Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la
Migration et des Matières administratives |
Commissie
voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken |
du Mercredi 5 mai 2021 Après-midi ______ |
van Woensdag 5 mei 2021 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.30 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 30 et présidée par M. Ortwin Depoortere.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01 Débat d'actualité sur "La Boum 2" et questions jointes de
- Sophie Rohonyi à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L’organisation d’une Boum II au Bois de la Cambre et les contacts avec ses organisateurs" (55016958C)
- Sigrid Goethals à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La Boum 2 au Bois de la Cambre" (55017154C)
- Sophie Rohonyi à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L’organisation d’une Boum 2 au Bois de la Cambre ce 1er mai" (55017186C)
- Sophie Rohonyi à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La Boum 2 au Bois de la Cambre et l’annonce d’une Boum 3" (55017229C)
- Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'intervention disproportionnée de la police pendant La Boum 2" (55017243C)
- Franky Demon à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La Boum 2" (55017261C)
- Eva Platteau à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La Boum 2 et l'annonce de La Boum 3" (55017277C)
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La répression policière lors de La Boum 2" (55017284C)
- Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les incidents lors de La Boum 2" (55017304C)
- Sigrid Goethals à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'annonce de La Boum 3" (55017305C)
01 Actauliteitsdebat over "La Boum 2" en toegevoegde vragen van
- Sophie Rohonyi aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De organisatie van 'La Boum II' in het Ter Kamerenbos en het contacten van de organisatoren" (55016958C)
- Sigrid Goethals aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "La Boum 2 in het Ter Kamerenbos" (55017154C)
- Sophie Rohonyi aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De organisatie van La Boum 2 in het Ter Kamerenbos op 1 mei" (55017186C)
- Sophie Rohonyi aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "La Boum 2 in het Ter Kamerenbos en de aankondiging van La Boum 3" (55017229C)
- Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het disproportioneel optreden van de politie tijdens La Boum 2" (55017243C)
- Franky Demon aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "La Boum 2" (55017261C)
- Eva Platteau aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "La Boum 2 en de aankondiging van La Boum 3" (55017277C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het harde optreden van de politie tijdens La Boum 2" (55017284C)
- Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De incidenten op La Boum 2" (55017304C)
- Sigrid Goethals aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aankondiging van La Boum 3" (55017305C)
Le président: Madame Rohonyi, vous avez posé trois questions sur le même sujet.
01.01 Sophie Rohonyi (DéFI): Oui, monsieur le président, mais je ferai en sorte de les résumer en une seule question. Elles ont dû être actualisées en fonction des événements de samedi et des annonces qui ont suivi.
Madame la ministre, en commission de l’Intérieur, lors d'une précédente réunion, vous vous vouliez rassurante concernant l’organisation de la Boum 2, ce 1er mai, au Bois de la Cambre. Vous annonciez qu'une concertation existait avec les autorités locales et régionales bruxelloises, mais aussi qu'une communication ciblée sur les réseaux sociaux serait mise en place pour dissuader les participants.
En séance plénière du 29 avril, vous annonciez également la présence, en première ligne, de 50 stewards et, en deuxième ligne, un renfort policier des polices locales.
Malheureusement, il n’empêche que, malgré vos appels à ne pas rejoindre cet évènement et malgré son retrait de Facebook, très tardif, il faut l'avouer, cet évènement a réuni entre 1 000 et 2 000 personnes. Des feux d’artifice, des couteaux et des fumigènes ont été confisqués à cette occasion.
Lorsque les participants ont commencé à se battre entre eux, il a été décidé de procéder à l’évacuation des lieux au moyen de camions à eau, de gaz lacrymogène et de chevaux de la police montée.
Nous avons assisté à un très mauvais remake de la Boum 1 puisque le bilan était à nouveau très lourd: parmi les participants, quinze ont été blessés, trois policiers ont été emmenés à l’hôpital et une dizaine a été légèrement blessée.
On recense aussi 132 personnes arrêtées en marge du rassemblement: 127 arrestations administratives et 5 arrestations judiciaires pour rébellion armée, menaces et vente de stupéfiants. Malgré ces incidents, les organisateurs de l'événement ont introduit une demande d'autorisation pour une Boum 3, le 29 mai.
Par conséquent, madame la ministre, comment s’est réparti le dispositif policier mobilisé samedi dernier entre la Boum 2 et tous les autres évènements et manifestations à Bruxelles ce 1er mai? Ce dispositif était-il, selon vous, suffisant et proportionné pour éviter des débordements?
Y avait-il, parmi les participants à la Boum 2, des membres de groupes d'extrême droite comme craint par le Conseil régional de sécurité (CORES)? Si oui, ont-ils été identifiés et arrêtés? Pouvez-vous nous dire d'où ils viennent? De Bruxelles ou d'autres communes? Une enquête a-t-elle été ouverte à l'égard des casseurs, mais aussi des quelques policiers, dont les images illustrent vraisemblablement un usage disproportionné de la force, notamment à l'aide de gaz lacrymogène et de coups de matraque?
Parmi les participants, a-t-on compté des personnes ayant fait l'objet de procès-verbaux pour outrage ou rébellion, dressés et transmis au parquet durant la semaine écoulée? Pourquoi l'événement Facebook n'a-t-il pas été retiré plus tôt? Pourquoi la demande des services de police a-t-elle été formulée si tardivement? Quelle communication ciblée a-t-elle été diffusée pour dissuader le public d'y participer? Allez-vous autoriser cette fameuse nouvelle Boum 3? Enfin, allez-vous plancher sur un label covid safe qui permettrait la reprise du monde de l'événementiel, lequel serait, lui, capable d'encadrer correctement tous ces jeunes qui souhaitent fort légitimement faire la fête?
01.02 Sigrid Goethals (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het lang aangekondigde, maar illegale evenement La Boum 2 draaide zoals verwacht en jammer genoeg opnieuw uit op een kleine veldslag in het Ter Kamerenbos. Ik koppel even terug naar het debat dat we hierover hebben gevoerd een week voor de aanvang van La Boum 2, waarover enkele collega's en ik u ondervroegen betreffende de met de organisatoren gevoerde communicatie. U verklaarde dat het tot dan onmogelijk was geweest contact met hen te leggen. Voor mij is dat een wat bedenkelijke verklaring, aangezien meerdere journalisten daar op dat moment al wel in waren geslaagd. Bovendien beschikken de organisatoren over een eigen website en e-mailadres en zijn zij aanwezig op verschillende onlinemedia.
In navolging van het debat ondernam een woordvoerder van de initiatiefnemers een nieuwe poging om u te bereiken en deze keer slaagde hij daar wel in. De jongeman in kwestie werd echter niet uitgenodigd voor een sereen gesprek. In de plaats daarvan werd hij doorverwezen naar uw Brusselse collega's en kreeg hij een arrestatie en een strafklacht aan zijn been, waarin hij verdacht werd van het oprichten van een privémilitie en het aanzetten tot geweld. Ik haal dit aan omdat ik van bij het begin hoopte te mogen geloven dat men wel goede bedoelingen had met die manifestatie en het niet de bedoeling was om ze uit de hand te laten lopen.
Over de werkelijke opportuniteit in de huidige pandemie kan natuurlijk worden gediscussieerd, maar ik stel vast dat men op de eerste plaats gehoord wilde worden. De jeugd wil namelijk ook een woord in deze moeilijke tijden. Hier moet ik dan toch wel enige sympathie en begrip voor opbrengen. Helaas dacht u daar anders over en werd hun vraag naar een constructieve dialoog, jammer genoeg, wekenlang niet door u beantwoord.
In de dagen voorafgaand aan La Boum 2 is alles in een stroomversnelling gekomen. De spanning steeg, er werd gekozen voor een non-dialoog met de organisatoren en al snel volgde een opbod van maatregelen waarvan zowel u als burgemeester Close aangaven deze niet te schuwen indien er die zaterdag mensen kwamen opdagen. Op een mooie zaterdag is het anders wel logisch dat ook ik met mijn gezin zou durven afzakken naar het Ter Kamerenbos voor een boswandeling. Dat is toch wel vrij straffe taal ten aanzien van een gezin met kinderen dat zou willen gaan wandelen. Er liepen berichten binnen dat meer en meer mensen zich online wilden aansluiten bij de manifestatie. Naar verluidt gold dat ook voor extremistische groepen van zowel linkse als rechtse kant, die keet dreigden te schoppen en de manifestatie zo te kapen. Jammer, maar het was zo. Met andere woorden, L'abîme had het niet meer onder controle.
Waarom werd na deze onheilspellende berichten niet meer actie ondernomen? Hebt u hier niet op aangedrongen bij burgemeester Close? In de dagen vóór 1 mei wees alles er immers op dat dit op een fiasco zou uitdraaien. Dit getuigt volgens mij van een slecht management en de politieke verantwoordelijkheid is hier toch wel verpletterend.
Er is jammer genoeg geen sprake van een dialoog. Voor mij wordt een dialoog niet in een of twee dagen opgestart, maar is het een werk van lange adem. Men dwingt een dialoog niet af. Ik denk dat u daar de mist bent ingegaan. Het schrijven werd immers steeds aan u persoonlijk gericht.
Over de gebeurtenissen van La Boum 2 valt heel veel te zeggen en ik vermoed dat de collega's die na mij komen zeker de verschillende facetten en invalshoeken zullen belichten. Wie heeft de boel doen ontvlammen, wie wierp de eerste figuurlijke en letterlijke steen? Waren het de relschoppers die zich tussen de betogers bevonden of was het de politie toen zij het bevel kreeg om het bos met paarden en waterkanonnen schoon te vegen? Door de omvang van de bijeenkomst doen immers verschillende versies de ronde. Wat ik wel hoop, is dat de relschoppers snel zullen worden geïdentificeerd, want geweld tegen de politie is onaanvaardbaar.
Er doen vandaag ook filmpjes de ronde op sociale media over gewelddadige incidenten met de politie in de zijstraten van het Ter Kamerenbos, maar ik denk dat we die moeten zien in een grotere context. Het gaat steeds om stukjes, die in hun geheel moeten geanalyseerd. Veroordelingen zullen moeten volgen indien dat nodig zou zijn.
Ik heb van verschillende kanten gehoord dat men al oppert om in de opleiding van de politieagenten meer aandacht te besteden aan het omgaan met agressie. Ik kan mij voorstellen dat het niet altijd gemakkelijk is om het hoofd koel te houden. Een volledig onderzoek zal hier duidelijkheid moeten brengen. Wat ik graag zou hebben, is dat u in deze commissie tekst en uitleg komt geven zodra het onderzoek volledig is afgerond, wat vandaag logischerwijs nog niet het geval is. Ik reken erop dat u dit zal doen. Dat interesseert niet alleen mij, maar ook mijn collega's enorm.
Ondertussen is La Boum 3 aangekondigd. Welke weg zullen u en de autoriteiten bewandelen? Ik heb begrepen dat u deze keer wel een dialoog wil opstarten. Het is begrijpelijk dat in het kader van de volksgezondheid dergelijke manifestaties vandaag moeilijk of onhaalbaar zijn, maar wij moeten de duidelijke boodschap van de manifestanten toch aanhoren. Wij hebben een maand om te bekijken naar wat mogelijk is en wat niet. Ga in gesprek met de organisatoren en de vreedzame massa die zij trachten te representeren en veroordeel in de eerste plaats de relschoppers die de geest van de manifestatie willen verzieken.
Ik raad u aan om daarbij te zoeken naar aannemelijke alternatieven, waarbij stewards en politie in een goede verstandhouding met de manifestanten aan effectief crowdmanagement kunnen doen. Ik denk bijvoorbeeld aan het tekenen van cirkels, het plaatsen van banken, waardoor afstand kan worden bewaard en misschien de manifestanten het park druppelsgewijs laten binnenkomen om geen overrompeling meer te moeten meemaken. Dat zijn allemaal ideeën, maar ik weet niet of ze haalbaar zijn. Ik ben immers geen expert ter zake.
Tot slot, denk ik wel dat een aantal alternatieven voorhanden moet en kan zijn en dat de haalbaarheid ervan moet worden onderzocht voor een volgend evenement. We moeten de manifestatie in de hand kunnen houden. Ik hoop dat er daar een betere manier voor bestaat. Meer repressie en een voortzetting van de manu militari lijkt mij vandaag geen passend antwoord meer. Proactief optreden is de oplossing en moet de werkmethode blijven.
Vandaar mijn vragen.
Bent u bereid om zelf in dialoog te gaan met het collectief in aanloop naar deze nieuwe aangekondigde editie? Zult u zelf contact opnemen met het collectief of bent u al gecontacteerd geweest?
Kunt u mij de meest recente stand van zaken geven over het nieuwe evenement?
Welke marge tot onderhandeling ziet u ten opzichte van de vorige edities? Denkt u eventueel aan alternatieven?
Hoe ziet uw actieplan eruit en stemt dat overeen met dat van burgemeester Close en minister-president Vervoort, naar aanleiding van deze nieuwe oproep? Hoe ziet u uw verantwoordelijkheid hierin? Ik heb immers vernomen dat minister-president Vervoort deze in het Brussels Parlement volledig in uw schonen schoof?
01.03 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik heb ook een vraag ingediend over de gebeurtenissen op 1 mei, maar het meeste is al gezegd. Ik zal dus proberen niet in herhaling te vallen. De context is al geschetst door de twee vorige spreeksters.
Zaterdag hebben die festiviteiten toch een paar duizend mensen naar het Ter Kamerenbos gelokt, waaronder heel wat gezinnen met kinderen. Het was een heterogeen publiek. De sfeer was wel gespannen volgens deelnemers. Rond 18 uur zou de politie begonnen zijn met het ontruimen van het park. Om 21 uur zou de rust min of meer zijn teruggekeerd.
Ongeveer 25 mensen zouden gewond geraakt zijn, 15 aan deelnemerskant, 10 aan de politiezijde. Er zouden 132 mensen zijn opgepakt. Op sociale media is er wat opschudding ontstaan over wat circulerende filmpjes waarin de politie nogal disproportioneel te werk is gegaan tegenover deelnemers die op het eerste gezicht niet veel verkeerd aan het doen waren.
Het woord is natuurlijk aan u. Hoe evalueert u de feiten en in het bijzonder het optreden van de politie? Vindt u het politieoptreden disproportioneel ten opzichte van sommige deelnemers?
De volgende vraag zal misschien niet door
veel collega's worden gesteld. Meer en meer mensen krijgen de indruk dat er met
twee maten en twee gewichten wordt opgetreden. Waarom komt de politie niet even
fors tussenbeide op een oudejaarsavond in Brussel? Waarom zijn er geen
hardere optredens of grootschalige ontruimingen te melden bij brandstichtingen
van een politiecommissariaat? De bevolking heeft recht om te weten of er
inderdaad een disproportionele aanpak is in de verschillende Brusselse
politiezones, naargelang het publiek van manifestanten.
01.04 Franky Demon (CD&V): Collega's, 28 gewonden, zowel bij de politie als onder burgers, en 132 aanhoudingen: dat is de balans na La Boum 2 van afgelopen weekend. Voor de tweede keer werd het Ter Kamerenbos een slagveld. Er waren volgens de media tussen de 1.000 en 2.000 aanwezigen op een, jawel, verboden protestfeest.
Anders dan bij de eerste editie kwamen er deze keer ook mensen met een extremer gedachtegoed op het protestfeest af. Hoewel de organisatie opriep tot vreedzaam protest, werden er al gauw verboden wapens, messen en vuurwerk gevonden onder de aanwezigen. Wie dergelijke zaken op zak heeft, heeft volgens mij geen vreedzame bedoelingen. Dat bleek ook in de nasleep van La Boum, toen een politieagent op klaarlichte dag werd aangevallen door een criminele jongerenbende met baseballknuppels.
Ook bij het politieoptreden doken beelden op die vragen oproepen. De politie moest ingrijpen wanneer het ontaardde in gevechten, maar we zagen ook beelden van hardhandig optreden. Onderzoek moet uitwijzen in welke context dat gebeurde en of de aanpak van de agenten buitensporig was of niet. Als mensen met hamers en dergelijke wapens naar La Boum komen, met als doel de confrontatie met de politie aan te gaan, dan lijkt het mij niet vreemd dat de politie zich verdedigt. Conflicten moeten in de mate van het mogelijke geweldloos worden opgelost. Toch kan ik mij situaties indenken waarin geweldloos optreden helaas geen optie is. En, jawel, dan vrees ik dat de gummiknuppel en het waterkanon essentieel zijn.
De meerderheid van de jongeren op La Boum had goede bedoelingen, laten we daar duidelijk over zijn. Ik kan hen ook begrijpen. Ik heb zelf pubers thuis en ik kan begrijpen dat ze op zoek zijn naar wat vrijheid en wat entertainment. Het zijn echter de criminele jongerenbendes, het – excuseer mij voor het woord – crapuul, uit welbepaalde bekende probleemwijken die voor overlast zorgen en anderen in gevaar brengen. Bij de politiemensen die in die wijken werken, zakt de motivatie, zeker na de aanval op een van hun collega's. Dit is jammer, want zij zijn vol overtuiging en met passie in hun job gestapt.
Had u al contact met burgemeester Close en de betrokken politiediensten over de gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld op La Boum 2? Welke conclusies kunt u eruit trekken?
Zult u zich burgerlijke partij stellen voor de politieagenten die gewond raakten door het geweld tijdens de protestactie?
Hebt u al overlegd met de minister van Justitie over de invoering van nultolerantie bij geweld tegen politie? Wordt dat volgens u goed opgevolgd?
Ondertussen werd al een oproep gelanceerd voor een derde editie van La Boum. Welke maatregelen wilt u nemen om te vermijden dat de volgende editie opnieuw een slagveld wordt? Hebt u nog pogingen ondernomen om contact op te nemen met de organisatie, of namen de organisatoren of andere partijen inmiddels contact met u op?
Welke initiatieven zult u nog nemen om de dialoog tussen politie en jongeren te verbeteren zodat een juist beeld van de politie wordt geschetst?
Welke maatregelen ziet u mogelijk om de criminele jongerenbendes uit de Brusselse probleemwijken aan te pakken?
01.05 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, afgelopen zaterdag heeft de politie moeten ingrijpen omdat een tweeduizendtal mensen samenkwam in het Ter Kamerenbos voor het illegale evenement La Boum 2. Dit evenement was verboden in het licht van de huidige gezondheidscrisis en zowel u als de premier als de burgemeester van de stad Brussel hadden opgeroepen om van dit illegale evenement weg te blijven.
De mensen die toch kwamen, deden dit naar eigen zeggen om hun ongenoegen te uiten tegen de huidige coronaregels. De coronamaatregelen van social distancing en het dragen van mondmaskers werden dan ook massaal door de aanwezigen genegeerd.
Uit de verslaggeving bleek bovendien dat er een kern aanwezig was die erop uit was om doelbewust de confrontatie met de ordediensten op te zoeken. Dat bleek ook uit de voetzoekers en messen die de politie in beslag heeft genomen.
Nota bene op de Dag van de Arbeid moesten duizenden politieagenten paraat staan om uiteindelijk over te gaan tot het ontruimen van het Ter Kamerenbos. Dit leidde tot een kat-en-muisspel tussen de politie en degenen die de orders van de politie negeerden. Uiteindelijk waren er 132 aanhoudingen, 15 gewonde deelnemers en 13 gewonde agenten.
L’Abîme, het collectief achter La Boum 2, heeft intussen aangekondigd dat het op 29 mei opnieuw wil samenkomen in het Ter Kamerenbos in Brussel.
Mevrouw de minister, we moeten inderdaad luisteren naar het ongenoegen over de coronamaatregelen. Zeker onze jongeren hebben het bijzonder moeilijk. Ook de cultuur- en evenementensector kreunt onder de maatregelen. Ook de politie die al een jaar in zeer moeilijke omstandigheden moet werken, heeft het trouwens zwaar.
Collega's, ik heb dus geen begrip voor de organisatoren van La Boum die alle coronamaatregelen aan hun laars hebben gelapt. Het verbaast mij dan ook dat mevrouw Goethals hier zegt dat de organisatoren misschien wel goede bedoelingen hebben. Daar heb ik toch wel zeer veel vragen bij. Dit gebeurde niet zoals de eerste keer, spontaan en impulsief. We hebben allemaal gezien hoe die eerste keer is afgelopen. Het was niet vreedzaam. Het was een provocatie en dat terwijl we weten dat de bedden op intensieve zorgen in de Brusselse ziekenhuizen vol liggen en dat we de zorg niet extra moeten gaan belasten.
La Boum getuigt in mijn ogen van zeer weinig respect voor de zorg. Als we dit soort van bijeenkomsten bovendien gedogen, dan is het binnenkort op elke straathoek en in elk café wel een illegaal festival. Dat kunnen we toch echt niet toestaan. Het is daarbij ook een slag in het gezicht van de cultuursector, de muziekwereld en het nachtleven, de reguliere sectoren, die al meer dan een jaar zo goed als gesloten zijn.
In plaats van te pleiten om dergelijke ongeregelde events te gedogen, moeten we voorrang geven aan de cultuur- en evenementensector om, met respect voor de coronaregels, te kunnen openen.
Naar aanleiding van dit alles heb ik de volgende vragen, mevrouw de minister.
Hebt u een zicht op het profiel van de mensen die werden gearresteerd? Waren er specifieke groeperingen aanwezigen met de bedoeling om geweld te plegen?
Hoe evalueert u het politieoptreden? Er was kritiek op het machtsvertoon dat buiten proportie zou zijn. Ook circuleerden er na afloop beelden op sociale media van politiegeweld in de straten rondom het Ter Kamerenbos. Wat is uw reactie hierop?
Hebben de Brusselse ziekenhuizen gewonden moeten opnemen? Zo ja, hoeveel? Ik denk dat het belangrijk is om dat te weten, omdat de situatie in de ziekenhuizen nog steeds precair is.
U hebt aangekondigd dat u in gesprek wil gaan met de organisatoren van La Boum. Hebben zij reeds op uw uitnodiging gereageerd? Wat was hun reactie?
De cultuur- en evenementensector wil graag op een veilige manier kunnen heropstarten met respect voor de coronaregels. Afgelopen weekend hebben ook Brusselse en Waalse cultuurhuizen die deel uitmaken van het collectief Still standing for culture, hun ongenoegen geuit door burgerlijke ongehoorzaamheid, maar dat was wel georganiseerd en met respect voor de afstandsregels.
Denkt u dat een heropstart van de cultuur- en evenementensector ervoor zal zorgen dat illegale bijeenkomsten als La Boum zullen stoppen?
01.06 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, nous faisons le point aujourd'hui sur un triste événement qui a eu lieu voici quelques jours et dont nous avions pourtant pu discuter il y a quelques semaines. Le constat est le même que lors de la Boum 1, voire plus désolant et plus grave, tant les images qui circulent sur les réseaux sociaux sont effrayantes.
Pour ma part, j'ai été interpellée par une petite dizaine de personnes qui étaient sur les lieux le 1er mai. Certaines m'ont fait parvenir des photos et des vidéos qu'elles avaient prises. J'ai également reçu des mails de personnes qui se trouvaient en famille au Bois de la Cambre et qui n'étaient pas nécessairement informées de l'événement, car tout le monde n'est pas forcément très actif sur les réseaux sociaux. Certaines informations échappent en effet à plusieurs tranches de la population.
Plusieurs aspects du dossier me préoccupent. Tout d'abord, j'ai l'impression que nous avons assisté à un très mauvais remake de la Boum 1, avec pas moins de 132 arrestations, ainsi que des blessés des deux côtés – aussi bien chez les policiers que chez les participants. Nous savons que, le 29 mai, une Boum 3 est d'ores et déjà prévue. Selon moi, nous ne pouvons tolérer la répétition de tels événements, en particulier en certains endroits de notre capitale.
Madame la ministre, la répression policière pendant la Boum 2 vous apparaît-elle bien proportionnée? Les informations en notre possession font état de quelque 700 policiers présents, certains ayant même été appelés dans un quartier proche de chez moi pour un nombre de participants estimé à 1 500. Pouvez-vous nous confirmer ces chiffres? Cela ne vous semble-t-il pas, à tout le moins, excessif?
