Réunion commune de la commission DE LA Justice et de
la commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la Migration et des Matières
administratives |
Gemeenschappelijke
vergadering van de commissie voor Justitie en de commissie voor Binnenlandse
Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken |
du Mardi 23 mars 2021 Après-midi ______ |
van Dinsdag 23 maart 2021 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.33 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh en de heer Ortwin Depoortere.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 33 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh et M. Ortwin Depoortere.
01 Suivi des recommandations de la commission d'enquête parlementaire "Attentats terroristes". Échange de vues avec M. Vincent Van Quickenborne, vice-premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord, et Mme Annelies Verlinden, ministre de l'Intérieur, des Réformes institutionnelles et du Renouveau démocratique et questions jointes de
- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Un fonds d'indemnisation des victimes d’attentats terroristes" (55015751C)
- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La reconnaissance des victimes des attentats du 22 mars 2016" (55015752C)
- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les aides octroyées aux victimes des attentats du 22 mars 2016 dans la procédure judiciaire" (55015754C)
- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L’indemnisation des victimes des attentats du 22 mars 2016" (55015755C)
- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le soutien psychologique des victimes des attentats du 22 mars 2016" (55015760C)
01 Opvolging van de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie "Terroristische aanslagen". Gedachtewisseling met de heer Vincent Van Quickenborne, vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee, en mevrouw Annelies Verlinden, minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing en toegevoegde vragen van
- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Een fonds voor de vergoeding van de slachtoffers van terreuraanslagen" (55015751C)
- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De erkenning van de slachtoffers van de aanslagen van 22 maart 2016" (55015752C)
- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Financiële hulp voor de slachtoffers van de aanslagen van 22 maart 2016 in het kader van de gerechtelijke procedure" (55015754C)
- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De schadevergoeding voor de slachtoffers van de aanslagen van 22 maart 2016" (55015755C)
- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De psychologische ondersteuning van de slachtoffers van de aanslagen van 22 maart 2016" (55015760C)
Kristien Van Vaerenbergh, voorzitster: We beginnen onze vergadering bij de grootste fractie, de N-VA.
01.01 Koen Metsu (N-VA):
Mevrouw de voorzitster, mijnheer de voorzitter, collega's, we gaan erin
vliegen. Hopelijk is er nog tijd voor
een tweede ronde, voor de meer technische betogen. We zouden dit kunnen
beschouwen als een algemenere beschouwing.
De heer
Van Quickenborne heeft vorige keer al gezegd dat men uitvoerig werk heeft
gemaakt van die 640 bladzijden. Dat klopt. Ik ben er ook eindelijk door
geraakt. Het lijkt mij echter een beetje een knip-en-plakwerk vanuit diverse
kabinetten. Ik mis nog altijd de rode draad. Vorige week vrijdag werd dan
afgesproken dat er nog een nieuw schema zou komen. Dat zou een overzichtstabel
zijn waarin was opgenomen wat er allemaal is afgesproken in de parlementaire
onderzoekscommissie en wat er al was afgevinkt.
Ik wil dit
nog wat aanscherpen. Graag verneem ik wat er allemaal al is afgevinkt door de
vorige regering en wat door de huidige regering. Vrijdag werd ik daar niet veel
wijzer uit. Ik hoorde praten over de Passenger Name Record (PNR), het
controleren van de passagiersgegevens. We hadden het onder andere over de
nachtelijke huiszoekingen, over de Local Taskforces (LTF), de lokale integrale
veiligheidscellen. Focus werd zelfs allemaal benoemd. Dat zijn zaken die
destijds al werden goedgekeurd. Ik ben vooral benieuwd naar wat er nu in de
steigers staat. Er zijn een paar wetsontwerpen aangekondigd, maar ik ben ook
heel erg benieuwd hoe we nu verdergaan. Hoe zullen we ervoor zorgen dat we niet
slabakken, dat we niet weer zullen wachten op een volgende terreurdaad om dan
weer reactief te moeten werken? Deze regering moet niet enkel geldelijke
middelen vrijmaken, maar ook bezig zijn met inhoud en het verstrekken van onder
andere die veiligheidsdiensten.
Ik zal in
deze eerste ronde geen technische vragen stellen. Ik zal mijn tussenkomst
beperkt houden en dan kan de heer D'Haese aansluiten. Ik zou zes algemene
vragen willen stellen die betrekkelijk eenvoudig te beantwoorden zijn.
De eerste
categorie vragen gaat over de terroristen zelf. We weten dat de Zweedse
regering destijds tot een compromis is gekomen. Iemand die veroordeeld werd
voor lidmaatschap van een terreurgroepering zou vijf jaar cel krijgen. Voor de
N-VA was dat het absolute minimum. We hebben niet meer uit de brand kunnen
slepen. We merken nu natuurlijk dat in België vijf jaar soms drie jaar wordt en
in het vorige week besproken geval van mevrouw Noura Firoud kan dat tot vijf
maanden herleid worden.
Wat is de doelstelling van de federale regering? Wordt de strafmaat opgetrokken? Opnieuw, in ons zult u hiervoor een goede bondgenoot vinden.
De tweede vraag over de terroristen is heel belangrijk omdat er sinds een week of twee een gamechanger is. De regering heeft zich duidelijk uitgesproken en wil vrouwen actief repatriëren op een case-by-casebasis. Een onderzoeksteam zal uitmaken of zij oprecht berouw tonen en, zo ja, dan zouden zij actief naar België worden gerepatrieerd. Minister Van Quickenborne verwees naar een artikel in De Morgen dat ondertussen juist wordt geïnterpreteerd door ons allebei. Nooit ofte nimmer werd er gesuggereerd dat de N-VA die vrouwen naar België zou willen repatriëren, maar wij willen hen wel ginds cas par cas van elkaar scheiden. Nu horen wij dat niet enkel de kinderen tot 12 jaar, maar ook de vrouwen zouden kunnen terugkomen. Ik vraag mij af wat de volgende stap is.
Ik heb al een voorzet gegeven over het berechten ter plaatse. Een paar maanden geleden waren wij ter plaatse. De plaatselijke rechters zijn klaar om de foreign terrorist fighters in een tribunaal te berechten. Er zijn ginds al 3.000 terroristen effectief berecht, met minimumcelstraffen van 20 jaar. Het gaat voornamelijk om Irakezen en Syriërs. Nu vraagt men een soort internationaal comité om te kunnen beginnen met de berechting van de foreign terrorist fighters. Ik wil dus het standpunt van de regering hierover kennen, maar ook hoe zij de vrouwen praktisch wil repatriëren. Als men zulke uitspraken doet, ga ik ervan uit dat er al een soort gameplan is, dus ik ben heel benieuwd naar dat plan.
Iets wat ik ook mis, is de afname van de dubbele nationaliteit van terroristen. Daar werd ook nog met geen woord over gerept. Daarover mag de regering ook wel eens kleur bekennen. Ik heb vorige week ook gezegd – ik wil niet in herhaling vallen – dat in het verkiezingsprogramma van de VVD, de alom geprezen, echte liberalen in Nederland, staat dat zij zelfs de unieke, Nederlandse nationaliteit zouden willen ontnemen van hun terroristen. Bij ons blijkt het te moeilijk om de Belgische nationaliteit af te nemen van die terroristen als zij de dubbele nationaliteit hebben. Een rechter kan dat natuurlijk al – minister Van Quickenborne verwijst daarnaar – en dat gebeurt ook al, maar wat ons betreft, mag dat automatisch gebeuren en moet men niet veroordeeld zijn tot een effectieve gevangenisstraf van vijf jaar. Het mag ook voor mensen die Belg zijn van bij de geboorte wat de N-VA betreft.
Na deze drie vragen over de terroristen kom ik bij de slachtoffers.
Gisteren, tijdens de rouwhulde, heb ik heel mooie toespraken gehoord, zowel van onze eerste minister als van de slachtoffers zelf. Tussen de regels heb ik een boodschap van hoop gehoord.
Vorige week heeft deze regering wel een diffuus signaal verstuurd, vind ik. Een slachtoffer belde mij onlangs op met de boodschap dat ze van minister Van Quickenborne slechts een aalmoes krijgen, terwijl intussen de graanschuur leeggeroofd wordt. Er is in 300.000 euro voorzien voor V-Europe om twee coaches aan te stellen voor 1.500 slachtoffers. Maar tegelijk kan van het Garantiefonds geen sprake meer zijn. Daarbij mogen we niet verwijzen naar wat er in 2018 beslist is, want dat is voor ons geen substituut of vervanging van dit garantiefonds. Ook op dit punt ben ik zeer benieuwd naar de visie van de regering en hoe men wil vermijden dat de slachtoffers in de kou blijven staan.
Bovendien is er ook nog het unieke loket, dat nu al bestaat voor Belgische slachtoffers in het buitenland. Dat ontzorgt hen administratief. Vanochtend heb ik nog een getuigenis gehoord van een slachtoffer, dat zei dat er vijftien bladzijden moesten ingevuld worden daags na de aanslag terwijl het nog niet in staat was om één bladzijde te lezen. Het unieke loket is er nu wel, zoals vrijdag ook gezegd, maar het werkt nog niet. De facto is er het er dan ook niet. Ook daar zijn we heel erg benieuwd naar hoe en wanneer men het unieke loket zal organiseren. Voor dit soort voorspelbare vragen zullen de ministers wel goed gewapend zijn.
Maar dan is er het proces. Ik wilde bijna zeggen: we staan aan de vooravond van het proces. Maar dit is België. In 2022 zullen we allemaal getuige zijn van het grootste terreurproces dat ons land ooit meegemaakt heeft. De N-VA, met de steun van Katja Gabriëls van Open Vld, heeft geprobeerd om grondwetsartikel 150 te wijzigen. Mevrouw de voorzitster, u was daar nog de initiatiefneemster na de voorzet van talrijke slachtoffers om het proces niet voor een assisenhof te brengen, om geen volksjury te laten oordelen maar een beroepsjury. Zo zouden we vermijden om nog eens negen maanden tot een jaar in een posttraumatisch stressscenario terecht te komen, om nog eens de 30.000 schuldvragen te aanhoren en te verwerken.
De handtekening van mevrouw Gabriëls is verdwenen van ons wetsvoorstel nadat de Vivaldi-coalitie de eed had afgelegd.
We hebben de minister van Justitie toen op een hoorzitting uitgenodigd, maar hij heeft daar niets gezegd. Hij heeft niet gezegd of hij voor of tegen is. Het was eigenlijk heel diffuus. Voor mij was het vast en zeker niet verhelderend. Uit zijn uitleg kon ik opmaken dat hij best wel empathie had voor de slachtoffers en ons voorstel best begreep, maar het heeft de toets van het Parlement niet doorstaan, het werd afgekeurd. Mijn laatste vraag, de zesde in de eerste ronde, waarna ik het woord geef aan collega D'Haese, is de volgende. Hoe ziet u dit proces? Wordt er nog iets aangepast? Is er iets in de maak? Kunt u ter zake iets meedelen ter geruststelling van die talloze slachtoffers die er absoluut niet aan toe zijn om, al is het pas volgend jaar, opnieuw maanden en maanden geconfronteerd te worden met zulke calvarietocht?
Mevrouw de voorzitter, in een eerste ronde beperk ik heel graag mijn spreektijd. Ik weet dat we weinig tijd hebben. Voor de technische kwesties zullen we in een tweede ronde terugkomen, maar graag eerst nog collega D'Haese ter aanvulling.
01.02 Christoph D'Haese (N-VA): Mevrouw de voorzitter, ik sluit mij heel graag aan bij de wijze woorden en vraagstelling van collega Metsu. Het zal u zijn opgevallen dat hij zes vragen naar voren heeft geschoven. Zoals dat in een goede rechtsstaat past, zit daar een perfect evenwicht in tussen daders en slachtoffers. Drie vragen hebben betrekking op de daders en drie hebben betrekking op de slachtoffers.
De stukken die we hebben ontvangen, meer dan 600 bladzijden, zijn eigenlijk een veelkoppige draak. Er zit ongelofelijk veel in. Ik wil de mensen die achter de documenten zitten, langs deze weg bedanken voor datgene wat al werd uitgeschreven. Het spijtige is dat het niet goed gecoördineerd is en evenmin vertaald. Collega Pivin heeft er reeds op gewezen dat bepaalde stukken in de andere taal zijn opgesteld. Uit respect voor de rechtsstaat denk ik dat we daar op een passende manier moeten mee omgaan.
Valt het u ook op – ik heb heel aandachtig en kritisch geluisterd – dat in de verslaggeving over de herdenking van de aanslagen eigenlijk bijna niet wordt gesproken over de motieven van de daders? Echt waar, lees er eens de artikels op na, de mooie speeches en de berichten. Het is markant, gezagsdragers en journalisten worstelen duidelijk met een inconvenient truth, om dat woord in een andere context hier te citeren. Nee, ons land werd niet plots het slachtoffer van anonieme terreurdaden die een vorm van zinloos geweld waren. Het terrorisme ging uit van radicale moslims. Organisaties als IS, Boko Haram, Taliban en Al Qaeda hebben al tienduizenden doden gemaakt over de hele wereld. De meeste slachtoffers zijn trouwens andere moslims.
In Europa vielen er slachtoffers, niet alleen bij ons, maar ook in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Zweden. Ik had ook de gelegenheid tot een heel lang gesprek met de Franse procureur des Konings naar aanleiding van het bezoek van onze onderzoekscommissie aan Frankrijk. Dat heeft op mij een bijzonder diepe indruk gemaakt. Ik denk dat wij een meer dan morele plicht hebben om op gepaste wijze om te gaan met de bevindingen van de onderzoekscommissie.
Op mijn beurt en zonder het te hebben afgesproken, heb ook ik zes themata, die perfect aansluiten bij wat collega Koen Metsu naar voren heeft gebracht.
Collega's, het kan niet de bedoeling zijn dat wij pro domo elk een pleidooi houden. Wij moeten werkelijk iets doen voor de slachtoffers en iets doen ter bestrijding van die verschrikkelijke vorm van criminaliteit. Ik denk dat het goed is dat onze commissie aan de slag gaat met datgene wat het Parlement wordt aangereikt. Dat vindt men dan ook perfect samengevat in de opvolgingstabel met zes belangrijke juridische en wetenschappelijke kapstokken. Die zes kapstokken kunnen ook een vervolgtraject betekenen om verder diepgaand te onderzoeken. Elk van die facetten moeten wij onder het juridisch en wetenschappelijk vergrootglas leggen.
Het eerste thema gaat over informatiebeheer, wat meer dan ooit actueel is. Denk maar aan de problematiek van de geëncrypteerde communicatie, het blootleggen ervan en de wettelijkheid ervan.
Het tweede thema is de gerechtelijke politie, de rol van de gerechtelijke politie en de reorganisatie van de DJSOC. Hoe zou het daarmee overigens gesteld zijn? Welke zijn daarin de concrete verbeteringen?
Ten derde, we zien ook dat recht mensenwerk is. Het derde thema is hrm, werving en selectie bij mensen die een performant en adequaat apparaat kunnen bestaffen.
Ten vierde, we hebben een heel beklijvende getuigenis gehad van Peter De Buysser over de internationale politiesamenwerking. Het is te lang geleden dat ik iets gehoord heb over verbindingsofficieren.
Het vijfde thema gaat over bestuurlijke politie. Steeds meer wordt er aandacht gevraagd voor die problematiek. Enkele wetgevende initiatieven staan in de steigers, maar ik denk dat wij daarop echt maximaal moeten inzetten.
Een laatste thema is alles wat met integriteit te maken heeft, integriteit binnen de volledige politie. Dat debat heeft zeker raakvlakken met andere maatschappelijke discussies, waarbij ik denk aan de bestrijding van de verdovende middelen, een heel belangrijke problematiek die wij zeker onder de aandacht moeten houden.
Een element dat ik nog wil aanhalen en waarop ik zeker nog zal terugkomen, is de waanzinnige operatie waar we voor staan, namelijk de organisatie van dat assisenproces.
Daarbij zal absoluut ook aandacht nodig zijn voor het slachtoffer.
Ik heb in mijn leven wat assisenprocessen gedaan. Ik moet u niet verhelen dat elk proces heilzaam kan zijn voor de slachtoffers. Zoals de heer Metsu al aangaf, is het proces een heel moeilijk momentum voor elk slachtoffer in het bijzonder. Wij moeten dus enorm waakzaam zijn dat wij ook voor de duurtijd van het immense proces de nodige bijstand aan de slachtoffers geven. Zij zijn immers met velen en het leed is immens.
Mevrouw de voorzitster, teneinde niet te veel in monologen te vervallen, kunnen wij straks misschien bekijken op welke manier wij een modus operandi kunnen uitwerken met de commissie, rekening houdende met de bevindingen die Kamerbreed door oppositie en meerderheid en bij unanimiteit zijn goedgekeurd. Het is een lijvig werkstuk waaruit wij alleen maar kunnen leren. De proef die wij zeker moeten doen en waarop de N-VA-fractie zeker zal toezien, is bekijken op welke manier de doelstellingen waarover consensus was, in de praktijk vorm krijgen ten goede van de rechtsstaat.
01.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, ik zal spreken en mijn collega Thibaut zal eventueel in een tweede ronde of op het einde nog het woord nemen.
Mevrouw de minister, mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreide toelichting vorige week.
Collega's, ik heb een paar pijnpunten die al een tijdje meegaan en die ik nu even wil oplijsten.
Wij hebben de voorbije dagen heel veel getuigenissen gehoord van slachtoffers. Behalve de positieve ervaringen met hulpverleners en behandelende artsen alsook met de enorme inzet van individuen – er werd terecht verwezen naar het werk in het Slachtofferfonds – hoorden wij vooral veel boosheid en bitterheid op het systeem dat niet werkt en veeleer tegenwerkt, dat de slachtoffers niet helpt, maar hun leed nog vergroot en dat na vijf jaar nog altijd remt en frustreert.
Het is een structureel probleem dat ondanks de vele aanbevelingen van de onderzoekscommissie, nog niet helemaal is weggewerkt. Het was een sterk rapport van meer dan duizend pagina's met heel veel aanbevelingen, waarvan vele zijn uitgevoerd en in uitvoering zijn. Echter, vooral het deel over de hulp aan slachtoffers is een probleem.
Wat zijn de Belgische problemen waarvoor we de komende maanden en jaren moeten proberen oplossingen te vinden? Er zijn problemen rond de erkenning van de lichamelijke, maar ook de psychische letsels. Er is nog altijd een heel groot probleem met het inschatten van de schade. De verhalen over de vele, steeds terugkomende onderzoeken zijn gekend.
Er doen zich daar verschillende problemen voor. Een eerste probleem zijn de tegenstrijdige vaststellingen en heel grote verschillen in de vaststellingen van percentages van invaliditeit. We konden getuigenissen van slachtoffers lezen, waarbij de controlearts van de ziekenfondsen de invaliditeit schat op 68 % en een onafhankelijke gerechtsarts tussen 60 en 70 %, terwijl de verzekeraars de invaliditeit op 10 tot 12 % schatten. Dit kan dus niet.
Het grote probleem bij het beoordelen van blijvende invaliditeit is dat de verzekeraars liefst zo weinig mogelijk betalen. Zij proberen de slachtoffers een akkoord te laten tekenen met een zo laag mogelijk percentage van invaliditeit. Wie daarmee niet akkoord gaat, kan beginnen procederen, vaak jarenlang, wat veel geld en vooral heel veel energie kost, energie die de slachtoffers daarvoor vaak niet hebben en die ze nodig hebben om er zelf bovenop te geraken.
Een tweede vaststelling is dat de deskundigen en de controleartsen vaak voor de verzekeraars werken. Dat is een probleem dat zich niet alleen voordoet in zaken van terreur, maar ook in andere schadegevallen, zoals verkeersongevallen. Veel controleartsen en experts die worden aangesteld, werken ook voor verzekeringsmaatschappijen. Dat leidt vaak tot percentages van invaliditeit die veel lager worden ingeschat dan eigenlijk zou moeten.
Wij bespreken dit al jarenlang in de Kamer. Dat gebrek aan objectiviteit of minstens de schijn van objectiviteit en onpartijdigheid is een groot probleem. Mijn fractie en ik hebben al eerder voorgesteld om naar een systeem te gaan waarbij deskundigen zouden moeten kiezen. Ofwel werken ze als controlearts voor verzekeringsmaatschappijen ofwel werken ze als onafhankelijk expert, aangesteld door Justitie of door de overheid, maar de twee combineren is geen goede zaak. Veel van de schrijnende verhalen die we horen, zijn immers terug te brengen tot dit probleem, tot dit conflict.
Een klacht die wij vaak hebben gehoord, gaat over het vaststellen van het posttraumatisch stresssyndroom (PTSS). Dat is een oud zeer en is ook al vaak aangehaald: in België is er eigenlijk te weinig expertise bij controleartsen en deskundigen om dat PTSS te kunnen vaststellen. Er waren daarover ook heel duidelijke getuigenissen. Er zijn bijvoorbeeld tientallen dossiers van experten die weigeren een link te zien tussen psychische problemen en de aanslag. Er is ook geen duidelijke lijst van erkende traumatherapeuten en dat maakt het natuurlijk niet gemakkelijker. Een buitenlands slachtoffer van de aanslag in Brussel getuigde in de krant dat hij in België een expertise liet uitvoeren: zijn posttraumatisch stresstrauma werd laag ingeschat. In zijn eigen land werd dat overgedaan in een gespecialiseerd ziekenhuis dat ervaring heeft met posttraumatische stress bij soldaten die uit oorlogsgebied komen en daar schatte men zijn psychische schade vijf maal hoger in.
Wat kunnen wij daaraan doen? De regering moet initiatieven nemen om ervoor te zorgen dat wij effectief meer expertise hebben in ons land en dat die expertise ook wordt ingezet, dat in opleidingen wordt voorzien en dat slachtoffers van posttraumatische stress – niet alleen in deze situaties, maar vaak ook in andere situaties – ook in België terechtkunnen bij voldoende experten.
Er zijn ook problemen aangehaald in verband met het recht op een herstelpensioen. Dat is nu niet de bevoegdheid van een van beide ministers hier aanwezig, maar het heeft allemaal vaak te maken met hetzelfde probleem, namelijk het bepalen van de invaliditeitsgraad, die minimaal 10 % moet zijn, terwijl veel slachtoffers dat niet halen, vaak ook op basis van tegenstrijdige vaststellingen van diverse deskundigen en controleartsen. Ook dat is een probleem dat echt moet worden aangepakt.
Ik kom bij de discussie over het fonds, mijnheer de minister, de olifant in de kamer. Ik schrok toen ik las dat de aanbeveling over het creëren van zo'n fonds niet zou worden uitgevoerd, temeer daar er in het regeerakkoord expliciet is vermeld dat alle aanbevelingen van de onderzoekscommissie zouden worden uitgevoerd. Ik stel vooral vast dat er enorm veel verwarring is over wat er in het verleden is beslist en wat de draagwijdte daarvan precies was.
U zei dat het Parlement in de vorige legislatuur, in 2018, heeft gekozen om het plafond voor de noodhulp door de Commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden en aan de Occasionele Redders op te trekken van 30.000 naar 125.000 euro. Dat werd inderdaad in 2019 in een wet gegoten. U zei daar echter bij dat daarmee de aanbeveling van de commissie werd uitgevoerd en daar ben ik het niet eens mee. Ik heb in de voorbereidende werken van de wet van 2019, die eind 2018 is besproken in de commissie en de plenaire vergadering, nagekeken hoe die bespreking nu eigenlijk is verlopen.
We kunnen die conclusie daar absoluut niet uit trekken. Het is juist dat de plafonds voor noodhulp zijn opgetrokken. U zei het echter reeds, het gaat over plafonds voor noodhulp. Het gaat over voorschotten. Het gaat niet over de uitkering van definitieve vergoedingen, van herstelvergoedingen. De beslissing om de plafonds voor noodhulp te verhogen, was uiteraard een goede zaak, maar zo'n systeem staat los van de creatie van een fonds dat gelijkaardige problemen in de toekomst op een meer structurele manier moet aanpakken.
