Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du Climat

Commissie voor Energie, Leefmilieu en Klimaat

 

du

 

Mardi 9 février 2021

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 9 februari 2021

 

Voormiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 09.02 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.

La réunion publique de commission est ouverte à 09 h 02 et présidée par M. Patrick Dewael.

 

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

01 Samengevoegde vragen van

- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het arrest van het Grondwettelijk Hof over het energiedecreet van de Vlaamse regering" (55012604C)

- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het arrest van het Grondwettelijk Hof in verband met de terugdraaiende teller" (55012607C)

- Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De vernietiging van de regeling m.b.t. de terugdraaiende teller door het Grondwettelijk Hof" (55012630C)

- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De vernietiging van de regeling van de terugdraaiende teller door het Grondwettelijk Hof" (55013150C)

01 Questions jointes de

- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle relatif au décret énergie du gouvernement flamand" (55012604C)

- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle portant sur le compteur tournant à l'envers" (55012607C)

- Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'annulation par la Cour constitutionnelle du règlement sur le compteur tournant à l'envers" (55012630C)

- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'annulation de la réglementation sur le compteur tournant à l'envers par la Cour constitutionnelle" (55013150C)

 

01.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, bij arrest 05/2021 van 14 januari vernietigde het Grondwettelijk Hof de compensatieregeling die de Vlaamse regering had vooropgesteld voor de overgang naar digitale meters voor prosumenten. Dat lijkt louter een gewestelijke aangelegenheid, maar ook de federale overheid heeft daar een rol in gespeeld. De federale ministerraad heeft bij verzoekschrift van 5 december 2019 om de vernietiging verzocht van artikel 42 van het bewuste decreet, dat specifiek gaat over de periode van 15 jaar waarin voor de productie-installaties met een vermogen van maximaal 10 kWh de injectie van de stroom in mindering wordt gebracht van de afname, wat min of meer neerkomt op wat men in de volksmond "de terugdraaiende teller" noemt.

 

Nu na de interventie van de federale overheid de regeling geschrapt werd op basis van de vernietiging van dat artikel 42, moet het mogelijk zijn dat de federale minister van Energie een evaluatie maakt van de interventie en het bereikte resultaat. Zoals ik het arrest lees, was enkel het verzoekschrift al voldoende om tot de vernietiging van het artikel te komen.

 

Ik wil niet van tevoren uitsluiten dat een gelijkaardige conclusie niet zou zijn bereikt op basis van de andere verzoekschriften. De regeling werd ook aangevochten door onder andere een aantal regulatoren en belangengroepen. Die vallen echter grotendeels buiten uw rechtstreekse bevoegdheid, dus u hoeft geen evaluatie te maken van dat deel, noch van de opportuniteit voor die groepen om het artikel aan te vechten.

 

Welke evaluatie maakt u inzake de federale bevoegdheden van het bewuste arrest? Is het doel dat beoogd werd door het verzoekschrift van 5 december 2019 wat u betreft volledig bereikt?

 

Welke gevolgen heeft de vernietiging voor de transmissienettarieven en de btw-inkomsten van de federale overheid?

 

Is het uw bedoeling om consequent gelijkaardige stappen te ondernemen tegen andere regelgevende initiatieven die als gevolg hebben dat de belastbare basis voor de transmissienettarieven zou worden versmald? Geldt dat dan ook voor bestaande systemen op dat vlak?

 

01.02  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, een en ander is geschetst door de heer Wollants. Het verzoekschrift is toegezonden op 5 december 2019 via de federale Ministerraad. Ik was toen pas enkele maanden Parlementslid en had nog niet de gewoonte om wekelijks de notulen of de agenda te bekijken van de federale ministerraad. Het gebeurde dus een beetje 'in de duik'. Ik bedoel dat niet pejoratief. Het verzoekschrift is en stoemelings ingediend. Toenmalig minister Marghem heeft er heel weinig kabaal over gemaakt.

 

De overgangsmaatregel van de terugdraaiende teller had natuurlijk een impact op de transmissienettarieven. Er waren op die manier gewoon minder inkomsten voor de federale overheid. Het neveneffect van het arrest is dat er door de brutoafname extra inkomsten zullen zijn voor de federale overheid. Met andere woorden, het hele verhaal draait ook rond de federale bijdrage en de btw.

 

U hebt gesteld dat u niet bevoegd bent voor de kern van de zaak, zijnde het debacle rond de zonnepanelen, zoals we het wel mogen noemen. U hebt zich echter wel al geprofileerd rond de terugleveringscontracten. U was bijvoorbeeld aanwezig op de presentatie van het initiatief van Decathlon om zonneoverschotten in zonnebonussen om te zetten. U toont dus wel een grote betrokkenheid.

 

Ten slotte, mevrouw de minister, wil ik u nog even confronteren met het Waalse voorbeeld. Ook de Waalse regering plant een overgangsregeling vergelijkbaar met de regeling die vorige maand werd vernietigd voor Vlaanderen. Hoe staat de federale overheid tegenover de Waalse manier van werken, waar de energieregulator CWaPE ook heeft gesteld geen voorstander te zijn van het overgangsregime? Die regulator plant echter geen juridische acties.

 

01.03  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, over de vernietiging van de virtueel terugdraaiende teller door het Grondwettelijk Hof werd al heel veel gezegd. Vooreerst concludeer ik dat het slecht werk van de Vlaamse regering was: alle knipperlichten stonden op oranje, maar zij heeft die regeling toch doorgedrukt.

 

De gevolgen zijn natuurlijk veel lastiger. Veel Vlamingen hebben investeringen gedaan met die deal in het achterhoofd. Zij worden nu met contractbreuk geconfronteerd. Dat is heel erg.

 

Minstens zo erg is dat de beslissing negatief afstraalt op duurzame investeringen, op zonnepanelen en warmtepompen, die we nochtans heel erg nodig hebben.

 

Het betreft hier een Vlaams dossier. Dus waarom zouden wij ons daarmee bemoeien? Ik hoorde vanmorgen uw Vlaamse collega op de radio zeuren over de kostprijs van het CRM en dat ze niet wist wat dat zou betekenen. Ik stel voor dat ze bij de N-VA beter samenwerken, want wij zullen daar vandaag heel de dag aan werken. De heer Wollants had dat kunnen vertellen.

 

Wij zullen hier dus ook iets over een Vlaams dossier zeggen, want de federale regering heeft inderdaad een rol in de uitspraak gespeeld. De restregering heeft die regeling aangevallen. Zoals ik het arrest heb begrepen, is het zelfs een van de belangrijke redenen voor de uitspraak ter zake.

 

Mevrouw de minister, kunt u over de rol die de federale regering toen heeft gespeeld en misschien nu ook nog speelt, meer informatie geven? Hebben we nog een rol te spelen of niet?

 

Ik ben vooral ook bezorgd over de negatieve impact op duurzame investeringen. Op welke manier kunt u bijdragen om daarin een kentering te brengen?

 

01.04  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, de vernietiging van de regeling van de terugdraaiende teller door het Grondwettelijk Hof stond natuurlijk in de sterren geschreven. De Raad van State had in zijn advies immers al duidelijk gesteld dat de Vlaamse regering hiermee de bevoegdheidsverdeling overtrad.

 

Veel mensen voelen zich bedrogen en zijn terecht kwaad op de Vlaamse regering. Die beloofde mensen die nog vóór eind vorig jaar zonnepanelen installeerden dat ze nog 15 jaar lang zouden kunnen genieten van de voordelige regeling van de terugdraaiende teller. Ondertussen knutselde de Vlaamse regering snel een compensatieregeling in elkaar die totaal niet volstaat. De PVDA heeft de Vlaamse regering dan ook in gebreke gesteld en wij roepen de gedupeerden op om hetzelfde te doen.

 

Mevrouw de minister, ik weet dat het hier een Vlaamse bevoegdheid betreft, maar, zoals ook door de heer Wollants werd aangehaald, is de federale regering in dezen betrokken partij. Het was immers niet alleen de Vlaamse regulator VREG die bezwaar aantekende bij het Grondwettelijk Hof, ook de federale regulator CREG en de federale overheid deden dat.

 

Ik heb hierover vier vragen. Ten eerste, op welke manier is de federale overheid nu nog betrokken bij de discussie over de terugdraaiende teller en de verplichte uitrol van de slimme meters?

 

Ten tweede, is de federale overheid nog betrokken bij het uitwerken van de compensatieregeling van de Vlaamse overheid voor gedupeerde eigenaars van zonnepanelen? Zo ja, op welke manier?

 

Ten derde, wat is het standpunt van de federale regering over de compensatieregeling?

 

Tot slot, plant de federale regering nog volgende stappen in het kader van de vernietiging van de regeling door het Grondwettelijk Hof?

 

De voorzitter: Bij mijn weten was er destijds in het Vlaams Parlement geen enkele tegenstem tegen dat vermaledijde decreet. De overwinning heeft vele vaders, de nederlaag maar één moeder.

 

01.05 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, wat u zegt klopt. Er was geen tegenstem. Er waren voorstemmen en onthoudingen. Dat de federale regering destijds een beroep heeft ingesteld bij het Grondwettelijk Hof is ondertussen ook genoegzaam bekend.

 

Ik citeer de verklaring van de bevoegde minister destijds, in een antwoord van 15 januari 2020 op mijn vraag: "Op 5 december 2019 heeft de ministerraad beslist om een beroep tot nietigverklaring in te stellen bij het Grondwettelijk Hof tegen het decreet", het vermaledijde decreet om de voorzitter te citeren. "Daartoe werd de volgende motivatie gegeven. Uit het decreet vloeit voort dat, al gaat het om een mechanisme om het mislopen van verkoopsopbrengsten te compenseren, die compensatie ook als gevolg heeft dat de betrokkenen niet of nauwelijks bijdragen in allerlei federaal bepaalde heffingen, waaronder de transmissietarieven, de federale toeslag, de federale bijdrage en de belasting over de toegevoegde waarde, terwijl zij dubbel gebruikmaken van de netinfrastructuur, als producent en verbruiker. Op die manier worden federale bevoegdheden betreden, zowel inzake energie als op fiscaal vlak."

 

Tegelijkertijd werden, samen met het beroep van de federale overheid, vijf andere beroepen ingediend, door de VREG, particulieren, de FEBEG, de CREG en de Liga voor Mensenrechten. Het is te kort door de bocht, collega's, om de vernietiging louter toe te schrijven aan de federale overheid. De ontwerpregeling werd destijds zwaar bekritiseerd door de Raad van State en de VREG.

 

In zijn arrest heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat de bevoegdheid van de Gewesten betreffende de invoering van de digitale meter hun niet toestaat afbreuk te doen aan de belastingen die door de federale Staat ingevoerd werden en heeft het dus onder andere artikel 42 van het decreet van het Vlaams Gewest vernietigd.

 

Wat de invloed van het arrest op de btw-inkomsten betreft, nodig ik u uit die vraag te stellen aan mijn bevoegde collega van Financiën. Wat de beslissingen betreft die de belastbare basis van de transmissietarieven versmallen, kunnen wij niet vooruitlopen op toekomstige beslissingen. Dat zou speculatie zijn. Deze zaak toont vooral aan dat samenwerking tussen en dialoog met de Gewesten de enige juiste weg is.

 

Dit dossier heeft van in het begin een ongelukkig verloop gekend, ondanks de zeker goede bedoelingen. Er zijn beloftes gemaakt die men niet kon nakomen. Dat voelt heel onrechtvaardig aan, maar het behouden van de virtueel terugdraaiende teller op digitale meters hield ook onrechtvaardigheden in. De klanten in Vlaanderen en Brussel die een bidirectionele meter hebben, worden verschillend behandeld ten opzichte van degenen die een terugdraaiende teller hebben.

 

De manier waarop dat is uitgevoerd, was niet zorgvuldig, maar nu stenen werpen naar elkaar, brengt ons geen stap verder. Wij moeten nu samen kijken hoe wij het vertrouwen van de burger kunnen herstellen. In essentie willen de Gewesten en de federale overheid precies hetzelfde, met name mensen aanmoedigen om te investeren in de energietransitie. Het is bijzonder jammer dat het vertrouwen dat mensen hadden, nu geschonden is.

 

Ondertussen werkt Vlaanderen een compensatieregeling uit. Ik ben uiteraard bereid om in overleg te treden met mijn Vlaamse collega om de overgang naar een duurzame energieproductie overeenkomstig het regeerakkoord te ondersteunen. Ik zie het dus ook vanuit het federale niveau als mijn rol om mee het vertrouwen te herstellen en ik sta open voor verdere vragen of suggesties van mevrouw Demir. Ik stel ook met veel genoegen vast dat er afgelopen week reeds overleg is geweest tussen onze kabinetten, de CREG, de VREG en Fluvius over de interpretatie van het arrest van het Grondwettelijk Hof.

 

01.06  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, op een aantal vlakken bent u niet ingegaan op mijn vragen.

 

Ten eerste, u antwoordt niet op mijn vraag over de btw-inkomsten. Een aantal maanden geleden zei u nog dat de regering een en ondeelbaar is, maar dat is vandaag niet meer het geval. Ik zal die vraag stellen aan uw collega.

 

Ten tweede, u hebt de vraag of u in toekomstige scenario's en over bestaande regelingen dezelfde houding zult aannemen, niet beantwoord. Uiteraard zijn er vandaag bestaande regelingen die, mochten zij destijds voor het Grondwettelijk Hof zijn gebracht, tot dezelfde conclusie hadden geleid, maar u gaat niet in op de vraag wat u daarmee wil doen. Zult u de bestaande regelingen laten voor wat zij zijn of zult u ze op dezelfde manier als mevrouw Marghem tegen het licht houden en er desgevallend stappen tegen ondernemen? Ik begrijp ook waarom u daarop niet wil ingaan, want dan trekt u zichzelf mee in het debat en dat wil u niet.

 

Het is mij voorts ook niet duidelijk of u vindt dat de betrachting van de federale overheid met dat verzoekschrift nu volledig is bereikt of niet. Daar gaat u ook niet op in. Ik vraag mij af waarom u die vragen negeert.

 

Ten slotte, ik heb begrepen dat er ook een aantal vragen zijn gesteld vanuit het Vlaamse niveau aan uw kabinet met betrekking tot de fiscaliteit van batterijen en dergelijke.

 

In de toekomst zal ik u daarover nogmaals ondervragen, maar ik had gehoopt dat u daarop vandaag al had kunnen antwoorden.

 

01.07  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer Wollants, om op dat laatste aspect in te gaan, morgen staan er vragen van mij geagendeerd, gericht aan minister Van Peteghem, over de gesprekken met de federale overheid over de btw op batterijen, maar ook over de kwestie van de compensatiepremie voor zelfstandigen en ondernemers en over de fiscaliteit in dat kader.

 

Mevrouw de minister, het benieuwt mij of het overleg inderdaad zo intensief is als mevrouw Demir het voorstelt.

 

U bevestigt de impact op de transmissienettarieven, de federale bijdrage en de btw. Ik kijk uit naar het vervolg van dit dossier.

 

U hebt niet willen antwoorden op de vraag hoe u staat tegenover bestaande regelingen, die blijkbaar niet worden aangevochten. Ik merk dat u daar niet op ingaat.

 

01.08  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, vooreerst, u zegt dat er destijds in het Vlaams Parlement geen enkele tegenstem was, wat wel klopt, maar er waren wel verschillende kritische stemmen. Onder andere mijn provincie- en partijgenoot Rob Beenders heeft er dikwijls voor gewaarschuwd.

 

Het heeft nu inderdaad geen zin om veel achteruit te kijken. U kijkt vooruit en zegt dat u uw hulp aanbiedt. Dat vind ik een goede positie, want het probleem is wel groot. Vooral de imagoschade voor de sector is bijzonder groot. Als Vlaams minister zou ik, in plaats van tijd te steken in kritiek op het CRM of in het aanplanten van boompjes in de sneeuw, mij vooral bezighouden met het uitwerken van een goede compensatieregeling voor de getroffen eigenaars van zonnepanelen. De aandacht moet vooral gaan naar de gezinnen die echt getroffen zijn, bijvoorbeeld de gezinnen die gekozen hebben voor een duurzame regeling thuis, met onder andere warmtepompen, want voor die gezinnen is de financiële schade echt groot.

 

Sowieso zullen er ook enkele zaken op ons bord belanden. Wanneer er dynamische contracten komen, zal dat de complexiteit van de markt niet verminderen. Ik vermoed dat wij daarover in de toekomst nog met elkaar zullen spreken. Daarom stel ik voor dat nu vooral aan verbeteringen wordt gewerkt.

 

Tot slot, wij weten natuurlijk wat er echt nodig is om op dat vlak stappen vooruit te zetten, met name een taxshift. De elektriciteitsfactuur is tegenwoordig veel te hoog en zou absoluut moeten dalen ten opzichte van de kosten voor fossiele brandstoffen. Op die manier worden mensen echt aangezet om te investeren in dat soort van technieken en om die thuis te gebruiken.

 

01.09  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, vooreerst wil ik duidelijk stellen dat het genoemde decreet in de vorige legislatuur werd goedgekeurd en de PVDA had toen in het Vlaams Parlement helemaal geen afgevaardigde. De PVDA kon toen dus voor- noch tegenstemmen en zich ook niet onthouden. Van bij het begin hebben wij ons wel verzet tegen de verplichte invoering van de slimme meters.

 

Mevrouw de minister, u hebt vrij ontwijkend geantwoord. Daar nemen we nota van. U zegt dat u het vertrouwen wil herstellen. Mij goed, maar met het oog op het herstel van het vertrouwen, heb ik enkele suggesties voor u.

 

Ten eerste, de verplichting om een digitale meter te installeren, zou eigenlijk geschrapt moeten worden. Zowel u als de Vlaamse regering moeten de verplichting opheffen. Gebruikers moeten gewoon de vrije keuze hebben tussen een analoge en een digitale elektriciteitsmeter, ook al werd op sommige plaatsen al een digitale meter geïnstalleerd.

 

Ten tweede, wanneer huishoudens via een digitale meter stroom op het net injecteren, dan moeten zij daarvoor een eerlijke prijs krijgen. Een eerlijke prijs is de prijs die de huishoudens zelf betalen wanneer zij stroom afnemen. Dat is de logica zelve.

 

Ten derde, u moet garanderen dat de bevolking niet opdraait voor dit debacle. (…)

 

De voorzitter: Mijnheer Warmoes, mijn excuses, wegens een technische storing was het slotgedeelte van uw repliek niet goed verstaanbaar. Ik veronderstel dat het wel oké is voor het verslag.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het Europese Clean Energy Package" (55012609C)

02 Question de Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le Clean energy package européen" (55012609C)

 

02.01  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het Clean Energy Package (CEP) bestaat uit een wettelijk instrumentarium van verschillende richtlijnen en verordeningen.

 

Het CEP is opgebouwd uit wetgeving met betrekking tot de volgende vijf thema's: energieprestaties van gebouwen, hernieuwbare energie, energiebesparing, governance van de energie-unie en wetgeving voor de elektriciteitsmarkt. Uiteindelijk beoogt het pakket de doelstellingen van de Europese Unie te behalen op het vlak van energie en klimaat, vastgelegd in het Akkoord van Parijs van 2015.

 

Eind 2018 zijn er een aantal instrumenten in werking getreden, zoals de verordening inzake de governance van de energie-unie, de richtlijn 2018/2002 rond energie-efficiëntie die een herziening was, en de richtlijn RED II inzake hernieuwbare energie. Daarnaast zijn er nog de richtlijn betreffende de interne markt voor elektriciteit, de richtlijn betreffende de energieprestaties van gebouwen, de verordening betreffende de interne markt voor elektriciteit, de ACER-Verordening en de richtlijn over de weerbaarheid ten aanzien van risico's in de energiesector en met betrekking tot de continuïteit van de energiebevoorradingszekerheid.

 

Uw beleidsnota 2021 vermeldt inzake het CEP enkel: “In het flexibel en decentraal energiesysteem van de toekomst neemt de nood aan flexibiliteit namelijk sterk toe en moeten onder andere opslag en vraagbeheer meer actief kunnen deelnemen aan de markt. Om dit mogelijk te maken, zal de regering in de eerste plaats inzetten op een correcte en tijdige implementatie van het Europese Clean Energy Package."

 

Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen.

 

Welke onderdelen van het Clean Energy Package moeten nog in federale wetgeving en in aanpassingen van reglementeringen worden omgezet? Wat is de stand van zaken? Wat is de timing?

 

02.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Ravyts, zoals u opsomt, bevat het pakket Market Design een aantal verordeningen die rechtstreeks van toepassing zijn en dus op zich niet moeten worden omgezet: de verordening Electricity Market Design, de ACER-verordening, de verordening inzake de bevoorradingszekerheid van elektriciteit en de governanceverordening 2030 inzake de nationale energie- en klimaatplannen.

 

Dan zijn er nog drie richtlijnen: de richtlijn voor de interne markt voor elektriciteit, de richtlijn RED II inzake hernieuwbare energie en de richtlijn inzake energie-efficiëntie.

 

De verordening inzake de bevoorradingszekerheid moet niet worden omgezet, maar moet uiteraard wel verder worden uitgevoerd. Zo moeten de risicoparaatheidsplannen tegen april worden ingediend. Deze worden momenteel voorbereid op basis van de voorgestelde scenario's in de verordening.

 

Wat de richtlijn inzake de gemeenschappelijke regels voor de interne markt betreft, hebben de lidstaten een uitstel gevraagd aan de Europese Commissie.

 

Wij werken ondertussen wel aan een wetsontwerp tot wijziging van de elektriciteitswet, dat zo snel mogelijk in de Kamer zal worden ingediend.

 

De richtlijn betreffende energie-efficiëntie wordt omgezet in samenwerking met de Gewesten. Dat komt onder meer aan bod in het kader van het ENOVER-overleg omdat energie-efficiëntie uiteraard een bevoegdheid is van de Gewesten, waar ook het merendeel van de om te zetten punten van toepassing is.

 

Inzake de richtlijn over de hernieuwbare energiebronnen (RED II) kan ik u melden dat wij begonnen zijn met de omzetting daarvan. Verschillende pistes komen daarvoor in aanmerking. Ik hoop daarmee ook voldoende snel op te schieten.

 

02.03  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor de stand van zaken.

 

Wij leren eruit dat de risicoparaatheidsplannen voor april 2021 zijn en dat u met de omzetting van RED II bent begonnen. Voor de energie-efficiëntie is inderdaad het ENOVER aan zet.

 

Wij volgen het dossier nader op.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De studie naar de technische haalbaarheid van de bijmengingsgraad van biobrandstoffen" (55012610C)

- Barbara Creemers aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De studie met betrekking tot de technische haalbaarheid van biobrandstoffen" (55012911C)

- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De haalbaarheidsstudie over biobrandstoffen" (55013142C)

03 Questions jointes de

- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'étude sur la faisabilité technique du taux d'incorporation des biocarburants" (55012610C)

- Barbara Creemers à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'étude consacrée à la faisabilité technique des biocarburants" (55012911C)

- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'étude de faisabilité relative aux biocarburants" (55013142C)

 

03.01  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, we zijn opnieuw bij de richtlijn RED II rond hernieuwbare energie en het regelgevingskader voor de aanwending van biobrandstoffen in transport. Conform RED II wordt ook in België het aandeel biobrandstoffen voor transport stapsgewijs, eigenlijk trajectmatig, verhoogd. In 2030 zal een reële bijmengingsgraad van biobrandstoffen van 10,45 % of 13,9 % inclusief dubbeltelling worden bereikt. In de periode 2021 tot 2030 wordt maximaal 7 % biobrandstoffen van de eerste generatie bijgemengd.

 

De bepalingen in het Nationaal Energie- en Klimaatplan (NEKP) rond het Belgische traject gaan zelfs verder dan het traject vastgesteld in de RED II. In het kader van het NEKP is afgesproken dat om de twee jaar een interfederale studie de technische haalbaarheid van de bijmengingsgraad zou evalueren om de bijmenging eventueel te wijzigen. Deze studie zou rekening houden met de beschikbaarheid van grondstoffen, de milieu‑integriteit en de mogelijke gebruiksconflicten, de beschikbaarheid van geavanceerde brandstoffen en technologische evoluties op de markt, de beschikbaarheid van andere hernieuwbare energiebronnen en de kosten voor de consument.

 

Op 8 december 2020 stelde u hier dat de eerste interfederale studie tegen eind vorig jaar zou worden opgeleverd overeenkomstig de timing in het Nationale Energie- en Klimaatplan. Bij een mogelijke verlaging van de bijmengingsgraad zal dit uiteraard leiden tot negatieve effecten bij de Gewesten, namelijk hogere broeikasgasemissies, alsook een lager aandeel voor hernieuwbare energie. Om deze negatieve effecten te vermijden is in het nationaal plan duidelijk afgesproken dat bij een verlaging van de bijmengingsgraad alternatieve federale maatregelen uitgevoerd zullen worden om eenzelfde emissiereductie te bereiken.

 

Is deze interfederale studie nu opgeleverd? Wat zijn hier de krachtlijnen van en wat zijn de beleidsmatige gevolgtrekkingen?

 

03.02  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega Ravyts heeft reeds veel gezegd over die studie, ik ga niet alles herhalen. Het zal u niet verbazen dat ik bijzonder nieuwsgierig ben naar de beschikbaarheid van grondstoffen, de milieu-integriteit en de gebruikersconflicten, zeker vanwege de beschikbare landbouwgronden. Wij hebben die nodig om gezond voedsel voor ons te produceren, maar ze worden heel vaak ook gebruikt voor grondstoffen voor biobrandstoffen.

 

Werd de studie opgeleverd? Wat zijn de algemene conclusies?

 

Kunt u iets meer toelichting geven bij het aspect milieu-integriteit van de brandstoffen, in het bijzonder voor de biobrandstoffen van de eerste generatie?

 

Wat plant u in uw beleid te doen op basis van deze conclusies?

 

03.03  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het gaat hier over de biobrandstoffen van de eerste generatie. Ik heb hierover reeds eerder een vraag gesteld, u antwoordde toen dat u de tweejaarlijkse haalbaarheidsstudie zou afwachten. Deze zou er komen in de tweede helft van 2020.

