Commission de l'Économie, de la Protection des
consommateurs et de l'Agenda numérique |
Commissie
voor Economie, Consumentenbescherming en Digitale Agenda |
du Mercredi 24 mars 2021 Matin ______ |
van Woensdag 24 maart 2021 Voormiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.01 uur en voorgezeten door de heer Stefaan Van Hecke.
La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 01 et présidée par M. Stefaan Van Hecke.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
De voorzitter: Collega's, wij openen de commissie voor Economie met vragen aan de vice-eersteminister, de heer Dermagne. Zoals gisteren ook is medegedeeld, is het Overlegcomité vanochtend dringend bijeengeroepen. Bijgevolg kan de vice-eersteminister niet aanwezig zijn. Staatssecretaris Dermine is bereid gevonden de vragen te komen beantwoorden.
Ik heb dat gisteren toegestaan, omdat het, ten eerste, kan en mag, zij het uitzonderlijk. Wij mogen er geen regel van maken. Ten tweede, de leden krijgen wellicht ook graag een antwoord op hun vragen. Indien wij de vragen moeten uitstellen, kunnen de antwoorden wellicht pas na de paasvakantie beschikbaar zijn.
Om die reden ben ik graag ingegaan op het aanbod. Ik dank in ieder geval ook de staatssecretaris.
Je remercie le secrétaire d'Etat pour vouloir répondre aux questions au lieu du vice-premier ministre.
Collega's, wij gaan meteen van start.
- Leen Dierick aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De uitbreiding van het sociaal energietarief" (55014759C)
- Benoît Piedboeuf aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het sociaal tarief voor instellingen" (55015643C)
- Leen Dierick à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'extension du tarif social pour l'énergie" (55014759C)
- Benoît Piedboeuf à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le tarif social des institutions" (55015643C)
01.01 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.
Heel wat mensen ondervinden moeilijkheden
om hun energiefactuur te betalen. Energiearmoede verdient dan ook onze
bijzondere aandacht. Ons land beschikt over een uniek systeem om mensen met een
laag inkomen of in een kwetsbare situatie te beschermen via het sociaal tarief.
Zij krijgen in plaats van het normaal hoger tarief, een lager sociaal tarief
voor gas en elektriciteit aangerekend. Op 25 april 2019 werd mijn wetsvoorstel
goedgekeurd om het wettelijk kader rond de sociale tarieven enerzijds te
actualiseren en anderzijds uit te breiden naar warmtenetten. Met de
actualisering hebben we de ongelijke situatie rechtgetrokken als het aankomt op
sociale huisvesting in appartementsgebouwen met een collectieve
verwarmingsinstallatie op aardgas. De wet is op 1 januari 2020 in werking
getreden.
U verklaarde in het antwoord op mijn
schriftelijke vraag van 29 januari 2021 met als nummer 0192 dat het advies,
over het sociaal tarief warmte en de financiering van het systeem, van de CREG
in maart 2021 wordt verwacht.
Heeft u ondertussen het advies van de
CREG reeds mogen ontvangen? Indien ja, kan u het advies van de CREG toelichten?
Heeft het overleg met de Gewesten reeds
plaatsgevonden? Indien ja, kan u het resultaat van het overleg toelichten?
Indien niet, wanneer staat dit overleg gepland?
Wat is de stand van zaken van de
uitvoeringsbesluiten die nog genomen moeten worden?
01.02 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le
Ministre, Cher Monsieur Dermagne, j'apprends que le tarif social pour le gaz et
l'électricité n'est pas applicable aux institutions alors qu'elles accueillent
et hébergent des personnes handicapées. Ce tarif social n'est accessible qu'aux
ménages et aux "clients finaux résidentiels". Cette situation est
tout de même un peu surprenante, puisque l'activité des institutions est
consacrée entièrement à la personne handicapée.
Monsieur le Ministre, que pensez-vous de
cette application? Avez-vous une solution à apporter aux institutions?
Pensez-vous que la solution se trouve dans une concertation avec les régions?
01.03 Thomas Dermine, secrétaire d'État: Monsieur le président, mesdames et messieurs, c'est un plaisir de travailler avec vous ce matin. Soyez un peu indulgents s'il vous plaît, puisque j'ai appris hier soir tard que je remplaçais au pied levé mon collègue le vice-premier ministre Pierre-Yves Dermagne!
Ce n'est apparemment pas la première fois que l'on discute, au sein de cette commission, du tarif social. Mon collègue Pierre-Yves Dermagne se réjouit de l'intérêt que vous portez tous et toutes à ce sujet. C'est un intérêt qu'il partage entièrement. À titre personnel, je le partage aussi.
Mevrouw Dierick, het advies van de CREG is nog niet binnen; het wordt voor 31 maart 2021 verwacht. De CREG is daarmee nu bezig. Het overleg met de Gewesten zal plaatsvinden na het advies van de CREG. Er zijn nog geen uitvoeringsbesluiten genomen. Die zullen genomen worden na het advies van de CREG en het overleg met de Gewesten. Het is de bedoeling om ze op te stellen in de tweede helft van 2021.
Monsieur Piedboeuf, le tarif social pour l'électricité et le gaz naturel n'est en effet applicable qu'aux clients finaux résidentiels. Cela signifie qu'ils doivent avoir conclu un contrat en leur propre nom, pour leur propre usage, avec un fournisseur d'énergie.
Dans la pratique, il semble que la situation soit souvent la suivante: des personnes en situation de handicap ayant droit au tarif social et qui résident dans une institution ne bénéficient pas dudit tarif dans cette résidence. Toutefois, par exemple, les parents de ces personnes bénéficient bel et bien de ce tarif, si leur enfant handicapé est domicilié chez eux.
Beaucoup d'institutions ont un contrat énergétique professionnel. La vraie question porte sur la question de savoir si des problèmes se posent au niveau de la pratique. Pierre-Yves Dermagne va, avec sa collègue Tinne Van der Straeten en charge de l'Énergie, consulter différents acteurs sur le terrain, comme, par exemple, la Fondation Roi Baudouin et le Service de lutte contre la pauvreté, la précarité et l'exclusion sociale, afin de vérifier s'il y a des situations où les gens passent à travers les mailles du filet.
Étant donné que ces institutions de soins relèvent de la compétence des Régions, des consultations seront également organisées avec ces dernières afin de trouver une solution efficace.
01.04 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, dank u voor uw antwoord. Het wordt enorm geapprecieerd dat u toch naar de commissie bent gekomen om ons de antwoorden te geven. Het is nog even wachten op het advies van de CREG, dus wij zullen later vast en zeker onze vraag nog eens herhalen.
01.05 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je vous prie de bien vouloir transmettre mes remerciements au ministre. Je suis satisfait de la réponse, puisqu'en accord avec sa collègue, il va se pencher sur la question.
Si j'ai posé la question, c'est parce que des problèmes se posent. Il arrive que des personnes en institution n'aient pas de parents bénéficiaires du régime social. Il est clair qu'à partir du moment où une institution accueille des personnes qui y ont droit, ce tarif social devrait être appliqué. Je suis content d'entendre qu'il y aura une concertation avec les Régions, puisque c'est une compétence partagée. Je vous remercie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- Michael Freilich aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De oprichting van een basisbankdienstkamer" (55014782C)
- Leen Dierick aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het goedgekeurde wetsvoorstel over de basisbankdienst voor ondernemingen" (55015137C)
- Jasper Pillen aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De basisbankdienst en de diamantaire sector" (55015783C)
- Michael Freilich à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La création d'une chambre du service bancaire de base" (55014782C)
- Leen Dierick à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La proposition de loi adoptée instaurant un service bancaire minimum pour les entreprises" (55015137C)
- Jasper Pillen à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le service bancaire de base et le secteur diamantaire" (55015783C)
02.01 Michael Freilich (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, op 26 oktober 2020 werd de wet op de basisbankdienst goedgekeurd in de Kamer. De bedoeling was dat die in werking zou treden op 1 mei 2021.
De wet voorziet in een kader waarbij ondernemingen een basisbankdienst kunnen aanvragen, maar om dat correct te laten verlopen is het nodig dat de Koning – de regering dus – een aantal bijkomende voorwaarden of beperkingen kan opleggen en dat de Koning vermeldt wat er exact op het aanvraagformulier voor deze basisbankdienst moet worden vermeld.
Daarom heb ik volgende vragen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het koninklijk besluit? Zal dit gepubliceerd worden vóór 1 mei? Kan u mij al concreet zeggen hoe de praktische zaken zullen worden georganiseerd, naast het juridische werk dat nodig is? Hoeveel personen zullen hiervoor worden voorzien? Zal het gaan om nieuwe werknemers van de FOD Economie? Zullen bestaande werknemers dat overnemen? Zijn de nodige informaticasystemen opgezet? Hoeveel kosten zijn hiervoor begroot? Tot slot, wanneer zal het KB effectief worden gepubliceerd, en is het mogelijk de inhoud daarvan al te delen met de commissie?
02.02 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, collega Freilich heeft de tijdlijn en het kader al geschetst.
Ik krijg heel wat signalen vanuit de verschillende sectoren dat de toestand toch echt wel schrijnend is: steeds meer ondernemingen krijgen gewoonweg geen bankrekening meer omdat die van de ene op de andere dag wordt stopgezet. Ik verneem ook dat de stakeholders tot hier toe maar weinig betrokken zijn bij de opmaak van de uitvoeringsbesluiten en dat ze weinig of geen gehoor krijgen. Er is dus enorme bezorgdheid in de verschillende sectoren, en de hoop is groot dat dit wetsvoorstel effectief in werking kan treden vanaf 1 mei.
Vandaar toch nog een aantal vragen, mijnheer de staatssecretaris.
De minister heeft eind januari geantwoord dat de administratie volop bezig is met de realisatie van die uitvoeringsbesluiten. In een volgende fase zou er overleg gepleegd worden met de betrokken stakeholders, want 1 mei is uiteraard niet ver meer af. Kan u toelichten wat de huidige stand van zaken is, welke stakeholders reeds betrokken zijn en wanneer de volgende zullen worden betrokken? Wat is de stand van zaken van die uitvoeringsbesluiten? Is er ook nog overleg met andere administraties nodig om die uitvoeringsbesluiten op te maken, en zo ja met welke administraties en wanneer is dit gepland? Eén mei zal er snel zijn, we rekenen er uiteraard op dat die wetgeving zeker op 1 mei van start kan gaan. Wanneer gaat de minister met die uitvoeringsbesluiten naar de ministerraad trekken?
Alvast bedankt voor die informatie.
02.03 Jasper Pillen (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw aanwezigheid in de commissie en om de vice-eersteminister te willen vervangen. Het is goed dat wij op die manier onze werkzaamheden kunnen voortzetten.
Ik verwijs naar mijn inleiding en naar de uitstekende vragen van de vorige sprekers.
De wet op de basisbankdienst werd door
deze Kamer op 22 oktober van vorig jaar door een ruime meerderheid goedgekeurd.
