt de bestaande flexibiliteits­mechanismen te herbekijken. Dat is zeer belangrijk en zet de deur open voor zowel het versterken van de bestaande mechanismen, met name de handel tussen lidstaten binnen de non-ETS die mijns inziens nog sterk verbeterd kan worden, als het introduceren van bijkomende flexibiliteitsmechanismen die de klimaatambitie niet ondergraven. De uiteindelijke tekst weerspiegelt aldus de Belgische bezorgdheden. Het is belangrijk om nu vooruit te kijken en onze verworvenheden te verdedigen.

 

In conclusie 19 wordt namelijk gesteld dat de Europese Raad deze kwestie verder zal bespreken en bijkomende sturing zal geven.

 

Het Vlaams Gewest riep alvast op tot het vormen van coalities met andere lidstaten die ook belang hechten aan kosteneffectiviteit en flexibiliteit. Wij werkten enkele jaren geleden, bij de eerste onderhandelingen, goed samen met landen als Denemarken en Nederland om onze belangen te verdedigen. Het lijkt mij echter wel uiterst belangrijk om te beseffen dat deze landen de voortrekkers zijn binnen de Unie en reeds zeer lang een ambitieuze doelstelling 2030 verdedigen, terwijl België aarzelde en achterbleef en verder uit de Europese kopgroep tuimelde.

 

Wij mogen niet langer koud en warm tegelijk blazen en moeten opnieuw een betrouwbare partner worden om samen met onze bondgenoten onze belangen ten volle te kunnen verdedigen, van het Europees klimaatbeleid een sociaal en economisch succes te maken en tegelijk de kwaliteit van het leefmilieu aanzienlijk te verbeteren.

 

02.04  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, in de eerste plaats wil ik ook een motie aankondigen, die gekoppeld is aan de interpellatie. Straks zal ik daarop even heel kort ingaan.

 

U hebt inderdaad de puntjes op de i gezet over het aspect internationale flexibilisering. Blijkbaar, en dat gebeurt jammer genoeg vaak, is er een verschil met wat in het Vlaams Parlement en in de pers breeduit werd gezegd. Mevrouw Demir heeft heel duidelijk de term "internationaal" naar voren gebracht, maar blijkbaar is dat niet eens op tafel gekomen op 7 december, omdat het gewoonweg niet kan. Ik vind het belangrijk dat u dat hier aanpast.

 

In verband met de kosteneffectiviteit en de koppeling aan het emissiereductiepotentieel, dat blijft een dubbeltje op zijn kant. Wij zullen moeten bekijken wat de bijkomende flexibiliserings­mechanismen – het herbekijken van het systeem – de komende maanden opleveren. Hoe dan ook, de volgende maanden zal de aap uit de mouw komen, zal Europa kleur bekennen en zal iedereen zich uiteindelijk moeten positioneren.

 

Dan maak ik een brug naar mijn motie van aanbeveling.

 

Wij vragen dat de federale regering in ieder geval bij de volgende Europese top in mei 2021, bij de intra-Belgische onderhandelingen, en bij het herzieningstraject rond het Nationaal Energie- en Klimaatplan een voor de Gewesten haalbare en betaalbare uitwerking hanteert, zeker op het vlak van kostenefficiëntie.

 

Het is hier al eerder gezegd, ook de federale overheid zal binnen haar bevoegdheden meer verantwoordelijkheid moeten nemen om de doelstellingen te bereiken, zonder dat dit een verhoging betekent van de fiscale druk. U weet waarover ik het heb.

 

Ik vond het ook wel jammer dat gas bij de besprekingen binnen de Europese Raad als transitietechnologie wordt aanvaard voor het gezamenlijk bereiken van de klimaatdoelstellingen, maar van kernenergie is er geen sprake. Dat betreuren wij. Voor ons is dat zeker ook een transitietechnologie. Collega Daems uitte haar ergernis daarover hier ook al.

 

02.05  Wouter Raskin (N-VA): Dank u, mevrouw de minister, voor uw antwoord. Wat de CO2-reductie betreft die nodig en noodzakelijk is, moeten we ambitieus zijn, maar het moet ook haalbaar en betaalbaar zijn. Dat is wat de Vlaamse regering deed in haar regeerakkoord. Dat is ook de breuk met het verleden, waarnaar u even verwees.

 

Dit gezegd zijnde, wil ik hier niet opnieuw een semantische discussie starten over de vraag of de voorwaarden nu al dan niet helemaal afgedwongen zijn in de tekst. Het kabinet van de minister was daar duidelijk over. Ik vond de reactie van het federale niveau bedenkelijk. "Er is hard onderhandeld, zelfs 's nachts. En er is ook overleg tussen de kabinetten geweest." Dat kan allemaal wel waar zijn, maar het feit dat men 's nachts onderhandelt, betekent daarom niet noodzakelijk dat men de onderhandeling ook wint.

 

Het is zoals u zegt, de voorwaarden die Vlaanderen stelt, zijn beter verankerd volgens de premier, terwijl wij vragen naar het heel duidelijk afdwingen van de voorwaarden.

 

De vrees die we hebben, mag terecht genoemd worden. U kent de heer Maron, ik weet niet of u zijn kat ook kent. Toen hij op 17 december 2020 als voorzitter van de Raad Leefmilieu dit land moest vertegenwoordigen, stuurde hij zijn kat. Hij kwam niet opdagen, omdat hij het standpunt van Vlaanderen en de twee voorwaarden die Vlaanderen duidelijk stelde, weigerde uit te spreken.

 

Dat zegt heel veel, zo niet alles, mevrouw de minister, maar gedane zaken nemen geen keer.

 

Het is 2021 en het grote werk gaat nu beginnen. Wij moeten intern afspreken wie wat gaat doen. Ik mag hopen voor Vlaanderen, waar de industrie en de kmo's, die jobs creëren voor mensen en indirect ook voor welvaart zorgen in onze regio en bij uitbreiding in ons land, thuis zijn, dat wij naar haalbare, realistische en betaalbare doelstellingen gaan, net zoals in het Vlaams regeerakkoord is opgenomen.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter:

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Kurt Ravyts en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellaties van de heer Kurt Ravyts

en het antwoord van de minister van Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal,

- gelet op het bereikte akkoord over een bindende EU-doelstelling van een nettoreductie in de EU van uitgestoten broeikasgassen van ten minste 55 % in 2030 ten opzichte van 1990;

- gelet op de oproep van de Europese Raad om de nieuwe doelstelling in het voorstel voor een Europese klimaatwet op te nemen en deze snel vast te stellen;

- overwegende de onzekerheid, bezorgdheid en onduidelijkheid die – gelet op de verklaringen van de Vlaams minister van Energie – bij de Vlaamse regering aanwezig is m.b.t. de waarborgen en invulling voor en van de principes van kostenefficiënte verdeling (rechtvaardige spreiding van de inspanningen) en mogelijkheden m.b.t. internationale flexibilisering (Conclusies 14 en 17 van de Verklaring van de Eurotop);

- gelet op het gegeven dat in Conclusie 14 van de Verklaring van de Eurotop bij de tekstuele verankering van de eerbiediging van het recht van de lidstaten om zelf over hun energiemix te beslissen en de meest geschikte technologieën te kiezen om gezamenlijk de klimaatdoelstelling voor 2030 te verwezenlijken geen expliciete melding wordt gemaakt van kernenergie maar wel van gas (als transitietechnologie);

vraagt de regering

- om bij het bepalen van de concrete landen- en regiospecifieke doelstellingen tijdens de volgende Europese Top, bij de intra-Belgische onderhandelingen rond de verdeling van de inspanningen en bij het herzieningstraject rond het Belgisch Nationaal Energie- en Klimaatplan, als uitgangspunt een voor de Gewesten haalbare en betaalbare uitwerking te hanteren (o.a. rond de kwestie van het kostenefficiënt emissiereductiepotentieel) waarbij ook binnen de federale bevoegdheden meer verantwoordelijkheid wordt genomen rond de te bereiken doelstellingen en dit zonder de verhoging van de fiscale druk voor consumenten en ondernemingen;

- er bij de toekomstige besprekingen in de Europese Raad en met de Europese Commissie op aan te dringen dat er expliciet melding wordt gemaakt van kernenergie ais één van de transitietechnologieën voor het gezamenlijke bereiken van de klimaatdoelstellingen."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Kurt Ravyts et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu les interpellations de M. Kurt Ravyts

et la réponse de la ministre du Climat, de l'Environnement, du Développement durable et du Green Deal,

- Vu l’accord conclu au sujet d’un objectif européen contraignant de réduction nette des gaz à effet de serre émis, dans l’Union européenne, à concurrence d’au moins 55 % en 2030 par rapport à 1990;

- Vu l’appel lancé par le Conseil européen pour que le nouvel objectif soit intégré dans la proposition de loi européenne sur le climat et que celle-ci soit établie rapidement;

- Eu égard à l’incertitude, aux inquiétudes et au manque de clarté qui – compte tenu des déclarations de la ministre flamande de l’Énergie – règnent au sein du gouvernement flamand en ce qui concerne les garanties et la définition des principes de répartition efficace en termes de coûts (répartition équitable des efforts) et les possibilités en matière de flexibilisation internationale (Conclusions 14 et 17 de la Déclaration du Sommet européen);

- Vu que la Conclusion 14 de la Déclaration du Sommet européen concernant l’ancrage textuel du respect du droit des États membres de décider eux-mêmes de leur bouquet énergétique et de choisir les technologies les plus appropriées en vue de réaliser conjointement l’objectif climatique à l’horizon 2030, ne fait pas explicitement mention de l’énergie nucléaire mais bien du gaz (en tant que technologie de transition);

demande au gouvernement

- De prendre comme point de départ, dans le cadre de la détermination des objectifs concrets spécifiques par pays et par région lors du prochain sommet européen, lors des négociations intra-belges en matière de répartition des efforts et dans le cadre du trajet de révision relatif au Plan national Énergie-Climat, une mise en œuvre réaliste et abordable (notamment sur la question du potentiel de réduction des émissions basé sur l’efficacité en termes de coûts), une plus grande responsabilité étant également assumée, dans les limites des compétences fédérales, quant aux objectifs à atteindre, et ce sans augmentation de la pression fiscale pour les consommateurs et les entreprises;

- D’insister, lors des discussions futures au sein du Conseil européen et avec la Commission européenne, pour qu’il soit explicitement fait mention de l’énergie nucléaire comme l’une des technologies de transition en vue de la réalisation conjointe des objectifs climatiques."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Séverine de Laveleye.

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Séverine de Laveleye.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

03 Vraag van Bert Moyaers aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De milieu-impact van kunstgrasvelden" (55011844C)

03 Question de Bert Moyaers à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'incidence environnementale des pelouses de gazon synthétique" (55011844C)

 

03.01  Bert Moyaers (sp.a): Mijnheer de voorzitter, collega's, mijn beste wensen. Mijn excuses dat ik zomaar in deze commissie kom binnenbreken.

 

Mevrouw de minister, op 10 december 2020 ontving ik uw antwoord op mijn schriftelijke vraag over de kunstgrasvelden, ingestrooid met SBR-rubbergranulaat. Ik leer daaruit dat u er nauwlettend op zult toezien dat het milieuaspect van deze producten niet uit het oog wordt verloren tijdens de Europese onderhandelingen over dossiers die betrekking hebben op de problematiek van microplastics in het milieu.

 

Ik dank u alvast voor dat antwoord, maar ik blijf wel op mijn honger als het gaat over mijn specifieke vragen.

 

Vandaag weten we dat dit rubbergranulaat ervoor zorgt dat de bodem vervuild wordt door het uitlogen van zware metalen als zink en allerhande minerale oliën die in het instrooimiddel zitten en dat massa’s micro- en nanodeeltjes zich verspreiden en in de bodem en het oppervlakte­water terechtkomen. Het belangrijkste nog is dat de paks in het rubbergranulaat bovendien heel wat gezondheidsrisico’s met zich meebrengen voor diegenen die op de velden spelen.

 

Het hanteren van het voorzichtigheidsprincipe lijkt mij, met alle respect, eerder aan de orde dan erop toe te zien dat men bij Europese meetings het milieuaspect niet uit het oog mag verliezen.

 

Mevrouw de minister, vandaag baseert men zich in heel Europa voor de materie van kunstgrasvelden, ingestrooid met SBR-rubbergranulaat, louter op literatuurstudies. Bent u bereid om een onderzoek te starten, in samenwerking met een universiteit, naar de jaarlijkse impact op het milieu in ons land van kunstgrasvelden, ingestrooid met rubberkorrels? Zo zou u wellicht een studie van onschatbare waarde kunnen aanbrengen, die heel Europa wijzer zou kunnen maken.

 

Gaat u, naast uw collega van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke, ook het gesprek aan met de betrokken ministers van Sport en Milieu in de Gewesten en Gemeenschappen van ons land?

 

Hebt u er enig zicht op wanneer het lopend Europees dossier over paks in rubbergranulaat, dat wordt gebruikt op sportvelden, wordt afgerond? Kunt u me vandaag een stand van zaken geven over de evolutie en de standpunten die men op Europees niveau heeft ingenomen?

 

03.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer Moyaers, om een coherent reglementair kader te garanderen, opteer ik voor een aanpak die de milieu- en gezondheidsaspecten omvat voor het gebruik van materialen die zorgwekkende stoffen bevatten, zoals het gebruik van granulaten en strooisel op synthetische sportvelden.

 

We betreuren echter dat niet voor die aanpak werd gekozen op Europees niveau. Dat was de reden voor België om tegen het voorstel van de Europese Commissie te stemmen over de REACH-beperking om de concentraties polycyclische aromatische koolwaterstoffen te verlagen die recent ter stemming werd voorgelegd.

