Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du Climat

Commissie voor Energie, Leefmilieu en Klimaat

 

du

 

Mardi 26 janvier 2021

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 26 januari 2021

 

Voormiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.01 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.

La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 01 et présidée par M. Patrick Dewael.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Actualiteitsdebat over de hoogspanningsverbinding met Denemarken en toegevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Een onderzeese interconnectie tussen de Belgische en Deense windmolenparken" (55012883C)

- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De hoogspanningsverbinding met Denemarken" (55012895C)

- Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De internationale elektriciteitsverbindingen" (55012903C)

- Christophe Bombled aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De plannen voor een onderzeese interconnectie tussen België en Denemarken" (55012937C)

- Leen Dierick aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De onderzeese elektrische interconnector tussen België en Denemarken" (55012978C)

- Malik Ben Achour aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De onderzeese interconnectie tussen België en Denemarken" (55013071C)

- Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De onderzeese interconnectie tussen België en Denemarken" (55013083C)

- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De interconnectie met Denemarken en de uitbouw van een offshore grid in de Noordzee" (55013144C)

01 Débat d'actualité sur le projet d'interconnexion électrique avec le Danemark et questions jointes de

- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Une interconnexion sous-marine entre les parcs éoliens belges et danois" (55012883C)

- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le raccordement à haute tension avec le Danemark" (55012895C)

- Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les connexions d'électricité internationales" (55012903C)

- Christophe Bombled à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le projet d’interconnexion électrique avec le Danemark" (55012937C)

- Leen Dierick à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le câble électrique sous-marin devant interconnecter la Belgique et le Danemark" (55012978C)

- Malik Ben Achour à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'interconnexion électrique avec le Danemark" (55013071C)

- Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'interconnexion électrique entre la Belgique et le Danemark" (55013083C)

- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'interconnexion avec le Danemark et le développement d'un réseau offshore en mer du Nord" (55013144C)

 

01.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, hoe kleine landen groot kunnen zijn, dat was een beetje de teneur bij sommige enthousiaste volgers van uw beleid. Ik heb daar uiteraard begrip voor, want er kwam een digitale boodschap voor het Wereld Economisch Forum, waarbij u de ondertekening van een memorandum of understanding aankondigde met uw Deense collega, om tot de realisatie van een onderzeese interconnectie met Denemarken te komen.

 

Het betreft een hybride project, waarbij stroom in beide richtingen zou kunnen vloeien en de Belgische en Deense windmolenparken met elkaar worden verbonden. De bedoeling zou zijn dat wij massaal meer toegang zouden krijgen tot goedkope Deense windenergie. Internationale samenwerking op het vlak van offshore is een aandachtspunt voor u. Dat is terecht, gezien de ruimtelijke beperkingen. Ik zeg dat hier ook altijd, maar dat is een open deur intrappen.

 

Het zou ook de bedoeling zijn om tot een zeer hoge benuttingsgraad te komen, wat belangrijk is voor de kostprijs en de hele financiële constructie, en te evolueren naar een volledig geïntegreerd Europees offshorenet. Wij kunnen het daarover straks nog hebben bij de vragen over de North Seas Energy Cooperation. Interconnectiviteit wordt steeds belangrijker.

 

Er zullen wellicht veel vragen zijn over de haalbaarheidsstudie, waarmee duidelijk moet worden of het project technisch en financieel haalbaar is. Ik vraag mij ook af of er een impact zal zijn op de nettarieven, want er moeten investeringen gebeuren. Ook de energieprijzen hebben een invloed, bijvoorbeeld de productieprijs in Denemarken. Het hele financiële verhaal is natuurlijk wel zeer belangrijk.

 

Ik kan mij indenken dat u nog niet op alle punten kunt antwoorden, aangezien het project embryonaal is, maar kunt u alvast meer toelichting geven bij het memorandum of understanding en het financiële plaatje, althans bij wat er mogelijk al bekend is?

 

01.02  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, de eventuele opportuniteit van een hoogspanningskabel naar Denemarken is al voor een stuk geschetst, maar ik wil nog even aanstippen dat er verschillen zouden kunnen zijn op het vlak van het windaanbod tussen beide landen, wat ook opportuniteiten zou kunnen bieden.

 

Een kabel van 500 kilometer levert ook een aantal uitdagingen op, want zo eenvoudig is dat niet. Dat kunnen uitdagingen van technische aard zijn, maar ik kan mij inbeelden dat bijvoorbeeld het standpunt van Nederland hierover ook een aandachtspunt is waarmee wij rekening moeten houden. Dat leidt tot een aantal vragen, mevrouw de minister.

 

Kunt u het akkoord met uw Deense collega situeren?

 

Kunt u, voor zover dat bekend is, toelichten hoe zo'n project er zou kunnen uitzien?

 

Werden er ook al gesprekken gevoerd met uw Nederlandse ambtgenoot, die ondertussen weliswaar ontslagnemend is?

 

Werden ook andere potentiële verbindingen in kaart gebracht? In een ver verleden werd via het project Eleanore al eens een indirecte verbinding tussen verschillende Noordzeelanden, waaronder Noorwegen, vooropgesteld, zij het via offshore windparken. Dat is ooit voorgesteld, maar het is volgens mij vervolgens niet meer verder uitgewerkt. Misschien is er daar ook een link mee.

 

Is er een link met de North Seas Energy Cooperation of staat dit project er helemaal los van?

 

01.03  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, u hebt aangekondigd dat België een verbinding wil leggen met Denemarken. Het was een opvallende aankondiging en dat is de reden waarom heel wat collega's interesse tonen in deze opvallende verbinding die er mogelijk zal komen tegen 2030.

 

Ik sluit mij aan bij de al eerder gestelde vragen over de haalbaarheidsstudie.

 

Interconnectiviteit is een belangrijk gegeven, zeker in de energieproductiemarkt van de toekomst. Zijn er nog andere belangrijke projecten die op de tekentafel liggen of waar u naar kijkt in uw ambtsperiode?

 

01.04  Christophe Bombled (MR): Monsieur le président, madame la ministre, le Danemark est champion d'Europe de production d'électricité par les parcs éoliens.

 

Ce pays est aussi leader mondial de l'éolien offshore. Elia, le gestionnaire du réseau à haute tension, soutient votre projet d'installer un câble sous-marin d'interconnexion entre la Belgique et le Danemark, comme j'ai pu le lire. D'après Elia, ce projet permettrait à notre économie intensive en énergie d'avoir un accès à un paquet d'énergies renouvelables. Ce genre de projet a déjà été mené. Je pense au projet Nemo qui relie la Belgique et le Royaume-Uni.

 

Madame la ministre, une étude a-t-elle été menée pour ce projet d'interconnexion électrique avec le Danemark? Si oui, par quelle société ou quel organisme? Qu'en ressort-il plus précisément? Quels sont les avantages de développer ce type de projets et d'utiliser cette technique? À quel stade en sont vos contacts avec le Danemark pour la mise en œuvre de celui-ci? Quels sont les coûts de ce genre d'interconnexions? Qui va financer cet investissement? À ce stade Elia ne souhaite apparemment pas se prononcer sur la fiabilité technique et financière de ce projet puisque des analyses doivent encore être menées. Plus précisément, quelles sont les analyses qui doivent être réalisées?

 

01.05  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, ik had de aankondiging ook gehoord en was ietwat verbaasd. Ik had u in oktober immers al gevraagd of het voor België niet interessant zou zijn om een aansluiting te maken met andere windparken op zee, zoals Nederland, Schotland of Denemarken. De aankondiging kwam dus als een verrassing, want dat bleek niet uit het antwoord dat ik in oktober had gekregen.

 

Ik heb daarom een aantal vragen, die ook al door de collega's werden gesteld. Waarom is er gekozen voor Denemarken om een interconnectie aan te leggen en niet voor het Verenigd Koninkrijk of Nederland? Hoe verlopen momenteel de contacten met Denemarken?

 

Ook over de haalbaarheidsstudie werden een aantal vragen gesteld waarbij ik mij aansluit. Wie zal die studie uitvoeren? Hoeveel zal die ongeveer kosten?

 

Ten slotte, er is al een kabel tussen Nederland en Denemarken, de COBRA-kabel. Die is in 2019 in gebruik genomen. Denemarken kan op die manier elektriciteit exporteren naar Nederland wanneer er in Denemarken te veel windenergie wordt geproduceerd. Wordt de piste onderzocht of België kan aansluiten op die COBRA-kabel? Indien neen, waarom niet? Wat zijn daarvan de eventuele positieve of negatieve gevolgen? Zult u daarover een gesprek aangaan met Nederland en Denemarken?

 

Mevrouw de minister, ik ben benieuwd naar de volgende stappen die in dit dossier zullen worden gezet.

 

De voorzitter: De heer Ben Achour en mevrouw Marghem zijn niet aanwezig.

 

01.06  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, het onderwerp is al voldoende ingeleid. Wij juichen dit initiatief alleszins toe, want de uitbouw van een offshore grid in de Noordzee is essentieel voor de energietransitie en het verder uitbouwen van windmolenparken op zee.

 

Mevrouw de minister, ten eerste, wat kunt u ons al vertellen over deze haalbaarheidsstudie? Op welke termijn zal Elia deze opstellen? Welke zijn de volgende stappen na deze haalbaarheidsstudie? Door wie en wanneer kan er beslist worden over de realisatie van het project? Op welke termijn zou er kunnen worden overgegaan tot de realisatie van deze interconnector?

 

Ten tweede, hoe verhoudt deze haalbaarheidsstudie zich tot de North Seas Energy Cooperation? Is er binnen de NSEC een groter plan voor de ontwikkeling van een offshore grid in de Noordzee, waarbinnen dit project valt? Of betreft het een louter Belgisch-Deens initiatief?

 

Ten derde, welke stappen zet u binnen de NSEC voor een zo snel mogelijke realisatie van windmolenparken in het internationale deel van de Noordzee en een offshore grid?

 

Ten vierde, hoe zult u de internationale samenwerking voor de ontwikkeling van offshore windenergie in het internationale deel van de Noordzee verbeteren en versnellen?

 

Tot slot, welke doelstellingen inzake offshore windenergie streeft u na binnen de NSEC? Zoals u begrepen hebt, is dit voor ons een goed initiatief en moet dit het begin zijn van heel wat meer.

 

01.07  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, madame la ministre, vous avez récemment fait des déclarations concernant la possibilité d'un lien avec le Danemark, et d'un câble sous-marin entre le Danemark et notre pays.

 

Madame la ministre, j'aimerais avoir plus de détails concernant la capacité envisagée, les échanges que vous avez eus à ce sujet ou les préparatifs de ces échanges, et l'endroit où arriverait ce câble sur notre territoire.

 

De voorzitter: Mag ik een vraagje toevoegen? Het gaat over een actualiteitsdebat.

 

Het gaat uiteraard in beide richtingen. Op vele momenten zullen de windparken tegelijkertijd op volle of minder volle kracht draaien.

 

Zal dan worden gekeken naar de technische en financiële mogelijkheden om de op bepaalde ogenblikken overtollige windenergie om te zetten in waterstof?

 

Ook in de Europese Green Deal wordt op zulke gezamenlijke projecten ingezet.

 

Dat was mijn korte aanvullende vraag.

 

Mevrouw de minister, indien er geen andere sprekers meer zijn, noch in de zaal noch op verplaatsing, geef ik het antwoord aan u voor uw antwoord.

 

01.08 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik wil eerst en vooral iedereen bedanken voor de interesse en de vragen van nagenoeg alle fracties over dit onderwerp. Nog niet zo lang geleden werd hier mijn beleidsverklaring voorgesteld waarin wij duidelijk hebben gemaakt dat wij inzake offshore windenergie gaan onderzoeken of wij bijkomende capaciteit kunnen realiseren in de Belgische Noordzee, maar ook buiten onze territoriale wateren en dit in samenwerking met andere landen gelegen aan de Noordzee.

 

Mevrouw Dierick, u heeft mij in oktober ondervraagd over Denemarken. De Belgische netbeheerder Elia en de Deense netbeheerder Energinet hebben eind 2020 verkennende gesprekken gevoerd over de bouw van een hybride connector. Dit waren dus gesprekken tussen onze beide landen over een onderzeese elektriciteitsleiding die voor de verbinding met een windmolenpark moet gaan zorgen. Dit windmolenpark zou aan de westkust van Denemarken worden gebouwd.

 

Mijn Deense collega, Dan Jørgensen, heeft mij in de marge van de Raad Energie van december 2020 gecontacteerd om te bekijken op welke manier onze beide landen deze gesprekken tussen beide netbeheerders politiek kunnen sturen. Et si on pouvait…

 

Mevrouw Dierick, dit is effectief op korte termijn in een stroomversnelling geraakt doordat wij in beide landen innovatieve TSO's hebben en een proactief en voluntaristisch beleid voeren op het vlak van wind. Mijn Deense collega's en ikzelf hebben mekaar heel snel gevonden om te komen tot het ondersteunen van dit initiatief.

 

Peut-être est-ce aussi le moment de remercier mes services ainsi que le TSO. Cela peut paraître bizarre de remercier aussi les services danois, mais nous avons travaillé durant plus d'un mois avec eux de manière très intense.

 

Le Danemark a déjà signé des déclarations avec les Pays-Bas et l'Allemagne concernant une coopération semblable.

 

Dan kom ik tot de specifieke vragen over het project.

 

Het project bevat aan Deense zijde de bouw van een windmolenpark van 3 gigawatt tegen 2030, dat op langere termijn tot 10 gigawatt kan worden uitgebreid. Het Deense parlement moet nog beslissen of hiervoor een kunstmatig energie-eiland in zee wordt gebouwd of een zandeiland met stalen platforms en een grote betonnen container, gevuld met steenmateriaal. Dat is een pittig debat in het Deense parlement. Dat gaat over de keuze van de meest gepaste optie.

 

Mijn collega heeft vorige week tegen mij gezegd: wij doen dit sowieso. Het is aan het Deense parlement om vervolgens te kiezen wat de meest gepaste optie is. Normaal gezien valt deze beslissing deze week.

 

Il existe plusieurs moteurs pour entrer dans ce projet. Outre les objectifs dont j'ai déjà parlé à l'occasion de ma déclaration de politique, nous visons à accroître la prospérité sociale en améliorant la convergence des prix entre les Régions. Nous examinons également les avantages potentiels pour la sécurité de l'approvisionnement et nous poursuivons l'intégration de la production d'énergie renouvelable dans les systèmes connectés.

 

Er zijn voor zo'n groot project uiteraard een heel pak uitdagingen waarvoor we een oplossing moeten zoeken. Deze zullen in de loop van het project worden gezocht. Er zijn technische uitdagingen voor de verwezenlijking van zo'n groot project. Er zijn uitdagingen voor de integratie van grootschalige hernieuwbare energie in de bestaande energiemarkten. Er zijn kostenoverwegingen, waaronder het opzetten van een overeenkomst over de projectstructuur, de governance en de kostendeling. Er is de regelgevende opzet en de behandeling. Er is een kwantitatieve beoordeling van de mogelijke voordelen van een dergelijk project. Er is de verdere gedetailleerde scoping van de technische oplossing, zoals het type offshore infrastructuur, technologie en capaciteit van de verbindingen. Een realistische projecttijdlijn moet worden opgezet. Het doel is 3 gigawatt tegen 2030 en een verdere uitbreiding nadien. Er is de potentiële bijdrage aan de hernieuwbare-energiedoelstellingen van de aangesloten landen. Denemarken heeft een overschot, terwijl België een tekort heeft. Er zijn ook juridische en bestuurlijke kwesties met betrekking tot een geografisch traject door de zeebodem verbonden met derde landen.

 

Plusieurs d'entre vous m'ont posé des questions au sujet de nos pays voisins. Nous avons contacté les Pays-Bas et la France en vue d'une coopération et d'une interconnexion avec ces derniers. Mais il s'avère qu'une telle coopération n'est pas possible à court terme car, dans les années à venir, la production offshore servira principalement à leur propre consommation domestique. Toutefois, après 2030, des opportunités de coopération existeront. En outre, une connexion au câble Cobra n'est pas possible, faute de capacité excédentaire.

 

Mijnheer Wollants, ik heb inderdaad gesproken met mijn collega, de heer Wiebes. Ik heb ook gesproken met mijn Engelse collega. Die onderwerpen zijn daar aan bod gekomen.

 

Je voudrais également souligner que nous développons une interconnexion hybride avec le Royaume-Uni. Il s'agit du projet Nautilus, projet qui a fait l'objet de cette discussion, me semble-t-il. Il est ici question d'une interconnexion avec un parc éolien situé sur la côte du Royaume-Uni. Au regard de l'accord sur le Brexit, il est encore nécessaire de vérifier quels seront les accords qui devront être conclus entre les deux pays.

 

Ik heb gesproken met mijn Engelse collega, de heer Kwarteng. Hij is ondertussen vervangen, doordat hij van werk is veranderd. De brexitgesprekken maakten het op een bepaald moment wel moeilijk om te bekijken wat de precieze impact van de brexit zou zijn op dat project. Er is ondertussen een brexitakkoord gesloten, waarover de heer Wollants later in deze sessie nog vragen heeft. Er moet nu dus bekeken worden hoe het Verenigd Koninkrijk zal omgaan met de toepasselijke bepalingen van de elektriciteitsverordening. Wij zijn vragende partij dat ze toch op een gelijkaardige wijze zouden worden geïmplementeerd om ook dat project een slaagkans te kunnen geven.

 

Begin volgende week zal ik het akkoord formeel ondertekenen. Wij hebben dus een akkoord bereikt. Mijn Deense collega is momenteel ook bevoegd voor industrie omdat zijn collega voor industrie ziek is. Daardoor zitten de agenda's heel erg vol. De beide netbeheerders ontwikkelen daarnaast een gezamenlijke analyse op hoog niveau. Dat is de prehaalbaarheidsstudie die de technische en economische aspecten van een mogelijke interconnector verduidelijkt. Het gaat dan over technologie, capaciteit, aansluitpunten, de landaansluiting, interne netversterkingen, eigendom, financiering, sociaal-economische implicaties, evenals een eerste ecologische effectbeoordeling. Eind 2021 zullen beide netbeheerders een definitieve aanbeveling doen om al dan niet verder te kunnen gaan met het project.

 

Les autorités belges et danoises assureront le suivi des prochaines phases de l'enquête. Le financement devra être discuté à un stade ultérieur. Les coûts de l'étude préliminaire sont à la charge des gestionnaires de réseau. L'emplacement exact des parcs éoliens, le tracé du câble sous-marin et le point d'atterrissage en Belgique seront également étudiés plus tard.

 

Wat het project van gemeenschappelijk Europees belang betreft, als we verder staan in het traject zullen we bekijken of we het kunnen indienen als een Project of Common Interest, zodat het in aanmerking kan komen voor ondersteuning met Europese fondsen, onder andere de Connecting Europe Facility, die studies financieel ondersteunt.

 

Als het project meer matuur is, zal het uiteraard ook in de North Seas Energy Cooperation worden besproken, omdat het deel uitmaakt van de ontwikkeling van het Noordzeebekken, zoals voorgesteld in de offshore strategy van de Europese Commissie. Het zal uiteraard deel uitmaken van de beoogde 300 gigawatt tegen 2050.

 

Ik wil ook even de koppeling maken met de vraag van de voorzitter over waterstof. In de communicatie over offshore van de Europese Commissie maar ook in de communicatie over waterstof beoogt men expliciet dat beide technologieën supplementair worden. Dat is een onderwerp dat regelmatig terugkomt in de Raad Energie van de Europese Unie en in onze diverse voorzitterschappen, bijvoorbeeld van de North Seas Energy Coorperation, maar ook op Benelux-niveau en in het pentalateraal forum. Al onze buurlanden gaan op beide vlakken tegelijk vooruit, zowel met offshore als met waterstof.

 

Ik geloof dat men ook hier in de commissie een debat over waterstof gaat voeren en het is de bedoeling om goed te bekijken hoe we beide technologieën met elkaar kunnen verbinden. Ons land was een pionier in offshore windenergie en we moeten die pioniersrol ook voor waterstof spelen. We beschikken over geschikte strategische locaties, bijvoorbeeld onze havens, waar die waterstof naartoe gebracht kan worden.

 

Alle projecten, onder andere Nautilus, Kriegers Vlak, COBRA en WindConnector, worden besproken met de landen van de NSEC, om van elkaar te leren en de projecten sneller en gemakkelijker te kunnen ontwikkelen. Het traject zal ook hier na de finale investeringsbeslissing zijn meerwaarde kunnen tonen.

 

We spreken hier over een project met een timing die tot 2030 loopt en we hebben dus eigenlijk 10 jaar de tijd om de toekomst uit te bouwen. Net als de regio's zijn wij volop bezig met het uitwerken van een relanceplan voor de periode na corona en projecten als deze bereiden die toekomst mee voor. We hebben tien jaar de tijd, maar voor zo'n groot en uitdagend project moeten we vandaag beginnen. We moeten daarvoor nu de eerste stappen zetten, zodat we voorzienbaarheid creëren, niet alleen voor ons land maar ook voor de afnemers en voor mensen die mee in de ontwikkeling willen stappen. Zij moeten weten wat de richting is die wij uitgaan.

 

Ik sta absoluut ter beschikking om regelmatig terug te koppelen met betrekking tot de verschillende stappen in dit project. U begrijpt dat ik het zelf heel sterk mee in handen zal nemen. Er zullen dit jaar belangrijke stappen gezet worden. Ik ben graag bereid om te bekijken hoe wij dit verder kunnen opvolgen.

 

Ik nodig het Parlement echter zeker ook uit om een gedachtewisseling te organiseren met Elia en andere over de Visie 2030 en de interconnecties tussen de verschillende landen. Zoals verschillende mensen reeds zeiden, het Deense project is niet het enige project, er zijn ook andere mogelijkheden om de landen met mekaar te verbinden.

 

01.09  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u hebt de totstandkoming geschetst. Ik kijk met belangstelling uit naar de definitieve aanbevelingen van de netbeheerders, die prehaalbaarheidsstudie. Met uw belofte regelmatig te willen terugkoppelen met deze commissie over onder andere die prehaalbaarheidsstudie, haalt u mij de kaas van het brood. Ik heb er begrip voor dat de financiële haalbaarheid later aan bod komt. Voorts wil ik ook nog vragen naar de link met Europa en Europese subsidiemogelijkheden, ook inzake de studiefase.

 

Mijnheer de voorzitter, wij kijken met belangstelling uit naar de verdere implementatie en uitrol van dit belangrijke project. Interconnectiviteit is een van de rode draden in uw beleid. Dat heb ik hier reeds gezegd. Met dit project zullen wij daartoe komen.

