Commission
de l'Énergie, de l'Environnement et du Climat |
Commissie voor Energie, Leefmilieu en Klimaat |
du Mardi 2 mars 2021 Matin ______ |
van Dinsdag 2 maart 2021 Voormiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.00 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.
La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 00 et présidée par M. Patrick Dewael.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Vraag van Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het rapport van TenneT betreffende de leveringszekerheid" (55014108C)
01 Question de Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le rapport de TenneT sur la sécurité d'approvisionnement" (55014108C)
01.01 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, begin februari 2021 heeft de Nederlandse transmissienetbeheerder TenneT gecommuniceerd over de leveringszekerheid voor de komende jaren van Nederland. In het rapport stond een opvallende passage. Ik zal het even citeren: "Er is vaak sprake van gelijktijdige schaarste in Nederland samen met Duitsland, Denemarken en in mindere mate België. Een verdere versterking van de verbindingen naar die landen zal daarom tekorten in Nederland nauwelijks verminderen."
Dat is enigszins opvallend, omdat het omgekeerde geval, dus gelijktijdige schaarste in de Belgische regelzone, volgens het meest recente rapport van Elia net veel minder zou samenvallen met schaarste in Nederland. Dat is niet per definitie tegenstrijdig, maar daardoor hebben die twee landen natuurlijk wel verschillende belangen. Nederland geeft ook aan meer een beroep te moeten doen op de import van stroom.
Ik heb een aantal vragen daarover. Ten eerste, zijn er opmerkelijke verschillen tussen de data en conclusies van die TSO's? Ten tweede, zijn er op dat vlak opportuniteiten voor dit land? Ten derde, heeft een en ander impact op de gehanteerde data met betrekking tot het capaciteitsvergoedingsmechanisme?
Ik kijk uit naar uw antwoorden.
01.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Wollants, in antwoord op uw eerste vraag kan ik u melden dat het Nederlandse TSO-verslag recenter is dan het meest recente Elia adequacy report van 2019. Het is immers gebaseerd op de meest recente Europese adequacy-analyse, met name de Mid-term Adequacy Forecast (MAF 2020). Die Europese adequacy-analyse gaat uit van meer dan twee gigawatt nieuwe capaciteit in België vanaf 2025.
Hoewel het Nederlandse TSO-verslag recenter is, bevat het niet de simulaties die Elia heeft gemaakt in haar vorige verslag en die al in de lijn liggen van de nieuwe Europese methodologieën, bijvoorbeeld op basis van de energiestromen en de economic viability assessment. Elia houdt ook meer rekening met de onzekerheid van buitenlandse ontwikkelingen.
In het verslag van Elia van juni 2019 werd een beperkt aantal uren geïdentificeerd met gelijktijdige tekorten in Nederland en België. Dat is een gevolg van licht verschillende verbruiksprofielen en dus momenten van tekorten, maar het is ook een gevolg van het feit dat de kolencentrales pas sluiten vanaf 2025. Vanaf dat moment zal Nederland meer afhankelijk zijn van import en rekent het dus ook op België.
In antwoord op uw tweede vraag geef ik u mee dat de resultaten aantonen dat meer interconnectie kan bijdragen aan de bevoorradingszekerheid. Daarbij dient uiteraard rekening te worden gehouden met de beschikbaarheid van de capaciteit in de geïnterconnecteerde landen. Door de sluiting van de thermische capaciteit in heel Europa zullen steeds meer landen vertrouwen op invoer voor hun bevoorradingszekerheid. Het is daarom niet aan de orde om zomaar aan te nemen dat hier sprake is van opportuniteiten, omdat Nederland aangeeft dat het ook meer een beroep zal doen op import.
Voor uw derde vraag kan ik u melden dat de scenario's voor de bepaling van het CRM al rekening hielden met de sluiting van de kolencentrales in Nederland, omdat ze al opgenomen was in de MAF 2019, en dus ook met de mate waarin België kan rekenen op import uit Nederland.
We kunnen het echter ook omdraaien. Door een CRM in België bestaat de mogelijkheid dat wij ook zullen exporteren naar Nederland.
01.03 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, dank u wel voor uw antwoord. We zullen een en ander in detail moeten bekijken. Zelfs in het scenario met Elia bevat dit voor ons ook nog een aanzienlijk stuk import. De grote vraag zal zijn waar de gelijktijdigheid in dit verhaal zit. Ik heb immers de indruk dat steeds meer landen naar voren schuiven dat zij hun adequacy zullen bereiken door onder andere import. Laten we dan hopen dat we dit niet allemaal op hetzelfde moment in rekening brengen. Dan weten we immers dat de stroom uiteindelijk nergens meer vandaan kan komen. Ik zeg niet dat dit onmiddellijk het geval zal zijn, maar het zou wel een risico kunnen zijn bij de verschillende benaderingen van de verschillende modellen.
Het incident is gesloten.
02 Question de Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'île énergétique en mer du Nord" (55013999C)
02 Vraag van Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het energie-eiland in de Noordzee" (55013999C)
02.01 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, madame la ministre, le Danemark veut construire une île énergétique en mer du Nord. C'est la première fois qu'une île artificielle est construite pour le stockage d'énergie éolienne offshore. L'île sera une sorte de centrale électrique offshore, où l'énergie de centaines d'éoliennes avoisinantes sera rassemblée et ensuite redistribuée.
La première phase concernera environ 200 éoliennes, avec une capacité totale de 3 GW. Selon le gouvernement danois, trois millions de ménages en Europe pourront en profiter. L'objectif est d'atteindre une capacité de 10 GW - un chiffre énorme -, ce qui permettra d'assurer la consommation énergétique de 10 millions de ménages.
Il s'agit là d'un exemple d'innovation et de courage pour faciliter la transition vers les énergies renouvelables. Il serait intéressant que la Belgique suive l'exemple en vue de sa propre transition énergétique.
Le gouvernement belge augmentera-t-il la capacité éolienne en mer du Nord durant cette législature? Dans l'affirmative, quel est le calendrier concret et pour combien de mégawatts?
Que pensez-vous de l'idée danoise de la création d'une île énergétique?
Le dossier belge de l'atoll énergétique est-il revenu sur la table?
02.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Madame la députée, comme déjà évoqué à diverses reprises, une augmentation de la capacité de production éolienne offshore est prévue afin d'atteindre une capacité de plus de 4 GW dans la partie belge de la mer du Nord. Ce projet se fera via le lancement d'une procédure de mise en concurrence.
Avant de pouvoir lancer la procédure en question, il reste à parcourir différentes étapes, qui ont déjà été commentées au sein de cette commission. La publication de la première mise en concurrence est actuellement envisagée pour le courant de l'année 2023, afin que les premières nouvelles installations de production puissent être mises en service à partir de 2025 et 2026, comme stipulé dans l'accord de gouvernement.
S'agissant de votre troisième question, ainsi que nous l'avons évoqué lors de la commission précédente, nous nourrissons en effet l'ambition de conserver notre position de pionnier dans le domaine de l'énergie offshore, et nous soutenons le projet soumis par Elia en vue de la construction d'un hub énergétique, autrement dit une île énergétique multifonctionnelle, dans la partie belge de la mer du Nord.
Il s'agit d'un projet similaire à l'idée danoise de création d'une île énergétique. Le projet d'île énergétique concerne, quant à lui, la construction d'une île qui servira de plaque tournante pour la connexion des parcs éoliens à venir, en remplacement du projet de deuxième prise électrique géante en mer - le MOG II - sous la forme de trois plates-formes distinctes, mais aussi les futurs câbles d'interconnexion permettant d'échanger l'électricité avec d'autres pays, notamment le Danemark.
Cet îlot devra être installé dans la zone Princesse Élisabeth où les prochaines éoliennes seront construites en mer belge. Il sera réalisé sans surcoût pour le consommateur par rapport aux trois plates-formes.
L'idée d'atoll énergétique n'est pas revenue sur la table. Les idées ont progressé entre-temps. L'atoll énergétique avait une fonction opérationnelle dans le sens où il était limité au stockage de l'énergie. Le projet d'île énergétique actuellement sur la table va bien au-delà. Il s'agit d'un projet multifonctionnel qui peut combiner diverses fonctions énergétiques, à savoir la transmission, le stockage, la production et l'interconnexion. C'est donc un projet multifonctionnel et stratégique pour réaliser nos ambitions en mer du Nord.
02.03 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, je remercie la ministre pour sa réponse. Je la réinterrogerai au sujet de la phrase qui fait partie de cette réponse et qui consiste à dire que cette plate-forme en trois éléments n'aura pas d'impact sur la facture du consommateur. J'interrogerai la ministre quant à la manière de la financer.
Het incident is gesloten.
03 Question de Samuel Cogolati à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La spéculation sur le démantèlement des centrales nucléaires belges" (55014218C)
03 Vraag van Samuel Cogolati aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De speculatie over de ontmanteling van de Belgische kerncentrales" (55014218C)
03.01 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame
la ministre, j’ai déjà interrogé vos prédécesseurs au sujet de la légalité de
la spéculation sur le démantèlement des centrales nucléaires belges (par
exemple, par le groupe français Orano, comme cela se fait déjà aux USA): la
ministre Marghem, le 15 janvier 2020, et le Ministre De Crem, le 22 janvier 2020. L’ONDRAF avait alors répondu que ce type de
spéculation serait possible en Belgique. L’AFCN avait confirmé qu’elle pourrait
aussi examiner une telle demande de reprise, quel que soit in fine l’exploitant
responsable du démantèlement. Ce risque
de spéculation sur nos installations nucléaires soulève néanmoins de nombreuses
inquiétudes quant aux capacités techniques et financières de ces groupes
étrangers de mener à bien leurs missions de démantèlement. De plus, le spectre
d’une possible spéculation pose la question du maintien des emplois actuels sur
les sites de Tihange et Doel. Ce transfert de propriété des centrales
nucléaires aux fins de démantèlement est-il bien légal en Belgique? Quelles en
seraient les implications pour la responsabilité légale et financière de
l’opérateur nucléaire actuel?
Avez-vous connaissance de l’intérêt que porte ce type de sociétés de démantèlement au marché des centrales nucléaires belges? Quelles sont les sociétés privées impliquées? L’opérateur actuel pourrait-il envisager de vendre les réacteurs belges à des entreprises spécialisées tierces pour procéder à leur démantèlement? Que se passerait-il si de telles sociétés venaient s'installer en Belgique, mais sans parvenir à démanteler les centrales nucléaires à coût réduit, au point de tomber en faillite? Qui serait alors tenu de terminer l'opération et de la payer? Quelle est votre position face à ce nouveau type de marché? La position de l’ONDRAF a-t-elle évolué dans ce dossier?
03.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur Cogolati, je ne dispose pas de nouveaux éléments dans ce dossier. Par ailleurs, je n'ai pas connaissance de telles évolutions en Belgique. La situation aux États-Unis ne peut pas se comparer à la nôtre. Electrabel a rappelé sa promesse de respecter tous ses engagements relatifs à ses activités nucléaires dans notre pays.
Le cadre légal n'interdit pas le transfert d'activité, mais plusieurs conditions strictes doivent être remplies. En cas d'une telle requête, l'AFCN demande à l'ONDRAF son avis sur les aspects relevant de sa compétence. Si l'Agence estime que le repreneur ne peut satisfaire aux exigences de la réglementation, aux dispositions de la protection contre les rayonnements ionisants et aux dispositions de l'arrêté du 30 novembre 2011 portant prescriptions de sûreté des installations nucléaires, elle peut proposer de ne pas autoriser le transfert. La décision finale sera prise sous la forme d'un arrêté royal contresigné par le ministre de l'Intérieur. Pour davantage d'informations quant à cette procédure, je vous renvoie également à Mme Verlinden, ma collègue de l'Intérieur.
En tout cas, je resterai attentive au respect le plus strict du principe pollueur-payeur lors du renforcement du cadre légal relatif aux provisions nucléaires, afin d'en garantir l'existence, la suffisance et la disponibilité, et plus généralement au moment du renforcement de la législation fédérale en matière de gestion des déchets nucléaires, comme le prévoit l'accord de gouvernement.
Par ailleurs, nous avons introduit un projet dans le cadre du plan de relance, qui vise à valoriser le savoir-faire dans le démantèlement des centrales nucléaires. Après celui de ses sept réacteurs, la Belgique pourra devenir l'un des grands acteurs industriels mondiaux de ce nouveau secteur. Par conséquent, monsieur Cogolati, je compte sur l'opérateur nucléaire pour qu'il souscrive à la politique gouvernementale, de sorte que le démantèlement débouche sur un projet industriel belge.
03.03 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse particulièrement complète et positive.
Deux volets doivent être distingués. Tout d'abord, j'estime que c'est une bonne chose de protéger la population, mais aussi les travailleurs, l'environnement et l'État belge contre un possible transfert d'activité. Il s'agit, en effet, de faire respecter absolument le principe pollueur-payeur. Nous ne pourrions pas accepter que l'opérateur actuel se dédouane de ses obligations en transférant l'activité de démantèlement, qui durera au moins vingt ans et qui sera véritablement délicate sur le plan de la gestion des éléments radioactifs du cœur des réacteurs.
Ensuite, il me semble franchement positif de considérer le démantèlement des centrales nucléaires comme une opportunité économique. Il importe de bien s'en rendre compte. En effet, 90 % des 193 réacteurs nucléaires installés sur le territoire de l'Union européenne seront appelés à être démantelés, parce qu'ils atteignent désormais plus de quarante ans. Il est donc important que nous réfléchissions au démantèlement de nos installations pour exporter, ensuite, dans d'autres pays européens, notre expertise économique en matière de démantèlement.
Madame la ministre, nous vous soutiendrons dans le cadre de votre travail pour que la Belgique puisse devenir un acteur à part entière du secteur du démantèlement nucléaire, notamment grâce à l'aide des fonds européens.
Het incident is gesloten.
04 Question de Samuel Cogolati à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La création d'emplois dans la filière de démantèlement et de gestion des déchets radioactifs" (55014237C)
04 Vraag van Samuel Cogolati aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Jobcreatie voor de ontmanteling van de kerncentrales en het beheer van het radioactieve afval" (55014237C)
04.01 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, cette question est évidemment liée à la précédente. Il me semble important de pouvoir nuancer les déclarations qui font parfois état de déserts économiques comme si, en 2025, Tihange et Doel allaient du jour au lendemain devenir des déserts. Ce ne sera pas le cas, premièrement pour des raisons de sûreté car il faudra démanteler ces réacteurs et ces installations, ce qui prendra bien plus qu'un an ou deux, et deuxièmement parce qu'il est important de préserver l'emploi sur place. Ce sont des ingénieurs nucléaires, des personnes hautement qualifiées, qui connaissent très bien l'outil industriel. Un réacteur nucléaire, ce n'est pas une usine de pinces à linge… Il est essentiel de parler des emplois qui pourront être créés après l'arrêt de la production d'électricité.
