Commission des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions

Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen

 

du

 

Mardi 9 mars 2021

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 9 maart 2021

 

Namiddag

 

______

 

 


La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 24 et présidée par Mme Marie-Colline Leroy.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.24 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Colline Leroy.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Tijdelijke werkloosheid wegens corona: actualiteitsdebat en toegevoegde vragen van

- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verlenging van de tijdelijke werkloosheidsregeling" (55013656C)

- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verlenging van het stelsel van tijdelijke werkloosheid wegens corona" (55013667C)

- Christophe Bombled aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De tijdelijke werkloosheid wegens overmacht COVID-19" (55013899C)

- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verlenging van de steunmaatregelen" (55013919C)

- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verlenging van het vereenvoudigde stelsel van tijdelijke werkloosheid" (55014195C)

- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verlenging van de tijdelijke werkloosheid" (55014318C)

- Nahima Lanjri aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het vereenvoudigde stelsel van tijdelijke werkloosheid door corona" (55014952C)

- Tania De Jonge aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verlenging van de tijdelijke werkloosheidsregeling en de activering van tijdelijke werklozen" (55015078C)

- Nathalie Muylle aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verlenging van de tijdelijke werkloosheid omwille van corona" (55015082C)

01 Chômage temporaire corona: débat d'actualité et questions jointes de

- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La prolongation du régime de chômage temporaire" (55013656C)

- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le régime du chômage temporaire pour cause de coronavirus" (55013667C)

- Christophe Bombled à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le chômage temporaire corona" (55013899C)

- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La prolongation des mesures d'aide" (55013919C)

- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La prolongation du régime simplifié de chômage temporaire" (55014195C)

- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La prolongation du chômage temporaire" (55014318C)

- Nahima Lanjri à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le régime simplifié de chômage temporaire lié au coronavirus" (55014952C)

- Tania De Jonge à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La prolongation du régime de chômage temporaire et l'activation des chômeurs temporaires" (55015078C)

- Nathalie Muylle à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La prolongation du chômage temporaire en raison du coronavirus" (55015082C)

 

01.01  Björn Anseeuw (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik heb twee vragen in dit actuadebat. Omdat er slechts sporadisch de gelegenheid is om vragen te stellen aan minister Dermagne in deze commissie, zaten er twee weken tussen de data van indiening van die vragen. Intussen staan er vandaag al 99 vragen op de agenda, dat zegt genoeg.

 

Ik maak een synthese van mijn vragen, aangezien ze over hetzelfde onderwerp gaan, namelijk de tijdelijke werkloosheid. De bedrijven hebben in deze coronatijden massaal gebruikgemaakt van het systeem. Dat is overigens perfect te begrijpen. In april vorig jaar ging het om een piek van 1,2 miljoen werknemers. Over het hele jaar 2020 betekende dat een kostenplaatje van 4,3 miljard euro. Dat is natuurlijk niet van de poes.

 

Die regeling is nu verlengd, dat hebben we intussen wel begrepen.

 

Mijnheer de minister, wat zijn uw verdere plannen met de regeling rond de tijdelijke werkloosheid wegens corona? De RVA verwacht dat een aantal tijdelijke werklozen hun job uiteindelijk zal verliezen en in de reguliere werkloosheid zal terechtkomen. Hoe ziet u dat in de toekomst en welke maatregelen zult u nemen?

 

Mijn tweede vraag gaat over het vereenvoudigd stelstel van tijdelijke werkloosheid, dat nu verlengd is. Werknemers die tijdelijk werkloos worden door overmacht, moeten zich in normale omstandigheden binnen de drie maanden beschikbaar stellen voor de arbeidsmarkt en zich inschrijven, bijvoorbeeld bij de VDAB voor Vlaanderen. Het vereenvoudigd stelsel maakt daarop een uitzondering, zodat die tijdelijke werklozen zich niet moeten inschrijven. Tegelijk is er vanuit de Vlaamse regering een duidelijk signaal gekomen dat zij niet gelukkig is met de verlenging van dat vereenvoudigd stelsel, met name met de schorsing van de verplichting tot inschrijving bij de regionale arbeidsbemiddelaar.

 

Zult u gehoor geven aan de oproep van de Vlaamse regering, en in het bijzonder van minister Crevits, die in niet mis te verstane bewoordingen haar mening daarover gegeven heeft? Zo ja, op welke manier zult u dat dan doen? Zo niet, waarom dan niet?

 

La présidente: Collègues, je me permets de faire remarquer que le ministre vient tous les quinze jours. Il est vrai qu'il venait en matinée et nous avons constaté que cela nous laissait trop peu de temps. À présent, il vient l'après-midi mais il laisse l'autre semaine pour les autres ministres que nous devons aussi interroger.

 

01.02  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijn vraag dateert van voor het duidelijk was dat het stelsel van tijdelijke werkloosheid werd verlengd tot 30 juni 2021. Ik zou toch nog een aantal specifieke vragen willen stellen met betrekking tot die verlenging. De vragenlijst die nu door de RVA is gepubliceerd, dateert immers van 5 februari 2021. Ik denk dat die nog niet volledig is aangepast.

 

Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan, wil men in aanmerking komen voor het stelsel van de tijdelijke werkloosheid dat werd verlengd? Zijn dat dezelfde als voordien? Zo neen, welke worden wel of niet verlengd?

 

Ik heb ook een vraag over een specifieke, zwaar getroffen sector, met name de cultuursector. Hoe zit het met het soepele systeem van tijdelijke werkloosheid voor wie een dagcontract in de cultuursector had? Vele cultuurhuizen beginnen zich, immers voor te bereiden op een heropening vanaf 1 mei, onder voorwaarden, met veel minder publiek, en vaak buiten, omdat hun dat perspectief is geboden. Het is belangrijk dat zij dagcontracten kunnen vastleggen. Maar stel dat het alsnog misloopt en er toch niet kan worden heropend, hebben de werknemers van wie het dagcontract wordt geannuleerd, recht op tijdelijke werkloosheid? Zo ja, geldt dat dagcontract, dat dan niet dateert van voor 31 oktober 2020, zoals dat in de oorspronkelijke voorwaarden vereist was, als bewijs om het recht op tijdelijke werkloosheid hard te maken?

 

Dat is een belangrijke vraag voor de zwaar getroffen cultuursector. Zo kunnen cultuurhuizen zich goed voorbereiden op de eventuele heropening en tegelijk de nodige sociale bescherming bieden aan de cultuurwerkers.

 

01.03  Christophe Bombled (MR): Monsieur le ministre, le chômage temporaire Corona devrait prendre fin le 31 mars. Ce régime flexible permet aux entreprises de réagir immédiatement en cas de confinement, d'événements imprévus ou de quarantaine. La FEB demande que ce mécanisme soit prolongé au moins jusqu'au 30 juin, voire jusqu'au 30 septembre 2021. De plus, la FEB demande que les chômeurs temporaires aient la possibilité de travailler, pendant de courtes périodes, dans des secteurs et des entreprises où il y a actuellement une pénurie de main-d'œuvre. Enfin, la FEB recommande que les employeurs qui réduisent le recours au chômage temporaire puissent bénéficier du non-paiement du précompte professionnel, comme lors du second semestre de l'an dernier.

 

Pouvez-vous donner l'évolution du nombre de personnes en chômage temporaire Corona depuis le début de la crise sanitaire? Une prolongation de cette mesure est-elle envisagée? Si oui, sur quelle base législative et jusqu'à quelle date?

 

En ce qui concerne la possibilité que des chômeurs temporaires Corona puissent travailler dans des entreprises où il y a pénurie de main-d'œuvre, une évaluation de cette mesure existe-t-elle? Envisagez-vous la concrétisation de cette possibilité?

 

Comptez-vous demander une prolongation du non-paiement du précompte professionnel pour les entreprises qui réduisent le recours au chômage temporaire?

 

01.04  Nahima Lanjri (CD&V): Recent heeft de regering de steunmaatregelen voor bedrijven en werknemers verlengd tot eind juni. Dat is belangrijk, want de bedrijven en werknemers hebben het moeilijk. Het vereenvoudigd stelsel voor tijdelijke werkloosheid is ook onderdeel van het pakket aan steunmaatregelen. In normale omstandigheden moeten werknemers die tijdelijk werkloos worden wegens overmacht, zich na drie maanden inschrijven bij een regionale arbeidsbemiddelingsdienst, zoals de VDAB, Le Forem, Actiris of ADG. In het vereenvoudigd stelsel voor werknemers die tijdelijk werkloos zijn door coronaovermacht is die inschrijvingsplicht er niet. Die werknemers hoeven zich dus eigenlijk niet te wenden tot regionale arbeidsbemiddelingsdiensten. Dat is wel jammer.

 

Alleen al in Vlaanderen zijn er meer dan 160.000 werknemers tijdelijk werkloos. Vlaams minister van Werk Crevits roept op om de werknemers die tijdelijk werkloos zijn wegens corona, een regeling die werd uitgebreid, na drie maanden door te sturen naar de VDAB, liefst verplicht. Zo kunnen ze een opleiding volgen of stage lopen, zodat ze vaardigheden ontwikkelen. Bovendien kunnen ze, als dit nodig is, zich tijdelijk of misschien zelfs definitief heroriënteren. Dat zien we ook bij vele werknemers in de evenementensector. Op die manier wordt die periode van tijdelijke werkloosheid alvast geen verloren tijd. Mevrouw Crevits heeft u waarschijnlijk al gecontacteerd en u zult wel op de hoogte zijn van mijn vragen.

 

Vindt u het ook belangrijk om werklozen zo snel mogelijk opnieuw te activeren door ze te oriënteren naar de arbeidsbemiddelingsdienst, waar ze een opleiding kunnen volgen of een andere job kunnen uitoefenen, al dan niet tijdelijk?

 

Zult u het vereenvoudigd stelsel voor tijdelijke werkloosheid wegens corona nog bijsturen in die zin? Wanneer kan dat? Indien u dat niet wil, wat zijn dan de redenen daarvoor?

 

01.05  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, de cijfers van de tijdelijke werkloosheid zijn geen lachertje. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) heeft in 2020 maandelijks aan gemiddeld 514.000 werknemers een tijdelijkewerkloosheidsuitkering uitbetaald. Op de piek in april ging het om 1,2 miljoen werknemers. De financiering van die uitkeringen kostte de overheid 4,3 miljard euro.

 

Het stelsel van tijdelijke werkloosheid is de schokdemper bij uitstek om in crisistijd pijnlijke herstructureringen te vermijden. Die maatregel is nu verlengd.

 

Zal het stelsel tijdelijke werkloosheid corona verlengd worden? Tot wanneer?

 

Gezien de kost voor de overheid, bent u bereid om daar voorwaarden tot jobbehoud aan te verbinden?

 

Uw collega op Vlaams niveau dringt er bij u op aan het huidig vereenvoudigd stelsel van tijdelijke werkloosheid corona bij te sturen. Wie intensief tijdelijk werkloos is, (drie maanden op rij tien dagen per maand tijdelijk werkloos) zou zich volgens minister Crevits verplicht moeten inschrijven bij de VDAB. Wat is uw standpunt hieromtrent?

 

Welke maatregelen voorziet u voor de periode wanneer de coronasteunmaatregelen aflopen.

 

01.06  Tania De Jonge (Open Vld): Er bestaat een grote bezorgdheid dat werknemers vanuit de tijdelijke werkloosheid in de volledige werkloosheid zullen belanden. Daarom wil men inzetten op ondersteunende trajecten naar activering en professionele heroriëntatie. De Vlaamse regering heeft met het VESOC-akkoord Alle hens aan dek ook een aantal concrete vragen aan de minister gesteld.

 

Ik zal mijn vragen niet meer herhalen, want ze sluiten aan bij de vragen van de heer Anseeuw en mevrouw Lanjri, mijnheer de minister.

 

01.07  Nathalie Muylle (CD&V): De collega's hebben de problematiek al goed ingeleid.

 

De Vlaamse regering is bezig met een activeringsbeleid voor de tijdelijke werklozen, vooral voor intensief tijdelijk werklozen. Die tijdelijk werklozen moeten zich inschrijven bij de arbeidsbemiddelingsdienst met het oog op heroriëntering en opleiding, waarover wij ook hier in onze commissie van gedachten wisselen.

 

Mijnheer de minister, u hebt al overlegd met de Gewesten. Maar wat was het resultaat van die overlegmomenten? Hebt u al afspraken gemaakt?

 

De maatregel is nu verlengd, maar wat gebeurt er nadien? In september 2020 hebben we met de regering beslist om het soepele systeem van de tijdelijke werkloosheid wegens corona voor specifieke sectoren te handhaven, wat wellicht ook na juni nog nodig zal zijn. Hoe zit het met de overgangsbepalingen voor de economische werkloosheid? In het overgangsregime zaten maatregelen zoals de betaling van een supplement van 5,63 euro en werd rekening gehouden met de nood aan opleiding en vorming.

 

Mijnheer de minister, wordt in juni opnieuw in een overgangssysteem voorzien? Of worden de oude systemen met bijbehorende voorwaarden van toepassing? Ik denk aan de terugkomweken, die in de wet zijn opgenomen. Wat is uw standpunt ter zake?

 

01.08 Minister Pierre-Yves Dermagne: Gelet op de beslissing van de kern van 12 februari wordt deze steunmaatregel verlengd tot en met 30 juni 2021, gezien de economische toestand en de gezondheidssituatie vandaag. Ik zeg al sinds het begin van de crisis dat we zullen doen wat nodig is, zo lang het nodig is, om de werknemers en de bedrijven te steunen.

 

Il en a été décidé de même des mesures concernant l'organisation du travail dans des secteurs tels que les soins de santé, l'éducation ou encore l'agriculture.

 

Het vereenvoudigd stelsel van tijdelijke werkloosheid heeft zijn nut bewezen door toe te laten dat de bedrijven met een minimum aan formaliteiten een beroep kunnen doen op het principe van de tijdelijke werkloosheid. Ook de procedure voor het aanvragen en betalen van de uitkeringen aan het ongezien hoog aantal tijdelijk werklozen werd hierbij zo eenvoudig mogelijk gehouden. Dit laat toe om voor het overgrote deel van de werklozen op zeer korte termijn de betaling van de uitkering te verzekeren. Aangezien de coronacrisis nog niet ten einde is, is het opportuun om dit stelsel te behouden.

 

Il s'agit d'une mesure essentielle pour soutenir les entreprises, maintenir le pouvoir d'achat des travailleurs et la consommation intérieure.

 

Le chômage temporaire coronavirus permet également d'éviter un grand nombre de licenciements. Évidemment, le chômage temporaire coronavirus n'a pas vocation à durer éternellement. C'est pourquoi j'ai demandé aux partenaires sociaux de déjà réfléchir à des mesures d'accompagnement. Le Conseil national du Travail est activement en train d'en discuter. Les discussions ont lieu sur l'intégration et la cohérence de l'impact du coronavirus dans la loi prévoyant les mesures pour aider les entreprises face au Brexit. J'espère évidemment que les partenaires sociaux pourront formuler des propositions rapidement.

 

Pour répondre à la question plus particulière de M. Bombled, j'ai ici à disposition de tous les parlementaires les données en nombre de chômeurs concernant l'évolution du chômage temporaire depuis le début de la crise ventilé par âge des chômeurs et par mois de l'année 2020.

 

S'agissant de la prolongation du non-paiement du précompte professionnel pour les entreprises qui réduisent le recours au chômage temporaire, le SPF Emploi, Travail et Concertation sociale n'est pas compétent pour répondre à cette question. Cette question relève du SPF Finances.

 

Wat de inschrijving als werkzoekende betreft, moet de tijdelijk werkloze wegens overmacht zich in principe na drie maanden inschrijven als werkzoekende. Ik wijs er evenwel op dat door het stelsel van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht corona een atypische situatie is ontstaan, waarin bijvoorbeeld tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen ook onder de vorm van overmacht wordt aangegeven. Dit betekent dat de meeste van de werknemers niet ononderbroken tijdelijk werkloos zijn, maar slechts op een al dan niet beperkt aantal dagen per maand, dat niet noodzakelijk vooraf te bepalen is.

 

Er zijn ook veel werknemers tijdelijk werkloos wegens redenen die met de werknemer zelf te maken hebben, bijvoorbeeld omdat ze zelf in quarantaine moeten gaan of om gebruik te maken van hun recht op afwezigheid voor de opvang van een kind omdat de school of de kinderopvang gesloten is. Bovendien zou een verplichte inschrijving als werkzoekende voor het nog steeds zeer grote aantal tijdelijk werklozen een bijkomende administratieve complexiteit tot gevolg hebben omdat de uitbetalingsinstellingen en naderhand de RVA dit moeten controleren vooraleer te kunnen uitbetalen. Dat zou zonder twijfel als gevolg hebben dat de uitbetalingsinstellingen, die het al zeer moeilijk hebben om tijdig alle aanvragen te behandelen, een vertraging bij de betaling van de uitkeringen oplopen. Bovendien zal dit leiden tot het onterecht weigeren van uitkeringen aan sommige werknemers die omtrent de precieze draagwijdte van deze verplichting mogelijk onwetend of onvoldoende geïnformeerd waren.

 

J'ajoute que l'inscription obligatoire d'un grand nombre de chômeurs temporaires risque de poser des problèmes aux organismes régionaux de l'emploi.

 

Dat belet in het geheel niet dat ik minister Crevits volledig bijtreed dat aan de tijdelijk werklozen de nodige begeleiding en bijvoorbeeld een opleidingsaanbod moet worden geboden.

 

Ik heb dan ook aan de RVA gevraagd om samen met de gewestelijke instanties naar oplossingen te zoeken.

 

Momenteel ontvangen de gewestelijke instellingen via de RVA al geruime tijd – maandelijks vanaf de derde week na het verstrijken van de maand – de gegevens van de tijdelijk werklozen, met inbegrip van het aantal dagen per maand waarop zij tijdelijk werkloos zijn. Op basis daarvan kunnen zij de werknemers contacteren voor wie zij dat opportuun achten. Recent werden afspraken gemaakt opdat die gegevensuitwisseling significant sneller zou kunnen verlopen, zodat de gewestelijke instellingen daarvan bijna onmiddellijk na afloop van de maand op de hoogte zijn.

 

Je réfléchis bien évidemment aux solutions à dégager pour que les chômeurs temporaires les plus exposés au risque de perte d'emploi soient réorientés le plus rapidement possible. Bien entendu, ma réflexion se poursuit de concert avec les entités fédérées, lesquelles doivent être associées à ce processus. De la sorte, nous pourrons prendre contact le plus rapidement possible avec ces personnes, qui sont les plus exposées à ce risque. Bref, notre travail se poursuit.

 

01.09  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, u hebt een ontstellend antwoord gegeven op mijn vragen. Iedereen die de coronacrisis en de arbeidsmarkt van enigszins dichtbij volgt, ziet de bui al hangen: heel wat tijdelijk werklozen lopen het risico – ik ben niet de enige die dat zegt – om dit jaar hun job te verliezen en definitief in de werkloosheid terecht te komen. Het is dan ook meer dan ooit van belang dat ook de gewestelijke instanties, zoals de VDAB in Vlaanderen, alle kansen en ruimte krijgen om net de kwetsbaarste mensen, namelijk zij die al vrij lang tijdelijk werkloos zijn, te bereiken. Doordat u niet wilt ingaan op de vraag van de Vlaamse regering, maakt u het Vlaanderen eigenlijk onmogelijk om te doen wat nodig is om zo veel mogelijk mensen van nabij aanklampend te begeleiden, een opleiding aan te bieden of tijdelijk naar een andere job te leiden. Vlaanderen wil alle zeilen bijzetten om zo veel mogelijk mensen aan het werk te houden en opnieuw aan het werk te zetten na afloop van de coronacrisis, maar u maakt dat vanuit het federale niveau onmogelijk.

 

Nochtans zijn er heel duidelijke afspraken gemaakt, ook met de sociale partners. U gaat altijd prat op het sociaal overleg, maar u veegt er in dit dossier uw voeten aan. Dat vind ik onbegrijpelijk. De sociale partners zijn hiervoor ook vragende partij, minstens aan Vlaamse kant. U hebt in het regeerakkoord ook met zoveel woorden geschreven dat u werk wil maken van een asymmetrisch arbeidsmarktbeleid. Als men aan de Waalse kant niet zo geïnteresseerd is in de inschrijvingsplicht, die voor de regionale partners die werken rond arbeidsbemiddeling een handvat is om mensen die moeilijk te bereiken zijn, alsnog te bereiken, dan is dat geen enkel probleem, maar geef Vlaanderen toch minstens de kans om te doen wat nodig is, wat het heeft afgesproken met de sociale partners om mensen aan het werk te houden en ze een goede job te kunnen verzekeren.

 

Het enige argument dat u aanhaalt om dat niet te doen, is dat het voor de uitbetalingsinstellingen die de tijdelijke werkloosheidsuitkeringen moeten uitbetalen – over de aanhoudende problemen daarmee staan er straks trouwens ook vragen op de agenda – nog moeilijker zou worden om hun werk tijdig en zonder fouten te doen. Deze computer-says-no-mentaliteit zal ervoor zorgen dat mensen in de werkloosheid verzeild raken. Dat is echt wraakroepend, vooral omdat de Vlaamse regering formeel vraagt om de ruimte en de vrijheid te krijgen om met mensen die langdurig tijdelijk werkloos zijn en die dus echt het risico lopen om in de werkloosheid verzeild te geraken, aan de slag te gaan. U weigert dat echter.

 

Ik bedank dan ook voor het beleid dat u blijkbaar voorstaat. Ik vind het onbegrijpelijk. Het is een ongelofelijk gemiste kans en wij zullen ons met hand en tand en met eigen initiatieven verzetten tegen uw lethargie op dat vlak.

 

La présidente: Monsieur Anseeuw, petite communication de service: le son est assez mauvais pour les interprètes, parce que vous n'avez pas de micro. Ils ne savent pas toujours tout interpréter puisque, sans casque avec micro intégré, il n'y a plus d'interprétation. Je l'ai déjà dit, c'est toujours un plaisir de faire un exercice de traduction personnel lors de vos interventions. Mais je vous rappelle que les interprètes ne doivent plus traduire quand nous n'avons pas de casque avec micro.

 

01.10  Björn Anseeuw (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijn verontschuldigingen. Ik gebruik net dezelfde installatie als tijdens de vorige vergaderingen en toen was er geen probleem. Vandaag gaat het blijkbaar minder goed, maar ik heb niets anders gedaan dan de vorige keren en toen werkte het wel.

 

La présidente: Nous savons bien que c'est toujours un peu compliqué. Je répète que, pour les interprètes, c'est un peu compliqué.

 

01.11  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik ben het met u eens dat die soepele tijdelijke werkloosheid een heuse schokdemper is en essentieel is voor het behoud van de tewerkstelling en de koopkracht. Zolang deze crisis niet voorbij is, hebben wij die maatregel nodig om de crisis te kunnen overbruggen.

 

In tegenstelling tot de vorige spreker heb ik toch begrepen dat de RVA contact zou nemen met de gewestelijke instanties om te bekijken wat er daar kan worden ingezet voor de zwaarst getroffen tijdelijke werklozen. Ik begrijp uiteraard dat de realiteit complexer is dan wat wij soms vanuit onze ivoren toren kunnen opmaken. Het is moeilijk om zaken te plannen als men niet elke dag tijdelijk werkloos is, maar toch niet op voorhand weet wanneer dat verandert.

 

Ik wil nog eens terugkomen op mijn essentiële vraag, namelijk die over de cultuursector. Ik heb daarop geen antwoord gekregen. Dit is toch belangrijk voor die sector. Als de cultuurwerkers zekerheid zouden hebben over wat er kan gebeuren met de geannuleerde opdrachten en zij daarvoor tijdelijke werkloosheid kunnen krijgen tussen 1 mei en eind juni of niet, dan kan dit een belangrijke motivator zijn om die opdrachten nu al vast te leggen en die sector opnieuw op te starten.

 

01.12  Christophe Bombled (MR): Monsieur le ministre, le mécanisme de chômage temporaire corona a largement trouvé son utilité ces derniers mois. Il est crucial pour le maintien de l'emploi et sa prolongation est donc nécessaire. La flexibilité que permet ce régime est en outre aussi nécessaire tant que l'impact sanitaire du coronavirus n'est pas sous contrôle et, idéalement, tant que ses conséquences économiques se font sentir.

 

Enfin, vous avez déclaré disposer du nombre de personnes en chômage temporaire corona depuis le début de la crise - vous parlez de chiffres précis. Pouvons-nous y avoir accès?

 

01.13  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, wij mogen natuurlijk blij zijn dat er een verlenging van de tijdelijke werkloosheid is. Ik wil u echter nogmaals nadrukkelijk vragen de uitbetalinginstellingen bij te staan. De mensen daar werken bijna zeven dagen op zeven en maken overuren tegen de sterren op om zo veel mogelijk uitbetalingen te kunnen doen. Zij zien door de bomen het bos niet meer en zij hebben dus echt hulp nodig, meen ik. Het is niet dat zij niet van goede wil zouden zijn of niet hard werken; ik ben ervan overtuigd dat zij dat wel allemaal doen.

 

Een bijkomend punt is dat wij onlangs via de pers vernamen dat vrouwen een groter risico lopen hun baan te verliezen als gevolg van de economische crisis. Wij verzoeken u ook dit aspect absoluut niet te verwaarlozen. Als er één ding is dat corona ons geleerd heeft, is het dat wij alle baat hebben bij een heel sterk socialezekerheidsstelsel en dat wij nu wel heel veel geld aan het uitgeven zijn voor al die uitkeringen. Terecht trouwens, de mensen moeten geholpen worden.

 

Maar die put moet ooit gevuld worden. Wat dat betreft, beslissen wij natuurlijk van mening. U hebt een hervorming van de sociale zekerheid voorgesteld. Ik ben ervan overtuigd dat die er ook zal komen. Maar er moet echt wel een eerlijke fiscaliteit komen waarbij ook de grootste vermogens geactiveerd worden om het socialezekerheidsstelsel in leven te houden.

