Commission de la Défense nationale

Commissie voor Landsverdediging

 

du

 

Mercredi 27 janvier 2021

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 27 januari 2021

 

Voormiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 09.05 uur en voorgezeten door de heer Peter Buysrogge.

La réunion publique de commission est ouverte à 09 h 05 et présidée par M. Peter Buysrogge.

 

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

01 Actualiteitsdebat over covid en buitenlandse opdrachten en toegevoegde vragen van

- Annick Ponthier aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De impact van de tweede golf van de covidcrisis op de buitenlandse militaire missies" (55011349C)

- Guillaume Defossé aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De impact van de coronacrisis op de operaties in het buitenland" (55012236C)

- Kattrin Jadin aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De terugtrekking van de Belgische soldaten uit Niger" (55012866C)

- Guillaume Defossé aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De opschorting van operatie New Nero wegens een aantal coronabesmettingen" (55012902C)

- Peter Buysrogge aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De vaccinatie van Belgische militairen in het buitenland" (55012930C)

- Guillaume Defossé aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De vaccinatie van onze militairen op zending in het buitenland" (55012951C)

- Jasper Pillen aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Covidvaccinaties van militairen in operaties" (55013147C)

- André Flahaut aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De buitenlandse missies in de coronacontext" (55013244C)

01 Débat d'actualité sur le covid et les missions à l'étranger et questions jointes de

- Annick Ponthier à Ludivine Dedonder (Défense) sur "L'incidence de la seconde vague de la crise du covid sur les missions militaires à l'étranger" (55011349C)

- Guillaume Defossé à Ludivine Dedonder (Défense) sur "L'impact de la crise du covid sur les missions à l'étranger" (55012236C)

- Kattrin Jadin à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le retrait des soldats belges au Niger" (55012866C)

- Guillaume Defossé à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La suspension de la mission New Nero pour cause de covid-19" (55012902C)

- Peter Buysrogge à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La vaccination des militaires belges en mission à l'étranger" (55012930C)

- Guillaume Defossé à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La vaccination de nos militaires en mission à l'étranger" (55012951C)

- Jasper Pillen à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La vaccination des militaires en opération contre la covid" (55013147C)

- André Flahaut à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Les missions à l’étranger dans le contexte du covid-19" (55013244C)

 

01.01  Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, de vraag die ik heb ingediend in het kader van de impact van de tweede golf van de COVID-19-crisis dateert weliswaar van een tijdje geleden, maar is, zoals u weet, niet minder actueel geworden gezien de laatste verwikkelingen op onze buitenlandse theaters, niet het minst denk ik dan aan Niger. Ik zal kort zijn wat mijn inleiding betreft, die is wel duidelijk.

 

Mevrouw de minister, de impact of directe of indirecte implicaties op de buitenlandse missies kennen we voor Niger. Ik zou graag weten of er nog andere theaters zijn of andere implicaties waaraan Belgische militairen deelnemen. Zo ja, kunt u die in detail toelichten, dit binnen het kader van de openbaarheid die dat met zich meebrengt?

 

Hebben er zich nog bijkomende besmettingen voorgedaan bij militairen op missie in het buitenland? Zo ja, hoeveel? Tijdens welke missies?

 

Zijn er momenteel aanpassingen nodig op diverse theaters inzake rotatieplannen? We hebben dat vorig jaar meegemaakt in het kader van onze operatie in Mali. Is dat op dit moment nog van toepassing op eender welk theater waar wij actief zijn?

 

Welke concrete gevolgen zijn er ten gevolge van de mondiale heropflakkering van het virus voor onze manschappen op het terrein, zowel op het vlak van de duur van ontplooiing, als qua inzet op het terrein, garantie van bevoorrading en dergelijke? Dat geldt ook voor de toegang tot beschermende materialen als kledij, mondmaskers en dergelijke. Zijn er daar eventueel implicaties of bewegingen die wijzen op een eventueel probleem? Indien dat niet zo is, dan is dat des te beter.

 

Mevrouw de minister, kunt u in het kader van deze vraag nog eens de juiste procedure toelichten omtrent de quarantaineverplichtingen van onze militairen in het buitenland?

 

Deze vraag werd gesteld in tempore non suspecto, maar is op dit moment niet minder actueel.

 

01.02  Guillaume Defossé (Ecolo-Groen): Madame la ministre, la crise du covid sévit aujourd'hui dans tous les pays du monde avec plus ou moins de virulence. C'est apparemment un peu moins le cas au Sahel eten Afghanistan. Néanmoins, nous y avons aujourd'hui des militaires en opération ainsi que dans d'autres pays comme en Europe de l'Est ou encore au Niger. Nous savons que les conditions sont parfois difficiles sur le terrain et qu'il est parfois difficile d'évaluer correctement la situation sanitaire sur place.

 

Dans ce contexte, quelles sont les mesures prises par la Défense pour luttercontre la propagation du coronavirus dans nos rangs mais également envers la population locale? Nos militaires sont-ils testés régulièrement?

 

Vous avez indiqué lors d'une interview télévisée que plusieurs de nos militaires déployés en Allemagne ont été testés positifs. A-t-on identifié d'aures clusters au sein de nos troupes à l'étranger? Si oui, dans quelle(s) région(s), combien de militairs ont été touchés au total et quelles ont été les réponses apportées par la Défense? Y a-t-il eu des rapatrisements sanitaires?

 

Enfin, quel est l'impact général de la crise du COVID sur nos missions à l'étranger et sur leur organisation ?

 

01.03  Kattrin Jadin (MR): M. Defossé apprend vite! Je vais donc essayer de poser ma question aussi rapidement que possible.

 

Madame la ministre, la situation au Niger nous conduit à poser différentes questions. L'infection de nos soldats en mission à l'étranger a nécessité qu'une quarantaine leur soit imposée. Dès lors, qu'en est-il de leur retrait et de la rotation en leur sein? Nous nous interrogeons également sur l'avenir de nos missions en cours, étant donné la résurgence du covid un peu partout dans le monde.

 

01.04  Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, ik zal mij beperken tot de vraagstelling. Wij hebben uit bronnen binnen de Medische Component vernomen dat er een negatief advies zou zijn gegeven met betrekking tot de operatie in Niger omwille van de "suboptimale medische ondersteuning ter plaatse en het gebrek aan nationale medische evacuatiemiddelen die het moeilijk maken om kritieke patiënten terug te krijgen naar België."

 

Dat is vrij eufemistisch uitgedrukt, maar klopt het dat er een negatief advies was? Kunt u bevestigen dat Defensie heeft gevraagd of het detachement dat zich klaarmaakt om naar Niger te vertrekken al kon worden gevaccineerd, maar dat dit door Volksgezondheid werd afgewezen?

 

Stemt u ermee in dat de Belgische militairen in buitenlandse operaties als essentieel personeel in de nationale vaccinatiestrategie moeten worden opgenomen? Ik denk dat we niet alleen staan met dit voorstel, nietwaar, mijnheer Pillen. Indien niet, waarom wijst u dit af? Indien ja, zult u dit voorleggen aan de regering en binnen welk tijdskader?

 

Welke plannen over het vaccinatieproces voor onze militairen op buitenlandse missies werden al ontwikkeld door de defensiestaf? Binnen welk tijdskader ziet men dit? Hoeveel vaccins zijn er nodig om onze operaties in het buitenland te kunnen garanderen?

 

Werden er door onze bondgenoten al vaccinatie-eisen gesteld voor gezamenlijke operaties waaraan wordt deelgenomen? Wat is onze evacuatiestrategie? Klopt het dat iedereen die covid heeft in het buitenland dient te worden gerepatrieerd? Is dat dezelfde strategie die onze partnerlanden hanteren? Heeft dit gevolgen voor de operaties ter plaatse?

 

01.05  Jasper Pillen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik had deze vraag omgezet in een schriftelijke vraag, maar het is niet de eerste keer dat ik vaststel dat u bijzonder snel bent met uw antwoorden. Dat is heel goed. Ik weet niet of de collega's ook al hebben vastgesteld dat u binnen de termijn antwoordt.

 

Ik hoop eerst en vooral dat de militairen in kwestie het goed stellen. Ik heb vernomen dat een aantal zich toch in een minder goede medische situatie bevindt. Ik hoop dat ze gerecupereerd zijn.

 

Mijnheer de voorzitter, ik had dit inderdaad gelanceerd naar aanleiding van het persbericht van Defensie. Ik denk dat we militairen toch eerst moeten vaccineren, vooraleer ze naar operaties gaan. Dat is natuurlijk niet evident. Iedereen zit momenteel in een race naar een vaccinatie, maar ik denk toch dat we daarop met deze commissie moeten blijven inzetten. Ik vind niet dat we een risico moeten nemen met de veiligheid van de mensen, die we voor onze veiligheid naar onherbergzame gebieden uitsturen zoals Niger.

 

Ik heb nog twee concrete vragen. Is daar al meer concrete informatie over? Zullen militairen in het buitenland ter plaatse worden gevaccineerd, wanneer zij aan de beurt zijn in de rangorde die voor de vaccinaties werd bepaald? Wordt daarover door Defensie al nagedacht?

 

Ik ga mij ook nog aansluiten bij de vraag van de voorzitter. Is er al nieuws van de bondgenoten? Sommige landen hebben nu al restricties, bijvoorbeeld op gele koorts. In sommige Afrikaanse landen kom je niet binnen zonder een vaccin voor gele koorts. Is daar iets aan het bewegen? Zullen we mensen verplicht moeten vaccineren voor we ze uitsturen? Dat is een terechte vraag van de voorzitter, waar ik mij bij aansluit.

 

01.06  André Flahaut (PS): Madame la ministre, le 13 janvier, la Défense a annoncé qu'une vingtaine de militaires positifs à la Covid-19 allaient être rapatriés de Maradi au Niger, où ils se trouvaient depuis le mois d'octobre dans le cadre de l'opération bilatérale New Nero. De même qu'une trentaine d'autres, par mesure de précaution puisqu'ils étaient ou avaient été exposés à des contacts à haut risque.

 

Afin de ne prendre aucun risque avec la santé du personnel, la mission a dans ce cadre été suspendue.

 

À leur retour, la Défense a placé ces militaires rapatriés en quarantaine dans un hôtel réservé exclusivement à cet effet, et où un suivi médical et des tests PCR ont été organisés, selon les directives émises par Sciensano.

 

La Défense a en outre annoncé avoir envoyé du personnel médical supplémentaire à Maradi pour assurer le suivi médical dans les meilleures conditions possibles. Les militaires non positifs et ne présentant que de faibles risques de contamination sont quant à eux restés au Niger afin d'assurer la continuité de la présence belge sur place.

 

De plus, une équipe spécialisée aurait été chargée de désinfecter le camp avant l'arrivée de la prochaine rotation prévue courant de ce mois.

 

Madame la ministre, j'en viens dès lors à mes questions. Ce n'est pas la première fois que des militaires en missions ou en exercices à l'étranger doivent être rapatriés à cause de la Covid-19. Quelles sont les mesures sanitaires mises en place dans le cadre des missions et opérations à l'étranger? D'autres cas positifs à la Covid-19 ont-ils été décelés dans le camp de Maradi depuis le rapatriement de la cinquantaine de militaires? La Défense compte-t-elle des cas de militaires positifs dans d'autres missions ou opérations extérieures? Si oui, combien et dans lesquelles? Y a-t-il à ce jour des éventualités de rapatriement 'de masse' dans une ou certaines d'entre elles?

 

01.07  Ludivine Dedonder, ministre: Monsieur le président, au sein de la Défense, la lutte contre la propagation du virus est menée tant sur le territoire national qu'à l'étranger. Le CHOD a pris les mesures nécessaires afin de garantir les engagements opérationnels actuels et futurs de la Défense. Nos militaires adhèrent aux directives belges et aux mesures obligatoires locales.

 

Inzake de missies in het buitenland dragen onze soldaten bij tot de strijd tegen de verspreiding van het virus door zowel de Belgische richtlijnen als de verplichte lokale maatregelen strikt toe te passen. De export van het virus naar de operatiegebieden wordt tot een minimum beperkt door een strikte veertiendaagse quarantaine of isolement en testen voor vertrek.

 

Chaque détachement dispose d'une équipe qui assure le suivi médical journalier de nos militaires.

 

Au mois de mars, la frégate Léopold Ier a interrompu sa mission. Après une quarantaine, il a été constaté que 65 % de l'équipage avait été porteur du virus.

 

Plus récemment, après leur retour de mission en décembre, il est apparu que 29 membres du détachement MINUSMA avaient été en contact avec le virus.

 

Tout dernièrement, une cinquantaine de militaires qui participaient à la mission ONN (Operation New Nero) au Niger ont dû être rapatriés. Vingt-sept d'entre eux avaient été testés positifs au covid. Les autres avaient été en contact à haut risque.

 

Sinds het begin van deze crisis werden 79 personen gerepatrieerd uit operaties, 74 vanuit Afrika en 5 vanuit Azië. De rotaties van de detachementen worden indien mogelijk uitgevoerd volgens het initiële schema en met respect voor de sanitaire maatregelen. Er zijn geen aanpassingen in de rotatieplannen om de uitvoering van onze opdrachten en taken te garanderen.

 

Indirecte implicaties laten zich voelen in beperkingen die door buitenlandse naties worden opgelegd, bijvoorbeeld in het kader van de burgerluchtvaart. Zo resulteert het wegvallen van civiel luchtverkeer in bijkomende inspanningen om het personeel via militaire middelen van Europese partners in plaats te stellen.

 

En ce qui concerne la mission au Niger, les militaires confirment que les militaires qui se sont avérés être positifs à la covid ainsi que les militaires exposés à un contact à haut risque ont été rapatriés. Ils sont placés en quarantaine dans un hôtel réservé exclusivement à cette fin. Deux militaires rapatriés ont été hospitalisés pour une durée de respectivement un et trois jours. Actuellement, plus personne n'a besoin de soins médicaux supplémentaires. Ces militaires sont suivis de près et une séquence de test est prévue. Le résultat du testing confirmera la sortie de l'hôtel, après la période de quarantaine. Parmi les contacts à haut risque, une personne supplémentaire a été testée positive.

 

Les soldats rapatriés ne retourneront pas en zone opérationnelle. Comme leur mission était presque terminée, un remplacement était déjà prévu entre le 18 et le 27 janvier. Un nouveau détachement limité en effectif a été mis en place pour assurer la sécurité des installations belges et pour maintenir les liens essentiels avec les forces armées nigériennes. Le moment où le redéploiement complet aura lieu est inconnu, à l'heure actuelle. Ce nouveau détachement limite les contacts externes au strict minimum. La probabilité que des soldats belges transmettent le virus au personnel local nigérien est extrêmement faible en raison de la quarantaine imposée avant le départ.

 

La mission dans sa totalité n'est pas remise en question. Le redémarrage des activités de formation fait actuellement l'objet d'une étude qui sera effectuée en concertation avec les autorités nigériennes sur place. La sécurité de notre personnel guidera le processus de planification. 

 

Elke operatie wordt geanalyseerd op alle aspecten en geïdentificeerde risico's worden besproken om mitigerende maatregelen op te stellen. Zo kan de operatie met een aanvaardbaar risico plaatsvinden. Dat was ook het geval voor de ONN (Operation New Nero), waar de medische component een grondige analyse heeft uitgevoerd. Binnen de Defensiestaf werden alle elementen afgewogen en werden de nodige middelen en mitigerende maatregelen genomen om een maximaal haalbaar en aanvaardbaar medisch steunplan te garanderen.

 

De vectoren voor luchttransport waarover Defensie autonoom kan beschikken, zijn inderdaad beperkter dan de vorige jaren. Dat maakt Defensie afhankelijker van partners of commerciële oplossingen, wat de flexibiliteit van interventie kan reduceren. Alles is echter wel degelijk in plaats gesteld om strategische transporten zo snel mogelijk te laten verlopen.

 

Het is gezien de brede inzet van Defensie, zowel gedurende deze covidcrisis in België als bij andere binnen- en buitenlandse operaties, noodzakelijk om elk personeelslid betrokken bij deze operaties de mogelijkheid te geven zich te laten vaccineren. Zo worden zij in staat gesteld in veilige omstandigheden hun mandaat op te nemen tijdens deze inzet.

 

Een verzoek tot vaccinatie bij hoogdringendheid voor 1.800 prioritaire personeelsleden van Defensie, bijkomend aan de prioritaire groepen bepaald door de Hoge Gezondheidsraad, werd verstuurd. Hierbij werd uitgegaan van de veronderstelling dat Defensie als essentiële beroepsgroep in april 2021 zal worden bedeeld met vaccins. Dit zal ons toelaten de daarop volgende detachementen te vaccineren. Voor de periode juni tot en met december zullen 630 militairen ingezet worden in het buitenland.

 

Tous les militaires, indépendamment de leur lieu de résidence, auront droit au même vaccin approuvé par l'Union européenne que la population belge. Idéalement, la vaccination aura lieu avant le départ à l'étranger. L'endroit de vaccination dépendra du type de vaccin disponible ainsi que de ses caractéristiques au niveau des modalités de conservation ou de transport.

 

Er zijn nog geen vaccinatie-eisen gesteld door onze bondgenoten. Wel heeft de Defensiestaf reeds richtlijnen uitgevaardigd voor vaccinatie door een geallieerde partner of gastnatie van Belgisch personeel in het buitenland. Het toegediende vaccin moet hierbij de goedkeuring hebben van het European Medicines Agency. De vaccinatie is niet verplicht, maar indien toegediend moet ze wel volledig zijn en geregistreerd worden. Wanneer hieraan kosten verbonden zouden zijn voor het personeel in buitenlandse opdracht, is in terugbetaling voorzien.

 

Elke militair die voorzien is om operationeel ingezet te worden in het buitenland, wordt 14 dagen voorafgaand aan het vertrek in quarantaine gezet in een accommodatie voorzien door Defensie, medisch gescreend en getest. Het objectief is om het risico van covidexport en interne besmetting in het operatietheater zo klein mogelijk te houden.

 

Depuis le rapatriement, aucun autre cas positif covid-19 n'a été détecté dans le camp de Maradi.

 

En ce qui concerne d'autres cas positifs covid en mission, je vous confirme que le détachement ONN à Niamey compte également huit cas positifs. Ces personnes seront évacuées le 27 janvier 2021. À ce jour, et pour l'ensemble de nos détachements, rien n'indique la nécessité d'un rapatriement de masse.