04.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur Cogolati, comme tout exploitant nucléaire, Electrabel se doit de respecter les exigences de sûreté et de sécurité minimales imposées par l'Agence fédérale de contrôle nucléaire (AFCN) sur ses sites. Il appartient à l'AFCN de déterminer quelles sont les exigences en termes de travailleurs requis pendant la phase de démantèlement.
Electrabel m'a fait savoir qu'elle était en train d'analyser quelles compétences et ressources resteraient nécessaires pour arrêter les centrales et procéder à leur démantèlement en toute sûreté. Elle analyse soigneusement l'impact de la sortie du nucléaire et les perspectives pour ses salariés et ses sous-traitants. Cette société m'a également confirmé que le dialogue avec les partenaires sociaux et la communication avec les salariés étaient des priorités absolues pour l'entreprise.
Electrabel pourra former une partie de son personnel actuel à des opérations de démantèlement pour s'appuyer sur leur connaissance de la centrale. Elle pourra également faire appel à des entreprises spécialisées, principalement européennes, pour des opérations spécifiques. Les effectifs nécessaires à la gestion qui seront maintenus pendant plusieurs décennies sont d'environ 65 équivalents temps plein par an.
En ce qui concerne les déchets de démantèlement de catégorie B, une capacité d'entreposage supplémentaire doit être prévue sur le site 1 de Belgoprocess. Cet investissement générera temporairement un nombre limité d'emplois supplémentaires. La gestion ultérieure pendant l'entreposage ne nécessitera pratiquement aucun personnel supplémentaire. Les différentes estimations pour les déchets de catégories B et C dépendent du choix de la solution de gestion à long terme de ces déchets.
Si la première étape de la décision de politique nationale pour ces déchets était prise, une dizaine de personnes supplémentaires devrait venir renforcer les équipes de l'ONDRAF notamment pour ce qui est des aspects de dialogue sociétal et de choix de sites.
Les activités de stockage géologique sont dans le scénario de référence de l'ONDRAF prévu à partir de 2050 et s'étaleront durant plusieurs dizaines d'années; elle génèreront plusieurs centaines d'emplois.
04.03 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie. Il est important de dire que l'on reçoit des réponses très précises de la part de l'ONDRAF pour la création potentielle d'emplois, pour ce qui est de la gestion et du stockage des déchets radioactifs - de type A, B ou C.
Ce qui est plus inquiétant, c'est qu'à quelques années (deux ans) de la fermeture du premier réacteur, ENGIE Electrabel ne nous ait pas encore livré de chiffres, même approximatifs ou partiels, du nombre d'emplois qui seront maintenus à Doel et Tihange. C'est embêtant pour les travailleurs. Qui sera maintenu à Doel et à Tihange? Les travailleurs manquent de perspectives et c'est aussi embêtant pour les syndicats qui ne savent pas comment protéger leurs membres. C'est aussi embêtant pour les communes, car sans fourchette, il leur est difficile de se préparer à l'après nucléaire.
Je reviendrai avec cette question non seulement auprès de vous, mais aussi auprès de la ministre chargée de l'AFCN et surtout d'ENGIE Electrabel. En effet, l'exploitant a une responsabilité en tant qu'employeur, à savoir celle de garantir une reconversion et un maintien de l'emploi pour au moins une grande partie de ses employés qui sont protégés par l'accord de stabilité de l'emploi de 1962.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55014459C van mevrouw Depraetere wordt omgezet naar een schriftelijke vraag.
05 Vraag van Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De aanpak van slapende contracten en gebeurlijke aanpassingen aan het Consumentenakkoord" (55014533C)
05 Question de Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La gestion des contrats dormants et d'éventuelles modifications de l'Accord de consommation" (55014533C)
05.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, op 22 februari jongstleden bezorgde de Raad van State zijn advies over de amendementen op het wetsvoorstel tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de ontbinding van slapende energiecontracten voor huishoudelijke afnemers en kmo's met een hoger tarief dan de referentie-energiecomponent, en het verbod op het stilzwijgend verlengen van die contracten. U hebt eind januari in de commissie al verslag uitgebracht over de gesprekken die u, samen met uw bevoegde collega's, met een aantal leveranciers had. U zou de CREG vragen om regelmatig een update uit te voeren van het aantal slapende producten in de loop van het komende trimester en op het einde van het jaar.
Het aangehaalde wetsvoorstel werd door u "op de radar gehouden" – ik citeer u letterlijk –, maar u had nog steeds vragen over zowel het aspect "ontbinding" als over de reikwijdte van het beoogde verbod van slapende contracten die niet meer actief op de markt worden aangeboden. Het wetsvoorstel werd door collega Verduyckt geamendeerd. Het advies van de Raad van State is beschikbaar. In dat advies zijn er inderdaad nog steeds opmerkingen. Men vraagt een betere verantwoording voor de doelgroep kmo's. Men blijft zich ook wat zorgen maken over de verplichting voor de leveranciers om het goedkoopste equivalent product aan te bieden. Men voert wat argumenten aan rond de invulling van dat equivalent product, waarbij de beoordelingsruimte van de leveranciers nog altijd groot zou zijn. Er blijven ook vragen bij de evenredigheid van de voorgestelde beperkingen met de doelstellingen van het wetsvoorstel. U hebt dat ongetwijfeld ook kunnen lezen.
Hoe reageert u op de amendementen en het advies van de Raad van State? Zet de regering nu nog verdere stappen in het dossier, of laat zij het wetsvoorstel zijn parlementaire weg volgen? In dat laatste geval zal uw antwoord zeer kort zijn.
Kunt u verslag uitbrengen over de stand van zaken bij de mogelijke aanpassing van het consumentenakkoord? Werden er nog stappen gezet sinds eind januari?
05.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Ravyts, uiteraard ben ik nog altijd heel tevreden met alle aandacht die het Parlement besteedt aan de problematiek van de slapende energiecontracten. Het is zeker door onder andere de aandacht van het Parlement, al een jaar lang, dat we de consumenten actiever kunnen maken en tegelijk ook de druk op de markt kunnen verhogen om die transparanter te maken. Het is een belangrijke taak, zeker in tijden waarin het aantal consumenten dat zijn energiefactuur niet kan betalen, blijft toenemen, terwijl consumenten door te veranderen van leverancier veel kunnen besparen.
Wij hebben inderdaad het advies van de Raad van State ontvangen op het voorstel met de amendementen van de heer Verduyckt. Het is een zeer grondig advies. Het grijpt terug naar het bekende arrest-Federutility dat eigenlijk het kader vormt voor alles wat te maken heeft met prijsregulering op de energiemarkt.
Dit neemt niet weg dat er nader kan en moet onderzocht worden hoe we de praktijk van de slapende contracten best kunnen reguleren. We zullen daarbij uiteraard rekening moeten houden met het advies van de Raad van State en van het Parlement. We blijven dus aan de slag met het onderwerp.
De andere ministers, de heer Dermagne en mevrouw De Bleeker, en ikzelf hebben de leveranciers in december 2020 ontvangen en toen zijn die zelf met een plan van aanpak gekomen. We wachten op dit moment het antwoord af van de Economische Inspectie betreffende de activiteiten van Mega. Ondertussen heeft de regulator mij wel laten weten dat ook Mega ondertussen stappen zet die in de goede richting lijken te gaan.
Het is in elk geval een goede zaak dat we samen met de leveranciers ook tegelijk op dat denkspoor werken en samen met hen bekijken hoe we de slapende contracten kunnen uitfaseren.
Wat het consumentenakkoord betreft, zal ik uw vraag wat ruimer interpreteren dan enkel de slapende contracten. Het consumentenakkoord wordt door de bevoegde ministers op een zeer breed niveau aangepakt. Begin maart 2021 wordt een stakeholdersconsultatie georganiseerd, zodat we de meest recente adviezen van alle betrokken actoren in de markt kunnen verzamelen. De consultatie die we opzetten, beoogt dus veel meer dan de loutere input van leveranciers en gaat breder dan de consultatie die voor de vorige aanpassing in 2017 was georganiseerd. We zullen bijvoorbeeld ook armoedeorganisaties daarin betrekken.
In het consumentenakkoord wordt ook gewerkt aan de vereenvoudiging van de factuur, zoals de resolutie van het Parlement vraagt. Het is de bedoeling om tegen midden 2021 de voorbereidende werken ter zake af te kloppen.
05.03 Kurt Ravyts (VB): Dank u wel, mevrouw de minister, voor uw uitgebreid antwoord. Het tweesporenbeleid dat u huldigt, heeft inderdaad al een impact op de markt. U hebt het verhaal van Mega hier aangehaald. Dat gaat in de goede richting. Het antwoord van de Economische Inspectie is blijkbaar nog niet binnen.
Het blijft een moeilijk evenwicht. U hebt het arrest rond de prijsregulering terecht aangehaald. Het is niet aan mij om dat probleem vanuit de oppositie op te lossen. Maar wij staan zeer constructief tegenover alle verdere mogelijke oplossingen, ook ten opzichte van het wetsvoorstel. We volgen de zaak verder op.
Het incident is gesloten.
- Kattrin Jadin à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La sortie de l'énergie nucléaire de la Belgique d'ici à 2025" (55014549C)
- Kattrin Jadin à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La décision d'ENGIE de réduire ses investissements dans le parc nucléaire belge" (55014550C)
- Christophe Bombled à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L’annonce d’ENGIE relative à la fin du nucléaire" (55014670C)
- Samuel Cogolati à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La dépréciation d'ENGIE pour ses actifs nucléaires dans ses résultats annuels" (55014677C)
- Malik Ben Achour à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les résultats annuels du groupe ENGIE et ses conséquences éventuelles" (55014709C)
- Kattrin Jadin aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De kernuitstap in België tegen 2025" (55014549C)
- Kattrin Jadin aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De beslissing van ENGIE om de investeringen in het Belgische kernenergiepark terug te schroeven" (55014550C)
- Christophe Bombled aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De mededeling van ENGIE over de definitieve sluiting van het kernenergiepark" (55014670C)
- Samuel Cogolati aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De waardeafboeking op het Belgische nucleaire park in de jaarresultaten van ENGIE" (55014677C)
- Malik Ben Achour aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De mogelijke gevolgen van de jaarresultaten van ENGIE" (55014709C)
06.01 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, les services ont été bien inspirés de joindre les deux questions que j'avais déposées. Je vais donc me focaliser sur ce que je pense être le plus important, parmi les nombreuses questions qui vous sont posées à ce sujet, madame la ministre.
Le groupe ENGIE, qui est responsable de la gestion des sept réacteurs nucléaires en Belgique, a annoncé récemment sa volonté d'arrêter d'investir à long terme dans le parc nucléaire belge, et ce, à la lumière d'une décision des gouvernements précédents, mais aussi de celui-ci, de sortir du nucléaire en 2025.
Madame la ministre, quelle est la réaction du gouvernement face à cette annonce? En quoi cette décision va-t-elle affecter ou pas, même si je pense que ce sera le cas, notre indépendance énergétique et la nécessaire sécurité d'approvisionnement?
06.02 Christophe Bombled (MR): Monsieur le président, madame la ministre, j'en viens directement aux questions.
Dans le cadre de l'accord de gouvernement, il est précisé que si le monitoring montre qu'il y a un problème inattendu de sécurité d'approvisionnement, le gouvernement prendra des mesures adéquates, comme l'ajustement du calendrier légal pour une capacité allant jusqu'à 2 gigawatts.
Madame la ministre, quelles sont dès lors les conséquences de cette annonce d'ENGIE sur ce plan B de l'accord de gouvernement? Supposons que la sortie du nucléaire ne puisse s'envisager en 2025, quelles solutions envisagez-vous pour garantir la sécurité d'approvisionnement si le plan B n'existe plus?
06.03 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, ma question fait suite aux articles qui sont parus dans la presse. Je vous avoue que j'ai été un peu étonné par la lecture de certains qui voyaient là une surprise, alors que finalement, il n'y avait rien de surprenant dans cette décision.
Je vous avoue même que c'est plutôt le contraire qui m'aurait surpris. C'est-à-dire que j'ai été étonné qu'une société en droit belge, en droit de la comptabilité, puisse surévaluer ses actifs sur la base d'une décision qui n'était pas légale, qui n'avait pas été prise. Je ne comprends pas bien comment ENGIE a pu, dans le passé, estimer plusieurs milliards en plus ses actifs nucléaires en Belgique, alors que la loi de 2003 a toujours été reconfirmée pour la plupart des réacteurs.
Madame la ministre, c'est plutôt ici une question de droit de la comptabilité, si je peux me permettre.
06.04 Tinne Van der Straeten, ministre: Chers collègues, il y a deux volets dans vos questions: l'annonce d'ENGIE Electrabel et sa communication et l'impact sur la sécurité d'approvisionnement en Belgique.
Le gouvernement ne peut que prendre acte de la volonté du groupe privé ENGIE. Cette décision de diminution des investissements nucléaires n'est pas vraiment une surprise puisqu'elle se conforme aux prescrits légaux repris dans la loi de 2003 sur la sortie progressive de l'énergie nucléaire à des fins de production industrielle. ENGIE Electrabel a toujours été un acteur important sur le marché énergétique belge et dispose de tous les atouts pour le rester. Notre pays a, avec l'Europe, un objectif clair en tête, à savoir 100 % d'énergies renouvelables d'ici 2050. ENGIE participe au plan et continue en même temps d'assumer sa responsabilité en matière de sécurité d'approvisionnement.
En ce qui concerne la sécurité d'approvisionnement, vous savez que nous sommes en train de travailler ardemment au développement du CRM, qui vise à encourager notamment des investissements dans des capacités de remplacement. Nous sommes en bonne voie, comme je vous l'ai déjà expliqué au sein de cette commission, en ce qui concerne l'adaptation des arrêtés royaux qui doivent suivre, la détermination du volume et la consultation du Parlement, comme cela a été stipulé dans la résolution.
En ce qui me concerne, cette sécurité d'approvisionnement n'est pas à risque.
06.05 Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Il y a des éléments sur lesquels je pouvais répondre aussi. Je reste inquiète en ce qui concerne la sécurité d'approvisionnement et les stratégies mises en oeuvre pour pouvoir la garantir à l'avenir. Je reviendrai vers vous sous peu.
06.06 Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Bien entendu, le plan A qui prévoit la sortie du nucléaire en 2025 est toujours d'actualité avec les implications qu'il comporte, que ce soit la mise en œuvre du CRM, un monitoring constant de la sécurité d'approvisionnement ou un contrôle continu sur les prix. Avec la décision d'ENGIE, c'est le plan B qui n'existe plus. La solution de repli éventuel n'existe donc plus. Dès lors, je ne veux pas être pessimiste mais il serait peut-être intéressant d'élaborer un nouveau scénario au cas où le plan A ne pourrait être exécuté.
06.07 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse qui me rassure pleinement puisqu'il s'agit simplement d'une actualisation de la comptabilité d'un groupe par rapport à la loi qui est en vigueur depuis bientôt dix-huit ans.
Le président: Monsieur Ben Achour, vous aviez déposé une question sur ce sujet mais vous arrivez un peu tardivement. La réponse a déjà été fournie par la ministre mais je vous donne la possibilité de répliquer.
