Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du
Climat |
Commissie
voor Energie, Leefmilieu en Klimaat |
du Mardi 25 mai 2021 Matin ______ |
van Dinsdag 25 mei 2021 Voormiddag ______ |
De behandeling van de vragen vangt aan om 11.19 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Patrick Dewael.
Le développement des questions commence à 11 h 19. La réunion est présidée par M. Patrick Dewael.
01 Vraag van Wouter Raskin aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De samenwerking met de Gewesten m.b.t. de uitrol van publieke laadpaalinfrastructuur" (55017125C)
01 Question de Wouter Raskin à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La coopération avec les Régions quant au déploiement de l'infrastructure publique de recharge" (55017125C)
01.01 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, ook al is het de derde keer dat de kwestie op de agenda komt – de eerste keer was u het antwoord vergeten, de tweede keer had ik een verplichting in een andere commissie en driemaal is scheepsrecht – het blijft een actuele kwestie. Immers, vanaf 2026 zullen alle wagens die geen CO2 uitstoten, hun fiscale gunstregime van 100 % aftrekbaarheid behouden. Daarmee wil de regering ervoor zorgen dat het bedrijfswagenpark tegen 2030 volledig elektrisch is. Dat zijn ambitieuze plannen. De deadline is behoorlijk strak. De toename van het aantal elektrische wagens vereist bijvoorbeeld een versnelde installatie van een bijkomende publieke laadpaalinfrastructuur. Het is nu maar de vraag of alle Gewesten hiervoor de nodige inspanningen kunnen en zullen leveren.
Kunt u voor elk van de drie Gewesten van het land een stand van zaken geven betreffende de bestaande publieke laadpaalinfrastructuur? Over hoeveel publieke laadpalen beschikken de Gewesten vandaag?
Bestaan er objectieve ramingen over het aantal publieke laadpalen dat in elk Gewest geïnstalleerd zal moeten worden bij een volledige elektrificatie van het bedrijfswagenpark in 2030, en over de te verwachten toename van elektrische wagens die aangekocht zullen worden door particulieren?
Kunt u voor elk van de drie Gewesten ook aangeven wat hun ambities zijn met betrekking tot de uitrol van de publieke laadpaalinfrastructuur? Hoe schat u die ambities in? Zullen die ambities volgens u volstaan?
01.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Raskin, de gewestelijke ambities zijn opgenomen in het Nationaal Energie- en Klimaatplan. Wat in het Nationaal Energie- en Klimaatplan staat, is het volgende.
Voor Vlaanderen: de realisatie van de basislaadinfrastructuur van 7.400 publiek toegankelijke laadpunten, verspreid over Vlaanderen en een snellaadinfrastructuur met laadpunten om de 25 kilometer langs de grote verkeersassen.
Voor Wallonië: 6.900 openbare laadpunten en 185.000 oplaadpunten voor gebruik in de bedrijfscontext.
Voor Brussel: een eerste concessie voor laadinfrastructuur voor minimaal 100 laadstations per jaar voor de periode 2018-2021, en een tweede concessie voor 2022-2025 met hogere doelstellingen. Daarbij mikt Brussel op 1 voor het publiek toegankelijk laadpunt per 10 elektrische voertuigen.
De uitrol van de nodige laadinfrastructuur is belangrijk voor het realiseren van onze ambitie om de verkoop van andere dan zero-emissieauto's uit te faseren. De federale overheid voert een ondersteunend beleid voor het behalen van deze ambities, bijvoorbeeld via de invoering van een fiscale stimulus voor de installatie van slimme laadpalen door mijn collega, minister Van Peteghem.
Voor uw vragen over enige bijkomende ambities of ramingen van de drie Gewesten kan ik niet anders dan u doorverwijzen naar de bevoegde ministers en de betrokken parlementen. Zoals u weet, zijn de bevoegdheden in dit land vastgelegd door de bijzondere wet en is er niet in controle voorzien vanuit de federale overheid op de Gewesten.
01.03 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, uw antwoord is absoluut een stuk concreter dan de eerste keer.
Ik meen dat wij mogen zeggen dat de ambitie in Brussel eerder bescheiden is. Vandaag zijn er enkele honderden laadpalen. Mevrouw Van den Brandt heeft niet zo heel lang geleden gezegd dat zij hoopte naar 11.000 te gaan in 2035. Dat is over 14 jaar. De heer Smet geeft aan dat die ambitie bescheiden is, omdat Brussel liever geen wagens heeft, ook al zijn het propere wagens.
Daarmee wil ik niet zeggen dat er in Vlaanderen geen werk aan de winkel is. Maar daar leeft toch een behoorlijke ambitie. De bevoegde minister, een partijgenote van onze commissievoorzitter, steekt daar toch haar nek voor uit en spreekt over 30.000 extra laadpalen tegen 2025. Dat is over amper vier jaar.
Vergroening is goed, nuttig en noodzakelijk, maar die moet natuurlijk bedachtzaam verlopen. Het pullbeleid van Vlaanderen, waarbij een hoop laadpalen geplaatst worden die een stimulans moeten vormen om aan te kopen, is toch wat anders dan een pushbeleid, waarbij massa's elektrische voertuigen op de weg geduwd worden zonder de garantie dat er morgen voldoende laadpalen zullen zijn. U moet opletten dat u geen elite creëert van mensen met een eigen garage en oprit.
Het is natuurlijk de verantwoordelijkheid van de regio's, maar mijn laatste vraag was ook hoe u persoonlijk de ambities van de regio's inschat. Daarop heb ik geen antwoord gehoord, maar daar komen we uiteraard later op terug.
Het incident is gesloten.
02 Question de Christophe Bombled à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L’indexation des moyens attribués au Fonds social gaz-électricité" (55017190C)
02 Vraag van Christophe Bombled aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De indexering van de middelen voor het Gas- en Elektriciteitsfonds" (55017190C)
02.01 Christophe Bombled (MR): Monsieur le président, madame la ministre, à la suite de l'adoption par le Parlement de la loi du 12 juin 2020 portant des dispositions diverses concernant la cotisation fédérale destinée au financement du Fonds social gaz-électricité, le solde du Fonds "prime chauffage" est affecté au financement de l'indexation des moyens attribués au Fonds social gaz-électricité, également appelé "Fonds CPAS".
Après le paiement aux CPAS en 2020 du montant de l'indexation relative aux années 2019 et 2020, le solde du Fonds "prime chauffage" s'établit, au 31 décembre 2020, à 11,9 millions d'euros.
La Cour des comptes attire l'attention sur le fait qu'à partir de 2022, le coût de l'indexation ne sera que partiellement couvert par le solde encore disponible dans le Fonds "prime chauffage".
Madame la ministre, au vu de la situation actuelle, il est impératif de maintenir l'indexation à destination des moyens attribués au Fonds social gaz-électricité. Avez-vous une solution pour permettre de financer cette indexation dès 2022? Si oui, quelle est-elle? Impliquera-t-elle une modification de la loi?
02.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur le président, monsieur Bombled, comme vous l'avez indiqué, l'initiative de ce Parlement et la loi votée à l'unanimité par celui-ci ont fait que le Fonds social gaz-électricité a pu à nouveau être indexé. Cette intervention du Parlement était vraiment nécessaire car nous savons qu'un ménage sur cinq a des difficultés à payer ses factures d'électricité. Le Fonds social gaz-électricité est un outil pour les CPAS non seulement dans le cadre de mesures curatives mais aussi préventives. C'est donc un moyen essentiel dans la lutte contre la précarité énergétique.
Lors du vote au Parlement, notre souhait commun était que cette indexation ne soit pas répercutée sur la facture. C'est la raison pour laquelle votre collègue, Michel De Maegd, avait suggéré d'utiliser ce fonds dormant de la CREG. Mais nous savions aussi qu'à un moment donné, en 2022, ce fonds ne suffirait, en principe, plus puisqu'il s'agissait d'un fonds avec un montant limité.
Une solution est donc nécessaire pour garantir cette indexation. C'est une de mes préoccupations. Nous examinons la manière dont nous pouvons gérer ce problème. Le travail se poursuit au sein du gouvernement, au cours des réunions intercabinets et en lien avec les discussions budgétaires.
02.03 Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. En effet, toute personne qui a des difficultés à payer sa facture d'énergie peut bénéficier du Fonds social gaz-électricité. Pour ce faire, elle introduit la demande auprès du CPAS de sa commune. Celui-ci décidera d'intervenir financièrement après avoir réalisé une enquête sociale appropriée.
Comme vous l'avez dit, l'intervention du CPAS peut être soit curative, soit préventive. Curative, c'est l'apurement des factures non payées. Préventive, c'est, par exemple, le financement de l'achat d'appareils plus sûrs ou qui consomment moins d'énergie.
Face à cette demande, il est important de garantir l'indexation du Fonds social gaz-électricité. J'entends que vous y travaillez. Je serai attentif à l'évolution de ce dossier dans les prochaines semaines et les prochains mois.
Het incident is gesloten.
03 Question de Malik Ben Achour à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'arrêt de Tihange 2" (55017195C)
03 Vraag van Malik Ben Achour aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De stillegging van Tihange 2" (55017195C)
03.01 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, le 21 avril dernier, le réacteur de Tihange 2 s'est arrêté automatiquement pendant un test au cours duquel une vanne d'alimentation en eau d'un générateur de vapeur dans la partie non nucléaire du site s'est fermée, selon la porte-parole d'Engie qui assure qu'il n'y aurait pas eu d'impact en termes de sûreté.
Par contre, cela a, dans tous les cas, bien eu un impact sur le prix de l'électricité qui a battu un record sur le marché de gros, atteignant 3 200 euros par MWh pendant une courte période, selon Elia. Cela dit et toujours selon Elia, il n'y aurait que très peu d'impact, voire pas du tout, pour les consommateurs, dans la mesure où cette courte flambée du prix serait "lissée sur le long terme".
Madame la ministre, vous êtes-vous entretenue avec Engie à ce sujet? Pourriez-vous nous en dire plus sur les circonstances de cet arrêt non programmé? Combien de temps le réacteur a-t-il été mis à l'arrêt? S'agit-il d'une erreur humaine? Serait-il légitime de mettre ici en cause l'ancienneté du réacteur? Y a-t-il eu un impact pour notre sécurité d'approvisionnement? Si oui, quelle est son ampleur? Confirmez-vous qu'il n'y aura pas d'impact à terme sur la facture du consommateur? Enfin, qu'a-t-il été mis en place pour éviter qu'un tel arrêt se reproduise? Je vous remercie.
03.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur Ben Achour, lors de son redémarrage le jeudi 23 avril 2021, la centrale de Tihange 2 s'est découplée du réseau vers 23 h 40, suite à un déclenchement de la turbine. Ce dernier est dû à un manque de dépression dans le condenseur situé dans la partie non nucléaire de la centrale. Il ne s'agit pas d'une erreur humaine. La baisse de puissance du réacteur s'est réalisée conformément aux procédures. Après les interventions nécessaires, la puissance du réacteur a pu être augmentée et l'unité remise sur le réseau.
La disponibilité de nos centrales nucléaires a déjà fait l'objet de nombreux débats au sein de ce Parlement, compte tenu des nombreux problèmes et travaux de maintenance depuis 2012.
Depuis 2019, la situation semble se normaliser quelque peu. Cette année, nous pouvons même compter sur les sept réacteurs. Des problèmes techniques soudains ne peuvent jamais être exclus. Il faut dire qu'ils sont assez limités mais il est vrai que l'impact d'une panne est immédiatement considérable, surtout si une source flexible importante comme Coo est temporairement indisponible et que vous devez faire appel aux autres flexibilités du marché.
