Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du
Climat |
Commissie
voor Energie, Leefmilieu en Klimaat |
du Mardi 11 mai 2021 Matin ______ |
van Dinsdag 11 mei 2021 Voormiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 9:57 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.
La réunion publique de commission est ouverte à 9 h 57 et présidée par M. Patrick Dewael.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Débat d'actualité sur les agrocarburants et questions jointes de
- Séverine de Laveleye à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'avenir des agrocarburants" (55016409C)
- Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le relèvement des critères de durabilité pour les biocarburants" (55016415C)
- Kim Buyst à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La composition des biocarburants" (55016692C)
- Marie-Christine Marghem à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L’exclusion du soja et de l'huile de palme des biocarburants en Belgique" (55016865C)
- Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La suppression progressive des biocarburants de première génération" (55017592C)
- Mélissa Hanus à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les biocarburants en Belgique" (55017599C)
01 Actualiteitsdebat over de biobrandstoffen en toegevoegde vragen van
- Séverine de Laveleye aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De toekomst van de biobrandstoffen" (55016409C)
- Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De verhoging van de duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen" (55016415C)
- Kim Buyst aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De samenstelling van de biobrandstoffen" (55016692C)
- Marie-Christine Marghem aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het verbieden van soja en palmolie als grondstof voor biobrandstoffen in België" (55016865C)
- Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De uitfasering van eerstegeneratiebiobrandstoffen" (55017592C)
- Mélissa Hanus aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Biobrandstoffen in België" (55017599C)
De voorzitter: Mevrouw de Laveleye is nog niet aanwezig. Mijnheer Ravyts, u hebt het woord.
01.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, conform de RED II-richtlijn wordt ook in België het aandeel biobrandstoffen in transport stapsgewijs verhoogd.
In 2030 zou een bijmengingsgraad van biobrandstoffen van 10,45 % reëel, of 13,9 % inclusief dubbeltelling worden bereikt. In de periode 2021 tot 2030 wordt er maximaal 7 % eerstegeneratiebiobrandstoffen bijgemengd. De bepalingen in het Nationaal Energie- en Klimaatplan - NEKP - rond het Belgische traject gaan zelfs verder dan het traject vastgesteld in de RED II en zijn volgens mij zelfs een vorm van gold-plating.
In het kader van het NEKP is afgesproken dat een interfederale studie om de twee jaar de technische haalbaarheid van de bijmengingsgraad zou evalueren om de bijmenging eventueel te wijzigen. Deze studie werd in december 2020 afgerond en concludeerde dat de doelstelling met betrekking tot geavanceerde biobrandstoffen technisch moeilijk haalbaar is. De 1,7 % exclusief dubbeltelling uit gebruikte plantaardige olie en dierlijke vetten blijkt wel haalbaar, maar de biobrandstoffen uit gft-afval, mest of algen zouden tegen 2030 maar 1 % bedragen.
De studie bevestigt dat palmolie en sojaolie een zeer grote milieu-impact hebben. De belangrijkste reden hiervoor is de toenemende ontbossing. U kondigde op 13 april 2021 aan dat België de duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen zal verhogen, waardoor palmolie en soja vanaf respectievelijk half 2022 en 2023 niet langer als grondstoffen mogen worden gebruikt.
Dat betekent ook dat deze grondstoffen ook niet meer zullen worden gebruikt door België om de 7 %-doelstelling voor biobrandstoffen van de eerste generatie te halen.
Kunt u meer toelichting geven bij deze beleidskeuze? Zal er nu niet onvermijdelijk een verschuiving optreden naar gewassen die volgens sommigen ook problematisch zijn wat de impact op het milieu betreft?
In welke zin streeft u in uw beleid naar een daling van het totale volume aan biobrandstoffen van de eerste generatie landbouwgewassen? Streeft u naar een uitfasering op het vlak van biobrandstoffen op basis van landbouwgewassen en dus naar een wijziging van het NEKP?
Het mogelijk wijzigen van de bijmengingsgraad, een verlaging, heeft uiteraard een impact op de Gewesten en kan alleen als alternatieve federale maatregel worden uitgevoerd. Wat is uw reactie?
Le président: Madame de Laveleye, je vous donne la parole. Nous avons commencé deux minutes trop tôt.
01.02 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, le 13 avril, vous avez annoncé la suppression, dès 2022, de l’huile de soja et de l’huile de palme dans le quota des agrocarburants belges. C’est évidemment une excellente nouvelle, puisque ces deux cultures sont parmi les plus problématiques sur le plan de la déforestation importée, de la biodiversité, du climat et de la souveraineté alimentaire.
La Belgique s’est donnée comme objectif, dans le Plan national Énergie-Climat (PNEC), de recourir aux agrocarburants pour couvrir 7 % de notre consommation de carburants. Je note que notre choix correspond au taux maximal autorisé par l’Union européenne.
Sortir l’huile de palme et de soja de ces 7 % constitue déjà un pas significatif. Néanmoins, on doit s’attendre à une réorientation vers d’autres cultures. Or, on le sait, l’usage des sols agricoles pour un usage énergétique entre en compétition avec la souveraineté alimentaire et exerce une grande pression sur les sols exploités. Pour rappel, en 2018, il aura fallu plus de 5 000 kilomètres carrés de surface agricole productive pour cultiver les céréales, sucres et huiles végétales qui servent à produire les agrocarburants vendus en Belgique. Je précise qu'il s'agit d'une superficie supérieure à celle des provinces de Namur et du Brabant wallon réunies. En outre, plus de 95 % des agrocarburants utilisés en Belgique viennent de l'étranger. Autrement dit, nous sommes totalement dépendants de l'extérieur pour cette ressource.
Vous annoncez, par ailleurs, que le gouvernement réduira sa demande en agrocarburants. Voilà une très bonne nouvelle, qui soulève cependant les questions suivantes. Madame la ministre, vers quelles cultures la consommation belge va-t-elle devoir se tourner? Où seront-elles produites: en Europe ou ailleurs? Après ce pas très important, quelles sont les perspectives du gouvernement pour diminuer la part des agrocarburants dans les carburants utilisés en Belgique? Une révision du quota des 7 % est-elle envisageable?
01.03 Kim Buyst (Ecolo-Groen):
Mevrouw de minister, voedsel hoort niet thuis onder de motorkap. Uw
beslissing om palm- en sojaolie voortaan te weren uit onze brandstoffen is dan
ook de juiste beslissing. Voor de productie van palmolie en soja, onder andere
voor biobrandstoffen, worden grote oppervlakten tropisch bos gerooid. Daarbij
komen grote hoeveelheden broeikasgassen vrij. In 2018 werd maar liefst 800.000
ton voedselgewassen verwerkt in biobrandstoffen voor de Belgische markt. Met
het graan en de plantaardige olie die we in België tot biobrandstof verwerken,
kunnen we in het zuiden miljoenen mensen voeden. Onder het mom van
klimaatbeleid legde de EU deze biobrandstoffen van de eerste generatie op tafel
als oplossing. Het is duidelijk dat de oplossing in deze erger was dan de kwaal.
Hoe zal, wanneer palmolie en sojaolie uitgebannen worden, de biobrandstoffen
worden samengesteld? Is het uw intentie om ook het totale volume van
biobrandstoffen te verminderen en de quota van 7% bij te stellen? Bij voorbaat
dank voor uw antwoorden.
01.04 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, madame la ministre, d'autres collègues ayant déjà esquissé la situation, j'ajouterai simplement ceci. La décision que vous avez prise place la Belgique à la pointe d'une directive européenne. Elle fait partie de l'Amsterdam Declaration Partnership, une coalition de pays européens qui luttent contre la déforestation et en faveur de l'utilisation durable de l'huile de palme.
Je comprends cette décision – d'autant plus que j'ai pratiqué cette matière – mais plusieurs choses ne me semblent pas encore très claires. Prenons par exemple la déclaration de M. Jean-Benoît Schrans, porte-parole de la Fédération Pétrolière Belge. M. Schrans a déclaré dans la presse que certains dangers sont associés à l'accélération de cette décision. On ne doute évidemment pas qu'il voit les choses à travers les lunettes de sa fédération.
Par ailleurs, ainsi que l'a évoqué Mme de Laveleye, le mouvement environnemental avertit que des cultures seront utilisées pour la production de biodiesel et que le problème sera déplacé au lieu d'être résolu.
Madame la ministre, pourquoi avez-vous décidé d'accélérer cette décision?
Quels sont les dangers potentiels de cette décision? Avez-vous consulté le secteur à ce sujet? Vous savez qu'il existe une filière belge qui produit des biocarburants et qui a déjà dû s'adapter à ce pourcentage, qui s'appliquera jusqu'en 2030 et qui conditionne en réalité sa chaîne de production.
Enfin, que pensez-vous de l'avertissement du mouvement environnemental sur ces autres cultures et sur le déplacement du problème que votre décision fait peser sur ces cultures?
01.05 Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, vorige maand vernamen we dat u een initiatief zal nemen om biobrandstoffen op basis van soja- en palmolie van de Belgische markt te bannen vanaf midden 2022 en volledig te verbieden vanaf 2023. U beklemtoonde terecht de contraproductiviteit van biobrandstoffen voor het klimaat en de leefmilieuschade als gevolg van de vele veranderingen in landgebruik die de teelt van soja en oliepalm met zich meebrengt.
Met één feit lijkt u echter geen rekening gehouden te hebben, namelijk de negatieve effecten van de substitueerbaarheid van grondstoffen voor biobrandstof van de eerste generatie voor verschillende sectoren en doeleinden. Die biobrandstof van de eerste generatie wordt immers gemaakt uit voedsel- en voedergewassen, wat voor een belangrijk gebruiksconflict met de voedingssector zorgt. Als men dan, zoals u in De Standaard van 14 april voorstelde, koolzaad als grondstof voor biobrandstof aanmoedigt ter vervanging van soja- en palmolie, dan zal de voedingssector wegens een tekort aan beschikbare koolzaadolie weer massaal overschakelen op soja- en palmolie. Daardoor krijgt men slechts een geringe daling van de soja- en oliepalmteelt en van de ermee gepaard gaande schade aan klimaat en leefmilieu.
Het argument dat het gebruik van grondstoffen van Europese bodem voor biobrandstof beter zou zijn voor klimaat en milieu, gaat dus niet helemaal op. Het middenveld heeft dat al meermaals aangegeven en studies van de International Council on Clean Transportation ondersteunen dat.
Mevrouw de minister, ten eerste, waarom hebt u ervoor gekozen om enkel soja- en palmolie te verbieden en niet alle biobrandstoffen van de eerste generatie? Ten tweede, hoe wil u de schadelijke neveneffecten tegengaan die verbonden zijn aan uw initiatief om soja- en palmolie te bannen als grondstof voor biobrandstof? Ten derde, waar wil u in het algemeen naartoe met het Belgische biobrandstoffenbeleid in het licht van de herziening van het NEKP 2021-2030?
01.06 Mélissa Hanus (PS): Madame la ministre, le 13 avril dernier, vous avez pris un arrêté royal interdisant, à partir de la mi-mai 2022, les biocarburants à base de soja et d'huile de palme dans les transports. L'interdiction visera plus largement, dès 2023, le soja comme matière première pour les biocarburants pour le transport. Vous suivez en cela, à raison, d'autres pays comme le Danemark, la France ou encore les Pays-Bas.
Le biocarburant issu de l'huile de palme est en effet le plus nocif pour l'environnement et est à la source de déforestation, de perte de biodiversité, voire de violations des droits humains, comme vous n'avez pas manqué de le rappeler, sans parler des lourdes pertes alimentaires au profit d'une mobilité qui émet finalement, si on considère tout son cycle de vie et de production, plus de gaz à effet de serre que les carburants fossiles.
Pourtant, madame la ministre, comme l'a rappelé Inter-Environnement Wallonie, pour résoudre le problème plus global de l'utilisation des biocarburants dans le transport, il faudrait donc aussi réduire le volume total de ces matières premières des agrocarburants. Or, la loi impose chez nous l'incorporation de 7 % de biodiesel dans notre carburant et, en 2020, on serait même monté à près de 20 %!
Comment comptez-vous faire en sorte de pallier l'incorporation de biocarburant à base de soja et d'huile de palme dans notre carburant? Comment éviter par-là même un déplacement du problème?
Enfin, entendez-vous revoir le pourcentage de biodiesel dans notre carburant? Le cas échéant, à quelle hauteur fixeriez-vous le nouveau pourcentage? Je vous remercie.
01.07 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, dames en heren volksvertegenwoordigers, het koninklijk besluit inzake productnormering van biobrandstoffen, dat naar verwachting begin juli van dit jaar zal worden gepubliceerd, na het inwinnen van het advies van de verschillende adviesorganen en van de Raad van State, heeft een verbetering tot doel van de duurzaamheid van biobrandstoffen voor transport die in België op de markt worden gebracht. Daartoe bevat het KB, naast het verbod op het verbruik van biobrandstoffen op basis van palm- en sojaolie in transporten vanaf respectievelijk juli 2022 en januari 2023 heel wat bepalingen die het verduurzamen van de transportbrandstoffen beogen.
Ten opzichte van het huidige duurzaamheidskader voor biobrandstoffen voegt het voorliggende KB bijvoorbeeld de categorie recycled carbon fuels toe aan het duurzaamheidskader, alsook nieuwe duurzaamheidscriteria en broeikasgasemissiereductiecriteria voor biobrandstoffen en biogassen, en methodes voor de berekening van de broeikasgasemissies van biobrandstoffen. Die criteria zijn een rechtstreekse omzetting van de Europese regelgeving in de RED II.
Avec ce cadre de durabilité améliorée et l'interdiction des biocarburants pour le transport à base d'huile de palme et de soja, je veux m'assurer que les biocarburants les plus nocifs seront rapidement interdits et donner ainsi un signal clair au marché pour le futur.
En 2020, l'utilisation de l'huile de palme dans les transports a été multipliée par dix en un an pour atteindre plus de 230 millions de litres. À ce rythme, nous ne pouvions pas attendre dix ans. Le secteur pétrolier a, bien entendu, été consulté, madame Marghem!
L'expérience passée a montré que les changements d'affectation des sols en faveur de ces cultures ont eu des effets dramatiques sur les prix et sur la sécurité alimentaire des pays pauvres ainsi que sur la biodiversité mondiale et la pollution atmosphérique. Il s'agit d'un choix politique du passé que je ne peux pas défendre et auquel je désire mettre un terme le plus rapidement possible.
Notre politique doit refléter pleinement la responsabilité et la durabilité au niveau mondial. Cet objectif est partagé par ma collègue, la ministre Kitir, qui s'est engagée à assurer la cohérence entre les politiques de coopération au développement.
Vous l'avez signalé, madame Hanus, les Pays-Bas, la France et le Danemark ont déjà montré la voie en limitant l'utilisation des agrocarburants les plus problématiques. Conformément à toutes les études et avis, c'est à terme tous les biocarburants de première génération qui devront disparaître. Priorité à l'alimentation! Nous y arriverons essentiellement par la diminution du nombre de moteurs thermiques, objectif pour lequel le gouvernement s'est résolument engagé.
Mijn collega, minister Van Peteghem, zet op dat vlak een eerste belangrijke stap met uitsluitend emissievrije bedrijfswagens vanaf 2026. Daarmee maakt alvast de helft van de automarkt in België de omslag naar emissievrij transport. Daarnaast zetten we op federaal niveau ook voluit in op het spoorvervoer. Het mobiliteitsbeleid is echter een zaak van de Gewesten en de lokale overheden.
Voor de vragen over de bijmengingpercentages in de hoeveelheid biobrandstoffen die op de Belgische markt worden verbruikt, verwijs ik naar mevrouw Van der Straeten, die hiervoor bevoegd is, in het kader van de verdere omzetting van de richtlijn inzake hernieuwbare energiebronnen, de federale bijdrage aan het NEKP en de vereiste aanpassing aan de herziene 2030-doelstellingen.
Een mogelijke verschuiving naar het gebruik van koolzaadolie voor biodiesel is op korte termijn inderdaad te verwachten als sojaolie of palmolie niet langer als een grondstof mag worden gebruikt.
Al is de klimaatimpact van koolzaadolie zeker niet iets om over naar huis te schrijven, het risico van ontbossing is wel degelijk kleiner. Het is ook niet zo dat de voedingsproducenten nu alle koolzaadolie door sojaolie of palmolie zullen vervangen of dat het over dezelfde hoeveelheden gaat, zoals bij de vraagstelling werd gesuggereerd, maar ik sluit mij wel aan bij de onderliggende gedachte. Om dat soort van tweede-orde-effecten uit te sluiten, is het zaak om zo snel mogelijk naar een brandstofvrij en emissievrij transport te evolueren en ondertussen het gebruik van biobrandstoffen van de eerste generatie verder af te bouwen.
01.08 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, het is inderdaad een ietwat gemengde bevoegdheid met mevrouw Van der Straeten. Bedankt voor de toelichting van het KB dat nog moet worden uitgewerkt. U wacht de adviezen af.
U hebt de kwestie van de verschuiving rond koolzaad wat genuanceerd. Daar hebt u wel een punt. Er is natuurlijk die grote droom voor de uitfasering van de eerste generatie in het algemeen, dus de biobrandstoffen. Dan verwijst u uiteraard naar de plannen van Vivaldi rond emissievrij met een bedrijfswagen rijden. Ik heb echter begrepen dat daar nog steeds geen akkoord over is binnen de federale regering.
01.09 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je soulignerai que la décision que vous avez prise est une très bonne décision, même si, effectivement, il reste de nombreux sous-éléments à prendre en considération. Vous avez d'ailleurs donné des éclaircissements sur plusieurs d'entre eux.
Vous avez également eu raison de rappeler qu'en 2020, notre usage des agrocarburants de type soja et palme a explosé et que nous ne pouvions plus attendre, même un an ou deux, pour avancer. De plus, vous montrez que nous nous inscrivons bien dans une perspective plus large à moyen terme, quoiqu'une révision du Plan national Énergie-Climat (PNEC) soit nécessaire à ce niveau-là. Il importe d'avancer et nous n'avons pas de baguette magique pour le faire plus rapidement.
Toutefois, une ligne doit rester très claire d'après moi. C'est ce que nous attendons de votre part et de celle de Mme Van der Straeten: nous ne voulons pas de nourriture dans nos voitures. C'est une évidence. Certes, le gouvernement Vivaldi s'est engagé à diminuer le nombre de voitures à essence et biodiesel. C'est une bonne chose. Il va falloir faire mieux; aller au-delà des voitures de société. Il faut vraiment passer à une structure routière un maximum décarbonée et continuer à investir dans les transports publics, ce que le gouvernement Vivaldi fait aussi.
Je vous remercie d'avoir entamé ce débat important par une décision nécessaire. Nous attendons vraiment des solutions pour les agrocarburants de première génération et une diminution de 7 % de ceux-ci dans les mois qui viennent. Nous reviendrons vers Mme Van der Straeten et vous-même pour continuer le débat dans quelques mois.
01.10 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, bedankt voor uw heel duidelijk antwoord. Onder het mom van klimaatbeleid werden in het verleden nog wel eens foute maatregelen genomen met de zogenaamde greenwashing: autorijden zou ecologischer worden omdat er biobrandstoffen aan worden toegevoegd, maar voedselgewassen – wij moeten daar eerlijk over zijn – horen niet thuis onder een motorkap. Ik ben dus heel blij met uw beslissing om palm- en sojaolie te weren als biobrandstoffen. U begon uw antwoord door te zeggen dat dat een eerste stap is in het verbeteren van de duurzaamheid van biobrandstoffen, maar dat het geen eindpunt mag zijn. Daar hebt u gelijk in. Wij kunnen het totale volume van biobrandstoffen alsnog verminderen en kunnen ook strikte quota opleggen voor biobrandstoffen van de tweede generatie.
