Commission de la Justice |
Commissie
voor Justitie |
du Mercredi 17 mars 2021 Après-midi ______ |
van Woensdag 17 maart 2021 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.17 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 17 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.
- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Een app om chemseksfeesten veiliger te maken" (55014584C)
- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het proefproject m.b.t. de app voor chemseksfeestjes" (55014812C)
- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Une application destinée à rendre les pratiques sexuelles sous l'influence de drogues plus sûres" (55014584C)
- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le projet pilote relatif à l'application dédiée au chemsex" (55014812C)
01.01 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, derde keer, goede keer. Ik dank collega De Wit voor haar bereidwilligheid om de vraag tot vandaag uit te stellen.
Mijnheer de minister, op chemseksfeesten hebben verschillende mannen seks met elkaar en gebruiken zij drugs. Zulke feesten kunnen tot enkele dagen duren en er worden middelen als GHB en GBL, cocaïne en zelfs crystal meth gecombineerd voor de roes, om wakker te kunnen blijven. Ik hoef u er niet van te overtuigen dat dergelijke feesten niet zonder risico zijn. Daarom heeft het Instituut voor Tropische Geneeskunde in samenwerking met de Universiteit Antwerpen, Sensoa en de VAD de app Budd ontwikkeld in het kader van een proefproject om te sensibiliseren en de potentiële gevaren in te perken.
Ik twijfel niet aan de goede bedoeling die schuilgaat achter de ontwikkeling van die app in het kader van de hulpverlening, maar men kan er niet omheen dat die feesten door het middelengebruik een illegaal karakter hebben.
Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van dat proefproject? Wat is uw standpunt? Heeft er voorafgaandelijk overleg plaatsgevonden met Justitie?
Werden er in de voorbije jaren controles uitgevoerd naar de organisatoren van dergelijke feesten, gezien het illegaal karakter ervan? Zo ja, welke gevolgen werden daaraan gegeven?
01.02 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, collega Dillen heeft de problematiek al geschetst. De combinatie van seks en het gebruik van vele soorten drugs kan heel wat risico's met zich meebrengen, vandaar de app. Het vreemde is – dit heeft mevrouw Dillen niet gezegd – dat de app twee dagen voor het volgende feest al tips geeft, zoals het nemen van voldoende rust, om zich dus voor te bereiden op het volgende bijzondere feestje. Tijdens het feestje zelf komt de app ook van pas, omdat dan wordt gewezen op de gevaren van de combinatie van bepaalde soorten drugs.
Een proefproject is momenteel lopende en als dat succesvol blijkt, zou men dat verder willen uitrollen. Dat roept bij mij toch heel wat vragen op. Zo wordt daarmee, net zoals met NarcoReaders, een minder verregaand initiatief, waarover ik u een tijdje geleden al ondervroeg, bijna de illusie gewekt dat er veilige drugs bestaan.
Wat is uw standpunt over de app? Denkt u dat het proefproject en de eventuele verdere uitrol ervan toegelaten is? Kan dat zomaar, want in de huidige drugswetgeving is toch heel uitdrukkelijk gesteld dat het faciliteren van drugsgebruik verboden is? Mij lijkt het toch heel sterk in die richting te gaan.
01.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijn diensten waren niet op de hoogte van de fameuze app, maar ik heb mij laten informeren. Het betreft een schadebeperkende maatregel, harm reduction. Schadebeperking vertrekt vanuit het feit dat mensen drugs gebruiken en het voornemen om de schade voor hun omgeving te beperken. Dat valt onder gezondheid, wat een gemeenschapsbevoegdheid is.
Mevrouw Dillen, ik kan uw vraag onmogelijk beantwoorden. Niet alleen zijn er geen aparte codes waaronder die feiten worden geclassificeerd, maar bovendien worden de feesten vaak op een heel discrete manier georganiseerd, waardoor ze veelal onder de radar blijven. Ik neem mij voor de problematiek te laten bespreken op de algemene cel Drugsbeleid, die door de regering recent opnieuw in het leven werd geroepen.
Mevrouw De Wit, over één zaak kan ik duidelijk zijn. Het strafbare karakter van drugsmisdrijven blijft behouden. Het parket zal steeds geval per geval een concreet dossier bekijken en alle omstandigheden van de zaak in rekening brengen. Het is aan het openbaar ministerie en vervolgens, desgevallend, aan een rechter ten gronde om beslissen of er sprake is van het faciliteren van drugsgebruik.
01.04 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Ik moet wel zeggen dat ik enigszins ontgoocheld ben.
Dat u niet op de hoogte bent, is perfect mogelijk. De bevoegdheid voor preventie komt inderdaad toe aan de Gemeenschappen. Wat de harm reduction betreft, heb ik gedurende jaren mee gevolgd welke initiatieven genomen werden bij de preventie. Welnu, het aangehaalde initiatief is wel heel verregaand. Ik meen dat het op de grens van het strafbare is en dat het absoluut niet in overeenstemming is met wat in onze drugswetgeving heel duidelijk omschreven wordt.
Ik noteer dat u de kwestie zult agenderen voor de Algemene Cel Drugsbeleid, maar ik wil toch aandringen op een iets kordater optreden. Wij zien enerzijds immers dat er, terecht, heel veel middelen en manschappen worden ingezet om aandacht te besteden aan de drugsinvoer, denk maar aan de fameuze Operatie-Sky, maar dat anderzijds, wordt toegestaan dat drugs gebruikt worden op bepaalde feestjes. Dat er dan een soort app als zogezegd schadebeperkende maatregel wordt ingevoerd, is eigenlijk toch tegenstrijdig.
01.05 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord.
Ik noteer dat het strafbare karakter behouden blijft. Ik hoop oprecht dat dat ook in de feiten blijkt, want ik hoor vanuit uw regering soms verschillende signalen. Denk maar aan heel de lopende discussie over de gebruikersruimten. De maatregel ter zake is ook schadebeperkend bedoeld, maar wekt wel een bepaalde indruk. Als men met de app uitlegt welke drugs men best niet combineert en welke combinaties wel kunnen en men adviseert om tijdig te gaan slapen vooraleer men aan zo'n feestje deelneemt, dan lijkt me dat drugsgebruik te faciliteren. Ik hoop dat het openbaar ministerie mij daarin zal bijtreden, als het zover komt.
Dat wil niet zeggen dat ik niet iedereen zijn feestje zou gunnen, uiteraard wel, maar niet op die manier. We geven met de overheid, met de wetgever een totaal verkeerd signaal door te zeggen dat dat allemaal goed zou zijn. We moeten een ander signaal geven. Uiteraard moeten we iedereen begeleiden en helpen en soms aan preventie doen. Soms staan zaken echter haaks op elkaar.
De app staat voor mij haaks op preventie. Men zegt bijna hoe men drugs veilig kan gebruiken en dat er veilige drugs bestaan. Die boodschap wil ik niemand geven. Die boodschap mag noch aan jongeren noch aan ouderen worden gegeven; wij moeten te allen tijde waarschuwen voor de gevaren, in de hoop dat mensen geen drugs zullen gebruiken.
Het incident is gesloten.
02 Question de Laurence Zanchetta à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La gestion de l'épidémie dans les prisons" (55014834C)
02 Vraag van Laurence Zanchetta aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De aanpak van de epidemie in de gevangenissen" (55014834C)
02.01 Laurence Zanchetta (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, en 2020 déjà, diverses prisons, notamment celles d'Andenne et de Leuze-en-Hainaut, avaient été en difficulté tant du point de vue de la contamination des détenus que du personnel pénitencier. Plus récemment, c'est la prison de Namur qui en a fait les frais avec des chiffres alarmants.
À l'heure où chacun se pose la question du début d'une éventuelle troisième vague, force est de constater que la situation sanitaire au sein des prisons reste toujours préoccupante et que diverses questions se posent.
Monsieur le ministre, quels sont actuellement les chiffres liés à l'épidémie au sein de nos établissements pénitentiaires, tant en ce qui concerne les détenus que le personnel? Les précédents de Leuze-en-Hainaut et d'Andenne ont-ils changé les protocoles en cas de cluster? Quelles sont les mesures mises en place au sein des prisons pour freiner l'épidémie et protéger les détenus et agents, spécifiquement en cas de cluster?
Au-delà des priorités médicales nécessaires, quelles sont les mesures mises en place pour accompagner les détenus en termes de bien-être moral à la suite des mesures de lockdown qui ont été prises? Quelles sont les mesures mises en place pour assurer un environnement de travail le plus sécurisé et sécurisant possible pour les agents? Quelles mesures sont-elles mises en place pour pallier le manque d'agents pénitentiaires dans ce cadre?
02.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Mevrouw de voorzitster, chère collègue, depuis le début de l'épidémie, 761 détenus ont été testés positifs. Au 16 mars (hier), un total de 150 détenus étaient encore positifs. Le nombre d'employés dont le test est positif n'est pas enregistré par les prisons, mais je peux vous dire qu'au 7 mars, il y avait 54 employés en quarantaine et 860 employés en congé de maladie.
Il y a par contre une diminution du taux d'absence qui était de 15,81 % le 12 mars. Il n'est plus que de 14,12 % au 15 mars.
Au début du mois de novembre 2020, une procédure commune a été communiquée à tous les établissements pour l'endiguement des épidémies internes aux prisons. Bien entendu, chaque foyer de contamination est évalué pour voir ce qu'il convient éventuellement d'adapter pour l'optimiser davantage en fonction des réalités propres à chaque établissement ou situation.
Sur votre troisième question, tout d'abord, le fonctionnement interne a été adapté. Il existe des procédures claires concernant les mesures d'hygiène possibles. La prévention reste la priorité. La stratégie de dépistage, la recherche des contacts et la quarantaine préventive pour les détenus qui entrent dans la société libre sont également importantes.
En cas d'épidémie interne, il existe un plan contenant les éléments suivants: séparation de la zone infectée du reste de la prison, recherche des contacts à haut risque, stratégie de dépistage et imposition d'une quarantaine préventive et d'un isolement médical, et mise en quarantaine d'un service ou d'une prison entière si nécessaire en fonction de la gravité de l'épidémie.
Il s'agit d'isoler le plus possible du monde extérieur la zone touchée ou la prison entière. La décision de fermeture est prise en concertation avec le service médial et le directeur régional et, compte tenu des lourdes conséquences sur la vie quotidienne, elle n'est imposée que pour la durée absolument nécessaire.
S'agissant de votre quatrième question, un confinement a un impact majeur sur les contacts avec le monde extérieur et les activités collectives. Cependant, il est important de souligner que les contacts avec le service psychosocial et les équipes de soins des prisons ainsi qu'avec les travailleurs sociaux des Communautés restent possibles pendant le confinement. Les conversations se poursuivent sur une base individuelle. Cela se déroule parfois dans la section ou l'aile pour éviter les déplacements.
Par ailleurs, les détenus peuvent contacter certaines lignes téléphoniques d'aide qui existent dans la société et qui ont été mises en place par les partenaires présents au sein des prisons. Je pense au service d'aide aux détenus ou aux conseillers moraux. Les lignes sont gratuites.
En ce qui concerne votre cinquième question, les processus et procédures de travail internes ont été adaptés depuis le début de la crise sanitaire du coronavirus pour limiter les risques autant que faire se peut. Il existe des instructions claires sur les mesures d'hygiène et elles ont été communiquées à tous les agents. Le matériel de protection est disponible en suffisance et il existe un apprentissage en ligne sur son utilisation correcte. En outre, une ligne d'assistance interne est à la disposition des collaborateurs pour un soutien émotionnel.
Quant à votre sixième question, les pénuries dues aux congés de maladie ou quarantaines sont compensées en interne dans leur grosse majorité. Ce n'est que dans de très rares cas qu'il a fallu faire appel à des aides extérieures. Ce fut ainsi le cas à la prison de Namur, où il a fallu faire appel à une société externe pour fournir des repas à réchauffer. Je souligne que cette situation était principalement due à l'absence de détenus qui aident à la réalisation des repas, qui étaient bloqués dans leur cellule.
J'en viens à votre septième et dernière question. J'ai déjà eu l'occasion de souligner qu'actuellement, la procédure de vaccination n'est pas finalisée. La seule certitude déjà établie est liée à la vaccination rapide des services suivants: les sections covid dans les prisons de Bruges et de Lantin, les sections réservées aux plus de 65 ans de Saint-Hubert et Merksplas, et les membres du personnel soignant liés à l'ouverture potentielle de la section covid de l'hôpital Jan Portaels de Vilvoorde.
Toutefois, à l'heure où je vous réponds, seules les dates de livraison pour les premiers vaccins de Bruges et Merksplas sont connues. Il s'agira respectivement des 17 et 18 mars.
02.03 Laurence Zanchetta (PS): Merci, monsieur le ministre pour ces réponses précises. Malheureusement, je vous ai perdu ou en tout cas très mal entendu sur les questions du milieu, mais qu'importe. Je réécouterai vos réponses. Je me réjouis en tout cas de constater que la prévention reste votre priorité au sein des établissements pénitentiaires. Par contre, par rapport à la vaccination, on peut espérer que les personnes, les agents, les détenus, et en tout cas les détenus de plus de 65 ans, feront l'objet d'une attention particulière, comme c'est le cas à l'extérieur, ainsi que les personnes qui souffrent de facteurs de comorbidité.
02.04 Vincent Van Quickenborne, ministre: Je vais vous envoyer les réponses par mail, chère collègue, pour que vous puissiez prendre connaissance de la réponse complète.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55015096C van mevrouw Van Peel wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Mijnheer de minister, indien mogelijk, krijgt ze het antwoord graag per mail.
02.05 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, dat komt in orde, ik zal dat zo dadelijk later bezorgen.
De voorzitster: Wij komen tot de volgende vraag van mevrouw Bury over gaybashing.
Aangezien wij haar niet kunnen horen, gaan wij al even over tot de volgende vraag. Zij kan ondertussen haar technisch probleem oplossen.
03 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De coronabesmettingen in de gevangenis van Hasselt" (55015251C)
03 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les contaminations au coronavirus dans la prison de Hasselt" (55015251C)
03.01 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, het aantal coronabesmettingen in de gevangenis van Hasselt blijkt erg hoog te liggen. Er zouden meer dan negentig besmettingen zijn vastgesteld bij de gedetineerden. Ook bij het penitentiair personeel zijn er blijkbaar veel besmettingen, wat een heel onrustwekkende situatie is. Bijkomende maatregelen om het penitentiair personeel te ondersteunen, zijn heel belangrijk.
Daarom heb ik de hiernavolgende vragen.
Kan u de cijfers bevestigen? Hebt u een zicht op de oorzaken? Welke maatregelen zijn specifiek in Hasselt getroffen, om een bijkomende verspreiding te voorkomen?
Hebben alle gedetineerden zich laten testen of zijn er gedetineerden die de test hebben geweigerd?
Hoeveel besmettingen zijn er precies vastgesteld bij het penitentiair personeel? Werden ook alle personeelsleden getest? Hebt u voor hen bijkomende maatregelen getroffen ter ondersteuning?
Ten slotte, zijn er nog andere gevangenissen waarin het aantal besmettingen spectaculair is gestegen? Zo ja, wat is de concrete situatie? Welke maatregelen werden in die gevangenissen getroffen om een bijkomende verspreiding van het coronavirus tegen te gaan en vooral het penitentiair personeel te ondersteunen?
03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Dillen, ik dank u voor uw vragen.
Er zijn momenteel 122 besmette gedetineerden in de gevangenis van Hasselt sinds de coviduitbraak. Wij zien dat het verloop van elke uitbraak uniek is en van verschillende factoren afhankelijk is, zoals de vraag hoe snel de ziekte wordt gedetecteerd. Andere factoren zijn de tewerkstelling van de besmette persoon, de besmettelijkheid en het soort variant. Om u een beter zicht te geven op de situatie van Hasselt, zal ik de feiten chronologisch weergeven.
Op 2 maart 2021 werden twee gedetineerden op basis van hun symptomen in medische quarantaine geplaatst. Daags nadien, op 3 maart 2021, bleken zij covidpositief en werden zij overgebracht naar de covidafdeling in de gevangenis van Brugge. Na de contacttracing werden de gedetineerden die de wandeling met hen deelden en de gedetineerden die tewerkgesteld waren in hetzelfde werkhuis, in medische quarantaine geplaatst in afwachting van het resultaat van hun test.
Een van de gedetineerden in medische quarantaine werkte in de keuken en vertoonde mogelijke alarmsymptomen die hij zelf niet aan covid toeschreef. Op 4 maart bleken 24 van de geteste gedetineerden covidpositief. De gevangenis ging in lockdown, waarbij interne en externe bewegingen tot een minimum werden beperkt. Aangezien de besmettingen verspreid zaten over de gevangenis, werd een teststrategie bepaald. De arbeidsgeneesheer werd betrokken bij het bepalen van de maatregelen voor het personeel. Op 5 maart rees het aantal besmette gedetineerden tot 49. Op diezelfde dag nog werd de hele gevangenispopulatie getest, met de medewerking van het Jessa Ziekenhuis. Ook het voltallige aanwezige personeel kon zich laten testen. Wie niet van dienst was, kreeg via Empreva een uitnodiging via sms waarmee men zich kon aanbieden in een testcentrum. De personeelsleden werden binnen zeven dagen opnieuw getest.
Op 9 maart werden 29 nieuwe gevallen vastgesteld bij een hertesting en op 13 maart testte de eerste vrouwelijke gedetineerde positief. Na de hertesting op 16 maart werden nog 17 gevallen vastgesteld. Dat is de informatie van gisteren.
De contacttracing ten aanzien van externe partners en bezoekers werd tevens verder uitgevoerd. De syndicale organisaties en het personeel werden steeds tijdig en correct geïnformeerd. De gevangenisdirectie wordt momenteel geadviseerd door het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid, het Jessa Ziekenhuis in Hasselt, de dienst Gezondheidszorg van EPI en Empreva. Men heeft dus zeer snel en zeer correct gehandeld, waarvoor mijn dank.
Zoals ik reeds heb aangekondigd, werden alle gedetineerden getest. Dit wordt nauwgezet opgevolgd door de lokale medische dienst. Als iemand de test weigert, worden de nodige maatregelen genomen ter bescherming van de rest van de populatie. Ze gaan dan in preventieve quarantaine.
Bij het personeel werden tot op heden negen positieve gevallen gemeld. Aangezien er geen wettelijke verplichting is om een covidbesmetting aan de werkgever te melden, is dit cijfer slechts indicatief.
Er zijn duidelijke richtlijnen met betrekking tot het gebruik van de PBM's, het persoonlijk beschermingsmateriaal. In normale omstandigheden volstaat het gebruik van een stoffen mondmasker, maar bij preventieve of medische quarantaine worden FFP2-maskers gebruikt. Op 5 maart werd afgeweken van de instructies en kreeg al het personeel FFP2-maskers en spatmaskers ter beschikking.
Bijna dagelijks organiseert de directie informatiemomenten ter attentie van het personeel. De medische dienst en de centrale dienst staan ook ter beschikking ter ondersteuning.
Momenteel hebben we geen spectaculaire stijging in de regio Noord, dus in Vlaanderen. In Sint-Gillis zijn er sinds dit weekend wel 14 besmettingen. Daar werden maatregelen genomen voor een deel van de gevangenis. Het personeel werd geïnformeerd en kan zich laten testen. Een teststrategie wordt uitgewerkt.
In Paifve zijn 14 gedetineerden positief getest en werd het paviljoen in gedeeltelijke lockdown geplaatst.
03.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, op korte tijd, op drie dagen van 2 tot 5 maart, werd daar inderdaad een spectaculaire stijging vastgesteld. Ik ben blij te horen dat onmiddellijk de nodige maatregelen zijn genomen. Ik kan alleen maar hopen dat men de situatie zo snel mogelijk onder controle krijgt.
L'incident est clos.
04 Vraag van Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Een dodelijk geval van gaybashing" (55015159C)
04 Question de Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Une attaque homophobe mortelle" (55015159C)
04.01 Katleen Bury (VB):
Op zaterdag 6 maart werd een 41-jarige man dood aangetroffen in een park in
Beveren. De man zou in de val zijn gelokt via een datingapp voor homo's. Dit is
het tweede dodelijke geval van gaybashing in Vlaanderen. Drie verdachten werd
opgepakt op verdenking van moord. Het gaat om drie minderjarigen van 16 en 17
jaar uit Beveren en Antwerpen.
Helaas is dit geen alleenstaand incident.
Vorige zomer doken gewelddadige beelden op uit een chatgroep. Deze chatgroep
met 600 leden, vooral Tsjetsjenen, had maar één doel: holebi's in elkaar slaan,
filmen en de beelden delen. Gruwelijk.
Binnen de holebigemeenschap neemt de
angst toe, ook bij de jeugd. Veel holebi's hebben nog steeds angst om klacht in
te dienen als er gaybashing plaatsvindt. De vzw Tiszo pleit voor een betere
beveiliging van datingapps, zoals bijvoorbeeld bij gokwebsites met het gebruik
van identiteitskaarten. Ook zou er een uniforme wetgeving moeten gecreëerd
worden om een betere controle te hebben op datingapps, dit om eveneens
pedofilie tegen te gaan, volgens de vzw.
Kan u de mediaberichten bevestigen dat er
drie minderjarige verdachten werden opgepakt? Kan u daarbij ondertussen
bevestigen dat het om een geval van gaybashing gaat?
Wat gaat u ondernemen om de drempel te
verlagen, zodat er meer holebi's weldegelijk klacht indienen? Dit om een beter
beeld te krijgen van het dark number.
Hoe staat u tegenover het voorstel om
datingapps beter te beveiligen? Bent u voorstander om deze apps toegankelijk te
maken via ID-aanmelding? Gaat u hierover in overleg met de holebigemeenschap?
Wat gaat u ondernemen om deze
onaanvaardbare gewelddadige homohaat aan te pakken?
Volgens Professor Alexis Dewaele komt
homohaat opvallend vaak voor bij jonge jongens die opgroeien in een achtergesteld
milieu, “groepsdynamiek en geloof kunnen daarbij een rol spelen". Dewaele
stelt dat er geen officiële data zijn over de etnische en religieuze
achtergrond van personen die zich bezondigen aan homohaat. Gaat u daarvoor
zorgen om gericht te kunnen ingrijpen met het oog op meer veiligheid voor de
holebigemeenschap?
04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik verwijs in eerste instantie naar de antwoorden die ik gegeven heb in de plenaire vergadering van vorige week, waar uw partijgenote, mevrouw Pas, een vraag had gesteld.
