Commission des Finances et du Budget

Commissie voor Financiën en Begroting

 

du

 

Mercredi 5 mai 2021

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 5 mei 2021

 

Namiddag

 

______

 

 


La réunion publique de commission est ouverte à 15 h 33 et présidée par Mme Marie-Christine Marghem.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 15.33 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Christine Marghem.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Actualiteitsdebat over de mondiale minimumvenootschapsbelastingen en toegevoegde vragen van

- Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Een mondiale minimumvennootschapsbelasting" (55016978C)

- Malik Ben Achour aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De besprekingen over een wereldwijde belasting van multinationals" (55017078C)

- Joris Vandenbroucke aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het Biden-Yellen belastingplan voor multinationals en de implicaties voor de OESO-onderhandelingen" (55017317C)

- Joy Donné aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De minimumbelasting voor vennootschappen" (55017320C)

- Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Een wereldwijd minimumbelastingtarief voor bedrijven" (55017285C)

01 Débat d''actualité sur le taux d'imposition mondial minimal des sociétés et questions jointes de

- Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Un taux d'imposition mondial minimal des sociétés" (55016978C)

- Malik Ben Achour à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les pourparlers sur la taxation mondiale des multinationales" (55017078C)

- Joris Vandenbroucke à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le plan fiscal de Biden-Yellen pour les multinationales et ses implications sur les discussions OCDE" (55017317C)

- Joy Donné à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'impôt minimal des sociétés" (55017320C)

- Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Un taux d'imposition mondial minimal des sociétés" (55017285C)

 

01.01  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, de Verenigde Staten nemen met de voorstellen van president Biden en minister van Financiën Yellen opnieuw een constructieve houding aan in de onderhandelingen binnen de OESO. De minister hield namelijk een pleidooi voor een mondiaal minimumtarief van 21 % vennootschapsbelasting. Een mondiale minimale vennootschapsbelasting is een van de twee grote pijlers van de belastinghervorming waarover binnen de OESO wordt onderhandeld.

 

Zoals we na de Europese top in maart hier ook hebben opgemerkt, zal het vinden van een consensus rond de digitale taxatie het moeilijkst zijn. Het voorstel van een tarief van 21 % is echter goed nieuws. Een minimumbelasting zal eindelijk een einde maken aan de race to the bottom, die in de wereld al even aan de gang is en die ook in Europa veel overheden onder druk zet. Natuurlijk zullen wij ook voor de minimale vennootschapsbelasting de details moeten bekijken. De Europese Unie moet ook in die zaak over haar eigen belangen waken.

 

Ik heb daarover de volgende vragen.

 

Wat zijn de implicaties van het voorstel van een minimumtarief van 21 % voor de Belgische onderhandelingspositie bij de OESO? Is er reeds een eenduidige Europese positie wat betreft de tweede pijler van de OESO-onderhandelingen over de belastinghervorming? Tracht de Europese Unie een hoger minimumtarief te verkrijgen? Op welk tarief hoopt men te kunnen stranden? Verwelkomt u het signaal van minister Yellen en president Biden en meent u dat een consensus binnen de OESO nu binnen handbereik is?

 

01.02  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, l'inflexion des États-Unis en matière de fiscalité internationale se poursuit. Je pense qu'on peut même parler de changement de cap. Après avoir annoncé qu'ils abandonnaient leur revendication de voir adopter la disposition dite du 'safe harbour', ces derniers ont, toujours par la voix de la secrétaire au Trésor, Janet Yellen, fait un pas de plus dans la direction d'une taxation mondiale des multinationales en déclarant, le 5 avril, travailler avec les États du G20 à un taux d'imposition minimale des sociétés qui puissent, je cite, "arrêter la course vers le bas". Réunies deux jours plus tard, ces nations ont dès lors pris acte du soutien de la nouvelle administration américaine aux négociations en cours depuis quatre ans au niveau de l'OCDE et ont souligné vouloir obtenir un accord d'ici la mi-2021.

 

Celles-ci portent sur l'instauration d'un taux plancher à l'échelle de 140 pays. Une avancée qui signifierait, peut-on espérer, la disparition programmée des paradis fiscaux puisqu'il s'agirait de s'entendre sur la récupération de la différence entre les sommes payées à l'étranger par les entreprises nationales et ce qui aurait dû l'être sur leur propre sol. C'est donc une vraie révolution fiscale au niveau international qui apparaît à l'horizon. Ce changement d'attitude dans le chef des États-Unis est bien entendu de bon augure tant il est vrai qu'en l'absence d'appui américain, le tournant fiscal imaginé avait peu de chances de se concrétiser.

Je rappelle, comme je l'ai déjà fait en mars, que l'accord de gouvernement fait de ces pourparlers menés à l'OCDE une priorité, tout en appuyant toujours l'importance des discussions qui ont aussi lieu sur la taxation des GAFAM au sein de l'Union européenne.

 

Monsieur le ministre, j'en viens à mes questions: pourriez-vous faire le point sur les négociations qui se déroulent à l'OCDE? À l'aune de l'infléchissement américain, comment évaluez-vous les probabilités d'aboutir? Dans ce cadre, comment la Belgique se positionne-t-elle, notamment par rapport aux taux? En effet, on apprend aujourd'hui qu'il est peu probable qu'on dépasse les 21 % mais que l'objectif est de s'en approcher le plus possible. L'enjeu du taux est évidemment la pierre angulaire; un taux trop bas n'aurait pas l'impact escompté; pourriez-vous nous donner votre avis à ce sujet? Je vous remercie.

 

01.03  Joris Vandenbroucke (Vooruit): Mijnheer de minister, ongeveer een maand geleden heeft de Biden-administratie een voorstel ingediend om een doorstart te geven aan de onderhandelingen over de belasting van grote multinationals. Wat Pillar One betreft, is het de bedoeling een vereenvoudigd plan op te stellen, waarbij niet langer gepoogd wordt om specifieke sectoren zoals de digitale economie te viseren. In de plaats daarvan stellen de VS voor om 100 multinationals met winstmarges boven een bepaalde drempel te identificeren en een deel van die overwinst belastbaar te maken in de landen waar die multinationals hun verkoop realiseren. Dat zou de belasting van digitale giganten mogelijk moeten maken.

 

Over Pillar Two, de minimumbelasting, stellen de VS een ambitieus tarief van 21 % voor, zonder zogeheten carve-outs. Dat zijn uitzonderingen voor bepaalde belastingregimes. Ook in ons federaal regeerakkoord staat dat België onderhandelt voor een uitkomst zonder carve-outs. Wij zouden met dat plan in de VS dus een bondgenoot kunnen vinden.

 

Ik stel u graag de volgende vragen.

 

Hoe staat België tegenover het versimpelde voorstel van de Biden-administratie voor Pillar One van de OESO-onderhandelingen?

 

Hoe staat België tegenover het tarief van 21 % voor de minimumbelasting? Deelt u de overtuiging dat het beter is voor de concurrentiepositie van België, als het uiteindelijke tarief eerder dicht bij ons eigen tarief van 25 % voor grote bedrijven ligt? Acht u het realistisch dat het voorstel-Biden tot 7 miljard euro extra fiscale inkomsten kan opleveren voor ons land, zoals het Tax Justice Network berekende?

 

01.04  Joy Donné (N-VA): Mijnheer de minister, de plannen van Biden zijn een goede zaak. Ik denk dat we het daarover eens zijn. De manier waarop multinationals er alles aan doen om geen belastingen te betalen is onhoudbaar. Wij juichen die plannen dus ook toe. Ik heb een aantal vragen die complementair zijn aan de vorige vragen.

 

Volgens het Tax Justice Network zou een minimumbelasting 7 miljard euro opleveren voor de Belgische schatkist. De Franse econoom Zucman heeft in 2017 voorgerekend dat ons land met zijn nichefiscaliteit 2,3 miljard vennootschapsbelasting of 17 % van de betaalde vennootschapsbelasting naar zich toe weet te halen. Een minimumbelasting en een nichefiscaliteit zijn niet noodzakelijk verzoenbare concepten. Beide laten opbrengen is moeilijk.

 

Hoe schat u de berekeningen van het Tax Justice Network in? Is die correct indien men niet alleen rekening houdt met een statische, maar ook met een dynamische berekening? Is uw antwoord hetzelfde indien wij ook rekening houden met alle belastingen en sociale bijdragen die voortvloeien uit de tewerkstelling in België door multinationals? Wat zijn de gevolgen van een invoering ervan voor onze nichefiscaliteit om clusters van sectoren in België te verankeren, zoals wij in het verleden gedaan hebben? Ten slotte, bent u van mening dat een minimumbelasting op holdings verenigbaar is met de moeder-dochterrichtlijn?

 

La présidente: Je donne maintenant la parole à M. Van Hees, le dernier intervenant, mais d'autres collègues pourront ensuite prendre la parole puisqu'il s'agit d'un débat d'actualité.

 

01.05  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, vous avez noté, comme certains de mes collègues, que l'ONG Tax Justice Network avait calculé l'impact que le projet du président Biden d'instaurer un taux d’imposition mondial minimum de 21 % à charge des multinationales pourrait avoir sur différents pays, notamment la Belgique. Selon cette ONG, cela pourrait rapporter 8,2 milliards de dollars à la Belgique si notre pays adoptait une mesure similaire. Toujours selon l’ONG, notre pays se trouverait même au treizième rang mondial des pays qui profiteraient le plus, en valeur absolue, d’une telle mesure. Compte tenu de la petitesse de notre pays par rapport aux grands pays devant nous dans le classement, le gain serait proportionnellement très important pour notre pays.

 

Je veux également faire le lien avec notre fiscalité, et notamment le système des revenus définitivement taxés (RDT), qui exonère à 100 % les dividendes perçus par les grandes sociétés. Ce système est particulièrement généreux. Cela explique peut-être l'importance du montant évoqué par Tax Justice Network.

 

Je vous avais d’ailleurs posé une question orale dans cette commission, le 10 février dernier, par laquelle je m’inquiétais du doublement en un an du coût budgétaire des RDT, qui a atteint 15,6 milliards d’euros en 2018, dernière année disponible dans l’inventaire des dépenses fiscales.

 

Mes questions sont donc les suivantes. Confirmez-vous les estimations chiffrées de Tax Justice Network concernant un gain de 7 milliards d’euros pour la Belgique? Quelle est votre position par rapport à un taux d'imposition mondial minimal des sociétés tel que défendu par Joe Biden? Ne trouvez-vous pas que, dans tous les cas, il faudrait revoir le système belge des revenus définitivement taxés (RDT), par exemple en envisageant un mécanisme d’imputation, plus respectueux des finances publiques que le mécanisme actuel d’exemption où l'on déduit à 100 % quelle que soit la situation?

 

01.06  Christian Leysen (Open Vld): Ik denk dat wij ons allemaal bewust zijn van een ongewenst nevenproduct van de globalisatie. Er zijn zeer grote spelers, multinationals, die niet alleen een positie in de markt opgebouwd hebben waar men zich soms vragen bij kan stellen, maar die ook van fiscale planning een bedrijfstak gemaakt hebben, wat ertoe leidt dat zij vaak in zeer grote mate ontsnappen aan hun bijdrage tot de staatsbegrotingen.

 

In ons enthousiasme voor een hervorming moeten we ons natuurlijk wel hoeden voor de illusie dat we alleen daarmee onze staatsbegroting op orde kunnen krijgen. Belastingen zijn mooi, maar ze moeten dienen voor uitgaven die verantwoord zijn. We moeten ervoor zorgen dat we uit het systeem raken waar we nu, tijdens de coronaperiode, in geraakt zijn.

 

Het is niet alleen een zaak van invoeren, maar ook van implementeren. Hoe ziet u de posities op het EU-vlak? Is er al afstemming? Gaat men vooruit?

 

Als de VS dat doen, dan hebben ze in eerste instantie natuurlijk niet de Belgische begroting als zorg, maar wel hun eigen begroting. In hoeverre zullen zij het laken naar zich toe trekken en zelf in de regelgeving bepalen wat juist is, zoals ze in vele andere wetgevingspraktijken doen?

 

Zal er een impact zijn op het investeringsbeleid en op de grote outsourcing die er in het verleden geweest is? Ligt daar ook niet een element van meer concentratie op de nationale productie?

 

La présidente: Plus d'intervenants? Non. La parole est à vous, monsieur le ministre.

 

01.07  Vincent Van Peteghem, ministre: Le taux minimum dont il est question n'a pas encore été fixé. Ce taux minimum n'est pas comparé aux taux nominaux mais aux tarifs effectifs calculés en fonction de l'impôt effectivement retenu.

 

Het feit dat de Verenigde Staten momenteel overwegen hun tarief in de vennootschapsbelasting te verhogen tot 28 %, en het minimumtarief van een zogenaamd GILTI-systeem tot 21 %, weerspiegelt hun wil om tot een eerlijke internationale fiscale concurrentie te komen. België staat positief tegenover dat signaal, dat evenwel geen fundamentele impact heeft op onze onderhandelingspositie in de schoot van de OESO.

 

À ce stade, l'Union européenne laisse encore l'initiative à l'OCDE où des négociations sur les deux piliers ont lieu depuis 2019. Toutefois, la Commission européenne a déjà annoncé que si aucun accord n'est trouvé au sein de l'OCDE d'ici la mi-2021, elle formulera elle-même de nouvelles propositions. Le contenu concret de ces propositions n'est pas encore connu et il n'est donc pas possible de les expliciter.

 

België blijft optimistisch over het bereiken van een beginselakkoord op het niveau van de OESO tegen begin juli. De wijziging van het standpunt van de Verenigde Staten, dat nu onderschreven wordt door de regering-Biden, is in dat verband heel bemoedigend. Het toont aan dat de Verenigde Staten willen werken in de richting van een akkoord, zoals dat momenteel wordt onderhandeld op het niveau van de OESO.

 

Bien qu'il reste de nombreux points techniques à traiter, certains points de désaccord ont déjà été résolus. Par ailleurs, lors de plusieurs réunions récentes, les États-Unis ont réaffirmé leur volonté de parvenir à un accord global dans les meilleurs délais.

 

België zal derhalve in ieder geval constructief blijven meewerken aan de werkzaamheden op het internationale en/of op Europese niveau, in overeenstemming met de prioriteiten die zijn vastgelegd in het regeerakkoord van 30 september 2020.

 

Tant le projet du président des États-Unis que le pilier 2 du projet actuellement en négociation à l'OCDE auront comme effet une hausse des taux nominaux et du niveau d'imposition effectif dans le monde entier. Les bénéfices au moyen desquels les dividendes sont distribués, seront davantage imposés dans le chef des filiales. Corrélativement, l'impôt susceptible d'être prélevé grâce à un mécanisme d'imputation dans le chef des sociétés-mères diminuera. D'un point de vue budgétaire, l'impact d'un mécanisme d'imputation aura donc tendance à se rapprocher de celui de l'extension. Compte tenu de la complexité inhérente à l'application d'un mécanisme d'impu­tation ainsi que de l'impact négatif d'un tel mécanisme sur la position concurrentielle des filiales étrangères des entreprises belges, l'exemption continuera donc à être privilégiée.

 

In antwoord op de vragen van de heer Donné en de heer Vandenbroucke, die mij maar gisterenmiddag bereikten, kan ik zeggen dat ik bijzonder verheugd ben met de interesse van de Biden-administratie voor de lopende OESO-onderhandelingen. Mijn administratie heeft die voorstellen op de voet gevolgd en is die momenteel ook aan het analyseren. Het tarief van de minimumbelasting – de zogenaamde Pijler 2 – blijft uiteraard te bepalen. In ieder geval zal het om een effectief tarief gaan, dat dus vergeleken zal moeten worden met de effectieve tarieven en niet met de nominale tarieven die in andere landen van toepassing zijn.

 

Momenteel zijn de technische werkzaamheden nog volop lopende bij de OESO aangaande verschillende elementen die voor een mogelijke globale minimumbelasting een bepalende factor kunnen zijn. Het is voorbarig om op dit moment al een standpunt in te nemen over een mogelijke opbrengst voor België, aangezien de onzekere elementen in eventuele berekeningen op dit ogenblik echt talrijk zijn. Elke berekening zou bijgevolg een erg vertekend beeld kunnen geven van de eventuele realiteit, die nog verder vormgegeven moet worden.

 

Het door het Tax Justice Network berekende bedrag lijkt op het eerste gezicht dan ook niet realistisch. Mijn administratie onderzoekt momenteel hun ramingsmethodiek, maar een positieve impact voor de Schatkist valt te verwachten. De conformiteit van Pijler 2 met het Europese recht zal worden gegarandeerd op het moment van zijn tenuitvoerlegging in de Europese Unie, door middel van een door de Commissie uitgewerkt juridisch instrument.

 

Ik denk dat ik daarmee de meeste vragen beantwoord heb, mevrouw de voorzitster.

 

01.08  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Dank u voor antwoorden, mijnheer de minister. Onze fractie, en ook verschillende andere fracties die hier aanwezig zijn, hebben heel veel hoop gesteld in de uitkomst van de onderhandelingen in het kader van de OESO. Het gaat al jaren met ups and downs, maar we komen stilaan in de laatste rechte lijn. De signalen vanuit de VS zijn vandaag een stuk hoopgevender dan tijdens de Trumpadministratie. Ik hoop dat wij dat positivisme kunnen grijpen, dat wij het kunnen vasthouden en dat wij daarmee in de loop van dit jaar de onderhandelingen effectief succesvol kunnen afronden.

 

01.09  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, j'entends votre prudence quant aux chiffres et aux calculs réalisés par Tax Justice Network. Leur estimation est de 7 milliards de recettes fiscales. Vous êtes plus prudent, mais ce qui est certain, c'est que compte tenu de l'importance des niches fiscales en Belgique, il y a des entreprises qui s'en sortent avec 4 % d'impôts et cela ne sera plus possible.

 

L'atterrissage ambitieux de ces négociations a donc au minimum un double intérêt. Ce sera immanquablement des recettes fiscales supplémentaires pour le pays et donc pour financer toute une série de services publics importants, la santé, etc. Ce système d'impôt minimal commun constituera aussi une révolution fiscale qui mettra fin à l'existence des paradis fiscaux et à cette concurrence fiscale qui a ruiné certains États ou en tout cas, les a privés de toute une série de moyens d'action et la crise révèle aujourd'hui l'ampleur de leurs besoins.

 

Nous restons très attentifs et sommes impatients de voir le résultat de ces négociations. Nous souhaitons que la Belgique joue un rôle moteur ambitieux pour que le curseur soit placé le plus haut possible. Je vous remercie.

 

01.10  Joris Vandenbroucke (Vooruit): Bedankt voor uw antwoord, mijnheer de minister. Allereerst ben ik zeer tevreden dat alle collega's het principe onderschrijven dat het niets te veel is als ieder zijn deel doet, zeker wanneer het over multinationals gaat. Alle fracties die aan het woord gekomen zijn, hebben het initiatief van de Biden-administratie positief verwelkomd. Het was ooit anders, wat dit onderwerp betreft.

 

Ik ben ook blij, mijnheer de minister, dat ook u en onze federale regering positief staan tegenover het voorstel. Jullie staan daar trouwens niet alleen in. Ik heb ondertussen gezien dat ook Denemarken, Nederland, Duitsland, Frankrijk en Spanje zich expliciet positief hebben uitgelaten ten aanzien van de voorstellen van de Biden-administratie. Daar zijn een aantal landen bij die, qua fiscale context, veel gelijkenissen hebben met ons land.

 

Ik hoop, samen met andere collega's, dat de OESO-onderhandelingen medio dit jaar tot een positieve uitkomst mogen leiden. Ik ga daarbij niet aan het dromen over wat de impact is op onze Schatkist, collega Leysen. Het gaat in de eerste plaats over internationale fiscale rechtvaardigheid en het stoppen van de race to the bottom, die uiteindelijk alleen maar de aandeelhouders van de multinationals ten goede komt en ten nadele is van de overheden, die moeten kunnen investeren in noden en zaken die uiteindelijk voor iedereen belangrijk zijn. Met dat doel voor ogen, mijnheer de minister, wil ik u in dit dossier graag blijven aansporen om namens ons land een voortrekkersrol te blijven spelen.

 

01.11  Joy Donné (N-VA): Dank u voor uw antwoorden, mijnheer de minister. Ik begrijp dat u voorzichtig bent. Ik deel ook uw nuchterheid ten aanzien van de ramingen die wij in de pers gelezen hebben. Wij moeten er ons voor hoeden ons rijk te rekenen. Ik blijf wel hoopvol en ik hoop dat er deze keer een doorbraak komt, maar we moeten wel realistisch blijven in onze verwachtingen. Wij hebben in het verleden ook al momenten gehad dat wij er goed voor stonden. Ik hoop dat er deze keer een doorbraak komt.