Daarom werden er ook amendementen ingediend bij de bespreking van die wetsontwerpen, eerst bij de bespreking in de commissie in december 2018 en nadien ook in de plenaire vergadering. Die amendementen bevatten toen een toevoeging aan de tekst. Het ging niet om een vervanging van de vergoeding van noodhulp. Neen, het ging om extra artikelen. Die toevoeging betrof de creatie van zo'n fonds. De amendementen werden in de commissie ingediend door mevrouw Onkelinx, vertegenwoordigers van sp.a, de heer Brotcorne van cdH en ikzelf. Ze werden weggestemd door de toenmalige meerderheidspartijen, die wilden zo'n fonds niet.
U moet het maar even nalezen in het verslag, mevrouw Onkelinx zei terecht dat het probleem met de tekst is dat hij stelt dat de commissie voor financiële hulp aan de slachtoffers een eerstelijnsactor is met subrogatierecht, maar tegelijk een heel beperkte armslag heeft. Het is immers geen waarborgfonds en keert dus ook geen herstelvergoedingen uit. Dat was slechts een beperkte vooruitgang toentertijd.
Die visie staat haaks op wat de onderzoekscommissie vroeg. Er had een waarborgfonds moeten worden ingesteld, zodat er garantie is op een snelle en adequate vergoeding, waarbij alle slachtoffers, ongeacht hun herkomst en woonplaats, op dezelfde manier zouden worden vergoed.
Het antwoord van de toenmalige minister van Justitie, de heer Geens, gaf ook aan dat die beslissing eigenlijk geen eindpunt hoefde te zijn, dat het werk hiermee nog niet af was. Hij zei letterlijk, ik citeer uit het verslag van de commissiezitting: "De Franse regeling is niet slecht. Ze maakt een snelle vergoeding van de slachtoffers mogelijk, zonder dat de verzekeringsmaatschappijen daarbij worden betrokken. Het is denkbaar dat er in België ooit een dergelijke regeling komt. De minister wijst echter op de minpunten van de Franse regeling." Dan argumenteerde de minister waarom de regeling zoals ze in Frankrijk bestaat, ook voor een stuk minpunten heeft, terecht. De minister gaf duidelijk aan dat een meer fundamentele regeling iets was waaraan wij in de toekomst konden werken.
Dan duikt er grote verwarring op, want de minister zegt het volgende: "De onderzoekscommissie heeft verzocht om een fonds op te richten met een systeem van indeplaatsstelling jegens de verzekeringsmaatschappijen gebaseerd op de wet van 1 april 2011. De minister was er te goeder trouw van overtuigd dat de onderzoekscommissie het had over de wet van 1 april 2007." Dat staat in het verslag en daar is het fout gelopen: de wet van 1 april 2011 waarnaar verwezen werd door minister Geens en waarnaar verwezen wordt in het verslag, bestaat niet. De wet van 1 april 2011 bestaat niet.
Er zijn wel twee andere wetten: de wet van 13 november 2011 die de schade regelt uit technologische ongevallen en de wet van 1 april 2007 betreffende de schadeloosstelling ten laste van de verzekeringsmaatschappijen bij terroristische daden. Tussen die twee wetten is er verwarring ontstaan.
Het model dat de onderzoekscommissie voor ogen had, was dat van de wet van 13 november 2011 houdende technologische ongevallen, waar ook uitvoerig uit werd geciteerd in het verslag. Die wet is er gekomen na de gasramp in Ghislenghien, die wij ons nog allemaal herinneren. Ook daar waren er gelijkaardige problemen: verschillende partijen, verschillende verzekeraars – een tiental zelfs –, BA-verzekeraars van diverse betrokken firma's, organen en opdrachtgevers. Sommige slachtoffers waren aan het werk, sommige slachtoffers waren op weg naar het werk enzovoort. Slachtoffers werden van het kastje naar de muur gestuurd.
Er is nu een robuuste wet voor slachtoffers van technologische rampen en daarnaast is er ook nood aan een wet voor slachtoffers van terreurdaden. Dat was het model dat de onderzoekscommissie voor ogen had en daarvoor pleiten wij. Als wij dat model ooit zouden maken, zal het nooit de problemen van de slachtoffers van de aanslagen van vijf jaar geleden oplossen, maar zij kan er wel voor zorgen dat, als er in de toekomst nog gelijkaardige aanslagen zijn – hopelijk niet –, er dan wel een robuust systeem is dat de slachtoffers kan helpen en vermijdt dat zij met een dergelijke administratieve en juridische rompslomp te maken krijgen.
Ik rond af met een oproep om toch de bespreking van de wet van 2019 in de Kamer en de aanbeveling nog eens heel grondig te bekijken, want er is voor een stuk een misverstand over wat er precies is gezegd en bedoeld wegens een foute datum van een wet waarnaar wordt verwezen. Ik ben er echt van overtuigd dat wij de stap moeten zetten om een robuuste wet te maken voor de toekomst.
Mevrouw de minister, bent u ook bereid om die stap te zetten, want dat zou een belangrijk instrument zijn voor de toekomst? Tot daar mijn uiteenzetting.
01.04 Laurence Zanchetta (PS): Madame la présidente, madame et monsieur les ministres, je vous remercie pour vos interventions de la semaine dernière.
À la veille de ce triste anniversaire, il était important de faire le point sur le suivi des recommandations. Vous nous avez communiqué une série d'informations. Nous avons reçu un volumineux document de 600 pages. Nous aurions sans doute préféré un tableau plus clair mais nous nous en sommes accommodés.
Je tiens tout d'abord à saluer le travail qui a été effectué dans le cadre de la mise en place des Joint Decision Centers et des Joint Intelligence Centers. C'est un travail qui reflète vraiment ce que mon groupe plaidait en termes d'organisation et de fonctionnement. J'entends que cela se met en place dans chaque arrondissement. Il est important que ces centres soient présents dans chaque arrondissement. J'aurais souhaité avoir un peu plus de précisions à cet égard au niveau des arrondissements.
Monsieur le ministre, vous avez mentionné la Banque-Carrefour, vendredi. On l'a dit, c'est un instrument essentiel dans la bonne circulation de l'information, un outil qui pourra être efficace. Cette Banque-Carrefour est-elle en place? Qu'en est-il aujourd'hui de la mise en place du nouveau mémorandum R? Qu'en est-il sur le terrain des suites du Plan Canal qui devait notamment comprendre des renforts pour les zones de police locale qui étaient concernées? On a longtemps pu constater les difficultés à maintenir ces agents sur le terrain. Qu'en est-il aujourd'hui?
Enfin, on a beaucoup entendu parler des indemnisations et du soutien aux victimes. Une série de mesures législatives ont été prises pour les victimes. Il reste du travail. Si des réflexions sont encore menées, le sont-elles pour les victimes des événements passés ou s'agit-il d'une réflexion sur les droits futurs?
Il nous revient qu'un montant de 1,6 million a été débloqué en faveur des associations de victimes afin de renforcer l'accompagnement. Pouvez-vous me confirmer que c'est bien le cas? À quelle date ces fonds seront-ils disponibles? Comment cela s'envisage-t-il du point de vue du soutien concret aux victimes? Différentes pistes sont explorées en ce moment et nous restons à la recherche de solutions pragmatiques.
01.05 Ortwin Depoortere (VB): Ik moet de heer D'Haese gelijk geven, ook ik heb moeten zoeken in de berichtgeving en in de toespraken bij de herdenkingen naar de oorzaak van deze aanslagen: het waren islamfundamentalisten. Dat mogen we niet vergeten en moeten we benoemen. Het politieke establishment heeft precies wat schrik om dat te benoemen. De heer Van Quickenborne gaf vorige week het voorbeeld. Men probeert nu een verhaal op te hangen alsof de strijd tegen zogenaamd extreemrechts de hoofdprioriteit verdient en dat dat eigenlijk in dezelfde categorie valt als de gewelddadige extreme terreurdaden van islamfundamentalisten. Uiteraard is niks minder waar. Men probeert op die manier de aandacht af te leiden van het werkelijke gevaar, namelijk het islamfundamentalisme.
Uit cijfers die de heer Creyelman heeft opgevraagd bij de heer Van Quickenborne blijkt dat 662 slachtoffers van de aanslag in Zaventem en 166 slachtoffers van die in de Brusselse metro nog steeds wachten op een vergoeding van het slachtofferfonds. Het zijn cijfers om duizelig van te worden. Nochtans was een van de aanbevelingen dat er een garantiefonds zou worden opgericht. Dat garantiefonds komt er niet. Er wordt een alternatief gecreëerd, namelijk een Commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden en aan de Occasionele Redders. Die commissie is wel gebonden aan een heel strikte wetgeving. De regering gaat wel heel licht over de gevolgen van deze keuze. Deze commissie onderzoekt de toekenning van financiële steun, maar geeft absoluut geen zekerheid op daadwerkelijke toekenning van de steun. De bedragen die kunnen worden uitgekeerd, zijn bovendien beperkt tot 125.000 euro. In de aanbeveling was nochtans uitdrukkelijk gesteld dat de werkelijke kosten die de slachtoffers hebben gemaakt, moeten worden terugbetaald. Een begrenzing van 125.000 euro zal voor een aantal slachtoffers absoluut onvoldoende zijn. De termijn is inmiddels verlopen. De slachtoffers kregen een termijn van drie jaar vanaf de datum dat de feiten officieel erkend zijn als terrorisme. Concreet betekent dit dat de termijn afgelopen is op 18 maart 2020. Veel slachtoffers zullen dus geen schadevergoeding meer krijgen omdat de termijnen eenvoudigweg verstreken zijn.
Tenzij ze zich burgerlijke partij stellen in het kader van een terreurproces waarvan men nu al weet dat het pas in september 2022 van start zal gaan. Het worden dus heel lange en bange dagen voor de slachtoffers die opnieuw een zeer pijnlijke procedure moeten doorlopen.
Mijnheer de minister, eigenlijk zijn er maar twee mogelijkheden. Ofwel wijzigt de wet bij hoogdringendheid, worden de termijnen verruimd evenals de bedragen die kunnen worden uitgekeerd door het fonds, op basis van de werkelijk geleden schade, ofwel installeert men alsnog een garantiefonds. Ik denk dat u buiten deze twee mogelijkheden geen alternatieven hebt.
Ik heb een aantal specifieke vragen voor minister Verlinden.
Mevrouw de minister, uit uw uiteenzetting van vorige week heb ik begrepen dat u voor wat de lokale politie betreft vooral een preventieve en informatieve rol voor hen ziet weggelegd. Ik vraag me af waarom we ons zouden beperken tot een preventieve en informatieve rol. Waarom zouden hen geen proactieve en reactieve actiepunten kunnen worden toegekend?
De rol van de wijkagent is volgens mij essentieel, ook in het herkennen en het vaststellen van vroegdetectie en het opvangen van signalen van radicalisering. U weet dat er daar in veel gevallen kleine delicten aan voorafgaan. Ik denk dat de rol van de wijkagent daarin wel degelijk cruciaal is. Maar deze functie moet wel kunnen worden uitgeoefend. We kennen immers allemaal de grote probleemwijken in onze grootsteden. Maar precies daar hebben onze politie-eenheden een tekort aan manschappen en financiële middelen, net daar waar het cruciaal is.
Ik verwijs trouwens naar het Kanaalplan, ooit uitgerold door uw voorganger, dat uiteindelijk in grote mate dode letter is gebleven. Mevrouw de minister, ik zou een Kanaalplan bis willen voorstellen. Zo kan men daadwerkelijk opnieuw naar de probleemwijken gaan en daar orde op zaken stellen, met vroegdetectie, het opsporen van kleine delicten, maar ook het opvangen van signalen van radicalisering.
Wat dat laatste betreft, haast elke gemeente heeft een actieplan rond radicalisering in het veiligheidsplan opgenomen, zoals in mijn gemeente, het landelijke Deinze. Ik vraag me af of dit wel de juiste manier is. We weten zeer goed waar de problemen zich bevinden. Het heeft geen zin om de daders en het werkelijke probleem, namelijk islamfundamentalisten, niet te benoemen. Met moet het benoemen en men moet hen opsporen waar zij zich bevinden. Ik kan u verzekeren, mevrouw de minister, dat zij, gelukkig maar, niet bij mij om de hoek wonen.
Ik kreeg ook een mail, mevrouw Verlinden, van een inspecteur bij de luchthaveninspectie en -beveiliging op Brussels Airport. Hij was actief de dag van de aanslagen en nam de eerstelijnsfunctie ter harte. Door omstandigheden werden de inspecteurs hun mandaat, uitrusting en wapens ontnomen. Zij vroegen aan verschillende politici om in ere hersteld te worden, maar zij kregen nul op het rekest. Het resultaat was dat zij twee jaar later hun wapens kwijt waren en dat de CEO van Brussels Airport die mensen in de steek heeft gelaten.
Mevrouw de minister, hebt u ook voor die categorie van veiligheidsambtenaren een oplossing in de maak?
01.06 Philippe Pivin (MR): Madame la présidente, madame et monsieur les ministres, hier, à l'occasion de la commémoration des attentats, j'ai lu l'interview de M. Dantinne, qui était l'un de nos experts pendant la commission Attentats. M. Dantinne, qui tient toujours des propos intelligents et intéressants, a notamment dit: "Le danger, ce serait de croire que cela n'arrivera plus." Je crois qu'effectivement, il faut garder cela bien à l'esprit. On ne doit pas croire que la menace est aujourd'hui nulle. Son ampleur a sans doute été amoindrie par la pandémie, mais il faut tout de même reconnaître que la situation et l'idéologie extrémistes et l'islamisme radical représentent toujours des concepts très forts, tant à l'extérieur de l'Europe qu'à l'intérieur de nos pays.
C'est peut-être parce que nous n'avons pas bien intégré ou mesuré cette ampleur il y a cinq ans que nous ne sommes pas parvenus à anticiper comme nous aurions voulu le faire les attentats qui se sont produits sur notre territoire. Il y a six ou sept mois a été publié un rapport européen – que j'ai par ailleurs évoqué – sur la situation et les tendances du terrorisme au sein de l'Union européenne. Ce rapport a présenté un total de 119 attentats terroristes qui ont été déjoués et signalés par seulement 13 membres de l'Union européenne, uniquement sur l'année écoulée. En outre, 1 004 personnes ont été arrêtées car elles étaient soupçonnées d'infractions liées au terrorisme dans 19 États membres de l'Union européenne, parmi lesquels la France, l'Italie, l'Espagne, le Royaume-Uni, mais aussi la Belgique.
Tels étaient donc les pays qui comptaient le plus d'auteurs d'infractions parmi les 1 004 personnes arrêtées pour tous ces attentats commis ou déjoués. En décembre dernier, le Conseil européen a adopté des conclusions sur la sécurité intérieure et sur le partenariat européen de police, conclusions qui ont pour objet d'améliorer davantage la coopération dans ce domaine. Rappelez-vous, madame et monsieur les ministres, que la coopération policière était déjà au cœur de nos discussions il y a cinq ans.
Cinq ans plus tard, c'est toujours au cœur des discussions du Conseil européen.
Pour moi, cette coopération européenne en matière judiciaire et policière doit être poursuivie. L'échange d'informations, l'uniformisation des fichages, la gestion des combattants à l'étranger, et des ressortissants belges dans le cadre d'un tribunal international pour juger sur place les islamistes belges encore présents dans des camps à l'étranger comme la Syrie et l'Irak, sont autant de problèmes aigus qu'il nous faut résoudre.
En Belgique, des chantiers importants restent en souffrance. J'ai déjà évoqué ce point au cours de mon intervention vendredi, même si elle était plutôt centrée sur la problématique de l'aide aux victimes. Je pense notamment à la lutte contre le radicalisme.
Où en est la liste des signaux faibles qui figure parmi les recommandations de la commission Attentats? Que fait-on de plus actuellement pour lutter contre les risques de prosélytisme dans les établissements pénitentiaires? Comment fonctionnent les sections Deradex aujourd'hui? Comment se fait le contrôle des ouvrages en prison? Rappelez-vous, collègues, que l'année dernière nous avions évoqué ces questions relatives aux livres un peu particuliers circulant encore dans nos établissements pénitentiaires!
J'attends encore de voir comment l'on pourrait améliorer le suivi entre le fédéral et le Service d'aide aux détenus qui est de la compétence des services des Communautés. J'attends aussi de voir comment renforcer et améliorer l'efficacité des programmes de déradicalisation.
Il y a aussi l'enjeu de la surveillance et de l'information avec – je n'y reviendrai pas – les problématiques du renfort en personnel et des moyens de la Sûreté de l'État, du SGRS, de l'OCAM, etc.
J'aimerais aussi savoir combien de CSIL sont actives dans les communes belges. Les chiffres que j'ai en mémoire sont très parlants. Il y a un an ou deux, en Flandre, cela fonctionnait déjà très bien. En Wallonie et à Bruxelles, il fallait dire "peut mieux faire", comme on l'inscrit sur le bulletin des enfants. Avons-nous fait mieux dans ce domaine-là?
Comment va-t-on faire pour renforcer le PNR? En commission d'accompagnement du Comité P, l'année dernière, je me souviens d'un rapport qui indiquait que le PNR serait bien si toutes les compagnies aériennes y adhéraient! Ce n'est pas encore le cas aujourd'hui. Comment va-t-on faire pour élargir le PNR aux autres transports publics?
Bref, de nombreuses questions se posent encore.
Mais, madame et monsieur les ministres, la question fondamentale qui se pose est celle de la méthodologie. La réunion de vendredi dernier a été opportune, nécessaire et constructive. Nous avons reçu un document de 600 pages qu'on nous a demandé de comparer avec le dernier document de 300 pages qui date de 2019 ou de 2020. Cela ne sera pas chose aisée, si comme je l'ai dit et comme Christoph D'Haese vient de le rappeler, on ne nous remet pas une traduction de la majorité des documents qui nous ont été communiqués. Il n'est déjà pas simple de comparer un document de 600 pages avec un autre de 300 pages, mais si en plus, elles ne sont pas rédigées dans les deux langues nationales, cela devient franchement compliqué pour les parlementaires quand bien même ces derniers sont plus sensibilisés que d'autres à ces questions.
En termes de méthodologie, comment va-t-on s'y prendre? Il n'est pas seulement ici question de traduction des documents, mais aussi de transversalité. Je n'ai vu aucun membre de la commission de la Santé. Pourtant, cette dernière est largement concernée par la problématique. La commission de la Mobilité pourrait aussi être concernée. Rappelez-vous que, dans le cadre de la commission Attentats, on a beaucoup parlé des compétences en matière de mobilité quand il a été question de Zaventem. On a également souvent évoqué les officiers de liaison qui relèvent des Affaires étrangères. De très nombreuses matières sont transversales.
On s'inscrit ici dans une discussion qui est focalisée sur l'Intérieur et la Justice, mais, en réalité, la discussion porte sur des matières beaucoup plus larges. Je pose donc clairement la question de la méthodologie. Comment va-t-on faire? Va-t-on continuer à réunir uniquement les commissions de la Justice et de l'Intérieur ou va-t-on voir les choses différemment en procédant à un élargissement?
Voilà ce que j'avais à dire dans le cadre du premier tour au nom du MR. Cela sera d'ailleurs peut-être la seule fois que j'interviendrai. J'estime que suffisamment de questions ont déjà été posées et que ce sont les réponses qui priment.
01.07 Koen Geens (CD&V): Mevrouw de voorzitster, geachte ministers, collega's, de moeilijkheid van een behandeling van een probleem op parlementair niveau is altijd dat men niet tot een holistische benadering komt, in het beste geval tot een gelaagde benadering. Dat is federaal in dit geval. In het geval van terrorisme komt men meestal tot een veiligheids- en penale benadering. Dat is ideologisch voor sommigen een interessante invalshoek, zoals het bij corona ideologisch een interessante invalshoek voor anderen is om alleen over het sanitaire aspect te spreken. We zitten zo in mekaar dat we blijkbaar een bepaalde problematiek liefst vanuit één invalshoek benaderen, alsof die invalshoek alleen de oplossing van het probleem kan brengen.
Wat mij in de discussie altijd verschrikkelijk pijn heeft gedaan, is dat het preventieve aspect niet of nauwelijks aan bod komt, behalve wanneer het gaat over de godsdienst en wanneer het gaat over de opvolging in de gevangenis. Als de preventie daar niet gediend wordt, kan men er ook ideologisch weer met veel plezier voordeel uithalen. Het is niet correct dat de maatschappelijke integratie, de gelijke kansen, de scholing en de opvoeding thuis allemaal buiten schot blijven en dat alle collega's bevoegd voor die vakdomeinen voortdoen alsof er niets aan de hand is.
Ik beperk mij dus tot deze commissie. Ik wil met dit statement alleen maar duidelijk maken dat men steeds en opnieuw Justitie en veiligheid terechtstelt, terwijl het probleem ontzettend veel breder is. Als men wil dat iedereen permanent gecontroleerd wordt, wat in de naam van de privacy dan weer niet mag, moet men vooral zo verder doen. We hebben hier heel veel discussies over privacy, die bijzonder interessant zijn, maar als de privacy niet serieus aan banden wordt gelegd, kan de veiligheid niet bereikt worden die velen onder u willen bereiken wanneer ze proberen uit dit thema electoraal voordeel te halen. Het is soms het een of het ander.
Ten tweede, wat de preventie betreft. Ik focus mij nu op de religie omdat dit de bevoegdheid van deze commissie is. Erediensten vallen onder Justitie. Het moet mij van het hart dat ik mijn hart vasthoud over de richting die wij op dit vlak uitgaan. Ik heb in het Europees Parlement getuigd. Ik heb in het Vlaams Parlement geluisterd. Ik heb in dit Parlement geluisterd. Ik hoor nooit iets anders dan Belgische islam en Europese islam. Dat zijn prachtige slogans. De soennieten hebben geen hiërarchie, de sjiieten wel. Wij hebben in België vooral te maken met soennieten, Turken en Marokkanen.
Zeggen dat men een Belgische, Europese islam wil maken is onvoorstelbaar interessant, maar niet als men er vervolgens niet alles aan doet om dat te bereiken. Ik bid u, mevrouw en mijnheer de minister, om dit probleem niet te behandelen zoals het doorgaans wordt behandeld, in de trant van de islam is antiek, want zij zijn niet voor homoseksualiteit, dat is verwerpelijk, wij zijn sedert het begin der tijden voor homoseksualiteit en zij moeten zich dus maar aanpassen. Dit vergt eeuwen van geduld en in dit geval jaren van geduld. Wat wij gedaan hebben in de vorige legislatuur om de Moslimexecutieve en de imamopleiding ergens te krijgen, was een monnikenwerk. Ik bid u, mijnheer de minister van Justitie, om dit niet zomaar weg te werpen. Het is te gemakkelijk om niet te zien dat dit een probleem van tien, twintig, dertig jaar zal zijn. Er zijn geen pasklare oplossingen met een godsdienst die geen enkele hiërarchie kent.
Wat de opsporing betreft, kijk ik met argusogen naar het komende arrest van het Grondwettelijk Hof inzake de dataretentie. Wij spelen de laatste vijf à zes jaar jojo met het Europees Hof van Justitie en het Grondwettelijk Hof over de vraag of de providers hun data moeten bewaren. Telkens opnieuw gaan de privacyorganisaties naar het Grondwettelijk Hof dat telkens opnieuw een vraag stelt aan het Europees Hof van Justitie en telkens kiest het Europees Hof van Justitie de kant van de privacy. Dat heeft het recent opnieuw gedaan, in het najaar van 2020 en binnenkort zal het Grondwettelijk Hof voor de derde keer een Belgische wet over dataretentie bekijken en misschien wel vernietigen.
Als onze veiligheidsdiensten correct en binnen de grenzen van de wettelijkheid willen werken, is dataretentie relatief tot zeer essentieel. U zult dus op één of andere manier aan een back-up oplossing moeten werken voor het geval het Grondwettelijk Hof doet wat men kan vrezen dat het zal doen. Dit is van cruciaal belang voor het goed functioneren van onze veiligheid. Het is een technisch issue maar het betekent dat Proximus, Telenet en de andere hun data moeten bewaren en deze op verzoek van een onderzoeksrechter moeten meedelen.
