Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du
Climat |
Commissie
voor Energie, Leefmilieu en Klimaat |
du Mardi 04 mai 2021 Matin ______ |
van Dinsdag 04 mei 2021 Voormiddag ______ |
De behandeling van de vragen vangt aan om 09.29 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Patrick Dewael.
Le développement des questions commence à 09 h 29. La réunion est présidée par M. Patrick Dewael.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01 Débat d'actualité: Doel 1 et 2. Questions jointes de
- Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les centrales nucléaires Doel 1 et 2" (55016867C)
- Reccino Van Lommel à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La consultation populaire en cours concernant Doel 1 et 2" (55016873C)
- Patrick Dewael à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La consultation publique concernant Doel 1 et Doel 2" (55016891C)
- Samuel Cogolati à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La consultation publique concernant Doel 1 et 2" (55016915C)
- Kim Buyst à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La consultation publique au sujet de Doel 1 et 2" (55016936C)
- Leen Dierick à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La consultation publique concernant les centrales nucléaires de Doel 1 et Doel 2" (55017123C)
- Malik Ben Achour à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La consultation publique concernant Doel 1 et 2" (55017194C)
- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La consultation publique au sujet de Doel 1 et 2" (55017198C)
01 Actualiteitsdebat: Doel 1 en 2. Toegevoegde vragen van
- Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De kerncentrales Doel 1 en 2" (55016867C)
- Reccino Van Lommel aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De lopende volksbevraging m.b.t. Doel 1 en 2" (55016873C)
- Patrick Dewael aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De publieksbevraging inzake Doel 1 en Doel 2" (55016891C)
- Samuel Cogolati aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De publieksraadpleging over Doel 1 en 2" (55016915C)
- Kim Buyst aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De publieksbevraging inzake Doel 1 en 2" (55016936C)
- Leen Dierick aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De publieksraadpleging voor de kerncentrales Doel 1 en Doel 2" (55017123C)
- Malik Ben Achour aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De publieksraadpleging over Doel 1 en 2" (55017194C)
- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De publieksbevraging inzake Doel 1 en 2" (55017198C)
01.01 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, étant donné les différents changements d'horaire de la commission, je n'ai pas le texte de ma question sous les yeux. Il a été compliqué de suivre ceux-ci.
Je paraphraserai donc ma question.
Pour ce qui est de la consultation relative à Doel 1 et à Doel 2, si j'ai bien suivi les changements d'horaire, nous avons voté ce matin une confirmation d'arrêté royal pris en juillet 2020. Cela signifie que certaines choses ont été faites avant et que d'autres le seront après. Il me semble important que la ministre évite de faire comme si tout était subitement merveilleux sous prétexte qu'Ecolo participe maintenant à une majorité gouvernementale. C'est ce qui ressort de sa communication. C'est quelque peu amusant et presque enfantin, dans la mesure où maintes choses ont été faites avant et que d'autres le seront par après.
Deux centrales nucléaires ont été prolongées au cours du précédent gouvernement. Certaines ONG ont voulu introduire une action devant la Cour constitutionnelle. Elles ont, en partie, réussi puisque cette dernière a répondu que ces études d'incidence environnementale devaient, en effet, être menées, mais qu'elles devaient l'être a posteriori et que les effets de la loi seraient maintenus. Autrement dit, Doel 1 et Doel 2 continueraient à produire au moins jusqu'à la fin 2022, si et seulement si des études environnementales et une consultation publique inter-frontières intervenaient.
Qu'a fait le précédent gouvernement? Il a continué et ce, même en affaires courantes, à préparer l'ensemble du processus et à faire en sorte qu'il ne prenne pas un jour de retard.
Aujourd'hui, quand il est annoncé une consultation publique, comme si c'était la huitième merveille du monde et comme si elle n'était due qu'à l'action nouvelle de ce nouveau gouvernement et plus spécialement de la partie Ecolo, je trouve ceci particulier et cela d'autant plus que cela concerne le nucléaire.
Par ailleurs, je voudrais attirer l'attention de la ministre sur la nécessité de faire des enquêtes du même type, puisque la Cour constitutionnelle a désormais établi une nouvelle jurisprudence sous l'impulsion des organisations non gouvernementales dont j'ai parlé tout à l'heure. Ainsi, des consultations publiques et des études d'incidence doivent être réalisées, me semble-t-il, dans d'autres cadres, dont celui du CRM ou celui de la prolongation éventuelle de centrales nucléaires qui interviendrait durant cette législature.
L'autre question que j'aimerais poser à la ministre consiste à me rappeler que, dans les premiers mois de la nouvelle législature après mai 2019, certains membres de son parti ont hurlé au loup en disant qu'on consultait la population dans le cadre d'une vaste enquête sur la politique nationale de traitement des déchets radioactifs alors qu'on était en plein confinement.
En l'occurrence, c'est la même chose: on le fait alors qu'il y a confinement. Pendant un mois, si je ne m'abuse, on consulte le public très largement, y compris au-delà des frontières, comme nous l'avions voulu dans le précédent gouvernement, conformément à la conception de cet ensemble de consultations et d'études d'incidences tel que nous l'avions dessiné. Je ne vois personne qui s'émeuve du fait que cette consultation publique intervient en ligne et pendant une période de confinement.
Je crois avoir ramassé mes questions de manière spontanée et je suis à l'écoute de la réponse de la ministre.
01.02 Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, vorig jaar oordeelde het Grondwettelijk Hof dat de wetswijziging van 2015 rond de levensduurverlenging van Doel 1 en 2 niet volgens de regels is verlopen. Er ontbrak namelijk een milieueffectenrapport en er had geen publieksraadpleging plaatsgevonden. Toch oordeelde het Grondwettelijk Hof dat Doel 1 en 2 open mochten blijven tot 2022 en dat er tegen dan nieuw wetgevend werk klaar moest zijn om de levensduur tot 2025 te kunnen verlengen.
Sinds begin april kunnen alle inwoners in een straal van 1.000 kilometer rond de kerncentrales zich over het al dan niet openhouden van beide reactoren uitspreken. Mevrouw de minister, ik wil niet te voorbarig zijn, maar ik had graag van u vernomen hoe die volksraadpleging op het moment verloopt. Wat is de respons in binnen- en buitenland?
Hoe verlopen de formaliteiten in verband met het milieueffectenrapport? Acht u het nog steeds haalbaar om tegen eind 2022 alle noodzakelijke voorbereidingen rond te krijgen in het licht van de levensduurverlenging van de reactoren tot 2025?
01.03 Patrick Dewael (Open Vld): Met de wet op de kernuitstap uit 2003 wilde men alle
kerncentrales deactiveren tegen 2025, waarbij dit voor de centrales Doel 1 en
Doel 2 oorspronkelijk in 2015 voorzien was. De vorige regering besliste in
kader van de bevoorradingszekerheid om de wet te wijzigen en de levensduur van
de centrales Doel 1 en Doel 2 tien jaar te verlengen tot 2025.
Bij een arrest van 5 maart 2020 heeft het
Grondwettelijk Hof echter geoordeeld dat deze beslissing, alsook de nodige
werken voor de goede werking van Doel 1 en 2 tijdens de 10 bijkomende jaren,
onderworpen zijn aan de opmaak van een milieueffectrapport (MER) vergezeld van
een publieke raadpleging.
Het MER werd opgemaakt en de publieke
raadpleging werd op 15 april gelanceerd. Kort na de lancering ontstond er toch
wel wat kritiek over de bevraging. Zo waren er opmerkingen dat de link moeilijk
te vinden was en er onvoldoende duidelijke informatie over het onderwerp
voorhanden was. Ook het online formulier en de vragen zelf waren voor velen
onduidelijk.
Ik heb hierover volgende vragen:
Waarom heeft u voor een dergelijk format
van publieksbevraging gekozen?
Hoe staat u tegenover de kritiek die
ontstond dat de bevraging moeilijk te vinden is en veel onduidelijkheden met
zich meebrengt? Overweegt u om de bevraging daarom aan te passen?
Op welke manieren wordt het publiek
gemotiveerd om deel te nemen aan de publieksbevraging?
Hoeveel burgers, bedrijven etc. hebben
tot op heden hun mening gegeven? Hoe evalueert u de bevraging na een tiental
dagen?
Op welke manier kunnen deelnemers op de
hoogte geworden worden van de volgende stappen?
De voorzitter: De heer Cogolati is niet aanwezig, noch mevrouw Buyst.
01.04 Leen Dierick (CD&V):
In het arrest van 5 maart 2020 heeft het Grondwettelijk Hof de wet van 28
juni 2015 met de levensduurverlenging van Doel 1 en Doel 2 vernietigd. Het Hof
handhaaft evenwel de gevolgen van deze wet tot het aannemen van een nieuwe wet,
die moet worden voorafgegaan door de vereiste milieueffectbeoordeling en
publieksraadpleging en dit uiterlijk t.e.m. 31 december 2022.
Het milieueffectrapport werd opgemaakt en
de publieke raadpleging vindt plaats van 15 april tot 15 juni 2021. De
commentaren en adviezen kunnen per post aan de FOD Economie worden verstuurd of
kunnen elektronisch worden bezorgd via de onlinevragenlijst van de publieke consultatie.
Mijn vragen aan de minister:
Op welke manier wordt het publiek
ingelicht van deze publieksraadpleging?
Wie kan allemaal deelnemen aan deze
raadpleging: kunnen naast burgers, ook bedrijven of gemeenten deelnemen?
Waarom?
Hoeveel personen hebben al deelgenomen
aan de raadpleging? Hoeveel van deze personen wonen in België? Is dit volgens
de Minister een groot aantal of niet?
De publieke raadpleging loopt tot 15
juni. Hoe lang zal het duren om de reacties te verzamelen en te beoordelen?
Wat is de timing om daarna te komen met een wetsontwerp?
01.05 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le
président, madame la ministre, l'annonce de la consultation publique sur
l'impact environnemental du maintien jusqu'en 2025 des centrales nucléaires de
Doel 1 et 2 a été publiée le 2 avril dernier au Moniteur. Il s'agit
d'une obligation légale, confirmée par la Cour constitutionnelle.
Tous les citoyens qui vivent dans un rayon
de 1 000 kilomètres autour de Doel peuvent participer à l'enquête, soit la
moitié de l'Europe, et ce, depuis le 15 avril et jusqu'au 15 juin
prochain. C'est ni plus ni moins la plus grande enquête publique jamais
réalisée en Belgique.
Ce devoir n'avait pas été réalisé en 2015
lorsque le gouvernement Michel avait prolongé les deux réacteurs de dix ans,
alors que la Belgique s'était engagée en 2003 à désactiver ces deux réacteurs à
cette échéance.
Dans ce contexte, j'en viens à mes
questions, madame la ministre.
Pourriez-vous nous en dire plus sur les
modalités et le déroulement de cette consultation publique? Combien de
personnes y ont déjà participé (distinctement en Belgique et en Europe).Dans
quels pays?
Les personnes morales, par exemple les
pouvoirs locaux, peuvent-ils prendre part à l'enquête?
Une campagne informative a-t-elle été menée
en amont et/ou est-elle actuellement prévue pour inciter les citoyens à
participer à l'enquête?
Avez-vous par ailleurs été en contact avec
vos homologues européens au sujet de cette enquête? Quel regard portez-vous, de
manière générale, sur cette enquête publique transfrontalière? Reviendrez-vous
devant notre commission à l'issue de l'enquête publique pour nous en partager
et commenter les résultats ? Si oui, dans quel délai? Je vous remercie.
01.06 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, tot 15 juni loopt inderdaad de publieksraadpleging over de milieueffectenrapporten voor de verlenging van de levensduur van de eenheden Doel 1 en 2. De resultaten van de twee rapporten zijn natuurlijk heel gelijkaardig aan eerder studiewerk dat reeds werd verricht. Zo wordt erin vastgesteld dat de negatieve effecten van het openhouden van Doel 1 en 2 verwaarloosbaar klein zijn. Met betrekking tot sommige aspecten wordt zelfs melding gemaakt van een positief milieu-impact. De enige uitzondering daarop blijkt de lozing van opgewarmd koelwater te zijn. Die heeft een, weliswaar niet aanzienlijke, negatieve impact.
Dat bevestigt de eerdere vaststellingen en geeft uiteraard ook reeds een indicatie welke milieueffecten of zelfs milieuwinsten te verwachten zijn bij de verlenging van de exploitatieduur van kerncentrales. Mogelijk zijn er nog andere.
Er circuleren reeds enkele reacties van de milieubeweging met betrekking tot de publieksraadpleging, maar die lijken niet onmiddellijk te zijn gebaseerd op het milieueffectenonderzoek. Wat zult u doen met de reacties die helemaal niet ingaan op het studiewerk, die wel worden ingediend maar eigenlijk meer een mening en – zo u wilt – een geloofsovertuiging zijn?
Het studiewerk werd minstens deels uitgevoerd in opdracht van de federale overheid. Mevrouw de minister, bent u van mening dat het studiewerk degelijk werd uitgevoerd? Kunt u zich achter de resultaten scharen?
Hoeveel reacties werden er ondertussen reeds ingediend?
Het is jammer dat een aantal collega's verwees naar de schriftelijke versie van hun vragen, maar het volgende viel mij op en moet mij van het hart. Mevrouw de minister, u was – mevrouw Marghem verwees er reeds naar – medeauteur van een resolutie tegen de publieksraadpleging door de NIRAS. Dat speelt hier inderdaad niet meer.
Bovendien wijst de heer Ben Achour in de schriftelijke versie van zijn vraag met een vermanende vinger erop dat de regering-Michel geen milieueffectenrapport in verband met de levensduurverlenging van Doel 1 en 2 heeft gemaakt. Maar is er dan wel een gemaakt voor de levensduurverlenging van Tihange 1?
01.07 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, collega's, het gaat om een actualiteitsdebat, mijn antwoord is dus een beetje uitgebreid. Maar ik heb in de komende vragen ook zeer korte antwoorden. Het zal zich uitmiddelen.
Cette consultation publique se déroule, comme toutes les autres consultations publiques, sur un projet dans votre commune ou dans votre région. Les citoyens ont 60 jours pour s'exprimer sur la prolongation de Doel 1 et Doel 2, en ce compris les travaux réalisés par Electrabel pour garantir la poursuite de l'exploitation de ces centrales de manière sûre.
Les citoyens peuvent prendre connaissance de l'évaluation environnementale détaillée qui a été réalisée en deux parties par des experts agréés pour ce faire. Une sur la décision de prolonger et l'autre sur les travaux de prolongation proprement dits. Des résumés non techniques sont également à disposition pour aider à sa compréhension par le grand public. Tous ces documents sont disponibles dans les trois langues nationales.
Deze onafhankelijkheid is heel belangrijk voor mij. Ik zal mij dus onthouden van inhoudelijke evaluaties, ook over reacties die eventueel worden verspreid en dit zeker zolang het openbaar onderzoek loopt. Gezien de zeer grote reikwijdte van deze raadpleging in drie talen hebben we gekozen voor een heel eenvoudige en toegankelijke interface, zodat alle burgers gemakkelijk hun reactie kunnen geven via smartphone, tablet of computer. Het resultaat kan in mijn ogen de vergelijking met de websites voor andere openbare onderzoeken in het kader van de milieueffecten van grote projecten, zoals bijvoorbeeld de websites van de verschillende Gewesten, zeker doorstaan.
Wij hebben alle landen binnen een straal van duizend kilometer rond Doel op voorhand gecontacteerd via de daartoe voorziene procedures. Elk land is georganiseerd via zijn wettelijk kader en zijn institutionele realiteit. Het komt hun toe om hun wijze van raadpleging te kiezen en de mate van publiciteit die zij aan deze raadpleging willen geven. De meeste van onze buurlanden kiezen voor een speciale webpagina die alle informatie aan hun burgers geeft, zodat die rechtstreeks via ons platform of via nationale websites aan deze raadpleging kunnen deelnemen. We hebben nog geen cijfers over de deelname aan deze buitenlandse consultaties voor het aspect "buitenland". Deze buitenlandse sites en contactpunten worden opgenomen op onze website zodra wij ervan op de hoogte worden gebracht, zodat Belgische en Europese burgers op de meest inclusieve manier kunnen deelnemen aan dit overleg.