Comme tous les gestionnaires de réseau, Elia veille à l'équilibre de sa zone de contrôle. Chaque Balance Responsible Party (BRP) équilibre les prélèvements et les injections dans son portefeuille de clients, sur une base quart d'heure (quarter-hourly basis). Toutefois, lorsque les BRP ne sont pas en mesure de le faire, Elia peut prendre les mesures nécessaires pour régler le déséquilibre restant entre la production et la consommation. À cette fin, Elia organise un marché d'équilibrage et crée une réserve de capacités flexibles offertes par les Balancing Service Provider, les BSP. Les BSP proposent également un prix d'activation pour cette capacité. Si Elia doit activer ses réserves, le coût est répercuté sur les tarifs des déséquilibres. Le prix d'activation de la réserve est un prix libre fixé par les participants au marché eux-mêmes. En Belgique, ce prix est fixé à un maximum de 13 500 euros par MWh.
À la suite des problèmes de Tihange 2, Elia a dû intervenir et activer un très grand nombre de réserves surtout au cours des deux quarts d'heure suivant l'accident. Les réserves sont activées en fonction des offres, du prix le plus bas au prix le plus élevé. Dans ce cas, une offre à 3 200 euros par MWh a également été activée. Il s'agissait d'une offre basée sur la gestion de la demande. Le fait que les réserves aient dû être creusées aussi profondément s'explique également par le fait qu'une importante source de flexibilité, la centrale de Coo, est en maintenance du 14 avril 2021 au 15 juillet 2021.
C'est depuis la construction de cette centrale dans les années 1970 qu'elle est totalement indisponible. Coo n'a qu'un seul bassin inférieur qui a maintenant été drainé pour des travaux. Coo dispose de deux bassins supérieurs, ce qui signifie que, jusqu'à présent, elle a toujours eu une disponibilité d'environ 50 %.
En ce qui concerne l'impact sur le prix de la facture d'électricité, il est difficile de donner une estimation car celui-ci dépend d'un grand nombre de facteurs, comme le type de contrat conclu entre l'utilisateur final et son fournisseur.
S'agit-il d'un contrat à prix fixe ou d'un contrat basé sur le marché et à prix variable? Inclut-il des déséquilibres ou une formule de prix prévoyant la répercussion de certains risques? Dans la plupart des cas, un pic de prix exceptionnel n'entraîne pas d'impact significatif sur une facture finale, principalement liée au prix de gros à un jour et à terme. En particulier, les contrats des clients résidentiels n'en seront pas affectés. Les chocs sévères des prix de déséquilibre montrent, une fois de plus, qu'une modernisation de notre système énergétique est hautement nécessaire.
Auparavant, les éoliennes devaient s'arrêter, alors que le vent soufflait, en raison des prix négatifs. Le gouvernement a donc approuvé le volume relatif au CRM - preuve que le mécanisme d'investissement n'enregistre pas un jour de retard. De la sorte, nous pourrons bénéficier d'une plus grande souplesse pour éviter des chocs tarifaires aussi graves, garantir la croissance continue des énergies renouvelables et sécuriser notre approvisionnement. Je vous remercie de votre attention
03.03 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, je me contenterai de remercier Mme la ministre pour la réponse claire, nette et précise qu'elle a apportée à chacune de mes questions et sous-questions.
L'incident est clos.
- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Promaz" (55017203C)
- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De recente ontwikkelingen i.v.m. het Promaz-fonds" (55017339C)
- Wouter Raskin aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het akkoord met de stookoliesector over de oprichting van een stookoliefonds" (55017917C)
- Kim Buyst aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het akkoord met de stookoliesector over de oprichting van het stookoliefonds Promaz" (55018013C)
- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Promaz" (55017203C)
- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les récents développements en ce qui concerne le fonds Promaz" (55017339C)
- Wouter Raskin à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'accord conclu avec le secteur du mazout pour la création d'un fonds mazout" (55017917C)
- Kim Buyst à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'accord avec le secteur pétrolier concernant la création du fonds mazout Promaz" (55018013C)
04.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, deze zaak sleept al bijzonder lang aan. Ik volgde het dossier al toen ik nog werkzaam was als raadgever in dit dossier, aan de overkant van de straat. Ik heb er waarschijnlijk één van mijn eerste parlementaire vragen aan gewijd. Vandaag zou er dan toch een oplossing zijn.
Ik ga me ertoe beperken u de vraag te stellen welke die oplossing is en welke initiatieven u concreet hebt genomen in dit dossier.
04.02 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, door de korte spreektijd van mijn voorganger ben ik in de gelegenheid om iets langer te spreken. Mevrouw de minister, u had al een overleg op 12 februari 2021 met de Belgische Petroleum Federatie en Informazout. Op mijn mondelinge vraag hebt u toen geantwoord dat u een akkoord had voor de federale kant van de zaak, onder andere over de precieze bijdrage die integraal zou worden doorgerekend in een maximumprijs, zodra de erkenning van het fonds er komt, alsook over het gegeven dat de inning zou worden stopgezet van zodra het maximumbedrag van 512 miljoen euro aan bijdragen geïnd is.
Evenwel, het probleem lag aan Vlaamse kant, door het algemene verbod op de verkoop of plaatsing van stookolieketels in Vlaanderen.
Er is ondertussen veel gebeurd. Als we uw Facebook- en Twitteraccount moeten geloven, bent u een meester in de diplomatie- en onderhandelingstechnieken. Er is immers een akkoord gesloten, het Promazakkoord van 7 mei 2021. Dat gaat vooral over de financiering, waarbij de sector een beetje heeft toegegeven. Althans zo lijkt het wel.
Maar dan stellen we vast dat men tijdens een hoorzitting in het Vlaams Parlement toch vrij kwaad blijft over de problemen die zouden kunnen rijzen op de vervangingsmarkt. Daar zou mevrouw Demir toch voet bij stuk houden: als er aardgasleidingen liggen, mogen er geen vervangingen komen van de stookolieketels.
Welke uitleg kunt u geven bij al deze ontwikkelingen? Kunt u daarover wat meer duidelijkheid geven? Er was immers toch wat verwarring ontstaan via de vele persartikelen.
04.03 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, ik zal de context niet opnieuw schetsen. Mijn vraag gaat over het akkoord dat u zou hebben bereikt met de stookoliesector over het oprichten van het fonds nog dit jaar.
Hebt u op 7 mei effectief een schriftelijk akkoord met de sector gesloten? Zo ja, dan zouden wij er graag een kopie van ontvangen. Wat werd er concreet afgesproken? Dat kunnen we misschien lezen als u ons straks een kopie overhandigt. Wat is de juridische waarde van het akkoord dat u hebt gesloten? Hebt u de minister van Economie betrokken bij de totstandkoming van het akkoord van 7 mei?
04.04 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Ik sluit mij graag hierbij aan. Tienduizend Belgen die te maken hebben met bodemverontreiniging door stookolie, dat is niet niks. Het is goed dat zij eindelijk perspectief krijgen op de terugbetaling van de sanering van hun vervuilde grond.
Zoals reeds door collega's gezegd, hebben wij kunnen vernemen dat een constructief gesprek met de sector effect heeft gehad. Dat is een verademing. De heer Wollants heeft al gezegd dat dit dossier lang aansleept. De sector zal nu een dossier indienen bij de Interregionale Bodemsaneringscommissie, zodat het Promazfonds eindelijk kan worden opgericht.
Mevrouw de minister, wat waren de knelpunten voor de sector om het fonds op te richten? Hoe kon u concreet bijdragen tot een oplossing?
04.05 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, een aantal leden ondervraagt mij hierover niet voor de eerste keer, wat terecht is. Het gaat om 10.000 mensen in ons land die geconfronteerd worden met een vervuiling als gevolg van een lekkende stookolietank. Het gaat om 10.000 mensen die een enorme factuur boven het hoofd hangt, maar ook over een zeer grote milieuvervuiling.
Ik heb eerder al gezegd – ik denk dat wij dat gevoel allen delen – dat het feit dat het fonds tot nu toe niet kon worden opgericht en niet operationeel kon zijn in eerste instantie heel erg is – dat is nog een understatement – voor de mensen die in de feiten te maken krijgen met die vervuiling.
Op 20 januari 2021 heb ik een brief ontvangen van de Belgische Petroleum Federatie betreffende de problematiek van de stookolieketens en het bodemsaneringsfonds Promaz. In die brief legt de sector uit welke stappen reeds gezet werden en benadrukt hij zijn wil om tot een oplossing te komen. Voorts uit de sector vooral zijn bezorgdheid over de haalbaarheid en de betaalbaarheid van het project voor de sector en stelde hij hiervoor vier voorwaarden: de bijdrage aan het fonds mag maximaal 10 euro per 1.000 liter bedragen, de bijdrage moet worden doorgerekend in de maximumprijs via de programmaovereenkomst, de bijdrage mag maximaal 512 miljoen euro bedragen en er mag geen algemeen verbod op de verkoop of plaatsing van stookolieketels worden ingevoerd in de drie regio's, ten minste voor de duur die noodzakelijk is voor de financiële leefbaarheid van het fonds.
Mijnheer Ravyts, u hebt mij hierover ondervraagd op 2 maart en ik heb toen geantwoord dat er een contact was geweest met de Interregionale Bodemsaneringscommissie op 26 januari om het dossier verder vooruit te helpen. De federale overheid heeft toen aangegeven dat zij akkoord kon gaan met de eerste drie punten die betrekking hebben op federale bevoegdheden. Ik heb hem toen ook het volgende geantwoord: "Daarmee heb ik mijn federale bevoegdheid uitgeput, want het vierde bezwaar is een bevoegdheid van de regio's. Ik hoop dat er vlug een vergelijk komt over dit laatste punt, zodat de erkenning kan worden opgestart."
Over de vierde voorwaarde heeft de Interregionale Bodemsaneringscommissie zich niet uitgesproken omdat dat een politieke beslissing is. Het gaat over iets dat in het Vlaamse regeerakkoord staat, het gaat over iets waar ook de Brusselse en de Waalse regering mee bezig zijn.
Het is dan ook bij uitstek iets waaraan moeilijk voorwaarden kunnen worden verbonden in het kader van dit fonds.
Om het dossier te deblokkeren, heb ik begin mei het initiatief genomen om overleg te plegen met de sector. Dit overleg resulteerde in een gezamenlijk besluit dat ik nader toelicht. Ten eerste, het algemeen verbod kan niet geannuleerd worden, aangezien dit in 2021 al deel uitmaakt van het regeerakkoord van één van de regio's. Teneinde de haalbaarheid en betaalbaarheid van het fonds toch te waarborgen, komt er een tweejaarlijkse financiële evaluatie. Er komt ook een evaluatie na het afsluiten van de oproep aan het einde van het derde jaar. Tot slot stelt de sector ook voor om prioriteiten te stellen in de te behandelen dossiers, waarbij dossiers met een direct en dreigend gevaar van ernstige calamiteiten prioritair behandeld worden, vóór de gebruikers en ten slotte de niet langer gebruikte tanks.
Het gevolg van dit overleg is dat de sector bereid is om het erkenningsdossier voor Promaz nu wel zo snel mogelijk in te dienen bij de Interregionale Bodemsaneringscommissie, bij voorkeur voor eind juni 2021. Ik ben zeer tevreden met dit resultaat, omdat mensen hiermee daadwerkelijk geholpen worden, in een dossier dat al bijna twee decennia aansleept. Het toont ook aan dat regeringen elkaar kunnen helpen en dat ze voor elkaar zaken kunnen oplossen in het belang van onze burgers, de 10.000 mensen die vandaag geconfronteerd worden met een lekkende stookolietank.
Ik kom dan bij de specifieke vragen van de heer Raskin. De inhoud van het akkoord heb ik al toegelicht. Het is niet onder de vorm van een contract opgesteld, wat echter niet belet dat er wederzijdse rechten en plichten zijn. Vanuit de federale bevoegdheid ageren wij wat de financiering betreft. Daar staat tegenover dat de sector voor eind juni 2021 een dossier zal indienen bij de Interregionale Bodemsaneringscommissie. Het akkoord is dan ook afgesloten tussen de sector en mijzelf, conform mijn bevoegdheden als minister van Energie. De minister van Economie is bevoegd voor de programmaovereenkomst en ik heb hem op de hoogte gebracht van het gesloten akkoord.