À Liège, certains événements similaires ont eu lieu, rassemblant parfois quelques milliers de personnes. Pourtant, nous n'avons pas observé d'images témoignant de semblables agressions ni d'interpellations excessives. Ces incidents ne sont-ils pas symptomatiques d'une certaine escalade de la violence dans notre capitale?
La police n'aurait-elle pas pu davantage différencier les manifestants violents des manifestants pacifiques ou encore des simples promeneurs et familles présents, comme n'importe quel samedi, dans le Bois de la Cambre? Il me semble que, ce jour-là, la situation n'était pas sous contrôle, à Bruxelles en tout cas. Certains collègues l'ont déjà signalé.
À combien estimez-vous la proportion de manifestants violents en comparaison des manifestants pacifiques? Avez-vous reçu confirmation que certains groupes extrémistes étaient présents? Si c'est le cas, ont-ils pu être identifiés? Des enquêtes sont-elles ouvertes?
En ce moment, l'analyse est, certes, probablement encore en cours, mais vous vous devez de répondre à plusieurs de nos interrogations en nous communiquant certaines informations que vous détenez.
Je vous l'ai dit tout à l'heure, une éventuelle Boum 3 pourrait avoir lieu dans quelques jours. Comment allez-vous aborder cet événement? Allez-vous communiquer avec les personnes qui sont à la tête de cet événement? Allez-vous mieux l'appréhender et réagir de manière proactive et de manière à pouvoir mieux contrôler ce qui va peut-être s'y passer?
Ma collègue Rohonyi vous a fait part de son idée du label "covid safe". C'est évidemment une idée que je partage. Je pense qu'aujourd'hui, les événements qui ont lieu et qui se répètent dans le Bois de la Cambre sont un affront au secteur de l'événementiel et à celui de la culture. Je crois qu'il s'agit d'un moyen utilisé par la population ou une partie de celle-ci pour nous montrer à quel point elle souffre, à quel point elle n'en peut plus. Voilà plus d'un an que nous vivons cette situation. Nous devons comprendre qu'aujourd'hui, il faut pouvoir encadrer des événements et organiser certaines choses de manière légale mais surtout en respectant les règles sanitaires, ce que ce type d'événement ne peut actuellement pas permettre.
Ce genre de label et d'encadrement pourraient résoudre un certain nombre de problèmes auxquels nous sommes confrontés. J'en suis sûre et j'espère que vous pourrez y répondre de manière favorable. Je vous remercie néanmoins déjà pour tous les éléments que vous pourrez nous apporter.
01.07 Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, La Boum is de titel van een Franse film uit 1980. Een tragikomedie en best een mooie film. Wat we al twee keer gezien hebben in het Ter Kamerenbos, is geen komedie, maar het is wel tragisch. De situatie is al door een aantal collega's geschetst. Ik wil erop wijzen dat de politie moet werken in uiterst moeilijke omstandigheden. Zij heeft de zware taak om maatregelen te handhaven die wij allemaal grondig beu zijn. Deze moeilijke omstandigheden mogen er niet toe leiden dat een aantal heethoofden binnen het korps hun frustraties op de bevolking gaan afreageren.
Ik ben de eerste om voor de politie op te komen. Geweld tegen de politie, wat het geval was op La Boum 2, is onaanvaardbaar. Als daar mensen aanwezig zijn met hamers en allerlei andere wapens, is dat niet om feest te vieren, maar om bewust de politie aan te vallen. Er is altijd een groepje heethoofden, één of twee percent, die met andere bedoelingen komen, namelijk om de politie te belagen. Dat moet stoppen. De jeugdbendes die zich mengen onder de goedbedoelende bevolking, moeten we identificeren en zwaar bestraffen. Zonder die bendes zal de politie ook niet zo hard optreden. Daar ligt volgens mij een uitdaging voor zowel politie als Justitie.
Mijn vragen zijn de volgende.
Welke afspraken waren er met de ordediensten gemaakt voor de manifestatie van afgelopen weekend? Was u bij die afspraken betrokken, of werd u op de hoogte gehouden door het lokale bestuur, de stad Brussel?
U deed samen met de premier een oproep om niet naar de manifestatie te gaan. Welke acties heeft de stad Brussel ondernomen, al dan niet samen met u, om de bevolking ervan te overtuigen om niet naar Ter Kamerenbos af te zakken?
Hoewel er van de film La Boum maar twee edities zijn gemaakt, wordt hier een derde aflevering aangekondigd. Wat zal u ondernemen om ervoor te zorgen dat die eventuele volgende manifestatie niet zal ontaarden zoals de twee vorige?
De voorzitter: Vragen nog collega's het woord in dit actualiteitsdebat?
01.08 Khalil Aouasti (PS): Madame la ministre, je ne rappelerai pas le contexte dans lequel ces événements ont eu lieu et se sont tenus. Il n'est à mon sens ni souhaitable ni possible de fermer un bois comme celui de la Cambre, car cet espace vert doit pouvoir profiter aux familles bruxelloises qui, malgré les mesures, sont encore autorisées à s'y promener. C'est l'un des seuls lieux de détente dans cette période difficile, un réel poumon vert de la Région de Bruxelles-Capitale.
Indépendamment de cela, on peut voir aussi qu'à côté de ces familles, des groupes de casseurs ont été identifiés, lesquels venaient avec la volonté ferme d'en découdre. On a pu déjà identifier des groupes d'extrême droite néerlandophones et des bandes de Hells Angels liées au Hainaut. C'est problématique.
Dans ce cadre, l'intervention de la police doit pouvoir être analysée de deux manières: premièrement, l'action nécessaire contre les groupes violents et, deuxièmement, l'analyse de la proportion dans le recours à la force dès lors que l'on sait qu'il ne faut pas confondre casseurs et autres. À cet égard, j'ai trois questions, madame la ministre.
Comment envisagez-vous la responsabilité des organisateurs dans la façon dont les événements se sont déroulés, alors que les autorités locales essaient de mettre tout en œuvre pour garantir, d'une part, la liberté et le fait de flâner dans le Bois de la Cambre et, d'autre part, le droit de manifester malgré les conditions sanitaires? Plus d'une dizaine de manifestations ont été autorisées par le bourgmestre de la Ville de Bruxelles samedi dernier. Quelle est l'attitude des organisateurs dans la recherche de solutions pour permettre que les choses se passent au mieux? Dans la perspective d'un nouvel événement, quelles mesures peuvent-elles être prises avec eux pour mettre un terme à ces confrontations stériles et contre-productives?
Quelles mesures sont-elles prises du point de vue de la gestion en amont des groupes et individus violents? Rappelons-nous un épisode au cours duquel un ancien bourgmestre de la Ville de Bruxelles avait dû interrompre des personnages violents qui venaient également de Flandre dans le but de se livrer à des actes de violence. Dans la foulée des événements, des arrestations judiciaires ont-elles été effectuées et quelles en sont les suites?
On suppose que de telles opérations de gestion de manifestation font l'objet d'un débriefing avec les services concernés. Qu'en est-il ici? Quelles conclusions en ont-elles été tirées?
01.09 Michel De Maegd (MR): Monsieur le président, je serai bref.
Madame la ministre, malgré les nombreuses menaces qui préexistaient, au sujet desquelles je vous avais d'ailleurs interrogée en séance plénière jeudi dernier, les débordements que l'on sait et que l'on craignait ont eu lieu. Vous me l'aviez dit: des contacts avaient été pris avec le bourgmestre de Bruxelles. Il avait été décidé, entre autres, de faire intervenir des stewards en première ligne, avant la police.
Je vous demandais si ce serait bien suffisant face à la détermination affichée des casseurs sur les réseaux sociaux. Je ne vous jette pas la pierre personnellement – que les choses soient bien claires - mais je suis au regret, en revanche, de le dire: tout était cousu de fil blanc.
Il était écrit que, sans approche différente, la Boum 2 ressemblerait malheureusement à la Boum 1, puisque ces casseurs avaient annoncé leur présence sur les réseaux sociaux. Raison pour laquelle, d'ailleurs, j'exhortais les personnes responsables à ne pas s'y rendre, mais à privilégier d'autres manifestations pacifiques en d'autres endroits.
J'entends mon collègue dire que ce parc ne peut pas être fermé parce que c'est quasiment le seul. C'est évidemment faux. Je suis bruxellois, je peux vous dire qu'il y a le parc de la Woluwe, le parc Malou, le Cinquantenaire, le Parc Royal, le Rouge-Cloître, le parc Tournay-Solvay, le parc de Laeken, la forêt de Soignes, le parc Duden, et j'en passe. Il y a beaucoup de parcs à Bruxelles, où il est possible de se réunir.
Savez-vous, madame la ministre, que sur TikTok circule une vidéo où l'on voit un enfant déambulant dans cette foule visée par le jet d'une autopompe? Est-ce donc responsable, en tant que parent, de jeter les siens dans la gueule du loup, alors que les incidents étaient annoncés? Le bon sens n'est malheureusement pas une vertu universelle.
En plénière, j'exhortais surtout le bourgmestre et sa police à changer de stratégie par rapport aux événements du 1er avril, par exemple en filtrant les entrées au bois, car, je le précisais, je ne voulais pas que les citoyens ou les policiers, déjà fortement éprouvés, soient à nouveau envoyés au casse-pipe. Il n'en fut rien, nous l'avons bien vu. Même tactique et même fiasco!
Madame la ministre, comment expliquer qu'autant de personnes se soient réunies au même endroit – d'ailleurs sans les mesures sanitaires requises? Quelles mesures ont-elles été réellement prises par la ville de Bruxelles pour éviter cette situation? Estimez-vous que les mesures décidées par la ville étaient suffisantes?
Pour ce qui concerne la suite des événements, je ne vais pas répéter les questions des collègues. Une nouvelle édition de la Boum est déjà annoncée. Les organisateurs ont tenté de l'inscrire dans le cadre des événements tests dont nous avons parlé, qui sont donc autorisés. Or, vous l'avez précisé: il ne doit pas y avoir de place pour les organisateurs qui agissent en dehors du cadre légal. Pouvez-vous faire le point sur cette Boum 3, sur la demande d'autorisation? Quelles suites seront-elles données à ce projet?
01.10 Annelies Verlinden, ministre: Chers collègues, tout d'abord, il est tout à fait compréhensible que plus d'un an après les premières mesures mises en place pour lutter contre la propagation du virus, la population ait envie de se retrouver et de faire la fête. Qui ne le souhaite pas? Ce qui est, par contre inacceptable, c'est que cela se fasse dans des circonstances telles que nous les avons connues ce samedi au Bois de la Cambre. Même si une partie des personnes présentes au Bois de la Cambre souhaitaient se réunir de manière pacifique, l'absence de respect des mesures sanitaires et la violence dont bon nombre ont fait preuve envers les services de police sont inadmissibles.
Sommigen vinden dit geweld tegen de politie gerechtvaardigd omdat de politie talrijk en in uniform aanwezig was. Ik kan deze nogal simplistische redenering niet aanvaarden.
Vooraf en de hele dag lang werden preventieve maatregelen genomen. Mevrouw Goethals, u herhaalt vandaag nog eens dat er niet preventief werd opgetreden. Ik wil ik dat tegenspreken. Men heeft dat gedaan met communicatie vooraf. Zoals de heer De Maegd zegt, hebben de premier en ikzelf opgeroepen om niet te gaan. We hebben ons ook tot de ouders gericht om hier mee toezicht op uit te oefenen. Er is dus wel degelijk preventief opgetreden. Ook op de dag zelf is er in eerste instantie nog preventief opgetreden, zowel door de bestuurlijke overheid, waarvan de communicatie waarover ik daarnet sprak een voorbeeld was, als door de aanwezigheid van stewards in het Ter Kamerenbos. Er waren ook uitgeruste politiepatrouilles en preventieve politiepatrouilles van agenten in burger, zonder onmiddellijk zichtbaar uniform, om aan de aanwezigheden de ernst van de noodzaak van de coronamaatregelen nogmaals duidelijk te maken.
Bovendien is er vanaf vrijdagavond al in het Ter Kamerenbos toezicht gehouden. Daar heeft men ook op bepaalde opstellingen gecontroleerd. Pas op zaterdag, nadat er gevechten uitbraken tussen de deelnemers onderling en er projectielen naar de politie werden gegooid, heeft de politie ingegrepen om deelnemers uit elkaar te drijven. Dat gebeurde, eveneens ingegeven door die preventieve filosofie, niet onmiddellijk, dat wil ik hier nogmaals onderstrepen, maar na meerdere waarschuwingen en berichten, onder andere per drone. Daarbij werden de mensen aangesproken, evenals de ouders die op dat moment nog aanwezig waren, met de vraag de plaats dringend te verlaten, alvorens tot de eigenlijke interventie over te gaan.
Au total, une quinzaine de participants et dix policiers ont été blessés. Douze personnes ont été évacuées vers l'hôpital parmi lesquelles quatre policiers qui, depuis, ont pu réintégrer leurs foyers.
In dit verband onderzoeken wij, zoals steeds ten aanzien van dit soort incidenten, de mogelijkheid om ons burgerlijke partij te stellen voor elke daad van geweld tegen een lid van de federale politie. Dat wordt in de komende weken geanalyseerd.
Les services de police ont procédé à 132 arrestations, dont 127 administratives et 5 judiciaires. En ce qui concerne vos éventuelles questions relatives à ces dernières, je vous invite à vous adresser à mon collègue de la Justice.
Des dégâts ont également été commis sur des véhicules de police: les participants ont jeté nombre d'objets comme des barres de fer, des bouteilles, des pétards, des feux d'artifice, …
Le bourgmestre de Bruxelles s'est expliqué sur les raisons ayant motivé sa décision de ne pas fermer le Bois de la Cambre, à savoir d'une part, l'impossibilité de rendre celui-ci totalement hermétique et d'autre part, pour permettre à la population de profiter pacifiquement et dans le respect des mesures sanitaires de cet espace vert, comme elle en a légitimement le droit.
Ce qui s'est passé ce samedi au Bois de la Cambre illustre parfaitement les dérives auxquelles peut mener un appel mal intentionné à se rassembler, lancé sur les réseaux sociaux. La surenchère médiatique et la publicité donnée à cet événement, pour lequel aucune autorisation n'avait été demandée, n'ont certainement pas contribué à son déroulement paisible.
Je tiens, à cet égard, à rappeler qu'un appel à se rassembler sur les réseaux sociaux ne constitue de facto ni une demande d'autorisation pour cet événement ni une autorisation en soi et induit, de surcroît, de gros risques de débordement. En effet, dans ce cadre, tant le nombre que le profil et les intentions des participants échappent au contrôle des initiateurs de l'appel.
Cela ne signifie pas cependant que ces derniers seront exonérés de toute responsabilité. J'invite mon collègue de la Justice à ne pas laisser les faits impunis.
Collègue Rohonyi, un dispositif policier conséquent avait effectivement été mis en place pour gérer l'ensemble des événements du 1er mai ayant lieu sur le territoire de Bruxelles et ce, sur la base des analyses de risques réalisées par les services de police pour chaque événement de cette journée. C'est aussi la raison pour laquelle une structure de commandement unique avait été mise en place sous la coordination du chef de corps de la zone de police de Bruxelles-Capitale-Ixelles. Ce dispositif impliquait plusieurs zones de police bruxelloises ainsi que la police fédérale. L'ensemble des autres événements revendicatifs que ce dispositif policier a simultanément encadrés se sont déroulés sans incident.
Concernant votre question relative à la différenciation entre les personnes présentes au Bois de la Cambre, la police n'a cessé de communiquer: préventivement et ensuite de manièer dissuasive. Une heure avant l'intervention réactive, la police a fait plusieurs annonces graduelles notamment au moyen de drones pour avertir le public de son intervention imminente. Tout un chacun avait donc largement la possibilité de quitter les lieux avant l'intervention de la police pour disperser les participants violents. Quant à une estimation de la proportion de ceux-ci, elle est très difficile à établir à partir du moment où les personnes restées sur place ont pris le parti de s'opposer à l'intervention de la police.
Enfin, concernant les questions relatives aux contacts entre le collectif L'Abîme et mes services, je tiens à rappeler que c'est à l'autorité administrative locale et à la police locale qu'il revient de se concerter avec les organisateurs d'événements afin de prendre les mesures qui s'imposent pour en assurer le bon déroulement. En réponse au mail du collectif L'Abîme, j'ai donc invité ce dernier à se concerter avec ces instances. Je n'ai reçu aucune réaction du collectif.
Mevrouw Goethals, voor alle duidelijkheid, de mensen hebben zich pas aan mij kenbaar gemaakt nadat zij al waren opgeroepen door de politie. Pas dan heeft men de identiteit bekendgemaakt. Wij hebben dan gewezen op de instantie die het best geplaatst is om aanvragen, voor zover die voorliggen, te behandelen. Dat is de lokale overheid.
Mevrouw Goethals, aangaande uw vraag over extremistische groeperingen kan ik u verder verzekeren dat mijn diensten de gebeurtenis nauwlettend opvolgden en nog steeds opvolgen met het oog op de mogelijke aanwezigheid van extremisten of relschoppers. Inzake extremisme stelt het OCAD de dreigingsevaluatie op en geeft het een dreigingsniveau aan zulke gebeurtenissen. Dat doet het OCAD, zoals bekend, op basis van alle beschikbare informatie, zowel uit open bronnen als uit informatie bij partnerdiensten. Wanneer er verontrustende informatie is, is het OCAD verantwoordelijk om het juiste dreigingsniveau te bepalen en om context te geven. Inzake openbare orde wordt een gelijkaardige dreigingsevaluatie uitgevoerd door de politie.
Collègue Rohonyi en collega Platteau, de analyse van de aangehouden personen is aan de gang. Op basis van de informatie die wij nu hebben, heeft de politie geen specifieke groeperingen opgemerkt tijdens de evenementen.
Cette analyse étant toujours en cours, des fauteurs de troubles seront, sans doute, encore identifiés. Plusieurs des personnes déjà identifiées sont connues des services de police. Mais il est encore trop tôt pour en tirer des conclusions générales.
De politie-inzet en het politieoptreden geschiedden in het kader van een risicoanalyse. Daaruit bleek dat er gevaar was voor de volksgezondheid, maar vooral had de risicoanalyse uitgewezen dat er geweld zou kunnen worden gebruikt, in het bijzonder ten aanzien van politiemensen. Dat bleek ook uit te komen, toen relschoppers na gevechten onderling ook projectielen naar de politie begonnen te gooien. Daardoor werd een daadkrachtiger politieoptreden in feite onvermijdelijk.
La demande de retirer l'évènement de la plateforme Facebook a été introduite à temps et le plus vite possible. Cependant, les formalités inhérentes à ce genre de demande prennent du temps. C'est pourquoi les faits se sont déroulés comme nous avons pu le voir.
En matière de communication, différentes mesures ont été prises. La Ville de Bruxelles a communiqué via les médias et engagé des stewards afin de communiquer de manière préventive dans le bois. Des messages préventifs y ont également été apposés sur la voirie. La police a, quant à elle, communiqué via les médias traditionnels et sociaux. Les équipes ont aussi patrouillé dans le bois afin de communiquer de façon préventive et dissuasive. Enfin, des messages standardisés ont été émis par les véhicules de police et les drones au-dessus de la foule. Ils ont averti de l'imminence de l'intervention de la police et ont donné l'instruction à la foule de rentrer chez elle et de ne pas rester sur les lieux.
Je tiens à remercier le bourgmestre de Bruxelles-Ville et l'ensemble des services de police tant locaux que fédéraux pour leur gestion compliquée des événements du 1er mai.
Depuis le début de la crise sanitaire, les services de police ne sont pas épargnés et sont de plus en plus confrontés au mécontentement et à la violence du public face aux mesures sanitaires. Je tiens à leur réaffirmer mon soutien en leur adressant mes remerciements.
Collega Depoortere, de beelden die u aanhaalt, werden intern geanalyseerd door de politie van de zone Brussel HOOFDSTAD Elsene en er werd een intern onderzoek ingesteld teneinde klaarheid te brengen ten aanzien van de aangehaalde feiten. In dat verband heeft de politiezone gisteren, op dinsdag 4 mei 2021, een persbericht gecommuniceerd om de gedeeltelijke beelden die via verschillende sociale media circuleerden, in de juiste context te plaatsen. Daarom kan ik nu geen verder commentaar geven op het persbericht van de politie van gisteren. Ik kan momenteel enkel wachten op de resultaten van dat onderzoek. In elk geval is er gisteren gezegd dat de beelden veel ruimer zijn dan de beelden die we gezien hebben en dat het veel te vroeg is om een finaal oordeel te vellen op basis van de beelden.
Het spreekt, mijns inziens, voor zich dat de feiten en de beelden een gepaste opvolging moeten krijgen. In de politiezone Brussel Hoofdstad Elsene wordt altijd kordaat opgetreden bij rellen, ongeacht de plaats of de oorsprong van de feiten.
Collega's Goethals, Platteau en Demon, zoals collega De Maegd al heeft aangehaald, is er inderdaad een aanvraag voor de organisatie van La Boum 3 ingediend bij de burgemeester van Brussel. De aanvraag is ingediend zonder veel toelichting wat de intenties of de organisatoren ervan betreft. Op basis van deze beperkte informatie kondigt dit evenement zich eerder aan als een protestactie en niet als testevenement. De aanvraag moet nog worden geanalyseerd, in de eerste plaats door de lokale diensten. Het is dus nog te vroeg om te spreken over de maatregelen die in dit verband zullen genomen worden.
Met betrekking tot het overleg tussen mijn diensten en het collectief l'Abîme, herinner ik eraan dat het in de eerste plaats aan de lokale bestuurlijke overheid toekomt om al dan niet toestemming te verlenen voor evenementen op haar grondgebeid, rekening houdend met de regels van het ministerieel besluit COVID-19. Het behoort mij dan ook niet toe, mevrouw Goethals, om mij in de plaats te stellen van deze laatste in deze aangelegenheid, noch om de door u aangehaalde alternatieven te overwegen. De communicatie die we daarover eerder gedaan hebben, is dat het helaas vandaag nog niet mogelijk is om allerhande evenementen met heel veel mensen toe te laten. Er zijn wel een aantal pistes in het ministerieel besluit die een evenement vanaf 8 mei 2021 ook toelaten. In eerste instantie gaat het om evenementen die buiten plaatsvinden voor een vijftigtal personen. Er zijn ook nog de testevenementen, ook die moeten voldoen aan voorwaarden. Het gaat dus niet op om een zelfverklaard testevenement uit te roepen en zo te voldoen aan de voorwaarden. Dat zou inderdaad een blamage zijn voor de culturele sector die nu binnen het kader dat we hebben geboden, activiteiten probeert te organiseren. Ze houden zich daarbij aan het kader en plaatsen zichzelf niet eigengereid buiten het reglementaire kader.
Madame Rohonyi, il n'est actuellement pas possible d'autoriser un rassemblement de 1 000 participants, comme c'est prévu dans la demande de l'organisateur de la Boum 3. Je suis cependant prête à expliquer aux organisateurs les conditions dans lesquelles ils le peuvent dans les limites du cadre actuel. Je ne négocierai pas, car cela n'est pas possible, mais je peux néanmoins leur expliquer les dispositions de l'arrêté ministériel qui offrent la possibilité aux organisateurs bona fide d'organiser des événements comme tout le monde, par exemple, comme le secteur culturel.
Mijnheer Demon, het is bijzonder moeilijk om mij uit te spreken over een specifiek evenement zolang er geen concrete aanvraag is. U weet dat we ook voor de testevenementen een concreet aanvraagformulier hebben, waarop een aantal gegevens moet worden ingevuld, ook om wetenschappelijke inzichten op die testevenementen te verwerven. Op basis van die aanvragen kunnen een aantal proef- en pilootprojecten onder strikte voorwaarden worden goedgekeurd en georganiseerd. Het is ook niet zo dat elke aanvraag die aan bepaalde voorwaarden voldoet zal worden goedgekeurd, maar er zal toch een beperkt aantal pilootprojecten plaatsvinden. Dat is toch belangrijk om voor ogen te houden.
We hebben met alle regeringen afgesproken dat de aanvragen voor de pilootprojecten aan de bevoegde lokale overheden moeten worden gericht, waarna ik op basis van een gemotiveerd advies van alle betrokken instanties, maar ook van de bevoegde ministers, bijvoorbeeld van Cultuur of Sport, ook de lokale overheid of de federale minister van Volksgezondheid, toestemming kan geven om af te wijken van de regels van het ministerieel besluit. Mogelijk kan dat onder bepaalde voorwaarden.