De Koning krijgt in de wet de bevoegdheid
om een aantal praktische modaliteiten uit te werken. U meldde op 27 januari
2021 in deze commissie dat uw administratie alle informatie verzamelt en
essentiële analyses uitvoert. Overleg met de betrokkenen zou volgen. Het was
toen tevens uitdrukkelijk uw bedoeling om de uitvoeringsbesluiten klaar te
hebben tegen de inwerkingtreding van de wet op 1 mei 2021. de datum komt echter
heel dichtbij.
Haalt u de deadline, die cruciaal is voor
de betrokken sectoren?
Hoever staat het met de
uitvoeringsbesluiten?
Kan u mondeling de stand van zaken
toelichten over de werkzaamheden?
Welke werkzaamheden zijn reeds verricht,
welke KB's zijn afgewerkt? Wat dient nog te gebeuren?
Specifiek over de basisbankdienstkamer,
die ook bij K.B. geregeld dient te worden:
Zij wordt opgericht binnen de FOD
Economie, hoe ver staat u daar?
Kan u de begrote kost hiervan meedelen?
De datum van 1 mei 2021 is dichtbij. Volgende week is het al 1 april en dus is 1 mei heel nabij. Er ligt nog heel veel werk op de plank.
Ik heb een aantal vragen gesteld. Hoe staat het met het dossier in het algemeen?
Kunt u meer specifiek over de basisbankdienstkamer meer info en een stand van zaken geven? Komt er nog overleg? Wat dient nog te gebeuren? Wanneer zult u ermee klaar zijn?
Zoals mevrouw Dierick terecht aangaf, is het immers bijzonder belangrijk voor de betrokken ondernemingen dat de deadline van 1 mei 2021 wordt gehaald.
02.04 Staatssecretaris Thomas Dermine: Mijnheer de voorzitter, de heer Dermagne heeft zijn administratie de opdracht gegeven zo snel mogelijk een ontwerp van koninklijk besluit op te stellen ter uitvoering van de wet van 8 november 2020 betreffende de invoering van bepalingen over de basisbankdienst voor ondernemingen in Boek VII van het Wetboek van Economisch Recht.
Hij wil dat de wet tegen 1 mei 2021 in voege is.
Met alle stakeholders is er intussen overleg. Er is uiteraard ook overleg gepleegd met de FOD Financiën. Op dit moment is overleg met een andere administratie niet aan de orde.
De heer Dermagne heeft zijn administratie gevraagd een ontwerp van koninklijk besluit op te stellen om de deadline van 1 mei 2021 te halen met inachtname van de wettelijke termijn van inwerkingtreding. De datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit hangt af van het verdere verloop van de consultaties.
Ten slotte, het koninklijk besluit dient niet te worden voorgelegd aan de ministerraad.
Inzake de basisbankdienstkamer analyseert zijn administratie momenteel op welke manier de nadere praktische en organisatorische zaken kunnen worden uitgerold. Het secretariaat zal normaal gezien worden verzorgd door ambtenaren van de FOD Economie.
Er zijn geen andere koninklijke besluiten in voorbereiding om de modaliteiten van de wet van 8 november 2020 vast te leggen. De vermeldingen op het aanvraagformulier zullen eveneens worden vastgelegd in het uitvoeringsbesluit.
Er is momenteel geen zicht op de begrote kosten, die afhankelijk zullen zijn van een aantal factoren, waaronder het aantal aanvragen dat de basisbankdienstkamer zal ontvangen.
02.05 Michael Freilich (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik ben blij dat de minister er alles aan zal doen om de datum van 1 mei te halen. De basisbankendienstwetgeving is, zoals gezegd, bijzonder belangrijk.
Kort wil ik een e-mail voorlezen die ik een paar dagen geleden heb ontvangen van een ondernemer, een e-mail die hij gestuurd heeft naar zijn bank. Ik citeer:"Met spijt in ons hart moeten wij de bank verlaten, dit na 26 jaar. Wij vinden de beslissing van de bank verschrikkelijk. Zij heeft ook voor ons zeer grote consequenties. Veel commerciële mogelijkheden worden ons nu ontnomen. Hoe moeten wij nu verantwoorden dat wij niet werken met een Belgische bank? Wat bij tenders en investeerders? Waarom worden wij ook niet geconfronteerd met de bevindingen? De grootste klant van ons bedrijf is de overheid. Echt jammer en een bikkelharde veroordeling waar ik mij niet kan tegen verdedigen", ondertekend met Tom. De exacte naam van het bedrijf zal ik vanwege privacyoverwegingen niet meedelen.
Zoals u ziet is dit wel degelijk een groot probleem. De firma die ik citeerde; is gesitueerd in het Gentse en zit niet in de diamantsector. Soms leeft het idee dat louter de diamantsector geviseerd wordt, maar dat is niet het geval. Het is gestart met de diamantsector, maar het gaat steeds verder. Vandaar het belang om er alles aan te doen om zo snel mogelijk, tegen 1 mei, die wet en het koninklijk besluit in uitvoering te brengen.
02.06 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, bedankt voor het antwoord. Ik ben blij dat de minister nog altijd vooropstelt dat alles tegen 1 mei wel degelijk in voege zal gaan. Daarmee wordt er een zeer belangrijk signaal gegeven aangezien er toch wel wat onrust is bij de betrokken sectoren.
Uit het antwoord vernam ik dat er volop wordt overlegd met de stakeholders, maar vanuit het werkveld krijg ik toch andere signalen, dat zij heel weinig gehoor krijgen. Bij dezen dring ik er dus nog eens op aan dat de minister zeker overlegt met de dagbladhandelaars, met de horeca en ook met de diamantsector, kortom, met alle betrokken stakeholders. Volgens mijn informatie gebeurt dat nu niet of toch veel te weinig. Wij kijken in elk geval uit naar 1 mei.
Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor de moeite om naar deze commissievergadering te komen en ook om in het Nederlands te antwoorden. Dat wordt bijzonder geapprecieerd.
De voorzitter: Blijkbaar kijken wij allen, om diverse redenen, uit naar 1 mei.
02.07 Jasper Pillen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, u neemt mij de woorden uit de mond.
De voorzitter: U moet rapper zijn in het leven!
02.08 Jasper Pillen (Open Vld): Tja, u bent de voorzitter, ik niet.
Mijnheer de staatssecretaris, in ieder geval, 1 mei wordt inderdaad een zeer belangrijke datum.
Zoals de heer Freilich zegt klopt het dat het niet enkel over de diamantsector gaat. Soms wordt het verhaal gesponnen als zitten de diamantairs op die wetgeving te wachten, maar in werkelijkheid is het probleem veel breder. Het is dan ook goed dat dit hier duidelijk gezegd wordt.
Ik onthoud vooral dat de datum van 1 mei bevestigd is.
Uit het antwoord heb ik ook vernomen dat dit blijkbaar niet aan de ministerraad moet worden voorgelegd.
Dat is belangrijk want zo boekt men al snel twee weken tijdwinst. Verder noteer ik dat het stakeholdersoverleg begonnen is. Volgens de bronnen van mevrouw Dierick, die ik zelf niet heb, volstaat het niet maar het is in elk geval goed dat het begonnen is. Ik denk dat we de deadline zullen halen, wat zeer belangrijk is. Misschien kan het zelfs vroeger.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55014885C van mevrouw Hanus wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
03 Vraag van Anneleen Van Bossuyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De klachten over de leveringsvoorwaarden van Albert Heijn" (55014893C)
03 Question de Anneleen Van Bossuyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les plaintes concernant les conditions de livraison de Albert Heijn" (55014893C)
03.01 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): In Nederland is beroering ontstaan over de zogenaamde
coronaboete die Albert Heijn zou opleggen aan zijn leveranciers.
Albert Heijn legt in zijn nieuwe
leveringsvoorwaarden leveranciers een boete op als ze, door corona inbegrepen,
minder leveren dan besteld (98% of minder van de afgesproken order). De boete
van AH voor leveranciers kan oplopen tot 80% van de orderwaarde.
Kwamen er bij de Economische Inspectie
reeds klachten binnen over de nieuwe leveringsvoorwaarden van Albert
Heijn?
03.02 Staatssecretaris Thomas Dermine: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van Bossuyt, het antwoord zal heel kort zijn. De Economische Inspectie heeft tot op vandaag geen enkele melding ontvangen over de nieuwe leveringsvoorwaarden van Albert Heijn.
03.03 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor dit kort en krachtig antwoord.
We moeten deze problematiek op de voet blijven volgen, dus wij zullen ongetwijfeld nog opvolgvragen stellen.
L'incident est clos.
04 Vraag van Anneleen Van Bossuyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De omzetting van de richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken" (55014894C)
04 Question de Anneleen Van Bossuyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La transposition de la directive sur les pratiques commerciales déloyales" (55014894C)
04.01 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Mijnheer de staatssecretaris, boeren en
tuinders worden geregeld geconfronteerd met handelspraktijken die ze als
onevenwichtig en oneerlijk ervaren. Voorbeelden van oneerlijke
handelspraktijken zijn onduidelijke contractvoorwaarden, plotselinge of
ongerechtvaardigde annulering van bestellingen of opzegging van contracten,
gedwongen betaling voor promotie en/of reclamekosten, onverklaarbare afkeur van
producten en gedwongen terugname van onverkochte producten.
In 2019 werd op Europees niveau de
richtlijn oneerlijke handelspraktijken in de landbouw- en
voedselvoorzieningsketen goedgekeurd. Uiterlijk 1 mei 2021 moet de richtlijn in
Belgische wetgeving zijn geïmplementeerd.
Wat is de stand van zaken van de
omzetting van deze richtlijn? Wanneer zal deze worden besproken in het
Parlement? Zal de minister bij de omzetting nog aanpassingen doorvoeren? Zo ja,
op welke vlakken? Zal België aanvullende bepalingen opnemen, waarin de
richtlijn niet voorziet? Zo ja, op welke vlakken?
Het akkoord geldt voor iedereen in de
voedselvoorzieningsketen met een omzet tot 350 miljoen euro, waarbij aan
iedereen die zich onder die drempel bevindt, verschillende niveaus van
bescherming worden geboden. De nieuwe regels zullen betrekking hebben op
kleinhandelaren, levensmiddelenverwerkers, groothandelaren, coöperaties,
producentenorganisaties en individuele producenten. Lidstaten kunnen in hun
nationale wetgeving het bedrag van 350 miljoen euro optrekken. Zal België dit
doen?
Hoe verloopt het toezicht op de handelspraktijken
in de sector? Hoe zullen oneerlijke handelspraktijken worden gesanctioneerd?
04.02 Staatssecretaris Thomas Dermine: Mevrouw Van Bossuyt, er ligt momenteel een voorontwerp van wet ter bespreking bij de regering. Wij willen dat het wetsontwerp zo snel mogelijk kan worden ingediend in het Parlement, zodat de richtlijn binnen het tijdsschema van de Europese Commissie kan worden omgezet. De bepalingen zullen uiterlijk op 1 november 2021 in werking treden. Het is nu dus nog te vroeg om de details van het wetsontwerp mee te geven. Er is daaromtrent nog geen akkoord in de regering.