 

01.10  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dit is een project dat in een vroege fase zit en wij moeten kijken welke kant het uitgaat. Er zijn zeker opportuniteiten, maar alles moet wel in de juiste plooi vallen. Zonder dat te onderzoeken gaat men dat echter nooit weten.

 

U zegt dat wij tien jaar hebben om dat te realiseren. Tien jaar is kort en tien jaar is sneller voorbij dan wij zelf graag hebben. Ik wil verwijzen naar een vorig project. In 2013 werd ALEGrO gelanceerd als idee door toenmalig staatssecretaris Wathelet. U hebt een paar maanden geleden op een podium de stekker erin gestoken.

 

De lengte daarvan bedraagt 90 kilometer. Met de uitdagingen die zo'n lange verbinding vormt, moeten we toch eens bekijken welke richting het uitgaat. Als de verbinding vergelijkbaar is met andere dergelijke verbindingen, dan zijn er wel mogelijkheden. Ik heb mij altijd laten vertellen dat de kabel tussen Noorwegen en Denemarken zichzelf heeft terugverdiend op enkele jaren tijd. Die is wel een stukje korter, maar dat wil niet zeggen dat de nieuwe verbinding geen nieuwe opportuniteiten biedt. Wij kijken uit naar de volgende terugkoppeling over het onderwerp.

 

01.11  Kris Verduyckt (sp.a): Dank u voor uw uitvoerige antwoord, mevrouw de minister. Voor mij volstaat het voorlopig, maar het is een thema dat interessant blijft om op te volgen. Tien jaar is inderdaad bijzonder kort, zoals collega Wollants al opmerkte, maar wij hebben ondertussen natuurlijk al heel wat geleerd uit vorige projecten. De sector heeft ook niet stilgezeten. Het is goed dat er vandaag aan gewerkt wordt, want interconnectiviteit is inderdaad een van de zaken die straks essentieel zullen zijn om de productiemarkt te laten werken zoals wij dat willen.

 

01.12  Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Il est clair que la pose d'un câble sous-marin à haute tension en vue d'améliorer la liaison entre la production électrique du Danemark et la Belgique représente un projet ambitieux, qui mérite d'être analysé plus en détail. L'avantage est qu'il permettrait de faire circuler les excédents d'énergie verte entre ces deux pays en fonction des besoins. Par la même occasion, nous espérons qu'il en résultera une baisse du prix moyen pour les consommateurs.

 

J'en terminerai en vous remerciant de votre volonté de nous livrer un suivi périodique de l'évolution de ce projet.

 

01.13  Leen Dierick (CD&V): Dank u voor uw uitgebreide antwoord, mevrouw de minister. Voorlopig volstaat inderdaad wat u nu gezegd hebt. Intereconnectiviteit is een belangrijk thema. Ik ga heel graag in op uw suggestie om daarover geregeld terug te koppelen in deze commissie en misschien eens een uitvoeriger debat te voeren over de interconnecties die er nu al zijn, de impact en de opties voor de toekomst. Wij zullen het in elk geval opvolgen.

 

Le président: Monsieur Ben Achour, vous êtes présent parmi nous.

 

01.14  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, veuillez m'excuser de ne pas avoir pu poser ma question, mais j'ai connu des difficultés de connexion internet. Il m'a donc fallu la relancer. Néanmoins, j'ai entendu en grande partie la réponse de Mme la ministre. À ce stade, je la remercie d'avoir été aussi précise.

 

Il s'agit en effet d'un projet de longue haleine, sur lequel il faudra régulièrement revenir puisque nous touchons ici à un enjeu majeur – partagé par tous –, formé par la sécurité d'approvisionnement, le prix et l'interconnexion. Je vous remercie déjà pour les informations enthousiasmantes.

 

Dès lors, j'espère que nous pourrons donner corps à ce projet, même si les échéances sont assez lointaines.

 

01.15  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, je vous remercie de vos réponses vastes et très fouillées, qui balaient le champ de tous les possibles dans le contexte du début de votre ministère.

 

Comme l'a rappelé M. Wollants, la succession des ministres de l'Énergie, depuis un certain temps, a montré la volonté nationale d'aboutir à une interconnexion très sûre et permettant à nos concitoyens de recevoir l'électricité la moins chère produite en Europe. Cette initiative s'inscrit dans la continuité des possibilités offertes par le MOG, entrepris sous la précédente législature, de manière à pouvoir nous connecter à d'autres parcs éoliens.

 

Bien évidemment, le Danemark est très bien placé dans le domaine des énergies renouvelables, qu'il possède même en surplus – contrairement à d'autres pays qui vont s'en servir pour leur propre consommation. Dans ce cas, le Danemark est un pays en mesure de revendre de l'énergie renouvelable à l'extérieur puisqu'il en détient plus qu'assez pour son propre usage.

 

J'en arrive à quelques questions complémentaires, puisqu'il s'agit d'un débat. Tout d'abord, des études sont élaborées, bien entendu, vu que la situation est éminemment complexe – tant sur le plan technique que politique. Madame la ministre, quand vous parlez d'Elia, s'agit-il d'Elia Transmission Belgium? Je voudrais donc savoir qui endosse la responsabilité de ce dossier chez Elia – puisque cet organisme s'est transformé, comme vous le savez. Ensuite, les coûts de ces études sont-ils intégrés au coût régulé, qui va être répercuté éventuellement sur le consommateur?

 

Pouvons-nous envisager un financement via le plan de relance ou via la Banque européenne d'investissement? En tout cas, je vais m'intéresser de près à ces études.

 

Monsieur le président, je souhaiterais que nous organisions, dans la foulée de ce que propose la ministre, à savoir de revenir vers nous à des intervalles réguliers, un échange de vues avec Elia sur ce sujet. Il est important de voir comment Elia imagine déjà cette interconnexion. Il est évident qu'un câble sous-marin est préférable à de l'interconnexion via l'Allemagne et les Pays-Bas. Ceci nous fournira une énergie directe, sans loop flows. Mais savoir exactement où cela va arriver en Belgique est aussi très important pour les développements futurs. J'aimerais que notre commission puisse organiser cet échange de vues avec Elia pour que nous puissions un peu approfondir.

 

Le président: Nous examinerons votre suggestion dans le cadre du règlement des travaux ultérieurement.

 

01.16  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoorden.

 

Het gaat om een prehaalbaarheidsstudie. U kan dus nog niet erg concreet zijn.

 

Het verheugt ons dat u al veelvuldig contact met de buurlanden hebt opgenomen en dat u het dossier effectief ziet als een internationale samenwerking. Wij hebben het ook altijd op die manier bekeken, namelijk dat de transitie ecologisch moet zijn, maar ook internationaal moet gebeuren en niet alleen in ons kleine België.

 

Ik ben enigszins op mijn honger gebleven, maar misschien is dat omdat een en ander nog in uitwerking is.

 

Om het internationale aspect meer te belichten, hebt u gesproken over 300 gigawatt tegen 2050. Over de windmolenparken in internationale wateren had ik graag iets meer vernomen, met name over de vraag hoever het daarmee staat.

 

U hebt echter aangegeven dat wij vandaag moeten beginnen. Ik hoop dan ook dat u daarmee aan de slag gaat.

 

De voorzitter: Wij zijn op het einde van de replieken gekomen in het kader van het huidige debat. Iemand vroeg zich als suggestie ook af waarom wij niet eens met de Deense collega's uit het Deense Parlement een gezamenlijke commissie zouden opzetten. Wij hoeven niet naar Denemarken te gaan, wat ook niet mogelijk is in de huidige tijden. Online is echter veel mogelijk. Het zou misschien ook interessant zijn.

 

Ook die suggestie moeten wij echter eens bekijken in het kader van de regeling van de werkzaamheden.

 

Voorlopig is het actualiteitsdebat uitgeput. Wij gaan over naar een actualiteitsdebat over de slapende energiecontracten.

 

01.17  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, vous clôturez suite à la réplique, mais c'est un échange de vues. J'ai posé des questions supplémentaires et j'aimerais avoir des réponses à ces questions supplémentaires. Si vous estimez que nous en avons terminé, abruptement, maintenant, je demanderai à la ministre de m'adresser les réponses aux dernières questions que j'ai posées par écrit.

 

De voorzitter: Op basis van het Reglement is het een actualiteitsdebat. Het is geen gedachtewisseling als dusdanig. Indien de minister in een tweede ronde moet antwoorden, krijgt het Parlement opnieuw het woord. Het is dus niet wat het Reglement bepaalt.

 

Mevrouw Marghem, ik begrijp dat u het een nogal abrupt einde vindt. Ik was ook enigszins verbaasd dat er zoveel vragen kwamen in de repliek. Misschien is uw suggestie de beste en dus vraag ik aan de minister om op de aanvullende vragen die u hebt gesteld nog een schriftelijk antwoord te geven.

 

Ik zal niet afwijken van het Reglement. Immers, une fois n'est pas coutume. Wij belanden dan immers in actualiteitsdebatten met een tweede en een derde ronde. Het Parlement heeft altijd het laatste woord. Daarom dat de replieken eigenlijk een …

 

01.18  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, je reposerai alors mes questions ultérieurement, si je ne reçois pas de réponses écrites de la ministre. Il y aura un effet de répétition un peu désagréable, mais ce sera ainsi.

 

Le président: Oui, mais j'ai fait la suggestion. J'ai vu la ministre, derrière son masque, qui était d'accord de répondre.

 

01.19  Marie-Christine Marghem (MR): Je ne l'ai pas vu. Je n'avais pas chaussé mes lunettes.

 

Le président: Moi, je peux voir.

 

01.20  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik had mij beperkt tot een repliek, aangezien het niet de gewoonte is dat in een repliek nog een nieuwe reeks vragen wordt geïntroduceerd. Ik merk dat andere leden dat nu wel doen.

 

Is dat de manier waarop wij met actualiteitsdebatten zullen omgaan?

 

Dan kan ik dat bij een volgend debat ook doen, om nog een aantal schriftelijke antwoorden van de minister te krijgen.

 

De voorzitter: Dat is niet de manier. Dat is de reden waarom ik heb aangegeven dat ik mij baseer op het Reglement, niet meer en niet minder.

 

Ik maak dat duidelijk voor de commissie. In de toekomst is het niet de bedoeling via de replieken een nieuw debat uit te lokken. Ik geloof echter in de onschuld van mevrouw Marghem op dat vlak.

 

Indien de minister de vragen schriftelijk wil beantwoorden, kan dat, maar dat mag zeker niet de regel worden. De vragen worden gesteld in het kader van het debat. De minister antwoordt en dan volgt er een repliek op het antwoord van de minister. Een repliek is echter geen nieuw debat. Op die manier heb ik met mijn beperkte ervaring het Reglement altijd geïnterpreteerd.

 

01.21  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, je ne suis pas innocente. Je l'ai peu été dans ma vie. Probablement dans les premières années de celle-ci.

 

Je dis toujours la vérité. Mais antérieurement, dans cette même commission, et M. Wollants en est le témoin, même dans des échanges "unilatéraux" d'une simple question posée par un parlementaire au ministre, nous avions souvent, parce que le président le voyait comme cela, en dehors du Règlement – vous l'avez signalé – un échange de ping-pong assez long. Je l'ai toujours accepté comme tel, en tant que ministre. Votre jurisprudence est autre. Donc, je reposerai la question ou j'aurai des réponses écrites de la ministre.

 

Le président: J'ai dit ce que j'ai dit. Je n'ai pas dit davantage. La jurisprudence de mon prédécesseur lui appartient. Moi, je propose à la commission de respecter le Règlement. Autrement, nous n'allons jamais conclure un débat d'actualité de façon satisfaisante. Si la ministre veut répondre, elle répondra. Elle le fera cette fois-ci.

 

Pour le reste, je ne peux que donner un conseil: posez vos questions dans le cadre de votre question et répliquez sur la réponse du ministre. C'est ainsi que le Parlement obtient le dernier mot. Autrement, il y a un deuxième tour, un troisième tour. Si c'est la jurisprudence de M. Van Quickenborne, je suis désolé, mais ce n'est pas la mienne.

 

01.22  Marie-Christine Marghem (MR): Ce n'était pas celle de M. Van Quickenborne. C'était celle de M. Delizée, votre antépénultième prédécesseur.

 

01.23  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, ik ga volledig akkoord met uw visie, maar ik zou wel graag hebben dat wij een regeling der werkzaamheden hebben, zodat wij dat contact met Elia op korte termijn kunnen organiseren.

 

De voorzitter: Dat moet dan gebeuren tijdens de regeling der werkzaamheden. Wij houden regelmatig een regeling der werkzaamheden. Ik kom er op het einde van de commissievergadering steeds op terug.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Actualiteitsdebat over de slapende energiecontracten en toegevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het tweede gesprek met de energieleveranciers rond de slapende energiecontracten" (55012672C)

- Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het overleg over de slapende energiecontracten" (55012931C)

- Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Slapende energiecontracten" (55013085C)

- Patrick Dewael aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het overleg met de energieleveranciers inzake slapende verlengingsproducten" (55013111C)

- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Slapende energiecontracten" (55013146C)

02 Débat d'actualité sur les contrats d'énergie dormants et questions jointes de

- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le second entretien avec les fournisseurs d'énergie sur les contrats d'énergie dormants" (55012672C)

- Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La concertation sur les contrats d'énergie dormants" (55012931C)

- Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les contrats dormants de fourniture d'énergie" (55013085C)

- Patrick Dewael à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La concertation avec les fournisseurs d'énergie sur les contrats dormants de prolongation" (55013111C)

- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les contrats dormants de fourniture d'énergie" (55013146C)

 

02.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, na een eerste ontmoeting op 14 december 2020 tussen een aantal energieleveranciers en uzelf, uw collega van Economie en staatssecretaris De Bleeker werd gesteld dat er op korte termijn een plan van aanpak zou komen voor de slapende contracten.

 

Op 15 januari zat u, zoals aangekondigd, opnieuw samen met verschillende energieleveranciers. Ik veronderstel dat het dezelfde waren als op 14 december. Daaruit bleek dat er bij klanten van Lampiris geen probleem was. Eneco en EDF Luminus stelden zelfs een actieplan voor om een einde te maken aan hun slapende contracten. Daaraan zou verder worden gewerkt met de regering. Eneco zou intussen overigens 30.000 klanten spreekwoordelijk wakker hebben gemaakt en actief hebben aangeschreven.

 

In de media werd er dan nog wat gecommuniceerd met leverancier Mega. Mega heeft geen actieplan en geen engagement, zo communiceerde u. Mega weerlegde dat dan. Daarom vroegen u en uw collega Dermagne de Economische Inspectie om een onderzoek in te stellen naar misleidende praktijken. Voor de regering is het Megadossier blijkbaar duidelijk.

 

Kunt u een toelichting geven bij dit tweede gesprek?

 

Betekent dit volgens u dat de in bespreking zijnde wetgeving van collega Verduyckt teneinde een wettelijk verbod op bepaalde slapende contracten af te dwingen, niet langer noodzakelijk is? Zit men reeds in die evaluatie?

 

Kwam tijdens deze gesprekken ook een herziening, bijstelling of evaluatie van het consumentenakkoord ter sprake?

 

Ondertussen zijn we toe aan de derde versie, die het laatst was herzien in juni 2017. U stelde steeds zelf dat de markt inventief reageert op wijzigende concurrentieomstandigheden en nieuwe regels. Vanzelfsprekend bent u het niet die het initiatief moet nemen, maar ik veronderstel dat u wel geïnteresseerd bent in dit dossier.

 

02.02  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, een actualiteitsdebat over dit thema doet mij veel plezier, ook al wil ik het mechanisme zo snel mogelijk uit de markt krijgen. Ik ben blij dat er veel vragen van collega's zijn. De vraag van collega Marghem verbaast mij wel enigszins, want zij vraagt of u een wettelijk initiatief zult nemen. Ik vraag mij af of zij goed heeft opgelet, ofwel zegt het iets over hoe zij in het verleden heeft samengewerkt met het Parlement.

 

Mevrouw de minister, wij hebben deze aandacht vooral te danken aan het feit dat u niet bij de pakken bleef zitten, dat u reeds stevig onderhandeld hebt met de sector.

 

Een aantal bedrijven gaf aan initiatief te willen nemen, één bedrijf zegt vandaag dat niet van plan te zijn. Ik heb voor u concrete vragen over dat overleg.

 

Eerst en vooral, wat houdt de afspraak juist in? In het hier reeds behandelde wetsvoorstel verwijzen we onder andere naar het goedkoopste equivalent product. Is dat ook de intentie van de bedrijven die betrokken zijn of die aankondigen dat ze eventueel een initiatief willen nemen? Gaat het enkel over contracten met gezinnen of ook over kmo's in de gesprekken? Over het verhaal inzake de Economische Inspectie kreeg ik graag meer informatie. Wat is de opzet en het tijdskader daar?

 

02.03  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, je rassure M. Verduyckt: nous avons aussi travaillé sur les contrats dormants mais ceci vient notamment d'un travail continu effectué par la CREG. Je suppose que vous respectez l'indépendance et la qualité des services fournis à la nation.

 

Op 15 december heeft de CREG een studie gepubliceerd over de samenstelling van de productportefeuilles per leverancier en het besparingspotentieel voor particulieren op de Belgische elektriciteits- en aardgasmarkt. De CREG stelde vast dat in mei 2020 ongeveer 470.000 Belgische consumenten een slapend verlengingscontract hadden. Door deze contracten aan te pakken zou een groot deel van de consumenten een aanzienlijke besparing kunnen doen. In Wallonië zijn 68.000 van dit type contracten opgenomen voor elektriciteit en 20.000 voor gas. De potentiële besparing bedraagt respectievelijk 320 euro en 824 euro per jaar.

 

Ik las in de krant dat u de strijd wil aangaan met deze contracten en praktijken, dat kan ik alleen maar toejuichen. De meeste leveranciers hebben aangegeven dat ze deze praktijken willen stopzetten en dus ook transparanter te werk zullen gaan. Jammer genoeg zijn er nog altijd leveranciers die zullen volharden in de boosheid en niets zullen ondernemen om deze praktijken stop te zetten. De goede voornemens, beloftes en actieplannen van verschillende energieleveranciers om de problematiek van de slapende contracten aan te pakken zijn een goede zaak.

 

Mevrouw de minister, ik heb een aantal vragen.

 

Ten eerste, wat staat er concreet in deze actieplannen en hoe gaat u controleren dat de betrokken leveranciers deze beloftes ook waarmaken?

 

Ten tweede, hoe gaat u de energieleveranciers die niet willen meewerken ertoe verbinden om deze praktijken te stoppen?

 

Ten derde, u bent voorstander van een onderhandelde oplossing, maar zult u een wetsontwerp indienen om deze praktijken op termijn te verbieden?

 

02.04  Patrick Dewael (Open Vld): Mevrouw de minister, ik zou voor het evenwicht mijn vraag in het Frans kunnen stellen, maar ik zal ze alsnog in het Nederlands stellen.

 

Mevrouw de minister, u hebt eind 2020 samen met uw collega's Dermagne en De Bleeker aangekondigd de strijd te zullen aangaan tegen de zogenaamde slapende contracten of de slapende verlengingsproducten, zoals u ze genoemd hebt. De CREG definieert deze producten als reeds heel lang bestaand en, ik citeer, "waarvan de contracten bij bestaande klanten telkens worden verlengd". Ze zouden ook niet in de resultaten van de prijsvergelijkers voorkomen, met uitzondering van de CREG-scan. Ze zouden ook tot de duurste van de markt behoren. Er zijn maar enkele leveranciers die ze nog gebruiken, maar het zou toch nog steeds gaan om 470.000 van deze oudere contracten.

 

Aan het begin van 2021 hebt u vier leveranciers ontvangen. Zij bieden de producten nog steeds aan. U hebt gevraagd dat ze met een plan zouden komen. Twee leveranciers hebben zich effectief bereid getoond om de producten aan te pakken. Eén leverancier zou geen plan hebben voorgelegd. Daarop beslisten u en uw collega's om de Economische Inspectie naar die leverancier te sturen. Daarover heb ik enkele vragen.

 

Kunt u na het overleg meer inzicht verschaffen over hoeveel consumenten voor zulke producten een contract hebben afgesloten?

 

Wat is het concrete plan van de twee energieleveranciers om deze producten aan te pakken?

 

Hoe zult u dit monitoren? Wanneer volgt er een evaluatie over de beoogde resultaten?

 

Op basis van welke informatie hebt u samen beslist om de Economische Inspectie te sturen? Waneer verwacht u daar een uitkomst van?

 

Waarom kwam er voor de vierde leverancier tot nu toe geen verdere opvolging?

 

02.05  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik zal kort zijn met mijn inleiding. Het gaat inderdaad over de energieleveranciers die het contract voor de consument stilzwijgend verlengen. Die consument betaalt daardoor te veel voor zijn energie. Volgens de CREG betalen op die manier 1 miljoen gezinnen meer dan 500 euro te veel voor hun energie.

 

Mevrouw de minister, bij uw aantreden hebt u onmiddellijk de belofte gemaakt om deze praktijken aan te pakken. Dat hebt u gedaan door met de betrokken bedrijven te spreken. U gaf ze tot 15 januari 2021 de tijd om met een plan te komen. We hebben dan inderdaad kunnen lezen dat een aantal bedrijven hierop is ingegaan.

 

De vraag is wat dat concreet betekent. Maar Mega, volgens sommigen de Ryanair van de elektriciteitsmarkt, weigerde hierin mee te gaan. U zei dat u daarover ontgoocheld was. Mij verbaasde dat minder. Van bij het begin hebben wij gesteld dat de overheid dwingend moet optreden.

 

Daarom zijn wij ook voorstander van het wetsvoorstel van de heer Verduyckt om slapende contracten bij wet te verbieden.

 

Mevrouw de minister, bent u, gezien de antwoorden die u hebt gekregen, ook voorstander van een wettelijk verbod, dat er ook voor kan zorgen dat leveranciers die hebben beloofd hun klanten aan te schrijven en de slapende contracten stop te zetten, in de toekomst sowieso geen slapende contracten meer zullen laten bestaan?

 

De wet zal dan voor iedereen dezelfde zijn, zonder concurrentievervalsing.

 

In de pers las ik als argument dat u snel een oplossing wil en dat een wet maken altijd langer duurt. In de situatie waarin wij ons nu bevinden, is dat natuurlijk wel anders. De wet van de heer Verduyckt zouden wij over enkele weken immers al kunnen goedkeuren. Wij wachten gewoon nog op het advies van de Raad van State. Het argument van de langere duur gaat dus niet echt meer op.

 

Zult u het initiatief van de heer Verduyckt steunen of zult u zelf een wetgevend initiatief nemen?

 

Tot slot, u hebt met uw collega van Economie beslist de Economische Inspectie op Mega af te sturen. Wat verwacht u van dat initiatief? Zal dat ervoor zorgen dat er geen slapende contracten meer zullen zijn op de energiemarkt? Hoe zal dat daarvoor zorgen?