Ik ben tevreden dat Promaz nu zal worden gerealiseerd. Ik heb hier alle vertrouwen in en ben verheugd over de samenwerking in dit dossier. Ik heb verder kunnen lezen dat de drie ministers van ons land tevreden zijn dat dit dossier nu eindelijk gedeblokkeerd zal raken.
04.06 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor de duidelijkheid die u hier hebt verschaft. Het is absoluut een goede zaak dat het fonds er komt.
De kwestie sleept al heel lang aan. Wij hopen dat dit nu de laatste stap was waarop het dossier kon blokkeren. Op het einde van de vorige legislatuur heeft toenmalig minister Kris Peeters hier ook een dossier voorgelegd en gesteld dat de zaak was opgelost. Die was bijna opgelost. Laten we hopen dat het probleem nu helemaal is opgelost. Wij zullen echter pas tevreden kunnen zijn wanneer de laatste hinderpalen zijn weggewerkt, zodat de betrokkenen ook de centen kunnen zien en wij stappen vooruit kunnen zetten. Dat is een goede zaak.
Wij moeten daarnaast ook bekijken op welke manier de verschillende regeringen het beste samenspelen. Op dat vlak waren er al initiatieven van de Vlaamse regering. Zij kan echter niet over de financiering gaan. In Vlaanderen is er immers wel degelijk een grote stap vooruitgezet door aan te geven dat stookolieketels niet op alle plaatsen nog een goede zaak zijn. Met die stap helpen wij het klimaatbeleid van het land vooruit.
04.07 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw preciseringen. U mag inderdaad een bank vooruit. U hebt goed werk verricht en terecht wereldkundig gemaakt dat u – ik druk mij voorzichtig uit – een zekere rol hebt gespeeld in de deblokkering van een en ander.
Ik weet niet of de ingebrekestelling die was aangekondigd door uw Vlaamse collega, de meest verstandige optie was. Ik stel dat hier graag en eerlijkheidshalve.
Het dossier zit nu op de juiste koers. Ik hoop dat het voorstel nu wordt ingediend bij de Interregionale Bodemsaneringscommissie, dat er eindelijk gevolg aan wordt gegeven en dat een aantal ernstige dossiers prioritair worden behandeld in het belang van de betrokken eigenaars of gebruikers.
04.08 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik wil mij aansluiten bij de vorige sprekers. Ik denk dat het een goede zaak is dat de problematiek waarmee tienduizend mensen geconfronteerd worden, ter harte wordt genomen, want het is een terechte zorg.
Ik dank u ook voor de duidelijkheid die u verschaft hebt. U hebt een aantal afspraken gemaakt met de sector, maar ik kan dat moeilijk een groot akkoord noemen. Er is namelijk geen contract, er is nog niets ondertekend. De interregionale commissie moet dat eerst nog bekijken, evenals de verschillende niveaus in dit land en trouwens ook uw collega, de minister van Economie. Het gevolg is een prijsverhoging van 1 eurocent per liter gasolie, die doorgerekend wordt aan de eindconsument. Ik had verwacht dat u daarover een en ander afgestemd had met minister Dermagne, maar u hebt hem blijkbaar gewoon ingelicht. Daarom zal ik ook hem naar een aantal details vragen.
04.09 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. U zegt terecht dat de zaak een oplossing of toch een stap in de goede richting verdiende. Bodemverontreiniging veroorzaakt door lekkende stookolietanks, moet aangepakt worden. Sanering is duur en eerlijkheidshalve moeten we toegeven dat die dikwijls de financiële middelen overschrijdt van de particulieren die voor die kosten staan. Het is goed dat er daarvoor oog is.
Door te luisteren naar de sector en niet door te roepen, maar door in dialoog te gaan, hebt u geprobeerd om tot een oplossing te komen. Dankzij uw aanpak zetten we een goede stap in de juiste richting, een belangrijke stap vooruit. Het dossier dat bij de Interregionale Bodemsaneringscommissie ingediend wordt, moet nu nader worden bekeken, zodat het fonds ook opgericht kan worden. Nogmaals, ik wil u vooral bedanken voor uw aanpak, want die heeft geleid tot stappen vooruit.
L'incident est clos.
05 Vraag van Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het effect van de geanticipeerde CO2-prijs op de keuze voor gascentrales" (55017206C)
05 Question de Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'effet du prix anticipé du CO2 sur le choix pour les centrales au gaz" (55017206C)
05.01 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het kabinet van minister Khattabi wees op recent studiewerk waaruit blijkt dat de koolstofprijs, afhankelijk van de ambitie van het EU ETS, tot 129 euro/ton in 2030 zou kunnen stijgen. Met de LCOE-calculator van het Internationaal Energieagentschap kan worden berekend wat dat betekent voor de kostprijs van elektriciteitsproductie door middel van gascentrales. Dat zou een LCOE van 98 euro per megawattuur betekenen. Dat is heel wat meer dan vandaag.
De bijkomende gascentrales die u in het vooruitzicht stelt – u zegt twee tot drie, maar het zijn er dan wel grote –, zullen dan de marginale technologie worden die de prijs van de stroom in dit land zullen gaan bepalen. Dat lijkt mij voor de betaalbaarheid en concurrentiekracht geen goede zaak te zijn. Als de regering nu al op de hoogte is van die geanticipeerde CO2-prijs kan men de vraag stellen hoe verantwoord de keuze voor die technologie nog is.
Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van de verwachtingen over de koolstoftarifering? Op welke manier is het CRM gericht op het bereiken van een zo CO2-efficiënt mogelijk kostenoptimum? Op welke manier wil u dit aspect vertalen in uw plannen voor een energienorm?
05.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Wollants, wij hebben een en ander nagevraagd bij het kabinet van minister Khattabi: de communicatie over de studie ging niet van haar uit maar betrof een persoonlijke tweet van een medewerker van haar.
Europa legt een emissiedoel op voor het ETS en de ETS-prijs is dezelfde voor alle lidstaten en ETS-sectoren. Wat uw bezorgdheid over het kostenoptimum voor CO2-reducties betreft, dit zit ingebakken in het design van het ETS. U doet in uw vraag uitschijnen dat indien de koolstofprijs stijgt, deze enkel stijgt voor gascentrales en enkel voor nieuwe gascentrales onder het CRM.
Dat is niet waar. Alle elektriciteitsproductie gebaseerd op fossiele brandstoffen in heel Europa valt onder het ETS-uitstootplafond. Als de ETS-prijs stijgt, zal dat er in eerste instantie vooral toe leiden dat bijvoorbeeld de bruinkoolcentrales in Duitsland uit de markt zullen gaan. In een volgende fase zal dat ertoe leiden dat door de hogere marginale reductiekost het gebruik van vraagsturing en opslag, maar ook van vormen van hernieuwbaar gas in gascentrales en zelfs van CCS concurrentiëler worden.
Uw stelling dat de bijkomende gascentrales onder het CRM vaker de marginale technologie zullen worden die de prijs van stroom in dit land bepaalt, lijkt mij niet voldoende onderbouwd, te meer omdat we net een sterk geïnterconnecteerd land zijn en onze markt aan de ons omringende Europese landen is gekoppeld.
Enerzijds is het CRM er dankzij het veilingsysteem net op gericht om de economisch meest interessante projecten te selecteren, dus deze met de laagste missing money en, anderzijds, is het ETS erop gericht om de reductiedoelstellingen te garanderen op een zo kostenefficiënt mogelijke manier door het verbinden van een economische waarde aan het reduceren van de uitstoot. Beide gaan dus hand in hand.
Door het verbinden van een prijs aan de CO2 en door de selectie van de projecten met de laagste missing money ondersteunt het CRM de energietransitie. Zowel het ETS als de prijsvorming van elektriciteit moeten worden gekaderd in de Europese vrije markt. De energienorm zal in eerste instantie inspelen op de federale componenten van de elektriciteitsfactuur.
Daarvoor werken wij momenteel aan een dynamisch model dat we in het najaar zullen voorleggen.
05.03 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb enkel de tekst van mijn vraag bij mij. In welke richting die tekst dingen laat uitschijnen, is mij absoluut niet duidelijk. Ik heb de tekst nog eens nagelezen, maar er wordt niks in die richting gezegd. U zegt dat enkel de nieuwe aardgascentrales meer zullen moeten betalen voor hun koolstof. Dat staat gewoon niet in die vraag. U zegt dat het niet zeker is dat als er meer aardgascentrales worden gebouwd, die vaker de marginale technologie zullen zijn. Ik heb dat niet voldoende onderbouwd in mijn werkstuk van een mondelinge vraag die maximaal twee minuten mag duren.
Op dat vlak lijkt u hier uit te sluiten dat het zo zou zijn. Studies van EnergyVille en dergelijke stellen echter dat de nieuwe aardgascentrales wellicht meer dan 6.000 uur per jaar zullen draaien. Dan lijkt het mij toch niet onwaarschijnlijk dat aardgas meer en meer de technologie zal zijn die de prijzen daarvoor zal bepalen. U sluit daar vandaag de ogen voor, u zegt dat het allemaal opgenomen is in het systeem en dat we dan wel zullen zien waar we uitkomen. Ik bekijk dat met een iets andere bril en ik kijk meer naar wat eraan komt.
In die zin hadden we samen vooruitgekeken naar voorstellen om ervoor te zorgen dat de federale meerkosten zouden dalen tegen eind 2020. Die zijn er niet. Die komen er voorlopig niet. U hebt gezegd dat u daarvan in het najaar misschien eens werk wil maken, negen maanden nadat de deadline is verstreken. U begrijpt dat ik u daarover blijf aansporen, zeker als u geregeld in uw persberichten mijn naam gebruikt om aan te geven dat er verbetering aankomt, dat we samen een goed akkoord hebben gesloten. Voer dat goed akkoord dan misschien eens uit, in plaats van het uit te stellen.
De voorzitter: Er is blijkbaar een onderliggende agenda, die wij niet kennen.
L'incident est clos.
De vraag nr. 55017222C van de heer Colebunders wordt uitgesteld. Vraag nr. 55017230C van de heer Warmoes wordt uitgesteld.
05.04 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, veuillez m'excuser de vous interrompre. Je souhaitais vous interroger sur l'organisation de nos travaux. Peut-être avez-vous donné l'information en début de réunion, que j'aurais alors manquée, mais jusqu'à quelle heure nos questions peuvent-elles se poursuivre?
Le président: Jusqu'au moment où la liste des questions sera épuisée. Je ne vois pas de réaction de Mme la ministre. Elle est donc disponible. Pour moi, nous pouvons poursuivre jusqu'à 14 h, heure à laquelle le ministre Van Quickenborne nous rejoindra – tout en étant, lui, limité dans le temps, puisqu'il devra quitter la commission vers 15 h.
05.05 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, comme j'ai un rendez-vous à 12 h 30, puis-je en profiter pour vous demander de reporter ma question n° 55017916C sur la sécurité des infrastructures énergétiques?
Le président: J'en prends bonne note, cher collègue.
05.06 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, je vous remercie et vous prie encore de m'excuser pour cette interruption.
- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De verplichting tot prekwalificatie" (55017390C)
- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De bijkomende duurzaamheidsclausule voor gascentrales in de CRM-werkingsregels" (55017747C)
- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De energietransitie en het CRM" (55017969C)
- Kim Buyst aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De vaststelling van de werkingsregels voor het capaciteitsvergoedingsmechanisme" (55017979C)
- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'obligation de participer à la préqualification" (55017390C)
- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La clause de durabilité des centrales au gaz dans les règles de fonctionnement du CRM" (55017747C)
- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La transition énergétique et le CRM" (55017969C)
- Kim Buyst à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La fixation des règles de fonctionnement du mécanisme de rémunération de la capacité" (55017979C)
06.01 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik heb gezien dat mijn vraag samengevoegd is met de vraag over het CRM en de energietransitie. Dat zijn wel twee afzonderlijke onderdelen. Ik zal beide vragen stellen, het zou kunnen dat de minister een gezamenlijk antwoord heeft.
