Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la Migration et des Matières administratives

Commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken

 

du

 

Mercredi 31 mars 2021

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 31 maart 2021

 

Voormiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 12.03 uur en voorgezeten door De heer Ortwin Depoortere.

La réunion publique de commission est ouverte à 12 h 03 et présidée par M. Ortwin Depoortere.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Question de Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La publication des ordres du jour et des procès-verbaux des réunions des conseils de police" (55014825C)

01 Vraag van Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De bekendmaking van de agenda's en de notulen van de vergaderingen van de politieraden" (55014825C)

 

01.01  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Je continue d’être très préoccupée par la transparence de nos zones de police et par le fonctionnement de leur Conseil. Cette question s’inscrit donc dans le prolongement de celle que je vous ai posée le 20 janvier.

 

Madame la ministre, la loi du 31 mai 2017 modifiant la loi du 7 décembre 1998 en ce qui concerne le conseil de police prévoit en son article 3 que «Sauf en cas d'urgence, le lieu, le jour, l'heure et l'ordre du jour des réunions du conseil de police sont portés à la connaissance du public par voie d'affichage aux maisons communales et au commissariat central, ainsi que par voie de publication sur le site web de la zone de police». A l’article 7, elle prévoit en outre que «Une fois adopté et signé par le président et le secrétaire, le procès-verbal de chaque séance est mis en ligne sur le site internet de la zone de police. »

 

Ainsi, la loi est formelle, ordres du jour et procès-verbaux des séances de Conseil de police doivent être rendus publics sur les sites internet des zones de police. Il me revient toutefois que ce n’est que trop rarement le cas. Comme je vous l’ai déjà signalé dans cette commission, nombreuses sont les zones à ne pas respecter ces obligations légales.

 

Madame la ministre, ma question est dès lors la suivante: qu’entendez-vous faire pour vous assurer du bon respect des ces obligations en vue d’une meilleure transparence des zones de police?

 

01.02  Annelies Verlinden, ministre: Madame Chanson, le principe de publicité des séances des conseils de police ne peut être respecté dans les circonstances actuelles de la crise sanitaire. Ceux-ci se tiennent de manière virtuelle. Mon administration, en collaboration avec les Unions des Villes et Communes des différentes Régions, recommande qu'en cas de report de séance et/ou de limitation de la publicité, le bourgmestre président prenne un arrêt à cet effet, conformément à l'article 25, § 8 de la loi que vous citez. Par contre, les procès-verbaux de ces séances doivent effectivement toujours être mis en ligne sur le site internet de la zone de police, même si les séances se déroulent de manière virtuelle.

 

01.03  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie. J'entends bien votre réponse mais ici, il s'agit de cas où la publicité ne se fait pas. Même si la plupart des réunions ont lieu aujourd'hui de manière virtuelle, on constate que l'ordre du jour et les PV de certaines séances ne sont pas communiqués sur le site internet. Cela pose problème. Je vais examiner ce qu'on peut faire avec les normes covid actuelles. Je ne manquerai pas de revenir vers vous plus tard afin qu'on puisse s'assurer que la publicité est bien faite comme la loi le prévoit.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- Franky Demon aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De problematiek van transmigranten in Zeebrugge" (55014933C)

- Yoleen Van Camp aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanpak van de problematiek van de transmigranten" (55015220C)

02 Questions jointes de

- Franky Demon à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La question des migrants en transit à Zeebrugge" (55014933C)

- Yoleen Van Camp à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'approche de la problématique des migrants en transit" (55015220C)

 

02.01  Franky Demon (CD&V): Mevrouw de minister, ondertussen is de transmigranten­problematiek in Zeebrugge u welbekend. Samen met staats­secretaris Sammy Mahdi bracht u ook al een plaatsbezoek om de situatie te bespreken. Het blijft een problematische situatie, maar de jongste tijd nemen de transmigranten ook alsmaar meer risico's, met gevaar voor hun leven. Zo voeren ze, in de hoop de oversteek naar Groot-Brittannië te maken, gevaarlijke manoeuvres uit om op goederen­treinen te springen op het moment dat die in het rangeerstation Zwankendamme gesplitst en of samengesteld worden om richting haven­gebied te rijden. Er zijn er die vanop een brug op de goederentreinen springen of op een truck waar, ze een gat in een zeil proberen te maken. Vaak weten ze niet hoelang sommige containers blijven staan en het is dan ook geen toeval dat er al verscheidene noodoproepen van transmigranten zelf zijn binnengekomen. De voorbije twee weken werden al zeker vier reddingsacties ondernomen. Onze politiediensten voeren extra controles uit en problemen rond zwakke plaatsen, zoals de legersite domein Knapen, worden aangepakt door de plaatsing van extra camera's en een nieuwe omheining. We roeien met de riemen die we als plaatselijke overheid hebben. Ik vrees er echter voor dat dat gezien de huidige situatie misschien niet voldoende zal zijn.

 

In november bracht u een werkbezoek aan Zeebrugge voor de transmigratieproblematiek. Was er ondertussen al een opvolgingsmoment omtrent het werkbezoek en de afspraken die toen gemaakt zijn?

 

De aanpak van mensenhandel en mensen­smokkel is een van uw beleidsprioriteiten. Zijn er sinds uw bezoek in november nog gerichte politieacties georganiseerd in Zeebrugge? Indien wel, hoeveel? Indien niet, plant u die op regelmatige basis, gelet op het feit dat we in de paasvakantie extra veel volk aan zee verwachten en dat we best vermenging van transmigranten en toeristen vermijden?

 

De administratieve werklast en lange doorloop­tijden voor de afhandeling van een dossier vraagt veel politiecapaciteit. Zat u al samen met uw collega Mahdi met het oog op een vereenvoudigde en snellere procedure?

 

De transmigranten verleggen hun terrein deels omdat het havengebied en de snelwegparkings goed en beter beveiligd zijn. Ziet u extra mogelijkheden om de controle buiten die gebieden te versterken om de lokale politie zo te ondersteunen?

 

02.02  Yoleen Van Camp (N-VA): Mevrouw de minister, ik denk dat mijn vragen zoals ingediend duidelijk zijn. Ik heb ze immers al op verschillende momenten zowel aan u als aan de staatssecretaris voorgelegd, maar u blijft naar elkaar verwijzen.

 

Ook voor de vraag waar een transmigrant nadat hij of zij opgepakt werd, wordt vrijgelaten, verwijst hij formeel naar u. Op die vraag zou ik van u dus heel graag een antwoord krijgen, mevrouw de minister. Waar worden ze precies vrijgelaten? Wat is nu de procedure bij inklimming? Daarop heb ik ook nog altijd geen antwoord gekregen. Hoe wordt na een inklimming een nieuwe poging nadien voorkomen?

 

Er is ook een toename. Hoe verklaart u de toename? Hoe gaat u daarmee om?

 

Die vragen vormen al enige tijd het balletje in een pingpongspelletje tussen u en de staatssecretaris. Ik hoop dat u mij nu een antwoord kunt verschaffen.

 

02.03 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Demon, kort na mijn bezoek pleegde ik overleg met de gouverneur van West-Vlaanderen en met vertegenwoordigers van verschillende haven­bedrijven. De actiepunten die we toen hebben besproken, worden nader uitgewerkt in verschillende werkgroepen, waarin mijn kabinet, dat van de staatssecretaris en de verschillende administraties vertegenwoordigd zijn. We bekijken ook of we dit voorjaar nog een vervolgvergadering kunnen inplannen.

 

Er zijn continue politieacties ten aanzien van transmigranten en mensensmokkelaars in West-Vlaanderen, en zeker in Zeebrugge, in de vorm van gerichte controles in de haven van Zeebrugge, in panden in de omgeving, de zogenaamde hotspots dus, in de stations, aan de tramhaltes en op het openbaar vervoer. Laat het duidelijk zijn dat daar ook andere partners, zoals De Lijn, aan meewerken, samen met de geïntegreerde politie. In elk geval worden er dagelijks controles georganiseerd, waaronder controles op intrusie van de vracht met als bestemming het Verenigd Koninkrijk, door onze politiediensten en de UK border force. Dat gebeurt met CO2-meters en controlehonden, onder begeleiding van het interventiekorps of de scheepvaartpolitie van onze geïntegreerde politie. Daarnaast controleert de afdeling hondensteun van de federale politie bijna dagelijks op intrusie en worden ook de cargoscanners van de scheepvaartpolitie en de douane dagelijks ingezet, elk wat hun bevoegdheden betreft. Tot slot zijn er ook gerichte controles van de koelcontainers door de afdeling hondensteun en de technische steundienst van de scheepvaartpolitie.

 

Er is zeker regelmatig contact met de staats­secretaris en de verbetering van de procedures en de opvolging komen uiteraard ook aan bod tijdens die besprekingen. Transit­migranten, maar vooral mensen­smokkelaars, passen zich weliswaar voortdurend aan de veranderende omstandig­heden en veranderende controles aan. Zij zoeken dan naar locaties buiten de haven, om in trailers te klimmen of op trams te stappen richting Zeebrugge, of ze begeven zich naar het rangeer­station Zwankendamme en het domein Knapen, waar al verschillende keren kon worden vast­gesteld dat transmigranten door de afsluiting kruipen en over de sporen lopen in de richting van P&O.

 

Er is een wekelijkse operationele vergadering van de coördinatie- en steundirectie met de diensten van de Algemene directie bestuurlijke politie in West-Vlaanderen. Daar worden ook die zogenaamde hotspots besproken en er kan steun van het interventiekorps gevraagd worden wanneer bepaalde ontwikkelingen vastgesteld worden. Het patrouilleschema van het interventie­korps wordt trouwens aangepast aan de veranderende hotspots, zodat er wel degelijk kort op de bal gespeeld wordt.

 

In de laatste week van februari is er inderdaad een stijging waargenomen van het aantal intercepties in West-Vlaanderen ten opzichte van de voorgaande weken. Die stijging was echter veeleer beperkt. Er werden in totaal 4 % meer transmigranten aangetroffen dan in januari. Dat cijfer ligt lager dan in de twee voorgaande maanden, namelijk 16 % lager dan in november en 36 % lager dan in december.

 

De evolutie van de cijfers is overigens afhankelijk van een aantal parameters. Transmigratie is een Europees gegeven en België is een transitland waar West-Vlaanderen, vooral Zeebrugge, werkt als een flessenhals voor transitmigranten. De stroom van migranten is bijgevolg ook sterk afhankelijk van de aanpak aan de Europese buitengrenzen.

 

Voorts hangt de aanvoer van migranten ook af van de methodologie en de strategie die mensensmokkelaars hanteren. Hierbij wordt er steeds uitgekeken naar gepaste opportuniteiten en past men zich steeds aan de veranderende omstandigheden aan.

 

Andere parameters zijn de periodieke controles door de politiediensten, de organisatie van gerichte acties gebaseerd op technische informatie, acties ad hoc gebaseerd op realtime informatie, de aan- of afwezigheid van privébewaking bij onder meer de havenbedrijven en zeker ook de nasleep van de Brexit, waarbij transitmigranten nog snel naar het VK wilden gaan. Vermoedelijk zijn die mensen vast komen te zitten in Zeebrugge. Tot slot zien we dat ook klimatologische omstandigheden een impact hebben op de cijfers van de transmigratie.

 

Inklimming in vrachtwagens wordt vastgesteld op basis van gerichte controles van de federale en de lokale politie en op basis van concrete informatie, soms van transmigranten zelf, die naar de hulpdiensten bellen vanuit de vrachtwagens. Bij het aantreffen worden zowel de wettelijk voorgeschreven administratieve als de gerechtelijke afhandeling gedaan. De administratieve afhandeling bestaat uit de toepassing van drie maatregelen: er wordt een foto en een vingerafdruk genomen en er is de individuele beschrijving. Er wordt ook contact opgenomen met DVZ en vervolgens wordt zijn beslissing uitgevoerd. De gerechtelijke afhan­deling bestaat dan weer uit de opmaak van een pv en eventueel ook het verdere onderzoek naar mensensmokkel. Op basis van dat onderzoek wordt al dan niet contact opgenomen met de parketmagistraat, waarna de beslissing van het parket wordt uitgevoerd.

 

Bij indringing in het havengebied kan sinds 2016 ook de snelrechtprocedure worden toegepast. Wanneer beslist wordt om de transmigranten niet aan te houden of niet administratief op te sluiten, worden zij opnieuw in vrijheid gesteld, zoals het ook gepast is.

 

De impact op de chauffeurs is inderdaad zeer groot. Alleszins kunnen zij samen met de hele transportsector een belangrijke schakel vormen in de keten van de aanpak van de transmigratie door hun verantwoordelijkheid op te nemen om permanent de lading te controleren en de mogelijkheid tot inklimming maximaal te reduceren door bijkomende beveiliging.

 

Na de administratieve afhandeling worden de transitmigranten bij vrijlating afgezet op de plaats van de betekening van de beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken. Om te voorkomen dat transitmigranten na hun vrijlating nieuwe pogingen tot inklimming ondernemen, leveren de diensten van de geïntegreerde politie sinds 2015 een continue inspanning met gerichte controles, acties van toezicht, de inzet van speurhonden en een cargoscanner, performante afhandelingen, goede contacten en afspraken met het parket en DVZ en samenwerking met externe partners zoals de douane en de UK border force.

 

02.04  Franky Demon (CD&V): Mevrouw de minister, zoals steeds was u volledig to the point. Er worden heel veel zaken gedaan. We moeten enkele zaken echt proberen aan te pakken. Op een bepaald moment praat u over de transmigranten. Het is de bevoegdheid van de heer Mahdi, maar we moeten dit samen aanpakken. Ik heb ook al voor een taskforce gepleit bij de heer Mahdi.

 

De transmigrant wordt opgepakt en te vaak onmiddellijk vrijgelaten. Ik heb daar ook cijfers van. Die aantallen zijn enorm. Dat is niet goed voor die transmigrant zelf. Die moet geholpen worden en moet weten wat zijn rechten en plichten zijn. Het is echter ook niet goed voor de gemeenschap, bijvoorbeeld in Zeebrugge. Het voorstel dat burgemeester De fauw en korpschef Van Nuffel hebben gedaan om die mensen een tijd vast te houden en te begeleiden opdat ze hun pogingen naar het Verenigd Koninkrijk niet zouden hernemen, is een goed voorstel.

 

Ik merk heel veel inzet bij u. Ik merk ook dat u zich niet houdt aan de vroegere middelen. Het probleem in het havengebied zelf is al deels opgelost. Het is zich echter aan het verleggen naar de polderdorpen. Wij vragen dus verdere onder­steuning. Ik heb gisteren in de gemeente­raad ook gezegd dat u en uw collega er werk van maken. In een vorige commissie had ik het over de paarden die vier uur onderweg zijn met twee ruiters, om dan enkele uren te patrouilleren in Zeebrugge. Ik roep op om dat aantal te ver­meerderen. Ik merk wel duidelijk dat er een wil is bij u, en dat er slagkracht is. Hopelijk kunnen we het probleem toch deels aanpakken.

 

02.05  Yoleen Van Camp (N-VA): Bedankt voor uw zeer volledige antwoord, mevrouw de minister.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le sentiment de mal-être grandissant au sein de notre police" (55014950C)

03 Vraag van Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het toenemend gevoel van onbehagen bij onze politie" (55014950C)

 

03.01  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, un article du Soir Mag intitulé "Le moral des troupes n’est pas bon" met une fois de plus en évidence combien il n’est pas aisé d’être policier de nos jours. Les témoignages affluent en effet pour dénoncer un mal-être, des conditions de travail difficiles, un manque de soutien de la hiérarchie mais aussi un contexte sanitaire particulier dans lequel les policiers tiennent un mauvais rôle.

 

Selon une récente étude de l’UMons, 39 % des effectifs de la police présentent un état de stress post-traumatique et font face à des tremblements, des insomnies et autres troubles qui accompagnent cet état. La lourdeur administrative de la fonction, la perte de confiance de la population envers les policiers et leur nouveau rôle qui est le leur pendant cette crise participent à ce sentiment d’être devenu le « punching-ball d’une société qui va mal » et de déprime.

 

Madame la ministre, mes questions sont dès lors les suivantes. Tout d’abord, que dites-vous à ces policiers qui ne croient plus en leur métier? Ensuite, alors que les rendez-vous chez les psychologues sont en augmentation constante, que prévoyez-vous pour venir en aide à ces policiers en souffrance? Enfin, des initiatives sont-elles à l’étude pour redorer l’image de la fonction?

 

03.02  Annelies Verlinden, ministre: Chère collègue, je suis consciente des difficultés que revêt le métier de policier, plus particulièrement en cette période de crise sanitaire qui s'accompagne de nombreuses situations de stress pouvant fortement influencer leur ressenti et leur bien-être. Il me semble donc important de leur rappeler que différents moyens sont mis à leur disposition afin de trouver les meilleures solutions si un mal-être devait s'installer.

