Commission des Finances et du Budget

Commissie voor Financiën en Begroting

 

du

 

Mercredi 13 janvier 2021

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 13 januari 2021

 

Voormiddag

 

______

 

 


La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 11 et présidée par Mme Marie-Christine Marghem.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.11 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Christine Marghem.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Vraag van Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De aangifte van vennootschappen en verenigingen bij ontbinding" (55010729C)

01 Question de Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La déclaration des sociétés et associations en cas de dissolution" (55010729C)

 

01.01  Steven Matheï (CD&V): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, mijn eerste vraag gaat over de aangifte van de belasting van vennoot­schapppen en vzw's.

 

Artikel 2:70 van het Wetboek van vennoot­schappen en verenigingen bepaalt dat de ontbinding van een vennootschap ook de afsluiting van het boekjaar tot gevolg heeft. Het gevolg daarvan is dat er een periode wordt afgebakend tussen de afsluiting van het boekjaar en de ontbinding van de vennootschap, en vervolgens een tweede periode indien de vereffening later gebeurt.

 

Krachtens een circulaire van mei 2020 wordt voor vennootschappen dan telkens een aangifte in de vennootschapsbelasting verwacht. De vraag is nu of die circulaire ook van toepassing is op vzw's, waarop hetzelfde systeem van toepassing is maar waarvoor niet duidelijk is bepaald of er meerdere aangiftes moeten worden gedaan, hetzij in de vennootschapsbelasting, hetzij in de rechtspersonenbelasting.

 

01.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Matheï, de regels zoals verduidelijkt in de omzendbrief, zijn niet van toepassing op vzw's die aan de rechtspersonenbelasting onderworpen zijn. Het belastbaar tijdperk in de rechtspersonen­belasting stemt steeds overeen met het kalenderjaar, ongeacht welke boekhoudperiode wordt gebruikt. De afsluiting van het boekjaar door de loutere ontbinding van de vzw die aan de rechtspersonenbelasting onderworpen is, heeft dus geen invloed op het belastbaar tijdperk en dus ook niet op de daaraan verbonden aangifteplicht.

 

01.03  Steven Matheï (CD&V): Dat is heel duidelijk, mijnheer de minister. Op die manier vormt het ook een belangrijke richtlijn voor de vzw's die zich in dat geval bevinden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het horizontale toezicht" (55010730C)

02 Question de Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La surveillance horizontale" (55010730C)

 

02.01  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, in 2018 werd gestart met een proefproject van horizontaal toezicht met een aantal ondernemingen, dat erin bestaat om in plaats van het zogenaamde conflictmodel te hanteren, in overleg te gaan tussen de administratie en de betrokken bedrijven, noem het een soort samenwerkingsmodel. Uw voorganger gaf begin 2020 een korte stand van zaken en verwees toen ook naar een studieronde over de invoering van dat horizontaal toezicht, niet gefocust op heel grote ondernemingen, wel op kmo's. Men onderzocht de mogelijkheid om met kmo's tot een dergelijk samenwerkingsmodel te komen.

 

Werd het proefproject inzake horizontaal toezicht afgerond en geëvalueerd? Wat was daarvan dan het resultaat?

 

Worden nu effectief initiatieven genomen om het samenwerkingsmodel met horizontaal toezicht ook voor kmo's in te voeren?

 

02.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Matheï, het pilootproject Co-operative Tax Compliance Programme (CTCP) loopt nog steeds. Zes groepen van ondernemingen zitten in de intakefase. Verkennende en voorbereidende gesprekken hebben recent plaatsgevonden of zullen binnenkort plaatsvinden om tot de beoogde tien deelnemende groepen te komen. De voortgang van het project heeft enige vertraging opgelopen door de coronacrisis. Alle deel­nemende groepen zitten nog in de intakefase.

 

In 2020 is sterk geïnvesteerd in de opleiding van de medewerkers, vooral via een ondersteunings­project van de Europese Commissie. Er werden opleidingen georganiseerd om de nieuwe werk­methodes, zoals het Tax Control Framework of de proces- en systeemgerichte beoordeling beter te leren kennen.

 

De eerste fase van de evaluatie beperkt zich tot het opvolgen van de opzet van het programma en de werkmethodes. Een FAQ met verduidelijkingen werd reeds eind 2019 gepubliceerd.

 

Een evaluatie van de efficiëntie en de effectiviteit is in ontwikkeling. Experts uit buitenlandse administraties zijn daarbij betrokken via het Europese ondersteuningsproject. Op het ogenblik is de werkwijze nieuw voor onze medewerkers. Er moet nog een leerproces worden doorlopen. Er zijn dus nog geen resultaten meetbaar.

 

De administratie Kmo zal in overeenstemming met mijn beleidsverklaring nader inzetten op een nauwere samenwerking met de bedrijfswereld, om een wederzijds vertrouwen op te bouwen. Regelmatig wordt digitaal afgestemd met verschillende beroepsgroepen die nauw betrokken zijn bij de fiscaliteit, zoals de belastingadviseurs, accountants, curatoren, sociale secretariaten en softwarebedrijven, alsook belangenverenigingen, zoals UNIZO en het VBO. Het opbouwen van vertrouwen vraagt tijd. De coronapandemie is daarbij een serieuze rem.

 

Wij willen ook concrete stappen zetten om door het inzetten van technologie de compliancekosten te verminderen. Na de succesvolle geolocatieapp zit een andere tool ook in de testfase.

 

02.03  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Rome is inderdaad ook niet op een dag gebouwd. Het is duidelijk dat stappen worden gezet om het interessante project ten uitvoer te brengen.

 

Het is ook goed te horen dat expertise wordt binnengehaald, ook vanuit het buitenland, waar dergelijke systemen op sommige plaatsen al goed lopen.

 

Het is eveneens goed te horen dat de lijnen voor overleg met de beroepsverenigingen, zoals het ITAA, open zijn om ook op het terrein meteen de juiste, goede linken te kunnen leggen.

 

Tot slot van mijn repliek wil ik nog opmerken dat het belangrijk is om ook de kleinere ondernemingen niet te vergeten. Het is misschien een idee om ook nader in te zetten op grotere non-profitinstellingen die de vorm van een vzw hebben aangenomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van Steven Matheï aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De publieksraadplegingen" (55010731C)

03 Question de Steven Matheï à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les consultations publiques" (55010731C)

 

03.01  Steven Matheï (CD&V): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, in het najaar lanceerde u de publieksraadpleging over de omzetting van de Europese richtlijn over e-commerce. Voor de eerste keer werden het werkveld en de geïnteresseerden bevraagd over een fiscale topic. Dat is belangrijk en interessant omdat het de transparantie verhoogt en iedereen een gelijke kans biedt om toegang te krijgen tot dezelfde informatie en omdat er door akte te nemen van de meningen van ervaringsdeskundigen op het terrein alleen maar betere wetgeving tot stand kan komen. U gaf in het najaar zelf al aan dat u het een systeem vindt dat zeker voor herhaling vatbaar is.

 

Ik heb daarom de volgende vragen. Overweegt u om dit systeem van publieksraadpleging in te zetten bij de opmaak van koninklijke besluiten? Overweegt u om het ook in te zetten bij de opmaak van bepaalde nieuwe tools? Gezien de grote ambities inzake digitalisering, zitten die er immers aan te komen? Op die manier zouden de tools ook beter kunnen werken, want bijvoorbeeld over de tool voor de aangifte van de roerende voorheffing is er op het terrein wel wat kritiek te horen. De vraag is of dat daar werd gebruikt en of dat eventueel een oplossing zou kunnen zijn om tools nog beter te kunnen laten werken.

 

03.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Matheï, ik dank u voor deze vraag over een element dat ik zelf ook belangrijk vind.

 

Met betrekking tot de koninklijke besluiten denk ik echter dat het minder evident is om daarover een publieksraadpleging te organiseren in het kader van de voorbereiding ervan. In fiscale zaken speelt het grondwettelijk legaliteitsbeginsel en beschikt enkel de wetgever over beleidsvrijheid. De wetgever kan de uitwerking van de niet-essentiële elementen van een belasting weliswaar aan de Koning delegeren, maar die laatste heeft hierbij hoofdzakelijk een gebonden bevoegdheid. Daarom zal er bij de redactie van een koninklijk besluit maar in beperkte mate rekening kunnen worden gehouden met suggesties en opmerkingen die eventueel verkregen zijn via een publieksraadpleging.

 

Iets anders is de user experience en het feit dat we bij digitale diensten kijken naar wat mogelijk is en waar er eventueel nog aanpassingen kunnen gebeuren. De FOD Financiën heeft beslist om dat systematisch en stap voor stap te doen naargelang het personeel en de budgettaire middelen beschikbaar zijn. User experience betekent inderdaad dat wij de gebruiker betrekken bij de ontwikkeling of aanpassing van diensten die hem zullen worden aangeboden. De FOD Financiën toetst al bij tal van projecten naar de gebruikerservaring, zoals de informatiestructuur op de website, de toepassing MyRent, bepaalde functionaliteiten van MyMinfin en in het algemeen naar het woordgebruik bij digitale diensten omdat dit belangrijk kan zijn.

 

De user-experiencetoetsing zal de komende weken ook gebeuren bij de constructie van een navigatiestructuur in de omgeving van de professionelen in MyMinfin en bij de ontwikkeling van de MyFin-account binnen MyMinfin.

 

Naast die kwalitatieve toetsingen bij de gebruikers heeft mijn administratie ook de ambitie om gebruikers meer systematisch over verschillende onderwerpen te raadplegen. Die raadplegingen zullen dan uiteraard eerder kwantitatief zijn. De piste die op dit moment wordt bekeken, is de oprichting van een panel van testers met vrijwillige gebruikers, dat de FOD Financiën kan aanspreken indien nodig. Momenteel kan daarop nog geen timing worden geplakt of worden bepaald welke software daarvoor zal worden gebruikt. Een haalbaarheidsstudie en benchmarking moeten plaatsvinden om te achterhalen hoe dat kan worden verwezenlijkt.

 

Bij de ontwikkeling van de nieuwe aangiftemodule voor de roerende voorheffing via MyMinfin werden twee testfasen uitgevoerd met externe partners. De bedoeling hiervan was om van in het begin zoveel mogelijk rekening te houden met opmerkingen van de gebruikers. Eventuele verdere technische ontwikkelingen die nodig zijn om verder aan die opmerkingen tegemoet te komen, zullen in een latere fase worden verwerkt. Zo zal het binnenkort mogelijk zijn om voor verschillende belastingplichtigen aangifte te doen via een xml-bestand. Uiteraard staat mijn administratie open voor een verdere input van de gebruikers om alles niet alleen technisch helemaal op punt te stellen, maar ook om de gebruiksvriendelijkheid en ervaring te optimaliseren.

 

03.03  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, als wij werk willen maken van een goede en solide fiscale wetgeving, dan kan het inderdaad een meerwaarde zijn om de mensen daarbij te betrekken. Die weg volg ik dus ook. Ik kan eveneens begrijpen dat heel technische bepalingen in KB's daarvoor minder geschikt zijn.

 

Als wij echt werk willen maken van de digitalisering bij Financiën en van gebruiksvriendelijke tools, dan is het ook belangrijk dat de user experience wordt bekeken op verschillende manieren, zowel kwalitatief, zoals u aanhaalt, als door een panel. Dat zijn goede initiatieven om ervoor te zorgen dat MyMinfin en andere financiële toepassingen verder kunnen worden gedigitaliseerd op een vooral gebruiksvriendelijke manier.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De kwaliteit van de meldingen van een vermoeden aan de CFI" (55010785C)

- Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het samenwerkingsplatform tussen de overheid en de banken in de strijd tegen witwassen" (55010787C)

04 Questions jointes de

- Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La qualité des déclarations de soupçons à la CTIF" (55010785C)

- Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La plate-forme de coopération entre les autorités et les banques pour lutter contre le blanchiment" (55010787C)

 

04.01  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, de antiwitwaswet bepaalt dat de onderworpen entiteiten verplicht zijn om bepaalde meldingen te doen, die terechtkomen bij de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI).

 

Er waren heel wat meldingen bij de CFI, zoals blijkt uit de cijfers van het jaarrapport. In 2019 ontving de CFI meer dan 33.000 meldingen. De CFI bekijkt dan of dit aan het parket moet worden doorgegeven.

 

Het is vooral belangrijk dat de meldingen die bij de CFI toekomen kwalitatief zijn, zodat men daar efficiënt mee aan de slag kan gaan.

 

Mijnheer de minister, kunt u verduidelijken op welke manier de kwaliteit van de meldingen door de onderworpen entiteiten gemonitord wordt? Kunt u verduidelijken welke acties worden ondernomen om de kwaliteit te verbeteren, zodat de CFI en de rest van het proces nog efficiënter kunnen werken?

 

04.02 Minister Vincent Van Peteghem: De kwaliteit van de meldingen is de voortdurende prioriteit van de CFI. Daartoe worden dan ook de nodige personeelsleden ingezet. Zo werd eind 2017 een personeelslid van de CFI aangeduid en vanaf 2019 nog een halftijds extra personeelslid om zich toe te leggen op de informatie-uitwisseling tussen de toezichtsautoriteiten en de CFI, en de kwaliteit van meldingen van vermoedens die ze ontvangt voortdurend op te volgen en te evalueren

 

De CFI werkt ook met een versterkt intern communicatiekanaal met het oog op het vaststellen van eventuele tekortkomingen of zwakheden in de ontvangen meldingen en deze te centraliseren en op te volgen.

 

Indien er aanzienlijke tekortkomingen of zwak­heden worden vastgesteld met betrekking tot de kwaliteit van de meldingen van vermoedens, ontvangen van een onderworpen entiteit, of de niet-naleving van de wettelijke verplichtingen, dan licht de CFI de toezichtsautoriteit van de onderworpen entiteit in, die administratieve sancties kan nemen, met inbegrip van financiële sancties.

 

Deze versterkte samenwerking, die voortvloeit uit de nieuwe antiwitwaswet van 2017 tussen de CFI en de toezichthoudende autoriteiten, werd geconcretiseerd in specifieke overlegvergaderingen over de samenwerking. Daarbij wordt de kwaliteit van de meldingen besproken na een beoordeling van hun relevantie, proactiviteit, volledigheid en motivering.

 

Een van de parameters om de relevantie van de meldingen te kunnen beoordelen, is de doormeldingsgraad aan het parket, waarover feedback wordt gegeven, ook al is dit een indicator die met veel omzichtigheid moet worden benaderd.

 

De toezichthoudende autoriteiten besteden bijzondere aandacht aan de meldingsplichtige sectoren die blijk geven van weinig of zelfs helemaal geen activiteit.

 

In dit geval wordt besproken op welke manier de betrokken sectoren bewuster kunnen omgaan met hun verplichtingen op het vlak van de bestrijding van witwassen of de bestrijding van terrorisme.

 

Wat de samenwerking met de banken betreft, organiseert de strategische afdeling van de CFI sedert twee jaar geregeld vergaderingen met vertegenwoordigers van de grootbanken om bepaalde typologieën en trends in detail uit te leggen. COVID-19 heeft dit jaar roet in het eten gegooid, maar de bedoeling is niet alleen om die vergaderingen verder te zetten, maar ook om eenmaal per jaar een vergadering te houden met alle banken om daar een bepaalde trend toe te lichten. Gezien de bepalingen in de antiwitwaswet, wordt gestreefd naar tweerichtingsverkeer. Banken kunnen ook aangeven in welke domeinen zij graag bijkomend informatie krijgen.

 

Een overkoepelend platform kan voordelen bieden met het oog op uniformiteit, snelheid en veiligheid. De CFI denkt momenteel aan de aanpassing en verbetering van haar website met een niet-publiek gedeelte, enkel bestemd voor onderworpen entiteiten, om sneller informatie te kunnen delen, maar een platform kan hierop een eenvoudiger antwoord bieden. De CFI is er ook voorstander van om binnen dat platform de huidige samenwerking met Febelfin, bijvoorbeeld inzake gezamenlijke historieken en meldingen van correspondent banking, meer te structureren. Een kader voor dat platform zal gecreëerd worden in het actieplan van de Europese Commissie voor een allesomvattend EU-beleid op het vlak van preventie van witwassen en financiering van terrorisme, met aandacht voor public-private partnerships. De Europese Commissie zal daaromtrent tijdens het eerste semester van 2021 richtsnoeren publiceren. Ondertussen heb ik het voorbereidend overleg opgestart met alle stakeholders.

