Commission des Finances et du Budget

Commissie voor Financiën en Begroting

 

du

 

Mercredi 31 mars 2021

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 31 maart 2021

 

Voormiddag

 

______

 

 


La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 08 et présidée par M. Ahmed Laaouej.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.08 uur en voorgezeten door de heer Ahmed Laaouej.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De terugbetaling na de fiscale pensioenval" (55014508C)

01 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le remboursement suivant le piège fiscal à la pension" (55014508C)

 

01.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, ik had deze vraag initieel gesteld aan minister Lalieux. De vraag is dan naar u doorverwezen.

 

U zult zich herinneren dat ik op 10 maart eenzelfde vraag heb gesteld. U kon toen nog niet volledig antwoorden. Ik had u toen een beetje in snelheid genomen met mijn vraag over de draagwijdte van een arrest van het Grondwettelijk Hof van 11 februari laatstleden in het kader van de terugbetaling na de fiscale pensioenval.

 

U zult zich de casus herinneren. Het gaat om een gepensioneerde man uit Luik die jaren geleden een kleine bijverdienste had van ocharme 62,5 euro en daardoor een belastingvoordeel van ongeveer 500 euro kwijtspeelde. Die man had de zaak aanhangig gemaakt bij het Grondwettelijk Hof en heeft gelijk gekregen.

 

Op 10 maart kon u de juiste impact of draagwijdte van dat arrest nog niet weergeven, waarvoor alle begrip. Ik had u toen beloofd dat ik in april de vraag in herinnering zou brengen. Het is vandaag 31 maart. Deze keer hebt u mij in snelheid genomen, want de efficiëntie van uw kabinet om vragen te beantwoorden in het Parlement is zeer groot.

 

Mijnheer de minister, hebben uw diensten het arrest kunnen lezen? Wordt het arrest effectief geïnterpreteerd als een geldend precedent voor alle pensioenvallen, voor meerdere jaren, tot vijf jaar terug? Ik verwijs daarvoor naar artikel 376, § 1 van het WIB 92.

 

Indien het niet voor alle gevallen geldt, voor welke gevallen zal de fiscus dan automatische correcties doorvoeren?

 

01.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Van der Donckt, uiteraard heeft men het arrest al kunnen lezen, maar men moet natuurlijk ook de gevolgen ervan inschatten. Dat onderzoek is nog altijd niet afgerond. Ik kan u momenteel dan ook de resultaten van het onderzoek nog niet meedelen, noch de gevolgen van het arrest toelichten. Wij doen er uiteraard             alles aan om daar zo snel als mogelijk inzicht in te krijgen.

 

01.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Ik zal in mei nog eens terugkomen. Hopelijk lukt het tegen dan wel. Het arrest is nu ook weer niet zo moeilijk om te lezen, maar het is niet dat het ergens brandt. Ik kom dus in mei bij u terug.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Questions jointes de

- Hugues Bayet à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les risques de blanchiment d'argent liés aux monnaies virtuelles" (55014753C)

- Joris Vandenbroucke à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les bitcoins et les cryptomonnaies" (55015160C)

- Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les cryptomonnaies" (55016110C)

- Christian Leysen à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les distributeurs automatiques de bitcoins" (55016164C)

02 Samengevoegde vragen van

- Hugues Bayet aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het witwasrisico bij virtuele munten" (55014753C)

- Joris Vandenbroucke aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Bitcoins en cryptomunten" (55015160C)

- Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Cryptomunten" (55016110C)

- Christian Leysen aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De bitcoinautomaten" (55016164C)

 

02.01  Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, j'avais déjà pu interroger votre prédécesseur sur les dangers que représentent les monnaies virtuelles en termes de blanchiment d'argent. J'aimerais revenir sur ce sujet avec vous, notamment à la lumière de ce qui a été dit sur cette question lors des auditions tenues dans cette commission le 23 février dernier.

 

Lors de ces auditions, les intervenants étaient en effet unanimes pour dire que les monnaies virtuelles représentent aujourd'hui un potentiel très important en termes de blanchiment, sans compter son corollaire, à savoir le financement du terrorisme.

 

Ma précédente intervention à ce sujet auprès de votre prédécesseur soulignait par ailleurs le fait que, si les plates-formes d'échange de monnaies virtuelles sont assujetties au cadre européen anti-blanchiment (les directives AML), cela ne concerne pas l'échange des cryptomonnaies entre elles. Selon la CTIF, cette lacune législative comporterait des risques importants d'alimentation des circuits de blanchiment.

 

Qui plus est, ces actifs virtuels, dont la valeur représenterait 1  % du PIB mondial, ne font toujours pas aujourd'hui l'objet de réglementations ou de contrôles. Si cette absence de régulation fait les affaires de ses émetteurs, elle permet aussi que de l'argent sale soit réinjecté dans le circuit économique légal ou, pire encore, que des activités terroristes soient financées. Nous ne pouvons tolérer que la simple inexistence d'un cadre législatif ait de pareilles conséquences.

 

Monsieur le ministre, disposez-vous d'une estimation quant à l'implication des monnaies virtuelles dans les circuits de blanchiment d'argent en Belgique? Au vu du caractère global du problème, avez-vous entretenu des contacts avec vos homologues européens concernant cette problématique? Qu'en est-il des discussions européennes sur la création d'un cadre législatif à l'échelle de l'UE pour réglementer ces monnaies virtuelles? Ne pourrait-on pas, du côté belge, aller un cran plus loin que la directive AML5 et inclure les échanges de cryptomonnaies entre elles dans le dispositif anti-blanchiment?

 

02.02  Joris Vandenbroucke (Vooruit): Bitcoins en bij uitbreiding cryptomunten zijn de voorbije weken terug in het nieuws geweest. Cryptomunten vinden steeds meer ingang bij een publiek dat breder is dan enkel tech-savy investeerders en speculanten. Institutionele beleggers nemen cryptomunten op in hun portefeuille en ook gewone huis-tuin-en-keukenbeleggers vinden hun weg naar bitcoin en aanverwanten.

 

Deze zullen ook hun intrede doen als betaalmiddel. Zo kondigde onder andere Mastercard aan dat het dit jaar een aantal cryptomunten in haar betalingsnetwerk gaat opnemen.

 

Die cryptomunten bieden echter ook uitdagingen als het gaat over belastingen. De OESO publiceerde in oktober vorig jaar een rapport waarin ze stelt dat de meeste nationale belastingsystemen nog niet aangepast aan zijn aan de risico’s verbonden aan cryptomunten. Er wordt gevreesd dat het ideale instrumenten zijn om belastingen te ontduiken. Zo worden cryptomunten vandaag niet gecoverd door het systeem van automatische gegevensuitwisseling, wat ze aantrekkelijk maakt voor criminele doeleinden.. Ook de Europese Commissie kondigde aan dat ze de DAC-richtlijn over gegevensuitwisseling zal aanpassen om cryptomunten te coveren. België zal op deze uitdagingen een antwoord moeten vinden.

 

Welke expertise wordt er vandaag opgebouwd bij FOD financiën en de belastingdienst rond cryptomunten?

 

Welke instrumenten zal de FOD Financiën ontwikkelen om effectief toezicht te kunnen houden op het inkomen van Belgen in cryptomunten?

 

Hoe zal de FOD Financiën de huis-tuin-en-keukenbelegger in bitcoins sensibiliseren over de verplichting van aangifte en de fiscale gevolgen verbonden aan beleggen in bitcoins?

 

Dat cryptomunten ook als betaalmiddel hun ingang vinden zorgt ook voor uitdagingen in de btw-inning. Welke stappen zal FOD Financiën hier rond ondernemen?

 

02.03  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, bitcoins kennen een grote opkomst, ook als betaalmiddel, met nu ook al betaalterminals. Uiteraard komt dan het gevaar op witwassen om de hoek gluren. De witwaswet is vorig jaar sowieso al aangepast. Voor de aanbieders van diensten in het uitwisselen van virtuele en fiduciaire valuta en de aanbieders van bewaarportemonnees zijn er een aantal zaken opgenomen in de aangepaste witwaswet. Er is een KB nodig om dat verder uit te werken. 

 

Kan u de stand van zaken geven van dat KB? Is er bijkomende regulering nodig om de strijd tegen het witwassen aan te vatten, ook wat de cryptomunten en de bitcoins betreft?

 

02.04  Christian Leysen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, zoals mijn collega's hebben aangeduid, zijn er effectief wat pertinente vragen over het gebruik van cryptomunten. De pers heeft recent nog bericht over de installatie van een aantal bitcoinautomaten in België. In Nederland heeft de burgemeester van Rotterdam gewezen op het feit dat de installatie bij hem een link heeft met de onderwereld die zulke systemen gebruikt. Ook in het dossier Sky blijkt uit de gesprekken dat de criminele wereld daar actief gebruik van maakt.

 

Het is goed dat er nieuwe technologieën ontstaan, dat er nagedacht wordt over nieuwe vormen van geldbetaling en munten. Is het, op een moment dat er misschien al wat overregulering is in de klassieke circuits, de bankenwereld, niet hoog tijd om na te denken om het gebruik van cryptomunten toch beter te reguleren? Dan denk ik meer bepaald aan die bitcoinautomaten.

 

Tot zover mijn vragen. Ik dank u alvast voor uw antwoord.

 

02.05  Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, l'évolution des cryptomonnaies est passée à la vitesse supérieure. En attendant, des discussions sont en cours au niveau européen pour créer un cadre réglementaire pour le fonctionnement du marché des cryptomonnaies. Dans la foulée, au sein de mon administration, un groupe de travail réunira toutes les informations relatives aux cryptomonnaies afin d'organiser une surveillance fiscale efficace des revenus des Belges en cryptomonnaies.

 

Momenteel kent de Belgische wetgeving geen specifiek belastingstelsel voor de inkomsten uit verrichtingen met cryptomunten, zodat de algemene bepalingen van toepassing zijn. De vraag spitst zich toe op het gegeven dat een steeds breder publiek investeert in cryptomunten en dat zelfs de huis-tuin-en-keukenbelegger zich er tegenwoordig aan waagt. Mijn administratie zal nagaan of de beoogde verrichtingen gebeuren binnen het kader van het normale beheer van het privévermogen. Gezien het gebrek aan waarborgen, de decentralisatie, de verscheidenheid van cryptoactiva, de onzekere kwalificatie alsook het gebrek aan regulering ervan is hier verder nazicht vereist op fiscaal vlak.

 

En principe, ces revenus sont imposables à un taux d'imposition distinct de 33 %, à moins que la globalisation ne soit plus avantageuse.

 

Op btw-vlak heeft de administratie het standpunt ingenomen dat de maatstaf van heffing voor de onderliggende levering van goederen of diensten die met bitcoins wordt betaald naar analogie van de bepalingen van artikel 26 van het Btw-Wetboek moet worden bepaald op basis van de gebruikelijke marktwaarde in het reguliere handelsverkeer, uitgedrukt in het wettig betaalmiddel, namelijk de euro. Mijn administratie heeft haar standpunt al bekendgemaakt via de Btw-Commentaar in Afdeling 30, handelingen betreffende deviezen, bankbiljetten en munten die wettig betaalmiddel zijn, van Hoofdstuk 9. U kan die raadplegen via de fiscale databank Fisconetplus.

 

Jusqu'à présent, la CTIF a eu du mal à évaluer l'implication des monnaies virtuelles dans les circuits de blanchiment d'argent. Depuis août 2020, les plateformes d'échange de monnaies virtuelles sont soumises à la loi du 18 septembre 2017 relative à la prévention du blanchiment de capitaux et du financement du terrorisme et à la limitation de l'utilisation des espèces. L'arrêté royal fixant les règles de leur enregistrement est en phase finale.

 

De CFI heeft evenwel al enkele dossiers in verband met virtuele valuta gemeld bij de gerechtelijke autoriteiten.

 

De bitcoinautomaten worden zowel in het Belgisch als in het Europees recht als aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele en fiduciaire valuta beschouwd. De personen die bitcoinautomaten installeren en beheren worden bijgevolg, als zij in België over een vaste vestiging beschikken, als onderworpen entiteiten beschouwd, in de zin van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, ook wel de AML-wet genoemd.

 

De aanbieders van diensten zullen zich ook moeten inschrijven bij de FSMA, die als toezichthouder is aangesteld en er als dusdanig op moet toezien dat zij voormelde wet naleven. In voorkomend geval kan de toezichthouder ook sanctionerend optreden. De modaliteiten van de inschrijvingsprocedure bij de FSMA en de exacte inschrijvingsvoorwaarden zullen worden verduidelijkt in een koninklijk besluit, dat momenteel in de eindfase van de besluitvorming zit.

 

Zoals gezegd nam de Europese Commissie eind 2020 het initiatief om platformen voor het wisselen van virtuele valuta en andere spelers die met virtuele valuta omgaan beter te omkaderen en te reglementeren. België neemt actief deel aan de besprekingen, om te definiëren welke tussen­personen gereglementeerd moeten worden.

 

La CTIF estime qu'il est très utile d'inclure également les opérations d'échange de cryptomonnaies dans le dispositif anti-blanchiment.

 

Voorzitster: Marie-Christine Marghem.

Présidente: Marie-Christine Marghem.

 

02.06  Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse complète.

 

Je suis rassuré de savoir que notre administration fiscale, notamment, va contrôler un peu plus ce phénomène et faire une analyse des dangers potentiels. De même, l'avancement au niveau européen d'un cadre légal plus uniforme est une bonne chose car il s'agit d'un dossier très important sur lequel nous devons travailler pour arriver à une juste taxation, comme tout le monde, mais aussi et surtout pour lutter contre un éventuel financement du terrorisme.

 

Je vous propose d'attendre des résultats un peu probants de notre administration fiscale pour revenir éventuellement vers vous avec une modification du cadre légal.

 

02.07  Joris Vandenbroucke (Vooruit): Mijnheer de minister, op mijn beurt dank ik u voor uw zeer concreet antwoord, het was zeer informatief. Ook ik besluit dat onze administratie hier terecht op focust en dat er nog wel een weg af te leggen blijft. Het verheugt mij dat de informatie bij problemen wordt doorgegeven aan de gerechtelijke autoriteiten voor verder gevolg. Ik neem aan dat wij het daar later nog over zullen hebben.

 

02.08  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, dank u voor het uitgebreide antwoord.

 

Bitcoins en cryptomunten zijn een nieuw gegeven. Het is goed dat er op twee vlakken duidelijkheid komt: op de eerste plaats inzake fiscale behandeling, zowel qua inkomstenbelasting als qua btw, waarnaar u verwezen heeft.

 

Op de tweede plaats komt er duidelijkheid inzake controle en het vermijden dat bitcoins en cryptomunten worden gebruikt om geld wit te wassen. Daarbij verwelkomen we het Europese initiatief, maar ook uw opdracht aan de administratie om met een interne werkgroep na te gaan hoe gerichte en doeltreffende fiscale controles ter zake kunnen gebeuren. Wij volgen dit verder.

 

02.09  Christian Leysen (Open Vld): Ook ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik kan alleen maar oproepen om zo snel mogelijk de nodige maatregelen met een KB te nemen, om de huidige achterpoort te sluiten en ervoor te zorgen dat de aanbieders van bitcoinautomaten worden geregistreerd en dat er effectief controles worden gehouden om witwaspraktijken tegen te gaan.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de Ahmed Laaouej à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le suivi assuré suite aux révélations du LuxLeaks" (55015639C)

03 Vraag van Ahmed Laaouej aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De onthullingen in het LuxLeaks-schandaal en het gevolg dat eraan gegeven wordt" (55015639C)

 

03.01  Ahmed Laaouej (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, en 2014 étaient révélées par un consortium international de journalistes (ICIJ) un certain nombre d'informations connues sous le nom de LuxLeaks.

 

Ce nouveau scandale fiscal et financier mettait cette fois en lumière les pratiques de notre voisin luxembourgeois en matière de rulings fiscaux: un système caractérisé par un manque de transparence, des décisions complaisantes et au final un dumping fiscal dommageable pour les autres États.

 

Le contenu de plusieurs centaines d'accords fiscaux très avantageux conclus par des cabinets d'audit avec l'administration fiscale luxembour­geoise pour le compte de nombreux clients internationaux a ainsi été révélé. Parmi ces clients figurent les plus grandes sociétés multinationales du monde.

 

Il ressortait de ces informations que, grâce à ce système, le Grand-Duché de Luxembourg, dont on connaît la capacité à s'adapter aux évolutions européennes en matière de transparence fiscale et bancaire, cherchait à continuer à attirer à lui certains types de flux financiers et certains capitaux de groupes multinationaux.

 

Ce système permettait aux multinationales et à d'autres acteurs de bénéficier d'un taux d'impôt des sociétés très faible ou de réserver un régime fiscal privilégié aux revenus de certains actifs corporels ou incorporels logés dans des filiales situées au Luxembourg.

 

Mes questions visent à connaître le suivi assuré à ces informations, mais aussi à savoir – et c'est surtout là-dessus que je souhaite attirer l'attention – si notre pays reste sous la menace d'un système luxembourgeois organisé d'un évitement fiscal à échelle industrielle, celui-là ou un autre.

 

Monsieur le ministre, quelles conséquences concrètes pour nos finances publiques cette pratique luxembourgeoise des rulings fiscaux a-t-elle eues? Votre administration a-t-elle procédé à des redressements fiscaux dans le chef de sociétés belges?

 

Selon vos informations, le Grand-Duché de Luxembourg a-t-il abandonné cette pratique?

 

Le Grand-Duché de Luxembourg a-t-il adopté un autre système lui permettant de continuer à rendre des avis fiscaux complaisants ou un autre mécanisme qui pourrait à nouveau constituer une pratique fiscale dommageable pour les autres États? Vos services restent-ils vigilants à cet égard? Je vous remercie.

 

03.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Laaouej, je peux vous informer que mon administration est toujours attentive lors de l'examen des transactions transfrontalières impliquant des pays dont les dispositions légales ou les pratiques peuvent être porteuses d'avantages fiscaux inadéquats et potentiellement destructeurs de la base imposable en Belgique.

 

Cependant, il ne m'est pas possible de vous donner des détails sur les différents redressements fiscaux qui auraient fait suite à des pratiques dommageables. De manière générale, on peut toutefois dire que sur la base des informations rendues publiques depuis la divulgation des LuxLeaks, l'administration générale de l'Inspection spéciale des impôts a procédé à des redressements à raison de 22,9 millions d'euros d'enrôlement.

 

Aucune pratique alternative dommageable n'a été identifiée jusqu'à présent.

 

03.03  Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le ministre, il va sans dire que je pose la question parce que je crains fort que le Grand-Duché de Luxembourg – pays ami, pays voisin – reste cependant fidèle à sa tradition, à savoir une adaptation au nouveau contexte juridique européen et international.

 

On a vu le Grand-Duché de Luxembourg évoluer, notamment lorsque le système d'échange automatique d'informations a été introduit. Ils se sont reconvertis en offrant de nouveaux atouts. C'est ainsi notamment que ces fameux rulings luxembourgeois, particulièrement complaisants, sont apparus et ont attiré à eux une série de flux financiers de multinationales.

 

On sait également qu'ils sont de nouveau épinglés dans un nouveau système – qui existait déjà mais qui visiblement perdure – de boîtes aux lettres, permettant également d'offrir des solutions de planification fiscale internationales et agressives à une série d'opérateurs, au détriment de leurs voisins, dont la Belgique. Puisque les LuxLeaks ont précisément mis en lumière ce système de ruling plus qu'avantageux, je crains fort qu'ils se soient adaptés pour continuer à offrir un service de la même nature à certains groupes multinationaux – encore une fois, toujours au détriment des autres États européens et en particulier de leurs voisins.

