Commission
des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions |
Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen |
du Mercredi 27 janvier 2021 Après-midi ______ |
van Woensdag 27 januari 2021 Namiddag ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 16 et présidée par Mme Marie-Colline Leroy.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.16 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Colline Leroy.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Actualiteitsdebat over de mijnwerkerspensioenen en toegevoegde vragen van
- Nawal Farih aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De uitbetaling van de mijnwerkerspensioenen" (55011937C)
- Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De afhoudingen op achterstallige mijnwerkerssupplementen" (55012183C)
- Jean-Marc Delizée aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De fiscale behandeling van het retroactieve pensioensupplement van de ondergrondse mijnwerkers" (55012814C)
- Frank Troosters aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De uitbetaling van de mijnwerkerspensioenen" (55012962C)
- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De uitbetaling van de mijnwerkerspensioenen" (55013225C)
- Barbara Creemers aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De bedrijfsvoorheffing op het pensioensupplement van ondergrondse mijnwerkers" (55013242C)
01 Débat d'actualité sur les pensions des travailleurs des mines et questions jointes de
- Nawal Farih à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le paiement des pensions des mineurs" (55011937C)
- Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les retenues sur les arriérés de suppléments de pension des mineurs" (55012183C)
- Jean-Marc Delizée à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le traitement fiscal du supplément de pension rétroactif accordé aux mineurs de fond" (55012814C)
- Frank Troosters à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le versement des pensions des mineurs" (55012962C)
- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le paiement des pensions des mineurs" (55013225C)
- Barbara Creemers à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le précompte professionnel sur le supplément de pension des mineurs de fond" (55013242C)
01.01 Nawal Farih (CD&V): Mevrouw de voorzitster, ik zal proberen het kort en bondig te houden.
Mevrouw de minister, wij hebben vorig jaar een nieuwe wet goedgekeurd ter correctie op de uitbetaling van de mijnwerkerspensioensupplementen. Inmiddels is de Federale Pensioendienst gestart met de uitbetaling van de achterstallige pensioensupplementen. Alvast dank voor het harde werk, want ik kan mij inbeelden dat het nogal wat voorbereiding vergt om dat op een correcte manier te doen.
Toch merken wij, en dat is ook merkbaar aan het aantal vragen dat vandaag op onze agenda staat, dat er nog heel wat vragen zijn bij zowel ex-mijnwerkers als bij de familie van mijnwerkers. Het blijkt dat de brief die zij krijgen met informatie over de berekening hen niet genoeg informatie geeft opdat zij zouden begrijpen hoe men aan het eindbedrag komt. Zeker voor ex-mijnwerkers die in principe voor de intrede van de euro al met pensioen gingen, is het niet evident aan de hand van de info die zij in die brief krijgen de berekening te volgen.
Ik heb hierover twee concrete vragen.
Ten eerste, kunt u ons een uitleg geven over hoe de berekening van de pensioensupplementen en de nodige inhoudingen daarop tot stand kwam? Er zijn heel wat vragen over de bedrijfsvoorheffing.
Ten tweede, hoe kunnen wij de doelgroep zo goed mogelijk informeren. Het is toch de bedoeling van de overheid, en van de regering, performant te zijn? Wij weten allemaal dat mensen van de doelgroep vaak een migratieachtergrond hebben, wat ouder zijn, en helemaal niet mee zijn met deze ingewikkelde technische materie.
Is de overheid nog van plan een extra informatiecampagne te organiseren om ervoor te zorgen dat wij die doelgroep mee hebben, want ik krijg heel wat telefoontjes met vragen hierover? Wij zouden de doelgroep kunnen helpen als wij die vanuit de overheidsdiensten goede informatie kunnen verschaffen.
01.02 Anja
Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de minister, de
Federale Pensioendienst stuurt momenteel de nieuwe herberekeningen uit van de
achterstallige pensioensupplementen aan mijnwerkers. Tegen 31 maart 2021 zou
iedere rechthebbende ondergrondse mijnwerker zijn herberekening hebben
ontvangen en u gaf reeds de opdracht dat het bedrag zes weken na die
herberekening op de individuele rekening van de mijnwerkers zou worden gestort.
Momenteel is echter onduidelijkheid
ontstaan over de afhoudingen die moeten worden toegepast op die
pensioenachterstallen. Uit de afrekeningen in individuele dossiers blijkt
immers dat de Federale Pensioendienst hierin geen eenduidig beleid voert. Het
ene kantoor doet wel en het andere doet geen afhoudingen.
Volgens de mijnwerkersvereniging KS
Vriendenkring vzw en het studie- en documentatiecentrum Mijnwerkers voor Werk
moeten op die pensioenachterstallen geen afhoudingen worden toegepast, omdat
het gaat om een éénmalige uitkering sui generis van retroactief toegekende pensioensupplementen.
Bijgevolg konden die pensioenen alleen belast worden als ze in het betrokken
jaar waren uitgekeerd.
Kan u meer duidelijkheid scheppen over de
fiscale behandeling van de retroactief toegekende pensioensupplementen aan
ondergrondse mijnwerkers? Wat met de solidariteitsbijdrage en ZIV-inhouding?
Werden hierover duidelijke instructies gegeven aan de Federale Pensioendienst?
01.03 Jean-Marc Delizée (PS): Madame la présidente, madame la ministre, la loi du 15 juin 2020 a réglé la question ancienne des suppléments de pension des mineurs de fond. Les débats et auditions à ce sujet ont duré de longs mois, avant que ce droit soit enfin reconnu et appliqué.
Cela représente énormément de dossiers traités par le Service fédéral Pensions (SFP). Il en résulte plusieurs considérations quant à la manière dont les pensions seront calculées par cette administration, qui reçoit des instructions du SPF Finances relativement à la fiscalité et aux retenues à prendre éventuellement en compte.
Il est bien évident que ces mineurs de fond retraités ont attendu longtemps avant d'obtenir une réparation de l'État. Si une partie de celle-ci est reprise par des moyens fiscaux, on peut naturellement comprendre que des difficultés en découlent et qu'un débat juridique se joue autour de la manière d'appréhender ces calculs par le SFP. Bien entendu, des spécialistes du droit ont émis un avis en la matière.
Madame la ministre, mes questions visent à apporter quelques éclaircissements dans ce dossier. Les suppléments de pension seront-ils ou non soumis à l'imposition? Je présume que vous entretenez des contacts avec votre collègue des Finances ainsi qu'avec le SPF Finances à ce propos, puisque la fiscalité touchant l'impôt des personnes physiques est de leur ressort?
Enfin, comment le SFP informera-t-il l'association représentative des mineurs pensionnés, ainsi que tous les bénéficiaires, des modalités précises appliquées en matière d'imposition?
01.04 Frank Troosters (VB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, collega's, op 15 juni heeft het Parlement een wet aangenomen betreffende de berekeningswijze van het pensioensupplement voor ondergrondse mijnwerkers. In het kader daarvan ontvingen de eerste mijnwerkers in december al de eerste uitkeringen. Het is dan ook volkomen terecht om de ambtenaren van de Federale Pensioendienst lof toe te zwaaien voor de snelle aanpak, net als de mijnwerkers dat zelf hebben gedaan. De dienst heeft deze enorme administratieve opdracht zeer snel aangepakt.
Er is echter nog een belangrijke vraag die opheldering verdient, namelijk of het bedrag van die eenmalige uitkering van het retroactief toegekend pensioensupplement belastbaar is of niet. Ter zake stelden de professoren Véronique Pertry en François-Xavier Gaudissart een onderbouwde nota op die duidelijkheid verschaft. Hun eindconclusie is dat de eenmalige uitkering van het retroactief toegekend pensioensupplement voor mijnwerkers niet belastbaar is.
Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van de inhoud van het vermelde rapport? Hebt u dat kunnen inkijken? Deelt u de bevindingen? Wat is de stand van zaken?
01.05 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, we hebben ons vorig jaar constructief opgesteld met betrekking tot het gezamenlijke wetsvoorstel waarmee de mijnwerkers na dertig jaar eindelijk kregen wat hen toekwam. We waren het daarover grotendeels met elkaar eens en ik wil u danken voor de snelheid waarmee dit is aangepakt. Oorspronkelijk was immers voorzien dat de berekeningen eind maart klaar zouden zijn en dat de uitbetalingen er zes weken later zouden komen. Dat is ook de informatie die we aan de mijnwerkers hebben doorgegeven. Groot was dan ook onze verbazing toen bleek dat er mensen waren die in december al geld op hun rekening kregen.
Er zijn echter nog vragen over dit supplement. Ik heb persoonlijk een paar honderd van die dossiers in handen gehad en ook ik zag door de bomen even het bos niet meer. Er zijn met name nog enorm veel vragen over de fiscale afhoudingen.
Mevrouw de minister, hoe zit het met de fiscale behandeling van het pensioensupplement van de mijnwerkers? Volgens de FPD is er een vrijstelling van inhouding bedrijfsvoorheffing of fiscale vrijstelling.
Op basis van een memo van Véronique Pertry en François-Xavier Gaudissart, argumenteert de groep rond de vriendenkring dat niet in een vrijstelling voorzien moet worden, omdat er geen rechtsgrond is om de eenmalige uitkering van een retroactief pensioensupplement belastbaar te stellen. Volgt u die redenering?
Er is ook iets niet meteen duidelijk. Hoeveel dossiers zijn er ondertussen behandeld? Hoeveel van de behandelde dossiers hebben betrekking op Waalse mijnwerkers? Vandaag krijgen wij daar plots ook mails over, maar tijdens de eerste gesprekken daarover zou dat alleen een Limburgs dossier betreffen.
Ten slotte nog een kleine vraag over de bereikbaarheid van het inlichtingennummer waar de mijnwerkers kunnen naartoe bellen. Ik hoor van veel mensen die vanuit het buitenland bellen en die uit de lucht komen vallen dat zij daar ook recht op hebben, dat zij niet binnen geraken op dat nummer. Op mail wordt zelfs niet geantwoord. Bent u op de hoogte van die klachten? Ik werd zelf heel dikwijls in cc gezet, er is echt wel bewijs dat die gebeld hebben. Kan daar iets aan gedaan worden? Dat zou een enorme vooruitgang zijn.
01.06 Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, alvast dank u wel.
De vorige keer dat we hier met zijn allen waren, vroegen we naar het tijdskader en hoe vlot dat allemaal zou gaan. De mijnwerkers zaten immers op hete kolen. U heeft die belofte al voor een groot deel ingelost, want ik hoor van heel veel mijnwerkers dat ze hun dossier al in de bus hebben gekregen en dat de eerste uitbetalingen zijn gebeurd.
Er is heel wat onduidelijkheid over wat er nu moet worden afgegeven of niet. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier zeker niet over de solidariteitsbijdrage, de mijnwerkers drukten mij op het hart om dat zeker altijd te benadrukken. Als er een groep bekend staat om zijn solidariteit, dan zeker wel de mijnwerkers. Het gaat specifiek over dat stukje bedrijfsvoorheffing.
We hebben hier heel hard gewerkt om een wet goedgekeurd te krijgen, die een contradictie uit de vorige eeuw heeft rechtgezet. Er was een tegenspraak tussen een wet en een KB, waardoor de mijnwerkers jarenlang niet het pensioensupplement kregen waarop ze recht hadden. Nu heb ik een beetje schrik dat we ons in een nieuwe contradictie bevinden, namelijk of het bedrag van de rechtzetting, het stukje dat tien jaar teruggaat in de tijd, onderhevig is aan bedrijfsvoorheffing of niet. Het lijkt wel weer een contradictie te worden, want de ene expert zegt dat dit de rechtzetting is van een fout in het verleden, waarop dus geen bedrijfsvoorheffing moet worden betaald.
Een andere expert zegt dat dit het resultaat is van een geschil tussen personen en dus moet er wel bedrijfsvoorheffing betaald worden. U bent de uitvoerende macht, mevrouw de minister, dus vragen wij u om hierover een standpunt in te nemen. Gaat het hier over een bedrag van een rechtzetting door een fout in het verleden en moet er dus geen bedrijfsvoorheffing betaald worden? Of volgt u de redenering als zou het gaan om een geschil tussen personen, wat vermeld staat in een andere wet? De mijnwerkers vragen om duidelijkheid en ik hoop heel erg dat u die ons vandaag kunt geven.
01.07 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, dames en heren, wij hebben geen kennis van genomen engagementen door de voorgaande minister met betrekking tot deze materie. Ik ben bovendien geen minister van woorden maar van daden. Als ik een engagement neem, dan zal ik ook alles in het werk stellen om dat tot een goed einde te brengen. Het supplement van het mijnwerkerspensioen is een gekend dossier dat na vele jaren werd rechtgezet.
Mon administration exécute en ce moment la loi du 15 juin 2020. C'est un travail fastidieux et énorme, mais qui avance bien grâce au travail remarquable de l'administration à laquelle je transmettrai le message. Dans l'intervalle, 70 % des dossiers ont été menés à bien, à savoir 13 322 dossiers sur 19 001 dossiers. Le taux de réalisation est donc bon.
Le Service fédéral des Pensions estime que 4 438 des 5 952 dossiers wallons – puisque c'était une question particulière – ont déjà été complétés, c'est-à-dire 74,5 % très exactement.
Je tiens à insister sur le fait que cette exécution s'applique de manière uniforme au sein du SFP, autrement dit aucune différence n'est faite entre les personnes selon la Région où elles résident ou ont leurs droits.
Sur une page séparée du SFP, en ligne, www.sfpd.fgov.be/fr/revision-supplements-mineur, tous les mineurs pensionnés ou leurs familles – et vous aussi, les députés – peuvent suivre les progrès de l'évolution de l'analyse des dossiers. Nous sommes transparents, au SFP.
Suite à vos questions, et suite à une lettre du Vriendenkring, nous avons immédiatement écrit au ministre compétent. Le ministre des Finances m'a depuis lors confirmé que les compléments accordés seront traités comme d'autres arriérés de pension et seront donc imposables en tant que tels. L'association des mineurs en a également été informée dans le courant de la semaine dernière.
Ik kan niet in dialoog treden met de mijnwerkers over de bedrijfsvoorheffing aangezien dit een bevoegdheid is van de minister van Financiën.
Pour moi, ce débat est donc clos, suite à la décision du ministre des Finances.
Par ailleurs, les autres 30 % des dossiers, y compris les cas les plus difficiles, doivent encore être traités. Mais j'ai demandé à mon administration de veiller à ce que l'échéance de fin mars soit maintenue. On continue donc à garder le rythme en matière d'analyse des dossiers, analyse qui est réalisée avec le plus grand soin possible.
Si les travailleurs ou les familles sont confrontés à des problèmes d'analyse de leur dossier ou s'ils ont des questions à ce sujet, je rappelle qu'ils peuvent toujours joindre directement l'administration des Pensions en composant le numéro qui est gratuit. Ils ont également la possibilité d'envoyer un e-mail.
01.08 Nawal Farih (CD&V): Mevrouw de minister, u hebt gelijk over de voortgang van de dossiers. Als er al 13.221 van de 19.000 dossiers zijn opgenomen en klaargestoomd, dan is er echt wel een heel grote stap vooruitgezet sinds de laatste keer dat we samenzaten. Het is goed dat dit transparant gebeurt en dat we het goed kunnen opvolgen.
Ik heb enkel nog een opmerking over de manier waarop de doelgroep vandaag wordt bereikt. Ik heb de indruk dat ook de gratis lijn helaas nog niet functioneert zoals dat zou moeten, want heel veel mensen laten mij weten dat ze niet echt verder worden geholpen of dat ze daar niet de juiste informatie krijgen die ze zoeken.
Wat de voorheffingen betreft, ik denk dat er zeker nog collega's minister Van Peteghem hierover zullen bevragen. We zullen het debat daar verder voeren.
01.09 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
U bent inderdaad een minister van daden en niet alleen van woorden en ik kan u daarvoor alleen maar bedanken. Dat is een groot verschil met de discussies die we hier eerder over de mijnwerkerspensioenen hebben gehad.
Ik wil ook de administratie en het personeel van de Federale Pensioendienst bedanken. Ik denk dat het niet evident is om zo'n omvangrijk dossier manueel af te handelen en dat binnen de timing, zelfs vroeger dan u had vooropgesteld.
Het werd hier al gezegd, de mijnwerkers hebben dertig jaar lang moeten wachten op dat pensioensupplement. Wij hebben hierover heel wat debatten gevoerd in de Kamer en nu blijkt inderdaad dat er een verschillende interpretatie is tussen de FOD Financiën, die zegt dat daarop bedrijfsvoorheffing moet worden geheven en de andere experts, ook aangesteld door de KS Vriendenkring, die zeggen dat het om een eenmalige uitkering gaat, een uitkering sui generis waarop geen bedrijfsvoorheffing moet worden geheven.
Als ik die nota's lees, dan vind ik dat daarin toch goede argumenten staan om te stellen dat het een uitkering sui generis is. Wij zullen het vuur aan de lont steken bij de minister van Financiën en ook aan hem vragen richten. Ik begrijp dat het uw bevoegdheid niet is, maar ik wil toch aandringen op overleg tussen beide ministers en de mijnwerkers met de experts die ze hebben aangesteld.
Los van het feit dat het gaat om iets waarop ze recht hebben voor het harde werk dat zij in het verleden hebben geleverd, wil ik vermijden dat al die mijnwerkers naar de rechtbank stappen om hun rechten af te dwingen. Dan zou de overheid pas iets meemaken. Ik denk dus dat dit beter in overleg wordt geregeld. Wij zullen de vraag alvast richten aan minister Van Peteghem.
01.10 Jean-Marc Delizée (PS): Madame la présidente, je vous remercie.
Mevrouw de voorzitster, ik stel vast dat ik de enige Franstalige ben die hier het woord heeft genomen, maar ik heb het debat in het verleden grondig gevolgd.
Je remercie Mme la ministre pour sa réponse. Tout d'abord, s'agissant du travail du Service public fédéral, nous avions bien conscience, au moment où nous avons débattu et voté cette loi, que cela allait représenter pour l'administration un travail assez colossal en supplément du travail ordinaire. Il s'agit d'un bon résultat, puisque la ministre nous annonce que 70 % des dossiers ont aujourd'hui été traités et qu'il faut poursuivre les travaux à brève échéance.
Pour ce qui concerne la réponse du ministre des Finances, je ne doute pas qu'elle va fortement décevoir l'ensemble des bénéficiaires, dont l'association Vriendenkring. Nous avons reçu l'étude du bureau Eubelius, qui consiste en une dizaine de pages de considérations juridiques dont j'ai commencé l'analyse, mais il s'agit d'un sujet assez technique. À l'instar de Mme Vanrobaeys, je considère qu'il s'agit ici d'une allocation sui generis concernant une situation très particulière, qui ne peut être comparée à d'autres situations antérieures.
Comme ma collègue vient de le dire, je pense qu'il faudra poser des questions plus précises et plus techniques au ministre des Finances, de même que des questions écrites sur des points juridiques spécifiques.
01.11 Frank Troosters (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw uitgebreid antwoord. Uw antwoord is tweeledig.
Ten eerste, u ging in op de stand van zaken over de snelheid van de opvolging van de dossiers. Er is eensgezindheid dat u een minister met daadkracht bent en dat er snel wordt gewerkt, waarvoor iedereen dankbaar is.
Ten tweede, er is de vraag over de belastbaarheid en het antwoord daarop stelt mij minder tevreden. U trekt daar uw paraplu open door te verwijzen naar de minister van Financiën en inderdaad, op zich ligt de bevoegdheid inderdaad bij hem, maar u zit wel samen in de regering. Als u antwoordt dat daar alles geregeld moet worden en dat u ondertussen verder werkt, dan doet mij dat denken aan twee mensen die in een auto zitten: u zit aan het stuur en naast u zit de minister van Financiën, die u met een foute koers regelrecht naar de muur leidt, waarop u zich te pletter zult rijden, maar u blijft gewoon vrolijk verder rijden, omdat de minister van Financiën zegt dat het goed is.
Ik zou u, als minister met daadkracht, dus aanraden om nog een daad te stellen en snel aan tafel te gaan zitten met de minister van Financiën voor overleg. Het standpunt van de FOD Financiën is natuurlijk gekend, maar er is de nota van de twee professoren en van het advocatenkantoor en er is ook een gerenommeerd fiscalist die hier zijn licht over liet schijnen en zij zeggen alle drie iets anders.
Intussen gaat uw administratie verder en worden dossiers afgewerkt, mogelijk met vergissingen. Om die vergissingen te vermijden en om vergissingen uit het verleden recht te zetten, vraag ik om zo snel mogelijk daadkracht te tonen en met uw collega in overleg te gaan om tot een oplossing te komen.
01.12 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik heb enorme bewondering voor de mijnwerkers, niet alleen voor wat zij onder de grond hebben gedaan – daar moet ik u niet van overtuigen – maar ook omdat zij al zes regeringen lang, al dertig jaar, hebben gewacht en gestreden voor iets wat hun toekomt.
Ik ben bang dat het nu weer een jarenlange procedure zal worden. Verschillende financiële specialisten en professoren maken ons duidelijk dat er geen afhoudingen mogelijk zijn, omdat het over een nieuwe wet gaat. Punt uit. Wij kunnen daarover discussiëren. Wij hebben onze juridische dienst ook aan het werk gezet om dit dossier grondig te onderzoeken, maar de mijnwerkers zijn ondertussen al zestigers of zijn ouder. Veel mijnwerkers hebben niet meer datgene gekregen wat hun eigenlijk toekomt, zelfs hun wettelijke erfgenamen zullen het niet meer meemaken, gelet op de richtlijnen.
Ik vrees dat ze deze keer niet zoveel geduld zullen hebben. Ze zijn misschien een jaartje ouder, maar hun strijdvaardigheid is er nog altijd. Ik ben opgegroeid in de strijd van de mijnen en ik denk dat het hun duidelijk is. Ze willen niets extra, ze willen gewoon wat hun toekomt. Ze willen zelfs een solidariteitsbijdrage geven, ze willen zelfs sociale zekerheid hierop betalen, maar dat bepalen zij natuurlijk niet. Ik vrees dat we hier het laatste nog niet over hebben gezegd. Wij zullen uw collega hierover ook nog de nodige vragen stellen.
01.13 Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoorden.
Ze waren heel duidelijk over de stand van zaken, hoe het ermee zit en de transparantie daarrond.
Ik begrijp dat u voor het antwoord over de bedrijfsvoorheffing verwijst naar de minister van Financiën, maar daarmee zijn de mijnwerkers vandaag niet echt geholpen. Ik vrees, zoals collega Colebunders zegt, dat we hier opnieuw vertrokken zijn met een nieuw probleem, waar de mijnwerkers al dertig jaar tegenop botsen. In het verleden waren het een wet en een koninklijk besluit die elkaar tegenspraken, nu zijn het twee interpretaties van de wet op de bedrijfsvoorheffing die elkaar tegenspreken
Collega Delizée verwees er al naar: dit dossier is niet te vergelijken met iets wat we in het verleden al hebben meegemaakt. De inspanningen die de mijnwerkers ondergronds voor ons hebben geleverd, zijn ook niet te vergelijken met andere prestaties.
Mevrouw de minister, ik roep u op om samen te gaan zitten met uw collega van Financiën, maar ook met de mijnwerkers en de experts die hen adviseren en die zeggen dat het hier gaat om een uitbetaling van een rechtzetting als gevolg van een fout uit het verleden, waardoor geen bedrijfsvoorheffing moet worden betaald. U staat voor transparantie in deze dossiers, dus ik roep u op om op heel korte termijn zowel met de minister van Financiën als met de mijnwerkers te gaan samenzitten.
