Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la
Migration et des Matières administratives |
Commissie
voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken |
du Mercredi 10 février 2021 Après-midi ______ |
van Woensdag 10 februari 2021 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.19 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 19 et présidée par M. Ortwin Depoortere.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Orde van de werkzaamheden
Ordre des travaux
Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de voorzitter, vannamiddag heeft onze fractievoorzitter, zoals u vorige week al voorstelde, mijn besognes in verband met de regeling van de werkzaamheden bij de Conferentie van voorzitters aangekaart. Waarover gaat het? Vorige week was ik verbaasd en verbolgen dat de commissie maar tot 17 uur kon duren, terwijl er meer dan 70 vragen geagendeerd stonden. Vandaag zou het aanvankelijk nog erger zijn. De minister had vandaag maar tot 16.15 uur tijd. Dankzij uw bemiddeling blijft ze uiteindelijk toch tot 17.30 uur. Deze week zouden wij dus twee uur van haar kostbare tijd hebben gekregen.
Haar tijd is inderdaad kostbaar, maar die van ons ook. Wij worden enorm belemmerd in onze werkzaamheden: als wij geen antwoorden krijgen op onze vragen, kunnen wij ook niet verder met onze dossiers. Dan kijk ik met een beetje heimwee terug naar het verleden, toen regeringsleden nog ten dienste stonden en ter beschikking waren van het Parlement. Deze week kan de minister alweer slechts een drietal uurtjes bij ons zijn. Ik hoop dat we de agenda kunnen afwerken. Maar het worden er steeds meer, zoals u terecht aanhaalt, mijnheer de voorzitter. Het zou een optie kunnen zijn om ze schriftelijk te stellen en dan een antwoord per mail of per brief te krijgen. Dat heb ik liever niet, want we kijken mekaar best in de ogen wanneer we debatteren over pertinente materie.
Collega Ingels heeft drie weken geleden een mondelinge vraag omgezet in een schriftelijke vraag en wacht nog steeds op haar antwoord. De huidige modus operandi kan niet meer. Dat is duidelijk meegegeven aan de Conferentie van voorzitters. Volgens mij moet iedereen eens beginnen na te denken en elkaar met het nodige respect behandelen, in welke hoedanigheid dan ook.
De voorzitter: Ik kan uw woorden bijtreden. Parlementsleden hebben het recht op een sneller antwoord van de minister op prangende mondelinge vragen.
Bovendien moeten we in of buiten de Conferentie van voorzitters nadenken over een aangepast reglement. Er worden zeer veel mondelinge vragen ingediend die zonder beoordeling geagendeerd worden in een commissie, maar die evengoed schriftelijk kunnen worden gesteld. Dat element moeten wij ook meenemen.
Peter De Roover (N-VA): Mijnheer de voorzitter, u noemt de Conferentie van voorzitters, waarin ik zitting heb als fractievoorzitter en waaraan ik ook zonet weer heb deelgenomen. Ik heb de kwestie daar al aangekaart en wil het ook nu weer meegeven aan de regering: laattijdig reageren op schriftelijke vragen motiveert ons om mondelinge vragen in te dienen. Het is een wisselwerking. Als de regering haast maakt met het beantwoorden van de schriftelijke vragen, dan zou inderdaad de mondelinge agenda al behoorlijk ontlast kunnen worden. De bal ligt dus in het kamp van de regering. Wij zouden immers volgaarne heel wat vragen schriftelijk indienen.
Niet minister Verlinden, maar minister Vandenbroucke zei twee weken geleden dat een vraag van mij hem niet was doorgestuurd, waarop hij voorstelde ze schriftelijk te beantwoorden. Dat zou hij met bekwame spoed doen; ik wacht er nog op.
Het siert minister Verlinden dat zij doorgaans vrij uitvoerig antwoordt op vragen. Dat meen ik. Ze neemt consequent de vragen door en beantwoordt ze. Dat is prijzenswaardig. Het resultaat is wel dat het lang duurt en dat zij zichzelf veroordeelt tot een lange aanwezigheid hier. Ik stel die uitvoerigheid zeer op prijs, maar die medaille heeft dus een keerzijde. Jan Jambon zat ooit op uw stoel en hij kreeg van Jean-Marc Nollet, fractievoorzitter van Ecolo-Groen, geregeld complimenten dat hij zeer lang en uitgebreid beschikbaar was voor mondelinge vragen. Dat is een goed voorbeeld. Wij zullen u daarvoor dan ook vanuit de oppositie uitgebreid complimenteren.
Julie Chanson (Ecolo-Groen): Monsieur le président, en effet, je partage certaines remarques faites par mes collègues. Nous pourrions peut-être consulter la ministre à ce sujet puisqu'elle se rend disponible et ses réponses sont souvent très complètes, mais très longues, ce qui est préjudiciable à notre ordre du jour qui est souvent très long aussi. Ne pourrions-nous pas convenir avec elle, en fonction de son agenda, d'une séance une fois par mois qui durerait plus longtemps que 17 h 00? Avec d'autres ministres, nous avons été habitués aux séances jusque 19 h 00 parfois. Pour ma part, si cela me permet de recevoir une réponse rapide à certaines de mes questions, je suis prête à rester plus longuement en commission pour une séance de questions orales.
Cependant, nous devrions probablement revoir notre organisation interne, que cela soit pour cette commission comme pour d'autres. De manière générale, en Intérieur, nos ordres du jour sont très longs lorsqu'il s'agit de questions/réponses avec la ministre. Nous savons que nous avons besoin de certaines réponses de manière urgente.
Moi-même, je ne transforme pas toujours mes questions en questions écrites parce que nous savons que nous devrons attendre trois à quatre semaines pour une réponse qui tient à l'actualité parfois très chaude des zones de police, des zones de secours ou dans le cadre de manifestations, etc.
Voyons avec la ministre s'il est envisageable de programmer une séance de temps à autre qui serait plus longue afin de peu à peu résorber notre ordre du jour et, par le bais de la Conférence des présidents, proposer une nouvelle manière de nous organiser à ce sujet.
Le président: Madame Chanson, c'est une bonne suggestion mais il faut aussi tenir compte de l'agenda de la ministre.
Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, collega's, ik dank u voor de opmerkingen. Ik sta uiteraard open voor alle suggesties om mijn rol in deze commissie te verbeteren, dus als wij daar samen over kunnen nadenken, dan doe ik dat met heel veel plezier.
Mijnheer Metsu, u zult het mij vergeven dat ik uw betoog jammer vind, omdat u de indruk wekt dat ik niet beschikbaar zou zijn voor het Parlement. Week na week krijg ik hier een tachtigtal vragen voorgeschoteld, maar daar is inderdaad maar een bepaald tijdsbestek voor beschikbaar. Ook vandaag liggen er heel wat dingen op de plank. Het is dus geen kwestie van niet beschikbaar willen zijn, maar gewoon een kwestie van een aantal dingen te moeten combineren. Ik stel ook vast dat de vraag die mondeling wordt gesteld, de vraag die ik schriftelijk heb ontvangen en al ken, herneemt, wat uiteraard ook tijd in beslag neemt. Ik vind dat geen probleem, maar de vraag rijst welke impact dat heeft op de beschikbaarheid en de tijdsbesteding.
U zegt dat mevrouw Ingels nog geen antwoord heeft gekregen, maar, zoals uw collega zegt, wij maken er een punt van om de schriftelijke vragen tijdig te beantwoorden. Daar zijn termijnen voor. Uiteraard proberen wij dat zo snel mogelijk te doen, maar ik zou toch het misverstand dat ik te laat ben met dat schriftelijk antwoord de wereld uit willen helpen, want dat is niet zo.
Vandaag liggen er 111 vragen voor, waaronder actualiteitsdebatten. Er is inderdaad vandaag een dringende vergadering bij de eerste minister om 16.30 uur, dus ik denk dat dat de reden is waarom er ergens 16.15 uur is vermeld, maar ik zal daar niet naartoe gaan, omdat ik beschikbaar wil blijven voor het Parlement. Dat is geen probleem. Qua prioriteiten geven denk ik dat u dat alleen maar zult verwelkomen.
Voorts wil ik zo lang mogelijk voortgaan vanavond, maar ik stel vast dat heel veel mensen slechts deeltijds aanwezig zijn. Het moet natuurlijk ook een nuttige vergadering blijven, zodat iedereen de vragen en antwoorden zo goed mogelijk kan capteren en dat het debat voor iedereen in de commissie nuttig kan zijn.
Alle suggesties om de werkzaamheden te verbeteren, verwelkom ik met open armen. Laat ons gewoon samen nadenken hoe wij zo efficiënt mogelijk met dit moment kunnen omgaan.
De voorzitter: Ik merk dat er veel goede wil is langs alle kanten.
Koen Metsu (N-VA): Het klopt wat de minister zegt. Wekelijks krijgt ze 80 vragen voorgeschoteld, maar vorige week werden er daarvan slechts 14 beantwoord.
Minister Annelies Verlinden: (…)
Koen Metsu (N-VA): Er bleven vorige week nog 40 of 50 vragen over. Daarbij komen dan elke week nog nieuwe vragen.
Daarbij wordt ook heel vaak verwezen naar de schriftelijk ingediende vragen. In de vorige legislatuur was dat niet zo. Dan moesten wij onze vragen hier voorbrengen, wachten op een antwoord, een repliek geven. Het was dan wel zo dat de minister tot 19 of 20 uur en soms zelfs tot 21 uur bleef, tot de agenda was afgewerkt.
Ik ben heel dankbaar dat u dit vandaag prioriteit geeft en ons ook in onze rol erkent. Er zijn 111 vragen. Ik stel voor dat we erin vliegen, maar ik kon het absoluut niet laten om deze voor mij gegronde opmerking te maken.
De voorzitter: We zullen het hierbij houden. Ik zie de goede wil bij iedereen. We zullen er wel uitgeraken.
01 Actualiteitsdebat over de coronamaatregelen en toegevoegde vragen van
- Peter De Roover aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De onwettigheid van de coronamaatregelen" (55013007C)
- Reccino Van Lommel aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het verbod op het verbruik van maaltijden op restaurantparkings" (55013239C)
- Khalil Aouasti aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De wettelijkheid en de evenwichtige afweging van de coronamaatregelen" (55013272C)
- Peter De Roover aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Heerlijk heldere MB's" (55013293C)
- Peter De Roover aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De in het MB van 26 januari 2021 vermelde grensregio's" (55013305C)
- Peter De Roover aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De in het MB van 26 januari 2021 vermelde reizen van ministers en diplomaten" (55013306C)
- Peter De Roover aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De verduidelijking van de coronamaatregel betreffende het ontvangen van personen thuis" (55013307C)
- Jasper Pillen aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het concept Campermeal" (55013502C)
- Peter De Roover aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De pandemiewet" (55013834C)
- Nabil Boukili aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De in het MB van 26 januari 2021 vervatte goedkeuring voor reizen van ministers en diplomaten" (55014040C)
01 Débat d'actualité sur les mesures covid et questions jointes de
- Peter De Roover à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'illégalité des mesures contre le coronavirus" (55013007C)
- Reccino Van Lommel à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'interdiction de consommer des repas sur les parkings des restaurants" (55013239C)
- Khalil Aouasti à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La légalité et l'équilibre des mesures covid" (55013272C)
- Peter De Roover à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Des arrêtés ministériels d'une clarté de bon aloi" (55013293C)
- Peter De Roover à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La notion de région frontalière dans l'arrêté ministériel du 26 janvier 2021" (55013305C)
- Peter De Roover à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les voyages des ministres et diplomates évoqués dans l'arrêté ministériel du 26 janvier 2021" (55013306C)
- Peter De Roover à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La clarification de la règle corona concernant les personnes pouvant être reçues chez soi" (55013307C)
- Jasper Pillen à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le concept des repas servis dans des camping-cars" (55013502C)
- Peter De Roover à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La loi pandémie" (55013834C)
- Nabil Boukili à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L’autorisation des voyages de ministres et diplomates par l’AM du 26 janvier 2021" (55014040C)
01.01 Peter De Roover (N-VA): Mevrouw de minister, waarschijnlijk las u in De Standaard vandaag het opiniestuk "Moet ook de rechtsstaat straks aan de beademing?" of u hoorde erover op de radio vanochtend. De inhoud ligt in het verlengde van wat de N-VA al maanden bepleit. Het maatschappelijke debat daarover klinkt ook almaar luider. De briefschrijvers, die uit de advocatuur komen, merken terecht op: "In de democratische rechtsstaat moeten zulke tijdelijke vrijheidsbeperkingen tot stand komen in het parlement, of op grond van door het parlement vastgelegde, duidelijke en eenvormige criteria, nadat de nodige adviezen zijn ingewonnen bij de Raad van State en andere instanties. Dat kan niet in de wandelgangen van, bijvoorbeeld, het ministerie van Binnenlandse zaken, hoe verstandig en geleerd de initiatiefnemers ook mogen zijn." Verder schrijven ze: "Wij zijn uitermate bezorgd over deze afbrokkeling van de rechtsstaat", en ze besluiten met: "De rechtsstaat kampt met een acuut zuurstoftekort."
Dat zijn harde
woorden, die het logische gevolg zijn van soortgelijke vaststellingen en
analyses. Wij als wetgevende macht, maar u als uitvoerende macht evenzeer,
moeten daarvoor aandacht hebben. Bovendien kreeg Kamervoorzitster Tillieux
vanochtend een brief van de regering, die daarnet in de Conferentie van
voorzitters is besproken. Daarin wordt aangekondigd dat u het ontwerp van de
pandemiewet aan ons zult voorleggen, vooraleer u het naar de Raad van State
stuurt. Vervolgens kan er dan al een eerste debat plaatsvinden, nog voor de
Raad van State zich uitspreekt.
Het verheugt me dat bij de regering het besef doordringt dat hier een fundamentele vraag op tafel ligt. Ik vrees enigszins – maar u kunt mij daarover straks geruststellen – dat we door die brief aan mevrouw Tillieux nog niet per se een vaste agenda hebben. Ik blijf beklemtonen dat de onwettigheid van de coronamaatregelen om een wetgevend en parlementair antwoord vraagt.
De vragen die ik in eerste instantie stelde, waren gericht aan uw collega Van Quickenborne, maar hij heeft ze doorgespeeld. Ik vermoed dat ik uw antwoord al ken. Ik beperk me dus tot de heel concrete vraag of u ons kunt vertellen, wanneer de Kamer de tekst zal krijgen, zoals u die aan de Raad van State zult bezorgen.
De ministeriële besluiten waarmee u werkt, vormen een te wankele basis, maar het is het enige waarover we op het moment beschikken. Ik heb vragen over hun vorm. Die moeten namelijk wel door het brede publiek en zeker ook door vaklui worden geraadpleegd om te weten wat wel en niet kan. Een en ander is misschien enigszins onduidelijk, omdat er altijd gewerkt wordt op basis van verwijzingen naar het oorspronkelijke ministerieel besluit van 28 oktober 2020. In een zoektocht naar transparantie en duidelijkheid, vraag ik mij af of er juridisch ongewenste consequenties zijn als men bij de afkondiging van nieuwe maatregelen een volledig nieuw ministerieel besluit zou publiceren en dus niet hoeft te puzzelen. Een gecoördineerd MB zou toch de voorkeur genieten, want zo zou men heel wat verwarring kunnen vermijden en het draagvlak voor de maatregelen vergroten.
Mevrouw de minister, in het ministerieel besluit van 26 januari 2021 houdende wijziging van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 is er sprake van grensregio's. Maar mijns inziens bestaat er geen wettelijke definitie van de term 'grensregio'.
U hebt in de plenaire vergadering van vorige week ook verwezen naar begeleidende en toelichtende teksten. Bij een MB zijn die iets minder beschikbaar. Er bestaat wel een Europese definitie van grensregio's, maar dat zou er dan op neerkomen dat de bewoners uit de buurt van het Brusselse Warandepark als enige niet in de grensregio wonen. Is dat dan de definitie van grensregio? Kunt u ook nog eens heel duidelijk aangeven wat het verschil is tussen inwoners van grensgemeenten en die van hun directe buurgemeenten? In Antwerpen hebben we het dan bijvoorbeeld over een zuidelijke infiltratie in het land. Edegem en Mortsel zijn op die manier grensgemeenten. Ik heb het dus over die categorie, die apart wordt genoemd, en over inwoners van grensregio's. Wat mag de ene inwoner meer dan de andere?
Ik heb nog een vraag waar ik de eerste minister al mee heb geconfronteerd en waarvoor ik opnieuw verwijs naar het ministerieel besluit van 26 januari 2021, waarin we het volgende lezen: "de reizen van diplomaten, minister, staats- en regeringsleiders; de reizen van het personeel van internationale organisaties en instellingen en van personen uitgenodigd door deze internationale organisaties en instellingen waarvoor de fysieke aanwezigheid noodzakelijk is voor de goede werking van deze organisaties en instellingen; de reizen van het personeel van diplomatieke en consulaire posten en van personen uitgenodigd door deze post, waarvan de fysieke aanwezigheid noodzakelijk is voor de goede werking van deze posten; de reizen van de leden van het Europees Parlement in het kader van hun functie".
Waar ik naartoe wil, is dat reizen van diplomaten, ministers, staats- en regeringsleiders blijkbaar niet onderhevig zijn aan beperkingen, want die hoeven niet in het kader van hun functie te zijn. Zij mogen dus in Bergen op Zoom in Albert Heijn hun inkopen doen, om het even provocatief te stellen. De premier zei dat dit niet zo moest worden gelezen, maar ik denk dat een letterlijke lezing van het ministerieel besluit daarop neerkomt. Kunt u daarbij wat toelichting verschaffen?
Naast de ministeriële besluiten die in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd en die misschien wat minder lezers bij het brede publiek trekken, hebben wij www.info-coronavirus.be. Dat is een goed initiatief dat werd opgezet om die teksten voor het bredere publiek beschikbaar te maken.
Ik meen dat wat daar staat toch enigszins botst met wat in het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 staat, namelijk: "Ieder huishouden mag per lid maximum één zelfde duurzaam onderhouden nauw contact per zes weken per keer in huis of in een toeristische logies ontvangen, onverminderd artikel 23. Een alleenstaande mag naast het duurzaam onderhouden nauw contact bedoeld in het eerste lid één bijkomende persoon in huis of in een toeristische logies ontvangen op een ander moment."
Op www.info-coronavirus.be staat dan: "Je mag met maximaal 1 dezelfde persoon dicht contact hebben (knuffelcontact). Nodig je iemand uit bij je thuis? Ieder gezinslid mag thuis 1 knuffelcontact ontvangen." Ik denk dat dit niet de correcte vertaling is van het ministerieel besluit, wat misschien ook voor onduidelijkheid zorgt bij het publiek over nu wel en wat niet mag.
Het gaat niet over een detail. Het is de beruchte discussie of bompa en de bomma samen mogen komen, of bompa op hetzelfde ogenblik op bezoek mag gaan bij meneer als dat bomma bij mevrouw op bezoek gaat. Ik denk dat er daarover onduidelijkheid bestaat.
Ten slotte, wat betreft de pandemiewet, die vraag heb ik daarnet samengevat. Wanneer plant u de indiening van uw wetsontwerp? Voortgaand op de brief, zal ik daarvan nu echter maken: "Wanneer plant u de indiening van uw ontwerp van wetsontwerp in deze Kamer?"
01.02 Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de voorzitter, collega's, mevrouw de minister, mijn vraag was ingediend bij de heer Dermagne, maar is, misschien terecht, in de commissie voor Binnenlandse Zaken beland. Ze gaat over het volgende.
Mevrouw de minister, zoals u weet, zijn afhaalmaaltijden bijzonder populair geworden. Ze geven een lichte vorm van compensatie, indien wij dat gevoel op die manier mogen benoemen, voor de horeca-uitbaters.
Nu blijkt echter dat de afhaalmaaltijden niet mogen worden verbruikt in de wagen of op de parking van het restaurant. Zelfs mensen met een camper die van die maaltijden gebruikmaken, hangt een boete van 250 euro boven het hoofd.
Bij de uitwerking van bepaalde maatregelen moeten wij ons ervan vergewissen in welke mate daarbij een risico bestaat van het oplopen van een besmetting met het coronavirus. Soms kan de vraag worden gesteld over zin of onzin van bepaalde maatregelen.
Heel wat horeca-uitbaters stellen zich dus ook vragen bij een en ander.
Mevrouw de minister, waarom is die maatregel van toepassing? Gaat het hier om een hiaat of vergetelheid, waardoor de boete ook daarop van toepassing is? Bent u van mening dat de maatregel geoorloofd is en effectief bijdraagt tot het indijken van de verspreiding van het coronavirus?
01.03 Khalil Aouasti (PS): Madame la ministre, comme l'énonce l'adage latin que l'on apprend à l'université: nulla poena sine lege, pas de peine sans loi.
Depuis mars 2020, que ce soit au travers d'arrêtés de pouvoirs spéciaux ou ensuite d'arrêtés ministériels, la crise sanitaire s'est notamment – et je dis bien, notamment – vue offrir une réponse pénale.
Depuis, nous avons entendu de nombreuses expressions – tout à fait normales en démocratie – d'universitaires, de professionnels du droit ou encore de journalistes. De plus, des décisions judiciaires ont soit validé – comme nous avons pu le voir avec certains arrêts du Conseil d'État –, soit contesté cette méthode. Tout récemment encore, le 12 janvier dernier, le tribunal de police francophone de Bruxelles s'est prononcé en ce dernier sens.
La critique porte sur deux aspects. Premièrement, elle relève l'insuffisance de la base légale, à savoir les articles 182 et 187 de la loi du 15 mai 2007 relative à la sécurité civile. Deuxièmement, l'interprétation restrictive du droit pénal ne permet pas de déterminer un comportement infractionnel, faute d'une définition explicite.
Devant de telles critiques et au regard de l'anniversaire malheureux de l'épidémie – que nous aurions tous espéré voir s'éteindre bien avant –, deux chemins se présentent. Tout d'abord, nous pourrions voir des tribunaux qui, certes, en l'occurrence, ne rendent pas des arrêts erga omnes, invalider certaines décisions individuelles par le biais de l'article 159 de la Constitution. Ensuite, l'autre terme de l'alternative consisterait à légiférer.
Madame la ministre, je suppose que vous partagez cette idée suivant laquelle le citoyen ne peut raisonnablement accorder sa confiance à un système juridique que si celui-ci est juste, équitable et cohérent. Avant de parcourir l'une des deux voies, il convient de les baliser toutes les deux – et de le faire très soigneusement si nous optons pour la voie législative. En effet, il ne s'agirait ni d'aller plus loin que nécessaire ni d'étendre – selon l'expression commune – le filet pénal au-delà du délai requis par les mesures.
Je pense que ces deux options méritent débat. Il existe une demande légitime que le Parlement se saisisse de ce débat.
Madame la ministre, sans procéder à un accroissement du filet pénal, quel est le chemin que vous entendez emprunter? Entendez-vous soumettre ces questions à débat au sein de notre commission et, plus largement, au sein de notre Parlement?
01.04 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la ministre, (…) je souhaiterais revenir sur l'arrêté ministériel, en annexe 2 (…)
Paragraphe 1er: les voyages effectués pour des raisons purement professionnelles y compris les voyages des sportifs professionnels ayant un statut de haut niveau, les professionnels du secteur culturel, les journalistes dans l'exercice de leur activité professionnelle.
Paragraphe 2: les voyages des diplomates, ministres, chefs d'État et de gouvernement.
A priori, les voyages des diplomates, ministres, chefs d'État et de gouvernement sont considérés comme étant essentiels en vertu du point 1. Je m'interroge dès lors sur la portée de l'intention du point 2 qui, en l'état, conduit à considérer comme essentiels tous les voyages effectués par ces catégories de personnes, qu'il s'agisse de voyages professionnels ou non.
Les points suivants du même article autorisent divers types de voyage pour d'autres motifs (familiaux, études, humanitaires, etc.).
Je souhaite savoir, madame la ministre, quels types de voyage sont-ils visés par le point 2? Le cas échéant, doit-on comprendre que les départs en vacances de diplomates, ministres, chefs d'État et de gouvernement pourraient être considérés comme essentiels en vertu de ce point?
Pour terminer, quelle est la justification de la création d'une telle dérogation basée sur la profession de ces personnes, alors que les voyages professionnels sont déjà autorisés de façon générale et que toutes les autres autorisations sont basées sur des activités et non sur des professions? Je vous remercie.
01.05 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, chers collègues, tout d'abord, je voudrais vous informer que je ne puis pas me rallier au raisonnement tenu par le tribunal de police de Bruxelles dans son jugement du 12 janvier 2021.
Les arrêtés ministériels successifs portant des mesures d'urgence pour limiter la propagation du coronavirus s'inscrivent dans la phase fédérale de gestion de crise et sont à chaque fois délibérés en Conseil des ministres.
Comme j'ai déjà pu l'expliquer précédemment, les arrêtés ministériels ont pour fondement juridique la loi sur la protection civile, la loi sur la fonction de police et la loi relative à la sécurité civile. Chacune de ces lois nous habilite à prendre des mesures que nous estimons nécessaires à la protection de la population, notamment dans le cadre de troubles de l'ordre public, en ce compris la santé publique – en l'espèce, le danger résultant de la propagation du coronavirus.
Hier, cela a été confirmé par le tribunal correctionnel de Charleroi, qui a annulé le jugement d'un juge suppléant au tribunal de police qui avait remis en question la base légale des arrêtés ministériels. Un jugement similaire a été rendu par la cour d'appel de Mons le 8 février dernier.
De COVID-19-pandemie, waarmee België wordt geconfronteerd, is een nooit geziene gezondheidscrisis. Die heeft aanleiding gegeven tot het nemen van verregaande maatregelen die diep ingrijpen in het persoonlijk, sociaal en economisch leven van burgers. De politiemaatregelen, die veruitwendigd worden in het ministerieel besluit, zijn gericht op de bescherming van het fundamenteel recht op leven en gezondheid. De beheersing van deze gezondheidscrisis vereist snelle en doelgerichte actie, aangepast aan de snel wijzigende epidemiologische omstandigheden.
In het arrest-Umami van 30 oktober 2020 oordeelde de Raad van State in de algemene vergadering dat de rechtsgronden, zoals vermeld, rechtsgeldig zijn. Verder heeft de algemene vergadering van de Raad van State in het arrest-Verelst van dezelfde datum gesteld dat de strafbaarstelling op grond van de wet civiele veiligheid tegemoetkomt aan het wettigheidsbeginsel vervat in artikel 14 van de Grondwet. Het belang van die zeer duidelijke rechtspraak van ons hoogste administratief rechtscollege, dat bovendien recht heeft gesproken in de algemene vergadering, valt niet te onderschatten, zoals ik ook in de vorige weken al toelichtte bij interpellaties en vragen in de plenaire vergaderingen. De brief van de experts, die vanochtend is gepubliceerd, is mij dan ook bekend, maar daarmee gaan de experts in tegen wat het hoogste administratief rechtscollege tot op heden heeft geoordeeld en ook wat rechters in beroep hebben geoordeeld ten aanzien van andersluidende vonnissen van de politierechtbank. De lezing wordt door de bodemrechters in beroep dus bevestigd ten aanzien van de rechters in eerste aanleg, hetgeen des te meer aantoont dat de maatregelen een solide wettelijke basis hebben.
Het is uiteraard mogelijk om regels aan te vechten. Dat gebeurt overigens niet alleen met coronamaatregelen, maar ook met heel veel andere maatregelen. De aanvechtbaarheid maakt echter de toepasbaarheid van de maatregelen niet voor honderd procent onmogelijk.
Wat wij vandaag doen met het schrijven van een ontwerp van pandemiewet moet dan ook duidelijk worden begrepen als een aanvulling op de reeds bestaande wettelijke basis. In het bijzonder zal een methodologie ingevoerd worden op grond waarvan maatregelen van bestuurlijke politie genomen kunnen worden in geval van een epidemische noodsituatie. In het ontwerp wordt een evenwicht gezocht tussen enerzijds de noodzakelijke flexibiliteit bij de toepassing van maatregelen, zoals in de afgelopen maanden ook al noodzakelijk gebleken is, en anderzijds de rechtszekerheid. De maatregelen die genomen kunnen worden op basis van de mogelijke pandemiewet, zijn gelijkaardig aan de maatregelen die wij vandaag al kennen en die gebaseerd zijn op de nodige grondrechtelijke en democratische toetsen. In elk geval ook zal ten aanzien van dat soort maatregelen een controle door een rechter mogelijk zijn.
Met stip wil ik aanduiden dat in een democratische rechtsstaat ook de parlementaire controle een essentiële rol speelt en dat geldt des te meer in crisissituaties. De rol van het Parlement komt dan ook uitgebreid aan bod in het ontwerp.
Ik wil in dat verband toch nog even beklemtonen dat ook vandaag al talrijke vragen beantwoord worden in deze commissie, maar ook in het Parlement, waarbij vervolgens ook rekening wordt gehouden met de opmerkingen en suggesties van parlementsleden. Voor zover toch nog het idee of de indruk zou heersen dat er onvoldoende transparantie is, heb ik, samen met de voltallige regering, absoluut de wens om die transparantie omtrent het beheer van de crisis in de Kamer te komen verduidelijken en waar mogelijk te versterken, gelet op het feit dat de gezondheidscrisis lang blijft duren.
We zijn dan ook van mening dat dit voorontwerp van wet het voorwerp moet kunnen zijn van een diepgaand parlementair debat, dat zo snel mogelijk van start moet kunnen gaan. U verwees er zelf al naar, mijnheer De Roover, om die reden heeft de premier vandaag aan de Kamervoorzitter de intentie geuit om de tekst van het voorontwerp van pandemiewet, dat we daarna zullen voorleggen aan de Raad van State, ook onmiddellijk aan de Kamer te bezorgen zodra de regering de tekst in eerste lezing heeft goedgekeurd. Ik kom dan ook met veel plezier binnenkort de ontwerptekst in deze commissie toelichten. Dat moet het mogelijk maken om al in deze fase van het voorontwerp akte te nemen van de gevoeligheden en suggesties van de parlementsleden daaromtrent.
De regering gaat dus hoegenaamd geen enkel debat uit de weg aangaande de basis voor de coronamaatregelen, noch aangaande de coronamaatregelen zelf. Ze betrekt er – zelfs eerder dan bij om het even welk ander parlementair of wetgevend initiatief – het Parlement bij. Dat onderstreept dat democratische vernieuwing en transparantie voor deze regering geen holle woorden zijn en dat we wel degelijk in die filosofie ook met dit voorontwerp van pandemiewet aan de slag zullen gaan.
Voorts ben ik het met u eens dat duidelijke regelgeving belangrijk is. Daarom streven wij ernaar om altijd duidelijk en kwalitatief hoogstaande regelgevende teksten op te stellen, die de maatregelen op een heldere manier weergeven. Dat is uiteraard geen sinecure, u verwees er zelf al naar. In zo'n tekst moeten heel veel verschillende activiteiten, contacten en betrekkingen tussen personen vormgegeven worden, maar we doen dat in elk geval met de nodige zorgvuldigheid.
Mijnheer De Roover, momenteel wordt gewerkt met wijzigingsbesluiten omdat het telkens gaat om een beperkte aanpassing van een bepaald aantal artikelen van het ministerieel besluit. Op het vlak van wetgeving is het niet opportuun om bij elke wijziging van de coronamaatregelen een volledig nieuw ministerieel besluit uit te vaardigen wanneer de structuur, de tekst en het grootste deel van de bepalingen onveranderd blijven. We hebben daar overigens advies over ingewonnen. Bovendien geeft een wijzigingsbesluit duidelijk weer welke veranderingen juist werden aangebracht omdat het wijzigingsbesluit zelf een uitzuivering is van de wijzigingen waartoe werd beslist. Bovendien wordt ook al in verschillende andere regelgevende teksten verwezen naar het ministerieel besluit, in dit geval dat van 28 oktober 2020. Er moet worden vermeden dat alle regelgevende teksten met een verwijzing naar het ministerieel besluit te vaak moeten worden aangepast.
Ten slotte, en dit wil ik zeker onder uw aandacht brengen: elk nieuw ministerieel besluit dat wordt opgesteld, betekent de facto dat het vorige ministerieel besluit volledig vervalt. Eventuele procedures bij de Raad van State ten aanzien van een vorig ministerieel besluit zouden dan zonder voorwerp zijn, waardoor de rechtszoekende de indruk zou kunnen krijgen dat men telkens met nieuwe besluiten komt om de rechtsgang te bemoeilijken. Dat lijkt me toch een belangrijke overweging.
Wat de term 'grensregio' betreft, klopt het inderdaad dat de term niet specifiek is gedefinieerd in het ministerieel besluit. Daar is lang over nagedacht en uiteindelijk werd deze keuze gemaakt omdat de mogelijkheid om de grens over te steken voor dagdagelijkse of noodzakelijke activiteiten niet enkel afhankelijk zou worden gesteld van de afstand tot de grens maar ook de noodzaak. Voor inwoners van grensgemeenten en directe buurgemeenten volstaat een verklaring op eer. Wat Mortsel en Edegem betreft, spreek ik u tegen. Dit zijn geen grensgemeenten, maar wel buurgemeenten van grensgemeenten. Wie in een ruimere grensregio woont, kan met een verklaring op eer de grens oversteken voor zover de noodzaak met een aannemelijk bewijs wordt aangetoond.
Volgens de Europese definities, zou men inderdaad kunnen zeggen dat België geen groot land is en dat er dus heel veel grensregio's zijn. Dat is echter niet de bedoeling. Wat we wel begrijpen, is dat het voor sommige mensen die iets verder van de grens wonen, maar waarvan de dokter aan de andere kant van de grens woont, en die mensen daar voor een verzorging naartoe moeten, wel mogelijk zou moeten zijn. Als we dat zouden inperken, dan wordt dat moeilijk en het is niet de bedoeling van deze regel om dagdagelijkse en noodzakelijke activiteiten onmogelijk te maken. Toeristische en recreatieve reizen moeten wel worden beperkt. Overigens geldt er een wederkerigheid in onze buurlanden. Ook voor hen geldt dus diezelfde benadering. Wie bijvoorbeeld uit Luxemburg of Duitsland naar hier zou komen voor een dokterbezoek, moet ook kunnen aantonen dat de noodzaak daartoe bestaat. Dit geldt niet alleen voor grensgemeenten en buurgemeenten.
Ik wil tot slot nog benadrukken dat de grens in dit kader enkel mag worden overgestoken door inwoners van grensgemeenten of –regio's naar het aangrenzende land voor activiteiten die ook in het land van de hoofdverblijfplaats zijn toegelaten. De grenzen oversteken voor activiteiten die niet in het eigen land zijn toegelaten is dus uit den boze.
In de bijlage van het MB over de essentiële reizen wordt bij de opsomming van de leden van het Europees parlement inderdaad vermeld dat enkel reizen in het kader van hun functie als essentieel worden beschouwd. Voor de andere functies wordt bepaald dat de reis enkel is toegestaan indien hun fysieke aanwezigheid noodzakelijk is voor de goede werking van de organisatie.
Pour les personnes visées au point 2 de l'annexe 2 de l'arrêté ministériel (diplomates, ministres, chefs d'État et de gouvernement y compris), il convient de noter que l'exception n'est autorisée que pour la fonction ou le rôle exercé par ces personnes, comme cela a déjà été confirmé par le premier ministre. Elle ne constitue donc pas une autorisation pour ces personnes de partir en vacances ou de voyager pour d'autres raisons qui ne sont pas considérées comme essentielles en vertu de l'arrêté ministériel.