 

C'est la raison pour laquelle je vous invite vraiment à attirer de nouveau l'attention de vos administrations, de vos services, en particulier l'Inspection spéciale des impôts pour qu'elle ne laisse rien passer et qu'elle soit proactive dans la détection d'éventuels nouveaux dispositifs mis en place par le Grand-Duché de Luxembourg au détriment de ses pays voisins, dont la Belgique.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Hugues Bayet à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les nouvelles révélations de malversations financières dans le monde du football" (55014754C)

04 Vraag van Hugues Bayet aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De nieuwe onthullingen over financieel gesjoemel in de voetbalwereld" (55014754C)

 

04.01  Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, après le Footbelgate, il semblerait malheureusement qu'un nouveau scandale financier ait éclaté dans le monde du football belge. En effet, le parquet fédéral soupçonne de nombreuses transactions financières suspectes concernant plusieurs clubs et personnalités du foot belge. On trouverait également plusieurs agents de joueurs à la base de ces transactions.

 

Plus précisément, des commissions relatives aux transferts et aux salaires d'entraîneurs et de joueurs auraient été dissimulées aux autorités. En outre, des faits de blanchiment, de corruption privée et de trucage de matchs sont cités. Des dizaines de perquisitions ont récemment été réalisées en Belgique et à l'étranger concernant ces faits.

 

Je ne vais bien évidemment pas vous demander de commenter une enquête judiciaire en cours. Cela étant, au vu de la répétition de ce type de malversations dans le monde du football, j'aimerais vous poser les questions suivantes.

 

Monsieur le ministre, de quelles informations votre administration dispose-t-elle à ce stade? A-t-on déjà une idée des montants concernés? Quelle coopération vos services entretiennent-ils avec le SPF Justice sur ce dossier?

 

04.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Bayet, mon administration n'a qu'un accès très partiel au dossier, de sorte que les détails demandés ne peuvent être fournis.

 

Nous comprenons que l'enquête est toujours en cours et, comme vous le savez, la charte du contribuable interdit au fisc de coopérer avec le SPF Justice et la police. Cependant, comme prévu par la loi en vigueur, et une fois que le plein accès au dossier aura été obtenu, une concertation una via sera organisée.

 

Cela dit, depuis l'opération "Mains propres" de fin 2018, je suis tout aussi indigné par les révélations concernant les agents de joueurs dans le monde du football, d'autant que ces nouvelles révélations montrent apparemment que la transparence promise et d'autres mesures de la Pro League n'ont pas été suffisamment mises en œuvre.

 

L'accord de gouvernement stipule que le rôle de ces agents sera contrôlé, ce qui a été mis en œuvre entre-temps. Étant donné la nature spécialisée de la matière, cela se fait au sein de l'administration de l'ISI. Ces actions en cours de mon administration et du parquet soutiennent ma note de politique, qui prévoit les mesures nécessaires pour accroître la transparence et la compliance des personnes et des clubs cités. 

 

04.03  Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je comprends que vous ayez peu de détails puisque l'enquête est en cours. Je me permettrai de revenir vers vous dès que votre administration aura un peu plus d'informations.

 

En Belgique comme un  peu partout dans le monde, le football est un sport phare qui véhicule des valeurs de fair-play, de solidarité et d'exemple pour notre jeunesse. On a déjà vécu d'horribles histoires avec l'opération "Mains propres" et j'espère que nous pourrons travailler avec les acteurs de bonne volonté dans le secteur du football pour essayer d'améliorer les choses.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Hugues Bayet à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les soupçons de blanchiment de fraude fiscale au sein du groupe McDonald’s France" (55014757C)

05 Vraag van Hugues Bayet aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De vermoedens van belastingontduiking bij de groep McDonald's France" (55014757C)

 

05.01  Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, dans le cadre d'une enquête ouverte en 2016 par le parquet national financier en France, plusieurs hauts responsables du groupe McDonald's France ont été récemment interrogés pour des suspicions de blanchiment et de fraude fiscale au sein de l'entreprise. Ces suspicions sont notamment fondées sur la base d'une plainte d'élus syndicaux contre le géant de la restauration rapide.

 

Plus particulièrement, l'enquête porte sur un système visant à éluder l'impôt des sociétés ainsi que le paiement des primes de participation pour les salariés. Ce système, assez classique, repose sur un mécanisme de flux financiers entre les restaurants qui sont pour la plupart des franchisés et la maison mère, dans le but de réduire drastiquement les bénéfices apparaissant sur les bilans des établissements et ainsi, limiter la facture fiscale de tous.

 

Nul ne sera étonné de voir, ici encore, un grand groupe multinational impliqué dans une affaire de délinquance fiscale, motivée par l'appât du gain irrépressible. Ce qui m'intéresse ici, monsieur le ministre, c'est de savoir si ces faits ont pu avoir des répercussions en Belgique ou si vos services ont eu vent de pratiques similaires dans les enseignes belges.

 

Monsieur le ministre, disposez-vous de plus amples informations au sujet de cette affaire? Vos services ont-ils détecté des faits similaires concernant les restaurants belges? Par ailleurs, qu'en est-il du suivi de la CTIF belge sur ce dossier?

 

Au vu de l'ouverture du marché unique européen et de la potentielle contagion de telles pratiques en Belgique, votre administration a-t-elle échangé des informations avec le fisc français concernant cette affaire?

 

Enfin, pouvez-vous me faire un état de lieux de la coopération franco-belge lorsque ce type de scandale survient?

 

05.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Bayet, d'après votre question, on peut conclure qu'il s'agit d'un dossier pénal. La lutte répressive contre le blanchiment n'est a priori pas la tâche des administrations fiscales mais plutôt celle des parquets et de la police fédérale. Mon administration ne dispose donc pas de ces informations. Le cas échéant, le secret professionnel m'interdit de fournir des informations sur des contribuables spécifiques.

 

Néanmoins, je peux signaler que mon administration est très consciente des risques de fraude liés à la planification fiscale agressive. Si une coopération franco-belge devait s'avérer nécessaire, les moyens utiles – notamment un cadre juridique, des contacts directs – seraient disponibles.

 

05.03  Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Il s'agit encore une fois d'une planification fiscale agressive. Ce qu'il est possible de réaliser en France l'est certainement en Belgique. Je pense donc qu'on doit prendre les devants, tout comme prévu dans notre accord de gouvernement.

 

Je crois que nous devons vraiment travailler sur une taxation juste des GAFA. Comme nous en avons parlé tout à l'heure avec les cryptomonnaies, il y a un vrai problème avec les GAFA. Selon moi, il y a nécessité d'arriver à une meilleure taxation, une taxation plus adaptée de la nouvelle économie électronique. Je compte sur vous pour avancer sur ce dossier.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van Joy Donné aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De publicatie van de btw-beslissingen met algemene strekking" (55015019C)

06 Question de Joy Donné à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La publication des décisions de portée générale en matière de TVA" (55015019C)

 

06.01  Joy Donné (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, de praktijk om individuele voorafgaande beslissingen individueel bekend te maken, werd onlangs goedgekeurd in dit Parlement.

 

De centrale diensten -  Dienst Operationele Expertise en Ondersteuning, Dienst btw - nemen in dossiers vaak beslissingen die ook een algemene strekking hebben. Deze beslissingen worden niet gepubliceerd, waardoor andere btw-plichtigen er niet van op de hoogte zijn. Het is mij niet geheel duidelijk of alle inspecteurs van deze beslissingen op de hoogte zijn zodat zij de btw-wetgeving op gelijke wijze kunnen toepassen.

 

U hebt bij het begin van uw ministerschap aangekondigd grote voorstander te zijn van transparantie. Worden btw-beslissingen die een algemene strekking hebben ter kennis gebracht van alle fiscale inspecteurs? Als de voorafgaande beslissingen van de rulingdienst verplicht geanonimiseerd moeten worden gepubliceerd, zou het dan niet logisch zijn dat ook de btw-beslissingen met algemene strekking geanonimi­seerd worden bekendgemaakt, bijvoor­beeld in Fisconetplus? Kunt u daarvoor zorgen? De belastingplichtigen zullen u dankbaar zijn.

 

06.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Donné, de administratie publiceert haar standpunten met algemene strekking gericht aan het publiek en aan medewerkers door middel van circulaires, faxberichten en de Btw-Commentaar.

 

Een verzameling van de huidige doctrine is opgenomen in de heel uitgebreide btw-commentaar die jaarlijks wordt bijgewerkt en die, net zoals de circulaires, terug te vinden is in de gegevensbank Fisconetplus. Daarnaast worden eveneens actualiteitsberichten en FAQ's gepubli­ceerd via de website van de FOD Financiën. Deze documenten bevatten niet enkel commentaren op nieuwe wetgeving, maar ook gewijzigde standpunten van de administratie, bijvoorbeeld ingevolge de evolutie van de rechtspraak.

 

Tot 31 december 2016 werd ook een gedeelte van de btw-beslissingen gepubliceerd. Die zijn overigens nog steeds raadpleegbaar via Fisconetplus. Om redenen van uniformiteit met andere belastingen worden btw-beslissingen sindsdien ook als circulaires ter kennis gebracht van het publiek en van de medewerkers.

 

De medewerkers werkzaam op de afdeling Beheer, Controle en Expertise binnen een kmo- of GO-centrum worden intern nog bijkomend ondersteund, onder meer via de periodieke organisatie van expertennetwerken die inzetten op kennisdeling en waaraan de centrale diensten actief deelnemen.

 

Op die manier wordt alle informatie die noodzakelijk is zowel aan het publiek als aan de medewerkers meegedeeld.

 

06.03  Joy Donné (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Joy Donné aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De maandelijkse statistieken betreffende de in verbruik gestelde accijnsgoederen" (55015020C)

07 Question de Joy Donné à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les statistiques mensuelles relatives aux produits soumis à accises mis sur le marché" (55015020C)

 

07.01  Joy Donné (N-VA): Mijnheer de minister, ook dit is een vraag over transparantie. Zij is al ter sprake gekomen bij de bespreking van de programmawet van december vorig jaar. Toen heb ik gevraagd om die maandelijkse statistieken op de website van de FOD Financiën te plaatsen. U hebt toen geantwoord dat u die statistieken effectief bekend wou maken en dat transparantie voor u van groot belang is.

 

Vandaar mijn vragen.

 

Wanneer mogen wij de publicatie van die maandelijkse statistieken over de verschillende in verbruik gestelde accijnsgoederen verwachten?

 

Is het mogelijk deze statistieken vanaf 2019 bekend te maken?

 

07.02 Minister Vincent Van Peteghem: De FOD Financiën besliste vorig jaar de publicatie van het jaarverslag anders aan te pakken. De tabel waar u naar verwijst, komt inderdaad niet meer voor in het jaarverslag van 2019. De maandelijkse statistieken over de verschillende in verbruik gestelde accijnsgoederen zijn echter wel op de site van de FOD Financiën terug te vinden.

 

Concreet betekent dit het volgende. Op de pagina van de Belgische federaal geïnde fiscale ontvangsten, onder de rubriek "Totale ontvangsten" volgens aard en volgens administratie: realisaties, bevatten de tabbladen B.4.2 en B.4.2.1 de gevraagde statistieken. Voor de jongste 24 maanden zijn de cijfers zelfs per maand beschikbaar. Telkens worden die bijgewerkt. Op dit moment staan die cijfers online tot en met januari 2021. De informatie is dus terug te vinden op de website.

 

07.03  Joy Donné (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw zeer technische antwoord. Ik kreeg de informatie dat de tabel 5.3.2, waarover het gaat, niet geactualiseerd zou zijn tot 2021 en dat die ook geen uitsplitsing in de verschillende categorieën bevatte, maar ik zal bekijken of dat nu wel zo is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De Europese samenwerking tussen de FIE's" (55015127C)

08 Question de Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La coopération européenne entre les cellules de renseignement financier" (55015127C)

 

08.01  Steven Matheï (CD&V): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, met onze witwaswet en de daarbij horende Europese richtlijnen werd een waar estafettesysteem uitgewerkt om het witwassen aan te pakken. Dat begint bij de onderworpen entiteiten die elke verdachte handeling moeten melden bij de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI), die deze daarna, indien nodig, voor verder onderzoek overmaakt aan het parket. De CFI in België is een belangrijke spil in die estafette en staat niet alleen, zeker niet inzake witwaspraktijken, waarvoor vaak internationale componenten bestaan. Die zijn op hun beurt verbonden met andere buitenlandse CFI's, de zogenaamde financiële inlichtingeneenheden (FIE). Er wordt ook samengewerkt in een soort platform FIU.net, onder Europol.

 

Nu blijkt echter dat in het eerste kwartaal van 2021 een nieuw initiatief zou worden genomen inzake samenwerking tussen al die nationale inlichtingeneenheden. Wanneer kunnen we deze nieuwe samenwerkingsvorm verwachten?

Waarin verschilt ze van de huidige vorm van samenwerking? Zal de Belgische CFI zonder problemen kunnen deelnemen aan deze nieuwe samenwerkingsvorm?

 

08.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Matheï, de Europese Commissie heeft inderdaad een nieuwe structuur voorgesteld, waardoor op Europees vlak een betere samenwerking mogelijk zou zijn tussen de FIE's. Deze structuur zal de bestaande mechanismen binnen FIU.net aanvullen. De besprekingen lopen nog en er is dus nog geen beslissing. Deze nieuwe structuur zou het voor de FIE's van de lidstaten mogelijk moeten maken om nauwer samen te werken en sneller gemeenschappelijke trends en mechanismen op het gebied van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme op te sporen, met name door gemeenschappelijke, typologische en strategische analyses aan de verschillende lidstaten ter beschikking te stellen. Daarnaast bevat het voorstel ook technische elementen, zoals het opzetten van een organisatie die videoconferenties mogelijk maakt of die over de middelen beschikt om, indien nodig, deskundigen aan te duiden.

 

Met het voorstel zal de operationele samenwerking tussen FIE's verder kunnen worden ontwikkeld, ter aanvulling bij de bilaterale uitwisselingen. De besprekingen op Europees niveau zijn vergevorderd en men verwacht dat dit project in de loop van 2021 zou kunnen worden afgerond. Voor België zou de wet van 18 september 2017 moeten voldoen als basis om nieuwe samenwerkingsstructuur te realiseren. De CFI beschikt immers reeds wettelijk over de mogelijkheid om informatie met een of meerdere tegenhangers uit te wisselen indien de voorwaarden op het vlak van vertrouwelijkheid en gegevensbescherming worden nageleefd. Ook op technisch vlak is de CFI reeds van bij het ontstaan aangesloten op FIU.net. Aangezien het de bedoeling is om FIU.net in de coördinatie- en ondersteuningsmechanismen te integreren, worden er op dat vlak geen onoverkomelijke aanpassingen verwacht.

 

08.03  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, het witwassen gebeurt op internationaal vlak en daarom moet het ook internationaal en gecoördineerd worden aangepakt. Wij denken dat die nieuwe samenwerkingsvorm, zoals hij nu wordt uitgewerkt op Europees vlak, daar een belangrijk middel voor kan zijn. We hopen ook dat België bij de verdere besprekingen en aanpak een voortrekkersrol zal kunnen opnemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- Joris Vandenbroucke aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De OESO-onderhandelingen" (55015161C)

- Gilles Vanden Burre aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De invoering van een GAFAM-belasting" (55015681C)

09 Questions jointes de

- Joris Vandenbroucke à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les négociations à l'OCDE" (55015161C)

- Gilles Vanden Burre à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'introduction d'une taxe sur les GAFAM" (55015681C)

 

09.01  Joris Vandenbroucke (Vooruit): Mijnheer de minister, de OESO heeft op 4 maart een stand van zaken gegeven over de internationale hervorming van de vennootschapsbelasting voor multinationals. Die onderhandelingen zouden in juli moeten worden afgerond. Het is voor ons land een belangrijk dossier, want in het regeerakkoord wordt meerdere keren verwezen naar die onderhandelingen. Zo is de invoering van een Belgische digitaks afhankelijk van een al dan niet bevredigende internationale uitkomst van die OESO-onderhandelingen.

 

Mijnheer de minister, hoe schat u de slaagkansen in voor een ambitieuze en betekenisvolle hervorming tegen juli? Zal die hervorming er daadwerkelijk toe leiden dat digitale multinationals in België een eerlijke bijdrage betalen op hun economische activiteiten?

 

Een van de belangrijkste onderdelen van de hervorming betreft de globale effectieve minimum­belasting voor multinationals, het GloBE-voorstel. De OESO gaf op 5 maart aan dat het een van de belangrijkste politieke twistpunten is. Wat is de Belgische onderhandelingspositie ter zake? Voor welk minimumtarief pleiten wij?

 

09.02  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, comme vous le savez, la Commission européenne entend se pencher d'ici juin sur la question d'une taxe sur les géants du web, qu'on appelle communément taxe GAFAM. Maintenant que l'administration Biden est installée aux États-Unis, la discussion a repris afin de tout mettre à plat pour adapter la fiscalité internationale aux nouvelles réalités numériques et permettre aux pays où le marché est localisé de toucher une part du gâteau.

 

Comme le rapportait Le Soir, il y a quelques jours, l'idée est évidemment de taxer les entreprises du net là où elles disposent d'utilisateurs et non là où elles logent leur propriété intellectuelle. Cette négociation souffre évidemment d'un facteur timing, parce que certains États membres craignent d'avancer trop vite au niveau européen, ce qui pourrait brusquer les États-Unis en donnant le signal que les négociations ont échoué ou que l'Union européenne souhaite avancer seule.

 

Si certains pays prônent le fait de s'en tenir à dégainer une mesure uniquement si les négociations au niveau de l'OCDE échouent, d'autres préfèrent donner priorité au consensus international. Dans le même article, le quotidien Le Soir expliquait que la Commission jugerait que sa future proposition de juin prochain serait distincte des négociations de l'OCDE et ferait l'objet de propositions séparées. Agir temporairement au niveau des plus petites entreprises sans rendre les géants du web solidaires en matière d'impôts pourrait évidemment se révéler très problématique politiquement, ceux-ci ayant évidemment profité de la crise.

 

Voici mes questions, afin d'y voir plus clair. Quelle est la position de la Belgique au niveau des discussions à l'OCDE? Quelles sont les politiques et priorités belges au niveau de l'imposition des géants du numérique, la fameuse taxe GAFAM? Quelle est la position que va plaider la Belgique au niveau des discussions européennes d'ici le mois de juin prochain?

 

09.03 Minister Vincent Van Peteghem: België blijft uiteraard optimistisch over het bereiken van een akkoord over de principes van de hervorming tegen begin juli. Dat is ook wat ik u vorige week bij de terugkoppeling over de activiteiten van de Eurogroep en Ecofin heb meegedeeld.

 

Begin dit jaar werden de onderhandelingen op OESO-niveau opnieuw opgestart. In januari werden de resultaten van de publieke raadpleging die vorig jaar werd gehouden over de twee pijlers, op basis van de zogenaamde blueprints, besproken. Kort daarna zijn ook de technische besprekingen in de verschillende werkgroepen opnieuw van start gegaan. De wijziging van het standpunt van de Verenigde Staten met betrekking tot het optionele karakter van pijler 1 is in dat verband heel bemoedigend. Er dient nog over verscheidene technische punten te worden beslist. Het is van belang voorzichtig te zijn en geen voorbarige conclusies te trekken over de uitkomst van die besprekingen.