 

01.14  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, u wijst op een aantal praktische bezwaren. Op zich heb ik begrip voor praktische bezwaren. U zegt bijvoorbeeld dat niet iedereen onafgebroken drie maanden zonder werk zit, soms is dat voor een paar dagen. Maar over die doelgroep gaat het niet, mijnheer de minister. Vlaams minister Crevits heeft duidelijk gezegd dat het gaat over intensief tijdelijk werklozen, dus minstens drie maanden aan een stuk, en telkens minstens tien dagen. Het gaat niet over de andere doelgroepen.

 

U zegt ook dat men soms in quarantaine moet of moet thuisblijven voor een kind dat in quarantaine moet. Dat begrijpen wij ook. Daarvoor is er ook in uitzonderingen voorzien. Trouwens niet alleen voor mensen die door overmacht tijdelijk werkloos zijn wegens corona, maar ook voor anderen. In die gevallen zal de VDAB of Actiris uiteraard niet vragen aan die mensen om toch te komen.

 

U zegt ook onterecht dat de mensen misschien niet genoeg geïnformeerd zijn en daardoor misschien onterecht zullen worden geweigerd. Dat is uiteraard niet de bedoeling. Belangrijk is dat wij nu geen tijd verliezen.

 

Die doelgroepen moeten goed afgebakend worden, samen met de regio's. Er moet ook geduid worden over wie het gaat en over wie niet. Op die manier moeten effectief kansen gegeven worden. Men kan die mensen pas echt helpen door hen inderdaad toe te leiden naar de VDAB, Actiris of Forem en niet door hen in de tijdelijke werkloosheid te houden, zeker niet als deze eigenlijk uitmondt in definitieve werkloosheid en daaraan gekoppeld armoede.

 

Er moet dus voor gezorgd worden dat wie intensief tijdelijk werkloos is, minstens drie maanden en minstens tien dagen per maand, naar een inschrijving bij de VDAB, Actiris en Forem geleid wordt. Er moet voor gezorgd worden dat zij daar een stage of opleiding kunnen volgen. Dat kan voor hun huidige job nuttig zijn, maar als ze zich toch moeten heroriënteren naar een andere job, kan het ook daar nuttig zijn. Dat is dus zeker geen verloren energie.

 

U zegt dat u wilt overleggen met de RVA en de regionale bemiddelingsdiensten en dat u ook de sociale partners daarbij wilt betrekken. Wij zijn daar absoluut niet tegen, maar laat het snel gaan, zorg ervoor dat er geen tijd verloren gaat en dat op deze manier mensen worden geholpen. De coronaproblemen zullen morgen nog niet voorbij zijn. Sommige mensen zitten ondertussen reeds maandenlang in tijdelijke werkloosheid door corona.

 

01.15  Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de minister, ik heb begrepen uit uw antwoord dat er contact is met de RVA om een analyse te maken van de cijfers en om op basis daarvan na te gaan of er oplossingen moeten geboden worden om mensen toch opnieuw te activeren. Ik vind het goed dat er sterk wordt ingezet op die contacten, die samenwerking met de deelstaten, om ervoor te zorgen dat er een snellere heroriëntatie kan gebeuren.

 

Ik wil toch wel benadrukken dat wij van oordeel zijn dat die opvolging absoluut noodzakelijk is, zeker bij mensen van wie men verwacht dat ze in de reguliere werkloosheid gaan terechtkomen. Er moet zeer sterk benadrukt worden dat er trajecten opgestart moeten worden. Dat kan door het uitwerken van een gezamenlijke strategie om die doelgroep zo snel mogelijk te activeren. Wij moeten daar heel kort op de bal spelen, om te vermijden dat wij nadien met heel wat reguliere werklozen zitten. Het is uiteindelijk door heroriëntatie, opleiding en opvolging dat wij mensen terug kunnen activeren.

 

01.16  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de minister, wat het activeringsluik voor intensief werklozen betreft, sluit ik mij volledig aan bij collega Lanjri. Verder vind ik het belangrijk dat u ook let op wat er na juni moet gebeuren. Wij moeten immers terug naar een normale situatie of naar een nieuw normaal, maar in een aantal sectoren zal de impact groot blijven. Hopelijk kunnen we voor heel wat sectoren opnieuw tot een normale situatie komen. Wat zal dat echter betekenen voor het systeem van de tijdelijke werkloosheid? Zal er met een overgangsperiode worden gewerkt? Ik wil u vragen om dit aan de agenda te houden, zodat daar goed over gecommuniceerd kan worden. Net als de vorige ronde zal dit immers heel wat overleg vergen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 AIP et norme salariale: débat d'actualité et questions jointes de

- Nadia Moscufo à Alexander De Croo (premier ministre) sur "L'AIP, la norme salariale et l'enveloppe bien-être" (55013802C)

- Raoul Hedebouw à Alexander De Croo (premier ministre) sur "L'AIP, la norme salariale et l'enveloppe bien-être" (55013803C)

- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'AIP, la norme salariale indicative et la distribution de l'enveloppe bien-être" (55014273C)

- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'AIP, la norme salariale indicative et la distribution de l'enveloppe bien-être" (55014274C)

- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le salaire minimum" (55014309C)

- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La prolongation des négociations relatives à la norme salariale et à l'accord interprofessionnel" (55014583C)

- Nathalie Muylle à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La norme salariale" (55014592C)

- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L’AIP, la norme salariale indicative et la distribution de l’enveloppe bien-être" (55014632C)

- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L’AIP, la norme salariale indicative et la distribution de l’enveloppe bien-être" (55014633C)

- Raoul Hedebouw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L’AIP, la norme salariale indicative et la distribution de l’enveloppe bien-être" (55014634C)

- Cécile Cornet à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les négociations de l'AIP" (55014649C)

- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'AIP et la concertation salariale" (55015022C)

- Mélissa Hanus à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L’action en front commun sur l’accord interprofessionnel" (55015042C)

- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le transfert aux travailleurs de l'argent versé aux actionnaires via des augmentations salariales" (55015058C)

02 IPA en loonnorm: actualiteitsdebat en toegevoegde vragen van

- Nadia Moscufo aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het ipa, de loonnorm en de welvaartsenveloppe" (55013802C)

- Raoul Hedebouw aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het ipa, de loonnorm en de welvaartsenveloppe" (55013803C)

- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het ipa, de indicatieve loonnorm en de verdeling van de welvaartsenveloppe" (55014273C)

- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het ipa, de indicatieve loonnorm en de verdeling van de welvaartsenveloppe" (55014274C)

- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het minimumloon" (55014309C)

- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verlenging van de onderhandelingen over loonnorm en het interprofessioneel akkoord" (55014583C)

- Nathalie Muylle aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De loonnorm" (55014592C)

- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het ipa, de indicatieve loonnorm en de verdeling van de welvaartsenveloppe" (55014632C)

- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het ipa, de indicatieve loonnorm en de verdeling van de welvaartsenveloppe" (55014633C)

- Raoul Hedebouw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het ipa, de indicatieve loonnorm en de verdeling van de welvaartsenveloppe" (55014634C)

- Cécile Cornet aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De ipa-onderhandelingen" (55014649C)

- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Ipa en loonoverleg" (55015022C)

- Mélissa Hanus aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De actie van het gemeenschappelijk vakbondsfront in het licht van de onderhandelingen over het ipa" (55015042C)

- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het doorsluizen van het aan aandeelhouders uitgekeerde geld naar de werknemers via loonsverhogingen" (55015058C)

 

De voorzitster: Mevrouw Moscufo en de heer Hedebouw zijn afwezig.

 

02.01  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, le temps passe mais les négociations sur les accords interprofessionnels et sur l’enveloppe bien-être stagnent.

 

Où en est l’état d’avancement des négociations? Quelles actions avez-vous entreprises ces derniers jours et pour quels résultats?

 

Que diriez-vous aux organisations syndicales qui affirment que les patrons n’ont pas bougé d’un iota? Quel regard posez-vous là-dessus?

 

Les syndicats dénoncent toujours l’attitude des employeurs vis-à-vis de la distribution de l’enveloppe bien-être. Où en sommes-nous? Qu’allez-vous faire pour mettre fin à ce que les syndicats appellent un 'chantage' de la part des employeurs?

 

Le vendredi 12 février, la FGTB a mené une vaste campagne d’information dans les entreprises sur les accords interprofessionnels. Parmi les différentes revendications qu’elle a portées, il y avait la hausse du salaire minimum à 14 euros de l’heure et la mise en place d’une norme salariale indicative. Que leur répondriez-vous? Allez-vous vous instaurer cette norme indicative?

 

Comment voyez-vous la suite des évènements?

 

Mijnheer de minister, het Europees Parlement nam op 10 februari in plenaire zitting een resolutie aan over “het terugdringen van ongelijkheid, met speciale aandacht voor armoede onder werkenden”. De tekst stelt een verhoging van de minimumlonen tot boven de armoedegrens voorop.

 

In België loopt 4,8% van de werknemers van 18 jaar en ouder het risico om onder de armoedegrens te belanden.

 

Op HRSquare lezen we op 11/02 dat de minimumlonen in bijna alle Europese lidstaten en het Verenigd Koninkrijk stijgen. In België is de situatie nog onduidelijk omdat de onderhandelingen voor het IPA nog bezig zijn.

 

Hoe staat het op dat vlak, welke vooruitzichten zijn er voor het optrekken van het minimumloon naar 14 euro?

 

Monsieur le ministre, l’échéance légale du 14 mars pour la conclusion d’un accord arrive à grands pas. Pourtant, bien que les discussions entre partenaires sociaux ne soient pas définitivement rompues, force est de constater la difficulté des différentes parties à trouver un terrain d’entente.

 

Le 14 mars, c’est dans deux semaines. Qu’allez-vous faire pour que les discussions avancent d’ici là?

 

Qu’allez-vous faire si la situation est toujours au point mort à cette date?

 

Le 25 février dernier, en séance plénière, vous disiez "que l’on peut donner un peu d’air à ces négociations" à l’aide des circulaires. Qu’est ce que cela signifie? Allez-vous rendre la norme salariale indicative?

 

Vous aviez également dit en séance plénière du 25 février que le durcissement de la loi de 1996 en 2017 avait accentué les difficultés des partenaires sociaux à conclure un accord. Qu'allez-vous donc faire pour faciliter les négociations à l’avenir?

 

Que pensez-vous de la proposition de la FGTB de créer un fonds de solidarité pour les salaires minimums? Le principe serait que "tous les employeurs contribuent afin de compenser le surcoût pour les entreprises concernées. Une contribution patronale de 0,2 % de la masse salariale (dans un premier temps) permettrait d’augmenter le salaire minimum de 1€ par heure. Cette augmentation ne peut évidemment pas être comprise dans la norme salariale."

 

Mijnheer de minister, het ABVV publiceerde onlangs een persbericht over de uitkering van dividenden.

 

Men kon er het volgende lezen: "Volgens de werkgeversbank zitten de meeste bedrijven in moeilijke financiële papieren en is het dus onmogelijk om de lonen met meer dan 0,4 % te laten stijgen. Ze verwijzen daarvoor naar corona en de crisis die dat virus met zich meebracht.

 

Het klopt inderdaad dat de pandemie veel bedrijven heeft getroffen, maar dat geldt niet voor alle bedrijven. Er zijn er die daarentegen hoge winsten bleven maken.

 

Bij ondernemingen die dividenden uitkeren, stellen we zelfs heel vreemde zaken vast. Sommige kozen er immers voor om hun reserves aan te spreken om hun aandeelhouders toch maar te kunnen belonen. Het gebeurt zelfs dat die ondernemingen meer dividenden uitkeerden dan er winst werd gemaakt:

- bedrijven die in 2018 dividenden uitkeerden, deden dat voor het equivalent van 132% van de geboekte winst;

- dividenden voor het jaar 2019 werden in de tweede helft van 2020 uitgekeerd – middenin de coronacrisis – en dat was nog altijd goed voor 75 % van de geboekte winst."

 

Gezien het moeizame verloop van de ipa-onderhandelingen, bent u van plan om creatief aan de slag te gaan, om uw woorden te gebruiken, door ervoor te zorgen dat de exorbitante bedragen die aan aandeelhouders worden betaald worden doorgesluisd naar de arbeiders via loonsverhogingen?

 

02.02  Björn Anseeuw (N-VA): De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) heeft berekend dat onze lonen dit en volgend jaar maximaal 0,4 procent mogen stijgen boven op de index en de baremaverhogingen. Deze berekening is uitgevoerd overeenkomstig de loonnorm zoals vastgelegd in de wet van 1996 en heeft tot doel het concurrentievermogen van onze bedrijven te vrijwaren en zo de op tewerkstelling op peil te houden .

 

De sociale partners brachten u op 24 februari op de hoogte dat de onderhandelingen terug waren afgesprongen zonder echt van start te zijn gegaan.

 

De vakbonden richten hun pijlen op de regering en hopen van u een signaal te krijgen dat ze kunnen afwijken van de wet van 1996. Daarbij denken ze aan indicatieve loonnorm wat de facto neerkomt op het signaal dat de 0,4% loonnorm niet langer bindend is. Om hun eis kracht bij te zetten voerden ze terug acties in tal van bedrijven.

 

In uw antwoord op 25 februari gaf u aan dat u zelf het initiatief niet wil overnemen voor midden maart 2021 en verwees u ook naar de mogelijkheid van omzendbrieven van de regering om de partijen terug in een onderhandelingsmodus te krijgen.

 

Staat u nog altijd achter het regeerakkoord die aangeeft dat de wet van 1996 integraal zal worden nageleefd?

 

Zal u voor midden maart nog met een omzendbrief aan de sociale partners komen om de onderhandelingen op gang te krijgen? Of is het de bedoeling om omzendbrieven enkel te gebruiken na midden maart 2021?

 

Indien ja, wat zal er in die omzendbrief staan om de sociale partners terug rond tafel te krijgen?

 

Waarop moet volgens u de focus liggen in het interprofessioneel akkoord 2021-2022? Is duurzaam herstel van de economie met focus op zoveel mogelijk mensen aan het werk te houden of te krijgen niet de prioriteit?

 

02.03  Nathalie Muylle (CD&V): De loonnorm is en blijft een heel belangrijke tool om de concurrentiekracht van onze bedrijven ten op zichte van de buurlanden te behouden. De wet van 96 en de aanpassing in 2017 zijn hierin cruciaal. In het regeerakkoord staat dan ook geen enkele verwijzing om die wet te gaan aanpassen, laat staan af te schaffen.

 

De werkgevers zijn bezorgd. De coronacrisis zorgt ervoor dat bedrijven nog altijd grote onzekerheid hebben over de toekomst en veel ondernemers maken zich zorgen hoe ze deze crisis te boven zullen komen. Daarom hebben onze bedrijven ruimte en zuurstof nodig, niet nog meer lasten. Ook voor bedrijven die op het eerste zicht wel goed draaiden tijdens de afgelopen periode, lopen de kosten op om de pandemie het hoofd te bieden.

 

Daarnaast zijn ook de vakbonden bezorgd. Heel wat werknemers leven in onzekere tijden. Maar net daarom is het belangrijk om in deze tijden rust te geven aan onze bedrijven zodat ze er opnieuw bovenop kunnen komen. Het verliezen van de concurrentiepositie tegenover het buitenland zou voor niemand in dit land een goede zaak zijn. En laat ons niet vergeten, dat wordt al te vaak gedaan, dat de maximale marge van 0,4% bovenop de index van 2,8% komt. In het voorbeeld van een brutoloon van 1.700 euro komt dat neer op een verhoging van 54 euro per maand en dus niet 'twee koffies' zoals soms te simplistisch wordt beweerd.

 

Daarom ben ik ook zelf bezorgd. U gaf zelf reeds meermaals aan om het sociaal overleg alle kansen te geven, wat wij ten zeerste ondersteunen. Net daarom ben ik verrast door de vele oproepen in de media én in het Parlement, ook vanuit uw eigen partij, voor de invoer van een indicatieve loonnorm en het aanpassen van de wet van 96. De loononderhandelingen tussen de sociale partners zijn ondertussen weer afgesprongen. Het is nu aan de regering om de loonnorm vast te leggen. Extra druk zetten op de bedrijven is per definitie faillissementen in de hand werken. Uiteraard moet net dàt vermeden worden.

 

Mijnheer de minister, denk vooruit, denk aan de toekomst. Er zijn, binnen de wet van 96 en dus binnen het regeerakkoord mogelijkheden tot creatieve oplossingen. Sta mij toe om u aan te manen deze zo doordacht mogelijk te vinden.

 

Wat betekenen de recente ontwikkelingen, acties en oproepen voor uw standpunt inzake de loononderhandelingen? Welke initiatieven zal u nemen om uit deze impasse te komen? Op welke termijn ziet u een vooruitgang?

 

02.04  Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, l’accord interprofessionnel continue à se dérouler dans une ambiance tendue. Ce jeudi 25, les syndicats manifestaient en front commun leur opposition face à la marge de 0,4 %.

 

Les propositions patronales portant sur des avantages extralégaux n’ont pas reçu l’assentiment syndical (notamment en raison de leur faible contribution à la sécurité sociale), et les négociations sont aujourd’hui dans l’impasse, mais pas rompue pour autant.

 

Lors de nos derniers échanges, vous aviez indiqué vouloir laisser toute sa place à la négociation, et je souhaite autant que vous que la négociation aboutisse. Mais nous approchons du délai endéans lequel les interlocuteurs sociaux sont tenus d’arriver à un accord, sans quoi votre intervention deviendra nécessaire.

 

L’accord du gouvernement prévoit, et vous l’avez rappelé à de nombreuses reprises, la possibilité d’utiliser les circulaires en concertation avec les partenaires sociaux afin de concilier compétitivité et pouvoir d’achat.

 

Dans ce contexte, il n’est pas inutile de rappeler que le salaire n’est qu’un des facteurs de la compétitivité: d’autres éléments pourraient aussi être pris en compte, comme par exemple la qualité de la formation des travailleurs et travailleuses.

 

Quel est l’état des négociations actuellement?

 

Quelles sont les orientations que vous pensez donner via les circulaires? Est-ce qu’une dimension indicative pourra être donnée pour la marge salariale?

 

La créativité que vous avez annoncée porte-t-elle sur la façon de calculer le handicap salarial? Envisagez-vous l’intégration d’éléments nouveaux dans la prise en compte de la compétitivité?

 

02.05  Anja Vanrobaeys Het ipa-overleg verloopt moeizaam, maar op de plenaire zitting van 24 februari antwoordde u dat nog geen enkele partner de onderhandelingstafel officieel heeft verlaten of om bemiddeling door de regering heeft gevraagd. U kondigde eveneens aan gebruik te maken van de mogelijkheid die het regeerakkoord voorziet om in samenspraak met de sociale partners te werken met omzendbrieven teneinde een evenwicht te vinden tussen de concurrentiekracht van onze bedrijven en de koopkracht van de werknemers.

 

Welke is de stand van zaken? Welke stappen heeft u ondernomen of zal u ondernemen om deze stilstand te doorbreken? Binnen welke termijn ziet u hierin vooruitgang?

 

Wat met de verdeling van de welvaartsenveloppe?

 

02.06  Mélissa Hanus (PS): Monsieur le ministre, le 25 février dernier, un front commun syndical était présent à Étalle, dans le sud de la province de Luxembourg. Il était aussi présent à Bertrix, Marche, Libramont et dans d'autres lieux, dans le cadre des négociations de l'accord interprofessionnel. Ce rassemblement avait pour but de rappeler la volonté de la FEB d'imposer un plafond de 0,4 % de hausse salariale pour 2021 et 2022, soit six euros bruts par mois pour le salaire minimum, et un tout petit peu plus pour les travailleurs qualifiés d'essentiels - travailleurs qui se sont donnés sans compter et se donnent encore durant cette crise sanitaire.

 

Les membres des syndicats ont rappelé leur conviction que les travailleurs méritent plus, beaucoup plus, à commencer par une juste répartition des richesses qu'ils ont eux-mêmes produites alors que des entreprises et des secteurs se portent plutôt bien: +18 % de bénéfices nets pour Carrefour; 511 millions pour Colruyt; 152 millions pour Brico; 10,38 millions pour Ferrero Ardennes.

 

Monsieur le ministre, à la suite de cette manifestation et aux revendications qui ont été portées, j'ai plusieurs questions à vous relayer parmi les revendications portées par le banc syndical ce jour-là.

 

Comment comptez-vous offrir de la latitude à la négociation? La norme pourrait-elle être indicative et non impérative, ce qui assurerait une liberté de négociation pour les organisations syndicales? Que pensez-vous de la création d'un fonds de solidarité alimenté par tous les employeurs afin de relever le salaire minimum? Quelles sont les actions mises en place par le gouvernement concernant l'aménagement des fins de carrière? Je vous remercie.

 

La présidente: Personne n'ayant souhaité s'ajouter au débat, vous avez la parole, monsieur le ministre.

 

02.07  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Je vous remercie, mesdames et messieurs les députés, pour vos différentes questions récurrentes sur ce thème important. J'ai déjà eu l'occasion de m'exprimer à plusieurs reprises sur ces négociations, qui sont toujours en cours. Je ne vous rappellerai pas l'importance de la concertation sociale dans l'histoire de notre pays, pour le gouvernement et dans le cadre de l'accord gouvernemental. Les négociations d'un accord interprofessionnel sont bien évidemment un rendez-vous important de cette concertation sociale. Elles sont également un moment délicat et difficile.

 

Pour rappel, l'accord interprofessionnel (AIP) permet de définir toute une série de politiques et de mesures telles que la marge maximale pour l'évolution du coût salarial des deux années à venir, des mesures pour l'emploi, des mesures dans le cadre de la lutte contre l'écart salarial entre les hommes et les femmes, des mesures relatives à la restructuration ou encore des objectifs liés à la formation, dont on connaît l'importance.

 

Die onderhandelingen zijn altijd moeilijk. Een akkoord vinden is nooit gemakkelijk. Dit jaar maken de coronacrisis en de economische situatie die verschilt van sector tot sector, de discussie nog ingewikkelder.

 

Les modifications de la loi de 1996 sur la sauvegarde de la compétitivité intervenues en 2017 ont également rendu les choses quelque peu plus compliquées. Il s'agit de l'un des points difficiles de la négociation en cours. Mais, comme vous le savez, la conclusion d'un accord demande de la part des partenaires sociaux de trouver un équilibre subtil entre les demandes des travailleurs et celles des employeurs. Dans ce contexte, les partenaires sociaux ont évidemment besoin de temps. La surenchère n'est jamais une bonne chose. Elle ne permet pas de faire avancer la négociation ou la discussion.

 

Samen met de premier heb ik op 25 februari een brief aan de sociale partners gericht om de situatie te verduidelijken en perspectief te bieden op verdere onderhandelingen. Wij hebben ons ertoe verbonden om het akkoord van de sociale partners uit te voeren, met name door middel van omzendbrieven.

 

Nous avons aussi prévu que des mesures prises dans le cadre de la crise corona, comme le congé de vaccination ou l'accord intervenu entre les partenaires sociaux sur le télétravail obligatoire, ne viennent pas en déduction de la marge disponible.

 

Nous avons également indiqué aux interlocuteurs sociaux qu'il leur était permis de négocier des augmentations conjoncturelles (one shot) dans les entreprises voire les secteurs qui auraient réalisé des bénéfices durant la crise du coronavirus.

 

Je suis régulièrement en contact avec les représentants des travailleurs et des employeurs et les ai d'ailleurs rencontrés hier midi et soir. Ce matin, j'ai encore eu un contact avec le président du Groupe des 10.

 

Il m'a été communiqué que certaines instances doivent encore se prononcer cette semaine sur la suite des négociations. Vous comprendrez que par respect pour celles-ci, je ne me prononcerai pas aujourd'hui sur ce qu'elles pourraient être amenées à décider ou sur les positions qu'elles prendraient dans les heures et les jours qui viennent.

 

Aucun partenaire n'a encore définitivement quitté la table des négociations, mais je dois à la vérité de vous dire que les points de désaccord sont et restent réels. Il ne m'appartient pas de m'immiscer dans la concertation sociale. À ce stade, mon rôle est celui d'un facilitateur. J'appelle chacune et chacun à faire preuve de responsabilité.

 

Comme vous le savez, la loi prévoit un délai de deux mois après la publication du rapport du secrétariat du Conseil Central de l'Économie pour que les partenaires sociaux concluent un accord. Ce délai est toujours en cours. La concertation sociale est fondamentale dans notre pays.

 

Les discussions et les tensions autour de l'accord interprofessionnel ont aussi des conséquences sur d'autres dossiers, notamment sur la répartition des enveloppes "bien-être" ou d'autres dossiers se trouvant sur la table du Conseil national du Travail, notamment la question des fins de carrière.

 

Madame la présidente, mesdames et messieurs les parlementaires, voilà donc l'état de la question relative à cette négociation interprofessionnelle avec, comme évoqué, des points difficiles et une situation restant compliquée et tendue. Cependant, il reste quelques jours aux partenaires sociaux pour parvenir à un accord.

 

En tant que ministre du Travail et de la Concertation sociale, je ferai tout ce qui est en mon pouvoir pour faciliter la conclusion d'un tel accord dans les jours à venir.

 

02.08  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, sinds januari hoor ik steeds hetzelfde verhaal: respect voor de sociale partners. Toch hebt u enkele rake punten aangehaald, punten waarover zeker niet alle partners tevreden zullen zijn. Laten we eerlijk zijn, in onze buurlanden hebben ze het wel goed begrepen. Daar is er een opening voor loonopslag. Kijk naar Duitsland, Frankrijk en zelfs Nederland. Zij hebben dezelfde coronapandemie gekend als wij. Als we dus echt uit deze crisis willen komen, dan hebben we een reële koopkracht nodig om mensen uit de crisis te helpen.