Il est à noter qu'en Belgique, ces personnes sont également tenues de travailler à domicile si leur fonction ne nécessite pas leur présence physique, comme c'est le cas pour les autres travailleurs en Belgique lors de cette crise.
Inzake artikel 15bis van het ministerieel besluit moet worden benadrukt dat elk lid van het gezin één knuffelcontact mag hebben. De verschillende knuffelcontacten mogen niet op hetzelfde moment in de woning van het huishouden worden uitgenodigd.
De regel is er om te voorkomen dat ook de knuffelcontacten onderling contact hebben. Op de website www.info-coronavirus.be werd dat ook verduidelijkt.
Inzake de consumptie van de maaltijden op parkings van restaurants moeten wij gezien de precaire epidemiologische situatie erop toezien dat alle geldende maatregelen worden gerespecteerd. Wij steunen uiteraard de horeca en juichen ook elke compensatie toe die toch nog mogelijk is. Alle afhaalmogelijkheden met respect voor de geldende hygiëne-, sanitaire en afstandsmaatregelen zijn mogelijk, maar enige vorm van bediening aan de wagen of in de camper is verboden. Dat is precies wat wij zagen gebeuren, namelijk dat sommige campers op de parking van een restaurant gingen staan, waarbij er bediening was tot in de camper zelf, wat uiteraard moeilijk te verantwoorden is tegenover andere horeca-inrichtingen die voor bediening aan tafel zijn gesloten.
De horeca-inrichting moet er ook altijd op toezien dat maatregelen worden getroffen inzake crowdcontrol en het beheer van wachtrijen. De maaltijden moeten worden aangeboden op een zodanige manier dat zij kunnen worden meegenomen door de klant en elders kunnen worden genuttigd, thuis of op de hotelkamer of in de wagen op een openbare parking, maar niet met de bediening door de horeca-inrichting zelf.
01.06 Peter De Roover (N-VA): Mevrouw de minister, met betrekking tot een solide wettelijke basis verwijst u naar de Raad van State. Als u de Raad van State opneemt in uw verdediging, dan neem ik aan dat u dat doet voor alles wat hij zegt. Welnu, hij betreurt alvast dat hij sedert maart 2020 niet meer voor een voorafgaandelijk advies in deze werd geraadpleegd. Ik neem aan dat u dat ook gelezen hebt.
Ik herinner eraan
dat een arrest van het hof van beroep van 28 oktober, intussen bijna vier
maanden geleden, erop wijst dat men in maart vorig jaar nog wel kon zeggen dat
de wettelijke basis volstaat, maar nu niet meer. Een uitspraak van het hof van
beroep heeft toch wat meer gewicht dan een opiniestuk in De Standaard.
Ik wil ook verwijzen naar de toch wel heel gepeperde brief van de
Gegevensbeschermingsautoriteit. Die kapittelt de regering over het feit dat ze
genegeerd wordt.
U overtuigt mij
dus niet, maar dat zal waarschijnlijk de bedoeling ook niet geweest zijn. U
geeft eigenlijk ook geen antwoord op de vraag, als het allemaal dan toch zo
solide is, waarom wij ons dan nog moeten bekommeren over een nieuwe pandemiewet.
Wat kunt u vandaag niet wat u zou willen doen en wat u met een pandemiewet wel
zou kunnen doen? Op die vraag is er eigenlijk nog steeds geen antwoord gekomen.
U zegt dat er
veel parlementaire controle is. Neen, er zijn veel parlementaire vragen, maar
steeds achteraf. U zegt dat met de tekst hierheen komt, zodra die in eerste
lezing is goedgekeurd. Ik had graag een datum gehad, want wij hebben reeds veel
aankondigingen gehad. Voorzitter Lachaert van Open Vld had het voorbije weekend
erover dat de tekst voor de zomer in het Parlement aan de orde zou worden
gesteld. U kondigde initieel Nieuwjaar aan. Intussen zijn wij reeds een heel
eind in februari opgeschoven. Er wordt een wortel voor onze neus gehangen, maar
wij zitten zelf op de ezel, heb ik de indruk.
Dan kom ik aan uw
concrete antwoorden over de reden waarom het koninklijk besluit niet elke keer
in zijn totaliteit wordt hernomen. Dat het slechts beperkte wijzigingen zijn,
vind ik geen goed argument. De twee andere, namelijk in verband met de
verwijzingen en de rechtsgang bij de Raad van State, zijn dat wel en hebben mij
overtuigd. Dat zijn deugdelijke antwoorden.
Wat het niet definiëren van de grensregio betreft, heb ik u goed begrepen dat grensgemeenten en hun buurgemeenten niet over dezelfde kam geschoren worden? U had het over Mortsel en Edegem, maar die grenzen aan Antwerpen en dat grenst dan weer aan Nederland. Volgens mij vallen die dus onder het MB. Goed, zo ontstaat er nog een derde categorie, grensregio's, grensgemeenten en gemeenten die grenzen aan grensgemeenten.
Wat de reizen van ministers betreft, bevestigt u wat de eerste minister zegt. Het wijst echter op een slordigheid in het MB, want zo staat het er natuurlijk niet in.
Er is één knuffelcontact per lid van het gezin en die mogen niet tegelijkertijd in de woning komen. Dat staat, mijns inziens, niet zo duidelijk in het MB. Anderzijds wekt de website waar ik naar verwees, die indruk wel. Ook daar zit dus spanning op.
Mevrouw de minister, dat geeft nogmaals aan wat het nut van een parlementaire behandeling kan zijn. Die kan de kwaliteit van de besluitvorming ten goede komen, omdat dergelijke dingen er dan uitgehaald kunnen worden voor de publicatie. Ook voor de kwaliteit en de transparantie van de besluitvorming menen wij dat een andere aanpak aanbeveling verdient.
01.07 Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik begrijp dat bediening tot aan de wagen of de camper niet mag. Daarin hebt u gelijk, maar anderzijds hebt u een zodanige beperking ingebouwd dat er helemaal niets meer mogelijk is.
U zou beter bepaalde maatregelen kunnen handhaven. De horeca-uitbaters vinden sommige maatregelen toch wel heel verregaand. Ik denk dat het perfect mogelijk was geweest, want als men in zijn eigen bubbel of alleen in de wagen of camper een maaltijd nuttigt, dan is er geen enkele besmetting mogelijk.
Bediening kan niet, maar dan had u het anders moeten formuleren in de besluiten. De bepaling ter zake zorgt voor heel wat onbegrip bij het publiek, haalt het draagvlak sterk naar beneden en zorgt voor nog meer teleurstelling bij de horeca-uitbaters.
L'incident est clos.
02 Actualiteitsdebat over de cybercriminaliteit en toegevoegde vragen van
- Michael Freilich aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De criminaliteit via het internet" (55013005C)
- Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De escalerende cijfers bij cybercrime" (55013074C)
- Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De cyberaanval op het CHwapi in Doornik" (55013193C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De strijd tegen de cybercriminaliteit" (55013569C)
- François De Smet aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De toenemende cybercriminaliteit" (55013927C)
02 Débat d'actualité sur la cybercriminalité et questions jointes de
- Michael Freilich à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La criminalité sur internet" (55013005C)
- Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'augmentation des chiffres de la cybercriminalité" (55013074C)
- Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'attaque informatique subie par le CHwapi de Tournai" (55013193C)
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La lutte contre la cybercriminalité" (55013569C)
- François De Smet à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L’augmentation de la cybercriminalité" (55013927C)
02.01 Michael Freilich (N-VA): Mevrouw de minister, in de cybercriminaliteit zijn er twee categorieën. Iedereen denkt bij cybercriminaliteit spontaan aan hacking, phishing en andere manieren waarbij gebruikmakend van computers of andere technologische middelen geld wordt afgetroggeld, bedrijven worden gehackt met cryptomunten enzovoort. Dat is echter maar één element van het debat in cybersecurity en cybercriminaliteit. Een tweede element, het element dat ik u vandaag wil voorleggen, gaat erover dat de criminaliteit zich verplaatst van op straat naar het internet en de digitale platformen.
Meer specifiek gaat mijn vraag over de app Signal, eigenlijk een veredelde versie van een app zoals WhatsApp, maar met meer beveiligingsmogelijkheden. Het verschil is dat Signal ook een functie bevat waarbij de gebruiker in chatgroepen dingen in de buurt kan zoeken. Ik schrok mij een hoedje toen ik enkele weken geleden bekeek wat ik via die app allemaal kon vinden. Wat ik daar aantrof, tart werkelijk alle verbeelding. Het gaat om marktplaatsen die zowat alles aan- en verkopen wat illegaal is, bijvoorbeeld drugs in alle geuren en kleuren, aangeprezen via video's, als waren het groenten en fruit. Men kan er ook wapens vinden, nepgeld blijkt heel populair te zijn en een gestolen iPhone 12 is voor 199 euro verkrijgbaar. Officiële rijbewijzen, ook Nederlandse en Duitse, worden binnen vier dagen geregeld tegen een goede prijs. Het gaat ook om geregistreerde simkaarten, gehackte bankrekeningen en zo meer.
Ik citeer een screenshot: "Zoek je iemand die wraakacties moet uitvoeren, iemand zijn auto laten afbranden of ergere opties, bericht mij. Alleen grote bedragen." Of een andere: "Toegangsbadges voor PostNL, alle depots", met daarbij een foto van beide toegangsbadges. Het wordt nog erger, want iemand zegt chantagemiddelen te hebben voor een jongen, waarmee men die jongen alles kan laten doen.
Vandaar mijn bezorgdheid en ook mijn vragen aan u.
Mevrouw de minister, zijn uw diensten op de hoogte van deze problematiek? Soms wordt er gesproken over no-gozones, gebieden waar de politie niet komt. Welnu, dit lijkt mij een soort digitale no-gozone, aangezien zulke dingen er gewoon open en bloot worden aangeboden, wetende dat niemand de aanbieder wat kan maken. Zijn uw diensten op de hoogte van de problematiek met apps als Telegram en Signal?
Hoeveel manschappen houden zich specifiek bezig met het online patrouilleren en opsporen van zulke criminaliteit?
Heeft de overheid reeds getracht om die specifieke chatgroepen aan te kaarten bij de maker van het programma? Indien ja, wanneer en via welke manier? Indien niet, waarom niet, en is dat alsnog wel mogelijk?
Overweegt u om aan bijvoorbeeld Apple en Google te vragen om die apps te verwijderen van de appstore als blijkt dat de ontwikkelaars van de app niet op het contact met de overheid ingaan? Op vergelijkbare manier hebben wij gezien dat de app Parler werd verwijderd uit de appstores, dus de mogelijkheid om iets te ondernemen bestaat wel degelijk.
02.02 Bert Moyaers (sp.a): Collega, u stelde een zeer boeiende vraag, vooral wat het tweede aspect ervan betreft. In mijn vraag gaat het eerder over het eerste aspect, op basis van een aantal zaken die ik een tijd geleden in onder andere Het Belang van Limburg gelezen had. Ik kon daaruit besluiten dat 2020, het jaar van de coronacrisis, absoluut een grand cru was voor cybercriminelen.
In de editie van Het Belang van Limburg van 14 december werden cijfers gepubliceerd van 6 van de 14 Limburgse politiezones. Daaruit bleek dat er voor ruim 5,5 miljoen euro werd opgelicht, gewoon bij burgers zoals u en ik. Bijkomend is er ook nog een dark number, een aantal mensen die gewoon te beschaamd zijn of voor wie het bedrag te laag ligt om een aangifte te doen. Volgens berekeningen van het parket van Limburg en de politie moet men daarom het bedrag van 5,5 miljoen euro vermenigvuldigen met een factor 4 tot 5 om een realistisch beeld te krijgen van wat er, alleen nog maar in Limburg, aan geld is ontnomen aan de mensen. Het zijn cijfers om van te duizelen.
Slachtoffers die slechts 20 euro kwijtspeelden, zijn eerder een uitzondering. Heel wat mensen verloren zelfs tienduizenden euro. Dergelijke toestanden verwoesten heel wat levens van gezinnen. Phishing, whaling en oplichting via tweedehandswebsites zijn de meest populaire methodes die daders gebruiken.
Veel kan worden gekoppeld aan de coronacrisis, want de mensen zitten nu iets meer achter hun scherm. Zij worden ook richting de interneteconomie geduwd door de sluiting van de winkels. De lockdown hield ons thuis, waardoor we ook sneller geneigd waren om meer uren te spenderen op het wereldwijde web. De oplichters gaan vandaag ook veel professioneler te werk in vergelijking met enkele jaren geleden. Ook in 2021 zullen we nog heel wat aankopen online blijven doen. Als we niet ingrijpen, creëren we van hetzelfde laken een broek.
Ik heb daarover maar één specifieke vraag, mevrouw de minister.
Zult u de capaciteit van de federale politie verhogen met de specifieke opdracht om verder onderzoek te verrichten en een fenomeenanalyse uit te voeren? Dat is uiteindelijk toch ook een van de prioriteiten uit uw Nationaal Veiligheidsplan.
02.03 Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, vous n'êtes pas sans savoir que le CHwapi, le Centre hospitalier de Wallonie picarde de Tournai, a subi, le dimanche 17 janvier 2021, une cyberattaque de grande ampleur ayant entraîné l'impossibilité d'accès à 80 des 300 serveurs permettant le bon fonctionnement des services du centre hospitalier et dont la résolution a nécessité de nombreux jours.
La crise sanitaire que nous connaissons actuellement rend les centres hospitaliers et les laboratoires particulièrement vulnérables à ce genre d'attaques, d'une part, en raison de la pression subie par ces établissements et du recours au télétravail, et d'autre part, en raison de l'intérêt grandissant des pirates informatiques pour la collection et la vente d'informations relatives aux recherches sur le covid-19 et sur ses vaccins.
Madame la ministre, dès le lundi 18 janvier 2021, des membres de la Computer Crime Unit de la police fédérale (FCCU) se sont rendus à Tournai en vue d'apporter leur soutien aux services informatiques du CHwapi. Pouvons-nous recevoir des informations au sujet des procédures liées au suivi de ce type d'attaques par la FCCU?
Il nous est parvenu que des cyberattaques plus ou moins conséquentes sont fréquemment observées – et la plupart du temps maîtrisées – par les services informatiques des centres hospitaliers belges. La FCCU a-t-elle dû intervenir dans d'autres hôpitaux ou laboratoires depuis le début de la crise sanitaire?
Pouvons-nous obtenir des informations au sujet de l'attention portée par la FCCU à l'égard de ce type de phénomène – lequel, étant survenu à Tournai, est susceptible de se reproduire ailleurs dans notre pays?
02.04 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, en complément aux questions de mes collègues, je reviens simplement sur votre note de politique générale, dans laquelle vous aviez fait allusion à l'investissement dans des profils spécialisés et dans l'augmentation du quorum annuel d'inspecteurs en chef spécialisés pour lutter contre cette cybercriminalité à laquelle nous venons de faire allusion. J'en viens directement à ma question.
À ce jour, combien d'inspecteurs en chef spécialisés prévoyez-vous d'engager? Vers quels chiffres pouvons-nous tendre ou espérer tendre en 2021 quant à ce recrutement? Quand ces effectifs supplémentaires pourront-ils être engagés? En savez-vous davantage aujourd'hui sur la manière dont ce recrutement pourra se dérouler?
02.05 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Freilich, Telegram is geen onbekend gegeven voor onze politiediensten. Verschillende van dergelijke geëncrypteerde communicatiekanalen zijn immers erg aantrekkelijk voor criminelen. Telegramgebruikers kunnen versleutelde en zichzelf vernietigende berichten uitwisselen. Bovendien gebruikt Telegram een zelfontwikkeld cryptografisch protocol met een dubbele authenticatie, in combinatie met een wachtwoord. Daardoor is toegang tot de gegevens bijzonder moeilijk.
Binnen de federale politie beschikt de centrale directie van de bestrijding van de zware en georganiseerde criminaliteit (DJSOC) over een cel Internetrecherche, die online allerlei illegale inhoud opspoort, onder meer met betrekking tot propaganda voor terrorisme, radicalisme en gewelddadig extremisme. Zo nodig neemt die cel contact op met de verschillende internetplatformen, met het verzoek de illegale inhoud zelf te verwijderen.
De cel speurt ook naar onderzoekselementen op het internet ten voordele van de gehele geïntegreerde politie en haar partners. Dat gebeurt in het kader van alle gerechtelijke dossiers. Op dit moment bestaat de cel uit 20 personen en is ze in het kader van haar opzoekwerk naar illegale inhoud ook aanwezig op Telegram.
Telegramaccounts zijn gelinkt aan telefoonnummers die geverifieerd worden met een sms. Hoewel de toegang voor het grote publiek gemakkelijk is, moeten de politiediensten zich aan de wetgeving houden, onder meer aan de wet op de bijzondere opsporingsmethoden (BOM). Uw vraag over de verwijdering van Telegram uit de Apple App Store en Google Play valt echter niet binnen mijn bevoegdheid.
Mijnheer Moyaers, internetcriminaliteit en veiligheid zijn niet alleen mijn bevoegdheid, maar ook van de minister van Justitie en van de premier, onder wiens bevoegdheid het Centrum voor Cybersecurity België (CCB) valt. Om fenomenen zoals identiteitsfraude, phishing, oplichting, grooming en afpersing aan te pakken, moet worden ingezet op een ketengerichte aanpak, gaande van preventie tot opvolging, vervolging en nazorg. Een sterke politieaanwezigheid op het internet maakt daar ook deel van uit. In mijn beleidsverklaring gaf ik al aan dat ik de operationele diensten rond cybercriminaliteit wil versterken met de juiste profielen, expertise en technologie.
Collègue Chanson, chaque année, la police judiciaire fédérale recrute et engage des inspecteurs principaux spécialisés. En 2021, elle engagera 90 collaborateurs pour l'ensemble des spécialités. L'appel aux candidats externes sera lancé dans le courant du mois de mars. Parallèlement à ces engagements de collaborateurs opérationnels, la PJF investit également dans des profils de cadre administratif et logistique spécialisé (ingénieurs, programmeurs, etc.). Il s'agit des collaborateurs avec des profils hautement spécialisés qui seront recrutés dans le courant de 2021.
Monsieur Senesael, le soutien apporté dans le cadre de la cyberattaque contre l'Hôpital CHwapi à Tournai fait partie de la Quick Reaction Force (QRF). Cette équipe ad hoc, composée d'employés de différentes Computer Crime Units fédérale et régionales, qui ont les compétences nécessaires pour enquêter sur la cybercriminalité dans les environnements de réseaux complexes, peut être déployée lors d'incidents de cybercriminalité grave. Il convient, toutefois, de noter que la QRF est responsable des premières opérations policières urgentes en vue de sauvegarder autant que possible les preuves nécessaires. Aider l'opérateur concerné à arrêter l'attaque, à restaurer les systèmes infectés, à corriger les vulnérabilités ou à restaurer le fonctionnement normal des systèmes n'est pas du ressort de la QRF.
D'autres partenaires de la chaîne de cybersécurité comme la Crisis Emergency Response Team (CERT) effectue de telles tâches et peut assister l'exploitant avec des mesures correctives et/ou préventives. Le suivi des cyberincidents graves fait partie du cyberplan d'urgence du Centre de cybersécurité de Belgique. En fonction de la classification d'un cyberincident, ce plan fournit un certain nombre de mécanismes pour coordonner la coopération et l'échange d'informations entre les différents partenaires de la chaîne de cybersécurité. Le soutien QRF n'est pas une procédure standard mais un mécanisme qui peut être activé pour fournir les capacités policières spécialisées nécessaires, en cas de besoin. Cela ne signifie pas que les incidents que vous citez ne peuvent pas faire l'objet d'une enquête judiciaire menée par la police judiciaire fédérale compétente de l'arrondissement.
Dans l'état actuel des recherches, il est trop tôt pour tirer des conclusions générales ou faire des recommandations détaillées. Il va sans dire que toutes les conclusions pertinentes qui pourraient être utilisées pour accroître la cybersécurité sont partagées avec les parties prenantes. Cette diffusion des informations sera généralement effectuée par la CERT. Dans l'ensemble, nous n'avons aucune indication selon laquelle les établissements médicaux seront désormais plus susceptibles d'être la cible de cyberattaques que d'autres secteurs. Néanmoins, la prévention, c'est-à-dire l'investissement dans la cybersécurité et le maintien des systèmes informatiques à jour, est cruciale pour éviter de devenir des proies faciles pour des cybercriminels.
02.06 Michael Freilich (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het is inderdaad juist dat het op Telegram geëncrypteerde berichten betreft, waar men heel moeilijk binnen kan. Ik heb het echter over de chatgroepen, de chatboxen. Die zijn open voor iedereen. De politie zou daar, op vraag van een procureur des Konings – zo heb ik begrepen – mogen ingaan op vragen als "ik zit nu in die straat en heb drugs, wie kan mij beleveren?" Men kan daar zeker iets gaan doen. Ik verneem dat 20 mensen dat opvolgen. Dat lijkt veel, maar dat zijn er slechts twee per provincie. Als men weet dat voor heel de provincie Antwerpen waar wekelijks duizenden van die berichten zijn, slechts twee mensen dat moeten opvolgen, dan stel ik mij daar vragen bij.
Ik verwacht toch wel een engagement van u, en ik heb dat niet gehoord. Ik verwacht dat u erkent dat er een probleem is. Ik begrijp ook dat u hier een voorbereide tekst krijgt van uw kabinet die u moet voorlezen. Maar ik hoop dat u zich bewust bent van de problematiek – of dat ik u daar nu van bewust maak – en dat u daarvan een prioriteit gaat maken. De problematiek is er, is heel erg en verplaatst zich helemaal naar het internet.
Ik heb begrepen dat de reguliere criminaliteit vandaag fors gezakt is door corona. Heel veel mensen zijn thuis, wat betekent dat het aantal woninginbraken gedaald is. Een andere voorbeeld, het aantal winkeldiefstallen is ook gedaald. Criminaliteit verplaatst zich nu echter naar het internet.
Ik hoop dat wij van u en heel de regering daar stappen kunnen verwachten. U zegt dat bij Apple of Google gaan pleiten niet uw bevoegdheid is. Dat kan zo zijn, maar u hebt wel een collega-minister die u zomaar een vraag kunt stellen. Voor mij is het veel moeilijker. Dan moet ik weer vier weken wachten tot mijn vraag aan de orde komt. Het gaat wel degelijk om criminaliteit in België. En dat is wel uw bevoegdheid. Als dat engagement er is, ben ik zeker dat u daarvoor het nodige kunt doen.
02.07 Bert Moyaers (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, zoals collega Freilich zegt, de criminaliteit heeft zich wel degelijk verplaatst, zeker tijdens de coronacrisis en cybercriminaliteit is niet meer weg te denken. Het is nu eenmaal een veel gemakkelijkere manier om veel grotere bedragen te kunnen stelen. Als er straks nog tijd voor is, zullen we het debat hierover misschien nog voortzetten, maar ik voel toch steeds meer de vraag rijzen om over te gaan tot schaalvergroting. Grotere politiezones met meer specialisatie in huis, en waarbij ook federale gerechtelijke politie nauw betrokken wordt, zijn volgens mij toch een oplossing.
Het is goed dat u de operationele diensten wil versterken met de nodige expertise, zoals u had aangekondigd in uw beleidsnota, maar er is toch haast bij. Op dat gebied zie ik echter weinig licht aan het einde van de tunnel. Er zijn momenteel zo veel gedupeerden die hun spaargeld via criminele circuits naar het buitenland zien verdwijnen, wat uiteindelijk ook onze economie in gevaar brengt. Van mijn eigen politiezone kreeg ik bijvoorbeeld enkele weken terug nog te horen dat ze noodgedwongen, in overleg met het openbaar ministerie, nog slechts in enkele beperkte gevallen onderzoek kunnen doen naar cybercriminaliteit.
De schaalvergroting zal wellicht niet voor vandaag of morgen zijn, maar ik wil toch aandringen om op korte termijn, via de federale politie, een fenomeenanalyse te laten uitvoeren, ongeacht of dat nu met een versterkte operationele dienst is, die u zonet aankondigde, dan wel met de expertise die we vandaag al in huis hebben. Er zijn immers meer dan voldoende gegevens voorhanden dankzij de lokale politiediensten. Het gaat uiteindelijk toch om een prioriteit uit ons Nationaal Veiligheidsplan.
02.08 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos éléments de réponse qui ont retenu mon attention sur deux points.
D'abord, l'enquête judiciaire est en cours et ses conclusions pourront être utilisées à bon escient pour augmenter la sécurité des serveurs utilisés pour le bon fonctionnement du centre hospitalier. J'espère évidemment que ces conclusions iront dans le sens que vous soulignez.
Ensuite, vous dites que la prévention reste cruciale pour éviter le renouvellement de tels incidents. Je peux partager votre point de vue, mais il reste néanmoins nécessaire, voire primordial, de remonter la chaîne pour découvrir et, surtout, poursuivre les auteurs de ces cyberattaques qui mettent en péril la gestion de nos centres hospitaliers et celui du CHwapi de Tournai en particulier.
02.09 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je me réjouis de vous entendre dire que l'appel à recrutement commencera dès le mois prochain. C'est appréciable, vu l'urgence de la situation.
Het incident is gesloten.
03 Débat d'actualité sur le régime de fin de carrière pour le personnel opérationnel de la police intégrée (NAPAP) et questions jointes de
- Vanessa Matz à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La non-inscription du subside NAPAP dans le budget des zones de police et ses implications" (55013063C)
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les subsides NAPAP au sein des budgets de police 2021" (55013384C)
- Koen Metsu à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La situation en ce qui concerne le régime NAPAP" (55013630C)
- Caroline Taquin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le budget 2021 et le financement de la NAPAP pour les zones de police" (55013723C)
- Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le financement de la NAPAP en 2021" (55014026C)
03 Actualiteitsdebat over het eindeloopbaanstelsel voor de operationele personeelsleden van de geïntegreerde politie (NAVAP) en toegevoegde vragen van
- Vanessa Matz aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De gevolgen van het niet inschrijven van de NAVAP-subsidies in de begroting van de politiezones" (55013063C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De NAVAP-subsidies op de politiebegrotingen 2021" (55013384C)
- Koen Metsu aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De stand van zaken met betrekking tot de NAVAP-regeling" (55013630C)
- Caroline Taquin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De begroting 2021 en de financiering van de NAVAP-regeling voor de politiezones" (55013723C)
- Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De financiering van de NAVAP-regeling in 2021" (55014026C)
03.01 Vanessa Matz (cdH): Madame la ministre, il me revient du terrain que certaines zones de police voient leur budget recalé par les autorités de tutelle. La raison principalement invoquée est l'inscription de recettes inappropriées, notamment les subsides NAPAP.
La circulaire ministérielle PLP 60 traitant des directives pour l'établissement du budget de police 2021 à l'usage des zones de police indique en effet qu' "actuellement, aucun subside NAPAP n'est encore prévu pour 2021 et que, dès lors, aucun montant ne peut être inscrit au budget 2021". Il est néanmoins ajouté que "la prolongation du subside NAPAP après 2020 figure bien à l'ordre du jour des prochaines discussions budgétaires".
Dans la même lignée, vous déclariez, le 16 novembre dernier, qu' "en tant que tel, le droit à ce régime demeure pour l'instant inchangé, conformément à l'arrêté royal du 9 novembre 2015, qui reste également d'application en 2021". Et d'ajouter que vous vous êtes entretenue le 30 novembre à ce sujet avec les trois Unions des Villes et Communes.
Madame la ministre, il est demandé de ne pas inscrire le subside NAPAP dans le budget des zones de police. Par conséquent, à quelle méthode doivent recourir les zones de police qui comptent notamment sur ce subside pour voir leur budget en équilibre? Quelles corrections pouvez-vous leur suggérer d'apporter afin d'éventuellement amender leur budget pour qu'il soit approuvé? Quelles instructions avez-vous transmises aux autorités de tutelle? Enfin, sur quels points vous êtes-vous mise d'accord avec les trois Unions des Villes et Communes?
03.02 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, comme ma collègue Matz vient d'exposer le contexte, je ne le répéterai pas. De plus, nous avons pu échanger autour de ce thème voici à peine quelques semaines.
Pouvez-vous nous indiquer quand les zones de police seront informées de votre décision relative aux subsides NAPAP? Comptez-vous prolonger cette subvention? En attendant, comment les zones de police peuvent-elles s’organiser au regard des directives en vigueur, de manière à ce que leur budget soit approuvé dans les plus brefs délais?
03.03 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, ik kan eigenlijk al een antwoord geven aan beide voorgaande gerespecteerde spreeksters, mevrouw Matz en mevrouw Chanson, want ruim twee maanden geleden hebben wij een wetsvoorstel ter zake ingediend. Op 8 december 2020 stelden mijn collega Joy Donné en ikzelf het wetsvoorstel tot regeling van de financiering van de eindeloopbaanmaatregelen voor de personeelsleden van de lokale politie voor het jaar 2021 voor. Die regeling slaat enkel op het jaar 2021, omdat wij heel goed begrijpen dat het aan de regering is om in een structurele oplossing te voorzien. Wij pretenderen niet dat wij dat initiatief in uw plaats mochten nemen, maar – ik spreek nu als burgemeester – voor de lokale besturen is het heel belangrijk dat er voor 2021 duidelijkheid komt.
Wij dienden het voorstel in, omdat er op de begroting van de regering voor 2021 geen middelen voor de NAVAP-regeling zijn ingeschreven. Ons voorstel geeft de politiezones ademruimte en geeft u de tijd om een structurele regeling uit te werken. Het bevat geen nieuw beleid, maar stelt een pragmatische oplossing voor tot het einde van dit jaar.
U stelde in de commissie in november 2020 dat het KB van 9 november 2015 van toepassing zou blijven voor 2021. Wat mevrouw Matz zei, klopt. In uw ministeriële omzendbrief PL60 verklaarde u dat de verlenging van de NAVAP-subsidie na 2020 pas op de agenda zou staan van de volgende begrotingsbesprekingen. Dat lijkt ons wat te laat.
Tijdens de bespreking van ons wetsvoorstel op 8 december 2020 gingen alle fracties ermee akkoord om aan u een stand van zaken te vragen. Die zou urgent worden opgevraagd om hem nog voor het einde van vorig jaar en voor het einde van de tijdelijke regeling van NAVAP, zoals geschreven in het KB van 9 november 2015, te verkrijgen. Wij hebben tot op heden, begin februari 2021, echter nog geen advies mogen ontvangen.
Kunt u ons alstublieft nu een stand van zaken geven over de NAVAP-regeling? Hoe ver staat u met de uittekening van een nieuwe regeling? Hoe worden de politiezones vandaag ondersteund voor de NAVAP-premies of hoe beredderen zij zich vandaag? Hoe verlopen de gesprekken met de vakbonden hierover?
Kunt u als tijdelijke oplossing akkoord gaan met ons wetsvoorstel nr. 1681, dat geen controversieel beleid inhoudt, maar slechts de werking van onze politie wil verzekeren voor het huidige jaar? Daarmee beantwoordt u meteen ook een belangrijke vraag die wij twee maanden geleden al hebben gesteld.
03.04 Caroline Taquin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, cette question est pendante depuis 2019. C'était, en effet, durant cette période sans gouvernement de plein exercice que le système mis en place par l'arrêté royal du 9 novembre 2015 est arrivé à son terme, car il visait les années de 2016 à 2019. Les zones de police risquaient donc de se retrouver au 1er janvier 2020 sans financement pour cette mesure décidée par le fédéral.
J'avais alors déposé à la fin de l'année 2019 une proposition en urgence au Parlement pour que le budget soit débloqué et ce, dans l'attente d'un système plus structurel.
On parle ici d'environ 46 millions d'euros, alors que l'on connaît l'état des finances communales qui, elles-mêmes, alimentent les budgets des zones de police. La décision avait été votée en urgence par le Parlement pour l'année 2020 uniquement et prévoyait, en outre, le surcoût potentiel (au-delà des 46 millions) qui serait aussi pris en charge par la police fédérale au travers d'adaptations de ses crédits.
Dès votre prise de fonction, début novembre, je vous ai donc interpellée à ce sujet afin de vous demander si ce financement était bien prévu au budget fédéral 2021 et si des initiatives étaient prises pour pérenniser ce financement. Vous m'aviez répondu que le montant était prévu mais que, (je vous cite): "Le gouvernement n'a pas encore pris de décision relative au financement des surcoûts. L'intention est d'élaborer un financement le plus rapidement possible en s'inspirant du régime appliqué sous la précédente législature".
Madame la ministre, pouvez-vous me confirmer que ce financement fédéral avec ses surcoûts est prévu pour 2021? Quel est précisément le montant prévu?
Autre question que je vous repose car à celle-là, vous ne m'aviez pas répondu en novembre: quelle est la source de financement prévue, compte tenu du fait que celle-ci émanait jusqu'à l'année dernière de cotisations des polices locales? Une modification de la source de ce financement des 46 millions a-t-elle été décidée?
03.05 Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, souvenez-vous, nous l'avions évoqué lors de votre exposé d'orientation générale, le financement de la non-activité préalable à la pension des anciens gendarmes repris dans la police intégrée est un dossier délicat hérité du gouvernement précédent.
Les mécanismes transitoires sont arrivés à leur terme et il vous appartient de trouver une solution pour le financement de cette décision fédérale, une solution qui n'impacte pas les finances des zones de police locale – et donc à travers elles les budgets communaux – ni par le biais d'un financement direct, ni par le biais d'une ponction du Fonds APL, abondée par les autorités locales.
Alors que l'année 2021 avance doucement, madame la ministre, pouvez-vous nous dire où en sont vos services dans la recherche d'une solution structurelle dans ce dossier? À défaut d'une telle solution pérenne, quelle mesure entendez-vous prendre, pour cette année 2021, qui respecte les prérequis énoncés à l'instant par les uns et les autres?
03.06 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Senesael, les zones de police ont été informées, par le biais de la circulaire ministérielle PLP 60 traitant des directives pour l'établissement du budget de police 2021 à l'usage des zones de police, qu'elles ne devaient inscrire dans leur budget 2021 aucun montant relatif au mécanisme de financement NAPAP. Les zones de police devant présenter un budget en équilibre, elles ont dû adapter celui-ci en conséquence. Jusqu'à présent, je n'ai eu aucun retour des services de tutelle et je ne peux donc vous confirmer que certaines zones de police ont vu leur budget 2021 refusé car elles y avaient intégré le subside NAPAP.
À l'heure actuelle, les discussions relatives au subside NAPAP sont toujours en cours. Je suis bien consciente de la situation d'attente dans laquelle se trouvent les zones de police et de la nécessité pour elles de savoir si ce subside sera ou non prolongé en 2021. L'Administration communiquera les directives relatives au NAPAP dès que la question aura été tranchée lors du contrôle budgétaire. Les zones de police feront les adaptations qui s'imposent en fonction de ces directives.
Les zones de police doivent présenter un budget en équilibre et cet équilibre doit se baser sur les rentrées financières que les zones de police sont, au moment de la confection de leur budget, certaines de percevoir. Il revient à chaque zone de police d'examiner comment l'équilibre budgétaire peut être maintenu. Il n'y a pas une solution unique pour toutes les zones de police.
Comme le subside est actuellement discuté, il ne peut être repris au budget 2021 des zones de police. Si un accord est trouvé à la suite du contrôle budgétaire, les zones de police pourront inscrire leur subside à leur budget 2021 par le biais d'une modification budgétaire.
Madame Taquin, le mode de financement auquel vous vous référez fera également l'objet de discussions dans le cadre du contrôle budgétaire.