 

De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord in het kader van het debat?

 

02.06  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, er zijn altijd punten die veranderen hier in de commissie. Ik weet dat mevrouw Marghem in het verleden heel veel heeft geïnvesteerd in de kwaliteit van haar Nederlands, wat nu ook vruchten afwerpt, aangezien zij nu zelfs vragen indient in het Nederlands. Ik ben blij met die evolutie en ik reken erop dat ze de goede kant blijft uitgaan.

 

02.07  Marie-Christine Marghem (MR): Mijnheer Wollants, dat komt omdat ik een Nederlandstalige medewerker hebt.

 

02.08  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw Marghem, dat is heel goed, maar dat is niet de inhoud van mijn vraag.

 

Mevrouw de minister, slapende energiecontracten zijn, indien ik goed heb geteld, een van de zeven punten waarop u uw beleidsnota hebt aangepast.

 

Kunt u toelichten op welk punt dat dan een aanpassing is en waarom u die aanpassing hebt gedaan? Het gaat immers specifiek ook daarover.

 

Wat is uw standpunt over de amendementen van de heer Verduyckt?

 

De voorzitter: Zijn er nog andere sprekers in het kader van het actualiteitsdebat? (Nee)

 

Mevrouw de minister, wij aanhoren graag uw antwoord.

 

02.09 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik herinner u nog even aan de context, zoals u dat ook hebt gedaan.

 

De CREG heeft inderdaad verschillende types slapende contracten gedetecteerd op de markt. Zij kaart al sinds 2017 enkele problemen aan, namelijk dat er twee types contracten zijn die een groot besparingspotentieel hebben zonder dat er wordt ingeleverd op andere contractvoorwaarden.

 

Het gaat over twee types contracten. Een eerste groep zijn slapende contracten die niet meer actief worden aangeboden op de markt en waarbij de prijs van het contract verlengd wordt met een prijs die hoger ligt dan die van de actieve equivalenten. Een tweede groep contracten zijn slapende contracten die tegelijkertijd een actief broertje of zusje hebben met een verlengingstarief. Na de afloop van de eerste contractduur wordt de klant daarbij dus overgezet op een hoger tarief, namelijk het passieve broertje of zusje van het actieve contract.

 

De CREG heeft ons daarop geattendeerd – zij doet dat jaarlijks – en dat was de aanleiding om voor Kerstmis de vier leveranciers waarvan sprake in het rapport van de CREG uit te nodigen voor een gesprek met Eva De Bleeker, bevoegd voor Consumentenbescherming, Pierre-Yves Dermagne, bevoegd voor Economie, en mijzelf, bevoegd voor Energie. Wij behandelen het dossier dus met zijn drieën, elk vanuit ons eigen perspectief, en dat biedt ons de slagkracht om in het dossier vooruitgang te boeken.

 

Er is toen afgesproken dat er een tweede overleg zou plaatsvinden en dat de CREG, voorafgaand aan dat tweede overleg, met elk van de leveranciers een individueel overleg zou hebben om meer inzicht te geven in de studie van de CREG, de methodologie die werd gehanteerd en wat er juist ten laste werd gelegd van elk van de vier leveranciers.

 

Begin januari hebben wij, de drie bevoegde regeringsleden, de betrokken leveranciers individueel teruggezien. De eerste keer hebben wij ze alle vier samen ontvangen, de tweede keer individueel, wat eigenlijk logisch is, want zij kwamen hun actieplan toelichten en het is logisch dat concurrenten geen inzage hebben in elkaars plannen.

 

De namen van de vier leveranciers zijn ondertussen genoegzaam bekend.

 

Voor Lampiris blijken er geen problemen te zijn. Ik wil even meegeven dat mij dat wel intrigeert. Ik heb een studie gekregen waarin Lampiris met naam werd genoemd, het bedrijf is ook bij ons uitgenodigd geweest, maar na verder overleg tussen de leverancier en de CREG is men tot de vaststelling gekomen dat het gebaseerd zou zijn op een vergissing en dat er dus geen problematiek is inzake slapende verlengingsproducten bij Lampiris.

 

Eneco en Luminus hebben beide een actieplan voorgesteld, waarbij ze een gefaseerde uitdoving voorstellen. De klant wordt actief geïnformeerd over het aanbod en vervolgens automatisch overgezet op het goedkoopste equivalent product. Eigenlijk volgen ze hierbij de regels van het consumentenakkoord toegepast op de uitfasering van hun slapende producten.

 

Leverancier Mega had geen concreet actieplan en we kregen ook geen duidelijk antwoord op onze vragen. De CREG heeft ons ook gemeld dat de medewerking tussen hen en Mega eerder moeilijk verloopt. Ze kregen niet altijd een even duidelijk antwoord op hun vragen. De heer Dermagne, mevrouw De Bleeker en ikzelf hebben dan gezamenlijk gevraagd aan de Economische Inspectie om een onderzoek in te stellen. Wij stellen ons meer concreet vragen bij het feit dat zij na verloop van de initiële duur van het contract de consument vernieuwen op een ander tarief waarvan de energiecomponent gemiddeld 30 % hoger ligt, maar met dezelfde productnaam. Dat zijn dus de passieve en actieve zusjes van hetzelfde contract, zoals ik daarnet zei. Volgens ons is het dan voor de consument onmogelijk om zijn prijs te vergelijken met de marktprijzen.

 

Mega is een andere mening toegedaan dan wij. Daarom hebben wij de Economische Inspectie gevraagd of er hier sprake is van oneerlijke handelspraktijken. Wij hebben dit vorige week voorgelegd aan de Economische Inspectie. We hebben verder geen zicht op hun timing. Het is hierbij wel belangrijk om verder te objectiveren. Via de Economische Inspectie is daar een mogelijkheid toe. Het is het geëigende orgaan om te bekijken of hier al dan niet een probleem is. We wachten haar conclusie af. We moeten wel altijd zorgvuldig blijven en zelf ons beleid baseren op een gedegen analyse.

 

Het resultaat van ons gesprek is er. Eneco heeft aangegeven, ook in de kranten, dat zij al 30.000 klanten hebben overgeschakeld. Luminus is gestart met de uitrol van zijn plan en de eerste klanten zijn aangeschreven. Het was nu eenmaal sneller om op deze manier vooruit te gaan. Voor de consument was dit de snelste weg. Uiteraard is ook de volgende stap belangrijk. We zullen dus aan de CREG vragen om regelmatig een update uit te voeren van het aantal slapende producten in de loop van het komende trimester, en op het einde van het jaar. De leveranciers zijn vandaag al verplicht om die gegevens aan de CREG te bezorgen. Op die manier is de samenwerking met de regulator de beste garantie voor de opvolging. De regulator heeft daar ook alle tools voor in handen. Wat Mega betreft, kijken we uit naar de analyse van de Economische Inspectie.

 

Nu kom ik tot de volgende stappen: het wetgevend kader en het consumentenakkoord.

 

Het wetsvoorstel van de heer Verduyckt, dat in deze commissie voor Energie ter bespreking voorligt, houden wij zeker op de radar. Het stuurt aan op een aantal verbeteringen in de markt. Het voorstel, waarbij ik ook een aantal opmerkingen heb, bestaat uit twee leden.

 

Een eerste lid gaat over de ontbinding van slapende energiecontracten van huishoudelijke afnemers en kmo's met een hoger tarief dan de referentie-energiecomponent. Naast de opmerkingen van de CREG wil ik daarbij bemerken dat wij uiteindelijk nog altijd in een geliberaliseerde markt leven, of we dat nu leuk vinden of niet, en bijgevolg mogen we niet miskennen dat er een keuze bestaat tussen verschillende producten, waarvoor verschillende tarieven van toepassing zijn.

 

Een tweede lid bevat een verbod op de stilzwijgende verlenging van slapende contracten wanneer een product niet meer actief wordt aangeboden op de markt. Dat stuurt ons zeker in de juiste richting, maar het gaat slechts over één type van contracten die we vandaag behandelen. De verlengingscontracten, zoals vandaag toegepast door Mega, worden daarmee niet uitgesloten. Het onderzoek van de Economische Inspectie kan ongetwijfeld inspiratie of richting bieden in antwoord op de vraag of het gaat om een probleem van consumentenbescherming en hoe wij daarmee kunnen omgaan.

 

Inzake het consumentenakkoord zijn de werken rond de uitbreiding van het consumentenakkoord uiteraard ook opgenomen op het niveau van de federale ministers en de CREG. De CREG heeft daarin dus zeker een belangrijke rol te spelen. Een eerste overleg heeft vorige week plaatsgevonden op initiatief van de CREG. Mijn collega's en ikzelf zullen verder overleggen over aanpassingen aan het consumentenakkoord tijdens de komende weken.

 

Alleszins ben ik er samen met mijn collega's bezorgd over dat tot vandaag slechts een beperkt aantal leveranciers het consumentenakkoord heeft ondertekend, minder dan de helft. Ik meen dat wij ons moeten afvragen wat dit betekent voor het level playing field onder de leveranciers. Het consumentenakkoord is goed en sterk en kan dienen als voorbeeld voor andere sectoren waarin er tussen de sector en de overheid afspraken worden gemaakt omtrent consumentenbescherming. Als echter meer dan de helft van de leveranciers het akkoord niet wenst te onderschrijven, moeten we ook bespreken hoe we daarmee omgaan als wij nadenken over een aanpassing van het consumentenakkoord.

 

De heer Wollants stelde een vraag over de aanpassing van de beleidsnota 2.0. Ik heb dat inderdaad expliciet mee ingeschreven in de voorstelling van mijn beleidsnota in deze Kamercommissie en nog vooraleer ik die studie van de CREG had gekregen en vooraleer ik de leveranciers samen met mijn collega's ontmoet heb. Het leek mij maar zinvol om die passage op dat punt te verduidelijken, omdat het sowieso een prioriteit blijft gedurende dit jaar, gelet op de opvolging die dient te worden gegeven aan de actieplannen van de leveranciers.

 

Dit probleem wordt al vier jaar lang aangekaart door de CREG. Wij hebben nu de eerste stappen gezet en we moeten samen met de regulator zorgen voor voldoende transparantie en bescherming van de consument. Laten we nog de verdere stappen afwachten. Ik wacht het advies van de Raad van State, de conclusie van de Economische Inspectie en de verdere verfijningen van de CREG af om te bekijken wat nu de meest aangewezen stappen op wetgevend vlak zijn.

 

02.10  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.

 

U houdt inderdaad verschillende slagen om de arm betreffende het wetgevend werk. U blijft voorzichtig. U hebt een aantal commentaren gegeven op het wetsvoorstel en u hebt het over het onderzoek van de Economische Inspectie en uiteraard over het advies van de Raad van State. Principieel kunnen wij dat voorstel nog altijd steunen, maar ondertussen zit u niet stil en is er voor de consument een snellere weg. Blijkbaar heeft uw weg een aantal deuren opengezet en een aantal intenties doen versnellen bij Eneco en EDF Luminus.

 

Wij volgen dit dossier verder op en zullen u en uw collega's de komende weken verder ondervragen over het consumentenakkoord.

 

02.11  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Voor mij is het allerbelangrijkste natuurlijk het resultaat. Het resultaat moet zijn dat wij over een bepaalde tijd niet meer kunnen spreken over die slapende verlengingsproducten; iedereen moet weten waarover we het hebben. Dat geldt zowel voor burgers als voor kmo's. Wij vinden dat belangrijk.

 

De eerste resultaten zijn er en wij blijven voorstander van een wettelijk verbod. U spreekt over het consumentenakkoord dat niet iedereen tekent. Ik vind een consumentenakkoord goed voor bepaalde spelregels, maar dit mechanisme hoort hierin zelfs niet thuis. We moeten zeggen dat dit geen goede werking van de markt is en dat wij dit niet willen in ons land. Ik zou het jammer vinden dat we na al uw inspanningen straks opnieuw slapende verlengingsproducten zouden terugvinden in de cijfers van de CREG.

 

Ik wacht samen met u de resultaten van de Economische Inspectie af rond het dossier-Mega.

 

In de informatie die u geeft over mijn wetsvoorstel hoor ik u nog spreken over het wettelijk ontbinden en over de energiecoëfficiënt. Ik zal u en uw kabinet onze amendementen op dit wetsvoorstel bezorgen, want daarvan is ondertussen geen sprake meer. Wij hebben ons wetsvoorstel aangepast naar aanleiding van de adviezen van de CREG; het zou goed zijn, mocht uw kabinet onze amendementen bekijken.

 

Toen u als minister aantrad, hebt u in deze commissie gezegd dat u samenwerking met het Parlement bijzonder belangrijk vindt. Ik reken erop dat wij de slapende energiecontracten samen uit de markt kunnen krijgen.

 

02.12  Marie-Christine Marghem (MR): Nu in het Frans, natuurlijk. Je ne suis pas encore à ce stade, monsieur Wollants!

 

Je remercie la ministre pour sa réponse et pour son engagement dans la lutte contre l'inflation de la facture d'électricité, lutte qu'il faut mener au quotidien et à chaque fois remettre sur le métier. J'attends de voir l'évolution de ce dossier. Je réinterrogerai la ministre d'ici quelque temps à ce sujet pour voir quelles évolutions concrètes ont pu être engrangées, d'abord avec les fournisseurs qui sont compliant, c'est-à-dire d'accord d'émettre des plans et de changer les choses. Ensuite, nous verrons ce qu'il en est pour ceux qui ne le sont pas.

 

Lorsqu'on entend un des fournisseurs dire que ce n'est pas obligatoire, il est peut-être nécessaire à ce moment-là de passer à un bout de législation. Nous verrons en fonction de l'évolution des choses. Surtout, continuez! Je n'en doute pas: votre travail avec la CREG en la matière est le meilleur allié que vous puissiez avoir dans ce dossier compliqué.

 

02.13  Patrick Dewael (Open Vld): Mevrouw de minister, ik zou willen meegeven dat de regering snel heeft gehandeld. U hebt effectief de vragen gesteld in een heel korte tijdspanne. Het is nu wachten op de verdere uitvoering.

 

Ik pleit er dus voor dat u het dossier samen met uw beide collega's van nabij zal opvolgen, waaraan ik niet twijfel.

 

02.14  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Mevrouw Van der Straeten, ik ben toch enigszins teleurgesteld, hoewel ik natuurlijk, zoals ik in mijn inleiding aangaf, tevreden ben met uw belofte en dat u het dossier in handen hebt genomen. U hebt echter gezegd dat u aan de CREG een regelmatige update zou vragen, namelijk per trimester en per jaar. U hebt ook gesteld dat de kwestie vier jaar geleden al aan de kaak is gesteld. Daar moet dus voor ons op korte termijn  komaf mee worden gemaakt.

 

U hebt gesproken over de bestaande geliberaliseerde markt en u stelde dat er voor- en tegenstanders zijn. U weet ongetwijfeld dat wij veeleer tot de tegenstanders behoren. Echter, zelfs een geliberaliseerde markt kan allerlei vormen aannemen. Wij zijn duidelijk voorstander van een gereguleerde markt. Zolang er een markt is, willen wij ze zo veel mogelijk reguleren.

 

U houdt naar eigen zeggen het wetsvoorstel van de heer Verduyckt op de radar. U had er een aantal opmerkingen over. Er zijn ingevolge het advies van de CREG inderdaad al een aantal amendementen ingediend door de heer Verduyckt. De heer Wollants heeft ook al subamendementen ingediend. Uiteraard staat het uw partij of uw politieke groep en sowieso elke politieke groep vrij bijkomende amendementen in te dienen, mocht dat nodig zijn. Wij willen echter alleszins vooruitgaan met het wetsvoorstel en het niet op de lange baan schuiven, door allerlei meningen te vragen.

 

Ik kom nu terug op de geliberaliseerde markt. U hebt zelf gesteld dat minder dan 50 % van de leveranciers het consumentenakkoord heeft ondertekend, wat effectief aantoont dat zelfregulering niet werkt. Zoals u zelf ook aangeeft, wordt bovendien het level playing field daardoor verstoord. Daarom mogen wij zulke zaken die niet kunnen, zoals de heer Verduyckt ook heeft opgemerkt, niet aan de markt, de leveranciers of de operatoren zelf overlaten, net zomin als wij dat voor alcoholgebruik of bijvoorbeeld sigaretten mogen doen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De foutieve omzetting van richtlijn 2011/92" (55011479C)

- Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De niet-correcte omzetting van richtlijn 2011/92/EU in Belgisch recht" (55013084C)

03 Questions jointes de

- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La transposition incorrecte de la directive 2011/92" (55011479C)

- Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La transposition incorrecte de la directive 2011/92/UE en droit belge" (55013084C)

 

03.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb een korte vraag, maar u hebt in de vorige commissievergadering beloofd dat u een heel goed antwoord had. Daar ben ik zeer benieuwd naar.

 

Op 3 december besliste de Europese Commissie om België er formeel van op de hoogte te brengen dat de omzetting van richtlijn 2011/92 niet correct is gebeurd. Deze richtlijn gaat over de milieueffectrapportage. Op federaal niveau zou er een impact kunnen zijn op het vlak van ioniserende straling.

 

In uw bevoegdheidsdomein is de milieu-impactanalyse hangende voor het herstel van de verlenging van de centrales Doel 1 en 2.

 

Wat is de impact van de door de commissie opgestarte procedure op de werkzaamheden in dat dossier? Ik kijk uit naar uw zeer goede antwoord.

 

03.02  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, en effet, une mise en demeure a été adressée à la Belgique au sujet de la transposition incorrecte de la directive 2011/92 en droit belge en date du 3 décembre dernier.

 

Ma question est la suivante: en quoi cela va-t-il ou pourrait-il impacter vos projets de développement de l'éolien en mer du Nord? (Déclenchement de l'alarme incendie)

 

Voilà … (Hilarité)

 

Le président: Cela n'a rien à voir avec vous.

 

La séance est suspendue.

De vergadering is geschorst.

 

La séance est suspendue à 11 h 12.

De vergadering wordt geschorst om 11.12 uur.

 

La séance est reprise à 11 h 36.

De vergadering wordt hervat om 11.36 uur.

 

La séance est reprise.

De vergadering is hervat.

 

03.03  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, il n'y a pas de lien de cause à effet. J'étais en train de parler. Et voilà que l'alarme s'est déclenchée! Mais vous savez: j'ai des ondes!

 

Le président: Cela dit, vous n'aviez pas terminé votre intervention.

 

03.04  Marie-Christine Marghem (MR): Je ne sais même plus où nous en étions. C'est pour vous dire!

 

Le président: Nous parlions de la directive.

 

03.05  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, j'espère que, cette fois, je ne déclencherai pas l'alarme!

 

En quoi la transposition incorrecte de la directive 2011/92 va-t-elle affecter vos projets de développement éolien en mer du Nord, ainsi que vos projets de nouvelles capacités pilotables et dans le nucléaire? Comment comptez-vous y remédier? En avez-vous informé les différents exploitants dont les dossiers pourraient en souffrir?

 

03.06 Minister Tinne Van der Straeten: Collega's, ik heb de brief van de Europese Commissie ook gelezen. De Belgische Staat werd daarin geïnformeerd dat, vanuit haar standpunt, de richtlijn 2011/92/EU niet correct was omgezet in Belgisch recht.

 

Op federaal niveau hebben de klachten van de Commissie betrekking op de wet van 20 januari 1999 tot bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de ontwikkeling van zeegebieden onder Belgische jurisdictie en de daarvan afgeleide regelgeving. Dat is de bevoegdheid van de minister van Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal. Daarnaast waren er klachten over de wet van 15 april 1994 over het FANC. Dat is de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing.

 

Les projets de développement éolien en mer du Nord ainsi que ceux qui seront sélectionnés dans le cadre des nouvelles capacités pilotables font l'objet d'une étude d'impact environnemental, en application de la loi du 20 janvier 1999 soumise à l'évaluation du SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement. En attendant les instructions de ce dernier quant à d'éventuelles modifications de la procédure actuellement en vigueur, les projets actuellement en cours sont poursuivis.

 

Uiteraard zijn uw vragen helemaal niet zonder voorwerp wegens de link met de dossiers van Doel 1 en Doel 2. Ik verwijs naar wat ik ook in oktober gezegd heb: de bijna afgeronde milieu-impactstudie en de aanstaande grensoverschrijdende publieke raadpleging zijn het rechtstreekse gevolg van het arrest van 5 maart 2020, dat vereist dat het Parlement rekening houdt met de conclusies van een dergelijke studie om het uitstel van hun deactivering toe te staan.

 

Bij gebrek aan een omzetting op federaal niveau van de milieueffectenbeoordeling en de habitatrichtlijnen die van toepassing zijn op deze zaak, hebben wij ervoor gekozen rechtstreeks uitvoering te geven aan de beslissing van het Grondwettelijk Hof. Wij hebben dus gekozen voor een rechtstreekse toepassing van de richtlijnen in kwestie op het formele proces van de goedkeuring van deze wet vóór 31 december 2022, wat de termijn is die het Hof ons geeft om een en ander te regulariseren.

 

Hier is er geen impact van de procedure die onlangs in de commissie is aangevat ter voorbereiding van de nieuwe herstelwet voor de verlenging van de uitbating van de reactoren Doel 1 en Doel 2. Wij gaan gewoon door. Hier is geen impact.

 

Er zal allicht wel ergens anders een impact zijn, en er moet ook gevolg gegeven worden aan de brief van de Europese Commissie, maar die bevoegdheid ligt bij de beide collega's.

 

Wat de herstelwet betreft, doen wij voort met de werkzaamheden. Ik meen dat daarover later in de vergadering nog een vraag komt.

 

03.07  Bert Wollants (N-VA): Dank u, mevrouw de minister. Door de rechtstreekse toepassing van de richtlijn, voortvloeiend uit het arrest van het Grondwettelijk Hof, is er geen link met de Belgische omzetting. Zo begrijp ik het.

 

In dit geval is dat in ieder geval goed nieuws, want dat wil zeggen dat er geen enkele reden is om het proces te vertragen. Wij rekenen erop dat wij binnenkort, uiteraard na de nodige consultaties en procedurestappen, het resultaat in onze commissie zullen kunnen bewonderen.

 

03.08  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, je suis un peu étonnée, car vous savez – ou ne le savez pas encore – que nous avons, avec la DG Énergie choisi un système qui justement évitait le problème de cette transposition incorrecte. Je réponds ainsi à M. Wollants. Je parle du dossier Doel 1 et Doel 2. Quand nous avons réfléchi à la manière de lancer l'étude d'incidences et tout le processus de régularisation suite à l'arrêt de la Cour constitutionnelle rendu dans l'affaire de la prolongation Doel 1 et Doel 2, nous avions déjà anticipé ce problème et choisi un système autonome ou en tout cas un socle de réflexions autonomes.