 

Onze diensten hebben de elementen van deze problematiek in detail toegelicht in een antwoord op uw recente mondelinge vraag gericht aan mijn collega, minister Vandenbroucke, in december 2020. Het Belgian REACH Committee (BRC) is het Belgisch coördinatieorgaan voor de verdediging van het Belgisch standpunt in dit dossier.

 

Mijn administratie bevestigt de noodzaak om het voorzorgsbeginsel te hanteren in dit dossier, in het bijzonder met betrekking tot de carcinogeniteit van de paks, maar ook voor de aspecten van persistentie en bioaccumulatie afgeleid van de microplastics in die granulaten.

 

Voor het aspect van microplastics in de granulaten zullen de conclusies van de wetenschappelijke comités van het Europees agentschap voor chemische stoffen binnenkort worden gepubliceerd. Ze zullen de basis vormen voor een discussie in een ad-hocvergadering van het BRC, die reeds gepland is.

 

Zo kom ik tot uw specifieke vragen. Hoewel mijn diensten prioriteit geven aan dit dossier en aan de diverse milieu- en gezondheidsaspecten ervan, lijkt het mij niet aangewezen om dubbel werk te doen boven op het werk dat reeds werd uitgevoerd of nog in uitvoering is op Europees niveau. Het onderzoek dat het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) publiceerde in februari 2018, Verkenning milieueffecten rubbergranulaat bij kunstgrasvelden, gaat expliciet over de aspecten.

 

Bovendien meldde de Europese Commissie ons recent dat het ECHA momenteel een aantal evaluaties uitvoert aanvullend op deze gericht op de pak-concentraties in microplastics in die materialen, op basis van een mandaat van de Europese Commissie gericht aan het ECHA op 20 augustus 2017.

 

Mijn diensten hopen dat het ECHA de analyseresultaten van deze aanvullende effecten publiceert in de loop van het eerste semester van 2021, gevolgd door een publieke consultatieronde en aansluitend het advies van het wetenschappelijk comité van het ECHA.

 

Binnen het BRC is het voor de bepaling van het Belgisch standpunt nodig de adviezen te verzoenen inzake de regionale bevoegdheden, met name sport, kwaliteit van het leefmilieu en toezicht op de gemeenten, samen met de regionale collega's. Ik verwijs u in het bijzonder naar de gewestministers voor de criteria inzake de einde-afvalfase voor de toekenning van specifieke toepassingen voor gerecycleerde materialen. Het BRC werd op de hoogte gebracht van de specifieke wetgeving die in Vlaanderen bestaat met betrekking tot het gebruik van bandengranulaten op sportvelden.

 

Zoals eerder gezegd, heeft België beslist tegen het voorstel van beperking op paks te stemmen wegens het gebrek aan samenhang en ambitie in het voorstel. Het resultaat van de stemming is dat de meerderheid van de lidstaten er zich bij aansluit. Het gaat om maatregelen voorgesteld door de Europese Commissie over de limietconcentraties voor paks, die bijgevolg van toepassing zullen zijn voor het gebruik van die producten op sportvelden en speelpleinen.

 

03.03  Bert Moyaers (sp.a): Mevrouw de minister, ik begrijp uit uw antwoord dat Europa via het ECHA een schriftelijke stemming gevraagd had over het voorstel tot mogelijk strengere maatregelen, om bijvoorbeeld de paks te kunnen verlagen. Blijkbaar heeft het Belgian REACH Committee, het BRC, een negatieve stem gegeven op het voorstel, omdat men het niet ambitieus genoeg vindt van Europa.

 

Die uitslag zal wellicht binnenkort of nu al overal gepubliceerd worden, maar ook in ons land werken wij toch met twee verschillende snelheden. Als men bijvoorbeeld naar de deelstaatregeringen kijkt, ziet men volgens mij dat de neuzen in ons land niet overal in dezelfde richting staan. Wat strengere maatregelen betreft, gebruikt men in het Zuiden van ons land al langer de strengere Europese norm inzake paks, terwijl Vlaanderen achterop blijft. U zegt nu eigenlijk ook dat u het niet opportuun vindt om voor de voeten van Europa te lopen en dubbel werk te doen door een studie te laten uitvoeren. Wat Europa vraagt, lijkt bovendien een verbetering, maar is per definitie eigenlijk gewoon een lege doos. Alles wat Europa voorstelt, is iets wat in 95 % van de gevallen al wordt bereikt, dus er verandert eigenlijk helemaal niets, behalve in de hoofden van de mensen.

 

Als federaal minister kunt u zeker een rol spelen, enerzijds door de neuzen in dezelfde richting te zetten in het hele land en, anderzijds, door een zeer innovatieve studie te starten, in samenwerking met de universiteit, betreffende de impact van kunstgrasvelden op het milieu.

 

Ik kan het heel eenvoudig samenvatten: vandaag zijn gebruikte autobanden zeer zwaar toxisch afval, maar als men ze versnippert en uitstrooit over een kunstgrasveld, is het gerecycleerd materiaal. Wanneer die korrels hun veerkracht verliezen, zijn zij opnieuw zwaar toxisch afval, maar in de tussenperiode mogen daar duizenden of zelfs honderdduizenden kinderen en volwassenen in ons land op spelen. Wij mogen daar best wel iets meer ambitie in tonen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De stand van zaken rond de toepassing van het Just Transition Fund (JTF) in de Belgische context" (55012001C)

04 Question de Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La situation concernant l'application du Fonds pour une transition juste dans le contexte belge" (55012001C)

 

04.01  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op 11 december 2020 pakte de Europese Commissie uit met een persbericht waarin ze liet weten verheugd te zijn over het door het Europees Parlement en de Europese Raad gesloten politiek akkoord over het voorstel van de Commissie inzake het Fonds voor een rechtvaardige transitie als instrument van het Europees cohesiebeleid. Dat fonds is een cruciaal instrument om de Europese Green Deal uit te voeren en is een nieuw instrument met een, deze zomer verhoogde, begroting van 17,5 miljard euro.

 

Het doel is de sociale en economische kosten als gevolg van de transitie naar een klimaatneutrale economie op te vangen via tal van activiteiten, om met name de economische activiteit te diversifiëren en mensen te helpen zich aan een veranderende arbeidsmarkt aan te passen. Er is nu onder meer de mogelijkheid om investeringen in grote ondernemingen in steungebieden te ondersteunen op grond van richtsnoeren inzake regionale overheidssteun, bijvoorbeeld om banenverlies ten gevolge van de transitie op te vangen.

 

Op grond van de politieke trilogen moeten de EU-lidstaten territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie opstellen, waarin wordt vermeld welke gebieden naar verwachting het zwaarst zullen worden getroffen door de groene transitie. Elke lidstaat stelt de plannen samen met de betrokken binnenlandse partners en in overleg met de Europese Commissie op en zorgt ervoor dat deze plannen consistent zijn met de strategieën voor slimme specialisatie en de nationale energie- en klimaatplannen. Die nationale plannen moeten dan door de Commissie worden goedgekeurd.

 

Wat is in België de precieze procedure rond het opstellen van die plannen en de acties die erin moeten staan?

 

Hoe komen deze precies tot stand? Wat is hier de band of overlap met de reeds bestaande EFRO- en ESF Plus-programma's? Wat zijn de deadlines? Wat is de Europese agenda? Wanneer zullen hierover intra-Belgische akkoorden worden gesloten?

 

Mevrouw de minister, ik denk dat gisterenavond gebleken is dat het misschien toch niet zo moeilijk is, want er is een akkoord rond het Europees herstelplan. Daar werd echter ook gezegd dat men de Europese verdeelsleutels niet letterlijk heeft toegepast, want anders zou het nog meer uit mekaar hebben gelegen. Ik veronderstel dat er ook hier een politiek akkoord zal zijn wie wat krijgt uit het JTF.

 

04.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Ravyts, België diende in 2020 een aanvraag in tot het verkrijgen van technische steun voor de opmaak van het territoriale plan bij de Europese Commissie voor een bedrag van 300.000 euro in het kader van het Europese Structural Reform Support Programme en het Technical Support Instrument. De Europese Commissie ontving zeventien steunaanvragen van lidstaten. Ze werden allemaal goedgekeurd.

 

Zowel de federale overheid als de gefedereerde entiteiten zijn bij het dossier betrokken. De werkzaamheden rond de Belgische technische steun staan momenteel echter on hold, waarbij de Europese Commissie België oproept een beslissing te nemen over de geografische dekking van het territoriale plan en dus ook van de steun uit het Just Transition Fund.

 

Zoals u weet, werden voor België in zijn deel van het landenrapport in het kader van het Europese semester Doornik, Bergen en Charleroi in de provincie Henegouwen aangestipt. Het staat de lidstaten echter vrij van het rapport af te wijken en uit te breiden, zowel op geografisch vlak als qua reikwijdte.

 

Om effectief gebruik te kunnen maken van de toegewezen 300.000 euro steun, dient België zo snel mogelijk een beslissing te nemen. Bij  verder uitstel riskeert ons land de reeds toegewezen middelen kwijt te geraken, waarbij de Europese Commissie genoodzaakt is de gelden elders te spenderen. De ander lidstaten rondden hun territoriaal plan reeds af met behulp van de verkregen technische steun.

 

De link met het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds Plus is tweevoudig. Er kunnen, enerzijds, JTF-middelen worden geïntegreerd in een programma dat wordt ondersteund door het EFRO en het ESF Plus. De middelen van het Just Transition Fund kunnen, anderzijds, op vrijwillige basis worden versterkt met aanvullende financiering uit het EFRO en het ESF Plus.

 

Bij het nieuwe meerjarig financieel kader 2021-2027 hoort ook een nieuw partnership agreement, waarin zal moeten worden uiteengezet op welke manier de middelen uit de structurele fondsen tussen de Gewesten zullen worden verdeeld en waarin de investeringsstrategieën zullen worden uiteengezet.

 

Het Belgische partnership agreement zou in juni 2021 worden voorgelegd aan de Europese Commissie. Belangrijk is dat het gebruik van de middelen uit het JTF daarin worden geïntegreerd. Het besluit over de geografische dekking wordt liefst ruimschoots vóór die datum genomen, om te kunnen doorgaan met de technische steun.

 

De rol van de federale regering is verder tweevoudig. Enerzijds fungeert de federale administratie als nationale coordinating authority, het nationale aanspreekpunt voor de Europese Commissie, anderzijds zal het Territorial Just Transition Plan, als het is goedgekeurd door de Commissie, ook toegang geven tot de andere pilars van het Just Transition Mechanism waarmee activiteiten gefinancierd kunnen worden die tot de federale bevoegdheid behoren. De federale regering zal op die manier de acties van de Gewesten kunnen versterken om de gekozen arrondissementen te ondersteunen bij hun transitie naar klimaatneutraliteit. Een goede afstemming van de gewestelijke en federale acties in de gekozen gebieden dringt zich op, met betrokkenheid van de federale regering bij het opstellen van het territoriaal plan.

 

Tot slot herhaal ik graag dat de plannen consistent moeten zijn met het Nationaal Energie- en Klimaatplan waarbij de federale regering uiteraard eveneens betrokken partij is.

 

04.03  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik meen dat mijn mondelinge vraag zeer relevant is. Uw uitleg was technisch goed en ik kan hier iets mee doen. Het is duidelijk dat er een akkoord moet komen inzake de geografische dekking, liefst zo snel mogelijk, aangezien het Belgische partnership agreement er in juni 2021 moet zijn. We zullen hierop de komende weken en maanden ongetwijfeld terugkomen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Séverine de Laveleye à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'Amsterdam Declarations Partnership et la déforestation importée" (55012026C)

05 Vraag van Séverine de Laveleye aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het Amsterdam Declarations Partnership en de geïmporteerde ontbossing" (55012026C)

 

05.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, selon le rapport de l’ONG WWF, la Belgique, à elle seule, consomme une surface de plus de dix millions d'hectares pour produire sept produits de base (soja, cacao, bœuf et cuir, huile de palme, café, hévéa, bois et papier) dont presque la moitié de la surface se situe dans des pays ayant un risque de déforestation élevé ou très élevé. Le soja gagne "la palme" – si je peux me permettre ce mauvais jeu de mots – de l’empreinte la plus importante avec 1,3 million d'hectares nécessaires dans les pays concernés.

 

Pour mémoire, les forêts abritent 80 % de la biodiversité terrestre mondiale. La déforestation et la modification des usages des sols, quant à elles, représentent 12 % des émissions de gaz à effet de serre. Le lien entre protection de la biodiversité et lutte contre le changement climatique s’exprime donc ici de façon claire.

 

Au niveau européen, les choses semblent avancer. Le Parlement a demandé une loi ambitieuse. Cette demande a été soutenue par plus d'un million de citoyens européens dans le cadre de la campagne Together4Forests, parmi lesquels 87 000 Belges dont vous avez rencontré le représentant.

 

Vous avez récemment annoncé que la Belgique allait rejoindre l’Amsterdam Declarations Partnership, ce dont nous nous félicitons. Voici à peine quelques mois, j'avais interrogé votre prédécesseure à ce sujet mais je n'avais pas pu obtenir une réponse concrète.

 

La Belgique s’était par ailleurs déjà engagée en 2014, lors de sa signature de la Déclaration de New York sur les forêts, à éradiquer la déforestation de la plupart de ses chaînes d’approvisionnement pour 2020. Nous voici pourtant déjà en 2021 et la déforestation fait toujours partie de nos produits importés, avec les chiffres que vous connaissez.