Mevrouw de minister, op 4 mei 2021 gaf u in de commissie aan dat u biomassa, waterkrachtkoppeling (wkk) en afvalverbranding, die mogelijk nog in aanmerking komen voor steun vanuit de Gewesten, heeft meegerekend als niet in aanmerking komende capaciteit, en dat u ervoor hebt gekozen om de capaciteiten die in dat geval zijn en aangesloten zijn op het distributienetwerk allemaal te beschouwen als niet in aanmerking komend. Voor het Elianet zou het gaan om diegene die volgens de gewestelijke overheden misschien nog in aanmerking zouden kunnen komen.
Als ik naar mijn eigen regio Vlaanderen kijk, komt het grote deel van deze capaciteiten misschien nog in aanmerking, mits er een verlenging komt en er een ingrijpende wijziging aankomt. Dat wil zeggen dat de steun pas zal kunnen worden verlengd nadat de prekwalificatie heeft plaatsgevonden.
Wanneer ik de veelgestelde vragen van Elia erbij haal, geven deze momenteel aan – het antwoord kan intussen gewijzigd zijn – dat als de variabele steun ophoudt vóór november 2025, deze capaciteiten toch gezien moeten worden als in aanmerking komend, waardoor ze dus verplicht zouden zijn om deel te nemen aan de prekwalificatie. De huidige status is niet van belang, zo staat het er.
Dan is de vraag op welke manier u ermee zult omgaan. In de commissie hebt u gezegd dat ze niet verplicht zijn om deel te nemen omdat ze wellicht nog steun krijgen. Maar ik zie nu een tegenstelling tussen de twee. Dat heeft misschien te maken met de timing. Maar een stopzetting van die capaciteit vóór het jaar van levering, lijkt mij ook een probleem op te leveren.
Dus concreet, als de gewestelijke steun nog niet verlengd is, zijn ze dan verplicht om deel te nemen? Als ze verplicht zijn om deel te nemen, maar ze gokken of hopen op een verlenging, moeten ze dan kiezen voor de opt-out? Als ze niet verplicht zijn om deel te nemen, kunnen ze dan na de prekwalificatie nog kiezen voor een definitieve stopzetting? Op welke manier gaat u dan om met die capaciteit?
Als ze niet verplicht zijn om deel te nemen maar geen verlenging krijgen, kunnen ze dan nog deelnemen aan de T-4-veiling? Dat zijn een aantal belangrijke aspecten.
Het tweede element dat ik wilde aankaarten is de energietransitie en het CRM. Ondertussen is in de werkingsregels opgenomen dat drie engagementen van tel zijn wanneer men wil prekwalificeren met een productie-installatie die fossiel is aangedreven, voor een langetermijncontract van vijftien jaar. Vóór het einde van 2026 moet de CO2-reductie technisch en economisch worden onderzocht. Vóór het einde van 2027 moet er een uitstootreductieplan worden opgesteld met tussentijdse doelstellingen in 2035 en 2045. Vóór 2050 moet er minstens een nuluitstoot worden bereikt.
Nu is de vraag wat we daarvan moeten verwachten.
Het eerste en het tweede engagement behelzen op geen enkele manier het aantal reducties waarover het moet gaan. Het enige echt dwingende engagement is de nuluitstoot in 2050. Dat is net op het moment waarop men moet beslissen om opnieuw te investeren dan wel om de installaties te sluiten. Dan is de vraag hoe dat engagement nog kan worden hardgemaakt voor 2045-2050, wanneer het capaciteitscontract reeds lang is afgelopen.
Zo komt men automatisch bij een aantal vragen. Beslist de capaciteitsaanbieder zelf wat zijn ambitie is op het vlak van emissiereductie voor de tussentijdse doelstelling? In welke mate is een aanbieder in, bijvoorbeeld, 2045 nog gebonden als het capaciteitscontract dan al is afgelopen? Wat als de centrale ondertussen van eigenaar is veranderd? Is die dan nog gebonden door het engagement van een eerdere eigenaar van de centrale? In welke sancties is voorzien als de tussentijdse doelstellingen niet worden gehaald in 2035 of in 2045?
06.02 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, helemaal aan het begin van de prekwalificatieprocedure die thans loopt, met als deadline 15 juni, hebt u nog uitgepakt met een bijkomende duurzaamheidsclausule voor zij die een dossier indienen voor prekwalificatie. Er diende een schriftelijke verklaring te worden toegevoegd aan het dossier, een verbintenis in het kader van de energietransitie. De heer Wollants heeft het kader geschetst, onder meer over het plan voor uitstootreductie met tussentijdse doelstellingen. Hij heeft u een aantal praktische vragen gesteld, ook over het aflopend capaciteitscontract, wat mij ook boeide.
Kunt u een meer concrete toelichting geven bij de bijkomende duurzaamheidsclausule? Ik heb wat moeten zoeken in de meer dan 400 pagina's tellende, uiteindelijk goedgekeurde werkingsregels op de webstek van de CREG. Ik heb het dan gevonden bij de vereisten voor de prekwalificatieprocedure. Hoe past dit precies in artikel 7undecies, § 12, van de elektriciteitswet dat bepaalt welke onderwerpen de werkingsregels moeten bevatten?
06.03 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, de CREG publiceerde de beslissing tot vaststelling van de werkingsregels van het CRM. Daarin valt heel duidelijk op dat er naast het beperken van het aantal gascentrales ook gekeken wordt naar de stapsgewijze reductie van de uitstoot van deze centrales. Al in 2026 wordt verwacht dat de producenten een haalbaarheidsonderzoek naar de reductie instellen. In 2027 moet er al een reductieplan op tafel liggen met tussentijdse doelen. Tegen ten laatste 2050 moet de nuluitstoot bereikt worden. De FOD zal dit controleren.
Mevrouw de minister, hoe ziet u de totstandkoming van dit haalbaarheidsonderzoek en de reductieplannen concreet? Welke onderzoekspistes en concrete elementen moeten hierin voor u zeker opgenomen worden? Hoe zal dit proces door de FOD worden opgevolgd? Hoe zullen de resultaten gegarandeerd worden?
Het Internationaal Energieagentschap pleit in zijn jongste roadmap voor een netto-nuluitstoot van de energiesector tegen 2040. Zijn we met deze regeling voldoende ambitieus?
06.04 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Wollants, uw vraag over de verplichting tot prekwalificatie is zeer terecht en verdient enige verduidelijking. Het gaat om het KB-cumul dat de voorwaarden bepaalt waaronder capaciteitshouders die genieten of genoten hebben van de steunmaatregelen, het recht hebben tot deelname aan de prekwalificatieprocedure. Het KB-cumul bepaalt dat eenheden waarvoor een recht op exploitatiesteun bestaat tijdens de betrokken periode van de capaciteitslevering in principe niet voldoen aan de ontvankelijkheidscriteria, tenzij ze zich ertoe expliciet verbinden afstand te doen van deze exploitatiesteun in de betrokken periode.
Dat betekent dat zij niet verplicht zijn om een prekwalificatiedossier in te dienen, maar het is wel mogelijk om een prekwalificatiedossier in te dienen als zij zich uitdrukkelijk verbinden tot het verzaken aan de exploitatiesteun.
Bijgevolg zijn capaciteiten die in de periode van capaciteitslevering 2025 genieten van exploitatiesteun of er recht op hebben, niet verplicht om een prekwalificatiedossier in te dienen. Men kan wel een prekwalificatiedossier indienen, samen met het engagement dat men afstand doet van de steun.
Capaciteiten die in de periode van capaciteitslevering 2025 niet langer genieten van exploitatiesteun en er geen recht op hebben, zijn wel verplicht om een prekwalificatiedossier in te dienen.
Dat geldt zowel voor de T-4 als voor de T-1-veiling. De eenheden die niet verplicht zijn om deel te nemen, kunnen inderdaad nog deelnemen aan T-1.
Verschillende capaciteiten in het Vlaams Gewest komen in aanmerking voor een verlenging van hun exploitatiesteun in het kader van een ingrijpende wijziging. Er bestaat dus een recht op exploitatiesteun, maar die is voorwaardelijk. In het kader van een vraagcurve worden die beschouwd als niet in aanmerking komende capaciteit. De vraagcurve wordt na de prekwalificatie gecorrigeerd voor de betrokken eenheden die op vrijwillige basis een prekwalificatiedossier hebben ingediend. Bijgevolg, indien die capaciteiten vandaag reeds weten dat zij in de periode van capaciteitslevering 2025 geen beroep meer zullen doen op de Vlaamse exploitatiesteun, kunnen zij een prekwalificatiedossier indienen met een verklaring van afstand. Indien zij geen duidelijkheid hebben omtrent een mogelijke verlenging van de Vlaamse exploitatiesteun dan wel deelname aan het CRM, zijn zij niet verplicht om een prekwalificatiedossier in te dienen. Indien zij weten dat zij tegen de periode van capaciteitslevering 2025 zullen sluiten, kunnen zij een fast track-prekwalificatiedossier indienen met de optie opt-in/opt-out. Indien die eenheden pas na de prekwalificatie voor T-4 kiezen voor een definitieve stopzetting, zullen wij daarvan op de hoogte gebracht worden volgens de modaliteiten van artikel 4bis uit de elektriciteitswet en kan de T-1-veiling corrigeren voor het overeenkomstig volume.
Het systeem van twee veilingen voor één leveringsjaar laat inderdaad toe om rekening te houden met tussentijdse evaluaties, zoals sluitingen of bijkomende capaciteiten. Ik heb Elia inderdaad uitgenodigd om de overeenkomstige FAQ's aan te passen, wat ondertussen al gebeurd is, juist om verwarring te vermijden.
Dat brengt mij bij de duurzaamheidsclausules. Mijnheer Ravyts, die zijn inderdaad opgenomen in de werkingsregels, vastgesteld door de CREG. Daarin wordt bepaald dat partijen die wensen deel te nemen met nieuwe installaties voor contracten van 15 jaar aangedreven door fossiele brandstoffen, erkennen dat het verkrijgen van een capaciteitscontract hen geenszins vrijstelt van huidige en toekomstige Europese en Belgische wetgeving en doelstellingen ter reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Meer nog, het verkrijgen van een capaciteitscontract engageert hen ertoe om bij te dragen aan beleidsvoorbereidend werk om die doelstellingen te realiseren.
Zoals u allen hebt toegelicht, zullen zij tegen eind 2026 een onderzoek dienen uit te voeren naar de technische en economische haalbaarheid en moeten zij tegen 31 december 2027 een uitstootreductieplan opstellen waarin wordt aangegeven hoe wordt bijgedragen aan de transitie naar klimaatneutraliteit in 2050, met tussentijdse doelstellingen voor de jaren 2035 en 2045, om tegen 2050 de nuluitstoot of negatieve uitstoot – beide zijn vermeld – te bereiken.
Door die duurzaamheidsclausule nu al te verankeren in de werkingsregels, zetten we nu reeds een pad uit met een duidelijk einddoel en brengen we het CRM dan ook expliciet in overeenstemming met de Europese Green Deal.
De komende jaren zullen er nog veel onderzoeken gebeuren en zullen we ongetwijfeld heel wat ontwikkelingen zien. Welnu, met die clausule voorzien wij in een kader voor de partijen die meedoen aan de veiling. We zijn ervan overtuigd dat de inspanningen en de bijdragen van die partijen aan beleidsvoorbereidend werk tot betere resultaten zullen leiden.
Mijnheer Ravyts, de opsomming in artikel 7undecies, § 12 is niet limitatief; dus dat kon daar zonder problemen worden ingepast. Mijnheer Wollants, het is niet de capaciteitsaanbieder die de ambities vastlegt, maar wel de Europese en de Belgische wetgever. De capaciteitsaanbieder zal wel zelf moeten invullen hoe hij of zij aan de huidige en toekomstige Europese en Belgische doelstellingen zal voldoen. Dat zal in belangrijke mate worden gestuurd door de verwachte ontwikkelingen van het ETS, waarover we het in de vorige vraag hadden.