 

01.08  Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor het uitgebreide antwoord.

 

U hebt heel wat cijfergegevens en toelichting verstrekt bij de procedures. U hebt al mijn vragen beantwoord. Mijn vragen waren grotendeels informatief, maar werden toch ook gesteld uit bekommernis om de veiligheid van onze militairen die in het buitenland actief zijn, om daar onze veiligheid te garanderen. Wat het Vlaams Belang betreft, moet op het vlak van de begeleiding van de militairen hun veiligheid op de eerste plaats staan om de operationele verbintenissen niet in het gedrang te brengen.

 

U gaf uitleg over de quarantaineprocedures en over het afnemen van tests voor het vertrek en nadien. Wat het vaccineren betreft, merk ik dat momenteel de wil niet aanwezig is om voor militairen een andere procedure toe te passen dan voor de gewone burgers. Ik zou toch wat concreter willen bekijken wat onze buitenlandse partners op dat vlak doen en nagaan of wij, in navolging van wat zij vooropstellen, onze methode afstemmen op die van hen. Ik denk dat het belangrijk is dat wij in alle buitenlandse theaters waar wij worden geconfronteerd met internationale partners op hetzelfde terrein met gelijke wapens strijden. Ik denk dat het aanbevolen is om daar nader op in te gaan.

 

01.09  Guillaume Defossé (Ecolo-Groen): Merci, madame la ministre, pour vos réponses.

 

Il va de soi que cette situation est délicate à gérer, tant sur le plan logistique de la santé, géopolitique, qu'opérationnel, etc. Bref, c'est extrêmement compliqué et je suis très content d'entendre qu'apparemment, vous avez la situation bien en main.

 

Concernant cette vaccination, j'avoue que je plaide également pour une concertation avec nos alliés si c'est possible. Tous nos militaires fréquentent d'autres militaires d'autres nations. C'est une occasion de pouvoir avoir une vue plus cohérente.

 

J'aurais voulu adresser mes vœux de rétablissement aux membres du personnel touché. J'entends qu'ils vont mieux aujourd'hui et je m'en réjouis. J'espère qu'ils seront vite sur pied.

 

01.10  Kattrin Jadin (MR): De la même manière, madame la ministre, j'aimerais vous remercier pour toutes ces informations et féliciter aussi notre département de la Défense eu égard à la coordination et la réactivité qu'il a eues face à ces mauvaises nouvelles pour nos militaires. Évidemment, je leur souhaite à tous un bon rétablissement. Il me paraît essentiel lors des missions auxquelles la Belgique prend part avec d'autres nations de privilégier – là où cela s'avère possible – une coordination harmonieuse au sein des différentes corporations à l'étranger par rapport à la gestion de la pandémie.

 

01.11  Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb geen uitsluitsel gekregen over het negatief advies van de medische component. Ik heb u immers niet horen bevestigen dat er een negatief advies was, hoewel wij over informatie beschikken dat dat er wel degelijk voorhanden was voor de operatie. Voorts zou er een verzoek gericht zijn aan de minister van Volksgezondheid om al een aantal mensen te vaccineren dat zich in het buitenland bevindt. Ook daar heb ik geen antwoord op gekregen.

 

Ik heb begrepen dat het de bedoeling is om een prioritaire groep van 1.800 militairen, wellicht alle militairen in het buitenland, in te enten. U had het over juni en ik ga ervan uit dat de vaccinatie dan zal starten. Waarom moet er echter nog zo lang worden gewacht? Kan dat niet vroeger gebeuren?

 

Wat de evacuatie van de positieve gevallen betreft, begrijp ik dat al onze militairen die positief getest worden, ook die met heel lichte symptomen, geëvacueerd worden, in tegenstelling tot de strategie die de Fransen hanteren. Ik weet niet of dat wel de beste zaak is voor de operationaliteit van onze buitenlandse opdracht. Als we kunnen garanderen dat onze militairen daar in medisch veilige omstandigheden verzorgd worden, dan zouden ze op korte termijn opnieuw inzetbaar kunnen zijn. Misschien moeten we nog eens kritisch bekijken of elke militair die positief getest wordt, wel effectief gerepatrieerd moet worden. Wij hebben daar alleszins vragen bij.

 

01.12  Jasper Pillen (Open Vld): Mevrouw de minister, het belangrijkste punt is uiteraard dat de militairen het goed stellen. Het is voorts natuurlijk niet de minister van Defensie, die de vaccinatiestrategie helemaal zal omgooien. We moeten daar over de partijgrenzen van meerderheid en oppositie heen voor blijven pleiten, dat is onze taak.

 

Er zijn al stappen gezet om de toekomst voor te bereiden en op dit moment is dat blijkbaar niet eenvoudig. Ik kan mij daar wel iets bij voortstellen; het is alleszins positief dat u voorbereidingen treft.

 

We moeten ook bekijken hoe onze partners in de EU en de NAVO de vaccinatie aanpakken. We kunnen eventueel gezamenlijk de vaccinatie ter plaatse organiseren, want als we dat samen kunnen doen, dan staan we sterker.

 

De voorzitter zei het al, misschien moeten we de praktijk ter discussie stellen om een volledig detachement weg te halen wegens enkele positieve gevallen.

 

In Niger was het blijkbaar medisch verantwoord een aantal mensen vlug terug te halen. Dan is het uiteraard nodig. Maar corona bestaat in verschillende gradaties, dat hebben wij al geleerd. Is het dan nodig het volledige detachement, ook de niet-positieven en de lichtpositieven, terug te halen?

 

Dat alles moet nader geëvalueerd worden, meen ik.

 

01.13  André Flahaut (PS): Madame la ministre, avec cette crise au niveau européen, une Europe de la Santé a, peut-être, été amorcée. La santé englobait des matières couvertes par chaque pays indépendamment.

 

Lorsqu'il est question de la défense et, en particulier, de la Défense européenne, la nécessité de mutualiser se fait sentir. Les composantes médicales sont, en général, celles qui sont les plus réduites dans les défenses nationales, alors qu'au final, c'est à cet endroit que les collaborations et coopérations pourraient être intensifiées pour apporter des réponses rapides et durables aux problèmes qui se posent tantôt en opération et tantôt dans certains de nos pays.

 

"À chaque crise, malheur est bon" dit l'adage! Il serait bon que nous puissions sortir de cette pandémie au niveau des défenses nationales par une meilleure coopération et une meilleure mutualisation et ce, notamment au niveau médical, pour faire face au problème du recrutement de médecins et d'infirmiers dans chacune des armées. Cet aspect santé est une opportunité d'amorcer une Europe de la Défense plus performante.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Actualiteitsdebat over het strategisch comité en toegevoegde vragen van

- Theo Francken aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Het strategisch comité voor de actualisatie van de strategische visie" (55012461C)

- Annick Ponthier aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Het nieuwe strategisch comité" (55012530C)

- Jasper Pillen aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Het nieuwe strategisch comité" (55012535C)

- Guillaume Defossé aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Het strategisch comité voor Defensie" (55012564C)

- Georges Dallemagne aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Het strategisch comité voor de toekomst van Defensie" (55013265C)

02 Débat d'actualité sur le comité stratégique et questions jointes de

- Theo Francken à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le comité stratégique pour l'actualisation de la vision stratégique" (55012461C)

- Annick Ponthier à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le nouveau comité stratégique" (55012530C)

- Jasper Pillen à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le nouveau comité stratégique" (55012535C)

- Guillaume Defossé à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le comité stratégique pour la Défense" (55012564C)

- Georges Dallemagne à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le comité stratégique auprès de la Défense" (55013265C)

 

De voorzitter: De eerste vraagsteller is niet aanwezig.

 

02.01  Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, u hebt een nieuw strategisch comité aangekondigd en daarover twee weken geleden in deze commissie toelichting gegeven. Het nieuw samengesteld Strategisch Comité moet zich buigen over verschillende uitdagingen die Defensie tegemoetgaat, eigenlijk over de brede toekomst van onze Defensie, met naar ik vermoed al haar aspecten. Ik weet niet of er in het Strategisch Comité prioriteiten worden gesteld. Ik neem aan dat de snel veranderende geopolitiek er wel deel van uitmaakt, of dat hoop ik althans, want er valt heel wat voor te zeggen om ook op dat terrein een en ander in kaart te brengen en daar de noodzakelijke middelen en vooral de noodzakelijke strategie aan te koppelen.

 

Ik heb gezien dat u in overleg bent gegaan met de Chinese ambassadeur inzake onze bilaterale samenwerking op het vlak van Defensie. Daarover staat vandaag ook een vraag van mij geagendeerd. Misschien kunt u in het kader van uw antwoord omtrent het nieuw Strategisch Comité al aangeven welke de toekomstplannen zijn op militair vlak. Er valt uiteraard ook veel te zeggen op geopolitiek, economisch en gezondheidsvlak, maar op militair vlak hebben wij daarover in deze commissie nog maar weinig details kunnen vernemen, overigens evenmin in uw beleidsverklaring. Daarom vraag ik u om meer uitleg in het kader van het Strategisch Comité.

 

Het was bijzonder pijnlijk om vast te stellen – ik vermoed dat collega's dat gevoel met mij delen – dat een lid van uw Strategisch Comité, de heer Jonathan Holslag, toch als China-expert erkend in het politieke toneel, totaal niet op de hoogte was van enige bilaterale samenwerking op het vlak van Defensie. Althans, hij scheen niet op de hoogte te zijn, als ik de media mag geloven. Dat is toch wel vreemd omdat net hij werd opgenomen in het Strategisch Comité om, naar ik vermoed, zijn bijdrage omtrent de snel veranderende geopolitiek te leveren.

 

Mevrouw de minister, wanneer werd het nieuw Strategisch Comité samengesteld?

 

Wie maakt er momenteel deel van uit? Dat hebben we kunnen lezen in de media, maar ik zie het ook graag in het verslag van deze commissie opgenomen.

 

Hoe gebeurden de voordracht en de selectie? Welke procedure werd hierbij gevolgd?

 

Hoe en door wie worden de doelstellingen afgelijnd en hoe gebeurt de evaluatie van of de aftoetsing met de doelstellingen die voorop worden gesteld? In uw beleidsnota gaf u aan dat u transparant wil communiceren met het Parlement en dat u de communicatie wil opentrekken. Hoe zult u het Parlement hierover inlichten en hoe zullen de belangrijkste beslissingen deel uitmaken van een parlementair debat? Dat lijkt mij niet onbelangrijk, aangezien het gaat over de toekomst van Defensie, het beleidsdomein dat alle commissieleden een warm hart toedragen.

 

In welk budget wordt voorzien voor de werking van het Strategisch Comité?

 

Hoe ziet de vastgestelde tijdslijn voor het werk eruit? U sprak vorige week over het opstellen van een eerste rapport tegen eind mei door het Strategisch Comité en nadien zou de verdere uitwerking daarvan volgen. Kunt u op dit moment al de vastgestelde tijdslijn voor de komende jaren toelichten?

 

Tot slot, ik spreek niet voor mij alleen als ik zeg dat wij het afgelopen jaar in zeer nauw contact hebben gestaan met het Transitieteam, meer bepaald met een aantal mensen die daar zeer actief aan heeft meegewerkt en die ook in een transparant overleg met de commissieleden bepaalde krijtlijnen hebben voorgesteld en een terugkoppeling hebben gevraagd van alle partijen vertegenwoordigd in de commissie.

 

Is het werk van het Transitieteam ondertussen afgerond? Wat zijn hiervan desgevallend de resultaten of de conclusies? Hoe verhoudt de samenstelling en het takenpakket van het Strategisch Comité zich tot de werkzaamheden en taken die het Transitieteam de afgelopen jaren heeft waargenomen en uitgewerkt?

 

02.02  Jasper Pillen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik zal heel kort zijn. Ik was verbaasd dat dit punt nog op de agenda staat. U, het commissiesecretariaat en de minister zijn twee weken geleden zo welwillend geweest om dat te bespreken, zelfs al waren onze vragen na de deadline aangekomen, waarvoor dank. Ik verwijs dus voor de rest naar mijn vragen van de vorige keer.

 

Mevrouw de minister, u kondigde aan dat een nieuw Strategisch Comité aan de slag zal gaan om de visie op Defensie te herwerken en te actualiseren.

 

Wanneer nam u deze beslissing?

 

Wat is de exacte opdracht van dit comité?

 

Wie zetelt in dit comité? Hoe werd de samenstelling bepaald?

 

Rapporten zouden periodiek aan u bezorgd worden. Klopt dit? Gaat men thematisch te werk? Wat is de finaliteit? Wat is de eindtermijn? Wordt het parlement hierin betrokken?

 

Wordt een samenwerking tussen enerzijds dit comité en anderzijds het transitieteam voorzien? Op welke manier? Hoe verhouden de werkzaamheden van deze twee teams zich?

 

02.03  Guillaume Defossé (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je suis content d'avoir un débat d'actualité sur ce sujet parce que le processus est déjà engagé.

 

J'en viens directement à mes questions. De quand date cette décision? Par qui a-t-elle été prise? Comment et par qui ont été sélectionnés les membres de ce comité? La plupart des membres semblent issus de ou associés aux mêmes milieux (École royale militaire et Egmont). Pourquoi n'y a-t-il pas de membres de la société civile et/ou associative dans ce comité? De quelle manière celle-ci sera-t-elle impliquée?

 

Quel est le mandat du Comité et sa méthode de travail? Par qui les objectifs ont-ils été fixés? Comment seront-ils évalués? Des rencontres seront-elles organisées et avec qui?

 

Le Parlement sera-t-il associé à ce travail en amont et de quelle manière? Le rapport du Comité sera-t-il présenté au Parlement et sous quelle forme ou bien sera présentée uniquement la Vision stratégique amendée?

 

02.04  Georges Dallemagne (cdH): Madame la ministre, beaucoup de questions ont été posées. J'insisterai pour ma part pour que le Parlement soit associé dès le départ aux travaux de cette commission. Cela me semble extrêmement important puisqu'une vision stratégique est un exercice éminemment politique. J'ai d'ailleurs écrit au président de notre commission pour voir avec lui, lors de l'ordre des travaux, comment nous organiser en ce sens.

 

Un exercice du même type est en train d'être réalisé au niveau européen à travers l'exercice sur la "boussole stratégique". Quelle est l'articulation entre les travaux effectués au niveau belge et les travaux au niveau européen?

 

Il y a des travaux parlementaires, notamment le travail qui a débuté sur l'Europe de la Défense. Il y a les travaux de vision stratégique que vous avez démarrés à travers ce comité stratégique et il y a les travaux européens, sans parler du travail portant également sur la Vision stratégique qui vient d'être accompli au niveau de l'OTAN. Je pense que vous avez reçu un rapport fin décembre à ce sujet. Il s'agira d'articuler convenablement l'ensemble de ces travaux. Comment envisagez-vous cette articulation qui me paraît indispensable?

 

02.05  Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, ik wil verwijzen naar de toelichting die u twee weken geleden gegeven heeft bij de samenstelling van het strategisch comité. U hebt toen ook gezegd dat er gewerkt wordt aan een rapport tegen eind mei en dat daar in juni een parlementair debat over gehouden kon worden.

 

Ik heb nog twee concrete vragen.

 

Ten eerste, hoe bent u tot de selectie gekomen van die groep? Welke sectoren moesten daar zeker bij betrokken worden? Welke niet? Hoe bent u tot deze samenstelling van het comité gekomen?

 

Ten tweede, wat is de eigenlijke opdracht van het comité? Welke beleidsvragen heeft die meegekregen om aan te werken? Is het uitgangspunt de huidige strategische visie? Is het duidelijk meegegeven dat die het uitgangspunt vormt en dat daar een actualisatie van moet gebeuren? Vanuit welke insteek zegt de regering, en zegt u, mevrouw de minister, waaraan het strategisch comité in de komende weken moet werken?

 

02.06  André Flahaut (PS): Monsieur le président, c'est un débat d'actualité dans lequel je souhaite intervenir.

 

La ministre a pris une initiative – ce qu'elle est en droit de faire – dans le prolongement d'un mode de politique générale dont nous avons longuement discuté, très peu sur la stratégie et beaucoup sur les points de détail.

 

Ceci étant dit, il y a une méthode de travail. L'exécutif a décidé de mettre en place un groupe de travail, qui fera rapport dans les délais fixés. On peut toujours dire qu'on voudrait untel ou untel au sein de ce groupe, mais une décision a été prise et un rapport sera fait au mois de juin. De nombreuses questions seront probablement posées sur le sujet d'ici là.

 

Je suppose que les choses n'ont pas été faites à l'emporte-pièce mais que les groupes de travail ont été constitués en connaissance de cause. Ses membres sont des spécialistes. Je ne suis pas d'accord avec tous ces experts mais ils sont là, laissons-les travailler et évitons de perdre du temps à réfléchir sur la composition de ce groupe. On voit ce que cela donne avec la commission Congo: cela devient un véritable dragster, et aucun résultat ne sera observé avant plusieurs mois voire plusieurs années.

 

Si nous voulons donner un maximum de chances d'aboutir, laissons travailler les experts sur la base de la lettre de mission qu'ils ont sans doute reçue. Ils remettront une synthèse, après quoi nous aurons la possibilité de les interroger et d'affiner leurs observations. Quoi qu'il en soit, il y a aujourd'hui urgence, sachant qu'une réflexion est en cours avec les Portugais sur la défense européenne et que la révision du plan stratégique de l'OTAN a été reportée en attendant de voir ce que va faire le président américain Joe Biden.

 

Essayons, de notre côté, d'être prêts et de savoir ce que nous voulons faire plutôt que de tergiverser sur la composition du groupe, ce qui ne fera pas avancer le "schmilblick", selon moi.

 

De voorzitter: Mijnheer Flahaut, het is natuurlijk het recht van een parlementslid om vragen te stellen.

 

02.07 Minister Ludivine Dedonder: Mijnheer de voorzitter, de strategische visie voor Defensie van 29 juni 2016 is het resultaat van een analyse die werd uitgevoerd in 2014 en 2015. Ook al zijn de grote lijnen van dit document nog steeds actueel, toch zijn sommige tendensen intussen versterkt of schudden ze de wereld grondig door elkaar. Een bijgewerkte versie dringt zich dan ook op.