 

Moi, je vous parle des autres projets! Les projets d'énergie qui sont les vôtres. Vous ne semblez pas vous inquiéter de cela, affirmant qu'il n'y a pas de problème pour l'éolien, ni pour les futures centrales à gaz, ni pour les projets dans le nucléaire, etc. Je crains quand même qu'il y ait des problèmes! Il faudra évidemment répondre et vous l'avez dit, à la Commission européenne, mais qu'en plus nous transposions correctement, et ce, avant que les problèmes se posent. En effet, pour tous ces projets-là dont je viens d'épingler précisément la qualité et la nature, et qui sont dans vos compétences, il faudra que cette transposition soit correcte avant que les projets en soient impactés.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55011510C van mevrouw Depraetere is aan bod, maar ik zie haar niet. Mijnheer Warmoes, u had een vraag over de uitbreiding van het sociaal energietarief, maar ik kan uw vraag niet koppelen aan een vraag waarvan de vraagsteller er niet is. Als mevrouw Depraetere er is, wordt uw vraag gekoppeld.

 

04 Vraag van Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het dossier over de benoeming van de voorzitter van het directiecomité van de CREG" (55011677C)

04 Question de Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le dossier relatif à la nomination du président du comité de direction de la CREG" (55011677C)

 

04.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, eerder stelde ik al de vraag over de procedure voor de aanstelling van een voorzitter voor het directiecomité van de CREG en u antwoordde mij toen dat uw dossier niet volledig was en dat u pas een volgende stap in dat hele verhaal zou kunnen zetten nadat u een weerslag had van de interviews die voormalig minister Marghem samen met een derde partij van de kandidaten afnam.

 

Uw voorganger heeft gecommuniceerd dat de procedure bij Selor is afgerond en dat het u toekomt om een kandidaat voor te dragen. Ik begrijp uit die communicatie, maar ik kan het verkeerd hebben begrepen, dat er geen weerslag van de interviews zal worden aangeleverd en dat uw dossier dus even onvolledig zal blijven als dat vandaag is. Wat er in het verleden is gebeurd, schijnt om een of andere reden niet tot bij u te geraken, wat uiteraard een pak vragen oproept.

 

Mevrouw de minister, hebt u rechtstreeks aan uw voorgangster de vraag gesteld om dat dossier te vervolledigen? Hebt u op die vraag een reactie gekregen en hoe luidde die? Bevestigt die reactie de publieke communicatie van uw voorganger, zoals ik heb aangehaald? Welke stappen zult u nu ondernemen?

 

04.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, ik heb inderdaad bij brief van 11 december aan mevrouw Marghem gevraagd om mij de ontbrekende stukken uit het dossier toe te sturen. Zij was zo vriendelijk om mij die vorige week donderdag te bezorgen.

 

Wij hebben aan BOSA gevraagd welke denksporen wij nu ter beschikking hebben en na ontvangst van het antwoord zal ik die tegen elkaar afwegen en een beslissing nemen. Ik zal dat zorgvuldig doen, uit respect voor de mensen die zich kandidaat hebben gesteld en voor de betrokken instelling zelf.

 

04.03  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Sta mij toe het toch een heel vreemde gang van zaken te vinden. Om een of andere reden zijn er blijkbaar twee parlementaire vragen van iemand van de oppositie nodig om tussen twee leden van de meerderheid een dossier over een afstand van 10 meter te vervoeren. Dat lijkt mij nu toch niet het toonbeeld van de prachtige samenwerking die het zou moeten zijn. Ik vraag mij af hoe dat verder moet.

 

Ik ben blij dat de procedure nu kan worden voortgezet, maar om daarvan een toonbeeld te maken van de nieuwe politieke cultuur waarmee u uw regering hebt aangekondigd… Die zie ik vandaag niet en ik vrees dat het niet het laatste wapenfeit in dat circus zal zijn.

 

Le président: Votre nom a été cité, madame Marghem. C'est exact. Vous avez la parole.

 

04.04  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, je vous remercie.

 

Monsieur Wollants, je comprends la longueur de la procédure, due à la grande période d'affaires courantes. Vous vous rappellerez pourquoi les précédents gouvernements se sont retrouvés dans cette situation. C'est parce que votre parti avait décidé, à un moment, de quitter l'attelage.

 

Ensuite, il était impossible au précédent gouvernement de prendre position, alors que j'avais porté ce dossier à maturité. En marge de ce qui relevait des obligations de la fonction que j'exerçais alors, il est vrai que figurait l'audition des candidats par le ministre de l'Énergie. Je m'y suis conformée.

 

Puisque vous aviez alors posé des questions, auxquelles j'avais répondu, j'ai ajouté une audition d'un type particulier, parce que je la souhaitais totalement objective. À cette fin, je me suis adjoint les services d'une personne qualifiée en management. Il fallait que je cherche ce document, dont je ne disposais pas directement, mais que j'ai retrouvé. Cela fait à peine deux ou trois mois. Pour cette raison, la ministre n'en est pas responsable. Elle m'a écrit le 11 décembre. Je lui ai répondu. Elle va donc poursuivre la procédure, étant donné qu'il s'agit de personnes et qu'il convient aussi de prêter à ce dossier la plus grande attention et minutie pour que tout se déroule correctement sur le plan légal.

 

Bien évidemment, la ministre va apporter ses propres inflexions, avec ce gouvernement, en prenant ses responsabilités dans le sens qu'elle souhaite. Cela ne signifie pas que c'est de cette manière que j'aurais agi, mais c'est normal, puisque l'initiative lui appartient. Vous aurez l'occasion de lui poser d'autres questions ultérieurement. Je vous remercie de votre attention.

 

04.05  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik veronderstel dat ik ook recht heb op een repliek.

 

De voorzitter: U hebt het laatste woord. Tenzij de minister nog iets wil toevoegen, geef ik u het woord.

 

04.06  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik kan alleen maar vaststellen dat de nieuwe regering al sinds begin oktober is geïnstalleerd en dat het blijkbaar tot vorige week donderdag heeft geduurd vooraleer dat stuk informatie van de vorige minister tot bij u is geraakt. Ik vind dat een zeer bizarre gang van zaken. Ik ben gerust bereid om de kwestie af te ronden, op voorwaarde dat we nu de juiste richting uitgaan. Desalniettemin blijft de vraag of we dat inderdaad op die manier moeten doen.

 

Ik verwijt u uiteraard niet dat u de informatie niet kon krijgen. U moet die vraag stellen aan wie daarover informatie heeft. Ik vind het alleszins een bizarre gang van zaken in het vrolijke team dat die paars-groen-plusregering toch is.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Questions jointes de

- Samuel Cogolati à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La consultation du public sur le projet de l'ONDRAF sur la gestion des déchets hautement radioactifs" (55011693C)

- Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les résultats de la consultation publique relative au projet de plan de l’ONDRAF" (55013086C)

05 Samengevoegde vragen van

- Samuel Cogolati aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De publieksraadpleging over het ontwerpplan van NIRAS inzake het beheer van hoogradioactief afval" (55011693C)

- Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De resultaten van de publieksraadpleging over het ontwerpplan van NIRAS" (55013086C)

 

05.01  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la Ministre,

L'ONDRAF a annoncé soumettre une proposition finale de politique à l'autorité de tutelle à l'automne. L'ONDRAF a-t-il remis ce rapport? Sinon, quand l'ONDRAF va-t-il rendre les conclusions de la dernière consultation publique sur l'enfouissement des déchets hautement radioactifs? Pourquoi la publication de ce rapport (prévu à l'article 16 de la loi du 13 février 2006) est-elle ainsi retardée par rapport aux dernières annonces? Quelles sont ces conclusions jusqu'à présent? L'ONDRAF pourrait-il faire savoir quels points en particulier il souhaite adapter dans son plan de gestion des déchets radioactifs à long terme suite aux retours des citoyens, entités fédérées, gouvernements voisins et société civile? Le principe même du stockage géologique irréversible (après fermeture) pourrait-il être revu si une majorité d'avis s'avérait être négative? L'ONDRAF pourrait-il alors étudier d'autres options techniques, telles que l'entreposage en subsurface, plus en profondeur? Quelle serait alors la prochaine étape du processus de consultation? Quand les impacts transfrontaliers du projet de stockage géologique seront-ils évalués?

 

Madame la Ministre,

L'ONDRAF a annoncé soumettre une proposition finale de politique à l'autorité de tutelle à l'automne. L'ONDRAF a-t-il remis ce rapport? Sinon, quand l'ONDRAF va-t-il rendre les conclusions de la dernière consultation publique sur l'enfouissement des déchets hautement radioactifs? Pourquoi la publication de ce rapport (prévu à l'article 16 de la loi du 13 février 2006) est-elle ainsi retardée par rapport aux dernières annonces? Quelles sont ces conclusions jusqu'à présent? L'ONDRAF pourrait-il faire savoir quels points en particulier il souhaite adapter dans son plan de gestion des déchets radioactifs à long terme suite aux retours des citoyens, entités fédérées, gouvernements voisins et société civile? Le principe même du stockage géologique irréversible (après fermeture) pourrait-il être revu si une majorité d'avis s'avérait être négative? L'ONDRAF pourrait-il alors étudier d'autres options techniques, telles que l'entreposage en subsurface, plus en profondeur? Quelle serait alors la prochaine étape du processus de consultation? Quand les impacts transfrontaliers du projet de stockage géologique seront-ils évalués?

 

05.02  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, l'accord de gouvernement prévoit la prise de décision d'une politique nationale en matière de gestion des déchets de moyenne et haute activité B et C. Le dossier de l'Organisme national des déchets radioactifs et des matières fissiles (ONDRAF) vous a été transmis par votre prédécesseure. Vous voyez, monsieur Wollants, il y a des dossiers qui se transmettent!

 

Quelles actions avez-vous entreprises jusqu'à présent pour continuer à faire progresser ce dossier? Il est bien entendu fondamental que vous connaissiez la destination des déchets hautement radioactifs avant d'être confrontée au démantèlement des centrales.

 

05.03  Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur le président, je réponds donc également aux questions de M. Cogolati concernant l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire (AFCN) mais pas sur la question concernant Umicore?

 

05.04  Marie-Christine Marghem (MR): C'est embêtant d'avoir joint ces deux questions, qui n'ont pas de rapport.

 

Le président: La décision de joindre ces questions a été prise par le secrétariat, dont j'ai la responsabilité.

 

05.05  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Je ne vois aucun inconvénient à ce que les deux questions soient dissociées. Il est vrai qu'elles portent sur des sujets plutôt distincts, même si on parle de déchets radioactifs. La ministre pourra répondre à ma question concernant Umicore dans un second temps, sauf si elle préfère répondre aux deux questions en même temps.

 

Le président: Madame la ministre, vous préférez scinder les deux questions?

 

05.06  Tinne Van der Straeten, ministre: Je vais d'abord répondre à la question concernant l'ONDRAF lue par Mme Marghem.

 

Par courrier du 25 septembre 2020, l'ONDRAF a soumis à ses ministres de tutelle sa proposition en matière de politique nationale relative à la gestion à long terme des déchets de haute activité et/ou de longue durée de vie. Cette proposition de l'ONDRAF se fonde sur le principe du stockage géologique et consiste en un processus d'adaptation par étapes de la politique nationale.

 

La loi relative aux propositions budgétaires 1979-1980, qui régit tout ce qui concerne l'ONDRAF, dispose que la politique nationale doit être fixée par un arrêté royal délibéré en Conseil des ministres après l'avis de l'AFCN. Le rapport complet et final contenant les résultats de la consultation sera établi conformément à l'article 16 de la loi du 13 février 2006, qui prévoit l'obligation d'établir une déclaration résumant la manière dont les considérations environnementales ont été intégrées dans le plan ainsi que la manière dont le rapport sur les incidences environnementales et les consultations ont été prises en compte.

 

La déclaration précitée résume également les raisons pour lesquelles le plan tel qu'adopté a été choisi, compte tenu des autres solutions raisonnables envisagées, et précise les principales mesures de suivi ainsi que les effets significatifs de la mise en œuvre du plan ou du programme sur l'environnement.

 

Conformément à la loi, cette déclaration sera publiée au Moniteur belge, au moment de l'entrée en vigueur de la politique nationale, c'est-à-dire lors de la parution de l'arrêté royal.

 

Dans l'accord de gouvernement, l'exécutif s'est engagé à satisfaire à ses obligations européennes en vue d'estimer les coûts de la gestion à long terme des déchets hautement radioactifs et de longue durée de vie. De même, pour garantir le respect du principe du pollueur-payeur, il s'est engagé à adopter des politiques nationales destinées à gérer à long terme ces déchets. Les politiques nationales devront comporter des modalités de réversibilité décisionnelle, de récupérabilité et de monitoring de ces déchets. Conformément à ce principe de réversibilité décisionnelle, toute décision doit pouvoir être revue. Comme le prévoit l'accord de gouvernement, cela permettra, par exemple, s'il se présente une solution valable, de revenir sur les choix ayant porté sur la gestion à long terme, ainsi que sur les modalités relatives aux possibilités de récupération des déchets enfouis durant une certaine période.

 

L'ONDRAF doit continuer à examiner toutes les options possibles pour la gestion des déchets hautement radioactifs et de longue durée de vie, tout au long du processus d'adaptation de la politique nationale – laquelle est censée durer plusieurs dizaines d'années.

 

Au cours de l'étape suivante, le processus participatif sera défini. Ainsi que le prescrit l'accord de gouvernement, cela dépassera la simple consultation citoyenne. Des évaluations des incidences environnementales plus détaillées, y compris dans un environnement transfrontalier, auront lieu lorsque les aspects géographiques et géologiques seront entrés en ligne de compte dans le processus d'adaptation de cette politique nationale. Ces derniers mois, mes collaborateurs et moi-même en avons déjà discuté avec l'ONDRAF. À cette occasion, j'ai souligné l'importance des principes que je viens d'énumérer ainsi que d'un bon processus participatif. Sur cette base, je demanderai une version révisée du dossier qui fut soumis à la ministre précédente en septembre 2020.

 

Présidente: Mélissa Hanus.

Voorzitster: Mélissa Hanus.

 

05.07  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la présidente, j'ai un petit point d'ordre. La réunion de la sous-commission Sûreté nucléaire est-elle bien maintenue à 12 h 15 précises ou la commission actuelle se prolongera-t-elle?

 

Hormis ce point, je tiens à remercier la ministre pour sa prise de position très claire en faveur de la participation citoyenne. À titre personnel, je ne voudrais pas renouveler l'expérience malheureuse – la présidente sait notamment de quoi je parle – en province du Luxembourg, d'incompréhension totale de la part des citoyens et de la population locale quant à la consultation citoyenne qui s'est produite en plein milieu d'une crise sanitaire. Je salue le volontarisme de la ministre pour associer au mieux la population et les citoyens à ses prises de décision qui concernent des centaines de générations.

 

La présidente: Monsieur Cogolati, je vous remercie. En ce qui concerne votre question, je pense que M. Wollants va donner l'information et puis, je donnerai la réplique à Mme Marghem.

 

05.08  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la présidente, je vais d'abord faire ma réplique puis il posera sa question.

 

Madame la ministre, je vous remercie pour vos explications. Je suis tout à fait d'accord avec vous pour dire que dans ces matières, il faut avancer avec précision et prudence et suivre très rigoureusement le prescrit légal. J'entends que vous demandez à l'ONDRAF de réviser le projet que je vous avais remis et qui était déjà celui de l'ONDRAF après la consultation publique qui a eu lieu en ligne, vous vous en souviendrez, sur la base, malgré les essais de M. Cogolati, d'une majorité du Parlement qui considérait que cette consultation en ligne était tout à fait valable.

 

J'entends aussi que vous voulez effectivement parfaire ce processus en y ajoutant des consultations complémentaires pour qu'il y ait une appropriation encore plus grande de la matière par la population. Ce n'est pas une mauvaise chose en soi. On sait que ce processus va durer des années. Vous ajoutez aussi un principe supplémentaire qui est celui de la réversibilité. Vous demandez à l'ONDRAF, si j'ai bien compris - corrigez-moi si je me trompe! -, de bien vouloir réétudier cet aspect-là des choses pour vous faire une nouvelle proposition. Ai-je bien compris?

 

05.09  Tinne Van der Straeten, ministre: Madame la présidente, je fais référence à ma réponse dans laquelle j'ai parlé de réversibilité décisionnelle, de récupérabilité et de monitoring de ces déchets. Ces trois aspects sont dans l'accord de gouvernement en ce qui concerne ce sujet. Vous aurez bien compris que je suis ici pour exécuter l'accord de gouvernement sur ces trois aspects.

 

05.10  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. J'aurai évidemment l'occasion de vous poser d'autres questions.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: Pour revenir sur la question organisationnelle concernant la réunion de la sous-commission Sécurité nucléaire, monsieur Cogolati, nous avons eu la réponse via le secrétariat: la réunion se tiendra à 12 h 15.

 

06 Questions jointes de

- Samuel Cogolati à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La gestion des déchets radifères d'Umicore à Olen" (55011692C)

06 Samengevoegde vragen van

- Samuel Cogolati aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het beheer van het radiumhoudende afval van Umicore in Olen" (55011692C)

 

06.01  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la Ministre,

 

Il y a trois installations de stockage autorisées sur le site d'Umicore à Olen. Quel est le statut juridique des       autres installations telles que S1 Bruine Berg et D1? Où sont       situés les 50 000 m3 de "substances résiduelles" (sur le site       industriel ou dans le domaine public)? L'ONDRAF a-t-il fait plus       d'investigation sur le volume et l'activité spécifique en radium       226 et en alpha (GBq) des rues de Geel et d'Olen? Quel est le       niveau de pollution du domaine public, selon l'ONDRAF? L'ONDRAF       a-t-il déjà proposé des solutions d'assainissement pour les eaux       souterraines en particulier qui sont aussi contaminées? Sinon,       pourquoi ces données ne sont-elles pas encore connues depuis le       dernier inventaire? Quelles sont les spécificités chimiques et       radiologiques des déchets radifères d'Olen? Concernant la       fraction à gérer en tant que déchets radioactifs par l'ONDRAF,       le volume des déchets radifères à stocker comme les déchets       nucléaires de types B & C atteint-il bien les 10.000 m3? Après conditionnement pour stockage géologique, l'ONDRAF s'attend-il à un volume plus important pour ces déchets radifères à enfouir? Si       oui, comment l'ONDRAF prévoit-il de dédoubler le volume de       la future installation de stockage à long terme? Quelles seraient les adaptations à apporter au projet de stockage géologique ou autre installation d'entreposage pour accueillir les déchets radifères d'Olen? Quel en est       l'impact financier? Est-il bien correct que le coût de gestion à       long terme des 10.000 m3 de déchets radifères les plus       radioactifs dépasseraient le milliard €? Et en particulier,       comment l'Etat belge va-t-il exiger l'application du principe       pollueur-payeur à Umicore vu que les provisions actuelles       n'atteignent aujourd'hui que 30 millions d'euros? Si l'ONDRAF n'a toujours pas calculé les provisions exactes nécessaires pour la gestion à long terme des déchets radifères d'Olen, quand l'Etat belge pourra-t-il exiger d'Umicore de nouvelles provisions financières?

 

06.02  Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur Cogolati, concernant votre question sur Umicore, les trois installations autorisées sont des installations d'entreposage et non de stockage. Les anciennes décharges qui ont été utilisées avant 1960 ne disposent pas d'une autorisation de l'AFCN. Elles font aujourd'hui l'objet de mesures de surveillance et de protection mises en œuvre par l'OVAM, l'autorité compétente en Flandre, et pas l'AFCN.

 

Les matériaux et déchets concernés sont principalement situés dans d'anciennes décharges, comme les décharges D1 et S1 sur les terrains d'Umicore à Olen. Un petit volume de matériaux contaminés se trouve sous certaines rues et certains sentiers à Olen et à Geel.

 

Il appartient à l'AFCN de surveiller le territoire belge et, le cas échéant, de constater l'éventuelle contamination radiologique des rues ou l'éventuelle contamination radiologique des zones souterraines. L'AFCN a l'autorité de prendre toutes les actions en matière d'assainissement qu'elle juge utiles pour protéger la population.

 

Les matières et déchets radifères d'Umicore à Olen concernent des matières très diverses, tant sur le plan chimique que sur le plan radiologique, allant de matières très légèrement contaminées avec des niveaux de radium inférieurs à 1 Bq/g, à des niveaux de quelque 1 100 Bq/g.

 

Cette composition chimique très diversifiée s'explique par la présence de déchets issus de processus industriels, mais également de matériaux de démolition d'installations et de matériaux provenant des opérations d'assainissement de terrain et du cours d'eau Bankloop.

 

Des inventaires chimiques et radiologiques détaillés de l'ensemble des sites contenant des matériaux et déchets radifères sont disponibles et constituent la base des études préparatoires au projet d'assainissement et de stockage actuellement à l'étude.

 

La gestion à long terme des déchets radioactifs radifères doit encore faire l'objet d'une politique nationale en application des prescrits légaux. Le stockage géologique, comme politique nationale pour le stockage de ce type de déchets, n'est pas encore fixé.

 

Ceci pourrait donner lieu à des volumes de déchets radioactifs qui doivent être pris en charge par l'ONDRAF. L'ONDRAF a établi une estimation de la fraction des déchets radioactifs contenant du radium qui devraient faire l'objet d'un stockage géologique. Elle s'est basée sur un seuil indicatif de 1 000 Bq/g proposé par l'AFCN sur la base des connaissances de l'inventaire des matériaux et déchets radifères présents sur le site d'Umicore à Olen.

 

La première estimation indicative et conservative est de 10 000 m3 de déchets radioactifs potentiellement destinés au stockage géologique. L'ONDRAF insiste sur le fait que cette estimation est indicative et que celle-ci devra être précisée à l'avenir.

 

Si le stockage géologique devait être retenu comme politique nationale, l'ONDRAF élaborera les scénarios possibles d'enlèvement, de séparation, de traitement et de conditionnement en vue de l'entreposage et/ou du stockage des matières et déchets radifères présents dans l'installation UMTRAP.

 

Concernant le scénario de référence actuel de stockage géologique, l'ONDRAF prévoit, dans son inventaire de référence pour les déchets de haute activité et/ou de longue durée de vie, un volume de l'ordre de 11 000 m³ de déchets de longue durée de vie. Le concept d'installation de stockage géologique peut être modifié de manière à pouvoir prendre en compte des volumes de déchets nettement plus importants que ceux prévus à l'heure actuelle. L'estimation de la quantité de déchets radifères à gérer dans une installation de stockage devra cependant être affinée à l'avenir pour pouvoir déterminer les conséquences. L'ONDRAF estime que sur la base des éléments dont il dispose à l'heure actuelle, le stockage en profondeur de ces déchets radifères ne pose pas de problèmes insurmontables.

