Commission
de la Santé et de l'Égalité des chances |
Commissie voor Gezondheid en Gelijke Kansen |
du Mercredi 13 janvier 2021 Après-midi ______ |
van Woensdag 13 januari 2021 Namiddag ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 04 et présidée par M. Thierry Warmoes.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.04 uur en voorgezeten door de heer Thierry Warmoes.
01 Question de Laurence Zanchetta à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les pharmacies comme points de relais pour orienter les victimes de violences conjugales" (55011285C)
01 Vraag van Laurence Zanchetta aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De apotheker als aanspreekpunt voor slachtoffers van partnergeweld" (55011285C)
01.01 Laurence Zanchetta (PS): Madame la secrétaire d'État, les statistiques relatives aux violences conjugales sont préoccupantes et la crise sanitaire que nous connaissons n'a rien arrangé. En effet, la ligne d'écoute "violences conjugales" a vu ses chiffres d'appels tripler durant le premier confinement.
Dès lors, à la suite des recommandations émises par la Conférence interministérielle "Droits des femmes", la ministre wallonne des Droits des femmes et de la Santé et les associations de pharmaciens ont travaillé de concert pour impliquer activement cette profession dans la lutte contre les violences conjugales.
Depuis le 25 novembre, Journée internationale de lutte contre les violences faites aux femmes, les 1 800 pharmacies wallonnes sont donc devenues des relais pour orienter les victimes de violences conjugales qui s'adressent à elles vers des services spécialisés de prise en charge et d'accompagnement ou vers la police.
Cette mesure va dans le sens de ma proposition de résolution visant à installer, en partenariat avec les pharmacies, un dispositif d'alerte destiné aux personnes victimes de violences intrafamiliales. Au demeurant, ce texte a été adopté par la Chambre en juin dernier.
Madame la secrétaire d'État, pouvez-vous nous indiquer où en est l'exécution de cette résolution dans les différentes Régions du pays? Pouvez-vous déjà nous communiquer des chiffres relatifs au nombre de victimes ayant eu recours à ce dispositif?
[FR]En raison d'un problème technique, une partie de l'enregistrement digital fait défaut. Pour la réponse du secrétaire d'État, le compte rendu se base exceptionnellement sur le texte remis par l'auteur.
[NL]Ten gevolge van een technisch mankement ontbreekt een deel van de digitale geluidsopname. Voor het antwoord van de staatssecretaris steunt het verslag uitzonderlijk op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01.02 Sarah Schlitz, secrétaire d'État: La lutte contre les violences entre partenaires constitue un point d’attention majeur pour notre pays dans le contexte de la crise sanitaire. Vous connaissez mon engagement sur cette question. Le gouvernement fédéral a adopté le 20 novembre dernier, à mon initiative, un plan d’action fédéral de lutte contre les violences de genre et intrafamiliales, à la suite de la deuxième vague covid-19.
En outre, les violences basées sur le genre figurent au cœur des travaux menés au sein de la Conférence interministérielle droits des femmes. Ces travaux doivent aboutir dans le courant du mois de janvier à une série de nouvelles mesures spécifiques.
Par ailleurs, je souhaite prochainement élaborer un nouveau plan d’action national pluriannuel de lutte contre les violences basées sur le genre complémentairement aux différents plans d’action déjà adoptés au niveau des entités fédérées.
En ce qui
concerne spécifiquement les pharmacies, au cours des derniers mois, des
autorités locales ont travaillé à la mise sur pied d’un système d’assistance
dans les pharmacies afin de soutenir les victimes, à l’instar des initiatives
menées à Mons en partenariat avec l’Union Pharmaceutique du Hainaut Occidental
et Central (UPHOC) ou à Liège où les autorités ont mené un projet-pilote et
établi un vademecum contenant toutes les informations nécessaires pour aider
les victimes. Ces initiatives ont été saluées et soutenues par différents
parlements du pays, notamment à travers votre résolution, que j’ai d’ailleurs
soutenue.
En Wallonie, ce dispositif de relais pharmacies a été implémenté par la ministre Morreale en novembre dernier. Je ne dispose pas encore d’informations fiables sur le nombre de personnes ayant eu recours à ce dispositif. Je vous renvoie dès lors aux autorités wallonnes pour davantage de renseignements. Il en va de même pour la situation à Bruxelles.
En Flandre, le réseau des pharmacien-ne-s flamand-e-s Vlaams Apothekers Netwerk (VAN) a conclu des accords avec les CAW pour aider à détecter les cas de violence intrafamiliale. Ainsi, une victime peut s’adresser à un pharmacien en demandant un "masque 19". Le pharmacien peut ainsi inviter la victime à donner ses coordonnées et contacter le 1712 ou le CAW pour obtenir de l’aide. A ma connaissance, il n’existe pas non plus actuellement de chiffres fiables sur le recours à ce dispositif.
01.03 Laurence Zanchetta (PS): Madame la secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse.
Il est vrai qu'il n'est pas facile de disposer de chiffres relatifs au problème, mais ceux-ci s'avéreront extrêmement intéressants au cours des semaines et mois à venir, car nous ne nous attendions pas à devoir vivre un deuxième – voire un troisième – confinement. En fin de compte, nous serons restés confinés plus d'un an et, pour les personnes qui continuent de vivre aux côtés de leur bourreau, la situation est particulièrement compliquée, d'où l'importance de ce dispositif via les pharmacies.
Le président: Nous avons effectivement eu un petit problème technique. Je pense que ce n'était pas le bon micro qui était allumé.
L'incident est clos.
02 Vraag van Evita Willaert aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De evolutie van de verdeling van de zorgtaken tijdens de coronacrisis" (55011334C)
02 Question de Evita Willaert à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "L'évolution de la répartition des missions de soins pendant la crise du coronavirus" (55011334C)
02.01 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, eind november bleek uit een analyse van de krant De Morgen op basis van cijfers van de RVA dat het coronaouderschapsverlof vooral door vrouwen werd opgenomen. In september werd het coronaouderschapsverlof zelfs voor 75 % door vrouwen opgenomen.
In vergelijking met het gewone ouderschapsverlof dat wij voor de coronacrisis kenden, en gelukkig nog altijd kennen, ligt het aandeel van vrouwen nu veel hoger. In 2019 was het aandeel van vrouwen 67,7 % voor de opname van het gewone ouderschapsverlof, een aandeel dat bovendien gestaag daalde sinds 2015. Er is dus een lichte positieve evolutie.
Alweer moeten wij helaas vaststellen dat deze coronacrisis bij vrouwen veel harder inslaat en rolbevestigend werkt. Het zijn nog steeds hoofdzakelijk vrouwen die tijd maken en verlof aanvragen om voor de kinderen te zorgen, zeker nu ook andere opvangmogelijkheden, bijvoorbeeld voor de opvang van een ziek kind, beperkt zijn.
Tijdens deze crisis lijken wij steeds meer terug te vallen op klassieke rolpatronen, en dus op een ongelijke verdeling van de zorgtaken binnen het gezin. Om deze kwalijke evolutie tegen te gaan, hebben wij nood aan een geïntegreerde aanpak, over de bevoegdheden heen. Op welke manier zult u hierin het voortouw nemen?
02.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Willaert, de COVID-19-crisis heeft nog maar eens aangetoond dat een evenwichtige verdeling van de zorgtaken een groot struikelblok blijft voor de samenleving. Terwijl de COVID-19-crisis de kans gaf tot meer evenwicht in de verdeling van huishoudelijke taken tussen mannen en vrouwen, bleef een grote verandering uit. Zo blijkt uit het tijdsbestedingsonderzoek van de VUB.
Het massale thuiswerk door zowel mannen als vrouwen en de nood aan het opvangen van de kinderen creëerden de mogelijkheid voor mannen om meer huishoudelijke taken op zich te nemen. Uit de onderzoeken bleek echter dat de traditionele rolverdeling stand bleef houden, uitgezonderd een kleine stijging van de opname van routinematige huishoudelijke taken. Flexibel werken kwam noodgedwongen op de agenda van vele ondernemingen, maar het zoeken naar het juiste evenwicht tussen werk en privé, zeker bij werknemers met kinderen of andere zorgtaken, is nog steeds geen evidentie.
Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen organiseerde op 8 oktober 2020 een eerste webinar voor ondernemingen over COVID-19 en gendergelijkheid op de werkvloer. Tijdens deze webinar presenteerden enkele ondernemingen concrete maatregelen die ze hebben ingevoerd om tijdens de sanitaire crisis ondersteuning te bieden aan hun werknemers met of zonder kinderen. De webinar werd massaal bijgewoond en opgepikt in de pers, en meerdere ondernemingen deden er ideeën op voor acties op de eigen werkvloer. Het instituut zal een forum blijven bieden aan organisaties om informatie en inspiratie uit te wisselen. Daarvoor kunnen ondernemingen nu al terecht op de online databank met goede praktijken van bedrijven inzake genderdiversiteitsbeleid.
Het instituut zal deze databank blijven uitbreiden en updaten, om zo een antwoord te bieden op de huidige uitdagingen in de maatschappij. Via het Europese project Parents At Work, waarvoor het instituut projectcoördinator is, wordt ingezet op rechtstreekse bewustmaking van werkgevers en werknemers rond de verschillende verlofsystemen en de ondersteuning van ouders op de werkvloer. Dit project zal in de loop van 2021 alle materiaal en conclusies breed bekendmaken.
Tot slot zal het instituut tijdens deze regeerperiode verschillende studies uitvoeren omtrent het opnemen en de bekendheid van de verscheidene verlofstelsels om voorbereid te zijn op de hervorming van het ouderschapsverlof en de verschillende andere verlofregelingen. Een eerste studie zal handelen over de algemene ontwikkeling van de verdeling van verlof- en werktijdregelingen tussen mannen en vrouwen, zoals tijdskrediet, loopbaanonderbreking en ouderschapsverlof. Een tweede studie zal vaders polsen naar hun ervaringen met vaderschapsverlof. Beide studies zullen meer inzicht bieden in de beweegredenen van zowel moeders als vaders voor het al dan niet opnemen van verlof voor huishoudelijke en gezinstaken.
Op basis van deze resultaten kunnen gerichte aanbevelingen en acties opgezet worden om de opname van verschillende verlofstelsels te stimuleren.