Ik kan inderdaad bevestigen dat er kort na de feiten drie minderjarige verdachten werden gearresteerd en voor de jeugdrechter verschenen zijn. Meer wil en kan ik over deze zaak momenteel niet kwijt. Er loopt een onderzoek en ik wacht samen met u de resultaten van dat onderzoek af. Ik wil ook nogmaals benadrukken dat de motieven van de daders nog steeds onderzocht worden. U begrijpt mij goed. Het vermeende motief van homohaat kan in dit stadium niet worden bevestigd, noch worden ontkend. In uw vraag stelt u dat het hier gaat om het tweede dodelijke geval van gaybashing in Vlaanderen. Dat laat ik voor uw rekening. Dat is op dit ogenblik door het onderzoek niet bevestigd.
In het algemeen, los van de zaak in Beveren, kan ik u wel het volgende meedelen. Nog al te vaak wordt er geen klacht ingediend na homofoob geweld. Het dark number kent vele redenen. De vrees bestaat dat de klacht niet ernstig genomen wordt of men gelooft dat er niet daadkrachtig zal of kan worden opgetreden. Hier kunnen we ongetwijfeld leren van de zorgcentra voor seksueel geweld en van de family justice centers van de Vlaamse regering voor slachtoffers van intrafamiliaal geweld.
Het is belangrijk te weten dat Justitie dit niet alleen kan. Preventie, bescherming en sensibilisering is een beoefening van alle bevoegde federale en deelstatelijke actoren. In elk geval zijn we binnen de regering met de experten gestart met het bekijken hoe we de haatmisdrijven beter kunnen registreren. Staatssecretaris Schlitz heeft vorige week in de plenaire vergadering aangekondigd dat er een actieplan wordt uitgewerkt met het middenveld, met het oog op het verlagen van deze drempel. Dat vind ik een zeer goede zaak.
Ik benadruk graag dat het openbaar ministerie zeer actief is in de bestrijding van haatmisdrijven en homohaat en hiertoe al verschillende initiatieven nam. Ik verwijs onder meer naar de COL 13/2013. Daarnaast is het belangrijk om deze haatmisdrijven reeds vroeg te herkennen en een krachtig signaal uit te sturen. Zo begint het vaak bij strafbare uitingen online ten aanzien van deze gemeenschap. Daarom is het dringend tijd om artikel 150 van de Grondwet te wijzigen, zodat deze online haatspraak effectief vervolgd en bestraft kan worden.
Daarnaast moet ook duidelijk zijn dat haatmisdrijven strenger bestraft zullen worden. De hervorming van het Strafwetboek ligt opnieuw op de tafel en ik zal er werk van maken. Daarin zal de discriminerende drijfveer worden uitgebreid tot alle misdrijven. Ik zal er dus voor zorgen dat de magistraten over nog meer tools beschikken om te vervolgen. Dat is niet voldoende. Er moet ook voorzien worden in een grondige opleiding van magistraten, maar evenzeer ook van de politie en andere hulpverleners. Zo kunnen we raken aan dat dark number. Op deze manier zorgen we ervoor dat we gericht kunnen ingrijpen, met het oog op meer veiligheid voor die mensen.
U stelde voor om datingapps beter te beveiligen. Mediawijsheid is in dezen uiteraard cruciaal. Dat is een gemeenschapsbevoegdheid, niet onmiddellijk mijn bevoegdheid. De bouwers van dergelijke apps kunnen zelf ook bepaalde veiligheidsmaatregelen inbouwen. Gebruikers dienen vervolgens ook de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen. We moeten allemaal de nodige omzichtigheid aan de dag leggen in het gebruik van sociale media.
04.03 Katleen Bury (VB): Dank u wel, mijnheer de minister, voor uw uitgebreid antwoord.
Ik ging inderdaad ook niet uit van die gaybashing. Ik heb u ook al gevraagd of dat effectief klopte. U zegt dat het een volledige gemeenschapsbevoegdheid is om met de sector in overleg te gaan omdat zij zelf vragende partij zijn. Als iemand naar zo'n datingapp gaat, zou het goed zijn dat die persoon zich registreert met een identiteitskaart. Zo weten we wie er aan de andere kant van de lijn zit. Dat is natuurlijk een beetje moeilijk als het om een vrijblijvend afspraakje gaat. De sector vroeg dat zelf omdat dat veiliger is. Dit geldt ook voor andere datingapps. We moeten weten wie zich aanmeldt en met wie er juist een afspraak wordt gemaakt, ook in het kader van pedofilie en dergelijke. We hebben ondertussen ook in de pers gezien dat er onder andere een Facebookgroep was waarin de ene commentaar na de andere werd gepost en waarin melding werd gemaakt van aanvallen op mensen. Die zaken bestaan zeer zeker.
Mijn concrete vraag om met hen in overleg te gaan om te kijken hoe we met die ID-aanmelding kunnen werken, valt dus volledig onder Vlaamse bevoegdheid?
04.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Bury, ik denk dat u een aantal zaken door elkaar haspelt. U spreekt over die chatgroep. Dat is geen datingsite.
04.05 Katleen Bury (VB): Neen, dat bedoel ik niet. Ik wil gewoon melden dat het bestaat. Mensen worden echt aangevallen. Gaybashing is een reëel bestaand fenomeen.
04.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Bury, in verband met die chatgroep hoop ik dat u mijn voorstel steunt tot wijziging van artikel 150 van de Grondwet, zodat ook hate speech tegen homo's effectief vervolgd kan worden. Haatspraak is vandaag al strafbaar en ik wil dat het vervolgd wordt. Ik hoop dat uw partij ons daarin in het Parlement zal steunen.
In verband met de datingapps gaat het over het luik mediawijsheid. Hoe kunnen wij jongeren en mensen in het algemeen opleiden en vormen, zodat zij de nodige voorzichtigheid aan de dag leggen? Dat is een gemeenschapsbevoegdheid.
Heel specifiek vroeg u of wij mensen enkel zullen laten deelnemen aan een datingapp als zij hun identiteit bevestigen. Dat gesprek wil ik gerust aangaan, maar ik weet niet of ik mij daartoe nu kan verbinden. Ik kan mij namelijk indenken dat sommige deelnemers aan een datingapp misschien ook gesteld zijn op hun anonimiteit. Ik ben geen kenner en ook geen deelnemer, wat ik zeg zonder verder een oordeel uit te spreken over datingapps, maar dating gebeurt volgens mij op een discrete manier. Ik weet dus niet of het een goede zaak is dat iedere deelnemer verplicht wordt om zijn identiteit aan te melden. Wel wil ik de vraag voorleggen aan de bouwers van dergelijke apps en hun antwoord bestuderen.
04.07 Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.
De vraag ging van henzelf uit. Er is nog altijd een verschil tussen de verplichting tot registratie en de openbaarmaking van de verstrekte gegevens. Ik vergelijk het met de corona-app. Er moet grondig worden bekeken hoe, als er iets misloopt, de tracering kan gebeuren. Ik begrijp wel de wens van vrijblijvendheid van deelname aan een datingapp. De vraag komt vanuit die gemeenschap zelf. Ik begrijp dat u zich nu niet engageert of verbindt, maar het is mogelijk wel interessant om met die gemeenschap in overleg te gaan.
L'incident est clos.
- Sander Loones aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het overleg tussen de Belgische en de Spaanse ministers van Justitie" (55015166C)
- Ellen Samyn aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De opheffing van de parlementaire onschendbaarheid van Carles Puigdemont" (55015183C)
- Sander Loones à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La concertation entre les ministres belge et espagnol de la Justice" (55015166C)
- Ellen Samyn à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La levée de l'immunité parlementaire de Carles Puigdemont" (55015183C)
05.01 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, ik volg de situatie in Catalonië van nabij. Ik was erbij toen Artur Mas de verkiezingen won. Ik was er ook op het referendum, toen de Spaanse politie vredevolle en oudere mensen in elkaar sloeg, omdat ze op een referendum kwamen stemmen. Ik was erbij op de verkiezingen die geleid hebben tot de benoeming van de heer Puigdemont als minister-president. Helaas heb ik de verkiezingen nu gemist door corona. Die verkiezingen zijn nu opnieuw gewonnen door partijen die de onafhankelijkheid van Catalonië bepleiten.
Ik geef toe dat ik in deze dus enigszins bevooroordeeld ben, maar dat maakt ook dat ik de pers volg, hier en in Spanje. Ik was dus verrast toen ik vorige week maandag in een artikel las dat u een overleg met de Spaanse minister van Justitie had gehad om de banden met Spanje uit te diepen. Ik was verrast door de inhoud van het overleg maar ook door de timing, want u doet dat op dezelfde maandag waarop in het Europees Parlement de immuniteit van de Catalaanse bannelingen, de Catalaanse Europarlementsleden werd ontnomen, waaronder die van de heer Puigdemont. Ik vond dat wel speciaal, vooral omdat u als minister van Justitie in deze een belangrijke verantwoordelijkheid heeft. Er hangt nog altijd een Europees aanhoudingsmandaat in de lucht. U hoort erop toe te zien dat de rechtstaat wordt gerespecteerd en dat er geen schijn van partijdigheid ontstaat.
Ik vond het momentum van dat overleg ongepast. Vond u dat ook ongepast, mijnheer de minister? Of vond u het een logische redenering om op dezelfde maandag zo'n vergadering te organiseren?
Bent u ervan op de hoogte dat het gerecht hier zich in de kwestie heeft uitgesproken? Het Hof van Beroep van Brussel oordeelde op 7 januari 2021 dat de Catalanen geen garantie op een eerlijk proces in Spanje krijgen. Respecteert u de uitspraak van ons hof van beroep? Zult u erop toezien dat de uitspraak wordt nageleefd? Zullen de Catalanen dus niet worden uitgeleverd?
Hoe is de vergadering tot stand gekomen? Was dat op vraag van de Spanjaarden? Was ook de eerste minister vooraf op de hoogte gebracht of nadien gebrieft?
Het zou interessant zijn om de schijn van partijdigheid weggenomen te zien worden.
05.02 Ellen Samyn (VB): Mijnheer de minister, op verzoek van de Spaanse regering stemde het Europees Parlement op maandag 8 maart voor de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid van voormalig Catalaans minister-president Carles Puigdemont en oud-ministers Comín en Ponsatí.
Met de opheffing van de immuniteit kan Spanje opnieuw de Belgische regering verzoeken om Carles Puigdemont aan Spanje uit te leveren. In het verleden ging het Belgische gerecht niet in op die verzoeken, maar met het wegvallen van de parlementaire onschendbaarheid zal de zaak, die al begonnen was voor de Brusselse raadkamer, opnieuw worden geactiveerd.
Puigdemont kondigde wel reeds aan om via het Europees Hof van Justitie in Luxemburg de beslissing van het Europees Parlement te willen laten vernietigen. Het Belgische gerecht zou echter niet moeten wachten op die beslissing, waardoor de situatie toch sneller dan verwacht weer op uw bord komt te liggen.
De penibele situatie van politieke gevangenen en hun families in Spanje is voldoende bekend. Het land is zeker geen koploper wat het respect voor de mensenrechten betreft. Sinds 2002 is Spanje reeds verschillende keren bekritiseerd door het Comité tegen Foltering van de VN en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Werd u hierover reeds gecontacteerd door uw Spaanse collega of hebt u zelf de Spaanse regering al geïnterpelleerd over de bewezen mensenrechtenschendingen?
Wat is het standpunt van de Belgische regering in dezen? Welke garanties zijn er gelet op de mensenrechtensituatie in Spanje en gelet op het feit dat het een politiek proces wordt, dat het Belgische gerecht bij zijn eerdere beslissing zal blijven en bijgevolg niet tot uitlevering zal overgaan?
05.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Op 8 maart jongstleden had ik op zijn verzoek een digitale ontmoeting met mijn Spaanse ambtsgenoot, de heer Juan Carlos Campo. Zijn verzoek bereikte mij op 22 februari en 8 maart was toevallig de eerste vrije datum in onze beide agenda's. Meer moet u daar niet achter zoeken, mijnheer Loones. Het ging overigens om een officieel gesprek tussen twee ministers, iets wat men toch moeilijk gekonkelfoes kan noemen. Zo bestempelde u dat gesprek immers op de sociale media. Gekonkelfoes was misschien de gewoonte op bepaalde kabinetten in het verleden, maar zo pak ik de zaken niet aan.
Zoals u zich kunt voorstellen, onderhoud ik regelmatig bilaterale contacten met buitenlandse ministers van Justitie en dan zeker met mijn EU-collega's. Deze keer was Spanje dus aan de beurt. Achteraf werden de diensten van de eerste minister en van de minister van Buitenlandse Zaken ingelicht over de uitkomst, zoals dat gewoonlijk het geval is.
Minister Campo wenste mij op de hoogte te brengen van de benoeming van een Spaanse verbindingsmagistrate, die zich zal vestigen in Brussel. Zij zal in de komende weken haar functie opnemen en zal bevoegd zijn voor de drie Benelux-landen. Zoals elke verbindingsmagistraat zal het haar taak zijn om de justitiële samenwerking in de burgerlijke zaken en de strafzaken met de landen waarvoor zij geaccrediteerd is, te bevorderen en te faciliteren. Concrete gevallen zoals die van de voormalige Catalaanse leiders, kwamen tijdens het onderhoud niet aan bod. De dossiers ter zake zijn namelijk volledig in handen van de gerechtelijke overheden en de uitvoerende macht heeft niet de bevoegdheid om daarin op te treden, noch in België, noch in een ander Europees land.
Ik sta uiteraard achter de uitspraak van de eerste minister dat gerechtelijke beslissingen in alle omstandigheden moeten worden gerespecteerd, iets wat ik overigens elke week herhaal in het Parlement. De gerechtelijke beslissingen waarnaar u verwijst, hadden betrekking op het geval van één Catalaan, de heer Lluís Puig i Gordi. Zij lopen echter niet vooruit op latere beslissingen die door de Belgische gerechtelijke overheden zullen moeten worden genomen met betrekking tot de twee andere Catalanen die worden gezocht door het Spaanse gerecht, namelijk de heren Carles Puigdemont en Toni Comin. Elk geval moet op individuele basis worden beoordeeld. Dat is een fundamentele waarborg, eigen aan de rechtstaat.
Alle landen kunnen het onderwerp zijn van gerichte kritiek of veroordeling in verband met de naleving van de fundamentele rechten.
Tot dusver waren de procedures tegen de heer Puigdemont en de heer Comin geschorst vanwege de parlementaire onschendbaarheid, die de betrokkenen genoten. Met de opheffing van de onschendbaarheid zullen de Belgische rechtscolleges zich waarschijnlijk dienen uit te spreken over hun zaak.
De heer Puigdemont heeft echter aangekondigd dat hij van plan is beroep aan te tekenen voor het Europees Hof van Justitie tegen de beslissing van het Europees Parlement om zijn immuniteit op te heffen. Volgens de Spaanse pers zou de Tribunal Supremo in Madrid eveneens prejudiciële vragen hebben ingediend bij het Europees Hof van Justitie om de grote lijnen van de toepassing van het Europees aanhoudingsbevel te verduidelijken. Er zal derhalve ook rekening worden gehouden met de principes die door het Hof van Justitie naar voren zullen worden gebracht.
Collega's, zoals ik heb aangegeven, is het Europees aanhoudingsbevel een volledig gejudiceerde procedure, waarbij de Belgische regering niet de bevoegdheid of de wil heeft, om tussenbeide te komen.
Collega's, laat onze hoven en rechtbanken in alle sereniteit beslissen. Dat was mijn vertrekpunt en zal ook mijn eindpunt zijn in de discussie.
05.04 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, ik juich het toe dat de regering oordeelt dat het niet haar bevoegdheid en ook niet haar wil is om tussenbeide te komen in gerechtelijke procedures. Het is belangrijk dat zulks wordt gesteld.
Justice must not only be done, it must also be seen to be done. Ik herinner het mij nog goed van mijn opleiding in de rechten. Justitie hoort boven elke verdachtmaking verheven te staan. Voor een minister van Justitie is dat ook het geval. Daarom wil ik nog tweemaal twee punten opmerken.
Ten eerste, het verzoek komt van Spanje. Dat noteren wij. Niettemin wil ik u oproepen om u in elk geval voor geen enkele kar te laten spannen noch om de indruk te wekken dat België voor een kar wordt gespannen. Spaanse ministers zijn erg bedreven in het creëren van symboliek. Ik hoop dat daar extra aandacht aan zal worden besteed.
Ten tweede, u bent geregeld actief op sociale media. U communiceert daarop ook actief over vergaderingen met de Verenigde Naties en met Europese instanties. Het viel mij echter op dat u over die vergadering of dat contact niet hebt gecommuniceerd. Wij hebben het moeten ontdekken via de Spaanse media. Dat houdt enige mate van gekonkelfoes in. U zult het mij moeten vergeven, maar dat is echt mijn mening.
Ten slotte, u spreekt over het arrest van het hof van beroep en wijst erop dat het over één man gaat. U hebt het over door Spanje gezochte Catalanen. Ook op dat punt zou ik oproepen een zo normaal mogelijk taalgebruik te hanteren. Het betreft hier een arrest van het hof van beroep. Wat heel bijzonder is, is echter dat het een extra argumentatie heeft toegevoegd aan de eerdere argumentatie en duidelijk maakt dat er een principieel standpunt is, namelijk dat de garantie op een eerlijk proces er niet is voor de betrokken Catalanen in Spanje. Het verwijst ook naar de uitspraken van de Verenigde Naties op dat vlak. Minstens is er een moreel gezag verbonden aan de uitspraak van het hof van beroep.
05.05 Ellen Samyn (VB): Mijnheer de minister, in de plenaire vergadering van vorige week citeerde eerste minister De Croo volgende woorden van zijn voorganger, de heer Charles Michel: "De heer Puigdemont is een Europees burger die zich voor zijn daden moet verantwoorden, zoals elke andere Europese burger die over rechten en plichten beschikt. Met andere woorden, hij geniet geen enkel voorrecht, zonder een tweederangsburger te zijn."
Wat die zogenaamde daden betreft, de enige misdaad van die Catalanen is dat zij een referendum hebben georganiseerd. Zij hebben het volk laten kiezen, wat in een rechtsstaat ook zou moeten kunnen, voor of tegen een onafhankelijk Catalonië. Zij hebben zich inderdaad verzet tegen het Spaanse establishment. Dat de zogenaamde democraten in de Europese Unie van de Catalaanse zaak niet wakker liggen, zegt genoeg. Maar ik ben er zeker van dat de heer Puigdemont en consorten vinden dat ze geen voorrechten moeten genieten. Hun uitlevering zou de facto echter een onderdeel van een politiek proces betekenen en zelfs een bedreiging voor de fysieke en mentale toestand van de geviseerde Catalanen. De onafhankelijkheid van de Spaanse rechtsstaat kan ten zeerste in twijfel getrokken worden in dezen.
05.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, ik moet nog even iets rechtzetten. De insinuaties van de heer Loones neem ik niet.
De voorzitter: De heer Loones is al vertrokken. Hij kan dus niet meer repliceren.
05.07 Minister Vincent Van Quickenborne: Hij mag dat doen, maar ik heb het recht om dit te zeggen. Ik heb ook ontmoetingen gehad met mijn Engelse collega van Justitie, met mijn Nederlandse collega van Justitie en ik heb daarover ook niets gepubliceerd op sociale media. Dat soort verdachtmakingen neem ik absoluut niet, mevrouw de voorzitter.
L'incident est clos.
06 Vraag van Michael Freilich aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De erediensten" (55015284C)
06 Question de Michael Freilich à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les cultes" (55015284C)
06.01 Michael Freilich (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb mij altijd al afgevraagd waarom erediensten onder de minister van Justitie vallen. Nu weet ik het, sommigen zeggen dat u zichzelf ziet als God. Dat is natuurlijk een grapje.
Tijdens de debatten voor de Raad van State werd erop gewezen dat de maatregelen van de regering werden geschreven op maat van één gemeenschap, met name de rooms-katholieke. Thans lijkt dit opnieuw het geval te zijn met de beslissing van de ministerraad van 5 maart. Die voorziet immers in een versoepeling voor het organiseren van religieuze bijeenkomsten, tot 50 personen in de buitenlucht en dat vanaf 1 april. Dat is de dag vóór Goede Vrijdag en de aanvang van het christelijk Paasfeest. Twee weken later zou dan de ramadan starten voor moslims. De Joodse gemeenschap viert echter eveneens Pasen, maar die periode start één week vroeger, op zaterdag 27 maart.
Mijnheer de minister, ik ben mij ervan bewust dat de covidcijfers vandaag in een vrij negatieve spiraal zitten. Zou u toch kunnen overwegen, indien men op 1 april zou gaan versoepelen tot 50 personen buiten voor erediensten, om ervoor te zorgen dat alle religies kunnen genieten van hun feesten, ook de Joodse gemeenschap? Het gaat slechts om enkele dagen en op puur epidemiologisch vlak zou dat volgens mij geen groot verschil maken.
06.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Freilich, uw verwijzing naar God vind ik een beetje vreemd. Het enige wat ik in al mijn bescheidenheid over God kan zeggen, is dat God overal is, maar dat Herman De Croo overal is geweest, als ik met een andere grap mag antwoorden.
De beslissingen die werden genomen op het Overlegcomité, zijn unaniem genomen. Er is over dit punt geen enkele discussie geweest, van welke regering of welke partij rond de tafel dan ook. De datum van 1 april past binnen een planning, waarbij er respectievelijk op 8 maart, 1 april en 1 mei versoepelingen voor verschillende sectoren in het vooruitzicht worden gesteld. Dat zal echter nog moeten blijken, gelet op de cijfers en de evolutie.
Deze maatregelen werden niet genomen op maat van één specifieke geloofsgemeenschap. Dat zou ik ook moeilijk kunnen aanvaarden, want als liberaal en democraat ben ik zeer sterk gehecht aan de vrijheid van godsdienst in ons land.
06.03 Michael Freilich (N-VA): Mijnheer de minister, ik begrijp inderdaad dat men de datum gekozen heeft op basis van de maanden. We zien dat er versoepelingen zouden komen op 1 april en 1 mei. Ik wil u gewoon melden dat er soms een aantal dagen vastligt in de kalender. Kerstmis valt bijvoorbeeld ook op 24 december 's avonds. Dat kan men niet aanpassen. Daarom denk ik dat het belangrijk is dat u er weet van hebt dat vijf dagen voordien het Joods Paasfeest plaatsvindt. Dan zou het toch wel jammer zijn mocht deze regering niet proberen om toch al het mogelijke te doen om met de virologen te bekijken wat het zou geven mocht men specifiek voor de erediensten iets doen.
Erediensten en culturele activiteiten worden gelijkgesteld, maar er is een verschil. Godsdienst staat in de Grondwet. Er zit geen enkele commerciële bedoeling achter mensen die naar de synagoge gaan, wat vaak wel het geval is in de culturele sector, zoals bij dansevenementen.