 

Om deze bijgewerkte analyse van de strategische omgeving tot 2030 en 2040 tot een goed einde te brengen, heb ik eind vorig jaar besloten professor Tanguy Struye de Swielande en kolonel stafbrevethouder Eric Kalajzic de opdracht  te geven om een strategisch comité op te richten, te sturen en te coördineren.

 

Het comité is samengesteld uit 10 gerenommeerde academici, die actief zijn op het bredere gebied van de veiligheid, met respect voor de taal en genderpariteit.

 

Het comité bestaat uit: Sven Biscop, UGent, specialist in GBVB en GVDB en EU-veiligheidsinstrumenten; David Criekemans, Universiteit Antwerpen, specialist in wereldwijde en lokale geopolitiek; Cind Du Bois, Koninklijke Militaire School, specialist in defensie-economie en economische veiligheids­vraagstukken; Joseph Henrotin, Centre d'Analyse et de Prévision et des Risques Internationaux te Parijs, specialist in technologie en strategie; Jonathan Holslag, Vrije Universiteit Brussel, specialist in Azië en Europese vraagstukken; Alexander Mattelaer, Vrije Universiteit Brussel, specialist in internationale betrekkingen, de EU en het Belgische defensiebeleid; Delphine Resteigne, Koninklijke Militaire School, socioloog en specialist in leiderschapskwesties en de invoering van verandering; Dorothée Vandamme, UCLouvain en UMONS, specialist in terrorisme; Nina Willen, Université Libre de Bruxelles, specialist in het gebied van de Grote Meren, Midden-Afrika en West-Afrika en Caroline Zickgraf, ULg, specialist in migratie na de klimaatverandering.

 

Je les ai désignés sur proposition des deux coordinateurs du comité. Ils ont été choisis pour la diversité de leurs champs d'expertise et de leurs profils, ainsi que pour leur complémentarité. Ils sont par ailleurs issus d'un large éventail représentatif de nos institutions universitaires et d'enseignement supérieur. À partir de février, le groupe se réunira en configuration plénière toutes les deux semaines sur une thématique spécifique liée au domaine d'expertise de chacun des membres du comité. Les autres semaines serviront à l'audition d'experts extérieurs au groupe à propos de domaines spécifiques.

 

Ce premier chantier du comité est essentiellement axé sur l'actualisation de l'environnement sécuritaire. Il s'agit d'identifier les nouvelles tendances sécuritaires depuis 2014 et 2015 et de les mettre à jour à l'horizon 2030. Ce travail relève davantage d'un exercice académique, raison pour laquelle la société civile n'est pas associée à ce stade. Toutefois, l'exercice présentera un intérêt pédagogique et de sensibilisation des citoyens au rôle et à l'importance de la Défense.

 

Een rapport wordt verwacht tegen 31 mei 2021. Dit zal als basis dienen voor de politieke discussies in het Parlement tijdens de maand juni en uiterlijk tijdens de eerste twee weken van juli 2021.

 

Sur la base du document soumis, j'ai l'intention, dans un premier temps, d'actualiser la Vision stratégique pour 2030 et de modifier la loi de programmation militaire en septembre 2021. À cet égard, l'état-major de la Défense, dont l'expertise technique est indispensable, est également mis à contribution.

 

Ensuite, l'objectif est d'élargir l'horizon stratégique à 2040 en vue d'anticiper les crises, les conflits et la technologie grâce à laquelle nous aurons au moins une longueur d'avance sur les rivaux et adversaires potentiels. Cette fonction exploratoire et anticipative constituera la base de travail pour les exercices suivants. Il s'agit du deuxième chantier du comité, axé sur l'analyse prospective pour 2030-2040. À cette fin, un rapport définitif est prévu pour décembre prochain.

 

La méthode employée pourrait conduire à un exercice récurrent, fixé au début de chaque nouvelle législature. Les leçons que nous pourrons en tirer seront documentées pour des raisons de transparence envers les députés de tous les groupes politiques.

 

02.08  Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Mijnheer de voorzitter, met uw goedvinden zou ik mij eerst even willen richten tot de heer Flahaut die uiteraard, net als wij, het recht heeft om tussen te komen in een actualiteitsdebat en te zeggen wat hij wenst te zeggen. Zijn tussenkomsten worden echter alsmaar meer bizar en eigenlijk ongepast in deze.

 

Mijnheer Flahaut, u zegt dat het het recht van de minister is om een nieuw strategisch comité op te zetten. Dat heeft niemand in deze commissie ontkend, voor alle duidelijkheid. Wij stellen vragen, zoals wij als parlementsleden behoren te doen. U valt een beetje uit uw rol. U fungeert een beetje als schaduwminister. Dat siert u allerminst. Ik vind het ook een beetje ongepast ten opzichte van de minister, maar dit terzijde.

 

Mevrouw de minister, ik denk dat wij meer inzicht hebben gekregen in de opzet van het nieuw strategisch comité. Het is zeer breed opgezet. Dat is op zich zeer positief. Ik twijfel ook absoluut niet aan de expertise van de leden van het comité. U hebt al gezegd dat de resultaten van de taken van het transitieteam in de werkzaamheden van het nieuw strategisch comité zullen worden opgenomen. Dat is uiteraard positief. Ik hoop dat er een soort van convergentie tussen beide werken zal plaatsvinden. Dat het een in het ander overvloeit, zou de werkzaamheden van de transitieteam, dat zeer gefundeerd en in detail heeft gewerkt, tot zijn recht laten komen.

 

Over de experts zelf, ik heb het al gezegd, dat is zeer breed. Het is vooral gericht op de geopolitieke toestand. Dat is ook terecht. Dat kunnen wij zeker bijtreden. Ik wil u toch vragen om de nodige transparantie aan de dag te leggen, zowel voor de werkzaamheden van het comité als voor de werkzaamheden van het transitieteam. Ik hoop dat dit in de toelichting duidelijk naar voren zal komen.

 

Mijnheer de voorzitter, wij kijken uit naar de debatten in juni.

 

De voorzitter: Mijnheer Flahaut, ik ga eerst de vraagstellers aan het woord laten. Dan krijgt u het woord voor een persoonlijk feit.

 

02.09  Jasper Pillen (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Evaluatie is altijd goed. Vijf jaar na de oplevering van de strategische visie gaat u evalueren. Vijf jaar is een eeuwigheid inzake deze materie. Ik denk dus dat dit zeer positief is. De regering had dit plan en de investering erin ook al bevestigd.

 

U bevestigt opnieuw een snelle oplevering in mei. Dat is zeer snel. Dat is positief. We moeten ervoor zorgen dat dit geen doctoraatsthesis of boek maar een zeer concrete tekst wordt. De tijdslijn doet mij vermoeden dat dit het geval zal zijn. Het is zeer positief dat u het Parlement hierbij betrekt. Ik kijk uit naar de debatten op basis van uw tekst in de maand juni.

 

02.10  Guillaume Defossé (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Il est effectivement temps d'actualiser cette vision et je vous remercie d'avoir initié ce travail.

 

J'avoue – une fois n'est pas coutume – que je reste un peu sur ma faim concernant la composition de ce groupe. Il me semble que l'avenir de la Défense appelle un débat démocratique plus large et qu'une concertation entre experts – tous, ou presque, issus du même milieu – restreint un peu le champ. On gagne toujours à ouvrir les panels à la diversité et aux idées innovantes. J'entends qu'à ce stade, ils ne seront pas associés et j'espère que cela pourra se faire, par exemple, lors des rencontres spécifiques dont vous avez parlé.

 

Par ailleurs, je voudrais saluer la parité exacte entre femmes et hommes dans ce comité. Comme le montre cette commission composée de treize hommes et quatre femmes comme membres effectifs, il est urgent de rééquilibrer la parole sur cette question qui, sans grande surprise, semble faire écho, à mon avis, à une répartition très genrée voire caricaturale des centres d'intérêts. Cela vaut aussi pour moi. Je le dis au passage car j'en suis conscient. Quoi qu'il en soit, madame la ministre, mon groupe est très demandeur de pouvoir participer à cette réflexion sur l'avenir de notre armée. N'hésitez donc pas à y associer le Parlement au plus tôt!

 

02.11  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie pour votre exposé. J'émettrai quelques remarques.

 

Pour ce qui concerne les experts, je n'ai évidemment pas à discuter de la qualité de l'expertise de ces experts du monde académique. Je regrette néanmoins que, contrairement à ce qui a été fait par exemple au niveau européen à travers le travail de la "boussole stratégique" et contrairement à ce qui se fait au niveau de l'OTAN, il n'y ait ni militaires au sens militaires d'active et responsables d'opérations en ce moment, ni diplomates. Les académiques ont évidemment un point de vue tout à fait intéressant. Ceci dit, ils ne sont pas impliqués aujourd'hui d'une manière opérationnelle dans les questions de sécurité et de défense. Dès lors, ils peuvent parfois avoir un avis qui est certes extrêmement intéressant mais qui peut être éloigné de la réalité du terrain et éventuellement de la faisabilité de certaines ambitions. J'aurais trouvé intéressant d'avoir effectivement d'autres profils parmi ces experts

 

Pour ce qui concerne le timing, je vois que vous faites un peu comme le ministre Vandeput, c'est-à-dire qu'il y a d'abord une analyse de l'environnement sécuritaire et, ensuite, une analyse prospective.

 

Je souhaiterais que, dès le départ, le Parlement puisse rencontrer peut-être pas tous les experts mais au moins les deux coordinateurs pour avoir un échange de vues sur ce qui paraît important tant pour le Parlement que pour les experts et qu'on comprenne bien les travaux sur lesquels cette commission va se pencher. Cela me paraît important.

 

Contrairement à M. Flahaut dans son intervention un peu surprenante, j'ai une ambition pour le travail du Parlement. Je pense qu'il faut éviter que le Parlement n'intervienne qu'en deuxième lieu. Nous savons qu'à ce moment, les rapports sont déjà ficelés. Nous savons que le Parlement est écouté, est entendu, mais que les rapports changent peu à ce moment-là.

 

Je crois qu'il serait intéressant de mener un échange de vues dès le départ. Cela ne prend pas beaucoup de temps. Ce n'est pas une perte de temps. Au contraire, c'est un gain de temps, qui permet au Parlement de donner son point de vue sur les travaux que pourrait mener cette commission, et en tout cas entendre également les experts sur le travail qu'ils vont mener. Cela me paraît très important.

 

Je ne vous ai pas entendue – mais je dois avouer que ce n'était pas dans le texte écrit de ma question, mais comme c'est un débat d'actualité, c'était important d'y revenir – sur l'articulation entre ce travail et le travail sur la boussole stratégique, qui a lieu pour l'instant, en même temps. Quels seront les rapports entre vos experts, ces experts-ci et les autres experts belges qui travaillent dans le cadre de cette boussole stratégique. Nous savons qu'il y a une série de personnes qui sont pour l'instant très activement impliquées dans ce travail sur la boussole stratégique.

 

De même, je n'ai pas entendu l'articulation avec le travail fait par l'OTAN, où il y a aussi dix experts qui travaillent, pour l'instant. Ils viennent de remettre un premier rapport. Il me paraît très important qu'il y ait effectivement une articulation entre ces différents travaux. Peut-être pourrons-nous y retenir ultérieurement; ou peut-être pourrons-nous avoir des réponses à ces questions lors de l'entrevue avec les experts qui pilotent ce comité stratégique. Je vous remercie.

 

De voorzitter: Mijnheer Dallemagne, ik kan u ook nog meegeven dat voor volgende week de regeling van de werkzaamheden op de agenda staat. Daar zal ik ook uw vraag voorleggen.

 

Monsieur Flahaut, je vous donne la parole pour un fait personnel.

 

02.12  André Flahaut (PS): Monsieur le président, je suis parlementaire depuis un certain nombre d'années et j'ai aussi été ministre un certain temps. Je ne suis jaloux de personne.

 

En tant que parlementaire, je suis libre de paroles et de pensées et, comme tous les membres ici, qui tiennent parfois des propos qui ne me plaisent pas – ce qui est leur droit le plus strict –, je demande que l'on respecte mon droit le plus strict de m'exprimer en fonction d'une certaine expérience. Comme je l'ai dit, je ne suis jaloux de personne. Je suis critique et je l'ai été à l'égard de quelqu'un de la majorité au cours la commission Congo, je viens d'en discuter.

 

J'apprécie le réalisme de M. Dallemagne qui sait qu'il y a de nombreux rapports qui ne servent à rien et des résolutions qui peuplent le grenier de cette institution. Nous perdons souvent beaucoup de temps dans des discussions, car nous n'allons pas nécessairement à l'essentiel et il y a un manque de pragmatisme et de réalisme.

 

En l'occurrence, madame Ponthier, vous m'excuserez, j'écoute avec beaucoup d'intérêt les questions de tout le monde et je l'ai fait lorsque je présidais cette assemblée. Je n'ai jamais de notes écrites, je ne lis ni n'ânnone un texte, je ne pose pas de question pour les répliques qui sont écrites. Je réagis en fonction de ce que j'entends et je pense que c'est ça le véritable travail parlementaire.

 

Ce n'est pas venir poser des questions, en attendre la réponse, ensuite répliquer. Non! C'est aussi avoir un large débat. Si l'on ne fait pas cela, cela ne sert à rien de tenir des commissions parlementaires. Si l'on ne peut pas dire ce que l'on pense et réagir en fonction de ce que l'on a entendu, et défendre les uns et critiquer les autres, ce n'est plus être parlementaire! C'est être presse-bouton et c'est quelque chose que je ne veux pas être. Je l'ai jamais été et je ne le serai jamais aussi longtemps que je resterai dans cette assemblée. J'ai dit!

 

De voorzitter: Daarom is het ook belangrijk vragen te kunnen stellen vanuit diezelfde parlementaire reflex, mijnheer Flahaut.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- Annick Ponthier aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De tweede covidgolf en de impact hiervan op de werking van Defensie" (55011348C)

- Annick Ponthier aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De bijstand van Defensie in het bestrijden van het COVID-19-virus" (55011352C)

- Christophe Lacroix aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De hulp aan de Natie door Defensie" (55011431C)

- Mélissa Hanus aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De inzet van het leger in de provincie Luxemburg in de strijd tegen het coronavirus" (55011433C)

- Steven Matheï aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De vaccinatiecentra" (55013233C)

03 Questions jointes de

- Annick Ponthier à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La seconde vague de covid et son incidence sur le fonctionnement de la Défense" (55011348C)

- Annick Ponthier à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le soutien de la Défense dans la lutte contre le virus de la covid-19" (55011352C)

- Christophe Lacroix à Ludivine Dedonder (Défense) sur "L'aide à la Nation de la Défense nationale" (55011431C)

- Mélissa Hanus à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le déploiement de l'armée en province de Luxembourg pour combattre le covid" (55011433C)

- Steven Matheï à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Les centres de vaccination" (55013233C)

 

03.01  Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, de gevolgen van de tweede covidgolf laten zich niet alleen voelen in de buitenlandse missies, maar ook en vooral in het binnenland. Defensie heeft zeer adequaat, zoals we dat gewoon zijn, voeling met terrein en geeft bijstand waar dat kan en nodig is.

 

De commissie krijgt op regelmatige basis de rapporten via het kabinet, waarvoor dank. Daar zitten al heel wat details in verwerkt, maar op dit moment is het misschien goed om een aantal zaken te actualiseren. Vandaar wil ik u een aantal vragen stellen over de impact op de werking van Defensie.

 

Defensie biedt ondersteuning, medische capaciteiten en materiaal aan. Worden er ook reserves of capaciteiten aangehouden voor Defensie zelf, mochten de militaire eenheden zelf door het virus getroffen worden?

 

Beïnvloedt COVID-19 de beschikbaarheid van de eenheden in die mate dat er een significante daling wordt waargenomen? Is er op dit ogenblik een waarneembare stijging in absentie door ziekteverlof? Was die er in de afgelopen maanden?

 

Er werd bij Defensie ook opgeroepen tot het maximaal inzetten van telewerk, zoals in de rest van de maatschappij. Kunt u ons daarover cijfers bezorgen? Als wij inzetten op meer telewerk, hoe verlopen de trainingen dan in deze periode? Wordt er ook voorzien in onlinetrainingen? Hoe verlopen die precies?

 

Worden er op dit moment werknemers van Defensie of haar parastatalen in technische werkloosheid geplaatst? Zo ja, hoeveel en in welke departementen?

 

Worden er binnen Defensie bepaalde activiteiten uitgesteld? Ik denk aan opleidingen of de inzet op welk gebied dan ook. Zo ja, welke?

 

Ik kom tot mijn tweede vraag.

 

Kunt u in het algemeen aangeven welke bijstand Defensie zal leveren of heeft geleverd? Ik zal u de details daarvan niet vragen omdat wij een gedetailleerd overzicht ontvangen, maar kunt u daarbij aangeven of er in bijkomende vergoedingen of maatregelen wordt voorzien voor het personeel dat zich inzet in de bestrijding van de covidcrisis? Om welke vergoedingen, welk materiaal en welke uitrusting gaat het precies? Waar wordt de hulp voornamelijk ingezet?

 

Hoe verloopt de coördinatie en de samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus in dit land, met name het federale niveau en de regionale en lokale niveaus? Ik denk dat het toch wel belangrijk is om dat te duiden. Met name de lokale niveaus worden momenteel immers steeds meer geresponsabiliseerd om zelf de handen uit de mouwen te steken en werk te maken van, onder meer, de vaccinatie. Hoe staat Defensie de lokale overheden daarin bij?

 

03.02  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, je fais partie de l'assemblée parlementaire du Conseil de l'Europe et c'est la semaine où les commissions se réunissent en séance plénière, donc je me partage virtuellement entre Strasbourg et Bruxelles. Mais je tenais quand même à être présent pour poser mes questions, notamment les questions jointes. Je vous remercie de me donner la parole alors que j'avais annoncé au départ que certaines questions seraient transformées par voie écrite.

 

Je voulais interroger la ministre sur le fait que, dès son entrée en fonction, elle a demandé à la Défense une étude proactive afin d'examiner la manière dont la Défense pouvait venir en aide aux services de santé de notre pays - à la nation entière - dans une circonstance gravissime de crise sanitaire que nous n'avions plus connue depuis des décennies, tant par son ampleur que par sa durée. Il a été question d'une mise à disposition de personnel médical et paramédical, de matériels, de transports, de distribution et de la capacité logistique.