 

Madame la ministre, concrètement, quelles sont les obligations et interdictions de la Belgique en rapport avec la déforestation importée que nous pouvons tirer de ce nouveau partenariat? Comment pouvez-vous garantir que ce nouvel accord aura un réel impact sur la lutte contre la déforestation importée, a contrario des accords de New York? Vous mentionnez dans votre note de politique générale la mise sur pied de la stratégie Beyond Food, en lien avec la déforestation importée. Quel est le calendrier de mise en œuvre de cette stratégie et comment l’envisagez-vous en collaboration avec les autres ministres fédéraux?

 

05.02  Zakia Khattabi, ministre: Monsieur le président, madame la députée, les pays regroupés au sein de l'Amsterdam Declarations Partnership ont fait avancer la concrétisation des accords de New-York même si des objectifs n'ont malheureusement pas pu être atteints.

 

La Belgique a signé le 8 décembre dernier le niveau d'ambition défini pour 2025 et qui sera officiellement communiqué par l'ADP dans les prochains jours. Ce partenariat volontaire est un regroupement de pays qui partagent une vision politique de l'action à mener en matière de déforestation importée. Il n'y a aucune obligation juridique ou interdiction qui en découle. Il y a un engagement moral à mettre en œuvre le contenu de la nouvelle déclaration en participant aux groupes de travail, aux actions diplomatiques et aux réflexions stratégiques du partenariat.

 

Ces pays sont à la pointe en ce qui concerne la compréhension des secteurs et des impacts liés à la déforestation importée et ont grandement contribué à la communication de la Commission sur ce sujet et à des contacts via leurs ambassades avec des pays critiques comme l'Indonésie, la Malaisie et le Brésil.

 

La Belgique est un pays qui a une économie ouverte important et exportant plusieurs produits concernés par la déforestation importée. Étant donné, notre rôle dans le marché européen et les efforts à fournir pour engager les transitions qui s'imposent, adhérer au partenariat nous servira de levier considérable dans les démarches nécessaires de dialogue avec les pays producteurs, les autres pays consommateurs et les secteurs concernés. Cette adhésion devrait donc faciliter la mise en œuvre de la stratégie Beyond Food.

 

J'ai reçu, fin décembre, le projet de stratégie fédérale Beyond Food élaboré par le groupe de travail "Responsabilité sociétale" de la Commission interdépartementale pour le Développement durable. Ce projet de stratégie fera partie du plan fédéral de développement durable. Je compte, dès à présent, initier les contacts avec les cabinets concernés. Cette stratégie couvrirait une période allant jusqu'en 2030. Les administrations concernées travaillent, en réalité, déjà activement sur les différents éléments de cette stratégie. L'adhésion au partenariat concrétise une de ses recommandations.

 

D'ici janvier 2022, nous devrions disposer d'une structure officielle de suivi et de coordination des actions de Beyond Food. Des task forces pour chacune des matières premières prioritaires devraient être lancées en vue de préparer des partenariats de type Beyond Chocolate. Des mesures et actions fédérales précises seront identifiées pour chacun des axes de la stratégie, en particulier au niveau des marchés publics, de la fiscalité ou encore de l'accès à la justice.

 

05.03  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Il est satisfaisant de constater que les choses avancent tant au niveau européen qu'au niveau belge, et qu'au sein du gouvernement, il existe un début de concertation ambitieux au sujet d'un plan.

 

Cependant, je voudrais attirer votre attention sur des éléments qui sont, selon nous, réellement importants. Vous parlez d'un engagement moral dans le cadre de l'Amsterdam Declarations Partnership. On sait, malheureusement, que les engagements moraux ne portent pas toujours les fruits qu'on espère. Il va donc falloir aller très vite au-delà des engagements moraux des différentes parties prenantes. En effet, il faut, à un moment donné, que les engagements deviennent contraignants et se donner des objectifs chiffrés.

 

Vous parlez d'une structure officielle de suivi qui devrait être mise en place en 2022. Il s'agit vraiment du levier pour avancer. Il faut pouvoir mettre sous le nez des parties prenantes comment avancer et comment ne pas avancer.

 

Comme on le sait, la France s'est dotée, voici quelques années, d'une stratégie contre la déforestation importée qui n'apporte pas les fruits escomptés. Il faut qu'il y ait des contraintes importantes notamment du secteur commercial et de la production en général.

 

Nous vous encourageons donc à vous doter des outils nécessaires si nous voulons aboutir et obtenir des résultats efficaces avant 2030, si c'est possible.

 

Nous ne pouvons plus nous permettre d'être une économie ouverte sur le monde et en même temps un pays qui contribue encore à ce point à la déforestation dans les pays fragiles. Ce n'est plus possible, et nous comptons sur vous.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 55012035C de Mme Nawal Farih est retirée.

 

 

06 Questions jointes de

- Christophe Bombled à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La mise à jour du Plan national Énergie-Climat" (55012194C)

- Marie-Christine Marghem à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les mesures concernant la diminution des émissions de gaz à effet de serre" (55012354C)

06 Samengevoegde vragen van

- Christophe Bombled aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het updaten van het Nationaal Energie- en Klimaatplan" (55012194C)

- Marie-Christine Marghem aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De maatregelen betreffende de vermindering van de broeikasgasuitstoot" (55012354C)

 

06.01  Christophe Bombled (MR): Monsieur le président, madame la ministre, lors de la présentation de votre note de politique générale, vous avez déclaré, au sujet du Plan national Énergie-Climat (PNEC), qu'un inventaire de toutes les mesures existantes et futures concernant ce plan était en cours et qu'un monitoring administratif et politique des progrès réalisés devrait être établi. L'adaptation du PNEC belge était indispensable à la suite des remarques formulées par la Commission européenne, qu'elles concernent la manque d'ambition ou le manque d'intégration entre le niveau fédéral et les entités fédérées.

 

Madame la ministre, pourriez-vous préciser l'état d'avancement de l'inventaire des mesures existantes et futures concernant le PNEC? En ce qui concerne le monitoring, pouvez-vous nous donner des précisions sur la méthodologie? Quel est son état d'avancement? Quels sont les éléments positifs de ce monitoring? Des difficultés ont-elles été rencontrées?

 

En ce qui concerne le manque d'intégration du PNEC souligné par la Commission européenne, quelles démarches ont-elles été entreprises avec les entités fédérées? Enfin, quelle méthode sera-t-elle utilisée pour rencontrer l'objectif commun?

 

Le président: Je ne vois pas Mme Marghem. Nous allons patienter quelques minutes, mais c'est assez inhabituel. Il aurait fallu me prévenir. Elle présiderait la commission des Finances? (…)

 

Madame Marghem, nous avions suspendu nos travaux spécialement pour vous mais n'en abusez pas.

 

06.02  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, madame la ministre, tout d'abord, je vous adresse mes meilleurs vœux pour 2021, tout spécialement à vous et votre famille, ainsi qu'à tous ceux que vous aimez, en espérant que cette année vous offre l'occasion de réaliser et réussir ce que vous souhaitez.

 

Votre portefeuille se limite à l'environnement et au développement durable. Cette situation, doublée de la régionalisation poussée de notre pays, vous fait dépendre de beaucoup d'autres ministres fédéraux et régionaux, comme vous le savez. Par ailleurs, vous pouvez vous concentrer fortement sur un seul sujet – ce qui représente un atout –, à savoir l'objectif mondial de diminution des émissions de gaz à effet de serre. En définitive, c'est le seul objectif sur lequel, probablement, tout le monde est de plus en plus et de mieux en mieux d'accord.

 

Dans ce contexte, vous avez déclaré que vous étiez en train de programmer un "gouvernement climat". Pourriez-vous nous indiquer comment vous avez lancé le travail de concertation fédérale pour inviter vos collègues à établir une feuille de route climatique en fonction de leurs compétences respectives? Avez-vous déjà organisé des réunions? Si oui, lesquelles? Quels étaient les ministres présents? Quels en ont été les résultats, et selon quel timing? Avez-vous fixé un terme pour rassembler ces projets spécifiques à chaque matière, afin d'en comptabiliser les effets prospectifs sur les effets de serre, qui seraient susceptibles de vous aider à tracer une trajectoire qui corresponde aux nouvelles exigences européennes en ce domaine?

 

Par ailleurs, selon les mêmes critères – type de réunions, timing, trajectoire éventuelle –, quels sont les résultats ou, en tout cas, les aspects débattus avec vos homologues régionaux?

 

Enfin, quels échanges entretenez-vous avec la Commission européenne dans le cadre du relèvement des ambitions climatiques et des exigences qui seront définies par la Belgique?

 

Dans l'attente de votre réponse, je voudrais aussi vous poser une autre question. J'imagine, monsieur le président, qu'elle a été jointe à celles qui composent le point 7. Je présume que je peux la poser?

 

Le président: Non, elle n'a pas été jointe.

 

06.03  Marie-Christine Marghem (MR): Très bien. Donc, je la poserai par la suite.

 

Le président: Pour le moment, nous nous en tenons aux questions jointes de M. Bombled et vous-même.

 

06.04  Zakia Khattabi , ministre: Merci pour vos vœux. Je vous les réciproque, singulièrement en matière de santé, pour vous et vos proches, madame Marghem.

 

L'inventaire des mesures fédérales existantes reprises dans le PNEC est d'ores et déjà disponible. Toutefois, comme vous le savez, un certain nombre de ces politiques et mesures sont décrites de manière assez vague dans le PNEC et nécessitent d'être davantage détaillées, notamment en termes de calendrier et d'étapes concrètes de mise en œuvre, ainsi que de budget. Avec les ministres des départements fédéraux concernés, je souhaite accélérer la mise en œuvre des mesures déjà reprises dans le PNEC et commencer à explorer le potentiel des nouvelles actions envisagées dans les différents domaines: le développement de l'éolien offshore, les investissements publics, la réforme fiscale etc.

 

La task force fédérale établie pour l'élaboration et le suivi du volet fédéral du PNEC est actuellement mobilisée pour accélérer la mise en œuvre de ce dernier. L'une de ses tâches prioritaires consiste à affiner la description des  politiques et mesures, et à développer des indicateurs de suivi. Il a également été demandé à chacun des SPF concernés d'étudier, pour ses domaines de compétences, les politiques et mesures qui figurent actuellement dans le PNEC, et de les évaluer à la lumière des actions prévues dans l'accord de gouvernement et dont font écho les déclarations et les notes de politique générale. Ce travail devrait nous permettre de disposer, à brève échéance, d'une meilleure idée des politiques et mesures qu'il conviendrait de renforcer et d'ajuster en priorité. Une attention particulière sera apportée au calendrier de mise en œuvre et au budget requis.

 

L'accord récent, conclu au niveau européen, relatif au renforcement des objectifs 2030, constitue un motif supplémentaire de révision du PNEC, à la lumière précisément de ces nouveaux objectifs et des analyses existantes. Le règlement européen Governance of the Energy Union and Climate Action prévoit par ailleurs que les États membres soumettent à la Commission européenne un projet de révision du PNEC en juin 2023 et une version finalisée de cette révision un an plus tard.

 

Le service Changement climatique vient récemment d'attribuer le marché pour l'étude d'évaluation d'impact des politiques et mesures climatiques fédérales à un consortium de consultants réunis autour du tandem ICDD / Vito. Cette étude vise en particulier à réaliser une estimation d'impact actualisée de politiques et mesures existantes, y compris les impacts socio-économiques, et à développer des méthodologies de monitoring et des indicateurs pour de nouvelles politiques et mesures. Les premiers résultats concernant l'actualisation de l'impact des mesures existantes devraient être disponible d'ici avril de cette année et pourront être communiqués à la Commission européenne, dans le cadre du rapportage biennal relatif à la mise en œuvre des politiques et des mesures.

 

Le travail relatif au développement de méthodologies pour de nouvelles mesures devrait se poursuivre tout au long de l'année 2021. Ce travail sera réalisé en collaboration avec les différents départements fédéraux concernés qui sont les plus proches au niveau de la mise en œuvre des mesures en question, et qui pourront fournir toutes les données requises.

 

Les représentants des Régions seront également associés à cet exercice via un comité d'accompagnement de l'étude, de sorte que les éventuelles synergies ou interactions avec les mesures régionales puissent être prises en compte de manière adéquate. Jusqu'à présent, il n'a pas été possible de trouver un accord avec les entités fédérées au sein de la Commission nationale Climat pour améliorer le PNEC et répondre aux recommandations de la Commission européenne.

 

Dans l'attente d'un éventuel accord pour renforcer le PNEC, j'entends pour ma part renforcer le volet fédéral via un plan d'action visant à utiliser de manière optimale tout le potentiel de leviers disponibles dans le cadre des compétences fédérales. Compte tenu du caractère transversal de la politique climatique et des différents domaines politiques concernés, il importe que le gouvernement, dans son ensemble, se mobilise autour de ce renforcement du volet fédéral du PNEC.

 

Je voudrais également souligner l'importance de l'étroite coopération entre toutes les autorités compétentes, notamment pour la mise en œuvre des mesures dites 'interfédérales' du PNEC. J'entends travailler de manière constructive avec toutes les autorités concernées à la mise en œuvre et au renforcement de celui-ci dans une vision de complémentarité de nos compétences respectives et de renforcement mutuel.

 

Madame Marghem, pour répondre à votre question sur le gouvernement Climat, l'idée est de mettre en place des gouvernements thématiques sur la question du genre ou du climat. Une première réunion avait été convoquée par le premier ministre en décembre. Elle a dû être annulée. Cette première réunion visait à nous mettre d'accord sur les méthodologies à utiliser dans le cadre de ces gouvernements thématiques. L'idée est, pour ce qui me concerne, de mettre en œuvre l'accord de majorité qui stipule qu'il y aura un monitoring avec des objectifs à court et à moyen terme pour chacun des départements. Dès que cela sera possible et que le premier ministre pourra réunir ce gouvernement thématique, l'idée est bien de mettre sur la table une feuille de route négociée avec mes collègues. Cette première étape n'ayant pas encore été dépassée, je ne peux pas vous en dire plus sur l'opérationnalisation du travail au niveau fédéral. Je vous remercie.

