Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du
Climat |
Commissie
voor Energie, Leefmilieu en Klimaat |
du Mardi 16 mars 2021 Matin ______ |
van Dinsdag 16 maart 2021 Voormiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 9.59 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.
La réunion publique de commission est ouverte à 9 h 59 et présidée par M. Patrick Dewael.
01 Vraag van Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten" (55013310C)
01 Question de Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L’évaluation des incidences de certains projets publics et privés sur l’environnement" (55013310C)
De voorzitter: De vraag werd gericht aan mevrouw Khattabi, maar zal door de minister van Noordzee worden beantwoord.
01.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, u zult hebben gemerkt dat ik een aantal mondelinge vragen heb ingediend die allemaal handelen over aspecten die u in uw beleidsnota 2021 behandelt. U zult het wat vroeg op het jaar vinden, maar ik vind het belangrijk, zeker voor een lid van de oppositie, om u regelmatig te bevragen over de voortgang van een en ander.
Eind vorig drong de Europese Commissie bij België aan op verbetering van nationale regels inzake milieueffecten van openbare en particuliere projecten. Het gaat meer bepaald om de omzetting van de richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten.
België zou de richtlijn niet correct in nationaal recht hebben omgezet, noch op federaal noch op het niveau van de drie Gewesten. Het gaat vooral om onregelmatigheden met betrekking tot informatiestromen. Zo zou het gebruik van elektronische mededelingen niet zijn voorgeschreven, zouden opdrachtgevers niet worden verplicht om de autoriteiten alle noodzakelijke informatie te verstrekken en worden autoriteiten evenmin verplicht de informatie met het publiek te delen. Er zijn ook nog enkele andere procedurele onvolmaaktheden.
België ontving een aanmaningsbrief, waarbij het tot 3 februari 2021, vorige maand dus, de tijd had om te antwoorden. Doet België dat niet, dan kan de Commissie verdere stappen ondernemen.
Mevrouw Van der Straeten antwoordde in januari 2021 in onze commissie dat op federaal niveau de klachten van de Europese Commissie betrekking hebben op de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en de daarvan afgeleide regelgeving. Dat was de bevoegdheid van de minister van Leefmilieu, maar dat is dan gecorrigeerd en naar u doorgeschoven. Ik meen dat die wet op de bescherming van het mariene milieu ook in uw beleidsnota aan de orde wordt gesteld.
Mijnheer de minister, wat is uw reactie op de aanmaningsbrief? Werd een gecoördineerd antwoord gegeven namens de federale regering of werd er door u een apart antwoord gegeven? Ook de FANC-wet wordt immers geviseerd en daarvoor is een andere minister bevoegd.
01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Als minister van Noordzee kan ik het volgende antwoord geven. De Europese Commissie heeft inderdaad op 3 december een brief met grieven over de Belgische omzetting van de richtlijn gestuurd. De brief was, zoals u terecht stelt, gericht aan de gewestelijke en aan de federale overheden. Het antwoord van de federale overheid werd begin februari aan de Europese Commissie bezorgd.
De minister van Noordzee is bevoegd voor de bescherming van het mariene milieu en de wetgeving die hiervoor wordt opgesteld, meer in het bijzonder voor het verlenen van vergunningen voor activiteiten die plaatsvinden in zeegebieden. De rechtsbasis hiervoor zit vervat in de wet betreffende het marien milieu van 20 januari 1999 en in de uitvoeringsbesluiten, die dateren van 2003. Het is dan ook vanuit dat oogpunt dat mijn medewerkers in nauw overleg met de dienst Marien Milieu, de wetenschappelijke instelling BMM en het directoraat-generaal Scheepvaart de grieven van de Commissie hebben bestudeerd.
Een aantal van de door de Commissie gemaakte opmerkingen is zeker terecht. Wij zullen de nodige stappen ondernemen om de wetgeving op dat punt te wijzigen. Echter, met een deel van de opmerkingen kunnen wij niet instemmen. Wij hebben de nodige argumenten ter weerlegging van de grieven aan de Commissie bezorgd.
Inzake de timing kan ik zeggen dat het schrijven van de Europese Commissie op een interessant ogenblik komt. Wij hebben in de beleidsnota al aangekondigd dat wij de wet betreffende het mariene milieu zouden herzien. Die herziening is nu volop lopend. Ik streef ernaar tegen de zomer een wetsontwerp ter zake in uw commissie in te dienen.
Zodra de wet goedgekeurd is, kunnen wij de nodige uitvoeringsbesluiten aan herziening onderwerpen.
Collega Ravyts, u hebt ook vragen gesteld over zandwinning en over de regelgeving van het FANC. Ik heb niet alle bevoegdheden van de regering en moet u dus verwijzen naar respectievelijk de collega's van Economie en Binnenlandse Zaken. Die zijn hiervoor bevoegd.
Tot slot kan ik ook nog vertellen dat voor de opmaak van het antwoord van de federale overheidsdiensten overleg werd gepleegd tussen de verschillende diensten.
01.03 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor de stand van zaken. Inderdaad, een en ander spoort samen. De aangekondigde herziening van de wet op het mariene milieu zal wellicht aan een aantal bezwaren en opmerkingen van de Europese Commissie tegemoet kunnen komen. Ik vermoed dat wij bij de behandeling van het wetsontwerp zullen merken met welke zaken u niet direct akkoord gaat.
Het incident is gesloten.
02 Question de Daniel Senesael à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La pollution marine due aux activités terrestres" (55014057C)
02 Vraag van Daniel Senesael aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De zeeverontreiniging als gevolg van activiteiten op het land" (55014057C)
02.01 Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, une note politique publiée le 20 janvier 2021 par l'Institut international du développement durable (IISD) révèle un accroissement considérable de la pollution marine due aux activités terrestres.
Adopté par 108 gouvernements et par la Commission européenne en 1995, le Programme d'action mondial pour la protection du milieu marin contre la pollution due aux activités terrestres (GPA) a permis l'accomplissement de progrès relatifs à différentes formes de pollution. Toutefois, certains manquements ont depuis lors été constatés et sont liés notamment aux déchets marins et à la gestion des nutriments.
Monsieur le ministre, pouvons-nous obtenir des informations relatives aux engagements de la Belgique au niveau national ainsi qu'européen dans le cadre du GPA?
Pouvons-nous évaluer l'incidence des activités terrestres de notre pays sur la pollution marine?
De futures initiatives sont-elles envisagées en vue de lutter contre ce phénomène, notamment au niveau européen?
02.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, cher collègue, le rapport auquel vous faites référence identifie neuf catégories de sources de pollution marine et côtière. Il faut savoir que la prise de mesures pour lutter contre ces sources de pollution marine relève principalement des compétences des gouvernements régionaux.
En ce qui concerne la politique fédérale, c'est le Service Milieu Marin qui se charge d'informer régulièrement l'Assemblée des Nations Unies pour l'environnement à ce sujet. Nous participons en tant qu'expert au groupe d’experts spécial à composition non limitée sur les déchets et microplastiques dans le milieu marin, qui se charge d'examiner les obstacles et les pistes envisageables pour lutter contre toutes sources de déchets marins (plastiques et microplastiques) et plus particulièrement contre les sources terrestres. La dernière réunion a eu lieu en novembre 2020. Si vous souhaitez plus de renseignements à ce sujet, je vous transmettrai le lien vers le rapport final de ce groupe de travail.