02.03 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Dank u wel, mevrouw de staatssecretaris. U heeft het belang beklemtoond van ondernemingen, bedrijven en werkgevers mee te hebben. Dat is volgens mij inderdaad erg belangrijk. Er is volgens mij ook een mentaliteitswijziging nodig op de werkvloer.
We hebben er bijvoorbeeld voor gezorgd dat, wanneer een school of een klas sluit omwille van corona, ouders recht hebben op tijdelijke werkloosheid. Sommige collega's hier waren bang dat de deur nu wagenwijd open zou staan. Maar ik heb in de praktijk gezien hoeveel schroom en angst mensen hebben om dat recht ook echt op te nemen. Heel wat bedrijven staan hier al erg ver in en geven extra verloven. Ze geven vaders ook meer verlof dan wettelijk nodig is. Dat is een goede zaak. Toch denk ik dat we nog massaal moeten inzetten op de mentaliteitswijziging. Daar moet aandacht voor zijn op de werkvloer.
Ook wat het vaderschapsverlof en het geboorteverlof betreft, moeten we ervoor zorgen dat er zoveel mogelijk drempels weggenomen worden. Ik kijk alvast heel erg uit naar de twee studies die u vermeld heeft. Zij zullen ons veel informatie geven die nuttig is voor het werk dat hier nog voor ons op de plank ligt.
L'incident est clos.
03 Vraag van Valerie Van Peel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen" (55011354C)
03 Question de Valerie Van Peel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "L'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes" (55011354C)
03.01 Valerie Van Peel (N-VA): Mijnheer de voorzitter, opnieuw heb ik een atypische vraag voor de commissie.
De raad van bestuur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen is onder meer bevoegd om op eigen initiatief of op vraag van de bevoegde minister of van de directie advies te geven over elke vraag in verband met de statutaire opdrachten van het instituut, dat nog andere bevoegdheden heeft. Hij is samengesteld uit veertien stemgerechtigde leden en drie leden met raadgevende stem. Verrassing alom, dertien van de veertien stemgerechtigde leden van de raad van bestuur zijn vrouwen. De enige stemgerechtigde man is een vertegenwoordiger van de lgbt-gemeenschap. Het adviescomité Gender was vorige legislatuur op dezelfde manier samengesteld overigens.
Ik vind dat een vreemde situatie. Wat mij betreft, werkt gendergelijkheid in twee richtingen. Dat lijkt hier allerminst het geval. Integendeel, er wordt een beetje de indruk gewekt alsof een man geen mening kan hebben over gelijke rechten tussen mannen en vrouwen, of alsof die minder waardevol zou zijn, wat ik ten zeerste wil bestrijden.
Artikel 8 van het koninklijk besluit tot vaststelling van het organieke statuut van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen stelt dat de leden worden voorgesteld door de ministerraad. In Vlaanderen heeft men daarvoor het MEP-decreet ter bevordering van een meer evenwichtige participatie van vrouwen en mannen in de advies- en bestuursorganen van de Vlaamse overheid. Daarin moet ten minste één derde van elk geslacht vertegenwoordigd zijn. Op federaal niveau blijkt die plicht volgens een antwoord van het instituut enkel te bestaan voor de adviesraden, niet voor het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. U zegt in uw beleidsnota wel dat u een evenwichtigere samenstelling van de raad van bestuur nastreeft.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat er in die raad van bestuur dertien vrouwen en één man met stemrecht zitting hebben? Op welke manier wilt u ervoor zorgen dat de raad van bestuur ook effectief evenwichtig is samengesteld en een weerspiegeling is van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen, wat uiteindelijk ook de kerntaak is?
03.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mevrouw Van Peel, het koninklijk besluit van 19 maart 2003 tot vaststelling van het organiek statuut van het IGVM bepaalt dat de leden van de raad van bestuur bij koninklijk besluit worden aangesteld door de ministerraad op voordracht van de bevoegde minister of staatssecretaris. Die dient er inderdaad, conform artikel 8, over te waken dat de aanwezigheid van vrouwen en mannen in de raad van bestuur verzekerd is, en streven naar een evenwicht van de geslachten. Er bestaat dus geen verplichting om in de voordracht en aanstelling van de leden een bepaald quorum te respecteren.
Evenmin bestaat er daartoe een verplichting conform de wet van 20 juli 1990, die adviesorganen regels oplegt met betrekking tot de voordracht van de leden en de samenstelling van de raad van bestuur en waarin wordt bepaald dat per mandaat zowel een vrouwelijke als mannelijke kandidaat wordt voorgedragen en dat ten hoogste twee van de drie leden hetzelfde geslacht hebben. Het instituut is immers geen adviesorgaan in de zin van de wet van 1990.
Uiteraard wil ik naar een evenwichtige samenstelling van die en alle andere raden van bestuur streven.
03.03 Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik had die koninklijke besluiten zelf al in mijn ingediende vraag vermeld; ik weet al dat er in dat verband geen verplichting bestaat. Dat vroeg ik dan ook niet. Ik vroeg u wel of u de huidige samenstelling van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen normaal vindt?
Mogelijk hebt u zo het idee – ik begrijp dat u die uitspraak tegenover mij niet nog eens snel zult doen – dat, als er over vrouwenrechten wordt gesproken, de mannen daar niet al te veel bij moeten worden betrokken. Dat is althans wat ik onthoud uit uw beleidsnota. Ik vind dat een zeer kwalijke evolutie, die zich hier ook nog eens in weerspiegelt. Ik heb van u niet gehoord dat u specifiek wilt tegemoetkomen aan de opmerking inzake het onevenwicht. Ik heb de indruk dat de onevenwichten bij u maar in één richting van tel zijn.
Ik vind het heel jammer dat uw antwoord niet meer is dan een herhaling van wat in de vraag staat. Maar goed, toch bedankt.
L'incident est clos.
04 Vraag van Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De impact van de coronacrisis op gendergelijkheid op de arbeidsmarkt en in de privésfeer" (55011422C)
04 Question de Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "L'impact de la crise sanitaire sur l'égalité des sexes (marché de l'emploi et sphère privée)" (55011422C)
04.01 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, het onderwerp van mijn vraag heeft mevrouw Willaert ook al aangekaart. Ze gaat over een artikel van eind november 2020. De vraag dateert van eind december 2020.
In het artikel wordt gesteld dat de coronacrisis de gendergelijkheid vijfentwintig jaar terugschroeft. Dat concludeert een studie van de Verenigde Naties. De voornaamste bevinding van de studie is dat de crisis werkende vrouwen en vooral werkende moeders uit de arbeidsmarkt drukt en opnieuw aan de haard duwt, ook in België.
Vóór de coronacrisis deden vrouwen al drie keer zoveel onbetaald werk als mannen. Sinds de pandemie is de kloof alleen nog maar groter geworden. Vooral huishoudelijke taken en de gezinszorg komen op de schouders van de vrouwen terecht. Door de sluiting van de scholen en doordat er onvoldoende in betaalbare kinderopvang is voorzien door de overheid, moesten vele gezinnen bovendien beslissen het werk te stoppen om voor de kinderen te kunnen zorgen. Dat was meestal voor de vrouw het geval, omdat vrouwen doorgaans minder loon hebben, vaker deeltijds werken en minder jobzekerheid kennen. Ook de cijfers van de RVA over de opname van het coronaouderschapsverlof, zoals mevrouw Willaert ook al heeft aangehaald, tonen aan dat vooral de vrouwen veel meer thuisblijven en voor de kinderen zorgen.
Dat mensen in tijden van crisis teruggrijpen naar klassieke rolpatronen, is slechts één oorzaak van het probleem. Er is natuurlijk ook de loonkloof tussen mannen en vrouwen, die er nog altijd is en die de overrepresentatie veroorzaakt van vrouwen in laagbetaalde sectoren, met veel deeltijdse banen en precaire statuten. Dat vormt een structurele basis voor het probleem van de ongelijke verdeling van betaalde en niet-betaalde arbeid van mannen en vrouwen.
De loonkloof wordt in de huidige crisis nog versterkt, doordat vrouwelijke sectoren buitengewoon hard zijn getroffen door de massale tijdelijke werkloosheid, hetzij door grote besmettingsrisico's met veel quarantaineperiodes tot gevolg, waarbij de vrouwen terugvallen op 70 % van hun inkomen.
Mijn vragen aan u zijn de volgende.
Wat zal u doen om deze kwalijke evolutie naar de klassieke rolpatronen en de verdeling van betaalde en onbetaalde arbeid te kenteren?
Hoe wil u de groeiende loonkloof aanpakken? Zal u er bij uw collega's voor pleiten de tijdelijke werkloosheid te verhogen tot 100 % van het loon?
Zal u ervoor zorgen dat ouders een beroep kunnen doen op voldoende betaalbare kinderopvangplaatsen, zowel nu als in normale tijden, zodat kinderzorg geen trigger meer kan zijn voor genderongelijkheid.
04.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mevrouw Vindevoghel, deze crisis vergroot de maatschappelijke ongelijkheden. Burgers ondervonden niet allemaal dezelfde impact van de epidemie en van de maatregelen om ze te bestrijden. Het waren net de meest kwetsbare groepen die het zwaarst werden getroffen. Ondergewaardeerde en vaak onderbetaalde sectoren die vaak voor het grootste deel uit vrouwen bestaan, bevonden zich plots in de frontlinie en werden meer blootgesteld aan de ziekte.
Sinds de Wereldvrouwenconferentie die in september 1995 in Peking plaatsvond, heeft België zich ertoe geëngageerd om de gelijkheid van vrouwen en mannen in de samenleving te versterken door de genderdimensie te integreren in het hele overheidsbeleid.
Het moet gezegd worden dat de zaken in het algemeen in de goede richting zijn geëvolueerd, maar niet snel of ver genoeg.
Voor de huidige legislatuur bestaat de uitdaging erin om ervoor te zorgen dat het beleid dat binnen alle bevoegdheidsdomeinen door de regering wordt uitgewerkt bijdraagt aan een concrete evolutie in de samenleving naar een grotere gelijkheid tussen mannen en vrouwen.
In het regeerakkoord van 30 september 2020 staat vermeld dat de overheid een actieve genderpolitiek zal voeren en een voluntaristisch genderbeleid, dat structurele en historische onevenwichten aanpakt. De monitoring hiervan wordt versterkt.
