Réunion commune de la commission de l'Intérieur, de
la Sécurité, de la Migration et des Matières administratives et de la
commission de la Justice |
Gemeenschappelijke
vergadering van de commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en
Bestuurszaken en de commissie voor Justitie |
du Vendredi 19 mars 2021 Après-midi ______ |
van Vrijdag 19 maart 2021 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 12.03 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh en de heer Ortwin Depoortere.
La réunion publique de commission est ouverte à 12 h 03 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh et M. Ortwin Depoortere.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Suivi des recommandations de la commission d'enquête parlementaire "Attentats terroristes", exposé de M. Vincent Van Quickenborne, vice-premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord, et de Mme Annelies Verlinden, ministre de l'Intérieur, des Réformes institutionnelles et du Renouveau démocratique et questions et interpellations jointes de
- Philippe Pivin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'accompagnement et l'indemnisation des victimes d’actes terroristes" (55015257C)
- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'indemnisation des victimes des attentats du 22 mars 2016" (55000110I)
- Nabil Boukili à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Les victimes des attentats du 22 mars 2016" (55000111I)
- Kristien Van Vaerenbergh à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le soutien aux victimes d'attentats terroristes" (55015426C)
- Koen Geens à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les attaques terroristes et le soutien aux victimes" (55015448C)
- Georges Dallemagne à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les recommandations de la CEP Attentats terroristes concernant le commandement opérationnel" (55015490C)
- Georges Dallemagne à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les recommandations de la CEP Attentats concernant les secours à l’aéroport et la fermeture du métro" (55015507C)
- Georges Dallemagne à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les recommandations de la commission d’enquête Attentats terroristes concernant ASTRID" (55015511C)
- Georges Dallemagne à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les recommandations de la CEP Attentats terroristes concernant les centres d’appel d’urgence" (55015519C)
- Georges Dallemagne à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les recommandations de la CEP Attentats terroristes concernant les PGUI et PPUI" (55015520C)
01 Opvolging van de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie "Terroristische aanslagen", toelichting van de heer Vincent Van Quickenborne, vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee, en van mevrouw Annelies Verlinden, minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing en toegevoegde vragen en interpellaties van
- Philippe Pivin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De begeleiding van en schadevergoeding voor de slachtoffers van terreuraanslagen" (55015257C)
- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De schadeloosstelling van de slachtoffers van de aanslagen van 22 maart 2016" (55000110I)
- Nabil Boukili aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De slachtoffers van de aanslagen van 22 maart 2016" (55000111I)
- Kristien Van Vaerenbergh aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De bijstand aan slachtoffers van terreuraanslagen" (55015426C)
- Koen Geens aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De terreuraanslagen en de ondersteuning van slachtoffers" (55015448C)
- Georges Dallemagne aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanbevelingen van de POC Terroristische aanslagen inzake het operationele commando" (55015490C)
- Georges Dallemagne aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanbevelingen van de POC Aanslagen over hulpverlening in de luchthaven en sluiting van de metro" (55015507C)
- Georges Dallemagne aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanbevelingen van de onderzoekscommissie Terroristische aanslagen inzake ASTRID" (55015511C)
- Georges Dallemagne aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanbevelingen van de POC Terroristische aanslagen inzake de noodcentrales" (55015519C)
- Georges Dallemagne aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanbevelingen van de POC Terroristische aanslagen inzake de ANIP's en BNIP's" (55015520C)
De voorzitster: Beste commissieleden, mevrouw de minister, mijnheer de minister, zoals afgesproken staat op de agenda van vandaag de opvolging van de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie.
01.01 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de voorzitster, alles werd heel snel ingepland, wat wij waarderen en ook zelf hebben gevraagd. Wij wilden immers zo snel mogelijk een gedachtewisseling met de excellenties over het vervolgrapport van de BOC. Ik moet eerlijkheidshalve wel bekennen dat ik het rapport van ruim 600 pagina's nog niet helemaal heb kunnen doorspitten. Ik heb nochtans heel erg mijn best gedaan en tot in de late uurtjes zitten lezen.
Minister Van Quickenborne beloofde ons gisteren dat we de nota vandaag uitvoerig zouden bespreken, maar ik verwacht eerder een toelichting van de regering en dan misschien de twee interpellaties en de reeds openstaande vragen aan beide ministers. Mijn vraag is dan ook hoe we nu verdergaan met de werkzaamheden, want ik ben wel voorstander van een debat hierover.
Ik vernam gisteren van de voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken dat we op 21 maart opnieuw konden samenkomen. Daar verheugde ik mij al op want zo had ik nog een weekend extra om mij voor te bereiden. Nu bleek het uiteindelijk niet op 21 maart te zijn, maar wel op 21 april dat de minister zich kon vrijmaken. Die datum lijkt me dan weer iets te ver in de toekomst te liggen. Misschien zou het prettig en hoffelijk zijn tegenover de parlementsleden om een werkwijze af te spreken die voor zowel de regeringsleden als de parlementsleden haalbaar is. Ik denk daarbij aan hoorzittingen. Ik wil best eens wat slachtoffers horen, om na te gaan wat zij vinden van de voortgang van de onderzoekscommissie. De open vraag die ik nu vandaag dus aan iedereen stel is hoe we exact zullen verdergaan.
De voorzitster: Mijnheer Metsu, ik denk dat velen van ons die 600 pagina's nog niet hebben kunnen doornemen. We hebben zonet al wat zaken afgesproken.
Minister Verlinden moet vandaag vertrekken tegen 14 uur. We zullen vandaag inderdaad een toelichting krijgen van minister Van Quickenborne. Hij zal starten, gevolgd door mevrouw Verlinden, en vervolgens zullen wij eerst de vragen in verband met Binnenlandse Zaken behandelen en daarna dan de twee interpellaties en de vragen aan de minister van Justitie. Minister Van Quickenborne kan namelijk iets langer blijven.
Voor de werkzaamheden die daar nog op volgen, hebben wij net afgesproken dat wij dinsdagmiddag om 14.30 uur een bijkomende commissie zullen organiseren, zodanig dat elke fractie het woord kan nemen na deze eerste lezing van het rapport. Ik denk dat het inderdaad de bedoeling is dat er niet een enkele vergadering voor de beide commissies wordt georganiseerd maar dat we regelmatig deze commissie zullen organiseren, zodat een goede opvolging kan worden gewaarborgd. We kunnen daarna dan nog andere initiatieven nemen en, bijvoorbeeld, slachtoffers of andere personen horen.
Voor de volledigheid van de vergadering, wij hebben vandaag ook een brief ontvangen van Life4Brussels. Die is terug te vinden op het extranet en gaat over het garantiefonds waarover deze week is gecommuniceerd. Ik denk dat we nu best zo snel mogelijk starten.
01.02 Christoph D'Haese (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik beloof u dat ik het kort zal houden. Het is wel jammer dat de regering er zo lang over gedaan heeft om ons een stand van zaken te bezorgen. De vraag werd hen al overgemaakt op 4 december 2020. We hebben huiswerk gekregen. Net zoals collega Metsu heb ik er ook alles aan gedaan om dat door te nemen, zoals andere leden van de commissie dat ook gedaan hebben.
Het document is heel onduidelijk. Wij hebben ons huiswerk gekregen, maar ik speel de bal terug. Komt er een geïntegreerde tabel van de regering? Alles staat nu immers kriskras door elkaar. Een antwoord op een specifiek thema, namelijk aanbevelingen, moeten we gaan zoeken op verschillende plaatsen in het meer dan 600 bladzijden tellende document. Er is nergens een duidelijke tabel met alle aanbevelingen en een stand van zaken. Komt daar nog iets van of dienen we alles zelf te synthetiseren?
01.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, dames en heren parlementsleden, ik wil wel bekijken of we dat leesbaarder kunnen maken voor u. Het aantal bladzijden reflecteert ook de ernst waarmee de regering te werk is gegaan in het analyseren van de opvolging van de aanbevelingen. Ik zal vragen dat de diensten van de eerste minister, die alles coördineren, zich hierover buigen.
Dinsdag 22 maart 2016, 7.58u Zaventem, 9.11u Maalbeek, 32 doden, 340 gewonden en onnoemelijk veel menselijk leed. Onze 9/11. De gedachten aan de slachtoffers en het menselijke leed maakt een mens heel nederig en stil, ook vandaag nog. Samen met mijn collega van Binnenlandse Zaken dank ik het Parlement voor deze uitnodiging. Bijna vijf jaar na de aanslagen past het om stil te staan bij het rapport en de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie van 22 maart 2016. We zijn het de slachtoffers verplicht.
Dat rapport en de aanbevelingen werden destijds unaniem goedgekeurd in uw Parlement en dat is geen detail. Het is een bewijs dat het Parlement, meerderheid en oppositie samen, in staat is om bakens te verzetten. Dat het rapport niet bij woorden is gebleven, is ook een feit.
Mijn betoog zal uit twee hoofdstukken bestaan. Ten eerste, wat het beeld betreft van de terroristische dreiging vandaag de dag is het belangrijk dat we dat beeld scherp en accuraat houden om alert te blijven, maar ook om de juiste dingen te doen en de juiste maatregelen te nemen. Ten tweede wil ik u het beleid, de lessons learned en de uitvoering van de aanbevelingen toelichten.
Vijf jaar geleden werd ons land getroffen door een tragedie. Maar het zou een tweede tragedie geweest zijn, als we daaruit geen lessen zouden getrokken hadden om het beter te doen. In dit tijdsbestek kan ik niet exhaustief zijn. Ik zal specifiek stilstaan bij het luik slachtoffers, enkele punten uit het hoofdstuk veiligheidsarchitectuur en uiteraard ook bij het hoofdstuk radicalisering. Aan de lessons learned koppel ik ook mijn belangrijkste beleidsinitiatieven.
In deze toelichting zal ik ook antwoorden verwerken op de vragen die mij voor de commissie van woensdag 17 maart 2020 door verschillende collega's werden gesteld.
Je commence par la menace. Notre pays a été durement frappé par le terrorisme. Il y a eu non seulement les actes de terrorisme aveugle du 22 mars 2016: notre pays fut également le premier sur le continent à être victime d'un attentat commis par un combattant syrien franco-algérien, Mehdi Nemmouche. Son attaque contre le Musée juif en mai 2014 a fait quatre victimes. Nemmouche était le signe avant-coureur de la cellule envoyée par l'État islamique, qui allait ensuite semer la mort et la destruction en France et dans notre pays.
La Belgique est le pays qui compte le plus grand nombre de combattants syriens par rapport à sa population. Plus de 420 personnes, essentiellement des jeunes, ont réussi à atteindre la zone de conflits où ils ont rejoint des groupes terroristes tels que l'État islamique ou Jabhat al-Nusra. N'oublions pas qu'un certain nombre de ces combattants syriens belges constituaient le noyau d'une cellule d'une trentaine de personnes responsables des attentats de Paris le 13 novembre 2015 et, quelques mois plus tard, de Zaventem et de Maelbeek, le 22 mars 2016.
Depuis les attentats du 22 mars 2016, quatre attaques terroristes ont été commises dans notre pays. Le 6 août 2016, un homme a blessé deux agents de police à Charleroi avec une machette. Le 20 juin 2017, un homme a activé une valise piégée à la Gare Centrale de Bruxelles, qui n'a toutefois fait aucun blessé. Le 26 août 2017, un homme a essayé d'attaquer trois militaires qui patrouillaient sur le boulevard Émile Jacqmain, à Bruxelles. Le 29 mai 2018, un homme a tué deux policières et un civil à Liège. La nuit précédente, il avait déjà tué un autre civil. À chaque fois, l'auteur, que l'on désigne sous le terme de alone actor est mort. À chaque fois, l'État islamique a revendiqué l'attentat. De plus, les services de sécurité ont empêché plusieurs attentats ou ont arrêté des individus pour lesquels il existait des indices qu'ils avaient l'intention de recourir à la violence au nom d'une idéologie extrémiste.
L'intervention réussie de nos unités spéciales à Verviers en janvier 2015, les projets d'attentats déjoués contre l'Ambassade américaine en juin 2019 ou, plus récemment, les projets d'attentats déjoués de deux mineurs à Eupen sont autant d'exemples médiatisés de ces interventions couronnées de succès.
Na de terreurcrisis in 2015, 2016 en 2017, waarbij bijna onafgebroken dreigingsniveau 3 gold, werd het algemene dreigingsniveau door het OCAD vanaf 22 januari 2018 opnieuw ingeschaald op niveau 2, wat betekende dat de terroristische dreiging afnam.
In volle terreurcrisis kwam de dreiging vooral rechtstreeks van IS, met name van de door de headquarters in Raqqa en Mosul uitgestuurde commando's die een militaire training hadden genoten in Syrië of Irak. De laatste aanslag van zo'n door IS uitgestuurd commando op het Europese continent was de aanslag op Brussels Airport in Zaventem en in het metrostation Maalbeek in Brussel. Daarna werd de dreiging vooral endogeen.
De zogenaamde lone actors, vaak kwetsbare figuren die zich laten manipuleren en gebruiken door extremistische ideologieën, waren in België en Europa verantwoordelijk voor geïsoleerde acties, veeleer kleinschalig van aard, zowel op het vlak van de voorbereiding als van de uitvoering, low cost en low sophisticated, dus, maar helaas vaak met high impact. Die lone actors, samen met de door hen uitgekozen targets - vaak soft targets - en de modi operandi zoals vuurwapens, messen of voertuigen, zorgden voor een diffuus dreigingsbeeld. Ook zonder structurele en formele banden met terreurgroepen kunnen personen zich dus laten beïnvloeden door terroristische en jihadistische propaganda.
Ondanks het feit dat de IS-dreiging is afgenomen, heeft de terreurgroep nog steeds een wervende en mobiliserende impact. De propaganda die de IS verspreidt over haar tussenpersonen is, zowel qua volume als qua kwaliteit, afgenomen. De aanslagen in Oostenrijk en Frankrijk in 2020 hebben aangetoond dat de oproepen van IS, en in mindere mate van Al-Qaida, nog steeds een effect kunnen hebben.
In 2019 en 2020 zijn er voornamelijk in Frankrijk en in het Verenigd Koninkrijk een vijftiental aanvallen door lone actors, of in het jargon, home grown terrorist fighters (HTF's), verijdeld. De daders vonden hun inspiratie in de jihadistische ideologie of propaganda. Ook in ons land zijn er een aantal interventies geweest door de veiligheids- en politiediensten in het kader van HTF's.
De motieven van de daders van de aanslagen van de voorbije jaren zijn vager en diverser geworden. Het feit dat ze tot actie overgaan, is steeds een individueel verhaal, waarbij de ideologie, de religieuze en oppressieve propaganda en het copycateffect in wisselende mate een rol spelen.
Sommige daders associëren zich totaal niet met een specifieke terreurgroep, maar zijn wel gretige afnemers van hun propaganda. Ook persoonlijke grieven kunnen een belangrijke rol spelen, net als een psychische problematiek of bepaalde symbolische trigger events, bijvoorbeeld de publicatie en de herpublicatie van de Mohammedcartoons.
Nous nous référons à l'arrestation, en novembre 2020, de deux mineurs radicalisés dans la région d'Eupen. L'enquête a confirmé que les intéressés avaient bien l'intention de commettre un attentat. Ce n'est pas un hasard si nous parlons ici de mineurs. Il est trop tôt pour parler d'une tendance structurelle mais il se trouve que, souvent, des adolescents se radicalisent et sont impliqués dans les complots terroristes.
La grande majorité des attentats perpétrés par un acteur isolé ces dernières années peuvent être rattachés à l'idéologie terroriste djihadiste. La majorité des 700 individus qui figurent dans la banque de données commune de l'OCAM - appelée "liste OCAM" ou "liste des terroristes" - sont considérés comme des adeptes de cette même idéologie.
Néanmoins, la menace ne se limite certainement pas à la scène djihadiste: certaines conceptions d'extrême droite peuvent également jouer un rôle. Prenons, par exemple, l'attentat contre les bars à chicha dans la ville allemande de Hanau et l'attaque d'une mosquée dans la ville française de Bayonne.
In België zijn er tot nu toe geen grote terroristische incidenten uit rechts-extremistische hoek geweest. We merken wel een toename van hatespeech en polarisering op het internet. De afgelopen jaren is een toename merkbaar van gerechtelijke interventies en opvolgingen in het kader van dreigingen die uitgaan van rechts-extremisten in ons land.
Een belangrijk verschil tussen het
islamistische terrorisme en het rechts-extremisme is dat het
rechts-extremistische netwerk online zichtbaarder aanwezig is dan zijn
islamistische tegenhanger. Daardoor is het gemakkelijker voor jongeren om met
rechts-extremistische propaganda in aanraking te komen. Zeker de sociale media
zijn een brandversneller. We kennen het fenomeen dat men gemeenzaam de confirmation
bias of de echo chamber noemt. Daardoor krijgt men informatie te
zien die de persoonlijke overtuiging bevestigt en versterkt. Sta mij toe te
citeren uit een niet-geclassificeerd rapport van een internationale dienst:
"It is like junk food. It is
not by coincidence that junk food is full of salt to keep you coming back. It
is the same with the internet. They bring stuff that is exciting and
interesting and will draw you in. If you're interested in violent hateful
speeches, you will get more of the same, and often more and more extremist
content. It creates a common dynamic between disinformation, hate speech and
terrorist content."
L'apparence trompeuse de la menace diffuse de l'acteur isolé n'a pas facilité le travail de nos services de sécurité, même si la menace a diminué. Nous nous devons d'éviter tout malentendu à ce propos; la vigilance reste donc de mise. Si nous passons d'une analyse au niveau national à une autre au niveau mondial, nous n'avons aucune raison de nous réjouir, bien au contraire. Pour illustrer ce constat, je vais vous apporter deux éclairages.
Premièrement, même si le califat n'existe plus en tant que tel, nous constatons que l'État islamique n'est pas encore mort. Au contraire, en tant que mouvement rebelle, il constitue encore une force qu'il faut continuer à prendre au sérieux. En Syrie et en Irak, des attentats et des enlèvements sont encore perpétrés par des groupements djihadistes liés à l'État islamique, voire à Al-Qaïda.
Deuxièmement, chers collègues, l'idéologie salafiste-djihadiste est encore bien vivante. L'État islamique et Al-Qaïda sont aujourd'hui encore des organisations terroristes transnationales qui poursuivent le djihad global. Ainsi, le premier compte encore de nombreux relais et branches très actifs dans différentes régions du monde. Du reste, nos militaires peuvent en témoigner. En effet, les 1er et 24 janvier 2020, ils ont été victimes de deux attentats. Fort heureusement, les dommages humains sont restés limités.
Au cours des dix dernières années, le pouvoir d'attraction de ces idéologies s'est réduit, mais nous devons continuer à suivre de très près l'évolution de ce phénomène.
