Commission de la Santé et de l'Égalité des chances

Commissie voor Gezondheid en Gelijke Kansen

 

du

 

Mercredi 10 mars 2021

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 10 maart 2021

 

Voormiddag

 

______

 

 


La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 08 et présidée par M. Thierry Warmoes.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.08 uur en voorgezeten door de heer Thierry Warmoes.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

Le président: Bienvenue à tous. Nous allons entamer une séance de questions orales à Mme Schlitz. Bienvenue, madame la secrétaire d'État. Je demande à tous de respecter le règlement: deux minutes par question et deux minutes de réplique dans le débat d'actualité.

 

01 Loonkloof: actualiteitsdebat en toegevoegde vragen van

- Valerie Van Peel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De salarisverschillen" (55013780C)

- Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De Internationale Vrouwendag" (55014647C)

- Séverine de Laveleye aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "8 maart en de ongelijkheid op het werk" (55014820C)

- Karin Jiroflée aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Het loonkloofrapport" (55014919C)

- Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De EU-richtlijn rond salaristransparantie" (55014965C)

- Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De werkzaamheid van de wet ter bestrijding van de loonkloof" (55014969C)

- Evita Willaert aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De loonkloof tussen mannen en vrouwen" (55014984C)

- Sophie Rohonyi aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De loonkloof tussen vrouwen en mannen" (55015084C)

- Laurence Zanchetta aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De loonkloof in België" (55015095C)

- Els Van Hoof aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Gender en tewerkstelling" (55015103C)

01 Écart salarial: débat d'actualité et questions jointes de

- Valerie Van Peel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les disparités salariales" (55013780C)

- Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La Journée internationale des femmes" (55014647C)

- Séverine de Laveleye à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le 8 mars et les inégalités au travail" (55014820C)

- Karin Jiroflée à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le rapport sur l'écart salarial" (55014919C)

- Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La directive européenne relative à la transparence des salaires" (55014965C)

- Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "L'efficacité de la loi visant à lutter contre l'écart salarial" (55014969C)

- Evita Willaert à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "L'écart salarial entre les hommes et les femmes" (55014984C)

- Sophie Rohonyi à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "L’écart salarial entre les femmes et les hommes" (55015084C)

- Laurence Zanchetta à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "L'écart salarial en Belgique" (55015095C)

- Els Van Hoof à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le genre et l'emploi" (55015103C)

 

01.01  Valerie Van Peel (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik zag dat u pleitte om via anonieme data een betere kijk te krijgen op de salarisverschillen. U wilt een strengere wetgeving om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten. Daar kan niemand tegen zijn. Als er geen gelijk loon voor gelijk werk is, dan zitten we met een duidelijke discriminatie, en die moet er natuurlijk uit.

 

Het debat is echter complexer dan dat. Je moet soms ook de achterliggende oorzaken durven bekijken. Uit wetenschappelijke studies blijkt immers dat er een verschil is in arbeidstijd. Vrouwen werken vaker deeltijds dan voltijds. Ook de sector, de functie en het verschil in anciënniteit spelen een rol in het verschil in verloning. Het zijn veeleer die factoren die een rol spelen, eerder dan dat er sprake is van rechtstreekse discriminatie of schending van het principe van gelijk loon voor gelijk werk. De onderkant van de jobpiramide vergt wel onze aandacht, daar ben ik het mee eens. Vrouwen moeten de mogelijkheid krijgen om onafhankelijk te kunnen leven. Hoe dan ook, moeten de factoren die ik benoemde worden meegenomen in de denkoefening.

 

Op welke manier wilt u de wetgeving verstrengen? Bent u zich voldoende bewust van de achterliggende oorzaken van de loonkloof? Wordt het niet allemaal wat te zwart-wit voorgesteld? Bent u zich ervan bewust dat het verhoopte resultaat niet enkel via wetgeving en sancties zal  worden bereikt, maar dat het probleem ook preventief moet worden aangepakt?

 

01.02  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, twee dagen geleden, op 8 maart, was het Internationale Vrouwendag, een dag waarop vrouwen op straat komen voor meer gelijkheid. We moeten vaststellen dat de loonkloof nog altijd erg groot is, en in 2018 nog 23 % bedroeg. Wij vrezen ook dat de coronacrisis hier geen goed aan doet en dat de kloof nog dreigt te vergroten.

 

Welke zijn de redenen waarom de loonkloof zo groot is? We stellen, ten eerste, vast dat vrouwen vooral werken in sectoren die minder goed betalen, zoals de zorg, de schoonmaak en de distributie. Die mensen hebben tijdens de coronacrisis allemaal hard gewerkt, maar zijn toch niet zo goed betaald.

 

Ten tweede stellen we ook vast dat vrouwen nog steeds instaan voor het grootste deel van het huishoudelijke werk en de zorg voor de kinderen. Vrouwen besteden negen uur per week meer aan huishoudelijke taken dan mannen. Dus ook op dat vlak is er nog heel wat werk aan de winkel. Er moet meer betaalbare openbare kinderopvang komen, alsook betere voorzieningen voor vrouwen.

 

Ten derde, door een nog steeds bestaande pijnlijke realiteit op de arbeidsmarkt, blijven vrouwen nog altijd kleven aan de vloer, waar zich de laagste functies in de sector bevinden, zelfs al hebben ze kwalificaties voor een hogere functie.

 

Mevrouw de staatssecretaris, wat zult u doen om de genderkloof te dichten? Hoe zult u ervoor zorgen dat mannen en vrouwen niet alleen gelijk zijn voor de wet, maar dat er ook socio-economische gelijkheid tussen mannen en vrouwen ontstaat?

 

De voorzitter: Mevrouw Vindevoghel, ook u bleef binnen de toegemeten spreektijd. Ik hoop dat iedereen zich daaraan vandaag houdt, gelet op de drukke agenda.

 

01.03  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'État, cette année, le 8 mars, Journée internationale de lutte pour les droits des femmes, se passe dans des circonstances particulières. La crise sanitaire a exacerbé les inégalités de genre à tout point de vue, mais l'une des facettes de ces inégalités est la précarité de l'emploi. Je rappellerai donc quelques éléments sur l'état de la question en Belgique.

 

Le travail reste largement genré. En effet, les femmes sont principalement actives dans les secteurs des soins de santé, de l'action sociale, de l'enseignement et du commerce. En Belgique, 40 % des femmes dans les secteurs de la santé, du social et de l'éducation contre seulement 11 % des hommes. Par ailleurs, soulignons que plus il y a de femmes dans un secteur, moins les salaires sont élevés dans ce secteur. Évidemment, pendant la crise sanitaire, les femmes ont donc été particulièrement exposées au virus en occupant les emplois de première ligne.

 

Le temps de travail est une deuxième facette. Les femmes travaillent largement à temps partiel: 43,6 % des femmes salariées travaillent à temps partiel, pour seulement moins de 12 % des hommes. L'écart salarial reste aussi une réalité. En moyenne, les femmes gagnent un salaire horaire inférieur de 5,8 % à celui des hommes, mais l'écart salarial brut reste près des 24 %. Enfin, les femmes consacrent 1 h 30 de plus de travail non rémunéré par jour que les hommes. Ces tâches ont évidemment explosé pendant le covid-19, ce qui les a mises davantage en difficulté face à leurs tâches d'emploi.

 

On doit ici souligner que les enjeux professionnels se renforcent évidemment pour certains types de femmes: les femmes en situation de handicap, en situation de grande précarité, les femmes sans-papiers, etc. Votre exposé d'orientation générale et votre document d'orientation politique citent plusieurs leviers pour lutter efficacement contre les inégalités au travail: le renforcement de l'efficacité de la loi de 2012 sur l'écart salarial, l'accroissement du nombre de femmes dans les conseils d'administration des entreprises et un renforcement des congés parentaux.

 

Madame la secrétaire d'État, quelles pistes concrètes allez-vous suivre dans les semaines qui viennent pour répondre, avec vos collègues du gouvernement, aux enjeux liés à la précarité de l'emploi des femmes?

 

01.04  Karin Jiroflée (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, het loonkloofrapport van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen werd voor het eerst gepubliceerd in 2007. In 2007 werd de loonkloof voor het eerst zwart op wit aangetoond, werd er daarrond voor het eerst actie gevoerd en werden daarrond voor het eerst initiatieven genomen.

 

We zijn ondertussen 2021 en nog steeds verdienen vrouwen 23 % minder dan mannen. Dat is een lichte daling ten opzichte van het jaar voordien. Dat is goed, maar ieder jaar is een bijkomend jaar van ongelijkheid voor vrouwen en van een gecumuleerde achterstand in hun loopbaan.

 

Het Instituut vindt dat er meer loontransparantie nodig is. Het rapport stelt zelfs dat het recht op privacy boven het recht op transparantie in vraag moet worden gesteld als het gaat over loon. Transparantie over loon kan immers een geweldig wapen zijn in de strijd tegen loondiscriminatie. Het rapport geeft nog een aantal andere aanbevelingen, zoals dat er extra aandacht moet worden besteed aan het meer vrouwen aan het werk krijgen, en dat los van het loon.

 

Mevrouw de staatssecretaris, ik heb de volgende eenvoudige vragen. Zult u samen met uw collega van Werk Dermagne aan de slag gaan met die aanbevelingen? Het regeerakkoord voorziet in aanvullende maatregelen om de wet van 22 april 2012 ter bestrijding van de loonkloof werkzamer te maken. Men hoort immers vaak dat dit niet altijd evident is. Hebt u daaromtrent al concrete initiatieven ondernomen?

 

01.05  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, De Standaard van 3 maart kopte in een artikel "Meer transparantie moet loonkloof helpen te dichten". De krant verwees daarbij naar het initiatief van de Europese Commissie die ijvert voor bindende maatregelen rond salaristransparantie.

 

Naar verluidt is daarover op Europees niveau een richtlijn in de maak. Dat is goed nieuws, want het Europees Vakverbond, waarbij ook de Belgische vakbonden aangesloten zijn, ijvert daar al heel lang voor. Tot nu toe is het immers aan de vrouwen zelf om uit te zoeken en aan te tonen dat zij minder betaald worden dan hun mannelijke collega’s die hetzelfde werk doen. De richtlijn zou daarin verandering kunnen brengen.

 

Volledige loontransparantie binnen bedrijven en sectoren kan de loonkloof echt zichtbaar maken. Het is veel gemakkelijker om een probleem op te lossen als men er echt zicht op heeft. Bovendien legt het huidige voorstel van de Europese Commissie de bewijslast bij de werkgevers en moeten deze dus zelf aantonen dat er in hun bedrijf geen loonkloof bestaat.

 

Net als de vakbonden willen wij uiteraard dat die richtlijn er liever vandaag dan morgen komt. Mijn vraag aan u, mevrouw de staatssecretaris, luidt dan ook of u samen met de rest van de regering van plan bent druk uit te oefenen via de Raad van de EU, opdat deze richtlijn er zeker komt. Hoe meent u dat te doen?

 

Ook mijn volgende vraag gaat over de loonkloof, mevrouw de staatssecretaris. In uw beleidsnota voor 2021 las ik dat u dit jaar de wet ter bestrijding van de loonkloof van kracht wil laten worden. Dat is een nuttige oefening. Het probleem lijkt mij echter niet zozeer bij de wet zelf te liggen. Het is vooral in de uitvoering van die wet dat nog heel veel vooruitgang geboekt kan worden. Om die wet echt werkzaam te maken, hebben wij namelijk actieplannen en uitvoeringsbesluiten nodig, en die ontbreken nog grotendeels vandaag.

 

Ik wil u een voorbeeld geven uit de luchtvaartsector. Het vliegend cabinepersoneel heeft een basisloon dat maar net het minimumloon is. Wel krijgen zij heel wat premies. Dat betekent dat als zij zwanger zijn, die allemaal wegvallen. Mannen kunnen niet zwanger geraken, vrouwen wel. Dit betekent sowieso dat de regeling discriminatoir is tegenover vrouwen. Nu tijdens de coronacrisis enorm grote groepen technisch werkloos zijn, kunt u zich wel voorstellen van welk laag loon die mensen nu moeten leven. Zij leven nu eigenlijk allemaal in armoede omdat hun basisloon zo laag is en de premies niet meetellen voor de berekening van hun werkloosheiduitkering.

 

Dit is een concreet voorbeeld van de loonkloof, die nog heel groot is. Wij zien dat premies dikwijls nadelig zijn, want in de periode dat vrouwen zwanger zijn, krijgen zij die premies niet. Wat zult u ondernemen om de loonkloof op een doeltreffende manier aan te pakken?

 

01.06  Evita Willaert (Ecolo-Groen): De Europese Commissie kwam op donderdag 4 maart 2021 met een voorstel van richtlijn om de loonkloof tussen mannen en vrouwen verder te dichten. Dit past binnen het kader van de Europese Gender Equality Strategie 2020-2025.

 

Belangrijk, want de loonkloof in Europa bedraagt nog steeds 16%. België doet het beter, maar toch bedraagt de loonkloof nog 9,2%. Zonder correctie voor arbeidsduur verdienen vrouwen gemiddeld 23,1% minder dan mannen.

 

In het voorstel van de Europese Commissie staat het recht op informatie en loontransparantie centraal, zowel op individueel, bedrijfs- als op macroniveau. Dat is belangrijk om nog meer inzicht te krijgen in de loonkloof. Dat is ook onderdeel van het wetsvoorstel dat ik heb ingediend in 2019.

 

Tegelijkertijd weten we vandaag al veel over de onderliggende mechanismen. In België zijn al grote stappen gezet voor wat betreft gelijk loon voor gelijk werk. De grootste uitdaging is dus dat er geen gelijke arbeidsparticipatie is. Denk aan het opnemen van zorgtaken thuis, het doorbreken van het glazen plafond, maar ook aan de loonkloof die groter is in deeltijdse functies in precaire sectoren (loonkloofrapport 2021). In het persbericht daarover, stelt u dat u – in lijn met het regeerakkoord – van plan bent om de wet op de loonkloof van 2012 te versterken om ze doeltreffender te maken.

 

Gelet op ons wetsvoorstel van 16 juli 2019, het advies van de NAR, het loonkloofrapport van 2021 en de ambitie in het regeerakkoord, bent u tevreden met het voorstel van de Europese Commissie? In welke elementen ziet u kansen voor de verdere aanpak van de Belgische loonkloof?

 

Heeft u al, in overeenstemming met het regeerakkoord, samen met de minister van Werk stappen ondernomen om de wet van 22 april 2012 ter bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen werkzamer te maken?

 

Zo ja, dewelke? Indien niet, welk traject heeft u hiervoor voor ogen?

 

Zijn er elementen uit het wetsvoorstel 0178/001 van 16 juli 2019 en het bijhorende advies van de NAR, die u zal meenemen in uw beleidsvoorstellen?

 

Op welke manier wil u tegemoetkomen aan een gelijke arbeidsparticipatie, onder andere gelet op de groeiende precarisering van banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt (loonkloofrapport 2021)?

 

01.07  Laurence Zanchetta (PS): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes a récemment publié un rapport sur l'écart salarial en Belgique. Il en ressort que celui-ci présente une légère tendance à la baisse. Nous sommes sur la bonne voie, mais il y a encore du pain sur la planche.

 

Selon ce rapport, en 2018, l'écart salarial entre les femmes et les hommes, basé sur les salaires annuels bruts et tous secteurs confondus, s'élevait à 9,2 %. Il s'élève plus précisément à 12,7 % dans le secteur privé et à 5,2 % dans le secteur public.

 

Par ailleurs, il semblerait que l'écart salarial augmente considérablement lorsque les avantages extralégaux (pension complémentaire, indemnités de trajet domicile/travail, etc.) sont pris en compte. Les femmes bénéficient moins de ces avantages et, lorsqu'elles y ont droit, les montants perçus sont moindres.

 

Sur la base de leur proportion parmi le nombre total de travailleurs et en tenant compte du fait qu'elles travaillent plus fréquemment à temps partiel que les hommes, toutes les femmes réunies auraient dû gagner 3,274 milliards d'euros de plus en 2018. C'est énorme.

 

Madame la secrétaire d'État, comment expliquez-vous cette légère tendance à la baisse de l'écart salarial? Quelles mesures avez-vous mis en place depuis le début de votre mandat pour aller dans ce sens? Comment expliquez-vous que les femmes aient moins souvent accès aux avantages extralégaux?

 

Dans son rapport, l'Institut formule plusieurs recommandations pour réduire cet écart salarial. Qu'en pensez-vous? Comment, selon vous, pourraient-elles être mises en œuvre?

 

Comme vous le savez, mon groupe a été à l'initiative de la loi du 22 avril 2012 visant à lutter contre l'écart salarial entre les hommes et les femmes. Comment, selon vous, pourrait-on renforcer davantage cette loi?