 

En ce qui concerne les provisions, le montant de 30 millions d'euros ne concerne que l'entretien et le contrôle de l'installation d'entreposage autorisée de UMTRAP et les mesures conservatoires pour les décharges D1 et S1. Dans l'attente d'une décision sur le stockage géologique comme politique nationale pour le stockage, l'ONDRAF estime que ces déchets peuvent continuer à être entreposés dans l'installation de UMTRAP sous le contrôle de l'AFCN.

 

À propos du principe pollueur-payeur, une estimation plus précise des coûts de gestion de l'ensemble des déchets radioactifs radifères d'Umicore à Olen doit être établi par Umicore. La politique nationale de gestion à long terme devrait être adoptée dans les meilleurs délais. L'AFCN et l'ONDRAF développent une vision commune en concertation avec Umicore et OVAM qui a fait l'objet d'une note de vision commune entre l'AFCN et l'ONDRAF concernant Umicore à Olen et qui pourrait donner lieu à la construction d'une installation de stockage spécifique pour ces déchets.

 

Ce sont là mes réponses, cher collègue et docteur Samuel Cogolati. 

 

06.03  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie en particulier pour votre gentil mot de conclusion.

 

Je pense qu'il existe d'autres principes qui sont importants. On se rend compte qu'on est face à des décharges qui sont quand même assez importantes avec un volume conservatif estimé à 10 000 m³, ce qui doublerait quand même la taille et le volume d'un site de stockage à long terme pour les déchets les plus hautement radioactifs en Belgique.

 

Deuxièmement, là où je vous rejoins vraiment, c'est sur le principe du pollueur-payeur. Il est vraiment important de rappeler que ces 30 millions sont vraiment très peu face à l'immensité du coût que représentera la gestion à long terme de ces déchets radifères. Il est donc capital que le gouvernement et l'État puissent imposer le coût réel à Umicore qui reste le propriétaire de ces décharges dont certaines ne sont d'ailleurs même pas homologuées ni autorisées par l'AFCN.

 

Pour cette raison, depuis le Parlement, nous soutiendrons ce principe du pollueur-payeur pour éviter que la population – et donc l'État – ne doive trinquer et payer les frais de la gestion à long terme de cet héritage empoisonné.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De invulling op het stuk van energie gezien de EU-doelstelling van een uitstootreductie van 55 %" (55011801C)

07 Question de Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les mesures énergétiques concrètes pour atteindre l'objectif UE de réduction de 55 % des émissions" (55011801C)

 

07.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, op 14 december plaatste u een interessante tweet. U doet dat wel vaker, maar deze keer was het extra interessant, omdat de tweet vervolgens weer verdween. U verwees hierin naar onder andere energie-efficiëntie en de uitrol van windenergie op zee en hydro-energie. Het was alvast interessant om te vernemen dat op die nieuwe "wind" zal worden ingezet.

 

Nu de tweet verdwenen is en daarmee ook de aankondiging dat er zal worden ingezet op hydro-energie, luidt de vraag wat u daar precies mee bedoelde. Volgens geruchten in de wandelgangen zou het energieatol terug zijn van nooit weggeweest. Doelde u soms daarop en was die idee nog niet afgeklopt?

 

Op welke manier wil u in de komende jaren inzetten op de hydro-energie? Overweegt u om het dossier van het energieatol opnieuw te activeren? Hoe ziet u dat? Als u dat overweegt, is dat dan iets wat binnen het capaciteitsmechanisme past of is dat niet het geval?

 

07.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, maandag 14 december was voor mij een zeer boeiende dag, want het was de dag van de Raad Energie. Door corona moet die nog steeds online vergaderen, maar dat doet niets af aan de kwaliteit van de vergaderingen noch aan de interessante aspecten die aan bod kwamen.

 

Er is daar ook zeer uitgebreid gesproken over waterstof of hydrogen en wij hebben een tweet uitgestuurd om weer te geven wat daar besproken was. Daarbij werd hydrogen echter verkeerdelijk afgekort tot hydro. Om verdere verwarring te vermijden, hebben we die tweet dus effectief verwijderd, omdat dat zou kunnen leiden tot verwarring tussen waterstof en waterkracht. Ik bevestig dat het ging om waterstof en niet om waterkracht, wat ook betekent dat al uw andere vragen zonder voorwerp zijn.

 

07.03  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik denk niet dat mijn andere vragen zonder voorwerp zijn. Los van het feit dat u waterstof bedoelt, heb ik in mijn vraag ook verwezen naar het feit dat er druk wordt uitgeoefend, misschien via digitale weg, bij alle kabinetten om te pleiten voor het energieatol. Nog altijd blijft mijn vraag overeind of u overweegt om dat ding nieuw leven in te blazen. Ik zie niet goed in waarom u daarop niet zou antwoorden. Dat u in uw tweet iets anders hebt bedoeld, neemt niet weg dat de kwestie nog altijd op tafel ligt, zoals aangekaart door mijn vraag. U antwoordt niet op mijn vraag of u de idee van het energieatol al dan niet overweegt.

 

Ik veronderstel dat u, net zoals bij mevrouw Marghem, mijn aanvullende vraag schriftelijk zult beantwoorden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De halfjaarlijkse bijeenkomst van de NSEC op 14 december 2020" (55011911C)

08 Question de Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La réunion semestrielle du 14 décembre 2020 de la NSEC" (55011911C)

 

08.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, de NSEC en 14 december zijn al aan bod gekomen. Op 14 december 2020, op dezelfde dag als de Raad Energie, stond de bespreking van de EU-strategie voor hernieuwbare offshore energie en de follow-up initiatieven van de Europese Commissie in 2021 op de agenda. De EU-strategie heeft veel elementen overgenomen van de gezamenlijke verklaring van de NSEC van juli 2020.

 

Wij kennen ondertussen Next Generation EU en het Europese financieringsinstrument Recovery and Resilience Facility, waarbij 37 % van de middelen naar de groene transitie gaat. Die faciliteit kan in het kader van het vlaggenschipinitiatief Power Up worden aangewend om hervormingen en investeringen in hernieuwbare offshore energie te ondersteunen. Het is cruciaal dat de lidstaten, in nauwe samenwerking met bedrijven die klaar zijn om te investeren, een aantal uitgewerkte projecten kunnen voorleggen.

 

Herinnert u zich, mevrouw de minister, dat in september 2020, toen Next Generation EU en de Recovery and Resilience Facility voor het eerst in de pers kwamen, de offshoresector onmiddellijk hoopte dat hij ook in het kader van het Belgische herstelplan wat projecten zou kunnen indienen?

 

Welke beslissingen en engagementen werden er binnen de NSEC van 14 december genomen over de opmaak van een kader voor grensoverschrijdende offshore windprojecten die de belemmeringen ter zake zullen verminderen?

 

Welke besprekingen vonden er plaats over het voorstel van de Europese Commissie over de vorming van biedzones? Welke toelichting werd gegeven bij de herziening van de TEN-E-verordening, een planningsinstrument voor een geïntegreerd energienetwerk?

 

Welke toelichting werd er gegeven bij de rol van de Europese fondsen en financieringsinstrumenten inzake offshore energie? Kunt in dit verband al meer duidelijkheid geven bij de Belgische insteek binnen het vlaggenschipgebied Power Up in het Belgische plan, dat tegen uiterlijk 30 april moet worden ingediend, in de context van de Recovery and Resilience Facility?

 

08.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Ravyts, de vergadering was inderdaad op dezelfde dag, op het einde van de dag, en digitaal. Tijdens die meeting werd een overzicht gegeven van het werk dat in verschillende werkgroepen in de loop van 2020 gebeurd is en de vooruitgang die binnen NSEC geboekt is.

 

In 2020 werden nieuwe, gezamenlijke en hybride projecten en belemmeringen geïdentificeerd en werden ook criteria ontwikkeld voor een eerlijke verdeling van kosten en baten en voor de afspraken over de elektriciteitsmarkt. Er is ook voortgang gemaakt met een blauwdruk voor samenwerkingsmodellen voor de gezamenlijke en hybride projecten. De coördinatie van de aanbestedingen werd ook voortgezet, onder meer met de lancering van een online coördinatietool voor aanbestedingen. Er is een werkgroep opgezet over de harmonisatie van technische normen. De coördinatie van de planning van het net op zee en de ruimtelijke ordening is bekeken. Er is ook gestart met opties voor meervoudig en efficiënter gebruik van de maritieme ruimte, zonder de zee op te delen in verschillende zones. De eerste concepten zijn ontwikkeld voor het combineren van wind op zee en waterstofproductie. Ten slotte is een studie gestart naar de visie op windenergie op zee tot 2050.

 

Dat is voor het verleden, wellicht interesseert de toekomst u meer. België zit NSEC namelijk voor dit jaar. Ik heb dus ook mijn aandachtspunten en geplande activiteiten toegelicht voor het komende Belgisch voorzitterschap. Het vorige voorzitterschap had de intentie om de nieuwe politieke verklaring voor NSEC te ondertekenen. Dit zou de bakens uitzetten voor de verdere internationale samenwerking inzake wind op de Noordzee. NSEC is boven de doopvont gehouden in 2009. België was een van de landen die NSEC mee hebben opgericht. We zijn nu een tiental jaar verder, maar we zitten ook in een volgende fase voor wind op zee. De verwachting is dat nearshore windprojecten ontwikkeld zullen zijn en de ruimte volgebouwd. De volgende stap is farshore, maar ook de verbinding van die netwerken. Daarover hebben we het bij het begin van de vergadering gehad, inzake het project met Denemarken. Er moet dus ook een tweede fase aanbreken binnen NSEC. Het is mijn intentie om de hernieuwde politieke verklaring, die het vorige voorzitterschap Duitsland niet heeft kunnen afwerken, wel af te kunnen ronden in december.

 

Veel van de landen binnen NSEC, ook België, hebben belangrijke projecten met het Verenigd Koninkrijk. In het actualiteitsdebat heb ik verwezen naar het Nautilusproject, een samenwerking met Engeland. Daar moet verder gekeken worden in welke mate wij de samenwerking met Engeland kunnen vernieuwen, rekening houdend met de brexitcontext en de gewijzigde relatie tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk.

 

Mijn standpunt als voorzitster van NSEC is dat de Noordzee onze – bij gebrek aan een goed Nederlands equivalent – enabling partner is. We hebben allemaal een kust aan de Noordzee. De Noordzee kan onze grootste energiecentrale worden. Die samenwerking tussen de verschillende landen, ook met het VK, is een belangrijk aspect tijdens ons voorzitterschap.

 

We zullen bekijken hoe we een gemeenschappelijke basis voor offshore wind en netwerken op lange termijn kunnen vinden. Ik heb uiteraard mijn collega's gevraagd om de aandachtspunten die zij verder willen bespreken in het kader van NSEC naar voren te brengen. Tot nu toe hebben mijn collega's vooral laten weten dat dit punten zijn waarop zij verder willen werken.

 

De besprekingen over de biedzones moeten worden gestart. Dat is een hot topic. De Europese Commissie heeft een voorstel gelanceerd, dat nu in de energiewerkgroep moet worden besproken. Ik vraag mijn administratie om dit te bespreken met alle betrokken partijen. Bij ons is dat met Elia en de CREG. Ik zal hierop later terugkomen.

 

Het voorstel met betrekking tot de herziening van de TEN-E-verordening is op 15 december gepubliceerd. Ook hier moeten de besprekingen nog starten. Ik kan wel als belangrijk punt aangeven dat de ontwikkeling van een geïntegreerd offshorenetwerk in TEN-E als een van de prioriteiten naar voren wordt geschoven. De verordening werd in die zin aangepast. Dat is ook een aspect dat door quasi al mijn collega's-energieministers wordt gedeeld.

 

Dan kom ik tot uw vragen met betrekking tot het vlaggenschip Power Up. In de context van herstel weerspiegelt de benadering van Power Up de ambitieuze streefcijfers voor hernieuwbare energie op EU-niveau en recente strategieën voor de integratie van energiesystemen en waterstof. Door middel van dit vlaggenschip wil de Commissie de lidstaten aanmoedigen om hervormingen en investeringen voor toekomstbestendige schone technologieën te versnellen en de ontwikkeling en het gebruik van hernieuwbare-energiebronnen te versnellen, samen met een integratie via gemoderniseerde netwerken en een verbeterde interconnectiviteit.

 

Ik wil de aandacht vestigen op het begin van de zin, speciaal voor de heer Wollants: in de context van herstel, gaan we naar systeemintegratie, naar de uitrol van offshore, naar infrastructuurinvesteringen.

 

In het kader van ons federaal relanceplan wil ik inzetten op projecten die België op de kaart blijven zetten voor offshore wind. Door de pionierspirit van onze bedrijven zijn we nu de vierde grootste speler in offshore wind wereldwijd. Die pioniersrol wil ik behouden.

 

Vandaar dat ik vaart maak met de interconnectie tussen de verschillende landen, daar dit the way forward is, ook voor ons land, en een manier om onze expertise verder te valoriseren. De projecten in het raam van het relanceplan zullen dit faciliteren.

 

08.03  Kurt Ravyts (VB): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister. In uw overzicht van wat u nog dit jaar wil zien gebeuren in NSEC bent u inderdaad op alle punten ingegaan. Dat geeft natuurlijk voeding voor verdere mondelinge vragen.

 

Ik kijk toch wel uit naar de concretisering van de offshoreprojecten in het raam van het herstelplan. Daar moeten wij in deze commissie toch ook aandacht voor hebben. Ik zou niet willen dat alles zich bij de heer Dermine afspeelt. Ook de leden van onze commissie verdienen de nodige toelichting over Power Up en het vlaggenschipgebied.

 

Wij moeten met het voorzitterschap van deze commissie bekijken hoe wij dat inplannen. Er ligt nog veel werk op de plank.

 

08.04  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, u hebt mijn naam genoemd. Een deel van uw antwoord hebt u eigenlijk besteed aan de vorige vraag die ik had gesteld. Ik concludeer uit dat antwoord dat u niet overweegt het energieatol nieuw leven in te blazen. Dat is in ieder geval vermeldenswaard. Ik neem daar akte van.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- Reccino Van Lommel aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De kaderbeleidsconclusies voor het promoten van de Europese waterstofmarkt" (55011913C)

- Christophe Bombled aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De centrale rol van waterstof in de strategie van het relanceplan" (55012965C)

- Malik Ben Achour aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Groene waterstof" (55013070C)

09 Questions jointes de

- Reccino Van Lommel à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les conclusions sur la politique-cadre pour la promotion du marché européen de l'hydrogène" (55011913C)

- Christophe Bombled à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L’hydrogène au cœur de la stratégie du plan de relance" (55012965C)

- Malik Ben Achour à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'hydrogène vert" (55013070C)

 

09.01  Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de minister, in de nasleep van mijn voorstel van resolutie worden er in onze commissie binnenkort hoorzittingen over waterstof georganiseerd.

 

De EU-ministers hebben op 14 december vorig jaar blijkbaar overeenstemming bereikt over kaderbeleidsconclusies om een Europese waterstofmarkt te promoten. Ze riepen de Europese Commissie op om een pad uit te stippelen naar ten minste 6 GW aan elektrolysecapaciteit op Europees niveau in 2024, op te schalen tot 40 GW in 2030.

 

Initieel was het standpunt dat men zich vooral moest richten op groene waterstof, maar er werd gesteld dat er ook ruimte is voor blauwe waterstof, ook al is die door onvermijdelijke procesemissies niet CO2-vrij maar wel koolstofarm, en dat CCS een rol zou kunnen spelen voor de lidstaten die voor die technologie zouden kiezen.

 

Mevrouw de minister, ik had graag enige toelichting gekregen bij die kaderbeleidsconclusies om een Europese waterstofmarkt te promoten. Is België überhaupt geïnteresseerd in grootschalige grensoverschrijdende waterstofprojecten waarbij een beroep kan worden gedaan op het Europese clustersamenwerkingsplatform?

 

Ik heb in het verleden al vaker gesteld dat de sleutel tot de verlaging van de kosten van groene waterstof de inputkosten van elektriciteit is. We kijken daarbij onder meer naar de offshore-infrastructuur, die een belangrijke rol kan spelen met energie-eilanden of –hubs. Hiermee verschijnt offshore waterstofproductie immers op de radar. Ziet u mogelijkheden voor België om hiervoor samen te werken met Nederland?

 

09.02  Christophe Bombled (MR): Madame la présidente, madame la ministre, dans le cadre du plan de relance, plusieurs projets concernent la production d'énergie. Parmi ceux-ci, il y a l'hydrogène vert. Une filière relative à l'hydrogène est un enjeu majeur, que ce soit pour sa production comme pour son transport. Dans le cadre de son Green Deal, l'Union européenne a mis en place une stratégie hydrogène pour faire de ce gaz une importante source d'énergie d'ici 2050. À cet horizon, celui-ci devrait représenter entre 12 et 14 % du bouquet énergétique en Europe.

 

Madame la ministre, le plan de relance a été validé par les différentes entités fédérées. Qu'en ressort-il par rapport au projet de développement de l'hydrogène? Quels objectifs ont-ils été fixés en ce qui concerne la production de cette énergie et de son stockage? Ces objectifs ont-ils été fixés par Région ou globalement? Comptez-vous commander des études pour déterminer la faisabilité d'un déploiement approfondi et de nouvelles applications de l'hydrogène en Belgique? Enfin, plusieurs marques automobiles ont lancé des projets innovants avec des véhicules dont le combustible est l'hydrogène. Des contacts ont-ils été pris avec le secteur automobile sur le potentiel de ce gaz? Si oui, qu'en ressort-il?

 

09.03  Malik Ben Achour (PS): Madame la présidente, madame la ministre, l'hydrogène peut être produit de plusieurs manières.

 

Une solution consiste à utiliser l'électrolyse, avec un courant électrique divisant l'eau en oxygène et hydrogène. Si l'électricité utilisée dans le processus provient d'une source renouvelable telle que le vent, on parle alors d'hydrogène "vert" ou "renouvelable".

 

Or le Danemark, notamment, développe actuellement – on en a parlé – des projets afin d'exploiter l'énergie éolienne offshore pour produire de l'hydrogène vert. C'est un exemple que la Belgique pourrait sans doute suivre dans la mesure où elle est – on le sait tous – le quatrième producteur mondial d'énergie éolienne offshore et qu'elle se trouve dans le top 3 européen.

 

Dans ce contexte et en réponse à une de mes questions précédentes concernant la recherche et le développement autour de l'hydrogène décarboné et de l'hydrogène vert, vous m'avez indiqué qu'au niveau fédéral, vous aviez "débuté un trajet visant à clarifier, dans le cadre de la transition énergétique, le rôle futur des gaz et des molécules dans le système énergétique belge, en collaboration avec les parties prenantes. Une attention particulière sera également accordée à l'hydrogène dans ce trajet, qui se déroulera pendant plusieurs mois. Ce trajet fournira un cadre général pour l'élaboration ultérieure de réglementations spécifiques concernant l'hydrogène, tout en tenant compte de l'évolution du cadre européen dans ce domaine.

 

Ceci devra permettre, entre autres, le développement rapide d'un backbone hydrogène comme indiqué également dans l'accord de gouvernement.

 

Madame la ministre, à l'heure où l'Union européenne et plusieurs États membres ont déjà, comme vous le savez, élaboré une "stratégie hydrogène", je voudrais moi aussi savoir où nous en sommes aujourd'hui. Vous avez pris l'initiative d'un trajet, d'une feuille de route. Pourriez-vous simplement nous en dire plus à ce sujet? Consultez-vous par ailleurs les Régions à ce propos, concernant leur plan de déploiement via les GRD?

 

09.04  Tinne Van der Straeten, ministre: Chers collègues, tout d'abord, je voudrais vous remercier tous pour vos questions à deux niveaux.

 

D'un côté, elles portent sur ce qui se passe au niveau européen, et de l'autre, sur ce que cela implique pour le déroulement des choses dans notre pays. Madame la présidente, j'accueille très favorablement les travaux que vous entamez avec cette commission, notamment sur l'hydrogène. Je suis convaincue que l'hydrogène est un élément stratégique de notre vision énergétique. Je serais très intéressée à coopérer avec vous pour avancer ensemble, au sein de cette commission.

 

Om te beginnen eerst de aspecten die betrekking hebben op Europa. Dit is ook opnieuw een vraag naar de Raad Energie van december. Ik ben heel blij dat die vragen komen. Ik ben er altijd toe bereid om eens inzake Europese vergaderingen speciaal naar de commissie te komen om een aparte gedachtewisseling te houden over de agenda, wat er werd besproken en wat de conclusies waren. Dit voor zover daarvoor interesse zou zijn vanuit het Parlement. Uiteraard bepaalt Europa voor een groot deel het kader waarin wij ons inschrijven. Ik ben altijd bereid om daarover een aparte gedachtewisseling te houden, zo gewenst.

 

Meer specifiek over de Raadsconclusies voor waterstof. De Europese Raad en de Europese Commissie zien het gebruik van waterstof in moeilijk te decarboniseren sectoren als een noodzakelijke stap in de transitie naar koolstofneutraliteit en beschouwen de ontwikkeling van de waterstofsector als een strategisch belangrijke sector voor Europa. Dat geldt ook voor België. Ten andere spreek ik deze namiddag op een webinar van Fluxys, dat heel specifiek hierover gaat: hoe kan waterstof worden ingezet in sectoren waar decarboniseren moeilijker is, welke toegevoegde rol kan waterstof daar spelen en op welke wijze kan dit onze energie-intensieve industrie ondersteunen?

 

Wat de conclusies betreft, gezien de tegenstellingen die er nu eenmaal zijn tussen lidstaten, heeft de Raad met deze over het algemeen evenwichtige conclusies een duidelijk tijdskader uitgezet om de Europese ambities te onderstrepen. De procedure inzake de Important Projects of Common European Interest (IPCEI) voor waterstof past ook in deze visie. België heeft de Europese lancering ondersteund. Wij hebben daarvoor een manifest ondertekend op 17 december. In het voorjaar van 2020 werd binnen België een traject opgezet om geschikte projecten te identificeren, waarbij op dat moment nog niet duidelijk was wat de financiële bijdrage vanuit de federale overheid zou zijn. In een latere fase worden de geselecteerde projecten op Europees niveau samengebracht tot een overkoepelend geheel. De IPCEI evenals het herstelplan kunnen interessante hefbomen zijn om waterstofprojecten te bevorderen, al dan niet grensoverschrijdend.

 

Over de interactie tussen waterstof en offshore wind hebben we het daarstraks gehad tijdens het eerste actualiteitsdebat en naar aanleiding van de vraag van de voorzitter. Dat wordt inderdaad op EU-niveau besproken in het kader van NSEC, maar ook bilateraal.