 

04.03  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, als wij tot een performant systeem inzake antiwitwassen willen komen, zijn er inderdaad verschillende actoren belangrijk. De onderworpen entiteiten hebben verplichtingen, bijvoorbeeld inzake hun meldingsplicht bij de CFI, en vervolgens heeft ook het parket zijn rol te spelen. De toezichthoudende autoriteit als tussenschakel is belangrijk om, als het moet, in te grijpen in bepaalde sectoren, om zeker de informatie­doorstroming goed te laten verlopen. Betreffende de banken is het belangrijk, zoals ook de hoorzittingen inzake de FinCEN Files duidelijk hebben aangetoond, dat er ook een goede uitwisseling bestaat. In de hoorzittingen werden enkele initiatieven van interessante samenwerkingsplatformen uit het buitenland naar voren gebracht. Het is goed te horen dat er ook hier wordt gewerkt aan een platform met tweerichtingsverkeer, zodat de banken info kunnen uitwisselen en zodat het hele proces geoptimaliseerd kan worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De verificatie van de informatie over uiteindelijke begunstigden door banken" (55010786C)

05 Question de Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La vérification des informations concernant les bénéficiaires effectifs par les banques" (55010786C)

 

05.01  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, de preventieve antiwitwaswet verplicht alle vennootschappen, vzw's en rechtspersonen hun begunstigden te registreren in het UBO-register. Ze moeten hun identiteit staven aan de hand van een aantal bewijsstukken. Tijdens de hoorzittingen over de FinCen Files hebben we van de banken vernomen dat het niet echt evident is om de uiteindelijke begunstigden via een onafhankelijke bron te verifiëren. In de praktijk gebeurt dat hoofdzakelijk via een commercieel kanaal, Graydon Belgium NV. Men vroeg of er door de overheid samen met de banken geen systeem kan worden opgezet om de lijsten van authentieke bronnen te ontsluiten. Men zou dan rechtstreeks over die gegevens kunnen beschikken.

 

Mijnheer de minister, acht u het opportuun om daartoe een samenwerking op te zetten? Tijdens de vorige legislatuur werd aangekondigd dat men samen met Febelfin een soort gedeelde databank zou oprichten. Hierbij zouden meldingen en informatie in realtime gedeeld kunnen worden. Wat is daar de stand van zaken?

 

05.02 Minister Vincent Van Peteghem: Als de onderworpen entiteiten niet beschikken over een onafhankelijke en betrouwbare bron die beschikt over informatie over de uiteindelijke begunstigden van hun klanten, dan moeten zij zich wenden tot andere bronnen, waaronder de klant zelf, om de passende bewijsstukken te verzamelen. Om de onderworpen entiteiten bij dit werk te helpen voorziet het UBO-register in gecentraliseerde informatie over de uiteindelijke begunstigden van alle Belgische vennootschappen. De onderworpen entiteiten kunnen een uittreksel uit het UBO-register verkrijgen, maar ze kunnen zich niet uitsluitend beroepen op de raadpleging van dit register om te voldoen aan hun identificatie- en verificatieverplichtingen inzake de genoemde uiteindelijke begunstigden. De onderworpen entiteiten zijn en blijven verplicht om de identificatiegegevens van de uiteindelijke begunstigden van hun cliënten en van de transacties waarin zij tussenkomen te identificeren en verifiëren.

 

Ik ben mij bewust van de administratieve werklast die deze identificatie van uiteindelijke begunstigden kan vormen. Daarom lopen er projecten om de interactie en de uitwisseling van informatie tussen de onderworpen entiteiten en de autoriteiten te verbeteren.

 

Nu reeds is het UBO-register al verbonden met het elektronische aandelenregister e-stocks. Mijn administratie ontwikkelt momenteel eenzelfde soort technische oplossing, die de raadpleging van het register door de onderworpen entiteiten zal vergemakkelijken. Er loopt ook een pilootproject en er zal overleg zijn met de sector, waaronder Febelfin, om toegang te krijgen tot de technische oplossing, nadat deze door mijn administratie werd gevalideerd. De huidige planning stelt voorop dat dit overleg in de zomer van 2021 van start zal gaan.

 

05.03  Steven Matheï (CD&V): Dank u voor dit antwoord. De belangrijke bepalingen in de preventieve antiwitwaswet zijn noodzakelijk, maar brengen natuurlijk heel wat extra administratieve lasten met zich mee. Ook hier is de digitalisering en de koppeling van bepaalde zaken zeer belangrijk. Op termijn kan dit winst opleveren. In dat opzicht ben ik blij te horen dat er achter de schermen wordt gewerkt aan het eenvoudiger ontsluiten van deze zaken, eerst middels een pilootproject. Het zou interessant zijn die zaken extra te kunnen uitrollen om die noodzakelijke verplichting inzake het witwasgegeven ook gebruiksvriendelijker en handiger te kunnen maken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De thuiswerkvergoeding" (55010864C)

06 Question de Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'indemnité pour travail à domicile" (55010864C)

 

06.01  Steven Matheï (CD&V): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, corona is onlosmakelijk verbonden met het thuiswerken, als trend maar ook als verplichting. Vroeger kon de werkgever een aantal kosten terugbetalen aan de werknemer, waarvan dan bewijsstukken voorhanden moesten zijn, of eventueel een voorafgaande beslissing of een ruling.

 

Door de omzendbrief van vorig jaar is dit versoepeld. Nu is duidelijk bepaald dat een bedrag van 126,94 euro, onder bepaalde voorwaarden vrij van belasting, kan worden toegekend.

 

Daarnaast bestaan er nog andere systemen, zoals de vergoeding voor het gebruik van een pc of de vergoeding voor het gebruik van internet, beide 20 euro. De vraag is of de combinatie nog kan worden gemaakt of dat er voor die combinatie een voorafgaande beslissing of ruling moet zijn, wat het gegeven natuurlijk weer iets complexer maakt.

 

06.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Matheï, dat is een terechte bezorgdheid. Door de COVID-19-pandemie wordt inderdaad meer aan thuiswerk gedaan. Wij vermoeden dat dit een evolutie is die in de komende maanden en jaren bestendigd zal worden. Daarom heb ik mijn administratie gevraagd het belastingstelsel inzake de tussenkomsten van de werkgever in de kosten voor thuiswerk in een ruimere context te onderzoeken.

 

Daar wordt nu aan gewerkt, en het resultaat van dat onderzoek zal binnenkort in een omzendbrief gepubliceerd worden.

 

06.03  Steven Matheï (CD&V): Het is goed dat te horen. Dat zal inderdaad duidelijkheid verschaffen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55010873C van de heer Depoortere wordt ingetrokken wegens afwezigheid van de vraagsteller.

 

07 Vraag van Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het aantal vte's bij de Bijzondere Belastinginspectie voor de periode 2020 tot en met 2024" (55010990C)

07 Question de Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le nombre d’ETP à l’Inspection spéciale des impôts pour la période entre 2020 et 2024" (55010990C)

 

07.01  Sander Loones (N-VA): Mevrouw de voorzitster, vraag nr. 55012385C van collega Van Hees gaat trouwens over hetzelfde thema, maar de vragen werden niet samengevoegd.

 

Mijnheer de minister, wij weten dat de strijd tegen de fraude een van de speerpunten wordt van uw beleid. U antwoordde op een vorige vraag dat er 575 effectieve vte's werken bij de Bijzondere Belastinginspectie. Hoeveel zullen dat er de komende jaren zijn bij ongewijzigd beleid?

 

07.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, de vervanging één op één voor controlefuncties zal van toepassing blijven. Aangezien de algemene administratie van de Bijzondere Belastinginspectie hoofdzakelijk uit controlefuncties bestaat, betekent dit dat het aantal vte's relatief constant zal blijven. Er moet wel rekening worden gehouden met evoluties zoals de digitalisering, waardoor een verschuiving van vte's mogelijk is. Dit zal ook tot uiting komen in de personeelsplannen, die jaarlijks opgemaakt worden. Daarom is het zeer moeilijk om een voorafname te doen op de door u gevraagde jaren. Het feit dat de vervanging één op één voor controlefuncties van toepassing is, is uiteraard een belangrijk uitgangspunt. Verder blijven wij uiteraard investeren in die strijd tegen de fraude.

 

07.03  Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, wanneer worden die personeelsplannen precies verwacht?

 

07.04 Minister Vincent Van Peteghem: Die zijn nu in opmaak. Ik vermoed dat dit binnen één à twee maanden zal zijn.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de Cécile Cornet à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le blanchiment d’argent via les crédits hypothécaires" (55011049C)

08 Vraag van Cécile Cornet aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Witwasoperaties via hypothecaire kredieten" (55011049C)

 

08.01  Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, je vous présente mes meilleurs vœux, ainsi qu'au ministre, aux services qui aident au travail dans cette commission, et à chaque membre de cette commission. Étant donné la charge de travail, je renvoie à la version écrite de ma question.

 

Monsieur le ministre, il est intervenu un événement rare dans le monde judiciaire travaillant sur la fraude: une banque a été inculpée. Cet événement qu'il ne m'appartient pas de commenter met en lumière un mécanisme de fraude via l'octroi de crédits hypothécaires. Il semble qu'à l'occasion de recherches sur un autre dossier concernant les auteurs, les policiers ont identifié une large fraude via des crédits hypothécaires.

 

Febelfin a communiqué que c'est un mécanisme de blanchiment bien connu du secteur bancaire, qui y est d'ailleurs particulièrement attentif, en vérifiant les faux. Febelfin ajoute toutefois qu'il est possible d'en améliorer le contrôle, notamment via la domiciliation des revenus. Febelfin souligne par ailleurs un frein au contrôle: "Les banques sont aussi tenues au respect de la vie privée."

 

Monsieur le ministre,

- Quelle est l'ampleur de la fraude via les crédits hypothécaires en Belgique? Combien de cas par an sont signalés aux autorités ces dernières années? Pour quels montants?

- Vos services ont-ils une attention spécifique à ce type de fraude? De quelle façon?

- D'après Febelfin, le respect de la vie privée semble être un frein pour le contrôle du blanchiment d'argent dans ce type de construction. Partagez-vous cette analyse? Quelles initiatives avez-vous déjà prises pour travailler sur cette question?

 

08.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la présidente, madame Cornet, je vous présente également mes meilleurs vœux pour 2021.

 

Le dossier auquel vous faites référence concerne une affaire judiciaire dans laquelle la banque en question serait, elle-même, la victime. Sur la base d'informations reçues, il s'agirait d'une affaire judiciaire entrant dans le cadre du volet répressif de la loi sur le blanchiment de capitaux, qui relève de la compétence du ministre de la Justice.

 

À ce jour, mes services n'ont pas encore reçu d'informations du parquet sur ce mécanisme de fraude via l'octroi de crédits hypothécaires et sur l'inculpation de la banque Belfius, et ce conformément à l'article 29bis du Code d'instruction criminelle.

 

En ce qui concerne la qualification des déclarations dans le cadre du volet préventif de la loi sur le blanchiment de capitaux, je renvoie au rapport annuel de la Cellule de Traitement des Informations Financières (CTIF). Les statistiques ne nous fournissent pas les détails demandés. Je peux cependant vous informer qu'en 2019, 83 déclarations ont été introduites par des établissements de crédit hypothécaire contre 26 en 2018 et 19 en 2017.

 

En outre, les établissements de crédit sont confrontés à un phénomène de fraude dans le cadre duquel de fausses fiches de salaire sont utilisées pour justifier l'achat de biens immobiliers et le remboursement du crédit. Dans ce contexte, Febelfin explore avec l'Office national de Sécurité sociale (ONSS) la faisabilité juridique et opérationnelle de consulter les données de salaire reçues par l'ONSS de la part des employeurs, afin de permettre aux prêteurs de détecter les fraudes au travers des fiches de salaire falsifiées. Il va sans dire que cette consultation devrait se dérouler sur une base juridique pragmatique, plus précisément la loi relative à la protection de la vie privée.

 

08.03  Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

Certes, l'affaire est en cours. Mon intention n'était donc nullement de vous demander d'émettre des commentaires à ce sujet. Je souhaitais simplement avoir votre avis sur les fraudes au crédit hypothécaire. En effet, Febelfin a signalé qu'il s'agissait d'une fraude bien connue.

 

Le problème mis en exergue réside dans le fait que la banque continue à avoir des relations commerciales avec un acteur qu'elle a signalé pour exercer des activités potentiellement délictueuses. Il s'agit d'un élément sur lequel nous reviendrons puisque nous l'avons déjà évoqué lors des auditions sur les FinCEN Files.

 

Je me félicite de la recherche effectuée à l'initiative de Febelfin en vue d'élaborer des solutions pour un meilleur contrôle du blanchiment dans le cadre des crédits hypothécaires tout en soulignant, comme vous l'avez fait, l'importance de veiller au respect de la vie privée et de trouver un équilibre entre ce respect et la recherche en matière de lutte contre le blanchiment.

 

Selon Febelfin, il est possible d'améliorer le contrôle en matière de fraudes au crédit hypothécaire. Il faut, selon moi, continuer à examiner toutes les pistes. Comme vous me l'avez proposé, je compte évidemment consulter les rapports annuels pour vérification. Quoi qu'il en soit, je vous encourage à rester attentif à ce type de fraude, qui est apparemment bien connu du secteur bancaire.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De agenda van de vergadering van de Europese ministers van Financiën op 1 december 2020" (55011110C)

- Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De bijeenkomst van de eurogroep op 30 november 2020" (55011272C)

- Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De Ecofin-Raad van 1 december 2020" (55011291C)

09 Questions jointes de

- Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'agenda de la réunion des ministres des Finances de l'Union européenne du 1er décembre 2020" (55011110C)

- Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La réunion de l'Eurogroupe du 30 novembre 2020" (55011272C)

- Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le Conseil ECOFIN du 1er décembre 2020" (55011291C)

 

09.01  Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, zoals u weet, zijn mijn fractie en ikzelf zeer geïnteresseerd in het internationale debat, en meer in het bijzonder het Europese. Begin december 2020 vonden enkele Europese vergaderingen plaats, maar toen brak het kerstreces aan, wat maakt dat mijn vragen pas laat aan bod kunnen komen. Ik zou ze dus enigszins willen aanpassen, zij het niet fundamenteel.

 

Allereerst vraag ik me af of de minister bereid is om na te denken over een systeem waarbij we korter op de bal kunnen spelen en sneller debriefings van Europese vergaderingen krijgen. In dit Parlement is er een adviescomité voor Europese Aangelegenheden. Mijn partij heeft er mee voor gezorgd dat sinds de vorige regeerperiode de premier in het Parlement een debriefing komt geven van alle Europese toppen van staats- en regeringsleiders. Het zou interessant zijn om een vergelijkbaar systeem te kunnen opzetten met betrekking tot Europese financiële en begrotingstechnische vergaderingen. Dat is des te belangrijker omdat binnenkort nogal wat belangrijke Europese vergaderingen gepland staan. De Europese agenda is uiterst ambitieus; tot en met het bespreken van eigen Europese middelen. Staat de minister open voor een systeem van debriefings die korter op de bal spelen, bijvoorbeeld met actualiteitsdebatten?

 

Een agendapunt op de Europese vergadering handelde over de bankenunie. Gisteren kregen we hier in de commissie voor Financiën een zeer bijzondere uiteenzetting van de Nationale Bank. Impliciet en ook expliciet was de spreekster behoorlijk kritisch over het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) over bankenfusies. Ik zou de minister willen oproepen om die passage zeker aandachtig te herbekijken. Die is relevant voor onze bankensector. Op dat punt kunnen meerderheid en oppositie elkaar ongetwijfeld vinden.

 

Ten tweede, zijn er afspraken gemaakt over schuldvereffening?

 

Ten derde, wat het Europees Semester betreft, hebben we onder meer gedebatteerd over de brexit, het herstelfonds en het brexitfonds die in de steigers staan en de vaccinatiecampagne die op kruissnelheid komt. Het ziet ernaar uit dat – nu de grootste crisismaatregelen min of meer in de stellingen staan – de Europese Unie zich opnieuw wat meer op zichzelf zal kunnen concentreren. De discussies, met name over het Europees Semester, zullen dus wellicht binnenkort weer losbarsten. Is de minister bereid om wat dat betreft de fundamenten van het Verdrag van Maastricht te verdedigen en daarover met dit Parlement in debat te gaan?

 

09.02  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de voorzitster, ik sluit mij uiteraard aan bij de suggestie van collega Loones. Ik heb hier al eens hetzelfde voorstel gedaan, want nu zijn wij aangewezen op het format van de mondelinge vragen, wat misschien niet ideaal is.

 

Mijnheer de minister, op 30 november 2020 was er een nieuwe, digitale bijeenkomst van de eurogroep.

 

Het principeakkoord over de hervorming van het ESM is van start gegaan. Het kan vanaf begin 2022 worden ingezet als vangnet voor probleembanken in de eurozone.

 

Kunt u wat meer toelichting geven bij de afgesproken hervorming van het ESM?

 

Is er al verdere vooruitgang op het vlak van het Europese depositoverzekeringsstelsel EDIS? Die besprekingen zijn namelijk al enkele jaren bezig, vaak op een technisch niveau, maar er zijn vooralsnog weinig resultaten. We weten dat er nogal wat onenigheid is inzake de risicoreductie en risicodeling.

 

Ook de verdieping van de kapitaalmarktunie is een work in progress.

 

Ik kom tot mijn vragen over de Ecofin-Raad.