Het gaat niet enkel over terroristen. Het kan ook gaan over het terugvinden van ontvoerde kinderen, collega's. Privacy is belangrijk, maar als ik met een paal die data opvangt een ontvoerd kind kan terugvinden dat drie weken eerder onder die paal ontvoerd is, dan heb ik liever een inbreuk op de privacy die er zogenaamd zou bestaan, toegestaan door een onderzoeksrechter nota bene, dan deze niet te hebben.
Ook Europees moeten we ons daartegen blijven verzetten. Het is van cruciaal belang voor de veiligheid.
In datzelfde perspectief van opsporing vertel ik graag iets over e-evidence, de mogelijkheid om toegang te krijgen tot buitenlandse netwerken, te beginnen met Yahoo!, WhatsApp en een heleboel andere die versleuteld zijn met een zogenaamde end-to-end encryption. Dat kunt u zien als u een whatsappbericht verstuurt.
Daar geraken wij maar zeer moeilijk in, tenzij met toestemming van de buitenlandse provider die de toestemming niet per definitie geeft en die de servers meestal in Ierland heeft staan. De Verenigde Staten hebben op dat stuk in ijltempo een cloud act goedgekeurd in 2018. Het is cruciaal dat Europa hetzelfde doet om toe te laten dat onze onderzoeksrechters, wanneer nodig, die Ierse servers, waar zich onder andere Facebook, Twitter en WhatsApp bevinden, kunnen consulteren. Desnoods moet Ierland wat geld krijgen om dat makkelijker te laten verlopen.
Wat de opsporing betreft, vernoem ik het aspect talent. Er wordt in ons land onvoorstelbaar veel opgelost door te antwoorden dat men niet over de nodige middelen beschikt. Bijvoorbeeld, het Parlement kan niet goed werken, mevrouw de voorzitster, want wij hebben geen middelen. Dat is het passe-partoutantwoord dat ik ongeveer altijd opnieuw hoor wanneer het over een concreet issue gaat.
Als het Justitie en veiligheid betreft, dan is dat antwoord waar en onwaar. Het is waar omdat de meeste mensen bij de politie en bij Justitie niet in de materieel comfortabele omstandigheden mogen werken waarin wij mogen werken. Dat is jammer, want het beschikken over behoorlijke stoelen en tafels, een behoorlijk bureau, behoorlijke warmte en verluchting, vormt een kwart van het werkgenot. Veel belangrijker is echter dat de technische middelen en de technische mensen beschikbaar zijn. Ik schrik soms als ik de aantallen zie van onze mensen werkzaam bij politie en Justitie. Wie minister van Justitie wordt, ontdekt plots bijna 25.000 personeelsleden onder zich te hebben. Van het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken hangen zowat 40.000 tot 50.000 politiemensen af. Dat zijn gigantische getallen en wij verzorgen die met kleine budgetten. Gelukkig heeft de nieuwe regering de kans om de budgetten wat ruimer te nemen en ik hoop dat dit ongeacht de coronacrisis het geval blijft. Er is echter een relatief klein budget beschikbaar voor een enorme hoeveelheid mensen.
Mijn punt is het volgende. Als men performant wil zijn op het niveau van de federale gerechtelijke politie, op het niveau van bepaalde parketdiensten, om het federaal parket niet te noemen, dan moet men in staat zijn die mensen uitzonderlijk goed te verlonen voor een publieke functie. Het is moeilijk om mensen in Brussel te houden. Het is moeilijk om voor de topdiensten, de FCCU bijvoorbeeld, de beste mensen te blijven aantrekken. Men moet ervoor zorgen dat dit kan blijven gebeuren, ook voor de Veiligheid van de Staat.
Laatste punt, misschien dubbel, driedubbel: assisen voor het terreurproces. Mijnheer en mevrouw de minister, ik bijt een stuk van mijn tong, ik bijt er nog één af, en nog één, maar als het nog nodig zou zijn om op een punt of een komma de wet te herzien, zodoende dat het assisenproces dat de meerderheid absoluut wil, gunstiger zou kunnen verlopen, laten we dan die wet goedkeuren. Met uiteraard een assisenproces, dat heb ik goed begrepen. Dit is, ik bijt een stuk van mijn tong, iets dat zo goed mogelijk moet verlopen. Dat men dus de procedure uitvlooit en onderzoekt of hier of daar nog iets kan worden gedaan waardoor wij zeker zijn dat dit proces rechtszeker verloopt. Wij kunnen ons op dit vlak internationaal geen enkele reputatieschade veroorloven. Als het dan zo moet verlopen – in Frankrijk is het gelukkig ook assisen, en zelfs nog met beroep – dat het dan perfect verloopt.
Ik kom bij de slachtoffers. Mijnheer Van Hecke, u hebt een goed geheugen. Ik ook. Ik denk dat wij het eens zijn, alleen denk ik dat de slachtoffercommissie, wanneer zij zou bedoeld hebben dat men al voor deze crisis een regeling had moeten uitwerken conform de wet van 13 november 2011, zich beter had moeten uitdrukken.
Ik heb steeds gedacht dat ze bedoelde dat dit voor de toekomst was. In die zin heb ik toen ook gesproken. Als mevrouw Onkelinx, die de wet van 1 april 2007 heeft geschreven, op het vlak van de verplichte verzekering tegen terrorisme dat misverstand niet tijdig opheldert in haar verslag, kan ik daaraan niet doen. Als ik echter 1 april zie, denk ik aan de wet houdende verplichte verzekering tegen terrorisme. Ik ken de wet van 13 november 2011, want wij hebben deze verbeterd in 2017 om de foutloze aansprakelijkheid van de gasmaatschappijen te verzekeren in het geval van Ghislenghien. Het is dus zeker niet zo dat wij ons daar vergist hebben.
1 april is een belangrijk datum. De reden waarom wij, en wij hebben dat duizenden keren overlopen, niet weg geraakten, was omdat die verplichte verzekering tegen terrorisme er was. Dat was een nieuwe wet, gloednieuw. Ze was goedgekeurd met de bedoeling te dienen als er terreur was. Ze is onmiddellijk in werking getreden, met het TRIP-systeem.
Wij hebben ontdekt dat verzekeraars traag zijn. Maar verzekeraars zijn ook traag in alle andere gevallen van vergelijkbare schade. Er is geen schade die vergelijkbaar is, maar ze zijn ook in al die andere gevallen traag.
Als ik mij alleen op de toekomst richt, een belangrijke vraag voor ons zal de volgende zijn. Mevrouw de voorzitster, ik vind het belangrijk dat dit een thema is waarover wij spreken wanneer u thema's selecteert voor een volgende zitting. Sommige collega's in het buitenland zeggen dat ze niet iets specifiek voor terreurslachtoffers willen maken, want iedereen is gelijk voor de wet. Willen wij die piste volgen of willen wij wel iets specifiek doen?
Of wij nu het een of het ander doen, of wij nu een garantiefonds maken alleen voor terreurslachtoffers, zoals u suggereert en wat de opvolgingscommissie had gesuggereerd, of niet, wij zullen ervoor moeten zorgen dat een aantal zaken beter functioneert bij de vergoeding van slachtoffers tout court. Als men met een geval van een kind dat verongelukt is bij een fietsongeval tien jaar later nog voor de politierechter staat, heeft men helaas niet het klankbord dat de slachtoffers gisteren hadden, maar wel hetzelfde probleem.
Voor medische expertise bij schadegevallen en verzekeringen hebben we duidelijk een tekort aan mankracht en snelheid. Dat is verschrikkelijk belangrijk voor alle slachtoffers. We hebben in de vorige legislatuur iets proberen te doen aan de onafhankelijkheid van die experts. Ik heb geen mening over de vraag of het nu vooral voor de een of voor de ander moet zijn. Ik kan mij dus voorstellen dat een terreurslachtoffer wordt gezien als een slachtoffer dat de staat vervangt, want het is de staat die geraakt had moeten worden. Aldo Moro werd doodgeschoten, niet allerlei andere mensen. Dat begrijp ik. Men kan proberen. Er zijn landen die een opinie hebben in de ene of andere zin. We schieten echter tekort over heel de lijn, zowel in het justitiesysteem als in het expertisesysteem. Het zou belangrijk zijn dat de terreurslachtoffers ons toelaten om te zien dat het ook elders een ernstig probleem is.
De coaches van Justitie is een zeer goed idee. Ik ben blij dat u dat gerealiseerd hebt.
Veel van wat gebeurt in navolging van het rapport zal voor de toekomst gelden. Dat is onder andere zo voor het uniek loket. We zullen de terreurslachtoffers erkennen indien we ervoor zorgen dat het in de toekomst op heel veel vlakken beter gaat, hoewel het een pleister kan zijn op een houten been. We moeten ons daarvoor maximaal inzetten.
01.08 Katja Gabriëls (Open Vld): Mevrouw de voorzitster, mevrouw en mijnheer de minister, namens mijn fractie, maar ook persoonlijk, wil ik eerst en vooral mijn medeleven betuigen aan de vele slachtoffers en de honderden gewonden voor het vele leed dat zij hebben ondergaan en vandaag nog steeds ondergaan ten gevolge van deze gruwelijke feiten.
Dat merken we ook aan de vele getuigenissen van de afgelopen dagen. 22 maart blijft voor altijd een zwaar litteken en we kunnen niet genoeg herhalen dat deze slachtoffers de noodzakelijke ondersteuning en begeleiding en het nodige respect verdienen.
De parlementaire onderzoekscommissie heeft hard werk geleverd, veel van die mensen gehoord en belangrijke aanbevelingen geformuleerd. Wij kregen vorige week dan ook een heel uitgebreid document toegestuurd met de evaluatie van al die aanbevelingen.
Ik zal niet in herhaling vallen. De collega's hebben immers al veel vragen gesteld en de ministers hebben vrijdag hun toelichting gegeven. Ik heb echter nog vier korte vragen die ik u graag wil stellen.
Ten eerste, na de gruwelijke feiten van vijf jaar geleden heeft men vastgesteld dat veel van die daders al eerder in aanraking waren gekomen met politie en Justitie en ook contact hadden met mensen die gekend waren bij onze veiligheidsdiensten.
Iedereen heeft de laatste jaren de mond vol van radicalisering, een populair en veelgebruikt woord. De Bock heeft hierrond interessante vaststellingen gedaan. Mijn vraag is dan ook of we na zoveel jaar, met de ervaring die we hebben, kunnen stellen dat deradicalisering werkt. Hoe kunnen we de verschillende projecten vandaag evalueren?
Ten tweede, ik begrijp dat u twijfelt aan de voortzetting van de imamopleiding in ons land. Dat was een van de belangrijke aanbevelingen die na vijf jaar nog niet van de grond is gekomen. Ook mevrouw Demir, bevoegd op Vlaams niveau, deed in het verleden al uitspraken in deze zin. Kunt u hierbij wat meer toelichting geven?
In mijn derde vraag wil ik een aantal zaken durven benoemen, waartoe enkele collega's al opriepen. De jongste jaren is er meer samenwerking gegroeid tussen verschillende inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Zij stellen vast dat deradicalisering en neiging tot terrorisme nog onder dezelfde vorm voorkomt als ten tijde van de aanslagen, al zijn er belangrijke veranderingen merkbaar qua aard en verschijningsvorm. Met andere woorden, betreft het nog steeds overheersend moslimextremisme, of is er ook een toename van extreemrechts?
Tot slot, wil ik terugkomen op de uiteenzetting van de heer Metsu over het belangrijk proces dat er volgend jaar aan komt. Naar aanleiding van het toen voorliggend wetsvoorstel heb ik in de commissie het woord al gevoerd. De minister heeft in die bespreking de voor- en nadelen van de verschillende procedures en verschillende scenario's, hetzij correctioneel, hetzij voor assisen, geschetst. Voor onze fractie benadruk ik nogmaals dat wij een correcte behandeling van deze zaak het belangrijkst vinden. Het is een ingrijpend proces voor alle betrokkenen. Vorig jaar stelden we vast dat er aan beide scenario's risico's zijn verbonden. De rechten van alle partijen die bij het proces betrokken zijn, moeten op elk moment kunnen worden gegarandeerd.
Iedereen in dit halfrond weet dat het uiteraard geen gemakkelijke procedure wordt. Wij zijn zeker niet ongevoelig voor de degelijke en goed onderbouwde motivering van de heren Van Leeuw en Dernicourt over de gevolgen van een dergelijk groot proces met zoveel betrokkenen. Er is evenwel beslist om tot een assisenproces over te gaan. De correctheid van de behandeling, een rechtsstaat waardig, zoals de heer Geens al zei, is voor ons het belangrijkste. De zaak moet ook loutering kunnen brengen voor alle slachtoffers.
Wij kunnen de klok niet terugdraaien, hoe jammer ook, maar wij kunnen er wel voor zorgen dat zeker ook nu, tijdens dit proces, de nodige ondersteuning aan al de slachtoffers wordt gegeven. Mijnheer de minister, daarover vraag ik nadere toelichting. Er bestaat al een uitgebreid systeem van slachtofferhulp. Ons land, en ook Justitie, is daarin de jongste jaren enorm geëvolueerd. Zullen er nog extra inspanningen worden geleverd naar aanleiding van het proces in 2022? U kondigde al coaches aan, wat een goed idee is. Zullen zij ook tijdens het proces een rol spelen?
Wij hebben altijd benadrukt dat dit Parlement en de regering, wat er ook werd beslist – er is uiteindelijk een definitieve beslissing genomen – ervoor zullen zorgen dat dit in goede omstandigheden zal kunnen plaatsvinden en dat Justitie ook in staat is om een dergelijk grootschalig proces goed te organiseren. Ik denk dat we er alles aan moeten doen om dat ook te organiseren.
01.09 Patrick Dewael (Open Vld): Collega's, mijnheer de minister, mevrouw de minister, mevrouw Gabriëls heeft al een uiteenzetting namens mijn fractie gegeven, maar ik wou nog even het woord voeren naar aanleiding van de recente trieste verjaardag en het beeld dat we opnieuw gekregen hebben van slachtoffers, die blijvend getuigen over het feit dat zij geen recht worden aangedaan en dat ze zich na zoveel jaren nog altijd verweesd voelen in deze catastrofe.
Toen ik op Binnenlandse Zaken zat, al een hele tijd geleden, werd ik geconfronteerd met de ramp van Gellingen. Ik ga daar bewust even naar terug, omdat dit geleid heeft tot de wet van 2007. In de behandeling van de slachtoffers en het wedervaren van die slachtoffer neem ik vrij identieke processen waar. Dat was toen van een andere aard, maar het ging ook om een verwoestende catastrofe, waar slachtoffers de stellige overtuiging hadden, men kon hen nog niet tegenspreken, dat ze van het kastje naar de muur werden gestuurd, dat verzekeraars zich op een bikkelharde manier opstelden en dat verzekeraars moeizaam over de brug kwamen, zelfs met provisies.
Ik herinner mij nog een tussenkomst van de toenmalige premier bij Assuralia om de verzekeraars te dwingen om iets te doen. Wij hebben dan de wet van 2007 uitgewerkt. Het is die wet van 2007 waarnaar de heer Van Hecke ook verwees in verband met de misvatting die is ontstaan. Hij heeft terecht gewezen op een misvatting in de lezing van een wetgeving in verband met natuurrampen en een andere wet die nadien is gekomen en die als basis zou kunnen dienen voor een systeem van subrogatie. Ik kom daar straks nog even op terug.
Mevrouw de minister, mijnheer de minister, ik wil alleen even meegeven dat de onderzoeks-commissie wel degelijk een onderscheid heeft gemaakt. Enerzijds is er voorzien in een toekomstige regeling, die er zou moeten komen voor de slachtoffers. Die kan natuurlijk niet van toepassing zijn op de vergoeding van de huidige slachtoffers, hoe graag men dat ook zou willen. Men kan die regels niet veranderen in de loop van de procedure. Het is een toekomstig systeem. Anderzijds is voorzien om het leed van de slachtoffers te verzachten in de afhandeling van hun individuele schadegevallen.
Ik neem bewust het woord in het hoofdstuk over de slachtoffers, omdat ik dat persoonlijk steeds heb ervaren als een van de pijnlijkste confrontaties. Ik had de stellige overtuiging dat ons politie- en inlichtingensysteem heel wat aanbevelingen en verbeteringen behoefde, en daarvan is dan ook werk gemaakt, maar ik heb steeds de overtuiging gehad dat het met de slachtoffers de moeizaamste dialoog was, die wij nochtans tot stand hebben trachten te brengen.
Ik wil eerst iets zeggen over dat toekomstig systeem. Dat systeem wordt vandaag nog steeds verward met hetgeen vandaag gebeurt of niet gebeurt in de afhandeling van de individuele schadegevallen. Men verwees ons regelmatig naar systemen zoals er zijn in de Verenigde Staten en Frankrijk. Men kan spreken over een aanval tegen de natie, in de Verenigde Staten bekeek men dat zo, als oorlog, en iedereen die daar het slachtoffer van is, los van zijn nationaliteit, kan aanspraak maken op een vergoeding die wordt uitgekeerd door de overheid. De overheid wordt dan gesubrogeerd in de rechten van die slachtoffers en moet zich dan keren tegen verzekeraars en andere.
Dat is eigenlijk het systeem dat onze expert Paul Martens ook bepleitte en dat ik een verdedigbaar systeem vond voor de toekomst. Men moet natuurlijk altijd oppassen welke effecten dat heeft op slachtoffers van andere schadegevallen – gemeenrechtelijk en noem maar op –, maar iets zoals wat is gebeurd op 22 maart 2016, is buitengewoon en was van nature een terroristische aanslag. Ik vond het verdedigbaar dat er in de toekomst een helder systeem zou komen waarin de slachtoffers niet voor een tweede keer slachtoffers zouden zijn, waarin zij niet van het kastje naar de muur worden gestuurd en waarin zij vooral niet van verzekeraar naar verzekeraar worden gestuurd, bij altijd maar andere en nieuwe controleartsen, die hen altijd maar opnieuw vragen om hun verhaal naar voren te brengen, want dat is pijnlijk en mensonterend.
Wat is er in de praktijk gebeurd? Wij hebben dat systeem onderzocht. Onze commissie heeft zelfs een wetsvoorstel ter zake klaargemaakt, dat eigenlijk een kopie was van het Franse systeem, en ik wil ook niet blind zijn voor systeemfouten. Ik was ervan overtuigd dat wij niet zomaar het Franse systeem konden kopiëren, ook omdat men in Frankrijk een ander systeem van fiscaliteit en taxatie door de verzekeringsmaatschappijen heeft.
Ik zou mij willen aansluiten bij wat de heer Van Hecke daarnet zei voor de toekomst, voor volgende aanslagen. Ik heb collega Geens gehoord en hij zei verschillende keren "ik bid u". Laat ons misschien niet bidden, maar toch hopen dat wij van volgende aanslagen gespaard blijven, hoewel het nooit uit te sluiten valt. Ik zou een oefening willen doen om in de toekomst toch nog een dergelijk systeem operationeel te maken. Het Parlement moet daarin zijn verantwoordelijkheid opnemen en ik zou de regering willen vragen om dat effectief ter harte te nemen.
De dagelijkse afhandeling van de schadegevallen – dat beeld heeft men natuurlijk niet als men de media in de voorbije dagen heeft gevolgd – verloopt in een aantal gevallen ook moeizaam, maar daartegenover staat dat, op basis van wat de commissie heeft aanbevolen en wat ook in de praktijk is omgezet geworden, wij kunnen vaststellen dat heel wat dingen zijn verbeterd. Herinner u dat wij voor het unieke loket hebben gepleit.
We hebben gepleit voor de interfederale taskforce. We hebben gepleit voor een verhoging van die voorlopige uitkeringen, het vergoedings-systeem. We hebben de heer Mollens, een excellente ambtenaar trouwens, geprezen omdat wij naar die bedragen zijn gegaan van 125.000 euro vergoedingen. Die zijn gevoelig opgetrokken en uitgebreid naar psychologische en morele schade. Dat is allemaal wel gebeurd, maar toch. We zagen in de praktijk dat de afhandeling van die individuele schadegevallen toch moeizaam bleef. In een aantal persoonlijke getuigenissen hebben we dat allemaal vernomen. Dat zien we vandaag nog altijd, vijf jaar na datum. Er moeten nog altijd mensen met hun dossier van het ene loket naar het andere gaan, ze worden gevorderd door controleartsen voor allerhande onderzoeken. Die mensen getuigen, niet ten onrechte, dat zij een tweede keer slachtoffer zijn. Daarom juich ik ook het initiatief toe dat de minister van Justitie heeft genomen voor de bijstand van die coaches. Die coaches zijn noodzakelijk omdat voor een slachtoffer van zo'n aanslag een helpende hand heel belangrijk is, ook moet hij worden begeleid in die zoektocht naar erkenning. Dat heb ik ook het meeste gehoord in de afgelopen dagen. Er wordt erkenning gevraagd van dat statuut, van wat er gebeurd is. Soms wordt gezegd dat die mensen op zoek zijn naar geld. In veel gevallen gaat het niet om geld, maar die mensen staan vaak alleen in het verwerken van hun verdriet. Die coaches vind ik daarom een goed initiatief.
De overheden moeten allemaal samenwerken ter zake, niet alleen Justitie en Binnenlandse Zaken. Daarom zijn zittingen zoals vandaag belangrijk. Behalve de plechtigheden van gisteren kunnen we zo ook kijken wat er nog kan gebeuren. Ik voer dus een dubbel pleidooi. Wees bijzonder alert in het ledigen van de dagelijkse pijn en smarten, maar wees ook aandachtig voor die zoektocht naar een systeem dat in de plaats zou moeten komen van ons huidige systeem. Daarin willen we de gevallen individueel schadeloos laten stellen volgens het gemeenrecht. Het zou goed zijn om naar analogie van het Franse of Amerikaanse systeem als overheid te zeggen dat dit een aanslag is geweest op ons grondgebied en dat wij die schade zullen vergoeden, wij worden gesubrogeerd in uw rechten, wij zullen daar uw taak ter harte nemen.
Dat wilde ik toevoegen aan datgene wat al gezegd is, ook door mevrouw Gabriëls, namens de Open Vld-fractie. Ik wil toch nog deels die consensus vertolken die bestaan heeft in het Parlement toen de aanbevelingen er zijn gekomen.
01.10 Roberto D'Amico (PVDA-PTB): Madame la ministre, monsieur le ministre, je voudrais tout d'abord vous dire, au nom de mon groupe, qu'on est de tout cœur avec les familles, les victimes et les premiers intervenants los des attentats du 22 mars 2016. J'ai suivi, comme beaucoup de personnes, la très belle commémoration ainsi que le discours du premier ministre. Il a dit ceci: "Nous sommes réunis ici, aujourd'hui, pour nous souvenir des victimes des attentats terroristes, pour marquer notre solidarité avec les survivants, leurs familles et leurs amis, pour exprimer notre gratitude envers tous ceux qui ont porté secours".
Le premier ministre a également assuré que tous nos services de sécurité étaient vigilants, prêts à faire face plus que jamais. Je dois dire que cette dernière affirmation me turlupine. D'après les retours de personnes de terrain qui travaillent à l'aéroport de Zaventem, il n'y a plus aucune nouvelle mesure de sécurité prise depuis des années. Certes, six mois après les attentats, des choses ont été mises en place mais depuis, où en sommes-nous réellement?
Je vais me permettre de citer Wim, un agent de sécurité de l'aéroport qui avait fait partie des premiers intervenants et qui a sauvé la vie de son collègue Abdallah, bagagiste chez Swissport. Il dit: "Les six premiers mois, il y avait des contrôles très stricts. Seules les personnes qui avaient une raison de se trouver à l'aéroport étaient autorisées à y accéder. Les bagages passaient un contrôle de détection d'explosifs avant de pouvoir être emportés dans le bâtiment. Maintenant, tout le monde peut entrer et sortir du hall des départs sans être contrôlé".