Tot daar een schets van de dreiging. Dan kom ik nu bij de lessons learned en the way ahead. Ik kom op die manier bij het rapport en de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie. Ik wil op de eerste plaats hulde brengen aan het werk dat hier in het Parlement werd geleverd door de onderzoekscommissie onder het voorzitterschap van de heer Dewael. In een rapport van 1.000 bladzijden werd een groot aantal aanbevelingen gedaan. De commissie deed dat met groot gezag, niet alleen omdat het rapport unaniem werd goedgekeurd, maar ook omdat de onderzoekscommissie met veel deskundigheid en veel diepgang de noodhulp, de problematiek van slachtoffers, de veiligheidsarchitectuur en het radicalisme heeft ontleed.
Die aanbevelingen zijn niet in dovemansoren gevallen. Veel van de aanbevelingen werden reeds uitgevoerd of zijn in uitvoering. In dit tijdsbestek kan ik uiteraard geen exhaustief overzicht geven, maar ik kan u wel het volgende vertellen.
Ten eerste, de slachtoffers. De parlementaire onderzoekscommissie heeft stilgestaan bij de slachtoffers en dat is zeer terecht. Slachtoffers voelen zich vaak in de steek gelaten. Wij hebben hiervan geleerd, vaak met scha en schande. Ik denk dat niemand te beroerd is om dat toe te geven. Er is nog veel leed. Er zijn nog veel littekens. Er zijn nog veel trauma's. De getuigenissen van slachtoffers in de media, daar blijf ik ook niet onbewogen bij. Het is onze plicht om ernaar te luisteren en ermee aan de slag te gaan. De vorige regering heeft op basis van de aanbevelingen van de onderzoekscommissie tal van initiatieven genomen.
J'ai d'ores et déjà beaucoup appris des conversations que j'ai eues avec les victimes, les associations de victimes et les secouristes au cours des derniers mois. Au risque de procéder à une généralisation et de perdre quelque peu en nuance, je pense que nous pouvons répertorier les problèmes rencontrés par les victimes en trois catégories, à savoir le traitement financier et les indemnisations, le règlement pratique et l'aspect humain.
Je réponds également aux questions posées par les collègues Pivin, Dillen, Van Vaerenbergh et Boukili.
Pour ce qui est de l'aspect financier, malgré les nombreuses initiatives prises à différents niveaux ces dernières années, nous sommes forcés de constater aujourd'hui que les victimes n'ont pas encore toutes perçu la totalité des sommes dues par les compagnies d'assurances et ce, pour diverses raisons. Certains examens médicaux, par exemple, sont toujours en cours à la suite de l'évolution des blessures encourues ou encore, certaines victimes n'ont pas encore accepté l'indemnisation proposée par l'assurance.
J'entends qu'on compare à nouveau notre système aux systèmes appliqués à l'étranger, plus précisément au système français du fonds de garantie. Je ne m'attarde pas aujourd'hui sur les mérites du système français car, après tout, notre Parlement a finalement opté pour un système différent. La commission d'enquête recommande que "pour l'avenir, la Belgique se dote d'un système qui, au lieu d'offrir une aide subsidiaire qui contraint la victime à s'adresser elle-même aux organismes publics ou privés chargés de l'indemniser, prévoit la création d'un fonds qui pourra lui allouer, dans les délais les plus brefs, des aides et indemnités à charge de récupérer ce qui est dû par les compagnies d'assurance. La situation dramatique dans laquelle se trouvent les victimes au lendemain d'un attentat exige qu'elles soient aidées par un système qui ne peut s'improviser dans l'urgence".
Je rappelle que, le 20 décembre 2018, ce Parlement a approuvé un système d'avances et de subrogations. Sur proposition de mon prédécesseur, un projet de loi a été approuvé afin que les victimes d'actes de terrorisme puissent recevoir une avance allant jusqu'à 125 000 euros. Je me réfère notamment à la loi du 15 janvier 2019 ainsi qu'à la loi du 3 février 2019. Avec la loi du 15 janvier 2019 modifiant la loi du 1er août 1985, le Parlement a implémenté un système de subrogation dans lequel l'État reprend les droits des victimes en vue de pouvoir in fine réclamer l'aide financière à l'assurance.
En cas d'acte de terrorisme, l'État est subrogé de plein droit à concurrence du montant de l'aide accordée aux droits de la victime contre l'auteur ou le civilement responsable. Ceci veut concrètement dire que la Commission pour l'aide financière aux victimes d'actes intentionnels de violence peut accorder une aide, la plupart du temps sous forme d'avances, sans attendre que la victime ait obtenu une indemnisation de la part des assurances appelées à intervenir à la suite de l'attentat. L'État fera jouer ultérieurement la subrogation vis-à-vis des compagnies d'assurance afin de récupérer le montant de l'avance octroyée sur les indemnités dues à la victime.
De cette façon, la victime peut recevoir une aide financière quasi immédiate, le financement de celle-ci restant au final à la charge des compagnies d'assurance. Comme son nom l'indique, l'avance a été conçue pour être versée malgré la possibilité d'une intervention des assurances et ce, en dépit du principe de subsidiarité de l'intervention de la Commission pour l'aide financière aux victimes.
Le rapport du 13 décembre 2018 fait au nom de la commission de la Justice sur les quatre propositions ayant abouti aux lois des 15 janvier et 3 février 2019 s'exprime en ce sens: "En outre, la procédure est allégée de manière effective afin de pouvoir procéder plus rapidement au versement de l'aide financière. La victime du terrorisme ne devra jamais prouver l'urgence de sa demande. Elle est considérée automatiquement comme urgente."
Chers collègues, les parlementaires de l'opposition francophone en ce temps-là, c'est-à-dire Mme Onkelinx et autres, avaient présenté à l'époque un amendement qui visait à insérer un article dans la loi du 1er août 1985 concernant la création du Fonds de garantie en faveur des victimes d'actes de terrorisme. Cet amendement avait été rejeté par neuf voix contre trois.
Het voorstel om een soort garantiefonds zoals in Frankrijk op te richten, haalde het dus uiteindelijk niet in dat debat. Het is op die manier, met de keuzes die toen zijn gemaakt, dat het Parlement gevolg heeft gegeven aan de aanbeveling van de onderzoekscommissie.
Intussen heeft de Commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden en aan de Occasionele Redders 1.572 aanvragen ontvangen voor de verschillende terroristische aanslagen in ons land en die waar Belgen bij betrokken waren in het buitenland. In 694 beslissingen werd financiële hulp toegekend, in 33 beslissingen werd de zaak uitgesteld, in 143 beslissingen werd de aanvraag afgewezen en in 862 dossiers is nog geen beslissing genomen.
In totaal werd 5.957.907,22 euro aan financiële hulp uitgekeerd, waarvan ruim 2 miljoen euro in de vorm van voorschotten aan de slachtoffers van aanslagen. In geval van hoogdringendheid, wat bij terreurslachtoffers automatisch het geval is, kunnen slachtoffers een voorschot krijgen van de commissie. Zij moeten dus niet wachten op een beslissing van hun verzekeringsmaatschappij. Tegelijkertijd werd een wetswijziging ingevoerd opdat slachtoffers van aanslagen ook recht zouden hebben op een herstelpensioen en een terugbetaling van de medische kosten, zoals dat ook is voorzien voor oorlogsslachtoffers.
Dat neemt niet weg dat de regering aan een oplossing werkt om de hiaten in de bestaande wetgeving te dichten. Die hiaten kunnen ertoe leiden dat mensen vandaag niet voor alle schade verzekerd zijn. Heel weinig mensen zijn persoonlijk verzekerd voor alle schade die een aanslag kan aanrichten. De dekking hangt vaak af van de verzekering van de plaats waar de aanslag plaatsvond. Op voorstel van minister van Economie Dermagne zal de regering de wet van 2007 aanpassen. Alle slachtoffers van aanslagen in België moeten worden vergoed, los van het feit of zij al dan niet verzekerd zijn.
Intussen hebben de verzekeraars reeds 50 miljoen euro uitgekeerd – dat zijn cijfers van eind vorig jaar – en een provisie aangelegd van 70 miljoen euro voor de slachtoffers. Mijn gewaardeerde voorganger heeft eveneens een akkoord gesloten met de verzekeringsmaatschappijen voor een hogere morele schadevergoeding van 200 % en een hogere schadeloosstelling van directe slachtoffers.
J'en viens à la partie pratique. Il faut avouer que les victimes étaient souvent perdues et désorientées face au labyrinthe de services auquel elles étaient confrontées. Malgré tous les efforts considérables et l'engagement de ces professionnels, par exemple la Commission d'aide aux victimes ou le parquet fédéral, la procédure administrative restait très lourde. Les victimes ont dû répondre aux mêmes questions, encore et encore, et ont souvent été renvoyées de gauche à droite. La commission d'enquête parlementaire a pris connaissance de plusieurs témoignages allant dans ce sens. Soyons honnêtes, la complexité de notre structure belge n'arrange pas vraiment les choses. S'il y a bien une leçon qui doit être tirée par la Justice, c'est que les victimes doivent être mieux assistées.
Sur proposition de mon prédécesseur, un guichet unique a été mis en place au sein du parquet fédéral. Ce guichet unique est désormais opérationnel et doté d'un personnel spécialisé, car l'aide aux victimes, c'est aussi agir avec empathie, en montrant le chemin dans le dédale de nos administrations et services. Le guichet unique peut être activé en cas d'attaque terroriste ou de catastrophe majeure, par exemple lors d'une catastrophe ferroviaire comme celle de Buizingen ou encore d'une explosion de gaz comme à Ghislenghien.
Le 22 avril 2109, un protocole d'accord a été conclu entre le niveau fédéral et les entités fédérés, car ce sont les entités fédérées qui sont compétentes en matière d'accompagnement et de soutien aux victimes, notamment par les services d'accueil des victimes. Une fois le guichet unique activé, les victimes sont guidées de manière proactive, afin qu'elles puissent s'y retrouver dans toute la panoplie des services belges. Un guide a été rédigé dans le but de fixer clairement la manière dont les autorités fédérales et régionales doivent collaborer, et surtout pour souligner l'importance de miser sur la proactivité.
Concrètement, le guichet unique est joignable de manière physique, téléphonique et virtuelle. Il est situé au sein du parquet fédéral.
Wat het menselijke aspect betreft, tijdens mijn gesprekken die ik met de slachtofferverenigingen voerde, heb ik vastgesteld dat het gevoel bij de slachtoffers is ontstaan dat ze niet erkend worden. Waaraan het in de opvang en de begeleiding van slachtoffers van afschuwelijke terreurdaden misschien het meest heeft ontbroken, is de tegemoetkoming aan het gevoel van de slachtoffers dat zij echt als slachtoffers erkend willen worden, dit spijts de bewonderenswaardige inspanningen van veel geëngageerde en meelevende hulpverleners en professionals. Denk aan Olivier Lauwers en Annelies De Saeger, mensen van de commissie voor Slachtofferhulp en het federaal parket. Het is in de eerste plaats geen financiële kwestie, maar vooral een kwestie van menselijkheid, van warmte, van empathie.
Ik heb daarom besloten om het initiatief van slachtoffervereniging V-Europe, een erkende slachtoffervereniging tot aanstelling van slachtoffercoaches, volledig te steunen. Het systeem van de coaches leek mij nog een ontbrekend puzzelstuk. De coaches zijn bij voorkeur ervaringsdeskundigen, die de slachtoffers opzoeken en bijstaan op administratief maar vooral ook psychologisch en menselijk vlak, daarin ondersteund door een backoffice die de relais vormt naar de officiële aanspreekpunten van de overheid. Daarmee introduceren we een andere manier van omgang met de slachtoffers, namelijk vanuit de beleving van het slachtoffer zelf via een een-op-eenrelatie met ervaringsdeskundigen. Ik hoop echt dat dat systeem een verschil kan maken.
We zullen tot slot alles in het werk stellen opdat de slachtoffers in optimale omstandigheden, via livestreaming als ze dat willen, het proces over de aanslagen kunnen bijwonen. Het onderzoek is rond. De raadkamer besliste op 5 januari 2021 om 10 verdachten naar het hof van assisen te verwijzen.
Omdat we eerst de afloop van het proces van de Bataclan afwachten - dat begint in september 2021 -, zal het proces van de aanslagen in ons land pas beginnen in september 2022.
Ik kom nu tot de veiligheidsarchitectuur. Collega Verlinden zal het daarover ongetwijfeld ook hebben.
Het kernpunt, en ook de rode draad in het verslag van de parlementaire onderzoekscommissie die na de aanslagen van 22 maart 2016 werd opgericht, is zonder enige twijfel de vraag op welke manier men diensten optimaal kan laten samenwerken in het uitwisselen van informatie en in het afstemmen van het nemen van maatregelen in de strijd tegen terrorisme, extremisme en problematische radicalisering. De onderzoekscommissie legde op dat punt heel duidelijk de vinger op de wonde. Er was sprake van verkokering en eilandvorming. Informatie werd niet altijd gedeeld. Dat vergde aangepaste structuren en wetgeving, maar in de eerste plaats een cultuur van vertrouwen.
Die cultuuromslag is de voorbije jaren volop gebeurd. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de gerechtelijke autoriteiten delen informatie en werken samen, meer dan ooit. Ook de samenwerking met de diensten met een welzijnslogica en de sociaalpreventieve diensten werd mogelijk gemaakt in de aanpak van problematische radicalisering.
Die uitdaging rijst in alle westerse landen die werden of worden geconfronteerd met de IS-dreiging. Zeker gelet op het evoluerende dreigingsbeeld van uitgestuurde commando's naar geïnspireerde lone actors, is de focus verbreed van de enge aanpak van terrorisme naar een breder beleid van preventing and countering violent extremism. De klemtoon is, terecht, naar preventie verschoven.
Wij hebben binnen het canvas van het plan Radicalisme overlegorganen gecreëerd, die een muiltidisciplinaire aanpak mogelijk maken met het oog op preventie, vroegdetectie, uitwisseling van informatie, accurate prioritering en afstemming van de best geplaatste diensten om de meest gepaste maatregelen te nemen.
Die maatregelen kunnen proactief, preventief of repressief zijn of kunnen gericht zijn op de sociale re-integratie. Maatwerk is daarbij de boodschap: een individuele aanpak op maat, de tailor-made approach.
Het weze duidelijk, hét exit- of hét deradicaliseringsprogramma heeft nooit bestaan. Het bestaat niet en zal ook nooit bestaan. Was het maar zo eenvoudig.
Concreet zijn er op het niveau van de arrondissementen lokale taskforces, die werken vanuit een veiligheidsperspectief. Op lokaal niveau zijn er de lokale integrale veiligheidscellen, die werken vanuit een sociaalpreventief perspectief.
Daarvoor keurde het Parlement de wet inzake het gedeeld beroepsgeheim en de wet inzake de LIVC's goed. Momenteel wordt in de regering gewerkt aan een samenwerkingsakkoord met de deelstaten over de LIVC's.
De information officer vormt de brug tussen de beide platformen, LTF en LIVC. Het doel is het dreigingrisico dat van het betrokken individu uitgaat, zoveel mogelijk te reduceren.
Daarnaast werden in Brussel, eveneens als rechtstreekse uitvoering van de aanbevelingen van de onderzoekscommissie, het Joint Intelligence Center en het Joint Decision Center opgericht.
Alle betrokken diensten erkennen intussen de meerwaarde van het systeem. Terwijl informatie over terroristische of extremistische dreiging vroeger separaat, diffuus en zonder systematisch overleg werd behandeld door elke inlichtingen- of veiligheidsdienst apart, wordt de informatie nu eerst samengelegd en desgevallend verrijkt in het Joint Intelligence Center, om dan een beslissing te nemen in het Joint Decision Center.
Dat kan een inlichtingenonderzoek zijn om toch nog bijkomende informatie in te winnen. Men kan de keuze maken voor juridisering, bijvoorbeeld het starten van een gerechtelijk onderzoek. Of het kan volstaan de case door te spelen aan de LTF, bijvoorbeeld met het oog op een aanklampende aanpak.
Dat zijn door alle diensten gedragen beslissingen op basis van gedeelde en samengelegde informatie.
Dat, beste collega's, is het verschil met tien jaar geleden. Tien jaar geleden was dat simpelweg ondenkbaar.
En parallèle, un autre outil a été créé, permettant de renforcer cette coopération, à savoir la fameuse BDC, la Banque de données commune, l'ancienne liste de l'OCAM, la liste dite "terroristes". Grâce à la BDC, tous les partenaires peuvent échanger des informations de manière dynamique. C'est pourquoi la BDC est considérée comme l'épine dorsale du réseau TFL. La BDC est l'outil qui permet d'avoir une vue plus précise à propos des personnes à suivre.
Sur la base de ces informations, il est possible de procéder à des évaluations pertinentes des menaces individuelles et de prendre des mesures efficaces, ce qui permet d'assurer un suivi adéquat.
C'est grâce à cet outil que les bourgmestres ont également accès aux informations concernant les personnes reprises sur la liste de l'OCAM. Or, il y a dix ans, cela aussi était tout à fait inconcevable.
It takes a network to defeat a network. Si nous voulons vaincre ces réseaux, nous devons former un réseau. C'est une des leçons retenues, et c'est ce que nous faisons. Nous avons même été félicités à l'étranger et par des organisations internationales pour avoir mis en place ces structures et organes consultatifs. Je sais qu'en tant que Belges, ce n'est pas dans notre nature, mais nous ne devrions pas toujours être trop modestes.
Toutefois, il n'est pas question de faire preuve de complaisance. Nous n'avons en effet aucune raison de nous reposer sur nos lauriers. Il y a encore beaucoup de travail à mener. Il faut donc rester vigilants et pouvoir réagir de manière flexible face aux nouvelles tendances. Je l'ai déjà dit à plusieurs reprises, je le répète encore: sur ce plan-là, les réseaux sociaux changent vraiment la donne.
Het is net daarom dat ik de inlichtingendiensten meer armslag wil geven om haatzaaiers op te sporen op sociale media. Met een wetswijziging wil ik hen toelaten om bepaalde misdrijven te plegen. Dat is, voor alle duidelijkheid, geen carte blanche voor de inlichtingendiensten, want die inlichtingenmethode moet op voorhand het fiat krijgen van de BIM-commissie, dus door drie magistraten. Dat hoort zo in onze rechtsstaat: intrusieve methoden moeten worden goedgekeurd door de rechterlijke macht. Samen met de minister Van Defensie, Ludivine Dedonder, zal ik daarvoor nog voor de zomer met een wetsontwerp naar het Parlement komen. Wij zullen de Veiligheid van de Staat verder uitbouwen en moderniseren.
Zoals ik eerder deze week in de commissie al aangaf, op een vraag van collega Gabriëls, is de stekker getrokken uit het project OSINT/SOCMINT, bedoeld om operationele opzoekingen op het internet te vergemakkelijken voor de ADIV, de Veiligheid van de Staat en de federale politie. Ik heb daar ook op aangedrongen. Het heeft geen zin te blijven investeren in projecten die na lang proberen en investeren, niet het verhoopte resultaat opleveren. De Veiligheid van de Staat werkt intussen al met een alternatief.