 

Ik hoor altijd maar opnieuw het begrip "fiscale rechtvaardigheid", maar dit heeft, veel meer dan met fiscale rechtvaardigheid, gewoon met een gelijke behandeling te maken. Het kan niet dat een kleine kmo of een gewone onderneming in België zwaar belast wordt en de multinationals de dans ontspringen. Voor mij heeft het met gelijkheid te maken. Wij delen in dezen natuurlijk de ambitie die door de Biden-administratie naar voren geschoven wordt, maar we moeten realistisch blijven in onze verwachtingen.

 

01.12  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, vous jugez que le montant de 7 milliards évoqué par Tax Justice Network n'est pas réaliste mais que vous allez calculer de quel montant il s'agirait. Je trouve cela aventureux de votre part de disqualifier un chiffre avant d'avoir fait vos propres calculs. Vous aviez fait la même chose concernant les chiffres de la FGTB sur le chômage corona et finalement, on s'est rendu compte que c'était plutôt la FGTB qui avait raison. Je vous invite donc à plus de prudence quand vous critiquez les chiffres des autres sans avoir fait vos propres estimations. Sur le fond, je pense intéressant d'avoir abordé la question sous l'angle de la législation belge puisque là, votre position est claire. Pour le RDD, vous dites qu'on doit rester dans le système de l'exemption. Le système de l'imputation veut dire que les multinationales paieraient réellement 25 % sur l'ensemble de leurs bénéfices. Dans le système actuel, d'importants bénéfices de ces multina­tionales échappent à l'impôt. Et vous dites que ce ne serait pas favorable à la position concurrentielle de la Belgique. Donc vous trouvez un prétexte pour permettre aux multinationales de continuer à réduire leurs factures fiscales dans notre pays. La Belgique reste donc un paradis fiscal pour les multinationales mais un enfer fiscal pour les travailleurs.

 

01.13  Christian Leysen (Open Vld): Mijnheer de minister, in ons enthousiasme moeten we oppassen voor het gevaar dat iedereen begint te belasten en dat wij dubbel belasten. Het begrip "rechtvaardige fiscaliteit" houdt voor ons ook in dat het opgehaalde geld bij burgers en ondernemingen zorgzaam en efficiënt wordt besteed. Ik hoop bij de collega's in dit forum daarvoor hetzelfde enthousiasme en dezelfde eensgezindheid terug te vinden, wanneer wij dat bespreken.

 

01.14  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Madame la présidente, loin de moi l'idée de vouloir censurer M. Leysen mais dans un débat d'actualité, normalement, celui qui n'a pas de question, doit choisir entre poser une question et disposer d'un temps de réplique. Voilà, je rappelle simplement le règlement.

 

La présidente: Je crois que vous avez raison. Je m'en souviens à l'instant. La prochaine fois, nous respecterons cela et M. Leysen est pardonné.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de Gilles Vanden Burre à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'obligation de paiement électronique dans les commerces" (55015293C)

02 Vraag van Gilles Vanden Burre aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De verplichting voor handelaars om elektronische betalingen aan te bieden" (55015293C)

 

02.01  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, la semaine dernière, vous présentiez dans la presse une proposition revenant à obliger tous les acteurs économiques à proposer au moins un système de paiement électronique. Sous quelle forme? Vous disiez que ce serait aux commerçants de choisir. Mais les consommateurs doivent avoir le droit de payer électroniquement s’ils ne disposent pas d’espèces, ajoutiez-vous. Grâce à une étude de la Banque centrale européenne, on sait que les paiements en espèces représentent 58 % des paiements en Belgique. Ce pourcentage est en diminution dans notre pays mais il diminue moins rapidement qu’aux Pays-Bas, en Autriche, en Finlande ou en France. Il est évidemment important d’encourager les paiements électroniques afin de lutter contre le blanchiment d’argent et de faciliter la traçabilité des transactions financières.

 

On sait aussi qu'en cette période de pandémie, les paiements électroniques sont vivement encoura­gés, ce que nous comprenons parfaitement. Ceci étant dit, il nous paraît aussi important de laisser la possibilité de payer en espèces, en particulier pour les commerces de proximité, l’économie locale et les indépendants qui n'ont pas toujours l'occasion d'être équipés électroniquement.

 

Dès lors, pouvez-vous préciser la proposition qui est sur la table du gouvernement et la portée de l’obligation que vous envisagez? Prévoyez-vous de laisser la possibilité de payer en espèces dans certains types de secteurs liés à l’économie locale et aux commerces de proximité?

 

02.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Vanden Burre, cette initiative fait partie du plan d'action pour la lutte contre la fraude 2021-2024 qui sera bientôt discutée et développée davantage au sein du gouvernement et en consultation avec les partenaires externes concernés. Tout d'abord, il est important de souligner que les paiements en espèces seront toujours possibles dans les commerces. En d'autres termes, l'intention n'est en aucun cas d'empêcher les citoyens qui préfèrent les paiements en espèces d'utiliser ce mode de paiement. Toutefois, en vue de réduire l'économie informelle et en tenant compte de l'évolution des souhaits des citoyens, il devrait être possible de mettre sur un pied d'égalité la préférence pour l'argent liquide et la préférence croissante pour les paiements électroniques.

 

La présence d'au moins une autre possibilité que le paiement en espèces dans tous les commerces pourrait ainsi garantir que tout particulier ne souhaitant pas recourir à celles-ci puisse trouver satisfaction dans toutes les situations. Pour le moment, le client ne dispose pas toujours de cette liberté de choix.

 

Les commerçants doivent également jouir d'une telle liberté, qui soit aussi grande que possible. Dans l'éventail des possibilités de paiement électronique, ils doivent pouvoir opter pour la variante qui réponde le mieux à leurs besoins propres et aux souhaits de leur clientèle.

 

L'évolution et l'extension de l'éventail des modes de paiement électronique ont fait en sorte que la diversité des options est devenue considérable. Il en va de même pour les coûts de transaction et les coûts fixes pour les commerçants.

 

Enfin, tous ces aspects reviendront au cours des consultations prévues. Je vous remercie de votre attention.

 

02.03  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie.

 

Je me réjouis de vous entendre dire qu'il sera toujours possible de payer en espèces dans les commerces de proximité. Vous avez raison, car c'est important pour le consommateur.

 

Cela dit, ma question s'intéressera plus particulièrement à certaines catégories de commerce. Je pensais ainsi au circuit court, qui favorise l'achat direct de produits, par exemple, dans des fermes bio et chez d'autres producteurs. Cela se développe de plus en plus et c'est très bien.

 

Bien entendu, si tous ces commerces doivent s'équiper massivement de matériel numérique, des problèmes pourraient en résulter. C'est là qu'il convient de nous montrer attentifs. En tout cas, votre réponse abonde dans mon sens, et je vous en remercie encore une fois.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van Barbara Pas aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De berekening van de miljardentransfers van Vlaanderen naar Wallonië" (55015808C)

03 Question de Barbara Pas à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le calcul des transferts à hauteur de plusieurs milliards d'euros de la Flandre vers la Wallonie" (55015808C)

 

03.01  Barbara Pas (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ongetwijfeld weet u dat ik zeer bijzondere aandacht geef aan het institutioneel luikje van het regeerakkoord. Er staat onder meer een dialoogplatform en een burgerbevraging ingeschreven, waaromtrent wij nu alvast een zicht op een timing hebben gekregen.

 

Uw collega-minister Verlinden heeft bij de bespreking van haar beleidsbrief op mijn vraag duidelijk geantwoord dat er geen enkel taboe zou zijn bij die besprekingen. In dat verband heeft zij laten weten dat ook het financieel aspect ter sprake zal komen, waarbij de bijzondere financieringswet onder de loep zal worden genomen.

 

Een van de belangrijke punten van discussie, een van die aspecten, zijn toch wel de welvaartsoverdrachten van Vlaanderen naar Wallonië. Die overdrachten gebeuren via de bijzondere financieringswet, maar dat is maar een klein luik, want er zijn nog grotere kanalen, zoals de federale begroting en de sociale zekerheid, en daarnaast nog de intrestlasten op de staatsschuld.

 

Om de belangrijke discussie over de welvaartsoverdrachten van Vlaanderen naar Wallonië op een objectieve en transparante manier te kunnen voeren, is het noodzakelijk om over objectieve en onbetwistbare cijfers te kunnen beschikken. De federale administratie van Financiën lijkt mij de meest geschikte instantie om daarover klaarheid te brengen, aangezien daar de nodige expertise zit en de administratie over de nodige cijfers beschikt om de omvang van de transfers in zowel verleden, heden als toekomst te berekenen. Ook denk ik dat het belangrijk is om het effect van de coronapandemie op die transfers in de berekening mee te nemen, aangezien dat momenteel nog een grote onbekende is.

 

Mijnheer de minister, kunt u klaarheid brengen? Geeft u aan uw administratie de opdracht om dat transferverhaal volledig in kaart te brengen en daarover te rapporteren in het licht van de institutionele dialoog en de nood aan objectieve gegevens over de welvaartsoverdrachten? Er circuleren allerhande studies met verschillende bedragen. Wij hebben ook onze eigen studies, maar u begrijpt dat politieke tegenstanders onze cijfers niet altijd als even objectief beschouwen. Om het debat zuiver op basis van objectieve cijfers te kunnen voeren, leg ik u deze vraag voor. Als u daartoe niet bereid bent, kunt u laten weten hoe u denkt dat het debat daarover wel op een correcte manier kan worden gevoerd?

 

03.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Pas, in de commissie voor Institutionele Aangelegenheden van de Senaat werden op 8 maart 2021 de twee bevoegde ministers gehoord. Ze hebben daar wat de organisatie van de werkzaamheden betreft, de toekomstige institutionele hervormingen voorgesteld. Op basis van de werkzaamheden zal de regering voorstellen onder de vorm van wetteksten voorbereiden op het vlak van de bevoegdheidsverdeling, de financieringsregels en de instellingen, die na het akkoord in de schoot van de regering aan de Raad van State voor advies zullen worden voorgelegd.

 

Bij het voorbereiden van deze staatshervorming zal een dialoogplatform worden opgezet, zodat ook de stem van de burger, het middenveld en de academici kan worden gehoord over de toekomst van het land. Indien de medewerking van de Federale Overheidsdienst Financiën bij de voorbereiding van deze staatshervorming wordt gevraagd, zal ik laten nagaan hoe de expertise inzake institutionele hervormingen en financiering van de federale staatsstructuur die binnen mijn administratie aanwezig is, zo doeltreffend mogelijk kan worden ingezet.

 

03.03  Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, ik volg zeer nauwgezet hoe de werkzaamheden in het kader van die institutionele hervorming vorm krijgen. Daarvoor kijk ik niet alleen naar de toelichting die in de Senaat werd gegeven. Ik heb daarover al tal van vragen gesteld aan minister Verlinden en minister Clarinval. Juist omdat zij zeggen dat er geen taboes zijn en de bijzondere financieringswet onder de loep wordt genomen, leek het mij nodig om daarover objectieve gegevens te krijgen. Blijkbaar wacht u op een concreet bevel van uw twee collega's om daar een initiatief in te nemen. Ik betreur dat u dit zelf niet doet. Een studie neemt immers enige tijd in beslag. Uw collega's zullen u ongetwijfeld hun vooropgezette tijdsplanning overgemaakt hebben. Als u een deftige studie wilt, mag u niet wachten tot het dialoogplatform letterlijk vorm krijgt, maar was u beter vandaag al op eigen initiatief in gang geschoten. Ik kan alleen maar hopen dat die opdracht van uw collega's er zal komen, maar ik zal hen via die omweg nog eens vragen om u die opdracht te geven.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La discrimination fiscale entre le droit passerelle et le chômage temporaire corona" (55016090C)

04 Vraag van Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De fiscale discriminatie tussen het overbruggingsrecht en de tijdelijke werkloosheid (corona)" (55016090C)

 

04.01  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, une bombe à retardement fiscale attend de nombreux travailleurs.

 

En 2020, le gouvernement a fait croire qu’il faisait un cadeau aux travailleurs en chômage temporaire corona en réduisant de 26,75 % à 15 % le taux du précompte professionnel sur ces allocations. Mais avec la globalisation des allocations et des salaires, ces travailleurs risquent de subir un sérieux supplément d’impôts quand arrivera leur avertissement-extrait de rôle.

 

En séance plénière, le 25 mars dernier, vous avez malheureusement répondu négativement à ma demande visant à envisager une taxation distincte de ces allocations de chômage temporaire corona afin d'éviter ce supplément.

 

La question se pose de savoir pourquoi une telle discrimination. En effet, le droit passerelle, qui est le chômage des indépendants, bénéficie, pour sa part, d’une taxation distincte puisque la circulaire 2020/C/94 du 8 juillet 2020 indique précisément que pour eux le taux de 16,5 % est imposable distinctement.

 

Monsieur le ministre, comment justifiez-vous cette discrimination entre la taxation distincte du droit passerelle des indépendants et la taxation globale, et donc beaucoup plus élevée, du chômage temporaire corona des salariés? Ne craignez-vous pas que cette discrimination fasse l’objet d’un recours auprès de la Cour constitutionnelle?

 

04.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur le président, monsieur Van Hees, il existe des différences fondamentales entre des indépendants qui ont une entreprise individuelle, des dirigeants d'entreprise et des salariés. Ils forment des catégories distinctes de contribuables auxquels des règles fiscales différentes s'appliquent. Il n'est donc pas question, à mon sens, de discrimination injustifiée.

 

04.03  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, c'est là tout ce que vous avez à répondre pour justifier ce qui est, selon moi, une discrimination claire!

 

Chacun sera d'accord avec vous pour dire que les indépendants ne sont pas des salariés. Mais ici la similitude est claire. D'un côté, il y a le droit passerelle qui donne droit à un montant quand l'indépendant ne peut exercer son métier, ce qui est précisément le cas dans le cadre de la crise du coronavirus. D'un autre côté, il y a exactement le même genre d'aide apportée aux salariés qui, pour leur part, ont droit au chômage temporaire.

 

Le droit passerelle, c'est clairement le chômage des indépendants, et il est taxé de manière favorable. Je ne suis pas du tout en faveur de la suppression de cette taxation favorable dont profitent les indépendants mais je vous demande le pourquoi d'une discrimination avec le chômage des salariés qui, lui, va être très lourdement taxé au moment où ils recevront leur feuille d'impôt. Beaucoup de réclamations vont arriver. Je vous préviens, monsieur le ministre.

 

Une discrimination flagrante existe et vous la justifiez n'importe comment, excusez-moi de le dire. Vous allez entendre les travailleurs! Vous n'êtes pas près de voir s'éteindre la vague de protestations contre cette taxation vraiment indigne de ce gouvernement!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De 40 miljard euro zwart geld op Belgische bankrekeningen" (55016091C)

- Malik Ben Achour aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De follow-up van het rapport van het Rekenhof betreffende de regularisatie" (55017318C)

05 Questions jointes de

- Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les 40 milliards d'euros d'argent noir sur les comptes bancaires belges" (55016091C)

- Malik Ben Achour à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La suite du rapport de la Cour des comptes concernant la régularisation" (55017318C)

 

05.01  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, la Cour des comptes a publié, le 24 février 2021, un rapport intitulé "Régularisations fiscales permanentes" qui montre que lors de plusieurs amnisties fiscales du passé, des revenus ont été régularisés sans que l’aient été les capitaux noirs qui les avaient générés. Je cite la page 4 du rapport: "La Cour des comptes a calculé que 44,6 milliards d’euros de capitaux ont ainsi été rapatriés, dont seulement 2,59 milliards d’euros ont fait l’objet de prélèvements." Il y a donc plus de 40 milliards de capitaux noirs sur les comptes bancaires belges, sachant qu’il ne s’agit pas de l’ensemble des capitaux issus de la fraude, mais seulement des capitaux correspondant aux revenus amnistiés.

 

Vous avez été interrogé à ce propos à la Chambre lors de la séance plénière du 18 mars 2021, mais vous vous êtes contenté de donner des réponses vagues et générales sur vos futurs plans anti-fraude. Or, la question que l’on doit se poser en premier lieu est de savoir si vous comptez prendre des initiatives par rapport à ces 40 milliards de capitaux noirs.

 

Vu les différences de règles de prescription qui prévalent pour le fisc et pour la justice (en particulier lorsqu’il y a, comme ici, des faits de blanchiment), une action efficace à l’égard de ces 40 milliards devrait être menée en concertation par plusieurs ministres, dont le ministre des Finances et le ministre de la Justice. Cela tombe bien, vous êtes justement le ministre chargé de la Coordination de la lutte contre la fraude. En tant que ministre chargé de la Coordination de la lutte contre la fraude, quelles initiatives comptez-vous prendre par rapport à ces 40 milliards de capitaux noirs en termes de coordination de l'action de plusieurs ministres?

 

05.02  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, en juin 2020, il y a presque un an, le patron du service des décisions anticipées déclarait qu'il y avait aux alentours de 50 milliards d'argent noir rapatrié, non déclaré et bien à l'abri de l'impôt sur des comptes bancaires belges. Presque un an plus tard, la Cour des comptes confirme, dans un rapport fouillé, non seulement l'existence de ces capitaux, mais également l'ordre de grandeur. Ce rapport émet également des recommandations.

 

La recommandation n° 10 envisage une nouvelle adaptation éventuelle de la législation de régularisation spécifiquement sur ces avoirs. Dans votre réponse à la Cour des comptes, vous mettez en exergue le fait que ce gouvernement a fait voter un projet pour que les soldes des comptes soient communiqués au Point de contact central (PCC). Évidemment, il s'agit d'une avancée, mais ce PCC n'est consulté qu'en cas d'indices de fraude, comme vous le savez. Or, la Cour semble évoquer une piste systématique afin de récupérer de l'impôt sur les montants rapatriés. On n'est pas tout à fait dans le même cas de figure.

 

Dès lors, monsieur le ministre, comment comptez-vous répondre aux recommandations formulées par la Cour des comptes et spécifiquement celle qui envisage un impôt "exceptionnel" sur les capitaux rapatriés lors des précédentes régularisations?

 

À l'heure où les pouvoirs publics sont confrontés à des milliards de déficit, à l'heure où des milliards doivent être mobilisés pour relancer l'économie, il y a des milliards qui dorment sur des comptes et qui échappent à tout contrôle, tout impôt. Comment comptez-vous agir concrètement?

 

N'est-il pas temps d'enfin penser à un plan d'action pour lutter efficacement contre cette fraude fiscale qui parasite encore la notion de justice fiscale que tout le monde souhaite voir appliquée dans ce pays?

 

05.03  Vincent Van Peteghem, ministre: Chers collègues, le rapport de la Cour des comptes a calculé à 40 milliards d'euros le montant des capitaux fiscalement prescrits n'ayant potentiellement pas été soumis dans leur totalité aux cotisations de régularisation applicables à l'époque.

 

Le gouvernement a établi une feuille de route dont la communication des soldes des comptes au Point de contact central (PCC) par les institutions financières est une avancée importante. Certes, les indices de fraude sont nécessaires à la consultation du PCC pour les autorités fiscales, mais ces informations doivent être considérées en lien avec les échanges d'informations auxquels prend part la Belgique notamment dans le cadre des obligations du Common Reporting Standard (CRS).

 

La Cour des comptes suggère par ailleurs d'envisager d'imposer aux banques belges une forme d'obligation de vigilance qui se concentrerait sur les patrimoines accumulés historiquement de manière atypique. Les institutions financières appliquent déjà à l'égard de leur clientèle des mesures de vigilance qui leur sont imposées par la loi anti-blanchiment. Comme mentionné dans le projet de loi portant des dispositions financières diverses en matière de lutte contre la fraude, une circulaire est actuellement en cours d'élaboration à cet effet.

 

Dans ce contexte il peut être fait référence au dossier dit "Supra Bazar" qui a fait les gros titres dans la presse, il y a quelques semaines. La comparaison entre les informations détenues par l'administration fiscale belge et les informations reçues du Luxembourg ont permis à l'administration de mettre en évidence des montages financiers complexes qui pourraient être constitutifs de fraude fiscale, ce qui a mené au transfert de ce dossier vers la justice qui a ouvert une instruction.

 

Enfin, un Collège a été créé afin de lutter contre la fraude fiscale et sociale. Il est formé des administrations, des directions et institutions impliquées dans la lutte contre la fraude, de même que de membres du Collège des procureurs généraux auxquels sont confiées des tâches spécifiques en matière de fraude fiscale et sociale.

 

Comme vous pouvez le lire dans le rapport de la Cour des comptes, les recommandations seront discutées au sein de ce Collège dans le cadre de la mise en œuvre coordonnée d'un plan d'action pluriannuel en matière de lutte contre la fraude.

 

05.04  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je reste sur ma faim. Je vous demande comment vous allez lancer l'opération pour essayer de récupérer ces 40 milliards d'euros au sein du Collège contre la fraude. Vous me dites que celui-ci va s'emparer du problème et voir ce qu'on peut faire. Finalement, vous ne me répondez pas.