Collega Metsu, met betrekking tot de concrete procedure, indien in de budgetcontrole bijkomende middelen ter beschikking komen, zullen die door middel van een koninklijk besluit en de te volgen procedure en termijnen bepaald worden. Het lijkt mij aangewezen dezelfde procedure te volgen als in voorgaande jaren, namelijk een aanvraag op het eind van elk kwartaal door de politiezone, met betalingsmodaliteiten, die uiteraard zullen afhangen van de in het kader van de begrotingscontrole besliste kredieten.
Ik beklemtoon steeds het onderscheid tussen enerzijds de eindeloopbaanregeling en het stelsel van non-activiteit dat opgenomen is in de statuten van de geïntegreerde politie en een recht vormt voor de betrokken personeelsleden, en anderzijds de financiering aan de politiezones van de eventuele meerkosten van die regeling. Alleen dat laatste is het onderwerp van discussie in het kader van de budgetcontrole.
Wat uw wetsvoorstel betreft, het komt ons voor dat het bijzonder verregaand is, geen onderscheid maakt tussen de verschillende systemen of situaties die zich kunnen aandienen in het kader van NAVAP en als dusdanig niet onmiddellijk geschikt is om een adequaat antwoord te bieden op de uitdagingen van vandaag. U hebt hier echter wel het engagement om de kwestie nader te bekijken in het kader van de begrotingscontrole.
03.07 Vanessa Matz (cdH): Madame la ministre, merci pour votre réponse, même si elle me laisse perplexe quant au fait qu'on parle d'une éventualité. Au mois de novembre, les choses paraissaient plus sûres pour les zones de police, pas sur le calendrier précis, mais elles pouvaient se dire qu'il y aurait des modifications presque définitives. On entend maintenant que c'est toujours en discussion dans le cadre des futures négociations budgétaires et on ne voit pas très bien comment les zones de police devraient prendre cela à leur charge en plus si cela n'aboutit pas à quelque chose dans le cadre des discussions budgétaires.
Je ne peux que regretter cette décision que le gouvernement, objectivement, aurait pu prendre beaucoup plus tôt pour mettre en sécurité les zones de police, principalement en cette période. Comme vous le savez, elles abattent pas mal de boulot, elles remplissent de nombreuses missions dans le cadre de la crise covid. J'estime qu'on aurait pu les rassurer par rapport à cette recette qui doit être inscrite dans leur budget, plutôt que de les laisser dans l'incertitude et les contraindre à boucler des budgets avec difficulté. On sait que c'est compliqué pour elles de mettre autant de moyens dans le respect des mesures covid.
Je regrette vos réponses évasives. Je pensais que vous arriveriez à quelque chose de plus ferme.
03.08 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Merci pour vos réponses, madame la ministre.
J'entends que les discussions sont toujours en cours. Les semaines passent et on n'avance pas. Les zones sont dans l'attente. La crise ne facilite pas la situation déjà difficile pour certaines d'entre elles. Légitimement, les zones de police attendent une réponse plus ferme de votre part.
Je pense qu'aujourd'hui, le temps presse. Nous devons apporter des réponses structurelles fortes à cette situation qui ne peut perdurer. J'entends que les discussions sont en cours mais je compte sur vous, madame la ministre, pour 'booster' ces discussions. Je sais que c'est un dossier important; nous en avons discuté très longuement. La prochaine fois que nous vous interrogerons sur cette thématique, j'espère que vous pourrez nous apporter des réponses plus précises en termes de calendrier et de financement.
Je crois en votre compétence évidemment, mais aussi en votre volonté. J'espère donc que nous pourrons reparler de ce dossier dans les plus brefs délais avec des réponses plus précises de votre part. Je vous en remercie d'avance.
03.09 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb er alle begrip voor dat u nog geen structurele oplossing hebt kunnen uitwerken, vandaar ons wetsvoorstel om alleszins de lokale besturen en de politiezones in 2021 al zekerheid te geven. Het is natuurlijk iets helemaal anders dat u terugkomt op de belofte van november om NAVAP nog in 2021 te verrekenen. Ik ben heel erg benieuwd hoe uw collega's van de meerderheid met een voornaam lokaal mandaat, zoals schepen, burgemeester of zelfs politieraadslid, zullen reageren op wat we hier vandaag hebben gehoord.
U hebt het advies gegeven dat we twee maanden geleden gevraagd hebben: u gaat niet akkoord met het wetsvoorstel. Het is een volstrekte vraag waarom we daar twee maanden op hebben moeten wachten.
Mijnheer de voorzitter, wat mij betreft kunnen we nu ons wetsvoorstel agenderen en beschouw ik het antwoord van de minister als een negatief advies. Ik zal absoluut de stemming vragen om duidelijkheid over de NAVAP-regeling voor het lopende jaar te krijgen.
De voorzitter: Dat komt zeker nog aan bod, mijnheer Metsu.
03.10 Caroline Taquin (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour les précisions apportées. J'insiste sur l'urgence de la mesure qui doit être prise et de la confirmation de cette mesure auprès des zones de police.
03.11 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, ajouter de l'incertitude à l'indécision n'est pas de nature à rassurer les gestionnaires des zones de police et encore moins les commissaires divisionnaires, qui doivent compter chaque euro pour répondre de manière idoine à toutes les injonctions qui leur sont adressées et aux missions qui leur sont confiées.
Je sollicite donc de la clarté et une décision rapide, cohérente et positive. Vous en êtes capable, madame la ministre. Il faut une décision qui réponde ainsi aux propos clairs que vous avez tenus au sein de cette commission. Il en va de votre crédibilité et de notre crédibilité. Je ne puis être plus clair, les engagements doivent absolument être tenus dans ce dossier.
L'incident est clos.
04 Actualiteitsdebat over de betoging van 24 januari en toegevoegde vragen van
- Sigrid Goethals aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De betoging tegen de klassenjustitie" (55013346C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De politie-interventies tijdens de betoging van 24 januari 2021" (55013387C)
- Stefaan Van Hecke aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De getuigenissen over het optreden van de politie n.a.v. een betoging op 24 januari 2021 in Brussel" (55013390C)
- Cécile Thibaut aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het gebruik van plastic handboeien tijdens de aanhoudingen na de betoging tegen racisme in Brussel" (55013414C)
- Nabil Boukili aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het verloop van de betoging tegen de klassenjustitie" (55013431C)
- Khalil Aouasti aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het in goede banen leiden van betogingen en de eruit voortvloeiende aanhoudingen" (55013625C)
- Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Willekeurige arrestaties en misbruik van geweld door de Brusselse politie" (55013761C)
- Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De mishandeling van een tiener door de Brusselse politie" (55013762C)
04 Débat d'actualité sur la manifestation du 24 janvier et questions jointes de
- Sigrid Goethals à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La manifestation contre la justice de classe" (55013346C)
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les interventions policières lors de la manifestation du 24 janvier 2021" (55013387C)
- Stefaan Van Hecke à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les témoignages sur l’intervention policière lors d'une manifestation le 24 janvier 2021 à Bruxelles" (55013390C)
- Cécile Thibaut à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L’usage de colsons lors des arrestations à la suite de la manifestation antiracisme à Bruxelles" (55013414C)
- Nabil Boukili à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le déroulement de la manifestation contre la justice de classe" (55013431C)
- Khalil Aouasti à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La gestion des manifestations et des arrestations subséquentes" (55013625C)
- Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les arrestations arbitraires et l'abus de violence par la police bruxelloise" (55013761C)
- Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les faits de violence commis sur un adolescent par la police bruxelloise" (55013762C)
04.01 Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, ondertussen is het al enkele weken geleden dat op een zondag verschillende organisaties opriepen om te komen betogen in Brussel tegen de klassenjustitie. De betoging resulteerde jammer genoeg, zoals wij op schrikwekkende beelden konden zien, in enkele confrontaties tussen politie en betogers. Naar verluidt werd de betoging aanvankelijk toegestaan door de Brusselse burgemeester Close, waarna ze op uw aandringen alsnog werd verboden.
Er rijzen vragen over het optreden van de politie tijdens en na de betoging. Een aantal ouders van jongeren die op die bewuste zondag zijn opgepakt, overwegen om een gezamenlijke klacht in te dienen tegen de politie na een gewelddadig incident in de cellen van de kazerne van Etterbeek.
Mevrouw de minister, mijn vragen zijn de volgende.
Wanneer werd u, of werd u überhaupt ingelicht over de betoging, die aanvankelijk werd toegelaten door burgemeester Close? Bent u daarover tussenbeide gekomen? Zo ja, op welke moment hebt u dat gedaan?
Welke argumenten hebt u aangevoerd om de initiële toelating voor de betoging te laten intrekken?
Welke acties heeft de politie ondernomen tijdens en na de betoging? Gelooft u dat zij voldoende tijd heeft gehad om een risicoanalyse te maken en de betoging voor te bereiden, ondanks de onduidelijkheid over het al dan niet doorgaan van de betoging?
Wat is exact gebeurd of misgelopen tijdens de interventies van de agenten in de cellen van de kazerne in Etterbeek? Welke schade werd daarbij geleden? Is het correct wat wij in de pers konden lezen? Hoe ver staat het onderzoek?
Mijn laatste en niet onbelangrijke vraag is de volgende. Wat is de rol geweest van de Brusselse minister-president in het hele debacle? In welke mate zijn er contacten geweest tussen u en hem?
Ik dank u voor uw antwoorden.
04.02 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Ma collègue a rappelé le contexte de cette manifestation du 24 janvier 2021. Malheureusement, nous avons pu lire dans la presse, par le biais de cartes blanches ou de publications sur les réseaux sociaux ou encore de mails qui m'ont été adressés personnellement, des rapports assez alarmistes des événements de ce jour-là.
Madame la ministre, je me permets de vous poser quelques questions suite aux faits qui se sont produits au cours de cette manifestation.
Pourriez-vous nous éclairer sur l'autorisation ou non de cette manifestation? Était-elle autorisée pour 45 minutes ou bien était-elle tout simplement interdite? À quel moment avez-vous été informée par le bourgmestre de Bruxelles, Philippe Close, et confirmez-vous que vous êtes intervenue dans la décision d'interdiction? Confirmez-vous qu'à ce jour, 93 mineurs ont été arrêtés? Pourriez-vous nous indiquer quelles sont les raisons qui ont motivé ces arrestations, étant donné que cette manifestation semblait être tolérée et qu'aucune injonction ne semble avoir été lancée envers les manifestants? Nonante-trois arrestations de mineurs, madame la ministre, sur environ 150 qui auraient été présents sont les chiffres évoqués par la presse. C'est interpellant et le mot est faible.
Quelles sont les mesures que la police a prises pendant et après la manifestation? Une analyse des risques a-t-elle été possible dans le temps imparti? Enfin qu'en est-il de l'intervention policière au sein des cellules de la caserne d'Etterbeek? Quels dommages ont-ils commis? De quel ordre? Pourriez-vous nous éclairer, puisque selon les divers témoignages connus à ce jour, il s'agirait d'incidents graves, coups et blessures?
Je m'inquiète fortement de ce qui s'est passé dans ces cellules. Je vous remercie pour vos éclaircissements.
04.03 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la ministre, le 24 janvier dernier avait lieu à Bruxelles une manifestation contre la justice de classe. Les événements relatés par les témoignages des participants et passants salissent le travail de tous les policiers qui veulent faire leur boulot correctement. C'est aussi en leur nom que je souhaite revenir sur ces faits.
La manifestation tolérée au départ par le bourgmestre a finalement été dispersée notamment au moyen de gaz lacrymogène et de chiens policiers. Les vidéos qui circulent sont édifiantes; les témoignages font froid dans le dos. À titre d'exemple, une jeune fille de 16 ans rapporte les propos d'un agent: "Ça pue la femme ici!" et, après qu'elle lui a fait remarquer que de tels propos étaient inacceptables, voici la réponse du policier: "Ici t'as pas de droits, salope!" Je m'excuse pour ces termes, mais je me permets de citer ce témoignage.
Pour une manifestation rassemblant une centaine de personnes, 245 arrestations ont eu lieu. Des passants ont été arrêtés, notamment un chanteur liégeois venu tourner un clip sans lien avec la manifestation. Dans la presse, il indique qu'il pense avoir été arrêté pour sa couleur de peau. Un grand nombre de personnes dénoncent également des exactions subies en cellule.
Vous avez pris l'engagement d'appliquer une tolérance zéro en matière d'atteinte à l'intégrité. Je m'attends donc à ce que vous fassiez une priorité d'éclaircir cette nouvelle affaire.
Pouvez-vous retracer heure par heure le déroulement de la manifestation et de l'intervention policière? Pouvez-vous m'indiquer la justification de l'usage de la force par les policiers? Comptez-vous agir contre les agents incriminés? Un juge d'instruction a-t-il été saisi? Quelle est votre position quant à la plainte déposée auprès du Comité P? Les images de vidéosurveillance de la caserne ont-elles été saisies?
Pour finir, on a appris que la manifestation avait dans un premier temps été autorisée, puis que cette autorisation avait été retirée à la suite de votre intervention. S'agissant d'une compétence locale, pouvez-vous m'indiquer en vertu de quelle base légale vous êtes intervenue pour faire interdire cette manifestation?
04.04 Bert Moyaers (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik heb twee vragen ingediend. Als u het goed vindt, neem ik ze samen.
Mevrouw de minister, een betoging met minder dan 250 deelnemers op zondag 24 januari blijft op de sociale media voor beroering zorgen. De beschuldigingen aan het adres van de Brusselse politie zijn dan ook niet min: willekeurige arrestaties, afranselingen met de wapenstok en racistische en seksistische uitlatingen. Volgens officiële cijfers werden er maar liefst 245 demonstranten administratief aangehouden, onder wie 91 minderjarigen. Allemaal werden ze naar de kazerne van Etterbeek gebracht en daar enkele uren vastgehouden.
De cijfers tonen aan dat er zelfs meer mensen werden opgepakt dan dat er aan het betogen waren. Dat wordt ook bevestigd door een aantal slachtoffers die niets met de betoging te maken hadden. Politiewoordvoerder Olivier Slosse bevestigt ook dat het altijd een moeilijke evenwichtsoefening is om uit te maken hoeveel mensen bij een betoging uiteindelijk moeten worden opgepakt.
Over de feiten in de politiekazerne in Etterbeek lezen we zeer veel schrijnende verhalen. Voorlopig wil de politie er evenwel niet op reageren om het interne en het eventuele gerechtelijke onderzoek niet te schaden. Ter plekke opeengepakt als sardines in een ton urenlang moeten wachten, in een hoekje moeten plassen, zittende gearresteerden die kniestoten in het gezicht krijgen, minderjarige meisjes die zelfs uitgemaakt worden voor – excuseer me voor het woord – hoer en racistische uitlatingen naar jongeren, dat zijn toch wel zeer zware beschuldigingen. Op het moment dat ik mijn vraag indiende, waren er al 11 klachten bij het Comité P ingediend. Zal het Comité P een grootschalig onderzoek opzetten?
Bent u van mening dat de dwangmiddelen die de politie hanteerde, buiten proportie waren? Er werden immers maar liefst 245 arrestaties verricht.
Met meer dan 35 mensen in een cel geduwd worden is in tijden van corona toch wel bijzonder vreemd. Zoiets doet vragen rijzen. De betoging was aanvankelijk toegelaten, vervolgens verboden vanwege de coronamaatregelen en werd uiteindelijk, door de massale opkomst, 45 minuten lang gedoogd. Intussen werkt u aan een pandemiewet. Zou het niet interessant zijn om in dat ontwerp van wet aandacht te besteden aan hoe om te springen met manifestaties? Zo is er duidelijkheid en kunnen dergelijke situaties in de toekomst vermeden worden.
Dat brengt mij naadloos bij mijn tweede vraag.
Op 30 januari las ik een artikel met als titel: “Mijn zoon slaapt niet meer, hij is bang". Het artikel gaat over een jongen van 16 jaar die de trein wilde nemen naar zijn tante maar beschouwd werd als betoger en gearresteerd werd. De uitleg die hij gaf, dat hij op weg was naar zijn tante, baatte niet. Hij werd met de bus weggevoerd en bijzonder zwaar aangepakt op het politiecommissariaat. Hij kreeg schoppen en slagen met een staaf. De politie verwittigde ook de moeder van de minderjarige jongen niet.
Uiteindelijk werd hij om 21.30 uur in shock vrijgelaten. Zijn moeder stond hem op te wachten voor het politiekantoor. Ze had hem moeten zoeken en via de sociale media en locatiegegevens had ze hem uiteindelijk gevonden. Ook andere ouders zagen hun minderjarige kinderen bebloed en met blauwe plekken in het aangezicht al hinkend het kantoor verlaten.
De verwondingen van Ilyes werden een dag later door een arts vastgesteld. Er waren sporen van een wapenstok op zijn buik, een blauwe plek in zijn gezicht en op zijn schenen en een pijnlijke rug. Wij hebben die allemaal kunnen zien. Het is een zwaar verdict voor een jongen die nog nooit in aanraking was geweest met de politie.
Hebt u kennis van deze feiten en hebt u laten verifiëren of dit bericht in de krant een correcte weergave is van wat er zich die namiddag of avond heeft afgespeeld?
Is er door de politie een proces-verbaal tegen deze jongeman opgesteld? Hoe luidde de aanklacht dan precies?
Indien de jongeman geen feiten pleegde die aanleiding gaven tot zulke gevolgen, mag ik er dan vanuit gaan dat u van mening bent dat dit een absoluut misbruik is van het geweldsmonopolie van de politie? Wat is uw visie op deze feiten en welke conclusies trekt u eruit?
Wat zult u doen om het vertrouwen van deze jongen en lotgenoten in de politie te kunnen herstellen?
04.05 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, la manifestation contre la justice de classe du 24 janvier dernier n'avait pas été autorisée par le bourgmestre de Bruxelles. Il est en effet apparu, à la suite de concertations entre la police, l'autorité administrative et l'organisateur, que ce dernier ne pouvait garantir le respect des conditions relatives à la tenue de manifestations prescrites par l'arrêté ministériel.
Pour ce qui me concerne, lors de l'entretien que j'ai eu avec le bourgmestre de Bruxelles, il est clairement apparu que les conditions n'étaient pas réunies pour autoriser cette manifestation. Je n'ai pas eu de contact spécifique avec le ministre-président.
Malgré cette interdiction, des personnes ont commencé à se rassembler, à partir de 14 h 00, au Mont-des-Arts. Comme les contacts avec les organisateurs étaient constructifs et que les conditions étaient réunies pour que ce rassemblement se fasse dans le respect des normes prévues par l'arrêté ministériel (rassemblement de moins de 100 personnes, statique, distanciation sociale et port du masque), l'autorité administrative a permis que ce rassemblement puisse avoir lieu pendant une quarantaine de minutes, ceci afin de permettre un juste équilibre entre la liberté d'expression et la nécessité de faire respecter les mesures sanitaires dans le cadre de la lutte contre la propagation du virus.
La manifestation s'est déroulée sans incident, et ce, jusqu'à sa dislocation vers 14 h 45. Dans les dix minutes qui ont suivi la fin de cette manifestation, d'autres groupes se sont présentés avec le souhait de former un autre rassemblement. La police a tenté de les en dissuader, mais en vain. Certains groupes se sont alors mis à courir dans tous les sens en criant qu'ils allaient tout casser. D'autres groupes refusaient, quant à eux, de donner suite aux injonctions de la police et tentaient d'esquiver les points de contrôle dissuasifs. La police a alors décidé de confiner tous les groupes vers un point central afin d'éviter que des dégradations et autres méfaits ne soient commis.
Les effectifs policiers présents pour encadrer cette manifestation étaient nombreux. En effet, malgré le fait qu'il avait été communiqué que la manifestation était interdite, les appels à se rassembler avaient été maintenus. Une analyse des risques a été réalisée en temps réel tenant compte des dernières informations obtenues. C'est ainsi que, la veille de l'événement, des renforts policiers ont encore été demandés et obtenus.
Quatre-vingt-six mineurs ont été arrêtés à Bruxelles et sept autres à Saint-Josse-ten-Noode par la zone concernée.
Ces mineurs ont été privés de liberté le temps d'enregistrer les arrestations effectuées. Les premières personnes ont été libérées à partir de 18 h 30. Les 86 mineurs ont été remis le plus vite possible à leurs parents. Une quinzaine de mineurs entre 15 et 17 ans dont les parents ne désiraient pas venir ont été déposés à la gare de Bruxelles-Central. D'autres, plus jeunes, ont été déposés à leur domicile en dehors de la région bruxelloise.
Comme vous, chers collègues, j'ai pris connaissance des différents témoignages faisant état de violences policières commises pendant ces privations de libertés. Plusieurs plaintes ont été déposées devant le Comité P. Le chef de corps de la zone de police de Bruxelles-Capitale-Ixelles a immédiatement ordonné une enquête interne concernant ces faits. Les résultats de ces enquêtes permettront d'établir les sanctions et les mesures éventuelles qui devront être prises si les faits dénoncés sont avérés.
J'ai demandé à être informée du résultat de ces enquêtes. Comme je l'ai déjà affirmé, je ne tolèrerai aucun abus de pouvoir de la part des forces de l'ordre. Le respect de la police ne peut s'acquérir que si cette dernière se montre exemplaire dans sa mission. De même, la relation entre les jeunes et la police ne peut pas s'améliorer si la confiance et le dialogue ne sont pas restaurés.
Des projets et initiatives sont déjà en cours pour contribuer à cette restauration. Je continuerai à travailler à cet objectif avec la police, les organisations de jeunesse et les ministres compétents des Communautés et Régions.
Comme bel exemple récent, l'association Capital étudie l'efficacité des projets renommés internationalement pour le rapprochement des jeunes et de la police. Après avoir assisté à son lancement la semaine dernière, je suis dans l'attente de résultats de ces laboratoires vivants, où deux policiers et deux jeunes bruxellois vont élaborer et tester ces projets ensemble.
Je peux également faire référence à la campagne "Mag da?" de la zone de police d'Anvers. Cette campagne d'information vise à mieux expliquer les droits de la police et des jeunes. Souvent, il y a également peu de connaissances sur les droits et obligations des citoyens dans le cadre des aspects liés à la sécurité.
De même, j'applaudis l'initiative de quatre zones flamandes qui ont un projet de sensibilisation pour mieux encadrer le profilage professionnel sur le terrain. Je m'engage également à lutter contre un profilage arbitraire ou ethnique s'il s'avère structurel.
Par contre, ces cas individuels de transgression d'utilisation de pouvoir sont toujours à soumettre à une enquête interne du chef de corps, qui est obligé de prévenir le bourgmestre à propos de ces plaintes. Une telle enquête peut mener à une punition disciplinaire.
Le citoyen peut compter sur le traitement de chaque plainte par chaque zone de police. Les zones de police ont été obligées par la POL 48 de créer un service d'enquête interne afin de traiter la plainte dans le corps de police même ou dans une autre zone de police. Je peux vous assurer que les zones traitent ces plaintes sérieusement. La POL 48 spécifie que ce n'est pas seulement le comportement sur le terrain, mais également la gestion des cellules administratives qui est concernée.
L'objectif de ce devoir de contrôle interne ne se trouve pas seulement sur le plan disciplinaire. Depuis la circulaire CP 3 sur le contrôle d'organisation, on vise peut-être encore plus l'amélioration de la qualité du service rendu au public en détectant les éléments à améliorer. Ce canal de plainte est à la disposition du citoyen, facilement accessible par un bouton sur le site web de chaque zone de police.
De même, je me suis déjà engagée à renforcer l'intégrité et la diversité dans la police par différentes voies, y compris via le recrutement. Je consentirai aux investissements nécessaires à cette fin. Nous visons à créer des partenariats en dehors de la police afin de renforcer cette diversité dans le recrutement.
Concernant les faits qui se sont produits au sein du complexe cellulaire, des dégradations ont été commises sur le mobilier. Dans trois des cellules dédiées aux mineurs, les urinoirs en aluminium ont été arrachés du mur et les jeunes se les sont jetés les uns sur les autres. Vu les dangers de blessures, la police est intervenue dans lesdites cellules et en a extrait les perturbateurs. Le calme est alors revenu. Mis à part les urinoirs, on a aussi constaté des graffiti et détériorations, gravures et coups aux murs et portes des cellules. Un procès-verbal a été établi pour ces faits, ainsi qu'un reportage photographique.
Monsieur Boukili, concernant la présence de chiens policiers, les équipes canines sont toujours positionnées en deuxième ligne et n'ont aucune mission offensive. L'un de leurs rôles est de sécuriser les policiers présents en première ligne. Dans ce cas-ci, une unité de policiers qui effectuait des arrestations au carrefour de l'Europe était menacée par un groupe qui tentait d'intervenir dans l'action. C'est à cette occasion que le maître-chien est intervenu et que du gaz lacrymogène a été utilisé.
Collega Goethals, tijdens de betoging keek de politie er in samenspraak met de organisator op toe dat de covidmaatregelen werden nageleefd door de betogers. Op het einde van de betoging heeft iedereen de plaats verlaten en zo zorgde de politie ervoor dat geen andere samenscholing plaatsvond. De politie heeft een dynamische risicoanalyse gehanteerd, wat toelaat de situatie te volgen en eventueel de nodige aanpassingen uit te voeren. Zo werd nog daags voor de betoging extra versterking aangevraagd en ook verkregen.
Tijdens de betoging werden de coronamaatregelen gevolgd, mede dankzij de inzet van de organisator. Zoals ik eerder al gezegd heb, werden in de cellen drie urinoirs van de muur gerukt en werd ermee gegooid naar de andere celgenoten met gevaar voor kwetsuren. De politie kwam tussenbeide en plaatste de heethoofden in andere cellen, waarna de rust terugkeerde. De schade bleef dan ook beperkt tot de urinoirs. Voor zover bekend heeft niemand gemeld gewond te zijn en hoefde niemand verzorgd te worden.
Collega Moyaers, er is een onderzoek lopende naar de feiten, zowel bij het Comité P als bij de dienst Intern Toezicht van de betrokken politiezone. Er werd enkel een administratief proces-verbaal opgesteld aangaande de administratieve aanhouding van de betrokkene. Wel werd er een gerechtelijk PV opgesteld aangaande vernielingen in de cellen. Een onderzoek moet nog uitwijzen of die persoon hier eveneens bij betrokken was. De zaak rond de jonge Ilyes zal worden onderzocht door zowel het Comité P als de betrokken lokale politiezone. Ik kan en zal mij daarom ook niet uitspreken over die zaak.
Het is zeker betreurenswaardig dat de relatie tussen jongeren en politie door het voorval nog verder wordt aangetast. Naar aanleiding van de betoging ontmoette de burgemeester van Brussel de kinderrechtencommissaris Caroline Vrijens, die samen met vier betrokken jongeren vergezeld van hun ouders, tekst en uitleg kwamen vragen aan de burgemeester.
Zo'n initiatief, dat erop gericht was de bezwaren van de verschillende partijen over het verloop van de betoging te horen en na te gaan welke acties moesten worden ondernomen om die te verhelpen, moet zeker worden aangemoedigd. Een tweede ontmoeting is gepland binnen een maand, om een eerste evaluatie op te maken.
Precies daarom heb ik eergisteren zelf een overleg gehad met de kinderrechtencommissaris over haar advies inzake het omgaan van de politie met jongeren. De kinderrechtencommissaris heeft samen met haar Franstalige evenknie, Bernard Devos, délégué général de la Communauté française attaché aux droits des enfants, reeds een brede waaier van suggesties gedaan om de rechten van minderjarigen in de omgang met politie beter te vrijwaren. Ik verbind me er dan ook toe die adviezen ter harte te nemen en, waar ik dat kan, initiatieven te nemen om niet alleen bewustzijn op dat vlak te creëren bij de politiediensten, maar ze ook nog beter op te leiden. Zo krijgen ze de juiste instrumenten aangereikt met het oog op een betere omgang met jongerren.
We hebben daarover met de kinderrechtencommissaris een heel boeiend en interessant debat gevoerd. Op korte termijn kunnen er echt wel stappen worden gezet om de relatie tussen jongeren en politie te versterken, vooral ook vanuit de benadering van de politie ten aanzien van jongeren, wanneer en waar die ook geconfronteerd worden met politieoptreden.
Zoals ik al zei, lopen er bovendien een aantal bottom-upprojecten om het vertrouwen en het respect tussen jongeren en politie te herstellen. Sommige daarvan komen eerder uit het middenveld, terwijl andere ontstonden in een bepaalde politiezone. Het is belangrijk dat we maximaal inzetten op partnerschappen, zowel op politiek niveau als wat het middenveld betreft. Bij bijvoorbeeld de al vermelde Brusselse Hackathon gaat het om een samenwerking tussen minister Dalle en de zes Brusselse politiezones. Ik zal in elk geval alle initiatieven in die zin blijven steunen en waar mogelijk ook nationaal consolideren, zodat de lessen die eruit getrokken worden, en de opgebouwde expertise zo goed mogelijk kunnen worden uitgewisseld.
Ten slotte, moeten de politiediensten met de opkomst van nieuwe vormen van protest een nieuwe politionele aanpak inzake voorbereiding en beheer van di bijeenkomsten ontwikkelen, met respect voor het genegotieerde beheer van de openbare ruimte. Die nieuwe politionele aanpak vereist een bijzondere aandacht en eventueel een bijsturing en optimalisering, gekoppeld aan het beheer op lange termijn van de coronacrisis. De situatie waarin we ons vandaag bevinden, is immers nieuw en vereist inspanningen en aanpassingen op alle niveaus. Ik ben ervan overtuigd dat we daarin, met de juiste beslissingen, wel zullen slagen.
04.06 Sigrid Goethals (N-VA): Dank u wel voor uw antwoorden, mevrouw de minister.
Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat vandaag bij betogingen wordt gewerkt met twee maten en twee gewichten, afhankelijk van wie de betoging organiseert. Bij de betoging van 24 januari zagen we een ontzettend grote machtsontplooiing van de politie, die – laten we wel wezen – ontzettend goed was, maar die we bij eerdere betogingen enigszins misten.
De voorbije maanden is meermaals gebleken dat het moeilijk is om individuele grondrechten te verzoenen met de volksgezondheid en het algemeen belang. Het is duidelijk dat er moet worden gezocht naar een evenwichtige oplossing tussen protest en respect voor veiligheidsregels. Als dat laatste niet kan worden gegarandeerd, moeten betogingen in elk geval altijd verboden worden.
Hopelijk worden die essentiële afwegingen ook steeds grondig gemaakt door de Brusselse burgemeesters.
Ten slotte, verontrust het mij dat u geen contact had met de Brusselse minister-president. Nochtans hoef ik toch niet te herhalen wie aan zet is en zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Dat is in de eerste plaats de minister, dan de Brusselse minister-president en u bent pas de eindverantwoordelijke, na veel gepalaver. Ik maak hieruit op dat hij zijn verantwoordelijkheid niet heeft kunnen of willen opnemen. Ik krijg het gevoel dat u hem bewust of onbewust buiten schot hebt gehouden.
04.07 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie d'une part pour votre réponse circonstanciée, et d'autre part pour les éléments que vous avez apportés à mes diverses questions. Néanmoins, une série d'interpellations inquiétantes ne trouvent à ce jour pas de justification.
J'attends comme vous les résultats de l'enquête interne et de ce qu'il adviendra de l'enquête et des plaintes introduites au Comité P.
Je m'arrêterai là pour ma réplique. Je ne peux pas répliquer sans avoir obtenu des réponses qui feraient la lumière sur ces événements.
Aujourd'hui, nous regrettons ce qui s'est passé. Vous avez rappelé toute une série de mesures qui existent ou qui vont être mises en œuvre. Vous avez rappelé différentes concertations souhaitées et possibles. Mais finalement, cela fait plusieurs semaines que nous discutons de ce genre de faits très inquiétants et répétitifs.
Nous devons réfléchir à ce que nous pouvons faire et comment, structurellement: nous pourrions agir au sein du Parlement et de notre commission. Nous évoquons souvent la sélection et la formation de nos policiers. Nous devons aujourd'hui réfléchir à ce que nous allons mettre en œuvre de manière à ce que ces faits ne se répètent plus. Il ne s'agit pas que de jeunes et d'une meilleure conciliation entre eux et la police. On parle aussi de faits graves: violence, coups et blessures, insultes de la part de nos policiers; c'est intolérable! Vous avez rappelé la tolérance zéro dont nous avions déjà parlé les précédentes semaines. Mais celle-ci, malheureusement, nous ne la voyons pas encore sur le terrain. Pas plus tard que la semaine passée, nous parlions de policiers impunis.
Au sein de cette commission, nous devons travailler de manière structurelle pour apporter des réponses fortes sur le terrain, mais aussi à ces victimes ainsi qu'à leurs parents qui ne comprennent pas ce qui s'est passé. Je ne suis pas maman, mais je pense à mes copines, aux jeunes de 30 ans qui ont des enfants qui ont peur de se promener dans la rue, non pas à cause des voyous, mais à cause de la police. Comment un jeune de 15 ans qui attend son bus se retrouve-t-il aujourd'hui, à Bruxelles dans une cellule avec un tibia fracturé?
J'espère, madame la ministre, que nous pourrons faire toute la lumière sur cette affaire et travailler ensemble structurellement pour apporter des réponses fortes dans les semaines à venir.
04.08 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
J'aimerais ne plus avoir à intervenir dans cette commission pour signaler des abus et des atteintes à l'intégrité émanant de la police. On l'a vu dans cette manifestation. Ma collègue l'a aussi indiqué. Il y a eu des coups et blessures, des insultes. On ne peut pas nier le problème. Chaque semaine, on intervient sur des faits de la sorte. Il y a un véritable problème structurel à prendre en main. Il faut réagir en termes de formation, d'encadrement, de procédures. On voit que celles-ci n'aboutissent pas et font le lit de l'impunité. On ne peut pas se permettre, dans un pays comme le nôtre, d'avoir une police discréditée par des violences exercées par elle, notamment dans le cadre d'une manifestation.
Je vous ai parlé des moyens utilisés (gaz lacrymogène, chiens policiers). Vous avez dit que les brigades canines sont défensives et servent à défendre en deuxième ligne les autres policiers en intervention. On n'a pas regardé les mêmes vidéos. Celle que j'ai vue montrait des manifestants pacifiques, qui n'agressaient personne et qui se sont fait agresser par des chiens et des bombes lacrymogènes. Les règles n'ont pas été respectées. On attendra comme vous les résultats de l'enquête auxquels on sera très attentif à réagir.
Par ailleurs, madame la ministre, j'avoue que je suis un peu perdu par rapport à votre réponse relative à votre intervention auprès du bourgmestre. En séance plénière, vous aviez répondu ne pas être intervenue. Vous déclarez avoir contacté le bourgmestre, lequel, en l'absence de garanties sanitaires, a dû interdire la manifestation. Puis, vous précisez qu'elle a finalement été tolérée par la police au motif que les conditions sanitaires pouvaient être remplies. Je vous avoue ne pas comprendre ce qu'il s'est exactement passé. De plus, vous confirmez avoir eu un contact avec le bourgmestre, alors que j'avais cru comprendre le contraire lors de votre réponse en plénière.
04.09 Bert Moyaers (sp.a): Mevrouw de minister, bedankt voor uw uitgebreid antwoord.
Ik wil nog even terugkomen op Ilyes, de 16-jarige jongen over wie ik het in mijn tweede ingediende vraag had. Ik begrijp dat u daaromtrent, in het belang van het onderzoek, nog niet veel uitspraken kunt doen. Ik wil hier ook geen vooringenomen houding tentoonspreiden. Op basis van informatie die ik kon terugvinden, lijkt het mij echter dat die jongen gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was.