 

01.08  Els Van Hoof (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik zal mij beperken tot de essentie, omdat er al veel is gezegd.

 

In de vorige legislatuur hebben wij al een resolutie over gender en tewerkstelling aangenomen. Wij hadden het daarin ook over de loonkloof. Ondertussen is er een nieuw rapport van het instituut en er is ook een richtlijn van de Europese Commissie hieromtrent. Het codewoord hierbij is transparantie.

 

De Europese richtlijn gaat daar vrij ver in. De bewijslast wordt bijvoorbeeld omgekeerd: werkgevers zullen moeten bewijzen waarom er een loonverschil is tussen mannen en vrouwen. Er zal ook een compensatie moeten komen bij aanvechting en vacatures zullen looninformatie moeten geven. Die maatregelen gaan veel verder dan de loonkloofwet in België en dat is ook nodig, want eigenlijk is maar 50 % van de redenen waarom er een verschil is tussen het loon van mannen en vrouwen verklaarbaar. Die redenen zijn al opgesomd: het gaat dan over de sector van tewerkstelling, de nationaliteit, de gezinssamenstelling, het beroep, het type van contract, de scholingsgraad, de anciënniteit en de burgerlijke staat.

 

Dit betekent echter dat 50 % niet verklaarbaar is. Dat is dan het fameuze glazen plafond, de kartonnen vloer of hoe men het ook wil noemen. Daar moeten wij tegen strijden. Wij mogen niet aanvaarden dat een vrouw op basis van haar geslacht een ander loon krijgt dan een man, zonder dat daar objectieve, verklarende indicatoren tegenover staan, vandaar mijn vraag hoe u de loonkloofwet zult aanpassen. U hebt dat aangekondigd in uw beleidsnota en beleidsverklaring en het staat ook in het regeerakkoord. Ik heb hierover concreet de volgende vragen.

 

Op welke manier zult u de aanpassing realiseren? Hoever staat u met de evaluatie van de quota voor beursgenoteerde bedrijven en overheidsbedrijven? Op welke manier zult u ook op dit vlak de wetgeving aanpassen richting 40 % vertegenwoordiging van het andere geslacht?

 

Le président: Madame Schlitz, je vous donne la parole. Je vous accorde dix minutes puisqu'il y a dix questions.

 

01.09  Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Merci pour vos questions sur ce sujet important.

 

Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen bracht op 4 maart een nieuw loonkloofrapport uit, waarin ook de achterliggende oorzaken van de loonkloof in detail worden besproken.

 

Alle gekende factoren samen verklaren (…)

 

Le président: Je profite de la survenue de ce petit problème technique pour vous rappeler ainsi qu'à tous les membres qu'il est conseillé de porter un casque avec micro afin de faciliter le travail des traducteurs.

 

01.10  Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Monsieur le président, j'ai changé d'ordinateur et il semble que l'on m'entende moins bien, ce dont je vous demande de bien vouloir m'excuser.

 

Globaal genomen, dat wil zeggen over de hele Belgische economie gemeten, verdient een vrouw gemiddeld 9,2 % minder dan een man, als er gecorrigeerd wordt voor arbeidsduur. Ten opzichte van het voorgaande jaar betekent dit een lichte daling. In vergelijking met heel wat andere landen heeft België dus een relatief kleine loonkloof. Toch moet het beter. Gendergelijkheid op de arbeidsmarkt is immers een essentiële voorwaarde om vrouwen en mannen gelijke kansen te geven en hun toe te staan financieel onafhankelijk te zijn.

 

L'augmentation du taux d'emploi des femmes et en particulier de celles qui sont les plus précarisées est une nécessité pour atteindre les objectifs belges et européens en matière de taux d'emploi d'ici 2030. Mais cette augmentation du taux d'emploi doit aller de pair avec une amélioration de la qualité de certains emplois, leur revalorisation et une réduction de l'écart salarial. Il faut également agir afin de permettre aux femmes travaillant à temps partiel d'augmenter leur temps de travail, si elles le souhaitent.

 

Le rapport 2021 de l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes – que vous êtes nombreux à avoir évoqué et qui concerne l'écart salarial – met en lumière la situation particulièrement difficile que vivent certaines femmes qui travaillent dans des catégories professionnelles pourtant essentielles au fonctionnement de la société, mais qui sont très mal rémunérées. Ces femmes sont également le plus souvent employées à temps partiel. Il y a urgence à revaloriser ces emplois et ces secteurs.

 

Aujourd'hui, notre système de classification de fonctions permet de comparer les fonctions et donc de comparer les salaires au sein d'un même secteur. Le futur défi en matière de réduction de l'écart salarial sera d'aller vers plus d'égalité entre les secteurs. Concrètement, je souhaite qu'un débat soit lancé sur le principe de "salaire égal pour un travail de valeur égale", et ce, peu importe le secteur.

 

En ce qui concerne plus particulièrement vos questions relatives à la loi du 22 avril 2012, à mes yeux, trois priorités concrètes se dégagent. Premièrement, optimaliser les rapports de rémunération au sein des entreprises. Aujourd'hui, ces outils sont sous-utilisés par les entreprises en partie parce qu'ils sont trop complexes. Or, ils pourraient apporter une réelle plus-value dans la lutte contre l'écart salarial au sein des entreprises.

 

Deuxièmement, améliorer les données statistiques fournies par les entreprises est une priorité. Aujourd'hui, un bilan social sur quatre n'est pas rempli ou est rempli de façon erronée. Or, des données correctes et genrées sont indispensables afin de mieux cerner la problématique de l'écart salarial au sein des entreprises. Une des pistes serait de renforcer le rôle de la Banque nationale dans le cadre du contrôle des bilans sociaux.

 

Enfin, la question des sanctions doit être posée en cas de non-respect de la loi. La loi de 2012 sur l'égalité salariale ne prévoit pas de réelle sanction. Or, nous l'avons vu avec la loi Quota, des sanctions proportionnées sont nécessaires pour atteindre un objectif.

 

La transparence salariale est également un enjeu clé. La Commission européenne, comme vous êtes nombreux à l'avoir mentionné, vient de déposer une initiative pour la transparence des salaires. Mon objectif est que le débat sur la révision de la loi belge de 2012 prenne davantage en compte cette dimension et je souhaite que la Belgique s'engage au niveau européen pour soutenir cette initiative.

 

Helaas verscherpte de pandemie de bestaande ongelijkheden. Vrouwen en de meest kwetsbare groepen werden het zwaarst getroffen. Hun financiële situatie is vaak verslechterd. Met mijn relanceproject wil ik dan ook specifieke acties opzetten ter bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt. In het kader van dit project zullen onder meer opleidingen, bewustmakingsinstrumenten en tools voor de ondersteuning van kwetsbare vrouwen op de arbeidsmarkt ontwikkeld worden. We willen daarbij vertrekken vanuit concrete projecten op het terrein. De verzamelde resultaten zullen ook worden geïntegreerd in de databank van goede praktijken van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. De resultaten zullen beschikbaar zijn voor iedereen die nood heeft aan ondersteuning inzake gendergelijkheid op de arbeidsmarkt, maar ook voor wie daarover informatie of inspiratie zoekt.

 

Enfin, un meilleur taux d'emploi des femmes passe aussi par plus d'égalité dans la sphère privée. L'allongement du congé de naissance est un grand pas en avant pour permettre aux pères et aux co-parents de s'impliquer lors de la naissance de l'enfant. La possibilité de le rendre obligatoire doit aussi être évaluée.

 

Plus largement, c'est l'ensemble du système de congé qui doit être mieux réparti entre les hommes et les femmes. C'est pourquoi je souhaiterais mener une réflexion avec mon collègue de l'Emploi sur le système des congés afin d'encourager les pères ou les co-mamans à y recourir.

 

Je vous remercie toutes et tous pour l'intérêt que vous portez à cette question essentielle qu'est l'écart salarial.

 

01.11  Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, de meeste dingen die u zegt, zijn zeker logisch en zeker aan te nemen. U zegt terecht dat een betere of juistere verloning voor bepaalde sectoren eigenlijk al heel veel zou oplossen. Het maakt niet uit of hier nu mannen of vrouwen aan de slag zijn. Het is natuurlijk wel duidelijk dat voor de dienstenchequesectoren en de zorg wel eens een nieuwe weging voor het loon moet worden gemaakt. Dat zal natuurlijk vooral op vrouwen een invloed hebben.

 

In de discussie ter zake mis ik altijd de differentiëring over de gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Enerzijds kan men kijken naar de bedrijven die gelijk loon moeten geven, daar is geen discussie. Anderzijds kan men ook kijken naar bepaalde gemeenschappen in onze maatschappij die de vrouwen niet eens toelaten om aan het werk te gaan. Dat blijft ook een prangend probleem in deze hele discussie. Daar hebt u niet over gesproken. Dat is wat spijtig. We moeten daar immers ook op inspelen. Maatschappelijk gezien zijn wij de laatste decennia sterk geëvolueerd naar de gelijkheid van mannen en vrouwen, maar niet iedereen is in dat verhaal mee. Daar kunnen de groepen wel uit gedistilleerd worden en die kunnen dan apart benaderd worden. Toch bedankt voor uw antwoord, er zaten zeker nuttige dingen tussen.

 

01.12  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, u bent van goede wil en hebt heel veel goede bedoelingen, maar de situatie is toch ernstig. Zolang er sociaal-economische ongelijkheid is, zal de situatie voor vrouwen niet oké zijn. Daarom hebben de vrouwelijke sectoren en beroepen dringend een opwaardering nodig, met meer voltijdse jobs, betere arbeidsvoorwaarden, volwaardige en zekere statuten, maar vooral ook hogere lonen. Wij vragen al lang dat het minimumbrutoloon wordt opgetrokken naar 14 euro per uur, of 2.300 euro per maand. Als we dit kunnen bekomen, zou dat toch wel een goed signaal zijn.

 

U geeft zelf het vaderschapsverlof aan, wij vinden dat ook belangrijk. Dat is een stap, maar voor ons onvoldoende. In de praktijk is het dikwijls moeilijk voor papa's om dat verlof te nemen omdat dat nu niet verplicht is. Dat zou verplicht moeten worden. Het zou ook gelijkgesteld moeten worden met het moederschapsverlof en dus opgetrokken naar vijftien weken. Het moet automatisch worden toegekend, met behoud van het loon. In landen waar dit wel het geval is, is er veel meer verdeling van het werk.

 

Er moeten ook meer betaalbare en publieke kinderopvangplaatsen komen. Dat hoor ik van veel mensen. Als men een laag loon heeft en de kinderopvang duur is, dan moet men soms moeilijke keuzes maken. Vrouwen stoppen dan dikwijls met werken. Het ouderschapsverlof moet voor ons verder worden opgewaardeerd, met behoud van loon, want voor kinderen zorgen is ook hard werk.

 

Ik ga ook nog even in op de discussie over de loonnorm, die door de vakbonden gevoerd wordt. Zij willen dat de loonnorm opgezegd wordt. Ik meen dat ook daar een genderaspect aan verbonden is, want als de loonnorm op 0,4 % blijft, dan zullen de bedrijven overgaan naar premies en zoals ik al gezegd heb, zullen die in het nadeel van de vrouwen uitvallen. Daarom vinden wij dat de loonnorm opgeheven moet worden. Gelet op het genderaspect moeten de lonen opgetrokken worden. Men moet niet met allerlei premies voor de dag komen.

 

Verder hebt u gezegd dat u voor transparantie wilt ijveren. Het is een goede zaak dat wij effectief het voorstel van Europa overnemen. Die salaristransparantie moet er komen. Dat zou een heel belangrijke vooruitgang zijn voor de vrouwen.

 

Er is dus nog veel werk aan de winkel. Wij zullen zeker alle voorstellen ondersteunen die in de richting van een vermindering van de loonkloof gaan.

 

01.13  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Merci, madame la secrétaire d'État. Vous avez effectivement mentionné les leviers centraux: repenser l'égalité entre les secteurs, améliorer les données des bilans sociaux des entreprises, envisager des sanctions, soutenir la transparence, revoir les systèmes de congés, etc. Ce sont tous les chantiers auxquels il faut s'attaquer. Je voudrais souligner le fait que sans sanctions, amener le secteur privé vers le réflexe de l'égalité sera très compliqué. Dans le secteur public, on a déjà du mal à obtenir des résultats mais dans le secteur privé où les leviers sont moindres, il va falloir prendre des sanctions. On ne peut plus accepter, au 21ème siècle, qu'on en soit toujours à devoir lutter pour l'égalité salariale et l'égalité face à l'emploi. Vous avez tout notre soutien pour ce que vous mettrez en place. On attend les premiers retours rapidement. Merci beaucoup.

 

01.14  Karin Jiroflée (sp.a): Mevrouw de staatssecretaris, u hebt een aantal elementen aangehaald en als u mij dat toestaat, wil ik er twee van dichterbij bekijken.

 

Het geboorteverlof is een maatregel waarover wij heel enthousiast zijn, maar toch zien we dat het te weinig wordt opgenomen, vaak door de papa's. Dat is geen goede zaak voor een familiaal leven, voor het mentaal welzijn van het individu en voor onze samenleving. In die zin denken wij dat er iets moet gebeuren om ervoor te zorgen dat het geboorteverlof tenminste wordt opgenomen. Dan spreek ik nog niet over het uitbreiden ervan, waaraan inderdaad kan worden gedacht, maar over het minstens opnemen ervan.

 

Dat is iets waarnaar heel veel aandacht moet gaan. Ik zeg op dit moment niet dat we het moeten verplichten, al kan men daar wel aan denken. Als men het echter niet verplicht, zullen er andere maatregelen moeten worden genomen, vooral ten aanzien van de werkgevers. Die maatregelen moeten ervoor zorgen dat het geboorteverlof wel wordt opgenomen en gezinnen op een rustige manier zowel hun boterham kunnen verdienen als voor hun kinderen zorgen.

 

Het tweede aspect dat ik even wil aanhalen, is waarmee u bent begonnen. U hebt gezegd "gecorrigeerd met de arbeidsduur bedraagt de loonkloof 9 %". Die 9 % is inderdaad pure discriminatie, maar dat andere is verborgen discriminatie. Ook daaraan zullen we heel hard moeten werken. Het feit dat vrouwen altijd een kortere  loopbaan hebben, dat de minst goed betaalde jobs voor hen zijn en dat de slechtste statuten, waarin men deeltijds moet werken, heel specifiek voor vrouwen zijn, is een grote, verborgen discriminatie. Het zijn net de meest kansarme vrouwen die daarvan het slachtoffer worden.

 

We moeten ervoor zorgen dat meer vrouwen een convenabel statuut hebben en dat er meer vrouwen op de arbeidsmarkt komen, dat meer vrouwen buitenshuis werken. Dit zijn werven die wij de komende jaren moeten aanpakken.

 

01.15  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de staatssecretaris, de loonkloof is zeer complex, afhankelijk van hoe men ernaar kijkt. U hebt veel elementen aangehaald. Ik ben tevreden dat u aan de werkzaamheidgraad voor 2030 ook een betere kwaliteit van jobs en het aanpakken van de loonkloof koppelt.

 

Loontransparantie is een heel belangrijke hefboom in de loonkloofwet, maar dan moet er met die transparantie natuurlijk ook iets worden gedaan. Als dat in orde is, hebben de bedrijven geen enkel excuus meer en mag het ook geen taboe meer zijn om die wet slagkrachtiger te maken, met een sluitstuk van sancties.

 

Mevrouw de staatssecretaris, wij hebben dit debat gisteren ook met minister Dermagne gevoerd. Ik weet dat dit u ook na aan het hart ligt. Uit de cijfers van de Nationale Bank van België blijkt dat corona ook een precarisering van vrouwen op de arbeidsmarkt teweegbrengt. Ik heb er sterk op gedrukt om dit goed in de gaten te houden. U hebt enkele zaken aangekaart, die daarvoor zeker een oplossing kunnen bieden.

 

Ik kijk ook uit naar het werk dat u zult doen om, naast het geboorteverlof, te evalueren of papa's dit beter opnemen. We moeten daarbij ook de interimarbeid betrekken. Elke papa heeft recht op geboorteverlof. We moeten de verschillende zorgverlofstelsels bekijken om te zien hoe we daar een betere verdeling tussen mannen en vrouwen kunnen bereiken. Ook daar zit immers een zeer belangrijke sleutel, waardoor vrouwen minder deeltijds zullen moeten werken en betere jobs zullen kunnen doen. Dat is allemaal met elkaar verbonden. Het is heel complex, maar ik merk dat er heel wat werk op de plank ligt om de komende jaren naar uit te kijken.

 

01.16  Laurence Zanchetta (PS): Je vous remercie, madame la secrétaire d'État pour vos réponses.

 

Vous avez évoqué différents points. Je retiendrai notamment le contrôle des bilans sociaux. Vous avez également parlé de sanctions même si, comme l'a dit ma collègue de Laveleye, il est quand même encore malheureux que l'on doive aujourd'hui, en 2021, lutter contre cet écart salarial, en particulier dans le privé.