Het incident is gesloten.
La présidente: Chers collègues, je vous invite à respecter les temps impartis pour que nous puissions aller jusqu'au bout des questions du jour. À distance, je sais que vous ne voyez pas toujours où en est le chronomètre. Dès lors, je me permettrai de vous faire quelques petits rappels. N'en soyez pas offusqués!
02 Vraag van Wim Van der Donckt aan Eva De Bleeker (Begroting en Consumentenbescherming) over "De budgettaire tabel en de pensioenen" (55010304C)
02 Question de Wim Van der Donckt à Eva De Bleeker (Budget et Protection des consommateurs) sur "Le tableau budgétaire et les pensions" (55010304C)
02.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik zal mij zeker aan de spreektijd houden, want dit is een relatief korte vraag.
Mevrouw de minister, deze vraag had ik oorspronkelijk ingediend ter attentie van de staatssecretaris voor Begroting, maar omdat de vraag over de pensioenen handelt, werd ze naar u doorverwezen.
Bij de goedkeuring van de begrotingsnotificaties werden er door u budgetten uitgetrokken voor de pensioenen. Daarover gaat mijn vraag.
Mevrouw de minister, wat is het budgettair kader waarbinnen uw departement de komende jaren moet werken? Welke budgetten zijn er voor elk van de vooropgestelde pensioenhervormingen? De verhoging van het netto pensioen hebben we al achter de rug, maar ik vraag u om de budgetten ervoor kenbaar te maken. Daarnaast gaat het onder andere over het wegwerken van de minimumcoëfficiënt voor zelfstandigen. Zijn er ook bijkomende inkomsten op het gebied van pensioenen of besparingen waarmee de vooropgestelde pensioenhervormingen kunnen worden gefinancierd?
02.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Van der Donckt, zoals voorzien in het regeerakkoord, werden de eerste maatregelen genomen en al gebudgetteerd als volgt.
Het budget voor de verhoging van de minimumpensioenen bedraagt 1.182.500.000 euro in 2024. Dit jaar is het toegekend bedrag daarvoor 192.700.000 euro. Boven op de verhoging van de minimumpensioenen hebben wij ook de verhoging van de berekeningsplafonds, wat 18 miljoen euro betekent, gepland in het budget van 2024. Wij verhoogden ook het basisbedrag van de IGO. In 2024 gaat dit om een kleine 200 miljoen euro. Ten slotte hebben wij de neutralisatie van de verhogingen van het minimumpensioen op het niveau van de ZIV-bijdrage en de solidariteitsbijdragedrempels. Voor die maatregel werd er 180 miljoen euro toegekend. Ik overhandig u een tabel met de cijfers.
Betreffende het vervolg van maatregelen die moeten worden genomen in het kader van de pensioenhervorming, zoals voorzien in het regeerakkoord, zullen verschillende structurele maatregelen aan de regering worden voorgelegd in september 2021, na het sociaal overleg.
02.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord en voor het cijfermateriaal.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La présidente: La question n° 55010428C de Mme Florence Reuter est considérée sans objet.
- Vicky Reynaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het rapport van Caritas over de zogenaamde menstruatie-armoede" (55010825C)
- Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De menstruatiearmoede" (55012234C)
- Vicky Reynaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le rapport publié par Caritas sur la précarité menstruelle" (55010825C)
- Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La précarité menstruelle" (55012234C)
03.01 Vicky Reynaert (sp.a): Mevrouw de minister, naar aanleiding van een rapport van Caritas Vlaanderen dat eind 2019 verscheen, maakte u in december 2020 al een budget van 200.000 euro voor de Vrouwenraad en zijn Franstalige tegenhanger vrij om de problematiek van menstruatiearmoede aan te pakken.
In een reactie op mijn schriftelijke vraag ter zake, gaf u reeds een toelichting bij de strategische lijnen die met de beide raden werden afgesproken. Ik had ook begrepen dat ze met een projectoproep zouden werken.
Mevrouw de minister, met die strategie probeert u natuurlijk innovatieve ideeën van onderuit te laten groeien om de problematiek aan te pakken, maar hebt u zelf een visie over hoe we de kwestie het best aanpakken?
Zult u een onderzoek koppelen aan de resultaten van de projectoproepen? Zult u nagaan wat werkt en wat niet? Dat zou nuttig zijn met het oog op het uitwerken voor een structureel beleid.
Zult u een structureel beleid uitwerken? Nu is er eenmalig budget vrijgemaakt. Hoe ziet u dat zelf verder? Ziet u ook een rol voor de OCMW's weggelegd? Zo ja, welke rol?
03.02 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, armoede manifesteert zich op alle levensdomeinen, ook op het vlak van gezondheid en hygiëne. Menstruatiearmoede is daarvan een aspect.
Onlangs bracht Caritas Vlaanderen een rapportje uit waarmee men aandacht voor de problematiek vroeg. De organisatie deed ook een aantal concrete voorstellen.
Menstruatiearmoede heeft op veel vlakken grote gevolgen in het leven van meisjes en vrouwen. Sommige meisjes nemen bijvoorbeeld de pil, omdat de pil wordt terugbetaald en het kopen van menstruatieproducten niet. Zij staan daarbij niet stil bij de effecten op de gezondheid. Anderen gebruiken menstruatieproducten langer dan aangewezen, waardoor de kans op infecties groter wordt. Bovendien houden stress en angst voor lekken meisjes weg van school. Ze gaan bijvoorbeeld ook niet mee op schooluitstappen. Op die manier bouwen zij een schoolachterstand op. De gevolgen van iets wat onschuldig lijkt, zijn dus enorm.
Ik ben blij met uw beslissing om een budget van 200.000 euro vrij te maken om aan de problematiek te werken. Er gaat 100.000 euro naar de Conseil Francophones des Femmes de Belgique en 100.000 euro naar de Vrouwenraad in Vlaanderen. Zij moeten hiermee de menstruatiearmoede aanpakken.
Mevrouw de minister, wat gebeurt er met de middelen? De vrouwenraden kunnen die middelen in verschillende projecten inzetten. Weet u al over welk soort projecten het zal gaan? Is het een eenmalig of een jaarlijks bedrag?
Worden de projecten geëvalueerd, zodat wij achteraf kunnen bijsturen? Wanneer komt u eventueel met die evaluatie naar het Parlement?
De OCMW's hebben hierin ook een heel belangrijke rol te spelen. Voorziet u in een zekere ondersteuning voor de OCMW's? Concreet denk ik aan extra ondersteuning met federale of Europese middelen zoals FEAD-middelen of andere, zodat de lokale besturen op hun beurt organisaties kunnen helpen om menstruatieproducten ter beschikking te stellen. Die zouden bijvoorbeeld bij de sociale kruideniers en de voedselbedeling kunnen worden aangeboden. Dat gebeurt nu al, maar vaak zijn er wat dat betreft tekorten. Voedsel krijgen zij vaak als schenking als het over tijd dreigt te gaan, maar menstruatieproducten worden minder snel slecht en worden bijna nooit geschonken.
03.03 Minister Karine Lalieux: De term menstruatiearmoede is nog niet algemeen bekend en nog al te vaak taboe. Voor veel vrouwen die in armoede leven, is het helaas een reëel probleem. Menstruatieproducten zijn duur. Vrouwen hebben tijdens hun leven ongeveer 500 cyclussen en besteden duizenden euro's aan menstruatieproducten, minimaal 2.000 euro. Dat staat nog los van kosten voor onder andere gynaecologische onderzoeken en pijnstillers.
Ik hoef u niet te herinneren aan het btw-debat dat wij hierover in het Parlement voerden. Het zijn geen luxegoederen, maar basisproducten, die sommige vrouwen in ons land niet kunnen betalen.
Menstruatiearmoede veroorzaakt problemen in het dagelijks leven. Vrouwen en jonge meisjes blijven thuis uit schaamte, melden zich ziek op het werk, missen lessen of nemen niet deel aan sportactiviteiten of andere hobby's. Het zou toch niet mogen dat wij ons schamen om vrouw te zijn.
Het is ook een gevaar voor de volksgezondheid. Sommige vrouwen grijpen immers naar noodoplossingen, waardoor ze een verhoogd risico op infectie lopen en zich zelfs in gevaar brengen.
Het rapport van Caritas vraagt terecht aandacht voor dit probleem: één op acht meisjes wordt geconfronteerd met menstruatiearmoede. Armoede heeft op veel verschillende manieren een impact op de menselijke waardigheid, zelfs op de meest intieme aspecten. Zoals u weet, zijn vrouwen de grootste slachtoffers van armoede.
Het Schotse initiatief om menstruatieproducten gratis te maken voor alle vrouwen is opmerkelijk en inspirerend. We hebben hier nog een hele weg te gaan. Ik vind dat ik een bijzondere verantwoordelijkheid heb ten opzichte van alle vrouwen. Zoals u weet, heb ik me op dit vlak altijd strijdvaardig getoond. De verhoging van de uitkeringen is alleszins een stap in de goede richting, een historische zelfs. Maar dat volstaat niet, omdat deze maatregel niet specifiek op vrouwen is gericht. Zoals u al aangeeft in uw vraag is er ook een belangrijke rol weggelegd voor het lokale niveau en vooral voor de OCMW's. Ik ben dus zeker van plan deze organisaties te motiveren en te ondersteunen.
Ik zou ook het belang willen benadrukken van de verenigingen. Daarom ben ik momenteel samen met de Conseil des Femmes Francophones de Belgique en de Vrouwenraad aan het onderzoeken hoe we de initiatieven op het terrein concreet kunnen ondersteunen. Beide organisaties hebben daarvoor elk een subsidie van 100.000 euro gekregen. Ik heb deze maand met hen gesproken en we werken actief aan de ontwikkeling van dit project. Ik heb nog geen concrete plannen ontvangen.
Ik analyseer ook andere manieren om menstruatiearmoede te bestrijden. Ik zal u zeker op de hoogte houden en het is ook een nieuwe prioriteit van de IMC. We hebben gisteren een IMC gehad en dit is één van de vier prioriteiten van de nieuwe IMC. We hebben nu een gecoördineerd beleid met de verschillende overheidsniveaus.
De vraag over het FEAD zal ik later behandelen.
03.04 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik heb het FEAD als voorbeeld gegeven, maar mijn vraag was ook algemeen. Zullen er federale middelen ter beschikking van de lokale besturen worden gesteld? Daarop hebt u niet geantwoord.
03.05 Vicky Reynaert (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het is inderdaad hoogtijd om het taboe te doorbreken. U kunt op ons rekenen bij alle initiatieven die u wilt nemen om deze problematiek aan te pakken. We denken wel dat het handig is om na die projectoproepen na te gaan welk project wel of niet werkt, zodat we op termijn een structureel beleid kunnen voeren. Ik hoop dat u dat samen met de Vrouwenraad zult doen. Ik denk dat dit de enige manier is om vooruit te gaan.
Ik kijk uit naar hoe u de OCMW's zult motiveren en hoe u die ondersteuning concreet zult realiseren.
03.06 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord en vooral voor het feit dat u bereid bent om rond deze problematiek te werken. Dit is iets waarover vaak een taboe heerst, maar dat zou niet mogen. We zouden ons niet mogen schamen om vrouw te zijn en we zouden niet belemmerd mogen worden in ons dagelijks functioneren, om naar school of het werk te gaan omdat we menstrueren. Helaas is dat bij veel vrouwen en meisjes wel het geval.
Het is goed dat er nu al in iets wordt voorzien via de twee vrouwenraden. U kunt vandaag nog niet concreet zeggen welke projecten er zijn, maar dat is niet erg. Wij kunnen daarop op een later moment terugkomen. Ik heb voorgesteld om die projecten nadien te evalueren en eventueel bij te sturen.
We moeten ook via de lokale besturen, en meer bepaald via de OCMW's, werken. De federale overheid kan dat ondersteunen via bepaalde middelen die aan de OCMW's ter beschikking kunnen worden gesteld zodat zij verenigingen kunnen ondersteunen die deze producten aanbieden. Op die manier wordt er geen dubbel werk gedaan.
Het is goed dat dit een prioriteit is geworden op de Interministeriële Conferentie Armoedebestrijding.
03.07
Minister Karine Lalieux:
(…)
03.08 Nahima Lanjri (CD&V): Het is de twee, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding. Als het op een van de twee kan, is het ook al goed.
L'incident est clos.
04 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De betaalbaarheid van luiers" (55012733C)
04 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le prix des langes" (55012733C)
De voorzitter: Mevrouw Samyn, spreek ik het woord luiers correct uit?
04.01 Ellen Samyn (VB): Jawel, mevrouw de voorzitster. Het is misschien makkelijker om over pampers te spreken.
Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik verwijs naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend.
Net als de energiekosten wegen ook de
kosten van kinderen zwaar door op het gezinsbudget. Vandaag zijn er nog te veel
kinderproducten onderworpen aan het hoogste btw-tarief van 21%. Nochtans zijn
noodzakelijke kinderproducten geen luxe.
Omwille van de covidpandemie staat de
gezinsportemonnee nog extra onder druk. We zien een nieuwe groep mensen
aankloppen bij de OCMW's, veelal jonge gezinnen en eenoudergezinnen waarvan we
weten dat deze laatste reeds voor de covidpandemie in de categorie van meest
kwetsbare groep vallen uit onze samenleving.
Reeds jaren wordt er vanuit
gezinsverenigingen en consumentenorganisatie Test-aankoop gevraagd om het
btw-tarief te verlagen op noodzakelijke kinderproducten zoals babyverzorgingsproducten,
zuigflesjes en kinderluiers (wegwerp én herbruikbare). Het schoentje wringt bij
de Europese btw-richtlijn. Deze richtlijn stelt dat goederen die als primaire
levensbehoeften worden beschouwd, goedkoper moeten worden en dus betaalbaarder
voor de consument maar luiers vallen niet onder de categorie van 'primaire
levensbehoeften'. Nochtans zou dit voor deze gezinnen een belangrijke budgetbesparende
impact hebben inzake armoedebestrijding.
U heeft in december nog financiële
middelen vrijgemaakt om de menstruatie-armoede aan te pakken. Heeft u ook een
plan om de 'pamper-armoede' aan te pakken of werden er reeds middelen
vrijgemaakt? Zo neen, waarom (nog) niet?
Wordt er vanuit het Fonds voor Europese
hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) hiervoor Europese middelen vrijgemaakt?
Zal u aandringen bij uw collega, de
minister van Financiën, om de btw-verlaging op luiers aan te kaarten bij een
Europees overleg?
In 2016 en 2018 was er sprake dat de
federale regering materiële hulp zou bieden via de verdeling van hygiënekits
aan daklozen en luiers aan gezinnen met jonge kinderen. Is dit uiteindelijk
gebeurd? Hoeveel hygiënekits en pampers werden er uitgedeeld? Wat was de
kostprijs hiervan? Gebeurde dit voor de jaren 2019 en 2020? Zo ja, zal dit in
de toekomst ook worden voorzien?
04.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Samyn, verzorgingsproducten voor vrouwen en voor jonge kinderen zijn noodzakelijke producten. Voor sommige gezinnen valt er een grote financiële en mentale last van hun schouders, indien zij die producten niet meer zelf hoeven aan te kopen.
De federale regering heeft in het kader van het FEAD-programma 2014-2020 geld voor de aankoop van hygiënische producten voor vrouwen en mannen en voor pampers in 2015, 2016, 2017 en 2018 vrijgemaakt. In totaal werden op die manier 63.400 verzorgingsproducten voor vrouwen en mannen en 4.805.853 pampers verdeeld. Dat is alleen voor de periode tussen 2015 en 2018.
Helaas werd die materiële hulp in de jaren daarna niet voortgezet. De start van de nieuwe FEAD-periode 2021 tot 2027 biedt ons de kans dergelijke materiële hulp opnieuw in het programma op te nemen, waar ik uiteraard achtersta.
De overheidsopdrachten moeten nog worden gelanceerd, omdat er nog gesprekken lopen met de deelstaten. De bedoeling is alleszins het fonds van voldoende middelen te voorzien.
Voor de vraag over de btw nodig ik u uit ze aan de minister van Financiën te stellen.
04.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, zeker gezien de coronacrisis is het voor heel veel jonge gezinnen financieel niet makkelijk en halen zij met hun centjes zelfs amper het einde van de maand. Wij hebben al een paar keer gesproken over het aantal nieuwe personen die moeten aankloppen bij het OCMW en bij de Voedselbanken.
Voor gezinnen met jonge kinderen zou het een welgekomen financiële of materiële steun zijn, iets wat zij ook effectief voelen in de gezinsportemonnee. Ik begrijp dat het gaat om een Europees programma en ik zal de vraag zeker ook stellen aan de minister van Financiën, want het is belangrijk. Wij hadden het zopas over menstruatiearmoede, maar pamperarmoede bestaat ook echt. Het zou dus goed zijn, mochten luiers ook behoren tot de essentiële goederen, want dat zijn zij wel degelijk. Dat zal iedereen toch wel beamen. Het doet mij dus plezier dat er middelen zullen worden vrijgemaakt om de pamperarmoede aan te pakken.
L'incident est clos.
- Evita Willaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De toevoeging van het weddecomplement voor de berekening van het militaire rustpensioen" (55010915C)
- Catherine Fonck aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het in aanmerking nemen van een weddecomplement voor militairen" (55012491C)
- Marc Goblet aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De berekening van het pensioen van de militairen" (55013228C)
- Evita Willaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'ajout du complément de traitement pour le calcul de la pension de retraite militaire" (55010915C)
- Catherine Fonck à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La prise en compte d’un complément de traitement pour les militaires" (55012491C)
- Marc Goblet à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le calcul des pensions des militaires" (55013228C)
05.01 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, verscheidene ministers werden in het verleden al geïnterpelleerd over de problematiek. Voor u is het de eerste keer en ik hoop dat het meteen ook de laatste keer zal zijn.
Voor de bepaling van de referentiewedde voor de berekening van het militair rustpensioen wordt enkel de jaarlijkse basiswedde gebruikt. Bovendien wordt de vormingstoelage eveneens in aanmerking genomen. Het weddecomplement van 11 % voor onregelmatige prestaties wordt voor de burgercollega's wel in aanmerking genomen, maar niet voor de militairen.
De vorige minister van Pensioenen werd daarover herhaaldelijk geïnterpelleerd en wist in december 2019 mede te delen dat het ontwerp van koninklijk besluit over de toevoeging van het weddecomplement van 11 % wegens onregelmatige prestaties, toegekend aan de leden van het burgerpersoneel van Defensie en aan bepaalde militairen die een paramedische functie uitoefenen, klaar was. Het moest enkel nog worden goedgekeurd door de ministerraad. Omdat de regering toen in lopende zaken functioneerde, kon het echter niet worden goedgekeurd.
Daarom heb ik de hiernavolgende vragen naar de stand van zaken in het dossier.
Het meeste werk zou ondertussen zijn gebeurd. Gaat u ermee door? Welke timing hebt u voor ogen?
De vorige minister heeft zich herhaaldelijk geëngageerd om het dossier in orde te brengen, maar kon zijn belofte helaas niet waarmaken.
Zal die onrechtvaardigheid na tien jaar eindelijk tijdens de huidige legislatuur worden rechtgezet?
05.02 Marc Goblet (PS): Madame la présidente, madame la ministre, à l'heure actuelle, seul le traitement de base annuel et l'allocation de formation sont pris en compte dans le calcul de la pension des militaires. Alors que pour leurs collègues civils, notamment pour les employés du ministère de la Défense, un supplément de salaire de 11 % pour service irrégulier est aussi pris en compte, il n'en est rien pour les militaires.
Votre prédécesseur s'était engagé à répondre à cette différence de traitement en accordant également ce supplément aux militaires. Il avait ainsi annoncé qu'un projet d'arrêté royal était prêt. Cependant, le nouveau gouvernement a été mis en place sans que ce projet n'ait vu le jour.
Madame la ministre, que comptez-vous faire et dans quel délai afin de réparer cette injustice en accordant ce supplément de 11 % aux militaires?
05.03 Karine Lalieux, ministre: Madame, monsieur, depuis mon entrée en fonction, j'ai pu être informée de l'état de différents dossiers restés en suspens. Je peux dire qu'ils sont fort nombreux. Dès lors, mon administration et moi-même travaillons main dans la main pour faire avancer les nombreux dossiers avec des systèmes différents.
Un des dossiers en suspens concerne effectivement, comme vous l'avez dit, chers collègues, certains membres du personnel civil de la Défense ainsi que certains militaires exerçant une fonction paramédicale. C'est pourquoi je ferai en sorte, et surtout l'administration fera en sorte, que ces dossiers avancent.
Le projet d'arrêté royal dont vous avez parlé sera soumis pour avis et concertation dans les semaines qui viennent. Vous savez qu'avant d'être sur votre table, ou sur la table du gouvernement, il doit passer par la concertation sociale, et j'y tiens.
Je vous tiendrai évidemment au courant du suivi. En tout cas, nous espérons que, dans les semaines qui viennent, cet arrêté royal soit déposé.
Je tiens également à vous rappeler que l'égalité de traitement des citoyens est fondamentale pour moi. Nous essayons donc de régler tous les dossiers en suspens de manière totalement égalitaire.
Het is belangrijk dat werknemers in hun rechten worden beschermd en dat zij gelijk worden behandeld. Voor mij is dat essentieel.
05.04 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, dank u wel voor uw antwoord. Bedankt ook dat u de koe meteen bij de hoorns heeft gevat.
Ik treed u helemaal bij. Voor ons is de gelijke behandeling ook essentieel. Dat is heel logisch. Ik denk dat het hoog tijd wordt dat dit geregeld wordt voor een groep mensen die er uiteindelijk niet de dupe van mag zijn dat dergelijke dossiers door aanslepende regeringsvormingen blijven steken en de gelijke behandeling precies in de weg staan.
Ik kijk dan ook uit naar het advies van de sociale partners op het moment dat u het kunt voorleggen aan de ministerraad en dit voor eens en voor altijd geregeld kan worden. Bedankt om ons daarvan op de hoogte te houden.
05.05 Marc Goblet (PS): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse. Je tiens également à mettre en avant l'importance de l'équité dans le traitement de tous les citoyens, mais je prends surtout en référence votre engagement de soumettre l'arrêté royal à la concertation. J'espère que vous pourrez le faire dans le meilleur délai de manière à rencontrer l'attente des personnes concernées.
Het incident is gesloten.
06 Question de Marie-Colline Leroy à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le nouveau public qui fait appel aux aides du CPAS" (55011054C)
06 Vraag van Marie-Colline Leroy aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De nieuwe cliënten van de OCMW's" (55011054C)
06.01 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, la situation socio-économique actuelle fait basculer bon nombre de travailleurs et de travailleuses qui avaient, avant la crise, des jobs relativement précaires mais qui leur permettaient de rester à flot jusqu'à la fin du mois. Aujourd'hui, avec la fermeture de l'horeca et des espaces de diffusion culturelle, c'est un pan entier de la société qui se retrouve sans ressources financières. Des budgets ont été débloqués pour ce public et les CPAS sont appelés à prendre le relais et à répondre aux appels à l'aide. C'est une très bonne chose. Mais ils sont limités par des balises qui sont sans doute, en cette période particulièrement complexe, trop limitatives.