 

En cas d'accord, l'objectif de la réforme est effectivement de garantir que les multinationales paient un montant d'impôt équitable en fonction de leur activité, sur la base de nouvelles règles d'allocation des profits non basées sur la présence physique, contenues dans le pilier 1.

 

De bepaling van een minimumtarief zal natuurlijk een van de meest delicate onderdelen zijn van het onderhandelingsproces, waarbij zowel politieke als technische overwegingen zullen meespelen. De verwachting is dat het tarief pas op het laatst zal worden besproken, nadat alle andere bestanddelen van het voorstel gestabiliseerd zijn. Dan pas kan een klaar en duidelijk standpunt ingenomen worden over het minimumtarief. Het is dus momenteel nog te vroeg om in het huidige stadium van de werkzaamheden hieromtrent al enige positie in te nemen.

 

Au niveau européen, le Conseil européen a récemment réaffirmé la nécessité d'adopter urgemment de nouvelles règles afin de garantir que tous les opérateurs économiques paient leur juste part d'impôt. Il a également réaffirmé sa préférence pour une solution globale dans le cadre des travaux de l'OCDE. Toutefois, l'Union européenne se tient prête à reprendre ces travaux à son compte en cas d'absence d'accord global d'ici la mi-2021.

 

Naast de aangekondigde hervorming van de nationale belastingregels wordt de Commissie verzocht om in de eerste helft van 2021 een voorstel in te dienen voor een afzonderlijke, digitale belasting, bekend als digital levy. De details van die heffing zijn nog niet bekend. De belasting zou deel uitmaken van de begroting van de Europese Unie en zou er dus op gericht zijn om de Europese Unie vanaf 2022 een nieuwe, eigen bron van inkomsten toe te kennen. Vanuit Europese hoek werd duidelijk gemaakt dat de invoering van een nieuwe belasting niet zou interfereren met de lopende onderhandelingen bij de OESO. De timingproblemen waarnaar u verwijst in uw vraag, dienen in dat perspectief ook gerelativeerd.

 

Du reste, notre position à l'égard de la digitalisation de l'économie demeure inchangée. Notre pays est fondamentalement en faveur d'une réponse multilatérale à ce phénomène, que ce soit au niveau de l'OCDE ou au niveau européen. La Belgique continuera dès lors de collaborer constructivement aux travaux menés à ces deux niveaux, conformément aux priorités définies dans l'accord de gouvernement du 30 septembre 2020.

 

09.04  Joris Vandenbroucke (Vooruit): Mijnheer de minister, uw feedback was deze keer grondiger dan vorige week. Ik noteer uw optimisme en het feit dat u bemoedigende signalen ziet.

 

Voorts ben ik het met u eens dat we voorbarige conclusies moeten vermijden. Blijkbaar is het nog te vroeg om een positie in te nemen en u kunt nog niets zeggen over onze houding tegenover de bepaling van een minimumtarief. Het is wel belangrijk dat we het doel niet uit het oog verliezen, namelijk ervoor zorgen dat iedereen een rechtvaardige bijdrage betaalt.

 

09.05  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, merci pour votre réponse. En lien avec ce que vient de répondre mon collègue M. Joris Vandenbroucke, je pense effectivement que c'est fondamental. Et vous l'avez rappelé: c'est une question de justice. Chaque entreprise, chaque activité, en particulier, ici, les géants du numérique, doit contribuer de manière juste, comme toutes les autres entreprises, au financement de la collectivité.

 

Nous continuerons à être extrêmement attentifs à ce dossier. Nous connaissons vos ambitions. Nous connaissons les ambitions de l'accord de gouvernement. Nous espérons vraiment que ce dossier atterrira le plus rapidement possible au niveau européen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Questions jointes de

- Benoît Piedboeuf à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le moratoire sur les faillites et les dettes fiscales" (55015555C)

- Gilles Vanden Burre à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Moratoire partiel sur les faillites et les dettes fiscales et sociales" (55016123C)

10 Samengevoegde vragen van

- Benoît Piedboeuf aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het moratorium op de faillissementen en de belastingschulden" (55015555C)

- Gilles Vanden Burre aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het gedeeltelijke moratorium op de faillissementen en de sociale en fiscale schulden" (55016123C)

 

10.01  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le Ministre,  le bureau d'information économique Graydon a souligné en janvier 2021 qu'une fois que les mesures de soutien disparaîtront on pourrait faire face à un tsunami de faillites. Avec environ 50.000 entreprises directement menacées.

 

Dans la dernière enquête menée par l'Economic Risk Management Group auprès des entreprises belges (février 2021), 5 % d'entre eux ont déclaré qu'ils s'attendaient à déposer le bilan dans les six prochains mois. Ce pourcentage diffère largement d'un secteur à l'autre et est plus élevé pour les agences de voyages (32 %), le secteur des arts, spectacles et services récréatifs (26 %), l'horeca (24 %) et, dans une moindre mesure, la vente au détail non alimentaires (8 %), le secteur des transports et de la logistique (7 %) et les professions de contact non médicales (6 %).

 

Depuis la fin du moratoire sur les faillites le 31 janvier 2021, un moratoire tacite a été instauré par le Gouvernement fédéral pour les créanciers institutionnels : ONSS et administration fiscale. Il est utile de souligner que plus de 80% des citations en faillites sont issues soit de l'administration fiscale soit de l'ONSS pour des dettes fiscales ou sociales.

 

Monsieur le Ministre, quelles instructions donnerez-vous dans les prochaines semaines à votre administration à l'égard des entreprises ayant accumulé des dettes fiscales en raison de la crise du coronavirus ? En attendant que la nouvelle procédure de PRl trouve son rythme de croisière, Serait-il possible de prolonger le moratoire tacite sur les dettes fiscales jusqu'au mois de septembre ?

 

10.02  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Monsieur le Ministre, comme vous le savez, le gouvernement s'était engagé, via le Ministre Van Quickenborne et vous-même, à ne pas citer d'entreprises en faillite devant le tribunal jusqu'au 31 mars 2021. Concrètement, cela signifie que les administrations fiscales (TVA) et l'ONSS ne prennent aucune action en justice contre les retards de paiement des entreprises, au vu de la crise liée au COVID 19.

 

Cette mesure de "moratoire partiel" des faillites avait été annoncée suite à la fin du moratoire généralisé sur les faillites, le 31 janvier dernier. Entre-temps, d'autres mesures ont été mises en place, comme la réforme de la PRJ (procédure en redressement judiciaire).

 

Est-ce que vous comptez prolonger ce moratoire partiel des faillites en demandant aux administrations fédérales de ne pas citer les entreprises devant le tribunal? Si oui, pendant combien de temps?

 

10.03  Vincent Van Peteghem, ministre: Compte tenu du fait que la crise du coronavirus perdure et influe toujours négativement sur la conjoncture économique, j'ai donné instruction à mon administration de prolonger au moins jusqu'au 30 juin 2021 le moratoire tacite en vigueur depuis le début du mois de février.

 

Par ailleurs, je souhaite émettre une objection concernant le pourcentage de citations en faillite émanant des créanciers institutionnels. Parmi le nombre total de faillites ouvertes pour l'année 2019, 24 % l'ont été après une citation en faillite par mon administration. Pour l'année 2020, ce pourcentage est tombé à 8 %.

 

10.04  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Il est important de montrer l'exemple dans une situation où les entreprises sont en difficulté. Je me réjouis du fait que vous êtes attentif à ne pas précipiter leur chute.

 

10.05  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Le moratoire tacite des administrations publiques s'arrête aujourd'hui. C'est une très bonne nouvelle de la prolonger jusqu'au 30 juin. Nous saluons cette décision que nous soutenons totalement.

 

J'espère qu'on n'en aura plus besoin par la suite mais l'avenir nous le dira. Il est important que les administrations publiques montrent l'exemple.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De steunmaatregelen voor de horecasector" (55015167C)

- Kattrin Jadin aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het btw-tarief voor de horecasector" (55015472C)

11 Questions jointes de

- Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les mesures de soutien à l'horeca" (55015167C)

- Kattrin Jadin à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La TVA pour le secteur horeca" (55015472C)

 

11.01  Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, gisteren heeft de commissie voor Financiën en Begroting een zeer uitgebreide vergadering gehad over opnieuw een paar honderd miljoen euro aan steunmaatregelen, bijvoorbeeld voor uitkeringen van de sociale zekerheid, investeringen in het openbaar vervoer en vakantiegeld. Uit uw antwoord bleek dat die uitgaven nu al moeten worden goedgekeurd om in juni of juli te kunnen worden betaald. Dat kon niet wachten tot na de paasvakantie, maar moest gisteren in de commissie worden besproken en goedgekeurd en moet ook absoluut morgen in de plenaire vergadering met hoogdringendheid worden behandeld en goedgekeurd. De urgentie hebben wij ook gesteund.

 

Die hoogdringendheid komt echter hoe langer, hoe meer in schril contrast te staan met het dossier van de horeca. De horecasector zal straks weer opengaan. De sector heeft het bijzonder lastig, want hij is al maanden gesloten. Het is voor de horeca belangrijk om weer te kunnen openen, maar ook om te weten onder welke voorwaarden dat zal gebeuren zodat men zich kan voorbereiden door onder andere het kassasysteem aan te passen.

 

Ik stel dan ook nogmaals de vraag waar het steunpakket voor de horeca blijft. Waarom wordt er geen duidelijkheid gegeven? Als dat kan voor vakantie-uitkeringen die in juni moeten worden betaald en die snel door het Parlement worden gejaagd, waarom kan dat dan niet voor de horecasector? Ik kan niet meer volgen.

 

11.02  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, ma question va dans le même sens que celle de mon collègue Loones. Le secteur horeca guette la réouverture qu'il espère rapide tout en espérant aussi pouvoir bénéficier de mesures, notamment l'application des 6 % de TVA sur les repas et les boissons non alcoolisées.

 

Je sais que le gouvernement et vous-même y travaillez. Je connais aussi la situation budgétaire mais je pense tout particulièrement que le prolongement d'une mesure comme celle-ci sur une durée moins déterminée pourrait en tout cas donner un grand bol d'air à ce secteur qui vit au plus mal cette crise sanitaire.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous-nous en dire quelques mots?

 

11.03 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw Jadin, mijnheer Loones, u hebt deze vraag al verschillende malen terecht gesteld. Er liggen al een aantal maatregelen op tafel, waaronder de voorliggende maatregel.

 

In het verleden heeft de regering al een heel breed pakket van steunmaatregelen genomen, waar ook de horecasector uiteraard gebruik van kan maken. Zoals u weet zal er ook in de nabije toekomst nog een pakket herstel- en relancemaatregelen genomen worden. Daarvan zal de horecasector uiteraard ook kunnen profiteren.

 

De federale regering bespreekt momenteel nog dat pakket herstel- en relancemaatregelen waar de verlaging van het btw-tarief tot 6 % voor restaurant- en cateringdiensten en de verlenging van 100 % aftrekbaarheid van representatiekosten deel van uitmaken.

 

Concernant ces mesures de soutien de l'horeca en matière d'impôts sur les revenus et la TVA, je suis conscient que la réduction de la TVA, mais aussi la déductibilité à 100 % des frais de représentation sont des mesures de soutien importantes pour le secteur de l'horeca.

 

U weet ook dat we al een heel pakket aan steunmaatregelen genomen hebben. Ik denk daarbij aan het voorstel om verhuurders fiscaal te stimuleren om de huur inzake het voor de ondernemingsactiviteit aangewende gedeelte van een onroerend goed kwijt te schelden. Die handelshuur is een zeer belangrijke kostprijs voor de handelaars en de horeca-uitbaters. Tegenover de structurele kost staan immers geen inkomsten. Met deze maatregel hebben we de horeca-uitbaters extra steun en ademruimte gegeven.

 

L'avant-projet de loi portant des mesures de soutien temporaires en raison de la pandémie de covid-19, lequel inclut cette mesure de renonciation aux loyers, a été déposé à La Chambre des représentants le 16 mars et a déjà été approuvé entre-temps en commission des Finances de la Chambre. Je pense qu'il sera également voté demain lors de la séance plénière.

 

Mijnheer Loones, de RSZ-bijdragen vallen natuurlijk niet onder mijn bevoegdheid. Het is uiteraard wel een bevoegdheid van de regering, en meer bepaald van de minister van Sociale Zaken. Er ligt een voorstel op tafel binnen het bredere pakket van herstel- en relancemaatregelen.

 

Wij hebben al een aantal belangrijke maatregelen genomen voor de sector. Over een belangrijke maatregel voor de verhuur wordt morgen in de plenaire vergadering gestemd. Er ligt nog een pakket van herstel- en relancemaatregelen op tafel, waarover we heel snel zullen beslissen. Ik heb mij daarvoor geëngageerd en u mag erop vertrouwen dat wij daarvan werk zullen maken.

 

11.04  Sander Loones (N-VA): Het probleem zit niet bij het vertrouwen. Ik geloof oprecht dat u begaan bent met de sector en dat u werkt aan maatregelen. Ik begrijp gewoon niet dat daar nu al maanden over gepraat wordt in interkabinettenvergaderingen, terwijl iedereen weet wat er beslist moet worden. We lezen het in alle krantenartikelen, maar niet hier in het Parlement, waar erover gestemd moet worden. Gisteren werd er gestemd en morgen moet absoluut supersnel gestemd worden over vakantiegeld voor arbeiders dat in juli zal moeten worden betaald. We moeten steun geven aan een project van 6 miljoen euro van mevrouw De Sutter over de digitale kloof. De minister antwoordde dat mevrouw De Sutter eigenlijk zelfs nog niet weet hoe ze dat geld zal besteden.

 

Er moeten verschillende soorten steunmaatregelen snel worden goedgekeurd, ook al moeten ze pas binnen een paar maanden betaald worden, terwijl de horeca die zekerheid eigenlijk nodig heeft om zich daar praktisch op te kunnen voorbereiden. Het vraagt niet veel werk. Het verlagen van de btw kan via een KB. U kan dat zelf nemen en u kan dat perfect nu doen. De maatregel kan beginnen te lopen vanaf het moment dat de horecasector opent. U kan beslissen dat dat niet tot de zomer zal gelden, maar langer dan de zomer, wat ons betreft tot na het einde van het jaar. U kan die veiligheid en garanties aan de sector geven. Ik roep u nogmaals op om dat zo snel mogelijk te doen, dus eigenlijk nu.

 

11.05  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, merci pour ces réponses, mais celles-ci me laissent un peu sur ma faim. Je ne peux que réitérer ce besoin d'un signe fort qui devrait arriver rapidement, quant aux mesures auxquelles vous travaillez. Celles-ci sont bonnes, elles ont fait leurs preuves et le secteur de l'horeca les appelle de ses vœux. Ce secteur, je le rappelle, en a éminemment besoin.

 

Je ne comprends pas ce qui ne permet pas aujourd'hui de déjà faire ces annonces. Mais je ne peux que vous réitérer le soutien de mon groupe politique pour le prolongement de ces mesures, y compris pour une période plus longue.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de Benoît Piedboeuf à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le télétravail" (55016009C)

12 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Telewerk" (55016009C)

 

12.01  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le Ministre, ce 19 mars, l'Assemblée Interparlementaire Benelux a adopté, à l'unanimité, une Recommandation portant sur "l'amélioration de la situation des travailleurs frontaliers sur le plan de la mobilité, de la fiscalité et de la sécurité sociale", à destination des Gouvernements luxembourgeois, néerlandais et belge. Elle travaillait à ce projet depuis près de quatorze mois.

 

Par ce texte, l'Assemblée demande, très concrètement, aux trois Gouvernements "d'étudier la possibilité de porter de manière uniforme le nombre de jours de travail autorisé hors de l'État-travail à 48 pour les frontaliers des trois pays du Benelux, ceci représentant approximativement un jour par semaine".

 

Comme l'évoque explicitement cette Recommandation, un accord politique existe déjà sur ce nombre entre les Gouvernements belge et grand-ducal, conclu lors de la précédente législature, voici bientôt deux ans. Seule fait encore défaut sa traduction en un avenant à la Convention fiscale bilatérale entre les deux pays, ce qui est le travail des administrations fiscales.

 

Point n'est besoin de démontrer que la généralisation du télétravail, aujourd'hui considé­rée comme un rempart temporaire à la propagation de la pandémie Covid-19, s'impose de plus en plus, aux yeux de tous (travailleurs, employeurs, syndicats, organisations patronales, états), comme un élément important de la solution à de nombreux problèmes, qu'énumère le texte de ladite Recommandation.

 

Celle-ci constitue donc à la fois un rappel des engagements pris et une invitation à les rendre opérationnels.

 

Monsieur le Ministre, avez-vous pris connaissance de cette Recommandation de l'Assemblée Interparlementaire Benelux ?

 

Où en est-on aujourd'hui dans la rédaction de l'avenant  à la convention fiscale bilatérale ?

 

Quelle date d'échéance donnez-vous à votre administration pour finaliser ce texte, de manière à pouvoir le présenter à notre Assemblée ?

 

Serez-vous attentif à ce que le nombre de jours de travail autorisé hors de l'État-travail concerne tous les statuts professionnels: salariés, mais aussi entrepreneurs indépendants, praticiens de professions libérales, dirigeants d'entreprise et fonctionnaires travailleurs détachés ?

 

12.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Piedboeuf, je n'ai pas encore eu l'occasion d'examiner la recommandation du 19 mars 2021 sur l'amélioration de la situation des travailleurs frontaliers.

 

L'engagement qui avait été pris en 2019 entre l'ancien premier ministre Charles Michel et son homologue luxembourgeois Xavier Bettel d'enta­mer des négociations en vue de réviser la règle de 24 jours n'a jamais été concrétisé en raison d'un certain nombre de problématiques techniques et budgétaires. Cela si ne signifie cependant pas que le dossier a été jeté aux oubliettes.

 

La question du télétravail fait partie d'une renégociation globale de l'actuelle convention préventive de la double imposition. Ce traité date de 1970. Il est important qu'il soit adapté aux standards actuels.

 

Dans ce cadre, une solution équilibrée, englobant la problématique du télétravail, doit être recherchée par les négociateurs. En outre, cela offre également l'avantage de pouvoir tenir compte éventuellement des discussions sur l'impact du télétravail qui seront menées prochainement au niveau de l'OCDE.

 

J'ai récemment chargé mon administration de reprendre les négociations avec le grand-duché de Luxembourg en vue de trouver une solution à long terme qui tienne compte de l'évolution sociétale en matière de télétravail.

 

Quant à la proposition d'étendre la règle de 24 jours à d'autres professions, comme les entrepreneurs, professions libérales ou dirigeants d'entreprises, je n'y suis a priori pas favorable. La règle doit se limiter aux professions dépendantes, comme c'est le cas actuellement.

 

12.03  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, merci beaucoup. Vous verrez que la recommandation Benelux vise à ce qu'on essaie d'ajuster sur les Pays-Bas, la Belgique et le Grand-Duché de Luxembourg les pratiques en matière, notamment, d'échanges de travailleurs.

 

J'entends votre réticence par rapport au 24/48 pour les autres professions. Si déjà, nous pouvons nous accorder sur le 24/48 sur les salariés, ce sera déjà une très belle avancée.

 

L'accord qui avait été conclu était évidemment un gentlemen's agreement. Mais les administrations fiscales avaient été chargées de préparer la révision de la convention.