Gendergelijkheid is een fundamentele waarde, waartoe de regering op het vlak van het binnenlands beleid actief bijdraagt en die ze op internationale fora maximaal uitdraagt.
Ik engageer mij ertoe om de uitvoering van de wet inzake gender mainstreaming van 2007 en al haar bepalingen te stimuleren en coördineren en zo de genderdimensie te integreren in alle beleidslijnen, programma's en acties van de regering.
De doelstelling van deze transversale integratie is dat alle beleidslijnen bijdragen tot de versterking van de gelijkheid van vrouwen en mannen en om de structurele en historische onevenwichten aan te pakken.
Ik zal voldoende middelen vrijmaken voor de begeleiding en uitvoering van dit proces. Dit jaar zal ik de ontwikkeling met de implementatie van een nieuw federaal plan gender mainstreaming coördineren. Dat plan zal gebaseerd zijn op de beleidslijnen met een belangrijke genderdimensie, die voor elk regeringslid in zijn of haar beleidsverklaring zijn geïdentificeerd op basis van de bepaling van de wet inzake gender mainstreaming. Dit plan zal worden opgevolgd via de halfjaarlijkse tussentijdse opvolgingsverslagen aan de ministerraad en het eindverslag wordt voorgesteld aan het Parlement. Het instituut zal zijn ondersteuning en begeleidende rol in het kader van de uitvoering van het plan voortzetten. Ik ben ook van plan de wetgeving inzake de loonkloof te versterken om deze doeltreffender te maken. Het glazen plafond en de kleverige vloer zijn fenomenen die ik met verschillende initiatieven zal bestrijden.
04.03 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, het boekje Quand le monde s'arrête, les femmes continuent ligt voor mij. Heel veel vrouwen waren de helden van de coronacrisis. Ze mogen daar dan ook voor worden verloond. Ik ben toch wel blij verrast dat u dit op verschillende domeinen zult aanpakken. Dat is heel belangrijk. Er staan nu dikwijls muren tussen de verschillende domeinen. In een tussenkomst naar aanleiding van een resolutie rond vrouwen doe ik bijvoorbeeld voorstellen rond economische maatregelen die moeten worden genomen. Heel wat mensen, ook in dit halfrond, zien nog altijd niet in hoe belangrijk het is om die maatregelen met elkaar te verbinden. Het economische is ook heel belangrijk om de loonkloof weg te werken en om ervoor te zorgen dat vrouwen even goed kunnen participeren in onze maatschappij.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 55011823C de M. Lacroix est transformée en question écrite.
- Daniel Bacquelaine à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Un événement "sans personnes blanches"" (55011865C)
- Séverine de Laveleye à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La mixité, la non-mixité choisie et la non-mixité subie" (55012498C)
- Daniel Bacquelaine aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Een evenement 'zonder blanken'" (55011865C)
- Séverine de Laveleye aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Gendergemengdheid, en genderexclusiviteit als keuze of voldongen feit" (55012498C)
05.01 Daniel Bacquelaine (MR): Madame la secrétaire d'État, le 10
décembre dernier, le collectif Imazi.Reine a organisé avec le Centre Librex une
discussion virtuelle en safe space, c'est-à-dire en non-mixité, et je
les cite "sans hommes cis-hétéro et sans personnes blanches".
Je comprends
l'intérêt de ces safe space: se retrouver entre soi à certains moments
peut libérer davantage la parole, sauf quand il s'agit d'une exclusion
publique. On se situe alors dans un autre registre. Cet événement était bien
public, car la réunion a bénéficié d'une grande diffusion sur les réseaux
sociaux. Elle était donc accessible au grand public et a largement été
médiatisée. Or, si un tel événement est considéré comme public, on ne se
retrouve plus dans le concept du safe space et de l'entre-soi.
Cet
événement a donc exclu explicitement des catégories de personnes sur base de
discriminations inacceptables (la couleur de peau, le genre, les pratiques
sexuelles) mais souhaitées de manière univoque par les organisatrices. Ces
exclusions publiques sont, me semble-t-il, inacceptables puisqu'il s'agit de
racisme et de sexisme injustifiable et intolérable.
Comme j'ai
déjà eu l'occasion de le dire, quand on quitte l'universalisme pour migrer vers
le séparatisme, le communautarisme ou le "racialisme", on n'est plus
motivé par les valeurs universelles et fondamentales qui sont acceptées et partagées
par tout le monde. On se base au contraire sur des identités séparées, voire
opposées. Selon moi, il est inquiétant que des organismes subventionnés par le
public défendent et cautionnent la tenue de tels événements.
Dès lors,
madame la secrétaire d'État, j'aimerais vous poser deux questions.
Qu'allez-vous
mettre en place pour que ce genre d'événement public excluant des personnes sur
la base de leur origine, leur sexe ou leur couleur de peau ne se reproduise
plus à l'avenir?
Prévoyez-vous
des rencontres avec les associations organisant de tels événements?
Je vous remercie, madame la secrétaire d'État, pour les réponses que vous voudrez bien m'apporter.
05.02 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, comme le collègue Bacquelaine vient de le rappeler, en décembre 2020, le collectif Imazi.Reine organisait, avec le Centre Librex, PointCulture Bruxelles et l’ASBL La Maison du Livre, un atelier en non-mixité choisie réservé aux "femmes queers racisées". Ce choix a déclenché une polémique et suscité un débat médiatique sur la non-mixité choisie qui était sûrement utile.
Sans les relater de façon exhaustive ici, les critiques portaient sur le fait que ce type d’activité démontrerait une dérive sexiste et racialiste, et qu’il serait le syndrome d’un mouvement large de non-mixité sociale, culturelle ou sexuelle. Les organisatrices, et d’autres voix féministes, soulignent en revanche l’importance d’espaces en non-mixité choisie pour les groupes minoritaires, présentés comme des espaces d’émancipation et dans certains cas de sécurité – safe places, comme disait M. Bacquelaine – orientés vers une société plus inclusive et plus juste.
Je constate par ailleurs que plusieurs associations sont toujours aujourd’hui fondées sur la non-mixité de genre. Notons parmi d’autres le Cercle Royal Gaulois Artistique et Littéraire exclusivement masculin dont les activités sont orientées, d’après leur site internet, vers "des membres du gouvernement, des ambassadeurs, des parlementaires, des magistrats ou professeurs d’université, des représentants des professions libérales ou chefs d’entreprises, des artistes ou hommes de lettres" et dont l’objet social est l’organisation de concerts, d'expositions, de conférences mais aussi l’agrément tel que le bridge, la chasse, et les voitures anciennes. Notez que je ne suis pas du tout exhaustive ici mais donner quelques exemples permet de se mettre dans un contexte général. Il y a aussi le ManKind Project dont la mission est d’offrir, aux hommes uniquement, des programmes de formation et de développement personnel, dont l’initiation dite du "nouveau guerrier" orientée vers l’accomplissement personnel en vue de vivre leur maturité d’homme de façon pleine et entière. Je citerai encore l’organisation de franc-maçonnerie du Grand Orient qui s’organise en deux fédérations en non-mixité choisie et en une fédération mixte.
Je constate enfin que, dans de nombreux lieux de pouvoir officiel, les hommes restent largement surreprésentés, présentant dès lors des situations de non-mixité de fait ou subie.
Madame la secrétaire d'État, quelle différence faites-vous entre mixité, non-mixité choisie et non-mixité subie? Quelles sont les perspectives à court terme pour que la mixité soit effective dans les lieux de pouvoir?
05.03 Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Monsieur le président, monsieur Bacquelaine, madame de Laveleye, je vous remercie pour vos questions.
Je commencerai par relever ce qui me semble être une certaine confusion dans la question de M. Bacquelaine qui parle de pratiques sexuelles alors que l'hétérosexualité ou l'homosexualité, par exemple, sont des orientations sexuelles qui n'engendrent pas de pratiques sexuelles particulières. Il en va de même pour le terme cisgenre qui correspond à un genre précis et qui n'est pas une question de sexe mais bien d'identité de genre. Je pense qu'il est important que nous soyons bien tous au clair sur la définition d'identité de genre, d'expression de genre, de sexe ou d'orientation sexuelle dans cet hémicycle pour arriver à bien se comprendre.
Je suis également assez surprise de la manière dont vous présentez cet événement. Il s'agissait à ma connaissance d'un projet à destination d'un public précis que sont les femmes et les personnes LGBTQI+ non blanches et non pas d'un projet d'exclusion de quiconque.
Pour vous répondre aussi, madame de Laveleye, ce qui me semble primordial à préciser ici, c'est qu'il existe une différence de nature importante entre une non-mixité subie, qui est imposée par des citoyens en capacité de le faire, qui sont détenteurs d'une forme de pouvoir (comme différentes formes de ségrégation, apartheid, suffrage censitaire ou exclusion des femmes du droit de vote), et une non-mixité qui est choisie par une population minoritaire ou minorisée avec un projet temporaire d'émancipation politique.
Dans la non-mixité choisie comme celle de l'événement d'Imazi.Reine, il ne s'agit pas d'un projet de société ou d'un séparatisme mais bien de la mise en place d'un outil politique stratégique, d'un espace de liberté en vue de renforcer les consciences et les armes des participantes et participants face à différentes discriminations dont ils pourraient être victimes.
J'aimerais rappeler ici que beaucoup d'organisations ont dû s'adapter aux conditions de la crise. L'événement organisé par Imazi.Reine était au départ un événement en présentiel qui devait se dérouler dans le cadre d'une journée d'ateliers. C'était donc un atelier parmi d'autres. Des ateliers devaient se dérouler concernant les alliés, c'est-à-dire les personnes qui sont solidaires des personnes qui subissent des discriminations. C'est bien au départ dans un cadre global que cela devait s'organiser. Mais chacun a dû se réinventer et organiser un événement en le diffusant via les réseaux sociaux comme cela a été le cas pour l'événement qui nous occupe.
L'intérêt de ce genre d'événement est qu'il permet la mise en commun d'expériences personnelles, de discriminations ou d'un système de domination, en rassemblant des individus concernés sans qu'ils doivent justifier leur sentiment d'injustice, sans qu'ils doivent justifier de leur vécu, sans qu'ils doivent rassurer ni prendre en compte d'éventuels partenaires non concernés. C'est aussi l'occasion d'échanger autour d'une culture, d'une identité collective dans un espace sécurisant (d'où le safe space bienveillant) et finalement, de développer son autonomie politique sans devoir attendre d'être inclus par le bon vouloir des mouvements majoritaires comme le décrivait ma collègue de Laveleye.