 

C'est problématique car ce sont 40 milliards de capitaux noirs qui rapportent à certains fraudeurs. Visiblement, rien ne bouge. Peut-être qu'un jour, le Collège s'en occupera. Aujourd'hui, je n'ai pas de réponse précise quant à la stratégie que vous allez adopter. C'était pourtant le sens de ma question.

 

05.05  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, on doit envisager les choses de manière plus concrète, ce que permet le rapport de la Cour des comptes. En effet, ses recommandations sont très claires et concrètes. Il est dès lors nécessaire que, sur la base de ce rapport, votre administration puisse proposer un plan d'action et des mesures qui pourraient répondre à ce problème colossal, compte tenu des montants considérés.

 

Monsieur le ministre, vous serez évidemment soutenu dans toute démarche visant à concrétiser des mesures qui permettront de répondre à cette problématique importante.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L’approche douteuse des paradis fiscaux par l’OCDE" (55016093C)

06 Vraag van Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De betwistbare aanpak van belastingparadijzen door de OESO" (55016093C)

 

06.01  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, Tax Justice Network (TJN) a publié récemment son classement 2021 des paradis fiscaux dont profitent les multinationales. Dans la foulée, cette ONG analyse l’inefficience des concepts actuels utilisés par l’Organisation de coopération et de développement économiques (OCDE) dans la lutte contre les paradis fiscaux. 

 

TJN constate en effet que "l’appréciation phare de l’OCDE, "fiscalité dommageable", ne permet pas d’identifier les paradis fiscaux des sociétés". Mme Harari, chercheuse du Réseau pour la justice fiscale (RJF), explique ainsi: "Comment l’OCDE peut-elle revendiquer le rôle de chef de file mondial en matière de protection contre les abus à l’impôt sur les sociétés alors qu’elle est incapable de détecter 98 pour cent de ces risques d’abus? Chaque fois qu’un paradis fiscal comme les îles Caïmans se retrouve sous le feu de la critique parce qu’il favorise la fraude à l’impôt sur les sociétés par milliards, il rétorque immédiatement que tout ce qu’il fait est conforme aux normes mondiales de l’OCDE."

 

Ce constat de TJN, on peut le recouper avec les listes de paradis fiscaux d’Oxfam ou les travaux d’universitaires comme Gabriel Zucman, à l’origine de l’étude et du site internet missingprofits.world, un site qui montre la réalité des paradis fiscaux à travers les flux financiers entre pays. 

 

L’appréciation de l’OCDE n’est pas seule en cause. TJN a également signalé en novembre 2020 que les juridictions figurant sur la liste noire des paradis fiscaux de l’Union européenne étaient responsables de moins de 2 % des pertes fiscales mondiales dues à la fraude. Voilà de mauvais concepts qui mènent à de mauvaises politiques, et qui ratent leur cible.

 

Monsieur le ministre, n’estimez-vous pas que la Belgique doit plaider au sein de l’OCDE et de l’Union européenne pour que ces instances revoient leur approche des paradis fiscaux en se basant sur la réalité financière, qui montre que de nombreux pays absents des listes restent des acteurs effectifs d’une véritable piraterie fiscale internationale?

 

Ne trouvez-vous pas que, face à ces échecs de l’OCDE et de l’Union européenne dans la lutte contre les paradis fiscaux, la Belgique devrait plaider pour que l’Organisation des Nations Unies (ONU) joue un rôle plus important dans ce domaine?

 

06.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Avant de répondre à vos questions spécifiques, monsieur Van Hees, il doit être clair pour tout le monde que depuis 2015, ce n'est pas l'OCDE qui donne le ton dans ce domaine, mais les pays membres du cadre inclusif. Actuellement, il y en a 139 dont les pays du G20, les économies émergentes et de nombreux pays en développement. Nous pouvons nous attendre à ce que ce nombre augmente encore dans le futur.

 

L'avantage de ce forum est que ses membres sont engagés à respecter les normes minimales BEPS, en ce compris celles qui ont trait aux pratiques fiscales dommageables. En conséquence, ils sont traités sur un pied d'égalité dans l'élaboration et la mise en œuvre ultérieure de ces normes minimales. Les critères et la méthodologie utilisée par le cadre inclusif et l'Union européenne pour identifier les régimes fiscaux dommageables sont plus ou moins similaires. Comme on le sait, l'absence d'impôt, ou la présence d'un impôt faible, n'est pas suffisante en soi, mais une attention est également portée à la transparence, à des règles fiscales équitables et à une exigence de substance correspondant aux revenus réalisés.

 

Le travail effectué ces dernières années par l'Union européenne et le cadre inclusif a conduit à l'abolition et à l'ajustement de dizaines de régimes jugés injustes ou préjudiciables. En outre, de nombreuses mesures ont été adoptées, tant au niveau international qu'au niveau européen, afin de lutter contre l'évasion fiscale internationale, comme par exemple la directive ATAD, qui contient une combinaison de mesures générales et spécifiques pour combattre l'évasion fiscale internationale.

 

Au niveau européen, une discussion est actuellement en cours quant à une éventuelle révision des critères existants pour identifier les pratiques fiscales dommageables. La Belgique soutient cette initiative et contribue constructivement à ces travaux.

 

À côté de cela, je renvoie également aux négociations qui sont en cours au niveau du cadre inclusif en vue de l'introduction d'une imposition globale sur les revenus issus de l'économie digitale, règle qui s'appliquerait par extension aux revenus des entreprises multinationales actives dans les secteurs traditionnels.

 

Certainement aussi important, dans le contexte de votre question, est le deuxième pilier de ce projet, qui concerne l'introduction de règles qui doivent aboutir à une imposition minimale pour tout groupe d'entreprises multinational.

 

Ces deux projets croisent les critères et la méthodologie existants pour identifier les pratiques fiscales dommageables et devraient mener à une refonte complète du paysage fiscal et inverser la tendance mondiale à la baisse des taux d'imposition. Dans l'hypothèse où l'un de ces projets – ou les deux – ne se concrétiserait pas, le niveau européen reprendra alors ces travaux à son compte.

 

La Belgique est convaincue que le cadre inclusif est actuellement l'organe le mieux placé au niveau international pour lutter contre les politiques fiscales déloyales, notamment à la lumière du projet BEPS et des discussions en cours pour l'introduction de nouvelles règles appréhendant la taxation de l'économie digitale et instaurant une imposition minimale au niveau mondial. Non seulement les pays développés mais aussi les pays en développement y sont représentés de manière équilibrée et sont traités sur un pied d'égalité.

 

Le niveau européen ne doit pas être sous-estimé. Là aussi, des travaux sont en cours pour une élaboration plus approfondie des critères et de la méthodologie. Que le projet sur les deux piliers aboutisse ou non, la Commission européenne est en tout cas prête à poursuivre les travaux en la matière.

 

06.03  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je suis d'accord avec vous sur le fait qu'il y a le cadre inclusif, qui est beaucoup plus large que l'OCDE. C'est une bonne chose qu'on n'en soit pas resté au club des pays riches. Cela étant, il faut reconnaître que les concepts qui sont utilisés, y compris dans ce cadre inclusif, sont les concepts de l'OCDE. Vous avez d'ailleurs cité les concepts de BEPS, qui sont des concepts OCDE.

 

La remarque de Tax Justice Network reste tout à fait pertinente. La réalité est que les paradis fiscaux continuent à fonctionner comme tels, les multinationales continuent à en profiter. Les statistiques le montrent, la réalité le montre. Tax Justice Network tire la sonnette d'alarme mais vous refusez de l'entendre. J'en prends note mais je pense que cette mise en garde de Tax Justice Network est très importante et mériterait d'être prise en considération.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Cécile Cornet à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Une taxe européenne sur les transactions financières" (55016146C)

07 Vraag van Cécile Cornet aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Een Europese financiëletransactietaks" (55016146C)

 

07.01  Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, alors que l’Europe traverse une crise sanitaire, sociale et économique sans précédent, il apparaît urgent et nécessaire de continuer le travail sur la question de la taxation des transactions financières, afin que les contributions de chacun soient les plus juste possible.

 

L’idée d’une taxe sur les transactions financières en Europe n’est pas nouvelle. Dès 2011, la Commission Barroso a produit une proposition de directive en faveur de sa mise en place d’une taxe qui viserait les actions et obligations (à 0,1 %) et les transactions sur les produits dérivés et trading à haute fréquence (à 0,01 %). Le rapport du Parlement européen sur le financement du Green Deal de 2020 affirme qu’une telle taxe permettrait de rapporter jusqu’à 57 milliards par an.

 

Si une dizaine de pays dont le Danemark, la Pologne, le Portugal, ou la Belgique semblent prêts à s’engager en faveur d’une taxe faible mais appliquée à l’ensemble des transactions financières, d’autres états européens rechignent à avancer dont la France qui s’oppose et bloque les  négociations institutionnelles. Celle-ci plaide plutôt pour un système de taxe qui ne viserait que les grands groupes, à 0,3 %. Une proposition qui est fort critiquée puisque taxer plus fort mais moins de transactions (99 % des transactions étant exonérées) ne permettra pas de recouvrir une recette suffisante. Nous passerions alors totalement à côté de l’ambition d’une telle taxe.

 

À l’occasion de sa présidence du Conseil de l’Union européenne, le Portugal tente de relancer cette dynamique. Il est essentiel que si un accord devait être trouvé, ce soit sur base du modèle de la directive européenne de 2011 et non du modèle français, quitte à fonctionner uniquement avec les pays volontaristes dans un modèle de coopération renforcée avec au moins 9 pays prêts à s’engager.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous confirmer votre soutien au modèle de taxation tel que défini à l’origine par la commission Barroso (obligations et actions taxées à 0,1 % et produits dérivés à 0,01 %)? Comment comptez-vous manifester votre volontarisme dans les discussions menées par la présidence portugaise, pour accepter, s’il le faut, que la Belgique participe à une coopération renforcée ?

 

07.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Madame Cornet, le modèle de taxation tel que défini à l'origine n'est plus discuté. Cette voie a été abandonnée en 2018 déjà. Bien que certains États membres comme l'Autriche par exemple aient exprimé leur préférence pour une base plus large, aucune initiative concrète n'a encore été prise dans ce sens.

 

Dans le cadre de la coopération renforcée, une majorité semble se dessiner en faveur du maintien de la composition actuelle. Le but de la présidence portugaise est de travailler sur des modèles nationaux de taxe sur les transactions financières qui fonctionnent bien dans la pratique, à savoir les modèles français et italien. Toutefois, la présidence portugaise garantirait une flexibilité par des possibilités d'opt-in et d'opt-out et des adaptations futures pourraient être possibles grâce à une clause de révision.

 

La Belgique continue à contribuer de manière constructive aux discussions concernant la taxe sur les transactions financières comme un partenaire fiable de la coopération renforcée et apporte son soutien à l'instauration d'une telle taxe.

 

07.03  Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Vous dites que cette option est abandonnée depuis 2018. Pourtant, elle est revenue à l'agenda notamment sous la présidence portugaise. Aujourd'hui, on est dans une situation où les mentalités ont évolué, où tout le monde est bien conscient que chacun doit contribuer à la fiscalité qu'elle soit nationale ou européenne. Il est important que les transactions financières qui brassent beaucoup d'argent puissent aussi contribuer au financement du collectif, au financement du redressement des États.

 

Vous avez parlé de ces deux modèles de taxes qui s'opposent. Dans ma question, je vous demandais comment vous comptiez manifester votre volontarisme dans les discussions autour de ce sujet. Je ne vous ai pas vraiment entendu répondre à cette question. Je vous invite vraiment à poser la Belgique beaucoup plus loin et de façon beaucoup plus ambitieuse sur le modèle de taxation qui serait mis en œuvre. Vous parlez de la coopération renforcée, c'est déjà un très bon premier pas mais la possibilité de l'opt-in et de l'opt-out est évidemment une dimension qui va déforcer cette coopération renforcée.

 

En tout cas, je vous ai très souvent entendu ambitieux par rapport à la fiscalité juste. Je vous ai souvent entendu ambitieux par rapport à la lutte contre les fraudes. Ici, nous sommes à un moment où l'on peut aller plus loin. Je vous invite vraiment à placer la Belgique dans une optique ambitieuse et collaborative avec les autres États d'Europe pour une meilleure taxation des transactions financières.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de Benoît Piedboeuf à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les droits d'accises des brasseurs" (55016189C)

08 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De door de brouwerijen verschuldigde accijnzen" (55016189C)

 

08.01  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, des fûts de bière ont été livrés par les brasseurs chez les négociants et dans l'Horeca avant que le deuxième confinement n'intervienne.

 

Une partie de ces fûts n'a pas été mise en consommation et se retrouve dans les dépôts des négociants et dans les caves des cafetiers. Ces fûts ont une date de péremption de six mois, ce qui est plus court que les bouteilles qui ont des dates de péremption comprises entre un et deux ans.

 

Lorsque l'Horeca va réouvrir, nous l'espérons tous le 1er mai, les brasseurs, livrant de nouveaux fûts vont devoir rapatrier ces fûts de bière périmés livrés avant le deuxième confinement.

 

Les brasseurs ont payé des droits d'accises sur ces fûts qui n'ont pas été mis en consommation. Il serait donc correct qu'ils puissent récupérer ces droits d'accises comme cela avait été le cas lors du premier confinement.

 

Or il semblerait que l'Administration fiscale s'y opposerait parce que ce serait trop de travail pour ses agents d'aller constater, dans chaque brasserie, la destruction de ces bières périmées. Or les brasseurs, eux,  devront créditer à leurs clients non seulement la bière, mais aussi les accises dont ils se sont acquittés auprès du fisc. Ils seront donc pénalisés deux fois.

 

Les brasseurs n'exigent pas nécessairement un remboursement de la part du fisc mais un bon à valoir.

 

Si les agents du fisc n'ont pas la possibilité ni le temps de se déplacer dans toutes les brasseries, ne pourriez-vous pas envisager une déclaration sur l'honneur de la part des brasseurs? Quelles mesures allez-vous prendre concernant les accises sur les fûts non-consommés? Je vous remercie de vos réponses.

 

08.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Piedboeuf, j'ai pris connaissance de vos préoccupations et de celles du secteur et j'ai décidé d'élaborer à nouveau une mesure qui prévoit le remboursement des droits d'accises sur la bière invendable en cuve et en fût.

 

Les textes ont déjà été rédigés et seront discutés lors du prochain Conseil des ministres. L'objectif est de mettre en place un régime administrativement plus léger que celui qui a suivi la première fermeture, mais qui offre encore des garanties suffisantes pour éviter les abus.

 

08.03  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, action-réaction, très bonne réponse! Je vous remercie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De toepassing van een belastingverhoging" (55016197C)

09 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'application d'un accroissement d'impôt" (55016197C)

 

09.01  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, de sanctie van de belastingverhoging varieert op basis van twee elementen. Ten eerste moet er een materieel gegeven zijn, en ten tweede is er een soort van moreel gegeven: al dan niet kwade trouw, al dan niet het opzet om belastingen te ontduiken.

 

In de cursus over de fiscale procedure vermeldt de administratie: "Werden in de rechtspraak aanvaard als gevallen waarin het opzet de belasting te ontduiken bestaat: de belastingplichtige legt stukken, boeken of uittreksels hiervan over welke door weglatingen, veranderingen, overschrijvingen vervalst zijn."

 

Vandaar heb ik twee concrete vragen. Kunt u mij meedelen of er in de volgende gevallen een belastingverhoging moet worden toegepast en met welk percentage?

 

Ten eerste, facturatie van goederen aan een bedrijf terwijl ze worden gebruikt en bestemd zijn voor een ander bedrijf.

 

Ten tweede, het gebruik van een aankoopfactuur door wijziging van de omschrijving van het voorwerp van de dienst of het leveradres van de goederen.

 

09.02 Minister Vincent Van Peteghem: Een belastingverhoging inzake inkomstenbelastingen kan worden opgelegd in geval van niet-aangifte, laattijdige aangifte of een onvolledige of onjuiste aangifte. Het percentage van de toegepaste belastingverhoging hangt af van de aard en de ernst van de overtreding en houdt desgevallend rekening met de rang van de overtreding, en ligt bij koninklijk besluit vast.

 

In uw vraag hebt u verwezen naar de schaal van de belastingverhoging voor een onvolledige of onjuiste aangifte, andere dan inzake roerende voorheffing en bedrijfsvoorheffing. Wanneer in een concreet dossier vastgesteld wordt dat de aangifte onjuist is, moeten de concrete, feitelijke omstandigheden van die overtreding nagegaan worden. Het is op basis van deze concrete vaststellingen dat de ernst van de overtreding bepaald wordt. Meer bepaald wordt nagegaan of er in het dossier sprake is van omstandigheden, onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige, waarin er al dan niet het opzet is om belastingen te ontduiken, of van een onvolledige of onjuiste aangifte gepaard gaand met valsheid of gebruik van valse stukken.

 

Wanneer daarbij vastgesteld wordt dat de onvolledige of onjuiste aangifte gebaseerd is op of gepaard gaat met onjuiste of zelfs valse facturen, dan zijn dat omstandigheden die in rekening gebracht worden bij het bepalen van de ernst van de overtreding. Dergelijke omstandigheden kunnen bijdragen tot het verantwoorden van een belastingverhoging voor een onvolledige of onjuiste aangifte met het opzet de belasting te ontduiken of voor een onvolledige of onjuiste aangifte gepaard gaand met valsheid of gebruik van valse stukken.

 

In de mate dat er sprake is van een onvolledige of onjuiste aangifte met het opzet de belastingen te ontduiken, bedraagt de belastingverhoging 50, 100 of 200 % van de belastingen verschuldigd op het niet aangegeven inkomstengedeelte. Het is de rang van de overtreding die bepaalt welk percentage concreet van toepassing is. Indien het gaat om een onvolledige of onjuiste aangifte die gepaard gaat met valsheid of het gebruik van valse stukken, kan een belastingverhoging van 200 % worden toegepast, ongeacht de rang van de overtreding.

 

09.03  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw duidelijke taal: de toorn van de fiscus zal neerdalen op belastingplichtigen die bijvoorbeeld onrechtmatig keukens of kleerkasten verkrijgen. Ik vermoed dat de betrokken fracties die informatie ook zullen doorspelen aan hun collega's in het Vlaams Parlement.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Vraag nr. 55016269C van mevrouw Van Bossuyt wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

10 Question de Nathalie Gilson à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'état des lieux sur les sociétés immobilières réglementées à but social (SIRS)" (55016279C)

10 Vraag van Nathalie Gilson aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De stand van zaken m.b.t. de sociale gereglementeerde vastgoedvennootschappen (sociale GVV's)" (55016279C)

 

10.01  Nathalie Gilson (MR): Monsieur le ministre, l'arrêté royal du 23 avril 2018 et la loi du 22 octobre 2017 modifiant la loi du 12 mai 2014 relative aux sociétés immobilières réglementées (SIR) ont mis en place la société immobilière réglementée à but social.

 

Il est prévu que cette société puisse exercer une activité dans des infrastructures immobilières essentielles dédiées notamment au logement, à l'accueil, à la prestation de soins pour des personnes handicapées, des personnes âgées, des enfants jusque trois ans, la jeunesse.

 

Les SIR bénéficient de certains avantages fiscaux. Les dividendes sont soumis à 15 % de précompte si au moins 60 % des biens immobiliers sont investis dans les domaines précités ou des unités de soins et de logements adaptés à des soins de santé.

 

Monsieur le ministre, ces SIR à finalité sociale sont un outil intéressant mais, à ma connaissance, il n'en existe pas en Belgique aujourd'hui. Pouvez-vous confirmer cela?

 

S'il en existe, quel est le montant respectif de la recette en précompte mobilier à 15 % et à 30 % sur les dividendes distribués en 2020 par des SIR sociales?

 

Le statut de SIR sociale ne semble pas avoir eu beaucoup de succès en Belgique, notamment en raison des contraintes liées à l'obligation pour ces sociétés d'adopter la forme sociale d'une société coopérative à responsabilité limitée (SCRL) à but social non cotée en bourse. En outre, le bénéfice ne peut être distribué qu'après avoir alimenté un fonds de réserve à concurrence de 20 % du résultat annuel. Ces contraintes font que la bonne volonté du législateur n'a pas pu être suivie d'effets.

 

Existe-t-il une réflexion visant à modifier certaines contraintes imposées aux SIR sociales? Existe-t-il une réflexion visant à élargir le type de destination des immeubles dans lesquels peuvent investir les SIR sociales? On pourrait penser notamment à l'activité de construction ou de gestion de logements sociaux. Je vous remercie.

 

10.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Chère collègue, à ce jour, il n'existe pas de société immobilière réglementée (SIR) à but social en Belgique. Je rappelle que les contraintes auxquelles vous faites référence sont la contre-partie de l'avantage fiscal dont bénéficient ces sociétés. Il n'y a pas, en l'état actuel, de réflexion visant à modifier les conditions qui s'appliquent à ces sociétés, et je n'ai par ailleurs pas connaissance d'une forte demande en la matière.