Het Europees beleid zal erop gericht zijn om tegen 2030 55 % CO2-reductie te realiseren en tegen 2050 volledige koolstofneutraliteit. Vanaf bepaalde niveaus van prijzen voor de uitstootrechten zullen een aantal technieken of technologieën rendabel worden. Enkele voorbeelden zijn het bijmengen van biogassen of waterstof, pre-combustion carbon capture, zoals pyrolyse, en zelfs CCS en CCU. Met de clausule kunnen we dus proactief kijken, samen met de sector, en kunnen we met hen ook de tussentijdse doelstellingen vastleggen.
Wat uw tweede vraag betreft, die mevrouw Marghem ook heeft gesteld, een en ander zal passend in het capaciteitscontract worden opgenomen. Voorts laat ik opmerken dat de regels van gemeenrecht van toepassing zijn. Dat verhindert niet dat sommige verbintenissen in contracten de einddatum van het contract overschrijden. Dat is ook gebruikelijk in contracten. Het is evident dat bij het ontbreken van de verklaring de kandidaat niet zal kunnen worden geprekwalificeerd.
Bovendien wijs ik erop dat de schending van een aangegane verbintenis op basis van de werkingsregels volgens mij een schending inhoudt van een uitvoeringsbesluit van de elektriciteitswet. De standaardsanctiemogelijkheden daartoe zijn ingeschreven in artikel 30 en verder van de elektriciteitswet, een artikel waarnaar we hebben verwezen en dat ook hier aan bod is gekomen in andere discussies over het CRM, met name over de derogatie van de IPC-elementen, wat mevrouw Marghem al een paar keer heeft aangehaald.
Mevrouw Buyst, de Belgische Staat heeft het Akkoord van Parijs van 2015 geratificeerd en heeft zich, samen met de andere Europese lidstaten, ertoe geëngageerd om de CO2-emissies tegen 2030 te verminderen met 55 % en klimaatneutraliteit te bereiken in 2050. Het is dan ook cruciaal dat de nieuwe investeringen in ons land zich inschrijven in die Europese en Belgische ambities. Dat kan volgens mij het beste worden bereikt door al in de prekwalificatie kandidaat-investeerders te engageren. Op die manier worden die partijen volop mee betrokken bij het behalen van de doelstellingen. Het haalbaarheidsonderzoek en de reductieplannen zullen daarin heel belangrijke elementen zijn.
Het is aan de partijen die een vijftienjarig contract krijgen, om te bekijken welke technologieën er mogelijk zijn. Op basis van de haalbaarheidsstudie moet tegen eind 2027 een stappenplan worden voorgelegd met daarin een aantal duidelijke, tussentijdse doelstellingen voor de jaren 2035 en 2045. Enkele keuzes zullen daarin technisch en economisch wellicht zeer vanzelfsprekend zijn. De realisatie ervan zal met een eenvoudige opvolging door de Algemene Directie Energie worden gecontroleerd. Bij andere keuzes zouden ook de overheid of andere infrastructuurbeheerders betrokken kunnen zijn. Ik denk daarbij aan de bouw van de waterstof- en/of CO2-backbone. Voor die keuzes zullen dan bijkomende overeenkomsten of reguleringen moeten worden opgesteld.
Het voordeel van onze aanpak is dat wij niet vooruitlopen op de resultaten van de veiling en ook niet op het aantal gascentrales dat er zal komen. Ik heb vorige keer en naar aanleiding van de consultatie van het Parlement over het volume al opgemerkt dat ik er alles aan heb gedaan om het aantal gascentrales te beperken. Wij moeten er alleszins voor zorgen – dit is de volgende stap – dat de gascentrales die toch worden ontwikkeld, volledig worden ingeschakeld in de koolstofneutraliteit. Wij moeten aan de investeerders vandaag dan ook zeggen dat er uit fossiel gas gestapt zal moeten worden. Wij moeten duidelijk zijn over die ambitie en van hen de nodige engagementen op dat vlak vragen.
Mevrouw Buyst, u vraagt zeer terecht of wij met de regeling voldoende ambitieus zijn. U verwijst naar het rapport van het Internationaal Energieagentschap dat vorige week verscheen. Een voordeel van onze aanpak is dat wij flexibel kunnen zijn en dat wij steeds bewuste en onderbouwde beslissingen kunnen nemen. Als uit de haalbaarheidsstudie blijkt dat hogere ambities mogelijk zijn, dan moeten wij die ook nastreven. In dat kader is het signaal van het Internationaal Energieagentschap hoopgevend. Dat betekent ook dat de overheid wie vandaag investeringen plant, zal moeten aanjagen, en dat de overheid zeer duidelijk zal moeten zijn over haar ambitie. Als het opvolgen van de roadmaps moeilijk blijkt te verlopen, kunnen wij hierop eveneens tijdig ingrijpen.
Wij hebben eigenlijk alles in handen en dat is belangrijk. Het belangrijkste is dat wij steeds de efficiëntste en goedkoopste keuzes maken, maar telkens met dat ene doel voor ogen, namelijk het bereiken van koolstofneutraliteit in 2050.
06.05 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb nog twee opmerkingen. Ten eerste, als het over de prekwalificatie gaat, dan is dat een bijsturing vergeleken met wat Elia altijd heeft aangekondigd. Wat u eigenlijk zegt, is dat u op die manier de niet in aanmerking komende capaciteit op een relatief hoog niveau kan houden tot vlak voor de T-1-veiling. Daar komt het immers op neer. De afvalverbranders en de wkk's weten vandaag niet welke richting het zal uitgaan. Ze hebben er geen idee van wat de CRM-veiling zal meebrengen en ze weten niet hoe hoog de steun nog zal zijn na ingrijpende wijzigingen. Ze zullen dus negen kansen op tien wachten tot vlak voor de T-1-veiling om daar een beslissing over te nemen.
U hebt gezegd dat zij niet moeten deelnemen aan de prekwalificatie, wat ervoor zorgt dat u ze netjes kan blijven meerekenen in uw cijfers. U hoeft dus niet te sterk bij te sturen inzake de capaciteit die in T-4 wordt geveild. Dat kan er echter wel toe leiden dat er in T-1 veel meer capaciteit moet worden geveild dan gepland, wat uiteraard een zeker risico oplevert, zeker als het gaat om grote volumes. Waarschijnlijk zal het pas in 2024 heel erg duidelijk worden welke richting het uitgaat. Ik heb intussen ook gehoord dat het risico van de T-1-veiling deels gelinkt is aan mijn amendement met betrekking tot de 200 uur. Dit voegt er natuurlijk wel een stuk aan toe.
Wat de duurzaamheidsclausules betreft, zegt u dat de Belgische en de Europese regelgeving de ambities vastleggen. Dat is dan uiteraard de globale ambitie, want die 55 % wordt niet toegepast per afzonderlijke installatie. Als men vooropstelt dat men een installatie sluit na 25 jaar, vlak voor 2050, dan hoeft men natuurlijk niet veel extra inspanningen te doen qua nuluitstoot. Ik ben dus benieuwd wat daar zal uitkomen als ambitieniveau.
Dat kan volgens mij een speciaal geval worden, zeker aangezien men eigenlijk vraagt om engagementen aan te gaan op een moment waarop men niet eens weet of de betrokken centrale dan nog open zal of wil zijn. We moeten toch even bekijken wat dat in de praktijk oplevert. U verwijst naar de sancties, maar het lijkt mij wel heel sterk om die sanctiemogelijkheid af te dwingen op basis van een engagement dat pas over 20 jaar of op een nog langere termijn moet worden waargemaakt. Dat lijkt mij wel heel sterk. Wij houden dit zeker in het oog, al begrijpen we dat het visueel belangrijk was om enigszins te verdoezelen dat de fossiele aardgascentrales hier binnenkort de dienst zullen uitmaken.
06.06 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitleg. U zult het uiteraard ontkennen, maar het verwondert mij niet dat u begin mei 2021 uitpakte met de bijkomende duurzaamheidsclausule. In de brede ecologische beweging in dit land was er immers enige kritiek, zelfs na het volumebesluit, waarvoor u uw uiterste best hebt gedaan, wat ik ook heb erkend. Wij hebben hier het debat gehoord over de niet in aanmerking komende capaciteit, dat bij de actualisering wordt vervolgd.
Een en ander is ook ingegeven door een grote bezorgdheid in de ecologische beweging, waaraan u gevolg geeft.
Ik vraag mij wel af welke invloed zulks mogelijkerwijze kan hebben op de investeerders en de investeringsdossiers, gelet op de verwachte evoluties van het ETS.
U hebt het natuurlijk over het debat inzake de technologieën, dat onvermijdelijk zal losbarsten. Ik ben wel benieuwd.
06.07 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, waaruit voor mij opnieuw heel duidelijk blijkt dat u een minister bent die een doel voor ogen heeft.
Het doel is een switch naar 100 % hernieuwbare energie en klimaatneutraliteit tegen 2050. Als wij op dat punt willen geraken, moeten wij er vandaag aan beginnen.
De voorbije jaren is ons energiebeleid te veel gekenmerkt geweest door een stop-and-gobeleid. No matter welke sector, maar ook een sector binnen het energielandschap heeft nood aan een duidelijk vooropgesteld doel en aan een duidelijk kader.
De duurzaamheidsclausule die u nu mee integreert in de criteria en inwerkingtredingsregels, kan volgens mij een aanjager zijn voor de sector en voor innovatie in de gassector, om ervoor te zorgen dat een en ander geen dode letter blijft.
Ik ben dus tevreden met de duurzaamheidscriteria die u mee hebt laten opnemen, omdat wij het uiteindelijke doel altijd voor ogen moeten houden. Ik herhaal nogmaals dat het uiteindelijke doel de switch is naar 100 % hernieuwbare energie en klimaatneutraliteit in 2050.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55017222C van de heer Colebunders wordt uitgesteld. Vraag nr. 55017230C van de heer Warmoes wordt uitgesteld.
- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De uitbreiding van de pompcentrale van Coo" (55017673C)
- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De rol van de spaarbekkencentrale van Coo in de energietransitie" (55017701C)
- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'extension de la centrale de pompage de Coo" (55017673C)
- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le rôle de la centrale d'accumulation par pompage de Coo dans la transition énergétique" (55017701C)
07.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, uit de persberichten is ondertussen duidelijk geworden dat beslist is de pompcentrale van Coo uit te breiden, niet enkel het volume van de opslag maar ook het vermogen. Vreemd genoeg zijn de cijfers die worden aangehaald andere cijfers dan die welke ENGIE zelf in het verleden altijd heeft aangehaald als de specificaties van die centrale.
Ook de cijfers die Elia rapporteert op zijn website zijn andere cijfers. Nu wordt er gewag gemaakt van een uitbreiding van de centrale van 1.080 naar 1.154 megawatt, maar volgens de cijfers die altijd al circuleerden, had die centrale al een capaciteit van 1.164 megawatt.
Ook voor La Plate Taille blijken er verschillen in de cijfers te zijn. Het zijn op zich geen grote verschillen, maar het capaciteitsvergoedingssysteem is wel gebaseerd op de capaciteit van de installatie. De vraag is of die centrale wel of niet bijdraagt tot het bereiken van de doelcapaciteit.
Ik heb hierover een aantal eenvoudige vragen voor u.
Wat is de verklaring voor deze verschillen? Op welke manier wordt daar in de prekwalificatie duidelijkheid over geboden? Hoe wordt dit verwerkt bij het opstellen van het productieprogramma, de genomineerde capaciteit en het overzicht van de beschikbare productiecapaciteit?
07.02 Kurt Ravyts (VB): Mijn vraag is wat algemener, mevrouw de minister.
U hebt de spaarbekkencentrale van Coo op 10 mei bezocht naar aanleiding van de door de exploitant aangekondigde werf met het oog op de uitbreiding van het vermogen met 7,5 %.
Eigenlijk fungeert die centrale als een enorme batterij. Dat weten wij. Coo zal dus een steeds prominentere plaats innemen, daar intermitterende hernieuwbare energiebronnen steeds hogere bijdragen zullen leveren. Coo zal kunnen worden ingezet om de variabele productie te compenseren en bij te dragen tot het realtime-evenwicht van het net.