Cette consultation, comme toutes les consultations liées à des projets ayant une dimension transfrontalière, a été gérée au niveau des administrations nationales compétentes. Il n'est pas coutume d'intervenir au niveau ministériel. Ce sont les citoyens qui ont la parole.
Le site Internet mis à la disposition des citoyens pour remettre son avis sur ce projet se doit de rester le plus neutre possible dans la manière de réaliser cette consultation. Ce site n'a pas pour objectif de mener une enquête "pour ou contre l'énergie nucléaire". Les citoyens sont appelés à se prononcer sur un projet bien précis à la suite de l'annulation de la loi votée en 2015. Ce projet est la décision de retarder la date de désactivation des centrales Doel 1 et Doel 2 de 2015 à 2025 et les travaux associés.
Les projets qui participeront aux enchères CRM et qui ont besoin d'un permis d'environnement seront soumis à la réglementation régionale sur l'évaluation des incidences sur l'environnement et la consultation publique comme tous les autres projets. De plus, le mécanisme CRM est neutre sur le plan technologique.
Er is dus geen plan meer nodig.
Madame Marghem, en tant qu'ancienne ministre de l'Énergie, vous savez à quel point les législations relatives aux activités nucléaires et aux activités non nucléaires sont différentes, non seulement quant au contenu et à l'étendue des obligations, mais aussi sur le plan des compétences.
Quant au public, il répond présent. Plus de 6 000 personnes ont réagi et leurs commentaires ont été enregistrés. Plus de 95 % de ces personnes ont indiqué qu'elles résidaient en Belgique. Ce nombre très important de réactions reçues en seulement quinze jours montre qu'il existe un intérêt, parmi nos concitoyens, à participer à ce genre de consultation.
Étant donné que la consultation est en cours, permettez que je m'abstienne de répondre à des réactions individuelles, pour ne pas influencer cette consultation. Nous ne filtrons pas les réactions en cours de consultation. Nous procéderons à l'analyse des réactions à la fin de la consultation. Les réponses et les réactions à cette consultation seront traitées en été par le SCK CEN et par mon administration.
In de tweede helft van dit jaar zullen wij de conclusies hiervan verwerken in een wetsontwerp, dat ik na behandeling door de regering, beoog in te dienen in het Parlement begin 2022. Naast de formele publicatie in het Belgisch Staatsblad hebben wij over deze raadpleging gecommuniceerd – en wij zullen dat blijven doen – via de gebruikelijke kanalen, waarvan het belangrijkste de website van de FOD Economie is. Wij hebben daarnaast aan alle Belgische gemeenten, die ook worden geraadpleegd, gevraagd om publiciteit te geven aan de raadpleging via hun eigen kanalen.
Niets belet bedrijven om ook deel te nemen aan de raadpleging. Zoals iedereen kunnen zij dat doen via de website of door een brief te sturen naar de FOD Economie volgens de instructies aangegeven op de website van de raadpleging. De deelnemers worden op de hoogte gehouden via de website van de FOD Economie, waarop alle ontvangen adviezen openbaar zullen worden gemaakt. Nadat een wetsontwerp wordt ingediend in de Kamer, kan iedereen via de website van de Kamer de voortgang van het parlementaire proces volgen.
Het openbaar onderzoek is gestart in de eerste helft van 2021 en het doel is om de reparatiewet vóór eind 2021 te kunnen aannemen. Dat is immers wat wij doen: wij repareren wat het Grondwettelijk Hof ons heeft opgedragen om te doen.
01.08 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Elles passent en partie – comme d'habitude! – à côté des deux questions. La première était de savoir si vous ne craigniez pas qu'une enquête publique faite par le biais d'un site, pour des questions aussi graves, ainsi qu'on l'a entendu durant la précédente législature – s'agissant de nucléaire –, ne permettant pas d'organiser des panels citoyens, ne permettant pas d'organiser une pédagogie du dossier pour que les citoyens puissent bien le comprendre, rate l'objectif. Vous ne répondez pas à la question.
Comme moi, puisque vous occupez les fonctions que j'occupais avant, vous dites qu'il y a déjà pas mal de citoyens qui répondent. Après quinze jours, vous êtes pratiquement au même niveau de réponses que ce que nous avions avec la consultation relative à la politique nationale des déchets radioactifs. Donc, rien de nouveau sous le soleil! Les hurlements d'avant ne servaient finalement que des souhaits et des objectifs politiques!
Vous rétablissez les choses d'une manière objective en disant comment vous concevez la consultation et, ce faisant, vous recadrez Greenpeace qui fait des déclarations dans la presse au sujet de cette consultation – chose que je n'ai pas faite.
Vous dites également que, selon vous, le CRM n'a pas besoin d'une étude d'incidence et d'une enquête auprès du public. Je ne partage absolument pas votre avis. Tous les projets et plans qui ont un impact sur l'environnement et qui sont liés à l'énergie doivent faire l'objet de la même attention et donc d'une étude d'incidence environnementale et d'une enquête auprès du public, y compris au plan transfrontalier. Et ce ne sont pas les Régions qui vont récupérer ce problème, on parle ici du fédéral.
Il est cocasse de vous entendre dire que sous le prétexte que le CRM serait neutre technologiquement, aucune enquête de ce type n'est obligatoire. Vous m'étonnez dans le mauvais sens!
01.09 Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de minister, ergens heb ik er wel begrip voor dat u niet te diep op de zaak kunt ingaan en dat u zich vandaag wat onthoudt omtrent inhoudelijke evaluaties. U laat uitschijnen dat u uw best zult doen om tegen eind 2022 een reparatiewet door het Parlement te krijgen, al begrijp ik niet goed met welke agenda dat zal gebeuren.
Ik stel vast dat 95 % van de respondenten woonachtig is in België, wat betekent dat 5 % van buiten België is. Het zou er nog aan moeten mankeren. Een volksbevraging in een straal van 1.000 kilometer vind ik absoluut van de pot gerukt. Het gaat hier immers over onze bevoorradingszekerheid, over ons energiebeleid, en in dat opzicht vind ik het bijzonder vreemd dat inwoners van bijvoorbeeld Scandinavië zich moeten kunnen uitspreken over wat wij hier doen en laten. Dat staat dan nog los van de vraag op welke wijze die respondenten worden geïnformeerd. Hoe kunnen zij op een deftige manier oordelen over de manier waarop wij die zaken hier organiseren? Sta mij toe, zonder op de inhoud in te gaan, te zeggen dat we wel kunnen raden dat die 5 % van de respondenten vaak milieuactivisten zijn met interesse in het dossier, niet de gewone man in de straat uit bijvoorbeeld Denemarken.
Mevrouw de minister, wij hebben die twee centrales hoe dan ook nodig. Zij hebben een positief effect voor ons milieu omdat zij nu eenmaal zorgen voor de decarbonisering.
Wij zullen het dossier blijven opvolgen. We kijken uit naar de bespreking van de definitieve resultaten van de volksbevraging in deze commissie.
01.10 Patrick Dewael (Open Vld): Mevrouw de minister, op mijn vragen hebt uw wel geantwoord.
01.11 Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, ook op mijn vragen hebt u geantwoord, waarvoor dank. Het is wijs dat u nog geen uitspraken doet over de opmerkingen die al binnengekomen zijn, nu het openbaar onderzoek nog loopt. Wij wachten op de resultaten hiervan en we zullen er ongetwijfeld verder over discussiëren.
01.12 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je ne manquerai pas de revenir vers vous au sujet des éléments techniques que vous avez soulevés.
01.13 Bert Wollants (N-VA): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister.
Ik begrijp dat u niet op de inhoud wil ingaan. Het is toch wel heel erg duidelijk dat men deze bevraging probeert te misbruiken voor iets anders. Er is studiewerk gebeurd om te objectiveren wat de impact was. Ik heb geciteerd wat die impact was. Het is ook niet de eerste keer dat zo'n MER plaatsvindt. Een aantal jaren geleden is voor de hervergunning van de kerncentrale van Doel ook een volledig milieueffectenrapport opgemaakt, dat vreemd genoeg tot exact dezelfde resultaten kwam. Maar wij weten dat de milieubeweging met plezier negeert wat er toen gezegd werd, en op die manier probeert een hele hoop reacties in het proces binnen te smokkelen die eigenlijk niet gebaseerd zijn op het studiewerk dat bestaat.
Ik heb een dubbel gevoel bij de straal van 1.000 kilometer. Ik besef dat die 1.000 kilometer maakt dat het studiewerk onaanvechtbaar wordt. Ga maar eens uitleggen dat 1.000 kilometer niet genoeg is. Maar het is dan wel zo wijs dat ons land ook het standpunt inneemt dat, wanneer er milieueffectenrapporten worden opgesteld voor pakweg de verlenging, de hervergunning of de uitbating van steenkool- en bruinkoolcentrales, dezelfde straal van 1.000 kilometer gehanteerd moet worden. Wij weten dat Greenpeace een aantal jaren geleden een rapport heeft verspreid, en de Universiteit van Stuttgart ook, over hoever de uitstoot van die centrales kan gaan. Ik ga er dus van uit dat u inspraak zult afdwingen bij de buurlanden en dat u dan op uw strepen staat, daar u hetzelfde hebt gedaan.
Tot slot, u bent niet ingegaan op mijn vraag over Tihange 1. Dat was ongetwijfeld omdat u wist dat ik u het antwoord zelf kon meedelen. Het antwoord is namelijk: neen, de regering heeft daarvoor geen milieueffectenrapport opgemaakt. Diegenen die nu het hardst roepen dat er een fout is gemaakt, waren diegenen die zelf in fout waren. Deze regering heeft zelfs kabinetsmedewerkers die de procedure bij het Grondwettelijk Hof zelf hebben ingeleid. Op dat vlak hebben wij dus geen lessen te leren.
01.14 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, naar aanleiding van dit actualiteitsdebat wil ik nog enkele zaken vermelden.
Ten eerste, vindt de PVDA het alleszins belangrijk en goed dat de mensen zich kunnen uitspreken over zo'n belangrijke kwestie als de levensduurverlenging van die twee centrales. Dat is een belangrijk precedent, zowel op Belgisch als op Europees niveau. Wij vinden dat alleszins een overwinning voor de democratie.
Ten tweede, kan er voor ons geen enkele rechtvaardiging zijn om deze verouderde reactoren, de oudste, bijna industriële archeologie, van 45 jaar oud, langer in bedrijf te houden. Die moeten zo snel mogelijk sluiten. Ze houden immers veiligheidsrisico's in. Ze voldoen niet meer aan de huidige veiligheidseisen, met name het enkelwandig betonomhulsel en de zwakke bescherming van het koelbassin. Die werden in het kader van de levensduurverlenging niet aangepakt. Ze vormen met andere woorden een reëel risico, met mogelijk verstrekkende gevolgen, tot over de landsgrenzen. Het is dan ook normaal dat de Europese burgers en overheden, ook buiten België, in een straal van 1.000 kilometer, tot en met in Zweden, zich kunnen uitspreken. Dat toont ook de mogelijke impact van een eventueel probleem of een eventuele catastrofe in die centrales.
Het incident is gesloten.
02 Débat d'actualité: CRM. Questions jointes de
- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La décision sur le volume à mettre aux enchères et le nombre de centrales au gaz à construire" (55017055C)
- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'arrêté du 30 avril 2021 relatif au volume CRM" (55017149C)
- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La décision du Conseil des ministres au sujet du CRM" (55017182C)
- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La courbe de demande et la capacité n'entrant pas en ligne de compte" (55017183C)
- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le CRM et la nouvelle capacité" (55017184C)
- Malik Ben Achour à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le volume mis aux enchères dans le cadre du CRM" (55017204C)
- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'arrêté relatif au volume CRM" (55017221C)
02 Actualiteitsdebat: CRM. Toegevoegde vragen van
- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De beslissing over het te veilen volume en het aantal nieuw te bouwen gascentrales" (55017055C)
- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het CRM-volumebesluit van 30 april 2021" (55017149C)
- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De beslissing van de ministerraad met betrekking tot het CRM" (55017182C)
- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De vraagcurve en de niet in aanmerking komende capaciteit" (55017183C)
- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het CRM en de nieuwe capaciteit" (55017184C)
- Malik Ben Achour aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het in het kader van het CRM te veilen volume" (55017204C)
- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het volumebesluit i.h.k.v. het CRM" (55017221C)
02.01 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, afgelopen vrijdag hebt u het volumebesluit voor de eerste CRM-veiling van oktober 2021 genomen. U zei dat het CRM de energietransitie moet versnellen met flankerende maatregelen. Ik vind dat een vrij straffe uitspraak, omdat onze kritiek en ook die van anderen altijd is geweest dat het CRM de energietransitie net niet zal versnellen omdat het het risico van lock-in vergroot. Iedereen is het erover eens dat het CRM vooral dient om nieuwe gascentrales op fossiele brandstoffen te subsidiëren en dat bovendien op kosten van de belastingbetaler.
Mijn eerste vraag is de volgende. Op welke manier zou het CRM de energietransitie versnellen? Over welke flankerende maatregelen hebt u het dan?
U zei ook dat u er alles aan doet om de fossiele capaciteit, en dus de bouw van nieuwe gascentrales, te beperken. Als we dat goed bekijken, hebt u dat volgens ons niet gedaan. In het ministerieel besluit over de volumebeslissing lezen wij dat u 7.339 megawatt volume wil veilen in de T-4-veiling.
Op het eerste gezicht lijkt dat inderdaad minder dan wat Elia voorstelde – 9.277 megawatt (MW) –, maar eigenlijk is dat een puur boekhoudkundige verschuiving van reeds bestaande capaciteit. Het verschil zit in de niet in aanmerking komende capaciteit. Dat volume wordt afgetrokken van het T-4-volume dat wordt geveild. Hier rekent u dus op 1.938 MW bijkomende, niet in aanmerking komende capaciteit in vergelijking met het voorstel van Elia. U rekent dus op 3.026 MW niet in aanmerking komende capaciteit, terwijl Elia 1.088 MW had voorgesteld.
Hoe verklaart u de aanzienlijke verhoging van de niet in aanmerking komende capaciteit? Waarom werd daarmee voordien geen rekening gehouden? In uw ministerieel besluit schrijft u ook nog het volgende – ik citeer: "Na de prekwalificatie zal deze assumptie geactualiseerd worden overeenkomstig de werkingsregels." Graag kreeg ik daar wat meer uitleg bij. Wat zijn de gevolgen, indien na de prekwalificatie blijkt dat het volume verkeerd werd ingeschat? Wat gebeurt er, indien het te veilen volume in T-4 alsnog aanzienlijk toeneemt?
De volgende vraag heb ik u al vaak gesteld, maar ik zou er nu graag een antwoord op krijgen. Op hoeveel nieuwe bijkomende productiecapaciteit rekent u precies? In de pers kunnen wij het cijfer van 2,3 gigawatt (GW) lezen. Ik had vanzelfsprekend graag van u een officiële bevestiging van dat cijfer gekregen.
U reserveert ook een lager volume voor T-1, omdat u de indirecte buitenlandse capaciteit vermindert met 871 MW. Dat leidt echter niet tot een hoger T-4-volume. Ik neem aan dat zulks komt door de invloed van de Brexit op de Nemo Link, waarbij u ervan uitgaat dat de Nemo Link beschikbaar is, om in tijden van schaarste stroom te leveren, maar dat het wegens de Brexit niet kan deelnemen aan de CRM-veiling. Dat is een vermoeden. Ik had dus graag van u toelichting gekregen bij hoe de vork precies in de steel zit inzake die 871 MW minder T-1-volume.
U koos ervoor om de uitoefenprijs vast te leggen op 300 euro per MW. Daarmee volgt u Elia en gaat u alweer in tegen de CREG, die een lager cijfer voorstelde. Ik heb u al meermaals gewaarschuwd voor het risico van oversubsidiëring en woekerwinsten en ik verneem dan ook graag van u hoe u die keuze rechtvaardigt.