Le Centre commun de recherche (CCR) de la Commission européenne qui s'occupe d'étudier cette problématique au niveau européen identifie comme sources terrestres principales les ménages, les villes et les espaces publics, les communes, les zones littorales, les sites de traitement des déchets et les ports.
Pour en évaluer l'impact, il faut avant tout faire la distinction entre les activités terrestres directement à la source des déchets et celles qui le sont de manière indirecte. De plus, la manière dont les déchets finissent en mer et les pistes envisageables pour lutter contre ce phénomène déterminent également l'impact.
Prenons le cas des masques qui finissent en mer, problématique très actuelle! C'est un exemple de pollution directe! Par contre, les eaux usées domestiques sont un exemple d'une source de pollution indirecte. Le meilleur moyen de lutter contre la pollution indirecte est d'attaquer le problème à la source et de miser sur la sensibilisation. Je fais notamment référence à la campagne contre les masques buccaux en mer mise en place récemment par mes services. Pour ce qui est de la pollution indirecte due aux eaux domestiques, il est préférable d'opter pour d'autres techniques comme l'assainissement des eaux usées.
On peut encore aller plus loin. Par exemple, à Courtrai, nous avons même prévu des amendes, comme à Bruxelles, pour les gens qui jettent leurs mégots au sol.
En ce qui concerne les déchets à la Côte, la commission OSPAR a mis en place un système de surveillance pour la Belgique, destiné spécifiquement à ce type de déchets. Il en est ressorti que la grande majorité de ces déchets, à savoir 49 %, étaient constitués de plastiques à usage unique tels que les gobelets, les bouchons, les cotons-tiges, les mégots de cigarettes. Ils finissent sur la plage comme déchets sauvages, sans oublier les filets de pêche qui sont également en plastique et qui représentent une source majeure de pollution. Seuls 20 % des déchets sont non plastiques.
En outre, la directive-cadre "stratégie pour le milieu marin" définit le cadre qui permet d'assurer un suivi étroit et de suivre l'évolution des déchets sauvages. Il y a notamment un monitoring précis du nombre de déchets rejetés sur les plages par an ou encore de la quantité de plastiques présents dans l'estomac des oiseaux marins.
Des initiatives sont prises pour lutter contre les déchets marins, aussi bien au niveau national que sous-régional, européen et international. Au niveau européen, plus particulièrement, différents indicateurs et objectifs environnementaux sont mis en avant dans la directive-cadre "stratégie pour le milieu marin". Tous les États membres européens sont tenus d'élaborer un programme de mesures adéquat pour obtenir un environnement sain. En ce qui concerne la Belgique, des discussions sont en cours au sujet du deuxième programme de mesures qui sera lancé en 2022. Le projet comprend entre autres le développement d'indicateurs pour les micro-déchets dans l'environnement marin, la suppression progressive du plomb de pêche, et d'autres mesures.
D'autres initiatives européennes qui relèvent, entre autres, de la compétence de ma collègue, Mme Khattabi, sont également pertinente à ce sujet.
Je pense notamment à la stratégie européenne sur les matières plastiques, qui vise à promouvoir l'économie circulaire ou encore à la directive relative aux produits en plastique à usage unique.
Au niveau sous-régional, la Commission OSPAR a également élaboré un plan d'action contre la pollution marine qui est particulièrement ambitieux et qui sera renouvelé en 2022.
Pour conclure, pour ce qui est du niveau national, je me réfère au Plan d'action fédéral "déchets marins". Ce plan a été lancé en 2016 et fera l'objet d'une révision cette année encore, comme je l'ai déjà annoncé lors du débat sur ma note de politique générale.
02.03 Daniel Senesael (PS): Monsieur le ministre, merci pour la qualité de votre réponse. C'est à souligner et beaucoup pourraient en prendre acte. Merci pour la pertinence des initiatives et des stratégies proposées. Félicitations pour l'adéquation avec votre note de politique générale. Tout cela a du sens et amène d'intéressantes perspectives.
L'incident est clos.
03 Vraag van Kurt Ravyts aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De stand van zaken m.b.t de opruiming van munitie op de site van de Paardenmarkt" (55014538C)
03 Question de Kurt Ravyts à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'état d'avancement de l’enlèvement des munitions sur le banc du Paardenmarkt" (55014538C)
03.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, het betreft een gemeente of stad die u heel goed kent, Knokke-Heist.
Mijnheer de minister, u stipte in uw beleidsnota aan dat bijzondere aandacht zou uitgaan naar het onderzoek van het beheer en de opruiming van munitie op de site van de Paardenmarkt, een munitiestortplaats voor de kust van Knokke, waar naar schatting 35.000 ton munitie uit de Eerste Wereldoorlog werd geborgen.
Wij weten dat de gemeten concentraties geen onmiddellijk gevaar opleveren voor de mens of voor het mariene milieu. U achtte het terecht belangrijk om nader onderzoek te voeren op basis waarvan een strategie op langere termijn zou kunnen worden bepaald.
Er zal uiteindelijk moeten worden beslist of wordt gekozen voor verdere monitoring, inkapseling of opruiming. Ook het uitvoeren van tests moet daarbij in overweging worden genomen.
Met andere woorden, u zou een kader uitwerken, om alle activiteiten in en rond de Paardenmarkt aan een risicoanalyse te onderwerpen. Conform de beleidsnota zou er in 2021 werk worden gemaakt van een wettelijk kader voor het uitvoeren van een risicoanalyse van activiteiten in en rond de Paardenmarkt.
U stipte tevens aan dat berging de meest ideale oplossing zou zijn, mits een aantal voorwaarden zouden zijn vervuld, zoals de exacte lokalisering, de beschikbaarheid van technieken om dergelijke zaken veilig aan land te brengen en natuurlijk ook een geschikte site voor de opslag.
Ik ben mij heel goed bewust van het feit dat de problematiek al erg lang aansleept en dat u ook niet op enkele maanden tijd de hele zaak kunt oplossen. Het is echter wel belangrijk dat wij tussentijds even nagaan wat u met het dossier doet.
Mijnheer de minister, welke stappen hebt u reeds gezet inzake het wettelijke kader? Wat is het tijdspad?
Werden reeds stappen gezet inzake de technische aspecten van het veilig aan land brengen?
Zijn er denkpistes voor een geschikte site voor de opslag?
03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega Ravyts, bedankt voor uw vragen.
Het wettelijk kader voor de uitvoering van de risicoanalyse werd reeds door mijn administratie voorbereid. Er werden al twee stukken opgesteld. Ten eerste, een ontwerp van ministerieel besluit dat de risicoanalyse moet maken en ook de beslissingsprocedure zal vaststellen voor de activiteiten met een mogelijke impact op de zone Paardenmarkt. Ten tweede, een ontwerp van koninklijk besluit dat zal vastleggen wat de retributie is voor de evaluatie van de risicoanalyse, voor de activiteiten die een impact kunnen hebben op de zone Paardenmarkt.
De procedure voor het opstellen voor een dergelijke risicoanalyse valt te vergelijken met een milieuvergunningsaanvraag. Voor de beoordeling moet een retributie worden betaald omdat dit de kosten dekt van de beoordeling door de wetenschappelijke experts.