Dit jaar zetten wij ook in op de digitale hervorming van de Veiligheid van de Staat. Door een gebrek aan expertise in eigen huis is de digitalisering nooit echt van de grond gekomen. Daarom heeft de Veiligheid van de Staat een extern bedrijf aan boord genomen dat beschikt over de nodige expertise en flexibiliteit. Dat geeft de garantie dat de Veiligheid van de Staat na dit project in staat zal zijn om zijn IT en platform op autonome wijze te beheren. Een volgende stap zal zijn om vanaf 2022 de Veiligheid van de Staat personeelsmatig substantieel te versterken. Ook de samenwerking met de militaire inlichtingendienst wordt verder uitgebouwd. Daarmee voeren wij de duidelijke aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie stipt uit.
Een moderne en sterke Veiligheid van de Staat, waarvan de democratische controle wordt verzekerd door onder meer het Vast Comité I, is een garantie voor onze democratie. Dat democratische model, dat de garantie is voor onze manier van leven, mogen wij niet als vanzelfsprekend beschouwen, want onze democratie staat langs verschillende kanten onder druk. Zij moet worden beschermd tegen extremisten en andere spelers op de ideologische markt die manipulatief inwerken op ons wereldbeeld, desinformatie cultiveren, complottheorieën versterken en daarbij handig gebruikmaken van – daar ben ik weer – sociale media, tegen de gevaren van inmenging en spionage en om ons wetenschappelijk en economisch potentieel te beschermen. Er staat dus heel wat op het spel.
U hebt mij goed begrepen, met nieuw beleid zullen we de tak waar we zelf op zitten niet afzagen. We zullen onze democratische verworvenheden niet uithollen. De wetgeving die in de voorbije jaren werd goedgekeurd – de nachtelijke huiszoeking, de wet houdende de spijtoptanten en de burgerinfiltranten en de verruimde strafbaarstelling van terroristische misdrijven – betrof steeds noodzakelijke ingrepen opdat ons federaal parket zou kunnen doen wat het moet doen in de strijd tegen terrorisme. Er waren de voorbije jaren echter ook andere, verdergaande voorstellen.
We zullen de vrijheid van meningsuiting niet verder aan banden leggen. Mijn voorstel tot wijziging van artikel 150 van de Grondwet behelst geen bijkomende strafbaarstelling. Wat vandaag al strafbaar is, moet echter ook vervolgd kunnen worden, anders riskeren we straffeloosheid. Daar gaat het mij om.
Tot slot wil ik even stilstaan bij het onderdeel radicalisering. Collega Geens heeft daarover een aantal pertinente vragen gesteld. Over de strategische nota terrorisme, extremisme en radicalisering zal collega Verlinden zo dadelijk toelichting geven. Die strategische nota zal een belangrijk instrument zijn van de holistische aanpak van problematische radicalisering die we nastreven, wars van de complexe staatsstructuur van ons land.
De parlementaire onderzoekscommissie heeft zich in het hoofdstuk radicalisme duidelijk uitgesproken tegen bepaalde buitenlandse invloeden. In dat licht werd de concessie tussen de Regie der Gebouwen en de Grote Moskee, beheerd door de Wereld Moslim Liga en Saoedi-Arabië, opgezegd. De Grote Moskee werd intussen toevertrouwd aan de Moslimexecutieve, maar ik heb de erkenningsprocedure opgeschort na een negatief advies van de veiligheidsdiensten. We zullen de segregerende kracht die uitgaat van bepaalde islamismes – u hoort dat ik duidelijk het meervoud gebruik – niet aanvaarden. Samen met de moslimgemeenschap maken we werk van een positief verhaal van diversiteit, transparantie en representativiteit.
Collega Geens, wat de problematiek van de radicalisering in de gevangenissen betreft, weet u beter dan wie ook dat we van heel ver komen. In eerste instantie is het belangrijk dat we oren en ogen hebben in onze gevangenissen zodat we weten hoe terrorismegedetineerden zich gedragen maar ook om te achterhalen of gedetineerden van gemeen recht niet radicaliseren. Om dat te vermijden werden de Deradex-vleugels gecreëerd, decontaminatievleugels om te vermijden dat ideologische hardliners anderen besmetten. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Frankrijk hebben wij niet voor een aparte inlichtingendienst in de gevangenis gekozen. De Veiligheid van de Staat werkt daarvoor samen met onze gevangenissen.
We bouwen de werking en samenwerking verder uit en professionaliseren die. Voor elke gevangenis zullen we een veiligheidscoördinator aanstellen, naar het model van de information officer bij de politie. Die veiligheidscoördinator is het aanspreekpunt voor de Veiligheid van de Staat en zal specifiek het aspect van de radicalisering en de inlichtingeninwinning opvolgen. Geradicaliseerde gevangenen waarvan een potentieel extremistisch gevaar uitgaat, worden ook op de OCAD-lijst geplaatst.
Naast het element van detectie en inlichtingeninwinning is het aspect van de opvolging belangrijk. Daarvoor zullen we penitentiaire LIVC's creëren. Dat is een overlegplatform gebaseerd op dezelfde principes als de reguliere LIVC's, maar dan binnen de gevangenismuren. Zulke LIVC's in de gevangenis worden voorgezeten door de veiligheidscoördinator van de gevangenis en bestaan verder uit de psychosociale dienst van de gevangenis en vertegenwoordigers van de Gemeenschappen die instaan voor de begeleiding van de gedetineerden. Die samenstelling kan eventueel worden uitgebreid met de information officer van de officiële woonplaats van de gedetineerde en andere lokale, sociopreventieve diensten. Naast vroegdetectie is een op maat gesneden begeleidingstraject de belangrijkste doelstelling van zo'n LIVC. In die LIVC kunnen de federale en de gemeenschapsdiensten vrijuit en in een vertrouwelijke setting zo'n traject uitwerken en afstemmen. Dat traject spitst zich toe op de noden, de kwetsbaarheden en de sterktes van de gedetineerde met als finale doelstelling de re-integratie van de betrokkene in de samenleving.
Het spreekt echter voor zich dat na strafeinde de betrokken persoon op de OCAD-lijst blijft staan. Dat betekent dat hij of zij prioritair wordt opgevolgd door de veiligheidsdiensten en de LTF en verder besproken kan worden in de lokale LIVC. Als de persoon opnieuw re-integreert, wat gebeurt, kan hij of zij na verloop van tijd geschrapt worden uit die lijst. Voor zij waarvan we menen dat ze een gevaar blijven vormen, zijn er verschillende voorstellen hangende, ook van uw partij, mijnheer Geens. Uiteraard kunnen we die met open vizier bespreken. Dat debat mag ons echter niet blind maken voor de noodzaak om vanaf dag één gewerkt moet worden aan een goede begeleiding en opvolging van de gedetineerde.
Als het over de veiligheid van de onze burgers gaat, zal deze regering niets aan het toeval overlaten. Deze regering trekt significante budgetten uit voor de versterking van onze veiligheidsdiensten. Tegelijkertijd moeten we bescheiden zijn. We moeten beseffen dat het nulrisico niet bestaat. Daarom mogen we niet alleen inzetten op veiligheid, op Justitie en op politie.
Voorkomen is beter dan genezen. Preventie is minstens even belangrijk. Terrorisme vindt niet plaats in een vacuüm, het heeft maatschappelijke oorzaken. Ook daarop moeten wij inzetten.
Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, Victor Hugo stelde dat als men een school opent, men een gevangenis kan sluiten. Dat is zowaar een passende boutade.
01.04 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw de voorzitster, mijnheer de voorzitter, 22 maart 2016 is helaas een van die dagen waarvan iedereen nog weet waar hij of zij was. Wij herinneren ons die dag omdat het een moment was waarop de tijd leek stil te staan en waarop wij rauw geconfronteerd werden met onze eigen kwetsbaarheid, want het kon ook ons of onze naasten overkomen. Daarom gaan mijn gedachten vandaag in de eerste plaats uit naar de vele families die hun geliefden 's ochtends zagen vertrekken, geliefden die korte tijd later brutaal uit het leven werden gerukt. Hoe hard en zinloos kan geweld zijn? Ik voel ook mee met de vele mensen die ernstig fysiek of psychisch verwond werden. Ik realiseer mij dat sommigen, en hun families, vrienden en collega's, vandaag nog een psychisch litteken dragen, een litteken dat nooit meer zal weggaan. Wij voelen ons vandaag heel klein en nietig. Ons medeleven is oprecht, maar tegelijk voelen wij aan dat het kruis zwaar blijft om dragen voor zij die die verschrikkelijke dag hebben meegemaakt, In de stilte horen wij het verdriet van vele families, vrienden en collega's en voelen wij de hartslag van wie het leven liet of een deel van zijn onbezorgde leven achterliet.
Namens velen wil ik hier ook onze grote dankbaarheid bekrachtigen ten aanzien van alle hulpverleners: veiligheidsmensen, medewerkers van de luchthaven en de metro en vrijwilligers die op die dag en de dagen en jaren erna, soms met de moed der wanhoop, slachtoffers moed inspraken, met veel deskundigheid begeleidden, verzorgden en uitzicht boden op de toekomst.
Hier past ook een oprecht woord van dank voor het grondige werk van Justitie en in het bijzonder voormalig minister van Justitie Koen Geens, opdat ook gerechtigheid kan geschieden.
Wij zijn inderdaad kwetsbare mensen, maar ook de samenleving is kwetsbaar. De terroristen waren niet alleen uit op het maken van zoveel mogelijk slachtoffers. Zij wilden ook onze samenleving en democratie ontwrichten. Terroristen willen vooral angst en verdeeldheid zaaien, maar daaraan zullen wij niet en nooit toegeven. Angst mag ons niet verlammen en haat mag niet het nieuwe normaal worden.
Als wij naar de slachtoffers kijken, kunnen wij een voorbeeld nemen aan hun doorzettingsvermogen. Zij tonen ons de weg. De val waarin wij niet mogen en willen trappen, is die van een ondermijnende polarisering, want samen staan wij sterk. Wij geloven in diversiteit en verbondenheid als een troef. Er is ruimte voor iedereen, waar wij zonder geweld en zonder haat elkaars rechten en vrijheden respecteren.
22 maart 2016 legde ten slotte ook de kwetsbaarheid van onze overheidsdiensten bloot. In het licht van die gebeurtenissen blijft het nodig om de werking en de doelstelling van al onze diensten te verbeteren. Het was en blijft nodig om die diensten voortdurend te verbeteren.
De parlementaire onderzoekscommissie terroristische aanslagen heeft indrukwekkend werk geleverd en met haar aanbevelingen de richting aangegeven waarop wij verder moesten en moeten werken. In de afgelopen jaren is er hard gewerkt om de veiligheidsarchitectuur van ons land te verbeteren. De informatiegaring en -deling is verbeterd. De samenwerking met verschillende nationale en internationale veiligheidsdiensten wordt geoptimaliseerd. De strijd tegen radicalisering en gewelddadig extremisme laten wij niet los. Zo meteen zullen we dat nader toelichten.
Een risicoloze samenleving bestaat niet, zoals we weten, maar wij zullen ons vastberaden blijven inzetten om de kwetsbaarheid van mensen in onze samenleving maximaal te beschermen, uiteraard met respect voor alle universele grondrechten en voor onze Grondwet.
De aanbevelingen van de onderzoekscommissie naar aanleiding van de aanslagen van 22 maart 2016 waren essentieel om ons veiligheidslandschap grondig te hervormen.
Vous avez reçu un rapport détaillé qui vous donne un aperçu des travaux réalisés jusqu'à présent. Il montre qu'un travail considérable a déjà été accompli pour répondre à toute une série de recommandations. Mais le travail n'est pas encore terminé, il ne sera jamais fini.
Comme indiqué dans mon exposé d'orientation politique, je m'engage à poursuivre la réalisation des chantiers en cours en collaboration avec le ministre de la Justice.
Belangrijk is dat er een echte cultuuromslag is gekomen bij de veiligheids- en inlichtingendiensten, wat onder meer leidde tot een betere informatiedeling en informatiegaring. Daarvoor zijn nieuwe structuren, instrumenten en organen gecreëerd die aan de politie- en veiligheidsdiensten alle middelen geven om ons zo goed als mogelijk te wapenen tegen mogelijke nieuwe aanslagen en zinloos geweld.
Les avancées les plus remarquables ont été réalisées au niveau de l'architecture de la sécurité et les domaines de la gestion des informations policières. En outre, l'échange d'informations policières internationales et la coopération au sein des différents services de sécurité ont été renforcés.
Permettez-moi dans ce qui suit de vous présenter les points forts des réalisations des cinq dernières années et de vous donner une prévision de ce qui peut être mis en oeuvre à long terme.
Vooreerst hebben wij nu een verbeterd politioneel informatiebeheer, zoals ik al zei. Met betrekking tot de strategie van het informatiebeheer door de politiediensten werd het adviescomité, Comité Informatie en ICT, opgericht, een belangrijk orgaan binnen de geïntegreerde politie. Dat Comité geeft adviezen over de strategische prioriteiten op het gebied van informatie en ICT bij de politie.
Au cours des cinq dernières années, on a également pu constater une évolution vers une meilleure gestion des informations nationales au sein des services de la police grâce au développement de divers outils techniques par la police fédérale. Je pense au déploiement de l'ANPR, au registre central des signalements, à I+ Belgium et à PACOS.
Het project van iPolice vergt daarbij bijzondere aandacht. Het zal de werking van de politie op alle terreinen wijzigen. Het betreft een reële modernisering, die over vijf jaar, tussen vandaag en 2025, gespreid is en die in de integratie van artificiële intelligentie voorziet. Er werd de afgelopen maanden een ennorm werk geleverd om de overheidsopdracht mogelijk te maken. Dit jaar willen wij, nadat wij de middelen daarvoor bevestigd hebben, de opdracht gunnen en aan de slag gaan. Daarmee wordt ook de weg ingeslagen van de digitale transformatie van de geïntegreerde politie. Het gaat daarbij niet gewoon om een automatisering van wat we vandaag al doen. Het gaat echt over de digitalisering van processen van informatieverwerking en -verzameling ten voordele van alle politiemensen op het terrein. Alle nuttige informatie zal op elk moment, voor degene die de informatie nodig heeft, toegankelijk zijn.
Par ailleurs, l'application Focus s'inscrit également dans cette transformation numérique et concerne un logiciel qui rend les informations policières accessibles aux collaborateurs de la police sur le terrain via des smartphones ou des tablettes. Focus est en quelque sorte le front end et fournit les données. De là, les données sont transmises au back end iPolice, qui les analyse et les renvoie ensuite aux utilisateurs sur le terrain via Focus.
Ces deux importants projets informatiques sont donc complémentaires. Le flux sera l'une des principales armes d'information dans la gestion policière générale mais également l'une de nos principales armes dans la lutte contre le terrorisme.
Daarnaast zullen we de gerechtelijke politie verder versterken. Inzake de werking van de gerechtelijke politie schrijft de directeur van de FGP een duidelijk en gestructureerd beleid uit. In het zogenoemde DGJ 3.0 is de federale politie mee aan het evolueren met de tijdsgeest en de daaraan gekoppelde noden. Vanuit die insteek zal de Algemene Directie van de Gerechtelijke Politie de komende jaren investeren in vijf kerndomeinen: de strategie, de coördinatie, de intelligence, het gespecialiseerd onderzoek en gespecialiseerde technieken, om dan te evolueren naar een moderne, dynamische, gespecialiseerde gerechtelijke politie.
Wij hebben om te beginnen in middelen voorzien, zoals u weet, voor het invullen van 450 vacatures bij de FGP. Het gaat daarbij niet zomaar om politiemensen, wel om de rekrutering van gespecialiseerde profielen zoals IT-experten en data-analisten. Deze rekruteringen lopen momenteel volop en gaan hand in hand met een intensieve employer-brandingcampagne van de geïntegreerde politie, om mensen warm te maken voor een boeiende en uitdagende carrière bij de politie. Om de kaders voor de geïntegreerde politie op te vullen, wordt voor 2021 en ook de komende jaren voorzien in de rekrutering van 1.600 inspecteurs.
Daarnaast wil ik ook heel duidelijk zij-instroom mogelijk maken. De aanwerving van gespecialiseerde profielen moet mogelijk zijn, om specifieke vormen van criminaliteit tegen te gaan, zoals onder meer vorige week nog bewezen is met het dossier Sky ECC. Daarnaast moeten we verder ook blijvend inzetten op internationale politiesamenwerking. De internationale samenwerking met andere landen werd de voorbije vijf jaar al verder uitgediept en werd vooreerst gerealiseerd met de buurlanden. Een mooi voorbeeld daarvan is het nieuwe Benelux-verdrag, dat ongeziene mogelijkheden inzake grensoverschrijdende samenwerking met Nederland en met Luxemburg mogelijk maakt.
En ce qui concerne la coopération avec la France, des organes de concertation stratégiques et opérationnels et des forums de concertation entre voisins ont été mis en place et ont été facilités. La coopération avec d'autres pays a également été intensifiée. Par exemple, l'accord de preclearance a été implémenté avec les États-Unis en 2020. Il existe en outre une coopération très intense entre notre service de police belge et Europol, par exemple également dans le cadre des enquêtes concernant Anchor Chat et SKY ECC.
En ce qui concerne les officiers de liaison de la police à l'étranger, un poste supplémentaire a été déclaré ouvert à Londres. Sur base d'une analyse, il a été décidé de maintenir le poste d'officier de liaison à Istanbul en Turquie. Les polices belge et turque ont conclu un plan d'action bilatéral pour la période 2019-2020.
Dit jaar zal ook een nieuwe beeldvorming voor het Belgisch internationaal politiebeleid gerealiseerd worden, waarbij ook het netwerk van verbindingsofficieren opnieuw geëvalueerd zal worden. Er zal ook worden bekeken of de plaatsing van verbindingsofficieren in andere landen of regio's noodzakelijk of nuttig blijkt.
De verwerking van internationale signaleringen en het optimaliseren van de internationale informatie-uitwisseling werd de jongste jaren binnen de internationale politiesamenwerking continu geoptimaliseerd. Wij doen dat door het updaten van de regelgeving en het inzetten op opleidingen met referentiebrochures en handleidingen.
Het verder automatiseren van signaleringen en seiningen van personen werd verbeterd met het zogenaamde register Cross. Wij hebben ook op bepaalde plaatsen bijkomende maatregelen genomen, zoals de bijkomende veiligheidsmaatregelen op de luchthaven. De politiediensten hebben verder geïnvesteerd in die veiligheidsmaatregelen om snel te kunnen reageren wanneer er zich toch terreurgerelateerde incidenten zouden voordoen.