 

Vanwege het efficiëntieverlies bij de omzetting van elektriciteit naar waterstof blijft het raadzaam die energie in eerste instantie te integreren in ons elektriciteitsnet. Opportuniteiten voor offshore waterstofproductie zullen pas in een tweede fase en op langere termijn interessant worden.

 

Voor de mogelijkheden tot samenwerking verwijs ik naar ons eerste actualiteitsdebat van de dag bij het begin van de commissie over het memorandum of understanding tussen België en Denemarken. Ik heb tijdens dat debat ook aangegeven dat ik recent heb gesproken met Eric Wiebes, die toen nog net minister was vóór zijn aftreden, om te bekijken op welke manier wij mogelijkheden tot samenwerking kunnen onderzoeken.

 

J'en viens à présent aux questions de MM. Bombled et Ben Achour. Le plan de relance prévoit le développement de différents projets liés à l'hydrogène, notamment la création d'une dorsale hydrogène et un travail de fond sur la certification d'origine de l'hydrogène produit à partir de sources renouvelables. Ces projets permettront de soutenir l'émergence de ce secteur d'avenir dans notre pays.

 

Je travaille actuellement en collaboration avec les Régions à une répartition claire des compétences en rapport avec l'hydrogène, sa production, son transport et son stockage. Mon administration développe en ce moment une étude relative à l'avenir du gaz, en collaboration avec un consultant externe. Ce travail est mené à l'aide de contacts étroits avec le secteur, de manière à prendre en considération les avantages et les inconvénients de chaque source d'énergie, ainsi que les contraintes propres à chaque application. Le rôle de l'hydrogène fait évidemment partie intégrante de cette analyse.

 

C'est un sujet typique de la complémentarité des compétences régionales et fédérales, qui offre un moment idéal pour leur examen. Aucune discussion ne se pose quant à la compétence fédérale pour le transport de l'hydrogène. Nous sommes en train de mettre un point final à cette note synthétique sous forme de tableau reprenant les compétences respectives.  

 

Quant à l'hydrogène vert, je me réfère à ce que j'ai dit à propos du souhait de construire une dorsale, dans laquelle l'accès libre est essentiel, monsieur Ben Achour. Nous examinons également comment ajuster la loi gaz en ce sens. Un travail est en cours à ce sujet. J'espère venir rapidement devant vous avec ce projet, mais je ne peux pas vous donner de calendrier en raison de la complexité de la tâche, qui nécessite aussi une analyse approfondie. En tout cas, j'avance dans la bonne direction.

 

Bien entendu, nous restons en contact avec les autorités régionales pour coordonner la politique en cette matière et œuvrer de manière complémentaire aux initiatives régionales. En ce sens, j'ai eu une réunion avec Mme Crevits, la semaine dernière, et M. Henry, voici deux semaines. Avec la première, j'ai discuté d'une collaboration autour d'une proposition concrète relevant des compétences fédérales et régionales, dans le but d'avancer ensemble. Cette politique est stratégique pour notre  pays.

 

On doit pouvoir avancer ensemble, chacun dans le respect de ses compétences, à la recherche de complémentarités entre le fédéral  et les Régions. Comme je vous l'ai dit à plusieurs reprises, pour le fédéral, l'importance se situe au niveau de cette dorsale hydrogène. Le cadre est très important pour que le marché développe cette industrie.

 

Pour clôturer, madame la présidente, une demande de la commission m'a été adressée concernant une étude qui aurait été faite sur la répartition des compétences liées à l'hydrogène. Un travail a en effet débuté en ce qui concerne cette répartition des compétences. Mais ce travail était sous forme d'un projet d'études. C'est quelque chose qui n'a pas été finalisé et qui ne me permettait pas d'avancer. En même temps, comme je l'ai dit – et j'espère que vous l'avez entendu –, nous travaillons sur une note synthétique concernant les compétences. Je vous propose donc de finaliser ces conclusions et de les partager avec vous au moment où vous travaillerez sur l'hydrogène.

 

Pour moi, il est très important de trouver ce socle commun entre le fédéral et les Régions parce que ce dernier sera la base et le fondement de l'industrie. Je parle des infrastructures mais aussi de l'offre et de la demande. Tout ceci pourra se développer si l'on élabore un cadre qui donne de la prédictibilité et qui soit sûr pour le secteur.

 

La présidente: Merci, madame la ministre, pour ces réponses bien complètes fournies à notre commission. Nous passons aux répliques.

 

09.05  Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. U haalt terecht aan dat waterstof een strategisch element zal zijn voor de toekomst. U geeft aan dat u daaromtrent, na enkele Europese vergaderingen, een aparte toelichting wilt geven, welk voorstel ik heel graag verwelkom, te meer omdat het vrij belangrijke materie is. Naast de Europese initiatieven denk ik dat wij ook zoveel mogelijk moeten proberen uit te gaan van de eigen krachten, van wat we zelf kunnen doen.

 

Het verheugt mij ook dat er binnenkort een studie omtrent de bevoegdheidsverdeling klaar is. De conclusies zullen ongetwijfeld een nuttig element zijn in het debat dat we in de komende periode over het onderwerp zullen houden.

 

Ook al hebben de lidstaten een verschillend standpunt, België heeft alvast ingestemd met de Europese ambities. Tegelijk herinnert u eraan dat er nog bijzonder veel energieverlies is bij de waterstoftechnologie en dat we de energie in eerste instantie in het net moeten pompen. Mijns inziens kent de technologie een heel positieve evolutie en is er hoe langer hoe minder sprake van energieverlies.

 

Wel hebt u daarmee de vinger op de wond gelegd, als u zegt dat de energie in eerste instantie in het net moet worden geïnjecteerd. We willen wel, maar we kunnen niet: we hebben gewoonweg geen energieoverschot. We kunnen dan nog veel studies wijden aan waterstof en bijbehorende toepassingen, maar het zal, naar ik vrees, voorlopig onze achilleshiel blijven dat wij geen of onvoldoende groene energie hebben om de waterstofambities in de toekomst waar te maken. Op dat vlak zult u dus nog bijzonder veel actie moeten ondernemen. In de komende periode zullen we daarover zeker nog debatteren en ik zal u er ook over blijven ondervragen.

 

09.06  Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

L'un des enjeux importants sur lequel le fédéral et les Régions s'accordent est celui de l'hydrogène, et notamment de l'hydrogène vert. J'ai lu que la Flandre souhaitait soutenir des projets expérimentaux en cours de production d'hydrogène. La Wallonie devrait également s'inscrire dans cette dynamique au travers de projets de production d'hydrogène vert.

 

L'hydrogène est vraiment un sujet d'actualité. Il en sera encore prochainement question, comme vous l'avez évoqué, en commission de l'Énergie et du Climat. Selon moi, ce projet a un bon avenir devant lui. 

 

09.07  Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses qui sont tout à fait rassurantes quant aux ambitions du gouvernement. Si nous n'avions pas de doutes à ce sujet, vous avez confirmé que l'hydrogène est un des axes stratégiques majeurs sur lesquels nous devons investir. En effet, nous devons relever un enjeu important, à savoir éviter d'être à la traîne au niveau européen.

 

Nous sommes à la pointe pour ce qui concerne l'éolien offshore. Il ne faudrait pas que nous soyons à la traîne en matière d'hydrogène, particulièrement d'hydrogène vert. En effet, la France, les Pays-Bas, l'Allemagne et le Portugal ont présenté des stratégies en matière d'hydrogène. Il est donc temps d'accélérer les choses et de créer des chaînes de valeurs, des cadres, comme vous l'avez dit, autour de cet enjeu industriel et de transition.

 

À cet égard, je rappelle que mon groupe est dépositaire d'une proposition de résolution visant à promouvoir le développement technologique lié à l'hydrogène propre et décarboné comme vecteur énergétique d'avenir. Comme vous en avez exprimé le souhait, nous aurons prochainement l'occasion d'en débattre au sein de cette commission.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De energienorm" (55011990C)

- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De in het regeerakkoord aangekondigde invoering van een energienorm" (55012140C)

10 Questions jointes de

- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La norme énergétique" (55011990C)

- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'instauration d'une norme énergétique annoncée dans l'accord de gouvernement" (55012140C)

 

10.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, uit de gedachtewisselingen naar aanleiding van de beleidsverklaring in deze commissie en in de plenaire vergadering zijn wij nog niet veel wijzer geworden over de energienorm. Ik vermoed echter dat er ondertussen al werkzaamheden hebben plaatsgevonden om te duiden hoe wij de passage in het regeerakkoord daarover moeten begrijpen.

 

De definitie van de energienorm is immers enigszins gewijzigd tegenover de definitie die de vorige minister en het vorige regeerakkoord hanteerden. De vraag is dus, enerzijds, wat de aanleiding daarvoor is en, anderzijds, welke stappen u wenst te zetten in het kader van de voorbereiding van de energienorm.

 

Ik had u dan ook graag bevraagd over de volgende elementen, mevrouw de minister.

 

De energienorm beoogde vroeger om ervoor te zorgen dat de verschillende componenten van de energiekosten niet hoger zouden liggen dan in de omliggende landen. In de versie waar wij vandaag over spreken, gaat het over het overschrijden van een bepaalde drempelwaarde die tot bepaalde maatregelen zou kunnen leiden. Blijft het voornemen behouden om ervoor te zorgen dat de energiekosten niet hoger komen te liggen dan in de omliggende landen of is dat niet de bedoeling?

 

Er lijkt geen verwijzing meer te zijn naar de energie-intensiteit, een problematiek waarmee een aantal sectoren wordt geconfronteerd. Is het uw bedoeling om in het kader van de energienorm bijzondere aandacht te geven aan de component energie-intensiteit of speelt dat als uitgangspunt voor deze oefening geen rol?

 

Welke planning houdt u aan om het concept van de energienorm verder uit te werken?

 

10.02  Kurt Ravyts (VB): Op vraag van de verschillende toenmalige energieministers in het licht van het interfederaal energiepact voerde PwC in een gezamenlijke opdracht van de vier energieregulatoren in 2019 en 2020 een vergelijkende studie uit naar de elektriciteits- en aardgasprijzen in België en de buurlanden.

 

Het rapport gaat over de prijzen van januari 2020. Hieruit blijkt dat wij in België relatief weinig betalen voor aardgas, maar ook dat de Belgische gezinnen, kmo's en elektro-intensieve industrie een hoge elektriciteitsfactuur betalen. Ook de impact van de energieprijzen op het concurrentievermogen werd onderzocht.

 

De gezamenlijke studie zou in 2021, 2022 en 2023 worden geactualiseerd. Er is steeds gezegd dat de gemeenschappelijke studie van de CREG en de drie andere regionale regulatoren als referentie zou moeten dienen voor een eventuele energienorm. Het federaal regeerakkoord vermeldt: “Een energienorm wordt ingevoerd voor ondernemingen en consumenten." Meer niet.

 

Het is echter opvallend dat het regeerakkoord met betrekking tot de energienorm minder expliciet ingaat op de noodzaak van dergelijke norm in het kader van het concurrentienadeel van de energie-intensieve bedrijven. De heer Wollants haalde dit ook al aan, op een andere wijze. In het regeerakkoord wordt gesproken over het overschrijden van objectief bepaalde drempelwaarden, maar er wordt niet direct verwezen naar de vergelijkende studie met de buurlanden. De minister kon tijdens de bespreking van haar beleidsbrief bovendien nog geen "nauwkeurig" antwoord geven omtrent de concretisering van deze aangekondigde energienorm. Misschien kan u vandaag al wat meer toelichting geven en wat nauwkeuriger zijn.

 

Wat is het voorziene tijdspad?

 

In hoeverre geldt de door PwC uitgevoerde studie nog als referentie voor de intenties van deze regering met betrekking tot de energienorm?

 

10.03 Minister Tinne Van der Straeten: Het is goed ingeschat van u dat er wellicht enige vooruitgang zou zijn in het dossier, wat het geval is.

 

Het regeerakkoord staat centraal voor de inhoud van de energienorm en de verwijzing naar de elektro-intensiteit. Dat gaat over de bescherming van de koopkracht van de gezinnen, maar ook over de concurrentiepositie van de bedrijven. Hoe we een precieze benchmark bepalen, is uiteraard deel van die oefening. Die studie van PwC waarnaar verwezen wordt, uitgevoerd in opdracht van de vier regulatoren, speelt daarin een sleutelrol. In die studie wordt ook heel specifiek gekeken naar de situatie van de elektro-intensieve bedrijven.

 

Tegelijk wil ik mij niet opsluiten in de PwC-studie. Voor mij is dat een goede basis, maar ik zal verder overleggen met de regulatoren en de verschillende stakeholders om te bekijken of eventueel bepaalde verfijningen moeten worden aangebracht in de onderzoeksvragen van de consultants.

 

Bij de uitwerking van het mechanisme moeten we uiteraard de Europese richtsnoeren inzake staatssteun strikt naleven. Daarbij is wel een onderscheid nodig op basis van elektro-intensiteit. Dit laat nog altijd toe dat er een beperking tot 15 % van de verschuldigde bijdrage kan worden bepaald. De principes van de regels van staatssteun zijn belangrijk, maar het doel is wel om in overleg met de stakeholders te bekijken hoe we dit specifiek binnen België invullen, in lijn met de richtsnoeren, maar uiteraard aangepast aan onze context.

 

Wat de stand van zaken en de planning betreft, hebben wij vorige week nog een meeting gehad met de CREG om een volledig overzicht te krijgen van de reeds voorbereide werken. De CREG is daarvoor uiteraard onze eerste en belangrijke partner. De volgende stap houdt in dat wij met de input, op basis waarvan wij onze gedachten meer kunnen ordenen, samenkomen met de stakeholders, omdat zij ook onderzoek en input te leveren hebben die wij van bij het begin van het proces willen meenemen. Dat zal ons toelaten op te schieten met de werkzaamheden.

 

Misschien zult u nu zeggen dat dit nog altijd niet concreet genoeg is, maar de werkzaamheden zijn gestart. Er is een planning en wij werken daarop verder, stap na stap.

 

10.04  Bert Wollants (N-VA): Ik ben toch al iets wijzer geworden, mevrouw de minister. Dat is dus al een goede stap. Ik heb ook geleerd dat hoe meer vragen wij stellen, hoe beter het vooruitgaat. U weet waar dat toe leidt. Ik meen echter dat wij daarover na zovele jaren steeds concreter zullen moeten worden. Overleg met de stakeholders is belangrijk, maar u moet de groep stakeholders ook ruim genoeg zien. Het overleg mag niet beperkt blijven tot de sector van de elektriciteits- en gasbedrijven. Er moet worden gekeken naar de verbruikerszijde, de gezinnen, kmo's en andere bedrijven, om na te gaan in welke richting het zou kunnen evolueren.

 

Aan de ene kant staan zij die in de markt bezig zijn met energie, aan de andere kant zij die ook moeten betalen. De combinatie van die twee is van belang. Het is mij nog niet helemaal duidelijk hoe u het aan de verbruikerszijde, voor bijvoorbeeld de kmo's en de gezinnen, wenst aan te pakken, want vooral zij zullen de impact voelen als er niet wordt ingegrepen in het kader van de energienorm. Op dat vlak kijk ik uit naar de stappen die zullen worden gezet. Ik ben ook benieuwd of het overleg met de stakeholders resultaten zal opleveren die hier kunnen worden gerapporteerd in onze commissie, zodat wij daarvan een goed beeld blijven hebben.

 

10.05  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik dank u voor de verduidelijking met betrekking tot de rol van de PwC-studie, ook al wil u zich daar niet in laten opsluiten. Ik neem akte van het verder overleg met de regulator en de stakeholders. Uiteraard zal er een evenwicht zijn, er is het Europees kader rond staatssteun, maar er is ook de toepassing binnen de Belgische context. Wij kijken uit naar de verdere evolutie.

 

Mondelinge vragen zijn voorlopig een aangewezen instrument om verder op de hoogte te worden gehouden, in zoveel dossiers.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De voorstellen in uitvoering van de resolutie 1220" (55011989C)

- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De stand van zaken m.b.t. de uitvoering van de CRM-resolutie" (55011997C)

- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De studie naar de waarde van de VoLL" (55012098C)

- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De stand van zaken van de Europese in-depth investigation en beslissing i.v.m. het CRM" (55012897C)

- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De deelname van de kerncentrale van Borssele aan het CRM" (55012909C)

- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het CRM-mechanisme" (55012913C)

- Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De uitvoering van de in het regeerakkoord opgenomen resolutie nr. 1220" (55013087C)

- Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het type van centrale in het kader van het CRM" (55013088C)

- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De studie van Elia over het referentiescenario en de hieropvolgende volume-bepaling door de CREG" (55013155C)

- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De opmerkelijke derating factoren van het CRM-mechanisme" (55013158C)

- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De keuze van de minister om de prijslimiet en zo de kostprijs van het CRM te verhogen" (55013160C)

- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De studie van Elia over de parameter CONE voor de beperking van de kosten van het CRM" (55013164C)

- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De uitvoering van de beloftes van de CRM-resolutie" (55013167C)

- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De weigering om rekening te houden met de klimaatstudie van de VUB in het referentiescenario" (55013176C)

- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De verhouding tussen de adequacystudie 2022-2032 van Elia en de eerste CRM-veiling" (55013180C)

11 Questions jointes de

- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les propositions de mise en oeuvre de la résolution 1220" (55011989C)

- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La situation en ce qui concerne la mise en oeuvre de la résolution CRM" (55011997C)

- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'étude sur la valeur du VoLL" (55012098C)

- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'état d'avancement de l'étude approfondie européenne et du processus de décision concernant le CRM" (55012897C)

- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La participation de la centrale nucléaire de Borssele au CRM" (55012909C)

- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le CRM" (55012913C)

- Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La mise en œuvre de la résolution n° 1220 reprise dans l’accord de gouvernement" (55013087C)

- Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le type de centrale dans le cadre du CRM" (55013088C)

- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'étude d'Elia sur le scénario de référence et la détermination subséquente du volume par la CREG" (55013155C)

- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les facteurs de réduction surprenants du mécanisme CRM" (55013158C)

- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le choix de la ministre de relever la limite de prix et ainsi le coût du CRM" (55013160C)

- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'étude d'Elia sur le paramètre CONE pour la limitation des coûts du CRM" (55013164C)

- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La concrétisation des promesses de la résolution CRM" (55013167C)

- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le refus de tenir compte de l'étude sur le climat de la VUB dans le scénario de référence" (55013176C)

-Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le rapport entre l'étude d'adéquation 2022-2032 d'Elia et la première enchère CRM" (55013180C)

 

11.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik heb begrepen dat deze samengevoegde vragen verscheidene debatten behelzen. De minister is vragende partij om die debatten achter elkaar te voeren. Ik weet niet of dit tot de mogelijkheden behoort. Zo niet, volgt een ellenlange lijst van zeer uiteenlopende vragen waarop dan geen echt coherent antwoord kan volgen. Ik weet uiteraard niet of de minister haar antwoord heeft opgesplitst in vraaggerelateerde blokken.

 

11.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mevrouw de voorzitster, een aantal vragen handelen over de stand van zaken met betrekking tot de resolutie. Hierop heb ik een antwoord voorbereid.

 

De overige vragen gaan vooral in op aspecten en deelaspecten van het CRM. Ik vermoed dat de vragen hierover kunnen worden losgekoppeld van deze over de resolutie. Zo niet en gelet op het gevorderde uur, vrees ik dat ik volgende week dinsdag pas zal kunnen antwoorden op al de vragen.

 

La présidente: J'ai une proposition en ce sens. Peut-être est-il possible que les députés qui ont déposé des questions les posent l'une à la suite de l'autre, vu le temps qu'il nous reste. Comme Mme la ministre, doit nous quitter à 13 h 30, cette façon de procéder devrait nous permettre d'avancer. J'attire votre attention sur le fait que quatre membres ont déposé des questions distinctes sur le sujet.

 

Si cette façon de faire vous convient, madame la ministre, vous répondrez à l'ensemble des questions. 

 

11.03  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Madame la présidente, mes questions sont essentiellement d'ordre technique, mais elles sont aussi importantes. Je suis en tout cas opposé à l'idée de scinder les questions par blocs pour ce qui concerne le dossier CRM. Mais, si j'ai bien compris, telle n'est pas votre proposition.

 

Pour ce qui me concerne, je propose que les députés qui ont déposé des questions se réfèrent à leurs questions écrites. Il y a en tout cas urgence pour ce qui concerne le dossier précité. En effet, il s'agit d'un dossier crucial et je ne voudrais pas que le débat soit postposé.

 

La présidente: Le but n'est pas de scinder quoi que ce soit. Étant donné que le temps dont nous disposons est limité, qu'il nous reste 30 minutes pour avancer dans nos travaux, que les questions sont relativement nombreuses et que quatre députés ont déposé des questions séparées sur le CRM, j'ai proposé que les intéressés posent leurs questions en une fois.

 

11.04  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la présidente, je souhaiterais simplement faire remarquer que le nombre de questions va augmenter avec le temps. Le président a établi sa jurisprudence de manière assez réglementaire.

 

Quoi qu'il en soit, les questions auxquelles il ne sera pas donné de réponse aujourd'hui seront posées ultérieurement. Il serait donc souhaitable de revoir le calendrier de nos réunions afin qu'il puisse être répondu de manière séquencée aux questions orales sur la base d'un rythme plus soutenu que celui d'une fois par mois. Je rappelle que Mme la ministre a répondu, pour la dernière fois, à des questions, dans cette commission, début décembre, mais elle n'en est pas responsable. Or, nous sommes maintenant pour ainsi dire arrivés à la fin janvier. Un temps important s'est donc écoulé entre les deux réunions, sachant qu'il y a eu les congés de fin d'année. 

 

Le but est d'essayer d'avoir un continuum de travail qui effectivement évite, comme cela a été dit par un intervenant, que l'on coupe, d'une réunion à l'autre, des questions qui demandent un débat de fond et qui sont précisément dans ce continuum.

 

11.05  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Madame la présidente, je ne suis pas d'accord avec Mme Marghem. Si je pose des questions, c'est pour avoir des réponses. Je ne conçois pas que Mme Marghem puisse envisager qu'on pose des questions sans avoir de réponses. Cela n'a aucun sens.

 

11.06  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur Warmoes, vous ne comprenez pas bien ce que je veux dire.

 

La présidente: Si vous le permettez, je vais synthétiser, madame Marghem.

 

Personne ici dans la salle n'a souhaité que quelqu'un se fasse couper dans son intervention ou que le débat doive être découpé en plusieurs réunions, ce qui risque de poser des problèmes organisationnels. On peut tous s'entendre sur le fait que, lorsqu'on traite un sujet, il est bien de pouvoir le traiter en profondeur lors d'une seule et même réunion. En l'occurrence, je propose qu'on commence déjà à poser des questions et on prend note de la remarque de Mme Marghem d'adapter l'ordre des travaux pour avoir un "cadencement" sur le sujet du CRM qui soit suffisamment régulier pour les membres de cette commission.