Het is zeker ook zo dat we verder blijven inzetten op de initiatieven om de relatie tussen jongeren en de politie te verbeteren. Er zijn al heel wat initiatieven genomen met het doel om het vertrouwen en het respect tussen de jongeren en de politie te herstellen. De huidige gezondheidscrisis maakt het moeilijk om die projecten altijd zoals gepland door te voeren omdat soms ook fysiek contact nodig is, wat veel moeilijker is. Daarnaast werken we wel aan een nationale campagne met als titel Respect, waarbij we uiteraard niet alleen moeten communiceren, maar ook moeten kijken naar de diversiteit binnen de politie zodat het politiekorps representatief is voor de samenleving.
Wat betreft de lokale jeugdbendes in bepaalde Brussels wijken is het goed dat de lokale besturen, samen met de politieautoriteiten en het parket, een aanpak kunnen uitwerken voor de bestrijding van het fenomeen. Ik ga daaraan ook meewerken, wanneer dat gepast zou zijn. Mijn collega van Justitie zal zeker nog meer informatie kunnen geven.
Geachte volksvertegenwoordigers, het is belangrijk dat mensen inspanningen blijven leveren om het virus tegen te gaan, maar vooral om de druk op de ziekenhuizen houdbaar te houden. Het gaat de goede richting uit, maar er liggen toch nog altijd zo'n kleine 800 patiënten op de ICU.
Ik ben samen met u blij dat we vanaf 8 mei perspectieven aan de bevolking kunnen geven. Dat is een opstap naar meer vrijheid en meer sociaal leven waaraan we allemaal nood hebben.
La réouverture du secteur de l'horeca se fera sous réserve de l'autorisation préalable des autorités locales. Des événements, des expositions culturelles ainsi que des compétitions sportives professionnelles pourront être organisées en plein air pour un public assis de maximum 50 personnes, dès ce samedi. J'espère que ces futures opportunités permettront à chacun de patienter le temps que la situation sanitaire s'améliore et ce afin de retourner le plus rapidement possible à une vie normale et sociale.
01.11 Sophie Rohonyi (DéFI): Merci, madame la ministre, pour votre réponse plus que circonstanciée.
Je me dois quand même de regretter certaines questions laissées sans réponse. Je m'en expliquerai.
Concernant les participants à la Boum 2, vous nous dites que des enquêtes sont en cours et je m'en réjouis. Sauf que certaines images ne trompent pas. À côté des manifestants pacifiques, des familles, il y avait des casseurs et des membres de partis d'extrême droite qui étaient clairement là pour jeter de l'huile sur le feu et en découdre avec les forces de l'ordre. Ces personnes étaient minoritaires parmi les participants, mais elles étaient clairement là pour "casser du flic" et "casser Bruxelles". Comme vous l'avez très justement indiqué, c'est inacceptable. J'ose espérer que les enquêtes en cours porteront leurs fruits et nous donneront des informations sur leurs identités et sur leur provenance.
La fermeture du Bois de la Cambre, qui avait même été sollicitée par certains présidents de partis, comme on l'a entendu à la suite des événements, n'était, comme vous l'avez très justement indiqué, pas une option. En effet, cela aurait été contre-productif et inapplicable. Contre-productif parce que cela aurait eu pour effet de renforcer les frustrations de quelques participants et donc de déplacer les violences dans les quartiers aux alentours du parc, mais aussi inapplicable parce que ceux qui connaissent le Bois de la Cambre savent très bien que ce parc est beaucoup trop grand pour qu'on puisse encercler toutes ses entrées.
Concernant l'organisation ou non de la Boum 3, je m'étonne de vous entendre dire que la compétence est du ressort des autorités locales, principalement pour ce qui concerne le dialogue. Pourtant, vous avez annoncé dans les médias être tout à fait disposée à entamer ce dialogue avec les organisateurs. Vous êtes malgré tout la ministre chargée d'édicter les mesures sanitaires!
Ce dialogue doit avoir lieu d'urgence, avec les organisateurs et avec le secteur de l'événementiel. Il ne s'agit pas d'en faire automatiquement un événement test, mais il faut éviter que le Bois de la Cambre devienne un champ de bataille, chaque week-end, ce bois étant le jardin de nombreux Bruxellois. Il faut, en outre, éviter d'envoyer les policiers au casse-pipe, surtout si, entre-temps, la cour d'appel prend sa décision au sujet de l'illégalité des mesures. Si l'illégalité des mesures venait à être confirmée, les participants qui contestent ces mesures sanitaires seront d'autant plus motivés.
D'autre part, ce dialogue doit se faire absolument avec les représentants du secteur de l'événementiel pour pouvoir enfin encadrer des événements festifs au Bois de la Cambre ou ailleurs en Belgique, lors desquels les gestes barrières seront respectés grâce à l'expérience des professionnels du secteur. Ils ne supportent plus de voir des jeunes faire la fête dans les parcs alors que leurs établissements sont fermés depuis plus d'un an.
Un Comité de concertation est prévu mardi prochain. Il devrait se pencher sur les activités de la culture et de l'événementiel. Il y a vraiment là une occasion que vous vous devez de saisir pour faire en sorte que l'on arrive à organiser des événements pouvant encadrer ce besoin légitime des jeunes et moins jeunes de festoyer et de retrouver une vie plus normale.
01.12 Sigrid Goethals (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik sluit mij aan bij de vorige spreekster.
Ik denk ook dat u vandaag wel de tijd hebt om écht in dialoog te gaan met het collectief. Proactief optreden is volgens mij nog steeds de beste manier van werken. Dat moet meer worden gedaan, meer dan tot nog toe het geval is geweest, want dat was jammer genoeg niet voldoende.
Ik kan alleen maar hopen dat we bij La Boum 3 of bij een volgend evenement, waar dat ook moge zijn, geen herhaling krijgen van La Boum 2. Ik vrees echter dat dit niet het laatste evenement zal zijn dat wordt georganiseerd door het collectief of door iemand anders. Er zal een goed en concreet actieplan moeten worden opgesteld voor de organisatoren, maar ook voor de ordediensten, zodat die samen kunnen werken.
Ik kijk naar het voorbeeld van een tweetal weken geleden in Amsterdam, waar er een heel groot evenement was met een paar duizend mensen en waar de politie massaal aanwezig was. Het is daar rustig gebleven. Blijkbaar heeft de politie andere orders gekregen. Ik weet dat niet en ik kan mij voorstellen dat het ene evenement het andere niet is, maar we moeten steeds het kaf van het koren scheiden. Vraag de politie om een onderscheid te maken tussen de rustige aanwezigen en de relschoppers. Relschoppers mogen en moeten hard worden aangepakt, want zij dagen uit.
Ik herhaal nogmaals mijn vraag naar een analyse van de lopende onderzoeken. Ik hoop vandaag maar één iets, namelijk dat we hier binnen een paar weken niet opnieuw moeten komen met dezelfde vragen en opmerkingen omdat hetzelfde zich opnieuw heeft voorgedaan.
U kunt en moet daarin een grote rol spelen. Ik heb u dat de vorige keer ook al gevraagd. U moet hier echt uw verantwoordelijkheid opnemen, ook al kunt u niet alle beslissingen zelf nemen. Dat begrijpen wij. Er zijn immers verschillende niveaus. Als u echter contact opneemt met de burgemeester, in dit geval burgemeester Close, en met de minister-president, dan weet u dat u daar een gedeelde verantwoordelijkheid hebt. Mocht u die niet hebben, dan zou u ook geen contact met hen moeten opnemen.
01.13 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik ben het helemaal niet eens met de stelling dat men maar moet thuisblijven als een manifestatie verboden is. Er moet vrijheid zijn om burgerlijke ongehoorzaamheid te tonen, maar ik ben het er wel mee eens dat men dit moet doen op een respectvolle manier. De vrijheid van betogen is volgens mij een fundamenteel recht en dat moet behouden blijven. Dat was gisteren zo, dat moet vandaag zo zijn en dat moet ook morgen nog het geval zijn. Ik moet niet verwijzen naar de sociale strijd van vroeger, waar bepaalde eisen door betogingen kracht werd bij gezet en wat zelfs in daden werd omgezet. Ik moet niet verwijzen naar een lange traditie in de Vlaamse Beweging om de Vlaamse strijd ook te voeren op de barricades wanneer dat nodig was. Ook daar waren zeer veel terechte betogingen bij. Ik denk bijvoorbeeld aan de vele betogingen voor het behoud van de Limburgse mijnen. Wanneer we inderdaad vaststellen dat provocateurs misbruik maken van de situatie, heb ik er geen probleem mee dat deze provocateurs worden aangepakt en opgepakt door de politie.
Wat het optreden van de politie betreft, die krijgt inderdaad de opdracht om een betogingsverbod te handhaven. Wanneer zij dat op verantwoorde wijze doet, heb ik daar geen probleem mee. Dat is nu eenmaal het risico dat men loopt wanneer men deelneemt aan een verboden manifestatie. Ik heb er in het verleden zelf genoeg meegemaakt en zelf nu en dan ook eens een slag van een matrak gekregen, dat hoort er nu eenmaal bij. Daarover hoort u mij zeker niet klagen. Ondertussen mogen we echter niet vergeten dat die zwaarbewapende ordehandhavers zich correct moeten gedragen. Daarover ging mijn vraag in verband met de filmpjes die op sociale media circuleren. Ik ben alvast, zoals collega Goethals, zeer benieuwd naar de resultaten van het onderzoek.
01.14 Franky Demon (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u hebt het aangegeven. Het woord waarrond alles draait, is respect. Respect voor de jongeren die het moeilijk hebben, die willen samenkomen en feesten. Wij mogen waarschuwen zoveel als we willen, we mogen alles in regels proberen te gieten, de jongeren hebben het gehad, net zoals vele andere mensen. Wij moeten daarmee rekening houden. Die jongeren die willen samenkomen, is iets anders dan de amokmakers die daar niet thuishoren. Een vorige spreker verwees naar Nederland. Daar is de overheid er misschien wel in geslaagd de amokmakers thuis te houden. Bij komende initiatieven zullen we met een en ander rekening moeten houden en de middenweg zoeken.
Geweld van en tegen politie is absoluut onaanvaardbaar. In uw antwoord hebt u evenwel goed aangetoond dat u samen met de Brusselse zones preventief hebt gewerkt en dat er meerdere waarschuwingen zijn geweest via drones of op andere manieren, om de mensen ter plaatse duidelijk te maken dat het genoeg was geweest, dat de situatie begon te escaleren en hen te verzoeken naar huis te gaan, ook aan de ouders die er met hun jongere gezinsleden waren. Die boodschap is dus wel gegeven. Er werd niet onmiddellijk exponentieel geweld gebruikt en de paarden zijn niet onmiddellijk in de massa gejaagd. Laat ons daar duidelijk in zijn. Er is veel preventief werk voor La Boum 2 geweest.
Zoals de vorige sprekers wens ik aan te geven dat het te vroeg is om ons uit te spreken over filmpjes die nu rondgaan. Wij moeten het geweld in een volledige context bekijken om te weten of het gerechtvaardigd was. Ik wil daarop absoluut geen voorafname doen, wat ik in mijn vraagstelling eerder al heb aangegeven. Ik begrijp dat u zich ter zake niet kan uitspreken.
De nultolerantie voor geweld tegen de politie is een bevoegdheid van de minister van Justitie, maar het is belangrijk en gaat ons allen aan. Daarom is het, mijn inziens, erg belangrijk dat u de zaak ook blijft opvolgen en er bij de minister van Justitie mee op aandringt dat de nultolerantie, waarover enkele maanden geleden is gesproken, effectief in daden wordt omgezet.
01.15 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, bedankt voor de geschetste context bij wat zaterdag gebeurd is. Ik kan aannemen dat het geen gemakkelijke opdracht is voor de politie, evenmin als het inschatten van de hoeveelheid manschappen dat nodig is. Bij zulke events geven op sociale media heel veel mensen aan dat ze aanwezig zullen zijn, maar wie er dan daadwerkelijk komt opdagen, valt moeilijk te voorspellen.
De collega's hebben pertinente vragen gesteld, onder meer hoe dit kan vermeden worden? Hoe gaan we om met een eventuele La Boum 3? Daar hebben we nog geen duidelijke antwoorden op gekregen. Wel hebt u, mevrouw de minister, een duidelijk beeld geschetst van een nieuw soort veiligheidsrisico waarmee we te maken hebben. Dat zijn events of bijeenkomsten allerhande waartoe "organisatoren" via sociale media breed oproepen, maar waarbij ze geen enkele verantwoordelijkheid opnemen voor wat er zich zal afspelen. We moeten ons erover buigen hoe we daarmee omgaan in onze samenleving.
U had het ook over de communicatie met de organisatoren en de deelnemers en gaf voorbeelden zoals de ontrading om naar Ter Kamerenbos te gaan en de waarschuwing via drones om de locatie te ontruimen vooraleer tot interventie werd overgegaan. De mensen wisten dus dat het park ontruimd zou worden. Ik kan dan ook geen begrip opbrengen voor degenen die doelbewust de oproepen van de regering en van de politie genegeerd hebben en de confrontatie met de politie hebben opgezocht. Nog minder begrip heb ik voor de mensen die aanwezig waren met de bedoeling om te vechten. Ik onthoud ook dat u gezegd heeft dat er twaalf mensen naar het ziekenhuis zijn gebracht, wat te betreuren is temidden van een gezondheidscrisis.
Ter Kamerenbos is weliswaar een
publieke ruimte, en het was inderdaad moeilijk dat op die zaterdag af te
sluiten voor het brede publiek, aangezien er ook veel andere mensen en gezinnen
aanwezig waren die gewoon in hun eigen bubbel van het park kwamen genieten. Het
is jammer dat die mensen naar huis zijn moeten gaan en in zekere zin het
slachtoffer zijn geworden van het onverantwoordelijke gedrag van de mensen die
het event hebben georganiseerd.
Wat
betreft de beelden op sociale media over het politiegeweld dat ook heeft
plaatsgevonden, is het goed dat daar een intern onderzoek naar komt om beter te
weten wat er precies gebeurd is.
Wat
La Boum 3 betreft, waarvoor een aanvraag is ingediend bij de stad
Brussel, blijkt uit uw antwoorden duidelijk dat het opnieuw gaat over een
protestactie, waarbij men niet geïnteresseerd is om te overleggen en evenmin
van plan is om een dossier in te dienen als testevenement. Wat die
testevenementen betreft, pleit ik om voorrang te geven aan de reguliere
evenementensector om die te mogen organiseren.
Wat als La Boum 3 zou doorgaan? Dat blijft de vraag. Ik hoop dat de heropening van de horeca en eventuele andere versoepelingen meer sociaal contact mogelijk zullen maken zodat mensen hun vrijheid deels herwinnen. Deze protestacties geven immers aan dat mensen het niet meer volhouden, het is voor iedereen te veel en we snakken allemaal naar ons gewone, oude leven.
01.16 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse circonstanciée.
Vous avez dit que des enquêtes sont en cours, ce qui me réjouit. J'espère que celles-ci porteront leurs fruits.
Pour ce qui concerne la Boum 3, je suis assez étonnée que le dialogue revienne aux autorités locales. Je pense que vous devez en être et que celui-ci est important. Cela vous permettra de montrer un signal fort aux organisateurs et aux citoyens qui n'en peuvent plus. Certains collègues en ont déjà fait état.
Le Bois de la Cambre ne doit plus connaître de nouveaux épisodes dignes d'un champ de bataille. Selon moi, ce type de manifestation doit être mieux encadrée. L'approche proactive est la meilleure à mes yeux, l'escalade de la violence n'étant pas une réponse.
Il y a différents moyens de gérer un événement. Celui utilisé lors de la Boum 1 et 2 ne semble pas être le meilleur. Ma collègue a cité notamment un événement aux Pays-Bas. Je vous ai fait part d'événements liégeois. Il me semble qu'une réflexion doit aussi être menée sur l'encadrement et la gestion de ce type d'événement au vu de la situation actuelle.
Je compte sur vous pour jouer un rôle plus important, une sorte de lien fort entre les différents niveaux concernés. Vous l'avez dit: vous n'êtes pas la seule à pouvoir ni à devoir prendre des décisions. Je crois néanmoins que vous pouvez être un pilier du dialogue et des décisions à prendre.
Je compte sur vous pour y prendre part et être une personnalité forte de l'événement de la Boum 3. J'espère que vous ferez le nécessaire et que vous continuerez cette campagne de prévention, telle que menée lors de cet événement samedi dernier, tant la difficulté d'appréhender ce genre d'événement est grande. Je vous remercie pour l'énergie que vous voudrez bien y consacrer.
01.17 Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, mensen mogen samenkomen in de parken maar dat moet dan wel op een vreedzame manier gebeuren, met respect voor iedereen die daar aanwezig is. In deze tijden moet men uiteraard de COVID-19-regels blijven volgen.
Wie pleit voor het afsluiten van het Ter Kamerenbos, die weet niet hoe dat park in elkaar zit. Het gaat eigenlijk om een uitloper van het Zoniënwoud die begint in Hoeilaart en via Ukkel en Sint-Genesius-Rode uitmondt in het Ter Kamerenbos. Het is gewoon niet te doen om heel dat bos af te sluiten.
Wat we telkens zien bij manifestaties, niet alleen bij La Boum maar ook bij andere betogingen, bijvoorbeeld vorig jaar op het Poelaertplein, is dat er steeds een kleine groep relschoppers aanwezig is die het verbrodt voor iedereen. Als die dan ook nog wapens meenemen om ermee op de politie te slaan of als ze de politie verplichten om in te grijpen, dan is dat een groot probleem. Die mensen moeten absoluut geïdentificeerd worden.
Ik heb hier al meermaals gezegd dat het tijd is om de politie uit te rusten met de bestaande technologie. De politie is vragende partij om bodycams te dragen en ook de drones met gezichtsherkenning zijn interessant. Dit moet een proeftuin worden om technologieën als gezichtsherkenning makkelijk in te kunnen zetten en die mensen te identificeren. Men moet ze dan ook snel voor de rechter brengen, niet pas na dagen of weken maar binnen de 48 uur. Snelrecht moet op het terrein toegepast worden zodat die jeugdbendes aangepakt kunnen worden.
Het gaat hier niet alleen om jeugdbendes uit Brussel, ze komen ook uit Henegouwen, Antwerpen en Limburg. Die mensen komen alleen om rel te schoppen en moeten dus streng aangepakt worden. Zij verbrodden immers alles voor de 99 % van onze maatschappij die het wel goed meent.
01.18 Michel De Maegd (MR): Madame la ministre, je suis perplexe.
Oui, le nombre de policiers et de stewards avait été singulièrement augmenté, mais comme je vous l'avais dit en plénière, c'est vraiment la stratégie d'intervention qu'il faut changer. Encore une fois, je plains nos policiers d'avoir été aussi mal dirigés par les autorités locales.
Gérer une situation de crise avec fermeté et bon sens, ce n'est pas laisser 2 000 personnes s'agglutiner au mépris des règles sanitaires, les regarder durant deux heures et soudain décider, quand cela dérape – permettez-moi l'expression – de foncer dans le tas. Cela, ce n'est pas de la fermeté, c'est une réaction aveugle et disproportionnée. En deux heures de temps, il y avait moyen d'identifier et d'exfiltrer la trentaine de casseurs qui a mis le feu aux poudres. Je le répète à mes collègues, la fermeture momentanée de cette partie du Bois de la Cambre où a lieu la Boum est tout à fait possible. C'est une question de volonté politique. J'ai grandi au Bois de la Cambre. Depuis ma jeunesse jusqu'à aujourd'hui, j'y passe l'essentiel de mes temps libres. Je connais tous les recoins du Bois de la Cambre et je vois très bien comment se situe cette partie du bois. Il y a évidemment moyen de fermer cette partie circonscrite. C'est juste une question de volonté politique.
Ceci étant, j'en appelle à la responsabilité de tous. J'ai trois adolescents à la maison qui passent beaucoup de temps dans les parcs de Bruxelles, au Bois de la Cambre aussi. Mais ce jour-là, ils ne sont pas allés au Bois de la Cambre. Ils ne sont pas allés se jeter dans la gueule du loup parce qu'ils savaient qu'il y aurait des incidents. J'en appelle à la responsabilité des organisateurs qui, dès que cela dérape, s'en lavent les mains et précisent dans la presse qu'ils ne sont pas organisateurs, mais "initiateurs d'une prise de conscience". La bonne blague! C'est la tactique du pompier pyromane. Il semblerait que le collectif porte bien son nom en propulsant autant de personnes vers l'abîme, suivi en cela par les leaders d'autres collectifs qui s'étonnent ensuite, dans les médias, d'être pris au piège des gaz lacrymogènes malgré les avertissements répétés. C'est au mieux de l'inconscience, au pire de l'irresponsabilité.
Dialoguer avec les jeunes, oui! Trois fois oui! Mille fois oui! Organiser une manifestation pour nos libertés, oui. Trois fois oui! Mille fois oui! C'est fondamental dans notre démocratie. D'autres se sont d'ailleurs déroulées – je le précise à nouveau – sans dérapage, le même jour, à Bruxelles, à Liège ou ailleurs. Mais c'est tout autre chose que d'organiser le chaos. Il est grand temps que chacun dans son rôle puisse se ressaisir. Ce ne sera pas avec une Boum 3, 4, 5 qu'on assurera le dialogue et la cohésion sociale. Il faut retrouver le respect: le respect des citoyens, le respect des jeunes, mais aussi des autorités et de la police, qui est soumise à rude épreuve. Nous sommes, jusqu'à preuve du contraire, dans un État de droit. L'anarchie n'est pas mon modèle.
Het incident is gesloten.
- Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le financement de la NAPAP" (55016651C)
- Caroline Taquin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le financement des zones locales de police dans le cadre de la NAPAP" (55016736C)
- Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le financement du régime NAPAP" (55017008C)
- Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De financiering van de NAVAP-regeling" (55016651C)
- Caroline Taquin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De financiering van de politiezones in het kader van de NAVAP-regeling" (55016736C)
- Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De financiering van de NAVAP-regeling" (55017008C)
02.01 Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, le financement du mécanisme de non-activité préalable à la pension (NAPAP) pour les anciens gendarmes est un sujet de grande attention pour les autorités locales et les zones de police. Pour ces autorités, il s'agit de ne pas faire peser les surcoûts de cette décision du fédéral sur les épaules des communes, que ce soit via le financement des zones ou via une ponction sur le fonds solidarisé des administrations provinciales et locales (APL).
Vous avez pu à diverses reprises répondre aux inquiétudes des autorités locales dans ce domaine en assurant qu'une solution était recherchée dans le cadre du contrôle budgétaire. Nous arrivons, je crois, au terme de cet exercice.
Madame la ministre, pouvez-vous nous dire ce qu'il en est de l'état du dossier? Vous avez annoncé dans la presse que des moyens avaient été trouvés. Pouvez-vous nous dire de manière précise quand ceux-ci seront disponibles pour les zones?
02.02 Caroline Taquin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, le financement NAPAP du fédéral à destination des zones de police est essentiel, voire indispensable, pour le bon fonctionnement de la police locale. Je ne referai pas l'historique de ce dossier, mais je rappellerai juste que, fin 2019, j'ai déposé une proposition de loi pour garantir un financement complet du système NAPAP et de ses surcoûts pour l'année 2020, ce qui avait permis le financement du système par le précédent gouvernement, et ce, dans l'urgence.
Pour 2020, en outre, le surcoût potentiel (au-delà des 46 millions) avait été pris en charge par la police fédérale au travers d'adaptations de ses crédits. Lors de votre prise de fonction, je vous avais questionnée sur ce sujet. En février, vous m'aviez indiqué que vous comptiez prévoir ce financement dans le cadre des modifications budgétaires, ce qui n'était pas très rassurant au vu de vos premières réponses l'année dernière.
Madame la ministre, pouvez-vous me confirmer que ce financement fédéral, avec ses surcoûts, est à présent prévu pour 2021? Quel montant précisément a-t-il été octroyé en 2020, en prenant en compte les surcoûts? Quel montant est-il engagé budgétairement pour 2021? Sur la base de quels critères ce montant a-t-il été déterminé?