Speciaal voor de luchthaven werd in heel wat bijkomende controles voorzien die bijdragen tot de veiligheid. Zo werden extra dynamische mobiele patrouilles ingezet en werd de controle van de invalswegen naar de luchthaven met ANPR-camera's versterkt. Ook in de controle van de parkeerplaatsen op de luchthaven, met ANPR-camera's en/of andere structurele maatregelen, is voorzien.
Daarnaast werd ook een dynamische controle van de toegangen tot de veiligheidszone van de luchthavengebouwen ingevoerd en er werd in extra controles voorzien aan de grens airside-landside, onder meer door controle van reisdocumenten en screenings.
Tot slot werd ook voorzien in een verhoogde sensibilisering en een voorafgaande briefing bij de aanvang van de dienst van het personeel van de bewakingsfirma's van de transportbedrijven die actief zijn op de luchthaven.
La réalisation de ces contrôles est soutenue par l'introduction du rôle du Behavioural Detection Officer (BDO). La tâche du BDO consiste à reconnaître tout comportement inhabituel ou déviant sur la base de caractéristiques très diverses. Les membres du personnel de la police judiciaire fédérale, de la police aéronautique et la Direction de la sécurisation (DAB) ont tous suivi cette formation.
La Direction de la sécurisation créée en novembre 2017 s'est également vu confier la tâche légale de veiller à la sécurisation des infrastructures de Brussels Airport. Depuis le 1er décembre 2018, 66 effectifs de la DAB y sont présents. En d'autres termes, une sécurisation armée permanente est assurée par des effectifs policiers.
Dans le cadre de la gestion intégrée des frontières, et conformément au nouvel agenda que nous impose l'Union européenne, de nombreux nouveaux défis, comme la mise en œuvre du système européen d'entrée et de sorite (EES), nous attendent dans l'année à venir.
We moeten ook blijven inzetten op een moderne politieorganisatie, want de aanbevelingen van de onderzoekscommissie richten zich ook op de ondersteunende aspecten van de politieorganisatie, waaronder rekrutering en selectie en in het bijzonder ook diversiteit en integriteit.
Vandaag al werkt de politie binnen een modern en duurzaam HRM-model op twee sporen, enerzijds een generalistisch spoor en anderzijds een hooggespecialiseerd spoor. Voor het eerste spoor werd al enorm veel voorbereidend werk geleverd ter voorbereiding van de invoering van een nieuw selectie- en rekruteringsconcept, met de bedoeling om dat dit najaar ook te kunnen implementeren. Het nieuwe concept maakt het voor elk korps mogelijk om zijn eigen selectie, weliswaar volgens een zelfde algemene procedure, te organiseren. Zoals u weet, willen we op die manier ook versneld kunnen inzetten op de rekrutering van 1.600 personeelsleden.
Op het vlak van radicalisering en terrorisme, dit heeft de heer Van Quickenborne ook al gezegd, werd de interne informatiehuishouding verbeterd. Ik onderschrijf hier ook het belang van de verbeterde informatie-uitwisseling tussen de diverse veiligheidsdiensten. De nood aan een cultuuromslag van de informatiedeling van een need-to-knowprincipe naar een need-to-shareprincipe blijft actueel.
De komende werkzaamheden voor de creatie van de kruispuntbank veiligheid, in lijn met de visienota van de betrokken partners die in 2020 werd afgewerkt, is een uitdaging die we vast en zeker niet uit de weg kunnen gaan en waarmee we onder mijn beleid verder zullen en moeten gaan. We beogen daarbij geen nieuwe afzonderlijke databank, maar een efficiënt systeem voor een veilige interconnectiviteit tussen de verschillende bestaande databanken van de veiligheidsdiensten.
La coopération entre les
différents services s'est entre-temps déjà intensifiée et améliorée dans la
pratique. Un bon exemple est celui du succès dans les joint intelligence centers
et les joint decision centers pour l'arrondissement de Bruxelles et les autres arrondissements de la
cour d'appel.
Parallèlement, dans les arrondissements de Liège, Charleroi, Anvers et Gand, un mémorandum d'entente a été mis en œuvre sur la base des expériences acquises au sein de l'arrondissement de Bruxelles. Ce mémorandum a conduit à la création d'un forum dédié à la lutte contre le terrorisme.
En ce qui concerne la radicalisation et le terrorisme, les informations sont mieux partagées et plus efficacement. En outre, des structures et des procédures ont été mises en place pour clarifier le rôle de chacun et déterminer quel est le service qui est le mieux placé pour prendre telle ou telle mesure.
Seule une coopération poussée entre les services, l'approche multi-agency, permet d'aborder avec succès le phénomène de la radicalisation violente. C'est sur la base de cette approche que nous avons continué à nous organiser.
Cette approche multi-agency basée sur le partage d'informations et le principe de subsidiarité a été concrétisée en Belgique via le Plan Radicalisme (Plan R). Le Plan R est la charnière entre l'approche judiciaire, administrative et sociopréventive, mais aussi entre les niveaux fédéral, régional et local en matière de lutte contre la radicalisation problématique. Cette approche se reflète dans les structures des task forces locales et la Cellule de sécurité intégrale locale en matière de radicalisme.
Minstens één keer per maand komen de LTF's samen.
Een LTF focust op een reactieve en repressieve aanpak via politionele en gerechtelijke opvolging, wat zich weerspiegelt in de samenstelling van de LTF's, zijnde politiediensten, veiligheids- en informatiediensten en het parket. Een LTF kan ook beslissen over gepaste maatregelen ten aanzien van elk individu. Wanneer het echter gaat om maatregelen die veeleer sociaalpreventief zijn en/of gericht zijn op nazorg, worden ze genomen op het niveau van de LIVC's, die gemeentelijk moeten worden georganiseerd door de burgemeester.
Er is in een go-between voorzien tussen beide in de functie van de information officer, die de beide platformen kan verbinden.
Het is dus duidelijk dat wij daarmee een beleid hebben dat verder gaat dan het puur repressieve en dat rekent op een actieve samenwerking met Gewesten, Gemeenschappen, steden en gemeenten en ook, niet onbelangrijk, het maatschappelijk middenveld. Het rekent met andere woorden op een multi-agencybenadering, die op alle bestuursniveaus aanwezig is.
Dans la lutte contre le phénomène de la radicalisation violente, de l'extrémisme violent et du terrorisme, outre les initiatives susmentionnées, un certain nombre d'initiatives concrètes ont également été prises en ce qui concerne la lutte contre le phénomène lui-même: des adaptations du cadre réglementaire; l'extension du Plan R à une note stratégique sur l'extrémisme et le terrorisme; le développement et l'élargissement de la base de données commune; le déploiement d'un Conseil de police guidé par l'information pour l'échange d'informations entre les cinq PJF Terro et la DJSOC Terro.
On a également créé la Internet Referral Unit qui se charge de supprimer activement tout contenu sur internet incitant au terrorisme et à la haine. Il est clair que les efforts déployés dans le cadre de ce phénomène continuent de recevoir toute l'attention de nos policiers, des services de renseignement, de l'OCAM, du NCCN et du parquet. La crise sanitaire actuelle n'y change rien. Nos effectifs restent sur le qui-vive.
Zoals werd aangegeven, zal het plan R hier evolueren naar een strategische nota Extremisme en gewelddadig radicalisme.
Vroege detectie en goede risico-inschatting staan in die strategie centraal, net als een cultuur van vertrouwen en samenwerking tussen de verschillende diensten op alle niveaus.
Ook de werkzaamheden rond het samenwerkingsakkoord LIVC-R worden hernomen.
De toestand van de vluchtelingenkampen in Syrië gaat dag na dag sterk achteruit. Ons land wil inspanningen leveren om Belgische kinderen van IS-strijders tot 12 jaar terug te halen. Ook hun moeders zouden na een uitgebreid veiligheidsonderzoek en onder strikte voorwaarden naar België kunnen terugkeren.
Om die beslissing van de Nationale Veiligheidsraad uit te voeren, is de samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus cruciaal, om hun samenwerking en terugkeer op een adequate manier te kunnen opvolgen.
De nationale veiligheid blijft een cruciaal criterium. Ook bij de veiligheidsanalyse is een multidisciplinaire aanpak van onze veiligheids- en inlichtingendiensten essentieel in de samenwerking met de bevoegde autoriteiten op regionaal en lokaal niveau.
Zoals ik al aangaf, zijn de integrale opvolging en de informatie-uitwisseling van bijzonder belang om de veiligheid van onze burgers te verzekeren. De gemeenschappelijke gegevensbank is daarbij een belangrijk opvolgingsinstrument voor de uitwisseling van informatie inzake terrorisme en radicalisme.
De GGB bevat personen in vijf verschillende statuten. Vooraleer een persoon in een statuut aan de GGB wordt toegevoegd, moet aan strikte criteria zijn voldaan. De gemene delers van alle statuten zijn extremisme en de intentie tot geweld.
Alle personen in de GGB moeten een solide band hebben met België. Indien aan een van de criteria, die ook wettelijk zijn vastgelegd, niet meer is voldaan, wordt de betrokkene uit de GGB geschrapt.
Je tiens à souligner une fois de plus l'importance de la police de proximité. Le travail des inspecteurs de quartier est essentiel afin de détecter et de combattre le radicalisme à un stade précoce. Nous voyons souvent des liens entre le radicalisme et la criminalité. Afin de détecter les signes de radicalisation à un stade précoce, nous devons nous focaliser, au cours des années à venir, sur des initiatives qui rendent le métier d'inspecteur de quartier plus attrayant et qui contribuent ainsi à renforcer la relation entre la police et le citoyen. C'est également la raison pour laquelle diverses actions ont été entreprises au sein de la police fédérale pour promouvoir la diversité au sein de l'organisation. Une attention particulière est accordée aux minorités socioculturelles auxquelles la police veut offrir une meilleure chance de réussir les épreuves de sélection en suivant une formation préliminaire.
Le thème de la diversité est également abordé lors des différentes campagnes de recrutement. La police veille à la non-discrimination dans le recrutement et jusqu'à la fin de la carrière. Elle s'efforce d'appliquer une politique du personnel inclusive et veut être le reflet de la société qu'elle sert.
Ik wil ook nog iets zeggen over het crisisbeheer, de noodplanning en de hulpverlening. Tijdens de beginmomenten van elke crisis of tijdens een noodsituatie heerst chaos. Dat is normaal. Het is in de eerste plaats noodzakelijk dat mensen kunnen worden geïnformeerd over een noodsituatie en dat elke betrokken partner bij het crisisbeheer precies weet wat de taken en verwachtingen zijn als er zich een crisissituatie voordoet.
Voor het informeren van de burgers bij een noodsituatie heeft het Nationaal Crisiscentrum sinds juni 2017 BE-Alert uitgerold. Vandaag is al 85 % van alle gemeenten toegetreden en werden meer dan 946.000 adressen door burgers geregistreerd. Het Crisiscentrum blijft zich inzetten voor de ontwikkeling van BE-Alert om het bereik bij een alarmering te maximaliseren.
In haar eerste tussentijds rapport boog de onderzoekscommissie zich over het crisisbeheer en de hulpverlening en stelde daarbij vast dat de hulpverleners uitstekend werk hebben geleverd in vreselijke omstandigheden. De structuren waarin zij moesten functioneren, waren evenwel niet altijd optimaal. Een crisissituatie gaat vaak gepaard met een toestroom van oproepen bij de noodcentrales.
Voor de noodcentrales en de meldkamer 112 zal werk worden gemaakt van een bovenprovinciale architectuur. Dat is belangrijk, want daardoor zal het bij grote drukte in een meldkamer 112 mogelijk zijn om oproepen door te schakelen naar andere noodcentrales 112 binnen dezelfde taalregio, zodat die de oproepen kunnen afhandelen.
Er zijn ook aanbevelingen gedaan om de communicatie beter te laten verlopen in noodgevallen. ASTRID, de operator die de politie, brandweer en andere hulpdiensten in staat stelt om efficiënt te communiceren, verbeterde de spreiding van het radionetwerk door de bouw van ongeveer 30 extra zendmasten. Ook de capaciteit van het radionetwerk zelf is structureel versterkt.
Het businessplan van ASTRID voorziet voor de toekomst nog in de ontwikkeling, de uitrol en de exploitatie van een breedband radionetwerk voor nood- en veiligheidsdiensten gebaseerd op LTE 5G. ASTRID is ook van plan om een eigen nationaal kernnetwerk uit te rollen dat alle functionaliteiten zal activeren die nodig zijn voor de kritieke toepassingen van de toekomst.
Les centrales d'urgence et ASTRID ont aussi énormément évolué ces dernières années. Afin de promouvoir la coopération et la complémentarité, un protocole d'accord a été conclu en 2018 selon lequel les centrales d'urgence 112 et 101 doivent être hébergées sur un seul et même site. Dans plusieurs provinces, les centrales d'urgence 112 et 101 sont déjà installées dans le même bâtiment.
Comme l'a souligné à juste titre la commission, une codification était nécessaire car la base légale en matière de planification d'urgence était trop fragmentée. Ce projet de codification a été lancé en 2019 au sein du Centre de Crise en tenant compte des enseignements tirés entre autres des événements survenus le 22 mars 2016.
Dans chaque plan d'urgence, les structures de base et les missions de base doivent être les mêmes, indépendamment du risque. Cela doit ensuite être traduit en procédures, formations et exercices.
En raison de la pandémie actuelle de covid, les travaux ont pris du retard mais le travail se poursuit néanmoins.
Onze veiligheidsarchitectuur is ook versterkt door de verdere uitbouw en modernisering van het Nationaal Crisiscentrum. Op basis van de aanbevelingen van de onderzoekscommissie werd een nieuwe visie voor het Nationaal Crisiscentrum voorgesteld en goedgekeurd. Het Crisiscentrum evolueert naar een multidisciplinair, interdepartementaal en interregionaal crisiscentrum, met sterke links naar bilateraal en multilateraal internationaal risico- en veiligheidsbeheer. De organisatiestructuur werd volledig hertekend, van een piramidale en verkokerde structuur naar een transversaal werkende organisatie. De personeelscapaciteit werd uitgebreid en zal in 2021 afgewerkt worden.
De plannen en behoefteanalyse voor de nieuwe structuur lagen reeds een hele tijd klaar. Dat wordt door de huidige regering in een stroomversnelling gebracht. Technologische ontwikkelingen zoals ICMS, BE-Alert en de GeoNAVOtool worden doorontwikkeld en zullen evolueren naar en geïntegreerd worden in het nieuwe platform Paragon. Ten gronde werkt het Crisiscentrum nu proactief aan de volledige risicocyclus in plaats van alleen reactief.
Na de aanslagen van 22 maart heeft het Kenniscentrum Civiele Veiligheid de opleiding voor het Casualty Extraction Team uitgewerkt om de brandweer ook te trainen in het kader van terroristische aanslagen. Dat gebeurde in samenwerking met de Nationale Politieacademie, de speciale eenheden van de federale politie en Defensie. Momenteel zijn 160 brandweerlieden daartoe opgeleid en operationeel, met ook de aangepaste uitrusting.
Er werden ook twee opleidingen voor alle brandweerlieden uitgewerkt, namelijk terror awareness en tactical emergency casualty care. Die opleidingen werden toegevoegd aan de basisopleidingen, maar kunnen uiteraard ook gevolgd worden als voortgezette opleiding in elke Belgische brandweerschool.
Om te besluiten, wil ik nog even het volgende zeggen. Met uitzondering van een aantal targets in ons land, die vooralsnog onder niveau 3 blijven, zitten wij vandaag nog steeds op dreigingniveau 2, wat het gemiddelde dreigingniveau is. Daarnaast staat echter ook vast dat de voorbije jaren een cultuuromslag bij de diensten heeft plaatsgevonden, waardoor wij beter gewapend zijn tegen alle vormen van terrorisme.
Nous avons tiré des leçons de ce qui nous est arrivé le 22 mars 2016 mais il y a encore beaucoup de pain sur la planche. Nous continuons à travailler à une chaîne de sécurité plus efficace et plus solide afin de protéger au mieux notre société. Après tout, nous devons continuer à nous prémunir collectivement contre l'illusion du risque zéro.
Dat mogen wij, ondanks alle inspanningen en initiatieven van de duizenden mensen en actoren op het terrein, op dagelijkse basis, nooit uit het oog verliezen. We zijn dat aan onszelf verplicht en bovendien is het de meest aangewezen manier om alle slachtoffers en hun families en vrienden op welke manier ook te eren.
01.05 Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, je pense qu'il faudrait un rapport de cette réunion, notamment parce que Mme la ministre s'est exprimée très rapidement.
De voorzitster: Natuurlijk, we zullen een integraal verslag hebben.
01.06 Georges Dallemagne (cdH): C'est parfait, madame la présidente.
Madame et monsieur les ministres, tout d'abord, je vous remercie d'être présents aujourd'hui. L'un comme l'autre, vous avez estimé que beaucoup de travail avait été accompli, mais que nous n'étions pas sortis des difficultés, puisqu'une menace continuait de planer sur notre pays. Nous devons la prendre très au sérieux.
Je m'inquiète un peu de la manière dont les travaux ont été organisés à la Chambre. Vous savez que c'est la première fois depuis novembre 2019 que nous nous penchons de nouveau sur les recommandations de la commission d'enquête parlementaire. Cela fait donc plus de quinze mois que nous n'avons pas exécuté cette tâche. J'avais demandé l'installation d'une commission de suivi des attentats terroristes. Ma requête n'a pas été retenue par la majorité. Je le regrette et ne comprends toujours pas pourquoi cette commission de suivi n'a pas été instituée. Selon moi, c'est une faute. Vous avez remarqué encore, aujourd'hui, à quel point nous avions besoin de suivre ces recommandations - de manière transversale, car d'autres ministres sont également concernés. Nous aimerions entendre des associations ainsi que les services de sécurité. Ce travail doit être mené. J'entends que ce rendez-vous ne soit pas d'ordre cosmétique. Le 4 décembre, la présidente de la Chambre a envoyé un courrier au premier ministre. Nous nous réunissons précipitamment ce 19 mars, parce que j'ai rappelé la promesse de ce rendez-vous. Nous nous voyons rapidement, pendant deux heures. C'est un début pour cette mission de longue haleine, mais j'entends que nous n'abandonnions ni le travail qui a été mené ni les recommandations de la commission d'enquête, car nous devons veiller à ce qu'elles puissent être exécutées.
Ma remarque se veut générale, mais est importante. Un deuxième rendez-vous est pris la semaine prochaine, mais j'entends bien, madame la présidente, que nous trouvions un format qui nous permette de travailler sur l'ensemble de ces questions. Certaines concernent différents volets, que vous avez abordés tous les deux. Je les reprendrai en me fondant sur les chapitres du rapport de notre commission d'enquête.
S'agissant tout d'abord des victimes, j'ai bien entendu le ministre de la Justice. Mme la ministre de l'Intérieur a également abordé la question. J'ai entendu vos mots d'empathie. Il importait de rappeler que, cinq ans plus tard, les victimes se trouvent encore dans une situation de grande fragilité et détresse.