 

Er zijn sectoren die het zwaar hebben gehad. Daar ben ik het volledig mee eens. We moeten geen oogkleppen op hebben. Maar heel wat bedrijven hebben echt monsterwinsten gemaakt. Onze collega van de PS heeft daarnet enkele opsommingen gedaan. Ik kan hier uren mee doorgaan. ArcelorMittal deed 300 miljoen euro cadeau aan het moederbedrijf einde 2019. We hebben het uitgerekend. Met een loonsverhoging van 5 % zou dit 30 miljoen euro kosten. Dan is er nog genoeg geld om aan de aandeelhouders te geven. Dat is tien keer minder. Ikea België behaalde een nettowinst van 49 miljoen euro in het boekjaar 2020. Als we 5 % opslag zouden kunnen geven, een vijfde van het dividend, dan komen we op 9,5 miljoen euro uit. Zo is er ook nog Umicore en we kunnen blijven doorgaan.

 

U bent een socialistische minister. U zou onze visie kunnen volgen maar blijft kiezen voor sociaal overleg. PVDA-PTB is ook voor sociaal overleg. Maar een sociaal overleg binnen de marge van 0,4 %, is zoveel als het mes op de keel zetten en zelfs impliciet zeggen dat het niet meer moet zijn dat het ook minder mag zijn..

 

02.09  Björn Anseeuw (N-VA): Collega Colebunders heeft gelijk. Ook landen als Duitsland en Nederland hebben af te rekenen met de coronacrisis. Het grote verschil is dat de landen die hij noemt een veel lagere arbeidskost hebben dan België. Dit debat gaat er net over dat we alles moeten doen om onze jobs niet uit de markt te prijzen, ten opzichte van de landen die collega Colebunders noemt. Daar gaat dit debat effectief over.

 

Daarvoor is die loonnorm zo belangrijk, en die is nu berekend op 0,4 %, overeenkomstig de wet van 1996. Dat mevrouw Hanus zegt dat die 0,4 % een vraag is van het VBO, klopt dus niet. De loonnorm is een logisch en onvermijdelijk gevolg van die wet. Die wet, en alle aanpassingen van de voorbije jaren, is er juist op gericht om de competitiviteit van onze bedrijven tegenover onze buurlanden op peil te houden. Die norm zomaar loslaten kan voor N-VA dus helemaal niet.

 

Winst maken is voor de bedrijven een noodzakelijke voorwaarde voor een duurzaam bestaan en om de jobs op peil te houden in ons land. Collega's klagen hier keer op keer over de winsten die bedrijven maken. Maar als die bedrijven geen winst meer zouden maken, zou dat onvermijdelijk jobs kosten.

 

Zal deze regering de wet van 1996 honoreren? Dat vroeg ik in mijn schriftelijke vraag, maar ik heb daar geen antwoord op gekregen. U hebt wel gezegd dat er rondzendbrieven in de maak zijn. Wel, ik zou graag weten wat daar zal in opgenomen worden.

 

U heeft ook gezegd dat u geregeld contact heeft met de vertegenwoordigers van werknemers en van werkgevers. Iets in mij zegt dat de contacten met de vertegenwoordigers van de werknemers iets veelvuldiger zijn. Dat vertaalt zich trouwens ook in de houding die ze hebben aangenomen sinds het begin van de onderhandelingen over het loonakkoord.

 

Over dat sociaal overleg heeft u nog iets interessants gezegd, namelijk dat er over een aantal punten nog geen akkoord is. Het benieuwt mij dan ook over welke punten het dan precies gaat.

 

02.10  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de minister, ik heb hier al een paar keer "wordt vervolgd" als repliek moeten geven. U wil het sociaal overleg alle kansen geven en we hebben nog wel wat tijd en ruimte. Ik weet hoe belangrijk het is om alle partijen te zien en ervoor te zorgen dat in de komende dagen stappen vooruit kunnen worden gezet.

 

Mijnheer de minister, ik geloof in de goede intenties van de regering om het sociaal overleg alle kansen te geven. Vandaag hoorde ik echter leden van uw partij in deze commissie zeggen dat de 0,4 % een eis is van het VBO en dat er indicatieve loonnormen moeten komen. Dat zijn uiteraard zaken die het sociaal overleg niet bevorderen en ik betreur dit dan ook ten zeerste. Ik hoop dat u de rol van facilitator zal blijven vervullen en dat u in de komende dagen een en ander in beweging kan brengen, samen met de partijen. We zullen elkaar hier ongetwijfeld volgende week of wat later opnieuw over spreken.

 

02.11  Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour les réponses que vous avez apportées et les débuts de piste que vous proposez. En effet, nous approchons des deux mois endéans lesquels un accord doit être trouvé. Peut-être serez-vous amené à fixer vous-même la norme salariale si d'aventure, la négociation échouait. J'observe que vous mettez tout en œuvre pour qu'elle puisse aboutir avant cela.

 

Je le rappelle, l'essentiel, c'est d'abord le respect de la concertation entre les interlocuteurs sociaux ainsi que le respect de ce à quoi le gouvernement s'est engagé.

 

J'entends que nous partageons l'analyse d'une situation très contrastée entre les secteurs. Et donc cette norme salariale qui est linéaire et valable dans tous les secteurs, certains la questionnent. De plus, j'entends que vous êtes réceptif à ce questionnement et à ouvrir des possibilités pour les secteurs qui auraient eu une meilleure résistance à la crise et qui auraient eu des résultats intéressants pour aller au-delà de ces 0.4 %. C'est effectivement adapter la marge en fonction des secteurs. Cette piste est vraiment intéressante.

 

Par ailleurs, je vous invite à prendre en compte d'autres facteurs que le salaire dans la compétitivité. Le salaire n'est pas le seul facteur de compétitivité des entreprises. S'il y a la formation, il y a aussi l'efficacité énergétique du bâti, donc la consommation d'énergie, la façon dont les gens sont outillés face au numérique, autant d'éléments qu'il importe d'intégrer dans le calcul.

 

À propos de ce calcul, il y a ce handicap historique qui, selon certains aurait aujourd'hui disparu. Mais en tout cas, le calcul comprend des éléments questionnables. C'est peut-être l'occasion, maintenant qu'on est dans un momentum particulier, de questionner ce calcul. Vous proposez notamment de neutraliser certaines mesures covid, afin que celles qu'on a prises en discrimination positive par rapport à une situation particulière que les travailleurs ont vécue n'ait pas de répercussion, y compris dans le terme de correction dans deux ans, si ces mesures devaient être prolongées en 2021. Je pense à des mesures qui seraient prises en faveur de la diminution de l'écart salarial. On pourrait sortir ces mesures-là du calcul de la marge salariale.

 

Enfin, la marge de sécurité est aussi un élément questionnant. En fait, elle diminue de facto la possibilité d'atteindre une évolution comparable aux pays voisins. En fait, on prend la perspective d'évolution des salaires des pays voisins, on en retranche l'index prévu, on retranche le handicap salarial, on retranche la marge de sécurité. On arrive donc à ce 0,4 %, qui tient donc compte de cette marge de sécurité mais qui vient grever lourdement la possibilité d'évolution des salaires.

 

Évidemment, vous l'avez dit, et sur cela je vous rejoins: j'appelle chacun à prendre ses responsabilités et à faire aboutir la négociation, y compris et notamment sur l'enveloppe bien-être. Nous l'avons dit à de nombreuses reprises: il est important pour Ecolo-Groen de répartir les gains de la productivité.

 

La présidente: Madame Cornet, pourriez-vous conclure?

 

02.12  Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, je vous prie de m'excuser, je n'ai pas le chronomètre sous les yeux. Ce que je voulais dire, c'est que nous pouvons être attentifs à la répartition des gains de la productivité, de la production de la richesse, dans un moment aussi particulier que l'AIP. C'est notamment à cela que cela sert. Je vous remercie, et je vous prie d'excuser la longueur de mon intervention.

 

La présidente: J'étais moi-même en discussion ici et je n'ai pas regardé le chronomètre. Cela crée une certaine jurisprudence pour les suivants.

 

02.13  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Samen met u kijk ik uit naar het resultaat van die onderhandelingen van de sociale partners. In de plenaire vergadering zei ik al dat het moment nu moet worden aangegrepen om de onderhandelingen te faciliteren en mee te ondersteunen. Desnoods moeten we dat op creatieve manieren doen. Collega Cornet en uzelf hebben gezegd dat enkele zaken rond de covidmaatregelen geneutraliseerd moeten worden, zoals de aanvullende pensioenen. Normaal gesproken zijn die geneutraliseerd in de loonkloof. Over al die zaken kunnen we nadenken.

 

De huidige economie ligt heel ver van de gemiddelde loonnorm. Sommige sectoren zijn zeer zwaar getroffen, terwijl andere sectoren floreren. In dat laatste geval zou ik het oneerlijk vinden als de werknemers niet mee kunnen profiteren van de koek die zij daar samen bakken.

 

In de toekomst kan de berekening van de loonnorm bekeken worden. De wet van 1996 werd in verband met de zekerheidsmarge in de vorige periode niet geheel ingevuld. Ook daarbij kunnen we vragen stellen. Die zijn nu niet aan de orde, maar het is wel iets om over na te denken. Hetzelfde gaat op voor het al dan niet in aanmerking nemen van socialezekerheidsbijdragen in die berekening. Over al die vragen kunnen wij ons in de toekomst zeker buigen.

 

02.14  Mélissa Hanus (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. J'entends votre posture de ministre et votre devoir de réserve nécessaire durant cette période de négociation. Je vous remercie pour votre clarté sur le processus des négociations. Je ne manquerai pas de faire suivre vos réponses à toutes les personnes qui m'ont interrogée sur le dossier.

 

À l'issue des négociations entre le banc patronal et le banc syndical, il me revient que le gouvernement aura à trancher sur ces questions essentielles. J'espère, tout comme vous, qu'un accord sera trouvé entre les partenaires sociaux. À ce moment-là, nous attendrons beaucoup de votre part et compterons sur vous pour faire la synthèse de façon équilibrée, forte et socialement juste.

 

La norme pourra-t-elle être considérée comme indicative ou impérative? Telle sera la question. En attendant, j'aurais aimé vous entendre sur la question de la création d'un fonds de solidarité pour relever les salaires minimaux. Mais si votre devoir de réserve ne vous permet pas d'y répondre, je n'hésiterai pas à revenir vers vous par la suite.

 

02.15  Björn Anseeuw (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik ben wat teleurgesteld omdat de minister op twee concrete vragen die ik nog eens heb gesteld, niet wil antwoorden, terwijl ik in mijn eerste uiteenzetting heb verwezen naar de schriftelijk ingediende vraag. Als ik wat water bij de wijn doe, is dat om wat ruimte te creëren, ook voor de minister om te antwoorden op de vragen die wij stellen. Ik dring graag nog eens aan bij de minister om bij de twee vragen die ik heb gesteld in de enige uiteenzetting die ik hier heb gehouden, betreffende de punten waarover de minister zegt dat er nog geen akkoord is, wat verduidelijking te willen geven. Dit betreft ook de omzendbrieven waarover hij het heeft en waarmee hij de onderhandelingen vlot wil trekken. Die worden nu aan de sociale partners voorgespiegeld, maar wat moet er dan in die omzendbrieven komen? Dat zou ik graag weten. Als u a zegt, mijnheer de minister, moet u ook de moed hebben om b te zeggen. Bij dezen hebt u de kans daartoe.

 

La présidente: Monsieur le ministre, souhaitez-vous encore réagir?

 

02.16  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, je pensais avoir répondu clairement, en détaillant le courrier que le premier ministre et moi-même avons envoyé aux partenaires sociaux. Du reste, certains parlementaires ont rebondi à partir de ma réponse.

 

En application de l'accord de gouvernement, il est évident que celui-ci est disposé à rendre exécutoires, par l'entremise de circulaires, des accords qui seraient conclus par les partenaires sociaux. J'ai abordé certains aspects qui, au travers de ces circulaires, devaient être soustraits au calcul de la marge: le congé de vaccination, l'accord sur le télétravail, etc.

 

De plus, j'ai indiqué que, par ce courrier, nous avions permis aux partenaires sociaux de négocier des augmentations conjoncturelles one shot dans des secteurs qui auraient progressé malgré ou grâce - car c'est aussi une réalité - à la crise.

 

Voilà donc les trois volets qui composaient ce courrier cosigné par le premier ministre et par moi-même, qui fut ensuite envoyé aux partenaires sociaux. Par ailleurs, c'est le même message que je leur ai encore adressé hier. Que les choses soient claires!

 

Ik heb evenwichtige contacten met beide kanten, de werkgevers en de werknemers. Dat is altijd zo.

 

En tout cas, j'envisage ma fonction de manière équilibrée, entre les deux bancs, comme je le fais depuis le début. À chaque fois, je les ai reçus de manière équitable.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Telewerk: actualiteitsdebat en toegevoegde vragen van

- Kathleen Verhelst aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De telewerkinspecties" (55013980C)

- Nathalie Muylle aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het beleid inzake telewerk" (55014467C)

- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De telewerkregeling" (55014613C)

- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verplichting om te telewerken en de impact ervan" (55014582C)

- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het gebruik van het mobiliteitsbudget voor de tussenkomst bij telewerk" (55014599C)

- Sophie Rohonyi aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het advies van de GEMS n.a.v. de afkalvende naleving van de telewerkverplichting" (55015085C)

03 Télétravail: débat d'actualité et questions jointes de

- Kathleen Verhelst à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les inspections concernant le télétravail" (55013980C)

- Nathalie Muylle à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La politique en matière de télétravail" (55014467C)

- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le télétravail" (55014613C)

- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'obligation de télétravailler et ses conséquences" (55014582C)

- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le recours au budget mobilité pour financer l'intervention dans les frais liés au télétravail" (55014599C)

- Sophie Rohonyi à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L’avis du GEMS relatif à la diminution du respect du télétravail" (55015085C)

 

03.01  Kathleen Verhelst (Open Vld): Mijnheer de minister, collega's, ik wil starten met een citaat van Damian Barr: "In deze coronacrisis zitten wij niet allemaal in dezelfde boot, maar wij zitten wel allemaal in dezelfde storm. Sommigen zitten in een jacht. Sommigen krijgen de wind in de zeilen, maar sommigen zitten echt in een kano en sommigen verdrinken. Laat ons dan alstublieft menselijk blijven, vriendelijk en helpen waar we kunnen."

 

Het is vreselijk niet te mogen werken of zijn bedrijf te zien wegkwijnen, maar ook heel ontmoedigend veilig werk te bieden als ondernemer, maar niet steeds duidelijk te weten of alles volgens de protocollen en voorschriften goed genoeg wordt gedaan. Men doet zijn best, maar men wordt vaak als misdadiger aangepakt bij een inspectie.

 

De doelstelling van de overheid is thuiswerk te stimuleren. Wat doen wij echter wanneer de ondernemer en de werknemers getuigen dat werken op de werkvloer in een firma uiterst veilig verloopt? Dat wordt hun niet gevraagd. Wat doen wij wanneer blijkt dat er geen enkele overdracht van het coronavirus was in het bedrijf?

 

Wat doen wij wanneer blijkt dat de impact van het thuiswerk stresserend is voor de medewerkers en inefficiënt voor het bedrijf met een cascade van neveneffecten tot gevolg? Zo is er, enerzijds, het mentale welzijn van de medewerkers, maar, anderzijds, de te late facturatie en betalingen, waardoor er te weinig cashflow is om de lonen correct te kunnen betalen.

 

U weet dat de administratieve taken het meest geviseerd zijn. De administratie in een bedrijf moet de flow van de verkochte goederen en diensten echter efficiënt kunnen volgen. Een te grote discrepantie in tijd tussen beide is echt nefast. Een administratie kan soms wel het werk van thuis uit doen, maar vaak kan dat enkel als er dubbel zoveel tijd zou zijn. Die tijd is er niet.

 

Het is praktisch en financieel vaak heel moeilijk voor de bedrijven om alle mensen thuis efficiënt in te richten. De maatregelen zijn duidelijk. Ondernemers moeten thuiswerk opleggen, maar dat gebeurt vaak ook tegen de voorkeur van het personeel in, die overtuigend aangeven dat zij veel beter op het bedrijf werken en er zich veel veiliger voelen dan thuis. Dat creëert soms een onaangename relatie tussen ondernemer en werknemer, wat tot gedemotiveerd personeel leidt en zelfs tot personeelsleden die ontslag nemen, terwijl er geen contact meer is tussen werkgever en werknemer om dat zelfs aan te voelen.

 

Mijnheer de minister, hoe wordt de inspectielijst opgesteld? Is er eerst een klacht of stelt men de lijst lukraak op?

 

Er bereiken mij ook onaangename verhalen over inspecties zonder gebrek aan menselijkheid of begrip.

 

Bereiken er u klachten over willekeur?

 

Veiligheidsinspecties hebben mogelijk een andere manier van werken dan sociale inspecties, die nu misschien zijn ingezet.

 

Hoe kunnen inspectiediensten bedrijven beoordelen over de haalbaarheid van thuiswerk, afhankelijk van de digitalisatiegraad van hun flow? Welke objectieve criteria worden gebruikt?

 

We kunnen ons niet indenken wat een bedrijf allemaal moet doen om zich in sneltempo digitaal te gaan inrichten. Digitalisering verloopt immers vaak over een langere periode.

 

Waar vinden ondernemers ondersteuning en tips? Zijn die voldoende bekend? Is er misschien een campagne nodig om hen te helpen?

 

Zijn de sancties voldoende bekend? Welke boetes of straffen worden er toegepast? Is er ook daar sprake van willekeur? Wanneer krijgt men een waarschuwing, wanneer wordt het een boete en wanneer wordt men voor de rechtbank gedaagd? Ik kijk uit naar uw antwoord want ik heb deze vragen al meer dan een maand klaarliggen.

 

03.02  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de minister, het beleid inzake telewerk blijft een lastig thema. De afgelopen weken hebben we een heel duidelijke oproep gehad van de GEMS, omdat verschillende indicatoren aangeven dat het telewerk niet langer goed geïmplementeerd wordt, hoewel er controles zijn. Men ziet dit nog steeds als een van de krachtigste instrumenten voor het beheersen van de crisis. De controles tonen echter aan dat het aantal inbreuken stijgt. Begin januari werden er bij 20 % van de controles inbreuken vastgesteld en eind januari al bij 30 %. Bij de flitscontroles gaat het om 16 % inbreuken.

 

Aan de andere kant is ook het kader van het mentale welzijn niet onbelangrijk. Dat aspect zal straks in verschillende andere vragen aan bod komen in deze commissie. Men vraagt duidelijk een perspectief om terug naar het werk te kunnen. Vorig jaar hebben we op een bepaald moment vooropgesteld dat men enkele dagen terug naar het werk zou kunnen gaan. Voor bepaalde functies was er opnieuw meer mogelijk.

 

Vrijdag heeft de regering in het kader van het Overlegcomité nog een duidelijke houding ingenomen: op korte termijn blijft het systeem behouden zoals het nu geregeld is. Ik weet dat er tijdelijke cao's afgesloten zijn in het kader van telewerk en voor veel sectoren kan telewerk een blijver zijn in verschillende vormen. Ik hoop trouwens dat dit ook voor het Parlement zal gelden, uiteraard in heel specifieke situaties.

 

Mijnheer de minister, hoe gaat u hiermee verder, wetende wat er ter zake leeft? Welk stappenplan mogen we in de komende periode verwachten?

 

03.03  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb een gelijkaardige vraag. De GEMS stelt dat telewerk een van de krachtigste maatregelen is om het coronavirus te helpen indijken. Wij merken dat deze maatregel niet wordt nageleefd zoals het hoort, ondanks de telewerkverplichting. Mevrouw Muylle heeft daarnet verwezen naar de cijfers. Het gaat over 20 % begin januari en 30 % eind januari. Ook in februari zijn er flitscontroles ingezet om telewerk te controleren. Wat zijn de resultaten, zowel van de flitscontroles als van de andere controles?

 

Tevens wil ik ook aandacht vragen voor het mentaal welzijn. Ik zag gisteren in Het Journaal dat men een virtuele koffiepauze houdt, om zo toch een beetje de verbondenheid tussen de collega's vast te houden. Dat is ook belangrijk. De beslissing van het Overlegcomité van vrijdag was duidelijk. Er moet verder worden ingezet op die telewerkverplichting, omdat men niet tegelijkertijd alle maatregelen kan versoepelen en dit nu net een krachtige maatregel is. Zult u nog initiatieven nemen om verder in te zetten op het mentaal welzijn?

 

Ik heb ook signalen gekregen van bedrijven die de inspectie over de vloer hebben gehad. Zij weten eigenlijk niet goed meer wat ze moeten doen of hoe ze zich moeten aanpassen om in orde te zijn met de regels. Dat is die kant van het verhaal. Ik vroeg mij af of u gelijkaardige signalen krijgt. Op welke manier wordt daarmee omgegaan, zodat het voor bedrijven duidelijk is op welke manier zij aan die telewerkverplichting moeten voldoen?

 

03.04  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, dat telewerk een blijver is, zoals collega Muylle zegt, daar twijfel ik niet aan, maar dan wel onder bepaalde omstandigheden. Het heeft natuurlijk wel zijn grenzen. De GEMS kan misschien wel zeggen dat telewerk een van de krachtigste maatregelen is om de coronapandemie in te dijken, er wordt natuurlijk wel een prijs voor betaald.

 

Dat is ook een beetje de noodkreet van een aantal bedrijfsleiders van grote bedrijven. Zij trekken aan de alarmbel met betrekking tot dat verplicht telewerk. Men merkt immers dat het mentaal welzijn van veel werknemers onder druk komt te staan. Velen geven aan dat ze de verbondenheid, de connectie met het bedrijf en hun collega's missen, dat ze zich minder geëngageerd voelen, dat het moeilijker is om creatief aan de slag te gaan, om innovatie te ontwikkelen, als iedereen op zijn fysieke eiland zit, waar Zoom en Teams onvoldoende soelaas bieden. Het is dus logisch en ook hoog tijd om een aantal dingen in vraag te stellen.

 

Ten eerste, werd effectief onderzocht of de werkvloer voor heel veel besmettingsgevaar zorgt? Zo ja, hoe groot is dat gevaar dan? Wat is de wetenschappelijke evidentie daarvoor?

 

Ten tweede, kunt u werkgevers en werknemers enig perspectief bieden over de termijn van dat verplichte telewerk? Niet alleen staat de bedrijfsvoering onder druk op een aantal punten, maar ook en vooral het mentale welzijn van zeer veel werknemers. Die prijs dreigt zeer hoog op te lopen als we niet snel ingrijpen en een aantal dingen aanpassen. Welke mogelijkheden ziet u op korte termijn om het welzijn van werkgevers en werknemers verder te ondersteunen?

 

In de marge van het debat over telewerk heb ik ook nog een tweede mondelinge vraag ingediend, met betrekking tot het mobiliteitsbudget. Ik zal daar heel kort over zijn. Het mobiliteitsbudget wordt eigenlijk onvoldoende en vrij eenzijdig gebruikt.

 

Is er al een mogelijkheid om het mobiliteitsbudget te gebruiken om werknemers te vergoeden voor hun thuiswerk? Wordt daar al gebruik van gemaakt? Ziet u nog andere mogelijkheden binnen het systeem van het mobiliteitsbudget als tegemoetkoming voor onkosten bij thuiswerk? Mevrouw De Jonge gaf aan dat het organiseren van telewerk niet altijd van een leien dakje loopt. Misschien kan het mobiliteitsbudget daar ook enig soelaas bieden. Meer algemeen, welke mogelijkheden ziet u verder nog?

 

03.05  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, le 19 février dernier, De Standaard relayait un avis alarmant du GEMS faisant état d’une diminution significative du respect du télétravail obligatoire au sein des entreprises.

 

En ce début d’année 2021, sur les quelque 1581 contrôles, l’on rapporte en effet que 20% des employeurs ne sont pas en ordre. Ce pourcentage frôle même la barre des 30% à la fin du mois de janvier, alors que la moyenne se situait à 12% entre octobre et décembre 2020.

 

Pourtant - et le GEMS le rappelle à juste titre - le télétravail est l’un des outils les plus puissants pour gérer la pandémie. De nombreuses études soulignent par ailleurs que les entreprises constituent le premier foyer de contamination du virus dans notre pays. Il est donc primordial d’en garantir le respect via des contrôles efficaces.

En conséquence, monsieur le ministre:

 

Comment expliquez-vous la hausse du non-respect du télétravail fin janvier malgré l’augmentation des contrôles annoncée en décembre? Estimez-vous que ces contrôles sont suffisamment dissuasifs? A cet égard, pouvez-vous nous donner un aperçu du résultat des contrôles effectués en février? Envisagez-vous de retaper sur le clou en rappelant à nouveau aux entreprises que le télétravail reste la norme et en leur communiquant les sanctions y afférentes en cas de manquement?

 

Quels sont les critères objectifs sur base desquels les contrôleurs peuvent évaluer si la présence d’un travailleur est essentielle au fonctionnement de l’entreprise et que son travail ne peut se faire chez lui? Estimez-vous que ces critères méritent des clarifications et devraient être davantage promus auprès des entreprises?

 

Les entreprises disposent-elles de possibilités de faire appel à des conseils et soutiens officiels pour adapter leur mode de travail aux mesures sanitaires mais aussi pour soutenir les télétravailleurs qui souffrent psychologiquement de l’isolement social et du stress dûs au télétravail, ou encore des tensions familiales qu’il peut générer ou exacerber? Quels sont-ils?

 

La présidente: Mme Cornet demande à intervenir.

 

03.06  Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, outre toutes ces questions qui nous permettent d'avoir un débat d'actualité, j'avais envie d'attirer votre attention sur un rapport de la Banque nationale, qui souligne que les femmes sont davantage en télétravail que les hommes. À côté de ce que le télétravail peut impliquer comme gain de qualité de vie, cela pourrait également, selon la Banque nationale, accroître un déséquilibre lorsque des tâches sont partagées. Je pense aux tâches ménagères où en général les femmes s'impliquent plus que les hommes, y compris lorsqu'elles occupent un travail comparable à celui de leur partenaire.