Aangezien een risicoanalyse een nieuwe activiteit is waarin nog niet is voorzien in de wet over het mariene milieu, moeten we ook hier een wettelijke basis creëren om die retributie te kunnen opleggen. Ook deze tekst is in voorbereiding en zal in de komende weken aan de ministerraad en aan deze commissie en het Parlement worden voorgelegd.
Ik wil erop wijzen dat ik altijd heb gezegd dat er bijkomend onderzoek nodig is om de strategie op de lange termijn te kunnen bepalen. Er zijn drie mogelijke strategieën: niets doen en blijven monitoren, inkapselen of bergen. Ik heb nooit aangegeven dat bergen de meest ideale oplossing zou zijn.
Trouwens, op basis van de wetenschappelijke informatie waarover we nu beschikken, kunnen we stellen dat bergen of inkapselen op dit moment meer kwaad dan goed zou doen. Ik verduidelijk dit graag.
Om de haalbaarheid van dergelijke operaties uit te klaren verwijst u naar drie factoren: de exacte lokalisering van de munitie, de beschikbaarheid van de technieken om de munitie veilig aan land te brengen en de geschikte site voor de opslag en de vernietiging ervan.
De exacte lokalisering zal het voorwerp uitmaken van een studie die voorbereid wordt door mijn diensten. De Vlaamse overheid schreef begin januari 2018 een overheidsopdracht uit om de mogelijke innovatie in bergingstechnieken op de Paardenmarkt te bepalen. Recent hebben we echter vernomen dat deze studie op een aantal, veelal technische, uitdagingen botst, met name de moeilijkheden bij het opschalen van een pilootstudie naar de hele site en de monitoring van de milieueffecten tijdens de werkzaamheden. Dat stelt ons toch wel voor problemen. Op dit moment bekijken mijn diensten samen met de betrokken kennisinstellingen of er bijkomende acties nodig zijn. Mogelijk kan hieruit worden afgeleid dat de technieken voor een veilige berging op dit moment zelfs nog niet voorhanden zijn. We moeten daar zeer voorzichtig mee zijn.
Een effectieve verwerking van de munitie geniet de voorkeur boven de opslag ervan. Op dit moment zal dus eerst de haalbaarheid van een berging aangetoond moeten worden voordat er sprake kan zijn van een opschaling van de verwerkingscapaciteit.
Het DISARM-project is een onderzoeksproject onder leiding van het VLIZ, waar ook de labo's van Defensie en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, het KBIN, in betrokken worden. Dit project loopt af in 2023. Hieruit zullen aanbevelingen geformuleerd worden over de meest optimale aanpak om de site te beheren. Deze aanwijzingen zullen worden gecombineerd met onze eigen, nog uit te voeren, studies om zo een wetenschappelijk onderbouwde strategie te ontwikkelen tegen 2024. De kwestie op de Paardenmarkt zal dus niet opgelost zijn in deze legislatuur, wat ik al gezegd heb bij de presentatie van mijn beleidsverklaring en beleidsnota.
Daarnaast volgen we ook met veel interesse het onderzoek van de UGent naar de mogelijke versnelde afbraak van de polluenten in de munitie via het gebruik van micro-organismen. Ook deze optie is mogelijk een goed alternatief voor de berging.
03.03 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw zeer interessant en uitgebreid antwoord, dat toch een aantal nieuwe elementen omvat en dat een verdere verdieping en verfijning is van de zaken die in uw beleidsbrief en uw beleidsnota aangekondigd waren.
Het was geenszins mijn bedoeling hier te durven suggereren dat u in enkele maanden de kwestie van de Paardenmarkt zou hebben opgelost. Ik meen dat u zeer goed de moeilijkheden ontvouwd hebt die zich in de volgende maanden en jaren zullen voordoen.
Ik kijk alvast uit naar de wettelijke voorbereiding, want die is natuurlijk ook belangrijk, ook al zou die niet direct kunnen worden gevolgd door een concrete aanpak op het terrein wegens de door u geschetste moeilijkheden.
L'incident est clos.
04 Vraag van Bert Wollants aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het potentieel optrekken van de offshoredoelstelling tot 6 GW" (55014682C)
04 Question de Bert Wollants à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le relèvement potentiel de l'objectif offshore à 6 GW" (55014682C)
04.01 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, naar aanleiding van de sessie rond offshore wind, georganiseerd door EnergyVille - waarvoor u trouwens de inleiding verzorgde - hebben een aantal sprekers gewag gemaakt van de mogelijkheid om de vandaag bestaande doelstelling van ongeveer 4 tot 4,5 gigawatt aan offshore wind eventueel op te trekken tot 6 gigawatt.
Dat zou enkel kunnen, indien een set van heel specifieke randvoorwaarden zou worden gevolgd en er een optimale planning gebeurt. Vooral het combineren met andere functies zouden die planning en afstemming heel noodzakelijk maken.
Vandaag is het mij niet helemaal helder of de opschaling op zich haalbaar is en evenmin of er vandaag een draagvlak bestaat bij de verschillende gebruikers van het deel van de Noordzee waarover het momenteel gaat.
Ik heb mijn vraag overigens ook al aan uw collega-minister bevoegd voor Energie gesteld. Aangezien zij echter deels ook naar u verwees, stel ik ze hier natuurlijk ook graag.
De vragen die ik heb, zijn de volgende.
Ten eerste, wordt of werd de opschaling tot 6 gigawatt al besproken binnen de regering? Is het de bedoeling daarover een oefening te doen of is de opschaling vandaag niet aan de orde?
Ten tweede, wenst u in uw hoedanigheid van minister initiatieven te nemen om een haalbaarheidsonderzoek te doen op dat vlak of meent u dat de doelstelling van ongeveer 4 gigawatt, waarover wij tot op heden hebben gesproken, het maximaal realiseerbare zal blijken in de praktijk?
04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Wollants, ik heb begrepen dat u deze vragen op dinsdag 2 maart al aan mijn collega hebt gesteld. Zij heeft daarop geantwoord. Ik heb die antwoorden nagekeken en die zijn uiteraard uitstekend. Ik verwijs dus ook naar dat antwoord.
Ik wil nog drie kleine punten toevoegen zodat er geen misverstanden bestaan, want ik zit ter zake volledig op dezelfde lijn met mevrouw Van der Straeten.
Ten eerste, we moeten inzetten op de ontwikkeling van een zo groot mogelijke capaciteit aan offshore energie in de Prinses Elizabethzone. Daar zijn we volop mee bezig. U weet dat de regering enkele weken geleden een aantal belangrijke beslissingen heeft genomen om bijkomende studies te laten uitvoeren.
Ten tweede, ik denk dat we in het kader van de North Seas Energy Cooperation werk moeten maken van een versterkte samenwerking buiten de territoriale wateren in dit domein. U weet dat ons land voorzitter is. Tinne Van der Straeten neemt dat voorzitterschap waar.
Ten derde, ik verwijs naar de fameuze sessie van EnergyVille over offshore wind. De komende jaren zullen we onderzoeken op welke wijze er binnen de bestaande zones een bijkomende opschaling van offshore energie mogelijk is.