Une communication a-t-elle été faite aux directions financières des zones du pays?
Quelle est la source de ce financement?
Quelles mesures structurelles sont-elles actuellement à l'étude pour anticiper les prochaines années, et ce, dans le cadre d'un système pérenne de financement de cette adaptation de fin de carrière pour nos policiers?
02.03 Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, vorige week kondigde u aan het
systeem van de Non-Activiteit Voorafgaand Aan de Pensionering (NAVAP) voor dit jaar
te verlengen en dit in de loop van dit jaar nog structureel in te bedden in een
definitieve oplossing. Dat deze tijdelijke oplossing heeft plaatsgevonden is
een goede zaak maar er moet inderdaad nu structureel gewerkt worden aan een
definitieve regeling.
In het kader van de begrotingscontrole
werd zo 32,9 miljoen euro uit de federale schatkist gereserveerd voor de
financiering van het NAVAP-stelsel, zodat lokale zones of besturen dit niet uit
hun pensioenfonds moeten putten.
In dit kader heb ik volgende vragen voor
u, mevrouw de Minister:
Graag een toelichting waarom dit bedrag
beperkter is dan bij de regeling van het vorige jaar?
Graag een toelichting bij het aantal
personen dat vandaag in het NAVAP-stelsel zit: hoeveel thuis en hoeveel actief?
Wat doet u of plant u te doen tegen de
praktijk dat bepaalde personen die NAVAP hebben aangevraagd toch aan het werk
blijven? Graag een toelichting.
Kunt u een projectie maken, op basis van
de gegevens waarover u beschikt, van wanneer het NAVAP-stelsel finaal zal
kunnen verdampen?
02.04 Annelies Verlinden, ministre: Collègues Taquin et Senesael, j'ai donné récemment une réponse à ce sujet au collègue Joy Donné. Le financement NAPAP du fédéral à destination des zones de police a en effet fait l'objet de discussions dans le cadre du contrôle budgétaire de 2021. Le gouvernement a décidé de maintenir la subvention aux autorités locales et de prévoir un financement à hauteur de 32,9 millions d'euros pour 2021.
Deze middelen zullen beschikbaar gesteld worden op het ogenblik dat de Kamer de budgetcontrole goedkeurt.
Er wordt een subsidiebesluit voorbereid waarbij, net als de voorbije jaren, per kwartaal door de lokale politiezones een subsidie kan worden aangevraagd. Gelet op de timing van de budgetcontrole zullen de eerste twee kwartalen uiteraard samen worden behandeld.
Aujourd'hui, il s'agit d'un financement par le gouvernement fédéral du coût supplémentaire réel pour les zones de police locales, à savoir le paiement du traitement d'attente au personnel reprenant effectivement la non-activité. Cependant, contrairement aux années précédentes, ceci est financé directement par le Trésor fédéral. Il n'y a donc pas de transfert de la caisse de retraite locale, donc pas de financement indirect par les autorités locales.
En 2020, 77,6 millions d'euros ont été versés aux zones de police locales, dont 46,1 millions financés par la caisse de retraite locale. Ceci signifie donc un financement net de 31,5 millions d'euros par le Trésor fédéral.
Mijnheer Vandenput, zoals gezegd, wordt er in 2021 meer overgedragen van het federaal niveau naar de lokale besturen dan vorig jaar. In 2021 zal de netto overdracht van het federaal niveau 32,9 miljoen euro bedragen. In 2020 bedroeg deze overdracht 31,5 miljoen euro en in de jaren 2016 tot en met 2019 ging het elk jaar om 0 euro. De federale minister subsidieerde de lokale overheden in die jaren door geld over te hevelen van het pensioenfonds van de lokale overheden. De budgettaire overdrachten bleven dus binnen de zogenaamde entiteit II, wat de precaire budgettaire situatie van het pensioenfonds uiteraard alleen heeft versterkt, met alle gevolgen van dien voor de bijdragen van de lokale overheden.
Een bijkomend probleem betrof de onderliggende subsidieregeling. Iedereen die recht had op de NAVAP werd gesubsidieerd, ongeacht of de persoon die ook effectief opnam. Dat betekende dus dat de federale overheid, via overheveling vanuit het pensioenfonds van de lokale besturen, de loonkost subsidieerde van actieve personeelsleden. Aangezien het subsidiebedrag te beperkt was, konden vanaf het derde kwartaal niet alle politiezones gesubsidieerd worden. Daarom werd het adagium first come first served gehanteerd. Aan die onlogische subsidieregeling wil de federale regering een einde maken. De subsidie voor de lokale besturen is beperkt tot het wachtgeld en effectief tot de personen die de non-activiteit opnemen. De lokale besturen financieren de non-activiteit van hun personeel niet langer zelf, dat doet de federale overheid die deze non-activiteitsregeling in 2015 heeft uitgewerkt.
Wat uw tweede vraag betreft, bij de lokale politiezones bevonden zich op 31 december 2020 595 personen effectief in het NAVAP-stelstel, 664 personen die voor het NAVAP-stelsel in aanmerking kwamen, werkten op dat moment nog. Dit aantal schommelt uiteraard maandelijks. Non-actieven verdwijnen uit de regeling wanneer ze effectief hun pensioen opnemen en de NAVAP-rechthebbenden nemen mogelijks op een later tijdstip alsnog de effectieve non-activiteit op. Doorheen de jaren werd vastgesteld dat gemiddeld 47 % van de rechthebbenden non-activiteit opnam. Dat betekent dat 53 % actief bleef, hoewel ze onder het systeem zouden kunnen vallen. Vorig jaar werd een strikte subsidiecontrole gehanteerd door de diensten van de federale politie. Dat heeft gezorgd voor een beperkt aantal correcties bij de aangevraagde subsidies.
Wat uw laatste vraag betreft, er werd een begrotingsprognose opgesteld tot 2024. Bij gelijkblijvende subsidie en NAVAP-regeling evolueert de subsidiekost tot ongeveer 41,5 miljoen in 2024. Op basis van de huidige regelgeving kan elk personeelslid dat op 30 april 1999 recht had op een preferentieel pensioen de NAVAP opnemen. De regeling zou dus ongeveer in 2039 uitgewerkt moeten zijn.
02.05 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, j'entends que les moyens qui ont été dégagés permettent de préserver le Fonds de pension solidarisé des agents locaux, ce qui est une excellente chose et je m'en réjouis.
Toutefois, je souhaite attirer votre attention sur le fait que les communes du pays restent circonspectes quant à d'éventuels surcoûts qui resteraient à leur charge. Comme notre groupe l'a fait savoir à de nombreuses reprises, le financement des zones de police pèse lourd dans les finances locales. Il ne nous semble pas normal de faire supporter aux communes la charge financière de décisions sur lesquelles elles n'ont pas de prise.
Ces montants sont donc évidemment les bienvenus. Mais sous réserve d'une analyse plus approfondie, il pourrait y avoir des efforts supplémentaires à réaliser. En tout état de cause, nous resterons attentifs aux réponses structurelles que vous proposerez à la question de la NAPAP, même si j'entends que des moyens financiers sont programmés et prévus jusqu'en 2024. En effet, les zones de police et les autorités locales ont besoin de clarté pour établir les budgets d'un service essentiel à la population.
02.06 Caroline Taquin (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
J'entends que le budget est limité. J'entends aussi que la source de financement est différente et pourra soulager les pouvoirs locaux, ce dont je me réjouis. Mais je reste inquiète quant aux surcoûts et je crains que si le fédéral n'intervient pas pour prendre en charge la totalité du coût des NAPAP, les communes doivent intervenir, à un moment donné.
02.07 Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, ik ben heel tevreden dat er vooruitgang is in dat dossier, niet enkel het betalen van de NAVAP aan de lokale politiezones, maar vooral dat er twee zaken worden gecorrigeerd. Ten eerste, moeten de zones met mensen die op NAVAP zijn, maar toch op het terrein blijven werken, geen NAVAP hebben. Zij kunnen dat zelf betalen. Dat is er nu eindelijk uit. Ten tweede, is er geen overdracht meer uit het lokale pensioenfonds. Het waren toch de gemeenten die dat financierden. Dat is ook opgelost. Van een slechte regeling zijn we nu toch al naar een betere regeling gegaan. Hopelijk worden die zaken verder meegenomen in een definitieve oplossing in de toekomst.
Het incident is gesloten.
- Cécile Thibaut à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La sûreté nucléaire sur le site de Cattenom" (55016686C)
- Josy Arens à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La centrale nucléaire de Cattenom" (55016762C)
- Cécile Thibaut aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De nucleaire veiligheid op de site van Cattenom" (55016686C)
- Josy Arens aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De kerncentrale te Cattenom" (55016762C)
03.01 Cécile Thibaut (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, le mercredi 21 avril, ARTE a diffusé un documentaire-fiction sur la disparition du Luxembourg, intitulé An zéro, comment le Luxembourg a disparu. Ce documentaire a pour objectif d’imaginer l’impact d’un accident nucléaire majeur à la centrale nucléaire de Cattenom, en France, située à 25 kilomètres de Luxembourg-Ville mais aussi à 35 kilomètres d'Arlon.
Le documentaire démarre sur un fond de polémique, puisque la co-réalisatrice, Myriam Tonelotto, s’est retirée du projet en dénonçant le tour catastrophiste pris par le film et des choix qui s’éloignent du projet initial, qui était autant destiné à promouvoir le Luxembourg qu’à attirer l’attention sur les risques liés aux centrales.
Évidemment, l’impact d’un tel incident sur le pays serait considérable et on peut raisonnablement penser que le pays entier ne s’en relèverait pas. Comme le relève le documentaire-fiction, c’est dans cette zone de possible exclusion que réside l’essentiel de la population luxembourgeoise et que se trouvent les institutions et la majorité des entreprises.
Au-delà des nombreuses invraisemblances relevées dans le film, ce documentaire-fiction me permet de faire le point avec vous de manière raisonnable sur la façon dont la province de Luxembourg est préparée à ce genre d’événement.
Madame la ministre, quelle est l'évaluation de l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire (AFCN) concernant la sûreté nucléaire sur le site de Cattenom? Avez-vous ou votre prédécesseur déjà partagé des observations critiques au gouvernement français ou à l'Autorité de sûreté nucléaire (ASN) concernant la sûreté nucléaire de cette centrale? La Belgique pourrait-elle se joindre à la demande du Luxembourg pour réclamer l'arrêt de la centrale nucléaire de Cattenom pour cause de sécurité défaillante?
Pouvez-vous nous assurer que la province de Luxembourg a un plan particulier d'urgence et d'intervention opérationnel, y compris en cas d'accident nucléaire à Cattenom? Les fonctionnaires PLANU en exercice dans cette province sont-ils spécialement formés pour un accident nucléaire?
Quelle est la zone à risque en Belgique concernant la centrale de Cattenom? Quel est le pourcentage de comprimés d'iode retirés en pharmacie dans cette zone belge près de Cattenom? De combien d'appareils de décontamination pour véhicules et personnes quittant cette zone disposons-nous en province de Luxembourg?
Enfin, en cas d'évacuation suite à un accident nucléaire à Cattenom, où seraient prévues les capacités d'accueil en province de Luxembourg?
03.02 Josy Arens (cdH): Madame la ministre, en 1979, je me battais avec des jeunes du Grand-Duché de Luxembourg et du Luxembourg belge contre le construction de cette centrale nucléaire. Nous n'avons pas gagné la bataille et la centrale a été construite.
ARTE a récemment diffusé un documentaire très intéressant mais beaucoup trop catastrophique selon moi. En voyant comment le Grand-Duché de Luxembourg allait disparaître de la carte, je me disais que le Luxembourg belge allait aussi disparaître. Arlon se situe à 40 kilomètres de la centrale de Cattenom.
Quand j'étais député wallon, j'avais demandé aux représentants belges de la Grande Région de soutenir la demande du gouvernement luxembourgeois, qui a demandé aux autorités françaises de fermer cette centrale. Notre plus grand souhait est que cette centrale ferme mais je sais que ce n'est pas si évident que cela.
La crainte du premier ministre luxembourgeois est nourrie par des éléments objectifs, notamment des rapports d'experts qui craignent que la France n'ait pas tiré les leçons des événements de Tchernobyl et de Fukushima et que Cattenom présente des défauts de sécurité importants. Le Luxembourg serait même prêt à participer financièrement à la fermeture de cette centrale.
Madame la ministre, avez-vous connaissance ce dossier? L'avez-vous fait évaluer par l'AFCN? En avez-vous déjà parlé au sein du gouvernement ou avec les représentants des gouvernements français et luxembourgeois? Des décisions ont-elles été ou seront-elles prises aujourd'hui à ce sujet?
Le dossier avait-il été examiné par votre prédécesseur? Des initiatives avaient-elles été prises par lui?
Pensez-vous pouvoir soutenir le Grand-Duché de Luxembourg dans son souhait de voir fermer la centrale de Cattenom?
Un plan catastrophe est-il prêt aujourd'hui en Belgique pour intervenir en province du Luxembourg en cas d'accident nucléaire à Cattenom? Si non, prévoyez-vous d'en préparer un?
En ce qui concerne les capsules d'iode, on m'a dit qu'elles n'étaient pas disponibles en pharmacie mais que la zones de secours était chargée d'en assurer la distribution en cas d'accident nucléaire.
Madame la ministre, je compte sur vous pour soutenir le gouvernement luxembourgeois afin de résoudre ce problème assez rapidement.
03.03 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, chers collègues, la sûreté nucléaire est une compétence nationale pour laquelle chaque autorité de sûreté nationale est responsable. Dans le cas de la France, il s'agit de l'Autorité de sûreté nucléaire. L'Agence fédérale de Contrôle nucléaire entretient de bons contacts avec l'ASN et celle-ci l'informe régulièrement de dossiers en cours ainsi que d'événements pouvant avoir un impact sur la sûreté des installations nucléaires françaises proches de nos frontières, notamment les centrales nucléaires de Chooz, Gravelines et Cattenom. Ce n'est ni le rôle ni la compétence de l'AFCN d'établir une évaluation globale du niveau de sûreté d'une installation nucléaire étrangère, et encore moins d'en exiger la fermeture.
La centrale de Cattenom n'est pas située dans une zone de planification d'urgence de 20 kilomètres pour les centrales nucléaires, telle que définie dans le Plan d'urgence nucléaire et radiologique pour le territoire belge. Cette zone couvre la grande majorité des scénarios d'accidents possibles, y compris les plus graves. Cependant la province de Luxembourg se trouve dans la zone d'extension de 100 kilomètres de Cattenom pour une éventuelle mise à l'abri et prise de comprimés d'iode au cas où une situation surviendrait pouvant avoir des conséquences en dehors de la zone de planification d'urgence. Cela signifie qu'il n'est pas nécessaire d'élaborer un plan particulier d'urgence et d'intervention, mais qu'il est possible de réagir sur la base du plan général d'urgence et d'intervention du gouverneur, auquel s'ajoutent certaines préparations nucléaires spécifiques notamment en ce qui concerne la prise éventuelle de comprimés d'iode.
Les coordinateurs de planification d'urgence sont en formation continue. Les services du gouverneur du Luxembourg participent aux exercices pour la centrale nucléaire de Tihange. Le premier a eu lieu le 17 mars de cette année et le suivant aura lieu le 29 juin prochain. Ils ont également participé à l'exercice de transport nucléaire organisé par l'AFCN le 24 septembre 2019.
Concernant les comprimés d'iode, plusieurs milliers de boîtes ont été distribués, certaines à destination de collectivités et d'autres aux particuliers. Une boîte de comprimés d'iode couvre les besoins de quatre personnes.
En ce qui concerne la décontamination des personnes, outre les lignes mobiles de décontamination de la Protection civile et les capacités supplémentaires de la Défense, des centres d'accueil avec une capacité de douches fixes sont une option. La Protection civile dispose de huit lignes de décontamination d'une capacité de 160 personnes valides par heure. En cas d'évacuation à la suite d'un accident nucléaire à Cattenom, des centres d'accueil seront désignés, des écoles et des halls omnisports, en tenant compte des circonstances spécifiques et du plan général d'urgence et d'intervention de la province de Luxembourg.
03.04 Cécile Thibaut (Ecolo-Groen): Madame la ministre, j'ai écouté attentivement votre réponse. J'entends que nous serions dans un rayon de 100 kilomètres qui ne nécessite pas une zone de planification mais bien une zone d'extension.
C'est extrêmement inquiétant dans la mesure où la réalité est tout autre. À vol d'oiseau nous sommes à 35 ou 40 kilomètres de Cattenom. La vétusté, au-delà des invraisemblances du documentaire, est réelle. Je reste un peu sur ma faim et je suis vraiment surprise des réalités.
Quant au dialogue entre les deux agences, l'ASN française et l'AFCN, des contacts réguliers ne sont pas suffisants. La connaissance sur le terrain me semble nécessaire. C'est une manière de réagir avant qu'il ne soit trop tard. Je vais réétudier la réglementation et voir comment je peux suivre ce dossier. Je vous remercie pour votre réponse.
03.05 Josy Arens (cdH): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse, mais j'insiste quand même sur le problème de la présence de cette centrale qui, selon certains, présenterait des défauts de sécurité importants. J'insiste auprès de vous, madame la ministre, pour que vous inscriviez cette problématique à l'ordre du jour d'une de vos rencontres avec vos collègues luxembourgeois.
Quand une chaîne de télévision comme ARTE publie et diffuse ce qui l'a été il y a une quinzaine de jours, la population panique, et il faut pouvoir la rassurer. Je leur ai déjà expliqué que d'après les informations que j'avais reçues, les pilules d'iode seraient distribuées par la zone de secours. Mais je crois vraiment qu'il faut aller un tout petit peu plus loin et montrer qu'on prend réellement cette problématique au sérieux. Ce risque et ce danger sont réels là-bas. En effet, je vous l'ai dit, des hauteurs de ma commune, on voit les vapeurs de cette centrale. Je crois effectivement que le Grand-Duché de Luxembourg et le Luxembourg belge sont dans la même zone en cas d'accident dans cette centrale. Je vous remercie de prendre vraiment à cœur cette situation.
L'incident est clos.
04 Vraag van Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De functie en het statuut van bijzondere veldwachters" (55016744C)
04 Question de Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La fonction et le statut des gardes champêtres particuliers" (55016744C)
04.01 Bert Moyaers (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de bijzondere veldwachters vallen in principe onder uw bevoegdheid, maar ook binnen de Vlaamse regelgeving hebben ze hun beperkte rol, in het bijzonder wat de regeling op de jacht betreft. Op 10 juli 2019 kwam er een nieuw ministerieel besluit tot uitvoering van het gewijzigde statuut van de bijzondere veldwachters, maar toch blijken heel wat van deze veldwachters met heel veel vragen te zitten. Daarom is het volgens mij van belang om een striktere en betere taakomschrijving van deze bijzondere veldwachters te kunnen vastleggen. Vandaag volgen ze een opleiding en leggen ze een examen af, om dan achteraf vast te stellen dat ze eigenlijk nauwelijks aan de bak geraken, tenzij als vrijwilliger.
Het lijkt me dan ook belangrijk dat we deze mensen daarover duidelijkheid kunnen geven. Ofwel doen we verder zoals we dat vandaag doen, en creëren we bij velen onder hen verwachtingen die we uiteindelijk niet kunnen waarmaken op het terrein, terwijl ze na een opleiding toch hopen om effectief in een of andere vorm tewerkgesteld te worden. Ofwel schaffen we beter al die opleidingen af en melden we dat het puur als vrijwilligerswerk wordt beschouwd, maar dan niet beroepshalve.
Daarover heb ik een aantal vragen.
Hoe ziet u het statuut van de bijzondere veldwachter? Bent u van mening dat er voor hem een volwaardig takenpakket kan samengesteld worden om effectief tewerkgesteld te worden?
Acht u het nuttig om daarover in overleg te gaan met uw regionale collega, minister Demir, gezien de verwevenheid met de Vlaamse regelgeving?
Hoe ziet u de rol van de provinciebesturen in het hele verhaal, daar zij deze bijzondere veldwachters ook op provinciale domeinen durven in te schakelen?
Ik dank u alvast voor uw antwoorden.
04.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Moyaers, de wettelijke basis voor de functie van bijzondere veldwachter is opgenomen in het veldwetboek. Op basis van de informatie die ik heb, blijkt dat er in ons land nog ongeveer 900 bijzondere veldwachters actief zijn. Van tijd tot tijd gaan er stemmen op om de functie van bijzondere veldwachter af te schaffen. Dat zou dan impliceren dat particulieren een beroep moeten doen op de private veiligheidssector voor de bescherming van private domeinen en goederen. Overheden zouden een beroep moeten doen op regionale toezichthouders voor de handhaving van hun reglementering.
Om daarin klaarheid te scheppen, geef ik mijn diensten de opdracht om het statuut en de opdrachten van de bijzondere veldwachters grondig te evalueren, in samenspraak met de provinciegouverneurs. Daarbij is de mogelijke taakspanning tussen de bijzondere veldwachters en de regionale toezichthouders een aandachtspunt waarover verder overleg kan worden gevoerd met de gewestministers.
Ik neem dus nu geen standpunt in, maar ben graag bereid om na de consultatieronde terug te komen op deze aangelegenheid.
04.03 Bert Moyaers (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u alvast voor uw antwoord en voor het feit dat u de provinciegouverneurs en de deelstaatministers wil raadplegen over dit onderwerp.
Mijn idee over de bijzondere veldwachters is, zoals ik in mijn vraag al aanhaalde, dat zij effectief ernstig dienen te worden genomen voor de handhaving in de open ruimte en dat zij daartoe een welomschreven taakomschrijving krijgen. Indien niet, dan wordt het statuut beter afgeschaft. Voor alle duidelijkheid, ik ben voorstander van de eerste optie.
Een bijzondere veldwachter in de open ruimte kan misschien nog het best worden vergeleken met een gemeenschapswacht in een stad of gemeente. Los van het verschil in opleiding, denk ik dat die vergelijking het duidelijkst is voor de gemiddelde burger. Ik denk dat bijzondere veldwachters absoluut meer appreciatie verdienen en meer mogelijkheden moeten hebben om ingeschakeld en zelfs tewerkgesteld te worden voor die bepaalde taken.
L'incident est clos.
05 Vraag van Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De inspraak voor lokale besturen bij de nieuwe strategische veiligheids- en preventieplannen" (55016751C)
05 Question de Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La participation des pouvoirs locaux aux nouveaux plans stratégiques de sécurité et prévention" (55016751C)
05.01 Bert Moyaers (Vooruit): Mevrouw de minister, het opmaken van strategische veiligheids- en preventieplannen, afgekort SVPP, gaat momenteel gepaard met een bijzonder hoge administratieve werklast, die niet altijd in verhouding is met de subsidies die gemeenten daarvoor krijgen. In uw beleidsverklaring kondigde u zelf al aan dat er deze legislatuur werk zou worden gemaakt van de hervorming van die SVPP. Dat is alleen maar toe te juichen. Steden en gemeenten zijn immers al heel lang zelf vragende partij voor een hervorming hiervan.
Er is veel nood aan objectieve en transparante criteria, enerzijds voor het toekennen van een SVPP, anderzijds voor het verdelen van de middelen. Toch is er ook ongerustheid. De intentie om dit al te laten ingaan vanaf januari 2022 komt nu plots zo snel dat lokale besturen daar niet op voorbereid zijn. Lokale besturen geven net als de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, de VVSG, aan dat ze nog niet geraadpleegd zijn en vinden dat natuurlijk jammer. Toch is het net belangrijk dat lokale besturen daarvoor minstens bij monde van de VVSG worden geraadpleegd.
Lokale besturen hebben ondertussen al zowat twee decennia lang ervaring met deze materie. Als geen ander worden ze geconfronteerd met mogelijke valkuilen. Zal u hen dan ook snel betrekken bij de hervorming van het hele systeem?
Verwacht u dat dit grote veranderingen in het jaarlijkse budget zal inhouden? De budgetbesprekingen voor 2022 beginnen toch stilaan op gang te komen. Wie zal daar mogelijk de grootste verschillen van ondervinden in de positieve of negatieve zin? Vooral bij grotere steden gaat het over aardige sommen geld.