 

Un autre risque lié au télétravail réside dans le fait que, dans les entreprises, les femmes pourraient être perçues comme moins investies dans leur travail. Il s'agit là d'un élément qui me revient souvent du terrain. Les femmes risquent d'être les premières sur la liste des personnes licenciées car elles ont moins contribué au réseautage et ont davantage été en télétravail. Une telle situation a des conséquences sur leur carrière, leur salaire et leur parcours.

 

À l'occasion de la sortie de ce rapport sur l'égalité salariale entre les hommes et les femmes, qui identifie non seulement une différence de salaire horaire - mais aussi une différence de moyenne liée plutôt à des trajectoires et à des types d'emploi - qui dépasse les 20 % en Belgique, je trouve qu'il est primordial d'intégrer une lecture genrée dans les mesures sanitaires, sachant que les femmes ont été plus touchées par les risques de pauvreté mais aussi par le télétravail. Il est donc important d'intégrer une lecture de genre dans l'analyse que l'on fait du télétravail.

 

03.07  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, chers collègues, je vous remercie pour vos différentes questions sur ce sujet important qu'est le télétravail.

 

Wat de vragen over het aantal controles betreft, de sociale inspectiediensten hebben in februari 2021 eigen controles, gemeenschappelijke controles en flitscontroles uitgevoerd op de naleving van de coronapreventiemaatregelen.

 

Bij de individuele controles hebben zij in totaal 6.901 werkgevers, 35.508 werknemers en 120 zelfstandigen gecontroleerd. Daarbij werden 1.937 waarschuwingen gegeven, kregen 72 werkgevers een termijn tot regularisatie opgelegd, werden in 18 ondernemingen de activiteiten stopgezet en werden 66 pro justitia's uitgeschreven.

 

In het kader van de gemeenschappelijke controles werden 1.043 werkgevers, 776 zelfstandigen en 4.766 werknemers gecontroleerd. Daarbij werden 825 waarschuwingen gegeven en werden 50 pro justitia's uitgeschreven wegens het niet naleven van de coronapreventiemaatregelen.

 

In het kader van de nationale flitscontroles op telewerk werden 602 controles bij werkgevers uitgevoerd. Bij 148 werkgevers werd een inbreuk op het verplicht telewerk geconstateerd. Er werden 132 waarschuwingen gegeven en 7 pro justitia's opgesteld.

 

Wat de vragen over de toekomstige telewerkcontroles betreft, de flitscontroles zijn ondertussen gestopt, maar de controle-inspanningen worden voortgezet. De sociale inspecteurs hebben immers de opdracht om bij elke controle systematisch na te gaan of het verplicht telewerk wordt gerespecteerd. De controles worden dus maximaal voortgezet.

 

Er is al bijzonder veel gecontroleerd. Sinds 17 december worden aparte cijfers bijgehouden over de controles op telewerk. Er werden bij individuele en gemeenschappelijke controles in totaal al 12.192 werkgevers gecontroleerd. Daarvan zijn 2.344 werkgevers in overtreding. Het gaat om 19,2 %.

 

De sociale inspectiediensten zullen vanaf nu bij de individuele en gemeenschappelijke controles onmiddellijk overgaan tot het opstellen van een pro justitia bij hun controles op de naleving van de preventiemaatregelen, met name ook voor de verplichting tot telewerk. De sociaal inspecteurs gaan na of een bedrijf advies heeft ingewonnen rond telewerk bij de diensten voor preventie en bescherming op het werk, of het sociaal overleg heeft plaatsgevonden en of de inhoud van het advies en het sociaal overleg wordt gerespecteerd.

 

Sinds de invoering, op 2 november 2020, is slechts één klacht neergelegd over het optreden van de inspectie. De klacht werd onderzocht en bleek ongegrond. Iemand vroeg naar de gehanteerde criteria voor de controles op telewerk. Waar mogelijk telewerk organiseren, is een wettelijke verplichting, ook wanneer het werk zo georganiseerd wordt dat de andere maatregelen, social distancing enzovoort, worden nageleefd. Het is geen vrije keuze. De telewerkverplichting maakt integraal deel uit van het geheel van preventiemaatregelen. Het prevaleert boven alle andere maatregelen omdat het elk risico op besmetting op het werk uitschakelt.

 

Inbreuken op de naleving van de coronamaatregelen worden bestraft met een sanctie niveau 2. Dat komt overeen met een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 400 euro, te verhogen met de opdeciemen. Dit komt neer op een vermenigvuldiging met een factor 8. Wanneer de arbeidsauditeur beslist om geen strafrechtelijke vervolging in te stellen, kan er een administratieve geldboete worden opgelegd. Die boete varieert tussen 25 en 250 euro.

 

Op de vragen rond de versoepeling van de telewerkplicht kan ik meegeven dat dit vandaag niet aan de orde is. Er zijn geen exacte cijfers over het aantal besmettingen op het werk, maar het werk staat, na de thuisomgeving, op de tweede plaats als locatie waar mensen denken besmet te zijn geraakt. Dat blijkt zowel uit de gegevens van de contactopsporing als uit de resultaten van onderzoek door universiteiten.

 

Bovendien komen werknemers vaak niet alleen op het werk zelf in contact met anderen, maar ook tijdens de woon-werkverplaatsingen bijvoorbeeld, en zeker als die met het openbaar vervoer gebeuren.

 

La décision d'assouplir les mesures de prévention corona est prise par le Comité de concertation, en fonction notamment et sur la base des avis des experts. Cela s'applique également au télétravail obligatoire. Comme certains d'entre vous l'ont évoqué, le GEMS a réitéré, dans son avis du 2 février dernier, que le télétravail était l'une des mesures les plus puissantes pour contrôler la pandémie. Dans les circonstances actuelles, il est donc approprié de maintenir cette obligation.

 

Cependant, comme vous, je ne suis ni aveugle ni sourd, et je ne peux que constater que de plus en plus de travailleurs se plaignent, après de longues périodes de télétravail, certains travaillant à domicile depuis maintenant un an. Certaines fédérations patronales dont le Voka veulent aussi que l'on mette fin au télétravail obligatoire. En outre, tous les matins, en écoutant les informations relatives à la circulation, on peut entendre que le télétravail obligatoire n'est plus respecté à la lettre.

 

C'est la raison pour laquelle j'envisage de proposer au gouvernement l'équilibre suivant. Les contrôles en matière de télétravail seront maintenus et renforcés en y affectant encore plus d'inspecteurs. Les contrôles seront facilités sur le terrain grâce à la mise en place d'une nouvelle application développée avec l'ONSS via laquelle chaque employeur devra communiquer à l'ONSS le nombre maximal de travailleurs présents sur le site. Il s'agira de donner le nombre de travailleurs qui n'exercent pas une fonction qui se prête au télétravail. Pour prendre en compte le mal-être de certains travailleurs qui sont depuis trop longtemps en télétravail, l'employeur pourra, via cette même application, communiquer le nombre de travailleurs exerçant des fonctions télétravaillables, mais qui viennent sur leur lieu de travail. Je pense, en effet, qu'à côté d'un durcissement des contrôles, du rappel de l'obligation, il faut également permettre à un certain nombre de personnes de venir un jour par semaine au bureau, en tout cas à court terme. Vous avez été plusieurs à le souligner, il en va de leur santé mentale, voire physique ainsi que de la relation avec l'entreprise, l'employeur, les collègues.

 

Cette application devrait permettre à l'inspection de voir directement si des infractions sont commises ou non. Les inspecteurs connaîtront le nombre de travailleurs admis sur le lieu de travail chaque jour et pourront donc, en entrant dans l'entreprise, constater immédiatement si ce nombre maximum est respecté ou non.

 

J'en arrive ainsi à mes réponses aux questions importantes relatives au bien-être des travailleurs et au soutien aux entreprises.

 

Je partage tout à fait vos préoccupations concernant le bien-être mental dans le cadre du télétravail. Les recherches montrent d'ailleurs que les problèmes de bien-être au travail sont susceptibles d'augmenter si le télétravail est pratiqué plus de deux ou trois jours par semaine. Il s'agit notamment des risques psychosociaux, des troubles musculosquelettiques et de l'effacement des frontières entre le travail et la vie privée. Les avantages du télétravail sont particulièrement importants si les travailleurs peuvent combiner le télétravail et le présentiel.

 

Pour répondre à la question de Mme Cornet, je pense qu'il faudra également envisager l'évaluation des dispositifs de télétravail au regard de l'égalité entre les hommes et les femmes.

 

En termes d'information, de sensibilisation et d'inspiration pour les entreprises et les travailleurs, différents acteurs ont déjà fait une série d'efforts importants. Ainsi, le SPF a émis des conseils et des recommandations et a produit des outils pour aider les entreprises à organiser le télétravail. En ce mois de mars, le SPF a d'ailleurs organisé deux webinaires gratuits, lesquels ont suscité beaucoup d'intérêt. Y ont été abordés le cadre législatif et les bonnes pratiques pour améliorer les conditions de travail des télétravailleurs. Les services d'inspection sociale ont également fait de gros efforts pour guider et soutenir les employeurs. Les services de prévention externes, quant à eux, offrent un large éventail d'outils pour prévenir et traiter les risques pour le bien-être lié au télétravail. Les partenaires sociaux ont aussi récemment conclu une convention collective de travail, la CCT 149, sur le télétravail recommandé ou obligatoire en relation avec la crise du coronavirus en plus de la CCT 85 qui concerne le télétravail régulier.

 

En outre, le guide générique réalisé en collaboration avec les partenaires sociaux contient un certain nombre de recommandations liées au télétravail. Enfin, la loi sur le bien-être prévoit le recours à des conseillers de confiance et/ou à des conseillers en prévention pour soutenir les personnes en télétravail.

 

Mijnheer Anseeuw, wat uw vraag over het mobiliteitsbudget betreft, telewerk wordt op zich niet gekwalificeerd als een duurzaam vervoermiddel of daarmee gelijkgesteld. Bijgevolg kunnen kosten voor telewerk niet worden verrekend in het mobiliteitsbudget. Ook de aankoop van uitrusting komt dus niet in aanmerking. Kosten van elektriciteit, gas en water kunnen evenmin op het mobiliteitsbudget verrekend worden. Wanneer de woonplaats van een werknemer binnen een straal van 5 km van de normale plaats van tewerkstelling gelegen is, kan hij of zij bij telewerk bepaalde huisvestingskosten op zijn mobiliteitsbudget verrekenen.

 

Bij de beoordeling van de normale plaats van tewerkstelling moet uiteraard rekening worden gehouden met het telewerk van de werknemer. Indien de plaats van het telewerk of het satellietwerk beschouwd kan worden als de normale plaats van tewerkstelling, dan kan de werknemer huurgelden en interesten van een hypothecaire lening verrekenen op zijn mobiliteitsbudget. Die regeling kan ook worden toegepast voor structureel of tijdelijk thuiswerk na de pandemie.

 

Er zou kunnen worden overwogen om telewerk gelijk te stellen met duurzaam vervoer. Ook zou kunnen worden nagegaan of het mogelijk is de regeling voor de verblijfskosten uit te breiden en gelijk te stellen met de regeling in verband met duurzame vervoermiddelen. Die suggestie kunnen de sociale partners meenemen in een algemene evaluatie van de telewerkreglementering. Ik spoor hen ertoe aan de algemene evaluatie zo snel mogelijk uit te voeren.

 

03.08  Kathleen Verhelst (Open Vld): Mijnheer de minister, ik hoorde jammer genoeg niet hoe het financiële plaatje opgelost kan worden. Hoe kan men voor het administratieve werk, dat zich het beste leent voor thuiswerktaken, de financiële ketting afstemmen op de operationele flow op het bedrijf? Men kan ook onmogelijk werknemers aanwerven om thuis te werken, aangezien men moeilijk plots extra personeel op de facturatie en loonberekening kan inschakelen. Men kan niet aanwerven op afstand om dan iemand op te leiden om thuis te werken.

 

Op dat vlak is er nog steeds een groot hiaat.

 

Ik begrijp ook niet dat de inspectie niet gewoon aan de werknemers kan vragen of zij zich veilig voelen op het bedrijf en of ze het werk thuis even efficiënt en veilig kunnen uitvoeren. Nu stelt de inspectie vast dat de werknemers aanwezig zijn op het bedrijf en dat ze het werk dat zij verrichten, ook thuis kunnen doen. Of dat efficiënt kan of niet, dat maakt voor de inspectie kennelijk niet uit, noch of het veilig of onveilig is. De werknemers moeten naar huis.

 

Bovendien durven de ondernemers veelal geen klacht tegen de inspectie in te dienen. U zegt dat er slechts één klacht is, maar ongegrond. Volgens mij besparen veel ondernemers zich de moeite. De inspectie kan volgens mij enkel controleren na een klacht van een personeelslid of indien de veiligheid in het gedrang is. Ik ga ermee akkoord dat de cowboys eruit moeten, maar ik ben ervan overtuigd dat professionele bedrijven er echt alles aan doen om hun werknemers veilig te laten werken, zodat hun werking en efficiëntie niet ondermijnd worden. Wees daarvan overtuigd. Ik hoop dat mijn insteek helpt.

 

03.09  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord met de gevraagde cijfers. Interessant is dat u de werkgevers wil toelaten een aantal van de werknemers die moeten telewerken, naar het bedrijf veilig te laten terugkeren, mits dat aantal aan de inspectiediensten wordt gemeld. Hierdoor kan men de gezondheidsmaatregelen langer aanhouden en toch een antwoord bieden op het probleem van de aantasting van het mentaal welzijn.

 

Wanneer zou die regeling ingaan? U sprak over het gebruik van een app of een aanmeldingstoepassing. Ik hoop dat dit administratief allemaal haalbaar is. Indien mogelijk kreeg ik nog graag wat meer uitleg over een tijdskader en over het administratief proces.

 

03.10  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. De cijfers blijven ongeveer altijd gelijk. Er zijn daarin niet veel veranderingen merkbaar.

 

Alleszins is uw voorstel om enerzijds, de telewerkverplichting beter te doen naleven en anderzijds, tegemoet te komen aan de uitdaging om het mentale welzijn van de werknemer te vrijwaren en de impact van telewerk op werknemers te beperken, interessant. Wanneer zou u uw maatregel invoeren? Zult u een bestaande app daarvoor inzetten? Of moet die nog worden ontwikkeld? In dat geval zal hij misschien te laat komen.

 

Het is zeker een boeiend denkspoor. Niemand, ook niet de GEMS, ontkent dat telewerk een krachtig instrument is om het virus in te dijken, ook niet in wetenschappelijk onderzoek. Wanneer wij versoepelen, moeten wij dat geleidelijk doen en mogen wij niet alles tegelijkertijd loslaten. Uw voorstel kan misschien beide vereisten verzoenen, namelijk, enerzijds, inzetten op krachtige maatregelen, maar, anderzijds, rekening houden met het mentale welzijn.

 

Wat de evaluatie van het telewerk betreft, natuurlijk is het genderaspect belangrijk. Maar telewerk moet ook getoetst worden aan de welzijnswet, die daarop ook van toepassing is. Ik hoor nog te vaak dat werknemers in hun keuken op een taboeretje met een tablet en niet in de meest optimale omstandigheden telewerken. Indien telewerk een blijver wordt, ongeacht of het om tijdelijk telewerk of verplicht telewerk gaat, moeten wij daaraan bijzondere aandacht besteden.

 

03.11  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, ik zal beginnen met het goede nieuws. Ik ben er bijzonder over verheugd dat u mijn suggesties om met het mobiliteitsbudget creatiever aan de slag te gaan en om de mogelijkheid te bieden dat budget aan te passen aan wat toch deels het nieuwe normaal met het telewerk en het thuiswerk zal zijn, ter harte neemt.

 

De omstandigheden waarin vandaag wordt getelewerkt, zijn niet altijd de meest ideale. Dat is waarschijnlijk in heel wat gevallen nog zacht uitgedrukt.

 

Het verheugt mij dus heel erg dat u mijn suggesties ter harte neemt en ermee zo snel mogelijk aan de slag gaat.

 

Inzake het perspectief van het telewerk op korte termijn moet ik toegeven dat ik enigszins ontgoocheld ben. Ik begrijp immers uit uw antwoord dat het verplichte telewerk te allen prijze behouden moet blijven. De kostprijs loopt echter op, wat werknemers ook aangeven.

 

U geeft, terecht, aan op basis van de verkeersinformatie dat het verplichte telewerk alsmaar minder wordt nageleefd. Dan mag de conclusie niet zijn dat we de controle beter moeten organiseren. Volgens mij is de enige logische conclusie dan dat het voor heel wat werknemers ontzettend moeilijk is geworden en voor een aantal zelfs onmogelijk om die verplichting rigoureus de hele week te blijven naleven, week na week, maand na maand. Telewerk weegt ontzettend zwaar op die werknemers.

 

Als dus effectief meer werknemers hun werk verrichten op de normale werkplek, dan gebeurt dat helemaal niet omdat ze hun voeten willen vegen aan die verplichting. Integendeel, het zijn juist die werknemers, die de voorbije maanden ontzettend veel moeite hebben gedaan om zich aan alle beperkingen te houden. Het begint nu echter te zwaar door te wegen, in die mate zelfs dat het hun draagkracht overstijgt. Zij zoeken dan een oplossing en de meest logische is dat ze minstens gedeeltelijk weer aan de slag gaan op de normale werkplek omwille van het sociaal contact en het behoud van de connectie met het bedrijf en de collega's. Het werk is immers een belangrijk deel van hun levensverhaal.

 

We mogen daar echt niet lichtzinnig mee omgaan. De eenzijdige aanpak van de coronacrisis in de voorbije maanden, namelijk alles doen om de pandemie in te dijken, eist een alsmaar hogere prijs in heel veel levensdomeinen. Die eenzijdigheid vind ik ook terug in een belangrijk deel van uw antwoord. U zegt wel dat u niet doof en blind bent voor die problematiek, maar u kunt geen perspectief bieden op korte termijn. Het enige perspectief is betere, efficiëntere controle van een maatregel die heel veel werknemers willen naleven, terwijl dat hen niet meer lukt.

 

Mijn oproep is om daar niet blind en doof voor te blijven, om menselijkheid aan de dag te leggen. Het gaat immers niet om werknemers die er geen zin meer in hebben, het gaat om werknemers die langere telewerken eigenlijk niet meer haalbaar vinden. Ik pleit dus voor een minder eenzijdige corona-aanpak, zeker ook wat de organisatie van het werk betreft.

 

03.12  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses, même si elles m'amènent à vous exprimer deux grands regrets concernant deux grands volets de cette problématique, en tout cas de la question du télétravail.

 

Premièrement, en ce qui concerne les clusters, vous nous dites ne pas disposer de chiffres nous permettant de déterminer le nombre de contaminations survenues sur le lieu du travail. Or, Sciensano avait bien rendu un rapport permettant de dire que 40 % des contaminations auraient lieu sur le lieu du travail, tout en sachant que les déplacements pour s'y rendre posent question et constituent des moments à risque.

 

On sait très bien que le télétravail obligatoire constitue une mesure phare pour casser les chaînes de transmission, mais pour qu'il soit respecté, il faut vraiment et d'urgence qu'il puisse reposer sur des données claires et chiffrées. Si l'on souhaite vraiment que le télétravail soit respecté, il faut aussi se donner les moyens de pouvoir justifier correctement cette mesure plutôt que de déclarer, par hypothèse, que les risques de transmission seront réduits par le fait de voir moins souvent ses collègues et son employeur. Non! Il faut à un moment donné avoir des données claires et chiffrées.

 

Par ailleurs, je me satisfais d'entendre que les contrôles ont augmenté, mais les nombreux chiffres que vous avez cités ne nous permettent pas d'obtenir une ventilation par secteur. Or, il me semble qu'une telle ventilation sera intéressante pour prendre des mesures de prévention, d'aide ou de sanction qui seraient vraiment adaptées et bien ciblées à chacun de ces secteurs, puisque la réalité d'un secteur n'est pas celle d'un autre. Si je dis cela, c'est parce que, parmi les entreprises qui ne respectent pas le télétravail, il y a celles qui ne veulent pas mais il y a celles qui n'en ont pas la capacité matérielle ou financière. Il est fondamental de pouvoir les aider au mieux.

 

Vous évoquiez aussi une nouvelle application qui me paraît intéressante dans son principe et par laquelle l'employeur pourra communiquer à l'ONSS le nombre d'employés qui restent sur le site ou le nombre d'employés qui s'y rendent malgré tout, même s'ils peuvent télétravailler, afin de ne pas souffrir des effets pervers du télétravail, notamment de l'isolement. Ma collègue, Mme Cornet, a évoqué la problématique des femmes qui doivent combiner le télétravail et les tâches domestiques à la maison. Cette application est certes une bonne initiative mais si j'ai bien compris, elle dépendra du bon vouloir de l'employeur.

 

Je pense que cela pose donc des questions quant à la praticabilité et à l'efficacité de cette application. C'est ma dernière petite question. J'ai renvoyé au texte de ma question tout à l'heure. Pouvez-vous nous dire tout simplement quand cette application serait disponible?

 

03.13  Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Merci, monsieur le ministre. J'entends que vous allez intégrer l'angle de l'égalité hommes-femmes dans l'évaluation des dispositifs de télétravail. C'est une excellente chose. Je vous invite aussi à donner des impulsions partout et à chaque fois que c'est possible, de façon à prendre en compte, avant l'évaluation, la spécificité des situations de chacun, et notamment celle des personnes qui ont moins de possibilités techniques à la maison pour télétravailler, mais aussi la situation spécifique des femmes au sujet de laquelle je me suis exprimée tout à l'heure. Du coup, il peut être très intéressant de récolter des données genrées, notamment via l'application de l'ONSS qui permet à l'employeur de signaler lorsqu'un travailleur est sur le lieu de travail pour d'autres raisons que la nécessité du travail. Attention, il faut qu'il soit intégré, que ce soit le choix du travailleur. C'est une bonne opportunité de récolter des données ventilées par genre, ce qui est un bon début pour évaluer. Je ne peux évidemment que vous inviter à vous mettre en rapport avec votre collègue Sarah Schlitz pour toutes ces évaluations et tous ces aspects spécifiques. Je vous remercie en tout cas pour l'attention que vous portez à cette dimension du genre.

 

03.14  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Je souhaite ajouter quelques éléments par rapport à l'application, madame la présidente. Lors du dernier Comité de concertation de vendredi, la question du télétravail a été posée, par rapport à la nécessité de prolonger l'obligation de télétravail sur la base, notamment, de l'avis des experts. Mais nous avons évoqué aussi les difficultés rencontrées par les travailleurs qui sont depuis longtemps en télétravail, et l'implication que celles-ci pouvaient avoir sur la vie et le fonctionnement de nos entreprises, ou de nos services publics d'ailleurs.

 

Pour cette raison, j'ai été chargé par le Comité de concertation de travailler sur cette question. Je suis venu quelques jours après avec cette proposition, concertée avec les services de l'ONSS, pour la mise en place de cette application qui permettra tant aux entreprises de déclarer les travailleurs présents sur le lieu de travail que de simplifier et d'accélérer les possibilités de contrôle pour les services d'inspection.

 

C'est un équilibre entre le bien-être des travailleurs, la continuité du fonctionnement des entreprises ou services publics, et la possibilité de contrôler un dispositif qui reste central dans la lutte contre le coronavirus.

 

S'agissant des statistiques, j'ai évoqué certains chiffres. Sciensano en a encore publié ce matin. Pour avoir un chiffre précis et récent, à savoir le chiffre d'aujourd'hui, selon les déclarations des personnes infectées et contactées, 23 % des contaminations ont eu lieu dans l'environnement familial et 8 % sur le lieu de travail.

 

Cela reste un élément important. Le lieu de travail est le deuxième endroit de contamination potentielle; d'où l'importance de maintenir ce dispositif en matière de télétravail, mais avec la prise en compte du bien-être des travailleuses et des travailleurs, mais aussi de la continuité du travail dans nos entreprises ou dans nos services publics.

 

Je pense qu'il faut vraiment essayer de trouver un équilibre entre les deux, permettre le retour sur le lieu de travail pour les travailleurs qui en éprouvent le besoin ou l'envie, et aussi pouvoir garantir des contrôles plus rapides, et peut-être plus objectifs, puisqu'ils se feront sur la base d'une déclaration des employeurs.

 

03.15  Kathleen Verhelst (Open Vld): Mijnheer de minister, de app kan een mooi instrument zijn, maar ik ken bedrijven waar op de personeelsdienst een Exceldocument ligt waarop per maand aangeduid is welke personeelsleden aanwezig zijn. Deze crisis heeft al voor genoeg bijkomende administratieve lasten gezorgd en heeft al veel werk gevraagd. Volgens mij doet dat Exceldocument perfect dienst en is het voor iedereen duidelijk. Ik hoop echt dat dit geen app is die elk personeelslid elke dag opnieuw moet ingeven. Het zou voor grote bedrijven een ramp worden als men daarvoor iemand gedurende een halve dag nodig heeft om dat in te vullen.

 

Ik ben wel heel tevreden over de insteek van mevrouw Rohonyi. Ik ben van West-Vlaanderen en weet dat veel mensen daar met de wagen naar het werk gaan en dat er daar niet vaak files zijn. Ik weet echter van heel weinig bedrijven waar de besmettingen op de werkvloer zijn toegenomen.

 

Dat was misschien wel het geval in de eerste golf, toen corona nog niet gekend was, maar in de tweede golf verneem ik van alle bedrijfsondernemers dat de besmettingen in familiekring zijn opgelopen. De werknemers komen op het bedrijf en melden dat en worden weer naar huis gestuurd. Een ondernemer wil zijn personeel immers niet ziek maken. Hij doet daar alles voor.

 

Ik kan mij wel inbeelden dat men besmet is geraakt tijdens de verplaatsing naar het werk, bijvoorbeeld met de bus of de trein. We hebben allemaal de beelden van volle bussen met schoolgaande kinderen gezien. Op het werk is men veel veiliger dan als men in de supermarkt boodschappen doet.

 

Ik wil u oproepen om de Gestapomanieren wat af te zwakken en het positief te houden. Laat ons menselijk blijven en helpen waar we kunnen.