Les travailleurs de l'aéroport sont ceux qui savent le mieux faire un bilan de la situation. Les attentats, ils les ont vécus en direct et ils sont tous les jours sur le terrain depuis ces cinq dernières années. Il faut les écouter. Ils nous disent tous: "On ne peut pas exclure la possibilité que cela se reproduise". C'est quand même inquiétant, ne trouvez-vous pas, que les travailleurs nous disent que la sécurité n'est pas au point? Moi, en tout cas, cela m'inquiète.
Wim pose ce constat désolant! De manière générale, je pense que Brussels Airport se soucie peu de la santé et des personnes qui y travaillent. Le constat est grave! Les travailleurs ont un droit fondamental à travailler dans un climat sécurisé. Brussels Airport est une structure publique. L'État est actionnaire à 25 % et il est donc pleinement responsable. La sécurité au travail, c'est aussi la sécurité sanitaire. Jusqu'à ce jour, les informations ont été parcellaires. Les travailleurs sont baladés entre les communications de Brussels Airport et les centaines d'entreprises qui exercent sur le même site. Il n'y a pas d'harmonie.
Dois-je préciser qu'il n'est pas suffisant d'exprimer sa gratitude comme le fait ce gouvernement? On ne peut se contenter de mesures inachevées ou plutôt d'une insuffisance flagrante de mesures prises par le gouvernement.
Un exemple précis: il ne me paraît pas être une bonne idée que le personnel doive utiliser la même entrée que les passagers. Pendant les périodes de fortes affluences, il doit faire la file avec les passagers. Cela met toujours les travailleurs mal à l'aise. Par ailleurs, cela complique toute réactivité en cas d'intervention des agents de sécurité. Je pense que l'opérateur de l'aéroport n'a pas tiré suffisamment les leçons des attentats. Peu après les attentats, une concertation avait été organisée entre le BAC (Brussels Airport Company) et les différentes entreprises et différents syndicats de l'aéroport. Depuis, plus rien!
Avant d'être député, j'ai travaillé pendant 30 ans dans une entreprise américaine au sein de laquelle j'ai eu l'honneur d'être délégué syndical. En tant que tel en CCPT, je m'occupais de la sécurité et de la protection des travailleurs, tous les mois, on tournait dans l'entreprise en essayant d'agir de manière proactive. On analysait les problèmes quand ils se présentaient, mais surtout nous faisions en sorte que ceux-ci ne réapparaissent plus. C'est ce que l'on appelle être proactif. Cet exemple pourrait être suivi à l'aéroport.
Dès lors, une telle concertation devrait avoir lieu tous les mois, afin d'apporter une solution structurelle aux problèmes structurels et d'aborder de manière globale les crises telles que les attentats ou l'actuelle pandémie de coronavirus.
Madame la ministre, quelles mesures de sécurité ont-elles été prises ces trois dernières années? Une évaluation du plan de sécurité à l'aéroport a-t-elle été effectuée ces trois dernières années? Dans l'affirmative, quand a-t-elle été effectuée? Pouvez-vous nous en résumer les conclusions?
Êtes-vous favorable à l'idée de mettre en place un comité permanent de concertation qui regrouperait des organisations syndicales, des entreprises et la compagnie Brussels Airport?
Pensez-vous que cela faciliterait également la mise en place de procédures de sécurité coordonnées face à la crise sanitaire actuelle? Envisagez-vous d'en discuter avec votre collègue Georges Gilkinet?
01.11 Bert Moyaers (Vooruit): 22 maart 2016 is een dag waarvan wij precies nog allemaal weten wat wij aan het doen waren, met wie wij waren, en waar wij waren. Het is een dag die voortaan gitzwart staat aangekruist in onze agenda, een zeer zwarte bladzijde in onze geschiedenis.
De aanslagen zelf riepen meteen heel veel vragen op. Hoe zijn die kunnen gebeuren? Hadden wij ze kunnen vermijden? Waar zijn wij tekortgeschoten?
Met de onderzoekscommissie hebben wij geprobeerd antwoorden te formuleren, die dan vertaald zijn in een hele reeks aanbevelingen.
Ik heb ondertussen anderhalf uur zeer goed geluisterd. Ik kan onmogelijk vermijden dat ik over een aantal aanbevelingen in herhaling val. Maar ik meen dat een aantal dingen toch nog niet besproken is.
Als wij het puur over de aanbevelingen hebben die in het stukje Hulpverlening zitten, kom ik meteen bij enkele dingen die ik er wil uithalen.
Eén van de pijnpunten tijdens de aanslagen was de verzadiging van het gsm- en het ASTRID-netwerk dat de communicatie voor een adequate hulpverlening bemoeilijkte. Een recente studie van het BIPT wijst op een verzadiging van het netwerk in Brussel. Het gevolg is dat men nu tijdens piekmomenten eigenlijk al problemen heeft op sommige drukke plaatsen, zoals het Centraal Station of in de Europese wijk. Ik begrijp wel dat dit niet uw bevoegdheid is maar dat heeft toch een invloed op de communicatie bij dergelijke gebeurtenissen.
Mijn concrete vraag is of u hiermee rekening: houdt. Bekijkt u alternatieven? Of biedt BE-Alert in dit geval een oplossing?
De commissie heeft ook vastgesteld dat wij onvoldoende voorbereid waren om zo'n rampscenario aan te pakken. Op de luchthaven was er al jaren geen evacuatieoefening meer geweest en waren de verschillende noodplannen amper op terrorisme voorbereid.
Evacuaties moeten worden geoefend, zeker wat de CBRN, de chemische, biologische, radiologische en nucleaire dreigingen betreft. Uit het document is voor mij evenwel niet duidelijk wat de stand van zaken is. Om de hoeveel tijd worden deze procedures nu geoefend op de luchthaven?
Het laatste aspect uit deze aanbevelingen is het gebrek aan coördinatie. In het tussentijds verslag over het onderdeel veiligheidsarchitectuur stelde de onderzoekscommissie in het kader van de noodplanning het volgende vast: "Vrij vlug na de aanslagen werd het koninklijk besluit van 1 mei 2016 tot vaststelling van het nationaal noodplan betreffende de aanpak van een terroristische gijzelneming of een terroristische aanslag gepubliceerd. Dit plan beantwoordt aan de aanbeveling van deze onderzoekscommissie om bij de terroristische aanslagen de leiding bij discipline 3, de politie, te leggen en om het openbaar ministerie een meer leidinggevende rol toe te kennen."
De logica van dit koninklijk besluit spoort niet met het koninklijk besluit van 22 mei 2019 betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties. Immers, volgens de evaluatie van de opvolging van de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie van 2 oktober 2019 door de heer Bruggeman, laat het nieuwe koninklijk besluit Noodplanning van 22 mei 2019 open welke discipline er bij terroristische aanslagen leidt. Dit is in tegenstrijd met de aanbevelingen van de POC: discipline 3 moet in dit geval leiden.
Kan u dit even verduidelijken? Men was het erover eens om dit bij de politie te leggen. Bent u van plan om dit toch nog aan te passen?
Vervolgens zijn er de aanbevelingen die te maken hebben met de slachtoffers. Daar is het vandaag al uitgebreid over gegaan. In de eerste plaats is er het centraal aanspreekpunt voor de slachtoffers; één persoon die hen begeleidt door het hele kluwen van verzekering, ondersteuning en hulp. Ik denk dat we terecht tevreden mogen zijn dat er een centraal slachtofferloket werd opgericht, dat dit intussen effectief ook operationeel is en dat er twee coaches worden ingezet die bij de slachtoffers langsgaan om hen te helpen met administratieve maar ook psychische en andere problemen.
Toch voelen de slachtoffers van de aanslagen in ons land na vijf jaar nog altijd niet genoeg steun door de overheid. Ze vinden het niet kunnen dat ze telkens opnieuw moeten bewijzen dat ze slachtoffer zijn. U meldde dat u de voorbije maanden goed geluisterd hebt naar de verschillende erkende slachtofferverenigingen. Samen met hen zou u een concreet initiatief nemen om maximaal tegemoet te komen aan hun terechte noden.
Mijnheer de minister, kan u ter zake wat meer toelichting geven? Welke stappen zult u nog nemen zodat de slachtoffers zich toch nog meer gesteund voelen?
Het volgende is vandaag al zeer uitgebreid aan bod gekomen. Er werd beslist om een fonds voor snelle schadevergoeding op te richten. Landen als Spanje, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Frankrijk en Israël werden al eerder geconfronteerd met zware terroristische aanslagen. Zij ontwikkelden een permanente en alomvattende regeling voor slachtoffers, goed gefinancierd en toegankelijk zonder voorwaarden inzake nationaliteit of verblijfplaats.
Na de aanslagen van 22 maart 2016 bleek België op dit vlak met een wettelijk vacuüm te kampen. De onderzoekscommissie beveelt daarom aan dat ook hier een fonds zou worden opgericht dat elk slachtoffer zeer snel hulp en een schadevergoeding kan toekennen. Achteraf moet het fonds dan bij de verzekeringsmaatschappijen de verschuldigde bedragen recupereren. U maakte ondertussen echter bekend dat het fonds er niet komt. Men heeft noodhulp vervangen door een noodvoorschot. De Commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden komt bij de slachtoffers wel tussenbeide met voorschotten, maar dat is toch niet helemaal hetzelfde als schadeloosstelling via een Garantiefonds, een pot geld waaruit onmiddellijk kan geput worden. Ik begrijp de keuze, maar noch de onderzoekscommissie noch de slachtoffers waren vragende partij hiervoor. Ik had misschien toch liever een systeem gezien zoals in Frankrijk met noodhulp die tegemoetkomt aan de behoeften van de slachtoffers van aanslagen. Die behoeften kunnen ook zeer uiteenlopend zijn. Is die piste hiermee nu volledig van de baan? Of wordt hierover in de toekomst toch nog nagedacht? Welke initiatieven komen er nog waarbij de slachtoffers van terreur toch beter worden vergoed? Ik heb net heel goed geluisterd naar de andere sprekers en meen toch wel enige opening gehoord te hebben bij collega Dewael.
Ik kom bij de aanbevelingen inzake de veiligheidsarchitectuur. Eén van de aanbevelingen was dat cruciale informatie te weinig of niet werd gedeeld. Daar wil ik het nog even over hebben. In verband met het principe van de regel van de derde dienst of het derde land is de VSSE in debat met haar buitenlandse zusterdiensten, ten einde na te gaan hoe beide concepten kunnen worden toegepast in de toekomst en of hier niet meer in de richting van de regel van het derde land kan worden geëvolueerd. Ik weet dat het onmogelijk is om hier een tijdlijn op te kleven en dat het onduidelijk is of er kan geland worden. In afwachting van een mogelijke oplossing heb ik wel de vraag hoe erop wordt toegezien dat belangrijke info alsnog wordt gedeeld.
Ik kom bij de kruispuntdatabank met alle beschikbare informatie. De periode waarin elke dienst een eigen terreurdatabank had, is verleden tijd, zoveel is duidelijk. De visienota over de kruispuntdatabank Veiligheid werd goedgekeurd door de kabinetten van Justitie, Binnenlandse Zaken en de verschillende veiligheids- en inlichtingendiensten. Die nota is een analyse van verschillende werkgroepen waarin leden van verscheidene diensten zetelen. Voor een kruispuntbank Veiligheid zijn goede beheersafspraken belangrijk. Dat vergt ook de nodige financiële middelen. Diensten zijn over meerdere jaren bezig met de planning van IT-projecten. Zonder bijkomende middelen en met de beslissing tot de creatie van een kruispuntbank, komen die projecten toch wel in gevaar.
Mijnheer de minister, hoe ziet u dat verder? Is er een timing? Is er een budget? Hebt u een zicht op duidelijke beheersafspraken?
Nog een ding uit dit hoofdstuk is het joint decision team, waarin het parket, de politie en de inlichtingendiensten voortaan samen moeten beslissen over dossiers. U meldt dat het in de huidige stand van zaken niet opportuun lijkt om het JDC of JIC zomaar te implementeren in de andere hoven van beroep. In het regeerakkoord staat nochtans: "De samenwerking en uitwisseling van informatie tussen veiligheids-, inlichtingendiensten en Justitie worden geoptimaliseerd, meer bepaald wat betreft de voortzetting van de oprichting van de Joint Decision Centers en de Joint Intelligence Centers".
Mijnheer de minister, hoe wilt u ter zake aan het regeerakkoord tegemoetkomen? Waarom is het niet opportuun om de oprichting verder te zetten in andere hoven? Op welke manier wordt er informatie gedeeld? Waarom neemt dat zoveel tijd in beslag? Welke problemen doen er zich concreet voor?
Het laatste deel met aanbevelingen handelde over het stuk radicalisering, onder andere het plan R. Het plan R is het scharnier tussen de gerechtelijke, de bestuurlijke en de sociopreventieve aanpak, het scharnier tussen het federaal, het regionaal en het lokaal niveau op het vlak van de aanpak van problematische radicalisering.
We kunnen daarover lezen dat het actieplan radicalisme wordt opgewaardeerd tot een strategische nota terrorisme, extremisme en radicalisering. Een vroege detectie en een goede risicotaxatie staan daarbij centraal, net als een cultuur van vertrouwen en samenwerking tussen de verschillende diensten op alle niveaus. De federale overheid zal samen met de deelstaten nagaan op welke manier zij het preventiebeleid in grootstedelijke milieus ten aanzien van radicalisering en extremisme kan versterken en structureel verankeren. Kunt u mij een stand van zaken daarin geven? Zijn er al gesprekken over geweest met de deelstaten? Op welke manier zult u samen met de deelstaten het preventiebeleid versterken en verankeren? Kunt u mij daarvan concrete voorbeelden geven?
In de laatste aanbeveling werd onder meer gevraagd de Grote Moskee van Brussel open te stellen en er een plaats van te maken waar iedereen welkom is en waar men een eigen imamopleiding zou kunnen geven. In de De Standaard van gisteren konden we lezen dat dit helaas niet echt een succesverhaal is. Ik citeer minister Van Quickenborne: "Wij zullen op korte termijn met de academische partners bekijken of de voortzetting ervan nog wel zin heeft en of we niet moeten werken aan alternatieven." Daarvoor kijkt de minister onder meer naar de Gemeenschappen.
Mijnheer de minister, hoe ziet u het verder verlopen? Welke rol wilt u in dezen aan de Gemeenschappen geven?
01.12 Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, madame la ministre de l'Intérieur, monsieur le ministre de la Justice, je voudrais dire combien j'ai apprécié les mots, et ceux du premier ministre, que vous avez adressés à l'égard des victimes. Du banc de l'opposition, je pourrais facilement n'y voir que du vent et des mots, mais ceux-ci sont importants au moment où nous commémorons ces attentats. Du reste, il a fallu beaucoup de temps pour trouver les mots – notamment du côté de l'ancien gouvernement, mais pas seulement. Nous aussi, parlementaires, avons mis trop de temps à rencontrer les victimes pour entendre leurs demandes.
Au-delà des mots, qui sont essentiels, il y a les actes. Je ne reprendrai pas les démonstrations du collègue Van Hecke, en faveur d'un fonds de garantie. Il s'agit d'un instrument susceptible de dédommager rapidement et automatiquement les victimes, au lieu de se contenter d'organiser simplement un système d'avances. Cette requête visait à remplacer un dispositif décrit comme kafkaïen par des victimes qui se sentaient complètement perdues et qui ne parvenaient pas à trouver leur chemin à travers les administrations, les assurances, les expertises. Le danger d'une survictimisation était réel. Or nous n'avons pas pu éviter que les victimes ne le soient ensuite du système lui-même. Cinq ans après les attentats, elles continuent de se sentir très mal. Nous en connaissons tous. Elles ont toujours besoin d'une simplification bureaucratique ainsi que d'une meilleure détermination du taux d'invalidité qui soit aussi moins contradictoire et plus évolutive. Certains ont rappelé que les syndromes de stress post-traumatique peuvent survenir longtemps après les attentats. Il faut en tenir compte.
Je n'y reviendrai pas, parce que j'entends certains collègues de la majorité – MM. Geens, Van Hecke et Dewael – plaider pour que cette question soit remise sur le métier. Cela me semble fondamental. Si la commission d'enquête avait décidé que ce serait mis en œuvre à l'avenir, c'est parce que nous avions déjà mis beaucoup de temps pour en discuter, de sorte que nous nous étions rendu compte que c'était un peu tardif. Il s'agit d'une solution de repli.
Afin que cette solution ne soit pas abandonnée, je plaide pour une intervention rapide en ce domaine.
Il en va de même pour le guichet unique. Monsieur le ministre de la Justice, je souhaiterais obtenir une clarification de votre part. Vous avez accepté de financer l'association V-Europe pour le coaching des victimes, ce pourquoi je vous remercie sincèrement. Pendant de longues années, cette association s'est battue pour recevoir du gouvernement fédéral son soutien, et elle l'a enfin reçu. J'aimerais clarifier son rôle par rapport à celui du guichet unique. Cette association ne servira pas de guichet unique et d'ailleurs, il n'existe pas encore vraiment. Il existe un dispositif au niveau du procureur fédéral, mais les victimes me disent que ce n'est ni unique ni satisfaisant et que cela ne suit pas l'esprit de ce qui avait été imaginé au départ. Il me semble qu'il faut clarifier et renforcer ce qui était prévu.
Je ne serai pas plus long sur le volet relatif aux victimes, ni sur celui concernant les secours que nous avons déjà abordé précédemment. Par contre, je serai un peu plus précis sur le volet de l'architecture de sécurité et surtout sur celui de la radicalisation.
S'agissant de l'architecture de sécurité, on se souvient qu'il y avait deux types de problème (afin de simplifier à l'extrême): un problème de moyens et un problème de gestion de l'information; cette dernière était insuffisamment partagée et des bases de données étaient complètement fragmentées et ne permettaient pas une utilisation adéquate et rapide de l'information qui existait parfois.
Concernant les moyens, je m'inquiète de voir que ceux-ci évoluent peu, et même pratiquement pas en ce qui concerne les services de renseignements. Je l'ai dit la dernière fois: de 50 millions d'euros en 2015 avant les attentats, on est passé à presque 57 millions en 2021. En euros constants, aucune augmentation du budget! Nous sommes très loin de ce qui avait été demandé. Nous avions proposé un doublement des moyens budgétaires pour les services de renseignements.
Cela reste problématique au vu de toute une série de menaces qui sont venues s'ajouter à la menace islamiste et terroriste. On ne va pas parler de la Chine, de la Russie ou d'autres, mais on sait à quel point notre pays est la cible de toute une série de menaces. J'aimerais donc connaître les intentions du gouvernement pour les années à venir.
Il en va de même pour les services de police. On sait qu'il manque énormément de policiers. De ce point de vue-là, également, je tire la sonnette d'alarme car je pense qu'on n'y arrivera pas avec les moyens budgétaires actuellement sur la table du gouvernement.
Pour ce qui est de la gestion de l'information, il y a toujours cette Banque-Carrefour des données en matière de sécurité. Où en est-on? Va-t-elle vraiment être mise en route? Quels sont les goulots d'étranglement?
En ce qui concerne le partage d'informations, j'entends dire que les CSIL sont aujourd'hui sous-financées et que certaines sont en état de léthargie. J'aurais aimé savoir quel était le nombre de CSIL opérationnelles. Cet instrument est-il toujours important aujourd'hui en matière de détection, de partage d'informations et de prévention? Par ailleurs, on sait que les Joint Decision Centers et les Joint Information Centers n'existent qu'au niveau bruxellois. Pourquoi ne sont-ils pas étendus aux autres parties du pays?
J'ai plusieurs petites questions sur le volet de la radicalisation. Lorsque je m'entretiens à ce sujet à Bruxelles avec des éducateurs sociaux, des éducateurs de rue et des professeurs, j'entends dire que lors du premier confinement, lorsque de nombreux jeunes ont été privés de l'accès aux clubs de sport, aux maisons de jeunesse ou aux centres culturels, ils ont été repris en main par des groupes salafistes et des groupes fréristes. Nous avons alors observé une intensification de l'action de ces réseaux sous couvert d'aide humanitaire. Quel est votre niveau d'information par rapport aux informations qui m'ont été transmises dans les rues de Bruxelles?
En ce qui concerne les réseaux sociaux, j'ai été alerté du fait que de nouveaux réseaux sociaux sont extrêmement actifs auprès de jeunes, notamment à Bruxelles, mais aussi, j'imagine, dans d'autres villes du pays. On me cite régulièrement un média appelé "AJ+", qui émet à partir du Golfe persique et qui a vraiment pour vocation de fragmenter la société et d'antagoniser les personnes en fonction de leur religion. Que représente pour vous cette menace posée par les nouveaux réseaux sociaux qui semblent extrêmement actifs en Belgique?
Pour ce qui concerne les sorties de prison, si je suis bien informé, 60 détenus condamnés "terro" sont sortis en 2020 ou sortiront en 2021. Quel est le dispositif en matière de sécurité par rapport à ces personnes? Qu'en est-il aussi d'un dispositif de déradicalisation, de réintégration pour faire en sorte qu'on ne les suive pas seulement sur un aspect sécuritaire?
Il y a aussi toute la question des imams. Comme d'autres l'on dit, il y a la formation d'imams ici en Belgique. Personnellement, je tiens beaucoup à ce qu'on n'abandonne pas cette idée. Une alternative serait que, notamment au moment du ramadan, des dizaines d'imams, qui ne connaissent pas notre culture ni notre langue, viennent de pays étrangers, avec des objectifs que nous ne maîtrisons pas toujours. Le prochain ramadan débutera le 13 avril 2021. C'est dans quelques semaines. Que se passera-t-il avec les demandes que vous recevez certainement déjà de pouvoir accorder des visas à des dizaines d'imams provenant de Turquie, d'Arabie saoudite, du Qatar, du Maroc ou d'Égypte? Avez-vous une politique à cet égard? Je constate que la France est extrêmement réticente aujourd'hui à accorder des visas. Quelle sera la politique du gouvernement à cet égard?
Qu'en est-il aussi de la compétition qui existe entre des pays extérieurs - je viens d'en citer certains - et qui ont pour vocation de contrôler et d'instrumentaliser notre communauté musulmane? Monsieur le ministre de la Justice, vous avez dit, à juste titre, qu'à la Grande Mosquée, un "nid d'espions" travaillait pour le Maroc, si j'ai bien compris votre expression. Ce n'est pas le seul exemple de pays qui, aujourd'hui, tente d'interférer dans le culte musulman et d'imposer son propre agenda à partir de l'extérieur. Avons-nous une stratégie générale face à cette compétition qui existe par rapport à des pays tiers qui voudraient contrôler notre communauté musulmane? Cela reste un problème extrêmement important.
En 2017, l'OCAM avait rédigé un rapport extrêmement intéressant entre wahhabisme et djihadisme, terrorisme. Êtes-vous tous les deux compétents en ce qui concerne l'OCAM? Ne serait-il pas temps d'avoir aujourd'hui une mise à jour de ce rapport?
Quatre ans plus tard, je pense qu'il serait intéressant d'avoir un rapport de l'OCAM mis à jour sur la situation actuelle du wahabisme et du salafisme et sur les liens éventuels avec la menace terroriste.
Enfin, monsieur le ministre, quel est l'avenir de la Grande Mosquée de Bruxelles?
Où en est-on pour ce qui concerne les femmes et les enfants qui sont à Al-Hol? Cela représente une véritable menace pour notre sécurité car on sait que c'est aujourd'hui l'embryon d'un nouvel État islamique.
Je pense que j'ai passé en revue les questions sur la radicalisation, et je voudrais terminer par une brève remarque sur la méthodologie. Je me réjouis que mon collègue Pivin ait rejoint la proposition que j'ai faite, il y a déjà des mois, en vue d'assurer un suivi sérieux de ces questions-là. Vous avez vu l'amplitude des questions auxquelles vous êtes amené à répondre, et nous devons y faire référence très brièvement. En une dizaine de minutes, nous devons couvrir 1 000 pages et 10 000 pages d'annexes du rapport de suivi de la commission d'enquête, et je trouve que cela n'est pas sérieux.