06.08 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, je vous remercie et vous prie de m'excuser. Je me référerai au rapport.
L'incident est clos.
07 Vraag van Nahima Lanjri aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het sociaal tarief voor elektriciteit en aardgas bij een zorgwoning" (55014559C)
07 Question de Nahima Lanjri à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le tarif social pour l’électricité et le gaz en habitat accompagné" (55014559C)
07.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, het sociaal tarief voor elektriciteit en aardgas wordt toegekend aan personen die behoren tot bepaalde categorieën van rechthebbenden. Zo hebben personen met een inkomensvervangende tegemoetkoming, dus personen met een handicap, recht op het sociaal tarief.
Om het sociaal tarief te kunnen genieten, moet de persoon hetzij een residentiële eindafnemer zijn, hetzij gedomicilieerd zijn bij de eindafnemer. Wanneer een persoon met een beperking recht heeft op het sociaal tarief en bij de eindafnemer gedomicilieerd is, wordt dat sociaal tarief toegekend, maar dat blijkt niet het geval te zijn bij een zorgwoning.
Zorgwoningen bestaan al een aantal jaren in Vlaanderen. Een zorgwoning is een kleinere woongelegenheid binnen een bestaande woning, waar maximaal twee hulpbehoevende personen, bijvoorbeeld een persoon met een handicap, kunnen inwonen.
Het creëren van een geregistreerde zorgwoning zorgt ervoor dat de bewoners een apart gezin vormen. Zo zijn er dus twee gezinnen gedomicilieerd op hetzelfde adres. Bewoners van een zorgwoning, die normaal recht hebben op het sociaal tarief, zouden dat hierdoor niet krijgen als het energiecontract werd gesloten op naam van een persoon gedomicilieerd in de hoofdwoning. Stel dat een gehandicapte zoon een tijdlang ergens anders heeft verbleven en toen wel van het sociaal tarief genoot, maar meer hulpbehoevend wordt en er voor hem een zorgwoning wordt gebouwd die gekoppeld is aan de eigen woning, dan kan hij plots niet meer van dat sociaal tarief genieten omdat het aan de hoofdwoning is gekoppeld. Voor het sociaal tarief voor water wordt in Vlaanderen in deze situatie een compensatie gegeven.
Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen. Klopt het dat mensen die in een zorgwoning wonen het sociaal tarief mislopen? Dit lijkt mij niet billijk en lijkt mij absoluut iets wat we moeten corrigeren.
Welke mogelijkheden zijn er om in geval van zorgwoningen toch het sociaal tarief voor gas en elektriciteit te kunnen toekennen? Ik meen immers dat onze wetgeving daarin voorziet. Welk initiatief zult u daarvoor nemen?
Voor het sociaal tarief voor water wordt in Vlaanderen in een compensatie voorzien. Is het een federale bevoegdheid of een gewestbevoegdheid om ervoor te zorgen dat mensen in een zorgwoning het sociaal tarief voor water krijgen in plaats van enkel een compensatie?
07.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mevrouw Lanjri, om de problematiek op de radar te zetten, wordt, zoals u hebt toegelicht in uw vraag, inderdaad het sociaal tarief toegepast wanneer iemand een residentiële eindafnemer is.
Er is dus wel degelijk een probleem voor mensen die een energiecontract hebben gesloten op naam van een persoon die gedomicilieerd is in de hoofdwoning. In dat geval geniet de bewoner van een zorgwoning niet automatisch van het sociaal tarief.
Er zijn wel een aantal manieren om dat te verhelpen. Ik zal ze u opsommen, maar ik vertel er u meteen bij dat ik een disclaimer plaats, dat wij er iets aan zullen doen.
Wat vandaag mogelijk is, is dat de naam op het energiecontract wordt gewijzigd en vervangen door de naam van de rechthebbende op het sociaal tarief.
Ook kan de rechthebbende op het sociaal tarief de FOD Economie informeren over het feit dat hij geregistreerd werd in het Rijksregister onder de noemer "zorgwonen". De aanwezigheid van een zorgwoning wordt in het Rijksregister opgenomen met een speciale code. Door een manuele koppeling kan voor de rechthebbende op het sociaal tarief in het energiecontract het sociaal tarief automatisch worden toegepast.
De derde mogelijkheid is dat het sociaal tarief voor gas en elektriciteit kan worden toegepast op basis van een specifiek papieren attest.
Mevrouw Lanjri, u zult mij wellicht opmerken dat zulks geen manier van werken is. Ik ben het daarmee eens. De automatische rechtentoekenning is heel belangrijk. Dat is ook wat ik zal doen. Ik zal laten nakijken of het effectief mogelijk is de gegevens van de zorgwoners, die vandaag in het Rijksregister zijn opgenomen, te koppelen aan de trimestriële verwerking.
Mijn administratie verwerkt trimestrieel de rechthebbenden voor het sociaal tarief. Die gegevens worden opgeladen in de richting van de energieleveranciers, zodat het tarief automatisch kan worden toegepast. Ik zal dus laten nakijken of wij de gegevens uit de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van de zorgwoners kunnen meenemen, zodat wij ook het sociaal tarief voor elektriciteit en aardgas voor mensen in een zorgwoning automatisch kunnen toepassen.
Ik kan u daarvoor op dit moment helaas geen timing geven. Het is ondertussen immers mijn ervaring dat het om ingewikkelde vragen gaat die enige verwerking vergen. Ik ben absoluut uw partner om er mee voor te zorgen dat mensen die recht hebben op het sociaal tarief, dat tarief zoveel mogelijk op automatische wijze kunnen krijgen, zodat er geen onderbenutting is van de rechten waarop mensen recht hebben.
Voor uw vraag over het waterbeleid moet ik er u op wijzen dat het wel degelijk om een gewestelijke bevoegdheid gaat. Ik kan ter zake dus geen initiatief nemen. Het is aan de Gewesten om dat te doen.
07.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, het siert u dat u durft te erkennen dat er een probleem is. U vindt in mij zeker een bondgenoot om mee te zorgen voor een automatische toekenning van rechten. Daar pleit ik al heel lang voor. Op dat vlak heb ik ook al een aantal zaken kunnen realiseren, maar het is nog steeds een probleem.
Er zijn mensen die recht zouden moeten hebben op het sociaal tarief, maar mogelijk niet in staat zijn om volledig apart te wonen. Als ze volledig apart wonen, krijgen ze het sociaal tarief wel, maar als ze meer hulp nodig hebben omdat ze niet alleen kunnen wonen en afhankelijk zijn van iemand anders, lopen ze het sociaal tarief mis, tenzij ze zelf allerlei andere manieren zoeken om er toch aan te geraken. Dat is niet logisch. Het gaat hier precies om de zwakste groep die het heel moeilijk heeft om zijn rechten op te eisen. Daarom vind ik dat we er absoluut werk van moeten maken om het anders, en dus automatisch te doen.
U zegt dat u nog niet weet wanneer het precies in voege zal treden. Over een aantal maanden zal ik opnieuw bij u informeren naar een stand van zaken. Hopelijk kunnen we dit ook snel rechtzetten. Het moet echt rechtgezet worden, ten behoeve van deze zwakste doelgroep.
L'incident est clos.
08 Vraag van Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De stavaza rond het fonds voor de sanering van door stookolietanks verontreinigde gronden" (55014580C)
08 Question de Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le point sur le fonds d’assainissement des sols pollués par les citernes de gasoil pour le chauffage" (55014580C)
08.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de wet van 28 april 2019 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 25 juli 2018 zette definitief het licht op groen voor het fonds voor bodemsanering van gasolietanks voor verwarmingsdoeleinden van de vzw Promaz. Ik heb u daar begin december over ondervraagd, omdat dit nog steeds niet operationeel is. U ergerde zich daaraan.
We kennen het probleem, de sector wil er zich wel toe verbinden om de coördinatie van het fonds voor zijn rekening te nemen, maar stelt voorwaarden. Die hebben uiteraard betrekking op de financiële haalbaarheid van het fonds. Zij schuiven een bijdrage voor Promaz in de maximumprijs van gasolie voor verwarming en gasolie diesel vanaf de erkenning naar voren. De aanmeldingsperiode kan in elk geval pas van start gaan bij de erkenning.
In december was er echter nog steeds geen erkenningsdossier formeel ingediend. U zei toen kortelings een meeting met Brafco te hebben gepland, om expliciet aan te dringen tot het verder realiseren van dit project. Mevrouw de minister, welke afspraken hebt u gemaakt tijdens dat aangekondigde overleg? Welke verdere stappen hebt u nog gezet in dit dossier?
08.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Ravyts, we hebben verder overleg gehad in dit dossier. Ik som even op wat we intussen gedaan hebben.
Naar aanleiding van een contact van een van mijn beleidsmedewerkers met de Belgische Petroleum Federatie, heeft die ons op 22 januari een stand van zaken gestuurd. Op 2 februari is er bijkomende informatie gevraagd over de cijfers en die werd ook verkregen. Op 12 februari is er dan overleg geweest met de Belgische Petroleum Federatie en Informazout, de dossierbeheerder van de sector.
De sector heeft vier bezwaren bekendgemaakt aan de Interregionale Bodemsaneringscommissie. Ik som ze even op. De bijdrage voor het fonds bedraagt maximaal 10 euro per 1.000 liter verwarmingsgasolie en gasolie diesel. De bijdrage wordt integraal doorgerekend in de maximumprijs zodra de erkenning van het fonds verkregen is. De inning wordt stopgezet zodra 512 miljoen euro aan bijdragen geïnd is. Er wordt geen algemeen verbod op de verkoop of plaatsing van ketels in de drie regio's ingevoerd, dit ten minste voor de duur die noodzakelijk is voor de financiële leefbaarheid van het fonds.
Er is dan ook contact geweest met de Interregionale Bodemsaneringscommissie (IBC) op 26 januari om het dossier verder vooruit te helpen, waarbij wij akkoord kunnen gaan over de eerste drie punten. Daarmee heb ik mijn federale bevoegdheid uitgeput, want het vierde bezwaar is een bevoegdheid van de regio's. Ik hoop dat er snel een vergelijk komt over dit laatste punt, zodat de erkenning kan worden opgestart.
08.03 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, de financiële haalbaarheid is inderdaad een belangrijk aspect. De doorrekening was te verwachten, maar het is nu afwachten hoe de Vlaamse en Waalse overheden op het verbod zullen reageren. Wij zullen zien. Ik volg het dossier verder op met mijn Vlaamse collega's.
Het incident is gesloten.
- Malik Ben Achour à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le traité sur la Charte de l'énergie" (55014590C)
- Samuel Cogolati à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les négociations sur le traité sur la Charte de l'énergie" (55014678C)
- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le 4e cycle de négociations relatives à la modernisation de la Charte de l'énergie" (55014588C)
- Malik Ben Achour aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het Verdrag inzake het Energiehandvest" (55014590C)
- Samuel Cogolati aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De onderhandelingen over het Verdrag inzake het Energiehandvest" (55014678C)
- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De 4de Onderhandelingsronde rond de modernisering van het Energiehandvest" (55014588C)
09.01 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, madame la ministre, le traité sur la Charte de l'énergie revient au-devant de l'actualité, puisqu'un nouveau cycle de négociations s'est ouvert la semaine dernière.
Signé en 1994, ce texte visait à garantir l'approvisionnement en énergie nucléaire et fossile de l'Europe dans un contexte post-Guerre froide. Vingt-sept ans plus tard, il constitue surtout, du fait de la clause d'arbitrage investisseur-État qu'il contient, un outil au service du secteur de l'énergie lui permettant d'attaquer les législations nationales qui voudraient, par exemple, se désengager du nucléaire ou du charbon.
Un nouvel exemple en a été donné début février. L'énergéticien allemand RWE a confirmé qu'il avait déposé une plainte en arbitrage à l'égard du gouvernement des Pays-Bas à la suite de la décision de ce dernier de sortir du charbon d'ici 2030.
Ce cas, s'ajoutant à bien d'autres que nous avons déjà évoqués à plusieurs reprises dans cette commission, illustre en quoi ce traité doit être modernisé, sous peine de demeurer incompatible avec les ambitions du Green Deal européen et de l'Accord de Paris.
Début février toujours, la France a appelé l'Union européenne à préparer dès à présent une éventuelle sortie du traité si le processus de révision devait échouer, partant du constat qu'après deux années de discussions préparatoires, entre 2017 et 2019, et trois cycles formels de négociations en 2020, la modernisation du texte n'était pas en bonne voie. L'Espagne lui a tout de suite emboîté le pas quelques jours plus tard, en portant à peu près le même message.
Madame la ministre, comment la Belgique aborde-t-elle cette nouvelle session de négociations? Notre pays a-t-il l'intention d'établir une date butoir à la réussite de ces discussions? Comment réagissez-vous aux expressions française et espagnole? Envisagez-vous une démarche similaire?
09.02 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, je renvoie au texte écrit de ma question.
Pour le reste, j'ajoute qu'il est effectivement important de pouvoir être consistant et cohérent dans les accords internationaux que nous signons comme État mais aussi comme Union européenne. Je pense qu'on ne peut pas, d'un côté, avoir des ambitions climatiques pour le Green Deal, pour l'Accord de Paris et, de l'autre, défendre les énergies fossiles dans un traité tel que le traité sur la Charte de l'énergie. Dans la modernisation de ce traité, j'appelle vraiment au respect des ambitions climatiques que nous nous sommes fixées à travers l'Accord de Paris mais aussi le Pacte vert pour le climat.
Madame la ministre, je reviens vers vous
concernant le traité sur la Charte de l’énergie et les négociations concernant
sa modernisation (qui a pour objectif de le rendre conforme aux Accords de
Paris et le Pacte vert pour l’Europe). Comme vous le savez, il est primordial
aujourd’hui soit de le modifier, soit de s’en retirer si nous voulons atteindre
nos objectifs climatiques.
Où en sont les négociations aujourd’hui?
Quand auront lieu d’autres rounds de négociation? Est-ce qu’un calendrier a été
établi? Quels sont les résultats/avancements concrets du dernier round? Est-ce
que l’interdiction de la protection des investissements dans les combustibles
fossiles est envisagée par la Belgique et/ou une coalition (ad hoc) de pays
européens? Quelle a été la position de la Belgique lors de ce dernier round?
Quelle sera sa position lors des prochains rounds de 2021? Quels points y
seront abordés? Qu’a proposé et que propose la Belgique concrètement? Est-ce
que votre nouveau gouvernement fédéral s’est entretenu avec les entités
fédérées à ce sujet?
L’avancement des négociations est-il assez rapide pour ne pas porter atteinte à notre objectif principal, à savoir la transition énergétique? Dans la négative, quelles sont les différentes possibilités pour arriver à maintenir nos objectifs climatiques? La Belgique ou l’UE envisagent-elles de se retirer du traité sur la Charte de l’énergie si les négociations ne mènent à rien rapidement? Dans l’affirmative, quand est-ce que cette sortie pourrait être envisagée et quels pays y prendraient part? Quelles en seraient les conséquences? Quelle a été l’avis de la Cour de justice de l’UE suite à la demande belge? La sunset clause a-t-elle été l’objet d’un débat afin d’une potentielle réforme au sein du dernier round?