Bepaalde collega's zijn terecht bezorgd over de verschuiving die er eventueel zou zijn naar koolzaad. Ik denk echter dat wij werk moeten maken van een andere verschuiving: wij moeten een omschakeling maken naar wagens zonder verbrandingsmotoren. Dat is een keuze die de regering duidelijk wil maken. Steeds meer autoproducenten maken trouwens ook die klik. Ik ben ervan overtuigd dat wij de markt mee kunnen nemen in dat verhaal, dus laat ons dat debat zeker voeren. Ik ben ervan overtuigd dat u nu een eerste stap zet in het verbeteren van de duurzaamheid van de biobrandstoffen, maar wij zijn zeker nog niet aan het einde van het verhaal.
01.11 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse qui est fouillée et fouillis! En effet, c'est une matière très difficile et nous ne faisons que commencer le débat. En réalité, nous le poursuivons. Nous commençons le débat avec vous mais nous le poursuivons pour la Belgique.
J'ai bien compris qu'il n'y avait pas encore d'accord au sein du gouvernement fédéral d'une part et que d'autre part, c'est un peu le lot de votre fonction qui, malheureusement, ne comporte que l'Environnement et le Développement durable, vastes matières. Ce n'est pas péjoratif mais malheureusement, elles ne sont pas associées directement à l'Énergie. Heureusement pour vous, c'est plus facile car vous êtes dans le même groupe politique que la ministre de l'Énergie mais en même temps, cela vous bloque systématiquement au niveau des avancées concrètes.
Vous me dites, avec une petite pointe, que le secteur pétrolier a bien entendu été consulté. Ce n'est pas du tout à ce secteur-là que je faisais référence. Je prenais simplement la parole de l'un et la parole de l'autre pour vous montrer les écueils et les limites dans lesquelles vous devez travailler et qui sont très difficiles. Je vous parle plutôt, par exemple, de la production de bio-éthanol. Cette filière qui existe en Belgique produit du biocarburant et s'adapte, dans son procédé de production, aux exigences européennes et bientôt aux nouvelles exigences que vous voulez introduire. Elle n'est pas directement concernée mais quand même! J'imagine que vous l'avez également rencontrée. Je pense qu'il faut songer à cette industrie et faire en sorte que ce qui est faisable et qui est demandé par l'Europe, ce qui est déjà très élevé comme niveau d'exigence, nous permette aussi d'avoir une filière de production sur notre sol. C'est dans ces limites-là, je pense, que nous devons continuer à progresser.
Je vous interrogerai à nouveau d'ici quelques semaines pour voir comment vous continuez à cheminer sur ce terrain très difficile.
01.12 Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, u erkent de negatieve effecten van de eerstegeneratiebiobrandstoffen, maar door alleen de biobrandstoffen op basis van soja en palmolie uit te faseren, zullen de schadelijke effecten van de gehele eerstegeneratiebiobrandstoffen niet helemaal verdwijnen, aangezien daarvoor alle biobrandstoffen van de eerste generatie uitgefaseerd moeten worden. Recent hebben wij juist in die zin een wetsvoorstel ingediend.
Wij geloven niet dat biobrandstoffen de oplossing zijn voor een transitie naar een duurzaam en klimaatneutraal transport, integendeel, ze vormen zelfs een rem op de ontwikkeling ervan. Hoe meer u inzet op die biobrandstoffen, hoe minder de verschillende transportministers van dit land moeten inzetten op goed uitgebouwd openbaar vervoer en een modal shift naar zachte mobiliteit. Biobrandstoffen zijn als zogenaamde oplossing mogelijk nog erger dan de kwaal.
Het is tijd voor een kordaat beleid door nu te stoppen met de eerstegeneratiebiobrandstoffen, het gebruik van geavanceerde biobrandstoffen te beperken tot het minimum opgelegd door de EU en in te zetten op echte verduurzaming van ons transport.
01.13 Mélissa Hanus (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je retiens votre préoccupation forte pour cet enjeu fondamental que sont les limites du recours aux biocarburants nocifs pour la biodiversité et l'environnement. Nous soulignons votre action en la matière.
En ce qui concerne l'incorporation, je vais donc suivre votre conseil et poursuivre mes investigations auprès de votre collègue, Mme Van der Straeten.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: Chers collègues, je souhaite être remplacé à partir de midi afin de pouvoir participer au Bureau de la Chambre. Madame Hanus, cela vous convient-il?
01.14 Mélissa Hanus (PS): Monsieur le président, bien entendu, en visioconférence pour ce qui me concerne.
01.15 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, na hetgeen ik hier verneem, is het duidelijk dat er toch nog wel wat katjes te geselen zijn in de regering. Tegelijkertijd is het ook nodig om heel die keten eens deftig te bekijken. Stappen vooruitzetten op het vlak van duurzaamheid, is een goede zaak, maar er moet ook worden bekeken op welke manier wij omgaan met die geavanceerde biobrandstoffen. Er staan vandaag investeerders klaar die daarmee aan de slag willen gaan, maar die geen duidelijk beeld hebben van wat de regering daarmee echt wil doen, zeker na de verklaringen van uw collega-minister Van der Straeten. Zij wil er eigenlijk alles aan doen om de engagementen met betrekking tot hernieuwbare brandstoffen in het Nationaal Energie- en Klimaatplan te beperken. Zij pleit zelfs voor stappen die lijken aan te sturen op dubbeltellingen in heel het groenestroomverhaal. Dan maak ik mij toch wel enigszins zorgen. U zou er dus goed aan doen om over heel de keten te spreken en niet alleen over die twee basisgrondstoffen.
- Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het rapport en het onderzoek van de OESO over de Belgische milieuprestaties" (55016194C)
- Séverine de Laveleye aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het OESO-rapport en het CO2-stappenplan" (55016411C)
- Daniel Senesael aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het milieuonderzoek 2021 van de OESO" (55017452C)
- Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het Belgische milieu- en klimaatrapport van de OESO" (55017598C)
- Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le rapport et l'étude de l'OCDE concernant les performances environnementales de la Belgique" (55016194C)
- Séverine de Laveleye à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le rapport de l’OCDE et la feuille de route CO2" (55016411C)
- Daniel Senesael à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'examen environnemental 2021 de l'OCDE" (55017452C)
- Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le rapport belge sur l'environnement et le climat délivré par l'OCDE" (55017598C)
02.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, op 31 maart 2021 kwam de OESO met de Environmental Performance Review over België, dus de milieuprestatiebeoordeling van ons land, met daarin een aantal aanbevelingen. De OESO concludeert in die nieuwe analyse van het Belgische milieubeleid sinds 2005 dat België geenszins op weg is om de duurzame ontwikkelingsdoelen en de Europese klimaatdoelstellingen tegen 2030 te halen.
De bevindingen lopen gelijk met de evaluaties door de Europese Commissie en het Europees Milieuagentschap. De vooruitgang op het vlak van onder andere luchtkwaliteit, afval en CO2-uitstoot is onvoldoende om het verlies aan biodiversiteit en klimaatdoelstellingen voor 2030 te halen.
De opvallende rode draad is telkens weer het gebrek aan een langetermijnvisie die gedeeld en gedragen is door alle regeringen. Er wordt daarbij verwezen naar een interfederale klimaatwet.
Mevrouw de minister, op 31 maart 2021 was u in het interview getiteld "We beginnen met een zware klimaaterfenis'"en pleine forme en haalde u heel zwaar uit naar het Vlaamse beleidsniveau in het bijzonder. Ik citeer: "Ik heb langzamerhand ingezien dat de nationalistische agenda van de N-VA het debat vertroebelt. Haar belangrijkste doelstelling is tonen dat het in België niet mogelijk is om samen te werken." U geeft ook aan dat er geen politieke wil is voor een nationale klimaatwet en dat Bart De Wever ambitieuzer is op het vlak van klimaat dan de hele Vlaamse regering. Ik kan nog zo doorgaan. Het is een heel interessant interview.
Ten eerste, mevrouw de minister, wat is uw inhoudelijke reactie op de aanbevelingen in het rapport? Het omvat bijna heel uw beleidsnota trouwens.
Ten tweede, kunt u ook meer toelichting geven bij uw toch bijzonder scherpe uitlatingen over het gebrek aan samenwerking met de Vlaamse regering dienaangaande?
02.02 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, ma collègue Kim Buyst vous a déjà interpellée en séance plénière à ce sujet, il y a quelques semaines. Mais il me semble opportun que nous y revenions en commission, ayant plus de temps à disposition.
Le jeudi 31 mars 2021, l’OCDE a publié le rapport sur les performances environnementales de ses pays membres, dont la Belgique. Le rapport estime qu’en l’état, la Belgique ne remplira pas ses objectifs en matière de durabilité d’ici à 2030. Dans son premier rapport depuis 2007, l’OCDE affirme que la Belgique a réalisé des progrès en ce qui concerne l’émission des gaz à effet de serre et la pollution de l’air et de l’eau. Toutefois, ils ne sont pas suffisants. L’OCDE ajoute que "les performances de la Belgique restent insuffisantes pour enrayer la perte de biodiversité et atténuer les pressions croissantes du développement démographique, de l'urbanisation et des pratiques agricoles intensives". La pollution de l’air reste préoccupante pour la santé et l’utilisation des pesticides dans l’agriculture est la principale source de pollution de l’eau.
Á partir de ces constats, l’OCDE conclut que la Belgique n’atteindra pas ses objectifs de développement durable fixés pour 2030 et formule des recommandations, dont plusieurs dépendent du niveau fédéral, et ce, notamment en termes de fiscalité, de biodiversité et d’économie circulaire. J'ai évidemment adressé des questions spécifiques concernant l'agriculture à votre collègue M. Clarinval.
Ce rapport s’ajoute à d’autres critiques sur les politiques belges en matière environnementale.
Face à ces constats, vous avez annoncé une reprise en main sérieuse en soumettant au Conseil des ministres une note visant à imposer à chaque ministre une feuille de route, un calendrier et un monitoring régulier en matière de réduction des émissions de CO2. Au plus tard le 30 septembre prochain, chaque ministre et les administrations dont il/elle a la tutelle, les institutions publiques fédérales et les entreprises publiques compétentes devront remettre une feuille de route détaillée avec une planification des actions à entreprendre, des étapes intermédiaires et des échéances. Le document comprendra également des indicateurs et une méthodologie pour le monitoring des politiques et mesures envisagées.
Madame la ministre, comment le groupe de travail qui assurera le suivi de la mise en œuvre des feuilles de route et qui fera un rapport de progrès dans chaque secteur sera-t-il constitué? Indépendamment des objectifs CO2, comment comptez-vous relever les autres défis mis en avant dans le rapport de l’OCDE? Parmi les recommandations de l’OCDE, sur lesquelles mettez-vous une priorité?
02.03 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, le 31 mars 2021, l'OCDE a publié son rapport environnemental 2021 de la politique belge. Cet examen révèle certains résultats positifs obtenus en matière de respect du climat et de l'environnement: la diminution des émissions de gaz à effet de serre et de polluants atmosphériques, des déchets municipaux produits, de l'énergie et des matières consommées, ainsi que des prélèvements d'eau, au cours de la dernière décennie. Toutefois, un nombre conséquent de manquements y sont aussi mentionnés, lesquels soutiennent le constat suivant: "la Belgique n'est pas sur la bonne voie pour atteindre les objectifs de développement durable".
Madame la ministre, pouvons-nous obtenir votre retour sur les conclusions de l'examen de l'OCDE?
La version abrégée de l'examen présente cinq catégories de recommandations. Elles concernent le changement climatique et la gestion de l'eau, la gouvernance et la gestion de l'environnement, la croissance verte, la biodiversité et les déchets et la gestion des matières et l'économie circulaire. L'adoption d'une "loi interfédérale sur le climat définissant des objectifs nationaux à long terme (2030 et 2050) pour atteindre la neutralité climatique" est reprise dans la première de ces catégories. Pouvons-nous obtenir votre point de vue à ce propos? La réalisation d'une telle mesure peut-elle être envisagée? Une prise de contact avec vos collègues régionaux compétents est-elle envisagée à ce propos? De plus, la deuxième catégorie contient une recommandation relative à "l'accroissement de la coordination entre le gouvernement fédéral et les Régions, ainsi qu'entre les Régions, en particulier dans les domaines du changement climatique, de la gestion des ressources en eau, de la gestion des déchets et de l'économie circulaire". La mise en place d'initiatives y afférentes est-elle examinée?
Enfin, le 2 avril 2021, nous apprenions via communiqué de presse "l'adoption par le Conseil des ministres d'un outil de monitoring des politiques et mesures fédérales pour atteindre les objectifs climatiques". Ce communiqué mentionne l'établissement de feuilles de route par les ministres et leurs administrations. Celles-ci seront-elles communiquées au Parlement? Pouvons-nous être informés des modalités d'organisation relatives au suivi des mesures mentionnées dans les feuilles de route? Merci d'avance pour vos réponses.
02.04 Greet Daems (PVDA-PTB):
Daags na onze vorige vragensessie viel het verdict van de OESO: het Belgische
milieu- en klimaatbeleid is over de hele lijn gebuisd. Dat verdict komt
niet als een donderslag bij heldere hemel. We weten al jaren dat het milieu- en
klimaatbeleid in België achter de feiten aan holt. We blijven te veel
broeikasgassen uitstoten. Die uitstoot is sinds 2014 al bijna niet meer
afgenomen. Ons land heeft zijn doelstellingen rond hernieuwbare energie niet
gehaald, waardoor de belastingbetaler moest opdraaien voor een forse boete. 93%
van de Belgen krijgt meer fijn stof binnen dan gezond is. Onze waterkwaliteit
wordt zwaar aangetast door meststoffen en pesticiden. Het biodiversiteitsverlies
in ons land versnelt. Dan hebben we het nog niet eens gehad over de
milieuwetgeving, die regelmatig met voeten getreden wordt.
Voor veel van die aspecten bent u niet rechtstreeks bevoegd en net de beleidsversnippering duidt de OESO aan als de belangrijkste oorzaak van het Belgische falen op milieu- en klimaatvlak. Voor klimaat en leefmilieu alleen al zijn er in België vier ministers en voor aanverwante domeinen als energie, mobiliteit en landbouw zijn er nog extra ministers. Al die ministers moeten goed kunnen samenwerken om een degelijk milieu- en klimaatbeleid te voeren. Daar knelt nu net het schoentje. Onze federale staat in zijn huidige vorm, zonder hiërarchie der normen, zorgt ervoor dat als één beleidsniveau niet wil meewerken, het beleid geblokkeerd raakt. Er is geen eenheid van commando rond milieu en klimaat in België. Daarvoor is een bijzondere klimaatwet of op z’n minst een samenwerkingsakkoord nodig. Hoewel u daar een voorstander van bent, gaf u in de krant al aan dat dat wellicht niet zal lukken wegens een gebrek aan politieke wil vanuit Vlaanderen.
Hoe bent u van plan uit die impasse te
geraken, zodat België het milieu- en klimaatbeleid kan voeren dat beantwoordt
aan de noden van vandaag en morgen? Op welke manier moet het milieu- en klimaatbeleid
volgens u vorm krijgen in België?
02.05 Zakia Khattabi, ministre: Chers collègues, il y avait, malheureusement, peu de surprises dans le rapport, tant les analyses et les recommandations de l'OCDE convergent avec de précédents rapports: celui sur l'état de l'environnement dans l'Union européenne ou encore l'analyse du PNEC par la Commission.
Le suivi spécifique des recommandations de l'OCDE se fera au sein des organes concernés par les différentes thématiques.
Wat mijn bevoegdheid betreft, bijvoorbeeld climate governance, werd mijn voorstel betreffende de opvolging van de uitvoering van de federale klimaatbeleidslijnen en -maatregelen voor 2021-2030 op 2 april 2021 goedgekeurd door de ministerraad. Het opvolgingsmechanisme voorziet in een zesmaandelijkse bespreking van de stand van zaken binnen interkabinettenwerkgroepen. Die zal gebeuren op basis van opvolgingstabellen en van jaarlijkse voortgangsrapporten die op hun beurt aanleiding zullen geven tot een in de ministerraad overlegd openbaar syntheserapport.
Dit structurele kader voor de planning en de opvolging van het federale klimaatbeleid is een reële vooruitgang. We maken er een prioriteit van om dit kader te implementeren. Daarnaast zal ook onderzocht worden of het nodig, opportuun en haalbaar is om de structurele opvolging te bestendigen via de aanname van een wetgevend kader.
Er wordt momenteel ook een federaal actieplan inzake circulaire economie voorbereid, in samenwerking met mijn collega Dermagne, belast met Economie. Het is onze bedoeling om dit in september 2021 voor te leggen aan de ministerraad. Het plan zal rond vijf doelstellingen opgebouwd worden: het op de markt brengen van circulaire producten en diensten aanmoedigen, aanzetten tot meer circulariteit in de productiewijze, de rol van de openbare verbruikers en aankopers ondersteunen, de nodige stimulansen en tools aanreiken en de vorderingen evalueren.
Met betrekking tot mijn bevoegdheden is het mijn bedoeling om criteria vast te leggen op het gebruik van bepaalde worth claims, bijvoorbeeld betreffende het gehalte van gerecycleerde materialen, het gehalte van biogebaseerde materialen, de herstelbaarheid of recycleerbaarheid, enzovoort.
Ik wil ook werk maken van de informatievoorziening door de waardeketens heen. Die moet bijdragen tot de Europese werkzaamheden over het product passport. Ik ben ook van plan om werk te maken van de vervanging van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen die momenteel een gezonde recyclage beletten.
En ce qui concerne les recommandations en matière de développement durable, l'avant-projet de Plan fédéral pour le Développement durable a été déposé au conseil des ministres le 19 mars dernier. J'ai soumis l'avant-projet de plan simultanément aux chambres législatives, aux conseils et gouvernements des Communautés et des Régions. La consultation publique à l'élaboration du projet de plan a commencé le 9 avril et durera jusqu'au 8 juin. Je soumettrai ensuite le projet de plan fédéral de développement durable et les avis au conseil des ministres avant le 1er octobre 2021.
Afin de concrétiser les objectifs de biodiversité post 2020, une stratégie nationale pour le maintien et la protection de la biodiversité sera développée en concertation avec les Régions, en intégrant les autres plans existant dans le cadre mondial, les stratégies européennes de préservation de la biodiversité et des forêts, ainsi que les recommandations en matière de biodiversité résultant de l'examen des performances environnementales de l'OCDE.
J'assurerai la signature d'un accord de coopération CITES avec les Régions, qui amènera notamment à renforcer les moyens et les collaborations pour son implémentation.
En ce qui concerne la recommandation relative à l'accroissement de la coordination, je compte favoriser la technique éprouvée des plans nationaux là où les Régions les jugent également pertinents. Mes priorités sont de mettre à l'agenda public politique la biodiversité au même niveau que l'enjeu du climat. La restauration d'un environnement sain sans produits chimiques, le passage à une économie circulaire et la démocratisation du débat pour atteindre les publics les plus vulnérables.
Reeds jaren wordt goed samengewerkt met de Gewesten, via de bestaande coördinatiestructuren van het CCIM. Deze samenwerking is gebaseerd op een consensus en kan escaleren naar hogere politieke niveaus, waar ministers uiteindelijk de eindbeslissingen nemen.
Sinds het begin sta ik open voor dialoog en samenwerking, voor samenwerkingsfederalisme. Mijnheer Ravyts, ik moet echter inderdaad vaststellen dat de wil tot samenwerken van twee kanten moet komen. Momenteel is dat soms niet het geval.
02.06 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u hebt in uw antwoord een aantal voorafnames gedaan op mijn volgende mondelinge vragen, maar wij kunnen straks nog wat gedetailleerder ingaan op een aantal zaken.
Op het vlak van biodiversiteit en circulaire economie moeten er akkoorden mogelijk zijn met uw collega Demir de komende maanden en jaren.
Inzake het Federaal Plan voor Duurzame Ontwikkeling zijn onze werkzaamheden door de cyberaanval vorige week een beetje geamputeerd. Dat was natuurlijk jammer.