 

06.05  Christophe Bombled (MR): Madame le ministre, merci pour votre réponse.

 

Selon la Commission européenne, le PNEC manquait de cohérence, d'efficacité, d'ambition, de synergies. Je pense qu'un calendrier devra être établi très prochainement, ainsi qu'un budget. Des objectifs quantitatifs devront être précisés ou revus à la lumière du relèvement de l'ambition climatique pour 2030. Si un plan d'action est nécessaire, la transversalité de celui-ci et la cohérence entre les différents niveaux de pouvoir seront primordiales. J'entends que pour l'instant, il n'y a pas d'accord entre le fédéral et les entités fédérées.

 

Je pense qu'il appartiendra à toutes les parties prenantes de se mettre autour de la table pour trouver cet accord qui est important pour la Belgique au niveau européen et climatique.

 

06.06  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

Je me réjouis et je profite de vos réponses aux questions de mon collègue – nous faisons partie du même groupe et partageons les mêmes préoccupations – et du fait que les études soient commandées auprès de l'IFDD et de VITO et que la task force et le comité d'accompagnement soient opérationnels et qu'on puisse espérer pour avril avoir un document sur lequel se fonder afin d'avancer pour augmenter les exigences dans le cadre de la demande européenne au niveau belge.

 

Au niveau belge, c'est plus compliqué – comme le savez et comme vous le saurez aussi bien que moi assez rapidement. Il faut mettre tout le monde d'accord et vous l'avez dit très clairement, il n'existe pour l'instant aucun accord avec les entités fédérées au sein de la Commission nationale Climat. C'est une pierre d'achoppement difficile qu'il faut pouvoir dépasser à un moment ou à un autre et qui va se mêler à d'autres travaux tels que le burden sharing, par exemple, 2020-2030.

 

Cela ne m'inquiète pas pour l'instant, mais ce qui m'inquiète un peu plus, c'est – bien que l'idée soit intéressante – l'idée de gouvernement thématique. C'est au fond comme si vous n'aviez pas de liberté d'action personnelle pour pouvoir solliciter vos collègues sur le thème du climat, chacun dans leurs compétences, afin de leur demander de réfléchir à une feuille de route. Donc tout le monde va attendre la disponibilité éventuelle d'un premier ministre qui est évidemment à sa tâche, tâche multiforme, très diversifiée et très prenante. Il est important – me semble-t-il et ce n'est pas un conseil mais bien une demande – que vous puissez vous démarquer en prenant pour vos compétences le lead sachant que vos compétences sont des compétences transversales et que vous êtes tout à fait libre alors de poser des questions, d'organiser des réunions, de faire en sorte d'être le moteur de cette préoccupation climatique transversale auprès de chacun de vos collègues.

 

Voilà ce que j'aurais souhaité que vous puissez faire. En tout cas, je reviendrai vers vous pour vous demander si vous avez pu les solliciter et quelles auront été leurs réponses.

 

06.07  Zakia Khattabi, ministre: Monsieur le président, je souhaiterais apporter un complément. En entendant la réplique de Mme Marghem, je me rends compte que je n'ai pas été complète et cela peut susciter un malentendu.

 

Dès ma prise de fonction, j'ai adressé un courrier à l'ensemble de mes collègues en leur demandant, pour chacune de leurs compétences, quelles mesures ils prenaient. Il existe donc une dynamique entre mes collègues et moi. L'idée et la volonté étaient bien que tout le monde puisse avoir une vue globale. Je n'attends pas ce gouvernement climat pour avancer, mais comme vous m'interpelliez dessus, voilà, j'aurais sans doute dû commencer par-là.

 

Par ailleurs, tous mes collègues n'ont pas répondu, mais ceux qui l'ont fait ont déjà une vue très précise et ont apporté des réponses d'une très grande qualité – j'en profite pour le dire ici et dire que cela a été apprécié.

 

06.08  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie pour ce complément fort important.

 

Je reviendrai vers vous avec une question précise pour vous demander quels sont les collègues qui vous ont répondu et ce qu'ils vous ont répondu pour voir dans quel sens se dirige le dossier.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Christophe Bombled à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Dévelop­pement durable et Green Deal) sur "Les revenus issus de la mise aux enchères des quotas d'émission des gaz à effet de serre" (55012213C)

07 Vraag van Christophe Bombled aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De inkomsten uit de veiling van de emissierechten van broeikasgassen" (55012213C)

 

07.01  Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, les revenus issus de la mise aux enchères des quotas d'émission pour les gaz à effet de serre financent la politique climatique belge. Dans votre note d'orientation politique présentée en décembre dernier, vous déclariez que la conclusion d'un accord de coopération avec les entités fédérées était une priorité et que des contacts avec vos homologues régionaux avaient été pris afin de convenir d'un agenda de négociation sur le sujet.

 

Mes questions sont les suivantes. Cet agenda de négociation a-t-il été fixé? Si oui, pourriez-vous le préciser? Si non, quelles sont les difficultés éventuellement rencontrées? Je vous remercie.

 

07.02  Zakia Khattabi, ministre: Monsieur Bombled, vous soulignez à juste titre l'importance des revenus issus des quotas d'émission pour la politique climatique.

 

Des producteurs d'électricité, l'industrie, les firmes d'aéronautique achètent des quotas d'émission dans le cadre du système EU ETS (emissions trading system) pour satisfaire à leurs obligations européennes. Le prix de ces quotas d'émission dépend notamment du niveau d'ambition des objectifs climatiques. Nous observons que ce prix a augmenté de 25 à 35 euros par tonne de CO2 au cours des deux derniers mois. C'est dû en premier lieu à la décision du Conseil européen de relever l'objectif climatique de -40 à au moins -55 % pour 2030 et au marché, qui anticipe la réduction de l'espace d'émission dans le système ETS. De ce fait, les revenus attendus pour la Belgique pour l'année 2021 sont passés de plus de 300 millions d'euros à plus de 400 millions d'euros. La répartition de ces revenus pour 2021 ainsi que pour les années suivantes jusqu'à 2030, dépend de la clef de répartition fixée dans un accord de coopération entre les quatre entités, qui doit encore être négocié.

 

Lors de la réunion de la commission nationale climat du 3 décembre dernier que j'ai organisée, l'engagement a été pris de négocier cet accord politique pour l'automne 2021. Parallèlement, j'ai demandé et obtenu du gouvernement fédéral un mandat de négociation pour élaborer aussi, à titre unique, une solution pour l'année 2021, de manière à ce que l'ensemble des entités continue à bénéficier des revenus des quotas d'émission pour financer leur politique climatique. J'attends une réponse de plusieurs entités fédérées à ce sujet.

 

07.03  Christophe Bombled (MR): Merci pour la réponse madame la ministre.

 

Il est vrai qu'au fil des années, l'achat de quotas aux enchères est devenu progressivement la règle. En quelque sorte, c'est le principe du pollueur payeur qui est mis en pratique. J'entends l'agenda des négociations avec les entités fédérées. Elles sont en cours, mais un accord n'est pas prévu avant l'automne 2021. Il faudrait tout de même résoudre le one shot pour l'année 2021 au plus vite, si nous n'avons pas encore la clef de répartition pour les années 2021 à 2030. Je ne manquerai pas de vous demander l'état d'avancement de ces négociations.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de Daniel Senesael à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le Climate Change Performance Index 2021" (55012311C)

08 Vraag van Daniel Senesael aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De Climate Change Performance Index 2021" (55012311C)

 

08.01  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, le Climate Change Performance Index (CCPI) relatif aux performances de protection du climat de 57 pays et de l'Union européenne, publié le 7 décembre 2020 – c'est tout neuf! – témoigne du recul important de la Belgique dans le classement dans la lutte contre le changement climatique.

 

Trente et unième voici encore deux ans, trente-cinquième l'année dernière, notre pays occupe actuellement la quarantième place de ce classement répertoriant une soixantaine de pays. Cette position s'explique par l'évaluation de ses émissions de gaz à effets de serre, de sa production d'énergie renouvelable, ainsi que de son utilisation de l'énergie et de la politique climatique qui lui a été attribuée. Selon Noé Lecocq, chargé de mission en matière de climat et d'énergie à Inter-Environnement Wallonie, l'une des raisons déterminant cette évaluation pourrait être identifiée à "l'absence de réduction d'émissions sur plusieurs années".

 

Madame la ministre, mes questions sont les suivantes. Pouvons-nous bénéficier de votre retour quant aux motifs expliquant la position de la Belgique dans cet index 2021?

 

Infléchir la tendance soulignée par les index de ces dernières années semble nécessiter une politique environnementale et climatique à long terme, principe qui devrait être intégré dans le plan de relance post-covid-19. Peut-être est-il trop tôt pour vous le demander, madame la ministre, mais je m'exécute néanmoins: des discussions relatives à d'éventuels aspects environnementaux et climatiques structurels du plan de relance – notamment sous l'angle budgétaire – ont-ils été abordés avec M. le secrétaire d'État en charge de la Relance, avec les autres membres du gouvernement, ainsi qu'avec les gouvernements des entités fédérées? Si oui, pouvez-vous nous en informer?

 

Enfin, pouvez-vous nous informer au sujet de l'état d'avancement de l'accord de coopération portant sur la réalisation des objectifs climatiques et énergétiques 2030, lequel accord était décrit comme devant "être négocié sans délai" dans votre note de politique générale?

 

08.02  Zakia Khattabi, ministre: Monsieur Senesael, je vous souhaite une très heureuse année et je voudrais faire une petite parenthèse; je vous fais part de toute ma solidarité suite à une actualité d'il y a quelques semaines; je n'avais pas encore eu l'occasion de le faire.

 

Tout comme vous, monsieur Senesael, je déplore que la Belgique ait à nouveau perdu cinq places et occupe seulement la quarantième position dans ce classement. Nous sommes notamment devancés par le Brésil et la Roumanie qui ne sont pourtant pas des pays connus pour mener une politique climatique forte. Ce classement a été établi sur la base de données portant sur la consommation énergétique, les énergies renouvelables et les émissions de gaz à effet de serre pour l'année 2018. Ces données comptent pour 80 % du score, les 20 % restants reposent sur une évaluation qualitative de la politique climatique. Autrement dit, le mauvais score obtenu est un héritage et il est beaucoup trop tôt pour voir le renforcement de la politique climatique fédérale produire des effets au niveau du classement.

 

Cela n'enlève rien à ma motivation de tout mettre en œuvre pour que la Belgique obtienne un meilleur score dans les années à venir. C'est possible en misant sur la coopération et sur une politique efficace entre les différents ministres en charge de l'Énergie et du Climat dans notre pays. Nous pouvons améliorer notre score au niveau de nombreux indicateurs, en faisant diminuer plus rapidement les émissions de gaz à effet de serre, en investissant davantage dans les énergies renouvelables et en faisant reculer la consommation d'énergie. Il faut toutefois observer à ce propos que la méthodologie utilisée défavorise quelque peu les petits pays dotés d'un important secteur industriel.

 

Dans la mesure où notre consommation d'énergie et nos émissions de gaz à effet de serre par habitant se situent au-dessus de la moyenne, nous allons par conséquent obtenir encore longtemps de moins bons résultats pour deux indicateurs.

 

Pour ce qui est du plan de relance, l'Europe est très claire: au moins 37 % des investissements doivent bénéficier au climat et le plan doit contenir des réformes pour remédier notamment aux points faibles de notre politique climatique, environnementale, en matière de mobilité et fiscale.

 

Nous sommes tous sur la même ligne à ce sujet au sein du gouvernement fédéral, et en particulier, avec le secrétaire d'État en charge de la relance. Dans ce cadre, je vais aussi insister avec mes collègues dans les semaines et les mois à venir pour que le volet vert du plan d'investissement aille plus loin que le seuil minimum imposé par l'Europe. En effet, il est désormais clair que si nous le voulions, nous pourrions consacrer l'ensemble du budget européen à des investissements verts utiles, comme la rénovation des bâtiments ou une meilleure infrastructure de mobilité durable tant les projets d'investissement introduits sont nombreux.

 

Enfin, comme évoqué en réponse à une autre question posée aujourd'hui, notre volonté est de conclure un nouvel accord de coopération avant la Conférence sur le Climat qui aura lieu au début du mois de novembre à Glasgow.

 

C'est un engagement pris par chacune des entités au cours de la réunion de la Commission nationale Climat du 3 décembre dernier qui a été convoquée sous ma présidence. Pour cette année 2021, la présidence est passée à la Région wallonne, ce qui signifie que les négociations seront menées sous la direction du ministre wallon en charge du Climat, mais évidemment, je m'investirai pleinement pour qu'elle soit menée à bien.

 

08.03  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, tout d'abord qu'il me soit permis d'adresser mes remerciements sincères et chaleureux à Mme la ministre pour sa délicate attention à mon égard, cela me tient particulièrement à cœur.

 

Madame la ministre, évidemment, j'avais pu voir et concevoir avec vous que le score obtenu était un héritage. Il n'en reste pas moins que tout doit être mis en œuvre – et vous l'avez précisé et je vous en remercie – pour améliorer ce classement. Donc, les synergies à mettre en œuvre le doivent avec les entités fédérées.