 

Le fait d'envisager éventuellement des sanctions en cas de non-respect de la loi de 2021 est sans doute une solution, mais encore une fois, je trouve qu'il est particulièrement malheureux de prévoir des sanctions pour une chose qui devrait être normale. Cependant, cet écart salarial existe dans la société actuelle et on en parle à l'occasion. Mais au quotidien, je regrette évidemment que cet écart salarial soit mis de côté et ne ressorte qu'à certains moments, notamment lors de cette semaine où l'on pense à la lutte pour les droits des femmes.

 

01.17  Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, dank u voor uw antwoord, waar veel interessante elementen in zitten. Het sleutelelement is inderdaad de afdwingbaarheid van de loonkloofwet. Verschillende elementen van de wet worden niet goed nageleefd door bedrijven. Op die verschillende elementen moet men ingrijpen om ervoor te zorgen dat de rapporten worden vrijgegeven en dat het personeel wordt beschermd dat daarmee bezig is. Dat is ook een groot probleem vandaag. Er moet een stok achter de deur zijn, met sancties. Daarvoor is er voor u nog werk aan de winkel.

 

De grootste vorm van discriminatie vandaag is het krijgen van een kind. De keuze wordt gemaakt door de man en de vrouw, maar de vrouw wordt daarop gediscrimineerd. Van bij het begin, van bij de zwangerschap, stelt men vast dat het grootste aantal klachten dat binnenloopt over seksisme zwangerschap betreft. Dat mag vandaag niet meer. Ik ben er zelf grote voorstander van om de gelijkheid van bij het begin te bewerkstelligen. Als het verplicht is voor vrouwen om verlof te nemen, dan is dat ook voor de vader zo. Ik heb al lang geleden een wetsvoorstel ingediend om ook het vaderschapsverlof te verplichten. Dat is maar een begin, er is nog veel meer werk aan de winkel, ook inzake transparantie.

 

Als het over haar loon gaat, onderhandelt de vrouw over de combinatie arbeid en gezin. De man onderhandelt over extralegale voordelen. Ook daar zit discriminatie en ook daarover moet er transparantie komen. Beiden moeten kunnen onderhandelen over beide zaken. De gelijkstelling moet ook daar gebeuren. Er is nog heel veel werk aan de winkel.

 

Ik heb geen antwoord gekregen op de quotawetgeving, maar zal die vraag nog wel eens op een ander moment stellen. Ook dat is een belangrijke werf.

 

01.18  Robby De Caluwé (Open Vld): Mevrouw de staatssecretaris, bedankt voor de antwoorden op de vele vragen die u heeft gekregen over een toch belangrijke problematiek. Ik ben blij dat u daar in uw beleid de nodige aandacht aan besteedt.

 

De loonkloof is te verklaren door twee zaken. Enerzijds nemen vrouwen vandaag nog altijd meer zorgtaken op zich, anderzijds wordt er jammer genoeg nog altijd gediscrimineerd, enkel en alleen omdat iemand vrouw is. Beide redenen zijn uiteraard een probleem, daarin sluit ik mij aan bij mevrouw Jiroflée en mevrouw Van Hoof die dit een vorm van verborgen discriminatie noemen.

 

Ook vrouwen die niet kiezen voor een zorgtaak, worden vandaag nog altijd vaak geconfronteerd met vooroordelen. Vrouwen die bewust kiezen voor een carrière, krijgen toch met vooroordelen te maken. Eergisteren was het Internationale Vrouwendag. Naar aanleiding van die dag heb ik een interview gelezen met Nele Somers, advocate, moeder en echtgenote. Zij is vroeger ook miss geweest.

 

Zij is doctor in de rechten, maar toch, zo zegt zij in het interview, moest zij zich steeds harder bewijzen dan haar mannelijke collega's toen zij nog voor een advocatenkantoor werkte. Zij botste heel duidelijk tegen het glazen plafond. Intussen heeft zij een eigen advocatenkantoor uit de grond gestampt met twee vestigingen en is zij ook een referentie in haar vakgebied. Dat zij zich ook vandaag nog altijd op sociale media toont als mama, als echtgenote en als vrouw die van het leven geniet, zorgt vaak nog voor afkeurende blikken bij sommige collega's. Zij merkt ook erg dat veel collega's van mening zijn dat zij zichzelf niet als vrouw mag tonen. Ze is sterk genoeg om zich daartegen te verzetten, maar niet iedereen is dat. Dergelijke zaken zien wij overigens niet enkel in de advocatuur. Zo staat er ook nog een vraag van mij geagendeerd over de psychologen, waaromtrent een paar maanden geleden een gelijkaardig verhaal de media heeft gehaald.

 

Mevrouw de staatssecretaris, ik wil u vragen om in uw beleid aandacht te hebben voor deze problematiek en er mee voor te zorgen dat ook de vooroordelen worden weggewerkt. Ik ben ervan overtuigd dat dit ook zal helpen om de loonkloof te dichten en dat is echt wel nodig.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Violences intrafamiliales: débat d'actualité et questions jointes de

- Vanessa Matz à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les violences intrafamiliales durant le confinement" (55014046C)

- Florence Reuter à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "L’étude de l'ULiège et l'augmentation des violences conjugales pendant le confinement" (55014055C)

- Valerie Van Peel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "L'augmentation des violences intrafamiliales" (55014585C)

- Séverine de Laveleye à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le 8 mars et les violences conjugales" (55014822C)

- Karin Jiroflée à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La dépendance financière des victimes de violences intrafamiliales" (55014980C)

- Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La mise en oeuvre du plan d'action fédéral contre les violences liées au genre" (55014997C)

- Els Van Hoof à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La violence intrafamiliale" (55015106C)

02 Intrafamiliaal geweld: actualiteitsdebat en toegevoegde vragen van

- Vanessa Matz aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Huiselijk geweld tijdens de lockdown" (55014046C)

- Florence Reuter aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De studie van de ULiège en de toename van het partnergeweld tijdens de lockdown" (55014055C)

- Valerie Van Peel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De toename van intrafamiliaal geweld" (55014585C)

- Séverine de Laveleye aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "8 maart en partnergeweld" (55014822C)

- Karin Jiroflée aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De financiële afhankelijkheid van de slachtoffers van intrafamiliaal geweld" (55014980C)

- Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De uitvoering van het federaal actieplan tegen gendergerelateerd geweld" (55014997C)

- Els Van Hoof aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Intrafamiliaal geweld" (55015106C)

 

Le président: Mme Matz et Mme Reuter ne sont pas présentes.

 

02.01  Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, de gisteren begonnen televisiereeks Als je eens wist, die gemaakt werd door Hilde Van Mieghem en volgt op een reeks over kindermishandeling, handelt over intrafamiliaal geweld en is een aanrader om te bekijken. Het is een prachtige reeks, omdat ze alle facetten goed belicht. Uit die reeks leerde ik ook dat één op vijf vrouwen met intrafamiliaal geweld te maken krijgt. Dat is een hallucinant cijfer. Ook één op zeven mannen krijgt ermee te maken. Het taboe is voor een man natuurlijk nog groter om naar de hulpverlening te stappen, laat staan dat de bewijslast simpeler zou zijn. In de serie wordt ook de impact van intrafamiliaal geweld bij één op vijf vrouwen en één op zeven mannen op de kinderen ervan belicht.

 

Het adviescomité Maatschappelijke Emancipatie heeft net over de partijgrenzen heen een resolutie rond intrafamiliaal geweld aangenomen. Heel veel van die zaken zitten daarin vervat. U had ooit ook eens aangegeven dat u daar zeker naar zou kijken voor uw plan rond intrafamiliaal geweld. We moeten sowieso veel doen met het onderwerp, des te meer nu in de pandemie de klachten enorm zijn toegenomen, terwijl dat nog maar het topje van de ijsberg is. Al maanden dring ik erop aan om proactief te werk te gaan ten aanzien van gezinnen waarvan bekend is dat er intrafamiliaal geweld dreigt. U hebt op een bepaald moment gezegd dat u dat zou doen.

 

Hoe verloopt een en ander vandaag op het terrein? Die vraag is zeker belangrijk en zit ook in onze resolutie.

 

Sinds juli 2016 is er een onlinetool voor de beoordeling van het risico van geweld door partners beschikbaar, afkomstig van Leuven. Hoe verloopt de uitrol ervan? Is het gebruik van de tool veralgemeend? Wat is de timing hiervoor?

 

Werd de strijd tegen intrafamiliaal geweld al besproken op de interministeriële conferentie? Vlaams minister Zuhal Demir is er absoluut ook hard mee bezig en heeft vooral de family justice centers meer ondersteund. Dat model zou ook in Wallonië gekopieerd moeten worden. Dat is een fantastisch idee en werkt heel goed. In die centra, die zeer toegankelijk zijn, wordt alle hulpverlening verzameld.

 

02.02  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'État, nous savons que la crise sanitaire a exacerbé plusieurs inégalités de genre.

 

L'une des facettes de ces inégalités, probablement la plus frappante, ce sont les violences faites aux femmes qui se sont aggravées pendant le confinement. Le nombre de faits de violences rapportés par la police a baissé. Cet élément doit évidemment nous interpeller sur la capacité qu'ont eu les femmes à se déplacer pour aller à la police. On sait qu'avec la charge familiale, la capacité à fuir un conjoint violent a été rendue particulièrement difficile pendant cette période. Une nouvelle étude nous rappelle qu'en avril 2020, rien qu'à Bruxelles, les appels aux numéros d'urgence ont par contre triplé et les demandes d'hébergement ont grimpé de 250 %.

 

Quant au confinement de novembre, les appels n'ont pas été aussi élevés que ceux d'avril, mais les cas étaient plus graves selon les acteurs de terrain. Entre les deux confinements, les chiffres sont redescendus mais sont néanmoins restés au-dessus des valeurs des années précédentes. Notons par ailleurs qu'en Belgique, rien que pour 2021, nous comptons déjà 7 féminicides pour 24 en 2020. Si nous continuons à ce rythme, je pense que l'année 2021 sera d'une noirceur totale.

 

Voici donc mes questions. Vous avez élaboré un plan de lutte contre les violences de genres et intrafamiliales à la suite de la deuxième vague de covid-19. Quels sont les premiers effets de ce plan? Quelles sont les conséquences positives que vous avez pu observer? Quelles sont les perspectives pour la suite et quelles sont les étapes à mettre en place? Je pense que vous travaillez sur un plan de lutte contre les violences intrafamiliales et les violences conjugales. Où en sommes-nous et quand pourrions-nous y avoir accès?

 

02.03  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, de jongste tijd kregen wij heel wat cijfers omtrent de toename van intrafamiliaal geweld. Begin de week meldde de hulplijn 1712 in Vlaanderen nog een toename van 85 % in het aantal oproepen, een enorm cijfer. Mevrouw de Laveleye sprak zopas over een verdriedubbeling in Brussel. Dat zijn hallucinante cijfers.

 

Mevrouw de staatssecretaris, wat houdt het nieuw federaal actieplan in? Welke acties zijn er in het kader van dat actieplan reeds uitgevoerd? Welke concrete resultaten heeft dat al opgeleverd? Welke mogelijke bijsturingen plant u desgevallend?

 

Hoe ervaart u de compatibiliteit van het federaal actieplan met de plannen van de deelstaten? Welke lacunes en knelpunten zijn er nog?

 

02.04  Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, ik heb vragen in dezelfde zin. De cijfers inzake partnergeweld en kindermishandeling zijn in de periode van lockdown dramatisch gestegen. Mensen zitten letterlijk en figuurlijk op elkaars lip, wat blijkbaar tot heel wat vooral emotioneel geweld leidt. Op emotioneel vlak zijn de klachten het grootst en die zijn inderdaad heel zwaar voor wie slachtoffer is van dat soort geweld.

 

Mevrouw de staatssecretaris, in de tweede helft van 2020 hebt u een plan ontwikkeld om het geweld tijdens de lockdown aan te pakken. Hoe ver staat het met dat plan? Wat zijn de resultaten?

 

U werkt ook aan een nationaal actieplan ter bestrijding van gendergerelateerd geweld. Wat is daarvan de stand van zaken? Op welke manier zult u de aanbevelingen van het adviescomité Maatschappelijke Emancipatie van de Kamer opnemen in dat plan?

 

02.05  Karin Jiroflée (sp.a): Mevrouw de staatssecretaris, in het adviescomité Maatschappelijke Emancipatie hebben wij gisteren inderdaad een resolutie omtrent intrafamiliaal geweld, met specifieke aandacht voor het kind, unaniem goedgekeurd, zoals enkele collega's al meldden. Als voorzitter van dat adviescomité maakt die goedkeuring mij bijzonder gelukkig, want die geeft aan dat iedereen de noodzaak erkent om die problematiek daadkrachtig aan te pakken.

 

Net als mevrouw Van Peel wil ik er een lans voor breken om bij de bespreking van partnergeweld het hele gezin te betrekken, dus ook de kinderen, aangezien kinderen altijd het slachtoffer zijn van geweld, ook als zij niet in de klappen delen.

 

Naar aanleiding van die resolutie worden er nu heel wat suggesties aan de regering voorgelegd, waarvan wij hopen dat u ermee aan de slag gaat.

 

Een van de zaken die ik vandaag onder uw aandacht wilde brengen, is de financiële ondersteuning waarop vrouwen recht hebben, als ze het slachtoffer van intrafamiliaal geweld zijn.

 

Een grote drempel voor slachtoffers om aangifte te doen, is nog steeds de financiële afhankelijkheid. Vrouwen met een laag inkomen of vrouwen die voor hun inkomen bijna volledig afhankelijk zijn van het inkomen van de partner zijn nog kwetsbaarder, zeker als er ook kinderen zijn.

 

Mevrouw de staatssecretaris, wilt u daarmee aan de slag gaan? Hoe wilt u ervoor zorgen dat de informatie overzichtelijk beschikbaar is en vrouwen beter over hun financiële rechten worden geïnformeerd? Op die manier staan zij sterker in hun schoenen om te ontsnappen aan het geweld en om te proberen een eigen leven op te bouwen.

 

Le président: Dans le cadre de ce débat d'actualité, les groupes qui n'ont pas posé de question peuvent désormais prendre la parole pour poser une question ou pour répliquer.

 

02.06  Laurence Zanchetta (PS): Madame la secrétaire d'État, récemment, l'Université de Liège a mené un sondage auprès de 1 530 répondants wallons et bruxellois confinés en couple. Parmi eux, 33 % ont été impliqués dans des faits de violence physique ou psychologique durant le confinement. Par ailleurs, la maltraitance des enfants a, elle aussi, augmenté depuis le premier confinement en mars 2020. On dénombre en effet 40 % d'admissions supplémentaires d'enfants en hôpital pour de la violence de tout type. Il est donc indispensable que le gouvernement développe rapidement une politique forte qui lutte contre toutes les catégories de violence - physique, sexuelle, psychologique, économique et en ligne – et qui soit surtout susceptible de garantir une protection à toutes les victimes.

 

C'est dans ce cadre, comme le disait ma collègue Jiroflée, que nous avons travaillé au sein du Comité d'émancipation sur l'élaboration d'une proposition de résolution. Ce texte peut constituer une véritable base de travail, puisqu'il formule plusieurs recommandations.

 

Dès lors, madame la secrétaire d'État, disposez-vous de chiffres actualisés à nous communiquer en matière de violences intrafamiliales? Dans le cadre d'un problème aussi complexe qui requiert des interventions et des solutions de différentes natures, il importe que le gouvernement fédéral et ceux des entités fédérées bénéficient d'une approche globale et cohérente. Quelles mesures envisagez-vous à court terme? Quelle forme pourrait prendre, selon vous, la mise à exécution de la résolution que nous devrions prochainement adopter?

 

02.07  Robby De Caluwé (Open Vld): Mevrouw de staatssecretaris, gisteren stond inderdaad in de kranten wat wij helaas al sinds het begin van de coronacrisis vermoedden, met name dat er tijdens de eerste lockdown meer intrafamiliaal geweld was. Ook in mijn politiezone, regio Puyenbroeck, blijkt er heel duidelijk een stijging van het aantal meldingen te zijn.

 

Ik zag gisteren het eerste deel van de documentairereeks over verschillende vormen van familiaal geweld. Collega Van Peel verwees er daarnet ook al naar. De getuigenissen en verhalen die aan bod kwamen, waren inderdaad hartverscheurend, maar ze herinnerden er ons ook aan dat wij ook de mannelijke slachtoffers van intrafamiliaal geweld niet mogen vergeten. Zij botsen op zo mogelijk nog grotere drempels om een aangifte te doen of melding te maken. Ik heb u eerder al gevraagd om ook die problematiek niet uit het oog te verliezen. Ik herhaal hierbij mijn vraag.