Tot slot, heb ik nog twee punctuele vragen.
Toen we het hier over het volume hadden, was er nog discussie over 155 MW van het regelvermogen. Ik wil graag weten wat u ter zake beslist heeft.
Vorige keer hebt u ons beloofd de bijlage bij het advies van de CREG, kortom de correspondentie tussen Elia en de CREG, vrij te zullen geven. Als ik mij niet vergis, is dat echter nog niet gebeurd. Wanneer zullen we deze documenten ontvangen?
02.02 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, u zei daarnet bij het wetsontwerp dat het debat op het juiste moment moest worden gevoerd, opdat een en ander zich op natuurlijke wijze kan voltrekken. Hier hebt u daarvan een voorbeeld! Vrijdag was er het ministerieel besluit met de instructie aan de netbeheerder om de T-4-veiling te organiseren, met inbegrip van de bepaling van de parameters: reductiefactoren, referentieprijs, uitoefenprijs, intermediaire prijslimiet enzovoort. Ik moet zeggen dat wij dat pas maandag hebben ontdekt op de webstek van de FOD Economie. Vrijdag was er in de pers veel spektakel over de nieuwe capaciteit en natuurlijk over de gascentrales, want bij het grote publiek staat het CRM gelijk aan gascentrales. De communicatie draaide daar dus volledig rond.
Zoals de heer Warmoes echter al opmerkte: bij lezing van het ministerieel besluit komen er heel wat vragen. Dan hebben we het onder meer over de niet in aanmerking komende capaciteit, die met 3 GWh behoorlijk groot is. Volgens u gaat het hier om een voorlopige aanname die na de prekwalificatie uiteraard nog geactualiseerd kan worden. Dat is een heel belangrijke nuance in het ministerieel besluit. De vraag is immers of alle bestaande capaciteit zal worden aangeboden. Daarover bestaat heel wat debat bij de publieke opinie, wat ons onvermijdelijk weer bij de gascentrales brengt.
Een ander punt dat mij opviel, is dat u op het persmoment van de regering zei dat nu de wetgeving helemaal uitgewerkt is, u het stokje doorgeeft.
De veiligheid van de bevoorrading en de switch naar 100% hernieuwbare energie zijn een gedeelde verantwoordelijkheid van alle overheden in het belang van onze burgers en bedrijven, zo zei u nog. U kijkt daarbij uiteraard onder andere naar de vergunningstrajecten in de Gewesten en daarmee kijkt u zelf naar de gascentrales. Ik vond het een merkwaardige communicatie. Ik heb al gezegd dat u in het begin over het CRM immers altijd zei dat dit niet altijd over gascentrales ging, maar over technologieneutraliteit, terwijl u nu zelf in de communicatie vooral de nadruk legt op de 2,3 GWh, wat vertaald wordt in de stelling dat er veel minder gascentrales nodig zullen zijn dan eerder werd verwacht.
Ik heb eigenlijk dezelfde vragen als mijn collega's, mevrouw de minister.
Kunt u meer toelichting geven bij het uiteindelijk te veilen volume, dat volgens het ministerieel besluit 7,3 GWh bedraagt, ook in relatie tot de T-1-veiling? Kunt u ook wat meer uitleg geven over de 3 GWh die niet in aanmerking komt en de communicatie over de 2,3 GWh aan nieuwe capaciteit?
Er blijven nog vele vragen waarop u ongetwijfeld met plezier en nauwkeurigheid zult antwoorden.
02.03 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb drie vragen ingediend over enkele afzonderlijke aspecten. Sinds gisteren is er ook wat meer bekend dan op het moment waarop de vragen werden ingediend.
U hebt de communicatie op zich genomen en de klemtoon op twee elementen gelegd. Het eerste element was dat er tot 2,3 GW aan nieuwe gascentrales zou kunnen komen, het tweede element was dat u de historische stap zet naar 100 % hernieuwbare energie. Wat dat laatste betreft, is het relatief duidelijk dat de Gewesten hier grotendeels bevoegd voor zijn. U hebt daar in de afgelopen week eigenlijk niets over beslist. Wat die 2,3 GW betreft weten we dat er geen aparte veiling komt voor nieuwe capaciteit. Er komt immers slechts één veiling. De vraag is dus hoe u hebt besloten dat het om 2,3 GW gaat. Voor alle duidelijkheid, dat staat natuurlijk niet in het ministerieel besluit noch in het koninklijk besluit.
Mijn oorspronkelijke vraag was wat u nu exact beslist had, maar dat is intussen duidelijk geworden. Men heeft een aantal zaken naar voren geschoven, bijvoorbeeld over de niet in aanmerking komende capaciteit. Op 30 maart hebt u in deze commissie toegelicht dat Elia voorzag dat het om ongeveer 1.088 MW zou gaan. Intussen blijkt dat echter opgeblazen te zijn tot bijna 3,9 GW, een behoorlijk verschil dus. De vraag is dan waar dat precies vandaan komt. Ik kan mij indenken dat u daar de capaciteit aan toegevoegd hebt die uit het Verenigd Koninkrijk kwam, maar dan nog komt er alles bij elkaar nog bijna 2 GW extra bij.
U hebt de vorige keer in de commissie wel gezegd dat we een assumptie zullen nemen, die we achteraf zullen bijstellen. Dat is wel een behoorlijke assumptie, als u er 2 GW aan toevoegt. Dan gaat u er immers van uit dat dit capaciteit is die wel aanwezig is in de markt, maar die niet zal deelnemen aan het CRM. Als dat gaat over zon, wind en WKK, dan zaten die al in het rapport van Elia, dus dan moet het gaan over capaciteiten in de vorm van bijvoorbeeld STEG's, waarvan u vandaag denkt dat ze geen bod zullen uitbrengen.
Alleen bepaalt de wet zoals die is aangenomen dat iemand die geprekwalificeerd is tot 30 september de tijd heeft om de netbeheerder te laten weten dat er geen bod zal worden uitgebracht. Hoe ziet u dat dan? Is het de bedoeling dat er effectief een correctie komt zo kort voor de veiling, dat plotseling het volume mogelijks met 2 GW kan toenemen, of is dat niet het geval?
Hoe gaat u om met het feit dat het perfect mogelijk is dat er ofwel veel minder capaciteit in die markt komt, dat er zich veel minder bestaande capaciteit aanbiedt, zodat er veel meer nieuwe capaciteit moet komen of dat alle capaciteit die er vandaag bestaat effectief een bod uitbrengt? Dan komt u met die 7,2 GW in de T-4 veiling natuurlijk nooit meer aan dat aantal dat nu is voorzien voor nieuwe capaciteit.
Kunt u dat even duiden? Nu zitten we in het spel waarbij men zegt dat men veel minder zal doen, maar waar het op het einde van de rit wel eens veel meer zou kunnen zijn.
Als een gascentrale plotseling zegt dat ze er maar drie nodig heeft, maar ze 800 MW per stuk maakt, in plaats van zes van 400, maakt dat aan het einde van de rit immers het verschil niet. Plotseling beslissen om drie gascentrales te bouwen van 800 MW per stuk in plaats van zes van 400 MW, dat maakt natuurlijk aan het einde van de rit het verschil niet. Dan is de vraag hoe u daar concreet mee zult omgaan.
Ik ga even naar de cijfers die ondertussen wel bekend zijn. In deze commissie zei u dat u dacht aan een limietprijs van ongeveer 65 euro per kW. Die blijkt nu te worden vastgelegd op 75 euro per kW. Dat betekent dat u niet langer gebruikmaakt van de opencyclusgascentrales voor de prijsberekening, maar van de klassieke gasmotor. Kunt u uitleggen waarom u daarvoor kiest?
Wat de niet-bewezen capaciteit betreft, werd ten tijde van onze resolutie uitgegaan van 400 MW niet-bewezen capaciteit die kon deelnemen. Die hebt u nu gehalveerd naar 200 MW. Kunt u duiden hoe dat in zijn werk gaat en hoe we daarmee verder kunnen?
Ten slotte stellen we vast dat alle cijfers gewijzigd zijn. Op basis waarvan gebeurde dat? Zijn er aangepaste rapporten van Elia of de CREG? Zijn er adviezen daaromtrent van Elia of de CREG? Zo ja, kunt u ons die bezorgen? Zo niet, hebt u de cijfers aangepast zonder medeweten van die partners? Op basis waarvan?
De voorzitter: De heer Ben Achour is afwezig. Hij heeft het opgegeven, denk ik, waarvoor alle begrip trouwens.
Je cède donc
la parole à Mme la ministre.
02.04 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, dames en heren Kamerleden, ik zal beginnen met u teleur te stellen. Het is allemaal een beetje saaier dan u op voorhand had ingeschat, het is allemaal een beetje objectiever dan wat u had verwacht en het is allemaal gebaseerd op rapporten en cijfers. Wij zullen het gedetailleerd overlopen.
Zoals de heer Ravyts zegt, komt het een beetje op natuurlijke wijze. De regering heeft inderdaad vrijdag beslist over het ministerieel besluit dat het volume vastlegt. Wij moesten dat ministerieel besluit uiterlijk op 30 april nemen. Op 11 maart werd in de plenaire vergadering de CRM-wet aangenomen, waarin de mogelijkheid zat om de volumebeslissing met een maand uit te stellen, van 30 maart tot 30 april dus. Op 22 april heeft de regering het KB over de volumemethodologie goedgekeurd en aansluitend op 30 april de volumebeslissing, die op dezelfde dag nog werd gepubliceerd in de tweede editie van Het Belgisch Staatsblad. Om 16.00 uur is er immers een tweede editie verschenen en er is dezelfde dag ook een instructie gegeven aan de netbeheerder. Het is een beetje saai, maar wij hebben gewoon de timing gevolgd en uitgevoerd.
Ik heb voor u een aantal antwoorden. Alle vragen komen aan bod. Mijn antwoord is als volgt gestructureerd. Ik zal eerst ingaan op het ministerieel besluit zelf en toelichting geven bij de berekening van het veilingvolume en dan nog even vooruitkijken naar wat er nog allemaal moet gebeuren tot aan de veiling zelf. Er is nu natuurlijk een heel belangrijke stap gezet, maar dat is niet de laatste stap. Er volgen natuurlijk nog een aantal andere stappen en momenten waarbij wij in het Parlement verder zullen moeten nadenken over wat er na de veiling komt. Op het einde zal ik dus even bespreken wat wij nog moeten doen.
We hebben dus een behoorlijk traject afgelegd, aan een stevig tempo, met de goedkeuring van de wet op 11 maart. De dag erna kwam het koninklijk besluit in eerste lezing op de ministerraad en werd het bezorgd aan de Raad van State, waardoor we dus effectief het KB volumemethodologie konden laten goedkeuren in tweede lezing op de ministerraad van 23 april. Het werd door de Koning ondertekend op 28 april en verscheen op 30 april in het Belgisch Staatsblad. Het KB legt de manier vast waarop ik als minister de uiteindelijke instructie voor de organisatie van de veiling aan de netbeheerder kan geven. Ik heb dat effectief gedaan op 30 april en het werd die dag, vrijdagnamiddag, gepubliceerd en 's avonds aan Elia betekend.
Het ministerieel besluit geeft de instructie aan Elia om de T-4-veiling voor het jaar 2025 te organiseren en geeft hiervoor ook de nodige parameters mee. In die parameters wordt rekening gehouden met verschillende voorstellen en adviezen van de regulator, van de AD Energie en van de netbeheerder, die al in deze commissie werden besproken op 30 maart. Als er van de voorstellen wordt afgeweken, is daarvoor in het ministerieel besluit ook telkens een motivering opgenomen. Alle onderliggende stukken werden eerder ook bezorgd aan deze commissie.
Wat zijn de parameters? De parameters zijn de reductiefactoren, de prijs van de day-ahead markt die als referentieprijs voor de payback obligation zal worden gebruikt, waarop een uitoefenprijs van 300 euro per megawattuur (MWh) zal worden toegepast, de intermediaire prijslimiet die we, overeenkomstig de resolutie, op 20 euro per kilowatt (kW) per jaar houden, de maximumprijs die we, overeenkomstig de resolutie, op 75 euro per kW per jaar houden en de veilingvolumes voor deze veiling en het deel dat voor de T-1-veiling gereserveerd moet worden.
Ik heb daarvoor slides meegebracht die technisch een en ander samenvatten. Ik overloop die graag met u. Ik heb dat ook gedaan toen we hierover hebben vergaderd op 30 maart. Dit zijn nu de definitieve cijfers.
We vertrekken vanaf de bovenste lijn. Dat is het gemiddelde elektriciteitsverbruik bij tekort. Dat is de piek die we moeten afdekken. Dat gaat over die 13.591 MW. Daar gaan we vervolgens de nood aan het regelvermogen bij optellen. Dat gaat over 985 MW. Dat zijn die eenheden die stand-by zijn, die in gang schieten op het moment dat er zich een probleem van schaarste begint voor te doen. Ik heb hier in de commissie al eens eerder de beeldspraak gebruikt dat als het water je aan de lippen staat, je nog altijd een zwembandje nodig hebt. Dat zijn die balanceringseenheden die we apart houden.
Dan trekken we een aantal zaken af. De derde lijn is de gemiddelde niet-geleverde energie bij tekort. Dat is onze betrouwbaarheidsnorm, die in België bepaald is op drie uur, in lijn met de betrouwbaarheidsnormen in het buitenland. Dat zijn het aantal uren waarop we aanvaarden dat er geen elektriciteit zou zijn, dus dat de lading de vraag niet dekt. Dat staat in de elektriciteitswet. Die 809 MW stemt overeen met die drie uur.
Vervolgens komen we bij de niet in aanmerking komende capaciteit, die nu 3.897 MW bedraagt. Ik zal straks uitgebreid toelichten hoe we aan dat cijfer gekomen zijn, aangezien de meeste vragen hierover gaan.
Op de volgende lijn ziet u de capaciteit gereserveerd voor de T-1-veiling, namelijk 1.467 MW. Deze capaciteit komt overeen met het 200 uur-volume, de capaciteit die minder dan 200 uur draait. Vorige week hebben we het daar ook over gehad, naar aanleiding van mijn gesprek met commissaris Vestager. Voor de Commissie was dat een belangrijk element in ons systeem, om overprocurement te vermijden in T-4 en de technologieneutraliteit te waarborgen.
Vervolgens is er de buitenlandse capaciteit die ook gereserveerd wordt voor de T-1-veiling. De regels daarvoor dienen nog vastgelegd te worden. Buitenlandse capaciteit zal sowieso enkel jaarcontracten kunnen krijgen, waardoor het logisch is dat ze in de T-1-veiling wordt opgenomen.
Dat brengt ons bij de split tussen de volumes T-4 en T-1. Ongeveer 74 % zal in oktober worden geveild en de overige 26 % in 2024, in de T-1-veiling. Ik wil nog even aangeven dat bij ons 26 % naar de T-1-veiling gaat, in het VK is dat 5,1 %, in Italië 1 % en in Ierland 2 tot 5 %. Het is heel specifiek voor ons design dat wij echt geloven in nieuwe technologieën in T-1, met een grote ambitie ter zake voor die T-1-veiling.
Aan iedereen die hier zei dat die technologieneutraliteit niet klopt, iedereen weet dat het hier gericht is op gascentrales, het volstaat om naar deze grafiek te kijken, naar deze split te kijken om vast te stellen dat dit niet zo is. Wij hebben al het mogelijke gedaan om dat volume te beperken in de T-4, om enerzijds onze bevoorrading te garanderen en anderzijds ervoor te zorgen dat wij die flexibiliteit in ons systeem brengen. Mijnheer Warmoes, daardoor zal het CRM effectief een hefboom zijn, een belangrijke flankerende maatregel om die energietransitie mee vorm te geven.