Vous et moi, et sans doute d'autres ici, avons des contacts avec certaines de ces victimes. Il ne faut pas oublier que nombre d'entre elles connaissent encore aujourd'hui des situations de grande détresse.
Monsieur le ministre de la Justice, vous dites que le Parlement n'a pas retenu, dans le projet de loi, l'idée d'un fonds de garantie, tel qu'il avait été proposé par Mme Onkelinx et moi-même car j'avais cosigné cet amendement. Je continue à le regretter. Il existe effectivement aujourd'hui un mécanisme qui permet d'indemniser les victimes au cas par cas et relativement rapidement mais force est de constater que cela ne rencontre pas la demande des victimes.
En effet, il faut tout d'abord remarquer que cela ne va pas très vite. Il faut déjà, par exemple, qu'un arrêté royal reconnaisse la situation d'attentat. Or, en fonction des attentats dans le passé, il a fallu entre deux et six mois pour reconnaître certains des attentats. J'ai ici le détail du temps qu'il a fallu pour ce faire. Il faut du temps! Pour Liège, - ce fut très rapide - il a fallu deux mois avant qu'un arrêté royal ne sorte. Cela signifie que, pendant ces deux mois-là, on ne peut intervenir à travers les fonds d'urgence.
Ensuite, il s'agit d'une avance. Ce n'est donc pas un dédommagement ni une somme qui est versée. Je rappelle que, pour les attentats de Nice, par exemple, la France a débloqué 12 000 euros par victime dans les quelques jours qui ont suivi, sans demander de justificatif. Il est vrai qu'il est compliqué de demander des justificatifs. Dans un cas, il s'agira d'assurer d'urgence des soins psychiatriques. Dans un autre cas, il s'agira de pouvoir arrêter de travailler. Dans un autre cas encore, il s'agira simplement de faire revenir sa mère de l'étranger, etc. C'est donc cela que demandent les victimes à travers ce fonds de garantie, c'est-à-dire une aide automatique pour toutes les victimes très rapidement. Cela n'existe pas encore aujourd'hui. Je le regrette et je pense que le Parlement et le gouvernement doivent continuer à travailler sur cette idée-là, d'autant plus que le fonds prévu actuellement est plafonné à 125 000 euros par victime. Et, donc, dans certains cas, lorsqu'il y a de graves problèmes de handicap ou liés à la situation de la victime, cette somme peut ne pas suffire. C'est un premier problème s'agissant du fonds de garantie.
Toujours en ce qui concerne les victimes, comme vous l'avez dit, (…)
La présidente: Monsieur Dallemagne, comme vous nous avez rejoints un peu plus tard, je voudrais rappeler ce que nous avons convenu, étant donné que le ministre doit nous quitter à 14 h 00. Nous nous sommes mis d'accord sur le fait que nous poserions tout d'abord les questions à la ministre Verlinden qui y répondra. Ensuite, on abordera les questions adressées à M. Van Quickenborne et, mardi, se tiendra le débat global. Par ailleurs, deux interpellations doivent encore être développées aujourd'hui.
01.07 Georges Dallemagne (cdH): Je vais donc essayer d'abréger.
S'agissant des secours, qui concernent Mme Verlinden, j'entends bien les différentes avancées qui ont eu lieu. Il reste des problèmes importants. Vous les avez soulignés. La question est celle des postes 112 qui aujourd'hui continuent à avoir des difficultés pour communiquer entre eux. J'entends, par exemple, que les postes 112 du Brabant flamand et ceux de Bruxelles continuent à se servir de logiciels différents qui ne peuvent pas communiquer la situation des victimes et celle des transferts. J'aurais voulu savoir quand ce problème serait enfin réglé. Il a déjà été souligné il y a cinq ans très exactement et n'est toujours pas réglé aujourd'hui!
Au sujet des systèmes de communication Astrid, vous avez dit qu'il y avait eu un renforcement. J'entends bien. Un des problèmes qui avaient été pointés à l'époque était celui de la formation du personnel. Beaucoup de membres du personnel en situation d'urgence n'étaient pas suffisamment formés, et n'avaient pas la possibilité d'utiliser ces systèmes; j'aurais voulu savoir si, aujourd'hui, ces systèmes étaient enfin accessibles et s'il y avait enfin une formation pour le personnel en ce sens.
Concernant les forces de police, madame la ministre, et les services de renseignement, le ministre de la Justice a insisté sur ce point également, la question de la coopération se pose d'abord. C'était effectivement un élément essentiel, et vous avez dit à quel point la situation avait changé aujourd'hui. Je pense que c'est vrai, la situation a changé dans une certaine mesure. Les difficultés persistent dans certains cas, puisque très récemment, l'expert de la commission d'enquête nous a dit, l'année dernière, qu'en réalité, il y avait encore des difficultés importantes en matière de communication. Je cite M. Bruggeman: "Ce qui est inquiétant, c'est que dans l'intervalle, la réticence des services à échanger spontanément des informations s'avère de nouveau grandir". Nous avons semble-t-il un tableau qui apparaît moins positif, moins optimiste que celui que vous avez décrit en matière de communication.
Les joint decision centers et les joint information centers qui avaient été prévus dans tous les arrondissements judiciaires devant s'occuper de terrorisme n'existent toujours que sur Bruxelles! Cinq ans après les attentats, nous n'avons toujours ces centres qu'à Bruxelles! Cela signifie que, dans les autres arrondissements judiciaires qui s'occupent de terrorisme, il y a toujours des difficultés pour coopérer entre services de renseignement, services de police et le cas échéant, magistrats. En tout cas, ces dispositifs qui avaient été prévus par notre commission d'enquête ne sont toujours pas mis en place.
La Banque Carrefour de sécurité n'existe toujours pas non plus. Il y a aussi une difficulté importante.
S'agissant des moyens budgétaires, vous avez l'un comme l'autre été très rapides sur cette question. Vous dites que des moyens substantiels sont dédiés à la sécurité mais je remarque que pour la police, il y a eu une diminution de 135 millions d'euros dans le budget 2021 par rapport au budget 2020, et qu'en matière de services de renseignements, le budget 2021 est de 56 millions d'euros alors qu'il était de 50 millions en 2015, ce qui veut dire qu'en euros constants, il n'a pas bougé. En euros constants, le budget des services de renseignements belges n'a pas bougé en six ans! Or la recommandation de la commission d'enquête était qu'il fallait se mettre au niveau des services de renseignement des autres pays et qu'il fallait du coup doubler les montants y dédiés. On est très loin du compte! Là aussi, il y a une difficulté majeure et on est loin du tableau optimiste que vous dressez en matière de moyens consacrés aux services de police et de renseignements. C'est une difficulté importante.
En ce qui concerne la radicalisation, je note que cinq ans après les attentats, nous n'avons toujours pas de schéma ou de solution pour ce qui est de la Grande mosquée. J'avais beaucoup insisté sur cette question. Je sais que le ministre de la Justice y travaille mais nous sommes cinq ans après et nous n'avons toujours pas scénario qui corresponde aux recommandations de la commission d'enquête, c'est-à-dire d'avoir un islam de Belgique qui soit géré par des musulmans belges pour ce lieu emblématique. C'est un problème.
Vous avez noté l'un et l'autre la question du radicalisme en prison. Il y a eu de nettes avancées et de nettes améliorations mais les informations que je reçois sur les personnes condamnées pour terrorisme et qui sortent de prison – il y en a eu soixante entre 2020 et 2021, si mes informations sont correctes – font état du fait qu'il y a un suivi policier mais qu'il n'y a pas d'effort en matière de réinsertion et de déradicalisation. Il y a là une faille importante. Ces informations proviennent de magistrats qui suivent ces questions. Ils me disent qu'il y a bien un suivi policier mais qu'il y a encore un problème important pour le suivi de ces personnes qui sortent de prison.
Madame la présidente, je vais en rester là pour l'instant.
01.08 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Dallemagne, merci beaucoup. Je m'étais préparée pour vos cinq questions. Si j'ai bien écouté, vous avez tout d'abord fait référence à votre dernière question concernant les centrales d'urgence.
Pour répondre à cette question, je peux vous dire que le développement de ce guichet électronique 1722 est actuellement dans sa dernière ligne droite. En février 2021, un premier test a été organisé en collaboration avec les zones de secours de Flandre orientale. En un quart d'heure, plus de 600 demandes d'intervention ont pu être envoyées vers le terminal d'alerte des pompiers.
Fin mars, début avril 2021, un test utilisateur sera organisé avec l'aide d'une partie du personnel du SPF Intérieur. Ce test a pour but de vérifier si le guichet est assez convivial et intuitif. Si nécessaire, il sera adapté. En même temps, des tests de connectivité seront exécutés afin de contrôler si chaque demande introduite via le guichet électronique arrive bien dans la zone de secours concernée.
Le guichet électronique sera opérationnel au plus tard fin juin de cette année.
Le développement d'une structure supraprovinciale a connu quelques difficultés. Les applications qui doivent soutenir et aider les opérateurs dans le traitement des appels d'urgence sont très complexes. Lors de différents tests, quelques problèmes ont fait surface. Mais ici aussi, le développement est dans sa dernière ligne droite. Bientôt, la première migration d'une centrale 112 vers cette nouvelle structure supraprovinciale pourra avoir lieu. La migration de toutes les centrales 112 vers cette nouvelle structure est prévue pour la mi-2022.
En 2020, 63 nouveaux calltakers 101 et opérateurs 112 ont déjà pu être recrutés. Cette année, de nouvelles procédures de sélection seront lancées. Une première procédure est déjà en cours. Le but est de remplir au plus vite les cadres du personnel de toutes les centrales d'urgence 112 et centrales 101. Il faut néanmoins, comme déjà évoqué en commission de l'Intérieur, toujours tenir compte du fait que, pour certaines provinces, il est plus difficile de trouver suffisamment de candidats.
Mon administration continue cependant à explorer d'autres pistes possibles de recrutement comme la convention premier emploi. Les procédures de sélection qui sont ou seront lancées ne sont plus organisées par la Région mais en regroupant plusieurs provinces sauf évidemment pour la Région de Bruxelles-Capitale. Une sélection orientée davantage sur le niveau provincial pourrait attirer plus de candidats. Après les sélections de 2021, la situation sera évaluée.
J'ai demandé à mon administration de donner la priorité au manque de personnel dans les centrales d'urgence 112 et les centrales 101. Il est peu souhaitable d'entamer les discussions sur l'uniformisation des structures hiérarchiques et fonctionnelles lorsque les premiers besoins, notamment disposer de suffisamment de personnel pour traiter les appels, ne sont pas rencontrés. Ceci dit, ce point d'attention n'en sera pas pour autant abandonné.
Concernant le réseau ASTRID, les recommandations de la commission d'enquête sur les attentats ont été réalisées. La couverture du réseau radio a été améliorée par la construction d'une trentaine de mâts radio supplémentaires. Les sites sélectionnés pour ces nouveaux mâts sont ceux définis comme prioritaires par le Comité Consultatif des Usagers qui rassemble différentes disciplines.
Comme prévu, la capacité du réseau radio a également été structurellement renforcée. Depuis mai 2018, un outil de monitoring en temps réel de la capacité du réseau radio permet de suivre de près la situation sur le réseau. Cet outil permet également d'activer la capacité additionnelle. Pour ce faire, ASTRID peut utiliser une série de fréquences radio supplémentaires de la Défense. Par ailleurs, un deuxième véhicule compact muni d'une technologie satellitaire a été mis en service. Ce véhicule permet de renforcer temporairement la capacité sur un site. ASTRID dispose de deux véhicules qui peuvent être déployés simultanément.
Au niveau de la formation, la solution TETRA-SYM a été conçue. Ce logiciel d'e-learning est un système d'apprentissage assisté par ordinateur et peut être employé à distance par les utilisateurs dans le cadre de leur formation et de leur entraînement. Il est centralisé chez ASTRID et est disponible pour les services de secours et de sécurité. En ce qui concerne l'appareil radio et l'utilisation adéquate des divers groupes de communication, les organisations qui l'utilisent sont responsables de l'implémentation de cet outil au sein de leur organisation.
À la suite des attentats, une nouvelle version du service data Blue Light Mobile (BLM) a été déployée intégrant le service voix ainsi que les accès prioritaires et préventifs sur le réseau Proximus, notamment pour les fonctions-clés des plans d'urgence.
Au 31 décembre 2020, 7 355 cartes SIM BLM étaient
en service. La solution BLM est réservée aux seuls utilisateurs des
catégories 1, comme le prévoit le contrat de gestion d'ASTRID,
c'est-à-dire principalement aux services traditionnels d'urgence et de
sécurité.
ASTRID nous
a récemment présenté les éléments les plus importants de son plan d'entreprise
incluant le développement, le déploiement et l'exploitation d'un réseau radio à
large bande pour les services de secours et de sécurité basés sur les
normes LT5G.
ATRID
prévoit le déploiement de son propre cœur de réseau national qui activera
toutes les fonctionnalités nécessaires pour les applications critiques de
demain. Ce nouveau plan propose d'utiliser les mâts, les antennes et le spectre
de fréquence des opérateurs commerciaux. Outre l'avantage économique qu'il
apporte, ce modèle hybride complété par les mâts de réseaux mobiles commerciaux
permettra à l'autorité publique de conserver le contrôle, la sécurité, la
confidentialité et la souveraineté des communications critiques.
En cas d'interruption du réseau, ASTRID envoie un mail au Centre de Crise et confirme ce mail par téléphone. Le Centre de Crise vérifie que tous les correspondants d'ASTRID ont bien été informés. Si ASTRID n'a envoyé que le mail et que pour des raisons techniques le message téléphonique n'a pas été diffusé, le Centre de Crise informe alors les unités opérationnelles de la protection civile par téléphone du début et de la fin du problème.
Si ASTRID n'est pas capable d'informer ses clients par mail, sms ou téléphone au sujet du problème, le Centre de Crise doit informer certaines instances par fax.
En cas de phase fédérale ou de toute autre situation nécessitant une coordination avec ASTRID, ce dernier fournira des rapports concernant la disponibilité du réseau.
01.09 Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, je n'ai pas posé mes questions dans l'ordre car je pensais que nous étions dans un débat général. Pour qu'on ait un débat fluide, je transformerai donc mes autres questions en questions écrites car elles sont parfois très techniques. Ce sera plus intéressant pour tout le monde.
Quoi qu'il en soit, je vous remercie, madame la ministre, pour vos réponses.
De voorzitster: We gaan over tot de vragen aan de minister van Justitie. Hij heeft grotendeels alle antwoorden al gegeven. U kiest dus zelf of u een bijkomende vraag stelt dan wel onmiddellijk repliceert.
U hebt als eerste het woord, mijnheer Pivin.
01.10 Philippe Pivin (MR): Madame et monsieur les ministres, comme vous le savez, l'accord de gouvernement prévoit clairement la mise en œuvre de toutes les conclusions de la commission d'enquête attentats. De plus, la Conférence des présidents avait adressé au gouvernement une demande formelle de reporting au mois de décembre dernier. Je tiens à vous remercier tous les deux, ainsi que le premier ministre, d'avoir répondu à ce rendez-vous.
Les recommandations de la commission attentats, dans laquelle j'ai siégé, datent du 26 octobre 2017. Elles sont le fruit de multiples réflexions et témoignages de victimes, de policiers, d'urgentistes, d'experts. Elles ont été adoptées à l'unanimité des partis démocratiques qui composaient la commission. Beaucoup d'initiatives ont été prises pour exécuter ces recommandations depuis trois ans et demi. J'en veux pour preuve les 620 pages de rapport qui nous ont été transmises - 620 pages d'informations précises et de données techniques. C'est pourquoi je voudrais, d'entrée, émettre une remarque d'ordre méthodologique. J'aimerais en effet que tous ces documents nous soient fournis dans les deux langues. C'est loin d'être le cas, mais il s'agit d'une nécessité - et c'est ainsi que la commission attentats avait travaillé. J'insiste, et je ne serai pas le seul, sur ce point.
Beaucoup a été entrepris, mais il reste encore énormément à faire - ainsi dans la lutte contre le radicalisme, que le ministre de la Justice a évoquée longuement et avec raison. Nous voyons bien, cinq ans après, combien il était nécessaire d'ajouter ce volet dans la mission de la commission d'enquête. En guise d'exemple des enjeux qu'il reste à relever, je citerai la liste des signaux faibles, le prosélytisme dans les prisons, l'évaluation des sections DERADEX, l'efficacité des programmes de déradicalisation. En effet, le radicalisme reste un défi pour notre société - et le confinement n'arrange rien. À cet égard, je voudrais rappeler que mon collègue Denis Ducarme et moi-même avons déposé une proposition de loi aussi bien sur l'apologie du terrorisme que sur la dissolution de groupes et associations liberticides. Ce sont des propositions qui répondent également à des recommandations de la commission attentats.
Un autre enjeu essentiel est celui de la surveillance et de l'information. C'est aussi cela, la prévention. Le renfort des services de la PJ, de la Sûreté de l'État, de l'OCAM, du SGRS; l'assainissement de la gestion de la Grande Mosquée; la coopération policière internationale ou encore le renforcement du PNR constituent quelques exemples d'aspects auxquels des réponses ont été apportées, mais pour lesquels il faut encore impérativement poursuivre le travail.
Cette surveillance pour nous protéger des risques terroristes passe aussi par la surveillance des "futurs ex-détenus", si je puis m'exprimer ainsi. Je rappelle qu'à ce sujet aussi, une proposition de loi a été déposée par nos soins sur l'extension de la mise à disposition en bout de peine pour le TAP, face aux risques de récidive.
Toutes ces illustrations, madame la ministre, monsieur le ministre, montrent que beaucoup reste à faire, ce qui engage notre responsabilité, ce qui nous impose aussi de continuer à suivre et à accompagner les efforts entrepris. Ces efforts doivent aussi, soit dit en passant, intégrer les compétences de la santé, les services d'urgence de soins et de soins médicaux.
D'emblée, j'aimerais dire que si la présente manière de fonctionner en commissions réunies se révélait ne pas être suffisamment satisfaisante, il faudrait remettre en place une véritable commission de suivi. Je le dis très cordialement, mais aussi très clairement. Au-delà des hommages, des commémorations et des discours, il y a bien sûr le vécu quotidien de toutes les victimes et de leurs familles. Nous devons continuer à nous préoccuper de toutes ces personnes qui, comme tous les Belges certainement, doivent regretter que cinq ans après les faits, le procès des auteurs n'ait pas encore démarré.
Le guichet unique, le statut spécifique de victime, les délais de première prise en charge financière, ce sont des réformes qui ont été mises en œuvre par le précédent gouvernement. Mais à ce niveau aussi, il y a du travail, et c'est précisément à ce sujet que j'ai déposé cinq questions à l'attention du ministre de la Justice, qui a répondu partiellement aux deux premières questions. Je les rappelle.