 

Wanneer zal deze studie er komen, want wij zijn intussen in 2021? Zal deze publiek beschikbaar zijn?

 

Wat verwacht u te leren uit deze haalbaarheidsstudie? Ik heb immers steeds begrepen dat deze zich meer richt op de economische haalbaarheid van biobrandstoffen dan op de milieu-impact en het aspect van de mensenrechten? Over deze laatste twee aspecten is er reeds zeer veel informatie beschikbaar.

 

Ik zei het de vorige keer reeds. De eigen adviesraden van de federale overheid – de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, de Adviesraad voor beleidscoherentie, de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling – stelden in het verleden reeds duidelijk, op basis van alle beschikbare literatuur, dat het huidige beleid rond biobrandstoffen contraproductief is en zelfs schadelijk voor het klimaat. Ze vroegen om biobrandstoffen van de eerste generatie te bannen uit het Nationaal Energie- en Klimaatplan.

 

Verwacht u dat de haalbaarheidsstudie ineens iets anders gaat zeggen daarover? Zo ja, welke elementen hebt u om dit te vermoeden?

 

Als de studie nogmaals bevestigt dat de milieu-impact en de impact op mensenrechten van biobrandstoffen op basis van voedselgewassen zeer groot is, als ze zich daarover uitspreekt en dat bevestigt, gaat u die dan eindelijk uitfaseren? Of hangt dit wat u betreft af van de economische haalbaarheid van biobrandstoffen?

 

03.04 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, dames en heren Parlementsleden, de interfederale haalbaarheidstudie betreffende de biobrandstoffen, die werd gevraagd in het kader van het Nationaal Energie- en Klimaatplan, is op 23 december 2020 afgerond.

 

De conclusie van de studie is als volgt. De doelstelling met betrekking tot geavanceerde biobrandstoffen is technisch moeilijk haalbaar. De 1,7 % exclusief dubbeltelling uit gebruikte plantaardige olie en dierlijke vetten blijkt nog haalbaar, maar de biobrandstoffen uit GFT-afval, mest of algen zouden slechts 1 % tegen 2030 bereiken, terwijl de doelstelling 1,75 % exclusief dubbeltelling is. Merk op dat deze doelstelling van 1,75 % Europees verankerd is.

 

Mevrouw Creemers heeft mij gevraagd naar de milieu-integriteit en de gebruiksconflicten.

 

Ten eerste, de milieu-integriteit. De studie bevestigt dat palmolie en sojaolie een zeer grote milieu-impact hebben. De belangrijkste reden hiervoor is de toenemende ontbossing om bijkomende landbouwgrond beschikbaar te maken voor de productie van deze grondstoffen om de stijgende vraag naar biobrandstoffen te kunnen bijhouden.

 

Ten tweede, de gebruiksconflicten. De grondstoffen voor de productie van biobrandstoffen van de eerste generatie zijn ook gegeerd in andere sectoren zoals de voedingsindustrie, de chemische industrie, de textielindustrie en de farmaceutische sector. Andere sectoren, die moeilijker te elektrificeren zijn dan het particuliere wegtransport, zijn geïnteresseerd in het eindproduct om de klimaatimpact te reduceren, zoals de gas- en elektriciteitssector en de luchtvaart- en de scheepvaartsector.

 

De bijmengingsverplichting, zoals vastgelegd in ons Nationaal Energie- en Klimaatplan, dat strenger is dan de Europese richtlijnen voorschrijven, zal tegen 2030 de prijs aan de pomp met gemiddeld 1,60 eurocent voor benzine en 2,15 eurocent voor diesel doen stijgen ten opzichte van de prijs van vandaag.

 

Ik zal de volgende conclusies uit de studie meenemen in mijn beleid.

 

Ten eerste, de doelstelling van 1,75 %, exclusief dubbeltelling voor geavanceerde biobrandstoffen op basis van GFT-afval, mest of algen zal volgens de huidige projecties niet worden gehaald. Het gaat hier om een Europese verplichting, op basis van de richtlijnen inzake hernieuwbare energie.

 

Naast het onderzoeken van de inspanningen die kunnen worden geleverd om deze doestellingen alsnog te halen, is het hier relevant te melden dat deze richtlijn binnenkort zal worden herzien en dat de streefcijfers dus mogelijk veranderen.

 

Ten tweede, dankzij de bijdrage van hernieuwbare elektriciteit aan het wegtransport en het spoor wordt de Europese doelstelling van 14 % hernieuwbare energie voor transport tegen 2030 gehaald.

 

Ten derde, de in  het NEKP vastgelegde bijmengingspercentages houden geen rekening met het gebruik van hernieuwbare elektriciteit voor het wegtransport en het spoor. Ze gaan dus verder dan de Europese verplichting ter zake. Ik zal in die context, in overleg met de bevoegde federale en gewestelijke ministers, bekijken in welke mate de hernieuwbare energie gebruikt voor de aandrijving van elektrische wagens en treinen gevaloriseerd kan worden.

 

Tot slot zal ik deze studie uiteraard ook publiceren. Dat zal de komende dagen gebeuren, op de website van de FOD Economie. Deze studie zal uiteraard een belangrijk instrument zijn om ons Nationaal Energie- en Klimaatplan verder uit te voeren en de juiste beslissingen te nemen.

 

03.05  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor de samenvatting van deze haalbaarheidsstudie. Ik onthoud dat deze studie een element zal vormen bij de bijsturing van het NEKP en dat u gesprekken zult voeren over het valoriseren van het gebruik van hernieuwbare energie voor elektrische wagens.

 

03.06  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik onthoud vooral twee conclusies, namelijk dat men nog sterker moet inzetten op hernieuwbare elektriciteit, precies omdat ze hernieuwbaar is. U haalde ook aan dat we de ontbossing voor de productie van palm- en sojaolie absoluut moeten stoppen. Dat is uiteraard een wereldwijd fenomeen, we hebben dat niet alleen in handen. Ik heb er echter alle vertrouwen in dat u dat ook op Europees niveau zult aankaarten om maximaal in te zetten op hernieuwbare elektriciteit, zodat we de nog bestaande bossen behouden. De bestaande landbouwgronden kunnen dan maximaal herbebost worden of ingezet worden voor hun eigenlijke doel, namelijk ons voedsel produceren.

 

03.07  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, we krijgen eindelijk een wat uitgebreider antwoord van u, maar eigenlijk vind ik het antwoord niet zo duidelijk. U hebt namelijk niet zwart op wit gezegd of u die bewuste biobrandstof van de eerste generatie zou uitfaseren of niet.

 

Zal u zich enkel beperken tot het valoriseren van de hernieuwbare energie daarin? Is het met andere woorden geen boekhoudkundige operatie? Of zal u deze brandstof voor eens en voor altijd uitfaseren uit het Nationaal Energie- en Klimaatplan, zoals door de verschillende adviesraden is gevraagd? Daarop hebt u niet heel duidelijk geantwoord.

 

Voor de automobilisten komt er dan nog maar eens een prijsstijging, terwijl veel mensen een auto nodig hebben om te gaan werken bijvoorbeeld, gelet op het openbaar vervoer dat niet naar behoren functioneert in dit land, zeker met de sluiting van stations.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De beleidsverklaring 2.0" (55012641C)

- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De beleidsnota 2.0 en de belofte voor voldoende middelen in de strijd tegen energiearmoede" (55013140C)

04 Questions jointes de

- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'exposé d’orientation politique 2.0" (55012641C)

- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La note de politique 2.0 et la promesse de moyens suffisants contre la précarité énergétique" (55013140C)

 

04.01  Bert Wollants (N-VA): Via het secretariaat hebben wij op 14 januari een aangepaste versie mogen ontvangen van uw beleidsverklaring. Het is wat moeilijk te vergelijken, maar ik denk dat er op een zevental punten aanvullingen en of verduidelijkingen zijn aangebracht. Er is natuurlijk wel heel veel onduidelijkheid over het exacte statuut van die nota. Sommige aanpassingen werden als aanbeveling voorgelegd aan onze commissie. Over een aantal zaken hebben we laten stemmen, maar die zijn zonder onderscheid allemaal weggestemd door de meerderheid. De vorige, blijkbaar ondertussen achterhaalde beleidsnota, werd door de meerderheidspartijen goedgekeurd, maar natuurlijk zonder de aanpassingen die u er zelf blijkbaar achteraf in hebt aangebracht.

 

Welk statuut heeft uw beleidsverklaring 2.0? Is dat een beleidsverklaring in het kader van artikel 121bis van ons Reglement?

 

Kunt u de verschillende aanpassingen die u hebt aangebracht, even toelichten, zodat we weten wat de oorsprong is  en waarom die aanpassingen wel werden opgenomen en een aantal andere die gesuggereerd werden, dan weer niet? Mogelijk heb ik ook niet alle aanpassingen gevonden.

 

Zult u die beleidsverklaring opnieuw ter goedkeuring voorleggen aan de commissie? Indien niet, waarom niet? Met het nieuwe document stapt u eigenlijk af van de tekst die het Parlement heeft goedgekeurd.

 

Het is mij niet helemaal duidelijk of uw nieuwe beleidsverklaring eigenlijk wel toegankelijk is voor het publiek. Wie vandaag de beleidsnota voor Energie opzoekt, komt uiteraard op de oude beleidsverklaring uit, maar die hebt u zelf achterhaald verklaard. Zult u aan de Kamer vragen om uw nieuwe beleidsverklaring op de website te zetten, zodra ze is goedgekeurd? Zo kan de oude, die u achterhaald vindt, naar de vuilnisbak.

 

04.02  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): We juichen het toe en vinden het positief dat u uw belofte bent nagekomen om een nieuwe versie van uw beleidsnota na de bespreking in het Parlement op te stellen. Het was ons natuurlijk niet duidelijk hoe u van plan was dat te doen. De heer Wollants verwees er al naar dat alle aanbevelingen van de oppositiepartijen zijn weggestemd tijdens het debat. Het is volgende keer misschien ook aanbevolen om ook de aanpassingen in overleg met het Parlement te doen, in plaats van achteraf zelf te beslissen wat en hoe u een en ander aanpast. Het is wel positief dat u dat gedaan hebt.

 

Wij zijn tevreden over uw beslissing om uw beleidsnota op het vlak van energiearmoede bij te schaven. Wij hebben tijdens de bespreking de bekommernissen van heel wat organisaties op het terrein rond energiearmoede gedeeld en zijn tevreden dat die gehoor hebben gevonden. Na de zin om het sociaal energiebeleid meer slagkracht te geven, voegde u namelijk de volgende zin toe aan uw beleidsnota 2.0: "Samen met de bevoegde minister voor Armoedebestrijding zal ernaar gestreefd worden dat de OCMW's voldoende middelen hebben om aan hun noden voor de strijd tegen energiearmoede te voldoen."

 

Hiermee komt u dus deels tegemoet aan de bekommernissen die ik verschillende keren naar voren heb gebracht tijdens mijn uiteenzettingen over het Fonds Gas en Elektriciteit sinds de publicatie van de studie van het Platform tegen Energiearmoede over het fonds en tijdens de hoorzittingen die we daarover hebben gehad. De PVDA zal er natuurlijk op toezien dat die belofte wordt nagekomen.

 

Mevrouw de minister, hoe zult u die belofte in uw beleidsnota concreet nakomen? Welke bijkomende acties plant u? Hebt u er vandaag zicht op hoeveel middelen het Fonds Gas en Elektriciteit tekortkomt? Over hoeveel euro gaat het voor 2020 en 2021?

 

Hoe zult u in die middelen voorzien? Ik ben gemeenteraadslid in Namen en ik was verbaasd te vernemen dat het OCMW van Namen voor zijn begroting 2021 rekening houdt met een vermindering van de federale subsidie voor energie ten bedrage van 133.000 euro. Hoe verklaart u dat?

 

Bent u van plan om het indexeringsmechanisme van het fonds aan te passen, zoals het Platform tegen Energiearmoede vraagt? Bent u bereid om hierover samen te zitten met het Platform tegen Energiearmoede of hebt u dat intussen misschien al gedaan?

 

04.03 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, wat het statuut van de beleidsverklaring betreft, verwijs ik naar het antwoord dat de eerste minister hierover heeft gegeven aan collega De Roover. Het gaat over aanvullingen op de beleidsverklaring zoals ik die heb ingediend in november 2020. Die aanvullingen vonden hun oorsprong in het debat dat wij hebben gevoerd in de commissie in het kader van de bespreking van de beleidsverklaring en de beleidsnota. De aangevulde beleidsverklaring zal als een informeel document worden behandeld door de Kamer, omdat de officiële en initiële nota's reeds zijn goedgekeurd bij stemming. Zij zullen dus niet als aparte parlementaire stukken worden gepubliceerd, maar wel als bijlage bij het verslag.

 

Wat de aanpassingen betreft, ik heb de suggesties van de Parlementsleden en de beleidsaanbevelingen van de oppositie overgenomen die complementair waren met de beleidsnota en die de beleidsnota op een aantal punten ook verder hebben uitgediept. Uiteraard heb ik de aanbevelingen die niet conform het regeerakkoord waren, niet overgenomen.

 

Ik geef u graag een overzicht van de negen aanpassingen.

 

De eerste aanpassing gaat over de uitvoering van de resolutie over het CRM, in het bijzonder inzake het formuleren van concrete voorstellen met het oog op de bescherming van de koopkracht van de gezinnen en de competitiviteit van de bedrijven. In dat verband dient een voorstel te worden gedaan inzake de degressiviteit voor de doorrekening van de kosten van de openbaredienstverplichtingen voor het CRM en offshore, zonder dat de degressiviteit de facturen voor de gezinnen en de kmo's verhoogt ten opzichte van het referentiejaar 2021. Ik denk dat wij daar deze namiddag nog een debat over zullen hebben.

 

De tweede aanpassing betreft de ontmanteling. Daaromtrent hebben wij opgenomen dat de regering concreet gestalte zal geven aan de ambitie om de knowhow inzake nucleaire technologie in het algemeen en inzake de ontmanteling te exporteren door kerninstellingen en bedrijven te ondersteunen in concrete projecten voor het valoriseren van deze knowhow. Ik denk dat wij het daarover straks ook nog zullen hebben in het kader van de vragen over het relanceplan, want dat is daarin al opgenomen en verder uitgewerkt.

 

De derde aanpassing betreft de oprichting van een taskforce met vertegenwoordigers van de beleidsdomeinen Energie, Binnenlandse Zaken en Economie met het oog op het begeleiden van de stillegging van de kerncentrales, dus het ordentelijk sluiten ervan, zowel op technisch en economisch als menselijk vlak.

 

De vierde aanpassing gaat over het langetermijnbeheer van het hoogradioactief en/of langlevend afval en over het burgerpanel waarvan sprake was in het regeerakkoord. Deskundigen en burgers kunnen elkaar daar ontmoeten en een debat over dat thema aangaan.

 

De vijfde aanpassing betreft Synatom, met de aanvulling dat de risico's moeten worden afgedekt en dat geen besteding van de middelen kan worden toegestaan die dat zou ondergraven. Het gaat meer specifiek over de terbeschikkingstelling van middelen voor de energietransitie en de verdere uitwerking daarvan.

 

Ten zesde, de regering zal een visie ontwikkelen over de repowering van de offshore windparken, zodat tegen het einde van de levensduur van die parken een weloverwogen beslissing kan worden genomen. Dat past in de ambitie van de regering om de capaciteit van de reeds bestaande windparken te kunnen verhogen, zodat de eerste zone optimaal benut wordt en verder kan worden nagedacht wat we met die eerste zone zullen doen.

 

De voorzitter: Mevrouw de minister, u praat sneller dan de tolken kunnen vertalen.

 

04.04 Minister Tinne Van der Straeten: Dat gebeurt als ik op dreef ben, mijn excuses.

 

De zevende aanpassing betreft de energiefactuur, waarvoor wij hebben aangevuld dat de werkzaamheden inzake de hervorming en de vereenvoudiging worden gefinaliseerd. Inzake de energiecontracten is de eerste prioriteit om samen met de regulator, de bevoegde overheidsdiensten en de betrokken energieleveranciers de dure en/of slapende contracten uit te faseren, verder onderzoek te voeren en indien nodig bijkomende wetgeving uit te vaardigen. Daarover hebben we vorige week nog een actualiteitsdebat gevoerd.

 

Het achtste punt, het sociaal energiebeleid, zal ik straks beantwoorden.

 

Het negende punt komt eveneens vaak aan bod in deze commissie. Het gaat over de modernisering van het Energy Charter Treaty in samenwerking met de Europese Unie.

 

Wat de goedkeuring van die negen aanpassingen betreft, het gaat over een aanvulling op de reeds bij stemming goedgekeurde beleidsverklaring en ze wordt als informeel document behandeld door de Kamer. Er komt dus geen nieuwe stemming. Het statuut van de beleidsverklaring 2.0 maakt het niet mogelijk om de bij stemming goedgekeurde beleidsverklaring te vervangen. De versie 2.0 kan worden teruggevonden bij de verslagen van deze commissie.

 

Mijnheer Warmoes, nu kom ik tot uw specifieke vragen over de fondsen gas en elektriciteit.

 

Op uw eerste vraag, de herevaluatie van alle energiefondsen is nodig om de nodige middelen te vinden voor de strijd tegen energiearmoede. De vermindering van de energievraag bij mensen in energiearmoede is echter ook een prioriteit. Vaak wonen die mensen in slecht geïsoleerde huizen en hebben zij energieverslindende huishoudelijke apparaten.

 

Ten tweede, ik bekijk samen met mevrouw Lalieux, verantwoordelijk voor Armoedebestrijding, de middelen uit de fondsen voor gas en elektriciteit. Het betreft een gedeelde bevoegdheid. De POD Maatschappelijke Integratie beheert die fondsen en heeft daar de meest recente cijfers over. Beide kabinetten en beide ministers werken daarover samen. Mijn eigen administratie heeft momenteel geen precies zicht op de middelen die het Fonds Gas en Elektriciteit tekortkomt, maar dat hoeft dus niet in de weg te staan van onze samenwerking.

 

Uiteraard ben ik zeer goed op de hoogte van de studie van het Platform tegen Energiearmoede. Net die studie vormde de aanleiding om in dit Parlement, in deze commissie – op initiatief van mezelf, de heer Wollants en de PS – commissiebreed ervoor te zorgen dat er gehoor werd gegeven aan de vraag om die middelen te indexeren. De indexering van beide fondsen zal dit jaar afgedekt worden door een slapend fonds. Dit is nog altijd hetzelfde fonds, het forfaitair verwarmingsfonds.

 

Mijnheer Warmoes, ik baseer mijn beleid op feiten en cijfers en ik overleg met de sector, dus ook met de armoedeorganisaties, die ik zeer erkentelijk ben voor het werk dat zij leveren op het terrein en de inspiratie die zij bieden aan het beleid. Zij kennen de situatie als geen ander. Wij zijn ons soms onvoldoende bewust van die situatie. Armoede is een fulltime job. Dat is een situatie waarin wij ons soms moeilijk kunnen inleven. De terrreinervaring van verschillende van die organisaties helpt ons als beleidsmakers om met een slagkrachtig beleid te komen.

 

04.05  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, als het een informeel document is, moet ik vaststellen dat het eigenlijk geen beleidsverklaring is, dat het een brief is van u aan de Kamer, en dat uw oorspronkelijke beleidsverklaring nog altijd geldt zoals die is goedgekeurd.

 

Ik moet toch vaststellen dat een burger die op zoek is naar een beleidsverklaring dat vrij eenvoudig kan doen via de website van de Kamer. Maar die komt niet uit bij de beleidsverklaring 2.0. Terecht ook, want die is niet goedgekeurd.

 

Eigenlijk wil u er wel iets mee doen, maar is het systeem daar niet op gericht en wil u het zeker niet opnieuw ter goedkeuring voorleggen.

 

Ik begrijp dat toen de heer Calvo nog helemaal op dit land gericht was, dat een mooi aspect was om naar voren te laten komen in het debat over de regeringsvorming, maar ik meen dat het ook niet meer is dan dat.

 

04.06  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord en het overzicht van alle aanpassingen.

 

Zoals collega Wollants al stelde, is het geen officieel document. Dat is natuurlijk te betreuren. Ik ben nieuw in dit Parlement, maar misschien moet de manier van werken hier eens herzien worden. In plaats van alles van de oppositie weg te stemmen, moet er misschien op een bepaald moment gekeken worden naar de inhoud van de amendementen die de oppositie indient, en moeten die naar waarde worden geschat. Dan kan een geamendeerde beleidsnota worden goedgekeurd en officieel worden. Wij zijn alleszins altijd bereid daarover te praten. Voor een volgende keer dan.

 

Wat de energiearmoede betreft, begrijp ik dat u effectief de wil hebt er iets aan te doen. Ik vind het positief dat u een goed contact hebt met de armoedeorganisaties en dat zij u inspireerden. Ga daarmee door, zo snel mogelijk.

 

Ik begrijp ook dat u uw collega, mevrouw Lalieux, daarvoor nodig hebt. Ik hoop dat het snel tot stand komt. Misschien moeten wij haar daarover ook eens in de commissie ondervragen.

 

Ik deel uw vaststelling dat het belangrijk is ook de energievraag, de isolatie en de energieverslindende huishoudelijke toestellen voor mensen die in energiearmoede leven, aan te pakken. Dat is essentieel een gewestelijke bevoegdheid of toch voor een groot deel, maar precies dat preventieve luik van het werk van de OCMW's laten zij als eerste vallen als de middelen onvoldoende zijn. De middelen die zij hebben, moeten zij immers besteden aan het probleem van de facturen zelf. Dat duidt nogmaals op het belang van voldoende middelen voor de fondsen.

 

Wij zullen het mee opvolgen. Ik hoop dat u er snel werk van zult maken.

 

Tot slot, u hebt gesproken over de indexering van beide fondsen, wat natuurlijk positief is. Ook dit jaar is die gegarandeerd, maar de vraag ging natuurlijk ook over het indexeringsmechanisme zelf, dat niet goed is, omdat het geen rekening houdt met de stijging van de armoede en de stijgende energieprijzen. Daarom moet ook het mechanisme zelf in vraag worden gesteld. Ik begrijp dat u de fondsen wil herzien. We zullen het dossier blijven opvolgen. We hopen dat u er snel en krachtig werk van zult maken, zoals u zelf trouwens zegt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Christophe Bombled à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La task force relative à l’accompagnement de la fermeture des centrales nucléaires" (55012963C)

05 Vraag van Christophe Bombled aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De taskforce voor de begeleiding van de sluiting van de kerncentrales" (55012963C)

 

05.01  Christophe Bombled (MR): Monsieur le président, madame la ministre, dans votre exposé d'orientation politique 2.0, vous précisez que dans le cadre de la préparation de la sortie du nucléaire, le gouvernement créera une task force qui comprendra des représentants des domaines politiques de l'Énergie, de l'Intérieur et de l'Économie pour accompagner l'arrêt des centrales. Le gouvernement déterminera les politiques nationales pour la gestion à long terme des déchets radioactifs de haute activité et/ou de longue durée de vie.

 

Madame la ministre, quel est le calendrier de mise en œuvre de cette task force? Quelles seront ses missions? Les objectifs ont-ils déjà été déterminés? Dans l'affirmative, quels sont-ils? Les entités fédérées seront-elles intégrées à cette task force? Dans le cadre de la gestion des déchets radioactifs, quelle sera la contribution financière de la Belgique au projet MYRRHA? Pouvez-vous nous informer de l'état d'avancement de la phase 1 consistant à la construction d'un accélérateur linéaire de particules?

 

05.02  Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur le président, monsieur Bombled, votre question comporte deux volets différents.

 

En ce qui concerne la task force, la Belgique sera le quatrième pays au monde menant un projet de sortie du nucléaire d'une telle envergure. Nous avons sept centrales. Pour cinq d'entre elles, aucune discussion n'a été menée, et pour les deux autres, la décision est quasiment prise. Le processus sera énorme et les défis importants: d'une part, un projet industriel et, d'autre part, des conséquences sur le plan humain.

 

C'est pourquoi j'ai envisagé de rassembler les compétences au sein du gouvernement pour accompagner leur fermeture. La task force dépendra du ministre de l'Économie et du Travail, M. Dermagne, de la ministre des Affaires intérieures, Mme Verlinden (pour sa compétence en matière de Sécurité) et de moi-même pour les aspects liés à l'énergie.

 

Dans le même temps, le gouvernement devra prendre ses responsabilités afin que ces centrales soient fermées de manière diligente, mais l'exploitant de ces centrales restera le principal responsable et devra remplir ses engagements vis-à-vis de son personnel. Par ailleurs, les entités fédérées ont également des pouvoirs importants en cette matière.

 

La task force prendra les initiatives nécessaires pour guider la sortie du nucléaire dans ses domaines de compétences.

 

Dans les semaines à venir, une réunion aura lieu entre les différents cabinets. C'est alors que nous déterminerons la façon de travailler, s'il est nécessaire d'inclure les entités concernées et, si oui, à quel moment.

 

Un premier résultat de notre collaboration sont les projets que le ministre Dermagne et moi-même avons soumis ensemble dans le cadre du plan de relance: la recherche et le développement dans le domaine des applications médicales innovantes des radio-isotopes et la mise à l'échelle des techniques prometteuses de démantèlement des centrales nucléaires développées en Belgique. Ce sujet sera abordé dans des questions ultérieures.

 

Ces projets assureront l'ancrage du savoir-faire et de l'expertise nucléaire en Belgique, après quoi nous devrions certainement avoir l'ambition d'en faire un produit d'exportation.

 

En ce qui concerne vos questions sur MYRRHA, la première phase du projet MYRRHA courra jusqu'à l'année 2026 incluse. Pendant cette législature, le gouvernement préparera, sur la base d'un audit indépendant de la Cour des comptes et d'un groupe multidisciplinaire d'experts internationaux, un dossier en vue de décider de la deuxième et troisième phase. Un apport financier substantiel et international devra être connu lors de la prise de décision.