Dat ter aanvulling van de antwoorden van mevrouw Van der Straeten.
04.03 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de minister, ik vond het toch nuttig om de vraag ook aan u te stellen omdat minister Van der Straeten erop wees dat dit een gezamenlijke bevoegdheid is, maar ook omdat de andere sectoren die hierdoor mogelijk worden geïmplanteerd of waarmee moet worden afgestemd eerder onder uw bevoegdheden vallen dan onder de bevoegdheden van mevrouw Van der Straeten.
Wij kijken uit naar de stappen die verder worden gezet. Wij zullen dit van nabij opvolgen. Het opschalen heeft ook gevolgen voor het hoogspanningsnet. Ook daarvoor moeten we de nodige aandacht hebben, zodat we op het einde van de rit niet alleen het vermogen op de zee hebben maar ook de aansluitbaarheid naar het binnenland, want dat blijft toch ook een grote uitdaging.
L'incident est clos.
- Kurt Ravyts aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het aangekondigde Belgisch wettelijk kader voor diepzeemijnbouw" (55014887C)
- Greet Daems aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Diepzeemijnbouw" (55015375C)
- Kurt Ravyts à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'annonce d'un cadre légal belge pour l'exploitation minière des fonds marins" (55014887C)
- Greet Daems à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'exploitation minière des fonds marins" (55015375C)
05.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, de problematiek van diepzeemijnbouw blijft aanwezig in het Parlement. Vorige maand werd de resolutie ter zake plenair behandeld. Vlaams Belang heeft de resolutie van de meerderheid mee goedgekeurd omdat wij het belangrijk vinden dat België in het debat een belangrijke rol blijft spelen en niet buiten het kader gaat staan, zoals één fractie in het Parlement wel voorstelde.
Inderdaad, op 4 maart 2021 meldde mevrouw Wilmès dat België in 2023 lid wordt van de Raad van de Internationale Zeebodemautoriteit. Dat is het uitvoerend orgaan van de Zeebodemautoriteit die alle activiteiten op de zeebodem van niet-territoriale wateren controleert. In principe is de Zeebodemautoriteit bevoegd voor alles wat zich op de zeebodem afspeelt, wanneer dat buiten de rechtsmacht van de nationale staten valt. Binnen dat kader wordt onderhandeld over de regelgeving, onder meer over de regels voor de zeebodemontginning.
We weten dat België er binnen deze raad voor zal pleiten dat het voorzorgsbeginsel wordt nageleefd bij het opstellen van regelgeving rond exploitatie. De volgende jaren worden daarin cruciaal.
Een belangrijk aspect in de Belgische context is het gegeven dat u samen met de minister van Economie aankondigde de wetgeving aan een herziening te onderwerpen. Een geactualiseerd, duidelijk en bindend regelgevend kader voor diepzeemijnbouw is nodig, waarbij naast strenge milieustandaarden ook het voorzorgsprincipe en het principe dat de vervuiler betaalt, worden opgenomen. De Belgische wetgeving moet aanvullend zijn bij het internationale kader.
Hierover bestaat al een ontwerptekst, sinds einde 2020. Ook uw voorganger, de heer De Backer, heeft hieraan gewerkt. In november 2020 hebt u meegedeeld dat hierover nog steeds van gedachten wordt gewisseld tussen de bevoegde administraties, want ook de heer Dermagne van Economie is aan zet.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitwerking van dit wettelijk kader? Kunt u al meer toelichting geven bij de hoofdlijnen van dit kader, gelet op de expertise in dit land met betrekking tot diepzeemijnbouw?
05.02 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, tijdens het debat over uw beleidsnota hebt u meegedeeld dat u nog dit jaar een voorstel voor de herziening van de Belgische wet inzake diepzeemijnbouw zou bezorgen aan deze commissie. U zei dat de regering daarbij niet zal wachten op de Mining Code die door de Internationale Zeebodemautoriteit wordt opgesteld.
Wanneer kunnen wij uw ontwerp verwachten en op welke punten zult u de wetgeving aanpassen en aanvullen?
Wat is de verhouding tussen de Mining Code en de Belgische wetgeving inzake diepzeemijnbouw? Moet de Belgische wetgeving zich niet inschrijven in de Mining Code vermits deze uitgaat van een hogere juridische rechtsorde? Met andere woorden, hoe kunt u de Belgische wetgeving al aanpassen en in lijn brengen met de internationale wetgeving als de internationale wetgeving nog niet afgewerkt is?
Hebt u er zicht op wanneer de Mining Code afgerond zal worden?
Welke positie verdedigt België inzake de Mining Code bij de IZA?
Op welke manier zult u de resolutie van de meerderheid met het oog op het in acht nemen van het voorzorgsprincipe meenemen en verankeren in de wet?
Welke acties hebt u ondernomen om tegemoet te komen aan het verzoek nr. 1 van diezelfde resolutie, om het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek inzake diepzeemijnbouw verder te ondersteunen?
05.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, we zijn inderdaad opgetogen dat ons land voor 2023 zeker is van een zetel in de Council van de Internationale Zeebodemautoriteit (IZA) en dat dankzij een gezamenlijke inspanning van deze regering. Ook in 2025 of 2026 zullen wij, via afspraken die al zijn gemaakt, onze stem kunnen uitbrengen in diezelfde Council. Dat is belangrijk omdat we op die manier invloed kunnen hebben op het internationale kader dat momenteel wordt uitgewerkt rond de exploitatie van de zeebodem in het fameuze gebied. U weet dat ons land een absolute pionier is op dat vlak. Zoals we dat destijds zijn geweest met wind op zee, zijn we dat ook voor diepzeemijnbouw. Ik overdrijf als ik zeg dat de hele wereld naar ons kijkt, maar we zijn alleszins een absolute referentie.
Zoals ik al eerder heb verklaard bij mijn beleidsnota, zal hiertoe ook op nationaal niveau de nodige regelgeving worden opgesteld. In een eerste fase zullen we werken met een kaderwet die de algemene principes bevat en daarna zullen we die uitwerken via een reeks uitvoeringsbesluiten.
Mevrouw Daems, u stelt correct dat de nationale regelgeving in lijn moet liggen met het internationale kader voor diepzeemijnbouw. Dat zal worden bepaald door UNCLOS – United Nations Convention on the Law of the Sea – en ook binnen de Internationale Zeebodemautoriteit. Wij voorzien in onze kaderwetgeving, die er dit jaar moet komen, in striktere of aanvullende maatregelen om onder meer de Belgische belangen te vrijwaren en het mariene milieu beter te beschermen.
Mijnheer Ravyts, u vroeg wat de hoofdlijnen zijn. Er zijn twee hoofdlijnen. Een eerste hoofdlijn is de basisprincipes die ik reeds in het verleden aanhaalde, zoals het voorzorgsbeginsel en het beginsel dat de vervuiler betaalt. Daarmee zal rekening worden gehouden. Die zullen dus in de kaderwet staan.
De tweede hoofdlijn is dat in het kader van de transparantie voor de uitreiking van een sponsorcertificaat ook wordt bekeken hoe de beoordeling van de milieueffecten met een bijhorende publieksconsultatie kan worden georganiseerd.