Mevrouw de minister, met betrekking tot die positieve escalatie, want in het Frans kan iets ook positief escaleren naar hogere politieke niveaus, is het goed dat in dit land opnieuw wordt nagedacht over de institutionele toekomst. Het mooie Zwitserland is misschien geen slecht voorbeeld.
02.07 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Merci pour votre réponse détaillée, madame la ministre. Je retiens deux choses prioritaires, que vous aviez par ailleurs reprises dans votre note de politique générale.
On retrouve les axes forts que sont l'économie circulaire, une vrai prise en compte des enjeux de biodiversité au niveau politique – ce qui est assez récent tant en Europe qu'en Belgique – et le droit à un environnement sain. Il est important de s'occuper à la fois des enjeux environnementaux et sociaux. On ne peut que vous encourager à cet égard.
Je trouve très intéressant d'avancer en termes de capacité de travail effectif et de monitoring. En politique, il y a beaucoup d'ambitions: les mettre en œuvre est parfois plus compliqué. La mise en concert de tout le gouvernement avec des feuilles de route claires et des objectifs pour le Parlement et pour la société civile et faire un suivi et pouvoir à un moment donné appuyer où ça fait mal, quand c'est nécessaire, me paraît être une avancée significative de bonne gouvernance et d'efficacité. Nous attendons ces feuilles de route en septembre avec impatience et nous verrons si elles seront à la hauteur de ce que l'OCDE attend de nous, mais aussi de ce que l'environnement de manière générale et notre santé attendent de nous. Nous verrons comment le Parlement peut accompagner ce travail.
Merci d'avoir mis un coup d'accélérateur. Nous attendons beaucoup des mois qui viennent.
02.08 Daniel Senesael (PS): Je me réjouis de la prise en considération de madame la ministre des résultats de cet examen environnemental par l'OCDE pour la Belgique. Je prends note des pistes proposées pour améliorer significativement les résultats. Je partage la volonté de la ministre de mettre la biodiversité sur un pied d'égalité avec l'enjeu climatique, tout comme son analyse quant aux enjeux sociaux, qui ne doivent pas être oubliés. Voyons et examinons les feuilles de route qui seront proposées pour que le travail se fasse en profondeur. Nous assurerons un suivi attentif et vigilant de ces travaux.
02.09 Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord en om uw visie toe te lichten.
Voor ons is het heel duidelijk, wij willen een eenheid van commando in de plaats van die verspreide slagorde. Het is ook tijd dat er wordt nagedacht over het herfederaliseren van bepaalde milieu- en klimaatgerelateerde bevoegdheden. Vervuiling stopt immers niet aan de gewestgrenzen.
Wij zeggen daarmee niet dat alles opnieuw naar het federale niveau moet komen, want voor sommige zaken is de regionale expertise daadwerkelijk een meerwaarde. Er moet echter wel een duidelijke hiërarchie komen zodat het federale niveau over de beleidscoherentie kan waken.
Wij hebben een ambitieuze ecologische planning op nationaal niveau nodig zodat alle Gewesten naar behoren kunnen bijdragen en zodat de klimaatverandering en de milieuproblematiek echt kunnen worden aangepakt.
L'incident est clos.
03 Vraag van Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het monitoringinstrument voor beleidslijnen en maatregelen ter vermindering van broeikasgassen" (55016283C)
03 Question de Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'outil de monitoring des politiques et mesures visant la réduction des gaz à effet de serre" (55016283C)
03.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik ga even in op de federale klimaatgovernance.
Op 2 april 2021 heeft de ministerraad zich ertoe verbonden een monitoringinstrument voor federale beleidslijnen en maatregelen (PAM's) ter vermindering van broeikasgassen in te stellen. Die PAM's werden geïdentificeerd in de federale bijdrage aan het NEKP en de aangekondigde acties in het regeerakkoord, de algemene beleidsnota's en de beleidsverklaringen. Elke minister zal dus een klimaatminister moeten zijn: au fédéral tout le monde devra se mouiller, om het mooi in de taal van Molière te zeggen.
U hebt voor een stuk al een antwoord gegeven, maar volgens mij zijn er nog geen becijferde plannen over wat elk kabinet moet doen, hoe en tegen wanneer zij dat moeten doen en met de assistentie van welke instellingen. Kunt u bevestigen dat die concrete stappenplannen nog niet klaar zijn? Zij zouden tegen juni moeten klaar zijn voor een interkabinettenwerkgroep en pas na de zomer op de agenda van de ministerraad komen.
Een aantal Franstalige collega's heeft al gevraagd of u bereid bent om de voortgangsverslagen, naast het openbare samenvattend verslag, met de commissieleden te delen, mevrouw de minister. Ik kijk dan ook naar u, mijnheer de voorzitter. U kondigt immers een heel belangrijke beleidsmaatregel aan, mevrouw de minister: een transversale benadering waarin elk departement zijn verantwoordelijkheid zal moeten nemen.
03.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer Ravyts, gelet op het transversale karakter van het klimaatbeleid en de veelheid van de bij de PAM's betrokken federale bevoegdheidsdomeinen lijkt het mij onontbeerlijk dat de ministerraad zich collegiaal tot die inspanning verbindt en dat elke betrokken minister binnen zijn bevoegdheden alles in het werk stelt om de beoogde doelstellingen te behalen.
Er werd met de nota ook beslist dat de bevoegde ministers de betrokken Federale Overheidsdiensten, instellingen en bedrijven mobiliseren waarover zij het toezicht uitoefenen en dat zij in overleg met die departementen een gedetailleerde roadmap opstellen met de vereiste initiatieven voor de operationalisering van de PAM's en hun opvolging.
Die roadmap zal in hoofdzaak bestaan uit een actieplan voor de operationalisering van de maatregelen, de beschrijving van de tussenstappen en hun deadlines en de identificatie van indicatoren en/of methodologie voor het monitoren van de PAM's, in overeenstemming met de Europese bepalingen. Voor de ontwikkeling van de methodologie voor de monitoring kunnen de betrokken departementen een beroep doen op technische ondersteuning door een consortium van consultants, met ICEDD, Gauss, VITO en TML, dat in het kader van een overheidsopdracht van de FOD Volksgezondheid, DG Leefmilieu, werd aangesteld voor de actualisatie van de impactevaluatie van de bestaande federale klimaatbeleidsmaatregelen en de ontwikkeling van een monitoringmethodologie voor federale PAM's uit het Nationaal Energie- en Klimaatplan 2021-2030.
Die roadmaps moeten prioritair worden opgesteld voor de 22 geïdentificeerde thema's in zeven specifieke domeinen, namelijk fiscaliteit en financiën, energie, mobiliteit, economie, overheidsgebouwen, ambtenarenzaken en overheidsbedrijven en internationale samenwerking en twee transversale domeinen, namelijk governance en adaptatie. De lijst is niet exhaustief en er kunnen, indien nodig, bijkomende acties komen op voorstel van de betrokken ministers.
Aan de ministers wordt gevraagd om hun implementatieplan, dat werd opgesteld met hun administraties, over te leggen aan de ministerraad en om periodiek verslag uit te brengen over de voortgang om over eventueel bijkomende of verbeterde acties te kunnen beslissen. De roadmaps, die de komende maanden worden ontwikkeld, worden uiterlijk tegen 30 september verwacht bij de ministerraad. De stand van uitvoering zal vervolgens om de zes maanden besproken worden door de beleidscellen.
Jaarlijks zullen de voortgangsverslagen geconsolideerd worden in een syntheserapport, dat openbaar wordt gemaakt. Dat lijkt mij ook een uitgelezen moment om het onderwerp hier in de commissie te bespreken. Ik zal de voortgangsverslagen uiteraard ter beschikking stellen van de commissie. De opzet is immers dat de regering uiterlijk drie maanden na publicatie eventuele bijkomende beslissingen bespreekt, die vereist zouden kunnen zijn om de doelen volledig te realiseren.
03.03 Kurt Ravyts (VB): Ik ben vrij tevreden over het uitgebreide antwoord. Het betreft inderdaad een belangrijke zaak. Onder andere mijn collega debatteert vaak over de federale verantwoordelijkheden en het federale onderdeel in het klimaatbeleid en u kon eigenlijk niet anders dan een dergelijke maatregel in gang te zetten. Bedankt voor de uitleg over de roadmaps en de methodologieën van de monitoring.
Hopelijk vinden we hier – ik richt mij ten slotte tot de voorzitter – een methode om daar in de volgende maanden en jaren toch even ons licht over te laten schijnen.
L'incident est clos.
04 Vraag van Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De nieuwe ambitieuzere Belgische doelstelling i.v.m. de internationale klimaatfinanciering" (55016289C)
04 Question de Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le nouvel objectif belge, plus ambitieux, quant au financement international de l'action climatique" (55016289C)
04.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, wellicht hebt u al wel opgemerkt dat ik uw beleidsactiviteiten vrij gedetailleerd volg, wat overigens tot mijn opdracht als federaal volksvertegenwoordiger behoort.
Naar aanleiding van een bijdrage in de media over de kritiek van bepaalde ngo's als komt België zijn internationale engagementen aangaande internationale klimaatfinanciering onvoldoende of zelfs niet na, twitterde u op 31 maart: "Wij starten met de beslissing om jaarlijks 12 miljoen euro extra vrij te maken. Samen met de regio's moeten we ons buigen over een nieuwe ambitieuze Belgische doelstelling."
U zult het mij niet kwalijk nemen dat ik dan ook even wil vooruitlopen op de COP in Glasgow, waar aspecten zoals de internationale klimaatfinanciering aan bod komen. Wij weten dat er op federaal niveau in 2021 in totaal 100 miljoen euro wordt voorzien, waarvan 12 miljoen euro niet uit de pot van Ontwikkelingssamenwerking komt. Die pluim probeert u ten aanzien van de ngo's op uw hoed te steken. Volgens mij komt het niet direct overeen met de budgettaire neutraliteit waarvoor enkele liberale collega's tijdens de restregering hebben gepleit, maar dat is uiteraard mijn zaak niet.
Voor de ngo's is het uiteraard nooit genoeg. Jaarlijks wil men namelijk 500 miljoen euro, en sommigen spreken zelfs over 1 miljard euro, als correcte Belgische bijdrage.
Mevrouw de minister, hebt u plannen, in aanloop naar de COP26 in Glasgow, om de Belgische doelstellingen eventueel nog op te vijzelen? Zult u binnen de Nationale Klimaatcommissie enige druk uitoefenen op uw regionale collega's? Lopen daarover al gesprekken? Wat is het tijdspad?
04.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Ravyts, u bedoelt wellicht de Climate and Development Ministerial, die net als de IEA-COP26 Net Zero Summit op 31 maart plaatsvond. Het accent lag er op de internationale solidariteit met de meest kwetsbare landen, waaraan internationale klimaatfinanciering concreet uitdrukking moet geven.
De kwetsbare landen, in het bijzonder de minst ontwikkelde landen en de Afrikaanse landen, zijn een prioriteit binnen de Belgische klimaatfinanciering.
De laatste jaren heeft de federale overheid systematisch het overgrote deel van de Belgische klimaatfinanciering voor zich genomen. Elk jaar werd de vooropgestelde jaarlijkse bijdrage van 50 miljoen euro ruim overschreden. De federale regering heeft zich in het regeerakkoord geëngageerd tot een stijgende bijdrage aan een internationale klimaatfinanciering, los van het budget van ontwikkelingssamenwerking. Een eerste concrete stap hierin is de goedkeuring door de federale regering van een interdepartementale provisie klimaatfinanciering van 12 miljoen euro per jaar over de periode 2021 tot 2024. Ik ben dit dossier samen met de minister van Ontwikkelingssamenwerking aan het voorbereiden. Ik zal binnen de regering blijven ijveren voor een verdere toename van de federale Belgische bijdrage tot klimaatfinanciering in de loop van de komende jaren.
De nationale onderhandelingen over de bijdrage van de verschillende overheden passen in het ruimere kader van de onderhandelingen binnen de Nationale Klimaatcommissie over de verdeling van de inspanningen om de klimaatdoelstellingen voor de periode 2021-2030 te bereiken. De Belgische doelstellingen in het kader van de verhoging van het Europees ambitieniveau zijn nog niet bekend. Zij zullen voortvloeien uit de herziening van de verschillende betrokken wetgevingen, waaronder de Europese verordening inzake de verdeling van de inspanningen waarvoor de voorstellen van de Europese Commissie medio 2021 worden verwacht.
Het is de intentie om in de Nationale Klimaatcommissie een politiek akkoord te bereiken over de Belgische bijdrage aan internationale klimaatfinanciering voor de COP26 in Glasgow in november van dit jaar. In afwachting van een akkoord over klimaatfinanciering moet elke entiteit zelf haar bijdrage bepalen.
04.03 Kurt Ravyts (VB): Het Vlaams Belang staat uiteraard niet te trappelen voor meer internationale klimaatfinanciering wanneer we vaststellen dat andere continenten massaal blijven inzetten op bijvoorbeeld steenkoolproductie. Waar zijn we dan mee bezig voor onze bevolking?
U heeft gezegd dat het voor u wel eens een long hot summer zou kunnen worden op het ogenblik dat de verdeling van de inspanningen bekend zal zijn, de zogenaamde burden sharing. Dan zal u opnieuw in debat moeten gaan met onder andere Vlaanderen over de herziening daarvan. Dan komt uiteraard ook de internationale klimaatfinanciering aan bod.
L'incident est clos.
05 Vraag van Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De beleidsdoelstellingen voor de circulaire economie" (55016290C)
05 Question de Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les objectifs politiques en matière d'économie circulaire" (55016290C)
05.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik ben lange tijd fractiemedewerker geweest op het Vlaamse niveau, onder andere inzake milieu. De circulaire economie interesseert mij natuurlijk.
België schaart zich volledig achter het Europees Actieplan voor Circulaire Economie en Nieuwe Industriële Strategie. U hebt al een nieuw federaal actieplan inzake circulaire economie aangekondigd, met een sterke inzet op de federale bevoegdheid inzake het productbeleid, met de klemtoon op ontwerp voor demontage, hergebruik en recycling van hoge kwaliteit, evenals de bestrijding van voortijdige veroudering.
In uw speech naar aanleiding van de presentatie van het OESO-rapport hebt u eigenlijk erkend dat België op het moment geen gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen inzake de circulaire economie heeft. U zei dat u dat varkentje zou wassen in het kader van het Intra-Belgisch Platform Circulaire Economie.
Kunt u meer toelichting geven over uw inhoudelijke doelstellingen van dat nieuwe federale actieplan? Hoe ver staat het met de werkzaamheden? Wat is het tijdspad? Wanneer wordt de kwestie van het ontbreken van gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen op het Intra-Belgisch Platform Circulaire Economie behandeld? Werd de problematiek al in deze legislatuur behandeld, door u of uw voorgangster? Welke stappen zijn ter zake al ondernomen? Wat waren daarvan de resultaten?
05.02 Minister Zakia Khattabi: Het federaal plan inzake circulaire economie, dat momenteel wordt voorbereid, is gebaseerd op vijf doelstellingen. Dat zijn, ten eerste, het op de markt brengen van circulaire producten en diensten stimuleren, ten tweede, meer circulariteit in de productiemethodes aanmoedigen, ten derde, de rol van de consumenten en van de overheidsafnemers ondersteunen, ten vierde, de nodige stimuli en tools ter beschikking stellen en, ten vijfde, de vorderingen evalueren. De doelstellingen zullen in maatregelen worden omgezet.
In het kader van mijn bevoegdheden ben ik van plan om een herstelbaarheidsindex uit te werken, die op sommige elektrische en elektronische toestellen moet worden vermeld, criteria vast te leggen voor het gebruik van bepaalde componenten, onder meer met betrekking tot de aanwezigheid van gerecycleerde materialen en materialen van biologische oorsprong en voor het herstelbare en recycleerbare karakter.
Ik ben ook van plan werk te maken van de versterking van informatie in de hele waardeketen om bij te dragen aan de Europese werkzaamheden over het productpaspoort.
Samen met minister Dermagne wil ik ook werken aan de substitutie van sommige gevaarlijke chemische stoffen die momenteel een gezonde recyclage verhinderen.
In de loop van de komende maand zal een ontwerpplan aan de Gewesten en stakeholders worden voorgelegd.
De kwestie van het gebrek aan gemeenschappelijke doelstellingen op Belgisch niveau zal tijdens de raadpleging van de Gewesten worden behandeld en zal in het bijzonder worden aangekaart tijdens de volgende vergadering van het platform eind mei.
05.03 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het informatieve antwoord over de vijf doelstellingen, waarvan u de inhoud uitgebreid hebt toegelicht. Ik dank u ook voor de tijdstabel. De komende maand wordt dus belangrijk, met consultatie en raadpleging van de Gewesten en eind deze maand de bijeenkomst van het nationaal platform voor de circulaire economie. Ik blijf het dossier opvolgen.
L'incident est clos.
06 Vraag van Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De uitwerking van een groene financieringsstrategie" (55016292C)
06 Question de Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'élaboration d'une stratégie de financement vert" (55016292C)
06.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, het is volgens mij inderdaad nuttig om op geregelde tijdstippen bij de minister te polsen naar de concrete stappen die worden gezet in het kader van de beleidsnota. Dan komen we bij de groene financieringsstrategie en het aangekondigde actieplan om de subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen. In de beleidsverklaring, die verder gaat dan de beleidsnota, zei mevrouw Khattabi vorig jaar immers dat ze een initiatief zou opstarten rond sustainable finance, dat onder meer tot doel zou hebben om de aanbevelingen van de taskforce om climate related financial disclosures en het network for greening the financial system uit te voeren, en om de FPIM richtsnoeren te bieden voor de uitwerking van een gecoördineerde duurzame en ambitieuzere investerings- en beleggingsstrategie.
Mevrouw de minister, kan u een stand van zaken geven van uw actieradius, onvermijdelijk samen met uw collega de heer Van Peteghem, rond het opzetten van een groene financieringsstrategie om de financiële sector te begeleiden bij het afstemmen van zijn activiteiten op de Belgische klimaatdoelstellingen?
Wat is de stand van zaken rond de aangekondigde uitgebreide inventaris van subsidies voor fossiele brandstoffen en het aangekondigde actieplan om die geleidelijk af te schaffen? Wat is uw tijdspad?
06.02 Minister Zakia Khattabi: Eind oktober 2020 diende België bij de Europese Commissie een aanvraag in tot indirecte technische steun in het kader van het Technical Support Instrument, het voormalige Structural Reform Support Programme, voor het ontwikkelen van een nationale, groene, duurzame financieringsstrategie. Deze aanvraag ter waarde van 350.000 euro werd goedgekeurd en is te besteden over achttien maanden. Het bestek, dat in nauwe samenwerking met de minister van Financiën en in dialoog met de Europese Commissie werd opgesteld, zal weldra afgerond zijn, waarna de Commissie een consultant zal aanstellen. De effectieve start is voorzien voor het begin van de zomer.
De te ontwikkelen strategie zal twee pijlers bevatten: de financiële sectoren en de federale overheid als investeerder. Er wordt daarbij gekeken naar de aanbodzijde van de financiering en hoe financiële stromen geheroriënteerd kunnen worden om compatibel te zijn met de Overeenkomst van Parijs. Zoals u weet, bepaalt het regeerakkoord dat de federale staat en de instellingen die onder de bevoegdheid ervan vallen, zich tegen 2030 volledig zullen hebben teruggetrokken uit bedrijven die intensief broeikasgas uitstoten en zich niet actief inzetten in de energietransitie. De te ontwikkelen strategie zal ertoe bijdragen om deze doelstelling van het regeerakkoord te operationaliseren.
Wat de federale inventaris van subsidies voor fossiele brandstoffen betreft, wordt momenteel de laatste hand gelegd aan het beschrijvende gedeelte waarin de verschillende subsidies voor fossiele brandstoffen in detail worden beschreven.