 

10.03  Nathalie Gilson (MR): Monsieur le ministre, les informations que vous me donnez confirment celles dont je disposais. Évidemment, si vous dites que les contraintes sont liées à l'avantage fiscal, cela peut se comprendre. Mais par ailleurs, si la conséquence est qu'il n'y a pas de SIR à but social, cela me paraît quand même regrettable.

 

Les besoins en investissements dans notre société sont énormes. Je pense aux besoins en crèches, en structures de soins psychiatriques, et en logements sociaux, si l'activité pouvait être élargie. À mon avis, on pourrait tout à fait tenter de réfléchir à modifier le système pour donner l'opportunité à l'épargne publique d'investir dans ces SIR et dans des domaines d'activité dont la société, au sens de notre "communauté de vie Belgique", a bien besoin.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Nathalie Gilson à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les sociétés immobilières réglementées qui investissent dans les infrastructures" (55016280C)

11 Vraag van Nathalie Gilson aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De gereglementeerde vastgoedvennootschappen die in infrastructuur investeren" (55016280C)

 

11.01  Nathalie Gilson (MR): Monsieur le ministre, la loi du 22 octobre 2017 modifiant la loi du 12 mai 2014, relative aux sociétés immobilières réglementées (SIR), a entre autres étendu les activités autorisées des SIR au domaine de l'infrastructure dans son entièreté. Dans les travaux préparatoires et l'exposé des motifs, le législateur a imaginé toute une série d'infrastructures dans lesquelles pourraient investir ces SIR, des infrastructures de transport aux énergies vertes (panneaux photovoltaïques, etc.).

 

Au moment où nous parlons de la relance économique, notamment en ce qui concerne les infrastructures et le numérique, ce régime des SIR pourrait jouer un rôle crucial quant à l'investissement et à la mobilisation de l'épargne privée en partenariat avec l'État, ou les Régions et les Communautés, dans le développement de projets ambitieux pour l'avenir économique de notre pays.

 

Monsieur le ministre, disposez-vous de statistiques sur le nombre de sociétés d'investissement réglementées agréées en Belgique dans le domaine des travaux d'infrastructure?

 

À combien s'élevaient les recettes de précompte mobilier récolté sur les dividendes distribués par ces sociétés durant les cinq dernières années, s'il y en avait?

 

Existe-t-il une réflexion pour utiliser cet outil de la SIR dans le cadre du Fonds de transformation créé au sein de la Société fédérale de participations et d'investissement (SFPI) et dans le cadre du fameux Plan pour la reprise et la résilience communiqué à la Commission européenne vendredi dernier?

 

Dans quelle mesure cet outil pourrait-il aider à débudgétiser des sommes importantes et, de la sorte, moins peser sur l'endettement consolidé de l'État Belgique par rapport aux normes Eurostat le jour où elles deviendront coercitives? Elles sont pour l'instant passées aux oubliettes, mais je pense que, tôt ou tard, ces exigences reviendront sur le devant de la scène.

 

11.02  Vincent Van Peteghem, ministre: En Belgique, il existe actuellement 18 sociétés immobilières réglementées publiques de droit belge et 14 sociétés immobilières réglementées institutionnelles de droit belge. Il convient de noter que celles-ci sont sous le contrôle de l'Autorité des services et marchés financiers (FSMA) et qu'une liste complète de toutes les SIR reconnues est disponible sur son site internet. Pour l'année 2020, le précompte mobilier perçu en la matière s'élève à 219,20 millions d'euros.

 

Malheureusement, les données des cinq dernières années n'étaient pas disponibles dans le délai imparti.

 

Mais malgré la modification de la loi relative aux sociétés immobilières du 22 octobre 2017, il n'existe, à ce jour, aucune SIR, dans le domaine des travaux d'infrastructure, ce pour plusieurs raisons, notamment, l'horizon temporel et les restrictions par rapport au SPV. Les projets d'infrastructure sont systématiquement axés sur les véhicules propres, ce que ne permettent pas les SIR. Pour ces raisons, les SIR ne sont également pas prises en considération dans le cadre du Fonds de transformation, à ce stade.

 

En outre, pour des raisons de stratégie interne, la SFPI n'investit pratiquement pas dans les SIR.

 

Néanmoins, les SIR peuvent être un véhicule d'investissement avantageux pour attirer les petits épargnants.

 

Dans un deuxième temps, il sera donc intéressant de considérer le type d'investissement réalisé par le Fonds de transformation et, en particulier, lors du deuxième volet, plus précisément en matière de transition énergétique, et de vérifier dans quelle mesure ce type d'investissement correspond aux critères des SIR. Si tel est le cas, la création d'une SIR d'infrastructure axée sur le Fonds de transformation pourra alors être considérée afin d'attirer les investissements privés.

 

Pour ce qui concerne votre demande de débudgétisation, l'inclusion ou non des montants investis dans une SIR dans le périmètre public dépend de l'intérêt de l'investisseur public pour ces actifs et de la conformité ou non des actifs sous-jacents à un certain nombre de critères.

 

11.03  Nathalie Gilson (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

J'ai consulté le site de la FSMA qui est très complet. J'ai été étonnée de constater qu'il n'y avait pas de SIR en dans le domaine de l'infrastructure, ce que vous venez de confirmer. Vous m'avez également donné des explications très intéressantes.

 

Je note avec plaisir qu'il y a quand même une réflexion sur la question de savoir si les SIR pourraient servir, dans un deuxième temps, à des investissements dans le domaine de l'infrastructure, notamment, en matière d'énergie, tout en attirant l'épargne publique. En effet, les SIR offrent des garanties en termes de transparence et de gouvernance qui peuvent être utiles à l'heure où les montants sur les comptes épargne atteignent des niveaux sans précédent et qu'il est urgent de voir comment rendre confiance aux citoyens pour qu'ils investissent dans ces domaines porteurs pour l'avenir.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

- Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het project 100 % scanning" (55016284C)

- Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De vaccinatie van het douanepersoneel" (55016285C)

- Philippe Pivin aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De personeelssterkte van en de investeringen in de douanediensten" (55016645C)

- Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het personeelstekort bij Douane en Accijnzen" (55017181C)

12 Questions jointes de

- Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le projet "100 % scanning"" (55016284C)

- Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La vaccination des agents des douanes" (55016285C)

- Philippe Pivin à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'effectif et les investissements quant au service des douanes" (55016645C)

- Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les effectifs insuffisants des Douanes et Accises" (55017181C)

 

12.01  Wouter Vermeersch (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik heb nog een derde vraag over hetzelfde onderwerp, maar die werd niet samengevoegd met deze. Ik begrijp dat niet goed, maar ik zal ze straks apart stellen.

 

De douane heeft de voorbije weken in totaal meer dan 27 ton cocaïne onderschept in de haven van Antwerpen. De Belgische douane maakte in 2020 gebruik van nieuwe scanners, waaronder drie draagbare backscatters en twee mobiele backscatters, om containers en ladingen te scannen. De komende jaren wil de FOD Financiën verder investeren, om uiteindelijk 100 % van de containers te kunnen scannen. Daarvoor zullen nog veel meer scanners worden aangekocht, evenals software.

 

Mijnheer de minister, kunt u een actuele stand van zaken geven van het project 100 % scanning? Ik heb u hierover reeds ondervraagd in de plenaire vergadering. Ik wil dit dossier kunnen opvolgen.

 

Dan kom ik aan mijn tweede vraag. Eind maart heeft het vakbondsfront bij de douane een actieaanzegging ingediend. De bonden vragen onder andere prioriteit bij de coronavaccins. Werd een prioritaire vaccinatie voor de douane reeds besproken en welke mogelijkheden ziet u hiertoe?

 

12.02  Philippe Pivin (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, les services des douanes se trouvent dans une situation tracassante depuis plusieurs années. J'ai déjà eu l'occasion d'interroger vos prédécesseurs à ce sujet. Les difficultés se posent au plan international, européen ou transfrontalier ou lors de problèmes d'ordre terroriste, puisque cela oblige généralement ces services à se concentrer sur certaines surveillances et donc à délaisser d'autres missions. Un autre exemple, c'est le phénomène de la transmigration. Ces personnels sont excessivement sollicités et les moyens manquent parfois tout comme, monsieur le ministre, une attention politique à la hauteur de leur travail.

 

Des mouvements de grève démontrent ces situations difficiles. Il y a bien sûr le Brexit mais il y a aussi eu le problème au niveau du Centre de coopération policière et douanière de Luxembourg qui regroupe le Grand-Duché de Luxembourg, l'Allemagne, la France et notre pays ou plus récemment encore, les revendications en front commun syndical pour une amélioration concrète des conditions de travail des services des douanes. Je ne parle même pas de la vaccination alors que ces gens se trouvent en première ligne dans le cadre de la pandémie. Il y a aussi, semble-t-il, un déficit structurel de matériel alors que les missions sont démultipliées.

 

Monsieur le ministre, quelle a été l'augmentation en effectifs et en investissements financés réalisée au sein des services douaniers sous la précédente législature (2014-2019)? Quelle sera la tendance planifiée en termes d'effectifs pour les quatre prochaines années?

 

Confirmez-vous qu'il manque du personnel et plus particulièrement dans les aéroports et les ports belges? Quelle évaluation a-t-elle été réalisée à ce sujet?

 

Quels investissements et pour quelles infrastructures et quels équipements sont-ils planifiés en 2021 et pour les trois prochaines années? Quelles décisions avez-vous prises pour rencontrer les recommandations du front commun syndical qui vous ont été présentées, il y a deux mois?

 

Au sujet de la vaccination, vous avez indiqué que vous souhaitiez que les douaniers soient vaccinés en priorité. Des décisions ont-elles été prises avec vos collègues du gouvernement et des entités fédérées en vue d'arriver à ce résultat pour ce personnel qui, je le rappelle, est un personnel de première ligne?

 

Enfin, quelles sont les perspectives au niveau du statut de la pension des agents des services des douanes? Avez-vous des contacts avec votre collègue du département des pensions dans le cadre de la reconnaissance du caractère de pénibilité de leur métier?

 

12.03  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, les douaniers ont mené plusieurs actions de protestation ces derniers temps. Le syndicat UNSP Finances a livré des chiffres préoccupants concernant l’évolution de leurs effectifs. Selon eux, on serait passé de 3 840 agents en 2010 à 2 939 agents fin 2020, soit une baisse de 23 % en dix ans, sachant que le syndicat n’a pas pris en compte l’engagement de 386 douaniers pour faire face au Brexit, tâche qui n’existait pas auparavant. 

 

Cette évolution a un impact négatif sur les conditions de travail des douaniers mais pose aussi des questions importantes en matière de lutte contre la fraude et la criminalité. En outre, la hausse du commerce en ligne nécessiterait plus de contrôles. Par exemple, le nombre de colis transportés à Liège Airport est passé de 9 millions en 2018 à 500 millions en 2020, soit une hausse dépassant les 5 000 %. Si bien qu’aujourd’hui, les douaniers ne contrôlent qu’un colis sur 10 000 qui entrent en Belgique. 

 

En réponse à ma question orale n° 10925 de novembre 2020, s'agissant non pas de l'ensemble du personnel mais uniquement des agents contrôleurs des douanes et accises, vous aviez indiqué qu’il y avait, au 30 juin 2020, 823 agents contrôleurs, ce qui ne représente même pas un quart de l’effectif total de cette administration. 

 

Monsieur le ministre, confirmez-vous les chiffres de l’UNSP Finances? Comment expliquez-vous que seul un quart de l’effectif de l’administration générale des Douanes et Accises soit affecté à des tâches de contrôle?

 

Je ne revendique pas une hausse de 5 000 % des effectifs douaniers, si on suit l'évolution du nombre de colis. Mais ne trouvez-vous pas qu’à l’avenir, il faudrait augmenter ces effectifs, plutôt que de les maintenir voire les réduire selon votre objectif "Un SPF Finances aussi mince que possible", pour rappeler vos propos? Avez-vous des objectifs chiffrés pour la fin de la législature quant aux effectifs douaniers à atteindre? 

 

12.04 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Van Hees, u sprak over 823 controleurs. Daarvoor verwijst u vermoedelijk naar het antwoord op een parlementaire vraag over het aantal controlefuncties bij de algemene administratie Douane en Accijnzen waarvoor in een een-op-eenvervanging is voorzien.

 

De administratie beschikt natuurlijk over meer controlerende personeelsleden dan dit aantal. Zo worden bijvoorbeeld de personeelsleden die in shifts werken in eerstelijnscontrolediensten en het personeel van niveau C en D van de eerste- en tweedelijnscontrolediensten die niet in shifts werken, niet meegeteld in die berekening. Dit betekent dat meer dan een kwart van het personeel van de administratie Douane en Accijnzen belast is met controleactiviteiten. De verhoging van het aantal is natuurlijk wel correct.

 

Le SPF Finances, comme les autres SPF, est soumis à des réductions annuelles de personnel. Par conséquent, le nombre d'ETP a diminué, passant de 3 834 en 2014 à 3 109 en 2019. À la suite du Brexit, le nombre d'ETP a de nouveau augmenté pour atteindre 3 368 en 2020.

 

Cette évolution est logique, compte tenu des activités économiques et des réglementations. Les investissements ont été réalisés en particulier dans l'introduction de technologies innovantes et des moyens de contrôle de haute technologie, en plus de la gestion de routine et de l'optimisation des équipements existants.

 

Outre l'évolution technologique, le Brexit est un facteur important qui s'impose depuis cette année. Mon administration surveille son impact. Toutefois, les paramètres sont fortement influencés par la crise du coronavirus, de sorte qu'aucune déclaration ne peut être faite à l'heure actuelle sur le développement concernant les effectifs pour les quatre prochaines années.

 

L'un des autres paramètres est certainement le projet d'investissement "100 % scanning", pour lequel les besoins en personnel seront intégrés.

 

Mijnheer Vermeersch, in antwoord op uw vraag over het project 100 % scanning, kan ik u meedelen dat er een aantal overheidsopdrachten in voorbereiding zijn. Het lastenboek voor de aankoop van vijf extra mobiele cargoscanners met drive-throughmodus werd voor advies aan de Inspectie van Financiën overgemaakt. Er wordt verwacht dat deze scansystemen tegen het einde van 2022 operationeel zullen zijn.

 

Wat het douaneprogramma rond artificiële intelligentie betreft, bijvoorbeeld scanbeeldanalyse, is er op het centrale niveau van de algemene administratie een AI-team in oprichting. De eerste stand-alonemodellen zijn intussen al in de testfase. Daarnaast wordt er werk gemaakt van een optimalisatieproject door noodzakelijke upgrades van de reeds operationele scanapparatuur uit te voeren om deze in de toekomst voor de 100 % scanning bestendig te kunnen inzetten. Ten slotte werd er eind 2020 nog een overheidsopdracht gegund. Daarvoor wacht de administratie momenteel de levering af in september van dit jaar van twee bijkomende mobiele backscatters voor inzet in de havens van Antwerpen, Zeebrugge en de luchthaven van Oostende.

 

En ce qui concerne les investissements futurs en général, plusieurs projets d'initiatives d'achat pour des contrats cadres pluriannuels ont déjà été lancés. Dans les années à venir, il en résultera une nouvelle augmentation du nombre de moyens de contrôle de haute technologie et d'autres équipements d'exploitation. Je vous renvoie aux marchés publics dans le cadre des contrats cadres pluriannuels, à partir de 2022, pour des outils de traçage électronique, des spectromètres, des équipements de protection individuelle, des vêtements et équipements spécifiques, des appareils électriques, des outils manuels et d'autres matériels de travail, de nouvelles armes de service et un nouvel armement, du matériel destiné à équiper des dispositifs de contrôle, la poursuite de la rationalisation de la flotte, l'adaptation et la sécurité des bâtiments et des infrastructures, le stockage et la destruction des marchandises saisies, la modernisation du laboratoire et des installations adaptées pour le traitement et le stockage provisoire des échantillons et, enfin, le passage aux technologies et intelligences de l'information et de la communication.

 

Comme vous pouvez le constater, le fonctionnement de l'administration générale des douanes et accises comporte des aspects nombreux et variés. Les questions des syndicats sont tout aussi diverses et se rapportent au droit à la retraite – qui relève de la compétence de la ministre des Pensions –, à la vaccination, en passant par l'emploi de membres du personnel dans des cas particuliers et locaux.

 

Pour chaque dossier, j'ai consulté le gouvernement, mon administration et les syndicats. Une nouvelle consultation avec eux est prévue dans un avenir très proche.

 

Wat de prioritaire vaccinaties betreft, heb ik begrip voor de verzuchtingen van de douane. Bij het uitoefenen van hun taken kunnen zij inderdaad geconfronteerd worden met situaties waarin de social distance moeilijk gerespecteerd kan worden. Daarom heb ik zoals andere collega's voor mijn departement bij de minister van Volksgezondheid een aanvraag gedaan voor prioritaire vaccinatie van de eerstelijnscontrolediensten en de opsporingsdiensten. Deze aanvragen zijn geanalyseerd en getoetst aan de gehanteerde criteria betreffende het vaccinatiebeleid. Momenteel wordt prioriteit gegeven aan dienstverlening in het kader van collectiviteiten zoals de cipiers bijvoorbeeld, zodat de vraag van onze douane nog niet positief beantwoord kan worden. Het spreekt voor zich dat die aanvraag opgevolgd wordt en dat over de situatie overlegd zal worden met de vakorganisaties.

 

12.05  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. In het antwoord op de 100 % scanning had ik van u graag een percentage gekregen. De laatste cijfers die wij hebben gehoord, begin dit jaar, leerden dat uiteindelijk nog geen twee procent van de containers werd gescand. Misschien moet ik een schriftelijke vraag indienen om exact te weten hoeveel containers er procentueel effectief gescand worden.

 

U spreekt in uw antwoord ook over een termijn einde 2022. We staan hier tegenover een criminele miljardenbusiness. We hebben het hier altijd over zwart geld, maar dit is een heel concrete business die we met heel concrete maatregelen kunnen aanpakken, bijvoorbeeld door versneld honderd procent te gaan scannen. Daar ligt zeker nog werk op de plank.

 

Inzake prioritaire vaccinatie krijgen de cipiers voorrang op de douaniers. Blijkbaar heeft de minister van Justitie beter gelobbyd voor zijn personeel dan de minister van Financiën. Het is spijtig dat dit allemaal zo moet verlopen, met gelobby waardoor de cipier beter wordt beschermd dan de douanier. Vanuit de regering zouden er toch een uniforme aanpak en een uniform signaal mogen komen voor al die beroepsgroepen die een risico lopen bij de uitoefening van hun taak, zonder dat de ene beroepsgroep wordt voorgetrokken op de andere.

 

12.06  Philippe Pivin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour les réponses que vous nous avez apportées. Je suis conscient que les chantiers sont vastes et nombreux, mais je ne vous cache pas que je reste un peu sur ma faim; j'aurais aimé davantage de précisions sur l'augmentation en effectifs, et sur le déficit de personnel tel que j'y faisais allusion dans une question.

 

Quant à la vaccination, je n'ai guère entendu de précisions non plus. Quand je me penchais sur la situation du service des douanes il y a quelques semaines, j'ai lu ceci. Je cite les douaniers: "Malgré les risques encourus, les douaniers ont répondu présents à chaque moment, à chaque crise. Pourtant, ils se sentent méprisés."

 

Monsieur le ministre, je crois qu'il faut pouvoir répondre rapidement à certaines de leurs exigences, parce qu'elles sont le résultat de leur vécu de terrain. Je vous sais personnellement attentif à ces situations, mais ces agents attendent une concrétisation assez rapide.

 

12.07  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, ce n'est pas tous les jours que je suis d'accord avec M. Pivin. En l'occurrence, il faut effectivement constater que nous avons un souci avec les douaniers; vous refusez de prendre le moindre engagement sur l'évolution des effectifs. Nous nous attendons donc à ce qu'il n'y ait pas d'augmentation, voire à ce qu'il y ait une baisse des effectifs. Vous avancez la justification classique: des technologies innovantes permettraient de remplacer le personnel. J'ai quand même noté que le nombre de colis a augmenté de 5 000 %. Il faut quand même du personnel pour les manier même si on utilise des technologies innovantes. Le fait que vous ne répondiez pas au pourcentage de containers scannés montre qu'il existe là une problématique.

 

Je voudrais aussi revenir sur le nombre de membres du personnel, contrôleurs ou non. Vous nous dites que les missions de contrôle ne sont en fait pas exercées que par des contrôleurs. Dans ce cas, vos engagements, consistant à dire que l'on va diminuer les effectifs du SPF Finances, mais en maintenant stables les effectifs des contrôleurs du SPF Finances, sont biaisés, puisque vous nous dites qu'en fait, des non-contrôleurs font des tâches de contrôle. Peut-être faut-il revoir votre définition de ce qu'est un contrôleur, parce que pour moi, un contrôleur, a priori, est quelqu'un qui effectue des tâches de contrôle.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De stakingsdreiging van de douane" (55016286C)

13 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La menace de grève émanant de la douane" (55016286C)

 

13.01  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik herinner mij dat in de discussie naar aanleiding van de beleidsbrieven het Vlaams Belang als enige partij aandacht had voor uw pleidooi voor een performante en efficiënte douane, een pleidooi dat wij kunnen onderschrijven.