 

Je vais un peu modifier ma question car elle avait été introduite en octobre et, depuis lors, de l'eau a coulé sous les ponts. Je voulais vérifier à présent de manière rétrospective avec la ministre comment elle avait pu, grâce à cette étude proactive et à cette capacité du secteur médical et de la Composante médicale de la Défense - pourtant amoindrie par les précédents gouvernements et malgré donc toutes ces contraintes du passé -, faire en sorte qu'une fois encore, la Défense nationale et sa Composante médicale se surpassent. Mais je ne parle pas que de sa Composante médicale puisqu'on sait que le génie peut, en termes de désinfection et à travers son expertise chimique ou nucléaire, jouer un rôle important dans les désinfections des ambulances.

 

Ensuite, en ce qui concerne la situation actuelle, pourriez-vous identifier d'éventuels blocages au niveau de la mobilisation de la capacité médicale de la Défense nationale? Et ce, sachant qu'il y a effectivement eu un sous-investissement chronique en matière de matériels et de ressources humaines dans nos composantes médicales. Je parle plus largement du manque d'ambition de la Vision stratégique 2030 de l'un de vos prédécesseurs, le ministre Vandeput. Que comptez-vous faire ou qu'avez-vous fait pour pallier ces carences?

 

Enfin, j'aimerais vérifier si la Défense nationale est bien impliquée dans la stratégie de vaccination à l'échelle belge et comment les concertations avec les entités fédérées se sont réalisées.

 

03.03  Mélissa Hanus (PS): Monsieur le président, madame la ministre, je souhaite également vous interroger au sujet du déploiement de l'armée en province de Luxembourg pour combattre le covid-19. En effet, les chiffres parlent d'eux-mêmes: le Grand-Duché de Luxembourg, voisin de la province de Luxembourg, est très attractif pour le personnel infirmier belge.

 

Chaque année, la province de Luxembourg subit des départs massifs. Pour l'année 2019, l'intercommunale Vivalia qui est l'intercommunale publique unique en matière hospitalière dans ladite province, a ainsi enregistré 50 départs vers le Grand-Duché de Luxembourg, dont 42 rien que pour le site d'Arlon. En 2020, 25 départs ont été enregistrés. En chiffres relatifs, en 2019, 57 % des démissions enregistrées par Vivalia résultaient d'un départ vers le Grand-Duché de Luxembourg. En 2020, il était question de 62,5 %.

 

Ce phénomène s'est malheureusement intensifié ces quatre dernières années. Les raisons de ces départs sont les conditions financières au sens large, avec une meilleure protection sociale et un salaire net bien plus élevé pour le personnel infirmier du Grand-Duché de Luxembourg. Ces meilleures conditions financières compensent largement les inconvénients liés notamment aux trajets ou parfois à la langue parlée.

 

En cette période de crise, il est plus que jamais nécessaire de pallier cette pénurie structurelle qui touche la province de Luxembourg.

 

Madame la ministre, vous avez récemment déclaré, ce dont je vous félicite, qu'une analyse détaillée des capacités disponibles de l'armée avait été réalisée. Cette analyse a trait au personnel médical, au personnel paramédical, ainsi qu'au personnel non spécialisé mais qui peut venir en appui logistique.

 

Pouvez-vous nous dresser les moyens humains de l'armée mis à disposition en province de Luxembourg en cette période de crise sanitaire pour combattre le covid-19? Une aide de l'armée pourrait-elle être envisagée pour pallier la fuite du personnel infirmier vers le Grand-Duché?

 

03.04  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op dit moment is men in heel het land druk bezig met het opzetten van de verschillende vaccinatiecentra door de lokale besturen, de hulpverleningszones in Vlaanderen en de eerstelijnszones. Dat is een enorme logistieke operatie, de grootste sinds de Tweede Wereldoorlog. Bij die operatie is niet alleen logistiek heel wat werk te verzetten, maar is ook heel wat personeel nodig. De vaccinatiecentra zullen immers zeven dagen op zeven open zijn, met zeer ruime openingsuren. Ze moeten voorzien worden van personeel, zowel medisch als voor andere functies zoals administratieve medewerkers, stewards, catering.

 

De afgelopen maanden sprong Defensie regelmatig bij in de strijd tegen corona. Eerder kondigde u al aan dat alle mensen en middelen die niet nodig zijn voor militaire missies, kunnen worden ingezet tegen het coronavirus. Dat werd ook al in de praktijk omgezet met het vervoer van medisch materiaal of van patiënten. Einde december kondigde u aan en besliste de ministerraad dat bepaalde beschikbare middelen van Defensie ook in het kader van de grote vaccinatiecampagne kunnen worden ingezet.

 

Overweegt u om ook in de vaccinatiecentra extra personeel of logistieke middelen in te zetten? Zo ja, op welke wijze kan dat personeel en kunnen die middelen worden ingezet? Kunt u eventueel toelichten, als dat het geval is, of dat ook regionaal gespreid wordt en of een lokaal bestuur ook beroep kan doen op Defensie? Hoe moet dat dan juist gebeuren?

 

03.05 Minister Ludivine Dedonder: Gezien het grote aantal vragen zou ik ze graag behandelen in twee delen rond de vragen wat de huidige situatie is bij Defensie en welke steun Defensie momenteel aan de natie levert.

 

Wat de huidige medische situatie bij Defensie betreft, nadat het aantal afwezigen door ziekteverlof gedurende eerste lockdown zichtbaar was gestegen, daalde dat aantal weer in de aanloop naar de lockdown vandaag. Momenteel telt Defensie in het totaal 1.641 positieve gevallen. Er is momenteel ook 1 militair in het ziekenhuis opgenomen en 4 militairen zijn overleden.

 

Voor de impact op de operaties en oefeningen verwijs ik u graag naar het actualiteitsdebat.

 

S'agissant de la politique générale relative au covid-19, tout comme pendant la première vague, la Défense assiste au maximum de ses moyens la population en général ainsi que les services concernés, en appui des moyens civils. Contrairement à ce qui s'est passé durant la première vague, la Défense poursuit ses activités de recrutement et de formation.

 

Defensie tracht de bemanning en de middelen maximaal te sparen en te vrijwaren. Er wordt ook getracht om, waar mogelijk, fysieke contacten tussen personen te vermijden.

 

Om de uitvoering van de opdrachten en taken niet in het gedrang te laten komen, werden er drie prioriteiten vastgelegd: de uitvoering van de operationele opdrachten en de hulp aan de natie, al dan niet in de strijd tegen COVID-19, de voorbereiding op de operaties en de rekrutering, selectie en vorming, met als prioriteit de militaire basisvorming. In die logica werd er dan ook beslist om alle trainingsactiviteiten maximaal op te schorten tot en met 15 februari. Enkel trainingen in het kader van voorbereidingen op operaties of verbonden aan statutaire cursussen vinden nog plaats. Defensie beschikt over een onlinetrainingsplatform, waar elke militair toegang toe heeft. Het onderhouden van de fysieke conditie kan gebeuren op individuele basis en met respect voor de federale en regionale regels.

 

Defensie volgt de richtlijnen van de federale overheid en past die rigoureus toe. De bestaande voorzorgsmaatregelen worden steeds in herinnering gebracht en beklemtoond. De prioriteit van Defensie gaat uit naar het welzijn van het personeel en hun families en naar de lopende operationele verbintenissen en essentiële taken.

 

Momenteel wordt er vanop afstand gewerkt op drie manieren: satellietwerken, thuiswerken zonder internet en telewerken met internet. De afgelopen maanden hebben 6.000 personeelsleden die manier van werken toegepast. Er worden geen werknemers van Defensie, noch burgerpersoneel noch militairen, in technische werkloosheid geplaatst. De permanente cel is op het ogenblik opnieuw actief.

 

Wat de steun aan de natie betreft, wens ik de commissieleden eraan te herinneren dat ik hun op wekelijkse basis een nota bezorg met daarin een duidelijk overzicht van de verschillende steunactiviteiten die Defensie momenteel levert in dat kader.

 

Ook vandaag zult u die nog ontvangen, maar ik wens toch de voornaamste aspecten even te vermelden. Er werd ondertussen op vraag steun verleend aan ongeveer 87 rusthuizen, werd. Er werden sinds 5 oktober twee verbindingsofficieren bij de FOD Volksgezondheid gedetacheerd in het kader van PECC en sinds eind december drie vertegenwoordigers bij de taskforce vaccinatiestrategie. Daarnaast neemt Defensie actief deel aan de overlegstructuren zoals het Federaal Coördinatiecomité en die betreffende de hospital and transport surge capacity

 

Alle brandwondenpatiënten uit België worden in het militair hospitaal opgenomen en alle patiënten die hyperbare zorg nodig hebben, worden door het hyperbaar centrum van het militair ziekenhuis behandeld. Het militair ziekenhuis stelt zijn ambulances ter beschikking voor de covidpatiënten en de tweede MUG aan de regio Brussel.

 

Voor patiëntentransport tussen de ziekenhuizen in België zijn zowel zestien ambulances met ambulanciers als een helikopter ingezet. Er zijn reeds vijftien sessies Train the trainer gegeven inzake hygiënemaatregelen en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen aan de medewerkers van de woonzorgcentra. Tevens was er een actieve steun van drie ontsmettingsploegen voor de ontsmetting van ambulances actief bij de Dienst voor Bandbestrijding en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waarvan er twee ploegen een ontsmettingslijn vormden die exclusief door militairen werd bemand. Er worden aan zorginstellingen onthaalmedewerkers en administratieve steun gegeven en er is, waar gevraagd, materiële en infrastructurele steun. Zo werden er elf beademingstoestellen van ziekenhuizen in Brussel en Hasselt ter beschikking gesteld.

 

La Défense a coopéré activement à la constitution d'une capacité supplémentaire de lits pour les patients infectés par le covid, dans les hôpitaux de Seraing, de Charleroi et d'Ixelles.

 

En ce qui concerne l'appui dans la province de Luxembourg, nous avons offert un soutien dans ses cinq hôpitaux pour l'accueil des patients et des visiteurs. De plus, un appui non médical est fourni à la maison de repos "Sans Souci" à Bastogne, et un appui médical à trois autres maisons de repos de cette province.

 

Defensie is blijvend bereid mensen en middelen die niet nodig zijn bij militaire missies, de opleiding van nieuwe rekruten of de dagelijkse werking in te zetten voor noodzakelijke steun aan de Natie. Het Militair Hospitaal dient nu reeds als logistieke hub voor de verdeling van vaccins en zal later aangewend worden als vaccinatiecentrum. De medische component houdt bovendien tien mobiele vaccinatieteams klaar ter versterking van de civiele teams. Verder werd de infrastructuur in drie kwartieren ter beschikking gesteld als vaccinatiecentrum. Koel- en logistieke containers voor kantoren en toiletten kunnen eveneens ter beschikking worden gesteld.

 

De organisatie van een vaccinatiecentrum is een regionale verantwoordelijkheid. Burgemeesters kunnen hun behoeften doorgeven aan de gouverneurs die deze op hun beurt kunnen overmaken aan de regio. Indien de regio geen oplossing kan bieden, wordt de vraag doorgestuurd naar het federale niveau, waar ze verder naar Defensie georiënteerd kan worden. Binnen Defensie is er een parallelle en simultane behandeling, vertrekkend van de militaire provinciecommandanten naar het stafdepartement Operaties en Training.

 

03.06  Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord op zowat alle vragen.

 

U hebt vermeld dat concrete trainingsfaciliteiten momenteel opgeschort worden, met een aantal uitzonderingen. Verder deelt u mee dat ook in onlinetrainingsfaciliteiten is voorzien. Mij lijkt het dat de evaluatie hiervan waarschijnlijk minder efficiënt zal kunnen gebeuren dan gebruikelijk. Dat heeft onrechtstreeks ook een impact op de zeer belangrijke voorbereiding voor onze internationale engagementen.

 

Het is belangrijk om een gezond evenwicht te bewaren tussen beide domeinen. Hulp aan de Natie is momenteel uiteraard van cruciaal belang en als Defensie daar een bijdrage aan kan leveren, dan is dat aan te bevelen. Defensie doet dat ook zeer plichtbewust, ze zijn er als men hen nodig heeft. Wat dat betreft dus alle lof voor ons militair personeel.

 

Naar aanleiding van uw beleidsbrief hebt u van onze fractie mogen horen dat hulp aan de Natie, hoe waardevol ook op dit moment, laat dat duidelijk zijn, niet als een prioriteit bestempeld mag worden en eigenlijk ook geen echte kerntaak is van onze Defensie.

 

De kerntaken zijn andere zaken: de beveiliging van ons grondgebied, steun aan buitenlandse operaties, en zo meer. Het is heel belangrijk op dit moment het evenwicht goed te bewaken. De hulp aan de Natie mag niet ten koste gaan van de voorbereiding van onze militairen om de taken uit te voeren die zij eigenlijk als eerste prioriteit moeten uitvoeren.

 

Wat uw antwoord inzake de samenwerking met de lokale overheden betreft, weet ik niet hoe die in de praktijk zal lopen. U zegt dat de lokale overheden zich kunnen wenden tot de regionale overheden om te bekijken wat er mogelijk is. Ik meen dat er dan toch zeer concrete richtlijnen en een zeer doelgerichte communicatie moeten bestaan zodat de lokale overheden weten wat zij kunnen verwachten, bij wie zij terechtkunnen, en waar zij op kunnen rekenen inzake de samenwerking met Defensie.

 

Ik meen dat de communicatie hier bijzonder belangrijk is. Zoals u weet, hebben de lokale overheden op dit moment eigenlijk weinig voeling met de beslissingen die soms over hun hoofd heen worden genomen. Ik meen dat communicatie op dat vlak zeer cruciaal is.

 

03.07  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, je remercie la ministre pour sa réponse complète qui indique bien son objectif de faire de la composante médicale une composante à part entière et digne de respect, avec les moyens à lui fournir tant sur les plans humain que matériel. Elle vise donc à en amplifier son ambition. C'est courageux de sa part. C'est nouveau et je la remercie, au nom du groupe socialiste, de travailler dans ce sens.

 

En effet, dans une crise aussi importante et aussi longue,- ce n'est pas fini - alors que les autorités locales, et celles des entités fédérées sont parfois démunies, il ne reste que la Défense vers laquelle nous pouvons nous tourner, à côté des zones de secours ou de la protection civile.

 

Quand j'entends parfois certains de mes collègues qui relativisent l'aspect et le concept d'aide à la Nation au cours des débats budgétaires ou ceux liés à votre note de politique générale, je me dis que vous avez bien fait de l'avoir réinscrit. Je voudrais, par votre intermédiaire, remercier les membres de cette composante qui font un travail remarquable.

 

03.08  Mélissa Hanus (PS): Je rejoins les propos de mon collègue député socialiste, M. Lacroix, à propos de l'aide apportée ces derniers mois. En complément à ma question qui était plus orientée sur la question du manque de personnel infirmier, je tenais à vous remercier, madame la ministre, pour l'aide qui a été fournie depuis que vous êtes en charge de la Défense. L'aide fournie par ce secteur, au niveau de ma province, a été accueilli positivement par les infrastructures hospitalières luxembourgeoises lesquelles sont sous la coupole de l'intercommunale Vivalia.

 

Je suis rassurée quant à la pérennité de ces aides. Je transmettrai le message à mes collègues locaux.

 

Pour la question de la pénurie d'infirmières, problématique structurelle dépassant clairement vos compétences et la portée de votre action en tant que ministre de la Défense, je prends note des initiatives que vous avez prises pour soutenir les hôpitaux ou nos maisons de repos dans la lutte actuelle contre le covid-19.

 

03.09  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het spreekt voor zich dat de eerste taak van Defensie het operationele is, de bescherming van het grondgebied. Het is ook goed te horen en te zien op het terrein dat Defensie waar nodig ook kan helpen, zoals in de woonzorgcentra is gebeurd en nu ook met betrekking tot de uitrol van de vaccinatie. Ik denk dan aan de tien mobiele teams voor vaccinatie waarover u sprak en het ter beschikking stellen van kwartieren om een vaccinatiecentrum uit te rollen. Dat werd ook goed gecommuniceerd op het terrein. De lokale overheden en de desbetreffende kwartieren hebben daarover goed kunnen overleggen.

 

Ik hoor ook een openheid om, indien nodig, de lokale besturen bij te staan. Zij moeten dit doen via de geëigende weg, via de gouverneur en de deelstaten. Dat is alvast goed om te weten. Het zou ook goed zijn als de lokale overheden weten dat dit een mogelijkheid is. Misschien is daar een taak weggelegd voor de gouverneurs om dat onder de aandacht te brengen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- Annick Ponthier aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Het aantal besmettingen met het covidvirus bij Defensie" (55011350C)

- Christophe Lacroix aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De besmetting van 75 Belgische soldaten met het coronavirus" (55011430C)

04 Questions jointes de

- Annick Ponthier à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le nombre de contaminations au coronavirus à la Défense" (55011350C)

- Christophe Lacroix à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La contamination de 75 soldats belges au coronavirus" (55011430C)

 

04.01  Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, mijn vraag dateert al van een tijdje geleden. Intussen hebben wij via een persbericht en via uw antwoord van daarnet vernomen dat er op dit moment 1.641 positieve gevallen zijn, van wie één personeelslid in het ziekenhuis werd opgenomen en van wie jammerlijk genoeg vier mensen overleden zijn. Op mijn eerste vraag over het aantal besmettingen hebt u dus al geantwoord, maar u mag dat altijd aanvullen.

 

Voor de overige vragen verwijs ik naar de schriftelijk ingediende vragen.

 

De tweede covidgolf blijft niet zonder gevolgen. Het aantal besmette personen neemt met rasse schreden toe.

 

Hoeveel besmettingen werden er tot op heden binnen Defensie (militair en burgerpersoneel) al vastgesteld? Werden er hiervan personen in het ziekenhuis opgenomen? Zijn er momenteel personen die in quarantaine zitten zonder symptomen? Zo ja, hoeveel?

 

Op welke diensten zijn deze personen tewerkgesteld?

 

Wanneer werden de eerste besmettingen vastgesteld?