 

03.16  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, toen ik u vroeg wat de evidenties zijn waaruit blijkt dat de werkvloer voor veel besmettingsgevaar zorgt, antwoordde u dat daarvoor geen exacte cijfers bestaan. U geeft nu het cijfer van 8 % dat Sciensano vanochtend bekendmaakte. Dat is het enige zogezegd objectieve argument om een verplichting aan te houden die steeds meer mensen steeds minder goed kunnen naleven. Het is niet van niet willen, maar wel van niet kunnen.

 

Ik wil nogmaals pleiten voor meer menselijkheid. Leven is immers veel meer dan alleen maar niet doodgaan.

 

Leven is veel meer. Ik denk dan ook dat wij daarvoor in de corona-aanpak echt aandacht moeten hebben. De coronapandemie is een jaar geleden uitgebroken en het heeft lang genoeg geduurd, veel te lang naar mijn mening.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Wet-Major: actualiteitsdebat en toegevoegde vragen van

- Hans Verreyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De wet-Major" (55013954C)

- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De wet-Major" (55014074C)

- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De wet-Major" (55014143C)

- Nathalie Muylle aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De aanpassing van de wet-Major" (55014743C)

- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De wet-Major" (55014808C)

- Tania De Jonge aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De wet-Major" (55015076C)

04 Loi Major: débat d'actualité et questions jointes de

- Hans Verreyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La loi Major" (55013954C)

- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La loi Major" (55014074C)

- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La loi Major" (55014143C)

- Nathalie Muylle à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L’adaptation de la loi Major" (55014743C)

- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La loi Major" (55014808C)

- Tania De Jonge à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La loi Major" (55015076C)

 

04.01  Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, het unieke beschermingssysteem van onze havenarbeiders, de wet-Major, kent al een lange geschiedenis, ook een geschiedenis van tegenstanders. Die tegenstanders, zowel in ons land als in Europa, schrijven met de regelmaat van de klok een nieuw hoofdstuk in hun strijd tegen deze wet. Op 11 februari was er weer een nieuw hoofdstuk met de uitspraak van het Europees Hof van Justitie van Luxemburg als antwoord op prejudiciële vragen. Op die dag, 11 februari, stelde ik u reeds een aantal vragen in de plenaire vergadering. Toen was het antwoord nog gemakkelijk. De regering moest het arrest nog in detail bestuderen en bespreken met de sociale partners.

 

Het duurt lang vooraleer mondelinge vragen in de commissie kunnen worden gesteld. Mijn vraag is vandaag een maand oud. Men heeft dus meer tijd gehad om een aantal zaken verder te onderzoeken.

 

Hebben de elementen die in strijd zijn met de Europese richtlijnen betrekking op de aanwervingprocedure? Er werd gezegd dat ze mogelijks in strijd zijn met de Europese richtlijn rond het vrij verkeer van werknemers en het recht op vestiging. Deze uitspraak kan gevolgen hebben voor de manier waarop havenarbeiders worden aangeworven en het kan de poort voor sociale dumping verder openen.

 

Welke stappen zullen worden genomen om de gevolgen van deze uitspraak op te vangen? Hoe kunnen we het unieke beschermingssysteem van de wet-Major in de toekomst van verdere uitholling vrijwaren? Welke extra maatregelen kunnen we nemen om sociale dumping in onze havens tegen te gaan?

 

04.02  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, op donderdag 11 februari velt het Europees Hof van Justitie haar oordeel over bepaalde elementen in de wet Major, die in strijd kunnen zijn met het Europees recht van vestiging en vrij verkeer van werknemers. Mogelijks leidt dit tot een uitholling van het statuut van de havenarbeiders. In beginsel verzet het Europees recht zich niet tegen een systeem voor de erkenning van havenarbeiders om de veiligheid in havengebieden te beschermen. De uitspraak van donderdag 11 februari hoeft dus niet het einde te betekenen. Het Belgische Grondwettelijk Hof moet zich nog uitspreken en het sociaal overleg moet ook nog z'n rol spelen.

 

Welk standpunt neemt de regering in met betrekking tot de wet Major?

 

Welke concrete stappen zal u ondernemen om het statuut van de havenarbeiders te beschermen tegen verdere uitholling?

 

04.03  Björn Anseeuw (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, het Hof van Justitie heeft, zoals eerder opgemerkt, op 11 februari 2021 een uitspraak gedaan over de wet-Major. Zoals verwacht, had het Hof geen problemen met de voorwaarden inzake veiligheid en opleiding, om het beroep van havenarbeider uit te oefenen. Dergelijke spelregels inzake opleiding en kennis van veiligheidsregels, kunnen ook bij diverse andere beroepen of taken worden teruggevonden.

 

Het Hof had evenwel wel fundamentele bezwaren bij de vaststelling dat een paritair comité zich als enige partij zal uitspreken over wat havenarbeid is en vooral ook over wie die arbeid al dan niet mag uitoefenen. Die spelregels beperken het vrij verkeer van diensten maar ook van werknemers.

 

Mijn vragen in dat verband zijn de volgende.

 

Ten eerste, bent u bereid de wet-Major aan te passen op basis van de uitspraak van het Hof van Justitie?

 

Ten tweede, indien ja, tegen wanneer zal u dat doen? Op welke manier wil u dat aanpakken? Zal u zelf een voorstel uitwerken en het voorafgaandelijk aftoetsen bij de Europese Commissie?

 

Ten derde, zal u daarbij inspiratie zoeken bij landen die qua organisatie van havenarbeid wel conform de EU-regels functioneren en tegelijkertijd goede veiligheidscijfers kunnen voorleggen?

 

Ten vierde, indien u dat laatste niet van plan bent, waarom dan niet?

 

04.04  Nathalie Muylle (CD&V): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, collega's, de vorige sprekers hebben de problematiek goed geschetst.

 

Mijnheer de minister, tijdens het vorige debat in de commissie, dat heel recent doorging, namelijk op 11 februari 2021, hebt u aangegeven dat er tijd was om een en ander nader te bekijken.

 

Wij hebben allemaal de uitspraak van het Europees Hof van Justitie gezien.

 

Hoe gaat u daarmee verder?

 

Wat is de impact op de wet en op het akkoord dat uw voorganger, Kris Peeters, toen heeft onderhandeld met de verschillende partijen? Wat moet ter zake worden bijgestuurd?

 

Bent u van plan dat te doen of zal u eerst nog de uitspraken daarover afwachten? Er lopen immers nog twee prejudiciële vragen bij de Raad van State en bij het Grondwettelijk Hof. Wacht u die afspraken verder af in de procedure of zal u ter zake proactief stappen zetten?

 

Ik vermoed dat u ook al sociaal overleg daarover organiseert, wetende dat het akkoord toen in 2016 na een heel intense en lange periode tussen de sociale partners is gemaakt.

 

Kan u een stand van zaken geven?

 

04.05  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, het Europees Hof van Justitie heeft op 11 februari geoordeeld dat de wet Major, niet in strijd is met de Europese rechtsregels, zolang die tot doel heeft de veiligheid in de havengebieden te waarborgen en arbeidsongevallen te voorkomen. Uiteraard kan die veiligheid maar worden gewaarborgd door goed opgeleide en erkende havenarbeiders. Het Hof van Justitie oordeelt echter ook dat de erkenningsprocedure wel in strijd is met de Europese rechtsregels.

 

Hoewel die uitspraak kadert in een prejudiciële procedure, kan in afwachting van het arrest van de Raad van State en het Grondwettelijk Hof, wel al het nodige onderzoek worden gedaan om de positie en de sociale bescherming van onze havenarbeiders te garanderen.

 

In die optiek zou ik willen vragen:

 

Of het overleg hierover met de sociale partners reeds is opgestart?

 

Indien ja, wat is het resultaat en op welke manier zal getracht worden de bescherming van de havenarbeiders?

 

04.06  Tania De Jonge (Open Vld): Op basis van een arrest van het Europees Hof van Justitie blijkt dat er zal moeten gesleuteld worden aan de wet-Major op de erkende havenarbeid.

 

De wet wordt niet onderuit gehaald door het arrest van het Europees Hof van Justitie, maar de rechters maken er wel een probleem van dat paritaire comités, samengesteld uit werknemers- en werkgeversorganisaties over de erkenning van dokwerkers beslissen. Voor het Europees Hof moet het voorbehouden van havenarbeid aan erkende havenarbeiders alleen maar mogelijk zijn als dat expliciet bedoeld is om de veiligheid te waarborgen.

 

Het is nu aan de Raad van State en het Grondwettelijk Hof om op basis van het arrest en de argumentatie van het Hof een definitieve uitspraak te doen over de wet-Major. Evenwel is het nu al duidelijk dat werkgevers en de vakbonden samen met de regering in overleg naar een oplossing zullen moeten zoeken om de wet-Major te conformeren aan de bevindingen van het Europees Hof.

 

Hoe schat de minister de precieze draagwijdte van het arrest van het Europees Hof van Justitie in over de wet-Major?

 

Welke aanpassingen van de wet dringen zich op?

 

Heeft de minister al overleg gehad of gepland met de sociale partners?

 

Welk plan van aanpak wil de minister uitrollen om de wet-Major te conformeren aan de rechtspraak?

 

Zal het arrest van het Europees Hof aanleiding geven tot een bredere evaluatie van de wet-Major?

 

04.07 Minister Pierre-Yves Dermagne: Collega's, ik dank u allen voor de aandacht die u schenkt aan dit dossier. De havenarbeiders en hun werkgevers leiden enorme goederenstromen in goede banen en zijn zeer belangrijk voor onze economie. De veiligheid van de werknemers is daarbij primordiaal. Dat erkent ook het Hof van Justitie. Ik had al de gelegenheid om kort over dit dossier te spreken in de plenaire vergadering.

 

De eerste vaststelling onmiddellijk na het arrest was dat de wet-Major overeind blijft. Het Hof heeft wel enkele vragen bij de praktische modaliteiten van de erkenning van havenarbeiders. Dit gaat niet over de wet, maar over het koninklijk besluit. Ik zei eerder al dat dit geen veroordeling is, maar een procedure na prejudiciële vragen. Na het arrest van het Hof zijn de nationale rechters aan zet. Het Grondwettelijk Hof en de Raad van State zullen de finale, concrete beoordeling doen. Dat betekent ook dat de havenarbeiders die vandaag erkend zijn gewoon verder aan de slag kunnen blijven.

 

Uiteraard bereiden wij ons voor. Het is belangrijk dat we proactief de impact van het arrest op de organisatie van de havenarbeid analyseren. We moeten inschatten hoe de nationale rechtbanken de situatie zullen beoordelen om hierop te anticiperen. Tegelijkertijd zal de Belgische Staat zijn verdediging van het dossier voor de nationale rechtbanken verder voorbereiden. Ondertussen onderhouden we het overleg met de sociale partners. Een eerste overleg heeft intussen al plaatsgevonden. De gezamenlijke analyse van het arrest wordt de komende weken voortgezet. Ik zal hierover geen grote verklaringen doen om het overleg alle kansen te geven. Belangrijk is daarbij zeker dat we de voordelen van flexibel inzetbare en goed opgeleide werknemers niet uit het oog verliezen, net als de daarbij horende sociale bescherming en zekerheid voor die werknemers. Dit zorgt er immers mee voor dat de Belgische havenarbeid als een van de meest productieve bekendstaat. Bovendien wordt hier meer dan in andere landen de sociale vrede gehandhaafd.

 

04.08  Hans Verreyt (VB): Dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister.

 

Onze havenarbeiders werken niet enkel veilig maar ook efficiënt. Dat is zeer belangrijk. Ik besef dat het nu eerst aan het Grondwettelijk Hof en aan de Raad van State is om hierover uitspraken te doen. Ik kijk alvast mee uit naar de grondige analyse die u samen met de sociale partners van dit arrest aan het maken bent. Wanneer mogen we dit inkijken? Die deadline zou ons wel plezieren.

 

Ik citeer u als ik zeg dat de voorbije 50 jaar de wet-Major gezorgd heeft voor veilige en performante havens. Ik hoop dat we ook in de komende 50 jaar op dezelfde manier verder kunnen werken.

 

04.09  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, het is gewoon te absurd om te horen hoe de beslissing er is gekomen. De rechters hebben geoordeeld op basis van liberaal advies, van liberale juristen, getoetst aan liberale regels. Erger kan het niet, want ze hebben niet eens de moeite gedaan om de dokwerkers en de vakbonden hierover te horen.

 

De Belgische wet op de havenarbeid, beter bekend als de wet-Major, is niet in strijd met de Europese rechtsregels, tenminste zolang ze tot doel heeft de veiligheid in de havengebieden te waarborgen en de arbeidsongevallen te voorkomen. Men kan niet zomaar het statuut van havenarbeider krijgen, men moet aan alle vereisten voldoen.

 

Voor het Europees Hof is de erkenningsprocedure in strijd met het Europees recht met betrekking tot vrij verkeer van vestiging en vrij verkeer van diensten.

 

Laat het duidelijk zijn dat dit voor ons geen reden is om nu te gaan sussen. Het venijn zit hem net in de staart. Het statuut van de havenarbeider gaat niet op de schop, maar men wil er wel een lege doos van maken, de legedoos-Major. Erkenning dreigt een uitgehold verhaal te worden. Als ik het goed hoor, zijn we naar een Rotterdams model aan het gaan van versnippering waarbij sociale bescherming via contingentering en het poulesysteem wordt uitgehold. De interimbureaus staan al in polepositie klaar om het over te nemen. Dat is echt niet waar we naartoe willen.

 

04.10  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Niemand zal tegenspreken dat we zeer performante en zeer veilige havens hebben. Het moet de bedoeling zijn om dat ook zo te houden. De inzet van flexibele en vakkundige arbeid is daarbij ontzettend belangrijk.

 

België is inderdaad niet veroordeeld. Het gaat om een antwoord op een prejudiciële vraag, maar u hebt toch met zoveel woorden gezegd dat België haar verdeling aan het voorbereiden is. Wanneer België dit moet doen voor de nationale rechtbank, zal het mij toch benieuwen welke houding u zult aannemen in het kader van uw verdediging. 

 

Dat is de kern van de zaak. Als u daar nog een tipje van de sluier zou willen lichten, zou ik dat heel erg waarderen.

 

04.11  Nathalie Muylle (CD&V): Goed geprobeerd van collega Anseeuw. Ik ben natuurlijk ook benieuwd naar dat tipje van de sluier, maar ik heb begrepen dat u de procedure bij de nationale rechtbank zult afwachten. Dat lijkt me ook logisch. Bij de voorbereiding van het verzoekschrift binnen een gerechtelijke procedure is het niet opportuun om bekend te maken welke houding men binnen die verdediging zal aannemen. We zijn benieuwd welke richting u zult uitgaan, maar mijn aanvoelen is dat u dat ons vandaag niet zult vertellen, hoe nobel de pogingen van de parlementsleden ook mogen zijn.

 

Ik ben er wel zeker van dat we er hier nog op zullen terugkomen. Ik wil alleen nog vragen of er een timing kan gegeven worden en wanneer u verwacht dat de procedure afgelopen zou kunnen zijn en wanneer er een uitspraak te verwachten valt. Zo kunnen we verder gaan met dit dossier, niet alleen binnen de regering maar ook in het Parlement.

 

04.12  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, ik begrijp dat u de procedure voor de nationale rechtbank wil afwachten. U zegt dat de wet-Major overeind blijft. Dat klopt, en gelukkig maar. Maar ik denk dat er in de erkenningsprocedure die Europees in vraag gesteld wordt, ook een aantal waarborgen zit. Niet het minst op het vlak van opleiding, die er net voor zorgt dat havenarbeiders in veilige omstandigheden kunnen werken en ook productief zijn.

 

Samen met u kijk ik dus uit naar de analyse van de sociale partners en welke richting er zal worden uitgegaan. We delen dus dezelfde wens, zoals ook met de sociale partners, dat we onze havenarbeiders niet mogen overlaten aan sociale dumping en dat we hun sociale bescherming en veilige werkomstandigheden kunnen behouden.

 

04.13  Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoorden.

 

Het is inderdaad positief dat er een analyse komt en dat er overleg gepleegd is met de sociale partners. Er moet echt een oplossing komen om de wet-Major te conformeren aan de bevindingen van het Europees Hof. Het is positief dat er stappen gezet zijn.

 

Zoals mevrouw Muylle, vraag ik me ook af of er al een timing op kan worden gekleefd, zodat we snel weten waar we aan toe zijn met deze wet.

 

La présidente: Monsieur le ministre, je crois qu'une question vous a été posée concernant le timing. Souhaitez-vous réagir ou puis-je clôturer le débat?

 

04.14  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, je peux confirmer que les concertations avec les partenaires sociaux vont se poursuivre. Quant à la question relative à l'agenda de la Cour constitutionnelle ou du Conseil d'État, elle dépasse mes maigres compétences.

 

04.15  Björn Anseeuw (N-VA): Ik waardeer heel erg dat mevrouw Muylle mijn pogingen om nog een bijkomende vraag te stellen loffelijk vindt. Ik vind haar poging om de minister te ontslaan van zijn morele verplichting om daarop te proberen antwoorden, minstens even loffelijk, maar men moet wel het onderscheid maken, mevrouw Muylle, mijnheer de minister – u hebt handig niet geantwoord op mijn bijkomende vraag – tussen hoe men de verdediging zal voeren en wat er zal worden verdedigd.

 

Hoe u de verdediging zult voeren, moet ik vandaag inderdaad niet weten, want met de fanfare op kop het bos in trekken, is zelden een productieve manier van werken, maar men kan wel al wereldkundig maken wat er zal worden verdedigd, wat natuurlijk een ander verhaal is en daarover gaat de vraag die ik heb gesteld. Mijnheer de minister, ik tracht u dus niet te verleiden om wereldkundig te maken op welke manier u zich zult verdedigen, nog vooraleer u daarmee begonnen bent, maar ik zou wel willen weten wat er zal worden verdedigd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Écart salarial: débat d'actualité et questions jointes de

- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'écart salarial" (55014648C)

- Nathalie Muylle à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'écart salarial et les projets de la Commission européenne" (55014848C)

- Evita Willaert à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'écart salarial entre les hommes et les femmes" (55014985C)

- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'écart salarial entre les hommes et les femmes" (55014987C)

- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'écart salarial entre hommes et femmes" (55015021C)

- Greet Daems à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'écart salarial" (55015062C)

- Tania De Jonge à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La réduction de l'écart salarial entre femmes et hommes" (55015075C)

- Sophie Rohonyi à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L’écart salarial entre les femmes et les hommes" (55015080C)

05 Loonkloof: actualiteitsdebat en toegevoegde vragen van

- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De loonkloof" (55014648C)

- Nathalie Muylle aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De loonkloof en de plannen van de Europese Commissie" (55014848C)

- Evita Willaert aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De loonkloof tussen mannen en vrouwen" (55014985C)

- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De loonkloof tussen mannen en vrouwen" (55014987C)

- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De loonkloof tussen mannen en vrouwen" (55015021C)

- Greet Daems aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De loonkloof" (55015062C)

- Tania De Jonge aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het terugdringen van de loonkloof tussen vrouwen en mannen" (55015075C)

- Sophie Rohonyi aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De loonkloof tussen vrouwen en mannen" (55015080C)

 

05.01  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de minister, er zijn inzake de loonkloof twee aspecten die ik toch graag wil voorleggen.

 

Een eerste aspect is de versnelling hoger die de Europese Commissie vorige week bekendgemaakt heeft. Zij zegt dat de loonkloof nog te groot is in te veel landen. België behoort wat dat betreft tot de betere leerlingen van de klas, maar er is ook hier een probleem. De reden die de Europese Commissie aanhaalt, is een gebrek aan loontransparantie. De Europese Commissie wil daar iets aan doen.

 

De Europese Commissie zegt dat werknemers recht hebben op informatie en dat ze hun loon moeten kunnen vergelijken met het gemiddelde loon in het bedrijf, ook uitgesplitst naar geslacht, naar groepen. Men moet dit kunnen opvragen. Dat kan bijvoorbeeld via het sociaal overleg, via de vakbonden.

 

Wie gaat solliciteren moet ook informatie krijgen over de loonmarge. Dit zou dan gaan over grote bedrijven, vanaf 250 werknemers. Die moeten deze gegevens elk jaar publiceren en wanneer de loonkloof groter is dan 5 % moeten zij er ook effectief iets aan doen.

 

Dat zijn de plannen van de Europese Commissie. Ik wil nu van u weten hoe u daartegenover staat.

 

Wat betekent dit voor België? Wat betekent dit voor de Belgische wetgeving, ook al zijn wij in de Europese Unie bij de betere leerlingen van de klas?

 

Een tweede aspect vormen de Belgische cijfers. Ik vind het in dit debat altijd ongelooflijk lastig als ik op de sociale media andere cijfers zie passeren. De ene spreekt over 9,2 %, de andere spreekt over 6 %. Dan wordt er weer 20 % aangehaald. Dat heeft dan allemaal te maken met andere doelgroepen, die andere cijfers hebben.

 

Statbel werkt alleen maar voor een fulltime gecorrigeerde loonkloof in bedrijven met meer dan tien werknemers. Ik meen dat het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen een correcter beeld geeft, 9,2 %. Daar kijkt men naar alle sectoren, ook gecorrigeerd.

 

Daarjuist is heel terecht door onze collega aangehaald dat uit de cijfers voor 2021 voor België een frappante precariteit blijkt bij vrouwen die vandaag voor lage lonen werken, vaak in deeltijdse jobs. Daar ziet men voor de laagste lonen een gecorrigeerde loonkloof van 20,3 %, en zelfs van meer dan 40 % als men ook de deeltijdse statuten meerekent. Dit gaat over lonen van 15.000 euro bruto per jaar.

 

Men zegt dat de situatie nog verscherpt. Het rapport voor 2021 wordt gemaakt aan de hand van de cijfers van 2018. Dat betekent dat de cijfers telkens drie tot vier jaar achterstand hebben. Wij hebben het aanvoelen, en het rapport zegt dat ook, dat de kloof in die categorie nog groter geworden is.

 

Ik wil nu graag van u weten wat dit concreet betekent voor uw beleid.

 

05.02  Evita Willaert (Ecolo-Groen): De Europese Commissie kwam op donderdag 4 maart 2021 met een voorstel van richtlijn om de loonkloof tussen mannen en vrouwen verder te dichten. Dit past binnen het kader van de Europese Gender Equality Strategie 2020- 2025.

 

Een belangrijke stap, want de loonkloof in Europa bedraagt nog steeds 16%. België doet het weliswaar beter, maar toch bedraagt de loonkloof in ons land nog 9,2%. Zonder correctie voor arbeidsduur verdienen vrouwen gemiddeld 23,1% minder dan mannen.

 

In het voorstel van de Europese Commissie staat het recht op loontransparantie centraal, zowel op individueel, bedrijfs- als op macroniveau. Dat is belangrijk om nog meer inzicht te krijgen in de loonkloof. Dat is ook onderdeel van het wetsvoorstel dat ik heb ingediend in 2019.

 

Tegelijkertijd kennen we vandaag al veel mechanismen achter de loonkloof. In België zijn al grote stappen gezet voor wat betreft gelijk loon voor gelijk werk. De grootste uitdaging is dus dat er geen gelijke arbeidsparticipatie is. Denk aan het opnemen van zorgtaken thuis, het doorbreken van het glazen plafond, maar ook aan de loonkloof die groter is in deeltijdse functies in precaire sectoren (loonkloofrapport 2021).

 

Gelet op ons wetsvoorstel 0178/001 van 16 juli 2019, het advies van de NAR, het loonkloofrapport van 2021 en de ambitie in het regeerakkoord om de wet van 22 april 2012 ter bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen werkzamer te maken, bent u tevreden met het voorstel van de Europese Commissie zoals dit vandaag voorligt?

 

In welke elementen ziet u kansen voor de verdere aanpak van de Belgische loonkloof tussen mannen en vrouwen?

 

Heeft u al, in overeenstemming met het regeerakkoord, stappen ondernomen om de wet van 22 april 2012 ter bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen werkzamer te maken?

 

Zo ja, dewelke? Indien niet, welk traject heeft u hiervoor voor ogen?

 

Zijn er elementen uit het wetsvoorstel 0178/001 van 16 juli 2019 en het bijhorende advies van de NAR, die u zal meenemen in uw beleidsvoorstellen?

 

Op welke manier wil u tegemoetkomen aan een gelijke arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen, onder andere gelet op de gemaakte analyse in het loonkloofrapport 2021 met betrekking tot de groeiende precarisering van banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt?

 

05.03  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, blijkbaar ben ik de enige man die hier een vraag over de loonkloof stel. Ik vind dit zeker ook een mannenzaak.

 

De loonkloof tussen mannen en vrouwen in België is nog steeds groot. Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen geeft aan dat de loonkloof momenteel 9,2 % bedraagt. Er zijn natuurlijk wel verschillen per functies en per sector.

 

Mijn collega's hebben deze situatie al voldoende geschetst. Ik ga onmiddellijk over tot mijn vragen, mijnheer de minister.

 

Welke conclusies trekt u uit de cijfers over de loonkloof? Welke maatregelen wilt u nemen om de loonkloof weg te werken? Welke inspanningen doen de werkgevers vandaag al om hieraan tegemoet te komen? In welke functies en sectoren, zowel privé als publiek, is de loonkloof het grootst?

 

05.04  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, de Europese Commissie heeft op 4 maart een richtlijn goedgekeurd om de loonkloof tussen mannen en vrouwen verder te dichten. Volgens de Europese commissie is een dwingend wettelijk kader noodzakelijk, aangezien een niet-bindende aanbeveling uit 2014 nauwelijks resultaat opleverde. De loonkloof in de Europese Unie blijft hangen rond de 14%.

 

Ook in België verdienen mannen nog altijd meer dan vrouwen. Hoewel de situatie is verbeterd, bedraagt de loonkloof in ons land nog steeds 9,2%, zonder correctie voor arbeidsduur zelfs 23,1%. Vrouwen zijn vooral oververtegenwoordigd in deeltijds werk, omdat ze meer zorgtaken opnemen dan mannen.