09.03 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, vandaag, 2 maart, begint de vierde onderhandelingsronde over het moderniseringsproces van het Verdrag inzake het Energiehandvest. Wij hebben hierover reeds regelmatig vragen gesteld, ook aan uw voorgangster.
Een belangrijk resterend aandachtspunt dat bij de eerste, tweede en derde onderhandelingsronde nog niet besproken werd, betreft de definitie van economische activiteit in de energiesector. De discussie daarover stond initieel gepland tijdens de eerste ronde, maar was eind oktober nog steeds niet aan bod gekomen. De reden is simpel, er lag geen voorstel op tafel vanwege de Europese Commissie, wat nodig is opdat de EU een positie als basis voor de besprekingen zou kunnen innemen.
Het grote aandachtspunt hierbij is dat de definitie dient aangepast te worden aan de huidige internationale energie- en klimaatcontext. Er was een interne consultatie bij de diensten van de Europese Commissie, die natuurlijk een consensus zoeken vooraleer een voorstel ter zake aan de EU-lidstaten wordt voorgelegd.
Op technisch niveau heeft België meermaals aangedrongen om de kwestie zo snel mogelijk te kunnen bespreken, aangezien een definitie tot de kern van de moderniseringsgesprekken behoort.
Mevrouw de minister, het is niet verwonderlijk, u vond het belangrijk dat de definitie sowieso werd aangepast conform de huidige context inzake de groene transitie. België zou pleiten voor de opname van bescherming van hernieuwbare energiebronnen.
Is er nu reeds een tekstvoorstel vanwege de Europese Commissie? Zal het aan bod komen tijdens de vierde onderhandelingsronde over het moderniseringsproces? Zo ja, kunt u hierover meer uitleg geven? Is er hierover nog intra-Belgisch overleg geweest?
09.04 Tinne Van der Straeten, ministre: Chers collègues, la Belgique a contribué à la proposition de texte de la Commission européenne qui a été soumise au secrétariat de la charte de l'énergie comme point de départ des discussions sur la définition de l'activité économique en ce qui concerne les secteurs de l'énergie.
La Belgique participera au cycle de négociations mais la Commission européenne parlera d'une seule voix pour les États membres de l'Union européenne. Si la Belgique devait intervenir séparément, elle visera un soutien explicite à la proposition de texte par la Commission européenne. La ligne rouge la plus importante pour la Belgique à cet égard est l'élimination progressive des combustibles fossiles dans le cadre du champ d'application du traité de la Charte de l'énergie dans le but d'aligner celui-ci sur l'Accord de Paris.
Pour le moment, la Belgique n'a pas fait de déclaration explicite sur la question de l'établissement d'une date butoir. Il n'y a donc pas de position formelle à ce sujet. Cependant, la Commission européenne a toujours été invitée, lors des consultations de l'Union européenne, à prévoir un délai dans lequel des résultats doivent être atteints. La Belgique fait pression pour un bilan à l'automne 2021 en vue de possibles résultats définitifs pour 2022.
S'agissant des demandes française et espagnole, si vous parlez de la menace de ces pays face à un éventuel retrait de la charte, je peux vous dire que la Belgique ne s'est pas encore officiellement prononcée sur cette question. La Belgique soutient toujours le processus de modernisation. Elle n'a pas de plan de retrait concret pour le moment et souhaite donner une chance équitable au processus de modernisation, même s'il est important que des progrès soient réalisés en ce qui concerne l'ambition climatique. Lorsque cette question sera abordée plus avant au niveau de l'Union européenne, la position belge sera discutée avec tous les collègues concernés.
Pour les questions de M. Cogolati sur l'état des lieux des négociations, le prochain cycle de négociations aura lieu cette semaine, du 2 au 5 mars. À la fin de l'année dernière, après le troisième cycle de négociations, un nouveau calendrier a été fixé. Cinq cycles de négociations sont prévus cette année: début mars, début juin, début juillet, fin septembre et début novembre. Un résumé public des résultats du troisième cycle de négociations, qui a eu lieu début novembre 2020, est disponible sur le site web de la charte.
Le prochain cycle, qui aura lieu cette semaine, est axé sur la discussion des définitions. Cela concerne la définition de l'activité économique du secteur de l'énergie et les résultats, les avancées concrètes du dernier round.
Lors du dernier round, la position de la Belgique concernant les cycles précédents, ainsi que pour le cycle suivant, est reflétée dans la proposition de l'Union européenne pour laquelle la Commission européenne est en charge d'un mandat négocié. Par exemple, une proposition de texte visant à modifier la définition de l'activité économique en ce qui concerne les secteurs de l'énergie est soumise au secrétariat de la charte sur l'énergie comme point de départ du quatrième cycle de négociations.
Pour des raisons de confidentialité, à cause du risque de fuites avant les négociations, je ne peux pas vous donner de détails sur la proposition elle-même, mais je peux affirmer que dans sa proposition, l'Union européenne se concentre sur la suppression progressive des aides à l'investissement pour les combustibles fossiles et sur l'inclusion de plus de technologies d'énergies renouvelables, comme l'hydrogène.
En ce qui concerne l'interdiction de la protection des investissements dans les combustibles fossiles, la proposition de texte actuelle de la Commission européenne contient des changements majeurs par rapport à la proposition précédente. Outre la proposition d'inclure la protection des sources d'énergie renouvelable dans la définition de l'activité économique dans le secteur de l'énergie, une suppression progressive de la protection des investissements dans les combustibles fossiles est également prévue dans la proposition du texte de l'Union européenne.
Des seuils pour les émissions des centrales électriques ont également été proposés. Les définitions de l'hydrogène à faible teneur en carbone et de l'hydrogène renouvelable de la stratégie de l'Union européenne sur l'hydrogène ont été incluses dans la proposition de texte.
En ce qui concerne l'avancement des négociations concernant un éventuel retrait du traité si les négociations ne progressent pas assez rapidement, la Belgique soutient toujours le processus de modernisation et n'a pas de plan de retrait concret pour le moment. Comme je l'ai déjà dit, elle souhaite pour le moment donner une chance équitable au processus de modernisation.
Mijnheer Ravyts, zoals ik aan de Franstalige collega's heb geantwoord, is er een tekstvoorstel van de Europese Commissie tot wijziging van de definitie inzake economische activiteit. Om vertrouwelijkheidsredenen kan ik daar niet dieper op ingaan, maar ik kan wel meegeven dat het voorstel focust op de uitfasering van investeringssteun aan fossiele brandstoffen en ook op aandacht voor de opname van meer hernieuwbare energietechnologieën als waterstof. België heeft bijgedragen aan het tekstvoorstel van de Europese Commissie via de technische Raadswerkgroep Energie, waar de kwestie werd besproken onder de 27 EU-lidstaten. Hiervoor werd op 9 februari een voorbereidend DGE-overleg georganiseerd.
09.05 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je vous remercie de vos réponses. En guise de réplique, mon commentaire s'articulera en quatre volets - dont trois sont tirés d'une enquête menée par un collectif de journalistes.
Premièrement, la part du secteur des énergies fossiles dans l'Union européenne, au Royaume-Uni et en Suisse, et protégée par le traité sur la Charte de l'énergie, équivaut à 344 milliards d'euros - soit le double du budget annuel total de l'Union européenne, pour environ 660 euros par habitant. C'est donc colossal!
Deuxièmement, trois quarts des infrastructures d'énergie fossile protégées concernent les champs gaziers et pétroliers, à hauteur de 126 milliards d'euros, ainsi que les pipelines, pour 148 milliards.
Troisièmement, bien que le traité sur la Charte de l'énergie soit supposé protéger les investissements dans les régions instables, dans 74 % des cas, les poursuites des sociétés européennes ont visé des États membres de l'Union. Nous savons que quitter le traité n'est pas facile. De même, nous connaissons la position du Japon à cet égard. En décembre 2019, les signataires du traité se sont entendus sur une pause temporaire dans les invitations à accéder au traité en invoquant comme prétexte les discussions quant à sa modernisation. Cependant, le budget 2021 a permis d'ajouter plus d'un demi-million d'euros dans les caisses à des fins de consolidation. De plus, trois pays africains sont en passe de ratifier le traité.
J'ai bien compris que la Belgique n'avait pas encore élaboré de plan B et que l'idée consistait à accorder toutes ses chances d'aboutir au processus actuel. Néanmoins, il sera bientôt indispensable, voire nécessaire, d'anticiper une solution de rechange et de s'y préparer en cas d'échec du processus en cours. Autrement dit, il va falloir commencer à réfléchir à une sortie du traité. Je vous remercie de votre attention.
09.06 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, la teneur de ma question témoigne d'une position identique. Nous devons nous montrer cohérents avec nos engagements climatiques. Dès lors, il faut pouvoir moderniser la charte de l'énergie dans cette direction et la quitter, si nécessaire.
09.07 Kurt Ravyts (VB): Wij moeten niet alleen coherent blijven, maar ook realistisch.
Ik merk dat er bij u toch een zeker realisme aanwezig is, mevrouw de minister. Er is nu een tekstvoorstel van de Europese Commissie, die blijkbaar een mandaat heeft om namens de lidstaten te onderhandelen.
Ik heb er begrip voor dat u niet alles uit de tekst vrij kunt geven; hoe dan ook is er blijkbaar aandacht voor een uitfasering van de investeringsteun voor fossiele brandstoffen.
Collega Ben Achour heeft heel concreet het enorme belang en de realiteitswaarde van een en ander geschetst.
Het incident is gesloten.
10 Question de Christophe Bombled à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La concertation avec les Régions sur les infrastructures pour le chargement de véhicules" (55014669C)
10 Vraag van Christophe Bombled aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het overleg met de Gewesten over de laadinfrastructuur voor voertuigen" (55014669C)
10.01 Christophe Bombled (MR): Monsieur le président, lorsque je parle de "chargement", je fais référence aux bornes de rechargement pour véhicules.
Madame la ministre, le secteur de
l'automobile est en pleine mutation. Les objectifs de réduction de CO2 à
l'horizon 2030 poussent les différentes marques à développer de nouvelles
alternatives au moteur à combustion traditionnelle. Le gouvernement autorisera,
à terme, uniquement la vente de véhicules "Zéro émission" à condition
qu'il y ait sur le marché suffisamment de voitures à coût abordable et que des
analyses sur le cycle de vie soient disponibles.
Dans le plan de relance du gouvernement
fédéral, un incitant fiscal à l'installation de bornes de recharge électriques
accessibles au public est prévu pour initier l'électrification du parc
automobile. Plusieurs milliers de ces bornes devraient être installées dans les
trois Régions du pays. D'après la Febiac, il y a un besoin important de
chargeurs rapides le long du réseau routier principal et il convient de
développer un plan pour les camions et les bus (équipés de plus grosses
batteries) ainsi que développer la production et le stockage de l'hydrogène, la
distribution et les infrastructures de ravitaillement.
- Une étude a-t-elle été menée au sujet
du développement d'un réseau électrique flexible permettant de fournir
l'ensemble des véhicules électriques? Si oui, qu'en ressort-il? Quels sont les
investissements importants permettant au réseau actuel de supporter cette
consommation supplémentaire?
- On voit dans le plan de relance que
chaque entité fédérée crée un nombre de bornes relativement différent.
Avez-vous des informations sur les critères qui ont déterminé ces créations de
bornes de recharge? Y-a-t-il eu un échange entre les entités fédérées et le
niveau fédéral sur le sujet?
- L'accord de Gouvernement précise
qu'en concertation avec les Régions, le Gouvernement examinera le développement
de l'infrastructure nécessaire et l'échange de données. Quel rôle jouera le
Gouvernement fédéral? Quelle sera la méthode utilisée pour permettre de
développer l'infrastructure nécessaire? Les Régions ont-elles déjà été
concertées sur le sujet? Si oui, qu'en ressort-il? Quelles sont les difficultés
éventuellement rencontrées?
Je vous remercie, madame la ministre, pour
les réponses que vous voudrez bien m'apporter.
10.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur le président, monsieur Bombled, s'agissant de votre première question sur le plan d'investissement, vous me demandez si une étude sera réalisée. Le plan d'investissement d'Elia prend en compte le développement de chargeurs pour des véhicules électriques. Dans le cadre de la Facilité pour la reprise et la résilience (RRF), je propose aussi une réforme avec Elia, pour investiguer des nouveaux services de gestion en fonction de la disponibilité des moyens de production-consommation et de la disponibilité du réseau électrique. Cet exercice doit se faire ensemble avec les Régions, mais j'ai l'ambition de faciliter cet échange et de considérer les besoins sous l'angle d'un échange de données, d'une plate-forme de marché, et d'une communication transparente avec les consommateurs, et ainsi de suite.
En ce qui concerne votre deuxième question relative au plan de relance et aux bornes de recharge, je vous informe que le projet auquel vous faites référence est un produit fiscal de mon collègue M. Van Peteghem, ministre des Finances. Il existe bien sûr une coordination et une coopération entre nos deux cabinets. Je suis aussi demandeuse, s'agissant des chargeurs smart, et même avec l'ambition future de chargeurs bidirectionnels. Je travaille donc à l'augmentation de la production renouvelable, par exemple via l'offshore, afin de fournir l'électricité verte dans les véhicules électriques. J'espère – mais j'en suis certaine – que les gouvernements régionaux feront également le nécessaire pour développer tout ce qu'ils peuvent en matière d'électricité verte. Pour les autres échanges à ce sujet, et notamment sur le projet dans le plan de relance, je fais référence à M. Van Peteghem.
J'en viens à votre troisième question, sur la concertation avec les Régions. Il est vrai que la plupart des compétences sont régionales. Dans le cadre du plan de relance, il y a évidemment des volets régionaux mais il y a aussi des projets fédéraux. Nous cherchons la complémentarité entre les projets. Enfin, l'accord du gouvernement fédéral concerne les voitures de société liées au salaire.
10.03 Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse même si je pense que la vente de véhicules "zéro émission" doit aller de pair avec la réalisation de l'infrastructure permettant leur rechargement. Cette infrastructure doit être réfléchie sous forme de réseau électrique flexible permettant de fournir l'ensemble des véhicules électriques.
De même, il importe que ce réseau intègre les zones rurales car il ne faudrait pas que l'on assiste à une fracture électrique qui ne permettrait pas à des citoyens qui habitent en milieu rural de bénéficier de bornes de recharge électrique à proximité de chez eux.
Enfin, j'ai lu récemment dans un article qu'en France, quatre bornes de recharge rapide 150 kW pour voitures électriques seront installées dans toutes les stations-service d'autoroutes avant 2023. Ces bornes permettent jusqu'à 80 % de charge en à peine vingt minutes.
L'incident est clos.
- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De intenties van de regering met betrekking tot SYNATOM" (55014679C)
- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het gelobby van ENGIE Electrabel over de kostprijs van het nucleair afval" (55014730C)
- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les intentions du gouvernement en ce qui concerne SYNATOM" (55014679C)
- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le lobbying d'ENGIE Electrabel sur le coût des déchets nucléaires" (55014730C)
11.01 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, bij de voorstelling van zijn jaarresultaten heeft ENGIE bevestigd dat het zich zal houden aan het stappenplan voor de afbetaling van de reeds verstrekte leningen vanuit SYNATOM. Het zou daarbij gaan over betalingen van ongeveer 100 miljoen euro per maand. In een antwoord op een schriftelijke vraag rond dit onderwerp verwees de toenmalige minister eveneens naar middelen die ter beschikking van de andere exploitant waren gesteld, EDF Luminus.
Tegelijkertijd is de vraag natuurlijk in welke richting de regering momenteel denkt voor de herziening van de SYNATOM-wet. Er zijn immers verschillende opties naar voren geschoven in het verleden. Zowel de vorige minister heeft daar voorstellen over klaargestoomd, die op een gegeven moment in het halfrond hebben gecirculeerd, als uw fractie, maar uiteraard zijn er ook de pistes die u zelf naar voren schoof in het kader van uw beleidsverklaring rond de externalisering van SYNATOM.
Ik heb hierover de volgende vragen.
Zit het afbetalingsplan van ENGIE op schema? Hoe zit dat voor de andere kernexploitant?
Welke percentages op het vlak van het uitgeleend bedrag worden hierdoor behaald in het kader van deze afbetaling? Met andere woorden, welk percentage zal nog uitstaan ten opzichte van de middelen in het fonds voor de volgende jaren tot 2025?
Welke kernpunten wenst u naar voren te schuiven in het kader van de aanpassing van de SYNATOM-wet? Als het effectief de bedoeling is – zo wordt in de pers aangekondigd – om de wetswijziging deze zomer klaar te hebben, lijkt het toch aan de orde om daar nu al een aantal krachtlijnen van te kunnen voorstellen?
Tot slot, vonden er zoals De Tijd meldde inderdaad gesprekken plaats tussen de regering en ENGIE via topman Clamadieu of is dat niet zo? Bent u op de hoogte van dat gesprek en wat kunt u hierover meedelen?
11.02 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Collega Wollants heeft het net gezegd, mevrouw de minister: afgelopen weekend stond er een heel interessant artikel in De Tijd met de titel "Het gevecht achter de kernuitstap". Er werd in beschreven waar ENGIE Electrabel eigenlijk echt van wakker ligt en dat is niet de kernuitstap zelf, maar wel de gigantische factuur voor het beheer en de berging van het hoogradioactief afval.
Het is een publiek geheim dat ENGIE probeert die factuur door te schuiven naar de Belgische Staat. Het risico dat het uiteindelijk de belastingbetalers zullen zijn die deze miljardenfactuur zullen moeten betalen, is groot. Kijk maar naar Duitsland: daar bekwam de nucleaire lobby dat de Duitse Staat, tegen betaling van een afkoopsom weliswaar, zal instaan voor de opslag en de berging van het nucleaire afval. Het artikel in De Tijd beschrijft ook hoe ex-premier Charles Michel tot nu toe verhinderde dat ENGIE Electrabel voor deze miljardenfactuur zal opdraaien. Tot in de hoogste Belgische en Europese kringen werd er gelobbyd. Er wordt zelfs geïnsinueerd dat dit een van de redenen is waarom de heer Michel Europees president is geworden.
Het gelobby gaat onverstoorbaar verder. Vorig jaar nog schreef de voorzitter van ENGIE Electrabel, Jean-Pierre Clamadieu, een brief naar de Europese commissaris voor Interne Markt, waarin hij de Belgische plannen rond de nucleaire ontmanteling een “verstoring van de interne markt” noemt. Het spel wordt dus hard gespeeld, mevrouw de minister. U heeft altijd verdedigd dat de vervuiler moet betalen en dat ENGIE Electrabel moet instaan voor de volledige kostprijs van het hoogradioactief afval. In het regeerakkoord en uw beleidsverklaring staat ook dat het wettelijk kader van de nucleaire voorzieningen “versterkt” zal worden. Enkele weken geleden zat de heer Clamadieu echter nog samen met premier De Croo. Het is dus duidelijk dat ENGIE Electrabel u probeert te passeren en over uw hoofd, rechtstreeks bij premier De Croo, lobbyt.
Wat is uw reactie op het artikel in De Tijd? U hebt dat ook gelezen, neem ik aan. Heeft er binnen de regering al overleg plaatsgevonden over deze miljardenfactuur en de verantwoordelijkheid van ENGIE Electrabel? Meer specifiek, heeft er hierover al overleg plaatsgevonden tussen u en premier De Croo?
11.03 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Warmoes, ik lees inderdaad De Tijd, ik heb er een abonnement op. Als u mij toestaat om een opmerking te maken: soms zijn de ondernemingspagina's interessanter dan de politieke pagina's. Ik kan hier in het Parlement worden gecontroleerd inzake het beleid dat ik voer, maar mij kan moeilijk gevraagd worden om commentaar te geven op artikels die verschijnen, niet alleen in De Tijd, maar ook in andere kranten. Toch zijn de vragen bijzonder relevant.
Mijnheer Wollants, de wet van 11 april 2003 laat de kernprovisievennootschap SYNATOM toe om tegen de geldende rente voor industriële kredieten de tegenwaarde van de nucleaire voorzieningen tot maximaal 75 % van het totale bedrag uit te lenen aan de kernexploitanten. U heeft daarnaar verwezen in de toelichting bij uw vraag.
Ik zal eerst enkele cijfers geven. Op 31 december 2020 bedroegen de provisies van de kernprovisievennootschap 7,7 miljard euro voor de verbruikte splijtstoffen en 6 miljard euro voor de ontmanteling van de kerncentrales.
Eveneens op 31 december 2020 heeft de kernprovisievennootschap de volgende leningen verstrekt aan de kernexploitant Electrabel. Leningen op basis van de voorzieningen voor het beheer van de verbruikte splijtstoffen: 4,6 miljard euro, ofwel 60 % van de voorzieningen. Leningen op basis van de voorzieningen voor de ontmanteling van de kerncentrales: 4,3 miljard euro, ofwel 71,5 % van de voorzieningen. Er zijn geen leningen verstrekt aan EDF.
Eind 2019 heeft Electrabel zich na een discussie met de Commissie voor nucleaire voorzieningen ertoe verbonden tegen 2025 de volledige lening die de tegenwaarde van de voorzieningen voor het beheren van de verbruikte splijtstoffen dekt, terug te betalen aan de kernprovisievennootschap. Dit werd vastgelegd in het driejaarlijks advies van 12 december 2019 van de Commissie, dat de provisies bindt. Overeenkomstig het afbetalingsplan heeft de kernexploitant op 31 december 2020 het bedrag van 108 miljoen euro terugbetaald.
Ik heb hier in mijn antwoord een tabelletje, dat ik u schriftelijk zal bezorgen, waaruit blijkt dat het voor het jaar 2020 om 108 miljoen euro gaat. Die zijn terugbetaald. Voor 2021 gaat het om 870 miljoen euro, voor 2022 om 894 miljoen euro, voor 2023 om 889 miljoen euro, voor 2024 om 931 miljoen euro en voor 2025 om 1 miljard euro. Op dit terugbetalingsschema word voortgegaan. Wij zitten dus inderdaad op schema.
Het is alleszins mijn bedoeling die terugbetalingen te verankeren in de eerste wijzigingen van de wet van 2003. Wat uw gezamenlijke vragen over het wettelijk kader betreft, zijn de krijtlijnen waar u naar vraagt ervoor te zorgen dat de provisies toereikend zijn, en ook beschikbaar zijn. Daartoe moet een aantal initiatieven genomen worden. Daartoe moet de wet ook aangepast worden. De wet dateert van 2003, dus van voor de bankencrisis van 2008. Wij kunnen het dus gezamenlijk eens zijn over het feit dat het huidige prudentieel toezicht in de wet eigenlijk niet langer past in de context van vandaag.
Ik ben mij ervan bewust dat ik u op dit punt een vaag antwoord geef. Zoals in het regeerakkoord is bepaald, vragen wij namelijk een advies aan de Commissie voor nucleaire voorzieningen. Dat advies is gevraagd en wordt verwacht aan de start van de werkzaamheden. Zodra ik de nodige documenten en nodige input heb, zal ik daar snel mee aan de slag gaan. Dat is een prioriteit voor deze legislatuur. Hopelijk kan ik voldoende vooruitgang boeken tegen deze zomer.
SYNATOM heeft zelf al stappen gezet. Eerstdaags zullen de statuten van SYNATOM gewijzigd worden om de toetreding van minstens twee onafhankelijke bestuurders mogelijk te maken. Ook zal er een auditcomité en een investeringscomité komen. Dat lijkt mij maar logisch, gezien de vennootschap waar we het hier over hebben. Dat is echter geen voorafname. Daarmee is het onderwerp ook niet afgesloten. We zullen wel degelijk komen met een voorstel van wijziging van een passend regulatoir kader dat ervoor zorgt dat de provisies toereikend en beschikbaar zullen zijn.
11.04 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, het is belangrijk dat daarover duidelijkheid komt. Ik heb er in de vorige legislatuur ook al voor gepleit om dat uitgeleende bedrag systematisch af te bouwen naarmate de kerncentrales sluiten. In mijn verhaal bleven er wel een aantal kerncentrales open, maar er zouden er ook een aantal sluiten. Dat moet in dat opzicht bekeken worden.
Het hele systeem voor rente en dergelijke dat destijds is opgezet, is natuurlijk enigszins een utopie geworden in de huidige situatie. De marktrente vandaag is van een heel andere orde dan wat er destijds in de wet werd bepaald. Op dat moment zag men nog ruimte om bepaalde dingen uit te lenen aan een bepaalde rente die eigenlijk functioneel niet meer bestaat tussen de actualisatievoet en de marktrente. Ik kijk ernaar uit hoe dat verder zal verlopen.
Wat EDF betreft, meen ik dat in het vorige antwoord nog leningen aan EDF vermeld werden, maar ik geef toe dat dat antwoord dateert van 2016. Het kan dus zijn dat er inmiddels stappen zijn gezet. In dat kader waren er overigens ook nog leningen aan ORES, als ik mij niet vergis, en op een gegeven moment zelfs ook aan Elia. Maar goed, dat is een opmerking in de marge.
Ik kijk natuurlijk uit naar wat er nu zal gebeuren in de praktijk, en naar wanneer u met een voorstel komt.
Wat de onafhankelijke bestuurders betreft, is dat op zich een goede zaak. Ik vind het wel erg belangrijk dat we weten over welke onafhankelijke bestuurders het gaat. We hebben recentelijk gezien hoe een onafhankelijk bestuurder in het zadel gehesen werd, met name Pieter De Crem bij Elia. De vraag is of u een dergelijke onafhankelijke bestuurder bedoelt. Ik mag hopen dat we hier naar een ander profiel op zoek zijn.
Het is duidelijk dat u niet wilt reageren op het eventuele gesprek met de heer De Croo en de heer Clamadieu. Ik weet al helemaal niet of u er al dan niet van op de hoogte was. Ik veronderstel dat u mij eigenlijk zegt dat ik het aan de heer De Croo zelf moet vragen. Dat zal ik dan ook doen.
11.05 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister. Ik zie dat u goede intenties heeft om ervoor te zorgen dat de provisies toereikend en beschikbaar zullen zijn om een en ander volledig op kosten van de huidige exploitant te kunnen uitvoeren. Ik twijfel niet aan uw oprechtheid en ik weet ook dat dit dossier u na aan het hart ligt.
Zoals collega Wollants al zei, bent u niet ingegaan op het lobbywerk bij onder andere de eerste minister dat vrij gedetailleerd aan bod komt in De Tijd. We zullen dat dossier zelf in elk geval goed opvolgen. We gaan er inderdaad op staan dat de kosten niet op de belastingbetaler verhaald worden. We zullen dan ook niet toestaan dat er interne en externe druk uitgeoefend wordt.
U bent alleszins gewaarschuwd. U zit in de regering en u heeft De Tijd ook gelezen, zei u. Doen alsof er niets aan de hand is en u uw agenda volledig zelf bepaalt, is niet helemaal de juiste gang van zaken in de realiteit. Dat weet iedereen. Maar goed, we hebben nota genomen van uw tijdpad en uw intenties om het regulatoire kader aan te passen, zodat de provisies toereikend en beschikbaar zijn, zoals u zei.
L'incident est clos.
12 Vraag van Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het realiseerbare potentieel op vlak van offshore wind" (55014683C)
12 Question de Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le potentiel réalisable en matière d'éolien offshore" (55014683C)
12.01 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, naar aanleiding van de sessie georganiseerd door EnergyVille over offshore wind, waarbij u gedeeltelijk mee hebt gezorgd voor de inleiding, hebben enkele sprekers gewag gemaakt van de mogelijkheid om de doelstelling van 4 tot 4,5 gigawatt offshore wind op de Noordzee verder op te trekken tot 6 gigawatt. Dat kan overigens enkel indien aan een aantal heel specifieke randvoorwaarden is voldaan en indien een heel specifieke planning wordt gevolgd. Vooral de combineerbaarheid met andere functies vraagt daarbij een grote afstemming.
Vandaag is het mij niet helder of een verdere opschaling haalbaar is, noch of er daarvoor een draagvlak bestaat bij de verschillende gebruikers van dat deel van de Noordzee, en waarover ook het marien ruimtelijk plan handelt.
Mevrouw de minister, werd de opschaling tot 6 gigawatt besproken binnen de regering? Is het de bedoeling dat daaromtrent een oefening gebeurt, of is dat niet aan de orde?
Wenst u initiatieven te nemen om een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren op dat vlak, of meent u dat de doelstelling van zowat 4 gigawatt het maximaal realiseerbare is in de praktijk, wat in het verleden al vaker het regeringsstandpunt is geweest?
Hebt u al contact gehad met uw collega, de minister van Noordzee, de heer Van Quickenborne, of is hij mogelijk geheel bevoegd voor deze vraag? Ik heb alvast deze vraag ook te zijner attentie ingediend.
12.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Wollants, in het regeerakkoord staat duidelijk dat wij zullen bekijken of bijkomende capaciteit kan worden gerealiseerd in de Belgische Noordzee, zowel in de eigen wateren als buiten de territoriale wateren, in samenwerking met andere landen gelegen aan de Noordzee. Dat laatste aspect hebben we in deze commissie al eerder besproken, het gaat onder andere over het project met Denemarken. Daarnaast besteden wij ook aandacht aan innovatieve projecten, onder meer rond hernieuwbare energie. In dat kader hebben we de plannen over het energie-eiland in zee al besproken, ook aan het begin van deze vergadering.
Specifiek aangaande uw vraag over de mogelijkheden tot bijkomende capaciteit, kan ik u meedelen dat er daarover gesprekken lopen. Ik onderhoud daarover inderdaad ook voortdurend contact met mijn collega, de minister van Noordzee. Wij delen bevoegdheden als het gaat over offshore wind en wij hebben de ambitie om onze bevoegdheden in onderling overleg gezamenlijk uit te oefenen.