Het gaat over 50 miljoen aan investeringen. Ik heb daar een specifieke vraag over. Het plan van uw voorgangster was dat er gedurende vijf jaar korting zou worden gegeven op het nettarief ingevolge een wijziging van de elektriciteitswet, waarbij investeerders in nieuwe opslagcapaciteit die minstens 7,5 % uitbreiden een vrijstelling van 80 % krijgen. ENGIE Electrabel, laat ons de naam maar noemen, was de eerste die op grote schaal gebruikmaakte van deze investeringsstimulans.
Welke specifieke rol ziet u weggelegd in de energietransitie voor deze spaarbekkencentrale ingevolge de uitbreiding?
Vanaf wanneer geniet de exploitant de korting op het nettarief?
Welke andere investeerders maakten reeds gebruik van de investeringsstimulans, die onder uw voorgangster in het leven werd geroepen?
07.03 Minister Tinne Van der Straeten: Correcte cijfers zijn inderdaad in alle dossiers belangrijk en zeker in een dossier als het CRM. Ik kan spijtig genoeg niet alle cijfers die u citeert uit de pers, traceren. Ik kan alleen maar aangeven welke cijfers officieel gebruikt worden.
ENGIE zelf maakt in recente persberichten het verwachte nieuwe vermogen na de aanpassingswerken van de pompcentrale van Coo bekend. Dat gaat over 1.159 megawatt. Voor Plate Taille baseert Elia zich op de informatie in het contract for the injection of production units (CIPU). Dat is het operationele contract met betrekking tot de injectie van de productie-eenheden, dat elke uitbater van productie-installaties met Elia sluit. Dat contract regelt, zoals u aangeeft, de informatie-uitwisseling met Elia, met onder andere het productieprogramma, de genomineerde capaciteit en de beschikbare productiecapaciteit. Voor Plate Taille wordt daarin vier keer 36 megawatt, dus 144 megawatt, geïnstalleerd vermogen formeel vastgesteld. Het CIPU met ENGIE voor de pompcentrale van Coo zal geüpdatet worden met de uiteindelijke definitieve vermogens na de aanpassingswerken.
Nog een formele bron van beschikbare productiecapaciteit zijn de transparantiepublicaties van de operatoren, onder andere op de erkende transparantieplatformen in het kader van de REMIT-verplichtingen. Daarop kunnen we momenteel terugvinden dat 1.080 megawatt actuele capaciteit van Coo niet beschikbaar is tot 15 juli 2021.
Tijdens de prekwalificatie ligt de verantwoordelijkheid voor de vastlegging van de capaciteit bij de inschrijver. Indien die in het kader van de veiling wordt geselecteerd, zal de capaciteitshouder zich ervan moeten vergewissen dat de capaciteit inderdaad beschikbaar is. Als dat niet het geval is, worden hem sancties opgelegd.
Mijnheer Ravyts, de uitbreiding van de centrale van Coo ligt volledig in lijn met mijn energiebeleid, waarbij ingezet wordt op de energietransitie. De switch naar hernieuwbare energiebronnen moeten we begeleiden door het systeem flexibeler te maken, met de nieuwe capaciteit die er komt met het oog op de bevoorradingszekerheid na de geplande kernuitstap. Het gaat dan over nieuwe, flexibele productie-eenheden voor vraagbeheer en opslagcapaciteit. Ook zullen we kunnen blijven rekenen op onze interconnecties. Zoals u zelf aangeeft, biedt de enorme ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen nieuwe mogelijkheden voor pompcentrales, zoals die van Coo.
Geologisch biedt België niet de mogelijkheden om nog veel van dergelijke pompcentrales te ontwikkelen, gelet op de vereiste ruimte en het hoogteverschil. Daarmee is de potentiële bijdrage van die technologieën aan ons energiebeleid, zowel wat flexibiliteit als bevoorradingszekerheid betreft, zo goed als uitgeput. Ik beschouw de uitbreiding en de optimalisatie die ENGIE nu doet in Coo, daarom als een heel goede zaak.
De tariefmaatregel waarover u het hebt, maakt deel uit van een gunstige tariefregeling die door de CREG werd ingevoerd in haar tariefmethodologie in 2018, overeenkomstig artikel 12, § 5, 27, van de elektriciteitswet.
Overeenkomstig de tariefmethodologie voor het transmissienet, die door de CREG werd vastgelegd, genieten nieuwe opslaginstallaties, aangesloten op het transmissienet, die na 1 juli 2018 in dienst worden genomen, een volledige vrijstelling van de transmissienettarieven tijdens een periode van 10 jaar na de oorspronkelijke indienststelling. De bestaande opslaginstallaties, aangesloten op het transmissienet, waarvan zowel de geïnstalleerde capaciteit als de opgeslagen energie als gevolg van de uitbreidingswerken meer dan 7,5 % hoger zijn dan het niveau vastgelegd op 1 juli 2018, genieten een vrijstelling van 80 % van de transmissienettarieven tijdens een periode van vijf jaar na de herindienstname na het einde van de uitbreidingswerkzaamheden.
De installaties kunnen rekenen op de vrijstelling vanaf het einde van de eerste fase van de uitbreidingswerkzaamheden. Als de indienststelling volgend op de tweede fase van de uitbreidingswerkzaamheden niet binnen de drie jaar na de datum van de beslissing tot toepassing van de vrijstelling plaatsvindt, zal het reeds verkregen bedrag van de vrijstelling integraal aan de transmissienetbeheerder moeten worden terugbetaald.
Vandaag heeft geen enkele andere installatie voor energieopslag een beroep gedaan op de vrijstelling in de tariefregeling.
07.04 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
Ik vind de manier waarop men met die capaciteit omgaat, heel moeilijk te volgen. Dankzij Wayback Machine op het internet kunnen we zien dat er continu aan die capaciteit wordt gesleuteld. Zo zagen we dat ENGIE op een paar maanden tijd het vermogen van de installatie heeft verminderd, eerst van 1.164 megawatt naar 1.080 megawatt zoals u zei, maar ondertussen heeft ze dat nog verder verminderd naar 1.071 megawatt. Ik weet niet waar we zullen eindigen aan het einde van de rit, maar het lijkt erop dat de uitbreiding van de installatie ons mogelijk terugbrengt naar het initiële cijfer waarmee we zijn begonnen. Ik vind het een vreemde zaak dat er wordt geïnvesteerd om blijkbaar te landen waar men is begonnen. Ik zal via andere wegen bekijken wat we daaraan kunnen doen.
De investering zelf is uiteraard een goede zaak. Een van de doelstellingen van het wetsontwerp dat in 2017 door onze commissie werd behandeld, was net om meer mogelijkheden te creëren op het vlak van vraagflexibiliteit en op het vlak van opslag. Dit is het resultaat daarvan, want in 2019 had ENGIE al aangekondigd dat het overwoog om dat project te realiseren. Dat het dat ook uitvoert, is zonder meer goed nieuws.
07.05 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, het is eigenlijk een beetje grappig: door uw correcte antwoord heen is de exclusiviteit van het dossier in het daglicht gesteld, al is het maar vanwege de geologische en fysische beperkingen in België. Hiermee ontpopt de exploitant zich toch ook als een belangrijke actor in het hele verhaal van de energietransitie. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat de aanpassing van de elektriciteitswet in de vorige legislatuur die exclusiviteit mee onderbouwde. Het lijkt wel alsof dat een mooi akkoord was.
L'incident est clos.
08 Vraag van Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het sociaal tarief warmte" (55017559C)
08 Question de Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le tarif social "chaleur"" (55017559C)
08.01 Kris Verduyckt (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, ik ben blij dat ik nog een vraag aan de minister kan stellen. Ik had meerdere vragen ingediend, maar ik was pinkstermaandag vergeten. Mijn overige vragen komen in een volgende vergadering zeker aan bod.
Mevrouw de minister, deze vraag is een vervolgvraag in verband met het sociaal tarief warmte. Ik heb ondertussen de kans gehad om het advies van de CREG te bekijken. Daarin vallen verschillende zaken toch wel op, zoals een financiering via algemene middelen. Er wordt verwacht dat het percentage vrij groot is, aangezien heel wat sociale woningmaatschappijen gebruikmaken of willen gebruikmaken van warmte. In het advies is er ook sprake van automatische toekenning en retroactiviteit vanaf begin dit jaar.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken in dat dossier? Er is nog overleg met de sector en met de regering zelf nodig. Welke timing verwacht u? Ook uw standpunten omtrent de financiering en de retroactiviteit interesseren mij.
08.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Verduyckt, de gesprekken in de schoot van de regering schieten goed op. Het dossier sociaal tarief warmte is voor mij erg cruciaal, aangezien een op vijf moeite heeft om zijn factuur te betalen. Wij moeten die facturen bekijken, ongeacht de energievector. Warmte ontbreekt daarin vandaag. Warmte is nochtans ook cruciaal in de energietransitie. Het is een van de manieren om de tagline van de Europese Commissie, 'leave no one behind', zorg dat niemand achterblijft, mee waar te maken.
Het overleg met de sector verloopt op dezelfde constructieve wijze, in die zin dat wij gesproken hebben met Edora aan Franstalige kant en met het Vlaams warmtenetwerk Ode aan Nederlandstalige kant. Ook voerden we al gesprekken met Synergrid, omdat sommige DNB's ook warmtenetwerken beheren. Die drie organisaties hebben ook aangegeven dat zij hun input schriftelijk zullen bezorgen.
Omtrent de timing kan ik zeggen dat wij zo snel mogelijk werken, met bekwame spoed. Het dossier is best wel dringend, maar draagt natuurlijk ook enkele complexiteiten in zich. Ook de sector zelf heeft duidelijk gemaakt tijd nodig te hebben om zich klaar te maken voor de verantwoordelijkheden die gepaard gaan met de automatische toepassing van het sociaal tarief. De automatische toepassing is een belangrijk aspect in dit dossier.
Inzake de retroactiviteit kan ik vandaag niet antwoorden. Dit moet namelijk bekeken worden samen met de financiering van het sociaal tarief en dat moeten wij bespreken binnen de regering. Uiteraard zullen wij overleggen met de Gewesten. Eerst zullen wij de consultaties met de sector voortzetten en voorstellen indienen om het federaal regelgevend kader aan te passen.
08.03 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, uw insteek is dezelfde als de mijne. Het is inderdaad een cruciaal onderdeel van de transitie, vandaar ook mijn vraag. Ik begrijp de complexiteit ervan, maar de bekwame spoed zit dus wel goed.
Ik ben vandaag niet veel wijzer geworden, maar ik hoor dat u al wat gesprekken hebt gevoerd met de sector en dat u eraan voortwerkt. Ik zal er in de toekomst zeker nog op terugkomen.
L'incident est clos.
09 Vraag van Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De federale bijdrage in het National Energy Efficiency Action Plan (NEEAP)" (55017717C)
09 Question de Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La contribution fédérale au National Energy Efficiency Action Plan (NEEAP)" (55017717C)
09.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het betreft een vraag in de sfeer van de discussies over samenwerkingsfederalisme, waarnaar u al hebt verwezen.
De Europese wetgeving op het gebied van energie-efficiëntie is hoofdzakelijk vastgelegd in de richtlijn 2012/27, ook wel bekend als de EED-richtlijn, die de doelstellingen, definities en basisprincipes voor energie-efficiëntie omvat. In 2018 is de richtlijn herzien door middel van richtlijn 2018/2002. Daarin zijn onder andere streefcijfers voor 2030 vastgelegd. Wellicht zal binnenkort een nieuwe herziening op Europees niveau volgen.
Op basis van de EED moeten de lidstaten hun nationale bijdrage aan de Europese doelstellingen bepalen en aangeven welke maatregelen zij van plan zijn te nemen. Dat alles moet worden beschreven in het National Energy Efficiency Action Plan (NEEAP), dat elke drie jaar moet worden ingediend bij de Europese Commissie.
In 2020 moest eigenlijk een nieuw actieplan zijn aangemeld bij Europa. De gewestelijke plannen zouden ondertussen klaar zijn en zouden in januari 2021 zijn ingediend. Vlaanderen heeft het over 47 %. In acht nemende dat energiebesparing hoofdzakelijk een regionale bevoegdheid is en het Vlaams Gewest de grootste verbruiker is, is het logisch dat Vlaanderen de grootste inspanning levert.