 

Sur la base d'un budget total du projet de 1,6 milliard d'euros, le gouvernement précédent a décidé, le 7 septembre 2018, de financer le projet MYRRHA à hauteur de 558 millions d'euros pour la période 2019-2038. Le financement décidé en 2018 doit servir à l'exécution de la première phase (nommée Minerva), à savoir la construction sur le site du SCK CEN de la première partie de l'accélérateur et des stations d'irradiation qui seront mises en service en 2026. Il s'agit d'un investissement de 287 millions d'euros.

 

Il doit également servir à la recherche et au développement de l'extension de l'accélérateur (phase 2) et du réacteur sous-critique, pour un investissement à la hauteur de 115 millions, et à l'exploitation de l'accélérateur Minerva pendant la période 2027-2038. Il s'agit d'un investissement de 156 millions.

 

L'étape importante annoncée par le SCK CEN était la première accélération du faisceau de protons de MYRRHA. Pour la première fois, la radiofrequency quadruple a produit un faisceau de protons aux conditions et critères requis pour entraîner l'accélérateur de particules.

 

La crise sanitaire a rendu difficiles les contacts internationaux. Un certain nombre d'initiatives prévues pour le SCK CEN en France et en Allemagne ont été reportées à une date ultérieure.

 

De mon côté, j'ai chargé mes services et mon administration de travailler à la constitution de l'AISBL MYRRHA, prévue dans la décision de 2018, qui a pour but premier d'attirer des partenaires étrangers, une compétence que je partage avec mon collègue le secrétaire d'État Thomas Dermine, et que nous souhaitons tous deux régler le plus vite possible.

 

05.03  Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

Le gouvernement confirme, une nouvelle fois, sa volonté de sortir du nucléaire et qu'il compte bien respecter le calendrier de sortie tel que prévu.

 

Il est vrai que le démantèlement des centrales est un chantier de grande ampleur, et qu'il est opportun de rassembler les compétences au sein du gouvernement. Il semble également normal que la composition de la task force que vous avez l'intention de mettre en place soit assez large.

 

Pour ce qui concerne la gestion des déchets radioactifs et le projet MYRRHA en tant que tel, on ne peut que se réjouir des opportunités de recherche sans précédent qu'offre ce projet tant dans le domaine des déchets nucléaires que dans celui de la médecine nucléaire ou de la physique fondamentale et appliquée.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Merci. Je rappelle à chacun que le temps de parole est limité. Afin d'éviter un arriéré trop important en ce qui concerne les questions à Mme Khattabi, nous allons passer à ses questions.

 

06 Question de Marie-Christine Marghem à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La zéro déforestation et la Déclaration d'Amsterdam" (55012746C)

06 Vraag van Marie-Christine Marghem aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Nul ontbossing en de Verklaring van Amsterdam" (55012746C)

 

06.01  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, madame la ministre, quelque 43 millions d'hectares de forêt ont été perdus sur les 24 "fronts" principaux de la déforestation dans le monde entre 2004 et 2017, selon un rapport du Fonds mondial pour la biodiversité publié la semaine dernière. L'agriculture commerciale est la principale cause de cette déforestation. Le secteur minier, les infrastructures, l'industrie forestière et l'agriculture vivrière sont aussi d'importants facteurs qui ont été identifiés.

 

"La Belgique ne doit pas rester en spectatrice du débat sur la déforestation", insiste le WWF. La semaine passée, nous avons pu lire des articles à ce sujet. Le Fonds insiste pour que la Belgique soutienne une loi européenne ambitieuse dans ce domaine et développe une stratégie pour rendre les filières d'approvisionnement plus propres.

 

Vous avez indiqué que la Belgique avait récemment rejoint huit autres pays européens signataires de la Déclaration d'Amsterdam qui les engage à mettre en place des filières d'importation "zéro déforestation".

 

Madame la ministre, quand la Belgique a-t-elle rejoint la Déclaration d'Amsterdam? Quels en sont les engagements? Comment allez-vous aborder cela en termes concrets dans tous les secteurs (soja, cacao, bœuf et cuir, huile de palme, café, hévéa, bois et papier)?

 

Je vous remercie pour vos réponses.

 

06.02  Zakia Khattabi, ministre: Madame la députée, par la signature de la nouvelle Déclaration d'ambition, l'ADP, (Amsterdam Declarations Partnership) qui a été officiellement publiée le 11 janvier 2021, la Belgique est désormais membre officiel de cette déclaration. Au travers de celle-ci, les pays ADP s'engagent à œuvrer pour promouvoir la durabilité dans l'agriculture en éliminant la déforestation en ce qui concerne les produits agricoles de base, à travailler à cette fin en partenariat avec les pays consommateurs et producteurs majeurs et avec tous les acteurs des chaînes d'approvisionnement. L'ADP inscrit ses efforts dans le cadre de l'Agenda 2030 pour le développement durable, l'Accord de Paris sur le climat, la Déclaration de New York sur les forêts, le Plan stratégique sur les forêts 2017-2030 et le futur Cadre mondial de la biodiversité pour l'après 2020.

 

Ce partenariat volontaire est un regroupement de pays qui partagent une vision politique de l'action à mener en matière de déforestation importée. Il n'y a aucune obligation juridique ni interdiction qui en découle. Il y a un engagement moral à mettre en œuvre le contenu de la nouvelle déclaration en participant aux groupes de travail, aux actions diplomatiques et aux réflexions stratégiques du partenariat.

 

Ces pays se situent à la pointe de la compréhension des secteurs et des impacts résultant de la déforestation importée et ont grandement contribué à la communication de la Commission à ce sujet, ainsi qu'à des contacts via leurs ambassades avec des pays critiques tels que l'Indonésie, la Malaisie ou le Brésil.

 

La Belgique est une économie ouverte, important ou exportant plusieurs produits concernés par la déforestation importée, comme vous l'avez évoqué. Étant donné notre rôle dans le marché européen et les efforts à fournir pour engager les transitions nécessaires, adhérer à ce partenariat nous servira de levier considérable dans les démarches nécessaires de dialogue avec les pays producteurs, les autres pays consommateurs et les secteurs concernés. Cette adhésion devrait aussi faciliter la mise en œuvre de la stratégie "Beyond Food". À la fin du mois de décembre, j'ai précisément reçu ce projet de stratégie fédérale, élaboré par le groupe de travail "Responsabilité sociétale" de la Commission interdépartementale pour le Développement durable. Il est déjà proposé dans l'avant-projet du Plan fédéral de développement durable, qui m'est revenu cette semaine.

 

Dès à présent, je compte nouer des contacts avec les cabinets concernés. Cette stratégie couvrirait une période allant jusqu'à 2030, mais les administrations impliquées dans le dossier, reconnaissons-le, sont déjà en train de travailler aux différents volets de ce programme. L'adhésion au partenariat concrétise précisément une de leurs recommandations.

 

D'ici janvier 2022, nous devrions disposer d'une structure officielle de suivi et de coordination des actions de "Beyond Food". Pour chacune des matières premières prioritaires, des task forces devraient être installées, en vue de préparer des partenariats de type "Beyond Chocolate". Des mesures et actions fédérales précises seront identifiées pour chacun des axes de la stratégie, en particulier dans les marchés publics, en matière de fiscalité ou d'accès à la justice. En outre, je veillerai à soutenir le développement d'un cadre réglementaire européen le plus ambitieux possible.

 

La Commission soumettra des propositions au cours de ce semestre, combinant des propositions réglementaires et non réglementaires pour lutter contre la mise sur le marché de produits liés à la déforestation importée.

 

06.03  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse et suivrai avec grand intérêt le travail de ces task forces à l'avenir, en espérant que celui-ci soit le plus proche possible dans le temps.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Georges Dallemagne aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De burden sharing" (55012977C)

07 Question de Georges Dallemagne à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le burden sharing" (55012977C)

 

07.01  Georges Dallemagne (cdH): Madame la ministre, le 4 décembre 2015, à quelques jours de la COP21 à Paris, un accord politique sur le burden sharing intra-belge était trouvé au sein de la Commission nationale Climat (CNC), présidée par la ministre bruxelloise du Climat de l'époque, Céline Fremault.

 

Cet accord comportait plusieurs volets: l'engagement sur la réduction des émissions de gaz à effet de serre des secteurs non-ETS, l'engagement sur les objectifs en matière de sources d'énergie renouvelable, les revenus de la mise aux enchères des quotas CO2 résultant de l'ETS et l'engagement sur le financement international.

 

À la suite de cet accord, un Pacte énergétique interfédéral pour définir une trajectoire à l'horizon 2030/2040 a été rédigé pour être approuvé par tous les gouvernements du pays en 2018. Depuis lors, j'ai l'impression qu'il n'y a plus grand-chose: absence de coordination intra-belge, actions et prises d'initiatives au point mort, toujours pas de loi climat et critique du projet de PNEC par l'Union européenne. Or le burden sharing précédent courait jusque fin 2020.

 

La Belgique doit pouvoir s'inscrire de manière claire et durable dans une logique d'ambition climatique. Sans une gouvernance climatique coordonnée et concertée entre les différents niveaux de pouvoir, la Belgique ne pourra s'inscrire pleinement dans la transition zéro carbone.

 

Début décembre 2020, vous annonciez un accord intra-belge sur une réduction de 55 % des émissions de gaz à effet de serre d'ici à 2030, quelques jours avant que les chefs d'État et de gouvernement de l'Union européenne ne s'accordent sur le même objectif.

 

Madame la ministre, au-delà de ces annonces, pourriez-vous nous détailler le plan d'action précis que vous allez mettre en place pour atteindre cet objectif? On sait que les Régions sont les seules compétentes pour l'inventaire des émissions de gaz à effet de serre et que la Flandre s'est fixé l'objectif de -32,5 % pour 2030, ce qui est bien loin des -55 %.

 

Où en est la concertation intra-belge au sein de la CNC, dont la présidence était assurée par vous-même jusqu'à la fin de l'année 2020? Au vu de l'importance de trouver rapidement un accord sur un nouveau burden sharing, quels sont les prochains rendez-vous et échéances de la CNC à ce sujet?

 

07.02  Zakia Khattabi, ministre: Monsieur le député, je partage votre avis sur la nécessité urgente pour la Belgique de s'inscrire sans équivoque dans une logique d'ambition climatique.

 

Je souhaite rectifier un élément de votre question: en décembre, je n'ai pas fait d'annonce sur un accord intra-belge sur le -55 % mais bien sur un accord intra-belge pour soutenir l'ambition européenne de -55 %. Nous attendons aujourd'hui le retour de la Commission pour l'effort belge mais le gouvernement, pour lui-même, dans le cadre de l'accord de majorité, s'est donné cet objectif. Je souhaitais rectifier cet élément car il suscite toujours beaucoup d'émoi chez mes amis flamands.

 

Comme je l'ai dit, l'Union européenne s'est accordée sur l'objectif de parvenir à la neutralité carbone en 2050 et de réduire ses émissions d'au moins 55 % en 2030 par rapport à 1990. La Belgique a pleinement soutenu cet objectif lors du Conseil européen des 10 et 11 décembre derniers. L'atteinte de ces objectifs représente un défi considérable pour la Belgique, ce qui impliquera une action forte et coordonnée mais également, vous l'évoquiez, une structure de gouvernance adéquate.

 

Il ne fait aucun doute que le Plan national Énergie-Climat 2021-2030, dans sa mouture actuelle, n'est pas à la hauteur de ce défi. L'évaluation réalisée par la Commission européenne a révélé un certain nombre de failles, notamment le manque d'intégration entre ses différentes composantes (les volets régionaux et fédéral), le manque d'ambition de certains objectifs et une description souvent parcellaire des actions du Plan en termes de mise en œuvre concrète (calendrier, moyens de mise en œuvre, etc.).

 

Compte tenu des lacunes de la version actuelle du PNEC et du rehaussement de l'ambition climatique au niveau européen belge, ce Plan doit donc être révisé. Mon souhait est que cette révision s'organise de manière concertée au niveau national dans les enceintes ad hoc, à savoir la Commission nationale Climat mais également CONCERE, le groupe de concertation sur l'Énergie. Nous devons y mener une réflexion en vue d'accélérer la mise en œuvre des mesures de portée nationale et développer de nouvelles actions à tous les niveaux de pouvoir dans une logique de complémentarité et de renforcement mutuel des politiques. Le gouvernement fédéral doit pleinement contribuer à cet effort conjoint.

 

Comme le prévoit l'accord de gouvernement, un plan d'action climatique sera mis en place. Nous y travaillons. Il vise à structurer les actions dans les différents domaines de compétence fédérale et à les doter d'un mécanisme de suivi approprié. Mon intention est de proposer très prochainement au Conseil des ministres une approche par étapes en vue de concrétiser ce plan dans un délai compatible avec la révision du PNEC, dont un projet de révision devra être soumis à la Commission européenne en juin 2023. Cette approche consistera à mobiliser les départements fédéraux impliqués dans la mise en œuvre de la politique climatique afin de proposer le renforcement de politiques existantes ou le développement de nouvelles initiatives, notamment celles annoncées dans l'accord de gouvernement.

 

Les nouvelles actions devront être assorties d'objectifs clairs, d'indicateurs de progrès et de méthodologies de suivi et d'ajustement. L'approche proposée comportera également un volet gouvernance visant à renforcer de manière structurelle cette collaboration interdépartementale et la mise en place d'un mécanisme de suivi robuste et efficace.

 

Enfin, il m'importe que le suivi des progrès se fasse en toute transparence, vis-à-vis du Parlement et des citoyens.

 

Parallèlement au plan d'action fédéral et afin d'en déployer tout le potentiel, nous devons aussi relancer les réflexions en matière de gouvernance climatique au niveau national.

 

L'expérience nous a montré que des lacunes existaient en la matière. Nous devons en tirer les leçons et rechercher activement des solutions plus efficientes afin de mieux organiser et coordonner la politique climatique de notre pays.

 

De multiples propositions ont été formulées pour améliorer la gouvernance. Elles ont d'ailleurs fait l'objet d'un rapport de synthèse présenté aux membres de la Commission nationale Climat. Je ne puis que regretter que certains membres de cette Commission se soient opposés à donner suite à ce rapport et à en explorer les pistes les plus prometteuses. Je continuerai, pour ma part, à plaider pour que cette réflexion soit relancée au sein de la Commission nationale Climat.

 

Quoi qu'il en soit, l'un des éléments de cette gouvernance climatique en Belgique, à savoir le burden sharing, devra être renégocié cette année, l'actuel accord étant arrivé à son terme.

 

La Commission nationale Climat s'est accordée sur l'objectif de parvenir à un accord politique sur le prochain burden sharing, avant la COP26 qui doit se dérouler à Glasgow en novembre de cette année. Il est en effet important que nous posions sans délai les jalons de cet accord pour s'assurer que les objectifs 2030 tels que définis actuellement puissent être atteints et éviter tout vide juridique notamment pour ce qui concerne la répartition des revenus de la mise aux enchères des quotas d'émissions ETS.

 

La négociation de ce nouvel accord constitue aussi l'occasion de réviser à la hausse la contribution de la Belgique au financement climatique international. Un accord définitif intégrant le renforcement d'ambitions pour 2030 ne pourra toutefois être conclu qu'à l'issue des travaux menés au niveau européen en vue d'adapter la législation Énergie et Climat à cette ambition renforcée, et qui auront, évidemment, une incidence sur les objectifs propres à la Belgique et à leur mise en œuvre.

 

J'apporterai mon plein soutien à la présidence de la Commission nationale Climat exercée cette année par la Région wallonne pour parvenir à un accord équilibré.

 

Le président: Madame la ministre, je souhaiterais qu'à l'avenir, vous fassiez en sorte de respecter votre temps de parole.

 

Avant de vous donner la parole, monsieur Dallemagne, je vous demande donc de bien vouloir respecter votre temps de parole.

 

07.03  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, je vais veiller à ne pas dépasser mon temps de parole. Toutefois, permettez-moi de ne pas me plaindre de la réponse très exhaustive de Mme la ministre que je remercie d'ailleurs pour cette réponse que je compte analyser car elle comprend de nombreuses informations.

 

Cela dit, je voudrais souligner l'honnêteté de la ministre à l'occasion de son constat très sévère quant au défi considérable, au manque de vision, au manque d'intégration, aux lacunes du Plan national Énergie-Climat. En la matière, il y a urgence puisque l'accord relatif au burden sharing a expiré fin 2020. Je lui demande donc de faire tout votre possible pour accélérer les choses.

 

Madame la ministre, pour ce qui concerne la rectification que vous avez apportée, au début de votre intervention, au sujet de l'accord belge visant à soutenir la réduction de 55 %, vous admettrez qu'il y avait de quoi créer une confusion. En effet, finalement, un accord belge ou un accord du fédéral belge, ce n'est pas la même chose. En réalité, il n'y avait pas d'accord belge pour soutenir une telle démarche. Ce faisant, on se trouve face à une ambition qui est loin d'être puissante, loin d'être intégrée entre les entités fédérées et l'État fédéral, ce que je regrette.

 

Je continuerai à suivre cette question de très près. Il y a urgence.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Bert Moyaers aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het nieuw gepubliceerde onderzoek van de VU over schadelijke stoffen in rubbergranulaat" (55013078C)

08 Question de Bert Moyaers à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'étude récente de la VU Amsterdam sur les substances toxiques dans les granulats de caoutchouc" (55013078C)

 

08.01  Bert Moyaers (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op dinsdag 21 januari publiceerde Zembla op haar website conclusies uit het onderzoek van chemicus Ewa Skoczynska over allerlei stoffen in rubberkorrels van kunstgrasvelden. De doctoraatstudie past in een promotieonderzoek voor de Vrije Universiteit Amsterdam.

 

Er blijken nog meer schadelijke en kankerverwekkende stoffen in de rubberkorrels van kunstgrasvelden te zitten dan tot nu toe werd aangenomen. Wat bovendien bijzonder is aan de eigenschappen van een aantal nieuw gevonden stoffen is dat ze in tegenstelling tot de al bekende kankerverwekkende stoffen veel makkelijker uit de rubberkorrels kunnen lekken. Dat is zeker voor het milieu een issue.

 

Tijdens de commissievergadering van 12 januari vroeg ik of u bereid zou zijn om in samenwerking met een universiteit een onderzoek te starten naar de impact op het milieu van kunstgrasvelden in ons land. Het leek u echter toen niet aangewezen om dubbel werk te doen boven op het werk dat men op Europees niveau uitvoert.

 

Mevrouw de minister, ik heb daarover de volgende vragen.

 

De toonaangevende stem in dit onderzoek op Europees niveau is het RIVM. Dat baseert zich vooral op de invloed van de 16 paks. Datzelfde RIVM blijft echter volhouden dat spelen op kunstgras veilig is. Vindt u ook dat het vertrouwen in hun onderzoek op zijn zachtst gezegd nogal eenzijdig en twijfelachtig is?

 

Blijkbaar gaat de Vrije Universiteit Amsterdam er niet zomaar van uit dat een eenzijdig Europees onderzoek onder leiding van het RIVM heiligmakend is. De normen die het RIVM hanteert zouden volgens hen de schop op moeten. Wat is uw mening daarover?

 

Lijkt het u na dit nieuwe onderzoek toch meer opportuun om zelf een wat proactievere houding aan te nemen en zelf een onderzoek te starten naar de impact van kunstgrasvelden op het milieu?

 

08.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Moyaers, ik zal met het oog op milieuperspectieven antwoorden op uw vragen met betrekking tot de impact van rubbergranulaat, dat onder meer op sportvelden en speelterreinen wordt gebruikt.

 

Deze vraag werd nog niet besproken op Europees niveau. Hoewel er een mandaat is van de commissie van het Europees Agentschap voor chemische stoffen met betrekking tot dit dossier, dat dateert van 29 augustus 2017, hebben mijn diensten nog geen duidelijke indicatie gekregen over de planning voor het afleveren door het ECHA van een technisch REACH-restrictiedossier voor andere stoffen dan paks en microplastics, die in rubbergranulaat aanwezig zijn.

 

Het RIVM Briefrapport Verkenning milieueffecten rubbergranulaat bij kunstgrasvelden is een studie die was gebaseerd op meer dan honderd stalen rubbergranulaat, genomen op de Nederlandse markt, maar ook op markten van andere Europese lidstaten. Het doel van deze studie was het onderzoeken van het gehalte aan stoffen met betrekking tot de schadelijkheid voor het milieu, zoals gepresenteerd in bijlagen 7 en 8 van het rapport.

 

Voor een goed begrip willen we benadrukken dat de hierboven genoemde studie een andere studie is dan een eerdere studie van het RIVM over rubbergranulaat, die gericht was op gezondheidsaspecten in verband met het gehalte aan paks.

 

De vorige RIVM-studie met betrekking tot de impact op de gezondheid van paks en rubbergranulaat werd beoordeeld door het Wetenschappelijk Comité RAC van het ECHA of Europees Agentschap voor chemische stoffen.

 

Dezelfde beoordelingsprocedure door het RAC wordt verwacht voor de RIVM-studie, die zich richt op de beoordeling voor het milieu. Bij die gelegenheid kan een studie zoals die van de Universiteit Amsterdam tijdens de openbare raadpleging worden bekendgemaakt, indien ze niet werd geïdentificeerd door de ECHA tijdens de initiële beoordeling.

 

Wetenschappelijke actoren en alle stakeholders bij de REACH-dossiers in ontwikkeling of in de fase van openbare raadpleging krijgen twee keer per jaar de gelegenheid hun informatie voor te stellen tijdens de open vergaderingen van het BCR of het Belgisch Comité REACH, opgericht door een nationaal samenwerkingsakkoord. Als alternatief kunnen zij hun informatie in schriftelijke vorm naar mijn administratie sturen.

 

Het artikel van Zembla waarnaar wordt verwezen, bevat onvoldoende informatie over de aanwezige stoffen. Mijn administratie zal contact opnemen met de wetenschappelijke staf van de Vrije Universiteit Amsterdam, om een kopie van hun studie te ontvangen. Wij hebben begrepen dat ze niet werd gepubliceerd.

 

Om die informatie wetenschappelijk te kunnen beoordelen, zijn er gegevens vereist over de concentratiewaarden en de verdeling van de stoffen in het rubbergranulaat. De analyse van de gevolgen van het gebruik van rubbergranulaat als instrooimateriaal op sportvelden, speelterreinen en andere toepassingen valt onder de bevoegdheid van mijn collega's van de Gewesten. Daarom verwijs ik u naar mijn collega's, de gewestministers, om te pleiten voor een studievoorstel.

 

Mijn diensten zullen de informatie over het doctoraatsonderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam bezorgen aan de andere Belgische autoriteiten die bevoegd zijn voor de REACH-regulering. Ik wil u eraan herinneren dat België er voorstander van is om zowel de milieu- als de gezondheidsoverwegingen voor alle zorgwekkende stoffen op te nemen in één enkel REACH-beperkingsdossier, wat wij ook officieel al hebben aangegeven.

 

08.03  Bert Moyaers (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat deels verhelderend was.

 

Het klopt uiteraard dat men zich vaak via studies op het gezondheidsaspect baseert. Voor de milieu-impact baseert men zich vandaag vooral op literatuurstudies. Daarom pleit ik ervoor zelf een studie daarover te maken.

 

Het promotieonderzoek van de chemicus, in dit geval van de Vrije Universiteit Amsterdam, komt op een bijzonder moment. De Europese Commissie overweegt immers echt de toekomst van de kunstgrasvelden met rubberkorrels in Europa. Dat doet de Europese Commissie vooral vanuit de motivering om vervuiling van het milieu met microplastics zo veel mogelijk tegen te gaan.

 

In Vlaanderen heb ik in het voorjaar van 2019 al eens een resolutie omtrent deze materie neergelegd, zonder succes. Nu worden terugverwezen naar de regionale overheden is op dat vlak dan ook niet erg hoopgevend.

 

In Nederland is op donderdag 28 januari, heel recent dus, bij monde van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, samen met de minister voor Medische Zorg en Sport, aangekondigd dat men in 2030 effectief af wil van die kunstgrasvelden ingestrooid met rubbergranulaat. Men doet dat daar vooral om milieuredenen en dat is een goede eerste stap in de juiste richting die wij ook absoluut kunnen volgen. Niet alleen het milieuaspect, maar ook het gezondheidsaspect is hierin belangrijk. We moeten hier echt het voorzorgsprincipe volgen. Men kan ook maar beter het zekere voor het onzekere nemen. Laten we deze materie zeer goed bestuderen en ik reken daarvoor toch ook wel op u.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Monsieur Senesael, je crois que c'est Stromae que j'observe derrière vous. C'est Formidable de vous voir comme ça!

 

09 Question de Daniel Senesael à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le développement durable, la biodiversité et les entreprises belges" (55013315C)

09 Vraag van Daniel Senesael aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Duurzame ontwikkeling, biodiversiteit en de Belgische bedrijven" (55013315C)

 

09.01  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, l'enquête sur le développement durable, The time has come, publiée récemment par le réseau international de cabinets professionnels fournissant des services d'audit, de fiscalité et de conseil KPMG a étudié les bilans des 100 plus grandes entreprises implantées dans 52 pays, dont la Belgique.

 

Celle-ci révèle qu'en 2017, environ 62 % des plus grandes entreprises belges ont publié des informations relatives au développement durable, et qu'en 2020, ce chiffre a atteint les 72 %. Notons ici que ce chiffre reste inférieur à la moyenne observée auprès des 5 200 entreprises étudiées à travers le monde (80 %) et largement inférieur aux chiffres des entreprises françaises (94 %), allemandes (92 %) et néerlandaises (88 %).

 

De plus, l'enquête souligne que seulement 25 % environ des entreprises interrogées présentant un risque élevé ou moyen de perte de biodiversité divulguent actuellement ce risque dans leurs rapports d'entreprise et qu'à l'échelle européenne, seulement 22 % des entreprises déclarent les risques pour la biodiversité liés à leurs activités.

 

Madame la ministre, pouvons-nous avoir vos retours sur les chiffres évoqués et, plus généralement, sur la question de la publication d'informations relatives au développement durable et à la biodiversité par les entreprises belges? La transparence des entreprises relative aux impacts sur l'environnement et sur la biodiversité de leurs activités paraissant constituer un élément favorisant le souci des entreprises à leur égard et, éventuellement, la mise en place d'initiatives politiques efficaces, une prise de contact avec vos collègues compétents a-t-elle eu lieu ou est-elle envisagée à ce sujet? Des mesures y afférentes peuvent-elles être attendues?