Het doel van dit rapport is de omvang van de subsidies voor fossiele brandstoffen vast te stellen en te meten. Het omvat zowel subsidies die in de vorm van begrotingsuitgaven worden verstrekt als subsidies die via belastingen worden verstrekt.
Het Nationaal Energie- en Klimaatplan bevat een tweeledige verbintenis. Ten eerste, er wordt een inventaris opgemaakt van de subsidies voor fossiele brandstoffen. Ten tweede, er worden aanbevelingen geformuleerd voor de geleidelijke afschaffing of afbouw van de subsidies in 2021. Dit rapport beantwoordt dus aan de eerste van deze twee verbintenissen en legt de basis voor de besprekingen van de tweede verbintenis. Deze zal mee het voorwerp uitmaken van een bredere studie die de federale overheidsdienst Financiën binnenkort lanceert en tot doel heeft mogelijke opties voor milieubelastingen in kaart te brengen en te evalueren.
Bovendien werd onlangs een lijst van energiesubsidies, waaronder de subsidies voor fossiele brandstoffen, aan de Europese Commissie bezorgd, in overeenstemming met de EU-Regulation on the Governance of the Energy Union and Climate Action. Deze lijst bevat de federale, Waalse en Brusselse bijdragen. Het Vlaams Gewest had zijn lijst van energiesubsidies reeds eerder meegedeeld.
Ook het vorige week bij de Europese Commissie ingediende Belgische herstelplan verwijst naar deze belastinghervorming met betrekking tot fossiele brandstoffen, meer bepaald naar het evalueren hoe de federale fiscaliteit kan worden hervormd om ze klimaat- en milieuvriendelijker te maken, concrete voorstellen uit te werken voor een groenere hervorming van de federale fiscaliteit en het uitwerken van een fiscaal sturend instrument dat de consumptie van fossiele brandstoffen ontmoedigt en zo de CO2- en NOx-vervuiling in België vermindert. Eens dit voorstel tot fiscale vergroening is uitgewerkt, zal het besproken worden in de federale regering en te gepasten tijde overlegd worden met de gefedereerde entiteiten met het oog op een coherent en efficiënter klimaatbeleid.
06.03 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, dank u wel voor dit belangrijke antwoord. Zoals ik eigenlijk kon vermoeden moet het eerste gedeelte van het onderwerp nog op kruissnelheid komen.
Het Groen Investeringsfonds binnen het Transformatiefonds zal pas volgend jaar in werking treden. De consultant is blijkbaar nog niet eens aangesteld door Europa. U had het over het begin van de zomer.
Voor de rest zullen wij zeer aandachtig de verdere werkzaamheden inzake de fiscale hervorming volgen. U hebt de woorden "opties voor milieubelasting" uitgesproken. Wij wisten natuurlijk al dat u daaraan dacht.
Het wordt voor deze regering dus een zeer delicate zoektocht naar het meest optimale instrument voor de ontmoediging van de consumptie van fossiele brandstoffen. Dat zou in de komende jaren één van de achillespezen van deze Vivaldi-coalitie kunnen worden. Dat moeten we afwachten.
L'incident est clos.
- Kris Verduyckt aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De dramatische ontbossingscijfers in 2020" (55016317C)
- Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het WWF-rapport over het gebruik en verbruik van producten met een ontbossingsrisico door België" (55016414C)
- Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het WWF-ontbossingsrapport" (55017595C)
- Kris Verduyckt à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les chiffres relatifs à la déforestation galopante en 2020" (55016317C)
- Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le rapport WWF sur les produits à risque de déforestation utilisés ou consommés en Belgique" (55016414C)
- Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le rapport du WWF sur la déforestation" (55017595C)
07.01 Kris Verduyckt (Vooruit): Geachte mevrouw de minister, de ontbossingcijfers van
2020 zijn dramatisch: we verloren wereldwijd maar liefst 4,2 miljard primair
bos - Intacte bosgebieden met oude bomen - dit is 19% meer dan in 2019. Vooral
in Brazilië is er een grote stijging (+25%) op te tekenen, maar ook in Congo;
Colombia en Bolivia zijn de problemen groot. De impact is vergelijkbaar met de
jaaruitstoot van een half miljard wagens. Dit meldde Global Forest Watch in
samenwerking met de universiteit van Maryland.
Nochtans was de doelstelling in 2014 om
tegen 2020 ontbossing met de helft te doen verminderen. Die ambitie - de
verklaring van New York - werd niet gehaald. Ik hoef u de meerwaarde van het
behoud van tropisch regenwoud niet vertellen. Het is niet alleen een buffer
tegen de klimaatverandering (⅓ van de koolstof wordt hier opgeslagen).
Het voorziet lokale gemeenschappen van voedsel en bestaansmiddelen, het is een
essentiële habitat voor dieren, een schat aan biodiversiteit en ze reguleert
onze neerslag.
De impact door de covid-19 pandemie was
voorspeld, maar men vreest nu zelfs een verdere stijging door dat landen hun
economie een extra impuls willen geven. Het kan ook anders. In Indonesië daalt
de ontbossing van primair woud al voor het 4de jaar op rij door een nationaal
moratorium. België heeft zich in december 2020 aangesloten bij het Amsterdam
Declaration Partnership 2015 en is hiermee het 8ste Europees land dat is
toegetreden.
Kan de minister een stand van zaken geven
van de inspanningen die zijn geleverd sinds de toetreding van van de Amsterdam
Declaration Partnership? Worden er inspanningen geleverd om meerdere landen te
betrekken zowel de consumerende landen als de partnerlanden? Zijn de DRC en
Brazilië betrokken bij dit proces? Graag een toelichting. Zal België ijveren
voor een vernieuwing van de verklaring van New York van 2014 samen met meer
bindende en afdwingbare doelstellingen? Als u contacten heeft met betrokken
landen, neemt u deze bezorgdheid dan mee in de bilaterale gesprekken?
07.02 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, de Europese Unie is, op China na, blijkbaar de grootste importeur van producten die gelinkt zijn aan tropische ontbossing en de daarmee gepaard gaande uitstoot. Acht EU-landen, waaronder België, zijn zelfs goed voor 80 % van de geïmporteerde ontbossing in Europa.
Dat blijkt uit een nieuw rapport van het WWF, dat een direct verband legt tussen de consumptie van de ingevoerde producten en de conversie van ecosystemen. Er wordt verwezen naar landbouwgrondstoffen die worden geconsumeerd en gebruikt als veevoeder. Bovendien is België een belangrijk toegangspunt voor import, die vervolgens verder wordt verdeeld in de Europese Unie.
Interessant op de achtergrond is dat de Europese Unie binnenkort met een voorstel naar buiten komt voor nieuwe EU-wetgeving om ontbossing tegen te gaan, de Europese bossenwet, waarover een publieksconsultatie heeft gelopen.
Hoe reageert u op het rapport? Wat is het standpunt van België inzake de EU-wetgeving?
Meent u dat verder moet worden gegaan dan vrijwillige maatregelen en dat bedrijven duidelijke en bruikbare regels moeten worden geboden?
Is er volgens u nood aan een aanvullend nationaal beleid naast het Europese kader? Welke stappen hebt u daaromtrent reeds gezet of bent u van plan te zetten?
07.03 Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, vorige maand kwam het nieuwe WWF-ontbossingsrapport uit. De vaststellingen van dat rapport waren op zijn minst confronterend. De EU is wereldwijd de tweede grootste importeur van tropische ontbossing, zoals de heer Ravyts net al zei, en de acht economisch sterkste landen binnen de EU, waaronder België, zijn verantwoordelijk voor 80 % van de geïmporteerde ontbossing in de EU. De onderzoekers wijzen erop dat de verantwoordelijkheid van België daarvoor enorm is. De ecologische voetafdruk van de Belgische consumptie wereldwijd is vele malen groter dan het ruimtebeslag dat die consumptie in ons land zelf legt. België importeert voor een groot stuk ontbossing van andere landen als draaischijf voor de Europese handel.
Het
WWF-rapport legt een duidelijke link bloot tussen de consumptie van ingevoerde
producten en de conversie van ecosystemen. Bijgevolg is het
biodiversiteitsverlies dat België veroorzaakt ook veel groter dan de gevolgen
die we binnen onze landsgrenzen zien.
Alle
vrijwillige Amsterdam Declaration Partnerships ten spijt, doet ons land het dus
niet bijster goed inzake het tegengaan van geïmporteerde ontbossing. Daarom is
het goed dat de EU dit voorjaar eindelijk met wetgeving komt om ontbossing aan
banden te leggen.
Mevrouw
de minister, zult u op het EU-niveau bepleiten dat de nieuwe EU-wetgeving de
volledige voetafdruk aanpakt van de consumptie van de EU op de bossen en andere
ecosystemen van onze planeet?
Wat zult u doen om de impact van de Belgische consumptie en de rol van België als doorvoerhaven voor geïmporteerde ontbossing aan te pakken? Hebt u daartoe al initiatieven genomen, en zo ja, welke?
07.04 Minister Zakia Khattabi: Collega's, net als u ben ik bezorgd over de zware gevolgen van de wereldwijde ontbossing. Net als de klimaatcrisis is de problematiek van de biodiversiteit voor mij een prioritaire uitdaging. In het recente WWF-rapport worden trends en uitdagingen bevestigd die gekend zijn. Beleidsmakers wereldwijd moeten samen initiatieven nemen om de massale ontbossing een halt toe te roepen.
Zoals u weet, is België toegetreden tot het Partnerschap van Amsterdam door het ondertekenen van de nieuwe ambitieverklaring van het ADP. Met de nieuwe ambitieverklaring verbinden de ADP-landen zich ertoe om de duurzaamheid in de landbouw te bevorderen door de aan landbouwgrondstoffen gerelateerde ontbossing te bannen. Met dit initiatief werkt men aan ontbossingsvrije toeleveringsketens voor een aantal landbouwproducten zoals cacao, palmolie, soja en sinds kort ook vlees en leder. Het is de bedoeling hierbij in dialoog te treden en samen te werken met de producerende en consumerende landen en alle actoren in de toeleveringsketens. De samenwerking tussen de consumerende landen, waaronder de Europese buurlanden, en de producerende landen is een kernelement voor het oplossen van de uitdaging om de voedselwachtketens om te vormen.
Het ADP kadert zijn inspanningen in de agenda 20-30 voor Duurzame Ontwikkeling, de klimaatovereenkomst van Parijs, de verklaringen van New York over bossen, het strategisch plan voor bossen 2017-2030 en het toekomstige mondiale biodiversiteitkader voor de periode na 2020. Een van de acties in het nieuwe voorontwerp van het Federaal Plan voor Duurzame Ontwikkeling betreft duurzame voedselimportketens. Ik nodig u uit hiervan kennis te nemen.
Als eerste maatregel sinds het lidmaatschap van het ADP, heb ik op basis van de wet houdende productnormen de duurzaamheidcriteria voor biobrandstoffen aangescherpt. Biobrandstoffen op basis van palmolie zullen niet meer worden toegelaten op de Belgische markt, net als in Denemarken, Frankrijk en Nederland, in de transportsector vanaf medio 2022. Vanaf 2023 wordt ook soja verboden als grondstof voor biobrandstoffen voor transport. Dat is een eerste stap om de negatieve milieueffecten van het federale biobrandstoffenbeleid te stoppen.
Momenteel werken ik en de administraties aan de federale strategie Beyond Food. Die heeft tot doel de voedselimportketens duurzamer te maken, door in het bijzonder te strijden tegen de ingevoerde ontbossing. Die strategie zou tot 2030 gelden. De betrokken administraties werken actief aan verschillende elementen van die strategie en werken ook samen met academische experts, die een fijnere kennis hebben van de rol van België in de wereldwijde ontbossing. Ook de samenwerking met de privésector is van cruciaal belang. De regering werkt aan een structuur voor de follow-up en de coördinatie van de acties van Beyond Food.
Ontbossingvrije toeleveringsketens voor landbouwproducten zijn ook een van de doelstellingen van de Europese Green Deal, de Europese biodiversiteitstrategie en de Europese Farm to Fork Strategy. De Europese Commissie werkt momenteel aan een regelgeving om het risico van ontbossing en bosdegradatie verbonden aan producten die op de Europese markt gebracht worden tot een minimum te beperken. In Europa werd met de Europese verordering Forest Law Enforcement, Governance and Trade (FLEGT) een wettelijk kader uitgewerkt om de illegale houtkap en handel in illegaal hout tegen te gaan.
De New York Declaration on Forest uit 2014 schenkt ook aandacht aan andere drivers van ontbossing, zoals mijnbouw. Het UN Forest Forum evalueert de implementatie van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen die gerelateerd zijn aan bos en geeft ook input voor een aantal initiatieven zoals het VN-decennium voor het herstellen van ecosystemen 2021-2030.
In het kader van het Akkoord van Parijs hebben verschillende partijen doelstellingen geschreven inzake het reduceren van emissies door ontbossing of doelstellingen inzake herbebossing in hun Nationally Determined Contributions. In aanloop naar de COP26 is het Verenigd Koninkrijk gestart met een Forest, Agriculture and Commodity Trade-dialoog om ontbossing als een gevolg van de vraag naar basisproducten een halt toe te roepen.
Die doelstellingen worden ook gedragen door de Tropical Rain Forest Alliance, een multistakeholderpartnership. België is toegetreden tot beide initiatieven. Recent heb ik trouwens nog deelgenomen aan de ministeriële rondetafel in het kader van de FACT-dialoog. Initiatieven zoals een Europese regelgeving over de zorgplicht van bedrijven, due diligence of een globaal, wettelijk bindend instrument inzake business and human rights kunnen in de toekomst ook instrumenten worden om ontbossing tegen te gaan.
Om het beleid rond bossen wetenschappelijk te onderbouwen, kan onder meer beroep gedaan worden op het Intergovernmental Science Policy Platform on Biodiversity and Ecosystem Services. Ook de Belgische ontwikkelingssamenwerking ondersteunt het versterken van deze link tussen wetenschap en beleid, onder meer via steun aan het United Nations Environment Program en, dichter bij huis, het programma CEBioS – Capacity for Biodiversity and Sustainable Development – van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.
Voor de initiatieven met onze partnerlanden in het kader van Ontwikkelingssamenwerking verwijs ik graag naar mijn collega-minister Kitir.
07.05 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, ik denk dat het goed is om eens een boom op te zetten over deze problematiek, want, alle gekheid op een stokje, de cijfers zijn niet om mee te lachen, integendeel. Het rapport geeft vooral aan dat er rond dit thema geen compromissen meer mogelijk zijn. Uw insteek omtrent de biobrandstoffen steun ik dan ook voor honderd procent.
We hebben geen compromissen nodig, we moeten duidelijke standpunten innemen, aangezien we niet de beste leerling van de klas zijn. Strenge straffen voor illegale houtkap en ook voor de illegale invoer, vooral in ons land, en duidelijke taal, is wat we nodig hebben.
In uw antwoord heb ik heel wat elementen gehoord die ik nog nader zal bekijken.
Sta me toe om ook een randbemerking te formuleren. Wij bespreken hier nu de verdwijning van bossen als een internationaal probleem. Ikzelf kom uit een heel groene provincie, maar vandaag lees ik weer dat in een natuurgebied een derde van de bomen gekapt wordt om nieuwe ecosystemen aan te maken. Op microniveau lijkt mij dat inderdaad prima, maar toch heb ik het gevoel dat wij het versnipperd natuurbeleid moeten bekijken, al weet ik dat het om een gewestelijke bevoegdheid gaat. Enerzijds strijden wij tegen klimaatopwarming, anderzijds zie ik dat in mijn eigen stad honderden hectaren bos zijn verdwenen om heide aan te maken. Op zich vind ik dat prima, maar ik denk dat een en ander toch eens moet worden bekeken, aangezien ik het gevoel heb dat we niet allemaal in dezelfde pas lopen.
07.06 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, de laatste opmerking van de heer Verduyckt is natuurlijk heel terecht, maar dat is natuurlijk een materie voor het Vlaams Parlement en het Agentschap voor Natuur en Bos. Het is goed dat u de hele panoplie hebt ontvouwd van wat België allemaal doet rond ontbossing op internationaal vlak en in uw beleid.
Wij weten dat de EU bezig is aan een bossenwet en wij mogen ook de natuurherstelwet niet vergeten. U hebt ook de Farm-to-Forkstrategie aangehaald. Als een aantal onderdelen van de Green Deal wel op onze goedkeuring kan rekenen, dan gaat het over wat te maken heeft met biodiversiteit, want bij andere zaken maken wij heel wat voorbehoud.
Mijnheer de voorzitter, ik denk dat de resolutie van mevrouw de Laveleye het ook wel over de aspecten van deze vraag zal hebben.
07.07 Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. U verwijst naar uw initiatief om soja en palmolie als biobrandstoffen te bannen, maar dat zal niet volstaan om de geïmporteerde ontbossing volledig tegen te gaan. Dat haalde ik daarstraks ook al aan. U minimaliseert de verschuiving van het soja- en palmoliegebruik naar de voedingssector, maar die is er wel. Het wordt tijd dat het Europese grootbedrijf eindelijk zijn verantwoordelijkheid neemt voor de ecologische schade die het aanricht in de rest van de wereld. Het is niet omdat we die hier niet zien dat die er niet is. Er moet dringend een daadkrachtig beleid komen, zowel op nationaal als op Europees niveau, om de ecologische impact van de Belgische consumptie aan banden te leggen.
L'incident est clos.
08 Vraag van Wouter Raskin aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De timing van de omzetting van de Europese SUP-richtlijn" (55016354C)
08 Question de Wouter Raskin à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le calendrier fixé pour la transposition de la directive de l’UE sur les plastiques à usage unique" (55016354C)
08.01 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, enkele weken terug heb ik u reeds gevraagd of u de Europese richtlijn van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu, de SUP-richtlijn, tijdig hebt omgezet naar de Belgische wetgeving. Heel wat ondernemingen uit de verpakkingssector hebben hun ongerustheid geuit, zij moeten immers de nodige voorbereidingen kunnen treffen om die nieuwe regels te implementeren.
U verzekerde mij dat de deadline van 3 juli, niet meer zo veraf, gehaald zou worden. Een ontwerp van KB werd op 1 april besproken op de interministeriële conferentie voor Leefmilieu. Nu moeten nog een aantal andere stappen worden doorlopen.
Kan u de timing van de verschillende stappen toelichten?
Kan u bevestigen dat het KB op 26 maart werd aangemeld bij de TRIS-procedure? Die procedure zou tot 28 juni duren, de vraagt rijst of er gewacht moet worden op het resultaat van die procedure om de hierboven geschetste stappen te doorlopen of kan dat parallel verlopen?
Kan u vertellen wat er precies werd besproken op de interministeriële conferentie voor Leefmilieu? Welke opmerkingen werden daar eventueel gemaakt?
Ten slotte, op welke punten wijkt uw ontwerp van KB af van de Europese richtlijn?
08.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Raskin, het koninklijk besluit wordt momenteel besproken in de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, de Hoge Gezondheidsraad, de Bijzondere raadgevende commissie Verbruik, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad. Daarna wordt eind mei 2021 het advies aan de inspecteur van Financiën en het akkoord van de staatssecretaris van Begroting gevraagd, waarna het koninklijk besluit in juni 2021 aan de ministerraad kan worden voorgelegd, om dan alsnog een advies van de Raad van State te krijgen. Ten slotte, volgt nog de ondertekening en de publicatie.
Het koninklijk besluit werd inderdaad al gemeld bij de TRIS-procedure, het gaat om kennisgeving nr. 2021/0185/B. In antwoord op uw derde vraag kan ik u melden dat de verschillende stappen en de TRIS-procedure parallel kunnen lopen. Het koninklijk besluit mag noch worden uitgevoerd noch worden gepubliceerd vóór 28 juni 2021.
Het ontwerp van koninklijk besluit werd besproken. Er werd een opmerking gemaakt door het kabinet-Demir over de plastic draagtassen, de drinkbekers en de voedselverpakkingen die de eerste keer op de markt mogen worden gebracht tot en met 30 september 2022. De bepaling werd daarom aangepast naar "tot en met 30 september 2023".