 

De strategie van de Commissie is tweeledig: meer transparantie en maatregelen waarmee werknemers discriminatie kunnen aanvechten. Zo zal de werkgever looninformatie moeten opnemen in zijn vacatures. Daarnaast zullen werknemers die slachtoffer zijn van loondiscriminatie op basis van geslacht compensatie krijgen.

 

Heeft u al stappen ondernomen om de wet van 22 april 2012 ter bestrijding van de loonkloof werkzamer te maken, zoals het regeerakkoord voorschrijft?

 

Zal daarbij al rekening worden gehouden met voornoemde richtlijn?

 

Voorziet u ook maatregelen die inzetten op een verbetering van de horizontale stratificatie, aangezien vooral een gegenderde taakverdeling thuis aan de basis liggen van de loonkloof?

 

De cijfers uit het loonkloofrapport 2021 wijzen op een groeiende precarisering op de arbeidsmarkt. Binnen deze groep loopt de loonkloof op tot 20,3%, en tot 43,0% als er niet gecorrigeerd wordt. Op welke manier denkt u die ongelijkheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt aan te pakken?

 

05.05  Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, op 8 maart is het Internationale Vrouwendag. Dan staat de hele wereld stil bij de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen die vandaag nog altijd bestaat. Want ook in een rijk land als België zien we vandaag nog een loonkloof van meer dan 20% die bovendien niet kleiner wordt, maar groeit dankzij de coronacrisis. En dat is geen natuurfenomeen, maar het resultaat van een socio-economisch beleid dat – niet alleen, maar vooral – vrouwen in de steek heeft gelaten.

 

Ten eerste, de sectoren en beroepen waarin veel vrouwen werken, kennen immers lagere lonen, meer deeltijdwerk, slechtere arbeidsvoorwaarden en meer precaire statuten. Vrouwen verliezen daardoor sneller hun baan in tijden van crisis.

 

Ten tweede, vrouwen krijgen nog altijd het overgrote merendeel van het huishoudelijk werk en de kinderzorg op hun schouders. Dat is minder een mentaliteitsprobleem, dan een socio-economisch probleem. Want waar nestelt zich het onevenwicht in de verdeling van die reproductieve arbeid? Van bij de geboorte van een kind, waarbij de vader veel sneller weer aan de slag moet dan de moeder die dan verantwoordelijk wordt voor het leeuwendeel van de kinderzorg. Door een gebrek aan voldoende betaalbare publieke kinderopvangplaatsen zien veel ouders zich genoodzaakt hun betaalde arbeid te verminderen om de kinderzorg op zich te nemen. Binnen een koppel neemt de moeder vaak die taak op zich omdat haar loon doorgaans lager ligt en het voor het koppel economisch het verstandigste is dat de partner met het laagste loon minder gaat werken.

 

Ten derde, genderdiscriminatie op de arbeidsmarkt is nog altijd een pijnlijke realiteit, waardoor vrouwen vast blijven kleven aan de kleverige vloer waar zich de laagste functies in de sector bevinden, ook al hebben ze wel de kwalificaties om een hogere functie te verdienen.

 

Mevrouw de staatssecretaris, u heeft altijd de mond vol van gendermainstreaming.

 

Maar in het socio-economisch beleid van deze regering merk ik daar vooralsnog zeer weinig van.

 

Wat gaat u doen om de genderloonkloof te dichten?

 

Hoe gaat u ervoor zorgen dat mannen en vrouwen niet alleen gelijk zijn voor de wet, maar dat er ook socio-economische gelijkheid tussen vrouwen en mannen komt?

 

05.06  Tania De Jonge (Open Vld): Gelijke rechten voor mannen en vrouwen staan al sinds 1957 in de Europese verdragen. Toch bedraagt het loonverschil in Europa nog altijd gemiddeld 14,1 procent. Dat verschil speelt door in de pensioenen: de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen beloopt in Europa gemiddeld 30 procent. Een deel van de loonkloof is te wijten aan 'objectieve' factoren, namelijk het feit dat vrouwen nog steeds veel meer dan mannen de combinatie arbeid en gezin op zich nemen. Dat vertaalt zich nog te vaak in een combinatie 'verlof nemen' of 'deeltijds gaan werken' en gezin. Het beknot carrièrekansen voor vrouwen en versterkt op die manier ook het loonplafond. Daarnaast blijft er nog de 'subjectieve' loonkloof. Die is problematisch, want gender kan anno 2021 geen grond meer zijn om een verschil in loon tussen een vrouw en een man te bepalen.

 

Het goede nieuws is dat de loonkloof in België ondertussen herleid is tot 5,8% zowat 8,3% kleiner is dan het EU-gemiddelde.

 

Maar als de lonen gemeten worden zonder correctie voor de arbeidsduur, verdienen vrouwen gemiddeld 23,1 procent minder dan hun mannelijke collega's. Dat is meteen een indicatie om ook werk te maken van een beleid dat een betere combinatie arbeid en zorgtaken mogelijk maakt en daarin trouwens ook de mannelijke partners betrekt.

 

De Europese Commissie wil de loonkloof in de verschillende lidstaten blijkbaar niet met lede ogen blijven aanzien en grijpt naar opmerkelijke maatregelen. In een voorstel van richtlijn van 4 maart 2021, die binnen de Europese Gender Equality Strategie 2020-2025 past, wil Europa komen tot bindende transparantie, boetes en compensaties. In eigen land raadde het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen ook al aan een versnelling hoger te schakelen om de loonkloof te laten verdwijnen.

 

Wat betekent het voorstel van richtlijn voor de Belgische regelgeving met het oog op het aanpakken van de loonkloof tussen vrouwen en mannen?

 

Hoe schat de minister de Europese voorstellen in?

 

Het federaal regeerakkoord voorziet ook om de wet van 22 april 2012 ter bestrijding van de loonkloof tussen vrouwen en mannen werkzamer te maken. Wat zal de minister hiertoe ondernemen, via welke aanpak en welk tijdspad?

 

Zal de minister dit voorstel van Europese richtlijn ook aangrijpen om te streven naar een betere combinatie tussen arbeid en zorgtaken via een flexibele arbeidsregeling op maat van de werknemer?

 

05.07  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, selon un rapport de l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes (IEFH), une femme gagne en moyenne 9,2% de moins que les hommes. Cette différence augmente jusqu’à 23, 1% si aucune correction quant à la durée du travail n’est prise en compte, ce qui souligne l’effet des emplois à temps partiel.

 

Les femmes sont en effet encore et toujours surreprésentées dans les emplois à temps partiel. En 2018, ce sont 43% des femmes qui occupaient un emploi à temps partiel contre 11% des hommes.

 

Toutefois, même si le temps partiel est un facteur majeur de cet écart, il n’en est pas le seul responsable. D’une part, les femmes se retrouvent plus souvent dans des métiers et des secteurs moins bien rémunérés et valorisés que les hommes. D’autre part, les tâches liées à l’éducation des enfants restent encore dans la grande majorité des cas supportées par les femmes.

 

À cet égard, un pays comme la Belgique se doit de montrer l’exemple mais surtout montrer aux femmes qu’en 2021, elles sont non seulement égales aux hommes devant la loi mais également sur le plan socio-économique.

 

Comment entendez-vous réduire cet écart salarial entre les hommes et les femmes, sachant que la lutte contre l'écart salarial doit avoir lieu à plusieurs niveaux: intersectoriel, sectoriel et au niveau de l'entreprise?

 

Quelles sont les solutions que vous entendez mettre sur la table pour que les femmes soient moins représentées d’une part, dans les emplois à temps partiel et d’autre part, dans les secteurs moins bien rémunérés et moins bien valorisés?

 

Où en sommes-nous dans l’évaluation de l'application et de la loi du 22 avril 2012 l'efficacité de la législation sur l'écart salarial, laquelle prévoit l'obligation pour les employeurs occupant au moins 50 travailleurs d'établir un rapport d'analyse sur la structure de la rémunération des travailleurs en rapport avec le genre, et de transmettre ce rapport au conseil d'entreprise ou à la délégation syndicale, évaluation demandée par le Conseil National du Travail?

 

Dans votre note de politique générale, vous annoncez ceci: “Un grand chantier doit être lancé avec les partenaires sociaux afin de lutter plus efficacement contre les discriminations contre les femmes. L’introduction de quotas sera peut-être une mesure nécessaire dans ce cadre, de même que des modifications de la loi de 2012.” Où en est-on aujourd’hui concernant ces deux mesures?

 

05.08  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, au lendemain du 8 mars, Journée internationale des droits des femmes, il est essentiel de pouvoir revenir sur une semaine riche en actualités en ce qui concerne la lutte contre l'écart salarial.

 

D'une part, le 4 mars, l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes publiait son rapport sur l'écart salarial. Comme vous le savez, ce rapport est rédigé conjointement avec le Service public fédéral Emploi. Cette édition 2021 contient un rapport élargi visant l'ensemble des indicateurs de l'écart salarial, tels que la profession, le secteur d'emploi, le type de contrat, la durée de travail, la Région d'emploi, le niveau d'instruction, l'ancienneté, l'âge, l'état civil, la composition du ménage et la nationalité.

 

Le même jour, la Commission européenne publiait sa proposition de directive visant à renforcer l'égalité de rémunération entre les femmes et les hommes. La proposition établit des mesures en matière de transparence des rémunérations, comme les informations sur les rémunérations pour les demandeurs d'emploi, le droit de connaître le niveau de rémunération des travailleurs accomplissant le même travail ainsi que des obligations pour les grandes entreprises de communiquer des informations sur l'écart salarial.

 

La proposition renforce aussi les outils permettant aux travailleurs de faire valoir leurs droits et facilite l'accès à la justice.

 

Ik ben blij dat de Europese Commissie eindelijk een voorstel van tekst heeft ingediend met de nadruk op de transparantie van salarissen. Ik heb mijn diensten onmiddellijk verzocht een uitgebreide effectanalyse te doen. Het Europees wetgevend werk is nog maar net gestart, maar dat instrument maakt het mogelijk om al bepaalde globale krachtlijnen aangaande de loonkloof vast te stellen. Het regeerakkoord beoogt immers een actief beleid omtrent de gelijkheid van mannen en vrouwen. De regering wil proactief het structureel en historisch onevenwicht aanpakken. Het toezicht daarop zal worden versterkt.

 

Concrètement, en parallèle avec le processus européen, nous souhaitons, avec ma collègue Sarah Schlitz, améliorer la loi de 2012 relative à l'écart salarial. Il s'agira d'un travail que nous mènerons conjointement avec les partenaires sociaux, l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes et le SPF Emploi.

 

L'écart salarial s'élève à plus de 20 %. Je tiens à préciser que selon le dernier rapport de l'Institut, l'écart salarial ajusté en fonction de la durée du travail est de 9,2 %. L'écart salarial non ajusté en fonction de la durée moyenne du travail s'élève à 23,1 %. Ce deuxième chiffre prend davantage en compte l'effet du temps partiel des femmes.

 

Pour les comparaisons internationales, l'enquête sur la structure des salaires est utilisée comme source car elle est menée dans tous les États membres et les résultats sont harmonisés par Eurostat. Sur la base de ces chiffres, la Belgique présente un écart salarial de 6 %, ce qui est bien inférieur à la moyenne européenne de 14,8 %. Seuls trois autres pays présentent un écart de rémunérations inférieur à celui de la Belgique.

 

Le rapport sur l'écart salarial en Belgique met aussi en lumière une certaine précarisation des emplois situés au bas de l'échelle du marché du travail. Au sein de ce groupe, les femmes qui associent temps partiel et bas salaire sont encore plus vulnérables que les autres. Ainsi, l'écart salarial entre hommes et femmes occupant un emploi d'ouvriers dans le secteur privé s'élève à 20,3 % lorsqu'il est corrigé par la durée de travail, et à 43 % s'il n'est pas corrigé. Mes chiffres sont les mêmes que ceux énoncés tout à l'heure par Mme Muylle.

 

Il est important de noter que le rapport qui vient d'être publié porte sur les chiffres de 2018 et qu'il ne reflète dès lors pas l'impact de la crise sur ces rémunérations et sur cet écart.

 

Même en l'absence de grande évolution sur le plan des salaires, des changements brusques dans l'emploi auront certainement un impact sur le chiffre de l'écart salarial.

 

Mijnheer Anseeuw, wat de sectorale verschillen betreft, is het grootste loonverschil te vinden in de sector luchtvervoer, met name bijna 31 %. Daarna volgen de productie en distributie van gas en elektriciteit, de vervaardiging van computers, elektronische en optische producten, de kledingindustrie en de reisbureaus. Voor die sectoren schommelden de loonverschillen in 2018 tussen 27 % en 20 %.

 

Précisons encore que le rapport offre une image générale de la rémunération et vise également les travailleurs de la Fonction publique. L'écart salarial en Belgique se situe à 9,2 %, tous secteurs confondus. Dans le privé, il atteint 12,7 %, tandis qu'il est de 5,2 % dans le public. Sans correction pour la durée de travail, l'écart salarial dans notre pays s'élève à 23,1 % - soit 27,9 % dans le secteur privé et 16,3 % dans le public.

 

Enfin, le rapport met également en évidence la question des avantages supplémentaires tels que la voiture de société ou le téléphone portable. En principe, ils font partie du salaire, mais ils n'ont pas été repris dans l'enquête sur la structure et la répartition salariale et ne sont généralement pas non plus pris en compte dans les données de l'ONSS. Certaines études montrent que certains avantages sont accordés plus souvent aux hommes qu'aux femmes. Sur la base des données fiscales, quelques divergences de genre peuvent être mises en lumière. Il s'agit du remboursement des trajets entre le domicile et le lieu de travail, des contributions pour la pension complémentaire et des options sur actions que les employé(e)s ont indiquées dans leur déclaration fiscale.

 

Ainsi qu'il ressort de l'accord de gouvernement, l'un de nos objectifs consiste à poursuivre la lutte contre l'écart salarial, notamment en améliorant l'efficacité de la législation en vigueur. Plusieurs travaux ont d'ores et déjà été entrepris, notamment à la suite de différentes initiatives parlementaires. Ainsi, le Conseil national du Travail a rendu à ce sujet, le 18 février 2020, l'avis 2156 dans lequel il s'engageait à poursuivre les travaux dans la lutte contre l'écart salarial, en veillant à la cohérence avec les initiatives européennes. La nouvelle proposition de directive suggère ainsi plusieurs outils en vue d'améliorer la transparence des salaires.

 

À cet égard, la Belgique peut déjà se réjouir de l'usage assez répandu des classifications de fonctions détaillées. L'un des volets de la loi de 2012 visait justement à s'attaquer à l'écart salarial en contrôlant ces classifications dans le but de les rendre sexuellement neutres. En outre, le SPF Emploi a été chargé de les passer au peigne fin. Depuis l'introduction de ces mesures, nous avons constaté que la plupart des commissions paritaires ayant une classification des fonctions non neutres sur le plan du genre en ont déposé entre-temps une nouvelle.

 

Er kan dus worden gesteld dat België al een goede regelgeving heeft op het gebied van de transparantie van de vastgestelde minimumlonen.

 

Er is echter een gebrek aan transparantie omtrent de werkelijk uitbetaalde lonen. Zoals de Commissie in haar voorstel van richtlijn aangeeft, is voor de bestrijding van de loonkloof een zekere mate van transparantie noodzakelijk. De tekst voorziet in een recht op informatie voor werknemers, zodat zij hun recht op een gelijke verloning kunnen doen gelden.

 

L'autre volet de la loi de 2012 qui concerne le rapport d'analyse sur la structure de la rémunération des travailleurs peut être cité ici comme une bonne pratique en droit belge. Néanmoins, cet outil qui a le mérite d'exister comporte certaines faiblesses mises en évidence par l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes ainsi que par le Conseil national du travail.

 

Mevrouw Willaert, uiteraard zullen wij met die verschillende meningen rekening houden wanneer ik samen met de staatssecretaris voor Gendergelijkheid maatregelen zal nemen.

 

D'autre part, on ne peut parler de l'écart salarial sans aborder la conciliation entre la vie familiale et la vie professionnelle. Nous l'avons évoqué voici quelques instants dans le cadre du débat sur le télétravail. En effet, les chiffres montrent à quel point le temps partiel a un effet sur la carrière des femmes. Selon l'institut, la combinaison entre vie professionnelle et vie privée constitue la principale raison de travail à temps partiel pour 45 % des femmes travaillant à temps partiel contre 28 % seulement pour les hommes.

 

Comme vous le savez, le gouvernement s'est fixé pour objectif de réformer les congés parentaux afin de permettre une répartition plus équilibrée entre les hommes et les femmes de l'accueil et des soins aux enfants. C'est la raison pour laquelle, dès mon entrée en fonction, j'ai veillé à ce que le congé de naissance passe progressivement de 10 à 20 jours, de manière à permettre aux pères et aux co-parents de s'investir aux côtés de la mère dès l'arrivée de leur enfant au sein de la famille.

 

L'amélioration des congés familiaux se poursuit également dans le cadre de la transposition de la Directive work-life balance. Comme vous le savez, cette directive vise à réaliser une plus grande égalité entre les femmes et les hommes sur le marché du travail, en permettant aux travailleurs ayant des responsabilités familiales de concilier plus facilement vie professionnelle et vie privée. Afin d'atteindre cet objectif, la directive fixe des minima européens en ce qui concerne le congé de naissance, le congé parental, le congé d'aidant et le congé pour raisons impérieuses. Elle reconnaît également aux travailleurs le droit de demander des mesures souples de travail. Enfin, la directive prévoit un arsenal juridique permettant de garantir l'exercice de ces droits par le travailleur ou la travailleuse. Mon administration travaille actuellement sur la transposition de cette directive. À nouveau, cette matière touchant de près l'égalité des genres, le travail s'effectue en parfaite collaboration avec ma collègue, la secrétaire d'État Sarah Schlitz.

 

05.09  Nathalie Muylle (CD&V): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik dank u voor uw heel uitgebreide antwoord.

 

U hebt heel wat zaken herhaald en verduidelijkt. Het is belangrijk om nu heel concrete voorstellen op tafel te leggen.

 

Dit is een heel complexe discussie. Dat heeft met heel veel zaken te maken. U hebt bijvoorbeeld naar sectoren verwezen. De luchtvaart is vooral heel sterk aanwezig in de cijfers omdat piloten heel zwaar doorwegen in de loonmassa van de sector en dit vandaag nog hoofdzakelijk een mannelijk beroep is in vergelijking met de andere beroepen in de sector. Die cijfers moeten dus wat genuanceerd worden.

 

Ik ben blij u te horen zeggen dat de Europese Commissie met haar voorstel inzake loontransparantie in het kader van de werkelijk uitbetaalde lonen zeker iets zal kunnen betekenen. Andere landen hebben daarover een veel opener cultuur, maar in België blijft het not done om te zeggen hoeveel men verdient.

 

Ik heb enkele mensen ontmoet die zeiden dat wanneer vrouwen van bedrijf veranderen zij heel slecht onderhandelen over loon. Men vindt dat misschien minder belangrijk, maar men heeft geen zicht op wat het loon van de collega's is en hoeveel men mag vragen, hoever men daarin kan gaan. Het is goed dat we daar een bijsturing krijgen.

 

Ik blijf echter bezorgd over de categorie van vrouwen met lage lonen en deeltijdse contracten, zeker omdat ik denk dat zij in het kader van de coronacrisis vaak niet in de cijfers worden opgenomen omdat die vaak gaan over grotere bedrijven met tien of meer werknemers. De loonkloof is daar vandaag heel groot en het zou een prioriteit voor deze regering moeten zijn om daar iets aan te doen.

 

05.10  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

De loonkloofwet van 2012 bestaat uit twee delen. Het ene deel heeft te maken met meer transparantie, het andere met wat we doen als we vaststellen dat er verschillen zijn. Dat zijn volgens mij twee werven waar er nog werk aan de winkel is om die wet daadkrachtiger te maken, zowel wat transparantie betreft, waar we het al vrij goed doen, maar waar er nog stappen moeten worden gezet, als wat na die transparantie betreft.

 

Er moet daarmee ook effectief iets gedaan worden. Publiceren is natuurlijk niet voldoende, het is belangrijk dat er stappen ondernomen worden, dat de sociale partners dat in de gaten kunnen houden en dat daaraan kan geremedieerd worden.

 

Ik neem ook mee wat u zegt over de extralegale voordelen. Als wij het verschil op dat vlak nog mee in rekening brengen, zitten wij met een slechter verhaal. Dat is ook een belangrijke werf. Dat geldt ook voor de blootlegging daarvan. Er moeten voldoende gegevens zijn over die extralegale voordelen. Ook moeten wij bekijken hoe wij daarmee kunnen omspringen.

 

Ten slotte wil ik ook het pleidooi herhalen van collega Muylle in verband met de precaire groepen. Het verslag van de Nationale Bank waaruit blijkt dat corona zorgt voor een precarisering van vrouwen op de arbeidsmarkt, kwam vanmiddag reeds aan bod. Mijn collega Cornet heeft er ook reeds uitvoerig naar verwezen. Mijnheer de minister, ik wil u echt op het hart drukken om samen met ons goed te monitoren wat er aan het gebeuren is op de arbeidsmarkt en waar wij moeten ingrijpen. Dat is heel belangrijk.

 

Dat zal niet alleen een verhaal zijn van meer egaliteit thuis, het heeft ook met algemene precarisering te maken. Het gaat om sectoren waar met moeilijkere contracten gewerkt wordt en dergelijke meer. Het is een heel complex verhaal. Ik wil u op het hart drukken om dat goed te monitoren. Wij moeten dat allemaal samen goed in de gaten houden. Wij moeten echt doen wat nodig is om voor die vrouwen te komen tot meer gelijkheid en meer kansen op de arbeidsmarkt.

 

05.11  Björn Anseeuw (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, het is goed dat u voor de nodige transparantie zorgt in dit gegeven.

 

Als men rekening houdt met de arbeidsduur en een correctie toepast op de loonkloof, bedraagt die 9,2 %, zonder die correctie, bedraagt die 23,1 %. Veel vrouwen werken deeltijds. Dat is natuurlijk ontzettend bepalend voor het grote verschil in de loonkloof met en zonder correctie van de arbeidsduur. Als wij daar het gegeven bijnemen van gezinsverdunning dat zich steeds verder doorzet in onze samenleving, betekent dit de groep kwetsbare vrouwen alleen maar groter zal worden in onze samenleving als de loonkloof niet wordt aangepakt.

 

Vermits aan de kassa betaald moet worden met centen en niet met procenten, hoop ik dat die 9,2 %, de gecorrigeerde loonkloof, geen excuus is om de 23,1 % te relativeren.

 

05.12  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, gisteren was het inderdaad Internationale Vrouwendag. Op 25 maart is het Equal Pay Day. Aan het huidige tempo moeten wij nog tot 2067 actie voeren om de Equal Pay Day op 1 januari te krijgen. Ik ben dan ook blij dat de Europese Commissie een tandje bijsteekt en dat u het meeneemt op nationaal niveau.

 

Ik vind het goed dat het Europese initiatief wordt meegenomen in het debat tussen de sociale partners en dat inzake loontransparantie wordt gekeken naar de werkelijk uitbetaalde lonen. Het gaat dan vooral over de aanvullende voordelen die al eens verschillend zijn. Het is heel belangrijk dat wij op dat vlak niet alleen naar transparantie streven, maar dat wij ook bekijken hoe wij de zaak verder zullen aanpakken. Ik heb zelf – dat is meer remediërend dan preventief – een wetsvoorstel over de pensioensplit inzake de aanvullende pensioenen ingediend. Dat is een van de opties om op dat vlak tot meer gelijkheid te komen.

 

Ik wil graag nog twee andere elementen aanhalen. Uit onderzoek van de KUL blijkt dat het aandeel deeltijdse arbeid in België vrij hoog ligt bij vrouwen, ook bij hoogopgeleide vrouwen. Het is belangrijk dat element mee te nemen in de discussie tussen de sociale partners. Uiteraard kan een hervorming van de verlofstelsels hier voor een deel een antwoord op bieden, maar het is ook belangrijk om daarover in overleg te treden met de regio's, want volgens mij heeft het ook te maken – niet alleen, want het is complexer dan dat – met de wachtlijsten voor toegang tot kinderopvang en tot een instelling voor mensen met een handicap. Verbeteringen in de dienstverlening op dat vlak kunnen ervoor zorgen dat vrouwen hun werk beter kunnen combineren met hun gezin en niet altijd gedwongen worden om minder te gaan werken.

 

Ik sluit daarmee ook aan bij de vraag over precarisering. Sommige mensen kunnen geen voltijdse job krijgen. Dat zijn dikwijls de mensen die voor de laagste lonen werken. Daar moeten wij ook bijzondere aandacht voor hebben, zeker voor de impact van corona op hen.

 

05.13  Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, u hebt duidelijk goede bedoelingen, maar wat u voorstelt, is niet voldoende.

 

Zoals ik u afgelopen donderdag in het vragenuur in de plenaire vergadering al zei, er kan geen sprake zijn van gendergelijkheid zolang er geen socio-economische gelijkheid is tussen mannen en vrouwen. Daarom zijn de vrouwelijke sectoren en beroepen dringend toe aan een opwaardering met meer voltijdse jobs, betere arbeidsvoorwaarden, volwaardige en zekere statuten en vooral ook hogere lonen. Wij gaan voor niets minder dan een bruto minimumloon van 12 euro per uur. Veel beroepen en sectoren waarin vrouwen oververtegenwoordigd zijn, zijn essentieel gebleken in de huidige crisis. Het wordt dan ook tijd om hen echt naar waarde te schatten.

 

05.14  Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Het is goed dat de krachtlijnen vastgelegd worden. Ook is het positief dat er al acties zijn vooropgesteld. Wij mogen immers niet vergeten dat de loonkloof zich ook voortzet bij het pensioen. Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen heeft toch wel een duidelijk signaal gegeven, zoals daarnet al werd gezegd. België doet het absoluut niet zo slecht ten opzichte van het Europees gemiddelde, maar als er geen rekening wordt gehouden met de correctie voor de arbeidsduur, dan zien wij dat toch wel op een hoger percentage komen. Het is duidelijk dat er op dat vlak werk aan de winkel is.