Ik ben zeer blij met de initiatieven vanwege het kinderrechtencommissariaat en de actieve houding die u zelf aanneemt. Hoe dan ook blijven het zeer zware feiten van geweldplegingen tegen hem. De jongen is vandaag, samen met zijn moeder, het vertrouwen in de politie totaal kwijt. Daarom is het goed dat initiatieven genomen worden om het vertrouwen tussen jongeren en de politie te versterken of toch te proberen terug op te krikken.
Als de beweringen effectief kloppen en meerdere minderjarigen hetzelfde lot beschoren waren van toetakeling op die dag in een kantoor in Etterbeek, dan zijn de politie-inspecteurs die voor dat geweld verantwoordelijk zijn, ernstig over de schreef gegaan. Ik neem akte van de vernielingen in de cel, die op geen enkele manier goed te praten vallen. Wij moeten echter ook durven nadenken over het feit dat in tijden van pandemie best niet zo'n grote groep samen in een cel wordt geplaatst.
Het monopolie van de politie om geweld te gebruiken indien nodig, hangt samen met een zeer grote verantwoordelijkheid inzake de omgang met die macht. Het geweld lijkt mij in dit geval totaal niet in verhouding met de gepleegde feiten. Ik wil dat dan ook ten stelligste veroordelen.
Mevrouw de minister, ik hoop dat u erop zult toezien dat dit niet zonder gevolgen blijft als een en ander door het verslag van het Comité P bevestigd wordt. Uit het uitgebreid antwoord dat u gaf, durf ik u daarin wel te vertrouwen.
04.10 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ook ikzelf heb nog een bemerking.
Ik vind namelijk dat hier een enigszins eenzijdig verhaal wordt opgehangen over onze politiediensten. In de plenaire vergadering heb ik u in die zin al ondervraagd.
Ik zal een bekentenis afleggen. In mijn jeugdjaren, in mijn studentenjaren, ben ik meermaals opgepakt tijdens verboden manifestaties, manifestaties die niet toegelaten waren. Door deelname aan die manifestaties wisten wij dat het risico bestond te worden opgepakt door de politiediensten. Voor mij was dat geen reden om vandalisme te plegen en evenmin om een klacht in te dienen.
Daarmee wil ik maar zeggen dat alles in perspectief moet worden bekeken. Er hebben mij namelijk ook getuigenissen bereikt van politieagenten die zeiden dat zij minderjarigen naar huis hebben gebracht omdat hun ouders hen op het politiecommissariaat niet kwamen ophalen. Ik meen dat dit toch ook weleens vermeld mag worden naast alle negatieve berichtgeving die vandaag al over onze politie te horen viel.
De voorzitter: Ik denk dat we dit debat voor vandaag kunnen afsluiten. Ik ben er zeker van dat dit thema in onze commissie voor Binnenlandse Zaken later nog verder behandeld zal worden.
Het incident is gesloten.
La question n° 55012783C de Mme Rohonyi est reportée à sa demande.
05 Question de Philippe Pivin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les infrastructures d'entraînement" (55012786C)
05 Vraag van Philippe Pivin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De trainingsinfrastructuur" (55012786C)
05.01 Philippe Pivin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, nous savons que les infrastructures pour l'entraînement des policiers font depuis longtemps l'objet d'un déficit structurel. Ce déficit crée des situations très compliquées et empêche une réelle formation continue des policiers, parfois pour des tâches essentielles tel l'entraînement au tir. La situation est tellement difficile que nos unités spéciales effectuent leurs entraînements au sein d'un site et d'un bâtiment temporaires.
Face à cette situation, le masterplan prévoit, semble-t-il, 750 millions d'euros de nouveaux investissements. C'est important mais ces investissements concernent bien entendu aussi d'autres infrastructures que les lieux d'entraînement.
Madame la ministre, les normes d'entraînement au tir sont-elles respectées tant pour la police fédérale que pour la police locale? Si tel n'est pas le cas, quelles mesures transitoires avez-vous prises récemment en la matière?
Une priorisation et une exploitation alternée de l'occupation des infrastructures d'entraînement ont-elles été planifiées pour l'accès à ces lieux par les services fédéraux dans les différentes zones du pays? Un cadastre des besoins a-t-il été établi? Si oui, par quels services? Pourriez-vous alors en préciser les priorités?
Enfin, considérant que les infrastructures définitives pour les unités spéciales ne seront apparemment pas terminées avant 2024, estimez-vous, au vu des évaluations que vous recevez du service du personnel de la DAS, que le site actuel d'entraînement est suffisant? À cet égard, des options d'échanges de mise à disposition de lieux avec les pays voisins ont-elles été envisagées, notamment dans le cadre d'échanges d'expertise ou d'évolution d'intervention?
05.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, monsieur Pivin, comme vous l'avez évoqué, la circulaire GPI 48 prévoit notamment des normes minimales d'entraînement au tir.
Le respect de ces normes a valeur d'obligation et relève de la responsabilité de chaque dirigeant. Chaque année, ces responsables présentent un état des lieux de leur service, lors des comités de concertation de base et, si nécessaire, des actions concrètes par direction sont entreprises.
Ceci dit, en 2020, pour ce qui concerne la police fédérale, sur la base des profils déjà encodés, les objectifs en matière d'entraînement avec arme à feu sont atteints à hauteur de 47,98 %.
En 2016, un cadastre des besoins a effectivement été réalisé dans le cadre des travaux visant l'élaboration du masterplan Infrastructure de la police fédérale. Ce cadastre a démontré un déficit des capacités disponibles pour permettre le respect des exigences quant à l'entraînement au tir telles que définies par la GPI 48.
Le masterplan intègre dès lors une série de projets auxquels des priorités ont été conférées. Ces priorités visent à étendre les capacités disponibles en stands de tir. Cependant, le développement des nombreux projets d'infrastructure prendra encore du temps et nécessite de trouver des mesures intermédiaires. Aussi, la police fédérale recourt aux capacités en stands de tir disponibles auprès de différents partenaires tels que la Défense, certaines zones de police, écoles de police ou encore des institutions publiques comme des intercommunales. À l'échelle nationale, la location de stands de tir privés reste marginale.
Certes et à l'instar de ce qui prévaut pour les centres de tir, les sites d'entraînement tactique dédiés spécifiquement aux unités spéciales gagneraient à être améliorés. Un projet sur fonds européens a notamment été réalisé à l'initiative de la direction des unités spéciales, et a été mis en service récemment. J'ai d'ailleurs eu l'occasion de visiter ce nouvel espace d'entraînement en compagnie du premier ministre.
Ce type de solution pourra être développé. Je compte aussi sur les perspectives du site Westhakkers pour réaliser des développements complémentaires au profit des unités spéciales. Des options d'échanges sont également envisagées avec les pays frontaliers. Lors d'activités organisées au niveau d'ATLAS, nos unités spéciales bénéficient de l'infrastructure du pays hôte.
05.03 Philippe Pivin (MR): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse et, ai-je envie d'ajouter, de votre franchise. L'exhaustivité de votre réponse nous inquiète d'autant plus que les objectifs sont atteints à concurrence de moins de 50 %, si j'ai bien compris.
Il me semble urgent de rendre effectives toutes ces intentions. Je sais que vous avez besoin de temps pour digérer toutes les compétences dont vous avez reçu la charge. Néanmoins, nous parlons ici de la pratique et, donc, de l'expérience du corps de police. Dès lors, je compte sur vous pour accélérer le tempo.
Het incident is gesloten.
- Philippe Pivin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La campagne de sensibilisation auprès du personnel des services d’urgence concernant les agressions" (55012787C)
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La campagne de communication pour les zones de secours" (55013381C)
- Philippe Pivin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De sensibiliseringscampagne bij het personeel van de spoeddiensten rond agressie" (55012787C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De communicatiecampagne voor de hulpverleningszones" (55013381C)
06.01 Philippe Pivin (MR): Madame la ministre, vous avez annoncé à la fin de l'année dernière votre intention de lancer une campagne de sensibilisation auprès des membres du personnel des services de secours afin qu'ils systématisent les dépôts de plainte lorsqu'ils sont victimes d'agression.
Cette question est cruciale, en effet, pour juger des mesures à prendre en matière de protection des personnes travaillant au sein de nos services d'intervention. Cette situation, liée à un sentiment d'impunité à l'égard des auteurs des faits, est plus large et concerne non seulement les membres du personnel des services de secours, mais finalement l'ensemble des personnels détenteurs de l'autorité publique. La situation de nos policiers est particulièrement problématique à ce niveau.
Pourriez-vous dès lors nous indiquer quel est le cadre de cette campagne de sensibilisation? Par quel service est-elle élaborée et diffusée? Durant quelle période sera-t-elle effectuée et, pratiquement, de quelle manière les messages de la campagne seront-ils communiqués au personnel de ces services? À quels services précisément la campagne s'adresse-t-elle?
Comptez-vous lancer une telle campagne de sensibilisation auprès du corps de police? Pourriez-vous préciser les changements de la nouvelle circulaire du Collège des procureurs généraux en comparaison de celle de 2017? Avez-vous communiqué en interne, au sein de la Police fédérale et des zones de police locale, sur la nouvelle circulaire? Dans la négative, avez-vous prévu un budget en 2021 pour mener une campagne de sensibilisation auprès des services de police concernant les agressions commises à l'encontre des policiers?
Enfin, une évaluation des résultats de la
campagne auprès des services de secours est-elle prévue? Si oui, à quel moment
et par quel service? Je vous remercie.
06.02 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, lors de la réunion de ce 13 janvier, je vous interrogeais sur l’état de santé de nos pompiers. Vous m’aviez alors appris que vous prévoyiez de réaliser une campagne de communication destinée aux zones de secours, qui comprendrait un volet dédié à la santé des pompiers, notamment quant au risque de cancer. À l'époque, je m'étais évidemment réjouie de cette décision. À présent, j'aimerais vous interroger plus précisément au sujet de votre annonce.
Madame la ministre, pouvez-vous m’en dire davantage sur cette campagne de communication? Quel en sera le contenu? Pour quelle date pouvons-nous espérer qu’elle soit lancée?
06.03 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Pivin, madame Chanson, il s'agit d'une campagne de sensibilisation en partenariat avec la police fédérale et la police locale, envers deux publics cibles. Elle est envisagée, d'une part, à l'intention des membres du personnel des services concernés afin qu'ils systématisent les dépôts de plaintes lorsqu'ils sont victimes d'agression et afin de pouvoir ainsi disposer de l'image la plus précise possible de ce phénomène et, d'autre part, à l'intention des citoyens afin de les sensibiliser au respect dû à ces professionnels et de leur rappeler que toute violence envers ceux-ci est inacceptable et intolérable. La campagne est en cours d'élaboration. Un groupe de travail multidisciplinaire se met en place afin de la définir au mieux.
Les services de police font évidemment partie des services concernés impliqués dans les deux volets de cette campagne de sensibilisation. Le groupe de travail examine si d'autres services peuvent y être inclus, tels que les pompiers ou les services d'aide médicale urgente.
En termes de sensibilisation interne, des initiatives ont d'ailleurs déjà été prises par la police intégrée. Citons notamment une communication interne diffusée en août 2020 relative à l'importance de signaler les incidents ou encore l'existence d'un site intranet mettant toutes les informations relatives à cette problématique à la disposition des membres du personnel de la police intégrée.
En application de la nouvelle version de la circulaire COL 10/2017, une audition du suspect par le magistrat doit à présent en principe avoir lieu avant qu'une décision puisse être prise relativement à sa mise en liberté ou à sa mise à disposition du juge d'instruction. Le recours aux audiences de justice accélérée sera en outre privilégié en cas de violence physique, de rébellion, d'outrage ou de menaces à l'encontre d'un policier. Le contenu de cette nouvelle COL a fait l'objet d'une communication vers l'ensemble du personnel de la police intégrée en date du 1er décembre 2020.
La sensibilisation au police bashing est un élément clé dans les points d'attention en matière de communication de la part de la commission permanente de la police locale. Les modalités de la campagne – timing, focus, professions concernées, structure, participants au groupe de travail – doivent encore être déterminées.
Mme Chanson, la campagne prévue par la direction générale de la sécurité civile est une campagne interne destinée aux pompiers eux-mêmes. Elle se concentre sur trois thèmes différents liés au bien-être.
D'abord, l'hygiène durant les interventions, la prévention du cancer; deuxièmement, la forme physique, le maintien et l'amélioration de la condition physique; finalement, la gestion des agressions, le signalement des agressions verbales ou physiques.
Au travers de cette campagne, le Centre fédéral de Connaissances pour la sécurité civile a pour objectif de sensibiliser et de responsabiliser les quelques 18 000 pompiers professionnels et volontaires du pays qui sont confrontés quotidiennement à des risques dans la pratique de leur métier. Certains de ces risques sont purement opérationnels et d'autres relèvent davantage de la santé et du bien-être et de la sécurité au travail. L'hygiène – et plus particulièrement la prévention des cancers – est l'un des thèmes qui seront déclinés dans la campagne de sensibilisation dont les grandes lignes sont les suivantes: inciter les pompiers à suivre des formations; développer chez les pompiers la connaissance et l'utilisation adéquate des procédures existantes permettant de limiter les risques encourus; modifier les comportements individuels et collectifs des pompiers afin d 'éviter au maximum leur exposition aux risques encourus; finalement, expliquer et faire comprendre les conséquences des risques de leur prévention.
Pour l'élaboration de la campagne, le Centre de Connaissances travaille en étroite collaboration ave les réseaux représentatifs des zones de secours: Netwerk Brandweer, rés zone WAL (?) ainsi que les membres du SIAMU de Bruxelles-capitale. Les syndicats y sont également associés. Le lancement de la campagne est planifié dans le courant du premier semestre de cette année. Le timing sera déterminé en concertation avec les zones de secours mais dépendra aussi du moment où le tournage et les séances photos pour la campagne seront possibles. Ce tournage a été reporté en raison de la pandémie de covid-19 pour réduire le risque de contaminations.
06.04 Philippe Pivin (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Il est important que vous vous assuriez de l'effectivité de la prise de connaissance de la nouvelle circulaire.
Il y a une dizaine de jours, j'ai pu lire dans la presse une déclaration du procureur du Roi de Charleroi. Pour autant que cette déclaration ait été bien relayée par le journaliste, le procureur du Roi indique que la situation est plutôt positive depuis 2019 et qu'il y a très peu de classements sans suite. Il continue néanmoins à faire une distinction entre les coups aux policiers et les outrages et rébellions en disant que pour les outrages et rébellions, on ne doit pas exclure qu'il y ait encore pas mal de classements sans suite.
Dans cette interview qu'il a donnée, il ne fait à aucun moment mention de l'existence de la nouvelle circulaire. J'espère donc que les choses se passent comme elles doivent se passer et que tous les messages sont bien relayés, comme cela nous avait été affirmé tant par vous que par le ministre de la Justice.
06.05 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
L'incident est clos.
07 Vraag van Sander Loones aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De kabinetsmedewerkers die zich bezighouden met institutionele aangelegenheden" (55012803C)
07 Question de Sander Loones à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les collaborateurs de cabinet chargés de questions institutionnelles" (55012803C)
07.01 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de minister, u hebt heel wat werk op de plank als minister van Binnenlandse Zaken. Daarnaast bent u ook bevoegd voor Institutionele Hervormingen. Ook daar is de uitdaging enorm. De ambitie van uw regering is een nieuwe staatsstructuur uit te tekenen tegen 2024.
In dat opzicht wil ik wel weten wie dat werk precies zal voorbereiden. Wij hebben het daar in het verleden al over gehad, er is geen specifieke administratie voor Institutionele Hervormingen. Het werk moet dus getrokken worden door uw kabinet. De samenstelling van de kabinetten is te vinden op de website. Als ik in die lijst kijk, zie ik dat uw kabinet zo'n 31 medewerkers telt. Daarvan zitten 21 medewerkers in ondersteuning en communicatie. Dan gaat het over de mensen die op het secretariaat en het onthaal werken. Een zestal werkt in de logistiek of is chauffeur, een vijftal in budget en economie, er zijn 2 woordvoerders-vertalers, 5 parlementaire relaties en er zijn 2 diplomatiek adviseurs. Daarnaast hebt u dus nog 10 inhoudelijke medewerkers: uw kabinetschef natuurlijk, en 5 adviseurs voor politie, 2 voor civiele dossiers en 2 voor juridische zaken.
Zijn dat de mensen die het werk zullen doen? Zijn dat de mensen die op uw kabinet bevoegd zijn voor institutionele hervorming en voor politieke vernieuwing?
Tegelijkertijd stel ik vast dat ook de lijst van het kabinet van de heer Clarinval gepubliceerd wordt. Die heeft een veel groter kabinet dan u, althans volgens die lijst. De heer Clarinval heeft 43 medewerkers, u hebt er 31. Bij hem is specifiek ook volk toegewezen aan een cel Institutionele Hervormingen. Daar gaat het over een zes- of zevental medewerkers, tegenover twee bij u.
Vandaar mijn vragen.
Hoe zit het juist? Hoeveel medewerkers op uw kabinet zijn precies toegewezen aan de staatshervorming en voor politieke vernieuwing?
Is er in extra budget voorzien, in uw kredieten of op een andere manier, om externe expertise in te kopen waar dat nodig zou zijn? Als er onvoldoende medewerkers zijn, is externe hulp natuurlijk ook mogelijk.
07.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Loones, ik wil u in het bijzonder danken voor uw interesse in de samenstelling van de cel Institutionele Hervorming op mijn kabinet.
Inderdaad zijn er vandaag twee beleidsmedewerkers die zich in het bijzonder en exclusief bezighouden met het opvolgen en voorbereiden van de institutionele hervorming. Verder zijn er juristen werkzaam op het kabinet die ondersteuning zullen bieden bij bepaalde onderdelen van de institutionele hervorming. Zij kunnen een aantal vragen nauwgezet onderzoeken en kunnen bepaalde punten die verdere analyse vereisen, juridisch mee opvolgen.
Daarnaast is er ook een beleidsmedewerker die zich specifiek zal toeleggen op democratische vernieuwing. Het zal u niet verrassen dat er ook daar een link is met institutionele hervorming, omdat een aantal vraagstukken beide uitdagingen kan dienen.
Er wordt zeker overwogen om ook nog andere experts studie- of onderzoeksopdrachten te geven in het kader van institutionele hervorming en democratische vernieuwing. Daarvoor is nog geen expliciet budget bepaald, maar wij zullen dat uiteraard doen wanneer die nood of gelegenheid zich aandient.
Er wordt effectief op vele fora nagedacht over institutionele hervorming. Op andere kabinetten zijn er ook medewerkers die bezig zijn met institutionele hervorming. Het is dus de bedoeling om met zijn allen de schouders daaronder te zetten. Op het kabinet van collega Clarinval zijn er medewerkers die daaraan werken. U moet die aantallen dus samentellen.
Ik verwijs ook naar het kenniscentrum over staatshervorming in de Senaat. Daar zijn ook heel veel juristen aanwezig. Wij zullen ook een beroep kunnen doen op hun expertise om die activiteiten voor te bereiden.
Voor zover ik uw vraag ook moet begrijpen als een subtiele ondersteuning om meer inzet te hebben in institutionele hervorming en staatshervorming, verwelkom ik dat uiteraard. Wij zullen daarover te gepasten tijde van gedachten kunnen wisselen om het kabinet en het beschikbare budget vandaag te kunnen uitbreiden om verder aan de slag te gaan met de voorbereiding van de institutionele hervorming.
07.03 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de minister, het is geen impliciete vraag, het is een expliciete vraag, om zeker in voldoende bestaffing te voorzien op het institutionele dossier, toch een van de trofeeën van uw regering en zeker van uw partij.
Ik heb ook gelezen dat u binnenkort zult komen met de lijst van grondwetsartikelen die voor herziening vatbaar worden verklaard. Die kan snel opgesteld worden, gewoon artikel 195, dus dat lukt wel.
U zegt dat de aantallen van de heer Clarinval en uzelf kunnen worden samengeteld. Ik begrijp waarom u dat zegt, maar laten wij eerlijk zijn, in dit dossier zijn er verschillende soorten trekkers. Er zijn voortrekkers en er zijn tegentrekkers en ik weet niet of die noodzakelijk op beide kabinetten te vinden zijn.
Het is ook interessant om te vernemen dat er medewerkers zijn op de verschillende kabinetten, ook van andere partijen. Ik zal ongetwijfeld ook die cijfers verder opvragen, om te zien hoe daarmee verder aan de slag wordt gegaan.
In elk geval, het was fijn om u hier te zien. Ik ben lid van de commissie voor Financiën en Begroting. Als er centen gevonden moeten worden om institutionele studies uit te voeren, zal ik daarvoor graag pleitbezorger zijn in de commissie voor Begroting.
De voorzitter: Zeg nu nog eens dat de oppositie niet constructief kan zijn.
Het incident is gesloten.
08 Question de Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le contrôle automatique de la vitesse des motards" (55012807C)
08 Vraag van Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Motorrijders en trajectcontroles" (55012807C)
08.01 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, depuis plusieurs années, l'emploi de radars tronçons semble poser problème dans notre pays. En 2018, l'Institut Vias révélait que les motocyclistes échappaient à une amende dans 90 % des contrôles réalisés au moyen de radars tronçons en Flandre. Le fonctionnement de ce type d'appareils consiste à photographier les plaques des véhicules et à les associer à une heure de passage précise, via deux appareils placés à deux points d'un trajet, ceci permettant le calcul de la vitesse moyenne des véhicules entre ces deux points.
Pour l'Institut Vias, les chiffres évoqués pouvaient être expliqués par deux éléments. D'abord, tels qu'employés, les radars tronçons photographiaient uniquement les plaques avant des véhicules et, ensuite, les motos ne présentent qu'une plaque à l'arrière. Récemment cet institut soulignait que cette problématique subsistait encore aujourd'hui et déplorait via son porte-parole que les motards passent entre les mailles du filet.
Pouvons-vous avoir vos retours sur cette problématique? Vous annonciez, il y a peu, que "la mise en place du réseau ANPR se poursuivra en 2021". Vous affirmiez également que le nombre de radars tronçons qui y seront connectés augmentera progressivement. Et vous ajoutiez que l'automatisation prochaine des caméras utilisant le système Automatic Number Plate Recognition (ANPR) des radars tronçons permettra de traiter beaucoup plus d'infractions et de travailler plus efficacement. Enfin, vous affirmiez qu'après le test des radars tronçons, d'autres conditions devront être remplies avant que le nouveau traitement des infractions puisse être pleinement opérationnel.
La mise en place prochaine de ces radars tronçons et leur connexion au réseau ANPR permettront-elles réellement un contrôle efficace de la vitesse des motards?
Des solutions à la problématique évoquée existent: l'emploi de caméras capables de photographier à l'avant et à l'arrière du véhicule, ou encore celui de deux caméras supplémentaires sur un trajet donné. Quel est votre avis à ce sujet?
08.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Senesael, il est vrai que certains systèmes de contrôle de vitesse ne sont basés que sur la reproduction de la plaque d'immatriculation fixée à l'avant du véhicule. Les motocyclettes échappent au contrôle de vitesse lorsqu'il est fait usage de ces systèmes. Le déploiement du système de contrôle de la vitesse relève de la compétence du gestionnaire des voiries. Le fait qu'un radar tronçon connecté à une caméra ANPR enregistre les données de l'avant d'un véhicule est la conséquence d'un choix effectué lors d'une législature précédente.
L'objectif principal d'une caméra ANPR est de constituer un bouclier de caméras. Dans le cadre d'enquêtes judiciaires, il est utile de savoir qui roulait avec un véhicule déterminé. Les appareils que la police intégrée utilise actuellement satisfont aux exigences définies dans l'arrêté royal du 12 octobre 2010 relatif à ces instruments. Nous devons veiller à ce que les appareils actuellement utilisés par la police intégrée puissent continuer à être utilisés à l'avenir, même si ces appareils présentent certains points négatifs, comme la problématique évoquée relative aux motocyclettes.
Il faut se donner le temps nécessaire avant de pouvoir adapter les exigences de l'arrêté royal du 12 octobre 2010. On peut estimer que, pour ne pas compromettre la politique de contrôle actuelle, il faut tenir compte d'un délai transitoire dont ont besoin les fabricants pour développer un nouvel appareil. En ce qui concerne les aspects techniques, je me permets de vous renvoyer à mon collègue le vice-premier ministre et ministre de l'Économie et du Travail, ou en ce qui concerne les autres voies que les autoroutes, aux ministres régionaux compétents.
08.03 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Il est clair, et vous le soulignez, que certains systèmes utilisés ne sont pas à la hauteur des objectifs poursuivis. Par ailleurs, je prends acte de la nécessité d'un temps d'adaptation du système afin de répondre aux exigences légales. Je ne manquerai pas de m'adresser à vos collègues pour les autres points de ma question.
L'incident est clos.
De voorzitter: Ik wil de leden er nog eens op wijzen dat er een mogelijkheid bestaat om te verwijzen naar de schriftelijk ingediende vraag.
09 Vraag van Franky Demon aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De patrouilles te paard in Zeebrugge" (55012836C)
09 Question de Franky Demon à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les patrouilles à cheval à Zeebrugge" (55012836C)
09.01 Franky Demon (CD&V): Mevrouw de minister, in Zeebrugge vinden patrouilles te paard plaats. De paarden worden bereden door federale agenten, maar zij wonen in Brussel. Ze moeten dus dagelijks van en naar Zeebrugge rijden. Die uren worden ook als werkuren gerekend. Vroeger konden die paarden in Zeebrugge blijven, maar nu moeten die paarden blijkbaar telkens opnieuw naar Brussel.
Uit de praktijk rijzen vragen of deze paarden in Zeebrugge kunnen blijven, zoals vroeger het geval was. Er is ook de vraag naar extra ondersteuning van de federale politie 's nachts, wegens de transmigratieproblematiek.
Mevrouw de minister, zult u ervoor ijveren dat de paarden, zoals vroeger het geval was, in Zeebrugge kunnen blijven, zodat men meer manuren kan patrouilleren en men minder onderweg is? Acht u extra steun van de federale politie ook 's nachts mogelijk?
09.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Demon, de federale politie heeft inderdaad het systeem van de zogenaamde meerdaagse patrouilles te paard stopgezet. Deze beslissing werd genomen op basis van de volgende elementen.
Slechts een beperkte groep van de politieruiters woont in de streek en kan voor meerdere dagen aan de kust worden ingezet. Dat alleen een beroep op deze kleine groep van ruiters en paarden kan worden gedaan, maakt de verdeling van de werklast over het geheel van de politieruiters en de paarden onmogelijk. Het is dan ook niet gepland om terug te keren naar de meerdaagse patrouilles, noch om de paarden 's nachts in Zeebrugge te stallen omwille van de huidige capaciteit.
In het kader van de transmigrantenproblematiek worden in Zeebrugge op regelmatige tijdstippen acties georganiseerd. Deze acties zijn hetzij geïntegreerde acties, opgezet onder de coördinatie van de federale politie, hetzij monodisciplinaire acties die door de politiezone Brugge worden uitgevoerd.
Voor deze laatste gerichte acties kan steeds de steun van de federale politie worden gevraagd via de reguliere kanalen, zowel voor acties overdag als 's nachts.
09.03 Franky Demon (CD&V): Mevrouw de minister, het is goed om te weten dat ook 's nachts de aanwezigheid van de federale politie kan worden gevraagd.
Die paarden lijken misschien een detail. Ik heb met die mensen gepraat. Met paarden in de aanhangwagen kunnen ze ook trager rijden. Ik denk dat toch moet worden gekeken of dit toch efficiënter kan, waardoor er meer ruiteruren kunnen zijn in Zeebrugge. Ik denk dat dit een technische uitdaging is die ervoor kan zorgen dat er meer manuren te paard zijn.
L'incident est clos.
10 Vraag van Kris Verduyckt aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het opsporen van daders van hate speech" (55012880C)
10 Question de Kris Verduyckt à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La poursuite des auteurs de discours haineux" (55012880C)
10.01 Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, ik weet niet of u een nickname heeft, maar als ik online games speel, dan durf ik mezelf wel eens Duckyboy te noemen. Veel mensen hebben een nickname en op zich is daar niets mis mee. Maar als het gaat over online pesterijen en het verspreiden van haat dan wordt de anonimisering op het internet en sociale media wel een potentieel probleem.
Uw collega minister Van Quickenborne heeft al aangegeven dat hij de online hate speech efficiënter wil kunnen vervolgen. Ook in het regeerakkoord staat er een aantal zaken over.
Het interesseert me heel erg. In het adviescomité wetenschappelijke vraagstukken in dit parlement heb ik aan verschillende experts gevraagd wat hun mening is over de anonimisering op sociale mediaplatformen. De meningen daarover zijn verdeeld. De ene vindt het goed, de andere vindt het minder goed.
Het is belangrijk te kijken naar wat er gebeurt als er iets mis loopt. Daar gaan mijn vragen over.
Als er een onderzoek wordt ingesteld naar online haatboodschappen, is het dan steeds mogelijk voor de politie om de dader te identificeren? Ik weet dat er achter elke aanwezigheid een IP-adres zit, maar geldt dit voor alle online platformen, of zijn er platformen die dit onmogelijk maken? Wat zijn daarmee uw ervaringen?
Online zijn er heel wat tussenpersonen zoals internet service providers, web hosting providers en dergelijke. Volgens het Europese recht zijn zij verplicht om aan het slachtoffer altijd de identificatie van de spreker te kunnen aanbieden. Ik vraag me af of dat ook altijd gebeurt. Lukt dat altijd?
10.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Verduyckt, vooreerst kan ik u melden dat de identificatie van een dader niet altijd is gebaseerd op een IP-adres. Publicaties op sociale media zijn soms identificeerbaar op basis van de schuilnaam die werd gebruikt, maar eventueel ook op basis van de elementen die terug te vinden zijn in het profiel van de gebruiker of in openbare bronnen op het internet.
Zo bevatten sommige berichten elementen die al tot een identificatie kunnen leiden. Soms is een e-mailadres of telefoonnummer te vinden of eventueel een foto van de woonplaats van de dader of van zijn voertuig, waarop de nummerplaat te zien is.
Als men de auteur niet kan identificeren aan de hand van open bronnen, kan een identificatie middels het IP-adres enkel gebeuren op basis van een vordering vanwege een magistraat. Regelmatig worden dergelijke vorderingen aan internetproviders of -platformen gericht om, zoals u terecht bemerkt, via deze zogenaamde tussenpersonen een profiel of individu te kunnen identificeren.
Sommige van hen werken hier behoorlijk goed aan mee, andere reageren slechts matig op de gerechtelijke vorderingen. In het algemeen analyseren de internetproviders en -platformen een gerechtelijke vordering zowel op wettigheid als vanuit het oogpunt territoriale bevoegdheid van de magistraat.
Dit laatste aspect is vaak het moeilijkst om juridisch sluitend aan te tonen. Het is immers mogelijk dat een profiel werd aangemaakt met een e-mailadres dat niet als Belgisch kan worden geïdentificeerd, zoals een gmailadres, of wanneer de inhoud van het profiel geen enkele Belgische verwijzing naar of identificatie van de dader bevat, ook al is de inhoud van het bericht duidelijk Belgisch.
In dergelijke gevallen verzoeken de providers of platformen meestal om een formeel rechtshulpverzoek in het kader van het verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp of mits een zogenaamde rogatoire commissie alvorens gebruikersinformatie mee te delen.
10.03 Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik zal die informatie rustig bekijken. Er zijn heel wat problemen met sociale media, maar het is geen eendimensionaal probleem. U zult mij dus niet horen zeggen dat het oplossen van de anonimisering alles oplost. Europa is ondertussen ook bezig met het uitvaardigen van een aantal richtlijnen en ook onze regering heeft in het regeerakkoord een aantal zaken daaromtrent opgenomen.
Er komt daarbij natuurlijk wat sociale psychologie kijken. Mensen die een masker op hebben of die in groep zijn, durven al vaker iets te doen dat ze anders niet zouden doen. Dat geldt misschien ook voor een anoniem profiel. Het is misschien handig om sommige mensen tegen zichzelf te beschermen, zodat ze online geen zaken doen die ze in het normale leven ook niet zouden doen.
Ik zal uw antwoord erop nalezen. Ik vind het alleen jammer dat ik uw nickname niet te weten ben gekomen.
Het incident is gesloten.
- Cécile Thibaut à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'expulsion des militants du ZAD d'Arlon" (55012906C)
- Josy Arens à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'occupation de l'ancienne sablière à Schoppach" (55013967C)
- Cécile Thibaut aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het verdrijven van de actievoerders uit de zogenaamde 'te verdedigen zone' (ZAD) in Aarlen" (55012906C)
- Josy Arens aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De bezetting van de voormalige zandgroeve in Schoppach" (55013967C)
11.01 Cécile Thibaut (Ecolo-Groen): Madame la ministre, depuis le 26 octobre 2019, des 'zadistes' ont planté leurs tentes à Arlon sur le site d’une ancienne sablière. Ils militent contre l’aménagement d’un zoning pour PME sur une zone répertoriée par la Région wallonne comme de grand intérêt biologique. Ils occupent un terrain privé de l’intercommunale IDELUX. Pour ces activistes, cette zone est devenue une "Zone à défendre" (ZAD).
Le dialogue est difficile entre la ville, l’intercommunale et les zadistes, chacun défendant son modèle de société. Depuis quelques jours, quelques semaines, des informations circulent selon lesquelles une opération policière visant à expulser les personnes se trouvant illégalement sur le site de l’ancienne sablière serait imminente. Persuadés d’être délogés dans les semaines qui viennent, les zadistes s’organisent et se mobilisent pour défendre la zone sur laquelle ils se sont installés. Beaucoup de militants ont rejoint la zone ces derniers jours.
Pensez-vous raisonnable qu’une expulsion soit décidée en pleine pandémie? Y a-t-il encore de la place pour la concertation? Si une opération est planifiée, quelle est l’analyse des risques inhérente à ce genre d’opération? Un appel à la police fédérale est-il prévu? Quel est le levier juridique pour activer cette éventuelle expulsion?
11.02 Josy Arens (cdH): Madame la ministre,
comme ma collègue vient
de le dire, des militants occupent illégalement l'ancienne sablière de
Schoppach à Arlon. Ils s'y sont installés le 26 octobre 2019. Je suis
favorable aux manifestations citoyennes mais rappelons que la désobéissance
civile n'est pas un droit et que lorsque ces manifestations débouchent sur de la
violence ou du chaos, elles doivent cesser. C'est ce que nous vivons ici. Les
autorités locales ont mis tout en œuvre pour avoir des concertations correctes
avec ces gens. Cela n'a servi à rien, malheureusement. En collège de police, où
je siège, nous suivons au jour le jour ce qui se passe à cet endroit. Quand je
vois à quel point ceux qui occupent cette zone ont préparé l'évacuation, je ne
cesse de demander aux divisionnaires et aux hommes et femmes qui s'occupent de
la gestion de ce dossier, d'être très prudents pour ne pas avoir de blessés
lors de l'évacuation. Pour accueillir les policiers, les occupants du site ont
préparé des pavés dans des cordes… Nous sommes dans un État de droit et
j'aimerais que tout soit mis en œuvre pour que cette zone soit évacuée paisiblement,
la concertation n'étant pas possible. J'aimerais surtout qu'il n'y ait pas de
blessés ni de morts lors de cette évacuation. Je vous remercie.