In de culturele sector kan men dus wel met die datum spelen. Wat het geloof betreft, kan dit veel minder. Ik blijf hopen dat men oog en oor heeft voor deze bekommernissen. Dank u wel.
L'incident est clos.
- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De operatie Sky" (55015289C)
- Ben Segers aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Operatie Sky" (55015463C)
- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Vrees voor jarenlange procedureslag in Operatie Sky" (55015538C)
- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'opération Sky" (55015289C)
- Ben Segers à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'opération Sky" (55015463C)
- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "" (55015538C)
07.01 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik hoef het niet meer toe te lichten: vorige week vond de grootste politieoperatie ooit in ons land plaats, die een onwaarschijnlijke schat aan informatie heeft opgeleverd voor onze politie en gerechtelijke diensten. Op mijn beurt wil ik de speurders daarvoor oprecht feliciteren.
Door het kraken van de encryptiesoftware konden zeker 1 miljard versleutelde berichten worden onderschept. Daar moet nu mee aan de slag worden gegaan. Als wij de drugsmaffia echt willen aanpakken, is het nu het moment om in extra mensen en middelen te voorzien bij het parket en de federale politie, zoals ook al afgesproken was door de Zweedse regering, onder andere in het kader van het Stroomplan. U bleek dat vorige week even te zijn vergeten tijdens de plenaire vergadering. Afgelopen weekend las ik een interview met u waarin u dat ook wat vergeten bent. Nochtans was die omslag al gemaakt onder de Zweedse regering. U bent daar nogal snel overgegaan. Ik heb daarnet genoteerd dat u niet van insinuaties houdt, ik heb dat ook niet zo geapprecieerd.
Die extra mensen en middelen moeten er dus aankomen. Dat is ook belangrijk voor u, want het onderzoek is vandaag wat het is en daarmee moeten de diensten aan de slag. Er zal ook door u pas gejuicht kunnen worden als er ook effectief veroordelingen en straffen volgen en daarvoor is nog een lange weg te gaan. Dat is nu eenmaal zo, vandaar de volgende vragen.
Federaal procureur Van Leeuw waarschuwt dat het gerecht met de huidige middelen maar liefst 685 jaar nodig zou hebben om alle onderschepte berichten te lezen. Er zullen dus prioriteiten gesteld moeten worden, maar wat kunt u doen om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk berichten worden geanalyseerd om hieraan strafonderzoeken te kunnen koppelen? Er bestaat software om berichten gericht te screenen en selecteren. Zal die worden ingezet, eventueel in samenwerking met de privésector?
In het antwoord dat u vorige week aan collega Gabriëls hebt gegeven en herhaald hebt op andere fora, zei u dat u budget hebt vrijgemaakt om 61 extra mensen aan te werven bij het Antwerpse openbaar ministerie en de zetel. Hiervan zouden al 56 mensen zijn aangeworven. Dat gaat over parketjuristen en referendarissen, dus eigenlijk eerder ondersteunende functies, geen extra magistraten.
In welke mate is het kader vandaag opgevuld? Zal ook het kader worden versterkt en geactualiseerd? Die ondersteunende krachten zijn inderdaad nodig en nuttig. Het is een beetje te ver gezocht om te zeggen dat deze voor een doorbraak in het onderzoek hebben gezorgd, maar ze gaan wel heel nuttig werk leveren, zeker met het werk dat op hen afkomt. Die zijn dus nodig en nuttig, maar men heeft ook magistraten nodig. Wat zal er gebeuren met het kader? Hoe gaat u dat verder actualiseren en versterken?
Mijnheer de minister, u sprak ook over de versterking van de FGP Antwerpen. Dat is altijd al een moeilijke geweest, want dat valt deels onder Justitie en deels onder Binnenlandse Zaken. Hoeveel budget voor de versterking van de FGP Antwerpen zal uit de portefeuille van Justitie komen? Zal ook het werkmateriaal, zoals computers en wagens, daaronder vallen? In de Zweedse regering was er immers vaak een discussiepunt tussen Justitie en Binnenlandse Zaken wanneer er in ICT moest geïnvesteerd worden.
Mijnheer de minister, het volgende vind ik belangrijk. In de media werd gisteren of eergisteren bericht dat de operatie betaald zou zijn met de boete waartoe een ex-baron van de Fanchiniclan veroordeeld werd. Dat is geld dat reeds sinds 2012 op een geblokkeerde rekening van het COIV zou hebben gestaan. Is het mogelijk om daarover wat meer toelichting te geven? Hoe is die financiering van de Operatie Sky gebeurd? Waaruit werden en worden – want het onderzoek is natuurlijk nog niet afgerond – de nodige budgetten gehaald? Waar worden die centjes gehaald?
Hoe wenst u verder extra in te zetten op de inbeslagname van crimineel kapitaal? U kondigde dat aan en dat is ook belangrijk. Ik zie dat het hier ook gebruikt is. De strijd tegen de drugsmaffia en andere criminele praktijken kan hierdoor worden opgevoerd.
Zult u ook nog drugs- en andere georganiseerde criminaliteit opnemen in uw beleidsprioriteiten? Zult u verder uitvoering geven aan het Stroomplan? De federale procureur vroeg ook om corruptie, wat toch een belangrijk aspect blijkt te zijn in dit dossier, als prioriteit op te nemen in het nieuwe nationale veiligheidsplan. U bent ook naar de VN vertrokken met een aantal prioriteiten, maar daar was de strijd tegen drugs niet bij. Zult u dat opnemen?
Ik kom dan tot mijn tweede vraag. De verdedigingslijn van degenen die verdacht zijn in dit dossier en hun advocaten is heel snel duidelijk geworden. Deze week werd er al door enkele onder hen gesteld dat er veel te veel mensen zonder enige specifieke reden zijn afgeluisterd en dat op die manier de wet is overtreden tijdens het lopend onderzoek. Daarnaast kon de redactie van VTM Nieuws blijkbaar een aantal van die onderschepte berichten op de cryptofoons inkijken in het gerechtelijk dossier. Mij is altijd geleerd dat een gerechtelijk onderzoek geheim is, dus ik ben daar toch enigszins bezorgd over.
Het is belangrijk dat we er alles aan moeten doen opdat het gigantische werk dat door de politie en de gerechtelijke diensten werd geleverd geen maat voor niets is geweest. We moeten dit echt vermijden, dus moet er met dit dossier heel voorzichtig worden omgesprongen. Nu we eindelijk de kans hebben om grote vissen te vangen, moeten we die met beide handen aangrijpen. Het zou een drama zijn, mochten er ten gevolge van eventuele fouten uiteindelijk geen veroordelingen kunnen volgen. Dat zou een enorme klap betekenen voor Justitie en haar geloofwaardigheid.
Vandaar mijn twee laatste vragen. Bent u ervan overtuigd dat het procedureel nog goed zit en dat er inderdaad geen wetgeving is overtreden, zeker gezien de grote hoeveelheid onderschepte berichten? Onderzoekt u op welke manier delen van het gerechtelijk onderzoek hun weg naar de media hebben kunnen vinden?
07.02 Ben Segers (sp.a): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik stel u deze vragen aansluitend op onze aangename gedachtewisseling tijdens de voorgaande plenaire vergadering. Ik zal hier dus niet meer de nochtans erg verdiende felicitaties herhalen voor iedereen op het terrein en ook voor u, bijvoorbeeld voor uw onmiddellijke inzet hiervoor bij uw aantreden. Na deze praeteritio kom ik meteen tot mijn zes vragen.
Mijnheer de minister, bij de bespreking van de beleidsnota vertelde u dat de waaier van straffen optimaal benut zal worden en zo nodig ook zal worden uitgebreid doordat er nieuwe initiatieven zullen worden uitgewerkt, met onder meer een beroepsverbod, het plaats- en havenverbod en het verbod op de ontwijking van containerscans. Wat is daarvan de stand van zaken? Waaraan denkt u in het bijzonder betreffende het verbod op de ontwijking van containerscans, aangezien dat nu al gesanctioneerd wordt, maar de boete wel verwaarloosbaar is, gelet op de miljoenenwinst? Aan welke andere initiatieven denkt u daarbij nog?
De heer Geert Lenssens schreef eergisteren een interessant stuk in De Standaard, waarin hij suggereert om een nieuw misdrijf te definiëren, waarbij zowel de producenten, de verkopers als de tussenpersonen van zulke toestellen voor criminele doeleinden bestraft worden. Ook zegt hij dat het gebruik van zulke cryptotelefoons best afhankelijk gemaakt wordt van de registratie van een vergunning en dat bij gebreke daaraan criminele belangen vermoed worden. Hoe staat u tegenover een dergelijke regeling? Wat zult u desgevallend ondernemen?
In antwoord op een vraag van collega Sophie De Wit antwoordde u al dat de havenprocureur meer dan vroeger de regie in handen zal nemen. Wat betekent dat concreet? De kwestie van het aanknopingspunt hebt u al enkele keren concreet uitgelegd, aangezien er zich op dat vlak een grondwettelijkheidsprobleem voordoet. Ik wil graag weten wat het verschil is met de huidige regeling. Hoe is het nu geregeld? Wat doen de havenprocureurs tot dusver? Wat zullen zij in de toekomst doen? Zal de havenprocureur exclusief met de haven bezig zijn, of ook met andere zaken? In die zin sluit ik mij aan bij de vragen die collega De Wit eerder stelde.
Bij de bespreking van de beleidsnota antwoordde u me dat de multidisciplinaire onderzoeksteams bij de vijf grote FGP's al sinds 2014 zijn opgenomen in de wet, maar in de praktijk nog niet bestaan. U engageerde zich ertoe om daarvoor capaciteit vrij te maken. Welke capaciteit zult u vrijmaken en tegen wanneer? Hoe zullen die teams zijn samengesteld?
Is er sprake van een Antwerps proefproject? Wat is daar dan de stand van zaken van?
U heeft het ook gezegd: een dergelijke drugstrafiek is alleen maar mogelijk dankzij infiltratie en corruptie bij bepaalde sleutelfiguren. Federaal procureur Frédéric Van Leeuw pleitte er daarom al eerder voor om corruptie op te nemen als prioriteit in het nieuw Nationaal Veiligheidsplan. In het vorige plan was dit namelijk niet het geval, begreep ik. Bent u bereid om ook corruptie hierin te laten opnemen?
Ten slotte, de heer Yve Driesen, directeur van de Antwerpse FGP, roept ertoe op om kritisch te bekijken of iedereen die toegang heeft tot de databanken – rijksregister, nummerplaten – voldoende wordt gescreend en of hun opzoekingen voldoende worden gemonitord. Op welke manier zal u dit doen voor uw diensten?
07.03 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, het werd vandaag reeds herhaaldelijk gezegd, net als vorige week in plenaire vergadering: dankzij het bijzonder knappe speurwerk van gerecht en politie, ondertussen bekend als Operatie Sky, waarvoor ook ik graag mijn grote appreciatie wens uit te drukken, kon het zogenaamde beveiligde softwaresysteem Sky ECC, waarvan we weten dat dit het favoriete communicatiesysteem is van de georganiseerde misdaad in het algemeen en in het bijzonder van de internationale drugmaffia, worden gekraakt en slaagden de speurders er in ongeveer een miljard versleutelde berichten te onderscheppen, met blijkbaar een schat aan informatie. Mijnheer de minister, dit is een zeer grote slag, maar de komende weken en maanden zal moeten blijken of ook de zogenaamde grote vissen in het vizier komen en, vooral of er voldoende mensen en middelen zullen worden vrijgemaakt om alle berichten te lezen en het onderzoek volledig af te ronden. Vandaar dat ik u enkele vragen wil stellen.
Ten eerste, Operatie Sky is inderdaad een zeer groot succes, maar onmiddellijk en op diverse gebieden werd de grote euforie ook getemperd. Volgens de gerechtelijke directeur van de FGP Antwerpen bijvoorbeeld is er nog minstens twee jaar nodig om ook de grote vissen binnen te kunnen halen. Federaal procureur Van Leeuw stelde dat het gerecht met de huidige middelen nog 685 jaar nodig heeft om alle berichten te kunnen ontleden. Ook toppleiters waarschuwden dat wie denkt dat het cocaïneprobleem in Antwerpen van de baan is, zich toch wel vergist. De hele handel zal blijven draaien. Kopstukken zullen vanuit de gevangenis hun zaken blijven aansturen. Het zijn maar enkele citaten.
Zelfs minister van Binnenlandse Zaken mevrouw Verlinden heeft vorige zondag in het programma Wakker Op Zondag op ATV verklaard dat we niet naïef mogen zijn en dat het netwerk zich zal herstellen omdat er heel veel geld mee gepaard gaat. Dit zijn maar enkele waarschuwingen die we de laatste dagen hebben gehoord. Om de zeer mooie resultaten van Operatie Sky niet verloren te laten gaan, is het bijzonder belangrijk om in uw beleid een absolute topprioriteit te maken van dit dossier. Daarvoor is het natuurlijk heel belangrijk om daar onmiddellijk de nodige mensen en financiële middelen aan te koppelen. Bent u bereid binnen uw beleid hier prioriteit aan te geven en uw beleid verder aan te scherpen?
Mevrouw De Wit haalde daarnet al aan dat volgens de media deze operatie betaald zou zijn met geld van een deal uit 2012 tussen voormalig commissaris-generaal mevrouw De Bolle en de Amerikaanse antidrugbrigade voor de hulp bij het oprollen van een misdaadorganisatie rond gangster Fanchini. Kan u hier meer toelichting over geven? Dit geld zal uiteraard niet volstaan. Zult u bijkomende, extra middelen vrijmaken vanuit de begroting Justitie, naast de middelen die vanuit Binnenlandse Zaken vrijgemaakt moeten worden?
De verdere afhandeling van de resultaten van Operatie Sky moet zeer omzichtig worden aangepakt. Dat is zeer belangrijk. Mevrouw De Wit heeft daarjuist al een aantal voorbeelden gegeven. Dat moet heel omzichtig gebeuren om alle vormen van procedurefouten te vermijden en verjaring te voorkomen. Welke waarborgen zal u hiervoor geven?
07.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, dames en heren parlementsleden, bedankt voor de vragen.
Tijdens de plenaire vergadering van vorige donderdag heb ik al een aantal vragen over het lopende onderzoek beantwoord. Vandaag worden mij bijkomende vragen gesteld over het onderzoek, over de beschikbare mensen en middelen bij politie en Justitie, over de aanpak van de georganiseerde criminaliteit en meer specifiek over de cocaïnezwendel via de haven van Antwerpen. Ik zal mijn antwoord onderverdelen in dertien delen.
Mijn eerste antwoord betreft het lezen van de onderschepte berichten. In het dossier-Sky werd een plan van aanpak opgesteld tussen de federale procureur en de federale gerechtelijke politie, teneinde te kunnen overgaan tot de noodzakelijke exploitatie van bepaalde gegevens. Daarvoor worden, naast extra menselijk potentieel, ook moderne technologische tools gebruikt. Hiervoor doet de FGP van Antwerpen, samen met andere diensten zoals NTSU-CTIF een beroep op reguliere middelen en budgetten. In dit dossier wordt ook samengewerkt met internationale partners, zoals Nederland en Europol.
Dit hoogtechnologische onderzoek vergde de aankoop van specifiek hoogtechnologisch materiaal. Hiervoor werd inderdaad een specifieke geldsom aangewend die ter beschikking was gesteld door de Amerikaanse justitie. Die geldsom werd in 2012 door de Amerikaanse autoriteiten geschonken aan de Belgische politie, als dank voor een belangrijke bijdrage bij het oprollen van een groot internationaal crimineel netwerk. De minister van Binnenlandse Zaken, het College van procureurs-generaal en ikzelf hebben hiervoor de goedkeuring gegeven. Wat mij betreft, werd het geld goed gespendeerd. In 2012 werd het geld op de rekening gestort, waar het vervolgens acht jaar heeft opgestaan. Eind 2020 werden we op de hoogte gesteld van dat gestorte bedrag en heb ik samen met de minister van Binnenlandse Zaken beslist dat het aan die zaak kon worden besteed. Soms kan het dus ook snel gaan.
Mijn tweede antwoord betreft de middelen voor de politie.
Wat de middelen voor de politie betreft, werden er middelen vrijgemaakt voor personeel en materiële versterking, onder meer voor NTSU-CTIF. Dat is de politiedienst die instaat voor de onderschepping van communicatie en de interceptie van data. Zij hebben 32 miljoen euro extra gevraagd en dat bedrag is ook uitgetrokken.
Echter moeten niet enkel FGP Antwerpen, maar alle directies van de gerechtelijke politie evenredig worden versterkt. Voor de Antwerpenaars in deze sessie, het probleem situeert zich niet enkel in Antwerpen. Ik weet dat Antwerpen vaak wordt genoemd, hier in een negatieve context. Maar ook in Brussel en op andere plaatsen zijn er problemen, zoals u weet.
De versterking gebeurt op vele plaatsen. De werklast die voortkomt uit het dossier-Sky wordt verdeeld. Het zal bovendien niet gaan om een alleenstaand geval. U weet dat hiervoor 450 plaatsen voor de FGP via de mobiliteit vacant werden verklaard op het budget van Binnenlandse Zaken. De voorbije maanden zijn hierover al verschillende vragen gesteld, mevrouw De Wit, waarop ik u geantwoord heb.
Wat de versterking van Justitie betreft, werd er vorig jaar beslist om 61 mensen per direct ter beschikking te stellen. Dat is intussen gebeurd, toen ik minister van Justitie werd. Vooral voor de Antwerpse Justitie konden we de parketten en de zetel al een serieuze ondersteuning geven in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit. We moeten daar trouwens niet te min over doen. Het gaat hier over parketjuristen, referendarissen en administratieve medewerkers. Zij kunnen de magistraten bijstaan en ontlasten van vele taken. Met de aanwerving van in totaal 25 juristen, referendarissen en anderen komen we trouwens tegemoet aan de eisen van zowel het OM als de zetel om te kunnen beschikken over meer juristen en referendarissen.
In het kader van de 125 miljoen euro extra middelen voor Justitie zal nog dit jaar gestart worden met de aanwerving van extra magistraten, zowel bij het OM als bij de zetel. Dit zal ook de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit ten goede komen. Die 61 mensen zijn dus maar een begin. Er komen er nog bij. Ik wil ook even wijzen op de snelheid waarmee deze 61 mensen zijn aangeworven. Ik heb u gemeld dat er intussen al 56 van de 61 aan de slag zijn. Ook daar kunt u zien dat Justitie snel kan schakelen als het moet. Dat is niet altijd het geval, en zal ook niet altijd het geval zijn, collega's. We kennen allemaal de problemen van statuten en aanwervingen bij overheid. Maar ook daar hebben we dag en nacht hard gewerkt om één en ander in orde te krijgen.
Dan is er de kwestie van de inbeslagname van criminele vermogensbestanddelen. Er bestaan wettelijke procedures en internationale overeenkomsten. Uiteraard zal alles in het werk worden gesteld om maximaal criminele vermogens af te nemen. Met het oog op het lopende onderzoek zou het natuurlijk niet verstandig zijn om hier in detail te treden.
Wat betreft het element corruptie dat aan bod kwam in de vragen van collega's De Wit en Segers, corruptie is een speerpunt in dit dossier, ingegeven door de aanpak van de zwarte haven. Het gaat over zowel actieve, passieve, publieke en private corruptie. De dossiers lopen volop en de Centrale Dienst voor de Bestrijding van Corruptie – CDBC – wordt hier maximaal ingeschakeld.
Een nieuw element dat ik u kan meedelen, is dat de CDBC de voorbije maanden werd versterkt tot 66 voltijdse equivalenten. Ook dat is een niet onbelangrijk gegeven. Die dienst was de voorbije jaren immers sterk onderbemand. Wij hebben de tussenkomst van de CDBC in dit dossier trouwens niet afgewacht en de versterking ervan mogelijk gemaakt.
Daarnaast overlegt het College voor de strijd tegen fiscale en sociale fraude momenteel met de verschillende overheidsdiensten over de actiepunten die dienen te worden aangescherpt. Op politioneel vlak heeft de directeur-generaal van de federale gerechtelijke politie een beleidsadviseur aangesteld die specifiek belast is met het uitwerken van een actieplan Follow the money.
Ten zesde, het Nationaal Veiligheidsplan wordt momenteel voorbereid. De aanpak van georganiseerde criminaliteit en georganiseerde drugscriminaliteit is hierbij een prioriteit, zoals dit reeds als prioriteit werd opgenomen in het regeerakkoord, in mijn beleidsverklaring en in die van mijn collega van Binnenlandse Zaken. Ook hier verwijs ik naar de antwoorden op eerdere vragen in deze commissie.
Mevrouw De Wit verwijst ook naar het VN-Congres. Ik ben er niet naartoe geweest. Ook al mogen ministers dat soort verplaatsingen doen, ik heb dat niet gedaan. Ik heb wel een bijdrage ingezonden. Ik heb twee toespraken gehouden. Eén toespraak, waarnaar u blijkbaar hebt gekeken, samen met vele leden van uw partij, waaronder uw voorzitter, ging over mensenhandel. Een tweede toespraak ging over algemene criminaliteit en daarin heb ik uitdrukkelijk verwezen naar drugscriminaliteit, maar die video hebt u blijkbaar niet bekeken.
Ik kom dan tot de zevende vraag. Mijnheer Segers, in de wet houdende diverse bepalingen zal ik een initiatief nemen om een havenverbod als straf te kunnen invoeren. Een havenverbod als autonome straf betekent concreet een tijdelijk of definitief verbod om zich in een of meerdere Belgische havens te begeven. Als het verboden is zich in een haven te bevinden, zal men per definitie ook geen beroep meer kunnen uitoefenen in deze haven. Wij zullen artikel 4 van de Drugwet met de nieuwe autonome, bijkomende straf van het havenverbod uitbreiden. Het gaat om een plaats- en havenverbod voor personen die zijn veroordeeld voor drugsgerelateerde misdrijven. Na evaluatie in het kader van de Drugwet kunnen wij kijken om dit ook als algemene strafbaarstelling op te nemen in het nieuwe Strafwetboek waardoor het van toepassing zal zijn op meer strafbare feiten dan louter drugs.
Mijnheer Segers, ik treed u volledig bij als u zegt dat er geen ontsnappingsmogelijkheden voor de criminelen mogen zijn, als de container in de haven van Antwerpen voor de scan wordt geselecteerd. Ook daar heeft het lopende onderzoek ons veel geleerd. Vorige week werden concrete afspraken gemaakt tussen de veiligheidsdiensten en de bevoegde dienst om een optimale controle van geselecteerde containers waar te maken. U zult begrijpen dat ik hierover geen details kan geven, mijnheer Segers, alleen dat het meer dan ooit inbeslagnames van cocaïne regent. De resultaten van het onderzoek zijn daar niet vreemd aan.