 

05.15  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. J'en retire beaucoup de chiffres, beaucoup de constats mais aussi beaucoup moins de mesures concrètes, surtout pour ce qui concerne la revalorisation des secteurs où les femmes sont sur-représentées.

 

En ce qui concerne la loi de 2012, j'entends qu'il y a un travail d'évaluation en cours. C'est une très bonne chose. J'imagine bien que c'est un travail de longue haleine mais je me permets d'insister sur l'urgence de ce travail car, comme Mme Schlitz a eu l'occasion de le dire hier matin, à ce rythme, l'écart salarial ne pourra être réduit qu'en 2066.

 

C'est vrai que notre pays aujourd'hui est bien classé par rapport à la moyenne européenne, mais je pense que nous ne pouvons pas nous en satisfaire, en particulier lorsque vous évoquez des chiffres qui vont jusqu'à 43 % pour certaines ouvrières. C'est juste insupportable!

 

Pour ce qui est de la proposition de directive européenne sur la transparence des rémunérations, j'ai vraiment hâte de voir quels seront les moyens choisis par votre gouvernement pour rencontrer les objectifs de cette directive. À cet égard, je me permets une suggestion: la transmission du rapport qui doit être rendu par une entreprise sur sa politique de rémunération, et donc sa neutralité du point de vue du genre, devrait se faire de manière automatique auprès de Institut pour l'égalité des femmes et des hommes. On pourrait imaginer qu'en fonction de son appréciation, l'Institut délivrerait un label certifiant une certaine égalité salariale. On se calquerait ainsi sur un mécanisme de certification mis en place en Islande et qui porte ses fruits. Il serait intéressant d'encourager ainsi les bons comportements parce que c'est ce qui permettrait à terme de faire changer les mentalités.

 

Enfin, je me permets aussi d'attirer votre attention sur la nécessité d'assurer une transparence des rémunérations certes, mais aussi des promotions. On sait que cela constitue l'un des gros obstacles à une pleine égalité salariale entre les femmes et les hommes, soit parce que les promotions ne sont pas données aux femmes, soit parce que les femmes n'osent pas les solliciter. Il y a vraiment un gros travail qui pourrait être fait en concertation avec l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes afin de dégager des pistes de solution.

 

La présidente: Ceci clôture notre débat d'actualité sur l'écart salarial. Nous passons à présent aux questions classiques.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De tweede schijf van de Europese Commissie voor tijdelijke werkloosheid" (55013721C)

06 Question de Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La deuxième tranche accordée par la Commission européenne pour le chômage temporaire" (55013721C)

 

06.01  Björn Anseeuw (N-VA): De Europese Commissie heeft België een tweede schijf van 2 miljard euro ter beschikking gesteld voor de financiering van tijdelijkewerkloosheidsregimes. België zou zo in het totaal 7,8 miljard euro kunnen lenen. De kredieten hiervoor worden gefinancierd via sociale obligaties.

 

Zullen we met België het volledige bedrag van 7,8 miljard euro lenen of kan het totale geleende bedrag nog aangepast worden afhankelijk van de hoogte van de eventueel toekomstige kosten van de tijdelijke werkloosheid?

 

Waarvoor werd de eerste schijf concreet ingezet en waarvoor zullen de tweede schijf en de eventueel nog volgende schijven worden ingezet? Is het bedrag enkel bedoeld voor de tijdelijkewerkloosheidsuitkeringen zelf of kan dat bedrag ook deels worden gebruikt voor omkaderende maatregelen?

 

In 2020 heeft het systeem van tijdelijke werkloosheid de overheid zo'n 4,3 miljard euro gekost. Het bedrag van 7,8 miljard euro ligt nog een stuk hoger. Op basis waarvan werd het bedrag van 7,8 miljard euro geraamd? Welke periode moet gedekt worden met dat bedrag?

 

Hoe groot is het financiële voordeel van de lening? Met andere woorden, als de lening als onderdeel van een Europese steunmaatregel niet bestaan zou hebben en er toch zou geleend worden door de overheid om de kosten te dekken, welke zouden dan de bijkomende financiële kosten geweest zijn om dat bedrag te ontlenen?

 

06.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Het Europese financiële instrument SURE is bedoeld om in het kader van de coronacrisis tijdelijke steun te geven aan de lidstaten om de risico's van werkloosheid te beperken. De middelen worden door de Europese Commissie in verschillende fases op de kapitaalmarkten aangetrokken. België heeft van de EU een trekkingsrecht van maximaal 7,8 miljard euro gekregen. Het Federaal Agentschap van de Schuld beheert dat dekkingsrecht voor België. Het Federaal Agentschap van de Schuld ontving in december 2020 de eerste schijf van 2 miljard euro aan SURE-middelen.

 

In februari 2021 heeft de Europese Commissie de tweede en derde schijf ter beschikking gesteld. Het gaat in totaal om 2 miljard euro. Er is geen verplichting om het trekkingsrecht volledig op te nemen. De Europese Commissie zal achteraf verifiëren of de uitgaven in lijn zijn met de behoeften. Het grootste deel van de Belgische middelen wordt ter beschikking gesteld van de RSZ om de kosten van tijdelijke werkloosheid en ouderschapsverlof te dekken.

 

Ook de regio's en Gemeenschappen hebben een deel van de middelen gekregen. Het Federaal Agentschap van de Schuld kan daarop meer gedetailleerd ingaan en het agentschap is overigens ook bevoegd om uw tweede, derde en vierde vraag te beantwoorden.

 

06.03  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Het brengt enige verheldering, maar ik blijf toch op mijn honger, aangezien ik voor een aantal van mijn vragen elders moet aankloppen. Ook al meende ik dat mijn vragen over het onderwerp niet echt rocket science zijn, het is blijkbaar toch niet vanzelfsprekend om ze vandaag beantwoord te krijgen. Ik dank u alsnog voor de moeite die u hebt getroost om het toch te proberen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Samengevoegde vragen van

- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De stand van zaken inzake de invoering van een loonsubsidie voor werkgevers" (55013764C)

- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De beslissing van de Raad van State betreffende de loonsubsidie" (55014630C)

- Nathalie Muylle aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Loonsubsidies in de reissector" (55014838C)

- Tania De Jonge aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De invoering van een stelsel van loonsubsidies in de reissector" (55015081C)

07 Questions jointes de

- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'état d'avancement de l'instauration d'une subvention salariale pour les employeurs" (55013764C)

- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La décision du Conseil d'État concernant la subvention salariale" (55014630C)

- Nathalie Muylle à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les subsides salariaux dans le secteur des voyages" (55014838C)

- Tania De Jonge à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'instauration d'un régime de subventions salariales dans le secteur des voyages" (55015081C)

 

07.01  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, wij hebben het er hier bij vorige gelegenheden al verschillende keren gehad over loonsubsidies in het kader van het coronabeleid, om in plaats van aan de hand van tijdelijke werkloosheid heel veel werknemers te betalen om thuis te zitten, hen alsnog de kans te geven op hun werk het postcoronatijdperk en de toekomst voor te bereiden via opleiding, het uitwerken van nieuwe concepten en dies meer.

 

Dat neigt meer naar het Nederlandse model, waar een en ander wel degelijk met succes wordt toegepast, zelfs deels ten koste van een aantal sectoren in ons land.

 

Zeker vanuit Vlaanderen en de Vlaamse regering is meermaals formeel het signaal gegeven dat het systeem de Vlaamse regering wel wat lijkt om de periode van tijdelijke werkloosheid toekomstgerichter in te vullen.

 

De Vlaamse minister van Werk, Hilde Crevits, heeft ook laten weten dat zij het onderwerp op de Interministeriële Conferentie van 29 januari 2021 ter sprake zou brengen.

 

Tegelijkertijd weten wij dat de federale regering ook aan een pakket relancemaatregelen werkt.

 

Intussen is ook nog een en ander duidelijk geworden. Over de bevoegdheidsverdeling heeft de Raad van State duidelijk gesteld dat de loonsubsidies eigenlijk een vorm van steun aan bedrijven zijn, wat een bevoegdheid van de Gewesten en niet van de federale overheid is.

 

Dat neemt natuurlijk niet weg dat wanneer een bepaalde regio een systeem van loonsubsidies tijdelijk wil gebruiken in het kader van het voorbereiden van het postcoronatijdperk, de kans reëel is dat de regelgeving op federaal niveau moet worden aangepast om een dergelijk systeem van loonsubsidies regionaal mogelijk te maken.

 

Dus zijn mijn vragen samengevat de volgende.

 

Ten eerste, minister Crevits heeft aangekondigd het onderwerp te willen aansnijden op de Interministeriële Conferentie van 29 januari 2021.

 

Kunt u enige toelichting geven bij de manier waarop de bespreking is verlopen en bij wat nader is afgesproken om met het idee aan de slag te gaan?

 

Ten tweede, bent u met de federale regering bereid om, onder andere door het aanpassen van de federale regelgeving waar dat nodig zou zijn, zaken zoals het systeem van loonsubsidies regionaal mogelijk te maken?

 

07.02  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de minister, de heer Anseeuw heeft de problematiek heel goed geschetst. Ik ga dus onmiddellijk over naar mijn vraag.

 

Wij hadden in de vraag over de loonsubsidies en het voorontwerp van wet begrepen dat de Raad van State over het federale niveau had gesteld dat de loonsubsidie een vorm van economische  steun aan bedrijven is, wat een bevoegdheid is van de Gewesten.

 

Hoe gaan wij met die uitspraak om?

 

Ik heb begrepen uit het verslag van de ministerraad van vrijdag 5 maart 2021 op de website dat een amendement zou zijn ingediend of voorgesteld en ook zou zijn voorgelegd aan de Raad van State, amendement dat ertoe strekt aan bepaalde sectoren, zoals de reissector, een vrijstelling te geven op de werkgeversbijdrage voor een aantal kwartalen.

 

Mijnheer de minister, is dat dan de oplossing die u ziet om tegemoet te komen aan de vragen vanuit de sectoren, die nu met de paasvakantie in het vooruitzicht opnieuw heel specifiek worden, aangezien een aantal zaken alweer niet kan doorgaan en er heel wat geboekt was vóór de paasvakantie?

 

Bovendien moet u weten dat ook de reischeques, waarvoor ik ook deels verantwoordelijk ben, nu na twaalf maanden kunnen worden binnengebracht voor terugbetaling.

 

Wij kennen de problematiek. U kent ze zeker en vast ook in uw hoedanigheid van minister van Economie.

 

Is er in het voorstel dat u vrijdag naar de Raad van State hebben gestuurd inzake de vrijstelling op de werkgeversbijdrage een oplossing om daaraan tegemoet te komen? Komt dit in de plaats van het voorstel? Vond er overleg plaats met de Gewesten over de federale tegemoetkoming die op deze manier zou gebeuren?

 

07.03  Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de minister, ik zal het kort houden. Het nadeel van als laatste aan bod te komen, is dat de vragen al werden gesteld. Hoe zult u omgaan met het advies van de Raad van State, nu blijkt dat dit als economisch beleid een gewestelijke aangelegenheid is?

 

07.04 Minister Pierre-Yves Dermagne: Dank u, mevrouw De Jonge, mevrouw Muylle en mijnheer Anseeuw, voor uw vragen die mij de gelegenheid bieden om de laatste stand van zaken te geven.

 

De Raad van State heeft inderdaad een negatief advies uitgebracht inzake de maatregel van de loonsubsidie voor de reissector. De Raad is van mening dat de maatregel in deze vorm niet tot de bevoegdheid van de federale overheid behoort. De regering heeft daarop beslist om de sector te steunen in de vorm van een vermindering van de socialezekerheidsbijdragen. De tekst werd vorige vrijdag goedgekeurd door de Ministerraad en aan de Raad van State voor advies bezorgd. De betrokken werkgevers kunnen vermindering krijgen van hun socialezekerheidsbijdragen voor het tweede en vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021. Voor het tweede kwartaal van 2021 wordt in een doelgroepvermindering voorzien.

 

Deze maatregel is van toepassing op de werkgevers met als hoofdactiviteit reisbureau of reisorganisator, die onderworpen zijn aan de wettelijke verplichtingen inzake de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten, bepaald door de wet van 21 november 2017.

 

De werkgevers hebben de werknemers aan het werk gehouden zonder dat er inkomsten tegenover staan. Net zoals bij de maatregelen met betrekking tot de loonsubsidie, zullen de werkgevers aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen. Het gaat om het behoud van tewerkstelling en opleiding van werknemers. Daarnaast moet er ook sociaal overleg gepland worden en mogen er geen dividenden worden uitgekeerd in 2021.

 

Ik ben hiervoor niet gecontacteerd geweest door mijn collega's van de andere bevoegdheidsniveaus. Ik heb vernomen dat deze piste daar op tafel heeft gelegen, maar ik stel vast dat men dergelijke maatregel niet genomen heeft. Uw vragen over een eventueel asymmetrisch beleid zijn hier dus niet aan de orde. Ik hoef u ongetwijfeld niet te herinneren aan wat het regeerakkoord hierover zegt.

 

Ik wijs u graag nog op een andere maatregel die de ministerraad vrijdag heeft goedgekeurd. Het gaat om een steunmaatregel voor de evenementensector. Om de werkgevers te helpen met de stapsgewijze heropening werd beslist in een doelgroepvermindering te voorzien voor vijf werknemers en dat voor twee kwartalen. Ook aan deze steun zijn gelijkaardige voorwaarden verbonden. Het kan gaan om werknemers die momenteel in tijdelijke werkloosheid zitten, maar het kan evengoed gaan om werknemers die nog aan de slag zijn maar bij wie er nood is om de werkgever te ondersteunen in het dragen van de loonkosten.

 

07.05  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw zeer verhelderende antwoord. Ik was enigszins verrast toen u zei dat mevrouw Crevits dat met u niet ter sprake heeft gebracht. Ze heeft dat engagement nochtans wel degelijk uitgesproken. Ik geloof wel wat u zegt. Ik heb geen enkel element om te twijfelen aan wat u zegt, maar het verwondert mij wel, omdat de stelling van mevrouw Crevits en de Vlaamse regering duidelijk was. Dat behoeft dus toch wel wat verder onderzoek.

 

Zonder dat ik een uitspraak wil doen over de tekst die vorige vrijdag werd goedgekeurd door de regering - ik ken die tekst natuurlijk nog niet - is het goed dat de federale overheid op korte termijn zoekt naar een bepaalde oplossing die het mogelijk maakt voor een aantal sectoren om alsnog die postcoronatoekomst voor te bereiden.

 

Principieel ben ik daar dus wel tevreden over.

 

Ik heb nog een louter hypothetische vraag, gelet op het feit dat de formele vraag u nog niet werd gesteld vanuit een regionaal niveau. Stel dat die vraag wordt gesteld, staat u er dan effectief voor open om, middels het doorvoeren van de nodige aanpassingen aan de federale regelgeving, dergelijke regionale initiatieven te ondersteunen als ze er komen?

 

07.06  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de minister, bedankt voor uw toelichting. Ik denk dat de sectoren er al heel lang vragende partij voor waren. Ik herinner mij zelfs dat wij dit dossier besproken hebben toen ik de bevoegdheden aan u overdroeg. Het administratief proces is immers al heel lang lopende, zonder dat er inkomsten tegenover staan. Het is volgens mij ook goed dat u teruggaat naar het tweede en vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van dit jaar, wat positief is voor deze sector, die het heel moeilijk heeft, overigens net als de evenementensector.

 

Ik heb begrepen dat de tekst, na inwinning van advies van de Raad van State, in deze commissie ter bespreking zal voorliggen, dus wij zullen dit nog nader kunnen bespreken.

 

Mevrouw de voorzitster, om de agenda te verlichten, zet ik mijn vragen nrs. 55014056C, 55014058C en 55014124C om in schriftelijke vragen.

 

07.07  Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind het heel positief dat de regering snel heeft geschakeld om alternatieve ondersteuningsmaatregelen uit te werken. Het advies van de Raad van State moet weliswaar nog binnenkomen over de vermindering van de sociale bijdragen en de doelgroepvermindering. Dit wordt ook toegepast voor andere sectoren die het ook moeilijk hebben. Ik denk dat het voor iedereen belangrijk is dat we de werknemers aan het werk kunnen houden en dat we het behoud van de tewerkstelling ook met opleidingen kunnen combineren. Dat kan het leed toch een stuk verzachten, wat heel positief is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De weging van de functies administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal bij de RVA" (55013815C)

08 Question de Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La pondération des fonctions d'administrateur général et d'administrateur général adjoint à l'ONEM" (55013815C)

 

08.01  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, dit is een heel korte vraag. Op de agenda van de ministerraad van 5 februari heb ik gezien dat onder andere het puntje "weging van de functies administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal bij de RVA" vermeld stond.

 

Ten eerste, wat is de aanleiding van deze weging?

 

Ten tweede, uit welke elementen bestaat deze weging precies?

 

Ten derde, wat zijn de specifieke gevolgen voor de betrokken leidende ambtenaren en hun verloning?

 

08.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer Anseeuw, het dossier dat besproken is door de ministerraad van 5 februari gaat over de weging van de functie van toekomstige administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal bij de RVA. Deze functies zullen moeten ingevuld worden na de pensionering van respectievelijk de heer Georges Carlens en mevrouw Claudette De Koninck in oktober 2021.

 

De weging is gebaseerd op het koninklijk besluit van 30 november 2003 en het koninklijk besluit van 11 juli 2001. Het systeem van de weging omvat 13 criteria om de functies te beoordelen. Het gaat om kennis en ervaring, multidisciplinariteit, contextueel inzicht, complexiteit, innovatie, leiderschap, beheer van arbeidsomstandigheden, planning en coördinatie, het vermogen veranderingen in te voeren, interactie, het beheer van de human resources, autonomie, impact en de omvang van het territorium.

 

De mandaatfuncties worden gekoppeld aan één van de zeven salarisschalen op basis van het aantal punten dat in de weging wordt toegekend.

 

De functie van voorzitter van het directiecomité wordt altijd ingedeeld in salarisschaal 7. De salarissen worden enkel geïndexeerd en er worden geen tussentijdse verhogingen toegepast. De aanpassingscoëfficiënten worden vastgesteld voor 6 jaar. Zij kunnen evolueren op basis van de aard van de functie, maar niet op basis van de persoon die de functie bekleedt.

 

De functie van toekomstige administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal worden op dezelfde manier gewogen als tot dusver. Er zullen dus geen financiële gevolgen zijn voor de instelling.

 

08.03  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het zeer omstandig en volledig antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Fraude bij onderaannemers van koerierbedrijven" (55013942C)

09 Question de Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Des cas de fraude parmi les sous-traitants de firmes de livraison" (55013942C)

 

09.01  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, volgens De Tijd heeft de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) onderzoeken gevoerd naar onderaannemers die voor PostNL pakjes bezorgen in ons land en ze zouden voor miljoenen euro's aan belastingclaims zijn verstuurd.

 

Meer bepaald ontdekte de fiscus dat meerdere bedrijven geen btw, belastingen en sociale bijdragen betaalden. Ook zou er een btw-carrousel zijn blootgelegd waarbij door PostNL erkende koerierbedrijven betrokken zouden zijn.

 

Volgens ACV Puls is er in de hele sector een scheefgetrokken systeem ontstaan van 'schimmige onderaannemers die voor een habbekrats het land doorkruisen met hun camionettes'. Ook andere koerierbedrijven zoals DPD, UPS, FedEx, DHL werken volgens ACV Puls allemaal met zulke onderaannemers. ACV Puls heeft u daarom opgeroepen een overlegronde te starten met de sector en de vakbonden, zodat duidelijke regels kunnen worden opgesteld. Als de sector de uitwassen niet zelf onder controle krijgt, moet de overheid ingrijpen.

 

Bent u op de hoogte van dit onderzoek van de fiscus? Is de SIOD hierbij betrokken? Indien ja, welke acties zijn ondernomen en wat zijn de resultaten?

 

Zal u ingaan op de vraag van ACV Puls en een overlegronde starten met de sector? Aan welke maatregelen wordt gedacht om de strijd tegen sociale fraude in deze sector verder op te voeren? Zal hiervoor een partnerschapsovereenkomst met de sociale partners worden afgesloten, zoals in de bouwsector en de vleesverwerkende industrie, waarbij sociale partners en inspectiediensten samenwerken om nieuwe vormen van fraude sneller op te sporen en aan te pakken?

 

09.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw Vanrobaeys, eerst en vooral wil ik even meegeven dat de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst geen operationele inspectiedienst is. Het is een strategisch orgaan dat een visie ontwikkelt op de bestrijding van sociale fraude en deze vertaalt in concrete strategieën. De SIOD voert dus geen controles uit op het terrein, de controles worden door de individuele sociale inspectiediensten verzekerd, het Toezicht op de Sociale Wetten, de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid enzovoort.

 

De RSZ is niet op de hoogte van het specifieke onderzoek van de fiscus waarnaar u verwijst. De problematiek van de koerierbedrijven is wel bekend bij de SIOD en de verschillende sociale inspectiediensten. Vaak gaat het om obscure onderaannemers en situaties van schijnzelfstandigheid, zwartwerk en sociale en economische uitbuiting. Niet zelden speelt de fraude in het voordeel van de grotere spelers die ze soms mee organiseren. Geregeld vinden er acties plaats.

 

In 2020 hield de SIOD een enquête bij de diverse stakeholders, waaronder de sociale partners, ter voorbereiding van het actieplan sociale fraudebestrijding. De enquête toonde aan dat zwartwerk een probleem blijft bij het vervoer van kleine pakjes. De economische druk is vaak te hoog om rendabel te zijn als alle bijdragen worden betaald.

 

De SIOD is zich ervan bewust dat de transportsector met dit fenomeen en heel wat andere vormen van fraude geconfronteerd wordt. In het jaarlijks actieplan 2021 zijn dan ook 900 controles vastgelegd in de transportsector, met inbegrip van de koerierdiensten. Het gaat om SIOD-acties, gezamenlijke controles uitgevoerd door de verschillende inspectiediensten binnen de arrondissementen.

 

Om de specifieke problemen van de sector aan te pakken is in 2016 een plan voor eerlijke concurrentie in de transportsector uitgewerkt. Dit plan bevat concrete maatregelen om sociale fraude in de sector te bestrijden en eerlijke concurrentie te bevoordelen. Een van de maatregelen was het afsluiten van een partnerschapsovereenkomst met de sector, ondertekend in 2016. In het kader van deze partnerschapsovereenkomst organiseert de SIOD regelmatig opvolgingsvergaderingen met de verschillende stakeholders.

 

De volgende vergadering staat gepland op 11 maart. Daar zullen we de problematiek die u aanhaalt uiteraard bespreken. Samen met mijn collega's bevoegd voor de SIOD, zal ik als voorzitter van het tripartiteoverleg tussen de inspectiediensten, de sociale partners en het beleid, het plan evalueren en desnoods bijsturen.

 

Tot slot vind ik dat de onderzoeksgegevens tussen de fiscale en sociale administraties moeten worden uitgewisseld. Ik heb als vicevoorzitter van het College in de strijd tegen de fiscale en sociale fraude dan ook gevraagd om deze kwestie binnen het college op te volgen.

 

09.03  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, bedankt voor het antwoord. Het ging inderdaad om de fiscus die een carrousel heeft blootgelegd bij koerierbedrijven die werken voor PostNL. De vakbond geeft aan dat PostNL niet het enige koerierbedrijf is dat met dergelijke schimmige onderaannemers werkt.

 

Er is inderdaad de partnerschapsovereenkomst uit 2016. Ik vind het goed dat u volgende week een opvolgingsvergadering hebt. Met de toename van de koeriersbedrijven en het hele pakjesverkeer door corona en doordat we allemaal thuis zitten en de winkels een tijd gesloten waren, is het wel belangrijk om dit te evalueren en bij te sturen. Als de sector zelf de uitwassen niet onder controle krijgt, zijn op dat vlak strengere maatregelen nodig. Ik ben zeer tevreden dat u de fiscus wilt vragen om gegevens uit te wisselen. Als de fiscus al zegt dat er een hele carrousel van fiscale fraude is, zou het mij niet verbazen als hetzelfde geldt voor de socialezekerheidsbijdragen en de sociale fraude.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Questions jointes de

- Cécile Cornet à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La ratification de la Convention 190 de l'OIT" (55013950C)

- Greet Daems à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La convention n° 190 de l'OIT" (55015061C)

10 Samengevoegde vragen van

- Cécile Cornet aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De ratificatie van het IAO-Verdrag nr. 190" (55013950C)

- Greet Daems aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het IAO-verdrag nr. 190" (55015061C)

 

10.01  Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, l’Organisation Internationale du travail a adopté, à l’occasion de la 108ème session de la conférence internationale du travail en juin 2019, la Convention n°190 et la recommandation n°206 concernant l’élimination de la violence et du harcèlement dans le monde du travail.

 

La Convention 190 promeut une approche inclusive, intégrée et genrée pour lutter contre les violences et harcelement fondés sur le genre, dont les victimes principales sont les femmes, et contre les stéréotypes liées au genre. Cette Convention invite à une approche systémique de la violence liée au genre et interroge les rapports de pouvoir inégalitaires tant dans la société, dans le monde du travail qu'au niveau domestique.

 

Les États membres de l’OIT ont donc été invités à ratifier cette Convention 190. La Belgique a annoncé d’ores et déjà qu’elle la ratifierait.

 

Vous avez reçu, récemment, un courrier de l’Institut pour l’égalité des femmes et des hommes qui rappelle l’importance de ratifier ce texte et de poursuivre les efforts pour lutter contre la violence et le harcelement dans le monde du travail, en particulier fondé sur le genre.

 

Où en est le processus de ratification de la Convention 190 de l’OIT par la Belgique? Faut-il l’accord des entités fédérées et le cas échéant, quelle est leur position? Un dialogue est-il organisé entre l’état fédéral et les entités fédérées autour de la ratification et des enjeux de cette convention?