Het ontwerp van koninklijk besluit is ruimer dan enkel de omzetting van de Single Use Plastics-richtlijn. Dat wordt weerspiegeld in de titel 'KB betreffende producten voor eenmalig gebruik en ter bevordering van herbruikbare producten'.
Dit ontwerp beoogt ook de omzetting van de richtlijn 2015/720 tot wijziging van richtlijn 94/62/EG betreffende de vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen die tot dusver niet het voorwerp van een federale maatregel uitmaakte. Deze richtlijn heeft tot doel het gebruik van lichte plastic draagtassen te verminderen en stelt de lidstaten in staat om een aantal van die tassen te verbieden. Deze bepaling wordt omgezet door artikel 5, § 2, 1, van bijlage 1 van het ontwerp van koninklijk besluit betreffende producten voor eenmalig gebruik en ter bevordering van herbruikbare producten. Ze verbiedt lichte plastic draagtassen, met uitzondering van zeer lichte plastic draagtassen en herbruikbare plastic draagtassen die voldoen aan de vereisten van de norm NBN EN 13429. Er werd in een termijn tot 30 september 2023 voorzien voor deze bepaling.
De
Single Use Plastics-richtlijn biedt de mogelijkheid om het gebruik
van een aantal producten te beperken of ze te verbieden. Het gaat met name om
drinkbekers, met inbegrip van sluitingen en deksels, containers voor
levensmiddelen en containers zoals blikken met of zonder sluitsysteem die
gebruikt worden voor levensmiddelen die bestemd zijn voor onmiddellijk gebruik,
hetzij ter plaatse hetzij elders, die in het algemeen uit de container worden
verbruikt en die zonder verdere bereiding, zoals bakken, koken of opwarmen,
klaar zijn om geconsumeerd te worden. Er wordt voorgesteld om te verbieden met
30 september 2023 als uiterste datum.
Hoofdstuk 4 bevat, tot slot, een bepaling over statiegeldflessen om het verlies in het hergebruikcircuit te verminderen. Statiegeldflessen worden gebruikt door een heel aantal bottelaars, maar slechts een minderheid wast de flessen voor hergebruik. Sommige actoren die de flessen niet wassen brengen echter etiketten aan op de flessen die in normale wasomstandigheden niet loskomen. Die flessen kunnen dan niet meer hergebruikt worden. Ongeveer 3 % tot 5 % van de flessen zou aldus verloren gaan, om en bij de 20 miljoen flessen per jaar.
In hoofdstuk 6 worden de wasomstandigheden – wasmiddelconcentratie, temperatuur, wastijd – gespecificeerd waaraan de etiketten op de statiegeldflessen moeten voldoen.
08.03 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, het is dus een beetje uitkijken naar wat het KB zal worden. U hebt er al enkele contouren van geschetst, maar het zal een kwestie van opvolging zijn, omdat het verhaal al voorafgegaan is door heel wat discussie in de commissie. De loutere omzetting van de Europese regelgeving in Belgisch recht werd door niemand in vraag gesteld, ware het niet dat de PS met een wetsvoorstel veel verder wilde gaan dan waar de Europese Commissie de grens legt. Ondanks het verzet van de N-VA en ook van de Open Vld en CD&V heeft de toenmalige meerderheid – nog voor de Vivaldiregering werd gevormd – dat wetsvoorstel goedgekeurd.
U zegt vandaag dat uw ontwerp van KB iets verder gaat dan de SUP-richtlijn en dat doet toch enige vrees opborrelen, mevrouw de minister. Ik stel vast dat het heel erg lang duurt en ik kan mij voorstellen dat er nog wel wat robbertjes uitgevochten moeten worden in de regering voordat er een KB komt. In uw ploeg zit vandaag immers niet iedereen op dezelfde lijn. Het jammere gevolg daarvan is dat een hele sector het slachtoffer is van een onzekere situatie.
Ik kijk uit naar de verantwoordelijkheid die u nu toch opneemt om toch met een definitief KB te komen, dat op zijn minst een stuk rechtszekerheid zal creëren.
L'incident est clos.
09 Vraag van Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het voorlopig akkoord over de Europese CO2-emissiereductiedoelstelling" (55016704C)
09 Question de Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'accord provisoire sur l'objectif européen de réduction des émissions de CO2" (55016704C)
09.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, de onderhandelaars van de Europese Raad en het Europees Parlement hebben op 21 april 2021 een voorlopig politiek akkoord bereikt over de Europese klimaatwet. Hierbij wordt de doelstelling van een klimaatneutrale EU tegen 2050 en een collectieve CO2-emissiereductiedoelstelling van ten minste 55 % tegen 2030 in wetgeving vastgelegd. Er zijn nog andere elementen bij de overeenkomst, bijvoorbeeld de oprichting van een Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering, de voorstelling door de Europese Commissie van een tussentijds klimaatdoel voor 2040 en de publicatie van een geraamde indicatieve broeikasbegroting van de EU voor de periode 2030-2050.
U hebt verklaard dat België zijn steun uitspreekt voor het akkoord en de Belgische regering de doelstellingen mee zal realiseren. Maar uw bevoegde Vlaamse collega blijft argumenteren dat Europa nog geen enkele berekening heeft gemaakt van de gevolgen voor Vlaanderen en de betaalbaarheid van de facturen voor gezinnen en kmo's en wil "geen blanco cheque tekenen". Dat is terecht. Bovendien blijft de min-35 %-doelstelling van de Vlaamse regering overeind.
Wanneer komt er een impactassessment door de Europese Commissie, die de zich aandienende en aan de nieuwe klimaatdoelstellingen aangepaste effort sharing regulation moet begeleiden?
Hoe beoordeelt de federale regering het belang van impactassessment, gelet op het intra-Belgische overleg over burden sharing en de in december 2020 geventileerde specifieke bezorgdheden van de Vlaamse regering ter zake?
Mevrouw Khattabi, de Europese top zal zich op 25 mei over het klimaatpakket buigen, maar kunt alvast enige toelichting geven?
09.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, ik ben erover verheugd dat wij na iets meer dan één jaar besprekingen een akkoord hebben gevonden over de Europese klimaatwet, die de door de Europese Raad aangenomen doelstellingen verankert en zeer interessante elementen vanwege het Europees Parlement bevat, met name het streefdoel om tegen 2050 een negatieve uitstoot te verwezenlijken en de beperking van de bijdrage van compensaties uit de landsector aan de min-55 %-doelstelling. Wij kunnen nu volop toewerken naar het Fit for 55-pakket en onze ambities omzetten in concrete sectorale wetgeving.
België steunt inderdaad het akkoord. Tijdens een DGE-overleg tussen vertegenwoordigers van de federale regering en de gefedereerde entiteiten op 19 april werd reeds duidelijk dat er een grote kans was dat op 21 april een akkoord gevonden zou worden in de trialoog tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie, dat op een brede steun zou kunnen rekenen in de Raad, aangezien een grote meerderheid van de lidstaten aan boord zou zijn. Er werd toen geconcludeerd dat België formeel zou instemmen met het resultaat van de trialoog.
Ik betreur wel dat België tijdens het voorafgaande proces niet op een constructieve manier kon bijdragen. De Vlaamse regering herhaalde namelijk in het intra-Belgisch overleg over de Europese klimaatwet, net als in alle andere dossiers waarin wordt gerefereerd aan de Europese doelstelling van min-35 % tegen 2030, steevast dat Vlaanderen zich onthoudt.
Die doelstelling werd nochtans einde vorig jaar door alle lidstaten unaniem goedgekeurd in de Europese Raad en werd als zodanig ook formeel opgenomen voor de positie van de Raad in de trialoog. Aangezien Belgische standpunten bij consensus moeten worden bepaald en de federale regering en de andere Gewesten de min-55 %-doelstelling expliciet steunen, heeft die houding er wel voor gezorgd dat het voor België bijna onmogelijk was om een actieve rol te spelen in de onderhandelingen over de Europese klimaatwet en ook de belangen van de Vlaamse burgers en bedrijven te verdedigen. Ik hoop dat, nu er een Europees politiek akkoord is over de klimaatwet, we ook op de Vlaamse regering zullen kunnen rekenen om ervoor te zorgen dat België vanaf nu een actieve en constructieve rol kan spelen in de onderhandelingen over het uiterst belangrijke Fit for 55-pakket.
Ter onderbouwing van zowel de 2050-doelstelling als van de herziene 2030-doelstelling publiceerde de Europese Commissie reeds uitgebreide analyses. Hoewel de Commissie de impact op Europees niveau heeft ingeschat en niet de specifieke impact op lidstaatniveau heeft geanalyseerd, geven de inschattingen wel degelijk de algemene tendens weer en tonen ze aan dat de verhoging van de energiesysteemkosten relatief beperkt is en dat een ambitieus klimaatbeleid niet alleen haalbaar en betaalbaar is, maar bovendien een positieve impact kan hebben op onze competitiviteit, onze economische groei en werkgelegenheid, als we de transitie goed aanpakken en een coherent en weldoordacht beleid voeren.
De impact op lidstaatniveau en zeker ook de sociale impact worden bovendien niet alleen bepaald door het ambitieniveau, maar ook door het concrete beleid en de politieke keuzes. Het is dus zaak een slim en dus coherent, geïntegreerd en toekomstgericht beleid te voeren en de kansen van de transitie volop te grijpen.
De Commissie zal naar alle verwachting in juni haar voorstel met betrekking tot de Effort Sharing Regulation publiceren, samen met een impactassessment, zoals ze wettelijk verplicht is. Uiteraard is de verdeling van de doelstelling een belangrijke politieke uitdaging. Met de federale regering hebben we dan ook het initiatief genomen en voorstellen op tafel gelegd om tot een constructieve Belgische positie te komen en uit het isolement te treden, waarin we verzeild zijn geraakt. Alleen door nu proactief op te treden, kunnen we nog tijdig onze belangen verdedigen en invloed uitoefenen bij de opmaak van de Europese verdeelsleutel. Dat zal alleen mogelijk zijn als alle Belgische overheden zich bereid tonen om tot een gemeenschappelijk positie te komen. Het blijven ter discussie stellen van een doelstelling die nu door alle lidstaten en het Europees Parlement werd aangenomen en dus ook het Vlaams Gewest zal binden, is daarmee onverenigbaar.
Ik kan dus alleen maar hopen dat de Vlaamse regering, net zoals de andere regeringen rond de tafel, dat inziet en het debat op een constructieve manier zal willen voeren.
09.03 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, de uitkomst van die trialoog was uiteraard zoals verwacht en voor mij geen verrassing.
Ik kan alleen maar herhalen dat ik uitkijk naar volgende maand, wanneer het langverwachte resultaat rond de verdeling per lidstaat er en dan ook de impactassessment per lidstaat beschikbaar zijn. Dat hoop ik althans. We zullen dan zien wat de reactie van de Vlaamse regering is. Het zullen alleszins geen gemakkelijke onderhandelingen worden, als ik lees wat uw collega daarover zegt.
L'incident est clos.
10 Vraag van Reccino Van Lommel aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het label duurzaam en de opname van kernenergie" (55016872C)
10 Question de Reccino Van Lommel à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le label "durable" et la prise en compte de l'énergie nucléaire" (55016872C)
10.01 Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de voorzitter, collega's, mevrouw de minister, zoals wij allemaal goed weten, wil de Europese Unie heel sterk inzetten op duurzame investeringen. Wij kennen natuurlijk de Europese klimaatwet, die ervoor moet zorgen dat de hele Europese Unie tegen 2050 klimaatneutraal zal zijn.
Mevrouw de minister, de vraag is alleen wat duurzaam nu eigenlijk is. Daarover blijkt er immers heel wat discussie te zijn. In principe moest er immers al in december 2020 een uitvoeringsbesluit zijn afgerond met een aantal criteria van economische activiteiten die in strijd zijn met de klimaatverandering en die een groen label verdienen. Wij zijn ondertussen mei 2021. Het is dus duidelijk dat Europa het maar niet eens geraakt over de werkelijke spelregels voor de groene duurzame investeringen of dus de taxonomie. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan alles wat te maken heeft met kernenergie en gas, waarover tot op vandaag geen uitsluitsel is. Men heeft de beslissing voor zich uitgeschoven. Frankrijk, bijvoorbeeld, ziet kernenergie wel degelijk als een middel om de opgelegde klimaatdoelstellingen te halen en is dus van mening dat ze een onderdeel moet zijn van de decarbonisatiestrategie.
Mevrouw de minister, ik had graag van u het volgende willen weten.
Wat is uw mening? Vallen de kerncentrales volgens u onder het label 'duurzaam'? Waarom vallen ze eronder? Wat is het standpunt van de regering inzake de andere heikele punten die vandaag nog bestaan en waarover geen akkoord bestaat?
10.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Lommel, er wordt inderdaad geschat dat jaarlijks 350 miljard euro aan bijkomende investeringen in het energiesysteem nodig zijn voor het behalen van de -55 %-doelstelling tegen 2030. Duurzame financiering vormt de hoeksteen om te voorzien in de financiële noden die de transitie met zich meebrengt, waarbij de private sector een belangrijke rol speelt.
De taxonomie werd reeds in juni 2020 aangenomen. Het zijn echter de gedelegeerde handelingen die op een later moment worden aangenomen. Zoals u weet, werd de eerste gedelegeerde handeling voor klimaatmitigatie en -adaptatie op 21 april 2021 aangenomen. Hierin zitten gas en nucleaire energie niet vervat, wegens de politieke gevoeligheid van deze thema's.
De gehele federale regering heeft zich resoluut achter de kernuitstap tegen 2025 geschaard en ik ben alvast niet bereid om het debat over de plaats van kernenergie in de EU-taxonomie als achterdeurtje te gebruiken om hierover in ons land opnieuw onduidelijkheid te zaaien. Onze burgers en bedrijven hebben nu in de eerste plaats zekerheid nodig.
Om te antwoorden op uw vraag, neen, ik beschouw kerncentrales niet als een duurzame activiteit. U kent alle argumenten en ik zal ze niet herhalen, maar sta mij toe u wel het regeerakkoord in herinnering te brengen, dat kernenergie als een vervuilende en dus te vervangen energiebron aanmerkt en dat de kernuitstap bevestigt als element van onze energievisie. Het zou mij ongepast lijken om in de Europese context een andere houding aan te nemen.
Fossiele brandstoffen horen op lange termijn evenmin thuis in onze energiemix en kunnen daarom alleen nog tijdelijk worden ingezet als transitietechnologie in ons land, met name in het licht van de kernuitstap.
Ik ben er zeker van dat collega Van der Straeten u dat graag zal willen toelichten.
10.03 Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u zegt dat die duurzame investeringen de hoeksteen vormen en dat u rekent op private investeringen. Dat lijkt mij allemaal duidelijk. U zegt dat kerncentrales geen duurzaam label verdienen, omdat uw regering van mening is dat deze vervuilend zijn.
Het gaat hier echter over het behalen van de CO2-doelstellingen. U zegt dat gas wel kan worden gebruikt in het transitieverhaal. Dat zal toch wel meer CO2-uitstoot betekenen en zorgt dus voor de omgekeerde redenering van hetgeen wij beogen. Het blijft dus een bepaald mantra binnen de regering. Het zijn tegengestelden van elkaar. Men gaat in 2025 een CO2-neutrale oplossing schrappen om vervolgens CO2 de lucht in te jagen. Het is natuurlijk weer het verhaal van volgen wie kan. Zowel uw collega Van der Straeten als u kunnen daarop geen deftig antwoord geven. Dat betreur ik natuurlijk wel.
Verder heb ik er akte van genomen dat u in de discussie in de Europese Unie over die taxonomie, kernenergie geen duurzaam label wilt geven. Ons standpunt is duidelijk en kent u zeker en vast, mevrouw de minister.
L'incident est clos.
11 Vraag van Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De CCAMLR-zitting van 28 april 2021" (55017065C)
11 Question de Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La rencontre de la CCAMLR du 28 avril 2021" (55017065C)
11.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, hoewel ik een flamingant ben en Jacques Brel het niet echt voor de flaminganten had, ben ik wel een fan van Jacques Brel. Dat brengt mij in Frans-Polynesië in de Stille Zuidzee, waarover mijn vraag handelt, meer bepaald over de instandhouding van de mariene fauna en flora op Antarctica.
België is al jarenlang betrokken bij de bescherming van het mariene ecosysteem in de zuidelijke Grote Oceaan. De natuurlijke rijkdommen in die wateren zijn steeds vaker gegeerd, en niet alleen vanwege de commerciële visserij. Daarnaast heeft de klimaatverandering ook impact op de biodiversiteit.
België heeft altijd de doelstelling gesteund om een netwerk van beschermde mariene gebieden te creëren over alle geografische regio's van de Zuidelijke Oceaan heen. Op de Hobartconferentie heeft België die verbintenis opnieuw bevestigd. Enkele jaren geleden ondersteunde België ook in het bijzonder de voorstellen om twee nieuwe beschermde zeegebieden vast te leggen.
Op 28 april 2021 maakte u melding van de herbevestiging van het Belgisch engagement tijdens de periodieke, jaarlijkse bijeenkomst van de Commissie voor de Instandhouding van de Mariene Fauna en Flora van Antarctica, de CCAMLR, waaraan België trouwens al bijna veertig jaar meewerkt.
Welke standpunten hebt u tijdens deze zitting precies ingenomen? Wat is de stand van zaken wat betreft de op de Hobartconferentie van oktober 2018 door België ingenomen standpunten?
11.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Ravyts, de jaarlijkse vergadering van de Commissie voor de Instandhouding van de Mariene Fauna en Flora van Antarctica vindt pas eind oktober plaats. De ministeriele vergadering van 28 april werd georganiseerd door Europees commissaris Sinkevicius in het kader van het engagement van de Europese Commissie om haar diplomatiek gewicht in te zetten voor de marinebeschermde gebieden in de Zuidelijke Oceaan. Dit engagement heeft België mee onderschreven via de Europese biodiversiteitstrategie voor 2030.
Tijdens deze ministeriele vergadering heb ik het Belgische engagement voor een duurzame wereld en een gezonde oceaan herbevestigd. Daarbij heb ik verwezen naar de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDG) van de VN en de bijdrage die deze voorstellen kunnen leveren om vooruitgang te boeken, zoals staat in SDG 14: behoud en maak duurzaam gebruik van oceanen, zeeën en maritieme hulpbronnen. Ik heb de nadruk gelegd op het belang van de bescherming van de Zuidelijke Oceaan, omwille van zijn unieke biodiversiteit en ecosystemen en zijn rol in het reguleren van het klimaat, niet alleen in Antarctica maar wereldwijd.
Voorts heb ik het Belgische engagement herhaald om binnen het nieuw globaal kader voor biodiversiteit, waarover momenteel binnen de conventies voor biologische diversiteit wordt onderhandeld, te streven naar een doelstelling van 30 % strikt beschermde marinegebieden tegen 2030.
Tot slot, heb ik gewezen op het voorbeeld dat de CCAMLR kan stellen door de huidige voorstellen voor marinebeschermde gebieden goed te keuren en zo aan te tonen dat multilaterale diplomatie en wetenschap hand in hand gaan voor het algemeen welzijn en de gezondheid van onze planeet en van iedereen.
Sinds 2018 is er inhoudelijk weinig veranderd aan de voorstellen voor beschermde mariene gebieden in Oost-Antarctica en de Weddellzee. Ondanks de weerstand van China en Rusland tegen deze voorstellen binnen de CCAMLR is de politieke steun momenteel evenwel aan het groeien. Zo sloten Australië, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Uruguay zich onlangs aan als cosponsors voor beide voorstellen. Tijdens het ministerieel evenement van 28 april kondigden Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten aan dat ook zij zich aansluiten bij de voorstellen van de Europese Unie en haar lidstaten. Alle nieuwe cosponsors werden tijdens het evenement hartelijk verwelkomd.