De timing is de volgende. De ontwerptekst is op dit ogenblik het voorwerp van debat en overleg tussen de betrokken ministers en de administraties. In het voorjaar van 2021 zullen wij ook andere belanghebbenden, waaronder ngo's en de industrie, consulteren. Het ontwerp van wet zal nog in 2021 aan het Parlement worden voorgelegd.
Mevrouw Daems, de exacte timing voor de aanname van de Mining Code is daarentegen nog niet bekend. Oorspronkelijk was het de bedoeling van de secretaris-generaal van de Internationale Zeebodemautoriteit om eind 2020 een oplossing te hebben, wat niet is gelukt, omdat er te veel openstaande punten zijn. Onze inschatting is dat er binnen de Zeebodemautoriteit pas een oplossing zal zijn in 2022-2023.
Mijnheer de voorzitter, inzake de Belgische standpunten die worden ingenomen, verwijs ik graag naar antwoorden die werden gegeven door mijn sympathieke en intelligente voorganger, de heer De Backer op vragen van de heer Warmoes hier in de commissie in februari 2020.
Ik herhaal dat wij onder meer zullen aandringen op het opstellen van waardevolle regionale milieubeheersplannen en op het uitvoeren van een voorafgaande, onafhankelijke en kwalitatieve milieuevaluatie voor elke aanvraag tot exploitatie van de zeebodem. Wij zullen ook marinebiologen of milieuwetenschappers aanduiden als leden van de Legal and Technical Commission, die vandaag voornamelijk uit geologen en juristen bestaat. Het orgaan zal in de toekomst immers een heel belangrijke rol spelen in het toekennen van exploitatievergunningen.
Ten slotte, mevrouw Daems, de resolutie werd recent goedgekeurd. Ik heb daarnet toegelicht dat wij het voorzorgsbeginsel uiteraard mee zullen opnemen in de nieuwe wetgeving. Wat het eerste verzoek betreft, met name het ondersteunen van het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en de dataverzameling, heb ik mijn diensten gevraagd te onderzoeken op welke wijze wij dat kunnen uitvoeren.
05.04 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het uitgebreid antwoord.
Ik kan mij voorstellen dat de kaderwet ook belangrijk is voor de sponsorcertificaten, de milieueffectenbeoordeling en de bijbehorende publieksconsultatie. Het is inderdaad zo dat het huidige bedrijf, dat wereldwijd een pioniersrol speelt, op vrijwillige basis een publieksconsultatie heeft laten organiseren. Een en ander moet toch beter wettelijk worden omkaderd.
Ik kijk uit naar wat u in de loop van dit jaar, na de consultatie van de stakeholders, aan deze commissie zult presenteren.
05.05 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, ik blijf het opmerkelijk vinden dat u voor de herziening van de Belgische wet op diepzeemijnbouw niet wacht op de afronding van het internationaal kader.
U zegt dat u het voorzorgsbeginsel uit de resolutie van de meerderheid zult opnemen in de kaderwet. Dat is goed, maar de positie van mijn partij ter zake is duidelijk. Wij blijven ons verzetten tegen commerciële diepzeemijnbouw. De impact van diepzeemijnbouw zal groot en onontkoombaar zijn. Een strikte toepassing van het voorzorgsprincipe zal onvermijdelijk leiden tot dezelfde conclusie.
Ik zal dit dossier nauw opvolgen en erop toezien dat u dit engagement nakomt.
L'incident est clos.
06 Vraag van Kurt Ravyts aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De stand van zaken m.b.t. de uitvoering en de evaluatie van het actieplan marien zwerfvuil" (55015056C)
06 Question de Kurt Ravyts à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La situation en ce qui concerne l'exécution et l'évaluation du plan d'action déchets marins" (55015056C)
06.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mijn laatste vraag betreft eveneens een aspect van de beleidsnota: het actieplan marien zwerfvuil moet worden geëvalueerd. Het actieplan zag eind 2017 het licht. Het richtte zich op het voorkomen van macro- en microzwerfvuil, zowel van bronnen op het land als bronnen in zee. De prioritaire doelstellingen waren het creëren van bewustmaking en sensibilisering rond de problematiek van marien zwerfvuil, het realiseren van een actieve vermindering van de instroom in het Belgische deel van de Noordzee, het verhogen van de kennis en monitoring rond de problematiek van marien afval, inzetten op coördinatie en samenwerking en de verhoging van het aantal opruimacties.
Er waren maar liefst 55 acties en ondertussen werd een nationale werkgroep opgericht. Uit die 55 acties werden zeven prioritaire acties geselecteerd. Dat gaat over heel concrete zaken, zoals onderzoek naar de vervanging van synthetische visnetten door alternatieven, onderzoek naar mogelijkheden om bij baggerwerken of zandontginning het uitgefilterde of opgeviste afval aan land te brengen, het bieden van ondersteuning aan de beroepsopleiding visserij omtrent de problematiek van zwerfvuil enzovoort. Prioritair was ook de evaluatie van de wet over het mariene milieu, waarover we het vanmorgen ook hebben gehad. Er werd ook gesteld dat in de vergunningsvoorwaarden voor alle activiteiten en mariene testen in het Belgische deel van de Noordzee zou worden opgenomen dat ook een afvalbeheersplan moest worden opgesteld.
Kunt u een inhoudelijk overzicht en toelichting geven bij de realisatie van de zeven in 2017 naar voren geschoven prioritaire acties?
Hoe zal de evaluatie van het actieplan marien zwerfvuil, die in de beleidsnota voor dit jaar wordt aangekondigd, verlopen?
Werden hier reeds stappen in gezet, al dan niet voorbereidende?
06.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, u vroeg mij een toelichting te geven over de prioritaire acties. Ik zal dat zeer cartesiaans doen, te beginnen met de eerste actie. Er wordt een nationale werkgroep marien zwerfvuil opgericht die bestaat uit vertegenwoordigers van de federale, gewestelijke en regionale overheden. Dat is waarschijnlijk een vergissing in de tekst, want de gewestelijke en de regionale overheden zijn dezelfde. Deze werkgroep heeft onder meer als opdracht de structurele samenwerking in de strijd tegen marien afval tussen de bevoegde overheden te garanderen. De werkgroep komt twee keer per jaar samen, in het voor- en het najaar.
De tweede actie is het onderzoek naar de vervanging van de synthetische visnetten door een alternatief om spookvissen tegen te gaan. Deze actie werd uitgevoerd op het niveau van OSPAR en op Europees niveau. Er werd meer bepaald op 19 en 20 februari 2020 in Brussel een workshop georganiseerd met als titel Re-imagining fishing gear in a circular economy. Daaraan werd zowel door onderzoekers en experts als door belanghebbenden uit de industrie deelgenomen. Ook mijn diensten hebben hieraan deelgenomen en een toelichting gegeven over het pilootproject rond recyclage van visnetten. De belangrijkste aanbevelingen uit alle binnen Europa lopende onderzoeken zijn gebundeld in een OSPAR-paper. U kunt deze uiteraard terugvinden op de website van OSPAR. Bij de herziening van het actieplan marien zwerfvuil zullen we rekening houden met deze aanbevelingen.