 

Eind maart heeft het vakbondsfront bij de douane een actieaanzegging ingediend. Volgens de bonden is de douane chronisch onderbemand. Door het personeelstekort zouden er nu Franstalige douaniers actief zijn in de Antwerpse haven. Hoeveel Franstalige douaniers zijn momenteel actief? Wordt de taalwetgeving daarbij gerespecteerd? Zijn zij in staat om zich in het Nederlands uit te drukken? Zijn zij daarvoor gediplomeerd?

 

Ook op de luchthaven van Zaventem heerst er grote ontevredenheid. Douaneambtenaren kunnen nog moeilijk nog vrijaf krijgen. Vooral op de Luikse luchthaven zou er nood aan extra personeel zijn. Het Vlaams Belang is blijkbaar een pleitbezorger voor de mensen in Wallonië.

 

Waar liggen volgens u de knelpunten inzake de personeelstekorten bij de douane? Identificeert u Zaventem en Luik ook als twee probleempunten?

 

Welke mogelijkheden ziet u om meer mensen en middelen in te zetten voor de douane, ook in de strijd tegen de miljardenbusiness van de drugshandel?

 

13.02 Minister Vincent Van Peteghem: De douane organiseerde van 13 maart tot 11 april de operatie Sky op vraag van de parketten van Antwerpen en Oost-Vlaanderen en de federale politie. De actie hield in dat een groot aantal containers uit Zuid-Amerika op verdovende middelen werden gecontroleerd en was een rechtstreeks gevolg van de operatie Sky ECC van de federale gerechtelijke politie.

 

Om de actie met succes uit te voeren, moesten gewapende ambtenaren uit alle andere regio's hun collega's uit Antwerpen bijstaan. Het ging zowel om personeel uit Gent, Hasselt en Leuven als om personeel uit Bergen, Luik en Brussel. Het betrof alleen de inzet van gewapende ambtenaren. Die inzet was beperkt in de tijd voor die specifieke actie. De betrokken Franstalige collega's ontvingen alle instructies in het Frans.

 

Door de coronapandemie is het personeel ingedeeld in bubbels en wordt met minimumbezettingen op het terrein gewerkt.

 

Op het vlak van de organisatie van de diensten zorgt dat voor extra moeilijkheden, maar toch zijn er voor de periode januari tot en met september 2021 slechts 9 vakantieaanvragen geweigerd in het belang van de dienst.

 

Het klopt dat de goederenstroom op de luchthaven van Bierset exponentieel toeneemt. Hiervoor is de voorbije jaren al extra personeel aangeworven. De selectie voor de aanwerving van 42 personen is momenteel nog aan de gang.

 

Er is ook in een-op-eenvervanging voorzien voor de controle- en de shiftfuncties en er is bijkomend budget aangevraagd voor het project 100 % scanning.

 

13.03  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitster: Vraag nr. 55016320C van de heer Francken is omgezet in een schriftelijke vraag.

 

14 Vraag van Nahima Lanjri aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De vrijstelling van de doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegen- en nachtarbeid" (55016325C)

14 Question de Nahima Lanjri à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La dispense de versement du précompte professionnel pour le travail de nuit ou en équipe" (55016325C)

 

14.01  Nahima Lanjri (CD&V): Artikel 275/5 WIB 92 voorziet in een vrijstelling van doorstorting van 1% van de ingehouden bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen van de werknemers die ploegen- of nachtarbeid verrichten en hiervoor een premie ontvangen. Deze regeling kwam er destijds om het verlies van concurrentiekracht tegen te gaan na de herstructurering van Ford Genk en geldt voor alle werknemers behalve voor de non-profit, met uitzondering van de gezins- en bejaardenhulp. Sommigen opperen dat de sociale Maribel een antwoord biedt op de uitsluiting, aangezien ook deze maatregel de bevordering van de tewerkstelling in (voornamelijk) de non-profitsector via de creatie van bijkomende arbeidsplaatsen voor ogen heeft. Hierover is nochtans geen consensus. Het is mijns inziens eigenaardig dat een deel van de non-profitsector uitgesloten wordt voor de vrijstelling van doorstorting gezien de grote noden in de zorg. De COVID-19 pandemie vormt een des te belangrijker argument aangezien deze maatregel voor extra ondersteuning in de zorgsector kan zorgen. Met mijn wetsvoorstel 55/0205/001 stelde ik al een wijziging van de programmawet van 22 december 2003 voor zodat ploegen- en nachtarbeid in de volledige non-profit ook onder deze regeling valt.

Ik wil hieromtrent volgende vragen stellen:

Wordt volgens de minister het gelijkheidsbeginsel niet geschonden door een deel van de non-profit uit te sluiten van deze maatregel, gezien de maatregel oorspronkelijk werd ingevoerd om bijkomende tewerkstelling te bevorderen?

Kan deze regeling volgens de minister dan niet uitgebreid worden tot de volledige non-profit sector? Zo ja, hoe ziet u dit en wanneer zou dit gerealiseerd kunnen worden?

 

14.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw Lanjri, de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing, vermeld in artikel 275 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 bedraagt 22,8 % van het totaal van de belastbare bezoldigingen van alle werknemers samen op wie het artikel van toepassing is.

 

De reden waarom de maatregel niet van toepassing is op de non-profitsector, is dat die sector reeds voordeel haalt uit de sociale Maribel, bijvoorbeeld de ziekenhuizen en de rustoorden, en dus reeds op die wijze wordt gesubsidieerd.

 

De non-profitsector heeft trouwens ook recht op de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing, als bedoeld in artikel 275, waarnaar ik daarnet verwees.

 

Bovendien werden met de sector tijdens het sociaal overleg samen de behoeften bekeken inzake loon- en arbeidsvoorwaarden voor het zorgpersoneel. Het sociaal akkoord werd ondertekend en bevestigd op 12 november 2020, waarbij een recordbedrag van 1 miljard euro wordt ingezet voor de lonen, de verbetering van de werkomstandigheden, meer personeel en meer opleidingstrajecten.

 

14.03  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik wist dat er een referentie of een zekere link met de sociale Maribel was. Niettemin is er de vraag om ook hier de non-profitsector niet uit te sluiten.

 

Recent heb ik daarover nog contacten gehad met mensen uit de sector. Zij zijn echt vragende partij om te kunnen genieten van de maatregel en 1 % van de ingehouden bedrijfsvoorheffing niet te moeten doorstorten voor ploegen- en nachtarbeid, zeker omdat dergelijke arbeid in de zorgsector en in de non-profitsector heel vaak voorkomt. De sector kan, zeker nu, in de covidperiode, die steun zeker gebruiken.

 

Ik begrijp dat op het overleg andere noden naar voren zijn gebracht, maar het voorgaande is echt een noodzaak.

 

Ik heb over het aspect al een wetsvoorstel ingediend. Ik blijf achter mijn voorstel staan. Ik zou het goed vinden, mocht nu onderzoeken of wij in samenspraak met de sector, die zelf vragende partij is, toch in de uitbreiding kunnen voorzien, zeker in een periode waarin wij alle handen aan het bed nodig hebben. Wij zijn zeker dat, als u naast de bestaande sociale Maribel die extra korting doorvoert, de maatregel zal worden omgezet in extra jobs en in extra mensen, die wij in de zorgsector echt nodig hebben.

 

Mijnheer de minister, ik reken dus op u om de zaak nu niet gewoon zo te laten, maar het dossier van alle zijden goed te bekijken en uit te zoeken wat mogelijk is. Ik kom bij u terug zodra de bevraging in de sector, die momenteel bezig is, min of meer rond is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De digitaks" (55016326C)

15 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La digitaxe" (55016326C)

 

15.01  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, in het regeerakkoord wordt er een digitale taxatie in het vooruitzicht gesteld. De regeringspartijen voelen zich gesterkt door het pleidooi van Amerikaans minister van Financiën Yellen voor een wereldwijde minimumbelasting voor bedrijven om digitale bedrijven een omzetbelasting op te leggen.

 

De Verenigde Staten zijn echter ook van plan om zes landen invoerheffingen op te leggen als tegenmaatregel voor de invoering van hun digitale taks, die met name grote Amerikaanse techbedrijven als Facebook, Amazon en Google treft. Het gaat om Amerikaanse heffingen op goederen uit het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Turkije, Spanje, Italië en India. Acht u het na de Amerikaanse "retaliatieheffingen" nog haalbaar dat de VS zullen meegaan in een taks die vooral Amerikaanse ondernemingen raakt?

 

U verklaarde reeds in het Parlement dat er midden 2021 duidelijkheid moet zijn of een wereldwijde digitale taxatie mogelijk is. Is er ter zake toch een blokkering, dan verhuist voor de regering de discussie naar het Europese niveau. Sommige lidstaten, waaronder Ierland, Luxemburg en Nederland, zien fiscale concurrentie als een belangrijk economisch wapen en staan hier dus begrijpelijkerwijze bijzonder weigerachtig tegenover. Acht u het nog haalbaar om in de Europese Unie overeenstemming te bereiken over een digitaks?

 

15.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vermeersch, België blijft optimistisch aangaande een beginselakkoord tegen begin juli. Sedert begin 2021 worden de besprekingen in de OESO immers actief voortgezet.

 

De wijziging van het standpunt van de Verenigde Staten is in dat verband heel bemoedigend. Hoewel er natuurlijk nog talrijke technische punten moeten worden behandeld, konden sommige punten van onenigheid reeds worden opgelost, met name met betrekking tot de Safe Harbourbenadering in pijler 1. De Verenigde Staten hebben overigens tijdens verschillende recente vergaderingen bevestigd dat zij zo spoedig mogelijk tot een globaal akkoord willen komen. Wij moeten echter voorzichtig zijn in dit stadium en geen voorbarige conclusies trekken. Zo weten wij nu al dat de besprekingen betreffende het Amerikaanse GILTI-stelsel in de context van pijler 2 bijzonder gevoelig en bepalend zullen zijn.

 

De Europese Unie heeft inderdaad aangekondigd dat zij de werkzaamheden zal overnemen indien er tegen midden 2021 geen consensus op het niveau van de OESO wordt bereikt. Aangezien de besprekingen op Europees niveau nog niet zijn aangevat, zou het evenwel riskant zijn om nu reeds vooruit te lopen op het standpunt van de andere lidstaten en zou het bijgevolg voorbarig zijn zich uit te spreken over de kansen op succes van het project.

 

België zal zoals steeds constructief blijven meewerken aan de werkzaamheden die op beide niveaus worden verricht, in overeenstemming met de prioriteiten die wij in het regeerakkoord hebben vastgelegd.

 

15.03  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik hoor daarin heel wat optimisme en "constructiviteit". Dat stemt mij allesbehalve optimistisch en iets minder constructief. Laat het duidelijk zijn: het Vlaams Belang schaart zich achter een hogere belasting voor digitale bedrijven, een digitaks, maar wil dat het een heffing op nationaal niveau wordt.

 

Wij hebben het daarover al gehad in het Parlement. Wij waarschuwen u dat een digitaks op internationaal vlak en zeker buiten de Europese Unie waarschijnlijk moeilijk wordt. Bovendien moeten de inkomsten in de eerste plaats dienen voor de Belgische begroting en niet om de Europese begroting te stijven.

 

Ook daarover heb ik u al vragen gesteld en geïnterpelleerd naar aanleiding van het regeerakkoord en de verspreide begrotingstabel. Zullen wij de inkomsten van de digitaks gebruiken voor de Belgische begroting of voor de Europese begroting? Ook daarover bestaat er nog altijd geen duidelijkheid. Wij zullen het dossier dus blijven volgen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

16 Question de Benoît Piedboeuf à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le taux réduit de TVA à 6 % pour la reconstruction d'un bien abattu" (55016376C)

16 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het verlaagde btw-tarief van 6 % voor de afbraak en heropbouw van een woning" (55016376C)

 

16.01  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, la loi-programme du 20/12/20 prévoit l'extension du taux réduit de 6 % de TVA pour les travaux de démolition/reconstruction de bâtiments pour la période allant du 1/1/21 au 31/12/22 Aux conditions que le bâtiment doit être utilisé, lors de la première occupation, comme habitation unique et, à titre principal, comme habitation propre et  il n'est pas tenu compte ni des habitations dont le maître d'ouvrage est copropriétaire, nu-propriétaire ou usufruitier en vertu d'une succession ni des habitations que le maître d'ouvrage occupe comme habitation propre où il a établi son domicile et qui ont été vendues au plus tard le 31 décembre de l'année qui suit celle de la première occupation ou utilisation de l'habitation. L'administration fiscale a publié une circulaire datée du 25/02/21 qui précise que le fait d'avoir reçu par donation un droit de nue-propriété sur un autre bien exclut l'application du taux réduit de TVA.

 

L'objectif de favoriser l'accès aux plus fragiles à un habitat de qualité amène la condition que l'habitation ait une superficie de 200 m2 maximum. Or, la circulaire exclut l'application du taux réduit lorsque le maître d'ouvrage a reçu par donation la nue-propriété sur un autre bien. Et pourquoi une différence entre l'acquisition de la nue-propriété par voie de donation ou par voie de succession puisque dans les 2 cas, le bénéficiaire de la succession ou de la donation, se retrouve bénéficiaire d'un droit sur un autre bien sans avoir déboursé une quelconque somme pour acquérir la nue-propriété, les 2 formes d'acquisitions pouvant être assimilées à un cas de "force majeure".

 

Cette interprétation de la circulaire du 25/2/21 ne va-t-elle pas à l'encontre de l'objectif du législateur de favoriser l'accès au logement aux plus faibles? Ne crée-t-elle pas une discrimination non justifiées entre ces deux catégories de contribuables?

Si la réponse à ces questions est négative, ne faudrait-il pas considérer que si le maitre d'ouvrage détenteur d'un droit de nue-propreté acquis par voie de donation sur un autre bien devait renoncer à ce droit ou le céder à l'usufruitier au plus tard le 31 décembre de l'année qui suit celle de la première occupation ou utilisation de l'habitation, le maitre d'ouvrage pourrait bénéficier de la mesure de faveur?

 

16.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Piedboeuf, vous faites référence aux critères du logement unique. Il ressort de l'exposé des motifs de cette mesure que, pour déterminer si l'habitation est l'habitation unique qu'occupe le maître d'ouvrage personne physique ou l'acheteur lui-même, il est tenu compte de tous les bâtiments utilisés en tout ou en partie comme habitations, et sur lesquels le maître d'ouvrage personne physique ou l'acquéreur peut faire valoir, en tout ou en partie, des droits de propriété.

 

La nue-propriété d'un logement est considérée comme un droit de propriété partielle. Les conditions pour l'application du taux réduit doivent être remplies au moment de la première occupation ou de la première utilisation du nouveau logement.

 

La loi ne prévoit que deux exceptions à cette règle: les autres habitations dont le maître d'ouvrage est, en vertu d'une succession, copropriétaire, nu-propriétaire ou usufruitier, et l'habitation que le maître d'ouvrage occupe comme habitation propre où il a établi son domicile. Celle-ci concerne le logement que le maître d'ouvrage ou l'acheteur occupe lui-même et où il a établi son domicile.

 

La donation n'est pas visée par l'une ou l'autre des exceptions. Vous comprenez que je ne peux pas déroger à une disposition légale explicite.

 

16.03  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, cela crée évidemment une discrimination. Finalement, la possibilité qui est laissée dans un cas de régulariser la situation jusqu'au 31 décembre de l'année qui suit pourrait s'appliquer aussi dans ce cas-là. Je pensais qu'il s'agissait d'une interprétation et pas d'une dérogation au texte. Mais cela crée une discrimination. Je vous remercie pour votre réponse.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Samengevoegde vragen van

- Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De steunmaatregelen voor de horecasector" (55016407C)

- Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De specifieke herstel- en relancemaatregelen voor de horeca" (55016433C)

17 Questions jointes de

- Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les mesures de soutien à l'horeca" (55016407C)

- Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les mesures de reprise et de relance spécifiques pour l'horeca" (55016433C)

 

17.01  Sander Loones (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, de broodjes zijn aangekomen. Er ontbreekt dus alleen nog een terrasje. Dit is een ideaal moment om een vraag te stellen over de horeca.

 

Sedert de indiening van deze vraag heeft de regering al enkele beslissingen genomen inzake steunmaatregelen. Het gaat dan onder andere over de btw-verlaging tot 6 %. Ik wil mijn vraag dan ook graag enigszins actualiseren.

 

We hebben vastgesteld dat het steunpakket geldt tot eind september. Zijn er al afspraken binnen de regering om op dat moment een evaluatie te maken en te bekijken of een verlenging mogelijk is?

 

Ik heb uw optreden in de media gezien. Ik vond die geslaagd, in die zin dat de maatregel inzake 6 % btw niet zozeer een maatregel is voor de klant maar wel voor de horecaondernemer, om zijn kapitaalspositie te versterken. Dat is vorige zomer trouwens ook behoorlijk succesvol gebeurd. Tegelijk wordt opnieuw het debat gevoerd over de manier waarop men ervoor kan zorgen dat die centen effectief bij de horecaondernemer blijven en niet afgeroomd worden door de grote brouwers. Kan u wat dieper ingaan op wat u in de media heeft gezegd? Dat zou zeker interessant zijn want ik deel uw analyse op dat punt, althans het deel ervan dat we al gehoord hebben.

 

Er wordt ook een debat gevoerd over de mate waarin steunmaatregelen voor de horeca zouden kunnen leiden tot prijsverhogingen. Ook daarover hebt u al verklaringen afgelegd maar het zou interessant zijn om dat ook in het Parlement expliciet te benoemen.

 

17.02  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, Pasen is voorbij, halleluja, en we naderen Pinksteren, het feest van de wijsheid. U bent Pinksteren echter voor geweest, dus nogmaals halleluja voor de beslissing bij KB om tussen 8 mei en 30 september een verlaagd btw-tarief van 6 % toe te passen op restaurant- en cateringdiensten, met inbegrip van alle dranken, ook de alcoholische. Dat laatste is niet onbelangrijk.

 

Mijn mondelinge vraag was eerder ingediend, maar België zou België niet zijn als economisten zoals de heer Peersman ondertussen met een kritische blik naar de tijdelijke btw-verlaging hadden gekeken. De heer Loones heeft het niet expliciet gezegd, maar ik zeg het wel. Zij verwijzen naar een mogelijk mattheuseffect, een afroming door de brouwerijen. Komt dat de consument wel ten goede? Wat met de indexering? Er kwamen een hele reeks bemerkingen. Het zou handig zijn dat u bij wijze van actualisering uw mening daarover zou geven.

 

Ik heb ook dezelfde vraag als de heer Loones. Zijn er intenties om de maatregel te verlengen? Ik denk dat dit wel aangewezen is. Hebt u, ter informatie, ook een raming gemaakt van het gemis aan btw-inkomsten voor de volgende vier maanden?

 

Mijn collega, de heer Vermeersch, heeft straks ook een vraag over waarom precies de horeca en niet andere zwaar getroffen sectoren worden beoogd.

 

17.03 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Loones, ik herinner mij uw vraag in de plenaire vergadering. U zei in uw repliek dat u zelf nog in de horecasector had gewerkt. U gebruikte daarbij een term die ik wilde onthouden voor het moment dat ik kon zeggen dat de btw-verlaging eraan komt, maar ik ben het vergeten.

 

17.04  Sander Loones (N-VA): Chaud.

 

17.05 Minister Vincent Van Peteghem: Dat was het. De btw-verlaging is er nu. We hebben in de ministerraad van 23 april de verlaging van de btw naar 6 % goedgekeurd, zowel voor de maaltijden als voor de alcoholische en niet-alcoholische dranken. Die maatregel zal gelden tot en met 30 september 2021. We hebben daarbij ook beslist om de accijnzen op onverkoopbaar bier terug te betalen.

 

Wij zullen dit evalueren en bekijken of er bijkomende maatregelen nodig zullen zijn. We hebben hierover in de regering nog geen verdere afspraken gemaakt, maar we zullen die situatie uiteraard wel bekijken.

 

Het is inderdaad een maatregel die we genomen hebben als ondersteuning voor de horeca-uitbaters. De bedoeling van deze maatregel is niet dat de prijzen zullen verlagen voor de consumenten, maar wel om ervoor te zorgen dat er wat extra zuurstof komt voor onze horeca-uitbaters.