Zal u ook de VVSG raadplegen?
05.02 Minister Annelies Verlinden: Om de toekomst van de strategische veiligheids- en preventieplannen te verzekeren, moeten objectieve criteria ontwikkeld worden, zowel voor de selectie van de steden en gemeenten als voor de verdeling van de middelen. Ik heb dat ook al aangegeven in mijn beleidsnota. De administratie Binnenlandse Zaken is daar ook onmiddellijk mee aan de slag gegaan. Ook de VVSG, de UVCW en Brulocalis, zullen opnieuw betrokken worden bij de voorbereiding van de nieuwe cyclus van die strategische veiligheids- en preventieplannen. Mijn diensten hebben ook het traject ingezet in overleg met de verenigingen van steden en gemeenten.
Het spreekt voor zich dat een wijziging van de criteria van toewijzing en verdeling ook een positieve of negatieve financiële impact kan inhouden voor de gemeenten die momenteel van die financiering genieten. Ik kan vandaag nog niet vooruitlopen op het resultaat en de beslissing van de regering ter zake, maar het is vast en zeker een thema dat opgevolgd zal worden.
05.03 Bert Moyaers (Vooruit): Het is goed om te horen dat het overleg met de VVSG op zijn minst al gestart is.
Het is belangrijk dat lokale besturen input kunnen geven met betrekking tot de inhoud van de nieuwe plannen. Zij hebben uiteindelijk de nodige ervaring met die materie. Als geen ander kennen zij de sterktes en zwaktes van het hele systeem. Bovendien moeten de lokale besturen er, met het oog op de jaarlijkse begrotingsbesprekingen, zo snel mogelijk van op de hoogte worden gebracht. Zo kunnen ze hun eigen toekomstperspectieven beter plannen. Ze moeten dus tijdig op de hoogte zijn om de budgetten voor 2022 te kunnen vastleggen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Aan de orde is vraag nr. 55016764C van mevrouw Daems. Zij is niet aanwezig. Haar vraag is dus zonder voorwerp.
06 Question de Samuel Cogolati à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les arrêts de Tihange 2" (55016852C)
06 Vraag van Samuel Cogolati aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het herhaaldelijk stilvallen of stilleggen van Tihange 2" (55016852C)
06.01 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la
Ministre,
Le réacteur de Tihange 2 s'est mis plusieurs
fois à l'arrêt depuis le mercredi 21 avril. Quelles sont les causes de ces
arrêts successifs et rapprochés? Y a-t-il un lien entre ces différents
incidents? Pourquoi ces problèmes techniques se sont-ils manifesté?
Y a-t-il eu des fautes d'inattention des
collaborateurs?
Y a-t-il le moindre lien ou la moindre
similitude à l'arrêt automatique du 19 janvier dernier? Et quel est le lien
avec l'incident du 21 novembre?
Pourriez-vous nous indiquer quelle procédure
spécifique n'a pas été respectée? Quel paramètre n'a pas été vérifié dans la
phase de redémarrage? Quelles sont les leçons tirées de ces événements?
Ce type de niveau d'eau trop bas s'est-il
déjà produit sur ce réacteur ou d'autres? Si oui, à combien de reprises?
Quelles sont les conséquences potentielles d'un niveau d'eau trop bas durant
les phases de redémarrage?
Est-ce que ces incidents pourraient être
liés à l'âge du réacteur ou à la présence de microbulles d'hydrogène dans la
cuve du réacteur de Tihange 2?
06.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Cogolati, je vous remercie pour vos questions.
Le mercredi 21 avril, au cours d'un test portant sur un circuit secondaire de Tihange 2, l'une des vannes d'alimentation s'est fermée inopinément. Cet événement a conduit à un arrêt automatique de l'installation en raison d'une baisse du niveau d'eau dans les générateurs de vapeur concernés, comme on s'y attend en de tels cas. Cet événement n'a entraîné aucun impact sur la santé des travailleurs, la population ou l'environnement.
Pour l'arrêt automatique du samedi 24 avril, l'exploitant et l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire sont en train de mener leur analyse. Néanmoins, nous pouvons établir que l'arrêt automatique qui a eu lieu lors du redémarrage n'est pas lié techniquement à l'arrêt du 21 avril.
L'AFCN m'indique que deux analyses INES sont en cours pour ces deux événements, tel que le prévoit le règlement technique du 5 juillet 2019. Si leur résultat se révèle supérieur à zéro, l'AFCN communiquera à ce sujet. Techniquement, il n'existe – là non plus – aucun rapport entre ces événements, ceux du 21 novembre de l'année dernière et du 19 janvier dernier. Étant donné que l'analyse est toujours en cours, je ne puis vous apporter plus d'informations.
Un bas niveau d'eau dans les générateurs de vapeur peut découler d'autres événements. Durant les cinq années antérieures, trois cas similaires se sont produits: à Tihange 2 en 2016, à Tihange 3 en 2017 et à Doel 4 la même année. En pratique, un faible niveau d'eau dans le générateur indique une quantité d'eau insuffisante pour évacuer la chaleur produite par le cœur via ce circuit.
L'unité a alors correctement réagi en arrêtant automatiquement le réacteur. De son côté, le cœur a continué à être refroidi par les autres circuits prévus à cet effet. Cet événement n'a provoqué aucun impact sur la sûreté, les travailleurs, la population ou l'environnement.
Je puis également vous rassurer quant à l'absence de rapport entre les microbulles d'hydrogène dans la cuve et ces deux arrêts liés à l'alimentation en eau du circuit secondaire.
06.03 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse longue et fort complète, qui m'a rassuré sur l'absence de lien avec les bulles d'hydrogène.
Je me permettrai de revenir vous interroger au sujet du résultat des analyses INES, si elles démontrent que ces incidents dépassent le niveau zéro.
L'incident est clos.
- Eva Platteau aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanbevelingen van Amnesty International over het etnisch profileren" (55016962C)
- Nabil Boukili aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het VN-rapport over het politiegeweld in België" (55017264C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het rapport van het VN-comité CERD over het politiegeweld in België" (55017283C)
- Hervé Rigot aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het rapport van het VN-Comité inzake de uitbanning van rassendiscriminatie" (55017328C)
- Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanbevelingen in het CERD-rapport" (55017329C)
- Eva Platteau à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les recommandations d'Amnesty International en ce qui concerne le profilage ethnique" (55016962C)
- Nabil Boukili à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le rapport de l’ONU sur les violences policières en Belgique" (55017264C)
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le rapport du CERD des Nations Unies sur les violences policières en Belgique" (55017283C)
- Hervé Rigot à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le rapport du Comité de l'ONU pour l'élimination de la discrimination raciale" (55017328C)
- Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les recommandations du rapport du CERD" (55017329C)
07.01 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op 5 mei wordt België voor de derde keer onderworpen aan het Universeel Periodiek Onderzoek van de VN-Mensenrechtenraad. Naar aanleiding daarvan heeft Amnesty International een rapport gemaakt met enkele bezorgdheden en aanbevelingen.
Het rapport bevat een verslag over de mate waarin ons land zijn engagementen uit de vorige Universal Periodic Review nakwam. Het rapport toont ook waar de mensenrechten in ons land nog worden geschonden of onvoldoende worden beschermd. Zo stelt het rapport van Amnesty International dat etnisch profileren door de politie, wat een schending vormt van het recht om niet gediscrimineerd te worden, een probleem blijft. Ik citeer even uit het rapport: "Uit het onderzoek van Amnesty blijkt dat politieagenten erkennen dat de praktijk bestaat en dat het wettelijke en beleidskader voor besluitvorming door politieagenten onvoldoende houvast biedt. Hoewel er veel getuigenissen zijn, is de volledige omvang van het probleem moeilijk in te schatten, aangezien de autoriteiten er niet in slagen grondige en uitgesplitste gegevens te verzamelen. Vooral het ontbreken van gegevens over identiteitscontroles belemmert een adequate reactie op het probleem."
Amnesty International geeft in het rapport ook aanbevelingen. Met betrekking tot etnisch profileren, roept ze de federale regering op om de wet op het politieambt aan te passen door een expliciet verbod op directe en indirecte discriminatie op te nemen en door etnisch profileren expliciet te verbieden. Ook roept ze op in beleid en praktijk stappen te ondernemen om etnisch profileren tegen te gaan en om identiteitscontroles door de politie te registreren en gegevens te verzamelen om het gebruik ervan te controleren en te onderzoeken. Meer recent heeft het VN-Comité voor uitbanning van raciale discriminatie bevestigd dat België actie moet ondernemen tegen etnisch profileren.
Tout d’abord, le Comité demande l’adoption d’un plan d’action contre le profilage racial, ainsi que la mise en place d’un système indépendant de traitement des plaintes ou encore l’utilisation de formulaires précisant les raisons d’un contrôle et les voies de recours disponibles.
Ensuite, le CERD attend que notre pays prenne des mesures pour garantir des enquêtes promptes, complètes et impartiales sur les incidents racistes impliquant des policiers et pour s’assurer que les responsables soient poursuivis.
Le Comité s’est également penché sur le problème des crimes et des discours de haine raciste. Il demande à cet égard à notre pays de lui fournir des informations sur les poursuites et condamnations à ce sujet.
Enfin, même si le CERD note avec satisfaction la création de l’Institut fédéral pour la protection et la promotion des droits de l’homme, il invite néanmoins notre pays à prendre les mesures nécessaires pour permettre à cette institution de traiter des plaintes individuelles, y compris les cas de discrimination linguistique.
Madame la ministre, quelles suites seront-elles données à ces recommandations? La collecte de données et l’enregistrement des plaintes contre les crimes et discours de haine racistes vont-ils être améliorés? Dans les affaires de violence policière, des enquêtes promptes, complètes, impartiales et assorties de sanctions – si besoin est – deviendront-elles bientôt réalité? L’Institut fédéral pour la protection et la promotion des droits de l’homme va-t-il bientôt pouvoir traiter des plaintes individuelles?
07.02 Hervé Rigot (PS): Monsieur le président, madame la ministre, je ne reviens pas longuement sur le contexte dressé par mes collègues et qui mène aux questions que l'on vous pose aujourd'hui.
Un chapitre important du rapport est consacré à l'attitude de notre police dans le domaine. Comme vous le savez, notre groupe n'a pas attendu ce rapport pour soulever cette question et pour vous interroger sur l'attitude, la formation et les actions à mener à l'égard de notre police.
L'affaire Chovanec aussi a mis en évidence, au travers de la question du traitement des transmigrants, divers dossiers qui sont pointés comme révélateurs d'une attitude problématique au sein de notre police.
Comme l'ont évoqué mes collègues, le Comité propose une série de recommandations pour lutter contre ce phénomène. Celles-ci ont été pointées du doigt et mises en évidence par Amnesty International.
Madame la ministre, avez vous pris connaissance de ce rapport? J'imagine que oui. Quel regard portez-vous sur les recommandations avancées par cet organe des Nations Unies? Quelles suites envisagez-vous de leur donner? Quelles initiatives entendez-vous prendre à la suite de la publication de ce rapport?
07.03 Yngvild Ingels (N-VA):
Geachte mevrouw de minister,
De commissie voor het uitbannen van
raciale discirminatie (CERD) van de Verenigde Naties heeft vorige week een
rapport gepubliceerd waarin zorgen worden geuit over racisme en geweld door
onze politie. Er is sprake van een toename in zowel fysiek als verbaal geweld.
Het Cerd zegt ook bezorgd te zijn over sterfgevallen in hechtenis en over
mishandeling van migranten of azielzoekers.
Het gaat over aanbevelingen zoals:
- Grondig onderzoeken van beschuldigingen
van racisme door politie
- Stimuleren van etnische diversiteit
binnen het politiekorps
- Grotere transparantie over en
registratie van identiteitscontroles op straat
- Wettelijke verbieden van etnisch
profileren
- Het opzetten van een onafhankelijk
klachtenmechanisme
- Meer aandacht voor etnisch profileren
tijdens de opleiding
Hoe is dit rapport tot stand gekomen? Is
de CERT hierover in dialoog gegaan met uzelf of uw diensten?
Hoe kijkt u naar de aanbevelingen? Komt
er een actieplan om deze aanbevelingen tot uitvoering te brengen?
De aanbeveling over een onafhankelijk
klachtenmechanisme en betere rapportering doet vragen rijzen over het
klachtenbeheer dat vandaag wordt toegepast? Voldoet deze dan niet? Welke
verbeterpunten ziet u?
07.04 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Platteau, uw vraag heeft betrekking op de aanbevelingen van Amnesty International. Op dit ogenblik beschik ik over onvoldoende gegevens om te spreken van een structureel probleem van etnisch profileren binnen de politiediensten. In elk geval wordt elk vermeend geval van discriminatie door personeelsleden van de politiediensten ernstig genomen en wordt ongepast gedrag of worden ongepaste uitlatingen, waaronder etnisch profileren, van een zeer klein deel van het politiepersoneel, uiteraard bestreden.
De wet op het politieambt stelt dat personeelsleden de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in acht moeten nemen en zich ertoe verbinden om die ook te doen naleven. De deontologische code van de politiediensten benadrukt dat opnieuw en stelt bovendien expliciet dat personeelsleden zich van elke vorm van discriminatie en van elke vorm van partijdigheid moeten onthouden. Ik ondersteun dat uiteraard en vanzelfsprekend maximaal. Ook zie ik nauwgezet toe op de concrete toepassing van die duidelijke en ook dwingende regels.
Mijn kabinet heeft recent ook het platform Stop Ethnic Profiling ontvangen om te luisteren naar de aanbevelingen op dat vlak, onder andere in het kader van het nationaal actieplan tegen racisme.
Wij zetten concrete stappen om vermeend etnisch profileren tegen te gaan. Dat gebeurt via opleidingen, de voorbeeldfunctie van het leiderschap, het streven naar de juiste organisatiecultuur en een permanente aandacht voor de mensenrechten. De politie maakt daarnaast ook werk van operationele instructies en de opvolging ervan via coaching en monitoring.
Op dit ogenblik wordt een interne richtlijn 'Professioneel controleren voor de geïntegreerde politie' voorbereid met aandacht voor de integratie ervan in de verschillende opleidingen. Ook recente academische inzichten zullen daarin worden meegenomen, bijvoorbeeld de doctoraatsstudie over identiteitscontrole door de politie van mevrouw Saudelli, die vorige week werd voorgesteld. Wij hebben trouwens contact met haar.
J'ai pris connaissance du rapport du Comité pour l'élimination de la discrimination raciale du 30 avril 2021 sur le rapport de la Belgique. Celui-ci a retenu toute mon attention. Suite à une première lecture, je constate que les recommandations portent sur des préoccupations connues. Des initiatives allant dans ce sens sont déjà en cours et cadrent dans ma déclaration de politique ou ont déjà été intégrées au sein de l'organisation policière.
Les recommandations seront analysées et impliqueront tous les acteurs concernés. La prévention des comportements abusifs et contraires aux droits et libertés passent par une formation adéquate des membres du personnel des services de police. Cette formation joue un rôle essentiel dans le respect du cadre légal, des valeurs de la police intégrée, ainsi que dans l'acquisition des compétences et des attitudes nécessaires à l'exercice des missions policières de manière professionnelle.
La législation relative à la prohibition du racisme et de la discrimination fait également l'objet d'une formation spécifique à la disposition des membres des services de police. De nombreuses activités de sensibilisation sont organisées en la matière au travers de moyens de communication variés. Plusieurs de ces formations portant sur la diversité et la communication interculturelle sont notamment dispensées par et/ou en collaboration avec des partenaires externes actifs dans la promotion des droits de l'homme, comme le Centre interfédéral pour l'égalité des chances par exemple.
La formation "Holocauste, police et droits de l'homme", organisée en partenariat avec la Caserne Dossin, aborde notamment les mécanismes menant à la polarisation et à l'impact de ce phénomène sur le travail de la police et sur sa relation avec la population. Les thématiques de la diversité et de la non-discrimination sont considérées comme prioritaires dans le domaine de la formation policière.
Je partage entièrement la recommandation du CERD relative à un plan d'action national de lutte contre le racisme. Ce travail est d'ailleurs déjà en cours. Dans la foulée d'une Conférence interministérielle tenue en juillet 2020, un groupe de travail multidisciplinaire, composé notamment de représentants des ministres de tutelle, des services de police, de la police intégrée et d'ONG, s'attèle en ce moment à l'élaboration d'un plan national antiracisme.
Les services de police participent et contribuent de manière constructive à ces travaux et les groupes de travail techniques sont en phase de finalisation. Le processus décisionnel politique suivra le processus habituel. Je reviendrai vers vous en temps utiles.
Parallèlement, la police intégrée travaille notamment à la mise en place d'un plan d'action pour lutter contre le profilage professionnel sur la base de ce qui a déjà été développé au sein de certaines zones de police.
Les zones de police locale d'Anvers, Malines, Willebroek, Gand et Bruxelles Nord ont élaboré conjointement un cadre de référence quant au profilage professionnel. Ce cadre fournit des outils pour promouvoir le professionnalisme des contrôles de police dans lesquels la communication respectueuse, la base légale et les valeurs jouent un rôle central. Je soutiens l'engagement de la police intégrée d'inclure ce cadre d'action dans la formation de base des aspirants inspecteurs de police et, par la suite, au sein de la GPI 48 relative à la formation et l'entraînement en maîtrise de la violence des membres du personnel du cadre opérationnel des services de police.
Het toezicht op de uitoefening van het politieambt en de klachten daarover wordt uitgeoefend en geëvalueerd via controlemechanismen en -organen op het niveau van de drie gestelde machten, namelijk het Comité P, de gerechtelijke autoriteiten en de AIG. Afhankelijk van het geval treden deze op en nemen desgevallend de nodige corrigerende maatregelen. De verantwoordelijken worden vervolgd en zo goed mogelijk ook tuchtrechtelijk gestraft. Ik kan mij niet uitspreken over het strafrechtelijk aspect, noch over de passende schadeloosstelling van de slachtoffers.
Madame Chanson, en ce qui concerne l'amélioration de la procédure et des outils d'enregistrement des plaintes pour les crimes et discours de haine racistes, la réflexion se poursuit dans le cadre de la révision de la circulaire COL 13/2013. En effet, à la suite des recommandations de l'Agence des droits fondamentaux de l'Union européenne et du Bureau des institutions démocratiques et des droits de l'homme (BIDDH), cette circulaire est en cours d'amélioration. Un groupe de travail piloté par la cellule Égalité des chances du SPF Justice et composé de magistrats, d'Unia, de la police locale et fédérale a été désigné pour ce faire.
Enfin, je voudrais signaler que les recommandations faites par le CERD s'adressent aux différentes entités de l'État belge et pas uniquement à mon office. La recommandation relative à l'utilité de connaître la composition ethnique de la population belge, par exemple, nécessite une modification de la législation pour permettre la récolte des données à caractère ethnique, fût-ce sur une base volontaire, et de la rendre compatible avec les exigences du règlement général sur la protection des données (RGPD).
Il ne m'appartient pas, dans le cadre de l'autonomie des entités fédérées, de commenter la décision éventuelle de l'entité flamande de quitter en 2023 l'accord de coopération réglant la création et le fonctionnement d'Unia. Le cas échéant, la perte de revenus invoquée pourra être compensée via les subventions fédérales ou la Loterie Nationale.
Concernant la possibilité pour l'Institut fédéral pour la protection et la promotion des droits de l'homme de traiter les plaintes individuelles, je vous renvoie à mon collègue le ministre de la Justice.
07.05 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, dank u wel voor uw antwoord.
Ik ben niet helemaal overtuigd. Ik ben een beetje verbaasd omdat u zegt dat u onvoldoende gegevens heeft om te spreken van een structureel probleem, terwijl het rapport van Amnesty International nu net blootlegt dat er een structureel probleem is en racisme en discriminatie door de politie in de praktijk voorkomen. Het wordt ook bevestigd door het VN-comité. Staat u mij toe dat ik het geen bevredigend antwoord vind als u zegt dat u er onvoldoende gegevens over heeft.
U zegt dat elke vorm van discriminatie aangepakt wordt en verwijst daarbij naar de wet op het politieambt, naar de deontologische code en naar opleidingen. Dat is volgens mij allemaal heel belangrijk. Ik ben er ook een voorstander van dat de politie opleiding krijgt over de mensenrechten, antidiscriminatie en antiracisme. Maar op die manier individualiseert u het probleem eigenlijk, terwijl uit de rapporten blijkt dat het een structureel probleem is dat ook een structurele oplossing nodig heeft.
De vraag is of de huidige maatregelen die u
voorstelt voldoende zijn. Dat zou ik in vraag durven te stellen en erop
aandringen dat we erover nadenken. Moeten we etnische profilering door de
politie niet beter kaderen of verbieden, zodat politieagenten, wanneer ze
overgaan tot een identiteitscontrole, moeten kunnen verantwoorden waarom ze dat
doen en dit ook meer geregistreerd wordt? Daarvan ben ik een voorstander. Dank u.
07.06 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, merci pour vos différents éléments d'information.
Je me joins au constat que ma collègue vient de dresser. Vous parlez d'un manque de données. Moi, je peux vous dire que différentes institutions et associations font pourtant le même constat, et parlent d'une voix unanime d'un problème structurel au sein de notre système de police.
Aujourd'hui, vous parlez de formation, d'une culture appropriée, de coachings, de monitoring. Je vous en avais d'ailleurs fait la demande. Je suis ravie d'entendre que vous avancez sur toute une série de dossiers et de propositions. J'espère en voir le résultat concret le plus rapidement possible.
Je crois néanmoins qu'au-delà de cela, nous devons aller plus loin. Si on peut objectiver un problème structurel, il faut alors pouvoir proposer des solutions bien plus structurelles qu'un simple coaching ou qu'un simple cours qui devient obligatoire dans la formation d'aspirant inspecteur.
Nous devons mener une réflexion qui va plus loin que celle déjà entamée, de manière à pouvoir répondre à toute une série de questions qui sont posées dans des rapports tels que ceux de l'ONU, d'Amnesty International, ou d'associations qui existent sur notre territoire. Elles parlent de violences policières, de racisme au sein de la police, de profilage ethnique. Ces associations ont déjà toute une série de solutions à nous proposer.
Je crois qu'aujourd'hui, notre rôle est de les mettre à l'étude et peut-être de réaliser des auditions sur ce sujet. En tout cas, nous devons montrer la volonté d'aménager de manière structurelle nos services de police, car il y a sans doute des dysfonctionnements plus compliqués et plus ancrés que ce que l'on veut bien croire. Ce n'est pas une simple formation qui règlera ces problèmes.
Je vous remercie néanmoins pour toutes les propositions sur lesquelles vous travaillez, ainsi que pour votre dynamisme et votre volonté de modifier le champ d'action.
07.07 Hervé Rigot (PS): Madame la ministre, à ce jour, aucun cadre légal ne permet à une personne qui fait l'objet d'un contrôle de police d'en connaître le motif. À ce jour, nous devons constater, comme le mentionne le rapport, que le profilage racial par la police reste un problème persistant en Belgique et qu'il n'existe aucune loi interdisant explicitement ce profilage racial.
Ce constat n'est pas soulevé par quelques citoyens. Ce n'est pas conjoncturel. C'est un constat qui vient du rapport de l'ONU, comme mes collègues l'ont souligné, mais qui vient aussi d'autres associations et institutions dont on connaît la force et le suivi, qu'il s'agisse d'Unia ou d'Amnesty International.
Madame la ministre, nous devons ouvrir les yeux et nous engager dans une vraie politique du changement car, dans notre police, il y a des comportements qui sont encore bien présents et trop présents. Ce sont des comportements de quelques-uns seulement, je l'espère, qui portent atteinte à la police, qui génèrent une absence de confiance de nos concitoyens et qui portent surtout atteinte à des femmes et des hommes qui sont victimes de ces comportements qui n'ont pas leur place dans notre police.
La Belgique s'est engagée à mettre en place un plan d'action interfédéral contre le racisme que vous venez d'évoquer et dont la rédaction a été entamée en début d'année. Il faut appuyer sur l'accélérateur. Il faut aller de l'avant et en faire une priorité. Comme vous l'avez dit, il faut sélectionner, former et sanctionner. Il faut sans doute aussi avoir l'audace maintenant de réformer et de cadrer pour qu'à l'avenir, nous ayons des rapports bien plus positifs et élogieux des Nations Unies et d'autres entités, rapports dont nous pourrons être fiers.