Mijnheer Segers, de havenprocureur zal in eerste instantie de regie voeren over de aanpak van de zwendel via de Antwerpse haven. Er is intussen een akkoord tussen het parket-generaal van Antwerpen en het parket-generaal van Oost-Vlaanderen, dat alle onderzoeken naar cocaïnezwendel via de Antwerpse haven door het parket van Antwerpen zullen worden behandeld, ook de cocaïne die op Linkeroever toekomt.
Het moet echter duidelijk zijn dat dit onderzoek Sky, ook al speelt het zich voor een groot deel af in en rond de Antwerpse haven, van een dergelijke omvang is dat voor de regie reeds eind vorig jaar een ad-hocstructuur werd ingesteld, onder de regie van het College van procureurs-generaal, om flexibel capaciteit van het OM te kunnen oriënteren en desgevallend te kunnen heroriënteren, zelfs over de ressorten heen. Voorlopig hebben we omwille van de specifieke noden in dit dossier een centrale regie bij het College van procureurs-generaal en niet bij de havenprocureur.
Over de MOTEM's kan ik u zeggen, mijnheer Segers, dat de vijf grote FGP's voorzien in de behandeling van zaken door de multidisciplinaire onderzoeksteams. Actueel gebeurt de samenstelling van de gemengde dossiers punctueel per dossier.
Wat de screening van de databanken betreft, worden momenteel alle personeelsleden van de geïntegreerde politie bij aanwerving gescreend, evenals de externe ICT-consulenten, werkzaam bij de politie. Verder kan steeds worden nagegaan welke politieambtenaar nazicht doet in de gegevensbank van de politie. Onrechtmatige consultatie wordt door het OM geregeld vervolgd en bestraft, zeker als dit hand- en spandiensten voor criminele organisaties zijn.
Mevrouw De Wit vroeg of er geen wet overtreden is door de grote hoeveelheid onderschepte berichten. Mevrouw Dillen vroeg of ik een onderzoek voer naar perslekken. U weet dat het niet de minister van Justitie is die de onderzoeken voert, maar de onafhankelijke rechterlijke macht. Ik heb er alle vertrouwen in dat zij doen wat ze moeten doen. Het is niet aan mij om te zeggen welke vermeende feiten zij moeten onderzoeken.
Het onderzoek in de Operatie Sky wordt bovendien gevoerd onder de deskundige leiding van een excellente onderzoeksrechter. Deze voert het onderzoek à charge maar ook à decharge. Zo hoort het in een rechtsstaat.
Mijnheer Segers, wat betreft uw vraag over de vrije tribune in De Standaard van maandag 15 maart. Ik ontvang veel voorstellen en mijn diensten zijn bezig met veel wetgevend werk in het kader van de wet houdende diverse bepalingen. Daarin zit tot nog toe echter geen bepaling om verkopers of aanbieders van dergelijke toestellen voor criminele doeleinden strafbaar te stellen. Ik moet eerlijk zijn, ik heb zo'n voorstel ook niet ontvangen van onze veiligheidsdiensten of het OM. Dat werd dus niet door hen gesuggereerd. Zij laten mij trouwens weten dat een eventuele registratie van gebruikers van zulke cryptofoons ook vragen doet rijzen, zoals wat precies als cryptofoon moet worden gedefinieerd. Een registratie zal volgens hen ook niet voorkomen dat zulke toestellen worden gebruikt voor criminele doeleinden.
Dames en heren, het onderzoek loopt volop. Justitie en politie doen er alles aan om dit optimaal te laten verlopen. Ik wil ook duidelijk zeggen dat dit gebeurt met respect voor de rechten van verdediging en uiteraard ook de waarborgen van ons strafprocesrecht.
07.05 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, u hebt veel vragen beantwoord, maar een heel aantal vragen ook niet.
Ik heb u een concrete vraag gesteld over de invulling van de Antwerpse kaders. Waar staan zij vandaag? Hoeveel mensen zullen erbij komen? Wordt dat geactualiseerd? We weten dat het kader al decennia oud is, want de vraag tot actualisering is al lang hangende. In het kader van het Stroomplan werd daarnaar ook al gevraagd. In de periode van lopende zaken na de Zweedse regering is dat onder het stof verdwenen en ik hoop dat het nu weer onder het stof uitgehaald wordt. Mijn vragen omtrent het kader hebt u niet beantwoord, maar het kader is toch wel belangrijk.
Ik noteer dat er 150 miljoen euro uitgetrokken is voor de extra aanwerving van magistraten. In welke mate dat voor het Antwerps kader, dan wel ook voor andere kaders is, weten we niet. Die 150 miljoen euro was er trouwens nog niet toen de begroting werd goedgekeurd, maar ik weet niet hoe het nu staat met de budgetcontrole. Het benieuwt mij dus wel, aangezien wij ondertussen in de tweede helft van maart zitten, of de maatregelen die u aankondigt en de bedragen die u meldt, hun weerslag zullen vinden in de aangepaste budgetten. The proof of the pudding is in the eating. Pas in de begrotingscontrole kunnen wij zien wat er doorgevoerd is. Het is anders te makkelijk om met bedragen en cijfertjes in het rond te strooien. Ik hoop dat u gelijk hebt en dat die centjes er inderdaad komen, net zoals er onder de Zweedse regering heel veel zelfs recurrente budgetten zijn vrijgemaakt. U moet dat weten, aangezien u toen mee in die regering zat.
Kan het zo snel gaan? Blijkbaar wel, soms al wat sneller dan andere keren. Heel wat zaken liggen al langer te wachten en daarin mag er wel een tandje bijgestoken worden. Er ligt op dat vlak dus zeker veel werk op de plank.
U hebt ook niet geantwoord op vragen omtrent het gedeelte van het extra budget voor de versterking van de FGP. Welk deel daarvan komt ten laste van Justitie? U hebt die vraag niet beantwoord, maar wij zullen het verder wel uitpluizen en proberen uit te zoeken.
Mijn grootste bezorgdheid nu is eigenlijk niet wie wat gedaan heeft. U vond het nodig om op die manier uit te halen, terwijl u eveneens deel uitmaakte van de toenmalige regering. Die uithalen laat ik dan ook voor uw rekening. Ik wil mij focussen op de toekomst en de verantwoordelijkheden die zich nu aandienen om dit tot een goed einde te brengen. Veel mensen dienen mee te werken, niet het minst de mensen op het terrein zelf, die dat vandaag in niet altijd even evidente omstandigheden doen, zelfs niet als u als minister zegt dat het snel kan gaan.
Het is belangrijk dat zij daarin op alle mogelijke manieren worden gesteund en dat goed toezicht wordt gehouden op het verloop van het onderzoek. Begrijp mij niet verkeerd. U houdt niet van insinuaties. Het lag echter bijna op het puntje van uw tong. Ik heb evenwel op geen enkel ogenblik de bekwaamheid van de onderzoeksrechter in vraag willen stellen. Ik ben er integendeel van overtuigd dat het om een bekwame onderzoeksrechter gaat en dat hij alle respect verdient die hij maar kan krijgen voor zijn harde werk, dat hij soms ook in moeilijke omstandigheden moet doen.
Mijnheer de minister, die insinuatie laat ik u niet maken, namelijk dat ik zijn bekwaamheid in vraag heb gesteld. Dat is immers niet juist. Alleen merk ik – dit kan via allerlei kanalen gebeuren – dat een onderzoek zo rap op de straatstenen ligt. Wij konden al berichten lezen in de media. Mijnheer de minister, neem mij niet kwalijk dat ik mij dan zorgen maak en ongerust ben. Het moet een oproep zijn aan alle betrokkenen, namelijk dat men, indien men het werk van vele handen niet wil tenietdoen, het geheim van het onderzoek moet respecteren, zodat het onderzoek kan worden gedaan à charge en à decharge, zoals dat hoort. Iedereen heeft ter zake verantwoordelijkheid op te nemen, ook de media trouwens.
Voor het overige zullen wij de zaak zeker blijven opvolgen, ook op het vlak van de mogelijkheden van ICT en inbeslagname van crimineel vermogen. Mijnheer de minister, er ligt nog veel werk op de plank. Wij volgen het dossier dus zeker verder op. Ondertussen hopen wij dat het onderzoek kan lopen zoals het moet lopen en dat men zich op het terrein steeds meer en beter gesterkt zal voelen.
07.06 Ben Segers (sp.a): Mijnheer de minister, dank u wel voor uw engagement, en ook voor uw uitvoerige antwoord.
Ik ben blij dat het initiatief inzake het havenverbod nu genomen wordt via de wet houdende diverse bepalingen. Daarnaast heb ik nog een heleboel andere zeer positieve zaken gehoord, onder andere dat de strijd tegen corruptie een duidelijk speerpunt is en dat u ook de ontsnappingsmogelijkheden voor containers bij de scanning aanpakt. Ik ben blij dat het lopend onderzoek daarover veel heeft geleerd. Ik vind het schitterend nieuws dat het nu inbeslagnames regent.
De taak van de havenprocureur is mij ondertussen al iets duidelijker geworden. Wat mij echter nog niet duidelijk is, is uw antwoord in verband met de MOTEM's, de multidisciplinaire teams. Ik heb u horen zeggen dat die nu punctueel, dossier per dossier, worden samengesteld. De eerdere wet voorzag toch in een structurele inbedding? Ik heb minister Verlinden daar eerder over horen zeggen dat er een proefproject zou zijn, maar meer weet ik daar eigenlijk niet over. Ik kom daarover waarschijnlijk nog bij u terug.
Wat de strafbaarstelling betreft, zit ik nog met een heel aantal vragen. Ik heb begrepen dat u die suggestie nog niet hebt ontvangen van de veiligheidsdiensten of van het OM. Het lijkt mij wel de moeite die verder te onderzoeken. Ondertussen volgen wij dit uiteraard van zeer nabij op. Ik wil u alle succes toewensen bij het voortzetten en verder opdrijven van deze belangrijke strijd. Ik kom daarover snel bij u terug.
.
07.07 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord, dat ik zeker nog eens heel gedetailleerd zal nalezen. Ik heb nog twee bedenkingen.
Ten eerste, u hebt gewezen op de snelle aanwerving voor de versterking van de FGP, wat heel knap is. De FGP is immers al jaren vragende partij. Mijnheer de minister, ik hoop alleen dat de kandidaten voldoende worden gescreend. Immers, de snelheid waarmee nu tewerk wordt gegaan, mag er zeker niet toe leiden dat bepaalde personen zich thans aangesproken voelen om de FGP te versterken, zij het met andere bedoelingen dan de Operatie Sky tot een goed einde te helpen brengen. Ik hoop dus echt dat u en uw collega Verlinden daar heel nauwgezet op toezien of laten toezien. U doet dat uiteraard niet zelf. Dat is immers een bekommernis die wij allebei delen.
Ten tweede, mijnheer de minister, mijn grootste bezorgdheid zijn de talrijke waarschuwingen, waarvan ik een aantal voorbeelden heb gegeven. Het zijn echter slechts enkele voorbeelden. Er zijn talrijke waarschuwingen geweest in alle media de voorbije dagen. Specialisten waarschuwen er namelijk voor dat heel veel inspanningen zullen moeten worden geleverd op het terrein om ervoor te zorgen dat Operatie Sky een geslaagde operatie blijft en geen maat voor niets is geweest. Ik heb u voorbeelden gegeven. U zal er zeker ook zelf kennis van hebben. Hou een en ander heel goed in het oog en maak er werk van.
De voorzitster: De minister wil heel snel nog iets toevoegen aan zijn antwoord. Maak uw antwoord liefst niet te lang. Wij lopen immers al wat vertraging op in de agenda.
07.08 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, dat is niet mijn stijl.
Ik kreeg van mevrouw De Wit nog een aantal punctuele vragen die ik wil beantwoorden.
Wat betreft de 150 miljoen euro en de kaders in Antwerpen, het debat over de begrotingscontrole is volop aan de gang binnen de kern en de regering. We zullen daarin vóór het paasreces beslissingen nemen en in alle transparantie communiceren over wat die versterking precies zal inhouden.
Wat betreft het FGP, ik dacht dat ik dat had gezegd, maar ik zal het nogmaals herhalen. De extra mensen en middelen voor het FGP staan op het budget van Binnenlandse Zaken. Justitie is bevoegd voor de middelen voor NTSU-CTIF, de dienst die ik heb verduidelijkt.
Wat betreft de onderzoeksrechter, ik heb absoluut niet willen zeggen dat u iets insinueert. Dat was zeker niet mijn bedoeling. Ik wilde alleen zeggen dat ik begrijp dat u en collega Dillen vragen stellen over mogelijke procedurefouten en gevaren, maar ik ga ervan uit dat met de excellente mensen die werken voor Justitie, inzonderheid deze onderzoeksrechter, alles goed wordt bewaakt. Nulrisico bestaat niet, maar deze zaak wordt goed bewaakt en voorbereid. Ook het College voor procureurs-generaal volgt die zaak trouwens op de voet. Het is een heel grote zaak en het spreekt voor zich dat Justitie ervoor moet zorgen dat alles goed verloopt.
Mijnheer Segers, in verband met de MOTEM's, ik stel voor dat u de vraag nog eens expliciet stelt of een schriftelijke vraag indient. Ik zal die dan beantwoorden.
Mevrouw Dillen, ik ga akkoord met u wanneer u zegt dat we dit goed moeten bekijken. Ik heb in mijn beleidsverklaring en beleidsnota altijd gezegd dat we dit probleem kunnen beheersen, mits een goede aanpak. Het volledig oplossen kan niemand. Ook uw partij kan dat niet beloven. U weet dat dit niet oplosbaar is, maar we moeten het beheersen en onder controle houden. Ik denk dat we met deze operatie daarin een belangrijke stap hebben gezet.
L'incident est clos.
- Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De rellen in Luik" (55015351C)
- Kristien Van Vaerenbergh aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De opvolging van de rellen te Luik" (55015402C)
- Denis Ducarme aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De rellen in Luik" (55015453C)
- Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les émeutes à Liège" (55015351C)
- Kristien Van Vaerenbergh à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le suivi des émeutes à Liège" (55015402C)
- Denis Ducarme à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les émeutes à Liège" (55015453C)
08.01 Denis Ducarme (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, j'étais à Liège hier. J'ai rencontré des policiers fédéraux et des commerçants. J'ai rencontré des gens vraiment perturbés par les violences auxquelles ils ont été confrontés.
De 200 à 300 casseurs ont attaqué des forces de l'ordre, des commerçants, ont dégradé du mobilier urbain, sont rentrés dans des magasins dont ils ont détruit l'intérieur. Il y a eu des razzias et des vols.
Le nombre de policiers blessés est de 36, dont 9 nécessitant une hospitalisation. Et pas un mot de la ministre de l'Intérieur. Pourtant, il y avait des policiers fédéraux là-bas, qui étaient blessés. Pas un mot de la ministre de l'Intérieur de tout le week-end. Un silence assourdissant! Je n'en suis pas revenu!
Mais comme ma question me portait plutôt vers vos compétences, monsieur le ministre, je ne vais pas participer au débat en commission de l'Intérieur pour lui faire les remontrances que je viens de faire ici indirectement.
Un élément important va suivre. Notre collègue, M. Goffin, va vous interpeller sur la question des émeutes urbaines. Moi, je soutiens la proposition qu'il va vous faire, si c'est pour ressortir sur quelque chose de concret et pas juste des discussions et des échanges.
Mais je veux vraiment arriver à ce que vous avez produit quand vous avez pris vos responsabilités. Vous avez produit un acte très important à l'égard de nos policiers. Le 24 novembre dernier, vous avez publié une circulaire visant à instaurer une procédure accélérée pour les violences commises à l'encontre de la police. Dans la situation à laquelle nous sommes confrontés à Liège, cela va servir.
Avant cette circulaire, une personne qui blessait un agent devait seulement comparaître au tribunal si l'agent en question était placé en incapacité de travail pour quatre mois. Rendez-vous compte!
Vous avez pris la décision utile et nécessaire pour nos policiers d'abaisser ce seuil à un jour d'incapacité de travail. C'est un vrai progrès pour nos policiers et pour, parfois, une impunité qui s'installait dans le cadre de la circulaire précédente. Avec les dispositions que vous avez prises, il n'y a plus de classement sans suite pour des raisons d'opportunité; les auteurs de violences envers les policiers sont systématiquement traduits en justice physiquement devant le parquet, non plus par téléphone; la procédure accélérée est mise en place; les personnes sont jugées dans le cadre de la procédure de comparution immédiate.
La question que je veux vous poser, monsieur le ministre, c'est de savoir si on ne peut pas encore aller plus loin en la matière. C'est une question qui est relayée par un certain nombre d'organisations de police auprès de moi. On peut toujours pousser un policier, on peut le bousculer, on peut le frapper, le gifler, lui donner des coups de pied sans que cela porte à 24 heures d'invalidité. Je pense que ce qui est important, c'est l'acte d'agression qui est produit à l'encontre du policier et qui doit nécessairement être sanctionné. Le dispositif lié aux 24 heures peut-il être ramené à l'acte produit à l'encontre du policier ou existe-t-il un obstacle réglementaire de forme qui vous arrête aux 24 heures?
Un autre élément sur lequel je voulais vous interroger est celui lié au statut de personne lésée. Aujourd'hui, beaucoup de policiers qui ont été agressés ne savent pas qu'il faut le demander. Cela ne pourrait-il pas se faire automatiquement? Un certain nombre de policiers blessés dans le cadre de leur fonction lisent la situation comme si les choses n'étaient pas suivies et comme s'ils n'étaient pas informés des actes que le magistrat peut poser. Cela leur donne un sentiment d'impunité. Pourriez-vous également réfléchir à rendre automatique le statut de personne lésée aux policiers agressés?
Je vous remercie, madame la présidente. J'ai un
peu débordé et je vous prie de m'en excuser.
08.02 Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag nr. 55015351C.
Een 200-tal
relschoppers van een Black Lives Matter-betoging hebben afgelopen zaterdag een
spoor van vernieling getrokken door het centrum van Luik. De relschoppers
gooiden met straatstenen, verkeersborden, schoenen en glazen flessen naar de
politie. Negen mensen werden naar het ziekenhuis gebracht, onder wie vijf
agenten.
Dit alles had
nochtans vermeden kunnen worden. Deze manifestatie had – in tijden van corona –
gewoonweg niet door mogen gaan en was daarenboven niet toegelaten.
Ook de
MR-voorzitter bestempelt de rellen als 'volstrekt onaanvaardbaar'.
'Nultolerantie moet worden toegepast. Niets kan zulke overtredingen
rechtvaardigen', twitterde de voorzitter.
Is er dit maal
wèl sprake van “georganiseerde rellen"?
Hoeveel
administratieve aanhoudingen werden er uitgevoerd?Hoeveel gerechtelijke
aanhoudingen werden er uitgevoerd?
Werden er
daders in voorlopige hechtenis geplaatst?
Hoeveel werden
er vrijgelaten? Hoeveel werden er vrijgelaten onder voorwaarden?
Heeft u
gegevens over de nationaliteit van de daders?
Welke
maatregelen gaat u concreet nemen om dit soort “genormaliseerde"
praktijken een halt toe te roepen?Welke middelen voorziet u hiervoor? Hoeveel
extra personeel gaat u hiervoor inzetten
08.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Kennelijk waren de op korte tijd twee- tot driehonderd in Luik samengestroomde personen niet allemaal afkomstig van Luik, maar ook van Brussel en zelfs van Frankrijk. Daarbij zijn opnieuw enkele politieagenten gewond geraakt. In de pers konden we lezen over het aantal arrestaties. In de schriftelijke versie van mijn vraag, waarnaar ik verwijs, peil ik concreter naar enkele cijfers.
Een betoging in Luik ontspoorde compleet
in zware rellen. Winkelramen sneuvelden en veel winkels werden geplunderd. Ook
de politie was een doelwit tijdens de rellen. Ze werden bestookt met talloze
projectielen waaronder kasseien. Zesendertig agenten raakten gewond, negen
werden naar het ziekenhuis overgebracht, één agent lag de dag erna nog in het
hospitaal.
De korpschef van de politie van Luik,
Christian Beaupère, spreekt van een georganiseerde geplande actie. Hij stelt dat
de 200 tot 300 personen niet enkel Luikenaars waren maar ook vandalen uit
Brussel en de omgeving van Luik.
In totaal werden vier minderjarigen en
zes mannen tussen de 23 en 46 jaar opgepakt. De komende dagen zullen volgens
Beaupère nog meer arrestaties volgen, na de analyse van de beelden van de meer
dan honderd bewakingscamera's in Luik.
Gebeurden er reeds nieuwe identificaties
en/of arrestaties op basis van de camerabeelden?
Hoeveel van de gearresteerden werden door
de onderzoeksrechter onder aanhoudingsmandaat geplaatst? Hoeveel werden terug
vrijgelaten, al dan niet onder voorwaarden en zo ja dewelke?
De minderjarigen werden ter beschikking
gesteld van de jeugdrechter: hoeveel van hen werden geplaatst, in een open
instelling? En hoeveel in een gesloten instelling? Hoeveel mochten beschikken?
Hoeveel administratieve arrestaties
werden er uitgevoerd?
Van de gearresteerden: hoeveel hadden er
reeds een strafblad en werden alle straffen uitgevoerd? Waren er gearresteerden
in strafonderbreking of in afwachting van strafuitvoering? Met welke reden?
Zijn er bij de gearresteerden illegalen?
Hoeveel? Werden zij ter beschikking gesteld van de Dienst Vreemdelingenzaken?
Welke woonplaats hadden de
gearresteerden? Klopt het dat er inmenging was van buiten Luik en zelfs
Frankrijk?
Zal de door u aangekondigde nultolerantie
voor geweld tegen politie worden toegepast? Zal er toepassing gemaakt worden
van de snelrechtprocedure?
08.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Als antwoord op de vragen van mevrouw Bury en mevrouw Van Vaerenbergh kan ik meedelen dat er meteen na de feiten op zondagochtend inderdaad zes meerderjarigen en vier minderjarigen voor het parket zijn gebracht. Ze zijn ter beschikking gesteld van een rechter. De zes meerderjarigen zijn voor de onderzoeksrechter verschenen. Twee meerderjarigen zijn vervolgens door de onderzoeksrechter aangehouden. De twee verdachten, waarvan één zonder vaste verblijfplaats en één gedomicilieerd te Seraing, zijn beiden Belg. Er waren reeds gerechtelijke antecedenten inzake geweld, waaronder daden van weerspannigheid door één van hen, aanwezig. Ten opzichte van de overige vier meerderjarigen waren er onvoldoende aanwijzingen van rechtstreekse betrokkenheid bij de rellen.