 

Het meest in het oog springende was het akkoord over de uitwisseling van de inkomsten die bedrijven halen uit onlineverkoop. Met die maatregel, die in 2023 zou ingaan, zou de EU belastingontduiking en -ontwijking door webshops en andere ondernemingen die gebruikmaken van digitale platforms willen tegengaan.

 

Kunt u ook daarover wat meer uitleg geven?

 

Wat het Europees Semester betreft, mijnheer de minister, heb ik begrepen dat de eurogroep en/of de Ecofin-Raad van 18 en 19 januari uitgesteld zou zijn. Klopt dat? Wij weten dat er een akkoord is over een herstelplan. We spreken dan uiteraard over de Resilience Facility. Er is ook een band met de landenspecifieke aanbevelingen die in het kader van het Europees Semester werden en worden opgesteld. Zal het bij ons ook gaan om structurele hervormingen, naast publieke investeringsprojecten? Dat is misschien meer een vraag voor de heer Dermine, maar vanuit Europa bent u daarvan ook op de hoogte gebracht.

 

09.03 Minister Vincent Van Peteghem: Ik dank iedereen voor de antwoorden en begrijp uiteraard dat die eurogroepen en de Raad voor Economische en Financiële Zaken (Ecofin) belangrijk zijn voor deze commissie. Ik vind het ook belangrijk dat we daarover hier een debat kunnen houden. Wel stel ik voor dat we dat zo goed mogelijk binnen het kader van deze mondelinge vragen trachten te doen. Ik denk dat de data van de eurogroepen vooraf bekend zijn. Misschien moeten we er een gewoonte van maken om de week nadien mondelinge vragen op de agenda te zetten, zodat we er dan op basis van algemene vragen een korte toelichting bij kunnen geven en erover in debat kunnen gaan.

 

Dat neemt echter niet weg dat ik hier vier pagina's informatie van de voorbije twee vergaderingen bij me heb, die ik graag met u deel.

 

Inzake de eurogroep van 30 november 2020 kan ik u melden dat er inderdaad een doorbraak is bereikt rond de hervorming van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), een resultaat dat ik ten zeerste verwelkom. De belangrijkste aanpassingen in deze hervorming zijn de volgende.

 

Ten eerste, de invoering van een gemeenschappelijke backstop voor het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds vanaf begin 2022, en dit onder de vorm van een kredietfaciliteit van het ESM aan dit fonds. Deze backstop zou het door de banken gevulde afwikkelingsfonds kunnen ondersteunen indien er onvoldoende middelen overschieten voor een eventuele afwikkelingscasus.

 

Ten tweede, wijzigingen aan de voorzorg­instrumenten, en meer bepaald de Precautionary Conditioned Credit Line, zodat lidstaten in de toekomst sneller op de steun uit het ESM kunnen terugvallen.

 

Ten derde, een grotere rol voor het ESM bij de onderhandelingen over macro-economische aanpassingen van lidstaten.

 

De Ecofin-Raad van 1 december 2020 had een uitgebreide agenda, met een gedachtewisseling over de conclusies van de Raad betreffende het actieplan van de Europese Commissie over de kapitaalmarktenunie. Net als de andere lidstaten, spreekt België hierin zijn steun uit voor dit nieuwe actieplan ter versterking van de kapitaal­marktenunie. Ook de Eurotop van 11 december 2020 bevestigde deze steun.

 

Het actieplan wil een groen, digitaal en inclusief economisch herstel ondersteunen door financiering toegankelijk te maken voor Europese ondernemingen, door de EU nog veiliger te maken als locatie waar mensen kunnen sparen en beleggen op langere termijn en door de nationale kapitaalmarkten te integreren in een echte eengemaakte markt.

 

Inzake de discussie over internationale belastingvraagstukken blijven we eerst en vooral inzetten op internationale en Europese samenwerking voor de aanpassing en modernisering van de belastingregels.

 

De OESO is momenteel aan zet en blijft het meest geschikte forum voor een internationaal akkoord. Als OESO-lid werkt België momenteel constructief mee aan een compromis, maar mocht de OESO niet slagen in haar opzet en niet tot een akkoord komen tegen midden 2021, dan zal België meewerken aan een oplossing in de Europese context op basis van de plannen van de Commissie. Voorlopig geef ik uiteraard het internationaal overleg alle kansen op slagen en houden wij de Europese voorstellen achter de hand. In laatste instantie, als er op internationaal en Europees niveau niets uit de bus komt, zal België ten laatste in 2023 eenzijdig een initiatief nemen, zoals ook Frankrijk en andere lidstaten hebben gedaan.

 

Wat de bankenunie betreft, blijft België voorstander van een volledig afgewerkte bankenunie met een volwaardig Europees depositogarantiesysteem als derde pijler. Tijdens de Ecofin-Raad van 1 december stelde het Duitse EU-voorzitterschap een voortgangsrapport voor over de bankenunie betreffende de vier volgende gebieden: de herziening van het kader voor crisisbeheer, de creatie van een Europees depositogarantiestelsel, de verdere integratie van de Europese bankenmarkt en de behandeling van overheidsrisico's in prudentiële vereisten van banken. Dat rapport over de bankenunie werd positief onthaald door de lidstaten. De onderhandelingen zullen in de loop van 2021 voortgezet worden, ook over het Europees depositogarantiestelsel. Belangrijk is dat een globale benadering behouden blijft met vooruitgang op het vlak van risicodeling en risicoreductie, en met als einddoel een volwaardige bankenunie.

 

Het oplossen van de schuldenproblematiek, met name van lageloonlanden, vergt een gecoördineerde internationale aanpak. De Belgische regering steunt volop de Europese en internationale aanpak, waarbij in eerste instantie liquiditeitssteun wordt verleend via het Debt Service Suspension Initiative, dat er kwam onder impuls van de G20 en de Club van Parijs. België werkt volop mee aan de uitvoering van het initiatief, dat onlangs voor zes maanden werd verlengd met de mogelijkheid van een verdere verlenging in de lente van 2021. Het stemt ook hoopvol dat de G20 een kader heeft goedgekeurd om de schuldenproblematiek op een meer structurele wijze aan te pakken met een meer gerichte benadering per land en dat China als belangrijke bilaterale schuldeiser dat kader ook ondersteunt.

 

Wat het Europees Semester aangaat, vond er op de Ecofin-Raad van 1 december geen discussie plaats over aanpassingen van de huidige begrotingsregels. Die discussie zal later dit jaar gevoerd worden. Wel zal de algemene ontsnappingsclausule heel 2021 geactiveerd blijven. In dat verband bevestig ik dat België de fundamenten van het Verdrag van Maastricht en het Stabiliteits- en Groeipact verdedigt.

 

De Europese begrotingsregels zijn een belangrijke pijler binnen de Europese Economische en Monetaire Unie. Wij steunen daarom ook een tijdige intrekking van de algemene ontsnappingsclausule, vanaf het moment waarop de economische situatie dat toelaat. Uiteraard zal België bovendien actief meedenken over de vorm van die Europese begrotingsregels en mogelijke aanpassingen. Ik denk daarbij bijvoorbeeld, zoals ook door de heer Ravyts al is aangehaald, aan de mogelijke behandeling van productieve investeringen.

 

Ten slotte, er is nog het specifieke punt van de administratieve samenwerking inzake belastingen. De voorbije jaren heeft de Europese Unie grote stappen gezet via verschillende DAC-richtlijnen of de Directive on Administrative Co-operation in the field of Taxation, om belastingontwijking en -ontduiking aan te pakken en de fiscale transparantie te vergroten. Uit een evaluatie van de werking van de bestaande DAC-richtlijnen is gebleken dat de richtlijnen een onvoldoende antwoord bieden op de uitdagingen voor de overheden door de toenemende digitalisering van de economie en de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen, in het bijzonder op het vlak van een correcte en faire heffing van belastingen.

 

Daarbij komt het specifieke grensoverschrijdend karakter van de digitale platformen, wat het voor de belastingdienst natuurlijk nog moeilijker maakt. Om die reden is vooropgesteld dat de digitale platformen informatie rapporteren aan de belastingdiensten, die op hun beurt de informatie met hun Europese collega's zullen uitwisselen. Bovendien is gebleken dat er behoefte is aan een verbetering van de bestaande bepalingen voor uitwisseling van informatie en administratieve samenwerking, zoals op het vlak van de bruikbaarheid van de verkregen informatie, de bescherming van de data, de gezamenlijke tekstaudits en de toevoeging van nieuwe categorieën van inkomsten, zoals royalty's.

 

DAC7 biedt een antwoord op beide elementen. België heeft heel constructief meegewerkt, opdat er op het niveau van de Europese Unie een level playing field wordt aangehouden op het vlak van transparantie en de strijd tegen belastingontwijking en –ontduiking. Het is voor België bijvoorbeeld belangrijk dat een efficiënte uitwisseling van bruikbare inlichtingen tussen de lidstaten gebeurt, met waar mogelijk een afstemming met de wereldwijde OESO-standaard. Dat wordt gerealiseerd door een switch-offclausule, waardoor de informatie slechts één keer wordt gerapporteerd en uitgewisseld. Met diezelfde doelstellingen van efficiëntie en bruikbaarheid voorziet het akkoord in een breed toepassingsgebied, waaronder ook de sale-of-goodsactiviteiten.

 

Voorts steunt België de bepalingen voor een betere samenwerking over de grenzen heen, zoals gezamenlijke tekstaudits voor adequate garanties voor de bescherming van de uitgewisselde gegevens, de data breach procedures en het gebruik van de verkregen informatie.

 

Conform mijn beleidsverklaring inzake het gebruik van de DAC-gegevens heeft België aan de Europese Commissie gevraagd de bruikbaarheid van informatie uit DAC te evalueren tegen de volgende update van de richtlijn, die al wordt verwacht tegen eind 2021.

 

Op die manier meen ik op de meeste vragen te hebben geantwoord.

 

09.04  Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw zoals steeds boeiend antwoord en voor de bereidwilligheid die u toont. Ik denk evenmin dat we een nieuwe vergadering in het leven moeten roepen; we kunnen hiervoor de module van de mondelinge vragen gebruiken. Het zou goed zijn als de agenda's van de ministers en het secretariaat van de commissie op elkaar afgestemd werden. Zo hebben we al een week na een Europese vergadering de kans om er mondelinge vragen over te stellen. Laten we dat op dezelfde manier doen als in het Europees adviescomité. Daar begint de premier met een uiteenzetting en vervolgens kunnen er vragen worden gesteld. Zo wordt vermeden dat iedereen dezelfde vragen stelt en kunnen we de tijd zo nuttig mogelijk besteden. Het is niet de bedoeling om show te verkopen, maar om op dossiers te werken.

 

Uw antwoorden bevatten een aantal zaken die we al wisten of waarover we al hebben gedebatteerd, zoals de bankenunie. U weet dat ik de backstop liever nog wat achter de hand had gehouden. Ik verwijs nogmaals naar de hoorzitting die we gisteren hadden met de vertegenwoordiger van de Nationale Bank, en dan met name de repliek van de heer Swyngedouw na de eerste vragenronde, helemaal aan het eind, waarbij hij zich behoorlijk kritisch uitliet over enkele bankenfusies.

 

U sprak over een vooruitgangsrapport dat Duitsland opmaakte over de bankenunie. Kan dat rapport met deze commissie worden gedeeld?

 

U sprak duidelijke taal over de ontsnappings­clausule. Dank daarvoor.

 

Wat de schulden van ontwikkelingslanden betreft, ben ik persoonlijk voorstander van een grote vereffeningsoefening. Laten we samen rond de tafel gaan zitten en eindelijk eens rustig bekijken hoe groot de schuldenpot in feite is. Nu jagen we een aantal derdewereldlanden echt gigantisch op kosten door de torenhoge interestlasten. Een vereffening zou voor hen soelaas bieden. Maar goed, dat is een internationaal debat dat zelfs de Europese Unie overstijgt. Hier is nog werk aan de winkel.

 

09.05  Kurt Ravyts (VB): Dank voor uw begrip voor onze bezorgdheden, mijnheer de minister. Uit uw lichaamstaal maak ik op dat het volgende week doorgaat, klopt dat? Ik zag iets in die zin op het internet, maar ik kan me vergissen. Misschien kunnen we al iets organiseren in de volgende ronde met mondelinge vragen.

 

Kunnen we uw exhaustieve antwoord ook op papier ontvangen? Kan uw kabinet dat doorsturen? Bij omvangrijkere antwoorden is het handig om alvast een papieren weergave te hebben.

 

Ik dank u ook voor uw vrij volledige toelichting van het ESM, de bankenunie, het Europees Semester enzovoort.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de Benoît Piedboeuf à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le report des obligations des assemblées générales" (55011117C)

10 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het uitstel van de verplichtingen van de algemene vergaderingen" (55011117C)

 

10.01  Benoît Piedboeuf (MR): "Monsieur le Ministre,

 

Cher Monsieur Van Peteghem,

 

Les temps sont durs pour toutes les entreprises et le Gouvernement Fédéral fait tout ce qu'il peut pour faire face à cette période troublée... Une des mesures prises a été le report des obligations en matière d'AG pour les entreprises.

 

Celles-ci ont reporté les assemblées générales et les comptes ont donc été approuvés beaucoup plus tard, cependant lors du dépôt à la BNB, on ne tient absolument pas compte de ce paramètre et la BNB inflige des amendes supplémentaires pour le dépôt tardif des comptes.

 

Monsieur le Ministre, la cohérence voudrait que la BNB participe aussi aux efforts. Pourriez-vous nous dire quelle est votre position et quelles peuvent-être les solutions à apporter pour aider ces entreprises ?

 

Je vous remercie de vos réponses."

 

10.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Piedboeuf, l'arrêté royal n° 4 du 9 avril 2020 portant des dispositions diverses en matière de copropriété et des droits des sociétés et associations dans le cadre de la lutte contre la pandémie de covid-19 contient des dispositions relatives au report de l'assemblée générale et à la prolongation de dix semaines des périodes à partir desquelles des majorations tarifaires sont appliquées en cas de dépôt tardif. Ces dispositions mettent en place un régime optionnel. Les entités qui choisissent de ne pas faire usage des options ainsi offertes se conforment intégralement au régime qui leur serait autrement applicable en la matière.

 

Étant donné que la Banque nationale de Belgique n'est pas en mesure de vérifier si une assemblée générale a été reportée conformément à l'article 7 de l'arrêté royal n° 4, elle ne peut légalement vérifier si le dépôt d'un compte annuel est tardif ou pas, et ce conformément à cet arrêté royal ou conformément au Code des sociétés et des associations.

 

En raison du problème que pose la charge de la preuve, l'arrêté ministériel du 16 juillet 2020 prolonge de deux mois, jusqu'au 31 octobre 2020 inclus, la période de début d'application des majorations tarifaires, et accorde jusqu'à cette date une dispense générale pour l'application de ces majorations tarifaires pour les personnes morales dont les comptes annuels ont été clôturés entre le 1er septembre 2019 et le 31 décembre 2019, et qui ont déposé leurs comptes annuels ou consolidés avant le onzième mois suivant la fin de l'exercice.

 

Conformément à l'arrêté ministériel du 16 juillet 2020, et en accord avec le SPF Économie et la Commission des normes comptables, la Banque nationale a suspendu les majorations tarifaires existantes pour les comptes annuels concernés jusqu'au 31 octobre 2020 inclus.

 

Pour la période du 1er novembre au 9 novembre 2020 inclus, la Banque nationale de Belgique a enregistré 9 727 dépôts de comptes annuels auxquels des majorations tarifaires ont été automatiquement appliquées. Les entreprises qui ont déposé leurs comptes annuels pendant cette période et qui estiment ne pas être redevables de la surcharge tarifaire, peuvent faire appel de celle-ci auprès du SPF Économie, selon la procédure décrite sur le site internet de la Banque nationale, sur la page d'accueil de la Centrale des bilans. En cas de décision positive, le SPF Finances remboursera bien sûr la majoration tarifaire.

 

10.03  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, merci pour cette réponse claire. L'objectif était d'éviter ce genre de formalités. Mais à présent, les entreprises savent ce qu'elles ont à faire.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Questions jointes de

- François De Smet à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La levée partielle du gel des fonds libyens au bénéfice des sociétés et ASBL belges" (55011275C)

- Georges Dallemagne à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le déblocage des fonds en faveur de l'ASBL GSDT" (55012513C)

11 Samengevoegde vragen van

- François De Smet aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De gedeeltelijke vrijgave van de bevroren Libische fondsen t.v.v. Belgische vennootschappen en vzw's" (55011275C)

- Georges Dallemagne aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het vrijgeven van de fondsen voor de vzw GSDT" (55012513C)

 

11.01  Georges Dallemagne (cdH): Je vous présente, ainsi qu'au ministre des Finances, mes meilleurs vœux.

 

Le 20 octobre dernier, je vous interrogeais sur la notification par la Belgique du déblocage en faveur de l'asbl GSDT de fonds libyens gelés par la Belgique et détenus au nom de la Libyan Investment Authority (LIA) par Euroclear.