 

09.02  Zakia Khattabi, ministre: Monsieur le président, monsieur Senesael, les chiffres que vous évoquez montrent une évolution positive, même si nous savons tous que cette tendance doit s'accélérer pour faire face à l'urgence de la crise climatique et de biodiversité.

 

La divulgation par les entreprises d'informations relatives à leur impact sur l'environnement est en effet un important levier de changement. La divulgation de l'impact climatique est aujourd'hui entrée dans les mœurs.

 

La question de la biodiversité doit être plus développée. Il existe un outil d'accompagnement des entreprises qui s'appelle BeBiodiversity.be à partir duquel les entreprises peuvent elles-mêmes faire un test. De la même manière qu'elles peuvent mesurer leur impact climatique, elles peuvent aussi le faire du point de vue de la biodiversité. Cela reste encore trop méconnu.

 

Ces sujets importants seront discutés au sein de l'Union européenne dans le cadre de la prochaine initiative de la gouvernance durable des entreprises qui est attendue au cours du premier semestre 2021, et de la révision de la directive sur la publication d'informations non financières. Je veillerai avec mes collègues du gouvernement fédéral et des gouvernements régionaux à dûment intégrer les enjeux de préservation de la biodiversité dans ces initiatives.

 

Créer un cadre réglementaire européen ambitieux offrant des conditions de concurrence favorables fait partie des piliers de la stratégie fédérale "Beyond Food" que j'ai évoquée dans ma note de politique générale et qui est proposée dans l'avant-projet de Plan fédéral de développement durable – évoqué dans ma réponse à Mme Marghem. Dans le cadre de cette stratégie, d'autres pistes seront explorées afin de créer un cadre national soutenant ces évolutions.

 

En outre, nous attendons avec intérêt la version finale de l'évaluation nationale de base dans le cadre du premier Plan d'action national pour les entreprises et les droits de l'homme qui devrait donner une image claire et plus complète de la mise en œuvre des principes directeurs des Nations Unies en ce qui concerne les entreprises et les droits de l'homme.

 

Par ailleurs, rejoindre le partenariat de la Déclaration d'Amsterdam est aussi un engagement important dans la lutte contre la déforestation importée. C'est un autre exemple qui illustre que ce gouvernement a des ambitions claires dans le domaine du développement durable et de la biodiversité.

 

09.03  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse précise et complète.

 

Je voudrais juste insister sur les initiatives à privilégier en matière de biodiversité. Vous avez mentionné un outil qui peut être utilisé. Cependant, au niveau des entreprises tout particulièrement, l'importance de cette biodiversité est souvent ou parfois trop méconnue. Même si l'aspect climatique est davantage mis en exergue, je pense que les deux, la biodiversité et le climat, s'interpénètrent assez aisément et doivent susciter une conscientisation collective.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De Climate Adaptation Summit (CAS)" (55013324C)

10 Question de Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le Climate Adaptation Summit (CAS)" (55013324C)

 

10.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, we merken sinds enkele dagen dat er wel degelijk nog winters bestaan in onze contreien. Desalniettemin is er wereldwijd sprake van klimatologische wijzigingen en zit men samen rond adaptatie op internationaal niveau.

 

Op 25 en 26 januari 2021 was er online en onder het voorzitterschap van Nederland de Climate Adaptation Summit. De deelnemers waren het erover eens dat een snellere aanpassing aan de klimaatverandering noodzakelijk is. Ze hebben een actieagenda afgesproken waarin doelen worden bijgehouden. Onder meer de Duitse en Franse regeringsleiders deden toezeggingen om de komende jaren honderden miljoenen euro extra uit te geven aan adaptatie. Zo willen ze de weerbaarheid tegen een stijgende zeespiegel, droogte en extreem weer vergroten.

 

Het is mij onduidelijk of er leden van de federale regering aan de top deelnamen. Met betrekking tot het aspect internationale klimaatfinanciering werd in het federale budget 2021 een bedrag van 12 miljoen euro ingeschreven. Dat bedrag werd dus naar boven bijgesteld in vergelijking met voorgaande jaren. Het additionaliteitsbeginsel zou conform het regeerakkoord worden gewaarborgd.

 

Mevrouw de minister, op welke wijze was de Belgische regering vertegenwoordigd op de Climate Adaptation Summit? Werden er desgevallend engagementen aangegaan door België met betrekking tot internationale financiering rond adaptatie, zoals nieuwe engagementen om ontwikkelingslanden te ondersteunen in hun klimaatbeleid? Indien ja, welke?

 

10.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer Ravyts, de Climate Adaptation Summit wierp een licht op de toenemende noodzaak van adaptatie. Zo is niet enkel de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen nodig om de existentiële crisis die klimaatverandering met zich meebrengt, te bestrijden. Het moet hand in hand gaan met een sterk adaptatiebeleid om de weerbaarheid tegen de onvermijdelijke effecten van klimaatverandering te versterken. Klimaatverandering is een globaal fenomeen en vraagt dan ook een wereldwijde aanpak, waarbij de ondersteuning van ontwikkelingslanden die het minste verantwoordelijk zijn maar het nadeligst beïnvloed zijn, belangrijk is.

 

Tijdens de top bracht Nederland alle betrokken partijen samen, overheden, steden, de privésector en civiele maatschappij, waaronder jongerenorganisaties, om concrete multisectoriële acties te stimuleren en in de kijker te zetten. België was op de top als dusdanig niet vertegenwoordigd, maar onze eerste minister woonde er een side event bij, waar hij sprak over het belang van ontwikkeling en overdracht van technologie voor adaptatie.

 

Hierbij lag de klemtoon op de belangrijke rol in de landbouw van niet alleen kleine boeren maar ook van vrouwen en jongeren.

 

De uitwisseling van best practices tussen verschillende landen kan zorgen voor een efficiëntere aanpak van de globale crisis. In België staat adaptatie sedert enkele jaren hoog op de agenda bij de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en klimaatfinanciering, waardoor meer dan de helft van onze klimaatfinanciering bestemd is voor adaptatie. Zo is België onder meer een belangrijke donor van het Least Developed Countries Fund, dat vooral adaptatie ondersteunt in de minst ontwikkelde landen, en van het Adaptation Fund.

 

België heeft op de Climate Adaptation Summit geen specifieke bijkomende engagementen aangegaan, maar in het regeerakkoord heeft de federale regering zich wel geëngageerd voor een stijgende bijdrage aan de internationale klimaatfinanciering. Samen met minister Kitir werk ik aan denksporen om dat engagement te concretiseren.

 

10.03  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik noteer een zeer bescheiden bijdrage van de vertegenwoordiging van België bij die adaptatietop. We hebben nochtans heel wat technologie voor adaptatietoepassingen in een internationaal kader. Ik ben benieuwd naar de denksporen die u ontwikkelt met uw collega Kitir en we zullen daarover in de commissie ongetwijfeld nog van gedachten kunnen wisselen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Daniel Senesael à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le trafic de bois illégal" (55013368C)

11 Vraag van Daniel Senesael aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De illegale houthandel" (55013368C)

 

11.01  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, ces dernières années, la presse et de nombreuses organisations ont souligné l'existence d'un important trafic illégal de bois sévissant sur le territoire belge et, plus particulièrement, au port d'Anvers. Il avait été souligné, notamment, qu'entre 15 et 30 % du bois exploité à l'échelle mondiale l'était de manière illégale, que la Belgique représentait le 6e importateur européen de bois en provenance de grands bassins forestiers tropicaux, de forêts boréales et de Chine et que 9 % du bois importé dans le port d'Anvers provenait d'États qualifiés de fragiles ou soumis à des conflits.

 

En 2017, la Belgique a été mise en demeure par l'Union européenne en raison d'une application insuffisante de son règlement sur le bois, lequel vise à exclure du marché communautaire le bois issu d'une récolte illégale et les produits qui en sont dérivés. Cette même année, une cellule Inspection de la DG Environnement du SPF Santé publique a été mise en place.

 

Aujourd'hui, Interpol soulève que le commerce de bois exploité de manière illégale génère plusieurs milliards de dollars chaque année, contribue de manière directe au changement climatique et serait la cause d'environ 17 % des émissions mondiales de carbone, c'est-à-dire plus que les émissions mondiales du trafic aérien, routier, ferroviaire, maritime et fluvial réunies.

 

Madame la ministre, pouvons-nous avoir votre retour sur la problématique évoquée? La prégnance dans notre pays du phénomène de l'importation de bois illégalement exploité semblait, il y a peu, réellement préoccupante. Pouvons-nous obtenir des informations sur la situation actuelle? En octobre 2019, nous apprenions que 22 contrôles avaient été réalisés sur l'année 2018 et qu'une équipe "Bois" de la DG Environnement composée de quatre personnes, dont deux inspecteurs, était en charge de l'application du règlement sur le bois de l'Union européenne. Pouvons-nous savoir ce qu'il en est aujourd'hui?

 

11.02  Zakia Khattabi, ministre: Monsieur le président, monsieur le député, l'état des forêts dans le monde reste, hélas, encore un sujet de grande préoccupation. Le Règlement Bois de l'Union européenne (RBUE), entré en vigueur en 2013, a permis d'améliorer la légalité du bois importé au sein de l'Union européenne, mais à ce stade, nous ne pouvons parler que de résultats mitigés.

 

Nous constatons que plus les produits du bois incluent des espèces différentes dans leur composition, plus il est difficile d'en assurer la traçabilité et, par conséquent, sa légalité. Ce sont les retours de la surveillance du marché. Notre inspection montre que les importateurs de bois, non ou peu transformés, ont globalement amélioré leur manière de travailler, même si nous rencontrons encore des entreprises qui mettent mal, voire pas du tout, la législation en œuvre.

 

Par contre, pour les produits du bois, dont les meubles, nous constatons une connaissance plus partielle de la législation. Les volumes de bois transformé sont plus petits, mais concernent une multitude de produits et d'acteurs.

 

Devant ce constat, mon administration a développé, dans le cadre d'un projet LIFE, des actions de sensibilisation ciblées pour que ce sous-secteur connaisse mieux ses obligations et la manière d'y répondre. Elle a également organisé une campagne d'information sur le RBUE ciblant l'ensemble du secteur du bois tombant sous le coup de cette législation. Un courrier explicatif complet a ainsi été envoyé à chaque entreprise ayant importé du bois ou des produits du bois concernés par ce règlement ces dernières années.

 

La mise en œuvre du RBUE a permis une amélioration de la qualité des importations, mais les efforts doivent encore être poursuivis, en particulier pour les produits du bois fortement transformés.

 

Comme toute personne qui travaille sur les trafics illégaux, je ne peux vous dire avec précision l'ampleur du phénomène clandestin par essence. Au niveau mondial, 50 % du bois abattu pourrait l'être illégalement. Pour la Belgique, nous avons des chiffres de 2012 qui oscilleraient entre 15 et 30 % du bois importé.

 

Plus de la moitié des bois tropicaux arrivant à Anvers n'est pas destinée au marché belge. Nos inspecteurs n'ont donc pas de prérogative en la matière, puisqu'ils n'ont de prérogative que pour le bois introduit sur le marché belge. C'est à chaque inspection nationale à contrôler le bois qui est introduit dans l'Union européenne à partir de son territoire, si les formalités de dédouanement y donnent bien lieu.

 

Il est évident que certains opérateurs se jouent de cette situation pour introduire du bois à la légalité douteuse au sein de l'Union européenne. Cependant, sur la base d'informations fournies par les douanes, mon administration a pu transmettre vers des pays voisins des informations sur des envois suspects.

 

Des contrôles réguliers d'entreprises importatrices ont évidemment lieu en Belgique. Il est intéressant de noter qu'à ce stade, aucun cas d'importation de bois illégal n'a été constaté. De nombreux procès-verbaux d'avertissement ou d'infraction ont cependant été rédigés pour des cas de systèmes de devoir de vigilance incomplets ou inexistants, puisque ces systèmes exigés par le RBUE ont justement pour but de limiter le risque que du bois illégal ne se retrouve intentionnellement ou pas dans la chaîne d'approvisionnement des entreprises importatrices européennes.

 

Des États membres de l'Union se retrouvent régulièrement au sein de groupes de coordination de la surveillance du marché. Une approche coordonnée de la surveillance du marché au niveau européen y est développée concernant certains pays, ou la collaboration avec d'autres entités comme Interpol. En outre, la Commission nous a informés que l'Office européen de lutte antifraude avait initié une enquête pour identifier des trafics transfrontaliers.

 

En résumé, pour lutter contre le bois illégal, outre les contrôles ordinaires basés sur une analyse de risques, la Belgique contribue également à la coordination européenne. Je tiens à vous signaler que, comme mentionné dans une de mes précédents réponses, la Belgique vient d'adhérer à l'Amsterdam Declarations Partnership qui vise à promouvoir précisément la durabilité dans l'agriculture en éliminant la déforestation en ce qui concerne les produits agricoles de base.

 

La Belgique attend aussi avec intérêt – et impatience – la proposition de la Commission européenne sur les produits libres de déforestation.

 

Enfin, deux équivalents temps plein inspecteur sont dédiés au contrôle bois au sein de la cellule d'inspection fédérale "espèces". À cela s'ajoute le personnel travaillant sur la question du bois au niveau du service "politique des produits". Vingt-neuf contrôles ont été réalisés par l'inspection en 2019 et trente en 2020.

 

11.03  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses pertinentes.

 

Je m'associe à votre réflexion sur ce sujet qui est une grande préoccupation. Si la traçabilité est compliquée, j'insiste pour que les actions de sensibilisation et les campagnes d'information puissent être poursuivies voire amplifiées. C'est nécessaire et pertinent.

 

Il faut également faire en sorte que vous puissiez intervenir auprès de la Commission européenne pour qu'il y ait une harmonisation dans la lutte contre ces comportements délictueux.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van Ellen Samyn aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het onderschrijven van de Europese Green Deal door de Belgische federale regering" (55013373C)

12 Question de Ellen Samyn à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'adhésion du gouvernement fédéral belge au Pacte vert européen" (55013373C)

 

12.01  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, onlangs is een zeer kritische analyse over de Europese Green Deal verschenen, door senior econoom Heymann van de Deutsche Bank. Hij raakt hierin een aantal pijnpunten aan van de EU-klimaatplannen.

Hij kaart aan dat duurzame energie, volgens berekeningen van de International Energy Agency, tegen 2040 slechts 35% van de globale energiebevoorrading zal uitmaken. Hierdoor is er volgens hem hoge nood aan een open discussie over nieuwe technologieën, zonder politieke taboes op investeringen in betrouwbare en koolstofvrije nucleaire technologie en CO2-afvang en -opslag. Hij ziet deze politieke taboes echter hun stempel drukken op de Green Deal, vooral rond kernenergie. De EU-klimaatagenda fixeert zich nagenoeg uitsluitend op investeringen in hernieuwbare energiebronnen.

Verder stelt hij dat voor het bereiken van klimaatneutraliteit tegen 2050, de primaire doelstelling van de Green Deal, een sterke overheidsdwang nodig zal blijken. Om gezinnen en bedrijven aan te zetten hun eigen CO2-uitstoot te verminderen zal een aanzienlijke stijging van de koolstofprijzen nodig zijn en eventueel meer regelgeving. In dit kader spreekt Heymann onomwonden over een “eco-dictatuur".

Tevens haalt hij het verlies van competitiviteit van onze energie-intensieve bedrijven aan en de restricties op vrijhandel die zullen voortvloeien uit de Green Deal. Door de felle stijging van koolstofprijzen in de EU zullen onze bedrijven namelijk minder concurrentieel worden en door het “carbon adjustment system" dreigen andere landen tegenmaatregelen, zoals invoertaksen, te heffen. Hierdoor komt onze economie en de vrije handel op de helling te staan voor het EU-klimaatproject.

Tot slot haalt Heymann het enorme politieke verzet aan die een dergelijke radicale Green Deal zal veroorzaken op Europees en nationaal niveau. Hij stelt zich de vraag of de EU bereid is zijn klimaatagenda te wijzigen, wanneer men beseft dat een meerderheid van het volk er niet achter staat, omwille van ingrijpende daling van welvaart en werkgelegenheid.

Bent u op de hoogte van dit rapport?

Staat de federale regering zonder meer achter de Green Deal of zijn er kritische kanttekeningen die gemaakt worden, bijvoorbeeld op basis van dit rapport?

Hoe staat u tegenover de klimaatwet ter voorbereiding van de Green Deal, die het Europees Parlement reeds bekritiseerd heeft als een te grote usurpatie van macht door de Europese Commissie?

 

12.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Samyn, het Internationaal Energieagentschap toont aan dat het aandeel van hernieuwbare energie zal toenemen en dat in het komende decennium sterke bijkomende actie nodig is op wereldschaal. De studies van de Europese Commissie geven ons een beter beeld voor de EU. Zij tonen ook dat,  zelfs in de baseline, hernieuwbare energie doorbreekt en in de klimaatneutrale scenario's het overgrote deel van onze totale energieconsumptie uitmaakt.

 

Aangezien de energiemix in de EU het prerogatief van de lidstaten is, integreert de modellering de kernenergieplannen van de lidstaten, waarna een zo optimaal en kosteneffectief mogelijke energiemix wordt geprojecteerd. De grote aandacht voor hernieuwbare energie in de Europese Green Deal heeft dus niets te maken met een fixatie of taboes, maar alles met de economische realiteit. De kostprijs van hernieuwbare energie daalt zienderogen en hierop inzetten getuigt van gezond, economisch verstand.

 

Kernenergie daarentegen, is een mature energiebron, maar zij blijft onverzekerbare risico's met zich meebrengen, ze zadelt ons voor eeuwen op met kernafval en het kostenplaatje van nieuwe projecten loopt ook de spuigaten uit omwille van strenge veiligheidsvereisten. In de ontwikkeling van CCS werd en wordt stevig geïnvesteerd om de industrie klimaatneutraal te kunnen maken.

 

De heer Heymann geeft terecht aan dat wij ons gedrag zullen moeten aanpassen en dat daarvoor beleid nodig is. Dat heeft echter niets te maken met een dictatuur. Ook in onze open, democratische samenleving is de vrijheid niet absoluut: wij mogen anderen geen schade toebrengen. Ik hoef u het schadebeginsel van John Stuart Mill niet uit te leggen. Een koolstofprijs integreert bijvoorbeeld de externe kosten in de prijzen en zorgt er zo voor dat wij bij het maken van onze keuzes rekening houden met de samenleving. Omdat hij juist niet oplegt hoe wij de uitstoot moeten reduceren, maar ruimte laat aan burgers en bedrijven om optimale keuzes te maken, is een koolstofprijs bij uitstek de basis voor een kosteneffectief klimaatbeleid.

 

Bovendien kunnen mogelijke opbrengsten van een koolstofprijs gebruikt worden om de financiering van de transitie te ondersteunen voor de huishoudens, alsook de ondernemingen. De transitie zal kosten met zich meebrengen en inspanningen vergen, maar we mogen niet vergeten dat de kosten van inactiviteit vele malen groter zijn. Klimaatactie is geen economisch doemverhaal, maar biedt vele kansen. De transitie brengt een grote investeringsagenda met zich mee. Talloze studies tonen de positieve impact aan van klimaatinvesteringen bij het stimuleren van de economische activiteit en jobcreatie.

 

In de huidige crisis moeten wij publieke investeringen frontloaden om de economische relance in te zetten. Ik zal erover waken dat het herstelplan zich volledig inschrijft in de groene transitie. De industrie zal een belangrijke rol spelen in de transitie naar klimaatneutraliteit. De Europese industriestrategie schrijft zich volledig in de Green Deal in en benadrukt terecht het belang van een groene, circulaire en digitalere industrie.

 

Het is uiteraard belangrijk om bij die transitie de competitiviteit van onze industrie te beschermen. Studies tonen alvast aan dat de huidige Europese regels, onder andere in het kader van het EU ETS, een dergelijke bescherming geven. Daarnaast wordt er inderdaad nagedacht over een carbon border adjustment mechanism. In tegenstelling tot een bedreiging voor de wereldhandel zal dat instrument eerder een inspiratie en aansporing vormen voor onze handelspartners om voluit mee voor klimaatambitie te gaan. We zien alvast positieve signalen vanuit onder meer China en de Verenigde Staten.

 

Le président: Madame la ministre, vous avez utilisé le temps de parole pour la question, la réponse et la réplique!

 

12.03 Minister Zakia Khattabi: Het was een belangrijke vraag.

 

De voorzitter: Ik weet het wel, maar het Reglement laat mij niet toe de vragen op te splitsen in belangrijke en onbelangrijke.

 

12.04  Ellen Samyn (VB): Mijnheer de voorzitter, is het mogelijk mij het uitgebreide antwoord te bezorgen?

 

De voorzitter: Wij kunnen de commissiewerkzaamheden niet anders regelen en plannen, want dan rijden wij ons op de duur overal vast.

 

Ik vond het ook een zeer interessant antwoord. Het was onder meer onderbouwd met John Stuart Mill. Dat vond ik een goed citaat. Maar ik moet objectief blijven.

 

Wij moeten de kwestie afronden. Als u erop aandringt, kunt u het verdere antwoord aan de minister vragen.

 

Wil u nog repliceren?

 

12.05  Ellen Samyn (VB): Mijnheer de voorzitter, ik heb alle begrip voor de regeling. Ik heb begrepen dat de commissie voor Energie toch redelijk goed werkt, in tegenstelling tot andere commissies, waar het niet zo vlot verloopt.

 

Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. De totstandbrenging van de beoogde klimaatneutraliteit blijft een bijzonder grote uitdaging, die de overheid zichzelf maar ook de reële economie oplegt. Zij legt in elk geval extra lasten op de schouders van het bedrijfsleven.

 

Vanmorgen nog moesten wij vernemen dat BASF zijn plannen voor een grote gascentrale in Antwerpen opbergt. Die gasgestookte elektriciteitscentrale zou de capaciteit van Doel 1 en Doel 2 samen omvatten, maar wegens de te onzekere economische context wat de compensaties door de regering betreft, heeft BASF beslist voorlopig geen prioriteit aan het project te geven. Dat is een spijtige zaak en een gemiste kans voor de inzet op hernieuwbare energie en de voorkoming van extra CO2-uitstoot tegen 2030.

 

Ik verneem uit uw antwoord dat er een sterke bijkomende actie nodig is en dat daarop zal worden ingezet.

 

Er is niet alleen de kritische benadering van het rapport over de mogelijke snelle stijging van de koolstofprijzen in de EU. Verschillende landen geven nu al aan dat zij met het oog op het carbon border adjustment system invoertaksen zullen heffen.

 

Het kan echter geenszins de bedoeling zijn dat onze economie en de vrijhandel hierdoor worden geschaad. Ik hoop dan ook dat de overheid voldoende rekening houdt met de mogelijke impact. Ik ben ervan overtuigd dat overleg en samenwerking met de verschillende sectoren, waaraan u reeds doet, heel belangrijk zijn. Zeker in de chemiesector is men heel erg bereidwillig om tot economisch duurzame en leefbare oplossingen te komen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de Daniel Senesael à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le rapport 2020 du Programme des Nations Unies pour l'environnement" (55013685C)

13 Vraag van Daniel Senesael aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het verslag 2020 van het United Nations Environment Programme" (55013685C)

 

13.01  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, le 8 décembre 2020, le Programme des Nations Unies pour l'environnement (PNUE) publiait son rapport annuel sur l'écart entre les besoins et les perspectives en matière de réduction des émissions. Celui-ci souligne que, malgré la diminution des émissions de CO² due à la pandémie de covid-19, la tendance mondiale actuelle des émissions laisse entrevoir une augmentation des températures de 3°C au cours de ce siècle.

 

Le rapport souligne également qu'une "reprise économique consécutive à la crise du covid-19 (...), utilisée comme une ouverture pour poursuivre la décarbonation" constitue une condition sine qua non de la réduction des émissions de gaz à effet de serre d'ici 2030, laquelle se conformerait à l'objectif d'une limitation du réchauffement climatique à moins de 2°C, comme évoqué dans l'Accord de Paris.

 

Madame la ministre, mes questions sont les suivantes. Nous ne doutons pas que vous ayez pris connaissance de ce rapport. Pouvons-nous, dès lors, bénéficier de votre retour à son sujet?

 

Le rapport du PNUE présente une comparaison entre les émissions totales mondiales en 2030 suivant différents scénarios, plus particulièrement entre celui déterminé par les politiques actuelles et celui caractérisé par une réduction en 2030. Ce second scénario est marqué par une série de mesures en faveur d'un redressement économique post-covid, de navigation internationale, d'aviation et de modes de vie équitables à faible émission de carbone. Pouvons-nous connaître votre avis à cet égard et, plus particulièrement, à propos des mesures de redressement évoquées?

 

Enfin, bien que le rapport du PNUE n'aborde pas spécifiquement la politique menée en Belgique, pouvons-nous savoir si certaines des initiatives proposées pourraient être appliquées dans notre pays ou si d'autres pourraient être défendues par notre pays au plan européen?

 

13.02  Zakia Khattabi, ministre: Monsieur Senesael, le rapport du Programme des Nations Unies pour l'environnement (PNUE) constitue une contribution essentielle qui nous permet d'évaluer annuellement les progrès enregistrés et, surtout, les efforts qu'il reste à fournir à l'échelle mondiale.

 

Le premier enseignement que j'en retire est que nous n'avons toujours pas réussi à aborder le virage nécessaire à l'atteinte de notre objectif de limitation de la hausse des températures à long terme, tel qu'établi dans l'Accord de Paris. En effet, même si les émissions de gaz à effet de serre ont dégringolé temporairement en 2020, en raison de la crise sanitaire, les infrastructures et les modes de vie sous-jacents restent fortement carbonés. Sans changement structurel sur ce plan, nous ne parviendrons pas à infléchir suffisamment la tendance.

 

Le rapport souligne toutefois la hausse de l'ambition affichée par une partie croissante des pays du monde. À ce jour, les pays s'étant engagés sur la voie de la neutralité climatique représentent environ 60 % des émissions mondiales. Cela signifie que des politiques de décarbonation devront être mises en place très rapidement dans tous les secteurs et à tous les niveaux.