11.03 Annelies Verlinden, ministre: Merci, collègues Thibaut et Arens.
Il faut rappeler que l'occupation de la sablière de Schoppach est illégale. Un avis d'expulsion a été signifié par huissier de justice sur la base d'un jugement de décembre 2019. La mise en exécution de cette expulsion n'a cependant pas été signifiée. Depuis lors, aucune concertation, aucun dialogue mené par plusieurs membres du conseil communal, ainsi que par le bourgmestre, n'a pu aboutir. Tout au long de l'année 2020, les occupants illégaux ont fait l'objet de nombreux procès-verbaux, notamment pour dégradations, infractions à l'environnement, attaques, vols qualifiés, usage de stupéfiants et non-respect des mesures sanitaires relatives à la pandémie.
Des mineurs sont en danger dans cette sablière, notamment incités à la consommation de stupéfiants. Des troubles à l'ordre public sont régulièrement dénoncés aux alentours de ce périmètre. Une étape supplémentaire a été franchie lors de deux blocages de l'autoroute jouxtant le bois. Les faits sont qualifiés d'entrave méchante à la circulation et des vies ont été mises en danger. Vu l'absence totale de dialogue, les troubles à l'ordre public, les infractions judiciaires, les infractions à l'environnement, le non-respect des mesures liées à la pandémie et la volonté affichée de se moquer de l'État de droit, il est effectivement prévu qu'une évacuation devra être mise en œuvre. Contrairement à ce qui circulait sur les réseaux sociaux, il n'y a pas eu d'expulsion ce 26 janvier. Le bourgmestre d'Arlon a d'ailleurs communiqué à ce sujet en réitérant sa demande de désescalade et de départ paisible des occupants.
Par ailleurs, une analyse des risques a été réalisée. Elle s'appuie également sur une évaluation de la menace par l'OCAM. Cela pourra donc nécessiter un appui de la police fédérale. Le mécanisme de mise en œuvre de celle-ci est prévu dans la circulaire ministérielle MFO-2 relative aux mécanismes de solidarité en matière de renfort pour des missions de police administrative. Concrètement, les demandes sont adressées au directeur coordinateur de la province qui assure la coordination de l'appui apporté par le niveau fédéral aux missions supralocales de police administrative. Il évalue la demande en partenariat avec la zone concernée en se basant sur l'analyse des risques établis.
11.04 Cécile Thibaut (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour cet état des lieux de la question.
La désescalade est en effet nécessaire. Nous sommes tous conscients qu'il ne peut y avoir de blessés, voire pire, au sein des forces de l'ordre et du ZAD. Dès lors, je vous invite à l'analyse des risques la plus prudente possible pour éviter des blessés dans les deux camps.
11.05 Josy Arens (cdH): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse.
J'insiste sur la nécessité de l'appui de la police fédérale dans cette opération, puisqu'elle est mieux équipée que les polices locales. En tout état de cause, nous ne pouvons plus laisser perdurer cette situation qui est illégale, comme nous l'avons tous répété.
La circulation autoroutière locale est mise en péril par des lancers d'objets. Faut-il un accident pour enfin aller de l'avant? Bien sûr, je vous demande de faire preuve de beaucoup de prudence et vous prie d'envoyer les forces nécessaires pour que tout se déroule correctement.
J'irai jusqu'à demander aux occupants de cette zone de bien réfléchir à ce qu'ils font et de comprendre que ce n'est pas ainsi qu'on mène le combat pour l'environnement. Bien au contraire! Ils le dégradent, tout comme ils altèrent l'ambiance d'humanité qui doit régner entre toutes les parties.
L'incident est clos.
12 Vraag van Koen Metsu aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De administratieve sanctieprocedures m.b.t. alarmsystemen en alarmcentrales" (55012924C)
12 Question de Koen Metsu à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les procédures de sanctions administratives relatives aux systèmes et centrales d'alarme" (55012924C)
12.01 Koen Metsu (N-VA):
Geachte mevrouw de minister, graag stel ik u een paar vragen omtrent een casus
met betrekking tot administratieve sanctieprocedures van toepassing op het
gebruik van alarmsystemen en het beheer van alarmcentrales in woningen.
Een inbraakalarm gaat af tijdens de nacht
of vroege ochtend in afwezigheid van de eigenaar (bijvoorbeeld wegens verblijf
in het buitenland). De eigenaar van de woning is in de mogelijkheid om van op
afstand het afgaan van het inbraakalarm te melden aan de politie waarna deze
vervolgens ter plaatse komt ter inspectie. Er doet zich tijdens het afgaan van
het alarm geen geluidsoverlast voor, er zijn geen burgers in gevaar gebracht
noch werd er sociale last bezorgd. Volgens de FOD IBZ overtreedt de eigenaar
van de woning in dit geval artikel 15 van het KB van 25 april.2007 waardoor de
eigenaar geverbaliseerd wordt. De boetevork voor deze inbreuk bedraagt tussen
de 1.000 en 2.500 euro.
Kunt u aan de hand van deze situatie
verduidelijken waarom de eigenaar van de woning in overtreding is?
Hoe kan de eigenaar van de woning de
zogenaamde inbreuk voorkomen? Is het niet logisch om de politie te bellen in
bovenstaande situatie?
Zo neen, welke actie had de eigenaar wel
moeten ondernemen?
Zo ja, hoe kan de eigenaar er
logischerwijze voor zorgen dat er op een nachtelijk uur iemand ter plaatse is
nog voor de politie aankomt?
Waarom is de boetevork voor dergelijke
inbreuk – als er al een inbreuk was – dermate hoog, namelijk tussen de 1.000 en
2.500 euro?
Is de wetgeving op dit vlak niet toe aan
een herziening, rekening houdende met de huidige communicatiemiddelen waardoor
alarmsystemen rechtstreeks signalen kunnen uitzenden naar de eigenaars zodat
deze de gepaste acties kunnen nemen?
12.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Metsu, een koninklijk besluit bepaalt voorwaarden inzake de installatie en het gebruik van alarmsystemen en alarmcentrales. Het gaat dan om wie dergelijke systemen mag installeren, de voorwaarden inzake het onderhoud, hoe dit dient te gebeuren, specifieke gebruiksregels enzovoort. De reglementering is bedoeld om gebruikers van alarmsystemen aan te zetten om zo behoedzaam mogelijk om te gaan met het gebruik van hun alarmsystemen om de mogelijke negatieve gevolgen ervan te beperken. Het gaat hier niet zozeer om de enorme geluidsoverlast die door alarmsirenes veroorzaakt kan worden, maar wel over de impact van nodeloze negatieve alarmoproepen op de operationele capaciteit van de politiediensten. De regelgeving is er met andere woorden op gericht nodeloze politietussenkomsten maximaal te beperken. Daarom voorziet de regelgeving in een aantal voorwaarden, zowel op het vlak van de installatie en het onderhoud als op het vlak van het gebruik van die alarmsystemen.
Deze regelgeving laat toe een aantal regels op te leggen aan de gebruikers van een alarmsysteem. Hierbij zijn twee regels essentieel om nodeloze alarmmeldingen en politietussenkomsten te vermijden.
Ten eerste, mag het alarmsignaal dat het alarmsysteem uitstuurt niet rechtstreeks toekomen bij de politiediensten of de noodnummers. Dit betekent dat er dus altijd een tussenstap moet zijn alvorens een alarm gemeld wordt aan de politie of hulpdiensten. De reden hiervoor is logisch en heel praktisch. In België zijn er dagelijks honderden alarmen die een signaal uitsturen. Als die allemaal rechtstreeks bij de centrales van de hulpdiensten zouden terechtkomen, zou dat nefast zijn voor de goede werking van de diensten. In de situatie die u voorlegde in uw vraag is de regel gerespecteerd. Het alarmsysteem heeft een signaal gestuurd naar de gsm van de gebruiker en niet rechtstreeks naar de politie.
Het loopt echter mis bij de volgende regel. Vooraleer een alarm aan de politie gemeld mag worden, moet er geverifieerd worden of het effectief om een geoorloofd alarm kan gaan. We spreken pas van een geoorloofd alarm wanneer er een indringer is of een poging tot indringen. De gebruiker van het alarmsysteem staat in voor de verificatie daarvan. Indien hij evenwel een contract gesloten heeft voor een vergunde alarmcentrale gaat de verificatieplicht over naar de alarmcentrale die in geval van alarm naast een technische verificatie van het alarm eventueel ook een bewakingsagent ter plaatse zal sturen. Wanneer er geen of een ondeugdelijke verificatie van het alarm is voorafgaand aan de melding aan de politie, is in dit geval de alarmcentrale verantwoordelijk. Indien de gebruiker daarentegen niet aangesloten is op een alarmcentrale, wat zijn goed recht is, staat hij zelf in voor de voorafgaande verificatie van het alarm. Hij kan deze verificatie zelf van op afstand doen door het gebruik van moderne technologische middelen of een gemandateerde ter plaatse aanduiden. Wanneer er geen of een ondeugdelijke verificatie is, is wel steeds de gebruiker verantwoordelijk.
De huidige regelgeving verhindert geenszins dat de huidige communicatie of technologische middelen worden ingezet om alarmsystemen rechtstreeks aan te sturen, te beheren of zelfs om te gebruiken om de verificatieplicht uit te voeren. De reden is logisch: een politiepatrouille laten komen voor een vals alarm, bijvoorbeeld voor een kat die het alarm laat afgaan, betekent dat die politiepatrouille ergens anders niet ingezet kan worden. Gelet op het enorm aantal valse alarmen – cijfers van alarmcentrales tonen aan dat meer dan 95 % van alle alarmen vals is – zou de ongefilterde melding van alarmoproepen een nutteloze belasting van de politie betekenen, die op dat moment niet ingezet kan worden bij echte noodsituaties. De verificatieplicht is daarom noodzakelijk en belangrijk.
Uit de geciteerde casus blijkt bovendien dat de eigenaar van het alarmsysteem ook nog een andere regel, vervat in het koninklijk besluit, overtreden heeft. Hij heeft immers de politie laten uitrukken naar een locatie zonder ervoor te zorgen dat er bij aankomst van de politie iemand aanwezig is om de politie toegang te verlenen tot het beveiligde goed en om desgevallend het alarm te kunnen uitschakelen.
In het kader van de administratieve sanctieprocedure wordt, rekening houdend met de concrete feiten, beoordeeld wat in casu de meest opportune sanctie is. Dat kan een waarschuwing, een minnelijke schikking of een boete zijn. De gehanteerde boetevorken zijn reglementair vastgelegd en houden rekening met het doel van de overtreden regel. De beslissing zal, zoals steeds, gemotiveerd worden.
Aangezien de verificatieplicht een van de hoekstenen is van de bestaansreden van die regelgeving, om nodeloze politie-interventies te vermijden, worden de inbreuken op die regel vrij zwaar bestraft. Dat geldt des te meer in een tijd waarin technologie kan helpen om optimaal van op afstand technische verificaties op de juistheid van een alarm te kunnen uitvoeren.
12.03 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw heel uitgebreid antwoord.
L'incident est clos.
13 Vraag van Steven Matheï aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De verankering van ARIEC's" (55013062C)
13 Question de Steven Matheï à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'ancrage des ARIEC" (55013062C)
13.01 Steven Matheï (CD&V): Mevrouw de minister, overal in België zien de lokale besturen dat bepaalde legitieme ondernemingen, vzw's en zaken als dekmantel worden gebruikt om illegale praktijken op te zetten zoals drughandel en witwassen. Het is belangrijk dat de band tussen de legale bovenwereld en de illegale onderwereld zo snel mogelijk wordt doorgeknipt. De lokale besturen spelen hierin een cruciale rol. Zij moeten daarbij dan wel goed worden ondersteund.
In Nederland kent men al jaren de zogenaamde RIEC's. Dat zijn tien regionale informatie- en expertisenetwerken die de lokale besturen ondersteunen.
Sinds 2017 zijn in België proefprojecten in Namen, Antwerpen en Limburg met als doel de lokale besturen te ondersteunen en te gaan voor een geïntegreerde aanpak van die fenomenen. In Limburg wordt dat zeer positief ervaren door de lokale besturen, maar ook door politie en parket. We zien ook dat die proefprojecten ten einde lopen.
Mevrouw de minister, werd reeds een evaluatie van deze proefprojecten in Limburg, Antwerpen en Namen gemaakt? Zijn er intenties zijn om de proefprojecten te verankeren in de reguliere werking? Hoe zal dat gebeuren? Is daar een timing voor? Zijn er intenties om ook in andere provincies een gelijkaardig project op te starten?
13.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Mattheï, omdat de proefprojecten met ARIEC in Limburg, Antwerpen en Namen ten einde lopen, werd vorig jaar in opdracht van het directiecomité van de federale politie een audit uitgevoerd over de werking van deze expertisecentra. Uit deze audit is de concrete meerwaarde gebleken van de ARIEC's bij de coördinatie en ondersteuning van de bestuurlijke handhaving. Zelf zal ik binnenkort ook een bezoek brengen aan deze expertisecentra om mij daarvan te vergewissen. Ik was vanmorgen trouwens bij de DirCo in Antwerpen, waar ook het belang en de noodzaak van de werkzaamheden en de activiteiten van ARIEC werden aangetoond.
Het directiecomité van de federale politie heeft op basis van deze audit zijn akkoord gegeven voor de inkanteling van de drie bestaande pilootprojecten in de respectieve coördinatie- en steundirecties van de federale politie. Dit brengt uiteraard meerkosten voor de federale politie met zich omdat de pilootprojecten initieel met Europese fondsen werden gesubsidieerd, die sowieso eind dit jaar zouden aflopen.
Er is alvast al heel wat interesse van andere arrondissementen om met dergelijke ARIEC's aan de slag te gaan. Hiervoor moet wel nog een impactanalyse worden uitgevoerd om na te gaan of de nodige middelen en financiële middelen in het bijzonder kunnen worden gevonden, waardoor er op dit moment nog geen concrete intenties zijn voor de realisatie binnen een andere provincie.
Wij moeten dit dossier zeker blijven opvolgen, ook op basis van de uitkomst van de impactanalyse, gelet op de positieve ervaringen die wij met de centra tot op heden hebben.
13.03 Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Georganiseerde criminaliteit moet inderdaad georganiseerd worden aangepakt. De lokale besturen spelen daarin een cruciale rol. De ARIEC's werken daaraan mee en zorgen ook dat flexacties en uniforme reglementen kunnen worden goedgekeurd in de gemeentes.
Kortom, op het terrein wordt echt vooruitgang geboekt. Daarom ben ik blij te vernemen dat voor de proefprojecten wordt gedacht aan een definitieve inkanteling in de federale politie.
Ons lijkt het erg nuttig diezelfde werking uit te breiden naar de andere provincies.
Het incident is gesloten.
14 Question de Hervé Rigot à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La fuite policière dans un dossier pénal" (55012892C)
14 Vraag van Hervé Rigot aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het lek bij de politie in een strafdossier" (55012892C)
14.01 Hervé Rigot (PS): Madame la ministre, la presse a relayé il y a quelques jours une fuite dans le dossier Kucham. Il apparaît notamment qu'un responsable politique s'est trouvé dépositaire d'informations concernant une opération de police imminente dans ce dossier et qu'il les a portées à la connaissance d'une personne faisant partie des individus suivis dans le cadre de l'enquête concernée. La source de la fuite aurait fait l'objet de procédures disciplinaires et aurait été renvoyée depuis.
Madame la ministre, pouvez-vous nous confirmer l'information suivant laquelle un responsable politique a bénéficié d'informations concernant le développement d'un dossier judiciaire dans lequel son entourage a pu être inquiété? Comment cette rupture du secret professionnel est-elle parvenue aux autorités? Pouvez-vous nous dire à quel service était assignée la personne à l'origine de la fuite? Confirmez-vous la prise de mesures disciplinaires à son égard?
En dehors de cette procédure disciplinaire, des suites judiciaires ont-elles été réservées à ce dossier?
14.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Rigot, dans le cadre de l'enquête judiciaire à laquelle vous faites référence, un fonctionnaire de police est soupçonné d'une possible violation du secret professionnel.
À ce sujet, les autorités disciplinaires ont été informées en 2019 d'une possible violation du secret professionnel au moment où le fonctionnaire de police a été arrêté sur réquisitoire du juge d'instruction de l'enquête judiciaire. Au moment des faits, ce fonctionnaire de police appartenait aux services centraux de la police judiciaire fédérale.
Enfin, les mesures statutaires seront prises dès que l'autorité disciplinaire aura eu accès au dossier judiciaire ou qu'elle aura été informée d'une décision judiciaire.
En attendant, toutes les mesures conservatoires nécessaires ont été prises: interdiction de travailler au sein d'un service de police, retrait de la carte de légitimation, restitution de l'arme de service, retrait des accès aux bases de données policières, etc.
14.03 Hervé Rigot (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
J'ose espérer que vous nous tiendrez informés des suites. Je ne manquerai pas de revenir vers vous au besoin car il s'agit effectivement de faits graves, qui jettent l'opprobre sur les services de police et qui sont inquiétants en ce qui concerne la séparation des fonctions et des pouvoirs nécessaires à une bonne gestion de notre État et à la confiance des citoyens.
L'incident est clos.
- Katja Gabriëls aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het excited delirium syndrome" (55013185C)
- Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De opvolging van de aanpak van het EDS" (55013498C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het excited delirium syndrome" (55013578C)
- Katja Gabriëls à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le syndrome de délire agité" (55013185C)
- Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi de la prise en charge du syndrome de délire agité" (55013498C)
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le syndrome de délire agité" (55013578C)
15.01 Katja Gabriëls (Open Vld): Mevrouw de minister, mijn vraag zal enigszins anders zijn dan de schriftelijk ingediende versie ervan omdat er vorige week een gedachtewisseling was in de Kamer met de heer De Mesmaeker.
In uw beleidsverklaring gaf u aan dat u rond het excited delirium syndrome (EDS) een initiatief zou nemen om samen met de medische wereld tot concrete werkafspraken te komen. Dit is, mijns inziens, een belangrijk dossier. Tijdens de gedachtewisseling vorige week bleek dat al heel wat stappen zouden zijn gezet, maar een en ander is voor mij nog onduidelijk. Ik besef dat een grondige uitwerking tijd kost, maar dat neemt niet weg dat wij vlug perspectief moeten kunnen bieden aan de verschillende diensten, want alleen zo kan het risico op nieuwe wantoestanden, zoals in het dossier-Chovanec – waarmee het syndroom onder de aandacht kwam – en andere, zo veel mogelijk worden ingeperkt.
Wij stellen vast dat op het terrein schrijnende gevallen voorkomen van personen met zeer verschillende problematieken die in hechtenis worden genomen. Er is dus dringend nood aan een uitgewerkt kader.
Vandaar heb ik de volgende vragen voor u.
Waarom mogen wij pas eind dit jaar resultaten verwachten van de multidisciplinaire werkgroep? Zullen de andere hulpdiensten, zoals ambulanciers en de brandweer, worden betrokken bij de opleiding? Hoe wordt de betrokkenheid van de medische wereld concreet georganiseerd? Graag meer duiding bij uw plannen en de timing daarvan.
15.02 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik wil mij graag aansluiten bij de vragen van mevrouw Gabriëls.
Voorts wil ik gewoon even zeggen wat de aanleiding voor mijn vraag is. De heer De Mesmaeker heeft op 26 januari de verschillende etappes uitgelegd, dus dat was vrij duidelijk, maar toen wij vroegen naar de timing, kwam er eigenlijk geen antwoord. Wat is dus de juiste timing van dit alles?
15.03 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Dans
votre déclaration de politique générale, vous avez indiqué que vous prendriez
une initiative concernant le syndrome du délire excité (SDE) afin de parvenir à
des accords et des lignes directrices avec le monde médical. A l’époque, vous
aviez déclaré que vos services avaient déjà mis en place un groupe de travail
multidisciplinaire composé de la police, de personnes du monde médical, de
procureurs et du ministère public. En décembre dernier, vous avez déclaré que
des outils de prévention mais également d’information avaient été distribués au
sein du GPI et de la police locale mais vous nous aviez également informés
qu’un guide à l’attention des services de premières lignes était en cours
d’élaboration et en discussion avec les partenaires syndicaux.
Dès lors, madame la ministre, mes questions sont les suivantes. Où en sont les initiatives énoncées lors de votre déclaration de politique générale et quel en est le calendrier? Quel est l’état du dossier de la formation à ce jour? Les services d’urgence comme les pompiers ou les ambulanciers sont-ils impliqués dans la formation? Quel est le statut du groupe de travail mentionné et des résultats concrets sont-ils déjà existant? Une concertation est-elle engagée avec votre collègue ministre de la Santé publique? Quid de la concertation syndicale ?
15.04 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, geachte parlemensleden, zoals toegelicht door de commissaris-generaal, wordt het opleidingsdossier in verschillende stappen ontwikkeld.
Het eerste deel van de opleidingsmodule bestaat uit fenomeenherkenning en de uitwisseling van goede praktijken. Het erkenningsdossier en de syllabus werden afgerond en de opleiding is vandaag in uitrol. De opleiding voor de speciale eenheden en de bijzondere bijstandteams werd ondertussen afgerond. De opleiding volgens het principe train the trainer voor de eerstelijnsdiensten is volop aan de gang. Momenteel werden in die module al 185 trainers gevormd. Er staan binnen de geïntegreerde politie al meer dan 200 opleidingsessies voor telkens 40 deelnemers gepland tot aan de paasvakantie. Bovendien is de module geïntegreerd in de basisopleiding Inspecteur die start in 2021.
De tweede opleidingsmodule, de interventie bij excited delirium syndroom (EDS), is gerealiseerd voor de eenheden van de bijzondere bijstand en thans voorzien voor de eerstelijnsdiensten. De module voorziet in praktische oefeningen in veel voorkomende omstandigheden. Het erkenningsdossier en de syllabus worden momenteel gefinaliseerd en dienen nog gevalideerd te worden door het HOC en het coördinatiecomité van de geïntegreerde politie. Na validatie zullen de monitoren Geweldbeheersing van de politiescholen met prioriteit worden opgeleid, zodat ook deze interventietechnieken in de basisopleiding worden opgenomen. De uitrol van deze opleiding module 2 wordt voorzien na Pasen, voor zover de sanitaire toestand dat toelaat.
De derde opleidingsmodule zal breder gaan dan enkel EDS en ook andere, vergelijkbare psychologische fenomenen omvatten. Het is duidelijk dat deze problematiek een multidisciplinaire benadering vergt. Daarom werd er een werkgroep Politietussenkomst bij medische urgenties opgericht. Een eerste oriënterende vergadering heeft plaatsgevonden op 5 februari. Het is de bedoeling om te komen tot een opleidingsmodule Omgaan met verwarde personen. Het erkenningsdossier van module 1 laat ook deelnemers toe van discipline 1 en 2, alsook de calltakers van de 112-centrales.
Bij de opmaak van de opleidingsmodule werd de medische wereld betrokken en vormde het document van de Amsterdamse politie, Richtlijn Excited Delirium Syndroom, ontwikkeld in samenwerking met verschillende medische diensten, een belangrijke inspiratiebron.
Betreffende het politioneel onderdeel worden de opleidingsdossiers, inclusief pedagogische procedures en aanpak, systematisch voorgelegd aan het HOC. Het HOC treedt namelijk op als comité voor preventie en welzijn op het werk en de syndicale partners zijn daarin een doorslaggevende partner. De vakbonden maken ook deel uit van de werkgroep die vorm moet geven aan de derde opleidingsmodule.
Ik kan u dus nog geen concrete datum daarvoor meegeven, maar er wordt daaraan vandaag wel hard gewerkt.
15.05 Katja Gabriëls (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u hebt het vooral over opleiding gehad, wij hebben dat in de commissie voor Justitie besproken in september naar aanleiding van de zaak-Chovanec. Het is zeer goed en ook noodzakelijk dat het in de opleiding komt.
Ook het huidig personeel heeft dagelijks problemen op het terrein met deze problematiek. Als burgemeester uit een kleine zone, kan ik bevestigen dat dit niet alleen grote zones treft. Het zit helemaal verspreid. Iedereen heeft nood aan een degelijk kader.
Het verwondert mij dan een beetje dat het allemaal zo lang duurt, maar natuurlijk is dat niet alleen uw verantwoordelijkheid. Als ik goed ben ingelicht, zijn wij hiermee reeds bezig sinds 2014 en vandaag zijn wij in 2021. Het verwondert mij een beetje dat er nog steeds geen enkele vergadering heeft plaatsgehad met de multidisciplinaire werkgroep, die was aangekondigd, tussen politie en medische wereld. Het is immers toch daar, naast natuurlijk het opleidingsaanbod, dat er dringend afspraken moeten worden gemaakt. Het dossier-Chovanec toont dat aan. Ik hoop dat wij echt niet gaan wachten tot wanneer er een nieuw dossier is.
Ik vraag u dus om dringend werk te maken van dat multidisciplinair team en van een goed afsprakenkader voor onze politiediensten, zoals dat trouwens ook in Nederland bestaat.
15.06 Yngvild Ingels (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dacht begrepen te hebben dat die multidisciplinaire werkgroep op 5 februari net wel was samengekomen.
15.07 Katja Gabriëls (Open Vld): Ik heb begrepen dat dit een andere werkgroep was, niet de multidisciplinaire werkgroep.
15.08 Yngvild Ingels (N-VA): Wij weten allemaal dat het heel belangrijk is. Het moet met spoed gebeuren, maar het moet ook degelijk gebeuren. Dus ik begrijp dat daar wel wat tijd overgaat.
Ik wil ook vragen om de parketten niet te vergeten. In de zaak-Chovanec was het bij de telefonische contactname dat werd gevraagd om de man op te sluiten, terwijl zij ook op de hoogte mogen zijn van bepaalde symptomen om beter in te schatten of een persoon opgesloten mag worden of niet.
Dat is niet alleen in het belang van de persoon die dat allemaal moet ondergaan, maar ook in het belang van alle mensen op het terrein, die uiteindelijk alleen maar willen goed doen en hun werk willen doen. Het is heel erg als zij niet de zorg kunnen geven die iemand op een bepaald moment nodig heeft.
15.09 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie de la précision de votre réponse.
Bien entendu, je me réjouis d'entendre que les modules de formation sont en cours d'élaboration et que certains vont très rapidement rejoindre la formation de base des inspecteurs. Comme mes collègues l'ont rappelé, la situation est urgente. Par conséquent, j'aimerais que personne ne soit oublié dans la concertation. Il importe aussi que tous nos acteurs de terrain, potentiellement confrontés à de telles situations, puissent bénéficier des formations adéquates. Je pense notamment aux pompiers, aux ambulanciers, etc. Au regard de l'urgence, je vous demanderai de veiller à ce que toutes ces personnes soient bien formées à ce type de syndrome dans les mois à venir. Je vous remercie évidemment de faire avancer ce dossier.
L'incident est clos.
16 Vraag van Dieter Vanbesien aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De vergunningsaanvraag van de federale politie in Kampenhout" (55013190C)
16 Question de Dieter Vanbesien à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La demande de permis de la police fédérale à Kampenhout" (55013190C)
16.01 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): De federale politie heeft een vergunningsaanvraag ingediend voor een slipschool in Kampenhout. De slipschool beslaat een terrein van 10 hectare midden in het Hellebos. De school zelf opereert al bijna vijf jaar illegaal, want zonder vergunning.
Het Hellebos is voor Vlaanderen en Europa erkend als waardevol natuurgebied en maakt deel uit van het Europees habitatrichtlijngebied en van het vengebied. Begin 2018 lieten de exploitanten op het terrein al zonder vergunning een honderdtal bomen kappen. Voorts zijn er ook meldingen van zonevreemde constructies, niet-vergunde verhardingen en illegale grondwaterwinning. De aanwezigheid van de school heeft ook een negatieve impact op het waardevolle natuurgebied. Er is een dubbele omheining, die vormt een barrière voor allerlei dieren. De activiteiten zelf veroorzaken lichthinder, geluidshinder, luchtvervuiling en waarschijnlijk ook bodemvervuiling, aangezien het terrein niet is aangesloten op de openbare riolering.
Het gemeentebestuur van Kampenhout verzet zich al jaren tegen de verdere exploitatie van de slipschool op die locatie en dringt aan op herlocatie. De federale politie beweert dat er geen geschikte alternatieve locaties voor handen zijn. Nochtans blijkt dat daar geen grondig onderzoek naar gebeurd is.
Lijkt het u in het kader van het behoud en de uitbreiding van bossen in de bestrijding van de klimaatopwarming gerechtvaardigd om op die locatie een omgevingsvergunning van onbeperkte duur toe te kennen voor een slipschool?
Strookt de vergunningsaanvraag voor de slipschool in het Hellebos met de nationale strategie voor biodiversiteit en de Europese biodiversiteitsstrategie, waarop de nationale strategie is afgestemd?
Zou de toekenning van een vergunning overeenstemmen met de verhoogde ambities van de federale regering rond de bescherming van het leefmilieu en de biodiversiteit, aangezien het Hellebos een natuurgebied is waar zowel het Vlaamse standstillprincipe als de Europese instandhoudingsdoelstelling geldt?
Wordt de bewering dat er geen alternatieve locatie voor de slipschool voorhanden is, gestaafd door een gedegen onderzoek?
16.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Vanbesien, al sinds 1992 baat de voormalige rijkswacht en nadien de federale politie een bijscholingscentrum voor voertuigbeheersing uit in Kampenhout op een militair domein, dat van 1959 tot 1992 door Defensie werd gebruikt, waarna het eigendom is geworden van de Regie der Gebouwen. Het grootste deel van de infrastructuur werd opgericht in 1960 en moet als vergund worden beschouwd. De site is historisch gegroeid en dateert van lang voor van enige natuurbescherming sprake was. Het domein zelf valt niet onder de habitatrichtlijn, want het werd uitdrukkelijk uitgesloten van de bescherming wegens de militaire bestemming. Voor de activiteiten van het bijscholingscentrum werden in 1996 en 1998 vergunningen verleend, omdat het niet uitsluitend een militaire functie had.
Omdat de milieuvergunning afliep, werd een nieuwe aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag bevat onder meer de nodige geluidsstudies, een voortoets passende beoordeling en een verscherpte natuurtoets alsook de vraag tot ontheffing van de MER-plicht. De aanvraag, ingediend bij de provincie Vlaams-Brabant, is vandaag hangende en bevond zich op 5 februari 2021 in de fase van het openbaar onderzoek.
Enerzijds, is de federale politie zich terdege bewust van het belang van de natuurwaarde van de omgeving en heeft tevens kennis van de bezwaren van het gemeentebestuur van Kampenhout tegen de activiteiten op het domein. Anderzijds, is de bijscholingsactiviteit van essentieel belang voor de gespecialiseerde diensten van de geïntegreerde politie alsook voor andere veiligheidsdiensten, waaronder de militaire eenheden.
Wij zijn ervan overtuigd dat die activiteiten ook kunnen plaatsvinden met respect voor de onmiddellijke omgeving. Om beide belangen maximaal en optimaal te kunnen vrijwaren, voert de federale politie overleg met de gemeente Kampenhout over het uitdoofscenario voor de exploitatie van het bijscholingscentrum op die locatie, zodat de federale politie ondertussen een alternatieve site kan zoeken voor de oprichting van een nieuwe slipschool.
In afwachting daarvan is de federale politie bereid de oppervlakte die wordt benut voor haar opleidingsactiviteiten, in de mate van het technisch mogelijke in te krimpen en een deel van het domein van de Regie der Gebouwen nu reeds in overleg met de gemeente herin te richten met het oog op bos- en natuurbeheer. De huidige situatie is dan ook tijdelijk.
Inmiddels brengen de betrokken diensten van de federale politie en de Regie der Gebouwen zo snel mogelijk alternatieve locaties in kaart, zodat ook op termijn de voor de veiligheidsdiensten noodzakelijke opleidingsmogelijkheden en -faciliteiten voor voertuigbeheersing zonder onderbreking gewaarborgd kunnen blijven.
16.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, als ik u goed begrijp, dan is het de bedoeling dat er effectief gezocht wordt naar een alternatieve locatie. We betwisten immers niet dat het activiteiten zijn die passen in de opleiding en de bijscholing voor de politie. De vergunning die nu wordt aangevraagd, is dus tijdelijk en bedoelt om de tussenperiode te overbruggen.
Het doet me plezier om dat te horen en ik zal u geregeld een stand van zaken vragen.
Het incident is gesloten.
17 Interpellation et questions jointes de
- Josy Arens à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les frais de déplacement des membres des zones de police durant la période covid" (55000094I)
- Caroline Taquin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les frais de déplacement du personnel des zones de police sur la base de l'AR du 22 avril 2020" (55013419C)
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'indemnité de déplacement pendant la période Covid au sein des zones de police" (55013481C)
- Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le remboursement des soins de santé à la police" (55013615C)
17 Samengevoegde interpellatie en vragen van
- Josy Arens aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De verplaatsingskosten van het personeel van de politiezones tijdens de coronaperiode" (55000094I)
- Caroline Taquin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De verplaatsingskosten van het personeel van de politiezones op grond van het KB van 22 april 2020" (55013419C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De woon-werkvergoeding bij de politiezones tijdens de coronaperiode" (55013481C)
- Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De terugbetaling van de medische kosten bij de politie" (55013615C)
17.01 Josy Arens (cdH): Madame la
ministre, je vous interrogeais, le 13 janvier dernier, dans le cadre du
remboursement des indemnités de déplacement entre le domicile et le lieu
habituel de travail effectué en véhicule privé par les membres des zones de
police pendant la période Covid. Vous m’apprenez tout d’abord que la mesure qui
a, en réalité, été accordée aux membres du personnel de la fonction publique
fédérale s’applique automatiquement aux membres des services de police locale
et fédérale en vertu d'un article pont du Statut policier. J’avais demandé à
votre prédécesseur plusieurs fois de clarifier la situation mais en vain. Vous
le faites et je vous en remercie. Si je peux me réjouir de voir un avantage
octroyé aux membres des services de police qui sont fort mis à contribution
depuis le début de cette pandémie, je ne peux, toutefois, pas me réjouir du
refus de l’autorité fédérale de prendre en charge le paiement de ces
indemnités. D’autant plus que l’opportunité de la mesure a été décidée par le
fédéral sans concertation préalable avec les employeurs -soit les zones de
police.
Cette situation est inacceptable. Si le fédéral
prend une décision qui impacte le budget des pouvoirs locaux, il doit, dès
lors, en assumer les conséquences. En tant que mandataire local, je souhaite
relayer les préoccupations des pouvoirs locaux et demande au présent
gouvernement de financer une mesure qu’il a décidée seul et qui est de nature à
grever le budget des pouvoirs locaux.
Madame la ministre, ce gouvernement
compte-t-il venir en aide aux pouvoirs locaux en remboursant les frais de
déplacement pendant la période Covid? Quel serait le coût de la mesure si elle
devait être financée par le fédéral? Quelle communication a-t-elle été adressée
aux zones de police à ce sujet par votre cabinet?
17.02 Caroline Taquin (MR): Madame la ministre, un arrêté royal du 22 avril 2020 a instauré une prise en charge des frais de déplacement dans les services publics fédéraux. Si cet arrêté royal est sans doute une bonne chose pour la continuité du service public et pour accompagner les fonctionnaires dans la charge financière quotidienne qui est la leur durant cette période difficile, je ne peux imaginer que cet arrêté n'a pas été pris sans qu'une estimation budgétaire ait été réalisée pour les services fédéraux. Avant l'installation du nouveau gouvernement, j'avais pu interroger votre prédécesseur sur cette question. Il m'avait confirmé que cet arrêté royal visait bien la police fédérale et les zones de la police locale. Nous sommes ici devant une énième décision fédérale qui impacte la gestion des services de la police locale.