 

Er moet uiteraard ook bijzondere aandacht gaan naar de kinderen, die zowel direct als indirect het slachtoffer zijn van intrafamiliaal geweld. De resolutie die gisteren in het Adviescomité voor de Maatschappelijke Emancipatie werd goedgekeurd, is daarin een belangrijke stap.

 

Het nationale actieplan ter bestrijding van gendergerelateerd geweld liep af in 2019. Uw federaal actieplan naar aanleiding van de tweede coronagolf is een eerste stap in de goede richting. Voor onze fractie dient op basis van de evaluatie van het vorige nationale actieplan een nieuw opgesteld te worden.

 

Werd er een formele evaluatie gemaakt van het vorige nationale actieplan? Zo ja, kan die informatie ter beschikking gesteld worden van het Parlement?

 

Wanneer plant u de goedkering van het nieuwe nationale actieplan en hoe zult u zorgen voor een gecoördineerde uitvoering ervan?

 

De bestrijding van intrafamiliaal geweld is een gezamenlijke opdracht voor zowel de federale overheid als de deelstaten. Hoe zult u zorgen voor een goede coördinatie tussen de deelstaten, zodat een gezamenlijke, ambitieuze aanpak van het probleem vooropgesteld kan worden?

 

02.08 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mijnheer de voorzitter, ik wil om te beginnen alle collega's bedanken voor hun werk met betrekking tot de resolutie gisteren.

 

Je suis très heureuse de voir aboutir ce travail que nous avons commencé ensemble il y a plusieurs mois et qui a, malgré la crise, pu aboutir à un travail collectif. Je suis vraiment heureuse de cette concrétisation.

 

Vous connaissez mon engagement pour les droits des femmes et, en particulier, en ce qui concerne les violences intrafamiliales. J'ai pleinement connaissance de la nécessité d'apporter des réponses aux personnes qui subissent des violences, souvent accrues avec le confinement. C'est pourquoi, à mon initiative, le gouvernement a adopté, en novembre dernier, une série de mesures dans différents domaines à travers un plan d'action fédéral de lutte contre les violences de genre et intrafamiliales à la suite de la deuxième vague du covid-19.

 

Premièrement, et vous êtes nombreux à en avoir parlé, il est important de connaître l'impact de la crise sanitaire actuelle, de mesurer les choses. C'est pourquoi j'ai demandé à l'UGent de relancer une étude sur les relations, le stress et l'agressivité en période de covid-19. Cette étude prend en compte des nouveaux facteurs, comme la situation de pauvreté ou l'identité de genre. Cette étude est en cours et je reviendrai vers le Parlement une fois qu'elle sera terminée pour vous exposer les chiffres. Vous êtes nombreux à avoir demandé des chiffres. Je pense que cela constituera une réponse tout à fait pertinente à vos questions.

 

En marge du monitoring, il faut surtout agir. J'ai dégagé un montant de 1 million d'euros pour soutenir 27 structures d'accueil de femmes victimes de violences, après avoir identifié précisément les besoins et les services et les soutenir, en concertation avec les Communautés et les Régions. Pour rebondir sur ce que M. De Caluwé disait, cette identification s'est faite en étroite collaboration avec les ministres compétents au niveau des Régions, vu qu'il s'agit habituellement d'une compétence régionale. Nous ne voulions pas nous substituer à leur travail, mais bien venir les renforcer. C'est vraiment dans une logique de coopération, qui s'est d'ailleurs très bien déroulée, que nous avons fonctionné.

 

Je me réjouis également que d'autres mesures, comme la COL 20/2020, aient été adoptées. Cette mesure vise la pratique de la revisite. Nous en avons souvent parlé pendant la crise. Des commissariats vont reprendre contact avec des victimes de violence qui ont porté plainte dans les mois qui ont précédé, pour s'assurer qu'il n'y ait pas de nouvelles violences et que la situation est stable.

 

Les membres du gouvernement poursuivent également leur collaboration, dans le cadre de la CIM Droits des femmes qui consacre désormais ses travaux à la précarité menstruelle, au sexisme dans l'espace public et à la représentation équilibrée dans tous les secteurs professionnels.

 

La question de la gratuité des lignes d'écoute téléphonique de lutte contre les violences et leur publicité dans l'espace public y seront également abordées, ainsi que le suivi des mesures en matière de lutte contre les violences à l'égard des femmes fondées sur le genre, adoptées lors de la CIM du 25 janvier dernier.

 

Je vais également assurer un suivi de la mise en œuvre de ces mesures au sein de la CIM.

 

Ik heb begin maart al een eerste overleg georganiseerd met de UCLL over de door hen uitgewerkte risicotaxatietool. Zoals u ongetwijfeld weet, dienen in het kader van de implementatie van de Conventie van Istanbul voor nog heel wat nieuwe instrumenten een richtlijn in het kader van de strijd tegen partnergeweld en feminicide ingevoerd te worden. Ik ben van plan om het dossier van de risicotaxatietool in dit kader verder op te nemen.

 

De IMC vrouwenrechten heeft op 25 januari een reeks maatregelen tegen gendergerelateerd geweld goedgekeurd. Het gaat onder meer over acties inzake sensibiliseringscampagnes en vormingen, en over de uitbreiding van de zorgcentra seksueel geweld naar het hele grondgebied. Er werd bijzondere aandacht gevraagd voor de vergoeding van slachtoffers, de toegankelijkheid van telefonische en andere hulplijnen en de invloed van partnergeweld op de voorwaarden voor de uitoefening van het ouderlijk gezag en voor de opvang van kinderen. De verdere opvolging van deze maatregelen wordt gepland binnen de werking van de IMC vrouwenrechten.

 

La lutte contre les violences basées sur le genre nécessite, évidemment, que l'on se dote de mesures pour les années à venir.

 

Je travaille actuellement, en collaboration avec l'IEFH, à la rédaction du prochain plan d'action national que vous êtes nombreux à avoir évoqué. Ce plan doit s'appuyer sur les recommandations de la société civile ainsi que sur les conclusions du dernier rapport du GREVIO. Les recommandations adoptées par le Sénat et la Chambre dont nous venons de parler et qui ont été adoptées, hier, doivent également être prises en compte.

 

J'accorde beaucoup d'importance à une collaboration étroite avec la société civile, en vue de l'adoption de ce plan, mais également dans le cadre du suivi de ces mesures. C'est pourquoi je m'entretiendrai prochainement avec les actrices et les acteurs de terrain afin de définir clairement les bases de cette collaboration.

 

L'IEFH sera également au cœur du dispositif. J'estime que le renforcement de la lutte contre les violences basées sur le genre requiert aussi le renforcement de l'institution chargée de coordonner la politique en la matière.

 

L'accord de gouvernement a démontré l'engagement et l'ambition de ce gouvernement pour l'égalité entre les femmes et les hommes et la lutte contre les violences basées sur le genre. Cet engagement de renforcer l'Institut sera donc respecté par ce gouvernement qui mettra en œuvre ce renforcement.

 

Het klopt dat er een gebrek is aan informatie rond bijvoorbeeld de vorderingen tot schadevergoeding door de geweldpleger aan de Staat en de ondersteunende diensten voor kinderen in gevaar. De GREVIO wijst er in dit verband op dat het traject van de klacht voor vele slachtoffers onbekend blijft en dat de institutionele actoren die belast zijn met het doorgeven van de informatie de neiging hebben enkel de algemene diensten te informeren die niet altijd aangepaste ondersteuning bieden aan de slachtoffers.

 

De doelstelling bestaat er daarom in informatie over mogelijke rechtsmiddelen ter beschikking van slachtoffers te stellen. In het kader van de IMC van 25 januari 2020 heb ik het IGVM om die reden de opdracht gegeven om een haalbaarheidsstudie te laten uitvoeren om te analyseren of het mogelijk is om een weblink met alle referenties en/of gegevens die van belang zijn voor het hele grondgebied te verstrekken via een nationale interface die verwijst naar bestaande websites. De opvolging van deze haalbaarheidsstudie zal plaatsvinden binnen de IMC.

 

In het ontwerp van het nieuwe nationaal actieplan werden er verschillende maatregelen en acties opgenomen in het kader van de kwetsbare positie van vrouwen en kinderen na een echtscheiding en in situaties van intrafamiliaal geweld.

 

Het is in het NAP van de IMC een prioriteit om deze slachtoffers te sensibiliseren over waar zij terechtkunnen, enerzijds, en hen te versterken in hun positie, anderzijds.

 

Pour terminer et répondre à la question de M. De Caluwé sur l'évaluation du précédent plan et la manière dont nous allons travailler, je dirai que l'Institut se base sur l'évaluation du plan précédent – cette question pourra être abordée, lors d'une prochaine commission. Mais j'ambitionne que le prochain plan, en cours de rédaction, intègre des objectifs mesurables beaucoup plus précis.

 

C'est un de mes objectifs. Je souhaite également qu'un monitoring soit mis en place pour que la mise en œuvre du plan soit mesurée et plus concrète dans les prochaines années. Ceci répond également à la demande du rapport du GREVIO. Je peux vous assurer de ma volonté d'être plus concrète et impactante dans ce domaine.

 

02.09  Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, sta me toe om u erop te wijzen dat ik u nog te vaak enkel over vrouwen hoor spreken. U vermeldt er zelfs feminicide bij. Het is heel belangrijk om te begrijpen en in alle communicaties het taboe te doorbreken dat intrafamiliaal geweld echt niet enkel bij vrouwen voorvalt, aangezien het één op vijf vrouwen, maar ook één op zeven mannen overkomt. Dat is een verschil, maar veel minder groot dan doorgaans wordt gedacht. Voor een man is het echter meestal nog moeilijker om ermee naar buiten te komen. Ik wil u dan ook aanraden om intrafamiliaal geweld niet elke keer zo sterk als een vrouwenzaak te belichten.

 

Los daarvan, ik hoor u heel veel studies vermelden. Omtrent het thema zijn er al heel wat studies uitgevoerd. Als we nu nog studies moeten uitvoeren aangaande de covidperiode, komen we natuurlijk te laat. Al van in de eerste lockdown zijn we op de hoogte. Alle hulpverleningsinstellingen hebben van in het begin aan de alarmbel getrokken. Immers, slachtoffers van intrafamiliaal geweld en hun kinderen zitten in een lockdown opgesloten bij hun daders. Die situatie is verschrikkelijk en daar moet nu iets aan gebeuren. Maandenlang heb ik vergeefs het probleem aangekaart en we weten wat er moet gebeuren.

 

Op een bepaald moment hebt u eindelijk de révisite ingevoerd. Dat terugkerend bezoek is heel belangrijk. Het betekent dat men gezinnen proactief bezoekt. Maar doet men dat vandaag inderdaad? Dat hoeft niet meer aan een studie te worden onderworpen, het moet gewoon gebeuren. Als dat instrument wordt gekoppeld aan een beter model van risicotaxatie, dan bent u dingen aan het doen in plaats van erover te praten.

 

Voor de rest is het gewoon belangrijk dat wij ook de gemeenschap op haar functie en rol in het debat duiden. Het is belangrijk dat elke buur, elke mens, iedereen op straat het meldt en zich uitspreekt als zij zaken weten. Het taboe is nog veel te groot. Wij moeten proactief ingrijpen, zeker voor kinderen. In de eerste jaren van het leven is de schade namelijk enorm. Het kan dus niet blijven bij pleisters op de wonde plakken, aangezien zulke wonden niet meer helen. Ik wil de noodzaak van de proactiviteit van het beleid dus nogmaals beklemtonen. Ik denk dat we moeten stoppen met studeren, maar nu echt dingen moeten doen.

 

02.10  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le président, j'ai entendu dans la réponse de la secrétaire d'État que, justement, les pratiques de revisite avaient été mises en place à la suite du deuxième confinement et du plan d'action de lutte contre les violences intrafamiliales mises en place au moment de la deuxième vague. Cela a été fait et un million d'euros a été sorti pour soutenir les centres de prise en charge. Je pense que des étapes très concrètes ont déjà été accomplies.

 

Je reste toutefois très inquiète pour les femmes et pour les enfants qui subissent ces violences directement ou indirectement. Je suis assez attentive, madame la secrétaire d'État, quand vous dites que le plan d'action sur lequel vous allez travailler sera concret, avec des indicateurs de suivi. En effet, une chose est d'avoir un plan. Une autre est de pouvoir réellement le mettre en place et de pouvoir en faire le suivi pour savoir s'il sert à quelque chose.

 

Des plans, ce ne sera pas le premier. Il va falloir maintenant garantir que le parquet suive, que la police suive. Vous n'avez pas de baguette magique pour le faire. Je pense qu'il y a beaucoup de bonne volonté aux différents niveaux de la société pour avancer mais il faut un chef d'orchestre. J'entends que le plan que vous êtes en train de construire a cette vocation de recréer une dynamique. La crise du covid rappelle l'urgence absolue de lutter efficacement contre les violences intrafamiliales.

 

J'espère qu'on aura ce débat parlementaire au moment où votre plan sera réalisé et qu'on pourra voir comment les recommandations de la résolution que nous avons clôturée hier seront prises en compte, comment le travail du secteur associatif a été pris en compte. J'espère qu'on aura une vision plus claire dans les semaines à venir et que vous pourrez venir nous le présenter vers le mois d'avril ou de mai. On attend ce débat avec impatience et surtout les impacts de ce nouveau plan. Bon courage! Nous avons beaucoup d'attentes.

 

02.11  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, gezien de enorme toename moeten wij overgaan tot concrete acties. Het nieuwe actieplan moet zich vooral baseren op GREVIO, die heel duidelijke voorstellen doet over wat er allemaal moet gebeuren. Wij moeten echt aan de slag gaan, want de situatie is heel ernstig voor de mensen.

 

Wat de resolutie betreft, zou ik graag nog zeggen dat de PVDA daarin ook heel graag het sociaal-economische aspect had opgenomen, maar dat is niet gelukt. Nochtans is dat heel belangrijk voor heel veel vrouwen. Als men thuiszit met drie kinderen en men een heel laag inkomen heeft, dan kan men zelfs niet weg. Die vrouwen zitten vast in een situatie met geweld waarin zij afhankelijk zijn van hun man. Wij moeten de genderbril dus toch opzetten. Voor ons is sociaal-economische onafhankelijkheid heel belangrijk in het kader van de bestrijding van intrafamiliaal geweld.

 

02.12  Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, wij geven allemaal het signaal dat wij een aanklampend beleid moeten voeren ten opzichte van de slachtoffers. Die cri de coeur komt niet alleen van ons, maar ook van de slachtoffers zelf. Kinderen zitten opgesloten, omdat zij niet naar school kunnen gaan; volwassenen zitten opgesloten, omdat ze niet naar het werk kunnen, terwijl dat net de enige uitlaatklep is om er even naar adem te happen, weg van de moeilijke situatie thuis. Dat alles kan vandaag niet door de lockdown. Zelfs 's nachts mag men niet buitengaan.

 

Het is dus belangrijk dat wij de daad bij het woord voegen en sterk inzetten op een aanklampende begeleiding, ook vanuit het federale niveau. Daar zijn inderdaad indicatoren voor nodig. Natuurlijk is het kind in een gezin waar er sprake is van intrafamiliaal geweld, wellicht het meest kwetsbaar.

 

Er is ook structurele ongelijkheid, omdat vrouwen zich in een sociaal-economisch zwakkere positie bevinden en ook vaak thuis zitten, waardoor zij vaker het slachtoffer zijn van geweld dan mannen. Ik denk dat we die indicatoren nodig hebben om het verschil in geweld bij kinderen, mannen en vrouwen te duiden. Gaat het om emotioneel geweld, seksueel geweld of fysiek geweld? Dat vraagt om een andere aanpak. De studie over die indicatoren, waar u naar verwijst, is heel belangrijk om in een aanpak op maat te kunnen voorzien.

 

02.13  Karin Jiroflée (sp.a): Hartelijk dank voor uw antwoorden, mevrouw de staatssecretaris. Ik weet dat de problematiek u na aan het hart ligt en u de komende tijd initiatieven zult uitrollen. Ik ben daar bijzonder blij om.

 

Ten eerste kan ik er niet genoeg op hameren dat kinderen altijd slachtoffers zijn. Kinderen dragen dat, rechtstreeks of onrechtstreeks, hun hele leven mee, ook als ze geen klappen krijgen. Dat laatste wil ik er expliciet bij vermelden, omdat dat erg belangrijk is. In die zin ben ik wel heel erg blij met het idee van herbezoek. Ik hoop dat er in de praktijk werk gemaakt wordt van de herbezoeken en ik zet er u toe aan om dat te controleren.