 

Le rapport du PNUE attire à juste titre notre attention sur une série de mesures dont celles que vous citez. L'aviation et la navigation internationales représentent actuellement environ 5 % des émissions mondiales de gaz à effet de serre. Il s'agit d'une part limitée mais qui est en pleine croissance et qui surtout échappe à la plupart des mesures prises ou à prendre au niveau national. Les développements actuels dans ces secteurs ne sont pas satisfaisants. Une réelle coopération dans ce domaine est donc indispensable pour également viser à terme la décarbonation de ces secteurs.

 

Un autre volet de mesures mis en évidence à juste titre dans le rapport concerne nos modes de vie. Des changements de style de vie, culturels et sociétaux, sont en effet indispensables afin d'accompagner les développements technologiques. Si les principales technologies de décarbonation à développer sont connues, de nouvelles formes d'innovation sociale doivent encore voir le jour afin de rendre possibles les modes de vie durables. Ceux-ci devront d'ailleurs intégrer pleinement la dimension de justice, sans quoi la transition ne pourra se concrétiser.

 

En ce qui concerne les mesures de relance, nous avons bien compris, tant au niveau européen qu'au niveau belge, l'opportunité historique que constitue, pour la transition climatique, la nécessité de relancer nos économies et de soutenir l'emploi par l'investissement public et par des mesures de soutien. Nous disposons actuellement d'une manne financière, notamment via les différentes sources européennes, dont une très grande partie sera consacrée à la transition verte, notamment dans le cadre du Plan de relance que mon collègue, M. Dermine, coordonne. Il s'agit d'une véritable impulsion positive que nous devrons encore amplifier dans les années à venir avec l'adoption d'un plan fédéral Climat contenant toute une série de mesures visant à rencontrer nos objectifs climatiques renforcés à l'horizon 2030.

 

13.03  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses qui satisfont tout à fait nos attentes.

 

Comme vous l'avez souligné, le virage qu'il faut prendre doit permettre d'infléchir la tendance. Ce doit être notre première préoccupation. Ensuite, il y a les politiques de décarbonation qui tendent à être mises en place car, on le sait, les résultats constatés sont insuffisants.

 

Les changements de style de vie doivent accompagner les innovations technologiques et sociales, avec des comportements qui doivent être réorientés.

 

Enfin, les mesures de relance sont à mon sens une énorme opportunité à saisir. Elles vont permettre une impulsion positive amplificatrice de nos comportements. Il faut en être bien conscient pour pouvoir être réactif et proactif.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Question de Daniel Senesael à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La pollution marine due aux activités terrestres" (55013696C)

14 Vraag van Daniel Senesael aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De zeeverontreiniging als gevolg van activiteiten op het land" (55013696C)

 

14.01  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, Protecting the Marine Environment from Land-based Activities, une note politique publiée le 20 janvier dernier par l'Institut international du développement durable souligne que la pollution marine due aux activités terrestres connaît une augmentation certaine.

 

Adopté par 108 gouvernements et par la Commission européenne en 1995, le Programme d'action mondial pour la protection du milieu marin contre la pollution due aux activités terrestres (GPA) a permis l'accomplissement de progrès relatifs à différentes formes de pollution, ce dont on peut se féliciter.

 

Toutefois, certains manquements ont été constatés depuis lors. Ils sont liés notamment aux déchets marins et à la gestion des nutriments.

 

Madame la ministre, pouvons-nous avoir des informations quant aux engagements de la Belgique au niveau national et européen dans le cadre du GPA? Pouvons-nous évaluer l'impact des activités terrestres de notre pays sur la pollution marine? De futures initiatives sont-elles envisagées en vue de lutter contre ce phénomène, notamment au niveau européen?

 

14.02  Zakia Khattabi, ministre: Monsieur le président, monsieur Senesael, le ministre fédéral en charge du dossier est le ministre compétent pour la Mer du Nord, mon collègue Vincent Van Quickenborne. Je vous renvoie donc vers lui pour ce qui concerne les engagements de la Belgique et l'évaluation générale de la situation de notre pays.

 

Cependant, un grand nombre d'acteurs contribuent à l'atteinte des objectifs de cette politique puisque le rapport identifie neuf catégories de sources de pollution marine et côtière: eaux usées, polluants organiques persistants, substances radioactives, métaux lourds, etc. Il s'agit notamment des Régions pour ce qui concerne l'assainissement des eaux, l'agriculture et la destruction des habitats.

 

Dans le cadre de mes compétences en matière de normes de produits, je vise à diminuer l'impact de ces sources polluantes sur l'environnement, que ce soit au niveau des produits chimiques, par les législations sur les POPs par exemple, mais aussi REACH où je défends un positionnement ambitieux de la Belgique dans le cadre du dossier de la restriction des microplastiques présents dans les produits.

 

Au niveau européen, l'initiative la plus importante pour ce qui concerne les produits de consommation est la publication de la directive sur les produits en plastique à usage unique qui vise à protéger les mers, en interdisant ou en restreignant une série de produits en plastique à usage unique, comme les assiettes, les couverts, les cotons-tiges, les récipients pour aliments (seulement les doses uniques) et les gobelets en polystyrène expansé. Cette directive est entrée en vigueur le 3 juillet 2020. Elle n'a donc pas encore montré tous ses effets.

 

14.03  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos éléments de réponse partielle.

 

J'interrogerai le ministre en charge de la Mer du Nord concernant les différents éléments repris dans la question. Je voudrais aussi souligner tout l'intérêt du groupe socialiste pour les produits en plastique à usage unique et leur suivi. Comme vous l'avez indiqué, le positionnement de la Belgique doit être ambitieux en la matière.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De Klimaatzaak tegen de bevoegde Belgische overheden" (55013846C)

15 Question de Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'Affaire Climat contre les autorités belges compétentes" (55013846C)

 

15.01  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, op 16 maart gaat de Klimaatzaak die burgers aanspanden tegen de bevoegde Belgische overheden, eindelijk van start, na een lange procedureslag. In onze buurlanden gaat het de klimaatzaken alvast voor de wind. In Nederland schreven burgers geschiedenis door de eerste Klimaatzaak te winnen. In Frankrijk volgde de overwinning vorige week woensdag. Dat is hoopgevend voor de Belgische Klimaatzaak die in het verleden op heel wat verzet en blokkeringen van de overheden op de beklaagdenbank kon rekenen. Ook de vorige federale regering koos ervoor om de Klimaatzaak vooral tegen te werken, maar een nieuwe regering draagt natuurlijk de hoop van een nieuw beleid in zich.

 

Zal deze regering het geweer dan ook van schouder veranderen en op zijn minst transparant meewerken aan de rechtszaak? Of onderneemt u misschien zelfs nog een poging om alle overheden en de initiatiefnemers van de Klimaatzaak rond de tafel te krijgen om toch nog tot een onderhandelde oplossing te komen?

 

Wat is de positie van deze regering ten opzichte van de Klimaatzaak en hoe zult u die aanpakken?

 

15.02 Minister Zakia Khattabi: Mevrouw Daems, hopelijk hebt u er begrip voor dat wij rechtszaken in de rechtbank voeren en niet in het Parlement, zeker als wij als overheid zelf op de beklaagdenbank zitten. Het spreekt voor zich dat ik om die reden erg karig en voorzichtig zal zijn met commentaar, zolang de rechtszaak loopt.

 

De grond van de zaak is echter glashelder en daar staan wij als federale overheid recht in onze schoenen. De Klimaatzaak vindt dat overheden gevaarlijke klimaatveranderingen moeten vermijden, in de eerste plaats door de broeikasgasemissies voldoende te reduceren. Zo schuiven de mede-eisers een reductiedoelstelling van minimaal –55 % voor 2030 naar voren.

 

Zoals u weet, omarmt Europa intussen die reductiedoelstelling. De Europese Unie heeft in december beslist om de emissies met minimaal –55 % te reduceren binnen Europa. Ze kan daarvoor niet alleen op steun rekenen van de federale overheid in de Europese debatten, deze regering heeft zich in haar regeerakkoord namelijk voorgenomen om met de eigen bevoegdheden de –55 % waar te maken. Daar werk ik aan, dag in, dag uit. Wij boeken reeds veel vooruitgang, onder meer met de investeringen in het nationale Plan voor Herstel en Veerkracht en met de verschillende hervormingen die nu op de tafel liggen. De komende maanden en jaren wil ik vooral in daden, niet in woorden, aantonen dat wij gevaarlijke klimaatveranderingen voorkomen en onze zorgplicht voor alle levende wezens ten volle opnemen.

 

15.03  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw verduidelijking. Wij vinden dat de Belgische overheden nog altijd veel te weinig doen op het vlak van klimaat. Het is daarom goed dat burgers in actie schieten en niet bij de pakken blijven zitten. Als de massale klimaatmobilisaties van 2019 ons iets hebben geleerd, dan wel dat druk van onderuit werkt. Ik hoop dan ook dat de Belgische Klimaatzaak haar slag thuis zal halen en dat de Belgische overheden eindelijk verplicht worden om een klimaatbeleid te voeren in lijn met de noden. Intussen kijken wij uit naar de acties op 14 maart van meer dan 60.000 medestanders van de Klimaatzaak.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Mercosur" (55013849C)

16 Question de Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'accord de libre échange entre l'UE et le Mercosur" (55013849C)

 

16.01  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, vorige week kregen de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers een open brief in de bus van Youth for Climate over het EU-Mercosurakkoord, dat binnenkort voor ratificatie zal voorliggen in de Kamer.

 

In het hart van de Mercosurzone ligt het Amazoneregenwoud. Een jaar geleden zeilden enkele leden van Youth for Climate naar het Amazonewoud om de COP 25 Amazonia, Centro del Mundo bij te wonen. Daar hadden zij de gelegenheid om ideeën uit te wisselen met wetenschappers, antropologen, jonge Braziliaanse activisten en leiders van inheemse gemeenschappen in het Amazonegebied.

 

Na die ervaring waren ze vastbesloten er alles aan te doen om dat uiterst waardevolle gebied, de longen van onze planeet en zijn inwoners te beschermen. Ze doken in wetenschappelijke rapporten en bestudeerden beleidsdocumenten  en politieke initiatieven die ermee te maken hadden.

 

Zij kwamen tot de conclusie dat de ratificatie en inwerkingtreding van het vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en Mercosur om vier redenen een ramp zou zijn, niet alleen voor het Amazonegebied maar voor alle gebieden waarop het akkoord betrekking heeft en voor de inwoners van die gebieden.

 

Ten eerste, het akkoord betekent een ramp voor het klimaat en voor de biodiversiteit omdat het de ontbossing en uitstoot van broeikasgassen zal doen toenemen.

 

Ten tweede, de deal is ook catastrofaal voor onze boeren, die zouden moeten concurreren met oneerlijke, goedkope import van enorme hoeveelheden ondermaats vlees aan heel hoge kosten voor onze planeet.

 

Ten derde, het is een ramp voor de inheemse gemeenschappen en de milieuverdedigers, die de verdediging van het Amazonegebied vandaag al met hun leven betalen.

 

Ten slotte, het zou ook een ramp zijn voor de volksgezondheid omdat onze borden nog meer zullen worden overspoeld met voedsel beladen met pesticiden, waarvan er veel in Europa verboden zijn, maar ook omdat massale ontbossing in combinatie met intensieve veehouderij het ontstaan van pandemieën zoals COVID-19 bevordert.

 

In uw hoedanigheid van minister voor Duurzame Ontwikkeling bent u medeverantwoordelijk voor de beslissingen over en de impact van dergelijke handelsakkoorden op milieu- en mensenrechten.

 

De ambitie van de huidige regering indachtig, om via handelsakkoorden hoge sociale en milieustandaarden af te dwingen, wil ik u het volgende vragen.

 

Bent u van plan het desastreuze akkoord toch te ratificeren? Hoe rechtvaardigt u dat?

 

Zult u de nefaste effecten op klimaat, leefmilieu en duurzame ontwikkeling doornemen met uw collega, minister Wilmès, en de wenselijkheid evalueren van het ter ratificatie voorleggen van het akkoord?

 

Hoe bent u precies betrokken bij het besluitvormingsproces daaromtrent?

 

Welke positie zult u innemen wanneer dit akkoord ter stemming voorligt op de Raad van de Europese Unie?

 

Tot slot, bent u voor de heronderhandeling van het akkoord?

 

16.02 Minister Zakia Khattabi: Mevrouw Daems, ik herinner u eraan dat de onderhandelingen in 1999 werden opgestart. Sindsdien is de wereld veranderd. Bovendien heeft de internationale gemeenschap zich nieuwe doelstellingen gesteld, waarbij ik denk aan de SDG's.

 

Ik hecht bijzondere aandacht aan de inhoud van het akkoord tussen Mercosur en de Europese Unie en aan alle informatie die ons een zicht geeft op de vermoedelijke gevolgen van de ondertekening ervan op het vlak van leefmilieu, op sociaal vlak en in ruimere zin op het vlak van de mensenrechten. Het debat wordt eveneens gevoed door het maatschappelijk middenveld, waarvan de inbreng sterk wordt gewaardeerd.

 

In mijn ogen staat duurzame ontwikkeling niet haaks op internationale handel en omgekeerd. Het handelsverkeer moet echter wel omkaderd worden met strikte sociale normen en milieunormen. Dat is precies de beleidslijn waartoe de regering zich heeft verbonden. Ik citeer de passage uit het regeerakkoord die ons ter zake rechtstreeks aanbelangt: "Wij steunen actief de Europese aanpak om via handelsakkoorden hoge sociale en milieustandaarden, fundamentele normen enzovoort, als basis te nemen voor onze relaties met derde landen. België accepteert dan ook enkel nieuwe handels- en investeringsakkoorden waar deze standaarden bindend en afdwingbaar zijn."

 

Youth for Climate wijst volkomen terecht op de gevolgen die een dergelijk akkoord kan hebben op de biodiversiteit en de ontbossing. Zo weten wij dat 10 % van de ontbossing van het Amazonewoud nu al kan worden toegeschreven aan de lidstaten van de Europese Unie. Met de ondertekening van het akkoord zou de ontbossing nog met 5 tot 25 % per jaar kunnen toenemen gedurende zes jaar, alleen al als gevolg van de verhoogde vleesuitvoer die uit het akkoord zou voortvloeien.

 

Wat mij daarnaast vooral zorgen baart in het huidige akkoord, is het ontbreken van bindende engagementen in het hoofdstuk "Trade and sustainable development". Er wordt wel een reeks volkomen relevante verbintenissen vermeld, maar die houden niet het wettelijk bindend engagement in om sociale normen en milieunormen in acht te nemen.

 

U vraagt mij eveneens of ik van plan ben om de minister van Buitenlandse Zaken, Sophie Wilmès, hierover aan te spreken. Dat zal ik uiteraard doen. Mag ik u alvast verwijzen naar haar uitspraak hierover in de beleidsnota die ze aan de Kamer heeft voorgelegd? Ik citeer: "De Belgische bekommernissen inzake ontbossing, de strijd tegen de klimaatopwarming en duurzame ontwikkelingen werden naar voren gebracht. België heeft voorts gewezen op het probleem van de mogelijke gecumuleerde weerslag van de handelsovereenkomsten voor de Belgische landbouw. De steun van België aan de overeenkomst zal moeten worden onderworpen aan de voorwaarde dat een aantal concrete en executoire verbintenissen worden toegevoegd, waarmee wordt beoogd dat de in de overeenkomst voorgestane standaarden daadwerkelijk zullen worden toegepast."

 

Als minister bevoegd voor de Green Deal zie ik een tegenstelling tussen de beginselen die de Commissie in de Green Deal heeft ingeschreven, de nieuwe koers die als kompas voor ons beleid in de EU werd aangenomen, en de ondertekening van het akkoord, zoals dat nu is opgesteld.

 

Kortom, de tegenstrijdigheden van een dergelijk akkoord, met de uitdagingen die vandaag de onze zijn op sociaal vlak en op het vlak van milieu en gezondheid, lijken mij veel te groot te zijn voor een ratificatie van het akkoord, zoals het nu voorligt. Ik zal die stem in de regering laten horen en mij daarvoor beroepen op studies en analyses die mijn administratie heeft uitgevoerd.

 

Ik verzet mij dus niet tegen een handelsakkoord als dusdanig, maar net als de hele regering zal ik erop toezien dat elk commercieel akkoord dat door België wordt geratificeerd, ook volop voorziet in milieunormen en sociale normen en tevens het voorzorgsprincipe hanteert.

 

De bevoegde Belgische parlementen zullen zich uiteindelijk op basis van het uiteindelijke resultaat van de onderhandelingen over een ratificatie van het vrijhandelsakkoord moeten uitspreken.

 

16.03  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, het verheugt mij alvast dat u de eisen van de jonge verdedigers van ecologische en sociale rechtvaardigheid terecht vindt. Ik hoop dat het als resultaat zal hebben dat België het EU-Mercosurverdrag in zijn huidige vorm zal verwerpen. Wij zijn blij dat u niet zomaar meegaat in het ratificeren van slechte verdragen die door de vorige regering ondertekend zijn. Het zou een mooi voorbeeld van beleidscoherentie zijn, als u geen genoegen neemt met de desastreuze sociale standaarden en milieustandaarden in het huidige verdrag tussen de EU en Mercosur. Wij hopen dus alvast dat u de daad bij het woord voegt en goede sociale normen en milieustandaarden afdwingt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van Kris Verduyckt aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De invoering van statiegeld op blikjes in Nederland" (55013953C)

17 Question de Kris Verduyckt à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'instauration du cautionnement des canettes aux Pays-Bas" (55013953C)

 

17.01  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik las in de pers dat men in Nederland het systeem van statiegeld definitief op de rails heeft gezet. Men zal dat in twee stappen doen. Ik heb dat systeem eens bekeken, dat ziet er prima uit.

 

Dit was voor mij een goede aanleiding om nog eens naar het regeerakkoord te kijken. Daarin sprak de federale regering de ambitie uit om met medewerking van de regionale overheden dit principe ook in ons land op te zetten. Brussel en Wallonië zijn misschien minder een probleem, daar staat die invoering ook in het regeerakkoord. In Vlaanderen horen wij voorlopig echter nog niet veel.

 

Mevrouw de minister, hebt u daarover reeds gesprekken gevoerd? Wat is de stand van zaken?

 

17.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Verduyckt, hoewel de maatregelen in dit dossier grotendeels onder de bevoegdheid vallen van mijn collega, minister Van Peteghem, past het invoeren van statiegeld ook binnen het federale actieplan met betrekking tot de circulaire economie. Wij streven daarin naar minder afval en meer secundaire grondstoffen.

 

Momenteel werk ik samen met mijn collega, minister Dermagne, en in afstemming met de deelstaten aan een federaal actieplan inzake circulaire economie om het grondstoffengebruik en de materialenvoetafdruk in productie en consumptie sterk te verminderen. De streefdatum hiervoor is 2070.

 

Ik zie de invoering van een verpakkingsheffing dan ook als een hefboom in de transitie naar een circulaire economie. Het kan er namelijk voor zorgen dat materialen in de economie blijven circuleren en dus niet terechtkomen in de natuur.

 

Een verpakkingsheffing alleen is echter niet voldoende. Wij moeten het probleem aanpakken bij de bron. Er wordt ingezet op het wegwerken van wetgevende en financiële barrières, productnormering en de verlenging van de levensduur van producten. U kunt hierbij denken aan de creatie van nieuwe waarde en waardebehoud, meer nadruk op hergebruik, herstel en nieuwe bedrijfsmodellen. Ook moet er anders ontworpen worden, aangezien 80 % van de milieu-impact van een product wordt bepaald in de ontwerpfase. Het gaat dus ook over het fundamenteel herdenken van producten en het systeem waarin die worden toegepast en over een verregaande samenwerking tussen alle betrokken actoren.

 

Het is dan ook binnen deze samenwerking dat er de komende weken overleg zal gepleegd worden met de deelstaten, maar bijvoorbeeld ook met de collega's in Nederland en de Benelux.

 

17.03  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Uw collega Dermagne had vorige week op een andere vraag van mij ook al geantwoord dat u aan het actieplan voor de circulaire economie werkt. Ik vind dat heel goed nieuws, want ik denk dat er heel veel opportuniteiten zijn. Er komen hierbij natuurlijk heel veel zaken kijken. U verwijst naar de heffing op verpakkingen, maar er zijn er nog andere.

 

Ik ken uw standpunt over het statiegeld, maar ik ben heel ongeduldig. Het probleem is gekend, we weten dat statiegeld een deel van de oplossing is en dat het in verschillende landen werkt. We weten dat een meerderheid van de consumenten daarvan voorstander is en dat de sector ondertussen zelfs zegt dat het systeem er mag komen.

 

Het ligt vandaag dus vooral in de handen van de politiek. Misschien ligt het niet volledig in uw handen, maar u kunt in gesprekken met uw collega's zeggen dat u daarover veel vragen krijgt in de federale commissie en dat u het daar niet meer uitgelegd krijgt waarom het systeem nog niet bestaat in ons land. In die zin kunt u onze steun dus gebruiken om het erdoor te drukken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17.04  Zakia Khattabi , ministre: Monsieur le président, je voudrais juste remercier les collègues: j'avais demandé que les questions ne rentrent pas à la dernière minute. Et ils m'ont entendue, c'est d'ailleurs pour ça que les réponses sont plus longues, nous avons bien eu le temps d'y répondre. Malgré tout, en une heure trente, nous avons traité treize questions.

 

18 Vraag van Melissa Depraetere aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het snel inschakelen van incassobureaus door energiebedrijven" (55012969C)

18 Question de Melissa Depraetere à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le recours quasi immédiat, par les fournisseurs d'énergie, aux agences de recouvrement" (55012969C)

 

18.01  Melissa Depraetere (sp.a): Mevrouw de minister, de Federale Ombudsdienst voor Energie krijgt steeds meer klachten over energiebedrijven die incassobureaus inschakelen voor onbetaalde facturen. Uit het jaarrapport van de Ombudsdienst blijkt dat het aantal klachten hierover met 14% stijgt (van 334 dossiers in 2019 naar 381 dossiers in 2020), en dat terwijl het totaal aantal klachten bij de Ombudsdienst in dalende lijn is.

 

Eerst moeten energiebedrijven een herinnering sturen na 14 dagen. Nog eens twee weken later kan een ingebrekestelling worden verstuurd. Men moet ook communiceren dat klanten recht hebben op een afbetalingsplan. Maar energiebedrijven kunnen zelf kiezen of men de schuldvordering (en alle voorgaande stappen) doorstuurt naar een extern bedrijf. Incassobureaus sturen vaak geen herinnering of laten klanten onderhandelen over een eventueel afbetalingsplan.

 

Het Regeerakkoord voorziet volgende passage: “In de strijd tegen overmatige schuldenlast neemt de regering maatregelen om de kosten verbonden aan gerechtelijke en minnelijke schuldinvordering te reduceren. Het gaat om zowel kosten verbonden aan de tussenkomst van de professionele invorderaar als kosten verbonden aan de procedure zelf. Er wordt gestreefd naar een gecentraliseerde en ethische schuldinvordering van schulden verschuldigd aan de federale overheid”.

 

De ombudsdienst probeert het gebruik van incassobureaus af te raden. Welke stappen kan u ondernemen?

 

18.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Depraetere, dank u wel voor uw vraag en het onderwerp, waar u al zo lang rond werkt, namelijk het inschakelen van incassobureaus.

 

Het versterken van de samenwerking met de ombudsman voor Energie is essentieel daarin. We hebben aan het begin van dit jaar al een eerste overleg gehad met de ombudsdienst. De leveranciers leveren veel inspanningen om hun facturen betaald te krijgen. Dit doen ze niet enkel voor zichzelf, maar ook bijvoorbeeld voor de netbeheerders. De leverancier int namelijk de volledige factuur. Sommige leveranciers doen voor het invorderen een beroep op incassobureaus. Dit mag geen afbreuk doen aan de rechten van de consumenten, zoals een herinneringsbrief binnen veertien dagen en aangeven dat mensen recht hebben op een afbetalingsplan. We moeten dit element meenemen bij de evaluatie van het consumentenakkoord. Dat is opgenomen in het regeerakkoord.

 

We moeten dit op een holistische manier aanpakken. De invordering van de factuur is ook in de regionale wetgeving verankerd, maar de link met de incassobureaus moeten we in het kader van de herziening van het consumentenakkoord ook meenemen. Zo kunnen we op een holistische manier bekijken hoe de verschillende bevoegdheden kunnen samenwerken. U bent heel actief geweest rond de betaaltermijn van facturen in de commissie voor Economie, Consumentenbescherming en Digitale Agenda. Hier komen de bevoegdheden van Economie en Energie samen en moeten we die synergie wel creëren om voor een effectieve beleidsvoering te zorgen.

 

18.03  Melissa Depraetere (sp.a): Mevrouw de minister, we zijn al veel met het dossier bezig geweest en het eerste uitgangspunt is uiteraard dat de factuur moet worden betaald. Daar moeten alle middelen voor worden ingezet. Daar ben ik het absoluut mee eens. Ik ben ook blij dat u zegt dat daarbij wel alle rechten moeten worden gerespecteerd.

 

Het baart mij wel wat zorgen dat de cijfers, zeker in deze periode, toch zo hard stijgen. De beste manier om een factuur te laten betalen, is vaak niet door het inschakelen van een incassobureau of andere invorderaars, maar door simpelweg vanuit het bedrijf een afbetalingsplan op te maken. Vaak is dat de snelste manier om die schuld afbetaald te zien, maar ook om ervoor te zorgen dat de consument niet geconfronteerd wordt met een opstapeling van schulden.

 

Ik ben blij te horen dat u ermee aan de slag gaat en we komen daar ongetwijfeld nog op terug hier.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

19 Question de Malik Ben Achour à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le projet MYRRHA" (55013072C)

19 Vraag van Malik Ben Achour aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het MYRRHA-project" (55013072C)

 

19.01  Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, début janvier, le CEN a déclaré avoir franchi une étape importante dans le projet de réacteur MYRRHA, en réussissant à générer un faisceau de protons à pleine puissance pendant plusieurs heures. Au final, ces particules doivent entraîner ledit réacteur via un accélérateur de particules, de sorte que les déchets nucléaires des centrales puissent à nouveau être utilisés comme combustible dans le réacteur nucléaire. Ainsi, le stock de déchets s'amenuiserait, de même que leur toxicité. Le directeur adjoint du CEN évoque une réduction de la durée de radiotoxicité des déchets de 10 000 ans (après traitements chimiques) à 300 ans.