Je souhaite évoquer deux situations qui me sont parvenues via des témoignages auxquels, je vous l'avoue, je ne pouvais pas vraiment répondre. La première, c'est le fait de devoir résider en Belgique depuis trois ans. Cette règle met de facto en marge des aides beaucoup d'étudiants résidant en Belgique, principalement français. Or, ils ne peuvent demander une aide dans leur pays d'origine puisqu'ils n'y vivent plus. Ils ne peuvent pas non plus en demander une en Belgique. C'est en tout cas ce qu'on leur a dit. Envisagez-vous de faire une exception temporaire pour ce public, étant donné le caractère ubuesque de sa situation? Ils ne peuvent retourner dans leur pays puisqu'ils étudient ici. Ils ont été acceptés dans nos universités, académies, hautes écoles au prix parfois d'un long parcours administratif. Ils sont là depuis six mois, un an, voire un peu plus mais pas encore trois ans.
La deuxième situation concerne la cohabitation qui est très régulièrement un frein aux aides. Que mettez-vous déjà en œuvre pour éviter qu'une cohabitation dite "non solidaire" (étudiants, frères et sœurs, amis, etc.) n'impacte et ne creuse les difficultés budgétaires des citoyens et des citoyennes?
06.02 Karine Lalieux, ministre: Madame Leroy, votre première question m'étonne un peu. Pour pouvoir bénéficier du droit à l'intégration sociale, plusieurs conditions doivent être remplies: être majeur ou assimilé à un majeur; ne pas disposer de ressources suffisantes; faire valoir ses droits en vertu de la législation sociale belge ou étrangère; résider en Belgique; une condition de nationalité: être belge, apatride, reconnu réfugié, bénéficiaire de protection subsidiaire, être citoyen de l'Union européenne ou un membre de sa famille qui l'accompagne ou le rejoint bénéficiant d'un droit de séjour de plus de trois mois (et non pas de trois ans) en Belgique ou être un étranger inscrit au registre de la population.
Il n'est nulle part question d'une condition de résidence de trois ans en Belgique. Dès lors, un étudiant étranger dans le besoin peut s'adresser au CPAS pour obtenir une aide quelconque.
Deux conditions doivent être réunies pour qu'il y ait cohabitation en matière de droit à l'intégration, à savoir vivre sous un même toit et régler en commun les questions ménagères. S'il ressort de l'enquête sociale du CPAS que ces conditions sont réunies, c'est le taux de cohabitant qui est à octroyer. Dans le cas contraire, c'est le taux de personne isolée.
Le problème de la cohabitation est connu de tous depuis longtemps, et de nombreuses initiatives ont vu le jour ces dernières années. Par ailleurs, un meilleur accès au droit ne se traduit pas seulement par une valorisation des montants mais doit également passer par l'examen des conditions pour y avoir accès. C'est pourquoi l'accord de gouvernement prévoit d'examiner si la réglementation sociale et fiscale est encore adaptée aux formes actuelles de vie en commun et/ou de soins et de choix de chacun.
Il ressort d'une analyse de dossiers individuels que certains CPAS n'appliquent pas le taux de cohabitant quand des étudiants vivent sous le même toit, mais cela dépend d'une décision dans l'autonomie de gestion des CPAS. En outre, une enveloppe de 115 millions d'euros a été débloquée pour la création d'un "subside covid-19" afin de permettre aux CPAS d'octroyer avec beaucoup plus de souplesse des aides de première nécessité à la population la plus précarisée, dont les étudiants font bien évidemment partie.
06.03 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie vivement pour ces réponses.
Je ne vous cache pas que je suis soulagée d'entendre votre réponse à la première question, car je n'avais pas trouvé cette information lors de mes recherches. Je souhaitais dès lors l'entendre de votre bouche.
Par ailleurs, ce sont les raisons qui ont été invoquées pour refuser l'octroi, et je pense qu'il est important de pouvoir retourner vers ces publics pour leur dire que nous sommes d'accord et qu'il n'existe pas de conditions relatives à la cohabitation. Je pense comme vous que le travail que nous nous sommes engagés à fournir pendant cette législature va s'avérer essentiel au cours des prochains mois et années, et je vous remercie pour votre engagement sur ce plan.
Het incident is gesloten.
07 Question de Marie-Colline Leroy à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le traitement anonymisé des demandes d'aides sociales aux CPAS" (55011059C)
07 Vraag van Marie-Colline Leroy aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De geanonimiseerde behandeling van de steunaanvragen door de OCMW's" (55011059C)
07.01 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, ma deuxième question est un peu différente et porte sur du plus long terme.
Je vais vous parler de l'anonymisation des données, un sujet passionnant. L'an dernier, en mars 2019, un CPAS se lançait dans un pari: celui de traiter les demandes d'aides sociales dans l'anonymat. Concrètement, la commune mettait cette mesure en place pour toutes les aides octroyées par le CPAS: du revenu d'intégration sociale aux chèques-repas, en passant par l'octroi d'un logement. Tout se devait d’être anonyme. Ainsi, une fois le dossier constitué par l’assistant social, il était envoyé aux conseillers en enlevant tous les attributs du demandeur. Seuls restaient le résumé de la situation et le registre national du demandeur.
L’objectivité universelle vers laquelle les décideurs sont supposés tendre paraissait plus facile à atteindre. Il semble qu’un an plus tard, sans de réels débats, la mesure ait été abandonnée. Pas assez aisé de suivre le dossier rien qu’à l’aide du numéro d’identité. De plus, il semble aisé, dans des petites communes de deviner de qui on parle dans ces dossiers. Certains estiment que les demandes sont assez anonymes puisqu’elles sont traitées à huis clos. Par ailleurs, il faut dire que cet anonymat reste relatif puisque les conseillers ont accès aux documents produits par l’administration. Enfin, en cas d’audition du demandeur par le conseil, pas facile, forcément, de garder l’anonymat. Pourtant c’est une belle idée. Elle est juste et équitable.
Madame la ministre, que pensez-vous du procédé? Quelle est votre position quant à la méthode dite anonyme? Savez-vous si de telles initiatives fonctionnent dans d’autres communes? Encouragez-vous les CPAS à tenter cette expérience, expérience qui pourrait évidemment être repensée et réorganisée?
07.02 Karine Lalieux, ministre: madame la présidente, cette expérience de traitement des dossiers de manière anonyme est une initiative intéressante. Les objectifs d'impartialité, de neutralité qu'elle poursuit sont honorables et trouvent leurs fondements dans les valeurs de justice et d'équité que je défends quotidiennement. Néanmoins, je peux vous dire, de ma propre expérience, que les choses se passent actuellement déjà très bien, vu les garanties offertes par les règles de confidentialité des données, auxquelles chaque travailleur social, chaque conseiller d'action sociale et chaque CPAS doivent se tenir.
Cependant, si un CPAS souhaite aller plus loin dans l'anonymat de ses dossiers, cela lui est tout à fait possible. On ne récolte pas de plaintes par rapport à la violation du secret professionnel et à l'anonymat. Le procédé que vous mentionnez est limite quand il s'agit d'enquêtes individuelles et de prendre toute la dimension de problèmes souvent multifactoriels. Il est quand même compliqué de rester uniquement dans l'anonymat. Je pense que c'est de l'humain, et l'humain est important. Un numéro ne fait pas l'humain derrière.
07.03 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
J'avais le souhait de vous entendre, car c'est un débat qui naît dans certaines communes et au sujet duquel j'ai été interpellée par certains conseillers de l'action sociale souhaitant y revenir. En effet, il y a cette tension entre la volonté de justesse et d'équité ainsi que, parfois aussi, l'influence que peuvent avoir nos stéréotypes et préjugés sur nos propres décisions, et ce, de manière extrêmement subtile et invisible. Aussi pourrait-on imaginer qu'en fonction de ce que l'on définit dans l'identité d'une personne, la posture pourrait changer.
Il serait peut-être intéressant d'utiliser des méthodes mixtes, d'examiner si des traitements anonymisés diffèrent des traitements qui ne le seraient pas sur des dossiers identiques, à l'instar des expériences faites sur des dossiers fictifs d'engagement et d'entretiens d'embauche? Parce que, dans ces cas-là, il peut y avoir des variations.
Het incident is gesloten.
La présidente: La question n° 55011105C de Mme Willaert est transformée en question écrite.
- Caroline Taquin à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La prolongation de la période transitoire de rachat des années d’études en raison de la pandémie" (55011107C)
- François De Smet à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La régularisation des années d’études dans le cadre du calcul de la pension" (55011533C)
- Sophie Thémont à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le rachat des années d'études" (55013270C)
- Caroline Taquin aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De verlenging van de overgangsperiode voor het afkopen van studiejaren n.a.v. de pandemie" (55011107C)
- François De Smet aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De regularisatie van de studiejaren in het kader van de pensioenberekening" (55011533C)
- Sophie Thémont aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het afkopen van studiejaren" (55013270C)
08.01 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, depuis l'entrée en vigueur de la loi relative à l'harmonisation de la prise en compte des années d'études pour le calcul de la pension, les travailleurs disposent de la faculté – sous conditions – de racheter ou de régulariser ces années d'études.
Sous certaines conditions, ces années d'études sont prises en compte pour le calcul de la pension de retraite à concurrence d'un soixantième par année du traitement de référence qui sert de base pour le calcul de la pension.
Une période transitoire avait toutefois été mise en place lors de l’adoption de la mesure pour les travailleurs ayant obtenu leur diplôme avant le 1er décembre 2007. Jusqu'au 30 novembre 2020 inclus, ils pouvaient racheter les années à partir de leur vingtième anniversaire au montant de la cotisation forfaitaire. Ce régime transitoire est désormais terminé. Je pense donc que les réponses aux questions que je vais vous poser pourront intéresser un grand nombre de collègues et de citoyens.
Madame la ministre, quel a été le nombre de régularisations d’années d’études effectuées depuis l’adoption de la mesure? Quelles ont été les recettes générées? Dispose-t-on d’analyses sur l'âge des bénéficiaires ayant choisi de racheter les années d’études? Enfin, compte tenu de la crise sanitaire et économique actuelle, le gouvernement envisage-t-il de prolonger la période transitoire arrivée à échéance?
08.02 Sophie Thémont (PS): Madame la présidente, mon collègue vient de faire l'état des lieux. Je ne serai pas redondante et poserai donc simplement mes questions.
Madame la ministre, pourriez-vous m'informer du nombre et du profil des personnes qui ont eu la possibilité de racheter leurs années d'études? Envisagez-vous l'évaluation de cette mesure dans la réforme des pensions que vous menez?
08.03 Karine Lalieux, ministre: Madame la présidente, chers collègues, je n'envisage pas la prolongation de la période transitoire pour les raisons suivantes.
La fin des mesures transitoires ne met pas un terme à la possibilité de régulariser les années d'études mais bien à l'application d'un tarif forfaitaire appliqué quelle que soit l'année de régularisation. Il est dès lors toujours possible aujourd'hui de régulariser ces périodes d'études, un taux actuariel étant appliqué à ceux qui le font plus de dix ans après l'obtention du diplôme.
Les personnes qui souhaitent régulariser leurs années d'études ont eu droit à trois ans pour le faire à ce tarif forfaitaire préférentiel. Pour ceux qui ont officiellement déposé une demande de régularisation avant le 1er décembre mais sans pour autant pouvoir compléter à temps l'ensemble de leur dossier, notamment à cause du covid, de la fermeture des administrations, etc., le SFP a fait preuve de souplesse afin qu'ils puissent envoyer les éléments manquants même après le 1er décembre.
Il suffisait que la demande soit introduite, peu importe si le dossier était complet. Ce dossier sera pris en considération comme pendant la période transitoire.
Actuellement, le SFP a comptabilisé 17 450 demandes de régularisation pour 5 306 paiements. Le montant global payé est de 26 412 017 euros, pour être très précis.
En ce qui concerne l'âge des bénéficiaires ayant choisi de racheter leurs années d'études, les personnes de plus de 55 ans sont les plus nombreuses.
Quant à l'évaluation de la mesure, par rapport à ce qui avait projeté par le précédent gouvernement, tant d'un point de vue budgétaire que d'un point de vue du nombre, nous ne pouvons pas dire qu'elle a eu un énorme succès jusqu'à présent.
08.04 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, je n'ai pas de remarque particulière. Nous allons analyser les chiffres que vous nous donnez. Merci pour votre réponse concise et néanmoins complète et claire.
08.05 Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse complète, notamment sur les dossiers de régularisation, les chiffres et l'âge des bénéficiaires.
Toutefois, il faut quand même être attentifs, parce qu'aujourd'hui, nous savons que quatre pensionnés sur dix vivent sous le seuil de pauvreté. Je pense qu'il faut mettre en place des mesures qui ne pénalisent aucun travailleur en fin de carrière et qui ne freinent pas tous ceux qui envisagent de se spécialiser en entamant des études supérieures. Madame la ministre, je sais que vous êtes attentive à tout cela.
L'incident est clos.
09 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De fictieve rentevoet" (55011180C)
09 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le taux d’intérêt fictif" (55011180C)
09.01 Nahima Lanjri (CD&V): Bij uw beleidsverklaring stelde ik u reeds de vraag
omtrent de fictieve rentevoet. Maar ik heb daar, behoudens vergissing nog geen
antwoord op gekregen. Er zijn echter heel wat burgers die zich hierover,
terecht, zorgen maken.
Deze fictieve rentevoet bedraagt vandaag
nog steeds 4,75 %. Dat is niet in overeenstemming met de werkelijke
rentevoeten. De vorige regering had al het voornemen de solidariteitsbijdragen
gradueel te verminderen. Dat is dus op zich al een stap in de goede richting.
Kan u de huidige stand van zaken meedelen
met betrekking tot deze maatregelen? Plant u een verlaging van de fictieve
rentevoet voor de omzetting van het aanvullend pensioenkapitaal en, zo ja,
hoeveel zal die bedragen en wanneer zal die ingaan? Plant u een verlaging van
het tarief van 2 % en, zo ja, voor welke schijven van het totale bruto
pensioenbedrag en wanneer zal die verlaging ingaan?
09.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Lanjri, de rentevoet waarnaar u verwijst, wordt gebruikt bij de vaststelling van de ZIV en de solidariteitsbijdrage op de pensioenen. Die bijdragen worden berekend op het totale pensioeninkomen, zijnde wettelijke en aanvullende pensioenen samen.
Aangezien de aanvullende pensioenen vaak worden uitbetaald onder de vorm van een eenmalig kapitaal, worden ze voor de vaststelling van de ZIV en de solidariteitsbijdrage omgezet in een fictieve lijfrente.
Hoewel het logisch lijkt de sociale bijdrage te berekenen op basis van het totale pensioeninkomen, moet dat op een eerlijke manier gebeuren.
Ik begrijp dat die billijkheid vandaag door velen in vraag wordt gesteld. Wij stellen inderdaad vast dat de omzettingscoëfficiënten die worden gebruikt voor de berekening van de fictieve rentes, gebaseerd zijn op verhoogde hypothesen. Daardoor dreigt het inkomen van de gepensioneerden voor de berekening van de sociale bijdragen te hoog te worden ingeschat.
Ook stellen wij vast dat de coëfficiënten sterk afwijken van de coëfficiënten die worden gebruikt voor andere toepassingen op het vlak van de aanvullende pensioenen, bijvoorbeeld qua berekening van de indicatieve rente op mypension.be. Dat komt de begrijpelijkheid van het systeem niet ten goede. Het is heel complex.
Ik ben dan ook bereid de regeling kritisch te evalueren. Ik kan u in dat verband melden dat de problematiek van de omzettingscoëfficiënten, waaronder die voor de berekening van de ZIV en de solidariteitsbijdrage, op dit moment wordt onderzocht in het Begeleidingscomité van Sigedis, waarin de sociale partners zijn vertegenwoordigd. Ik kijk uit naar hun bevindingen.
09.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik kijk samen met u uit naar de resultaten. De mensen over wie het gaat, doen dat ook. Zij moeten vandaag vaststellen dat hun een veel te hoge rentevoet van 4,75 % wordt aangerekend, terwijl de rente veel lager ligt. Het is hoog tijd dat wij die aanpassen. De vorige regering had al stappen in die richting gezet. U zegt nu dat het bekeken wordt. Ik stel voor dat ik u over een maand opnieuw bevraag. Wanneer zijn zij klaar? We mogen er geen jaren mee wachten.
09.04 Minister Karine Lalieux: Ik weet het niet, ik zal het vragen.
09.05 Nahima Lanjri (CD&V): Als u mij op de hoogte brengt, dan kan ik ook vernemen wat de resultaten zijn en of wij effectief de rentevoeten naar beneden zullen aanpassen. Hopelijk volgt er in de mate van het mogelijke ook een retroactieve aanpassing. De mensen hebben reeds al te veel betaald. De vraag of de verlaging ook toepasbaar voor hetgeen de mensen te veel hebben betaald is ook een opmerking die u zou kunnen meenemen.
L'incident est clos.
10 Vraag van Vicky Reynaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De werking van NOVA+" (55011191C)
10 Question de Vicky Reynaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le fonctionnement de NOVA+" (55011191C)
10.01 Vicky Reynaert (sp.a): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, in uw beleidsnota staat dat met het project NOVA+ de OCMW's toegang zullen krijgen tot een voorstel van statuut van de begunstigde alvorens een subsidieaanvraag in te dienen. In het regeerakkoord staat dat voor de rechten die niet automatisch toegekend kunnen worden een digitale tool ter beschikking zal worden gesteld ten behoeve van de sociaal werkers die op basis van statuut, inkomen, woonplaats en gezinssituatie aangeeft op welke lokale en bovenlokale steun een huishouden recht heeft.
Mevrouw de minister, ik heb een aantal vragen.
Hoe zou NOVA+ de doelstellingen van het regeerakkoord kunnen realiseren? Kan men met die tool enkel het statuut van de persoon in kwestie opzoeken of geeft hij ook aan op welke lokale en bovenlokale steun deze persoon op basis van dat statuut recht heeft? Indien dat niet het geval is, zult u werk maken van een dergelijke tool?
Wat met steun op basis van inkomen, woonplaats of gezinssituatie van de cliënt? Heeft NOVA+ op dat vlak een meerwaarde als digitale rechtenverkenner?
Welke initiatieven zult u nog nemen om tot een digitale rechtenverkenner te komen die op basis van statuut, inkomen, woonplaats en gezinssituatie aangeeft op welke lokale en bovenlokale steun een huishouden recht heeft?
10.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Reynaert, het project NOVA+ werd tijdens de vorige regeerperiode opgestart. Het heeft een beperkt doel, namelijk de sociaalwerkers informatie verstrekken op basis van een rijksregisternummer, de sociale onderzoeken te vergemakkelijken en de administratieve last te verminderen.
Voor rechten die niet automatisch kunnen worden toegekend, moeten wij een instrument ontwikkelen dat rekening houdt met alle sociale en economische aspecten van de persoon en zijn huishouden. Het REMI-programma lijkt hieraan gedeeltelijk te kunnen voldoen. Zoals ik u al heb gezegd, was er voor dit systeem evenwel geen feedback over ervaringen, zelfs geen evaluatie. Deze elementen zijn cruciaal om een onderbouwde beslissing te kunnen nemen.
Indien REMI niet voldoet aan de doelstelling, kunnen wij nog altijd een programma ontwikkelen dat het mogelijk maakt om de behoeften te objectiveren en de acties van de verschillende OCMW's en de sociale werkers uit eenzelfde OCMW te harmoniseren.
10.03 Vicky Reynaert (sp.a): Mevrouw de minister, onze partij pleit ervoor om af te stappen van de visie waarbij armoede gedefinieerd wordt op basis van louter het statuut. Uit uw antwoord begrijp ik dat NOVA+ enkel dat beperkt doel heeft, te kijken naar het statuut. Wij willen breder kijken, onder andere naar inkomen, uitgaven, woonplaats en gezinssituatie. Alleen op die manier kunnen we tot een menswaardig inkomen op maat komen. Om die reden pleiten wij, zoals u zelf ook aanhaalt, voor het REMI-systeem, dat als doel heeft om tot een menswaardig inkomen te komen en na te gaan hoeveel steun er aanvullend nodig is om daar te geraken.
Volgens de manier waarop het REMI-systeem nu ontwikkeld is, zal die doelstelling niet worden bereikt. Daarom pleiten wij naast het REMI-systeem ook voor een digitale rechtenverkenner, die de lokale besturen kunnen gebruiken om in een oogopslag te zien op welke lokale en bovenlokale steun een huishouden recht heeft, zoals voorzien in het regeerakkoord.
Het incident is gesloten.
11 Question de Benoît Piedboeuf à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le cumul de revenus de pension et de revenus d'appoint de pompiers-ambulanciers volontaires" (55011439C)
11 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het cumuleren van een pensioen en de vergoeding van vrijwillige brandweerlieden-ambulanciers" (55011439C)
11.01 Benoît Piedboeuf (MR): "Madame
le Ministre, Chère Madame Lalieux le bénéficiaire d'une pension du régime des
fonctionnaires âgé de moins de 65 ans est autorisé à exercer une activité
professionnelle pour autant que les revenus y afférents n'excèdent pas 8.393 €
brut en 2020 sinon un régime de réduction de pension est appliqué
.
Les pompiers volontaires bénéficient d'une
exonération fiscale de 6340€ en 2020.
Pouvez-vous indiquer si cette somme est
comprise dans les 8393 € ne pouvant être dépassés ou si ce montant s'ajoute au
8393€ pour les pompiers retraités de leur emploi principal et qui exercent
comme pompiers-ambulanciers volontaires ?
Par ailleurs, le revenu d'appoint lié à
l'activité de pompier ambulancier volontaire est exonéré à raison de 6340 €
pour 2020. Il semble que la possibilité de gagner des revenus d'appoint non
imposables en tant que pensionné disparaît le 31 décembre 2020. Cette règle
s'applique-t-elle aux revenus occasionnels des pompiers-ambulanciers
volontaires qui sont retraités de leur emploi principal ?
onses."
11.02 Karine Lalieux, ministre: Monsieur Piedbœuf, votre question spécifique est assez technique pour une explication orale mais je vais essayer d'y répondre.
Un pensionné qui n'a pas une carrière de 45 ans ou qui n'a pas encore atteint l'âge de 65 ans peut cumuler pension et revenus à condition que ceux-ci ne dépassent pas le montant brut de 8 393 euros pour l'année 2020. Il convient de faire la distinction entre l'indemnité de frais pour les pompiers volontaires et les pompiers-ambulanciers volontaires – c'est le même système – et l'indemnité obtenue dans le cadre d'un travail associatif. Il s'agit en fait de revenus traités différemment, tant du point de vue fiscal que du point de vue de leur cumul avec la pension.
Concernant d'abord l'indemnité de frais pour les pompiers volontaires, elle est exonérée d'impôts jusqu'à 6 210 euros. On parle à nouveau des revenus de l'année 2020. Par conséquent, celle-ci n'est pas prise en compte pour les limites de revenus autorisés. C'est sans doute ce que vous vouliez entendre.
Toutefois, la partie de l'indemnité qui dépasse le montant de 6 210 euros, ainsi que tout revenu provenant d'une autre activité professionnelle, sera prise en compte pour évaluer si la limite du cumul a été dépassée ou non. À partir du 1er janvier 2021, il sera impossible d'effectuer tout travail associatif, tel que visé dans la loi du 18 juillet 2018 car comme vous le savez, cette dernière a en effet été annulée par la Cour constitutionnelle le 23 avril 2020.