 

Worden er (behalve de reguliere richtlijnen) bijkomend specifieke maatregelen genomen of richtlijnen verzonden om verspreiding tegen te gaan?

 

De voorzitter: Dat lijkt mij een goede suggestie om wat tempo in de vergadering te krijgen.

 

04.02  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, je vous demande de bien vouloir noter que je transforme ma question n° 55011432C en question écrite. En effet, je devrai me reconnecter à l'assemblée parlementaire du Conseil de l'Europe.

 

Cette question-ci date de plusieurs mois. Elle avait essentiellement trait à la contamination de 75 soldats belges au coronavirus lors de l'exercice de l'OTAN de Bergen-Hohne en Allemagne. Je vais l'actualiser et l'abréger.

 

Madame la ministre, je voudrais savoir quelles sont les mesures de prise en charge après le retour des militaires afin d'en tirer les conclusions? Quelles sont les recommandations pour éviter les risques de contamination de nos militaires à l'occasion de ces grands exercices? Qu'est-il fait avant leur départ et qu'est-il fait après leur retour?

 

Je voulais des précisions quant à la nature de l'exercice. Tous les exercices militaires revêtent-ils un degré d'urgence tel qu'ils doivent se tenir, dans un contexte bilatéral ou dans un contexte multilatéral? Il me semble, en tout cas aujourd'hui, que l'une des préoccupations majeures du pays, c'est la situation intérieure de ce pays. En fonction de l'étude et des renseignements dont vous disposez, est-il nécessaire ou non de suspendre ces missions d'exercices militaires à l'étranger? Oui ou non? Est-ce utile ou n'est-ce pas pertinent?

 

04.03 Minister Ludivine Dedonder: Aan de personeelsleden van Defensie wordt sinds het begin van de pandemie gevraagd om een besmetting met het coronavirus of een quarantaine te melden via hun lokale arbeidsgeneeskundige cel. Defensie heeft, net zoals elke werkgever, geen kennis van de exacte diagnose van een afwezige om gezondheidsredenen. Dat valt immers onder het medisch geheim. Momenteel telt Defensie in totaal ongeveer 1.641 positieve gevallen. Er werden tot op heden een tiental militairen in het ziekenhuis opgenomen. Vier militairen zijn overleden. Defensie verzamelt de cijfers per arbeidsgeneeskundige cel, die meerdere eenheden en kwartieren op verschillende regionale locaties ondersteunt.

 

De eerste besmettingen bij Defensie werden, net zoals in de rest van België, opgetekend sinds de start van de pandemie. Defensie volgt de richtlijnen van de federale overheid en past die rigoureus toe. Vanuit het DG Health & Well-being is allerlei gezondheids-, veiligheids- en preventieadvies verstrekt aan de top van Defensie en de hiërarchische lijn. Zo heeft de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk denkkaders opgesteld op maat van Defensie. De voorzorgsmaatregelen worden continu aangepast aan de evolutie van de pandemie en via verschillende kanalen door de top van Defensie onmiddellijk gecommuniceerd en in herinnering gebracht.

 

Wanneer een positief covidgeval wordt geconstateerd, wordt onverwijld een repatriëring georganiseerd onafhankelijk van de gezondheidstoestand. In geval van verslechtering van de gezondheidstoestand wordt zo een situatie vermeden waarin de middelen voor behandeling ter plaatse niet geschikt zijn. Binnen- en buitenlandse opdrachten komen actueel niet in het gedrang door covidbesmettingen.

 

Een interne richtlijn voorziet erin dat wie in quarantaine moet, indien de functie het toelaat kan blijven werken via telewerk. Voor de functies waarin telewerk mogelijk is, werd geprobeerd om zoveel mogelijk medewerkers te voorzien van een laptop. Medewerkers die enkel beschikken over een desktop, hebben uitzonderlijk de toelating gekregen hun computer mee te nemen naar huis om op die manier toch aan telewerk te kunnen doen.

 

Tout comme pour les missions, un détachement qui part pour un exercice excédant les 48 heures est mis en quarantaine; son personnel est testé deux jours avant le déploiement afin d'éviter une exportation du virus vers le pays concerné ou une transmission au sein du détachement. Une analyse de risques est effectuée et les résultats sont traduits en recommandations et ordres détaillés.

 

L'exercice à Bergen-Hohne avait pour objectif d'entraîner le personnel dans un camp d'entraînement offrant des possibilités qui n'existent pas en Belgique. Ce genre d'entraînement prépare les participants à un engagement opérationnel et est par conséquent considéré comme essentiel. La situation de ces militaires est suivie par la Composante médicale, et des leçons seront effectivement tirées.

 

La DG Santé et Bien-être, responsable pour la surveillance épidémiologique, analyse les données relatives au covid-19 issues du traçage organisé par la Composante médicale et utilise les résultats pour mieux cibler les mesures de prévention au sein de la Défense.

 

La Défense souhaite, avec les moyens dont elle dispose, assister au maximum la population en général et, en particulier, les services concernés par le covid-19.

 

Le CHOD a pris les mesures nécessaires afin de garantir les missions et les tâches essentielles de la Défense tout en libérant un maximum de capacités pour appuyer la lutte contre le covid-19.

 

04.04  Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, uw antwoord was allesomvattend; ik dank u daarvoor en heb geen verdere vragen.

 

04.05  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, pour la première fois, je suis d'accord avec Mme Ponthier. Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse précise et particulièrement éclairante.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Annick Ponthier aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De houding van de NAVO t.o.v. Turkije en president Erdogan" (55011351C)

05 Question de Annick Ponthier à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La position de l'OTAN face à la Turquie et au président Erdogan" (55011351C)

 

05.01  Annick Ponthier (VB): Ook al dateert de gebeurtenis die de aanleiding tot de vraag vormde, van een tijdje geleden, de vraag is er, helaas, niet minder actueel op geworden. Na de laffe onthoofding van een leerkracht liet president Macron zich fel uit over het islamradicalisme en verdedigde hij het recht te allen tijde op de vrijheid van meningsuiting. Turks president Erdogan reageerde hierop zeer bits en zelfs agressief, waarbij hij de Franse president onder andere een gebrek aan psychische gezondheid toeschreef. Of dat volkomen terecht is of niet, laat ik in het midden.

 

Hoe dan ook, de uitlating van president Erdogan heeft toch wel internationaal reacties losgeweekt. Zo is in een aantal islamitische landen de kritiek op de houding van Macron gegroeid en wordt er onder andere opgeroepen tot een boycot van Franse producten. Anderzijds veroordeelt de EU de toch wel agressieve en buitensporige uitspraken van Erdogan en is men echt van oordeel na de zoveelste provocatie en unilaterale acties in de Middellandse Zee op rij dat Turkije ervoor kiest zichzelf te isoleren. Ook bij de NAVO groeit de bezorgdheid omtrent de houding van een bondgenoot, zoals Turkije er een is. De militaire escapades van Erdogan spreken voor zich. De NAVO heeft dan ook wel aangedrongen op een spoedige beëindiging van de vele bestaande conflicten, maar geeft toch ook wel aan dat de relaties ten opzichte van Turkije steeds moeilijker beginnen te worden.

 

Hoe evalueert u die aanhoudende provocaties van een NAVO-lidstaat als Turkije?

 

Wat zal onze houding zijn op de volgende top van de NAVO in februari of de volgende bijeenkomst van het NAVO-parlement waarvoor wij toch gastland zijn? Hopelijk zult u daar het woord nemen voor onze gasten.

 

Deelt u de mening dat ondanks het feit dat Turkije een geografisch strategische interessante positie inneemt, de provocatieve houding van de president op termijn alsmaar minder houdbaar is en dus het NAVO-lidmaatschap ook onder druk komt te staan en ondermijnd zal worden?

 

05.02 Minister Ludivine Dedonder: De Belgische houding in de NAVO wordt bepaald door de regering. Uitgaand van de Belgische belangen zoekt België steeds naar een consensus in de alliantie, waarbij gestreefd wordt naar een evenwicht tussen een kordate houding en het respect voor een NAVO-bondgenoot. Tijdens de NAVO-ministerraad van eind oktober hebben de lidstaten geijverd voor een de-escalatie van de toestand in de oostelijke Middellandse Zee. De Belgische regering en Defensie bepalen hun standpunt op basis van concrete dossiers, veeleer dan op basis van publieke uitspraken. Om die reden wenst Defensie niet te reageren op de in de vraag vermelde uitspraak van president Trump. De NAVO is een platform waar bondgenoten dagelijks samenkomen en waar meningsverschillen kunnen worden besproken en vervolgens aangepakt.

 

05.03  Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, dank voor uw antwoord. Ik ben ook lid van het NAVO-parlement, waar de thematiek ook regelmatig aan bod komt. De voorzitter zal dat kunnen beamen.

 

Met betrekking tot Turkije vind ik de houding van onze regering, zowel in uw beleidsbrief, als in de beleidsbrief van uw collega, de minister van Buitenlandse Zaken, zeer vaag en vind ik dat ze te weinig een standpunt inneemt tegen het destabiliserende, eigengereide en agressieve optreden van president Erdogan, die dan ook nog eens wordt beschouwd als bondgenoot in het oostelijke Middellandse Zeegebied, in Libië, in Noord-Syrië en in de zuidelijke Kaukasus. Turkije speelt in verschillende conflicten waar de NAVO zich niet in mengt, cavalier seul.

 

Wat het Vlaams Belang betreft, moet het NAVO-lidmaatschap van dat land dan ook minstens ter discussie worden gesteld of bekritiseerd worden door de NAVO. Dat gebeurt op het moment op een zeer makke manier door middel van deconflictiseringsgesprekjes met de president enerzijds en met de secretaris-generaal van de NAVO anderzijds. Ik vind dat de regering hierin een sterke houding dient aan te nemen, uiteraard in samenspraak met de EU, want de houding van Turkije wordt alsmaar agressiever en assertiever. Ik denk dat noch de NAVO noch ons land daar enig baat bij heeft.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van Annick Ponthier aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De uitbraak van coronavirus in de KMS van Saffraanberg" (55011353C)

06 Question de Annick Ponthier à Ludivine Dedonder (Défense) sur "L'épidémie de coronavirus à l'ERM de Saffraanberg" (55011353C)

 

06.01  Annick Ponthier (VB): Onlangs kwam er aan het licht dat er in de Koninklijke Militaire Schoon van Saffraanberg een uitbraak van het coronavirus was, met een aantal besmettingen en bijgevolg ook leerlingen en militairen die in quarantaine moesten.

 

Kan u meer duiding geven bij het voorval? Wanneer werd de besmetting opgemerkt? Om hoeveel besmettingen gaat het? Hoeveel mensen (militair of ander personeel en studenten) zijn er in quarantaine gegaan?

 

Werd er onderzocht hoe de besmetting is ontstaan? Zo ja, wat was de oorzaak?

 

Welke gevolgen heeft het aantal personen dat in quarantaine is gegaan voor de werking van de school? Wordt er afstandsonderwijs georganiseerd? Werden er aanpassingen gedaan in het onderwijsaanbod ter plaatse?

 

Werden er voorts nog bijkomende veiligheidsmaatregelen genomen?

 

06.02 Minister Ludivine Dedonder: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Ponthier, allereerst wil ik opmerken dat de vormingsorganismen van Defensie niet geïsoleerd zijn van de rest van de maatschappij. De leerlingen gaan in het weekend naar huis, waar zij besmet kunnen raken, waarna zij die besmetting meebrengen naar de werkplek.

 

Er kan ook niet gesproken worden van een enkele uitbraak van COVID-19 in de KSOO. Er zijn in de school namelijk zowel leerlingen als kaderpersoneel besmet. De eerste gevallen dateren van eind augustus. Een exact moment waarop meerdere mensen werden besmet; kan niet worden geïdentificeerd.

 

Het is dus niet mogelijk om cijfers te geven voor één enkele uitbraak, aangezien de situatie dagelijks evolueert. In de periode van 11 september tot en met 21 oktober werden volgens de cijfers van 27 oktober van het National Movement Coordination Centre in totaal zestien personen positief getest in de KSOO.

 

Een besmetting wordt vastgesteld wanneer een leerling of personeelslid meldt dat hij of zij positief heeft getest. Elk personeelslid van Defensie is verplicht om een positieve test te melden aan het NMCC, de arbeidsgeneesheer en zijn eenheidsadjudant. Wanneer iemand positief heeft getest, wordt die persoon onmiddellijk in quarantaine geplaatst en staat het NMCC in voor de opsporing van de hoogrisicocontacten binnen Defensie. Telkens wanneer een leerling symptomen vertoont, zal de werkbubbel van de leerling in afwachting van het testresultaat onmiddellijk preventief worden afgezonderd van alle andere werkbubbels.

 

Een besmetting kon worden teruggebracht naar twee leerlingen uit verschillende werkbubbels die samen carpoolen. Daarnaast zijn er nog andere besmettingen waarbij de bron niet duidelijk kon worden geïdentificeerd, aangezien deze zich in de privésfeer hadden voorgedaan.

 

Waar mogelijk wordt afstandsonderwijs georganiseerd. Dat is echter niet mogelijk voor alle lessen, bijvoorbeeld voor het schootsonderricht, terwijl dat wel een essentieel onderdeel van de militaire basisvorming is. Bijgevolg wordt er per leerplan nagegaan welke lessen via afstandsonderwijs kunnen worden georganiseerd, welke lessen, mits naleving van de preventieve maatregelen, veilig kunnen worden gegeven en welke lessen, ondanks de preventieve maatregelen, niet veilig kunnen worden georganiseerd. Die laatste worden geschrapt.

 

Voor de leerlingen die in quarantaine moeten, wordt geval per geval, bekeken welke lessen via afstandsleren kunnen worden gevolgd en welke lessen nadien moeten worden ingehaald. De bestaande richtlijnen zijn al uitermate strikt. Zo wordt sterk ingezet op het toepassen van de algemene hygiëneregels, zoals het gebruik van mondmaskers, de handhygiëne en het plaatsen van scheidingswanden.

 

De leerlingen worden eveneens onderverdeeld in werkbubbels die gehandhaafd worden doorheen de dagelijkse activiteiten van de leerlingen. Naast de onderlinge social distancing binnen die werkbubbels wordt er eveneens gestreefd naar distancing tussen de werkbubbels, ook door delokalisatie, waarbij een deel van de opleiding verplaatst wordt naar bijvoorbeeld Leopoldsburg. Zo wordt het aantal leerlingen in Saffraanberg beperkt. Alle activiteiten waarvoor de maatregelen onvoldoende kunnen worden toegepast en waarvoor het risico op besmetting te hoog is, zijn geschrapt.

 

Momenteel wordt er binnen de KSOO naar gestreefd de bestaande maatregelen zo doeltreffend mogelijk na te leven. Daar wordt zowel tijdens als buiten de diensturen op toegezien. Sinds 22 oktober zijn bovendien in alle vormingsorganen de niet-statutaire vormingen opgeschort om het aantal leerlingen in de scholen te beperken.

 

Deze vormingen kunnen in sommige gevallen wel nog doorgaan via afstandsleren.

 

De zeer strikte naleving van deze regels zou de verspreiding van het coronavirus moeten tegengaan. We blijven daarom inzetten op sensibilisatie met het oog op het naleven van de richtlijnen, niet alleen in de scholen, maar ook in de privésfeer.

 

06.03  Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het omstandige antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Jasper Pillen aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Wearables en Defensie" (55011356C)

07 Question de Jasper Pillen à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Les objets connectés et la Défense" (55011356C)

 

07.01  Jasper Pillen (Open Vld): Mevrouw de minister, in de vergadering van de commissie voor Landsverdediging van 18 juli 2018 meldde de toenmalige minister van Defensie Vandeput dat er naast sensibilisering ook een nieuwe richtlijn met betrekking tot het gebruik van smart devices, zowel in het binnenland als tijdens operaties in het buitenland, in de pijplijn zat. Dat had te maken met het feit dat apps als Strava gevoelige informatie prijsgeven over militairen en waar ze zich op dat moment bevinden. Overigens heb ik ook in het archief nog berichten daarover teruggevonden van minister De Crem uit 2012.

 

Er zou dan ook sprake geweest zijn van een kolonel die het had over de manier waarop Rusland deze zaken opvolgt, om zo de Belgische en Europese militaire activiteiten in het algemeen op te volgen. Gisteren werd er nog een filmpje gedeeld door een anoniem militair Twitteraccount met beelden van Franse soldaten in Afrika. Aan de hand daarvan was makkelijk aan te tonen waar zij zich precies bevonden. Daarover heb ik een aantal vragen.

 

Mevrouws de minister, is de nieuwe richtlijn waarvan sprake was in 2018 klaar? Kunt u daar een toelichting bij geven? Kan het Parlement die richtlijn krijgen?

 

Bent u van mening dat deze richtlijn en de preventie en sensibilisering daaromtrent voldoende zijn, of zult u extra maatregelen treffen? Kunt u verdere toelichting geven over de best practices van onze eigen Defensie en van onze partners?

 

07.02 Minister Ludivine Dedonder: Defensie stelde eind 2018 twee interne documenten op met betrekking tot het gebruik van portable electronic devices (PED). Een eerste document ging over het gebruik van mobiele elektronische devices binnen Defensie, opgesteld door de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid. Een tweede document handelde over het gebruik van PED's in operaties en oefeningen en werd opgesteld door het stafdepartement operaties en training.

 

Het eerste document omvat de algemene richtlijnen. Het tweede specifieert de maatregelen per type inzet te nemen en de daaraan gekoppelde cyberdreiging. Beide documenten vullen de bestaande richtlijnen aan en verduidelijken onder welke voorwaarden PED's mogen worden gebruikt.

 

Indien vereist kunnen er nog extra praktische aanbevelingen gegeven worden in functie van bijvoorbeeld specifieke landen.

 

Generieke aanbevelingen zijn eveneens beschikbaar op de interne cyberpagina's van Defensie. Ze kunnen verkregen worden op aanvraag. De algemene voorzorgsmaatregelen die in deze documenten worden voorgeschreven, zijn ook van toepassing op werken op afstand.

 

De preventie en sensibilisering zijn afdoende, maar fouten kunnen nooit uitgesloten worden. De richtlijnen zijn beschikbaar voor elk lid van Defensie. Jaarlijks moet elke militair een onlinebriefing over cybersecurity awareness volgen. Het risico verbonden aan het gebruik van PED wordt permanent geëvalueerd door ADIV. Naast de cyberawareness briefing, die voor elke operatie herhaald wordt, kunnen bijkomende richtlijnen worden gegeven.