 

Le plan de relance est évidemment une pierre angulaire importante et doit contenir des réformes pour améliorer les indicateurs que ce soit au niveau climatique ou environnemental et nous savons que nous pouvons compter sur votre détermination pour arriver à vos fins. D'autre part, je ne puis que vous engager, vous inviter et collaborer avec vous pour poursuivre les ambitions et les engagements vers le haut afin d'atteindre voire dépasser les objectifs fixés.

 

Pour revenir et terminer la réplique avec un élément développé lors des questions précédentes, il me semble que les gouvernements thématiques dont il a été question peuvent concourir de manière efficace à atteindre ces différents objectifs. Je vous remercie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de Daniel Senesael à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les émissions de particules fines non dues aux gaz d'échappement" (55012312C)

09 Vraag van Daniel Senesael aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De uitstoot van fijnstof die niet afkomstig is van uitlaatgassen" (55012312C)

 

09.01  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, le rapport de l'OCDE publié le 7 décembre 2020 souligne qu'environ 70 % des émissions de particules fines produites par les véhicules à moteur thermique sont dues à l'usure des freins, des pneus et des revêtements routiers. Ce rapport stipule également que les émissions causées par ce type de phénomène risquent d'augmenter dans les années à venir, parallèlement à l'augmentation de la demande de déplacements urbains de passagers qui devrait doubler d'ici 2050.

 

Il est aujourd'hui établi que l'exposition aux particules fines peut être associée, notamment, à l'apparition d'affections cardiovasculaires, respiratoires et développementales, favorisant ainsi la hausse du risque de mortalité.

 

Madame la ministre, nous connaissons la volonté qui est la vôtre de réduire l'exposition de nos concitoyens aux particules fines. Pouvons-nous avoir vos retours sur le phénomène évoqué dans le rapport de l'OCDE? Celui-ci a-t-il ou sera-t-il abordé avec le ministre en charge de la Mobilité ainsi qu'avec les responsables des entités fédérées afin de voir comment améliorer ces différentes potentialités?

 

Votre note de politique générale et votre exposé d'orientation politique mentionnent un certain nombre d'ambitions visant à favoriser l'usage de véhicules motorisés à faibles émissions. Le rapport de l'OCDE attire pour sa part l'attention sur le fait que, si le recours aux véhicules électriques est aujourd'hui largement considéré comme une solution efficace pour diminuer les émissions dues aux gaz d'échappement, il n'offre pas d'avantage substantiel en termes de réduction des émissions liées à l'usure des freins, des pneus et de l'usure de la route. Pouvons-nous savoir, d'une part, si les ambitions que je viens d'évoquer concernent les véhicules électriques et, d'autre part, si elles prennent en compte les émissions non dues aux gaz d'échappement?

 

Enfin, le rapport de l'OCDE mentionne une série de réponses politiques à cette problématique. Pouvons-nous avoir votre point de vue à ce sujet?

 

09.02  Zakia Khattabi, ministre: Cher collègue, je vous remercie de mettre en lumière ce rapport que vous amenez à l'actualité, et d'attirer mon attention sur ce sujet.

 

D'une manière générale, je partage les préoccupations du rapport qui indique en effet que les émissions non dues aux gaz d'échappement contribuent à la pollution atmo­sphérique. La réglementation européenne impose des limites de plus en plus strictes aux émissions dues aux gaz d'échappement, et une meilleure mise en œuvre de ces limites. En termes de proportions dans les émissions, nous pouvons considérer que la part des émissions non dues aux gaz d'échappement, notamment celles que vous évoquez, qui est associée à l'usure des freins et des pneus, représentera une part proportionnellement de plus en plus importante par rapport à l'ensemble des émissions liées à l'usage d'un véhicule.

 

Lors des discussions sur la révision des normes Euro qui débuteront cette année, en concertation avec mon collègue de la Mobilité et mes collègues des Régions compétents en cette matière, je veillerai à soutenir un cadre ambitieux pour les émissions non dues aux gaz d'échappement et à encourager le développement de solutions qui permettent de diminuer ces émissions.

 

Je n'ai pas encore abordé cette question avec mon collègue ministre en charge de la Mobilité, en ce qui concerne votre deuxième question, ni avec les responsables des entités fédérées, mais ceci fera l'objet d'une discussion lors des réunions de coordination de la position belge sur les nouvelles normes Euro.

 

Les émissions des véhicules électriques font partie de la problématique générale zéro émission, même si ceux-ci ne sont pas à ce jour les principaux émetteurs à viser en priorité. En ce qui concerne les pneus et la route, il convient de garantir la sécurité des usagers de la route en optimalisant l'adhésion des pneumatiques aux nouveaux revêtements routiers tout en minimisant les émissions acoustiques des pneumatiques.

 

Un label existant, figurant dans le règlement 2017/1369, est en cours de révision et sera prochainement adopté. De manière non exhaustive, je soutiendrai au niveau européen le développement d'un cadre ambitieux pour les émissions non dues aux gaz d'échappement et j'encouragerai le développement de solutions qui permettent de les diminuer.

 

Quant aux recommandations politiques que vous évoquez, je les analyse avec mes services pour voir comment on peut les mettre en œuvre, avant de me prononcer ici.

 

09.03  Daniel Senesael (PS): Je vous remercie, madame la ministre, pour l'intérêt que vous allez porter à cette problématique qui, avec le temps, risque de prendre une importance croissante. Je vous remercie évidemment pour le suivi avec vos collègues, principalement ceux de la Mobilité des entités fédérées.

 

Je souligne le cadre ambitieux que vous voulez réserver aux éléments repris dans la question. Je me réjouis de connaître au cours des semaines à venir les réponses politiques que vous réserverez à cette problématique. Avec votre autorisation, je me permettrai de vous interroger à nouveau ultérieurement. Encore merci pour votre implication en la matière.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de Daniel Senesael à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les déchets électroniques" (55012313C)

10 Vraag van Daniel Senesael aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "E-waste" (55012313C)

 

10.01  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, dans le rapport du Global Statistics Partnership, on souligne que l'évolution de la quantité de déchets électroniques produits annuellement à l'échelle mondiale suit une courbe ascendante: 44,4 millions de tonnes de déchets ont été évaluées en 2014 pour passer à 53,6 millions en 2019 et à 74,4 millions de tonnes qui sont annoncés pour l'année 2030. Ce phénomène s'accompagne d'une augmentation de la quantité de déchets rejetés dans la nature. Ceux-ci étant souvent composés de substances toxiques ou dangereuses (mercure, agent ignifuge bromé, chlorofluorocarbures, hydrochlorofluorocarbures, etc.), leur rejet présente des risques pour l'environnement, le climat et la santé humaine. Soulignons que, selon ce rapport, la masse de déchets électroniques produits en Belgique en 2019 est évaluée à 234 tonnes. Madame la ministre, pouvons-nous avoir votre retour sur cette problématique?

 

Je fus, avec d'autres collègues, à l'initiative d'une proposition de résolution sur l'économie circulaire. On sait que l'obsolescence programmée semble constituer un facteur favorisant l'augmentation du nombre de déchets électroniques dans le monde et en Belgique en particulier. Des échanges au sein du gouvernement ont-ils été entamés en vue de contrevenir à ce phénomène? Des initiatives et engagements sont-ils envisagés aux niveaux national et européen?

 

10.02  Zakia Khattabi, ministre: Monsieur Senesael, en effet, le modèle de production et de consommation linéaire, c'est-à-dire extraire, produire, consommer, jeter, est à l'origine de forts impacts sociaux et environnementaux: utilisation de ressources, des émissions de gaz à effet de serre, de pollution et de production de déchets plus ou moins dangereux.

 

Pour agir au tout début de la chaîne de production, mon collègue de la Santé et moi-même avons, dès le début de notre prise de fonction, transposé dans le droit belge les directives déléguées 2020/360-361 et 364 à 366 limitant l'utilisation de certaines substances dangereuses dans les équipements électriques et électroniques. Cette transposition avait pris du retard puisque le gouvernement précédent était en affaires courantes.

 

La lutte contre les déchets électroniques entre, pour nous, dans le cadre d'une politique plus large de réduction des déchets et d'utilisation efficace des ressources. Pour ce faire, je proposerai, en concertation avec mes collègues fédéraux, un plan sur l'économie circulaire. Nous sommes en train d'y travailler avec mon collègue Dermagne.

 

En complément de l'action des Régions, notre objectif sera d'activer les leviers fédéraux pour favoriser une transition vers une économie circulaire maintenant les matériaux le plus longtemps en circulation dans le circuit économique.

 

Le plan fédéral se concentrera sur une politique de produits cohérente, des normes de produits et l'allongement de la durée de vie des produits. Je pense notamment à des critères de réparabilité pour des produits spécifiques dans la lutte contre l'obsolescence programmée ou à l'introduction d'une période de garantie légale plus longue.

 

L'Union européenne a fixé des objectifs ambitieux pour la collecte et le recyclage des déchets d'équipements électriques et électroniques, conformément à la directive 2012/19 de l'Union européenne.

 

Au niveau international, l'Union a également joué un rôle clé dans l'élaboration d'orientations au titre de la Convention de Bâle sur la gestion écologiquement rationnelle des déchets et le renforcement des capacités, y compris sur les déchets électroniques.

 

L'Union contribue également aux initiatives soutenant une gestion saine des déchets électroniques, entre autres le programme SWITCH Africa Green qui soutient les initiatives d'économie verte inclusive dirigées par les entreprises, y compris la gestion des déchets électroniques.

 

Le projet Horizon 2020 – E-waste Implementation Toolkit avec l'Afrique en 2017 visait à soutenir les stratégies de recyclage dans les zones métropolitaines d'Europe et d'Afrique. Des initiatives, telles que Close the Gap et WorldLoop visent le traitement responsable en fin de vie des ordinateurs fournis par les programmes de dons.

 

La directive DEEE contient également des critères guidant les autorités chargées de l'application de la loi pour faire la distinction entre les EEE usagés et les déchets afin de lutter contre les transferts illégaux. Avec mon administration, je suis évidemment ce dossier européen de très près.

 

10.03  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse très précise et très complète.

 

Je tiens aussi à vous remercier d'avoir pris, avec votre collègue, l'initiative de cette transposition de la directive européenne dans le droit belge. Vous avez souligné un retard assez conséquent expliqué en partie par les affaires courantes de la législature précédente.

 

Je suis également très satisfait de votre implication et de votre volonté avec votre collègue Dermagne de mettre en place ce plan de l'économie circulaire. Je suis également d'avis qu'il est important d'activer les leviers qui sont à votre disposition et qui peuvent être activés au niveau fédéral pour promouvoir, d'une part, la pertinence et, d'autre part, la performance de l'économie circulaire en la matière, et plus particulièrement encore, l'attention qui pourra être réservée au traitement des déchets électroniques.

 

Je pense donc que votre volonté de parvenir à des résultats tangibles nous conforte dans l'idée que vous allez poursuivre un travail intéressant.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Daniel Senesael à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La pollution lumineuse" (55012314C)

11 Vraag van Daniel Senesael aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Lichtvervuiling" (55012314C)

 

11.01  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, une étude parue dans la revue scientifique Nature Ecology & Evolution, le 2 novembre 2020, soulève l'impact négatif des sources de lumière artificielle nocturne sur les organismes sauvages et les écosystèmes, en particulier en raison du rôle central que jouent les régimes lumineux dans la détermination du moment de l'activité biologique.

 

Cette étude qui prend appui sur les résultats de 126 publications scientifiques, chacune se focalisant sur un nombre limité d'espèces vivantes, souligne que "la lumière artificielle émise de nuit modifie particulièrement la physiologie et le comportement des organismes en affectant les niveaux d'hormones, le début de l'activité quotidienne, l'alimentation et la phototaxie, mais généralement avec un impact moins fort sur les réponses des communautés particulières, telles que l'abondance et la richesse en espèces".

 

Kevin J. Gaston, l'un des auteurs, ajoute que les effets de cette pollution lumineuse peuvent être observés à différents niveaux dans les écosystèmes impactés: chez les microbes, les plantes lesquelles voient leurs cycles saisonniers perturbés, les insectes et les animaux.

 

Madame la ministre, pouvons-nous avoir votre retour sur les résultats de l'étude évoquée? Pouvez-vous nous informer au sujet de l'impact de la pollution lumineuse sur la biodiversité en Belgique? Des initiatives sont-elles envisagées vis-à-vis de cette problématique?

 

11.02  Zakia Khattabi, ministre: Monsieur le président, monsieur Senesael, je partage votre inquiétude et votre analyse.

 

La pollution lumineuse a, en effet, un impact majeur sur la biodiversité, sur les espèces et sur les écosystèmes. Toutefois, la gestion de ce problème relève de la compétence des Régions. Je ne peux donc que vous renvoyer vers mes collègues ministres de l'Environnement au niveau des Régions. Je serais d'ailleurs curieuse de prendre connaissance des réponses qu'ils apporteront à vos questions.

 

11.03  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Avec mes collègues, je ne manquerai pas d'adresser cette question à vos homologues régionaux. Nous nous tiendrons informés du suivi de ce dossier.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de Daniel Senesael à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les émissions de nanoparticules" (55012315C)

12 Vraag van Daniel Senesael aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De uitstoot van nanodeeltjes" (55012315C)

 

12.01  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, une étude menée sur des enfants résidant à Strasbourg a démontré la présence d'importantes quantités de nanoparticules dans leur organisme. L'étude établit le lien entre la présence de ces particules dans l'organisme des enfants et la proximité d'un axe routier. La toxicité de ces particules est aujourd'hui reconnue: celles-ci augmentent considérablement le risque d'appa­rition de cancers, de maladies cardiovasculaires, de problèmes respiratoires et peuvent se transmettre de la mère au fœtus.

 

Parmi les principales causes des émissions de nanoparticules, nous pouvons citer la pollution atmosphérique due à la combustion des moteurs diesel.