 

Selon lui, en collaboration avec les grands pays nucléaires: "Avec MYRRHA, le CEN est à la dernière étape expérimentale avant d'évoluer vers des centrales industrielles de 400 MW, capables de traiter l'ensemble des déchets nucléaires européens. Il avance en outre que les installations semi-industrielles devraient être prêtes d'ici 2040 ou 2050 et que "si l'on construit quinze installations de ce type en Europe, nous disposerons d'une capacité suffisante d'ici 2070 ou 2080 pour traiter les déchets hautement radioactifs des 144 réacteurs nucléaires que compte l'Union européenne. Un site de la taille de Doel ou Tihange suffirait pour traiter tous les déchets."

 

Toutefois, de nombreux obstacles doivent encore être surmontés pour mener à bien l'ensemble du projet MYRRHA, dont la question du financement. Le CEN compte beaucoup sur le soutien international.

 

Madame la ministre, pourriez-vous nous en dire plus sur ladite étape importante franchie par le CEN? Pourriez-vous plus généralement nous dresser un état des lieux du projet MYRRHA, y compris en matière de financement, mais aussi du projet SMART? Comment a-t-on progressé sur ces projets au cours de ces derniers mois? Quels sont concrètement les résultats actuels des prospections menées dans le cadre de l'outreach international concernant MYRRHA?

 

19.02  Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur Ben Achour, je souligne ce qui est repris dans l'accord de gouvernement, notamment que la Belgique possède des institutions de pointe, avec beaucoup de savoir-faire, et que nous reconnaissons l'excellence de la recherche du SCK CEN et de l'IRE et que nous continuons à les soutenir.

 

S'agissant du projet SMART, depuis 2018, l'IRE réalise la phase de recherche et de développement de la technologie de production de molybdène 99 au départ de molybdène 100. Ce projet innovant a pour ambition de pouvoir se passer à terme de l'utilisation d'uranium pour produire ce radioisotope médical indispensable.

 

Cette phase comprend des études théoriques, la construction d'installations de tests et des essais réels.

 

Le planning de réalisation de cette phase d'études et d'essais s'étend jusqu'en 2022, date à laquelle il devrait être possible de confirmer ou non la viabilité industrielle de ce procédé. À la fin de cette phase, l'IRE sera en mesure de décider si elle investira dans une ligne de production de molécules de Molybdène-99. Si cette décision est prise, les premières productions commerciales de Molybdène-99 à partir de l'accélérateur devraient intervenir dans la seconde moitié de 2028.

 

À ce jour, l'IRE n'a identifié aucune difficulté technique majeure qui pourrait faire craindre une impossibilité technologique de ce procédé. L'IRE reste donc, à ce jour, confiant pour démontrer la viabilité industrielle de cette technologie innovante et disruptive dans le secteur des radioisotopes médicaux, projet qui est également repris dans le plan de relance du gouvernement.

 

En ce qui concerne MYRRHA, ce sont les mêmes réponses fournies aux questions de M. Bombled auxquelles j'ai déjà répondu. Pour résumer, l'étape importante annoncée par le SKC-CEN consiste en la première accélération  du faisceau de protons de MYRRHA. Pour la première fois, la radiofrequency quadruple a produit un faisceau de protons aux conditions et critères requis pour entraîner l'accélérateur de particules.

 

Pour ce qui concerne le financement, j'ai aussi répondu à cette même question de M. Bombled. Je répéterai ce que j'ai dit: j'ai chargé mes services et mon administration de travailler à la constitution de l'AISBL MYRRHA prévue dans la décision de 2018 qui aura pour but premier d'attirer des partenaires étrangers. C'est une étape importante pour aider le SCK CEN dans le projet MYRRHA. Je mettrai cette décision en œuvre avec mon collègue Thomas Dermine également compétent en cette matière. Nous procèderons bientôt aux prochaines étapes.

 

19.03  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, je vais me référer au rapport de la réponse qui a été faite au collègue, M. Bombled.

 

Il aurait été intéressant, si la réponse est commune, de pouvoir joindre les deux questions. Encore aurait-il fallu que leur objet soit peut-être explicité plus clairement, pour permettre aux services d'organiser l'agenda de manière plus cohérente.

 

Je me réjouis des réponses qui sont plutôt optimistes sur la suite de ce projet important, qui pourrait d'ailleurs révolutionner notre vision de l'industrie et de la gestion des déchets nucléaires, avec évidemment de vraies opportunités pour la Belgique de se positionner à la pointe de la technologie. Je vous remercie et ne manquerai pas de revenir sur le sujet quand ce sera nécessaire.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

20 Question de Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le monitoring relatif à la sécurité d’approvisionnement et à l’évolution du coût de l’énergie" (55013090C)

20 Vraag van Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De monitoring van de continuïteit van de energievoorziening en de evolutie van de energiekosten" (55013090C)

 

20.01  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, madame la ministre, ma question écrite étant très succincte, je vais lui donner un peu plus de chair.

 

Vous le savez – vous prenez d'ailleurs vos responsabilités en la matière, ce qui est très bien –, la sécurité d'approvisionnement est un constant souci que ce soit pour aujourd'hui ou pour demain, et certainement pour après 2025. L'évolution du coût de l'énergie l'est tout autant. Ces deux éléments sont évidemment éminemment en relation l'un avec l'autre. C'est la raison pour laquelle il importe d'examiner leur évolution et de suivre cette dernière pas à pas avec toute la vigilance nécessaire.

 

Madame la ministre, qu'avez-vous entrepris, depuis votre installation, pour élaborer ce suivi? Pouvons-nous en connaître les premiers éléments? Pouvons-nous éventuellement recevoir les rapports des différentes réunions s'étant déjà tenues dans le cadre du comité de suivi que vous auriez installé à cet effet?

 

20.02  Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur le président, madame Marghem, un certain nombre d'instruments de contrôle de la sécurité d'approvisionnement existe déjà.

 

Outre la surveillance constante de la sécurité de l'approvisionnement par mon administration, il y a les rapports relatifs à la réserve stratégique. De plus, mon administration coopère pleinement à la prochaine étude d'Elia sur l'adéquation et la flexibilité.

 

L'analyse de la surveillance des coûts énergétiques est également en cours. Je me réfère ici à la réponse que j'ai donnée aux questions de MM. Bert Wollants et Kurt Ravyts, voici deux semaines.

 

La semaine passée, mon cabinet a eu une réunion avec la CREG afin d'avoir un aperçu des travaux préparatoires et du travail déjà réalisé dans le passé.

 

Pour ce qui me concerne, j'ai entamé, toujours la semaine dernière, des discussions avec les parties prenantes. C'est ainsi que j'ai eu une réunion avec des membres de la FEB. J'ai également répondu à une question similaire de M. Kris Verduyckt qui m'a demandé quelles étaient les associations avec lesquelles je comptais m'entretenir. J'organiserai des sessions similaires notamment avec UNIZO, l'UCM, les syndicats, Test Achats et la Fondation Roi Baudouin. Enfin, j'ai l'intention de demander l'avis du Conseil consultatif de la CREG à ce sujet; c'est important car c'est dans le cadre de ce Conseil que tous les stakeholders se réunissent. 

 

20.03  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse.

 

J'ai assisté en effet aux commissions que vous rappeliez tout à l'heure. Cependant, le nombre de questions est tel que ces réunions s'étalent dans le temps. Je me serais satisfaite de la réponse apportée la dernière fois, si j'avais pu poser ma question ce jour-là. Depuis lors, un peu de temps s'est écoulé. Vous avez pu la relier à ce qu'il s'est passé dans l'intervalle, et je vous en remercie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

21 Question de Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le renforcement du cadre législatif relatif aux provisions nucléaires" (55013091C)

21 Vraag van Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De versterking van het wetgevende kader inzake de nucleaire voorzieningen" (55013091C)

 

21.01  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, vous savez qu'un renforcement de la loi du 11 avril 2003 relative à l'existence, la suffisance et la disponibilité des provisions nucléaires est nécessaire. J'ai déposé une proposition de loi à ce sujet que vous connaissez probablement. Que comptez-vous faire en ce qui vous concerne pour que le cadre législatif belge garantisse les trois exigences que je viens de citer (existence, suffisance et disponibilité des provisions nucléaires) et qui sont destinées au démantèlement de nos centrales nucléaires et au traitement des déchets radioactifs? Je vous remercie pour vos réponses.

 

21.02  Tinne Van der Straeten, ministre: Madame Marghem, dès le début de mon mandat, j'ai pris contact avec la Commission des provisions nucléaires pour faire un état des lieux de ce dossier. Fin décembre 2020, j'ai chargé la commission de me remettre un avis sur la question du renforcement de la loi du 11 avril 2003 et ceci pour début février 2022. Vous savez que dans l'accord de gouvernement, il est inscrit qu'on procédera à l'optimisation du cadre législatif à partir d'un avis de la Commission.

 

La Commission m'a confirmé y travailler mais elle m'a demandé de remettre cet avis fin février pour pouvoir finaliser les analyses techniques en cours. J'ai accepté cette demande. Une fois en possession de cet avis, je l'analyserai afin de définir les lignes directrices de ma future proposition de modification de loi pour donner toutes les garanties en matière d'existence, de suffisance et de disponibilité des provisions nucléaires. Vu la complexité de ce dossier, ce processus prendra encore quelques mois mais, comme vous avez pu le lire dans ma note de politique générale, c'est une de mes priorités pour 2021.

 

21.03  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, la Commission des provisions nucléaires va vous remettre cet avis à la fin de février 2021 ou 2022? Je n'ai pas bien entendu.

 

21.04  Tinne Van der Straeten, ministre: Ce sera pour 2021.

 

21.05  Marie-Christine Marghem (MR): En effet, vous avez dit 2022 – cela peut arriver – et je m'étonnais un peu d'autant plus qu'elle a déjà longuement et profondément étudié ce sujet. J'ai donc été un peu surprise par la longueur de ce délai. Je suis maintenant rassurée et je suivrai évidemment les adaptations que vous projetterez après avoir analysé cet avis. Cet avis pourra-t-il nous être communiqué?

 

Le président: Si la ministre répond, nous sommes partis pour un deuxième tour.

 

21.06  Marie-Christine Marghem (MR): Ce n'est pas répondre! Cet avis peut-il nous être communiqué? C'est tout!

 

21.07  Tinne Van der Straeten, ministre: Je n'ai pas encore de décision, ni d'avis à ce sujet. J'attends l'avis, puis nous entamerons les travaux pour un projet de loi. Nous procéderons étape par étape. Je n'ai pas encore reçu cet avis, donc je ne sais pas quand je le transmettrai.

 

21.08  Marie-Christine Marghem (MR): Je vous réinterrogerai à ce sujet.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Ik blijf bij het Reglement. Men stelt een vraag, men krijgt een antwoord, en men geeft een repliek.

 

Si, dans la réplique, une nouvelle question est posée, le Règlement ne permet pas de poursuivre la discussion. Je demanderai à la collègue Marghem de mettre ce sujet à l'ordre du jour de la Conférence des présidents. Je ne peux permettre cette situation. Le Règlement, c'est le Règlement! Si l'on sort de ce Règlement, à chaque nouvelle question, on part pour la gloire! Je ne peux donc pas l'accepter. La ministre a répondu. Normalement, le dernier mot revient au Parlement, mais nous n'allons pas continuer comme cela.

 

21.09  Marie-Christine Marghem (MR): Il n'y a pas de problème. Je poserai la question à la Conférence des présidents.

 

Le président: Parfait! Je vous y rencontrerai.

 

22 Questions jointes de

- Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Doel 1 et Doel 2" (55013092C)

- Samuel Cogolati à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La suspension de l'exportation de combustible nucléaire de Lingen" (55013122C)

- Reccino Van Lommel à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La possible pénurie de combustibles nucléaires pour les réacteurs nucléaires de Doel 1 et 2" (55013332C)

- Leen Dierick à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Une possible pénurie de combustible nucléaire pour Doel 1 et Doel 2" (55013817C)

22 Samengevoegde vragen van

- Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Doel 1 en Doel 2" (55013092C)

- Samuel Cogolati aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De opschorting van de uitvoer van kernbrandstof uit Lingen" (55013122C)

- Reccino Van Lommel aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het mogelijke tekort aan nucleaire splijtstof voor de kernreactoren Doel 1 en Doel 2" (55013332C)

- Leen Dierick aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Een mogelijk tekort aan nucleaire splijtstof voor Doel 1 en Doel 2" (55013817C)

 

22.01  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, madame la ministre, je souhaiterais connaître l'état d'avancement du dossier administratif lié à la préparation des études d'incidence relatives à Doel 1 et Doel 2 et, plus exactement, consécutives à l'arrêt rendu par la Cour constitutionnelle voici plus d'un an en cette matière. Quand la consultation du public est-elle prévue? Quand le projet de loi modificatif sera-t-il déposé au Parlement?

 

22.02  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, je vous ai déjà interrogé à deux reprises (le 27 octobre et 8 décembre 2020) au sujet de la suspension de l'exportation de combustible nucléaire depuis l'Allemagne. Début janvier, la Fédération allemande pour l'environnement et la protection de la nature (BUND) s'est à son tour opposée à l'exportation de 52 éléments combustibles de Lingen vers Doel. En attendant un nouveau jugement, l'objection déposée par le BUND a encore un effet suspensif, et empêche toujours le transport des éléments combustibles vers Doel.

 

Que prévoit cette fois Engie Electrabel pour trouver un autre fournisseur? Le risque de pénurie est-il réel? Les réacteurs de Doel 1 et 2 devraient-ils alors se mettre à l'arrêt, et si oui, pour quelle durée? D'autres réacteurs nucléaires belges pourraient-ils être impactés par l'arrêt de l'exportation de combustible nucléaire depuis l'Allemagne (vu que 25% du combustible est produit en Allemagne), et si oui, lesquels?

 

22.03  Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, zoals wij allemaal weten, krijgen de kernreactoren Doel 1 en 2 hun brandstof aangeleverd vanuit Duitsland. Er zijn echter beroepsprocedures opgestart tegen de toegekende transportvergunning voor de splijtstof. Een rechtbank oordeelde eerder reeds dat de eerste beroepsprocedure niet opschortend werkt. Er is op zich dus nu geen groot probleem. Er loopt echter nog steeds een tweede beroepsprocedure. Daarvan weten wij nog steeds niet of deze opschortend zal werken.

 

De brandstof van die kernreactoren wordt geplaatst tijdens de geplande revisie. Die vindt voor Doel 1 plaats tussen mei en begin juli 2021 en voor Doel 2 reeds tussen eind maart en begin mei 2021.

 

Mevrouw de minister, u verklaarde reeds dat u dat mogelijke tekort zeer ernstig neemt. Ik had in dat verband graag van u vernomen of u reeds contact hebt opgenomen met de exploitant? Zo ja, welke informatie en toelichting hebt u daar meegekregen met betrekking tot de actuele situatie?

 

Welke inschatting maakt u zelf van heel deze situatie? Hebt u zelf reeds contact opgenomen met de Duitse overheden met betrekking tot deze problematiek?

 

22.04  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de kernreactoren Doel 1 en Doel 2 krijgen hun nucleaire brandstof vanuit Duitsland geleverd. In Duitsland zijn beroepsprocedures opgestart tegen de toegekend transportvergunning van de splijtstof. Zo werd recent nog een tweede beroepsprocedure opgestart en daarvan is het niet duidelijk of die opschortend werkt en er dus nog brandstof geleverd kan worden. Deze onduidelijkheid mag niet lang meer duren want de brandstof moet in de kernreactoren geplaatst worden tijdens hun geplande revisie. Voor Doel 1 vindt deze plaats tussen eind mei en begin juli en voor Doel 2 al eind maart tot begin mei. Het is op korte termijn niet evident om eventueel ergens anders nog brandstof te krijgen voor deze twee kernreactoren.

 

Heeft de minister al contact opgenomen met de uitbater van de kernreactoren en eventueel met Duitsland? Zo ja, wat is het resultaat? Zal door dit probleem en eventuele stillegging van Doel 1 en 2 er een impact zijn op de bevoorradingszekerheid? Zo ja, welke? Zijn er volgens de minister alternatieven indien blijkt dat de brandstof niet vanuit Duitsland kan geleverd worden? Welke initiatieven zal de minister nemen?

 

22.05  Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur le président, en ce qui concerne les questions de Mme Marghem, le SCK CEN est en train de clore le volet sécurité d'approvisionnement de cette étude d'impact environnemental relative au report de la désactivation des centrales de Doel 1 et 2. À la fin du mois de décembre, j'ai notifié les autorités régionales et fédérales de notre intention d'organiser cette consultation publique avant l'été. Mon administration et nos conseils sont en train de parachever les détails de celle-ci. Ils me proposent un planning détaillé en février, après une prise de contact avec les administrations régionales concernées. Ce calendrier n'a pas été modifié.

 

J'envisage de déposer le projet de loi "réparation" pour la fin de l'année ou, au plus tard, pour le début de 2022. Comme je l'ai toujours indiqué, nous nous servirons de 2021 pour accomplir tout ce qui est requis par l'arrêt de la Cour constitutionnelle et de 2022 pour nous consacrer au travail législatif.

 

Wat de vragen over de nucleaire splijtstof betreft, Electrabel houdt mijn diensten en mijn administratie op de hoogte over de evolutie van dit dossier. Electrabel heeft mij de volgende informatie gegeven.

 

Ten eerste, op dit moment loopt in Duitsland een juridische procedure met betrekking tot een vergelijkbaar transportdossier, een procedure die in de loop van de komende weken meer duidelijkheid moet brengen over de nog geplande transporten naar Doel.

 

Ten tweede, Electrabel heeft zijn leverancier, Framatome, gevraagd de contractuele afspraken te respecteren en alle nodige juridische stappen te nemen om de tijdige levering van alle splijtstof voor de centrales Doel 1 en Doel 2 voor dit jaar te kunnen garanderen.

 

Ten derde, Electrabel benadrukt dat de tijdige levering noodzakelijk is om de centrales correct te kunnen herladen en dat het noodzakelijk is om oplossingen te vinden om ook voor de komende jaren, tot de wettelijk geplande stopzetting van de centrales in 2025, de continuïteit van de splijtstofleveringen te kunnen garanderen.

 

Ten vierde, wij hebben begrepen dat de leveringen van de splijtstof al op gang zijn gekomen.

 

Voor de andere set van vragen zal ik mij niet mengen in lopende gerechtelijke procedures. Mijn diensten en mijn administratie volgen het dossier van nabij op in het kader van de bevoorradingszekerheid.

 

Monsieur Cogolati, seules les centrales Doel 1 et Doel 2 sont concernées par ce litige. Comme je vous l'ai déjà expliqué, les spécificités techniques des combustibles pour les centrales de Doel 1 et Doel 2 font qu'il sera difficile pour Electrabel de trouver un autre fournisseur dans un délai raisonnable. Vous comprendrez aisément qu'une centrale nucléaire ne peut pas fonctionner sans combustible.

 

Nous suivons l'évolution de ce dossier de très près. Mes services et mon administration viennent d'être informés de ce nouveau développement par Electrabel et nous sommes en train de l'analyser pour en évaluer les conséquences.

 

22.06  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre explication, que vous aviez déjà donnée à l'occasion d'une question. Elle confirme que le timing que j'avais imaginé pour le trajet de ce dossier est tout à fait dans les clous, ce qui est fort bien.

 

22.07  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

22.08  Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de minister, u geeft aan dat de leveringen van de splijtstoffen ondertussen op gang gekomen zijn en dat u de vinger aan de pols houdt bij de mensen van ENGIE Electrabel. Ik vind dat heel belangrijk, want wij kunnen ons geen stilstand veroorloven, zeker niet wanneer de situatie ernstig of precair dreigt te worden.

 

Ik reken er dan ook graag op dat u als minister blijvende aandacht zult hebben voor deze problematiek en dat u de diverse procedures op de voet zult blijven opvolgen.

 

22.09  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. Wij hebben een sprankeltje hoop gekregen doordat u stelt dat de leveringen van de splijtstoffen op gang gekomen zijn. Dat is positief nieuws. Hopelijk kunnen wij deze timing aanhouden, want anders dreigt er toch een probleem te ontstaan.

 

U zult de vinger aan de pols houden. Als het toch niet zou lukken, moet het alle hens aan dek zijn om onze bevoorradingszekerheid niet in het gedrang te laten komen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

23 Question de Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le conseil d'administration d'Electrabel" (55013093C)

23 Vraag van Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De raad van bestuur van Electrabel" (55013093C)

 

23.01  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, madame la ministre, l'article 173, § 2, de la loi du 8 août 1980, que vous connaissez bien, dispose que l'État doit être représenté au sein du conseil d'administration d'un certain nombre de sociétés anonymes actives dans le secteur de l'énergie.

 

Ce représentant dispose du droit de suspendre les décisions du conseil d'administration lorsqu'il estime qu'elles sont contraires à l'intérêt général et, plus particulièrement, à la politique énergétique du gouvernement. Le Roi détermine les modalités selon lesquelles s'exerce ce droit de suspension.

 

Madame la ministre, Electrabel, successeur en droit des entreprises visées dans cet article, ne devrait-elle pas recevoir en délégation de la part du gouvernement un représentant de celui-ci au sein de son conseil d'administration? Un représentant du gouvernement sera-t-il désigné auprès d'Electrabel? Ou bien estimez-vous que vous ne pouvez vous servir de la loi de 1980 pour déléguer chez Electrabel un tel représentant?

 

23.02  Tinne Van der Straeten, ministre: Madame Marghem, votre question est intéressante surtout pour les juristes que nous sommes. Elle concerne l'article 173, § 2, de la loi du 8 août 1980, qui est toujours d'application.

 

L'existence de cet article dans cette loi a déjà provoqué les mêmes questions il y a dix ans, notamment de ma part.

 

23.03  Marie-Christine Marghem (MR): Effectivement!

 

23.04  Tinne Van der Straeten, ministre: Je lis la réponse de M. Magnette, ministre compétent à l'époque; elle date du 10 novembre 2009 et reste d'actualité.

 

"Cette disposition a été instaurée longtemps avant la libéralisation du marché de l'électricité et de la mise en place du Comité de contrôle de l'électricité et du gaz. Entre temps, la CREG a repris de nombreuses missions. La base juridique permettant la présence d'un représentant de l'État au sein des conseils d'administration existe toujours. J'ai demandé à mon administration d'examiner la possibilité de la mettre en œuvre. Nous avons, du reste, encore un commissaire du gouvernement auprès d'Elia."

 

Une autre réponse a été fournie, le 16 mars 2010, par M. Magnette.

 

"Eerder dan over te gaan tot de aanwijzing van de vertegenwoordigers van de federale regering bij maatschappijen die belangrijke marktaandelen in handen hebben op het vlak van energie en/of die een belangrijke rol spelen inzake de bevoorradingszekerheid, hetgeen het risico met zich meebrengt moeilijkheden op te wekken met de Europese overheden, met name wat betreft het naleven van regels inzake de vestigingsvrijheid en het vrij verkeer van kapitaal, bevoorrecht de regering de inwerkingstelling van mechanismen voor de uitwisseling van informatie."

 

Selon moi, ces réponses restent d'actualité. Compte tenu de l'état actuel, de la législation européenne relative à l'organisation du marché énergétique en Europe ainsi que des arrêts de la Cour de justice de l'Union européenne à propos des golden shares et des droits qui y sont attachés, il ne me semble pas opportun de la mettre en œuvre.

 

23.05  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, je constate qu'en dix ans la ministre a pris de la maturité en faisant siennes les réponses des ministres qu'elle avait alors interrogés et contre lesquels elle bataillait ferme pour obtenir un représentant du gouvernement dans une société anonyme à visée commerciale telle qu'Electrabel. Pour cette raison, je me réjouis que les évolutions européennes qu'elle épingle ainsi que sa maturité nouvelle interdisent de se servir de cette loi pour envoyer un représentant du gouvernement dans une société qui œuvre librement sur le marché. Je vous remercie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

24 Samengevoegde vragen van

- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het sociaal energietarief" (55013148C)

- Melissa Depraetere aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De uitbreiding van het sociaal energietarief" (55013684C)

24 Questions jointes de

- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le tarif social pour la fourniture d'énergie" (55013148C)

- Melissa Depraetere à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'extension du tarif social de l'énergie" (55013684C)

 

24.01  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik had graag een stand van zaken gekregen van de uitbreiding van het sociaal energietarief. Wanneer is die uitbreiding van het sociaal energietarief ingegaan? Kunt u zeggen hoeveel mensen er nu precies recht op hebben?

 

Hebt u een zicht op de impact van deze maatregel op de mensen die in energiearmoede leven? Met andere woorden, hebben alle mensen die in energiearmoede leven nu recht op het sociaal energietarief? Zijn er nog mensen die uit de boot vallen?

 

Bijkomend is er het algemene probleem dat mensen die recht hebben op sociale voordelen of maatregelen daarvoor zelf bepaalde stappen moeten ondernemen. Zijn er perspectieven om dat te vereenvoudigen en die rechten eventueel automatisch toe te kennen?

 

24.02  Melissa Depraetere (sp.a): Mevrouw de minister, ik verwijs naar de ingediende vraag. Ik heb wel een korte bijkomende vraag, namelijk of het nieuwe tarief onmiddellijk verrekend wordt in de voorschotfactuur.

 

Mevrouw de minister,

Zowel in het regeerakkoord als in uw beleidsnota/verklaring vinden we terug dat de regering in strijd tegen energiearmoede zal bekijken of de uitbreiding van de doelgroep van het sociaal tarief naar iedereen die recht heeft op de verhoogde tegemoetkoming mogelijk is.

Gezien er steeds meer mensen in financiële moeilijkheden terechtkomen is het misschien een optie om bij de uitbreiding van het sociale energietarief ook het inkomen als criterium te hanteren.