Première question: je vous demande si les victimes belges ou étrangères sont toujours actuellement en attente d'indemnisation ou de reconnaissance de certains statuts spécifiques leur permettant l'octroi d'une aide publique. Vous avez confirmé qu'il y a malheureusement encore des personnes en attente d'indemnisation. Je n'ai pas entendu que la question de la reconnaissance de statuts spécifiques ait été évoquée.
Deuxième question: qu'en est-il du mécanisme de subrogation de l'État vis-à-vis des assurances? On avait longuement discuté du système français. Bien entendu, pour y avoir participé, je connais la décision qui a été prise d'y renoncer pour un certain nombre de raisons qu'il n'y a plus lieu d'évoquer ici. Par contre, le relèvement des plafonds d'aide, que je connais également, s'inscrit dans un système d'avances. Qu'en est-il du système également évoqué dans la commission de suivi, qui était le système "en cascade" que le ministre de l'Économie Peeters avait abordé à un moment également lors de la précédente législature?
Troisième question: qu'en est-il de l'expertise unique de la procédure d'indemnisation? Ce système, qui simplifie les processus d'expertise, est-il à présent effectif? Est-il encadré légalement? Je ne pense pas que tel soit le cas.
Quatrième question: qu'en est-il de la demande récurrente qui était formulée par les associations de dresser une liste qui rassemble les coordonnées de toutes les victimes d'un même attentat? Cette liste est-elle effective? Est-ce bien le parquet fédéral qui en a la gestion et la responsabilité?
Cinquième question: quelles mesures ont-elles été prises dans le cadre des concertations avec les entités fédérées en vue de modifier un mécanisme du droit de succession qui nous interpellait beaucoup à l'époque, vu la variété des systèmes mis en place en Belgique entre les différentes Régions? Je vous remercie.
De voorzitster: Mevrouw Dillen, u had een interpellatie ingediend.
01.11 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik heb aandachtig geluisterd naar uw uiteenzetting en de uiteenzetting van minister Verlinden. Dank u voor die uiteenzettingen. Er zit nog heel veel stof in om volgende week een discussie over te starten, maar ik formuleer graag nog een aantal bedenkingen.
Maandag herdenken we inderdaad, helaas in mineur, de terroristische aanslagen van vijf jaar geleden. Mijnheer de minister de krantenkoppen en mediaberichten van de voorbije dagen liegen er niet om. Ik geef een aantal voorbeelden en citaten.
"De overheid heeft de overlevenden van de aanslagen aan hun lot overgelaten."
"Mijn 2,5 jaar durende strijd met de federale politie om mijn doktersrekeningen heeft mij mentaal meer gekraakt dan de kogel van die terrorist. Ik had dringend een oogoperatie nodig. De kans bestond dat ik blind zou worden, maar de medische staf van de federale politie zei dat een zware bril ook wel zou werken. Ik heb de operatie dan maar zelf betaald."
"Niemand heeft ooit dank u gezegd. Ik wilde geen cinema. Gewoon een simpele dank u. Maar er is niks gekomen, helemaal niks. Ik wacht nog altijd.", verklaarde een lid van de speciale eenheden van de federale politie dat zelf werd neergeschoten door de terroristen van Brussel en Parijs.
Vanmorgen was nog op de radio te horen: "Een schouderklopje, een dankuwel kon er niet af." Dat was een verklaring van een van de hulpverleners.
Mijnheer de minister, dat zijn maar enkele van de vele schrijnende getuigenissen die wij in de voorbije dagen in de media hebben mogen lezen of horen. Heel veel slachtoffers zijn bijzonder ontgoocheld door de manier waarop zij na de feiten door de overheid, het gerecht of de administratie zijn behandeld. Het is overduidelijk dat de overheid na de aanslagen nagelaten heeft om de slachtoffers correct te informeren. Er waren geen speciale brochures met alle noodzakelijke en nuttige informatie. Er was geen centraal infopunt waar de slachtoffers en nabestaanden met al hun medische, juridische en administratieve problemen terechtkonden. Er was geen opleiding voor de huisartsen die slachtoffers moesten opvolgen. De overlevenden werden werkelijk aan hun lot overgelaten. Ook het gegeven dat het dossier zo lang aansleept, is voor velen absoluut onbegrijpelijk.
De gerechtelijke procedure moet nog starten. Als ik het goed begrepen heb, zal die pas in de tweede helft of het derde trimester van volgend jaar van start gaan omdat er eerst gewacht moet worden op de uitspraken in de procedure rond de Bataclan. U zult me wel verbeteren, mocht ik het verkeerd begrepen hebben.
De zoektocht van veel slachtoffers naar een financiële compensatie was werkelijk een kwelling. Ook hier heeft de overheid onvoldoende gedaan om de slachtoffers bij te staan. Vijf jaar na de aanslagen voeren veel slachtoffers nog steeds een gevecht voor de compensatie waar ze recht op hebben.
Volgens Assuralia, de koepel van verzekeraars, is er 50 miljoen euro uitbetaald aan 1.412 slachtoffers en staat er nog 70 miljoen euro opzij. Volgens een schatting uit 2016 moet er 118 miljoen euro uitgekeerd worden. Vervolgens doen de verzekeraars iets waar ze al zo lang in uitblinken, namelijk de problemen minimaliseren om de uitkeringen zo laag mogelijk te houden en de procedures te rekken. We konden lezen dat de percentages invaliditeit die sommige slachtoffers kregen, bespottelijk zijn. Mensen die hun job kwijtgeraakt zijn omdat ze hun job fysiek en mentaal niet meer aankunnen, moesten hemel en aarde bewegen om ocharme 5 % invalide verklaard te worden. Het gevolg is, en dat zal u niet verwonderen, dat de slachtoffers de moed laten zakken. Slachtoffers verdienen een snelle, eerlijke en billijke behandeling van hun dossier, zowel door de overheid als door de verzekeringsmaatschappijen. Die hebben ze helaas niet gekregen.
In een opiniestuk van enkele dagen geleden in Het Laatste Nieuws konden we lezen: "De regering-Michel deed waar ze sterk in was: vage beloftes maken en burgers verloren laten gaan in een labyrint van administraties."
De parlementaire onderzoekscommissie heeft de aanslagen onderzocht en er werd een aantal belangrijke aanbevelingen geformuleerd. Daarnet hebt u een overzicht gegeven van wat er al gedaan is sinds het rapport. De aanbevelingen zijn niet in dovemansoren gevallen, hebt u gezegd. Er zijn inderdaad verschillende initiatieven genomen, dat erken ik.
Ik richt mij nu even tot u, mevrouw de voorzitster. Ik hoop dat wij tegen volgende dinsdag de integrale tekst van de uiteenzettingen van de ministers kunnen krijgen, zodat we alles nogmaals gedetailleerd kunnen nagaan.
Twee belangrijke aanbevelingen zijn helaas niet gerealiseerd.
De eerste is de uitwerking van het garantiefonds. Dat is reeds jaar en dag het stokpaardje van vele slachtofferverenigingen. Dat slachtofferfonds zou de slachtoffers meteen uitbetalen, waarna de Staat moet uitzoeken bij welke verzekeraar dat bedrag moet worden gerecupereerd. Helaas blijkt de verzekeringssector geen voorstander te zijn van dat systeem. De regering is gezwicht voor dat njet van de verzekeringswereld. Het gevolg is dat het garantiefonds er niet komt. Het is nochtans een belangrijke aanbeveling.
U verklaarde dat er voor een andere oplossing is gekozen, namelijk de Commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden, die ook een afdeling terrorisme heeft. Het is inderdaad een feit, u verwees ernaar, dat in 2019 het plafond werd verhoogd van 30.000 naar 125.000 euro. Nu blijkt de redenering te zijn dat dit de oplossing is voor de aanbeveling van de onderzoekscommissie.
Mijnheer de minister, het is een feit dat die Commissie de vragen van de slachtoffers van de aanslagen kan behandelen. Er is dan geen rechterlijke beslissing vereist. De slachtoffers moeten zelfs geen klacht hebben ingediend of zich burgerlijke partij hebben gesteld. De Commissie kan een billijke hulp toekennen, maar garandeert geen volledige schadeloosstelling.
We mogen daarbij ook niet vergeten dat er een financiële beperking is tot 125.000 euro, wat niet voor alle slachtoffers voldoende is. Die noodhulp is ook niet voor iedereen dezelfde. Lang niet iedereen krijgt 125.000 euro, ook al is de schade veel hoger.
Dat is geen correcte invulling van de duidelijke aanbeveling. De verhoogde noodhulp beantwoordt daaraan niet. Terecht vinden de slachtoffers dat dan ook wraakroepend.
Mijnheer de minister, ik kom tot een andere, ook belangrijke aanbeveling die nog steeds niet gerealiseerd is, namelijk een uniek loket waar alle slachtoffers terechtkunnen met medische, financiële en juridische vragen. Op papier werd dat loket uitgewerkt in 2018. U hebt daar ook naar verwezen. Het bestaat echter alleen op papier, in de praktijk is het er drie jaar later nog steeds niet.
U kondigde aan dat er twee unieke begeleidingspersonen zullen worden aangeduid. Als principe kan dat een goede zaak zijn, maar ik heb daarbij twee bedenkingen.
Ten eerste, twee personen, als ik het goed heb begrepen een Nederlandstalige en een Franstalige, zijn absoluut onvoldoende om een dergelijke omvang aan dossiers te kunnen verwerken en al die mensen te kunnen bijstaan. Ten tweede, ook de aanstelling van die twee personen kan niet gelijkgesteld worden met de invoering van het beloofde garantiefonds en het uniek loket en mag daarvoor geen excuus zijn.
Ik besluit dan ook met een citaat uit een niet mis te verstane aanklacht van onderzoeksjournalist Jeroen Bossaert in Het Laatste Nieuws enkele dagen geleden. "Alvast één overlevende van de aanslagen legt zich niet neer bij het geknoei van de verzekeraars, regeringen en overheden, en heeft de Belgische Staat voor de rechter gesleept en eist een betere behandeling voor zichzelf, zijn lotgenoten en alle toekomstige slachtoffers van terreur. Zijn actie is een blamage voor het land. Als wij er nog niet in slagen om de overlevenden van een van de grootste drama's in de Belgische geschiedenis het gevoel te geven dat zij fair behandeld werden, dan is dit land niet kreupel, maar op sterven na dood. België heeft zijn gehavende en getraumatiseerde burgers de voorbije vijf jaar niet fatsoenlijk kunnen opvangen en verzorgen. Laten wij dat niet vergeten als de parade voorbij is getrokken en wij op 23 maart opnieuw ons hoofd wegdraaien." Nogmaals, het zijn niet mijn woorden, wel die van een gerenommeerd journalist.
Ik heb verschillende vragen geformuleerd, die ik niet allemaal zal verlopen. Voor mijn vragen verwijs ik naar de schriftelijke tekst van mijn interpellatie, zoals ingediend. Op enkele vragen heb ik al antwoorden gekregen of hoop ik het antwoord te kunnen nalezen in de tekst die wij van de minister krijgen.
Over twee zaken vraag ik wel nader toelichting.
Ten eerste, waarom komt het garantiefonds er niet? Kunt u de exacte redenen weergeven?
De Commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden, afdeling terrorisme, ressorterend onder de FOD Justitie, is een mogelijkheid die de meeste mensen niet kennen. Bovendien gelden voor die commissie termijnen waarbinnen de aanvraag moet worden ingediend. Voor gewone dossiers bedraagt die termijn drie jaar, wat een relatief korte termijn is, zeker gelet op de omvang en ingewikkeldheid van de dossiers en eveneens gelet op het feit dat er niet alleen Belgen, maar ook buitenlanders bij betrokken zijn. Zult u dat nog eens grondig nakijken, zodat er ook daar niets kan mislopen en zodat de slachtoffers en/of hun nabestaanden niet op een verjaring stuiten?
Er is bovendien in een maximumbedrag van 125.000 euro voorzien, zoals ik in mijn uiteenzetting al meldde. Daarover handelt mijn laatste vraag. Wat zult u doen als de werkelijke schade veel hoger is? Zal erover gewaakt worden dat er niet een billijke vergoeding wordt toegekend, maar wel een vergoeding voor alle slachtoffers, overeenkomstig de reëel geleden schade, en uiteraard ook nog gekoppeld aan een morele schadevergoeding?
Ten tweede vraag ik toelichting over het uniek loket. Op papier bestaat dat al. Wanneer mogen wij verwachten dat het ook in de praktijk operationeel zal zijn?
Mijnheer de minister, reeds vijf jaar
zijn er verstreken sinds de zware terroristische aanslagen op de luchthaven en
in het metrostation Maalbeek. 32 onschuldige slachtoffers vielen er te
betreuren en meer dan 300 gewonden, waarvan velen zeer ernstig. Maandag is het
vijf jaar geleden en deze trieste verjaardag zal worden herdacht, in mineur.
De krantenkoppen en mediaberichten van de
voorbije dagen liegen er niet om.
“De overheid heeft de overlevenden van de aanslagen aan hun lot overgelaten.”
“Mijn 2,5 jaar durende strijd met de
federale politie om mijn
doktersrekeningen heeft me mentaal meer gekraakt dan de kogel van die
terrorist”. “Ik had dringend een oogoperatie nodig. De kans bestond dat ik blind zou worden. Maar de medische staf van de federale
politie zei dat een zware bril ook wel zou werken. Ik heb de operatie dan maar
zelf betaald”. (Hoofdinspecteur Lerre, DS 18.03)
“Geen slachtofferhulp, geen nazorg.” En
vooral: “Niemand heeft ooit dank u gezegd. Ik wilde geen cinema. Gewoon een simpele dank u. Maar er is niks gekomen, helemaal niks. Ik wacht nog altijd”, verklaarde een lid van
de speciale eenheden van de federale politie die zelf werd neergeschoten door
de terroristen van Brussel en Parijs. (DS 18.03), “Een schouderklopje, dankuwel
kon er niet af” (Radio 1, 19.03)
Het zijn maar enkele van de vele
schrijnende getuigenissen die we de
voorbije dagen in de media hebben mogen lezen.
Heel veel slachtoffers zijn bijzonder ontgoocheld door de manier waarop
ze na de feiten door de overheid, door het gerecht, door de administratie zijn
behandeld.
Het is overduidelijk dat de overheid na
de aanslagen nagelaten heeft om de slachtoffers correct te informeren. Er waren
geen speciale brochures met alle noodzakelijke en nuttige informatie, er was geen
centraal infopunt waar de slachtoffers en de nabestaanden met al hun medische,
juridische en administratieve problemen terechtkonden, er was geen opleiding
voor huisartsen die de slachtoffers moesten opvolgen. De overlevenden en de nabestaanden werden gewoon aan hun lot
overgelaten. Ze moesten alles zelf
uitzoeken.
Ook het gegeven dat het dossier zolang
aansleept is voor hen onbegrijpelijk. De gerechtelijke procedure moet nog
starten en zal vermoedelijk veel tijd in beslag nemen vooraleer er een definitieve
uitspraak is. De zoektocht naar financiële compensatie was werkelijk een
kwelling. Ook hier heeft de overheid niet voldoende gedaan om de slachtoffers
bij te staan.
Vijf jaar na de aanslagen van 22 maart
voeren veel slachtoffers nog steeds een gevecht voor de compensaties waar ze
recht op hebben. Volgens Assuralia, de koepel van verzekeraars, is er
50 miljoen euro uitbetaald aan 1412 slachtoffers. Daarnaast staat er
nog 70 miljoen opzij. Maar volgens een schatting uit 2016 moet er 118
miljoen worden uitgekeerd. De
verzekeraars doen ook waar ze al veel langer in uitblinken: de problemen
minimaliseren om de uitkeringen laag te houden en de procedures rekken en
trekken. We konden lezen dat de percentages invaliditeit die sommige
slachtoffers hebben gekregen, bespottelijk zijn. Mensen die hun job kwijt raakten omdat ze fysiek en mentaal niet
meer meekunnen, moesten hemel en aarde bewegen om ocharme vijf procent invalide
verklaard te worden. Met als gevolg dat
de slachtoffers de moed laten zakken.
Dit is absoluut onaanvaardbaar.
De slachtoffers verdienen een snelle,
eerlijke en billijke behandeling van hun dossier, zowel door de overheid als
door de verzekeringsmaatschappijen. Dit hebben ze de voorbije vijf jaar niet
gekregen. “De regering Michel deed waar ze sterk in was: vage beloftes maken en
burgers verloren laten lopen in een labyrint van administraties”, lazen we
enkele dagen geleden in een opiniestuk in Het Laatste Nieuws. Inderdaad.
De parlementaire onderzoekscommissie
heeft de aanslagen onderzocht en heeft een aantal belangrijke aanbevelingen
geformuleerd. Eén hiervan was de uitwerking van een garantiefonds ter
vergoeding van de slachtoffers. Dat garantiefonds is al jaren en dit volledig
terecht het stokpaard van slachtofferverenigingen. Want dit slachtofferfonds
zou de slachtoffers meteen uitbetalen waarna de staat moet uitzoeken bij welke
verzekeraar ze dat bedrag moeten recupereren. Helaas blijkt de
verzekeringssector geen voorstander te zijn van dit systeem – ook al was het
één van de belangrijke aanbevelingen. Resultaat vandaag: nihil. De regering is
blijkbaar gezwicht voor het njet van de verzekeringswereld. Het garantiefonds
voor de slachtoffers van terreur komt er niet, zo is beslist. Het was nochtans
een belangrijke aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie.
U hebt verklaard dat er voor een andere
oplossing is gekozen. De Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van
opzettelijke gewelddaden, die een afdeling terrorisme heeft. Het is een feit
dat in 2019 het plafond werd verhoogd van 30.000 euro naar 125.000 euro. En nu
blijkt de redenering te zijn dat dit de oplossing moet zijn voor de aanbeveling
van de commissie terreur. Deze Commissie kan inderdaad ook vragen van
slachtoffers van deze aanslagen behandelen.
Hierbij is dan geen rechterlijke beslissing vereist en de slachtoffers
moeten geen klacht hebben ingediend of zich burgerlijke partij hebben gesteld.
Deze commissie kan een billijke hulp toekennen maar garandeert geen volledige
schadeloosstelling. Maar één zaak wordt hierbij vergeten: er is een financiële
beperking tot 125.000 euro wat niet voor alle slachtoffers voldoende is en deze
noodhulp is niet voor iedereen hetzelfde.
Lang niet iedereen krijgt 125.000 euro, ook al is de schade veel hoger.
Dit is geen correcte invulling van de nochtans duidelijke aanbeveling. Deze
verhoogde noodhulp beantwoordt niet aan de aanbeveling om een garantiefonds op
te richten. Dit wordt door de
slachtoffers terecht als wraakroepend beschouwd. Het is dan ook onaanvaardbaar
dat er geen gevolg gegeven wordt aan de duidelijke aanbeveling tot oprichting
van het Garantiefonds.