 

Madame la ministre, pouvez-vous nous informer au sujet de l'impact de ce phénomène environnemental sur le territoire belge? Des initiatives sont-elles envisagées pour le combattre? Dans votre note de politique générale, vous annonciez vouloir étudier, avec vos collègues compétents, "la présence sur le marché de voitures à coût abordable et dont le cycle de vie montre une empreinte écologique aussi petite que possible (...), ceci de manière à étendre la norme 'zéro émission' sur place à 'empreinte d'émission totale nettement réduite' par véhicule". Pouvez-vous nous informer de l'avancée de cette initiative?

 

12.02  Zakia Khattabi, ministre: Monsieur Senesael, en Belgique, l'Agence européenne de l'Environnement a calculé que les concentrations en particules fines avaient causé la mort prématurée de 7 600 personnes, que le dioxyde d'azote serait responsable de 1 600 décès prématurés et l'ozone de 180 – soit un total de 9 380 personnes pour ces trois polluants en 2016. Ces estimations peuvent être comparées aux chiffres de mortalité de Sciensano.

 

L'autorité fédérale contribue à l'effort de réduction des émissions des trois Régions au moyen de différentes politiques: les normes de produit, notamment celles qui visent les appareils de chauffage; l'exécution du règlement Eco-Design, etc. Sur le plan européen, mon administration participe également à l'élaboration des nouvelles normes pour les véhicules, plus représentatives des conditions réelles d'utilisation.

 

Pour ce qui relève de la fiscalité fédérale du transport ou des combustibles ou encore de l'offre de transport ferroviaire, je vous renvoie à mes collègues des Finances, Vincent Van Peteghem, et de la Mobilité, Georges Gilkinet.

 

Enfin, j'attends de connaître les résultats d'une étude en cours du SPF Économie, avant d'entreprendre d'autres actions avec mon collègue en charge des analyses économiques.

 

12.03  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse.

 

Comme vous l'avez rappelé en début de réunion, certaines questions arrivent assez tardivement, si bien que vous n'avez pas toujours le temps nécessaire et voulu pour apporter toutes les précisions. J'en suis bien conscient.

 

Cela dit, je retiendrai tout particulièrement deux aspects de votre réponse. Tout d'abord, pour 2016, vous parliez de 9 380 personnes décédées à cause de ces trois polluants. Ce chiffre impressionnant est quasiment équivalent à celui de la première vague de l'épidémie de covid-19.

 

Par ailleurs, vous mentionnez une étude en cours au sein du SPF Économie. Je sais bien que nous n'allons pas vous reposer des questions maintenant. Cependant, il serait intéressant, lors d'une prochaine réunion, de voir en quoi consiste cette étude ainsi que d'en connaître les résultats attendus et la ligne du temps afin de déterminer comment elle pourra ensuite être exploitée.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de Mélissa Hanus à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le rapport de la Commission européenne sur les perspectives en matière d’air pur" (55012322C)

13 Vraag van Mélissa Hanus aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De "Vooruitzichten voor schone lucht" van de Europese Commissie" (55012322C)

 

13.01  Mélissa Hanus (PS): Monsieur le président, madame la ministre, la Commission européenne a publié le 8 janvier dernier son deuxième rapport sur les perspectives en matière d’air pur. Sa conclusion principale énonce que la mise en œuvre intégrale des objectifs fixés par la directive de 2016 concernant la réduction des émissions nationales de certains polluants atmosphériques – dite "directive NEC" – pourrait réduire d’environ 55 % les décès prématurés dus à la pollution atmosphérique en 2030, par rapport à 2005.

 

Si alors que "depuis 2000, le PIB de l'Union européenne a augmenté d'environ 30 %, les émissions des principaux polluants atmos­phériques ont diminué de 10 % à 70 %, selon le polluant", dixit la Commission qui juge que la situation est toujours "particulièrement grave" dans les zones urbaines, où vivent une majorité d'Européens.

 

La Commission met notamment en avant le fait que 22 États membres, dont la Belgique, n'ont pas pris les mesures adéquates pour respecter leur engagement de diminution des émissions d'ammoniac pris dans le cadre de la directive NEC. Le rapport, qui formule des recomman­dations selon les polluants, explique que pour réduire les émissions d'ammoniac, il faut agir sur l'agriculture et, en particulier, l'alimentation animale, la gestion des effluents d'élevage et l'utilisation des engrais. Le rapport estime aussi qu'il serait possible de prendre des mesures supplémentaires, par rapport à celles déjà convenues et annoncées au titre de la législation de l’UE en vigueur, notamment concernant les émissions de méthane.

 

Madame la ministre, j’en viens donc à mes questions. Vous ou vos services ont-ils d’ores et déjà pu prendre connaissance de ce rapport? Le cas échéant, quelle analyse en faites-vous à ce stade? Disposez-vous de chiffres spécifiques à la Belgique concernant, d’une part, les décès prématurés dus à la pollution atmosphérique et, d’autre part, les émissions des principaux polluants atmosphériques en général?

 

Par ailleurs, pourquoi notre pays n’a-t-il, d’après la Commission, pas pris les mesures adéquates pour respecter ses engagements de diminution des émissions d’ammoniac pris dans le cadre de la directive NEC ? Comptez-vous entreprendre un dialogue à ce propos avec votre collègue en charge de l’Agriculture et éventuellement avec les Régions? Je vous remercie.

 

13.02  Zakia Khattabi, ministre: Madame Hanus, comme vous le signalez, le rapport est sorti le 8 janvier. J'espère que vous comprendrez que ni mon cabinet ni mes services ni moi-même n'avons encore eu le temps d'en prendre connaissance de manière précise afin de réagir adéquatement.

 

Concernant les chiffres spécifiques de décès prématurés imputables à la pollution atmos­phérique en Belgique, je vous renvoie à la réponse précédente que j'ai faite à M. le député Senesael sur les émissions de nanoparticules.

 

Par rapport aux mesures relatives à la réduction des émissions d'ammoniaque issues principale­ment de l'élevage, cette question ne relève pas de la compétence de l'autorité fédérale en vertu de la loi spéciale du 8 août 1980 de  réformes institu­tionnelles. Les compétences fédérales sur les normes de produits, de fiscalité ou de mobilité nous permettent de contribuer aux efforts de réduction des quatre autres polluants de la directive NEC: les NOX, SO2 et SOV. 

 

Je vous invite à me réinterroger dans quelques semaines quand nous aurons pris le temps de prendre connaissance du rapport. Je vous remercie en tout cas d'avoir mis cet important rapport à l'actualité.

 

13.03  Mélissa Hanus (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour la première réponse que vous donnez et les portes que vous ouvrez et où je peux solliciter de l'information.

 

Bien entendu, pour mon groupe et pour moi-même, la question de la préservation de la qualité de l'air est une priorité. Que ce soit en ville ou en milieu rural, nous avons toujours à cœur de veiller à ce que ce bien commun soit protégé, d'autant qu'il s'agit à la fois d'une question environ­nementale et sanitaire. Je n'hésiterai donc pas à revenir dans un délai plus convenable et toujours dans une perspective constructive surtout sur ce sujet qui est essentiel pour nous, socialistes.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De nieuwe Europese klimaatdoelstelling voor 2030 en het gebruik van boekhoudkundige trucs" (55012334C)

14 Question de Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les nouveaux objectifs climatiques européens pour 2030 et le recours à des ficelles comptables" (55012334C)

 

14.01  Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, vorige maand klopte de Europese Raad de nieuwe Europese klimaatdoelstelling voor 2030 af. Daarbij gaf de Europese Raad geen gehoor aan de vraag van het Europees Parlement en de Belgische klimaatbeweging om voor minstens 60 % emissiereductie te gaan tegen 2030 en ook niet aan de vraag om daarbij geen gebruik te maken van boekhoudkundige trucs als koolstofputten, waarbij de CO2 die uit de lucht gehaald wordt door bossen, meren of andere natuurelementen, meegerekend wordt in de klimaatinspanning.

 

Het komt erop neer dat de Europese Raad zich zo ook neerlegt bij de jongste wetenschappelijke inzichten die stellen dat de EU haar emissies met minstens 65 % moet verminderen tegen 2030 om de doelstellingen van het Akkoord van Parijs alsnog te kunnen bereiken. Met de huidige –55 %-doelstelling komen we nog altijd uit bij een levensgevaarlijke opwarming van meer dan 3° C tegen het einde van deze eeuw.

 

Mevrouw de minister, klopt het dat u en deze regering actief pleitbezorger waren om zeker niet hoger te ambiëren dan 55 % uitstootvermindering tegen 2030?

 

Wat was de houding van België ten opzichte van het gebruik van boekhoudkundige trucs zoals koolstofputten, waardoor de eigenlijke emissie­reductie op maar 50,5 % zou komen te liggen? Dat laatste verzin ik niet, ik vernoem cijfers van de Europese Commissie zelf.

 

Tot slot mijn allerbelangrijkste vraag. Hoe rechtvaardigt u het bepleiten van een lagere doelstelling dan wat volgens de wetenschap noodzakelijk is, gelet op het gegeven dat net deze regering zich ambitieus noemt op klimaatvlak?

 

14.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Daems, u weet dat wij de nieuwe Europese doelstelling hebben verwelkomd, omdat die een aanzienlijke ambitieverhoging is. De EU wil de emissies binnen Europa verminderen met minstens 55 % in vergelijking met 1990. Ik leg de nadruk op de woorden "binnen" en "minstens". In vergelijking met de vorige doelstelling is dat een aanzienlijke ambitieverhoging van minimaal 37,5 %.

 

Climate Action Tracker heeft al een eerste doorrekening gepubliceerd van de doelstelling. Zij verwelkomt de ambitieverhoging, geeft aan dat wij in de buurt komen van een vork die de klimaatdoelstelling van Parijs kan waarmaken en dat een en ander grotendeels afhangt van de beleidskeuzes die wij in het voorjaar maken rondom de concrete instrumenten en maatregelen om de minimale –55 % waar te maken.

 

Climate Action Tracker schat het effect van koolstofputten door beter landgebruik en herbebossing op ongeveer 2 procentpunt en niet op de 5 procentpunt die u aangeeft. Ook spreekt deze onafhankelijke doorlichting u tegen dat deze doelstelling tot 3 graden opwarming zou leiden.

 

Binnen de Belgische context en in overleg met de andere entiteiten zijn we voor het maximaal haalbare gegaan.

 

Dan kom ik tot de specifieke vragen over onze concrete onderhandelingspositie.

 

Zoals u weet, heeft België ingezet op kostenefficiëntie en bijkomende flexibiliteit om de collectieve doelstellingen te behalen. Onze standpunten hebben op geen enkele manier het Europese ambitieniveau geschaad of ingeperkt. De Belgische onderhandelingspositie bevat geen elementen tegen hogere doelstellingen of meer koolstofputten tijdens deze onderhandelingen.

 

Deze Europese ambitieverhoging is een belangrijke stap in de goede richting. Ik zal natuurlijk inspanningen leveren om op Europees niveau de 2030-doelstelling te overtreffen, net zoals nu met de 2020-doelstellingen is gebeurd. In mij hebt u een bondgenoot voor een klimaatbeleid, dat in de lijn ligt van het klimaatakkoord van Parijs, mevrouw Daems.

 

14.03  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Ik begrijp dat het in ons land politiek moeilijk ligt om klimaatdoelstellingen in lijn met de klimatologische noodzaak te bepleiten, maar toch vinden wij dat u de plicht hebt om dat toch te doen in het belang van mens en planeet. Als we moeten wachten tot het moment dat een oplossing voor het klimaatprobleem politiek opportuun is, dan zullen we immers hopeloos te laat zijn.

 

Laten we het probleem bij de wortel aanpakken. Dat is voor ons het dolgedraaide kapitalistische systeem dat niet duurzaam is en dat ook nooit zal worden. De oplossingen zijn gekend, mevrouw de minister. Er liggen al jaren stapels weten­schappelijke rapporten klaar. Het gaat er nu om die oplossingen toe te passen en niet in boekhoudkundige trucs te blijven steken.

 

Wij vinden het dan ook onbegrijpelijk dat het systeem van koolstofputten toch is opgenomen in het Europees klimaatakkoord en dat de Europese klimaatambitie zo verder wordt ondergraven. Dat is een valse communicatietruc, waarbij u de mensen laat geloven dat de EU de uitstoot met 55 % gaat verminderen, terwijl men slechts 50,5 % vermindering nastreeft.

 

Mevrouw de minister, we kunnen beter en dat weet u ongetwijfeld ook. U zegt dat u inspanningen zult leveren om de doelstellingen te overtreffen. Ik hoop dat van harte.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De toegevingen aan Vlaanderen voor een akkoord over het Belgisch klimaatstandpunt" (55012337C)

15 Question de Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les concessions faites à la Flandre pour un accord sur la position climatique belge" (55012337C)

 

15.01  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, over dit onderwerp werden vandaag al enkele vragen gesteld, maar deze vraag heeft een andere insteek.

 

In december bereikte u een akkoord met de deelstaten over het Belgische standpunt voor de onderhandelingen over een nieuwe EU-klimaatdoelstelling voor 2030. Los van het feit dat dat Belgische standpunt verre van voldoende is om de doelstelling van het Akkoord van Parijs te kunnen halen, weet ik dat u stevig hebt moeten onderhandelen met de Vlaamse regering om zelfs maar een akkoord te verkrijgen over die doelstelling van 55 % reductie.

 

Welke toegevingen hebt u allemaal moeten doen aan Vlaanderen in ruil voor hun akkoord? We weten al dat de zogenaamde kostenefficiëntie en flexibiliteit, al dan niet internationaal, belangrijke voorwaarden waren. Is er bijvoorbeeld ook afgesproken dat Vlaanderen minder inspanningen zal moeten doen dan de andere Gewesten bij de verdeling van de verhoogde Belgische doelstelling?