D'autres ministres sont compétents sur certains aspects du suivi de la commission Attentats. Je demande vraiment qu'il y ait une méthodologie de travail qui permette d'effectuer un travail de suivi sérieux. Beaucoup de choses ont été faites, mais il reste des chantiers très importants à finaliser, et je pense qu'il faut le faire sérieusement. Quand on m'a répondu qu'une des raisons pour lesquelles il n'y avait pas de commission de suivi était que tous les députés qui avaient suivi la commission n'étaient plus là aujourd'hui, je pense que cet argument n'est absolument pas recevable. La preuve, c'est que les ministres qui sont là aujourd'hui pour nous répondre n'étaient pas là non plus et qu'ils sont, eux, chargés du suivi des recommandations.
Nous pouvons donc parfaitement, au niveau du Parlement, avec d'autres parlementaires, assurer un suivi cohérent et correct. Je ne demande pas une commission toutes les semaines, mais si nous pouvions admettre que nous nous voyons régulièrement - quelques fois par an suffiraient - selon un format de commission de suivi, cela permettrait effectivement de montrer à l'extérieur - notamment aux victimes, mais aussi à tous les autres intervenants - que nous continuons à travailler sérieusement, mais aussi d'avoir cette vision transversale qui est essentielle à un suivi sérieux de ce qui est fait avec les recommandations de la commission d'enquête.
01.13 Sophie Rohonyi (DéFI): Je ne reviendrai pas sur les effroyables attentats puisque mes collègues l'ont fait.
Ces attentats nous ont tous meurtris et touchés. On se sent souvent impuissants face à ces attentats et surtout à l'égard des personnes qui porteront toute leur vie les séquelles de ces évènements; en particulier à l'égard des victimes qui ont perdu un être cher ou qui ont subi des blessures tant physiques que psychiques. Cette impuissance, nous ne pouvons la ressentir en tant que député ou en tant que ministre; en effet, nous avons une obligation de moyens, l'obligation de tout mettre en œuvre afin d'éviter de nouveaux attentats et de nouvelles victimes.
Nous savons pertinemment que le risque zéro n'existe pas. Il n'existera malheureusement jamais. Comme je l'ai dit, nous avons cependant une obligation de moyens, et ce, grâce à la feuille de route édictée par la commission Attentats au terme d'un travail rigoureux et fastidieux. On ne le soulignera jamais assez!
Je tiens aussi à remercier le collègue Dallemagne d'avoir remis la question du suivi des recommandations de la commission Attentats à l'ordre du jour, parce que c'est fondamental. Non pas parce que nous sommes cinq ans plus tard mais force est de constater que le travail réalisé par les gouvernements précédents et l’actuel ne sont aujourd'hui pas à la hauteur de l’énorme travail réalisé par la commission Attentats et ce que les victimes étaient en droit d’attendre du gouvernement pour qu’on leur simplifie la vie. Je tiens d’ailleurs à saluer l'objectivité des collègues majorité qui reconnaissent que le travail qui a été fait est au pire insuffisant, au mieux perfectible.
J’ai fait l'exercice assez fastidieux de parcourir le long document des recommandations de la commission Attentats. Je vous avoue avoir tiqué lorsque j'ai lu qu'il y aurait aujourd'hui une reconnaissance et une indemnisation des victimes, car aujourd'hui ce qu'elles nous disent - celles que nous avons eu l'occasion de rencontrer ou celles qui ont eu l'occasion de s'exprimer dans les médias -, c'est qu'elles se sentent abandonnées. Leurs démarches restent tellement lourdes auprès de tant d'interlocuteurs privés et publics que, pour elles, finalement, c'est la double peine. C'est juste inacceptable.
C'est inacceptable, et les associations ne cessent aujourd'hui de nous le répéter. Même la rapporteuse spéciale des Nations Unies sur les droits de l'homme et les libertés fondamentales, Mme Fionnuala Ní Aoláin, l'a souligné dans son rapport du 1er mars 2019. Dès lors, afin de faciliter la vie de tout le monde, je vais renvoyer à mes questions telles que déposées (55015751C, 55015752C, 55015754C, 55015755C, 55015760C), ce qui me permet d'insister sur quelques autres questions plus ponctuelles.
Monsieur le ministre, Il est regrettable
qu’il faille attendre l’anniversaire des attentats de Bruxelles pour apprendre
qu’un fonds de garantie ne verra jamais le jour.
D’autres pays ont pourtant mis en place de
tels fonds. En France, le fond d’aide aux victimes est alimenté par un faible
pourcentage de cotisation sur l’ensemble des contrats d’assurance. Ces
cotisations permettent aux victimes d’attentats terroristes d’être indemnisées
pour des faits non couverts par les assurances.
Un fonds de garantie était d'ailleurs
demandé par les associations Life4Brussels et V-Europe qui déploraient la seule intervention
d’assureurs privés, et ce seulement dans les cas où les attentats s’étaient
déroulés dans des endroits couverts par les assurances.
L’aide financière allouée aux personnes
victimes d’actes intentionnels de violence n’est d’ailleurs pas une
indemnisation comme l’envisagent les associations. Les conditions d'octroi et
la charge procédurale de cette aide compliquent souvent la vie des victimes qui
n’ont aucune envie de se battre pour se voir allouer une aide souvent
insuffisante en raison du plafonds de 125000€.
L’une des recommandations de la Commission
d’enquête parlementaire consistait en la création d’un fonds de garantie sur le
modèle français, à savoir “la création d’un fonds qui pourra lui allouer,
dans les délais les plus brefs, des aides et indemnités, à
charge de récupérer ce qui est dû par les compagnies
d’assurance”.
Pourquoi cette recommandation ne
figure-t-elle pas dans les travaux de la Task Force interfédérale?
Que répondez-vous aux victimes qui
considèrent que la loi du 20/12/2018 derrière laquelle vous vous retranchez
pour refuser la mise en place d’un Fonds de garantie est insuffisante et ne
permet pas une pleine et automatique indemnisation de leurs dommages?
Envisagez-vous de reporter voire de
supprimer le délai de 3 ans endéans lequel les demandes d’aides doivent être
introduites auprès de la commission d’aide financière, puisque ce délai est
arrivé à terme le 18/03/2020 et qu’il empêche certaines victimes d’introduire
leur demande, par exemple pour l’assistance d’un avocat pour le procès, ou
encore pour l’intervention dans des soins médicaux en raison d’un état de santé
qui continue de se détériorer des années après les attentats.
Confirmez-vous une modification de la loi
afin de permettre à terme de couvrir l’ensemble des situations en cas de nouvel
attentat? Si oui, dans quel sens
De nombreuses victimes ont attendu plus d’un
an avant de se voir reconnaître le statut de solidarité nationale. Bon nombre
d’entre elles n’ont également tout simplement pas été répertoriées parce
qu’elles ne s’étaient pas rendues dans un hôpital ou à la police.
À cet égard, les travaux de la commission
semblaient avoir abouti.
Toutefois, force est de constater qu’au fil
des années, un grand nombre de victimes ne recevaient plus d’invitations à
participer aux commémorations, y compris les personnes qui ont perdu un proche.
Une des raisons tient au fait que plusieurs listes de victimes ont été
élaborées par différents acteurs, de sorte qu’il est très difficile d’avoir une
liste précise des victimes répertoriées.
Une liste unique, claire, précise et exacte
permettrait davantage de clarté et faciliterait le contact avec les victimes
pour notamment les informer de leurs droits et leur apporter le soutien
nécessaire.
Il me paraît justifié également de
mentionner les potentielles différences de traitement entre les victimes
elles-mêmes. Nous ne pouvons traiter les victimes de nationalité étrangère, ou
les victimes résidant à l’étranger, de manière moins favorable que les victimes
belges.
L’on rapporte en effet notamment que
certaines victimes reçoivent leur pension avec un an de retard alors que les
victimes belges bénéficient de celle-ci chaque mois. Par ailleurs, plusieurs
victimes se sont vues contraintes de rédiger un rapport d’assurance dans une
langue qu’elles ne connaissent parfois pas. (cas d’un ressortissant étranger
qui ne maîtrise pas très bien le français dont le rapport a été proposé en
néerlandais)
Estimez-vous que le fait que certaines
victimes aient dû attendre plus d’un an avant de se voir octroyer le statut de
solidarité nationale est compatible avec “une reconnaissance rapide de la
qualité et du statut de victime”?
Quelles mesures sont/seront prises pour
élaborer une liste précise des victimes des attentats du 22 mars 2016?
Quelles initiatives sont prises pour éviter
les différences de traitement entre les victimes ayant la qualité de
ressortissant belge résidente en Belgique et les autres?
Quelles seront les initiatives mises en
place par le Gouvernement dans le cadre de la reconnaissance du statut de
solidarité nationale ? On songe par exemple à la gratuité des transports en
commun, etc.
Les lois du 15/01 et du 3/02 2019 qui
réglementent l’octroi d’aides financières aux victimes de violences prévoient
une exception spécifique pour les victimes de terrorisme.
Celles-ci peuvent en effet demander une aide
à la Comission pour l'aide financière aux victimes d'actes intentionnels de
violence et aux sauveteurs occasionnels pour les victimes de terrorisme sans
attendre l’issue du procès.
A cet égard, alors même que le procès des
attentats du 22/032016 n’a pas commencé, il semblerait que les victimes ne
puissent déjà plus ouvrir de dossiers auprès de la Commission afin de demander
notamment le remboursement de leurs frais d’avocats.
Cette situation pose d’autant plus question
que dans plusieurs des nombreuses démarches judiciaires accomplies par les
victimes, il est nécessaire de faire appel à un avocat, comme par exemple les
recours contre les décisions du Medex, des assurances ou encore de la
Commission.
La conséquence de cela est que l’Etat belge
prive, de ce fait, du droit d’accès à la justice de nombreuses victimes qui
n’ont pas encore ouvert de dossier auprès de la Commission.
Si l’ouverture de nouveaux dossiers venaient
à être acceptée, un autre obstacle empêcherait également les victimes de
terrorisme d’introduire une procédure judiciaire: le plafond des aides
financières, qui a été fixé à 12.000 €.
Celui-ci n’est en effet absolument pas
suffisant étant donné que les procédures accomplies par les victimes, en
particulier les victimes de terrorisme, sont longues et multiples et ont lieu à
divers niveaux juridicitionnels.
Vers qui les victimes du 22 mars 2016
pourront-elles se tourner afin d’obtenir une aide dans les frais d’avocats et
autres frais de justice lorsque le procès pénal aura débuté, si celles-ci
n’avaient pas ouvert de dossier auprès de la Commission pour l’aide financière
ou que leur dossier y a été clôturé?
Envisagez-vous de prendre des initiatives
pour garantir que chacune des victimes puissent prendre part à la procédure sans
se soucier des frais d’avocats, parfois très élevés, qu’une telle procédure
implique, en particulier en matière de terrorisme?
Que répondez-vous aux victimes, aux
associations et aux avocats des victimes qui souhaitent que le montant de
12.000 euros ne soit plus globalisé, mais majoré et multiplié en fonction du
nombre de litiges ?
Bon nombre de victimes, blessées ou non, ont
dû faire face à de multiples dépenses suite aux attentats, qu’il s’agisse de
frais médicaux, de frais d’avocats ou encore de frais relatifs aux médecins
experts, pour ne pas tous les citer. Faute de moyens et d’aide de la part du
gouvernement, certaines victimes ont dû être contraintes de renoncer à toute
une série d’aides (psychologiques, avocat, médecins experts).
En France, le Fonds de garantie octroie la
même aide urgente à chaque victime. Environ 20.000€ aux victimes blessées et
environ 10.000€ aux victimes qui n’ont pas été blessées. Cela permet aux
victimes de faire face aux dépenses urgentes liées aux attentats, et empêche
dès lors toute discrimination entre victimes.
En outre, un point nous interpelle notamment
en ce qui concerne l'indemnisation des personnes victimes d’un attentat qui ne
serait pas couvertes pas une assurance. En 2017 déjà, bon nombre d’associations
évoquaient l’exemple d’un attentat à l’arme blanche sur la Grand place de
Bruxelles qui n’était couvert par aucune assurance. A l’époque, les
responsables d’Assuralia avaient affirmé qu’ils se refusaient d’indemniser une
personne qui n’était couverte par aucune assurance.
Qui sera chargé d’indemniser des personnes
qui seraient victimes d’un attentat mais qui ne seraient couvertes par aucune
assurance ?
Pourquoi l’octroi d’une aide financière
immédiate permettant aux victimes d’attentats de faire face aux conséquences
directes de l’attentat (octroyée par la Commission pour l’aide financière aux
victimes d’actes intentionnels de violence) n’a-t-elle été accordée qu’à
certaines victimes, notamment celles qui avaient été hospitalisées ?
Cinq ans après les attentats du 22 mars
2016, les traumatismes et les plaies qu'ont subis les victimes sont toujours
présents. Encore aujourd’hui, après des années d’attente, les victimes ont le
sentiment d’avoir été oubliées par le gouvernement.
Une task force interfédérale a été créée en
2017 en vue de la coordination de l’aide aux victimes d’attentats terroristes.
Toutefois, les victimes des attentats de Bruxelles n’ont jamais été contactées
proactivement, elles n’ont jamais reçu d’informations claires et précises de la
part du gouvernement.
De nombreuses associations reçoivent encore
et toujours de nombreuses victimes à l’occasion des différentes permanences
juridiques qu’elles organisent. Force est de constater que nombreuses d’entre
elles n’ont pas été correctement informées quant à leurs droits. Pire encore,
certaines les ignoraient totalement.
Enfin, la loi du 18 juillet 2018 relative à
la création d’un statut de solidarité nationale comprend toujours certaines
lacunes, ainsi que certaines discriminations. Nous pensons précisément au 10%
d’invalidité auquel les victimes doivent prétendre pour avoir droit à la
pension d’invalidité, ce qui engendre chez certaines d’entre elles le sentiment
d’être moins reconnues.
La Task Force interfédérale visait la mise
en place d’un accompagnement proactif, immédiat, individuel, global et durable
des victimes. Que signifie cette formulation? Estimez-vous que les victimes ont
été accompagnées de façon proactive ? Que répondez-vous aux associations des
victimes qui ne partagent absolument pas votre point de vue sur ce point ?
De quelle formation disposent les personnes
chargées d’informer les victimes au sein des services d’aide aux victimes ?
Sont-elles régulièrement formées, étant donné que les législations ont été
modifiées à plusieurs reprises?
Allez-vous modifier la loi du 18 juillet
2017 relative à la création d’un statut de solidarité nationale, afin qu’elle
rencontre davantage les besoins des victimes?
J'aimerais, en effet, compléter mes questions par une question relative au guichet unique. Je me dois de revenir sur ce point, monsieur le ministre, puisque vous avez évoqué vendredi ce guichet unique créé au sein du parquet fédéral. Vous avez affirmé à cette occasion que ce guichet était désormais opérationnel et doté d'un personnel spécialisé et qu'il pouvait être activé en cas d'attaque terroriste ou de catastrophe.
Le problème, monsieur le ministre, c'est que ce guichet ne répond ni aux attentes des victimes, ni aux recommandations de la commission Attentats, puisqu'il ne permet pas d'aider les victimes dans les multiples démarches administratives - qu'il s'agisse des procédures ou des expertises - que ces victimes ont entamées auprès de multiples interlocuteurs tels que les assurances privées, les assurances accidents du travail, les assurances propres, la commission d'aide aux victimes - alors qu'on sait que le délai d'introduction des demandes a expiré au terme de trois ans -, le SPF Sécurité sociale, DG personnes handicapées.
En outre, il me revient que le groupe de travail "Expertise unique" ne se serait jamais réuni. En tout état de cause, cela ne transparaît pas des documents que nous avons reçus. Dès lors, monsieur le ministre, des démarches sont-elles aujourd'hui entreprises pour faire en sorte que le guichet unique créé - qui n'est donc aujourd'hui qu'un guichet d'information - devienne un guichet unique d'accompagnement, qui accompagne véritablement les victimes dans l'ensemble de leurs démarches administratives?
Qu'en est-il également des travaux de ce fameux groupe de travail 'Expertise unique'? Par ailleurs, pour ce qui concerne une autre demande formulée par la commission d'enquête parlementaire, à savoir la création d'un site internet afin d'informer au mieux les victimes de leurs droits, la Chancellerie du premier ministre a créé un portail, certes. Malheureusement, on observe que les sites internet auxquels ce portail renvoie ne sont pas du tout mis à jour, en tout cas pas de manière régulière. Comment le gouvernement compte-t-il y remédier?
Pour ce qui concerne les victimes et à l'instar de mes collègues, j'ai entendu, hier, le premier ministre lors des cérémonies commémoratives des attentats, il s'est exprimé en ces termes: "Nous devons faire mieux. Nous ne pouvons laisser personne sur le côté." Je suis d'accord, mais la question est de savoir comment le gouvernement compte-t-il concrètement faire mieux dans l'accompagnement des victimes passées et à venir?
Concernant le volet radicalisme en prison, gros volet que je voulais aborder avec vous parce que les experts ont recommandé à la commission Attentats de ne plus parler de "déradicalisation", mais plutôt de "désengagement". Or, on poursuit avec les sections Deradex alors qu'elles sont de plus en plus critiquées tant au niveau du respect des droits humains que de leur efficacité pour lutter contre ce radicalisme. On voit maintenant que certaines ailes sont partiellement vides. Il se trouve que nous avions eu à ce sujet avec les acteurs de terrain en commission de la Justice en juin 2020 un échange très intéressant. Il en était ressorti que le rapport d'évaluation de ces sections était en cours de finalisation, ce que M. Geens nous disait déjà en 2017!
Ma question est de savoir où en est aujourd'hui ce rapport? Ne faudrait-il pas tenir compte de ses conclusions pour pouvoir, à terme et si besoin, revoir notre politique de lutte contre le radicalisme en prison et la rendre plus efficace, mais aussi pour garantir la réinsertion des détenus à leur sortie de prison et donc de ces sections ce qui, aux dires de leurs avocats, semblent compromis, voire impossible compte tenu de leurs conditions de détention?
D'ailleurs, monsieur le ministre, dans votre note de politique générale, vous disiez travailler à cet objectif de réinsertion en collaboration avec les entités fédérées. Par conséquent, comment réalisez-vous ce travail de manière concertée avec les entités fédérées d'autant, qu'on le sait, les programmes de désengagement se font sur base volontaire.
Toujours sur les programmes de désengagement, il était ressorti des auditions de juin dernier, que la communication n'était pas systématique entre les directeurs de prison, d'une part, le TAP et le Parquet, d'autre part. Ce problème est-il toujours d'actualité? Je pense qu'il faut apporter d'urgence des réponses.
Madame la ministre, je trépigne d'impatience d'entendre vos réponses qui sont nécessaires pour avoir un débat constructif.
Kristien Van
Vaerenbergh, voorzitster: Het woord is aan de
ministers om te antwoorden op de vele vragen.
01.14 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, ik dank de collega's voor de vele vragen. Ik zal zorgen dat mijn collega van Binnenlandse Zaken ook nog de tijd krijgt om te antwoorden want ik heb veel antwoorden. Ik dacht dat de afspraak was om tegen 17.30 uur af te ronden.
Eerst en vooral, voorzitters, wil ik benadrukken dat het niet aan mij is als minister om te zeggen hoe u de verdere werkzaamheden moet regelen. Ik heb daarvoor te veel respect voor het Parlement en ik ben daarvoor al te lang parlementslid. Voor mij is dat in ieder geval een begin van het debat, het kan in ieder geval geen eindpunt zijn.
Ik sta volledig ter beschikking van het Parlement om verdere discussies te voeren
Comme on dit en français: "Du choc des idées, jaillit la lumière." Je pense que nous en avons vu un peu aujourd'hui. Cela dit, nous avons besoin d'encore plus de lumière.
Ik denk dat er ruimte moet zijn om hoorzittingen te organiseren. Ik heb dat ook vrijdag reeds gezegd. Er zijn heel wat vraagstukken waarbij de specialisten op het terrein meer toelichting kunnen geven. Ik denk bijvoorbeeld aan het centrale loket bij het federale parket. Ik weet dat de magistraten de heer Lamiroy en mevrouw Pellens ter beschikking staan.
JDC bestaat in Brussel. In andere ressorten is er een ander mechanisme. Ik kom daar straks op terug. Ik weet ook dat de voorzitter van het College van procureurs-generaal, de heer Delmulle, ook ter beschikking staat.
Dat is dus zeker een punt.
Ten tweede, het lijkt mij ook interessant om andere collega's te kunnen aanhoren: collega Dermange bijvoorbeeld op het vlak van de verzekeringen en collega Vandenbroucke op het vlak van de medische ongeschiktheid. Het is immers niet zo dat de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie het geheel van de aanbevelingen kunnen beantwoorden. U weet dat ongetwijfeld.
Ik zal proberen chronologisch een aantal antwoorden te geven op datgene wat u heeft gevraagd. Collega Metsu, u bent begonnen met te vermelden dat u vrijdag bijzonder veel had gehoord over het verleden maar weinig over de toekomst. Ik denk dat u dan selectief heeft geluisterd want de plannen van de regering zijn wel degelijk om voort te bouwen op de aanbevelingen. Getuige daarvan is het feit dat wij heel wat extra middelen laten toevloeien naar Justitie en Veiligheid. Ik weet wel, collega Geens, dat kwantiteit niet altijd gelijkstaat met kwaliteit, maar u heeft zelf ook aangegeven in uw excellente werken op het einde van de legislatuur dat er behoefte was aan een herfinanciering van Justitie. We doen dat nu ook. Dat is noodzakelijk.
Ten tweede, wij spreken niet alleen als regering. We zijn nog geen zes maanden in functie en u heeft reeds gezien dat wij op het vlak van terreurbestrijding actie ondernemen met onze veiligheidsdiensten. We hebben de zaak Sky ECC die uiteraard buiten het bestek van terrorisme valt maar die heel duidelijk gericht is op de georganiseerde criminaliteit. We hebben ook de acties die onze veiligheidsdiensten hebben ondernomen ten aanzien van minderjarigen in Eupen. Ondertussen is ook gebleken dat er nog eens vier minderjarigen afzonderlijk zijn opgepakt en opgesloten omwille van de intentie die ze hadden om gewelddadige feiten te plegen. Met andere woorden deze regering en onze justitie en politie zijn effectief actief.
We hebben ook veel plannen voor de toekomst. Ik nodig u uit om mijn beleidsverklaring ter zake te lezen. Ik verwijs naar de plannen die we hebben om in LIVC's te voorzien in de gevangenissen. Ik verwijs naar onze plannen om de Veiligheid van de Staat te versterken op het vlak van middelen, mensen en bevoegdheden. Dat is een wetsontwerp dat weldra zal worden ingediend. Ik verwijs naar de strategische nota over terrorisme, extremisme en radicalisering. Ik verwijs naar de slachtoffercoaches. Deze regering bulkt van de plannen om niet alleen de aanbevelingen verder uit te voeren, maar ook om een goed, gepast antwoord te vinden voor de nieuwe uitdagingen.
Wordt de strafmaat voor terroristische misdrijven opgetrokken? U weet dat we een nieuw strafwetboek aan het voorbereiden zijn. Dat wordt voorgelegd aan experts. Dit alles wordt dus bekeken.
In de discussie over de terbeschikkingstelling weet ik dat de heer Pivin een voorstel heeft ingediend, evenals de heer Geens en mevrouw De Wit. Die voorstellen worden bekeken, goed wetende dat we daar heel goed rekening moeten houden met onze rechtstaat en de garanties die daarin vervat zitten.
De heer Metsu vroeg ook naar de houding van de regering met betrekking tot het repatriëren van de moeders uit Syrië. Ik wil citeren uit wat de heer Vercauteren van het OCAD in De Standaard vorige zaterdag heeft gezegd. Het OCAD is een veiligheiddienst die u ook apprecieert en waardeert en waarvan u de waarde kunt inschatten.