Een aantal van uw vragen gaat over het plots veel lagere volume dat geveild zal worden ten opzichte van het voorstel van de CREG dat wij in deze commissie besproken hebben op 30 maart 2021. Wij hebben het ontwerpvoorstel van de CREG op dit punt inderdaad moeten aanpassen, en wel om volgende reden.
De CREG had in het ontwerpvoorstel een deel van de niet in aanmerking komende capaciteit uit de vraagcurve gehaald. Al deze stukken zijn aan de commissie overgemaakt, ook het netbeheerdersverslag en het ontwerpvoorstel. U kunt mijn uitleg dus ook perfect reconstrueren op basis van de documenten die werden overgemaakt aan deze commissie.
De niet in aanmerking komende capaciteit betreft de capaciteit die valt onder de minimumdrempel van 1 MW of die elders productiesteun geniet waarvan geen afstand gedaan wordt. Dat is het principe van de decumul, men kan de steun niet cumuleren. Een capaciteit die steun krijgt, zon, wind, WKK, kan niet worden vergoed onder het CRM.
De netbeheerder heeft ons het netbeheerdersverslag overgemaakt, eind vorig jaar. Op basis van het netbeheerdersverslag is de CREG ervan uitgegaan dat alleen productie uit zon en wind niet in aanmerking zou komen. Dat gaat over 883 MW.
Samen met de 2,5 MW aan capaciteit die kleiner is dan 1 MW kwam de CREG daarmee uit op 1088 MW die niet in aanmerking zou komen en die dus ook niet mee hoefde te worden geveild. Dat cijfer heeft ook een van u genoemd.
Wij hebben zowel het netbeheerdersverslag als het verslag van de CREG geanalyseerd en daaruit opgemaakt dat dat een onderschatting zou zijn. Immers, WKK, biomassa en afvalverbrandingsinstallaties kunnen ook productiesteun genieten indien zij daarvan geen afstand doen en dan komen zij ook niet in aanmerking voor deelname aan de CRM-veiling.
Wij hebben dat voorgelegd aan het opvolgingscomité en dat is daar nader besproken. Dat heeft de beschikbare data onder de loep genomen en berekend dat om maximaal 626 MW uit WKK, biomassa en afvalverbrandingsinstallaties groter dan 1 MW op het distributienet en 1698 MW op het transmissienet, dus grote volumes, gaat.
Overeenkomstig artikel 11, § 3, van het koninklijk besluit betreffende de volumemethodologie werden de capaciteiten op het distributienet in het kader van de vraagcurve allemaal beschouwd als niet in aanmerking komend. Voor de capaciteiten op het transmissienet, dus 1698 MW, hebben wij de gewestelijke autoriteiten bevraagd over steun of niet in 2025. Zo komen wij op basis van de feedback van de Gewesten op een volume van 1312 MW die in 2025 wellicht nog voor gewestelijke steun in aanmerking zal komen.
Het gaat hier met andere woorden om een volume dat niet aanmerking komt voor het CRM, als er ten minste geen afstand wordt gedaan van de steun.
Om het veilingvolume zeker niet te overschatten en dus overprocurement te vermijden, hebben we ervoor gekozen om de vraagcurve te baseren op een zo realistisch en werkbaar mogelijke assumptie. Het blijft natuurlijk een assumptie, die we nadien moeten verifiëren. Het volume waarvoor in de prekwalificatie uitdrukkelijk afstand wordt gedaan van subsidies, zal later opnieuw bij het veilingvolume geteld worden. Er volgt dus een bijstelling van het veilingvolume na prekwalificatie. Wie geen afstand doet, hoeft overigens niet te prekwalificeren. Op het moment van prekwalificatie zullen we dus een nauwkeurigere inschatting moeten maken.
Het ging hier om een ontwerpvoorstel van de CREG, dat zij heeft geformaliseerd op het moment dat wij het volumebesluit namen. De CREG heeft ook op dat punt haar voorstel gewijzigd, conform wat hier is gezegd, met name over de manier waarop de volumes niet in aanmerking komende capaciteit moeten worden behandeld.
Het betreft dus geen boekhoudkundige overheveling, noch werd een en ander opgeblazen. Er werd een evaluatie gemaakt op basis van bestaande capaciteiten, het gaat over grote volumes en het gaat er net om overprocurement in T-4 te vermijden.
Het andere aspect bij de niet in aanmerking komende capaciteit betreft de deelname van buitenlandse capaciteiten, met name over het VK-volume van 871 MW, wat we ook al besproken hebben in de commissievergadering van 30 april. De CREG veronderstelt dat het Verenigd Koninkrijk met 871 MW kan deelnemen aan de T-1-veiling. Het verdrag met het Verenigd Koninkrijk naar aanleiding van de Brexit, het Trade and Cooperation Agreement, provisoir van toepassing sinds 1 januari 2021, stelt uitdrukkelijk dat geen van de partijen verplicht is toe te staan dat capaciteit op het grondgebied van de andere partij mag deelnemen aan een capaciteitsmechanisme op haar elektriciteitsmarkten. Het koninklijk besluit betreffende de buitenlandse capaciteiten voorziet enkel erin dat het CRM moet openstaan voor capaciteiten gelegen in aangrenzende Europese lidstaten, conform de elektriciteitsverordening. Er is dus geen verplichting om de capaciteiten vanuit het VK te laten deelnemen. Het Brits volume wordt dan ook vooralsnog als niet in aanmerking komende capaciteit beschouwd.
Daar staat tegenover dat de VK-capaciteiten wel zullen bijdragen aan onze security of supply. Elia komt tot het volume van 871 MW in 2025, gebaseerd op een Monte-Carlosimulatie op een moment van schaarste in België, en dat model gaat uit van simultane schaarste. Wij zien vandaag dan ook geen reden om aan die bijdrage te twijfelen, en nog minder om vandaag te beslissen dat wij er niet op zullen kunnen rekenen, door een equivalent volume via de T-4-veiling te contracteren bij andere capaciteiten. De heer Warmoes leek te insinueren dat wij dat zouden moeten optellen bij de T-4. Voor mij klinkt het wat eigenaardig of inconsistent tegenstander te zijn van gascentrales, maar vervolgens toch ervoor te pleiten een volume van ruim 800 MW bij de T-4 bij te tellen.
Dat hebben wij niet gedaan. Wij hebben beslist om dat als niet in aanmerking komend te beschouwen.
Ook de bijdrage van het VK zullen wij opnieuw evalueren in de berekeningen voor de T-1-veiling, wat, rekening houdende met de meest recente gegevens op dat ogenblik, toelaat om de bijdrage van het VK eventueel naar beneden of naar boven te herzien.
Een aantal leden is teruggekomen op de 2,3 GW nieuwe capaciteit.
Naast de productiecapaciteit van zon, wind en WKK leidt de herberekening van de bestaande productiecapaciteit aan de hand van de deratingfactoren tot ongeveer 5 GW aan bestaande capaciteit die op de markt aanwezig is. Ik heb vorige keer in de commissie ook aangegeven dat onder andere in het kader van "Ad en Flex" alle data beschikbaar en publiek toegankelijk zijn. Wij passen er een deratingfactor op toe, waardoor wij op ongeveer 5 GW bestaande capaciteit uitkomen.
De wet bepaalt dat ze allemaal moeten prekwalificeren. Daarna kunnen de capaciteitshouders kiezen om al dan niet aan de veiling deel te nemen. Indien ze niet deelnemen, de zogenaamde opt-outs, wordt hun capaciteit als dummy bid in de veiling in rekening gebracht. Dat zijn dan biedingen tegen 0 euro per kW per jaar.
U merkt dus dat alle capaciteit in rekening wordt gebracht, conform de methodologie en de berekening, waarbij de bevoorrading is verzekerd en wij ervoor zorgen dat wij niet te veel maar juist genoeg aankopen.
Mevrouw Dierick heeft tijdens onze hoorzittingen verschillende keren gevraagd om niet te veel en niet te weinig aan te kopen. Het gaat dus over juist genoeg capaciteit aankopen: geen overprocurement, geen oversubsidie en geen lock-in.
Wij hebben dat allemaal in aanmerking genomen en komen zo tot een volumebeslissing van ongeveer 2,3 GW aan nieuwe capaciteit in de veiling van oktober voor het jaar 2025. Voor wie dat wil uitdrukken in gascentrales, komt dat uit op twee of misschien drie state-of-the-artgascentrales, wetende dat het in de T-4-veiling over meerjarige contracten gaat en dat dus ook andere capaciteiten die een meerjarig contract willen, mee kunnen doen aan de T-4-veiling. Ze is dus niet alleen op gascentrales gericht, ze is ook technologieneutraal.
In de feiten zal het aantal gascentrales in elk geval tot een absoluut minimum worden beperkt. Wij kiezen maximaal voor vraagbeheer, batterijen en opslag. Zoals bepaald werd in de resolutie en in de wet, wordt een groot deel van het volume voor de T-1-veiling gereserveerd, met name 1.467 MW, wat overeenstemt met de capaciteit die nodig is om de totale piekcapaciteit gedurende gemiddeld minder dan 200 draaiuren te dekken. Daarvoor komen vooral projecten in aanmerking die op één jaar kunnen worden gerealiseerd, zoals projecten inzake vraagbeheer, opslag en batterijen.
Voor ik naar de toekomst kijk, beantwoord ik nog een aantal punctuele vragen.
Mijnheer Warmoes,
u vroeg naar het bedrag van 300 euro. Ik verwijs daarvoor naar de aanhef
van het ministerieel besluit: het bedrag van 300 euro is zo bepaald dat
voldoende partijen kunnen deelnemen, wat een milderend effect kan hebben om de
overwinsten te bereiken.
Mijnheer Wollants,
wat het bedrag van 75 euro betreft, heb ik er effectief voor gekozen om
mij te houden aan wat wij hebben afgesproken in de resolutie. Wij hebben er
toen immers een bedrag opgekleefd dat ten aanzien van de markt een indicatie
heeft gegeven.
Men ziet op de slide dat er zeer veel volume nodig zal zijn in de T-1-veiling. Dit wil zeggen dat er een jaar voorafgaand aan 2025 een zeer groot volume zal worden geveild. Als men daar de deratingfactor op toepast, behelst dat een zeer groot volume. We wilden geen risico lopen. Als we boven die 63 gaan, wordt dat volume ook overgeheveld naar T-1. We wilden zeker zijn dat we het volledige volume konden veilen in de T-4-veiling en geen overheveling moeten doen. De impact op de prijs is relatief klein. Sowieso is het al uitdagend genoeg en moeten we daar geen extra uitdaging in steken. De afweging om juist genoeg te hebben, de bevoorradingszekerheid, moet gegarandeerd zijn. De niet bewezen capaciteit werd ook van 400 naar 200 gebracht, ook om een onzekerheid uit het systeem te halen. Op capaciteit kan worden ingeboden, maar men weet niet of daar projecten tegenover zullen staan. Er wordt daar dus een onzekerheid ingebracht. Ook hier is er opnieuw de combinatie met de T-1, waar een groot volume in zit.
Tot slot, het werk is nog niet gedaan. We zullen hier dus nog wel een paar keer terugkomen op het CRM. Op het programma voor mei 2021 staan enkele koninklijke besluiten, die we in tweede lezing nog goedkeuren, na de afgeleverde adviezen. Het gaat over investeringsdrempels en cumulcontrole.
Op 15 mei komt de goedkeuring van de werkingsregels door de CREG voor de markt. Dat gaat over driehonderd pagina's technische werkingsregels.
De deadline voor de prekwalificatie en de investeringsdossiers voor de marktspelers staat op 15 juni. De hele uitleg over de niet in aanmerking komende capaciteit en actualisatie daarvan is een belangrijk moment dat daar dan valt.
Uiteraard verwachten wij nog de beslissing van de Europese Commissie rond de zomer, en alleszins vóór de veiling.
15 september is de beslissingsdatum voor de CREG en Elia over de dossiers van de marktspelers. 30 september is onze uiterste biedingsdatum. In oktober 2021 zullen de veilingresultaten gekend zijn. In november 2021 wordt in de regering het evaluatierapport naar bevoorradingszekerheid en prijs opgesteld.
In de resolutie is ook opgenomen dat na de veiling een evaluatie wordt gemaakt, wat het aspect van competitiviteit op de markt betreft.
Ik kom tot het besluit mijn betoog. Het is tot nu toe een huzarenstukje geweest, waarin we hier, in dit Parlement, toch een lange weg hebben afgelegd. Het is echt een wisselwerking geweest tussen het Parlement en de regering, ook op een proactieve manier, wanneer we gesproken hebben over de veilingvolumes en over de deratingfactoren. Dat is toch een belangrijke discussie die we hier hebben gehad. Mijnheer Wollants, u hebt in de commissie lang stilgestaan bij het VK-volume. U vroeg zich af hoe dit zou worden gedaan en of dat eigenlijk wel zou werken. Het is geen klassieke meerderheid en geen klassieke oppositie, maar misschien, mijnheer de voorzitter, toch een voorbeeld van mooi en degelijk parlementair werk.
De voorzitter: Bedankt voor uw uitvoerig antwoord.
Ik heb het niet getimed, maar ook de leden krijgen de tijd voor een uitvoerige repliek.
02.05 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, wij hebben de cijfers van de niet in aanmerking komende capaciteit gedubbelcheckt, met de cijfers op de website en van de algemene directie Energie. U geeft een ander cijfer op de slides, met name 3.600 of 3.800 MW, terwijl op de website en door de algemene directie wordt gesproken over 3.026 MW. Is dat een foutje op de slides? Of is er iets mis op de website?
02.06 Minister Tinne Van der Straeten: Ik heb het daarnet uitgelegd. Het VK-volume zit ook in de niet in aanmerking komende capaciteit.
02.07 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Ah, goed. Men zegt mij echter net dat het niet in het ministerieel besluit staat.
Dan wil ik voor mijn echte repliek nog iets rechtzetten. Ik heb nooit gezegd dat die Britse capaciteit bij de T-4 moet worden gerekend. Ik zei dat die niet in aanmerking komende capaciteit, waarbij ik die Britse capaciteit niet meegerekend had, wel WKK, zonne- en windenergie, dus de installaties die steun krijgen, wel bij de T-4 moeten worden gerekend als deze installaties afzien van hun steun. Dat hebt u ook bevestigd.
U hebt in de pers nogmaals gezegd dat u er alles aan hebt gedaan, u hebt het hier ook herhaald, om het volume aan gascentrales zoveel mogelijk te reduceren. Maar eigenlijk deed u dat niet en hield u op geen enkele manier rekening met de kritieken van de CREG. U hebt op geen enkele manier het totale volume bijgestuurd.
Daarover heb ik het al meerdere keren gehad. Het referentiescenario houdt geen rekening met het klimaat en is dus niet conform de nieuwe Europese methodologie, waardoor het niet aangepast is. De consequentie is dat het totale volume nog altijd overschat wordt. U kunt dan wel zeggen dat dit volgens het CRM technologieneutraal is, maar iedereen weet dat de nieuwe capaciteit essentieel met gascentrales gevuld zal worden, toch zeker betreffende de T-4. U hebt geen enkele correctie doorgevoerd op de aanpak van Elia, behalve dan de kwestie van de niet in aanmerking komende capaciteit. De inkomsten blijven onderschat, de nood aan subsidies blijft overschat.
Alle redenen die u aanhaalt om te beargumenteren dat u het volume voor nieuwe gascentrales zo klein mogelijk hebt gehouden, zijn er niet door uw toedoen. U hebt gewezen op de opsplitsing tussen T-1 en T-4, maar eigenlijk ligt dat al vast in de wet van 2 april 2019, dus dat is eigenlijk niet uw beslissing. Dat het volume T-4 in oktober lager is dan wat Elia voorstelde, komt eigenlijk alleen door de niet in aanmerking komende capaciteit. Als van die steun wordt afgezien, dan zult u die erbij tellen, en het gaat sowieso om bestaande installaties, bestaande capaciteit, dus dat verandert niets aan de nieuwe capaciteit die voorzien zal zijn. Ik stel dus vast dat u, zoals uw voorgangster, Elia bijna blindelings volgt over de gehele lijn.