Wat is de federale bijdrage echter? De federale regering moet blijkbaar een bijdrage leveren van 35,37 terrawattuur op een totale Belgische besparing van 185 terrawattuur.
Kan u meer toelichting geven bij de federale bijdrage? Wat zijn ter zake de krachtlijnen? Waarom liet die bijdrage zo lang op zich wachten?
Wat zijn de krachtlijnen van het meest recente jaarlijkse verslag van de CREG over het energie-efficiëntiepotentieel van de gas- en elektriciteitsinfrastructuur?
Ik stel die vraag bijkomend omdat ik de info niet meteen heb gevonden op de webstek? Ik kan echter ook een slechte zoeker zijn.
09.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Ravyts, in het Belgische National Energy Efficiency Action Plan (NEEAP) uit 2017 voor de periode tot 2020 wordt expliciet erkend dat energiebesparingsmaatregelen tot de bevoegdheid van de Gewesten behoren en dat de federale overheid binnen haar beperkte bevoegdheden een aanvullend beleid kan voeren.
Wij hebben ondertussen geen NEEAP's meer maar wel een NEKP. De ene afkorting vervangt de andere. Uw vragen hebben echter betrekking op de periode 2021-2030. Daarvoor moeten wij dus kijken naar het Nationale Energie- en Klimaatplan. Voor die periode wordt de bijdrage van de federale overheid aan het gewestelijke beleid herbevestigd. Met name wordt bepaald dat binnen haar eigen bevoegdheden de federale Staat bijdraagt aan de Belgische doelstelling met begeleidende maatregelen.
De federale overheid draagt niet enkel bij met energiebesparingsmaatregelen onder artikel 7 van de richtlijn betreffende energie-efficiëntie, maar neemt ook andere relevante maatregelen, zoals de jaarlijkse renovatiegraad van 3 % voor de federale gebouwen, een duurzaam aankoopbeleid met de doelstelling van 50 % duurzame aankopen, de vergroening van het federale wagenpark, de fiscaliteit inzake duurzame mobiliteit met de zero-emissie bedrijfswagens, het mobiliteitsbudget, het productbeleid, de implementatie van de ecodesignverordening en de verordening met betrekking tot het energielabel.
In juli 2020 werden door de vorige federale regering een aantal maatregelen in kaart gebracht om bij te dragen aan de Belgische energiebesparingsdoelstelling onder artikel 7. In december heb ik mijn bevoegde collega's, met name de ministers van Financiën, Mobiliteit en Defensie, gevraagd om aan hun administratie de instructie te geven om die werkzaamheden opnieuw op te nemen met mijn energieadministratie. Dit is vrijwel finaal.
Hierbij wil ik wel nog een aantal zaken duidelijk maken. De bijdrage aan de Belgische doelstelling vanuit de federale bevoegdheden, zoals bepaald in het Nationaal Energie- en Klimaatplan, bestaat uit twee componenten. Een eerste component zijn de federale ondersteunende beleidsmaatregelen, waarvan de energiebesparingen reeds werden opgenomen in de gewestelijke berekeningen. In de aangemelde gewestelijke inspanningen zijn met andere woorden reeds federale inspanningen vervat. Hiervoor zullen we dan ook geen aparte federale fiches aanmelden om dubbeltellingen te voorkomen.
Een tweede component zijn de federale beleidsmaatregelen die nog niet zijn opgenomen in de gewestelijke balansen. Hiervoor worden aparte fiches opgemaakt die nog zullen worden aangemeld bij de Europese Commissie. Naast het maken van de berekeningen, die vrij arbeidsintensief zijn, moet dus telkens worden geverifieerd in welke mate de opgeleverde besparingen een gevolg zijn van federale beleidsmaatregelen die niet reeds door de Gewesten zijn geclaimd en aangemeld, en dit om dubbeltellingen te voorkomen.
U spreekt over een tekort van ongeveer 40 terawattuur (TWh) gecumuleerd ten opzichte van de Belgische doelstelling van 185,70 TWh gecumuleerd. Het gaat hier om een nationaal tekort en dus niet over een federale doelstelling. Eens de federale maatregelen, die in aparte fiches kunnen worden gegoten, aangemeld zijn, zullen de bevoegde overheden moeten bekijken welke bijkomende maatregelen kunnen worden geïdentificeerd om de resterende kloof te dichten.
Zoals u terecht opmerkt in uw vraag, dienen de inspanningen van elke entiteit te worden vergeleken met de totale energieconsumptie binnen diezelfde entiteit. Vlaanderen heeft de hoogste energieconsumptie. Het zou dus logisch zijn dat het een grotere bijdrage levert aan de totale Belgische doelstellingen.
Om de zaken te objectiveren, is het daarom belangrijk dat de aangemelde energiebesparingen worden vergeleken met de geprojecteerde totale energieconsumptie in elk van de Gewesten, en ook te bekijken hoe de reeds aangemelde inspanningen de jaarlijkse energiebesparingsdoelstelling van 0,8 % uit de energie-efficiëntierichtlijn benaderen voor elk van de Gewesten. Ik herhaal dat het engagement van de federale regering niet louter aparte maatregelen met aparte fiches betreft, maar ook maatregelen die sowieso al meetellen in de gewestelijke balansen.
Dan het tweede aspect van uw vraag. Als u refereert aan het laatste jaarverslag van de CREG, dient vermeld te worden dat de CREG mij heeft bevestigd dat in dit verslag geen melding wordt gemaakt van het energie-efficiëntiepotentieel van de gas- en elektriciteitsinfrastructuur. Er wordt enkel in algemene termen gerefereerd aan de Europese energie-efficiëntierichtlijn. Er kan wel worden gesteld dat de CREG in de uitwerking van de tariefmethodologie voor zowel elektriciteit als gas prikkels heeft opgenomen om aan te sporen tot een efficiënter en innovatief beheer van de infrastructuur. Dit vertaalt zich zelfs voor de aardgasnetbeheerder in concrete, specifieke en meetbare prestatiedoelstellingen voor de periode 2020-2023, zoals het verminderen van de methaanuitstoot van eigen operaties in vergelijking met het referentiejaar 2017 met 10 % per jaar en het verbeteren van de efficiëntie van zijn gasketels.
09.03 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, uit uw antwoord blijkt dat Vlaams minister Demir toch een beetje ondeugend is geweest in de communicatie. Dat is al een tijdje bezig, ook ten aanzien van minister Khattabi. Ik heb al eens gezegd dat men op een bepaald moment elke dag wel iets ondeugends las in de krant. Er is nog heel veel werk aan de winkel, mevrouw de minister, maar ik dank u voor uw antwoord. Ik leer elke dag bij.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55017916C van de heer Ben Achour wordt uitgesteld.
- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De internationale vergelijking van elektriciteits- en aardgasprijzen" (55017975C)
- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De energienorm n.a.v. de jaarlijkse PwC-studie rond de elektriciteitsprijzen" (55017987C)
- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La comparaison des prix de l'électricité et du gaz au niveau international" (55017975C)
- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La norme énergétique au vu de l'étude annuelle de PwC sur les prix de l'électricité" (55017987C)
10.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, er werd gecommuniceerd over de bevindingen van PwC na de vergelijking tussen de elektriciteits- en aardgasprijzen voor verschillende verbruikers in dit land en deze in de omliggende landen. De vaststelling is dat er zowel evoluties zijn in de regio's als op federaal vlak. In Vlaanderen dalen de kosten meegerekend in de tarieven voor elektriciteit licht, met 5 euro per megawattuur. Op federaal vlak stegen ze licht en in Wallonië en Brussel bleven ze ongeveer gelijk.
U reageerde in de pers en stelde dat die stijging op federaal vlak een gevolg is van het beleid van de vorige regering, die het zowaar gewaagd had om de offshore windparken 5 miljard euro goedkoper te realiseren dan oorspronkelijk voorzien. U verwees overigens ook naar de resolutie die de regering verplicht om voorstellen in te dienen om de federale meerkosten te doen dalen. Dat laatste is wel opvallend omdat u een deel van het akkoord nog steeds niet hebt uitgevoerd. Daar zit dus wat vertraging op, wat ingaat tegen wat het Parlement de regering heeft gevraagd. Ik sluit echter niet uit dat u naar aanleiding van dat rapport toch sneller actie onderneemt dan zowat een uur geleden aangekondigd.
Mevrouw de minister, zal u de deadline die het Parlement heeft vooropgesteld nog steeds niet respecteren en zal u dus pas in september of oktober met voorstellen komen?
Kan u een gedetailleerde stand van zaken van het dossier geven? Ik kijk uit naar uw antwoord maar mijn hoop is beperkt.
10.02 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, voor de inleiding van deze vraag verwijs ik naar wat de heer Wollants heeft gezegd rond de onderzoeksopdracht van het consultancybureau PwC.
Ik kom even terug op wat mevrouw Marghem zei in verband met de commissie voor Financiën en Begroting. Ik heb toen inderdaad even het onderwerp van de federale bijdrage aan mevrouw De Bleeker voorgelegd, omdat er natuurlijk dat rapport van de CREG is. Daarin wordt steeds verwezen naar de algemene middelen. Ik heb haar gewoon gezegd dat er wel wat op de begroting afkomt in de komende jaren. Dan verwees ik naar de federale meerjarenbegroting, uiteraard niet naar deze begrotingswijziging in het bijzonder.
We weten dat u bezig bent met de betaalbaarheid, de werkzaamheden rond de energienorm. In februari en maart hebt u gesprekken gevoerd met de vakbonden, de bedrijfswereld en de consumentenverenigingen. U hebt eind april ook al een advies ontvangen van de adviesraad van de CREG. U hebt ook al beklemtoond dat de energienorm op elk verbruikerstype moet worden toegepast. Politiek vertaald betekent dit dat het niet enkel gaat over de bedrijfswereld en de energie-intensieve industrie. Een IKW in september moet dus klaarheid scheppen in die zaak.
Net zoals de heer Wollants, die verwijst naar een gezamenlijke resolutie, zou ik toch wat meer duidelijkheid willen krijgen over de stand van zaken in de voorbereidingen van een reeds lang aangekondigde energienorm en de vermindering van de federale bijdrage op de elektriciteitsfactuur.
10.03 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, mijnheer Ravyts, de energienorm is er voor alle verbruikstypes en omvat dan ook vele aspecten. Het is dus een dossier dat niet zonder een grondige voorbereiding kan worden uitgewerkt. Mijnheer Wollants, vrij snel zult u hierover meer duidelijkheid krijgen. Herinner u in dat verband de timingslide.
Wij hebben een eerste ronde van stakeholderconsultaties gehouden in februari en maart. Die gesprekken vormden onder meer een aanzet voor het advies dat de adviesraad van de CREG mij heeft bezorgd. Het is een beschrijvend advies over wat de energienorm zou moeten omvatten, maar het is natuurlijk geen kant-en-klaar model dat zo kan worden geïmplementeerd. Daarvoor is er een verdere kwantitatieve analyse nodig, die wij samen met de regulator aan het uitvoeren zijn. Dat gebeurt natuurlijk met een continue aftoetsing aan de werkelijkheid, namelijk de cijfers. Wij moeten een norm implementeren die de competitiviteit en de koopkracht beschermt en die het federale aandeel in de factuur evenredig doet dalen ten opzichte van de CRM-kostprijs.
U spreekt over een vertraging van zes maanden, omdat de kostprijs van het CRM nog moest worden herberekend. Een norm die niet is afgestemd op de laatste inschattingen, is natuurlijk niet de bedoeling. Dat hebben wij allemaal kunnen besluiten uit de CREG-studie 2142. Ondertussen ontvingen wij vorige week ook de PwC-studie op vraag van FORBEG. De recentste boodschappen over koopkracht en competitiviteit daaruit verwerken wij zo goed mogelijk in de energienorm. Ondanks wat u lijkt te zeggen, zit ik niet stil en zolang de Belgische grote en kleine verbruikers geen energienorm hebben, zal ik ook niet stilzitten.