 

La police fédérale peut avoir recours à un service d'appui psychosocial (la Stress Team) pour les membres du personnel de la police intégrée. Il est composé d'assistants sociaux et de psychologues et est disponible 24 heures, sept jours sur sept, sur tout le territoire. Il agit dans le cadre d'interventions de crise, de faits de violence commis contre les policiers ou encore de difficultés qu'ils peuvent rencontrer dans l'exercice de leur fonction.

 

Certaines zones de police disposent également de leur propre service d'appui psychosocial pour les membres de leur personnel. Les débriefings et les interventions sont de bonnes pratiques développées sur le terrain qui apportent un soutien aux policiers rencontrant des difficultés dans leurs pratiques policières. Les personnes de confiance dans le domaine du bien-être et de la prévention et tout ce qui concerne les activités et les processus de soutien liés à la santé mentale au sein des services de police peuvent contribuer à rendre l'exercice de la fonction de police gérable et réalisable, en permettant de garder un équilibre avec la vie privée.

 

Différents projets ont été mis en place afin de travailler sur l'image de la fonction:

1. Des communications via les médias sociaux de la police fédérale et des zones de police sont régulièrement diffusées pour montrer les actions positives ou le côté humain de la police. Ce type de communication est aussi diffusé en interne;

2. Dans le cadre de l'employer branding, diverses communications sont publiées par le biais des médias traditionnels ou sociaux afin de montrer que la police est un employeur attractif. Certains collègues sont mis en avant en tant qu'ambassadeurs de l'image de marque "police".

 

3. Le SPF Intérieur développe une campagne de respect de la police qui sera élargie aux autres métiers de la sécurité. L'objectif du message de cette campagne est double: respect pour et par la police. Je vous remercie.

 

03.03  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Je remercie simplement Mme la ministre, qui a répondu à l'ensemble de mes questions et qui a notamment cité les différents projets possibles pour redorer l'image de la fonction de policier.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Une nouvelle approche pour l’encadrement policier des manifestations" (55015010C)

04 Vraag van Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Een nieuwe aanpak voor crowdcontrol door de politie bij manifestaties" (55015010C)

 

04.01  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Ces dernières semaines, notre police a dû couvrir de très nombreuses manifestations, pas moins de soixante en janvier et de quatre-vingt en février.

 

L’encadrement de ce type d’événement est difficile, d'autant plus lorsqu'ils sont répétés. A plusieurs reprises, nous avons en effet pu observer des actes violents tant de la part de casseurs infiltrés dans les manifestations que de la part des policiers.

Ces débordements doivent nous encourager à repenser notre gestion des manifestations pour adapter l’encadrement policier aux nouvelles modalités des manifestations. Le 5 mars, dans la presse, on pouvait d’ailleurs lire à ce sujet les propos des deux bourgmestres et du chef de corps de la zone Bruxelles Ville-Ixelles.

 

Ceux-ci rapportent, à raison, que les manifestations sont de plus en plus lancées via un appel sur les réseaux sociaux et que les organisateurs, rapidement dépassés par le nombre de participants, déclinent souvent toute responsabilité lorsque la police prend contact avec eux.

 

Au bout du compte, la police se retrouve donc sans aucun interlocuteur pour discuter lorsque la manifestation a effectivement lieu. Autrement dit, une gestion négociée de l’espace public avec les organisateurs de la manifestation n’est plus possible, comme cela l’était auparavant. 

 

C’est pourquoi, tel que le chef de corps le précise, il nous faut notamment "développer un système qui nous permette de gérer une manif qui n’a ni organisateur ni service interne".

 

Madame la ministre, mes questions sont dès lors les suivantes :

 

- Partagez-vous également le constat fait par les bourgmestres et le chef de corps de la zone Bruxelles Ville-Ixelles?

 

- Toujours d’après les propos du chef du corps, il semble qu’un groupe de travail étudie l’idée d’un nouveau système de gestion des manifestations. Quels acteurs composent ce GT ? Où en sont ses travaux ? Pouvez-vous nous en communiquer les premières conclusions ?"

 

04.02  Annelies Verlinden, ministre: Chère collègue, je partage effectivement cette vision selon laquelle il est essentiel de développer une nouvelle approche policière en matière de préparation de gestion de ces nouveaux modes de protestation. Cela constitue d'ailleurs une priorité de ma déclaration de politique. Récemment encore, j'ai pu discuter de la nécessité de développer cette nouvelle approche avec le bourgmestre de la Ville de Bruxelles et le chef de corps de la zone de police Bruxelles-Capitale/Ixelles.

 

À cet égard, je vous informe qu'un groupe de travail a été mis sur pied au niveau national, qui réunit des membres des polices locale et fédérale ayant un rôle dans l'encadrement des grandes manifestations. L'Académie nationale de police y est également associée. Ce groupe est copiloté par les directeurs-coordinateurs de Bruxelles et la directrice ad interim des interventions de la zone de police Bruxelles-Capitale/Ixelles. Ce groupe de travail en est à ses prémisses et a mis en lumière les différents axes sur lesquels il sera nécessaire de travailler les prochaines semaines.

 

En parallèle, un projet identique est développé au sein de la zone de police Bruxelles-Capitale/Ixelles. Nous travaillons avec les différents acteurs de la zone de police en la matière et identifions plusieurs sous-projets qui sont actuellement en traitement au sein de la zone de police, avec l'ambition de développer une approche plus adéquate de ces nouveaux mouvements. Il sera veillé à l'évolution cohérente et parallèle de ces projets menés de front aux deux niveaux de la police intégrée.

 

04.03  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je suis ravie d'entendre que vous partagez cette vision. J'entends également que vous confirmez la mise en place de ce groupe de travail mentionné dans ma question. Je me réjouis de la collaboration dont vous faites état dans votre réponse et de pouvoir échanger avec vous sur les conclusions des groupes de travail, mais aussi sur les projets qui sont aujourd'hui à l'étude. J'espère que nous pourrons avancer ensemble dans les semaines à venir.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le coût de la sécurité variable selon les communes" (55015175C)

05 Vraag van Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De kosten inzake veiligheid die van gemeente tot gemeente verschillen" (55015175C)

 

05.01  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Récemment, la presse a fait mention d’un document que vous auriez révélé. Ce dernier reprend la dotation allouée à chacune des zones de police ainsi que, pour chaque commune, le coût par habitant que représente la police. On peut ainsi constater de grandes disparités entre les différentes communes de notre pays. En effet, la police coûte 14 fois plus cher à un Bruxellois qu’à un habitant des cantons de l’Est.

 

Ces montants sont évidemment à remettre en perspective. D’abord parce que parler de coût par habitant est abusif, dans la mesure où il n’existe pas de taxe-police. Ensuite parce que des différences de coûts s’expliquent souvent par des différences de réalités de terrains :  nombre d’effectifs policiers, taux de criminalité, missions, etc.

 

En fonction de ces paramètres, il peut donc être tout à fait normal que certaines communes dépensent plus que d’autres en matière de sécurité.

 

Toutefois, d’autres disparités semblent avoir plus de mal à s’expliquer. Par exemple, pourquoi constatons-nous une telle différence entre Andenne (67 €/habitant) et Nivelles (129 €/habitant)?

 

Madame la ministre, mes questions sont donc les suivantes :

 

- Pouvez-vous tout d’abord me faire parvenir le document dont il est ici question ?

 

- Par ailleurs, pourriez-vous m’expliquer ce qui pourrait, outre les paramètres que j’ai mentionnés, expliquer des disparités de coût entre des communes a priori assez similaires ?

 

05.02  Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, madame Chanson, en réponse à la question parlementaire écrite n° 100 de M. Bert Moyaers portant sur les montants des dotations communales allouées à la police locale, j'ai transmis, le 24 décembre 2020, les tableaux reprenant les montants des dotations communales pour l'année 2019. Ces tableaux peuvent être consultés au greffe de la Chambre des représentants. Les données reprises dans ces tableaux proviennent de Belfius et ont été complétées pour les zones de police bruxelloises en utilisant les données du service public régional de Bruxelles.

 

Force est de constater qu'il existe effectivement des disparités de coûts entre les zones de police. Toutefois, les montants de ces dotations communales sont le fruit d'une évolution progressive.

 

En tant que ministre, je ne peux me prononcer sur ce qui a été fait dans le passé, mais je m'engage à préparer, dans une optique d'avenir, un nouveau modèle de financement durable fondé sur de nouveaux paramètres. Il est nécessaire de développer un modèle objectif et transparent reposant sur une réforme et sur une intégration des dotations policières et des subsides fédéraux existants.

 

05.03  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse complète. Je me réjouis d'entendre que je peux consulter ces documents au greffe.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le sexisme envers les pompières" (55015176C)

06 Vraag van Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Seksisme ten aanzien van brandweervrouwen" (55015176C)

 

06.01  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, Il y a quelques jours, deux pompières bruxelloises ont osé dévoiler le quotidien qu’elles vivent au travail. De leur témoignage édifiant, ressortent deux problèmes majeurs.

 

Tout d’abord, les femmes des services de secours manquent cruellement d'infrastructures leur étant réservées. Il est pourtant évident que nos casernes devraient avoir des vestiaires, des douches, des sanitaires et des salles de repos réservés aux femmes. Sans cela, comment pourrions-nous espérer que davantage de femmes s’engagent pour servir dans nos services de secours ?

 

Plus grave encore, ces pompières évoquent les remarques et insultes sexistes dont elles sont fréquemment victimes. Elles mettent d’ailleurs en cause l’inaction de la hiérarchie.

 

Si ce récent témoignage émane de deux pompières bruxelloises, il y a malheureusement fort à parier que la situation qu’elles dénoncent soit également à déplorer dans le reste du pays. Madame la ministre, cette situation est tout simplement inacceptable.

 

Mes questions sont dès lors les suivantes :

 

 - Existe-t-il des conseillers en prévention pour recueillir les éventuelles plaintes ou remarques des pompières ? Si oui, combien (pour toute la Belgique) ?

 

- Combien de plaintes pour sexisme de la part de pompières ont-elles été déposées (pour toute la Belgique) ? Quelles suites se sont-elles vues accorder ?

 

- Il semblerait que l’Institut pour l’égalité entre les femmes et les hommes, mais aussi l’inspection des lois sociales et du travail, auraient déjà signalé la discrimination que constitue le manque d’infrastructures réservées aux femmes des services de secours. Pouvez-vous me le confirmer?

 

- Quel pourcentage des casernes de pompiers dispose d’équipements sanitaires réservés aux femmes? Avez-vous pour projet d’augmenter cette proportion ? Si oui, à quelle échéance ?"

 

06.02  Annelies Verlinden, ministre: Madame Chanson, je vous remercie de m'avoir posé cette question dont la thématique importante m'est très chère.

 

Les zones de secours, qui sont les employeurs de nos pompier(e)s, sont tenues de compter dans leurs rangs un ou plusieurs conseillers en prévention, conformément aux dispositions du Code du bien-être au travail. Celui-ci et ses arrêtés d'exécution déterminent le nombre de conseillers en prévention ainsi que leur niveau de formation, en fonction, entre autres, du nombre des effectifs. Toutes les zones de secours disposent ou disposeront, à brève échéance, d'un conseiller pour les aspects psychosociaux, faisant partie du service interne ou externe du service de prévention et de protection au travail auxquelles elles sont affiliées.

 

En ce qui concerne les éventuelles plaintes relatives à des faits de sexisme, aucune n'a été déposée pour le moment. Il peut en exister, mais elles ne sont pas connues. Les victimes peuvent déposer plainte au sein de l'entreprise via le conseiller en prévention psychosociale et les personnes de confiance. Elles peuvent également le faire auprès d'une organisation externe telle que la police, l'Institut pour l'Égalité des femmes et des hommes ou encore un service d'inspection. Les plaintes sont communiquées au SPF Emploi, Travail et Concertation sociale, à l'intention du service interne de prévention et de protection au travail. Je ne dispose donc pas de chiffres relatifs à des plaintes pour raison de sexisme.

 

Les dispositions relatives à l'équipement des lieux de travail - toilettes, vestiaires, douches et autres pièces réservées aux femmes – se trouvent dans le Codex. Il incombe donc à l'Inspection du travail, qui relève de la compétence du SPF Emploi, Travail et Concertation sociale, de contrôler la conformité des lieux de travail en la matière. En tant qu'employeurs, les zones de secours doivent bien évidemment se conformer aux dispositions du Codex. Dans les faits, la plupart d'entre elles disposent d'accommodations spécifiques pour le personnel féminin. Il est donc de leur responsabilité de prendre les mesures nécessaires pour pallier d'éventuels manquements, qu'il s'agisse de vestiaires, sanitaires ou d'autres équipements à réserver aux femmes sur le lieu de travail.

 

06.03  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie simplement pour toutes les informations que vous m'avez apportées.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Theo Francken aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De plaag van gewapende overvallen in Vilvoorde" (55015498C)

07 Question de Theo Francken à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La vague d'attaques à main armée à Vilvorde" (55015498C)

 

07.01  Theo Francken (N-VA): Ik had u graag ondervraagd over een aanhoudende plaag van gewapende overvallen in het centrum van Vilvoorde en in een deelgemeente. Die zorgt voor heel wat commotie. Er is overleg met de burgemeester en met de veiligheidsdiensten. Bent u daarvan op de hoogte?

 

Bent u op een of andere manier ingeschakeld, via de lokale diensten of de burgemeester, om daar verder een oogje in het zeil te houden, zodat de situatie zo snel mogelijk weer normaliseert en veiliger wordt?

 

Men is dat in die rustige deelgemeente absoluut niet gewoon. In Vilvoorde, een Vlaams-Brabantse stad, gebeurt natuurlijk wel wat; wij hebben daar de voorbije jaren toch al heel wat meegemaakt. Maar nu gaat het toch om een nieuw fenomeen. Daarom had ik daar graag uw aandacht op gevestigd en gevraagd of u op de hoogte bent en wat u daar, ook in samenspraak met de lokale politie, denkt aan te doen.

 

07.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Francken, vooreerst dank ik u om de kwestie onder de aandacht te brengen.

 

Op het grondgebied van de lokale politiezone Vilvoorde-Machelen werden dit jaar in de deelgemeente Peutie drie diefstallen met als verzwarend element "gewapend" vastgesteld. Een eerste feit heeft zich voorgedaan op 5 maart en de twee andere feiten dateren van 10 maart van dit jaar. Die overvallen werden telkens gepleegd door een jongeman. Hij liet zich geld van de kassa overhandigen onder bedreiging van een vuist­vuurwapen. Naar alle waarschijnlijkheid gaat het telkens om dezelfde dader. De lokale recherche van de politiezone VIMA startte onmiddellijk met een onderzoek. Dat onderzoek is nog lopende. Er worden ook verbanden gelegd met mogelijke feiten in Zemst en Mechelen. Die verbanden worden ook nader onderzocht.

 

Wat de genomen maatregelen betreft, kan ik u melden dat het signalement van de verdachte is doorgegeven aan alle politiemedewerkers op het terrein. Alle ploegen zijn extra aandachtig en focussen vooral op verdachte gedragingen in de nabijheid van kleinere handelszaken, waar de vermelde feiten plaatsvonden. Van de verhoogde aanwezigheid van patrouilles op het terrein gaat in elk geval ook een ontradend effect uit. Hopelijk kan dat bijdragen aan een afname van het onveiligheidsgevoel in de omgeving, zeker in de betreffende deelgemeente.

 

De patrouilles op het terrein worden in elk geval voortgezet en het onderzoek door de lokale recherche is lopende. Ik kan u daar voorlopig niet veel meer over vertellen, maar u mag erop rekenen dat ik de kwestie blijf volgen.

 

07.03  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, uw antwoorden stellen mij enigszins gerust. Uw verklaring dat u als minister op de hoogte bent van het veiligheidsprobleem in Peutie en Vilvoorde is een belangrijk signaal. Vilvoorde is een heel belangrijke stad, waar men al heel wat heeft meegemaakt. Het is ook nog niet voorbij, want ik begrijp dat de regering de intentie heeft om een aantal vrouwen en kinderen van Syriëstrijders te repatriëren.

 

Ik ben alleszins zeer tevreden en ik zal dat met onze lokale mensen opvolgen. De burgemeester van Peutie is bekommerd om zijn inwoners en dat u als minister die bekommering deelt, sterkt mij in de overtuiging dat we de persoon in kwestie, hopelijk zo snel mogelijk, zullen kunnen vatten, zodat de rust in ons mooie Vilvoorde kan weerkeren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Aangezien mevrouw Reuter niet aanwezig is, is haar vraag nr. 55015506C zonder voorwerp.

 

De vragen nrs. 55015528C, 55015530C en 55015534C van de heer Dallemagne, die verhinderd is wegens een andere commissie, worden uitgesteld.