 

Je l'ai encore dit en commission, la semaine dernière, à un intervenant, l'administration fiscale belge est réticente. Mais l'administration fiscale se trompe de combat! Ici, il n'y a pas d'impact budgétaire, puisque les gens sont déjà engagés. Ils vont simplement travailler à distance chez le même employeur. Il n'y a donc rien de changé. Par contre, on améliore la façon de vivre, la façon de voyager. On améliore les relations avec le voisin.

 

Je sens que vous êtes bien disposé pour avancer. Je vous en remercie. Je peux à l'occasion vous apporter un soutien par rapport à toute une série de détails que je connais bien et que M. Arens connaît bien aussi. Vous le connaissez, c'est le bourgmestre d'Attert.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Datalekken en de publicatie van kadastrale gegevens" (55015222C)

13 Question de Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les fuites de données et la publication de données cadastrales" (55015222C)

 

13.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, collega's, deze vraag is er een speciaal voor mijn communistische en marxistische collega's in onze assemblee.

 

Bij de Algemene Administratie Patrimonium­documentatie van de FOD Financiën staat de Administratie Informatieverzameling en -uitwisseling in voor de patrimoniuminformatie, zowel roerende als onroerende, van natuurlijke personen en rechtspersonen, alsook voor de verspreiding van die informatie naar openbare instellingen, privé-instellingen en burgers, uiteraard met respect voor de bepalingen over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Ik verwijs naar artikel 236 bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten.

 

Een Vlaamse belangenvereniging van privé-eigenaars van bossen, natuurgebieden, histo­rische eigendommen en landbouwpercelen heeft voor de rechtbank in Antwerpen een procedure in kort geding ingeleid met de vraag om geen privégegevens meer te publiceren van de eigenaars van de betreffende percelen. Aanleiding daarvoor is de publicatie door een onderzoekssite van een ranglijst van Vlaamse grootgrond­bezitters, nadat een grote hoeveelheid kadaster­gegevens blijkbaar is gelekt. Bovendien dringt die belangenvereniging aan op een dringend intern onderzoek bij de federale dienst Patrimonium­documentatie, die de gegevens beheert en datalekken dient te voorkomen.

 

Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van de mogelijke betrokkenheid van administraties bij de Algemene Administratie Patrimonium­documen­tatie van de FOD Financiën bij die datalekken?

 

Los van het concrete dossier, waarop u uiteraard niet kunt ingaan, welke is de inhoudelijke juridische reactie op de publicatie van dergelijke gegevens en data?

 

Wordt er daarover in de administratie een intern onderzoek gevoerd?

 

13.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Ravyts, ik heb vernomen dat de Algemene Administratie Patrimoniumdocumentatie een klacht ontving vanwege een advocatenbureau over datalekken.

 

Ik kan u alvast verzekeren dat de kadastrale gegevens worden afgeleverd in overeenstemming met de regelgeving inzake bescherming van persoons­gegevens en inzake aflevering van patrimonium­gegevens. Ambtenaren van de administratie zijn bovendien gehouden aan het beroepsgeheim.

 

Persoonsgegevens, zoals eigenaarsgegevens, worden slechts op grond van een beperkt aantal doeleinden aan derden ter beschikking gesteld. Het afleveren of het gebruik van kadastrale informatie voor commerciële, politieke of verkiezingsdoeleinden is uiteraard verboden.

 

In mijn administratie bestaat een procedure voor de behandeling van datalekken. Zodra er melding wordt gemaakt van een incident, wordt er een intern onderzoek opgestart. Ook voor de aangehaalde klacht is dat uiteraard gebeurd.

 

13.03  Kurt Ravyts (VB): Dank u wel, mijnheer de minister. U hebt melding gemaakt van de procedure voor datalekken, en u hebt gezegd dat er dan automatisch een intern onderzoek wordt gevoerd. Ik ga er dus van uit dat men een vermoeden heeft dat hier kadastrale informatie is gelekt, anders zou de nieuwssite niet aan die gegevens geraakt kunnen zijn.

 

Ik vind het heel belangrijk dat wij zeer goed toezien op het beroepsgeheim, want anders gaat de doos van Pandora open.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De btw op de controle van waterinstallaties" (55015223C)

14 Question de Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le taux de TVA applicable au contrôle d'installations d'eau" (55015223C)

 

14.01  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, onlangs werd ik gecontacteerd door een ondernemer die huishoudelijke waterinstallaties controleert, met een enigszins merkwaardig verhaal.

 

In België moeten huishoudelijke toestellen die worden aangesloten op het drinkwatercircuit, vooraf worden gecontroleerd. Die controles kunnen gebeuren door privécontroleurs of door de drinkwatermaatschappijen. Nu blijkt dat voor de diensten die door de privécontroleurs worden geleverd, een normaal btw-tarief van 21 % geldt. Indien dezelfde handeling echter wordt gedaan door een drinkwatermaatschappij, geldt een gunstregime van 6 %.

 

De ondernemer in kwestie vindt dat oneerlijke concurrentie, wat ik ergens kan begrijpen. Daarom heb ik de hiernavolgende vragen.

 

Ten eerste, hoe verklaart u het verschil in btw-tarief?

 

Ten tweede, bent u het ermee eens dat een gelijktrekking van de btw-tarieven in bedoeld geval eerlijker zou zijn?

 

Ten derde, indien u het ermee eens zou zijn, welke stappen zouden wij moeten ondernemen, om de tarieven effectief gelijk te trekken?

 

14.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Vanbesien, in antwoord op uw eerste vraag kan ik u melden dat de levering van drinkwater via waterdistributie onderworpen is aan het btw-tarief van 6 %. Indien een maatschappij die instaat voor de levering van drinkwater de drinkwaterinstallatie keurt, is de vergoeding voor de keuring die aan een abonnee wordt aangerekend, een element van de prijs van de levering van drinkwater. Dus geldt ook daarvoor het btw-tarief van 6 %. De keuring is ter zake geen afzonderlijke prestatie of dienstprestatie, maar een kost die hoort bij de levering van drinkwater.

 

Indien een dergelijke keuring gebeurt door een zelfstandige keurder, kan de keuring niet worden aangemerkt als een element van de prijs van de levering van drinkwater, omdat de keurder uiteraard het drinkwater niet zelf levert. Daardoor is het normale btw-tarief van 21 % van toepassing. Voor de btw-wetgeving gaat het hier dus om twee identieke activiteiten, maar ook om twee verschillende soorten handelingen, die elk aan een eigen btw-tarief zijn onderworpen.

 

Het standpunt komt trouwens ook overeen met de Europese btw-richtlijn en de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie. Zoals u weet, kunnen de lidstaten enkel een verlaagd btw-tarief toepassen op de categorieën van goederen en diensten die zijn opgenomen in de limitatieve lijst van bijlage 3 van de bedoelde richtlijn.

 

Bovendien kan enkel de Europese Commissie een initiatief nemen om de bepalingen inzake de btw-tarieven aan te passen. De Europese Commissie heeft echter een aantal jaren geleden een voorstel uitgewerkt om de bestaande bepalingen van de verlaagde btw-tarieven grondig te hervormen. Ik heb daarover al een aantal keren een vraag gekregen in dit Parlement en steeds in dezelfde zin daarop geantwoord. Er ligt dus inderdaad een voorstel op tafel. Op die manier zou het basisprincipe van de huidige Europese regelgeving, met een limitatieve lijst,  omgekeerd worden. Men stelt nu immers de mogelijkheid tot een verlaagd btw-tarief voor op alle leveringen van goederen en diensten, met uitzondering van diegene die zijn opgenomen in een heel beperkte lijst. Zo zou het in de toekomst ook mogelijk kunnen zijn om deze keuringen door zelfstandige keurders aan het tarief van 6 % te onderwerpen. Dat is op dat moment natuurlijk een politieke keuze.

 

De onderhandelingen voor het nieuwe voorstel van de Europese Commissie  zijn al een hele tijd aan de gang. Ze verlopen bijzonder moeilijk omdat er nog zeer grote meningsverschillen bestaan. Dit voorstel moet met unanimiteit goedgekeurd worden door de lidstaten. Daarom is het moeilijk te voorspellen binnen welke termijn dit zal gebeuren. Het is ook niet zeker dat het uiteindelijke compromis een verlaagd btw-tarief voor de controle van waterinstallaties door zelfstandige keurders zal toelaten.

 

Kort samengevat klopt de toepassing van de btw-percentages vandaag. Zou dit op termijn kunnen worden verlaagd tot 6 %? Die mogelijkheid is er maar daarvoor moet er op Europees niveau eerst naar de btw-richtlijn worden gekeken.

 

14.03  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Dank u wel voor uw antwoord, mijnheer de minister. Uiteraard klopt dit technisch. Dat is hoe het vandaag in elkaar zit, maar dat is nu net het probleem. De keuring wordt beschouwd als een onderdeel van dezelfde handeling als het aansluiten van het drinkwater, terwijl dit niet het geval is bij een privécontroleur. Ik heb ook niet gesuggereerd dat de btw voor beide naar 6 % moet. Het kan ook allebei naar 21 %. Daar heb ik bewust geen uitspraak over gedaan. Het gaat me enkel over het gelijktrekken.

 

In de loop van de jaren zijn er een aantal anomalieën geslopen in de btw-wetgeving. Dat zal ooit wel met goede redenen gebeurd zijn. Volgens mij moeten we proberen die anomalieën op te sporen, te inventariseren en indien mogelijk te verhelpen. Hopelijk kan dat met de hervorming van de btw-regelgeving op Europees niveau, ook al geeft u zelf aan dat dit nog een tijdje kan aanslepen. Daarom moeten we misschien eens nagaan of we er zelf ook iets aan kunnen doen. Kunnen we er in dit geval bijvoorbeeld twee aparte handelingen van maken, in hoofde van de drinkwatermaatschappijen? Kunnen we burgers oproepen om soortgelijke anomalieën te melden om ze te verhelpen?

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: La question n° 55015223C de M. Vanden Burre est reportée.

 

15 Question de Kattrin Jadin à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les accises sur les spiritueux" (55015473C)

15 Vraag van Kattrin Jadin aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De accijnzen op sterkedrank" (55015473C)

 

15.01  Kattrin Jadin (MR): C'est un sujet sur lequel je reviens régulièrement. Ne m'en veuillez pas! La crise et l'interdiction des voyages non essentiels à l'étranger ont au moins cela de bon: la distribution des vins et des spiritueux en Belgique en profite. Ce n'était pas du tout le cas et ce ne sera évidemment plus du tout le cas une fois que nous aurons – j'espère que cela le sera rapidement – laissé derrière nous cette fâcheuse crise sanitaire.

 

J'aimerais vous dire que ces accises sur certains produits alcoolisés ne fonctionnent pas. Le consommateur belge se procure alors ce dont il a envie et besoin, ce qu'il consomme avec modération, à l'étranger. C'est une demande que je relaie aussi de nombreux représentants de l'horeca ou encore de producteurs de vins et de spiritueux en Belgique. C'est vrai qu'il est flagrant de constater à quel point la différence de prix peut varier sur un même produit d'un pays à l'autre, si on le compare avec la Belgique.

 

Monsieur le ministre, avez-vous conscience de cela? Avez-vous compris à quel point ces accises sur les produits alcoolisés n'ont pas eu l'effet escompté? Ce n'est certainement pas le cas en termes de deniers pour l'État, si ce n'est en cette période de crise peut-être. Pouvons-nous espérer que vous mettiez ce sujet sur la table du gouvernement sous cette législature encore?

 

15.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Merci madame Jadin. Bien entendu, j'en suis conscient.

 

Quand on observe les chiffres, les recettes totales en matière d'accises pour l'alcool et les boissons alcoolisées ont diminué en 2020 par rapport à 2019. Une légère augmentation est uniquement observée pour les vins tranquilles et les boissons spiritueuses. Nous pouvons supposer que différents facteurs en rapport avec les mesures corona ont pesé sur les recettes en matière d'accises. Un élément de cette évolution sera notamment le déclin des achats frontaliers, mais nous ne pouvons cependant pas en déterminer l'impact exact.

 

Nous continuerons à surveiller les recettes en matière d'accises et la charge fiscale sur les besoins alcoolisés et non alcoolisés dans notre pays et dans les pays voisins lorsque nous prendrons de nouvelles mesures dans ce secteur. Nous tiendrons compte de la position concurrentielle de nos entreprises, mais actuellement, il n'est pas question de réduire les droits d'accises sur les boissons alcoolisées.

 

15.03  Kattrin Jadin (MR): Merci, monsieur le ministre. C'est dommage. Je considère que cette mesure n'a pas les effets escomptés, c'est-à-dire augmenter les deniers de l'État. Je resterai sur ma position.

 

Madame la présidente, je transforme mes questions nos 55015492C et 55015493C en questions écrites. Car je vais devoir me connecter à une autre réunion.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

16 Question de Josy Arens à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La pérennisation du fonds de compensation aux communes frontalières belges" (55015560C)

16 Vraag van Josy Arens aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De bestendiging van het compensatiefonds voor de Belgische grensgemeenten" (55015560C)

 

16.01  Josy Arens (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, je me réfère à ma question écrite, en vous remerciant d'avoir pris très au sérieux la pérennisation de ce fonds, ce à quoi ne sont pas parvenus certains de vos prédécesseurs. Sachez que je compte sur vous pour travailler dans ce domaine.

 

Monsieur le ministre, vous avez chargé l'administration fiscale de renégocier l'accord belgo-luxembourgeois concernant la compen­sation versée par le Grand-Duché de Luxembourg aux communes frontalières belges dans lesquelles vivent un grand nombre de personnes qui travaillent et donc paient leur IPP au Grand-Duché.

 

Plusieurs fois je vous ai interrogé à ce sujet. Les communes frontalières, leurs représentants, gestion­naires, mandataires et bourgmestres souhaitent que le mécanisme de compensation actuel soit maintenu. Votre dernière réponse rencontre ces souhaits et j'en suis ravi. Cependant et même si votre souhait est le statut quo, vos réponses ne révèlent rien concernant la position du Grand-Duché de Luxembourg à ce sujet. C'est pourtant eux qui auront le dernier mot!

 

Monsieur le ministre, selon nos informations, le Grand-Duché de Luembourg a demandé la renégociation de l'accord belgo-luxembourgeois concernant la compensation financière aux communes frontalières. En quoi consiste exactement cette "renégociation", comment est-elle organisée, planifiée? Pour quand un résultat est-il attendu? Qu'attend le Grand-Duché de cette renégociation? Quelles sont selon vous les intentions du Grand-Duché de Luxembourg à ce sujet? Consolider le mécanisme actuel ou le transformer?

 

16.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la présidente, monsieur Arens, vous savez que les négociations sont actuellement en cours entre les administrations compétentes des deux pays.

 

Vu la crise sanitaire, les pourparlers sont organisés par visioconférences. J'espère qu'ils pourront aboutir le plus rapidement possible.

 

Étant donné qu'au cours des négociations, les positions des parties font l'objet de compromis, aucune explication ne peut être donnée à ce stade à ce sujet.

 

16.03  Josy Arens (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse qui ne m'étonne pas. En effet, avant de décider de continuer à vous poser régulièrement des questions, j'ai contacté l'administration qui m'a fait savoir qu'il lui était impossible de me répondre.

 

Comme la secrétaire de la Grande Région me l'a encore fait savoir récemment, nous craignons une évolution telle que celle qui a été proposée avec certaines régions françaises qui mettrait nos communes financièrement en très grande difficulté.

 

J'insiste donc encore une fois en faveur du maintien du système actuel. N'oubliez pas que je vous ai invité à venir visiter notre région, invitation que je réitère ici. Sachez que certains de vos prédécesseurs sont venus nous voir à l'époque de la création du fonds. En effet, j'intervenais tous les jeudis en séance plénière quand MM. Philippe Maystadt et Jean-Jacques Viseur étaient ministre. En tout cas, cela vaut la peine de venir écouter les gens et de voir comment nous travaillons ensemble dans cette région du Sud-Luxembourg.

 

16.04 Minister Vincent Van Peteghem: Ik wil daar een elementje aan toevoegen. De bezorgdheid die u heeft met betrekking tot de inkomsten, is uiteraard iets dat wij ook meenemen in de onderhandelingen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Samengevoegde vraag en interpellatie van

- Joy Donné aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De tewerkstellingsvoorwaarde bij de toepassing van de wederopbouwreserve" (55015587C)

- Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De aanpassing en de verbetering van de wederopbouwreserve" (55000114I)

17 Question et interpellation jointes de

- Joy Donné à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La condition d'emploi dans le cadre de l'application de la réserve de reconstitution" (55015587C)

- Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'adaptation et la correction de la réserve de reconstitution" (55000114I)

 

17.01  Joy Donné (N-VA): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag, aangezien ik om 12 uur al in een andere commissievergadering moet zijn.

 

De wederopbouwreserve laat vennootschappen toe om hun winsten fiscaal vrij te stellen door een wederopbouwreserve aan te leggen vanaf aanslagjaar 2022 tot 2024 voor een bedrag ten belope van het bedrijfsverlies dat tijdens het boekjaar 2020 werd geleden als gevolg van de coronacrisis. Voor de gemakkelijkheid van deze vraagstelling nemen wij aan dat het boekjaar van de vennootschap gelijk loopt met het kalenderjaar.

 

Het behoud van de vrijstelling is gekoppeld aan een tewerkstellingsvoorwaarde. De tewerkstelling uitgedrukt in loonmassa moet minstens op 85% van het peil van boekjaar 2019 blijven. Gebeurt dat niet, dan wordt de wederopbouwreserve evenredig belastbaar.

 

Door de tweede lockdown zijn er heel wat ondernemingen die in 2020 minder personeels­kosten zullen hebben dan in 2019. Doordat die verplicht sluiting voor heel wat ondernemingen alsmaar wordt verlengd, is het erg twijfelachtig of zij ook voor het boekjaar 2021 de drempel van 85% zullen behalen. Dit is in het bijzonder het geval in de horeca- en de evenementsector.

 

De vraag rijst of zij voor het boekjaar 2021, aanslagjaar 2022 de aanleg van de wederopbouwreserve nog wel volledig zullen kunnen benutten. Immers de bedragen die aangelegd werden als wederopbouwreserve, worden geheel of gedeeltelijk aangemerkt als winst van het belastbare tijdperk indien de vennootschap in dat belastbare tijdperk niet voldoet aan de tewerkstellingsvoorwaarde. Het is onduidelijk vanaf welk aanslagjaar de tewerkstellingsvoorwaarde moet worden toegepast.

 

Ten aanzien van de drie andere voorwaarden met name geen kapitaalvermindering, geen inkoop van eigen aandelen verrichten of dividenden uitkeren of toekennen, wordt expliciet voorzien dat zij tot aan de dag van de indiening van de aangifte die verbonden is aan aanslagjaar waarin de wederopbouwreserve wordt aangelegd moeten worden vervuld.

 

Moet aan de tewerkstellingsvoorwaarde worden voldaan in het jaar waarin de wederopbouwreserve wordt aangelegd? Is bijgevolg de tewerkstellingsvoorwaarde al van toepassing voor aanslagjaar 2022, het eerste jaar waarin de wederopbouwreserve wordt aangelegd?

 

Of moet de tewerkstellingsvoorwaarde worden beoordeeld voor het boekjaar nadat de wederopbouwreserve werd aangelegd? In dit laatste geval krijgen de ondernemingen nog een jaar respijt om hun tewerkstelling in 2022 te herstellen.