Het is niet aan de minister van Justitie, noch aan parlementsleden om het ernstige werk van de politie en het parket van Luik in het dossier in twijfel te trekken.
Les quatre mineurs ont été présentés devant un juge de la jeunesse. L'un d'entre eux a été placé en institution publique de protection de la jeunesse du chef de rébellion avec des circonstances aggravantes. Il est en aveu de jets de pavés sur la police. Les trois autres ont fait l'objet de mesures du chef de recel dans la mesure où ils ont été trouvés en possession d'articles de sport volés.
In antwoord op de vraag van mevrouw Bury kan ik meegeven dat het parket van Luik in het huidige stadium over geen enkele informatie beschikt waaruit zou blijken dat de rellen het gevolg waren van een voorafgaande organisatie en evenmin dat de relschoppers deel uitmaakten van Black Lives Matter.
De exploitatie van de beelden van de camera's van de stad Luik is aan de gang evenals het onderzoek met het oog op de inbeslagname van beelden van particulieren en de pers. Niets doet mij twijfelen aan de ernst waarmee de mensen op het terrein dat werk verrichten.
L'enquête est en cours. La police et la justice mettent tout en œuvre pour identifier, arrêter et poursuivre les auteurs de ces actes sordides.
Ik neem het dus niet dat sommigen de politieagenten of de magistraten in dezen met de vinger zouden wijzen op een gratuite manier. In een rechtsstaat sluiten wij mensen niet zomaar op. Het is niet omdat iemand aanwezig is op zo'n manifestatie dat hij ter plaatse kan worden veroordeeld en opgesloten. In een rechtsstaat is het een rechter, die daarover beslist op basis van precieze elementen en dat heet aanwijzingen van schuld.
Ik heb er alle vertrouwen in dat Justitie en politie resultaten zullen boeken, zoals er ondertussen ook resultaten zijn geboekt door de Brusselse politie en Justitie in het onderzoek naar de rellen van 13 januari. Ik heb het daarover nog naar aanleiding van een andere vraag van mevrouw Bury in de commissie. In dat onderzoek, waar de pers helaas weinig berichtgeving over brengt, werden intussen achttien mensen gearresteerd en geïdentificeerd. Dat is het werk van de politie en de Justitie, maar daar wordt natuurlijk niets over gezegd. Zeggen dat er niets gebeurt en dat alles op zijn beloop wordt gelaten, is dus flagrant onjuist. Alle overheden, de burgemeester ter plaatse, de lokale autoriteiten, de politie en Justitie nemen de zaak bijzonder ernstig.
J'en viens aux questions de M. Ducarme. La circulaire COL 10/2017 (la directive renforcée sur la manière de traiter les suspects de violence contre la police) a été appliquée dans ce cas. Les six suspects majeurs ont tous été arrêtés sur ordre du parquet et présentés devant le juge d'instruction. Il s'agit soit d'une mise à disposition du juge d'instruction, soit d'une citation à comparaître en justice accélérée.
Je suis d'accord avec vous, monsieur Ducarme. Tout acte de violence à l'encontre de la police est tout à fait inacceptable, même s'il ne mène pas à une incapacité de travail, surtout dans un contexte d'émeutes et de pillages en groupe.
Le procureur général a également agi en conséquence. Tous les suspects arrêtés ont été amenés devant le juge et la COL 10/2017 n'entrave donc pas la justice pour les actes de violence qui n'entraînent pas d'incapacité de travail.
Je suis également d'accord avec le fait qu'il doit y avoir un bon échange d'informations entre la justice et la police. En ce qui concerne les mesures prises par la justice, je sais que la police est soit la partie civile lors d'une audience, soit la personne lésée pendant l'enquête. Déjà avant ces faits, j'avais demandé au Collège des procureurs généraux de se concerter avec les syndicats de police au sujet de l'application de la COL 10/2017. Votre suggestion d'attribuer automatiquement le statut de personne lésée peut certainement y être abordé.
Enfin, je suis convaincu que la police et la justice parviendront à punir les responsables de ces faits.
We staan nog maar aan het begin van het onderzoek. De zaak is allesbehalve afgehandeld. De camerabeelden worden geëxploiteerd, maar u mag de moeilijkheid niet onderschatten om met voldoende bewijsmateriaal individuele verdachten te kunnen arresteren. Mensen zijn gekapt en gemondkapt, wat het niet gemakkelijk maakt.
Zoals ook in Brussel is gebleken, heeft de zaak een bijzondere prioriteit bij de veiligheidsdiensten in Luik en bij de politie en Justitie. Zij zullen er alles aan doen om verdachten op te sporen en te vervolgen en Justitie zal ze bij voldoende bewijs ook veroordelen.
Madame la présidente, je voudrais juste ajouter que je reviendrai sur ce sujet dans ma réponse à M. Goffin, quand il posera sa question plus tard dans la commission.
08.05 Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, je suis parfois un peu dur, y compris avec les ministres de la majorité et même si je suis parlementaire de la majorité, mais quand c'est bien, il faut le dire. Je trouve vraiment que vous apportez dans votre réponse la fermeté attendue. C'est vraiment important que vous soyez à des rendez-vous tels que ceux-là. En effet, nous devons vraiment en finir avec l'impunité. Les chiffres que vous avez donnés par rapport aux mises à disposition sont importants. Ce sont des signaux qui doivent être repris dans les médias. Tant la justice que la police sont au rendez-vous pour qu'il n'y ait pas d'impunité à la sortie d'émeutes telles que celle-là, d'agressions et de dégâts. C'est vraiment important et on suivra donc cela avec vous.
Vous avez raison de souligner qu'il s'agit de sanctionner les véritables auteurs d'agression. Il n'est pas interdit dans notre pays de manifester. Il est interdit de casser du policier et de casser du commerçant comme ces personnes l'ont fait, pour une partie d'entre elles, à Liège. J'entends ce que vous dites pour la suite, le fait que l'invalidité ne soit pas un obstacle; on verra dans la suite si un changement de circulaire est utile ou pas. Mais aujourd'hui, ce n'est pas un obstacle. J'entends ce que vous dites et je vous remercie du fait que nous puissions envisager à l'avenir de rendre automatique le statut de personne lésée. Je reviendrai vous voir pour avoir des détails sur le suivi de l'enquête dans les semaines à venir.
Je vous remercie beaucoup pour votre réponse et votre détermination.
08.06 Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, ik ben de laatste om te betwijfelen dat het parket en de diensten goed en hard werken en hiervan de ernst inzien. Ik beweer dat niet.
U zegt dat er goed werk wordt geleverd: 18 personen zijn gearresteerd, van wie twee er aangehouden werden, terwijl er voor vier mensen niet genoeg bewijs was. Ik vind dat toch zeer pover, aangezien 200 man de boel daar kort en klein heeft geslagen. Ik vind dat een zeer pover resultaat.
U zegt ook dat de betrokkenen moeilijk herkenbaar zijn, omdat zij mondkapjes dragen. Dat kan allemaal best zijn en ik weet dat het zeer moeilijk werk is. U verwijst ook naar aanwijzingen van schuld, maar ik moet altijd dezelfde vragen stellen, namelijk of er genoeg personeel ter plaatse is en of er niet meer middelen voor moeten worden uitgetrokken? Dat is een zeer belangrijke vraag en net op dat vlak situeert zich het probleem. Als wij goede resultaten willen boeken met de nodige onderzoeken en correcte aanhoudingen, dan moeten daarvoor meer middelen worden uitgetrokken.
U werpt voorts op dat het geen georganiseerde bijeenkomst betrof om de boel daar kort en klein te slaan. Het staat nochtans vast dat er daar mensen uit Frankrijk waren, die daar niet toevallig waren, dus ook dat moet verder worden onderzocht. Wat deden die mensen daar? Is het bericht dat het een georganiseerde bijeenkomst was, dan helemaal uit de lucht gegrepen? Soms zegt u dat ik maar gratuite beweringen formuleer, maar ik denk dat er daar veel meer aan de hand was en dat moet nader worden onderzocht.
08.07 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, iedereen heeft de beelden gezien waarop een massa relschoppers winkels kort en klein slaan. Waarschijnlijk hangen in die winkels ook overal camera's. Ik ben dan ook ontgoocheld dat er maar zes meerderjarigen en vier minderjarigen van de hele bende die daar aanwezig was, konden worden opgepakt.
Uiteraard leven wij in een rechtsstaat leven en het is geenszins de bedoeling om iedereen stante pede op straat te veroordelen. Ik heb echter onlangs bij u de cijfers opgevraagd over de gevolgen die aan de rellen in Brussel naar aanleiding van de overgang van het jaar 2019 naar 2020 worden gekoppeld. Tot nu toe heeft dat één veroordeling opgeleverd voor rellen die vorig jaar hebben plaatsgevonden, de rest is bijna allemaal nog in onderzoek. Daaraan moet Justitie dus echt sneller werken.
Hopelijk wordt het onderzoek inderdaad voortgezet en zal het effectief leiden tot veroordelingen. Het is inderdaad geen goed signaal voor Justitie als daar geen gevolg aan wordt gekoppeld. We moeten toch ook denken aan degenen die schade hebben opgelopen door die rellen. Het is enorm erg als hetgeen men heeft opgebouwd, van de ene op de andere dag letterlijk aan diggelen wordt geslagen, om niet te spreken van de politieagenten, die elke dag hun werk proberen te doen.
Het incident is gesloten.
09 Question de Philippe Pivin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les publications et propos publics de représentants de la Ligue des droits humains" (55015366C)
09 Vraag van Philippe Pivin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Publicaties en uitlatingen in het openbaar van vertegenwoordigers van de Ligue des droits humains" (55015366C)
09.01 Philippe Pivin (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, j'ai été interpellé, il y a quelques semaines, par des propos et des déclarations publics tenus récemment dans les médias par des représentants de la Ligue des Droits Humains (LDH) ainsi que sur le site internet PoliceWatch.be
J'avais déposé une question à l'attention de la ministre de l'Intérieur et une autre à la vôtre. Votre collègue en charge du département de l'Intérieur m'a répondu qu'effectivement, un dénigrement avait été constaté envers les services de police et des excès de propos avaient été à déplorer. Votre collègue a déclaré qu'elle n'avait pas d'informations sur le statut légal de cette association, ni sur le gestionnaire du site PoliceWatch.be.
La question que j'avais déposée à votre attention a été orientée, curieusement, en Intérieur sans explication. Elle semble avoir maintenant retrouvé son chemin, et c'est une bonne nouvelle. En effet, sur le sujet, il subsiste des questions relatives au droit.
Les publications de PoliceWatch.be et les déclarations publiques des représentants de la Ligue des Droits Humains comportent des amalgames qui pourraient porter atteinte au principe d'assistance et à notre État de droit. J'imagine que vous avez pu collecter vos informations, mais je voudrais malgré tout illustrer mon propos par deux ou trois exemples.
D'abord, il y a eu les propos de la coordinatrice de PoliceWatch publiés le 11 février dernier: "Attention, le parquet a souvent tendance à vouloir protéger sa police et à croire davantage la parole du policier assermenté que celle du citoyen."
Autre exemple, dans les brochures publiées sur le site, l'on parle d'un régime pénal extrêmement favorable aux policiers et l'on cite cette phrase: " Les médecins sont encouragés à suivre les indications des agents de police, ce qui pourrait les mettre en porte-à-faux non seulement avec leur déontologie médicale, mais également avec la loi pénale."
Cerise sur le gâteau, la page d'accueil du site de la Ligue présente une affiche "Wanted" dessinée et qui illustre un policier avec une récompense à la clé. Quelques jours plus tard, je lis que le représentant de l'État belge, dans un procès en cours contre la LDH, aurait relevé dans ses conclusions le caractère négationniste des propos de la LDH.
Monsieur le ministre, je trouve que tout cela fait un peu beaucoup. Il me semble que nombre d'éléments que j'ai lus ou entendus sont indignes, sont à tout le moins porteurs d'une certaine haine envers notre démocratie et notre État de droit et sont certainement porteurs d'une atteinte aux services publics et aux principes d'égalité et d'impartialité.
Monsieur le ministre, quel est le statut légal de cette initiative du site "Observatoire des services de police" et de l'association LDH? Une analyse des écrits et des déclarations émis par les représentants de la LDH et de PoliceWatch.be concernant l'impartialité de la justice, notre Code pénal, la déontologie du personnel médical et sa soumission à la police a-t-elle été réalisée par vos services? La question de l'atteinte à l'honneur sous l'angle de la diffamation ou de la calomnie semble se poser.
Pouvez-vous nous éclairer sur les agissements ou propos qui ont été dénoncés comme négationnistes par l'avocat de l'État belge?
Enfin, quelle est votre propre analyse, en tant que ministre de la Justice, de telles déclarations et brochures? Quelles initiatives avez-vous prises ou comptez-vous prendre contre de tels propos?
09.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, monsieur Pivin, j'ai lu la réponse de ma collègue Verlinden en réunion de commission du 3 mars. Il est en effet absolument déplorable d'adopter un ton méprisant et condescendant à l'encontre de la police. Jusqu'à preuve du contraire, celle-ci dans son ensemble ainsi que tous ses membres méritent notre respect.
Par ailleurs, chacun d'entre nous jouit de la liberté d'association et de réunion, ainsi que de la liberté d'expression. Ces valeurs sont également fondamentales. Et je sais pertinemment qu'elles le sont aussi à vos yeux, cher collègue.
Il me semble indispensable que la police cherche elle-même à dialoguer avec ce type d'association, afin de dissiper les malentendus et, surtout, les préjugés. À ce stade, je ne pense pas qu'il appartienne aux services de la justice d'analyser cette question de manière proactive ou prospective, du moins tant qu'il n'est pas question d'infraction – même si l'on peut en effet déplorer de tels propos.
S'il devait être question d'éventuelles infractions (diffamation, calomnie), il appartiendrait à la police et à la justice de faire leur travail.
Vous savez qu'en tant que ministre de la Justice, je suis particulièrement attaché à l'indépendance du pouvoir judiciaire dans sa fonction juridictionnelle. Je ne donnerai donc aucune instruction de quel ordre que ce soit au pouvoir judiciaire à ce propos. Toutefois, je tiens à vous remercier pour votre question. Nonobstant tout ce qui précède, la police mérite plus de respect. Je suis tout à fait d'accord avec vous sur ce point.
09.03 Philippe Pivin (MR): Monsieur le ministre, j'ai toujours appris qu'un dialogue doit s'inscrire dans une forme de respect mutuel.
Quand la police veut nouer le dialogue avec une association comme la Ligue des Droits Humains, ce dialogue ne peut avoir lieu que dans le cadre d'un respect mutuel. Dans ce cas, j'estime qu'on est sorti de ce cadre et qu'un rapport devrait au minimum être adressé – je n'ai évidemment pas de recommandations à vous faire – aux autorités de la Fédération Wallonie-Bruxelles. En effet, comme vous le savez certainement, ces initiatives sont subventionnées par les pouvoirs publics, en l'occurrence la Fédération Wallonie-Bruxelles.
Selon moi, cette dernière devrait s'interroger quant au bien-fondé de maintenir ce type de subvention. Des rapports éclairants en provenance de l'Intérieur ou de la Justice pourraient, sans doute, permettre une réflexion plus construite sur le sujet.
Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réaction.
L'incident est clos.
10 Vraag van Katja Gabriëls aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De digitalisering van de Staatsveiligheid" (55015422C)
10 Question de Katja Gabriëls à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La numérisation de la Sûreté de l'État" (55015422C)
10.01 Katja Gabriëls (Open Vld): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de ingediende vraag.
Cyberaanvallen zijn alomtegenwoordig.
Ziekenhuizen in Frankrijk worden getroffen met ransomware, Microsoft krijgt af
te rekenen met doelgerichte pogingen tot datadiefstal en recent werd het
elektriciteitsnetwerk van een Indische deelstaat ernstig verstoord. Daarnaast
slagen terroristische netwerken erin steeds meer mensen te bereiken via
allerlei online platformen.
Om een gedegen bescherming te bieden aan
onze burgers en bedrijven is het dus belangrijker dan ooit dat de Veiligheid
van de Staat (VSSE) volop inzet op digitalisering. Digitalisering van de
veiligheidsdiensten heeft de afgelopen jaren al veel voeten in de aarde gehad.
Neem bijvoorbeeld de zoekmachine ontwikkeld door Bavak om het internet af te
speuren. Die bleek de verwachtingen niet in te lossen.
Is het contract met softwareontwikkelaar
Bavak formeel stopgezet? Berichtgeving liet daar twijfel over bestaan.
Zal er een nieuw alternatief voor de
zoekmachine ontwikkeld worden?
Hoe verloopt de revisie van de ICT- en
informatiebeheersystemen?
De beoogde modernisering van de VSSE
impliceert dat er specifieke technische profielen moeten worden aangetrokken.
Slagen we erin voldoende van deze mensen aan te trekken?
Indien niet, waar ligt dat volgens u aan?
10.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Gabriëls, het contract van de softwareontwikkelaar Bavak, het project OSINT en SOCMINT, ook wel Bavak genoemd naar de naam van de leverancier, had als objectief om de Veiligheid van de Staat, de ADIV en de federale politie een beter middel te geven om operationele opzoekingen te doen op het internet.
Ik kan u bevestigen dat de aankoopdienst van Defensie, als leidende dienst in het contract, op 23 februari 2021 officieel aan Bavak heeft laten weten het contract op te zeggen. Ik heb ook aangedrongen op duidelijkheid.Het heeft geen zin om blijvend te investeren in projecten, als die na lang proberen niet het verhoopte resultaat opleveren.
De tweede vraag gaat over een nieuw alternatief. Er is een nieuwe alternatieve oplossing gevonden die momenteel werkt. Het spreekt voor zich dat ik omwille van discretie en veiligheid hierover geen verdere details mag geven. Ik kan wel meegeven dat de scope van het alternatief elders ligt en ook veel beperkter is dan die van het Bavak-contract. Dat betekent ook dat er slechts een fractie van de kost aan verbonden is.
Uw derde vraag gaat over de revisie van de systemen. De Veiligheid van de Staat is sinds 2017 gestart met de globale herziening van de ICT en de informatiebeheerssystemen. De bedoeling is om beter te kunnen inspelen op de strategische uitdagingen op het vlak van beveiligd databeheer. De Veiligheid van de Staat moet de Europese standaard voor inlichtingendiensten halen door de oprichting van een secure intelligence platform of data collection and processing en door het voorzien in beveiligde datastromen, meer bepaald binnen de overheid. De keuze ging uiteindelijk naar de vzw Smals omwille van hun expertise en flexibiliteit, uit bezorgdheid van soevereiniteit en omwille van de garanties die de vzw biedt, namelijk dat de Veiligheid van de Staat met het project in staat zal zijn een IT-platform op autonome wijze te beheren.
Sinds 2016 werd 22,5 miljoen geïnvesteerd in deze projecten met de budgetten voor IDP Terro. De oorspronkelijke einddatum lag vast op 31 december 2020, maar deze datum wordt opgeschoven met achttien maanden.
De werkzaamheden lopen nog en er zou binnenkort een testfase kunnen worden opgestart.
Wat uw laatste twee vragen betreft, het kan maar het blijft wel moeilijk. De Veiligheid van de Staat is zeker en vast een aantrekkelijke werkgever voor zulke zeldzame profielen. De barema's in de openbare sector daarentegen houden deze technische profielen mogelijks weg. Daarom maakt de Veiligheid van de Staat nu gebruik van Egov Select, het IT-rekruteringsbureau van de federale overheid.
10.03 Katja Gabriëls (Open Vld): Mijnheer de minister, ik begrijp dat het lopende project is stopgezet en dat een nieuw project is gegund, dat goedkoper is en hopelijk ook efficiënter. Voor de bestrijding van de zware criminaliteit is de digitalisering zeer belangrijk en noodzakelijk. Ik hoop dat u, naast de financiële middelen, ook de juiste profielen kunt aantrekken en ook de juiste systemen kunt implementeren binnen de overheid en meer specifiek de Veiligheid van de Staat.
L'incident est clos.
11 Vraag van Koen Metsu aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De terugkomst van Syriëstrijders" (55015430C)
11 Question de Koen Metsu à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le retour des combattants partis en Syrie" (55015430C)
11.01 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, ik ben wat verbaasd dat hierover vandaag geen actuadebat wordt gevoerd en dat er geen andere partij is die zich vragen stelt bij het volgende.
De Vilvoordse Noura Firoud trok in 2013 als 17-jarige naar Syrië alwaar ze een Vilvoordse Syriëstrijder huwde, die tot op heden spoorloos verdwenen is. Noura Firoud werd kort na haar vertrek naar Syrië door het parket vervolgd voor de jeugdrechtbank voor deelname aan activiteiten van een terroristische groepering en het ronselen van strijders. Omdat Noura Firoud in Syrië zat kon haar toen geen maatregel opgelegd worden. In februari 2019 werd ze door de Brusselse correctionele rechtbank bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, omdat er werd aangetoond dat ze zich actief ten dienste van IS had gesteld. Ze verbleef nog in Syrië en was spoorloos.
Nadat ze zich met haar drie kinderen in augustus 2020 had aangeboden bij de Turkse autoriteiten, tekende ze verzet aan tegen de Belgische veroordeling. Ze werd tot en met 15 oktober vastgehouden in een Turks detentiecentrum. Op 15 oktober 2020 werd ze overgebracht naar België. De burgemeester van Vilvoorde, Hans Bonte, reageerde tevreden op haar terugkomst in de pers. Het parket van Halle-Vilvoorde liet weten dat ze bij haar aankomst werd overgebracht naar de gevangenis waar ze een tijdlang verbleef. Nadien werd ze onder elektronisch toezicht geplaatst. Op 2 november 2020 én op 25 februari 2021 werd, telkens op vraag van Firoud, het nieuwe correctionele proces uitgesteld. Op 11 maart 2021 besliste de Brusselse kamer van inbeschuldigingstelling dat het elektronisch toezicht wordt opgeheven.
Ten eerste, hoe lang verbleef Noura Firoud effectief in de cel nadat ze werd teruggehaald uit Syrië?
Ten tweede, wat was de motivering om haar onder elektronisch toezicht te plaatsen?
Ten derde, wat was de motivering om het elektronisch toezicht op te heffen?
Ten vierde, het nieuwe correctionele proces werd al tweemaal uitgesteld op vraag van Firoud. Wat was de motivering voor het uitstel?
Ten vijfde, hoe kunt u verklaren dat een persoon die tot vijf jaar gevangenisstraf werd veroordeeld wegens terrorisme al enkele maanden na terugkomst in België opnieuw op vrije voeten is?
Ten zesde, hoe zal er worden omgegaan met IS-vrouwen die, al dan niet samen met hun minderjarige kinderen, terugkeren naar België?