 

Hoever staan de onderhandelingen over de intra-Belgische verdeling van de klimaatdoelstellingen momenteel? De deadline daarvoor was 1 januari 2021. Wanneer hoopt u daarover een akkoord te bereiken?

 

Wordt de voorwaarde van kostenefficiëntie die Vlaanderen de premier op Europees niveau liet bepleiten ook meegenomen in die intra-Belgische verdeling?

 

15.02 Minister Zakia Khattabi: Mevrouw Daems, verscheidene van uw vragen kwamen vandaag in een enigszins andere vorm al aan bod. Ik herhaal de antwoorden even voor de duidelijkheid.

 

De Belgische positie voor de steun aan de minimale reductie met 55 % binnen Europa hing af van twee aandachtspunten die België nog sterker in de Raadsconclusies weerspiegeld wou zien. Het ging met name om de verdeling van de doelstelling tussen de lidstaten op basis van rechtvaardigheid, solidariteit en kostenefficiëntie, enerzijds, en om bijkomende flexibiliteit om de doelstelling binnen Europa te behalen, anderzijds.

 

In tegenstelling tot wat ik in de pers las en wat het Vlaams Gewest initieel vroeg, gaat het niet over flexibiliteit buiten Europa of het aankopen van emissiekredieten van buiten de gesloten Europese emissieruimte. De andere entiteiten, ook het federale niveau, hebben zich daar steeds tegen verzet. Het gaat hier over flexibiliteit binnen Europa die het mogelijk maakt om de scherpe doelstellingen te bereiken zonder het ambitie­niveau te ondergraven.

 

De positie van België ten opzichte van Europa werkt op geen enkele manier door in de intra-Belgische verdeling. Dat is een geheel andere discussie. Binnen Europa moeten wij onze waarden, ideeën en belangen zo sterk mogelijk laten doorwegen en daartoe moeten de vier entiteiten het eens geraken. Anders is er geen Belgisch standpunt.

 

Binnen België moeten we tot een werkbare verdeling van de vruchten en inspanningen van het klimaatbeleid komen, zodat de gezinnen, ondernemingen en lokale overheden zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen. Daarom werd op de Nationale Klimaatcommissie van 3 december 2020 afgesproken dat we een nieuw samen­werkingsakkoord willen onderhandelen voor de Klimaatconferentie van Glasgow begin november 2021.

 

15.03  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Dit is nuttige informatie en we zullen daar ongetwijfeld politiek verder mee aan de slag gaan. We zullen de intra-Belgische verdeling van de verhoogde klimaatdoelstellingen alvast met argusogen verder opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De transparantie van de Nationale Klimaatcommissie" (55012349C)

16 Question de Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La transparence de la Commission Nationale Climat" (55012349C)

 

16.01  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, vorige maand heeft u beloofd dat u het Parlement het verslag van de vergadering van de Nationale Klimaatcommissie van 3 december 2020 zou bezorgen. Maar ik stel vast dat ik het verslag nog steeds niet heb gekregen. Ook online kan ik het nergens terugvinden.

 

Vorige keer heb ik u ook al bevraagd over de discussies die toen plaatsgevonden hebben. Daarom stel ik mijn vragen vandaag opnieuw aan u.

 

Tegen wanneer mogen we dat verslag precies in onze mailbox verwachten? Wat werd precies besproken op de bijeenkomst van 3 december 2020? Wat waren de reacties van de Gewesten en uw eigen administratie met betrekking tot de kritiek van de Europese Commissie op het ingediende NEKP? U voorziet in een herziening door middel van een actieplan en u antwoordde daarnet al dat u daarover nog geen akkoord heeft met de Gewesten. Misschien kunt u ons al wel vertellen wat de standpunten en de intenties van de verschillende Gewesten zijn?

 

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de verdeling van de opbrengsten van de emissierechten? Die vraag heeft u daarnet al beantwoord naar aanleiding van een vraag van de heer Bombled. Dus vervalt deze vraag.

 

Hoe gaat u de transparantie en het functioneren van de NKC verbeteren?

 

16.02 Minister Zakia Khattabi: Verontschuldig mij. Ik zie dat een deel van mijn antwoord in het Frans is.

 

Les décisions prises lors des réunions de la Commission nationale Climat sont disponibles sur le portail de la CNC. Les procès-verbaux ne sont malheureusement pas rendus publics en raison d'une décision antérieure de la Commission. Certains membres de la Commission restent en effet opposés à la publication de ces procès-verbaux et de certaines de ces communications internes, comme par exemple, celle du rapport de synthèse relatif à la gouvernance climatique.

 

À l'heure actuelle, les documents de la CNC rendus publics se limitent pour l'essentiel au rapportage officiel: rapports obligatoires dans le cadre de la législation européenne ou des décisions de l'UNFCC.

 

Pour ma part, je suis favorable à la transparence maximale. J'estime donc que l'ensemble des travaux de la Commission nationale Climat devraient être rendus publics. Je ne perds pas espoir de convaincre mes collègues au sein de la Commission d'étendre ses publicités existantes actuellement à l'ensemble des travaux et des rapports de la Commission.

 

Les principaux points abordés lors de la réunion du 3 décembre concernent le suivi de l'accord de burden sharing 2013 – 2020 (publication du rapport annuel de mise en œuvre), le burden sharing 2021 – 2030 (échange de vues concernant le timing et les modalités en vue de parvenir à un accord), le suivi du PNEC (prise en considération de l'évaluation par la Commission européenne et les actions de suivi), le plan d'action national 'adaptation' (son évaluation finale) et la gouvernance (actions de suivi du rapport de synthèse).

 

In verband met de evaluatie van het NEKP door de Europese Commissie, hebben de verschillende energie- en klimaatadministraties van de Gewesten en de federale overheid, verenigd in de stuurgroep NEKP, een analysenota opgesteld en gepresenteerd aan het Energieoverleg en de NKC, met eveneens een voorstel voor verdere stappen.

 

De stuurgroep wees erop dat de aanbevelingen van de Europese Commissie niet juridisch bindend zijn, geïnterpreteerd moeten worden als richtsnoeren voor de verdere uitvoering van het NEKP en een uitnodiging zijn om deze ook mee te nemen in het Nationaal Plan voor Herstel en Veerkracht.

 

Als belangrijkste opmerkingen, naast het door u gekende gebrek aan ambitie inzake hernieuwbare energie en energie-efficiënte, duidt de Europese Commissie ook op de onduidelijkheden betreffende het traject hernieuwbare energie, ook inzake transport met een hoger dan vereiste bijmenging van biobrandstoffen, en op de noodzaak om de maatregelen in de gebouwensectoren te intensifiëren, waaronder de energiearmoede.

 

Ook op het vlak van governance had de Europese Commissie ons inziens een reeks pertinente aanbevelingen. Zo wees zij erop dat zij het plan weinig coherent vindt en dat, hoewel het een verbetering is ten opzichte van het eerste plan, er nog steeds geen geïntegreerd en coherent plan ligt dat gebaseerd is op een gemeenschappelijke visie. Verder wees ze onder meer op de noodzaak tot meer coördinatie en integratie van de entiteitsplannen en het ontbreken van geconsolideerde, kwalitatieve socio-economische gegevens, die de beoordeling van de impact van de geplande beleidslijnen, maatregelen en investeringsbehoeften kunnen onderbouwen.

 

Het Vlaams Gewest ziet geen meerwaarde om in deze fase de NKC of de stuurgroep op dit onderwerp te laten werken. Het wenst geen enkel mandaat in die richting te geven.

 

Het komt elke entiteit toe om haar eigen implementatiewerk te verrichten. De NKC besliste dus alleen om nog niet-genotificeerde zaken en enkele cijfercorrecties als antwoord op het rapport te versturen aan de Europese Commissie. Er komen dus geen verdere opvolgingsacties naast deze factuele rechtzettingen en aanvullingen.

 

Pour ma part, je me concentrerai sur un renforcement de la contribution fédérale au PNEC et pour ce faire, j'entends compter sur la contribution de l'ensemble des membres du gouvernement et des départements fédéraux concernés par la mise en œuvre des politiques et mesures fédérales du PNEC.

 

Concernant la répartition des revenus de la mise aux enchères des quotas d'émissions ETS, nous en sommes actuellement arrivés au terme de l'accord précédent. C'était l'accord de burden sharing 2013 – 2020 qui fixait la clé de répartition entre l'État fédéral et les trois Régions pour cette période.

 

Dès ce mois de janvier, il n'existe en effet plus de base juridique pour cette répartition comme l'ont confirmé les experts du groupe de travail burden sharing aux membres de la Commission nationale du 3 décembre. Cette question sera abordée lors des négociations sur le burden sharing à propos duquel les membres de la commission Climat se sont accordés sur l'objectif de conclure un accord politique avant la COP 26 de Glasgow en novembre 2021.

 

J'entends y contribuer de façon constructive et ce, en concertation avec l'ensemble des partenaires de la Commission qui sera sous la présidence de la Région wallonne cette année, comme je l'ai évoqué.

 

J'ai aussi signalé, à l'occasion d'une réponse précédente, que j'avais obtenu mandat du gouvernement fédéral pour négocier la répartition pour l'année 2021 pour permettre à chacun de pouvoir financer ses politiques climatiques d'ici à ce qu'on arrive à un accord sur l'ensemble de la période.

 

Inzake de transparantie en het functioneren van het NEKP, bestond er tijdens deze  NKC een akkoord om de samenwerking tussen de NKC en het Energieoverleg op een structurele manier te verbeteren voor de opvolging van het NEKP. Nu kan dat concreet worden uitgewerkt in een wettelijk kader. Binnen de NKC bestond echter geen akkoord om de transparantie van het NEKP te verbeteren.

 

Inzake de federale beleidsmaatregelen in het NEKP wil ik een stap verdergaan op het vlak van de transparantie. Het moet mogelijk zijn om tijdens de beleidscyclus de maatregelen op basis van een reeks key-indicatoren te evalueren, waarvan de resultaten kunnen worden gerapporteerd aan het brede publiek en het Parlement. Bovendien gaat dat gepaard met een responsabilisering van de betrokken departementen en vakministers om de opvolging van de maatregelen te garanderen.

 

16.03  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik dank u voor de verduidelijking.

 

Het is echter onvoorstelbaar dat de verslagen van de Nationale Klimaatcommissie nog steeds niet openbaar kunnen worden gemaakt omdat enkele leden van de commissie dwarsliggen.

 

Ik hoop dan ook dat u uw belofte kan waarmaken om de Nationale Klimaatcommissie transparanter te maken.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

17 Question de Marie-Christine Marghem à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La valorisation du carbone hors système ETS" (55012357C)

17 Vraag van Marie-Christine Marghem aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Koolstofvalorisatie buiten het ETS-systeem" (55012357C)

 

17.01  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, comme vous le savez, de nombreuses études fort intéressantes et fouillées se préoccupent de traiter de la question de la valorisation du carbone hors système ETS. J'ai toujours utilisé le terme de "valorisation du carbone".

 

On se souviendra que votre ministère a lancé une polémique à ce sujet. Qu'avez-vous entrepris depuis votre installation, avec votre collègue des Finances, pour ébaucher une politique environnementale inclusive permettant d'encourager les comportements vertueux de consommation et de production sans grever les citoyens et les entreprises de nouvelles taxes comme l'indique d'ailleurs, à titre de principe, votre collègue à la Mobilité? Quelle deadline vous êtes-vous fixé pour que vos décisions puissent encore avoir un impact rapide sur la décrue des émissions? Comme on le sait, dans les pays où de telles mesures sont prises, pour encadrer d'autres processus de diminution des gaz à effet de serre, l'effet est potentialisé.

 

17.02  Zakia Khattabi, ministre: Madame Marghem, comme cela a déjà été indiqué, effectivement, dans le cadre d'une polémique que vous évoquiez, le gouvernement fédéral entend mettre cette législature à profit pour faire avancer la fiscalité environnementale dans le cadre d'une plus vaste réforme fiscale, dont l'initiative repose auprès du ministre des Finances, M. Van Peteghem.

 

Le travail réalisé précédemment sous votre mandat en ce qui concerne la tarification carbone – mais j'utiliserai désormais votre terme plus approprié – pourra constituer un apport important pour cet exercice. Nous sommes en contact avec le ministre des Finances à ce sujet.

 

Par ailleurs, la Commission européenne attend aussi de notre pays des réformes pour donner un signal de prix plus clairs par rapport à la pollution environnementale. La Commission souhaite que la liste de ces réformes soit dressée dans le cadre du plan national de relance et de résilience. Je veillerai une nouvelle fois, conjointement avec le ministre des Finances, à ce que ces réformes se trouvent bien dans le plan belge.

 

En termes de timing, je m'attends à ce que les investissements climatiques produisent un impact positif sur les émissions dès les premières années. Un élément positif à cet égard est que ces investissements de l'ensemble des pouvoirs publics vont faire diminuer les émissions de gaz à effet de serre au niveau des bâtiments, des bâtiments publics pour ce qui concerne le fédéral, mais également des transports.

 

En revanche, un glissement au niveau de la fiscalité environnementale produira seulement ses effets lorsque la réforme fiscale globale aura elle-même été réalisée puisque la fiscalité environnementale s'inscrira dans le cadre des travaux initiés par mon collègue des Finances.