 

08 Vraag van Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De budgetten voor de rekrutering van aspiranten bij de politie" (55015545C)

08 Question de Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les budgets pour le recrutement d'aspirants à la police" (55015545C)

 

08.01  Bert Moyaers (Vooruit): Ik heb een vraag ingediend over de budgetten inzake rekrutering omdat het de bedoeling is dat we jaarlijks 1.600 aspiranten aanwerven bij de politie. Dat is een van de eyecatchers uit het regeerakkoord en uw beleidsbrief, mevrouw de minister. Tijdens de commissievergadering van 24 februari 2021 zei u er vertrouwen in te hebben dat, mits een coherente samenwerking van alle partners, die doelstelling zeker gehaald kan worden. De ministerraad van 23 oktober 2020 besliste om de federale politiekredieten uit de interdeparte­mentale provisie toe te bedelen, onder meer om kwaliteitsvolle en versnelde rekruteringen te bewerkstelligen.

 

Die middelen zullen nodig zijn. In het verleden was er immers jaarlijks slechts in een budget voorzien voor de aanwerving van 800 aspiranten. Bij meer kandidaten moest er in het verleden steeds intern geld gezocht worden door verschuivingen van kredieten. Daarover heb ik enkele vragen.

 

Is de nieuwe rekruteringsperiode, zoals verhoopt, effectief van start kunnen gaan op 1 maart 2021?

 

Als er in het nabije verleden slechts structureel geld was vrijgemaakt om 800 aspiranten aan te werven, welke grootteorde van bedragen mogen we ons daar dan bij voorstellen?

 

Mogen we van de veronderstelling uitgaan dat er, om die andere 800 rekruteringen te kunnen uitvoeren, een even grote som nodig is? Of zakt de kostprijs in verhouding tot het aantal aspiranten? Hoe zal men het bedrag voor rekrutering structureel kunnen verhogen? Zijn daar interne verschuivingen voor nodig of worden daar extra gelden voor geïnjecteerd?

 

08.02 Minister Annelies Verlinden: Momenteel worden het KB en het MB nog voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Het nieuwe selectiereglement zal ook nog dit voorjaar aan de vakorganisaties ter goedkeuring worden voorgelegd. We hopen daarom dit voorjaar de nieuwe selectieprocedure nog te kunnen invoeren. Dat betekent in elk geval dat de timing voor de rekrutering van de 1.600 aspiranten voor 2021 niet in het gedrang komt.

 

De kandidaten die zich momenteel in de selectieketting bevinden, worden via het oude rekruteringsconcept aangeworven en zullen de opleiding in het tweede trimester van dit jaar kunnen aanvatten.

 

Op dit moment wijzen alle previsies op een overschot aan kandidaten aan zowel Nederlandstalige als Franstalige zijde. De vooruitzichten zijn gemaakt op basis van een statistische analyse van de slaagkansen van de voorbije jaren. Die inschattingen blijken overigens doorgaans accuraat te zijn. We mogen er dus van uitgaan, al moeten we altijd met twee woorden spreken, dat we op schema zitten voor de aan­werving van die 1.600 aspiranten in het basiskader volgens de vooropgestelde taalrol­verdeling, ook voor het jaar 2021.

 

De totale kostprijs voor die aanwervingen van 800 aspiranten wordt op 34 miljoen euro geschat. Voor één aspirant wordt het bedrag op 42.000 euro geschat, waarbij dat bedrag zowel de bezoldiging en de eerste uitrusting als de opleiding dekt. De aanwerving van de 800 bijkomende aspiranten zal eveneens een budget vergen van 34 miljoen euro. Die kostprijs kan in 2021 deels opgevangen worden binnen de beschikbare kredieten, maar daarnaast put men ook uit het bijkomende krediet van 50 miljoen euro dat ter beschikking gesteld werd voor de versterking van de federale politie.

 

08.03  Bert Moyaers (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik meen tussen de regels te begrijpen dat de nieuwe procedure die gepland was op 1 maart van start te gaan, waarschijnlijk niet helemaal gelukt is. Ze moet immers nog voorgelegd worden aan de Raad van State. Maar ik hoor dat u er zeker vertrouwen in hebt dat het goed zal komen. Voor de rest dank ik u voor uw antwoord, dat heel wat verduidelijking gaf.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De kentering in de evolutie van het budget van de federale politie" (55015546C)

09 Question de Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le revirement dans l'évolution du budget de la police fédérale" (55015546C)

 

09.01  Bert Moyaers (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag sluit aan bij mijn vorige vraag.

 

Op een vraag van mij in de commissie van 24 februari 2021 antwoordde u mij dat in de periode 2004-2021 minstens 190 miljoen euro werd bespaard bij de federale politie. Daarna sprak u ook nog van maatregelen zoals de niet-indexering of de administratieve blokkering en andere maatregelen met een  impact op de structurele normen.

 

Sinds 2004 is er ook een verschil in de behandeling tussen de federale en de lokale politie. De federale dotaties aan de lokale politie werden niet aan besparingen blootgesteld, waardoor een scheeftrekking ontstond en de geïntegreerde werking van de politie onder druk kwam te staan. Dat wordt onder andere bekeken met de herziening van de financiering van de lokale politie.

 

Er was echter ook goed nieuws. In de huidige regeerperiode wordt de koe echt bij de horens gevat. In de jaren 2021 tot en met 2024 wordt cumulatief 690 miljoen euro geïnjecteerd in de begroting van de federale politie.

 

Mevrouw de minister, ik heb daarover de hiernavolgende vragen.

 

Ten eerste, wat mag ik concreet verstaan onder de getroffen maatregelen met een impact op de structurele norm?

 

Ten tweede, klopt het dat ook na de financieel-economische crisis een personeelsstop werd ingevoerd? Bent u van mening dat die stop voor een groot gat heeft gezorgd in de kennis en ervaring van de federale politie? Hoe wil u dat remediëren?

 

Ten derde, waarvoor zullen de bijkomende kredieten worden uitgetrokken? Worden ze strategisch ingeschakeld in de nieuwe visieplannen die worden ontwikkeld of zijn de middelen onder andere bestemd voor het aanwerven van extra personeel? U hebt daarop al deels geantwoord bij de vorige vraag.

 

Ten vierde, betekent de scheeftrekking van en de druk op de geïntegreerde werking werk aan de winkel bij de herziening van de financiering van de lokale politie, maar ook iets wat op tafel ligt voor de staten-generaal? Wat is de stand van zaken inzake de staten-generaal?

 

Tot slot, tijdens de hoorzitting over de financieringswet van de politie hoorden wij commissaris-generaal De Mesmaeker vragen geoormerkte kredieten in de begroting te kunnen omzetten, teneinde ze voor het einde van het jaar nuttig te kunnen aanwenden. Kan u in het kader van de begrotingscontrole 2021 daartoe de juiste hefbomen aanreiken? Welke aanpak vereist dat op wetgevend vlak?

 

09.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Moyaers, zoals u weet, voorzien wij intussen in een structurele verhoging van 100 miljoen euro voor de politie tegen 2024. Daarnaast werd ook een besparing opgelegd aan andere overheidsdiensten van, in dit geval, 10,2 miljoen euro. Volgens mijn informatie is er nooit een personeelsstop geweest, maar werden wel coupures toegepast. Deze hebben een daling van de personeelscapaciteit tot gevolg gehad en worden thans geremedieerd via de actuele bijkomende kredieten  Die bijkomende kredieten zijn zowel bestemd voor de uitvoering van de doelstellingen uit de beleidsverklaring, waaronder, zoals ik net zei, de rekrutering van 1.600 inspecteurs, alsook voor het opvangen van het structurele financieringstekort van de federale politie via herinvesteringen.

 

De staten-generaal van de politie wordt momenteel voorbereid, samen met de sleutelpartners. Volgens de huidige planning en voor zover de maatregelen het ons toelaten, is het startmoment daarvoor voorzien in mei. De exacte modaliteiten daarvan zullen, zoals ik al zei, afhangen van de sanitaire situatie. Het is in elk geval de bedoeling om daarbij zoveel mogelijk actoren te betrekken. Voor het betrekken en vertegenwoordigen van de burgers zou ik een beroep willen doen op het Parlement. Misschien kan de commissie daarvoor één of meerdere vertegenwoordigers aanduiden in de vorm van een verslaggeving.

 

Er is momenteel nog geen akkoord over de omzetting van de kredieten in de begroting. Dat kan bijvoorbeeld mogelijk gemaakt worden door de toevoeging van een specifieke ruiter in de budgetcontrole 2021, die inwisselbaarheid van de personeelskredieten aan de ene kant en de investerings- en werkingskredieten aan de andere kant zou toelaten. Ik reken daarvoor ook op de steun van mijn collega, de minister van Justitie, die eveneens voogdijminister is, wat een aantal diensten betreft.

 

09.03  Bert Moyaers (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. In 2021 zult u een injectie van 50 miljoen euro geven die grotendeels zal gaan naar de aanwerving van nieuwe aspiranten. Ik denk dat er nog veel investeringen nodig zijn voor alle zaken die op tafel liggen.

 

De commissaris-generaal zei in de hoorzitting zelf dat een groot deel naar de aanwerving van aspiranten zou gaan, maar dat er ook een groot deel van die 50 miljoen euro nodig zou zijn voor de digitalisering, voor het moderniseren van het wagenpark, voor de innovatie met bodycams en het beveiligen van politieagenten met een betere bewapening. Daarvoor zal nog heel wat budget nodig zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55015565C van de heer De Maegd wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

10 Vraag van Franky Demon aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Artikel 90 van de wet op de geïntegreerde politie" (55015584C)

10 Question de Franky Demon à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'article 90 de la loi sur la police intégrée" (55015584C)

 

10.01  Franky Demon (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in principe mogen voor de prestaties die een politiezone levert geen bijkomende kosten aangerekend of belastingen geheven worden. Een uitzondering daarop is voorzien in artikel 90 van de wet op de geïntegreerde politie. Dat artikel bepaalt dat een gemeenteraad of een politieraad een reglement kan vaststellen om een vergoeding te innen voor de opdrachten van de bestuurlijke politie. De vergoeding kan alleen worden gevraagd voor politieprestaties die betrekking hebben op het specifieke en rechtstreekse belang van een particulier. Er zou in een KB worden vastgelegd over welke prestaties het precies gaat, maar dat KB is er na 22 jaar nog altijd niet.

 

In afwachting van het KB werden voor bepaalde gemeenten de bepalingen van artikel 223bis van de nieuwe gemeentewet hernomen, waardoor ze individuele politieprestaties voor opdrachten van bestuurlijke politie, bepaald door de gemeenteraad, konden doorrekenen aan personen en rechtspersonen. Dat was onder andere belangrijk voor de combitaks, voor het vervoer van personen met een politievoertuig, in hun gemeentebelasting. De politie moet immers geregeld personen vervoeren die op een of andere manier overlast hebben veroorzaakt, vaak omdat ze dronken zijn of onder invloed zijn van drugs. Daar hangt voor de betrokkenen geen enkele boete aan vast. Dergelijk vervoer verhoogt de werklast van het politiepersoneel, waardoor andere veiligheidstaken in het gedrang komen. Die taks bleek ook al effectief, want die heeft een ontradend effect. Enige duidelijkheid in de wetgeving is na 22 jaar echter wel op zijn plaats.

 

Bent u op de hoogte van het hiaat in de wetgeving, betreffende het ontbrekende uitvoeringsbesluit van artikel 90 van de wet op de geïntegreerde politie? Een KB omtrent artikel 90 van die wet zou zorgen voor duidelijkheid en rechtszekerheid. Bent u van plan stappen te ondernemen opdat dat KB er alsnog zou komen? Binnen welke termijn?

 

Op welke manier kunnen gemeenten de combitaks momenteel op een rechtsgeldige manier heffen volgens u?

 

10.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Demon, artikel 90 van de wet op de geïntegreerde politie is wel degelijk uitgevoerd. Het KB van 14 september 1997 tot vaststelling van de nadere regels betreffende de door de gemeentepolitie uitgevoerde opdrachten van bestuurlijke politie is immers nog steeds van toepassing. Oorspronkelijk vond dat KB zijn grondslag in artikel 223bis van de nieuwe gemeentewet, maar dat artikel is hernomen in artikel 90 van de wet op de geïntegreerde politie. Ik wil evenwel niet uitsluiten dat het KB van 1997 geactualiseerd zal worden.

 

Mogelijk kan een combitaks als een belasting of een retributie worden ingevoerd, maar het is de bevoegdheid van de Gewesten om dat te doen. In toepassing van artikel 90 van de wet op de geïntegreerde politie en het uitvoeringsbesluit van 1997 kunnen de lokale besturen een dergelijke combitaks niet invoeren. Een combitaks valt niet onder het toepassingsgebied van artikel 1 van het KB. In de meeste gevallen beslist de politie namelijk zelf om tot transport over te gaan en wordt de taak niet uitgevoerd op vraag van een privépersoon. Daarenboven kan men ook niet stellen dat het gebruik van een combi om een dronken persoon of veroorzaker van overlast te vervoeren, een bijzondere aanwending van materieel of personeel is. Het gaat hier eerder over de uitvoering van de wettelijke politie­opdrachten.

 

10.03  Franky Demon (CD&V): Mevrouw de minister, als ik het goed begrijp, kan er dus een aanpassing komen, maar het is een gewestelijke bevoegdheid.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van Michael Freilich aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "IT'ers bij de federale gerechtelijke politie" (55015589C)

11 Question de Michael Freilich à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Des informaticiens pour la police judiciaire fédérale" (55015589C)

 

11.01  Michael Freilich (N-VA): Mevrouw de minister, volgens een artikel in de Gazet van Antwerpen is de federale gerechtelijke politie vooral op zoek naar IT-mensen met een specialisatie in cybercrime. Hoewel er genoeg bachelors in IT zijn, blijken zij niet altijd geïnteresseerd te zijn in een job bij de politie. Er solliciteren dan ook weinig IT'ers effectief bij de politie. Mogelijk speelt de verplichte politie­opleiding daarin een rol.

 

Mevrouw de minister, wat is volgens u de reden van het tekort aan gespecialiseerde IT'ers? Wat bent u van plan daaraan te doen? Kunt u misschien een civiel kader oprichten, waarvoor de fysieke proeven niet vereist zijn, zoals dat bijvoorbeeld bij het leger gebeurt? Speelt volgens u ook de verloning een rol, aangezien IT'ers in de privésector een pak beter worden betaald?

 

De belangrijkste vraag blijft of de politieopleiding, verplicht voor iedereen die bij de politie wil werken, kan worden losgelaten. Tot die politieopleiding behoren zaken als het verkeer regelen. Niet iedereen is daarvoor te vinden en om die reden laten sommigen een job bij de politie links liggen, wat een spijtige zaak is, aangezien gekwalificeerde IT-mensen op die manier mogelijk niet kunnen worden aangenomen, terwijl de nood aan IT'ers steeds toeneemt.

 

11.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Freilich, in de huidige arbeidsmarkt zijn de gespecialiseerde IT-profielen inderdaad zeer gewild, niet enkel door de federale politie.

 

De onderwijswereld innoveert door specifieke opleidingen te ontwerpen om jongeren op te leiden in navolging van de technologische evolutie, of revolutie, moet ik misschien zeggen.

 

De politie zal op verschillende pistes werken om de profielen te kunnen aanwerven. In de eerste plaats wordt gerekend op hogescholen en universiteiten en ook op de instroom van experts uit andere sectoren. Daarnaast wordt ook voorzien in interne opleidingen van nieuwe of bestaande personeelsleden.

 

Een opleiding of brevet criminal intelligence bestaat niet. Naast de problematiek van de beschikbare profielen op de arbeidsmarkt zijn de salarisvoorwaarden die de federale politie tot nu toe kon aanbieden vaak niet conform met de voorwaarden uit de privésector. In die zin zijn die gewenste profielen dus moeilijk te vinden en ook moeilijk aan te trekken. Precies daarom wenst de federale gerechtelijke politie in de toekomst over een specifiek werkingsbudget te kunnen beschikken om IT- en intelligenceconsultants te kunnen aanwerven. Daartoe werden 450 vacatures opengesteld.

 

Daarnaast gaat het niet altijd enkel om geld, maar moet ook de loopbaan binnen de gerechtelijke pijler zo aantrekkelijk mogelijk worden gemaakt. Dat kan door middel van een gunstig salaris­statuut met functionele verloning, maar ook met promotiem­ogelijkheden binnen een gespecialiseerde loopbaan voor bepaalde profielen. Alle initiatieven die we nemen, zowel kwantitatief als kwalitatief, zullen moeten worden omkaderd door een gerichte en specifieke employerbrandingcampagne om de federale politie, en in deze context zeker de federale gerechtelijke politie, in de markt te zetten als een interessante en aantrekkelijke werkgever.