Ce mode d'organisation est donc momentané et circonscrit à certains publics précis, concernés par un problème commun. Ceci était déjà utilisé à la fin des années 60 pour les mouvements des droits civiques ou dans les années 70 par le mouvement féministe, notamment le mouvement lesbien. On pourrait faire un parallèle. Comme on n'invite pas le patron à discuter des conditions de travail à une réunion syndicale, on n'invite pas forcément non plus d'hommes à participer à des échanges entre femmes sur les violences sexuelles et sexistes, ni des personnes qui ne boivent pas d'alcool à une réunion d'alcooliques anonymes. On peut considérer la nécessité de travailler en non-mixité comme un échec du vivre-ensemble, mais c'est du côté des raisons qui poussent certains groupes marginalisés à y avoir recours qu'il faut chercher la véritable responsabilité.
Il s'agissait, dans le cadre du cas d'Imazi.Reine, d'échanger dans un événement pour lutter entre autres contre le sexisme et le racisme systémiques. Unia, par exemple, dont vous me parliez, et dont nous parlions ce matin en commission, a recensé 951 dossiers déposés pour actes racistes en 2019. Et 2020 n'était pas plus brillante. On remarque que l'augmentation de ces signalements démontre un problème qui reste très présent dans la société, et qui fait évidemment des victimes. Celles-ci cherchent des réponses, à un niveau collectif mais aussi parfois à un niveau plus individuel.
Ensuite, je m'étonne, monsieur Bacquelaine, que vous ne fassiez jamais cette remarque lorsqu'il s'agit du nombre incalculable de lieux de pouvoir ou d'instances décisionnaires, comme le Cercle Gaulois dont parlait justement Mme de Laveleye, certains cercles étudiants, la majorité des loges maçonniques, de nombreuses instances aux fonctions religieuses, les déjeuners au sommet du pouvoir de M. Macron, ou la conférence de presse suivant le Codeco en Belgique, et j'en passe, où l'on se réunit en non-mixité masculine et bien souvent exclusivement blanche. Il y a dans nos sociétés une surreprésentation et une grande cooptation d'hommes dans des groupes censés représenter la majorité d'entre nous, et vous ne semblez pas vous opposer à leur liberté de réunion ou d'association dans ce cas.
05.04 Daniel Bacquelaine (MR): Madame la secrétaire d'État, à confusion, confusion et demi. Et en plus, je pense qu'il y a une très grande naïveté dans votre propos. Vous ne réalisez pas la différence entre le public et le privé, comme Mme de Laveleye qui cite des organisations privées qui ne font jamais de publicité extérieure et qui n'essaient pas de rassembler le grand public sur base de critères déterminés. Il faut bien séparer ce qui ressort de la sphère privée. Que des gens invitent chez eux des personnes qu'ils choisissent ne pose aucun problème. Mais quand une organisation publique, cautionnée et subventionnée par le public fait de même sur des réseaux sociaux, on se trouve dans un tout autre cadre.
Je me permets donc de mettre en évidence cette confusion. Nous nous situons dans une mouvance que vous semblez cautionner, mais que je ne cautionne pas. Des gens réintroduisent le concept de race et l'exhortent sous forme de racialisme, une sorte de racisme à l'envers. Je pense que cela est extrêmement dangereux car il s'agit d'une dérive inquiétante. C'est la mise en évidence de discriminations fondées sur la couleur de peau et sur l'orientation sexuelle. Il s'agit d'un retour au séparatisme, au communautarisme et à l'identité qui devient le maître mot.
Vous êtes donc une identitariste. Je trouve que cela représente franchement un problème pour une secrétaire d'État qui s'occupe de l'égalité.
05.05 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame Schlitz, je ne crois pas que vous soyez naïve et je pense que cela ne doit pas être facile d'entendre, dans une assemblée telle que celle-ci, ce genre de propos que les femmes et jeunes femmes ont malheureusement trop souvent l'habitude d'entendre.
Je vous remercie pour votre réponse, à laquelle j'aimerais ajouter deux éléments.
Monsieur Bacquelaine, je trouve qu'il s'agit là d'un débat fondamentalement intéressant qui mérite toute notre attention, celle de Mme Schlitz et de l'ensemble de notre Parlement pour les années à venir.
Premièrement, je ne pense pas laisser entendre à travers ma question un retour vers le séparatisme. L'universalisme auquel on pourrait aspirer dans les faits n'existe pas. Nous vivons dans une société relativement marquée par le ségrégationnisme, en particulier au sein des lieux de pouvoir, qui sont encore largement réservés aux hommes blancs.
Ainsi, s'en prendre essentiellement à des groupes minoritaires qui essaient de s'organiser pour influencer ces rapports de domination – qui existent toujours, même si on peut rêver d'universalisme – reflète un certain danger. À quels objectifs souhaitons-nous consacrer notre énergie? Notre but est-il d'instaurer une société réellement égalitaire ou plutôt de dénoncer les personnes qui s'organisent?
Je pense que nous pouvons également tenir un débat avec la société civile sur la communication liée aux espaces non mixtes. Des problèmes de communication peuvent effectivement se poser, mais ne confondons pas erreur de communication et volonté des groupes racisés ou minoritaires de s'organiser afin d'influencer la société en faveur d'un meilleur vivre-ensemble et d'une plus grande égalité pour toutes et tous.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nrs. 55011949C en nr. 55011951C van de heer Francken worden op zijn verzoek uitgesteld.
06 Vraag van Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De strijd tegen horizontale gendersegregatie op de arbeidsmarkt" (55012172C)
06 Question de Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La lutte contre la ségrégation de genre horizontale sur le marché du travail" (55012172C)
06.01 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, tijdens deze coronacrisis stapelen de bewijzen zich op dat horizontale gendersegregatie op de arbeidsmarkt zorgt voor verhoogde gezondheids- en financiële risico’s voor vrouwen. Wij hebben het vaak over het glazen plafond, maar weinig over de horizontale gendersegregatie, waarbij vrouwen in bepaalde sectoren werken en mannen in andere sectoren.
Er zijn sowieso al structurele problemen in de vrouwelijke sectoren. Ze werken doorgaans in ondergewaardeerde jobs, ze hebben lagere lonen, precaire statuten en deeltijdbanen.
Een studie van het European Trade Union Institute wijst erop dat er minder aandacht is voor preventie van gezondheidsrisico’s op het werk in overwegend vrouwelijke sectoren, ook al zijn die gezondheidsrisico’s op lange termijn groter in de vrouwelijke sectoren dan in overwegend mannelijke sectoren.
Door de coronacrisis zien we een stijging van het gezondheidsrisico en het financieel risico in vrouwelijke sectoren. Enerzijds blijkt een deel van die sectoren plots essentieel te zijn, met een groter besmettingsrisico. Anderzijds worden die sectoren meer door tijdelijke werkloosheid getroffen. Zij moeten dan terugvallen op een veel lager inkomen, slechts 70 % van hun inkomen.
Ik geef een voorbeeld. Op de luchthaven krijgt het cabinepersoneel een heel laag basisloon. Hun loon stijgt als zij vliegen. Doordat zij bijna of niet vliegen daalt hun loon tot onder het minimumloon.
Mevrouw de staatssecretaris, welke maatregelen zullen u en de regering nemen om de horizontale gendersegregatie op de arbeidsmarkt aan te pakken, die aan de basis ligt van de overmatige blootstelling op financieel vlak en op gezondheidsvlak?
Welke initiatieven zal u nemen om te zorgen voor een permanente herwaardering van en een goede bescherming binnen de nu als overwegend vrouwelijk gekwalificeerde sectoren? Denk maar aan de zorg.
06.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mevrouw Vindevoghel, in 2007 heeft het federaal Parlement, op voorstel van de regering, een vernieuwende en ambitieuze wet aangenomen om te komen tot een grotere gelijkheid tussen vrouwen en mannen.
Ik engageer mij ertoe de uitvoering van de wet gender mainstreaming van 2007 en al haar bepalingen te stimuleren en te coördineren en zo de genderdimensie te integreren in alle beleidslijnen, programma's en acties van de regering.
De doelstelling
van die transversale integratie is alle beleidslijnen te laten bijdragen aan de
versterking van de gelijkheid van vrouwen en mannen in de samenleving en de
structurele en historische onevenwichten aan te pakken.
Daarnaast is er
het Verdrag nr. 190 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende
de uitbanning van geweld en intimidatie in het domein werk, waarin de aandacht
gevestigd wordt op huiselijk geweld dat zijn weerslag heeft op tewerkstelling,
productiviteit, gezondheid en veiligheid. Het Verdrag bepaalt dat iedere
lidstaat een inclusieve, geïntegreerde en genderbewuste aanpak moet vastleggen
voor de preventie en de uitbanning van geweld en intimidatie in het domein
werk.
België heeft
aangekondigd het Verdrag zo snel mogelijk te zullen bekrachtigen. Het
overheidsbeleid heeft nood aan een transversale visie op genderongelijkheid, om
enerzijds de ongelijkheden te bestrijden en, anderzijds, te voorkomen dat de
situatie van vrouwen verslechtert, tijdens de coronacrisis en daarbuiten.
06.03 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de staatssecretaris.
Er is natuurlijk nog veel werk aan de winkel. Wij hebben in de zorg gezien dat de mensen heel hard hebben moeten werken. Dankzij de strijd van de mensen heeft men de lonen wat kunnen verhogen, maar wij zijn helemaal nog niet waar wij moeten zijn. Het zou bijvoorbeeld een goede zaak zijn, mocht de loonnorm wegvallen, zodat de vakbonden betere lonen kunnen onderhandelen in de bedrijven wanneer zij dat willen. Ik verwijs naar de campagne voor een minimumloon van 14 euro. Het gaat vooral over sectoren waar er veel vrouwen werken. Zo zouden die mensen toch al hun lonen kunnen verhogen.