Test-aankoop pleit hier ook voor: “Wij schaarden ons achter deze voorstellen en zijn zelfs voorstander van een permanente uitbreiding van een sociaal tarief dat ook het inkomen als criterium hanteert. Vandaag hangt het recht op het sociaal tarief immers louter af van het statuut van de consument maar niet van zijn inkomensniveau. Het huidige stelsel biedt dus geen garantie dat alle gezinnen in energiearmoede er aanspraak op kunnen maken.”

Mijn vragen mevrouw de minister:

Zal u bij de uitbreiding van het sociaal tarief ook het inkomen als criterium hanteren? Lijkt u dit een beter systeem zodat het sociaal energietarief voor alle gezinnen in energiearmoede kan worden toegekend? Of hoe ziet u deze uitbreiding van de doelgroep van het sociaal tarief waar er sprake van is in uw beleidsverklaring?

Het wettelijk kader rond de sociale tarieven werd reeds uitgebreid. De wet is op 1 januari 2020 in werking getreden, maar de uitvoeringsbesluiten zijn nog niet klaar. Heeft u zicht op wanneer deze klaar zouden zijn? Zou u een timing hiervoor hebben?

 

24.03 Minister Tinne Van der Straeten: Collega's, u weet dat dit thema mij na aan het hart ligt. Een op vijf kan de factuur nu moeilijk of niet betalen en wij kennen al lange tijd het instrument van het sociaal tarief, dat momenteel zo'n 10 % van de bevolking bereikt. Tot nu toe werd dat sociaal tarief toegekend op basis van sociale statuten die door een aantal sociale instellingen worden bepaald. Om recht te hebben op het sociaal tarief moet men dus een bepaald sociaal statuut hebben. Het gaat met name om tegemoetkomingen van het OCMW, personen met een handicap, een statuut toegekend door de Pensioendienst en de Vlaamse Zorgkas.

 

Deze statuten nemen weliswaar het gezinsinkomen in rekening, maar het betreft hier wel een indirecte manier om dat gezinsinkomen in rekening te brengen bij de toepassing van het sociaal tarief. Veel organisaties en armoede-experts ijveren al lang voor een directere manier om naar het inkomen te kijken. Daarom heeft de regering besloten om, in het kader van de nasleep van de covidcrisis, over te gaan tot een tijdelijke uitbreiding van de doelgroep. Gedurende het jaar 2021 wordt de doelgroep uitgebreid op basis van een rechtstreeks inkomenscriterium, met name de verhoogde tegemoetkoming.

 

Personen met een laag inkomen hebben recht op de verhoogde tegemoetkoming. Zij betalen minder voor gezondheidszorg en zij hebben ook nog andere financiële voordelen. De personen die recht hebben op die verhoogde tegemoetkoming zijn ofwel mensen die een specifieke uitkering krijgen, en die krijgen reeds het sociaal tarief, ofwel zijn zij ingeschreven bij het ziekenfonds onder een specifieke hoedanigheid, bijvoorbeeld als wees of niet-begeleide minderjarige, ofwel hebben zij een inkomen dat onder een grensbedrag valt.

 

In 2019 hadden voor elektriciteit 438.309 gezinnen recht op het sociaal tarief en voor aardgas 266.346 gezinnen. Volgens de inschattingen van de CREG zullen dankzij de uitbreiding 447.000 gezinnen extra in aanmerking komen, waardoor ongeveer 20 % van de huishoudelijke energieklanten automatisch het sociaal tarief toegekend krijgt. Dat zegt ook iets over het aantal mensen in ons land dat leeft van een laag inkomen en dat een precair inkomensstatuut heeft.

 

De uitbreiding is ingegaan op 1 februari 2021. Het koninklijk besluit van 28 januari werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 1 februari 2021.

 

Dan kom ik aan uw vraag over het voorschot. Het is een goede vraag en ik ga deze uitzetten bij FEBEG. De leverancier kent inderdaad zijn klanten, hij kent het sociaal tarief automatisch toe en zou daarmee rekening kunnen houden bij de bepaling van het voorschot. Ik ga dat bijkomend opnemen via FEBEG met de leveranciers, om te bekijken of zij dit effectief op die manier kunnen doen. Wij kunnen daar dan op terugkomen op een later moment.

 

Uw tweede vraag ging over het sociaal tarief van toepassing op de warmtenetten. De wet van 2 mei 2019 bepaalt de mogelijke inwerkingtreding op 1 januari 2020. Wij zijn die datum intussen gepasseerd. Het was voor de regering in lopende zaken niet mogelijk om vooruitgang te boeken. Het werd nu opgepakt. Na de vorming van de nieuwe regering is er overleg gekomen met de bevoegde kabinetten en met de CREG, die hierin een belangrijke rol te spelen heeft. Wij zijn op dit moment bezig met het uitwerken van de uitvoeringsbesluiten, zodat het sociaal tarief voor de levering van warmte in de loop van dit jaar kan starten.

 

Er moet wel nog een advies van de CREG komen en een overleg met de Gewesten moet ook nog plaatsvinden, omdat de warmtenetten ook een bevoegdheid zijn van de Gewesten. Ik verwacht dat advies van de CREG in maart 2021. Dat advies gaat dan over het sociaal tarief voor warmte en ook over de financiering van het systeem.

 

24.04  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik dank u voor de informatie.

 

U hebt de cijfers gegeven van het aantal klanten dat in 2019 recht had op het sociaal tarief. Ik neem aan dat de cijfers voor aardgas en elektriciteit voor een groot deel overlappen. Dit jaar zijn er 447.000 gezinnen extra, dus ongeveer een verdubbeling. Zoals u zelf zegt, toont dit inderdaad de omvang van het probleem van energiearmoede aan.

 

U hebt niet geantwoord op  mijn vraag of er nog mensen uit de boot vallen. Dat is natuurlijk een moeilijke vraag. Dit moet immers voldoende bekend zijn bij de mensen die ervan kunnen genieten en de procedure moet administratief zo eenvoudig mogelijk worden gemaakt.

 

Dit is alleszins een goede maatregel en ik kijk uit naar de verdere aanpak van de energiearmoede.

 

24.05  Melissa Depraetere (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Wij kunnen niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is dat dit gebeurt. De impact ervan is heel groot bij heel wat mensen, vandaar ook mijn vraag over de voorschotfactuur. Heel wat mensen zitten op dat sociaal tarief te wachten, terwijl ze de impact daarvan pas na een kwartaal of zelfs later voelen. Het zou toch een verschil uitmaken, mocht daarmee al meteen op de voorschotfactuur rekening worden gehouden. Ik ben blij dat u daarover het gesprek zult aangaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

25 Vraag van Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het risico op black-out van 8 januari" (55013321C)

25 Question de Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le risque de black-out du 8 janvier" (55013321C)

 

25.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, op 8 januari stonden we het dichtst bij een Europese black-out sinds het incident met de uitschakeling van een laaghangende hoogspanningslijn om het cruiseschip Norwegian Pearl te laten passeren in 2006.

 

Op 8 januari was er niet alleen een waarschuwing van het Franse RTE, intern dan, om niet te veel stroom te verbruiken in Frankrijk, er werd ook gemeld dat er op dat moment een situatie was met weinig zon en wind, onder andere bij ons, maar ook in Duitsland, waardoor er een situatie ontstond met een grotere afhankelijkheid van de resterende stuurbare capaciteit. Er zijn ook bronnen die wijzen op een incident in het Roemeense net. Dat zou aan de basis hebben gelegen van een frequentieverlaging die zich vervolgens heeft doorgezet in andere netten. Het is mij niet zo duidelijk wat er daar exact aan de hand was. Er zijn ook weinig bronnen die het formeel kunnen bevestigen.

 

Uiteindelijk blijkt wel dat die cascade kon worden afgeblokt door 1,7 GW belasting van het net te halen in Frankrijk en Italië. De vraag rijst natuurlijk hoe het in Europa is gesteld met onze weerbaarheid tegen dat soort situaties. In welke mate hebben we naast de intermitterende elektriciteitsproductie ook voldoende capaciteit in een situatie met weinig zon en wind?

 

Kunt u toelichten wat de exacte omstandigheden waren en welke factoren een directe rol hebben gespeeld bij de geschetste problematiek?

 

Welke lessen worden daaruit getrokken? Zijn er aandachtspunten op ons eigen net om onze elektriciteitsgebruikers daartegen te beschermen?

 

Worden in een Europese context ook oefeningen gedaan om na te gaan hoe we weerbaarder kunnen zijn tegen dat soort fenomenen? Ik meen te begrijpen dat men zich bijvoorbeeld in Duitsland behoorlijk druk maakte over die situatie.

 

Op welke manier heeft dat een gevolg voor de beleidslijnen die u in uw beleidsnota en beleidsverklaring hebt uitgezet?

 

25.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, wat het incident zelf betreft, op 8 januari 2021 om 14.04 uur was er een overstroombeveiliging in een hoogspanningsstation in Kroatië, in Ernestinovo. De reden daarvan is onduidelijk en wordt verder onderzocht. Een panel van zes experts werd opgericht. Het onderzoek zal zes maanden duren. Het incident had tot gevolg dat de volledige verbinding van noordwest naar zuidoost onderbroken werd, met als gevolg een cascade van automatische onderbrekingen over Servië, Bosnië-Herzegovina en Roemenië.

 

Het hele continentale Europese net was verdeeld in twee zones. Ten eerste, een noordwestzone, inclusief België, met een deficit van 6,3 GW, ten gevolge van de daling van de frequentie van 50 Hz naar 49,74 Hz gedurende 15 seconden.

 

Ten tweede, in de zuidoostzone was er een overschot van 6,3 GW.

 

Het systeemherstel, opnieuw naar 50 Hz, werd vooral bereikt door het opnieuw connecteren van gecontracteerde onderbreekbare verbruikers in Frankrijk en Italië na drie kwartier, het activeren van ondersteunend vermogen in de Nordic and Great Britain Synchronous zone, en het synchroniseren van twee frequentiezones in noordwest en zuidoost, om 15.08 uur, dus na 1 uur.

 

Er is door het ENTSO-E een rapport hierover gepubliceerd waarin een meer uitgebreide analyse te vinden is. Die is op de website van het ENTSO-E gepubliceerd op 26 januari.

 

Wat de lessons learned betreft, hebben alle plannen van de transmissienetbeheerders in Europa gewerkt. Het incident heeft zich binnen een heel korte tijdspanne voltrokken, 15 seconden, en kon enkel door middel van automatische beveiligingen gestabiliseerd worden. Elke menselijke interventie zou veel te laat gekomen zijn. Uit de reactie van de automatismen is gebleken dat het transmissiesysteem weerbaar is tegen dit fenomeen.

 

Ook in België heeft Elia een plan om realtime-incidenten op het net op te vangen, namelijk het systeembeschermingsplan. Het is nu wachten op de conclusies van het verdere onderzoek door de betrokken experts om verdere maatregelen op Europees en nationaal vlak te kunnen nemen. Er is een werkgroep binnen het ENTSO-E die werkt aan een lijst van verbeterpunten om de kans op een dergelijk incident in de toekomst te verkleinen.

 

Wat de Europese crisisoefeningen betreft, was er een crisisoefening, PENTEX 2018, op 20 juni 2018, in de schoot van het Pentalateraal Energieforum. Daar is een verslag van. Daar zijn ook aanbevelingen van.

 

Ik heb daarstraks al gezegd, in antwoord op de vraag van de heer Ravyts, dat wij werken aan een risicoparaatheidsplan dat volgt uit de implementatie van de verordening inzake bevoorradingszekerheid. Elia maakt deel uit van de Regional Security Coordinator, Coreso, waar ook gewerkt wordt aan projecten om de veiligheid van het Europese net te verhogen.

 

Tot slot, de netoperatoren van Elia oefenen regelmatig met de operatoren van andere transmissienetbeheerders op een simulator in Duitsland.

 

Wat de impact op mijn beleidslijnen betreft, bewijst dit incident het nut en de kracht van Europese samenwerking. Alle voorbereidingen in verband met de verordening inzake risicoparaatheid, systeembescherming en herstelplannen hebben wel degelijk gewerkt.

 

België is op dit moment voorzitter van het Pentalateraal Energieforum waar de coherente implementatie van de Europese risicoparaatheidsverordening hoog op de agenda staat. Dat wil zeggen dat wij de samenwerking moeten koesteren en verder uitbouwen om adequaat te kunnen antwoorden op zulke korte incidenten.

 

25.03  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik begrijp dat het moeilijk is om binnen de spreektijd van twee minuten een onderzoek samen te vatten dat over zes maanden moet plaatsvinden. Ik begrijp dat er nog enkele oefeningen moeten gebeuren.

 

Het gaat om een kort incident, maar net zulke korte incidenten kunnen een heel grote impact hebben. In 2006 was het probleem ook niet dat het heel lang zou duren om die boot te laten passeren, wel dat er onmiddellijk een cascade in werking treedt die maar heel moeilijk kan worden afgestopt. In het geval dat we nu bespreken, werd er veel beter gereageerd, waarschijnlijk omdat de mechanismen tegenwoordig ook een deel verder staan dan toen. Toch denk ik dat wij erover moeten waken dat dit voldoende robuust is.

 

Er moet ook een soort defence in depth bestaan voor het hoogspanningsnet, wetende dat dit met de evoluties die we kennen in ons elektriciteitssysteem steeds meer een issue kan worden. De taak van de TSO's wordt dan ook steeds belangrijker omdat de marges erop misschien een stuk kleiner zijn dan ze in het verleden ooit waren, of omdat de wijzigingen in ieder geval een stuk kleiner zijn dan vroeger het geval was. Ik reken erop dat dit hoog op de agenda blijft staan en dat we bekijken op welke manier we daarmee verder kunnen.

 

Als er toevallig iets misloopt in het reactiesysteem, wat altijd mogelijk is omdat het techniek blijft, dan kunnen de gevolgen heel groot zijn. Wij zijn allemaal blij dat dit niet is gebeurd. Het lijkt mij echter wel aangewezen daarvoor voldoende aandacht te hebben, zodat wij op dat vlak stevig in onze schoenen staan in onze toekomst.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

26 Question de Daniel Senesael à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le rapport "Sustainable Recovery" de l'AIE" (55013331C)

26 Vraag van Daniel Senesael aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het rapport 'Sustainable Recovery' van het IEA" (55013331C)

 

26.01  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, le rapport Sustainable Recovery de l'Agence internationale de l'énergie (AIE), réalisé en collaboration avec le Fonds monétaire international (FMI) et publié le 18 juin 2020, souligne le risque d'une augmentation de la pollution carbonique mondiale au sortir de la crise sanitaire et économique du covid-19, une augmentation sensiblement similaire à celle enregistrée entre 2009 et 2010 après la crise économique de 2008-2009, laquelle a été évaluée à 1,7 Gt de CO2.

 

Ce rapport propose une série de mesures visant à stimuler la croissance économique, à faire de 2019 le pic définitif des émissions carboniques mondiales et à favoriser la réalisation d'objectifs climatiques à long terme, incluant ceux stipulés par l'Accord de Paris.

 

Madame la ministre, je ne doute pas que vous ayez pu prendre connaissance de ces mesures et je souhaiterais avoir votre retour à leur sujet. Par ailleurs, votre note de politique générale souligne que "la participation à différentes organisations énergétiques multilatérales, dont l'Agence internationale de l'énergie (AIE), l'Agence internationale pour les énergies renouvelables (IRENA), l'Agence internationale de l'énergie atomique (AIEA) et le Forum international de l'énergie (IEF) sera perpétuée". Pourrions-nous savoir si des contacts concernant les aspects énergétiques de la relance belge ont été pris avec ces différentes organisations, et, plus particulièrement avec l'AIE? Le cas échéant, pourrions-nous avoir des informations à ce propos?

 

26.02  Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur le président, monsieur Senesael, le rapport spécifiquement cité est un rapport spécial lié au World Energy Outlook qui contient une mine d'informations et de données utiles incluses dans nos réflexions intra-belges sur la relance et les aspects énergétiques qui y sont liés.

 

J'ai déjà pris note de certains messages-clés importants que nous pouvons certainement inclure dans nos réflexions internes belges, notamment avec mon collègue, le secrétaire d'État Thomas Dermine, dans le cadre de l'élaboration d'un plan belge de relance et de résilience.

 

Les éléments qui attirent mon attention dans ce rapport et que je voudrais inclure sont les suivants. Je note que le rapport se concentre sur les mêmes secteurs que ceux considérés comme prioritaires pour la politique énergétique de la Belgique, à savoir l'électrification, le transport, l'industrie, les bâtiments, les carburants et les technologies émergentes neutres pour le climat comme l'hydrogène, le stockage et l'énergie éolienne offshore.

 

Je soutiens également la principale conclusion du rapport, à savoir qu'un avenir énergétique plus propre, plus juste et sûr est à portée de main; ce qui, j'en suis convaincue, est possible pour notre pays tant que nous considérons la relance verte comme la voie à suivre, pour laquelle la coopération entre les différents ministres de tutelle est donc essentielle pour y parvenir.

 

Pour vos questions en ce qui concerne l'Agence internationale de l'énergie (AIE), je viens de participer, la semaine dernière, à la présentation du Word Energy Outlook avec mon collègue M. Thomas Dermine. Je vais continuer à participer activement à des événements qui seront organisés, notamment le sommet allié COP 26 sur les transitions énergétiques propres qui aura lieu le 31 mars 2021, que j'attends avec impatience. Je suis convaincue de l'importance de telles initiatives.

 

Je veux aussi vous dire, monsieur Senesael, que je ferai partie de la Global commission on people-centred clean energy transitions, qui sera présidée par la première ministre Mette Frederiksen et par Dan Jørgensen, ministre danois pour le Climat et l'Énergie. Ainsi, nous pourrons porter notre attention dans les plans de relance, non seulement sur tout ce qui concerne l'infrastructure, mais aussi sur les conséquences sociales et économiques de la transition. Je vous remercie.

 

26.03  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

Je tiens à souligner et à remercier votre implication et votre enthousiasme dans ce dossier. Cela fait plaisir, parce que, vous le soulignez à raison, il est important de bien affiner sa réflexion sur les aspects énergétiques lors de cette relance économique.

 

Je crois que la relance économique est nécessaire et l'attention particulière sur tous les aspects climatiques et énergétiques sera particulièrement scrutée par les observateurs aguerris. Lors de cette relance, notre attention doit évidemment se porter sur tous les secteurs principaux du développement de notre économie. Vous avez parlé du transport, de l'industrie, des bâtiments, mais également, et je pense que cela doit faire l'objet d'une attention toute particulière, tout ce qui concerne le domaine des énergies renouvelables.

 

Participer à ce développement, cet avenir énergétique plus propre et plus juste est un référent que la Belgique se doit de soutenir, en coopération, comme vous l'avez d'ailleurs souligné, avec les ministres des entités fédérées et les ministres responsables des différents secteurs concernés.

 

Je serai attentif au développement de ce dossier, tout comme vous, madame la ministre. Je vous remercie encore de votre implication dans les différentes structures que vous avez mentionnées.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

27 Samengevoegde vragen van

- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De energieprojecten in het federale relanceplan" (55013504C)

- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De projecten op het vlak van energie in het nationale relanceplan" (55013509C)

- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het relanceplan en de energiehub in de Noordzee" (55013538C)

- Reccino Van Lommel aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De waterstofambities in het akkoord over het Belgische herstelplan" (55013550C)

- Kim Buyst aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De nucleaire projecten in het relanceplan" (55013873C)

27 Questions jointes de

- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les projets en matière d'énergie dans le plan de relance fédéral" (55013504C)

- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les projets en matière d'énergie dans le plan de relance national" (55013509C)

- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le plan de relance et le hub énergétique en mer du Nord" (55013538C)

- Reccino Van Lommel à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les ambitions en matière d'hydrogène de l'accord sur le plan de relance belge" (55013550C)

- Kim Buyst à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les projets nucléaires dans le plan de relance" (55013873C)

 

27.01  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, bij de voorstelling van het federale herstelplan vielen een aantal energieprojecten op. Er werd onder andere gesproken over CO2-captatie bij nieuwe gascentrales, energieopslag en een energie-eiland. Dat is althans de weerslag die ik daarvan daarna in de pers heb gelezen.

 

Vooral het eerste en het laatste punt dat ik net heb genoemd, zijn heel opvallend. U hebt mij immers aangegeven dat de CO2-captatie bij gascentrales bijzonder duur zou zijn op basis van de dossiers waarover u beschikte. Op mijn vraag over het energieatol hebt u geantwoord dat ze zonder voorwerp was. Ik begrijp ondertussen echter dat het over een ander energie-eiland gaat, wat u dadelijk wel zal verduidelijken.

 

Dat betekent dat aan een en ander een andere invulling wordt gegeven of dat u op sommige vlakken de zaken anders ziet dan een tijdje geleden.

 

Ik heb daarover een aantal vragen.

 

Welke energieprojecten zijn opgenomen in de federale relanceplannen? Kan u ze gedetailleerd toelichten? Wat is de timing voor de projecten? Welke budgetten zijn uitgetrokken voor elk van de voorstellen?

 

Is er sprake van een gewijzigd inzicht ten opzichte van de koolstofcaptatie bij gascentrales? In welke zin zou dat dan zijn? Hoe ziet u het energie-eiland? Is dat te linken aan uw eerdere uitspraken of gaat het over iets compleet nieuws?

 

27.02  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van der Straeten, er viel in L'Echo van het voorbije weekend een interessant interview met u te lezen. Ik citeer: "Ik ben er heel trots op dat ons Belgisch relanceplan aan de federale kant voor meer dan de helft groene investeringen telt, terwijl Europa 37 % oplegt. Wij willen verdergaan in de overgang en in de transitie. Groene relance is het vaccin voor onze economie."

 

De heer Wollants heeft een aantal concrete elementen opgelijst, namelijk 100 miljoen euro voor de tweede offshorewindenergiezone, de kwestie van de CO2-uitstoot van gascentrales voor een bedrag van 50 miljoen euro en uiteraard ook het energie-eiland.

 

Kan u meer toelichting geven bij die projecten, vooral bij de blijkbaar vast te stellen overschrijding van de door het Recovery and Resilience Programme vastgelegde 37 %-regel inzake projecten gericht op ecologische transitie?

 

27.03  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, als onderdeel van het Belgische relanceplan, dat u bij de Europese Commissie hebt ingediend, wil de regering een energiehub in de Noordzee creëren, een waterstofnetwerk ontwikkelen en gebouwen isoleren. Tot slot spreekt de regering ook over het transformatiefonds als onderdeel van het relanceplan.

 

Mevrouw de minister, wat wordt precies verstaan onder het creëren van een energiehub of energiecentrale in de Noordzee? De heer Wollants sprak over een atol. Dat klinkt tropisch, maar wat wordt daarmee bedoeld?

 

U sprak op de radio over het verdubbelen van de ambitie van wind op zee. Hebt u het dan over een tweede offshorezone, zodat we naar 4 gigawatt kunnen gaan? Of bent u van plan om de ambitie inzake offshorewindenergie in het Belgische deel van de Noordzee verder op te trekken?

 

Welke andere ontwikkelingen zijn er op het vlak van de energiehub in het Belgische deel van de Noordzee? Welke projecten heeft u precies bij Europa ingediend? Kunt u een tijdsindicatie voor deze projecten geven?

 

Welke projecten hebt u met betrekking tot waterstof reeds ingediend? Kunt u hierover meer informatie verstrekken? Wat is de timing daarvan? Wat is de rol van de overheid in deze projecten ten opzichte van de privésector?

 

De regering krijgt ook 50 miljoen euro om de nieuwe gascentrales die worden gebouwd minder CO2 te laten uitstoten. Over welke projecten en technologieën gaat het? Is daarover een akkoord met de Gewesten? Hoe gaat u dit concreet realiseren? Gaat het over een verplichting voor de producent die nieuwe gascentrales bouwt en die daarvoor wordt gesubsidieerd?

 

Ik ondervroeg de regering al meermaals over het transformatiefonds. Ik weet dat de FPIM onder de bevoegdheid van de minister van Financiën valt, maar op de radio sprak u over het ondersteunen van kmo’s. Hoe gaat het transformatiefonds aan de groene relance bijdragen? Wat zijn de voorwaarden? Welke type bedrijven of kmo’s zullen steun krijgen? Op welke manier bent u daar als minister van Energie bij betrokken?

 

27.04  Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, er is reeds heel veel gezegd over het Belgische herstelplan. U verklaarde dat 1 miljard euro zal vrijkomen voor duurzame energie en mobiliteit. Ik had eigenlijk graag wat meer toelichting gekregen bij de specifieke waterstofprojecten waarover een akkoord zou bestaan in het plan.

 

Ik wil ook nog even terugkomen op De Ochtend van 1 februari. U verklaarde daar dat klimaat de werkgever zal zijn van de toekomst en dat de huidige noodlijdende bedrijven toegang zullen krijgen tot groene energie. Toen werd de vraag gesteld wat de bedrijven die in moeilijkheden zitten, daaraan hebben. Dat is een uitspraak waarmee heel wat ondernemers niet blij waren, mevrouw de minister. Waarop is deze uitspraak gebaseerd?

 

27.05  Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik ga het hebben over een ander deeltje van het relanceplan. Het onderzoekscentrum SCK ligt bijna in mijn achtertuin en dat is een van de redenen waarom ik extra aandacht heb voor zijn activiteiten.

 

Zo weten we dat met NURA het SCK zijn bijdrage in de strijd tegen kanker aanzienlijk verstevigt. Door zijn kennis en expertise op het vlak van radiofarmaca te bundelen, draagt NURA bij aan de ontwikkeling van de volgende generatie therapeutische radiofarmaca. Meer specifiek voert NURA baanbrekend onderzoek uit naar radiofarmaca voor de behandeling van verschillende soorten kanker, in samenwerking met klinische en industriële partners.

 

Wij konden in de pers lezen dat er ook in het relanceplan 165 miljoen euro naar onderzoek zou gaan en dat nucleair onderzoek daarvan deel zal uitmaken, met name wat innovatieve kankerbehandelingen betreft.

 

Kunt u toelichten over welke projecten het precies gaat? Wordt er verder gebouwd op de bestaande expertise in onze onderzoeksinstellingen, met name het SCK en het IRE? Op welke wijze zijn zij hierbij betrokken? Wat is de timing voor deze projecten?