De derde actie is het onderzoek naar de mogelijkheden om bij baggerwerken afval aan land te brengen. Eind 2020 werd een studie opgezet die een inventaris zal maken van de bestaande gegevens, een voorstel van programma zal uitwerken, een analyse zal maken van de gegevens en finaal hierover een rapport met aanbevelingen zal opstellen. Momenteel loopt de eerste fase. Het opzet is de studie tegen het einde van het dit jaar af te ronden.
De vierde actie is ondersteuning bieden aan de beroepsopleiding visserij. Ook deze actie is reeds uitgevoerd. In 2018 heeft de dienst Marien Milieu in samenwerking met de provincie West-Vlaanderen de gespecialiseerde instelling ProSea aangesteld om in Oostende een lessenreeks over duurzame visserij te organiseren voor de derde graad van het Maritiem Instituut Mercator.
Het opzet was om de opleiding tweejaarlijks te laten plaatsvinden en in een systeem van train the trainer te voorzien, opdat leerkrachten uiteindelijk zelf deze lessen zouden kunnen geven. In 2020 was het vanwege covid echter niet mogelijk om de lessenreeks veilig te laten plaatsvinden. Voor 2021 staan de lessen wel weer op de planning zodra deze veilig kunnen doorgaan.
De vijfde actie is de evaluatie van de wet. De evaluatie en herziening van de wet is een van de belangrijkste punten in mijn beleidsnota. We zullen dit jaar een aangepast wetsontwerp indienen in het Parlement.
De zesde actie is de afsluiting van de Blue deals. In 2018 werd een engagementsverklaring ondertekend met Wind & Watersport Vlaanderen. Er zijn ook sensibiliseringsacties opgezet op de Belgian Boat Show met een federale truck in verschillende kustgemeentes en via een campagne in alle surfclubs. In 2020 heeft corona roet in het eten gegooid. Dit jaar zullen we bekijken hoe we met de pleziervaartsector, jachthavens en surfclubs verder kunnen inzetten op afvalpreventie. Daarnaast hebben mijn diensten zich ingezet voor de promotie van de blauwe vlag in de jachthavens.
Ten slotte zal voor alle activiteiten en mariene testen in het Belgische deel van de Noordzee in de vergunningsvoorwaarden moeten worden opgenomen dat een afvalbeheersplan moet worden opgesteld. Met het KB van 22 juni 2019 werd de verplichting van het opstellen van een afvalbeheersplan toegevoegd aan het koninklijk besluit van 2003. Ook deze actie werd uitgevoerd.
Uw tweede vraag betrof de evaluatie van het actieplan marien zwerfvuil. De acties uit het huidige plan worden nog voor de zomer geëvalueerd en besproken binnen de nationale werkgroep. Het actieplan zal dus worden vernieuwd. Het spreekt voor zich dat de acties die als efficiënt worden beoordeeld eveneens als continue maatregelen worden opgenomen in het ontwerpmaatregelenprogramma van de Mariene Strategie.
06.03 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.
Uw antwoord biedt een mooi overzicht omtrent de realisatiegraad van de zeven prioritaire acties van het actieplan. Het is ook belangrijk dat het globaal actieplan voor de zomer wordt geactualiseerd, zo hoorde ik u zeggen. Later in het jaar zal ik u daarover in deze commissie dan ook verder ondervragen.
L'incident est clos.
07 Vraag van Kris Verduyckt aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het Ventilus-project en de offshore windenergie" (55015368C)
07 Question de Kris Verduyckt à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le projet Ventilus et l'énergie éolienne offshore" (55015368C)
07.01 Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de minister, het Ventilus-project moet ervoor zorgen dat de offshore windenergie, waarover reeds met veel fierheid gesproken werd in de commissie, goed aan land wordt gebracht. Er is daarover toch wel enige bezorgdheid, omdat het project blijkbaar niet onverdeeld geliefd is bij de West-Vlaamse bevolking. Er is toch wel wat tegenkanting, onder andere bij burgemeesters. Althans, dat is hetgeen ik lees in de media.
Ik heb vernomen dat uw Vlaamse collega Zuhal Demir een intendant heeft aangesteld om een oplossing te zoeken. Dat is een opmerkelijke beslissing. Windmolenparken zijn een bevoegdheid van de federale regering, terwijl het ruimtelijk uitvoeringsplan en de vergunningen een Vlaamse bevoegdheid zijn.
Wat is de voornaamste kritiek?
Hoe kijkt u naar de aanstelling van die intendant? Is dat een goede manier om de problemen op te lossen?
Dan heb ik nog een vraag van één miljoen. Welke timing is vandaag realistisch om het project operationeel te maken? Of zullen onze nieuwe offshoreplannen door de moeilijkheden met het project voor een stuk in het gedrang komen?
07.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega Verduyckt, ik zal mijn antwoord beperken tot hetgeen tot mijn bevoegdheid behoort. Wij leven in een federaal land en ik ben de eerste om dat te respecteren.
Op federaal niveau is er met betrekking tot offshore windenergie een taskforce met vertegenwoordigers van de verschillende administraties, de CREG, Elia en medewerkers van mij en de minister van Energie. Zijn taak bestaat erin om alle werkzaamheden te stroomlijnen om de nieuwe Prinses Elisabethzone tegen 2023 in de markt te kunnen zetten en dat tegen de beste voorwaarden voor de consument.
Uiteraard is het belangrijk dat die windmolens op zee ook kunnen worden aangesloten op het land. Dan is natuurlijk de realisatie van Ventilus belangrijk. Het dossier behoort echter tot de exclusieve bevoegdheid van de Vlaamse regering. Het is dus niet aan mij om hierover uitspraken te doen.
Uiteraard, ik ben West-Vlaming en ik begrijp de bekommernissen van de burgers en lokale overheden. Ik kan u verzekeren dat er de collega's in de Vlaamse regering dat begrip delen. U ziet het, wij streven een goede samenwerking na met de Vlaamse regering.
Ik verwelkom dan ook de aanstelling van een intendant, zodat aan de lokale bezorgdheden het gepaste gevolg kan worden gegeven, opdat de realisatie van de 4 gigawatt offshore windenergie tegen 2030 niet in het gedrang zal komen.
07.03 Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de minister, ik wou met mijn vraag informatie krijgen, maar ik begrijp dat u de bevoegdheidsregels respecteert. Ik ben dus niet heel veel wijzer geworden. Ik heb gelezen dat u uw collega aanmaant om er werk van te maken. Wij zullen het dossier blijven opvolgen, vanuit het Vlaams Parlement, want het project is te belangrijk.
L'incident est clos.
08 Vraag van Greet Daems aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De opslag van CO2 in lege gasvelden in de Noordzee" (55015372C)
08 Question de Greet Daems à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le stockage de CO2 dans des champs gaziers épuisés en mer du Nord" (55015372C)
08.01 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, begin deze maand stond er een artikel in De Standaard met Wouter De Geest, de voormalige CEO van BASF Antwerpen, over het project Antwerp@C. Dat is een samenwerkingsverband tussen zes industriële bedrijven uit de haven van Antwerpen, de gasmaatschappij Fluxys en het havenbestuur.
Met het project willen ze CO2 afvangen, vloeibaar maken en uiteindelijk opslaan in lege gasvelden in de Noordzee. De techniek Carbon Capture and Storage is omstreden gezien het inherente risico op lekkage. Het is geen permanente oplossing voor onze CO2-uitstoot. Als de opgeslagen CO2 ooit toch per ongeluk vrijkomt in de atmosfeer, dan schiet onze uitstoot ineens in de lucht en zorgt die CO2 alsnog voor bijkomende klimaatopwarming.