 

De gespecialiseerde IT-profielen binnen de algemene directie gerechtelijke politie, en trouwens ook elders, maken al lange tijd deel uit van het burgerpersoneel van de federale politie. Dat is het CALog-personeel dat een aanzienlijk deel van het personeelsbestand van de federale politie inneemt. Om aangeworven te worden als CALog-personeelslid wordt men niet onderworpen aan fysieke proeven en moet men niet deelnemen aan de politionele basisopleidingen. Deze personeelsleden hebben immers ook geen bijzondere politionele bevoegdheden. Zij worden ingezet voor specifieke ondersteuningsfuncties, hoe gespecialiseerd en belangrijk die soms ook zijn. Functies waar geen specifieke politievaardigheden voor vereist zijn, zullen en worden in de toekomst dan ook bij voorkeur ingevuld door het personeel van het administratief en logistiek kader. Dat is misschien een ongelukkige naam om de variatie aan profielen en expertise die daaronder vallen te kunnen benoemen.

 

Specifiek voor de gerechtelijke pijler kan men voorbeelden bedenken van burgerpersoneel in de gerechtelijke labo's en de Computer Crime Unit, bij de analisten, enzovoort.

 

Zoals bij de burgerprofielen bestaan er ook bij de hoofdinspecteurs gespecialiseerde profielen met specifieke expertise, zoals fraudebestrijding. Die hoofdinspecteurs, die rechtsreeks in het middenkader kunnen instromen, krijgen in tegenstelling tot de voorgaande experten wel een politionele opleiding, zodat zij ook volop politionele bevoegdheid kunnen krijgen als officieren van gerechtelijke politie.

 

U vroeg mij wat ik daaraan kan doen. Wij blijven het tweesporenbeleid van de CALog-medewerkers, waar mogelijk, en operationele personeelsleden, waar nodig, ondersteunen en motiveren. Daarnaast worden er creatieve manieren uitgewerkt om ad-hocspecialisten aan te trekken via tijdelijke contracten. De loon­problematiek kan mogelijk via tijdelijke expertiseopdrachten opgelost worden, als men die expertise slechts voor een korte termijn nodig heeft of als men die expertise later intern kan consolideren.

 

Ik hoop u daarmee te hebben aangetoond dat een coherent en doelgericht beleid ook voor de gespecialiseerde IT-profielen wordt toegepast.

 

11.03  Michael Freilich (N-VA): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van Yoleen Van Camp aan David Clarinval (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De veroordeling van de Belgische Staat wegens het sluiten van hondenkapsalons" (55015594C)

12 Question de Yoleen Van Camp à David Clarinval (Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes institutionnelles et Renouveau démocratique) sur "La condamnation de l'État belge en raison de la fermeture des salons de toilettage pour chiens" (55015594C)

 

12.01  Yoleen Van Camp (N-VA): Op 10 maart is de Belgische staat veroordeeld door de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg in Brussel omwille van het feit dat de hondenkapsalons tijdens de tweede golf gesloten werden. Ondertussen zijn deze terug open, maar de rechter oordeelde dat zij inderdaad nooit dicht hadden gemogen.

Mijn vragen aan u:

Heeft u als bevoegd minister hier kennis van genomen? Wat is uw reactie hier op?

Waarom werd in eerste instantie de foute beslissing genomen om hen toch te laten sluiten en hoe is dat kunnen gebeuren?

Waarom werd deze foutieve beslissing niet bijgestuurd? Want het was toch al snel duidelijk dat de bal hier misgeslagen werd?

Hoe kan en zal zoiets in de toekomst vermeden worden?

Hoe zullen hondenkappers vergoed/gecompen­seerd gaan worden voor de verliezen?

Heeft de Belgische staat de kosten van het geding, als de partij die in het ongelijk is gesteld, ondertussen betaald?

 

12.02 Minister Annelies Verlinden: Ik kan bevestigen dat een procedure in kortgeding werd ingeleid bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel op 25 november 2020. De verzoekende partijen hebben gevraagd om in de FAQ, in de uitleg bij het MB, duidelijk op te nemen dat dierenkapsalons, waaronder hondenkapsalons en trimmers, mits het naleven van bepaalde voorwaarden, zouden mogen openen.

 

Als gevolg van de epidemiologische situatie op dat moment werd op een bepaald ogenblik de regelgeving in het MB aangepast, middels het MB van 28 november 2020, na het indienen van dat verzoekschrift in kortgeding. De voorzitter heeft vervolgens geoordeeld, bij een beschikking van 10 maart, dat de vraag van die hondenkapsalons zonder voorwerp was geworden.

 

Ik kan u meedelen dat ook vandaag de hondenkapsalons nog open zijn.

 

In de beschikking van 10 maart heeft de voorzitter in geen geval gezegd dat de sluiting van de hondenkapsalons met het eerdere MB niet correct was of niet had mogen plaatsvinden, rekening houdend met de situatie toen. Er is dus ook nergens gezegd dat er een foutieve maatregel was genomen.

 

Bijgevolg is een bijkomende compensatie, naast de algemene steunmaatregelen voor sectoren die verplicht werden om hun deuren te sluiten, niet aan de orde. Dat is ook niet mijn bevoegdheid.

 

De voorzitter heeft zich in de beschikking van 10 maart alleen uitgesproken over de kosten, met inbegrip van de rechtsplegingvergoeding, zoals altijd gebeurt in dergelijke situaties.

 

Wanneer mijn diensten een verzoek tot betaling zullen ontvangen, zal daarvoor spoedig het nodige worden gedaan.

 

12.03  Yoleen Van Camp (N-VA): Mevrouw de minister, ik vind toch dat u er vrij licht overgaat. Er wordt wat lacherig over gedaan, maar het is wel een belangrijke sector op het vlak van dierenwelzijn. U zegt dat u snel hebt bijgestuurd, dat het wel de bedoeling was om dat op te nemen, maar dat het niet is gebeurd.

 

Voor ons is de sluiting van de hondenkapsalons wel een belangrijke problematiek, die gebeurde zonder dat het op feiten was gebaseerd. Wij betreuren dat dit niet sneller werd bijgestuurd, dat er geen lessen uit worden getrokken en dat ook niet met de sector wordt bekeken of compensaties mogelijk zijn. Dat is onze mening.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van Wouter Raskin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het gebruik van lokfietsen in de strijd tegen fietsdiefstallen" (55015613C)

13 Question de Wouter Raskin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'utilisation de vélos appâts dans la lutte contre les vols de vélos" (55015613C)

 

13.01  Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, jaarlijks worden in ons land zo'n 30.000 fietsdiefstallen aangegeven. Het aantal aangiftes gaat al enkele jaren in dalende lijn. Dat lijkt goed nieuws, maar wellicht vinden heel wat mensen het niet de moeite waard om aangifte te doen. Naar schatting situeert het werkelijke aantal fietsdiefstallen zich eerder rond de 100.000.

 

Tijdens de coronacrisis hebben veel mensen de fiets opnieuw ontdekt. Het is een goedkope, milieuvriendelijke en gezonde manier om zich te verplaatsen. Maar als we deze trend willen behouden, moeten we er ook voor zorgen dat mensen geen schrik moeten hebben om hun fiets ergens te stallen.

 

Een aantal steden en gemeenten in ons land maken gebruik van lokfietsen in hun strijd tegen fietsdiefstallen. Met succes trouwens. Uit onderzoek van Tilburg University blijkt dat in regio's waar de politie deze opsporingsmethode inzet, het aantal aangiften van gestolen fietsen met gemiddeld 40% daalt.

 

Ook het VRT-programma Factcheckers toonde op 28 januari 2021 aan in welke mate lokfietsen waarop een gps-tracker is geplaatst op basis van een trackingsysteem kunnen worden terug­gevonden. Het resultaat was zeer positief.

 

Mijn vragen aan u:

1. Vindt u het een goed idee om lokfietsen in te zetten in de strijd tegen fietsdiefstallen?

2. Heeft u zicht op het aantal politiezones dat vandaag al gebruik maakt van lokfietsen? Om welke politiezones gaat het?

3. Beschikt u over cijfers in verband met de effectiviteit van deze opsporingsmethode?

4. Er bestaat vandaag geen aangepast wettelijk kader voor het inzetten van lokfietsen. Is de regering van plan om zo’n wettelijk kader uit te werken? Zo ja, heeft u hierover al overleg gepleegd met uw collega’s Gilkinet en Van Quickenborne? Met dank voor uw antwoord.

 

13.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Raskin, u hebt gelijk dat fietsdiefstallen een niet te ontkennen fenomeen zijn. Mijns inziens moeten wij in de eerste plaats werken aan een preventiebeleid rond fiets­diefstallen. In het preventiebeleid kunnen we de nadruk leggen op de bewustmaking van burgers tot het gebruik van een goed fietsslot, het correct vastmaken, de fiets op een veilige plek zetten, de fiets registreren of identificeren, en zo meer. Mijn diensten ondersteunen daarin de lokale overheden en geven ook tips en adviezen over veilige fietsstallingen, sensibilisering van de burgers tegen fietsdiefstal, fietsidentificatie, registratiesystemen en ook de aangifte en de opvolging van slachtoffers. De gemeenschaps­wachten spelen ter zake vaak een belangrijke rol.

 

Het project rond de lokfietsen is niet opgenomen in de huidige preventiestrategie. Mijn diensten beschikken dan ook niet over statistieken over het aantal politiezones dat die techniek toepast, noch over een evaluatie of statistiek omtrent de effectiviteit van die opsporingsmethode. Op het niveau van de politiediensten, in het bijzonder de lokale politie, vormt de methode mogelijk een van de benaderingen om dat criminaliteitsfenomeen te bestrijden. Sommige politiezones maken er kennelijk gebruik van, andere niet. Op dit ogenblik kan ik u geen globaal beeld meegeven van de praktijken.

 

13.03  Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Fietsdiefstallen zijn een plaag en ik denk dat het noodzakelijk is daaromtrent beleid te voeren, zeker als wij de fiets als een aantrekkelijk vervoersmiddel willen positioneren tussen andere vervoersmiddelen. Heel wat mensen gebruiken tegenwoordig overigens een dure elektrische fiets. Een beleid lijkt mij nodig, want enkel de inzet op preventie zal niet volstaan.

 

Ik heb overigens van de gelegenheid gebruik­gemaakt om hierover uw collega's Gilkinet en Van Quickenborne te ondervragen. Ik heb de indruk dat u er iets minder aandacht voor hebt. Toch lijkt het mij belangrijk om een en ander te gepasten tijde opnieuw te bekijken. Vanuit mijn positie zal ik op een gegeven moment doen wat mij nodig lijkt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55015632C van mevrouw Pas wordt uitgesteld. De vragen nrs. 55015528C, 55015530C, 55015534C en 55015826C van de heer Dallemagne worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

14 Samengevoegde vragen van

- Valerie Van Peel aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De toename van intrafamiliaal geweld tijdens de lockdown" (55015680C)

- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het gezinsdrama in 's Gravenbrakel en partnergeweld" (55015774C)

- Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Gendergeweld" (55015899C)

- Katleen Bury aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De discrepantie tussen het aantal oproepen naar hulplijn 1712 en de politiestatistieken" (55015891C)

14 Questions jointes de

- Valerie Van Peel à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'augmentation des violences intrafamiliales durant le confinement" (55015680C)

- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le drame familial à Braine-le-Comte et les violences conjugales" (55015774C)

- Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les violences de genre" (55015899C)

- Katleen Bury à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'écart entre le nombre d'appels au numéro d'aide 1712 et les statistiques de la police" (55015891C)

 

14.01  Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de minister, zoals beloofd kom ik terug met een opvolgingsvraag.

 

Zoals u weet, is het aantal meldingen van intrafamiliaal geweld bij de hulpverlenings­organisaties enorm toegenomen, vooral tijdens de lockdownperiodes. Het was al erg en dat zal het ook blijven, maar het is nog veel slechter geworden.

 

Dat was te voorspellen. Ik neem u dat niet persoonlijk kwalijk, maar ik heb sinds het begin van de eerste lockdown, nu al een jaar geleden, vrijwel al uw voorgangers keer op keer gevraagd wat ze daaraan zouden doen en of ze ervoor zouden zorgen dat kinderen, jongeren, vrouwen en mannen die met intrafamiliaal geweld te maken krijgen en nu thuis zitten, nog een manier vinden om melding te maken van wat hen overkomt, zodat er kan worden ingegrepen.

 

Men heeft daar heel lang mee getreuzeld en uiteindelijk is er een COL gekomen met betrekking tot hercontactname bij intrafamiliaal geweld. Het was heel belangrijk dat dit zeker in die lockdownperiode gebeurde, maar die COL is nog maar net in werking getreden

 

Wat we nu vooral zien, is dat de cijfers van de politiediensten duidelijk bewijzen wat ik al die tijd al heb gezegd. Tijdens de lockdown zag men een daling van het aantal processen-verbaal en dit in tegenstelling tot de stijging van het aantal meldingen bij de hulporganisaties. Dat is heel opmerkelijk, want vlak voor de lockdown stegen die cijfers nog en daarna vielen ze stil.

 

Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen. Hoe verklaart u de discrepantie tussen de cijfers in de politiestatistieken met betrekking tot intrafamiliaal geweld en de veel hogere cijfers van meldingen en oproepen bij de hulpverlenings­organisaties? We zien heel duidelijk dat aangifte doen een enorme drempel is voor slachtoffers. Dat was altijd al zo, maar dat is het zeker in deze periode. Wat zult u doen om die drempel te verlagen?

 

Uw voorganger, minister De Crem, sprak over de uitrol van een nieuwe toepassing van de huidige module Infosuite, die zou toelaten om nationaal een zicht te krijgen op de feiten van intrafamiliaal geweld die werden geregistreerd in de verschillende ISLP-servers van de lokale zones en dus op het aantal opgestelde processen-verbaal vóór die in de ANG terechtkomen. Er zit daar immers een enorme vertraging op. Tegen mei 2020 moest dit systeem operationeel zijn.

 

Kunt u ook een stand van zaken geven?

 

14.02  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Monsieur le président, ma question fait également suite à certains drames que l'on a connus ces derniers jours et ces dernières semaines. J'en viens directement à mes questions.

 

Madame la ministre, ce qui m'intéresse est de savoir ce que la police pourrait faire de plus dans le cadre d'interpellations suite à des violences intrafamiliales et conjugales. J'aimerais également savoir ce qu'il en est aujourd'hui de la formation de nos policiers à ce sujet. En outre, je m'interroge sur le fait de savoir si les protocoles qui sont d'application au sein des commissariats ne devraient pas être revus de manière à mieux appréhender ce genre de dossiers difficiles, mais également à mieux accueillir les victimes au sein de nos services de police.

 

14.03  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, le nombre de féminicides enregistrés depuis le début de l'année est de huit. Votre collègue, Mme la secrétaire d'État en charge de l'Égalité des chances, soulignait qu'une augmentation du nombre de féminicides observés en 2021, par rapport à l'année précédente, se profilait. Elle ajoutait qu'une réunion avec les ministres de l'Intérieur et de la Justice était prévue le mardi 23 mars. Lors de cette réunion, le sujet du plan visant à lutter contre les violences intrafamiliales devait être évoqué.

 

De plus, il nous revient, après observation d'enquêtes réalisées par plusieurs associations, que les données relatives aux faits de violences envers les femmes ou violences de genre, enregistrées en Belgique, ne permettent pas d'établir une vue d'ensemble de ce phénomène dans notre pays, chose pourtant essentielle à l'établissement d'une politique efficace en vue de lutter contre ce phénomène.

 

Madame la ministre, pouvons-nous être informés du traitement de la question des faits de violences ainsi que du plan mis en place pour lutter contre les violences intrafamiliales en période covid-19? Ce plan prévoyait une campagne de sensibilisation auprès de la population. Sous quel délai celle-ci pourrait-elle être entamée?

 

Pouvons-nous avoir vos retours sur la problématique de l'évaluation des violences de genre en Belgique? Les données fournies par la police relèvent des dépôts de plaintes, dont la nomenclature ne prend pas en compte l'ensemble des formes de violences subies par les femmes. Des contacts ont-ils été entrepris avec vos collègues compétents en vue d'une avancée en la matière?

 

14.04  Katleen Bury (VB): Mevrouw de minister, een aantal vragen in de commissie voor Binnenlandse Zaken van 17 maart bleef onbeantwoord. U hebt toen geantwoord op vragen van collega Van Peel over de politiestatistieken, die niet blijken te kloppen met de stijging van het intrafamiliale geweld en het aantal oproepen naar het nummer 1712 in de vorige lockdown. Die zaken moeten worden opgevolgd en zullen nog stijgen met de nieuwe lockdown. Het hercontacteren of opvolgen van mensen in zo'n situatie zou volgens u worden herbekeken. Wat is er daar fout gelopen?

 

In de commissie stelde u ook dat de Vaste Commissie van de Lokale Politie het overlegplatform Justipol had aangeschreven met het oog op een evaluatie van de diverse rondzendbrieven. Wat zijn daar de concrete bevindingen?