 

Indien er ook buitenlandse richtlijnen van toepassing zijn voor Belgische militairen, wordt de meest restrictieve richtlijn toegepast. Het document met betrekking tot het gebruik van PED in operaties en oefeningen is gebaseerd op de Britse richtlijnen. Zo wordt er gebruikgemaakt van kleurcodes die gelinkt zijn aan de dreigingsanalyse, met daaraan gekoppeld de maatregelen die genomen moeten worden.

 

07.03  Jasper Pillen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, als het mogelijk is zou ik die documenten graag ontvangen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55011432C van de heer Lacroix wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

08 Question de Kattrin Jadin à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La transition énergétique à l’armée" (55011568C)

08 Vraag van Kattrin Jadin aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De energietransitie bij het leger" (55011568C)

 

08.01  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, le questionnement fait suite au débat que nous avons eu sur la note de politique générale. Je me suis permise de redéposer cette question, puisque les réponses obtenues n'étaient pas concluantes de mon point de vue.

 

En matière d'efficacité énergétique, notre Défense a encore beaucoup de travail devant elle. Nombreux sont les matériaux voire les véhicules militaires qui ont déjà atteints un certain âge dont la consommation d'énergie est assez importante. À long terme, je crains donc que l'on ne pourra pas se passer de remplacer certains équipements militaires. Madame la ministre, ma question à ce sujet est simple. Que prévoyez-vous pour améliorer l'efficacité énergétique à la Défense?

 

08.02  Ludivine Dedonder, ministre: Monsieur le président, madame Jadin, la majorité des équipements militaires d'ancienne génération sont en cours de remplacement par des matériels qui seront moins polluants et dotés d'une meilleure efficacité énergétique.

 

Dans ses procédures d'achat, la Défense impose, quand les conditions opérationnelles le permettent, des exigences en matière d'émissions polluantes qui contribuent à la réduction de la consommation des véhicules militaires.

 

Dans le futur, une partie de la flotte de véhicules militaires pourra se voir dotée de technologies hybrides, si les conditions technico-opérationnelles et budgétaires le permettent. Cela contribuera à l'amélioration de l'efficacité énergétique de la Défense.

 

Par ailleurs, la Défense applique la circulaire 307sixies du SPF BOSA du 21 avril 2017 qui a été publiée le 11 mai 2017 pour le renouvellement de son parc de véhicules de type commercial.

 

De même, la construction de futurs quartiers militaires et les rénovations d'infrastructures existantes seront réalisées selon les derniers standards en matière de performance énergétique.

 

La marine est actuellement occupée à renouveler sa flotte de navires. Ceux-ci seront conformes aux normes les plus strictes d'émission, y compris celle de MARPOL Tier 3 et de la réglementation européenne.

 

Les nouveaux chasseurs de mines seront équipés à cet effet d'une installation de traitement des gaz d'échappement, afin de diminuer l'émission de NOx. Les nouvelles frégates seront équipées d'une propulsion diesel électrique qui réduira sensiblement la consommation par rapport aux frégates actuelles.

 

La marine a également pris diverses mesures pour les navires actuellement en service. Les moteurs deux temps des petites embarcations sont remplacés au fur et à mesure par des moteurs quatre temps moins polluants. La coque des patrouilleurs sera adaptée en 2023-2024 par un nouveau système limitant la consommation d'énergie. Les turbines à gaz des chasseurs de mines actuels sont remplacées par des moteurs diesel consommant nettement moins de carburant.

 

La composante Air est en pleine transformation et remplace sa flotte volante dans tous les domaines aériens. Cette opportunité permet de faire mieux qu'avant en termes d'efficacité énergétique.

 

Avec les nouveaux projets d'infrastructure à la suite de l'introduction de nouveaux systèmes d'armes dans les différentes unités de la composante Air, un pas gigantesque sera franchi vers la réduction des émissions de CO2 comme entre autres l'utilisation de l'électricité verte, une isolation élevée, l'utilisation maximale des eaux de pluie, etc.

 

Le matériel aircraft ground equipment acquis pour le F-35 et le MQ9B est dans sa grande majorité de type hybride. Cela signifie qu'il existe deux options d'alimentation électrique: l'électricité, connectée à l'infrastructure, et l'énergie propre diesel. Avec l'arrivée de la nouvelle infrastructure, ce matériel fonctionnera presqu'entièrement à l'électricité sur nos bases, de sorte que presqu'aucune émission de CO2 ne sera générée.

 

De même, le nouveau complexe F-35 et MQ9B sera volontairement construit de manière compacte avec l'intention de favoriser la mobilité douce, les déplacements à pied, les petits véhicules électriques, les vélos, etc.

 

08.03  Kattrin Jadin (MR): Merci beaucoup. J'ai bien fait de poser cette question, madame la ministre, parce que j'ai reçu énormément de détails. Je constate que non seulement il y a déjà des projets très concrets avec la marine et l'armée de l'air, mais qu'il y a aussi des prévisions pour l'infrastructure. J'aurai une question ultérieurement sur l'avenir de nos casernes. C'est d'ailleurs peut-être l'occasion de glisser une ou deux questions complémentaires. Je veux vous dire merci aussi. Je pense, en effet, que ce sont de bonnes décisions.

 

Une petite remarque: j'ai été anciennement présidente de la commission Dieselgate. J'ai toujours été de ceux qui considèrent que, par rapport à d'autres carburants, le diesel est le moins polluant en termes d'émissions de CO2. Je constate que Mme la ministre et la Défense partagent cette même philosophie!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de Kattrin Jadin à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La nouvelle politique en termes de revenu à l’armée" (55011569C)

09 Vraag van Kattrin Jadin aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Het nieuwe verloningsbeleid bij het leger" (55011569C)

 

09.01  Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, afin d'augmenter l'attractivité d'une carrière à la Défense, une nouvelle politique en terme de revenu est, entre autres, prévue au cours de cette législature. Dans le but de préparer au mieux la réévaluation des revenus, un audit externe a été commandé. Or, selon mes informations, cet exercice aurait également pu être commandité par la centrale de l'état-major.

 

Madame la ministre, mes questions à ce sujet sont les suivantes. Pour quelles raisons vous avez opté pour un audit externe et non pour une étude commanditée par la centrale de l'état-major? Pour quand pouvez-vous nous attendre les résultats de cette étude?

 

09.02  Ludivine Dedonder, ministre: Chers collègues, ainsi que j'ai eu l'occasion de le répéter à maintes reprises, l'enjeu central pour la Défense au cours de cette législature sera la recapitalisation dans le domaine du personnel. Pour relever ce défi, il faut non seulement recruter, mais aussi pouvoir retenir les femmes et les hommes qui composent la Défense. J'ai pu exposer, en commission, différentes pistes et annoncer des mesures pour y parvenir.

 

Offrir un salaire concurrentiel par rapport à celui proposé par les autres employeurs publics de sécurité est évidemment crucial à cet égard. Pour ce faire, conformément au contenu de la résolution relative à la politique des ressources humaines au sein de la Défense, largement approuvée par ce Parlement le 9 juillet 2020, il a été décidé de faire réaliser un audit indépendant de la Défense pour ce qui concerne la concurrence salariale des métiers de la sécurité de l'autorité fédérale. Il s'agit plus exactement de la demande n° 18 de la résolution au gouvernement.

 

Par ailleurs, le recours à un partenaire externe pour réaliser cet audit était également un souhait des organisations syndicales de la Défense, compte tenu de divergences de points de vue entre elles et l'état-major. En effet, l'accord du 10 juin 2020 entre les partenaires sociaux et le chef de la Défense concernant l'amélioration salariale des militaires demandait également qu'il soit fait appel à un partenaire externe afin de réaliser cette analyse des salaires pratiqués par les différents employeurs de la sécurité publique.

 

Un groupe de travail conjoint de l'état-major de la Défense et des syndicats, accompagné de ce partenaire externe, a été constitué. Les résultats complets de cette étude comparative avec la police seront fournis au plus tard à la fin du premier trimestre 2021. Sur la base de ces résultats et des consultations menées avec les organisations syndicales, je chargerai l'état-major de la Défense de formuler des propositions de valorisation salariale dans les meilleurs délais. Je peux vous assurer qu'il s'agira de délais fort proches.

 

09.03  Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Par ma question principale, je cherchais à savoir ce qui avait motivé le recours à un audit externe par la centrale de l'état-major.

 

Je ne m'étonne pas de vous entendre évoquer les divergences de points de vue entre les syndicats et l'état-major. Il s'agit là d'un problème auquel il faudra remédier dans le cadre de l'évolution des carrières et de l'attractivité de la fonction, qui garde toute son importance pour ce qui est de la rémunération.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Questions jointes de

- Kattrin Jadin à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La construction d’un nouveau quartier militaire à Charleroi" (55011571C)

- François De Smet à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La construction d’une nouvelle caserne militaire à Charleroi" (55011741C)

10 Samengevoegde vragen van

- Kattrin Jadin aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De bouw van een nieuw militair kwartier in Charleroi" (55011571C)

- François De Smet aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De bouw van een nieuwe legerkazerne in Charleroi" (55011741C)

 

10.01  Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, au début du mois de décembre, nous avions appris par voie de presse votre intention de construire une nouvelle caserne à Charleroi. Depuis de nombreuses années, se pose la question de la restructuration de ces casernes dans notre pays. Beaucoup ont été menacées de fermeture. D'autres ont dû par exemple fermer pour différentes raisons.

 

Quelles sont les motivations pour la construction d'une nouvelle caserne? Qu'en est-il en termes de stratégie? Je m'interroge raisonnablement sur le choix de Charleroi.

 

En termes de budgétisation et de moyens alloués à ce projet, où va-t-on aller chercher ces moyens? Cela fait-il partie du plan national d'investissement et de relance? Ce type de projet entre-t-il d'ailleurs dans ce type de financement?

 

En termes de périodicité, comment ce projet va-t-il être mis en œuvre?

 

10.02  François De Smet (DéFI): Madame la ministre, le 25 novembre dernier, vous annonciez que deux casernes militaires seraient construites dans les prochaines années, l’une en Hainaut et l’autre en Flandre occidentale. À cet égard, la ville de Charleroi tiendrait la corde et les investissements seraient de l’ordre de 150 à 200 millions d’euros pour une occupation de près de 1 500 militaires. Si l’étude de faisabilité doit encore être réalisée, vous avez bien confirmé que ce projet de deux casernes était dans le plan de relance du gouvernement fédéral et devait être soumis à la Commission européenne.

 

Il est patent que la perspective d’une caserne militaire peut constituer un élément important d’attractivité en termes d’emploi, de surcroît dans une ville comme Charleroi qui compte encore malheureusement un fort taux de chômage mais également sur le plan économique.

 

En conséquence, madame la ministre, l’implantation de Charleroi comme l’une des deux nouvelles casernes militaires est-elle depuis confirmée? Dans l’affirmative, quel est le calendrier prévu en termes d’étude et sur le plan procédural?

 

10.03  Ludivine Dedonder, ministre: Monsieur le président, je tiens tout d'abord à apporter une précision à Mme Jadin. Vous n'aurez certainement pas lu que j'ai annoncé Charleroi dans la presse parce que j'ai été questionnée. Je m'étonnais aussi que cette question puisse m'être posée. J'ai donc bien précisé que des études étaient en cours mais que le choix de la localité n'était pas arrêté.

 

Madame Jadin, monsieur De Smet, les nouveaux quartiers devraient venir dans les zones à faible présence militaire, c'est-à-dire les provinces de Flandre orientale et de Hainaut. Aucun choix de site n'a été décidé à ce stade. Les projets seront présentés au Conseil des ministres pour accord.

 

Une liste non exhaustive de critères a été établie qui s'ajoute à la disponibilité de terrains suffisamment étendus pour les futures installa­tions militaires. Le concept prévoit par ailleurs le partage ou la mutualisation d'installations avec des partenaires extérieurs à la Défense.

 

Sur le plan du personnel, le concept doit assurer une diversité d'emplois militaires et un potentiel de recrutements significatif. La possibilité d'effectuer des carrières nomades d'un ou plusieurs employeurs locaux ou régionaux vers la Défense et inversement et le partage de main-d'œuvre avec des partenaires font partie du concept.

 

La proximité d'une école secondaire offrant l'option Défense et sécurité, de centres d'expertise et d'excellence et de centres de formation professionnelle et/ou continuée constitue également un élément important du concept.

 

Dans le domaine de la recherche et du développe­ment, on envisage la possibilité de partenariats avec le monde académique et le monde de l'entreprise.

 

Enfin, en matière de mobilité, il faut mentionner la proximité de transports en commun, la mobilité douce et l'accessibilité pour du charroi lourd.

 

Les montants d'investissement nécessaires n'ont pas encore été définis à ce stade.

 

10.04  Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, je vous remercie et ferai juste une petite remarque. Je vous ai fait part de ce que j'ai lu dans la presse. Ce qu'elle en a fait par rapport à ce que vous aviez annoncé ne m'appartient pas. J'ai en tout cas voulu en savoir un tout petit peu plus. Je vous remercie d'avoir précisé cela dans votre réponse.

 

Comme vous l'avez dit, de nombreuses questions restent ouvertes sur lesquelles nous aurons encore à nous pencher dans les mois à venir.

 

10.05  François De Smet (DéFI): Monsieur le président, je n'ai pas de remarque supplémentaire. Je remercie la ministre pour sa réponse très claire. Nous ferons également le suivi du dossier.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Kattrin Jadin à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Les attachés de Défense" (55011572C)

11 Vraag van Kattrin Jadin aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De defensieattachés" (55011572C)

 

11.01  Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, au cours des dernières années, de nombreux postes d'attachés de Défense ont été fermés dans le cadre de la réorganisation du réseau d'attachés militaires. Selon mes informations, ils devraient actuellement encore être une quinzaine à avoir subsister. Or, vu l'envenimement de l'environne­ment international de sécurité, il ne serait pas plus mal d'avoir des experts militaires sur place dans les pays plus fragiles ou se trouvant en crise.

 

Madame la ministre, mes questions à ce sujet sont les suivantes. Quid du réseau des attachés de la Défense? Combien d'entre eux sont encore désignés dans des postes à l'étranger? Comptez-vous en réduire encore plus ou alors revoir la politique en la matière?

 

11.02  Ludivine Dedonder, ministre: Le dispositif actuel des attachés de Défense a été approuvé par le ministre de la Défense fin 2018 et compte depuis l'année passée 22 attachés de Défense et 5 attachés de sécurité belge déployés à travers le monde, auxquels il convient d'ajouter les deux conseillers militaires auprès de l'ONU et de l'OSC.

 

Chaque attaché de Défense couvre une zone d'accréditation comprenant un ou plusieurs pays et éventuellement une organisation internationale. Au total, quelque 90 accréditations sont assurées par ce réseau d'attachés de Défense. Cette année, le dispositif fera l'objet d'une nouvelle étude pour l'adapter aux besoins géostratégiques.

 

Vu l'importance de ce réseau pour la diplomatie de Défense belge et le suivi de ces opérations, une réduction n'est actuellement pas à l'ordre du jour.

 

11.03  Kattrin Jadin (MR): Je vous remercie, madame la ministre, pour votre réponse complète.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de Kattrin Jadin à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le recrutement de 10 000 nouveaux soldats" (55011573C)

12 Vraag van Kattrin Jadin aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De rekrutering van 10.000 nieuwe soldaten" (55011573C)

 

12.01  Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, vous avez annoncé vouloir recruter plus de 10 000 nouveaux soldats d'ici la fin de la législature. Ce recrutement est absolument indispensable pour remettre la Défense en ordre de marche en termes d'effectifs ainsi que pour absorber les départs naturels des années à venir car d'ici la fin 2023, 4 705 soldats partiront à la retraite. Outre les nombreuses retraites, il y a également la difficulté de trouver des personnes spécifiques à vraiment tous les profils recherchés. Malgré l'augmentation de la visibilité du recrutement de la Défense au cours des dernières années, certains postes vacants n'ont pas su être réattribués faute de candidats.

 

Madame la ministre, mes questions à ce sujet sont les suivantes. Pouvez-vous nous dire comment vous souhaitez procéder pour recruter les 10.000 nouvelles recrues? Comment comptez-vous accéder aux profils spécifiques recherchés? Vis-à-vis des coupes budgétaires annoncées pour 2021, comment sera organisé le financement de la politique de personnel?

 

12.02  Ludivine Dedonder, ministre: Vous m'interrogez sur le recrutement de plus de 10 000 nouvelles recrues. Je renvoie à ma note de politique générale dans laquelle je détaille pas mal d'aspects pour recruter du personnel supplémentaire.

 

Afin de toucher les profils spécifiques évoqués, une attention particulière est consacrée aux postes techniques vacants. Pour les sous-officiers techniciens, un court préparatoire à l'examen d'entrée est notamment mis en place en collaboration avec le FOREM et le VDAB. Initialement, les moyens budgétaires permettant le recrutement annuel de 2 300 militaires étaient prévus. Les nouveaux objectifs fixés nécessitent 200 recrutements annuels supplémentaires. Les moyens budgétaires pour ce faire seront dégagés ainsi que pour d'autres initiatives visant à infléchir la courbe des effectifs, et ce, malgré l'économie de 0,89 % que nous devons réaliser dans le cadre de la pandémie.

 

12.03  Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, ces questions je vous les avais posées dans le cadre du débat de la note de politique générale pour laquelle je n'avais pas reçu de réponse, raison pour laquelle je me suis permise de la réitérer. J'avais besoin de recevoir des réponses que j'ai désormais reçues et ce n'était pas pour vous embêter.

 

12.04  Ludivine Dedonder, ministre: Cela ne m'embête pas du tout, au contraire.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Questions jointes de

- Kattrin Jadin à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La pérennisation de l’IRMEP à Eupen" (55011575C)

- Kattrin Jadin à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La pérennisation du Lager Elsenborn" (55011576C)

13 Samengevoegde vragen van

- Kattrin Jadin aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Het voortbestaan van het KMILO te Eupen" (55011575C)

- Kattrin Jadin aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Het voortbestaan van het kamp Elsenborn" (55011576C)

 

13.01  Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, c'est une question qui ne vous étonnera pas puisque députée de la circonscription de Liège, je m'enquière régulièrement de l'avenir de nos casernes, que ce soit celle d'Elsenborn ou l'IRMEP – le Centre d'éducation physique d'Eupen – ou encore le 12/13 Li (Light Infantry Battalion) de Spa.