Toutefois, les effets des dispositions annulées restent en place jusqu'au 31 décembre 2020. Donc rien ne change pour l'année 2020. Cependant, les indemnités de frais accordés aux pompiers-ambulanciers volontaires ne rentrent pas dans le cadre des indemnités du travail associatif. L'annulation de la loi ne visera donc pas les pompiers-ambulanciers volontaires et n'aura pas d'impact sur leurs pensions de retraite.
11.03 Benoît Piedboeuf (MR): C'est très bien, merci madame la ministre.
C'est pourquoi d'ailleurs on avait fait une modification du Code des impôts plutôt que de l'associer à cette fameuse disposition annulée. J'ai donc la réponse à mes questions et elle me satisfait parfaitement.
L'incident est clos.
12 Samengevoegde interpellatie en vragen van
- Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De afschaffing van de 'prijs van de liefde'" (55011487C)
- Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De prijs van de liefde" (55011852C)
- Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De prijs van de liefde" (55000088I)
- Barbara Creemers aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De inkomensvervangende tegemoetkomingen voor samenwonenden" (55013109C)
- Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en M aatschappelijke Integratie) over "Het negatieve effect van de prijs van de arbeid op de integratietegemoetkoming" (55011806C)
12 Interpellation et questions jointes de
- Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La suppression du "prix de l'amour"" (55011487C)
- Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le prix de l'amour" (55011852C)
- Ellen Samyn à Karine Lalieux
(Pensions et Intégration sociale) sur "Le prix de l'amour"
(55000088I)
- Barbara Creemers à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les allocations de remplacement de revenus pour cohabitants" (55013109C)
- Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'effet négatif du prix du travail sur l'allocation d'intégration" (55011806C)
12.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, sinds 1 januari 2021 is de prijs van de liefde afgeschaft. Mensen met een beperking die trouwen of gaan samenwonen, verliezen – gelukkig – niet langer een deel van hun integratietegemoetkoming omdat ze gaan samenwonen. Dit is noodzakelijk omdat de integratietegemoetkoming uiteindelijk dient om de kosten te dekken voor de integratie in de samenleving en die kosten verminderen niet als men gaat samenwonen.
De vraag is nu de volgende. Ze werd reeds verschillende keren per mail gesteld, aan mij en waarschijnlijk ook aan u. Wat zal er gebeuren met mensen die reeds getrouwd waren of samenwoonden voor de wetswijziging, voor 1 januari? Ik heb dit in het verleden ook reeds gevraagd. Ik hoopte dat dit allemaal automatisch onderzocht zou worden voor mensen die reeds samenwoonden en dat bekeken zou worden of zij het deel van de integratietegemoetkoming dat zij door samenwoning verloren terug zouden krijgen.
Ik hoor dat zij slechte informatie krijgen bij de FOD. Ze worden van het kastje naar de muur gestuurd, zo zeggen ze in de mails. Het is onduidelijk. Men zegt dat men opnieuw de aanvraag moet indienen. Mevrouw de minister, dat zijn zaken die wij niet mogen doen.
Kunt u ervoor zorgen dat deze rechtzetting– vanaf 1 januari – er komt voor degenen die reeds samenwoonden en dus een deel van hun integratietegemoetkoming onterecht verloren?
Hoe gaat u de groep van mensen die reeds samenwoonden voor 1 januari bereiken? Krijgen zij dat automatisch? Als dat niet kan, waarom niet? Als het niet automatisch kan, gaat u ze dan allemaal een brief sturen of gaat u een campagne opzetten? Ik hoop dat het dan heel gemakkelijk kan gebeuren, zonder administratieve rompslomp en zonder heel het proces opnieuw te moeten doorlopen. Dit moet op een heel eenvoudige manier gaan, als het niet automatisch zou kunnen, wat ik verkies.
Ten slotte, de informatie bij de FOD moet ook eenduidig zijn. Mensen moeten vooruitgeholpen worden en niet van het kastje naar de muur gestuurd worden. Er moet dus intern bekeken worden dat mensen de juiste informatie krijgen. Er is nood daaraan.
12.02 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitster, ik zal mij beperken tot mijn interpellatie. Mevrouw de minister, in uw beleidsverklaring over personen met een handicap hebt u aangegeven om vanaf 1 januari 2021 de prijs van de liefde af te schaffen. Deze discriminatie is al bijna twee decennia gekend. Het is één van de grootste aanklachten van personen met een handicap. Concreet betekent dit dat, indien een persoon met een handicap met zijn of haar partner gaat samenwonen of huwt, deze hiervan financieel nadeel ondervindt omdat de inkomsten van de partner worden meegeteld bij de berekening van de integratietegemoetkoming of de inkomensvervangende tegemoetkoming.
Deze tegemoetkomingen dienen om enerzijds de kosten te compenseren die hun beperking veroorzaakt en anderzijds om het inkomen deels te compenseren dat men door zijn of haar handicap niet kan verdienen.
Tijdens de begrotingsbesprekingen in de Kamer van donderdag 17 december 2020 vroeg ik u naar een stand van zaken in dit dossier. Maar blijkbaar zat er dan op het federale niveau nog een kink in de kabel en voorziet het regeerakkoord niet in de volledige individualisering van deze rechten. Op 21 december 2020 hebt u op Twitter met veel blijdschap aangekondigd dat de ministerraad de afschaffing van de prijs van de liefde had goedgekeurd en dat deze op 1 januari 2021 zou ingaan.
Maar nu bestaat er nogal wat onduidelijkheid over wie in aanmerking zou komen voor de afschaffing van de prijs van de liefde. Het afschaffen ervan zou enkel gelden voor personen met een handicap die een integratietegemoetkoming ontvangen en voor personen die een inkomensvervangende tegemoetkoming krijgen. Deze tegemoetkoming is dus bedoeld om het inkomen deels te compenseren dat men door de handicap niet kan verdienen. Dit zou een discriminatie teweegbrengen met andere tegemoetkomingen.
Wat de communicatie vanuit de overheid betreft, is het niet geheel duidelijk of deze beslissing al dan niet in voege is getreden per 1 januari 2021. Ik heb daarover niets teruggevonden in het Staatsblad, noch bij de beslissingen van de ministerraad, noch bij de directie-generaal personen met een handicap.
Ook wat de informatieverstrekking betreft, blijkt er toch nog wat onduidelijkheid verstrekt te worden.
Daarom had ik de volgende vragen voor u, mevrouw de minister. Waar werd deze beslissing uiteindelijk gepubliceerd?
Waarom wordt er een verschil gemaakt tussen de IT en de IVT? Is dat dan geen vorm van discriminatie?
Wat zijn de pijnpunten in dit dossier?
Welke wetgevende initiatieven zult u nemen om deze belofte voor de personen met een handicap met een IVT om te zetten in de praktijk?
Zult u zorgen voor een transparantere communicatie naar de rechthebbenden?
Hoe worden personen die in aanmerking komen, verwittigd?
Hoeveel personen met een handicap zullen op termijn kunnen genieten van deze maatregel?
Wat is de budgettaire impact van deze maatregel op jaarbasis?
12.03 Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, er is al heel veel over gezegd. Mijn vraag ging specifiek over de inkomensvervangende tegemoetkoming.
Boven op de vragen die ik de collega's al heb horen stellen, wilde ik van de minister horen hoe zij denkt over de vraag van Unia om specifiek die inkomensvervangende tegemoetkoming te verhogen. Welke maatregelen of plannen komen eraan om toch specifiek die inkomensvervangende tegemoetkoming te verhogen? In de samenleving duiken toch wel schrijnende verhalen op van mensen waarbij het echt niet volstaat om rond te komen.
12.04 Nahima Lanjri (CD&V): Mijn tweede vraag gaat over de prijs van de arbeid en de gevolgen op de integratietegemoetkoming.
Wanneer mensen met een handicap werken,
heeft dit een negatieve impact op hun integratietegemoetkoming. De
tegemoetkoming daalt en in bepaalde gevallen zoals wanneer men te veel uren zou
werken, verliest men deze zelfs volledig. Dit is opmerkelijk aangezien de
meerkosten ten gevolge van een handicap niet verdwijnen wanneer men aan de slag
gaat. Mensen met een beperking die kunnen en willen werken worden zo
afgestraft.
Echter, de negatieve impact van werken
houdt niet op bij het verlies van de tegemoetkoming. Doordat het ontvangen van
een integratietegemoetkoming als criterium voor heel wat sociale voordelen
wordt genomen, verliezen deze mensen door te werken ook nog eens hun recht op
een aantal sociale voordelen. Zo kunnen ze niet langer een beroep doen op de
verhoogde tussenkomst in de gezondheidszorg, op het sociaal tarief voor gas en
elektriciteit of voor water, genieten ze niet langer van een abonnement op het
openbaar vervoer en ga zo maar door. Mensen met een beperking worden zo actief
ontmoedigd om de uren te werken die ze kunnen en willen werken. Dit kan toch
niet de bedoeling zijn. Door hun werk kunnen mensen met een handicap volop
participeren aan de samenleving. Dit is essentieel als we willen komen tot een
inclusieve samenleving.
De afstraffing van mensen met een
handicap die werken laat zich ook in de cijfers zien. Nauwelijks 24% van de
15-64 jarigen met een handicap heeft een baan, 41% werkt deeltijds tegenover een
kwart van de totale werkende bevolking. Ons land staat hiermee op de
voorlaatste plaats van Europa.
Daarom, Mevrouw de Minister, heb ik
volgende vragen:
In uw beleidsverklaring gaf u al aan werk
te willen maken van het verminderen van het negatieve effect dat de 'prijs van
de arbeid' heeft op de integratietegemoetkoming.
Hoe wil u dit gaan doen? Heeft u hiervoor
al concrete plannen?
Bent u bereid ervoor te zorgen dat
personen met een beperking die door hun werk hun integratietegemoetkoming
verliezen, hun sociale voordelen toch kunnen behouden?
Kan u ervoor zorgen dat de
integratietegemoetkoming nooit nul euro wordt waardoor de afgeleide rechten
niet wegvallen voor mensen met een handicap?
Zo ja, hoe zal u dit aanpakken?
12.05 Minister Karine Lalieux: Alle vragen over de afschaffing van de prijs van de liefde en de vermindering van de prijs van de arbeid liggen mij na aan het hart. In het geval van de integratietegemoetkoming zou het fundamenteel alleen mogen gaan om de erkenning van een recht gebaseerd op de compensatie van het verlies aan zelfredzaamheid, niets meer. Als er vandaag andere parameters in rekening worden gebracht, dan kan dat alleen om budgettaire redenen zijn.
De regering heeft klaar en duidelijk beslist om dat onrecht aan te pakken door eindelijk komaf te maken met het systeem waarbij het inkomen van de partner werd meegeteld bij de toekenning van de integratietegemoetkoming. De Ministerraad heeft het koninklijk besluit daarvoor goedgekeurd op 23 december. Het besluit moet nog worden gepubliceerd, maar het principe is sinds 1 januari van kracht. De personen die recht hebben op de integratietegemoetkoming, zullen op de hoogte worden gebracht van het goede nieuws.
Mijn administratie zal automatisch de dossiers aanpassen van wie recht had op een integratietegemoetkoming, maar een lager bedrag kreeg, omdat de inkomsten van hun partner werden meegerekend. De betrokken personen zullen geen nieuwe aanvraag hoeven in te dienen. Voor de dossiers die nog in behandeling zijn, zal tijdens de analyse uiteraard automatisch rekening worden gehouden met de gewijzigde wetgeving. Alleen wie vandaag nog geen uitkering ontvangt, zal een aanvraag moeten indienen.
Bovendien zullen wij een communicatie- en informatiecampagne opzetten om alle mogelijke betrokkenen in te lichten. Die informatie zal niet alleen worden verspreid via nieuwsbrieven en de website van de DG Handicap van de FOD Sociale Zekerheid, maar ook via organisaties die de belangen van personen met een handicap behartigen, zoals de OCMW's en de ziekenfondsen.
Wat de prijs van de arbeid betreft, heb ik in december aan de regering een voorstel tot hervorming voorgelegd dat de aanbevelingen van de NHRPH volgt.
Enerzijds wil ik de vrijstelling van de beroepsinkomsten aanpassen aan het gemiddelde loon en, anderzijds, de vrijstelling die op de vervangingsinkomens wordt toegepast, verhogen.
J'ai déposé cette proposition sur la table du Conseil des ministres, dans le but de répondre à deux enjeux. Tout d'abord, il s'agissait d'éviter qu'un travailleur qui se retrouve au chômage ne perde son allocation d'intégration. Cela constituerait, selon moi, une double peine parfaitement injuste. Il me semble essentiel de garder à l'esprit que 70 % des bénéficiaires de cette allocation ne travaillent pas et la cumulent donc avec un revenu de remplacement. La réalité du monde professionnel chez les personnes handicapées doit être considérée avec lucidité. Et j'espère pouvoir revenir pour aborder le sujet avec vous.
Ik wil een evenwicht creëren tussen wie werkt en wie niet werkt. Dat wil de NHRPH ook. Wat de IVT betreft, moeten we naar de geschiedenis van deze uitkering kijken. Er is nooit sprake geweest van de prijs van de liefde maar wel van de individualisering van rechten. Ik sluit mij volledig bij deze doelstelling aan, maar helaas is deze kwestie niet beperkt tot de wetgeving voor personen met een handicap. Hetzelfde geldt namelijk voor het leefloon, de IGO, de pensioenen enzovoort. Er is dus nood aan een algemene hervorming.
Met betrekking tot de inkomensvervangende tegemoetkomingen zoals de IVT heeft de regering echter besloten om niet te wachten en meteen actie te ondernemen. Daarom worden de tarieven in alle categorieën met 10,75 % verhoogd, gespreid over de jaren 2021, 2022, 2023 en 2024, exclusief indexeringen en welvaartsenveloppes.
12.06 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, dank u wel voor uw antwoord en uw engagement. Ik denk dat het hoog tijd is om snel werk te maken van de informatie zodat mensen die al een verlies hebben geleden geen aanvraag moeten doen omdat automatisch gecorrigeerd zal worden, ook voor de maand januari, gesteld dat het pas in februari of maart toegekend wordt.
Nu zijn er nog te veel instanties, zoals de FOD Sociale Zekerheid, maar ook de mutualiteiten, die verkeerde informatie geven. Ze zeggen de mensen dat ze een nieuwe aanvraag moeten indienen, terwijl dat niet de bedoeling is en het ook niet is wat we hebben afgesproken. Daarom zou ik u willen vragen om deze informatie dringend te verspreiden.
Ik ben net als u van mening dat de integratietegemoetkoming dient om mensen te laten participeren aan de samenleving. Die zou eigenlijk nooit mogen worden verminderd, zelfs niet met één euro. Momenteel is het al wel opgelost voor het samenleven, maar nog niet voor als men gaat werken. U zegt dat u het effect ervan wil verminderen.
Ik hoop dat we op termijn komen tot een volledige vrijstelling van de integratietegemoetkoming, zodat men geen enkele euro verliest. Zolang dit nu nog wel gebeurt, zou ik u willen vragen nooit de integratietegemoetkoming volledig op nul te zetten.
Als mensen hun integratietegemoetkoming volledig verliezen, bijvoorbeeld omdat ze werken en te veel verdienen, dan betekent dat ook dat ze allerlei afgeleide rechten mislopen, net omdat ze geen integratietegemoetkoming genieten. Ze hebben dan bijvoorbeeld geen recht op een gratis abonnement van De Lijn, op een sociaal tarief enzovoort omdat die zaken gekoppeld zijn aan het recht op een integratietegemoetkoming. Dus desnoods houdt u 1 euro over op de integratietegemoetkoming, maar zorg er dan voor dat dit nooit minder wordt en de nul bereikt, want dan verliezen die mensen ook al die andere rechten.
Ik suggereer u om dat systeem nu alvast in te voeren en ik hoop dat we er op termijn nooit aan zullen moeten raken. Het is belangrijk dat we het systeem kunnen vrijwaren voor de kosten die gepaard gaan met de handicap, met name de kosten voor de participatie. Het gaat hier niet om een inkomen. Mensen zonder handicap hebben hier geen nood aan, maar mindervaliden moeten extra kosten maken om te kunnen deelnemen aan de samenleving. Die voordelen mogen we ze eigenlijk nooit afnemen.
12.07 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoorden. De communicatie ten aanzien van deze kwetsbare doelgroep is heel erg belangrijk. Er heerst namelijk een dualiteit, zoals u weet, omwille van bevoegdheden die versnipperd zijn over verschillende regeringen. Dat maakt het verkrijgen van informatie soms erg moeilijk. Mensen moeten soms echt hun weg zoeken in het kluwen. Het verheugt me dan ook dat u een communicatie- en informatiecampagne plant en dat die niet alleen vanuit de overheid zal komen, maar ook via andere kanalen. Dat is heel erg belangrijk opdat de betrokkenen goed zouden worden geïnformeerd.
Wat de inkomensvervangende tegemoetkoming betreft, hebt u het onder meer over het leefloon en de inkomensgarantie voor ouderen (IGO). Ik begrijp dat, maar die mensen willen wel echt hun steentje bijdragen. Zij zijn gehandicapt maar willen toch actief zijn, zich nuttig voelen en niet altijd thuis zitten. Die mensen worden gestraft. U had het over een algemene hervorming. Ik hoop dat u daarin met deze mensen rekening houdt. Een grote doelgroep wordt hier benadeeld omdat deze mensen werken.
U had het over de tarieven die geleidelijk aan zullen stijgen tot ze de kaap van 10 % bereiken, zoals ook in de beleidsverklaring staat. Uiteraard is de bedoeling goed maar het gaat hier wel slechts om een doekje voor het bloeden. Het is ontoereikend voor de betrokkenen, zoals ook de collega van Ecolo-Groen al zei.
Het is een doekje voor het bloeden. Er moet echt wel een algemene hervorming komen. Wij moeten bekijken welke zaken kunnen veranderen. Ik geloof oprecht dat u daaraan zult werken. U kunt zeker op onze steun rekenen om die mensen te geven waar zij recht op hebben.
La présidente: Merci Madame Samyn. Vous avez déposé une motion de recommandation. Une motion pure et simple a également été déposée, par Mme Thémont. Elles seront traitées en séance plénière.
Acceptez-vous que je ne fasse pas la lecture
des documents, que vous recevrez? (Assentiment)
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Ellen Samyn en luidt als volgt:
"De
Kamer,
gehoord
de interpellatie van mevrouw Ellen Samyn
en het
antwoord van de minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast
met Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris,
-
aangezien in de beleidsverklaring van de minister werd aangegeven om vanaf
1 januari 2021 de 'prijs van de liefde' af te schaffen;
-
aangezien deze discriminatie reeds jarenlang één van de grootste aanklachten
van personen met een handicap betreft;
-
overwegende dat indien personen met een handicap met zijn of haar partner gaat
samenwonen of huwen financieel worden afgestraft, kan er van discriminatie
gesproken worden;
-
aangezien er onduidelijkheid bestaat over wie in aanmerking zou komen voor de
afschaffing van de prijs van de liefde;
verzoekt
de regering
- te
zorgen voor duidelijke en transparante communicatie naar de rechthebbenden toe,
alsook pro-actief de personen die in aanmerking komen te verwittigen;
- er voor
te zorgen dat de afschaffing van de 'prijs van de liefde' ook geldt voor
personen met een handicap die een inkomensvervangende tegemoetkoming worden
uitgekeerd."
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Ellen Samyn et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de Mme Ellen Samyn
et la réponse de la ministre des Pensions et de l’Intégration sociale, chargée des Personnes handicapées, de la Lutte contre la pauvreté et de Beliris,
- vu qu’il est indiqué dans l’exposé d’orientation politique de la ministre que “le prix de l’amour” sera supprimé à partir du 1er janvier 2021;
- vu que cette discrimination constitue depuis des années déjà l’une des plaintes principales des personnes handicapées;
- considérant qu’on peut parler de discrimination si des personnes handicapées sont pénalisées financièrement lorsqu’elles vivent en couple ou se marient;
- vu qu’on ne sait pas avec certitude qui entrera en ligne de compte pour la suppression du prix de l’amour;
demande au gouvernement
- de veiller à une communication claire et transparente envers les ayants droit et d’avertir de manière proactive les personnes entrant en ligne de compte;
-de veiller à ce que la suppression du prix de l’amour s’applique également aux personnes handicapées qui perçoivent une allocation de remplacement de revenu."
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Sophie Thémont.
Une motion pure et simple a été déposée par
Mme Sophie Thémont.
Nous pouvons passer à la réplique de Mme Creemers.
12.08 Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, u hebt nog een aantal dossiers en voorstellen op tafel gelegd. U vermeldt ook een verhoging van 10% exclusief indexeringen en dergelijke. Dat zijn allemaal heel goede stappen. Het kan inderdaad wel omhoog gaan, en dat is heel goed. We moeten echter ook naar de realiteit durven kijken. We moeten luisteren naar de mensen als ze vertellen dat die tegemoetkomingen eigenlijk genoeg zouden moeten zijn om alle extra kosten in verband met hun handicap te dekken, maar dat dit in de realiteit in de verste verte niet waar is. We moeten durven objectiveren om te bekijken of die 10% een doekje voor het bloeden is, zoals mevrouw Samyn zei, of echt een stap in de goede richting is. Hopelijk zal u ook samen met Unia bekijken of die 10% geen eindpunt is. Ze hebben daar heel uitgebreide dossiers rond. Die 10% is al een stap in de goede richting, maar we moeten ook echt luisteren naar wat de mensen nodig hebben.
La présidente: Over de moties zal later
worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
13 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De verhoging van het loonplafond en de afschaffing van het correctiecoëfficiënt" (55011592C)
13 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le relèvement du plafond salarial et la suppression du coefficient de correction" (55011592C)
13.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag, die u ongetwijfeld grondig hebt gelezen, mevrouw de minister.
Mevrouw de voorzitster, mevrouw de
minister, oorspronkelijk bevatte de Programmawet
2020 in totaal 13 artikels m.b.t. wettelijke pensioenen. Voor de Programmawet
van 2020 werd hoogdringendheid gevraagd voor behandeling RvS. De RvS heeft de
hoogdringendheid van de pensioenbepalingen in de Programmawet niet weerhouden
m.u.v. de verhoging van de IGO-uitkeringen.
De reden is, ik citeer de RvS: “Vermits
de ontworpen bepalingen van het voorontwerp ten vroegste gevolgen kunnen hebben
voor de pensioenen die ingaan vanaf 1 januari 2022, ontbreekt een band met de
begroting 2021 en kan de spoedeisendheid voor die bepalingen niet worden
aanvaard."
Nochtans, en ik citeer de toelichting bij
het wetsontwerp begroting 2021, partem werknemers: “Het berekeningsplafond voor
de pensioenen van werknemers en zelfstandigen en het plafond voor het
minimumrecht worden in dezelfde mate verhoogd als de verhoging van het
minimumpensioen. Om een erosie van het pensioenplafond tegen te gaan, zal dit
plafond op zijn minst de loonsverhoging van de beroepsbevolking volgen. De
kostprijs voor 2021 van deze maatregel voor het werknemersstelsel bedraagt 4
500 duizend EUR."