De komende maanden wordt het zaak om het momentum te verzilveren en met alle betrokken partijen binnen de CCAMLR, ook de minder evidente, tot een akkoord te komen om een gebied van meer dan drie miljoen vierkante kilometer in de Zuidelijke Oceaan te beschermen.
11.03 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik zag u raar kijken toen ik het had over Jacques Brel had. Hij is begraven op de Markiezeneilanden, vandaar de verwijzing. Ook Paul Gauguin, de Franse schilder, ligt daar begraven.
Ik ben tevreden met uw antwoord dat die 30 % strikt beschermde mariene gebieden wereldwijd een lovenswaardig streefdoel is. Ik meen dat, wat onze territoriale wateren betreft, wij al boven dat percentage zitten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: La question n° F017079C de M. Dallemagne a été transformée en question écrite.
Présidente:
Mélissa Hanus.
Voorzitster:
Mélissa Hanus.
12 Vraag van Wouter Raskin aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De vergroening van het bedrijfswagenpark" (55017367C)
12 Question de Wouter Raskin à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le verdissement du parc des voitures de société" (55017367C)
12.01 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, de regering heeft de ambitie om de bedrijfswagenfiscaliteit te vergroenen. Vanaf 2026 zouden alleen wagens die geen CO2 uitstoten, een fiscaal gunstregime van 100 % aftrekbaarheid behouden. De bedoeling is dat het Belgische bedrijfswagenpark op die manier tegen 2030 volledig elektrisch is.
Een gefaseerde regeling is door uw collega Vincent Van Peteghem in een voorontwerp van wet gegoten, maar de discussie erover in de regering blijkt moeizaam te verlopen. Dat concludeerden wij toen er in de vergadering van het kernkabinet van afgelopen vrijdag geen beslissing werd genomen. Waar wringt het schoentje? Door de nieuwe regels zou het systeem van de bedrijfswagen mogelijk nog aantrekkelijker worden dan voorheen.
Schaart u zich achter het voorontwerp van wet van minister Van Peteghem, ook al zou dat het systeem van de bedrijfswagen aanmoedigen en dus mogelijk geen enkele wagen van de weg halen?
Hoe verzoent u die plannen met het verhaal van een circulaire economie, waarover wij het al gehad hebben in de commissie? Wat dient er te gebeuren met de bestaande voertuigen?
Door het bedrijfswagenpark te vergroenen, wil de regering ook de vergroening van het gewone wagenpark stimuleren. Vandaag verdwijnen echter heel wat bedrijfswagens aan het einde van de leaseperiode naar een buitenlandse tweedehandsmarkt. Hoe zult u verzekeren dat dat niet gebeurt met de elektrische bedrijfswagens van morgen? Hoe wilt u er, met andere woorden, voor zorgen dat zij effectief zullen bijdragen aan de vergroening van het Belgische wagenpark?
12.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer Raskin, de regering heeft inderdaad de ambitie om het bedrijfswagenpark emissievrij te maken. Wij hebben de ambitieuze datum van 2026 ingeschreven in het regeerakkoord. Vanaf dan mogen alleen nog emissievrije bedrijfswagens op de markt komen.
Ik verwelkom de voorstellen van minister Van Peteghem. Hij neemt de koe bij de hoorns en maakt onmiddellijk werk van die belangrijke klimaatmaatregel door fiscale hervormingen, die nu verder besproken worden in de regering.
Uit onderzoek in opdracht van stakeholders is bekend dat die maatregel de non-ETS-emissies van transport met meer dan 10 miljoen ton CO2 kan reduceren in de periode tot 2030. Dan loopt de reductie zelfs op tot meer dan 2 miljoen ton per jaar. Ik hoef u er niet aan te herinneren dat ook in het Vlaams Energie- en Klimaatplan 2021-2030 naar de maatregel wordt verwezen en dat de Vlaamse regering in het verleden reeds bij het federaal niveau aandrong om er versneld werk van te maken.
Wat uw concrete vragen betreft, de voorstellen van minister Van Peteghem omvatten meer dan wat tot nu toe in de publieke discussie aan bod is gekomen. Door ook de klimaatambitie te verhogen voor bestelwagens, vrachtwagens, laadpalen en het mobiliteitsbudget heeft hij een interessant pakket van maatregelen op tafel gelegd om ons land bij de koplopers op het vlak van emissievrije mobiliteit in Europa en zelfs wereldwijd te brengen.
Dat is niet alleen goed voor het klimaat, maar ook voor de luchtkwaliteit, in verband waarmee een inbreukprocedure loopt tegen Antwerpen en Brussel voor het overtreden van de luchtkwaliteitsnormen. Het lijdt bovendien geen twijfel dat, gelet op de technologische revolutie van vandaag, vooroplopen de job- en ondernemingskansen van de toekomst creëert. Het is nog te vroeg om uitspraken te doen over de omvang van het bedrijfswagenpark na de hervorming, omdat die afhangt van de concrete parameters, die nog nader worden besproken. Net door gelijktijdig ook werk te maken van de verbetering van het mobiliteitsbudget geeft de heer Van Peteghem het signaal dat hij ook op de modal shift voor het woon-werkverkeer wil inzetten. Daarvoor heeft hij natuurlijk mijn steun.
Het fossiele wagenpark is verre van circulair. Jaarlijks zetten we in België meer dan 10 miljard liter motorbrandstoffen om in afvalproducten die in de atmosfeer terechtkomen en er schade aanrichten. Een mobiliteitssysteem met zachte vervoersmiddelen en door elektriciteit of hernieuwbare energie aangedreven voertuigen is een belangrijke stap naar een kringloopmodel. Metalen kunnen veel beter hergebruikt en gerecycleerd worden. Daartoe willen we de verplichting bij de producenten leggen om een steeds groter aandeel van de metalen uit bijvoorbeeld batterijen te recycleren. Dat ligt nu voor in de nieuwe Europese richtlijn rond batterijen die zijn oorsprong vindt in het onderdeel voor de circulaire economie in de Green Deal. Elektrische voertuigen hebben bovendien een veel kleinere klimaatimpact dan benzine- of dieselwagens, zelfs als ze deels door stroom uit gascentrales worden aangedreven.
Eerlijk gezegd ben ik wat verwonderd over uw derde vraag. Het antwoord ligt immers bij het gewestelijk beleid en daar loopt een en ander fout. De reden waarom een belangrijk deel van de dieselwagens in het bedrijfswagenpark nu wordt uitgevoerd, is dezelfde als de reden waarom in de toekomst elektrische wagens wel naar het particuliere park kunnen doorstromen, namelijk de voertuigfiscaliteit. Het zijn de Gewesten die de tarieven bepalen voor de belasting op inverkeersstelling en de verkeersbelasting. In de Vlaamse regering is ter zake uw partijgenoot Diependaele bevoegd.
De BIV en VB benadelen terecht dieselwagens. Dat is een van de redenen waarom die wagens gelukkig niet allemaal van het bedrijfswagenpark naar het autopark voor particulieren verdwijnen. Als de BIV en de verkeersbelasting relatief voordeliger zijn voor emissievrije voertuigen, dan zullen die wel degelijk hun weg vinen naar het particuliere wagenpark en tijdens hun hele levensduur voordeel opleveren voor de lokale luchtkwaliteit en de lage broeikasgasemissie in de non-ETS-sectoren
Ik merk op dat de gewestelijke autofiscaliteit nu ook nog wagens op fossiel gas bevoordeelt. Dat is alvast een eerste werkpunt, als we bekommerd zijn om de doorstroom van emissievrije wagens naar het particuliere wagenpark. Daarnaast kunnen we de aantrekkelijkheid van elektrisch rijden verhogen door de prijsverhouding tussen motorbrandstoffen en elektriciteit te verbeteren. Opnieuw, het zijn grotendeels de Gewesten die bevoegd zijn inzake de vele kosten die worden doorgerekend in de elektriciteitsfactuur. Ik kijk uit naar een daadkrachtig ingrijpen, ook in Vlaanderen, dat mede op dat vlak de elektriciteitsfactuur verlicht.
12.03 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Dat een elektrische wagen op zich minder CO2 uitstoot is logisch en evident. De vraag is hoeveel CO2 er mogelijk vrijkomt bij het genereren van de elektriciteit. Maar dat was de discussie niet. Ik kom er wel even op terug, omdat u erop alludeert.
Het is natuurlijk een moeilijk verhaal. Initieel ging het om een wetsvoorstel van de heer Lachaert, dat nog vóór de installatie van de Vivaldiregering hier op tafel van de commissie lag. Vervolgens moest de heer Van Peteghem wegens lekken op IKW-niveau de vlucht vooruit nemen en communiceren over zijn voorontwerp. Op vrijdag 7 mei 2021 stond dat op de agenda van het kernkabinet, maar er werd geen beslissing genomen. In plaats van vooral te verwijzen naar het gewestelijke niveau, met name Vlaanderen, kunt u zich het best concentreren op het federale niveau.
Ik zal u immers vertellen waar het schoentje knelt, mevrouw de minister. Het wringt grotendeels bij de socialisten, uiteraard omdat zij beducht zijn voor de budgettaire impact. De nota van de Inspectie Financiën is daarover heel duidelijk: 700 miljoen euro minder inkomsten uit vennootschapsbelastingen met daarbovenop nog eens honderden miljoenen euro aan accijnzen minder.
Mevrouw de minister, het probleem ligt natuurlijk ook bij uw politieke familie, omdat u worstelt met een voorstel dat mogelijks het systeem van de bedrijfswagen nog aantrekkelijker maakt, gezien de 100 % fiscale aftrekbaarheid in de toekomst, wat er mogelijk toe leidt dat geen enkele wagen van de weg wordt gehaald.
Wij kijken alleszins met veel interesse uit naar de voortgang van het project.
Het incident is gesloten.
13 Vraag van Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De noodzaak aan een nieuw samenwerkingsakkoord over de veiling van emissierechten" (55017393C)
13 Question de Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La nécessité d'un nouvel accord de coopération sur la mise aux enchères des quotas d'émission" (55017393C)
13.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, u bent een ijverig twitteraar. Op 4 mei hebt u, naar aanleiding van de nieuwe stijging van de CO2-prijs, getwitterd: "De inkomsten uit de verkoop van emissierechten vloeien terug naar de lidstaten. De federale overheid wil voor de COP26 in Glasgow een nieuw samenwerkingsakkoord afsluiten, zodat de middelen beschikbaar zijn voor onder andere klimaatinvesteringen van de verschillende overheden.“
Het huidige samenwerkingsakkoord, daterend van 12 februari 2018, legde voor de periode 2013-2020 de modaliteiten vast voor de nationale implementatie van de Belgische klimaat- en energiedoelstellingen. Dat samenwerkingsakkoord regelt ook de intra-Belgische verdeling van de opbrengsten van de veiling van emissierechten. Reeds twee jaar geleden bleek dat het EU-ETS voor België al meer dan 1 miljard euro had opgebracht sinds de lancering ervan in 2013. Er bestaat een vaste verdeelsleutel. Het federaal aandeel is eerder beperkt, namelijk 9 tot 10 % van de opbrengsten.
Hoewel het samenwerkingsakkoord enkel afspraken bevat voor de handelsperiode 2013-2020, stellen sommige bronnen dat het eigenlijk voor onbepaalde duur werd gesloten. De nationale klimaatcommissie en het energieoverleg tussen de federale staat en de Gewesten, ENOVER, hebben in april 2021 ondertussen hun eerste gezamenlijke rapport over de uitvoering van het burden-sharingakkoord goedgekeurd.
Mevrouw de minister, hoe ziet u precies de noodzaak aan een nieuw samenwerkingsakkoord aangaande het aspect van de opbrengst van de veiling van emissierechten? Welke wijzigingen moeten er volgens u precies gebeuren? Zijn er daarover binnen ENOVER en de nationale klimaatcommissie gesprekken aan de gang? Wanneer is er daarover politiek overleg gepland?
Niet onbelangrijk is de stijging van de CO2-prijs. Wellicht vindt u die fantastisch, maar consumenten met variabele contracten zullen die wel voelen en zij vinden dat minder fantastisch.
13.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer Ravyts, het is een belangrijk en dringend dossier, daarmee zijn we het eens. De vorige samenwerkingsovereenkomst had betrekking op de periode 2013 tot en met 2020, zowel voor de verdeling van de doelstellingen als voor de veilingopbrengsten. Dit wordt op verschillende plaatsen in de overeenkomst bevestigd, met name in artikel 39 waarin staat dat de verdeling van de veilingopbrengsten volgens de aangegeven percentages alleen betrekking heeft op de opbrengsten van 2013 tot en met 2020.
Het is dus niet de bedoeling dat deze bepaling na deze termijn de facto wordt toegepast. Ze kan niet worden gebruikt als basis voor de toewijzing van inkomsten vanaf 1 januari 2021. Vandaar de noodzaak aan een nieuwe samenwerkingsovereenkomst voor de periode 2021-2030, die niet alleen de mogelijkheid moet bieden de inkomsten uit veilingen op deze manier te verdelen, maar ook een breder kader moet vaststellen voor het bepalen van de doelstellingen en de regels voor het toezicht op de naleving en het respecteren van de doelstellingen door alle ondertekenende partijen.
Sinds het begin van dit jaar heeft het Waalse voorzitterschap van de Nationale Klimaatcommissie verscheidene bilaterale vergaderingen gehouden met elk van de partijen, om na te gaan hoe het nu verder moet. Elk van de partijen verklaarde zich bereid tot een intensieve dialoog om naar de NKC terug te komen met voorstellen voor een politiek akkoord. Alle partijen waren het eens over de doelstelling om voor de COP26 in Glasgow in november 2021 een politiek akkoord te bereiken. Een eerste gezamenlijke, plenaire vergadering van de NKC en ENOVER-CONCERE is gepland voor 21 mei. Tijdens deze vergadering zal de voorzitter van de NKC naar verwachting verslag uitbrengen over de resultaten van het bilateraal overleg, om te bepalen wat de volgende stappen in het proces zijn en welk tijdsschema nodig is om de contouren van een overeenkomst op te stellen.
13.03 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik ben inderdaad een klein beetje te vroeg. Het is immers nog geen 21 mei, maar men zal snel moeten werken wanneer men daarover een politiek akkoord wil bereiken vóór de COP. Dit is een heel belangrijke materie. U weet dat er in Vlaanderen, zeker bij mijn progressieve collega's, veel ophef bestaat over het compensatiemechanisme voor hoogintensieve bedrijven dat in het Vlaams Klimaatfonds werd opgenomen met betrekking tot energie.
Het incident is gesloten.
14 Question de Daniel Senesael à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le captage et le stockage du CO2" (55017453C)
14 Vraag van Daniel Senesael aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De afvang en opslag van CO2" (55017453C)
14.01 Daniel Senesael (PS): Madame la présidente, madame la ministre, ces dernières années, de nombreux projets mobilisant différentes techniques de captage et de stockage du CO2 ont été développées en Europe. Citons, à titre d'exemple, le projet "Porthos" lequel mobilise à la fois l'autorité portuaire du port de Rotterdam et plusieurs entreprises – la mise en place d'un projet analogue dans le port d'Anvers est actuellement étudiée – ou encore le projet "Longship" décidé par le gouvernement norvégien.
Le captage et le stockage du CO2 recouvrent une série de procédés pouvant requérir, pour être réellement efficaces, des améliorations. Dans votre note de politique générale, vous évoquiez la nécessité de "prêter attention aux énergies renouvelables innovantes pour le captage, la réutilisation et le stockage du CO2".
À ce sujet, vous mentionniez votre volonté de "consulter la ministre de l'Énergie sur la manière dont nous pouvons mettre en place des projets pilotes à cet effet et mettre en place un cadre réglementaire pour accélérer ces innovations". Pouvons-nous avoir votre retour à ce propos, ainsi que sur les initiatives réalisées et envisagées?
Des contacts avec vos collèges régionaux compétents ont-ils été pris en la matière? Le cas échéant, pouvons-nous obtenir des informations à cet égard?
14.02 Zakia Khattabi, ministre: Madame la présidente, monsieur Senesael, atteindre la neutralité climatique en 2050 nécessitera des efforts particulièrement importants dans tous les secteurs. Dans les secteurs du bâtiment, du transport et de la production d'électricité, nous devons viser des émissions nulles ou pratiquement nulles à long terme.
Par contre, nous savons qu'afin de décarboner complètement l'industrie, nous devrons avoir recours, en bout de chaîne, à une quantité potentiellement non négligeable de capture de carbone. Dans cette perspective, j'observe avec intérêt les projets en développement dans le monde et chez nous tout en restant attentive à la manière dont ceux-ci prennent ou prendront en compte les risques associés à ces technologies.
Le plan belge de relance et de résilience comporte deux volets liés au captage, à la réutilisation et au stockage du CO2.
D'une part, le gouvernement fédéral, en coopération avec les autorités régionales, prendra des mesures pour permettre une révision législative, afin de créer un cadre plus élaboré pour les marchés du H2 et du CO2. D'autre part, il existe un projet d'investissement de 95 millions d'euros pour le développement d'un premier réseau de transport de CO2 de quelque 100-160 km et d'unités terminales dans les principaux pôles industriels de Flandre: Anvers et Gand et de Wallonie: Hainaut, Liège et les vallées de la Sambre et de la Meuse. À cette fin, les infrastructures de gaz naturel existantes non utilisées seront adaptées dans la mesure du possible.
En ce qui concerne ces matières, ma collègue Tinne Van der Straeten a commandé une étude à Deloitte, en étroite collaboration avec la DG de l'énergie du SPF Économie. Les résultats de cette étude sur l'avenir du gaz dans le contexte d'une Belgique climatiquement neutre, seront présentés le 18 mai. Les conclusions conduiront certainement à de nouvelles réflexions et discussions au sein des organes de concertation CNC (Commission natioanel Climat) et CONCERE (CONCertation entre l'État fédéral et les RÉgions).
Permettez-moi d'insister sur le fait qu'il ne faut pas oublier qu'à long terme, le CCUS ne peut offrir qu'une réponse très limitée au défi de la neutralité climatique d'ici à 2050 et qu'il ne devrait être déployé que dans les secteurs difficiles à décarboner complètement!
Pour réaliser la transition vers la neutralité climatique, nous devons tout d'abord nous efforcer de supprimer à terme l'utilisation des combustibles fossiles.
14.03 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie de vos réponses, qui sont dans la lignée reprise dans votre déclaration de politique générale. Je me réjouis également de connaître les résultats de l'étude menée par votre collègue, le 18 mai prochain, pour examiner les conclusions, d'une part, et les actions qui pourront être entreprises, d'autre part.
Het incident is gesloten.
15 Question de Daniel Senesael à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'impact climatique des cryptomonnaies" (55017454C)
15 Vraag van Daniel Senesael aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De klimaatimpact van de cryptomunten" (55017454C)
15.01 Daniel Senesael (PS): Madame la présidente, madame la ministre, les cryptomonnaies nécessitent le fonctionnement permanent d'un nombre important de processeurs informatiques, ceci impliquant une consommation d'électricité considérable. L'université de Cambridge a notamment estimé que la consommation d'électricité d'un pays comme la Belgique équivalait à 52,82 % de celle du bitcoin.
Madame la ministre, pouvons-nous obtenir votre retour au sujet de cette problématique? Des initiatives y afférentes sont-elles envisagées, aux niveaux européen et international plus particulièrement?
La Banque centrale européenne a récemment publié un rapport portant sur la possible création d'une monnaie numérique européenne inspirée des cryptomonnaies. L'un des apports de cette monnaie pourrait être de diminuer l'empreinte carbone du système monétaire et de paiement actuellement employé en Europe. Notons toutefois le manque d'informations mentionnées relatives à la nature de la technologie qui pourrait être utilisée. Pouvons-nous avoir votre point de vue à propos de ce projet et de ses possibles impacts climatiques?