J'ai pu vous entendre, en commission il y a peu, répondre à ce sujet que l'impact de la prise en charge des frais de déplacement pour les zones de police serait réduit compte tenu de la période précise visée par l'arrêté royal, je vous cite "une indemnisation n'est donc prévue que pour les déplacements effectués lors de la première vague, ce qui limite sensiblement les coûts liés à cette mesure."
Confirmez-vous que cette disposition ne concerne que les frais de déplacement du personnel s'étant rendu à son travail durant la période du 18 mars au 30 juin 2020 au sein de la police fédérale et des zones de la police locale? Sur la base de quels critères a-t-il été décidé que cette mesure ne concernerait pas les périodes ultérieures à la première vague de la pandémie de covid-19 dans laquelle nous nous trouvons? Quel est le coût financier de cette disposition pour la police fédérale? Par quel service de votre département a été réalisée l'évaluation du coût de cette disposition pour les zones locales? Quel est le coût financier de cette disposition pour l'ensemble des zones de police de notre pays?
17.03 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame
la ministre, comme toute la fonction publique fédérale, la police intégrée peut
bénéficier de l’indemnité de déplacement durant la période Covid. Afin de ne
pas créer de différence de statut, les agents des zones de police locale sont
également concernés. Vous l’avez encore confirmé récemment au sein de cette
commission. Madame la ministre, il est indiscutable que cette mesure, décidée
par le niveau fédéral, engendrera un coût supplémentaire pour nos zones de
police si elle n’est pas supportée par le fédéral.
Les indemnités de déplacement covid accordées par le gouvernement fédéral aux policiers locaux seront-elles prises en charge par le budget fédéral? Une aide est-elle prévue pour les zones de police? Si oui, à combien s’élèvera-t-elle?
17.04 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, recent
werd door de NSPV een stakingsaanzegging ingediend, naar aanleiding van
problemen bij de terugbetaling van medische kosten. Men maakt er gewag van een
achterstand van 11 maanden die ingehaald dient te worden.
Graag leg ik U volgende vragen voor:
Kunt u deze achterstand bevestigen en
toelichten?
Wat is de stand van zaken? Hoeveel dossiers
hebben nu nog een achterstand en op welke termijn worden die afgehandeld?
Om welk(e) type(s) terugbetaling gaat het
hier?
Indien er sprake is van personeelstekort
om de dossiers tijdig af te handelen: om welke tekorten gaat het en hoe en
wanneer zullen deze worden ingevuld? Welke maatregelen heeft u genomen of zult
u nemen om de dienst betalingen te versterken?
Heeft u intussen gesprekken gevoerd met
de vakorganisaties? Graag een toelichting.
17.05 Annelies Verlinden, ministre: Chers collègues, je peux vous confirmer que l'arrêté royal du 22 avril 2020 est également d'application à la police intégrée et ce, pour la période du 18 mars au 30 juin. Je fais également référence ici à ma réponse à la question écrite n° 52 de Mme Taquin, dans laquelle est exposée la philosophie de ce mécanisme. Ainsi, considérant le statut unique en vigueur au sein de la police intégrée, tant les policiers relevant du niveau fédéral que ceux relevant du niveau local peuvent prétendre à et bénéficier de cette indemnité. Néanmoins, il importe de rappeler que chaque employeur est responsable de l'indemnisation de ces frais de déplacement. Pour la police fédérale, ceux-ci seront pris en charge par les crédits personnels de la police fédérale. Quant à la police locale, chaque zone de police devra en impacter son budget propre.
Pour ce qui concerne les critères pris en compte, ceux-ci ont été définis par le ministre de la Fonction publique de l'époque, M. Clarinval. Au niveau du calcul du coût de ces frais, l'impact pour la police fédérale s'élève à un montant total de plus de 2 678 000 euros. À ce jour, les membres du personnel fédéral concernés peuvent déjà introduire une demande de remboursement de ces frais. Il m'est par contre impossible de quantifier, faute de données centralisées disponibles, le coût total pour la police locale. Toutefois, je peux légitimement penser qu'en tenant compte des distances plus courtes entre le domicile et le lieu de travail des membres du personnel des zones de police locale, ce montant sera proportionnellement moins élevé au niveau local.
Enfin, j'ai adressé un courrier au président de la commission permanente de la police locale dans laquelle je rappelle qu'il n'est prévu aucune intervention du budget fédéral au profit de la police locale. Il en va par ailleurs de même pour les départements fédéraux qui doivent prendre en charge de tels coûts de fonctionnement sur leurs crédits disponibles.
Collega Vandenput, ik moet inderdaad enige achterstand bevestigen in de terugbetaling van reguliere en medische kosten. De achterstand zal zo snel mogelijk weggewerkt worden door een aantal ingrepen in de werking van de betrokken eenheid binnen de medische dienst van de federale politie.
De achterstand is deels te wijten aan problemen gelinkt aan de aanwerving van personeelsleden op de betrokken dienst. Inmiddels werd de dienst daarom ook versterkt. Als de nieuwe medewerkers volledig opgeleid zijn, zal de dienst opnieuw op volle capaciteit werken. Verder stel ik vast dat de processen van deze dienst geoptimaliseerd kunnen worden door ze te digitaliseren. Deze aandachtspunten worden prioritair aangepakt en dit zal de achterstand in de terugbetaling positief beïnvloeden.
De problematiek werd op 28 januari, tijdens een onderhandeling, besproken met de vakorganisaties, waarna de stakingsaanzegging werd ingetrokken.
17.06 Josy Arens (cdH): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse, qui est loin de me satisfaire. Votre réponse précédente était déjà loin de me satisfaire.
C'est quand même important, madame la ministre. Ce que je n'arrive pas à comprendre, c'est que finalement, cette décision a été prise par le fédéral sans concertation préalable avec les employeurs, soit les zones de police. Donc le fédéral décide, et les zones de police doivent payer. Je ne peux pas accepter cela, madame la ministre.
Votre prédécesseur, Pieter De Crem, avait fait le nécessaire lors de la première vague. Aujourd'hui, je vais déposer une motion de recommandation dans laquelle je vous demande d'intervenir dans le remboursement des indemnités de déplacement entre le domicile et le lieu habituel de travail effectué en véhicule privé par le personnel de la zone de police durant la période covid.
Et aussi, j'insiste: le gouvernement doit s'engager à ne plus prendre de décisions ayant un impact sur les budgets des pouvoirs locaux sans concertation préalable. Cela me semble vraiment très important. Je dépose cette motion de recommandation
17.07 Caroline Taquin (MR): Madame la ministre, j'entends les explications. De nouveau, c'est une décision prise par le fédéral sans concertation avec le local. C'est un nouvel impact budgétaire pour les zones de police locale sur la base d'une décision du fédéral. Si c'est légitime pour le personnel, ce sont à nouveau des coûts qui seront à charge des zones de police et forcément des communes. J'insiste donc pour qu'il y ait une concertation. Quand une mesure est prise au niveau fédéral, il faut en mesurer l'impact sur les zones locales, les prendre en compte et leur assurer une aide conséquente tout à fait légitime. Je reviens encore sur la question du subside NAPAP. On avance au niveau local sans avoir les moyens disponibles. Les communes et les zones de police ne sont pas des vaches à lait!
17.08 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je partage évidemment les considérations évoquées par ma collègue Taquin qui les connaît encore bien mieux que moi de par son mandat local. Je ne peux que partager ses différentes observations et je ne les répéterai pas. Je vous demanderai simplement d'agir le plus rapidement possible, de concerter le local et les instances nécessaires et de prendre les dispositions, comme votre prédécesseur a pu le faire par le passé car, aujourd'hui, nous ne pouvons plus exercer une telle pression financière sur nos zones de police locale.
Ma collègue a utilisé l'expression "vaches à lait" que j'apprécie particulièrement. Elle est imagée mais je pense qu'on la comprendra tous. Nous devons aujourd'hui vous demander de réagir à cela. Je compte sur vous.
17.09 Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, het verheugt mij dat het probleem wordt aangepakt en dat er op digitalisering wordt ingezet. Er zijn nu ook meer mensen beschikbaar bij de dienst. Ik heb van de vakbonden vernomen dat alle nieuwe dossiers binnen de maand zullen worden uitbetaald, maar dat de achterstand toch nog acht maanden bedraagt. Misschien kunt u bekijken of dit niet sneller kan worden opgelost. Het verheugt mij in elk geval te horen dat er gepraat is en dat men een oplossing heeft gevonden.
De voorzitter: En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
Une motion
de recommandation a été déposée par M. Josy Arens et est libellée comme
suit:
"La
Chambre,
ayant
entendu l'interpellation de M. Josy Arens
et la
réponse de la Ministre de l’Intérieur, des Réformes institutionnelles et du
Renouveau démocratique,
- vu l'article 4 de l'arrêté royal du 22 avril 2020 portant des mesures particulières pour les membres du personnel de la fonction publique fédérale dans le cadre de la crise sanitaire liée au virus covid-19, applicable aux fonctionnaires fédéraux;
- vu l'arrêté royal du 26 juin 2020 abrogeant notamment l'article 4 précité,
- considérant que l'article 4 précité prévoyait le remboursement pour les membres du personnel des administrations fédérales des frais de déplacement effectués en voiture entre le domicile et le lieu de travail;
- considérant que cette mesure s'applique automatiquement aux membres des services de police locale et fédérale en vertu d'un article pont du statut policier;
- considérant que la mesure fut décidée par le fédéral sans concertation préalable avec les employeurs – soit les zones de police;
- considérant que cette décision est de nature à grever le budget des pouvoirs locaux;
demande au gouvernement,
- d'intervenir
dans le remboursement des indemnités de déplacement entre le domicile et le
lieu habituel de travail effectué en véhicule privé par le personnel des zones
de police durant la période covid;
- de
s'engager à ne plus prendre de décisions qui impactent le budget de pouvoirs
locaux sans concertation préalable."
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Josy Arens en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Josy Arens
en het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing,
- gelet op
artikel 4 van het koninklijk besluit van 22 april 2020 houdende
bijzondere maatregelen voor de personeelsleden van het federaal openbaar ambt
in het kader van de gezondheidscrisis ten gevolge van COVID-19, dat van
toepassing is op de federale ambtenaren;
- gelet op
het koninklijk besluit van 26 juni 2020 dat er met name toe strekt voornoemd
artikel 4 op te heffen;
- overwegende
dat voornoemd artikel 4 voor de personeelsleden van de federale
administraties voorzag in de terugbetaling van de onkosten voor
autoverplaatsingen tussen de woon- en de werkplaats;
- overwegende
dat deze maatregel, krachtens een artikel van het politiestatuut, automatisch
van toepassing is op de leden van de lokale en de federale politie;
- overwegende
dat de beslissing over deze maatregel door de federale overheid genomen werd
zonder voorafgaand overleg met de werkgevers, te weten de politiezones;
- overwegende
dat deze beslissing van die aard is dat ze zware repercussies heeft voor het
budget van de plaatselijke besturen;
vraagt de regering
- bij te
dragen aan de terugbetaling van vergoedingen voor de verplaatsingen tussen de
woonplaats en de gewoonlijke werkplaats, die tijdens de covidperiode door het
personeel van de politiezones met een privéwagen gedaan werden;
- zich ertoe
te verbinden geen beslissingen meer te nemen die een impact hebben op het
budget van de plaatselijke besturen zonder hierover voorafgaandelijk te
overleggen.
Une motion pure et simple a été déposée par M. Franky Demon.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Franky Demon.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
Over de moties zal later worden gestemd. De
bespreking is gesloten.
Les questions n° 55013291C de M. Demon et n° 55013871C de Mme Chanson sont transformées en questions écrites.
Mevrouw de minister, het is nu 17.45 uur. Kunnen wij nog even voort vergaderen, of moeten wij onze werkzaamheden beëindigen?
17.10 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, ik heb daarnet goed geluisterd. Wat mij betreft, kunnen we nog even doorgaan.
De voorzitter: Goed.
- Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het overlijden van Ilyes Abbedou in een Brusselse politiecel" (55013299C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het overlijden van Ilyes Abbedou in een politiecel" (55013376C)
- Nabil Boukili aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het overlijden van Ilyes Abbedou" (55013433C)
- Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le décès d'Ilyes Abbedou dans une cellule de la police de Bruxelles" (55013299C)
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le décès d'Ilyes Abbedou lors de sa détention" (55013376C)
- Nabil Boukili à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le décès d'Ilyes Abbedou" (55013433C)
18.01 Yngvild Ingels (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik zal de omstandigheden niet schetsen.
Ik ben vooral ongerust over iets in verband met de berichten die we over het incident hebben gekregen; als ze al waar zijn. Bij andere pijnlijke gevallen, konden we in de pers vaak een opvolging daarvan lezen, omdat deze personen familie en vrienden hadden die voor hun zaak opkwamen. Nu, sinds het laatste wapenfeit, namelijk een kleine manifestatie ter nagedachtenis van Abbedou, lees ik niets meer over de oorzaken, over wat er gebeurd is, of er onderzoeken zijn, of er medische expertise is.
Daarom is mijn vraag waarvan u op de hoogte bent. Wat loopt er op dit moment? Wat wordt er onderzocht?
Het is heel schrijnend. Hoe erg het ook is om vergeten te worden in een politiecel, normaal gezien gaat men daar niet van dood. Wat is er daar gebeurd in die cel? Wat is deze persoon overkomen zodat hij gestorven is?
Er is ook nog het aspect van het niet helpen van een persoon in nood. Als hij was vrijgelaten, zoals dat normaal gezien had moeten gebeuren, en hij onwel zou geworden zijn op straat, had hij misschien wel de hulp gekregen die hij toen nodig had. Ik speculeer hier uiteraard. Dit is toch wel een serieus probleem.
Ik weet dat u niet alles kunt toelichten, maar kunt u ons zeggen welke de lopende zaken zijn? Wie is hiermee bezig? Kunnen we op korte termijn hierover meer duidelijkheid krijgen? Ik vrees namelijk dat op dit moment niet veel mensen opkomen voor de heer Abbedou.
18.02 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Tout comme ma collègue, j'ai quelques questions sur les faits survenus le 19 janvier dernier.
Madame la ministre, je vais en venir directement à mes interrogations. J'aimerais que vous puissiez nous clarifier la chronologie de ce drame survenu en janvier dernier, mais également nous éclairer sur les conditions dans lesquelles M. Abbedou est décédé. Une enquête est peut-être en cours - vous allez probablement nous le dire dans les réponses d'ici quelques minutes. Je vous demanderai de vous en tenir à ce que nous pouvons savoir et à ce que nous sommes en mesure de connaître à ce stade.
J'aimerais aussi savoir comment on peut expliquer que la police n'aurait été notifiée de l'ordre de quitter le territoire qu'à 20 h 00, alors que la décision de l'Office des étrangers aurait été rendue vers 01 h 30.
Quelles suites vont-elles être données à ce tragique événement par rapport à nos services de police? Tout comme ma collègue, j'aimerais savoir si vous pouvez également nous confirmer qu'une enquête est bien en cours ou pas, et ce qui existe à ce stade. En effet, suite aux différents incidents survenus ces dernières semaines, celui-ci semble malheureusement attirer un peu moins d'attention. Je vous remercie.
18.03 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Ingels en mevrouw Chanson, ik deel de verbazing over de berichten die ons toekwamen en over wat er is gebeurd. Ik heb evenzeer vragen bij hoe een en ander is verlopen.
In elk geval kan ik u vandaag meedelen dat het overlijden van de heer Ilyes Abbedou op 19 januari jongstleden aanleiding heeft gegeven tot het openen van een aantal opsporingsonderzoeken door het ambt van de procureur des Konings in Brussel. Ik ben zeer voorzichtig omdat al die gerechtelijke inlichtingen behoren tot het geheim van het onderzoek. Ik kan vandaag dan ook weinig informatie geven.
Vous pouvez compter sur moi pour assurer le suivi de ce dossier. Je partage votre interrogation. Il est important qu'on puisse savoir ce qui s'est précisément passé dans cette cellule.
18.04 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. Ik hoop dat u ons op de hoogte houdt. Zo niet, zullen wij regelmatig opnieuw een vraag stellen.
18.05 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je me joins aux considérations de ma collègue et j'espère que nous pourrons faire la lumière sur le déroulement des événements. Je compte sur vous pour nous faire parvenir ces informations.
L'incident est clos.
19 Vraag van Barbara Pas aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De miljardentransfers van Vlaanderen naar Wallonië" (55013343C)
19 Question de Barbara Pas à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les transferts de milliards d’euros de la Flandre vers la Wallonie" (55013343C)
19.01 Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, in de hoop dat mijn andere vragen vandaag ook nog aan bod kunnen komen, verwijs ik naar mijn schriftelijke voorbereiding.
In 2017 bestelde de Vlaamse regering een
studie bij de KUL omtrent de miljardentransfers van Vlaanderen naar Wallonië.
Die wordt af en toe geactualiseerd. De jongste actualisatie dateert van eind
vorig jaar. Zij toont aan dat de transfers in geld uitgedrukt steeds verder
aandikken en binnenkort vlotjes de 7 miljard per jaar zullen overschrijden. Dat
is dan nog zonder rekening te houden met de transfers op de interestlasten.
Uit deze actualisatie blijkt ook dat de
transfers, uitgedrukt in procent van het bbp, die volgens deze parameter de
jongste jaren wat waren afgenomen, voor wat Wallonië betreft stagneren en zelfs
opnieuw in stijgende lijn zouden gaan. Dat kan zo niet verder gaan.
We kennen de oorzaken van deze transfers.
Enerzijds een Wallonië dat na zoveel decennia nog altijd sociaaleconomisch geen
orde op zaken weet te stellen. En anderzijds transfermechanismen op federaal
niveau, hoofdzakelijk via de federale overheid, de sociale zekerheid en de
dotatiefinanciering, die de deelstaten voor hun beleid absoluut niet
responsabiliseren, maar integendeel de slechte leerlingen van de klas
aanmoedigen om in hun hangmat te blijven hangen.
Over deze miljardentransfers vernemen we
bijzonder weinig in het kader van de grote palaver die deze regering in de
steigers heeft gezet omtrent verdere institutionele hervormingen. Wel
integendeel. Het enige dat we vernamen is dat aan “interpersoonlijke
solidariteit" niet mag geraakt worden.
Komt dit aspect prominent aan bod bij het
Dialoogplatform dat dit jaar op touw wordt gezet en zo ja hoe?
Neemt de regering zelf initiatieven op
dat vlak, aangezien de sleutels tot het afbouwen van die transfers zich op
federaal niveau bevinden? Zo ja, welke en vooral in welke zin, met name in de
zin van een afbouw ervan, of integendeel in de zin van een bestendiging ervan?
19.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Pas, uw vraag ligt in de lijn van de vraag die u begin december al stelde bij de voorstelling van mijn beleidsverklaring. Zoals ik u toen heb aangegeven, staat in het regeerakkoord uitdrukkelijk dat de regering in deze legislatuur wetteksten zal voorbereiden onder meer op het vlak van de bevoegdheidsverdeling, de financieringsregels en de instellingen.
Ik kan u dan ook opnieuw bevestigen dat de bijzondere financieringswet tijdens deze legislatuur onderzocht zal worden en dat ook wetteksten op het vlak van de financiering voorbereid zullen worden door de regering. Ik kan u tevens bevestigen dat de financiering aan bod komt in de bevraging die ik, samen met mijn Franstalige collega Clarinval zal organiseren en die dient om de herziening en hervorming van de staatsstructuur voor te bereiden.
Dat thema zal ook het onderwerp kunnen uitmaken van de discussies in de thematische werkgroepen en van een politieke dialoog. U zult begrijpen dat ik thans niet kan vooruitlopen op de uitkomst van dat proces en dat er nog geen inhoudelijke details bekend zijn, maar zoals ik u eerder al heb uitgelegd, staat het wel degelijk op de radar om meegenomen te worden in de oefening en onze voorbereidingen vandaag.
19.03 Barbara Pas (VB): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister.
Ik heb uiteraard bij de bespreking van de beleidsverklaring het probleem al aangekaart, maar er is een nieuwe, actuele berekening van de transfers, die nog maar eens in stijgende lijn gaan. Zelfs met de minimale berekening blijkt het om 1.000 euro per jaar per Vlaming, inclusief baby's en gepensioneerden, te gaan. Het lijkt mij dan ook niet meer dan normaal – ik ben blij dat u dit kunt bevestigen – dat de kwestie meegenomen zal worden en zeker ter sprake zal komen.
U hebt inderdaad gezegd dat de bijzondere financieringswet onder handen genomen zal worden. Het gaat in totaal om 900 miljoen euro aan transfers. De miljarden zitten echter, enerzijds in de federale begroting, anderzijds lopen ze via de sociale zekerheid. Aangezien u toen ook duidelijk stipuleerde dat er, zoals ingeschreven in uw beleidsverklaring, niet wordt geraakt aan de interpersoonlijke solidariteit, maakte ik mij wel zorgen erover dat de transfers in de sociale zekerheid niet ter sprake zouden kunnen komen.
Als ik u goed begrepen heb, zijn er echter geen taboes. Ik wacht dan ook af wat het dialoogplatform en de invulling ervan concreet zullen opleveren.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: De vragen nrs. 55013359C, 55013362C en 55013364C van mevrouw Jadin worden uitgesteld. Vraag nr. 55013375C van de heer Cogolati wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
20 Question de Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations du Comité P" (55013382C)
20 Vraag van Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De follow-up van de aanbevelingen van het Comité P" (55013382C)
20.01
Julie Chanson (Ecolo-Groen):
Ces dernières semaines, plusieurs faits, comportements ou débordements
entraînant de lourdes conséquences se sont déroulés au sein de notre police
intégrée. Le Comité P s’est penché sur plusieurs d’entre eux dans le cadre de
ses enquêtes de contrôle. Je m’interroge toutefois sur le suivi apporté aux
conclusions du Comité.
Qu’advient-il des recommandations qui
résultent des enquêtes menées par le Comité P?
Comment pouvons-nous nous assurer que ces
recommandations sont ensuite suivies par les autorités policières?
20.02 Annelies Verlinden, ministre: Chère collègue, tous les rapports du Comité P transmis à la police fédérale sont résumés par son service d'audit interne. La synthèse reprend systématiquement toutes les recommandations éditées par le Comité P concernant la police fédérale.
Les directions générales et directions des services concernés sont alors interpellées quant à leur mise en œuvre. Un suivi régulier en est effectué et communiqué par le commissariat général à la présidente du Comité P lors de leurs réunions bilatérales.
Pour ce qui relève de la police locale, sans pouvoir disposer d'une vue générale sur ce qui se passe dans chaque zone de police, je constate, dans les contacts que j'ai pu avoir avec les chefs de corps déjà rencontrés, qu'ils sont attentifs aux recommandations du Comité P et veillent, dans la mesure du possible, à les appliquer au sein de leur organisation.
20.03 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, vous l'aurez compris, cette question faisait en fait le lien avec certains de nos précédents débats d'actualité. Je vous remercie pour ces précisions. Je reviendrai probablement vers vous avec d'autres questions plus précises.
Het incident is gesloten.
21 Question de Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La couverture partielle du réseau ASTRID" (55013383C)
21 Vraag van Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het gaten in het bereik van het ASTRID-netwerk" (55013383C)
21.01 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, lors de la commission du 13 janvier dernier, nous avions pu échanger sur différents problèmes survenus et vous m'aviez fait part dans votre réponse de problèmes de couverture, qui ne pouvait pas être optimale.
Ma question est la suivante. Pouvez-vous expliciter quelles sont ces contraintes écologiques et économiques qui empêchent une meilleure couverture du réseau ASTRID et au final une meilleure garantie de communication pour nos services de police et de secours?
21.02 Annelies Verlinden, ministre: Madame Chanson, le réseau a actuellement une couverture géographique de 99,96 % du territoire en mobile et 95,92 % en portable outdoor.
Il s'agit donc d'une couverture qui est déjà très étendue. Atteindre une couverture de 100 % reste un objectif pour ASTRID, mais plusieurs difficultés se posent.
Au niveau écologique, ASTRID rencontre régulièrement des difficultés pour obtenir des permis d'urbanisme, notamment dans des zones naturelles qui sont souvent moins bien couvertes. Il faut être conscient que l'augmentation de la couverture du réseau va de pair avec la construction d'antennes. ASTRID tente dans la mesure du possible de bénéficier de mâts existants, ce qui n'est pas toujours possible. Ces antennes ont un impact écologique. Des citoyens s'opposent également à l'arrivée de ces antennes pour des raisons esthétiques ou de santé publique.
En outre, au niveau économique, ASTRID est limitée par l'enveloppe budgétaire fixée dans le cadre du contrat de gestion. La construction de nouveaux mâts a en effet un coût important. Il convient donc de poser des choix sur la base des priorités données par les organisations d'utilisateurs elles-mêmes.
En ce qui concerne la définition des sites prioritaires, c'est le comité consultatif des usagers qui définit les priorités des potentiels futurs sites pour la construction d'antennes-relais supplémentaires pour la couverture radio outdoor. Ces sites sont désignés par les services de secours et de sécurité sur la base d'une analyse opérationnelle et en fonction des moyens disponibles.
Ajoutons encore que la concrétisation de tels chantiers demande du temps, que ce soit au niveau de l'obtention du permis d'urbanisme mais également par la suite, pour les travaux de construction. Rappelons également que pour la couverture indoor, à l'intérieur des bâtiments, ce sont les maîtres d'ouvrage de grands projets qui en portent la responsabilité. À cet effet, l'article 22 de la loi ASTRID a été modifié. J'espère, madame Chanson, que mes réponses vous permettent de voir les différents défis auxquels ASTRID est confrontée et comment elle tente de trouver les solutions tant en interne qu'avec les partenaires sur le terrain.
21.03 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos éclaircissements et votre réponse très détaillée, qui complète les réponses précédentes que vous m'aviez transmises. Vous avez devant vous une députée presque comblée.
Het incident is gesloten.
- Cécile Thibaut à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les sanctions disciplinaires dans l’affaire Chovanec" (55013410C)
- Nabil Boukili à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le flux d'informations à la police fédérale" (55013474C)
- Nabil Boukili à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les enquêtes disciplinaires à la suite de l'affaire Chovanec" (55013608C)
- Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les procédures disciplinaires à la police" (55013617C)
- Franky Demon à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La réforme de la procédure disciplinaire" (55014000C)
- Cécile Thibaut aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De tuchtsancties in de zaak-Chovanec" (55013410C)
- Nabil Boukili aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De informatiestroom bij de federale politie" (55013474C)
- Nabil Boukili aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De tuchtonderzoeken naar aanleiding van de zaak-Chovanec" (55013608C)
- Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De tuchtprocedures bij de politie" (55013617C)
- Franky Demon aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De hervorming van de tuchtprocedure" (55014000C)
De voorzitter: Mijnheer Demon, er zijn vijf samengevoegde vragen over dit onderwerp. U bent hier echter als enige nog aanwezig. Het is uw recht om de vraag te stellen maar we kunnen ze ook uitstellen. Wat wil u doen?
22.01 Franky Demon (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zal mijn vraag niet uitstellen maar ik verwijs wel naar de ingediende vraag.
In de zaak-Chovanec loopt er naast een
strafrechtelijk onderzoek ook een intern onderzoek naar veertig politiemensen
met het oog op een eventuele tuchtsanctie. In totaal zijn daarvoor acht
tuchtoverheden bevoegd. Die hebben nog tot midden februari om te beslissen of
ze een tuchtprocedure opstarten. Dat bevestigde de commissaris-generaal in een
hoorzitting.
Aangezien de feiten midden augustus vorig
jaar aan het licht kwamen en het onderzoek toen pas werd opgestart, hebben al
die tuchtoverheden nog drie weken de tijd om te beslissen of er effectief een
tuchtprocedure wordt opgestart. Zo niet is de verjaringstermijn van zes maanden
overschreden. Voor een paar van de personeelsleden zijn intussen veranderd naar
een andere zone, waardoor de lokale korpschef en burgemeester nu moeten
beslissen over een tuchtprocedure voor een incident waarvan zij niet op de
hoogte zijn.
Ondertussen zijn ook al andere feiten
gekend van agenten waar de termijn voor de tuchtprocedure vervallen was. Dat
valt niet meer uit te leggen. Het is dan ook duidelijk, dat de tuchtprocedure
dringend aan hervorming toe is.
Welke termijn stelt u voorop om te
tuchtprocedure te hervormen? Wanneer zou u deze hervorming willen afronden?
Welke stappen zal u hiertoe ondernemen?
Met welke actoren zal u hierover samen zitten?
In welke richting denkt u om de huidige
tuchtprocedure te vereenvoudigen?
Wat is de stand van zaken in de tuchtprocedures rond de zaak Chovanec en van politieagente uit Anderlecht, die recent haar straf wegens racistische uitlatingen vernietigd zag omdat ze drie dagen na de termijn voor de tuchtraad had moeten verschijnen?
22.02 Minister Annelies Verlinden: Collega Demon, zoals aangegeven tijdens het debat over racisme zal ik een initiatief nemen om het tuchtstatuut van de geïntegreerde politie te herzien. Ik zal daar niet te lang mee wachten maar ik zal uiteraard ook niet overhaast te werk gaan. De pogingen van mijn voorgangers hebben aangetoond dat dit niet losgekoppeld kan worden van een breder debat over de aantrekkelijkheid van de politie, ook en vooral met de vakbonden. Vereenvoudiging, transparantie en rationalisering van de procedure zijn voor mij belangrijke aandachtspunten, evenals het waarborgen van de principes inherent aan onze rechtsstaat, waaronder het respect voor de rechten van verdediging van de betrokkenen.
Wat de zaak van de politieagente in Anderlecht betreft wier tuchtstraf door de Raad van State vernietigd werd wegens schending van een van de wettelijk voorziene proceduretermijnen, kan worden opgemerkt dat die termijnen voor de tuchtrechter ingegeven zijn door de verplichting die op de overheid rust om zo snel mogelijk duidelijkheid te scheppen over de rechtstoestand van een personeelslid dat het voorwerp uitmaakt van een mogelijke tuchtprocedure. De overschrijding van de proceduretermijn wordt door de Raad van State zeer streng beoordeeld.
De meest voorkomende redenen die leiden tot overschrijding van de termijnen zijn onder meer een verkeerde inschatting van de aanvang van de termijn en de tijd die nodig is vooraleer een vermeend tuchtdossier de bevoegde tuchtoverheid bereikt. Die moeilijkheden zullen eveneens bestudeerd worden ter gelegenheid van de voorgenomen aanpassing van de tuchtprocedure.
22.03 Franky Demon (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.
Ik meende dat ik u ook gevraagd had hoever het juist staat met de specifieke tuchtprocedure voor betrokkenen in de zaak-Chovanec. Daarover is er misschien geen verdere info?
22.04 Minister Annelies Verlinden: Excuseer, dat is wat verloren gegaan in de algemeenheid van mijn antwoord.
De algemene inspectie heeft ondertussen de vooronderzoeken afgesloten. Intussen werden er reeds enkele tuchtprocedures ingeleid, zowel door de tuchtoverheden bij de politie als op mijn niveau als hogere tuchtoverheid voor de officieren waarvoor ik de tuchtoverheid ben. Ik heb zelf een tuchtprocedure opgestart met het oog op zware tuchtstraffen tegen drie hogere officieren. Een van die procedures werd opgestart samen met de minister van Justitie. Uit respect voor de rechten van verdediging en ter vrijwaring van de procedure zal ik zolang de procedure loopt geen toelichting geven omtrent de vermeende tuchtinbreuken zelf.
22.05 Franky Demon (CD&V): Mevrouw de minister, er zijn zware tuchtprocedures opgestart tegen enkele mensen, maar ik begrijp dat u nog niet kunt meedelen tegen wie.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 55013411C de Mme Thibaut devient sans objet.
23 Question de Caroline Taquin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le Fonds de sécurité routière" (55013417C)
23 Vraag van Caroline Taquin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het Verkeersveiligheidsfonds" (55013417C)
23.01 Caroline Taquin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, lors de nos échanges de la fin de l'année dernière concernant la répartition du Fonds de sécurité routière (FSR) pour les zones locales de police, vous indiquiez que vous prendriez les dispositions pour garantir que les zones ne souffrent pas de manques financiers. Vous m'aviez précisé que vous organiseriez les concertations nécessaires à cet égard. Entre-temps, les budgets des zones de police ont dû être bouclés.
Vous n'êtes pas sans savoir que de nombreuses décisions fédérales peuvent influer sur la gestion des services de la police locale. Nous venons encore d'en parler, au sujet du coût des frais de déplacement.
Madame la ministre, quels sont les services chargés d'évaluer la répartition du Fonds de sécurité routière? Sur quelle base a-t-il été décidé d'informer les zones de police de l'absence de recettes précises en 2021? Quelles démarches et concertations avez-vous entreprises depuis novembre dernier auprès de la CPPL et des zones dans le cadre du Fonds de sécurité routière? Confirmez-vous que les zones de police ne seront pas préjudiciées financièrement par rapport aux services et travaux prestés sur le plan de la sécurité routière? À quel moment pourrez-vous communiquer des informations précises aux zones quant aux montants qui leur seront alloués pour l'année 2021?
23.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, madame Taquin, le SPF Finances perçoit les recettes en matière de sécurité routière et calcule le montant annuel, tel que le prévoit l'article 3 de la loi du 6 décembre 2005 relative à la répartition d'une partie des recettes fédérales en matière de sécurité routière. Le secrétariat administratif et technique auprès de mon office assure ensuite les calculs pour répartir les recettes dans le Fonds de sécurité routière, conformément aux articles 4 et 6 de la même loi.
Dans le cas présent, ce service s'est inquiété auprès du service Crossborder Fin du SPF Justice, de l'impact de la pandémie sur les recettes de 2020, qu'il a dû évaluer sur la base des droits constatés. Selon cette évaluation, leur montant risquait de ne pas être suffisant pour couvrir la première tranche du Fonds de sécurité routière, raison pour laquelle j'ai décidé de ne pas le communiquer aux zones de police dans un premier temps.
À la suite d'une deuxième demande, il appert que le montant des droits constatés s'est révélé supérieur aux évaluations. Par conséquent, j'ai autorisé les zones de police à inscrire le même montant que celui qui avait été enregistré en 2019.
La CPPL et les zones de police ont été informées de l'impact de la pandémie sur les recettes 2020 en matière de sécurité routière et de l'impact financier sur le Fonds de sécurité routière. Le FSR est dépendant des recettes en matière de sécurité routière qui elles-mêmes dépendent des constatations par les services de police d'infractions qui relèvent de la compétence fédérale. Ce financement ne peut donc pas être considéré comme un financement pérenne des zones de police. Je ne peux pas vous confirmer que les zones de police ne seront pas préjudiciées financièrement.
Enfin, dans le courant du mois de mars, le SPF Finances doit communiquer le montant définitif des recettes 2020 en matière de sécurité routière. Sur la base de cette information, le montant sera calculé et communiqué aux zones de police. Au vu des dernières informations en ma possession, il est plus que vraisemblable que le montant de la première tranche pourra être versé dans son intégralité aux zones de police.
23.03 Caroline Taquin (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour les précisions que vous nous avez apportées.
Het incident is gesloten.
- Caroline Taquin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La sécurisation des centres de vaccination demandée aux zones de la police locale" (55013421C)
- Marie-Christine Marghem à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Des usines de production de vaccin présentes sur le territoire belge" (55013531C)
- Caroline Taquin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De vraag aan de lokale politiezones om voor de beveiliging van de vaccinatiecentra in te staan" (55013421C)
- Marie-Christine Marghem aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Vaccinproductie-eenheden op het Belgische grondgebied" (55013531C)
24.01 Caroline Taquin (MR): Madame la ministre, dans le cadre de la campagne de vaccination, il est essentiel d'assurer la sécurisation optimale des centres de vaccination mais aussi des lieux de stockage et de distribution. Dans ce cadre, des dispositions sont nécessaires au niveau des services des forces de l'ordre.