Als het gaat over wind op zee, dan zou de Noordzee onze grootste elektriciteitscentrale kunnen worden, voor heel Europa, niet alleen in ons eigen gedeelte. Dat is een ambitie die wij beiden delen en dat wil ook zeggen dat wij van in het begin een goede samenwerking huldigen en onze bevoegdheden samen uitoefenen.
Ik wil dan ook niet wachten tot de tweede zone gerealiseerd is om te starten met het vervolg. Het zijn trajecten met een zeer lange termijn. U hebt zelf gezegd dat er belangrijke randvoorwaarden zijn. Men kan het niet met een vingerknip beslissen. Er moeten veel voorwaarden overwogen worden. Dat wil ook zeggen dat wij gesprekken willen starten, niet alleen over de mogelijke verdere opschaling in de Belgische wateren, maar ook over verdere uitbreidingen buiten onze territoriale wateren, in het kader van onze samenwerking binnen de NSEC.
12.03 Bert Wollants (N-VA): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister. Het is natuurlijk moeilijk om de vragen tegelijkertijd aan u en uw collega te stellen. Ik ben genoodzaakt u apart te bevragen. Wij zullen kijken wat er van komt, maar voor ons is het natuurlijk wel belangrijk te weten wat de randvoorwaarden zullen zijn en op welke manier die ingevuld kunnen worden.
Wij hebben sowieso de ambitie om de bijkomende zone in de Noordzee zonder subsidies te realiseren. In het kader van de CRM-resolutie is dat ook wel nodig, anders hebt u opnieuw een probleem. Alleen zal de vraag zijn of dat ook kan voor de volgende zone. Daarom stellen wij vragen daarover. Het zou wel eens kunnen dat in de planning voor de tweede zone rekening gehouden moet worden met het natraject.
Als de tweede zone geïnstalleerd wordt zonder daar rekening mee te houden, dan zou het ook kunnen dat u het vervolg hypothekeert. Daarom is het voor mij een puzzel en moeten er misschien vandaag al beslissingen worden genomen om die mogelijkheden al dan niet open te houden. Ik stel nu al, zo vroeg in het proces, vragen daarover, omdat ik meen dat daaraan aandacht besteed moet worden als wij niet willen terechtkomen in een situatie waarin de derde zone veel duurder wordt.
Het incident is gesloten.
- Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La construction des centrales au gaz" (55014716C)
- Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'impact de l'arrêt relatif à l'azote sur l'implantation de nouvelles centrales au gaz" (55014726C)
- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'arrêt relatif à l'azote et les centrales au gaz" (55014732C)
- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'arrêt relatif à l'azote et les centrales au gaz" (55014741C)
- Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De bouw van de gascentrales" (55014716C)
- Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De impact van het stikstofarrest op de inplanting van nieuwe gascentrales" (55014726C)
- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het stikstofarrest en de gascentrales" (55014732C)
- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het stikstofarrest en de gascentrales" (55014741C)
13.01 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, la construction des centrales au gaz qui doivent confirmer la sortie du nucléaire suscite de l'émoi - également parmi les mouvements et les partis enclins à ladite sortie, qui suivent donc idéologiquement votre position.
Les procédures d'autorisation de nouvelles centrales au gaz en Flandre, cruciales pour la sortie du nucléaire, battent déjà leur plein. À Dilsen-Stokkem et Wondelgem, l'enquête publique est terminée; un verdict de la délégation permanente est attendu en avril-mai, puisque cette position fut prise par le conseil communal. À Vilvorde – dont vous êtes voisine, sauf erreur de ma part -, une enquête publique sur le permis environnemental est toujours en cours. Le temps presse, car d'ici 2025, les centrales doivent être en mesure de fournir leurs premiers kilowattheures.
Les centrales au gaz devaient déjà répondre à des normes d'émission strictes, qui le sont encore plus que ce que prescrit la norme. L'arrêt récent du Raad voor Vergunningsbetwistingen - que j'ai traduit par "Conseil des litiges", mais sans savoir si c'était le nom exact en français - en matière de permis a ajouté qu'elles devaient également démontrer qu'elles n'aggraveraient pas davantage encore le problème de l'azote en Flandre. C'est une particularité que j'ignorais.
Les mouvements "Tegengas" et "Gents MilieuFront" émettent des objections contre la construction d'une centrale au gaz à Wondelgem et à Dilsen-Stokkem. En effet, le conseil communal a rendu un avis négatif après le dépôt de 1 225 objections des administrés. Vu la modeste taille de la commune, ce chiffre est considérable.
Madame la ministre, vous êtes-vous souciée de ce problème de rétention d'azote en Flandre, (en lien avec l'arrêt rendu par cette instance en Flandre) qui, selon votre homologue régionale, influera sur l'octroi de permis pour la construction des centrales au gaz? Elle souhaite, en effet, que cette préoccupation entre dans les critères d'autorisation.
Êtes-vous convaincue que les projets de centrales au gaz réussiront le test d'émission et d'incidence sur l'environnement ainsi que celui relatif aux concentrations d'azote?
Vous êtes-vous souciée de la grande opposition des différents mouvements associatifs et des riverains potentiels de ces installations futures?
Enfin, croyez-vous sérieusement en la construction de centrales au gaz comme solution intégrale à la sortie nucléaire? Voilà, pour conclure, une question plus personnelle!
13.02 Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik ben blij dat het vandaag zo goed vooruitgaat. Ik heb nog niet eens tijd gehad om De Tijd te lezen.
De voorzitter: Wij hebben u verrast.
13.03 Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, het gaat heel snel.
Mevrouw de minister, er wordt weleens gesteld dat, wanneer het druppelt in Parijs, wij in Brussel daarvan de gevolgen merken. Hier in de commissie kijken wij echter heel vaak de andere kant uit, namelijk richting Nederland.
In Nederland is er al een bijzonder fel debat geweest over stikstof. Het was dan ook te verwachten dat het debat ook onze richting zou uitkomen.
Een en ander kan inderdaad consequenties hebben. Ik hoor mevrouw Marghem spreken over de gascentrales die moeten worden gebouwd om de kernuitstap op te vangen. Dat klopt echter niet helemaal. Wij hebben sowieso gascentrales nodig.
Wij moeten ons ter zake dus wel enige zorgen maken, vooral omdat de uitspraak van de rechter, zoals ik ze interpreteer, veeleer kijkt naar de impact op het leefmilieu dan wel op de regels die wij onderling hebben afgesproken.
Mevrouw de minister, hoe ziet u de impact van de uitspraak op wat ons te wachten staat en op wat wij moeten doen? Is er informatie over gekend? Waar staat een gascentrale in de stikstofuitstoot? Ik beken eerlijk dat ik daarvan niet zoveel afweet. Wat is daarover geweten?
Ik lees bijvoorbeeld dat gascentrales in de buurt van natuurgebieden weleens problematisch zouden kunnen zijn. Mevrouw Marghem verwees daarnet ook naar het geplande project in Dilsen-Stokkem, dat vlakbij het nationaal park Hoge Kempen ligt. In die zin is er een te verwachten impact op dergelijke projecten en zal het voor dergelijke projecten heel moeilijk worden.
Tot slot, ik merk dat de Vlaamse minister bijzonder initiatiefrijk is.
Mevrouw de minister, zal u met haar in overleg gaan? Zij laat immers al juridische analyses uitvoeren. Het zou dus misschien nuttig zijn de informatie met elkaar te delen.
De voorzitter: Mijnheer Verduyckt, het was overigens De Tijd van het weekend en niet van vandaag.
Mijnheer Wollants, wij hebben al veel reclame voor De Tijd gemaakt.
13.04 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, dat klopt.
Mevrouw de minister, de impact van stikstof op het dossier van het capaciteitsmechanisme is deze week aan de orde gekomen naar aanleiding van het arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen in het kader van de kippenstal in Kortessem.
De energiesector levert vandaag een beperkte bijdrage aan het hele stikstofplaatje. Een dergelijke grote gascentrale zou zowat 2.250 ton NOx per jaar kunnen uitstoten.
Uit de huidige cijfers van de energiesector blijkt dat de hele sector vandaag goed is voor 13.000 ton. Gezien de verhouding is die uitstoot dus beslist relevant, zeker wanneer die gascentrales in de buurt liggen van natuurgebieden, waar de mogelijkheid van depositie een moeilijke zaak is.
De vraag is op welke manier dit verder moet. Als dat nieuwe extra onderzoek er moet komen om aan te tonen dat de gascentrales de stikstofproblematiek niet vergroten, dan is de vraag welk effect dit zou kunnen hebben. U wilde daar in de pers niet op reageren. Ik hoop dat u dat hier wel wilt doen.
Hoe kijkt u naar het Vlaamse stikstofarrest? Welke impact kan dit hebben op de termijnen voor de realisatie van eventuele aardgascentrales? Kan dit ook een impact hebben op de missing money voor dit soort centrales en dus ook op het biedgedrag en zelfs op de globale prijslimiet in die zaak?
13.05 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, in een recent arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen vernietigde de raad een vergunning voor een kippenstal in Kortessem, op basis van stikstofargumenten.
In 80 % van de Vlaamse Natura 2000-gebieden is er sprake van een te grote stikstofconcentratie die de biodiversiteit schaadt. Daarmee zondigt Vlaanderen tegen de Europese Habitatrichtlijn die ons verplicht om de kwetsbare natuur in stand te houden.
Volgens het arrest zou de huidige stikstofregeling van de Vlaamse overheid, die allerlei boekhoudkundige achterpoortjes bevat, in strijd zijn met de Europese regels. Volgens verschillende experts milieurecht heeft dit arrest mogelijks verregaande gevolgen.
De Nederlandse milieubeweging vocht met succes een gelijkaardige regeling aan in Nederland, wat ertoe leidde dat meerdere projecten stilvielen en zelfs de maximumsnelheid op de autostrades werd verminderd naar 100 km/uur, om nieuwe "vervuilruimte" te creëren. In Nederland kunnen nieuwe projecten alleen wanneer de stikstofdruk op de getroffen gebieden wordt afgebouwd.
De N-VA wachtte geen seconde om uit dit arrest garen te spinnen. In plaats van eerst diep in eigen boezem te kijken, stuurde Vlaams minister voor Energie, Zuhal Demir, een bericht uit waarin ze waarschuwde dat alle nieuwe gascentrales, die als onderdeel van het CRM zullen worden gebouwd, hieraan zullen moeten voldoen.
Uiteraard moeten alle nieuwe projecten hieraan voldoen. Het wordt hoog tijd dat de stikstofproblematiek serieus wordt genomen.
Dat vooral de landbouw, het verkeer en de industrie verantwoordelijk zijn voor de stikstofproblematiek, daarover zegt minister Demir geen woord.
Ik heb zelf vijftien jaar bij de VMM gewerkt. Ik denk dat we nu aan MAP 6 zitten. De stikstofproblematiek gaat al heel lang mee in Vlaanderen, maar aan de intensieve veeteelt en het verkeer wordt niet veel gedaan, behalve De Lijn afbouwen. Dat is een persoonlijke beschouwing. Maand na maand en jaar na jaar konden wij veel te hoge stikstofgehaltes in de Vlaamse waterlopen meten.
Nochtans zijn dat allemaal Vlaamse bevoegdheden, maar in de reactie van de Vlaamse overheid staat geen woord over hoe zij nu verder wil gaan in dit belangrijke dossier. Dat de N-VA een vuil spel speelt, neemt natuurlijk niet weg dat gascentrales effectief ook stikstof uitstoten.
Er zijn veel gewestelijke bevoegdheden, maar ik heb toch de volgende vraag voor u, mevrouw de minister. Wat vindt u van de reactie van mevrouw Demir? Hoe groot schat u het risico in dat de vergunning voor een nieuwe gascentrale zal worden geweigerd op basis van dit stikstofargument? Wat zult u doen als puntje bij paaltje komt en als op het einde van de rit te weinig gascentrales erin slagen om een omgevingsvergunning te bekomen ten opzichte van de capaciteit die zou moeten worden vergund voor het CRM?
13.06 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, er stonden hierover vandaag twee artikels in De Tijd, een commentaarstuk en een redactioneel stuk.
De voorzitter: Er was ook een artikel van de heer Van de Velden over de contacten met ENGIE.
13.07 Minister Tinne Van der Straeten: Dat was dit weekend.
De voorzitter: Wij zullen hem een goed auteur noemen.
13.08 Minister Tinne Van der Straeten: Morgen is er in het Vlaams Parlement een actualiteitsdebat over deze kwestie. Dit betreft immers hoofdzakelijk een gewestelijke materie.
De voorzitter: Deze commissie kan morgen misschien een begeleid bezoek brengen aan het Vlaams Parlement.
13.09 Minister Tinne Van der Straeten: Of we kunnen een gemeenschappelijke commissie plannen.
De voorzitter: Als we dat met Denemarken overwegen, waarom ook niet met Vlaanderen.
13.10 Minister Tinne Van der Straeten: Collega's, het arrest heeft rechtstreeks een impact op de gewestelijke bevoegdheden en op de daarmee geassocieerde vergunningen. Op de federale productievergunning voor elektriciteitscentrales is er geen impact. Het is belangrijk te vermelden, zoals een aantal onder u heeft gedaan, dat de impact van de gascentrales op het milieu inzake stikstof, zowel voor de neerslag als voor de uitstoot, heel beperkt is in vergelijking met andere sectoren, zoals landbouw en verkeer.
Het arrest waarover u mij ondervraagt, heeft betrekking op een kippenstal en gaat over de neerslag van stikstof, dus ammoniak. Ammoniak in een gascentrale heeft daarmee weinig uitstaans. Als het gaat over de neerslag van stikstof, gaat de vergelijking dus niet op.
Zoals een aantal onder u heeft gezegd, stoot een gascentrale uiteraard ook stikstof uit. De actuele norm die op de uitstoot van toepassing is, is 35 milligram per normaal kubieke meter. Het past hier misschien om te vermelden dat de uitstoot van stikstof die te wijten is aan de elektriciteitssector de afgelopen jaren heel sterk is gedaald, met 80 tot 90 %, wat zeker niet opgaat voor andere sectoren.
Niettemin betekent dit dat alle nieuwe projecten die vergund moeten worden daaraan zullen moeten voldoen. Ik hoop zelfs dat zij beter zullen doen, aangezien het zo'n belangrijke kwestie betreft.
Ik reken erop dat de gewestelijke overheden hun zelf vastgelegde regionale emissielimieten zullen toepassen bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen. Die emissielimieten zijn vastgesteld op basis van de best beschikbare technologie en nieuwe gascentrales zouden geen problemen mogen hebben om deze emissienormen te halen of zouden het zelfs beter moeten doen.
Ik ondersteun de vraag om deze controle te blijven doen en om samen te werken met de sectoren om binnen de best beschikbare technologieën de NOx-emissies zo laag mogelijk te houden. Dit is uitsluitend een regionale bevoegdheid en ik ga ervan uit dat eventuele bijkomende restricties weloverwogen zullen zijn en dat de principes op alle sectoren gelijk zullen worden toegepast. Er kan dus niet aan cherrypicking worden gedaan.