 

17.03  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

De nouveau, une situation que je connais bien. Il faut travailler à plusieurs avec parfois des timings différents, des objectifs à court terme qui sont différents. Je ne doute pas et je souhaiterais que vous soyez la mouche du coche auprès de votre collègue des Finances qui a évidemment devant lui une réforme de grande ampleur, pas uniquement fixée sur l'environnement et la protection de celui-ci, mais sur d'autres impératifs de simplification par exemple et de réformes fondamentales de notre fiscalité.

 

Votre matière, de nouveau transversale, vous permet effectivement – notamment à travers les courriers que vous avez adressés à vos collègues – de vous adresser spécifiquement aussi à celui-là, puisqu'il est un point central dans l'aide qui pourrait être ajoutée à toutes les autres mesures d'investissement prises par ailleurs. Malheureusement, sur le plan fédéral – sachant que sur le plan régional, vous dépendez d'un accord et de travaux avec vos collègues –, il est important d'être le postillon capable de mener la calèche rapidement vers son objectif.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Vraag van Kris Verduyckt aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De top One Planet Summit en de engagementen van België" (55012364C)

18 Question de Kris Verduyckt à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le sommet "One Planet Summit" et les engagements de la Belgique" (55012364C)

 

18.01  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, gisteren startte in Frankrijk de top One Planet Summit over biodiversiteit. Naast de problematiek van de klimaatopwarming, denk ik dat het goed is dat er ook internationale toppen over biodiversiteit worden georganiseerd. Voor een stuk zijn beide onderwerpen ook aan elkaar gelinkt.

 

Ik bevind mij nu in goed gezelschap, in aanwezigheid van de huidige zowel als de voorgaande bevoegde minister.

 

Het leek mij nuttig om eens na te gaan wat wij op voorgaande toppen verklaard hebben. Voormalig minister Marghem heeft op een vorige biodiversiteitstop twee concrete zaken namens ons land aangekondigd: ten eerste, steun betreffende de bescherming van de giraf, die op dat moment onderbescherming genoot, en ten tweede, een verbod op ivoorhandel op Europees niveau.

 

Met deze vraag wil ik bekijken hoe het daarmee staat. Ik weet dat de giraf is opgenomen in bijlage 2 van CITES, maar daarbij kunnen wel vragen gesteld worden.

 

In april 2019 werd hier in het Parlement bij wet nog een verstrenging van de ivoorhandel goedgekeurd. De publicatie van die wet kon ik echter niet terugvinden.

 

Mevrouw de minister, waar staan we vandaag? Hoe denkt u dat u in het debat kunt wegen? Wat bent u van plan om ter zake te ondernemen in de komende tijd?

 

18.02  Zakia Khattabi, ministre: Mijnheer Verduyckt, vooreest mijn beste wensen. De One Planet Summit for Biodiversity vond gisteren, op 11 januari 2021, plaats onder het voorzitterschap van de Franse president Macron. Vanwege de COVID-19-pandemie hebben mijn vertegenwoordigers deze top online bijgewoond.

 

België heeft gisteren zijn lidmaatschap bij het Amsterdam Declarations Partnership kracht bijgezet in een gemeenschappelijk statement met de andere leden van het partnerschap. Dit partnerschap vormt een belangrijke hefboom om een dialoog op te bouwen met alle belanghebbenden in de strijd tegen geïmporteerde ontbossing en om de biodiversiteit en waardevolle ecosystemen beter te beschermen.

 

Ik verwijs daarvoor ook naar mijn antwoorden op de vragen van mevrouw de Laveleye over het Amsterdam Declarations Partnership.

 

Op de 18de internationale CITES-conferentie in augustus 2019 is beslist om giraffen beter te beschermen. Dat was een grote en noodzakelijke stap in de goede richting. De populatie van de giraffen kende de voorbije decennia door illegale jacht en habitatverlies immers een alarmerende achteruitgang.

 

Het is belangrijk dat wij samen met de internationale gemeenschap stappen in de goede richting blijven zetten. Er moet een einde komen aan de uitsterving van vele soorten. We moeten de toekomst van soorten veiligstellen, zeker de toekomst van de meest kwetsbare soorten.

 

Op uw vraag over de ivoorhandel kan ik u meedelen dat ik dit belangrijk dossier op de voet volg. Het is een langlopend dossier, waarin België altijd voorstander was van een Europese aanpak, aangezien nationale restricties leiden tot het omzeilen van de regels door verschuivingen naar andere lidstaten.

 

Ook controle op de reglementering is heel belangrijk. Op Europees niveau wordt gewerkt aan een voorstel met strengere regels, dat hopelijk snel wordt gefinaliseerd. Daarna kunnen deze regels worden geïmplementeerd.

 

Ikzelf en mijn diensten zullen ons blijven inzetten voor het versterken van de strijd tegen stroperij en illegale handel.

 

18.03  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Over die twee concrete gevallen het volgende. De giraffen zijn inderdaad in bijlage 2 van CITES verschenen. Dat wil zeggen dat er vandaag tenminste al een regulering is voor de handel in onderdelen van giraffen, maar om hen echt te beschermen, zou dat in bijlage 1 moeten komen. De cijfers zijn immers echt alarmerend, zoals u zegt.

 

De CITES-wetgeving is vooral een handels­verdrag. Als ik naar de sites over wetgeving kijk, merk ik dat het vooral om een handelsverdrag gaat, wat op zich goed is. Voor mij is echter de link met de biologische realiteit soms ver te zoeken, wat ik deels begrijp. Het gaat om een mondiaal verdrag en om een heel groot compromis dat wij hier op de wereld met elkaar hebben gesloten. Alleen gaat het echter wel om bedreigde diersoorten.

 

De vraag is in welke mate zij een dergelijk compromis aankunnen. Het is immers goed en wel om een compromis met elkaar te sluiten. Wanneer echter op een bepaald moment moet worden vastgesteld dat een bepaalde diersoort gewoon uitsterft, zijn wij niet veel met dat compromis.

 

Het is dus goed dat die akkoorden er zijn en dat u de strijd wil voeren. Hou dat in uw achterhoofd. Wij moeten ter zake heel duidelijke standpunten innemen.

 

Dat heeft ons land ook al gedaan. Ik denk bijvoorbeeld aan de bestrijding van de jacht op zeehonden, waarin wij echt voorop hebben gelopen. Wij zijn als een van de eerste landen in die strijd meegegaan. Europa is ons daarin gevolgd.

 

Wij kunnen dat dus ook op het vlak van de ivoorhandel. U vindt op dat vlak een bondgenoot in ons. Wij mogen ons niet zomaar met een compromis laten wegsturen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Vraag van Kris Verduyckt aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Circulariteit in de textielsector" (55012367C)

19 Question de Kris Verduyckt à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La circularité dans le secteur textile" (55012367C)

 

19.01  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de textielindustrie is een van de grootste mondiale sectoren en is een sector die bijzonder veel impact heeft op het leefmilieu omwille van de hoeveelheid gebruikte grondstoffen en de chemische producten die worden gebruikt, en dan heb ik het nog niet over de economische omstandigheden waarin de mensen werken. Bij de textielsector denken wij vooral aan kledij, maar het gaat ook over schoenen, gordijnen, tapijten enzovoort. Het is dus een bijzonder grote sector.

 

U hebt in het kader van uw beleidsnota gesproken over de circulaire economie en ik denk dat dit een sector is waarin wij bij uitstek moeten bekijken hoe we daarin stappen vooruit kunnen zetten. Ik zie af en toe reportages over kleine bedrijfjes en kmo's die zich daarmee bezighouden, maar dat zijn slechts druppels op een hete plaat.

 

Ik wil u deze vraag specifiek stellen om na te gaan hoe u precies kijkt naar deze sector. Vindt u dat de federale overheid hierin wel een en ander kan verwezenlijken of zullen we dat toch eerder op Europees vlak moeten doen? Denkt u dat wij echt concrete maatregelen kunnen nemen rond etikettering en goede informatie om ervoor te zorgen dat we stappen vooruit kunnen zetten in een van de grootste sectoren in de wereld?

 

19.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Verduyckt, ik ben momenteel samen met mijn collega's en in afstemming met de deelstaten een federaal actieplan circulaire economie aan het finaliseren om het grondstoffengebruik en de materialenvoetafdruk in de productie en consumptie sterk te verminderen. Gelet op de nakende Europese textielstrategie en het circulair potentieel van de textielindustrie zal dit zeker een van de speerpunten zijn binnen het federaal actieplan.

 

Met het plan streven we naar minder afval en meer secundaire grondstoffen. De overstap naar een circulaire economie vereist veel meer dan grondstoffen recycleren. Het gaat over nieuwe waardecreatie en -behoud, meer nadruk op hergebruik en herstellen en nieuwe bedrijfs­modellen, maar ook over anders ontwerpen, aangezien 80 % van de milieu-impact van een product in de ontwerpfase wordt bepaald. Om een circulair product te ontwikkelen, moet bijvoorbeeld reeds in de ontwerpfase worden gedacht aan de demonteerbaarheid van een product. Zo kan het product vlotter worden hersteld en kunnen de materialen gemakkelijker worden hergebruikt.

 

De federale overheid zal inzetten op een coherent productiebeleid, productnormering en de verlenging van de levensduur van producten, bijvoorbeeld door criteria inzake de repareerbaarheid van welbepaalde producten in de strijd tegen geplande veroudering of door het invoeren van de langere wettelijke garantietermijn.

 

Inzetten op groene overheidsopdrachten en het stimuleren van ketensamenwerking zijn belangrijk.

 

Tot slot zal worden ingezet op het wegwerken van wetgevende en financiële barrières, zoals de definities inzake afval, om het gebruik van secundaire grondstoffen te stimuleren.

 

19.03  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Mijn vraag was van informatieve aard. Ik vind dit een belangrijk thema, waarover u veel vragen krijgt. Ik zal dit blijven opvolgen omdat ik dit bijzonder interessant en belangrijk vind.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Vraag van Kris Verduyckt aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Koolstofongelijkheid" (55012407C)

20 Question de Kris Verduyckt à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'inégalité carbone" (55012407C)

 

20.01  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, naast klimaatopwarming en energiearmoede is koolstofongelijkheid voor ons een prioriteit. De studie van het Stockholm Environment Institute over de koolstofongelijkheid bevatte elementen die ik verwacht had, maar van sommige cijfers valt men echter achterover. De rijkste 1 % van de wereldbevolking blijkt namelijk verantwoordelijk te zijn voor 15 % van de uitstoot. Verder stelt men dat de rijkste 10 % van de Belgen meer uitstoten dan alle inwoners van Hongarije, Zweden, Finland of Denemarken samen. Dat zijn zaken die tot nadenken stemmen.

 

Deze studie geeft aan hoe oneerlijk de uitstoot vandaag wel verdeeld is in de wereld. Uw collega Gilkinet had het dit weekend in de krant over een globale fiscale hervorming om de strijd tegen vervuiling te voeren. Mevrouw de minister, hoe kijkt u daar tegenaan? Welke stappen moeten we volgens u zetten om de koolstofongelijkheid aan te pakken?

 

20.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Verduyckt, de koolstofongelijkheid waarnaar u verwijst ligt mee aan de basis van het feit dat koolstoftarifering progressief is als de inkomsten in een gelijk bedrag per capita terugvloeien naar de bevolking. Rijkere huishoudens vervuilen gemiddeld genomen meer en zullen dus een hoger absoluut bedrag betalen, maar per capita hetzelfde bedrag terugkrijgen als alle andere huishoudens. Voor armere gezinnen geldt het omgekeerde. Zij zullen gemiddeld genomen een hoger bedrag terugkrijgen dan ze betalen. Dat aspect behoort tot de essentie van een koolstofdividend, klimaatbonus of hoe men zo'n fiscale regeling ook benoemt. Jammer genoeg wordt dit door sommige partijen in de oppositie niet naar waarde geschat.

 

Het is in dit stadium nog niet duidelijk of een dergelijke klimaatbonus deel zal uitmaken van de fiscale hervorming die de federale regering zal voorbereiden. De formulering in het regeerakkoord wijst volgens mij wel in die richting. Er staat immers dat we het gebruik van fossiele brandstoffen willen ontmoedigen door een fiscaal sturend instrument met prijssignalen. Dat instrument moet volgens het regeerakkoord budgetneutraal zijn, waarbij de inkomsten worden teruggegeven aan de bevolking en de bedrijven.

 

Ik ben reeds in contact met de minister van Financiën. Hij zal te gepasten tijde de nodige initiatieven nemen om de fiscale hervorming en het onderdeel milieufiscaliteit voor te bereiden. Ik zal daaraan mijn volle medewerking verlenen.

 

20.03  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, u hebt gelijk als u zegt dat sommige partijen de mensen daarvoor schrik aanjagen. Zij zien echter één ding over het hoofd. Er zijn in mijn ogen twee soorten belastingen. Er zijn belastingen die dienen om inkomsten binnen te brengen en er zijn belastingen die dienen om sturend te werken, om mensen tot een bepaald gedrag aan te zetten. Dat is een groot verschil. Daarover gaat het hier. Het gaat over die tweedeling, die men maar niet wilt zien.

 

U voelt dat dit mij zeer na aan het hart ligt. CO2-uitstoot komt met een prijs. Als iemand een impact heeft op zijn leefomgeving, dan moet hij daaraan voor een stuk bijdragen. Dat is nu eenmaal zo, dat is de waarheid. Dat is misschien een ongemakkelijke waarheid, want wij gaan allemaal graag op vakantie met het vliegtuig, wij vinden dat allemaal leuk om te doen, maar wij moeten beseffen dat dit een impact heeft op onze leefomgeving.

 

Neem deze studie ter harte en laat ze voor u een aanvuring en aansporing zijn om inderdaad werk te maken van een veel eerlijker belastingsysteem op dat vlak, waarin wij die ecologische voetafdruk meenemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.47 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12 h 47.