Verder moet er werk gemaakt worden van betere statuten. Misschien moeten we daarvoor ook eens kijken – ik heb hierover al vragen gesteld – naar bpost, een openbaar bedrijf. De overheid heeft daarin dus zelf iets te zeggen. De mensen hebben daar nog lonen lager dan 14 euro. Dat zou dus al een goede zaak zijn. Er moet ook nog meer werk gemaakt worden van preventie en bescherming op het werk. Verder moeten de essentiële beroepen erkend worden als zware beroepen. Dat zou ook een goede zaak zijn. Die suggesties wilde ik nog aanbrengen.
L'incident est clos.
07 Vraag van Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De voorwaarde van burgerlijke staat voor de toekenning van het geboorteverlof" (55012173C)
07 Question de Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La condition d'état civil pour l'octroi du congé de naissance" (55012173C)
07.01 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, sinds 1 januari van dit jaar is het geboorteverlof voor vaders en meemoeders uitgebreid naar 15 dagen. Dat is op zich een eerste stap in de goede richting. Maar laten we wel wezen, de duurtijd, de hoogte van de uitkering en het ontbreken van een automatische toekenning of opnameverplichting laten nog veel te wensen over met het oog op het uiteindelijke doel, namelijk het doorbreken van de genderrolpatronen in de kinderzorg en het verkrijgen van een evenwichtige taakverdeling tussen beide ouders.
Los daarvan vond ik het frappant dat de nieuwe regeling rond geboorteverlof nog steeds uitgaat van het klassieke kerngezin. Vaders en meemoeders moeten immers met de moeder gehuwd of wettelijk samenwonend zijn om recht te hebben op het geboorteverlof. Op die manier worden feitelijk samenwonenden en ouders die op het moment van de geboorte reeds uit elkaar zijn, uitgesloten. Daardoor dreigt de kinderzorg weer overmatig op de schouders van de al dan niet opnieuw alleenstaande moeder te komen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?
Gaat u ervoor zorgen dat het recht op geboorteverlof onafhankelijk gemaakt wordt van de burgerlijke staat van de ouders, om dit probleem op te lossen?
07.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Vindevoghel, ongelijkheden in de verdeling van de taken met betrekking tot de zorg voor het kind ontstaan van bij de wieg. Het geboorteverlof is een maatregel die het mogelijk zal maken dat co-ouders hun rechtmatige plaats innemen in de zorg en de opvoeding van het kind.
In eerste instantie heeft de werknemer of zelfstandige van wie de afstamming wettelijk is vastgelegd of die het kind heeft erkend recht op geboorteverlof. Indien dat niet het geval is, hebben de volgende personen volgens een cascadesysteem recht op geboorteverlof: de persoon die getrouwd is met de moeder, de persoon die wettelijk samenwoont met de moeder of de persoon die reeds gedurende drie jaar feitelijk op permanente en affectieve wijze samenwoont met de moeder.
Er wordt dus inderdaad steeds een zekere band met het kind en de biologische moeder gevraagd. Dat belet echter niet dat iemand die wettelijk of duurzaam feitelijk samenwoont met de moeder van het kind ook recht heeft op geboorteverlof.
Bovendien heeft iemand die gescheiden is van de moeder, maar het kind heeft erkend of indien er een vermoeden van vaderschap of meemoederschap is omdat het huwelijk ontbonden of vernietigd is binnen de 300 dagen vóór de geboorte van het kind, tevens recht op geboorteverlof.
Uiteraard moet het geboorteverlof mee evolueren met de noden in de samenleving. Ik zal hierop toezien.
07.03 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
08 Vraag van Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Gendergerelateerd geweld en seksuele intimidatie op de werkvloer bij de spoorwegen" (55012175C)
08 Question de Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La violence liée au genre et l'intimidation sexuelle sur le lieu de travail aux chemins de fer" (55012175C)
08.01 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, in Brussel heeft onder andere de vakbond ACV een enquête gehouden bij werkneemsters van de NMBS. De resultaten ervan noopten ons om over het onderwerp een parlementaire vraag in te dienen.
De enquête werd door 146 werkneemsters ingevuld. Aangezien de jaarrapporten van de interne diensten voor preventie en bescherming op het werk geen cijfers bevatten over gendergerelateerd geweld en seksuele intimidatie, is er natuurlijk geen zekerheid over de representativiteit van de resultaten voor de meerderheid van de werkneemsters bij de spoorwegen. De resultaten van de enquête maken echter wel duidelijk dat het niet om geïsoleerde gevallen gaat. Als u het wil, kan ik u de enquête doorspelen.
Ik vat het even samen, 67,8% van de respondenten werd zelf het slachtoffer van verbaal of fysiek gendergerelateerd geweld. Voor de meerderheid van hen was het probleem niet recurrent. Het had echter wel een impact op het welzijn van de werkneemsters op het werk. Daarnaast was 41,78 % van de respondenten getuige van gendergerelateerd geweld of ongepast seksueel gedrag tegenover een vrouwelijke collega op de werkvloer. Opvallend is ook dat vrouwen dergelijke feiten vaker signaleren wanneer ze getuige zijn dan wanneer ze zelf het slachtoffer zijn. Tot slot vonden de deelneemsters aan de enquête het hoog tijd dat er iets gedaan werd aan het probleem.
Mevrouw de minister, welke acties zult u ondernemen om volledige en representatieve gegevens te verzamelen over gendergerelateerd geweld en seksuele intimidatie bij de spoorwegen? Welke preventie- en beschermingsmaatregelen zult u nemen voor de slachtoffers?
Hoe zult u de melding van dergelijke feiten vereenvoudigen voor slachtoffers en getuigen?
Zult u zorgen voor een preventiecampagne inzake seksistische gedragingen op de werkvloer die kunnen resulteren in geweld? Hoe zult u dat aanpakken?
Zult u meewerken aan de behandeling van de thematiek in de plannen voor welzijn op het werk, onder andere bij de spoorwegen?
08.02 Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Vindevoghel, j'ai pris connaissance de l'enquête dont question.
En décembre, si je me souviens bien, je suis entrée en contact avec un petit groupe de la CSC-Transcom qui m'a fait part des résultats de cette étude, malgré qu'il m'avait fait savoir, au départ, qu'il s'agissait d'informations confidentielles. Je n'ai donc pas vraiment eu l'occasion d'en discuter avec les membres du Parlement, mais je suis contente que certains se saisissent de la question.
Quoi qu'il en soit, les résultats sont, en effet, accablants. On peut constater qu'on se trouve face à un problème de sexisme ordinaire, de méconnaissance de ce dernier ou de ce que représente une agression sexuelle ou un fait de harcèlement. Cette méconnaissance est très préoccupante. Une sensibilisation en la matière est donc nécessaire, mais aussi en matière de monitoring. En effet, comme vous le soulignez, il n'existe pas actuellement de référencement, au niveau de la SNCB, de tous ces actes dans les enquêtes relatives au bien-être. De plus, il est difficile pour les travailleurs et les travailleuses de signaler ce genre de problèmes. Voilà pour ce qui concerne les points importants que j'ai retenus de cette rencontre.
J'ai bien pris note de toutes vos questions qui constituent des pistes de travail intéressantes. Mais mon objectif est d'agir, en concertation avec le ministre de la Mobilité, M. Gilkinet, afin de remédier à cette situation de façon urgente et de mettre en place un plan d'action. J'ai d'ores et déjà averti l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes du problème spécifique qui se pose à la SNCB, et il s'est dit disposé à nous soutenir pour développer ce plan. Ma stratégie consiste à voir si ce type de problèmes ne se pose pas dans d'autres secteurs. Mais je ne suis pas encore en possession de toutes les réponses à ce sujet.
08.03 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): We mogen inderdaad de omvang en frequentie van grensoverschrijdend gedrag in de werkomgeving niet onderschatten. In Vlaanderen is er momenteel de zaak-Bart De Pauw. Er was ook de enquête van het ACV bij de dienstenchequebedrijven. Die resultaten waren ook zeer ernstig.
Voor mij is het belangrijk dat er meer tools ter beschikking worden gesteld en dat vrouwen gemakkelijker toegang krijgen tot een stevig preventiebeleid in de ondernemingen. In heel wat bedrijven wordt het probleem nog te vaak onderschat.
Daarom is het misschien niet slecht dat u werk maakt van een casegebaseerd beleid, dat uitgebreid wordt tot andere bedrijven.
L'incident est clos.
09 Vraag van Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Een jaarlijkse studie naar feminicide" (55012176C)
09 Question de Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Une étude annuelle sur les féminicides" (55012176C)
09.01 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, tijdens het debat over uw beleidsverklaring gaf u tegenover mevrouw Nadia Moscufo aan dat het volgens u een goed idee is om officiële statistieken over feminicide in België te verzamelen. In Frankrijk wordt er sinds kort jaarlijks een rapport aan gewijd, genaamd Etude nationale relative au morts violentes au sein de couples.
Het middenveld is vragende partij om een dergelijke studie jaarlijks in België te laten plaatsvinden. Zult u het voorbeeld van Frankrijk volgen en ook in België jaarlijks een rapport over feminicide bestellen? Kunt u dat al voor 2020 doen? Zo niet, wat is het probleem ter zake?
09.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mevrouw Vindevoghel, als staatssecretaris voor Gendergelijkheid besteed ik veel aandacht aan de strijd tegen vrouwenmoord. Vrouwenmoord of feminicide is de meest extreme vorm van geweld tegen vrouwen en heeft ook een dramatische impact op hun naasten. Het is inderdaad essentieel om een beter inzicht te krijgen in de omvang en de evolutie van feminicide in ons land. Het verzamelen van degelijke gegevens, maar ook het instellen van een analysemechanisme voor het onderzoeken van vrouwenmoord, behoort terecht tot de aanbevelingen van de review. In het kader van het volgende nationaal actieplan zal ik ervoor zorgen dat dit belangrijke aandachtspunt wordt opgenomen. Het is onaanvaardbaar dat in 2021 nog steeds het middenveld dit werk op basis van persartikels uitvoert.
Het IGVM richt zich elk jaar tot de federale politie en het College van procureurs-generaal om de statistieken over gendergerelateerd geweld te centraliseren. Het blijkt dat we op dit moment niet beschikken over betrouwbare gegevens over vrouwenmoord, die een studie zoals in Frankrijk mogelijk maken. Desalniettemin zijn momenteel zowel op politioneel als op gerechtelijk niveau denkoefeningen aan de gang om te kunnen beschikken over naar gender uitgesplitste statistische gegevens over de slachtoffers van partnergeweld. We zijn dus goed op weg naar betere statistieken met betrekking tot deze feiten.