 

Dan komt de vraag of dit niet naar de brouwerij zal gaan. Net door de tijdelijkheid van de maatregel zou het zeer onwaarschijnlijk zijn dat dat het geval zal zijn. Voorafgaand aan de aankondiging van de btw-verlaging hebben verschillende cafébazen in de pers immers aangekondigd dat ze hun prijzen zullen moeten optrekken met 10%. Die 10% is nu natuurlijk net wat ze krijgen met deze btw-verlaging. Het is zelfs 15% die ze zullen krijgen door die verlaging van 21% naar 6%. Op die manier kunnen we de prijzen hopelijk stabiel houden en kunnen we tezelfdertijd ook voldoende zuurstof geven aan onze horeca-uitbaters. Daarvoor hoop ik uiteraard samen met u op goed weer, zodat we zaterdag een terrasje kunnen doen.

 

17.06  Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, persoonlijk deel ik uw analyse. Vorige zomer hebben we trouwens gezien dat dit een effectieve maatregel is geweest als steun om de kapitaalsbasis van horecaondernemers te versterken. Het is goed dat u die analyse hier nog eens maakt, zodat de volledige sector dat hoort. Ze moeten weten dat ze in deze crisiscontext moeten oppassen dat wat ze doen ook op de meest effectieve manier toegepast wordt. Wij hebben natuurlijk geen glazen bol, we zullen moeten zien wat de toekomst brengt. Wij blijven waakzaam. Uit uw antwoord begrijp ik dat u dat ook blijft.

 

17.07  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, uiteraard komt die maatregel niets te vroeg. Vandaag las ik nog in het regionale nieuws in Brugge dat een horeca-uitbater liefst 300.000 euro verlies heeft geleden. Dat is ongeveer de waarde van een woning. We spreken over meer dan zes maanden effectieve sluiting. Hopelijk kan de horeca volgende maand volledig openen, dus ook binnen. Wij zullen die zaak verder nauwkeurig opvolgen.

 

La présidente: Messieurs, je rejoins vos préoccupations.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De tweede staatswaarborgregeling (SWII)" (55016434C)

18 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le second régime de garanties d'État (SWII)" (55016434C)

 

18.01  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, uit cijfers die in mijn vraag zijn vermeld, blijkt dat het gebruik van de tweede staatswaarborgregeling vandaag nog beperkt is.

 

Ten eerste, welke mogelijkheden ziet u om het gebruik op te drijven?

 

Ten tweede, de mediaberichten begin 2021 over de kredietverlening aan ondernemingen waren, op zijn zachtst gezegd, negatief over de houding van de banken. Wij hebben daarover ook gesproken tijdens de plenaire vergadering. Hoe evalueert u de situatie op dit moment? Is ze verbeterd?

 

Ten derde, de staatswaarborgregeling is enkel van toepassing op kmo's, terwijl de eerste garantieregeling betrekking had op kredieten aan alle soorten ondernemingen. Ook het feit dat de tweede staatswaarborgregeling niet kan worden gebruikt voor herfinancieringen van kredieten, zet een rem op het gebruik ervan. Ziet u een mogelijkheid om de tweede staatswaarborgregeling uit te breiden? Wordt eventueel al gewerkt of gedacht aan een derde garantieregeling?

 

Ten vierde, voor kredieten onder de tweede staatswaarborgregeling moeten kmo's nog een overheidspremie van vijftig basispunten betalen en zelfs honderd basispunten voor kredieten met een looptijd van meer dan drie tot vijf jaar. Ondernemingen gaan uiteraard op zoek naar de laagste rentevoet. Ziet u ter zake nog een mogelijkheid tot optimalisatie?

 

De laatste vraag is misschien de belangrijkste vraag voor ons. Wij worden regelmatig gecontacteerd door ondernemers, onlangs nog via mail door een bouwondernemer. Die bouwondernemer, die correct de van zijn bank verkregen kaskredieten had afgebouwd, kreeg aanvankelijk van zijn bank de toezegging dat hij kon rekenen op de staatswaarborgregeling. Nu puntje bij paaltje komt, moet hij evenwel volgens het voorstel van de bank 2 euro waarborg geven voor elke euro krediet. Bij ondernemers leeft nog steeds de indruk dat de banken hun ondersteunende rol in de huidige omstandigheden niet voluit spelen, ten bewijze de ongebruikte staatswaarborgen.

 

Hoe kan de samenwerking tussen de banken en de ondernemingen worden versterkt en hoe kan de financiële sector meer worden aangespoord om die kredieten onder de aandacht te brengen van de ondernemers die op zoek zijn naar financiering en kaskredieten?

 

18.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitter, met betrekking tot de tweede staatswaarborg zijn reeds de volgende aanpassingen uitgevoerd: de verlenging van de toepassingstermijn van de gewaarborgde kredieten tot 30 juni 2021, de verlenging van de maximale looptijd van de kredieten tot vijf jaar en de verhoging van de maximale intrestvoet. Die aanpassingen hebben tot doel de kredietinstellingen aan te moedigen om volop hun rol te spelen om onze economie te ondersteunen, via de kredietverlening aan de kmo's. Momenteel wordt de mogelijkheid van een nieuwe verlenging van de tweede staatswaarborg tot 31 december 2021 bestudeerd. De kmo's hebben op dit moment het meest behoefte aan steun bij het verkrijgen van de nodige kredieten, waardoor er momenteel geen behoefte bestaat om de scope van de staatswaarborg uit te breiden.

 

Wat het beroep op de staatswaarborg betreft, kan ik mijn antwoord op soortgelijke vragen herhalen. Wanneer de steunmaatregelen verminderen en ondernemingen heropstarten of opnieuw meer omzet beginnen te draaien, wordt verwacht dat de bedrijven opnieuw meer nood zullen hebben aan nieuwe kredieten, die gewaarborgd zullen kunnen worden met de tweede staatsgarantieregeling. Daarnaast zullen de kredieten verleend onder de eerste staatswaarborgregeling, op vervaldag komen. Daarvan kan een deel weliswaar worden geherfinancierd via de tweede staatswaarborgregeling.

 

Het is nooit de bedoeling geweest om de herfinanciering van bestaande kredieten van voor de covidcrisis mogelijk te maken onder de staatswaarborg voor kmo-kredieten. De bedoeling hiervan was om vooral nieuwe kredietverlening te stimuleren. Voor bestaande kredieten werd het moratorium op ondernemingskredieten uitgewerkt.

 

De staatswaarborg moet in overeenstemming zijn met de voorschriften van het Temporary Framework inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak, vooral wat het minimumniveau van de waarborgvergoedingen betreft. Op dat vlak is er dus geen maneuvreerruimte.

 

In algemene termen beschikt de Nationale Bank van België niet over aanwijzingen dat het aantal weigeringen voor kredietverlening hoger is in het coronatijdperk dan in het precoronatijdperk. Ik deel uiteraard de mening dat de banken de reële economie moeten blijven voorzien van de nodige kredieten en hiervoor moeten zij ook de aangelegde reserves aanwenden. De banken moeten zich echter ook voldoende voorzichtig opstellen bij het verlenen van kredieten en kunnen alleen krediet verstrekken aan ondernemingen die voldoende terugbetalingscapaciteit kunnen aantonen.

 

18.03  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, wij zijn het eens over de finaliteit, namelijk de ondersteuning van onze ondernemingen in samenwerking met de banken. Daarom zullen wij het dossier van zeer nabij blijven volgen.

 

Alleszins rekenen wij erop dat u de kwestie zult blijven aankaarten in uw regelmatig overleg met de banken, zodat de financiering voor de ondernemingen soepel kan blijven verlopen, zeker als zij heropstarten, of als ze zijn blijven functioneren, ik denk dan bijvoorbeeld aan die concrete bouwonderneming. Dat is cruciaal om onze economie draaiende te houden, des te meer in het licht van de komende ongeziene economische crisis.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Samengevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het arrest van het Grondwettelijk Hof en de automatische terugbetaling na fiscale pensioenval" (55016439C)

- Wim Van der Donckt aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De terugbetaling na de fiscale pensioenval" (55017086C)

19 Questions jointes de

- Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle et le remboursement en cas de piège fiscal à la pension" (55016439C)

- Wim Van der Donckt à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le remboursement consécutif au piège fiscal à la pension" (55017086C)

 

19.01  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, op 10 maart 2021 stelde ik u een vraag over de draagwijdte van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 11 februari in het kader van de terugbetaling na de fiscale pensioenval. Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat het wel degelijk ging om een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Het gaat over mensen met een kleine bijverdienste, in dit geval zelfs maar een zitpenning, die dan uiteraard niet kunnen genieten van de fiscale afbouwregel.

 

U antwoordde – naderhand trouwens bevestigd in antwoord op een gelijkaardige vraag van collega Van der Donckt op 30 maart – dat het onderzoek door de FOD Financiën naar de inschatting van de gevolgen van het arrest nog steeds liep.

 

Mijnheer de minister, welke zijn de gevolgen van dat arrest? Wordt het arrest nu effectief geïnterpreteerd als een geldend precedent voor alle fiscale pensioenvallen voor meerdere jaren, dus tot vijf jaar terug? Ik verwijs daarvoor naar artikel 376, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Indien het arrest niet voor alle gevallen geldt, voor welke gevallen zal de fiscus dan automatische correcties doorvoeren?

 

19.02  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik heb deze vraag nu reeds voor de derde keer ingediend, dus ik zal ze niet helemaal herhalen. Ik verwijs naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend en ik hoop dat u thans zult kunnen antwoorden, zodat ik de vraag niet nogmaals moet indienen.

 

Geachte mijnheer de minister,

Een wetsontwerp van toenmalig minister van Financiën Johan Van Overtveldt, dat kaderde in de zogenaamde jobs deal, werkte in 2019 het jarenlange probleem van de fiscale pensioenval weg.

Het Laatste Nieuws berichtte op 20 februari 2021 dat een gepensioneerde man uit Luik die jaren geleden door een bijverdienste van 62,50 euro een belastingvoordeel van ongeveer 500 euro kwijtspeelde, nu gelijk heeft gekregen van het Grondwettelijk Hof.

Verder klinkt het dat 'dit precedent betekent dat anderen die in dezelfde fiscale val getrapt zijn, ook een (automatische) teruggave mogen verwachten.'

Op 10 maart 2021 en 31 maart 2021 ondervroeg ik u over de implicaties van het arrest van het Grondwettelijk Hof, maar kon u nog geen antwoord geven.

Mijnheer de minister, mijn vragen zijn opnieuw de volgende:

- Hebben uw diensten het arrest van het Grondwettelijk Hof bestudeerd? Wordt het arrest effectief geinterpreteerd als een geldend precedent voor alle pensioenvallen, voor meerdere jaren? Tot vijf jaar terug?

-Zo neen, voor welke gevallen zal de fiscus automatische correcties doorvoeren?

Ik dank u voor uw antwoord.

 

19.03 Minister Vincent Van Peteghem: Mijn administratie heeft mij haar analyse van het arrest van het Grondwettelijk Hof bezorgd. In samenspraak met mijn administratie heb ik beslist om de gevolgen van het arrest uit te voeren voor de gevallen waarin een pensioen wordt verkregen gecombineerd met een ander gering inkomen dat geen vervangingsinkomen is. In de context van het arrest moet dat geringe inkomen dus een ander inkomen zijn dan een werkloosheidsuitkering, een wettelijke ziekte- of invaliditeitsuitkering of een ander vervangingsinkomen.

 

De administratie zal tevens overgaan tot gecentraliseerde automatische ontheffing vanaf het vierde kwartaal van dit jaar. Eerder is dat helaas technisch niet mogelijk.

 

19.04  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, uw antwoord is vrij positief nieuws. Hopelijk ben ik binnen tien jaar ook nog beneficiënt van een paar zitpenningen. Ik zal daar uiteraard hard voor werken.

 

19.05  Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor het korte antwoord na de lange analyse van het ongetwijfeld heel ingewikkelde arrest van het Grondwettelijk Hof.

 

Wat bedoelt u als u zegt het voor uw diensten technisch niet mogelijk is om verder te gaan? Is dat een computerprobleem en kan men het technisch niet verwerken of betreft het een wettelijk probleem?

 

19.06 Minister Vincent Van Peteghem: Zoals gezegd heb ik mijn administratie de opdracht gegeven om die interpretatie te geven. Zij moeten dat implementeren in de planning. Ik zit niet naast mijn mensen en kan hen niet op de vingers kijken, maar als ze mij zeggen dat ze dit zo snel mogelijk doen, dan vertrouw ik erop dat zij dat ook doen. Zoals gezegd zal dat in het vierde kwartaal van dit jaar gebeuren.

 

19.07  Wim Van der Donckt (N-VA): Bedankt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

20 Questions jointes de

- Gilles Vanden Burre à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'action en justice de l'ONG ClientEarth contre la Banque nationale de Belgique" (55016474C)

- Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le rôle possible de la Banque nationale en tant que levier sur le plan climatique" (55016525C)

- Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La Banque nationale de Belgique et ClientEarth" (55016977C)

20 Samengevoegde vragen van

- Gilles Vanden Burre aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De rechtszaak van de ngo ClientEarth tegen de Nationale Bank van België" (55016474C)

- Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De mogelijke rol van klimaathefboom van de Nationale Bank" (55016525C)

- Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De Nationale Bank van België en ClientEarth" (55016977C)

 

20.01  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): L’ONG ClientEarth a entamé, il y a une dizaine de jours, une action en justice contre la Banque nationale de Belgique (BNB) pour sa participation au programme de rachat de titres financiers mené par la Banque centrale européenne (BCE) depuis le printemps 2015.

 

L’ONG rappelle que la BCE et les banques centrales nationales ont l’obligation, en vertu des traités européens, de "soutenir les politiques économiques générales de l’Union", en ce compris donc, ses politiques de lutte contre le changement climatique. Or, il apparaît que la moitié des 268 milliards d'euros d’obligations d’entreprises achetées par la BCE via le programme Corporate Sector Purchase Program (CSPP) concerne des entreprises liées aux énergies fossiles.

 

Pour être cohérent avec le Green Deal, le secteur financier devrait exclure ces actifs de ses achats car ils contribuent fortement à l'émission de gaz à effet de serre.

 

À nos yeux, toutes les instances publiques devraient suivre un programme de divestment strict en vue de sortir des investissements dans les énergies fossiles et les secteurs les plus polluants.

 

Monsieur le ministre, quel est votre agenda pour que la Banque nationale belge n'investisse plus dans de tels produits financiers polluants? Peut-on espérer à terme une sortie de ces types d'investissements? Comptez-vous également plaider auprès de la BCE pour une véritable politique de désinvestissement des énergies fossiles et des secteurs carbonés?

 

20.02  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, collega Vanden Burre heeft al een inleiding gegeven. De ngo ClientEarth viseert het opkoopprogramma van de Europese Centrale Bank, waarmee nationale banken via de aankoop van bedrijfsobligaties geld pompen in de economie. De rechtszaak tegen de Nationale Bank van België is blijkbaar bedoeld tegen het Corporate QE-programma van de ECB, waarbij nog steeds sterk zou worden geïnvesteerd in de vier sectoren die het meeste bijdragen aan de klimaatopwarming. De NBB is niet de enige centrale bank in de EU die bedrijfsobligaties opkoopt, maar zou de meest actieve opkoper zijn.

 

Klimaatactivisten stellen dat milieugerelateerde criteria nog onvoldoende in rekening worden gebracht in interne kredietbeoordelingen of in de modellen van kredietinstellingen waarop veel centrale banken vertrouwen voor hun activiteiten.

 

Overigens, ik wijs collega's Vanden Burre en Vanbesien en ook u, mijnheer de minister, even op een persbericht vandaag over China. Tussen januari 2016 en april 2020 pompten Chinese staatsbanken naar schatting 12,5 miljard euro in kredieten aan bedrijven die grondstoffen als hout, palmolie, soja en rubber ontginnen. We spreken dan over ontbossing. Wij willen weer de beste leerling van de klas zijn, maar u moet gewoon eventjes kijken naar wat er allemaal gebeurt in Azië.

 

Mijnheer de minister, wat is uw visie, ook in het licht van de rechtszaak, op de mogelijkheden van de Nationale Bank van België om een rol te spelen als klimaathefboom? Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot het in het regeerakkoord in samenwerking met minister Khattabi aangekondigde "inzetten op een groene financieringsstrategie om de financiële sector te begeleiden bij het afstemmen van zijn activiteiten op de Belgische klimaatdoelstellingen"?

 

20.03  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): De NGO ClientEarth heeft de NBB voor de rechter gedaagd. ClientEarth geeft zelf aan op deze manier te weten te willen komen of de ECB wettelijk verplicht is om een klimaatvriendelijk beleid te voeren. Het beleid van kwantitatieve versoepeling kan vandaag niet klimaatvriendelijk genoemd worden, aangezien de centrale banken geen onderscheid maken tussen de bedrijven en instellingen waarvan ze schuldinstrumenten opkoopt. Hierdoor is het monetair beleid van de ECB conservatief, terwijl we vandaag in functie van het klimaat en de bepalingen van het klimaatakkoord van Parijs net gewaagd transformatief beleid nodig hebben. Het blijft echter onduidelijk of dit het ECB-beleid wettelijk problematisch maakt, aangezien het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie hierover aan de oppervlakte blijft.

Het is dus onduidelijk hoe de ECB moet kiezen tussen verschillende beleidsopties wanneer ze allemaal in functie van de prijsstabiliteit zijn. Zo kan selectieve kwantitatieve versoepeling ten voordele van het klimaatbeleid van de Unie ook prijsstabiliteit bevorderen, maar is het onduidelijk of die oefening door de ECB wordt gemaakt.

Deze technische vragen zijn van onschatbaar belang. De ECB heeft via het PEPP programma alleen activa ter waarde van 1.850 miljard euro opgekocht. Mochten deze middelen selectief zijn ingezet zou dit een duidelijk signaal geven aan de markt; zij die zich inzetten voor een duurzame toekomst worden bevoordeeld. Daarom heb ik de volgende vragen voor u:

Christine Lagarde stelde vorig jaar dat ze het monetair beleid van de ECB wou vergroenen. Wat gelooft u dat ECB hiervoor kan en moet doen?

Denkt u dat de verdragsbepalingen het ECB een duidelijk mandaat geven om een groen monetair beleid te voeren? Gelooft u dat het huidige beleid van de EU verduidelijkt dat de klimaattransitie een van de belangrijkste politieke prioriteiten is?

Wat kan en zal u als Minister van Financiën doen om de beleidsdoelstellingen van de ECB te verscherpen? Denkt u dat dit een mooie doelstelling zou zijn vanuit uw nieuwe lidmaatschap in de klimaatcoalitie voor Ministers van Financiën?

In Le Monde wordt opgeroepen om de Europese Raad en het Europees Parlement te betrekken in een formele procedure om de secundaire beleidsdoelstellingen van de ECB te verscherpen. Zal u voor de opstart van een dergelijke proces ijveren?

 

20.04 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, collega's, vooreerst verwijs ik naar mijn uiteenzetting over het thema vorige week naar aanleiding van de debriefing in verband met de bijeenkomst van Ecofin, maar ik herhaal graag nog eens de belangrijkste elementen.

 

La Banque nationale de Belgique et la Banque centrale européenne mènent leur politique monétaire en toute indépendance vis-à-vis des États membres. Cela implique notamment que les gouvernements ne doivent pas chercher à influencer ces institutions dans l'exercice de leur mission. Il faut donc faire confiance à la Banque centrale européenne et à la Banque nationale de Belgique pour agir conformément à leur mandat, qui précise expressément que l'objectif principal en est la stabilité des prix. Il ne m'appartient pas de me prononcer dans un sens ou un autre, mais je comprends des diverses interventions de Mme Lagarde et d'autres membres du Conseil des gouverneurs que les enjeux de protection de l'environnement et du changement climatique sont pris en compte dans l'exercice de révision de la stratégie de la Banque centrale européenne qui est en cours, mais que ceci se fait toujours dans le respect de l'objectif principal de stabilité des prix.

 

Het Verdrag betreffende de werking van de EU bepaalt onder meer dat de eisen inzake milieubescherming moeten worden geïntegreerd in de omschrijving en de uitvoering van het beleid en het optreden van de Unie, in het bijzonder met het oog op de bevordering van een duurzame ontwikkeling. Het is aan de ECB om onafhankelijk te bepalen hoe zij in haar monetair beleid met die doelstellingen rekening houdt. De beleidsdoelstellingen van de ECB worden bepaald door de Europese verdragen. Ik zie geen reden om de verdragen in dat verband te wijzigen. Hoe dan ook is de ontwikkeling van een duurzaamheidsstrategie voor de financiële sector een belangrijk beleidsdomein om klimaatneutraal te zijn tegen 2050.

 

En concertation avec la ministre du Climat, des actions sont menées pour rendre plus durables les flux financiers au sein du secteur financier belge afin de les mobiliser en faveur du climat et de l'environnement.

 

De positie van België in de Europese geïntegreerde markten maakt het noodzakelijk om het Belgisch kader in te schrijven in de sturing die de Europese Unie ons aanreikt. De verschillende financiële autoriteiten, waaronder de FSMA, en de Nationale Bank van België, zijn nauw betrokken bij de totstandbrenging van die duurzamere financiering. Zij werken actief mee aan de ontwikkeling en de praktische tenuitvoerlegging van die strategie.