 

Comment envisagez-vous la transposition de cette convention dans la législation belge?

 

Allez-vous, comme le préconise l’Institut pour l’égalité des femmes et des hommes, poursuivre les efforts et mettre de nouvelles choses en place pour lutter contre les violences au travail fondées sur le genre et pour continuer à promouvoir le bien être au travail avec un point d’attention lié au genre? Avez-vous déjà un plan d’action à ce sujet?

 

10.02  Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, ik zou met u de aanbevelingen nr. 2021-R/001 van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen over de tenuitvoerlegging van het IAO-verdrag nr. 190 over de uitbanning van geweld en intimidatie in de wereld van werk willen bespreken. Dat verdrag is een heel belangrijke mijlpaal op internationaal vlak, waarbij vakbonden, bedrijven en overheden eindelijk tot een overeenkomst kwamen om geweld en intimidatie op de werkvloer aan te pakken. Het verdrag wijdt ook veel aandacht aan gendergerelateerd geweld en seksuele intimidatie op de werkvloer. Het IVGM heeft intussen geanalyseerd wat er in de Belgische wetgeving en het Belgische beleid moet veranderen om het verdrag te ratificeren en bekrachtigen.

 

Wanneer exact kunnen wij verwachten dat de regering het Verdrag nr. 190 van de IAO zal ratificeren en bekrachtigen?

 

Kunt u aangeven welke aanbevelingen van het IVGM voor de tenuitvoerlegging van het verdrag u wel of niet zal opvolgen en waarom?

 

10.03  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la députée, la Convention n° 190 de l'Organisation internationale du travail (OIT) a pour ambition d'éliminer toute forme de harcèlement au travail. Il s'agit d'un outil fondamental que la Belgique veillera à ratifier le plus rapidement possible. Étant donné qu'il s'agit d'une matière mixte, l'autorité fédérale comme les entités fédérées auront à donner leur assentiment pour la ratification de la Convention.

 

La Convention n° 190 a d'ailleurs été présentée lors de la dernière conférence interministérielle Droits des femmes, le 25 janvier dernier. Dans leur avis rendu le 20 juin 2020, les partenaires sociaux constatent que la législation nationale est conforme aux prescriptions de la Convention et qu'une procédure d'assentiment peut dès lors être envisagée rapidement. Ils soulignent également que des améliorations sont toujours possibles.

 

À cet égard, le Conseil national du travail (CNT) indique que de telles améliorations ne peuvent être réalisées avec succès sans l'implication étroite des partenaires sociaux.

 

Naast de bescherming van alle werknemers tegen pesterijen legt het Verdrag nr. 190 van de Internationale Arbeidsorganisatie specifiek een verband met gender. Geweld en intimidatie treffen vrouwen en meisjes onevenredig zwaar en vergen dan ook een inclusieve, geïntegreerde en genderbewuste aanpak.

 

Dans ce cadre, l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes a émis des recommandations pour porter plus loin le débat et améliorer encore les pratiques et réglementations applicables en matière de harcèlement fondé sur le genre. Ces recommandations sont actuellement en cours d'analyse au sein de mon administration.

 

De omzetting van die internationale norm impliceert voor onze interne rechtsorde zowel overleg tussen de verschillende overheidsniveaus als overleg met de sociale partners. Aangezien de genderdimensie centraal staat in het verdrag, zal ik ook overleggen met de staatssecretaris van Gendergelijkheid, mevrouw Schlitz.

 

10.04  Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour la réponse que vous apportez à cette question que j'avais déposée depuis plusieurs semaines. Il s'agit en effet de reconnaître le droit à chacune et à chacun d'évoluer dans un monde du travail qui serait exempt de violence et de harcèlement. C'est très important car, comme vous le soulignez, les femmes et les filles sont davantage touchées que les hommes et les garçons.

 

Cette ratification permettra de développer des politiques pertinentes et une stratégie globale que je vous invite à suivre.

 

Vous faites référence à l'avis n° 2168 du CNT que j'avais moi-même noté et auquel il a été fait référence au cours du débat précédent relatif à la conformité de la législation belge. C'est une raison supplémentaire pour nous engager dans cette lutte.

 

En concertation avec les partenaires sociaux, notre présence sur la scène internationale dans le combat pour l'égalité des hommes et des femmes sur le lieu du travail, mais pas seulement, est un marqueur symbolique important. Les femmes ont besoin d'un environnement de travail sécurisé, en Belgique ou ailleurs. Comme vous le soulignez, la concertation avec les entités fédérées ainsi que les partenaires sociaux sera une étape préalable. Je vous encourage à accélérer la démarche de ratification de la Convention 190.

 

10.05  Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Voor ons is het duidelijk. Het Verdrag nr. 190 van de IAO moet zo snel mogelijk in Belgische wetgeving en beleid worden omgezet. Het is voor mij nog steeds niet duidelijk wanneer we vooruitgang zullen boeken. Dat is heel urgent, want elk incident van gendergerelateerd geweld en seksuele intimidatie op de werkvloer is er een te veel.

 

Het IGVM heeft in zijn aanbeveling de weg gewezen; dus wij rekenen erop dat de regering die weg ook zal bewandelen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De werkloosheidsval" (55014067C)

11 Question de Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le piège à l'emploi" (55014067C)

 

11.01  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, de zogenaamde werkloosheidsval is de voorbije jaren aanzienlijk gereduceerd, maar weg is die nog helemaal niet. Er zijn nog altijd heel wat werklozen die een inspanning doen om hun situatie te verbeteren, maar die het resultaat daarvan nog altijd voor een belangrijk deel wegbelast zien worden. Ik zeg dat niet, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven schrijft dat in een rapport.

 

Er bestaan verschillende situaties waarin het netto-inkomen maar zeer weinig toeneemt wanneer de uitkeringsgerechtigde kort het werk hervat. Dat komt door de hoge belastingdruk op vooral de laatst verdiende euro, het marginaal tarief. In sommige bizarre situaties wordt een klein extra inkomen zelfs helemaal opgeslokt en wegbelast. Het probleem is zelfs groter naarmate de uitkering hoger ligt.

 

Nog een nadelige zaak is dat sommigen mensen afgestraft worden omdat ze zich omscholen. Bij erkende opleidingen horen bijvoorbeeld aanmoedigingspremies om zo mensen te sturen in de richting van niches waar er personeel te weinig is. De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven zegt dat die in sommige gevallen als een vergoeding voor arbeidsprestaties beschouwd worden. Voor dat extra inkomen geldt dan geen belastingvrijstelling volgens de fiscus die het eerste paar honderden euro's integraal wegbelast.

 

Mijnheer de minister, alle goede bedoelingen ten spijt loopt het op dat vlak niet zoals het zou moeten lopen. Welke beleidsconclusies trekt u uit die vaststellingen? Wilt u de werkloosheidsvallen aanpakken door onder andere de bovenstaande hiaten weg te werken? Wat zult u ondernemen en wat zult u niet ondernemen? Die laatste vraag is minstens even belangrijk.

 

11.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer Anseeuw, ik heb kennis genomen van het rapport en ik zal de conclusie ervan nog uitgebreider bestuderen. De CRB heeft simulaties uitgevoerd en besluit dat er geen gevallen zijn waarbij de cumulatie van een uitkering met een inkomen uit arbeid netto minder opbrengt dan wanneer de belastingplichtige alleen een uitkering ontvangt. Dat is alleszins een goede zaak.

 

In een aantal gevallen blijft het verschil beperkt. Zoals u hebt aangegeven, komt dat in de eerste plaats door de relatief hoge belastingdruk op arbeid, maar ook omdat, zoals in het verslag wordt opgemerkt, het minimumloon sinds 2008 niet is verhoogd, los van de indexering.

 

In termen van relatieve koopkracht is het interprofessionele minimumloon dus minder gestegen dan het gemiddelde brutoloon. De reële verhogingen op basis van de opeenvolgende sectorale akkoorden hebben het gemiddelde brutoloon verbeterd. De verhoging van het minimumloon is in de eerste plaats het werk van de sociale partners. In het regeerakkoord staat dat wij de lasten op arbeid verder willen verlagen. Daarvoor is de minister van Financiën bevoegd.

 

Tot slot, de FOD Financiën zou de problematiek van de aanmoedigingspremies bij opleidingen en de kwalificatie daarvan als arbeidsinkomen kunnen bekijken met de instellingen van de Gewesten en de Gemeenschappen die de opleidingen organiseren.

 

11.03  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, uw antwoord is natuurlijk niet helemaal geruststellend. U hebt een aantal mogelijkheden geopperd die zouden kunnen worden onderzocht. U hebt ook zelf aangegeven dat u de conclusies van het rapport van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven nog verder wilt bestuderen.

 

Wanneer u echt werk wilt maken van een inclusief arbeidsmarktbeleid – ik heb begrepen dat dit een van uw ambities is – en van een hogere werkgelegenheidsgraad, is het van het grootste belang om dat soort anomalieën weg te werken om mensen aan te moedigen die inspanning te leveren, terwijl zij nu vaak worden geconfronteerd met wat eigenlijk toch een ontgoocheling is. Dat kan helemaal niet de bedoeling zijn. Op die manier kan men mensen moeilijk motiveren.

 

Ik hoop echt dat u, samen met uw bevoegde collega's van Financiën en Sociale Zaken, werk maakt van het wegwerken van dat soort hiaten die, alle goede bedoelingen ten spijt, heel veel inspanningen, niet het minst van de betrokken personen zelf, tenietdoen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

- Ellen Samyn aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het aanschuiven voor werkloosheidsuitkeringen" (55014090C)

- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De achterstand bij de uitbetalingen van tijdelijke werkloosheid" (55014144C)

- Valerie Van Peel aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De gebrekkige uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen" (55014145C)

12 Questions jointes de

- Ellen Samyn à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La croissance des demandes d'allocations de chômage" (55014090C)

- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le retard de paiement des allocations de chômage temporaire" (55014144C)

- Valerie Van Peel à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les problèmes de paiement des allocations de chômage" (55014145C)

 

12.01  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, we bespraken de problematiek rond de werkloosheidsuitkeringen vorige maand nog tijdens de plenaire vergadering. Wat is de huidige stand van zaken, niet enkel wat de Hulpkas betreft, maar ook wat de andere uitbetalingsinstellingen betreft? Wat de uitbetaling van de nog hangende dossiers betreft, heeft u contact opgenomen met de RVA om een voorschot te laten toekennen op de uitkering? Hoe staat het met de meer complexe dossiers? U sprak in de plenaire vergadering over het toekennen van een extra termijn van één maand voor de verificatieprocedure van een dossier zodat de experts van de Hulpkas meer tijd hebben om deze complexe dossiers te behandelen. Heeft u daar een stand van zaken van?

 

12.02  Björn Anseeuw (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, deze vraag hoort inmiddels ook thuis in het rijtje van half belegen vragen. Ze is al bijna een maand oud, de coronacrisis al bijna een jaar. Ondanks de chronologie van de voorbije elf à twaalf maanden blijven er blijkbaar schrijnende praktijken bestaan bij de uitbetalingsinstellingen. Of het nu gaat om de Hulpkas of de vakbond, het maakt niet uit. Er zijn verschillende uitbetalingsinstellingen die het blijkbaar niet geklaard krijgen om op een correcte en tijdige manier tijdelijke werkloosheidsuitkeringen uit te betalen. Meer nog, ze slagen er zelfs niet in uitkeringsgerechtigden te woord te staan over de uitkering die zou moeten komen, maar niet komt.

 

De problemen zouden in een aantal gevallen vooral te wijten zijn aan de digitalisering die nog niet ingeburgerd was bij de uitbetalingsinstellingen, de complexiteit van de regelgeving, en ga zo maar door. Men kan natuurlijk niet met steeds dezelfde excuses komen aanzetten. Er zijn al heel veel maatregelen aangekondigd die een verschil zouden moeten maken. Net als collega Samyn ben ik erg benieuwd naar een actuele stand van zaken. Het heeft weinig zin om mijn vraag, die een maand oud is, nu helemaal af te ratelen. Misschien kunnen we nu een actueel antwoord krijgen?

 

12.03 Minister Pierre-Yves Dermagne: Ik heb inderdaad met minister Lalieux gesproken. Enerzijds zijn we overeengekomen een overleg te organiseren met alle verzekeringsinstellingen om ze nog meer bewust te maken van de problematiek.

 

Anderzijds zullen er ontmoetingen worden georganiseerd tussen de federaties van de OCMW's en de betrokken instanties onder de coördinatie van de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie.

 

Er werd ook afgesproken dat de POD Maatschappelijke Integratie de evolutie van het aantal dossiers bij de OCMW's van nabij zal volgen via de monitoring van de impact van de coronacrisis. De POD zal niet aarzelen aan de alarmbel te trekken, indien nodig.

 

Ik heb een tabel te uwer beschikking. Uit de tabel blijkt dat 78,6 % van de tijdelijke werklozen in 2020 werd uitbetaald in de eerste 10 dagen van de maand die volgde op de maand waarin zij tijdelijk werkloos werden, en 18,5 % binnen de daaropvolgende 30 dagen.

 

De tabel vergelijkt 2020 en de voorgaande jaren. De goede globale uitbetalingstermijnen verhinderen niet dat er zich voor een beperkt aandeel van de dossiers specifieke problemen rijzen, die een impact kunnen hebben op de uitbetaling.

 

Dat beperkte aandeel vertegenwoordigt toch enige duizenden gevallen, gelet op de enorme massa aanvragen. De vertraging wordt niet alleen verklaard door de uitzonderlijk hoge werklast. Ook de complexiteit van de dossiers speelt een rol, net als het feit dat de nodige documenten voor uitbetaling laattijdig toegestuurd werden.

 

Geconfronteerd met de toename van het aantal uit te betalen werknemers en werklozen hebben de uitbetalingsinstellingen prioriteit gegeven aan de snelheid van de uitbetaling. Bovendien moesten zij rekening houden met de quarantaineregels en de bescherming van werknemers en cliënten.

 

Een jaar na het begin van de crisis is de werklast nog steeds veel hoger dan normaal. De problemen in verband met de laattijdige betaling zijn niet zozeer te wijten aan de disfunctionele relatie tussen de RVA en de uitbetalinginstellingen, maar veeleer aan de uitzonderlijke overbelasting waarmee de uitbetalinginstellingen worden geconfronteerd. Men verwacht niet dat de crisisperiode lang zal duren.

 

Sinds het begin van de crisis zijn verschillende initiatieven bij de HVW genomen om de achterstand weg te werken. Het is, ten eerste, mogelijk om afspraken op afstand te maken. Ten tweede werd het project e-digit op het getouw gezet om via artificiële intelligentie informatie uit gescande documenten te verzamelen. Ten derde is er  het project full contact om alle documenten en informatie te verzamelen om een volledige werkloosheidsaanvraag op te stellen. Ten vierde werden de werkorganisatie in de verschillende HVW-kantoren en de opleiding geüniformiseerd. Ten vijfde werden e-learning en weekendwerk voor werknemers ingevoerd. Ten zesde hebben wij 50 extra werknemers aangeworven en, ten zevende, zijn er diverse computerautomatiseringen.

 

Ten slotte, mijnheer Anseeuw, werken de RVA en de uitbetalingsinstellingen nauw samen, elk op basis van hun rol. De uitbetalingsinstellingen geven de werklozen advies en informatie over hun rechten en plichten en de documenten die nodig zijn voor hun uitkeringsaanvraag. Werklozen die een aanvraag willen indienen, nemen contact op met een uitbetalingsinstelling. De uitbetalingsinstelling stelt een dossier samen en dient dat in bij de RVA. De RVA gaat na of alle voorwaarden vervuld zijn en levert een machtiging tot betaling af. De uitbetalingsinstelling deelt de inhoud van die positieve beslissing mee aan de werkloze. De RVA betaalt maandelijks voorschotten aan de uitbetalingsinstellingen, zodat zij de werklozen kunnen betalen en verifieert nadien of de betalingen van de uitbetalingsinstellingen correct zijn.

 

12.04  Ellen Samyn (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Alleszins lijkt een en ander wel op de processie van Echternach. Ik hoop echt dat de kwestie van nabij blijvend opgevolgd wordt. U zegt dat er 50 extra personeelsleden worden aangeworven om de experts te ontlasten, zodat die  zich ten volle kunnen focussen op de moeilijke dossiers, maar blijkbaar volstaat dat nog altijd niet. We zijn nu al één jaar na datum; het virus houdt ons ondertussen al een jaar in een wurggreep. Volgens mij krijgt elk parlementslid hier wekelijks schrijnende mails binnen van burgers die niet rondkomen en wachten op een uitkering. Zij worden van het kastje naar de muur gestuurd. Al gaan ze naar de Hulpkas of een andere uitbetalingsinstelling of worden ze doorverwezen naar de RVA, op het einde van de rit staat er geen geld op hun rekening.

 

Ik hoop dat u zeker werk maakt van een oplossing.

 

12.05  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het omstandige antwoord. Ik kijk uit naar de tabel die u ons zult bezorgen. Als daaruit blijkt dat meer dan één uitkeringsgerechtigde op vijf langer dan tien dagen moet wachten, terwijl de facturen blijven binnenkomen, dan gaat het niet om een paar duizend maar om honderdduizenden uitkeringsgerechtigden, die ontstellend lang moeten wachten. Een aantal van hen moet zelfs langer dan een maand wachten.

 

U hebt verwezen naar initiatieven zoals aanwerving van bijkomend personeel en verdere automatisering bij de Hulpkas. Het gaat echter allang niet meer alleen over de Hulpkas. In april vorig jaar was dat effectief het geval, maar ondertussen hebben we moeten vaststellen dat bijvoorbeeld ook de bereikbaarheid van het ABVV in Antwerpen per telefoon of mail problematisch is. De responstijd op een mail die over het broodnodige inkomen ging, kon oplopen tot vijf weken. Er zullen wel goede redenen zijn waarom die niet op tijd kan worden beantwoord, maar daar heeft men natuurlijk niets aan, als de facturen zich opstapelen.

 

De achterstand van de uitbetaling loopt op van twee tot vier maanden voor een aantal gezinnen. Dat is eigenlijk onverantwoord, zeker een jaar na datum. Bij het begin kon men nog aanvoeren dat men er niet op voorzien was, dat niemand een dergelijke crisis had kunnen verwachten en dat men zijn best deed om er iets aan te doen. Het is intussen echter een jaar later en we kampen nog steeds met dezelfde problemen.

 

Ik wil gerust van u aannemen dat de RVA en de uitbetalingsinstellingen goed samenwerken, maar de beleving van heel wat mensen is anders. Zij hebben de indruk dat ze constant van het kastje naar de muur worden gestuurd, wat natuurlijk nefast is voor de geloofwaardigheid van de overheid. Eigenlijk is dat ook nefast voor de gezinnen zelf, waar er elke dag mondjes moeten worden gevoed en niet om de veertig dagen of om de vier maanden, wanneer het eens lukt om een uitkering uitbetaald te krijgen.

 

Ik hoop echt dat de tijd van flauwe excuses achter ons ligt en dat de tijd is gekomen van de tijdige betalingen van broodnodige inkomensvervangende uitkeringen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de Benoît Piedboeuf à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les missions professionnelles à l'étranger des travailleurs frontaliers" (55014096C)

13 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De beroepsopdrachten in het buitenland van grensarbeiders" (55014096C)

 

13.01  Benoît Piedboeuf (MR): Madame la ministre, chère madame Wilmès, les frontaliers belges envoyés à l'étranger par leur employeur luxembourgeois pour accomplir une mission professionnelle de plus de 48 heures sont officiellement tenus de se mettre en quarantaine lors de leur retour dans leur pays de résidence, selon les mesures en vigueur pour endiguer la pandémie de covid-19.

 

De ce côté-ci de la frontière, les collaborateurs d'entreprises belges peuvent déroger à cette règle en optant pour une exception lorsqu'ils remplissent leur Formulaire Voyages d'affaires à l'étranger (BTA) sur le site www.bta.belgium.be

 

Mais, sous la rubrique 'adresse de d'établissement', ce site ne permet qu'un seul choix de pays: 'Belgique'. Ceci empêche de fait les entreprises luxembourgeoises employant des frontaliers résidant chez nous d'obtenir un numéro BTA.

 

Cet état de fait pose problème aux entreprises grand-ducales concernées, mais aussi et surtout à leurs travailleurs résidant en Belgique.

 

Monsieur le ministre, pour rencontrer le souhait des entreprises luxembourgeoises concernées de se mettre en parfaite conformité avec les règles belges, comme dans l'intérêt du maintien des frontières ouvertes pour les frontaliers résidents belges, pouvez-vous sans tarder examiner et résoudre ce problème d'ordre technique?

 

J'ajoute, pour votre complète information, que le Grand-Duché a mis en place un service de 'test de dépistage PCR COVID-19', accessible aux frontaliers et imposé aux voyageurs, particulièrement efficace.

 

13.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Monsieur Piedboeuf, je vous remercie pour votre question. Je vais y répondre rapidement et brièvement puisque nous avons immédiatement réglé le problème que vous avez à juste titre soulevé au sujet des travailleurs frontaliers belges au Grand-Duché de Luxembourg qui voyagent pour le compte de leur employeur. Le SPF Économie a élaboré une solution pragmatique avec l'Ambassade du Grand-Duché de Luxembourg en Belgique, selon laquelle le BTA de ce groupe est traité directement par l'Ambassade du Grand-Duché de Luxembourg en Belgique. Cela a permis d'apporter une réponse rapide et pragmatique à la question que vous avez soulevée de manière tout à faut judicieuse et pertinente.

 

13.03  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, je n'en attendais pas moins en efficacité de votre part et je vous remercie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van Wim Van der Donckt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De werkgelegenheidsconferentie 2021" (55014098C)

14 Question de Wim Van der Donckt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La conférence pour l’emploi 2021" (55014098C)

 

14.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, om onze werkzaamheidsgraad structureel te verhogen is het essentieel om alle mensen op beroepsactieve leeftijd op een werkbare manier aan het werk te krijgen of te houden. Vooral de werkzaamheidsgraad in de leeftijdscategorie 56 tot 65 jaar is laag in vergelijking met andere landen in Centraal- en Noord-Europa. De hoofdreden hiervoor zijn diverse conventionele of wettelijke stelsels waarbij mensen voortijdig de arbeidsmarkt verlaten. SWT is hierbij verreweg het bekendste stelsel en in de voorbije jaren werden de spelregels hier dan ook verstrengd. De praktische uitvoering hiervan werd gespreid over meerdere jaren en is nog niet integraal voltooid.

 

Het is nog onduidelijk of de regering-De Croo initiatieven plant om die engagementen inzake afbouw SWT te respecteren of te wijzigen (afbouwen – verstrengen).

 

In een antwoord op een mondelinge vraag vertelde u – en ik citeer – dat “een harmonieus eindeloopbaanbeleid het onderwerp zal zijn van de jaarlijkse werkgelegenheidsconferentie in 2021" en dat “de conferentie tot doel heeft om te komen tot concrete actieplannen".

 

Wanneer zal deze werkgelegenheidsconferentie in 2021 plaatsvinden? Wie wordt er allemaal uitgenodigd op die conferentie? Wat is de agenda van die conferentie? Wat zijn de doelstellingen van die conferentie? Is het de bedoeling dat er hier al beleidsadviezen aan de regering uitkomen of mikt u eerder op sociale akkoorden? Is er een interferentie met de plannen tot een structurele pensioenhervorming waarvan de timing september 2021 is?

 

14.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Van der Donckt, de jaarlijkse werkgelegenheidsconferentie vindt dit jaar plaats onder het thema Een Harmonieus Einde van de Loopbaan. Tijdens de conferentie zullen de sociale partners, de regio's en diverse belanghebbenden worden uitgenodigd om hun analyse over dit thema te geven en hun standpunten uit te wisselen. Het doel is te komen tot concrete actieplannen voor mogelijke hervormingen of nieuwe maatregelen.

 

Met betrekking tot de praktische regelingen, er zal binnenkort een nota aan de leden van de regering worden voorgelegd. Ik kan u nu reeds zeggen dat de conferentie gezien de gezondheidssituatie waarschijnlijk in juni zal worden gehouden.

 

In verband met uw laatste vraag, de conferentie maakt geen deel uit van de lopende werkzaamheden in verband met de pensioenhervorming.

 

14.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, mijn laatste vraag stelde ik natuurlijk doelbewust, omdat uiteraard de pensioenhervorming en het optrekken van de werkzaamheidsgraad, dus de arbeidsmarkthervorming, bijzonder samenhangend zijn. Het zou misschien niet slecht zijn om wat interactie te organiseren.

 

Ik kijk in elk geval uit naar de conferentie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14.04  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de voorzitster, ik wil gerust mijn vraag nr. 55014953C over welzijn op het werk omzetten in een schriftelijke vraag, maar ze is samengevoegd met andere vragen. Als de anderen ook bereid zijn een schriftelijk antwoord te ontvangen, ben ik bereid om de vraag om te zetten. Is het een optie dat we aan iedereen vragen of ze akkoord gaan met de omzetting in een schriftelijke vraag? Bij de volgende vergadering zullen er weer even veel vragen bijkomen. We kunnen dat nooit afwerken.

 

La présidente: Nous referons un exercice à mon avis similaire en après-midi, dans quinze jours, tel que nous en faisons maintenant de manière régulière.

 

Pour ce qui concerne votre question, je vois effectivement qu'il y a des questions jointes de Mme Muylle, Mme Vanrobaeys, M. Anseeuw, M. Colebunders et Mme Moscufo. Je propose donc que vous voyiez cela ensemble. Si vous souhaitez transformer ces questions en questions écrites, je vous suggère d'envoyer un mail au secrétariat. Dans le cas contraire, elles seront traitées dans quinze jours. À vous de voir quel est le délai à privilégier. Je vous laisse régler cela entre vous.

 

14.05  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de voorzitster, ik wil mijn vraag nr. 55015025C omzetten in een schriftelijke vraag.

 

La réunion publique de commission est levée à 18 h 00.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.00 uur.