Ik kan u wel reeds het volgende zeggen. Er is gekozen voor een omzetting van de richtlijn die de leveranciers zekerheid waarborgt. De omzettingsbepalingen worden ingebed in boek VI van het Wetboek van Economisch Recht en staan naast de nieuwe B2B-wetgeving. Voor praktijken die niet door de richtlijn zouden zijn verboden, kan, indien nodig, een beroep worden gedaan op de regels van oneerlijke marktpraktijken.
Voor de handhaving zal de algemene directie Economische Inspectie van de FOD Economie bevoegd worden verklaard. Die directie is in het algemeen belast met de naleving van de economische wetgeving.
04.03 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, jammer genoeg kunt u nog niet veel zeggen over de inhoud. Het is heel belangrijk dat wij hier in het Parlement van meer nabij kunnen toezien op de manier waarop Europese wetgeving wordt omgezet. Ik zal hierover dus zeker nog vragen stellen.
U hebt ook nog geen timing aangegeven wanneer het ontwerp hier in de Kamer besproken zal worden. De uiterlijke omzettingstermijn is nochtans 1 mei. Dat zal er sneller zijn dan wij willen. Ik hoop dat wij in het Parlement de tijd krijgen om die zaken te bekijken en te bespreken. Het gaat hier immers toch over belangrijke bepalingen. Wij zullen het dossier alleszins op de voet blijven volgen.
L'incident est clos.
- Anneleen Van Bossuyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De coronavouchers in omloop" (55014895C)
- Anneleen Van Bossuyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De geldigheidsperiode van de coronavoucher" (55014896C)
- Florence Reuter aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De steun voor de reissector en de nakende vervaldatum van de coronavouchers" (55015199C)
- Anneleen Van Bossuyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les bons à valoir corona en circulation" (55014895C)
- Anneleen Van Bossuyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La période de validité du bon à valoir corona" (55014896C)
- Florence Reuter à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le soutien au secteur des voyages et l'arrivée à échéance des vouchers coronavirus" (55015199C)
05.01 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de minister, ik verwijs voor beide vragen naar mijn schriftelijk ingediende vragen.
De regering communiceerde het voorbije
jaar op verschillende tijdstippen over het aantal coronavouchers in omloop en
hun waarde. Onlangs bleek echter plots dat het hierbij om schattingen ging en
er eigenlijk geen correct zicht is op de exacte aantallen of waarde.
Daarom richtte de Economische Inspectie
het dringend verzoek aan elke organisator van pakketreizen om de nodige
informatie rechtstreeks aan hen te bezorgen tegen uiterlijk 3 maart 2021.
Hoeveel coronavouchers werden er in
totaal uitgegeven en tegen welke waarde? Hoeveel coronavouchers werden nog niet
ingeruild of aangewend voor een nieuwe boeking en zijn vandaag dus nog in
omloop?
Hoeveel vouchers werden er nadat het MB
buiten werking is getreden uitgegeven en tegen welke waarde? Hoeveel van deze
vouchers werden nog niet ingeruild of aangewend voor een nieuwe boeking en zijn
dus vandaag nog in omloop?
Is er intussen al meer informatie bekend
over de modaliteiten van de op te richten coronavoucherbank: wanneer zal de
coronavoucherbank operationeel zijn? Tegen welke rentevoet zullen
reisorganisatoren een lening kunnen aangaan? Zal de overheid deze
coronavoucherbank zelf beheren zoals in Nederland of zal zij dit uitbesteden
aan de verzekeraars insolventie?
Met het MB van 19 maart werd de
coronavoucher in het leven geroepen. Deze schort de verplichte terugbetaling
van pakketreizen tijdelijk op en maakt het mogelijk om een tegoedbon te
verstrekken ter waarde van het bedrag dat de reiziger heeft betaald voor de
pakketreis. Met deze voucher kan de klant gedurende het jaar dat volgt een
pakketreis of andere reisdiensten aankopen voor dezelfde waarde. Gebruik men de
coronavoucher gedurende dat jaar niet, dan kan men het geld terugvragen.
Intussen zijn slechts weinig vouchers
omgezet in een reis. Veel consumenten zullen tussen maart en juni dus de waarde
van hun coronavoucher opeisen. De touroperators moeten uiterlijk zes maanden na
de vervaldatum van de voucher (dus 18 maanden na de uitgifte) het bedrag
terugstorten. Op dat ogenblik wordt gevreesd voor een tsunami van
faillissementen. Reisorganisators moeten een enorm bedrag terugbetalen, terwijl
de bestellingen voorlopig uitblijven.
Er zijn consumenten die gezien de huidige
restricties nog geen nieuwe reis kunnen of willen boeken met hun voucher, maar
die uit steun voor de reissector, daarom nog niet per se meteen een
terugbetaling willen maar bijvoorbeeld hun coronavoucher binnen enkele maanden
in een boeking willen omzetten.
Moet de omzetting van een voucher in een
boeking effectief binnen de geldigheidsperiode van een jaar gebeuren? Of kan
dit ook nog na afloop van de geldigheidstermijn en gedurende hoelang?
Eens de geldigheidsperiode van één jaar
van de coronavoucher verlopen is, moet de aanvraag tot terugbetaling dan
onmiddellijk gebeuren? Of kan hier ook nog mee gewacht worden en zo ja,
gedurende hoelang?
De voorzitter: Mevrouw Reuter is niet aanwezig.
05.02 Thomas Dermine, secrétaire d'État: Madame la députée, l'Inspection économique a traité les rapports de 551 organisateurs de voyages dont le dernier a été émis le 7 mars 2021. Selon les rapports, près de 283 658 000 euros de bons corona ont été émis en vertu de l'arrêté ministériel du 19 mars 2020. Parmi ceux-ci, un montant de près de 200 millions, exactement 192 100 000 euros, de vouchers sont encore en circulation. Quand l'arrêté ministériel a cessé d'être en vigueur, des vouchers d'une valeur de près de 43 millions d'euros ont encore été émis. Parmi ces bons, près de 30 millions d'euros sont encore en circulation.
Na de buitenwerkingtreding van het ministerieel besluit, werden voor nog bijna 43 miljoen euro aan vouchers uitgegeven. Van deze vouchers is er nog voor een bedrag van bijna 30 miljoen euro in omloop. De werkgroep die collega Dermagne met de premier, de minister van Financiën en de staatssecretaris voor Consumentenbescherming heeft opgericht, zal ons binnenkort een voorstel voorleggen rond steun aan de sector voor het uitkeren van de vouchers. Het voorstel wordt uitgewerkt in nauw overleg met de reissector en de insolventieverzekeraars. Het is de bedoeling een mechanisme met leningen op te zetten, dat moet zorgen voor voldoende liquiditeit bij de reisorganisatoren. Het is nog te vroeg om te zeggen hoe het mechanisme er precies uit zal zien. De juridische, prudentiële en financiële aspecten zijn nog niet rond. Collega Dermagne garandeert de sector dat hij samen met zijn collega's zijn uiterste best doet om ervoor te zorgen dat zij tijdig en doeltreffend steun kunnen bieden. Ze begrijpen de ongerustheid en onzekerheid waarin zij zich op dit moment bevinden.
Mon collègue, Pierre-Yves Dermagne, veut aussi être réaliste. Il s'agit d'un mécanisme extrêmement complexe qui doit encore passer par un certain nombre d'étapes. C'est pourquoi il ne peut pas encore donner de date précise pour sa mise en œuvre. Il sera, avec l'ensemble de ses collègues en charge du dossier, en mesure de donner un calendrier précis seulement après avoir obtenu les approbations et les licences de toutes les parties concernées.
05.03 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik denk dat u, in naam van minister Dermagne, niet hebt geantwoord op de tweede vraag over de geldigheidsperiode van de coronavouchers. U hebt enkel een antwoord gegeven op de eerste vraag over de coronavouchers in omloop, maar niet op de tweede vraag die ik heb gesteld. Komt er geen antwoord of is men misschien vergeten het mee te nemen in het antwoord?
05.04 Staatssecretaris Thomas Dermine: Mevrouw Van Bossuyt, ik heb geen informatie gekregen over dat aspect van de vraag. Ik zal mijn best doen om het te bevragen bij mijn collega. Verkiest u het te behandelen in een latere vraag in de commissie of wilt u een schriftelijke vraag indienen?
De voorzitter: Mevrouw Van Bossuyt, het antwoord kan schriftelijk worden bezorgd, maar u kunt uw vraag hierover ook opnieuw stellen. Dat mag u kiezen.
05.05 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u alleszins voor het aanbod, maar beide vragen zijn natuurlijk heel erg gelinkt aan elkaar. Als het schriftelijke antwoord al beschikbaar is, zou ik dat graag ontvangen.
Wat het gedeelte betreft waar u wel al op hebt geantwoord, ben ik toch ontgoocheld. Het is vandaag 24 maart 2021. Sinds 16 maart kan de consument de terugbetaling vragen van de eerste zogenaamde coronavouchers, waarvan u bevestigt dat er nog 192 miljoen euro aan waarde hiervan in omloop is. Wij vragen al sinds september 2020 een mechanisme dat de reisorganisatoren zou helpen om voor die terugbetaling te zorgen, want u weet dat die mensen heel zwaar getroffen zijn door de coronacrisis, en vandaag moeten wij horen dat er op Belgisch niveau nog altijd wordt onderhandeld over de modaliteiten hiervan.
In Nederland is de coronavoucherbank intussen up and running, waardoor de reissector wel geholpen wordt, maar wij zijn nog altijd over de modaliteiten bezig. Ik vind dat heel triestig. De overheid neemt haar verantwoordelijkheid hierin echt niet op. Bovendien heb ik de indruk dat er op regeringsniveau toch ergens een probleem is, want staatssecretaris De Bleeker heeft al langer bevestigd dat er zo'n coronavoucherbank zal komen.
De heer Dermagne zei dan weer: we moeten nog zien of die er komt. Het is door dat getalm dat we nog altijd niets hebben, terwijl de datum van 16 maart al verstreken is. Ik hoop dat dit er zo snel mogelijk komt en dat op een transparante en objectieve manier voor de terugbetaling van de coronavouchers kan worden gezorgd.
Ik vind het jammer dat er op mijn tweede vraag geen antwoord is gekomen. Als de geldigheidsduur van die coronavouchers iets langer zou zijn, zouden de consumenten alsnog de mogelijkheid hebben om die coronavoucher voor de zomervakantie in te ruilen, waardoor de reisorganisatoren nu niet verplicht zouden worden om die coronavoucher terug te betalen en op die manier in liquiditeitsproblemen terecht te komen en soms zelfs in een faillissement.
De coronavouchers waren een goed initiatief, maar bij de afwikkeling ervan blijft de regering echt wel in gebreke.
L'incident est clos.
06 Vraag van Anneleen Van Bossuyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De omzetting van de Europese garantierichtlijn" (55014976C)
06 Question de Anneleen Van Bossuyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La transposition de la directive européenne sur les garanties" (55014976C)
06.01 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): In het regeerakkoord wordt er gestreefd naar een meer
circulaire economie. Een goede zaak en een doelstelling die onze partij
volledig kan onderschrijven, afstemming met de deelstaten blijft hierbij
uiteraard belangrijk.