 

Cette notification vous incombe. Vous m'aviez répondu, sans argumenter, que votre administration estimait qu'il y avait des objections juridiques à la notification au Comité des sanctions à New York. Votre administration négligeait, notamment, le paragraphe 21 de la résolution 1970 du 26 février 2011 qui prévoit explicitement que les États membres des Nations Unies peuvent autoriser le déblocage des avoirs pour permettre le paiement d'obligations contractuelles nées avant l'inscription des entités concernées sur la liste des sanctions.

 

J'ai, depuis lors, pris connaissance de l'avis daté du 15 décembre dernier, demandé sur cette question par Me Alex Tallon, liquidateur de l'asbl GSDT au Pr Pierre-Olivier de Broux, professeur de droit administratif à l'Université Saint-Louis.

 

Cet avis, qui se base notamment sur pas moins de cinq décisions de la justice belge entre 2011 et 2020, tant en première instance qu'en appel, ne souffre aucune ambiguïté. L'intervention auprès du Comité des sanctions de l'ONU se justifie pour trois motifs: l'application du principe de non-discrimination à l'égard de cette asbl, l'engagement de la responsabilité de l'État belge et la prévention de toute polémique politique pouvant affecter la monarchie constitutionnelle.

 

Le professeur de Broux estime que l'asbl GSDT, présidée par le prince Laurent, "pourrait légitimement se retourner contre l'État belge pour récupérer sa créance si vous ne notifiez pas le Comité des sanctions" et conclut que "le refus d'intervention pourrait créer une vive polémique politique nuisible à l'institution monarchique" et que "le refus d'intervention de l'État belge n'est pas suffisamment justifiable".

 

Aussi, monsieur le ministre, allez-vous enfin cesser de vous opposer à la notification au Comité des sanctions des Nations Unies qu'avait préparée le ministre Goffin en faveur de l'asbl GSDT? En effet, celui-ci attendait un gouvernement de plein exercice en faveur l'asbl GSDT.

 

11.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Dans le contexte du dossier GSDT, je vous informe que depuis la commission du 20 octobre, j'ai reçu deux lettres de la part du liquidateur. Compte tenu de celles-ci, j'ai, début décembre, fait savoir par écrit à mon collègue des Affaires étrangères que je ne voyais aucune objection à effectuer une démarche par notification à New York.

 

11.03  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre des Finances, c'est une excellente nouvelle dont je prends acte. Je relève également que vous n'émettez aucune objection à cette notification.

 

Dès lors, je vais me tourner vers Mme la ministre des Affaires étrangères afin qu'elle fasse montre de diligence et qu'elle en informe le Comité des sanctions, afin de mettre un terme à cette situation qui me paraît hautement discriminatoire et, pour tout dire, quelque peu kafkaïenne.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de Nathalie Gilson à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les libéralités faites en 2020 dans le cadre des mesures fiscales urgentes" (55010472C)

12 Vraag van Nathalie Gilson aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De in 2020 gedane giften in het licht van de dringende fiscale bepalingen" (55010472C)

 

12.01  Nathalie Gilson (MR): Monsieur le ministre, la loi du 15 juillet 2020 portant diverses mesures fiscales urgentes en raison de la pandémie du Covid-19 (Corona III) a apporté des changements quant à la réduction d'impôt pour les libéralités faites en 2020, visées à l'article 14533, CIR 92. Ces changements s'appliquent pour les libéralités faites en argent et en nature en 2020 auprès d'organisations agréées. L'avantage fiscal sera pris en considération pour la déclaration des revenus de 2020.

 

Nonobstant, le citoyen doit remplir un certain nombre de conditions pour pouvoir bénéficier de la réduction d'impôt, notamment le montant du don doit être d'au moins 40 euros, par année civile et par organisation, et il faudra prouver le paiement de la libéralité au moyen d'une attestation fiscale parvenant de l'institution donataire.

 

La Circulaire 2020/C/111 portant sur la réduction d'impôt pour les libéralités faites en 2020 vient déterminer le taux de réduction d'impôt, passant de 45 % à 60 %. Les mesures commentées dans cette circulaire visent notamment à soutenir les ONG et les organisations à but non lucratif dont les activités de récolte de fonds ont été durement touchées par la crise sanitaire et qui ont subi une diminution de leurs revenus. La logique est claire: en augmentant le pourcentage de réduction d'impôt pour les libéralités, les autorités fiscales visent à encourager la solidarité des citoyens. Selon les informations dont je dispose, cet avantage fiscal représente une perte annuelle de recettes fiscales d'environ 90 millions d'euros pour l'État.

Dans ce cadre, monsieur le ministre, je souhaiterais vous poser les questions suivantes:

- En passant d'un taux de déduction de 45 % à 60 % pour les libéralités faites en 2020 et en tenant compte des chiffres pris en compte chaque année, il est donc probable qu'il y ait une perte de recettes pour l'Etat d'environ 13 millions d'euros. Quel est l'impact budgétaire réel prévu de cette mesure pour l'État?

- Disposez-vous déjà de statistiques concernant les libéralités faites jusqu'à ce jour?

- Compte tenu de cet avantage fiscal, une augmentation des libéralités faites en 2020 est-elle prévisible par rapport aux années précédentes?

- Étant donné l'impact plausible de la crise sanitaire sur les activités de collecte de fonds au cours de l'année 2021, prévoyez-vous de prolonger cette mesure jusqu'à la fin de l'année prochaine?

 

12.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la présidente, madame Gilson, le coût budgétaire résultant de l'augmentation du taux de la réduction d'impôt de 45 % à 60 % pour les dons effectués lors de l'année de revenus 2020 est estimé à 32,2 millions d'euros.

 

Le SPF Finances ne dispose pas encore des chiffres des libéralités effectuées en 2020. En effet, les associations ayant reçu des dons doivent encore déposer leur fiche fiscale.

 

Vu la situation de l'année 2020, avec des employés en chômage temporaire et des indépendants ayant dû fermer leur commerce, je ne pense pas que les libéralités pour l'année précitée seront plus importantes que lors de l'année 2019.

 

Dans l'état actuel des choses, le gouvernement n'envisage pas de prolonger la mesure pour les dons réalisés lors de l'année de revenus 2021, mais cette question est en cours de discussion. 

 

12.03  Nathalie Gilson (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

La population se demandait effectivement si la mesure en question serait prolongée. Mais je comprends tout à fait qu'il faille être plus attentiste, au vu des nombreuses dépenses résultant de la crise.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het nieuwe college in de strijd tegen de fiscale en sociale fraude" (55011303C)

13 Question de Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le nouveau Collège pour la lutte contre la fraude fiscale et sociale" (55011303C)

 

13.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, het ontwerp van KB tot oprichting van het nieuwe College in de strijd tegen fiscale en sociale fraude kwam er zeer snel, namelijk op 23 oktober 2020, in het kader van het actieplan tegen sociale fraude en sociale dumping. Op 30 november 2020 vond al een eerste zitting plaats onder uw voorzitterschap waarbij het ontwerp van actieplan voor de BBI, de Administratie van de Fiscaliteit en van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst werd besproken.

 

Mijnheer de minister, welke is nu de precieze samenstelling van dit College? Wat is de geplande vergaderfrequentie? In welke zin worden de ontwerpen van actieplan precies gecoördineerd? Kan hierbij een inhoudelijke toelichting worden gegeven? Over welke andere zaken zal dit College zich periodiek buigen?

 

13.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Ravyts, u vindt de leden van het College terug in het koninklijk besluit van 9 november 2020, dat op 30 november in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werd.

 

Wat de vergaderfrequentie betreft, ik heb de agenda van het nieuwe College maandelijks vastgelegd tot eind juni 2021 en indien nood­zakelijk zal de frequentie verhoogd worden.

 

Het vernieuwde College bundelt eindelijk alle krachten die de afgelopen jaren los van elkaar al veel werk geleverd hebben in de strijd tegen fraude. Ik heb de opdracht gegeven om een gemeenschappelijk meerjarig actieplan op te stellen. Dat actieplan zal voorgelegd worden aan het ministerieel comité en de basis vormen voor het gecoördineerde fraudebeleid van de regering.

 

Het is zeker en vast geen statisch gegeven, want het kan uiteraard wijzigen. Afhankelijk van de evolutie van de fraudefenomenen zal het College initiatieven kunnen nemen.

 

De volgende vergadering vindt eind deze maand plaats. Dan zal er al een eerste reeks concrete voorstellen besproken worden.

 

13.03  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, ik heb uiteraard begrip voor de beknoptheid van uw antwoord en ik had niet meer verwacht.

 

Mevrouw de voorzitster, collega's, het zou nuttig zijn om aan dat gemeenschappelijk meerjarig actieplan, dat de basis zal vormen voor het fraudebeleid van de regering, aandacht te besteden in deze commissie. Het kan niet de bedoeling zijn dat het in de coulissen van het nieuwe College blijft zweven.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De stand van zaken rond de juridische procedure inzake de historische excess profit rulings" (55011329C)

14 Question de Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La situation concernant la procédure juridique sur les excess profit rulings historiques" (55011329C)

 

14.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, we blijven min of meer in dezelfde sfeer. Deze vraag gaat over de excess profit rulings, waarbij ik wel iets meer toelichting moet geven.

 

Op 3 februari 2015 liet de Europese Commissie formeel weten dat zij de excess profit rulings als een mogelijk element van staatssteun ging onderzoeken. Sindsdien werden er door de Belgische fiscus overigens geen rulings meer toegestaan, noch vernieuwd, ook al door de hervorming van de vennootschapsbelasting. Het gaat dus om een erfenis uit het verleden, van vorige regeringen.

 

Op 11 januari 2016 besloot de Europese Commissie dat de excess profit rulings als verboden staatssteun gekwalificeerd moesten worden. Om dat aan te tonen, hanteerde de Commissie weliswaar een steekproefsgewijs onderbouwde collectieve procedure bij 39 ondernemingen. De Belgische overheid werd verplicht om zowat 900 miljoen euro, toch een aanzienlijk bedrag, terug te vorderen. Uw voorganger heeft daaromtrent cijfers gegeven tot en met begrotingsjaar 2018. In nettotermen werd er 797 miljoen euro gerecupereerd, bruto 904 miljoen euro.

 

Op 14 februari 2019 besliste het Europees Gerecht dat de Europese Commissie niet afdoende kon aantonen dat de taxrulings een vorm van verboden staatssteun betroffen, juist vanwege de gehanteerde collectieve procedure. De Europese Commissie liet op 16 september 2019 weten dat zij afzonderlijke diepgaande onderzoeken zou gaan voeren naar de individuele fiscale rulings en ook hoger beroep had ingesteld tegen het gerechtelijk arrest bij van het Hof van Justitie van de EU.

 

In afwachting van het definitief arrest van het Europees Hof van Justitie zijn er nu reeds de conclusies van de advocaat-generaal van het Europees Hof. Daarin wordt gesteld dat de Europese Commissie via het onderzoek in globo wel degelijk voldoende had aangetoond dat er sprake was van de kwalificatie staatssteun. Zo zit de puzzel ineen.

 

Mijnheer de minister, de uitkomst van die juridische beroepsprocedure kan budgettair uiteraard belangrijk zijn. Bij een eventuele terugbetaling dient de inmiddels van de bedrijven teruggevorderde steun zelfs verhoogd te worden met moratoriuminteresten.

 

Mijnheer de minister, België heeft beroep aangetekend tegen de eerste beslissing van de Europese Commissie. Kan daaruit worden afgeleid dat België beroep zal aantekenen tegen elke nieuwe beslissing van de Europese Commissie die zou stellen dat een individuele overwinstruling illegale staatssteun is?

 

Aangaande de te volgen procedure heeft uw voorganger, thans de premier, een advies gevraagd aan de administratie. Welke zijn de krachtlijnen van dat advies?

 

14.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Ravyts, zoals u aanhaalt, heeft de Europese Commissie in september 2019 beslist individuele onderzoeken te openen naar de overwinstrulings. Door de opening van die individuele formele onderzoeksprocedures is de Belgische overheid wettelijk verplicht om elke uitkering van dergelijke steun op te schorten. Dit betekent dat, ook indien het Hof van Justitie in zijn arrest de visie van het Gerecht zou bevestigen, de Belgische overheid toch verplicht is om teruggave te weigeren aan de betrokken ondernemingen.

 

De voorrang van Europees recht op Belgisch recht impliceert dat de terugbetaling van de steun die als gevolg van de beslissing van de Commissie van 11 januari 2016 werd teruggevorderd van de betrokken ondernemingen zal worden opgeschort. In het kader van de individuele onderzoeken die de Europese Commissie heeft geopend met betrekking tot de overwinstrulings die door België aan 39 multinationale ondernemingen zijn toegekend, heeft de Belgische Staat in december 2019 schriftelijke opmerkingen ingediend bij de Commissie. Voor de 39 individuele onderzoeken zijn toen dezelfde opmerkingen van algemene strekking ingediend. Het is nu wachten op de definitieve besluiten die de Commissie zal nemen als afsluiting van de formele, individuele onderzoeksprocedures.

 

U stelde de vraag of België beroep zal aantekenen tegen elke nieuwe beslissing van de Europese Commissie die zou stellen dat een individuele overwinstruling illegale staatssteun betreft. Ik wens niet vooruit te lopen op de eindbesluiten van de Commissie. Een van de argumenten van het Gerecht was immers dat elk dossier individueel door de Europese Commissie beoordeeld moest worden. In functie van de analyse van elk definitief besluit van de 39 individuele onderzoeken zal dan ook beslist worden welk gevolg hieraan zal worden gegeven.

 

14.03  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, het is inderdaad een evolutief gegeven. Het is belangrijk dat u de huidige opschorting hebt benadrukt. Ik wil u ook bedanken voor de informatie rond de schriftelijke opmerkingen die de regering in december 2019 heeft ingediend. De uiteindelijke, definitieve uitspraak in dit bijna onverkwikkelijk geworden dossier valt dus nog af te wachten. We volgen het verder op.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Vraag nr.  55011506C van de heer Vermeersch is omgezet in een schriftelijke vraag.

 

15 Vraag van Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De audit van het Rekenhof m.b.t. de internationale automatische uitwisseling van fiscale gegevens" (55011490C)

15 Question de Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'audit de la Cour des comptes relatif à l'échange international automatique de données fiscales" (55011490C)

 

15.01  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, opnieuw betreft het hier een opvolgingsvraag.

 

Op 4 februari 2020 legde ik aan uw voorganger het auditverslag van het Rekenhof voor, dat een aantal aanbevelingen formuleerde op het vlak van organisatie, wetgeving, risicoanalyse en opvolging van de fiscale gegevens verkregen uit internationale automatische uitwisseling.

 

In november verscheen een actualisering van de eerste audit, waarbij ook het gebruik door de fiscus van de grensoverschrijdende rulings en van de buitenlandse landenrapporten onder de loep werd genomen. Ook al had dat betrekking op een beperkt aantal Belgische vennootschappen, ik denk dat het een welkome aanvulling is.

 

Het Rekenhof stelt vast dat de risicoanalyse van de rulings en de landenrapporten nog grotendeels in de kinderschoenen staat. De controles op basis van de gegevensbron "rulings" leveren tot nu toe nauwelijks resultaten op. De fiscus volgt de resultaten van de controles die specifiek verband houden met buitenlandse rulings momenteel niet op en evalueert ze ook niet, volgens het Rekenhof.

 

De opvolging en evaluatie van de informatie uit de landenrapporten blijken eveneens moeilijk. De fiscus betrekt de ontvangen buitenlandse rulings ook niet in de risicoanalyse van de landenrapporten, omdat die info immers niet rechtstreeks mag leiden tot de heffing van extra belastingen.

 

Mijnheer de minister, welke remediëringen stelt u voorop in het licht van de zes aanbevelingen van het Rekenhof over de buitenlandse rulings en de acht aanbevelingen inzake de buitenlandse landenrapporten?

 

15.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijn administratie neemt de opmerking van het Rekenhof uiteraard ter harte en onderzoekt hoe ze tegemoet kan komen aan de opgelijste aanbevelingen. De invoering van al de internationale automatische inlichtingen vergt nieuwe technische en gebruiksmatige ontwikkelingen.

 

Mijn administratie heeft op dat vlak reeds grote inspanningen geleverd, waardoor belangrijke stappen vooruit zijn gezet, ook al zijn er nog bijkomende ontwikkelingen nodig om de inlichtingen optimaal te kunnen benutten.

 

Tijdens internationale evaluaties over de inlichtingen meldt mijn administratie telkens welke punten voor verbetering vatbaar zijn, zoals de kwaliteit van de ontvangen informatie en de inzet van gesofisticeerde tools om al de inlichtingen aan elkaar te kunnen koppelen en aldus de risicoanalyse naar een hoger niveau te tillen.