Mijnheer de minister, mijn vragen zijn de
volgende:
Was het oorspronkelijk niet de bedoeling
om de verhoging van het loonplafond en de afschaffing van het
correctiecoëfficiënt te laten ingaan vanaf 1 januari 2021?
Nu lezen we dat dit pas vanaf 1 januari
2022 zal zijn. Waarom deze vertraging?
Wordt er om budgettaire redenen voorrang
gegeven aan de verhoging van de minimumpensioenen boven de aanpassing van het
loonplafond en de afschaffing van het correctiecoëfficiënt zelfstandigen naar
de toekomst toe?
De voorziene budgetten voor deze geplande
pensioenwijzigingen in 2021 vervallen dus?
13.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Van der Donckt, voor mij is de verbetering van het wettelijk pensioen een prioriteit, met niet alleen de verhoging van het minimumpensioen, maar ook met de verhoging van het loonplafond. De verhoging van het loonplafond werd aanvankelijk in het ontwerp van programmawet opgenomen. Maar ten gevolge van de opmerking van de Raad van State dat er geen grond was voor de urgentie, werken wij nu aan een wetsontwerp voor zowel de verhoging van het berekeningsplafond als voor de afschaffing van de correctiecoëfficiënt.
Het ontwerp voorziet wel degelijk in een verhoging van de loonplafonds voor de kalenderjaren 2021, 2022, 2023 en 2024. Die verhogingen zijn nodig om een erosie van het plafond tegen te gaan. Daarom wordt het loonplafond in dezelfde mate verhoogd als de geplande vier verhogingen van het minimumpensioen, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke wettelijke parameters voor de welvaartsenveloppe. De eerste verhoging zal van toepassing zijn op de pensioenen die effectief en voor de eerste maal op 1 januari 2022 ingaan.
Er kan natuurlijk geen loonplafond worden toegepast voor periodes waarin de burger reeds met pensioen is. De beroepsinkomsten van 2021 zullen dus wel in verhoogde mate voor de berekening meetellen. De eerste uitgaven zullen echter pas gebeuren in 2022, dat is juist.
Bovendien is de aanpassing technisch moeilijker door te voeren dan de verhoging van de minimumpensioenen. Bij het loonplafond gaat het om de aanpassing van één onderdeel van de pensioenberekening. De berekening gebeurt bovendien jaar per jaar. Zo'n verhoging brengt een volledige herberekening van het recht met zich mee en leidt tot een nieuwe administratieve beslissing. De verhoging van het loonplafond zal dus naar aanleiding van een wetsontwerp besproken worden in de commissie.
Het advies van de Raad van State is ondertussen bekend en een aantal aanpassingen is noodzakelijk.
De verhoging heeft dus geen financiële impact in 2021. Er is wel een financiële weerslag in 2022, niet alleen ten gevolge van de verhoging van het loonplafond voor 2021, maar ook ten gevolge van de verhoging van het loonplafond voor 2022.
Voor uitgebreidere informatie over de afschaffing van de correctiecoëfficiënt in het pensioenstelsel voor zelfstandigen verwijs ik naar collega-minister Clarinval.
13.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Het is goed om te weten dat er gewerkt wordt aan een wettelijke basis voor de aanpassing van het loonplafond. Dat is nieuw voor mij. We zullen het dossier opvolgen. Het zal ook wel een interessant debat worden, wanneer de wettekst hier of in de bevoegde commissie aan de orde komt.
Voor de correctiecoëfficiënt verwijst u naar uw collega Clarinval. Aan hem heb ik de vraag vorige week gesteld. Hij gaf mij een zeer diffuus antwoord. Ik had gehoopt dat u, als minister van Pensioenen, een concreter antwoord zou kunnen geven. We volgen de kwestie en we raken er uiteindelijk wel uit.
Het incident is gesloten.
14 Question de Christophe Bombled à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La consultation des personnes en situation de handicap réalisée par Unia" (55011799C)
14 Vraag van Christophe Bombled aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De door Unia uitgevoerde raadpleging van personen met een handicap" (55011799C)
14.01
Christophe Bombled (MR):
Madame la Ministre,
Le 3 décembre était la journée
internationale des personnes handicapées. A cette occasion, UNIA a dévoilé les
résultats d'une consultation réalisée de décembre 2019 à juin 2020 auprès de
1144 personnes handicapées. Dix thématiques ont été abordées : enseignement,
emploi, accessibilité, choix du lieu de vie, niveau de vie, participation à la
vie politique et publique, vie relationnelle, affective et sexuelle,
participation à la vie culturelle et récréative, respect de l'intégrité
physique et psychique et enfin l'image du handicap. Si la majorité des
répondants témoignent de nombreuses difficultés liées à l'exercice de leurs
droits, l'accès à un niveau de vie correct figure en tête des préoccupations
les plus importantes pour les personnes handicapées.
Ce type d'enquête avait permis au comité des
droits des personnes handicapées de l'ONU d'évaluer la Belgique en 2014. Le
bulletin de l'époque n'était pas bon. La prochaine évaluation aura lieu en
2022. Cette consultation menée par UNIA servira-t-elle de base de travail
permettant d'améliorer la situation des personnes handicapées en Belgique? Si
oui, sur quelles problématiques comptez-vous travailler de manière plus
particulière?
L'accessibilité à l'emploi reste une
problématique importante et plus de 68% de personnes consultées estiment que
leur handicap les empêche de travailler. L'inaccessibilité des bâtiments, des
transports en commun et des logiciels semblent être des freins majeurs.
Quelles solutions et quelles actions
concrètes peuvent être menées ?
Excepté le train, les transports en commun
sont gérés par les entités fédérées. Envisagez-vous de concerter sur le sujet
de l'accessibilité des transports en commun avec vos collègues du fédéral et
des régions afin de remédier aux problèmes d'accessibilité actuels?
En ce qui concerne les stéréotypes, d'après
les répondants, la situation ne se serait pas améliorée. Quelles actions
pourraient être mise en œuvre afin de rendre l'image des personnes porteuses
d'un handicap plus positive auprès de la société ? Envisagez-vous un plan
d'actions sur le sujet ?
14.02 Karine Lalieux, ministre: Monsieur Bombled, le dernier rapport d'Unia est intéressant à plus d'un titre, que ce soit pour connaître le ressenti des personnes en situation de handicap ou que ce soit l'avis émis sur les différentes mesures. D'ailleurs, l'analyse de ces recommandations va alimenter considérablement le plan devant être rédigé par le Comité des droits des personnes handicapées de l'ONU.
Aujourd'hui encore, les personnes en situation de handicap mais en capacité de travailler éprouvent de grandes difficultés à trouver un travail. Accessibilité de l'entreprise, des transports publics pour s'y rendre, du poste de travail sont autant d'obstacles les contraignant à ne pas travailler. C'est pourquoi l'accessibilité est un enjeu majeur et central. Sans cela, je crois que rien n'est possible.
En ce qui concerne les transports, des aménagements sont prévus dans le cadre du Plan 2025 de la SNCB qui vise l'adaptabilité de 72 gares d'ici 2025. Sensible à cette question, j'ai d'ailleurs rencontré la direction de la SNCB. L'échange fut constructif et s'est conclu par l'engagement de la SNCB d'instaurer un dialogue soutenu avec le Conseil Supérieur National des Personnes Handicapées. J'entends bien l'alimenter et veiller à ce que le secteur soit plus directement associé.
La question des transports ne se réduit pas aux trains. C'est pourquoi il sera nécessaire d'entreprendre une CIM Handicap afin de faire collaborer toutes les parties prenantes, entités fédérées et ministres compétents, en vue de réaliser le plan d'action solide et prônant le handistreaming. L'inclusion des personnes en situation de handicap est une priorité, comme vous l'aurez lu dans la note de politique générale.
En plus de l'accessibilité physique, nous ne pouvons ignorer l'importance de l'accessibilité numérique. Depuis le 20 septembre 2020, les sites web et applications mobiles des organismes publics doivent être accessibles aux personnes porteuses d'un handicap et adaptés aux besoins spécifiques. La directive européenne de 2016 transposée au niveau fédéral depuis 2018 attribue la tutelle de ce projet au secrétaire d'État en charge de la Digitalisation, Mathieu Michel. Je lui ai adressé récemment un courrier afin de veiller à l'application de cette mesure et de veiller à ce qu'elle soit respectée par l'ensemble des organismes fédéraux.
Outre la question de l'accessibilité et les nécessaires aménagements, la sous-représentation d'employés en situation de handicap dans le monde du travail est aussi la conséquence d'une intériorisation des stéréotypes. Il est indispensable de casser cette image, y compris au sein de nos services publics. C'est pourquoi j'entends organiser une concertation avec le ministre de l'Emploi, Pierre-Yves Dermagne, afin de développer des campagnes de sensibilisation. Je prendrai également contact avec le Conseil national du travail à cet égard. Je travaillerai aussi avec Mme Petra De Sutter, la ministre de la Fonction publique.
Effectivement, certaines personnes en situation de handicap peuvent et veulent travailler, et doivent pouvoir contribuer à notre société pour s'épanouir. Le chemin sera long car beaucoup reste encore à faire, mais grâce à l'implication de toutes les parties prenantes, nous pourrons, je l'espère, enfin progresser en la matière.
14.03 Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
J'entends votre volonté d'améliorer la situation des personnes handicapées et je m'en réjouis. Je pense en effet que l'amélioration doit porter sur différents aspects tels que la communication envers ce groupe vulnérable, mais aussi la protection sociale minimale ou les mesures en matière d'emploi ciblant nos citoyens en situation de handicap, sans oublier de rendre les infrastructures et services fédéraux plus accessibles et inclusifs à leur égard.
Quoi qu'il en soit, je vous remercie pour cette réponse exhaustive.
L'incident est clos.
15 Vraag van Evita Willaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De toekenning van OCMW-steun en leefloon" (55011841C)
15 Question de Evita Willaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'octroi d'une aide du CPAS et d'un revenu d'intégration" (55011841C)
15.01 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, in de voorbije maanden heeft de federale regering bijkomend steun gegeven aan de OCMW's om nieuwe cliënten extra te ondersteunen. Daarnaast is er aan uitkeringsgerechtigden gedurende zes maanden 50 euro meer uitbetaald. Begin september uitten de OCMW-verenigingen kritiek vanwege de administratieve lasten die erbij komen kijken om ten aanzien van de POD Maatschappelijke Integratie de extra steun te bewijzen. In het kader van uw beleidsnota hebben we daarover al gesproken. U zei toen dat er enkele stappen gezet werden en ik vraag mij af of u daarover een stand van zaken kunt geven.
Mijn volgende vraag in dit verband is belangrijker. In deze moeilijke tijden bereiken er ons namelijk nog steeds gevallen van personen wiens leefloon geschorst of gestopt wordt. In de huidige sanitaire situatie is het moeilijk om bijvoorbeeld een fysiek contact te organiseren tussen de maatschappelijk assistent en de cliënt. Voor cliënten is het ook moeilijker om aan de activeringsvoorwaarden te voldoen, omdat er nu eenmaal veel minder vacatures en veel minder mogelijkheden tot vormingen zijn. Voor Ecolo-Groen is het belangrijk dat heel billijk wordt omgesprongen met de voorwaarden die in het GPMI gesteld worden. Daarom vraag ik mij af welke richtlijnen er vanuit de POD Maatschappelijke Integratie aan de OCMW''s zijn gegeven omtrent het billijk omspringen met bijvoorbeeld verplichtingen tot activering, contacten en andere voorwaarden van het GPMI, aangezien het voor veel OCMW-cliënten moeilijker is om er in deze tijden aan te voldoen.
15.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Willaert, de regering heeft in de jongste maanden dringende steunmaatregelen genomen voor de meest kwetsbare mensen en ook voor de OCMW's, zodat zij hun opdrachten konden vervullen. De uitdaging bestond erin om ongekende situaties zo goed mogelijk aan te pakken. Naast de maatregel om de premie van 50 euro te verlengen, heeft de regering 7 miljoen euro extra toegekend aan de OCMW's in het kader van de voedselhulp en werd er 10 miljoen euro uitgetrokken voor de strijd tegen eenzaamheid. Ook de steunmaatregel voor beursstudenten werd verlengd. Bovendien worden de sociale uitkeringen vanaf 1 januari verhoogd, zoals u weet.
Inzake de OCMW-steun werden er zeer recent verschillende maatregelen beslist. De verhoging van het terugbetalingspercentage van de leeflonen werd verlengd. Er kwam een subsidie van 10 miljoen euro om de personeels- en werkingskosten te dekken in het kader van de covidpandemie.
Er was ook de revalorisatie van de federale tussenkomst in het kader van het forfait met betrekking tot de personeelskosten per dossier voor een bedrag van 8,4 miljoen euro.
Inzake de administratieve lasten kan ik nog meer dan anders niet ontkennen dat de OCMW's moeten worden gesteund, gelet op de rol die zij spelen en de komende maanden zullen blijven spelen. Op dat vlak vereisen sommige maatregelen geen extra controles.
Dat is het geval voor de premie van 55 euro. Zoals u weet, wordt die premie automatisch toegekend.
De covidmaatregel is bedoeld om steun op maat van ieders specifieke behoeften te bieden. De procedure is dezelfde als de gebruikelijke bijkomende maatschappelijke steun die door het OCMW wordt verleend.
Om de OCMW's te begeleiden in het nieuwe beleid, werden een aantal procedures ingevoerd, met name in de eerste plaats een nota die met de drie OCMW-federaties werd uitgewerkt, alsook een webinar over de maatregelen en FAQ's, die beschikbaar zijn op de website van de POD Maatschappelijke Integratie en die regelmatig worden bijgewerkt.
Er werden ook verschillende instrumenten ter beschikking van de OCMW's gesteld, zoals een folder, zodat de lokale besturen de maatregelen kunnen toepassen ten gunste van personen in moeilijkheden.
Eind september 2020 startte een communicatiecampagne via sociale media. Er komt ook een webinar voor OCMW's.
15.03 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u nogmaals om alle extra steun zo mooi op te sommen die wij op die manier aan de OCMW's geven. Wij zijn enorm afhankelijk van die OCMW's om de meest kwetsbare personen, die nu in de crisis natuurlijk steeds groter in aantal zijn, te kunnen helpen. Het is via de OCMW's dat wij dat moeten doen.
Het is heel goed dat allerlei initiatieven zijn genomen, om ervoor te zorgen dat de informatie ook duidelijk is, onder andere over het feit dat er in bepaalde gevallen geen extra controle is.
Ik had nog één specifieke vraag, waar ik echter later nog eens wil terugkomen, om het hele luik rond te maken.
Zijn er vanuit de POD eventueel richtlijnen gegeven aan de OCMW's over het billijk omspringen met de middelen? Is er aan de OCMW's een extra signaal gegeven?
In mijn eigen OCMW in Gent heb ik vertrouwen en daar kan ik een en ander bevragen. Ik hoop echter dat zulks in het hele land het geval is en dat toch rekening wordt gehouden met de particulariteit van de huidige crisis als het neerkomt op eisen die worden gesteld aan cliënten. Ik hoop dat heel goed wordt nagedacht wanneer wordt begonnen met het inkomen van mensen te schorsen of stop te zetten.
Ik meen dat er altijd naar alternatieven moet worden gezocht om opnieuw met die cliënten terug goed te kunnen samenwerken.
L'incident est clos.
- Evita Willaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De analyse van het Rekenhof over de aanvullende pensioenen" (55011842C)
- Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het rapport van het Rekenhof over de aanvullende pensioenen" (55012017C)
- Marc Goblet aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het verslag van het Rekenhof over de aanvullende pensioenen" (55013016C)
- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De studie van het Rekenhof over de aanvullende pensioenen" (55013245C)
- Evita Willaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'analyse de la Cour des comptes concernant les pensions complémentaires" (55011842C)
- Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le rapport de la Cour des comptes sur les pensions complémentaires" (55012017C)
- Marc Goblet à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le rapport de la Cour des comptes au sujet des pensions complémentaires" (55013016C)
- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L’étude de la Cour des comptes sur les pensions complémentaires" (55013245C)
16.01 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Het Rekenhof onderzocht het systeem van de tweede
pijler, oftewel de aanvullende pensioenen. Ze gingen na of dit systeem een
evenwichtige aanvulling kan bieden op het wettelijk pensioen voor een groot
aantal personen. Ondertussen heeft 75% van de actieve bevolking (werknemers en
werkgevers) toegang tot dit systeem, een aanzienlijke stijging t.o.v. enkele
jaren geleden. Uit het rapport bleek echter ook dat het aanvullend pensioen
voor de meesten slechts een bescheiden aanvulling is op het wettelijk pensioen
en dat het overheidsbeleid aan een kleine groep rechthebbenden ruime
mogelijkheden biedt om de sociale en fiscale druk te optimaliseren. Met andere
woorden: de toekenning van de aanvullende pensioenen is erg ongelijk verdeeld.
In de pers liet u als reactie op dit
rapport optekenen dat deze situatie onaanvaardbaar is. Op welke manier zal u
zorgen voor een evenwichtiger systeem voor alle begunstigden?
Welke plannen liggen er op tafel?
In het rapport doet het Rekenhof enkele
aanbevelingen m.b.t. de fiscale omkadering van de tweede pijler, waaronder een
beperking van de fiscale aftrekbaarheid van de stortingen. Zal u hier samen met
de minister van Financiën voorstellen rond doen?
In het regeerakkoord werden er
verschillende beloftes gedaan m.b.t. de aanvullende pensioenen, waaronder een
veralgemening en een harmonisering tussen arbeiders en bedienden. Hoe ver staan
deze werkzaamheden?
Werden de sociale partners reeds
uitgenodigd om te bekijken hoe elke werknemer zo snel mogelijk gedekt kan
worden met een bijdrage van minstens 3% van het brutoloon?
Het Rekenhof doet in zijn rapport verschillende
aanbevelingen wat betreft de fiscale omkadering van de tweede pijler en beveelt
ook aan om het beheer van alle gegevens over de aanvullende pensioenen (ook de
gegevens over de betaling van de prestaties) toe te vertrouwen aan één enkele
actor. Ze stellen een gebrek aan eenheid vast in het beheer van de gegevens
over de aanvullende pensioenen die verspreid zitten over DB2P (beheerd door
Sigedis) en de Federale Pensioendienst. De twee databanken zijn niet aan elkaar
gekoppeld waardoor het beheer van deze gegevens ondoeltreffend is. Wat denkt u
van deze aanbeveling? Bestaan er hier reeds concrete plannen over?
16.02 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de minister, in een opvallend scherp rapport,
stelt het Rekenhof dat het overheidsbeleid om de aanvullende pensioenen aan te
moedigen, zijn doel voorbijschiet en eerder een bron van ongelijkheid is. Zoals
het nu wordt toegepast, laat het overheidsbeleid vooral een kleine groep
rechthebbenden toe om hieruit extra pensioen te verwerven door de sociale en
fiscale druk te optimaliseren.
Het Rekenhof formuleert in zijn verslag
een aantal aanbevelingen om zowel de sociale als fiscale stimulansen voor de
opbouw van aanvullende pensioenen doeltreffender te maken (toepassing van de
klassieke socialebijdragepercentages bij overschrijding van de
Wijninckx-drempel, controle van de backservice, beperking van de aftrekbaarheid
van stortingen, beheer bij één enkele actor).
U gaf naar aanleiding van de publicatie
van dit rapport in de pers aan dat deze situatie onaanvaardbaar is. Welkee
acties zal u ondernemen om het overheidsbeleid inzake aanvullende pensioenen
doeltreffender en egalitair te maken?
Worden hierbij specifieke acties opgezet
om de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen te verkleinen?
Wat denkt u van de concrete aanbevelingen
die het Rekenhof doet? Is hierover al overleg geweest met de minister van
Financiën? Welke concrete acties zullen worden ondernomen?
In het regeerakkoord staat dat iedere
werknemer een aanvullend pensioen dient te opbouwen op basis van bijdragen
gelijk aan minstens 3% van het brutoloon. Hierbij dient rekening gehouden te
worden met een harmoniseringstraject tussen arbeiders en bedienden. In het
rapport nr. 117 van 16 mei 2020 stelt de NAR echter dat er wel al vooruitgang
is geboekt maar nog heel wat sectoren moeilijkheden ondervinden, ondermeer met
betrekking tot de invulling van de loonmarge. Wat is de huidige stand van zaken
en welke acties worden in dit kader ondernomen aangezien de volgende sectorale
onderhandelingscyclus bepalend is voor het welslagen van dit traject?
Hoe verhoudt dit traject zich ten
opzichte van het regeerakkoord? En zal in dit traject rekening worden gehouden
met de aanbevelingen van het Rekenhof?
16.03 Marc Goblet (PS): Madame la ministre, dans un rapport remarquablement précis, la Cour des comptes affirme que la politique gouvernementale d'encouragement des pensions complémentaires dépasse son objectif et est plutôt source d'inégalités. Telle qu'elle est appliquée actuellement, la politique du gouvernement permet principalement à un petit groupe de bénéficiaires d'obtenir une pension supplémentaire en optimisant la pression sociale et fiscale.
Il est important de souligner que les travailleurs et les travailleuses dont le revenu annuel n’atteint pas 58 446,94 euros n’ont aucun intérêt à transformer une augmentation en salaire brut pour financer une pension complémentaire.
Dans son rapport, la Cour des comptes formule diverses recommandations visant à améliorer l'efficacité des incitations, tant sociales que fiscales, à la constitution de pensions complémentaires: application des taux de cotisation sociale traditionnels en cas de dépassement du seuil de Wijninckx, contrôle des arriérés, limitation de la déductibilité des dépôts et gestion par un seul acteur. Il serait utile d'entamer une réflexion en vue d'améliorer les pensions légales du premier pilier.
Faisant suite à la publication de ce rapport, vous avez indiqué dans la presse que cette situation était inacceptable. Quelles mesures allez-vous prendre pour favoriser la pension légale du premier pilier et limiter le recours aux pensions complémentaires, qui sont source d’inégalités?
Comptez-vous entreprendre des actions spécifiques pour réduire en priorité l'écart entre les pensions légales des hommes et des femmes, en accordant une attention particulière aux pensions complémentaires?
Que pensez-vous des recommandations spécifiques formulées par la Cour des comptes? Des discussions ont-elles déjà eu lieu avec le ministre des Finances?
Quelles seront les actions concrètes entreprises tant pour la pension légale que pour la pension complémentaire?
L'accord de coalition stipule que chaque salarié doit se constituer une pension complémentaire sur la base d'une cotisation égale à au moins 3 % de son salaire brut. À cet égard, il faut tenir compte d'un processus d'harmonisation entre les ouvriers et les employés. Le financement de la pension complémentaire viendra-t-il en supplément de la marge salariale pour l’évolution des salaires?
16.04 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik wil even refereren aan november en december, toen we hier het begrotingsdebat voerden, en aan mijn tussenkomsten waarin ik het had over de tweede en de derde pijler en het befaamde cappuccinomodel. We kregen toen enkele ludieke reacties van onze liberale vrienden, maar ik werd toch wel wat afgeschilderd als een populist die de eerste pijler toch wel belangrijk vond.
Als ik nu de cijfers van het Rekenhof zie in de nieuwe studie over de aanvullende pensioenen, dan is wat ik hier in november en december aanstipte wel duidelijk. Drie vierde van de Belgische beroepsbevolking is aangesloten bij aanvullende pensioenen en de verworven reserves bedragen bijna 86 miljard euro. Dat bedrag wil weinig zeggen: daarachter schuilt een grote ongelijkheid, waarover ik het al enkele keren heb gehad.