 

U stelde eveneens dat er werd gewerkt aan een praktische en pragmatische tool in functie van de risicotaxatie voor eerstelijnsmedewerkers, slacht­offerbejegenaars, vertrouwenspersonen, maats­chap­pelijk assistenten, referentiepersonen partnergeweld en rechercheurs. Wat is daar de stand van zaken?

 

Nog belangrijker: voor mij is dit een kluwen. Wie doet daar wat? Worden mensen daar van het kastje naar de muur gestuurd? Weet iedereen wel wie welke taak moet vervullen? Wie moet die slachtoffers op de juiste manier benaderen en hen opvolgen? Weten die slachtoffers dat ook? Hoe zit dat daar allemaal in elkaar? Over hoeveel personeelsleden gaat het hier? Daarover was er ook geen duidelijkheid in uw antwoord. Bedankt om daar even duidelijkheid in te willen scheppen.

 

14.05 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, collega's, mevrouw Van Peel, conform de indeling van intrafamiliaal geweld in de COL 3/2006 zijn vier vormen van dat soort geweld te onderscheiden, met name fysiek, seksueel, psychisch en economisch geweld, alsook drie types van relaties, meer bepaald binnen het koppel zelf, tegen afstammelingen of tegen andere leden van de familie.

 

Wat de beschikbare cijfers betreft, zijn er in het eerste semester van 2020 21.920 feiten van intrafamiliaal geweld geregistreerd. Dat is een daling met 1.898 feiten of een vermindering van 8 % in vergelijking met dezelfde periode in 2019, toen 23.818 registraties gedaan werden.

 

Als we de cijfers maand per maand bekijken, kan worden vastgesteld dat de cijfers in de maanden januari en februari vrij gelijklopend zijn met de voorbije jaren. In de maanden maart en april zien we dan dat het aantal registraties gedaald is in vergelijking met de gelijkaardige maanden van het jaar voordien.

 

In de maanden mei en juni lijkt het aantal aangiftes opnieuw te stabiliseren naar het niveau van de afgelopen jaren.

 

Naast de parametrische afbakening van intrafamiliaal geweld bestaat er binnen de politienomenclatuur nog een specifieke feitcode voor een familiale onenigheid. Dat kan eveneens een indicator zijn van familiaal geweld. Deze feitcode is opgenomen onder de niet-misdrijven. Dat zijn feiten die op zich niet strafbaar zijn, maar waarvoor toch een proces-verbaal is opgemaakt. Het aantal geregistreerde feiten inzake familiale twist kent jaar na jaar een stijging. Ook de cijfers van het eerste semester van 2020, met 6.637 feiten, zijn hoger dan dezelfde periode in 2019 met 5.996 feiten.

 

In de eerste drie maanden van 2020 blijft het aantal registraties vrij stabiel, met iets meer dan 1.000 feiten per maand. In de volgende drie maanden stijgt het aantal vaststellingen van familiale twisten ook elke maand licht. Samenvattend kunnen we vaststellen dat er geen verhoging blijkt van het aantal geregistreerde feiten inzake intrafamiliaal geweld in het eerste semester van 2020. In het bijzonder is er een daling van het aantal registraties in de maanden maart en april. Dat komt niet overeen, zoals u ook al aangaf, met de perceptie over de toename van het aantal meldingen van intrafamiliaal geweld tijdens de lockdown, zoals die wordt vastgesteld ook door andere hulpverleningssectoren.

 

Sinds april 2020 werden de feiten waarvan op afstand aangifte kan worden gedaan via het digitaal loket uitgebreid. In de context van de coronacrisis vergrootte de politie op deze manier de bereikbaarheid. Ze zorgde er ook voor dat niet-essentiële of vervelende verplaatsingen naar politiekantoren konden worden vermeden door de registratie-op-afstandaangifte. Het betreft een tijdelijke uitbreiding met nieuwe feiten van de aangifte door middel van een nieuw formulier Hulpgeroep in het algemeen. Het gaat hierbij om slagen en verwondingen, bedreigingen, belaging, diefstal zonder geweld, oplichting, ook via het internet en verlies van voorwerpen of documenten. In het nieuwe formulier is ook een vrij tekstveld voorzien, zodat de burger exact kan vermelden welk feit hij of zij zou willen aangeven. Met dat formulier zou de burger zwaardere feiten zoals intrafamiliaal geweld kunnen aangeven. Die aangifte wordt dan doorgestuurd naar de lokale politie van de betrokken zone, waar men instaat voor de verdere afhandeling van het feit. Begin maart 2021 werden ook haatmisdrijven expliciet toegevoegd aan het formulier Hulpgeroep in het algemeen.

 

Voor alle gevallen waarin er onmiddellijk moet worden ingegrepen bellen de burgers uiteraard 101 of 112. Hierbij moet worden opgemerkt dat bij zaken van intrafamiliaal geweld de stap naar de politie dikwijls de ultieme stap is die in veel gevallen niet gezet wordt. Bij intrafamiliaal geweld stellen we vast dat er in ieder geval een lagere aangifte­bereidheid is door schaamte, de gepercipieerde houding van de politie maar ook loyaliteitsgevoelens ten aanzien van de dader.

 

Anderzijds stijgt het aantal feiten van intrafamiliale onenigheid. Of die stijging toe te schrijven is aan de maatregelen in het kader van de COVID-19-pandemie kan niet per se uit de beschikbare feiten worden afgeleid. De cijfers moeten dus zeker met de nodige omzichtigheid worden geïnterpreteerd.

 

Madame Chanson, les faits qui nous occupent font l'objet d'une instruction judiciaire. L'enquête menée par la police judiciaire fédérale est toujours en cours. Pour l'instant, il est légalement impossible d'y avoir accès et de communiquer à propos des éléments du dossier qui sont couverts par le secret de l'instruction. Je ne dispose donc pas à ce stade d'une information qui démontrerait des manquements dans la gestion policière de cette situation mais il convient d'attendre le déroulement de l'enquête.

 

L'accueil de victimes et l'intervention en matière de violences intrafamiliales ont été intégrés dans le programme de la formation de base de tous nos aspirants inspecteurs. Au travers du cluster 8 de cette formation consacrée à l'accueil des victimes, les futurs policiers sont amenés à distinguer les différents types de victimes et leurs besoins spécifiques. Une attention particulière est accordée aux victimes de violences conjugales au travers du cluster 9 consacré aux interventions policières. Les aspirants apprennent et appliquent les procédures légales et réglementaires prévues lors d'interventions policières spécifiques dont celles relatives à la violence intrafamiliale.

 

L'accueil des victimes de violences conjugales fait l'objet d'une attention spécifique au travers de certaines formations visant à aider nos policiers à mieux anticiper et appréhender les situations sur le terrain. Celles-ci sont essentiellement organisées par les écoles provinciales agréées chargées au premier plan de répondre aux besoins en formation des zones de police locale. D'autres formations, bien que ne portant pas spécifiquement ni exclusivement sur cette problématique, ont été renforcées et adaptées afin que celle-ci soit davantage prise en compte.

 

La formation sur l'accueil des victimes se veut plus générale mas dote assurément nos policiers de meilleures compétences et aptitudes lorsqu'ils sont confrontés à des victimes de violences conjugales et/ou intrafamiliales. Les diverses formations offertes par les écoles de police et relatives aux violences sexuelles et à l'accueil des victimes de violences sexuelles, bien que non spécifiques à la sphère familiale, dotent aussi les policiers de compétences utiles dans ce cadre. Je souligne que le plan fédéral de formation actuel a repris le thème des violences faites aux femmes parmi les thèmes prioritaires.

 

Mevrouw Bury, de Vaste Commissie van de Lokale Politie heeft inderdaad een brief aan het College van procureurs-generaal gericht met betrekking tot de COL 15 van 2020 en de COL 20 van 2020. Het voorwerp wordt nog niet besproken op het overlegplatform Justipol. Het College van procureurs-generaal heeft gevraagd om de tool voor de eerstelijnsrisico-evaluatie inzake partner­geweld, waarvan het gebruik wordt veralgemeend voor de politiediensten en de parketten, in de COL 15/2020 te implementeren in het Integrated System for the Local Police. De uitrol is voorzien in drie fases. De eerste fase daarvan is al uitgerold. Als er in het pv een fenomeen van intrafamiliaal geweld binnen het koppel is opgenomen, verschijnt een waarschuwings­boodschap aan de hand van een pop-up met de mededeling dat een specifieke checklist moet worden ingevuld. De medewerker wordt dan doorverwezen naar een intranetpagina waarop de voornoemde checklist te vinden is. Die checklist moet dan samen met het pv aan het parket worden bezorgd.

 

In fasen 2 en 3 van dit plan wordt dat verder geautomatiseerd zodat ook de checklist rechtstreeks in het systeem kan worden ingevuld. Fase 2 van dit project zal worden opgenomen in de nieuwe uitrol van dit systeem. Die is vooropgesteld voor juni van dit jaar.

 

Voor de opleidingen werden infomomenten georganiseerd door de referentiemagistraat intra­familiaal geweld ten voordele van de referentiepersonen intrafamiliaal geweld van de politiezones. Zij gaven de informatie vervolgens door aan de eerstelijnsdiensten die gebruik zullen maken van de tool voor de eerstelijnsevaluatie.

 

Monsieur Senesael, dans le contexte actuel de la pandémie, la directive opérationnelle GPI relative à la fonctionnalité de l'assistance policière aux victimes reste d'application pour tous les collaborateurs de la GPI. Conformément aux modalités définies par l'arrêté royal du 17 septembre 2001 déterminant les normes d'organisation et de fonctionnement de la police locale visant à assurer un service minimum équivalent à la population ainsi que par la circulaire ministérielle PLP 10, chaque zone de police assure cette fonctionnalité pour laquelle les accords de collaboration existants restent entièrement d'application.

 

Les dirco et les services de première ligne de la direction générale de la police administrative assurent également cette fonctionnalité au sein de leur arrondissement et terrain d'action prioritaire. Les services de police ont la mission d'accueillir et d'assister les citoyens. Bien évidemment, dans le contexte pandémique actuel, ceci reste la règle pour chaque collaborateur policier. Une attention particulière est portée aux groupes vulnérables, dont les enfants victimes de violences intrafamiliales et les mineurs en situation inquiétante.

 

Depuis juin 2020, les directives du Collège des procureurs généraux visant à généraliser l'utilisation d'un outil d'évaluation du risque de première ligne en matière de violence dans le couple par les services de police, les parquets ont comme objectif d'abord de mettre en lumière la présence de certains facteurs de risque alarmants, que le parquet soit informé immédiatement mais également que le magistrat agisse rapidement et adéquatement afin de garantir la sécurité de la victime et de son entourage ainsi que d'offrir la possibilité au magistrat en charge de prendre connaissance de la situation et de l'analyser ensuite de manière approfondie par une lecture du dossier basée sur une check-list prédéfinie. Cet outil d'évaluation demande une attention spécifique pour des situations où des enfants sont impliqués. Le travail en chaîne est à privilégier dans l'approche de situations de violence intrafamiliale où la collaboration avec des organismes d'aide à la justice est la ligne directrice.

 

En ce qui concerne les informations sur les victimes, il n'est pas encore possible, sur base des informations disponibles dans la base de données nationale générale, de fournir des données fiables en la matière. À moyen terme, les services de la police fédérale veilleront à fournir les données relatives aux victimes.

 

De voorzitter: Mevrouw de minister, bedankt voor uw uitvoerig antwoord.

 

14.06  Valerie Van Peel (N-VA): Mijnheer de voorzitter, naar mijn indruk zijn er onder dit agendapunt vragen samengevoegd die eigenlijk niet echt samenhoorden.

 

Mevrouw de minister, uw uitgebreid antwoord stelt mij niet gerust. Het feit dat er tegen april digitale meldingen kunnen worden gedaan, vind ik zodanig ver van de realiteit van intrafamiliaal geweld staan, dat het bijna grappig wordt. De mogelijkheid van een digitale melding is niet de manier waarop er met zulke gezinnen moet worden omgegaan in deze tijden. Van in het begin heb ik gevraagd om de hercontactname op te zetten. De politie, en zeker de wijkpolitie, weet perfect in welke gezinnen familiaal geweld zich afspeelt. Er moeten preventief bezoeken worden afgelegd.

 

In sommige gezinnen gebeurden er drama's die onder de waterlijn zijn gebleven. Dat zie ik in de cijfers en ik weet niet hoe ze anders kunnen worden gelezen. U zegt dat ik er voorzichtig mee moet zijn, maar voor mij is een en ander wel duidelijk.

 

Blijkbaar leren we er niet uit bij. We zijn nu een jaar verder en we zijn nog steeds onderhevig aan federale beslissingen op het vlak van lockdowns, waarmee ik het trouwens ook om andere redenen hoe langer hoe moeilijker krijg. Ik denk echt dat er meer actie moet komen.

 

Intrafamiliaal geweld gaat niet weg. Ook klopt het dat intrafamiliaal geweld niet aan corona gekoppeld is, maar wel is het in deze periode verergerd.

 

Vanuit het adviescomité Maatschappelijke Emancipatie is er een resolutie klaar omtrent intrafamiliaal geweld, waaraan wij heel hard hebben gewerkt. Ik hoop dat de regering die ter harte zal nemen. Als de zaken uit die unaniem goedgekeurde resolutie alvast worden omgezet, dan zal er eindelijk ook op het veld eens iets veranderen.

 

Mevrouw de minister, met wat er in het afgelopen jaar uiteindelijk is gebeurd, ben ik niet erg tevreden.

 

14.07  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour les éléments d'information que vous avez pu m'apporter.

 

14.08  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie à mon tour pour ces éléments d'information que nous allons analyser. Au besoin, nous reviendrons pour actualisation.

 

14.09  Katleen Bury (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Voor mij is het nog altijd een even groot kluwen, ik kan er nog altijd niet aan uit. Ik ben er tevens van overtuigd dat de slachtoffers er nog minder aan uit kunnen. Krijgen zij die hulp? Die mailing?

 

In tegenstelling tot mevrouw Van Peel, denk ik wel dat het online indienen een bijkomende oplossing kan zijn. Ze zou best nuttig kunnen zijn voor mensen die niet kunnen buitenkomen. Of het de beste tool is, is een andere vraag. Dat het via die weg mogelijk is, vind ik echter niet slecht.

 

Ik vraag me wel af wie daarvan op de hoogte is. Wij weten het hier wel, maar wie weet er nog dat het op die manier kan? Is er een campagne waarin dat wordt bekendgemaakt? Dat lijkt me toch wel belangrijk.

 

Wat het hercontacteren betreft, minister Van Quickenborne zei dat die optie uitvoerbaar was via een bezoek of telefonisch. Met een telefoon­gesprek om na te gaan of alles goed gaat met beide partijen zal men geen zicht krijgen op de zaak. We moeten die gezinnen thuis opzoeken om met ze te kunnen praten. Op die manier zullen we beter kunnen vaststellen wat er echt aan de hand is. Misschien worden er zaken niet gezegd, die dan wel kunnen worden afgelezen aan iemands mimiek. Het is dus heel belangrijk dat die mogelijkheid wordt overwogen en geïntensifieerd.

 

Ik zou echt willen weten wat dat kluwen van mensen allemaal doet, wie hen bijstaat of om hoeveel personeelsleden het precies gaat. In dat opzicht blijf ik echt op mijn honger zitten.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

15 Question de Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les fouilles à nu et injures racistes dont est accusée la police de Gand" (55015707C)

15 Vraag van Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De beschuldigingen over naaktfouilles en racistische beledigingen door de Gentse politie" (55015707C)

 

15.01  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Ce vendredi 12 mars, à la suite d’une bagarre à Gand lors de laquelle deux jeunes ont été tabassés, quinze jeunes ont été interpellés. Trois d’entre eux ont été interpellés sur la base de témoignages, les autres car ils étaient à proximité des lieux. Selon plusieurs parents, l’interpellation de leurs enfants était injustifiée puisque ceux-ci n’étaient que des spectateurs n’ayant donc pas participé à l’altercation. Les jeunes, mineurs pour certains d’entre eux, ont ensuite été emmenés au commissariat. Là, certains auraient été soumis à une fouille à nu et auraient été la cible de remarques inappropriées ou racistes.

 

Madame la ministre, quelle est la version de la police vis-à-vis de cette affaire et de ces arrestations? Plus précisément, que pouvez-vous nous dire sur la fouille à nu et les injures? Des caméras étaient-elles présentes au moment de ces fouilles?

 

15.02  Annelies Verlinden, ministre: Madame Chanson, il n'y a pas eu de bagarre. Il s'agissait d'un vol à l'arraché commis sur un jeune couple.