Een andere aanbeveling: er zou een uniek
loket komen waar alle slachtoffers terecht konden met medische, financiële en
juridische vragen. Dat loket is uitgewerkt in 2018, op papier. In de praktijk bestaat het drie jaar later
nog steeds niet. Er zullen twee unieke begeleidingspersonen worden
aangeduid. Als principe een goede zaak,
maar 1. 2 personen zijn absoluut onvoldoende om de omvang van alle dossiers te
kunnen verwerken en al deze mensen bij te staan, en 2. dit kan niet worden gelijkgesteld met het
invoeren van het beloofde garantiefonds en evenmin mag hiervoor geen excuus
zijn.
Ik besluit. “Alvast één overlever van de aanslagen legt zich niet neer bij het
geknoei van verzekeraars, regeringen en overheden en heeft de Belgische staat
voor de rechter gesleept en eist een betere behandeling voor zichzelf, zijn
lotgenoten en alle toekomstige slachtoffers van terreur. Zijn actie is een blamage voor het land. Als
we er nog niet in slagen om de overlevenden van één van de grootste drama’s in
de Belgische geschiedenis het gevoel te geven dat ze fair behandeld werden, dan
is dit land niet kreupel, maar op sterven na dood. België heeft zijn gehavende
en getraumatiseerde burgers de voorbije vijf jaar niet fatsoenlijk kunnen
opvangen en verzorgen. Laten we dat
niet vergeten als de parade voorbij is getrokken en we op 23 maart opnieuw ons
hoofd wegdraaien.” Deze niet mis te
verstane aanklacht zijn niet mijn woorden maar van onderzoeksjournalist Jeroen
Bossaert in Het Laatste Nieuws.
Graag wil ik de minister volgende vragen
stellen :
1. Kan de Minister mij een gedetailleerd
overzicht geven van de wijze waarop de overheid de slachtoffers en/of hun
nabestaanden heeft begeleid ? Welke actoren werden er hierbij betrokken ?
2. Kan u mij exact mededelen waarom het
garantiefonds er niet komt ?
3. Klopt de aanklacht dat er geen
initiatieven zijn genomen om een centraal informatiepunt te organiseren en een
specifieke informatiebrochure op te stellen met alle nuttige informatie,
adressen, enz. ? Zo ja, waarom is dit
niet gebeurd ?
4. Het is een vaststelling dat dit
dossier inderdaad veel te lang blijft aanslepen op het vlak van de vergoeding
van de slachtoffers en/of hun nabestaanden. Hebt u reeds initiatieven genomen
om aan dit dossier prioriteit te laten geven ?
5. Kan de Minister mij mededelen hoeveel
slachtoffers en/of hun nabestaanden er nog steeds wachten op een
schadeloosstelling ?
6. Slachtoffers en/of hun nabestaanden kunnen
ook beroep doen op de Commissie Financiële Hulp – afdeling terrorisme bij de
FOD Justitie. Helaas is deze mogelijkheid voor velen niet gekend. Kan de
Minister mij mededelen hoeveel slachtoffers en/of hun nabestaanden beroep
hebben gedaan op de Commissie ? Wat is
de stand van zaken in de afhandeling van deze dossiers ?
7. De termijn om een aanvraag in te
dienen beloopt drie jaar vanaf de bekendmaking van het Koninklijk besluit tot
erkenning van de aanslag als een daad van terrorisme. Deze termijn is relatief kort gezien de omvang en ingewikkeldheid
van dit dossier en eveneens gelet op het feit er niet alleen Belgen maar ook
buitenlanders het slachtoffer waren.
Daarnaast zijn ook niet alle slachtoffers en/of hun nabestaanden op de
hoogte van deze mogelijkheid. Is de
Minister bereid initiatieven te nemen om deze termijn te verlengen?
8. De financiële hulp die deze Commissie
kan bieden is beperkt tot een maximumbedrag van 125.000 euro. Hierbij wordt er
rekening gehouden met de mogelijkheid tot schadeloosstelling van de
slachtoffers via andere bronnen, zoals bijvoorbeeld de verzekering. Maar deze
verzekeringen wachten blijkbaar op de afloop van het proces. Dit betekent concreet dat wanneer een
dossier werd ingediend door een slachtoffer en/of zijn nabestaanden er hierdoor
opnieuw vertraging wordt opgelopen wanneer de Commissie de andere bronnen eerst
moet onderzoeken. Is de Minister bereid
initiatieven te nemen zodat de slachtoffers die beroep hebben gedaan op deze
Commissie wel reeds worden vergoed en dat de Commissie dan verder de
regresvordering uitoefent?
9. Hoe zit het met de realisatie van het
uniek loket dat vandaag enkel op papier bestaat maar niet in de praktijk ?
De voorzitster: Voor de duidelijkheid, van deze vergadering wordt er een Integraal Verslag opgesteld en dat zal misschien vandaag al, of ten laatste maandag, ter beschikking zijn van de leden.
Minister Verlinden moet onze vergadering verlaten.
Het woord is aan de heer Boukili voor zijn interpellatie.
01.12 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous ai écouté attentivement aujourd'hui. Vous nous dites: "Entre-temps, nous avons appris beaucoup de choses. Une commission d'enquête parlementaire a produit un rapport de 1 000 pages avec une importante section pour les victimes. Une task force interfédérale a été instituée par l'ancien ministre de la Justice". À la suite d'une question que je vous avais posée au mois de février, vous aviez dit aussi que des groupes de travail avaient été constitués. Je dois dire que je ne suis pas d'accord avec l'analyse que vous faites des leçons tirées et de l'application qui s'en est suivie. En effet, j'entends plus une falsification de la vérité et de la réalité vécue par les victimes des attentats.
Déjà, peu de groupes de travail constitués ont réellement abouti. Cela n'a en tout cas rien changé à la situation des victimes. Le seul constat possible à ce jour est le suivant: la Belgique n'a pas suivi les recommandations de la commission d'enquête parlementaire. Le suivi fut plus que partiel. L'État belge n'a pas répondu aux diverses difficultés rencontrées par les victimes du terrorisme. La Belgique ne remplit même pas le minimum de ses obligations en informant les victimes de leurs droits et en leur apportant l'aide adéquate, conformément à la directive européenne 2012/29, que je vous conseille de relire. Elle va peut-être vous inspirer.
Depuis des semaines, je vous interroge sur ce dossier. Lorsque je vous ai interrogé, ce 22 février, sur les recommandations urgentes de mai 2017 de la commission d'enquête parlementaire concernant la création d'un fonds de garantie qui fasse office de guichet unique ainsi que sur la mise en place d'une expertise unique opposable à l'ensemble des interlocuteurs, vous m'avez répondu que le guichet unique avait été installé auprès du parquet dont la cellule "victimes" a été renforcée grâce au recrutement de trois personnes. Trois personnes, monsieur le ministre! Cette réponse indique que vous ne saisissez pas l'entièreté du sujet. Le guichet dont vous faites état n'est en définitive qu'un guichet d'information. En plus, ce guichet ne concerne pas les victimes du 22 mars 2016. Il est pour les futures victimes. Nous parlons ici des victimes des attentats de 2016.
Lorsque la commission a formulé sa recommandation, elle précisait bien "un guichet sur le modèle français", c'est-à-dire un véritable fonds de garantie afin de limiter la multiplication des démarches et éviter de contraindre la victime à s'adresser elle-même aux organisations publiques et privées chargées de l'indemniser.
Après l'enfer, c'est l'injustice qui a pris place dans les familles. Les victimes des attentats du 22 mars 2016 ont été laissées aux mains des assurances qui ne pensent qu'à faire du profit. Cela fait cinq ans qu'elles bataillent et introduisent des recours afin de faire valoir leurs droits. Cinq ans, monsieur le ministre et ce n'est pas encore fini! Ce que je pense, au vu de la presse de ce matin, c'est que lorsque vous me répondiez cela en février, vous étiez déjà en train de prendre la décision définitive de ne pas mettre en place un fonds de garantie pour les victimes. Vous aviez déjà l'idée à l'époque mais vous ne m'avez pas donné cette réponse à ce moment-là.
Vous dites que ce point a été soumis au vote à l'époque en commission et qu'il a été rejeté. Il faut aussi préciser pourquoi il a été rejeté. Il l'a été parce que les partis de la majorité à l'époque, le gouvernement de la Suédoise dont votre groupe faisait partie, ont voté contre cette recommandation. Aujourd'hui, vous récidivez avec votre annonce d'abandonner cette idée-là. Quand vous dites que ce point a été rejeté, il faut préciser que votre parti aussi l'a rejeté avec la Suédoise.
Monsieur le ministre, je ne sais pas si vous prenez vraiment conscience que pour les familles, cette décision est une véritable catastrophe. Le 10 février, vous me répondiez également qu'une solution pragmatique serait recherchée afin qu'en cas d'attentats terroristes, toutes les victimes puissent être indemnisées selon une procédure efficiente et respectueuse des victimes. Vous laissez à tout le moins penser que vous reconnaissez que la procédure actuelle d'indemnisation n'est ni efficiente ni respectueuse des victimes mais si je comprends bien, les travaux et les mesures prises concernent davantage les futures victimes d'attentats que celles du 22 mars 2016. C'est ce que j'ai compris. J'espère avoir une précision à ce sujet.
Monsieur le ministre, ces propos insoutenables s'ajoutent à votre refus d'appliquer les recommandations de la commission d'enquête sur le fonds de garantie qui figure dans l'accord de gouvernement. Cela veut dire qu'en prenant cette décision, vous ne respectez même pas l'accord de gouvernement qui parle d'appliquer les recommandations de la commission d'enquête. Dans ces recommandations figure la création du Fonds de garantie.
Monsieur le ministre, vous appliquez une triple peine pour les victimes. Il y a d'abord eu l'horreur des attentats du 22 mars 2016, ensuite, le suivi est catastrophique dans une galère qui dure depuis cinq ans et enfin, vous les abandonnez en déclarant que vous n'allez pas mettre en place ce fonds de garantie. Dans la presse, vous justifiez ce choix en disant qu'une autre solution a été choisie sous la législature précédente. Vous dites avoir relevé de 30 000 à 125 000 euros le plafond d'aide d'urgence alloué par la commission. Monsieur le ministre, cette augmentation du plafond ne change rien puisque, en pratique, les victimes doivent d'abord se tourner vers les assurances et, surtout, cette augmentation du plafond n'a aucun impact sur le nombre de démarches et de procédures décrites par la commission d'enquête parlementaire.
Monsieur le ministre, vous mentionnez également que vous travaillez à une modification de la loi pour que toutes les victimes soient indemnisées, qu'elles soient assurées ou non. Mais les victimes auront toujours l'obligation de courir derrière les assurances, la commission pour l'aide financière aux victimes d'actes intentionnels de violence ou le Service fédéral des Pensions pour l'octroi d'une pension de dédommagement. Il n'y a donc pas de limite du nombre d'expertises et pas de limite du nombre d'interlocuteurs. Il n'y a pas que les dommages physique et moral. Il y a bien d'autres dommages: le dommage ménager, l'aide d'une tierce personne, le dommage économique, le préjudice esthétique, le préjudice d'agrément, la perte de scolarité. Et vous limitez vos choix! Je me demande si vous comprenez vraiment les enjeux dont il est question dans ce dossier.
Monsieur le ministre, je suis en colère, et je ne suis pas le seul! Je peux vous assurer que les familles et les associations, notamment Life for Brussels, que j'ai rencontrées, le sont également. Elles vous écoutent aujourd'hui et attendent de vous que vous compreniez l'urgence de leur situation et de la réalité qu'elles vivent. Prenez des engagements aujourd'hui! Revenez sur cette décision de ne pas créer de fonds de garantie! Revenez sur cette décision aujourd'hui! Engagez-vous avec des deadlines précises! Ce dossier doit être clôturé d'ici le 22 mars 2022. On ne doit plus traîner, cela fait déjà cinq ans que cela dure et c'est déjà de trop!
Monsieur le ministre, il reste tout à faire sur le fonds de garantie, sur l'expertise unique, sur la désignation d'un interlocuteur unique entre les victimes et les compagnies d'assurance et autres opérateurs privés, sur l'augmentation du délai de forclusion ou encore sur l'aide financière pour l'assistance d'un avocat lors du procès au pénal. Votre prédécesseur avait pris l'initiative d'instituer une task force interfédérale et il est de votre devoir de la remettre sur pied au vu de l'ampleur du travail encore à accomplir. J'attends votre réponse avec impatience.
01.13 Kristien Van
Vaerenbergh (N-VA): Een advocaat dagvaardt de
Belgische staat wegens de gebrekkige en ontoereikende manier waarop
slachtoffers van de terroristische aanslagen van 22 maart werden begeleid. Hij
verwijt de overheid nalatigheid waardoor de slachtoffers alles zelf moesten
uitzoeken.
Artsen die slachtoffers begeleid(d)en
kregen geen specifieke opleiding, er was geen brochure of centraal infopunt.
Maar er werd ook informatie achtergehouden bv. over aanwezigheid van asbest in
de metrostellen. Daarenboven was de hele procedure een labyrint waar opgeven de
gemakkelijkste oplossing was. Door dit alles konden de verzekering en de
overheid makkelijker de schadevergoedingen lager houden.
Na de aanslagen was er een speciale
onderzoekscommissie die een resem aanbevelingen tot resultaat had. De
onderzoekscommissie drong aan op de oprichting van een uniek loket. Vandaag is
het reeds zo dat slachtoffers die een dossier hebben bij de Commissie voor
financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden van de FOD
Justitie, geen nieuwe dossiers moeten openen bij andere overheidsinstanties.
Toch blijven ze geconfronteerd met een enorme administratieve rompslomp en
procedures bij verzekeraars, mutualiteiten en andere instellingen. De onderzoekscommissie
beveelt aan dat binnen dit uniek loket elk slachtoffer een referentiepersoon
moet krijgen toegewezen die hen bijstaat in al deze procedures. Dit uniek loket
moet hiervoor de nodige mensen en middelen krijgen en steeds bereikbaar zijn.
Een andere aanbeveling: voor de toekomst
een systeem uit te werken waarbij de staat slachtoffers meteen hulp en
schadevergoedingen kan toekennen, welke vervolgens door de staat gerecupereerd
worden bij de verzekeringsmaatschappijen.
Kunt u bevestigen dat het uniek loket
gerealiseerd werd? Beschikt elk slachtoffer over een referentiepersoon? Zo niet
welke hinderpalen moeten nog weggewerkt worden en hoe plant u dit te realiseren
Wat is de stand van zaken met betrekking
tot de tweede aanbeveling waarbij de staat de schadevergoeding aan slachtoffers
voorschiet en nadien terugvordert bij de verzekeraars? Hoeveel hangende
procedures zijn er over betwistingen van schade nu jaren na de aanslagen?
Het enige wat mij nog niet helemaal duidelijk is, is de verhouding met het uniek loket. Ik heb begrepen dat dit voor de toekomst is, als er een nieuwe aanslag gebeurt. Wat de coaches betreft, en het nieuwe project waarover u spreekt, ik neem aan dat die er ook zijn voor de slachtoffers van 22 maart en niet alleen voor de toekomst. Ik heb begrepen dat die coaches niet alleen voor de menselijke kant zullen worden ingezet, maar ook de tussenschakel zullen zijn voor het doorlopen van de verschillende administratieve stappen naar verzekeringen en andere.
De voorzitster: Mijnheer Geens, ik heb begrepen dat u uw vraag nr. 55015448C volgende week zult stellen.
01.14 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, ik heb in mijn uiteenzetting geprobeerd om zo veel mogelijk vragen te beantwoorden. Ik wil nu nog een aantal specifieke replieken geven, maar ik heb begrepen dat collega Geens zijn vraag volgende week zal stellen.
Ik schik mij natuurlijk naar de wensen van de commissieleden, maar ik wil volgende week heel uitvoerig ingaan op de heel pertinente opmerkingen die door de collega's werden geformuleerd en daarover een goed debat voeren. Het lijkt mij raadzaam dat op dat ogenblik ook collega Verlinden aanwezig zou zijn. Ik wil er de tijd voor nemen.
Ik stel voor dat collega's die vandaag niet aanwezig konden zijn ons hun vragen bezorgen. U kunt die dan vanuit de commissie bundelen. Ik denk dat dit beter is. Als men erop aandringt om dat nu al te doen, dan wil ik gerust punctueel repliceren, maar misschien is het beter om dat volgende week te doen, voor de algemeenheid van het debat.
De voorzitster: Het enige wat we moeten doen, is de interpellaties vandaag afhandelen omdat er moties werden ingediend en dat moet binnen een bepaalde termijn gebeuren. U mag dus zo specifiek of zo ruim antwoorden als u dat wil, zolang we de interpellaties maar kunnen afronden.
01.15 Minister Vincent Van Quickenborne: Is dat dan de interpellatie van mevrouw Dillen?
De voorzitster: Mevrouw Dillen en de heer Boukili.
01.16 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, u hebt mijn antwoorden gehoord, maar ik zal misschien nog even kort reflecteren op wat u hebt gezegd over de gerechtelijke procedure en de duurtijd. Het is een bewuste keuze van de Belgische Justitie om de afhandeling en het proces zelf te voeren na de afhandeling van de zaak in Parijs over de aanslag in Bataclan, omdat er een heel grote verwevenheid is tussen beide dossiers. Er zijn verdachten die zowel in het dossier in Frankrijk voorkomen als bij ons. Vandaar dat het een beslissing van Justitie is geweest om dat te behandelen na de zaak in Parijs.
Dat verklaart waarom wij normaliter in september 2022 het assisenproces in Brussel willen voeren, in Justitia, het gebouw van het voormalige hoofdkwartier van de NAVO.
Plusieurs d'entre vous, dont M. Boukili, ont posé des questions qui portaient sur le fonds et sur tout ce débat. J'ai bien écouté ce que vous avez dit et j'ai lu les recommandations faites par la commission d'enquête.
Als ik de aanbevelingen lees, dan staat daar niet in dat de regering een garantiefonds moet invoeren zoals Frankrijk dat heeft gedaan. Ik heb letterlijk geciteerd wat de commissie destijds heeft gezegd en ik heb ook verwezen naar de parlementaire werkzaamheden die dientengevolge hebben plaatsgevonden. De keuze voor subrogatie is een keuze die de regering toen bewust heeft gemaakt. Had men toen een fonds gecreëerd, dan zou het waarschijnlijk veel te lang geduurd hebben om dat te kunnen activeren. Een meerderheid in het Parlement heeft toen terecht gekozen voor de formule van de subrogatie. Daardoor kon men onmiddellijk voorschotten uitbetalen en moest men niet wachten op een beslissing van de verzekeringsmaatschappij. Dat was dus een bewuste keuze.
In het regeerakkoord wordt er geen gewag gemaakt van de installatie van een fonds. Wel willen we de wet van 2007 aanpassen. Collega Dermagne zal de hiaten in de wet betreffende de verzekering tegen schade aangericht door terrorisme dichten.