De aanvullende pensioenen zijn de pensioenen van de ongelijkheid. Voor de meerderheid is dat hoogstens een bescheiden aanvulling op het wettelijk pensioen, gewoon wat men nodig heeft niet om te leven, maar om te overleven na de pensionering. Voor de elite is het een instrument om belastingen en sociale bijdragen te ontwijken. Waarom zeg ik dat? Houdt u vast. Zeventig procent van de gepensioneerden ontving samen tien procent van de gestorte aanvullende pensioenen. Zeventig procent staat voor tien procent van dat bedrag, terwijl één procent aan de top twintig procent van dat bedrag opstreek. Er staat geen maximum op hoeveel men mag versluizen naar het aanvullend pensioen. Velen van die één procent rekenen die stortingen ook nog eens door in het tweedepijlerpensioen, om nog eens onterecht belastingvermindering te krijgen. De overheid liep zo bijna 900 miljoen euro inkomsten mis.
Sancties en controles falen. De aanvullende pensioenen worden zo een handige sluiproute om belastingen en sociale bijdragen te omzeilen. Wat stelt u voor om deze sluiproutes af te sluiten? Hoe beïnvloedt deze studie uw plannen om het tweedepijlerpensioen uit te breiden?
16.05 Karine Lalieux, ministre: Mesdames et messieurs les députés, vous avez toutes et tous bien lu le rapport de la Cour des comptes. Je m'en réjouis parce que celui-ci comporte une analyse importante en vue de l'exécution de l'accord de gouvernement, notamment la solidarité entre les plus hautes et les plus basses pensions.
La Cour des comptes pointe clairement que les pensions complémentaires sont actuellement très inégalement réparties. Vous l'avez dit. D'une part, il existe un groupe très important qui ne constitue pas de droits ou très peu et, d'autre part, il en existe un très petit qui utilise le deuxième pilier comme un instrument d'optimisation sociale et fiscale. Ces derniers sont capables de constituer de très gros capitaux, et ce, avec un soutien de l'Etat fédéral par un traitement fiscal et parafiscal avantageux.
En tant que ministre des Pensions, je ne peux
accepter qu'une telle inégalité résulte des politiques fiscales et parafiscales
menées. C'est clair!
Een tweede pensioenpijler ondersteund door de overheid moet sociaal zijn of niet zijn. Dat is voor mij een doelstelling van de hervorming die ik wil doorvoeren. Het zal een hervorming zijn die het vertrouwen, de solidariteit en de transparantie bevorderen.
Il s'agit de développer une vision globale et juste, un premier pilier fort, et une pension complémentaire plus solidaire. Mon attention ira à la fois aux pensions complémentaires très élevées, d'une part, et de l'autre aux petites pensions complémentaires. La Cour des comptes a fait un certain nombre de propositions intéressantes que vous avez relevées. Je prends l'exemple des pensions complémentaires élevées. La Cour propose que l'exonération des cotisations sociales ne s'applique plus aux pensions qui dépassent la pension maximale du secteur public. Ceci rejoint clairement l'objectif que je poursuis dans la réforme. C'est pourquoi je travaillerai avec mon collègue, le ministre des Finances, pour arriver à quelque chose de beaucoup plus social, solidaire et équitable.
Aan de onderzijde, zijnde weinig of geen aanvullende pensioenen, is er ook nog veel werk. Het is de bedoeling dat wij komen tot een minimaal bijdrageniveau van 3 % voor alle werknemers. Mijn diensten werken momenteel aan een gedetailleerde analyse van het huidige landschap. Op die basis nodigen wij de sociale partners uit om na te gaan op welke manier zij dat doel zo snel mogelijk wensen te bereiken.
En contrepartie, il me semble important de garantir un taux d'intérêt et un taux de rentabilité. On ne peut pas demander à des travailleurs de se délester d'une partie de leur pouvoir d'achat, si on avance maintenant, et en même temps, ne pas leur garantir un pouvoir d'achat lorsqu'ils auront leur pension. Cela me semble aussi un autre équilibre que nous devons atteindre et qui, aujourd'hui, n'est pas garanti.
Un autre point de ma politique consiste en l'harmonisation des retraites complémentaires des ouvriers et des employés. La balle est actuellement dans le camp des partenaires sociaux et elle y reste pour le moment. Avec mon collègue, le ministre du Travail, je suis ce dossier de très près, comme lui.
Vous le savez, l'égalité de traitement entre les hommes et les femmes est, pour moi, fondamentale.
Dit moet ook het geval zijn voor de tweede pensioenpijler. Een van de redenen waarom vrouwen lagere aanvullende pensioenrechten opbouwen is dat zij vaker tewerkgesteld zijn in sectoren die geen of lagere aanvullende pensioenen aanbieden. Als de sociale partners komen tot een minimaal bijdrageniveau van 3 % zal dit de pensioenkloof ontegensprekelijk verkleinen.
J'en conclus, mesdames et messieurs les députés. La solidarité entre les plus hautes et les plus basses pensions se joue ici: au croisement des pensions légale et complémentaire. Je ne dois pas vous expliquer que la solidarité et la redistribution forment ma ligne rouge.
16.06 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, het zal u niet verbazen dat wij het volmondig eens zijn met uw analyse: een stevige eerste pijler en dan de solidarisering via die tweede pijler.
Ik hoor dat u allerlei zaken bent opgestart: de analyse die door de diensten zal worden gemaakt om te komen tot de dekking van 3 % voor alle werknemers en de harmonisering in handen van de sociale partners van de pensioenen voor arbeiders en bedienden. U weet dat wij een trouwe partner zijn als het gaat om meer gelijkheid inzake pensioenen, ook tussen mannen en vrouwen.
Het werk is aangevat. U staat voor een lange weg en ik ga ervan uit dat het voor u een belangrijke weg is. We zijn jammer genoeg nog maar bij het begin van deze bestuursperiode omdat we er lang over gedaan hebben om een regering te vormen, maar we zullen dit blijven opvolgen.
16.07 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het klopt dat we de discussie hier al hebben gevoerd naar aanleiding van de beleidsverklaring. U gaf toen ook al aan dat een sterke wettelijke pijler voor u de essentie is. Ik ben het daarmee eens. Wie heeft gewerkt en bijdragen heeft betaald, moet kunnen rekenen op een wettelijk pensioen, waarvan men goed kan leven.
Hier wordt door het Rekenhof bevestigd dat de aanvullende pensioenen vooral een bron van ongelijkheid vormen tussen de hogere inkomens, die dat inderdaad gebruiken om geen belastingen en socialezekerheidsbijdragen te moeten betalen, en de mensen die werkten voor een lager inkomen en dus de kruimels krijgen.
Het stemt mij uitermate tevreden te horen dat u bij de veralgemening van de tweede pijler rekening zult houden met de aanbevelingen van het Rekenhof, zeker inzake de plafonnering van de vrijstelling van socialezekerheidsbijdragen, en dat er voldoende garanties zijn voor een toereikend aanvullend pensioen.
Ik blijf echter bekommerd om de mensen die nu aan laag inkomen werken en die vaak al niet rondkomen op het einde van de maand. Voor hen is het ook belangrijk dat zij zowel nu als in de toekomst meer koopkracht kunnen krijgen om goed te kunnen leven terwijl ze werken.
Tot slot, wanneer het gaat over de positie van de vrouwen, die veralgemening kan inderdaad de pensioenkloof verkleinen. Ik wil u herinneren aan het wetsvoorstel dat ik heb ingediend en dat al werd besproken op de Nationale Arbeidsraad voor een pensioensplit in die aanvullende pensioenen, precies om de pensioenen te verhogen van vrouwen die aan een lager loon hebben gewerkt of die een andere carrière hebben gehad dan mannen.
16.08 Marc Goblet (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Je veux toujours insister sur l'importance de renforcer le premier pilier en faisant en sorte que nous ne permettions pas de transformer des augmentations de salaire en allocations de pension complémentaire, tant que le plafond de pension légale n'est pas atteint.
À cet égard, je voudrais donner un exemple très concret, qui montre l'inégalité entre les hommes et les femmes. Dans le secteur du nettoyage, où il y a 85 % de femmes, à majorité à temps partiel, une pension complémentaire est introduite à raison de 0,5 %. Il aurait été plus avantageux pour les travailleuses d'avoir 0,5 % d'augmentation de salaire pour leur pension légale que d'avoir des cacahuètes au travers de la pension complémentaire.
Le second élément que je voudrais soulever, c'est que si nous voulons avancer dans ce cadre, il ne faut pas que les 3 % soient compris dans la marge salariale; en effet, à ce moment-là, ce sont très clairement uniquement les travailleurs qui vont financer leur propre pension complémentaire sans aucun intérêt pour eux.
Je demande vraiment que nous soyons très vigilants par rapport à cela et que nous mettions tout en œuvre pour éviter les inégalités.
16.09 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Laat ik beginnen met te zeggen dat ik blij ben over het feit dat u, mevrouw de minister, dezelfde bezorgdheid deelt over de ongelijkheid. De sterke eerste pijler zal echt versterkt moeten worden. Ik heb het de laatste twee weken met uw collega al twee keer gehad over het IPA. Dus ik volg mijn kameraad Goblet. Ook bij ons is er de ongerustheid dat zeker niet de laagste lonen zelf moeten gaan betalen voor de tweede pijler. Er is immers niets zo onzeker als de tweede pijler.
Ik heb dertig jaar vakbondservaring. Toen we de eerste keer een rendement verzekerd hadden van 3,2 % voor de eerste pijler, werd dit ook afgezwakt tot 1,75 %.
Ik ben dus op mijn hoede. U kunt wel zeggen dat u niet de minister van woorden maar van daden bent, maar ik hoop dat u in deze niet teruggefloten zult worden en zult kunnen waarmaken wat u hier zegt.
L'incident est clos.
- Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De bedrijfsvoorheffing op pensioenen" (55012296C)
- Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De aanpassing van de bedrijfsvoorheffing op de pensioenen door de FOD Financiën" (55012421C)
- Catherine Fonck aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De verhoging van de bedrijfsvoorheffing" (55013018C)
- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De bedrijfsvoorheffing op pensioenen" (55013226C)
- Evita Willaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Lagere nettopensioenen" (55013259C)
- Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le précompte professionnel sur les pensions" (55012296C)
- Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'adaptation du précompte professionnel sur les pensions par le SPF Finances" (55012421C)
- Catherine Fonck à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'augmentation du précompte professionnel" (55013018C)
- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le précompte professionnel sur les pensions" (55013226C)
- Evita Willaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La diminution des pensions nettes" (55013259C)
17.01 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de minister, in het Nieuwsblad van 9 januari,
lees ik dat een deel van de gepensioneerden in België in januari netto iets
minder pensioen krijgen, omdat er iets meer bedrijfsvoorheffing van hun
pensioen wordt afgehouden. Bedoeling van die hogere bedrijfsvoorheffing is
klachten achteraf vermijden aangezien de gepensioneerden dan later bij de
afrekening van hun belastingen niets of bijna niets meer hoeven bij te betalen
of zelfs iets terugkrijgen.
Over de hogere bedrijfsvoorheffing werd
vooraf niet gecommuniceerd, waardoor er bij gepensioneerden die netto minder
kregen dan voorheen onrust is ontstaan. Er staat hierover alleen een bericht op
de websites van de FOD Financiën en de Federale Pensioendienst. De Federale
Pensioendienst verklaart dat zij zelf pas laat op de hoogte werden gebracht van
deze ingreep, waardoor vooraf niet kon worden gecommuniceerd.
Hoeveel gepensioneerden houden deze maand
netto minder over dan in de maand december 2020? Welk is het gemiddeld bedrag
dat ze per maand netto minder overhouden? Op welke inkomensschalen kunnen die
gepensioneerden gesitueerd worden?
Waarom werd de FPD hiervan pas laat op de
hoogte gebracht? Wordt hierover nog andere communicatie voorzien dan het
bericht op de website?
Heeft die beslissing impact op het
tijdsschema dat werd vastgelegd voor de verhoging van het minimumpensioen?
Indien ja, wordt hierover nog overleg voorzien met de minister van Financiën?
17.02 Wim Van
der Donckt (N-VA): Geachte mevrouw de
minister, op de website van de FOD financiën lezen we het volgende:
“In 2020 moest u minder
bedrijfsvoorheffing betalen op uw pensioen. Daardoor moet u mogelijk wel meer
bijbetalen voor uw personenbelasting in 2021. Hierover kwamen veel klachten van
gepensioneerden die moesten bijbetalen.
De FOD Financiën heeft daarom de
bedrijfsvoorheffing op de pensioenen voor 2021 aangepast. Zo willen ze
vermijden dat u misschien opnieuw moet bijbetalen voor uw personenbelasting (op
uw inkomsten van het jaar 2021).
Daardoor kan het zijn dat de
bedrijfsvoorheffing voor u vanaf januari 2021 iets hoger is dan in december
2020. En dus dat uw nettopensioenbedrag iets lager is.
Dankzij deze nieuwe maatregel zult u
minder moeten bijbetalen voor uw personenbelasting in 2022." Bron: Bruto – netto / Federale
Pensioendienst (fgov.be)
Het verbaast ons trouwens dat er in de
voorbije maanden veel klachten zouden binnengekomen zijn van gepensioneerden.
De inkomsten van 2020 moeten immers slechts worden vermeld in de
belastingsaangifte van 2021 die betrekking heeft op de inkomsten van 2020. De
uiteindelijke afrekening volgt eind 2021 of begin 2022.
Mevrouw de minister, mijn vragen zijn de
volgende:
Waarom werd dit niet vermeld in de beleidnota
2021 pensioenen?
Of zat die verhoging van de
bedrijfsvoorheffing al indirect ingebouwd in het geplande fiscaal
terugverdieneffect van 35% om de kost van de verhoging van de minimumpensioenen
te temperen?
Kan je aangeven welk aandeel van die 35%
fiscaal terugverdieneffect wordt ingevuld door die verhoogde tarieven van
bedrijfsvoorheffing?
Waarom werd alleen rekening gehouden met
35% fiscaal terugverdieneffect bij de verhoging van de minimumpensioenen en
niet bij de verhoging van het IGO of het gewaarborgd inkomen voor bejaarden?
Hoe verzoen je deze verhoging met de
belofte dat de nettopensioenen richting minimum 1.500 euro/maand moeten
evolueren?
La présidente: Mme Fonck n'est pas là. Sa question est donc sans objet.
17.03 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, eind januari schrokken veel
gepensioneerden zich een bult toen ze zagen dat het pensioen dat ze in januari
gestort kregen, lager uitviel dan in december.
De reden daarvoor is de aanpassing van de
afhouding van de bedrijfsvoorheffing, dat begrijp ik. Wat ik niet begrijp is
waarom dit niet gecommuniceerd werd naar de gepensioneerden?
Bij hoeveel gepensioneerden werd er een
hogere bedrijfsvoorheffing afgehouden?
Over welke categorieën van
gepensioneerden gaat het? Op welke basis werd beslist wie al of niet een
aangepaste bedrijfsvoorheffing kreeg?
Wat is het (gemiddelde) verschil in hun nettopensioen tussen december 2020 en januari 2021?
17.04 Evita
Willaert (Ecolo-Groen): Begin januari stelden
heel wat gepensioneerden vast dat ze vanaf dit jaar enkele euro's netto
pensioen minder krijgen. Er zal vanaf dit jaar meer bedrijfsvoorheffing
afgehouden worden, zodat ze later bij de afrekening van hun belastingen minder
of niets moeten terug betalen. Er werd hier echter niet over gecommuniceerd
vanuit de overheid.
Het stond aangekondigd op de websites van
de FOD Financiën en de Pensioendienst, maar heel weinig gepensioneerden vinden
hun weg daarnaartoe. De pensioendienst hoeft volgens het Handvest van de
Sociaal Verzekerde niet te communiceren over indexaanpassingen of
baremawijzigingen.
Op welke manier is dit een
indexaanpassing of een baremawijziging waarover bijgevolg niet hoefde
gecommuniceerd te worden?
Heeft de minister initiatieven genomen om
deze beslissing om niet te communiceren naar belanghebbenden bij te sturen?
Hoeveel gepensioneerden zullen netto minder krijgen? En voor welk gemiddeld bedrag?
17.05 Karine Lalieux, ministre: Madame la présidente, ma réponse est bilingue car Mme Fonck avait également posé une question; mais elle n'est pas présente.
Chères collègues, il est important de ne pas confondre les deux dossiers, qui sont néanmoins mêlés dans vos questions. D'une part, il y a les nouvelles politiques que je mène depuis mon entrée en fonction et qui portent sur la hausse structurelle des pensions minimales au montant net de 1 500 euros. Cette hausse a fait l'objet d'une décision et est publiée tous les ans le 1er janvier jusqu'en 2024. Les pensions minimales seront ainsi majorées pour atteindre un taux d'augmentation de 22 % d'ici 2024. Il s'agit là d'une réforme essentielle pour garantir la solidarité; c'est désormais chose faite et je m'en réjouis.
D'autre part, il y a les décisions du SPF Finances relatives au précompte professionnel.
De bedrijfsvoorheffing werd, los van de verhoging van het minimumpensioen aangepast. Naar verluidt waren er vorig jaar meerdere klachten van gepensioneerden. Zij moesten plots belastingen betalen en dat terwijl hun situatie niet was veranderd.
Je reconnais que la temporalité, c'est à dire le 1er janvier, était loin d'être optimal.
Het gemiddeld bedrag voor de verhoogde bedrijfsvoorheffing, en dus het lagere nettobedrag, ligt rond de vijf euro. Dat is natuurlijk een belangrijk bedrag voor vele gepensioneerden. Dit wordt voor een aantal onder hen wat afgezwakt. Dit komt door de verhoging van het minimumpensioen en de grenzen voor de ZIV-bijdrage die ik heb beslist. Gelukkig maar, want dat is wat telt. De koopkracht van vandaag willen we verhogen voor de gepensioneerden.
Mijn administratie, de Federale Pensioendienst, was heel laat op de hoogte van de aanpassingen. Er werd persoonlijk een bericht uitgestuurd naar iedereen via eBox omdat dit te belangrijk is. Ook op de website werd meer informatie gegeven en de capaciteit van het gratis nummer werd tijdelijk versterkt.
Chers collègues, je regrette vraiment la méthode car moi-même en tant que ministre, j'ai appris la décision via le SFP, quelques jours avant la fin de l'année, par une lettre rédigée par le SPF Finances auquel j'ai demandé ainsi qu'à son ministre des informations et des flux d'informations plus clairs, directs et transmis d'une meilleure manière. Je regrette vraiment les confusions que cela induit chez les pensionnés.
L'année passée, il y a eu beaucoup de plaintes par rapport aux impôts qu'ils devaient payer en fin d'année. Il est vrai que pour certains, 5 ou 6 euros par mois peut être significatif. C'est une décision du SPF Finances. Elle nous est imposée tout comme elle l'est aux pensionnés. Je répète qu'ils ne perdront pas un euro de leur pension.
17.06 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het ziet er inderdaad naar uit dat een en ander nogal ongelukkig is gebeurd. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat mensen bij de afrekening van hun belastingen voor verrassingen komen te staan. Om dat te vermijden, is die maatregel doorgevoerd.
Doordat een en ander echter niet was gecommuniceerd, was het natuurlijk heel
verrassend voor veel gepensioneerden dat zij plots minder pensioen op de
rekening zagen staan. Zoals u zelf aangeeft, telt elke euro voor
gepensioneerden met een klein pensioen. Zij houden hun pensioen ook heel
nauwlettend in de gaten. Zij weten het onmiddellijk, indien er een verschil is.
Het was dus voor sommigen een grote verrassing dat, enerzijds, werd aangekondigd
dat het minimumpensioen zou verhogen, maar dat zij, anderzijds, minder op hun
rekening zagen verschijnen.
Wij kunnen hier het onderscheid wel maken tussen, enerzijds, het traject naar 1.500 euro netto en, anderzijds, de bedrijfsvoorheffing. Veel gepensioneerden zijn van oordeel dat zij gewoon minder pensioen hebben.
Naast de stappen die u zal ondernemen met de FOD Financiën en de minister van Financiën, om in de toekomst de communicatiestromen beter te stroomlijnen en te optimaliseren, zou ik erop willen aandringen dat ook voor die maatregel nog een goede communicatie zou gebeuren. Niet iedereen kijkt immers op de website of op de eBox. Het moet duidelijk worden gemaakt dat het niet gaat om minder pensioen, maar wel om het vergemakkelijken van de afrekening bij de belastingen alsook dat het traject naar de verhoging van de pensioenen gegarandeerd blijft.
17.07 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. U hebt deels antwoord gegeven op mijn vragen over de link met de minimumpensioenen en de verhoging. U zegt zeer uitdrukkelijk dat er geen verband is en dat het gaat om een wat ongelukkige communicatie van de pensioendienst. Bijzonder ongelukkig natuurlijk, vooral ook de redenering die men opbouwt en die terug te vinden is op de website. Ik heb het aangehaald in mijn vraag. Ze zeggen: "In 2020 moest u minder bedrijfsvoorheffing betalen op uw pensioen. Daardoor moet u mogelijk wat meer bijbetalen voor uw personenbelasting in 2021. Hierover kwamen veel klachten van de gepensioneerden die moesten bijbetalen." Dat begrijp ik niet goed. Die mensen moeten pas hun pensioen aangeven en er belastingen op betalen in 2021. Hoe kunnen daar dan al klachten over zijn? Er mankeert iets grondig op de communicatiedienst van de FOD Financiën, meer bepaald wat de pensioenen betreft. Ik heb daar straks nog een vraag over.
17.08 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, communicatie is altijd het grootste probleem. Toen wij onze achterban informeerden over de verhoging van de minimumpensioenen en zij hoopvol wachtten op hun eerste pensioenbetaling, kregen ze ineens minder. De angst is daar enorm, van "ja, we hoeven geen opslag, want als die effectief naar 1.500 euro gaat, krijgen we binnenkort nog een heel pak minder en worden daar nog meer belastingen op ingehouden". Ik begrijp die ongerustheid, communicatie is altijd een probleem geweest. U stelt hier dat u werd verrast door de dienst Financiën, twee keer al: eerst met de mijnwerkers en nu weer. Ik hoop dat wij niet allemaal worden verrast door de dienst Financiën als u zover wilt gaan om de minimumpensioenen effectief tot boven 1.500 euro te brengen. Wij houden dit zeker in de gaten.
17.09 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, dank u. Enerzijds is er inderdaad de beslissing met die bedrijfsvoorheffing om ervoor te zorgen dat mensen niet voor verrassingen komen te staan. Op zich is daar niets op tegen, integendeel. Ik begrijp de grote frustratie die u hebt geuit en u zult het met mij eens zijn dat op het vlak van communicatie dit niet voor herhaling vatbaar is.
Ik wil de suggestie van collega Vanrobaeys kracht bijzetten: is het niet nodig en mogelijk om mensen gerust te stellen? Het gaat er uiteindelijk over dat mensen worden gerustgesteld. Zij halen inderdaad de zaken door elkaar en maken dat onderscheid niet. Laten we er in de regering door goede samenwerking voor zorgen dat dit niet opnieuw zal gebeuren. Ik denk dat u dit niet graag nog een keer op uw bord zult krijgen, mevrouw de minister.
Het incident is gesloten.