Tot slot, u hebt gezegd dat wij alle documenten en adviezen van de CREG en Elia gekregen hebben, maar nogmaals wil ik u eraan herinneren dat wij nog niet beschikken over de bijlage, waarover u overigens niets hebt gezegd,.
02.08 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw heel uitgebreid en nauwkeurig antwoord.
Net als de heer Warmoes interpreteer ik het alsof u, voor het referentiescenario, gekozen heeft voor een CRM light. Daarmee bedoel ik dat u er alles aan hebt gedaan om de nood aan nieuwe gascentrales, in de theoretische oefening, zo klein mogelijk te houden.
Ik dank u trouwens voor uw geloofwaardige uitleg over de manier waarop u tot de niet in aanmerking komende capaciteit komt. De input en de feedback van de Gewesten – over biomassa, afval, verbrandingscentrales met grote volumes – spelen daarin inderdaad een belangrijke rol.
Ik volg u wanneer u zegt dat we overprocurement moeten vermijden in oktober, maar er zal nog een actualisering moeten volgen. Dat is niet onbelangrijk in heel het verhaal van deze assumptie.
De intellectuele eerlijkheid gebiedt mij toe te geven dat u gelijk hebt wanneer u, wat betreft de 26 % T-1, de technologieneutraliteit benadrukt. Ik volg u ook wat betreft het geloof van de regering in de nieuwe technologie en de link met de energietransitie, die u gebruikt om Europees commissaris Vestager te overtuigen. Ik kan er echter ook niet aan doen dat in de publieke opinie alles wordt vernauwd tot de gascentrales. Het gaat in de mediaberichtgeving dan vooral over de T-4-veiling, het meerjarige traject. Daar kan u zelf natuurlijk ook niets aan doen.
Ik heb uw uitleg vrijdagnamiddag gemist, dus ik weet niet precies wat u daar hebt benadrukt. In de mediaberichtgeving ging het in elk geval bijna uitsluitend over de 2,3 GW nieuwe capaciteit.
Mijnheer de voorzitter, we zullen hier zeker nog op terugkomen in het najaar, als de uitslag van de veiling gekend is. Dit zal veel duidelijk maken over de beslissing die moet worden genomen in verband met de twee jongste kerncentrales in dit land.
02.09 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, sinds het verslag van Elia dat wij begin december hebben gekregen, hoewel het al van vroeger dateert, staat de 1.088 MW al in de boeken. U hebt het zelf nuttig geacht om die 1.088 MW in uw uiteenzetting op 30 maart te gebruiken als wat u toen als realistische cijfers aanhaalde. Het is voor mij een beetje moeilijk te geloven dat die extra capaciteit pas op 31 maart boven water is gekomen. Dat lijkt mij heel bizar, maar het kan zijn dat niemand gedurende al die maanden op die capaciteit is uitgekomen en dat zij pakweg op 1 april plotseling is verschenen.
Ik zal het natuurlijk verder onderzoeken, maar als ik zie wat er vandaag qua eenheden wordt aangegeven door Elia – wat er zit op verbranding, wat er zit op WKK en dergelijke –, dan lijkt dat een stuk minder capaciteit te zijn dan waar ik op uitkom in uw uiteenzetting. Misschien heb ik het verkeerd genoteerd, maar ik heb begrepen dat er op het Elia-net bijna 1,7 GW zou zitten. Die cijfers vind ik vandaag niet terug in de tabellen van Elia, dus mogelijk zijn zij dan ergens anders terechtgekomen of worden zij niet gerapporteerd. Ik weet ook dat er soms problemen zijn met de cijfers van Elia. Een tijdje geleden wees ik u erop dat de capaciteit van bijvoorbeeld Plate Taille anders wordt aangegeven door Elia dan door de exploitant, dus daar is er al een verschil. Misschien is er hier opnieuw een verschil. Het zou mij zeer interesseren om te weten waar dat juist vandaan komt.
Voor de globale prijslimiet zijn wij destijds 75 overeengekomen. Nadien hebt u ons echter toegelicht dat u hebt berekend wat het zou moeten zijn. U hebt er toen voor gekozen het cijfer te gebruiken van de open cyclus gasturbines, om dan via cost of new entry en een correctiefactor uit te komen op 63 of 64. U wijkt daar nu van af. In uw motivatie voor het ministerieel besluit verwijst u alleen maar naar de resolutie en niet meer naar de berekening die u zelf hebt gehanteerd in de commissie als de basis daarvan. Dat is bizar. Ik begrijp echter waarom u dat doet. U weet immers ook niet welke milieuvoorwaarden voor de gascentrales nog kunnen worden verzonnen, die geld kosten. Denk aan het verhaal met Bali Wind. Waarschijnlijk komen ook nog andere voorwaarden naar boven.
Het verhaal van de bestaande capaciteit is nog altijd niet helder. Zoals aangegeven, kan bestaande capaciteit wel prekwalificeren. Ze zijn verplicht te prekwalificeren als ze niet in de cumulregeling zijn opgenomen. Ze kunnen wel nog altijd afzien van het bieden begin oktober 2021. Momenteel staat in artikel 7undecies, § 10, van de elektriciteitswet dat zij tot 30 september 2021 de tijd hebben om de netbeheerder te laten weten dat zij geen bod zullen uitbrengen, wat hen volgens mij niet uitsluit van het uitbrengen van een bod in de T-1-veiling.
De vraag is dan natuurlijk wat er zal gebeuren met het volume. Ik begrijp dat u zegt dat het volume gecorrigeerd kan worden op basis van die cumulregeling. Een aantal zal zeggen afstand te doen van gewestelijke regelingen en zal zo terechtkomen in het CRM-verhaal. Op dat moment zal dat cijfer van 7.339 worden aangepast, na de prekwalificatie. Dat is helder.
De vraag is alleen wat er zal gebeuren met bestaande capaciteiten die niet in de cumulregeling zitten en die toch besluiten om niet te bieden. Een reden daarvoor zou kunnen zijn dat een aantal marktspelers geïnteresseerd is in het bouwen van nieuwe capaciteit en wil meedingen naar die 1.467 MW. Dit werd destijds ingevoerd om vraag, beheer, opslag en dergelijke een kans te geven, maar uiteraard – de technologieneutraliteit is wat ze is – is het perfect mogelijk om een bestaande centrale nog te houden, om niet te bieden in de T-4-veiling, maar om wel te bieden in de T-1-veiling.
Dan is voor mij een beetje de vraag wat er gebeurt op dat moment, puur voor het theoretisch kader. Stel dat het gaat over 2 GW van een bestaande centrale. Het moederhuis heeft tegelijk ook het idee van een nieuwe centrale. Daarom houdt het die 2 GW nog apart en laat het aan de netbeheerder op 30 september weten niet te zullen meebieden. Dat wil dan zeggen dat er veel meer nieuwe gascentrales zullen kunnen worden toegewezen in die T-4-veiling, aan een maximum van 75 euro per kW, weliswaar niet de volledige 7.339 maar iets minder, het befaamde punt A. Dan is die 2,3 GW plots een heel ander verhaal.
Er zijn dus toch nog heel wat zaken die absoluut niet duidelijk zijn. Die 2,3 GW is volgens mij ook niet in steen gebeiteld. Ik ben zeer benieuwd welke richting het verder zal uitgaan. Ik ben ervan overtuigd dat u meer gedetailleerde gegevens aan onze commissie zult bezorgen de komende uren en dagen, zodat wij samen met u kunnen bekijken hoe het exact in elkaar zit.
02.10 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, dans ce débat d'actualité, je reprends les paroles de la ministre disant que, dans cette matière, il n'y a pas de majorité, de minorité ni d'opposition franche, que les clivages se placent à d'autres endroits et sont mouvants en fonction du sujet. C'est bien ce que j'entends de la part de mes collègues qui manifestent des inquiétudes quant aux chiffres qui sont avancés devant nous.
Première chose, sous la pression des discussions gouvernementales à n'en pas douter, vous nous présentez un petit CRM ou ce qui semble l'être. Pour y arriver, on sent des glissements entre les calculs des masses de l'un à l'autre. Finalement, vous vous livrez assez bien d'ailleurs, je vous en félicite, à des comptes d'apothicaire; parce que le vrai problème, c'est le monitoring. Le monitoring qui fait partie de l'accord de gouvernement et qui prévoit que vous devez monitorer la sécurité d'approvisionnement en tout temps, y compris avec l'évolution des prix, n'est pas un calcul figé. C'est un calcul dynamique toujours susceptible de changer.
Quand je vois, par exemple, le calcul que vous faites des capacités existantes, je constate que je n'arrive pas aux mêmes calculs. Sauf erreur de ma part, vous avez parlé tout à l'heure de 5 GW de capacité existante. Avec le directing, j'étais arrivée à 4,3. Ces petits mégawatts qui se baladent d'un poste à l'autre nous mettent dans une situation d'incertitude. En plus, vous avez décidé de choisir comme prix - et je peux comprendre pourquoi aussi, il faut attirer l'investisseur - le maximum de notre résolution votée au Parlement, alors que l'administration prévoit un montant de 64 euros et quelques centimes par KW, si je ne m'abuse.
Tout cela pour dire que, quand l'État sera engagé, madame la ministre – vous êtes juriste, comme moi, vous savez donc ce que cela signifie – et qu'il ne pourra plus faire machine arrière, il devra constater les faits. Dès lors, si les quantités sont insuffisantes, nous serons confrontés à un problème de sécurité d'approvisionnement. De même, que les quantités soient excessives ou insuffisantes, cela coûtera très cher et cela occasionnera des émissions de CO2.
Je vous renvoie à une résolution interparlementaire que vous n'avez pas connue car vous n'étiez plus parlementaire à ce moment-là. Il s'agit d'une résolution antérieure à mai 2019 et prise par les parlementaires du Parlement fédéral et des Parlements régionaux, afin que la Belgique se montre très ambitieuse en matière de diminution des gaz à effet de serre. Cette résolution a subi plusieurs évolutions et en est arrivée avant le Parlement européen, à dire que la Belgique allait diminuer ses gaz à effet de serre à raison de 55 % à l'horizon 2030.
Vous pouvez donc me raconter tout ce que vous voulez sur les gaz à effet de serre de nos centrales à gaz existantes et futures, il est clair - et, intuitivement, tous les collègues le sentent - que l'installation de centrales à gaz dans le but de remplacer des centrales nucléaires ou certaines d'entre elles qui ne produisent que peu de CO2, va nous placer dans une trajectoire négative sur le plan du CO2 au regard de nos propres engagements.
Het incident is gesloten.
03 Question de Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Des éoliennes dans la zone internationale de la mer du Nord" (55016906C)
03 Vraag van Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Windmolens in het internationaal deel van de Noordzee" (55016906C)
03.01 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb alles uit de schuif gehaald, dan moet ik een volgende keer misschien niet meer terugkomen. Er zitten ook vragen bij die ik al enkele keren heb gesteld, maar waarop ik nog altijd geen antwoord kreeg. Als ik dat nu krijg, moet ik misschien een volgende maal niet meer terugkeren.
Mevrouw de minister, de vraag over windmolens in het internationale deel van de Noordzee werd reeds door collega Daems gesteld aan minister van Quickenborne, maar die verwijst door naar u. In het regeerakkoord staat dat u wilt inzetten op de ontwikkeling van de offshorewindenergie. Sinds begin dit jaar is België voorzitter van de NSEC of North Sea Energy Cooperation. In een eerder antwoord gaf u aan dat u zult werken aan een vernieuwde politieke verklaring en dat met de samenwerking met het VK en de bespreking van de biedzones werd gestart. U zei ook dat de volgende stap farshore is, wat naar ik aanneem iets betekent als veraf. U gaf echter geen bijkomende informatie.
Welke acties heeft u al ondernomen voor het realiseren van offshorewindmolenparken in het internationale deel van de Noordzee? Zijn hier al concrete plannen voor? Met welke lidstaten lopen er gesprekken? Wordt dit ook op de NSEC besproken?
Op een gespreksavond van denktank Minerva over de toekomst van het energiesysteem in België, zei u dat de planning daarbij cruciaal is. Op welke manier ijvert u voor die planmatige aanpak en hoe vertaalt zich dat concreet?
Op welke termijn denkt u dat de eerste offshorewindparken in het internationale deel van de Noordzee kunnen worden gerealiseerd? Welke stappen zijn daarvoor nodig? Wat zijn de grootste hindernissen?
Wat is de huidige stand van zaken voor de andere prioriteiten van België in de NSEC, met name de politieke verklaring, de samenwerking met het VK en de biedzones?
03.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Warmoes, u stelde dat ik zei dat de volgende stap farshore is, maar dat ik geen bijkomende informatie gaf.
De Noordzee heeft de mogelijkheid om de grootste elektriciteitscentrale te worden en dus niet alleen aan België, maar ook aan verschillende landen hernieuwbare groene energie te kunnen leveren. Wat ik daarmee bedoelde, is dat vrijwel alle Noordzeelanden ondertussen windmolenparken vlakbij hebben ontwikkeld en dat de volgende stap in de ontwikkeling wellicht is dat er eilandconstructies komen die vervolgens met elkaar worden verbonden om zo het meshed grid te realiseren.
Denemarken heeft daarover een beslissing genomen op hetzelfde ogenblik dat wij onze MOU hebben ondertekend met betrekking tot de interconnectie tussen onze beide landen. De beslissing van Denemarken leidt ertoe dat tot 10 miljoen Europese gezinnen met groene stroom kunnen worden beleverd, maar ook België heeft intussen in het kader van het relanceplan beslist tegen 2025 een energie-eiland te willen realiseren in ons eigen gedeelte van de Noordzee, dat er niet alleen op gericht is om onze eigen offshore te kunnen aansluiten, maar dat ook een aanlandingspunt kan zijn voor de interconnectie.
Daarover gaat de volgende stap in de ontwikkeling van hernieuwbare energie op de Noordzee. De planmatige aanpak is de volgende. De Noordzeelanden moeten zich organiseren om ervoor te zorgen dat men niet dubbelop werkt en men moet zoeken naar de meest efficiënte inplanting en naar de meest efficiënte verbinding van parken, eilanden en aanlandingspunten.
Wat uw laatste vraag betreft, de Europese Commissie heeft haar offshorestrategie gepubliceerd. Inzake de prioriteiten van België voor de NSEC wordt er toegewerkt naar de politieke verklaring. Ook de samenwerking met het VK staat hoog aan de agenda. Zowel bilateraal als in het kader van de NSEC wordt bekeken hoe we de samenwerking tussen de Noordzeelanden vorm kunnen geven.
De eerste studies over de biedzones zijn nu bezig bij de netbeheerders en de regulatoren. Ik heb mijn administratie gevraagd om dit voor te bereiden, zodat we het kunnen bespreken met de Belgische actoren, namelijk de parkontwikkelaars, de regulatoren en de netbeheerders.
03.03 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ook wij vinden dat er dringend werk moet worden gemaakt van een planmatige aanpak van de massale ontwikkeling van offshorewindenergie in de Noordzee. U zei terecht dat dit de potentie heeft om de grootste energiecentrale van Europa te worden. Wij zijn het daarmee eens, maar het is belangrijk dat de overheden het initiatief nemen en alles plannen, men kan dit niet overlaten aan het privé-initiatief. Volgens ons moet er een publiek Europees consortium komen voor de productie van offshorewindenergie.
Het incident is gesloten.
04 Question de Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Elia et le BEL20" (55016910C)
04 Vraag van Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Elia en de BEL20" (55016910C)
04.01 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, sinds 22 maart 2021 maakt netbeheerder Elia deel uit van de BEL20. Dat verbaast mij. Ik vraag mij af wat daarvan de gevolgen zijn.