 

17.02  Wouter Vermeersch (VB): De wet inzake de wederopbouwreserve werd op 10 juli 2020 in de commissie met een wisselmeerderheid met het Vlaams Belang, dus dankzij onze steun, toen er helemaal nog geen sprake was van een regering, goedgekeurd. We hechten dan ook heel veel belang aan die wet. Het is een belangrijke herstelmaatregel in het kader van de coronacrisis. De maatregel is bedoeld om de solvabiliteit en de balansen van onze ondernemingen te versterken door eigen vermogensopbouw. Voor het Vlaams Belang telde uiteindelijk niet de indiener, maar de inhoud en het beoogde resultaat. Daarom hebben wij de tekst over de wederopbouwreserve uitdrukkelijk in de commissie en in de plenaire vergadering van het Parlement mee goedgekeurd.

 

De ondersteuning van onze vennootschappen is absoluut noodzakelijk. Graydon voorspelt een economisch kerkhof na corona. Volgens het bedrijfsinformatiekantoor dreigen er de komende twee tot drie jaar in België maar liefst 50.000 voorheen gezonde bedrijven failliet te gaan. Dat dramatische cijfer is mogelijk nog een onderschatting. Op lange termijn kan de tol nog veel hoger worden. Gezonde bedrijven kunnen uiteindelijk ook in de problemen komen, als een belangrijk deel van hun klanten failliet gaat. Dat heeft nefaste gevolgen voor de gezinsinkomens, de werkgelegenheid en uiteindelijk ook de lamentabele financiën van dit structureel financieel ongezonde land.

 

Ook voor de vennootschappen die de crisis wel te boven komen en overleven, heeft een verzwakte solvabiliteit ernstige gevolgen. Het maakt hen kwetsbaar voor vijandige overnames, eventueel uit het buitenland. Ook dat kan negatieve gevolgen hebben voor de werkgelegenheid in ons land.

 

Vennootschappen die van de wederop­bouw­reserve gebruik willen maken, moeten aan een hele reeks voorwaarden voldoen. Een van die belangrijke voorwaarden is het behoud van voldoende jobs. De wet bepaalt dat de loonkosten minstens 85% moeten bedragen van het overeenkomstige cijfer in 2019. Het behoud van de werkgelegenheid als voorwaarde is op zich een legitieme voorwaarde, maar toch rijzen er enkele concrete problemen. Door de langdurige lockdown, zowel in 2020 als 2021, hebben heel wat vennootschappen noodgedwongen een beroep moeten doen op de regeling van tijdelijke werkloosheid. De horeca ging bijvoorbeeld vorig jaar dicht van maart tot juni en van oktober tot 1 mei van dit jaar, wanneer de sector hopelijk mag heropenen. Voor 2020 gaat het om 160 dagen verplichte sluiting wegens de coronamaatregelen. Dat komt neer op 44 % van het jaar. Voor 2021 gaat het tot op heden om 120 dagen of 33 % van het jaar.

 

Dat betekent dat bedrijven die actief zijn in de zwaarst getroffen sectoren zoals de horeca en de evenementensector, en die vandaag het meest nood hebben aan die maatregel er geen gebruik van kunnen maken. Dat kan niet de bedoeling zijn.

 

Een ander probleem is dat door de langdurige tijdelijke werkloosheid als gevolg van de coronamaatregelen veel werknemers ondertussen een andere job hebben aangenomen. Hun vroegere werkgevers, vaak actief in zwaar getroffen sectoren, kunnen bij de heropstart met een tekort aan personeel worden geconfronteerd. Dat tekort moet minstens tijdelijk worden opgevangen door een beroep te doen op uitzendarbeid. Die arbeidsprestaties tellen echter niet mee bij de beoordeling van de tewerkstellingsvoorwaarde.

 

Mijnheer de minister, bent u bereid om de tewerkstellingsvoorwaarde te schrappen voor de boekjaren met afsluitdatum in 2020 en 2021? Zo neen, bent u bereid om voor de boekjaren met afsluitdatum in 2020 en 2021 werkgelegen­heidscijfers pro rata te aanvaarden, waarbij u rekening houdt met de verplichte sluiting als gevolg van de coronamaatregelen?

 

Bent u bereid om bij bepaling van de tewerkstellingsvoorwaarde het criterium loon­kosten op basis van de resultatenrekening te vervangen door het criterium voltijdsequivalenten waarbij werknemers in loondienst en uitzend­krachten worden samengeteld?

 

17.03 Minister Vincent Van Peteghem: Ik merk op dat het aanslagjaar 2022 het eerste aanslagjaar is waarvoor de maatregelen van de wederopbouw­reserve van toepassing is. Het is dus niet de in 2020 afgesloten jaarrekening, die in aanmerking zal worden genomen bij de evaluatie van de tewerkstellingvoorwaarde, maar wel die ten vroegste afgesloten in 2021.

 

In de opheffing van de tewerkstellingsvoorwaarde voor het aanslagjaar 2022 is niet voorzien. Het behoud van de werkgelegenheid was net een van de nagestreefde doelen bij de uitwerking van de maatregel. Het zou dan ook contraproductief zijn ten opzichte van het werkgelegenheidsbeleid en de economische belangen in het algemeen om vennootschappen toe te staan fiscaal vrijgestelde reserves aan te leggen, wanneer dat ten koste van jobs zou gaan.

 

Er is dan ook niet in proratering voorzien voor het aanslagjaar 2022. Het is immers weinig waarschijnlijk dat een vennootschap die door de moeilijkheden in 2021 veel personeel moet laten afvloeien, reeds hetzelfde jaar in de positie zou verkeren dat ze winsten genereert, die ze vervolgens via de wederopbouwreserve fiscaal kan vrijstellen. Indien een vennootschap in 2021 toch al winsten zou genereren, die overgeboekt worden naar de wederopbouwreserve en in datzelfde jaar haar loonkosten onder de drempel van 85 % ziet dalen, kan ik verduidelijken dat bij een daling tot bijvoorbeeld 80 % van het bedrag aan loonkosten, vastgesteld op de balansdatum van het boekjaar afgesloten in 2019, de belastbare terugname van de wederopbouw­reserve in 2021 ten belope van een bedrag gelijk aan 5 % van de loonkosten in 2019, de daaropvolgende jaren dat een wederopbouwreserve aangelegd kan worden of aangelegd is, niet herhaald kan worden. Een daling van de loonkosten in de jaren nadien tot bijvoorbeeld 70 % van de loonkosten, vastgesteld op de balansdatum van het boekjaar afgesloten in 2019, zal maar aanleiding geven tot een belastbare terugname van de wederopbouw­reserve ten belope van een bedrag gelijk aan 10 % van de loonkosten in 2019, namelijk het verschil tussen de loonkosten in dat jaar en de voorheen laagste drempel, wat in dat geval 80 % is.

 

Een aanpassing naar voltijdsequivalenten is niet wenselijk, omdat dat de berekeningen onnodig zou bemoeilijken en de controletaken van de administratie verzwaren. Daarnaast zou dat ingaan tegen de strekking van de bepaling, die er net in bestaat om de in geldwaarden uitgedrukte vermindering van de lonen niet in aanmerking te laten komen voor de aanleg of het behoud van een fiscaal vrijgestelde wederopbouwreserve.

 

17.04  Joy Donné (N-VA): Bedankt voor uw antwoord, mijnheer de minister.

 

17.05  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik ga niet akkoord met uw redenering. Er wordt wel degelijk een boom verwacht in de horeca- en evenementensector, eenmaal de maatregelen worden versoepeld. Uw ander argument was dat een dergelijke regeling de zaak nodeloos complex zou maken, maar ook dat klopt niet. Het gaat gewoon over de vervanging van een criterium uit de resultatenrekening door een ander criterium, eveneens uit de resultatenrekening.

 

Ik zie eigenlijk geen verhoogde complexiteit, als men voltijdsequivalenten in plaats van het cijfer uit de rekening 640 van de resultatenrekening gebruikt.

 

De essentie is, zoals eerste minister De Croo onlangs zei in De Tijd, dat er nu vooral behoefte is aan fiscale rust. Hij heeft gelijk, want onze ondernemingen hebben nu nood aan een stabiel, maar vooral ook heel duidelijk financieel kader. De wet inzake de wederopbouwreserve is momenteel onvoldoende duidelijk. U hebt in uw antwoord immers net een aantal verduidelijkingen moeten geven. Ook het feit dat hierover vandaag vragen gesteld worden in het Parlement, betekent dat er nog onduidelijkheid over de wetgeving bestaat.

 

Heel wat ondernemingen in de zwaarst getroffen sectoren, om de horeca en de evenementensector niet te noemen, kunnen onmogelijk voldoen aan de tewerkstellingsvoorwaarde. Door het vertrek van personeel zullen ze immers een beroep moeten doen op tijdelijke tewerkstelling. Die wordt echter niet meegerekend voor de wederopbouwreserve.

 

Wij dienen vandaag een motie in om de wet inzake de wederopbouwreserve te verbeteren. Dat is namelijk absoluut noodzakelijk om duidelijkheid te scheppen over het fiscaal kader. Wij verzoeken de regering ten eerste om de tewerkstellings­voorwaarde te schrappen, voor alle duidelijkheid voor de boekjaren met afsluitdatum in 2020 en 2021. Ten tweede vragen wij om het criterium loonkosten op basis van de resultatenrekening te vervangen door het criterium voltijdsequivalenten, zodat werknemers in loondienst en uitzendkrachten samengeteld worden. Dat zal immers absoluut noodzakelijk zijn.

 

Moties

Motions

 

De voorzitster: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Wouter Vermeersch en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Wouter Vermeersch

en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding,

- gelet op de wet van 19 november 2020 houdende de invoering van een wederopbouw­reserve voor vennootschappen (Belgisch Staatsblad van 1 december 2020) die een nieuw artikel 194quater/1 in het WIB 92 toevoegt;

- gelet op de tewerkstellingsvoorwaarde (art. 194quater/1, § 5, 4°) die bepaalt dat de loonkost opgenomen onder de post 620 "Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen" minstens gelijk dient te zijn aan 85 % van de loonkost op afsluitdatum van boekjaar 2019;

- overwegende dat heel wat ondernemingen in de zwaarst getroffen sectoren onmogelijk kunnen voldoen aan deze tewerkstellingsvoorwaarde;

- overwegende dat heel wat ondernemingen, door het vertrek van personeel, een beroep zullen moeten doen op tijdelijke tewerkstelling, die niet geboekt wordt onder de post 620 en dus niet voldoet aan de tewerkstellingsvoorwaarde;

 

verzoekt de regering

- de tewerkstellingsvoorwaarde voorzien in artikel 194quater/1, § 5, 4° te schrappen voor de boekjaren met afsluitdatum in 2020 en 2021;

- het criterium loonkost op basis van post 620 "Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen" te vervangen door het criterium "VTE" (het aantal werknemers in totaal voltijds equivalenten). Voor de berekening van de "VTE" worden de arbeidsdagen van het eigen personeel en uitzendkrachten samengeteld."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Wouter Vermeersch et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de M. Wouter Vermeersch

et la réponse du vice-premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Coordination de la lutte contre la fraude,

- vu la loi du 19 novembre 2020 portant l’introduction d’une réserve de reconstitution pour les sociétés (Moniteur belge du 1er décembre 2020) qui insère un nouvel article 194quater/1 au CIR 92;

- vu la condition d’emploi (art. 194quater/1, § 5, 4°) qui prévoit que le coût salarial visé sous le poste 620 "Rémunérations et avantages sociaux directs" doit être au moins égal à 85 % du coût salarial à la date de clôture de l’exercice 2019;

- considérant l’impossibilité pour bon nombre d’entreprises dans les secteurs touchés de satisfaire à cette condition d’emploi;

- considérant qu’en raison des départs de personnel, bon nombre d’entreprises devront recourir à l’emploi temporaire qui n’est pas comptabilisé sous le poste 620 et ne satisfait donc pas à la condition d’emploi;

 

demande au gouvernement

- de supprimer la condition d’emploi prévue à l’article 194quater/1, § 5, 4° pour les exercices avec des dates de clôture en 2020 et en 2021;

 - de remplacer le critère du coût salarial sur la base du poste 620 "Rémunérations et avantages sociaux directs" par le critère "ETP" (le nombre d’équivalents temps plein). Pour le calcul de l’ETP, les jours de travail du personnel appartenant à l’entreprise elle-même et ceux des intérimaires sont additionnés."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Steven Matheï.

Une motion pure et simple a été déposée par M. Steven Matheï.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

18 Vraag van Joy Donné aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De openbaarheid van bestuur en de contactgegevens op briefwisseling van de FOD Financiën" (55015588C)

18 Question de Joy Donné à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La publicité de l'administration et les données de contact sur les courriers du SPF Finances" (55015588C)

 

18.01  Joy Donné (N-VA): Mevrouw de voorzitter, ook hier verwijs ik naar mijn schriftelijk ingediende vraag.

 

Artikel 2, 3°, van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur bepaalt dat met het oog op een duidelijke en objectieve voorlichting van het publiek over het optreden van de federale administratieve overheden (…) elke briefwisseling uitgaande van een federale administratieve overheid de naam, de hoedanigheid, het adres en het telefoonnummer (vermeldt) van degene die meer inlichtingen kan verstrekken over het dossier.

 

Wanneer belastingplichtigen automatische brieven van de FOD Financiën ontvangen, hetzij brieven inzake btw of de directe belastingen bevatten die blijkbaar geen e-mailadres of telefoonnummer meer van de dossierbeheerder.

 

Wanneer een belastingplichtige of zijn gemachtigde over de inhoud van een brief de dossierbeheerder wensen te spreken, moeten zij via het internet zoeken naar de betrokken dienst. En dan hopen dat zij zo in contact kunnen komen met de betrokken ambtenaar. Dikwijls moet de eerste ambtenaar die gecontacteerd wordt nog doorverwijzen naar een andere collega. Kort samengevat veel tijdverlies voor zowel de belastingplichtige of zijn gevolmachtigde en de fiscale ambtenaren.

 

Waarom vermeldt de automatische briefwisseling van de FOD Financiën niet meer de contact­gegevens van de dossierbeheerder?

 

Bent u het eens dat dit afbreuk doet aan de klantvriendelijkheid van de FOD Financiën? Bent uw zich bewust van het feit dat uw ambtenaren eveneens veel tijd verliezen wanneer zij opgebeld worden en de contactgegevens moeten opzoeken van de bevoegde collega?

 

Waarom leeft uw administratie de wet op de openbaarheid van bestuur niet na?

 

Hoe lang zal het duren om de contactgegevens van een dossierbeheerder terug te vermelden op alle uitgaande briefwisseling van de FOD Financiën en in het bijzonder in geval van automatisch gegenereerde briefwisseling?

 

18.02 Minister Vincent Van Peteghem: De wet van 11 april 1994 bepaalt, ik citeer: "elke briefwisseling uitgaande van een federale administratieve overheid vermeldt de naam, de hoedanigheid, het adres en het telefoonnummer van degene die meer inlichtingen kan verstrekken over het dossier." In alle brieven moeten dus de contactgegevens vermeld staan van een ambtenaar die in staat is om informatie te verstrekken over het dossier, maar niet noodzakelijk die van de dossierbeheerder.

 

Bij de FOD Financiën zijn ambtenaren van het Contactcenter belast met het verstrekken van informatie aan de burger. De werking van een callcenter houdt echter in dat de FOD Financiën niet op voorhand kan bepalen welke ambtenaar welke oproep zal beantwoorden. Het is dan ook niet mogelijk om de precieze contactgegevens van een ambtenaar door te geven. Bij de diensten van de Algemene Administraties worden dossiers overigens niet langer op naam aan een persoon toegewezen, maar volgens de logica die gebaseerd is op een takenpakket. Die nieuwe manier om het werk te verdelen heeft natuurlijk een aantal belangrijke voordelen. Zo kan een dossier worden verwerkt door de medewerkers van een dienst zodat het werk niet stilvalt als de behandelende ambtenaar toevallig afwezig is. Die benadering werd juist uitgewerkt om de telefonische beschikbaarheid te vergroten, een kwaliteitsvolle telefonische dienstverlening te verzorgen, met andere woorden een dienstverlening tussen 8.30 uur en 17 uur, en een antwoord te verstrekken tijdens het eerste contact met, indien nodig, een doorverwijzing naar een expert.

 

De FOD Financiën leeft de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur na, aangezien de burger een ambtenaar kan bereiken die in staat is hem of haar meer informatie te verstekken over een dossier, telkens wanneer de burger dat nodig acht. Rekening houdend met de antwoorden op de vorige vragen, meen ik dan ook dat er geen actie vereist is.

 

18.03  Joy Donné (N-VA): Ik dank de minister voor zijn antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

19 Questions jointes de

- Mélissa Hanus à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La mise en place d’un fonds de codéveloppement entre la Belgique et le Grand-Duché de Luxembourg" (55015641C)

- Mélissa Hanus à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La mise en place d’un fonds de codéveloppement entre la Belgique et le Grand-Duché de Luxembourg" (55015644C)

19 Samengevoegde vragen van

- Mélissa Hanus aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De oprichting van een co-ontwikkelingsfonds door België en het Groothertogdom Luxemburg" (55015641C)

- Mélissa Hanus aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De oprichting van een co-ontwikkelingsfonds door België en het Groothertogdom Luxemburg" (55015644C)

 

19.01  Mélissa Hanus (PS): Madame la présidente, l'une des deux questions – lesquelles sont, en réalité, identiques – avait d'abord été posée à la ministre Wilmès, qui m'a renvoyée à M. le ministre des Finances.

 

Monsieur le ministre, au début du mois de février, des pourparlers entre les parlementaires luxembourgeois, néerlandais et belges au sein du Parlement Benelux visaient à relever le seuil de jours de télétravail accordés aux travailleurs frontaliers. L'objectif était de doubler le nombre de jours, en les faisant passer de 24 à 48. De la sorte, ces travailleurs pourraient exercer leur activité professionnelle hors du pays où est basée l'entreprise, tout en s'assurant de rester sous le régime fiscal de ce même État.

 

Une telle idée présente un grand nombre d'aspects bénéfiques, puisqu'elle contribuerait à mieux concilier vie privée et vie professionnelle et à désengorger le réseau routier. De fait, la mesure pourrait ainsi réduire l'empreinte carbone par la diminution de production des gaz à effet de serre et favoriserait une consommation à proximité du domicile, des espaces de co-working, etc.

 

Cependant, ce relèvement de seuil ne va pas sans poser la question du gain pour le fisc belge. En effet, il semblerait juste qu'il s'accompagne d'une mesure de compensation. C'est pourquoi l'idée de la création d'un fonds bilatéral entre la Belgique et le Grand-Duché de Luxembourg, qui réserverait une partie de la fiscalité prélevée sur le télétravail des travailleurs belges travaillant au Grand-Duché, semble constituer une solution justifiée, puisqu'elle permettrait de retrouver une vraie logique gagnant-gagnant. Il s'agirait de fonds bilatéraux alimentés et gérés de manière commune, visant à rendre le territoire transfrontalier de notre pays plus attrayant.

 

Une telle proposition s'inscrit dans une logique de co-développement transfrontalière, susceptible de promouvoir davantage de projets de mobilité, certes, mais aussi d'aller beaucoup plus loin en matière de formation, de santé, d'aménagement du territoire, grâce à des équipements communaux ou des zones d'activité économique partagées.