 

20.05  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. On comprend bien que tout cela est lié à des accords au niveau européen. C'est une logique que nous comprenons. Cela dit, et vous l'avez souligné, les objectifs environnementaux et climatiques sont importants et notre conviction est que la finance et l'investissement ont un rôle énorme à y jouer.

 

Peut-être est-ce un rôle qui n'est pas assez mis en avant et dont on ne discute pas assez, mais les campagnes de désinvestissement (lorsque des centaines de millions d'euros ou de dollars, voire davantage sont désinvestis par les pouvoirs publics ou par des fonds privés) ont un impact majeur sur la direction et le soutien à ces industries polluantes et émettrices de CO2.

 

Cela reste pour nous une priorité dans l'action pour atteindre les objectifs climatiques. Nous le répéterons et nous continuerons à soutenir toute démarche en ce sens et à influencer les matières liées à l'investissement et aux finances.

 

20.06  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, u hebt vooral de onafhankelijkheid van het monetair beleid van de ECB en het vigerende Europese kader beklemtoond. Dat is de realiteit, maar er is natuurlijk ook de realiteit van het regeerakkoord. Het is mijn taak als oppositielid om toch eventjes te kijken in hoeverre papier niet alleen maar gewillig is, maar dat een en ander ook in de praktijk wordt geconcretiseerd. Ik zal dus ook mevrouw Khattabi eens polsen hoe ver men staat met de realisatie van dat onderdeel van het regeerakkoord.

 

20.07  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik hoef u niet te herinneren aan het principe dat men na een grote crisis de economie middels investeringen heropbouwt en men best kiest voor de economie van de toekomst en niet die van het verleden. Dat houdt in dat men op een nieuwe manier naar een aantal zaken moet kijken. Dat is niet evident, want voor sommigen gaat dat te snel en voor anderen gaat het niet snel genoeg. Wij moeten echt naar een omslag, een transitie toewerken. Dat zal op vele vlakken een duidelijke visie en duidelijke beslissingen vergen.

 

Wij zullen dat de komende jaren met zijn allen moeten doen, niet alleen wij, mijnheer Ravyts, maar ook de Chinezen. Dat men wijst naar de andere, mag nooit een excuus zijn om zelf niets te doen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De aanduiding van een coördinator voor de in het regeerakkoord aangekondigde fiscale hervorming" (55016484C)

21 Question de Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La désignation d'un coordinateur pour la réforme fiscale annoncée dans l'accord de gouvernement" (55016484C)

 

21.01  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, op het eerste gezicht lijkt mijn vraag misschien wat detaillistisch, over de aanbestedingsprocedure waarbij professor fiscaal recht Delanote, lid van de Hoge Raad van Financiën, werd aangesteld als coördinator voor het uittekenen van de in het federale regeerakkoord aangekondigde grote fiscale hervorming. We weten dat begin mei 2020 tien experten van de Hoge Raad van Financiën het eindresultaat afleverden van tweeënhalf jaar studiewerk over de vraag hoe de personenbelasting eenvoudiger, eerlijker en transparanter kan worden gemaakt. 400 pagina's vol analyses en berekeningen, 20 scenario's voor een verlaging van de fiscale druk op arbeid, 80 mogelijke maatregelen om die operatie te financieren, maar geen conclusie, synthese of afsluitende aanbeveling waarbij één model naar voren werd geschoven. Wel een bijlage met een meerderheidsvoorstel en een bijlage vanwege een minderheidsgroep van de experten.

 

Vorig jaar mei werd, door de nu geselecteerde coördinator, beklemtoond dat het meerderheidsstandpunt wel degelijk een conclusie was en een goede vertrekbasis waarvan de concretisering cijferwerk vraagt. Een taxshift dus, waarbij de verlaging van de druk op arbeid zou worden gefinancierd door het schrappen van voordelen, maar ook door enkele nieuwe belastingen. De facto spreken we dan over het model van de dual income tax, waarbij arbeid progressief wordt belast en roerende en onroerende inkomsten proportioneel. In ieder geval, de discussie over de maximale loonstijging boven op de verwachte index van de voorbije en toekomstige dagen en weken, brengt heel die stijging van de nettolonen waar wij voorstander van zijn, weer in de actualiteit.

 

Wat behelst precies de opdracht van de aangestelde coördinator? Welk budget werd voor deze opdracht uitgetrokken? Wat is nu het precieze tijdpad voor deze opdracht? Is er al een inhoudelijk tijdpad van wat allemaal door de heer Delanote moet worden gecoördineerd?

 

21.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Ravyts, de FOD Financiën heeft op 3 maart 2021 de opdracht coördinator van de bredere fiscale hervorming gegund aan de Universiteit Gent in de persoon van professor Delanote. De opdracht van de coördinator bestaat erin de bredere fiscale hervorming, waarvan de beleidslijnen zijn uitgestippeld in het regeerakkoord en ook in mijn beleidsverklaring, voor te bereiden en uit te werken.

 

Die opdracht omvat in essentie twee luiken. Ten eerste, van de coördinator wordt verwacht dat hij, met inachtname van de leidende principes in het regeerakkoord, een fiscaal model ontwikkelt dat coherent en vernieuwend is en dat de toets aan de hogere rechtsnormen kan doorstaan. De coördinator voert het onderzoek in volledige onafhankelijkheid en bepaalt onder meer zelf de te volgen methodologie.

 

Ten tweede, de coördinator moet het hervormingsproces begeleiden en aansturen met als doel het door hem ontwikkeld hervormingskader concreet te implementeren, waarbij dus op een gedetailleerde wijze invulling wordt gegeven aan de ambitie om het belastingstelsel te moderniseren, te vereenvoudigen, rechtvaardiger en neutraler te maken, ook op formeel vlak, onder meer wat betreft de inningsprocessen. De coördinator gaat daarbij op zoek naar convergenties en bewaakt het proces van de hervorming met de betrachting om vóór het einde van de legislatuur een voorstel tot bredere fiscale hervorming klaar te hebben.

 

De opdracht omvat verschillende fasen, die in grote lijnen als volgt kunnen worden weergegeven. Ten eerste, de oplevering van een nota met de algemene uitgangspunten van een bredere fiscale hervorming. Ten tweede, ook de oplevering van meerdere visienota's gerelateerd aan diverse deelaspecten van de fiscaliteit, bijvoorbeeld de beleggingsfiscaliteit, onroerendgoedfiscaliteit en autofiscaliteit. Ten derde, de technische redactie, die tevens als basis kan dienen voor de redactie van de wetgeving. Tot slot, het leveren van bijstand tijdens het wetgevend proces.

 

De coördinator is aangesteld voor een periode van drie jaar, meer bepaald van 9 maart 2021 tot 9 maart 2024. Het uitgetrokken budget voor deze opdracht bedraagt 98.010 euro, inclusief btw, per jaar. De Universiteit Gent zal de FOD Financiën factureren op basis van verstrekte en aanvaarde diensten.

 

21.03  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor die informatie. De fiscale hervorming is natuurlijk een heel belangrijk thema en onderdeel van uw beleid, zoals wij ook uit uw beleidsverklaring vernamen.

 

Mevrouw de voorzitster, in een volgende commissievergadering moeten wij misschien eens bespreken hoe wij in de komende maanden en jaren tussentijdse rapportage kunnen krijgen omtrent de vorderingen in die toch wel belangrijke opdracht.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Vraag nr. 55016634C van de heer Freilich is omgezet in een schriftelijke vraag.

 

22 Questions jointes de

- Denis Ducarme à Thomas Dermine (Relance, Investissements stratégiques et Politique scientifique) sur "Le fonds de transformation de la SFPI" (55016635C)

- Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le fonds d'investissement pour une transition écologique au sein du fonds fédéral de transformation" (55016661C)

22 Samengevoegde vragen van

- Denis Ducarme aan Thomas Dermine (Relance, Strategische Investeringen en Wetenschapsbeleid) over "Het transformatiefonds van de FPIM" (55016635C)

- Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het investeringsfonds voor de ecologische transitie binnen het federaal transformatiefonds" (55016661C)

 

La présidente: M. Ducarme s'excuse de ne pas pouvoir nous rejoindre.

 

22.01  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, enkele maanden geleden werd aangekondigd dat het zogenaamde transformatiefonds een belangrijke rol zou spelen in de Belgische relance. De federale ministerraad keurde op 29 januari op voorstel van u twee ontwerpen van koninklijk besluit goed om opdrachten over te dragen aan de FPIM.

 

Aan de FPIM werd in de eerste plaats een gedelegeerde opdracht van solvabiliteit en relance toevertrouwd, die erin bestaat een gespecialiseerde dochtervennootschap op te richten, met als doel deelname aan investeringsfondsen voor door de coronacrisis getroffen bedrijven.

 

Anderzijds kreeg de FPIM ook een gedelegeerde transitieopdracht toevertrouwd, om deel te nemen aan de oprichting van een investeringsfonds dat wil investeren in de ecologische transitie. Het is over dat investeringsfonds dat ik u wil bevragen. 250 miljoen van de 750 miljoen euro voor het transformatiefonds zou daarvoor worden ingezet.

 

Begin februari zei u in een antwoord aan collega Van Besien dat het aan de fundmanager, die zou worden geselecteerd, zou zijn om de bedrijven en sectoren te bepalen die de grootste impact zullen hebben op het bereiken van het gestelde doel. De keuze en het ticket van de investeringen zouden gebaseerd zijn op de EU-taxonomie en de door de EU aanbevolen ESG-standaarden. In die EU-taxonomie zit ondertussen een behoorlijke evolutie, dat weet u ook.

 

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het investeringsfonds voor de ecologische transitie binnen het federaal transformatiefonds?

 

Werd er reeds een fundmanager geselecteerd? Is dit fonds reeds operationeel? Werden de bedrijven en sectoren reeds bepaald?

 

Wat heeft de FPIM sinds het aantreden van de regering reeds gedaan om bedrijven te helpen zich te heroriënteren in functie van de klimaatdoelstellingen?

 

22.02 Minister Vincent Van Peteghem: Aangezien de heer Ducarme niet aanwezig is, zal ik mij concentreren op uw vragen, mijnheer Ravyts. Uw vraag gaat over dat ecologisch transitiefonds dat in samenwerking met de FPIM en de privé-investeerders zou worden opgericht via een gedelegeerde opdracht. Het zal de nodige middelen krijgen in 2022. Het fonds bestaat dus nog niet. De FPIM verricht momenteel vooral het administratieve voorbereidende werk dat nodig is om dit fonds op te richten.

 

Er zal een RFP worden uitgeschreven voor de aanstelling van een fund manager, een specialist op dit gebied. De fund manager zal onder meer als taak hebben de ondernemingen en sectoren te bepalen die de grootste impact zullen hebben om de doelstellingen van dit fonds te realiseren.

 

De keuze en het ticket van de investeringen worden gebaseerd op de taxonomie van de EU en de door de EU aanbevolen ESG-normen. Het gaat om een engagement in het kader van de Europese Green Deal, in overeenstemming met de aanbevelingen van de Task Force on Climate-related Financial Disclosures.

 

In afwachting van de oprichting van dit fonds zal de FPIM, zoals ze nu al doet, de milieu-impact van haar participaties blijven evalueren voor ze enige investeringsbeslissing neemt en zal ze via haar participatie in de beheersorganen de ondernemingen en hun portefeuille blijven aanmoedigen om naar een duurzame economie te streven.

 

22.03  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, heel veel evolutie zit er dus nog niet in, maar belangrijk is dat het blijkbaar voor 2022 is.

 

U zult net zoals ik wel het interview van professor Schoors hebben gelezen, de ondervoorzitter van de FPIM. Ik vond dat een heel raar interview, want hij had daarin kritiek op het nationaal relanceplan, dat blijkbaar niet zijn ideale plan is, terwijl de groene politici in deze regering het bejubelen als een groen kantelmoment in de geschiedenis van dit land. We zullen het later nog wel eens hebben over dat merkwaardig interview.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

23 Question de Benoît Piedboeuf à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La déductibilité fiscale des primes d'assurance groupe des dirigeants d'entreprise" (55016672C)

23 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De fiscale aftrekbaarheid van de premies voor groepsverzekeringen van bedrijfsleiders" (55016672C)

 

23.01  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, un article de La Libre Belgique nous apprend que l'administration fiscale aurait changé subitement de position en ce qui concerne la déductibilité fiscale des primes d'assurance groupe des dirigeants d'entreprise. Ces primes sont déductibles dans la mesure où elles ne dépassent pas 80% de la dernière rémunération annuelle. L'administration (interprétant la loi) a toujours accepté que des primes soient déduites pour rattraper des années où rien n'aurait été versé (back service dans le jargon des assurances). Les contribuables ont découvert dans La Libre que l'administration fiscale aurait changé sa position et n'admettrait plus le back service. Ce revirement aurait été communiqué aux assureurs lors de contrôle individuel, mais l'administration fiscale n'a pas communiqué ces arguments au grand public.

 

1. Confirmez-vous ce revirement ? Est-ce que les back services restent possibles ?

2. Si non,

a. Ne trouvez-vous pas anormal que l'adminis­tration fiscale puisse soudainement changer l'interprétation d'une loi qu'elle a interprétée de manière constante depuis plus de 30 ans alors qu'aucun changement législatif n'est intervenu. Faut-il en conclure que l'administration fiscale peut faire la loi en matière de déductibilité des primes d'assurance ?

 

b. Les contrôles des compagnies d’assurance portent sur les trois dernières années. Il en résulte que l’administration fiscale change soudainement sa position, mais en plus le fait de manière rétroactive. Est-ce qu’une telle rétroactivité n’est pas contraire à la confiance légitime des contribuables envers l’administration fiscale ?

 

c. Ne faudrait-il pas ordonner à l'administration fiscale de revenir sur sa position antérieure en attendant que le gouvernement et/ou le parlement votent les changements qu'ils estiment devoir apporter au système ?

 

d. Pouvez-vous publier cette position administrative pour qu'elle parvienne au plus grand nombre?

 

23.02  Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la présidente, chers collègues, contrairement à ce que laisse entendre l'article que vous citez, l'Administration n'a pas revu sa position en matière de déduction des primes dites de back-service. À ce propos, elle applique, comme par le passé, les dispositions fiscales concernées. Celles-ci précisent clairement que l'ensemble des prestations légales et extralégales en cas de retraite, exprimées en rentes annuelles, ne peuvent dépasser 80 % de la dernière rémunération brute annuelle normale. Dès lors, si les primes de back-service financent par ailleurs des prestations qui n'excèdent pas cette limite de 80 %, elles restent déductibles à titre de frais professionnels.

 

Dans l'hypothèse où un dirigeant d'entreprise a bénéficié d'une assurance groupe souscrite par son ancien employeur et que la société dans laquelle il est dirigeant d'entreprise lui octroie un engagement de pension qui prévoit une prestation qui couvre les années prestées en dehors de l'entreprise, il est évident qu'une quotité de la prime du nouvel employeur pourrait ne pas être déductible, étant donné que les années prestées en dehors de l'entreprise sont déjà couvertes par les primes de l'ancien employeur.

 

Ceci vaut également pour les travailleurs mais, en ce qui les concerne, les contrats avec une couverture des années prestées hors entreprise sont l'exception.

 

Les situations de rejet en dépenses non admises que met en exergue l'article résultent d'une meilleure efficacité due à l'accès dont dispose mon administration à la Banque de données Pension du second pilier, gérée par Sigedis. Cette base de données qui a notamment été créée pour faciliter le contrôle fiscal de cette limite de 80 % permet en effet à mon administration, depuis un certain temps, d'avoir connaissance plus aisément de l'ensemble des prestations extralégales accordées à un dirigeant d'entreprise ou à un salarié au moyen de divers contrats d'assurance.

 

23.03  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie. Je suis rassuré de voir qu'il n'y a pas de renversement de jurisprudence et qu'il ne faut pas toujours faire confiance – on le sait bien – à ce que les journaux écrivent.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

24 Samengevoegde interpellatie en vraag van

- Reccino Van Lommel aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De plannen inzake de vergroening van de bedrijfswagens" (55000119I)

- Joy Donné aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De fiscale plannen m.b.t. de elektrificatie van bedrijfswagens" (55017002C)

24 Interpellation et question jointes de

- Reccino Van Lommel à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les projets d'écologisation des voitures de société" (55000119I)

- Joy Donné à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les projets fiscaux relatifs à l'électrification des voitures de société" (55017002C)

 

24.01  Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, bij het luisteren naar De Ochtend op Radio 1 verslikte ik mij in mijn koffie toen ik uw toelichting hoorde in verband met de vergroening van het bedrijfswagenpark. Een en ander was immers te verwachten. Het regeerakkoord stipuleert duidelijk dat het bedrijven wil aanzetten om het wagenpark te vergroenen. Daarnaast waren er ook al de lopende wetsvoorstellen van de heer Van den Bergh, maar ook van de heer Lachaert. Dat laatste voorstel is al ingeleid en deels behandeld in de commissie voor Energie, Leefmilieu en Klimaat en daar zullen later ook hoorzittingen over plaatsvinden.

 

U bevestigde in uw toelichting dat de regering de ambitie heeft om alle nieuwe bedrijfswagens tegen 2026 broeikasgasvrij te maken. Dat betekent dat bedrijven die bedrijfswagens met verbrandingsmotoren blijven aanbieden aan hun medewerkers alle fiscale voordelen zouden verliezen. Die werkwijze werpt heel wat vragen op. Vandaar was ik genoodzaakt om die te vervatten in een interpellatie.

 

Als er van aftrekbaarheid in de vennootschapsbelasting en dus ook in de personenbelasting, dus voor het beroepsmatig gebruik, geen sprake meer kan zijn, wat wil zeggen dat de integrale kost deel zal uitmaken van de verworpen uitgaven, zou dat de facto ook betekenen dat zowel de werknemer als de bedrijfsleider in principe niet meer belast zouden kunnen worden op een waardevoordeel in natura. Op de volledige waarde is er immers reeds een belasting geheven. Dat wil ook zeggen dat er geen sprake meer zou kunnen zijn van het belastbare aandeel, dus van het waardevoordeel in de vennootschapsbelasting. Dat is het aandeel dat dan terechtkomt in de verworpen uitgaven. Als dat waardevoordeel wel zou blijven bestaan, zou u de facto een dubbele aanslag heffen.

 

Plant de regering in dit geval dan een afschaffing van het voordeel alle aard voor de werknemer en de bedrijfsleider indien er geen enkele aanspraak meer kan zijn op een fiscale aftrekbaarheid?

 

Ik stelde uw voorganger in de plenaire vergadering al een vraag over de gederfde inkomsten van accijnzen en btw op brandstoffen. Op welke manier zal dat gecompenseerd worden als mensen steeds meer elektrisch gaan rijden? Daar wordt immers nooit concreet op ingegaan. Betekent dit op termijn een stijging van de brandstofprijzen, waarvan ook particulieren het slachtoffer zullen worden? Zal het misschien de elektriciteitsfactuur zijn die gaat stijgen, waardoor het gebruik van de wasmachine voor moeder de vrouw duurder zal worden?

 

Welke fiscale behandeling plant u voor de kosten met betrekking tot het opladen van voertuigen bij de werknemer of de bedrijfsleider thuis? Daarover zijn er momenteel immers heel wat discussies met belastingcontroleurs. Men discussieert over de kosten die in aanmerking kunnen worden genomen in het kader van de aftrekbaarheid. Opteert u daarbij voor de aanpak van ernstige normen of gaat u werken op basis van bewezen kosten? Op welke wijze zullen die kosten dan bewezen geacht worden? Heeft de regering daar al een ei over gelegd?

 

U geeft aan dat elektrische voertuigen voor 100 % fiscaal aftrekbaar zullen zijn en blijven. U weet echter dat heel wat ondernemers bezorgd zijn omdat België weinig rechtszekerheid biedt. Welke rechtszekerheid zal u hen kunnen bieden? Hoe lang wordt deze aftrekbaarheid gegarandeerd?

 

Garandeert de minister dat voor 2023 aangekochte voertuigen een fiscale behandeling volgens het huidige systeem zullen blijven genieten? Hoe gaat u trouwens voorkomen dat bedrijven de levensduur van hun voertuigen met verbrandingsmotoren zullen verlengen tot de volledige afschrijving van het actief? Hoe rijmt u dat met de milieueffecten die de regering vooropstelt?

 

Gelet op de communicatie van de regering dreigen voertuigen met een verbrandingsmotor in waarde te dalen, met alle gevolgen van dien voor particulieren en bedrijven. We hebben dat vroeger al gezien in een vergelijkbaar dossier. Toen u diesel duurder maakte dan benzine, waren dieselwagens plots niets meer waard. Mensen begonnen toen massaal benzinewagens te kopen, met onder andere een hogere CO2-uitstoot tot gevolg. Het had dus wel bepaalde effecten op de markt.