 

Je cède maintenant la parole à M. Wollants pour l'ensemble de ses questions, si cela lui convient.

 

11.07  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb een viertal vragen voor u in vier blokken, namelijk over de resolutie, over de in-depth investigation, over de Value of Lost Load (VoLL) en over de centrale van Borssele.

 

In de resolutie hadden wij bepalingen opgenomen om de minister van Energie aan te zetten informatie te geven aan het Parlement, het Parlement bij de CRM-regeling te betrekken en die regeling in de juiste richting te sturen. Daartoe moesten voor eind 2020 voorstellen inzake de vermindering van federale meerkosten en de degressiviteit zijn ingediend. Voorts wilden wij de herberekening van de kostprijs van het CRM-mechanisme. Ten derde wilden wij een voorstel tot verbetering op het vlak van competitieve elektriciteitsproductie op de groothandelsmarkt na de invoering van het capaciteitsvergoedingsmechanisme in 2025. U hebt in het verleden tijdens de plenaire vergadering daarover gesteld dat de documenten er zouden zijn, dat u naar het Parlement wou komen met iets goeds en degelijks, en dat u het Parlement zeker niet met een kluitje in het riet wou sturen.

 

Gelet op het feit dat wij destijds weloverwogen een timing hadden gezet op onze vraag over de indiening van de documenten, kan ik ervan uitgaan dat het proces voor die drie elementen ondertussen is afgewerkt.

 

Kunt u ons een stand van zaken geven? Wanneer mogen wij de documenten verwachten? Wanneer kunnen wij een moment inplannen om daarover van gedachten te wisselen?

 

Het tweede blok gaat over de in-depth investigation. Commissaris Vestager heeft in september 2020 een beslissing genomen over het CRM en u daarover een brief gestuurd. U hebt een maand later ook op die brief geantwoord met een heel aantal elementen, alsook met een aantal vragen aan de Europese Commissie.

 

Hebt u ondertussen antwoorden gekregen op uw brief van 22 oktober 2020? Kunt u die antwoorden delen met de commissie? Welke stappen verwacht u in de komende maanden? Welke overlegmomenten hebt u nog ingepland met de Europese commissaris in het kader van het staatssteunonderzoek?

 

Over het derde blok, namelijk de studie naar de Value of Lost Load (VoLL) en de befaamde brief met de vraag aan de CREG om haar studiewerk ter zake niet voort te zetten, waarbij de CREG zich heeft neergelegd, hebben wij ook al een aantal keer gedebatteerd. U hebt toen beloofd dat u de informatie ter beschikking van het Parlement zou stellen. Indien ik het goed heb, hebben wij die informatie echter nog niet gekregen.

 

Kunt u bevestigen dat u die informatie van de CREG ontvangen hebt? Kunt u de leden van de commissie die documenten ter beschikking stellen?

 

In het verleden hebt u aangegeven dat u de bevoegdheid voor de enkele raming van de waarde van de verloren belasting voor uzelf zou voorbehouden, zoals in de brief aan de CREG stond, of ze aan de AD Energie zou geven. Wanneer mogen wij het wetsontwerp ter zake in de commissie verwachten?

 

Ik heb nog een specifieke vraag die aansluit bij een discussie die wij in 2019 hadden bij de bespreking van de CRM-wet. Dat gaat over de vraag of indirecte buitenlandse capaciteit ook de vorm van nucleaire capaciteit zou kunnen aannemen. Volgens het rapport van Elia is een zeker volume mogelijk op Nederlandse bodem. Men heeft het daarbij over 599 MW, wat wil zeggen dat de kerncentrale van Borssele normaal gezien zou moeten kunnen deelnemen. Dat betekent natuurlijk ook dat die centrale uit 1973 op die manier tot 10 miljoen euro per jaar zou kunnen ontvangen via het CRM. Men heeft steeds gevraagd om een energieneutraal mechanisme en de mogelijkheid om ook buitenlandse capaciteit te integreren is altijd een vereiste geweest van Europa. Is er een reden waarom die kerncentrale niet zou kunnen of mogen deelnemen aan het mechanisme of kunt u dat vandaag niet uitsluiten?

 

La présidente: Monsieur Wollants, je vous remercie pour le caractère synthétique de votre intervention. Monsieur Ravyts, si vous pouviez en faire de même afin de permettre à chacun de débattre, les membres de la commission vous en sauraient gré.

 

11.08  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, tijdens de plenaire begrotingsbesprekingen op 16 december 2020 was er een soort tweespraak tussen u en de heer Wollants over de CRM-resolutie. U hebt steeds gezegd dat de resolutie mee de route van het CRM-design en de betaalbaarheid van het CRM zal uitstippelen.

 

U zei toen dat de documenten met betrekking tot herberekening van de kostprijs, het verslag over mogelijke verbeteringen op het vlak van een competitieve elektriciteitsproductie in een groothandelsmarkt, een voorstel rond degressiviteit en de wijze waarop het federale aandeel van de factuur zou dalen, tegen 31 december klaar zouden zijn. U stipte aan dat u tussen 1 oktober en 31 december heel wat voorbereidende sessies over die punten had met de CREG, Elia en de AD Energie. Dat is het eerste deel.

 

Het tweede deel betreft het voorontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de berekeningsmethode van het capaciteitsvolume en de parameters die nodig zijn voor de organisatie van de veilingen, wat u de trechter noemt voor de volumebepaling. Hiertoe werden in november, december en januari nog adviezen van de CREG en de AD Energie verwacht. Wij hebben het rapport van Elia van 15 november. De CREG moest ook een advies verlenen over het voorstel van Elia over niet-volumegerelateerde parameters, onder andere de deratingfactoren. Tegen 1 februari, wat heel binnenkort is, moet de CREG een voorstel van vraagcurve opstellen, waarop nog eens een advies van de AD Energie en Elia moet volgen.

 

Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot al die elementen?

 

Hoever staat het met de voorbereiding van de werkingsregels voor het CRM, want er zijn daarvoor openbare raadplegingen geweest?

 

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het voorstel van capaciteitscontract van Elia? Ook daar is er immers de context van de openbare raadpleging.

 

Dan wil ik het nog even hebben over het onderzoek in-depth van het DG Mededinging van de Europese Commissie. Wat is de stand van zaken in dat dossier? Had u de voorbije maanden, vanaf november, nog contact met de bevoegde Europese instanties over het dossier? Hebt u nog een verdere toelichting gekregen in verband met het onderzoek? Kunt u ook de gebeurlijke scenario’s voor de komende maanden schetsen?

 

11.09  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la présidente, j'ai deux questions spécifiques.

 

Madame la ministre, vous avez présenté au gouvernement vendredi dernier un projet de modification-refonte du cadre légal du CRM. Quel cabinet d'avocats vous a-t-il soutenue dans votre tâche?

 

Sur la base de quel marché public? Quelles sont les modifications que vous avez ainsi développées dans votre projet? Sur quels points spécifiques portent-elles? Devrez-vous interroger le Conseil d'État et revenir devant le Conseil des ministres?

 

Ne faudra-t-il pas représenter votre dossier à l'Europe, eu égard à ces modifications? Si oui, ne craignez-vous pas que tout cela ralentisse encore le trajet du CRM?

 

En outre, la résolution 1220, de 8 pages, que j'ai relue pour me rafraîchir la mémoire, à laquelle vous avez hautement contribué en harmonie avec M. Wollants, prévoyait une série d'obligations du gouvernement à l'égard du Parlement en matière de transparence en ce qui concerne la détermination du volume de gaz et des paramètres, déjà avant la fin décembre 2020. Nous sommes en 2021. Comment comptez-vous déférer concrètement à bref délai aux obligations que vous avez vous-même inscrites dans cette résolution?

 

Ma deuxième question est beaucoup plus technique.

 

Madame la ministre, le CRM prévoit-il des impositions climatiques, environnementales ou techniques particulières ou des critères spécifiques de durabilité? Ce serait le cas si on imaginait que les centrales à gaz devraient être aptes à brûler un jour du gaz vert (c'est souhaitable) ou de l'hydrogène ou capter un certain pourcentage de C02, par exemple. Dans la mesure où elles sont construites pour vingt ans minimum, devront-elles être adaptables? C'est-à-dire, allez-vous prévoir dans les conditions du marché public qu'elles le soient? Dans ce cas, sachant que constituer un réseau à l'hydrogène est un challenge technique, quid du plan de développement d'Elia (les câbles ne sont pas les mêmes) ou de Fluxys (les conduites ne sont pas les mêmes)? Dès lors, quel est l'impact économique sur le consommateur et le contribuable qu'il conviendrait de prévoir? 

 

La présidente: Monsieur Warmoes, comme je l'ai demandé à vos collègues, je vous inviterai à être synthétique, pour laisser répondre Mme la ministre, en vue du bon fonctionnement de cette commission. Ce serait bien aimable de votre part.

 

11.10  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, Elia publiceerde in november 2020 haar eerste studie die dient als input voor de CREG voor het bepalen van de vraagcurve en andere niet-volumegerelateerde parameters van de CRM. Op basis van deze studie zal de CREG een voorstel overmaken van vraagcurve.

 

1. In de studie beschrijft Elia eerst het referentiescenario en vervolgens kalibreert Elia dit scenario. Het gekozen scenario voldoet immers niet noodzakelijk aan de bevoorradingszekerheidscriteria (LOLE = 3h en LOLE95 = 20h). Deze kalibratie gebeurt iteratief. Elia voegt telkens 100 MW toe aan het scenario en berekent vervolgens of er voldaan wordt aan de LOLE-parameters. In het rapport vinden we ergens nergens het resultaat van de kalibratie terug. Hoeveel MW moest er toegevoegd worden om het scenario te kalibreren? En is deze hoeveelheid MW gelijk aan het benodigde volume dat geveild moet worden in de CRM? Het is immers exact gelijk aan de hoeveelheid MW nodig om te voldoen aan de bevoorradingszekerheidscriteria?

 

2. Op basis van het gekalibreerd scenario berekent Elia verschillende volumes. Op basis van deze cijfers zal de CREG vervolgens de vraagcurve en dus het te veilen volume bepalen. Kan u mij toelichten hoe de CREG dit exact kan berekenen? Op basis van het gekalibreerd scenario berekent Elia het gemiddeld verbruik (= de vraag) tijdens situaties van schaarste, het nodige evenwicht-volume en de gemiddeld niet-geleverde energie (=EENS). Met deze volumes kan vervolgens het “doelvolume” bepaalt worden (verbruikte volume + evenwicht – niet-geleverd = 13 767 MW). Dit is, als ik mij niet vergis, de totale capaciteit die energie in het systeem levert of moet kunnen leveren tijdens periodes van schaarste. Dit is dus de nodige piekcapaciteit? Hiervan moet nog de niet in aanmerking komende (non-éligible) capaciteit van afgetrokken worden. Dat geeft 12 679 MW. Hoe gaat de CREG op basis van deze cijfers nu het te veilen volume bepalen? En is dat al niet door Elia bepaalt in de kalibratie?

 

3. Elia berekent deze volumes voor punten A, B en C. Voor punt A wordt bovendien nog met een LOLE van 4,5 h gerekend (LOLE-criterium van 3h x correctiefactor X = 1,5). Kan u mij uitleggen wat deze verschillende punten A, B en C zijn en waarom er voor punt A met een ander bevoorradingscriterium wordt gerekend? De link met de correctiefactor X, die dient voor de kostenbeperking van het CRM-mechanisme, is mij ook niet duidelijk.

 

Tot slot: zal u het voorstel van de CREG voor vraagcurve met ons delen?

 

Mevrouw de minister, Elia publiceerde in november 2020 haar eerste studie die dient als input voor de CREG voor het bepalen van de vraagcurve en andere niet-volumegerelateerde parameters van de CRM, zoals een voorstel voor derating factoren. Toen ik de tabel met derating factoren in het rapport van Elia bekeek zag ik een aantal opmerkelijk zaken. Het is rond deze zaken dat ik u graag wil bevragen.

 

- Eerst en vooral: ik zag dat er derating factoren zijn opgenomen voor kool en nucleair. Dit verbaast mij want nog een kolencentrale, noch een kerncentrale mogen deelnemen onder de CRM. De eerste omdat deze boven de emissienorm van 550 g CO2/kWh valt, de tweede gezien de wet op de kernuitstap. Kan u mij uitleggen waarom de derating factoren voor deze technologieën dan zijn opgenomen?

 

- Nog even los van mijn bovenstaande vraag, de derating van nucleair is 96%. Dat is een zéér hoog getal en betekent dat een kerncentrale 96% van de tijd tíjdens schaarste beschikbaar zou zijn. Ik vraag mij af vanwaar dit hoog getal komt. Begin deze maand publiceerde de krant le soir nog de beschikbaarheidscijfers van de Belgische kerncentrales. In 2020 waren deze 62,3% van de tijd operationeel, in 2019 77,8% en in 2018 maar 50,5%. Ik herinner eraan dat de reden dat Elia keer op keer aandringt op een HiLo-scenario óf het toevoegen van een sensitiviteit met betrekking tot de beschikbaarheid van het Franse Nucleaire park in het basisscenario, juist komt dóór de onbetrouwbaarheid én onbeschikbaarheid van kerncentrales. Hoe komt Elia dan aan een derating factor van 96%?

 

– Idem voor de derating factoren van de verschillende type gascentrales. Deze zijn allemaal boven de 90% terwijl we in de literatuur meestal maar een load factor van maximaal 80-85% vinden. Ik weet een load factor is niet hetzelfde als een derating factor. Maar logisch gezien is een derating factor toch altijd lager als een load factor (aangezien een load factor geen rekening houdt met het moment waarop de energie geleverd moet worden). Dus ook hier de vraag: hoe verklaart u de zeer hoge derating factoren voor de  verschillende type gascentrales?

- Tot slot een zelfde vraag voor de derating factoren voor demand response en hernieuwbare energie. Deze zijn dan weer zéér laag. Hoe verklaart u dit en vindt u dit ook niet op zijn minst opmerkelijk?"

 

Mevrouw de minister, in uw brief van 20 oktober 2020 aan Elia met haar standpunt betreffende de intermediaire waarden beslistte u eigenhandig om de correctiefactor X te verhogen van 1,1 naar 1,5. De correctiefactor X vermenigvuldigt met de parameter net-CONE bepaalt de prijslimiet van het CRM-mechanisme. Door de correctiefactor zo drastisch te verhogen, verhoogt u de prijslimiet en dus de maximale kostprijs van het CRM-mechansime.

 

Mijn eerste vraag aan u is dan ook: waarom nam u deze beslissing? In uw brief schrijft u zelf dat u dit doet omdat andere Europese landen een hogere correctiefactor dan 1,1 hebben ingevoerd. En omdat verschillende marktpartijen 1,1 te laag vonden. Van de marktpartijen verwacht ik niets anders, aangezien met een hogere correctiefactor ook hun winstmarges groter kunnen worden. Maar de Belgische CRM kan u toch niet zomaar vergelijken met die van andere Europese landen? Ik begrijp niet dat, als de CREG een beargumenteerd voorstel op tafel legt voor een lage correctiefactor, u dit zomaar naast u neerlegt. U gaat hiermee in tegen het advies van de CREG in. Ter herrienering: de CREG legde in het verleden een ander voorstel voor kostenbeperking op tafel (op basis van de VOLL en EENS parameters) om er zo voor te zorgen dat de kosten van de CRM niet groter werden dan de baten van een CRM. Uw voorganger veegde ook dit voorstel van tafel en koos voor de aanpak van de net-CONE met een correctiefactor. De CREG waarschuwde meermaals dat hierdoor de kosten van een CRM waarschijnlijk hoger zullen zijn dat de baten. En nu gaat u als (nieuwe) minister van Energie ook in tegen het voorstel voor een beperkte correctiefactor. Hoe rechtvaardigt u dit? Bent u van mening dat de kosten van het CRM-mechanisme voldoende beheerst zijn? Bent u er zelf van overtuigd dat de kosten van een CRM zullen opwegen tegen de baten?

 

Mevrouw de minister, ik wil u ook een vraag stellen over de parameter CONE die Elia berekende in haar eerste studie die dient als input voor de CREG voor het bepalen van de vraagcurve en andere niet-volumegerelateerde parameters van de CRM. Elia berekende eerst een intermediaire prijslimiet van 21,4 EUR/kW/jaar. Vervolgens berekent Elia een hogere  intermediaire prijslimiet van 28,3 EUR/kW/Jaar en beargumenteert ze waarom deze hogere prijslimiet toegepast moet worden. De argumentatie is mij niet volledig duidelijk.

 

Voor ik overga tot mijn vragen wil ik u eraan herinneren dat u als auteur van de CRM-resolutie (nr. 1220) vorige zomer zelf een maximale waarde van 20 EUR/kW/jaar voorstelde. Bij uw aantreden als minister van Energie gaf u ook aan dat deze resolutie nog steeds uw leidraad is in het CRM-dossier. Ik heb volgende vragen voor u:

 

- waarom wordt de CONE-parameter en dus de intermediaire prijslimiet bepaald op basis van de technologie met de hoogste “missing money” (in wezen: klassieke STEG-centrales, cfr. Studie Elia) en niet de technologie met de goedkoopste of gemiddelde  “missing money”. Als een ander type gascentrale (bv. OCGT of turbojets) goedkoper is, waarom willen jullie dan toch in staat zijn om de STEG-centrales te subsidiëren? De verschillende type gascentrales zullen allen elektriciteit kunnen leveren indien nodig. Waarom stellen we het CRM-mechanisme open voor de duurste type technologie?

 

- door een hoge intermediaire prijslimiet te nemen, stijgt de potentiële kostprijs van de CRM enorm. Gaat u het voorstel van Elia voor een prijslimiet van 28,3  EUR/kW/Jaar volgen of zal u vasthouden aan de  intermediaire prijslimiet van 20 EUR/kW/jaar zoals bepaald in de CRM-resolutie?

 

Mevrouw de minister, toen u zelf nog parlementslid was, was u hoofdauteur van de CRM-resolutie (nr. 1220) die verschillende bepalingen oplegde aan de regering rond transparantie. Bij uw aantreden als minister van Energie heeft u meermaals herhaald dat de CRM-resolutie uw leidraad was in het CRM-dossier. Ik wil uw aandacht vestigen om volgende  transparantieverplichtingen in de resolutie en voor elke verplichting vragen wat de stand van zaken is en hoe u van plan bent hier aan tegemoet te komen:

 

1. de minister moet de Kamer raadplegen over het te selecteren scenario (verzoek A.1). De raadpleging vind voor het eerst plaats in 2021. Ik weet echter dat het scenario al geselecteerd is, dus u heeft al in strijd met uw eigen resolutie gehandeld. Bent u echter nog van plan om over het scenario een gedachtenuitwisseling te organiseren en kan deze commissie daar nog zijn zeg over doen?

 

2. de kostprijs van het mechanisme te berekenen. En “Deze berekening voor het einde van 2020 te bezorgen aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan de CREG” (verzoek B.2). In een eerder antwoord zei u dat de aanbesteding voor deze studie was opgestart. Wat is de stand van zaken van deze studie? Wanneer zal u ons de resultaten bezorgen? U bent hiermee al te laat, maar zal u deze bezorgen vóór de beslissing tot de eerste veiling?

 

3  Over de financieringswijze van de CRM vraagt de resolutie u “een concreet voorstel hiervoor voor te stellen aan de Kamer van volksvertegenwoordigers uiterlijk eind 2020” (verzoek C.3). Dit gaat ook over de degressiviteit. Wanneer komt u met een concreet voorstel voor de financiering van de CRM naar deze commissie?

 

Mevrouw de minister, op mijn vraag over het referentiescenario van de CRM en het aantal gebruikte klimaatjaren antwoordde u vorige keer dat er met MAF 2019 als scenario wordt gewerkt en dat het aantal klimaatjaren deel uitmaakt van het gekozen scenario en hierin de klimaatdatabank gebruikt wordt vanaf het begin van de metingen. Concreet betekent dit dat er op geen enkele manier wordt rekening gehouden met de kritiek van de CREG en met name de inzichten uit de klimaatstudie van de VUB. Uit deze studie bleek immers dat de voorspelde problemen met de bevoorradingszekerheid helemaal niet zullen optreden áls we rekening houden met klimaat. Ondertussen is er de nieuwe Europese ERAA methodologie die bepaalt hoe er rekening gehouden moet worden met klimaatverandering in bevoorradingszekerheidsstudies (door rekening te houden met de trend of maximaal 30 jaar). Elia voerde  op vraag van de CREG opnieuw berekeningen uit met de meest recente 30 jaar. Uit deze berekening bleek dat er vervolgens géén probleem is met de bevoorradingszekerheid mits we het systeem van de strategisch reserve blijven toepassen. De CREG herhaalde dit standpunt nogmaals vorige maand in deze commissie: indien er rekening gehouden wordt met klimaat én een strategische reserve is de loss of load expected 3 h. Met andere woorden, we hebben geen nood aan een CRM, maar een eenvoudige strategische reserve volstaat. Hierdoor moeten er geen nieuwe gascentrales gebouwd worden. Mijn verbazing was dan ook groot toen u vorige maand eenvoudig weg antwoordde dat er in het gekozen, meest recente scenario géén rekening wordt gehouden met deze feiten.

 

– waarom weigert u, Elia en uw administratie om hier rekening mee te houden? U weet dat het gebruikte aantal klimaatjaren zeer gevoelig is voor de eindresultaten. En u weet dat de huidige aanpak in strijd is met de Europese methodologie. Waarom wordt er niet gerekend met enkel de laatste 30 jaar, zoals verplicht door de Europese methodologie

 

- wat vind u van de positie van de CREG? Bent u het eens met hun argumentatie en standpunt dat een strategische reserve volstaat? En zo niet, waarom niet en welke argumenten heeft u daarvoor?

 

Mevrouw de minister, in juni 2021 publiceert Elia haar 2-jaarlijkse adequacy-studie. In deze studie zal ze de bevoorradingszekerheid en beschikbaarheid van balancing reserves voor de flexibiliteit van het net beoordelen voor de periode 2022-2032. Ik heb ook begrepen dat Elia in deze studie voor het eerst de nieuwe Europese methodologie voor rekening te houden met klimaatverandering zal toepassen. Ik verwees er in een vorige vraag al naar: Elia kan dit doen om 3 manieren: in 2 opties wordt er effectief geprobeerd rekening te houden met de trend van klimaatverandering, in de 3de optie doet men dit niet, maar limiteert men het gebruik van klimaatjaren tot de 30 meest recente. We weten ook dat klimaatverandering en het aantal gebruikte klimaatjaren een zeer grote impact kan hebben om de resultaten van een bevoorradingszekerheidsstudie.