Via de subrogatie verricht de Commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden excellent werk. Ik heb heel veel slachtoffers en slachtofferverenigingen ontmoet die keer op keer lovend spraken over het werk van deze commissie. Ik heb in mijn uiteenzetting twee namen genoemd en die spreken voor zich.
Het uniek loket is intussen geïnstalleerd en treedt in werking als er een aanslag heeft plaatsgevonden, luttele dagen na de calamiteit. U weet dat ook het crisiscentrum in werking treedt als er iets gebeurt. Enkele dagen daarna zal het centraal loket in werking treden. Het centraal loket werd inderdaad met enkele mensen versterkt. Het gaat om meer dan om de mensen waar de heer Boukili naar verwezen heeft. Mevrouw de voorzitster, het zou misschien een goed idee zijn om de magistraat die dat loket beheert eens uit te nodigen in deze commissie. Ze kan dan toelichten wat deze veranderingen precies inhouden en wat dat zal betekenen.
Ik meen dat ik hiermee op de belangrijkste vragen van mevrouw Dillen heb geantwoord.
Je pense aussi avoir répondu aux questions de M. Boukili à propos du guichet unique et des victimes.
Ik heb het grootste begrip voor de slachtoffers. Wij hebben tot onze grote scha en schande moeten ervaren wat de manco's waren. Er is heel goed werk verricht door collega Geens. Er zijn heel wat stappen gezet, maar het is uiteraard ook een leerproces.
Het is expliciet op verzoek van een erkende slachtoffervereniging dat wij nu slachtoffercoaches zullen aanduiden. Zij hebben ook expliciet gevraagd naar twee coaches en een persoon in de backoffice. Dat was hun vraag. Zij hebben geen tien mensen gevraagd, maar drie. De coaches gaan ter plaatse bij de mensen. De persoon in de backoffice neemt contact op met het centrale loket. Het centrale loket zal werken voor de toekomst. De coaches zullen ook instaan voor slachtoffers uit het verleden, niet alleen voor de slachtoffers van de aanslagen van 22 maart, maar ook voor andere slachtoffers. U weet dat er ook mensen in het buitenland het slachtoffer zijn geweest van een terroristische aanslag. Die coaches zullen ook voor hen ter beschikking zijn.
Ik begrijp natuurlijk dat er mensen zijn die vandaag individueel nog steeds worstelen met onder meer de verzekeringen en onopgeloste problemen. Ik hoop dat wij via de coaches die mensen zullen kunnen helpen. Meer dan dat, het gaat niet alleen over het financiële. Het gaat er ook om dat mensen smeken om erkenning. Ik meen dat de coaches hun ook die erkenning zullen kunnen geven.
De voorzitster: Hebt u nog een repliek, mevrouw Dillen?
01.17 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik hoop dat wij volgende week de gelegenheid krijgen om er dieper op in te gaan. Ik heb nu twee korte bedenkingen.
Ik twijfel niet aan het excellente werk van die Commissie ten aanzien van de slachtoffers. In een andere hoedanigheid heb ik reeds regelmatig een beroep gedaan op die Commissie en die levert inderdaad heel goed werk. Ik heb alleen gewaarschuwd voor twee zaken. Ten eerste, het plafond is 125.000 euro. Voor een aantal slachtoffers zal dat voldoende zijn, maar niet voor allemaal, vrees ik. Zult u daarover nog eens nadenken? Ten tweede, de termijn is in principe drie jaar. Zal men een aparte regeling treffen voor deze dossiers?
Ik begrijp dat Justitie wil wachten op de uitspraken in Parijs in het dossier-Bataclan. Ons proces hier in België zal dan beginnen in september 2022. Ik hoop alleen dat dit op termijn geen argument zal zijn voor de verdediging om te wijzen op de lange duurtijd van het proces, waarbij er dan alleen een schuldigverklaring komt en geen bestraffing. Ik ben zo vrij om hier toch te verwijzen naar de rechtspraak ter zake en ook naar de Europese regelgeving.
01.18 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Vous dites que nous n'avons pas la même lecture du paragraphe. À quoi cela sert-il dès lors d'émettre des recommandations si chaque ministre les interprète à sa manière? Les recommandations disent exactement qu'il faut ce fonds. Je me base sur les recommandations de la commission d'enquête et sur la lettre envoyée par les victimes que, tous ici, nous avons reçue. Les revendications de cette lettre sont les mêmes que celles de la commission d'enquête. Il faut les prendre en considération. Ce qui a été mis en place jusqu'à aujourd'hui n'a pas fonctionné. Cela a été une catastrophe! Avez-vous parlé à des victimes? Les avez-vous rencontrées? Moi, je l'ai fait. C'est hallucinant! Quand j'entendais leurs histoires, j'avais la boule au ventre. C'est incroyable que, dans un pays comme la Belgique, ces victimes aient vécu une telle situation pendant cinq ans. C'est impensable! Je ne pensais pas vivre dans un pays qui dysfonctionnait à ce point. Aujourd'hui, on me dit tirer des leçons pour l'avenir mais c'est maintenant qu'il faut agir pour ces victimes qui ont connu l'horreur du 22 mars. J'espère qu'il n'y aura plus d'autre attentat à l'avenir mais il faut prendre ses précautions et donner des réponses maintenant.
Monsieur le ministre, je vais vous donner une deuxième chance. Votre groupe a voté contre ce fonds par le passé. Vous prévoyez de retirer ce projet. Je dépose donc une motion de recommandation aujourd'hui dans laquelle je ne fais que respecter les recommandations de la commission d'enquête et les revendications qui nous ont été envoyées par l'association des victimes. Il s'agit d'instituer une nouvelle task force interfédérale qui sera chargée de rendre effective la création d'un fonds de garantie, la mise en place d'une expertise unique ainsi que l'ensemble des recommandations de la commission d'enquête parlementaire et de désigner immédiatement, dans l'intervalle de la création d'un fonds de garantie faisant office de guichet unique, un interlocuteur unique qui sera chargé de faire le relais entre les victimes et les compagnies d'assurance ou les organismes privés, de manière à ne pas les laisser seules. Il faut prévoir des deadlines contraignantes et s'engager formellement à ce que ce dossier soit entièrement clôturé d'ici le 22 mars 2021. Cela a déjà trop duré. Il faut prendre des décisions maintenant. J'espère que, cette fois, vous userez de votre influence pour que la majorité fasse cette fois le bon choix et vote pour ces recommandations.
De voorzitster:
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marijke Dillen en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellaties van mevrouw Marijke Dillen en de heer Nabil Boukili
en het antwoord van de regering,
- overwegende dat er na de aanslagen dd. 22.03.2016 een parlementaire onderzoekscommissie "terroristische aanslagen" werd opgericht;
- overwegende dat in de schoot van deze voormelde onderzoekscommissie tal van aanbevelingen werden geformuleerd;
- overwegende dat één van de belangrijkste aanbevelingen betrekking had op de schadeloosstelling van de slachtoffers van de aanslagen, waarbij de oprichting van een garantiefonds werd aanbevolen;
- overwegende dat aldus werd voorgesteld om een systeem uit te werken waarbij de overheid de slachtoffers van de aanslagen meteen de vereiste hulp en schadevergoedingen kon toekennen, waarna deze bedragen konden worden gerecupereerd bij de verzekeringsmaatschappijen;
- overwegende dat er in de schoot van de regering evenwel werd beslist dat er geen garantiefonds zou komen voor de slachtoffers van de terreurdaden van 22.03.2016;
- overwegende dat niets de regering belet op haar beslissing terug te komen, dan wel een gelijkaardige maatregel, die hetzelfde resultaat beoogt, uit te werken en -vaardigen;
- overwegende dat de oprichting van een uniek loket waar alle slachtoffers en hun nabestaanden terechtkunnen met medische, juridische en financiële vragen eveneens een aanbeveling is, wat in 2018 wel op papier werd uitgewerkt maar in de praktijk nog steeds niet functioneert;
vraagt de regering
uitvoering te geven aan alle aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie "terroristische aanslagen", in het bijzonder de oprichting van een garantiefonds, dan wel een gelijkaardige regeling uit te werken waardoor de slachtoffers van de aanslagen niet nogmaals in de kou blijven staan, en het organiseren van het uniek loket."
Une première motion de recommandation a été déposée par Mme Marijke Dillen et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu les interpellations de Mme Marijke Dillen et M. Nabil Boukili
et la réponse du gouvernement,
- considérant qu'une commission d'enquête parlementaire "attentats terroristes" a été créée après les attentats du 22 mars 2016;
- considérant que cette commission d'enquête a débouché sur la formulation de nombreuses recommandations;
- considérant qu'une des principales recommandations avait trait à l'indemnisation des victimes des attentats et à la création d'un fonds de garantie;
- considérant qu'il a ainsi été proposé d'élaborer un système permettant à l'État d'octroyer immédiatement l'aide et les indemnisations requises aux victimes des attentats puis de récupérer ensuite ces montants auprès des assureurs;
- considérant que le gouvernement a cependant décidé qu'aucun fonds de garantie ne serait créé pour les victimes des actes terroristes du 22 mars 2016 ;
- considérant que rien n'empêche le gouvernement de revenir sur sa décision ou d'élaborer et de mettre en œuvre une mesure similaire visant à atteindre le même résultat;
- considérant qu'une des recommandations vise à la création d'un guichet unique auquel l'ensemble des victimes et de leurs familles pourraient adresser leurs questions ayant trait à des aspects médicaux, juridiques et financiers et que ce guichet, prévu par un document de 2018, n'est, en pratique, toujours pas fonctionnel;
demande au gouvernement
de mettre en œuvre toutes les recommandations formulées par la commission d'enquête parlementaire "attentats terroristes", en particulier par la création d'un fonds de garantie ou par la mise en place d'un système comparable permettant d'éviter que les victimes des attentats soient à nouveau abandonnées à leur triste sort, et par l'organisation du guichet unique."
Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Nabil Boukili en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellaties van mevrouw Marijke Dillen en de heer Nabil Boukili
en het antwoord van de regering,
- overwegende dat er op 22 maart 2016 32 doden en meer dan 300 gewonden gevallen zijn bij de aanslagen in Brussel. Vele andere personen werden zwaar getroffen door de aanslagen, zoals de eerste hulpverleners, de families van de doden en gewonden en de personen die op de plaatsen van de aanslagen aanwezig waren, maar niet fysiek gewond werden;
- overwegende dat de slachtoffers en hun families tot op de dag van vandaag geconfronteerd worden met zeer ingewikkelde situaties, die hun herstel vertragen, dat er niets gedaan werd om de eerste hulpverleners te begeleiden, dat er enorme lacunes blijven bestaan in de waarborging van een optimale bescherming van hun recht op gezondheid, hun recht op toegang tot de justitie, hun recht op de waarheid en hun recht op een doeltreffende en snelle schadevergoeding;
- overwegende dat er tot op de dag van vandaag, vijf jaar na de feiten, niets werd ondernomen om een enkel aanspreekpunt op te richten of één enkele expertise of beroepsprocedure mogelijk te maken;
- overwegende dat de slachtoffers van terroristische daden krachtens internationale instrumenten recht hebben op materiële, sociale, juridische en psychologische steun en dat de bijzondere VN-rapporteur voor de mensenrechten naar aanleiding van haar bezoek aan België in 2018 aangaf dat ze uitermate bezorgd was over hetgeen de slachtoffers van 22 maart dagelijks moesten meemaken;
- overwegende dat die vaststellingen erop wijzen dat de maatregelen onvolledig zijn en meer in het algemeen dat de door de regering genomen maatregelen ontoereikend zijn, en dat die vertraging in de hulpverlening aan de slachtoffers ertoe leidt dat er een fenomeen van secundaire victimisatie ontstaat, dat op zijn beurt een bijkomende bron van stoornissen en stress is;
- overwegende dat de parlementaire onderzoekscommissie, die tot de vaststelling komt dat de slachtoffers van de aanslagen van 22 maart 2016 grote moeilijkheden ondervinden doordat er een veelheid aan tegemoetkomende instanties is, daarover in haar verslag verwijst naar de “Commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden, “DG War”, verzekeringsmaatschappijen, ziekenfondsen, enzovoort” (blz. 10 DOC 54 1752/007 - 4 mei 2017);
- overwegende dat de parlementaire onderzoekscommissie adviseert dat "België voor de toekomst een systeem uitwerkt dat – in plaats van subsidiaire hulp te bieden, waardoor het slachtoffer zich zelf moet wenden tot de openbare of private instellingen die ermee zijn belast hem/haar te vergoeden – zorgt voor de oprichting van een fonds dat het slachtoffer binnen de kortst mogelijke tijd hulp en schadevergoeding kan toekennen, en waarbij achteraf bij de verzekeringsmaatschappijen wordt gerecupereerd wat zij verschuldigd zijn" (blz. 24 DOC 54 1752/007- 4 mei 2017);
- overwegende dat er in alle buitenlandse systemen, die in de bijlagen van het Franse rapport van februari 2017 bestudeerd werden, aangedrongen wordt op de noodzaak van een gecentraliseerde structuur (Frankrijk), een federale dienst (Duitsland), een nationale verzekeringskas (Israël), een algemene directie (Spanje), een dienst voor de vergoeding van slachtoffers (Noorwegen);
- overwegende dat het huidige “eenheidsloket" uiteindelijk niet meer dan een informatieloket is en dat dit loket geenszins een oplossing biedt voor het feit dat de slachtoffers gedwongen zijn om voortdurend te gaan aankloppen bij de verzekeringen, de Commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden en de Federale Pensioendienst voor de toekenning van een herstelpensioen;
- overwegende dat de parlementaire onderzoekscommissie adviseert om één enkele expertise in te stellen die tegenstelbaar is ten aanzien van alle betrokken partijen (DOC 54 1752/007 blz. 24 - 4 mei 2017);
- gelet op de urgentie en het belang van de menselijke dimensie van dit dossier;
vraagt de regering
- een nieuwe interfederale taskforce op te richten, die ermee belast zal worden de oprichting van een garantiefonds en de instelling van één enkele expertise, evenals de uitvoering van alle aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie te realiseren;
- in afwachting van de oprichting van een garantiefonds dat dienstdoet als "eenheidsloket", onmiddellijk een enkel aanspreekpunt op te richten, dat als tussenschakel tussen de slachtoffers en de verzekeringsmaatschappijen en de private instellingen zal fungeren;
- bindende deadlines vast te stellen en zich er formeel toe te verbinden dat dit dossier tegen 22 maart 2022 volledig afgerond zal zijn".
Une deuxième motion de recommandation a été déposée par M. Nabil Boukili et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu les interpellations de Mme Marijke Dillen et M. Nabil Boukili
et la réponse du gouvernement,
- considérant que le 22 mars 2016, 32 personnes ont été tuées dans les attentats de Bruxelles et plus de trois cents personnes ont été blessées à Bruxelles. De nombreuses autres personnes ont été profondément touchées par les attentats, y compris les premiers intervenants, les membres de la famille des personnes tuées et blessées et les personnes prises dans les attentats mais non blessées physiquement;
- considérant que les victimes et leurs familles sont, encore à ce jour, confrontées à des situations inextricables qui retardent leur reconstruction, que rien n’a été mis en place pour une prise en charge de premiers intervenants, que des lacunes énormes persistent dans la mise en place de garanties pour une protection optimale de leur droit à la santé, leur droit à un accès à la justice, leur droit à la vérité et leur droit à une indemnisation efficace et rapide;
- considérant qu’à ce jour, 5 ans après les faits, rien n’a été fait pour permettre un seul interlocuteur, une seule expertise, une seule procédure de recours;
- considérant qu’en vertu des instruments internationaux, les victimes d’actes terroristes ont droit à une aide matérielle, sociale, juridique et psychologique et que, suite à sa visite en Belgique en 2018, la rapporteuse spéciale des Nations Unies sur les droits de l'homme s’est dite profondément préoccupée par les expériences quotidiennes des victimes du 22 mars;
- considérant que ces constats sont symptomatiques de mesures inachevées, et plus généralement, de l’insuffisance des mesures prises par le gouvernement et que ce retard à aider les victimes entraîne un phénomène de victimisation secondaire, nouvelle source de troubles et de stress;
- considérant que le rapport de la commission d’enquête parlementaire qui pose le constat de l’importance des difficultés que rencontrent les victimes des attentats du 22 mars 2016 due à la pluralité des débiteurs d’indemnités comme "l’aide financière aux victimes d’actes intentionnels de violence, DGWar, assurances, mutuelles, etc." (p. 10 DOC 54 1752/007 - 4 mai 2017);
- considérant que la commission d’enquête parlementaire recommande que "la Belgique se dote d’un système qui, au lieu d’offrir une aide subsidiaire qui contraint la victime à s’adresser elle-même aux organismes publics ou privés chargés de l’indemniser, prévoit la création d’un fonds qui pourra lui allouer, dans les délais les plus brefs, des aides et indemnités, à charge de récupérer ce qui est dû par les compagnies d’assurance" (p. 24 DOC 54 1752/007- 4 mai 2017);
- considérant que tous les systèmes étrangers étudiés dans les annexes du rapport français de février 2017 insistent sur la nécessité d’une structure centralisée (France), d’un office fédéral (Allemagne), d’une caisse d’assurance nationale (Israël), d’une direction générale (Espagne), d’un office pour l’indemnisation des victimes (Norvège);
- considérant que le "guichet unique" qui existe actuellement n’est, en définitive, qu’un guichet d’informations et que celui-ci ne règle en rien l’obligation qui pèse sur les victimes de courir, derrière les assurances, la commission pour l’aide financière aux victimes d’actes intentionnels de violence et le Service fédéral des Pensions pour l’octroi d’une pension de dédommagement;
- considérant que la commission d’enquête parlementaire recommande la mise en place d’une expertise unique opposable à l’ensemble des interlocuteurs (doc 1752/007 p. 24 - 4 mai 2017);
- considérant l’urgence et l’importance de la dimension humaine dans ce dossier;
demande au gouvernement
- d’instituer une nouvelle task force interfédérale qui sera chargée de rendre effectives la création d’un fonds de garantie et la mise en place d’une expertise unique ainsi que l’ensemble des recommandations de la commission d’enquête parlementaire;
- de désigner, dans l’intervalle de la création d’un fonds de garantie qui fasse office de "guichet unique", immédiatement un interlocuteur unique qui sera chargé de faire le relais entre les victimes et les compagnies assurances et organismes privés;
- de prévoir des deadlines contraignantes et de s’engager formellement à ce que ce dossier soit entièrement clôturé d’ici le prochain 22 mars 2022."
Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Katja Gabriëls en Laurence Zanchetta en de heren Tim Vandenput en Koen Geens.
Une motion pure et simple a été déposée par
Mmes Katja Gabriëls et Laurence Zanchetta et MM. Tim Vandenput et Koen Geens.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
La réunion publique de commission est levée à 14 h 27.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 14.27 uur.