 

Ten tweede wil ik er nog even op wijzen dan de financiële informatie helaas meestal onbekend is, voor laaggeschoolden, voor anderstaligen, maar ook voor mensen zoals u en ik. De administratie is nu eenmaal vaak ondoorgrondelijk. Het is misschien een boutade maar in een crisissituatie is er wel een dringende behoefte aan antwoorden. Ik wil er toch op aandringen dat mensen zo snel mogelijk op een gemakkelijke, laagdrempelige manier aan de informatie kunnen geraken, waar zij recht op hebben. Ik dank u nogmaals voor uw antwoorden, mevrouw de staatssecretaris, alsook voor uw inspanningen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Questions jointes de

- Patrick Prévot à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les subsides destinés à des refuges LGBTQI+" (55012298C)

- Simon Moutquin à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le financement structurel des refuges pour personnes LGBTQI" (55015052C)

03 Samengevoegde vragen van

- Patrick Prévot aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De subsidies voor lhbtqi+-opvanghuizen" (55012298C)

- Simon Moutquin aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De structurele financiering van vluchthuizen voor lgbtqi's" (55015052C)

 

03.01  Patrick Prévot (PS): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, fin 2020, nous apprenions la libération d'un subside de 945 000 euros destiné à augmenter, pendant plusieurs mois, la capacité d'accueil du Refuge bruxellois LGBTQI+ de quinze places et à créer dix nouvelles places dans chacune des autres Régions.

 

Cette mesure est issue de la task force "Groupes vulnérables" qui a établi un ensemble de dix-neuf mesures afin de venir en aide aux personnes fragilisées par les conséquences de la crise sanitaire et du confinement.

 

Parmi les mesures prises, 945 000 euros seront donc accordés à des refuges pour jeunes LGBTQI+ qui sont rejetés voire menacés par leur famille en raison de leur orientation sexuelle ou de leur identité de genre. La période d'accueil varie de trois à neuf mois. Outre un accompagnement psychosocial, diverses activités plus pratiques comme ouvrir son propre compte bancaire, gérer ses revenus, adhérer à une mutuelle, chercher de l'emploi ou même avoir sa propre adresse seront proposées par ces refuges.

 

Madame la secrétaire d'État, concrètement, comment ces 945 000 euros seront-ils répartis, de manière territoriale mais également en termes de frais de personnel, d'achats de biens meubles ou éventuellement immeubles, etc.? Quels projets concrets ont-ils été retenus ou seront-ils retenus? Quelles associations partenaires ont-elles été ou seront-elles sélectionnées? Selon quelle procédure? Quel sera le cahier des charges utilisé? Sur quelle analyse chiffrée des besoins vous êtes-vous basée? Enfin, qu'en est-il de la temporalité prévue de cette mesure? Visez-vous sa pérennisation à terme?

 

03.02  Simon Moutquin (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la secrétaire d’État, je voudrais souligner que cette question est posée quelques jours après un probable drame homophobe. Je sais que ce point est à l'ordre du jour de notre agenda, mais je ne suis pas certain qu'il puisse être abordé ce matin. Je souhaite donc souligner que l'homophobie qui s'est rappelée à nous ce week-end est bien une réalité.

 

Comme vous le savez, l'homophobie est combattue par les refuges, ces espaces fondamentaux qui existent en Belgique. Vous vous êtes d'ailleurs rendue sur place et vous avez marqué un soutien fort et courageux au travail effectué qui, comme l'a dit mon collègue Prévot, est essentiel puisqu'il s'agit de créer un espace de sécurité, un espace serein, un espace d'écoute, un espace d'aide, un espace sociopsychologique, un espace médical pour les personnes LGBTQIA+.

 

L'actualité de ce week-end ainsi que l'homophobie latente et croissante aussi bien parmi les proches et l'entourage que sur les réseaux sociaux montrent l'importance de ces espaces.

 

Cependant, il est à craindre que le nombre de places supplémentaires que vous avez permis de créer ne suffira pas, même s'il suffit durant cette période de covid. En effet, l'occupation de ces espaces dépend de la visibilité des refuges. Autrement dit, plus ces derniers font de la publicité pour leur espace, plus ceux-ci seront remplis. En réalité, une grande partie de la communauté LGBT ne connaît pas ces espaces. Une pérennisation de  l'enveloppe existante pourrait permettre une augmentation structurelle du nombre de places. Envisagez-vous cette pérennisation éventuellement en partenariat avec la Région bruxelloise?

 

Le président: Monsieur Moutquin, je vous invite à conclure votre intervention.

 

03.03  Simon Moutquin (Ecolo-Groen): Je termine, monsieur le président.

 

Une des particularités consiste dans le fait que ces espaces sont occupés par des personnes sans titre de séjour.

 

Madame la secrétaire d’État, comment répondre aux besoins structurels de ces structures? Envisagez-vous de pérenniser l'enveloppe existante? Des contacts avec votre collègue, M. Sammy Madhi, sont-ils envisagés pour permettre notamment de réserver un centre d'accueil de Fedasil au public LGBTQIA+?

 

03.04  Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Monsieur le président, chers collègues, je rejoins M. Moutquin sur sa réflexion sur la place des personnes LGBTQI+ dans notre société. Si nous passons pour les champions des droits des personnes LGBTQI+ sur la scène internationale, nous constatons, avec ce terrible événement, à quel point les personnes LGBTQI+ continuent de subir des discriminations et des violences dans notre société en raison des mentalités, sur lesquelles il y a énormément de travail à effectuer. C'est aussi un travail que je souhaite mener dans les prochaines années.

 

Monsieur Prévot, dans le cadre de la task force "Groupes vulnérables", le subside de 945 000 euros sera consacré à l'ouverture, dans les trois Régions belges, d'une trentaine de places à destination de citoyennes et citoyens LGBTQI+ qui sont chassés de chez eux par leur famille ou qui se retrouvent en situation de sans-abrisme en raison de leur orientation sexuelle ou de leur identité de genre.

 

Les conditions d'utilisation des montants sont assez larges, afin de permettre à chaque organisation d'agir en fonction de ses possibilités et des besoins. En effet, les structures qui vont mettre en œuvre ces nouvelles places ne sont pas les mêmes, ne partent pas du même point de départ. Nous voulions vraiment permettre à chacune de développer les places de la manière la plus efficace possible.

 

Les retours de terrain sont à l'origine de ce projet. La RainbowHouse, avec qui je suis en contact régulier, m'informe que, depuis le début de la crise, les demandes d'hébergement pour les personnes LGBTQI+ se sont intensifiées. Elle reçoit environ deux demandes par semaine. Le Refuge Bruxelles reçoit en moyenne cinq demandes par semaine, auxquelles ils ne peuvent malheureusement pas répondre favorablement. J'ai eu l'occasion d'aller visiter un de ces refuges. Ils sont en effet totalement saturés.

 

Monsieur Moutquin, les refuges n'étant pas de compétence fédérale en Belgique, il n'est pas possible de créer des structures pérennes avec les budgets de la task force. Face à l'urgence à laquelle ils font face en cette période de crise, il était par contre tout à fait logique que la task force "Groupes vulnérables" puisse les soutenir.

 

Je me concerterai avec les entités fédérées sur le soutien structurel à ces structures et une potentielle pérennisation de ces lieux dans le futur.

 

J'ai rencontré mon collègue Sammy Mahdi au sujet des personnes migrantes LGBTQI+. Il m'a assuré qu'il travaillait sur la question de l'accueil par Fedasil. J'ai senti une vraie ouverture par rapport à la prise en charge de cette question. Nous devons continuer à nous concerter pour trouver les meilleures solutions possibles. Mais à titre personnel, d'après les retours de terrain que j'ai, je serais favorable à la création de centres réservés aux personnes LGBTQI+ et personnes LGBTQI+ friendly, sans obligation. Je pense que cela serait une solution positive mais nous devons encore réfléchir à sa mise en œuvre.

 

03.05  Patrick Prévot (PS): Madame la secrétaire d'État, je vous remercie.

 

Je pense que cette question fait effectivement écho, comme l'a dit mon collègue Simon Moutquin, au meurtre homophobe de Beveren qui, à l'instar des féminicides, n'est pas un fait divers. Il faut le rappeler, ce sont des femmes et des hommes qui sont assassinés en raison de leur orientation sexuelle ou de leur identité de genre.

 

Cette mesure, les 945 000 euros débloqués par le gouvernement pour permettre un hébergement approprié pour ces personnes qui fuient parfois un environnement familial ou une pression suite à leur choix de vie, est aujourd'hui, et plus que jamais peut-être, essentielle. Je ne peux que vous encourager en ce sens. J'espère que dans quelques années, il ne faudra plus débloquer de tels budgets parce que tout le monde pourra vivre en toute harmonie. Je suis un doux rêveur et j'espère qu'on y arrivera, mais en l'occurrence et pour l'instant, il est encore nécessaire de protéger ces personnes qui veulent simplement vivre en accord avec leur orientation de genre et leur sexualité.

 

03.06  Simon Moutquin (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je serai bref, étant donné que j'ai dépassé mon temps de parole lors de la question.

 

Madame la secrétaire d'État, l'homophobie, ce n'est malheureusement pas que le drame immonde de ce week-end. C'est aussi un taux de suicide chez les jeunes LGBTQI+ qui est bien supérieur aux autres. C'est une violence quotidienne sur les réseaux sociaux, une violence intrafamiliale et ailleurs. C'est parfois la peur de sortir en prenant son copain ou sa copine par la main ou dans les bras du fait de cette violence.

 

C'est donc une réponse qui passe notamment par les refuges mais aussi par ce plan interfédéral qui porte sur l'orientation sexuelle, l'identité de genre, l'expression de genre et les caractéristiques sexuelles que vous préparez. Madame la secrétaire d'État, je vous remercie pour votre travail constant sur le sujet.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Patrick Prévot à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La contraception masculine" (55012299C)

04 Vraag van Patrick Prévot aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Anticonceptie voor mannen" (55012299C)

 

04.01  Patrick Prévot (PS): Madame la secrétaire d'État, on le sait, la contraception est un enjeu majeur en termes d'égalité. Outre les effets biologiques et hormonaux provoqués par la pilule, le stérilet ou d'autres méthodes de contraception féminine, les charges mentales et financières qui pèsent sur les épaules des femmes sont colossales. L'utilisation de la contraception masculine, en dehors du préservatif externe, reste malheureusement très marginale.

 

En Belgique, selon la Fédération des centres de planning familial des Femmes prévoyantes socialistes (FPS), deux méthodes de contraception masculine sont reconnues par les autorités de santé: le préservatif externe et la vasectomie. D'autres méthodes sont à l'essai ou déjà disponibles mais pas encore reconnues ni commercialisées. Pour cela, il faudrait notamment réaliser des études de phase 3 qui sont évidemment plus coûteuses. On se rend compte que la volonté n'y est pas au niveau de l'industrie pharmaceutique. Je vous rappelle qu'il y a quelques mois encore, François Fornieri, dont on a parlé voici quelques semaines pour d'autres faits, et qui est aussi patron de l'entreprise de biopharma Mithra, déclarait ainsi en novembre qu'il n'y avait pas de marché pour la contraception masculine, ce qui est un propos hallucinant.

 

Madame la secrétaire d'État, quelles sont les méthodes à l'essai et celles qui sont disponibles mais pas encore reconnues? Quelles raisons, autres que les investissements des entreprises de biopharma, l'expliquent-elles? Des reconnaissances sont-elles à l'ordre du jour? Le gouvernement a-t-il une ambition en la matière, notamment concernant la prise en charge financière de la contraception masculine? Je vous remercie pour vos réponses.

 

04.02  Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Monsieur Prévot, tout comme vous, j'ai pris connaissance de l'interview de M. Fornieri ainsi que de l'article très instructif de Médor à ce sujet. Pour moi, cette question est très importante sur le plan de l'égalité entre les femmes et les hommes. En tant que secrétaire d'État à l'Égalité des genres, je veillerai à encourager toute possibilité de mieux partager la responsabilité de la contraception entre les hommes et les femmes.

 

Pour ce qui concerne vos deux premières questions, je vous renvoie vers le ministre de la Santé, car elles abordent des sujets pris en charge par l'Agence fédérale des médicaments et des produits de santé (AFMPS). La contraception masculine est un maillon essentiel pour mener une politique efficace en matière de santé sexuelle et reproductive. Son développement fait, au demeurant, partie des recommandations de la Commission d'Évaluation de l'IVG, publiées voici un an et, j'imagine, également cette année. L'IEFH prévoit, du reste, de travailler sur ces questions dans les prochaines années.

 

Pour moi, le témoignage de M. Fornieri révèle un a priori sur les hommes, très présent dans la société, selon lequel ils ne seraient pas intéressés par le contrôle de leur fertilité. Cela montre à quel point un travail sur les mentalités reste à effectuer - peut-être pas tant auprès des hommes que des sociétés pharmaceutiques.

 

Le dossier de Médor révélait également l'arrêt inopiné d'une recherche pourtant très avancée sur le développement d'un contraceptif masculin. J'y vois une piste intéressante à creuser. Dans son accord, le gouvernement s'est engagé à lever les freins à l'accès à la contraception. Sous cette législature, je m'emploierai, avec le ministre de la Santé, à l'identification de ces freins. Ceux qui sont liés au développement d'une contraception masculine devront indéniablement en faire partie.

 

04.03  Patrick Prévot (PS): Madame la secrétaire d'État, cette question est en effet essentielle. Il est indispensable de travailler sur une meilleure répartition de la contraception. Deux moyens sont actuellement reconnus: le préservatif externe et la vasectomie, dont le caractère irréversible freine pas mal d'hommes dans la perspective d'une contraception.

 

Il faut à un moment donné pouvoir travailler sur cette meilleure répartition de la contraception. Il n'est pas normal que ce soit une nouvelle fois les femmes qui doivent supporter la charge mentale mais également financière de cette contraception. Je ne peux que vous encourager à avancer dans ce sens.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Patrick Prévot à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les inégalités de genre relevées à travers le Baromètre Confiance & Bien-être de Solidaris" (55012300C)

05 Vraag van Patrick Prévot aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De genderongelijkheid die uit de Baromètre Confiance & Bien-être van Solidaris naar voren komt" (55012300C)

 

05.01  Patrick Prévot (PS): Madame la secrétaire d'État, depuis 2015, Solidaris prend chaque année, en septembre, le pouls de la population wallonne et bruxelloise au travers de son baromètre confiance et bien-être. Pour l'édition 2020, 1120 personnes ont été interrogées, entre 30 et 40 minutes, par téléphone et via internet. Elles ont répondu à plus de 200 questions relatives à leurs conditions de vie, leur santé, la société, la famille, etc. La conclusion pour l'édition 2020 est sans appel: selon Solidaris, "la différence entre hommes et femmes en matière de bien-être et de confiance n'a jamais été aussi élevée qu'en 2020".

 

Dans presque tous les indicateurs présentés par Solidaris, nous constatons une disparité significative sur le plan du genre. Fait interpellant vu le contexte sanitaire actuel, c'est principalement en matière de santé que l'écart est le plus conséquent. En matière de santé mentale, par exemple, l'enquête montre qu'une femme sur trois est en dépression (modérée à sévère), contre un homme sur quatre et que 53 % des femmes se disent en situation de stress élevé, contre 39 % des hommes.

 

Madame la secrétaire d'État, parmi les 19 mesures établies par la task force "groupes vulnérables", quelles sont celles qui concernent les femmes? Quels sont les moyens dégagés et quelles mesures concrètes seront mises en place? Qu'en est-il spécifiquement en matière de santé?

 

À l'aune de vos ambitions en tant que secrétaire d'État, quelle analyse faites-vous de l'enquête Solidaris et du fait que le taux de confiance des femmes est à son niveau le plus bas depuis que le baromètre existe, soit depuis 2015?

 

05.02  Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Monsieur Prévot, je vous remercie pour votre intéressante question. La crise sanitaire a, en effet, mis en exergue les inégalités de genre dans différents domaines. Ce sont majoritairement des femmes qui sont en première ligne d'exposition au virus car une grande partie d'entre elles occupent des métiers sous-payés, sous-évalués et où le travail est impossible.

 

Les inégalités préexistantes, tant dans la répartition des tâches domestiques qu'éducatives, se sont également aggravées durant le confinement. Les mamans solos ont connu un isolement encore plus difficile et leur situation financière s'est souvent aggravée. La crise sanitaire a probablement eu un impact sur les résultats de l'édition 2020 du baromètre Solidaris.

 

Avec le confinement, de nombreuses femmes se sont retrouvées enfermées avec un conjoint violent. La crise sanitaire a multiplié les cas de violences intrafamiliales. Durant la première vague de confinement, le nombre d'appels vers la ligne d'écoute 0800 30 030 a triplé. Aujourd'hui, on comptabilise le double d'appels par rapport à une période normale.