 

Celui-ci a également reçu des coups de la part de nombreux jeunes. Sur la base des déclarations des victimes et de quelques témoins, les fonctionnaires de police arrivés sur place ont intercepté et arrêté une quinzaine de suspects qui se trouvaient encore à proximité. Tous les suspects ont ensuite été emmenés au commissariat pour la suite de la procédure liée à l'arrestation judiciaire, comme la fouille judiciaire ou la fouille avant la mise en cellule, audition qui est conforme à la législation Salduz car elle est faite en présence d'un avocat. Toutes ces arrestations ont été confirmées par le magistrat du parquet.

 

Enfin, suite à la décision du parquet, tous les suspects ont pu être libérés samedi dans le courant de l'après-midi. Au lendemain des faits et au vu des événements qui se sont produits, le chef de corps a décidé de faire examiner l'aspect Kindreflex, automatisme visant à intégrer l'intérêt de l'enfant et qui est prévu dans l'instruction interne de la police gantoise. Ce réflexe a notamment impliqué d'informer rapidement et efficacement les parents et d'évaluer en particulier si une fouille était nécessaire ou non.

 

Le 21 mars, le bourgmestre a quant à lui reçu un courriel de la part des parents des mineurs concernés, que la police de Gand considère comme une plainte formelle. Certains parents ont également signalé à la presse qu'ils saisiraient le Comité P. Quant au parquet, il a indiqué par le biais d'un communiqué de presse que, sur la base des informations dont il dispose actuellement, il n'avait pas connaissance de fautes dans l'intervention de la police.

 

En tant que ministre, je rejoins le point de vue du bourgmestre. D'abord, je condamne toute forme de violence, donc également les faits commis à l'égard du couple concerné. Je souhaite qu'il bénéficie du soutien nécessaire pour surmonter ce traumatisme. Par ailleurs, c'est au parquet et au Comité P qu'il revient de faire toute la lumière sur cet événement et de déterminer les responsabilités. Je ne me pencherai donc pas sur le fond du dossier actuellement.

 

Enfin, je tiens à rappeler que les réseaux sociaux ne constituent pas l'endroit indiqué pour un débat serein, et ce, certainement lorsque les individus qui s'expriment n'ont pas connaissance de l'entièreté des faits.

 

15.03  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour tous ces compléments d'information. Comme vous, je rejoins la position du bourgmestre de la ville de Gand. Je suis effectivement attristée par les nombreux débats qui peuvent malheureusement avoir lieu sur les réseaux sociaux. Je pense que c'est aussi notre rôle politique de pouvoir remédier à cela. Je suis sûre que nous pourrons en débattre ultérieurement.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

16 Question de Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La lutte contre la fraude fiscale" (55015708C)

16 Vraag van Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De bestrijding van belastingfraude" (55015708C)

 

16.01  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Il y a quelques semaines, Eric Snoeck, commissaire en chef et directeur de la DG Judiciaire, était auditionné par la Commission des Finances de notre Parlement. À cette occasion, il a présenté nos forces de police engagées dans la lutte contre la fraude fiscale, mission assurée par le personnel EcoFin de la Police judiciaire. En tout, cela représente 500 personnes parmi les 4200 qui composent la DG Judiciaire.

 

Madame la ministre, il ressort de cette audition que la cellule EcoFin doit être renforcée.

 

Tout d’abord, il lui faut plus de personnel. Durant ces dernières années, 50% des effectifs de la Police judiciaire ont été affectés à la direction déconcentrée de Bruxelles afin de lutter contre le terrorisme. Si cette mission est évidemment importante, nous ne pouvons cependant pas délaisser les autres champs d’actions telle que la lutte contre la fraude fiscale.

 

Il faut plus de personnel mais surtout plus de profils spécialisés. A ce titre, il serait intéressant de revoir le statut des agents pour faire de la police un corps spécialisé, ce qui permettrait de recruter de vrais experts comme EcoFin en a éminemment besoin. 

 

Il me revient aussi que les agents EcoFin sont noyés dans une foule de tâches les empêchant dès lors de se consacrer pleinement à la lutte contre la grande criminalité financière. A ce titre, Monsieur Snoeck a souligné à quel point il est nécessaire d’impliquer davantage les polices locales pour les infractions EcoFin simples afin de mieux répartir le travail. 

 

Madame la ministre, mes questions sont donc les suivantes: 

 

- Parmi les 1600 nouvelles recrues qui doivent être prochainement embauchées, combien seront affectées à la cellule EcoFin ? Est-il prévu de recruter plus de personnel pour lutter contre la fraude fiscale ? Sera-t-il question de profils spécialisés en la matière ?

 

- Un plan global est-il à l’étude pour renforcer la lutte contre la criminalité financière ?

 

- Ne faudrait-il pas recentrer les missions d’EcoFin sur la grande criminalité et laisser ses autres tâches aux polices locales ?"

 

16.02  Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, madame, plusieurs postes vacants internes ont été ouverts ces derniers mois, dont une vingtaine spécifiquement dans le cadre de la lutte contre la fraude fiscale et la criminalité financière.

 

En outre, une campagne de recrutement est en cours pour divers profils spécialisés au sein de la police judiciaire fédérale, dont des experts Ecofin. Il s'agit plus précisément d'experts fiscaux et de spécialistes dans la détection et l'investigation de cas de fraudes, dans les règlements fiscaux relatifs aux impôts directs et indirects et dans des tâches similaires.

 

Ces procédures de recrutement étant toujours en cours, il ne m'est pas encore possible d'entrer dans le détail des chiffres.

 

Au niveau de la police judiciaire fédérale, je peux vous confirmer qu'un plan global pour renforcer la lutte contre la criminalité financière est, en effet, à l'étude. Ce plan reprendra entre autres le recrutement qualitatif et quantitatif, les trajets de formation de base en Ecofin et des formations spécialisées, les outils digitaux en appui des enquêtes, le management de la recherche, les partenariats internes et externes à la police intégrée, la récupération des avoirs criminels et les enquêtes pénales d'exécution. Le directeur général de la police judiciaire a d'ailleurs désigné un conseiller spécialement affecté à ces tâches depuis le mois de janvier de cette année.

 

Quant aux missions d'Ecofin sur la grande criminalité, une circulaire des procureurs généraux règle la répartition des tâches, la collaboration, la coordination et l'intégration entre la police locale et la police fédérale en ce qui concerne les missions de police judiciaire. La criminalité économique et financière en fait donc partie.

 

Cette circulaire n'empêche cependant pas que des accords soient mis en place entre la police judiciaire fédérale et les zones de police locale au sein des arrondissements.

 

16.03  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, merci pour tous ces éléments de réponse aux différentes questions que je vous avais adressées. Néanmoins, de manière à pouvoir disposer de chiffres plus précis, je ne manquerai pas de vous déposer une question écrite dans les semaines qui viennent, afin que nous puissions avoir des données chiffrées plus précises.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De stijgende agressiegevallen tegen politiediensten" (55015903C)

17 Question de Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La hausse des agressions contre les services de police" (55015903C)

 

17.01  Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, in de media verscheen vorige week een trieste balans. In 2020 waren er bijna 13.000 gevallen van agressie tegen de politiediensten. Omgerekend zijn er dat meer dan 35 per dag. Het zijn cijfers om duizelig van te worden.

 

Volgens de politievakbonden is het een maatschappelijk probleem, dat al jaren duurt. Het gaat trouwens niet alleen over agressie tegen de politiediensten. Ook de hulpdiensten worden steeds meer het slachtoffer van geweld.

 

De politievakbonden stellen dat de slachtoffers te vaak in de kou blijven staan. Vaak moeten zij zelf de administratieve rompslomp in orde brengen en sommige overheden doen moeilijk wanneer ze rechtsbijstand moeten toekennen.

 

Een tweede terechte bekommernis van de politievakbonden zijn de vele valse klachten en het politiebashen. Die wegen op de motivatie van vele van onze politiekorpsen.

 

Mevrouw de minister, kunt u die cijfers bevestigen? Zijn er significante verschillen tussen de politiezones? Gaat u akkoord met de analyse van de politievakbonden? Zo ja, welke maatregelen kunt u nemen op korte en lange termijn?

 

17.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Depoortere, de cijfers waarnaar u verwijst, zijn de registraties inzake geweld tegen de politie afkomstig uit het registratiesysteem 'Meldingen incidenten'. Voor 2020 zijn er op datum van 26 maart in dat systeem 13.083 feiten van geweld tegen de politie geregistreerd. De meeste feiten van geweld tegen de politie in 2020 zijn geregistreerd in de politiezones van de groot­steden, zoals Antwerpen, Brussel Hoofdstad-Elsene, Brussel Zone Zuid, Luik en Gent. Aangeven dat de slachtoffers in de kou blijven staan, is echter een brug te ver en ik kan die mening dan ook niet delen.

 

Er werden al verschillende maatregelen genomen om personeelsleden die het slachtoffer zijn van geweld te ondersteunen. Vooreerst voorziet de GPI 62 in een specifieke meldingsplicht van veiligheidsincidenten die verband houden met het gebruik van een wapen en feiten van geweld door of tegen politieambtenaren. Er werd voor de federale politie een richtlijn verspreid over de te volgen procedure voor een dringende melding van daden van geweld tegen personeelsleden, inclusief een formulier voor een schadeverslag. Hierdoor kan de overheid zich als benadeelde partij bij de bevoegde procureur des Konings kenbaar maken en zich ook te allen tijde op het gepaste moment burgerlijke partij stellen. Zoals ik al verschillende keren heb gezegd in het Parlement, stellen wij ons systematisch burgerlijke partij in geval van geweld tegen federale politiemedewerkers en ik heb de burgemeesters uitgenodigd om hetzelfde te doen. Het is immers volstrekt onaanvaardbaar dat politiemensen aan­gevallen worden.

 

De meldingen overeenkomstig de GPI 62 hebben eveneens tot doel om op basis van een analyse pro- en reactief de opleidingen en trainingen aan te passen. Als de gewelddaden als een arbeids­ongeval worden erkend, worden ook de werkelijke gezondheidskosten gedekt. Een website die ter beschikking is van elke medewerker van de geïntegreerde politie bevat alle informatie die nodig is wanneer een politiemedewerker het slachtoffer is van geweld. Slachtoffers, collega's en leidinggevenden kunnen er documentatie, formulieren en een beschrijving vinden van de geldende procedures en de stappen die moeten worden gezet. Het is overigens zo dat de site in een nieuw jasje is gestoken en dat hij in voorkomend geval zal worden aangepast aan nieuwe ontwikkelingen. Bovendien biedt het stressteam van de federale politie psychosociale en psychotherapeutische hulp aan de personeelsleden van de geïntegreerde politie.

 

Tot slot werd binnen het bevoegdheidsdomein van Justitie de omzendbrief COL 10/2017 door het College van procureurs-generaal aangepast op het niveau van de gerechtelijke afhandeling van de gevallen waarin geweld werd gebruikt tegen politiemensen en werden strengere straffen en een strikter vervolgingsbeleid aangevoerd.

 

Zoals ik al meermaals in deze commissie heb aangegeven, en zoals ik het ook verwoord heb in mijn beleidsverklaring, streef ik naar een nul­tolerantie van geweld tegen politiemedewerkers en andere hulpverleners. Gelet op het belang van dit thema en op mijn engagement, zal ik deze problematiek blijvend opvolgen. Er is immers een integrale benadering noodzakelijk over het geweld tegen de politie.

 

Een omzendbrief betreffende het gebruik van geweld tegen leden van de geïntegreerde politie wordt momenteel gefinaliseerd. Ik zal ook een nationaal communicatieplan voorbereiden over dit thema. Tevens is er bij de administratie een campagne in de maak over respect voor alle veiligheidsberoepen. Ik ben er ook van overtuigd dat het gebruik van bodycams een belangrijke rol zal kunnen spelen bij het terugdringen van geweld ten overstaan van de politie. Dit is een overzicht van wat we vandaag al gedaan hebben.

 

17.03  Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. We zijn het erover eens dat dit onaanvaardbaar is: 13.083 feiten van geweld tegenover de politie, en dat cijfer stijgt nog. Dat moet gekeerd worden op zeer korte termijn. Alles hangt met alles samen.

 

Ik hoor ook de verhalen van politiemensen waaruit blijkt dat de administratieve rompslomp om melding te maken van geweld nog een hinderpaal is. Ik zou erop willen aandringen dat dit soepeler kan worden geregeld.

 

Van politiemensen hoor ik soms ook wel dat de schrik erin zit om melding te maken. Soms kunnen ze zelf ook aangeklaagd worden wegens bepaalde feiten. Daarbij komen we steeds meer tot een situatie waarbij politiemensen niet meer het slachtoffer zijn, maar telkens opnieuw aangeduid worden als dader.

 

We moeten die maatschappelijke rol waarnaar de politievakbonden ook verwijzen, ter harte nemen. We moeten strenger handelen, op korte termijn, met een strikt vervolgingsbeleid, zoals ik u hoor zeggen. Ik hoop dat dit op zeer korte termijn resultaten afwerpt. Ik steun u uiteraard volledig bij het invoeren van de bodycams. Die moeten ervoor zorgen dat onze politiemensen beter beschermd worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Samengevoegde vragen van

- Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Identiteitsfraude" (55015993C)

- Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De eerstelijnsdiensten die identiteits- of reisdocumenten uitreiken of controleren" (55015994C)

18 Questions jointes de

- Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La fraude à l'identité" (55015993C)

- Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les services de première ligne qui délivrent ou contrôlent les documents d'identité ou de voyage" (55015994C)

 

18.01  Bert Moyaers (Vooruit): Mevrouw de minister, tijdens onze commissievergadering van woensdag 17 maart vroeg ik U naar concrete initiatieven die reeds werden genomen om identiteitsfraude te bestrijden. Behalve de nieuwe identiteitskaarten om te voldoen aan de Europese verordening van 20 juni 2019 betreffende de versterking van de beveiliging van de identiteitskaarten, verblijfsdocumenten en de GDPR-regelgeving ligt er echter behoorlijk wat werk op de plank.

 

U antwoordde me dat wanneer een politiedienst in kennis wordt gesteld van een potentieel gevaar van identiteitsfraude er een basisonderzoek wordt gevoerd en het proces-verbaal zo snel mogelijk wordt bezorgd aan het parket.

 

De bedoeling moet zijn om de problematiek zeer kort op de bal kunnen aan te pakken. Maar de vraag is of deze methode niet vooral de werklast voor de parketten verhoogt.

 

Ik heb daarover de volgende vragen:

Wat houdt zo'n basisonderzoek in? Wordt hierin de criminele organisatie in kaart gebracht?

Wat is de gemiddelde doorlooptijd tussen aangifte en overmaken van proces-verbaal?

Hoeveel processen-verbaal werden over identiteitsfraude opgesteld? Heeft u een zicht op het gevolg die gegeven werd aan deze processen-verbaal door het parket?

Wordt er internationaal samengewerkt tussen politiediensten bij de aanpak van deze problematiek?

Dank bij voorbaat voor uw antwoorden.

 

Mevrouw de minister, er is een grote opdracht hangende wat betreft de sensibilisering van de eerstelijnsdiensten die de identiteits- of reisdocumenten uitreiken of controleren, zoals de gemeente en de lokale politie. U verklaarde die sensibilisering vanaf 2021 op te voeren door de ontwikkeling van opleidingen via de politiescholen.

Ingeval van vragen of vermoedens aangaande identiteitsfraude kunnen gemeentelijke ambte­naren steeds terecht bij de helpdesk fraude van de FOD, die bereikbaar is via de website meldpunt.belgië.be.

 

Op dat laatste onderdeel wil ik graag wat dieper ingaan, want er is bij mijn weten nog niet echt een scenario voorzien om identiteitsfraude te melden. Bovendien worden gemeentelijke ambtenaren die een vraag hebben over identiteitsfraude via meldpunt.belgië.be doorverwezen naar de lokale politie. Bijkomend probleem is dat niet de lokale, maar enkel de Federale Gerechtelijke Politie een partner is van het Meldpunt.

Voorheen konden gemeentebesturen gevallen van identiteitsfraude vroeger aan de politie melden via de helpdesk Belpic.

 

Ik heb hierover de volgende vragen mevrouw de minister:

Is er een alternatief na Belpic voor gemeentebesturen om meldingen van identiteitsfraude te melden?

Bent U zich bewust dat wanneer de gemeentelijke ambtenaren via het Meldpunt worden doorverwezen naar de lokale politie die eigenlijk voor een kink in de kabel zorgt? Hoe denkt U dit aan te pakken?

Bij onze noorderburen is er hiervoor een centraal meldpunt. Denkt U dat ons Meldpunt ook als een centraal meldpunt zou kunnen fungeren? Indien ja, denkt U dan niet dat ook best de lokale politie op zijn minst een partner hiervan wordt? En zou er hiervoor dan ook niet best een scenario 'identiteitsfraude' voorzien worden?

Dank bij voorbaat voor uw antwoorden, mevrouw de minister.