Ik citeer: "De situatie in de kampen is verslechterd, zeker in Al-Hol waar IS-vrouwen de situatie in handen hebben. Het is niet uitgesloten dat de Koerden daar de poorten openzetten. Een deel van die vrouwen zal dan allicht naar Turkije gaan en van daar naar ons land komen. Een ander deel zal opnieuw aansluiting zoeken bij IS. OCAD ziet dat niet graag gebeuren. Ons advies is: haal ze terug, de kinderen tot 12 jaar en de moeders. Uit onze analyse blijkt dat een gecontroleerde terugkeer de beste garanties biedt voor een nationale veiligheid. De vrees dat de terugkeerders en de veroordeelde terroristen die vrijkomen uit de gevangenissen tikkende tijdbommen zouden zijn, wordt door de feiten voorlopig niet bevestigd. U zou ervan versteld staan hoeveel echte extremisten we al hebben zien veranderen. Dat is bemoedigend. Van de vrijgelaten vrouwen kent 90 % in ons land een positieve evolutie". Dat zegt de heer Vercauteren van het OCAD.
De operatie in Syrië wordt nu voorbereid. U weet dat het gaat om een delicate operatie. We gaan onderzoeksteams sturen om een inschatting te maken van het risico voor de vrouwen. Dat is precies wat u, mijnheer Metsu, destijds in De Morgen heeft gezegd. In die kampen was de toestand blijkbaar onmenselijk, dat heeft u toen met uw eigen ogen gezien. Maar u heeft uw woorden moeten intrekken, omdat uw partij not amused was met uw uitspraken.
De heer Metsu heeft ook gevraagd hoe het zit met het afnemen van de nationaliteit. Ik denk dat ik daar heel uitvoerig op geantwoord heb in de mondelinge vraag die u gesteld heeft in de commissie. Het vervallen verklaren van de nationaliteit staat noch in het regeerakkoord, noch in een beleidsverklaring. Het is ook niet de bedoeling van de regering om hier verder wetgevend tussen te komen. Het bestaande juridische arsenaal lijkt in dit stadium voldoende te zijn. Er was destijds geen meerderheid voor uw voorstel en die meerderheid zal er nu ook niet zijn. Het Parlement heeft trouwens zijn werk grondig gedaan. Verschillende adviezen zijn ingewonnen en instanties werden gehoord, ook naar aanleiding van uw wetsvoorstel. Die adviezen waren overwegend negatief, niet enkel juridisch-technisch maar ook om redenen die een schending zouden kunnen betekenen van het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel.
De heer Metsu heeft ook gezegd dat de slachtoffercoaches een aalmoes krijgen. Ik betreur dat u dat woord gebruikt. Het is een slag in het gezicht van V-Europe, een erkende slachtoffervereniging die expliciet heeft gevraagd om die coaches. Ook het aantal coaches, waar sommigen laatdunkend over doen, is wat V-Europe heeft gevraagd. Zij hebben gevraagd, wij hebben gegeven.
Door die samenwerking met het centraal loket komen we heel veel slachtoffers tegemoet, niet enkel die van de aanslagen van 22 maart. Straks kom ik terug op het vraagstuk van het garantiefonds.
Wat het unieke loket betreft, zegt u dat het nog niet werkt. Mijnheer Metsu, het loket zal werken op het ogenblik dat zich een aanslag of calamiteit voordoet. Intussen is alles in orde gebracht, in verschillende stappen. Het protocol werd afgesloten in 2019 tussen het federaal niveau en de Gemeenschappen om de principes, de doelstellingen en het functioneren van het loket te regelen. De concrete werkingsmodaliteiten zijn bepaald in een draaiboek dat vorig jaar is afgerond. Er is ook een richtlijn van het College van PG's die de werking van het centraal loket toelicht. Dat is ook binnen het OM verspreid. Het federaal parket heeft tenslotte ook extra personeel aangeworven om ervoor te zorgen dat het loket operationeel kan zijn.
Mijnheer Metsu, u verwees naar het terroproces en artikel 150, dat is een discussie die wij hebben gevoerd. Het dossier werd door Justitie klaargemaakt. Ik wil trouwens de mensen van het federaal parket feliciteren voor het grondige werk dat ze hebben verricht om dit dossier klaar te krijgen. Tien verdachten werden verwezen door de raadkamer. Nu is het aan de kamer van inbeschuldigingstelling. Het is logisch dat die zaak start in september 2022, omdat wij eerst wachten op het proces in Parijs over de feiten die gepleegd zijn in de Bataclan. Dat weet u, dat is geen nieuws. Er is natuurlijk een sterke verwevenheid en betrokkenheid van daders tussen de twee dossiers. Het zou onverstandig zijn om beide processen tegelijk te voeren. Dit zou zeker de slachtoffers niet ten goede komen.
De Justitiasite is klaargemaakt. Er is daar heel wat geld in geïnvesteerd. Er is ook extra ruimte gemaakt voor de slachtoffers. Er is ook heel veel aandacht voor de slachtoffers. Zij moeten het proces in optimale omstandigheden kunnen volgen. Wij mikken ook op videoconferentie, zodat er ook slachtoffers van op afstand kunnen volgen.
Ik heb ook de vraag genoteerd van de heer Geens en anderen om te bekijken of wij eventueel het assisenproces vlotter kunnen laten verlopen. Wij bereiden een aantal voorstellen in die zin voor. Met andere woorden, dit wordt voorgelegd aan de regering en zal daarna naar het Parlement komen.
Mijnheer Van Hecke, u stelde een aantal vragen over de erkenning van lichamelijke letsels en over de dubbele rol waarin deskundigen soms worden gedwongen. U verwees ook naar de problematiek van het posttraumatisch stresssyndroom en de beperkte deskundigheid dienaangaande. Dat zijn zeer pertinente vragen. De onderzoekscommissie heeft hier waardevolle bijdragen geleverd.
Het departement Volksgezondheid heeft de voorbije jaren veel geleerd over PTSS. Er is op dit moment in de praktijk reeds een soort van unieke expertise ingevoerd op twee niveaus. De eerste is op het niveau van de verzekering. Eén verzekeraar neemt de leiding van de medische expertise op zich. Op het niveau van de overheid is ook voorzien dat er één enkele expertise plaatsvindt door Medex. U zei het reeds, het zou niet mogen dat bij objectieve beoordelingen tot een ander percentage van invaliditeit wordt besloten. Daarom zou het goed zijn om collega Vandenbroucke de kans te geven om bijvoorbeeld in een hoorzitting hierover te komen getuigen en desgevallend ook aanpassingen voor te stellen.
Mijnheer Van Hecke, ik kom bij het vraagstuk van het garantiefonds. De meeste collega's hebben het daar uitvoerig over gehad, dus ik wil graag een aantal dingen hierover verduidelijken.
Eerst en vooral, toen ik vorige week vrijdag in de commissie over het fonds sprak, dan heb ik dat heel duidelijk gedaan met betrekking tot de implicaties voor de huidige slachtoffers. Ik heb inderdaad verwezen naar de werkzaamheden in 2018 inzake de wetgeving van 2019 waarin de wetgever destijds voor de huidige slachtoffers uitdrukkelijk de keuze heeft gemaakt om te werken met subrogatie, verhoogde voorschotten en snellere betaling. Die keuze werd toen gemaakt. Mijnheer Metsu, u zegt dat dat fonds er had moeten zijn, maar u hebt toen tegen het amendement gestemd dat mevrouw Onkelinx had ingediend. Die verduidelijking wou ik brengen in de commissie. Laat daar geen misverstand over bestaan.
Tegelijkertijd heb ik ook de woorden gehoord van de voorzitter van de parlementaire onderzoekscommissie, Patrick Dewael. Hij zei heel duidelijk dat het altijd de ambitie van de commissie is geweest om naar de toekomst te kijken: zij wou niet spreken over de slachtoffers van wat er is gebeurd, maar wel over eventuele toekomstige slachtoffers.
Aan de wet van 2011 naar aanleiding van Ghislenghien zijn er recentelijk nog aanpassingen gebeurd, maar ook toen is er geen keuze voor een garantiefonds gemaakt. Laat ons dat eerlijk bekennen.
De wet van 2007 over terrorisme vertoont belangrijke hiaten en moet worden aangepast. Ik denk dat het nuttig zou zijn in dat verband minister Dermagne te horen in deze verenigde commissies.
Ik sta uiteraard open voor discussies over de toekomst. Dat is het minste wat u van mij verwacht, maar, voor alle duidelijkheid, het gaat dan over toekomstige slachtoffers, niet over slachtoffers uit het verleden. Wat vandaag door de oppositie wordt gevraagd – de heer Van Hecke en anderen – gaat over de huidige slachtoffers. Zij willen per se een garantiefonds voor de huidige slachtoffers. Dat gaat niet. Die keuze is destijds gemaakt en wij kunnen ze niet terugdraaien. Laat daar geen misverstand over bestaan. Wat de toekomst betreft, moeten wij de discussie echter in alle openheid voeren, want, zoals de heer Geens vroeg, moeten wij ons beperken tot slachtoffers van terreur? Wat doen wij met slachtoffers van treinrampen, wat als er zich een ongeval voordoet zoals Nederland heeft meegemaakt met een passagiersvliegtuig in Oekraïne, wat met een eventuele toekomstige gasexplosie? Gaan wij zo'n fonds beperken tot slachtoffers van terrorisme of spreken wij ook over andere slachtoffers?
Hoe zullen we dat fonds financieren? In Frankrijk doet men dat met een taks op de verzekeringen. U weet dat wij al een dergelijke taks hebben en dat we die gebruiken voor andere doeleinden. Bij ons wordt de Commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden en aan de Occasionele Redders gefinancierd door een retributie die wordt betaald naar aanleiding van de veroordeling. Laat ons ook niet blind zijn voor de tekortkomingen die in Frankrijk bestaan. Ik wil u aanraden om in de hoorzitting tijd te maken voor de voorzitter van die commissie, de heer Van Oudenhove, die u ongetwijfeld kent, die daarover interessante inzichten heeft.
Ik sta open voor de discussie, maar weet dat dit geen antwoord is op wat de slachtoffers vandaag vragen en op hun verzuchtingen. Tot daar mijn antwoord op de vragen van de heer Van Hecke.
Madame Zanchetta, vous avez notamment posé la question sur les JIC/JDC. C'est vrai que cette recommandation a été reprise et développée sous la coordination du Conseil national de sécurité, le CNS. Les JIC/JDC existent aujourd'hui pour le ressort de Bruxelles. Comme je l'ai dit, les services participants sont très satisfaits. En même temps, le Comité de coordination du renseignement et de la sécurité, le CCRS, a décidé en avril 2019, qu'une autre structure serait mise en place dans les quatre autres ressorts. Il s'agit du Forum for Urban Safety et du Counterterrorism Forum à Anvers, à Gand, à Liège et à Charleroi. C'est un précurseur, un embryon du JIC/JDC, c'est-à-dire principalement un centre d'informations conjoint et moins un centre de décision conjoint. Nous allons évaluer ce point plus en détail au sein du CCRS et du Conseil national de sécurité. Cela pourra également être discuté lors des auditions.
Mijnheer Moyaers, u hebt ook expliciet die vraag gesteld; ik hoop dat de vertaling naar het Nederlands voldoende duidelijk was.
Madame Zanchetta, vous avez posé des questions sur les victimes et sur le montant débloqué. Vous aurez constaté qu'on a décidé de mettre à disposition des moyens substantiels, notamment pour une association de coaching et d'aide aux victimes. Il faut aussi savoir que mon collègue Dermagne et moi-même cherchons des solutions notamment sur l'accompagnement financier en adaptant la loi de 2007. C'est le plan de mon collègue.
Mijnheer Depoortere, volgens u probeer ik de aandacht af te leiden van het werkelijke gevaar, namelijk het islamfundamentalisme. Dat doe ik helemaal niet, integendeel. Ik benoem de dingen zoals ze zijn. Gisteren en vandaag nog verklaarde ik bijvoorbeeld nog dat de vier minderjarigen die de afgelopen maanden afzonderlijk zijn opgepakt jihadterreur pleegden. Ik benoem de dingen zoals ze zijn. Maar ik zal niet met twee maten en twee gewichten werken. U wil niet spreken over het probleem van rechts-extremisme. Dat is een probleem dat groter en groter wordt – niet zo groot als de jihadproblematiek, dat geef ik grif toe – maar het rechts-extremisme is wel een probleem dat de kop opsteekt in ons land. Dat weet u maar al te goed, maar dat probeert u natuurlijk te verzwijgen. U zwijgt dat dood, want dat komt u niet goed uit. Ik heb ook die reportage gezien op VTM waarin uw partij zelfs niet durfde tussen te komen.
Deze regering zal elke vorm van extremisme aanpakken, of het nu gaat om jihadextremisme, links-extremisme of rechts-extremisme. We zullen dat ook benoemen en we zullen daar ook iets aan doen. Als u de regering verwijt dat we bepaalde zaken verzwijgen, stop dan met uw twee maten en twee gewichten. Verklaar als Vlaams Belang dat u de strijd aangaat tegen elke vorm van extremisme, ook tegen rechts-extremisme, waarvan u zeer goed weet dat vele van die mensen zich ook in uw kringen bevinden.
U verwijst ook naar het schriftelijke antwoord dat ik gegeven heb op de vraag van de heer Creyelman. Daar wil ik natuurlijk verduidelijking bij geven. Er staan inderdaad nog een zeshonderdtal dossiers open. Dat betekent echter niet dat in die dossiers niets werd gedaan, integendeel. Sommige van die dossiers staan juist nog open op vraag van en in het belang van het slachtoffer. Er staan bijvoorbeeld dossiers open omdat een voorbehoud werd gegeven voor advocatenkosten die nog zullen worden gemaakt in het kader van het proces van de aanslag. In andere dossiers zijn er nog discussies met de verzekering of is de schade nog niet finaal vastgesteld omdat de schade blijvend evolueert. Ik kan u wel verzekeren dat geen enkel dossier nog openstaat zonder reden. Daarnaast werden er op de valreep van het vervallen van de indieningstermijn vorig jaar nog tweehonderd dossiers ingediend. Ook die worden nu onderzocht en behandeld.
Mijnheer Depoortere, de vorige regering heeft beslist een termijn van drie jaar te hanteren voor het indienen van een dossier bij de commissie voor financiële hulp. Ook hier moeten we eerlijk zijn, die termijn was al verstreken in maart 2020, als ik me niet vergis. Ik ben minister van Justitie geworden op 1 oktober 2020. Een termijn verlengen die al is verstreken is logistiek niet haalbaar. Dat weet u vast als voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken. Ik moet er ook aan toevoegen dat er toen ook door de vorige regering heel specifiek voorbehoud is gemaakt voor de advocatenkosten, zodat de kosten van het proces nog mee in rekening kunnen worden gebracht. Dat is trouwens een uniek systeem dat gecreëerd is voor de slachtoffers van terroristische aanslagen.
Je passe aux questions du collègue M. Pivin. J'apprécie énormément, cher collègue, l'intérêt que vous portez au sujet de la radicalisation, parce que nous sommes vraiment au cœur du problème. Vous avez énuméré de nombreux défis, de nombreuses mesures qui ont été prises par le gouvernement précédent.
Dans ce domaine également, nous avons beaucoup appris ces dernières années. Nous avons installé des ailes DeRadex. Aujourd'hui, nous constatons que, notamment à la prison de Hasselt, il s'y trouve encore trois personnes; et à Ittre, encore six personnes.
Le système pénitentiaire a commencé à coopérer de manière structurelle et opérationnelle avec nos services de sécurité et l'OCAM. Nous allons continuer sur cette même voie. Il y a des prisons satellites, par exemple, à Anvers, à Bruges, à Saint-Gilles, où nous fournissons un encadrement spécifique aux détenus radicalisés. C'est important.
En même temps, nous allons faire plus. Nous allons désigner des coordonateurs de renseignements dans chaque prison. Ce budget proviendra des 125 millions d'euros supplémentaires encore prévus pour cette année.
Nous allons encore plus loin en mettant en place une prison à cellules de sécurité intégrale locale (CSIL). Outre la détection précoce, l'objectif le plus important de cette cellule est de prévoir un programme d'accompagnement sur mesure. Dans cette prison CSIL, les services fédéraux et communautaires peuvent librement élaborer et convenir, dans un cadre confidentiel, d'un programme axé sur les besoins, les vulnérabilités et les points forts du détenu.
Collega Geens, hetgeen u vertelde over preventie is waarschijnlijk hetgeen met de meeste waarde. Ik moet opletten dat ik dingen naar waarde schat. Ik zei het reeds vrijdag en ik herhaal het: "ouvrir une école, c'est fermér une prison," een uitspraak van Victor Hugo. Ik kan u daarin volmondig bijtreden. De strijd tegen radicalisering is niet alleen een verantwoordelijkheid van justitie en politie, het vergt de inzet van alle maatschappelijke actoren en het middenveld.
Dat is ook de kern van het beleid dat de voorbije jaren op poten werd gezet. Het gaat niet alleen over een samenwerking met de veiligheidsdiensten, maar ook over een samenwerking met de socio-preventieve diensten en het maatschappelijk middenveld. Dat is een holistische benadering van de problematische radicalisering. De creatie van de LIVC's is daarvan het beste bewijs.
Cher collègue Pivin, vous avez posé la question du nombre de CSIL. Il y en a 400. Il est vrai qu'il en manque en Wallonie. C'est la réalité. J'insiste toujours auprès des bourgmestres notamment pour qu'ils fassent le nécessaire.
Collega Geens, het is beter te voorkomen dan te genezen. Het frappeert mij dat er ook veel mensen in de veiligheidswereld zijn, zoals uzelf, als voormalig minister van Justitie, en de federale procureur, die sterk doordrongen zijn van de noodzaak van preventie. De woorden die federaal procureur Van Leeuw bijvoorbeeld heeft uitgesproken in De Zevende Dag van afgelopen zondag, waren in die zin zeer treffend.
U sprak ook over religie, mijnheer Geens, en de Belgische en Europese islam. U zei ook letterlijk dat het geleverde werk niet zomaar mag worden weggeworpen. Ik zeg daarover het volgende: ik pleit, samen met u, voor een islam die zich inbedt in onze maatschappij en die gestoeld is op de gemeenschappelijk sokkel van waarden en normen waarop onze samenleving is gebaseerd. Het is niet mijn bedoeling om het werk van de vorige regeringen – het gaat immers al lange tijd mee – zomaar overboord te gooien, maar wij moeten wel durven evalueren en bijsturen waar nodig.
U weet dat ik eind 2020 een rapport van de veiligheidsdiensten heb ontvangen waaruit bleek dat er in de Grote Moskee sprake was van inmenging.
Monsieur Dallemagne, je n'ai pas utilisé le mot "espionnage", mais il a été utilisé par la Sûreté de l'État.
Ik kon dat natuurlijk niet onbetuigd laten. Vandaar dat ik een negatief advies heb gegeven en als gevolg daarvan heeft een belangrijke figuur de nodige stappen ondernomen.
Waar het mij om te doen is, is dat er een Executief van de Moslims van België is. Dat is een structuur die wij uiteraard zullen behouden. Wij zullen die niet weggooien, maar die structuur moet wel evolueren. Zij zijn trouwens zelf ook tot die conclusie gekomen. Met name op het vlak van representativiteit: de verschillende strekkingen binnen de islam moeten vertegenwoordigd zijn en er moet een evenwicht man-vrouw en Nederlandstalig-Franstalig zijn. Ik druk op het laatste, mijnheer Geens, het Nederlands moet meer en meer tot de identiteit behoren van het Executief van de Moslims van België, maar ook op het vlak van transparantie en op het vlak van de professionaliteit.
Ik wil onmiddellijk overgaan tot de imamopleiding – mevrouw Gabriëls en de heer Moyaers hebben die vraag gesteld. U weet dat ik plichtsgetrouw de aanbeveling van de POC wil uitvoeren, ook als het gaat over de inrichting van een Belgische imamopleiding.
Monsieur Dallemagne, il est important de l'avoir, mais ce qui a été constaté, c'est que malheureusement, en 2019, le gouvernement précédent a conclu un accord avec l'ASBL AFOR, l'Académie de Formations et de Recherches en Études islamiques.
Een vzw voor imamopleiding, bestaande uit een burgerlijk deel en een theologisch deel. Voor de burgerlijke vakken moest AFOR een overeenkomst afsluiten met de KUL en de UCL. De vorige regering heeft een budget vrijgemaakt, maar we hebben moeten vaststellen dat er heel weinig studenten zijn ingeschreven. Van de vijf studenten aan Nederlandstalige kant en geen studenten aan Franstalige kant is het zelfs niet duidelijk of ze uiteindelijk het traject zullen uitdoen. Bovendien ontbreekt op dit ogenblik het theologische luik. Dat is trouwens ook het oordeel van de KUL, dat zich daar nog vrij kritisch over heeft uitgelaten. Ik kan niet anders dan concluderen dat er weinig schot zit in de imamopleiding. We zullen dus binnenkort samenzitten met de inrichtende machten om na te gaan of een voortzetting nog zin heeft. Ik zal met de Gemeenschappen bekijken of we andere initiatieven kunnen ontwikkelen. Uiteraard is het de bedoeling dat we werk maken van een Belgische imamopleiding.
Collega Geens, u hebt ook gesproken over de dataretentie en u hebt een aantal treffende voorbeelden gegeven. Ik deel volledig uw bezorgdheid. We zijn trouwens de laatste maanden hard aan het werken met de verschillende kabinetten. Dit is immers niet iets wat alleen in handen ligt van mijzelf, het ligt ook bij het kabinet van minister De Sutter, het kabinet van minister Verlinden en bij Defensie. Het zijn allemaal departementen die daardoor worden geraakt. We werken aan een alternatieve regeling, waarbij we tegemoetkomen aan de opmerkingen van het Europees Hof. Tegelijkertijd willen we dat onze veiligheidsdiensten hun werk kunnen blijven doen. Kijk naar Sky ECC waar het belang van data cruciaal is geweest voor een doorbraak. Het zal geen gemakkelijke oefening zijn, we zullen creatief moeten zijn, maar we zijn er volop mee bezig. Het arrest van het Grondwettelijk Hof wordt één van de weken verwacht, zoals u weet.
Ik ben een liberaal en een democraat: privacy is mij veel waard. Ik druk mij voorzichtig uit, maar de soms wat dogmatische benadering veroorzaakt nogal wat ongewenste problemen voor onze veiligheidsdiensten en gerechtelijke autoriteiten. Het spanningsveld is dus groot. Net nu Justitie meer dan ooit moet kunnen werken met data, met big data, dreigt ze ontdaan te worden van de rechtsmiddelen om dat te doen. Als we dat laten gebeuren, bewijzen we vooral een dienst aan de criminelen en niet zozeer aan onze privacy. Daarom blijven wij ons tegelijkertijd inzetten op Europees niveau – onze wetgeving is al voor de tweede keer aangepast – voor redelijke oplossingen en dit samen met Frankrijk. Met collega Dupond-Moretti heb ik daar uitdrukkelijk een gesprek over gehad. We spelen een trekkersrol om de wetgeving daarop aan te passen.
Dan was er ook de vraag over de financiële middelen, het tekort aan middelen en de kwantiteit versus de kwaliteit. Het is effectief niet alleen een kwestie van meer mensen en middelen. We kunnen wel alle diensten versterken maar als die vervolgens naast elkaar zouden werken, dan zijn dat weinig zinvolle investeringen. Het is dus vooral een kwestie van het zo effectief mogelijk inzetten van het aanwezige personeel. Men moet slimmer zijn dan de tegenstander, wat alleen kan als informatie maximaal wordt gedeeld en als er wordt samengewerkt.
Dat is de cultuuromslag waar ik al vaak over gesproken heb. Ik zie bijvoorbeeld in het dossier Sky ECC dat verschillende diensten goed hebben samengewerkt, ook met internationale instellingen, om doorbraken te realiseren. Ondanks het feit dat er soms tekorten zijn bij een dienst zijn mensen in staat om boven zichzelf uit te stijgen. Dat toont wel aan hoeveel talent wij hebben bij de politie, bij de Justitie en bij onze veiligheidsdiensten. We gaan die diensten versterken maar we gaan dat niet op een blinde manier doen. Het wordt dus geen blinde investering, wel een slimme, om bijvoorbeeld gespecialiseerde profielen toe te laten.