 

- Mijn vraag aan u is dan ook wat de verhouding is tussen de adequacystudie 2022-2032 van Elia en de eerste CRM-veiling en of de resultaten van deze studie nog een invloed zullen hebben op de eerste CRM-veiling?

 

- in het referentiescenario van de eerste CRM-veiling wordt immers geen rekening gehouden met klimaatverandering. Wat als in juni 2021 uit de meest recente studie van Elia nogmaals blijkt dat klimaatverandering een grote impact heeft op de nood aan bijkomende capaciteit en deze dus overschat is geweest in het gehanteerde scenario voor de eerste veiling? Is er nog mogelijkheid tot bijsturing? Kan er in de eerste CRM-veiling nog rekening gehouden worden met de inzichten en resultaten uit de adequacy studie die Elia in juni 2021 zal publiceren, en zo ja, hoe?

 

Mijn eerste vraag gaat over het referentiescenario. Zoals u weet is het referentiescenario zeer belangrijk, want voor elk model geldt: bullshit in = bullshit out. Dat is een gekende regel.

 

Elia publiceerde in november 2020 een eerste studie, die dient als input voor de CREG voor het bepalen van de vraagcurve van het CRM. In de studie beschrijft Elia het referentiescenario en kalibreert het vervolgens. In het rapport vinden we nergens het resultaat van de kalibratie terug.

 

Daarover heb ik een aantal vragen, mevrouw de minister.

 

Op basis van het gekalibreerd scenario berekent Elia verschillende volumes. Op basis van deze cijfers zal de vraagcurve worden berekend. Kunt u toelichten hoe de CREG dit exact kan berekenen? Mijn medewerker heeft zelf al een poging ondernomen om dit te berekenen, om te checken of die berekening enigszins correct is.

 

Een volgende vraag gaat over de deratingfactoren van het CRM. In dezelfde studie van Elia is er een voorstel voor deratingfactoren. Dat zijn de factoren die de bijdragen bepalen van de verschillende technologieën aan de bevoorradingszekerheid. Het voorstel van Elia is bijzonder opmerkelijk.

 

Ten eerste, ik zag dat er deratingfactoren voor steenkool en nucleaire energie zijn opgenomen, die om verschillende redenen uit het CRM uitgesloten zijn.

 

Ten tweede, men geeft voor nucleaire energie een deratingfactor van 96 %. Dat is zeer verwonderlijk, want de beschikbaarheid van de kerncentrales is nooit zo hoog. Volgens Le Soir waren ze in 2020 62 % van de tijd operationeel, in 2019 78 % en in 2018 maar 51 %. Dan hebben we het nog niet over de tijd die van belang is in het kader van het CRM.

 

Ten derde, hetzelfde geldt voor de deratingfactoren van de gascentrales. Deze zijn allemaal boven de 90 %, terwijl we in de literatuur meestal maar een loadfactor van maximaal 80 tot 85 % vinden.

 

Mevrouw de minister, hoe verklaart u de zeer hoge deratingfactoren voor de gascentrales? Even merkwaardig, de deratingfactoren van Elia voor demand response en hernieuwbare energie zijn dan weer zeer laag. Hoe verklaart u dit?

 

Ik ga over naar mijn volgende vraag.

 

In uw brief aan Elia van 20 oktober 2020 betreffende de intermediaire waarden besliste u eigenhandig om de correctiefactor X te verhogen van 1,1 naar 1,5.

 

De correctiefactor X is van groot belang, want die wordt vermenigvuldigd met de parameter Net CONE om de prijslimiet van het CRM te bepalen. Met andere woorden, als de correctiefactor van 1,1 naar 1,5 gaat, dan verhoogt u de prijslimiet van het CRM. Mijn vraag is dan ook waarom u dat deed. U zegt zelf dat u dat hebt doorgevoerd omdat andere Europese landen een hogere correctiefactor zouden hebben, maar ik denk niet dat wij het CRM van België zomaar kunnen vergelijken met dat van andere landen. Ik vind het bovendien vreemd omdat de CREG een beargumenteerd voorstel met een lagere correctiefactor had voorgelegd, welk voorstel u dus naast zich neerlegt.

 

In het verleden formuleerde de CREG nog een ander voorstel voor kostenbeperking van het CRM, op basis van de VoLL en de EENS, maar uw voorgangster, in deze commissie aanwezig, heeft ook dat voorstel van tafel geveegd. De CREG heeft er meerdere keren voor gewaarschuwd dat de kosten van het CRM daardoor waarschijnlijk hoger zullen zijn dan de baten. Met andere woorden, naast de verantwoording die ik van u vraag, zou ik willen weten of u van mening bent dat de kosten van het CRM voldoende beheerst zullen zijn.

 

Ik kom tot mijn volgende vraag; het wordt alsmaar technischer. Deze vraag gaat over de parameter CONE, waarover ik zonet nog sprak. Elia bepaalde in haar studie eerst een intermediaire prijslimiet van 21 euro per kilowatt per jaar, om vervolgens uit te komen op een hogere intermediaire prijslimiet van 28,3 euro per kilowatt per jaar, en beargumenteert waarom die hogere prijslimiet toegepast zou moeten worden. Dat is vervelend, want uzelf, als auteur van de welbekende CRM-resolutie van juli 2020, hebt een maximale waarde van 20 euro per kilowatt per jaar vooropgesteld. Nogmaals, die factor is van belang voor de bepaling van de uiteindelijke prijs van het CRM, volgens de formule die ik bij mijn vorige vraag al uiteenzette.

 

Mevrouw de minister, waarom wordt de CONE-parameter en de intermediaire prijslimiet bepaald op basis van de technologie met de hoogste missing money? Als een ander type gascentrale, bijvoorbeeld een OCGT-centrale of een turbojet, goedkoper is, waarom wilt u dan toch in staat zijn om de STEG-centrales te subsidiëren, aangezien dat daar wel het gevolg van is? Waarom wordt het CRM voor de duurste technologie opengesteld?

 

Zult u Elia volgen in de prijslimiet van 28,3 euro per kilowatt per jaar, of zult u vasthouden aan maximum 20 euro per kilowatt per jaar, zoals in de CRM-resolutie wordt gevraagd?

 

De volgende vraag betreft de CRM-resolutie zelf. Ik wil uw aandacht vestigen op een aantal transparantieverplichtingen die daarin staan. U bent mee de auteur van die resolutie. Ik heb er drie uitgelicht.

 

"De minister moet de Kamer raadplegen over het te selecteren scenario." Dat is verzoek A.1. Die raadpleging vindt voor het eerst plaats in 2021, maar eigenlijk is het scenario al geselecteerd. Dat is in strijd met de resolutie. Bent u nog van plan om over dat scenario met ons een gedachtewisseling te organiseren? Kunnen wij daar onze zeg nog over doen?

 

Ten tweede, wat de bereking van de kostprijs betreft, citeer ik verzoek B.2 van de resolutie: "Deze berekening voor het einde 2020 bezorgen aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan de CREG." In een eerder antwoord zei u dat de aanbesteding van deze studie opgestart was. Wat is dan de stand van zaken van die studie? Wanneer kunnen wij de resultaten ervan krijgen? Eigenlijk is het al wat te laat. Zult u deze bezorgen voor de beslissing tot een eerste veiling?

 

Ten derde, over de financieringswijze van het CRM vraagt de resolutie u "een concreet voorstel hiervoor voor te stellen aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, uiterlijk einde 2020". Dat is verzoek C.3. De resolutie vraagt dat nu aan u, maar toen was u nog volksvertegenwoordiger en geen minister. Dat gaat dus ook over de degressiviteit. Wanneer komt u met een concreet voorstel over de financiering van het CRM naar deze commissie?

 

Ik ga verder met mijn volgende vraag over iets waarover we het al regelmatig hebben gehad, namelijk over de bewuste klimaatjaren en het rekening houden met de klimaatstudie van de VUB in het referentiescenario van het  CRM, waar ik als eerste vraag mee begonnen was, vanuit het principe 'bullshit in = bullshit out'. Op mijn vraag over het referentiescenario antwoordde u in een vorige vragenronde dat de meest recente Europese centrale beoordeling, de MAF 2019, het scenario zou zijn en dat de klimaatdatabank wordt gebruikt vanaf het begin van de metingen. Op die manier wordt er natuurlijk alweer geen rekening gehouden met de kritiek van de CREG en met de inzichten van de klimaatstudie van de VUB, waaruit blijkt dat de voorspelde problemen met de bevoorradingszekerheid helemaal niet zullen optreden als we rekening houden met het klimaat, aangezien de kans op strenge winters aanzienlijk afneemt.

 

Ondertussen is er natuurlijk de nieuwe Europese ERAA-methodologie die, zoals u ongetwijfeld weet, drie opties open laat. Bij twee daarvan wordt effectief geprobeerd om rekening te houden met de trend van de klimaatverandering, enerzijds door modellering, anderzijds door het wegen van de verschillende jaren. In de derde optie doet men dit niet, maar limiteert men wel het gebruik van de klimaatjaren tot de dertig meest recente.

 

Zoals u weet, heeft Elia op vraag van de CREG zo'n modellering uitgevoerd op basis van de 30 meest recente jaren. Daaruit blijkt nogmaals dat er geen probleem is met de bevoorradingszekerheid op voorwaarde dat we het systeem van de strategische reserve blijven toepassen, aangezien de bevoorradingsproblemen, zoals genoegzaam bekend, worden veroorzaakt doordat in de modellering maar een van de twee strenge winters van 1984 en 1986 zit. Men neemt immers de 30 meest recente jaren en men vertrekt van 2015.

 

Mijn vragen in dit verband zijn de volgende. Waarom houdt u hiermee geen rekening? U weet dat het aantal gebruikte klimaatjaren heel gevoelig is voor de eindresultaten en dat de huidige aanpak in strijd is met de Europese methodologie. Waarom wordt er niet enkel met de 30 laatste jaren rekening gehouden? Wat is de positie van de CREG? Bent u het eens met haar argumentatie en standpunt dat de strategische reserve volstaat? Waarom wel of waarom niet?

 

Wat de tweejaarlijkse adequacy study van Elia betreft, opnieuw gaat het over de Europese methodologie met die drie opties. Wat is de verhouding tussen de adequacy study 2022-2032, die in juni 2021 zal worden gepubliceerd, dus na de veiling, en de eerste CRM-veiling? Zullen de resultaten van die studie nog een invloed kunnen hebben op de eerste CRM-veiling? In het referentiescenario van de eerste CRM-veiling wordt immers geen rekening gehouden met de klimaatverandering, waarover ik het daarnet had.

 

Mevrouw de voorzitster, ik heb mijn best gedaan om het beknopt te houden en ik denk dat het mij is gelukt.

 

11.11 Minister Tinne Van der Straeten: Mevrouw de voorzitster, ik zou graag een voorstel doen, want ik moet eigenlijk vertrekken. Ik kan nu eerst antwoorden op alle vragen die betrekking hebben op de resolutie, omdat zij anders gedateerd dreigen te zijn, wat spijtig is voor de Parlementsleden, voor mijzelf en voor de commissie in het algemeen. Ondertussen is al door de commissiedienst en mijn kabinet geregeld dat ik volgende week dinsdag in de voormiddag terugkom en dan zullen wij misschien meer op de technische aspecten kunnen ingaan.

 

Wat de resolutie betreft, zal ik antwoorden op de vragen en tegelijk een aantal opmerkingen maken.

 

Wat punt B.2 van de resolutie betreft, is er een consultant geselecteerd door mijn administratie om de kostprijs van het CRM te berekenen. Dat is de consultant haulogy. In de resolutie hebben wij opgenomen dat er een nieuwe kostprijsberekening moet komen die rekening houdt met alle info op dat moment, omdat er tussen de eerste kostprijsberekening in het begin en een tijdje geleden aanpassingen zijn gebeurd aan het design en aanpassingen die volgen uit de CRM-resolutie. Om een betere inschatting te kunnen maken – want het zijn uiteraard nog altijd inschattingen zolang wij niet aan de veiling zijn – doen wij daarvan een update.

 

De eerste kostenramingen daarvoor zijn eind 2020 aangeleverd. Er is daarover vervolgens overlegd binnen het opvolgingscomité, dat u over twee weken zult spreken, en met de CREG, die in het kader van de resolutie een rol heeft toebedeeld gekregen om bij de oplevering ervan opmerkingen te maken, maar die mij ook heeft verzocht om al daarvoor te worden aangehaakt, zodanig dat een aantal uitwisselingen al kan plaatsvinden tussen de consultant en de CREG. Uiteraard zal de CREG opmerkingen hebben – zeker niet alles is uitgeklaard –, maar zo konden wel een aantal aspecten al op voorhand worden besproken.

 

Het opvolgingscomité heeft tot 11 januari de tijd gekregen om opmerkingen in te dienen bij de consultant en momenteel zijn wij in de fase van de finalisering. Ik verwacht dan ook om het op korte termijn te kunnen indienen in het Parlement. Vervolgens zal de regulator uiteraard worden verzocht opmerkingen te maken binnen twee weken na de ontvangst. Ik zal het zelf bezorgen aan de Parlementsvoorzitter en aan de CREG.

 

Uiteraard zal het Parlement dat ook nog wel afzonderlijk doen.

 

Wij zijn de voorstellen met als doel de bescherming van de koopkracht van de gezinnen en de competitiviteit van de bedrijven, grondig aan het evalueren. Om onderbouwd werk te kunnen leveren, zal de analyse gebeuren op basis van de meest recente kosteninschatting van haulogy omdat het design geëvolueerd is, ook op basis van onze resolutie. Ik verwacht in het voorjaar meer duidelijkheid hieromtrent te kunnen brengen. Ik verwijs ook naar de vragen en antwoorden van daarnet over de energienorm. Die aspecten hebben ook met elkaar te maken. Voor zij die het thema goed in de details kennen: het federale aandeel – wie betaalt wat, wat is de impact op welke klantengroepen – heeft hier dus ook mee te maken. Ik wil ook het werk over de energienorm in dit kader meenemen.

 

Ik heb de CREG verzocht om mij tegen eind januari een rapport te bezorgen met betrekking tot suggesties voor een competitieve elektriciteitsproductie- en groothandelsmarkt in België. Dat is punt D.1 van de resolutie. Hier zijn geen vragen over gesteld, maar ik geef het u mee. Het is eerder ook al aan bod gekomen toen de CREG sturing gevraagd had aan de minister. Die heb ik ook gegeven. Op korte termijn bezorg ik de nieuwe kostenraming en het rapport omtrent de competitie op de elektriciteitsproductie- en groothandelsmarkt. We werken ook verder aan de voorstellen rond bescherming van de koopkracht van gezinnen en de competitiviteit van de bedrijven. Ik blijf uiteraard te uwer beschikking om vragen te beantwoorden in verband hiermee.

 

Ik heb zeker ook geantwoord op de vragen van mevrouw Marghem die betrekking hebben op de resolutie. De heer Warmoes sprak mij over de andere transparantieverplichtingen, onder andere over het kalibratierapport van Elia. Ik heb dit bezorgd aan het Parlement. Dat was in de marge van een plenaire vergadering. Ik heb ook gezegd dat ik uiteraard ter beschikking sta om daarover een gedachtewisseling te hebben, maar het is ook nog altijd aan het Parlement zelf om zijn werkzaamheden te organiseren. Ik heb daar ook geen verdere vragen over gekregen. U kunt mij niet verwijten dat ik geen antwoorden geef op vragen die mij niet gesteld worden. Dat rapport is bezorgd.

 

In de marge van de CRM-resolutie had u ook verdere vragen, maar ik heb daarop alleen gekapte antwoorden. Ik kan dat beter volgende week meteen hernemen met de rest van de meer specifieke antwoorden over specifieke onderwerpen.

 

11.12  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, wij hebben nu een stand van zaken gekregen, maar ik heb de indruk dat de gevraagde rapporten voorlopig nog wel even achterblijven. Ik vraag mij af in welke richting wij zullen gaan. Wij hebben specifiek een aantal zaken aangehaald omdat wij willen weten welke richting het uitgaat. Ik denk bijvoorbeeld aan de maatregelen ter bescherming van de koopkracht. Hoe zal het hele verhaal gefinancierd worden als men de federale meerkosten wil verlagen of zelfs op hetzelfde niveau wil houden? Er werd altijd geopperd de offshore eruit te halen, maar dan rijst de vraag met welke maatregelen dat zal worden gefinancierd. Daar gaat de passus in de resolutie over. Wij zouden op heel korte termijn moeten kunnen schakelen, zodat wij weten waarover het gaat.

 

Ik begrijp dat u een aantal zaken degelijk wilt aanpakken. Daar heb ik op zich geen bezwaar tegen, maar het mag geen verhaal worden dat wij voor ons uit zullen blijven rollen tot het jaar 2025.

 

11.13 Minister Tinne Van der Straeten: Daar ben ik het helemaal mee eens. Dat is ook niet mijn intentie. Het is absoluut mijn intentie om op korte termijn vooruit te gaan, maar ik ben soms een beetje op mijn hoede. Dit wordt van nabij gevolgd. Ik ben soms ook wel wat op mijn hoede om valse verwachtingen te creëren als onze denkpiste nog niet voldoende geland is. Er kunnen verwachtingen uit geput worden. We weten ondertussen allemaal wat de gevolgen daarvan kunnen zijn. Ik wil de dingen ook kunnen hardmaken. Dat wij niet kunnen wachten tot in 2025, daarvoor ben ik uw eerste partner.

 

11.14  Bert Wollants (N-VA): Goed, we zullen dan bekijken wat er in de komende tijd op ons afkomt. Het rapport over de kostprijs zal alvast een eerste toetssteen zijn. Het is namelijk heel moeilijk om maatregelen voor te stellen als men geen goede inschatting van de kostprijs heeft. Ik verwacht dat u uw uiterste best zult doen om het op zeer korte termijn rond te krijgen, zodat wij die horde al kunnen nemen, maar het moet absoluut duidelijk zijn hoe de voorstellen die op tafel zullen komen in de komende maanden moeten worden gefinancierd.

 

U of uw collega's zullen zich ongetwijfeld herinneren dat er heel veel over de CRM-wet is gediscussieerd, omdat dat toen een wet was waarin de financiering niet was opgenomen. Wij moeten ervoor opletten dat we binnenkort geen veiling organiseren waarvan wij nog altijd niet weten hoe die zal worden gefinancierd. Via de tarieven, ja, maar als het engagement er is om er op een andere manier voor te zorgen dat alles onder controle blijft, wat de prijs betreft, en dat de federale meerkosten dalen, dan moet dat wel op tafel komen vooraleer we een verdere stap kunnen zetten, zodat we niet in het ijle fietsen.

 

11.15  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, wat het rapport van Elia betreft, hebt u zelf gezegd dat hierop een aantal reacties moesten komen van onder andere de CREG en de AD Energie. Als parlementslid dacht ik dat dit in de globale oefening met het comité de suivi zou terechtkomen. Daar drongen we al van vóór de kerstvakantie 2020 bij de heer Dewael op aan.

 

Ik heb geen aparte vragen meer. De heer Warmoes komt hier nu mee aanzetten. Dat is zijn initiatiefrecht, maar ik dacht dat dit in de globale oefening van de CRM-behandeling in deze commissie zou doorgaan.

 

Nu maken we dus eigenlijk een soort van prelude mee van het opvolgingscomité. Maar ik ben wel heel tevreden met uw antwoorden rond de resolutiegebonden aspecten. Ik ben een realist. Ik ben een West-Vlaamse pragmaticus en ik besef dat u op 1 juli 2020, bij het maken van de resolutie, samen met collega Wollants, als twee belangrijkste motoren, beiden als het ware in een soort oppositierol zat. Toen was het mevrouw Marghem die de egards waarnam. Ik begrijp zeer goed dat het gemakkelijk is de datum van 31 december 2020 voorop te stellen. Ik heb nooit geloofd dat die datum zou gehaald worden, omdat u pas op 1 oktober de taak van mevrouw Marghem hebt overgenomen. In die zin kan ik begrijpen dat u heel doordacht te werk gaat rond dat aandeel in de federale bijdrage en in de hele kwestie van het kostenplaatje van het CRM.

 

Ik roep dan ook de collega's hier allemaal op om de nodige intellectuele eerlijkheid aan de dag te leggen. Dat klinkt misschien een beetje raar komende van een lid van de oppositie, maar ik ben daar altijd intellectueel eerlijk in geweest. Anderzijds moet een en ander natuurlijk wel duidelijk zijn vóór de veiling.

 

11.16  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, j'analyserai votre réponse. D'une simple phrase, je dirai que c'est bien là tout ce qui sépare les souhaits que l'on émet comme parlementaire – surtout, dans l'opposition – et la réalité d'un dossier. Nous le suivrons avec une très grande vigilance.

 

Comptez sur moi pour venir très régulièrement participer à cet échange entre le Parlement et le gouvernement dans le suivi de ce dossier, en vue de la plus grande transparence.

 

La présidente: Monsieur Warmoes, nous allons terminer cette réunion par votre réplique.

 

11.17  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik heb drie vragen gesteld, u hebt goed geantwoord op de tweede. Dat is effectief een beetje later. Ik heb begrepen dat wij de resultaten van die kostprijsberekening zullen hebben voor de eerste veiling. Dat deel van uw antwoord stelt mij tevreden.

 

De derde vraag ging over de financieringswijze van het CRM. U hebt daarover niet heel veel gezegd. Daaruit leid ik af dat dit nog bestudeerd wordt door de regering. Ik zal daarvoor nog een beetje geduld hebben.

 

Dan had ik nog een vraag over de raadpleging. U beseft dat zelf ook, want u hebt gezegd dat er een verschil is tussen het bezorgen van een rapport en het raadplegen van de Kamer. Dat is niet hetzelfde. Dat is waarschijnlijk voor een stuk een gedeelde verantwoordelijkheid.

 

11.18 Minister Tinne Van der Straeten: In de resolutie is voor het jaar 2020 wel een bijzondere regeling opgenomen. Voor die eerste rapporten gold een schriftelijke indiening. Dat is op die manier opgeschreven na consultatie van de betrokken stakeholders.

 

11.19  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Het is niet gebruikelijk dat een repliek onderbroken wordt, maar goed.

 

Er stond dat de Kamer zou geraadpleegd worden. Ik wil er gewoon op wijzen dat wij, en niet alleen wij, reeds geruime tijd aandringen op een hoorzitting met de opvolgingscommissie van het CRM. U zei eind november dat u het zelf nog moest bestuderen. Ik ga er verder geen punt van maken, laten wij dat maar een gedeelde verantwoordelijkheid noemen. Het zomaar op de Kamer afschuiven, vind ik echter onvoldoende.

 

Verder alle begrip voor het feit dat u pas in oktober aangetreden bent, maar dat is part of the job.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 13 h 41.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.41 uur.