 

18.02 Minister Annelies Verlinden: Wanneer een politiedienst in kennis wordt gesteld van een potentieel gevaar van identiteitsfraude wordt een basisonderzoek uitgevoerd en wordt het pv zo snel mogelijk bezorgd aan het parket. Volgens de omzendbrief MFO3 is de norm voor de volledige afronding van het rapport maximaal drie weken, onverminderd uiteraard de richtlijnen van de gerechtelijke autoriteiten. Bepaalde criteria moeten voor een snellere gegevensinvoer kunnen zorgen, zoals de ernst van de feiten en de urgentie van de melding. Er is ook een Europese circulaire tegen het frauduleuze gebruik van identiteitskaarten of reisdocumenten die de procedure specificeert die moet worden gevolgd in overleg met het centrale bureau voor de bestrijding van vervalsing van de federale politie.

 

Binnen de politionele criminaliteitsstatistieken werden in 2017 8.823 feiten inzake identiteits­fraude geregistreerd. In 2018 waren dat 9.909 registraties en in 2019 9.511 registraties. In het eerste semester van 2020 werden 3.867 feiten van identiteitsfraude geregistreerd.

 

De vraag welk gevolg aan die pv's moet worden gegeven, moet worden gesteld aan de minister van Justitie. Gezien het transversale en internationale karakter van het fenomeen identiteits- en documentfraude wisselen de politiediensten informatie uit en werken zij samen in het kader van de internationale politie­samenwerking. Voor de operationele dossiers verlopen die uitwisselingen via de traditionele communicatiekanalen. Voor de meer strategische dossiers vindt de coördinatie plaats in het kader van werkgroepen.

 

Inzake de melding van mogelijke identiteitsfraude is er niets gewijzigd. De helpdesk fraude van de Algemene Directie Instellingen en Bevolking is het unieke eerstelijnscontactpunt voor de gemeen­telijke referentieambtenaren en de informatie­kanalisator voor de verschillende diensten die betrokken zijn bij de bestrijding van identiteits­fraude. Dankzij de oprichting van het nationale SPOC voor identiteitsfraude worden sinds juni 2016 alle potentiële gevallen van fraude in de Belgische gemeenten en consulaire posten verzameld. Het nationale SPOC vormt daarmee een strategisch instrument. De federale taskforce kan zich zo een concreter beeld vormen van de vermoedelijke gevallen van identiteitsfraude in de gemeenten. Ik vrees dat er mogelijk verwarring is ontstaan inzake de bedoeling van het meldpunt. Het meldpunt is een samenwerkingsverband van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedsel­keten, het Federaal Agentschap voor de Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de federale politie, de FOD Financiën en de FOD Economie en is tevens technisch beheerder van het systeem.

 

Zoals al meegedeeld, was de FOD Binnenlandse Zaken niet betrokken bij het meldpunt toen dat anno 2015 werd opgericht. Mijn collega Pierre-Yves Dermagne, bevoegd voor Economie, kan desgewenst een initiatief nemen om, in overleg en samenwerking met de federale taskforce, meldingen betreffende identiteitsfraude bijkomend te voorzien in het meldpunt. Ik zal hem daarvoor ook contacteren.

 

18.03  Bert Moyaers (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, ik hoor u zeggen dat er maximaal drie weken nodig zijn, maar ik meen dat er bij identiteitsfraude, wat ook vaak een vorm van cybercrime is, ergens een urgentie speelt, waardoor een versnelde behandeling mogelijk moet zijn. In cybercriminaliteit moet er kort op de bal kunnen worden gespeeld.

 

De vraag welke gevolgen er worden gegeven aan de betreffende processen-verbaal moet ik stellen aan Justitie. Gelet op de cijfers die u opsomt omtrent de opgestelde processen-verbaal, denk ik dat de werklast bij de parketten verhoogt. De problematiek moet dan ook echt worden aangepakt.

 

Inzake het meldpunt wil ik erop aandringen dat gemeentelijke ambtenaren met vragen over identiteitsfraude kunnen worden voortgeholpen. Zoals ik het begrijp, worden zij momenteel vooral doorverwezen naar de lokale politie, maar de lokale politie is vandaag geen partner van het meldpunt, enkel de federale politie. In Nederland bestaat er wel een centraal meldpunt. Ons meldpunt kan ook als een centraal meldpunt fungeren, maar dan moet de lokale politie op zijn minst een partner worden. Ik begrijp dat ik daaromtrent verder vragen zal moeten stellen aan uw collega Dermagne.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Vraag van Ben Segers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het integriteitsbeleid naar aanleiding van operatie Sky" (55016080C)

19 Question de Ben Segers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La politique d'intégrité à la lumière de l'opération Sky" (55016080C)

 

19.01  Ben Segers (Vooruit): Tijdens de commissievergadering van 24 maart bevroeg ik u naar aanleiding van operatie Sky reeds kort i.v.m. het integriteitsbeleid in het kader van het Stroomplan. Graag ga ik daar wat dieper op in:

U vertelde dat de integriteitscoördinator al enkele concrete acties had ondernomen in het kader van het Stroomplan. Dat was voor mij nieuwe info, omdat ik eerder begrepen had dat de integriteitscoördinator nog niet was aangesteld. Sinds wanneer is deze coördinator aan de slag? is dit de eerste integriteitscoördinator die werd aangesteld of was er ook een voorganger, zo ja voor welke periode? Welke specifieke opdracht kreeg de integriteitscoördinator?

Uit de evaluatie door de UGent van het stroomplan bleek dat men toen nog niet tot een volwaardig integriteitsbeleid gekomen was (het zou in maart 2019 ‘on hold’ gezet geweest zijn) en dat men het nog hield op “preliminaire aanbevelingen en aandachtspunten op het vlak van integriteit t.a.v. het Kali-team.“

Klopt het dat dat dit beleid lang on hold stond? Waarom?

Is er nu effectief een ommekeer? Sinds wanneer? Hoe verklaart u de eventuele ommekeer?

Gaat men nu verder dan ‘preliminaire aanbevelingen en aandachtspunten’?

U had het over de oprichting van een gezamenlijke werkgroep met de integriteitsactoren van de lokale politie en de FGP Antwerpen, samen met Justitie en de douane. Sinds wanneer bestaat deze werkgroep? Hoe vaak werd de werkgroep al samengeroepen? Wat zijn de resultaten hiervan tot zover?

Er werd een analyse opgesteld van ethische risico's bij de teamleiders van zowel de lokale als de federale politie tijdens de eerste maanden van hun samenwerking op de Kali-werkvloer. Wanneer gebeurde deze analyse? Wat waren de vaststellingen bij deze analyse? Welk gevolg werd eraan gegeven?

Eerder was er ook sprake van een te ontwikkelen Kali-teamcharter met procedures rond de melding, de controle en het sanctioneren van integriteitsschendingen. Zal zo’n teamcharter er alsnog komen? Wanneer?

Eerder werd gewezen op de wisselende samenstelling van het Kali-team om het uitblijvende integriteitsbeleid te verklaren. Is de samenstelling van het Kali-team ondertussen stabiel?

Wordt er nog samengewerkt in bvb. de gebouwen van Digipolis en zo ja door welke diensten?

Hoe evalueert u de samenwerking tussen Antwerpse FGP en lokale politie Antwerpen op dit ogenblik? Wat kan er beter? Wat zal u verder ondernemen?

 

19.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Segers, de integriteitscoördinator werd aangesteld in september 2017 en maakt deel uit van de dienst Integriteit van de stafdiensten van het Commissariaat-generaal van de federale politie. Hij kreeg de opdracht tot coördinatie van as 4 van het Stroomplan op vraag van de toenmalige commissaris-generaal. Het project Integriteits­beleid is nooit officieel on hold gezet, en de algemene stuurgroep van het Stroomplan had unaniem besloten dat het niet de bedoeling was een volledig aparte integriteitscode te ontwikkelen die overkoepelend voor alle overheidsdiensten zou gelden, temeer daar elke overheidsdienst over een eigen deontologische code en een integriteitsbeleid beschikt.

 

Men kwam tot de conclusie dat dit vooral als een permanent aandachtspunt moest worden beschouwd, en niet als een aparte doelstelling. Daar de mensen die uiteindelijk op de Kali-werkvloer werden gehuisvest bijna allemaal leden waren van ofwel de federale politie ofwel de lokale politie Antwerpen, gold de algemene deontologische code van de geïntegreerde politie.

 

Er werden extra groepsgesprekken georganiseerd om alle betrokken politiemensen, ook de leiding­gevenden, te sensibiliseren voor de gevaren van corruptie, waarbij ook een extra uiteenzetting werd gegeven over de afscherming van persoonlijke gegevens op de sociale media.

 

Er werd geen teamcharter opgesteld en er zal dus ook geen teamcharter opgesteld worden. De verschillende diensten werken in professioneel verband samen als externe partners.

 

De analyse vond plaats in juli 2018, waarop een aantal aanbevelingen en aandachtspunten werd geformuleerd. De werkgroep heeft die gecommuniceerd aan de betrokken leiding­gevenden en aan de stuurgroep. Naar aanleiding van de vaststellingen werd tevens een ontmoeting met het Comité P en de AIG georganiseerd om tegemoet te komen aan de risico's die de medewerkers van de Kali-groep kunnen lopen in hun functie door het criminele milieu.

 

Er wordt ondertussen niet langer gesproken over een Kali-team maar over het Kali-project, waarbij met het oog op de noden ad-hocteams worden samengesteld. Het team DIFA, Directe en Indirecte Financiële Aanpak, is daarvan een voorbeeld. Dit team is gehuisvest in de gebouwen van Digipolis en is samengesteld uit medewerkers van de lokale politie Antwerpen, van de federale politie Antwerpen en van de stad Antwerpen. De samenwerking tussen al die partners verloopt zeer goed. De drie grote assen van de samenwerking betreffen de strategische aanpak, de informatie­garing en -uitwisseling en onderzoek.

 

19.03  Ben Segers (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor de duidelijkheid, er bestond bij mij nogal wat verwarring, temeer omdat ik las dat in die evaluatie van de UGent stond dat het integriteits­beleid in maart 2019 on hold was gezet, maar u zegt dat dat niet het geval was. Er moet daar dan toch een periode geweest zijn dat de ontwikkeling van dat beleid een beetje plat lag, anders kan ik het allemaal niet goed met elkaar rijmen. Ik hoop in elk geval van harte dat het sinds lang aangekondigde integriteitsbeleid in het kader van het Stroomplan nu in elk geval een echte doorstart kan krijgen.

 

Een aantal zaken zal ik wel nog eens goed moeten herlezen. Ik heb niet heel goed begrepen waarom het niet opportuun zou zijn om een Kali-teamcharter te hebben. Dat ga ik nog eens goed bekijken. Dat een dergelijk integriteitbeleid in het kader van het Stroomplan zeer nodig is, blijkt natuurlijk ook uit de nasleep van operatie-Sky. Ik wens u daarbij natuurlijk heel veel succes en kom hierover zeker bij u terug, in de commissie en wellicht straks reeds door middel van een schriftelijke vraag.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

20 Question de Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'utilisation du pistolet-mitrailleur Uzi par nos forces de police" (55016099C)

20 Vraag van Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het gebruik van uzi's door onze politiediensten" (55016099C)

 

20.01  Julie Chanson (Ecolo-Groen): L'armée américaine a récemment publié des images de membres de la police fédérale belge à l'entraînement sur la base militaire de Chièvres, base qui abrite effectivement des militaires de l'US Air Force et que la police utilise aussi pour s'entraîner.

 

Si ces images ont été publiées par l'armée américaine et ensuite partagées par un média américain, c'est que l'arme utilisée ne constitue plus une référence aujourd'hui. D'où l'étonnement de l'US Air Force, ainsi que la mienne. Sur les images, on voit en effet des policiers s'entraîner avec le pistolet-mitrailleur Uzi. Un modèle qui date puisqu'il a été créé voici une septantaine d'années. On peut dès lors légitimement s'étonner qu'un modèle aussi vétuste fasse encore partie des armes mises à la disposition des services de police.

 

Madame la ministre, mes questions sont donc les suivantes. Cette arme est-elle fiable malgré son âge? Dans quelle mesure équipe-t-elle encore nos policiers? Où en sommes-nous dans le remplacement de cette arme par le fusil SCAR?

 

20.02  Annelies Verlinden, ministre: Chère collègue Chanson, les armes Uzi en possession de la police fédérale datent des années 1980 et sont encore aujourd'hui de très bonne qualité. Celles-ci sont contrôlées et entretenues de manière stricte et régulière par les armuriers de la police fédérale. Le pistolet mitrailleur Uzi est l'arme collective la plus répandue dans les rangs de la police fédérale. Les livraisons des armes de calibre 7,6235 mm - communément appelées 300 BLK - a débuté au troisième trimestre de 2020. Celles-ci sont en stock à l'armurerie centrale de Bruxelles et seront livrées aux unités opérationnelles dès que ces dernières auront été formées. Malheureusement, le contexte sanitaire retarde le planning initialement prévu.

 

20.03  Julie Chanson (Ecolo-Groen): Je remercie Mme la ministre pour sa réponse.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van Sigrid Goethals aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De stijgende criminaliteit in de Brusselse treinstations" (55016111C)

21 Question de Sigrid Goethals à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La hausse de la criminalité dans les gares ferroviaires bruxelloises" (55016111C)

 

21.01  Sigrid Goethals (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, uit cijfers die door de heer Roggeman werden opgevraagd, blijkt er de afgelopen jaren een exponentiële stijging van de criminaliteitscijfers in de Brusselse trein- en metrostations te zijn. Met een kleine 8.000 geregistreerde feiten of ruim 21 per dag kunnen we 2019 jammer genoeg tot een recordjaar rekenen. Die cijfers hebben veelal te maken met diefstallen, afpersing, fraude en inbreuken op de vreemdelingenwetgeving.

 

Het is daarbij opmerkelijk dat het merendeel van de criminaliteit zich afspeelt in de drie Brusselse treinstations op de Noord-Zuidas. Er is dus een duidelijk veiligheidsprobleem in deze drie grote stations, die samen de top drie van drukste treinstations in ons land vormen. Georganiseerde en gespecialiseerde bendes hebben het gemunt op zowel de nationale als de internationale reizigers.

 

Ik begrijp dat het aanpakken van de veiligheidsproblemen in de treinstations een gedeelde bevoegdheid is. Een goede samen­werking met uw collega, de minister van Mobiliteit, en de Brusselse minister-president over de gemeenschappelijke aspecten juich ik ten zeerste toe. Zo kan een goede en correcte oplossing worden geboden en kunnen die cijfers de kop ingedrukt worden. Uw collega trachtte twee jaar geleden de hand aan uw voorganger te reiken om samen een oplossing uit te werken, maar jammer genoeg kwamen daar niet meteen concrete acties uit.

 

Mevrouw de minister, hebt u een idee van de oorzaak van de forse verhoging in de cijfers? Hebt u, zoals aangekondigd, reeds overleg gepleegd met de minister van Mobiliteit over deze problematiek? Zo neen, staat dat gepland?

 

Hoe ziet u de verhoging van de veiligheid op korte en lange termijn in de Brusselse treinstations? Hebt u, eventueel samen met uw collega, reeds concrete initiatieven in gedachten?

 

Heeft de Spoorwegpolitie Brussel voldoende manschappen ter beschikking om de veiligheid te garanderen? Zo neen, hoe groot waren de tekorten de afgelopen jaren?

 

Hoe verloopt de samenwerking tussen de SPC Brussel, Securail en de veiligheidsdienst van de MIVB momenteel met betrekking tot de veiligheid van de stations? Is er volgens u nood aan een andere vorm van samenwerking?

 

21.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Goethals, het hogere aantal geregistreerde criminele feiten in de spoorweg­omgeving in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in 2019 is vooral te wijten aan de forse stijging van het aantal gewone diefstallen. Sinds 2017 is er een duidelijk stijgende trend merkbaar, met meer dan een verdubbeling van het aantal feiten in 2019, versus 2016. Bijna 95 % van die feiten in het Brussels Gewest doet zich voor in de drie belangrijkste stations, met name Brussel-Noord, Brussel-Centraal en Brussel-Zuid, de koploper. Dat zijn ook de drukste stations van het land, dus ook die met de meeste potentiële doelwitten.

 

Brussel-Zuid is bovendien een knooppunt voor zowel internationale als nationale treinen. Daarnaast is het aantal geregistreerde feiten inzake vreemdelingenwetgeving ook bijzonder toegenomen in 2019, met een duidelijk stijgende trend sinds 2017, waarbij het aantal feiten eveneens meer dan verdubbeld is in 2019, ten opzichte van 2016. Dat is voor een deel te verklaren door de vele gerichte acties die de spoorwegpolitie samen met de andere eenheden van de federale en lokale politie in 2018-2019 heeft georganiseerd in het kader van mensen­smokkel en transmigratie. Eind 2019 vond eveneens de ontruiming van het Maximiliaanpark in Brussel plaats, wat onder andere verschuivings­effecten van transmigranten heeft gecreëerd naar andere openbare plaatsen, zoals de stations.