In het kader van de transitie naar een
meer circulaire economie, wordt onder andere aangegeven werk te maken van de
tijdige omzetting van de Europese garantierichtlijn, die uiterlijk 1 juli moet
worden ingevoerd in de Belgische wetgeving.
De garantierichtlijn bepaalt dat wanneer
u een product in de EU heeft gekocht en het afwijkt van de beschrijving of niet
goed werkt, de verkoper het moet herstellen, vervangen of de consument zijn
geld moet teruggeven. Ook geldt op de aankoop van elk product een minimum
garantieperiode van twee jaar. In België geldt deze garantieperiode van twee
jaar al langer.
Wat is de stand van zaken omtrent deze
richtlijn? Wanneer zal deze worden besproken in het Parlement? ? Zal de
minister bij de omzetting nog aanpassingen doorvoeren? Zo ja, op welke vlakken?
Zal België aanvullende bepalingen opnemen, waarin de richtlijn niet voorziet?
Zo ja, op welke vlakken?
Zal deze regering de algemene
garantietermijn verlengen of houdt ze, in lijn met het grootste deel van de
EU-lidstaten, vast aan de twee jaar?
Wordt er gedacht aan een langere garantietermijn
voor bepaalde categorieën die geacht worden duurzaam te zijn? Zo ja, werd er
daartoe al een impactanalyse uitgevoerd? Zo ja, wat waren de resultaten van
deze? Erkent de minister dat een dergelijke piste absoluut niet in het voordeel
zou zijn van de consument, voor wie de zaken veel complexer en ingewikkelder
worden?
Zal er bij de omzetting rekening gehouden
worden met de omzetting in onze buurlanden, teneinde een uniform systeem te
handhaven zodat onze concurrentiepositie niet wordt aangetast?
06.02 Staatssecretaris Thomas Dermine: Conform de beslissing van de vorige ministers van Justitie en Economie wordt het wetsontwerp voor de omzetting opgesteld door de FOD Justitie. De omzetting van deze richtlijn is de gedeelde verantwoordelijkheid van minister Vincent Van Quickenborne voor Justitie, staatssecretaris van Begroting en Consumentenzaken Eva De Bleeker, en minister Pierre-Yves Dermagne.
Wij beschikken over een ontwerptekst en bespreken nu de precieze details van de omzetting van deze richtlijn. Wij streven ernaar de termijn te halen die door de Europese Commissie vastgesteld is.
Het is nog te vroeg om op de inhoud van het wetsontwerp in te gaan. Wat mijn collega, Pierre-Yves Dermagne, wel al kan zeggen, is dat er rekening gehouden wordt met de standpunten van alle belanghebbenden. Om tot een optimale oplossing te komen, bestudeerde men de verschillende opties zorgvuldig en nam men kennis van de beslissingen van de andere lidstaten van de Europese Unie.
06.03 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik moet eerlijk zeggen, na mijn ervaringen in het Europees Parlement in de vorige legislatuur en na anderhalf jaar in de Kamer ben ik toch verbaasd over de snelheid, en dat bedoel ik zeer eufemistisch en misschien een beetje sarcastisch, waarmee de omzetting van Europese richtlijnen in België gebeurt.
Zeker de manier waarop het Parlement hierbij betrokken wordt, vind ik eerlijk gezegd een beetje beschamend. De details van het wetsontwerp worden nog altijd besproken, terwijl ik weet dat er voor andere dossiers wel degelijk al wetsontwerpen zijn, maar nog altijd niet in de Kamer ingediend zijn. Die moeten wij dan via andere bronnen vernemen.
Ik vind toch dat wij, om ons parlementair werk behoorlijk te kunnen doen, de tijd moeten krijgen om die wetsontwerpen inzake de omzetting grondig te bekijken, zeker omdat het hier over belangrijke zaken gaat.
Specifiek in dit dossier gaat het om de omzetting van de Europese garantierichtlijn. Uit de beleidsverklaringen van de ministers die erbij betrokken zijn, mochten wij opmaken dat zij niet op dezelfde lijn zitten. Terwijl staatssecretaris De Bleeker in deze commissie al expliciet bevestigd heeft dat er niet aan goldplating zou worden gedaan, heeft minister Dermagne daar een andere visie op gegeven, zeker wat dit dossier betreft.
Het is heel belangrijk dat we in het belang van de consument, maar ook van de handelaar, streven naar een omzetting die zo nauw mogelijk aanleunt bij die van onze buurlanden. Hier spelen verschillende belangen. Momenteel hebben 24 van de 27 lidstaten een garantietermijn van twee jaar. Als we op dit punt nu wijzigingen aanbrengen, zal dat niet alleen het level playing field van onze bedrijven moeilijker maken, maar wordt het ook voor de consument ingewikkelder. Uw collega heeft het al aangegeven en het blijkt ook uit de buurlanden dat daardoor producten duurder zouden worden. Hopelijk krijgen we hier zo snel mogelijk duidelijkheid over.
Het incident is gesloten.
07 Question de Malik Ben Achour à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L’accord UE-Chine sur les investissements" (55014889C)
07 Vraag van Malik Ben Achour aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De investeringsovereenkomst tussen de EU en China" (55014889C)
07.01 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, l'Union européenne et la Chine ont conclu, le 30 décembre dernier, un accord sur les investissements. Le commissaire européen au Commerce, Valdis Dombrovskis s'en est réjoui, affirmant que cela "donnera un coup de fouet aux entreprises européennes sur l'un des marchés les plus importants et les plus dynamiques au monde".
En tant que socialistes, nous retenons aussi que, dans le même temps, les témoignages sur la situation dramatique que vivent les Ouïghours au Xinjiang se multiplient. Je note par ailleurs qu'à l'automne 2020, le Canada a renoncé à négocier un accord de libre-échange avec la Chine avant d'interdire à la mi-janvier les importations en provenance de cette province et de punir les entreprises impliquées dans le travail forcé – décision prise également par le Royaume-Uni.
Voici quelques semaines, j'ai interrogé Mme Wilmès à ce sujet. Elle me rappelait que les relations économiques sino-belges s'inscrivent pour le moment dans le contexte "d'une balance commerciale structurellement négative" pour notre pays et que la possibilité d'établir un meilleur accès à ce marché faisait partie des priorités de la Belgique. Il n'en demeure pas moins que ce texte ne contient aucun chapitre relatif à la protection des investissements
Plus largement, une trop grande dépendance économique vis-à-vis de la Chine pose aussi la question de notre autonomie stratégique, à laquelle l'Union européenne semble donc privilégier les intérêts commerciaux. Cette position peut sembler paradoxale à l'heure où, à la suite de la crise sanitaire, elle fait pourtant régulièrement part de sa volonté de relocaliser certaines de ses industries – au nom justement de cette même autonomie stratégique.
Monsieur le secrétaire d'État, quelle est actuellement la part de la Chine dans l'économie belge? Cette présence est-elle appelée à s'accroître du fait de ce traité? Autrement dit, comment convient-il d'en anticiper les conséquences? Une évaluation a-t-elle pu être menée sur ce point à l'échelle nationale et/ou européenne?
07.02 Thomas Dermine, secrétaire d'État: Monsieur le député, cher Malik, je vous remercie pour cette question qui trouve une résonance particulière dans le contexte actuel. Je pense notamment à la décision chinoise d'inscrire sur une liste particulière certains députés membres d'États européens.
Permettez-moi aussi, par la même occasion, de vous féliciter pour votre accession au titre de bourgmestre de la belle ville de Verviers.
07.03 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le secrétaire d'État, je vous en remercie, mais vous anticipez quelque peu, car ce n'est pas encore complètement officialisé.
07.04 Thomas Dermine, secrétaire d'État: J'avoue avoir renoncé à suivre la gazette au sujet des événements verviétois; c'est d'une complexité sans nom!
07.05 Malik Ben Achour (PS): Cela vaut mieux pour votre santé mentale, à mon avis!
07.06 Thomas Dermine, secrétaire d'État: Après sept ans de négociations, un accord de principe a finalement été conclu le 30 décembre 2020 quant à un accord global en matière d'investissement.
Un paquet économique a été convenu qui couvre l'accès au marché pour les investissements, des dispositions pour des règles du jeu équitables ainsi que le développement durable. Il a été convenu de poursuivre des négociations séparément sur le volet du règlement des différends entre investisseurs et États.
L'Union européenne et la Belgique sont très ouvertes en ce qui concerne l'accès au marché pour les investissements étrangers, alors que la Chine, à l'inverse, est très fermée. L'un des intérêts offensifs de la Belgique dans les négociations UE-Chine était donc d'éliminer ce caractère fortement asymétrique de l'accès au marché pour les investissements entre les deux blocs économiques, en ouvrant le marché chinois.
Le résultat négocié constitue un premier pas vers des engagements plus équilibrés. Les investisseurs européens, et donc belges, auront ainsi plus facilement accès au marché chinois dans divers secteurs si cet accord devait entrer en vigueur. Dans ce cas, nous pourrions constater une augmentation des investissements européens en Chine.
À l'inverse, l'avantage que tire la Chine de cet accord se situe essentiellement dans l'accroissement de son accès au marché européen dans le domaine de la production d'énergies renouvelables. La Belgique reste un pays attractif pour les investissements étrangers avec 267 projets d'investissement qui représentaient la création de 5 400 emplois en 2019. La Belgique a ainsi maintenu sa place dans le top 5 européen des pays qui attirent le plus d'investissements étrangers.
La Chine se classe au dixième rang en termes d'importance de la création d'emploi en Belgique grâce à des investissements extérieurs. Cela représente, toujours en 2019, 183 emplois. Mon collègue, Pierre-Yves Dermagne, continuera de mesurer l'évolution de la Chine en tant qu'investisseur émergeant sur le marché de l'Union européenne.
L'accord peut être vu comme un des éléments de la stratégie européenne de rééquilibrage avec la Chine. Cependant, cet accord est encore loin de répondre à toutes les exigences et inquiétudes européennes. Tout d'abord, la Chine refuse le système de protection des investissements sur le modèle négocié avec le Canada. En conséquence, tout différend entre une entreprise chinoise et la Belgique en matière d'investissement continuera de se régler sous l'ancien modèle de protection des investissements, le modèle ISDS (Investor-State Dispute Settlement). Comme vous le savez, ce modèle ISDS permettra aux entreprises d'attaquer un État devant un tribunal arbitral international privé. En cas d'entrée de cet accord, et donc d'un accroissement de l'accès au marché européen pour les entreprises chinoises, ce système ISDS, beaucoup moins protecteur des intérêts de l'État, pourrait trancher plus de cas qu'auparavant.
Ensuite, si la Chine s'engage à ratifier quatre des huit conventions fondamentales de l'Organisation internationale du Travail (OIT), aucun engagement n'est pris sur un agenda sérieux pour la ratification de ces accords de l'OIT.
La ratification des conventions liées notamment à la liberté syndicale et à la négociation collective constitue un vrai enjeu. La 341e session du conseil d'administration du Bureau international du Travail devrait éclaircir la position de la Chine, il s'y est engagé.