 

Monsieur le ministre, que pensez-vous de la mise en place d'un fonds de co-développement entre la Belgique et le Grand-Duché de Luxembourg? Au vu des faits évoqués ci-dessus, une telle mise en place vous semble-t-elle pertinente?

 

Vu que le nombre de jours de télétravail risque d'augmenter, que vous inspire une proposition de prélèvement d'une partie de la fiscalité à destination d'un tel fonds de co-développement, susceptible de développer des projets bénéfiques pour les deux pays?

 

19.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Madame Hanus, j'ai récemment chargé mon administration de reprendre les négociations avec le Grand-Duché de Luxembourg en vue de trouver une solution à long terme pour le télétravail.

 

Vu le caractère confidentiel des négociations, je ne peux malheureusement pas vous fournir plus de détails à ce sujet. Mais la création d'un fonds bilatéral entre la Belgique et le Grand-Duché de Luxembourg pourra bien entendu être abordée à cette occasion.

 

19.03  Mélissa Hanus (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie. Je dois dire qu'à titre personnel, pour le caractère tout à fait novateur de cette idée de fonds de co-développement, je n'attendais pas forcément une réponse plus positive ou plus concrète aujourd'hui.

 

Mais que vous puissiez entendre ce type de projet dans le cadre de négociations avec le Grand-Duché me semble tout à fait opportun. Je n'hésiterai pas à transmettre à votre cabinet les notes politiques que nous avons déjà rédigées sur ce sujet afin d'alimenter les discussions avec nos homologues grand-ducaux.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitster: De vraag nr. 55015645C van mevrouw Buyst vervalt. De vraag nr. 55015808C van mevrouw Pas wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

20 Vraag van Joy Donné aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De bedrijfswagens in het voorontwerp van klimaatplan" (55015852C)

20 Question de Joy Donné à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les voitures de société dans l'avant-projet de plan climat" (55015852C)

 

20.01  Joy Donné (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, de ministerraad heeft vrijdag 19 maart akte genomen van het voorontwerp van het Federaal Plan voor Duurzame Ontwikkeling. Na een traject van adviezen, consultaties en overlegmomenten, zal Klimaatminister Khattabi voor 1 oktober 2021 het ontwerpplan met adviezen opnieuw aan de ministerraad bezorgen. In dat plan is ook veel aandacht voor de vergroening van het bedrijfswagenpark en wordt een aantal fiscale ingrepen voorgesteld.

 

Uzelf heeft ook aangekondigd, onder meer in uw beleidsnota voor 2021, in de loop van dit jaar met voorstellen te komen samen met uw collega voor Sociale Zaken, om alle nieuwe bedrijfswagens tegen 2026 broeikasgasvrij te maken.

 

Heeft u al zicht op een concrete timing wanneer u met deze voorstellen komt?

 

Hoe zullen de voorstellen rond de vergroening van de bedrijfswagens passen binnen de grotere fiscale hervorming die u voorbereidt? Staan beide los van elkaar?

 

In welke mate was u betrokken bij de fiscale aspecten van het voorontwerp van Klimaatplan?

 

In welke mate zullen uw plannen rekening houden met het voorontwerp en vervolgens ontwerp van Klimaatplan?

 

20.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, de regering werkt momenteel aan de uitvoering van dit punt uit het regeerakkoord, namelijk om vanaf 2026 voor nieuwe bedrijfs­wagens te komen tot een nulemissie van koolstof. Na bespreking op regeringsniveau is het de bedoeling om een wetsontwerp in te dienen. Intussen kan ik nog niet ingaan op de details van de maatregelen.

 

De hervorming is uiteraard geen voorafname op de brede fiscale hervorming, waarbij onder meer ook gekeken zal worden naar een meer sturend beleid om de klimaatdoelstellingen te halen binnen het kader van het klimaatplan. Net zoals andere regeringsleden betrokken worden bij de totstandkoming van fiscale wetgeving, zijn momenteel ook mijn kabinet en ikzelf betrokken bij de totstandkoming van het ontwerp van klimaatplan.

 

20.03  Joy Donné (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, graag had ik ook een concrete timing gehad omdat er ook een timing in het regeerakkoord staat voor 2021. Ik blijf daar een beetje op mijn honger zitten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van Joy Donné aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De impact van de kwijtschelding van de huurgelden op de btw-aftrek" (55015938C)

21 Question de Joy Donné à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'incidence de la non-perception des loyers sur la déduction de la TVA" (55015938C)

 

21.01  Joy Donné (N-VA): Met ingang van 1 januari 2019 is het mogelijk dat een verhuurder een gebouw of een gedeelte van een gebouw, opteert om die huurovereenkomst aan btw te onderwerpen (artikel 44, § 3, 2°, d) Wbtw).

Omdat de verhuurder de verhuurovereenkomst op basis van voormelde bepaling optioneel aan btw onderwerpt, heeft hij ook recht op aftrek van de btw geheven met betrekking tot de kosten die voor deze btw-belaste verhuur worden gemaakt.

 

In de memorie van toelichting bij het wetsontwerp 54K3254 wordt de impact besproken van incidenten in de looptijd van de huurovereenkomst op het recht op aftrek van de verhuurder. Zo wordt toegelicht dat niet tot een herziening moet worden overgegaan in het geval van huurvrije periodes die worden aangeboden aan de huurder als een vorm van commerciële korting om tot een huurovereenkomst te komen.

 

Een incident dat toen, uiteraard, niet kon worden voorzien is de huidige coronacrisis. Ingevolge deze crisis heeft de regering in het wetsontwerp 55K1851 een bepaling opgenomen die moet zorgen voor een belastingvoordeel voor de kwijtschelding van de huur op het gebied van de inkomstenbelastingen. De bedoeling hiervan is verhuurders aan te moedigen om vrijwillig de huur kwijt te schelden en zo de betrokken huurders te ondersteunen.

 

Op het vlak van btw is er geen duidelijkheid over de impact van zo'n tijdelijke huurkwijtschelding op het recht op btw-aftrek in hoofde van de verhuurder bij een huurovereenkomst die optioneel aan de btw is onderworpen. In principe leidt een 'gratis' terbeschikkingstelling tot een verlies van recht op aftrek en dus mogelijks tot een herziening die de verhuurder ten voordele van de Staat moet doorvoeren.

 

Bent u bereid om, in het kader van de ondersteuning van ondernemingen ingevolge de coronacrisis, te aanvaarden dat bij een huurovereenkomst die optioneel aan de btw is onderworpen overeenkomstig artikel 44, § 3, 2°, d) Wbtw en waarbij de verhuurder de huur tijdelijk kwijtscheldt om de huurder te ondersteunen, er zich in hoofde van de verhuurder geen reden voordoet om over te moeten gaan tot een herziening van de afgetrokken btw ten voordele van de Schatkist?

 

Zo ja, geldt dit dan enkel als die huurkwijt­schelding in aanmerking komt voor het met het wetsontwerp 55K1851 onder hoofdstuk 4 beoogde belastingvoordeel, of in alle gevallen van huurkwijtschelding door de verhuurder om de huurder te ondersteunen?

 

21.02 Minister Vincent Van Peteghem: Uw vraag heeft betrekking tot huurovereenkomsten die optioneel aan de btw zijn onderworpen. Een belastingplichtige verhuurder moet in dat geval normaliter een herziening van genoten aftrek verrichten wanneer hij het gebouw gedurende het herzieningstijdsvak gedeeltelijk of geheel gebruikt voor handelingen die geen recht op aftrek verlenen. De gratis terbeschikkingstelling van de gebouwen wordt in beginsel aanzien als een handeling die geen recht op aftrek verleent. In het geval van een huurcontract is de huurder periodiek gehouden tot het betalen van huurver­goedingen. Wanneer de partijen bij de uitvoering van het huurcontract overeenkomen dat de huurder tijdelijk ontheven is van de betaling van huurgelden, neemt de administratie in de regel aan dat er sprake is van een prijsvermindering of een korting op de huurprijs en dat het niet gaat om een gratis terbeschikkingstelling.

 

In het geval van een prijsvermindering of een korting, zal de verhuurder dan ook niet gehouden zijn tot het verrichten van een herziening van de genoten aftrek van voorbelasting. Bovenstaande principes gelden niet enkel voor de maatregelen die worden genomen in het kader van de COVID-19-pandemie, maar ook voor gevallen van vermindering of kwijtschelding van huur, voor zover blijkt dat de overeenkomst onder bezwarende titel wordt gesloten.

 

De tijdelijke gratis terbeschikkingstelling van een gebouw of een gedeelte van een gebouw in het kader van de uitvoering van een huurcontract wordt dus in de regel door de administratie beschouwd als een prijsvermindering of een korting op de huurprijs en niet als een gratis terbeschikkingstelling. De verhuurder moet geen herziening van de afgetrokken btw ten voordele van de schatkist doen wanneer hij in het kader van de COVID-19-pandemie de huur enkele maanden kwijtscheldt om de huurder te ondersteunen.

 

21.03  Joy Donné (N-VA): Ik dank de minister voor zijn duidelijke antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Samengevoegde vragen van

- Wouter Raskin aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De verlenging van de steunmaatregel voor de ontwrichte zones" (55015867C)

- Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De ontwrichte zone Limburg" (55016011C)

22 Questions jointes de

- Wouter Raskin à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La prolongation de la mesure de soutien aux zones en difficulté" (55015867C)

- Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le Limbourg, zone en difficulté" (55016011C)

 

22.01  Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de minister, in Vlaanderen zijn drie zones erkend als ontwrichte zone: Limburg, de Kempen en de regio rond Zaventem en Vilvoorde. Voor die zones geldt een specifieke regeling die u kent en waarover ik niet in detail zal treden. Helaas loopt de termijn van de steunmaatregel voor Limburg en de Kempen af op 30 april. Dat is al zeer snel.

 

Tijdens de commissie van 10 maart gaf u aan dat u hierover op 18 maart een overleg zou hebben met het Vlaams Gewest. Wat is het resultaat van dit overleg? Aangezien de steunmaatregel binnenkort afloopt, is een snelle beslissing wenselijk. Lijkt het u een goed idee om de huidige maatregel met 18 maanden te verlengen?

 

22.02  Steven Matheï (CD&V): Ik sluit me graag aan bij de vraag van mijn collega over de ontwrichte zones. Limburg werd in 2015 als ontwrichte zone erkend, maar die periode loopt nu af. Dat onderwerp is in deze commissie al meermaals ter sprake gekomen. In oktober vorig jaar zou worden bekeken of een verlenging mogelijk was. Twee maanden geleden werd nog aangegeven dat dit probleem niet los van een grote relance kon worden beschouwd, en evenmin los van een overleg met de deelstaten. Nu vernemen we dat de Vlaamse regering heeft gevraagd om de regeling te verlengen met 18 maanden, ook wat Limburg betreft. Kunt u verduidelijken of Vlaanderen die vraag effectief heeft gesteld en of er dan ook samen kan worden overgegaan tot een verlenging van de ontwrichte zones met 18 maanden, na april 2021?

 

22.03 Minister Vincent Van Peteghem: Er heeft inderdaad een overleg plaatsgevonden met de Gewesten over de verlenging of de aanpassing van de steunmaatregel voor ontwrichte zones. Rekening houdend met de nieuwe economische realiteit die ontstaan is ingevolge de COVID-19-pandemie en de Brexit, heeft een Gewest de wens geuit om de toepassingsduur van de bestaande steunzones te verlengen met 18 maanden. Ook de vertegenwoordigers van de overige Gewesten hebben kenbaar gemaakt zich hierin te kunnen vinden.

 

Gelet op de bijzondere omstandigheden sedert maart 2020 die een vorm van economische stilstand betekenen, de uitgebreide mogelijkheden tot technische werkloosheid en de uitdrukkelijke vraag van het Gewest, daarin ondersteund door de overige Gewesten, zal ik de vraag tot een uitzonderlijke verlenging van de bestaande steunzones op zeer korte termijn voorleggen aan mijn collega's van de federale regering.

 

Er moet immers vanuit gegaan worden dat de ondernemingen sinds begin vorig jaar niet in staat waren om de bedoelde investeringen, waarbij gerekend werd op de steun van de maatregel, te realiseren. Er dient overwogen te worden om hen alsnog voldoende tijd ter beschikking te stellen om hun investeringen met dezelfde parameters te kunnen verrichten.

 

22.04  Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de minister, ik begrijp dat er een brede consensus is in het overleg met de andere Gewesten over de verlenging van de huidige maatregel met 18 maanden. Ik heb ook begrepen dat u op korte termijn zult overleggen met uw collega's van de federale regering. Ik wil er toch op aandringen om uw volle gewicht in de schaal te werpen om uw collega's over de brug te trekken. Zo kunt u zeer snel met een concreet ontwerp naar het Parlement komen. Zoals ik al zei, is 30 april 2021 niet meer zo ver af. Uw antwoord was in ieder geval hoopgevend. Ik hoop dat u dit ook kunt waarmaken.

 

22.05  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, de economische situatie in de ontwrichte zones is er door corona en de Brexit niet beter op geworden. Een verlenging van de steunmaatregelen voor de ontwrichte zones zou zeer welkom zijn. Aangezien het Vlaams Gewest, maar ook de andere Gewesten vragende partij zijn om de maatregelen te verlengen, kunt u van onze fractie alleszins alle steun verwachten. We hopen dat u de collega's in de regering ook kunt overtuigen om deze voor de economie broodnodige maatregel verder doorgang te laten vinden. Dank u wel voor uw antwoord en uw inspanningen hieromtrent.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

23 Samengevoegde vragen van

- Wim Van der Donckt aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De COVID-19-kredieten" (55015895C)

- Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De staatsgarantie bij kredietverlening" (55016100C)

- Vanessa Matz aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De bankgaranties en de risicoaversie van de banksector" (55016138C)

23 Questions jointes de

- Wim Van der Donckt à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les crédits bancaires covid-19" (55015895C)

- Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La garantie d'État lors de l'octroi de crédits" (55016100C)

- Vanessa Matz à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les garanties bancaires et la prise de risque du secteur bancaire" (55016138C)

 

23.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb een vraag over de bankgarantie, de zogenaamde bazooka, die blijkbaar maar niet gelanceerd geraakt.

 

Ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag en kijk uit naar uw antwoord.

 

Graag breng ik u op de hoogte van bepaalde praktijken bij de banken in verband met COVID-19-kredieten.

Zoals afgesproken met de financiële sector kost de staatswaarborg 1 % indien men een COVID-19-krediet op vijf jaar heeft en 0,5 % indien het op drie jaar is.

 

Een voorbeeld uit de praktijk: een bedrijf heeft bij KBC een COVID-19-krediet van 250.000 euro afgesloten. Dit over een periode van vijf jaar. De waarborg van de Staat voor de volgende vijf jaar (een 12.500 euro) werd vervolgens in één keer van de rekening gehaald. Dit op een moment waar bedrijven er alles aan doen om de liquiditeiten te managen en elke euro omdraaien.

 

Daarnaast wordt vastgesteld dat banken hiervoor hogere dossierkosten aanrekenen. Waar men vroeger standaard een dossierkost van 250 euro had, betaalt men nu voor een COVID-19-krediet meer dan 500 euro.

 

Bent u op de hoogte van bovenstaande praktijken door de financiële sector?

 

Ziet u een oplossing in het vastleggen van de hoogte van dossierkosten, in samenspraak met Febelfin?

 

Wat denkt u van volgende piste wat betreft de staatswaarborgen: het maandelijks van de rekening ophalen zoals gebeurt met interesten?

 

Op welke manier wilt u mogelijke wanpraktijken voorkomen?​

 

23.02  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, om ervoor te zorgen dat de andere leden weten waarover het gaat en uit solidariteit met u, die elk antwoord toch moet voorlezen, zal ik de vraag toch mondeling stellen.

 

In juli 2020 is de tweede staatsgarantie in werking getreden. De kostprijs voor de leningnemer aan de Staat is 50 basispunten voor leningen tot drie jaar en 100 basispunten voor leningen tussen drie en vijf jaar.

 

De nominale maximumrente die kredietgevers kunnen vragen bij gewaarborgde kredieten, is dus respectievelijk 2 % en 2,5 %.

 

Nu werd mij bericht dat iemand een krediet van 250.000 euro onder staatsgarantie heeft afge­sloten met een looptijd van vijf jaar. De kredietnemer beweert dat de geheel aan de Staat verschuldigde vergoeding in één keer van de lopende rekening werd gehaald en werd uitbetaald aan de Staat. Bovendien zouden ook hogere dossierkosten worden aangerekend, namelijk 500 euro in plaats van de gebruikelijke 250 euro.

 

In de wetgeving die de staatsgarantie regelt, worden de dossierkosten niet geplafonneerd. Indien de melding een weergave zou zijn van de gebruikelijke praktijk, ziet het ernaar uit dat sommige kredietgevers de maximumrentevoet ten minste deels trachten te omzeilen via hogere dossierkosten.

 

Daarom heb ik de hiernavolgende vragen.

 

Ten eerste, hebt u weet van hogere dossierkosten voor leningen onder staatsgarantie? Valt de verhoging te verantwoorden door hogere kosten in de praktijk?

 

Ten tweede, meent u dat het billijk kan zijn de dossierkosten te plafonneren, zodat ze in elk geval overeenstemmen met de gemaakte kosten en de maximumrente niet wordt omzeild?

 

Ten derde, vandaag kunnen banken de verschuldigde vergoeding voor de staatsgarantie verrekenen als bijkomende intrest op de hoofdsom of als onderdeel van het geleende bedrag. In dat laatste geval heft de kredietgever ook rente op de verschuldigde vergoeding.

 

Meent u dat de kredietnemer steeds het recht zou moeten hebben de vergoeding te betalen onder de vorm van een verhoogde rente, die in totaal goedkoper en beter voorspelbaar is?

 

La présidente: Madame Matz, vous avez la parole et, heureusement, vous ne conduisez pas. C'est donc parfait!

 

23.03  Vanessa Matz (cdH): Non, madame la présidente! Je suis heureuse que vous le voyiez car j'ai eu une remarque d'un de mes collègues Ecolo lors d'une précédente réunion qui mettait en évidence le fait que je conduisais. Je ne voyais pas tellement bien comment conduire et poser en même temps des questions. Soit! Toujours est-il que je ne conduis jamais. Je renvoie à ma question écrite par solidarité, vu le nombre de questions qui sont à l'ordre du jour ce matin.

 

Le président:  C'est très élégant de votre part. Je vous remercie, madame Matz.

 

23.04  Vanessa Matz (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, le précédent gouvernement fédéral a dégagé, nous le savons, une force de frappe d'environ 50 milliards de garanties afin de permettre de rassurer un secteur bancaire frileux, du fait de la crise sanitaire et de ses conséquences économiques, en vue d'assurer une fluidité de l'économie belge et surtout en vue d'éviter des rigidités de la part du secteur bancaire.

 

Par le passé, de nombreuses entreprises ont travaillé avec le secteur bancaire avec des mandats plutôt que des hypothèques, et ce afin de réduire leurs frais à court terme, mais avec la possibilité à tout moment, pour le secteur bancaire, en cas de coup dur, de rebasculer vers le régime de l'hypothèque. Bien évidemment, dans ce dernier cas, les frais auxquels les entreprises avaient espéré échapper (frais de notaire, d'étude et d'administration,…) leur tombent alors dessus.