 

Régulièrement, ces quinze dernières années, ces implantations ont été menacées avant qu'on ne se rende compte de leur utilité, notamment en matière de recrutement. Avoir des casernes de recrutement à proximité pour nos nouvelles recrues peut constituer un attrait important. Avoir aussi la possibilité de continuer à former les soldats qui formeront eux-mêmes à l'éducation physique nos nouvelles recrues me paraît essentiel parce qu'il s'agit d'une formation très spécifique. Je tiens pour cela à ce que lesdites implantations d'Eupen, d'Elsenborn et de Spa pussent avoir un avenir et faire l'objet de nouveaux investissements.

 

13.02  Ludivine Dedonder, ministre: La Défense n'a actuellement pas l'intention de changer la localisation de l'IRMEP ni ses missions. Récemment l'accord avec la ville d'Eupen concernant une utilisation partagée pendant au moins vingt ans des terrains de sport de Schönefeld y compris le transfert de propriété de la piste d'athlétisme et du hall sportif du stade Roi Baudouin a permis d'optimiser l'exploitation des installations de l'IRMEP.

 

Au niveau de ces infrastructures, la Défense planifie des travaux d'entretien et de rénovation permettant d'améliorer l'empreinte énergétique de l'institut. Il est prévu en 2021 une réduction de cinq postes à l'IRMEP à la suite de l'outsourcing de la garde du quartier décidé par le précédent gouvernement.

 

Concernant la caserne d'Elsenborn, la Défense n'a actuellement pas non plus l'intention de changer sa localisation ni ses missions. Dans le cadre de la Vision stratégique 2016, l'appui logistique du camp d'Elsenborn a été externalisé. L'avenir du camp est assuré et celui-ci continuera à jouer un rôle primordial dans la formation de nos militaires.

 

Sur le plan des infrastructures, la Défense a là aussi prévu des travaux permettant d'améliorer l'empreinte énergétique et de réduire la consommation en eau. Il est prévu en 2021 une réduction de 27 postes à la caserne d'Elsenborn à la suite de l'outsourcing de la garde du quartier.

 

13.03  Kattrin Jadin (MR): Ce sont, monsieur le président et madame la ministre, de très bonnes nouvelles. Je le pense vraiment parce que vous ne le savez peut-être pas, mais je bataille très fermement depuis déjà des années pour avoir une pérennité.

 

À la ville d'Eupen, dont je suis également échevine, nous avons d'ailleurs veillé à ce que nous puissions contribuer et faire de notre mieux pour garantir la future implantation de l'IRMEP à Eupen en faisant quelque chose de plutôt original: en créant des partenariats rapprochés et en essayant d'ouvrir les domaines au grand public si possible, afin d'améliorer l'infrastructure et de lier ces institutions militaires à notre population.

 

Ce sont de très bonnes nouvelles, madame la ministre, je m'en réjouis. Que ce soit pour Eupen ou Elsenborn, je le salue et je vous remercie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Questions jointes de

- Roberto D'Amico à Ludivine Dedonder (Défense) sur "L’écart entre la population et le gouvernement sur la question des armes nucléaires" (55011616C)

- Steven De Vuyst à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le fossé entre la population et le gouvernement en ce qui concerne la question des armes nucléaires" (55012485C)

14 Samengevoegde vragen van

- Roberto D'Amico aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De kloof tussen de bevolking en de regering wat het kernwapenissue betreft" (55011616C)

- Steven De Vuyst aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De kloof tussen de bevolking en de regering wat betreft de kernwapen-kwestie" (55012485C)

 

14.01  Steven De Vuyst (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, vorige vrijdag hebben manifestanten van het No Nukescollectief actie gevoerd aan het kabinet van minister Wilmès naar aanleiding van de inwerkingtreding van het VN-verbodsverdrag op kernwapens. Met grote verontwaardiging hebben zij en wij akte genomen van de Belgische verwerping van de VN-resolutie die oproept tot toetreding tot het VN-verbodsverdrag van maandag 7 december. Nochtans was een meerderheid van partijen uit de regering, waaronder uw partij, vurig pleitbezorger om toe te treden tot het verbodsverdrag. In de regeringsverklaring staat zwart op wit dat de regering zich ertoe zal engageren te onderzoeken hoe het verbodsverdrag een nieuwe impuls kan geven aan de kernontwapening. In de praktijk zien we dat gewoonweg tegen wordt gestemd. Voor u en uw collega's dreigt alsmaar meer een oncomfortabele spreidstand: enerzijds is er het regeerakkoord en anderzijds wat in de praktijk gebeurt.

 

We kunnen altijd toetreden tot het verdrag, mevrouw de minister, en daar is ook een heel groot draagvlak voor. Volgens een recente peiling uitgevoerd door Yougov eind november vorig jaar in opdracht van ICAN en de Belgische Coalitie tegen Kernwapens, spreekt 77 % van de bevolking zich uit voor een kernwapenverbod. Een meerderheid van de Belgen, 57 %, is voor terugtrekking van de kernwapens uit Kleine Brogel, terwijl dat in mei 2019 nog 49 % bedroeg, en een meerderheid van 51 % is ook tegen de uitrusting van de nieuwe F35's met nucleaire capaciteit, terwijl slechts 26 % daar voorstander van is. Daarbovenop schendt u met de weigering om tot het VN-verbodsverdrag toe te treden, ook het non-proliferatieverdrag. Dat verdrag moedigt alle aangesloten landen aan om verder werk te maken van de nucleaire ontwapening door te onderhandelen over een nieuw verdrag. Tegelijk betekent het een beetje een deuk in de geloofwaardigheid van ons land in het kader van de wereldwijde nucleaire ontwapening. Dan is er ook nog eens het feit dat wij het non-proliferatieverdrag overtreden doordat wij hier op ons grondgebied kernwapens hebben.

 

Toch blijft de nieuwe regering, net als u, volharden in de nieuwe positie inzake kernwapens. Reeds in oktober had u de aankoop van de 34 F35-gevechtsvliegtuigen bevestigd, waarbij u aangaf dat die zouden worden geleverd met nucleaire capaciteit. Die optie hebt u blijkbaar op geen enkele wijze in twijfel getrokken.

 

In het verkiezingsprogramma van 2019 van uw partij, de PS, werd gepleit voor een verbod op massavernietigingswapens. Gesteld werd dat België de weg van het multilateralisme moest inslaan om wereldwijde nucleaire ontwapening tot stand te brengen.

 

Hoe kan het dat uw beleid als minister van Defensie in strijd met die principes is, want u valideert de aanwezigheid van kernwapens in Kleine Brogel, u accepteert de nucleaire capaciteit van de F-35's en u weigert, samen met uw collega's in de regering, toe te treden tot het verdrag inzake het verbod op kernwapens?

 

Hoe verzoent u dat beleid met het huidige democratisch draagvlak bij de bevolking voor de toetreding van ons land tot het verbodsverdrag?

 

14.02  Ludivine Dedonder, ministre: Monsieur le président, monsieur le député, l'accord de gouvernement prévoit bien que la Belgique s'engage dans le désarmement nucléaire en empruntant la voie du multilatéralisme.

 

Pour la Belgique, c'est le traité de non-prolifération qui reste la pierre angulaire du régime mondial de non-prolifération nucléaire.

 

L'accord de gouvernement prévoit également que notre pays joue un rôle proactif lors de la Conférence d'examen du TNP qui aura lieu en août 2021.

 

Buitenlandse Zaken heeft hierover op 7 december 2020 een Belgisch standpunt opgesteld, ter gelegenheid van de recentste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Het betreft hier overigens een bevoegdheid van de minister van Buitenlandse Zaken, mevrouw Wilmès.

 

Dans cette déclaration, il est rappelé que la Belgique vérifiera avec ses alliés européens de l'OTAN comment renforcer le cadre multilatéral de non-prolifération. En outre, une attention particulière sera réservée aux mécanismes de contrôle du désarmement et à la réduction des risques nucléaires.

 

Quant au Traité sur l'interdiction des armes nucléaires, je reprendrai les éléments développés dans cette même déclaration à l'issue du vote de la résolution y relative du 7 décembre dernier à l'ONU. Ce traité pourrait offrir un nouvel élan au désarmement nucléaire multilatéral. Cependant, il n'est pas l'outil adéquat pour atteindre nos objectifs consistant à entreprendre des efforts globaux, réciproques et graduels. C'est pourquoi la Belgique a maintenu un vote contre cette résolution, en cohérence avec ses principes et en adéquation avec les alliés de l'OTAN. Notre pays constate qu'aucun pays détenteur de l'arme nucléaire n'y a adhéré, pas plus que ses alliés de l'OTAN. Il est évident que de véritables efforts de désarmement doivent inclure les États possédant l'arme nucléaire. En outre, le traité ne contient pas de mécanisme de mise en œuvre ni de vérification des engagements des États y prenant part. En l'absence d'un accord tangible et vérifiable, la Belgique reste pleinement engagée dans la politique de dissuasion de l'OTAN.

 

Wat de F-35's betreft, heb ik u het standpunt van de regering al kunnen uiteenzetten. Daarop wil ik niet opnieuw ingaan.

 

Ten slotte, wat uw tweede vraag betreft, ook indien een meerderheid van de Belgische bevolking voorstander is van een wereld zonder nucleaire wapens, wat ook een wens is van de regering, dan nog willen de Belgen tegelijkertijd ook een garantie op vrede en veiligheid.

 

À cet égard, la Défense belge a un rôle central à jouer, tant sur le territoire national qu'en opération à l'étranger, au travers de missions d'appui à la société civile, de cybersécurité, de collecte de renseignements ou de missions humanitaires - parmi bien d'autres tâches.

 

C'est aussi dans cette logique que la Défense s'inscrit dans la définition de la stratégie nationale de sécurité et s'engagera dans son implémentation.

 

14.03  Steven De Vuyst (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, u hebt heel wat elementen en argumenten aangehaald en meegegeven om de positie van België te motiveren. Heel wat van de argumenten die u aanbracht, voldoen echter niet en zijn gewoonweg niet juist. Als wij kijken naar de feitelijkheid van het verdrag, dan blijkt dat het verbodsverdrag complementair is aan het Non-proliferatieverdrag; meer nog het versterkt zelfs het Non-proliferatieverdrag.

 

U argumenteert dat alle kernwapenstaten verdragspartij zouden moeten zijn om tot ontwapening te komen, maar als de meeste kernwapenstaten die lid zijn van het Non-proliferatieverdrag, geen werk maken van ontwapening en zelf ook het Non-proliferatieverdrag overtreden, lijkt het mij logisch dat wij op basis van het Non-proliferatieverdrag stappen ondernemen tot verdere nucleaire ontwapening, waar dat verbodsverdrag eigenlijk toe verzoekt.

 

U zegt ook dat er geen verificatiemechanismen zijn. Dat is ook niet juist. Er zijn wel safe guards opgenomen in het verbodsverdrag om ervoor te zorgen dat staten die lid worden, een pad volgen van ontwapening en dat er ook controles kunnen uitgevoerd worden.

 

U ziet ook ergens een tegenstelling met het feit dat wij lid moeten blijven van de NAVO en dat er een soort van nucleaire afschrikkingdoctrine van toepassing is.

 

 De voorzitter: Mijnheer De Vuyst, u moet afronden, uw tijd is op.

 

14.04  Steven De Vuyst (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, wij zullen erop blijven terugkomen. Uw antwoord is zeker niet voldoende.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Samengevoegde vragen van

- Steven Creyelman aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De overheidsopdracht voor de aankoop van vrachtwagens" (55011619C)

- Peter Buysrogge aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De aankoop van DAF-trucks" (55012452C)

15 Questions jointes de

- Steven Creyelman à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le marché public pour l’achat de camions" (55011619C)

- Peter Buysrogge à Ludivine Dedonder (Défense) sur "L'achat de camions DAF" (55012452C)

 

15.01  Steven Creyelman (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik verwijs naar de schriftelijke indiening met het nr. 55011619C. Deze vraag werd natuurlijk gesteld in onverdachte tijden, begin december 2020 toen er over deze aankoop enkel nog maar bekend was dat hij zou plaatsvinden. Ondertussen is bekend dat DAF Trucks het pleit min of meer gewonnen heeft. Daardoor is de actualiteit van deze vraag van bedenkelijke aard.

 

Een concurrent van DAF Trucks is ondertussen naar de Raad van State gestapt om een vordering tot schorsing van de gunningsbeslissing in te dienen. Dus durf ik mij luidop af te vragen of u daar meer informatie over heeft. Kunt u ons een stand van zaken geven? Welke gevolgen heeft dit voor het dossier en de tijdlijn ervan? Heeft dit gevolgen voor onze operationaliteit in de brede zin van het woord?

 

Tijdens het laatste kwartaal van 2019 werd in de commissie Legeraankopen en -verkopen overheidsopdracht 19PL101 toegelicht door de leden van de Staf. Het dossier betreft de aankoop van 636 lichte en 243 zware vrachtwagens en een bijhorende meerjarige overeenkomst voor technische assistentie. Sindsdien mocht de commissie echter geen nieuws meer ontvangen met betrekking tot dit dossier.

Met betrekking tot dit dossier kreeg ik van u dan ook graag een stand van zaken, met inbegrip van een antwoord op volgende vragen.

 

Werden er al offertes ontvangen? Indien zo, hoeveel? Welke ondernemingen namen deel? Welke offertes werden weerhouden? Welke offertes werden niet weerhouden? Welke waren de argumenten om de desbetreffende offertes niet te weerhouden?

 

Welke tijdlijn wordt, gegeven de omstandigheden, voor dit dossier vooropgesteld?

 

15.02  Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, ik sluit mij aan bij de verschillende vragen van de heer Creyelman. Ik kan me ook inbeelden dat een aantal elementen van uw antwoord beter kan behandeld worden in de commissie die voorgezeten wordt door de heer Creyelman dan hier.

 

Mijn vraag is of u enige duiding kunt geven bij deze aanbestedingsprocedure en de vermeende toewijzing aan fabrikant DAF Trucks? Wat is de return? Het is opvallend dat de Nederlandse fabrikant DAF Trucks hier het pleit wint, terwijl een soortgelijke aanbesteding bij het Nederlandse leger leidde tot een samenwerking met andere fabrikanten. Dat is een opvallende vaststelling. Kunt u hier wat meer duiding bij geven, zeker omdat we vernemen dat DAF Trucks geen off-the-shelfproduct heeft. Dat moet nog ontwikkeld worden. Hoe zal het leveringstempo er bijgevolg uitzien? Ik kijk  uit naar uw antwoord.

 

15.03 Minister Ludivine Dedonder: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Creyelman, deze overheidsopdracht wordt op basis van een onderhandelingsprocedure met bekendmaking gerealiseerd. Dit betekent dat er twee afzonderlijke fasen zijn, een selectiefase en een gunningsfase. Tijdens de selectiefase werden acht kandidaten weerhouden, waarvan zeven een offerte hebben ingediend. Daimler Trucks heeft beslist om geen offerte in te dienen. De finale offertes van deze opdracht werden ontvangen op 25 september 2020. Zes kandidaten hebben een regelmatige offerte ingediend die alle onontbeerlijke technische en logistieke vereisten beantwoordden.

 

Eén kandidaat werd niet weerhouden omwille van formele en administratieve onregelmatigheden. Alle kandidaten hebben op 9 december 2020 de gemotiveerde gunningsbeslissing ontvangen. Op 23 december 2020 heeft een van de inschrijvers een beroep tot schorsing in hoogdringendheid van de gunningsbeslissing bij de Raad van State ingediend.

 

Die procedure is nu lopende. De volledige tijdslijn zal pas beschikbaar zijn van zodra de procedure afgerond is. In afwachting van de behandeling door de Raad van State en voor het goede verloop van de procedure, worden er geen verdere inlichtingen gegeven.

 

15.04  Steven Creyelman (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Ik begrijp dat u niet dieper kunt ingaan op bepaalde aspecten die in de commissie Legeraankopen aan bod moeten komen. Ik zal niet nalaten om u samen met de leden van die commissie te ondervragen over eventuele euvels in de tijdlijn die zich mochten voordoen.

 

15.05  Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Ik heb er ook begrip voor dat u hierover geen publieke uitspraken kunt doen omdat er een procedure loopt.

 

Ik meen uit de repliek van de heer Creyelman te begrijpen dat de voorzitter een initiatief zal nemen om in de commissie Legeraankopen een toelichting te krijgen. Ik kijk daarnaar uit. Ik hoop daar een gedetailleerder antwoord op mijn vragen te ontvangen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van Wouter De Vriendt aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Het militair domein te Ursel en het landschapspark Drongengoed" (55011728C)

16 Question de Wouter De Vriendt à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le domaine militaire de Ursel et le parc paysager de Drongengoed" (55011728C)

 

16.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar mijn ingediende vraag.

 

Het militair domein van Ursel is gelegen in het noordwesten van de provincie Oost-Vlaanderen in de gemeentes Aalter en Maldegem. Het vliegveld van Ursel ligt midden in het landschapspark Drongengoed. Dit gebied omvat de grootste aaneengesloten oppervlakte bos in Oost-Vlaanderen én is aangeduid als speciale beschermingszone in uitvoering van de EU-habitatrichtlijn.

 

Het militair domein heeft geen belangrijke militaire functie meer. Sporadisch wordt het domein nog gebruikt als oefenterrein van het leger. De functie van reservevliegveld is opgeheven. Met het Agentschap voor Natuur en Bos werd een overeenkomst afgesloten voor het beheer van de waardevolle natuurzones op het militaire domein.

Op 26 oktober 2020 bloklettert Het Nieuwsblad 'Landschapspark kreunt onder eigen succes: Te veel bezoekers willen tot het midden van het natuurdomein rijden.'

 

Het Urselse Drongengoed kreunt vooral in het weekend onder de bezoekers. De geparkeerde wagens, soms tot bijna driehonderd per dag, veroorzaken er heel wat hinder omdat er veel te weinig parkeerplaatsen in het gebied zijn.