Si l'OIT contribue à des actions chinoises de terrain et offre son appui technique à d'autres initiatives chinoises, il est constaté que les résultats en matière de travail forcé et/ou de travail des enfants sont négligeables et restent bien entendu des points majeurs et non négociables pour nous.
Enfin, l'accord contient un mécanisme de règlement des différends spécifique pour le chapitre "développement durable". Ce mécanisme prévoit l'implication de la société civile et la publication du rapport du panel d'experts mais aucune sanction spécifique ne peut être prise si des manquements devaient être constatés.
En conclusion, mon collègue Pierre-Yves Dermagne tient à rappeler que l'Union européenne a qualifié la Chine de partenaire stratégique, concurrente économique et rivale systémique. Il ajoute que la Belgique doit rester constructive mais aussi critique envers la Chine pour construire une relation qui tienne compte de l'intérêt qu'il y a à commercer mais surtout de nos valeurs.
07.07 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour vos réponses.
Je n'ai pas besoin de réexpliquer ce qui a été dit. C'est un accord commercial qui pose de gros soucis pour toutes les raisons que vous venez d'indiquer. Vos réponses me rassurent un peu plus que celles que m'avait données la ministre des Affaires étrangères sur le même sujet il y a quelques semaines, qui étaient moins critiques et qui portaient un peu moins sur les aspects qui me préoccupent.
Je ferai preuve d'une vigilance totale et absolue dans le contexte particulier que vous venez de rappeler. Je crois que la Chine représente l'enjeu majeur de ces prochaines décennies pour une Europe qui doit encore trouver son chemin dans le concert des Nations, avec des notions fondamentales en matière de valeurs et de respect des droits humains.
Het incident is gesloten.
08 Question de Hugues Bayet à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les différences de prix des masques vendus en grande surface et en pharmacie" (55015090C)
08 Vraag van Hugues Bayet aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verschillen in prijs tussen de mondmaskers in de supermarkten en die in de apotheken" (55015090C)
08.01 Hugues Bayet (PS): Monsieur le secrétaire d'État, il y a près d'un an, en mai 2020, j'avais porté une proposition de loi visant à diminuer le taux de TVA sur les masques afin d'en diminuer le prix pour nos concitoyens. Mon appel avait finalement été entendu par le gouvernement fédéral de l'époque, puisque le taux était bel et bien passé de 21 à 6 %. Cela me semblait essentiel, à l'aube du premier déconfinement, pour que tous nos concitoyens puissent être protégés.
Il me revient cependant que, malgré la baisse de TVA uniforme qui a été adoptée, le prix des masques varie fortement en fonction du lieu d'achat. En effet, il semblerait que le prix d'un masque chirurgical soit trois fois plus élevé en grande surface (60 centimes l'unité en moyenne) qu'en pharmacie (20 centimes l'unité en moyenne). Il est normal qu'il y ait des différences de prix quand celles-ci sont raisonnables, mais ici, il ne me paraît pas logique que la différence soit si élevée, d'autant plus que les masques représentent un outil de premier plan dans la lutte contre le coronavirus et encore plus aujourd'hui qu'hier.
Monsieur le secrétaire d'État, disposez-vous d'une explication concernant la différence de prix significative qui existe entre les masques vendus en grande surface et ceux vendus en pharmacie?
Existe-t-il un moyen d'y remédier pour garantir l'accessibilité des masques à tous nos concitoyens, et que ceux-ci se trouvent sur un pied d'égalité? Je vous remercie.
08.02 Thomas Dermine, secrétaire d'État: Monsieur le député, je vous remercie pour votre question. Voici les éléments dont je dispose.
Le relevé le plus récent du prix des masques de protection jetables effectué par les services de l'administration a été clôturé le 5 janvier dernier. Il est donc à prendre avec les précautions d'usage vu que ces chiffres datent de deux mois et demi, sachant que les prix évoluent rapidement.
À cette date, les trois plus grands supermarchés de Belgique proposaient en ligne des masques de protection: 57 centimes la pièce chez Carrefour, 59 centimes la pièce chez Delhaize et Colruyt. Attention, c'est le moment où l'on fait les annonces commerciales!
Pour les deux plus grandes pharmacies en ligne, les prix étaient les suivants: un prix moyen de 28 centimes la pièce chez Farmaline – beaucoup plus bas que dans les supermarchés; à l'inverse, un prix de 71 centimes chez Newpharma – supérieur aux prix pratiqués dans les supermarchés.
Ces prix font apparaître des grandes différences entre les prix pratiqués par les supermarchés et ceux pratiqués par les pharmacies en ligne. Si, en moyenne, les prix pratiqués par les supermarchés sont légèrement plus élevés que ceux pratiqués par les pharmacies en ligne, tout dépend de la pharmacie en ligne qui est prise en compte. Comme nous l'avons vu, la différence est grande notamment entre Farmaline et Newpharma, avec un rapport de prix qui est de l'ordre de quasi 3 pour 1.
Les masques de protection n'étant pas soumis à la réglementation des prix du Code de droit économique, le ministre Dermagne ne connaît pas leur structure de prix et ne peut dès lors pas se prononcer sur les raisons qui pourraient expliquer ces différences de prix significatives entre les différents acteurs.
Au vu des chiffres mentionnés ci-avant, il paraît cependant qu'actuellement, dans notre pays, il y a des masques de protection jetables disponibles à des prix accessibles pour le plus grand nombre. Il convient effectivement de faire un suivi et de rester attentifs pour que cela reste le cas à l'avenir, et intervenir le cas échéant.
08.03 Hugues Bayet (PS): Monsieur le secrétaire d'État, merci pour votre réponse. Vous le confirmez: il existe une grande variation dans les prix. Cela passe du simple chez Farmaline au double dans les grandes surfaces et au triple chez Newpharma. Les chiffres datent de trois mois, donc il faudrait peut-être refaire une étude plus récente.
L'État a le devoir d'aider nos concitoyens à se protéger, et cela de la façon la moins chère possible. Si nous ne pouvons pas intervenir dans la définition du prix des masques, le SPF Économie doit à tout le moins faire la publicité des endroits où c'est le moins cher possible, pour garantir un achat au plus juste prix pour nos concitoyens.
Comme vous le savez tous, nous sommes encore très loin du déconfinement total; et même dans le cadre du déconfinement, il faudra encore utiliser des masques malheureusement pendant de nombreux mois. Merci en tout cas pour votre réponse et pour le suivi que vous apporterez dans les mois à venir.
Het incident is gesloten.
09 Question de Albert Vicaire à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le maintien de l’heure d’hiver" (55015202C)
09 Vraag van Albert Vicaire aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het behoud van de wintertijd" (55015202C)
09.01 Albert Vicaire (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre présence. Grâce à celle-ci, les travaux de la commission peuvent continuer à avancer malgré le Comité de concertation de ce matin.
J'ai soumis ma question, in tempore non suspecto, le 10 mars. Ce week-end, dans l'émission "C'est pas tous les jours dimanche", j'ai entendu votre collègue européen, M. Tarabella, dire qu'il espérait un statu quo. Je suis donc curieux de la réponse de notre gouvernement.
Il y a quelques années, l’Europe a mis sur sa table la question du maintien ou non du changement d’heure d'été et d'hiver et, en cas d’arrêt du système, le choix doit se faire entre garder l’heure d’été ou garder l’heure d’hiver. Concrètement, avec l’heure d’été, lorsque à la mi-février, les enfants partent à l’école le matin, ils le font dans le noir tandis qu’avec l’heure d’hiver, le jour se lèverait. Le soir, dans les deux cas, ils rentrent à la maison avec la lumière du jour. Du point de vue de la sécurité routière, il vaut mieux l'heure d'hiver. D’un autre côté, de nombreuses études montrent plutôt l'intérêt pour le sommeil, et donc pour la santé, et préconisent d’être le plus proche possible de l’heure astronomique, appelée aussi heure solaire.
Monsieur le secrétaire d'État, quel est l’état des décisions concernant le changement d’heure? Quelle position le gouvernement défend-il? Comment allez-vous défendre cette position au niveau de l’Europe?
09.02 Thomas Dermine, secrétaire d'État: Monsieur le président, monsieur Vicaire, en 2008, la Commission européenne a effectivement présenté une proposition de règlement visant à supprimer l'heure d'été.
À l'époque, la plupart des États membres semblaient partager l'avis de la Belgique selon lequel il est important que cette question soit examinée en concertation avec les pays voisins et que toute modification du régime horaire soit soutenue par les parties prenantes.
Je prends acte de la note du SPF Économie publiée en octobre 2018 et je la tiens à votre disposition. Quand je dis "je", je me permets de parler au nom du ministre Pierre-Yves Dermagne, comme cela est formulé dans le document qui m'a été transmis. Cette note énumère les avantages et inconvénients et récapitule les positions de plusieurs fédérations et organisations.
Aucune position définitive n'a été prise par la Belgique à ce jour. La Slovénie, qui occupera la présidence de l'Union européenne au second trimestre de cette année, aurait l'intention de rouvrir la discussion au niveau européen à ce sujet. Nous aurons donc l'occasion de revenir sur ce dossier ultérieurement, dans la mesure où il est fortement probable que cette question figurera à l'agenda politique de la présidence slovène.
En tout cas, il s'agit d'un sujet sur lequel l'avis de la population pourrait être sollicité dans le cadre de la réforme et des discussions qui sont en cours sur le renouveau démocratique puisque chacun des citoyens sera impacté par cette modification.
09.03 Albert Vicaire (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse.
On s'inscrit ici dans une opposition de choix entre une vision à long terme avec le souci de protéger la santé et donc de diminuer les coûts de la sécurité sociale dans le futur et une vision à court terme visant à favoriser le tourisme.
Je suis content d'entendre que l'on va faire appel à l'équipe et éventuellement interroger les citoyens dans le cadre du renouveau démocratique. En effet, en expliquant bien la situation, l'intelligence collective peut être efficace.
Het incident is gesloten.
10 Question de Albert Vicaire à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le fonctionnement du marché de la frite" (55015203C)
10 Vraag van Albert Vicaire aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De werking van de frietmarkt" (55015203C)
10.01 Albert Vicaire (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, lors de l’émission Investigation du mercredi 3 mars sur le marché de la frite surgelée en Belgique, j’ai été étonné d’apprendre que les prix du marché libre de la pomme de terre sont fixés par un club d’une dizaine de personnes sous l’égide de l’association Belgapom, dirigée par M. Romain Cools, et ce sans qu’aucun organisme indépendant ne contrôle le fonctionnement de cette association.
Les décisions de cet organisme sont très importantes puisque les prix qu’il fixe sont imposés aux agriculteurs, même dans le cas où ceux-ci ne parviennent pas à fournir les quantités imposées par leur contrat. À propos de ces contrats, j’ai aussi appris qu’ils comprenaient des clauses abusives dans la mesure où les producteurs de frites et les agriculteurs ne sont pas dans une position de négociation équitable. Par exemple, il n’est prévu aucune possibilité pour l’agriculteur d’évoquer la force majeure due aux aléas climatiques pour expliquer une diminution de production alors que le climat est par nature indissociable du travail de la terre.