Ik heb daarom de volgende vragen voor u, mijnheer de minister. Op welke manier bent u als minister voor de Noordzee betrokken bij dit project?
Welke vergunningen en/of toestemmingen moeten deze bedrijven aanvragen en krijgen vooraleer zij CO2 mogen opslaan in lege gasvelden in de Noordzee en bij wie moeten zij deze vergunningen aanvragen? Welke rol spelen de Belgische overheden in deze procedures?
Wat vindt u zelf van de techniek Carbon Capture and Storage en de inherente risico’s op lekkage?
08.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Daems, laat mij om te beginnen stellen dat op het Belgisch continentaal plat geen lege gasvelden en ook geen geschikte geologische formaties voorkomen om CO2 in op te slaan. Voor dergelijke activiteiten zullen wij dus in onze Noordzee geen vergunningen moeten afleveren.
De reglementering omtrent Carbon Capture and Storage is grotendeels een gewestelijke bevoegdheid. De reglementering hieromtrent is nog niet volledig rond. In een eerste fase moeten het London Protocol en de bijbehorende amendementen in Belgische wetgeving worden omgezet. Dit protocol is een gemengd verdrag, waarvan enkel Vlaanderen de ratificatie in orde heeft gebracht. Op federaal niveau zal mijn collega van Buitenlandse Zaken de komende weken de instemming met het protocol aan het Parlement voorleggen. Bij het Waals en bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de ratificatieprocedure naar mijn informatie recent opgestart.
Dan de technieken. Deze uitvoering zal behandeld en nauwgezet opgevolgd worden binnen OSPAR. Momenteel zijn er in verschillende landen projecten gepland, maar nog niet operationeel. Ik verwijs naar het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Enkel in Noorwegen zijn er reeds twee velden operationeel: Sleipner sinds 1996 en Snohvit sinds 2008. Met excuses voor mijn gebrekkig Noors.
In de jaarlijkse rapportage aan OSPAR over deze projecten werden alvast geen lekken of problemen meegedeeld. Daarnaast is er ook sprake van een nieuw project, het Northern Lights Project, waarbij CO2 per schip naar een onshore faciliteit wordt gebracht en van daaruit via een pijpleiding op de zeebodem naar een injectiepunt wordt getransfereerd. Voor dit project werd reeds een environmental impact assessment gemaakt, gebaseerd op mogelijke lekscenario's. De conclusie van dit assessment is dat de probabiliteit van lekken in de zeebodem en de milieu-impact indien er zich lekken zouden voordoen, beide zeer beperkt zijn.
Omtrent dit laatste project werd ik recent gecontacteerd door de Noorse ambassadeur, die wenst te onderzoeken of een samenwerking tussen België en Noorwegen om vloeibaar CO2 via een schip te vervoeren naar lege Noorse gasvelden, mogelijk is. Mijn medewerkers hebben reeds contact gehad met de Gewesten en zullen gezamenlijk met hen bekijken of het sluiten van een bilateraal akkoord tussen België en Noorwegen wenselijk is.
Als minister van de Noordzee ben ik op de hoogte van het Antwerp@C-project, maar mijn diensten zijn hierbij niet rechtstreeks betrokken.
Het is duidelijk dat nieuwe technieken, zoals Carbon Capture and Storage nieuwe opportuniteiten bieden, maar het is ook belangrijk te benadrukken dat deze technieken geen afbreuk doen aan het feit dat de beste remedie tegen CO2 nog steeds de reductie aan de bron is.
08.03 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Dit was eerder een informatieve vraag. Ik ben het met u eens dat de beste remedie reductie aan de bron is. De techniek Carbon Capture and Storage wordt echter vaak misbruikt om de status quo te verdedigen en vormt vaak een excuus om te blijven uitstoten.
Dat is ook onze grote bezorgdheid bij het Antwerp@C-project. In plaats van een eigen productiemethode te verduurzamen en zo de uitstoot te verminderen, wordt in de plaats ingezet op het afvangen van CO2. Dit is een project dat we aandachtig zullen blijven opvolgen.
L'incident est clos.
09 Vraag van Greet Daems aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Windmolens in het internationale deel van de Noordzee" (55015374C)
09 Question de Greet Daems à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Des éoliennes dans la zone internationale de la mer du Nord" (55015374C)
09.01 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in het regeerakkoord staat dat deze regering volop wil inzetten op de ontwikkeling van offshore windenergie. België is sinds begin 2021 voorzitter van de North Seas Energy Cooperation. De minister van Energie is daarvoor verantwoordelijk. Eerder zei u dat het de taak is van de minister van Noordzee, samen met de minister van Energie, vermoed ik, om de opgebouwde expertise ter beschikking te stellen aan andere lidstaten van het samenwerkingsverband en meer in te zetten op samenwerking met andere lidstaten om offshore windmolenparken te realiseren. Daarover heb ik enkele vragen.
Welke acties heeft u al ondernomen voor het realiseren van offshore windmolenparken in het internationale deel van de Noordzee? Zijn hiervoor al concrete plannen? Met welke lidstaten lopen hier gesprekken over? Wordt dit ook besproken in de North Seas Energy Cooperation?
Op welke termijn denkt u de eerste offshore windmolenparken in het internationale deel van de Noordzee te realiseren? Welke stappen moeten daarvoor eerst ondernomen worden? Welke zijn de grootste barrières voor het snel realiseren van offshore windmolenparken in het internationale deel van de Noordzee? Welke prioriteiten schuift de Belgische regering naar voren voor 2021 in de North Seas Energy Cooperation?
09.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Daems, het klopt dat wij in ons regeerakkoord uitdrukkelijk hebben vermeld dat we gaan onderzoeken of er nog bijkomende capaciteit kan worden gerealiseerd buiten onze territoriale wateren, in samenwerking met andere landen, gelegen aan de Noordzee. Het gaat over de fameuze North Seas Energy Cooperation.
Mijnheer de voorzitter, ik vind het een beetje vervelend, want wij hadden op voorhand aan u en mevrouw Daems moeten meedelen dat mevrouw Van der Straeten voor deze materie bevoegd is, zowel als het gaat over de stand van zaken van het onderzoek als over de mogelijke barrières. Ik verwijs dus naar haar door, maar het is mijn fout. Ik had dat op voorhand moeten laten weten, zodat de vraag direct aan haar had kunnen worden gesteld. Mijn excuses.
De voorzitter: Het secretariaat neemt nota van uw schuldbekentenis.
Mevrouw Daems, u hebt de excuses van de minister gehoord. Dit wordt vervolgd door mevrouw Van der Straeten.
09.03 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, ik heb deze vraag ook aan de minister van Noordzee gesteld, omdat hij bij het debat over de beleidsnota had gezegd dat hij ook verantwoordelijk was om die opgebouwde expertise aan andere lidstaten ter beschikking te stellen in het kader van het samenwerkingsverband. Daarom had ik deze vraag aan de minister gesteld.
Ik zal de minister van Energie ondervragen.
De voorzitter: U moet daarvoor een nieuwe vraag bij het secretariaat indienen.