 

27.06 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, het relanceplan van de federale regering is natuurlijk opgesteld met het oog op een duurzaam en welvarend België, met de horizon op 2030. Het plan is bij uitstek aan de ene kant groen en aan de andere kant digitaal. In het kader van dat plan willen wij de nodige investeringen doen in ons land, net zoals wij na de Tweede Wereldoorlog onze samenleving hebben moeten heropbouwen. Toen hebben wij ook publieke investeringen in onze infrastructuur gedaan: er werden wegen, havens en ringvaarten aangelegd. Dat heeft de basis gelegd van de welvaart in de jaren nadien. Vandaag moeten wij dezelfde oefening doen: investeren in de infrastructuur van morgen.

 

De energieprojecten vormen eigenlijk een tafel met vier poten, vier pijlers. Die vier pijlers zijn infrastructuur voor waterstof en koolstofdioxide, infrastructuur op zee, de moleculen en onze nucleaire knowhow. Voor die vier pijlers geldt wat energie betreft dat zij co-investeringen zijn – geen loutere subsidies – waarbij ook een nadruk ligt op het hefboomeffect. De overheid bekijkt samen met privé-investeerders hoe wij de gewenste impact en een hefboomeffect kunnen creëren. Voor die vier pijlers geldt ook dat zij zich inschrijven in een industrieel beleid: de uitdagingen van de transitie, met name de energietransitie, zijn heel groot, maar wij hebben die investeringen nodig om de energietransitie te laten slagen.

 

U hebt mij allemaal meer toelichting gevraagd bij de concrete projecten.

 

Wat de infrastructuur voor waterstof en koolstofdioxide betreft, gaat het over 95 miljoen euro voor de backbone. Dat past ook in een hervormingsfiche – voor Europa zijn in het kader van de relance niet alleen de projecten belangrijk, maar ook de hervormingen die daarmee gepaard gaan – waarin wij het juridisch kader zullen verduidelijken, ook de samenwerking met de regionale overheden. Voor waterstof zijn wij expliciet op zoek naar complementariteit, enerzijds tussen infrastructuur en productie en, anderzijds, tussen de federale overheid en de Gewesten in dezen.

 

Wij hopen het juridisch kader duidelijk te krijgen in de loop van 2021, zodat de concrete projecten kunnen starten vanaf 2022. Ik ben heel blij met de gedachtewisselingen over waterstof die zullen plaatsvinden in de commissie. Zij zullen het wetgevend werk kunnen voeden alsook de opvolging van de projecten.

 

De tweede pijler, de moleculen, gaat over 50 miljoen euro. Er zal nog 10 miljoen euro extra komen voor moleculen en waterstof, meer specifiek gericht op het verminderen van de CO2-uitstoot van energiecentrales, en mogelijk ook voor gascentrales.

 

Ik pin mij in dezen niet vast op een technologie. Het gaat voor mij over het decarboniseren van het CRM. Ik zal deze namiddag ook een slide tonen waarin de verschillende tracks samenlopen en één daarvan is deze track. Het gaat erom die centrales klaar te maken voor de CO2-neutrale wereld van 2050.

 

Er wordt verwacht dat wij in 2050 een nuluitstoot hebben, maar dat we ook flexibele capaciteit nodig zullen hebben. Die flexibele capaciteit mag dus ook geen uitstoot hebben; vandaar dat we die ook meenemen in het relanceplan, zodat we die innovatie in de technologie kunnen ondersteunen.

 

Er is daarnaast ook gepland om waterstof te gebruiken binnen de offshorewindparken. Hier gaan we, wat timing betreft, werken met een call om een toekenning te doen eind 2021, begin 2022. Dat staat, voor zover nodig, los van het CRM, maar daarop kunnen we straks ingaan.

 

Het CRM is technologieneutraal, maar voor de aspecten van de decarbonisering hebben we dus geopteerd om die in het RRF – het relanceplan – te steken. De tracks zullen mooi samenkomen omdat de timing van beide samenloopt.

 

Binnen het relanceplan moeten de middelen worden vastgelegd in 2022 en moeten de projecten gerealiseerd zijn in 2025. De gascentrales in het kader van het CRM worden verwacht beschikbaar te zijn en te kunnen leveren vanaf 2025.

 

Over het energie-eiland staat straks nog een meer gedetailleerde vraag van collega Dierick geagendeerd, dus ik zal mij nu beperken tot de hoofdlijnen. Het gaat om 100 miljoen euro. Het gaat niet over het energieatol waarover we het vorige week hebben gehad, maar over een energiehub in de Noordzee die de mogelijkheid zal bieden om verder te ontsluiten. Ik zal daarop verder in detail ingaan als de vraag van mevrouw Dierick aan bod komt.

 

De vierde pijler gaat over onze nucleaire knowhow. Mevrouw Buyst stelde daarover een vraag. Dat valt uiteen in twee aspecten. Het ene aspect waarnaar u hebt verwezen, is het mooie project NURA van het SCK CEN en het project SMART van het IRE, samen 35 miljoen euro voor de ondersteuning  en het ontwikkelen van productiefaciliteiten voor radio-isotopen die gebruikt worden voor kankerdiagnose en -behandelingen.

 

Voor NURA gaat het om twee deelprojecten, namelijk de bouw van een radiofarmaceutische installatie en de haalbaarheidsstudie voor actinium-225-productie. Actinium-225 wordt beschouwd als een van de meest veelbelovende therapeutische radio-isotopen voor de toekomstige nucleaire geneeskunde. Daarnaast omvat die studie ook het onderzoek naar de radioactieve afvalstromen en de nodige activiteiten voor het bekomen van de vergunning voor een dergelijke installatie.

 

Het SMART-project van het IRE heeft als bedoeling naar een duurzame productiemethode te kunnen gaan van de medische isotoop molybdeen-99. Het andere aspect is de denuclearisatie voor 25 miljoen om onze Belgische expertise hier te houden en om het nucleaire afval op een correcte en verantwoorde manier te behandelen en zo veel mogelijk de effecten ervan te verminderen. Met name het SCK heeft al heel veel kennis opgedaan in dezen en heeft al vele innovatieve technieken kunnen ontwikkelen voor de ontmanteling van kernreactoren. Ze hebben daarvoor destijds een project ingediend, samen met ENGIE, om de chemische decontaminatie te optimaliseren en de hoeveelheid radioactief afval te minimaliseren. Kmo's met relevante expertise worden ook uitgenodigd om hieraan deel te nemen.

 

Hier is het echt de bedoeling om de bestaande kennis te bundelen, ook met het oog op export. We zullen het vierde land wereldwijd zijn inzake ontmanteling. Het is echt de intentie van deze regering om die knowhow hier te houden, te verstevigen en verankeren om die ook te kunnen exporteren. Dit zijn dus allemaal projecten die mee gedragen worden door andere actoren, zoals het IRE en het SCK voor het nucleaire deel, Fluxys en Elia voor de infrastructuurprojecten. Ik sta dan ook heel graag ter beschikking van het Parlement, eventueel samen met de andere actoren, om de projecten diepgaander aan te pakken. Voor elk van die projecten wordt nu een traject gestart om de middelen te kunnen vastleggen en de projecten te kunnen uitvoeren. Het zijn bij uitstek projecten waarvoor veel wetgevend werk nodig is op korte termijn. Ik sta dus graag ter beschikking van het Parlement om te bekijken hoe we daarover zo snel mogelijk een aantal gedachtewisselingen kunnen organiseren.

 

De voorzitter: Mevrouw de minister, ik denk dat uw suggestie waardevol is. Binnen het tijdsbestek van de mondelinge vragen is het moeilijk om op alles in te gaan. Bij een volgende bespreking van de regeling van de werkzaamheden moeten wij eens nagaan hoe we een en ander nuttig kunnen inplannen.

 

Voor de replieken geef ik het woord aan de collega's.

 

27.07  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Een bespreking in de diepte van al die projecten vind ik inderdaad wel eens nuttig, want ook mijn repliektijd van één minuut volstaat niet om iets relevant te repliceren op alle dingen die u hebt gezegd. Ik volg de suggestie van de voorzitter om daarmee nader aan de slag te gaan, zodat we ook in de diepte vragen kunnen stellen.

 

27.08  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord en voor de transparantie. Ik heb ondertussen het citaat correct teruggevonden en het gaat als volgt: "Wij hebben geduwd om verder te gaan in de overgang." Het woord poussé, geduwd, zegt alles over de groene stempel in het regeerakkoord, waarop de heer Van Lommel daarnet al even alludeerde. U gaat verder dan de 37 %-regel. Ik weet dat Europa in haar tranchering en kwalificatie nog een aantal projecten kan schrappen, wat we wel in de loop van april, of mogelijk iets later, zullen zien.

 

Ik dank u in ieder geval voor de toelichting. Samen met de resolutie van collega Van Lommel over waterstof volgen wij dit verder op.

 

27.09  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord en de informatie die u gaf op de grotendeels informatieve vragen.

 

Over het transformatiefonds hebt u niets gezegd, dus het is nog afwachten wat dat juist zal inhouden.

 

Op de relatie tussen het CRM en de decarbonisering van de nieuwe gascentrales zullen we straks misschien terugkomen, want uw uitleg roept bij mij een aantal nieuwe vragen op. Heeft daarover overleg plaatsgevonden? Is er daarover een akkoord van de Gewesten? Aangezien de vergunning van de Gewesten moet komen, leggen de Gewesten misschien vergunningsvoorwaarden op.

 

In verband met het relanceplan zullen wij alleszins het idee ondersteunen om daarover een hoorzitting te organiseren, want dat lijkt mij zeker nuttig.

 

27.10  Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de minister, ik was vooral benieuwd naar de projecten inzake waterstof die op stapel staan. Ze zijn vervat in het Belgische herstelplan ter waarde van 1 miljard waarover men een akkoord heeft bereikt. Dit onderwerp ligt mij zeer na aan het hart. Het zal zeer snel 30 april zijn, het moment waarop de Europese Commissie haar akkoord zal moeten geven.

 

Ik ben net als de collega's verheugd dat we hoorzittingen zullen organiseren in het kader van het voorstel van resolutie dat ik heb ingediend. Die zullen immers meer duidelijkheid brengen over een aantal zaken.

 

U zegt dat we moeten streven naar complementariteit. Dat kunnen wij alleen toejuichen. Op het tweede luik van mijn vraag, over uw uitspraken in De Ochtend, hebt u echter niet geantwoord. Ik wil u toch aanmanen om in de toekomst voorzichtig te zijn met dergelijke uitspraken. We weten allemaal dat 37 % van het relancegeld naar de energietransitie moet gaan en 20 % naar digitalisering. Een groot deel van het geld zal dus niet naar de bestaande noodlijdende economieën gaan. Als u dan zegt dat die mensen toegang zullen krijgen tot groene energie, dan valt dat bij die ondernemers natuurlijk op een koude steen. Dat zijn geen uitspraken waarop ze op dat moment zitten te wachten. Ik kan dus alleen hopen dat u in de toekomst op dergelijke vragen met voldoende tact en in alle voorzichtigheid zult antwoorden.

 

27.11  Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, jaarlijks krijgen 35 miljoen mensen wereldwijd een diagnose of behandeling via nucleaire geneeskunde. Het is dan ook heel belangrijk dat België hierin zijn pioniersrol kan blijven spelen en dat de regering ervoor kiest om de rol van voorloper te blijven spelen, door mee te investeren in onderzoek en ontwikkeling. Daarnaast zorgt het SCK in mijn regio voor heel wat tewerkstelling. Ik ben dan ook heel blij te horen dat u wil blijven inzetten op de knowhow van het SCK inzake de ontmanteling van kerncentrales. U hebt tevens gezegd dat die ook geëxporteerd kan worden. Een paar jaar geleden heb ik in een interview op RTV al een lans gebroken om na te gaan of het SCK niet kan worden omgevormd tot een studiecentrum voor kernveiligheid.

 

Mijn collega, Kristof Calvo, heeft ook al een aantal keren gezegd dat het SCK zo de partner kan worden van het FANC om het FANC bij te staan inzake de veiligheid van de kernenergie.

 

Uw antwoorden geven mij incentives en zij verheugen mij omdat zij incentives geven om de tewerkstelling in mijn regio op een andere manier te organiseren, en wel op een duurzame manier.

 

Kortom: heel hartelijk bedankt voor uw antwoorden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

28 Samengevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De stijging van de offshoretoeslag in het licht van de werking van de meest recente offshoreparken" (55013686C)

- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De stijging van de energiefactuur" (55013951C)

28 Questions jointes de

- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La hausse de la surchage offshore depuis la mise en fonction des parcs offshores les plus récents" (55013686C)

- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'augmentation de la facture énergétique" (55013951C)

 

28.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, er is in de jongste maanden zeer veel gebabbeld over de beperking van de federale kosten op de energiefactuur. Daar wordt veel over gecommuniceerd, maar natuurlijk lezen de mensen ook dat plotseling, ten gevolge van eerdere beslissingen van een vorige regering, de toeslag voor de offshore stijgt. Het gaat over de heffing voor de certificaten van de offshorewindmolenparken. De CREG wijt die stijging logischerwijze aan het operationeel worden van de drie meest recente offshorewindparken, waarvan er twee vorig jaar in werking gesteld zijn, meen ik.

 

Dat staat natuurlijk een beetje in contrast met de triomfantelijke aankondiging door de toenmalige staatssecretaris van Noordzee, in samenwerking met de toenmalige minister van Energie, mevrouw Marghem, van het nieuwe toekenningsmechanisme voor certificaten voor de drie in de steigers staande windmolenparken, die voor een lagere prijs zouden worden gebouwd dan hun voorgangers. De ondersteuningsperiode werd vastgelegd op 16 jaar, eventueel verlengbaar met 1 jaar in het geval van mindere windomstandigheden. Zij realiseerden met de goedkopere parken op lange termijn naar eigen zeggen een besparing van maar liefst 3,9 miljard euro. Philippe De Backer stelde toen: "Dankzij deze prijs realiseren wij een besparing van 11 euro per jaar op de elektriciteitsfactuur van de consument."

 

Laat er nu precies een stijging zijn van 9 euro naar 11,6 euro, exclusief btw, een stijging van 30 %. Die 11 euro komt dus op een sarcastische of cynische wijze opnieuw naar voren.

 

Wellicht is het technisch eenvoudig te verklaren, maar kunt u toch een toelichting geven bij de recentste stijging van de factuur voor de elektriciteitsverbruikers door de offshoreteoeslag?

 

28.02  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, vorige week stond het in alle Vlaamse kranten: de energiefactuur is stiekem 11 euro duurder geworden door een verhoging van de federale bijdrage voor de offshorewindmolenparken. Ik had dan ook verwacht dat alle collega's u daarover zouden ondervragen, maar blijkbaar zijn het enkel de heer Ravyts en mezelf. Bij uw aantreden hebt u als federaal minister van Energie beloofd dat de energiefactuur zou dalen. Nu gebeurt net het omgekeerde.

 

De N-VA, bij monde van Vlaams minister van Energie Zuhal Demir, viel u daarover in de kranten zeer hypocriet aan. De verhoging van de energiefactuur werd immers in de vorige legislatuur al beslist en mede door de N-VA goedgekeurd. Bovendien doet die partij op Vlaams niveau niets om de energiefactuur te doen dalen en ze drastisch te hervormen. Ook Open Vld en CD&V laten overigens na om daaraan iets te doen. In de kranten van vorige week konden we dan ook een plat politiek steekspel op de kap van de gewone mensen aanschouwen.

 

U verdedigde zich, enigszins terecht, door te repliceren dat met de verhoging gewoon het beleid van de vorige regering werd uitgevoerd. Maar dat is naar mijn mening toch ook geen rechtvaardiging. Waarom bent u als minister van Energie in een nieuwe regering verplicht het beleid van uw voorgangster blindelings voort te zetten? U aarzelt niet om te beklemtonen dat de nieuwe  regering een duidelijke visie heeft, dat het gedaan is met de investeringsonzekerheid van de voorbije decennia en dat u enkel nog vooruitkijkt. Waarom beslist u dan, als het aankomt op de energiefactuur, om het beleid van de vorige regering zonder meer te implementeren?

 

Ik kan daaruit enkel concluderen dat u het eens bent met de vorige beslissing. Zo niet had u dat besluit niet bekrachtigd, tenzij u mij nu tegenspreekt. Mijn vragen zijn dan ook evident.

 

Waarom keurde u de verhoging goed? Dat is in strijd met eerder gemaakte beloftes en met het regeerakkoord. Zult u die beslissing terugdraaien? Wanneer zult u er dan voor zorgen dat de energiefactuur daalt en niet stijgt?

 

28.03 Minister Tinne Van der Straeten: Vooreerst zet ik even de puntjes op de i: er is geen sprake van een stiekeme verhoging van de energiefactuur. Het mechanisme van de doorrekening is al jaren hetzelfde en blijft gewoon in gebruik.

 

Overigens, het is van twee dingen één. Daarstraks zijn wij om 9 uur de sessie begonnen met vragen over de zonnepanelen, waarbij in de ene vraag A wordt gezegd en in de andere vraag B. Dat is nog tot daaraan toe, maar wat wel gelijk is, is dat het gaat over het vertrouwen van het publiek in de regelgeving. Dat is de belangrijkste reden waarom wij niet met een pennentrek een en ander ongedaan willen maken. Ik zal het vertrouwen niet schenden. Wij hebben het daarstraks gehad over het gekrenkte vertrouwen. Ik zal de beslissing dus niet terugdraaien.

 

Wat de kern van de vragen betreft, mijnheer Ravyts, wil ik u, ten eerste, absoluut geen woorden in de mond leggen. Ik wil ook niet sturend zijn in mijn repliek. Mag ik wel opmerken dat de vorige regering – u hebt de heer Philippe De Backer geciteerd en ik zal zijn citaat herhalen – " dankzij die prijs een besparing realiseert van 11 euro per jaar op de elektriciteitsfactuur van de consument" en niet nagelaten heeft om de dalende kosten voor windenergie op zee te vertalen in het subsidiemechanisme? Die besparing is gerealiseerd. Dat blijft een feit. De drie windmolenparken die er in 2020 bij zijn gekomen, waren goedkoper. Het gaat over Northwester 2, Mermaid en Seastar. Zij ontvangen effectief minder steun dan initieel was gedacht. Tegelijkertijd zijn alle parken voor de eerste keer in bedrijf genomen, wat de stijging verklaart.

 

Het gaat over een stijging van 9,0141 euro per megawattuur in 2020 naar 11,6852 euro per megawattuur in 2021, zijnde een stijging van afgerond 2,6 euro per megawattuur, die het gevolg is van de volledige beschikbaarheid van de eerste offshorezone met 2,2 gigawatt voor het eerste jaar en de afname van de netto afgenomen energie.

 

Ten tweede, ik kan daaraan toevoegen dat het zowel mijn ambitie is als die van de minister van Noordzee – wij zijn allebei bevoegd – om de dalende kosten van offshorewindenergie te blijven vertalen in het subsidiemechanisme, met name voor de tweede offshorezone.

 

Als het zonder subsidies kan, dan zullen we dat ook doen.

 

Wat de daling van de energiefactuur betreft, die al uitvoerig is besproken in talrijke vergaderingen, verwijs ik naar mijn voorgaande antwoorden in dat verband. We zullen het er vanmiddag ook nog uitgebreid over hebben.

 

28.04  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, ik heb de heer De Backer correct geciteerd en u hebt het nog eens herhaald: de kosten van en ook de steun voor de drie meest recente parken lagen inderdaad lager. Als een eenvoudige burger in de krant leest over een stijging met 2,6 euro naar een tarief van 11,6 euro, en dat dan vergelijkt met de uitspraken over de besparing van 11 euro, dan komt dat echter niet intellectueel eerlijk over.

 

Onze fractie dringt er alvast heel erg op aan om geen subsidies voor het tweede offshorepakket uit te reiken. Ik hoop dat u daar samen met minister Van Quickenborne in zult slagen. Als dat niet gebeurt, zullen wij niet aarzelen om ook daarbij, ten aanzien van de bevolking, de nodige kritische beschouwingen te geven.

 

28.05  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Het stelt me teleur, mevrouw de minister, dat u de maatregel niet zult terugdraaien en dat de factuur zal stijgen. U antwoordt dat dat niet stiekem, maar automatisch gebeurt. Wat mij betreft, komt dat eigenlijk op hetzelfde neer. De Franstalige pers heeft er geen aandacht aan besteed en was het niet in de Nederlandstalige pers verschenen, dan hadden de burgers het niet geweten.

 

U hebt het telkens weer over het herstellen van het vertrouwen, maar ik wil er u graag op wijzen dat als u dat belangrijk vindt, u dan best wel uw beloftes nakomt. Misschien is daar wat meer tijd voor nodig. Zolang de mensen hun factuur zien stijgen, denk ik niet dat u het vertrouwen in uw beleid, in de regering en in de politiek in het algemeen zult herstellen.

 

Een ander probleem is dat de steun voor groene stroom en dus voor de energietransitie nog altijd wordt gefinancierd via de energiefactuur in de plaats van via publieke investeringen. Ook dat ondermijnt de steun voor de energietransitie en voor de groene stroom. Wat het overige betreft, zullen we een en ander wellicht vanmiddag nog bespreken.

 

U hebt overigens niet geantwoord op mijn vraag wanneer de energiefactuur eindelijk opnieuw zal dalen. U hebt zelf ook al meermaals gezegd dat die momenteel meer weg heeft van een belastingbrief. Twee derde van de factuur bestaat immers uit heffingen en belastingen. Het is echter niet aan de Vlaamse regering, met de N-VA, Open Vld en CD&V, om u daarin lessen te geven, want de meeste indirecte belastingen komen nog altijd van de Gewesten.

 

Uiteraard willen wij ook dat u uw belofte of die van de regering naleeft en de factuur effectief doet dalen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Vraag van Kim Buyst aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De nood aan extra beveiliging van de Belgische nucleaire sites" (55013874C)

Question de Kim Buyst à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La nécessité d'une sécurisation accrue des sites nucléaires belges" (55013874C)

 

28.06  Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, het verbaast me een beetje dat ik de enige ben die over dit onderwerp een vraag stelt. Vrijdag konden we immers via de pers vernemen dat de nucleaire instellingen waarover ik het zonet al even had, het SCK in Mol en het IRE in Fleurus, beter beschermd moeten worden tegen terrorisme, diefstal van kernafval en aardbevingen. De federale regering zal daarvoor 78 miljoen vrijmaken.

 

Begrijp me niet verkeerd, ik ben heel blij dat er aandacht is voor de veiligheid van deze instellingen, onder meer in de Kempen. Uiteindelijk gaat het hier nog altijd om een wetenschap waarmee we met de grootste voorzichtigheid moeten omspringen. Tegelijk riep het bericht toch ook enkele vragen op, die ik u graag voorleg. Kunt u meer toelichting geven? Waarover gaat het hier exact? Wat is de timing? Wat zijn de volgende stappen?

 

Alvast bedankt voor uw antwoorden.

 

28.07 Minister Tinne Van der Straeten: Mevrouw Buyst, u wees er in uw repliek op uw vorige vraag al op dat het SKC en het IRE spelers van wereldbelang zijn voor de productie van een aantal belangrijke medische radio-isotopen. Voorts voert het SCK ook bestralingen uit van materialen voor allerlei toepassingen, zoals de dopering van hoogvermogende halfgeleiders, bijvoorbeeld voor het gebruik in windturbines. Die activiteiten moeten gezien hun karakter natuurlijk aan hoge veiligheidseisen voldoen. Daarom zijn er ook hoge beveiligingseisen van toepassing. Die worden onder meer door het FANC opgelegd.

 

Die vereisten zijn het gevolg van de continue evolutie van de veiligheidsvereisten voor nucleaire installaties en het beheer van de veroudering van de installaties. De hogere veiligheidseisen zelf vloeien op hun beurt voort uit diverse internationale verdragen, zoals het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties van 3 maart 1980 en het Verdrag inzake nucleaire veiligheid van 17 juni 1994. De dossiers zijn vorige week in de ministerraad besproken en voeren dus deze veiligheids- en beveiligingsvereisten uit.

 

Voor het SCK gaat het zowel om investeringen in beveiliging, waaronder een nieuw beveiligd toegangsgebouw, als om de lopende kosten van de bewaking. Die kosten lopen over de periode 2020-2021/2021-2026 voor een totaalbedrag van ongeveer 50 miljoen euro.

 

Voor het IRE gaat het om investeringen in de veiligheid, onder andere een betere bescherming tegen aardbevingen, een nieuw opslagvat voor vloeibaar radioactief afval en de vervanging van automatische branddetectiesystemen. Deze projecten worden gerealiseerd in de periode 2021-2026. Hiervoor wordt vanwege de federale Staat een budget van 23 miljoen euro gevraagd.

 

De volgende stap in het dossier is dat beide dossiers worden voorgelegd in het kader van de begrotingscontrole 2021. Na het begrotingsconclaaf zullen de middelen al dan niet kunnen worden toegekend voor beide projecten.

 

28.08  Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoorden. Het is duidelijk waar die 78 miljoen euro vandaan komt en waarvoor dat geld zal worden gebruikt. Het risico van kernenergie voor onze samenleving vraagt inderdaad extra veiligheidsinvesteringen en u hebt benoemd waar het net vandaan komt. Nogmaals, het is goed dat die investeringen er komen. Aangezien een kerncentrale zich bijna in mijn achtertuin bevindt, ben ik heel blij dat er aandacht voor is.

 

Toch wil ik hier ook wel zeggen dat ik het zonde vind dat dergelijke middelen niet voor duurzame alternatieven kunnen worden ingezet. Sommigen blijven het beeld ophangen dat kernenergie een goedkope vorm van energie zou zijn, maar de kosten die nu worden genoemd, moeten wij er eigenlijk durven bijtellen. Dikwijls blijven die kosten buiten beeld, maar ik vind het belangrijk dat er aandacht voor is. Als we straks het kostenplaatje van kernenergie maken, dan dienen zulke kosten mee te worden opgenomen. Daarom moeten wij opnieuw nadenken over de omslag naar echt goedkope en echt duurzame energie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 13 h 39.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.39 uur.