- Gilles Vanden Burre à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'enquête de la FSMA au sujet du fonds de pension OGEO FUND" (55012414C)
- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "OGEO FUND" (55013262C)
- Gilles Vanden Burre aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het onderzoek van de FSMA naar het pensioenfonds OGEO FUND" (55012414C)
- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "OGEO FUND" (55013262C)
La présidente: M. Vanden Burre n'est pas en mesure de poser sa question. Celle-ci sera donc sans objet.
18.01 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, op Apache.be konden we lezen hoe de financiële waakhond FSMA de puinhopen van Stéphane Moreau bij het Ogeo Fund blootlegde. Het voorrapport van de FSMA bevat 11 inbreuken, 5 aanbevelingen en 1 aandachtspunt. Het gaat om illegale leningen, onverantwoorde investeringen, ontoereikende controle op onderaannemers en belangenconflicten. Daarnaast is er sprake van een oorlogkas van 6 miljoen euro om toekomstige bonussen uit te betalen, geheime contracten, dubbele vergoedingen, kredietkaarten die voor persoonlijk gebruik werden aangewend en verdachte en zeer hoge advocatenkosten. Ik kan nog wel even doorgaan maar mijn spreektijd is beperkt. Dit alles gebeurde met de pensioenspaarcenten van de werknemers van Luikse intercommunales zoals Enodia.
Mevrouw de minister, bevestigt u de details die hierover in de media zijn verschenen? Wat zijn de sancties voor inbreuken zoals die in het rapport voorkomen?
Hoe groot is het risico dat deze wanpraktijken een impact zullen hebben op het pensioenbedrag van de werknemers van de Luikse intercommunales?
In welke mate beïnvloedt deze zaak uw plannen om de tweede pensioenpijler verder uit te breiden?
18.02 Karine Lalieux , ministre: Madame la présidente, M. Vanden Burre devait aussi poser une question, ma réponse est donc bilingue.
Messieurs les députés, comme vous le savez, la FSMA est chargée de la surveillance prudentielle des fonds de pension. Cette surveillance concerne non seulement la bonne gouvernance mais aussi la gestion financière. Dans ce contexte, la FSMA peut entre autres effectuer des inspections pour vérifier que les activités sont menées conformément aux dispositions légales. Sur la base d'une analyse systématique des risques mais aussi d'indications de signalement provenant de tiers, la FSMA sélectionne chaque année un certain nombre de fonds de pension pour une inspection.
Le cas échéant, les conclusions de ces inspections peuvent conduire la FSMA à imposer des mesures correctives ou des amendes administratives. Dans le cadre du Fonds OGEO, la FSMA a procédé à une inspection et celle-ci n'est pas encore terminée. Un projet de rapport a été transmis au Fonds OGEO. En fonction des remarques éventuelles qui seront formulées, la FSMA évaluera les conséquences et les éventuelles mesures correctrices à imposer.
Si un fonds de pension ne fonctionne pas conformément aux règles auxquelles il est soumis et qu'il ne remédie pas à la situation dans le délai que la FSMA lui a imposé, celle-ci peut prendre encore d'autres mesures. Elle pourrait ainsi entre autres imposer le remplacement d'administrateurs ou de membres du comité de direction; cela n'empêche bien sûr pas entre-temps le conseil d'administration du Fonds OGEO de prendre des mesures internes pour améliorer la gouvernance.
En marge de cela, il ressort des comptes annuels du Fonds OGEO que son taux de financement est bien supérieur à 100 %. C'est important: les droits des membres affiliés ne sont pas menacés. Il faut le souligner, avec tout ce que l'on entend…
Ik wens tot slot nog te preciseren dat het Ogeo Fund een pensioenfonds is dat belast is met het beheer van wettelijke pensioenen en niet van aanvullende pensioenen. De kwestie staat dan ook volledig los van de problematiek van de veralgemening van de tweede pensioenpijler.
Pour résumer, l'enquête n'est pas encore terminée. C'était un premier rapport. Effectivement, ce sont des allers-retours. J'imagine bien que vous reviendrez vers moi, le cas échéant, quand le rapport sera finalisé. Mais il faut rassurer l'ensemble des travailleurs, parce que les affiliés de ce Fonds ne sont pas menacés.
18.03 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik wil wel benadrukken dat wij het goede werk van de FSMA appreciëren.
Wat mij echt ongerust maakt, is uw plan. U had het daarstraks over de tweede pijler, maar wat u nu hebt geantwoord maakt mij nog meer ongerust. U zegt dat de pensioenen van de werknemers in de toekomst niet bedreigd worden. Deze onfrisse case toont aan dat de pensioenfondsen door de enorme sommen die ermee gemoeid zijn, niet immuun zijn voor fraude en voor wantoestanden in het beheer. Voor diegenen hier in de zaal die zich verkneukelen dat de PS weer in een schandaal verwikkeld is, dit is geen probleem dat enkel in het zuiden van het land voorkomt, laat dat duidelijk zijn. Vergeet niet dat onze collega's van de N-VA net zo goed betrokken partij zijn als die van de Luikse PS. Het Ogeo Fund is een aandeelhouder van Land Invest, de favoriete projectontwikkelaar van de welbekende burgemeester van Antwerpen, en was de ex-bestuurder van Land Invest geen Open VLD'er? De inmenging van politieke partijen in die fondsen maakt mij toch echt ongerust.
Zo vindt dat geld zijn weg van Luik naar Antwerpen, en dan blijft het weer hangen in de zakken van zij die het niet nodig hebben, en blijven de mensen achter met een wrang gevoel. En dat allemaal met ons geld.
Kortom, er moet een sterke eerste pijler zijn, zeker, en men moet de pensioenfondsen en dergelijke in de gaten houden.
18.04 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik wil kort reageren omdat dit een persoonlijke aanval op de N-VA was. Collega Colebunders, met alle respect, ik ontken uw aantijgingen namens mijn partij met klem. Ik verwacht dat dit ook in het verslag wordt opgenomen. Het is wat te goedkoop dat u in het kader van een zeer belangrijk dossier zonder enig bewijs met slijk gaat gooien. Dat is ongehoord.
La présidente: Évitons les attaques ad hominem!
18.05 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Ik heb geen naam genoemd. Ik heb enkel een partij genoemd, wat mijn recht is.
La présidente: Non, c'était au cas où! J'anticipais seulement.
18.06 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Goed, wij kunnen daarover discussiëren. Ik wil er toch even op wijzen dat u mij ervan beschuldigt aantijgingen te doen zonder enig bewijs, maar op vrijdag 20 oktober 2017 organiseerde Erik Van der Paal een verjaardagsdiner in het Antwerpse sterrenrestaurant 't Fornuis. Ik moet u niet spreken van de rechtszaak, denk ik. Het filmpje daarvan toont het politieke netwerk rond Land Invest Group en de innige banden met het Antwerpse schepencollege.
Ik kan zo verder gaan: ik heb een hele opsomming van waar u samen in beheerraden zit, dus stop ermee de regels van het goed bestuur zo flagrant met voeten te treden op hoog politiek niveau bij een pensioenfonds. Dan is het duidelijk, want nu ontstaat minstens een vermoeden dat de bestuurders die geen politieke verantwoording af te leggen hebben daar ook niet ongevoelig voor zullen zijn. Meer wil ik er niet over zeggen.
La présidente: Monsieur Colebunders, je ne suis pas en mesure de gérer un tel débat, sans disposer de tous les éléments et alors que des noms sont mentionnés.
Je souhaite qu'il soit stipulé dans le rapport que cette discussion n'a normalement pas lieu d'être.
18.07 Karine Lalieux, ministre: On pourrait également ne pas faire figurer cette discussion dans le rapport.
La présidente: Madame la ministre, cette décision n'est pas de mon ressort. Elle appartient aux intervenants.
Het incident is gesloten.
19 Question de Sophie Thémont à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les chiffres de Statbel relatifs à la pauvreté en Belgique" (55012876C)
19 Vraag van Sophie Thémont aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De cijfers van Statbel betreffende de armoede in België" (55012876C)
19.01 Sophie Thémont (PS): Madame la
présidente, madame la ministre, les résultats provisoires de la dernière
enquête menée par Statbel nous livrent de tristes constats pour 2020:
- Environ un quart des Belges n'étaient
financièrement pas en mesure de faire face à une dépense imprévue.
- 17 % des ménages ont eu des
difficultés à joindre les deux bouts.
- 10,9 % de la population belge
était confrontée à une situation de privation matérielle et sociale. On parle
donc ici de personne qui ne peut pas se permettre au moins cinq des biens matériels
ou des actions suivantes: payer à temps ses factures; partir en vacances une
semaine par an; manger de la viande, du poisson ou du poulet tous les deux
jours; faire face à une dépense imprévue; s'offrir une voiture; chauffer son
domicile; remplacer des meubles ou des vêtements; posséder deux paires de
chaussures; avoir internet à domicile; aller boire un verre une fois par mois,
participer régulièrement à une activité de loisirs et dépenser une petite somme
pour soi-même chaque semaine.
- Les parents de familles
monoparentales et leurs enfants sont nettement plus affectés que les autres
catégories : 27,4 % d'entre eux se trouvaient en situation de privation
matérielle et sociale.
Madame la ministre, ces chiffres sont
évidemment extrêmement interpellant et demandent la mise en place de mesures
fortes pour lutter contre ces situations de pauvreté.
Car, en réalité, si ces premiers indicateurs
semblent montrer une grande stabilité des résultats, Statbel a bien indiqué que
"l'impact de la crise provoquée par le Covid-19 n'est pas perceptible dans
ces indicateurs subjectifs". Il faudra donc attendre les prochains
indicateurs monétaires pour avoir une vue plus précise de la situation.
Lors de votre exposé de politique générale, vous aviez mentionné que le 4e plan fédéral de lutte contre la pauvreté sera l'instrument principal pour relever les défis de la pauvreté. Pourriez-vous me dire où en est la construction de ce Plan? Un calendrier a-t-il été établi? Où en sont les concertations dans ce cadre? Avez-vous déjà identifié les mesures prioritaires?
19.02 Karine Lalieux, ministre: Madame la députée, je partage vos préoccupations suscitées par le rapport publié ce 14 janvier dernier par Statbel sur la privation matérielle et sociale en 2020, dans le cadre de l'enquête européenne. Ces chiffres démontrent que la pauvreté et la précarité ne reculent pas dans notre pays, et ce malgré les précédents plans. Je le dis sans jeter l'opprobre sur mes prédécesseurs.
Je suis d'autant plus inquiète que la crise sanitaire sans précédent que notre pays traverse s'accompagne, et s'accompagnera pendant de longs mois, voire des années, d'une crise économique et sociale. Les constats et témoignages de terrain que j'ai recueillis, notamment dans le cadre de la task force 2.0, sont éloquents en la matière.
Il y a donc un momentum particulier, une urgence inédite, des enjeux qui doivent mobiliser l'ensemble du gouvernement et ce, dans le cadre du futur plan fédéral de lutte contre la pauvreté. Celui-ci devra donc répondre à des défis colossaux, peut-être jamais encore rencontrés, en termes de politique sociale ambitieuse et résiliente.
Sa construction est en cours. Je souhaite éviter les erreurs du passé, révélées notamment par les évaluations réalisées par la Cour des comptes. Je travaille donc à une meilleure gouvernance. Je souhaite par ailleurs ancrer ce plan dans la réalisation des droits sociaux fondamentaux: santé, revenus, travail – d'autant plus fondamentaux vu la crise sanitaire. Celle-ci ne fait que confirmer que nous devons travailler à une société plus égalitaire et plus inclusive.
Vous l'aurez compris, je saisis l'opportunité du défi que représente ce plan pour en faire un vrai moyen de prévention et de lutte contre la pauvreté.
19.03 Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, il est vrai que la mise en place de ce quatrième plan fédéral de lutte contre la pauvreté est d'autant plus importante dans ce contexte socioéconomique. Nous voyons aussi, selon le dernier rapport d'Oxfam, qu'il faudrait plus de dix ans aux personnes les plus pauvres pour se relever de l'impact économique de la pandémie.
Je sais que vous êtes quelqu'un de terrain et vous n'ignorez pas que ce sont les femmes et les groupes marginalisés qui sont les plus susceptibles de se retrouver en situation de pauvreté; ils n'ont pas toujours les moyens de manger à leur faim et sont souvent exclus de l'accès aux services de santé. Comme vous l'avez dit, il est donc urgent de mettre en place également des mesures spécifiques pour pouvoir soutenir ces publics cibles plus vulnérables.
Je suis contente de vous entendre dire que c'est en cours de construction et que nous nous dirigeons vers une société plus égalitaire et plus inclusive. Je vous remercie.
L'incident est clos.
20 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De communicatie van de Federale Pensioendienst" (55012936C)
20 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La communication du Service fédéral des Pensions" (55012936C)
20.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, via een gunstige wind kreeg ik een brief in handen van de Federale Pensioendienst. Daarin wordt gesuggereerd dat de verhoging van een maandbedrag pensioen, voor januari 2021, te danken is aan de pensioenhervorming van de regering-De Croo. Als men surft naar pensioenhervorming.be, komt men bovendien terecht op de pagina Pensioenhervorming De Croo.
De Federale Pensioendienst vervult terecht een aantal grote opdrachten. Onder punt 4 staat: "We ondersteunen het beleidswerk. Hiervoor stellen we onze gegevens, analyses en expertise op strategisch, juridisch, financieel en actuarieel vlak ter beschikking van de beleidsmakers." Dat is natuurlijk een nobele opdracht.
'
Met betrekking tot de brief die mij toegewaaid kwam, heb ik volgende vragen.
Waar ligt de grens tussen enerzijds het beleidswerk ondersteunen en, anderzijds reclame maken voor een regering en haar - überhaupt nog niet gerealiseerde - pensioenhervorming?
Beschikt de Federale Pensioendienst misschien over meer informatie dan de Kamer van Volksvertegenwoordigers?
Hebben alle gepensioneerden bij wie sinds 1 januari 2021 meer bedrijfsvoorheffing op hun pensioen wordt afgehouden ook zo'n brief gekregen met verwijzing naar de pensioenhervorming van de regering-De Croo?
Stond een dergelijke pagina ook onder de vorige regering op de website van de Federale Pensioendienst, waarbij men specifiek verwees naar de regering-Michel?
20.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Van der Donckt, ik stel vast dat u het de regering kwalijk neemt dat ze belangrijke maatregelen neemt voor de sociale bescherming van de gepensioneerden. Ik stel ook vast dat u het de regering kwalijk neemt dat ze het vertrouwen inzake de pensioenen, dat zwaar aangetast werd de voorbije jaren, probeert te herstellen. Het lijkt er bovendien op dat u het mij kwalijk neemt dat ik voor de uitvoering van deze maatregelen een beroep doe op mijn administratie.
Ik ben zeer duidelijk: wij voeren hervormingen door die het vertrouwen herstellen en wij doen dat samen met onze sterke overheidsdiensten.
Ik laat mij dus niet meeslepen in dit soort polemiek.
20.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, met alle respect, maar uw vaststellingen zijn totaal verkeerd. Ik heb geenszins gezegd dat ik u aanval vanwege uw pensioenhervormingen of dat ik de aanpassing van de minimumpensioenen veroordeel.
Het gaat mij om de neutraliteit van de overheidsdiensten. Volgens mij kan het niet dat er via de overheidsdiensten partijpolitieke spelletjes worden gespeeld. Er wordt namelijk verwezen naar "de regering-De Croo", maar er dient gewoon naar "de regering" te worden verwezen. Het is ten slotte niet de heer De Croo die de hervormingen doorvoert, maar wel u. Eigenlijk zou u boos moeten zijn, aangezien men "dankzij de pensioenhervormingen van mevrouw Lalieux" had moeten schrijven. Het is een communicatieaspect, want het is verkeerd om expliciet naar de heer De Croo te verwijzen, lid van Open Vld, terwijl de pensioenhervormingen volgens mij uw verdienste zijn. Ik val dus de communicatie an sich over de hervormingen niet aan, maar wel dat de naam De Croo wordt gebruikt.
Misschien herinnert u zich nog dat voormalig minister Van Overtveldt wat uitleg wou geven bij de regeling van de taxshift, wat hij ook per brief deed via de communicatiekanalen van de overheid. Het kot was te klein. Ik herinner mij nog de toenmalige tussenkomsten van collega Laaouej. Welnu, het gaat nu over exact hetzelfde, alleen verloopt de communicatie nu niet rechtstreeks, maar via een omweg. Daarom stel ik voor dat u aan de pensioendiensten vraagt om dergelijke communicatie in de toekomst te vermijden. Dat zou heel mooi zijn.
L'incident est clos.
21 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het samenvoegen van mypension.be en Break@Work" (55012940C)
21 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La fusion de mypension.be et Break@Work" (55012940C)
21.01 Nahima Lanjri (CD&V): Wij hebben een uitgebreid aanbod aan verlofstelsels
en mogelijkheden voor loopbaanonderbreking en tijdskrediet. Al deze
mogelijkheden hebben hun eigen voorwaarden op vlak van toegankelijkheid,
uitkeringen en gevolgen voor het pensioen. Voor mensen is het vaak één kluwen
en moeilijk om te zien wat hun mogelijkheden zijn en welke gevolgen het opnemen
van een dergelijk stelsel heeft voor op korte en lange termijn.
Met de app Break@Work kan men reeds zien
op welke verlofstelsels en mogelijkheden van tijdskrediet en
loopbaanonderbreking men beroep kan doen en hoe hoog de uitkering is. Via My
Pension is het mogelijk om het eigen pensioendossier te raadplegen. Dit zijn
stappen in de goede richting, maar we moeten verder durven gaan en werk maken
van een geïntegreerd Carrière Planning Systeem. Dit systeem moet werknemers,
zelfstandigen en ambtenaren inzicht geven in de gevolgen van hun loopbaankeuzes
op de opbouw van bepaalde rechten inzake pensioen, loopbaanonderbreking,
tijdskrediet, werkloosheid, ziekte en invaliditeit en opleiding of inzake
tewerkstellings- of opleidingspremies.
Staat u ook achter de ontwikkeling van
een dergelijk systeem en bent u bereid hier samen met de ministers van Werk en
Sociale zaken werk van te maken?
21.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Lanjri, het klopt dat er vandaag binnen de sociale zekerheid verschillende applicaties bestaan afhankelijk van de betrokken dienst. Ik ben het ook met u eens dat wij die toepassingen aan elkaar moeten koppelen. Wij spreken hier dan ook over een project op middellange tot lange termijn dat de pensioenen overstijgt.
Onze visie voor pensioenen is dat wij de burgers een duidelijk overzicht van hun loopbaan bieden, zodat zij bepaalde keuzes kunnen maken in het leven en de impact van bijvoorbeeld een loopbaanonderbreking beter kunnen inschatten, maar daarvoor moeten eerst nog overeenkomsten worden gesloten tussen de verschillende instellingen en de nodige IT-aanpassingen worden gedaan.
Voor zelfstandigen en ambtenaren worden momenteel modules ontworpen die zullen worden voorgelegd aan de betrokken diensten. Om de verschillende applicaties van de sociale zekerheid te integreren in een ecosysteem is er een architectuur nodig die deze visie ondersteunt. Dat project vergt een ambitieus investeringsbeleid, dat ook de uitvoeringstermijn zal bepalen.
Voor het overige verwijs ik naar de ministers van Werk en Sociale Zaken.
21.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik weet dat het een bevoegdheid is waar drie ministers bij betrokken zijn en daarom heb ik de vraag sowieso aan drie ministers gesteld: aan u, aan de minister van Werk en aan de minister van Sociale Zaken.
U zit echter in dezelfde regering, dus u moet de koppen bij elkaar steken en samen aan een systeem werken om ervoor te zorgen dat, als mensen de keuze maken om een bepaald soort verlof op te nemen, bijvoorbeeld tijdskrediet of verlof voor medische bijstand, zij dan niet alleen via de website te weten komen waar zij recht op hebben – bijvoorbeeld hoeveel tijdskrediet men nog over heeft van de 51 maanden waar men recht op heeft, welke premies men krijgt voor bepaalde vormen van loopbaanonderbreking –, maar dat zij tegelijkertijd ook zien welk effect dat heeft op hun pensioen. Sommige onderbrekingen, zoals de zorgverloven, worden gelukkig wel meegeteld voor het pensioen, maar slechts voor een geplafonneerd bedrag. Niet alle mensen zijn daarvan goed op de hoogte.
Daarom hebben wij met de CD&V al lang geleden een voorstel gelanceerd, om een CPS, zoals een GPS, zijnde een carrièreplanningsysteem, in te voeren. Dat zou dan een soort kaart zijn, waardoor bij aanmelding op de website ineens is geweten welke verloven de betrokkene al heeft opgenomen en welke hij nog heeft staan, maar ook welk effect het opnemen van het verlof heeft.
Ik zou dus willen vragen daar effectief werk van te maken in overleg met de twee bevoegde collega's. Iemand die daarbij zeker ook kan helpen en die u waarschijnlijk ook wel zal kennen, is de heer Frank Robben van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid. Hij heeft in het verleden ook al voor verschillende ministeries allerlei projecten uitgewerkt.
In Vlaanderen bestaat bijvoorbeeld een soort rechtenverkenner. Het carrièreplanningsysteem is dus misschien ook iets voor hem of voor zijn dienst, om aan mee te werken en effectief ervoor te zorgen dat mensen automatisch of snel te weten komen waarop zij recht hebben, waardoor zij op die manier snel weten welk effect het verlof heeft op hun latere pensioen.
Zeker voor vrouwen is dat niet oninteressant. Soms nemen zij bijvoorbeeld
allerlei verloven op, waarop zij ook recht hebben. Zij beseffen echter soms
onvoldoende dat zulks later minder pensioen betekent.
21.04 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Lanjri, ik ga akkoord met u. Dat is ook onze ambitie, maar het is een moeilijke taak voor de Kruispuntbank.
L'incident est clos.
22 Vraag van Vicky Reynaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)" (55012988C)
22 Question de Vicky Reynaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le Fonds européen d’aide aux plus démunis (FEAD)" (55012988C)
22.01 Vicky Reynaert (sp.a): Mevrouw de minister, in oktober 2020 stelde ik al een vraag over het stijgend aantal mensen dat een beroep doet op de voedselbanken en de Europese middelen die België daarvoor krijgt uit het React EU fonds. Dat pakket bedraagt in totaal 47, 5 miljard euro. Dat geld wordt verdeeld onder de lidstaten en kan onder meer naar het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen vloeien. In oktober 2020 was het nog niet helemaal duidelijk hoeveel geld België zou krijgen. Daarom heb ik een aantal vragen.
Kunt u de totale nationale enveloppe meedelen die België onder dat pakket heeft ontvangen? Het bestaat uit drie fondsen: FEAD, EFRO en ESF. Er moest overlegd worden met de deelstaten over hoeveel budget naar welk fonds gaat. Zijn die intra-Belgische onderhandelingen ondertussen afgerond? Wordt er in extra middelen voorzien voor FEAD en denkt u dat het voorziene bedrag voldoende zal zijn om aan de stijgende vraag te voldoen in coronatijden?
22.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Reynaert, naanleiding van de crisis heeft de Europese Unie een uitzonderlijk pakket van 47,5 miljard euro vrijgegeven. Uit dit fonds zal België dit jaar een som van 260 miljoen ontvangen en volgend jaar nog eens een bedrag van naar schatting 17 miljoen euro. React EU moet de gevolgen van de crisis opvangen door de steun aan de meest kwetsbaren in onze samenleving uit te breiden. Zij hebben namelijk het hardst te lijden onder de pandemie. Met dit fonds zouden we een antwoord kunnen bieden op de toegenomen vraag naar voedselhulp.