11.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, bedankt voor uw vragen.
Noura Firoud vertrok op 25 juli 2013 naar Syrië. Zij was op dat ogenblik nog minderjarig. Op 19 februari 2019 werd zij door de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en een geldboete van 1.000 euro. Tevens werd haar onmiddellijke aanhouding bevolen. Ingevolge deze beslissing werd er door het federale parket een Europees aanhoudingsbevel afgeleverd.
Mevrouw Firoud bood zich op 12 september 2020 op eigen initiatief aan bij de Turkse politie, samen met haar drie kinderen. Door de Turkse autoriteiten werden geen feiten lastens haar in aanmerking genomen, waardoor zij op 15 oktober 2020 door de Turkse autoriteiten naar België werd uitgewezen. Bij haar terugkomst werd het aanhoudingsbevel onmiddellijk uitgevoerd. Zij verbleef van 15 oktober tot 10 maart in hechtenis, de dag waarop de kamer van inbeschuldigingstelling van Brussel besliste haar vrij te laten onder voorwaarden. Zij verbleef effectief in de cel tot 6 januari, datum waarop zij onder elektronisch toezicht kwam te staan, in afwachting van haar verzet. Zij werd onder voorwaarden in vrijheid gesteld op 10 maart 2021.
Over de motivering van de gerechtelijke beslissing waardoor zij onder voorwaarden in vrijheid werd gesteld of waardoor de behandeling van haar zaak werd uitgesteld, kan ik u het volgende meedelen. Zij werd op 10 maart in vrijheid gesteld onder de voorwaarden van de kamer van inbeschuldigingstelling, in afwachting van de behandeling ten gronde van haar verzet. We weten allemaal dat justitie in alle onafhankelijkheid werkt aan een individuele zaak, en binnen de marges van de wet, waarover is gestemd in het Parlement. Het komt mij niet toe om daar een oordeel over te vellen. Ik mag dat niet, ik kan dat niet en ik wil dat ook niet, mijnheer Metsu. Dat is de essentie van de trias politica, de scheiding der machten, en die verdedig ik als minister van Justitie.
Ik kan er verder nog aan toevoegen dat het OCAD de dreiging die van haar uitgaat, inschat als niveau 2, dat betekent matig. Uiteraard staat zijn ook nog op de OCAD-lijst, wat betekent dat zij prioritair gevolgd en gemonitord wordt door de diensten in de lokale taskforce, alsook lokaal in het LIVC.
Er is ook nog uw vraag over het omgaan met de IS-vrouwen. Ik wil u danken voor uw bijzonder interessante vraag.
Wij hebben hier de voorbije jaren een pak ervaring opgebouwd, wat u ook weet. U weet dat er de voorbije jaren al verscheidene moeders zijn teruggekeerd. U herinnert zich ongetwijfeld in uw hoedanigheid van voorzitter van de bijzondere commissie Terreur de terugkeer van bijvoorbeeld vier vrouwen in 2017 onder de Zweedse regering.
Mijnheer Metsu, u weet dat wij momenteel spreken over maximaal dertien moeders in de kampen Al-Hol of Al-Roj. U hebt een aantal van hen ontmoet in het kamp Al-Roj in december 2020.
Onder meer over de Antwerpse Jessie V.E. liet u het volgende optekenen in De Morgen en ik citeer: "Hij – dus u, mijnheer Metsu – is onder de indruk van de vijandigheden in Al-Hol maar ook van de spijt van Jessie V.E." U verklaarde toen: "Ik denk dat zij daar weg moet, maar wie zijn wij om daarover te oordelen?" U vervolgde: "Er zou een echt onderzoeksteam moeten komen om geval per geval te evalueren."
Mijnheer Metsu, ik wil u danken. Wat u toen hebt gesuggereerd, is immers exact wat de huidige regering zal doen, namelijk een onderzoeksteam sturen en geval per geval bestuderen.
Ik wil u danken voor die tip, zoals ik u ook wil bedanken voor de tip van de slachtoffercoaches, waarnaar u, zoals ik heb gemerkt, terecht ook hebt verwezen in de sociale media. Dat is heel goed.
Het betreft hier een constructieve manier van samenwerken met de oppositie. Ik heb andere reacties gezien van leden van uw partij. Ik moet echter bekennen dat ik de uwe beter kan smaken.
In functie van het gevaar dat van de moeders uitgaat, zullen wij oordelen of zij eventueel met de kinderen in kwestie kunnen terugkeren. Alle moeders maken het voorwerp uit van de Criminal Justice Approach, wat betekent dat alle betrokken vrouwen bij aankomst in Zaventem in detentie worden genomen, ofwel in het kader van strafuitvoering, indien zij werden veroordeeld bij verstek, met natuurlijk de mogelijkheid, zoals het in een rechtsstaat hoort, om in verzet te gaan, ofwel in voorlopige hechtenis in het kader van een lopend gerechtelijk onderzoek.
Ik zei het u eerder al, ons land zal alles doen wat nodig is in het belang van de veiligheid van ons land en van onze mensen. Daar gaat het om. Tot daar mijn antwoorden.
11.03 Koen Metsu (N-VA): Bedankt, mijnheer de minister, dat u verwijst naar de goede samenwerking met de teamcoaches. Dat klopt absoluut. Ik steun u daar voor 100 % in en zal dat ook blijven doen. Ik had heel graag mijn ervaring hier met u kunnen bespreken, in plaats van dat u zaken moet lezen in De Morgen. Daar heb ik inderdaad gezegd dat ik elf van de deze terroristische vrouwen gesproken heb en dat er één van hen best ontheemd wordt uit de groep. Ik heb nooit of nergens gezegd haar alstublieft terug naar België te halen. Maar er moet een onderzoeksteam naar daar gaan, anders weten we nooit iets en blijven we daar blind. Op zes jaar tijd is er geen enkel Belgisch onderzoeksteam geweest. Als wij dat durven, kan ik me moeilijk indenken dat experten ten velde dat dan niet zouden durven.
U doet dat niet bewust. Daar ken ik u te goed voor en bent u ook te professioneel voor. U interpreteert mijn woorden ook niet bewust verkeerd. Ik heb enkel gezegd dat er variatie is bij die vrouwen. Ik heb nooit gezegd hen terug naar België te halen, hen hier te berechten en hier hun straf te laten uitzitten. Dan komen we immers tot het geval van Noura Firoud die nog geen vijf maanden heeft vastgezeten, in plaats van vijf jaar. Dan wordt het heel link.
Als de vrouwen van Syriëstrijders naar hier terugkomen en u zegt: "Ik ga geen oordeel vellen over Justitie." Maar u bent minister van Justitie. U zegt letterlijk dat u geen oordeel gaat vellen. Dat is de scheiding der machten. Maar zij zijn wel afhankelijk van uw beslissing en van uw regering. Stel dat u beslist deze vrouwen terug te nemen en Justitie beslist anders dan dat het in uw hoofd zit. U zegt misschien dat u hoopt dat ze vijf jaar in detentie zitten en er actief op hen gewerkt wordt. Maar als uw Justitie anders zal beslissen, dan wordt het een linke soep waar ik al jaren voor waarschuw.
Ik hoop dat u dat meeneemt en niet zegt dat u ondanks uw beslissing niets te zeggen hebt over Justitie wegens de scheiding der machten. Ik denk dat we allemaal meer en beter verdienen.
Laat me wel eindigen met een positieve noot. Het feit dat u de slachtoffers gaat steunen met behulp van de teamcoaches is een stap in de goede richting. Dat zult u niet doen omdat de symbolische datum van 22 maart nadert, maar u doet het uit volle overtuiging. Er ligt nog heel veel werk op de plank, zoals u ook weet. Ik zal daar heel graag samen met u verder op werken.
11.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik wil u danken voor die laatste woorden, maar ik wil toch iets verduidelijken, zodat er geen misverstand over bestaat. Ik zal geen oordeel vellen over de uitspraak van een rechtbank. Dat zal ik niet doen. Dat komt mij niet toe. Er wordt hier geïnsinueerd dat ik dat eigenlijk wel zou moeten doen. Ik vind dat een gevaarlijke uitspraak. Rechters of magistraten moeten in volle onafhankelijkheid een oordeel kunnen uitspreken. Dat is ook gebeurd, wat de KI op 10 maart betreft. Het komt niet toe aan een minister van Justitie om daarover een oordeel te vellen. Dat zou een flagrante aanfluiting zijn van de onafhankelijkheid van onze rechtsmacht. Ik nodig u uit om daarover artikels in De Standaard van vandaag te lezen en ook een opiniestuk van een rechter op de website van de VRT. Ik houd vast aan de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht.
Het wettelijke kader, de vijf jaar en de marges die voorgeschreven zijn, is een wettelijk kader dat wij samen in de vorige regering hebben vastgelegd, mijnheer Metsu. Zolang de rechters binnen het wettelijke kader blijven, hebben zij het volste recht om een oordeel te vellen. Het komt niet toe aan mij om daarover een oordeel te vellen. Als dat niet langer het geval is, vervallen we in populisme, waarbij de mensen de indruk hebben dat de minister van Justitie vonnissen en arresten zal herschrijven. Dat zal ik nooit doen. Nooit zal ik dat doen.
11.05 Koen Metsu (N-VA): Niemand vraagt dat van u. Ik meen dat wij een beetje naast elkaar praten, wat ook weer niet uw bedoeling zal zijn. U zegt dat u er geen oordeel zult over vellen. Nee, want er is de scheiding der machten, maar het is wel uw beleidsstandpunt. U creëert het wettelijke kader. Nu zegt u de facto dat u er best tevreden mee bent dat iemand als Noura Firoud na vijf maanden vrij rondloopt, zonder een enkelband. Dat maak ik daaruit op.
U zegt dat wij samen voor die vijf jaar hebben gezorgd. U weet heel goed dat het voor ons best meer mocht zijn. Wij hebben het onderste uit de kan gehaald. Ik heb nu ook begrepen dat uw regering pleit voor strengere straffen. Wacht daar dan niet op. Laat ons er alvast mee starten. Ik zal mee op het groene knopje drukken wanneer u mij vraagt om strengere straffen toe te kennen.
Het incident is gesloten.
12 Question de Samuel Cogolati à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les menaces et intimidations du gouvernement turc vis-à-vis d'opposants en Belgique" (55015442C)
12 Vraag van Samuel Cogolati aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De bedreiging en intimidatie van opposanten in België door de Turkse regering" (55015442C)
12.01 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): "Monsieur
le Ministre,
En 2018, le Ministre turc de l’Intérieur a
offert une prime d’un million de livres turques pour toute information
permettant la capture du journaliste belgo-turc Bahar Kimyongür. La somme a été
doublée l’an dernier. Et aujourd’hui, il est directement menacé de mort par
Emrah Çelik, un membre de l’AKP qui aurait combattu en Syrie.
La Belgique a-t-elle reçu une demande officielle de mandat d’arrêt contre ce journaliste depuis 2018 ? Le gouvernement a-t-il exprimé des critiques vis-à-vis des intimidations et menaces de « neutralisation » du gouvernement turc vis-à-vis d’opposants vivant en Belgique ? Avez-vous demandé du gouvernement turc le retrait de ce ressortissant belge des listes de « terroristes » ? Confirmez-vous que les services de renseignement turcs sont actifs sur notre territoire ? Tentent-ils notamment d’affaiblir ou d’espionner des opposants en Belgique ? Comment la Belgique limite-t-elle les activités des services de renseignement turcs et leurs impacts ? La Belgique a-t-elle fourni, et si oui, dans combien de cas, continue-t-elle de fournir une protection rapprochée à des personnes critiques envers le gouvernement turc ? Le fait-elle vis-à-vis de Bahar Kimyongür vu les menaces et la mise à prix publique ?"
12.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, chers collègues, je connais bien la sensibilité liée au dossier de M. Kimyongür depuis presque vingt ans. J'espère néanmoins que vous comprendrez que je ne serai pas en mesure de répondre à toutes les questions. Certaines d'entre elles relèvent, en effet, des compétences d'autres ministres. Il ne serait d'ailleurs pas approprié de m'avancer à propos d'une affaire si sensible.
Premièrement, la Belgique a-t-elle reçu une demande officielle de mandat d'arrêt? La réponse est simple: non! Je tiens également à souligner que M. Kimyongür est belge depuis des années.
À propos de votre deuxième, troisième et quatrième question, les services de renseignements turcs ont, comme d'autres services, posté des officiers de liaison en Belgique. Ceux-ci sont accrédités auprès de la Sûreté de l'État sur le territoire belge. Le gouvernement turc maintient le PKK et le mouvement Gülen parmi ses priorités en matière de contre-terrorisme. Les services turcs cherchent donc à obtenir des renseignements ou à développer des enquêtes judiciaires, notamment au niveau international, concernant des individus réputés être associés à ces organisations.
À l'étranger, les adhérents du mouvement Gülen ont été rapatriés vers la Turquie sous la contrainte, avec l'intervention d'un service de renseignement turc et parfois avec le soutien des autorités locales. De telles actions n'ont pas eu lieu en Belgique. Il n'y a actuellement pas d'indication que cela se produira. La Belgique a accueilli des demandeurs d'asile provenant de Turquie. Certaines et certains ont obtenu le statut de réfugiés politiques. Dans ce contexte, notre pays assume ses responsabilités dans le cadre du respect de la Convention de Genève. La Turquie a demandé l'extradition de différents gülenistes, mais la justice belge n'a jamais accepté cette demande et ce, justement vu la crainte qu'ils risquaient de s'exposer à des poursuites politiques dans leur pays d'origine. La justice a donc bien pris sa responsabilité. Vos deuxième et troisième questions relèvent plutôt de la compétence de ma collègue des Affaires étrangères.
Concernant votre cinquième question, dans le cadre de ses missions légales et dans la mesure de ses moyens, la Sûreté de l'État suit les activités de tous les services de renseignement étrangers actifs sur son territoire. Pour des raisons évidentes de sécurité, la Sûreté de l'État ne communique jamais au sujet de méthodes mises en œuvre dans ce cadre. J'espère que vous le comprendrez. Votre sixième question relève de la compétence de ma collègue de l'Intérieur.
12.03 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Merci, monsieur le ministre pour votre réponse très claire. Je pense qu'il est très important que la Belgique puisse faire du respect des droits humains et des libertés fondamentales une véritable priorité vis-à-vis d'États tiers. On ne peut accepter sous aucun prétexte que des États tiers quels qu'ils soient, qu'il s'agisse de la Turquie ou d'un autre État, fassent pression et mettent finalement la tête de certains réfugiés ou de certains ressortissants belges à prix, comme c'est le cas ici avec un individu qui est effectivement bien identifié.
Je crois qu'en notre qualité de responsables politiques, on ne peut vraiment pas accepter qu'un autre gouvernement puisse mettre ainsi une prime d'un million de livres turques en jeu pour livrer des informations visant à la neutralisation d'un de nos ressortissants. Je pense qu'on ne peut pas l'accepter. Je crois qu'il est important que le gouvernement puisse aussi le clamer haut et fort. C'est pourquoi j'interpellerai également la ministre des Affaires étrangères à ce sujet.
L'incident est clos.
- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Coronacijfers – overtredingen en gevolgen" (55015459C)
- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Vastgestelde corona-overtedingen" (55015533C)
- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "" (55015459C)
- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "" (55015533C)
13.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, met de trieste verjaardag van de corona-uitbraak vorig weekend geraakten enkele cijfers over coronaovertredingen bekend. Meer dan 200.500 mensen zijn sinds het begin van de crisis betrapt op inbreuken op de coronawetgeving. De meerderheid van de inbreuken kwam terecht bij de correctionele parketten, gevolgd door de jeugdparketten en daarna de arbeidsauditoraten. Ongeveer 110.000 mensen of 62 % hebben een minnelijke schikking voorgesteld gekregen, waarvan ongeveer 54 % zou betaald zijn. In de andere gevallen werd overgegaan tot dagvaarding of kwam er een alternatieve afhandeling. Meer dan 20.500 mensen werden inmiddels gedagvaard en er zijn reeds bijna 13.000 vonnissen. Mijnheer de minister, ik vind dat een knap resultaat. Ik spreek mijn waardering uit voor het feit dat de rechtbanken hiervan in zo'n korte tijdspanne en bij prioriteit werk hebben gemaakt.
Naar aanleiding hiervan was vorige zaterdag in het radioprogramma De Ochtend de hoofdredacteur van De Tijd bijzonder kritisch. Ik geef enkele citaten: “Ongeveer één op vier werd geklasseerd door het parket. Dit zegt iets over de clash die er tussen de Staat en de burger heeft plaatsgevonden en nog steeds plaatsvindt." Hij stelde verder: “Het wettelijk kader hangt met haken en ogen aaneen. Het is voor de politie bijzonder moeilijk om bepaalde zaken te interpreteren." Hij waarschuwde er tevens voor dat dat kwalijke gevolgen kan hebben op lange termijn, als blijkt dat het beleid het wettelijk kader niet in orde krijgt.
De indruk ontstaat dat er gemakkelijker wordt gesanctioneerd dan gecommuniceerd of geïnvesteerd in het in orde brengen van het wettelijk kader. Samengevat was het duidelijk een pleidooi voor een betere juridische ondersteuning.
Wat is uw reactie op de cijfers? Kunt u wat meer toelichting en duiding geven?
In ongeveer 62 % van de gevallen werd er een minnelijke schikking voorgesteld, in de andere gevallen werd overgegaan tot dagvaarding of een alternatieve behandeling. Kunt u hierbij meer toelichting geven? Meer concreet, is de benadering gelijklopend in de verschillende arrondissementen of zijn er grote afwijkingen tussen de verschillende gerechtelijke arrondissementen?
Wat is uw reactie op de toch wel heel stevige kritiek van een toonaangevend hoofdredacteur? Deelt u de kritiek?
Zult u meer initiatieven nemen en meer aandacht besteden aan een beter wettelijk kader? Ik heb de moeite gedaan om het ontwerp van pandemiewet eens even na te lezen en dat zal in elk geval geen antwoord hierop geven.
Ten slotte, het is voor de burger en de politie niet altijd even duidelijk wat wel en wat niet is toegelaten, in welke gevallen er wel en in welke er niet moet worden opgetreden. Welke initiatieven hebt u sinds uw aantreden genomen om beter te communiceren betreffende de maatregelen die door de burgers moeten worden nageleefd?
13.02 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, de context werd reeds door collega Dillen geschetst. Ten eerste, graag kreeg ik uw visie op de cijfers. Ik kan mij niet voorstellen dat u daar geen idee van heeft. Een idee daarover zal zeker de scheiding der machten niet schaden.
Ten tweede, interessant om weten zou zijn of er een merkbaar verschil is tussen de cijfers van overtredingen vastgesteld in de eerste golf, en die van de tweede golf. Hebben we lessen geleerd, zodat de geldende regels zowel voor politie als parket duidelijker werden naarmate de pandemie vorderde? Is het percentage zaken dat zonder gevolg werd geklasseerd op het moment kleiner dan tijdens de eerste maanden van de pandemie?
Ten derde, plant u daarnaast specifieke maatregelen, opdat de voorgestelde minnelijke schikkingen effectief worden betaald? Zal elke overtreder die de minnelijke schikking niet betaalt, ook een gerechtelijk vervolg krijgen?
Ten slotte, is het uw betrachting om via de voorliggende of een andere pandemiewet de situatie te verduidelijken en te verbeteren? Bent u ondertussen overtuigd van de meerwaarde van dergelijke pandemiewet? U hebt ooit in de commissie verkondigd dat die er toch zeker voor de huidige pandemie niet meer zou komen. Of blijft u misschien staan achter uw aanpak om via ministeriële besluiten overtredingen strafrechtelijk te sanctioneren? Dat is toch een zeer bijzondere aanpak. Een ministerieel besluit wordt al bijna gelijkgesteld aan een wet en we kennen allemaal de problematiek ter zake.
13.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, bedankt voor uw blijken van waardering voor de mensen van Justitie. Ik waardeer dat ten zeerste. Er moeten in moeilijke omstandigheden immers heel wat vonnissen worden geveld en dossiers behandeld.
Collega's, het
feit dat we dit debat vandaag kunnen voeren, is het gevolg van de transparante
en heldere communicatie over de cijfers. Weinige mensen weten dat, maar dat kan
ook gebeuren, omdat het hele systeem van corona-pv's draait op het systeem van
Crossborder, het systeem dat we ook gebruiken voor verkeersboetes in ons land.
Er is daarvoor een vrij technische uitleg; maar het betekent vooral dat we
kunnen aangeven hoeveel pv's er tot vandaag zijn opgesteld door de
correctionele parketten, de auditoraten en de jeugdparketten. Dat geeft ons een
totaalbeeld, dat bij wijze van spreken tot op de minuut beschikbaar is. Als
heel Justitie op die manier zou functioneren, dan zouden we veel verder staan.
Ik zie mevrouw Dillen bevestigend knikken. Dat is precies ook de reden waarom
we Crossborder willen uitbreiden tot tal van andere overtredingen.
Wat het aantal
zonder gevolg afgesloten zaken betreft, stellen we vast dat er over het hele
jaar een vrij stabiele tendens is. Ik zal u de details, met name de exacte
verschillen tussen de eerste en de tweede golf en de geografische
differentiatie, schriftelijk bezorgen. Zo zult u de evolutie duidelijk kunnen
zien.
Ik wil wel even
reageren op het opiniestuk in de krant, waar mevrouw Dillen naar verwees. Ik
ben trouwens benieuwd wat het Parlement zelf vindt van de uitspraken van die journalist.
Ik geef u echter mijn mening. Ik denk dat het echt verkeerd is om te spreken
van een clash tussen de burger en de staat. Het is juist dat we een zware
gezondheidscrisis doormaken en het is de plicht van de overheid om die crisis
het hoofd te bieden en de gezondheid van elke burger maximaal te garanderen. De
overheid doet dat door maatregelen te nemen en die te laten handhaven door
politie en Justitie.
Onze politie en
Justitie leveren ook zeer goed werk in moeilijke omstandigheden. Ze doen dat door
de nodige flexibiliteit aan de dag te leggen, de onmiddellijke minnelijke
schikking te gebruiken, de minnelijke schikking of de dagvaarding voor de
politierechtbank bij niet-betaling. Ik zie bij elk van onze parketten de ernst
waarmee de pv's worden bekeken en afgehandeld. Geen enkel parket in ons land
laat dat op zijn beloop, we nemen het bijzonder ernstig. Er is een
proportionele handhaving, in beide richtingen.
Collega's, vergeet niet dat, toen er sprake was van het inzetten van drones en van bestuurlijke zoekingen, Justitie de puntjes op de i heeft gezet en de grenzen van een democratische rechtsstaat nauwkeurig heeft bewaakt. Dat was dus Justitie als hoeder van de rechtsstaat.