 

Een aankoopprocedure loopt om gebruik te maken van een commerciële database om de indieners van de landenrapporten te identificeren en de verschillende formulieren beter aan elkaar te kunnen koppelen. Tevens is een procedure opgestart om de datakwaliteit te verbeteren.

 

Tot slot heeft mijn administratie een voorstel bij de Europese Commissie ingediend om samen te werken met diverse buitenlandse belastingadministraties inzake al die internationale inlichtingen in de Europese Unie, zodat ideeën en best practices uitgewisseld kunnen worden.

 

Al zijn verbeterpunten noodzakelijk, zowel voor de ontvangen rulings als voor de landenrapporten, er is voorzien in de nodige controleacties voor het controlewerkplan in 2021. Hierbij wordt maximaal gebruikgemaakt van de ontvangen inlichtingen in hun huidige vorm en is er rekening gehouden met de ervaringen van de vorige controleactie.

 

De Belgische versie van de OESO-tool TREAT werd gefinaliseerd. Enkel de laatste stappen om de privacy- en securitygoedkeuring te krijgen, zijn nog te doorlopen.

 

Het is een gegeven dat het bij multinationale ondernemingen weinig zin heeft het onderzoek te beperken tot één bepaald aspect in een groep. Het is meer aangewezen het geheel aan effecten van meerdere aspecten te bestuderen om een juiste inschatting van de impact op de fiscale aangifte te kunnen maken. De meerwaarde van de internationaal ontvangen inlichtingen zit in de combinatie ervan en dus implementeren wij een en ander stapsgewijs door middel van de gekozen projecten.

 

Om de resultaten te kunnen opvolgen, zijn bepaalde velden toegevoegd aan de fiches waarin de resultaten van de controle worden meegedeeld. Er moet echter rekening gehouden worden met het feit dat het moeilijk zal blijven aan te duiden of een behaald resultaat het gevolg is van de uitgewisselde inlichtingen, wanneer meerdere elementen tegelijkertijd nagezien zijn.

 

Tot slot is mijn administratie ervan overtuigd dat de nieuwe bronnen van verhoogde transparantie de juiste weg zijn naar een nieuwe en betere aanpak voor ondernemingen die actief zijn in een grensoverschrijdende context.

 

15.03  Kurt Ravyts (VB): Dank u, mijnheer de minister. Het gaat inderdaad om een stapsgewijze implementering. De fiscaliteit inzake multinationale ondernemingen is een complex geheel waarbij heel wat zaken aan elkaar moeten worden geknoopt.

 

Ik hoor met enige tevredenheid dat er aankoopprocedures lopen om de technische en gebruiksmatige ontwikkelingen ter zake te bespoedigen en de risicoanalyse naar een hoger niveau te tillen. Dat moet inderdaad de bedoeling zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van Wim Van der Donckt aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De verlenging van de staatswaarborg voor de coronaleningen" (55011530C)

16 Question de Wim Van der Donckt à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La prolongation de la garantie d'État pour les prêts corona" (55011530C)

 

16.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, deze vraag werd ingediend op 8 december 2020 en is al wat achterhaald door de feiten. Dat neemt niet weg dat er nog een aantal interessante elementen in staat, waarop ik graag een reactie kreeg van u.

 

Na bazooka 1 en 2 is er nu ook bazooka 3. U had dat ook al aangekondigd in uw beleidsverklaring, waarin u meedeelde dat u de dialoog met de banksector opnieuw zou opnemen.

 

Er moet mij even iets van het hart, dat niet in de vraag staat. Wij werden wat verrast door het nieuwe bankenakkoord. Waarom werd dat niet besproken in de commissie? De twee voorgaande, bazooka 1 en 2, werden wel besproken in de commissie, maar deze blijkbaar niet. Ik had toch wel verwacht, in het kader van de in het regeerakkoord aangekondigde transparantie, dat wij daarvan minstens voorafgaandelijk op de hoogte zouden worden gesteld. Quod non. Dat moest mij even van het hart.

 

Dan kom ik tot de concrete vragen in het kader van bazooka 3. Wat is het resultaat? Dat is nogal logisch, u hebt een akkoord bereikt, maar wat zijn de juiste voorwaarden inzake garanties voor nieuwe leningen? Een verlenging tot 30 juni, zo heb ik al begrepen. We kregen gisteren een heel interessante uiteenzetting door de Nationale Bank daarover, waarop ik al een aantal antwoorden op mijn vragen heb gekregen, maar ik had dat ook graag even van u gehoord. Welke aanpassingen zult u doorvoeren ten opzichte van de voorgaande staatsgarantie?

 

Dan kom ik tot de twee vragen die ik gisteren niet heb gesteld, maar waarop het antwoord mij wel zou boeien. Klopt de informatie dat de hele retailsector op de zwarte lijst van de banken zou komen te staan als het aankomt op leningen? Welke maatregelen zult u nemen, zodat zeker ook de retail en dan voornamelijk de horecasector zullen worden beschermd door de staatswaarborg?

 

16.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Van der Donckt, ik ga niet helemaal akkoord met uw vaststelling dat wij het dossier hier niet hebben besproken. Ik weet niet meer juist bij welk wetsontwerp, maar er is in de commissie op een bepaald moment, net nadat wij de overeenkomst hadden gemaakt met de banken, een amendement ingediend om de staatsgarantie en de gewaarborgde kredieten mogelijk te maken. Wij hebben een amendement moeten indienen om dat mogelijk te maken. In dat kader zijn op dat ogenblik, onder andere ook door uw collega Loones, een aantal vragen gesteld. Wij hebben in de commissie dus wel degelijk een discussie gehad over dit dossier.

 

Ik zal nu antwoorden op uw vragen.

 

Door de ernst en de duur van de coronacrisis is de ingevoerde staatswaarborg aangepast om de kmo's te blijven ondersteunen via de kredietverlening door de kredietinstellingen. Die aanpassingen worden uiteraard uitgevoerd in het kader van de tijdelijke kaderregeling, die door de Europese Commissie is opgesteld, en zijn opgenomen in het ontwerp van koninklijk besluit, dat op 30 december 2020 werd gepubliceerd.

 

De staatswaarborg voor kmo-kredieten, die bij wet van 20 juli 2020 is ingesteld, is op de volgende punten aangepast: ten eerste, de verlenging tot 30 juni 2021; ten tweede, de verlenging van de maximale duurtijd van drie jaar tot vijf jaar van de kredieten die voor de staatswaarborg in aanmerking komen. Ik meen dat wij daarover een amendement hebben besproken. Er is, ten derde, een verhoging van de vergoeding voor de staatswaarborg, conform de tijdelijke kaderregeling en de maximaal gewaarborgde intrestvoet, om toe te laten dat ook kmo's met een hoger risicoprofiel in aanmerking komen voor een gewaarborgd krediet.

 

Met die aanpassingen moedigen wij kredietinstellingen aan om volop de economie en de bedrijven te ondersteunen via de krediet­verlening aan de kmo's.

 

Ik beschik over geen enkel objectief element dat wijst op het bestaan van een zwarte lijst. Bedrijven die menen dat hen ten onrechte een krediet is geweigerd, kunnen de zaak in eerste instantie bespreken met hun eigen bank. Indien zij ter zake nog vragen hebben, kunnen zij zich eveneens richten tot het callcenter dat de FSMA daartoe oprichtte. Bovendien heeft Febelfin specifiek voor de coronamaatregelen een centraal contactpunt ingericht.

 

Eventuele klachten kunnen zoals steeds uiteraard ook bij de ombudsdienst voor financiële geschillen, Ombudsfin, worden ingediend. Ombudsfin behandelt geschillen tussen onder­nemingen en hun financiële instelling over de uitvoering van een krediet.

 

16.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

De kwestie is inderdaad kort aangehaald. Er is gezegd dat er een nieuwe regeling zou komen, maar dit werd wel uitvoeriger besproken bij bazooka 1 en bazooka 2.

 

Ik dank u echter voor uw antwoord, vooral over de zwarte lijst, met name dat u geen objectieve gegevens  daarover hebt. Laat ons hopen dat het ook zo blijft.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van Pieter De Spiegeleer aan Georges Gilkinet (VEM Mobiliteit) over "Het steunpakket van 60 miljoen euro in de maak voor Lineas" (55011551C)

17 Question de Pieter De Spiegeleer à Georges Gilkinet (VPM Mobilité) sur "Le plan d'aide de 60 millions d'euros en préparation pour Lineas" (55011551C)

 

17.01  Pieter De Spiegeleer (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, om de heer Van der Donckt te troosten, deze vraag werd begin november ingediend en werd twee keer geagendeerd in de commissie voor Mobiliteit en ik heb gisteren vernomen dat ze hier vandaag zal worden beantwoord.

 

Uit een persbericht van eind oktober konden we vernemen dat Lineas – het voormalige B-Cargo en de Belgische marktleider op het goederenspoor – uitzicht heeft op, en ik citeer, “een forse financiële injectie om de coronacrisis door te komen. De federale regering, de banken en de private eigenaar van het bedrijf werken aan een steunpakket van meer dan 60 miljoen euro."

 

De FPIM zou het resterend belang van 10 % van de NMBS in Lineas overnemen en het bedrijf een lening geven. Het aandelenpakket zou naar verluidt op slechts enkele miljoenen worden gewaardeerd. Ook de banken en de hoofdaandeelhouder, investeringsfonds Argos Wityu, zouden een inspanning leveren. Het is de verwachting dat er tegen eind 2020 een oplossing uit de bus zou komen. Mijn vraag is dus misschien achterhaald, maar dat zal dan wel blijken uit uw antwoord.

 

Ik lees en hoor, net zoals u wellicht ook, nogal veel voorwaardelijke wijzen in dit dossier, waaruit vooral kan worden opgemaakt dat de communicatie van de federale regering voorbarig en wel heel positief is.

 

Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen. Is die oplossing eind 2020 uit de bus gekomen? Bestaat deze oplossing er inderdaad uit dat de FPIM de resterende 10 % aan aandelen van de NMBS in Lineas overneemt?

 

Wat zijn de modaliteiten van de lening waarvan sprake? Niet onbelangrijk, is de prijs van dit aandelenpakket reeds gewaardeerd? Staat de prijs van dit aandelenpakket onder druk als gevolg van de coronacrisis en -maatregelen, die toch ook zwaar wegen op de sector van het goederenvervoer?

 

Hoeveel banken willen een inspanning leveren? Hoe groot is die inspanning, uitgedrukt in procenten? Welke inspanning zou de investeringsgroep Argos Wityu leveren, ook uitgedrukt in procenten, om tot het beloofde pakket van ruim 60 miljoen euro te komen?

 

17.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer De Spiegeleer, ik wens u proficiat omdat u alle financiële vragen blijft opvolgen, ook al maakt u deel uit van de commissie voor Mobiliteit, als ik het goed begrepen heb. De vraag is echter al zeer lang hangende en ik zal ze dan ook met veel plezier beantwoorden, hoewel het antwoord eerder beperkt zal zijn.

 

Zoals werd aangegeven in de pers, zijn er inderdaad gesprekken aan de gang inzake de terugkoop door de FPIM van de aandelen van Lineas die in handen van de NMBS zijn, dit met het oog op een bijkomende financieringstransactie van Lineas. Het gaat niet om een interventie in een afgevaardigde missie, maar om een interventie in het kader van de klassieke investeringsactiviteit van de FPIM.

 

De onderhandelingen zijn echter nog steeds aan de gang en de FPIM is, zoals dat de gewoonte is bij dit type van transacties, gebonden door een vertrouwelijkheidsovereenkomst tijdens de onderhandelingen. Bovendien gaat dit type van overeenkomst ook steeds gepaard met een vertrouwelijkheidsclausule die verbiedt om te communiceren over de modaliteiten van de overeenkomst en waarvan de verspreiding de onderneming Lineas, die evolueert in een concurrentiële omgeving, in een kwaad daglicht zou kunnen stellen. Het gevolgde proces leeft de gebruikelijke regels voor dit type van transactie na en ik kan u dus ook niet meer informatie geven.

 

17.03  Pieter De Spiegeleer (VB): Mijnheer de minister, ik heb er uiteraard begrip voor dat de vertrouwelijkheidsovereenkomst waaraan de FPIM is gebonden, zeer belangrijk is, maar de deadline van eind 2020 werd niet gehaald. Wij zullen de zaak verder opvolgen, ook vanuit de commissie voor Mobiliteit.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Vraag van Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het gesignaleerde gebrek aan rechtszekerheid bij fiscale rulings" (55011559C)

18 Question de Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le manque de sécurité juridique signalé en cas de rulings fiscaux" (55011559C)

 

18.01  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, ik geef toe dat deze vraag zeer breed is. Maar mondelinge vragen kunnen ook een middel zijn om even af te toetsen wat in vrije tribunes wordt beweerd. Ik heb de waarheid niet in pacht, fiscale experts wellicht ook niet, maar zij dragen wel de titel expert en hebben dus meer recht om te signaleren dat het op het vlak van rulings aan rechtszekerheid ontbreekt. Zij vinden dat de toepassing van de wet uit 2002, die het systeem van voorafgaande beslissingen heeft ingevoerd met betrekking tot een fiscaal rulingstelsel, wat haken en ogen vertoont.

 

Elke belastingplichtige kan aan de Dienst Voorafgaande Beslissingen van de FOD vragen in een voorafgaande beslissing in fiscale zaken te bevestigen hoe de wet zal worden toegepast op een specifieke situatie of verrichting die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De wet op dat rulingstelsel verduidelijkt dat een dergelijke beslissing van de DVB de FOD Financiën bindt voor de toekomst, indien de belastingplichtige alle relevante feiten van de verrichting heeft beschreven en ze verwezenlijkt zoals beschreven. Een dergelijke beslissing bindt de FOD echter niet, als die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de verdragen van het gemeenschapsrecht of van het intern recht.

 

Blijkbaar kan worden vastgesteld dat alsmaar meer fiscale controleurs geen rekening meer willen houden met de voorafgaande beslissing, omdat ze niet akkoord gaan met de manier waarop de DVB de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen interpreteert. Het gaat dus over een interpretatiedispuut, dat door een aantal experts in fiscaal recht wordt gesignaleerd.

 

Mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat bij de FOD een groeiend aantal voorafgaande beslissingen in fiscale zaken wordt betwist door de fiscale controleurs en er dus een groeiend aantal uiteenlopende standpunten is rond de interpretatie van de wetgeving bij de FOD?

 

Zo ja, moet de wetgeving over de rulings dan worden aangepast of moet de FOD Financiën juist aangemaand worden om met de geest en de tekst van de wet uit 2002 meer rekening te houden? Dat zou men immers onvoldoende doen volgens de experts.

 

18.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Ravyts, dank u voor een zeer interessante vraag betreffende een belangrijke discussie. Ik vind het zelf ook belangrijk dat er rechtszekerheid wordt geboden. Het systeem van voorafgaande beslissingen blijft dan ook mijn onvoorwaardelijke steun genieten.

 

De taxatiediensten hebben bij de uitoefening van hun taken ook het recht om na te gaan of de voorwaarden van een beslissing zijn nageleefd en of de beslissing werd uitgevoerd, conform de gemaakte afspraken. Op het moment zijn er inderdaad een aantal discussies hangende over afgeleverde beslissingen die door de taxatiediensten worden betwist. Het is niet de taak van de taxatiediensten om het werk van de Dienst Voorafgaande Beslissingen over te doen en, indien zij tot een andere conclusie komen, de voorafgaande beslissing naast zich neer te leggen, alleen omdat die in strijd zou zijn met het gemeenschapsrecht of het intern recht.

 

Met het oog op het vermijden van die situatie en om zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden, werk ik op het moment aan voorstellen van wettelijke en organisatorische aanpassingen.

 

18.03  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, de vrije tribunes hebben het vaak bij het rechte eind. U erkent dat er een aantal discussies lopen tussen de taxatiediensten en de DVB. Wij kijken met belangstelling uit naar uw wetgevende en organisatorische voorstellen.

 

Ik ben ook tevreden dat u in het begin van uw betoog hebt gezegd dat u het systeem genegen bent en het ten volle wilt respecteren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Vraag van Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het verslag van het Rekenhof over het overheidsbeleid rond de opbouw van aanvullende pensioenen" (55011605C)

19 Question de Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le rapport de la Cour des comptes sur la politique de constitution de pensions complémentaires" (55011605C)

 

19.01  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, over de tweede pensioenpijler verscheen er een merkwaardig rapport van het Rekenhof. Het Rekenhof onderzocht namelijk de doeltreffendheid van het overheidsbeleid inzake sociale en fiscale stimulansen. Ik weet dat er heel wat bevoegdheden daaromtrent bij uw collega Lalieux zitten, maar dat geldt niet voor alles.

 

Het gaat hier zoals bekend over de aftrekbaarheid voor werkgevers bij de opbouw van de tweede pijler. 75 % van de beroepsbevolking – 3,8 miljoen Belgen – is betrokken partij en het gaat om reserves ten belope van 85 miljard euro. Die reserves worden evenwel amper gespreid. Tot zover de feiten.