S'il est essentiel que des dispositifs de sécurisation soient mis en place, nous savons aussi combien il est difficile pour les zones de police d'assurer actuellement l'ensemble des missions de base de la police et de veiller en plus au respect des mesures sanitaires décidées dans le cadre de la pandémie (couvre-feu, distanciation, regroupement, fermetures, port du masque…).
Vous savez par ailleurs que de nombreuses zones sont en manque d'effectifs de façon structurelle. Dès lors, l'ajout de ces missions de sécurisation doit être planifié de manière concertée et au cas par cas, en fonction des lieux et de leur nombre. Vous avez d'ailleurs adressé un courrier aux bourgmestres pour leur demander de réaliser des analyses des risques pour la sécurité des centres de vaccination.
Madame la ministre, quel est l'effectif de la police fédérale qui a été mis à la disposition de ces lieux de vaccination, de stockage et de distribution? La DAB a-t-elle pu, alors que sa capacité n'est pas optimale, assurer dès à présent une partie de la sécurisation de ces lieux? Considérez-vous ces lieux comme des endroits critiques? Une liste des lieux a-t-elle été transmise aux directions des zones de police? Dans quel délai les analyses des risques doivent-elles être réalisées? Par quels services fédéraux la planification de la sécurisation des lieux énoncés est-elle réalisée? Comment s'effectuent les demandes d'appui à la police fédérale par les zones en vue d'une telle sécurisation afin d'assurer l'opérationnalité policière dans le périmètre de ces infrastructures? Enfin, un soutien financier a-t-il été décidé pour les demandes de gardiennage privé qui devraient être sollicitées localement?
24.02 Marie-Christine Marghem (MR): L'actualité́ montre que la stratégie de sortie de crise que nous vivons actuellement dépend de manière vitale du vaccin. La santé́ et la vie des gens, des pans entiers de notre économie et du pouvoir d'achat, et même nos libertés fondamentales, dépendent de la fabrication et de l'approvisionnement sans délai en vaccins.
La Belgique possède de nombreuses unités de production pharmaceutiques, entre autres de vaccins, sur son territoire national. L'actualité́ récente nous a montré́ un incendie dans une usine de vaccins en Inde. Elle nous montre également les possibilités ou les risques d'exportation sans contrôle des stocks produits.
Les usines pharmaceutiques et de production de vaccins sont-elles qualifiées d'infrastructures critiques? Dans la négative, ne devraient-elles pas l'être?
Ne devraient-elles pas faire l'objet, en cette période limitée dans le temps de production vaccinale, d'une veille permanente des forces de sécurité – entre autres de police – contre tout risque d'accident, sabotage, vol ou extraction de stock, atteinte au personnel essentiel… ? Une telle présence permettrait également une intervention rapide en cas d'incendie ou de s'assurer qu'une cargaison produite puisse être escortée adéquatement ou de prévenir à temps toute exportation qui contreviendrait à l'intérêt général européen.
24.03 Annelies Verlinden, ministre: La surveillance dans le cadre des missions relatives à l'ordre public et de sécurisation des lieux publics – dont les centres de vaccination – fait partie de la fonction de police de base.
Concernant la sécurité des centres de vaccination et des installations de stockage, j'ai écrit à toutes les autorités locales ainsi qu'aux gouverneurs leur demandant de prendre les mesures nécessaires et de faire une analyse des risques en collaboration avec leur zone de police. Dans une analyse des risques opérationnels, on étudie les conditions spécifiques locales du lieu concerné. Sur cette base, des mesures de sécurité complémentaires peuvent être prises si nécessaire par le bourgmestre, en ce compris sur le plan des forces de police nécessaires. La police fédérale peut le cas échéant fournir un appui méthodologique pour la rédaction de telles analyses des risques.
Pour autant que la capacité propre de la police locale s'avère insuffisante, il peut être fait appel à des renforts extérieurs selon le principe général du mécanisme de solidarité. Si nécessaire, un appui de la police fédérale peut alors être accordé. Il faut cependant se rendre compte que celle-ci est déjà suffisamment impactée par les missions supplémentaires liées aux mesures sanitaires en vigueur, en ce compris par exemple l'accompagnement des transports de vaccins et le contrôle du respect de l'interdiction des voyages non essentiels.
Le recours à la direction de la sécurisation pour protéger les centres de vaccination n'est cependant pas une option légalement envisageable.
Madame Marghem, la désignation des infrastructures critiques s'opère sur la base de la loi du 1er juillet 2011 et selon les modalités qui y sont déterminées. Le NCCN a demandé et obtenu auprès de l'Agence fédérale des médicaments et des produits de santé (AFMPS) une liste des infrastructures présentes en Belgique qui sont impliquées dans la production, le stockage ou la distribution des vaccins contre la covid-19. Sur la base de cette liste et d'une évaluation de l'OCAM, des mesures de sécurité pour ces sites ont été demandées par le NCCN auprès des zones de police locales compétentes. Des mesures de sécurité ont également été demandées par le NCCN pour les transports de vaccins, mesures pouvant varier en fonction du volume ou de la destination en Belgique ou à l'étranger.
24.04 Caroline Taquin (MR): Madame la ministre, j'ai beaucoup de respect pour vous et votre fonction. Je sais d'avance que votre tâche ne sera pas simple. Or, celle de la police est loin d'être simple au quotidien en ces temps de pandémie. La vie du policier était déjà lourdement impactée avant même la crise.
J'ai envie de vous dire qu'à force de presser un citron, il n'y aura plus de jus! J'entends que la police doit assumer cette tâche. J'aurais souhaité qu'elle ait l'appui et une meilleure collaboration avec la police fédérale, mais il est vrai aussi que celle-ci est fortement sollicitée également. Il n'y a pas de solution de substitution.
Je voudrais que des messages positifs arrivent vers les policiers et les zones locales, sinon nous risquons d'être exposés à un gros problème, car nos policiers et nos zones de police ne sont pas des sources inépuisables. Je vous remercie d'y être attentive.
24.05 Marie-Christine Marghem (MR): Je remercie la ministre pour les précisions qu'elle a apportées dans les réponses fournies. Je sais que les usines pharmaceutiques ne sont effectivement pas reprises dans le cadre légal des infrastructures critiques. Ma question était toutefois de savoir si, selon le point de vue de la ministre, elles ne devraient pas l'être? Là, je n'ai pas de réponse.
Par contre, la surveillance exercée par les forces de police autour et aux alentours de la fabrication des vaccins est sans doute la mesure que j'attendais. Je suis heureuse d'entendre qu'elle existe bel et bien. J'entends aussi ma collègue qui fait part de toutes les difficultés vécues par les forces de l'ordre en ce temps particulier de crise sanitaire. Je ne voudrais pas charger la barque en termes de surveillance autour et aux alentours de la production et du transport des vaccins. Espérons que les mesures que vous avez prises jusqu'alors soient suffisantes. Je vous remercie.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55013430C van de heer Van Hecke is zonder voorwerp geworden.
25 Vraag van Ellen Samyn aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het dreigingsniveau in het vooruitzicht van de uitspraak in het proces tegen Assadollah Assadi" (55013457C)
25 Question de Ellen Samyn à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le niveau de menace à l'approche du verdict du procès d'Assadollah Assadi" (55013457C)
25.01 Ellen Samyn (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ondertussen hebben we het rechtvaardige nieuws vernomen van de uitspraak van de Antwerpse correctionele rechtbank in de zaak tegen de Iraanse diplomaat Assadollah Assadi. Vorige week donderdag werd hij veroordeeld tot 20 jaar cel voor zijn rol in het plannen van een verijdelde terroristische aanslag in 2018 op een congres in Parijs.
Aan Iraanse zijde is het een aantal dagen windstil gebleven, tot gisteren via de pers bekend raakte dat Iran de Belgische ambassadeur op het matje roept, met de dringende oproep om de Iraanse diplomaat vrij te laten. Deze oproep komt weliswaar niet geheel onverwacht, aangezien Iran reeds in het verleden op dreigende toon verklaarde dat het zich niet bij een negatief vonnis zou neerleggen. Ook de beklaagde diplomaat zelf gaf begin vorig jaar nog aan dat er gewapende groeperingen klaarstaan om tot actie over te gaan indien de uitspraak van de Belgische rechtbank ongunstig zou zijn.
Uw collega-minister Van Quickenborne deelde vorige week mee dat er de dag van het proces niets aan het toeval zou worden overgelaten. De nodige veiligheidsmaatregelen werden inderdaad genomen.
Mevrouw de minister, hebt u nadien nog overleg gehad met uw collega van Justitie, met het OCAD, de Veiligheid van de Staat en desgevallend de ADIV over het algemeen dreigingsniveau in ons land na de uitspraak door de rechtbank? Wordt er ook rekening gehouden met een mogelijk verhoogde dreiging op lange termijn?
25.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Samyn, uw vraag is wat ingehaald door de feiten.
Ik heb zeer regelmatig overleg met het OCAD. Daar bespreken we ook het algemene dreigingsniveau. Het OCAD maakt de analyses. Vandaag is er geen reden om dat niveau te wijzigen naar aanleiding van het proces. Uiteraard worden de specifieke locaties wel bekeken. Om operationele en veiligheidsredenen kan ik niet verder ingaan op alle politionele en andere maatregelen die daaruit voortvloeien, maar u kunt er zeker van zijn dat ik ook naar aanleiding van dit soort dossiers het overleg en de opvolging met het OCAD intens verderzet.
25.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, ik heb alle begrip voor de delicaatheid van het dossier. Ik durf ook te hopen dat er niet enkel op korte maar ook op lange termijn door de verschillende veiligheidsdiensten wordt gefocust op Iraanse elementen en de mogelijke aanwezigheid van Iraanse cellen op ons grondgebied. In deze is volgens mij waakzaamheid nodig.
L'incident est clos.
- Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Camera's in politiecellen" (55013495C)
- Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De camera's in politiekantoren" (55013616C)
- Michel De Maegd aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De incidenten in Brussel op 24 januari jongstleden en de aanpak in reactie daarop" (55013700C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Bewakingscamera's in de politiebureaus" (55013741C)
- Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les caméras dans les cellules de police" (55013495C)
- Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les caméras dans les commissariats de police" (55013616C)
- Michel De Maegd à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les incidents du 24 janvier dernier à Bruxelles et leurs suites" (55013700C)
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les caméras de surveillance dans les commissariats" (55013741C)
26.01 Yngvild Ingels (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik had niet gedacht dat wij zover gingen geraken, mijn dank daarvoor.
Ik heb deze vraag ingediend naar aanleiding van de vele incidenten in politiecellen de laatste weken en maanden. Vaak bestaan daarvan camerabeelden, maar niet altijd.
Hoe is dat geregeld? Ik weet dat er een koninklijk besluit is, maar het zijn de gemeenten en de politieraden zelf die beslissen of er camera's geïnstalleerd worden. Wordt dat vaak gedaan? Wat is het percentage? Waar zijn er camera's en waar niet?
Hoe lang mogen die beelden worden bijgehouden? Zijn er beperkingen op het vlak van privacy?
Ik vond daar heel weinig informatie over. Hoe is dat eigenlijk geregeld? Die camera's in politiecellen kunnen een aantal zaken zeker verduidelijken als er iets gebeurt, maar er zijn ook privacybedenkingen. Hoe wordt dat geregeld? Voorziet u in verstrengingen of niet?
26.02 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Le 19 janvier dernier, un jeune
homme est malheureusement décédé peu après son arrivée au commissariat.
L’enquête est en cours et je suis certaine que vous nous apporterez, le moment
venu, tous les éclaircissements nécessaires. Les enregistrements des caméras
présentent dans le commissariat et dans les cellules, permettront certainement
de constituer une chronologie des faits et d’établir, ou non, la responsabilité
de tout un chacun.
Dans un
contexte de tensions croissantes entre la police et la population, la question
de l’utilisation de caméras comme moyen de contrôle du travail des policiers
est au cœur du débat. Elles offrent cependant autant de solutions qu’elle ne
posent de questions.
Combien
de caméras sont utilisées par les services de polices au sein des commissariats
et de leurs cellules ?
Les
enregistrements sont-ils directement accessibles par les services internes ou
l’inspection générale ?
Parallèlement,
quel est le protocole de gestion de ces enregistrements ? Pendant combien de
temps ces derniers sont conservés ?
Enfin,
dans ce cadre, quelles-sont les garanties données à nos concitoyens et aux
policiers concernant le respect de leur vie privée ?
26.03 Minister Annelies Verlinden: Er is een KB van 14 september 2007.
In het licht van de recente problemen heb ik gevraagd om camera's standaard te voorzien in alle te renoveren of nieuwe politiecellen van de federale politie. Dezelfde aanbeveling heb ik gegeven aan de lokale politiezones.
La police fédérale procède actuellement à une analyse globale de toutes ces cellules de police. Une première analyse révèle qu'environ un tiers de ces cellules sont équipées de caméras. Notre objectif est qu'à terme et au plus tard en 2027, toutes les cellules de la police fédérale soient équipées de caméras.
Wat betreft het aantal camera's in de lokale politiezones, zijn momenteel dus geen precieze cijfers beschikbaar.
In het systeem van de federale politie worden de beelden voor een periode van maximaal 12 maanden bijgehouden. Als de beelden niet worden opgevraagd, worden de opnames na deze periode automatisch gewist door het systeem.
Om in de eerste maand toegang te krijgen tot de beelden dient de operationele motivatie en de noodzakelijkheid voor de uitoefening van bepaalde opdrachten te worden aangetoond. Na de eerste maand kan enkel toegang tot de beelden worden verleend voor doeleinden van gerechtelijke politie en enkel met een schriftelijke en met redenen omklede beslissing van de procureur des Konings.
De wet op het politieambt voorziet niet uitdrukkelijk in een rechtstreekse toegang tot de beelden van de algemene inspectie. Er is wel een mogelijkheid om persoonsgegevens en informatie mee te delen aan de algemene inspectie voor de uitoefening van haar wettelijke opdrachten.
Wat betreft de garanties voor de burgers en de personeelsleden van de politie, kan ik u meedelen dat de toegang tot deze persoonsgegevens en informatie beveiligd is en ook wordt geregistreerd. Burgers en personeelsleden hebben daarnaast de mogelijkheid om hun rechten ten opzichte van die beelden uit te oefenen op basis van indirecte procedures via het controleorgaan.
De finaliteit van de camera's is niet alleen belangrijk met het oog op een louter controlerende insteek, maar ook met het oog op het realiseren van de fundamentele rechten en vrijheden van elkeen. Camerabeelden kunnen immers bijdragen tot waarheidsvinding.
Concernant les faits survenus le 24 janvier, une enquête interne a été diligentée comme à chaque fois que des faits sont rapportés.
Le service des affaires internes de la zone de police de Bruxelles Capitale Ixelles a été saisi de six plaintes pour diverses raisons, et pas seulement pour les présumées violences. Nous ignorons à ce stade si le Comité P a été saisi. Toutes les cellules du complexe cellulaire de la zone de police de Bruxelles Capitale Ixelles gérant les arrestations de la vie courante sur ladite zone sont équipées de caméras. Il en est de même pour les locaux de fouilles et des couloirs.
Le complexe cellulaire de Etterbeek qui est mis à disposition lors des grands services d'ordre n'en est pas encore équipé. Il s'agit d'un complexe de la police fédérale et un projet d'équipement est en cours. En attendant, les services d'ordre gérés par la zone de police de Bruxelles Capitale Ixelles sont mis en place par ladite zone, une caméra mobile enregistrant les opérations dans ce complexe.
26.04 Yngvild Ingels (N-VA): Bedankt, mevrouw de minister.
26.05 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos éclaircissements et vos réponses circonstanciées.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: Les questions n°s 55013571 et 55013572C de M. Senesael et 55013542 et 55013546 de Mme Chanson sont reportées.
Vraag nr. 55023573C van de heer Senesael is zonder voorwerp.
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les arrestations lors de la manifestation du 31 janvier 2021 contre les mesures covid" (55013577C)
- Kattrin Jadin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les arrestations dans le cadre des manifestations à Bruxelles" (55013672C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanhoudingen tijdens de betoging van 31 januari 2021 tegen de coronamaatregelen" (55013577C)
- Kattrin Jadin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanhoudingen in het kader van de betogingen in Brussel" (55013672C)
27.01 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Monsieur le
président, la manifestation contre les mesures covid de ce dimanche a
occasionné 488 arrestations administratives par la police. Certes, le
rassemblement avait été interdit. Je m’interroge toutefois sur ce chiffre
impressionnant au regard du nombre effectif de participants. D’après la presse,
il semble en effet que l’évènement ait rassemblé à peine 200 manifestants.
Permettez-moi donc d’être interloquée par cet écart important entre le nombre
d’arrestations et le nombre de participants. Dans un État de droit, ce genre de
zèle, même en période de crise sanitaire, n’a pas sa place. Par ailleurs, il me
revient que des contrôles de police aléatoires ont notamment été réalisés dans
les gares.
Pouvez-vous m'éclairer sur les circonstances
de ces arrestations? Pouvez-vous me confirmer le nombre d’arrestations qui ont
eu lieu dimanche dans le cadre de la manifestation?
Pour quelles raisons la police a-t-elle
arrêté presque 500 personnes dont a priori la moitié ne manifestait pas?
27.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, chère collègue Chanson, plusieurs milliers de personnes avaient annoncé répondre à l'appel à manifester ce 31 janvier à la gare de Bruxelles-Central. Nombre d'entre elles avaient exprimé l'intention d'utiliser la violence si on les empêchait de manifester se référant aux émeutes se déroulant aux Pays-Bas. Afin de respecter les mesures covid prescrites par l'arrêté ministériel et afin d'éviter les incidents annoncés, l'autorité administrative n'a pas autorisé la tenue de cette manifestation. La police et les autorités compétentes ont largement communiqué à ce sujet, déconseillant de venir participer au rassemblement.
Le 31 janvier, à partir de 10 h 30, d'importants groupes se sont dirigés vers Bruxelles dont certains en train tandis que d'autres se rassemblaient déjà à proximité de la gare de Bruxelles-Central. Les groupes présents dans les trains étaient principalement constitués de hooligans. Près de 150 d'entre eux ont été arrêtés dès leur descente de train dans les différentes gares de Bruxelles.
Le rassemblement à la gare de Bruxelles-Central comptait plusieurs centaines de personnes, ce qui ne correspond pas aux limitations imposées par l'arrêté ministériel du 28 octobre 2020 et les mesures covid n'étaient que très peu respectées. La police a donc décidé de dissuader les participants, les invitant à quitter les lieux à l'aide de policiers en civil ou en tenue classique. Comme cela n'avait aucun effet, il a été décidé de disperser l'imposant groupe. À chaque fois, les groupes importants se reformaient et la très grande majorité refusait de quitter les lieux. La police a alors décidé de confiner le groupe dans son ensemble. Ensuite, les personnes présentes ont a à nouveau été invitées à quitter les lieux après avoir été identifiées. Malgré cela, la plupart d'entre elles refusaient de quitter les lieux ou se regroupaient à nouveau.
Tenant compte des circonstances, ce sont au total 434 personnes qui ont été temporairement écrouées sur les 488 interpellées. À la gare de Bruxelles-Central plus spécifiquement, 54 personnes ont quitté volontairement les lieux et 284 ont été temporairement écrouées.
27.03 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos éclaircissements, vos informations et pour vos chiffres plus précis que ceux qui circulaient à ce jour.
Het incident is gesloten.
- Jean-Marc Delizée à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les shifts de 24 heures à la Protection civile" (55013580C)
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le régime de travail par shifts de 24 heures pour la Protection civile" (55013740C)
- Jean-Marc Delizée aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De 24 uursshifts bij de Civiele Bescherming" (55013580C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het arbeidsstelsel met 24 uursshifts bij de Civiele Bescherming" (55013740C)
28.01 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la
ministre, dans
le cadre de la réforme de la protection civile visant à réorganiser les
casernes, les fonctions et le personnel, il est prévu d'intégrer au régime de
travail des shifts de 24 heures. Si ce rythme peut éventuellement se
concevoir pour la protection civile, on l’imagine mal en revanche pour les
autres services de la sécurité civile, tel que celui des pompiers par exemple.
Selon moi, des shifts de 12 heures ou plus seraient particulièrement
problématiques pour la santé des pompiers. En outre, il est difficilement
concevable qu’un pompier puisse faire preuve du même degré d’attention et
d’efficacité pendant 24 heures de travail continu. Il en va tout bonnement de
la sécurité du travailleur, de celle de ses collègues, mais aussi de
l’efficacité et de la qualité de son intervention à l’égard des concitoyens
qu’il est censé secourir.
Madame
la ministre, ma question est donc la suivante. Me confirmez-vous qu’un régime
de travail par shifts de 24 heures, tel que prévu pour la protection
civile, est ou non à l’ordre du jour pour les autres services de la sécurité
civile?
28.02 Annelies Verlinden, ministre: Madame Chanson, pour ce qui concerne les autres services de la sécurité civile, je peux vous informer que les shifts de 24 heures existent dans certaines zones de secours. En 2016, mon prédécesseur avait attiré l'attention des zones sur les différents problèmes liés à ce type de régime horaire afin de décourager les zones à étendre ce régime dans les postes où il n'existait pas avant le passage en zone. Par ailleurs, en 2018, la loi relative à la sécurité civile a été modifiée afin de permettre la tutelle fédérale sur le respect de la loi relative au temps de travail des pompiers. Les zones de secours bénéficient d'une large autonomie afin de déterminer le régime horaire de leur personnel opérationnel mais en restant dans les limites fixées par la réglementation. Un régime structurel de shifts de 24 heures n'est pas conforme à la réglementation et la décision d'une zone de secours. Je vous remercie.
28.03 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Merci pour vos éclaircissements, madame la ministre, je ne manquerai pas de transmettre ces éléments d'information aux différentes personnes sur le terrain qui m'ont interpellée.
Het incident is gesloten.
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La mise en quarantaine du personnel de la zone de police Brabant Wallon Est" (55013584C)
- Hervé Rigot à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La mise en quarantaine de policiers" (55013585C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het in quarantaine plaatsen van de personeelsleden van de politiezone Brabant Wallon Est" (55013584C)
- Hervé Rigot aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het in quarantaine plaatsen van politieagenten" (55013585C)
29.01 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, avant de commencer mon intervention, je souhaite remercier les interprètes pour leur travail qui est loin d'être évident, ce surtout à des heures tardives.
Madame la ministre, nous avons appris par voie de presse, il y a quelques jours à peine, qu'une zone de police avait placé en quarantaine tout son personnel le 30 janvier dernier. Cet incident démontre bien toute l’urgence qu’il y a à proposer le plus rapidement possible un vaccin à nos policiers, comme je l'appelle de mes vœux dans une autre de mes questions.
Mais j'en reviens à la zone
de police Brabant Wallon Est. Madame la ministre, comment le service de police
de base a-t-il pu être correctement assuré durant cette période de quarantaine?
Au moment où nous parlons, les résultats des tests effectués sont sans doute
connus. Pouvez-vous nous donner des informations à ce sujet? Combien de cas
positifs ont-ils été recensés au sein de cette zone?
29.02 Annelies Verlinden, ministre: Pour ce qui relève de l'exécution des tâches de police de base, dès le début de la quarantaine, la zone de police Brabant Wallon Est a bénéficié immédiatement de la solidarité des arrondissements du Brabant wallon, et plus particulièrement des zones de police voisines. Celles-ci ont repris l'ensemble des interventions 101 couvrant le territoire de la zone de police Brabant Wallon Est. Des équipes supplémentaires ont été mises en place par les zones de police voisines citées, de manière à reprendre toutes les pauses du week-end et ce, jusqu'au lundi 1er février.
À partir du lundi 1er février et pour toute la durée de la semaine, la zone de police Brabant Wallon Est a reçu l'appui d'une équipe CICAM (?). Parallèlement à la mise en quarantaine temporaire des membres du personnel, il a été décidé de procéder à la désinfection complète du bâtiment et des véhicules afin de limiter toute propagation du virus. L'accueil est resté fermé, notamment afin de pouvoir procéder à la désinfection du bâtiment.
Concernant la fermeture du commissariat, tout citoyen a toujours la possibilité de déposer une plainte auprès du commissariat ouvert le plus proche. Au niveau des perspectives d'un retour à la normalité, depuis le mardi 2 février, la zone de police a repris les interventions 101 sur son propre territoire, mais avec un effectif réduit en concertation avec le médecin du travail. L'entièreté des résultats des tests effectués sur l'ensemble des membres du personnel le vendredi 29 janvier n'est pas encore connue. Il semble qu'un problème technique soit survenu, raison pour laquelle il a été décidé, le 1er février en fin de journée, de refaire tester tous les membres du personnel pour lesquels il n'y avait pas encore de résultat. Les services du gouverneur sont intervenus afin que la priorité soit donnée à l'analyse des résultats de ces nouveaux tests. Actuellement, il manque les résultats pour trois membres du personnel.
La zone de police dénombre à l'heure actuelle 19 cas covid confirmés et quinze quarantaines. Le service reprendra de manière très progressive avec, en priorité, les demandes d'intervention 101. Le passage en pause de 12 heures sera obligatoire afin de limiter le nombre de membres du personnel à engager par jour. Dès que possible, l'accueil plein du commissariat central sera à nouveau ouvert. Il n'est malheureusement pas possible de préciser une date de reprise normale avec certitude.
29.03 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'encadrement réglementaire du recours aux bodycams" (55013650C)
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les bodycams" (55013753C)
- Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De regelgeving betreffende het gebruik van bodycams" (55013650C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Bodycams" (55013753C)
30.01 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Tel
qu’abordé lors d’une précédente séance, nous savons que différentes zones de
police s’équipent de bodycams depuis quelques semaines. C’est en effet un outil
important dans le cadre du suivi des interventions policières. J’avais pu vous
interroger notamment sur la formation dispensée aux policiers. Aujourd’hui,
c’est une autre question qui me préoccupe. Il me revient que certaines
inquiétudes existent et persistent sur le terrain concernant d’une part le
cadre législatif encadrant son utilisation et d’autre part concernant les
spécificités techniques des appareils utilisés.
Premièrement, avez-vous connaissance de ces
difficultés techniques survenues dans certaines zones de police ?
Á ce stade, des conseils d’utilisation ou
des bonnes pratiques sont-elles communiquées vers les zones de police
concernant le port et l’usage des bodycams?
Comment comptez-vous procéder à l’évaluation
de l’utilisation des bodycams dans les semaines et mois qui vont suivre leur
mise en place ? Ces difficultés vont-elles être prises en considération dans la
dite évaluation?
Comptez-vous apporter une réponse concernant
la législation en vigueur qui réglemente l’utilisation de bodycams?
30.02 Annelies Verlinden, ministre: Madame, l'avantage de l'utilisation des caméras mobiles telles que les bodycams est évidente. Ceci est confirmé par le retour des expériences menées sur le terrain. Par ailleurs, leurs règles d'utilisation s'inscrivent dans le cadre de la loi sur la fonction de police et rencontrent les avis du COC. Dans ce cadre réglementaire, les bodycams sont certainement utiles et présentent une valeur ajoutée.
Pour rappel, un groupe de travail "police intégrée" a été institué à cet effet. Il poursuit ses travaux et identifiera si des principes généraux en la matière peuvent être édités pour la police intégrée en tenant compte du respect de l'autonomie locale.
J'ai chargé la police fédérale d'accélérer les travaux de ce groupe de travail. Ce dernier tiendra également compte de l'étude scientifique que le département de l'Intérieur mène actuellement. Plusieurs zones de police sont impliquées dans cette enquête afin que toutes les préoccupations soient incluses dans cette étude. Sur la base des résultats de cette étude et du groupe de travail, les initiatives législatives nécessaires seront prises et d'éventuelles directives supplémentaires seront diffusées.
30.03 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je reviendrai vers vous lorsque nous connaîtrons les résultats du groupe de travail.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55013657C van de heer Arens wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 55013660C van de heer Piedboeuf is zonder voorwerp.
- Theo Francken aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De organisatie van fysieke testen bij de politie tijdens de coronacrisis" (55013702C)
- Theo Francken aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De organisatie van fysieke testen bij de brandweer tijdens de coronacrisis" (55013703C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De fysieke proeven voor aspirant-politieagenten tijdens de coronaperiode" (55013748C)
- Nawal Farih aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De hervorming van de rekrutering van de veiligheidsberoepen" (55013863C)
- Theo Francken à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'organisation d'épreuves physiques à la police pendant la crise du coronavirus" (55013702C)
- Theo Francken à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'organisation d'épreuves physiques dans les services d'incendie pendant la crise du coronavirus" (55013703C)
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les tests physiques pour les aspirants policiers en période de covid" (55013748C)
- Nawal Farih à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La réforme du recrutement des métiers de la sécurité" (55013863C)
31.01 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, lors de notre dernière séance, nous avons pu échanger sur le recrutement des policiers et le parcours adapté que les candidats vont devoir suivre dans le cadre de cette pandémie.
Malgré vos informations très complètes et circonstanciées sur le sujet, je regrette néanmoins un manque de précision concernant l'organisation des tests physiques dans le cadre de la procédure de recrutement des aspirants policiers.
Madame la ministre, pouvez-vous nous indiquer comment les tests physiques sont organisés dans ce contexte de pandémie? Pouvez-vous nous expliquer comment ils vont se dérouler dans le cadre de la procédure de recrutement accélérée? Des candidats ont-ils été admis sans avoir pour autant été reçus favorablement au test physique prévu dans la procédure de recrutement? Pouvez-vous répondre à ces mêmes questions concernant les procédures de recrutement des aspirants sapeurs-pompiers? Je vous remercie.
31.02 Annelies Verlinden, ministre: Madame la députée, en période de pandémie, les écoles du feu ont la possibilité de maintenir ou d'annuler ces épreuves physiques. Les écoles du feu qui organisent ces tests tiennent évidemment compte de la sécurité de leur personnel et des candidats.
Lors de ces épreuves, plusieurs mesures ont été prises, telles que le maintien des distances de sécurité entre instructeur et candidat, l'utilisation du gel hydroalcoolique ou encore le port du masque par les instructeurs.
Par ailleurs, ces tests sont organisés dans des grandes salles de sport ou à l'extérieur, ce qui limite le risque de propagation du virus.
Il n'y a pas de procédure de recrutement accélérée pour les aspirants sapeurs-pompiers. Il n'est pas possible d'être recruté au niveau des zones de secours sans obtenir de CAF et donc avoir réussi les épreuves physiques. Nous ne sommes donc pas au courant de ce type de cas.
31.03 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos éclaircissements.
Het incident is gesloten.
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les policiers inculpés pour viol" (55013743C)
- Franky Demon à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Des agents auteurs d'attentats à la pudeur et de voyeurisme" (55013983C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De inverdenkingstelling van politieagenten wegens verkrachting" (55013743C)
- Franky Demon aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Aanranding en voyeurisme door agenten" (55013983C)
32.01 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Monsieur le
président, madame la ministre, le mardi 2 février, nous apprenions avec
stupeur l’interpellation de cinq policiers suspectés de graves faits de mœurs.
A la suite de leur audition, trois d’entre eux ont été placés sous mandat
d’arrêt et déférés devant un juge d’instruction. Le parquet de Liège s’est en
effet saisi de l’affaire.
Pour rappel des faits, les policiers mis en
cause travailleraient au service Trafic et auraient commis viol, voyeurisme et
attentat à la pudeur.
S’ils sont avérés, les comportements de ces
policiers sont inadmissibles et font honte à leur fonction.
Dès lors, madame la ministre, pouvez-vous
répondre aux interrogations suivantes:
Confirmez-vous l’audition de 5 policiers et
l’arrestation de 3 d’entre eux? Ont-ils été préventivement démis de leur
fonction?
Ont-ils agi dans le cadre privé ou bien
ont-ils abusivement usés de leur fonction?
L’Inspection générale et le service des
affaires internes enquêtent-ils sur ces faits ? Si oui, qu’en est-il de
l’avancée de celle-ci?
Le chef de corps a demandé des informations
complémentaires au parquet afin de pouvoir prendre des mesures adaptées,
savez-vous déjà quelles sont ces mesures?
Que faire pour que de telles agressions ne
se reproduisent plus? Le renforcement de l’évaluation psychologique des candidats
policiers est-il envisagé?
Enfin, la victime a dû porter plainte à la
police contre des policiers, on imagine toute la difficulté que représente
cette démarche. Une aide psychologique particulière a-t-elle été apportée à
la victime présumée?
32.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, madame Chanson, les cinq agents de police mis en cause ont été privés de liberté le 2 février 2021. Trois d'entre eux ont été mis à disposition du magistrat instructeur qui les a placés sous mandat d'arrêt le lendemain. Les deux autres agents ont été libérés le 2 février 2021.
Les faits se sont produits à plusieurs dates et toujours en dehors de leurs prestations de service, lors de sorties privées. Nous ne disposons pas d'informations quant à savoir s'ils ont fait état de leur profession mais les inculpations retenues par le juge d'instruction ne relèvent pas d'un abus de fonction. L'Inspection générale AIG, en son poste déconcentré de Liège, est le service en charge de l'information judiciaire menée sous l'autorité du procureur du Roi de Liège.
Le service des affaires internes de la zone de police de Bruxelles Capitale Ixelles est en charge de l'enquête préalable parallèle, enquête relevant de la loi disciplinaire. Les deux enquêtes sont actuellement en cours. Le chef de corps a en effet sollicité en urgence le procureur du Roi de Liège afin d'obtenir confirmation des faits.
Le magistrat en charge du dossier a confirmé les arrestations et transmis d'autres informations utiles afin d'initier des procédures administratives dès le 2 février 2021. Le lendemain, il communiquait officiellement le détail des inculpations retenues par le juge d'instruction. Ces informations ont permis au chef de corps d'initier sans délai les procédures nécessaires et le Collège de police, en sa qualité d'employeur, a été pressenti pour lancer une procédure de rupture de contrat pour les deux agents de police travaillant sous régime contractuel. Cette fin de contrat a pris ses effets ce 8 février 2021.
Pour les trois autres agents de police travaillant sous un régime statutaire, une suspension provisoire de leur fonction a été décidée en urgence par le chef de corps. Elle a pris ses effets le 4 février 2021. Les faits se déroulant dans le cadre de la sphère privée, il n'entre bien entendu pas dans les attributions de l'employeur de surveiller les activités privées des membres du personnel.
Néanmoins, des devoirs d'intégrité et d'exemplarité font l'objet d'une attention particulière et permanente de la part du chef de corps. L'intégrité, en service ou non, est d'ailleurs l'un des axes centraux de chacune de ses lettres de mission annuelles publiées.
En amont, les faits commis dans le cadre de la vie privée et qui enfreignent les devoirs d'intégrité sont régulièrement sanctionnés. L'évaluation psychologique des candidats à un emploi dans le corps de police relève du processus de sélection organisé par la police fédérale, service du recrutement et de la sélection. Parmi les différentes étapes est organisée l'épreuve de personnalité. Un screening approfondi est également réalisé lors de la candidature, ce qui permet d'écarter des candidats ne répondant pas au critère strict d'intégrité.
Dans le cas de ces cinq agents de police, ils ont tous été recrutés en même temps en 2019 dans le cadre d'une procédure Fast Track. Outre les étapes de sélection préalables, ils ont été entendus par une commission de sélection. Ils ont ensuite suivi une formation organisée par la police fédérale avant de commencer leur stage dans le corps de police. Une évaluation finale centrée sur la réalisation de leurs missions en service permet ensuite de les statutariser.