Ik herhaal dat ik een en ander niet zie als een clash. Dat zaken zonder gevolg worden geklasseerd, is ook niet abnormaal. Elke individuele zaak moet worden behandeld door een individuele magistraat. Dat is de essentie van onze trias politica. Zo staat het ook in artikel 151 van onze Grondwet.
Er is ook nog de vraag over de communicatie. De beslissingen die door de verschillende regeringen en het Overlegcomité worden genomen en daarna vertaald in ministeriële besluiten, worden op velerlei wijzen gecommuniceerd. De regering heeft uiteraard en evident ook geleerd maatregelen helder en handhaafbaar te maken. Bijvoorbeeld, de keuze voor het concept van het knuffelcontact was een goede keuze.
De ministeriële besluiten worden voor Justitie en politie vertaald in concrete, heldere, transparante richtlijnen, zoals de zogenaamde COL6/2020, die telkenmale worden gecommuniceerd aan de politieparketten en de lokale autoriteiten.
Samen met u stel ik vast dat het openbaar ministerie ter zake grote transparantie aan de dag legt. Het is ooit anders geweest. Ik heb zelfs gezien dat op het internet de voorzitter van het College van procureurs-generaal, de heer Delmulle, letterlijk ook spreekt en uitlegt wat precies de inhoud is van wat wordt gedaan. Dat is een enorme stap vooruit.
Toch is er op het vlak van transparantie – ik raad u aan om zeker het bijzonder interessante interview met Bart Willocx, de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen in De Standaard van vandaag te lezen – en communicatie door Justitie nog werk op de plank. Met name wanneer er een uitspraak, een vonnis of een arrest is, vind ik het persoonlijk niet altijd aangenaam dat de minister van Justitie het vonnis of arrest moet uitleggen. Het lijkt mij beter dat een daartoe bevoegde magistraat dat kan doen, natuurlijk liefst snel en accuraat. Immers, met sociale media wordt de mening van het publiek wel heel snel gevraagd en geventileerd.
Tot slot ga ik in op de opmerkingen in verband met de pandemiewet. Mevrouw De Wit, uiteraard is het voorontwerp ingediend door de voltallige regering, en ook door mij dus. Ik heb in de discussie over dat voorontwerp uiteraard ook mijn zeg gedaan. Het voorontwerp is intussen ingediend in het Parlement. De hoorzittingen lopen, dat weet u. De besprekingen ook.
Het is inderdaad aangewezen dat wij ons juridisch wapenen voor de toekomst. Wat de precieze beslissingen zullen zijn, of maatregelen bij koninklijk besluit dan wel bij ministerieel besluit of nog anders worden genomen, zal ik aan de wijsheid van het Parlement overlaten.
Ik meen dat een goed debat nodig is en dat de beslissingen moeten worden genomen op een tijdstip waarop het Parlement en de minister dat raadzaam acht.
13.04 Marijke Dillen (VB): Dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Wat uw bedenking over het opiniestuk van de hoofdredacteur van De Tijd betreft, het kwam niet in de krant, maar op Radio 1. Wat ik er zelf van vind? Ik vind het een interessante discussie. Ik wil die wel graag aangaan, maar we hebben in de Kamer een systeem van mondelinge vragen binnen een strak tijdsbestek. Een echt debat kan in de commissie niet gevoerd worden, als het over de vragen gaat. De vraagsteller krijgt het woord, dan de minister en daarna opnieuw de vraagsteller. Op dat vlak is het systeem van het Vlaams Parlement veel beter, maar dat is een ander verhaal.
Mijnheer de minister, in het voorjaar van 2020 was u nog geen minister van Justitie, maar ik was toen betrokken bij de bespreking van de verschillende ministeriële besluiten op het vlak van Justitie, naar aanleiding van de coronacrisis. Onze fractie heeft toen een aantal keren gewaarschuwd voor tekortkomingen in die ministeriële besluiten, ook op het vlak van de communicatie. Dat mag wel worden gezegd.
Wat de pandemiewet betreft, de hoorzittingen zijn inderdaad lopende. De discussie moet worden gevoerd. Ik tracht die een klein beetje mee te volgen. De hoorzittingen hebben toch al enkele ernstige opmerkingen van kritiek opgeleverd. Er zijn daar vrij kritische stemmen gehoord. Er is dus nog veel werk aan de winkel.
Tot slot, u stelt terecht dat de politie en Justitie heel goed werk hebben geleverd naar aanleiding van de overtredingen van de coronamaatregelen. Ik heb geen antwoord gekregen – ik neem aan dat u het mij schriftelijk zult bezorgen – op mijn vraag over de aanpak in de verschillende gerechtelijke arrondissementen. Zijn er grote verschillen? Ik kijk uit naar de cijfers. Ik vind het wel heel positief – sta mij toe mij te beperken tot het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, afdeling Antwerpen.
Daar worden die dossiers streng aangepakt, wat een krachtig signaal van respect is naar de mensen die de regels wél naleven en die het steeds moeilijker krijgen om de regels na te leven, en die het spuugzat zijn. Ondanks de grote werklast tijdens zulke coronazittingen, wordt elk dossier persoonlijk benaderd. Iedereen wordt dus niet over dezelfde kam geschoren. Wanneer er verzachtende omstandigheden zijn, volgt er een strenge straf, die toch nog redelijk mild is, maar wanneer er geen verzachtende omstandigheden zijn, zoals bij gevallen van recidive, is men werkelijk heel streng. Die individuele aanpak vind ik persoonlijk een heel goede zaak.
13.05 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Ik kijk alleszins uit naar de cijfers.
Ik wil even terugkeren naar een klein jaar geleden, toen duidelijk werd dat er moest gehandhaafd worden. U was toen nog geen minister van Justitie. Toen werd in de commissie voor Justitie het voorstel gedaan dat de overtreder die betrapt werd door de politie bij betwisting van de vaststelling zou worden gedagvaard. Wij waren het niet eens met die procedure. Op het terrein was men daar aanvankelijk heel ongerust over, omdat men een boete moest betalen via het rekening-courantsysteem, cross-border, of de belastingaangifte, terwijl men bij betwisting naar de rechtbank moest trekken. Op het terrein zag men op tegen de werklast, die er vandaag is, dat wanneer iemand niet betaalt, Justitie zelf moet dagvaarden, terwijl er nog steeds kan worden betwist. Dat heeft heel veel inspanningen gekost, maar ik ben heel blij te zien dat het toch lukt. Daar worden themavergaderingen voor georganiseerd. Het doet mij heel veel plezier dat men dat op die manier doet.
Ik ben heel blij dat wij vorig jaar die keuze gemaakt hebben, want stel u eens voor dat het aan elke burger was gelaten bij elke betwisting zelf te moeten dagvaarden. Dan meen ik dat onze rechtstaat in de problemen zou zijn gekomen.
Wat hebben wij de afgelopen maanden gezien, mijnheer de minister? Wij hebben gezien dat in een ministerieel besluit inbreuken worden opgenomen die strafrechtelijk beteugeld worden. In een ministerieel besluit! Geen wetgeving.
Een ministerieel besluit is op zich niet voldoende, want er is ook een FAQ nodig; ik weet niet aan de hoeveelste versie wij zijn; ik ben intussen de tel kwijt; het zijn er al tientallen geweest. Kortom, elke keer werd het ministerieel besluit vergezeld van een FAQ om uit te leggen wat er eigenlijk in het ministerieel besluit staat. Dat gaat bovendien gepaard met protocollen, waarbij uw collega-minister van Binnenlandse Zaken een en ander verbiedt en verwijst naar inbreuken op basis van de FAQ. Men kan zich al vragen stellen bij het gebruik van een ministerieel besluit als rechtsgrond, maar een FAQ als rechtsgrond, dat gaat heel ver.
Ik zeg dat niet alleen. De politiediensten op het terrein werden daar heel vaak mee geconfronteerd en maakten zich daar heel veel zorgen over, want probeer zo maar eens de wet te handhaven. Zij kregen een regel en zij kregen een heel goede COL van het parket, dat klopt. Zij kregen een ministerieel besluit. Maar meen niet dat de politie op stap gaat met een FAQ van 40 bladzijden waarin staat wat er onder een inbreuk begrepen wordt.
Een recent voorbeeld daarvan hield verband met de ijskarretjes. Die mochten zogezegd niet meer, maar dat verbod stond enkel in de FAQ. Dat heeft men ingezien bij het jongste ministerieel besluit en men heeft het probleem opgelost. U begrijpt dat dat eigenlijk een moeilijke manier van werken is. Ik vind het inderdaad knap dat men er bij politie en Justitie correct mee is omgegaan. Men heeft dat goed gedaan. Ik wil heel graag de cijfers nog nader bekijken en onderzoeken of er een verschil is tussen de eerste en de tweede golf. Ik hoop vooral dat we daar lessen uit trekken voor de toekomst.
Hoe complex de crisis ook is, wat ik niet zal ontkennen, en hoeveel moeilijke situaties er zijn om te beoordelen, hoe moeilijk het is om de regels in een ministerieel besluit of in een FAQ te gieten, hoe moeilijk moet het dan niet zijn voor politiediensten om ze op het terrein toe te passen! We moeten daar lessen uit trekken om onze regels duidelijk en eenvoudig te houden en dat op een goede manier aan te pakken. Een ministerieel besluit met een FAQ is niet de juiste manier.
Ik had van u als minister van Justitie verwacht dat u het daar moeilijker mee zou hebben gehad. U aanvaardt het, ik heb het er nog altijd moeilijk mee, dat zal u al wel duidelijk zijn. Laten we daar alstublieft lessen uit trekken voor de toekomst, om een en ander op een goede manier te kunnen aanpakken. Dat zal het voor de politiediensten en voor Justitie veel eenvoudiger maken. Laten we hopen dat het misschien niet meer nodig is, dat we niet meer geconfronteerd zullen worden met een pandemie, maar vandaag ben ik daar niet zo gerust in. Een goede overheid wapent zich daartegen, in de figuurlijke betekenis van het woord uiteraard, en probeert dat op een goede manier aan te pakken, wat zoveel overheden en diensten het afgelopen jaar hebben geprobeerd en waar ik hun zeer dankbaar voor ben.
L'incident est clos.
14 Vraag van Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Jongerenflikken" (55015461C)
14 Question de Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Des "policiers pour jeunes"" (55015461C)
14.01 Katleen Bury (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik hed een interview met u gelezen in Brussel Deze Week. De schrik sloeg mij wel wat om het hart. U verwijst daar naar zeer zware rellen, zowel op oudejaarsavond, als de betoging op 13 januari en de rellen in Elsene, aangevallen politie en veel verwonde agenten. Als oplossing stelt u een soort jongerenflik voor, namelijk agenten die niet meteen pv's uitschrijven, maar die ook kijken naar oplossingen en in dialoog gaan.
Dat is toch de oplossing niet? U hebt het voortdurend over een lik-op-stukbeleid, u geeft ons daar ook gelijk. Ook de korpschef van de politiezone Brussel-Zuid stelt dat. We moeten daar een signaal geven. We zien ook in de praktijk dat jongeren pas tot heel veel van die jongerenbendes horen als ze van die erge feiten kunnen plegen en er ook nog eens gratis en voor niks van afkomen. Dat signaal om een beetje met die jongeren te praten, is het slechtste signaal dat u zich kan indenken. Die agenten mogen inderdaad gaan praten, maar dat is volgens mij nog altijd via een uitnodiging en een rechter. Dan mogen ze het daar eens gaan uitleggen, maar niet met politie in de straat.
Indien u daar werkelijk mee wil doorgaan, hoe ziet u dat dan? Wordt er dan met iedere overtreder die voor de eerste keer iets mispeutert of een verkeersovertreding begaat, even gepraat, waarmee alles is opgelost? Komen die jongerenflikken enkel in Brussel of overal?
14.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Bury, bedankt dat u het interview van 11 maart op Bruzz.be hebt gelezen. U zult ook gezien hebben dat ik Brussel mijn liefde heb betuigd, iets wat voor sommige politici heel moeilijk is. Brussel is een mooie, maar soms chaotische stad.
U spreekt over de rellen van 13 januari. Ik vermoed dat u hebt gezien dat het onderzoek naar de criminele relschoppers op die betoging ondertussen resultaten heeft opgeleverd. Er werd een onderzoeksrechter gevorderd voor opzettelijke brandstichting 's nachts in een bewoond gebouw, voor weerspannigheid in bende met wapens en voorafgaand overleg en voor schade aan gebouwen en voertuigen.
Op 10 februari werden 15 huiszoekingen en 14 arrestaties verricht. Op dinsdag 23 en donderdag 25 februari werd een tweede reeks huiszoekingen en arrestaties verricht. Vier verdachten konden zo nog worden aangehouden. Ik citeer het persbericht van het parket van Brussel van 26 februari: "In totaal zijn er een maand na de rellen 18 verdachten aangehouden door de politiediensten van de zone Brussel-Noord. Het gerechtelijk onderzoek wordt voortgezet om andere daders van het tumult en de vernielingen te identificeren."
Ik weet dat dit soort berichtgeving niet strookt met de perceptie die u probeert te creëren, mevrouw Bury, namelijk de perceptie van straffeloosheid en dat in Brussel alles kan en mag, onder het toeziend oog van een lamme en passieve politie en Justitie.
Ik heb het idee van de jongerenflikken gehaald van een Brusselse korpschef, met name de korpschef van Montgomery. Dat is een uitstekende korpschef waarmee u zeker eens kennis moet maken. Hij werkt zelf al jaren met wat hij campusflikken noemt. Dat zijn mensen die in dialoog gaan met onder andere de studentenpopulatie op zijn grondgebied. Dat schijnt heel goed te werken.
U gelooft blijkbaar niet in dialoog en preventie is u vreemd. Het enige wat voor u telt, is repressie, repressie en repressie. Nochtans volstaat het in een rechtsstaat niet, en dat vergeet u er altijd bij te zeggen, om mensen op te pakken en op te sluiten. In een rechtsstaat moet de individuele schuld van verdachten worden aangetoond. Onderzoek neemt altijd tijd in beslag. Ik heb respect voor de mensen van de politie en de magistraten.
Ik zal u nog met een waarheid confronteren die u liever niet hoort. Justitie alleen zal dit probleem van jongeren die zich om wie weet welke redenen tegen de maatschappij en haar gezagsdragers keren, niet oplossen. Justitie moet haar werk doen en dat doen we ook. Getuige daarvan het feit dat we in het dossier van de rellen in Brussel effectief verdachten hebben opgepakt. Maar er is meer nodig dan dat. Bestuurlijke autoriteiten en de politiediensten die dergelijke betogingen efficiënt managen, bijvoorbeeld, en dus verbieden voor de veiligheid, als dat moet. In mijn stad Kortrijk hebben we tal van betogingen niet toegelaten, omdat we weten dat daar risico's mee gepaard gaan. Dat is een beslissing die een lokale overheid moet nemen.
Ten tweede heeft de strijd tegen radicalisering ons geleerd dat we nog vele andere actoren en partners moeten betrekken bij de aanpak van radicalisering. De dynamieken die leiden tot radicalisering zijn vaak dezelfde als degene die ertoe leiden dat jongeren zich op een gewelddadige en onaanvaardbare manier keren tegen de politie en de overheid in het algemeen. Van de strijd tegen de radicalisering hebben we geleerd dat vroegdetectie essentieel is. Die gebeurt via de lokale integrale veiligheidscellen, die goed werk leveren, en via de lokale taskforce. Hoe vroeger we erbij zijn, hoe beter we corrigerend kunnen optreden en erger kunnen voorkomen. Een dergelijke aanpak moeten we ook ontwikkelen voor deze jongeren.
Mevrouw Bury, dat is het volledige verhaal dat ik gebracht heb in het fameuze interview, en dat zal ik ook altijd brengen als het over criminaliteit gaat. Er is een luik preventie en een luik repressie. De twee zullen altijd hand in hand gaan.
14.03 Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, dank u wel.
Zeggen dat enkel repressie in ons kraam past, dat is een brug te ver. Dat is helemaal niet waar. Er wordt veel te laat gereageerd. De jeugdrechters zeggen dat het kalf al is verdronken als die jongeren bij hen komen want zij hebben dan al zoveel mispeuterd en zij kunnen eigenlijk niet de nodige maatregelen nemen. Bovendien geven zij ook aan geen zicht te hebben op heel veel van die administratieve straffen. Die jongeren hebben dus al heel wat mispeuterd zonder daar een straf voor te krijgen wat maakt dat de situatie al te ver is ontspoord om nog in te grijpen.
Ik heb zelf vier kinderen. Menen dat er nooit een straf mag gegeven worden als er ontoelaatbaar gedrag is, en alleen in discussie gaan, werkt niet. Dat werkt absoluut niet. Dat moeten geen buitensporige straffen zijn. Daar heb ik het niet over. Maar gewoon mensen laten gaan en zeggen: wij doen een gesprekje en dan wordt het wel opgelost, dat is pas naïef. Dat is een utopie.
U zegt mij om eens te gaan praten met de korpschef van Montgomery. Ik kan u alleen maar zeggen om eens te luisteren naar de korpschef van de Zone Zuid. Hij heeft een heel ander verhaal verteld in De Afspraak. Hij zegt dat daar bestraft moet kunnen worden. Het is dweilen met de kraan open als criminele jongeren meteen vrijgelaten moeten worden.
Ik weet niet wat er in Brussel aan de gang is. Wees maar zeker, ik hou ook van Brussel. De korpschefs spreken elkaar echter tegen want de ene heeft het over jongerenflikken, terwijl het nochtans niet gaat om de kleinste feiten, en de andere zegt dat het zo niet meer verder kan, dat de politie gewoon de kracht niet meer heeft en geen nieuwe manschappen vindt.
Er loopt duidelijk iets fout in de communicatie en Justitie, maar ook Binnenlandse Zaken, moet daar paal en perk aan stellen.
L'incident est clos.
15 Vraag van Stefaan Van Hecke aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De verwachte stijging van gokpraktijken tijdens en rond het EK in juni 2021" (55015478C)
15 Question de Stefaan Van Hecke à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'augmentation attendue des paris pendant et aux alentours de l'Euro en juin 2021" (55015478C)
15.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, voetbal, een feest! Dat is het voor velen telkens er een groot kampioenschap aankomt. Binnenkort maken we het EK mee, waarbij iedereen hoopt dat de Belgen, de Rode Duivels, een schitterend resultaat zullen neerzetten.
Nadien echter ontwaken sommigen met een serieuze financiële kater, zo leert ons het verleden. Dergelijke kampioenschappen zijn immers een ideale gelegenheid voor de grote gokbedrijven om massaal reclame te maken en mensen te overtuigen om toch maar een gokje te wagen op veel van die wedstrijden. Ze trekken zowel nieuwe gokkers aan als bestaande gokkers die worden gestimuleerd om een gokje meer te doen dan normaal. Dat hebben we gezien bij het Wereldkampioenschap drie jaar geleden. De cijfers zijn bekend, de Kansspelcommissie heeft daar een mooi rapport over gemaakt. We zagen dat de inzetten enorm zijn gestegen in die periode, uiteraard ook door de massale publiciteit die werd gevoerd.
Tijdens het WK
2018 werd een bewustmakingscampagne opgezet om voornamelijk jongeren te
bereiken en te waarschuwen voor de gevaren van het gokken. De Rode Duivels
hebben de campagne niet gesteund, wat jammer is. Zij hebben een soort
voorbeeldfunctie en het zou heel goed zijn wanneer de Rode Duivels zich zouden
inschrijven in dergelijke campagne om te wijzen op de gevaren van gokken. Zij
zijn een soort voorbeeldfiguur voor vele jongeren. Ook de Koninklijke Belgische
Voetbalbond was wel enthousiast over de samenwerking, maar botste dan weer op
FIFA-regels van de Code of Ethics die verbiedt om campagne te voeren tegen het
gokken. Heel bizar allemaal, want de Rode Duivels verbinden zich wel aan de
wedoperatoren, wanneer ze optreden met de eigen voetbalclubs. Blijkbaar was er
ook weinig bereidheid bij de openbare omroepen om de campagne mee te
verspreiden. We staan opnieuw voor een grote uitdaging.
Ten eerste, welke
bewustmakingscampagnes zijn er gepland rond het EK? Wanneer zullen deze worden
verspreid? Via welke mediakanalen?
Ten tweede, welke
andere maatregelen zult u nemen om het gokken rond het EK onder controle te
houden? Met welke organisaties zult u hiervoor samenwerken?
Ten derde, zult u
belangrijke figuren en organisaties zoals de Rode Duivels en de Jupiler Pro
League, maar ook de openbare omroepen, aansporen om in het kader van het EK,
maar ook in het algemeen, meer mee te werken aan de sensibilisering rond
gokverslaving? Zo ja, hoe zult u dat doen? Zo nee, waarom niet?
15.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Van Hecke, de Kansspelcommissie bereidt momenteel twee sensibiliseringscampagnes voor. Voor de effectiviteit van dergelijke campagnes is het belangrijk dat de inhoud ervan niet te vroeg wordt vrijgegeven en dat ze zo kort mogelijk bij de start van het EK gelanceerd worden.
Ik kan u wel al zeggen dat de Kansspelcommissie werkt aan een voorlichtings- en bewustmakingscampagne over de verschillen tussen legaal en illegaal online gokken en de bijzondere risico's die verbonden zijn aan het illegale gokken. Die campagne zal normaal gezien van april tot juni 2021 lopen.
De tweede campagne zal lopen tijdens het EK zelf en heeft als centrale boodschap "speel met mate" en heeft als doel de meest kwetsbare spelers naar de hulpverlening te leiden. De website van de Kansspelcommissie en ikzelf zullen daarvoor iedereen mobiliseren.
Daarnaast zal ik in de aanloop naar Euro 2021 het uitvoeringsbesluit van artikel 62 van de kansspelwet klaarmaken. Dat uitvoeringsbesluit zal de EPIS-controle ook in de wedkantoren invoeren en zal zo een betere bescherming bieden voor de meest kwetsbare spelers.
15.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, het is positief dat zulk een campagne er komt en de Kansspelcommissie kan daar effectief een belangrijke rol in spelen. Het zal ook echt nodig zijn. De reclame zal immers immens zijn en de campagne in voorbereiding zal dan ook stevig moeten zijn. Die campagne die moet ontraden en wijzen op de gevaren, zal moeten opboksen tegen multinationals die hier enorm veel middelen tegenaan zullen gooien. Het zal dus een sterke campagne moeten worden. Uw gedrevenheid kennende, ben ik er zeker van dat u daarvoor zult zorgen. Dat zal immers echt nodig zijn.