 

Tijdens de verdere contacten die ik in de toekomst met mijn collega van Mobiliteit nog zal leggen, zal die Brusselse thematiek uiteraard aan bod komen, net als de veiligheid in de stations en de treinen in het algemeen.

 

Er moet uiteraard permanent gestreefd worden naar de verbetering van de veiligheid in de Brusselse stations, maar er bestaan natuurlijk geen mirakeloplossingen. Veiligheid is een complexe problematiek en er zijn vele partners die een deel van de oplossing in handen hebben. Het is dus van belang om een grondige analyse van het probleem te maken en samen met de verschillende partners oplossingen uit te werken.

 

De bezettingsgraad van de spoorwegpolitie in Brussel ligt sinds begin 2021 op 101 % en is in de afgelopen vijf jaar boven de 85 % gebleven, met uitzondering van het jaar 2019, toen die in het begin van het jaar naar 69 % is gedaald. Doorheen het jaar 2019 zijn echter inspanningen geleverd om het personeelsbestand weer op niveau te brengen. De bezettingsgraad werd dan ook begin 2020 weer op 93 % gebracht.

 

De samenwerking tussen de Brusselse spoorwegpolitie, Securail en de veiligheidsdienst van de MIVB verloopt goed. Er zijn momenteel geen nieuwe initiatieven nodig. Er worden geregeld limited integrated police actions georganiseerd.

 

Al die zaken vormen een antwoord op het probleem.

 

21.03  Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, wij zitten duidelijk op dezelfde lijn. De problematiek situeert zich voornamelijk in de drie grote stations. Er moet natuurlijk een grondige analyse worden gemaakt vooraleer er adequaat kan worden opgetreden en natuurlijk zijn er geen mirakeloplossingen – het zal een en-enverhaal moeten worden. U plant hierover een overleg met uw collega's. Ik hoop dat daar goede dingen uit komen en ik ben ook ontzettend blij te horen dat er vandaag voldoende manschappen aanwezig zijn en dat daar goed aan gewerkt is in de voorbije jaren. De samenwerking tussen de verschillende diensten verloopt blijkbaar ook perfect, dus dat is alleen maar positief nieuws. Ik hoop op een goed vervolg en een betere veiligheid in onze stations.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55016109C van de heer Donné wordt uitgesteld. La question n° 55016124C de M. Nabil Boukili est sans objet.

 

22 Question de Malik Ben Achour à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La production d’actes de naissance pour les métis nés pendant la colonisation" (55016106C)

22 Vraag van Malik Ben Achour aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het opmaken van een geboorteakte voor metissen die geboren zijn tijdens de kolonisatie" (55016106C)

 

22.01  Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, à l'ère de la digitalisation accrue des services administratifs communaux, la procédure d'obtention et de production d'un acte de naissance n'a jamais été aussi simplifiée. En effet, sur base des données du Registre national, le citoyen belge peut obtenir sur simple demande auprès de son administration communale ou directement en ligne un certificat de naissance. Pourtant, une tranche de la population, à savoir les métis issus de la colonisation belge, est confrontée à une certaine forme de discrimination administrative. Inutile de faire un rappel historique du passé de ces métis arrachés par l'État belge à leurs parents et devenus artificiellement orphelins et dépossédés de leur droit fondamental à l'identité.

 

Il s'agit d'un groupe relativement restreint et qui, compte tenu de l'âge avancé des membres qui le composent, mérite une attention particulière. En effet, parmi les diverses conséquences que l'absence d'un acte de naissance peut entraîner, on citera les difficultés dans la délivrance d'un acte de décès conforme, document indispensable pour leurs héritiers et les générations futures.

 

Dans la pratique, plusieurs éléments pourront facilement permettre à l'administrateur communal confronté à une telle demande d'identifier ses ayants-droit puisque ce groupe cible est précisément composé de citoyens nés dans les pays colonisés par la Belgique avant leur indépendance. De plus, la période coloniale étant révolue, l'aboutissement d'une telle demande ne pourrait créer de précédent.

 

Enfin, la mise en place d'une telle procédure ne permettrait certes pas d'effacer les errements de l'administration coloniale de l'époque mais bien de corriger au mieux une injustice à laquelle une tranche de la population belge fait face.

 

Madame la ministre, avez-vous eu des contacts à ce sujet avec votre collègue ministre de la Justice? Qu'est-il ressorti de vos discussions? Une solution est-elle est passe d'être trouvée?

 

22.02  Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, tout d'abord, il peut être utile de préciser que l'état civil relève de la compétence du ministre de la Justice et que l'accès des citoyens à leur acte via l'application en ligne "Mon DOSSIER" est prévu dans le cadre de la gestion opérationnelle technique de la banque de données des actes de l'état civil confiée à l'Intérieur sans préjudice des compétences de la Justice.

 

J'aimerais également rappeler qu'en vertu de la loi du 8 août 1983 organisant un Registre national des personnes physiques, toute autorité publique belge ne peut être autorisée à accéder qu'aux seules informations qu'elles sont habilitées à connaître en vertu d'une loi. Or, dans le cas d'espèce, une résolution du Parlement ne répond pas en suffisance à la condition relative à la licéité d'une consultation. Dans le cadre de la "Résolution Métis", il est effectivement prévu que la justice procède à des analyses de toute donnée utile via différentes sources authentiques, dont le Registre national, en vue de compléter les dossiers et de pouvoir établir des actes d'état civil pour les personnes concernées.

 

À cet effet, mes services et ceux du département de la Justice se sont réunis et ont constaté les éléments suivants. À l'heure actuelle, les services du Registre national ne peuvent évidemment pas procéder eux-mêmes à la vérification des dossiers qui seraient transmis par la justice, et ce, faute d'habilitation légale pour procéder à de telles recherches. Quant aux services de la Justice, l'autorisation d'accès aux données du Registre national dont ils disposent n'inclut pas la consultation d'informations relatives à la filiation ni la finalité pour laquelle la consultation est demandée. Une demande d'extension de l'autorisation d'accès est nécessaire, et cependant une telle demande devra être fondée sur une base légale permettant de consulter le Registre national dans le cadre de la finalité en question.

 

Malgré l'absence de la base légale et en vue de permettre néanmoins la résolution des cas soumis à court terme, il a été convenu de demander aux personnes concernées de s'adresser aux services du Registre national afin de leur demander les informations disponibles les concernant. Chaque citoyen dispose en effet d'un accès à ses propres données. Ces informations pourront alors être communiquées par les personnes concernées aux services de la Justice en vue d'établir les actes de l'état civil.

 

Enfin, de manière générale, je tiens à préciser que compte tenu de l'époque concernée, il est malheureusement fort probable que les informations manqueront au Registre national. Certaines pourraient figurer dans les registres de population ou autres registres papier des communes concernées ou pourraient avoir été transférées aux Archives générales du Royaume. D'autres informations pourraient également figurer dans les archives des colonies tenues par le SPF Affaires étrangères.

 

22.03  Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses précises. Je rappelle le cadre de l'action du gouvernement qui est la "Résolution Métis" adoptée il y a quelques années et que le gouvernement s'est engagé à implémenter. Je suis très attentif à ce dossier et je remercie à nouveau la collègue Platteau et le collègue Thiébaut, ainsi que le président de m'avoir permis de poser ma question malgré mon léger retard.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

23 Vraag van Eva Platteau aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De democratische controle op de gouverneursbesluiten" (55016151C)

23 Question de Eva Platteau à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le contrôle démocratique des décisions prises par les gouverneurs" (55016151C)

 

23.01  Eva Platteau (Ecolo-Groen): In de aanpak van de coronacrisis hebben de gouverneurs een belangrijke rol gespeeld in hun hoedanigheid van commissaris van de Regering in de provincies. Sommige gouverneurs hebben in opdracht van het Overlegcomité zelfs bijkomende maatregelen genomen voor hun provincie via gouverneursbesluiten en politieverordeningen.

 

Soms hebben gouverneurs ook schijnbaar op eigen houtje beslissingen genomen waarbij het niet altijd transparant was hoe die beslissingen tot stand kwamen. Bijvoorbeeld de gouverneur van West-Vlaanderen die op 18 januari besliste om de activiteiten van kinderen jonger dan 12 jaar te verbieden, terwijl dat niet voorzien was in de nationale maatregelen. (Deze beslissing werd wel snel ingetrokken.)

 

1) Hoe komen beslissingen van gouverneurs m.b.t. corona-maatregelen tot stand? Op welke manier dient deze beslissing ‘in overleg’ genomen te worden?

2) Aan wie moeten zij verantwoording afleggen voor hun genomen beslissingen? Welk orgaan is met andere woorden verantwoordelijk voor de democratische controle? Het federaal parlement? Of ook regioparlementen voor beslissingen die raken aan gewest- en gemeenschapsmateries?

3) Wat is de bevoegdheid van de Provincieraad met betrekking tot gouverneursbesluiten? De Provincieraad is niet bevoegd voor de materies waarover de gouverneur beslissingen neemt, maar in artikel 64 van het Provinciedecreet staat wel dat de provinciegouverneur de Provincieraad informeert, als die daarom verzoekt, over de wijze waarop hij zijn bevoegdheid uitoefent. Kan u toelichten welke afspraken gemaakt zijn met de gouverneurs hoe zij in de context van de coronacrisis de Provincieraad dienen te informeren?

4) In de pandemiewet die in voorbereiding is, wordt ook de mogelijkheid voorzien dat burgemeesters en gouverneurs lokaal extra (verstrengende) maatregelen nemen. Aan wie zullen zij verantwoording moeten afleggen? Zal er ook iets voorzien worden om bestuurlijk toezicht mogelijk te maken op dergelijke beslissingen van burgemeesters en gouverneurs?

 

23.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Platteau, sinds 13 maart 2020 is de federale fase van het crisisbeheer van toepassing en gebeurt de beleidscoördinatie van de crisis in de eerste plaats op federaal niveau, in lijn met de koninklijke besluiten van 31 januari 2003 en 22 mei 2019 met betrekking tot de noodplanning en het crisisbeheer.

 

Om een constructieve en efficiënte samenwerking met de lokale overheden mogelijk te maken en om een betere kijk te hebben op de situatie in de gemeenten en de provincies, vindt geregeld overleg plaats tussen de provinciegouverneurs en bepaalde federale actoren van het crisisbeheer. Tijdens die overlegmomenten kunnen de lokale overheden de problemen die zij op hun grondgebied ervaren, alsook andere suggesties of reflecties met betrekking tot de crisis, onder de aandacht brengen van het federale niveau. Op die manier kunnen de gouverneurs en de burgemeesters hun ondersteunende rol bij de federale beleidscoördinatie volbrengen, waartoe zij ook gehouden zijn op basis van het koninklijk besluit van 22 mei 2019.

 

Die ondersteuning bestaat uit de uitvoering van alle beleidsbeslissingen die in het kader van het crisisbeheer op federaal niveau werden genomen. Anderzijds kunnen de lokale overheden met het federale niveau overleggen over de nodige aanvullende beslissingen op het lokale niveau.

 

In artikel 27, § 1 van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 wordt de rol van de lokale overheden tijdens de federale fase herhaald en verder geconcretiseerd. Zo beschikken de lokale overheden onder bepaalde voorwaarden over de bevoegdheid om zowel preventieve als reactieve maatregelen te nemen. Die maatregelen, die afwijken van het ministerieel besluit, kunnen worden genomen in een specifieke lokale situatie die een bijzondere, strengere aanpak zou vereisen. Het is geenszins de bedoeling dat de lokale overheden de maatregelen in het kader van het ministerieel besluit zouden versoepelen.

 

In elk geval hebben de hoven en de rechtbanken de mogelijkheid om de algemene provinciale en plaatselijke besluiten en verordeningen buiten toepassing te laten, indien zij daartoe aanleiding zien. Daarnaast kan ook een procedure worden ingesteld bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

 

Het voorontwerp van pandemiewet, dat we straks zullen bespreken, voorziet momenteel in een soortgelijk overlegmechanisme tussen de burgemeesters en de gouverneurs, enerzijds, en tussen de gouverneurs en de minister van Binnenlandse Zaken, anderzijds. De tekst werd voor advies voorgelegd aan de Raad van State en is en zal nog onderwerp van debat zijn in het Parlement.

 

We kunnen daar tijdens de vergadering van vannamiddag voort over spreken. Het voorontwerp zal nog kunnen worden verfijnd op basis van de nog te ontvangen adviezen van de Raad van State en de aanbevelingen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

24 Question de Eric Thiébaut à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La présence de bandes urbaines à Mons et La Louvière" (55016157C)

24 Vraag van Eric Thiébaut aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De stadsbendes in Bergen en La Louvière" (55016157C)

 

24.01  Éric Thiébaut (PS): Madame la ministre, depuis quelques semaines, les polices locales de Mons et La Louvière sont confrontées à la présence de bandes urbaines qui veulent en découdre sur leur territoire.

 

Plusieurs interventions ont dû être effectuées en l'espace de quelques jours, dans les gares notamment, pour éviter des affrontements entre ce qui s'apparente une rivalité entre groupes de jeunes antagonistes.

 

Une trentaine d'arrestations, majoritairement des Montois, ont ainsi été effectuées à La Louvière la semaine dernière. Des armes prohibées ont été découvertes, des procès-verbaux judiciaires ont été dressés. La semaine précédente, c'est une vingtaine de jeunes qui avait été repérée à la gare de La Louvière, mais qui n'a pas pu monter dans un train en direction de Mons. L'accompagnatrice avait alors fermé le train.

 

Si des affrontements ont pu être évités grâce aux interventions préalables des forces de l'ordre, il n'en demeure pas moins que les autorités locales restent en alerte.

 

Les bourgmestres de Mons et de La Louvière, les chefs de corps des deux zones de police et le procureur du Roi de Mons sont en contact pour voir quelle réponse la plus appropriée peut  être apportée.

 

Selon la police montoise, les protagonistes arrêtés auraient des similitudes avec des bandes urbaines qui sévissaient déjà en 2019 sur le territoire de Mons et La Louvière. Avez-vous des informations à ce sujet?

 

Quel soutien la police fédérale, notamment judiciaire, apporte-t-elle aux polices locales dans la lutte contre ce phénomène de bandes urbaines? Quelle coordination est-elle mise en place entre le Parquet, la police fédérale et les polices locales de Mons et la Louvière ?

 

24.02  Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, monsieur Thiébaut, les services de police concernés confirment l'existence d'antécédents dans des confrontations entre groupes issus de Mons et de La Louvière.

 

À la suite des récentes interpellations, une exploitation des faits est en cours et les regroupements entre les faits pourront être établis. Comme évoqué lors d'une réunion ce vendredi 26 mars 2021, la coordination et la concertation ont pour objectif de promouvoir l'échange d'informations entre les services de police et les parquets afin d'identifier les rôles de chacun et d'y apporter une réponse spécifique en fonction de l'implication de chaque individu. Sur la base des premiers constats, beaucoup de jeunes mineurs semblent concernés. Il n'est pas établi que ces derniers étaient présents en 2019.

 

Quant au soutien de la police fédérale au niveau judiciaire, la PJF n'a pas été impliquée jusqu'à présent dans ce dossier car, premièrement, il s'agissait avant tout d'un problème d'ordre public. Deuxièmement, le volet judiciaire est traité par les zones de police concernées qui sont a priori chargées du suivi de ces bandes urbaines. Troisièmement, la PJF n'a pas été associée aux réunions de coordination entre les bourgmestres, le procureur du Roi, les deux chefs de corps et le DirCo. Enfin, la PJF est disposée à fournir un appui s'il s'avérait que ces bandes urbaines développent des activités criminelles structurées ou si un appui spécialisé devait être nécessaire.

 

À ce stade, il s'agit d'un problème d'ordre public et il est, dès lors, cohérent que le service CAO de la DCA Hainaut soit associé à la gestion de ce phénomène d'affrontements entre groupements de jeunes.

 

En ce qui concerne le CAO de la DCA Hainaut, voici les appuis apportés. Il y a tout d'abord la sollicitation des renforts en moyens humains et matériels et la mise à disposition de fréquences radio communes aux deux zones de police concernées. Par ailleurs, la directrice des opérations a transmis aux chefs de corps des deux zones de police l'analyse qu'elle avait sollicitée auprès des services du PAALCO (Pour une Approche Administrative de Lutte contre la Criminalité Organisée) Namur. Il y a encore la participation à la Cellule de coordination opérationnelle qui réunissait les autorités locales, judiciaires et les chefs de corps. À cette occasion, il a été convenu qu'une task force serait créée pour lutter contre ce phénomène.

 

Enfin, une demande de veille des réseaux sociaux. Les services des deux zones de police concernées effectuent un travail de recherche administratif très efficace et entretiennent d'excellents contacts avec le milieu.

 

24.03  Éric Thiébaut (PS): Je vous remercie, madame la ministre et bon courage pour la suite!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 14.05 uur.

La réunion publique de commission est levée à 14 h 05.