 

Or il me revient des cas d'entreprises actives dans le secteur immobilier et qui ont pu bénéficier de ce régime de mandats (et, ainsi, éviter des frais) que même lorsque celles-ci se sont limitées à activer la possibilité de report de mensualités prévues par la charte FEBELFIN, leur banque n'a pas hésité – jugeant leur secteur d'activités particulièrement risqué – à transformer leur mandat en hypothèque, entraînant de facto un coût pour elles, alors qu'elles n'enregistraient aucun retard de paiement dans leurs mensualités.

 

Cette situation est pour le moins interpellante. En effet, si l'on savait le secteur bancaire déjà fortement frileux, comment expliquer que même alors que l'État met à sa disposition un système de garanties bancaires, il n'hésite pas à renvoyer sur ses clients des frais hypothécaires en vue de se couvrir un maximum?

 

Monsieur le Ministre, trouvez-vous cette frilosité outrancière du secteur bancaire normale? Quels contacts avez-vous avec le secteur pour éviter de pareils cas? Ne pensez-vous pas que le système de garanties étatiques devrait être adapté en vue d'assurer une plus grande efficacité de celui-ci et, ainsi, fluidifier l'Economie belge? Si oui, quelles adaptations préconisez-vous?

 

23.05 Minister Vincent Van Peteghem: Collega's, de federale overheid dient bij de berekening van de premie die moet worden aangerekend voor het verkrijgen van een staatswaarborg de richtlijnen te volgen die worden uitgezet door de Europese Commissie in de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak. De kaderregeling stelt onder andere de minimale garantiepremies vast die moeten worden aangerekend voor een gegarandeerde lening. Hieruit vloeit voort dat voor een krediet aan een kmo met een looptijd van vijf jaar de premie 1 % of 100 basispunten per jaar bedraagt.

 

De modaliteiten van de betaling van die premie worden verder uitgewerkt in de wet van 20 juli 2020, die staatswaarborg 2 heeft ingevoerd. De betaling van de premie voor de staatswaarborg gebeurt overeenkomstig de wet in haar totaliteit. Daarom is het gangbaar dat de banken de premie upfront laten betalen en de betaling ervan niet spreiden over de duur van het krediet. Dat stemt overeen met de gebruikelijke werkwijze voor het betalen van de vergoeding voor waarborgregelingen.

 

Overeenkomstig het KB van 24 december 2020 wordt de globale premie op 30 maart 2021 berekend door de Thesaurie voor de kredietportefeuille zoals die op 31 december 2020 is samengesteld. Sinds de verlenging van de gewaarborgde kredieten na 31 december 2020 wordt de premie voor de hierna toegekende kredieten drie maanden na het einde van de bijkomende periode berekend. Dat is dus 30 september 2021. De bank loopt hierbij  een risico indien de premie niet onmiddellijk wordt geïnd bij de klant, aangezien de fee immers sowieso door de bank verschuldigd is aan de Staat, ook al zou naderhand blijken dat de kredietnemer deze niet kan betalen.

 

L'entreprise qui sollicite le prêt peut elle-même prendre en compte le montant de la prime dans le plan de trésorerie qu'elle présente à sa banque afin de justifier le montant du prêt avec la garantie de l'État, c'est-à-dire que la banque peut elle-même cofinancer le montant de la prime.

 

De wet op de kmo-financiering voorziet er bovendien in dat op het ogenblik van een kredietaanbod aan een onderneming een informatiedocument wordt bezorgd bij het verstrekken van de kredietovereenkomst. In dat informatiedocument moeten onder meer alle kosten worden opgenomen, dus ook de premie die zal worden aangerekend voor de staatswaarborg en de dossierkosten.

 

Hoe hoog de dossierkosten zijn, maakt daarbij deel uit van het beleid van elke individuele bank. Volgens Febelfin blijkt uit een onderzoek bij de grootste banken echter dat zij geen dossierkosten aanrekenen die verschillen naargelang het een krediet met of zonder staatswaarborg betreft. Bovendien blijkt daarbij dat deze banken recent hun dossierkosten niet substantieel hebben verhoogd.

 

De wet van 20 juni 2020 zorgt ervoor dat de staatswaarborg niet de verliezen dekt die worden geleden op de gewaarborgde kredieten waarvoor de kredietgever de kredietnemer in verband met de toekenning of de uitvoering ervan kosten aanrekent die niet verschuldigd zouden zijn geweest op basis van de algemene voorwaarden van de kredietgever op 29 februari 2020. De staatswaarborgregeling voorziet er dus in dat de banken in geen geval gewettigd zijn om hierbij de kredietnemers die onder de garantie vallen, op een afzonderlijke en duurdere wijze te behandelen.

 

Enfin, je n'ai pas connaissance des circonstances particulières dans lesquelles les banques ont exécuté les mandats hypothécaires consentis par les entreprises évoquées. De manière générale, les banques doivent se montrer suffisamment prudentes et obtenir des garanties pour les crédits qu'elles octroient, dont des hypothèques. Celles-ci réduisent non seulement le risque financier encouru par la banque prêteuse, mais aussi les risques subis par l'État belge en tant que garant.

 

23.06  Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, dank voor uw antwoord, dat op een aantal punten zeer duidelijk was. Wij zullen de informatie meenemen en de zaak blijven opvolgen.

 

23.07  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Het klopt dat de rente en het aantal basispunten Europees bepaald zijn. Ik neem daar akte van en we zullen met dat gegeven ook rekening houden. U zegt evenwel ook dat Febelfin geen weet heeft van het feit dat banken hun dossierkosten substantieel verhogen. Dat is in tegenspraak met de getuigenissen die ons bereikten. We zullen dat dan ook nog eens grondig natrekken.

 

Ik weet dat de overheid heel veel moeite doet om goede afspraken te maken met de bankensector. Dat geldt voor u in het bijzonder. Bovendien is het onmogelijk om alle individuele transacties op te volgen en te controleren. Daarom is het belangrijk dat burgers hun getuigenissen blijven sturen. Zo kunnen er evaluaties plaatsvinden en kan er feedback worden gegeven. Ecolo-Groen zal de zaak blijven monitoren en zal melding blijven maken van onregelmatigheden. Als er zich dan een tendens aftekent, zult u waarschijnlijk opnieuw met de sector rond de tafel moeten zitten.

 

23.08  Vanessa Matz (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie.

 

En ce qui concerne l'état de la situation, je confirme effectivement que ce ne sont pas tout à fait les échos que nous avons par rapport à l'augmentation d'un certain nombre de frais. Nous allons investiguer un peu plus sur ce que vous venez de dire et sur les situations qui nous ont été soumises. Cependant, nous devons constater la frilosité des banques à intervenir et à présent leur tendance à générer des frais complémentaires; cela devient vraiment très lourd, si je puis me permettre. Peut-être serez-vous amené, à un moment donné, à vous remettre autour de la table pour faire le gros doigt à ces banques qui, objectivement, abusent par moments de leur pouvoir.

 

La présidente: C'est une expression, monsieur le ministre, pour dire aux banques que ce n'est pas bien. On peut aussi faire les gros yeux! Avançons!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

24 Vraag van Ben Segers aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De scanning van containers in de haven van Antwerpen naar aanleiding van operatie Sky" (55015917C)

24 Question de Ben Segers à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le contrôle par scanneur des conteneurs du port d’Anvers à la suite de l'opération Sky" (55015917C)

 

24.01  Ben Segers (Vooruit): De regering engageerde zich ertoe om “investeringen en personeel te voorzien om het project van de douane ‘100% scanning van risicocontainers’ in de haven van Antwerpen tot een goed einde te brengen.”

 

Uit de antwoorden op een schriftelijke vraag van mij (nr. 189) en een eerdere vraag van Peter Vanvelthoven blijkt dat het aantal behandelde containers (aanvoer en afvoer opgeteld) in de haven van Antwerpen sinds 2015 met 21 % is toegenomen, terwijl het aantal gescande containers in diezelfde periode afnam met 23 %. In 2015 werd nog 0,51 % van de containers gescand, in 2020 nog slechts 0,34 %. Zelfs met abstractie van ‘rampjaar’ 2020 lijkt het aandeel (!) gescande containers lager te liggen dan in 2015 (gezien het aantal gecontroleerde containers niet lijkt ‘mee te stijgen’ met het aantal behandelde containers).

 

Is het aantal en aandeel containers uit Zuid-Amerika in deze periode gestegen of gedaald, met hoeveel en hoeveel procent? Hoeveel procent van die containers wordt daadwerkelijk gescand? Hoe evolueerde dit?

 

Zijn de lage controlecijfers van 2020 uitsluitend te wijten aan corona?

 

Hoe verklaart u de daling van het aandeel gecontroleerde containers in 2019 ten opzichte van 2015?

Welke vooruitzichten zijn er voor 2021 en verder?

 

Is het optrekken van de boete met enkele duizenden euro’s voor het zich onttrekken aan de scanning volgens u effectief gezien de miljoenenwinst? Hoeveel sancties waren er uiteindelijk in 2018, 2019 en 2020 voor welke totaalbedragen?

 

Uiteraard is het zeer goed dat er 10 miljoen geïnvesteerd wordt in vijf bijkomende mobiele scanners, maar hoeveel extra scanners zijn nodig (zelfs met de A.I.-plannen) om ooit geloofwaardig in de buurt van 100 % scanning te kunnen komen?

 

Worden er ook bijkomende mobiele scanners gepland in de andere Vlaamse havens?

 

Het regeerakkoord bepaalt ook dat geïnvesteerd zal worden in het gebruik van diverse technologieën. Wat zal u doen?

 

De federale procureur Van Leeuw zei naar aanleiding van operatie Sk: “Nu moet de douane wel versterkt worden om alle verdachte containers te controleren die mogelijk drugs bevatten.’“ Beaamt u dit en wat zal u doen?

 

De heer Yve Driesen, directeur van de Antwerpse FGP, stelt in De Tijd (13 maart) vast dat grote geldsommen worden betaald om aan informatie te geraken, bijvoorbeeld om iemands adres te achterhalen. Op welke manier zal u bekijken of iedereen die toegang heeft tot de databanken voldoende wordt gescreend en of hun opzoekingen voldoende worden gemonitord?

 

24.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Segers, volgens de cijfers uit het jaarverslag van de haven van Antwerpen was er tussen 2015 en 2020 een groei van 27 % voor de containertrafiek met Zuid-Amerika. Hoeveel van de containers uit Zuid-Amerika er werden gescand, kan ik u niet meedelen, aangezien er geen afzonderlijke scancijfers per werelddeel worden bijgehouden.

 

De lagere controlecijfers van 2020 zijn inderdaad vooral te wijten aan de coronamaatregelen die het personeel moest respecteren.

 

De daling van het aantal gecontroleerde containers in 2019 ten opzichte van 2015 is dan weer vooral gelinkt aan de uitbouw van ons risicomanagementsysteem. Alle douaneaangiften ondergaan een risicoanalyse, waardoor er veel meer gericht gecontroleerd en gescand kan worden.

 

Wat de vooruitzichten betreft, blijft het voor 2021 de bedoeling om volop in te zetten op een sterke risicoanalyse. Daarbovenop is het de bedoeling om het aantal gescande risicocontainers stelselmatig op te drijven.

 

In 2018 werden er 174 dossiers opgestart omdat de container geselecteerd voor scanning was weggenomen, met een inning van 395.250 euro. In 2019 waren dat 99 dossiers, met een inning van 385.250 euro en in 2020 waren het 106 dossiers, met een inning van 535.000 euro. Of een boete voor dat soort van feiten volstaat als afschrikmiddel, zijn mijn diensten aan het bekijken. In ieder geval wordt er zoveel als mogelijk ingezet, om te vermijden dat containers verdwijnen.

 

Een scanning van 100 % van de risicocontainers zou op termijn mogelijk moeten worden, als wij stelselmatig onze controlecapaciteiten opbouwen. De douaneadministratie onderzoekt samen met externe partners hoeveel containerscanners daarvoor effectief nodig zijn. Momenteel loopt er een overheidsopdracht, in afwachting van de levering van twee bijkomende backscatters in september van dit jaar. Verder beschikt de douane reeds over vijf mobiele containerscansystemen die naargelang de noodzaak in alle Belgische havens worden ingezet.

 

Het project 100 % scanning bestaat uit verschillende deelprojecten. Naast scanappa­ratuur wordt er geïnvesteerd in technologieën als op spectroscopie en spectrometrie gebaseerde analyse- en detectieapparatuur en technische middelen voor de uitoefening van het elektronisch toezicht.

 

In het kader van de operatie Sky zal de douane uiteraard ook volop inzetten om alle verdachte containers te controleren. Indien er bijkomende personeelsnoden zijn, zal dat worden bekeken.

 

Ten slotte stelde u ook een vraag over de toegang tot de databanken. Wat de applicaties en gegevens betreft, worden de toegangen toegekend op basis van de functies en de functionele behoeften gebonden aan de personen in hun dienst. A posteriori laten de auditlogs van de applicatie toe om anomalieën te onderzoeken. Die auditlogs bewaren wie, wanneer, in welk dossier, welke gegevens heeft geconsulteerd, gewijzigd, gecreëerd of gewist. Een specifieke interne procedure is voorzien om deze logs te consulteren. Ik meen hiermee al uw vragen te hebben beantwoord.

 

24.03  Ben Segers (Vooruit): Mijnheer de minister, de schriftelijke vraag waarnaar ik verwees was ingediend voor de operatie Sky maar het antwoord is door die operatie natuurlijk des te actueler geworden. Ik vond het verontrustend dat het aandeel van de gecontroleerde containers leek af te nemen, zeker in het licht van de doelstelling om 100 % te scannen.

 

Welke zijn de risicocontainers? Als ik het goed heb gehoord, dan blijken er eigenlijk geen afzonderlijke cijfers te zijn voor bijvoorbeeld Zuid-Amerika. Dat was mij niet helemaal duidelijk en ik zal dan ook een bijkomende vraag indienen.

 

Verder dank ik u voor het uitgebreide antwoord en voor uw engagement om 100 % van de risicocontainers te scannen. Ook de databanken moeten goed gescreend worden en de opzoekingen dienen voldoende gemonitord worden, zeker gezien de grote geldsommen die betaald worden om in drugsonderzoeken aan info te komen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

25 Question de Hugues Bayet à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La délocalisation de certains services des douanes et accises de la région de Charleroi" (55015960C)

25 Vraag van Hugues Bayet aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De verhuizing van bepaalde douane- en accijnzendiensten uit de streek van Charleroi" (55015960C)

 

25.01  Hugues Bayet (PS): Monsieur la présidente, monsieur le ministre, il m'est revenu récemment que l'Administration générale des Douanes et Accises (AGDA) avait pour projet de délocaliser certains de ses services, actuellement implantés dans la région de Charleroi, pour les fusionner avec les services de la région de Mons. Parmi eux, on peut notamment citer le service de Recherche de la douane à Charleroi.

 

Pour ma part, je m'interroge sur le bien-fondé et l'opportunité de cette délocalisation. Le service de Recherche s'occupe de dossiers essentiels tant pour la région carolo que pour l'ensemble de la Belgique, notamment dans le cas d'affaires de fraude de grande ampleur pour des marchandises telles que l'alcool ou le tabac, de trafics de stupéfiants ou encore de fabrications illégales de cigarettes contrefaites. Ces activités illicites ont évidemment un impact négatif pour la région – que ce soit en termes de répercussions sur les commerçants locaux ou en termes de santé publique, puisqu'on parle évidemment de trafics de drogues – sans compter le manque à gagner pour les finances publiques en ce qui concerne les droits de douane, les accises ou la TVA éludés via ces fraudes.

 

Par ailleurs, cette décision semble peu compréhensible pour les douaniers wallons qui redoutent qu'elle ne complique leur travail sur le terrain. Il existe actuellement quatre services de Recherche en Wallonie: un à Mons, un à Charleroi, un à Liège et un dernier à Bierset. En plus de la fusion des services de Mons et Charleroi, l'AGDA compte également faire fusionner ceux de Liège et Bierset, ce qui réduirait encore le nombre de ces services à deux pour l'ensemble de la Wallonie. À titre de comparaison, on en compte cinq en Flandre et un pour la Région bruxelloise. Pire encore, on nous dit que cette nouvelle cellule Charleroi-Mons serait encore réduite en termes d'effectifs et ne pourrait donc réaliser l'ensemble de ses missions.

 

Monsieur le ministre, au vu des conséquences négatives potentielles de cette délocalisation sur la région de Charleroi et pour l'État belge ainsi que des doutes exprimés quant à son efficacité, j'aimerais vous poser les questions suivantes. Quelles sont les raisons qui poussent l'AGDA à procéder à cette fusion? Quelle comparaison peut-on faire par rapport à la Flandre? Pourquoi a-t-on le sentiment que cela fonctionnera mieux qu'en Flandre? Sachant que Charleroi compte le deuxième aéroport du pays sur son territoire, ne pensez-vous pas qu'il importe que la région comporte un service de Recherche de la douane en son sein? Enfin, cette décision de fusion est-elle encore réversible?

 

25.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la présidente, monsieur Bayet, la décision d'opérer la fusion entre l'Inspection de Recherche de Charleroi, actuellement composée de 5 personnes, avec l'Inspection de Recherche de Mons, actuellement composée de 16 personnes, a déjà été prise. En agissant ainsi, cela permet de créer une plus grande Inspection de Recherche pour couvrir toute la région.

 

L'aéroport de Gosselies, contrairement à celui de Bierset, n'est pas un aéroport dédié au trafic de marchandises. Vu l'important développement économique que connaît l'aéroport de Bierset et l'augmentation importante du nombre de déclarations en douane déposées, principalement liée à l'e-commerce qui va de pair, l'administration de Recherche prévoit de considérablement renforcer ses effectifs dans la région de Liège.

 

Tenant compte, d'une part, du fait que l'administration de Recherche se retrouve dans l'obligation de concentrer ses efforts dans la région de Liège et, d'autre part, qu'il est nécessaire à un service de Recherche de réunir un minimum de 15 collègues pour être pleinement opérationnel, il devient dès lors indispensable pour y parvenir de supprimer les services de Recherche de Charleroi et de concentrer toutes les forces au même endroit, à savoir Mons.

 

En effet, il faut également noter que l'Inspection de Recherche de Liège, actuellement composée de 19 personnes, et l'Inspection de Recherche de Bierset, actuellement composée de 15 personnes, vont être fusionnées en une grande Inspection de Recherche région de Liège avec un seul chef de service, tout en conservant les deux places géographiques.

 

 

25.03  Hugues Bayet (PS): Merci, monsieur le ministre, pour votre réponse, qui malheureusement ne me satisfait pas totalement, même si je comprends qu'à Liège, il y a davantage de marchandises qui passent.

 

Il y a tout de même, en vitesse de croisière dix millions de passagers à Charleroi. Les différentes analyses à notre disposition nous prouvent que toute une série de problèmes de drogue et de trafics en tous genres existent.

 

Deuxième élément: si la fusion de nos services de recherche a réellement une efficacité, cela signifie qu'il faudrait faire la même chose du côté flamand et passer de cinq à deux. Je reviendrai donc avec une série de questions visant à faire des comparaisons, pour voir ce qui est le mieux dans l'intérêt de nos douaniers et de l'efficacité des services. En effet, la centralisation n'a pas toujours les résultats escomptés.