Madame la ministre, je vous remercie. Je ne doute pas que vous en ferez une priorité et que vous aurez l'audace d'avancer.
07.08 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik denk dat we op dit ogenblik alleen maar kunnen zeggen dat we blij zijn dat u er werk van maakt. Ik ben heel benieuwd naar de concrete uitwerking.
De politie moet natuurlijk haar werk kunnen doen, maar er moet ook een motivering zijn van waarom iemand iets doet. Als een burger vindt dat iets onterecht is gebeurd of meer uitleg wenst over de reden waarom iets is gebeurd, dan moet die burger de vraag kunnen stellen. Als burgers vinden dat zij onheus zijn behandeld, moeten zij ook een klacht kunnen indienen.
Ik was dan ook verbaasd over de aanbeveling van de onafhankelijke klachtenbehandeling. In mijn ogen hebben we in België de nodige organen om daarmee om te gaan. Ik ben heel benieuwd naar wat er volgens hen aan schort en wat er beter kan. Ik denk dat we gewoon de werkzaamheden moeten volgen en dit verder opvolgen.
Het incident is gesloten.
08 Question de Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La lutte contre les délits de discrimination et de haine" (55016854C)
08 Vraag van Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De strijd tegen discriminatie- en haatmisdrijven" (55016854C)
08.01 Julie Chanson (Ecolo-Groen): "Dans
l’accord de gouvernement, vous vous êtes engagée en matière de lutte contre les
discriminations et délits de haine comme suit : « La lutte contre toutes formes
de discrimination, telle que prévue par la loi, sera intensifiée (…) La lutte
contre les délits de discrimination et de haine (également en ligne) sera
reprise dans le prochain plan national de sécurité. (…) La promotion de la
diversité et la lutte contre toutes les formes de discrimination feront l’objet
d’une attention particulière.»
Madame la Ministre, étant moi-même grandement
préoccupée par ce type de violence, je souhaite vous poser la question suivante
:
Quelles sont les étapes précises pour
atteindre cet objectif et sur quel calendrier pouvez-vous vous engager pour
remplir les engagements du gouvernement en la matière ?"
08.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, madame Chanson, la référence dans l'accord de gouvernement à la lutte contre les délits de discrimination et de haine est un thème géré par la secrétaire d'État à l'Égalité des chances. Dans ce contexte, l'élaboration concrète du Plan national contre le racisme revient à la secrétaire d'État à l'Égalité des chances, Mme Schlitz, en collaboration avec l'ensemble des autorités, les instances et départements concernés aux niveaux fédéral et fédérés. En ce qui concerne les étapes et calendriers prévus dans le cadre de ce plan, je vous renvoie dès lors vers la secrétaire d'État à l'Égalité des chances.
En ce qui concerne spécifiquement la police, je peux d'ores et déjà vous signaler qu'elle souscrira bien évidemment aux objectifs du NAPAR se rapportant à son fonctionnement policier. Le but est en effet de rendre tant la Note-cadre de Sécurité intégrale que le Plan national de sécurité conformes au plan thématique antérieur. Le Plan national de sécurité, qui est le plan stratégique de la police fédérale et du fonctionnement policier intégré, intégrera les objectifs policiers issus du NAPAR et ce, en faisant notamment référence à ce plan d'action interfédéral.
Étant donné qu'il s'agit également des délits, les actions policières sont guidées par la justice et plus particulièrement par le ministère public. Les matières liées plutôt à la gestion relèvent par contre de mon domaine de compétences. Le défi consiste donc à harmoniser les différents plans stratégiques, leurs processus en cours et surtout leurs contenus. En effet, tous les plans sont actuellement en plein développement.
L'harmonisation en ce qui concerne les objectifs policiers en matière de lutte contre la discrimination, de racisme et de délits de haine est en cours et le but est que les ministres de la Justice et de l'Intérieur valident, dans les semaines à venir, le plan de la secrétaire d'État à l'Égalité des chances pour ce qui est des objectifs policiers qui figurent dans le NAPAR. Cela se fera évidemment en étroite concertation avec les services de police fédéraux et locaux.
Pour ceux de la Note-cadre de Sécurité intégrale et du Plan national de sécurité, il s'agit d'une double compétence relevant respectivement du ministre de la Justice et du ministre de l'Intérieur. Une concertation interfédérale est également nécessaire à cette fin.
En outre, ces plans ne se limitent évidemment pas aux problèmes de discrimination, de racisme et de délits de haine. L'objectif est de faire approuver les deux plans de sécurité en automne de cette année.
08.03 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, merci pour ces éléments d'information.
J'attends également les réponses à mes questions écrites, qui seront sans doute un complément à ce que vous venez de me transmettre. Je ne manquerai pas d'interpeller Mme la secrétaire d'État pour avoir des réponses au deuxième volet de ma question, qui se rapporte plutôt à ses compétences.
L'incident est clos.
09 Vraag van Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De vaccinatiegraad bij de politie" (55016884C)
09 Question de Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le taux de vaccination au sein de la police" (55016884C)
09.01 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik denk dat we allemaal toejuichen dat onze vaccinatie steeds meer op kruissnelheid komt. Mijn vraag gaat over de vaccinatiegraad bij de politie.
De taskforce Vaccinatie bij de geïntegreerde politie werkte een aantal maanden geleden een strategie uit voor de aanpak van de vaccinatie bij de verschillende politiediensten. Daarbij werd een logica gehanteerd – die ik zeker kan volgen – die vertrok van de werkplaats en niet zozeer van de woonplaats van de politieagent in kwestie.
Nu komen bij no-shows in de lokale vaccinatiecentra bepaalde beroepsgroepen zoals kleuterjuffen, maar ook politiemensen, op de lijst terecht. Dat doorkruist in zekere zin de vaccinatiestrategie die de geïntegreerde politie had uitgestippeld. Voor een goed begrip, ik ben heel blij dat die mensen sneller gevaccineerd worden want het zou jammer zijn dat er vaccins verloren gaan. Ik vraag me wel af hoe dit de vaccinatiestrategie van de politie doorkruist, en of er nog een volledig overzicht bestaat van wie er binnen de politiediensten is gevaccineerd, en wanneer en waar dat gebeurd is.
Heeft u een idee van de vaccinatiegraad bij de lokale politie? Wat is de vaccinatiegraad bij de federale politie? Is er effectief een onderscheid gemaakt tussen eerstelijns en tweedelijns, zoals ooit werd voorgesteld bij het begin van de strategiebepaling? Welke impact heeft het feit dat er lokaal meer gevaccineerd wordt, via de genoemde no-shows, op de vooropgestelde strategie?
09.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Ingels, vooraleer in te gaan op uw concrete vragen, wil ik het volgende zeggen. Op eventuele no-shows hebben wij geen zicht omdat wij die gegevens niet mogen bijhouden en ook niet mogen registreren. De GDPR laat niet toe om lijsten bij te houden, omwille van de erin vervatte medische gegevens. De aantallen zijn bovendien die aantallen waarvan de federale politie zelf de uitnodiging verstuurde en de bevestiging kreeg.
Wat de Duitstalige Gemeenschap betreft, werd de lijst volledig afgewerkt en betreft het 300 personeelsleden.
Ook in het Waals Gewest werd de lijst volledig afgewerkt, via twee grote vaccinatiecentra, een in Ronquières en een in Bierset. Het gaat in totaal om 8.155 politiemensen, waarvan 3.546 van de federale politie en 4.609 van de lokale politie.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd er via één groot vaccinatiecentrum op de Heizel gewerkt. Alle prioritaire politiemensen met woonplaats in Brussel werden gevaccineerd. Daarnaast werden de volledige Brusselse politiezones gevaccineerd en loopt momenteel ook de inhaalbeweging voor de federale politie. Het betreft de personeelsleden van de diensten die in Brussel zijn gehuisvest. De organisatie verloopt via de DirCo in Brussel. Momenteel gaat het om ongeveer 5.000 personeelsleden en is hun vaccinatie zo goed als afgerond.
In het Vlaams Gewest zijn alle prioritaire personeelsleden opgeladen in het uitnodigingssysteem van ZorgVlaanderen en zijn vorige week de uitnodigingen vertrokken. De politiemensen in het Vlaams Gewest worden gevaccineerd in het vaccinatiecentrum van hun woonplaats. Zoals u al aangaf, het onderscheid tussen de eerste lijn of de prioritaire operationele diensten en de tweede lijn is in die zin ook behouden.
09.03 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, dat u geen zicht op de no-shows hebt, begrijp ik. Mijn vraag was ook niet of u daarop een zicht had. Het ging over het feit dat de strategie werd doorkruist omdat er lokaal bepaalde marges waren. Het belangrijkste is dat de vaccinatie ofwel afgerond ofwel zeer vergevorderd is. Dat is goed nieuws voor de politiemensen die dat extra risico op besmetting nemen.
L'incident est clos.
De voorzitter: De vragen nr. 55016972C van mevrouw Jadin en nr. 5017000C van de heer De Smet worden omgezet in schriftelijke vragen.
- Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De nieuwe selectieprocedure i.h.k.v. de rekrutering bij de politie" (55017009C)
- Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De rekrutering bij de politie" (55017045C)
- Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De kritiek op de oude vorm van rekruteren bij de politie" (55017047C)
- Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De duurtijd van politieopleidingen" (55017048C)
- Nawal Farih aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De hervorming van de rekrutering voor veiligheidsberoepen" (55017140C)
- Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La nouvelle procédure de sélection dans le cadre du recrutement à la police" (55017009C)
- Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le recrutement à la police" (55017045C)
- Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les critiques à l'égard de l'ancienne méthode de recrutement auprès de la police" (55017047C)
- Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La durée des formations policières" (55017048C)
- Nawal Farih à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La réforme du recrutement pour les métiers de la sécurité" (55017140C)
10.01 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in februari stelde ik u voor het laatst een vraag over de rekrutering en de selectieprocedures bij de politie. Het antwoord dat u toen gaf, was zeer optimistisch en goed. U bevestigde dat de aanwerving van 1.600 nieuwe rekruten dit jaar op schema zat. De nieuwe selectieprocedure moest nog geactiveerd worden, na akkoord met de vakbonden. Daarover handelen mijn vragen.
U kondigde aan dat de nieuwe selectieprocedure in het voorjaar van start zou gaan. Het voorjaar loopt ten einde. Hoever staat het met het uitrollen van die nieuwe selectieprocedure? Heeft dat vakbondsoverleg over deze materie al plaatsgevonden? Zo ja, in welk stadium zitten die gesprekken?
Een aantal selectieproeven werd al geschrapt. Kan u toelichten welke proeven concreet geschrapt zijn?
U spreekt ook over fast-trackproeven die slechts twee weken in beslag zullen nemen. Dat is in 2019 ook al van start gegaan. Kan u uitleggen wanneer dat systeem weer in werking zal of kan treden?
10.02 Bert
Moyaers (Vooruit): Mevrouw de minister, de
rekrutering van jaarlijks 1600 aspiranten bij de politie blijft één van de
eyecatchers uit het regeerakkoord en uw beleidsbrief. In de media vond ik
afgelopen week een anonieme getuigenis terug waarin een rechercheur aangaf dat
de uitstroom van politieagenten groter is dan de instroom. De kritiek werd nog
harder door te zeggen dat de rekrutering onvoldoende is en we te snel tevreden
blijken.
Als ik de cijfers van de periode 2016 tot en
met 2019 bestudeer die ik opvroeg, ben ik het daar niet helemaal mee eens. Een
netto-aangroei van 940 (2016), 560 (2017), 463 (2018) en 580 (2019) agenten
toont aan dat de uitstroom kleiner is dan de instroom. Maar uiteraard zijn
we met nog ver verwijderd van de 1600 agenten die we jaarlijks voor ogen
hebben. Uit eerdere commissievergaderingen verzekerde U er vertrouwen in te
hebben om het beoogde cijfer van 1600 nieuwe politie-inspecteurs te kunnen
behalen in 2021.
Ik heb daarover de volgende vragen:
Is er al meer duidelijkheid over het KB
en MB dat ter advies aan de Raad van State werd voorgelegd met betrekking tot
het rekruteren? Hebben de vakorganisaties reeds hun goedkeuring gegeven voor
het nieuwe selectiereglement?
Wanneer denkt U effectief de nieuwe
selectieprocedure van start te kunnen laten gaan? U sprak immers zelf nog de
hoop uit deze in dit voorjaar te kunnen invoeren.
Hoeveel kandidaten werden er in 2020 tot
nu toe nog volgens het oude rekruteringsconcept geworven om de opleiding dit
jaar nog te kunnen starten?
Mevrouw de minister, wenkbrauwen fronste
ik me bij de kritiek die ik recent te horen kreeg over het feit dat we bij het
rekruteren van nieuwe agenten te snel tevreden zouden zijn en daardoor niet de
juiste profielen aantrekken bij de politie. We zouden te oubollig te werk gaan
en niet de juiste aanpak hanteren om de juiste mensen warm te maken voor het
beroep. Voorts laakt men dat we kandidaten onvoldoende screenen en het korps
niet divers genoeg is om te gelden als afspiegeling van de samenleving.
De nieuwe vorm van selectie die U van
start wil laten gaan, kan daarin soelaas brengen.
Ik heb daarover de volgende vragen
mevrouw de minister:
Zal de nieuwe selectieprocedure ervoor
zorgen dat de kritiek over het oubollig te werk gaan definitief verleden tijd
zal zijn? Kan U daar wat extra duiding bij geven?
Zelf merk ik bij openstaande vacatures
dat mijn eigen korpschef al eens aangeeft dat de solliciterende kandidaat niet
weerhouden is omdat het niet de juiste persoon voor de functie is. Hoe gaan we
inderdaad een campagne voeren om de juiste personen warm te maken om deel te
nemen aan selectieprocedures van de politie?
Tot slot: hoe verhoudt zich de
diversiteit van de rekruten t.o.v. elkaar? Merkt U dat dit de laatste jaren
meer divers is waardoor we inderdaad een betere afspiegeling van de samenleving
in het korps krijgen in de nabije toekomst?
Mevrouw de minister, we hielden in deze
commissie al een aantal keren een debat over de opleidingen voor
politieagenten. Enerzijds willen we snel de 1600 nieuwe krachten per jaar
kunnen werven. Anderzijds gaan er stemmen op om de opleiding zelf te hervormen
en op zijn minst te verlengen omdat deze te kort zou zijn.
Rechercheurs geven aan dat de opleiding
te kort is en dat nieuwkomers aan de slag gaan zonder specifieke opleiding
omdat het recherchewerk nu eenmaal niet kan wachten. Ondanks de gedrevenheid
van velen onder hen is dit gebrek aan kennis toch eerder een nadeel dan een
voordeel.
Er wordt gehekeld dat wie uiteindelijk
effectief geselecteerd wordt voor een politieopleiding ook vanaf dag 1 van die
opleiding statutair benoemd wordt terwijl men dit misschien beter na een jaar
observatie zou kunnen doen. Zo heb je al een veel beter zicht op welk vlees je
effectief in de kuip neemt.
Ik heb daarover de volgende vragen
mevrouw de minister:
Hoe staat U tegenover een langere
opleiding voor de politie? Is het een optie om een aansluiting te zoeken bij
het hoger onderwijs zoals men dat bijvoorbeeld in Finland doet?
Bent U ook van mening dat wanneer
politiemensen een bachelordiploma hebben, ze ook een rijker palet aan
perspectieven bezitten indien ze na een aantal jaren toch tot de conclusie
zouden komen dat het politieambt hen niet op het lijf geschreven is?
Uiteindelijk gaan heel wat mensen in hun carrière nieuwe uitdagingen aan.
Wat denkt U om in zo'n opleiding ook met
de nodige specialisaties te werken, bijvoorbeeld recherche of wijkpolitie?
10.03 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Vandenput, momenteel wordt het verzoek om advies ingediend bij het Controleorgaan op de politionele informatie. Het COC zal advies uitbrengen over de correcte toepassing van de GDPR-verordening in de context van de nieuwe teksten betreffende de selectieprocedure. Midden mei 2021 wordt daarop een antwoord verwacht. De teksten over het selectiereglement en het reglement van het reservebeheer worden momenteel ter onderhandeling aan de vakorganisaties voorgelegd. Een aantal punten staat nog ter discussie.
In het toekomstige selectieconcept zijn sommige proeven al afgeschaft, zoals de groepsproef en de postbakoefening. Concreet zal de dienst Rekrutering en Selectie aan de politiezones of de federale diensten een pool van aspiranten met de vereiste minimale competenties aanbieden. Uit deze groep kunnen ze dan hun eigen geslaagde kandidaten selecteren. Het betreft dus een grote innovatie ten aanzien van het oude concept, waarbij de aspiranten niet rechtstreeks door de politiezones of de federale eenheden werden aangeworven. In het verleden dienden aspiranten immers eerst de opleiding met vrucht af te ronden alvorens bij een eenheid te kunnen solliciteren.
De fast-trackprocedures zijn nu afgesloten en niet meer aan de orde. Deze procedures hebben immers veel capaciteit gekost voor een eerder beperkt resultaat, kunnen we wel zeggen. Dit werd onder meer veroorzaakt door de afwezigheid van kandidaten. Bovendien was de dienst Rekrutering en Selectie sterk afhankelijk van de vele andere partners waardoor het moeilijk was om de in het begin vastgestelde deadlines te respecteren.
Het nieuwe rekruteringsconcept zit dus op schema en zal ook toelaten om vanaf dit jaar 1.600 inspecteurs aan te werven. Zolang het nieuwe concept niet reglementair is goedgekeurd, zullen de aspiranten toch gerekruteerd worden, maar dan volgens het oude rekruteringsconcept. Alle kandidaten die tot dusver in 2021 de opleiding hebben aangevangen, werden dus aangeworven via het oude systeem. Momenteel hebben 338 kandidaten de basisopleiding aangevat in 2021, 174 in maart en 164 in april. Van de 338 kandidaten die dit jaar startten, zijn sommigen in 2020 en anderen in 2021 geselecteerd.
De nieuwe selectieprocedure zal het ook mogelijk maken de duur van het proces te verkorten. Dat kan met name door de selectiecommissie af te schaffen en het accent te leggen op geautomatiseerde proeven. Sommige selectietesten zullen ook op maat worden gemaakt voor de geïntegreerde politie. Deze testen zijn in volle aanbestedingsprocedure.
Het nieuwe proces voorziet, zoals al gezegd, in een grotere betrokkenheid van de zones en federale diensten waar de kandidaat terecht zal komen, alsook in een nauwer lokaal-federaal partnership. Bovendien zal een permanente kwaliteitscontrole worden opgezet. Voortaan kiest de benoemende autoriteit zelf de kandidaat voor de eenheid. De laureaat zal dus meer in overeenstemming zijn met het profiel dat door de zone of de federale dienst wordt gezocht, niet het minst omdat eenheden zich met een bepaald profiel in de markt kunnen zetten, zodat zij ook de juiste kandidaten voor hun korps of voor hun eenheid kunnen aantrekken. Daarvoor heeft de federale politie ook in een budget voorzien, zodat de zones of federale eenheden hun eigen marketingcampagne kunnen ontwikkelen. Ten slotte zullen de vroegere vrijstellingen, verbonden aan het diploma, worden afgeschaft. Daardoor zal elke kandidaat opnieuw beoordeeld worden aan de hand van de evaluatiecriteria.
Wat betreft de diversiteit hebben we momenteel geen afdoend beeld van de problematiek. We weten uiteraard dat de afspiegeling van de maatschappij niet wordt bereikt, maar het ontbreekt momenteel aan objectief cijfermateriaal. Een werkgroep buigt zich momenteel over voorstellen om de diversiteit van de rekruten beter te kunnen organiseren, zodat men de evolutie inzake diversiteit beter kan opvolgen. Men bekijkt of dit ook kan worden ingepast in het nieuwe rekruteringsconcept.
De duur van de opleiding vormt momenteel geen doelstelling op zich. De focus ligt daarentegen wel op de inhoud van de basisopleiding aspirant-inspecteur. Zowel de uniformiteit van de opleiding is een prioriteit als het afstemmen van de opleiding op de toekomstige job op het terrein. Er zal rekening worden gehouden met maatschappelijke verwachtingen en tendensen om in te spelen op nieuwe noden en behoeften. Kandidaten die momenteel bij de politie aan de slag zijn, zijn ervan op de hoogte dat deze politieopleiding niet gelijkgesteld wordt aan welk diploma ook uit het reguliere onderwijs. De voordelen van een aparte opleiding zijn aan de ene kant de nodige flexibiliteit in duur, maar ook de inhoud van de opleiding en de mogelijkheid om een zo divers mogelijk personeelsbestand te creëren. Er zijn aan beide systemen voor- en nadelen verbonden. In landen waar het regulier onderwijs het politieonderwijs voor zijn rekening neemt, betaalt men uiteraard ook geen salaris aan de aspiranten.
Het staat kandidaten vrij om, voordat ze voor de politie kiezen, een opleiding te volgen in het regulier onderwijs. Kandidaten met een diploma op zak zullen misschien iets gemakkelijker een carrièreswitch overwegen. De geïntegreerde politie kan zich echter ook als een aantrekkelijke werkgever profileren en inspelen op de diverse uitdagingen die er intern mogelijk zijn voor mensen die nieuwe perspectieven zoeken.
In de hervorming van het politieonderwijs zal ook de optie worden onderzocht om modulair met specialisaties te werken.
10.04 Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, ik ben blij dat u het getal 1.600 herbevestigt en dat de onderhandelingen met de vakbond vlotten. We wachten dus op het advies van het COC. Ik hoop enkel dat deze onderhandelingen losstaan van de onderhandelingen over het statuut, die ook op dit moment lopen en waarover er van vakbondszijde alarmerende zaken in de media verschijnen. Hopelijk kunt u beide gescheiden houden.
Voor het overige kijk ik uit naar de 1.600 nieuwelingen die de politie zullen vervoegen.
10.05 Bert Moyaers (Vooruit): Mevrouw de minister, op mijn beurt bedank ik u voor uw zeer uitgebreid antwoord op de vele vragen. Ik denk dat u geen enkele vraag hebt overgeslagen. U gaf een vrij compleet antwoord.
Het stelt mij toch ook weer behoorlijk gerust te vernemen dat het zal lukken om 1.600 mensen te rekruteren in 2021.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De vraag nr. 55017060 van de heer Raskin wordt omgezet in een schriftelijke vraag. De heer Aouasti is niet aanwezig, zijn vraag nr. 55017080 is zonder voorwerp.
11 Vraag van Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanpak van winkelagressie in coronatijden" (55017087C)
11 Question de Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La lutte contre l'agressivité dans les magasins en période de coronavirus" (55017087C)
11.01 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de
minister,
Een personeelslid in de Colruyt van
Sint-Truiden kreeg recent een winkelkar tegen de schenen geduwd toen hij een
klant op de coronamaatregelen wees. Daar bleef het niet bij. Eenmaal buiten
smeet de klant met stenen naar de wagen van de winkelbediende en gaf hij hem
een vuistslag in het gezicht.
Uit een recente bevraging van ACV Puls
bij 21.000 winkelbedienden blijkt dat meer dan de helft een toename van
agressie merkt bij klanten sinds de coronacrisis. ACV merkt dat het aantal
meldingen over agressie nog gestegen is. "Iedereen is de situatie
moe", zegt Isabelle Colbrandt, woordvoerster bij Lidl België. "We
horen van winkeliers dat dat tot meer spanningen leidt. Vooral over het alleen
winkelen is vaak discussie."
"Er zijn ook steeds meer mensen die
weigeren een mondmasker te dragen omdat ze al gevaccineerd zijn", zegt woordvoerder
Hans Cardyn van handelsfederatie Comeos. "Vandaar dat er via affiches in
de winkels wordt gewezen op de verplichting om een mondmasker te dragen,
gevaccineerd of niet."
Steeds meer winkelbedienden schuwen de
confrontatie. "Velen zeggen me dat ze mensen niet meer op de regels durven
aan te spreken, omdat ze bang zijn om klop te krijgen", zegt Frederik
Vermeulen, woordvoerder van ACV Puls. "Van anderen die het wel wagen,
vernemen we dat ze het niet melden aan de baas, omdat ze weten dat er toch niks
gebeurt."