Wat de vragen met betrekking tot het CRM betreft, kan ik alleen verwijzen naar wat we tijdens de vorige vergaderingen hebben besproken, met name dat we die vervangcapaciteit in principe sowieso nodig hebben. Daarvoor hebben we dan ook het CRM-mechanisme nodig, zeker als we willen vermijden dat onze bevoorradingszekerheid – die ons na aan het hart ligt - in gevaar komt.
De heer Wollants heeft zonet in het kader van een andere vraag verwezen naar het feit dat er altijd kerncentrales sluiten, namelijk vijf van de zeven, zoals intussen genoegzaam bekend. We hebben die vervangcapaciteit dus in elk geval nodig. Dat neemt niet weg dat we voor het CRM op zoek gaan naar de beste projecten met de beste technologie voor de laagste kostprijs. Ik ga ervan uit dat die nieuwe centrales geen probleem zullen hebben om te beantworoden aan de vastgelegde emissielimieten of zelfs beter zullen doen.
13.11 Marie-Christine Marghem (MR): Madame
la ministre, je suis d'accord avec vous concernant l'azote. C'est probablement
un problème très éloigné du problème central qui est l'émission de CO2
et qui relève du débat en assemblée néerlandophone qui, si j'ai bien entendu,
aura lieu demain après-midi. Je ne m'oppose évidemment pas à une
commission commune ou éventuellement à
une petite visite à nos amis flamands qui siègent un peu loin dans notre rue. Geen
probleem!
Le vrai problème à mon avis, c'est que, dans le cadre de toute installation de grosses infrastructures, vous avez systématiquement des réactions provenant des riverains et tout un "permitting", une réglementation qui doit être suivie et qui devrait dans l'intérêt de l'approvisionnement de tout notre pays, de tout le territoire, que ce soit en Flandre ou en Wallonie, faire l'objet d'une accélération certaine pour s'assurer que ces infrastructures soient construites en temps et en heure afin de produire les premiers kilowattheures en 2025. On peut être confiant. Il faut l'être. Il faut être optimiste dans la vie et volontariste mais je ne suis pas certaine, vu l'opposition marquante et marquée de la ministre flamande, que vous ayez les contacts adéquats qui permettent justement cette accélération d'octroi d'autorisations. Voilà mon inquiétude!
Par ailleurs, il y a toujours le dossier de Maasbracht qui revient. Ce n'est quand même pas très loin de Dilsen-Stokkem. Je crois que les administrés se sont positionnés contre, tout simplement parce qu'ils préfèreraient que cette production d'électricité vienne de Hollande, même si c'est à quinze kilomètres de leur commune mais pas au pied de leur immeuble. Ce sont là tous les problèmes qui vont survenir tant en Flandre qu'en Wallonie. C'est la raison pour laquelle il me paraît impératif que vous preniez des contacts et concluiez des accords avec vos homologues régionaux pour que le timing de l'octroi des autorisations soit accéléré.
13.12 Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, u hebt een geruststellend antwoord gegeven. Ik heb niets gehoord over de eventuele inplanting van gascentrales in de omgeving van natuurgebieden. Mevrouw Marghem sprak over de site in Dilsen-Stokkem. Maasbracht ligt daar slechts op 13 kilometer vandaan. Dat zullen wij later nog uitzoeken.
Het is mij wel heel duidelijk dat dit een vrij complexe discussie is. Dan loopt men natuurlijk altijd het risico dat bepaalde politieke actoren die complexiteit gaan gebruiken om een politiek statement te maken, zonder dat iedereen volledig mee is in het verhaal. Dat moeten wij in dezen vermijden.
Ik ga zeker met veel interesse morgen die discussie in het Vlaams Parlement volgen. Met betrekking tot de uitstap naar het Vlaams Parlement, op het vlak van energiedossiers heb ik niet de indruk dat wij de laatste maanden veel kunnen leren van de collega's en hoe zij het hebben aangepakt. Ik weet dus niet of dat noodzakelijk is.
13.13 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik denk dat u een aantal dingen verwart. U spreekt hier over de uitstoot van gascentrales en dat deze moeten voldoen aan bepaalde emissienormen. Uiteraard is dat zo. Het probleem dat rijst, is echter niet de individuele grenswaarde voor die emissies, maar natuurlijk wel de richtlijn over de nationale emissieplafonds. Elke individuele gascentrale kan voldoen, maar als alle stikstofuitstotende industrieën, de veeteelt en dergelijke worden samengeteld, kan men toch nog de norm overschrijden, zelfs als iedereen daarbij netjes de emissiegrenswaarden volgt.
Daar zit de angel. Wij moeten bekijken wat dat geeft. Volgens mij is het, en zo interpreteer ik toch een aantal zaken, niet voldoende om te voldoen aan de emissiegrenswaarden om te kunnen zeggen dat er geen uitstoot zal zijn boven de nationale emissieplafonds, zonder dat het problemen veroorzaakt. Ik moet zeggen dat u hiermee de zaak toch wel wat ontwijkt. Ik had dat ook wel verwacht. Wij zullen wel zien wat daar in de praktijk van komt en waar dat heengaat.
U stelt dat de nationale emissieplafonds alleen ammoniak betreffen. Dat is ook niet het geval. Er is een aparte doelstelling voor NOx, waarin is bepaald dat deze uitstoot – als ik mij niet vergis – tegen 2030 met 59 % moet worden gereduceerd ten opzichte van 2005.
Er zijn daar dus heel wat uitdagingen. Ik vind het wat bizar dat de luchtverontreiniging ook hier wat onder de mat wordt geveegd. Ik wil dit in perspectief plaatsen ten opzichte van de veeteelt, verkeer en dergelijke zaken, maar als wij morgen vijf, zes of zeven gascentrales gaan bouwen, die elk meer dan 2.000 ton NOx in de lucht pompen, zullen wij toch een probleem hebben.
13.14 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Dank u wel voor uw antwoord, mevrouw de minister. Wij noteren uw inschatting dat u geen problemen verwacht voor de omgevingsvergunningen van eventuele gascentrales. Maar wij zijn ook niet helemaal gerustgesteld, als ik dat woord mag gebruiken. Wij zien wel wat ervan komt.
De hypocrisie van de N-VA is hier natuurlijk schaamteloos. De N-VA probeert zich nu op te werpen als grote verdediger van het klimaat en van onze luchtkwaliteit. Zoals u vanochtend in De Tijd zei, probeerde Vlaams minister Demir nog eens de grote problemen van onze luchtkwaliteit af te schuiven op nieuwe gascentrales.
Laten wij duidelijk zijn, wij zullen de luchtkwaliteitsproblemen, noch specifiek wat stikstof betreft, noch wat de depositie van stikstof betreft, oplossen door geen gascentrales te bouwen. De oorzaken liggen elders, bij de landbouw, bij het verkeer, bij de files, bij de industrie. Allemaal sectoren waar de regio's zelf verantwoordelijk voor zijn, en dus Vlaams minister van leefmilieu, mevrouw Demir zelf.
Uiteraard oogst zij de resultaten van het beleid van de vorige Vlaamse regering op dat vlak, waarvoor het stikstofbeleid altijd een groot taboe geweest is. Specifiek voor CD&V dan, om een andere partij te vermelden.
Dat wil niet zeggen dat wij voor de bouw van nieuwe gascentrales zijn. De problemen van de nieuwe gascentrales liggen wat ons betreft elders, met name bij het feit dat de belastingbetaler zal opdraaien voor de subsidies van het CRM en bij het feit dat die gascentrales ons nog voor decennia afhankelijk zullen blijven maken van fossiel gas.
Daar zullen wij natuurlijk op blijven hameren. Wij kunnen perfect de kernuitstap uitvoeren zonder. Maar ik denk niet dat de N-VA hier lessen te geven heeft.
L'incident est clos.
14 Vraag van Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het wettelijk kader voor nieuwe vormen van energiecontracten" (55014728C)
14 Question de Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le cadre légal pour de nouvelles formes de contrats d'énergie" (55014728C)
14.01 Kris Verduyckt (sp.a): Onze commissie is heel boeiend, omdat energie in voortdurende transitie is. Dat geldt ook voor de energiesector, inzonderheid de aanbieders van energiecontracten. Ook de energiebronnen evolueren. Daarnaast verandert ook het kader als gevolg van onder andere aanpassingen in de Europese wetgeving. Voorts heeft ook het recente debacle rond de zonnepanelen een directe impact op de markt van de energiecontracten.
Mevrouw de minister, het lijkt erop dat het dynamische contract alsmaar meer opgang zal maken; ze zullen talrijker worden. Recent hebt u zelf met het bedrijf Decathlon een bepaalde suggestie in dat verband gedaan. Uit gesprekken in onze commissie bleek ook dat zelfs het vraagbeheer tot in de contracten voor consumenten zal doorsijpelen. Er zal dus heel wat nieuws komen.
Wat is uw analyse daarvan?
Volstaat ons regelgevend kader vandaag om die ontwikkelingen op te vangen? Als dat zo is, zal het antwoord heel kort zijn, maar misschien zijn er toch wijzigingen of regels nodig. Misschien doet u toch een oefening al ter zake.
Misschien moeten er ook afspraken gemaakt worden in het consumentenakkoord, zodat kan worden nagegaan of alles nog wel klopt ingeval er nieuwe producten worden aangeboden.
14.02 Minister Tinne Van der Straeten: U vroeg naar mijn verwachting inzake de ontwikkeling van dynamische contracten. Ik neem drie punten in overweging. Dynamische contracten zijn vooral nuttig om prosumenten toe te laten met hun verbruiks- en injectiegedrag beter in te spelen op de marktprijzen. Dankzij de digitale meter kunnen prosumenten met een dynamisch contract per uur of zelfs per kwartier van een andere prijs genieten voor de elektriciteit die ze afnemen of die ze injecteren. Zo kan een prosument op een intelligente manier zelf het eigen verbruik organiseren op momenten dat de elektriciteitsvraag en dus de marktprijs hoog is en dus dan bijvoorbeeld zijn elektrisch voertuig opladen. Hij kan ook injecteren op een moment dat de vraag hoog is en dus ook de prijs.
Ook gewone klanten die in staat zijn om hun verbruik intelligent te sturen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van toestellen waarmee uitgesteld gewerkt kan worden of van apps die dat regelen, kunnen via dynamische prijzen in theorie minder betalen, als ze hun verbruik kunnen concentreren tijdens goedkopere uren.
De prijzen zijn uiteraard steeds een dag voordien bekend op basis van de day-aheadmarkt, zodat zij transparant zijn voor de consument, die er zijn gebruik en injectie op kan afstemmen. De consument kan ook een beroep doen op een leverancier of iemand anders om dat voor hem uit te vlooien.
Voor mij is het heel belangrijk dat wij toezien op de transparantie op de markt. Dat gaat gepaard met kennis over de aangeboden contracten en wij mogen daarbij geen groepen achterwege laten. Niet alleen flexibiliteit wordt belangrijker, maar ook hernieuwbare energie en dus zullen wij moeten werken aan de verhoging van de kennis op de markt, terwijl wij uiteraard ook moeten waken over het aanbod van leveringscontracten. Het bestaande wettelijk kader laat vandaag klanten en leveranciers toe om die producten op de markt te brengen en een contract te sluiten. Verschillende leveranciers bereiden dergelijke contracten voor.
Het consumentenakkoord op zich gaat vandaag enkel uit van het leveringscontract van elektriciteit aan de consument en niet van de verkoop van elektriciteit door de consument aan andere verbruikers of de injectie ervan. Bij de evaluatie zal dat zeker een van de onderwerpen zijn waaraan aandacht zal worden besteed, omdat het uiteraard niet de bedoeling is om enkel tegemoet te komen aan de huidige vragen van de markt, maar ook om het akkoord voldoende future-proof te maken. Wij moeten ook waken over de transparantie van de markt, zoals ik al zei, en de bescherming van de consument in de verdere dynamische ontwikkeling van de leveranciersmarkt.
14.03 Kris Verduyckt (sp.a): U hebt gelijk dat wij de zaken future-proof moeten maken, mevrouw de minister, zowel om die invasie toe te laten op de markt als om de consument te beschermen tegen de groeiende complexiteit van de markt. Er ligt ongetwijfeld nog werk op de plank. Laten we daar samen aan werken.
Het incident is gesloten.
15 Question de Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les projets de Fluxys pour un backbone hydrogène" (55014729C)
15 Vraag van Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De waterstof-backboneplannen van Fluxys" (55014729C)
15.01 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, vorige week presenteerde Fluxys een eerste visie voor een Belgische waterstofbackbone. Dat is de ruggengraat voor een ondergronds netwerk van pijpleidingen voor het vervoer van waterstof en CO2. In haar eerste visie bracht ze de grote ondergrondse verbindingen in kaart, waarbij ze rekening hield met de energiebehoeften in ons land en de belangrijke emissiezones.
Op welke manier was u of uw administratie betrokken bij het tot stand komen van deze visie? Op wiens vraag heeft Fluxys dit initiatief genomen?
Wat zijn de vervolgstappen nu Fluxys een eerste versie heeft uitgetekend? Krijgt deze visie een officieel statuut? Zal u deze visie officieel vaststellen?
Wat vindt u van de gepresenteerde visie? Op welke punten verschilt uw visie op een waterstofbackbone met die van Fluxys?
Op welke manier werken Fluxys, de CREG en uw administratie verder aan de realisatie van een waterstofbackbone?
Zijn er onderdelen van deze visie die als onderdeel van het Belgische relanceplan gerealiseerd zullen worden?
Ik stel deze vragen uiteraard allemaal omdat de waterstofbackbone van essentieel belang is voor de energietransitie, zoals u weet.
15.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Warmoes, dank u voor deze vraag.
De waterstofbackbone is inderdaad een van de pijlers van het federale relanceplan, maar niet enkel daar: ook de regionale plannen van de Gewesten zetten in op waterstof en waterstofproductie. Zowel de gewestelijke als de federale plannen zijn dan ook bij uitstek complementair.
Over de plannen van de regering inzake de waterstofbackbone hebben we het al gehad. U hebt hier deze namiddag een hoorzitting over waterstof, waarbij Fluxys aanwezig zal zijn en een toelichting zal kunnen geven bij de eigen communicatie.
De plannen van de regering zullen de focus leggen op de vraag waar in eerste instantie de eerste leidingen het beste zullen worden gelegd. Eerder heb ik al gezegd dat er een aantal gebruikswijzen van waterstof zijn waarover geen discussie bestaat, namelijk het gebruik van feedstock in de industrie. Dat is eigenlijk het brengen van waterstof in onze industriële centra, zowel in Vlaanderen als in Wallonië. Dat maakt ook deel uit van de plannen van Fluxys.
Die onderdelen van de visie van Fluxys willen wij met de regering zeker mee realiseren.
Ik wil ook graag verwijzen naar het recent rapport van Agora, het studiebureau dat de Duitse Energiewende begeleidt. Dat rapport heeft in kaart gebracht, in dezelfde lijn, welke de no-regret-investeringen op het vlak van waterstof zijn. Voor no-regret-investeringen verwijst Agora ook naar de industriële feedstock en de industriële centra in Noordwest-Europa als backboneonderdelen die eerst uitgevoerd kunnen worden.