 

Indien voertuigen met een verbrandingsmotor op geen enkele manier nog fiscaal aftrekbaar zijn, zullen heel wat bedrijfsleiders geneigd zijn om hun voertuig privé aan te schaffen en dus met een verbrandingsmotor te blijven rijden. Het uitkeren van een hoger loon in ruil is echter wel fiscaal aftrekbaar of men kan de liquidatiereserve nog wat aanspreken. In dat geval zal er van een waardevoordeel zelfs geen sprake meer zijn en moet er op dat waardevoordeel geen sociale bijdrage van 22 % meer worden betaald. Op welke wijze zorgt u ervoor dat deze maatregel dus niet het omgekeerde effect zal hebben?

 

Hoe kadert u de maatregelen trouwens in het verhaal van de circulaire economie? Wat moet er gebeuren met de bestaande voertuigen? Ze exporteren naar Afrika is immers ook geen oplossing.

 

Tijdens een hoorzitting in de commissie voor Klimaat hoorden wij eerder dat bedrijfswagens slechts voor 10 % deel uitmaken van het wagenpark en een relatief jonge gemiddelde leeftijd hebben van anderhalf jaar, terwijl particuliere voertuigen gemiddeld tien jaar oud zijn, veel vervuilender zijn en 90 % van het wagenpark uitmaken. Hoe rijmt u uw ambities met de feiten?

 

In 2020 zijn er al nieuwe aftrekbaarheidsregels in voege gegaan die de fiscale aftrek met gemiddeld 20 % hebben doen afnemen. Ik heb hier echter nooit een evaluatie van gezien. Heeft de maatregel toen het gewenste effect gehad en bijgedragen tot de omslag naar elektrisch rijden? Is er trouwens een evaluatie gebeurd?

 

U sprak ook over de integrale aftrekbaarheid van laadinfrastructuur indien zij ook aan derden ter beschikking zou worden gesteld en indien de energie voor de laadpaal op een groene manier wordt opgewekt. Als bedrijven de mogelijkheid niet hebben om de laadinfrastructuur aan derden ter beschikking te stellen, hoe zal de aftrekbaarheid er dan uitzien?

 

Tot slot, ik ben geen autofreak, maar ik kijk wel graag rond naar wat er allemaal op de automarkt leeft. Ik zie dat de kostprijs van elektrische voertuigen al snel oploopt tot meer dan 50.000 euro. Ik spreek dan over auto's met een deftig rijbereik, niet over autootjes die maar 150 kilometer rijbereik hebben. Ik denk bijvoorbeeld aan een wagen voor een vertegenwoordiger of een bedrijfsleider, waarvoor al snel een rijbereik van 500 kilometer nodig is.  De kostprijs is voor heel wat bedrijven een struikelblok voor het maken van de omslag.

 

Mijnheer de minister, gelooft u dat met het actueel aangekondigde aanbod, de betaalbaarheid voor bedrijven en kleine zelfstandigen gegarandeerd is? Wij moeten immers zeker en vast waken over de democratisering van het een en ander.

 

24.02  Joy Donné (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik wil u geruststellen, mijn uiteenzetting zal korter zijn, want ik zie dat wij 18.30 uur naderen.

 

Ik ga beginnen met een positieve noot. Ik vind het knap dat u nu reeds met een voorstel komt. U hebt dat ook zo aangekondigd naar aanleiding van het regeerakkoord. Het is een belangrijke hervorming en dan is het nooit eenvoudig om met een project te komen. Uiteraard zijn er heel wat vragen en bedenkingen bij de uitwerking ervan. Dat is steeds zo bij een grote hervorming, en dit is een grote hervorming. Ik wil mij echter focussen op twee aspecten waarover ik in het bijzonder bekommerd ben.

 

Ten eerste gaat het over de gebruiker met een kleinere bedrijfswagen. Het aanbod aan elektrische bedrijfswagens wordt elk jaar groter, maar wij kunnen nog steeds niet om de vaststelling heen dat ze duurder zijn. Mijn eerste grote bekommernis is of er een elektrisch alternatief zal zijn in dezelfde budgetklasse voor werknemers met een lager loon en die dus ook een kleinere bedrijfswagen ter beschikking gesteld krijgen. Daarom is het moeilijk te begrijpen en zeer problematisch dat uw plannen hybridewagens fiscaal uit de markt prijzen. Bovendien zouden die hybridewagens een goede terugvalpositie zijn voor het geval de vereiste aanpassingen aan het elektriciteitsnet achterwege blijven. En dat is op kortere termijn net een probleem in België.

 

Daarnaast zullen ondernemingen reeds vanaf september 2021 een verhoging van die taxatie voelen, want nieuwe bedrijfswagens worden dan zwaarder belast. Voor nieuwe plug-inhybrides aangeschaft vanaf 1 januari 2023 zal nog een maximale aftrek gelden van 50 % voor het verbruik van benzine en diesel.

 

Het gaat dus om heel wat aanpassingen, die op termijn waarschijnlijk onvermijdelijk zijn, maar de snelheid waarmee ze worden ingevoerd, kan problematisch zijn.

 

Mijnheer de minister, welke extra begrotingsopbrengst verwacht u per jaar vanaf september 2021 tot 2026?

 

Waarom kunt u toch niet overwegen om hybridewagens in aanmerking te nemen in de overgangsfase tot 2030 als goedkoper alternatief voor zuiver elektrische wagens en als terugvaloptie voor het geval de aanpassingen aan het elektriciteitsnet achterwege blijven?

 

Welk beleid plant u in de komende jaren met betrekking tot de accijnzen of energieheffingen op het elektriciteitsverbruik van elektrische wagens?

 

24.03 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Van Lommel, mijnheer Donné, in het regeerakkoord hebben wij inderdaad afgesproken dat alle nieuwe bedrijfswagens vanaf 2026 broeikasgasvrij moeten zijn om de luchtkwaliteit te verbeteren, de klimaatimpact van ons transport te verminderen en innovatie in de autosector aan te moedigen,. Daaromtrent is er inderdaad ook al een voorstel ingediend door de heren Lachaert, Van den Bergh en ook de heer Vanbesien.

 

Een tweetal weken geleden heb ik aan mijn coalitiepartners een voorstel voorgelegd om dat punt uit het regeerakkoord, met name het toewerken naar een nuluitstoot bij nieuwe bedrijfswagens vanaf 2026, uit te voeren. Dat voorstel wordt momenteel op regeringsniveau verder besproken. Na afloop daarvan, in de nabije toekomst, moet een wetsontwerp kunnen worden ingediend en in de Kamer besproken. Over de details van de maatregelen zal uitvoerig gedebatteerd kunnen worden tijdens de vergaderingen van de Kamercommissie die dat wetsontwerp in de komende maanden zal bespreken.

 

Meer algemeen ben ik ervan overtuigd dat die maatregelen, vanwege het hoog aantal bedrijfswagens en hun intensief gebruik, een belangrijke bijdrage zullen leveren aan de noodzakelijke daling van de CO2-emissies en dat door het spillover-effect naar de private tweedehandsmarkt de maatregelen op termijn ook tot een versnelde vergroening van het private wagenpark zullen leiden.

 

Verder kan ik ook verduidelijken dat er bij het voorstel wel degelijk rekening is gehouden met het verlenen van de nodige rechtszekerheid, een principe dat ik zelf bijzonder belangrijk vind. De voorgestelde fiscale verstrenging voor bedrijfswagens met een CO2-uitstoot wordt immers ruim op voorhand gecommuniceerd en voldoende in de tijd gespreid om ondernemingen de mogelijkheid te geven om zich daaraan aan te passen.

 

Het is ook mijn bedoeling om niet te raken aan bestaande contracten. Er zijn trouwens vandaag al heel wat automerken die een volledig elektrisch model op de markt hebben. De komende jaren zal dit aanbod alleen maar verder uitbreiden en zal de gemiddelde prijs, die nu trouwens al vaak een eind onder de 50.000 euro uitkomt, verder dalen. Er wordt bij die prijsdiscussies ook vaak vergeten dat op dit moment de hogere aanschaffingsprijs tijdens de levensduur van de wagen voor een belangrijk deel wordt gecompenseerd door lagere verbruiks- en onderhoudskosten. Vanaf 2025 zullen bovendien meer en meer automerken overschakelen op het louter produceren van elektrische wagens. Het lijkt mij dus een vorm van goed beleid om te anticiperen op deze onomkeerbare evolutie en de fiscaliteit hierop af te stemmen.

 

Mijnheer Van Lommel, met betrekking tot uw vraag over het voordeel van alle aard kan ik verwijzen naar het reeds lang geldende standpunt van mijn administratie, dat overigens al vaak werd bevestigd in antwoorden op parlementaire vragen, dat inhoudt dat het bedrag van het voordeel van alle aard dat bij de werknemer belastbaar is, in mindering mag worden gebracht van de verworpen uitgaven bij de werkgever. In verband met de vanaf 2020 van toepassing zijnde nieuwe aftrekbaarheidsregels, kan ik u nu nog geen cijfers bezorgen, omdat de aangiftes met betrekking tot dat belastbaar tijdperk nog moeten worden ingediend.

 

Mijnheer Donné, in antwoord op uw eerste vraag wil ik ten slotte nog meegeven dat de cijfers uiteraard zullen worden meegedeeld in het parlementaire debat over dit voorstel. Het ligt voor de hand dat ik het Parlement de primeur wil geven van de cijfers die in het voorstel tot vergroening van de fiscaliteit van het bedrijfswagenpark zijn opgenomen.

 

24.04  Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, u heeft een voorstel gedaan aan de coalitiepartners dat zich momenteel situeert op regeringsniveau. Ik heb daar uiteraard alle begrip voor. U verwijst eigenlijk naar de besprekingen die de komende maanden zullen plaatsvinden, maar waarom doet u dan zulke verklaringen in de pers, als daar logischerwijze vragen uit voortkomen. Het lijkt mij dus niet abnormaal dat u die vragen vandaag al op uw bord krijgt. Wanneer u als minister die uitspraken doet, verwijst u naar debatten in de toekomst. Dat vind ik wel spijtig. Als dat echt iets is dat nog moet worden afgetoetst op regeringsniveau, had u die verklaringen in de pers niet moeten doen.

 

Op zich is er niets tegen gedragsgestuurde fiscaliteit. Daar kan niemand tegen zijn, maar de vraag is alleen: op welke haalbare manier regelt men dat?

 

U geeft aan dat wij naar een noodzakelijke daling van de CO2-uitstoot moeten evolueren. U wil dat doen via de bedrijfswagens, die op dit moment tien procent van de voertuigen op de weg uitmaken. U wil daarna ook de shift maken naar de privémarkt, omdat de voertuigen er een tweede leven krijgen. Wat zijn die batterijen echter nog waard na 150.000 kilometer? Die auto's zijn dan niks meer waard. Dat zal de toekomst allemaal nog moeten uitwijzen.

 

U wijst erop dat wij moeten anticiperen op wat de markt vandaag doet. Ik heb mijn oor ook te luisteren gelegd bij een aantal automerken. Ik vroeg ze op de man af wat de prijzen zullen doen, omdat wordt gesteld dat de verkoopprijs in de toekomst zal dalen, wanneer de productie stijgt. Het antwoord is vaak negatief. Hoe dan ook zal een elektrische wagen in de toekomst duurder zijn dan wat de consument vandaag betaalt.

 

Mijnheer de minister, ik heb heel concrete vragen ingediend, die heel pertinent zijn en heel nauw aansluiten bij wat u in de pers hebt verklaard. U hebt echter niet echt een antwoord gegeven. Mijn bezorgdheden zijn dus helemaal niet weg.

 

Mevrouw de voorzitster, dat betekent ook dat ik een motie van aanbeveling zal indienen in de hoop dat mijn bezorgdheden zeker zullen worden meegenomen in die besprekingen, aangezien het hele verhaal op dit moment nog wordt besproken binnen de regering. Indien de regering dus overgaat naar de elektrificatie van het bedrijfswagenpark, kan ze dat aldus op een minder agressieve wijze doen op het vlak van de fiscale aftrekbaarheid.

 

Mijnheer de minister, u weet immers dat de gedane verklaringen heel wat bedrijven bezorgd hebben gemaakt. Zoals ik al aangaf, is het dossier nog niet afgeklopt, maar is de bezorgdheid nu al door de markt geuit. U moet weten dat, wanneer u dergelijke verklaringen doet, de tweedehandsmarkt altijd mee reageert op het hele verhaal. Dat hebben wij in het verleden ook gezien. Daaraan wordt blijkbaar onvoldoende gedacht.

 

Mevrouw de voorzitster, bij deze overhandig ik u alvast de motie.

 

Moties

Motions

 

La présidente: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Reccino Van Lommel en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Reccino Van Lommel

en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding,

- gelet op het regeerakkoord inzake de ambitie tot de vergroening van bedrijfswagens;

- gelet op de aankondigingen van de regering dat nieuwe bedrijfswagens tegen 2026 broeikasgasvrij moeten zijn en wie bedrijfswagens met verbrandingsmotoren blijft aanbieden aan medewerkers alle fiscale voordelen ter zake zal verliezen;

- gelet op de hoge kostprijs van elektrische voertuigen met een groot rijbereik, die snel oploopt tot meer dan 50.000 euro;

- overwegende dat de hoge kostprijs een democratisering in de weg staat;

- overwegende dat de regering op zoek zal moeten gaan naar methoden om de gederfde inkomsten van btw en accijnzen uit brandstoffen te compenseren en de factuur zal worden doorgeschoven naar de bevolking;

- gelet op het feit dat bedrijfswagens slechts voor 10 % deel uitmaken van de ingeschreven voertuigen met een gemiddelde leeftijd van 1,5 jaar en private voertuigen de overige 90% en een gemiddelde leeftijd van 10 jaar vertegenwoordigen met dus een grotere impact op het milieu;

- overwegende dat de aankondigingen van de regering ertoe bijdragen dat alle voertuigen met een verbrandingsmotor in waarde verminderen;

- gelet op de aangepaste aftrekbaarheidsregels die tijdens inkomstenjaar 2020 in voege zijn gegaan en het effect ervan tot op vandaag niet afdoende is geëvalueerd, doch reeds een gemiddelde aftrekbeperking van 20% hebben geïmpliceerd;

- gelet op de onduidelijkheid rond de bevoorradingszekerheid van energie vanaf 2026;

- gelet op de trage uitrol van laadvoorzieningen;

- overwegende de creativiteit die bedrijfsleiders door deze maatregelen aan de dag zullen leggen en dewelke een tegengesteld effect zullen impliceren;

- overwegende dat het uit het verkeer halen van voertuigen met een verbrandingsmotor om ze vervolgens te exporteren naar andere continenten geen oplossing is en ingaat tegen de ambities rond de circulaire economie;

- gelet op de zeer hoge autobelasting in België ten opzichte van andere landen;

vraagt de regering

- over te gaan tot een minder agressieve afbouw van de fiscale aftrekbaarheid voor bedrijfswagens met een verbrandingsmotor, opdat de omslag haalbaar en betaalbaar is voor iedereen;

- te garanderen dat de fiscale aftrek van volledig elektrische bedrijfswagens 100 % blijft;

- hieruit voortvloeiend een fiscale aftrekbaarheid van laadpalen te garanderen van 100 % zonder bijkomende voorwaarden zoals een terbeschikkingstelling aan derden en de herkomst van de energie;

- een open en transparant plan uit te werken dat aantoont hoe de gederfde fiscale inkomsten uit brandstoffen zullen worden gecompenseerd en wie deze rekening zal betalen;

- in geval van het integraal schrappen van de fiscale aftrek van bedrijfswagens het voordeel alle aard voor werknemers en werkgevers niet meer belastbaar zal zijn, omdat anders een dubbele aanslag wordt geheven;

- de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen bij de communicatie van het beleid ter zake opdat de tweedehandswaarde van voertuigen met verbrandingsmotoren gegarandeerd blijft;

- een heldere regeling uit te werken voor de fiscale behandeling van onkosten met betrekking tot het opladen van elektrische voertuigen bij de werknemer of bedrijfsleider thuis, zodat deze eenduidig ais bewezen kunnen worden geacht;

- de ongewenste neveneffecten van de gecommuniceerde fiscale beperking te onderzoeken, waaronder het verlengen van de levensduur van bestaande bedrijfsvoertuigen na volledige afschrijving (waarbij de boekwaarde na 5 jaar doorgaans op nul staat), het aankopen van een wagen met verbrandingsmotor op privénaam opdat er geen waardevoordelen en sociale bijdragen verschuldigd zijn,..."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Reccino Van Lommel et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de M. Reccino Van Lommel

et la réponse du vice-premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Coordination de la lutte contre la fraude,

- vu l'accord de gouvernement concernant l'ambition de verdissement des voitures de société;

- vu les annonces du gouvernement selon lesquelles, d’une part, à l'horizon 2026, les nouvelles voitures de société ne pourront plus émettre de gaz à effet de serre et d’autre part, toute entreprise proposant des voitures de société à moteur thermique à ses salariés perdra l'entièreté de ses avantages fiscaux en la matière;

- vu le coût élevé des véhicules électriques avec une grande autonomie, qui peut très vite dépasser les 50 000 euros;

- considérant que ce coût élevé constitue un obstacle à la démocratisation;

- considérant que le gouvernement devra trouver des moyens pour compenser la perte de recettes en matière de TVA et d’accises sur les carburants, et que la facture sera répercutée sur la population;

- vu que les voitures de société ne représentent que 10% des véhicules immatriculés, avec un âge moyen de 1,5 an, et que les véhicules privés représentent les 90% restants, avec un âge moyen de 10 ans et donc, un impact plus important sur l'environnement;

- considérant que les annonces du gouvernement contribueront à réduire la valeur de tous les véhicules à moteur thermique;

- vu les règles modifiées en matière de déduction, entrées en vigueur au cours de l'année de revenus 2020, et dont l'incidence n'a pas été suffisamment évaluée à ce jour, mais qui ont déjà entraîné une limitation de la déduction moyenne de 20%;

- vu l'incertitude entourant la sécurité d'approvisionnement en énergie à partir de 2026;

- vu la lenteur du déploiement des dispositifs de recharge;

- vu la créativité dont feront preuve les dirigeants d'entreprise à la suite de ces mesures, qui provoquera un effet contraire;

- considérant que retirer de la circulation les véhicules à moteur thermique et les exporter vers d'autres continents ne constitue pas une solution et va à l'encontre des ambitions en matière d'économie circulaire;

- vu le coût très élevé de la taxation automobile en Belgique par rapport à d'autres pays;

demande au gouvernement

- de procéder à une suppression moins radicale des déductions fiscales pour les voitures de société à moteur thermique, afin que la transition soit réalisable et abordable pour tout un chacun;

- de garantir le maintien de la déduction fiscale à hauteur de 100% pour les voitures de société entièrement électriques.

- de garantir, en conséquence, la déductibilité fiscale des bornes de recharge à 100% sans conditions supplémentaires telles que la mise à disposition à des tiers ou l'origine de l'énergie;

- d'élaborer un plan ouvert et transparent indiquant comment les pertes fiscales en matière de carburants seront compensées et qui paiera la facture;

- en cas de suppression intégrale de la déduction fiscale pour les voitures de société, d'éviter une double imposition en n’imposant pas l'avantage de toute nature pour les salariés et les employeurs; 

- de faire preuve de la prudence nécessaire dans le cadre de la communication de la politique en la matière afin de préserver la valeur des véhicules à moteur thermique sur le marché de l'occasion;

- d'élaborer une réglementation claire pour le traitement fiscal des dépenses liées à la recharge des véhicules électriques au domicile du salarié ou du dirigeant d'entreprise, afin que celles-ci puissent, sans équivoque, être considérées comme prouvées;

- d'examiner les effets indésirables de la restriction fiscale annoncée, notamment la prolongation de la durée de vie des voitures de société existantes après amortissement complet (dont la valeur comptable est généralement nulle au bout de 5 ans), l'achat d'une voiture à moteur thermique par un particulier afin qu'aucune taxe ni cotisation sociale ne soient dues."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Steven Matheï.

Une motion pure et simple a été déposée par M. Steven Matheï.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

24.05  Joy Donné (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb een beetje moeten lachen met uw antwoord op mijn eerste vraag over de begrotingsopbrengst, waarin u zegt dat u de primeur aan het Parlement wilt laten. Waar zitten wij nu dan? Ik dacht dat wij in het Parlement zijn, maar dat zal dan op een ander moment nog aan bod komen.

 

Voor het overige is snel gaan op zich niet slecht, maar iedereen moet mee zijn. De infrastructuur moet ook volgen en ik denk dat u daaromtrent wel op moeilijkheden zou kunnen botsen, waardoor uw vergroening van het wagenpark eerder een elektrificatie zal zijn dan een vergroening. Wij wachten echter op de teksten waarover nog onderhandeld wordt en dan volgen nog meer vragen.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.34 uur.

La réunion publique de commission est levée à 18 h 34.