 

Dans le cadre de la task force "groupes vulnérables" pilotée par la ministre de l'Intégration sociale et de la Lutte contre la Pauvreté, j'ai demandé à ce que les mesures choisies couvrent l'ensemble des publics vulnérables afin que personne ne soit oublié. Je pense, en particulier, aux femmes victimes de violence, les personnes LGBTQI+, aux familles monoparentales, aux travailleuses à temps partiel, aux travailleuses et travailleurs du sexe ou encore aux personnes en situation de handicap.

 

Plus spécifiquement, j'ai été chargée de présenter au gouvernement deux mesures: une mesure relative aux refuges LGBTQSI+ dont nous venons de parler, une mesure relative aux services qui s'occupent de l'accueil des femmes victimes de violences.

 

Bien que les Régions aient dégagé des moyens pour élargir les capacités d'accueil des services spécialisés dans l'accueil de femmes victimes de violences, ces services restaient néanmoins confrontés aux difficultés d'accompagner les femmes de manière qualitative, notamment, au regard de la nécessité de respecter les règles sanitaires. C'est pourquoi j'ai proposé que le fédéral finance, à hauteur d'un million d'euros, 27 services d'accueil en matière de violence conjugale et intrafamiliale. Ces services sont financés et/ou agréés par les Communautés et les Régions. La concertation avec les entités fédérées s'est bien déroulée. Cette aide supplémentaire était plus que la bienvenue.

 

Pour les autres mesures, je vous invite à vous adresser à ma collègue, Mme Lalieux, qui coordonne l'ensemble des travaux ce la task force.

 

05.03  Patrick Prévot (PS): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, je vous remercie d'avoir fait un état des lieux de la situation et d'avoir rappelé les mesures que vous avez initiées avec le gouvernement.

 

J'interrogerai évidemment, votre collègue, madame Lalieux, au sujet du second volet de mes questions.

 

Quoi qu'il en soit, un outil comme le baromètre Solidaris est très intéressant. Il nous montre à quel point, et cette année encore plus que les autres, il est nécessaire que les femmes fassent l'objet d'une attention particulière.

 

Vous avez rappelé les initiatives qui ont été prises en la matière. Il faut évidemment continuer en ce sens et pérenniser ces mesures car le besoin est vraiment réel sur le terrain.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Questions jointes de

- Catherine Fonck à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les Centres de Prise en charge des Violences Sexuelles" (55012348C)

- Els Van Hoof à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les Centres de Prise en charge des Violences Sexuelles" (55015006C)

- Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La visibilité des Centres de Prise en charge des Violences Sexuelles " (55014968C)

06 Samengevoegde vragen van

- Catherine Fonck aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De Zorgcentra na Seksueel Geweld" (55012348C)

- Els Van Hoof aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De Zorgcentra na Seksueel Geweld" (55015006C)

- Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De visibiliteit van de Zorgcentra na Seksueel Geweld" (55014968C)

 

De voorzitter: Mevrouw Fonck is niet aanwezig.

 

06.01  Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, ik wil graag een stand van zaken met betrekking tot de Zorgcentra na Seksueel Geweld. Er zullen in 2021 centra worden geopend in Leuven, Antwerpen en Charleroi. In 2022 komen daar West-Vlaanderen, Limburg, Luxemburg en Namen bij. Gezien de grote nood had ik graag gehoord hoe ver men daarmee staat.

 

Er zijn verschillende fases die moeten worden doorlopen bij de opening van een zorgcentrum. In de startfase wordt er samengewerkt met de politiezone en in de uitbreidingsfase wordt de werking uitgebreid tot het hele gerechtelijk arrondissement. Die fases kunnen twee jaar duren. U hebt het ook gehad over de financiering van de forensisch verpleegkundigen en de adviserend arts door het Zorgpersoneelsfonds.

 

Mijn vraag heeft betrekking op Leuven, de stad waaruit ik afkomstig ben. Hoe ver staat men met de inrichting van de nodige locaties en de aanwerving van het personeel? Hoe staat het met de opleiding van het personeel? Wanneer zal het centrum de deuren openen? Wanneer zal de uitbreidingsfase van start gaan? Kunt u een overzicht geven van de diverse centra?

 

06.02  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, het is een goede zaak dat er drie nieuwe centra opengaan in 2021. De vier overige centra zullen daarna worden geopend. Het is belangrijk om even na te gaan hoe ver men staat met de werken.

 

Zijn de mensen op de hoogte van het bestaan van deze centra? Er is immers een groot dark number inzake seksueel geweld en veel slachtoffers vinden de weg naar de bestaande centra niet. Hoe wil u de zichtbaarheid van de Zorgcentra na Seksueel Geweld vergroten opdat zo veel mogelijk mensen de weg ernaartoe vinden?

 

06.03  Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Monsieur le président, nous sommes actuellement dans la phase de déploiement des CPVS en vue de couvrir l'ensemble du territoire belge et de garantir aux victimes de violences sexuelles l'accès à un CPVS dans l'heure. En 2021, trois nouveaux CPVS seront ouvert: à l'UZ Leuven, à l'UZ Antwerpen et au CHU de Charleroi. Durant cette législature, sept nouveaux centres verront le jour.

 

De voorbereidingen van de opstart van de eerste drie nieuwe zorgcentra zijn volop aan de gang. De opleidingen voor het zorgcentrapersoneel zullen worden georganiseerd na de zomer, zodat de zorgcentra in het najaar van 2021 hun deuren kunnen openen. De politiediensten gelinkt aan de zorgcentra Antwerpen en Leuven engageren zich ertoe om vanaf de opening van die zorgcentra met alle politiezones van het gehele gerechtelijk arrondissement van start te gaan.

 

Un des problèmes que j'ai relevés concernant les CPVS, c'est le manque de connaissance de leur existence par la population mais aussi par certains services. En parallèle de leur déploiement, je vais initier une campagne de communication nationale afin de sensibiliser les citoyens aux réalités des violences sexuelles et les informer des services offerts par les CPVS. Une campagne spécifique devrait également être prévue au sein des campus universitaires en coopération et avec le soutien de l'IEFH. Les CPVS existants et les nouveaux mèneront également des campagnes locales de sensibilisation. Au niveau national, une communication est prévue lorsque les dix CPVS seront pleinement opérationnels au niveau de l'arrondissement judiciaire, permettant une prise charge adaptée de toutes les victimes de violences sexuelles en Belgique.

 

De plus, les coordonnées des CPVS opérationnels ainsi que divers conseils sont disponibles sur le site www.violencessexuelles.be.

 

Je peux vous assurer de ma volonté d'offrir une prise en charge optimale à l'ensemble des victimes de violences sexuelles.

 

06.04  Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, bedankt voor uw antwoord.

 

Ik ben blij dat in het najaar de deuren zullen openen van de centra in Antwerpen en Leuven en dat slachtoffers daar dan terecht zullen kunnen. Het is erg dat men blij moet zijn met de opening van zo'n centrum gezien het onderwerp, maar het is echt wel een grote noodzaak. Ik hoop dat alle andere centra snel zullen volgen. Wij zullen het op de voet opvolgen, maar ik heb de indruk dat u dat ook doet. U vindt in mij zeker een strijdmakker om ervoor te zorgen dat die zorgcentra overal in België kunnen worden geopend.

 

06.05  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, het is goed dat die centra er komen, dat is een stap vooruit. U spreekt over de communicatie en dat is natuurlijk ook heel belangrijk, want alleen een website is te weinig om veel mensen te kunnen bereiken. Het is heel belangrijk dat u investeert in communicatie en zoekt hoe u het beter bekend kunt maken bij de mensen. Bij de bestaande centra is het nu immers zo dat de mensen vaak niet weten dat het bestaat. In elk geval, wij zullen er verder aan werken en ook hier zullen wij erachter zitten, zodat het allemaal vooruitgaat.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Karin Jiroflée aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Een plan tegen ouderenmishandeling" (55012475C)

07 Question de Karin Jiroflée à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Un plan de lutte contre la maltraitance des aînés" (55012475C)

 

07.01  Karin Jiroflée (sp.a): Mevrouw de staatssecretaris, volgens schattingen van de Wereldgezondheidsorganisatie wordt wereldwijd 1 op 6 mensen ouder dan 60 jaar mishandeld. Een complexe situatie, want het probleem is heel versnipperd en veelzijdig: het gebeurt in familiekring, in woonzorgcentra, in de thuiszorg. Het kan emotioneel, fysiek, seksueel, financieel of zelfs onbedoeld van aard zijn, bijvoorbeeld doordat mensen overbezorgd zijn of foute zorg toedienen. De aanpak hiervan is bevoegdheidoverschrijdend. In België bestaan er geen cijfers over deze problematiek, maar hij bestaat helaas wel.

 

Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE), dat een brede bevraging heeft gedaan over het thema van ouderenmishandeling, zet het thema op de agenda en raadt de overheid aan een nationaal of regionaal plan op te stellen. Het is de bedoeling om de mishandeling beter te detecteren en aan te pakken. Het KCE pleit voor een opleiding van het zorgpersoneel, de politie en de hulpverlening en vraagt of het stappenplan dat het heeft uitgewerkt, kan worden verspreid onder de professionals.

 

Ik bevroeg hierover al de minister van Volksgezondheid op 8 december 2020, maar hij achtte u het best geplaatst, ook in het kader van het nationaal actieplan ter bestrijding van het gendergerelateerd geweld, om op mijn vragen te antwoorden, omdat in het plan onder meer een aantal maatregelen is opgenomen voor kwetsbare groepen, waaronder ouderen.

 

Hebt u al kennisgenomen van het KCE-rapport dat een plan van aanpak vraagt tegen ouderenmishandeling?

 

Zult u het rapport in overleg met de andere bevoegde ministers en beleidsniveaus bespreken?

 

Zal de regering initiatieven nemen om tot een betere detectie en aanpak te komen van het probleem? Welke initiatieven mogen wij verwachten in dezen?

 

07.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mevrouw Jiroflée, ik heb inderdaad kennisgenomen van het rapport van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, inclusief hun aanbeveling om een nationaal of regionaal plan tegen ouderenmishandeling op te stellen.

 

Ik heb ook het Uniaverslag over discriminatie in verband met de gezondheidscrisis gelezen. Unia ontving tijdens de eerste lockdown in totaal 331 meldingen met betrekking tot mensen boven de 65 jaar. De problematiek van autonomie van ouderen staat centraal in deze meldingen.

 

Ik denk dat we een tweeledige aanpak moeten volgen: mainstreaming van een beleid ten aanzien van ouderen en een specifieke aanpak van ouderendiscriminatie. Ik werk al samen met minister Lalieux in de taskforce voor kwetsbare groepen, waarin ouderen een belangrijke doelgroep zijn. Met het oog op de mainstreaming van het ouderenbeleid werk ik samen met andere bevoegde ministers om de conclusies van de Europese Raad over de integratie van ouderenbeleid op te nemen in het regeringsbeleid, waarbij ik eveneens de nadruk leg op de kwestie van geweld tegen ouderen. Ook in mijn beleid inzake gendergerelateerd geweld zal ik een kruisanalyse maken met andere vormen van discriminatie, onder meer omtrent oudere vrouwen.

 

Zoals ik reeds aangaf tijdens de bespreking van mijn beleidsnota in het Parlement, zal ik de komende jaren van deze problematiek een aandachtspunt maken. Ik engageer mij ertoe het gesprek hierover aan te gaan met de andere bevoegde federale ministers. Ik denk daarbij in de eerste plaats aan collega's Vandenbroucke en Lalieux, alsook met de regio's, die belangrijke bevoegdheden inzake bijvoorbeeld zorg hebben.

 

07.03  Karin Jiroflée (sp.a): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik ben blij dat u het dossier hebt opgenomen. Ik kijk dan ook uit naar een reële aanpak en naar de manier waarop u het in de feiten zult aanpakken. Er is inderdaad een goede en grote samenwerking nodig met de regio's.

 

Wij zullen u bij tijd en wijle opnieuw over het dossier ondervragen, eens er echt zaken op het terrein gaande zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Robby De Caluwé aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De zaak-Kaat Bollen" (55012785C)

08 Question de Robby De Caluwé à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "L'affaire Kaat Bollen" (55012785C)

 

08.01  Robby De Caluwé (Open Vld): Een collega-psycholoog heeft in maart een klacht ingediend bij de Psychologencommissie, die bevoegd is voor de titel en de deontologie van alle psychologen in België. Volgens de man haalt mevrouw Katrien 'Kaat' Bollen door het plaatsen van zogenaamde 'seksueel getinte' foto's op haar Instagramprofiel de geloofwaardigheid en waardigheid van het beroep onderuit. Ook het regisseren van een pornofilm, het presenteren van een burlesque show en de beroepstitel in haar webshop vermelden, zou dit ondermijnen.

 

De tuchtrechtbank van de Psychologencommissie heeft in de Kamer van Beroep geoordeeld dat haar gedrag en seksueel getinte foto's het beroep en de andere psychologen schaadt en ze de deontologische code heeft overtreden. Bovendien beweert de jury dat Bollen door in beroep te gaan en zich "te etaleren in een overtuiging van haar gelijk" andere psychologen "in hetzelfde bad sleurt" en zo "de waardigheid van hun beroep wordt aangetast en imagoschade ontstaat."

 

Wat die deontologische code betreft, bepaalt elke beroepssector voor zichzelf wat de 'waardigheid van het ambt in het gedrang brengt'. Het is een vaag begrip zonder vaste definitie. De maatschappij verwacht wel dat de interpretatie ervan overeenkomt met hetgeen maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht. Normen over de waardigheid van het beroep evolueren met andere woorden mee in de tijd.

 

De Psychologencommissie zelf vangt eveneens kritiek. Ze zou log en ontransparant zijn. Slechts 10 procent van de psychologen heeft de commissie verkozen. Het vonnis is uitgesproken door een jury van vier: twee mannen en twee vrouwen, en mede ondertekend door een mannelijke griffier, waarvan afgelopen zaterdag is bekendgemaakt dat één van de tuchtrechters op non-actief is gezet, na een klacht over grensoverschrijdend gedrag.

 

Hoe schat de minister de kwestie-Bollen in vanuit het perspectief rond het al of niet respecteren van de beroepsethiek van de titel van psycholoog enerzijds, en vanuit het recht op zelfbeschikking, namelijk dat iemand met zijn of haar lichaam kan doen wat hij of zij wil?

 

Is de uitspraak rond de zaak Bollen een aanleiding om alerter te zijn rond gendergelijkheid bij uitspraken door de Psychologencommissie? Bestaat het risico dat vrouwen in deze strenger beoordeeld worden dan mannen, die op basis van gelijkaardige feiten zouden worden aangeklaagd?

 

08.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mijnheer De Caluwé, vrouwen krijgen in een professionele context nog regelmatig opmerkingen over bijvoorbeeld een te korte rok of te diepe decolleté. Niet alleen de Psychologencommissie, ook andere deontologische beroepsinstanties bestraffen vrouwen, omdat zij zich te sexy zouden gedragen om hun beroep waardig te kunnen uitvoeren.

 

Eerst wil ik beklemtonen dat de wijze waarop iemand zich kleedt of de activiteiten die iemand buiten de werkuren onderneemt, niet automatisch een impact hebben op de professionele context. Bovendien kan men zich afvragen welke activiteiten uit het privéleven exact een aantasting van de waardigheid van een beroep kunnen inhouden. Een deontologische code mag geen inbreuk betekenen op het recht op privéleven en zelfbeschikking en meer specifiek op het recht zich op een bepaalde manier te kleden of meer in het algemeen zich op vlak van seksualiteit op een bepaalde manier uit te drukken.

 

Bovendien blijkt onder andere uit de zaak-Bollen dat er een risico bestaat op verschillende, problematische deontologische interpretaties naar gelang het gaat om vrouwen of mannen. Het is daarom een belangrijk aandachtspunt dat de notie waardigheid, die in veel deontologische codes opgenomen is, geïnterpreteerd wordt in overeenstemming met de huidige opvattingen inzake genderexpressie, enerzijds, en het wettelijk kader inzake discriminatie op grond van geslacht en genderexpressie, anderzijds.

 

Ik wil dat aspect van de deontologische code nader onderzoeken. Ik heb daarom onder andere al overlegd met collega De Sutter over het deontologisch kader voor federale ambtenaren. Ik zal hetzelfde initiatief nog nemen met andere collega's-ministers, wat hun bevoegdheidsdomein betreft.

 

08.03  Robby De Caluwé (Open Vld): Ik ben heel blij dat u de problematiek erkent. Zonet, in het actuadebat rond de loonkloof, zei ik ook al dat iedereen zichzelf moet kunnen zijn. U hekelt dat een beroepsorganisatie iemand veroordeelt om wat hij of zij in zijn of haar privéleven doet en zich daarbij wegsteekt achter de deontologische code en dat vind ik positief.