Op welke manier werken wij samen? Welnu, op dit moment werken wij samen voor de uitwerking van het wettelijk kader, waarbij eenieder zijn rol dient op te nemen. Daarover heb ik al eerste indicaties gegeven bij de bespreking van mijn beleidsnota, waarbij ik onder andere verwezen heb naar het hergebruik van het bestaand netwerk van Fluxys dat voor waterstof ingezet kan worden. Ook vernoem ik de bescherming, want de specifieke situatie van bestaande netten is een belangrijk aspect in dit verhaal. Op dit moment werken wij dus met de verschillende actoren samen om te bekijken hoe het regelgevend kader zo snel mogelijk op punt gesteld kan worden. Zoals u weet, moeten de middelen voor de relance immers vastgelegd worden in 2022 en gerealiseerd worden in 2025.
De visie van Fluxys komt uiteraard Fluxys zelf toe. Wij werken ook aan een eigen visie. Daarvoor zal de input van Fluxys uiteraard van zeer gewaardeerd belang zijn, aangezien Fluxys een speler bij uitstek is, waarmee wij ons beleid samen kunnen vaststellen. Op dit moment wordt binnen mijn administratie een studie uitgevoerd over the future of gas, waarvan waterstof ook een onderdeel is. Voor die studie is er niet alleen input van Fluxys, maar ook van heel wat andere, waaronder industriële spelers.
Waterstof, de waterstofeconomie en de waterstofnetwerken zijn een heel belangrijke infrastructuur. Daarom hebben wij in ons relanceplan ook gekozen voor investeringen in infrastructuur. Uiteraard moeten wij ons hoeden voor nutteloze investeringen zoals in de jaren 50 en 60, toen er bruggen werden aangelegd op plaatsen waar er nooit een autostrade kwam. Het is daarom belangrijk tegelijk te bekijken waar de markt voor waterstof zich bevindt, zodat we de leidingen, de infrastructuur, op die plaatsen realiseren waar de markt zich verder kan ontwikkelen, bijvoorbeeld in de industriële centra. Wij willen dus een efficiënte oefening doen die zal bijdragen tot een duurzaam en welvarend België in 2030.
15.03 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Mijn vraag was puur informatief. Goed dat u een aantal zaken bestudeert en dat u inzet op investeringen in infrastructuur en waterstof voor de toekomst.
Het incident is gesloten.
16 Question de Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'extension du terminal GNL de Fluxys" (55014731C)
16 Vraag van Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De uitbreiding van de LNG-terminal van Fluxys" (55014731C)
16.01 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, enkele weken geleden kondigde Fluxys aan dat het tientallen miljoenen zal investeren in een hervergassingsinstallatie in Zeebrugge. Hierdoor zal de capaciteit van de LNG-terminal van Fluxys daar bijna verdubbelen.
Fluxys is een gereguleerd bedrijf, net zoals netbeheerder Elia, onder toezicht van de CREG. In welke mate en op welke manier bent u als minister van Energie of uw administratie betrokken bij dergelijke investeringsbeslissingen?
Bent u of uw administratie op een of andere manier vooraf op de hoogte gebracht van de investeringsbeslissing? Wie keurt dergelijke investeringen goed of wie legt voorwaarden op aan een dergelijke investering?
Hoe past die investering in bijkomende fossiele brandstofinfrastructuur in de beslissing van de regering om zo snel mogelijk te streven naar koolstofneutraliteit?
Past de investering in de waterstofvisie van Fluxys, waarover we het daarnet hadden? Kan de installatie ingezet worden voor koolstofneutrale gassen zoals waterstof, of is ze enkel beschikbaar voor fossiel gas?
16.02 Minister Tinne Van der Straeten: Fluxys LNG is een gereguleerde onderneming onder toezicht van de CREG. Alle nieuwe diensten die ontwikkeld worden, moeten eerst een proces van marktconsultatie doorlopen, voordat de nieuwe diensten aan de CREG voorgesteld worden.
De CREG zorgt ervoor dat die diensten op een efficiënte en niet-discriminatoire basis ontwikkeld worden. De investeringsbeslissingen worden uiteindelijk door de raad van bestuur van Fluxys LNG genomen en zijn opgenomen in het investeringsplan, opgesteld in uitvoering van de gaswet.
In de raad van bestuur van Fluxys LNG hebben twee vertegenwoordigers van de regering met specifieke rechten zitting.
Zoals ik eerder meldde, werden de investeringsbeslissingen uiteindelijk door de raad van bestuur van Fluxys LNG genomen. De finale investeringsbeslissing voor het project is genomen na een positieve marktbevraging, een haalbaarheidsstudie en een goedkeuring van het regulatoire kader.
Dee uitbreiding van de hervergassingsinstallatie zal bijdragen aan de emissiereductie van de terminal. De installaties zullen inderdaad in hoofdzaak de warmte van het zeewater gebruiken om het LNG te hervergassen, wat de emissies van de terminal in grote mate zal beperken. LNG draagt trouwens ook bij tot de beperking van de emissies ten opzichte van andere fossiele brandstoffen.
Bio-LNG zal ook verder ontwikkeld worden en bijdragen aan de emissiereductie. De installaties kunnen nu al bio-LNG en synthetisch LNG aanvaarden. De bijdrage van de terminal voor de invoer van waterstof is nog in een studiefase. Er moet nog worden bekeken in welke vorm waterstof zal geïmporteerd worden, zoals vloeibare waterstof, synthetisch methaanammoniak of methanol.
16.03 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik dank u dan ook voor de toelichting.
Wij zullen moeten afwachten wat ervan komt. Er is nog veel in studie.
Wij zijn alleen bezorgd over onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Wij nemen er alvast nota van dat ook biologische en andere brandstoffen eventueel in aanmerking zouden komen; dat was niet honderd procent duidelijk. Wij zullen het dossier dus blijven opvolgen.
L'incident est clos.
17 Vraag van Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De nodige technische omscholing inzake de energietransitie" (55014733C)
17 Question de Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La nécessité d'une reconversion technique dans le cadre de la transition énergétique" (55014733C)
17.01 Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, we hebben het vandaag al een paar keer over Nederland gehad, onder meer in de stikstofdiscussie over de gascentrale Maasbracht. Ik heb in Nederland ook een heel interessante studie gevonden van het studiebureau Ecorys, die in opdracht van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie een studie heeft gemaakt over het technisch geschoold personeel dat we in de energieomslag nodig hebben. Zij stellen vast dat daar een uitdaging rijst en dat een actief arbeidsmarktbeleid noodzakelijk is.
Ik ga ervan uit dat dit in ons land niet anders zal zijn en dat ook wij tienduizenden extra vakmensen nodig zullen hebben, die vandaag misschien in de fossiele sectoren zijn tewerkgesteld. Er zou dus best een kwalitatieve begeleiding van deze mensen naar deze nieuwe sectoren komen.
Mevrouw de minister, dat is een interessante studie, waarover veel te zeggen valt. Hoe kijkt u naar deze studie? Zijn er ter zake ook studiegegevens over de arbeidsmarkt in België bekend? Op welke manier wilt u bijdragen aan de technische omscholing van werknemers uit de sectoren in transitie?
17.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Verduyckt, dit is inderdaad een interessante studie uit Nederland, waarin men de technische omscholing heeft bekeken inzake de energietransitie en de werkkrachten die daarvoor nodig zijn. In België hebben we geen gelijkaardig studiemateriaal. Voor offshore windenergie werd wel een dergelijke studie in opdracht van het Belgian Offshore Platform uitgevoerd, die aantoont dat er door het ontwikkelen van deze projecten in België ongeveer 24.000 jobs werden gecreëerd. Zij nemen hierin een pioniersrol in België op.
Ik ben zeker vragende partij om dit voor België ook te onderzoeken. We moeten dan wel bekijken op welk niveau en door welke instellingen dit best gebeurt. Het gaat immers over een bevoegdheid die ook grotendeels bij de regio's ligt.
Mijn focus ligt uiteraard op het ontwikkelen van de energietransitie en het creëren van jobs. Het is in die zin aan de sectoren, de bedrijven en de regionale overheden om hierop in te schrijven en de herscholingen te ondersteunen. Ik ben zeker een partner om samen met de regio's te bekijken hoe wij de krachten eventueel kunnen bundelen.
We staan immers voor een grote overgang, een grote verbouwing van ons energiesysteem, eerst in de periode tot 2030 en dan van 2030 tot 2050. Als we die niet gaan voorbereiden, dan komen we uiteraard in de problemen. Het is dus heel belangrijk om dit wel voor te bereiden en hierbij moet naar alle facetten worden gekeken. Werk en scholing zijn daar zeker aspecten van.
17.03 Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, ik verwacht niet alleen van u een oplossing voor deze uitdaging, die ook kansen biedt. De energietransitie is trouwens niet het enige probleem, het gaat ook breder om de technische opleidingen. Ik zie op dat vlak een aantal pijnpunten, maar ik meen dat er wel opties zijn. Straks worden we bovendien geconfronteerd met de uitdaging rond de nucleaire sector. We moeten dus de handen in elkaar slaan.
L'incident est clos.
18 Vraag van Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De inspanningen van de federale overheid inzake zonnestroom" (55014735C)
18 Question de Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les efforts du gouvernement fédéral en matière d'énergie solaire" (55014735C)
18.01 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u weet dat ik al een aantal keer heb gewezen op het belang voor de federale overheid om zelf ook inspanningen te doen op vlak van hernieuwbare energieproductie binnen haar eigen patrimonium.
De federale overheid beheert zo'n 6,8 miljoen m² aan gebouwen. Dan moet het toch mogelijk zijn om een inspanning te leveren en zo de geloofwaardigheid van het federale energiebeleid te versterken. Op zee zal bijkomende capaciteit op korte termijn moeilijk zijn. U had het daarnet over 2025 of 2026. Op de verschillende gebouwen en terreinen van de federale overheid kan echter toch wel wat.
Ik heb uw collega Michel daarover ondervraagd en hij beperkte zijn engagement tot het vragen van 24 miljoen euro budget om daarmee ongeveer 6.300 MWh of 7 MWp aan zonnestroom te produceren. Vindt u dat een aanvaardbare doelstelling voor de federale overheid?
Een tweede punt waarover de heer Michel bezorgd is, is dat de federale overheid te veel hernieuwbare energie zou produceren en daardoor energieleverancier zou worden. Bent u ervan overtuigd dat dit een reëel risico is? Denkt u dat het optimaal benutten van de terreinen en dakoppervlakken alleen kan door energieleverancier te worden?
Ten derde, blijkbaar heeft de heer Michel uitgevist dat de federale overheid niet in kaart heeft gebracht welke daken geschikt zijn, welke oriëntatie ze hebben en al helemaal niet wat de staat ervan is. Op een moment dat ik in het Vlaams regeerakkoord lees dat men andere overheden zal aansporen om ook hernieuwbare energie op te wekken op hun eigen vastgoed lijkt het mij dat u uw collega's in de federale regering nog wat moet responsabiliseren. Zult u dit als federaal minister van Energie dan ook doen?
18.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Wollants, ik draag de inhoud van uw vraag een warm hart toe. Ik ben absoluut een partner voor andere regeringen om zonne-energie verder te ontwikkelen, zeker als het gaat over de overheidsgebouwen.
De bewoordingen van uw vraag draag ik echter geen warm hart toe. Ik heb absoluut niet het gevoel dat ik collega's binnen mijn eigen regering moet responsabiliseren over het een of het ander. Wij zijn een ploeg die wel degelijk aan elkaar hangt, die een gedeelde ambitie heeft en een gedeelde visie op de zaken en die daartoe acties opzet. Wij werken goed samen, wij wisselen ideeën uit en helpen elkaar. Dat is de manier waarop wij aan beleid doen.
Dat mag misschien saai zijn en klinken, maar er staan zoveel opwindende zaken te gebeuren dat het beleid ook weleens saai mag zijn.
Inzake de federale overheidsgebouwen zou ik er even aan willen herinneren, omdat u dit wellicht heel goed weet, dat niet alleen de Regie der Gebouwen gebouwen heeft en beheert. Een belangrijk deel van het federale gebouwenbestand wordt ook bij Defensie, de NMBS en Infrabel beheerd.
Het Nationaal Energie- en Klimaatplan (NEKP) kijkt niet enkel naar energiebesparing, maar mikt ook op het energieneutraal maken van onze overheidsgebouwen tegen 2040. Dat betekent dat het resterende verbruik moet worden afgedekt door zelf opgewekte hernieuwbare energie.
Concreet wordt voor Defensie gemikt op het doen dalen van het verbruik tot 68,3 gigawattuur elektriciteit en tot 66,8 gigawattuur voor verwarming tegen 2040. Om de gebouwen energieneutraal te maken, zal een investering van 142 miljoen euro nodig zijn in hernieuwbare energie, wat overigens overeenkomt met de installatie van 142 megawattpiek.
Dat zijn ambities die wij ondersteunen.
U stelde ook een vraag over de energieproductie door de federale overheid en of ze dan geen energieleverancier zou worden.
De dag dat de federale overheid meer elektriciteit produceert dan ze zelf verbruikt, is een dag waarnaar ik absoluut uitkijk. Tot die dag komt, moeten wij vooral inzetten op samenwerking en flexibiliteit in het systeem, zodat de energieproductie zich mee inschrijft in de energietransitie. Er zijn ook voldoende spelers op de markt om daarin te investeren, zoals blijkt uit het Nationaal Pact voor Strategische Investeringen.
Het derde aspect van uw vraag lijkt mij een oefening die kadert in de opmaak van een energiekadaster voor de federale overheidsgebouwen. Zoals vastgelegd in het Nationaal Energie- en Klimaatplan (NEKP), zal het kadaster een bijdrage leveren aan het bereiken van de beoogde neutraliteit tegen 2040.
18.03 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, uw antwoord sterkt mijn overtuiging dat een en ander nog moet gebeuren binnen de bevoegdheden van de heer Michel bij de Regie der Gebouwen.
U hebt zelf tussen de lijnen door aangegeven dat zijn argument dat de federale overheid een energieleverancier moet worden, nergens op slaat en dat het zelfs geen probleem is indien meer energie wordt opgewekt. Het risico is immers bijzonder klein, zelfs kleiner dan die 0,3 % waarover wij het daarstraks hebben gehad.
Ten slotte, als de heer Michel vandaag niet weet hoe de daken zijn georiënteerd, kan hij heel eenvoudig en netjes via een tool die gemaakt is in Vlaanderen met de zonnekaart nagaan welke daken in welke richting zijn georiënteerd.
Blijkbaar weet hij dat niet. Ik vraag u om hem te responsabiliseren op dat vlak. U hebt niet graag dat ik dat zeg, maar ik denk echt dat dit nodig is. Het is echt nodig, want vandaag zit daar iemand aan de knoppen die heel veel potentieel heeft om bij te leren over energie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.17 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12 h 17.