L'incident est clos.
10 Vraag van Greet Daems aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het natuurbehoud in de Noordzee en de aanpassing van de wet over het mariene milieu" (55015377C)
10 Question de Greet Daems à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La préservation de la nature en mer du Nord et la modification de la loi sur le milieu marin" (55015377C)
10.01 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, in het debat over uw beleidsnota stelde u eind 2020 dat u de wet betreffende het mariene milieu wil herzien. België pakt graag uit met het feit dat vandaag niet minder dan 37 % van de Belgische Noordzee is aangeduid als marien beschermd milieu.
Die bescherming bestaat echter alleen op papier. Momenteel worden zowat alle activiteiten met een grote impact op het mariene milieu zoals visserij, zandwinning, militaire activiteiten, recreatie en scheepvaart in de mariene beschermde gebieden toegestaan. Daardoor is de effectieve natuurbescherming in de wet betreffende het mariene milieu feitelijk een lege doos.
Op welke termijn zult u de wet betreffende het mariene milieu herzien? Wanneer kunnen wij een wetsontwerp verwachten?
Op welke punten zult u de wet betreffende het mariene milieu aanpassen?
Zult u werk maken van effectieve natuurbescherming in de mariene beschermde gebieden? Zult u een passende beoordeling voor alle activiteiten in de beschermde zones verplichten? Zult u een passende beoordeling voor alle bodemberoerende activiteiten in het Belgische deel van de Noordzee verplichten?
Welke stappen zult u ondernemen, niet enkel voor het natuurbehoud maar ook voor het natuurherstel en de natuurcreatie? Het probleem is dat niemand wil beginnen aan natuurherstel en natuurcreatie, indien er niet eerst voldoende bescherming en dus ook handhaving is. In het andere geval wordt een natuurproject immers gerealiseerd, waarna het opnieuw wordt verwoest door een of andere activiteit. Zult u daarom een marien reservaat afbakenen met als exclusieve functie natuurbehoud, zoals de milieuorganisaties vragen?
Ten slotte, bent u van plan projecten voor actief natuurherstel op te starten? Indien ja, om welke projecten gaat het?
10.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Daems, zoals ik reeds zei naar aanleiding van andere vragen, zullen wij tegen de zomer een ontwerp tot wijziging van de wet over het mariene milieu indienen. Eenmaal het ontwerp is goedgekeurd, zullen wij ook de nodige uitvoeringsbesluiten nemen.
U vraagt op welke punten de wet over het mariene milieu aangepast zal worden. Ieder aspect van die wet wordt momenteel bekeken. Waar nodig zullen de gepaste wijzigingen worden aangebracht. In tegenstelling tot wat u suggereert, wil ik beklemtonen dat ook nu reeds het kader aanwezig is om de nodige bescherming te bieden aan het mariene milieu, zowel binnen als buiten de mariene beschermde gebieden. Voor elk van de mariene beschermde gebieden werden op wetenschappelijke wijze instandhoudingsdoelstellingen vastgesteld en beheersplannen opgesteld.
De procedure van de passende beoordeling wordt reeds toegepast op de meeste activiteiten die plaatsvinden in de mariene beschermde gebieden. Zo wordt er ook een passende beoordeling gevraagd voor pleziervaartwedstrijden, die pas toegelaten worden, zodra vaststaat dat de activiteit geen impact heeft op het beschermd mariene gebied. Ook zandwinning is reeds onderworpen aan een passende beoordeling en aan een milieuvergunningsprocedure, zij het dan op basis van de wet inzake het continentaal plat van ons land. De uitzonderingen opgenomen in artikel 25, § 3, waarnaar u verwijst, zijn uitzonderingen op de milieuvergunningsprocedure. De milieuvergunningsprocedure maakt sommige activiteiten milieuvergunningsplichtig, ongeacht of zij al dan niet binnen of buiten de beschermde zones plaatsvinden. De uitzonderingen in dat artikel staan dus los van de passende beoordelingsplicht. Zoals ik reeds vermeldde, zal elk artikel en iedere uitzondering grondig geëvalueerd en desgevallend aangepast worden. Ook voor dat artikel zal dus worden bekeken wat er behouden en vervangen moet worden.
Wat de passende beoordeling voor alle bodemberoerende activiteiten betreft, een passende beoordeling strekt ertoe na te gaan of een activiteit geen of geen negatieve impact heeft op de beschermde habitat. Een passende beoordeling dient dus geval per geval te gebeuren, waarbij er rekening wordt gehouden met de specificiteit van het beschermde gebied.
In februari vorig jaar werd in opdracht van mijn diensten een studie opgeleverd door Arcadis omtrent de verbetering van milieuprestaties en actief natuurbeheer (…) in zee. Zoals u terecht aanhaalt, zijn projecten van natuurherstel en natuurcreatie niet evident als er geen voldoende bescherming en dus ook handhaving kan worden gegarandeerd. Bovendien zijn dergelijke projecten ook niet goedkoop en wordt er beter uitgekeken naar projecten die een win-winsituatie creëren. Er moet op zoek gegaan worden naar zones die gesloten worden voor bodemberoering en er moet onderzocht worden bij welke activiteiten aan natuurherstel kan worden gedaan. Mijn diensten zijn momenteel alle voorbereidende stappen aan het zetten om met uitvoering van het marien ruimtelijk plan 285 km2 aan het Belgisch deel van de Noordzee voor bodemberoerende activiteiten te sluiten.
Bij de installatie van windturbines dienen er ook erosiebeschermingslagen aangelegd te worden die bestaan uit hard substraat. Als dat hard substraat goed gekozen wordt, kan de erosiebeschermingslaag zorgen voor een extra habitat voor de grindbedfauna en kan er een wisselwerking ontstaan tussen de fauna op de natuurlijke grindbedden en de fauna op de artificiële harde substraten van de erosiebeschermingslaag. Nog dit jaar zal een studie worden voorbereid die bijkomende inzichten moet geven in de toepassing van natuurinclusieve designs als stimulans van de biodiversiteit in de windmolenparken. Met die resultaten zal rekening worden gehouden in de verdere ontwikkeling van de prinses Elisabethzones. We zijn dus wel degelijk van plan heel veel te doen. Ook in het kader van de milieuvergunning die toegekend wordt voor de zeeboerderij, werd een verplichting opgenomen om aan actief natuurherstel te doen.
We maken momenteel werk van een nieuw wettelijk kader ter bescherming van het mariene milieu. Pas daarna kan worden bekeken welke beleidsopties hieruit kunnen voortvloeien. Ik heb zopas ten slotte uitvoerig aangeduid welke projecten voor actief natuurherstel zullen worden opgestart en wat we al aan het doen zijn. We bekijken ook de mogelijkheden in het kader van de ontwikkeling van de nieuwe windmolenparkzones. Binnen die zones bekijken we de mogelijkheden voor bodemberoerende activiteiten.
10.03 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.
Het is cruciaal dat de mariene beschermde gebieden daadwerkelijk worden beschermd. De achterpoortjes in de wet moeten dringend worden gesloten. Ik roep op om hiervan werk te maken bij de herziening van de wet over het mariene milieu. Ik kijk uit naar uw wetsontwerp.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
La réunion publique de commission est levée à 11 h 06.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.06 uur.