Dans le cas présent, ces différentes étapes n'ont pas révélé de problèmes particuliers. Il existe plusieurs canaux permettant à un citoyen de déposer une plainte pour des agissements imputables à des membres de la police intégrée: Comité P, AIG, les services de contrôle internes et les canaux classiques pour tous crimes et délits.
Nous ne disposons pas d'informations précises sur le suivi psychologique dont a pu bénéficier la victime dans cette affaire, celle-ci ayant été prise en charge par l'AIG de Liège.
32.03 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour tout le temps que vous avez consacré à mes nombreuses questions aujourd'hui et vous remercie d'avoir pris nos remarques en considération en début de commission. C'est appréciable d'avoir une commission un peu plus longue pour aller plus loin dans l'ordre du jour prévu. Je reviendrai avec plaisir vers vous avec de nombreuses autres questions.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: La question n° 55013745C de Mme Chanson est transformée en question écrite.
33 Question de Simon Moutquin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La convention entre Unia et la police" (55013590C)
33 Vraag van Simon Moutquin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De overeenkomst tussen Unia en de politie" (55013590C)
33.01 Simon Moutquin (Ecolo-Groen): Madame la ministre, jusqu'à 2017, une convention existait entre la police et UNIA. Vous avez déjà partiellement répondu à ces questions lors de la dernière séance.
Cette convention existe encore dans des cas particuliers mais je voulais savoir s'il était envisagé de la reprendre de manière plus structurelle.
33.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur, en préambule, je vous invite à consulter la réponse donnée par mon prédécesseur à la question écrite n° 705 de Mme Soors.
Un des avantages de la convention entre la police et UNIA est incontestablement la priorité accordée à la police intégrée lors de la planification des projets par UNIA. Par contre, cela a engendré une forte pression pour UNIA, ce qui a contribué à mettre fin à la convention.
Les dispositions strictes de la convention n'étant plus compatibles avec le besoin d'une collaboration dynamique entre les deux parties, elles ont estimé qu'une forme de collaboration moins contraignante et plus souple était plus appropriée. Les modalités et formes que prendra à l'avenir cette collaboration doivent encore faire l'objet de discussions entre le commissaire général de la police fédérale et la direction de UNIA.
33.03 Simon Moutquin (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
L'incident est clos.
34 Vraag van Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De werklast en -kost voor de lokale politie van het psychiatrisch centrum Sint-Jan-Baptist" (55013765C)
34 Question de Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La charge de travail et des coûts pour la police locale du centre psychiatrique Sint-Jan-Baptist" (55013765C)
34.01 Bert Moyaers (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister omdat zij uit respect voor het Parlement zoveel mogelijk vragen wil beantwoorden. Dat wordt echt geapprecieerd. Ik verwijs gewoon naar mijn vraag zoals ik die schriftelijk heb ingediend.
In Zelzate bevindt zich het psychiatrisch
ziekenhuis / de forensische eenheid Sint-Jan Baptist. Dit brengt een enorme
druk met zich mee voor de lokale politie waar men met dit centrum een stevige
kluif aan extra werk voorgeschoteld krijgt.
Voor het vervoer van gedetineerden zijn
er voor gevangenissen de teams van DAB die daarvoor instaan. PC Sint-Jan
Baptist heeft niet het statuut van gevangenis, maar huisvest wel veroordeelden
die er hun straf uitzitten in de forensische eenheid. Hier staan de lokale
politieagenten in voor de overbrengingen. Daarnaast moet de wijkpolitie veel
tijd steken in allerhande taken die bij dit centrum komen kijken.
Naast het feit dat de lokale
politiedienst aangeeft dat er een enorme druk en extra werklast komt door dit
ziekenhuis / deze forensische eenheid, geven ze ook aan dat er veel waardevol
werk dat wél tot hun kerntaak behoort niet meer kan uitgevoerd worden naar
behoren en dus noodgedwongen verwaarloosd moet worden.
De burgemeesters van het politiecollege
zijn van mening dat er nood is aan extra ondersteuning, hetzij financieel ofwel
met personeel. Als justitie oordeelt dat veroordeelden niet op hun plaats
zitten in de gevangenis, maar beter geplaatst zijn in een forensische eenheid,
hebben ze daar uiteraard begrip voor. Maar dat begrip is er minder wanneer de
werklast en –kost eenzijdig grotendeels op de kap van het lokaal bestuur
gebeuren.
Ik heb daarover de volgende vragen
mevrouw de minister:
Zijn er in ons land nog voorbeelden van
lokale besturen die met dergelijke situaties geconfronteerd worden? Zo ja,
welke?
Overweegt U om hier extra ondersteuning
te geven aan deze lokale politiezones met federale middelen?
Acht U het mogelijk dat bij het
hertekenen van het financieringsmodel voor de politiezones het criterium van
forensische eenheden op het grondgebied van lokale politiezones meegenomen
worden om extra middelen toe te kennen?
34.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Moyaers, mijn administratie is niet op de hoogte van politiezones waar de essentiële taken van de lokale politie niet meer naar behoren kunnen worden uitgeoefend wegens de werklast die de aanwezigheid van een psychiatrisch centrum met forensische zorg op het territorium van de politiezone met zich brengt.
Bij het uitwerken van een nieuw financieringsmodel voor de lokale politie zal een multidisciplinaire expertenwerkgroep onderzoeken welke objectieve parameters in rekenschap moeten worden gebracht bij de bepaling van een evenwichtige verdeling van de federale financiering van de lokale politie.
Al is het niet zinvol op dit moment reeds vooruit te lopen op de conclusies die het onderzoek van deze werkgroep zal opleveren, lijkt het mij wel evident dat deze werkgroep ook zal onderzoeken in welke mate de aanwezigheid van een forensische eenheid op het territorium van een lokale politiezone als objectieve parameter in overweging moet worden genomen om tot een gedegen financieringsmodel te kunnen komen.
34.03 Bert Moyaers (sp.a): Mevrouw de minister, dat antwoord was eigenlijk zeer duidelijk. Bedankt daarvoor.
L'incident est clos.
35 Vraag van Barbara Pas aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De mogelijkheid voor de deelstaten om van hun feestdag een betaalde feestdag te maken" (55013790C)
35 Question de Barbara Pas à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La possibilité pour les entités fédérées de transformer leur jour férié en congé payé" (55013790C)
35.01 Barbara
Pas (VB): De Gemeenschappen, maar ook het Brusselse
Hoofdstedelijk Gewest, hebben reeds lang een officiële feestdag. Voor een
aantal deelstaatambtenaren, maar ook voor een deel van de private sector, die
dat op vrijwillige basis doet, is dit reeds een betaalde feestdag. Voor heel
wat mensen uit de betreffende Gemeenschappen is dat echter nog steeds niet het
geval.
In het regeerakkoord staat dienaangaande
het volgende vermeld: “De deelstaten krijgen de mogelijkheid om van hun
feestdag een betaalde feestdag te maken. Dit wordt georganiseerd zonder budgettaire
meerkost."
In dat verband stellen zich meerdere
vragen en kan men daarvoor diverse pistes bewandelen. Men zou zich bijvoorbeeld
kunnen baseren op het wetsvoorstel dat wij dienaangaande hebben ingediend
(55-1466) door de gemeenschappen hun feestdag te geven via een besluit van de
federale overheid. Maar men zou ook de bevoegdheid daartoe kunnen overdragen
aan de deelstaten zelf. De vraag stelt zich ook of men met de 'deelstaten' de
Gemeenschappen bedoelt, dan wel de Gewesten, wat niet onze voorkeur wegdraagt
omdat daarmee de Duitstalige Gemeenschap uit de boot zou vallen.
De passage in het regeerakkoord lijkt ook
te suggereren dat men de deelstaten “de mogelijkheid" geeft om van hun
feestdag voor iedereen een betaalde dag te maken, met andere woorden dat de
keuze daartoe bij hen ligt om dat al dan niet te doen.
Hoever staat het met de uitvoering van
deze passage uit het regeerakkoord? Welke stappen denkt men daartoe te zetten
en wat is het tijdspad ervan? Wanneer wordt dit effectief gerealiseerd?
Klopt het dat men daarbij de keuze aan de
Gemeenschappen laat om dit al dan niet in te voeren?
Volgt men daarbij effectief de piste van
communautaire feestdagen, zoals tot nog toe steeds het geval is geweest, en
niet van gewestelijke feestdagen?
Hoe denkt men dit te realiseren? Via
federale besluitvorming of door dit over te dragen aan de Gemeenschappen?
In welke richting denkt men voor wat de
passage betreft dat dit zonder budgettaire meerkost moet gebeuren?"
35.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Pas, die suggestie is inderdaad in het regeerakkoord opgenomen. Er staat verder in dat het zonder budgettaire impact zou moeten gebeuren. Het moet dus gaan om de vervanging van een bestaande wettelijke feestdag die in een weekend valt – zo is er elk jaar wel eentje – naar een vrij door de gefedereerde entiteiten te kiezen feestdag.
Collega Dermagne is de functioneel bevoegde minister van Werk. Hij onderzoekt momenteel hoe die passage uitgevoerd kan worden. Samen met de ministers van Institutionele Hervormingen zal hij een ontwerp voorbereiden. Ik wacht die analyse af. Daarom kan ik u op dit moment nog geen verdere details geven.
35.03 Barbara Pas (VB): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister.
Moet ik voor een stand van zaken en een vervolgvraag bij uw collega Dermagne zijn of kom ik daarvoor bij u terug?
35.04 Minister Annelies Verlinden: Dat staat u volledig vrij, maar aangezien de bevoegde minister collega Dermagne is, kunt u hem daarbij zeker ook betrekken.
35.05 Barbara Pas (VB): Dan zal ik dat zeker doen.
L'incident est clos.
36 Vraag van Barbara Pas aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De voorlopige lijst van de in herziening te stellen artikelen van de Grondwet" (55013795C)
36 Question de Barbara Pas à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La liste provisoire d'articles de la Constitution à réviser" (55013795C)
36.01 Barbara Pas (VB): Mevrouw de minister, over de in herziening te stellen artikelen
van de Grondwet heb ik een en ander in een krant kunnen lezen.
Om deze
vergadering te laten vooruitgaan, verwijs ik opnieuw naar de tekst van mijn
vraag zoals ingediend.
In het regeerakkoord staat het volgende:
“De regering geeft de twee ministers die belast zijn met institutionele
hervormingen (…) de opdracht om een voorlopige lijst grondwetsartikelen op te
stellen ter herziening. De lijst zal het voorwerp uitmaken van een mededeling
in Senaat en Kamer bij de aanvang van de regeerperiode. (…) Als conclusie van
het democratisch debat zal de lijst worden vervolledigd met de noodzakelijke
artikelen (…)."
De regering is inmiddels al meer dan vier
maanden uit de startblokken, zodat men ervan mag uitgaan dat de 'aanvang van de
regeerperiode' voorbij is of minstens op zijn laatste benen loopt. Uit de
laatste zin die ik heb aangehaald, leid ik ook af dat deze lijst voor het einde
van de werkzaamheden van het Dialoogplatform, voorzien tegen eind 2021, bekend
wordt gemaakt.
Het lijkt dus hoog tijd te zijn om deze
lijst kenbaar te maken.
In BusinessAM worden minister Verlinden
in dit verband ook enkele uitspraken in de mond gelegd. Zo onder meer dat de
voorlopige lijst “op het einde van de legislatuur nog kan wijzigen".
Hoever staat het met het opstellen van
deze lijst? Welke tijdspad stelt men daarvoor voorop? Wanneer wordt deze
meegedeeld aan Kamer en Senaat?
Welk juridisch statuut heeft deze
voorlopige lijst? Wordt die door de voltallige ministerraad goedgekeurd en mag
dit als een bindende beslissing van de ministerraad worden beschouwd? Of is dit
enkel een informele lijst opgesteld door beide ministers bevoegd voor
Institutionele Hervormingen?
Eens meegedeeld aan Kamer en Senaat, wat
worden deze instellingen geacht met deze lijst aan te vangen?
4. Wat moeten we verstaan onder de
uitspraak dat deze lijst op het einde van de legislatuur nog kan veranderen?
Welk nut heeft deze voorlopige lijst en de mededeling ervan aan Kamer en
Senaat, indien deze later van regeringswege toch nog kan wijzigen? En welk is
de procedure om deze later nog te veranderen? Kan dat alleen door een
beslissing bij consensus van de voltallige ministerraad?
Wanneer wordt deze voorlopige lijst
overigens een definitieve lijst en wanneer wordt die in het Belgisch Staatsblad
gepubliceerd? En als dat aan het einde van de regeerperiode is, welke garanties
zijn er dan dat deze lijst inmiddels bindend is voor het engagement van de
regering?
36.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Pas, zoals inderdaad voorzien in het regeerakkoord, zou bij aanvang van de regeerperiode een ontwerplijst opgemaakt worden, een voorlopige lijst, die ook aan de Kamer en de Senaat zou worden meegedeeld. Het regeerakkoord bepaalt dat die lijst minstens artikel 195 van de Grondwet zal omvatten. Het is de intentie van de regering om die lijst op korte termijn mee te delen. De gesprekken erover zijn lopende en zijn in een verregaande fase, dus ik kan u toezeggen dat dit in de loop van de komende week ook effectief zal gebeuren.
Aangezien de uiteindelijke herzieningsverklaring uiteraard op het einde van de legislatuur aangenomen wordt en aangezien dat een regeringsbeslissing is, zal de voorlopige lijst ook aan de regering worden voorgelegd. Het is dus meer dan louter een informele mededeling van de ministers bevoegd voor Institutionele Hervorming, maar het gaat vanzelfsprekend nog niet om een officiële verklaring tot herziening van de Grondwet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, aangezien een dergelijke verklaring van rechtswege de ontbinding van de Kamer en de Senaat tot gevolg heeft, wat uiteraard niet de bedoeling is.
U vraagt wat de Kamer en de Senaat moeten aanvangen met die lijst. Het gaat om kennisname en aktename van die intentie. Vervolgens zal de Kamer ertoe worden uitgenodigd om binnen haar schoot die brede bevraging verder te zetten op basis van die lijst. Met eventueel bijkomende ideeën ter aanvulling van die lijst zullen Kamer en Senaat dan ook aan de slag kunnen gaan.
Het is, zoals gezegd, de bedoeling dat het om een voorlopige lijst gaat die op het einde van het democratisch debat, op het einde van de legislatuur, vervolledigd zal worden met de artikelen nodig om de richtinggevende aanbevelingen effectief te vertalen in wetgeving die in uitvoering kan gaan, zowel inzake staatshervorming als democratische vernieuwing. Het lijkt mij logisch dat ook de aanvulling van die lijst op het einde van de legislatuur een beslissing zal vormen van de regering.
De officiële verklaring volgt pas op het einde van de legislatuur, maar de voorlopige lijst zal reeds door de regering worden voorgesteld, dus het is niet zomaar een informele toelichting door de twee bevoegde ministers.
36.03 Barbara Pas (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Zoals ik in mijn vraag ook al aangaf, stemde mij uw uitspraak ongerust als zou de voorlopige lijst aan het einde van de legislatuur nog altijd kunnen worden aangepast. Als ik u nu goed begrijp, is dat een aanvulling door Kamer en Senaat van de voorlopige lijst, die u nu al zult voorstellen en betekent dit dus geen schrapping. Immers, wat is het nut van een voorlopige lijst als de regering binnen enkele jaren van mening verandert en er wijzigingen in aanbrengt om te komen tot een totaal andere lijst.
Vergeef mij mijn wantrouwen, maar in de vorige legislatuur is ons ook wijsgemaakt dat er Atomaschriftjes en dergelijke bestonden met afspraken daaromtrent. Daar stond toen niets over in het regeerakkoord. Nu staat artikel 195 er gelukkig al wel in. Op het einde van de legislatuur bleken de Atomaschriftjes ook helemaal niet te bestaan en zijn we bij een heel summier lijstje van grondwetsartikelen aanbeland.
Als ik u nu goed begrijp, is het niet de bedoeling dat deze regering nog volledig van gedacht verandert. Ik hoop dat dit dan ook zo zal zijn en dat het zal gaan om een, wat mij betreft, grote aanvulling door de parlementen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55013876C van de heer Pillen wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 55013943C van de heer Rigot is zonder voorwerp.
- Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De minimale basiszorg die de politie niet overal kan garanderen" (55013968C)
- Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De schaalvergroting van politiezones" (55013984C)
- Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'impossibilité pour la police de garantir partout le service de base minimum" (55013968C)
- Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'augmentation de la taille des zones de police" (55013984C)
37.01 Bert Moyaers (sp.a): Mevrouw de minister, in Het Laatste Nieuws van maandag 8 februari trekt een professor aan de alarmbel: de politie draait vierkant.
Als professor aan de UGent en hoofddocent strafrecht en criminologie heeft professor Jelle Janssens wel recht van spreken. Ook in onze commissie voor Binnenlandse Zaken is hij een graag uitgenodigde gast. Ik mag dus veronderstellen dat wij zijn kritieken zeer ernstig durven nemen.
In 1998 werd het politielandschap hervormd tot één geïntegreerde politie bestaande uit de federale en de lokale politie. Die laatste bestond toen uit 196 politiezones, die ondertussen fuseerden in 185 zones, waaronder mijn eigen zone. Vooral in de kleine zones draait alles vierkant volgens de professor. Daar krijgt men soms nog met moeite een combi op het terrein. Hij pleit dan ook voor fusies tot 40 à 50 lokale politiezones.
Voorts legt hij ook een vinger op de wonde waar ik de afgelopen weken ook extra aandacht voor vroeg, met name cybercriminaliteit, waar wij het daarnet nog over hadden. Die wordt maar al te vaak op de lokale politiezones afgewenteld.
Ik heb daarover de volgende vragen, mevrouw de minister.
In een reactie op de verklaringen van de professor spreekt u van een staten-generaal naar aanleiding van 20 jaar geïntegreerde politie, na COVID-19. Wat zijn volgens u de speerpunten die hier geagendeerd moeten worden? Plant u dat in het najaar en wie zal er allemaal uitgenodigd worden om deel te nemen?
Wij plannen nu hoorzittingen over de financiering van de politiezones. Deze morgen is de vergadering daarover niet kunnen doorgaan, maar als fusies noodzakelijk blijken, acht u het dan niet opportuun dat wij eerst hieromtrent een plan van aanpak uitrollen?
In het bewuste artikel staat dat vanaf 2004 een geleidelijke besparing werd doorgevoerd bij de politie, die nog versneld werd met de financiële crisis in 2008. Kunt u even duiden of dat om een jaarlijks lineaire besparing gaat en hoe groot die besparing sinds 2004 dan is geworden?
De kosten voor de lokale politie zijn echter niet minder geworden. Betekent dat dan dat de lokale besturen deze tekorten hebben moeten opvangen en dat, waar dit niet gebeurde, dat effectief de minimale basiszorg voor de burger in het gedrang heeft gebracht?
Mijn tweede vraag gaat over de lokale politie, de nabijheid van de wijkagent.
Uit de Veiligheidsmonitor bleek dat 75 % van de bevolking zich veilig voelt in zijn eigen buurt. Dat heeft voor een groot stuk te maken met het voelen van de nabijheid van de politie, in de eerste plaats van de wijkagent.
De politie is de eerste schakel van de veiligheidsketen. Alleen staan onze agenten onder enorme druk. Op dit moment is er vooral nood aan meer politie op straat. Diezelfde Veiligheidsmonitor toonde immers aan dat 68 % van de burgers tevreden tot zeer tevreden is over het werk dat de politie levert, maar veel minder over de aanwezigheid en zichtbaarheid van de politie op straat. Nog niet eens de helft van de burgers geeft hiervoor een voldoende. Inzetten op meer wijkagenten die weten wat er leeft onder de bevolking en die men makkelijk kan aanspreken, is dus zeer belangrijk.
Mevrouw de minister, ik heb daarover de volgende vragen. In vooral kleine politiezones dreigt de burger de politie minder in het straatbeeld te zien omdat het korps onvoldoende middelen heeft. Nochtans komt bij het woord fusie heel vaak het tegenargument naar boven dat de politie dan niet meer zo dicht bij de burger staat. Wat is uw visie daarop?
Bent u van mening dat er vandaag in ons politielandschap voldoende wijkagenten zijn die zich exclusief met het takenpakket van een wijkpolitie kunnen bezighouden? Wat is volgens u de ideale verhouding van wijkagenten per aantal inwoners?
37.02 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, in uw beleidsnota hebt u het over een bevraging van de burger over de tevredenheid van de nabijheid van de politie. U hebt het daarin ook over de oprichting van een expertencommissie voor een nieuw financieringsmodel.
Mevrouw de minister, wordt die schaalvergroting meegenomen in de herziening van de financiering? Zou het niet logischer zijn om daarmee eerst te beginnen, om dan te bekijken hoe de financiering van de grotere zones moet gebeuren?
Als we nu de oefening maken op bestaande zones, zijn we vrees ik weer vertrokken in een gebetonneerd systeem voor tien of vijftien jaar. Ik weet dat dit een werk van lange adem is en dat alles nu bij u samenkomt. We mogen dan ook geen mirakels verwachten, maar ik heb toch een vraag over de methodologie. Hoe zullen we al die zaken in elkaar laten vallen?
Ik heb ook een vraag over de nabijheid van politie.
Dat klinkt als een heel gebruikelijke term, maar wat verstaat u daar precies onder? Welke taken vallen daaronder? Hoe wordt dit gedefinieerd en gemeten? Op welke manier gaat u de bevolking daarover bevragen?
De lokale zones klagen heel vaak, terecht, dat ze minder en minder een beroep kunnen doen op de federale politie. De hele oefening hangt ook samen met wat de federale politie nog zal doen en welke financiële middelen men daaraan besteedt. Dat wordt een gigantische oefening.
Ik vroeg mij ook af hoe u zelf naar die schaalvergroting kijkt? Ik vind het heel goed dat u in uw beleidsverklaring stelt dat een schaalvergroting geen afbreuk moet doen aan de nabijheid van de politie en de gewone dienstverlening. Ik ben het daar helemaal mee eens. Dat is een drogreden die vaak wordt aangehaald. Hoe ziet u dat zelf? Bent u het eens met wat de professor zegt? Is het een ideaal beeld om naar 40 of 50 zones te gaan? Wat vindt u daar zelf van?
Ik wou ook nog ingaan op iets wat minister De Crem ooit heeft gezegd. Minister Jambon heeft ooit een studie laten maken over de bereidheid tot het idee van een fusie in Vlaanderen en Wallonië. Brussel was daar toen niet in opgenomen. Minister De Crem heeft toen in deze commissie gezegd dat hij zou bekijken of er ook een onderzoek zou kunnen komen naar de bereidwilligheid om te fuseren in Brussel en de voordelen daarvan. Is dat onderzoek lopende? Hebt u daarover meer informatie?
37.03 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Moyaers, mevrouw Ingels, ik heb inderdaad eerder al aangegeven dat een schaalvergroting de slagkracht van een organisatie kan verhogen. De vrijwillige samensmelting van politiezones is één middel om daartoe te komen, naast associaties en andere samenwerkingsverbanden.
De initiatieven worden aangemoedigd in afwachting van de resultaten van de nog op te richten multidisciplinaire commissie, die ook de financiering van de lokale politie zal aanpakken. Ze zal daarbij onvermijdelijk ook het vraagstuk van de optimale schaalgrootte behandelen. Het Verkeersveiligheidsfonds en andere federale preventiemiddelen moeten daarbij ook in rekening worden gebracht. De hoorzittingen rond het thema in het Parlement zullen alvast bijdragen tot de analyse van beide vraagstukken.
Inzake het artikel dat is verschenen, heb ik vastgesteld dat professor Janssen met heel veel mensen heeft gesproken, maar niet met de minister van Binnenlandse Zaken zelf. Dat hij dan toch een analyse maakt, is naar mijn gevoel niet erg bevorderlijk voor het debat en mist die analyse de nuance die in de boodschappen wordt gegeven. Het is echter nooit te laat om een debat op te starten.
Mijnheer Moyaers, uiteraard zullen wij voor de staten-generaal ook in debat moeten gaan. De bedoeling is dat debat te beginnen voorbereiden vanaf april, om dan later in 2021 nog even te bekijken wanneer wij dat debat op een goede manier kunnen voeren, best in persoon en niet vanachter schermen.
De bedoeling daarbij is een analyse te maken van de positie van de politie vandaag en van de richting die wij met de politie willen uitgaan. Wij willen alle belanghebbenden daarbij betrekken, zodat wij een genuanceerd en open debat kunnen houden met alle grote thema's uit de beleidsverklaring die essentieel zullen zijn voor de toekomst van de politie.
Nog maar daarstraks hebben wij alle elementen over cyber besproken. Niet alleen op de interne werking maar ook gewoon op de taken van de politie zal dat een impact hebben. Wij zien dat, zeker ook naar aanleiding van de verjaardag, als een heel belangrijke oefening.
Inzake de federale dotaties aan de lokale politiezones is er tot op heden nog geen sprake geweest van jaarlijkse lineaire besparingen. De federale basisdotatie, de bijkomende federale dotatie en de sociale toelage 1, die samen het overgrote deel van de federale financiering uitmaken, werden jaarlijks geïndexeerd. In 2015 werd wel een eenmalige vermindering met 2 % doorgevoerd op de twee federale dotaties, met name de federale basisdotatie en de bijkomende federale dotatie. De besparingen bleven beperkt tot die twee dotaties. Ze bleven ook beperkt tot 2015. Vanaf 2016 werden de federale dotaties opnieuw geïndexeerd zoals voorheen.
Ook mijn voorgangers hebben sinds 2004 verschillende aanvullende dotaties ingevoerd en hebben maatregelen genomen om te anticiperen op de noden en de nieuwe realiteiten van de politiezones zodat alle politiezones, rekening houdend met hun lokale specificiteit, een gelijkwaardige basispolitiezorg kunnen verwezenlijken. Zo wordt bijvoorbeeld sinds 2010 de dotatie ter stimulering van het aanwervingsbeleid toegekend aan de politiezones. Sinds 2012 wordt ook de federale dotatie Salduz toegekend. Sinds 2019 geldt dit ook voor de dotatie in het kader van het sectoraal akkoord. Daarnaast is er sinds 2016 de NAVAP-subsidie aan de lokale politie, waarover het laatste nog niet gezegd is in deze commissie.
Mevrouw Ingels, ik heb inderdaad gezegd dat de focus ligt op een sterk gedecentraliseerde politiewerking die dicht bij de burger kan staan. Dat kan, mijns inziens, bijdragen aan het verhogen van de veiligheid, maar ook van het veiligheidsgevoel. De rol van de wijkinspecteur is daarin cruciaal. Het is ook het doel om die functie op te waarderen en daarvan geen fin de carrière te maken en evenmin een functie voor mensen die mogelijke andere interesses verloren hebben. Daarvoor zal het ook belangrijk zijn om te peilen bij de burger naar de huidige tevredenheid met betrekking tot die nabijheid. Wat verwacht men van die wijkinspecteur? Onder meer die staten-generaal zal daarbij kunnen helpen.
Die resultaten kunnen dan verder in acties worden omgezet, in nauw overleg met de lokale politie. De concrete uitwerking van die bevraging aan de burger is lopende. Het is vandaag nog te vroeg om mij uit te spreken over definities en metingen. Dat blijft echter uiteraard op de agenda staan.
Met betrekking tot het aantal wijkagenten, het koninklijk besluit van 17 september 2001 tot vaststelling van de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie bepaalt voor de uitvoering van de functie buurtwerking één wijkagent per 4.000 inwoners. Dat is een minimumnorm. Het politiecollege of de politieraad zal uiteindelijk beslissen over het aantal dat binnen de politiezone aanwezig kan zijn. De vaststelling is dat er vaak meer dan voorzien zijn.
Door de structuur van de politie op twee niveaus is de gevraagde informatie niet beschikbaar op het centrale niveau van mijn departement. Ik neem echter aan dat wij dat in de oefeningen die wij zullen maken verder kunnen bekijken.
Ten slotte, ik ben voorstander van het principe van vrijwilligheid. Ik stel natuurlijk vast dat de economische omstandigheden een belangrijke impact hebben op de financiële draagkracht van de bestuurlijke overheden, die voor de uitdaging staan om blijvend kwaliteitsvolle basispolitiezorg te kunnen verstrekken. In de zoektocht naar de efficiëntste beheers- en organisatiestructuren komt men vaak tot de vaststelling dat winst geboekt kan worden door vrijwilligers te betrekken. Ik heb ook in de beleidsverklaring gesproken over inzetten op die participatie en het verhogen daarvan, zonder politionele taken te delegeren.
De resultaten van de multidisciplinaire commissie zullen in dit verband een belangrijke meerwaarde kunnen betekenen.
37.04 Bert Moyaers (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor het zeer uitgebreide antwoord.
Die staten-generaal is een heel interessant gegeven. U zegt dat alle essentiële partners mee aan tafel mogen, ik hoop dat u ook een klein plaatsje voorziet voor de leden van de commissie voor Binnenlandse Zaken want ik ben alleszins zeer geïnteresseerd.
Ik heb u verder horen zeggen dat een schaalvergroting absoluut niet betekent dat de wijkagent niet dichtbij de burgers kan staan. Als burgemeester van een kleine landelijke gemeente zie ik zelf hoe sterk mijn wijkagenten bij hun buurt betrokken zijn. Het is dus zeker geen kwestie van fin de carrière, alleszins niet in mijn gemeente. De liefde voor het vak kan bij de wijkagent zelfs groter zijn dan bij mensen uit de interventieploegen. Inzetten op de wijkagent is dus een heel goede zaak.
37.05 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik sluit mij aan bij mijn collega.
Ik meen dit echt, dit is zo'n gigantische oefening. Ik wil graag dat u eens nadenkt over hoe wij daarin een rol kunnen spelen. Wij beseffen allemaal heel hard dat dit een heel grote en belangrijke oefening is.
Het zou goed zijn mochten wij daarbij op een bepaalde manier betrokken worden. Er spelen natuurlijk lokale politieke belangen, maar ook onze commissie kan haar stem laten horen en meehelpen. Ik wil u dus vragen om even na te denken over de manier waarop wij daarbij betrokken kunnen worden. Misschien moeten we ook eens kijken naar alle andere lopende initiatieven. Ik denk daarbij aan bijvoorbeeld de regiovorming. Kan die op de een of andere manier meespelen in de hertekening van het landschap? Moeten wij ook bekijken of wij die kunnen laten samenvallen met de hulpverleningszones? Dat zijn vragen die aan bod moeten komen.
Mevrouw de minister, u hebt niet geantwoord op de vraag over de Brusselse studie. Mag ik daaruit afleiden dat die er nog niet is en dat u die gewoon meeneemt in de grotere oefening? (Instemming)
Dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
38 Question de Vanessa Matz à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les violences intrafamiliales durant le confinement" (55014045C)
38 Vraag van Vanessa Matz aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Huiselijk geweld tijdens de lockdown" (55014045C)
38.01 Vanessa Matz (cdH): Monsieur le président, on dit toujours qu'on garde le meilleur pour la fin.
J'en profite pour remercier les services et les interprètes – en particulier car, à cette heure-ci, c'est une épreuve de continuer à traduire – qui nous aident et je remercie aussi la ministre pour sa longue présence cet après-midi.
Très rapidement, la presse francophone s'est faite le relais d'un sondage qui avait été effectué par l'Université de Liège et qui mentionnait que dans un couple sur trois il y avait eu des violences conjugales lors du confinement. Deux caractéristiques particulières ont été mises en lumière: plus le couple est jeune – c'est-à-dire, plus la relation est récente – plus le risque de violence est grand. Le deuxième facteur est le logement: plus le logement est exigu, plus le risque de violence est élevé.
Ceci confirme ce que nous savions: les périodes de confinement que nous vivons sont particulièrement propices aux violences. Nous avons déjà eu l'occasion de vous interroger. Par rapport à cette nouvelle statistique inquiétante, je vous ai interrogé, tout comme le ministre de la Justice et la Secrétaire d'État Sarah Schlitz, sur les mesures annoncées.
Je voudrais savoir où en est tout ce travail très important d'accompagnement, de suivi des victimes, de possibilité de retéléphoner via les services de police aux personnes qui ont fait l'objet d'une plainte. J'aurais souhaité savoir où ce travail en était au sein de la Conférence interministérielle et des différents volets que vous aviez annoncés. Je pense qu'au bout d'un an – alors que nous tirions déjà la sonnette d'alarme fin mars auprès des ministres de l'époque –, il faut prendre des mesures assez fortes.
Vos prédécesseurs ont tergiversé, je sais que vous avez une volonté sur le sujet avec vos collègues, mais la volonté ne suffit pas, il faut des actes. Où en sommes-nous?
38.02 Annelies Verlinden, ministre: Madame Matz, comme j'ai déjà pu le signaler, l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes est chargé de la coordination de ce nouveau plan national d'action. Par conséquent, il appartient à la secrétaire d'État à l'Égalité des chances et à la Diversité de répondre à cette question.
Comme vous le savez, l'Institut assure un suivi et une coordination des mesures et pratiques mises en œuvre par notre pays durant cette période de covid-19. Par ailleurs, un tableau de bord est mis à jour afin de suivre l'évolution des différentes initiatives à cet égard.
Pour ce qui concerne l'agenda de la Conférence interministérielle, je vous renvoie également vers la secrétaire d'État.
S'agissant des services de police, ceux-ci sont bien évidemment censés suivre les lignes directrices formulées et approuvées au plus haut niveau du GPI, conformément aux directives du Collège des procureurs généraux et des procureurs locaux.
Hormis ces directives, d'autres initiatives ont été prises prioritairement pour continuer à combattre la violence intrafamiliale pendant la période corona. Je pense ainsi au site internet général de la police en ligne, qui offre aux victimes la possibilité de porter plainte contre certains crimes, y compris en cas de violence intrafamiliale. Les centres d'urgence réservent une attention toute particulière à de telles situations à risque.
38.03 Vanessa Matz (cdH): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse.
Il va de soi que je savais que vous ne déteniez pas le portefeuille le plus important dans la lutte contre la violence conjugale. Néanmoins, vous exercez la compétence sur les services de police.
Pour le dépôt de plaintes, il faut aussi que les victimes y soient incitées. Comme vous le savez, c'est l'un des gros problèmes, puisqu'elles renoncent souvent à porter plainte, en pensant que leur dossier ne sera pas suivi d'effet et que cela ne sert à rien parce qu'elles ne seront pas crues. C'est donc sur ces aspects qu'il faut travailler.
Je ne sais toujours pas si nos services de police recontactent après trois mois, comme cela fut demandé dans une résolution votée ici, les victimes qui ont déposé plainte pour prendre de leurs nouvelles, ainsi que les auteurs des faits afin de maintenir une certaine pression sur ces derniers. Cette mesure peut être exécutée facilement dans la police, notamment au sein des services d'aide aux victimes.
J'espère que vous suivrez attentivement ces questions cruciales, tout comme vos collègues que j'aurai sans doute l'occasion d'interroger après le congé de carnaval. En tout cas, je vous remercie de votre réponse et de votre présence longue et très patiente au cours de cet après-midi.
L'incident est clos.
De voorzitter: Wij zijn aan het einde van onze werkzaamheden gekomen. Ik wil u uitdrukkelijk bedanken voor uw lange aanwezigheid vandaag, mevrouw de minister. Wij hebben alle vragen afgewerkt, dus niemand zal nog klagen over het werkritme in deze commissie.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 19.18 uur.
La réunion publique de commission est levée à 19 h 18.