Collega Geens heeft ook verwezen naar het terreurproces en de aanpassing van de wetgeving. Ik ben daar niet doof voor. Ik hoop binnenkort naar het Parlement te kunnen komen met concrete aanpassingen ter zake.
Collègues Gabrïels et Dallemagne, vous avez aussi parlé de radicalisation et de déradicalisation.
Mevrouw Gabriëls en mijnheer Dallemagne, radicalisering is een vlag die vele ladingen en problemen dekt. Het unieke deradicaliseringsprogramma heeft nooit bestaan, omdat elk individu anders is. Voor sommigen speelt de ideologie een belangrijke rol. Die moeten we dan ideologisch benaderen. Denk bijvoorbeeld aan de inzet van islamconsulenten voor jihadi's. Voor ideologische hardliners moeten we denken aan disengagement, het afzweren van gewelddadig gedrag. Voor andere zogenaamde labiele personen moet naar psychiatrische begeleiding worden gezocht. We moeten dus voortdurend op zoek gaan naar een aanpak op maat.
Ik citeer opnieuw uit het artikel van het OCAD in De Standaard van vorige zaterdag: "U zou ervan versteld staan hoeveel echte extremisten we al hebben zien veranderen". Laat ons dus niet defaitistisch zijn. Mits de juiste inzet kunnen we die mensen op het juist spoor krijgen.
Ook in de gevangenissen zetten we heel wat specifieke programma's op met de Gemeenschappen, maar het is niet altijd een garantie op succes. Dat is geweten.
Ik wou ook nog een misverstand ophelderen. Het is niet omdat iemand, die werd veroordeeld voor terrorisme, vrijkomt uit de gevangenis, hij of zij automatisch van de OCAD-lijst verdwijnt. Ik hoor dat bepaalde lokale politici die opmerking maken. Dat is ten onrechte. Iemand die op de OCAD-lijst staat, wordt blijvend gevolgd. Op het moment dat het OCAD de dreiging van een persoon lager inschat, wordt die persoon van die lijst gehaald. Dat is geen politieke beslissing, dat is een beslissing van het OCAD.
Mevrouw Gabriëls vroeg naar de evolutie van het terrorisme. Ik heb dat ook net gezegd tegen de heer Depoortere. Ik hoop dat hij dat goed heeft gehoord. Er is wel degelijk een probleem van rechts-extremisme. We zien de laatste tijd dat het aantal rechts-extremisten toeneemt. We hebben incidenten in de gevangenissen gehad met rechts-extremisten. We hebben dreigingen gekend. Er zijn ook incidenten geweest. Er zijn ook gerechtelijke onderzoeken naar brandstichtingen die wijzen op de invloed van rechts-extremisten. Mevrouw Gabriëls, dat rechts-extremisme wordt een fenomeen dat breder gaat dan alleen jihad-extremisme.
De heer Dewael wil ik bedanken voor zijn uiteenzetting, voor het werk dat is geleverd en voor de verduidelijking ten aanzien van het garantiefonds. Ik denk dat dit de werkzaamheden van de commissies kan verduidelijken.
De heer Moyaers heeft vragen over de kruispuntdatabank gesteld die voor mevrouw Verlinden zijn.
Mijnheer Moyaers, uw vragen over het JDC, de radicalisering en de imamopleiding heb ik beantwoord.
Monsieur Dallemagne, merci aussi pour vos mots de remerciement. Je pense que vous témoignez toujours d'une opposition constructive que j'apprécie.
En ce qui concerne le problème de l'aide à la jeunesse que vous avez soulevé, à savoir les jeunes qui, en raison de la crise sanitaire, s'installent derrière leur ordinateur et sont radicalisés, je me dois, une fois de plus, de citer un article paru dans De Standaard.
Op dat vlak heeft De Standaard wel een heel interessante reeks gebracht over extremisme. Ik citeer de heer Vercauteren, de directeur ad interim: "Dat geradicaliseerden steeds jonger worden, is een tendens om in het oog te houden. In onze dossiers duiken tegenwoordig vaak ook heel jonge mensen op. Ze zijn zestien, zeventien of net achttien. Er was de zaak in Eupen, maar we hebben ook cases gehad waarbij minderjarigen op Telegram berichten uitwisselden met IS-sympathisanten om 'iets' te doen."
Monsieur Dallemagne, vous avez parlé d'AJ+, mais ici je parle de Telegram.
Ze wisselen op Telegram berichten uit met IS-sympathisanten om 'iets' te doen. Het zijn jonge mensen die weinig kennis hebben over het conflict in Syrië en van wie de ouders ook niet zijn gaan vechten. Toch zijn ze via onlinekanalen geradicaliseerd.
Monsieur Dallemagne, je ne sais pas si vous avez suivi la presse mais, à côté de ces deux jeunes mineurs d'Eupen, les services de sécurité sont également intervenus pour quatre autres mineurs.
In de maanden januari en februari hadden zij duidelijk de intentie om over te gaan tot gewelddadige acties. U ziet dat onze veiligheidsdiensten heel attent zijn. Er moet niet alleen gepatrouilleerd worden in de werkelijke wereld maar ook op het internet en daar moeten wij de radicalisering in de kiem smoren.
Monsieur Dallemagne, vous avez également fait référence à ce rapport intéressant publié fin 2016, qui a été actualisé en 2017. Bien sûr, votre suggestion en vue d'une nouvelle actualisation est intéressante.
Je pense qu'en ce qui concerne les imams, j'ai répondu à la question. Vous avez notamment posé des questions sur les imams et les visas. Vous savez que ce point ne relève pas de ma compétence mais de celle du secrétaire d'État, M. Mahdi.
Ik weet dat er tot 2019 tijdens de ramadan jaarlijks een tachtigtal imams uit het buitenland overkwamen, voor het overgrote deel uit Marokko. Deze imams werden tijdens de ramadan voornamelijk ingezet in de kleine moskeeën die geen vaste imam hebben. Vorig jaar zijn er omwille van corona geen imams overgekomen. Waarschijnlijk zal dat dit jaar ook zo zijn. De moskeeën kunnen immers maximaal 15 gelovigen tegelijkertijd ontvangen zoals ook geldt voor de andere gebedsplaatsen. Daardoor zijn er veel moskeeën gesloten.
M. Dallemagne a également posé des questions sur la situation de l'Exécutif, mais je pense y avoir répondu. Je passe donc aux questions de Mme Rohonyi.
Madame Rohonyi, vous avez notamment demandé ce qu'il en est du groupe de travail Expertise unique. Lors de la législature précédente, plusieurs groupes de travail ont en effet été mis en place pour arriver à cette expertise unique. Je pense avoir répondu à la question de M. Van Hecke sur l'assurance, dans le cadre de laquelle un seul assureur prend en charge l'expertise médicale. Deuxièmement, au niveau des pouvoirs publics, il est également prévu de n'avoir qu'une seule expertise; il n'y a pas de double expertise effectuée au niveau de l'État.
En ce qui concerne votre question écrite sur le délai de trois ans, je pense avoir répondu à la question de M. Depoortere, qui a posé une question similaire à ce sujet.
S'agissant du guichet unique qui ne répondrait pas aux attentes des victimes, je puis vous répondre que ses missions ont été définies par un groupe de travail – créé à la suite du groupe de travail interfédéral – composé des représentants du SPF Justice et des trois Communautés. Cela a abouti en mai 2019 à la signature des protocoles réglant les travaux du guichet central, dont la vocation consiste à être activé après une attaque terroriste ou une catastrophe majeure. L'objectif du guichet central est d'offrir un point de contact central aux victimes. Il sera accessible par des canaux physiques centralisés: par téléphone, mais aussi via un site internet.
Il est prévu que le guichet central contacte des personnes de référence au sein des Communautés pour qu'un gestionnaire de dossier soit désigné, lequel prendra contact avec les victimes dans les 48 heures et les assistera dans les démarches à entreprendre, aussi bien à l'échelon fédéral que régional. Il assurera le suivi et la coordination, tout en pouvant détecter les problèmes vécus dans l'accompagnement des victimes. Ces dernières peuvent consulter le site internet "Guide pour les victimes belges d'une attaque terroriste à l'étranger", qui sera actualisé pour toutes les victimes.
Madame Rohonyi, je me permets de vous contredire lorsque vous affirmez que ce guichet ne permet aucunement de les aider dans leurs démarches administratives. Or nous cherchons précisément à y remédier de manière proactive, comme je l'ai dit.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de voorzitster, mijn excuses voor de duur van mijn toelichting. Ik heb geprobeerd op de meeste vragen een antwoord te geven.
01.15 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minsiter, dames en heren parlementsleden, bedankt voor al uw uiteenzettingen.
Elke vraag op zich verdient eigenlijk een ruimer debat. Ik kijk daarom naar het Parlement om de werkzaamheden in dat verband verder te organiseren. Ik heb alle vragen en beschouwingen in elk geval met veel aandacht beluisterd.
De documentatie die u bezorgd werd, is in ieder geval heel uitgebreid en bevat al enkele antwoorden op de vragen. Graag geef ik nog enkele aanvullingen mee. In voorkomend geval zal ik daarbij verzoeken om de vraag als een schriftelijke vraag in te dienen, zodat ik een meer gedetailleerd antwoord kan verschaffen, of als mondelinge vraag herin te dienen, zodat we erop kunnen terugkomen in de commissie voor Binnenlandse Zaken en zodat ik meer, al dan niet technische, details kan geven.
Avec mon collègue de la Justice, nous travaillons d'arrache-pied à la mise en œuvre des recommandations de la CEP (Counter Extremism Project). Comme vous pouvez le constater, un travail conséquent a déjà été réalisé par tous les services. Ce gouvernement libère notamment d'importants moyens pour que nos services de sécurité puissent travailler de la manière la plus efficace et la plus ciblée possible. Pas moins de 310 millions d'euros vont être dégagés pour la police fédérale au cours de cette législature. Mais nous n'investissons pas uniquement dans la police, nous continuons aussi d'investir dans des moyens, une capacité, des technologies, une infrastructure supplémentaire pour le Centre national de Crise et l'OCAM.
Sommigen onder u verwijzen naar het realiseren van een cultuuromslag. Dat is niet iets wat men van vandaag op morgen kan doen. Dat is een werk van vele jaren. Het is mijn overtuiging dat we daaraan moeten blijven verderwerken en dat we de opdrachten die al werden uitgevoerd verder moeten bestendigen door de bestaande structuren en communicatienetwerken te consolideren.
In elk geval is het belangrijk om te blijven verderwerken aan de relatie en het vertrouwen tussen de verschillende diensten en beleidsniveaus. Het staat u uiteraard vrij om de betrokkenheid van alle partners te verhogen, maar het zou mijn aanbeveling zijn om op regelmatige basis een debat te voeren in het Parlement om die aanbevelingen en de voortgang te agenderen, te bespreken en te kijken waar we de komende maanden en jaren staan.
Zoals gezegd, zal ik nu ingaan op een aantal vragen die collega Van Quickenborne nog niet heeft behandeld, in de hoop op deze manier alvast wat meer toelichting en informatie te verschaffen. Ik zal de volgorde van de sprekers wat proberen volgen zodat we wat structuur in de vragen krijgen.
Een eerste vraag van de heer Metsu ging over de voortgang, de vrees om te slabakken wat betreft de aanbevelingen die al werden geformuleerd en over de aanpak van deze en de vorige regering. Ik heb vandaag in deze commissie bijna unisono gehoord dat het ieders wil is om de goede initiatieven, waarvan er al bepaalde tijdens de vorige legislatuur werden gerealiseerd, te consolideren, eventueel bij te sturen en te evalueren.
Er ligt nog heel wat werk op de plank en we
mogen niet op onze lauweren rusten. Dat doen we zeker niet. Dit is iets dat
blijft evolueren. Dit is een problematiek die nooit afgehandeld zal zijn en die
evolueert. De context en de situatie in het dichte of verre buitenland blijven
veranderen. Dit zal een werk zijn waarover we mekaar nog heel vaak zullen
terugzien.
Collega D'Haese, u had een vraag over de reorganisatie van DJSOC en de status daarvan. De werking werd intussen geëvalueerd en gereorganiseerd met acht uitgangspunten van de POC als leidraad. Om een overlapping te vermijden en de informatie-uitwisseling met de diensten Terro van vooral de vijf grootste FGP's te vermijden, werd tussen DJSOC en elke FGP een SLA afgesloten. Dat heeft reeds veel problemen opgelost die door de POC werden aangekaart inzake bijvoorbeeld het naast elkaar werken en het niet delen van bepaalde informatie. DJSOC Terro voert geen strikt operationele opdrachten uit, zoals u wellicht weet, maar coördineert en ondersteunt de FGP's, al dan niet op hun verzoek. Daardoor wordt ook de geïntegreerde werking met andere partners, zoals de Staatsveiligheid, de Militaire Veiligheid; het Crisiscentrum maar ook het OCAD beter gevrijwaard.
De informatiedoorstroming en -deling met organen zoals de nationale en lokale taskforces, de samenwerking met de parketten in de schoot van het JDC-concept werd uitgewerkt in samenwerking en in de geest van de ideeën die al deze partners daarover hadden.
U heeft intussen wellicht ook gehoord over het plan van de nieuwe directeur-generaal van de Federale Gerechtelijke Politie met betrekking tot het duidelijk en gestructureerd beleid, wat hij omschreven heeft DGJ 3.0. Daarbij is heel belangrijk dat die FGP mee kan evolueren met de tijdsgeest en alle daaraan gekoppelde noden.
In dat licht en vanuit die insteek zal de Algemene directie van de FGP de komende jaren investeren in vijf kerndomeinen om op die manier te evolueren naar een dynamische, moderne en gespecialiseerde gerechtelijke politie. Daarbij zijn voor mij twee elementen bijzonder belangrijk. Ten eerste, de investering in technieken en technologieën: alles wat te maken heeft met IT en data-analyse, bepaalde licenties die moeten verworven worden. Daarnaast is het ook belangrijk om gespecialiseerde en specifieke (senior)profielen te rekruteren, eventueel met een laterale instroom.
In het domein van het terrorisme is binnen de FGP's in een aantal specifieke profielen voorzien, zoals islamologen en analisten. Op een meer algemene wijze dient de gerechtelijke politie, ons inziens, te beschikken over een groot aantal gespecialiseerde functies. Zoals ik al herhaaldelijk heb gezegd, hebben wij de vacatures voor 450 nieuwe rollen binnen de FGP opengesteld. Wat mij betreft, gaan die in de eerste plaats naar die gespecialiseerde profielen, zoals IT-experten. Die rekruteringen lopen momenteel. Wij proberen ook een intensieve campagne daarrond te voeren. Onze hoop en verwachting is dat het Sky ECC-dossier heeft bijgedragen aan de employer branding-campagne omdat de politie daar het beste van zichzelf heeft laten zien en op die manier mensen warm kan maken voor een job en een boeiende carrière bij de politie. Die rekrutering loopt. Wij hebben wekelijks overleg met de commissaris-generaal om de evolutie van de instroom op te volgen. Wij volgen die zeer goed op.
Collega D'Haese, u had een vraag over de werving en selectie in het bijzonder. Als ik goed geluisterd heb, heeft ook collega Geens verwezen naar de middelen en mensen. Ik deel helemaal uw standpunt, collega Geens, dat wij met de mensen en middelen die wij hebben, moeten proberen om zo ver mogelijk te lopen en ons werk zo goed mogelijk moeten proberen te doen. Het is uiteraard niet nieuw dat wij ook investeren in een versterking, een grotere instroom. Het is daarbij zeer belangrijk dat wij werken aan de diversiteit binnen de politie zodat de politie een weerspiegeling kan zijn van de maatschappij die zij dient. Daarbij is het geen geheim dat wij bepaalde loonschalen zo goed mogelijk moeten maken om de aantrekkelijkheid van die rol, ook ten aanzien van de private sector, waar er een grote rush on talent is voor IT-experten, mogelijk te maken binnen de politie. Het is mijn overtuiging dat wij daarbij moeten denken aan consultancy of bijvoorbeeld interimcontracten om de rekrutering van de gespecialiseerde profielen verder te faciliteren.
Daarnaast kunnen we ook out of the box denken wat betreft de versterking. Zo kan men denken aan jobstudenten en interimcontracten om de ploeg van de politie groter te maken. Om dat allemaal te faciliteren zijn de softwarepakketten vernieuwd en verbeterd, om heel het personeelsbeleid te ondersteunen.
Wat de rekruteringsprocedure zelf betreft, werken we aan een nieuwe concept. De teksten worden momenteel voorbereid, zowel voor de interne als voor de externe instroom bij de politie. De lancering van dit nieuwe concept zou wat ons betreft kunnen gebeuren in Q2 van dit jaar, binnenkort dus. Ook dit moet bijdragen aan de versterking.
Er is een nieuw personeelsplan opgesteld om de functies goed te kunnen alloceren bij de lokale en federale politie en bij alle specifieke diensten binnen de federale politie.
U hebt wellicht vernomen dat wij intussen ook praten met de vakbonden over het sectoraal akkoord. De krachtlijnen daarvan zullen uiteraard ook relevant zijn voor de rekrutering in de toekomst. Dat gesprek loopt en wij hebben daar een timing voor opgesteld. In de komende maanden hopen we vooruitgang te kunnen boeken.
Mijnheer D'Haese, u had ook een vraag over de internationale politiesamenwerking. Ik meen dat ik daar vorige week ook al iets over gezegd heb en ik zal het dus kort houden. De verbindingsofficieren blijven in elk geval een cruciale rol spelen in de internationale samenwerking. Zij hebben in het buitenland intussen allemaal toegang toe de Algemene Nationale Gegevensbank via de applicatie Be Secure. Er is een evaluatie gemaakt van het netwerk van verbindingsofficieren en er is een post geopend in Londen. De federale politie en de Veiligheid van de Staat hebben een protocol ondertekend voor het organiseren van de informatieflux voor het omgaan met geclassificeerde informatie door de bilaterale verbindingsofficieren.
De beeldvorming wordt ook op punt gesteld en geactualiseerd voor het Belgisch internationale politiebeleid, waarbij het netwerk opnieuw zal worden geëvalueerd. Er zal bekeken worden of er bijkomende plaatsing nodig is van verbindingsofficieren in bepaalde landen of bepaalde regio's, en of dit kan bijdragen tot de internationale politiesamenwerking en dus ook de veiligheid in België.
U weet ook dat er een analyse werd gemaakt voor de samenwerking tussen België en Turkije. Dat is ook zeer belangrijk voor ons land. Op basis daarvan werd beslist om de verbindingsofficier in Turkije in Istanbul te laten. Daaromtrent is er een bilateraal actieplan afgesloten voor de periode 2019-2020. De uitvoering daarvan is wat vertraagd omwille van de COVID-19-pandemie, maar blijft zeker op de agenda staan, gelet op het belang waar ik net al naar verwees.
In een andere vraag had u het over de bestuurlijke politie en de bestuurlijke handhaving. Daarover hebben we al aangekondigd dat we werk willen maken van de wetgeving omtrent bestuurlijke handhaving, om op die manier lokale besturen en burgemeesters een efficiënte tool te geven om georganiseerde criminaliteit te kunnen aanpakken. U weet dat hierover al werkzaamheden verricht zijn en dat er ook wel wat zorgen en vragen waren van de Raad van State. Ook met het dossier Sky ECC is het zeer duidelijk geworden dat we de illegale witwasoperaties moeten aanpakken. Dan kan een uitbatingsvergunning op basis van een wetgevend initiatief bestuurlijke handhaving wel een rol spelen.
Als ik het goed heb, had u verder ook nog een vraag over de integriteit binnen de politie. Er zijn een heel aantal aspecten die daarmee verband houden. Ik denk dat het enorm belangrijk is. We hebben het vaak over respect van en voor de politie, daarin speelt integriteit een cruciale rol. Op wetgevend vlak denken we aan verschillende activiteiten, allereerst een hervorming van de tuchtwet. Daar maken we ook effectief werk van en dat staat los van de debatten over het sectorale akkoord, maar het is nodig om een goed werkgeversinstrument te kunnen zijn met bescherming van alle rechten van werknemers, en om te kunnen optreden tegen eventuele malversaties binnen de politie.
Wij werken eveneens aan een nieuwe wetgeving rond het melden van integriteitschendingen, waarbij vertrouwenspersonen in plaats kunnen gesteld worden en een cruciale rol spelen. Momenteel wordt er een procedure uitgewerkt. Het zou ook goed zijn om een wettelijke basis te creëren om een personeelsscreening gedurende de hele loopbaan bij de politie te kunnen uitvoeren. Dat gebeurt vandaag reeds bij aanvang, maar dingen kunnen ook tijdens een carrière een andere wending. Dat is een van de werkpunten waaraan wij denken.
Een van de cruciale elementen om de integriteit bij de politie te bewerkstelligen, is ethisch leiderschap. Voorbeeldgedrag en assertieve bespreking van een aantal problemen die er zijn in een korps, moeten zowel negatief als positief behandeld kunnen worden. Ook leidinggevenden bij de politie moeten voldoende gevormd en bijgestaan worden om dat ethisch leiderschap te kunnen tonen.
In dat verband wordt gelet op de beeldvorming en ervaringen in het verleden de illegale consultatie van databanken, een specifieke vaststelling, aangepakt. Daaraan moet inderdaad paal en perk gesteld worden, omdat op die manier ook informatie de verkeerde richting kan uitgaan. Het politieapparaat is uiteraard slechts zo solide als de eventuele gaten. Wij zetten dus onze schouders onder dat werkpunt.
Mijnheer Van Hecke, u stelde vragen over de opvang van psychisch getraumatiseerde politiepersoneelsleden. Die expertise zit momenteel bij het stressteam. De psychologen in dat team hebben extra opleiding gevolgd om die politiepersoneelsleden bij te staan. Sommige politiezones doen een beroep op een extern stressteam of werken met een eigen stressteam. Bij de federale politie wordt het stressteam ingeschakeld op verschillende momenten bij psychotherapeutische ondersteuning, naar gelang van het tijdstip waarop het op de hoogte wordt gebracht van de situatie of een aanvraag krijgt. Zowel de lokale als de federale politie heeft daarvoor een apparaat ter beschikking. Het stressteam bij zowel de lokale als de federale politie biedt primaire preventie aan via opleidingen aan het personeel en aan de leidinggevenden, omdat zij moeten omgaan met de mensen in een traumasituatie.
Het meer reactieve, het omgaan met zo'n trauma, is ook belangrijk. Men kan ook optreden op het moment dat er zich zo'n potentieel traumatiserend incident voordoet. Daarvoor is een wachtdienst bij de federale politie beschikbaar, die op elk moment tussenbeide kan komen wanneer die op de hoogte wordt gebracht van een moeilijke situatie. Het kan daarbij gaan om debriefings, het verstrekken van psycho-informatie, individuele of groepsgesprekken. Het wordt ook overgelaten aan de omstandigheden of de beoordeling van de betrokken psychologen welke mechanismen ze dan inzetten om de betrokken personeelsleden bij te staan.
Madame Zanchetta, vous avez posé une question concernant les JDC et JIC mais mon collègue Van Quickenborne y a déjà répondu.
Des questions ont été posées par Mme Zanchetta, M. Moyaers et M. Dallemagne concernant la banque de données sécurité. Comme je l'ai déjà mentionné la semaine dernière, la nécessité d'un changement culturel pour le partage des informations du principe du needs to know à celui du needs to share reste d'actualité. La réalisation d'une Banque-Carrefour de la sécurité, conformément au document de vision qui a été finalisé par les partenaires impliqués en 2020, est un défi devant lequel nous ne reculerons pas et sur lequel nous continuerons à travailler dans les mois à venir.
Nous ne visons pas une nouvelle base de données distincte mais plutôt un système efficace d'interconnexions sécurisées entre les différentes bases de données existantes des services de sécurité. Avec l'attribution du projet e-police, nous avons déjà fait un grand pas en avant. Ensuite, nous devons voir comment nous pouvons aller plus loin dans l'interconnexion des différentes bases de données, et surtout des sources authentiques internes et externes. Le concept évoluera d'une situation de base de données qui existe en parallèle vers une vue intégrée de l'information, soit à l'intérieur de la police soit à l'extérieur de la police. Cette vue intégrée doit toujours être adaptée au profil de l'utilisateur et au contexte spécifique dans lequel celui-ci est en train de travailler. Chaque intervenant policier se trouvera de cette façon à un carrefour d'information où l'information qu'il reçoit est ciblée et pertinente. Cela nous aidera beaucoup.