Voor verdere informatie hierover verwijs ik u eveneens naar mijn collega's, de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken.
J'espère qu'on pourra avancer le plus rapidement possible sur cette question.
09.03 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Dank u, ik hoop het ook.
Vorig jaar waren er 24 feminicides. Dat is een enorm cijfer. Meten is weten en als men iets weet, kan men maatregelen nemen. Het is heel belangrijk om ter zake stappen vooruit te zetten. Het is een vraag van de vrouwenorganisaties om meer zicht te krijgen op de oorzaken daarvan.
L'incident est clos.
- Theo Francken aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De subsidies aan het Collectif contre l’Islamophobie en Belgique" (55011949C)
- Theo Francken aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De subsidies aan ngo’s tegen racisme en islamofobie" (55011951C)
- Theo Francken à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les subsides destinés au Collectif contre l'Islamophobie en Belgique" (55011949C)
- Theo Francken à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les subsides alloués aux ONG engagées contre le racisme et l'islamophobie" (55011951C)
De voorzitter: Mijnheer Francken, ik had het bericht gekregen dat u om uitstel van uw vragen had verzocht, maar intussen bent u toch bij ons.
10.01 Theo Francken (N-VA): Ik dacht inderdaad dat ik er niet zou geraken, mijnheer de voorzitter, maar het is toch gelukt. Ik ben blij dat ik eens aanwezig ben in de commissie voor Gelijke Kansen, want het is de eerste keer.
Mevrouw de staatssecretaris, mijn beste wensen voor het nieuwe jaar, veel moed en doorzettingsvermogen. Beleid maken is moeilijker dan oppositie voeren. In de oppositie is het altijd gemakkelijk om kritiek te geven, maar het is nog iets anders als men het moet doen. Ik wens u dus veel succes en ben ervan overtuigd dat het niet de laatste keer is dat ik in deze commissie aanwezig ben.
Ik heb een vraag over het Collectif contre l’Islamophobie en Belgique (CCIB). Ik heb in het verslag gelezen dat collega Van Langenhove daarover donderdag in plenum al een vraag heeft gesteld en ik heb enkele bijkomende vragen.
In uw antwoord aan de heer Van Langenhove zei u dat u een onderhoud hebt gehad met het CCIB. Hoe is dat onderhoud verlopen?
U zegt dat dit positief is verlopen, maar hebt u besproken, wat ik vermoed, dat het CCIB en het CCIF onderling gerelateerd zijn? U zegt dat zij niets met elkaar te maken hebben, maar het is toch vreemd dat zij juist hetzelfde logo gebruiken en dezelfde statuten hebben? U kunt zeggen dat het geen hond is, maar als het vier poten heeft, als het blaft, als het haar, een kop en een staart heeft, dan zal het misschien toch een hond zijn. Hebt u dat besproken? Hebt u gevraagd naar de links met het CCIF, dat in Frankrijk verboden is door president Macron? Waaruit concludeert u dat er geen enkele relatie bestaat tussen het CCIF en het CCIB en dat het CCIB 100 % koosjer is, terwijl het CCIF verboden is door de Franse regering wegens islamisme en links met de Moslimbroederschap en met Hamas? Bovendien gebruiken beide organisaties net hetzelfde logo en hebben zij dezelfde doelstellingen.
Ik vind dat echt vreemd. Dan heb ik het nog niet over het feit dat er heel wat van uw partijgenoten in de raad van bestuur van het CCIB zitten en dat het CCIB nog niet eens een jaarrekening heeft ingediend. Toch bestaat die organisatie en geeft u er zelfs subsidies aan. In Frankrijk wordt het CCIF verboden, maar de zusterorganisatie met hetzelfde logo en dezelfde doelstellingen krijgt bij ons subsidies. Ik vind dat echt heel vreemd en ik denk dat ik daarmee niet alleen sta.
Daarom verkrijg ik graag enige duidelijkheid over uw onderhoud met het CCIB.
Mijn tweede vraag gaat over de subsidies, gepubliceerd op 31 december in het Belgisch Staatsblad. Ik houd het Belgisch Staatsblad altijd in de gaten, ook in de kerstvakantie, wat voor een stuk een hobby is. Er staan trouwens altijd heel interessante dingen in.
10.02 Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Monsieur Francken, excusez-moi, est-ce que vous passez à votre deuxième question?
10.03 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik heb van de voorzitter begrepen dat mijn vragen over dit onderwerp gekoppeld zijn.
10.04 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Nee, ze zijn niet gekoppeld.
De voorzitter: Mevrouw de staatssecretaris, beide vragen zijn inderdaad samengevoegd. Ik heb aan de heer Francken dan ook het woord gegeven om zijn beide vragen samen te stellen.
10.05 Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Cela ne m'a pas été communiqué. Je vous remercie.
10.06 Theo Francken (N-VA): Hoe dan ook, op 31 december publiceerde het Belgisch Staatsblad een reeks subsidies aan allerhande ngo's voor projecten ter bestrijding van racisme en islamofobie.
Die lijst heb ik goed bekeken. Als voormalig staatssecretaris voor Asiel en Migratie heb ik nogal kennis van de ngo-wereld in die sector. Voorheen was ik al kabinetschef op het departement Inburgering, waardoor ik ook wat kennis van de ngo-wereld in Vlaanderen heb. Vaak dienen dezelfde ngo's subsidiedossiers en aanvragen in, waarmee ik op zich geen problemen heb, subsidies bestaan daarvoor. Enkele van de opgesomde ngo's ken ik, maar van enkele andere heb ik nog nooit gehoord; wat niet wil zeggen dat het om incorrecte ngo's gaat.
Mevrouw de staatssecretaris, kunt u een overzicht geven van de exacte bedragen en de duurtijd van de subsidies per ngo?
Welke was juist de subsidieoproep? Wat was de doelstelling, het motief van de subsidie? Wat was juist het kader van de subsidies? Wanneer werd die subsidieaanvraag gelanceerd? Uit een krantenartikel in De Standaard heb ik begrepen dat de subsidieoproep door de vorige regering werd uitgestuurd en dat u een en ander gewoon hebt ondertekend. Blijkbaar is voormalig minister Nathalie Muylle van CD&V ervoor verantwoordelijk.
Ik heb ook gelezen dat een van de subsidies werd toegekend aan een ngo die onderzoek wil doen naar en ook actief wil zijn in de bestrijding van coronaracisme. Bestaat coronaracisme? Wat is dat? Ik heb er nog nooit van gehoord. Ik meende dat iedereen met corona besmet kan worden, dat corona geen onderscheid maakt naar rang of stand, laat staan naar huidskleur of geaardheid.
Alle gekheid op een stokje, neemt u het ernstig dat u subsidie toekent aan een vzw die zegt onderzoek te zullen uitvoeren naar coronaracisme en dat desgevallend te bestrijden? Ik vind dat hilarisch. Ik vind het onwaarschijnlijk dat daaraan geld wordt uitgegeven. Kunt u mij zeggen wat coronaracisme precies is? Dat interesseert mij wel.
De voorzitter: Mevrouw de staatssecretaris, u krijgt nu twee minuten per gestelde vraag, dus samen vier minuten spreektijd om te antwoorden op beide vragen van collega Francken.
10.07 Sarah Schlitz, secrétaire d'État: S'agissant de la première question, je me réfère à la réponse que j'ai donnée en séance plénière la semaine dernière. Plusieurs questions viennent d'être ajoutées par M. Francken mais n'ont pas été préalablement communiquées à mon cabinet, de sorte que je n'y répondrai pas maintenant. Je répondrai donc à la seconde question que m'a posée M. Francken en rapport avec les subsides.
Mijnheer Francken, ik wil uw aandacht vestigen op het feit dat deze projectoproep niet specifiek ter bestrijding van racisme en islamofobie was, maar een bredere oproep op het gebied van gelijke kansen. Dit betekent dat niet alleen projecten ter bestrijding van racisme en islamofobie zijn geselecteerd, maar ook projecten ter bestrijding van discriminatie in het algemeen, discriminatie van lgbtqi+-mensen, online hate speech en projecten om tot een meer inclusieve samenleving te komen.
We hebben een subsidie van 20.000 euro per project toegekend aan in totaal negen Belgische vzw's. Concreet duren deze projecten tussen zes maanden en anderhalf jaar. Kandidaturen voor de projectoproep waarnaar u verwijst, konden ingediend worden tussen 21 maart en 30 april 2020 en de oproep werd gepubliceerd op de website van de FOD Justitie, aangezien mijn administratie nog niet over een eigen website beschikt. De subsidie(…) en het aanvraagformulier zijn inderdaad nog steeds online te vinden.
Ik geef graag mee dat mijn administratie in 2019 een soortgelijke projectoproep heeft gelanceerd, waarbij ook toen negen projecten rond gelijke kansen een subsidie hebben gekregen. Bovendien zijn we van plan om deze oproep jaarlijks te lanceren en zo het maatschappelijke middenveld aan te moedigen om bij te dragen aan de ontwikkeling van het federale gelijkekansenbeleid.
Sinds het uitbreken van de sanitaire crisis heeft de Belgische en Europese pers herhaaldelijk melding gemaakt van discriminatie of beledigingen ten aanzien van Aziatische mensen. Ook vanuit andere minderheidsgroepen, zoals de Joodse gemeenschap of de moslimgemeenschap, zijn er concrete meldingen van haatdragende incidenten waarbij men zich geviseerd acht als zondebok of oorzaak van COVID-19.
Het Interfederaal Gelijkekansencentrum Unia heeft momenteel geen betrouwbare cijfers beschikbaar over meldingen die in verband gebracht kunnen worden met COVID-19. Deze zullen aan bod komen in Unia's jaarverslag van 2020. Wel heeft Unia in zijn rapport COVID-19: een test voor de Mensenrechten (2020) de eerste tendensen omtrent de meldingen gerelateerd aan COVID-19 opgenomen. Deze tonen inderdaad een stijging van 32 % aan van het aantal meldingen over onrechtvaardige of discriminerende behandeling tussen februari en augustus 2020 ten opzichte van dezelfde periode in 2019.