Is dat volgens u een goede zaak? Wat betekent dit voor de financiële situatie van Elia? Als beheerder van ons hoogspanningsnet heeft Elia een heel belangrijke openbare functie. Het is op zich niet logisch dat Elia niet volledig in handen is van de overheid. Het doel van Elia moet toch niet zijn om zo veel mogelijk winst te maken? Wat is uw visie daarop? Is het statuut van een beursgenoteerd bedrijf het meest geschikte statuut, gelet op het openbaar belang van Elia? Welke risico's zijn aan deze beursgang verbonden?
04.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Warmoes, Elia Group is de holding die alle activiteiten van de groep omvat, namelijk: de activiteiten als transmissienetbeheerder in België (via Elia Transmission Belgium), de activiteiten in Duitsland (via dochteronderneming 50Hertz) en andere internationale consultancyactiviteiten (via Elia Group International).
Sinds 2005 is Elia Group een beursgenoteerde onderneming. Die beslissing houdt in dat het aandeelhouderschap van de groep voortaan gedeeltelijk in handen is van een openbare holding, met name Publi-T, en gedeeltelijk in handen van particuliere spelers. Publi-T blijft vandaag de referentieaandeelhouder, hij bezit de meeste aandelen zonder evenwel meerderheidsaandeelhouder te zijn.
De combinatie van openbaar en privéaandeelhouderschap is naar mijn mening gunstig voor de onderneming.
Elia Group ontwikkelt via zijn bedrijf Elia Transmission Belgium activiteiten van cruciaal openbaar belang voor ons land. Een deel van de aandelen in handen van het publiek stelt ons in staat die visie en de besluitvorming van het bedrijf te houden en financiële voordelen voor de gemeenschap te genereren. Bovendien biedt het openstellen van het kapitaal voor particuliere investeerders de groep de mogelijkheid om tegen lage kosten en in grote hoeveelheden een beroep te doen op beschikbaar kapitaal. Dat is bijzonder belangrijk voor een innoverende en voortdurend evoluerende onderneming, zoals Elia in de energietransitie.
Uiteraard moet de combinatie van openbaar en particulier aandeelhouderschap op zodanige wijze geschieden dat een billijk evenwicht wordt gewaarborgd tussen het financieel rendement voor de investeerders en een kwalitatief hoogstaande dienstverlening tegen de eerlijkste prijs voor de consument. Dat is ook de reden waarom de activiteiten van Elia Transmission Belgium worden gecontroleerd en gereguleerd door de CREG, die waakt over het goede beheer ervan. Hetzelfde geldt voor de Duitse regulator voor de activiteiten van 50Hertz.
04.03 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, het zal u niet verwonderen dat wij uw liberale visie niet delen.
Elia is een beursgenoteerd bedrijf en is bijgevolg kwetsbaar voor speculatie op de beurs. U zegt zelf dat het gaat om activiteiten van cruciaal openbaar belang en die twee zijn volgens ons niet te verzoenen. Elia moet in publieke handen blijven, want het privékapitaal komt natuurlijk niet van vzw's of zo. Die bedrijven zijn er om winst te maken en dat staat volgens ons haaks op de maatschappelijke doelstelling van een bedrijf als Elia, dat ten dienste van de maatschappij en de consumenten moet staan. Het is maar goed dat het nog wordt gecontroleerd en gereguleerd door de CREG, maar dat verandert niets aan ons principieel standpunt.
Het incident is gesloten.
05 Question de Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'étude de faisabilité de la politique en matière de biocarburants" (55016912C)
05 Vraag van Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De haalbaarheidsstudie van het biobrandstoffenbeleid" (55016912C)
05.01 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Ook deze vraag kon vorige keer niet aan bod komen.
Op 26 februari ontving u een brief van zeven ngo’s actief rond milieu en uit de Noord-Zuidbeweging als reactie op de jongste haalbaarheidsstudie naar het Belgische biobrandstoffenbeleid in het kader van het Nationaal Energie- en Klimaatplan, een studie waarop u wachtte. De studie vertoont volgens hen belangrijke tekortkomingen. Zo worden milieu-integriteit, mensenrechten, beleidscoherentie voor ontwikkeling, gebruiksconflicten en de financiële aspecten van het biobrandstoffenbeleid onvoldoende onderzocht. Daardoor vormt de studie een slechte basis voor openbare besluitvorming. De oorzaak daarvan leggen zij bij de gebrekkige opzet en de dubieuze methodologie van de studie. Zo houdt het kader van de studie geen rekening met de verbintenissen van België inzake duurzame ontwikkeling, biodiversiteit en mensenrechten. Qua methodologie werd de studie dan weer sterk beïnvloed door industriële lobby’s, werden de ngo’s naar eigen zeggen amper gehoord en werd zelfs hun aangeleverde documentatie niet gebruikt. Daarenboven werd het Europese wetgevingskader, al dan niet moedwillig, verkeerd geïnterpreteerd.
Het hoeft dus niet te verbazen dat de conclusies van de studie op z’n zachtst gezegd bedenkelijk zijn. De ngo’s vragen nu om de studie aan te vullen met een volledige en meer rigoureuze analyse van de tekortkomingen van het Belgische biobrandstoffenbeleid, in overeenstemming met de internationale verbintenissen van ons land.
Gaat u in op de vraag van de ngo’s en zult u een bijkomende analyse laten uitvoeren en zo de fouten rechtzetten?
Zult u zulke
gebreken in de opzet en de methodologie van de toekomstige haalbaarheidsstudies
voorkomen?
05.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Warmoes, op grond van het Nationaal Energie- en Klimaatplan is er een mandaat tot de tweejaarlijkse uitvoering van de studie waarnaar u verwijst. Dat houdt in dat de eerstvolgende haalbaarheidsstudie voor het einde van volgend jaar opgeleverd moet worden en dat de terms of reference binnenkort moeten worden opgemaakt.
Er moet rekening gehouden met alle elementen in het NEKP. De elementen moeten meer in detail uitgewerkt worden in de terms of reference en moeten ook op gelijke voet behandeld worden. Conform het NEKP gaat het hier dan ook om de technische haalbaarheid van de bijmengingsgraad, de beschikbaarheid van de grondstoffen, de milieu-integriteit, mogelijke gebruiksconflicten, de beschikbaarheid van geavanceerde brandstoffen, onder andere van recycled carbon fuels, en technologische ontwikkelingen op de Europese markt, de beschikbaarheid van andere bronnen van hernieuwbare energie en de kosten voor de consument.
Ik zal dus bij de terms of reference terdege rekening houden met de bezorgdheden die onder andere de ngo's mij kenbaar hebben gemaakt. Dat komt dan tegemoet aan uw bezorgdheid met betrekking tot de methodologie van de toekomstige haalbaarheidsstudie.
05.03 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik ben uiteraard blij met uw antwoord.
Het is inderdaad belangrijk dat het Belgische beleid betreffende de biobrandstoffen naar het volledige plaatje kijkt, een getrouw beeld geeft, waarop dan goede besluitvorming mogelijk is, en dat men objectief is en niet alleen luistert naar actoren die voor het gevoerde beleid gunstig zijn maar ook ongemakkelijke waarheden onder ogen ziet. Wij danken u dat u uw verantwoordelijkheid daarin zult opnemen.
Het incident is gesloten.
06 Question de Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La suppression progressive des biocarburants de première génération" (55016914C)
06 Vraag van Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De uitfasering van eerstegeneratiebiobrandstoffen" (55016914C)
06.01 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, wij hebben met plezier kennisgenomen van de aankondiging van uw collega Khattabi, minister van Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal, om biobrandstoffen op basis van soja- en palmolie van de Belgische markt te bannen vanaf midden 2022 en die volledig te verbieden vanaf 2023. Dat initiatief werd gekaderd in het Amsterdam Declaration Partnership tegen geïmporteerde ontbossing, waartoe België eerder dit jaar toetrad. De minister beklemtoonde terecht de contraproductiviteit van die biobrandstoffen voor het klimaat en de leefmilieuschade als gevolg van de vele veranderingen in lokaal landgebruik die de teelt van soja en oliepalm met zich meebrengt.
Met één feit hield ze echter geen rekening, namelijk het negatief effect door de substitueerbaarheid van grondstoffen voor biobrandstof van de eerste generatie voor verschillende sectoren en doeleinden. De biobrandstof van de eerste generatie wordt immers gemaakt uit voedsel- en voedergewassen, wat voor een belangrijk gebruiksconflict met de voedingssector zorgt. Als men dan, zoals minister Khattabi op 14 april in De Standaard aankondigde, koolzaad als grondstof voor biobrandstof ter vervanging van soja- en palmolie zal aanmoedigen, dan zal de voedingssector met een tekort aan koolzaadolie geconfronteerd worden. Het risico bestaat dan dat die sector weer massaal overschakelt op soja- en palmolie. Daardoor krijgt men in het beste geval een nuloperatie op het vlak van klimaat- en milieuschade.
Het is dus heel goed mogelijk dat de shift van biobrandstof op basis van soja- en palmolie naar koolzaad juist leidt tot nog meer schade. Daarbij gaat het argument dat het gebruik van grondstoffen van Europese bodem voor biobrandstof beter zou zijn voor klimaat en milieu, niet op. Het middenveld heeft dat al meermaals aangegeven en het blijkt ook uit studies van de International Council on Clean Transportation.
Mevrouw de minister, wat vindt u van het initiatief van uw collega-minister? Ik neem aan dat u het goedvindt, aangezien zij een eerste stap zet in de uitfasering van biobrandstoffen.
Als minister bevoegd voor energie, valt dat eigenlijk ook onder uw bevoegdheid. In welke mate was u betrokken bij die beslissing?
Vooral wil ik weten welke stappen u zult doen om het gebruik van alle biobrandstoffen op basis van voedselgewassen uit te faseren. Welke acties mogen wij in dat kader nog verwachten van u en uw collega, minister Khattabi?
06.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Warmoes, mijn collega, minister Khattabi, is als minister bevoegd voor leefmilieu, verantwoordelijk voor de duurzaamheidsaspecten van de biobrandstoffen op de Belgische markt, meer bepaald op basis van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers. Mijn medewerkers staan in nauw contact met de medewerkers van minister Khattabi. Zij werken constructief samen, ook in het aangehaalde dossier.
Ter omzetting van de herziene hernieuwbare energierichtlijn, de zogenaamde RED II, werken mijn diensten momenteel aan een ontwerp van wet ter vervanging van de wet van 17 juli 2013 houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen, die de volumes fossiele motorbrandstoffen die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moet bevatten, gewijzigd bij de wet van 26 december 2015. In het kader van die oefening zal de rol van de eerste generatie biobrandstoffen worden bekeken en daarbij zal rekening worden gehouden met de bepalingen van het NEKP.
06.03 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, het wordt dus vervolgd, als ik u goed begrepen heb.
Als wij de schadelijke effecten van biobrandstoffen willen uitbannen, dan zal het volgens ons duidelijk niet volstaan om de zogenaamd schadelijkste biobrandstoffen uit te faseren. Vanwege de substitueerbaarheid moeten wij al de biobrandstoffen uitbannen om de desastreuze effecten op het klimaat, het milieu, de mensenrechten en de wereldvoedselproblematiek te kunnen stoppen. Ik heb dat in mijn vraag al uitgelegd en zal er dus niet op terugkomen.
Wij geloven niet dat biobrandstoffen een oplossing zijn voor de transitie naar een duurzaam en klimaatneutraal transport. Integendeel, ze vormen een rem op de ontwikkeling ervan. Immers, hoe meer u inzet op biobrandstoffen, hoe minder de verschillende transportministers in ons land moeten inzetten op een goed uitgebouwd openbaar vervoer en de modal shift naar zachte mobiliteit. De biobrandstoffen zijn eigenlijk niet minder dan greenwashing. Ze zijn een zogenaamde oplossing, maar in realiteit mogelijk nog erger dan de kwaal.
Hopelijk voert u een kordaat beleid om het gebruik van biobrandstoffen van de eerste generatie stop te zetten en zet u in op een echte verduurzaming van ons transport. Zo stond het overigens ook in uw verkiezingsprogramma.
Het incident is gesloten.
07 Question de Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La nouvelle norme de fiabilité et l'étude du VoLL de la DG Énergie et du Bureau du Plan" (55016923C)
07 Vraag van Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De nieuwe betrouwbaarheidsnorm en de VoLL-studie van de AD Energie en het Planbureau" (55016923C)
07.01 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik keer even terug naar het CRM, maar dan toekomstgericht.
Er is sinds een paar weken of maanden een nieuwe CRM-wet, die de verantwoordelijkheid voor de bepaling van de kostprijs van verloren belasting – in mensentaal de kostprijs van de stroomonderbreking en in niet-mensentaal de VoLL-parameter – bij uw administratie en het Federaal Planbureau legt. De wet bepaalt dat de geldige betrouwbaarheidsnorm de norm is die op 15 september van toepassing is en ook dat die norm dan geldig is voor de volgende CRM-veilingen. Het is dus belangrijk dat die norm ook effectief vóór 15 september 2021 wordt vastgelegd voor de CRM-veiling van 2022.
Ik heb u deze vraag al verschillende keren gesteld, maar ik heb er nog altijd geen antwoord op gekregen. Wat is de status van de studie ter bepaling van de VoLL-parameter door uw administratie en het Planbureau? Wanneer wordt ze opgeleverd? Zal u ervoor zorgen dat de nieuwe betrouwbaarheidsnorm er op 15 september 2021 is? Wanneer zal dat het geval zijn?
Ik heb nog een informatieve vraag. Is voor de nieuwe betrouwbaarheidsnorm een wetswijziging noodzakelijk of kan de norm bij koninklijk besluit worden ingevoerd?
Ik dank u alvast voor uw antwoorden.
07.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Warmoes, ik zal met uw laatste vraag beginnen.
Wij hebben hier in het Parlement de wet goedgekeurd op 11 maart 2020. Een en ander wordt geregeld in artikel 7 undecies, § 7, van de wet, waarin wordt vermeld dat de betrouwbaarheidsnorm wordt vastgelegd door de Koning en dus bij koninklijk besluit op voorstel van de CREG en op basis van de methode bedoeld in artikel 23, zesde lid, van de elektriciteitsverordening.
Ik verwijs naar dezelfde wet om aan te geven dat er telkens rekening wordt gehouden met de betrouwbaarheidsnorm die bekend is op 15 september van het jaar voorafgaand aan de veiling. Ik zal er dus voor zorgen dat er tegen die datum een nieuwe betrouwbaarheidsnorm is voor de berekening van het volume van de T-4-veiling voor het leveringsjaar 2026. Ik denk dat ik in andere vergaderingen al voldoende heb toegelicht dat het mijn bedoeling is om met de Europese methodologieën ter zake rekening te houden. Dat is een evidentie.
Zo kom ik bij uw eerste vraag, mijnheer Warmoes. De AD Energie heeft mij een nota over de VoLL toegezonden. Ter herinnering, de VoLL is de enkele waarde van de verloren belasting, een raming in euro per MWh. Het gaat over de maximale elektriciteitsprijs die afnemers bereid zijn te betalen om een niet-beschikbaarheid te voorkomen. De nota over de VoLL-waarde is het resultaat van uitwisselingen tussen de AD Energie, het Federaal Planbureau en de CREG.
Een cijfer voor de VoLL zegt op zich weinig, want het is een van de elementen die nodig zijn om tot een betrouwbaarheidsnorm te komen. Daarvoor hebben wij, naast de VoLL, ook de CONE, de Cost of New Entry, nodig. Voor mij is het dan ook aangewezen om besprekingen te voeren op basis van beide parameters en daar mogelijke conclusies uit te trekken. Op dit ogenblik wordt er aan de berekening van de CONE gewerkt. Zowel voor de CONE als voor de VoLL worden de nieuwe methodologieën toegepast, zoals voorgeschreven in de verordening en in de ACER-richtlijnen. Ik verwacht het rapport over de CONE kortelings, waarna wij beide rapporten in de regering zullen bespreken.
07.03 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik ben in eerste instantie blij met uw antwoord, omdat u hebt beloofd dat de norm er voor 15 september zal zijn. Ik zou graag inzage krijgen in de nota van de AD Energie waar u over sprak. Het klopt dat de VoLL maar een van de parameters is, maar het is natuurlijk wel een heel belangrijke. De andere zijn ook belangrijk, maar deze ook, vandaar dring ik er zo op aan. Zijn de documenten al klaar en kunnen wij ze al inzien?