 

Wat die code betreft, elke beroepssector bepaalt voor zichzelf wat voor hem de waardigheid van het ambt in het gedrang zou kunnen brengen. Dat is eerlijk gezegd een heel vaag begrip zonder vaste definitie, maar de maatschappij verwacht wel dat de interpretatie daarvan overeenkomt met hetgeen maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht. Normen in verband met de waardigheid van het beroep evalueren dus mee met de tijd. Het is alvast positief dat u stappen zet naar de beroepscommissies om hen mee te laten evolueren met wat er volgens de huidige normen van hen wordt verwacht.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08.04  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Wij hebben een interpellatie ingediend in verband met antiracisme. Kunnen we die nog opnemen voordat we stoppen? Hoe pakken we dit aan?

 

De voorzitter: Dat is het 22ste onderwerp op de lijst. We moeten om 12.30 uur stoppen. Interpellaties moeten echter binnen de twee weken behandeld worden en er staat geen nieuwe datum op de agenda. Ik stel voor dat we die interpellatie dan effectief behandelen. Een interpellatie gaat dan voor op de andere punten. Onze kalender laat het niet toe nog een vergadering in te plannen deze week.

 

08.05  Karin Jiroflée (sp.a): Het is geen probleem dat een interpellatie moet voorgaan. Ik wil wel mijn verbazing uiten over het feit dat de heer De Caluwé daarnet een vraag over Kaat Bollen heeft gesteld. Er zijn drie andere vragen, waaronder die van mij, deze middag gepland bij de heer Clarinval. Het gaat echter in grote lijnen allemaal over hetzelfde. Hoe komt dit en waarom wordt dit gesplitst? Misschien kan u hierop niet meteen een antwoord geven. Dan doen we meteen verder met de interpellatie van mevrouw Vindevoghel. Ik zou toch graag een uitleg daarover krijgen.

 

De voorzitter: Ik weet daar uiteraard niets van.

 

Madame Schlitz, êtes-vous au courant qu'il y a des questions sur l'affaire Kaat Bollen adressées au ministre Clarinval et pourquoi y en a-t-il une qui vous est adressée et une autre à M. Clarinval?

 

08.06  Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Non, je n'ai pas la réponse à cette question précise de pourquoi certaines questions sont envoyées dans certaines commissions et d'autres chez nous. Par contre, c'est en effet souvent une difficulté pour nous de ne pas avoir une vision globale de l'ensemble des questions déposées. J'entends qu'il est parfois nécessaire qu'une question, sur un même sujet, soit déposée dans plusieurs commissions parce qu'un sujet a plusieurs facettes et peut nécessiter une intervention d'un ministre sur tel aspect et d'un autre ministre sur tel autre aspect. Mais je rejoins ici Mme Jiroflée sur l'intérêt de regrouper certaines questions. Je ne sais pas comment on peut mieux s'articuler avec les services pour avoir cette information et cette meilleure collaboration avec les cabinets.

 

J'en profite pour dire également que, dans certains cas, les raisons pour lesquelles une question est jointe et d'autres ne le sont pas ne sont pas toujours très claires pour nous. Mon cabinet fait la démarche de se tourner vers les services pour demander que les questions qui portent sur le même objet soient jointes, mais ce serait plus simple pour nous si cela était fait en amont. Je ne sais pas si cela doit passer par les auteurs qui doivent dire qu'ils désirent se joindre à telle ou telle question ou si cela doit passer par les services. Je pense, en tout cas, que cela facilitera les travaux de la commission. Encore aujourd'hui, j'ai pu relever, plus loin dans la liste, que certaines questions portent sur des sujets qui ont été traités précédemment. Je pense que cela ferait gagner du temps à l'ensemble des membres de la commission si les questions étaient plus souvent regroupées par thématique.

 

08.07  Karin Jiroflée (sp.a): Mijnheer de voorzitter, het is inderdaad een gekke manier van werken. Ik kan mij voorstellen waarom de voorstellen zijn geagendeerd voor de heer Clarinval. Ik veronderstel dat de reden is dat het om beroepsorganisaties gaat.

 

Ook de heer De Caluwé heeft daar echter naar verwezen. Alle vragen gaan ongeveer dezelfde richting uit. Het is dus heel gek.

 

Dat wou ik toch even aankaarten en ben de mening toegedaan dat wij in het vervolg daarmee rekening moeten houden.

 

08.08  Robby De Caluwé (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, neem mij niet kwalijk dat ik even het woord neem, maar het is belangrijk dat ik even meegeef dat ik mijn vraag bij beide regeringsleden heb ingediend, dus zowel bij de staatssecretaris als bij minister Clarinval. Mijn vraag staat dus ook vanmiddag geagendeerd.

 

Dat biedt natuurlijk geen antwoord op de vraag waarom de twee andere vragen spontaan zijn doorverwezen naar de andere commissie. Ik had echter expliciet gevraagd beide regeringsleden over de kwestie te kunnen ondervragen.

 

08.09  Karin Jiroflée (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag was gewoon gericht aan mevrouw Schlitz. Het blijft heel raar.

 

De voorzitter: Het is niet mevrouw Schlitz die de vragen verdeelt. Wij moeten het probleem effectief eens bekijken met de diensten.

 

08.10  Karin Jiroflée (sp.a): Mijnheer de voorzitter, het is inderdaad omdat ik vrees dat er daar iets fout is gelopen dat ik de zaak aankaart.

 

De voorzitter: Mevrouw Schlitz heeft uiteraard alleen een zicht op de vragen die aan haar zijn toegewezen. Er is ook nog de mogelijkheid om, zoals de heer De Caluwé heeft gedaan, de vraag bij beide regeringsleden in te dienen.

 

Het secretariaat meldt mij dat het daarover zal enquêteren.

 

Wij kunnen dan nu de interpellatie van mevrouw Vindevoghel behandelen over het antiracismebeleid in België.

 

09 Interpellatie van Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Het antiracismebeleid van België" (55000106I)

09 Interpellation de Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La politique de lutte contre le racisme menée par la Belgique" (55000106I)

 

09.01  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, 21 maart is de Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie. Dat is een goed moment om even stil te staan bij het antiracismebeleid in ons land, want hoewel deze nieuwe regering de mond vol heeft van goede intenties rond gelijkekansen- en diversiteitsbeleid, zien we dat er in de praktijk toch nog heel wat problemen zijn.

 

In mijn interpellatie wil ik stilstaan bij twee grote pijnpunten in het Belgische antiracismebeleid: de aanpak van de discriminatie op de arbeidsmarkt en de aanpak van racistische haatspeech en misdrijven.

 

Ten eerste, wat de aanpak van de discriminatie op de arbeidsmarkt betreft, toont onderzoek aan dat wij de meest gesegregeerde arbeidsmarkt van Europa en de hele OESO hebben. Dat is een absolute schande. Toch laten u en de regering na om proactieve discriminatietoetsen op de arbeidsmarkt te laten uitvoeren. Meer nog, het regeerakkoord sluit die zelfs uit, door zeer strikte voorwaarden te verbinden aan het uitvoeren van discriminatietoetsen. Met het huidige beleid zullen we er dus echt niet toe komen om de scheeftrekking op de arbeidsmarkt recht te trekken en ervoor te zorgen dat discriminatie actief opgespoord en aangepakt wordt.

 

Het is daarom nodig om preventief en proactief op te treden tegen racistische discriminatie op de arbeidsmarkt. De huidige procedure om discriminatietoetsen te mogen uitvoeren, is louter reactief en komt in de meeste gevallen te laat om nog discriminatie te kunnen vaststellen. De huidige wet is in de praktijk een lege doos, omdat die amper werkzaam is, getuige het geringe aantal discriminatietoetsen dat tot vandaag is uitgevoerd.

 

Om die wet echt te doen werken, moet een aantal zaken worden aangepast. Zo moet de bevoegdheid van de sociale inspectie uitgebreid worden om op discriminatie te kunnen testen. Zij moet dezelfde bevoegdheid hebben voor controle op discriminatie als voor alle andere zaken waarop ze controleert. Daarvoor moet de voorwaarde van de voorafgaande schriftelijke toestemming van de arbeidsauditeur of de procureur des Konings opgeheven worden, alsook de voorwaarde dat er een objectieve indicatie van discriminatie moet zijn. Daartoe liggen momenteel enkele wetsvoorstellen voor in de commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen van de Kamer. In het kader daarvan werd het advies van de Nationale Arbeidsraad gevraagd. Die gaf aan te willen wachten met een advies te geven omdat hij verwacht dat de regering binnenkort zelf met een wetgevend initiatief zou komen om de huidige regeling voor de discriminatietoetsen op de arbeidsmarkt efficiënter te maken.

 

Wanneer mogen wij dat initiatief verwachten?

 

Gaat u druk uitoefenen binnen de regering om de inzet van proactieve discriminatietoetsen op de arbeidsmarkt mogelijk te maken? Hoe gaat u dat aanpakken?

 

Daarnaast is het natuurlijk dringend nodig om de sociale inspectie te versterken met meer middelen en personeel. In het regeerakkoord lezen we dat de regering zich ertoe engageert het aantal sociaal inspecteurs geleidelijk in lijn te brengen met de normen van de IAO. Wanneer kunnen we verwachten dat het aantal sociaal inspecteurs in België in lijn is met de normen van de IAO?

 

Dan kom ik aan het tweede belangrijke punt, namelijk de aanpak van racistische misdrijven. Op 18 februari heeft de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen België geopend, omdat ons land de Europese kaderregels over de strafrechtelijke bestrijding van racisme en xenofobie niet volledig of correct heeft omgezet in nationale wetgeving. Europa doet dat uiteraard niet zomaar. Er heerst in België de facto straffeloosheid op racisme. Bij Unia stijgen de meldingen van racistische hatespeech en misdrijven jaar na jaar. Toch worden er nauwelijks sancties opgelegd en de meeste zaken worden geseponeerd. Nochtans schrijft het Europees kaderbesluit uit 2008 voor dat ernstige uitingen van racisme en xenofobie in alle lidstaten strafbaar moeten worden gesteld via doeltreffende, proportionele en afradende strafrechtelijke sancties.

 

Het Belgisch wettelijk kader verzekert echter niet dat racistische en xenofobe motivatie door de nationale rechtbanken in rekening wordt gebracht als verzwarende omstandigheid bij alle misdaden. Daardoor is in België niet gegarandeerd dat haatmisdaden doeltreffend en adequaat worden vervolgd.

 

De recepten om dat te remediëren zijn nochtans reeds lang voorhanden. Ze staan zorgvuldig omschreven in het memorandum van de NAPAR-coalitie, die reeds meer dan twintig jaar ijvert voor een interfederaal actieplan tegen racisme. Wij weten intussen dat deze regering die belofte na twintig jaar zal nakomen. Maar nog belangrijker dan dat er een nationaal actieplan tegen racisme komt, is dat het een goed actieplan is. Als ik hoor wat voor verwaterde versie nu op tafel ligt van het door de NAPAR-coalitie geëiste actieplan, dan maak ik mij daarover toch echt zorgen. Discriminatietoetsen maken zelfs geen deel uit van het voorstel tot actieplan dat nu op tafel ligt, terwijl dat een van de speerpunten is van het memorandum van de coalitie.

 

De Europese Commissie gaf België in haar aanmaning twee maanden tijd om te reageren. Welke opvolging zult u geven aan die terechtwijzing?

 

Hoe gaat u er concreet voor zorgen dat het nationaal actieplan tegen racisme effectief en doeltreffend zal zijn en geen lege doos?

 

09.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Zoals ik al aangaf in mijn beleidsverklaring, hecht ik een groot belang aan een efficiënt systeem van mysterycalls, een situatietest om discriminatie op te sporen. Een proactief optreden van de inspectiediensten maakt daar deel van uit. De huidige regering maakt momenteel volop werk van een wetsontwerp om aan deze noden tegemoet te komen. De versterking van de inspectiediensten is een belangrijk punt, maar hiervoor verwijs ik graag naar mijn collega bevoegd voor Werk.

 

Op grond van het kaderbesluit 2008/913 wordt een algemene strafverzwaring vereist in geval van een haatmotief. We stellen vast dat het kaderbesluit een correcte toepassing kent. In de Belgische rechtspraak wordt ook een strafverzwaring toegepast voor misdrijven waarvoor geen facultatieve of verplichte strafverzwaring voorgeschreven is op grond van een haatmotief. Dit belet niet dat ik er bij de hervorming van het Strafwetboek mee voor zal pleiten dat een algemene strafverzwaring opgenomen wordt in geval van een haatmotief.

 

Ik wacht ook de aanbevelingen af van de evaluatiecommissie die onze federale antidiscriminatiewetgeving momenteel evalueert. Ook op het vlak van het strafrecht zal zij specifieke aanbevelingen formuleren die ik zeer zorgvuldig zal analyseren en desgevallend mee wil laten uitvoeren.

 

Wat het nationaal actieplan tegen racisme betreft, zijn we heel intens bezig met de voorbereiding ervan. De NAPAR-coalitie en Unia zijn hierbij zeer nauw betrokken. Zoals bepaald in de startnota die in september vorig jaar is aangenomen door de Interministeriële Conferentie Racismebestrijding, worden nu voor tal van beleidsdomeinen op acht actieniveaus voorstellen uitgewerkt. Geen zorgen dus, het wordt zeker geen lege doos.

 

09.03  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Wij vinden dat er nog veel meer zaken moeten worden aangepakt, mevrouw de staatssecretaris. Daarom hebben wij een motie ingediend.

 

Vorige week hoorde ik van iemand die in een interimbureau werkt dat er nog altijd codes worden gebruikt om discriminatoir op te treden op de werkvloer. Ik denk dat er nog heel wat werk aan de winkel is. Ik weet dat u ook wil vooruitgaan, maar wij willen toch een motie indienen.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter:

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Maria Vindevoghel en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellatie van mevrouw Maria Vindevoghel

en het antwoord van de staatssecretaris voor Gendergelijkheid, Gelijke Kansen en Diversiteit, toegevoegd aan de minister van Mobiliteit,

- overwegende dat België momenteel de meest gesegregeerde arbeidsmarkt van Europa en de OESO heeft;

- overwegende dat proactieve discriminatietoetsen het meest effectieve instrument zijn om discriminatie op de arbeidsmarkt op te sporen en tegen te gaan;

- overwegende dat reactieve discriminatietoetsen in de meeste gevallen te laat komen om discriminatie vast te kunnen stellen;

- overwegende de geringe werkzaamheid van de wet van 15 januari 2018 houdende diverse bepalingen inzake werk, die discriminatietoetsen op de arbeidsmarkt regelt, getuige het geringe aantal discriminatietoetsen die tot op vandaag zijn uitgevoerd;

- overwegende dat de huidige voorwaarden om discriminatietoetsen uit te voeren beletten om die proactief uit te voeren;

- overwegende dat geen enkel ander soort controle door de sociale inspectie aan dergelijke voorwaarden onderworpen is;

- gelet op de wetsvoorstellen die momenteel behandeld worden in de commissie voor Werk, Sociale Zaken en Pensioenen van de Kamer van volksvertegenwoordigers en die de voorafgaande schriftelijke toestemming van de arbeidsauditeur of de procureur des Konings en de aanwezigheid van een 'objectieve' indicatie van discriminatie als voorwaarden voor het uitvoeren van discriminatietoetsen op de arbeidsmarkt willen opheffen;

- gelet op het antwoord van de Nationale Arbeidsraad op de vraag om advies te geven omtrent die wetsvoorstellen;

- overwegende dat Unia in haar jaarverslag van 2019 adviseert om discriminatie op de arbeidsmarkt met proactieve discriminatietoetsen aan te pakken en de bestaande procedures voor de toelating van de uitvoering van die toetsen te verlichten;

- gelet op het feit dat België momenteel niet voldoet aan de normen van de IAO voor wat betreft het aantal sociaal inspecteurs;

- overwegende dat de sociale inspectie dringend meer mensen en middelen nodig heeft om haar werk naar behoren te kunnen doen en proactief discriminatie op de arbeidsmarkt te kunnen opsporen;

- gelet op de inbreukprocedure die de Europese Commissie op 18 februari jl. tegen België opende omdat ons land de Europese kaderregels over de strafrechtelijke bestrijding van racisme en xenofobie niet volledig of correct heeft omgezet in nationale wetgeving;

- gelet op het Europese kaderbesluit uit 2008 dat voorschrijft dat ernstige uitingen van racisme en xenofobie in alle lidstaten strafbaar moeten worden gesteld via 'doeltreffende, proportionele en afradende strafrechtelijke sancties';

- overwegende dat het Belgische wettelijke kader volgens de Europese Commissie niet verzekert 'dat de racistische en xenofobe motivatie door de nationale rechtbanken in rekening wordt gebracht als verzwarende omstandigheid bij alle misdaden';

- overwegende dat het daardoor in België niet gegarandeerd is dat 'haatmisdaden doeltreffend en adequaat worden vervolgd', volgens de Europese Commissie;

- overwegende dat Unia jaar na jaar een stijging van de meldingen betreffende racistische hatespeech en misdrijven registreert;

- overwegende dat een interfederaal actieplan tegen racisme nodig is om dat te remediëren;

- overwegende dat het memorandum van de NAPAR-coalitie daarvoor de beste recepten bevat;

- gelet op de belofte van de regering dat er in 2021 een interfederaal actieplan tegen racisme, onverdraagzaamheid en alle vormen van discriminatie komt;

vraagt de regering

- om dit voorjaar nog een wetgevend initiatief te ondernemen om proactieve discriminatietoetsen op de arbeidsmarkt mogelijk te maken en adequate minimale doelstellingen op te leggen voor het aantal uit te voeren proactieve discriminatietoetsen;

- om het aantal sociale inspecteurs tegen de zomer in lijn te brengen met de normen van de IAO;

- om de sociale inspectie voldoende middelen toe te bedelen om haar opdracht naar behoren te kunnen uitvoeren;

- om in 2021 een degelijk interfederaal actieplan tegen racisme op te stellen waarin alle eisen uit het memorandum van de NAPAR-coalitie opgenomen worden, en wel zeker die betreffende proactieve discriminatietoetsen;

- om de Europese kaderregels over de strafrechtelijke bestrijding van racisme en xenofobie dit jaar volledig en correct om te zetten in nationale wetgeving."