We mogen echter niet vergeten dat deze toename niet alleen te verklaren is door de crisis. De vraag naar voedsel in ons land stijgt al sinds 2014 onophoudelijk. In 2014 werden in België nog 225 000 mensen geholpen door de voedselbanken. In 2019 waren dat 410 000 mensen. Dat is een stijging van 83 %. Daarom heb ik de deelstaten opgeroepen om zeker rekening te houden met deze structurele en conjuncturele stijging.
De gesprekken over de verdeling van de middelen zijn nog aan de gang, maar zijn wel bijna afgelopen. Ze duren nog één à twee weken. Ik ben er hoe dan ook van overtuigd dat de deelstaten oog zullen hebben voor onze medeburgers die een beroep moeten doen op de voedselhulp, en dat zij hiervoor de nodige middelen zullen vrijmaken.
22.03 Vicky Reynaert (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zal de vraag volgende maand misschien nog eens opnieuw stellen, maar ik u toch alvast voor de huidige stand van zaken.
L'incident est clos.
23 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De coronasterfte bij lagere inkomens" (55013094C)
23 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les décès des suites du coronavirus chez les personnes à revenus modestes" (55013094C)
23.01 Ellen Samyn (VB):
Uit het ongelijkheidsrapport van Oxfam vernemen we dat het
coronasteftecijfer bij mannen tussen de 40 en 65 jaar uit de laagste
inkomensgroepen vijf maal hoger ligt dan bij mannen van diezelfde leeftijd uit
de 10 procent hoogste inkomens.
Het is zo dat werknemers uit de lage
inkomensgroep vaak niet de mogelijkheid hebben om te kunnen telewerken en
bijgevolg minder beschermd zijn tegen het virus. Ook speelt de woon- en
leefomgeving een rol aangezien de laagbetaalde werknemers vaak in de
dichtsbevolkte wijken wonen waar besmettingen sneller plaatsvinden.
Ook in de bevolkingsgroep 65+ is er de
oversterfte hoger bij de laagste inkomens, zo meldt Oxfam.
Werd de minister reeds op de hoogte
gesteld van het ongelijkheidsrapport van Oxfam?
Heeft de minister reeds samengezeten met
vertegenwoordigers uit de armoedenetwerken?
Zal de minister maatregelen nemen om deze
ongelijkheid aan te pakken?
Zal er een informatie-campagne opgezet
worden?
Heeft de minister contact opgenomen met
haar collega's van de deelstaten om dit probleem te bespreken en te kijken wat
er op regionaal vlak kan gebeuren aangezien deze problematiek niet
grootstedelijk is maar ook voorkomt in kleine en zelfs rijke gemeenten?
23.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Samyn, elke dag verschijnen er nieuwe verontrustende cijfers over de crisis. Het rapport van Oxfam "Een ongelijkheidsvirus" bevestigt helaas hoe kwetsbaar de armste bevolkingsgroepen zijn voor COVID-19. Deze crisis maakt de sociale ongelijkheid alleen schrijnender, ook op het vlak van gezondheid. Dat zijn uiteraard choquerende vaststellingen.
Sinds ik minister ben, bekommer ik mij om de gevolgen van de crisis voor mensen die zeer kwetsbaar zijn. Daarom heb ik de taskforce Kwetsbare Groepen aan het werk gezet, met een budget van 75 miljoen euro. Deze taskforce bestaat uit organisaties die actief zijn op het terrein, verenigingen en de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap. Ook de coronacommissaris en vertegenwoordigers van de bevoegde ministers van de federale regering en de deelregeringen nemen hieraan deel.
De federale
regering heeft al verschillende maatregelen genomen die gebaseerd zijn op
concrete vaststellingen op het terrein. Het thema gezondheid en ongelijkheid op
het vlak van preventiebeleid en vaccinatie is uiteraard aan bod gekomen, zelfs
deze morgen nog. De uitdaging bestaat erin onze hele bevolking te bereiken.
Communicatie en informatie zijn daarbij essentieel. De ervaringsdeskundigen
spelen hierin een belangrijke rol, net als de toekomstige community health
manager. Hun taak bestaat erin op het terrein aanwezig te zijn, kwetsbare
groepen naar de zorg te leiden en preventiestrategieën tegen covid uit te
werken. Dit proefproject, opgestart door mijn collega van Volksgezondheid Frank
Vandenbroucke, is het initiatief van de taskforce.
Naast de
vaststelling dat de coronacrisis gepaard gaat met ongelijkheid op het vlak van
gezondheid is het uiteraard zeer belangrijk dat we het probleem structureel
aanpakken. In dit opzicht werk ik aan een nieuw armoedebestrijdingsplan waarbij
de hele regering betrokken wordt. Het element gezondheid zal hierin uiteraard
duidelijk aanwezig zijn.
Ons systeem van sociale bescherming mag niemand in de kou laten staan. We zullen dit allemaal rechtstreeks in samenspraak met de betrokken partijen doen. Ik ben ook van plan een actieve rol te spelen binnen de verschillende interministeriële conferenties en samen te werken volgens het principe dat we samen meer kunnen verwezenlijken dan elk apart.
23.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, de cijfers liegen er niet om. Arme mensen lopen meer risico op coronabesmetting. Ze worden financieel ook veel zwaarder geraakt, zelfs in België. Er was al een exponentiële stijging bij de voedselbanken. Vandaag maken 20.000 personen gebruik van die voedselbank. Dat is ongelooflijk veel. Het hoge sterftecijfer bij de kwetsbare groepen baart mij ook grote zorgen.
Het doet mij wel plezier dat u daar al over hebt vergaderd en dat u met de taskforce sowieso extra budget zal uittrekken voor de armoede, en zeker de ongelijkheid, te bestrijden. Het doet me ook plezier dat u zal inzetten op de sensibilisering en de informatieverstrekking. Het is inderdaad zeer belangrijk dat de informatie tot bij de kwetsbare groepen raakt. Alvast bedankt voor die inzet.
Het incident is gesloten.
24 Question de Marie-Colline Leroy à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les CPAS et l'accession au RIS pour les propriétaires" (55013221C)
24 Vraag van Marie-Colline Leroy aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het beleid van de OCMW's inzake de toegang tot het leefloon voor woningeigenaars" (55013221C)
24.01 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, il nous revient que des personnes ont été frapper à la porte du CPAS et se sont vues refuser l’octroi d’un RIS car elles étaient propriétaires.
D’une part, si mes vérifications sont exactes, les propriétaires ont droit au RIS si les autres conditions sont remplies, bien entendu.
La propriété étant une forme de ressource, le CPAS prend en compte cette ressource pour calculer le RIS. Mais une fois le calcul réalisé, l'allocation est bien sûr réduite et ne permet pas forcément de vivre dignement, au-dessus du seuil de pauvreté. J'ai d'ailleurs pu constater des montants extrêmement bas, une fois ce calcul réalisé.
D’autre part, cette période de crise impacte considérablement des personnes qui arrivaient jusqu'ici à finir le mois grâce à leurs revenus et à payer leur emprunt. Une fois leurs économies réduites à néant car elles ont servi à pallier les effets de la crise, elles se retrouvent aujourd'hui dans des situations de basculement dans la précarité très dangereuses.
Comme je l'ai déjà dit aujourd'hui, dernièrement, 110 millions d'euros ont été affectés aux CPAS pour les "nouveaux bénéficiaires" qui, faute de ressources durant la crise, ont besoin d'une aide complémentaire.
Madame la ministre, confirmez-vous que les propriétaires peuvent bénéficier d'une aide et qu'il ne s'agit pas là d'une raison suffisante pour refuser l'octroi d'un RIS? Étant donné que, parmi les nouveaux bénéficiaires, il y a des personnes qui jusqu'ici préservaient leur budget mensuel grâce à des revenus aujourd'hui inexistants, considérez-vous qu'il doit être tenu compte du caractère exceptionnel de la situation et qu'il faut dès lors permettre aux propriétaires de bénéficier des aides évoquées ci-avant?
24.02 Karine Lalieux, ministre: Madame Leroy, je vous confirme que le fait d'être propriétaire n'est pas une raison suffisante pour refuser l'octroi du RIS. En d'autres mots, être propriétaire ne veut pas dire qu'on ne peut pas bénéficier du RIS ou d'une aide sociale quelconque. Dans ce cadre, un calcul se fait pour évaluer le part du bien immobilier dans les revenus de la personne concernée sur la base du revenu cadastral non indexé et en tenant du nombre d'enfants présents dans le ménage.
Comme vous le savez, l'enquête sociale pour les 110 milions d'euros – 115 millions d'euros d'ailleurs – doit prendre en compte tant la baisse de revenus mais aussi l'augmentation des dépenses. C'est ce que dit l'arrêté.
S'il s'avère qu'après ce calcul, un droit au RIS ou à l'aide sociale s'ouvre, le CPAS devra octroyer cette aide à ces nouveaux bénéficiaires qui ont vu disparaître leurs revenus à la suite de la crise sanitaire. Je rappelle qu'il s'agit d'une enquête simplifiée. Ce n'est pas parce que la famille ou la personne a encore un compte d'épargne qu'elle doit vider son compte d'épargne pour bénéficier d'une aide complémentaire. Ce n'est pas parce qu'elle a encore des revenus qu'elle ne peut pas bénéficier d'une aide complémentaire. Il faut vraiment voir s'il y a une diminution de revenus ou une augmentation des dépenses. Dans ce cas, les CPAS, sur la base d'un dossier individuel, peuvent soutenir et aider la personne.
24.03 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie car vos réponses confirment ce que je pensais et serviront à aller le dire.
Il y a aujourd'hui de nombreux chemins complexes. Je sais que vous êtes une fervente défenderesse de l'automatisation des droits. En cette période de crise, ces millions alloués à ces nouveaux bénéficiaires ne trouvent pas toujours la voie pertinente, ce qui est vraiment problématique pour bon nombre de personnes.
Voici un exemple très concret. Une personne qui est indépendante complémentaire, qui a perdu son travail d'indépendante complémentaire, qui n'avait pas suffisamment cotisé pour pouvoir bénéficier du droit passerelle partiel et qui ne peut pas non plus bénéficier de l'aide du CPAS parce qu'on lui dit qu'elle est propriétaire et qu'elle a encore un autre revenu, mais qui, au final, ne s'en sort pas une fois le calcul fait, n'a aujourd'hui absolument aucune réponse. Je trouve que c'est extrêmement difficile. Pourtant, il me semble que, selon les critères que vous rappelez, elle devrait pouvoir en bénéficier: perte de revenus, dépenses complémentaires, etc.
Je retournerai vers ces personnes qui nous sollicitent beaucoup. J'imagine que vous aussi, vous recevez ce genre de mails quotidiennement. Je vous remercie encore une fois.
L'incident est clos.
25 Vraag van Gitta Vanpeborgh aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het informeren van de rechthebbenden over de nieuwe IVT- en IT-regelgeving, en de dossierafhandeling" (55013249C)
25 Question de Gitta Vanpeborgh à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'annonce aux ayants droit de la nouvelle réglementation ARR et AI et le traitement des dossiers" (55013249C)
25.01 Gitta Vanpeborgh (sp.a): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, op 18 januari 2021 vond de maandelijkse plenaire vergadering van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap plaats. Tijdens die vergadering werden toch een aantal bekommernissen geuit.
Een van de bekommernissen betrof de dossierbehandeling bij de DG HAN. De hoeveelheid te behandelen dossiers is nu al vrij hoog en dreigt nog ernstig toe te nemen onder invloed van een aantal factoren die u absoluut kent. Ik zal ze niet opnoemen. Ze zijn in de schriftelijke vraag opgelijst. Een andere bekommernis betreft het informeren van de rechthebbenden en potentieel rechthebbenden over de afschaffing van de 'prijs van de liefde' en de hervormingen inzake de inkomensvervangende tegemoetkoming.
Een aantal leden heeft al aangegeven dat sommige hervormingen automatisch van toepassing zullen zijn, wat u hebt bevestigd en wat dus geruststellend is. Een aantal vereist echter ook effectief actie van de betrokkenen. Wij weten dat zeker de kwetsbare personen niet altijd de weg vinden naar de instanties, om de aanvraag te doen. Zij zijn ook niet allemaal digitaal vaardig.
Ik heb daarbij drie vragen.
Ten eerste, op welke manier zullen de rechthebbenden of potentieel rechthebbenden de hervormingen, niet alleen inzake integratietegemoetkomingen maar ook inzake IVT, op de hoogte worden gebracht? Via welke middelen, kanalen en actoren kan dat gebeuren? Ik weet dat u al deels een antwoord hebt gegeven, maar ik zou ook graag willen weten of u ook breder sociale actoren zal inzetten. Dat is immers belangrijk.
Ten tweede, bestaat er ook een concreet plan, om de dossierachterstand weg te werken?
Ten derde, hoe ver staat het met de ontwikkeling van TRIA, het toekomstige ICT-programma voor de dossierbehandeling?
25.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Vanpeborgh, moet ik herhalen wat ik eerder al heb geantwoord?
25.03 Gitta Vanpeborgh (sp.a): Mevrouw de minister, u hoeft niet alles te herhalen. De eerste vraag is vooral of u ter zake ook een rol ziet voor alle sociale actoren.
25.04 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Vanpeborgh, wat de sociale actoren betreft, zullen de professionals bijkomend worden ingelicht in een aan hen gerichte, verschillende editie van de nieuwsbrief.
De POD Maatschappelijke Integratie zal de OCMW-medewerkers op de hoogte brengen via een nieuwsbrief. Eind januari 2021 worden berichten in onze andere algemenere nieuwsbrieven, zoals sociaal nieuws en e-news, gepubliceerd.
Kant-en-klaarberichtjes die de partners van DG HAN kunnen delen via hun kanalen, zijn beschikbaar in de toolkit op de website van mijn administratie.
Professionals kunnen ook hun vragen insturen voor een FAQ op deze website. Ik zal erover waken dat de instructie van mijn administratie aan de professionals zo duidelijk mogelijk is, zodat zij de burgers zo goed mogelijk kunnen begeleiden.
Het is inderdaad zo dat de uitvoering van de nieuwe maatregelen, waartoe de regering vanaf januari heeft besloten, belangrijke gevolgen heeft voor de werklast van de administratie. Deze impact is vooral het gevolg van de verlaging van de minimumleeftijd tot 18 jaar, de afschaffing van 'de prijs van de liefde' en de hervorming van 'de prijs van de arbeid'.
Volgens schattingen zullen 60.000 huidige rechthebbenden geïmpacteerd worden. Voor deze dossiers is de administratie verplicht om haar beslissingen automatisch te herzien.
Er is een intern plan opgesteld om de capaciteit voor het verwerken van dossiers tijdelijk te vergroten. Het doel van dit plan is om de toestroom van dossiers te verwerken binnen de wettelijke termijn voor de behandeling van de aanvragen, met name zes maanden.
De ontwikkeling van TRIA, het toekomstig ICT-programma ter vervanging van het huidige verouderde TETRA, is in 2020 gestart en volop bezig. Deze ontwikkeling verloopt stapsgewijs met een looptijd tot en met 2023.
25.05 Gitta Vanpeborgh (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor de antwoorden. Ze waren heel helder en geruststellend. Ik hoop vooral dat de uitvoering vlot zal verlopen, want dat is uiteraard heel belangrijk voor alle rechthebbenden.
L'incident est clos.
26 Vraag van Evita Willaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het inkomen van de personen met een handicap" (55013257C)
26 Question de Evita Willaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le revenu des personnes handicapées" (55013257C)
26.01 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Het is algemeen
gekend dat personen met een beperking te maken krijgen met heel wat
administratieve uitdagingen wanneer ze een inkomensvervangende en/of
integratietegemoetkoming aanvragen. Op vraag van het Grondwettelijk Hof werd
enkele maanden geleden het leeftijdscriterium voor de inkomensvervangende
tegemoetkoming verlaagd van 21 naar 18 jaar.
Op de website van het Directie-Generaal
Personen met een handicap staat nog steeds het leeftijdscriterium van 21 jaar.
Op welke manier zullen potentiële begunstigden correct worden geïnformeerd over
deze wetswijziging?
Een beperking kan positief, maar ook
negatief evolueren. Sommige personen hebben na verloop van tijd meer
ondersteuning nodig, anderen minder. Kunt u ons de cijfers voorleggen m.b.t.
tot de herzieningen van de inkomensvervangende en integratietegemoetkomingen?
Hoeveel herzieningen gebeurden er de
laatste 5 jaar, per maand?
Wat is de gemiddelde behandelingstermijn
van een herziening van de tegemoetkoming? Per soort tegemoetkoming over de
laatste 5 jaar?
Wat betreft de integratietegemoetkoming
dient de potentiële begunstigde een vragenlijst in te vullen die peilt naar de
zelfstandigheid van de persoon. Het is echter niet voor iedereen gemakkelijk om
een dergelijke vragenlijst correct in te vullen. Zo zijn er bijvoorbeeld ook
personen die systematisch hun zelfstandigheid overschatten, wat in hun nadeel
is. Bovendien is de vragenlijst een momentopname
Op welke manier wordt deze vragenlijst
geëvalueerd?
De vragenlijst peilt momenteel nog niet
naar draagkracht en emotionele intelligentie. Zijn er plannen om de meer
psychologische aspecten van het dagelijkse leven van personen met een beperking
te integreren in de vragenlijst?
Vlaanderen wijzigde haar subsidiesysteem
m.b.t. personen met een handicap. Dit heeft vanzelfsprekend een grote invloed
op personen met een handicap en ook op de federale wetgeving.
Op welke manier wordt de wetgeving op
elkaar afgestemd? Zodat bijvoorbeeld overal dezelfde terminologie wordt
gebruikt?
Hoe vaak kwam de Interministeriële
conferentie voor personen met een handicap samen de laatste 5 jaar? Zal u
initiatief nemen voor een nieuwe conferentie binnenkort?
26.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Willaert, wat de verlaging van de leeftijd betreft, alle jongvolwassenen die op dit ogenblik genieten van de erkenning van hun handicap en die tussen 17 en 20 jaar oud zijn, zullen individueel per brief op de hoogte worden gebracht. Zij zullen worden uitgenodigd om de nodige aanvullende informatie te verstrekken om hun recht te activeren.
Met betrekking tot uw vraag over de herziening van de rechten voeg ik bij mijn antwoord een tabel toe met alle gegevens. Het is inderdaad zo dat de rechten op de tegemoetkoming in de praktijk vaak worden herzien. Meer dan 16 % van de verwerkte aanvragen zijn herziene aanvragen. Dit heeft te maken met, zoals u ook vermeldt, de veranderde gezondheidstoestand van de rechthebbenden.
Met betrekking tot de integratietegemoetkoming vestigt u terecht de aandacht op het belang van het goed invullen van de vragenlijst. Het is daarom belangrijk dat personen met een handicap goed worden begeleid bij het invullen van de vragenlijst. Hiervoor kunnen zij beroep doen op een breed netwerk van maatschappelijk werkers. Deze zijn actief binnen de DG Personen met een handicap, de ziekenfondsen, de OCMW's en de talrijke verenigingen voor personen met een handicap.
De vragenlijst is een belangrijk onderdeel van de beslissing. De evaluerende artsen houden er rekening mee dat de beoordeling van de situatie van de personen ook subjectief is. De beoordeling heeft tot doel de capaciteiten niet op één moment, maar over een lange periode te evalueren. Dit helpt om de schommelingen af te vlakken en om een meer samenhangend beeld te geven.
Het aanpassen van de vragenlijst is een onderdeel van het actieplan van de DG Personen met een handicap, die op dit ogenblik in overleg met mijn kabinet wordt opgesteld. Ik ben het eens met uw opmerking over de noodzaak om de terminologie en zelfs de regelgeving aan te passen in lijn met de regionale veranderingen.
Dat kan op een interministeriële conferentie behandeld worden. De afgelopen zes jaar is er echter geen IMC georganiseerd. Ik bevestig dat ik van plan ben om binnenkort een interministeriële conferentie te organiseren.
De tabellen bij mijn antwoord laat ik u bezorgen.
26.03 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, bedankt voor uw erg volledig antwoord. Ik merk dat wij het over ongeveer alles eens zijn, wat heel fijn is. Ik dank u ook voor uw initiatief om de interministeriële conferentie samen te brengen. Volgens ons is de dialoog tussen de Gemeenschappen en de Gewesten in een land als het onze belangrijk, zeker als de bevoegdheden versnipperd zijn. Wij moeten er vooral voor zorgen dat de burgers van die versnippering niet het slachtoffer zijn. Wij kijken ernaar uit en volgen dat samen met u op.
L'incident est clos.
27 Vraag van Evita Willaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De Interministeriële Conferentie Sociale Integratie en Sociale Economie" (55013260C)
27 Question de Evita Willaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La Conférence interministérielle de l’intégration sociale et de l’économie sociale" (55013260C)
27.01 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, deze conferentie is heel belangrijk om, in samenwerking met de gewesten en de gemeenschappen, de armoede in ons land structureel te kunnen aanpakken. Ik mag het een schande noemen dat die conferentie sinds 2014 niet meer vergaderd heeft, iets waar Ides Nicaise nog niet zo lang geleden een opiniestuk over heeft geschreven, waarin hij het belang van die conferentie onderstreepte om stappen vooruit te kunnen zetten in de structurele aanpak van armoede.
In uw beleidsnota staat dat u die interministeriële conferentie zult samenroepen. Hebt u al een initiatief genomen in die zin en wat is de stand van zaken daaromtrent?
27.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Willaert, de interministeriële conferenties zijn onlangs georganiseerd. Voor mijn bevoegdheden zal ik deelnemen aan de volgende interministeriële conferenties: ten eerste Mobiliteit, Infrastructuur en Telecommunicatie, ten tweede Arbeidsmarktbeleid, Socioprofessionele en Sociale Inschakeling, ten derde Duurzame Ontwikkeling, ten vierde Grootstedenbeleid, Integratie en Huisvesting, ten vijfde Welzijn, Sport en Gezin en ten zesde, Vrouwenrechten.
Ik ben zeker van plan mijn deelname aan deze overkoepelende overlegorganen te benutten om de federale plannen waarvoor ik bevoegd ben verder uit te werken en te verwezenlijken. Ik denk meer bepaald aan de vier armoedebestrijdingsplannen en het federaal actieplan Handistreaming.
27.03 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, het is duidelijk dat u de dialoog in ons land heel belangrijk vindt, niet omdat wij het leuk vinden om met elkaar te praten, maar omdat het belangrijk is om een coherent beleid te voeren voor de burgers. Er ligt heel wat werk op de plank. Ik wens u veel succes om in de verschillende interministeriële conferenties de belangen van onze burgers te behartigen, meer specifiek de meer kwetsbare burgers gelet op uw bevoegdheden.
Het incident is gesloten.
La présidente: Ceci termine la séance des questions orales. Merci, madame la ministre, pour le temps consacré à répondre à toute ces questions. J'imagine que vous devez être un peu fatiguée. Nous pouvons nous quitter ici. Nous nous retrouvons la semaine prochaine. Bonne soirée à tous.
La réunion publique de commission est levée à 17 h 36.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.36 uur.