Het incident is gesloten.
08 Question de Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'île énergétique et les déclarations du premier ministre M. De Croo" (55016932C)
08 Vraag van Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het energie-eiland en de uitspraken van premier De Croo" (55016932C)
08.01 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag betreft de energiehub in de Noordzee als onderdeel van het federale relanceplan dat in deze commissie al verschillende keren aan bod is gekomen.
Er is daarvoor in 100 miljoen euro
steun voorzien. U hebt eerder in deze commissie aangegeven dat die uitsluitend
bestemd is voor transmissie-infrastructuur. Wij waren echter ietwat verbaasd
door de uitspraken van de premier tijdens de presentatie van de jaarresultaten
van Elia. Hij noemde de energiehub daar een onderdeel van de digitale
revolutie. Hij had het over
5G-antennes, offshoredatacenters en the development and goals of the
technology sector.
Wat zijn de exacte doelstellingen van dat energie-eiland? Kan dat specifiek worden gedefinieerd? Wat zijn de componenten die het eerst zullen worden gerealiseerd? Welke componenten zullen wel steun krijgen en welke niet? Wat vindt u van de uitspraak van de premier? Kunt u deze kaderen? Hij heeft immers precies een andere doelstelling voor dat energie-eiland dan u.
08.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Warmoes, ik vind dat de premier een uitstekende coach is van deze regering en ik wil verwijzen naar de belangrijke ministerraad van vorige vrijdag, waarna ook het relanceplan is bezorgd aan de Europese Commissie.
Dat relanceplan is een mooi voorbeeld, en ik citeer de premier: "van samenwerkingsfederalisme". Dat plan is opgebouwd uit federale en regionale projecten die complementair zijn en het globale plan heeft een dubbele vingerafdruk, namelijk groen en digitaal.
De energietransitie en energierevolutie zijn bij uitstek ook een digitale revolutie. Het ene gaat niet zonder het andere. Wat we zullen doen met de data, hoe die data komen en hoe we daarmee de energietransitie kunnen versnellen, gaat hand in hand. Ik ben blij dat u niet, zoals in uw andere vragen, hebt gezegd dat u het mij al vaak hebt gevraagd en dat ik niet heb geantwoord. Er is mij al vaak gevraagd naar het energie-eiland. Ik heb al vaak geantwoord en zal met plezier nogmaals antwoorden over dit mooie vlaggenschip in het relanceplan.
De energiehub wordt gebouwd in het Belgische deel van de Noordzee. Het gaat over eilandinfrastructuur met vijf hectare nuttige oppervlakte, gebouwd binnen de grenzen van de zone voor hernieuwbare energie, met name de Prinses Elisabethzone. De volledige oppervlakte wordt in één keer gebouwd. De doelstelling van de hub is in de eerste plaats de realisatie van transmissie van energie die zal worden opgewekt in deze tweede zone. Hiervoor zal een oppervlakte van drie hectare in beslag genomen worden. De subsidie via de faciliteit voor herstel en veerkracht, RRF, van het relanceplan van 100 miljoen euro zal worden gebruikt om deze eerste en voornaamste doelstelling te realiseren. De heer Ravyts heeft mij daar vorige week over ondervraagd. Hij vroeg hoe we ervoor zouden zorgen dat die effectief zal zorgen voor lagere facturen voor de consument. Ik heb toen ook gezegd dat 1 miljoen is gereserveerd voor projecten ter ondersteuning, verbetering en herstel van de natuur. De overige 99 miljoen euro zal toegewezen worden aan Elia Transmission Belgium. Ik verwijs naar mijn vorig antwoord. Dit is dus het gereguleerde deel van Elia en zal dienen voor de realisatie van dat stuk.
De overige twee hectare kan dan worden ingevuld met andere activiteiten om ons als België te positioneren als pionier binnen de EU. Er is op dit moment geen definitieve lijst van projecten of welke activiteiten het juist zal gaan. De gesprekken zijn volop aan de gang en verschillende pistes worden onderzocht. Offshoredatacenters en een 5G-antenne zijn mogelijke activiteiten die worden onderzocht, net zoals de rol van dit eiland in een verdere interconnectie met andere Noordzeelanden, andere activiteiten met betrekking tot productie, opwekking en opslag van energie. De uitspraken van de eerste minister gaan over de belangrijke en grote uitdagingen waar ons land voor staat, de digitale en de groene revolutie.
Alle gemeenschappelijke voordelen en opportuniteiten die uit een project gehaald kunnen worden, bijvoorbeeld de opportuniteit om de infrastructuur van de energiegroep ook voor digitale doeleinden te gebruiken, bieden een meerwaarde bij het realiseren van de gemeenschappelijke toekomstige uitdagingen voor ons land. Ons eiland is dan ook bij uitstek multifunctioneel.
08.03 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik dank u voor de verduidelijking.
Er bestaat dus geen tegenstelling tussen u en de premier. Het verheugt mij te vernemen dat in het kader van het relanceplan alleen de transmissie-infrastructuur gefinancierd wordt en dat wat de premier zei eerder aankondigingspolitiek was. Ik ga hier nu natuurlijk de discussie over 5G niet opstarten.
Het incident is gesloten.
09 Question de Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le renforcement du fonds Synatom et l'avis de la Commission des provisions nucléaires" (55017051C)
09 Vraag van Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het versterken van het Synatomfonds en het advies van de Commissie voor nucleaire voorzieningen" (55017051C)
09.01 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de Commissie voor nucleaire voorzieningen zou tegen eind februari 2021 een advies overmaken aan u met betrekking tot de versterking van het wetgevend kader voor de nucleaire voorzieningen, het zogenaamde Synatomfonds. Dit fonds moet de kosten voor de ontmanteling van de kerncentrales en het beheer van het hoogradioactief afval dekken.
Momenteel zijn de middelen in het Synatomfonds onvoldoende voor de totale kostprijs voor het beheer van het radioactief afval. De wetgeving is ook onvoldoende, waardoor het risico groot is dat uiteindelijk de Belgische Staat en dus de belastingbetalers zullen moeten opdraaien voor de kostprijs van het kernafval in plaats van de exploitanten, die daarvoor verantwoordelijk zijn.
Wat staat er in het advies van de Commissie voor nucleaire voorzieningen? Gaat u dat publiek maken?
Momenteel zit er 13,7 miljard euro in het Synatomfonds, waarvan 7,7 miljard voor de berging van het hoogradioactief afval, categorie B en C. Wat is momenteel de geschatte kostprijs voor de berging van al dat hoogradioactief en langlevend afval? Hoeveel volume van dat afval zal er volgens u in totaal geborgen moeten worden?
Houdt u hierbij rekening met het deel hoogactief en langlevend afval dat momenteel in Olen opgeslagen ligt? Dat gaat dan over UMTRAP en een deel van het onbeschermde stort D1. Hoe gaat u de kosten voor de berging van het hoogactief en langlevend afval uit Olen recupereren? Zal dit ook onderdeel uitmaken van uw wetsvoorstel voor het versterken van de nucleaire voorzieningen?
Nu u het advies hebt ontvangen, welke vervolgstappen plant u nog? Wanneer mogen wij uw wetsontwerp voor een versterking van de nucleaire voorzieningen verwachten?
09.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Warmoes, ik heb het advies ontvangen en grondig geanalyseerd. De Commissie voor nucleaire voorzieningen, de CNV, heeft waardevolle adviezen geformuleerd omtrent een aantal zaken, met name de rol en de bevoegdheden van de commissie, de bescherming van de tegenwaarde van de nucleaire voorzieningen en de organisatie en het bestuur van de kernvennootschap, om die te herzien, te versterken en wettelijk te verankeren. Op dit moment bereidt de CNV een vertaling voor in beide landstalen, waarna het advies gepubliceerd kan worden.
De nucleaire voorzieningen bij Synatom voor de geologische berging van de gebruikte splijtstof bedroegen eind 2020 ongeveer 7,8 miljard euro. De NIRAS becijferde de kostprijs voor de ondergrondse berging van het hoogactief en/of langlevend radioactief afval, dus de categorieën B en C, in 2018 op 10,7 miljard euro op basis van een inventaris van 11.000 kubieke meter. Dat omvat alle gekende inventarissen van de verschillende afvalproducenten. Ik wil er wel op wijzen dat de bestraalde splijtstoffen die zich bij Synatom bevinden daar slechts een deel van uitmaken.
Op dit moment is nog niet duidelijk hoeveel afval van Umicore uiteindelijk in een dergelijke bergingsinstallatie opgenomen zal moeten worden. De NIRAS en het FANC werken aan een stappenplan waarin de mogelijkheden voor berging ter plaatse of de overdracht naar de NIRAS worden onderzocht.
Samen met het kabinet van de minister van Binnenlandse Zaken werken wij aan een eerste ontwerp houdende een regelgevend kader voor het beheer van bodems verontreinigd door radioactieve stoffen. Het advies van de CNV omvat daaromtrent veel interessante pistes. Mijn experts werken momenteel, in nauw overleg met mijn administratie, een strategie uit om de uitdagingen inzake nucleaire provisies het hoofd te bieden. U zult begrijpen dat dit een complexe materie is en dat het dus enige tijd vergt om een robuust systeem op poten te zetten.
09.03 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, u kondigt aan dat het advies publiek zal worden gemaakt voordat het naar de ministerraad zal gaan, wat belangrijk is. Het is voor ons natuurlijk essentieel dat de nucleaire exploitant verantwoordelijk blijft voor de kosten van de berging van het hoogradioactief afval. Het kan niet de bedoeling zijn dat hij die verantwoordelijkheid kan afkopen van of afschuiven op de Belgische Staat. Ik dank u voor de cijfers en de inlichtingen.
Mijnheer de voorzitter, het gaat hier om een heel belangrijk thema, misschien van een nog groter belang dan de kernuitstap zelf. Het gaat ook om een complexe materie, zoals de minister zei. Het is voor de exploitant uiteraard ook zeer belangrijk. Ik zou dus willen voorstellen om hierover hoorzittingen te organiseren in deze commissie of misschien eerder in de subcommissie voor Nucleaire Veiligheid, zodat er volledige transparantie komt.
U hebt niet gezegd wanneer wij het wetsontwerp kunnen verwachten, mevrouw de minister, maar naar aanleiding daarvan zou het goed zijn om een hoorzitting te organiseren.
De voorzitter: Ik stel voor dat uw vraag besproken wordt bij de eerstkomende regeling der werkzaamheden in deze commissie of in de subcommissie voor Nucleaire Veiligheid.
Het incident is gesloten.
- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'ONDRAF, la décision de stockage géologique et la proposition de loi OIPDR de la ministre" (55017053C)
- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La situation relative au stockage géologique de déchets radioactifs de catégorie B et C en Belgique" (55017073C)
- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "NIRAS, de beslissing voor geologische berging en het eigen OPORA-wetsvoorstel van de minister" (55017053C)
- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De stavaza inzake de geologische berging van radioactief afval van categorie B en C in België" (55017073C)
10.01 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): In verband met het radioactief afval moet de regering nog een andere beslissing nemen, met name de nationale beleidsbeslissing inzake de berging van langlevend hoogradioactief afval. Daarvoor moeten er voldoende middelen zijn. Daar hebben wij het daarstraks ook over gehad. De kernvraag is alleszins wat u ermee zult doen, waar gaat het naartoe. De NIRAS schuift de geologische opberging als oplossing naar voren, daarin bijgetreden door het FANC.
Zult u gelijktijdig een beslissing nemen over de versterking van de nucleaire provisies en een keuze maken inzake de berging van ons hoogradioactief afval?
Begin februari gaf de NIRAS een presentatie in onze subcommissie voor Nucleaire Veiligheid over haar voorstel voor geologische berging. Daarbij sprak de NIRAS over "une réversibilité de la décision", een omkeerbaarheid van de beslissing, en over "une récuperabilité des déchets", een terugwinningsmogelijkheid of terugneemmogelijkheid van het afval.
Wat is uw standpunt over de geologische berging?
Vindt u dat de beslissing tot geologische berging omkeerbaar moet zijn? Vindt u dat het hoogradioactief afval gerecupereerd moet kunnen worden, eenmaal het geborgen is?
Hoe verhouden die zich tot elkaar? Vereist de omkeerbaarheid van de beslissing dat het afval te allen tijde gerecupereerd kan worden? Zijn dat twee aparte zaken, of is er een wisselwerking?
Hoe verhoudt een passieve veiligheid zich tot de mogelijkheid tot recupereren van het afval? Zijn beide principes al opgenomen in het voorstel van de NIRAS?
De NIRAS gaf ook een overzicht van de volgende stappen en voorzag voor de periode april-juni 2021 in "un vaste débat social avec interaction en ligne intensif, un évènement face à face, une couverture médiatique". Van dat debat hebben we tot nu toe nog niet veel gemerkt.
Welke stappen willen u en de NIRAS zetten om tot een breed gedragen beslissing over de toekomst van ons kernafval te komen?
Tot slot, in een van uw laatste acties als parlementslid diende u een wetsvoorstel in tot oprichting van een onafhankelijk en participatief observatorium voor de opvolging van en het maatschappelijk toezicht op het beheer van splijtstoffen en radioactief afval (OPORA). Het doel van uw wetsvoorstel was om een onafhankelijke instelling op te richten die een ethische en maatschappelijke reflectie over het beheer van radioactief afval zou organiseren als basis voor de politieke besluitvorming en alle documenten over radioactief afval openbaar te maken. Wij waren dat wetsvoorstel zeer genegen. Een transparant en open debat is immers van cruciaal belang. Nu bent u minister. Zult u het initiatief nemen om zo'n observatorium op te richten? Ik hoop van wel, maar zo niet, waarom niet?
Zult u er als minister voor zorgen dat alle documenten rond beheer van radioactief afval openbaar worden gemaakt? Dat is uw bevoegdheid.
10.02 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, de bom aan vragen van de heer Warmoes toont aan dat er veel facetten zitten aan het thema van nucleair afval. U verwees daarnet in uw antwoord naar een wetsontwerp rond het beheer van bodemverontreinigende radioactieve sites. Net voor het paasreces was er ook het lopende wetsontwerp betreffende een betere taakverdeling tussen de NIRAS en het FANC. Daarnaast is er de zaak van de nucleaire provisies.
De vraag draait inderdaad rond het principe van de geologische berging van radioactief afval van categorie B en C in dit land. Bent u van plan al die zaken aan elkaar te koppelen, dus ook aan de kwestie van Synatom en de nucleaire provisies?
Op 25 september heeft de NIRAS uw voorgangster een voorstel van nationaal beleid bezorgd, dat na de publieksraadpleging op een aantal punten werd verbeterd. De belangrijkste verbetering was de verduidelijking van het begrip omkeerbaarheid. Er loopt ook een Europese inbreukprocedure tegen ons land inzake de richtlijn 2011/70/Euratom. Vandaag is er nog steeds geen beslissing genomen bij KB over het principe van de geologische eindberging, conform het aangepaste voorstel van nationaal beleid.
We hebben op 2 februari in de subcommissie een hoorzitting gehad met de NIRAS. De instelling vraagt terecht dat de beslissing nu eindelijk zou worden genomen. De ontwikkeling van het beslissingsproces moet dan worden vastgelegd. In het kader van een breed maatschappelijk debat lijkt een belangrijke bewustmaking nodig om via een trechtervorm tot een gedocumenteerde en onderbouwde beslissing te komen. In het beslissingsproces moeten verschillende aspecten aan bod komen, bijvoorbeeld de criteria om de omkeerbaarheid van de beslissing in te roepen, de periode waarin het afval terugneembaar moet blijven, de periode waarin er toezicht op het afval zal worden gehouden en hoelang de bergingssite open blijft.