Bij winkeldiefstallen wordt de politie
erbij gehaald en PV opgesteld. Bij agressie zou dit net dezelfde procedure
moeten zijn.
Heeft u cijfers van het aantal gevallen
van “winkelagressie"?
Welke politionele gevolgen werd er aan de
meldingen gegeven?
Gaat u met uw collega minister van
Justitie samenzitten om de afwikkeling van dit soort zaken te stroomlijnen
(sepot vermijden, snelrecht toepassen,…)?
11.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Depoortere, op uw eerste twee vragen kan ik net zoals mijn collega van Justitie evenmin antwoorden. Dergelijke omvangrijke statistische gegevens, verspreid over verschillende jaren en gerechtelijke arrondissementen, kunnen om praktische redenen slechts worden meegedeeld als antwoord op een schriftelijke vraag.
Bovendien is het zeer moeilijk om betrouwbare en volledige cijfers te verstrekken over winkelagressie ten gevolge van het niet respecteren van de coronamaatregelen. De aanpak van dergelijke feiten behoort tot de bevoegdheid van de lokale politie en de lokale overheid. Ik verwijs ook naar mijn rondzendbrief GPI 94bis betreffende de richtlijnen inzake de genomen maatregelen ter bestrijding van het COVID-19-virus en inzake de politionele monitoring die onverkort van toepassing blijft ter zake.
De politionele taskforce GPI COVID-19 heeft telkens heldere richtlijnen met een dwingend karakter voor het gehele politielandschap uitgevaardigd, dit om een eenduidig beleid en een eenvormige toepassing tijdens de coronacrisis te kunnen garanderen. Een van de basisprincipes is het blijvend garanderen van de beschikbare politiecapaciteit voor dringende politietaken. Het leveren van politiehulp bij winkelagressie behoort eveneens tot die basistaken.
11.03 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
Ik vind het spijtig dat het blijkbaar zeer moeilijk is om statistische gegevens op te maken van dit soort agressie. Het is niet omdat er geen cijfers over bestaan dat het probleem niet bestaat.
Ik heb in mijn vraag verwezen naar een bevraging van de vakbondsorganisatie ACW onder 21.000 winkelbedienden – niet bepaald weinig – van wie de helft beweert dat er een toename van agressie merkbaar is.
U verwijst naar uw rondzendbrief, mevrouw de minister. Dat behoort uiteraard tot het basispakket van een politionele opvolging. Echter, ik denk dat de minister van Justitie hierin een rol moet kunnen spelen zodat wij kunnen vermijden dat er een sepot wordt uitgesproken of, in het andere geval, er aan snelrecht kan worden gedaan.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mevrouw Thibaut is niet aanwezig. Haar vraag nr. 55017103C is dus zonder voorwerp.
12 Vraag van Eva Platteau aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De omvang van de dreiging die uitgaat van extreemrechts" (55017111C)
12 Question de Eva Platteau à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'ampleur de la menace que représente l'extrême droite" (55017111C)
12.01 Eva
Platteau (Ecolo-Groen): Uit het nieuwe
toezichtsonderzoek van comité I blijkt dat de Belgische inlichtingendiensten te
weinig beschikken over kwantitatieve gegevens over hoe groot de dreiging is die
uitgaat van extreemrechts in België. Ook de politiediensten zouden met dat
probleem worstelen.
De analyses die de staatsveiligheid
uitvoert, zouden ook te zeer gericht zijn op het opsporen van mogelijke
dreigingen van extreemrechts geweld, maar te weinig aandacht besteden aan
algemene fenomeenanalyses die voorspellingen mogelijk maken, al zou er op dat
vlak wel sprake zijn van een inhaalbeweging.
Nochtans had de Veiligheid van de Staat
(VSSE) in zijn jaarrapport 2019 al gewaarschuwd dat extreemrechts terrorisme
niet onderschat mag worden. In dat rapport werd gesteld dat enerzijds een meer
geciviliseerde vorm van extreemrechts erin geslaagd is om binnen de EU
salonfähig’ te worden, en anderzijds dat almaar nieuwe gemarginaliseerde
groupuscules worden opgericht. Beide strekkingen delen een zeer extreem
discours dat zich uit in het aanzetten tot haat, racisme en misogynie. Ook
zouden deze groepen zich steeds vaker internationaal organiseren.
Het gebrek aan inzicht van onze
inlichtingendiensten is problematisch, omdat het moeilijk is om te bepalen
hoeveel middelen de veiligheids- en politiediensten moeten inzetten voor dit
veiligheidsrisico.
Ook het Coördinatieorgaan voor de
dreigingsanalyse (OCAD) heeft al gewaarschuwd voor een toenemende dreiging van
extreemrechts tijdens de coronacrisis.
Daarom mijn vragen:
1) Erkent u de dreiging die uitgaat van extreemrechts in onze
samenleving?
2) Welke acties zal u ondernemen op basis van deze nieuwe informatie
van Comité I?
3) Zal er meer worden ingezet op algemene fenomeenanalyses?
4) Hoe zal u rekening houden met de internationale dimensie van deze
extreemrechtse dreiging?
5) Welke plaats zal de strijd tegen extreemrechts krijgen in het nieuwe
nationale veiligheidsplan dat in werking zal treden op 1 januari 2022?
6) Welke plaats zal u geven in het nieuwe nationaal veiligheidsplan aan
het bestrijden van hate speech en meer specifiek het aanzetten tot haat,
racisme en misogynie?
12.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Platteau, de opmars van extreemrechts en rechts-extremisme in de huidige westerse maatschappij is onmiskenbaar. Dat alles gaat gepaard met een zekere mainstreaming van extremistische narratieven, die vaak draaien rond complottheorieën zoals de 'omvolking' of 'witte genocide'. Op rechts-extremistische fora neemt wereldwijd de roep om actie toe. Aanhangers worden opgeroepen om zich alvast te bewapenen of fysiek te trainen.
Een tendens is dat de ideologie ook opgang maakt bij jongeren die vaak goed opgeleid zijn. Identitaire bewegingen in binnen- en buitenland geven vormingen en zomercursussen, waarbij ze zich specifiek richten op een publiek van jongeren.
Het internet is daarbij een belangrijke katalysator. Beruchte daders van grootschalige aanslagen haalden er deels hun inspiratie, en de sociale media zorgen er ook voor dat charismatische personen veel outreach hebben en kwetsbare personen kunnen aanzetten tot actie. Via internet kunnen rechts-extremistische groepen wereldwijd samenwerken. Het internet maakt het ook mogelijk voor die personen om via reacties op mainstream mediakanalen de polarisering in onze samenleving en tussen welbepaalde groepen te beïnvloeden en haatspraak te versterken.
Ons land bleef gelukkig gespaard van ernstig geweld. Zoals vele recente aanslagen in het buitenland aantonen, bestaat het risico binnen rechts-extremisme uit zogenaamde lone actors. De meeste van dat soort aanslagen worden gepleegd door individuen die op eigen houtje handelen en niet formeel tot een bepaalde groepering behoren. De Belgische veiligheidsdiensten volgen momenteel in het kader van het Plan R het rechts-extremisme al van nabij op. We werken ook volop aan de opvolger van het Plan R, met name de strategische nota Extremisme en terrorisme.
Wat de individuele opvolging van personen betreft: voor zover de personen voldoen aan de wettelijk bepaalde voorwaarden, kunnen ze als homegrown terrorist fighter (HTF), potentieel gewelddadige extremist, terrorismeveroordeelde en/of haatprediker worden opgenomen in de Gemeenschappelijke Gegevensbank (GGB). Momenteel staan er een vijftigtal rechts-extremistische entiteiten in die GGB.
Alle diensten die betrokken zijn bij de strijd tegen terrorisme en extremisme, hebben toegang tot de GGB en moeten hem ook voeden. Alle personen die in de GGB werden opgenomen, worden opgevolgd door de lokale taskforces waar geïndividualiseerde maatregelen kunnen worden genomen, en dat gaat onder meer over de intrekking van de wapenvergunning, een signalement, het opvolgen van de sociale media of een aanklampende politieaanpak.
Verder worden individuele personen, maar ook fenomenen en algemene evoluties besproken in de nationale werkgroep Rechts-extremisme, waarin alle veiligheidsdiensten vertegenwoordigd zijn.
Het OCAD maakte de voorbije twee jaar reeds verschillende fenomeenanalyses met betrekking tot rechts-extremisme, zoals een beeldvorming, een dreigingsanalyse, online antisemitisme, negationisme, gender en rechts-extremisme in Oost-Europa en courante symbolen. Ook in de maandelijkse algemene analyse van het OCAD wordt veel aandacht geschonken aan de evoluties binnen het rechts-extremisme.
Wat de politie betreft, in 2018 werd door DJSOC/Terro een globale analyse gemaakt van extreemrechts. De laatste actualisatie daarvan is gebeurd in 2020 en in functie van de prioriteiten zal die analyse ook verder worden geactualiseerd.
Het Nationaal Veiligheidsplan is momenteel in voorbereiding. Het is te vroeg om mij daarover uit te spreken, maar het is duidelijk dat die fenomenen, die een ernstige bedreiging vormen voor de openbare orde, altijd een prioritair aandachtspunt zullen blijven voor de politie.
12.03 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik denk dat u de dreiging die uitgaat van extreemrechts heel goed hebt geschetst en u verwijst ook naar identitaire bewegingen die oproepen tot actie en zich ook fysiek bewapenen. Ik ben blij dat u het probleem erkent en inzicht geeft in de strijd die er wordt gevoerd tegen terrorisme in ons land. Uit uw antwoord blijkt dat er een zeer reëel probleem is en dat we die dreiging van gewelddadig extreemrechts zeker niet mogen onderschatten.
Ik had graag gezien dat mijn vraag werd samengevoegd met de vraag van collega Depoortere omdat hij zich heeft gebaseerd op mijn vraag en ze bijna heeft gecopy-pastet. Alleen heeft hij van extreemrechts extreemlinks terrorisme gemaakt en in plaats van te verwijzen naar de rapporten van de Veiligheid van de Staat, het OCAD en het Comité I zegt hij te denken dat er een veel grotere dreiging uitgaat van extreemlinks terrorisme.
Hij verwijst hiervoor naar de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst in Nederland, wellicht omdat hij in België geen bronnen vond. Maar als ik dan ga kijken naar die documenten uit Nederland wordt er niet gesproken van extreemlinks terrorisme, maar wel van links-extremisme en activisme en staat er dat links protest zich vooral uit in burgerlijke ongehoorzaamheid en demonstraties op het gebied van antiracisme, klimaatbeleid en vreemdelingenrecht.
Het gaat vooral over demonstraties en acties van burgerlijke ongehoorzaamheid. Ik voel geen behoefte om extreemlinks te verdedigen, maar ik heb de vraag van de heer Depoortere bekeken en stel toch vast dat hij defensief reageert als ik een vraag stel over extreemrechts terrorisme. Ik stel mij daar vragen bij. Daarnet zei de heer Depoortere nog dat demonstraties en burgerlijke ongehoorzaamheid moeten kunnen, dus in dat kader vind ik zijn reactie ook een beetje eigenaardig.
Ter conclusie, de tendens tot bewapening vormt een reëel risico op geweld en terrorisme. Dat is een dreiging waar wij zeker niet lichtzinnig mee mogen omgaan.
L'incident est clos.
13 Vraag van Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De dreiging van extreemlinks" (55017199C)
13 Question de Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La menace émanant de l'extrême gauche" (55017199C)
13.01 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw Platteau, u bent nieuw in het Parlement, maar het is niet echt de gewoonte om een vraag te becommentariëren nog voor ze werd gesteld en beantwoord. Ik wil u evenwel geruststellen, mevrouw Platteau. Ik heb deze vraag in 2019 ook al gesteld aan toenmalig minister Geens. Ik heb daar toen ook een degelijk antwoord op gekregen.
Ik stel namelijk een zekere politieke agenda vast. Uw zenuwachtigheid bewijst ook dat ik een punt heb, mevrouw Platteau. Linkse partijen dienen enkel vragen in over de dreiging die uitgaat van extreemrechts, en dat is legitiem, maar het valt me wel op dat er nooit of te nimmer wordt gesproken over de dreiging van extreemlinks. Ik dien een dergelijke vraag dan ook in omdat ik vind dat we alle vormen van extremisme moeten uitroeien. Daar hoort ook het linkse extremisme bij.
Ik denk dus wel degelijk dat er een dreiging uitgaat van extreemlinks, mevrouw de minister. Het gaat om terrorisme, dat internationaal georganiseerd wordt. Ik verwijs naar BLM, weliswaar ontstaan in de Verenigde Staten, maar dat hier ook steeds meer aanhang vindt. In onze hoofdstad zijn we toch geconfronteerd geweest met zeer gewelddadige acties, waarbij politieagenten werden aangevallen en gebouwen in brand zijn gestoken.
Erkent u de dreiging die uitgaat van extreemlinks in onze samenleving? Welke acties zult u ondernemen? Zal er meer worden ingezet op algemene fenomeenanalyses?
Hoe zult u rekening houden met de internationale dimensie van deze extreemlinkse dreiging? Welke plaats zal de strijd tegen extreemlinks krijgen in het nieuwe nationale veiligheidsplan dat in werking zal treden op 1 januari 2022?
13.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, de links-extremistische scène in België is momenteel klein en gefragmenteerd. De terroristische dreiging van links-extremisme wordt momenteel ook als laag beschouwd. Niettemin blijven de veiligheids- en inlichtingendiensten hier bijzonder waakzaam voor. De COVID-19- gezondheidscrisis heeft tot op zekere hoogte als katalysator gewerkt voor zowel extreemlinkse als extreemrechtse dreiging. Links-extremistische kringen hekelen vooral de sociaal ongelijke impact van de gezondheidsmaatregelen, en ook het overmatig gebruik van geweld dat de politie volgens hen gebruikt om de gezondheidsmaatregelen af te dwingen.
De Belgische veiligheidsdiensten volgen momenteel in het kader van het Plan R het links-extremisme reeds van nabij op. Het Plan R wordt omgevormd tot die strategische nota Extremisme en terrorisme waar ook dit een plaats zal krijgen. Voor zover personen voldoen aan de voorwaarden die ik in het antwoord op de vorige vraag al genoemd heb, kunnen zij ook worden opgenomen in de GGB waarin de namen van extremisten van eender welke signatuur, dus ook uit links-extremistische hoek, kunnen worden opgenomen. Momenteel staan er een zeventiental links-extremistische entiteiten in volledig statuut in de GGB. Alle diensten die betrokken zijn bij de strijd tegen terrorisme of extremisme hebben hier toegang toe, en alle extremisten zullen worden opgevolgd door de lokale taskforces.
De nationale werkgroep Links-extremisme staat onder leiding van de federale politie en daarin zijn alle veiligheids- en inlichtingendiensten vertegenwoordigd. De partners binnen deze werkgroepen delen alle relevante informatie en inlichtingen tijdens vergaderingen die quasi maandelijks worden gehouden. Dit maakt het mogelijk om tijdig extremistisch gedrag in kaart te brengen. Die informatie wordt dan ook doorgegeven aan de lokale taskforces.
In de maandelijkse algemene dreigingsevaluatie wordt dus naast extreemrechts ook melding gemaakt van links-extremisme. Uit de jaarlijkse edities van het Europol-rapport blijkt dat het merendeel van de extremistische extreemlinkse terroristische incidenten zich concenteren in Italië, Griekenland en Spanje. Het komt voor dat individuen en links-extremistische groeperingen in deze landen af en toe contact hebben met aanhangers in België. We hebben evenwel geen informatie over het bestaan van structurele banden. Het hoeft geen betoog dat de ontwikkeling van de internationale situatie van extreemlinkse groeperingen door mijn diensten voortdurend in de gaten wordt gehouden.
Ook voor wat betreft extreemlinks werd door de DJSOC/Terro in 2018 een analyse gemaakt, bijgesteld in 2020. Op basis van de beeldvorming zal worden bekeken of die moet worden geactualiseerd. Opnieuw kan ik besluiten dat, net zoals voor extreemrechts, er ook voor extreemlinks een plaats zal zijn in het nationaal veiligheidsplan dat wordt voorbereid en op basis daarvan zal dit als aandachtspunt blijvend in aanmerking worden genomen.
13.03 Ortwin Depoortere (VB): Dank u, mevrouw de minister, voor uw antwoord.
Ik wil er nog aan toevoegen dat ik het recht op vrije meningsuiting en het recht op betoging zeer belangrijk vind. Ik gun dit aan alle politieke meningen, van links tot rechts, uiteraard met respect voor de rechtsstaat. Daarmee is volgens mij alles gezegd.
Het incident is gesloten.
14 Question de Philippe Pivin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'évaluation du plan Canal" (55016985C)
14 Vraag van Philippe Pivin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De evaluatie van het Kanaalplan" (55016985C)
14.01 Philippe Pivin (MR): Madame la ministre, dans le cadre de la lutte contre l'extrémisme et le terrorisme, une évaluation du plan Canal était prévue dans votre déclaration de politique générale. À la suite des attentats de 2016, un travail important de veille et de contrôle de proximité avait été initié par les services de police dans un certain nombre de communes du pays. À la suite de ces missions spécifiques, de nombreuses associations, des personnes morales et des particuliers ont été attentivement contrôlés.
Considérant le manque d'effectifs policiers dans les zones de la police locale et les spécificités de certaines communes face au développement d'extrémismes religieux, ce plan fédéral a pu apporter un soutien essentiel dans les commissariats locaux.
Madame la ministre, combien de policiers intégraient-ils le plan Canal à sa création? Combien de policiers intègrent-ils aujourd'hui sur le terrain le plan Canal? Quelles sont les mesures évolutives qui ont été prises ces deux dernières années dans le cadre des missions du plan Canal et de la protection de nos policiers?
Quelles décisions avez-vous eu l'occasion de prendre à ce niveau depuis l'installation du nouveau gouvernement au mois d'octobre dernier? Quel type d'évaluation a-t-il pu démarrer à la suite de votre déclaration de politique générale?
Enfin, quels sont les services qui réalisent cette évaluation? Dans quel délai, les résultats de celle-ci nous seront-ils communiqués en vue d'un développement ou d'une éventuelle réorientation des missions, notamment dans le cadre de votre note stratégique mettant à jour le Plan R?
14.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, monsieur Pivin, initialement, le plan Canal prévoyait 136 inspecteurs pour la police fédérale et les zones de police. Actuellement, on compte 116 inspecteurs dont 75 sont détachés dans les zones de police de l'arrondissement de Bruxelles. En ce qui concerne la zone de police Vilvoorde-Machelen, il est prévu 20 inspecteurs dont 16 sont actuellement détachés dans la zone. Le déploiement du personnel mis à disposition reste une question très évolutive, car les membres du personnel partent régulièrement en mobilité.
Les priorités définies en 2016 restent encore d'actualité. Il s'agit de l'approche multidisciplinaire du terrorisme et de la radicalisation violente sur le territoire du Canal, de la lutte contre les phénomènes de soutien. Il s'agit aussi du renforcement de la position de l'information sur les phénomènes de radicalisme et de terrorisme, sur les phénomènes d'appui, d'économie illégale et de fraude à domicile.
Le plan Canal a, à nouveau, été examiné, ce printemps. J'analyserai les résultats, avant de me prononcer sur l'avenir de ce plan. En tout état de cause, les évaluations précédentes ont montré que ce plan avait une valeur ajoutée absolue car il y a maintenant une meilleure coopération grâce à une approche multi-agences et un meilleur échange d'informations. Tous les partenaires concernés sont favorables à la poursuite du plan Canal.
Un budget structurel de 24 250 000 euros a été inscrit pour la police intégrée, lors de la suppression de la provision interdépartementale terrorisme et radicalisme. La répartition de ce montant sur les allocations de base se fait en fonction de l'unité dans laquelle ces membres du personnel sont employés.
L'évaluation du plan Canal est effectuée par un comité de pilotage réunissant la police fédérale de Bruxelles, la zone de police Ouest et la police fédérale de Halle-Vilvoorde. Comme indiqué précédemment, je viens de recevoir la dernière évaluation. J'analyserai les résultats de celle-ci avant de me prononcer sur l'avenir du plan Canal.
14.03 Philippe Pivin (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Comme on a pu le constater voici une huitaine de jours, avec votre concours, la mise à jour de toutes les recommandations de la commission Attentats, dans le cadre de la commission conjointe de l'Intérieur et de la Justice, avance.
Il est bon d'avoir un état des lieux actualisé des effectifs du plan Canal. Je suis très satisfait d'entendre que les moyens sont maintenus à hauteur des préoccupations. En effet, comme on a pu encore le voir très récemment, à trois heures de Bruxelles, en région parisienne, des actes terroristes, même s'ils sont isolés, visant les représentants de l'ordre public ont encore été commis dans les quartiers.
Il faut donc rester très attentif à ces questions, et le concours de la police fédérale dans le cadre du plan Canal est extrêmement précieux.
Je reviendrai évidemment vers vous pour vous interroger lorsque vous aurez procédé à l'évaluation des bienfaits de ce plan.
Het incident is gesloten.
15 Question de Philippe Pivin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'armement individuel et collectif des policiers" (55016986C)
15 Vraag van Philippe Pivin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De individuele en collectieve bewapening van het politiepersoneel" (55016986C)
15.01 Philippe Pivin (MR): Madame la ministre, j'ai déjà pu vous interroger sur la mise à jour de l'équipement de nos policiers qui garantit à nos forces de l'ordre une sécurité et une efficacité suffisantes face à la criminalité. Encore récemment, il était fait écho de l'état de l'armement collectif, et ce, au travers du pistolet mitrailleur Uzi qui prend du temps pour être remplacé, alors que la Défense n'utilise plus cette arme depuis déjà sept ans.
Il apparaît que l'effectif de la nouvelle Direction de la sécurisation (DAB), qui protège notamment les sites stratégiques de notre pays, n'est toujours pas muni d'un nouvel équipement. Si l'on sait que cette situation appelle à des planifications de renouvellement de matériel et que des procédures lourdes sont en cours, cela n'enlève rien au constat assez négatif que nous devons faire dans ce domaine, même si un travail a déjà pu être fait pour l'armement individuel.
Quels services et divisions de la police locale et de la police fédérale utilisent-ils encore des pistolets mitrailleurs Uzi? Une évaluation de l'efficacité de cette arme a-t-elle été réalisée dernièrement? Quelle procédure a-t-elle été engagée pour leur remplacement? Dans quel délai et pour quels services? Quelle concertation, à ce niveau, est-elle en cours avec les polices locales qui arment encore leur effectif de ces pistolets mitrailleurs?
D'autres armes collectives sont-elles visées par un remplacement urgent? Est-il exact que les policiers devront encore utiliser cette arme ancienne jusqu'en 2023?
15.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Pivin, il y a actuellement 997 pistolets mitrailleurs Uzi en usage à la police fédérale. Je ne dispose pas d'une vue globale quant à la police locale. Il s'agit encore de l'armement collectif de la police fédérale. Il y en a principalement à la Direction de la sécurisation (DAB). L'efficacité est davantage liée à la munition qu'à l'arme elle-même. Le marché pour le nouvel armement collectif est en cours depuis fin 2019. Les livraisons ont débuté depuis 2020 et les membres du personnel doivent d'abord être formés à ce nouvel armement avant que l'on puisse démarrer la distribution des armes.
À l'heure actuelle, aucune formation n'a pu être réalisée en raison de la crise sanitaire. Les armes seront distribuées à tous les piliers de la police fédérale en fonction des priorités qui ont été définies avec chacun d'entre eux. Pour l'instant, le remplacement automatique des autres armes en calibre 9 mm n'est pas prévu. Le planning de nouvelles armes a été échelonné jusque 2025. Les pistolets mitrailleurs Uzi font donc l'objet d'un remplacement progressif.
15.03 Philippe Pivin (MR): Merci pour cette réponse complète, madame la ministre. Je ne répliquerai pas.
L'incident est clos.