U kondigde ook aan verder te zullen werken met de EPIS-lijst en die ook uit te breiden. Zoals u weet hebben wij een wetsvoorstel ingediend om verstrengingen door te voeren. Het gaat daarbij ook om die lijst. Als die uitgebreid kan worden, dan is dat al een zeer goede zaak. Als dat al kan voor het toernooi begint, dan is dat een goede stap vooruit. U kunt dus op ons rekenen voor die campagne en ik wens u heel veel succes in de strijd tegen de gokmultinationals.
Het incident is gesloten.
16 Question de Daniel Senesael à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les faits de viol en Belgique" (55015496C)
16 Vraag van Daniel Senesael aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Verkrachtingen in België" (55015496C)
16.01 Daniel Senesael (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, en mars 2020, un sondage d'Amnesty International, réalisé en collaboration avec SOS Viol, a révélé que près d'une Belge sur deux a déjà été exposée à au moins une forme de violence sexuelle, les femmes et les jeunes étant surreprésentés. Ce sondage révélait également que 53 % des affaires de viol étaient classées sans suite. Une étude réalisée en 2019 à la demande de la Commission européenne et portant sur le traitement par la justice belge des dossiers de viol soulignait les difficultés relatives à l'identification des auteurs.
Monsieur le ministre, pouvons-nous avoir votre retour sur la problématique évoquée et, plus particulièrement, sur les difficultés relatives à l'identification des auteurs de viol? Une avancée dans ce domaine peut-elle être envisagée?
16.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, monsieur Senesael, comme précisé dans le rapport d'Amnesty International, le manque de preuves est une des premières raisons de classement sans suite de ce type d'affaires. L'obtention de telles preuves n'est pas facile dans de nombreux cas, en particulier lorsque la plainte est déposée plusieurs jours, mois voire années après.
Afin d'améliorer cette situation, de nombreuses pistes et des outils sont mis en place et continuent d'être développés. Il faut avant tout soutenir les victimes afin qu'elles portent plainte dans des délais qui permettent un prélèvement efficace des traces éventuelles laissées par l'auteur.
Pour ce faire, rappelons la mise en place des centres de prise en charge de violences sexuelles passant de trois actuellement à six cette année et à dix avant la fin de cette législature. Il s'agit de centres accueillant les victimes de violences sexuelles, dont les enfants, 24 h/24 et 7 j/7. Ceux-ci proposent, sous le même toit, une prise en charge médicale et médico-légale, un soutien psychologique et un suivi à ces victimes, le constat des lésions, la recherche de traces biologiques et la récolte de preuves nécessaires réalisées de manière optimale, selon un plan établi par étapes.
Mentionnons spécifiquement, monsieur Senesael, un projet développé à Anvers. Écoutez bien! Le parquet d'Anvers a lancé un projet pilote pour une nouvelle approche en collaboration avec l'Institut National de Criminalistique et de Criminologie (INCC). Le projet s'appelle "Code 37", ce code correspondant au code en cas de viol pour la police et la justice. La nouvelle stratégie d'enquête comprend une approche spécifique pour différents types d'enquêtes, comme des faits avec un auteur inconnu, des cas avec un suspect qui conteste des contacts sexuels et ceux qui ne contestent que le consentement.
L'INCC a été impliqué dans la gestion des dossiers dès la phase initiale et a conseillé les magistrats tout au long de la procédure. Ainsi, les recherches sur le viol se concentrent maintenant davantage sur les traces d'ADN qui ne sont pas liées au sperme afin d'identifier un délinquant. L'INCC peut également contribuer en cas de différend au sujet du contact sexuel ou du consentement, par exemple, pour la recherche toxicologique ou la recherche de traces de salive sur le corps ou les vêtements.
La stratégie de recherche scientifiquement élaborée par l'Institut, le parquet d'Anvers et le tribunal de première instance d'Anvers au cours des dernières années pour traiter les infractions a permis de résoudre deux fois plus d'affaires de viol qu'auparavant.
Cette nouvelle stratégie de recherche se concentre encore plus sur la victime. L'approche anversoise sera désormais déployée dans le reste du pays.
De nombreux
tests encadrent cette matière et plus particulièrement pour ce qui concerne la
recherche des auteurs. Le système ViCLAS
(Violent Crime Linkage Analysis System), géré par la section Faits de mœurs de la police
est une banque de données experte nationale permettant la détection de liens
potentiels de manière méthodique et systématique entre un nouveau fait et les
faits à motivation sexuelle et/ou violente déjà saisis dans la banque de
données. En plus des informations policières classiques, cette base de données
contient un certain nombre d'éléments en rapport avec la motivation de l'auteur
et son comportement, et des données concernant la victime.
Le Collège
des procureurs généraux a, dans la circulaire commune COL 04/2020 relative
à la recherche de liens potentiels entre des faits ayant une motivation
sexuelle et/ou violente, encadré l'utilisation de cette banque de données.
Rappelons
également les directives déjà existantes au niveau du parquet, comme la
directive ministérielle relative au Set agression sexuelle du
8 février 2017 et la circulaire COL 21/2013.
Une nouvelle
directive relative à la lutte contre les violences sexuelle va être rédigée. De
plus, la réforme du Code pénal est en discussion. Dans ce cadre, les violences
sexuelles font l'objet d'une grande attention en vue d'une approche efficace.
Un chapitre relatif aux crimes sexuels sera traité en priorité pour qu'il
puisse encore être incorporé dans le Code pénal actuel et entrer en vigueur
plus rapidement.
Comme déjà
annoncé dans ma note de politique générale, nous souhaitons mettre l'accent sur
une approche particulière dans les domaines spécifiques liés aux crimes
sexuels. Il est ici notamment question d'analyses ADN plus efficaces, de
formations spécialisées pour la police, de mesures plus ciblées en matière de
collecte et de traitement des données relatives à la violence sexuelle. Une
attention accrue pour ce qui concerne la réhabilitation de l'auteur en mettant
l'accent sur l'accompagnement et le suivi psychologique de ce dernier afin de
limiter le risque de récidive est également prévue.
Monsieur
Senesael, vous pouvez constater qu'il y a beaucoup de travail sur la planche.
Il existe beaucoup de plans ainsi qu'une vision avec des exemples pratiques. Au
travail!
16.03 Daniel Senesael (PS): Merci vraiment, monsieur le ministre, pour vos éléments de réponse. Ma réplique va s'organiser en trois réflexions.
Premièrement, je constate avec bonheur votre volonté de suivre ce dossier avec vigilance et conviction, et je vous en remercie.
Deuxièmement, c'est un fait, on constate que l'augmentation des centres spécialisés pour atteindre dix unités avant la fin de la législature, est une avancée significative, que je souligne positivement, et qui répond à vos intentions reprises dans la note de politique générale.
Troisièmement, l'expérience anversoise que je ne connaissais pas semble non seulement intéressante mais aussi pertinente. Elle permettra, comme vous l'avez expliqué, de répondre avec adéquation, par une approche efficace, à ces violences sexuelles non seulement intolérables, mais aussi inadmissibles. Je le dis comme vous. Oui, il y a du pain sur la planche mais nous sommes là pour travailler et pour répondre aux attentes légitimes de nos concitoyens.
Het incident is gesloten.
17 Question de Philippe Goffin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La mise en place d'une conférence nationale relative aux violences urbaines" (55015518C)
17 Vraag van Philippe Goffin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Een nationale conferentie inzake geweld in de stedelijke context" (55015518C)
17.01 Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, le déferlement de haine et de violence de ce 13 mars à Liège est inacceptable. Vous avez eu l'occasion de vous exprimer sur le sujet ainsi que beaucoup d'autres. Malheureusement, on ne peut que constater une répétition de ce type de violences, à l'instar d'autres villes comme Paris, Bruxelles ou encore Anvers, qui ont eu à connaître de troubles urbains similaires.
Les Liégeois, tout comme l'ensemble des citoyens, commerçants et citoyens de notre pays, doivent être préservés de ce genre d'agissements qui s'apparentent à de véritables guérillas urbaines au cours desquelles se déroulent des scènes de non-droit.
Nous devons refuser de nous dire impuissants face à de tels comportements. Nos citoyens souhaitent le retour au calme. Je rappelle que ces événements se sont produits un samedi après-midi, à un moment où les familles se retrouvent en ville pour faire notamment leurs achats.
Aussi, monsieur le ministre, à la suite de ces derniers événements inqualifiables, je vous invite à mettre en place une conférence nationale sur les violences urbaines, en collaboration avec la ministre de l'Intérieur et le Parlement rassemblant les acteurs de terrains concernés (policiers, magistrats, services de renseignements, services d'aides et de protection à la jeunesse, bourgmestres…), afin de dégager des solutions efficaces et concrètes pour éviter que de tels agissements ne se reproduisent.
L'idée est simple: permettre l'expression des uns et des autres, les expressions des réalités vécues par les uns et les autres pour sortir des schémas simplistes qui consistent à dire "il n'y a qu'à" et une fois les constats posés, amener des solutions concrètes et avoir un calendrier de réalisation des mesures devant être prises.
On entend des manques de moyens exprimer par la police, par la justice et d'autres acteurs comme l'aide à la jeunesse et même les communes qui voient leur budget enfler pour les zones de police.
Concrètement, êtes-vous favorable à l'idée d'une conférence nationale sur les violences urbaines? Si tel est le cas, comment voyez-vous son organisation vous rappelant au passage notre entière disponibilité.
17.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Cher collègue, votre proposition est particulièrement intéressante. Les affrontements qui ont eu lieu à Liège le week-end dernier sont inacceptables, nous sommes d'accord sur ce point. Je partage également votre analyse lorsque vous dites que la police et la justice doivent tout mettre en œuvre pour identifier, arrêter et sanctionner les responsables. Néanmoins, il convient de s'intéresser de près à ce phénomène d'émeutes et de guérillas urbaines. Nous pouvons en effet nous poser un certain nombre de questions.
Premièrement, comment est-il possible que des manifestations à l'origine pacifiques puissent dégénérer de cette manière? Nous constatons que les réseaux sociaux permettent une mobilisation massive. En un rien de temps, on peut mobiliser des personnes pour la bonne cause, par exemple pour rechercher un enfant disparu, mais également à des fins nettement moins respectables, par exemple pour semer le désordre et la destruction. Nos services de sécurité doivent réagir de manière rapide sur les réseaux sociaux, les suivre de près et transmettre les observations aux autorités administratives locales de manière à ce que celles-ci puissent prendre les mesures qui s'imposent dans le cadre du maintien de l'ordre public et de la sécurité. Le cas échéant, elles doivent pouvoir recourir au remède ultime: interdire la manifestation prévue.
Vous me demandez d'où viennent les auteurs. Si on examine de plus près la provenance des responsables de ce type d'émeutes, on constate que ceux-ci ne viennent pas seulement de la ville elle-même, mais d'un peu partout. Dans ce contexte, le rôle déterminant des réseaux sociaux apparaît une fois de plus évident. Nous avons déjà observé ce type de phénomène à Bruxelles: lors d'émeutes, on a pu non seulement identifier des Bruxellois mais également des jeunes provenant de communes situées autour de Bruxelles, et même de plus loin. Je serais très étonné qu'il n'en soit pas de même à Liège. En d'autres termes, il s'agit de jeunes qui cherchent sciemment un prétexte pour créer des troubles. Cette hypothèse n'est pas à rejeter.
Troisième question: qui sont les auteurs? Consacre-t-on suffisamment d'efforts à l'analyse du phénomène? Il s'agit le plus souvent de jeunes, des adolescents de 15 à 20 ans.
Ont-ils des antécédents auprès de la police et de la justice? Qu'est-ce qui les anime? Comment se fait-il que la police, dans certains cas, et même fréquemment, soit sciemment visée? Comment pouvons-nous éviter ce type d'agissements? Que faut-il faire à cette fin?
Devons-nous tout bonnement accepter que de tels faits aient lieu et se contenter d'espérer que la justice et la police puissent à chaque fois identifier et poursuivre les responsables, alors que la police et la justice sont souvent le bouc émissaire si les choses dégénèrent? Ceci, non seulement aux yeux des fauteurs de troubles qui s'attaquent à la police, mais également aux yeux de l'opinion publique qui, par la suite, reproche à la police et à la justice un manque d'efficacité. Elle est encouragée en cela par les populistes ou les extrémistes qui essaient d'en faire leurs choux gras pour diverses raisons.
Cher collègue, la réponse à toutes ces questions peut nous fournir une meilleure vue du phénomène afin d'adapter notre politique de manière ciblée. Je pense que nous pouvons distinguer différents niveaux en ce qui concerne les responsabilités.
Premièrement, la responsabilité des bourgmestres: autoriser, interdire ou adopter une position intermédiaire, tolérer sur la base d'informations précises et actualisées.
Deuxièmement, la responsabilité de la police: assurer une bonne gestion des manifestations. Cette démarche commence en amont, via le monitoring des médias sociaux.
Troisièmement, la responsabilité de la justice: identifier les suspects, les appréhender, les poursuivre, les sanctionner. Dans ce contexte, n'oublions pas la problématique de la procédure accélérée.
Quatrièmement, nous pourrions peut-être, pour conclure, évoquer une responsabilité plus large, à savoir celle de l'ensemble de la société et particulièrement celle des parents des mineurs.
Cher collègue, la lutte contre la radicalisation nous a appris que bien d'autres acteurs et partenaires doivent être impliqués dans la lutte contre cette radicalisation. Les dynamiques qui mènent à la radicalisation sont probablement souvent les mêmes que les dynamiques qui mènent des jeunes à se comporter de manière violente et inacceptable à l'encontre de la police et de manière générale envers l'autorité.
Nous avons également appris de la lutte contre la radicalisation que la détection précoce est essentielle. Cette détection précoce passe par les cellules de sécurité intégrale locales et par les local task forces. Au plus nous pouvons intervenir tôt, au mieux nous pouvons intervenir pour rectifier la situation. Ce faisant, nous pourrons le plus possible éviter le pire.
Ce type d'approches doit également pouvoir être développé pour ce groupe de jeunes.
Cher collègue, je compte relever ce défi en collaboration avec la ministre Verlinden. Sur cette base, nous allons organiser une task force émeutes dans les semaines à venir, en tenant compte évidemment de la réalité corona.
Je vous remercie de votre suggestion. Nous allons donc exécuter ce que vous avez demandé.
17.03 Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse très circonstanciée et fort complète. Vous avez dressé le cadre le plus large possible de ce genre de phénomène. Je m'en réjouis. Les pistes que vous avez évoquées doivent être explorées dans le détail.
Vous avez parlé d'une task force. Que cela prenne cette forme ou celle d'une Conférence nationale sur les violences urbaines, peu importe finalement l'appellation. Le but est l'efficacité. À ce titre, je constate votre volonté d'atteindre ce dernier objectif.
Comme vous l'avez dit, le citoyen finit par se retourner contre tout le monde: contre les fauteurs de troubles, et c'est normal; mais aussi, et ce l'est moins, contre les policiers et la justice, en estimant que ces deux corps éminents de notre État ne remplissent pas leurs missions. Or ce n'est pas le cas, car ces derniers affrontent de nombreuses difficultés, notamment quant aux moyens. Je pense ainsi à votre rappel en ce qui concerne la chaîne qui précède les problèmes à Liège, mais aussi dans d'autres villes.
Au terme de ce travail au cours duquel les différents acteurs vont se parler, il serait judicieux de mettre les solutions concrètes sur la table. Dans la chaîne des responsabilités, vous avez évoqué le bourgmestre. Nous vivons dans un pays de libertés. Par conséquent, il ne faudrait pas que les bourgmestres n'osent plus organiser de manifestation publique sur leur territoire par crainte de ce type de débordements. De même, vous avez rappelé la nécessité pour les réseaux sociaux de garder leur utilité. Ils mobilisent beaucoup d'énergie, mais qui peut parfois se révéler malheureusement négative.
Je ne doute pas que vous serez au rendez-vous de cette attente capitale de nos concitoyens. Comme je vous l'ai indiqué, vous pouvez compter sur notre totale collaboration.
L'incident est clos.
18 Vraag van Katrien Houtmeyers aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Voorbereiding faillissementengolf" (55015537C)
18 Question de Katrien Houtmeyers à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "la préparation à la vague de faillites " (55015537C)
18.01 Katrien Houtmeyers (N-VA): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de ingediende vraag.
Vorige week donderdag werd in plenaire
vergadering van de Kamer het wetsvoorstel goedgekeurd dat tijdelijk
versoepelingen aanbrengt aan de procedures gerechtelijke reorganisatie en
tevens de mogelijkheid van een voorbereidend akkoord invoert. In het kader van
de bespreking in commissie een paar weken geleden kondigde u aan dat u een
overleg zou inplannen met de voorzitters van de ondernemingsrechtbanken.
Vorige week liet u zich ook ontvallen dat
een deel van de 125 miljoen euro extra coronamiddelen voor Justitie aangewend
zou worden om de op til zijnde golf van insolventiedossiers in de
ondernemingsrechtbanken op te vangen.
Heeft het overleg met de voorzitters van
de ondernemingsrechtbanken inmiddels plaatsgevonden, en zo ja, wat zijn de
conclusies van het overleg op het vlak van technische, logsitieke, menselijke
en organisatorische noden om de komende golf aan insolventiedossiers op te
vangen?
Is er al zicht op de grootteorde van de
extra financiële inspanningen die in dat kader nodig zouden zijn en/of reeds
overeengekomen zouden zijn? Hoeveel van de 125 miljoen euro coronamiddelen zou
aangewend moeten worden, graag met uitsplitsing per uitgavepost?
Is uit het overleg gebleken dat er
voldoende recherche-capaciteit is om op til zijnde frauduleuze faillissementen
goed te kunnen (blijven) detecteren? Is er op vandaag voldoende capaciteit aan
griffiepersoneel dan wel rechters in ondernemingszaken, en wat zijn de
verwachtingen ter zake voor de komende golf aan insolventiedossiers? Indien dit
aspect niet ter sprake kwam, wat is uw oordeel ter zake, liefst na terugkoppeling
met de ondernemingsrechtbanken?
Zijn er bijkomende plannen om met behulp van data-analyse de instroom aan insolventiedossiers te beheren, bijvoorbeeld met het oog op prioritisering? Zo ja, welke?
18.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Bedankt voor uw interessante vraag, die in de nasleep van onze stemming in de plenaire vergadering van vorige week zeer pertinent is. Het overleg heeft inderdaad plaatsgevonden. Er zijn tal van onderwerpen aan bod gekomen om de algemene werking van de ondernemersrechtbanken te verbeteren. Dat zal hen toelaten om tegemoet te komen aan de komende golf van insolventieprocedures waaronder het gebruik van videoconferentie in ondernemingszaken, waarop werd aangedrongen, en de mogelijkheid om over te gaan tot de centralisatie door aanpassing van artikel 186, § 1,
van het Gerechtelijk Wetboek dat de zaken over het verdelingsreglement beheerst. Naar aanleiding van dat verzoek bereiden we een aanpassing van de bepaling voor.
Voorts bekijken we op vraag van de voorzitters de mogelijkheid om in meer plaatsvervangende rechters voor de ondernemingsrechtbank te voorzien, rekening houdend met de beperking tot 12 % van alle magistraten in het ressort en het arrest van het Grondwettelijk Hof dat de derde toegangsweg een uitzondering moet zijn en blijven.
Tot slot, om het statuut van de rechters in ondernemingszaken te verbeteren, hebben we reeds de beslissing genomen om hen onmiddellijk te betrekken in de uitrol van het pakket Office 365, zodat zij kunnen beschikken over een e-mailadres dat gemakkelijk kan worden geraadpleegd, en over een gebruiksvriendelijke toepassing om samen te werken en te communiceren met de ondernemingsrechters.
Wat de extra financiële inspanningen betreft, voor de ondernemersrechtbanken en de arbeidsrechtbanken komen er vanaf dit jaar extra rechters, extra griffiers en extra assistenten en referendarissen. Die referendarissen kunnen magistraten bijstaan in het voorbereiden van dossiers, het uitvoeren van opzoekingen en het maken van een ontwerpvonnis. Bovendien kunnen die juristen de nodige beroepsbekwaamheid opbouwen, waarna zij mogelijk de stap naar magistraat kunnen zetten. Aangezien de aanwervingen pas kunnen gebeuren, nadat de budgetten worden goedgekeurd, wordt er voor dit jaar 3/12 van het geplande budget gereserveerd. Uiteraard zal dat proces op kruissnelheid komen in 2022.
De debatten over de begrotingscontrole zijn volop bezig in het kernkabinet. Ze worden eerstdaags en zeker voor het paasreces gefinaliseerd. Daarom kan ik op het ogenblik nog geen exacte cijfers geven; hoe dan ook betekent het een significante versterking van de ondernemingsrechtbanken.
De vervolging van frauduleuze faillissementen behoort tot de bevoegdheid van de parketten en de correctionele rechtbanken. Ondernemingsrechtbanken komen hierin niet tussen. Bijgevolg werd dat ook niet met hen besproken. Wij voorzien echter eveneens, in het kader van het interdepartementaal krediet, in een versterking van de magistraten en het personeel verantwoordelijk voor de vervolging van economische en financiële fraude.
Zijn er bijkomende plannen om met de hulp van data-analyse de instroom aan dossiers te beheren? Er is inderdaad een business intelligence tool voor faillissementen, dat actuele cijfers van faillissementen en renumeratieprocedures oplevert. Wij zijn in gesprek met de FOD Economie en de Kruispuntbank Ondernemingen om die cijfers nog verder te verfijnen. De tool laat ons toe om de statistieken met betrekking tot insolventieprocedures wekelijks van nabij te volgen.
In RegSol, het insolventieregister, werden ook reeds bijkomende dashboards ontwikkeld, die korpschefs en individuele magistraten toelaten statistieken te maken en om bijsturingen aan de werklast te realiseren, indien nodig.
Wij zetten voort in op de verdere ondersteuning en uitbreiding van die tools, zodat Justitie meer datagestuurd kan werken.
KNICLI, dat staat voor knipperlichten-clignotants, is de business intelligence tool die de ondernemingsrechtbanken met een dashboard toelaat de knipperlichten, dus alle relevante informatie omtrent betalingsmoeilijkheden, onder meer de beslagberichten en achterstallen, op een gebruiksvriendelijke manier te visualiseren. Een ontwerp van koninklijk besluit werd gefinaliseerd. Wij wachten nu op het advies van de Raad van State hieromtrent.
18.03 Katrien Houtmeyers (N-VA): Mijnheer de minister, een zeer strakke opvolging van wat er in de praktijk gebeurt, zal inderdaad belangrijk zijn om na te gaan of de situatie onder controle blijft. Men mag ook absoluut geen tijd verliezen met de aanwerving van extra mensen, want dat lijkt mij echt nodig.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.23 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17 h 23.