15.02 Zakia Khattabi, ministre: Madame la présidente, monsieur Seneseal, les cryptomonnaies subissent un processus de minage très énergivore. Il faut imaginer des milliers de personnes sur Terre, faisant tourner en permanence leurs ordinateurs pour miner telle ou telle cryptomonnaie, et espérer bénéficier d'une récompense.
Une étude de 2019 arrive à un maximum théorique de la moitié de la consommation énergétique mondiale actuelle si tout le monde se mettait à miner du bitcoin avec du matériel courant. En pratique, l'intensité du minage dépend de la valeur de la cryptomonnaie en question, du prix de l'électricité et de la performance énergétique des ordinateurs utilisés. Le gain espéré doit être positif. Lors des épisodes de haute valeur de la cryptomonnaie visée, il est vraisemblable que plus d'énergie est utilisée pour son minage. Le minage devrait, par ailleurs, diminuer avec le temps.
Ceci étant dit, le principe des cryptomonnaies actuelles pose un problème environnemental certain. Certaines nouvelles cryptomonnaies du marché se basent sur des consensus différents, par exemple, de ceux qui concernent le bitcoin, et en principe moins énergivores. Il y a donc un potentiel de réduction d'empreinte énergétique de ce type de monnaies. A priori, je ne vois pas ce qu'une cryptomonnaie pourrait apporter de plus à l'environnement que la monnaie électronique conventionnelle. Cette dernière a également une empreinte énergétique d'un autre ordre que l'empreinte énergétique de la fabrication de billets et de pièces de monnaie qui, elle, diminue avec la diminution de ce moyen de paiement.
Je vous suggère, monsieur Senesael, de poser également votre question à mon collègue Mathieu Michel, en charge du numérique, voire au ministre des Finances Van Peteghem, pour ce qui relève de la technologie qui serait employée par la Banque centrale européenne.
Comme j'avais répondu de manière plus détaillée à une question écrite de M. Burton relative au même sujet, je propose de joindre à la présente réponse celle que je lui avais apportée.
15.03 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse et, surtout, de l'intérêt que vous y avez prêté. Ce thème n'est en effet pas nécessairement le plus abordé lorsque l'on évoque l'impact climatique. Vous précisez bien le caractère très énergivore des cryptomonnaies, qui se révèlent problématiques sur le plan environnemental. Vous avez aussi indiqué la potentielle réduction de leur empreinte énergétique.
Je ne manquerai pas de prendre connaissance de votre réponse à la question écrite de mon collègue ni de me tourner vers le ministre des Finances Van Peteghem et le secrétaire d'État Michel.
Het incident is gesloten.
16 Question de Daniel Senesael à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les responsabilités du secteur financier à l'égard du climat" (55017455C)
16 Vraag van Daniel Senesael aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De verantwoordelijkheden van de financiële sector ten aanzien van het klimaat" (55017455C)
16.01 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, le 13 avril 2021, l'ONG ClientEarth a entamé une action en justice à l'encontre de la Banque nationale de Belgique (BNB) devant le tribunal de première instance de Bruxelles. Plus précisément, ClientEarth a demandé au tribunal d'interroger la Cour de justice européenne sur la légalité du programme de rachat de titres financiers de la Banque centrale européenne auquel participe la BNB. Ce programme est accusé de favoriser les activités parfois très polluantes ou liées à des énergies fossiles de très grandes entreprises. Il contreviendrait à l'obligation de soutenir les politiques économiques de l'Union – dont celles concernant la lutte contre le changement climatique – soutenue par les traités européens.
Madame la ministre, pouvons-nous avoir votre retour sur la question de la responsabilité du secteur financier à l'égard de la problématique climatique? Pouvons-nous obtenir des informations au sujet des mesures y afférentes actuellement en vigueur en Belgique?
Dans votre note de politique générale, vous évoquiez votre volonté d'aider le secteur financier à pleinement prendre en compte la transition vers la neutralité climatique et l'existence de risques climatiques dans leurs processus décisionnels. Vous évoquiez en outre votre souhait de discuter avec le ministre des Finances de la mise en place d'une stratégie et d'un plan d'action de financement vert qui aideront le secteur financier à jouer son rôle en alignant les flux financiers sur vos objectifs climatiques et en veillant à ce que les acteurs financiers prennent en compte les risques climatiques dans leur prise de décision. Pouvons-nous être informés des avancées réalisées ou envisagées en la matière?
16.02 Zakia Khattabi, ministre: Monsieur Senesael, le secteur financier doit, comme tous les secteurs, aligner ses activités avec la transition durable et devenir un acteur de premier plan dans la lutte contre la crise climatique.
La politique de financement durable est principalement décidée au niveau européen, avec notamment le règlement sur la divulgation de l'information liée à la durabilité dans le secteur des services financiers, en vigueur depuis le 10 mars 2021. Ce règlement concerne entre autres les banques, les assureurs, les gestionnaires d'actifs et les entreprises d'investissement qui proposent des produits et services financiers dans l'Union européenne. Ils sont donc désormais soumis à des obligations de divulgation en matière de durabilité.
Bien entendu, le rôle du gouvernement, aux côtés du secteur privé, ne doit pas non plus être sous-estimé. C'est pourquoi mon administration, en collaboration avec celle du ministre Van Peteghem, a lancé l'initiative visant à développer une stratégie belge du financement vert.
Les options politiques sur lesquelles reposera la stratégie sont en cours d'élaboration avec l'appui de la Commission européenne. En raison de l'importance d'une telle stratégie, la Belgique recevra pas moins de 350 000 euros de soutien indirect pour cette mission.
Nous nous concentrons ici sur l'écologisation des flux financiers, tant privés que publics. Le développement de cette stratégie se fera par le biais de processus participatifs, où toutes les parties qui ont un intérêt dans une telle stratégie seront entendues.
Nous sommes actuellement dans la phase initiale. Le cahier des charges est pratiquement finalisé. À la fin du mois de juin au plus tard, un consultant devrait être désigné pour cette tâche. L'ensemble de la mission prendra environ 18 mois et devrait être achevé au dernier trimestre de 2022.
16.03 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, merci pour l'attention que vous avez apportée à ma question. Je voudrais retenir deux éléments qui me semblent essentiels et prépondérants. D'une part, vous soutenez que le secteur financier est un acteur de premier plan dans la lutte contre le réchauffement climatique. Je me réjouis de cette prise de conscience et de la mise en évidence et en action de la stratégie reprise dans votre note de politique générale. D'autre part, je me réjouis de voir le suivi du développement stratégique belge du financement vert que vous mettez sur pied avec votre collègue. Nous ne manquerons évidemment pas de suivre avec attention le développement de cette initiative.
Het incident is gesloten.
17 Question de Séverine de Laveleye à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les masques buccaux" (55017531C)
17 Vraag van Séverine de Laveleye aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Mondmaskers" (55017531C)
17.01 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame
la ministre, depuis le début de la pandémie de Covid-19, les masques buccaux
pour le grand public ont joué un rôle important dans la stratégie de limitation
de la transmission de l’infection. Des questions pertinentes ont toutefois été
soulevées ces derniers mois quant à leur sécurité. Il y a d’abord eu ces
annonces inquiétantes révélant que les masques Avrox qui avaient été achetés
contiennent des nanoparticules d’argent et de dioxyde de titane. Indépendamment
de la fraude potentielle qui vient d’être mise au jour, un rapport de Sciensano
a finalement eu pour conséquence que ces masques n’ont plus été distribués en
raison d’un possible effet toxique sur la santé. Par ailleurs, une
problématique similaire s’est développée récemment au Canada à propos de
masques traités au graphène ; là aussi, ils ont été retirés du marché en raison
d’un impact potentiellement indésirable sur la santé. Madame la ministre, mes
questions sont les suivantes. J’aurais voulu savoir quelles autres démarches
vous avez entreprises dans ce cadre entre temps? Outre les effets des masques
sur la santé, dispose-t-on également de données quant à leur impact sur
l’environnement?
17.02 Zakia Khattabi, ministre: Madame la présidente, madame de Laveleye, les masques pour le grand public sont devenus un maillon essentiel à l'échelle mondiale dans la lutte contre la propagation du virus du covid-19. Différentes sortes et formes de masques sont aujourd'hui disponibles, notamment des masques en tissu réutilisables, des masques chirurgicaux et des équipements de protection individuelle comme les masques FFP2.
Certains de ces masques s'avèrent effectivement être traités aux biocides dans le but de réduire le risque de contaminations virales et/ou bactériennes via le masque, d'allonger la durée de vie de ces masques ou encore d'éviter des odeurs désagréables.
Une théorie relativement nouvelle utilisée à cette fin est celle de nanoparticules à base notamment d'argent, de dioxyde de titane et de cuivre. Les deux premières substances citées ont été retrouvées dans les masques en tissu de la marque Avrox. Faisant suite à un avis du Conseil Supérieur de la Santé, ces masques ne sont plus distribués. Leur utilisation est déconseillée en raison de leur possible toxicité pour la santé en cas d'inhalation.
Il est par ailleurs exact que le service de santé canadien publiait, le 2 avril 2021, un avertissement pour les masques traités au graphène qui est également un biocide. Les premières analyses d'expertises scientifiques réalisées au Canada montrent que l'inhalation des particules pouvait se révéler toxique pour les poumons chez les animaux d'expérience. Outre les nanoparticules précitées, un autre masque en tissu traité au biocide appelé "polyhexanide" ou PHMB fait actuellement l'objet d'un retrait du marché en raison de sa toxicité pour la santé.
Votre question concernant l'impact éventuel sur l'environnement est pertinente. Tout d'abord, le principe même d'un masque à usage unique pose un problème pour l'environnement eu égard à la problématique des déchets. Outre la pollution engendrée par sa dispersion accidentelle directement dans la nature, il y a le fait que le principe de l'économie linéaire n'est pas tenable à long terme. Par ailleurs, se pose la problématique des masques traités aux biocides. Pour plusieurs des biocides que j'ai cités, toute exposition a un impact négatif sur l'environnement. Ce sont principalement les organismes aquatiques qui semblent être particulièrement sensibles à ces effets toxiques.
Nous ne disposons cependant pas encore de données suffisantes en termes de santé ou d'écotoxicité en ce qui concerne les masques traités aux nanoparticules. Des incertitudes subsistent par rapport à l'exposition réelle en cas d'utilisation de ces masques ainsi que par rapport aux effets potentiellement indésirables pour l'homme ou pour l'environnement pouvant résulter de leur nettoyage ou de leur traitement en tant que déchets.
Il est évident que cette question doit faire et fait l'objet d'un suivi très strict. Plusieurs services coopèrent de façon constructive sur cette problématique relativement nouvelle. Des analyses et des inspections complémentaires sont en cours.
Un des facteurs critiques dans ce dossier tient au fait que la législation européenne en matière de biocides a ses limites. Bien que la procédure d'évaluation de certains biocides comme les nanoparticules d'argent dans les masques Avrox soit toujours en cours au niveau européen, les règles européennes au sens strict permettent entre-temps leur utilisation.
Notre législation belge présente, elle aussi, des lacunes. Pour ce qui concerne spécifiquement les nanoparticules, le cadre législatif actuel repose sur l'arrêté royal du 27 mai 2014 relatif à la mise sur le marché de substances manufacturées à l'état nanoparticulaire. Or, il apparaît que la dernière partie de cet arrêté portant sur l'enregistrement des articles traités avec des nanoparticules n'a pas fait l'objet d'une entrée en vigueur au cours de la précédente législature. Nous nous penchons actuellement sur une extension de l'arrêté royal.
Compte tenu du principe de précaution et conformément à notre vision One Health, nous recommandons la prudence par rapport aux masques traités aux biocides, par exemple les nanoparticules. La santé et l'environnement sont indissociables en la matière. Il faut donc poursuivre et finaliser les études pour dégager un jugement définitif sur la sécurité des masques aux nanoparticules qui ont été examinés.
Pour reprendre la conclusion du Conseil Supérieur de la Santé dans l'avis qu'il a formulé fin février, il y a lieu de se demander si un traitement biocide des masques buccaux est réellement nécessaire. Cela n'enlève évidemment rien au fait que le port du masque demeure fortement conseillé dans le cadre de la lutte contre le covid-19.
Bien entendu, je partage mes préoccupations dans ces matières avec mon collègue Frank Vandenboucke et ensemble, nous suivons le dossier de très près.
17.03 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie beaucoup pour votre réponse détaillée. Je précise que des questions ont été posées à votre collègue Vandenbroucke sur les impacts directs sur la santé humaine.
Quelques éléments de réplique. D'abord, le port du masque est une évidence pour lutter contre le covid-19. Il n'y a pas le moindre doute. Il importe de rappeler que l'on ne remet nullement en cause l'approche par rapport aux masques du personnel soignant. Il importe aussi de savoir que le gouvernement travaille sur une approche tout à fait exigeante pour ce qui est des masques en tissu que la plupart d'entre nous utilisent.
Pour ce qui concerne l'aspect purement environnemental, j'apprécie beaucoup que le gouvernement suive le principe de précaution. Sur de nombreux autres dossiers, nous espérons qu'il en sera ainsi suivant notamment les recommandations de nos administrations, pour certains pesticides, par exemple. Je m'empresserai de poser la question à M. Clarinval.
Il est très rassurant de voir que le gouvernement a suivi le principe de précaution ainsi que d'entendre que les recherches se multiplient pour mieux comprendre les impacts sur notre santé ainsi que sur les écosystèmes. Quand on est confronté à de nouveaux types de comportements ou à de nouvelles technologies pour nous protéger, l'on peut se douter que l'analyse d'impacts nécessite du temps.
J'entends aussi qu'au niveau législatif, il y a des choses à faire tant au niveau belge qu'européen. Madame la ministre, vous avez tout cela entre les mains. Nous serons intéressés de constater les avancées dans les prochains mois.
Het incident is gesloten.
18 Question de Christophe Bombled à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La rencontre avec la ministre de l’Environnement du Chili" (55017539C)
18 Vraag van Christophe Bombled aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De ontmoeting met de Chileense milieuminister" (55017539C)
18.01 Christophe Bombled (MR): Madame la
présidente, madame la ministre, le 4 mai, vous avez rencontré la ministre
de l'Environnement du Chili, madame Carolina Schmidt. Depuis l'accord de Paris
en 2015, le Chili a amorcé un changement quant à son approche au changement
climatique. Son message est transversal et met en évidence le fait que le
développement économique et l'action climatique ne s'excluent pas mutuellement
mais, au contraire, sont les deux faces d'une même pièce. La ministre chilienne
a dirigé l'élaboration d'une feuille de route sur l'économie circulaire, qui
vise à établir des objectifs audacieux pour son pays. Elle a également lancé en
2019 le premier programme d'économie circulaire en Amérique Latine.
Madame la ministre, mes questions sont les
suivantes. Pourriez-vous nous préciser ce qui ressort de votre entretien avec
votre homologue chilienne? Quelles sont les éléments importants que vous
retenez de cette rencontre? Le ministre Dermagne et vous-même devez présenter
prochainement un plan d'action pour l'économie circulaire (en d'autres mots le
Plan fédéral pour l'économie circulaire). Vous déclarez à la fin de votre
communiqué que beaucoup d'enseignements sont à tirer du Chili pour lier
l'économie circulaire aux objectifs climatiques et porter ce message ensemble
lors de la COP 26. Pouvez-vous dès lors nous préciser quels sont ces
enseignements intéressants à intégrer dans le plan belge?
Je vous remercie, madame la ministre, pour
les réponses que vous voudrez bien m'apporter.
18.02 Zakia Khattabi, ministre: Monsieur Bombled, mardi dernier, j'ai rencontré pour la première fois la ministre chilienne de l'Environnement Carolina Schmidt. L'échange fut bref, mais constructif. Nous avons essentiellement abordé l'enjeu du changement climatique et l'économie circulaire, ainsi que le rapport entre les deux questions. L'économie circulaire est indispensable à l'atteinte des objectifs climatiques de l'Accord de Paris. Dans nos efforts de réduction des émissions, l'accent est mis sur la production et la consommation directes des énergies. Or les émissions de gaz à effet de serre issues de la production de biens de consommation, des matériaux de construction et de l'agriculture méritent également notre attention.
En effet, comme le démontre la Fondation Ellen MacArthur, alors que la transition vers des énergies renouvelables permettrait de réduire de 55 % les émissions de gaz à effet de serre, les 45 % d'émissions restantes dépendent principalement de nos modes de consommation et de production de notre alimentation. L'économie circulaire remplit un rôle crucial au sein de ces 45 %. C'est pour cette raison que le Chili l'a incluse dans sa récente contribution déterminée à l'échelle nationale d'une stratégie à long terme de faible émission.
L'économie circulaire présente un énorme potentiel sur le plan social, climatique et environnemental. Avec la ministre Schmidt, nous sommes convenus d'entretenir le dialogue et de collaborer, afin de nous assurer que ce concept sorte de sa niche et que son potentiel soit pleinement saisi.
Comme indiqué dans ma note politique et dans l'accord de gouvernement fédéral, j'élabore, avec mon collègue de l'Économie Dermagne, et en concertation avec les entités fédérées, un plan fédéral d'action pour l'économie circulaire, afin de réduire significativement le recours aux matières premières ainsi que l'empreinte des matériaux dans la production et la consommation. Ce plan se réfère explicitement au rapport entre l'économie circulaire et le climat.
18.03 Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Il est toujours fructueux de tirer les enseignements de politiques menées dans d'autres pays, bien que tout ne soit évidemment pas transposable.
Dans votre note de politique générale, vous indiquiez en effet que le Pacte vert européen, son plan d'action pour une économie circulaire et l'initiative européenne à venir sur les produits durables constituaient la principale base des actions relatives aux produits que vous comptiez entreprendre sous cette législature.
Le passage d'une économie linéaire à une économie circulaire exigera des investissements publics. C'est avec grand intérêt que nous découvrirons votre plan d'action pour l'économie circulaire.
Het incident is gesloten.
19 Question de Christophe Bombled à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le Plan fédéral de Développement durable" (55017540C)
19 Vraag van Christophe Bombled aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Het Federaal Plan voor Duurzame Ontwikkeling" (55017540C)
19.01 Christophe Bombled (MR): Madame la
ministre, le 19 mars dernier, le Conseil des ministres a pris acte de
l'avant-projet de Plan fédéral pour un Développement durable (PFDD), élaboré
par la Commission interdépartementale pour le développement durable (CIDD).
L'objectif de ce plan est de répondre aux
engagements internationaux et européens (l'Agenda 2030 et les objectifs de
développement durable entre autres), mais également de définir les actions à
entreprendre pour tendre vers les objectifs de la vision stratégique fédérale à
long terme.
A la lecture de cet avant-projet de plan, il
s'avère que de nombreuses mesures relèvent des compétences régionales ainsi que
de compétences que vous partagez avec d'autres membres du Gouvernement.
Mes questions sont les suivantes :
Comment s'est accordée la consultation des
conseils et gouvernements des entités fédérées ? Avez-vous déjà reçu des
retours de ceux-ci sur cet avant-projet de plan ? Dans l'affirmative, qu'en
ressort-il ?
De quelle manière est impliquée la sphère
économique (fédérations sectorielles, représentants des PME et Indépendants,…)?
Ce plan doit être soumis à la consultation
des citoyens : ceux-ci peuvent se connecter sur le site
www.developpementdurable.be et ont jusqu'au 8 juin pour se prononcer.
Envisagez-vous de communiquer davantage sur le sujet à destination des citoyens
afin de favoriser leur participation ? Si oui, de quelle manière ?
Le Conseil des ministres doit se prononcer
sur le Plan d'ici le mois d'octobre 2021. Pouvez-vous nous préciser quelles
sont les étapes intermédiaires entre la clôture de la consultation et le mois
d'octobre ? Comment s'organise la finalisation du Plan avec vos collègues
compétents ?