16 Vraag van Kim Buyst aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De BOB-campagne voor de zomer 2021" (55017228C)
16 Question de Kim Buyst à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La campagne BOB pour l'été 2021" (55017228C)
16.01 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, vorige zomer vond er wegens de pandemie geen BOB-campagne plaats zoals we die andere jaren wel kennen. Dit was heel terecht, er moest immers rekening worden gehouden met de verschillende maatregelen in de strijd tegen de pandemie. De voorbije winter was er wel opnieuw een BOB-campagne. Door de gezondheidsmaatregelen bleef het aantal controles wel een stuk beperkter dan anders, zo'n vijf keer minder dan tijdens een normaal jaar. U merkte wel dat het aantal positieve gevallen toenam, hoewel de horeca op dat moment gesloten was.
Op 8 mei gaan de terrassen gelukkig opnieuw open. Dat is goed nieuws voor alle uitbaters die al zo lang wachten op dat verlossende nieuws. Laten we echter hopen dat de meeste enthousiaste cafégangers slim genoeg zijn om niet dronken achter het stuur te kruipen. Onze intensieve zorgen zijn op dit moment immers nog steeds overbelast. We moeten zorgen dat hun capaciteit er niet onder zal lijden.
Hoe evalueren de politiediensten de gezondheidsmaatregelen die nodig waren om de alcoholcontroles de voorbije maanden veilig te kunnen organiseren? Waren deze voldoende? Zullen deze maatregelen ook de komende maanden worden aangehouden?
Heeft de federale politie voldoende mankracht ter beschikking om de komende maanden meer alcoholcontroles te kunnen organiseren dan vorig jaar?
Welke maatregelen zult u nemen om de lokale politie aan te sporen om volop mee in te zetten op voldoende alcoholcontroles?
Zult u ter gelegenheid van de opening van de terrassen een oproep doen aan de bevolking om hen aan te sporen om niet te rijden wanneer ze gedronken heeft?
16.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Buyst, bij de uitvoering van die wegcontroles wordt het COVID-19-protocol toegepast, namelijk: het gebruik van mondmaskers en wegwerphandschoenen, evenals het respecteren van de verscherpte hygiënemaatregelen en de social distance. Ook lokale richtlijnen zullen van toepassing zijn.
Het aantal bestuurders dat simultaan wordt gecontroleerd wordt beperkt in functie van de beschikbare ruimte op de controleplaats. Het gebruik van sampling wordt ten stelligste afgeraden wanneer toestellen zouden moeten worden gebruikt die niet coronaproof zijn. De gebruikte toestellen worden trouwens systematisch ontsmet.
Dat zal uiteraard een weerslag hebben op het aantal bestuurders dat aan een controle kan worden onderworpen. De politie zal dan ook vaker selectief te werk moeten gaan, waarbij de aandacht meer, maar niet alleen, zal gaan naar bestuurders die tekenen van alcoholverbruik vertonen. Tot op heden verlopen de maatregelen goed, er zijn nog geen klachten binnengekomen. De maatregelen worden dus aangehouden. De inzet van personeel is in vergelijking met vorig jaar niet gewijzigd. De lokale en de federale politie zullen controles organiseren, gericht op het rijden onder invloed. Door de huidige pandemie wordt het aantal politiemedewerkers per dispositief weliswaar verminderd. Dat maakt de controles minder mobiel.
Er zal ook aandacht worden besteed aan het rijden onder invloed van andere stoffen zoals drugs. Ook het gebruik van mobiele telefoons tijdens het rijden en het juiste gebruik van veiligheidsgordels en kinderzitjes zullen worden gecontroleerd. Daarnaast richten de federale politie en de federale wegpolitie zich ook op het respecteren van de covidmaatregelen zoals reizen, grenscontroles, samenscholingen. Dit alles resulteert in een grote zichtbaarheid van de politiediensten.
Om de lokale politie te ondersteunen, voert de federale politie nationale acties uit zoals Weekend zonder alcohol en BOB-campagnes. Naast de nationale acties vinden ook provinciale acties plaats, waaraan veel lokale politiezones zullen meewerken. Zowel de lokale als de federale politie zullen zich dus blijvend inzetten om de verkeersveiligheid te verbeteren. Elke bestuurder die staande wordt gehouden voor een verkeers- of andere controle kan ook stelselmatig aan een alcoholcontrole worden onderworpen.
De diverse overheden zullen zoals steeds de nodige sensibiliseringscampagnes kunnen organiseren met de steun van verschillende professionals op het domein van de verkeersveiligheid. De BOB-campagnes zijn daar het meest bekende voorbeeld van. Ook die worden dus voortgezet.
16.03 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
De maatregelen die u opsomde, kreeg ik al eens als antwoord op een vorige vraag.
Het is goed om te horen dat die maatregelen als positief worden ervaren. Ik kan mij immers inbeelden dat de covidpandemie alles veel moeilijker en complexer maakt voor onze politiediensten. Alle steun en dankbaarheid dus voor wat de politiediensten in deze moeilijke periode moeten doen. De manier waarop ze dat doen, verdient alle lof.
Het is ook wel zo dat er na 25 jaar BOB-campagnes nog altijd mensen zijn die dronken achter het stuur kruipen. We moeten durven blijven in te zetten op die controles. We weten dat een verhoogde pakkans leidt tot minder mensen die dronken achter het stuur kruipen. Ik hoop dat we volgende zomer opnieuw volop op de BOB-campagnes kunnen inzetten, zoals we die kenden, want de pakkans moet naar boven.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55017296C van mevrouw Chanson wordt uitgesteld.
- Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanval door nepagenten te Vilvoorde" (55017303C)
- Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De online verkoop van T-shirts met het logo van de federale politie" (55017310C)
- Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'attaque par de faux agents de police à Vilvorde" (55017303C)
- Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La vente en ligne de t-shirts présentant le logo de la police fédérale" (55017310C)
17.01 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, vrijdagavond werd een man op weg naar Vilvoorde bruusk tegengehouden door nepagenten. Twee mannen met een politiearmband zetten hem aan de kant waardoor de persoon in kwestie dacht dat het om agenten in burger ging. Het ging het dus niet om een routinecontrole. De man werd uit zijn wagen gesleurd en afgeranseld tot hij bewusteloos raakte. De feiten zijn sowieso verwerpelijk maar dat de mannen zich voordeden als agenten is toch wel problematisch.
Uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van 26 februari blijkt dat het aantal diefstallen en verliezen van politie-uitrusting hoog blijft. De teller van het aantal geregistreerde verliezen en diefstallen van interventiearmbanden staat op 246, van 2015 tot en met het eerste semester van 2020. Ook 85 kogelwerende vesten en 121 uniformen verdwenen tijdens diezelfde periode. Dat zijn hoge aantallen en dat betekent dat ze in criminele milieus gebruikt en vooral misbruikt zullen en kunnen worden.
Naast deze officiële kledingstukken van de politie worden er ook onofficiële en illegale politie-uniformen verkocht op de markt. Vorige week las ik in de pers dat er valse politieshirts verkocht werden op Chinese websites. De website zou door de federale politie in gebreke gesteld worden. Dat is echt nodig want het uniform van de politie is geen carnavalsuitrusting die zomaar eender waar gedragen kan en mag worden. De burger moet de politie te allen tijde aan zijn uniform kunnen herkennen.
Volgens de wet van 21 december is het dragen of verhandelen van namaakuniformen strafbaar. Hoe vaak werd de deze wet de laatste vijf jaar al toegepast?
Duidelijkheid is voor de burger cruciaal. Sommige politiekorpsen breken de uniformregels of houden zich niet aan de kleurennormen. Hebt u weet van deze problematiek in bepaalde zones en wat plant u hieraan te doen?
Bestaat er een systeem om verloren en gestolen delen van de politie-uitrusting op te sporen?
Hoe wordt er gecontroleerd op lokale
interpretaties van het uniform? Wat zijn de algemene voorschriften die
gevolgd moeten worden?
17.02 Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, nous apprenions récemment que le site de vente en ligne AliExpress propose à l'achat des tee-shirts arborant le logo de la police fédérale, ceci témoignant d'une utilisation illégale dudit logo.
L'emploi du logo de la police par des personnes mal intentionnées peut présenter des risques. À titre d'exemple, soulignons qu'en mai 2020, la police de Wavre a signalé les agissements de personnes se faisant passer pour des policiers, ne portant pas d'uniforme, mais seulement habillés de vêtements "étiquetés police". Ceux-ci interpellaient des citoyens, leur reprochaient de ne pas respecter les règles sanitaires et leur demandaient de s'acquitter sur-le-champ d'une amende de 250 euros.
Madame la ministre, pouvons-nous avoir votre retour à ce sujet? Des initiatives sont-elles dès à présent envisagées? Pouvons-nous être informés des mesures en vigueur relatives au contrôle d'utilisations illégales du logo ou des signes distinctifs de la police belge? Pouvons-nous être informés de l'ampleur des faits de vente et d'utilisations illégales du logo ou du visuel de la police belge observés dans notre pays?
17.03 Minister Annelies Verlinden: Geachte leden, de wettelijke bescherming is voorzien voor het geheel of op een onderdeel van het politie-uniform. Dat wordt gedefinieerd als een deel of het geheel van de uitrusting die beantwoordt aan de reglementair vastgestelde kenmerken en normen van het uniform van de geïntegreerde politie. Vandaar ook het belang van de naleving van deze reglementair vastgestelde kenmerken, die nageleefd moeten worden door alle entiteiten van de geïntegreerde politie.
Aan de bescherming is een tweede voorwaarde gekoppeld, namelijk dat het kledingstuk het politielogo, een specifieke politiemarkering of de vermelding Politie, Police of Polizei draagt. Het dragen van het politie-uniform met bedrieglijk of kwaadwillig opzet en het verhandelen ervan is strafbaar, behoudens de wettelijk voorziene uitzonderingen. Exacte cijfers omtrent de toepassing van de wet van 21 december 2013 zijn niet bekend, maar er is wel reeds een aantal keer melding gemaakt van inbreuken.
Er wordt tevens aan toegevoegd dat het Strafwetboek bepaalde vormen van misbruik beteugelt, zoals bijvoorbeeld de aanmatiging van ambten en titels. Bepaalde uitrustingsstukken van de politie-uniformen zijn genummerd en ook op naam, waardoor ze traceerbaar zijn. Als leden van een politiedienst een uitrustingsstuk verliezen of het slachtoffer worden van diefstal van een uniformstuk, moeten zij daarvan aangifte doen door middel van een proces-verbaal. Die incidenten worden ook geregistreerd in de Algemene Nationale Gegevensbank.
Collègue Senesael, l'abus du logo de la police n'est pas un phénomène nouveau. De nombreuses initiatives ont déjà été prises pour garantir une meilleure protection du logo de la police. Tout d'abord, le logo "police" lui-même a été protégé dès le départ par son inscription au Registre des marques auprès de l'Office Benelux de la Propriété intellectuelle. Cela signifie que le Code de droit économique rend punissables certaines formes d'abus.
Ensuite, le législateur a prévu une protection supplémentaire de l'uniforme de la police dans les articles 2 à 10 de la loi du 20 décembre 2013 portant les dispositions diverses intérieures. Tant la possession, le port que le commerce de ces pièces d'uniformes ont ainsi clairement été réglementés. Outre la possibilité de saisie, cette loi prévoit également des sanctions pénales spécifiques à cet égard. L'abus du logo de la police est entre autres suivi par la police fédérale et permet notamment d'analyser comment sa protection peut être améliorée. Il n'est cependant pas évident de prendre des mesures contre toutes les ventes en ligne partout dans le monde. Il appartient à chaque service de police en plus du SPF Économie de réagir à tout abus et de rédiger un procès-verbal en vue de la poursuite pénale des parties concernées.
17.04 Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, ik ben blij te horen dat alle entiteiten moeten voldoen aan de voorschriften. Ik hoop dat dit ook zal gebeuren op het terrein.
17.05 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
J'ai pris note des différentes initiatives qui ont été prises en ce qui concerne le respect des réglementations et la protection accrue du logo.
Je souhaite qu'on puisse tout mettre en place pour éviter de tels abus.
Het incident is gesloten.
18 Question de François De Smet à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La réouverture des agences de paris" (55017308C)
18 Vraag van François De Smet aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De heropening van de wedkantoren" (55017308C)
18.01 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, les agences de paris font partie du paysage socio-économique. Leur implantation locale participe au maillage social, que ce soit dans les villes ou dans les campagnes.
La fermeture totale des agences de paris a été imposée du 13 mars 2020 au 8 juin 2020. La plupart des commerces ont toutefois pu rouvrir leurs portes dès le 11 mai 2020, moyennant le respect de mesures particulières. Il a donc fallu attendre un mois de plus pour que les agences de paris puissent ouvrir à nouveau.
Une seconde fermeture des agences de paris a débuté le 29 octobre 2020. De manière surprenante, les agences de paris ont été qualifiées par les différents arrêtés ministériels d’établissements récréatifs, et non plus d’entreprises.
Enfin, la plupart des commerces ont pu de nouveau ouvrir dès le 1er décembre 2020. Toutefois, les agences de paris sont restées fermées. Les dernières mesures prises lors du Codeco du 24 mars 2021 ne laissent aucune place à une reprise d’activité de ces agences.
En conséquence, madame la ministre, quelles sont les raisons pour lesquelles les agences de paris ne peuvent toujours pas ouvrir leurs portes? Pourquoi avoir considéré les agences de paris comme des établissements récréatifs au même titre que les salles de sport? Un protocole de réouverture des agences est-il actuellement à l’étude au sein du gouvernement, comme c’est le cas dans d’autres secteurs d’activité? Comment justifiez-vous la différence de traitement entre les librairies, qui commercialisent également des paris sportifs et les produits de la Loterie Nationale, et les agences de paris? Je vous remercie.
18.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, monsieur De Smet, je tiens tout d'abord à rappeler que les chiffres des contaminations, hospitalisations et ICU révélaient, ces derniers mois, une situation grave et précaire. Ils viennent encore une fois conforter ce que le Conseil d'État a estimé, à savoir que toutes les mesures prises pour lutter contre la propagation du virus forment un tout indivisible et indissociable visant à aboutir à un équilibre entre la protection de la santé publique, d'une part, et la sauvegarde de l'économie belge et le bien-être général de la population, d'autre part.
Le Conseil d'État a également admis que le ministre de l'Intérieur dispose d'un large pouvoir d'appréciation discrétionnaire pour rechercher un équilibre entre les intérêts distincts et souvent conflictuels afin de parvenir à une décision qui sert l'intérêt général.
Vu la situation sanitaire très instable et mitigée, certaines mesures demeurent nécessaires afin d'éviter que la situation ne s'aggrave rapidement à nouveau et que les efforts déployés par l'ensemble de la population et par tous les secteurs concernés, y compris les secteurs de l'économie et de la santé ne soient réduits à néant.
C'est la raison pour laquelle, selon le Conseil d'État, il n'est pas contestable que l'ouverture des agences de paris entraînera un risque supplémentaire de transmission du virus, même si des mesures d'hygiène peuvent être prises pour limiter ce risque.
Eu égard à la situation sanitaire actuelle et, en particulier, compte tenu de la pression toujours importante sur les infrastructures hospitalières, le Comité de concertation a décidé que certains établissements du secteur récréatif, comme les agences de paris, doivent rester fermés, comme c'est le cas pour d'autres secteurs tels que le secteur événementiel.
Les décisions d'assouplir ou de modifier les mesures sont toujours basées et continueront à l'être à l'avenir sur différents avis et différentes données scientifiques, à savoir, d'une part, l'évolution de la situation épidémiologique et, d'autre part, l'avis des experts du GEMS. Les mesures sont décidées par le Comité de concertation et confirmées par le Conseil des ministres.
Le Conseil d'État a également jugé qu'il n'apparaît pas déraisonnable de regrouper dans la même catégorie, les casinos, les salles de jeux automatiques et les bureaux de paris, ni de les considérer comme faisant partie d'un secteur regroupant plus largement l'ensemble des activités récréatives.
Les activités de paris sont des activités de type récréatif, comme le montre notamment la nomenclature d'activités NACE-BEL dans le cadre de laquelle l'organisation des jeux de hasard et d'argent appartient au secteur plus large des arts, spectacles et activités récréatives.
À l'image de ce qui est prévu pour les autres acteurs économiques, un protocole sera déterminé en temps voulu par le ministre compétent, en concertation avec le secteur concerné, afin de définir les règles à appliquer dans le cadre d'une future réouverture.
Finalement, le Conseil d'État a estimé que la circonstance que les mesures se fondent raisonnablement sur l'activité principale exercée par les différents acteurs de la société justifie que les librairies soient placées dans une catégorie différente de celles d'agences de paris, ce même si les librairies peuvent parfois également, à titre d'activité complémentaire, commercialiser des produits de jeux de hasard. Il y a lieu de noter à cet égard que les librairies ne peuvent engager des paris ou faire leur promotion qu'en respectant les limitations très strictes.
18.03 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse, comme toujours, très complète. Je crains cependant qu'elle ne satisfasse pas le secteur des paris qui, dans les faits, se voit tout de même opposer une concurrence déloyale sur certains produits avec les librairies.
Je comprends la théorie des robinets. Je comprends que, sur le plan légal, le Conseil d'État ne voit pas d'inconvénient mais je pense que, sur le terrain, c'est tout de même vu et vécu comme une injustice. Madame la ministre, j'espère comme vous que l'amélioration de la situation épidémique permettra au prochain Codeco de réparer cette injustice, si elle se trouve ressentie finalement comme telle.
Het incident is gesloten.
19 Question de Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'utilisation de véhicules à faibles émissions par la police" (55017309C)
19 Vraag van Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het gebruik van lage-emissievoertuigen door de politie" (55017309C)
19.01 Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, récemment, un certain nombre de services de police étrangers ont décidé d'intégrer à leur parc de véhicules des engins électriques et hybrides. Évoquons ici l'ambitieux plan vert de la Sûreté du Québec, l'achat d'une trentaine de véhicules électriques par la Guardia di Finanza italienne ou encore l'utilisation de scooters électriques par la police barcelonaise!
Madame la ministre, pouvons-nous avoir votre avis au sujet de telles initiatives? Pouvons-nous être informés de l'utilisation de véhicules électriques ou hybrides au sein des services de police belges? Des mesures peuvent-elles être envisagées à cet effet?
19.02 Annelies Verlinden , ministre: Monsieur Senesael, il existe une réelle volonté de "verdisation" du parc automobile de la police fédérale. La police fédérale a en effet récemment fait l'acquisition de quatre véhicules entièrement électriques et installé quelques bornes de recharge dans quelques complexes. Cette acquisition constitue le cœur d'un projet pilote en vue du développement d'une future flotte électrique.
Sur le court terme, l'objectif est de réaliser un test de durabilité au sein de différentes unités de la police fédérale, en d'autres termes, tester l'utilisation des véhicules électriques dans différentes circonstances, sur différents types de missions. Ce projet pilote s'inscrit dans une vision plus globale qui tend vers un remplacement des véhicules diesel par des véhicules essence, CNG, et hybrides électrique-essence.
Aujourd'hui, la police fédérale dispose de 89 véhicules hybrides électrique-essence et de 45 véhicules CNG. Compte tenu de l'autonomie des zones locales, je ne dispose pas d'un aperçu global de ces véhicules au sein de la police locale. Plusieurs zones, comme Bruges, Sint-Niklaas et Montgomery, ont déjà acheté de tels véhicules.
19.03 Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, merci pour ces premiers éléments de réponse. Je crois que cela va dans le bon sens. Les statistiques que vous nous présentez sont satisfaisantes. Félicitations également pour l'initiative de ces premiers véhicules électriques et des bornes installées. Que ce projet pilote puisse mener à un projet plus ambitieux d'un parc plus vert!
Il serait peut-être intéressant, madame la ministre, que vous puissiez interroger les différentes zones de police du pays pour que nous puissions avoir un tableau statistique de ce qui existe déjà et de ce qui est envisagé. En tout cas, je vous invite à le faire et je vous remercie pour votre réponse.
Het incident is gesloten.
20 Question de Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La mortalité routière en Belgique" (55017334C)
20 Vraag van Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het aantal verkeersdoden in België" (55017334C)
20.01 Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, le 20 avril 2021, la Commission européenne a publié ses chiffres sur la mortalité routière pour l'année 2020. Si la mortalité routière a diminué de 22 % de 2019 à 2020 et de 40 % de 2010 à 2020, la Belgique témoigne d'un nombre de décès sur les routes par million d'habitants plus élevé que celui de ses voisins: 44 contre 31 pour les Pays-Bas, 33 pour l'Allemagne, 39 pour la France et 42 pour le Luxembourg en 2020, la moyenne européenne étant de 42.
Dès lors, nous savons que l'objectif européen de réduire le nombre de tués sur nos routes à maximum 420 en 2020 n'a pu être atteint.
Madame la ministre, pouvons-nous avoir votre retour sur les chiffres évoqués? En décembre 2020, vous m'indiquiez un certain nombre d'initiatives comprenant le déploiement d'applications policières sur le terrain et la poursuite de la coopération avec les partenaires actifs en sécurité routière à différents niveaux. Pouvons-nous en connaître les avancées? Vous n'êtes pas sans savoir que notre groupe place la lutte contre l'alcool au volant, cause importante d'accidents graves, comme une priorité dans le domaine. Quelles sont les initiatives pour renforcer encore l'activité dans ce domaine?
Les chiffres européens relatifs à la mortalité sur les autoroutes placent la Belgique en bas du classement européen. Pouvons-nous être informés des procédés spécifiques de lutte contre la mortalité routière sur autoroute?
20.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Senesael, malgré une diminution de 24 % du nombre de morts depuis 2010, la diminution du nombre de victimes de la route reste un des objectifs principaux. En effet, le nombre de morts sur nos routes est encore élevé et nous sommes loin d'atteindre l'objectif européen qui vise à réduire de moitié le nombre de tués sur les routes d'ici 2030.
En outre, les services de police enregistrent chaque année près de 48 000 blessés légers ou graves suite à des accidents de la route. Cela explique également pourquoi la sécurité routière reste à juste titre une des principales préoccupations de la population belge, moi y compris.
La sécurité routière figure très clairement dans ma déclaration de politique. La police cible en priorité les infractions routières qui sont à l'origine des accidents mortels ou graves, en particulier les excès de vitesse, la conduite sous influence, la distraction ou encore l'utilisation inadéquate d'équipements de sécurité. Mon objectif est de contrôler un conducteur sur trois annuellement sur base de critères qualitatifs et quantitatifs. Les services de police vont également privilégier au maximum l'utilisation des nouvelles technologies et le traitement des infractions par le biais de centres régionaux de traitement pour automatiser les contrôles routiers, les constats et les traitements. Ils vont également poursuivre la création du bouclier des caméras nationales au réseau ANPR. Le système national de gestion ANPR sera mis en service et le nombre de radars tronçons qui y seront connectés augmentera progressivement.
Il faudra également mieux orienter la capacité policière vers les endroits et aux moments problématiques grâce aux techniques d'analyse existantes ainsi qu'à l'utilisation d'applications policières comme FOCUS et Mercurius et miser sur les liens entre les acteurs de la sécurité routière et certains phénomènes de criminalité. Cette coopération implique d'établir des partenariats à tous les niveaux.
Elle implique également de soutenir les politiques régionales en matière de sécurité routière.
Enfin, la police contribuera à la révision du Code de la route en vue de le simplifier et de mettre davantage l'accent sur la sécurité routière et sur les usagers de la route actifs. La police fédérale de la route sera mobilisée pour contribuer en priorité aux objectifs mentionnés. C'est pourquoi elle sera renforcée dans les mois et années à venir.
20.03 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour la qualité de votre réponse et, surtout, pour tous les aspects que vous avez évoqués.
Je vais reprendre quatre éléments qui me semblent primordiaux.
D'abord, dans votre déclaration de politique générale, vous avez fait de la sécurité une priorité que je partage et à laquelle je suis particulièrement attentif. Votre volonté d'aller vers le contrôle d'un conducteur sur trois paraît vraiment opportune et vise un objectif qu'il conviendrait d'atteindre.
Puis, les stratégies mises en place, les initiatives prises et les liens entre les acteurs de la sécurité routière favorisent les partenariats et me paraissent être des éléments essentiels pour poursuivre sur cette voie.
Enfin, je n'oublie pas non plus la collaboration avec les politiques régionales, qui me semble pertinente et nécessaire.
Madame la ministre, une fois encore, merci pour la qualité de la réponse et pour le travail que vous réalisez en la matière.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.54 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17 h 54.