Monsieur le secrétaire d'État, pouvez-vous envisager la mise en place d’une obligation de contrôle de l’ASBL qui décide des prix du marché libre de la pomme de terre? Quelles actions comptez-vous mettre en œuvre pour empêcher que les producteurs de produits congelés imposent des clauses abusives dans les contrats qui les lient aux producteurs de pommes de terre? Plus précisément, pouvez-vous imposer la prise en compte de la force majeure pour ce type de contrat?
10.02 Thomas Dermine, secrétaire d'État: Monsieur Vicaire, pour cette question importante sur le marché de la frite, le sujet pourrait prêter à sourire. Effectivement, des révélations ont été faites dans le cadre du magazine de la RTBF Investigation. Je vous conseille aussi l'article de l'excellent magazine Wilfried paru cette semaine-ci. Il va dans le même sens et révèle des éléments qui questionnent à tout le moins la régulation de ce marché de la frite.
Les prix Belgapom sont en réalité des cotations établies une fois par semaine sur la base des prix observés la veille sur le marché libre des pommes de terre de conservation. Environ 25 % du marché belge des pommes de terre sont dans ce marché des pommes de terre de conservation. Elles peuvent servir de référence à d'autres cotations pour la négociation des contrats. Des actions pourraient effectivement être envisagées sur la base des dispositions suivantes du Code de droit économique. À la suite de la loi B2B du 4 avril 2019, les clauses abusives dans les contrats entre entreprises sont interdites. Une liste noire avec des clauses en tout cas abusives et une liste grise avec des clauses présumées abusives, sauf preuve contraire, peuvent être utiles à cet égard.
Cette législation qui est en vigueur seulement depuis le 1er décembre 2020 ne s'applique toutefois pas aux contrats en cours. L'attention peut également être attirée sur le fait que le gouvernement travaille actuellement à la transposition importante d'une directive européenne qui interdit les pratiques commerciales déloyales dans les relations inter-entreprises au sein de la chaîne d'approvisionnement agricole et alimentaire. Il s'agit de la directive 2019/633. Les dispositions de cette directive devraient entrer en vigueur vers la fin de l'année 2021, c'est-à-dire cette année.
Signalons aussi les travaux de l'Association Belpotato.be qui réunit les acteurs de la filière en vue d'aboutir à plus de transparence dans les relations contractuelles.
Enfin, en ce qui concerne l'imputation unilatérale du risque de force majeure que vous mentionnez très justement dans votre question, la directive citée et les dispositions sur les clauses abusives pourraient jouer un rôle. Sont par exemple présumées abusives, les clauses qui ont pour objet de placer sans contrepartie le risque économique sur une partie, alors que celui-ci incombe normalement à l'autre entreprise ou à une autre partie du contrat.
10.03 Albert Vicaire (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour cette réponse complète et fort intéressante. Je consulterai donc l'article du magazine "Wil-frites".
Il serait judicieux d'inscrire ces cas de force majeure sur la liste noire. Le gouvernement doit y travailler, car nos agriculteurs se trouvent dans une position absolument défavorable vis-à-vis de ces marchands de frites
10.04 Thomas Dermine, secrétaire d'État: Monsieur Vicaire, il s'agit du magazine Wilfried, pas Wil-frites!
10.05 Albert Vicaire (Ecolo-Groen): Oui, en effet! Merci beaucoup, monsieur le secrétaire d'État!
L'incident est clos.
- Reccino Van Lommel aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het gesjoemel met de coronasteun en de NACE-codes" (55015456C)
- Katrien Houtmeyers aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Fraude door bedrijven om premies op te strijken" (55015495C)
- Dieter Vanbesien aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De NACE-codes" (55015499C)
- Reccino Van Lommel à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les tricheries pour obtenir l'aide liée au coronavirus et les codes NACE" (55015456C)
- Katrien Houtmeyers à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les tricheries commises par des entreprises pour obtenir des primes" (55015495C)
- Dieter Vanbesien à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les codes NACE" (55015499C)
11.01 Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb al een gelijkaardige vraag gesteld in de plenaire vergadering van 17 december 2020 en recent ook een schriftelijke vraag over het onderwerp ingediend.
We stellen vast dat er het voorbije jaar heel wat NACE-codes zijn gewijzigd, op grond waarvan bedrijven een beroep wensen te doen op een of andere steunmaatregel die ten gevolge van de coronacrisis van toepassing is.
Uit het schriftelijk antwoord blijkt dat er bijvoorbeeld in Brussel een stijging is vast te stellen van 81 % wijzigingen van NACE-codes, in Wallonië 49 % en in Vlaanderen 32 %. Voor het hele land komt dat neer op bijna 41 % meer wijzigingen aan de activiteitscodes dan in 2019.
Ik ben daar bijzonder bezorgd over, omdat we alsmaar vaker vaststellen dat bedrijven op een creatieve manier steun van de overheid proberen te verkrijgen. Ik verneem graag wat ondertussen werd ondernomen om het gesjoemel met coronasteun voor bedrijven tegen te gaan. Heeft de overheid intussen voldoende personeel om bepaalde noodzakelijke controles uit te voeren? Werden er al extra controles uitgevoerd bij bedrijven en zelfstandigen die NACE-codes hebben gewijzigd? Op welke manier zult u de onterecht verleende steun terugvorderen?
11.02 Katrien Houtmeyers (N-VA): Mijnheer de minister, gezien de inleiding door de heer Van Lommel verwijs ik naar de ingediende vraag.
Volgens een analyse van Graydon hebben
vorig jaar meer dan 44.000 bedrijven en eenmanszaken een andere
bedrijfsactiviteit opgegeven, waardoor ze coronapremies konden aanvragen. Ze
lieten allemaal hun NACE-code aanpassen, wat de officiële Europese code is die
omschrijft welke activiteiten een bedrijf uitoefent. Uiteraard gaat het niet
altijd om misbruik, bijvoorbeeld wanneer een zaakvoerder vorig jaar pas besefte
dat hij al een tijd onder een foute code werkte.
Toch moeten er alarmbellen afgaan. Vooral
het feit dat ook 6.353 zogenaamde 'spookbedrijven', die al jaren geen echte
bedrijfsactiviteiten meer uitoefenen, hun codes veranderden zodat ze in
aanmerking kwamen voor premies, is verdacht. Ook bouwbedrijven die hun
NACE-code aanpasten naar dat van een café – wat effectief al werd vastgesteld –
kleuren natuurlijk bewust buiten de lijntjes.
Bent u op de hoogte van dit probleem?
Bent u het erover eens dat gevallen van fraude moeten aangepakt worden?
Wat zal u concreet ondernemen om
bedrijven die fraude pleegden door hun NACE-code onterecht aan te passen, aan
te pakken?
Volgens Graydon zijn NACE-codes een
“knoeiboel": in ons land kan je daarvoor zo'n 20 instanties, met allemaal
verschillende registratiesystemen, als bron gebruiken. Kan hiervoor een
uniformer en transparanter systeem ingevoerd worden?
De overheidsdienst Financiën zou niet
systematisch alle gewijzigde codes controleren. Er wordt geval per geval
beslist of onderzoek nodig is. Weet u hoeveel onderzoeken er vorig jaar zijn
verricht? En wat de resultaten waren?
Kunnen de controles op de gewijzigde
codes uitgebreid worden, zodat er minder vissen door de mazen van het net
glippen?
Hoe gaat u de strijd met spookbedrijven aan? Bestaat er een systeem dat dit soort bedrijven er gemakkelijk uit kan halen?
11.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, we krijgen berichten dat bedrijven op frauduleuze wijze coronapremies trachten te verkrijgen. Dat doen ze door een NACE-code op te geven die niet overeenstemt met hun werkelijke hoofdactiviteit. Naar verluidt zouden tot 44.000 bedrijven vorig jaar hun code zo hebben gewijzigd dat ze recht zouden krijgen op een premie. De BBI zegt van in het begin op de hoogte te zijn van die pogingen tot fiscale fraude, waardoor gelukkig een deel van het misbruik kon worden voorkomen. Het blijft nu belangrijk om de hiaten die nog in het systeem zitten, te dichten.
Graydon stelt vast dat men in België bij 20 instanties NACE-codes kan opvragen. Die instanties hebben verschillende registratiesystemen, waarbij de codes onderling soms niet overeenkomen. In het regeerakkoord staat de ambitie om de overheidsdiensten te digitaliseren en hierbij de only-once- en think-small-firstprincipes te volgen. In de beleidsnota van de minister werd toegelicht dat er de ambitie was om de Kruispuntbank voor Ondernemingen te optimaliseren.
Ten eerste, komt de situatie dat 20 instanties elk een eigen registratiesysteem gebruiken voor NACE-codes ook voor bij andere codetabellen?
Ten tweede, zult u tijdens de verdere uitrol van e-government inzetten op de implementatie van één uniforme databank met codetabellen waarop alle instanties zich baseren?
Ten derde, zal er ter implementatie van het only-onceprincipe slechts één instantie bevoegd worden om een wijzigingsaanvraag van een code te behandelen? Komt de Kruispuntbank hiervoor in aanmerking?
Ten vierde, De Tijd bericht dat de Economische Inspectie vandaag alleen a posteriori een controle kan uitvoeren op de NACE-codes die een onderneming via de ondernemingsloketten inschrijft. Volstaat een dergelijke controle a posteriori volgens u?
11.04 Staatssecretaris Thomas Dermine: Mijnheer de voorzitter, bij de start van de coronacrisis hebben heel veel ondernemingen hun activiteit onder een andere vorm voortgezet. Klassieke voorbeelden zijn de restaurants die werken via takeaway of kleinhandelaars die verkopen via hun webshop. Daartoe was in principe een wijziging van de inschrijving in de KBO of Kruispuntbank van Ondernemingen nodig. Om die betalende wijzigingen te vermijden, werd een uitzondering opgenomen in artikel 3, punt 51, van het Wetboek van Economisch Recht. De uitzondering geldt wanneer ondernemingen tijdelijk hun activiteit op een andere manier wensen uit te oefenen.
Het valt niet uit te sluiten dat sommige ondernemingen activiteiten lieten inschrijven die zij in de realiteit niet uitvoeren. Zij doen dat om onterechte steun te verkrijgen in het kader van de coronacrisis.
De gewestelijke autoriteiten kennen die coronasteun toe en betalen ze uit. Zij zijn ook bevoegd om a posteriori te controleren of de ondernemingen recht hebben op de steun. Zij kunnen onterecht ontvangen steun eveneens terugvorderen.
De Economische Inspectie voert sowieso controles uit om na te gaan of een onderneming een andere activiteit uitoefent dan de NACE-code waaronder de onderneming is geregistreerd. Die controle gebeurt op basis van meldingen en in het kader van haar algemene onderzoeken. Uiteraard heeft de Economische Inspectie bijzondere aandacht voor die specifieke kwestie.
De strijd tegen spookbedrijven is een prioriteit van de Economische Inspectie. Het actieplan van het College voor de strijd tegen fiscale en sociale fraude, dat binnenkort zal worden goedgekeurd, bevat een specifiek project rond het onderwerp.