 

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Maria Vindevoghel et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de Mme Maria Vindevoghel

et la réponse de la secrétaire d'État à l'Égalité des genres, à l'Égalité des chances et à la Diversité, adjointe au ministre de la Mobilité,

considérant qu’actuellement la Belgique a le marché du travail le plus ségrégé d’Europe et de l’OCDE;

- considérant que les contrôles proactifs en matière de discrimination constituent l’instrument le plus efficace pour détecter et combattre la discrimination sur le marché du travail;

- considérant que dans la plupart des cas, les contrôles réactifs en matière de discrimination sont effectués trop tardivement pour pouvoir constater la discrimination;

- considérant que la loi du 15 janvier 2018 portant des dispositions diverses en matière d’emploi, qui régit les contrôles en matière de discrimination, est peu opérante, ce qui est attesté par le nombre très réduit des contrôles en matière de discrimination auxquels il a été procédé à ce jour;

- considérant que les conditions à remplir actuellement pour procéder à des contrôles en matière de discrimination empêchent d’effectuer de tels contrôles de façon proactive;

- considérant qu’aucun autre type de contrôle par l’Inspection sociale n’est soumis à de telles conditions;

- vu les propositions de loi qui sont actuellement traitées dans la commission Affaires sociales, Emploi et Pensions de la Chambre des représentants et qui tendent à supprimer l’accord écrit préalable de l’Auditeur du Travail ou du Procureur du Roi ainsi que la présence d’une indication ‘objective’ de discrimination comme conditions à remplir pour procéder à des contrôles en matière de discrimination sur le marché du travail;

- vu la réponse du Conseil national du Travail à la demande, qui lui a été adressée, de rendre un avis sur ces propositions;

- considérant que dans son rapport annuel 2019, Unia recommande de lutter contre la discrimination sur le marché du travail au moyen de contrôles proactifs en matière de discrimination et d’alléger les procédures existantes pour l’agrément de l’exécution de ces contrôles;

- vu le fait qu’actuellement la Belgique ne satisfait pas aux normes de l’OIT pour ce qui regarde le nombre d’inspecteurs sociaux;

- considérant que l’Inspection sociale a d’urgence besoin de plus de personnel et de moyens pour pouvoir effectuer son travail convenablement et détecter la discrimination sur le marché du travail de façon proactive;

- vu la procédure d’infraction que la Commission européenne a ouverte à l’encontre de la Belgique le 18 février dernier parce que notre pays n’a pas transposé complètement ou correctement en droit belge les règles du cadre européen relatives à la répression pénale du racisme et de la xénophobie;

- vu la décision-cadre européenne de 2008 qui prescrit que les manifestations graves de racisme et de xénophobie doivent être rendues punissables dans tous les Etats membres par le biais de 'sanctions pénales efficaces, proportionnelles et dissuasives';

- considérant que selon la Commission européenne, le cadre légal belge ne garantit pas 'que la motivation raciste et xénophobe soit prise en considération par les tribunaux nationaux à titre de circonstance aggravante dans tous les crimes';

- considérant que de ce fait, il n’est pas garanti en Belgique que 'les crimes haineux soient poursuivis efficacement et adéquatement', selon la Commission européenne;

- considérant qu’Unia enregistre d’année en année une augmentation des signalements concernant des discours haineux et des infractions haineuses de nature raciste;

- considérant qu’un plan interfédéral d’action contre le racisme est nécessaire pour y remédier;

- considérant que le mémorandum de la coalition NAPAR contient les meilleures recettes à cette fin;

- vu la promesse du gouvernement de présenter en 2021 un plan interfédéral d’action contre le racisme, l’intolérance et toutes les formes de discrimination;

demande au gouvernement

- d’entreprendre dès ce printemps une initiative législative afin de permettre des contrôles proactifs en matière de discrimination sur le marché du travail et d’imposer des objectifs minimaux adéquats pour ce qui regarde le nombre de contrôles proactifs en matière de discrimination à effectuer;

- d’aligner sur les normes de l’OIT le nombre d’inspecteurs sociaux, et ce d’ici l’été prochain;

- d’attribuer suffisamment de moyens à l’inspection sociale afin qu’elle puisse s’acquitter convenablement de sa tâche;

- de concocter en 2021 un bon plan interfédéral d’action contre le racisme dans lequel seraient traduites toutes les exigences posées dans le mémorandum de la coalition NAPAR, et en particulier celles ayant trait aux contrôles proactifs en matière de discrimination;

- de procéder cette année à la transposition complète et correcte en droit belge des règles du cadre européen relatives à la répression pénale du racisme et de la xénophobie."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Simon Moutquin.

Une motion pure et simple a été déposée par M. Simon Moutquin.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

Mme Reuter n'est pas présente pour poser sa question n° 55012918C.

 

10 Vraag van Karin Jiroflée aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Transgenderzorg" (55013238C)

10 Question de Karin Jiroflée à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les soins aux transgenres" (55013238C)

 

10.01  Karin Jiroflée (sp.a): Mevrouw de staatssecretaris, vorig jaar meldden zich meer dan 600 mensen aan bij het Centrum voor Seksuologie en Gender in het UZ Gent, een record. Dit is een taboe dat stilaan wegvalt in onze maatschappij. De nieuwe transgenderwet van 2018 en een aantal rolmodellen zorgen voor een betere bekendheid en zouden dus een verklaring voor die toename kunnen zijn.

 

De wachtlijst voor een eerste gesprek bedraagt nu 16 maanden. Momenteel krijgen 1.300 mensen een behandeling en in 2020 startten 300 mensen met hun traject. De mensen worden nu doorverwezen naar de lokale hulpverlening via het Transgender Infopunt, gesubsidieerd door de Vlaamse Overheid, waar een zorgkaart voor Vlaanderen terug te vinden is.

 

Dit TIP werd met een projectsubsidie vanuit het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen vertaald naar het Frans. Het instituut financiert deze vertaling echter niet langer. Professor T’Sjoen werkt in het UZ Gent voor dit Transgender Infopunt en roept op om dit aanbod ook aan te bieden in de andere universitaire of grotere ziekenhuizen in ons land en probeert verschillende centra aan te moedigen om ook een gecoördineerd aanbod op te starten.

 

Momenteel is het UZ Gent het enige ziekenhuis in ons land dat geïntegreerde zorg aanbiedt. De maximumcapaciteit blijkt bijna bereikt. De ziekenhuizen in Genk en Antwerpen lijken dit voorbeeld stilaan te volgen, maar daar staat dit nog in de kinderschoenen. We zien nu eigenlijk nog maar de top van de ijsberg. Dat weten we omdat we zien dat er in Amsterdam tot 100 aanmeldingen per maand zijn. Bij uitbreiding van het zorgaanbod zullen mensen dus ook hier sneller de weg vinden naar de hulpverlening.

 

Mevrouw de staatssecretaris, bent u van mening dat transgenderzorg in ons land momenteel tekortschiet en verder moet worden uitgebreid? Waarom wel of waarom niet?

 

Het aanbod, maar ook de vraag situeert zich nu vooral in Vlaanderen. Slechts 10 % van de patiënten komt uit Brussel of Wallonië. Dat is eigenaardig. Ik kan mij niet indenken dat er daar minder transgenders zijn. Wat is volgens u de verklaring hiervoor?

 

De Franstalige versie van het TIP werd verzorgd door het IGVM, maar de financiering ervan werd stopgezet. Wat was de reden daarvoor? Welke stappen bent u bereid te ondernemen om deze website ook toegankelijk te houden voor Franstalige landgenoten?

 

Ten slotte, buiten de wachtlijsten is er ook nood aan een opvolgingsonderzoek om na te gaan hoe mensen zich vijf tot tien jaar na de begeleiding en/of ingrepen voelen. Er zijn hierover geen data beschikbaar in ons land. Bent u bereid om daarvoor middelen vrij te maken?

 

10.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Jiroflée, het is inderdaad zeer belangrijk in ons land in een voldoende groot en specifiek zorgaanbod te voorzien voor transpersonen. Toegang hebben tot goede en kwalitatief hoogstaande hulp en zorg is essentieel voor het welzijn van transpersonen die daarnaar op zoek zijn.

 

Op dit moment zien wij dat de vraag naar zorg erg toegenomen is en dat het aanbod is verkleind. Er is dus nood aan specifieke gespecialiseerde zorg, maar daarnaast moet er ook worden ingezet op het informeren en sensibiliseren van hulp en van zorgverleners in het algemeen, zodat ook transpersonen die geen gespecialiseerde hulp zoeken respectvol behandeld worden en geen drempels voelen om hulp te zoeken.

 

Het zorgaanbod behoort tot de bevoegdheid van de minister van Volksgezondheid maar ik wil graag met mijn collega bekijken hoe ik hem vanuit mijn bevoegdheden kan ondersteunen.

 

Niet alle transpersonen geven aan nood te hebben aan hulp, maar de verschillen in de regio's zijn wel opvallend. Onderzoek van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen stelde in 2018 ook vast dat transpersonen uit het Waals Gewest beduidend minder vaak hulp zoeken. Wij spreken over 58 %, terwijl dat percentage in het Vlaams Gewest 81 % bedraagt. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gaat het over 66 %.

 

Het beperkte aanbod aan gespecialiseerde transgenderzorg in het Waals Gewest speelt hierin zeker een rol. Het Transgender Infopunt kreeg einde 2015 eenmalig een financiering van het Instituut om een Franstalig luik aan zijn website te maken.

 

Aan Franstalige kant kreeg de transgenderorganisatie Genres Pluriels eenzelfde financiering voor de vertaling van haar website naar het Nederlands. Deze financiering was eenmalig. De besparingen op het budget van het instituut en de afschaffing van zijn projectsubsidies maakten het al moeilijk deze projecten vanuit het instituut structureel te ondersteunen. De werking van het TIP wordt bemoeilijkt door subsidies van de Vlaamse overheid.

 

Ik zal dit project voorstellen aan mijn collega's van de Franse Gemeenschap en samen met hen bekijken of dit initiatief ondersteund kan worden. Het onderzoek van het instituut gaf wel een beeld van de ervaringen van transpersonen in België.

 

Ook ervaringen inzake zorg en hulpverlening kwamen in deze studie aan bod. Het zou zeker nuttig zijn om hier dieper op in te gaan in een afzonderlijk onderzoek. Ik zal met de minister van Volksgezondheid bekijken hoe we samen een dergelijk onderzoek kunnen organiseren.

 

10.03  Karin Jiroflée (sp.a): Mevrouw de staatssecretaris, een paar elementen. Ik ben er samen met u van overtuigd dat de beperkte aantallen die we zien in Wallonië, te maken hebben met het beperkte aanbod in het Waalse Gewest. Dat is natuurlijk wel heel erg spijtig voor onze Waalse landgenoten. We moeten daar echt wel iets aan doen.

 

Ik begrijp dat het blijven ondersteunen hiervan geen kerntaak is van het instituut. Daar heb ik alle begrip voor. Op een of andere manier moet het echter wel gebeuren. Ik blijf ervoor pleiten om in het Waalse Gewest de werking bijzonder te versterken, zeg maar: op te starten, zodat ook daar mensen ergens terechtkunnen. Aan de andere kant moet men de dienstverlening die er in Vlaanderen toch al is, uitbreiden. Zoals ik al zei, buiten de kleine muizenpasjes in Genk en Antwerpen – dat is geen verwijt, laat dat duidelijk zijn, want het is niet evident – gebeurt er weinig. Als we dan zien dat er in Amsterdam 100 aanmeldingen per maand zijn, weten we wat er op ons afkomt. We moeten proactief optreden, zowel in het Waalse Gewest als aan Vlaamse kant. In ieder geval hartelijk dank voor uw inzet. Over een aantal maanden snijd ik het weer aan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55013676C van de heer Francken wordt uitgesteld.

 

11 Vraag van Karin Jiroflée aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De digitale kloof bij vrouwen" (55013694C)

11 Question de Karin Jiroflée à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La fracture numérique chez les femmes" (55013694C)

 

11.01  Karin Jiroflée (sp.a): Mevrouw de staatssecretaris, tijdens de presentatie van het coronarapport van Unia op 3 februari werden verontrustende cijfers genoemd. Omgaan met het virus is voor iedereen moeilijk, maar voor sommige bevolkingsgroepen zijn de maatregelen om het virus te onderdrukken, toch wel veel moeilijker dan voor anderen. Vrouwen zijn oververtegenwoordigd in sectoren die sneller vatbaar waren voor besmetting, zoals in de gezondheidszorg, het onderwijs en de schoonmaak.

 

Omdat de sanitaire maatregelen ons aanmanen om zo veel mogelijk thuis te blijven en zo weinig mogelijk mensen te zien, zijn het belang van het internet en het wegwijs raken in de virtuele wereld belangrijker dan ooit. 25% van de vrouwen en zelfs 27,1% van de kortgeschoolde vrouwen heeft echter nog nooit het internet gebruikt. We moeten dus vaker van thuis uit werken en merken dat er een verschil is tussen het gebruiksgemak van het internet bij vrouwen en mannen. Het gaat hier om een discrepantie die ons toch zorgen moet baren.

 

Komt u tot dezelfde conclusies als Unia? Zult u die bezorgdheid ook aankaarten op de komende Interministeriële Conferentie (IMC) Vrouwenrechten?

 

Welke acties zult u ondernemen om die specifieke maar zorgwekkende discriminatie aan te pakken?

 

11.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Bedankt voor uw vraag, mevrouw Jiroflée. De groeiende digitalisering was reeds voor de COVID-19-pandemie een uitdaging voor de samenleving en een aandachtspunt voor het federale gelijkekansenbeleid. Nu de digitalisering door COVID-19 in een stroomversnelling gekomen is, is extra aandacht hiervoor zeker van belang. Het instituut verzamelde reeds enkele cijfers rond digitale technologieën. Zo bleek in 2018 dat in België 10% van de vrouwen en 7% van de mannen het internet nog nooit had geraadpleegd. De cijfergegevens uit de studie van Unia bevestigen dan weer dat de genderkloof groter is voor de groep van oudere en laagopgeleide personen.

 

De agenda van de IMC Vrouwenrechten wordt bepaald door het voorzitterschap, dat momenteel in handen is van het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap. Voor de agendapunten waar de digitale genderkloof relevant is, zal ik natuurlijk niet aarzelen om daarnaar te verwijzen. Qua concrete actie lijkt de toepassing van gendermainstreaming op de activiteiten in verband met de digitale agenda mij van groot belang. Ik zal mijn collega's, de ministers Telecommunicatie en de staatssecretaris van Digitalisering aanmoedigen om aandacht te hebben voor de verschillende situatie van vrouwen en mannen bij de uitwerking van hun acties inzake digitalisering.

 

Zelf voorzie ik in het kader van het herstelplan in een project dat aandacht zal besteden aan de situatie van kwetsbare vrouwen op de arbeidsmarkt, met speciale aandacht voor de impact van digitalisering op die vrouwen.

 

11.03  Karin Jiroflée (sp.a): Natuurlijk staat alles nog in kinderschoenen. U kunt alvast op mij rekenen om uw inspanningen te versterken, mevrouw de staatssecretaris, ik zal namelijk dezelfde vraag stellen aan de minister bevoegd voor de digitale agenda en nagaan waar we mekaar kunnen vinden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 12 h 38 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.38 uur.