 

Het Rekenhof blijft voorzichtig, maar signaleert wel enkele problemen in verband met de zogenoemde 80 %-regel, die de aftrekbaarheid van stortingen beperkt. Er zijn problemen bij de controle bij gebrek aan wettelijke parameters die noodzakelijk zijn voor de berekening. Zoals u weet, is er nog steeds geen KB dat de parameters bepaalt in afwachting van de aangekondigde hervorming van de 80 %-regel.

 

Daarnaast zijn er blijkbaar ook problemen met de samenwerking met Sigedis, de dienst die de databank beheert inzake aanvullende pensioenen. In het rapport van het Rekenhof staan enkele aanbevelingen om tot een samenwerkingsovereenkomst of partnerschap te komen. Op dat vlak bent u zonder enige twijfel bevoegd.

 

Voor de inkomsten van de federale overheid is dit een belangrijk thema. Ik ben dan ook benieuwd naar uw reactie, vanuit uw bevoegdheden, op dit belangrijke en toch wel merkwaardige rapport.

 

19.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Ravyts, het Rekenhof wijst inderdaad op een aantal problemen met betrekking tot de opbouw van aanvullende pensioenen en de toepassing van de 80 %-regel in het bijzonder. Op regelgevend vlak beveelt het Rekenhof onder meer aan om voor de beperking van de fiscale aftrekbaarheid van de bijdragen een regeling in te voeren die kan worden toegepast op alle aanvullende pensioenen en die aangepast is aan de huidige toestand inzake aanvullende pensioenen.

 

De Hoge Raad van Financiën heeft in zijn advies van mei 2020 over de verlaging van de lastendruk op arbeid en de mogelijkheden voor de financiering hiervan ook al aangegeven dat de fiscale en parafiscale regels met betrekking tot de opbouw van een aanvullend pensioen binnen de tweede pijler, grondig zouden moeten worden herzien en uniformer zouden moeten worden gemaakt om een effectieve controle mogelijk te maken en allerhande misbruiken, onder meer inzake backservice, tegen te gaan.

 

Voor werknemers en dan vooral voor werknemers met lage aanvullende pensioenen beveelt het Rekenhof ook aan om een voldoende financieringsniveau als voorwaarde te koppelen aan sociale en/of fiscale stimulansen en zo de aanvullende pensioenen af te stemmen op de doelstellingen van het overheidsbeleid.

 

Het lijkt mij niet meer dan logisch dat ik als minister van Financiën die adviezen ter harte neem en bekijk hoe eraan tegemoet kan worden gekomen. Ik zal daarvoor vanzelfsprekend het nodige overleg plegen met mijn collega's binnen de regering die ook bevoegd zijn inzake aanvullende pensioenen.

 

Voor het operationele luik zal ik mijn administratie alvast opdragen om uitvoering te geven aan de opmerkingen van het Rekenhof. Zo heb ik wat duidelijkheid gebracht, mijnheer Ravyts.

 

19.03  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, het is goed dat u zelf de koppeling maakt met het rapport van mei 2020 van de Hoge Raad van Financiën. Hij zegt ook dat de fiscale en parafiscale regels rond het aanvullend pensioen uniformer moeten worden gemaakt. Ik ben het daar persoonlijk mee eens. Er is uiteraard ook de kwestie van het voldoende financieringsniveau voor de werknemers.

 

Wij kijken alvast met belangstelling uit naar het vervolg. Het is ook goed dat u de operationele moeilijkheden erkent en dat u van plan bent daar iets aan te doen. Wij volgen het op.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

La présidente: Le ministre est disponible jusqu'à 12 h 30.

 

Les questions n°s 55011710 de Mme Farih et 55011742 de Mme Jadin sont transformées en questions écrites.

 

20 Vraag van Katrien Houtmeyers aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De vrijstelling van kapitaalaflossingen" (55011778C)

20 Question de Katrien Houtmeyers à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'exonération des amortissements en capital" (55011778C)

 

20.01  Katrien Houtmeyers (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, een van de steunmaatregelen die de regering met de banken heeft onderhandeld, is de vrijstelling van een kapitaalaflossing. De periode van vrijstelling bedraagt maximaal 9 maanden.

 

Helaas zijn er veel ondernemingen die maar net het hoofd boven water kunnen houden en ziet het er op dit moment nog niet naar uit dat de situatie zal verbeteren. Als de vrijstelling werd toegekend in 2020, wil dat concreet zeggen dat ze deze maand afloopt. Wanneer ondernemingen informeren naar een voortzetting van de vrijstelling, krijgen zij als antwoord dat zij deze zelf dienen te onderhandelen met de bank.

 

Staat u nog altijd achter deze periode van 9 maanden?

 

Kan het, gezien de huidige context, waarin nog steeds veel ondernemingen niet of niet ten volle kunnen opereren, niet interessant zijn om deze regeling te herbekijken?

 

Zult u opnieuw in gesprek gaan met de banken?

 

20.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Houtmeyers, in de aangepaste charters, opgesteld door Febelfin, is het totale gecumuleerde uitstel op een krediet inderdaad beperkt tot 9 maanden. Deze beperking in de charters is een noodzakelijke vereiste vanwege de Europese Bankautoriteit (EBA) om het moratorium verder te kunnen zetten.

 

Als gevolg van de toename van het aantal coronabesmettingen tijdens de herfst, besliste de EBA op 2 december 2020 om deze prudentiële behandeling van blootstellingen onder algemene moratoria die afliep op 30 december 2020, weer te activeren, waarbij wel bijkomende voorwaarden werden opgelegd. Ten eerste dient een uitstel voor 31 maart 2021 verleend te worden. Ten tweede kan een algemeen uitstel het betalingsschema van een blootstelling voor maximum 9 maanden wijzigen, de zogenaamde cap van 9 maanden. Ten derde moet het gaan om kredieten, afgesloten vóór 1 april 2020. Betalingsuitstel dat reeds is verleend onder het voorgaande wettelijk moratorium voor onder andere de hypothecaire kredieten voor particulieren en voor ondernemingskredieten, moet aldus, conform de beslissing van EBA, mee in acht worden genomen voor de bepaling van het maximaal gecumuleerde betalingsuitstel van 9 maanden.

 

De cap van 9 maanden mag de banken er uiteraard niet van weerhouden om met de kredietnemers de beste oplossingen te vinden, zodat zij de terugbetaling van hun krediet kunnen hervatten. Zodra de cap van 9 maanden is bereikt, zullen deze oplossingen echter op individuele basis moeten worden uitgewerkt. Na afloop van die periode zullen de banken dus samen met de ondernemingen op zoek gaan naar oplossingen op maat. Het is aangewezen dat ondernemingen die zich in financiële moeilijkheden bevinden, zo snel mogelijk in gesprek gaan met hun bankier.

 

Bij oplossingen op maat van de onderneming kunnen bovendien ook andere instrumenten worden gebruikt dan puur uitstel van terugbetaling van kapitaal. De instrumenten die naast uitstel van betaling hierbij kunnen worden ingezet, zijn een aanvullende financiering, al dan niet met een garantie van de federale of de regionale overheden, een herstructurering van de kredieten door de looptijd van de kredieten te verlengen en de aflossingslasten beter te spreiden in de tijd, of door in te zetten op bijkomend kapitaal in de vorm van achtergestelde leningen of bijkomende eigen middelen. Door ook andere instrumenten in te zetten, kan een structurele oplossing op maat van de specifieke situatie van een onderneming worden geboden.

 

20.03  Katrien Houtmeyers (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Voor heel wat ondernemingen zal dit absoluut geen evidente zaak zijn, want ik denk dat heel wat ondernemingen op dit moment aan die maximaal 9 maanden komen. Een oplossing op maat zoeken met de banken zal ook geen evidentie zijn, zeker niet voor ondernemingen die nu in moeilijke papieren zitten.

 

Ik denk dat we verder moeten nadenken hoe we een aantal ondernemingen op een andere manier kunnen ondersteunen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van Wim Van der Donckt aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De transparantie en het risicomanagement inzake de probleemkredieten van de banken" (55011793C)

21 Question de Wim Van der Donckt à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La transparence et la gestion bancaire des risques des crédits à problème" (55011793C)

 

21.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, ik zal het eenvoudig houden, ook uit respect voor de tolken. In mijn vraag staan immers nogal wat Engelstalige citaten. Ik verwijs dus naar de schriftelijke tekst die ik heb ingediend, en ik kijk uit naar uw antwoord.

 

Elizabeth McCaul, lid van de Raad van Toezicht bij de ECB, schreef vorige week een blogpost met de titel “Who pays the piper calls the tune: The need for and benefit of strong credit risk management".

 

Een belangrijke boodschap die McCaul in haar blogpost herhaalt is: 'existing accounting and prudential rules should continue to be applied in order to identify any real unfolding credit deterioration as accurately as possible'. M.a.w.: de banken moeten de ECB-richtlijnen blijven volgen om zo kwetsbare kredietnemers in een vroeg stadium te kunnen identificeren.

 

Daarom spoorde de ECB de CEO's van de banken per brief aan tot meer transparantie over hun slechte kredieten. “We sent a letter to banks in July asking them to prepare and gear up their operational capacity to manage credit risk deterioration. We stressed the importance of ensuring that early arrears are managed in a timely manner through efficient systems for debtor outreach and for designing bespoke debt restructuring solutions. We also highlighted the need for regular and detailed risk reporting to management bodies based on adequate early warning indicators and risk segmentation of the portfolios", schrijft McCaul.

 

Mijnheer de minister, mijn vragen zijn de volgende:

 

Sommige instellingen zouden de verslechtering van de betaalkracht van hun klanten en dus het reële percentage probleemkredieten uit het oog verloren zijn. Heeft u weet van deze problematiek?

 

Hoe groot is het probleem in de Belgische banken? Is er een verschil tussen vijf grootste banken en andere kredietinstellingen?

 

Welke maatregelen nemen onze banken richting een proactief kredietrisicomanagement?

 

21.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Van der Donckt, de Nationale Bank is op de hoogte van het probleem en besteedt bijzondere aandacht aan de opsporing van probleem­kredieten door de Belgische banken. Banken moeten immers tijdens het moratorium hun interne beleidslijnen en het prudentieel kader blijven toepassen om de kredietkwaliteit te beoordelen en mogelijke probleemkredieten te detecteren.

 

De Nationale Bank stelde vast dat elke bank een andere ad-hocprocedure toepast om probleemkredieten op te sporen. Dat verschil in aanpak werd ook vastgesteld tussen de andere Europese banken en is kenmerkend voor maatregelen die worden genomen om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke situaties, zoals de COVID-19-pandemie.

 

De ad-hocprocedures omvatten één of meerdere van volgende maatregelen. Ten eerste is er een individueel contact met meer kwetsbare cliënten om potentiële problemen op te sporen en om ervoor te zorgen dat de situatie van de cliënten voldoende wordt weerspiegeld in het kredietrisicobeheer en de eigenvermogensvereisten van de bank. Ten tweede wordt er gebruikgemaakt van nieuwe instrumenten om alle beschikbare informatie over kredieten en cliënten te verzamelen. Ten slotte worden er extra voorzieningen aangehouden om rekening te houden met het onzekere verloop van de economische situatie en de financiële situatie van de cliënten.

 

Sommige Europese indicatoren lijken er echter op te wijzen dat verschillende van onze banken over het algemeen vrij conservatief zijn in hun aanpak, althans voor de kapitaalvereisten en de vaststelling van tolerantiemaatregelen voor cliënten in moeilijkheden.

 

De Europese Centrale Bank heeft inderdaad opnieuw bevestigd dat de grote Europese banken moeten kunnen aantonen dat hun systemen voor het tijdig opsporen van probleemkredieten voldoende geschikt zijn. Op Belgisch niveau heeft de Nationale Bank ook ten opzichte van de minder belangrijke instellingen dezelfde verwachtingen geuit.

 

21.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw toch enigszins geruststellend antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Vraag van Joy Donné aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De nieuwe voorzitter van Belfius" (55011848C)

22 Question de Joy Donné à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le nouveau président de Belfius" (55011848C)

 

22.01  Joy Donné (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik heb hierover al een vraag gesteld in de plenaire vergadering van 17 december, maar ik ben toen enigszins op mijn honger gebleven. Ik had graag wat meer verduidelijking gekregen in verband met de benoemingsprocedure van de nieuwe voorzitter.

 

Mijnheer de minister, hoe verloopt de screening van kandidaat-bankbestuurders door de Nationale Bank? Op basis van welke criteria beoordeelt de Nationale Bank of een kandidaat fit and proper is? In welke mate voldoet de thans gehanteerde procedure aan de fundamentele en algemeen erkende regels inzake corporate governance?  In welke mate kan het Parlement controleren of de toezichthouder deze opdracht correct en met inachtneming van alle spelregels uitvoert? Beslist de Nationale Bank zelf of adviseert zij de Europese Centrale Bank alleen?​​

 

Heeft de headhunter in zijn aanbeveling een voorkeur uitgesproken voor bepaalde kandidaten, zoals dit gebruikelijk is? Indien ja, wie was of waren die kandidaten? Indien zo, waarom werd de geselecteerde kandidatuur niet in aanmerking genomen?

 

Is de voorgestelde kandidaat, de heer Chris Sunt, opgenomen in de shortlist die werd opgesteld door de headhunter? Indien niet, waarom werd dan een beroep gedaan op een professionele headhunter?

 

22.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Donné, overeenkomstig de Europese verordening met betrekking tot het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme behoort de beoordeling van de geschiktheid – de zogenaamde fit-and-propertoetsing – van bestuurders van belangrijke banken zoals Belfius tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank. Diezelfde verordening bepaalt dat de nationale parlementen de ECB via hun eigen procedures om een schriftelijke reactie kunnen verzoeken op hun opmerkingen of vragen betreffende de materies van prudentieel toezicht die tot de bevoegdheid van de ECB behoren.

 

Onverminderd de antwoorden die de ECB desgevraagd op de deelvragen 1 tot 4 zou kunnen geven, kan ik u alvast enige informatie verschaffen. De procedure en de criteria aan de hand waarvan deze toetsing van geschiktheid van bestuurders wordt uitgevoerd, zijn vastgelegd in de Europese regelgeving en omgezet in Belgisch recht via de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen. De Nationale Bank van België heeft via een circulaire de toepasselijke procedure en de criteria nader toegelicht.

 

Bij de fit-and-propertoetsing spelen de banken zelf een belangrijke rol. Zij moeten hun selectieproces documenteren, functieprofielen opstellen en de kandidaten zelf aan een due dilligence onderwerpen.

 

Het dossier van de geselecteerde kandidaat wordt aan de toezichthouders voorgelegd, waarna door de ECB en de betrokken toezichthouder een bijkomend onderzoek wordt gevoerd. Na dit onderzoek deelt de ECB haar beslissing mee aan de kredietinstelling. Tegen deze beslissing staat een herzieningsprocedure bij de Administratieve Raad voor Toetsing open. Het besluit kan ook worden aangevochten voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Voor dit soort benoemingen wordt een beroep gedaan op een extern bureau dat op zoek gaat naar kandidaten die kunnen beantwoorden aan de vereisten van fit and proper. Dit extern bureau staat het nominatiecomité en de raad van bestuur van Belfius Bank bij in de verdere evaluatie en screening van de geselecteerde kandidaten in nauw overleg met de FPIM als vertegenwoordiger van de aandeelhouder.

 

Nadien buigen de Nationale Bank van België en de ECB zich over de voor te dragen kandidaat. De FPIM is in haar rol als adviseur van de overheid nauw betrokken geweest bij de selectieprocedure voor het voorzitterschap van de raad van bestuur van Belfius Bank. Vorig jaar voerde een extern bureau al een search uit voor de opvolging van de heer Clijsters als voorzitter van Belfius Bank. Deze bleek uiteindelijk niet tot een voor iedereen aanvaardbare kandidaat te leiden, waardoor de heer Clijsters akkoord ging om het voorzitterschap maximaal twee jaar langer uit te oefenen tot uiterlijk april 2022.

 

Net voor de zomer van 2020 werd een nieuwe search aangevat, aangezien de heer Clijsters vroeg om al in april 2021 vervangen te kunnen worden op de algemene vergadering die dan zal plaatsvinden. De FPIM werd ook regelmatig geconsulteerd bij de procedure die toen opnieuw in gang is gezet. Begin november 2020 heeft een speciaal opgericht ad-hoccomité binnen Belfius Bank een voorstel gedaan. Daarbij werd ook de FPIM geconsulteerd. De raad van bestuur van Belfius Bank is eind november akkoord gegaan met dat voorstel. Dit voorstel zal normaal gezien ter stemming gebracht worden op de algemene vergadering van april 2021, uiteraard onder het voorbehoud van de uitkomst van de fit-and-properprocedure bij de ECB. Dat is alle informatie die ik u tot nu toe kan meedelen.