 

Het is belangrijk dat maximaal inspanningen genomen worden om de natuur in het gebied te beschermen en alle bewoners te laten genieten van de waardevolle omgeving. Gezien de zeer beperkte militaire activiteiten moet dit zeker haalbaar zijn.

 

Wat is de totale oppervlakte aan verharding op het militair domein te Ursel? Kan u een overzicht geven van de activiteiten die doorgegaan zijn op de twee landingsbanen in 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020. Kan u aangeven hoeveel oppervlakte hiervoor noodzakelijk is? Graag een onderscheid tussen militaire en niet-militaire activiteiten.

 

Welke activiteiten worden in 2021 in het gebied gepland. Graag een onderscheid tussen militaire en niet-militaire activiteiten.

 

Kan een deel van de bestaande verharding gelegen op het militair domein ingericht worden als (tijdelijke) parking? Welke voorwaarden zijn hiervoor eventueel van toepassing? Indien een parking niet mogelijk is, wat is de argumentatie hiervoor?

 

16.02 Minister Ludivine Dedonder: Het militair vliegveld van Ursel is 192 hectare groot en omvat 24 hectare aan start- en landingsbanen, 2 hectare aan vliegtuigplatformen en 2 hectare aan verharde wegen en parkings. Het doet nog steeds dienst als reservevliegveld. Jaarlijks vinden er meerdere militaire oefeningen en activiteiten plaats die passen in de paraatstellingstraining. De site zal bovendien als oefenterrein gebruikt worden voor de eenheid 3 Para gekazerneerd te Gavere.

 

Daarnaast zijn er ook een tiental politiediensten en scholen die enkele dagen, gespreid over het jaar, gebruikmaken van onze weginfrastructuur voor het uitvoeren van rijvaardigheidstesten en het geven van rijopleidingen. Bijna wekelijks vinden er werken plaats, zoals het onderhoud van de vliegveldbermen die passen in het natuurbeheer dat samen met het Agentschap voor Natuur en Bos, het ANB, werd uitgestippeld. Sinds 2019 worden de pistes eveneens regelmatig gebruikt voor het transport en de opslag van plaggen voor werken in uitvoering door het ANB in het nabijgelegen bos.

 

Wat het louter recreatief gebruik betreft, van vrijdag tot en met zondag worden de start- en landingsbanen permanent ter beschikking gesteld van twee vliegclubs en worden ze tijdens werkdagen buiten het broedseizoen aan een drietal wielerverenigingen toegewezen voor het geven van trainingen.

 

Tot slot vinden er jaarlijks een tweetal voor het publiek toegankelijke massa-evenementen plaats op de site. De pistes worden dus vrij intensief gebruikt. De daarmee gepaard gaande druk op de natuur maakt dat het niet verder aangewezen is nog bijkomende recreatieve activiteiten toe te staan.

 

De activiteiten voor 2021 liggen in de lijn van de voorgaande jaren. Het militair gebruik zal ongetwijfeld toenemen, waardoor het recreatief gebruik wellicht zal worden ingeperkt.

 

Defensie heeft met een domaniale vergunning reeds twee parkingzones toegewezen aan het ANB. Een derde vergunning voor de aanleg van een extra parking is in opmaak. Al deze zones zijn op het militaire domein gelegen, maar buiten de omheining van het eigenlijke vliegveld. Defensie heeft niet de intentie om afstand te doen van de militaire functie van het domein en er is dus geen mogelijkheid tot aanleg van een permanente parking binnen de draadafsluiting van het militaire domein.

 

16.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor het verhelderende antwoord.

 

Ik begrijp dat het om een terrein gaat met veel benutting, waar veel spelers actief zijn. Als de bezetting van het terrein door Defensie ruimte laat om de daar aanwezige natuur beter te beschermen, dan mogen we niet aarzelen. Het blijft een zoektocht naar evenwicht om de militaire benutting te combineren met natuurbescherming en recreatie. Voor het bereiken van een optimaal evenwicht zal er samengewerkt moeten worden met de lokale overheden, het Agentschap Natuur en Bos en Natuurpunt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Samengevoegde vragen van

- Steven Creyelman aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Het verhuis van de luchtmachtbasis van Koksijde" (55011797C)

- Jasper Pillen aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De basis te Koksijde" (55011962C)

17 Questions jointes de

- Steven Creyelman à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le déménagement de la base aérienne de Koksijde" (55011797C)

- Jasper Pillen à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La base de Koksijde" (55011962C)

 

17.01  Steven Creyelman (VB): In 2014 verklaarde adjudant-chef Philippe Van Huyck nog dat de luchtmachtbasis in Koksijde zeker niet zou sluiten, maar ondertussen is duidelijk dat de stellige zekerheid waarmee de sluiting werd betwist, heeft plaatsgemaakt voor de zekerheid dat de basis wel degelijk sluit.

 

Van de minister kreeg ik graag een stand van zaken met betrekking tot de sluiting van de luchtmachtbasis in Koksijde, dit met inbegrip van:

1.een tijdlijn m.b.t. tot de verhuis naar Oostende;

2.de toekomst van het aanwezige personeel;

3.de bestemming van de gronden in Koksijde.

 

17.02  Jasper Pillen (Open Vld): De gemeente Koksijde liet weten over te willen gaan tot de aankoop van de basis te Koksijde. Een bedrag van 20 miljoen euro zou hierbij gepaard gaan.

 

Kunt u de verkoop bevestigen aan het genoemde bedrag?

 

Wanneer zou de verkoopoperatie afgerond moeten zijn?

 

Wanneer en naar waar zal Defensie de activiteiten die momenteel worden uitgevoerd te Koksijde verhuizen?

 

17.03 Minister Ludivine Dedonder: Het dossier van een eventuele verhuizing van Koksijde naar Oostende zal dit jaar voor beslissing aan de ministerraad voorgelegd worden. Indien de verhuizing zou doorgaan, zou de opdracht search and rescue vanaf eind 2024 uitgevoerd kunnen worden vanaf Oostende, waar naast de piloten een 130-tal ondersteunende personeelsleden, zoals duikers, technici en operatoren, tewerkgesteld zullen worden.

 

De gemeente Koksijde heeft te kennen gegeven dat zij interesse heeft om de site te onteigenen, na een eventuele sluiting van de basis. Daarom werd aan het federale aankoopcomité van de FOD Financiën gevraagd om een schatting van de verkoopprijs te maken.

 

17.04  Steven Creyelman (VB): Dank u voor uw volledig antwoord, mevrouw de minister.

 

Ik noteer dat de SAR zal verhuizen vanaf 2024, als er beslist wordt de site te verkopen, dat de piloten en het ondersteunende personeel meeverhuizen naar Oostende en dat de gemeente de site wil onteigenen. Dat waren mijn drie vragen. Ik dank u dan ook voor u volledig antwoord.

 

17.05  Jasper Pillen (Open Vld): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister.

 

Ik heb nog een bijkomende vraag. Ik weet dat u niet verplicht bent om daarop te antwoorden. Wie zal onderhandelen over de prijs die uiteindelijk betaald zal worden voor de verkoop van de basis van Koksijde? Is dat de minister van Defensie of de minister van Financiën?

 

17.06  Ludivine Dedonder, ministre: Nous, mais en collaboration.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Wij komen aan de vraag van de heer Steven Creyelman over de outsourcing als onderdeel van de het HR-beleid, vraag nr. 55011804C.

 

17.07  Steven Creyelman (VB): Mevrouw de minister, ik zou graag een beroep doen op uw lenience, zoals men dat zo mooi zegt in het Engels. Ik heb ook een vraag gesteld in de commissie voor Gelijke Kansen en daar beginnen de replieken, waarvoor ik verwacht word. Zou het mogelijk zijn om mij het antwoord op deze vraag schriftelijk te bezorgen?

 

17.08 Minister Ludivine Dedonder: Ja.

 

18 Vraag van Jasper Pillen aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De naamgeving van de nieuwe marineschepen" (55011834C)

18 Question de Jasper Pillen à Ludivine Dedonder (Défense) sur "L'attribution des noms aux nouveaux navires miltaires" (55011834C)

 

18.01  Jasper Pillen (Open Vld): Mevrouw de minister, in Nederland wordt momenteel al volop nagedacht over de naamgeving van de nieuwe marineschepen die samen met de Belgische vaartuigen zullen worden opgeleverd. Het gaat om de mijnenjagers en de fregatten.

 

Ik volg de Nederlandse debatten hierover en heb de indruk dat sommigen een politiek signaal willen geven met de naam. Het klimaat, de vrouwenrechten en dergelijke meer worden hierin genoemd. Anderen kiezen voor een historische naam. Wij moeten in België opletten dat wij niet de waan van de dag achterna hollen, want de Godetia is rond de 50 jaar oud en onze mijnenjagers zijn ook al enkele decennia oud. Het is heel belangrijk om de symboliek en het proces van de naamgeving in ere te houden. Wij moeten vermijden de waan van de dag en modegrillen achterna te hollen.

 

Ik heb hierover de volgende vragen.

 

Is het proces van de naamgeving al opgestart? Hoe ging dat in het verleden?

 

Staat u open om hierover een publiek debat te voeren in het Parlement, maar ook in de publieke opinie? Dat kan opnieuw leiden tot meer interesse voor de marine en bij uitbreiding Defensie.

 

Op welke manier worden peter- en metersteden geselecteerd? De voorzitter zal daar natuurlijk ook de nodige info over kunnen geven.

 

18.02 Minister Ludivine Dedonder: Mijnheer Pillen, het proces van de naamgeving is nog niet officieel opgestart. De marinecomponent verzamelt wel al alle elementen om voor de toekomstige mijnenbestrijdingsschepen een voorstel te kunnen indienen bij de regering. Dat zal zoveel mogelijk rekening houden met het Nederlandse proces met als doel het binationale karakter van het project te onderstrepen. Voor de vervanger van de fregatten is het nog te vroeg om aan het proces te beginnen.

 

In het verleden werd bij de patrouillevaartuigen Castor en Pollux een voorstel van namen door de marinecomponent ingediend bij de regering. Het voorstel werd aanvaard en uitgevoerd.

 

Een publiek debat kan eventueel, zelfs een wedstrijd, zoals het geval was voor het onderzoeksschip Belgica, voor zover dat geen vertraging van het proces veroorzaakt.

 

De meter- en petersteden worden geselecteerd op basis van hun kandidaturen, verleden en politiek evenwicht.

 

18.03  Jasper Pillen (Open Vld): Dank u, mevrouw de minister.

 

Als u dat samen met Nederland doet, zal het schip wel zeker niet Leopold II heten, want die had plannen om Nederland binnen te vallen, heb ik recentelijk uitgebreid kunnen lezen in de uitstekende biografie van Johan Op de Beeck. Dat is dus een naam die wij kunnen schrappen. Er zullen wellicht nog andere redenen geopperd worden, niet waar, collega De Vriendt?

 

Ik dank u ook voor uw informatie over de peter- en metersteden, mevrouw de minister. Ik zal het daar over hebben met onze voorzitter, want ik meen dat Brugge daar een ideale kandidaat voor kan zijn. Na Sint-Niklaas misschien Brugge. Het zou mooi zijn.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

19 Question de Hugues Bayet à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La digitalisation des moyens de communication de la Défense" (55011845C)

19 Vraag van Hugues Bayet aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Het op een digitale leest schoeien van de communicatiemiddelen van Defensie" (55011845C)

 

19.01  Hugues Bayet (PS): Madame la ministre, je souhaite vous interroger au sujet de la digitalisation des moyens de communication de la Défense et plus particulièrement au sujet des Jobdays mis en place par la composante Terre dans le cadre de l'effort important de recrutement de la Défense sous cette législature.

 

Pour gagner du temps, madame la ministre, je me réfère au texte écrit de ma question.

 

Madame la ministre, comme vous le savez, la composante Terre s'est récemment lancée dans la mise en place de Job Days virtuels, afin de pouvoir tenir ces évènements essentiels pour le recrutement par ces temps de pandémie. C'est plus précisément les unités 2 Commandos de Flawinne, 3 Parachutistes de Tielen et le bataillon des Carabiniers-Grenadiers de Bourg-Léopold qui se sont adonnés à l'exercice, ces 9 et 10 décembre 2020. Si les Carabiniers-Grenadiers ont opté pour une vidéoconférence privée avec l'envoi d'un lien à chaque participant, les deux autres unités ont préféré tenir ces Jobdays via des Facebook live. Et malgré quelques problèmes techniques, ces expériences furent un franc succès, avec en moyenne 500 participants au live du 2 Commandos. En effet, les participants avaient accès à un parcours de découverte dynamique de l'unité concernée, avec l'exploration de différents stands, allant des camps de survie, au largage depuis un NH-90, en passant par un stand dédié aux snipers. Ainsi, l'usage de ces nouveaux moyens de communication ont permis, outre le fait de pouvoir tenir ces Jobdays en pleine crise sanitaire, d'attirer un nombre de participants significatif. Et pour cause, dans une société où de nouveaux moyens d'interagir avec autrui se développent de manière exponentielle, la mise en place d'une communication 2.0 permettrait certainement de participer à l'effort de recrutement important dans lequel se lance la Défense pour cette législature.

 

Dans cette optique, j'aimerais vous poser les questions suivantes. Quel bilan faites-vous de ces expériences de Jobdays en ligne menées au sein de la Composante Terre? Ce type d'évènement a-t-il vocation à se dérouler également dans les autres composantes? Si oui, lesquelles? Ne serait-ce pas là l'occasion de développer la communication de la Défense sur les réseaux sociaux ainsi que de l'encourager à adopter de nouvelles méthodes - telles que celles citées ci-dessus - pour le recrutement, afin d'attirer davantage de jeunes notamment?

 

19.02  Ludivine Dedonder, ministre: Monsieur Bayet, le bilan à la suite des Jobdays en ligne est très positif.

 

Les émissions en live ont été suivies par plusieurs milliers de personnes, surtout des jeunes. En organisant les Jobdays via les moyens de communication modernes, la Défense a également pu atteindre des jeunes qui, dans une autre situation, n'auraient probablement pas franchi la porte d'un quartier militaire. De plus, les vidéos des émissions live sont encore accessibles sur Facebook et le nombre de spectateurs a doublé dans les premières 48 heures.

 

Les composantes Terre et Air ainsi que la marine prévoient l'organisation de Jobdays virtuels. À coté de cela, les centres d'information participent également à des évènements virtuels organisés par des partenaires externes (écoles secondaires, écoles supérieures, universités, etc.).

 

Du 12 au 23 janvier de cette année, les studie-informatiedagen (SID-in) auront lieu de manière virtuelle. Pour ce qui concerne le SIEP, l'organisation planifie le salon de manière virtuelle pour la fin avril 2021. Les centres d'information et les composantes participeront également aux salon SID-in et SIEP. Vu qu'il est actuellement impossible de participer physiquement aux salons, toutes nos activités ont lieu de manière virtuelle et ce jusqu'à nouvel ordre. La communication a lieu via le site de la Défense mil.be, mais également via les médias sociaux. Actuellement, le fait d'organiser les salons de manière virtuelle est une bonne alternative aux Jobdays physiques, mais l'expérience nous a appris que cela ne peut en aucun cas être considéré comme un remplacement à part entière. De ce fait, les Jobdays physiques restent indispensables afin de faire connaître le job de militaire de façon complète auprès de nos jeunes.

 

19.03  Hugues Bayet (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Il est clair qu'au vu de l'importance du recrutement sous cette législature, on ne peut que vous féliciter ainsi que vos services pour l'organisation de ces Jobdays virtuels. J'espère que cela continuera parce que cela sera nécessaire pour engager nos futurs militaires. Je vous souhaite, en tout cas, une bonne continuation dans cette démarche.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

19.04  Kattrin Jadin (MR): Mijnheer de voorzitter, mijn vragen nrs. 55012434C en 55012436C mogen worden omzet in schriftelijke vragen.

 

20 Question de Kattrin Jadin à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La prime pour la connaissance de l’allemand" (55011850C)

20 Vraag van Kattrin Jadin aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De premie voor de kennis van het Duits" (55011850C)

 

20.01  Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, la prime linguistique a été instaurée sous la législature précédente. C'est votre prédécesseur, le ministre Reynders, qui s'y était attelé.

 

Je trouvais que c'était une fort bonne idée. Mais à l'époque déjà, je lui avais dit que j'aurais trouvé l'idée encore meilleure si on avait tenu compte, pour l'octroi de cette prime, de nos recrues germanophones. Pourquoi? Parce qu'étant native speaker allemands, ils doivent déjà à un moment donné passer de nombreux tests soit en français soit en néerlandais. Ils ont quand même une certaine plus-value pour des missions à l'étranger. Leur connaissance de l'allemand est fortement appréciée.

 

Ma question est donc très simple. Pouvez-vous encore revoir cette politique de prime, y compris pour nos agents germanophones? Je pense que ce serait fortement à saluer. Je m'en réfère à ceux qui m'ont fait part de cette demande.

 

20.02  Ludivine Dedonder, ministre: Monsieur le président, madame Jadin, vous allez être contente car je suis tout à fait d'accord avec vous.

 

20.03  Kattrin Jadin (MR): Je suis effectivement déjà contente.

 

20.04  Ludivine Dedonder, ministre: De l'étude qui a été faite par la Direction générale des Ressources humaines demandée lors de la législature précédente, il ressort que la notion de bilinguisme avec ses différents niveaux de connaissance n'est applicable que pour la connaissance du néerlandais et du français qui sont les deux régimes linguistiques auxquels appartiennent les militaires, tel que prévu dans la loi du 30 juillet 1938 concernant l'usage des langues à l'armée.

 

L'allocation d'une prime pour la connaissance de l'allemand qui faisait partie de l'étude précitée requiert néanmoins une étude plus approfondie. Une étude supplémentaire a donc été demandée à l'état-major en ce qui concerne la possibilité d'octroyer au personnel de la Défense une prime pour la connaissance de l'allemand.

 

20.05  Kattrin Jadin (MR): C'est super. Je vous remercie beaucoup.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Collega's, we hebben een aantal vragen genoteerd waarvan de indieners vragen om ze om te zetten naar een schriftelijke vraag en we hebben het engagement van de minister gekregen dat daarop heel snel een antwoord zal komen.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.58 uur.

La réunion publique de commission  est levée à 11 h 58.