 

Si vous permettez, madame la présidente, comme l'ont fait mes collègues et pour gagner du temps, je propose que ma question n° 55016008C soit transformée en question écrite si le ministre est d'accord et de clôturer en posant ma dernière question avec le collègue Joris Vandenbroucke, pour faire gagner du temps à tout le monde, si vous acceptez.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

26 Questions jointes de

- Hugues Bayet à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le précompte professionnel lié au chômage temporaire (corona)" (55016119C)

- Joris Vandenbroucke à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les conséquences fiscales de l'abaissement du précompte professionnel" (55016131C)

26 Samengevoegde vragen van

- Hugues Bayet aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De bedrijfsvoorheffing bij tijdelijke werkloosheid wegens overmacht (coronavirus)" (55016119C)

- Joris Vandenbroucke aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De fiscale gevolgen van het verlagen van de bedrijfsvoorheffing" (55016131C)

 

26.01  Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, depuis quelques semaines, mon groupe vous interroge au sujet du dossier du précompte professionnel pour chômage temporaire. Ceci touche des milliers de personnes. Au vu des informations contradictoires diffusées dans la presse, vous comprenez à quel point il est essentiel de dire la vérité à nos concitoyens.

 

Petit rétroacte: au début de la crise covid, il a été décidé, notamment sous l'impulsion du parti socialiste, de diminuer le précompte lié au chômage temporaire à 15 %, l'objectif étant de donner immédiatement de l'oxygène aux centaines de milliers de ménages touchés par la crise. Il a été décidé à l'époque que ce précompte ne serait pas libératoire.

 

Interrogé la semaine dernière en plénière, vous avez dit que les secrétariats sociaux avaient fait leurs propres évaluations et que l'impact, principalement pour les bas salaires, n'était pas négatif. Cet élément est fondamental puisqu'en effet, la mesure n'a pas été prise dans le but d'être une avance qui serait compensée par une récupération pour l'État au moment de l'avertissement-extrait de rôle.

 

Monsieur le ministre, j'aimerais que vous puissiez préciser votre affirmation quand vous dites que la mesure n'impacte pas négativement les bas salaires. L'administration fiscale, à l'instar des secrétariats sociaux a-t-elle des chiffres affinés? Quel sera l'impact réel de cette mesure pour les bas et moyens salaires en particulier?

 

26.02  Joris Vandenbroucke (Vooruit): Mevrouw de voorzitter, collega Bayet heeft de problematiek zeer goed geschetst. Ik beperk mij daarom tot een verwijzing naar mijn schriftelijk ingediende vraag.

 

Sinds een aantal weken, worden mensen ongerust gemaakt over eventuele fiscale gevolgen van het verlagen van de bedrijfsvoorheffing voor de uitkering tijdelijke werkloosheid naar 15 %. Dat is een maatregel die aan het begin van de coronacrisis is genomen om de koopkracht van de mensen te versterken op het moment dat ze die nodig hebben. De analyse was toen dat de bedrijfsvoorheffing te hoog was met betrekking tot die uitkeringen. Wij van Vooruit staan nog steeds achter die maatregel.

 

Maar nu is er ongerustheid ontstaan bij de mensen en in de media dat er, als gevolg van die lagere bedrijfsvoorheffing in 2020, nu in 2021 een serieuze som bijgelegd zal moeten worden in de belastingafrekening.

 

Mijnheer de minister, in uw antwoord in de plenaire vergadering van vorige week waren er twee belangrijke elementen. U bevestigde ten eerste dat er nooit bijkomende belastingen verschuldigd zullen zijn én u gaf aan dat berekeningen van de sociale secretariaten aantonen dat die ongerustheid over een eventuele toeslag ongegrond is.

 

Mijnheer de minister, ik denk dat het belangrijk is dat u die ongerustheid wegneemt bij de mensen. In deze tijden kan het niet de bedoeling zijn dat mensen nog eens een extra financiële ongerustheid moeten dragen. Kunt u aub de berekeningen van de verschillende scenario's vrijgeven, en duidelijk het signaal geven dat er geen fiscale verrassing volgt als gevolg van de verlaagde bedrijfsvoorheffing?

 

26.03 Minister Vincent Van Peteghem: De interesse in deze problematiek is ons uiteraard bekend.

 

Le taux de précompte professionnel a été diminué à partir du mois de mai 2020 de 26,75 % à 15 % sur les allocations temporaires de chômage. Comme je l'ai déjà évoqué en séance plénière et en séance de la commission des Finances, entre les mois de mai et de décembre 2020, 1,16 million de contribuables ont perçu des allocations de chômage temporaire. Je tiens à souligner que tous les contribuables concernés ne paient pas d'impôts supplémentaires sur les revenus des personnes physiques suite à l'application des mesures prises au niveau du précompte professionnel. En d'autres termes, la diminution du précompte est totalement neutre en termes de fiscalité globale.

 

Zoals ik al eerder heb gesteld, is de bedrijfsvoorheffing een voorafname op de uiteindelijk verschuldigde belasting en wordt die hier dus ook mee verrekend. Ik heb in de plenaire vergadering dan ook duidelijk herhaald dat de maatregel globaal genomen fiscaal neutraal is. In die zin zijn er dus geen bijkomende belastingen verschuldigd, maar ik heb evengoed reeds aangegeven dat het ingevolge de verlaging van de bedrijfsvoorheffing wel mogelijk is dat de betrokken belastingplichtigen bij de inkohiering van de personenbelasting een hoger bedrag zullen betalen of een lager bedrag zullen terugkrijgen. Dat kunnen wij echter nu niet met zekerheid zeggen, aangezien het pas duidelijk zal zijn voor de betrokken belastingplichtigen op het moment van de inkohiering van hun belastingsaangifte.

 

In ieder geval kan ik duidelijk zijn over de stelling van de FGTB dat alle betrokken belastingplichtigen geconfronteerd zullen worden met een belastingssupplement van ongeveer 1.000 à 1.500 euro. Die stelling is niet correct en moet ook grondig worden genuanceerd. Dat is ook wat ik vorige week in de plenaire vergadering heb gezegd en het wordt gesteund door de berekening van de sociale secretariaten waarover al werd gecommuniceerd naar aanleiding van het bericht van de FGTB. Ik verwijs onder andere naar een interview in De Ochtend op Radio 1 met een sociaal secretariaat.

 

Ik ben in elk geval van plan om hierover binnenkort samen met mijn administratie proactief te communiceren met het nodige cijfermateriaal. Het is immers mijn bedoeling om de betrokken belastingplichtigen correct te informeren over deze situatie.

 

26.04  Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse très claire car 1,16 million de personnes sont concernées.

 

Ce sujet est donc fort important pour elles. Vous confirmez que cette réforme est fiscalement totalement neutre, qu'aucun impôt supplémentaire ne sera appliqué pour les bas et les moyens salaires. Pour nos concitoyens, cette information est importante. Je vous engage à communiquer et à continuer sur cette voie tout comme à prendre les contacts utiles avec les syndicats et secrétariats sociaux qui ne disposeraient pas de la même information. Il est vraiment important que nos concitoyens sachent que nous sommes à leurs côtés et qu'il n'y a pas d'impôt caché derrière cette nouvelle mesure.

 

26.05  Joris Vandenbroucke (Vooruit): Mijnheer de minister, bedankt voor uw helder antwoord. Het is heel belangrijk dat mensen gerustgesteld worden en dat zij niet zomaar worden opgezadeld met bijkomende financiële kopzorgen in tijden van crisis. Ik vrees echter dat de sussende woorden niet voldoende zijn. Het is nodig om de mensen te overtuigen met harde cijfers. Ik ben heel blij dat u daarover binnenkort proactief zult communiceren met de cijfers in de hand. In mijn ingediende vraag heb ik de cijfers overigens ook opgevraagd.

 

Met Vooruit hebben wij, omdat wij daarover zoveel vragen kregen, zelf heel wat scenario's doorgerekend. Daarbij kwamen wij tot de vaststelling dat zo goed als niemand zal moeten bijbetalen en dat de bijbetalingen door mensen met een hoger loon zeer beperkt zijn. Indien mogelijk, dan bezorg ik u graag die berekeningen, om ze te laten bevestigen door uw administratie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: Courage! Nous avons encore quelques questions! Certains reportent ou transforment leurs questions orales en questions écrites, tout comme le fait M. Bacquelaine pour sa question n° 55016105C.

 

26.06 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, ik wil gerust nog de drie vragen van de heer Matheï beantwoorden, maar dan zou ik graag de vergadering stopzetten, omdat ik nog andere verplichtingen heb.

 

De voorzitster: Geen probleem. Ik heb het volste begrip voor uw vraag.

 

Vraag nr. 55016085C van mevrouw Muylle wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

27 Vraag van Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het uitstel voor de aangifte van de rechtspersonen­belasting" (55016014C)

27 Question de Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le report accordé pour la déclaration à l'impôt des personnes morales" (55016014C)

 

27.01  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, in januari hebben wij een wetsontwerp goedgekeurd over dematerialisatie van de relaties tussen de FOD en de burgers, respectievelijk vzw's en ondernemingen. Ingevolge die wet staat de aangiftetermijn ontegensprekelijk vast op uiterlijk 7 maanden na de afsluiting van het boekjaar. Dat is heel transparant en heel duidelijk en komt overeen met een aantal andere verplichtingen die vzw's en ondernemingen hebben, bijvoorbeeld de indiening van de jaarrekening. Dat is een heel duidelijke lijn.

 

Natuurlijk veronderstelt het dat de aangifte in de rechtspersonenbelasting voor bijvoorbeeld vzw's ook effectief kan gebeuren, via het platform Biztax. Dat platform moet dus klaar zijn om aangifte te kunnen doen. Op 18 maart verscheen er een bericht van de administratie van de FOD Financiën dat uitstel zou worden verleend aan bijvoorbeeld vzw's die de rechtspersonenbelasting moeten indienen, waarvan het boekjaar eindigt op het einde van het jaar. Dat zou dus niet uiterlijk zeven maanden na afsluiting zijn, dus einde juli, maar einde oktober.

 

Waarom werd dat uitstel verleend? Is het nog mogelijk om binnen de termijn de aangifte te doen? Met andere woorden, is het platform Biztax klaar voor de aangifte? Is het de bedoeling dat men telkens de verlenging zal toestaan of houdt men zich aan de termijn van de zeven maanden na afsluiting van het boekjaar?

 

27.02 Minister Vincent Van Peteghem: Zoals aange­geven in mijn beleidsnota, investeer ik in duurzame samenwerking tussen mijn administratie en het Instituut voor Tax Administrators en Accountants, het ITAA. In overleg met het ITAA werd, gelet op de bijzondere omstandigheden die de COVID-19-crisis met zich meebrengt, uitstel verleend tot 28 oktober 2021.

 

Het uitstel heeft geen impact op de start van Biztax. De startdatum van Biztax is voor begin juni 2021 gepland, zodat vanaf dan de aangifte van de rechtspersonenbelasting zal kunnen plaatsvinden.

 

27.03  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, dank u voor het heldere antwoord. Ik heb geen enkel probleem met uitstel, zolang de start niet verlaat wordt en de vzw's en ondernemingen die binnen de termijn aangifte willen doen, die mogelijkheid hebben.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

28 Vraag van Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De patrimoniumtaks" (55016019C)

28 Question de Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La taxe patrimoniale" (55016019C)

 

28.01  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, de patrimoniumtaks is een taks op de bezittingen van vzw's, waarvan de uiterste indieningsdatum 31 maart is. De indiening gebeurt meestal na een brief van de administratie aan de vzw's om aangifte te doen.

 

Ik heb hierover twee heel concrete vragen.

 

Moet er bij de aangifte van de patrimoniumtaks waarin men de bezittingen van de vzw oplijst, ook melding worden gemaakt van de verzekerings­polissen op de bezittingen?

 

In de uitnodigingsbrief om de patrimoniumtaks in te dienen, staat tegenwoordig de verplichting voor vzw's die bezittingen hebben met een waarde lager dan 25.000 euro en die dus eigenlijk geen taks moeten betalen, om de inventaris van hun bezittingen als bijlage mee te sturen. Is daar een wettelijke basis voor? Is dat werkelijk verplicht?

 

28.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Matheï, enkel indien de lichamelijk roerende goederen van de vzw verzekerd zijn tegen brand, diefstal of enig ander risico moeten de aangevers in de aangifte melding maken van alle op 1 januari om 0 uur van kracht zijnde polissen, de naam of de firma en het domicilie van de verzekeraar, de datum van de polis en zijn nummer alsook de verzekerde goederen en de verzekerde waarde. Tevens moeten de aangevers uitdrukkelijk bevestigen dat de goederen naar hun weten niet het voorwerp van andere polissen uitmaken. Waren de goederen in kwestie daarvoor niet verzekerd op het voormelde tijdstip, dan moeten de aangevers dat uitdrukkelijk in de aangifte bevestigen.

 

De toevoeging van de staat van vermogen uit de jaarrekening van de vzw is niet vereist. Het lag in de bedoeling  van de wetgever om enkel die goederen van de vereniging te belasten die van blijvende en duurzame aard zijn. De liquiditeiten en het bedrijfskapitaal die normaal bestemd zijn om gedurende het boekjaar te worden verbruikt voor de activiteiten van de vereniging, worden inderdaad uit de belastbare massa uitgesloten op grond van artikel 150, tweede lid, derde punt van het Wetboek der successierechten. In feite gaat het hierbij om de kasvoorraad die noodzakelijk is om de dagelijkse en onmiddellijke behoeften of ten minste die van de nabije toekomst binnen het boekjaar het hoofd te bieden, bijvoorbeeld tegoeden op een zichtrekening voortkomend uit netto-inkomsten naar aanleiding van een door de vzw georganiseerd evenement, de lidgelden of een subsidie die de vzw verwerft en die zij telkens binnen het boekjaar aanwendt voor de financiering van de binnen haar maatschappelijk doel georganiseerde activiteiten.

 

Weliswaar vergt dit een feitelijke beoordeling. Ik verwijs ook naar het antwoord op een vraag van senator Bock van 19 november 1982. Ik kan u een verwijzing naar die vraag bezorgen.

 

Bij de FOD Financiën wordt gewerkt aan de digitalisering van deze aangifte binnen een moderniseringsproject dat begin dit jaar werd opgestart. De aangifte zal via een digitaal aangifteformulier kunnen worden ingediend, beschikbaar in het elektronisch portaal MyMinfin, vermoedelijk vanaf de aangifte van 2023.

 

28.03  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor het uitvoerig en duidelijk antwoord, zeker met betrekking tot de verzekeringspolis. De staat van vermogen is dus niet verplicht. Ook de stappen die worden gezet voor een verdere digitalisering kunnen alleen maar worden toegejuicht.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

29 Vraag van Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "FATCA en de bestuurders van vzw's, ivzw's en stichtingen" (55016066C)

29 Question de Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'accord FATCA et les administrateurs d'ASBL, d'AISBL et de fondations" (55016066C)

 

29.01  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, als vzw's, ivzw's en stichtingen met bestuurders die de buitenlandse nationaliteit hebben, een rekening willen openen bij een bank of financiële instelling, dan is die verplicht om met een aantal zaken rekening te houden, sowieso met de verplichtingen in verband met het witwassen en het UBO-register, maar ook met de FATCA of de regels rond het doorgeven en uitwisselen van informatie van Amerikaanse staatsburgers.

 

In de praktijk wordt vastgesteld dat heel wat stichtingen, vzw's en ivzw's waar Amerikaanse staatsburgers bestuurder zijn, bij de financiële instellingen geen rekening krijgen of geen rekening meer krijgen.

 

Bent u daarvan op de hoogte?

 

Zijn er bepaalde wettelijke bepalingen rond het UBO-register en de FATCA waarop men zich kan baseren om daadwerkelijk rekeningen te weigeren wanneer Amerikaanse staatsburgers bestuurder zijn in een van de rechtspersonen die ik heb vermeld?

 

29.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Matheï, de problematiek waarnaar u in uw vraag verwijst, is uiteraard bekend bij mijn administratie, maar u begrijpt dat de meeste dossiers complex zijn en niet beoordeeld kunnen worden op één element. De beslissing om de opening van een bankrekening te weigeren, is een commerciële beslissing van de financiële instelling. Een dergelijke beslissing moet echter gebeuren met respect voor de geldende wettelijke regels.

 

In dat verband wil ik benadrukken dat consu­menten het recht hebben om een bankrekening met basisfuncties te openen bij een financiële instelling. Dat basisrecht vloeit voort uit de Europese richtlijn 2014/92 die de toegang tot bankrekeningen met basisfuncties garandeert.

 

Tot nu toe geldt het recht onder bepaalde voorwaarden enkel voor natuurlijke personen. Zeer binnenkort zullen ook rechtspersonen een vergelijkbaar recht op basisbankdiensten kunnen genieten. Ik verwijs daarbij naar de wet van 8 november 2020, houdende de invoering van de basisbankdiensten voor ondernemingen. Die wet treedt normaal in werking vanaf 1 mei 2021.

 

Concreet zijn financiële instellingen verplicht om in te gaan op een verzoek om een bankrekening met basisfuncties te openen, tenzij er een weigeringsgrond van toepassing is. De loutere toepassing van de regels inzake de FATCA is echter geen grond om de opening van een bankrekening te weigeren of om een rekening te sluiten of te blokkeren. Daarom voorziet diezelfde wet in een motiveringsplicht bij de weigering van een aanvraag tot opening van betalingsdiensten, alsook in een informatieplicht betreffende de klachten en buitengerechtelijke beroeps­procedures die voor de onderneming openstaan ter betwisting van die beslissing. Op die manier zullen de betrokkenen zelf en de toezichthouders kunnen nagaan of de weigeringsgrond al dan niet een discriminatie inhoudt op basis van nationaliteit, woonplaats of enig ander element.

 

29.03  Steven Matheï (CD&V): Dank u wel voor uw duidelijke antwoord. Dan kunnen we het hierbij laten wat mij betreft.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: Monsieur Van Hees, comme j'ai déjà eu l'occasion de le dire, M. le ministre des Finances a des obligations et doit nous quitter. Nous nous arrêtons donc au point 36 de l'agenda.

 

Je signale que Mme Nathalie Muylle a transformé sa question n° 55016085C en question écrite. D'autres collègues ont fait de même.

 

29.04  Marco Van Hees (PVDA-PTB): J'avais entendu effectivement que M. le ministre voulait encore répondre aux questions de M. Matheï et s'en aller ensuite. Je trouve cela dommage dans la mesure où il ne reste qu'une petite dizaine de questions. Il aurait pu y répondre.

 

Je rappelle que l'article 127 du Règlement prévoit qu'au moins une fois par semaine, le ministre vienne répondre aux questions orales. La dernière fois qu'il est venu, c'était le 10 mars 2021, si je ne m'abuse. Suivront deux semaines de vacances. J'espère qu'il viendra rapidement répondre aux questions restantes ainsi qu'aux nouvelles. Qu'il augmente son rythme de réponse s'il ne peut rester plus de deux heures et demie! Je trouve vraiment dommage qu'il s'en aille maintenant.

 

29.05 Minister Vincent Van Peteghem: Ik heb aangeboden om ook deze namiddag aanwezig te zijn, maar dat was niet mogelijk als gevolg van een beslissing van de Conferentie van voorzitters. In de namiddag heb ik doorgaans meer tijd, maar nu heb ik om 12.30 uur een afspraak. U begrijpt dat ik mij daar graag aan zou willen houden.

 

La présidente: Voilà, monsieur Van Hees, vous avez reçu votre explication. Nous avons été le plus vite possible. Il en sera donc ainsi.

 

La réunion publique de commission est levée à 12 h 43.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.43 uur.