Mijnheer Vanbesien, inzake uw specifieke vragen kan ik niet toevoegen dat het exacte aantal instanties dat een eigen registratiesysteem gebruikt voor de NACE-code, is gekend. Dat is zo, omdat verschillende instanties dienen te weten welke activiteit ondernemingen uitoefenen. Afhankelijk van het doel dat een instantie nastreeft, is ze geïnteresseerd in een of meerdere activiteiten.
Er bestaat al een gecentraliseerde databank, namelijk de Kruispuntbank van Ondernemingen. De inschrijving van een geregistreerde entiteit in de KBO bevat de gegevens met betrekking tot de economische activiteit die deze entiteit uitoefent. Al deze activiteiten zijn hierin ingeschreven op basis van de NACE-code. Zowel de administratie als de burgers hebben toegang tot deze informatie via bijvoorbeeld de Public Search-applicatie die online kan worden uitgevoerd. Bedrijven moeten zich momenteel al melden bij een erkend ondernemingsloket naar keuze om hun activiteit in de KBO in te schrijven. Dezelfde procedure moet worden gevolgd bij wijziging van de activiteiten. Er bestaat dus al een instantie die bevoegd is voor de inschrijving van deze gegevens in de KBO.
Wat betreft de vraag over een aantal onderzoeken vorig jaar door de overheidsdienst Financiën verwijst de heer Dermagne naar de minister van Financiën, de heer Van Peteghem.
11.05 Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de staatssecretaris, u zegt dat een aantal restaurants en webshops een aanpassing aan hun NACE–code hebben gedaan. Initieel was dat nodig, maar zoals u ook hebt gezegd was er een aanpassing van de wet, waardoor dat tijdelijk niet nodig zou zijn.
Mijnheer de staatssecretaris, ik vind dat u een algemene uitleg over deze problematiek hebt gegeven. Zo zegt u: het valt niet uit te sluiten dat, er kan a posteriori teruggevorderd worden, de controles bij meldingen en algemene controles. Ik heb echter geen krachtdadig signaal gehoord. Ik heb geen krachtdadig beleid gehoord om dit specifieke probleem op te lossen. Ik heb niet gehoord dat u extra personeel zult inzetten om die fraude aan te pakken.
Ik zeg niet dat u alle wijzigingen van de NACE-codes moet controleren, maar ik denk dat u toch een en ander kan filteren waaruit heel wat onregelmatigheden zouden kunnen worden gedestilleerd.
Dat zijn zaken die ik niet heb gehoord. Ik vind dat niet eerlijk ten opzichte van de bedrijven die alles volgens het boekje hebben gedaan en die niet creatief zijn geweest om langs de subsidiepot te kunnen passeren. Dat valt mij tegen.
Ik heb in de plenaire vergadering van 17 december een vraag aan de heer Dermagne gesteld. Ik heb een schriftelijke vraag ingediend. Ik stel vandaag opnieuw een mondelinge vraag. Het valt mij op dat er te weinig wordt gedaan om dit probleem een halt toe te roepen.
11.06 Katrien Houtmeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb in uw antwoord niets gehoord over de boetes die al dan niet zullen worden opgelegd. Ik hoop dat het niet alleen gaat over een terugvordering van het geld, maar vooral dat degenen die hiervan bewust misbruik hebben gemaakt, zwaar zullen worden gestraft. Onze uitgaven zijn al gigantisch hoog. We mogen absoluut niet toelaten dat daarvan misbruik wordt gemaakt en dat er zomaar geld gaat naar bedrijven die dat toch proberen te doen. Ik hoop dat daar zware boetes op komen te staan.
11.07 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, wat de algemene administratie en de administratieve taken betreft, zal ik het antwoord nog eens goed nalezen om te bepalen of ik daarover nog opvolgingsvragen stel.
Inzake de problematiek van de wijzigingen in de codes die nu doorgevoerd worden, is het goed om te vernemen dat een deel van de wijzigingen legitiem is en dus om goede redenen gebeurt. We weten evenwel ook dat een deel van de wijzigingen om frauduleuze redenen gebeurt. Het is volgens mij heel belangrijk dat wij, als overheid, ervoor zorgt dat alle steun, de steunmaatregelen en het geld dat wij daaraan spenderen, niet terechtkomt waar het niet thuishoort. Hoe schaamteloos kan men zijn om van een dergelijke crisis, met een dergelijke inspanning van de overheid om de impact te beperken, misbruik te maken om zichzelf te verrijken? Dat is van het laagste dat men kan doen in deze crisis. Ik hoop dan ook dat elk misbruik wordt opgespoord en streng bestraft zal worden.
L'incident est clos.
12 Vraag van Katrien Houtmeyers aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De discrepantie tussen toegewezen en uitgegeven staatssteun" (55015494C)
12 Question de Katrien Houtmeyers à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le décalage entre l'aide publique accordée et dépensée" (55015494C)
12.01 Katrien Houtmeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, alle Europese lidstaten hebben veel staatssteun uitgegeven om de economische gevolgen van de coronacrisis op te vangen. Maar niet alle goedgekeurde staatssteun is ook daadwerkelijk uitgegeven. Dat bevestigt ook mevrouw Vestager, vicevoorzitter van de Europese Commissie, in een brief aan de leden van het Europees Parlement.
Uit deze cijfers blijkt dat de verschillen tussen de lidstaten groot zijn. Wat vooral opvalt, en ons niet helemaal duidelijk is: België kreeg tussen midden maart en eind december 2020 in totaal 56,08 miljard euro aan staatssteun, maar dat bedrag is blijkbaar niet uitgegeven. In totaal gaf ons land in die periode 3,64 miljard euro uit, dat is 1,89 %. Graag hadden wij de verklaring hiervoor gekregen.
Daartegenover staan de cijfers waar professor Jan Van Hove van de KULeuven recent mee uitpakte. Hij toonde de relatie aan tussen de hoeveelheid staatssteun die werd uitgegeven en de economische schade. Hieruit blijkt dat België, zeker in vergelijking met bijvoorbeeld Nederland of Denemarken, het niet goed doet. Wij geven veel geld uit en we lijden toch heel veel schade. Ons land gaf bijna 12 % van het bruto binnenlands product van 2019 uit, maar verloor ongeveer 18 % van het nominaal bruto binnenlands product.
Hoe verklaart u dit en hoe verklaart u dat onze economie toch zwaar lijdt onder corona, terwijl er in vergelijking met andere landen relatief veel staatssteun wordt uitgegeven? Welke cijfers zijn precies de juiste? Hoeveel heeft ons land uitgegeven aan staatssteun en wat is de economische schade als gevolg van de coronacrisis?
12.02 Staatssecretaris Thomas Dermine: Mijnheer de voorzitter, er is een eenvoudige verklaring voor het grote verschil tussen het bedrag aan staatssteun dat door de Europese Commissie is goedgekeurd, met name 56 miljard euro, en het bedrag dat effectief is uitgegeven, zijnde 3,64 miljard euro. Het grootste deel van het verschil is toe te schrijven aan de staatsgarantie en het verzekeringsprogramma voor leningen aan bedrijven. Gelukkig werd niet het volledige bedrag aan staatssteun uitgegeven. Als dat wel zo was, dan zou dat immers betekenen dat de Belgische economie zeer veel faillissementen zou tellen. Als u daarover meer informatie wenst, dan raadt mijn collega Dermagne u aan contact op te nemen met minister Van Peteghem of staatssecretaris De Bleeker.
De geciteerde bedragen komen niet overeen met de bedragen die door de federale regering en de sociale zekerheid vrijgemaakt zijn in het kader van de coronacrisis. De steun van de overheid via de tijdelijke kaderregeling is bedoeld om de schade veroorzaakt door de coronacrisis te compenseren en het Belgisch economisch weefsel te beschermen. Er moet voor worden gezorgd dat er op de markten voldoende liquiditeit beschikbaar blijft. We moeten er ook voor zorgen dat bedrijven die voor de crisis gezond waren niet in moeilijkheden komen door een plotse daling van de vraag en de inperkingsmaatregelen.
Alles wordt in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat de economische gevolgen tijdelijk zijn. Er is dit jaar al sprake van een aanzienlijk economisch herstel maar onze economie is nog niet van de fase van ondersteuning naar de fase van relance overgeschakeld. Het lijkt mij dan ook te vroeg om de efficiëntie te beoordelen van de steunmaatregelen die vaak in een noodsituatie worden genomen.
Het is zeker nodig om kennis te nemen van de kritiek en de studies over dit onderwerp om er de nodige lessen uit te trekken. Bij de interpretatie van de studie van professor Van Hove is voorzichtigheid geboden. Het klopt dat België een van de landen is dat in een relatief groot steunpakket voorzag ten opzichte van het bbp. De studie toont dat er in België, net als in Frankrijk en Italië, onder andere tijdens de eerste golf een duidelijke link was tussen de steun van de overheid en de impact van de crisis op de economische groei.
Doordat de studie gebaseerd is op partiële informatie, met name met betrekking tot de bedragen van de steun, is het voorbarig om al te verregaande conclusies te trekken. Wanneer wij de ontwikkeling van de Belgische economie vergelijken met deze van de eurozone, doen wij het in elk geval beter. In België zien wij in 2020 een krimp van het bbp met 6,2 %, ten opzichte van 6,8 % in de eurozone.
12.03 Katrien Houtmeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het wordt vandaag nog maar eens zeer pijnlijk duidelijk dat wij nog niet kunnen overgaan tot relance en dat er de komende weken en misschien wel maanden nog veel middelen ter ondersteuning nodig zullen zijn. U zegt dat het iets te voorbarig is om al te verregaande conclusies te trekken en dat het nog te vroeg is om de efficiëntie te beoordelen. Wij zullen het zeker en vast verder in het oog houden en verder opvolgen. Hopelijk kunnen wij snel tot conclusies overgaan en ook tot relance.
L'incident est clos.
- Leen Dierick aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De stijgende voedselprijzen volgens het jaarverslag van het Prijzenobservatorium" (55015549C)
- Anneleen Van Bossuyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De stijgende voedselprijzen" (55015661C)
- Leen Dierick à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La hausse des prix des denrées alimentaires selon le rapport annuel de l'Observatoire des prix" (55015549C)
- Anneleen Van Bossuyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La hausse des prix des denrées alimentaires" (55015661C)
13.01 Leen Dierick (CD&V):
Volgens het jaarverslag 2020 van het Prijzenobservatorium heeft de
gezondheidscrisis als gevolg van het coronavirus de prijzen vorig jaar niet
opgedreven. In 2020 bedroeg de inflatie 0,4% ten opzichte van 1,2% in 2019. De
sterke daling van de inflatie is volgens het jaarverslag het gevolg van dalende
energieprijzen. De prijzen voor vloeibare brandstoffen en gas kenden een sterke
daling. Wel stegen de prijzen voor levensmiddelen met 2,6% in 2020 tegenover
1,3% in 2019. De prijsstijging was voor onbewerkte levensmiddelen het grootst.