Dit zal een aanzienlijke investering vragen vanuit ICT en de verschillende veiligheids- en inlichtingendiensten. Het samenbrengen van al die gegevens komt tegen een aanzienlijke kostprijs. Bovendien gaat dat ook gepaard met een langetermijnplanning. Dat is immers niet iets wat we van vandaag op morgen kunnen realiseren.
Verschillende IT-projecten met verschillende planningen, met inbegrip van de nodige budgetten, zijn al jaren vooraf gepland. We mogen de Kruispuntbank, maar ook de bestaande ICT-projecten die al lang gepland zijn, niet in het gevaar brengen. Dit is met stip een van de prioriteiten omdat het heel belangrijk is om die informatie te kunnen blijven delen.
Concernant les questions de Mme Zanchetta et M. Moyaers à propos du Plan R, je peux indiquer que celui-ci évoluera vers une note stratégique sur l'extrémisme et le radicalisme et permettra d'établir des structures et des méthodes de travail uniformes dans lesquelles chaque partenaire disposera d'un cadre de référence identique et clair.
Het Plan R werd, zoals u allicht weet, niet goedgekeurd door de deelstaten. Er is daarover al een interfederale IKW geweest. De teksten van het samenwerkingsakkoord worden nu aan een laatste GDPR-check onderworpen. Wij hebben als duidelijk doel om de teksten in de komende weken een eerste keer ter discussie voor te leggen aan de deelstaten om op die manier verder te gaan.
Mijnheer Depoortere, wat veiligheid betreft, liet u zich uit over de rol van de wijkagenten en de wijkteams. Ik onderschrijf dat het belang van de wijkteams en community policing essentieel is, ook om bepaalde signalen op te pikken en contact te houden met wat er leeft op het terrein. Ik heb dan ook al in mijn beleidsverklaring aangegeven dat de functie van wijkinspecteur aantrekkelijker moet worden. In veel gevallen is dat vandaag een soort bijzondere carrière, maar ik denk dat er daarin heel veel toegevoegde waarde zit en dat wij er alles aan moeten doen om de wijkteams en -inspecteurs aantrekkelijk te maken voor iedereen buiten en binnen de politie. Wij moeten ook denken aan wijkteams – dat gebeurt nu al in een aantal steden – waarin niet één wijkagent, maar wijkteams met een aangepaste opleiding op het terrein kunnen gaan en op die manier ook de dialoog en het debat met de jongeren kunnen blijven aangaan. Preventie is immers enorm belangrijk. Minister Van Quickenborne sprak al over de scholen, maar ook preventie op het terrein met de wijkteams kan een determinerend verschil maken.
Mijnheer Depoortere, u verwees ook naar een brief over de beveiligingsfunctie in de luchthaven van Brussel. Ik heb die brief niet gekregen, dus het was mij niet helemaal duidelijk, maar mogelijk heeft het te maken met private beveiliging. Misschien moet u daarover wat meer informatie delen, zodat wij dat samen in detail kunnen bespreken bij een volgende gelegenheid.
Monsieur Pivin, monsieur Dallemagne, vous avez des questions concernant les CSIL qui sont actives en Belgique. Si vous me permettez, cela m'aiderait que vous posiez votre question par écrit, afin que je puisse vous fournir des informations plus détaillées concernant ces chiffres. Ainsi, nous aurons l'occasion d'en parler plus en détail.
Monsieur Pivin, vous avez posé une question concernant le Passenger Information Unit, qui collecte déjà aujourd'hui 86 % des données des passagers dans le secteur aérien. C'est un nombre significatif en comparaison des autres Passenger Information Unit en Europe.
Étant donné qu'une connexion d'une compagnie aérienne doit chaque fois être paramétrée, sécurisée et testée, nous estimons que nous approcherons des 100 % vers la fin de 2021 ou début 2022.
En ce qui concerne les projets pilotes avec Eurostar et FlixBus qui ont été annoncés dans le passé, nous avons mis le focus en premier lieu sur l'Eurostar. Ce n'est pas une opération évidente, eu égard au fait que l'Eurostar n'a pas l'habitude d'envoyer des données de passagers comme le secteur aérien. Des travaux techniques sont actuellement en cours avec Eurostar et seront également repris avec FlixBus dans le courant de cette année.
En ce qui concerne l'amélioration du PNR, des propositions sont actuellement en cours d'élaboration pour optimiser la base juridique. En outre, l'analyse intelligente des réseaux sous-jacents est encouragée. Il y a également beaucoup de lobbying au niveau de l'Union européenne pour s'assurer que les données PNR reçues sont de qualité maximale et complètes.
Mijnheer Geens, u had nog een vraag over dataretentie. Collega Van Quickenborne heeft daar ook al op geantwoord. Ik sluit mij graag aan bij uw beschouwingen, mijnheer Geens. Privacy is inderdaad een essentieel grondrecht, maar er moet sowieso een solide wettelijke basis zijn voor de veiligheids- en informatiediensten, zodat zij hun werk kunnen voortzetten. Zonder data geen veiligheid. Het evenwicht tussen beide moet zeker voor ogen worden gehouden. Er wordt momenteel gewerkt, zoals collega Van Quickenborne zei, aan die wettelijke basis. Hopelijk volgt er in de komende maanden meer daarover.
J'en arrive aux questions de Mme Gabrëls et M. Dallemagne relatives à la radicalisation et au terrorisme.
We hebben inderdaad de golf van IS-terreur gezien in West-Europa tussen 2014 en 2018. Het algemene dreigingsniveau in België zat toen op niveau 3. De aanslagen van 2015 in Parijs en van 2016 in Brussel waren de laatste grote aanvallen van getrainde IS-commando's. Mijnheer Depoortere, er is geen enkel probleem om dat op die manier zo te benoemen en uit te spreken. Bij het begin van uw uiteenzetting was ik even verward over waar u naartoe wilde.
De aanslagen in West-Europa waren uiteraard van een heel ander type. Radicalisering gebeurt via het internet, dat is niet nieuw. Vandaag gebeuren die acties op individuele basis. Individuen handelen op eigen houtje. Op vele vlakken zijn de gebruikte methodes eenvoudiger en ze gebruiken daarbij minder spectaculaire wapens. Door de manier waarop die wapens gebruikt worden, kunnen ze wel bijzonder pijnlijk en impactvol zijn. Doordat het nu gaat om meer individuele acties moet de focus van de veiligheidsdiensten worden verlegd.
De dreiging is sinds de individuele acties wat gedaald. Dat betekent echter niet dat er geen dreiging of gevaar meer is vanuit die jihadistische hoek. Die propaganda en ideologie bestaan nog steeds en behouden hun invloed. We moeten dus blijven inzetten op het tegengaan van die activiteiten. Dat is ook nog duidelijk geworden bij de aanslagen in Frankrijk en Oostenrijk waarbij het absoluut cruciaal is dat we waakzaam blijven ten aanzien van zulke triggerevents die ook anderen op totaal verkeerde ideeën kunnen brengen.
Zoals collega Van Quickenborne heeft gezegd, is de voorbije jaren de opmars van extreem-rechts gedachtegoed en geweld opgemerkt. Daarmee sluit België aan bij de internationale trend. Ook in andere landen is dat namelijk al gezien. Allicht heeft de economische crisis, maar ook de migratiecrisis daarin een rol gespeeld. Dat moeten we zeker ook blijven opvolgen.
Monsieur Dallemagne, dans ce contexte, la menace des individus est plus grande que celle des groupes. L'importance des réseaux sociaux ne doit pas être sous-estimée. En outre, nous devons veiller à ce que l'extrémisme de droite et le djihadisme ne se renforcent pas mutuellement, car cela ne ferait qu'aggraver la polarisation croissante de la société.
Monsieur D'Amico, les services de police ont également investi dans les mesures de sécurité supplémentaires afin de pouvoir réagir rapidement en cas d'incident lié au terrorisme. S'agissant plus particulièrement de l'aéroport, des contrôles supplémentaires ont été mis en place, à travers le déploiement de nouvelles patrouilles mobiles et dynamiques, le contrôle des routes d'accès et des parkings à l'aide de caméras ANPR ou d'autres mesures structurelles. Je dois citer aussi le contrôle dynamique des accès à la zone de sécurité des bâtiments de l'aéroport ainsi qu'une sensibilisation accrue et un briefing préalable du personnel des sociétés de sécurité des entreprises de transport – y compris privées – opérant sur le site.
L'exécution de ces contrôles est soutenue par l'introduction du rôle du Behavioural Detection Officer, que j'ai déjà mentionné la semaine dernière, et dont la tâche consiste à repérer tout comportement inhabituel ou déviant sur la base de caractéristiques très diverses. Les membres de la police judiciaire fédérale, la police aéronautique et la Direction de la sécurisation ont tous suivi cette formation. Cette dernière, qui a été créée en novembre 2017, s'est également vue confier la tâche légale de veiller à la sécurisation des infrastructures de Brussels Airport. Depuis le 1er décembre 2018, 66 effectifs de la DAB sont présents à BruNat.
Dans le cadre de la gestion intégrée des frontières et conformément aux nouvelles attentes que nous impose l'Union européenne, de nouveaux et nombreux défis tels que la mise en œuvre du système européen d'entrée et de sortie nous attendent dans les années à venir.
Ik ga over naar de vragen van de heer Moyaers, die in de eerste plaats een vraag had over de verzadiging van de communicatienetwerken.
ASTRID heeft intussen de spreiding van het radionetwerk verder uitgebouwd, door de bouw van ongeveer dertig extra zendmasten. Ook de capaciteit van het netwerk zelf is structureel versterkt. Sinds mei 2018 maakt een realtimemonitoringtool voor de capaciteit van het radionetwerk het mogelijk de situatie op het netwerk op de voet op te volgen en eventueel ook in te grijpen en in gevallen waar dat nodig zou zijn extra capaciteit te activeren.
Er wordt ook geïnvesteerd in opleiding en training binnen ASTRID door het gebruik van e-learning, en er werd bijkomend geïnvesteerd in Blue Light Mobile, dat beantwoordt aan de specifieke eisen en wensen van de hulp- en veiligheidsdiensten.
Indien het netwerk op bepaalde momenten alsnog overbelast zou geraken, is er een prioritaire toegang tot het netwerk voor de politie en de veiligheidsdiensten.
Het businessplan van ASTRID dat wij hebben kunnen bespreken, voorziet nog verder in de ontwikkeling, de uitrol en de exploitatie van het breedbandradionetwerk voor nood- en veiligheidsdiensten, gebaseerd op 5G. ASTRID heeft de intentie een eigen nationaal kernnetwerk uit te rollen dat ook de functionaliteiten zal kunnen activeren die nodig zijn voor de kritische toepassingen van de toekomst.
Mijnheer Moyaers, u had ook een vraag over oefeningen op de luchthaven. Ik wil u vragen over de specifieke cijfers inzake het aantal oefeningen en de specificiteit van de opleidingen een schriftelijke of een mondelinge vraag te stellen. Dan kan ik u die details bezorgen.
In elk geval, vandaag wordt er al om de twee jaar een oefening georganiseerd op de luchthaven van Zaventem. De volgende komt er binnenkort aan. Zij wordt georganiseerd in overleg en in samenwerking met de gouverneur van Vlaams-Brabant, zodat ook alle hulp- en politiediensten en de veiligheidsdiensten daarbij ingeschakeld kunnen worden en die oefening kunnen volgen.
Mijnheer Moyaers, u had ook een vraag over de noodplanning. De reactie op het terrein in geval van crisis of noodsituatie moet, net zoals het beleid, geharmoniseerd zijn. De eenheid van commando moet daarbij het codewoord zijn. Wanneer er iets gebeurt, is het op het terrein weliswaar niet altijd meteen duidelijk of het wel degelijk gaat over een terroristische aanslag. Daarom is bij de eerste reactie altijd de brandweerofficier betrokken. Zodra het duidelijk is dat het om terrorisme gaat, zal de politie overnemen en betrokken worden. Dat kan beslist worden op het moment zelf op basis van bepaalde protocollen.
Wat de politie betreft, is het duidelijk dat het altijd moet gaan om iemand met een brevet van directeur Operaties.
De KB's waar u naar verwees, regelen een en ander verder inzake de noodplanning, zowel op lokaal niveau als op federaal niveau met de vaststelling van een nationaal noodplan, wanneer het gaat om een terroristische gijzeling of een terroristische aanslag. In dat geval bepaalt het KB van 2019 dat de multidisciplinaire functie van de directeur Operaties uitgeoefend wordt door de officier van de hulpverleningszone op wiens grondgebied de interventie plaatsvindt. Die zal aanwezig zijn op de plaats van de interventie en moet uiteraard ook in het bezit zijn van een bekwaamheidscertificaat, zoals ik net heb gezegd.
Het KB van 22 mei 2019, waar ik net naar verwees, is opgesteld na overleg met de lokale partners. Voor hen moest het vooral heel duidelijk zijn dat de directeur Operaties de eerste plaats heeft in geval van een noodsituatie, omdat die een multidisciplinair zicht heeft op het aansturen van de operatie op dat moment, wat bij een noodsituatie uiteraard zeer wenselijk is.
U vroeg ook naar de andere KB's. Het is belangrijk dat het Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid blijft meebouwen aan het verzamelen van alle ervaringen die met betrekking tot dit soort situaties voorhanden zijn, zodat toekomstige situaties kunnen worden voorkomen en het die ervaringen kan delen. Dat komt overigens ook aan bod in de opleidingen die worden gegeven om dat bekwaamheidsattest te kunnen verwerven.
Monsieur Dallemagne, en ce qui concerne l'évolution des moyens pour les services de sécurité, j'y ai fait référence dans l'introduction de mon intervention de ce jour. Comme vous le savez, 310 millions d'euros sont prévus au cours de cette législature pour le personnel et les moyens de la police fédérale et locale. Il faut encore voir comment nous investirons ce montant. Il s'agit en tout cas d'investissements au sens large du terme, c'est-à-dire la technologie, le personnel et les opérations. Ce budget doit servir à améliorer les résultats de nos services de sécurité.
Dit was het voor mijn eerste uiteenzetting. Ongetwijfeld kan het debat worden voortgezet.
01.16 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik bedank in het bijzonder de minister van Binnenlandse Zaken, die al over haar beschikbare tijd is gegaan en die ook nog andere katjes heeft te geselen, heb ik net gelezen.
Ik moet toch nog even, zoals gebruikelijk, minister Van Quickenborne corrigeren. Mijnheer de minister, wanneer het gaat over de repatriëring van die moeders – ik blijf het daarover hebben, het zal ook niet de laatste keer zijn –, is het mij wel duidelijk wie er op uw kabinet de orders uitdeelt. Dat hoeft niet noodzakelijk u zelf te zijn. U blijft mij citeren uit een artikel in De Morgen. Lees het hele citaat! Als minister is het erg klein om dat op uw manier te interpreteren. Ik heb altijd gezegd om de betrokkenen in die kampen zelf van mekaar af te zonderen en bekijk het au cas par cas, zoals men dat ook hier in de gevangenissen zou moeten doen met radicale profielen. Ik heb begrepen dat er al meer dan vierhonderd geradicaliseerde gedetineerden vrij zijn gekomen. Afgelopen vrijdag was u er nog heel trots op dat de twee deradexvleugels met twee keer twintig plaatsen nog altijd niet gevuld zijn. Ik zal ook het verhaal van Noura Firoud niet herhalen: na vijf maanden is zij weer op vrije voeten, zelfs zonder enkelband.
Ik moet nog een correctie aanbrengen. Wanneer het gaat over het garantiefonds, hebt u het erover dat ik het een aalmoes vind. Afgelopen dinsdag prijkt u nog met de voorzitter van V-Europe op de voorpagina's van de kranten, want u zult 300.000 euro ter beschikking stellen aan V-Europe. Ik heb u gefeliciteerd, ik heb u twee tot drie keer toe bedankt. Dat zullen twee coaches zijn voor zowat 1.500 slachtoffers, eentje in Vlaanderen en eentje in Wallonië. Of dat voldoende is, weet ik niet. Afgelopen donderdag, twee dagen later, zegt u dat de regering het garantiefonds schrapt. Geen sprake meer van het garantiefonds.
Niet ik maar een slachtoffer dat verbonden is aan V-Europe zegt daarover dat ze een aalmoes krijgen, terwijl de graanschuur leeggeroofd wordt. U moet mij die woorden niet in de mond leggen. Ik herhaal wat een van de slachtoffers heeft gezegd.
De vervallenverklaring van de nationaliteit komt niet meer ter sprake, zegt u. Mag ik de oude Van Quickenborne, als ik die ooit gekend heb, dan een beetje missen?
Wat het assisenproces betreft, zijn er heel goede suggesties gekomen van uw ervaren collega's de heer Geens en de heer Dewael. U hebt al gezegd dat u daar rekening mee zal houden voor het grootste terreurproces dat ons te wachten staat. Hopelijk houdt u ook effectief rekening met hun visies.
Mevrouw de voorzitter, we geraken niet uitgediscussieerd. Dit is onze tweede ronde. De ministers hebben zelf wel gezegd dat het hier, gelukkig, absoluut niet hoeft te eindigen. We moeten echt een regeling der werkzaamheden afspreken. We wachten op dat schema.
Het kan trouwens geen kwaad om ook eens te zeggen wat u niet van plan bent te doen, mijnheer Van Quickenborne. Niet alles moet afgevinkt worden. Als er voortschrijdend inzicht is, volgend op het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie, mag dat ook meegedeeld worden met de buitenwereld en met dit Parlement. Het zou toch wel fijn zijn om een schematisch overzicht te krijgen van wat er al gebeurd is, wat de vorige regering al heeft bewerkstelligd, wat er niet meer gedaan zal worden en wat bezig is. In een volgende fase moeten we thematische hoorzittingen organiseren. Ik wil hier die slachtoffers ook wel eens aanhoren en alle experts die de ministers zelf ook hebben aangehaald. Dit wordt ongetwijfeld vervolgd.
01.17 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de voorzitster, minister Van Quickenborne heeft mij een concrete vraag gesteld, met name of ik samen met hem de strijd wil aangaan tegen alle extremisme. Hij probeerde toen een soort rechts-extremisme te duiden maar het was mij niet echt duidelijk.
Mijnheer de minister, u verwees naar een zeer slecht gemaakte VTM-reportage en naar de brandstichting in een asielcentrum waarvan de daders bij mijn weten nog niet gekend zijn. U verwees misschien ook naar enkele jongens en meisjes van Schild & Vrienden, wier grootste misdaad erin bestond een busje pepperspray in bezit te hebben. Ik wil wel, maar dat kan men toch absoluut niet vergelijken met het islamfundamentalisme dat in Europa aanslagen pleegt.
Mijnheer de minister, nee, ik ga niet mee in uw redenering om een verbod van ideeën en meningen op te leggen via wetgeving. Ik wil geen gedachtepolitie die door de overheid zal worden georganiseerd, want dat is immers uw voornemen. Mijn partij heeft één groot principe, de vrijheid van meningsuiting, uiteraard met uitzondering van oproepen tot geweld. Dat moet strafbaar zijn en dat is ook wettelijk zo bepaald. U zwaait veelvuldig met een citaat van Victor Hugo. Laat mij er een citaat van de Franse filosoof Voltaire bijhalen: "Ik verafschuw wat u zegt, maar ik zal uw recht om het te zeggen altijd blijven verdedigen".
01.18 Philippe Pivin (MR): Madame la présidente, je ne souhaite pas répliquer sur le fond, je veux juste remercier les ministres pour l'effort qu'ils ont fourni pour répondre, cet après-midi, à la multitude de questions qui leur ont été posées.
Je voudrais également indiquer que la suggestion qui a été faite par la ministre de l'Intérieur de procéder par dépôt de questions orales ou de questions écrites ne me semble pas être indiquée. En effet, si tel était le cas, on cloisonnerait alors que l'on a besoin de tranversalité. Pour des questions spécifiques, des questions écrites pourraient se justifier. Mais dans le cas qui nous occupe, le ministre de la Justice a suggéré des auditions. C'est, selon moi, dans cette voie que l'on doit se diriger. Cela serait préférable au dépôt de questions ministre par ministre.
01.19 Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, je voudrais, à mon tour, remercier les ministres pour leurs réponses parfois très précises, parfois plus vagues, ce qui s'explique malheureusement par le format de l'exercice auquel nous nous sommes prêtés aujourd'hui.
J'ai notamment posé des questions sur les services de renseignements qui n'ont pas été dotés de moyens supplémentaires. Mme la ministre de l'Intérieur a répondu pour ce qui concerne la police. Je n'attendais pas de réponses très précises aujourd'hui. Mais se pose à nouveau la question de la méthodologie de travail.
J'entends que le ministre de la Justice et la ministre de l'Intérieur sont ouverts à poursuivre nos travaux. La balle est donc dans notre camp.
Madame la présidente, je souhaiterais que des précisions soient rapidement apportées concernant le format de nos travaux. Je ne pense pas ici seulement à une commission réunie des commissions de la Justice et de l'Intérieur. Comme je l'ai déjà dit, il faudrait aller au-delà avec un ordre des travaux assez précis. J'ai entendu, par exemple, certaines ouvertures sur la question de l'audition du procureur fédéral pour le guichet unique, sur la question du fonds de garantie, sur la question de la Banque-Carrefour, sur la question des joint decision centers and joint information centers. (JDD/JIC) Je souhaiterais que l'on puisse également aborder la question des services de renseignement, la question de la formation des imams.
Il serait effectivement intéressant d'avoir un ordre des travaux et un format pour le Parlement ainsi que la réponse rapide du gouvernement sur ce format.
Kristien Van Vaerenbergh, voorzitster: Ik denk dat we voor vandaag het debat kunnen afronden, mijnheer Dallemagne.
Hartelijk dank aan de beide ministers voor de omstandige beantwoording van de vragen.
Op de vraag van verschillende collega's naar de beide ministers kan ik, ten eerste, antwoorden dat er een vertaling komt van de documenten want een aantal documenten is in het Frans, een aantal andere is in het Nederlands. Dat zou blijkbaar afgesproken zijn in de Conferentie van voorzitters.
Ten tweede, er wordt gezocht naar een betere leesbaarheid van de documenten. Het zou daarom het meest handig zijn dat alle aanbevelingen worden opgesomd. Daarbij kan dan worden vermeld of de aanbeveling al dan niet is uitgevoerd, of dat ze niet meer zal worden uitgevoerd wegens gewijzigde omstandigheden of voortschrijdend inzicht. Misschien kunnen daarin ook verwijzigen naar het huidige document worden gedaan, zodat wij een werkbaar document hebben.
Ik stel aan de commissie voor dat wij na de vakantie, tijdens de eerste twee weken, volgens de agenda's, een regeling van de werkzaamheden organiseren. Wij zullen dan een voorstel uitwerken om eerder thematisch te gaan werken. Er zijn immers reeds verschillende items die reeds zijn aangehaald door de collega's. Rond de slachtoffers noteer ik alvast het garantiefonds waar er toch een bereidwilligheid is om te kijken wat de mogelijkheden zijn in de toekomst. In verband met het unieke loket kunnen we, zoals gesuggereerd door de federale procureur, mevrouw Pellens eens uitnodigen naar onze commissie. Ik denk ook aan het assisenproces en de eventuele begeleiding van slachtoffers daarbij. U bent daar al aan het werken, mijnheer de minister, maar misschien kunnen kleine aanpassingen gebeuren aan die assisenprocedure. Ik denk ook aan de informatie-uitwerking.
Maar wij wachten eerst op het document alvorens terug te komen bij jullie om het te laten afvinken of confirmeren. Ik kijk naar de beide ministers of het mogelijk is om zo een document te produceren? (Instemming)
Ik dank iedereen en wens u allen een goede avond.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.08 uur.
La réunion publique de commission est levée à 18 h 08.