 

22.03  Joy Donné (N-VA): Bedankt voor uw antwoord, mijnheer de minister, maar dat is eigenlijk hetzelfde antwoord dat ik in de plenaire vergadering van december heb gekregen. Ik heb ook geen antwoord gehad op mijn vragen in verband met de shortlist van de headhunter en de kandidaat die uiteindelijk voorgedragen zal worden. Daarnaast vroeg ik hoe de Nationale Bank zal screenen of een kandidaat fit and proper is. Ik blijf op mijn honger zitten. Het is vreemd dat het Parlement geen transparantie kan krijgen, terwijl de naam en dergelijke van de nieuwe voorzitter al overal circuleert.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: La question n° 55011851C de Mme Kattrin Jadin est transformée en question écrite.

 

23 Question de Gilles Vanden Burre à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les résultats du tax shelter pour PME" (55012107C)

23 Vraag van Gilles Vanden Burre aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De resultaten van de taxshelter voor kmo's" (55012107C)

 

23.01  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, ma question a trait au système de tax shelter fédéral qui a été mis en place, voici quelques années, sous la précédente législature. Il s'agit d'un système qu'Ecolo-Groen avait soutenu à l'époque, depuis les bancs de l'opposition, et qui était uniquement destiné aux start-up avant d'être étendu aux entreprises en croissance (scale-up, dans le jargon). Le particulier qui investit chaque année jusqu’à 100 000 euros dans une société débutante et qui maintient son investissement durant quatre ans bénéficie d’une réduction d’impôt allant de 25 à 45 % en fonction du type d’entreprise. Voilà en quoi consiste le système de tax shelter PME.

 

En juillet 2020, le gouvernement a décidé d’étendre ce tax shelter à toutes les PME qui ont souffert de la crise sanitaire. Concrètement, il s'agit de toutes celles dont le chiffre d’affaires a chuté d’au moins 30 % sur la période du 14 mars au 30 avril 2020, par rapport à la même période en 2019. L’augmentation de capital dans ce cadre est plafonnée à 250 000 euros mais est cumulable avec les montants prévus dans le cadre du tax shelter classique. Des réductions d’impôt y sont liées.

 

Nous avons toujours soutenu ces systèmes, même si en tant qu'écologistes, nous aurions souhaité qu’ils soient davantage ciblés vers l’économie locale, durable et créatrice d'emplois dans nos régions.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous nous indiquer les montants qui ont été levés dans le cadre du tax shelter classique pour les start-up et les scale-up depuis sa mise en place, par année et selon les types d’entreprises? Pourriez-vous aussi nous communiquer les montants qui ont été levés dans le cadre du tax shelter spécial covid-19 mis en place en juillet? Cela nous permettrait de voir, selon les types d’entreprises, si ce système a été actif ou s'il a créé des aides et du capital pour les entreprises.

 

Enfin, nous savons que nos PME auront certainement besoin de liquidités et de fonds propres dans les prochains mois. Comptez-vous dès lors adapter ou modifier les règles de ces systèmes de tax shelter qui mobilisent l'épargne des citoyens vers les PME qui, en temps de crise et certainement à l'heure actuelle, en ont besoin?

 

23.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la présidente, monsieur Vanden Burre, en ce qui concerne votre première question, je peux vous communiquer les montants investis repris dans les déclarations à l'impôt des personnes physiques au cours des exercices d'imposition 2016 à 2019, respectivement les années de revenus 2015 à 2018. Un tableau extensif reprenant les montants par exercice d'imposition et par type de sociétés a été déposé au greffe du Parlement.

 

Plus concrètement, je vous signale que durant les années de revenus 2015 à 2018, les contribuables concernés ont investi 110,4 millions d'euros dans des microsociétés, 13,2 millions d'euros dans des petites sociétés et 2 millions d'euros dans des sociétés en croissance.

 

En ce qui concerne l'année de revenus 2020, je ne dispose pas encore de données concrètes, étant donné que les contribuables ne déclareront les montants en la matière que dans leur déclaration à l'impôt des personnes  physiques pour l'exercice d'imposition 2021. Dès lors, les données en question ne seront disponibles que vers le mois de juillet 2022.

 

Actuellement, le gouvernement n'envisage pas de modifier le tax shelter pour les PME. Néanmoins, il va sans dire que le gouvernement effectue un monitoring permanent de ce système.

 

23.03  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, merci pour votre réponse. Si vous disposez des documents, je les prendrai. S'ils sont au greffe, j'attendrai que le secrétariat me les envoie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

24 Question de Florence Reuter à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'accessibilité des prêts hypothécaires aux jeunes ménages" (55011952C)

24 Vraag van Florence Reuter aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De toegang tot hypothecaire leningen voor jonge gezinnen" (55011952C)

 

24.01  Florence Reuter (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, j'avais déjà interpellé le gouverneur de la Banque nationale lors de son exposé en commission des Finances, sur les difficultés de plus en plus importantes rencontrées par les jeunes ménages qui veulent acquérir un bien et qui n'ont plus accès au prêt hypothécaire. Je sais que les banques disposent d'une marge de manœuvre, mais il faut déjà avoir une garantie importante avant de pouvoir espérer contracter un prêt. Il est en effet de plus en plus compliqué pour un jeune ménage, même avec deux salaires, de souscrire un prêt hypothécaire pour acheter un premier bien,

 

Monsieur le ministre, depuis fin 2019, la BNB, dans l'objectif de limiter l'endettement, a décidé d'imposer de nouvelles règles. Pour un emprunt immobilier, la somme maximale empruntée s'élève désormais à 90 % de la valeur du bien. Même si l'objectif est louable, ces nouvelles règles sont prohibitives car de nombreux jeunes ne disposent pas des 10 % nécessaires pour avoir accès à ce prêt hypothécaire, d'autant qu'il faut y ajouter les droits d'enregistrement et les frais de notaire. On se rend donc compte qu'un pourcentage non négligeable de jeunes familles n'ont plus du tout accès à la propriété, comme le révèlé une étude d'Immotheker Finotheker.

 

On sait très bien que le premier rempart contre la pauvreté est d'avoir accès à un logement. Il faut dès lors à tout prix améliorer l'accessibilité à la propriété pour ces jeunes ménages qui peuvent se permettre d'emprunter, d'avoir un remboursement et de devenir propriétaire.

 

L'accord de gouvernement prévoit des mesures visant à réduire le coût d'acquisition d'un bien immobilier ou à revoir le financement d'un prêt au logement, en accord avec les secteurs et les pays voisins.

 

Monsieur le ministre, des mesures mettant en place ces objectifs sont-elles en cours de préparation? Si oui, lesquelles? Quelle est votre vision pour permettre à ces jeunes d'accéder plus facilement à la propriété? Disposez-vous de chiffres sur les effets de la crise sanitaire sur le marché de l'immobilier et, plus particulièrement, sur l'accès à la propriété pour les jeunes ménages? On entend effectivement de plus en plus que les agences immobilières sont à la recherche de biens, notamment dans les zones un peu plus vertes de notre pays, pour des personnes qui souhaitent quitter des appartements en faveur de petites maisons avec jardin. Le confinement a évidemment marqué pas mal de personnes. On entend, par ailleurs, que de nombreux jeunes essaient d'accéder à la propriété. Monsieur le ministre, j'aimerais vous entendre sur cette question. Disposez-vous de chiffres à cet égard? J'aimerais surtout en savoir davantage sur les objectifs et mesures qui pourront aider ces jeunes ménages à devenir propriétaires de leur logement.

 

24.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Madame Reuter, je vous remercie pour votre question. Mon administration prépare actuellement une étude sur les différents coûts liés à l'acquisition d'un bien immobilier et au refinancement d'un prêt hypothécaire. Les objectifs poursuivis consistent à améliorer la transparence des coûts liés à cette transaction et à les alléger. Une simplification de grande envergure est envisagée.

 

Cette simplification concerne les impôts, droits et rétributions fédéraux. Ne sont donc pas visés par cette étude les droits d'enregistrement régionalisés tels que le droit de vente, de partage et de donation ainsi que le droit de constitution d'une hypothèque, ni les frais de notaire, qui relèvent de la compétence du ministre de la Justice.

 

Il convient tout d'abord de nuancer quelque peu la portée des nouvelles règles de la Banque nationale de Belgique relatives aux quotités maximales, plus spécifiquement en ce qui concerne les jeunes ménages ou primo-acquéreurs. Plus d'un tiers (35 %) des nouveaux crédits hypothécaires octroyés peuvent dépasser ce seuil de 90 % de quotité. Bien entendu, les recommandations de la Banque nationale visent de manière générale une réduction des risques, c'est-à-dire des quotités dans la nouvelle production de crédits. La marge de tolérance de 35 % susmentionnée, qui est bien plus élevée pour les jeunes emprunteurs que pour d'autres segments d'emprunteurs, doit toutefois permettre de garantir l'accès au crédit hypothécaire à la majorité de ces jeunes emprunteurs.

 

Des statistiques fournies par la Banque nationale montrent que la grande majorité des jeunes emprunteurs (moins de 35 ans) dans le total des nouveaux crédits hypothécaires n'a que légèrement reculé en 2020. Plus d'un tiers des nouveaux crédits hypothécaires continuent d'être octroyés à de jeunes ménages. En ce sens, ni l'introduction de nouvelles recommandations de la Banque nationale ni la crise du covid-19 ne semblent avoir eu une incidence majeure sur l'accès au crédit hypothécaire et partant, à la propriété par les jeunes ménages.

 

Par ailleurs, les prix de l'immobilier ont affiché en 2020 une hausse plus rapide qu'au cours des années précédentes. Ce phénomène n'est pas propre à la Belgique mais est également observé partout en Europe. Il convient toutefois de ne pas tirer de conclusions hâtives par rapport à ces évolutions qui pourraient être influencées par des phénomènes temporaires de mismatch entre offre et demande pour certains types de biens, par exemple des biens avec jardin ou terrasse.

 

24.03  Florence Reuter (MR): Monsieur le ministre, j'entends des propos assez optimistes. Finalement, un tiers des prêts immobiliers sont accordés à des jeunes ménages. Effectivement, cette marge de manœuvre de 35 % des prêts accordés permet de sortir de la marge des 90 % de quotité obligatoire. Néanmoins, dans les faits, je constate autre chose, en discutant avec des banquiers mais aussi avec des jeunes qui espèrent acquérir un bien. On se rend compte que les banques qui n'ont pas envie de prendre le risque de prêter à des jeunes n'utilisent pas leur marge de manœuvre et prétextent la règle de 90 % de quotité obligatoire pour rejeter de nombreuses demandes de prêt hypothécaire.

 

On se rend compte que dans des régions comme la mienne, le Brabant wallon, où les prix de l'immobilier ont flambé, il est extrêmement compliqué pour les jeunes de rester dans la région où ils ont grandi s'ils n'ont pas un apport important à injecter. Il se pose un vrai problème pour les jeunes ménages, me semble-t-il, malgré vos propos positifs. Je pense qu'il faut vraiment être attentif à ce que cette marge de tolérance soit réelle et ne soit pas utilisée uniquement pour les bons clients, qui sont finalement favorisés.

 

Je reviens sur l'étude en cours à votre cabinet. J'espère que vous la remettrez à la commission des Finances et que nous pourrons y avoir accès le plus rapidement possible. Je vous remercie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

25 Vraag van Christian Leysen aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het kwalificeren van de kwijtschelding van huur als een abnormaal of goedgunstig voordeel" (55011883C)

25 Question de Christian Leysen à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La qualification de la remise de loyer comme un avantage anormal ou bénévole" (55011883C)

 

25.01  Christian Leysen (Open Vld): Naar aanleiding van Covid-19 crisis zijn veel handelaars, vrije beroepers, burgers, etc. zwaar getroffen. . Door de COVID 19 crisis zijn er tal van zaken verplicht gesloten moeten worden (denken we maar een winkel, café, etc.) maar ondertussen bleef de (handels)huur wel doorlopen. Om voormelde groepen te ondersteunen zijn er verhuurders die er voor opteren om een aantal maanden huur kwijt te schelden. Dit geeft de huurders de nodige marge om toch overeind te blijven en van zodra het kan onmiddellijk verder te gaan.

 

Evenwel stelt zich de vraag of dergelijke kwijtschelding van huur in hoofde van de verhuurder/huurder gekwalificeerd moet worden als een abnormaal goedgunstig voordeel (artikel 26, WIB 92)? Daarenboven kan ook de vraag opduiken of het kwijtschelden van een uitstaande huurvordering gekwalificeerd kan worden als een aftrekbare beroepskost overeenkomstig artikel 49, WIB 92.

 

25.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Leysen, wanneer een belastingplichtige die een winkel of een café uitbaat tijdelijk slechts een deel van de huur of geen huur moet betalen aan een verhurende onderneming als gevolg van de verplichte sluiting naar aanleiding van de COVID-19-pandemie zal het verstrekte voordeel, namelijk de verlaging of kwijtschelding van de huur, in principe niet als een abnormaal of goedgunstig voordeel worden beschouwd.

 

Of een als opbrengst geboekte vordering van handelshuur die naar aanleiding van de verplichte sluiting door de COVID-19-pandemie wordt kwijtgescholden door de verhurende onderneming als beroepskost aftrekbaar is, moet geval per geval bekeken worden. Indien de onderneming deze kwijtschelding doet om belastbare inkomsten te verkrijgen of behouden, een voorwaarde waaraan in heel wat gevallen voldaan zal zijn, kan de als kost geboekte kwijtgescholden huur als een aftrekbare beroepskost worden beschouwd.

 

Ik hoop dat ik hiermee duidelijkheid heb verschaft.

 

25.03  Christian Leysen (Open Vld): Ik dank de minister voor zijn antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

26 Question de Samuel Cogolati à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La taxe sur le précompte immobilier de la centrale nucléaire de Tihange" (55011930C)

26 Vraag van Samuel Cogolati aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De gemeentelijke ontvangsten uit de onroerende voorheffing op de kerncentrale van Tihange" (55011930C)

 

26.01  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, permettez-moi, tout d'abord, de vous adresser mes meilleurs vœux pour l'année 2021. J'espère que cette nouvelle année sera meilleure que la précédente.

 

Cela dit, vu l'agenda chargé, je me réfère à ma question écrite.

 

Monsieur le ministre, la taxe sur le précompte immobilier de la centrale nucléaire de Tihange rapporte en principe, chaque année, près de 9 à 12 millions d'euros à la Ville de Huy. A combien s'élève ce montant pour Beveren avec la Centrale nucléaire de Doel?

Jusqu'au 1er janvier 2021, combien de dégrèvements et pour quel montant l'administration fiscale a-t-elle octroyé à Electrabel sur le précompte immobilier de la Centrale nucléaire de Tihange et celle de Doel? Tous ces dégrèvements ont-ils par la suite été confirmés comme réguliers? Comment la Ville de Huy et la commune de Beveren étaient-elles alors tenues au courant de ces importants dégrèvements? La Ville de Huy et/ou la commune de Beveren ont-elles contesté certaines décisions de dégrèvement?

En principe, un dégrèvement ne peut être octroyé qu'en cas d'arrêt indépendant de la volonté. Quelles sont donc les conditions pour que les dégrèvements soient octroyés à Doel et Tihange? Cela concerne-t-il tant les arrêts planifiés que les arrêts non-planifiés? Quid lorsqu'un arrêt planifié se prolonge de manière non-intentionnelle?

Avec la sortie du nucléaire en 2025, vu que la taxe porte essentiellement sur l'outillage, et non les bâtiments, le démantèlement restera-t-il considéré comme une activité et restera-t-il dès lors soumis au précompte?

Quelles sont les conditions et les limites de tarification pour l'instauration d'une taxe sur le combustible nucléaire usé, comme c'est déjà le cas à Beveren?

 

La présidente: Monsieur Cogolati, je vous remercie pour vos vœux, que je vous réciproque.

 

26.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la présidente, monsieur Cogolati, depuis le 1er janvier 2021, le SPF Finances n'est plus compétent en matière de précompte immobilier. En effet, à cette date, la dernière Région à ne pas encore l'avoir fait, à savoir la Région wallonne, a repris le service de cet impôt.

 

La Région flamande ayant repris le service du précompte immobilier depuis le 1er janvier 1999, les données relatives à la centrale nucléaire de Doel relèvent de la compétence de Vlabel.

 

Pour des exercices d'imposition antérieurs, des dégrèvements non contestés ont été accordés pour cause d'inactivité de plus de 90 jours du matériel et de l'outillage de la centrale de Tihange. Seule la réduction proportionnelle pour cause d'improductivité d'un bien immeuble est soumise à la condition du caractère involontaire. Tel n'est pas le cas pour les causes d'inactivité du matériel et de l'outillage.

 

Les communes prennent connaissance des dégrèvements via les balances mensuelles qui leur sont envoyées et peuvent, via MyMinfin, vérifier si des réclamations sont pendantes.