De gezondheidscrisis is dus ook een ongelijkheidscrisis, ook op het vlak van racisme. Ik zal mij op elk moment tegen elke vorm van racisme verzetten, tijdens en na de coronacrisis.
De voorzitter: Als de problematiek u interesseert, mijnheer Francken, en ook de anderen, wij hebben vanmorgen met Unia afgesproken dat wij zijn rapport over COVID-19 in de komende weken in onze commissie zullen toelichten.
10.08 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik zal dit zeker mee opvolgen, samen met collega Safai, die er ook bij is komen zitten. Daar mag u zeker van zijn.
Mevrouw de staatssecretaris, ik vraag u eigenlijk heel eenvoudig hoe het overleg geweest is met het CCIB. U zegt dat u daarop niet wilt antwoorden.
Mijn vraag is heel concreet: waaruit concludeert u eigenlijk dat er een groot verschil is tussen het CCIB en het CCIF?
Ik kan dat nergens uit opmaken, niet uit het logo, niet uit de doelstelling. Ik vind het heel vreemd dat in Frankrijk wordt beslist die organisatie te verbieden, en hier niet. Dat is niet zomaar iets, een organisatie verbieden is toch een heel zware maatregel. Die organisatie heeft zichzelf dan ook opgedoekt, opgeheven. President Macron zal er dan toch niet zover naast gezeten hebben, meen ik dan. Tegelijkertijd krijgt zo'n organisatie in België subsidie. Ik word daar nogal argwanend door. Ik vind dat eigenlijk een verkeerd signaal. U kunt toch begrijpen dat dit minstens een vervelend dossier is. Frankrijk verbiedt die organisatie en de Belgische regering geeft er subsidie aan. Dat lijkt mij toch vreemd.
U geeft hier duidelijk geen antwoord op. Ik zal een nieuwe vraag moeten indienen, want u kunt blijkbaar niet antwoorden op de vraag hoe dat overleg geweest is. Dan hoeft u geen tekst af te lezen waarschijnlijk.
In verband met mijn vraag over de subsidies, als ik u vraag: bestaat coronaracisme, verwijst u naar een onderzoeksrapport dat Unia aan het opmaken is en dat hier in de Kamer besproken zal worden. Dat betekent dat Unia dat onderzoek aan het voeren is, omdat er klachten geweest zijn.
(…): (…)
10.09 Theo Francken (N-VA): Waarom schudt u neen?
Ik begrijp dat Unia een rapport aan het opmaken is over de coronaperiode, over de klachten die er zijn over discriminatie. Is dat niet juist? Dat is toch wat ik begrepen heb uit uw antwoord en ook uit wat de voorzitter zegt.
Dan vraag ik mij af waarom u daarnaast nog een subsidie wil geven aan een vzw om onderzoek te doen naar coronaracisme, als Unia blijkbaar al een rapport aan het opmaken is?
U schudt opnieuw neen. Waarom schudt u neen, mevrouw de staatssecretaris?
U antwoordt niet, mevrouw de staatssecretaris. In uw ogen ben ik waarschijnlijk een Untermensch, ik weet het. De morele superioriteit druipt er weer van af. Toch zijn het heel eenvoudige dingen die ik u vraag, en ik denk dat het belangrijk is dat we ook antwoorden krijgen van de regering.
10.10 Sarah Schlitz, secrétaire d'État: (…)
10.11 Theo Francken (N-VA): U mag het in de micro zeggen, hoor, zo kan het in het verslag staan.
10.12 Sarah Schlitz, secrétaire d'État: (…)
10.13 Theo Francken (N-VA): Dat weet ik niet. Dat hangt af van de voorzitter, die dan de vergadering moet schorsen. Ik wil graag het Reglement inroepen.
10.14 Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Je ne peux pas répondre à une question qui n'a pas été introduite.
10.15 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mag ik vragen het Reglement toe te passen? De vergadering kan uiteraard worden geschorst als u een onderhoud wenst op vraag van de staatssecretaris, maar als dat niet het geval is, sta ik erop dat die woorden in het verslag worden genoteerd.
De voorzitter: De procedure is duidelijk, me dunkt: u hebt twee vragen ingediend, u hebt ze gesteld, mevrouw de staatssecretaris heeft ze beantwoord. Het antwoord bevalt u niet? Dat is uw goed recht, maar als u vervolgens de staatssecretaris interpelleert en zij daarop niet wil ingaan, dan is dat evengoed haar recht. Daar kunt u akte van nemen, en uiteraard kunt u dat betreuren.
Ik stel voor dat u uw repliek afrondt. Uiteraard staat het u vrij om later nog nieuwe vragen in te dienen.
10.16 Theo Francken (N-VA): Bedankt, mijnheer de voorzitter. Dat is een goede afspraak, ik zal mijn vragen opnieuw formuleren.
Ik begrijp dat ik nu geen antwoord krijg op gewone vragen die ik stel over een onderhoud dat de staatssecretaris afgelopen donderdag nog in de plenaire vergadering heeft bevestigd. Het lijkt me nochtans niet uitzonderlijk om te antwoorden op de vraag hoe dat onderhoud is verlopen. De regering heeft natuurlijk het voorrecht om te weigeren vragen te beantwoorden, al vind ik dat een vreemde manier van werken. Wat meer flexibiliteit in het antwoorden op gewone, normale vragen moet toch kunnen.
Goed, u bent nieuw in functie – ik zal een nieuwe vraag indienen en dan kijken we wel verder wat u erop te zeggen hebt.
Ik heb wel uw communicatie gelezen op uw Twitteraccount, al weet ik niet of u die zelf hebt geschreven?
Le président: Madame Schlitz, je vous propose de...
10.17 Sarah Schlitz, secrétaire d'État: On vous laisse malgré tout poser votre question …. et vous venez discutailler pendant deux heures!
Le président: Non, non! Madame Schlitz, je n'ai vérifié le chronomètre pour personne, parce que je n'en ai pas.
J'ai un GSM mais je n'ai pas vérifié le temps de parole de chacun. D'autres orateurs ont parfois dépassé le temps de parole autorisé.
Mijnheer Francken, ik stel voor dat u afrondt.
10.18 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik vraag slechts de toepassing van het Reglement. Het Parlement heeft het laatste woord. Als de staatssecretaris telkens opnieuw tussenkomt, mag ik opnieuw repliceren. Ik vraag niet meer dan de toepassing van het Reglement. Ik denk dat u dat zeer correct doet.
Ik begrijp de ergernis, de frustratie en de woede die het blijkbaar opwekt als ik twee, in mijn ogen normale, vragen stel. Heel goed, dan zal ik zeker nog veel vragen stellen. Doe vooral zo verder. Ik denk dat u beter wat boven de mêlee zou staan als staatssecretaris in plaats van u zo te laten meesleuren; dat is slechts een advies.
Ik heb alleszins uw communicatie goed gelezen. Die was niet helemaal wat u hier zegt, dat het CCIB en het CCIF niets met elkaar te maken hebben. We zullen dat uitdiepen tot op het bot en dan zullen we zien wie er finaal aan het langste eind trekt.
L'incident est clos.
11 Vraag van Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Het institutioneel gelijkekansenlandschap" (55012178C)
11 Question de Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le paysage institutionnel des organismes chargés de l'égalité des chances" (55012178C)
11.01 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, in uw beleidsverklaring gaf u aan dat u samen met uw collega's het institutioneel landschap van de gelijkheidsorganen en de gelijkekansenadministraties wil evalueren en verbeteren.
Zal die evaluatie van het institutioneel gelijkekansenlandschap een impact hebben op adviesraden, zoals de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen en de Adviesraad Gender en Ontwikkeling? Zo ja, welke wijzigingen kunnen we verwachten?
11.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Verschillende gespecialiseerde gelijkheidsorganen hebben geen A-statuut in de zin van de Principes van Parijs. Een aantal van hen functioneren als gelijkheidsorganen onder toezicht van een lid van de regering. De dubbele status van deze organen wordt door de internationale monitoringsorganen ter discussie gesteld en kan een probleem vormen in het kader van de oprichting van het Federaal Instituut voor de rechten van de mens, dat met name voor deze organen als koppeling zal moeten fungeren.
Het is de ambitie dat dit instituut zal voldoen aan de Principes van Parijs, zodat het statuut A kan worden erkend. Daarin kadert de evaluatie van het institutionele landschap. Er wordt ook een herschikking van de administraties aanbevolen.
Bij de evaluaties van het institutionele
landschap van sectoriële mensenrechtenorganen en gelijkekansenadministraties
zal ook worden gekeken naar de samenstelling van de raden van bestuur van deze
sectoriële mensenrechtenorganen, niet van middenveldorganisaties.
11.03 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Bedankt voor de informatie.
L'incident est clos.
12 Vraag van Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De antiseksismewet" (55012179C)
12 Question de Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La loi contre le sexisme" (55012179C)
12.01 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, tijdens het debat over uw beleidsverklaring gaf u aan dat u de antiseksismewet ruimer bekend en slagkrachtiger wil maken. U gaf aan dat u het eerstelijnspersoneel beter wil vormen en dat u wil samenwerken met de betrokkenen op het terrein en met de verschillende beleidsniveaus. Het is ons nog niet helemaal duidelijk wie u daarmee bedoelt en welke concrete maatregelen u wilt nemen. Hoe wilt u de antiseksismewet beter bekendmaken bij de bevolking?
12.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mevrouw Vindevoghel, de antiseksismewet werd in 2014 door de federale regering aangenomen met als doel de strijd tegen discriminatie en seksisme in de openbare ruimte te versterken.
Dankzij deze wet kan elk gebaar of gedrag dat een persoon ernstig en publiekelijk veracht vanwege zijn of haar geslacht leiden tot een rechtszaak, een gevangenisstraf of een boete.
Deze wet kwam er ook op vraag van feministische verenigingen. Zij is een noodzakelijk instrument, maar daar stopt het niet. De wet is uitsluitend repressief en slaat alleen op gebaren of gedrag, zonder rekening te houden met het systeem van seksisme als geheel.
Zij heeft ook een beperkte reikwijdte, waardoor bijvoorbeeld seksistische reclame wordt uitgesloten. Het zou echter gepast geweest zijn seksisme op alle gebieden te veroordelen, zoals in het geval van de zogenaamde wet-Moureaux, die sinds 1981 handelingen van racistische aard verbiedt.