De productgroep die het meest bijdroeg tot deze prijsstijging is het vlees,
voornamelijk het varkensvlees en charcuterie en het fruit. Dit laatste is het
gevolg van de slechte oogsten tijdens de seizoensperiode 2019-2020. De inflatie
van levensmiddelen in de buurlanden steeg licht naar gemiddeld 2,7% waardoor de
Belgische inflatie net onder het gemiddelde blijft van de buurlanden.
Welke oorzaken hebben ervoor gezorgd dat
de prijzen voor onbewerkte levensmiddelen in 2020 zijn gestegen tegenover 2019?
Is de coronacrisis de oorzaak of spelen andere factoren een rol? Zo ja, welke?
Vooral het vlees en fruit dragen bij tot
de prijsstijging voor onbewerkte levensmiddelen. Werd er onderzoek gedaan naar
welke schakels uit de voedselketen de hogere prijzen gaan? Zorgen deze hogere
prijzen met andere woorden voor een betere vergoeding voor de landbouwers?
Uit het jaarverslag blijkt dat tijdens de
periode 2005-2020 de prijzen voor levensmiddelen in België sneller gestegen
zijn dan in elk van de drie buurlanden afzonderlijk. Voornamelijk de bewerkte
levensmiddelen zorgden voor deze opwaartse trend. Met Frankrijk was het verschil
het grootst. Waarom stegen de prijzen voor levensmiddelen in ons land sneller
dan in Frankrijk?
13.02 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Ik verwijs eveneens naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
staatssecretaris, de gezondheidscrisis als gevolg van het coronavirus dreef de
prijzen vorig jaar niet op, zo blijkt uit het Jaarverslag 2020 van het
Prijzenobservatorium. In België bedroeg de globale inflatie afgelopen jaar
gemiddeld 0,4 procent, tegenover 1,2 procent in 2019. Maar die sterke daling
was vooral te wijten aan de dalende energieprijzen (-11% op jaarbasis), die de
stijgende consumptieprijzen voor levensmiddelen (+2,6%, tegenover +1,3% in
2019) compenseerden. De voedselprijzen blijven dus net als voorgaande jaren
stijgen.
Ook blijkt dat de inflatie en prijzen
voor levensmiddelen wel nog steeds hoger liggen in België dan in onze
buurlanden. Als we het jaar 2020 vergelijken met het jaar 2005, bedroeg de
voedselinflatiegroei 45,2 procent in België, 38,5 procent in Duitsland, 38,7
procent in Nederland en 33,1 procent in Frankrijk.
Hoe verklaart u de stijging van de prijs
van levensmiddelen met 2,6% in 2020 tegenover 1,3% in 2019? In een eerder
antwoord (december 2020) gaf u aan dat de stijging van de prijs voor
levensmiddelen niets zou te maken hebben met de coronacrisis, blijft u hierbij?
Is er een indicatie dat het afgelopen
jaar, de supermarktprijzen ruimer werden opgetrokken door de supermarkten dan
nodig?
Wat zijn volgens u de oorzaken van de
kloof met de buurlanden? Welke initiatieven zal u nemen om de kloof met de
buurlanden te verkleinen?
13.03 Staatssecretaris Thomas Dermine: Mevrouw Dierick en mevrouw Van Bossuyt, wij bevestigen het antwoord van het Prijzenobservatorium van december 2020. De gezondheidscrisis en de periodes van lockdown hebben weinig invloed gehad op de evolutie van de prijzen van de levensmiddelen in 2020. Behalve voor enkele niet-bewerkte levensmiddelen zoals gepelde garnalen, en sommige groenten is de prijsevolutie te wijten aan andere factoren, onder andere de weersomstandigheden of de Afrikaanse varkenspest. Wij zien ook dat de inflatie voor bewerkte levensmiddelen 2,1 % lager is in 2020 dan het gemiddelde van de voorbije tien jaar.
De supermarkten hebben de prijzen niet meer opgetrokken dan nodig. De prijzen voor levensmiddelen zijn hier ook niet sterker gestegen dan in onze buurlanden. Het Prijzenobservatorium zal wel de marges van de verschillende spelers in de retail blijven opvolgen. De gegevens van verleden jaar zijn nog niet allemaal beschikbaar.
Tussen 2005 en 2020 zijn de prijzen voor bewerkte levensmiddelen in België wel sneller gestegen dan in al onze buurlanden. Verschillende factoren hebben daarbij een rol gespeeld, ten eerste, een structurele factor, zoals wijzigingen van het belastingtarief, en, ten tweede, factoren gelinkt aan de voedselconsumptie.
13.04 Leen Dierick (CD&V): Bedankt voor het antwoord, ook al hebt u niet al mijn vragen behandeld. Krijgen de landbouwers effectief meer vergoedingen voor hun producten? De algemene prijzen van de bewerkte producten stijgen, maar de vraag is natuurlijk wie er met de marges gaat lopen. Het Prijzenobservatorium zal daar nog verder onderzoek in doen. We zullen daar dan zeker en vast nog vragen over stellen. Het is belangrijk dat elke schakel van de voedselketen een deel krijgt, als de prijzen omhoog gaan. Dat moet zeker en vast het geval zijn voor de landbouwers, die al aan zeer lage tarieven werken.
13.05 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): We zijn blij dat het Prijzenobservatorium de studie heeft gedaan. Wij hadden daar eerder al een vraag over gesteld aan de heer Dermagne. Die is daar toen niet op in gegaan, maar blijkbaar nu toch wel. Daar zijn we zeer blij om.
U zegt dat de supermarkten hun prijzen niet meer dan nodig hebben opgetrokken en dat er wel een snellere stijging van de prijzen van meer de bewerkte levensmiddelen wordt vastgesteld dan in onze buurlanden. In België is er inderdaad een probleem. De prijzen voor levensmiddelen liggen in België in het algemeen een stuk hoger dan bij onze buurlanden. Dat Belgen net over de grens inkopen doen, is een bekend fenomeen. Er is dus op dat vlak een belangrijke taak weggelegd voor uw regering. De regering kan een invloed uitoefenen door bijvoorbeeld een flexibelere arbeidswetgeving uit te werken, wat ertoe kan leiden dat de prijzen, die bij ons door hogere distributiekosten of hogere loonkosten een stuk hoger liggen dan in onze buurlanden, naar beneden gaan. Ik reken erop dat u daar werk van zult maken.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mevrouw Houtmeyers, men deelt ons mee dat uw vraag nr. 55015785C over achterstallige betalingen van sociale lasten bij zelfstandigen is doorgestuurd naar minister Clarinval.
14 Vraag van Katrien Houtmeyers aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De grote bezorgdheid over een mogelijke derde sluiting van winkels" (55015786C)
14 Question de Katrien Houtmeyers à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La vive inquiétude concernant une éventuelle troisième fermeture des magasins" (55015786C)
14.01 Katrien Houtmeyers (N-VA): De coronacijfers gaan opnieuw de foute kant uit en daarom
komen strengere maatregelen opnieuw ter sprake. Er wordt zelfs gesproken over
een derde lockdown, al dan niet in afgeslankte vorm.
Deze berichten bereikten ook de
winkelsector en die van de contactberoepen. Hun bezorgdheid is groot: moeten ze
voor een derde keer in een jaar tijd de deuren sluiten? Veel zelfstandigen
staat het water nog altijd aan de lippen. Het is dus begrijpelijk dat ze zich
vragen stellen bij een eventuele nieuwe lockdown. Er is weinig zo moeilijk als
onzekerheid, vooral wanneer het over het inkomen gaat.
Mijnheer de minister, begrijpt u hun
bezorgdheid?
Is er opnieuw sprake van een mogelijke
sluiting van winkels en niet-medische contactberoepen?
Na de heropening van de winkels in
december werd al toegegeven door de regering dat niet-essentiële winkels geen
bron van besmettingen zijn. Zou u een nieuwe sluiting overwegen, hoewel er geen wetenschappelijk bewijs is?
Houden jullie rekening met bepaalde
criteria wanneer jullie bepalen welke sector zou moeten sluiten en wanneer?
Hebben jullie bijvoorbeeld bepaalde grenzen van het aantal ziekenhuisopnames
vastgelegd of worden beslissingen genomen zonder rekening te houden met enige
criteria?
14.02 Staatssecretaris Thomas Dermine: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Houtmeyers, minister Dermagne en ikzelf begrijpen natuurlijk de bezorgdheid, die totaal legitiem is. Wij volgen de cijfers op de voet, maar helaas stijgen zij opnieuw. Nieuwe maatregelen zullen vandaag door het Overlegcomité worden besproken. Als de regels worden aangescherpt, gebeurt dat via een collectieve beslissing van het Overlegcomité, samen met de deelstaten. Wij zullen de nodige maatregelen nemen om een gezondheidscatastrofe te voorkomen en te vermijden dat onze ziekenhuiscapaciteit wordt overschreden.
Tegelijkertijd nemen wij alle nodige maatregelen om de werknemers en de bedrijven te compenseren voor de verliezen als gevolg van deze beslissingen. Daarbij zoeken wij naar de doeltreffendste maatregelen. Wij trachten bij onze beslissingen rekening te houden met verschillende aspecten: de gezondheid, de economie, het sociale aspect en het welzijn. De cijfers van besmettingen en ziekenhuisopnames zijn verontrustend. Dat bevestigt de noodzaak van het Overlegcomité dat vandaag plaatsvindt.
Minister Dermagne wil echter met een positieve noot eindigen. Het vaccinatieproces is aan het versnellen en kan worden voortgezet met de komst van nieuwe vaccins. Op relatief korte termijn zal de vaccinatie ons naar de vrijheid leiden. Daar hopen wij allemaal op.
14.03 Katrien Houtmeyers (N-VA): Mijnheer de minister, we zien inderdaad dat de besmettingscijfers niet zijn gestegen begin december, toen de winkels zijn opengegaan. Ik vind het heel normaal dat er nu heel veel zelfstandigen, winkeliers, maar ook kappers vragen om nu alstublieft niet opnieuw hun zaak te sluiten. U kunt zich niet indenken hoe machteloos die mensen staan, aangezien er op dat moment geen direct verband was tussen de opening van de winkels en de stijging van de cijfers. Dat zal er volgens mij nu ook niet komen. Ik hoor steeds meer zelfstandigen en winkeliers zeggen dat zij hun winkel echt niet opnieuw zullen sluiten of, als het alsnog moet, hun winkel nooit meer zullen heropenen.
Wij moeten er echt rekening mee houden dat het voor die mensen opnieuw een heel zware slag zal zijn, die niet zomaar kan worden verwerkt. Zij zijn op dit ogenblik het einde nabij. We kunnen nu echter niets anders doen dan wachten op de uitkomst van het Overlegcomité.
L'incident est clos.
De voorzitter: Voor alle duidelijkheid, vraag nr. 55015785C van mevrouw Houtmeyers wordt doorgestuurd naar minister Clarinval.
Ik dank nogmaals staatssecretaris Dermine voor het komen antwoorden in de plaats van vice-premier Dermagne.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.27 uur.
La réunion publique de commission est levée à 11 h 27.