Le service « changement climatique » a
attribué à un consortium, un marché d'études d'impact des politiques
climatiques. Cette étude doit déterminer l'impact actualisé, y compris
socio-économique, et développera des méthodologies de monitoring et des
indicateurs pour de nouvelles politiques. Cette étude est-elle finalisée ? Si
oui, peut-on l'obtenir ?
Enfin, comment s'articulera le Plan fédéral
pour un Développement durable avec le Plan National Énergie Climat et le plan d'action
prévu par l'accord de Gouvernement? Je vous remercie, madame la ministre, pour
les réponses que vous voudrez bien m'apporter.
19.02 Zakia Khattabi, ministre: Cher collègue, comme la loi le prévoit, l'avant-projet du Plan fédéral de Développement durable a été envoyé aux entités fédérées. Un avis a été demandé au Conseil fédéral du Développement durable. En plus de cela, l'avant-projet a également été envoyé à d'autres conseils fédéraux comme le Conseil central de l'Économie, le Conseil national du Travail, le Conseil supérieur des Indépendants et des PME et la Commission consultative Spéciale Consommation. J'ai également envoyé l'avant-projet à des organisations représentatives de groupes de citoyens peu ou pas représentés dans les instances classiques, surtout lorsqu'il s'agit du développement durable. Cette consultation se clôturera le 8 juin pour toutes les parties prenantes. Il faut également noter que les avis, suggestions et remarques sur l'avant-projet seront transmis à l'Institut fédéral pour le Développement durable, le secrétariat de la CIDD.
C'est sur la base des avis reçus que la CIDD retravaillera l'avant-projet, afin de transmettre un nouveau projet de Plan fédéral de Développement durable au gouvernement, qui en discutera avec tous les ministres du gouvernement et adoptera le plan définitif avant octobre 2021, comme le prévoit la loi. En ce qui concerne l'étude sur l'impact des politiques climatiques, le gouvernement fédéral avait fait réaliser deux études respectivement en 2015 par le consortium des bureaux d'étude Vito et Conotech, et en 2017 par ICEDD - TMLeuven - TNO - Gauze(?), pour l'aider à répondre à ses obligations de rapportage quant à l'estimation des réductions d'émissions non-ETS, des politiques et des mesures fédérales.
Fin 2020, un nouveau marché a été lancé pour l'actualisation de ces données et a été attribué au consortium ICEDD-Vito-TMLeuven et Gauze(?).
Ce marché comportait deux volets. Le premier consiste en la mise à jour de l'évaluation d'impact des politiques et mesures fédérales existantes pour la réduction des émissions de gaz à effet de serre. Le second volet consiste en un support technique en vue de l'élaboration d'une méthodologie des PAMs fédéraux du Plan national Énergie-Climat 2021-2030. Le rapport finalisé du premier volet est attendu pour le mois de juin. L'appel aux consultants dans le cadre du second volet se poursuivra durant le second semestre 2021.
Enfin, en vue de réaliser des politiques cohérentes, le Plan fédéral de Développement durable complètera les nombreux plans thématiques existants ou qui existeront à l'avenir, entre autres la contribution fédérale du Plan national Énergie-Climat.
19.03 Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse complète. Si l'avant-projet de Plan fédéral pour un Développement durable identifie les priorités fédérales sur les questions d'ordre environnemental ou socioéconomique, il aura également pour mission de les coordonner avec les plans équivalents des trois Régions du pays. Certaines politiques pourraient se contrecarrer l'une l'autre et avoir des effets négatifs non anticipés. Je pense qu'il est important d'éviter cela.
Il est dès lors important que le développement durable soit abordé dans une démarche transversale et avec une vision à long terme, afin d'éviter ces effets négatifs éventuels.
Les bonnes intentions qui figurent dans l'avant-projet sont toutes louables. Il sera également important d'évaluer de manière constante les actions proposées.
Het incident is gesloten.
La présidente: Les questions n° 55017541C, n° 55017543C et n° 55017544C de M. Bert Wollants sont reportées.
20 Vraag van Kris Verduyckt aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De statiegeldregeling in de verpakkingsheffing" (55017557C)
20 Question de Kris Verduyckt à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le système de consigne dans la cotisation d'emballage" (55017557C)
20.01 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, een enquête bij 6.000 Limburgers toonde aan dat 88 % van hen voorstander was van de invoering van statiegeld. Ik ken weinig maatregelen die zo populair zijn. Hier is intussen ervaring mee opgedaan in 40 landen en bedrijven als Coca Cola hebben al aangegeven mee te willen werken.
Toch is er in ons land nog geen statiegeld. Brussel en Wallonië hebben het in hun regeerakkoord staan en Vlaanderen zegt verder onderzoek te willen doen. In mijn ogen is dat weggesmeten geld want we weten dat het systeem werkt, er is alleen nog wat politieke moed nodig.
Mevrouw de minister, ik neem een federale omweg en kom bij u aankloppen omdat er in het regeerakkoord staat: "In overleg met de deelstaten en de betrokken sector wordt onderzocht of het incorporeren van een statiegeldregeling in de verpakkingsheffing wenselijk is”.
Mevrouw de minister, is er ter zake al enig overleg geweest? Hoe kan het federaal niveau voor wat extra druk op de ketel zorgen om snel tot een statiegeldregeling te komen?
20.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer Verduyckt, de federale overheid kan op twee manieren optreden, via de wet op productnormen, waarvoor ik bevoegd ben en via een aanpassing van het belastingstelsel, waarvoor minister Van Peteghem bevoegd is.
De wet op de productnormen maakt het mogelijk om maatregelen te nemen ter bevordering van hergebruik, bijvoorbeeld door maatregelen op te stellen om ervoor te zorgen dat verpakkingen technisch kunnen worden hergebruikt. Ik verwijs naar het huidige voorstel met betrekking tot het wassen van statiegeldflessen.
De invoering van statiegeld op aluminium blikjes heeft afvalinzameling als doel en niet het hergebruik. Daarom valt het onder de bevoegdheid van de gefedereerde entiteiten.
Tevens maakt het dossier deel uit van een breder beleid van afvalvermindering en efficiënt gebruik van hulpbronnen.
Zoals aangegeven in mijn beleidsnota en het federaal regeerakkoord ben ik momenteel samen met minister Dermagne en in afstemming met de deelstaten een federaal actieplan circulaire economie aan het uitwerken om het grondstoffengebruik en de materialenvoetafdruk in productie en consumptie sterk te verminderen.
Er wordt ingezet op het wegwerken van wetgevende en financiële barrières, productnormering en de verlenging van de levensduur van producten aan de hand van onder meer hergebruik.
In het kader van de uitwerking van dit plan zullen we de betrokken actoren bij elkaar brengen om de prioriteiten, de rol van elkeen, de te ondernemen acties en een tijdschema vast te stellen.
20.03 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, als ik het goed begrijp bent u de weg aan het vrijmaken, maar is het nog altijd aan de Gewesten om die invoer mogelijk te maken.
Ik wil met deze vraag ook het woord namens 6.000 Limburgers nemen die zeggen: laat ons hiervoor gaan. U zegt: wij doen ons best, maar uiteindelijk zullen de Gewesten de uiteindelijke stap moeten zetten. Ik ben ervan overtuigd dat het onderzoek van Vlaanderen dat ook zal uitwijzen. Ik ben benieuwd hoe dit verhaal zal aflopen.
L'incident est clos.
21 Vraag van Kris Verduyckt aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De historische prijskoers van het ETS-systeem" (55017560C)
21 Question de Kris Verduyckt à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le cours historique du système ETS" (55017560C)
21.01 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, de prijs van een ton CO2 in het Europese emissiehandelssysteem (ETS) heeft voor het eerst de kaap van 50 euro gerond. Die prijzen blijven stijgen. Wij hebben het daarnet over de bitcoin gehad, waarvan de prijs ook voortdurend stijgt. Dat is trouwens een schandalig systeem als men de klimaatimpact ervan bekijkt. Het is dus goed dat wij in de commissie eens over de wetenschappelijke vooruitgang inzake de bitcoin gaan spreken en hoe wij daarmee omgaan, want dat is eigenlijk schandalig.
Het is een historisch moment dat de kaap van 50 euro is gerond in het ETS-systeem. Dat is een goede zaak. Experten hebben de indruk dat het systeem nu pas echt impact begint te krijgen, vandaar grijp ik het moment aan om u hierover enkele vragen te stellen, mevrouw de minister.
Hoe kijkt u naar de sterke stijging van de ETS-prijs? Wat is uw verwachting in het dossier? Ik weet dat dit misschien een moeilijke vraag is.
Er wordt ook gesproken over uitbreidingen van het mechanisme. Kunt u uw visie daarover geven?
21.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer Verduyckt, de belangrijkste redenen voor de prijsstijging is de verhoging van de Europese reductiedoelstelling naar min 55 %. Om die doelstelling waar te maken, zullen wij relatief duurdere technologieën nodig hebben om ook diepgaande reducties in bijvoorbeeld de industrie of de luchtvaart te bereiken. Dat komt tot uiting in de prijs voor de emissierechten, maar die kan natuurlijk ook weer dalen, bijvoorbeeld bij prijsdalingen van de technologie of veranderingen in de conjunctuur.
Daarnaast komt de prijsstijging mogelijk voort uit de werking van het annulatiemechanisme voor emissierechten in het EU-ETS, waarop ik inga bij de vraag van de heer Wollants, of zelfs uit de instroom van investeerders die de rechten zien als een beleggingsinstrument.
Ze zien het bijvoorbeeld als een bescherming tegen inflatie die samengaat met hoogconjunctuur. Dat betekent potentieel hogere emissies van de industrie.
De komende maanden zullen wij over meer studies beschikken die de recente prijsstijgingen verklaren.
Ik merk dat het EU-ETS zelfs de columns van beleggingsadviseurs in Het Laatste Nieuws haalt. Ik wil er echter nadrukkelijk voor waarschuwen deze markt niet als een beleggingsproduct te zien. De regels kunnen op elk moment, zeker de komende jaren, veranderen door politieke beslissingen en daardoor ook de prijzen van de emissierechten.
Ik wil dan ook geen uitspraken doen over de toekomstige prijs van emissierechten, net omdat die prijs zo nauw samenhangt met politieke beslissingen.
Wat voor mij telt, is dat het EU-ETS doet waarvoor het dient, namelijk op een kostenefficiënte wijze emissiereducties verwezenlijken zonder ongewenste economische of sociale effecten.
Op zich is het moeilijk om exact te bepalen welke technologie tegen een prijs van 50 euro per ton competitief wordt, omdat vaak ook de prijsverhouding tussen fossiele brandstoffen telt en de CO2-prijs daarop zelfs een impact kan hebben. Bijvoorbeeld, bijna alle bruin- en steenkoolcentrales worden uit de markt geprijsd tegen de huidige CO2-prijs bij de huidige verhouding tussen de prijs van gas en steenkool. Dat maakt dat steenkoolcentrales niet draaien of met verlies draaien.
Heel wat investeringen in energiebesparing in de industrie worden rendabel. Zelfs dure technologie, zoals CO2-captatie, bij bijvoorbeeld zuivere CO2-stromen, zoals de ammoniakproductie, komen binnen bereik.
Een heel vaak vergeten positief effect is dat hernieuwbare energie competitiever wordt of dat de benodigde subsidies voor hernieuwbare energie, die rekenen met een marktprijs of een onrendabele top verminderen.
Wat uw laatste vraag betreft, recent hebben we op federaal niveau, op mijn initiatief, een positie ingenomen op de hoofdlijnen van het Europese Fit for 55 package. De federale regering staat open voor een koolstofgrensheffing die in overeenstemming is met de regels van de WTO en die ook voldoende garanties bevat dat de exporterende sectoren in de industrie niet worden getroffen.
21.03 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik ben het met u eens wanneer u zegt dat het niet de bedoeling van dit systeem is om ETS als beleggingsproduct te zien. De bedoeling van dit systeem is dat de vervuiler betaalt. Ik hoorde daarnet de collega van Vlaams Belang zeggen dat mensen het niet leuk vinden als er een impact is op hun consumptie. Dat is natuurlijk de bedoeling van dit systeem, namelijk dat zowel de consument als de producent erover nadenken om hun gedrag te veranderen. U weet ook hoe ik denk over koolstoftaksen. We hebben die systemen nodig.
U zegt dat u dat moeilijk kunt voorspellen en dat u daarover geen uitspraken durft te doen. Alle begrip daarvoor, dat was ook niet de meest evidente vraag.
Tot slot, wat de koolstofgrensheffing betreft, ik denk wel dat er daarin een heel faire component zit. Alhoewel ik weet dat het op een vrije markt, zoals we die altijd hebben gekend, niet evident is, toch hoop ik dat Europa daar doorzet.
L'incident est clos.
22 Vraag van Kris Verduyckt aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De maatregelen ter bevordering van de circulaire economie" (55017568C)
22 Question de Kris Verduyckt à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les mesures visant à encourager l'économie circulaire" (55017568C)
22.01 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, ik trap een open deur in als ik zeg dat de circulaire economie de minister na aan het hart ligt. U hebt er net ook naar verwezen, en van uw collega Dermagne heb ik begrepen dat u werkt aan het actieplan. Daar kijk ik naar uit.
Mij is een onderzoeksrapport vanuit de sector zelf opgevallen. Daarin staat dat men, wat de kleine huishoudelijke toestellen betreft, die buiten de wettelijke garantie van twee jaar vallen, vaststelt dat er nauwelijks een reparatiemarkt is in ons land. Dan weten we wat ermee gebeurt. De toestellen worden weggegooid.
Desondanks blijkt toch dat er in de sector heel wat tewerkstelling te organiseren valt. Dat zijn twee vaststellingen die elkaar tegenspreken, maar vooral bijzonder jammer zijn.
In het rapport werden een aantal suggesties naar voor gebracht die zouden kunnen helpen om extra input te geven. Dan heeft men het onder andere over het verlengen van de wettelijke garantie, de repair score, het systeem dat in Frankrijk bestaat. Daarover was de heer Dermagne naar aanleiding van mijn vraag wel enthousiast. Ik weet dus niet of dit er zit aan te komen.
Een andere suggestie is een btw-verlaging voor het herstellen van elektrische toestellen. Er zijn volgens mij wel wat beleidsinstrumenten te verzinnen om een extra boost te geven.
Hoe kijkt u daarnaar? Wat gaat u hiermee doen? Wanneer mogen we het actieplan verwachten?
22.02 Minister Zakia Khattabi: Zoals u correct aangeeft, werk ik momenteel samen met minister Dermagne en in afstemming met de deelstaten aan een federaal actieplan circulaire economie, om het grondstoffengebruik en de ecologische voetafdruk in productie en consumptie sterk te verkleinen. Dit plan zal later dit jaar gelanceerd worden.
De overstap naar een circulaire economie vereist veel meer dan grondstoffen recycleren. Het gaat ook over waardecreatie en -behoud, anders ontwerpen, meer nadruk op hergebruik en herstel en nieuwe bedrijfsmodellen. Met het federale actieplan zetten we hier onder andere op in door het wegwerken van wetgevende en financiële barrières, bijvoorbeeld de regels rond eigendom om leasen en delen te ondersteunen. Tevens gaat het om de verlenging van de levensduur van producten en een coherent productiebeleid via de wet op productnormen, waarbij circulaire producten en diensten de norm worden en onze consumptiepatronen zodanig veranderen dat afval bij voorbaat vermeden wordt. Tot slot is het belangrijk om reeds in de ontwerpfase te denken aan circulariteit, aangezien 80 % van de milieu-impact van een product wordt bepaald in de ontwerpfase.
De EU-ecodesignwetgeving zet bijvoorbeeld productiespecifieke standaarden, zodat producten op de EU-markt goed werken, duurzaam en herbruikbaar, makkelijk te repareren en gifvrij zijn. Verder moeten ze geüpdatet of gerecycleerd kunnen worden, gerecycleerde materialen bevatten en grondstoffen- en energie-efficiënt zijn. In het kader van de wet op de productnormen kunnen we wetgeving invoeren die vergelijkbaar is met de reparatie-index, ontwikkeld in Frankrijk en op 1 januari 2021 voor vijf productcategorieën in werking is getreden.
Zo'n reparatie-index staat in het toekomstige federale actieplan houdende circulaire economie. Als wij ons volledig naar het Franse model willen richten, kan volgend jaar een koninklijk besluit worden aangenomen.
22.03 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, opdat wij mekaar goed zouden begrijpen, is een reparatie-index hetzelfde als een repair code? U knikt bevestigend.
Ik kijk uit naar het actieplan en kijk er ook naar uit om daarover met u van gedachten te wisselen. Dat is bijzonder belangrijk, niet alleen voor de tewerkstelling, maar ook omdat wij dat absoluut nodig hebben. Wij leven vandaag in een maatschappij waar wij alles weggooien en dat moet absoluut anders.
L'incident est clos.
La présidente: Les questions n° 55017594C et n° 55017600C de Mme Greet Daems sont reportées. La question n° 55017591C de Mme Séverine de Laveleye est transformée en question écrite.
23 Vraag van Kris Verduyckt aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De aanpak tegen geplande veroudering" (55017571C)
23 Question de Kris Verduyckt à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "La lutte contre l'obsolescence programmée" (55017571C)
23.01 Kris Verduyckt (Vooruit): Mijn laatste vraag gaat over het principe van de geplande veroudering. Dat is een bijzonder oneerlijke handelspraktijk. Als socialist heb ik niks tegen een vrije markt, toch moet de overheid af en toe ingrijpen. Het wetsvoorstel rond de slapende energiecontracten, wat wordt gezien als een vrije markt, creëert voor zichzelf bepaalde handelspraktijken die absoluut niet wenselijk zijn. Dat geldt dus ook voor de geplande veroudering. De heer Michel heeft daar ook aandacht aan besteed in zijn beleidsnota. U zal daar ook wel door getriggerd zijn. Hoe gaan we daar dan mee om? Dat kan verboden worden ofwel is het een manier om eventueel prikkels te zoeken zodat die consumenten toch eens nadenken over de verduurzaming van het productieproces. Ik heb er geen oplossing voor, misschien u wel. Kan u iets meer vertellen over uw aanpak?
23.02 Minister Zakia Khattabi: Bedankt voor uw vraag die duidelijk illustreert met welke uitdagingen onze samenleving te maken heeft om een meer circulaire en duurzame maatschappij tot stand te brengen. Het begrip geplande veroudering legt een werkwijze bloot waarbij de normale levensduur van een product al in de ontwerpfase bewust wordt verkort. Daarom is het belangrijk om de levensduur van producten te verlengen. Het voornaamste obstakel voor levensduurverlenging is de beperkte mogelijkheid tot herstelling.
Ik heb al gezegd dat ik momenteel met minister Dermagne werk aan een federaal actieplan circulaire economie om het grondstoffengebruik en de materialenvoetafdruk in de productie en consumptie sterk te verminderen. Dat plan zal later dit jaar gelanceerd worden.
Met het federale actieplan zetten wij in op de strijd tegen geplande veroudering door onder andere te focussen op productienormering en de verlenging van de levensduur van producten.
Het is belangrijk om reeds in de ontwerpfase te denken aan circulariteit, zoals ik ook al zei, aangezien 80 % van de milieu-impact van een product wordt bepaald in de ontwerpfase.
23.03 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, veel mensen delen mijn verontwaardiging, maar als consument heeft men dikwijls het gevoel onwetend of machteloos te zijn. Veel consumenten samen kunnen soms wel krachtig zijn, maar sommige kwesties zijn te complex om alleen aan consumenten of alleen aan de markt over te laten. Daarom rekenen de mensen voor zulke zaken op de politiek, in dit geval op u en minister Dermagne en uw actieplan. Ik begrijp dat ik mij best abonneer op de actieplannen zodat ik kan nagaan hoe u een en ander aanpakt. Ik kom er zeker op terug. Alvast bedankt voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
La présidente: Je remercie Mme la ministre et les députés pour leur présence.
La réunion publique de commission est levée à 12 h 58.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.58 uur.