Het werkpunt is dat de wet te weinig wordt toegepast in de praktijk.
Ik zie drie verbeterpunten.
Ten eerste, de uitvoering van deze wet is vaak te gecompliceerd omdat de bewijslast bij het slachtoffer ligt.
Ten tweede, het is aan de rechter om de ernst van de feiten te beoordelen.
Ten derde, er is niet voorzien in de mogelijkheid deze wet aan het publiek bekend te maken. Er is werk op het vlak van sensibilisering en opleiding. Dat is ook het signaal dat ik van het terrein krijg.
Daarom wil ik een evaluatieproces starten met vrouwenorganisaties en andere actoren op het terrein met als doel de wet te verbeteren en ervoor te zorgen dat de wet beter aansluit bij de noden van de slachtoffers.
12.03 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, ik had ook gevraagd tegen wanneer u dat plant te doen. Ik weet niet of u daar al een zicht op hebt.
Ik meen dat het belangrijk is dat de wet veel meer bekend is. Nu is het grote probleem dat de mensen zelfs niet weten waar zij terechtkunnen. Op dat vlak vindt er nu een evaluatie plaats. Dat u dit bekijkt met de vrouwenorganisaties is een goede zaak om stappen vooruit te zetten inzake de antiseksismewet.
L'incident est clos.
Le président: Les questions nos 55012298C, 55012299C et 55012300C de M. Patrick Prévot sont reportées à sa demande.
- Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De professionele discriminatie van vrouwen omwille van hun uiterlijk in hun vrije tijd" (55012339C)
- Barbara Creemers aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Veroordelingen op basis van kleding" (55012444C)
- Karin Jiroflée aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De aanklacht op basis van uiterlijk en activiteiten in de privésfeer" (55012474C)
- Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La discrimination professionnelle des femmes en raison de leur apparence durant leur temps libre" (55012339C)
- Barbara Creemers à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les jugements basés sur le style vestimentaire" (55012444C)
- Karin Jiroflée à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "L'accusation sur la base de l'apparence et des activités menées dans le cadre de la sphère privée" (55012474C)
13.01 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik had het daarnet over die wetgeving en dit is eigenlijk een voorbeeld daarvan. Dit voorbeeld toont aan hoe ernstig de problemen daaromtrent nog zijn.
Ik weet niet of u het gehoord of gelezen hebt, vorig weekend in de krant en op de sociale media. Het heeft vooral langs Nederlandstalige kant veel bekendheid gekregen. Een bekende psychologe en seksuologe kreeg een tuchtsanctie van de Psychologencommissie omdat ze een te sexy voorkomen zou hebben in haar vrije tijd en dit deontologisch in strijd zou zijn met de waardigheid van haar beroep. Ze besloot dan maar de vlucht vooruit te nemen en haar psychologentitel aan de wilgen te hangen omdat ze die titel niet wil als dat betekent dat ze zichzelf niet mag zijn. Ze had het gevoel dat ze daardoor zichzelf niet meer kon zijn.
Ik vind het zeer spijtig en ernstig dat wij anno 2021 nog met zulke zaken geconfronteerd worden, waarbij conservatieve en patriarchale noties over waardigheid iemand kunnen verhinderen haar beroep in alle sereniteit uit te oefenen. Er bestaat immers geen twijfel over dat de persoon in kwestie haar beroep steevast op een waardige en respectvolle manier uitoefende. De klacht komt immers niet van een klant maar van een collega-psycholoog die nog niet de moeite wil doen om haar te ontmoeten. Ze heeft twee keer een kort gesprek gehad, maar er werd weinig naar haar geluisterd.
De klacht gaat ook helemaal niet over het professioneel functioneren van de beklaagde psychologe maar over haar voorkomen en activiteiten in haar vrije tijd en privéleven, twee zaken die onmogelijk schade kunnen toebrengen aan haar cliënten. In die zin is het zeer bizar dat de Psychologencommissie de klacht überhaupt ontvankelijk verklaard heeft en de persoon in kwestie, tot in beroep, een tuchtsanctie heeft opgelegd.
De reden van de klacht en de uitspraak van de Psychologencommissie zijn absoluut niet meer van deze tijd. Stellen dat een vrouw de waardigheid van haar beroep aantast omdat ze in haar vrije tijd te sexy voor de dag zou komen, past niet in een samenleving waarin vrouwen en mannen gelijk behandeld horen te worden.
Ik ben daarom heel blij te vernemen dat de persoon in kwestie het er niet bij laat en in zee is gegaan met Unia om de zaak in cassatie aan te vechten. Dit kan een belangrijk symbooldossier worden voor alle vrouwen die te maken krijgen met professionele discriminatie omwille van hun lichaam en wat ze ermee doen, ook al doen ze dat enkel in hun vrije tijd en oefenen ze hun beroep uiterst professioneel uit. Natuurlijk zijn er ook mannen die met dit soort discriminatie te maken krijgen, maar we weten allemaal dat vrouwen daarvan veel vaker het slachtoffer worden in zowat alle beroepsgroepen.
Het lijkt mij een politieke verantwoordelijkheid voor u om dat probleem aan te pakken. Mijn vraag is dus wat u zult doen om dergelijke professionele discriminatie van vrouwen omwille van hun voorkomen uit te bannen.
13.02 Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de staatssecretaris, ik zal het hele relaas van collega Vindevoghel niet overdoen. U bent ervan op de hoogte en u hebt er al over gecommuniceerd via uw sociale media.
De sociale media zijn terecht het afgelopen weekend in actie schoten. Hoewel het vandaag door leden van de Psychologencommissie wordt ontkend, lijkt het wel – het is uw Vlaamse collega, minister Somers, die dit woord in de mond nam – alsof er een kledingpolitie actief is die oordeelt wat binnen de lijntjes is en wat niet.
In die context verbaast het mij dan ook dat er nagenoeg geen verontwaardiging werd gehoord over de veroordeling van een paar dagen geleden van de vzw Moeders voor Moeders, die moeders die zij helpt, vraagt om de hoofddoek af te zetten als ze binnenkomen, of in de inkomhal te wachten als ze dat niet willen. Naar mijn bescheiden mening vind ik dat daar ook de kledingpolitie in actie schiet.
Mevrouw de staatssecretaris, u bent absoluut gedreven en u wilt altijd onrecht ongedaan maken. Daarom wil ik de twee gevallen even met u bespreken, want er zijn opvallende gelijkenissen in de twee uitspraken, want in beide gevallen wordt er een oordeel geveld op basis van kleding. Kaat Bollen wordt beoordeeld als té sexy, terwijl een mama met hoofddoek geen hulpvraag mag stellen en dus zichzelf niet mag zijn.
Daarom wil ik u daar even op laten reageren, mevrouw de staatssecretaris. Wat kunt u binnen uw bevoegdheden doen om dergelijke situaties te verhelpen of te voorkomen?
13.03 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mevrouw Creemers en mevrouw Vindevoghel, bedankt voor uw vragen.
Ik heb net als u met veel verontwaardiging het nieuws over mevrouw Bollen gevolgd. Het IGVM, dat onder mijn bevoegdheid valt, is meteen met mevrouw Bollen in gesprek gegaan. Haar dossier, met inbegrip van het vonnis van de Psychologencommissie, wordt momenteel bestudeerd. In afwachting van verder juridisch advies, zal ik dus geen uitspraken doen over het individuele dossier. Indien er sprake is van discriminatie, verzeker ik u dat ik er alles aan zal doen, opdat verdere stappen ondernomen zullen worden.
Desgevallend zal ik mijn bevoegde collega, minister Clarinval, oproepen tot een grondige evaluatie van de Psychologencommissie. Het is voor mij als vrouw en als staatssecretaris voor Gelijke Kansen en Gendergelijkheid ondenkbaar dat een vrouw vandaag de dag in België nog steeds wordt beoordeeld en gestigmatiseerd om wat ze wel of niet draagt.
Wat mij betreft, geldt dat zowel voor vrouwen die zogezegd te weinig of te veel kleding zouden dragen. Ik verwijs daarmee naar het hoofddoekendebat. Voor mij is elke vrouw vrij in haar kledingkeuze, zonder dat zij daarbij haar waardigheid en al zeker niet haar rechten als vrouw verliest.
13.04 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, ik meen dat het goed zou zijn, mocht er daaromtrent een nationaal actieplan komen. We bespreken nu namelijk één voorbeeld van professionele discriminatie en ik ben blij dat u het aspect van de hoofddoek erbij betrekt, wat inderdaad over hetzelfde, over kledij, gaat. Een globaal plan lijkt mij nodig, net omdat het niet over die ene concrete zaak gaat. Ook moeten wij nagaan of er in dat verband nog lacunes in de wetgeving bestaan. Misschien moeten er aanpassingen komen, zodat dergelijke zaken niet meer gebeuren?
13.05 Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de staatssecretaris, het siert u dat u zegt dat u er nu inhoudelijk nog geen grote uitspraken over zult doen, maar even wilt bekijken wat er precies aan de hand is. Immers, als we tegenvoorbeelden zien van te snel uitgesproken oordelen, dan vinden we die evenmin oké. Ik vind het daarom een wijze en verstandige houding als u zegt eerst te willen bekijken wat er precies aan de hand is.
Ook hoor ik uw vastberadenheid. Als er een vorm van discriminatie aan het licht komt, dan zegt u de eerste te zullen zijn om als één vrouw achter Kaat Bollen en de mogelijk benadeelde mama's in de hoofddoekenzaak in Borgerhout te staan. Dat benadeelden op u kunnen rekenen in gevallen van discriminatie, vind ik een heel mooie houding.
Mevrouw Vindevoghel, u roept op om alles meteen in één groot actieplan te steken. Ik denk dat wij ons bewust moeten zijn van wat er gebeurt en absoluut waakzaam moeten blijven, maar ik ben ervan overtuigd dat mevrouw de staatssecretaris ervoor zorgt dat er niemand wordt gediscrimineerd. Indien nodig, zullen alle stappen gezet worden.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: Les questions n° 55012348C de Mme Fonck et n° 55012475C de Mme Jiroflée sont reportées.
La réunion publique de commission est levée à 15 h 47.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.47 uur.