Als er geen beslissing is, moet er natuurlijk extra opslagruimte worden gebouwd. Die nood laat zich nu al merken, denk maar aan Doel. Door de beslissing voortdurend uit te stellen, komt er steeds meer radioactief afval op de sites. De droge opslag van de splijtstof, wat nog geen radioactief afval in de echte zin van het woord is, en de natte opslag in Doel en Tihange werden gedurende decennia aanvaard door een groot deel van de lokale bevolking. Dat was ook het geval in Mol en Dessel. Anderzijds moet men de lokale bevolking ook uitsluitsel kunnen geven over de site en het model voor de definitieve berging.
Hoe wordt de beslissing van het voorstel van nationaal beleid via KB nu door u voorbereid?
Welke stappen hebt u de voorbije maanden nog gezet in het dossier?
Wat is uw positie tegenover het principe van de geologische berging vooruitgeschoven door de NIRAS?
Hoe ziet u het verdere beslissingsproces en het aspect breed maatschappelijk debat?
Hoe ziet u precies het aspect omkeerbaarheid van de beslissing?
10.03 Minister Tinne Van der Straeten: In het huidige scenario zitten we vandaag met ongeveer 10.900 kubieke meter of ruim vier olympische zwembaden aan categorie B-afval. Dat is langlevend laag en middelradioactief afval. We zitten ook met ongeveer 2.600 kubieke meter of één olympisch zwembad langlevend hoogradioactief afval dus categorie C-afval. Dat is een aanzienlijke hoeveelheid afval waar inderdaad nog geen beslissing over is genomen.
Dat moet zeker gebeuren en daarbij moeten we er rekening mee houden dat dat afval tot 300.000 jaar radioactief blijft. 300.000 jaar geleden leefde de voorloper van de mens, in die tijdshorizon spreken we. De NIRAS heeft op 25 september 2020 een voorstel van nationale beleidsmaatregel aan mijn voorgangster bezorgd. Samen met de heer Dermagne heb ik dat voorstel bestudeerd in het licht van de publieksbevraging, de adviezen van de verschillende geraadpleegde officiële instanties, onder andere de drie Gewesten, het regeerakkoord van 30 september 2020, en ook mijn beleidsverklaring inzake energie, die trouwens ook terugvalt op het regeerakkoord.
Gezien de lange termijn waarover ontwikkeling en de implementatie van een oplossing zal worden gespreid, is het essentieel om alle genomen beslissingen te kunnen heroverwegen. Dat principe van omkeerbaarheid van de beslissing in het regeerakkoord vloeit voort uit de Europese richtlijnen ter zake en is algemeen aanvaard. De verschillende Gewesten hebben daar in hun adviezen ook op gewezen.
Het principe van de terugneembaarheid betreft dan het terughalen van het afval uit een installatie, bijvoorbeeld als gevolg van het omkeren van een beslissing. De verdere besluitvorming in het dossier moet worden ondersteund door een breed participatief proces, dat het principe en de modaliteiten zal moeten behandelen. Het voorstel moet dus rekening houden met die principes, zoals vervat in het regeerakkoord.
Om het principe dat de vervuiler betaalt, te kunnen waarborgen bij het beheren van een project dat nog generaties zal lopen, is het essentieel dat de afvalproducenten voldoende en beschikbare provisies aanleggen. Beleidsmaatregelen zijn uiteraard een belangrijke stap om die correct te kunnen inschatten. De resultaten van het participatief proces zullen nog meer duidelijkheid kunnen verschaffen.
De werkzaamheden rond de versterking van de provisies lopen parallel met die met betrekking tot de beleidsmaatregel, maar de beslissingen hoeven niet noodzakelijk op hetzelfde moment te worden genomen.
Ik kijk uit naar het participatieve debat. Het is mijn wens dat daar in alle openheid en transparantie een uitwisseling tussen experts en de bevolking, via representatieve panels kan plaatsvinden. Ik ben ervan overtuigd dat dat een succes zal zijn. Het is dan ook de bedoeling om dat te herhalen bij elke belangrijke beslissing over het langetermijnbeheer. Als wij dat goed en gestructureerd aanpakken, stemt dat overeen met de doelstelling van het observatorium.
10.04 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik moet vaststellen dat ik vandaag toch behoorlijk tevreden ben over uw antwoorden, op uw antwoord betreffende het CRM na. Over het CRM zullen wij altijd van mening verschillen.
U haalt terecht aan dat het om een heel belangrijk dossier gaat. U hebt een periode van 300.000 jaar vernoemd, wat heel ruw geschat 3.500 generaties is. Wat wij nu beslissen, heeft dus gevolgen voor 3.500 generaties. Zo lang is de homo sapiens zelfs nog niet op onze planeet.
Ik heb een en ander goed genoteerd. U bent behoorlijk vaag gebleven, maar hebt wel duidelijk aangegeven dat u, ten eerste, het feit ondersteunt dat de genomen beslissing kan worden herroepen. Dat zal dan waarschijnlijk deels door voortschrijdend inzicht zijn. Ook de technologieën zullen evolueren.
U hebt, ten tweede, meer algemeen gesteld dat u een breed participatief proces wil starten. Ik hoop dat u er dan ook alle energie insteekt, om een en ander effectief zo representatief, zo open en zo laagdrempelig mogelijk te organiseren.
U bent niet ingegaan op de vraag of u inderdaad een observatorium voor de follow-up van en het maatschappelijk toezicht op het beheer van splijtstoffen en radioactief afval zult oprichten, conform uw wetsvoorstel als parlementslid destijds.
Ik neem alleszins goed nota van uw engagement om het proces zo breed en participatief mogelijk te maken.
10.05 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik neem nota van uw expliciete erkenning dat de beslissing niet noodzakelijk op hetzelfde moment hoeft te worden genomen en dat de werkzaamheden inzake nucleaire provisie en het langetermijnbeheer parallel verlopen.
Wat is dan het tijdspad voor het participatieve debat? Op die vraag hebt u niet meteen geantwoord.
Ik wil alleen maar nogmaals beklemtonen dat hoe langer wij wachten, hoe meer ruimte moet worden gecreëerd en hoe meer investeringen er moeten gebeuren. Dat zal uiteraard de exploitant moeten doen. Er moet in ieder geval ruimte worden gecreëerd voor een bovengrondse opslag op de sites zelf.
Ik weet echt niet of die situatie ideaal is. Ik raad u aan te lezen wat de NIRAS en het FANC daarover schrijven.
Het incident is gesloten.
11 Question de Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les engagements du gouvernement pour une transition sociale à la fermeture de Doel et Tihange" (55017054C)
11 Vraag van Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De engagementen van deze regering voor een sociale transitie bij de sluiting van Doel en Tihange" (55017054C)
11.01 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, u zei in eerdere antwoorden dat de verantwoordelijkheid voor de sociale aspecten in verband met de sluiting van de kerncentrales van Doel en Tihange in eerste instantie bij de exploitanten zelf ligt. Wij vinden echter dat de overheid hiervoor zelf garant moet staan, het is tenslotte een politieke beslissing.
Volgens ons moet er een sociaal transitieplan komen voor de werknemers van de kerncentrales, met volledig behoud van de werkgelegenheid, kwalificatie en loonvoorwaarden. De werknemers van die centrales verdienen voorrang om omgeschoold te worden zodat ze kunnen instaan voor de overblijvende activiteiten van die stilgelegde kerncentrales, voor de ontmanteling ervan en voor het beheer van het afval. ENGIE Electrabel en EDF Luminus mogen in geen geval de gesloten kerncentrales doorverkopen aan gespecialiseerde firma's, zoals nu in de Verenigde Staten gebeurt, waar de werkomstandigheden en de veiligheids- en milieuvoorwaarden bedreigd worden. De werknemers van Doel en Tihange zouden voorrang moeten krijgen bij tewerkstelling in verband met het nucleair passief buiten de sites. Er zou best ook een reconversieplan voor beide sites moeten worden opgesteld, voor nieuwe tewerkstelling, door ze maximaal om te bouwen met hernieuwbare, niet-nucleaire en niet-fossiele energieopwekking.
Daarom heb ik volgende vragen.
Welk engagement gaat de regering aan voor de werknemers van Doel en Tihange? Garandeert u de werkgelegenheid en het behoud van de loon- en arbeidsomstandigheden voor de werknemers van de kerncentrales en hun talrijke onderaannemingen? Wat zal u doen als de exploitant weigert om voldoende sociale engagementen op te nemen? Welke werkzaamheden worden momenteel uitgevoerd of zijn gepland in de taskforce die daarvoor werd opgericht? Wanneer mogen we resultaten verwachten van die taskforce? De tijd begint immers te dringen, de eerste centrale wordt immers op 1 oktober 2022 stilgelegd. Zal u ervoor zorgen dat ENGIE Electrabel en EDF Luminus hun gesloten installaties niet kunnen verkopen, zodat ze hun verantwoordelijkheid voor het nucleair passief niet kunnen ontlopen?
11.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Warmoes, de verantwoordelijkheid ligt in eerste instantie effectief bij de exploitanten. Niemand hier wil de exploitant van zijn verantwoordelijkheid ontslaan. Ik ben minister van Energie in de federale regering en hoe graag ik een en ander ook zou willen, ligt het meeste van wat u vraagt niet binnen mijn bevoegdheid.
Toch blijf ik niet bij de pakken zitten. U weet dat het stilleggen van de kerncentrales op een veilige en sociaal verantwoorde wijze, net als de voorbereiding tot ontmanteling in een veilige omgeving en het verantwoorde beheer van het resulterende afval, een prioriteit zijn van deze regering. U weet dat we in dat kader hebben besloten om een federale taskforce op te richten, waarin de ministers, bevoegd voor Energie, Binnenlandse Zaken, Economie en Werk, zijn vertegenwoordigd. Wij komen intussen ook regelmatig virtueel samen.
Hoewel wij voor het officiële startschot wachten op meer mogelijkheden om fysiek samen te komen, heeft onze samenwerking al tot resultaten geleid. Minister Dermagne en ikzelf hebben samen een aantal projecten ingediend voor het relanceplan. Een van die projecten heeft tot doel ervoor te zorgen dat België beter voorbereid zal zijn op de komende ontmanteling door onderzoek en ontwikkeling van innovatieve technieken en daarbij de Belgische expertise volop in te zetten.
De taskforce zal onderzoeken in welke mate die projecten kunnen bijdragen tot het creëren van arbeidsopportuniteiten voor het personeel van de kernexploitant en de onderaannemers ervan. In dat kader zal de taskforce de nucleaire instelling onder onze voogdij vragen om mee te werken aan opleidingsprogramma's, onder andere op het vlak van nucleaire ontmanteling en decontaminatie, met bijzondere focus op de door de sluiting van de door de kerncentrales getroffen werknemers. De taskforce zal de nucleaire instellingen eveneens ondersteunen in het uitdragen van hun knowhow, onder andere verworven in het kader van de ontmanteling, naar derde landen. Wetswijzigingen, zoals de algemene regels voor de acceptatiecriteria van radioactief afval en inzake de ontmanteling en het beheer van radioactief afval worden ook binnen de taskforce besproken.
11.03 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, zoals steeds in dit land, is dit weer een gedeelde bevoegdheid. Wij zullen dit dan ook op gewestelijk vlak, zowel in het Vlaams als in het Waals Parlement, verder bewaken. De sluiting van de centrales is natuurlijk een beslissing van de federale regering. Deze kwestie is een belangrijke testcase voor het engagement van de regering om de energietransitie sociaal rechtvaardig te maken.
Voor alle duidelijkheid, de PVDA staat helemaal achter de volledige kernuitstap, maar wij vinden dat de werknemers van de kerncentrales en van de onderaannemers daarvoor niet moeten opdraaien.
Ik neem akte van uw engagement en ik mag verhopen dat u en uw collega Dermagne er in het kader van uw bevoegdheden alles aan zullen doen om de werkgelegenheid en de arbeids- en loonvoorwaarden van die werknemers te verzekeren.
L'incident est clos.
12 Vraag van Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De aangekondigde beheersovereenkomsten met de nucleaire instellingen SCK, NIRAS en IRE" (55017084C)
12 Question de Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les contrats de gestion annoncés avec les institutions nucléaires CEN, ONDRAF et IRE" (55017084C)
12.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, hier hebben we opnieuw zo'n facet van de zaak. Het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK), het Nationaal Instituut voor Radio-elementen (IRE) en de Nationale Instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen (NIRAS) ontvangen samen elk jaar meer dan 115 miljoen euro aan belastinggeld en stellen meer dan 1.300 medewerkers tewerk.
Begin januari bespraken we in het Parlement een rapport van het Rekenhof over de nucleaire instellingen. Voor de instellingen die onder uw bevoegdheid of cobevoegdheid vallen, zei u toen uitdrukkelijk dat u enkel via beheersovereenkomsten wil werken. Daarmee beoogt u "meer garantie dat de publieke middelen efficiënt worden ingezet". U had toen al contact opgenomen met de drie instellingen, met de vraag een beheerscontract af te sluiten om het beheer te verbeteren. U hebt altijd benadrukt dat zoiets in een wederzijdse dialoog moet verlopen. Van opgelegd eenrichtingsverkeer mocht geen sprake zijn.
Minister Dermagne, samen met u bevoegd in de kwestie, heeft een voorstel gedaan waarin hij aangaf dat de bestaande beheersovereenkomsten met openbare instellingen inzake sociale zekerheid als model zouden kunnen dienen. U wil in elk geval meer transparantie en toezicht, ook op de dochtervennootschappen van de nucleaire instellingen.
Welke stappen hebt u de afgelopen maanden in het dossier gezet om tot een betere omkadering te komen? Wat is uw tijdpad?
Duiken er problemen of knelpunten op? Zo ja, welke?
Welk wetgevend werk is nodig om de doelstellingen te behalen?
12.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Ravyts, een paar maanden geleden heb ik in het Parlement gezegd dat het rapport van het Rekenhof mijn werkplan is voor het verbeteren van het beheer van en het toezicht op de nucleaire instellingen.
Begin dit jaar heb ik, samen met covoogdijminister van Economie, Pierre-Yves Dermagne, een brief gestuurd naar de voorzitters van de raden van bestuur van de drie instellingen – het SCK CEN, het IRE en de NIRAS – om op basis van de aanbevelingen van het Rekenhof een eerste voorstel van beheersovereenkomst te bezorgen. Intussen hebben wij ook de eerste voorstellen ontvangen van het SCK CEN en het IRE. Het voorstel van de NIRAS werd reeds besproken op het directiecomité van 28 april en staat op de agenda van de raad van bestuur van 7 mei.
De voorstellen zullen eerst intern worden onderzocht door mijn kabinet en het kabinet van covoogdijminister Dermagne, samen met de administratie, waarna wij onze opmerkingen en doelstellingen zullen bespreken met de vertegenwoordigers van het SCK CEN, het IRE en de NIRAS. Uiteraard hebben wij ondertussen ook diverse informele contacten en uit die gesprekken en de documenten die wij reeds hebben ontvangen, maak ik op dat er een goodwill is bij de instellingen, wat de beheersovereenkomsten betreft. Wij beogen vóór het zomerreces tot overeenkomsten te komen die ondertekend kunnen worden.
Ik heb steeds gesteld dat wij de autonomie en de bevoegdheden van de bestuursorganen wensen te respecteren en eerst en vooral de aanbevelingen van het Rekenhof en de doelstellingen uit het regeerakkoord wensen vertaald te zien in de activiteiten en prioriteiten van de instellingen en de komende meerjarenplannen. Met wat ik vandaag weet, verwacht ik niet dat er wetgevend werk nodig zal zijn om dit te bereiken. Alles hangt af van de finale inhoud van de beheersovereenkomsten. Het is evident dat indien een beter beheer van deze instellingen een aanpassing zou vragen van het wettelijk kader, ik bereid ben om daartoe de nodige stappen te ondernemen.
12.03 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, u sprak over goodwill. U beoogt om vóór het zomerreces te kunnen landen. U bestudeert inderdaad de ontvangen voorstellen. Er is hier een positieve ontwikkeling aan de gang. Ik volg het verder op.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.02 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12 h 02.