 

Pour le reste, je vous invite à vous adresser à mes confrères régionaux compétents en la matière.

 

26.03  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. 

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

27 Vraag van Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De fiscale behandeling van de federale aanmoedigingspremie en de mogelijke alternatieven" (55012084C)

27 Question de Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le traitement fiscal de la prime d'encouragement fédérale et les alternatives possibles" (55012084C)

 

27.01  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, ik wil uw Vivaldicoalitie helpen, want ik veronderstel dat Vivaldi niet graag ziet dat partijen zoals de mijne in de toekomst nog meer bijval genieten. Communicatie is het toverwoord. Welnu, de communicatie omtrent de federale aanmoedigingspremie was niet oké.

 

Sta me toe om de recente gebeurtenissen in de Verenigde Staten erbij te betrekken. Problemen worden niet altijd gecreëerd door krachten op Facebook. Soms brengen mensen spontaan problemen naar voren, waarvoor zij partijen contacteren, die vervolgens het probleem op Facebook plaatsen. Daarover moet u eens goed nadenken.

 

Wanneer uw collega-minister communiceerde over het brutobedrag van de federale aanmoedigingspremie, dan mag de overheid niet verwachten dat de mensen te velde over de nodige fiscale kennis beschikken om te weten dat die aanmoedigingspremie als een exceptionele vergoeding wordt belast. Dat is de kern van het probleem. Communicatie ligt eraan ten grondslag. Dat is een eerste zaak, eigenlijk meer een statement.

 

Een tweede, daaraan gekoppelde zaak, was dat de mogelijkheid bestond om via de cao 90-bonus te werken. In dat geval zouden betrokkenen netto veel meer hebben overgehouden van de toegekende premie.

 

Mijnheer de minister, wat is uw visie op de problematiek van de exceptionele bedrijfsvoorheffing op premiegerelateerde verloning?

 

Bent u inzake de theoretische mogelijkheid van het aanwenden van de cao 90-bonus bereid om contact op te nemen met uw collega, de minister bevoegd voor Sociale Zaken? We kunnen niet terugkeren naar het verleden, maar er komt wel nog een Vlaamse premie aan.

 

27.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Ravyts, eerst en vooral, in uw vraag hebt u het over een exceptionele bedrijfsvoorheffing, maar het gaat uiteraard niet om een exceptionele bedrijfsvoorheffing, wel om een exceptionele vergoeding waarop bedrijfsvoorheffing wordt toegepast.

 

Exceptionele vergoedingen zijn beroepsinkomsten die de werkgever buiten de normale bezoldigingen betaalt of toekent aan zijn personeelsleden, zoals occasionele commissielonen, bijzondere en exceptionele gratificaties, eindejaarspremies, vakantiegeld, loonbonus of overloon. Voor de exceptionele vergoedingen steunt de berekening van de bedrijfsvoorheffing op het jaarbedrag van de normale bruto-inkomsten. Op basis van dat bedrag wordt bepaald welk percentage op de exceptionele uitkering of vergoeding moet worden toegepast. Dat is ook logisch, aangezien de exceptionele vergoeding samen met de andere beroepsinkomsten wordt belast.

 

Het zijn de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de FOD Sociale Zekerheid die in eerste instantie bevoegd zijn om de cao 90-bonus te kwalificeren. Zij zullen dus moeten uitmaken of de beoogde premie al dan niet kan worden aangemerkt als een cao 90-bonus. Indien dat het geval is, wordt de bonus onderworpen aan een bijzondere werkgeversbijdrage van 33 % en een solidariteitsbijdrage in hoofde van de werknemer van 13,07 %.

 

Wanneer de bonus daadwerkelijk onderworpen is aan deze sociale bijdragen, komt hij in aanmerking voor een belastingvrijstelling tot een bedrag van 2.998 euro voor het inkomensjaar 2021.

 

27.03  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor de technische toelichting bij de cao 90-bonus.

 

Ik begrijp dat dit niet uw prioritaire bevoegdheid is. Het is correct dat het niet gaat om een exceptionele bedrijfsvoorheffing, zoals ik verkeerdelijk heb geschreven, maar wel om een exceptionele vergoeding.

 

Zoals ik in mijn vraag heb uiteengezet, zou de formule van de cao 90-bonus volgens bepaalde experts toepasbaar zijn op de zorgsector en netwerken van ziekenhuizen. Er zit hier iemand van de federale meerderheid. Het is misschien interessant om te bekijken of dit daarvoor kan worden aangewend.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

28 Vraag van Joy Donné aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De semi-forfaitaire berekening van de btw-aftrek voor personenwagens" (55012203C)

28 Question de Joy Donné à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le calcul semi-forfaitaire de la déduction de la TVA pour les voitures particulières" (55012203C)

 

28.01  Joy Donné (N-VA): Volgens de circulaire nr. 36/2015 van 23 november 2015 mag de btw-plichtige met het oog op de btw-aftrek voor personenvoertuigen het beroepsgebruik bepalen volgens drie methoden:

Het werkelijk gebruik op basis van een rittenadministratie per individuele wagen;

de btw-aftrek forfaitair vaststellen op 35% voor alle gemotoriseerde vervoermiddelen bestemd voor het vervoer van personen en/of goederen over de weg. Deze methode moet ten minste vier jaar worden toegepast.

Tussen beide methoden laat de administratie een semi-forfaitair berekening toe wanneer de btw-plichtige geen rittenadministratie wenst bij te houden en toch het beroepsgebruik wil vaststellen op een manier die verband houdt met het werkelijk gebruik van ieder individueel autovoertuig.

 

De administratie schrijft de volgende formule voor:

Het percentage beroepsgebruik is = 100% - het percentage privé-gebruik.

Het privé-gebruik is gelijk aan de afstand woon-werk x 200 dagen + 6.000km privé / totaal aantal kilometers.

Omdat het woon-werk verkeer forfaitair op 200 dagen wordt geschat maar het totaal aantal kilometers lager zal liggen in 2020 zullen veel werkgevers de BTW aftrek van hun wagenpark drastisch zien dalen.

 

Door de lockdown in het voorjaar en het verplicht telewerk hebben de meeste bedrijfswagens heel wat minder kilometers afgelegd zowel voor het werkelijk beroepsgebruik als voor het woon-werkverkeer. Daardoor dreigt voor heel wat btw-plichtigen die voor de semi-forfaitaire methode hebben gekozen een veel lagere btw-aftrek in 2020. Een aanpassing van de semi-forfaitaire methode die meer aanleunt bij de realiteit in 2020 dringt zich op.

 

Bent u bereid om het forfaitair aantal dagen woonwerkverkeer van 200 te beperken tot bijvoorbeeld 100 dagen, of een breuk in functie van (dagen/maanden) lockdown, of door toe te laten om het bewijs te leveren van het aantal gewerkte dagen op de plaats van tewerkstelling?

Kan u akkoord gaan met de éénmalige toepassing van de algemene forfaitaire methode in het coronajaar 2020, los van de voorwaarde dat ze in regel maar geldt voor één voertuig per gebruiker en dat ze voor minstens 4 jaar dient te worden toegepast?

 

28.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Donné, de belastingplichtigen kunnen de btw met betrekking tot personenwagens in aftrek brengen overeenkomstig de drie methodes beschreven in de circulaire die u aanhaalt. De aftrek mag niet meer bedragen dan 50 %, overeenkomstig het btw-wetboek. De semi-forfaitaire methode, de tweede methode waarnaar u verwijst, houdt onder andere rekening met een forfaitair bepaald aantal gepresteerde werkdagen per kalenderjaar dat wordt vastgelegd op 200 dagen. Dit houdt rekening met vakantiedagen, ziektedagen, dagen telewerk, deeltijdse arbeid en dergelijke.

 

Ik erken evenwel dat de omstandigheden het voorbije jaar bijzonder waren. Een aanpassing van deze formule wat het aantal dagen woon-werkverkeer betreft voor alle belastingplichtigen op uniforme wijze is evenwel niet vanzelfsprekend. In heel wat gevallen werd gedurende bijna de volledige periode telewerk toegepast door een groot deel van de werknemers, in opvolging van de aanbeveling van de overheid. Soms was de werkgever genoodzaakt werknemers onder het stelsel van tijdelijke werkloosheid te plaatsen. In andere gevallen, bijvoorbeeld voor de essentiële beroepen, is men blijven werken zoals voorheen. Een algemene aanpassing voor alle belastingplichtigen naar forfaitair 100 werkdagen of een breuk in functie van het aantal dagen of maanden lockdown zou dus leiden tot een scheeftrekking van het recht op aftrek van de betrokken belastingplichtigen.

 

Uw voorstel om de semi-forfaitaire formule aan te passen voor elke individuele werknemer aan het effectieve aantal gewerkte dagen op de plaats van tewerkstelling zou dan weer leiden tot bijkomende administratieve lasten in hoofde van de belastingplichtigen die geval per geval het bewijs moeten leveren. Gezien de uitzonderlijke omstandigheden ben ik wel bereid om voor het kalenderjaar 2020 de belastingplichtigen die gebruikmaken van de voormelde semi-forfaitaire methode toe te laten hun recht op aftrek uit te oefenen overeenkomstig het bestaande algemene forfait van 35 % volgens methode 3 uit de circulaire. Vanaf kalenderjaar 2021 kunnen deze belastingplichtigen dan weer de semi-forfaitaire methode toepassen, waardoor de voorwaarde van het aanhouden van deze methode voor een periode van vier jaar voor kalenderjaar 2020 dus vervalt. Er wordt eveneens toegelaten om gedurende het kalenderjaar 2020 methode 2 en methode 3 te combineren. De overige voorwaarden met betrekking tot de toepassing van de methodes 2 en 3 blijven behouden.

 

28.03  Joy Donné (N-VA): Dank u, mijnheer de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

29 Vraag van Joy Donné aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het uitstel van betaling wegens COVID-19 en de fiscale compensatie" (55012214C)

29 Question de Joy Donné à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le report de paiement en raison du covid-19 et la compensation fiscale" (55012214C)

 

29.01  Joy Donné (N-VA): In het kader van de COVID-19 pandemie werden verschillende fiscale maatregelen genomen om liquiditeitsproblemen bij ondernemingen te vermijden. Één van die maatregelen was de mogelijkheid om een afbetalingsplan voor verschuldigde bedrijfsvoorheffing te verkrijgen. Een goede maatregel.

Echter, verschillende ondernemingen zien enkele dagen na afsluiting van hun afbetalingsplan het volledige bedrag in mindering gebracht worden van de door de onderneming terug te vorderen btw. Een toepassing van de zgn. fiscale balans die toelaat om alle schulden en schuldvorderingen van de belastingplichtige te compenseren.

Het kan allerminst de bedoeling zijn om steunmaatregelen die nét dienen om bedrijven te helpen onderuit worden gehaald door andere fiscale maatregelen.

Is een afbetalingsplan bindend voor zowel de belastingschuldige als de fiscus?​

Overweegt u voor deze legitieme bekommernis een algemene oplossing uit te werken zodat de liquiditeitsversterkende COVID-19 maatregelen ook effectief doelmatig zijn?

 

29.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Donné, de toekenning en naleving van een afbetalingsplan sluit niet uit dat de schuld­vergelijking zonder formaliteiten kan worden uitgevoerd voor elk bedrag dat aan de belastingplichtige moet worden teruggegeven of betaald.

 

Het voorbehoud om tot die schuldvergelijking over te gaan, is trouwens uitdrukkelijk vermeld in de brief waarin het afbetalingsplan wordt toegekend.

 

Wanneer een terugbetaling al is gekend op het moment van de toekenning van het plan, wordt daarmee rekening gehouden bij de berekening van de maandelijkse betalingen.

 

Hetzelfde geldt voor de steunmaatregelen die in het kader van het coronavirus aan de ondernemingen zijn toegekend, zoals een afbetalingsplan met vrijstelling van nalatigheidsintresten en kwijtschelding van de boetes wegens niet-betaling.

 

In dat geval zal de mogelijkheid van de aanwending zonder formaliteiten het voorwerp zijn van een zorgvuldig onderzoek, waarbij maximaal wordt beoogd de onderneming voldoende financiële ruimte te laten om de crisis te doorstaan.

 

Er mag ook niet uit het oog worden verloren dat door het verdwijnen van de schuld ingevolge de compensatie de solvabiliteit van de onderneming gunstig wordt beïnvloed.

 

Samengevat sluit de toekenning van een afbetalingsplan de compensatie op teruggave niet uit. Het voorbehoud van compensatie wordt ook uitdrukkelijk vermeld bij de toekenning van het afbetalingsplan.

 

Bovendien houdt het toegekende plan maximaal rekening met al vastgestelde maar nog niet terugbetaalde teruggaven. Specifiek met betrekking tot een plan toegestaan in het kader van de coronasteunmaatregelen wordt de uitvoering van de compensatie onderworpen aan een voorafgaand onderzoek van de specifieke omstandigheden van de belastingplichtige vooraleer ze toe te passen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Mijnheer Matheï, het feest is bijna voorbij. Ongelukkig genoeg volgt nu de laatste vraag van onze voormiddagvergadering.

 

30 Vraag van Joy Donné aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De commissie Grensarbeiders n.a.v. het nieuwe dubbelbelastingverdrag met Nederland" (55012215C)

30 Question de Joy Donné à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La commission Frontaliers suite à la nouvelle convention de double imposition avec les Pays-Bas" (55012215C)

 

30.01  Joy Donné (N-VA): In het verslag dd. 27 november 2020 van Kamervragen aan de Nederlandse staatsecretaris van Financiën Hans Vijlbrief is onder meer te lezen dat de staatssecretaris verwacht de verdragsonderhandelingen met België over een nieuw dubbelbelastingverdrag op korte termijn te kunnen afronden.

 

Zoals in 2001 kan worden verwacht dat er weer heel wat wijzigingen en onduidelijkheden zullen ontstaan bij de betrokken belastingplichtigen. Dat was niet anders bij de afronding van het huidige dubbelbelastingverdrag in 2001.

 

Er werd toen zowel in België als in Nederland voor gekozen een Commissie Grensarbeiders in te stellen, met als opdracht te onderzoeken wat de te verwachten (nadelige) gevolgen kunnen zijn voor de betrokken belastingplichtigen en aanbevelingen uit te werken ter compensatie van eventueel buitenproportionele nadelige effecten voor bepaalde categorieën van belastingplichtigen.

 

De Belgische commissie was toen niet toegankelijk voor belangenorganisaties met uitzondering van vakbonden.

 

1.Zal er opnieuw een Commissie Grensarbeiders worden opgericht n.a.v. het nieuw dubbelbelastingverdrag?

2.Zo ja, zullen ook andere organisaties die de belangen van grenswerkers verdedigen dan vakbonden kunnen participeren aan deze commissie?

3.Zullen er ook compensaties voor eventueel buitenproportionele nadelige effecten in hoofde van bepaalde categorieën van belastingplichtigen worden voorzien?

 

30.02 Minister Vincent Van Peteghem: De onderhan­delingen tussen Nederland en België zijn op het moment nog niet formeel hervat, maar dat is wel de bedoeling. Wij moeten daarbij uiteraard ook rekening houden met de komende verkiezingen van eind maart in Nederland.

 

Indien de onderhandelingen op termijn leiden tot een nieuw verdrag tussen België en Nederland, zal op dat ogenblik worden nagegaan, in overleg met andere betrokken collega's, of het opportuun is om een commissie op te richten naar het voorbeeld van de toenmalige Commissie Grensarbeiders. Die commissie werd destijds opgericht op verzoek van de ministers van Financiën en Sociale Zaken. De opdracht van de commissie was de knelpunten in kaart te brengen waarmee grensarbeiders in de praktijk werden geconfronteerd ten gevolge van de overgang van het oude naar het nieuwe dubbelbelastingverdrag.

 

De commissie diende ook aanbevelingen en oplossingen voor te stellen voor alle vastgestelde knelpunten. Door de afschaffing van het grensarbeidersregime werden grensarbeiders immers plots belastbaar in hun werkstaat en niet in hun woonstaat. Aangezien zowel België als Nederland op dat domein vasthoudt aan het OESO-modelverdrag wijst niets erop dat een toekomstig nieuw verdrag de bestaande regeling zal wijzigen.

 

In tegenstelling tot wat u beweert, waren in de toenmalige Commissie Grensarbeiders alle betrokken partijen evenwichtig vertegenwoordigd: werknemers- en werkgeversorganisaties, vertegenwoordigers van de grensarbeiders, politieke partijen, externe deskundigen en vertegenwoordigers van de overheidsdepartementen Financiën, Sociale Zaken en Werk.

 

Zolang de onderhandelingen met Nederland niet zijn afgerond, is het prematuur te spreken over nadelige inkomenseffecten en een mogelijke compensatie voor dergelijke effecten.

 

30.03  Joy Donné (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord en ik kijk uit naar het vervolg in de komende maanden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.38 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12 h 38.