In elk geval kan ik nog steeds bevestigen dat ik ten laatste in september een voorstel zal indienen op het niveau van de IKW en dat ik daarmee in november naar de ministerraad ga. Die timing hebben wij vooropgesteld en daaraan zal ik mij ook houden.
Wel was ik blij in de PwC-studie te lezen dat het Belgische sociale beleid het goed doet en een grote impact kan hebben op de factuur van de kwetsbare afnemers.
Nu in 2021 ook de doelgroep van de gerechtigden op het sociaal tarief wordt uitgebreid, ben ik blij te kunnen zien dat ons beleid een impact heeft waar dat vandaag het meeste nodig is.
10.04 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. U laat het klinken alsof u de exacte kostprijs van het CRM nodig hebt om een aantal voorstellen te lanceren, zoals gevraagd in de resolutie, maar u zult de totale kosten van het CRM pas na de T-1-veiling kennen.
Laten we hopen dat u in september niet zegt dat ik voor de totale kosten zal moeten wachten tot 2024; dat ik tot dan geduld moet hebben voor het totale mechanisme, dat ervoor zal zorgen dat de totale kosten dalen ten opzichte van de huidige situatie. Ik vrees dat u toch wel wat uitstelgedrag ter zake vertoont.
U zegt ook dat u niet stilzit. Ik beweer echter niet dat u stilzit, ik zeg gewoon dat u in slow motion werkt, in tegenstelling tot wat we hadden afgesproken.
Als u blijft zeggen dat we er in september nog eens naar zullen kijken en de regering doet er nog een paar maanden over, wanneer zullen we dan het resultaat krijgen? Denk ook aan de aankondiging van de CREG over die 100 miljoen euro, waardoor men boven de kap zou uitstijgen die wij samen hebben vastgelegd op 2021. Vergeet niet dat u nog vóór het einde van het jaar een wetgevend initiatief moet nemen om dat te realiseren.
Ik wil u gewoon aansporen tot enige snelheid. Ik zou heel graag op de fastforwardknop drukken, zodat we krijgen waarvoor dit Parlement in zeer ruime mate heeft gestemd. Volgens mij was er ook niemand in het halfrond tegen die timing, ook u niet. Ik zou graag zien dat u terug aansluiting vindt bij uw houding van vóór de regeringsvorming.
10.05 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, misschien wekt het enige verbazing, maar de totstandkoming van die resolutie, vorig jaar, heb ik enigszins als superoppositie – er bestaat een soort van gelaagdheid, oppositie en superoppositie – bekeken. Mevrouw Van der Straeten zat toen in de gewone oppositie en de resolutie is vanuit dat oogpunt geschreven. Of die echt realistisch was voor haar toen zij als minister in oktober 2020 de scepter overnam, weet ik niet. Misschien ben ik daarin wat milder.
Mevrouw de minister, er moet zeker wel vaart worden gemaakt met de kwantitatieve analyse van de CREG en de aftoetsing aan de actuele cijfers, want het lijkt mij plausibel dat u die nodig hebt.
De PwC-studie, in vorige commissievergaderingen al besproken, is maar één element van het verhaal. Elk jaar komt die studie terug in de maand januari, zoals afgesproken bij de gunning door de vier regulatoren. Het was eigenlijk een vraag uitgaande van het Belgisch interfederaal energiepact, maar iedereen schijnt dat al vergeten te zijn.
Ik ben dus benieuwd naar de resultaten van de interkabinettenwerkgroepen na de zomer. Het is natuurlijk een heel belangrijk aspect van uw beleid, waarop u mogelijk ook zult worden afgerekend.
L'incident est clos.
11 Vraag van Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De ontmoeting met de Noorse minister voor Olie en Energie, Tina Bru" (55017982C)
11 Question de Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La rencontre avec la ministre norvégienne du Pétrole et de l'Énergie, Tina Bru" (55017982C)
11.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, op 29 april had u een ontmoeting met uw Noorse collega, de minister van Olie en Energie. U hebt meegedeeld dat u overlegde over hernieuwbare energie, terwijl de Noorse minister aangeeft dat het gesprek ook ging over carbon capture and storage. Zij wijst er ook op dat ons land een interessante partner is voor Noorwegen, omdat door de sluiting van de kerncentrales Noorwegen mogelijk zou kunnen tegemoetkomen aan onze grotere vraag naar aardgas. Dat is niet zo heel moeilijk, gelet op het feit dat aardgas een van de grotere exportproducten van Noorwegen is.
Waarover ging dat gesprek nu eigenlijk? Wie heeft het bij het rechte eind? Het zou interessant zijn te vernemen op welke vlakken u de samenwerking met Noorwegen ziet. Mogelijk zijn er opties inzake hernieuwbare energie, maar ook op het vlak van CCS en op het vlak van gasleveringen als gevolg van een toegenomen gasverbruik vanaf 2025. Zijn er voor die onderwerpen nog vervolgvergaderingen gepland? Welke doelstellingen streeft u na in verband met die thema's?
11.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, de agenda voor een gesprek tussen beide ministers wordt zoals steeds in overleg bepaald. Beide minister plaatsen daarbij thema's aan de agenda. U hebt de topics die wij besproken hebben, aangehaald, namelijk hernieuwbare energie, met name offshore windenergie, alsook waterstof en CCS. Noorwegen heeft toegelicht dat het tegen juni een white paper zal uitbrengen over de energietransitie in Noorwegen, heel specifiek wat offshore windenergie betreft. Hierin zullen de Noren hun toekomstig beleid inzake windenergie uit de doeken doen en hun plannen inzake andere alternatieve energiebronnen voorstellen.
Dat thema interesseert ons ten zeerste, gelet op het feit dat de interconnectie voor ons land belangrijk is, niet alleen voor de bevoorradingszekerheid, maar ook voor de switch naar 100 % hernieuwbare energie. Onze netbeheerder Elia onderzoekt namelijk drie projecten. Ten eerste gaat het om de interconnectie met Denemarken, waarmee wij een MOU gesloten hebben. Ten tweede bekijkt men een bijkomende interconnectie met het Verenigd Koninkrijk, Nautilus, een hybride interconnectie ter aanvulling van de Nemo Link. Ten derde wordt ook een interconnectie met Noorwegen door Elia als een mogelijkheid gezien, maar er spelen in Noorwegen interne politieke afwegingen. Dat neemt echter niet weg dat het land effectief ambities heeft op het vlak van offshore windenergie en dat dus kan worden bekeken hoe die met onze eigen ambities kunnen worden verbonden.
Dergelijke projecten kunnen zeker ook belangrijk zijn voor de Belgische ontwikkelaars en voor de eigen doelstellingen.
Voorts hadden wij een oriënterende gedachtewisseling rond waterstof. België en Noorwegen zijn het beide eens over het belang van waterstof in de toekomstige energiemix, zeker tegen horizon 2050. We hebben beide expertise en potentieel. Wij zien vooral ook onze positionering als kruispunten in het Europese energienetwerk als aanvoerpunt en distributeur van waterstof via onze havens.
Van Noorse zijde werd CCS geagendeerd, omdat het land vooruitgang wenst te boeken in de samenwerking met de industriële partners in België in het kader van het Northern Lightsproject. Het is duidelijk dat het Noorse CCS-project commerciële leefbaarheid zoekt. In de Belgische industrie is er een substantiële markt voor de aanwending van CO2 in industriële processen als base load. Dat dossier berust maar marginaal bij de federale regering en zit eigenlijk in belangrijke mate bij de Gewesten. De stuwende kracht hier komt van de industrie en de havens.
Eventuele gasleveringen werden niet besproken. Gasleveringen uit Noorwegen vallen onder de vrijemarktwerking. België heeft met geen enkel land intergouvernementele akkoorden omtrent gasleveringen. De contacten die ik leg met verschillende landen, binnen en buiten de EU, ondersteunen mijn beleid op diverse fronten, zoals de ontwikkeling van hernieuwbare energie en de ontwikkeling van waterstof. Ik zie het als mijn rol als beleidsmaker om België op de kaart te zetten als een land met een duidelijke visie. Het is mijn overtuiging dat we dat kunnen bereiken door samen te werken in België, alsook met het buitenland.
11.03 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat al een integraler beeld geeft van het overleg, dat dus over meer handelde dan louter hernieuwbare energie. Dat is ook verstandig.
Terwijl u bij eerdere vragen vooral was gefocust op de interconnectie met Denemarken, is het voor ons ook interessant om te weten dat u nu een en ander blijkbaar ruimer bekijkt en ook oog hebt voor de interconnectie met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen, zodat een bewuste keuze kan worden gemaakt.
Vorige keer heb ik er u al op gewezen dat de interconnectie met Denemarken het resultaat zou moeten zijn van een onderzoek naar de vraag of die het efficiëntst is. Ik noteer dat nu blijkbaar al wordt gesproken over drie mogelijke verbindingen naast elkaar. Ik zal dat dossier uiteraard nader opvolgen.
Hoe het verder moet met waterstof, blijft een uitdagende keuze. Uit verschillende hoeken krijg ik ondertussen juridische nota's over wie bevoegd is voor welk aspect van waterstof. Dat is bijzonder interessant, maar de vraag is wanneer u met het dossier ter zake naar het Parlement kan komen. Uiteraard hangt dat af van een onderzoek, dat ik zal aansnijden bij een volgende vraag.
Het incident is gesloten.
- Christophe Bombled à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La copropriété d’éoliennes offshores par des particuliers" (55017989C)
- Kim Buyst à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les communautés énergétiques dans le cadre des parcs éoliens en mer" (55018016C)
- Christophe Bombled aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De mogelijkheid voor particulieren om mede-eigenaar van offshorewindmolens te worden" (55017989C)
- Kim Buyst aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De energiegemeenschappen voor offshorewindparken" (55018016C)
12.01 Christophe Bombled (MR): Monsieur le président, madame la ministre, dernièrement, le Conseil des ministres a approuvé l'une de vos propositions, permettant à des citoyens, des communes, des associations et des PME de devenir copropriétaires d'éoliennes en mer du Nord.
En pratique, en 2023, les citoyens pourront se regrouper dans des collectivités et investir ensemble, avec les entreprises spécialisées, dans des éoliennes offshores et utiliser ainsi cette électricité. Par le passé, plusieurs projets pilotes avaient déjà été menés sur le sujet mais le cadre juridique faisait défaut.
Madame la ministre, pourriez vous nous détailler, dans les grandes lignes, votre proposition? Quel est le cadre juridique permettant la copropriété de particuliers? S'agira-t-il de la constitution d'une société? Si oui, sous quelle forme: coopérative ou autre?
Vous précisez que les citoyens pourront consommer l'énergie produite par les éoliennes en mer du Nord et cofinancer celles-ci. Pourriez-vous dès lors donner l'état d'avancement du dossier relatif à la liaison vers Zeebrugge où arrive l'électricité des éoliennes?
12.02 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik sluit mij hierbij graag aan. Wind is van ons allemaal en de energie die wind voortbrengt hoort dus ook van ons allemaal te zijn. Het voorstel tot aanpassing van de elektriciteitswet, zodat ook energiegemeenschappen zullen kunnen participeren in offshore windparken, is mooi om burgers actief te betrekken bij de energietransitie.
Die energietransitie betekent niet alleen een decentralisering van het energiesysteem, maar biedt ook kansen aan burgers, verenigingen, scholen en bedrijven om een actievere rol in de energiemarkt te spelen.
Wat is vandaag reeds mogelijk op het vlak van burgerparticipatie in offshore wind?
Welke verandering wordt er mogelijk door dit nieuwe wetsontwerp?
12.03 Minister Tinne Van der Straeten: Bij de bouw van de bestaande windmolenzones op de Noordzee was het reeds mogelijk voor burgers om te participeren, maar dat was vooral een financiële investering. Zo kunnen burgers bijvoorbeeld nu al intekenen op de aandelen van Parkwind via North Sea Wind Cooperative. De Nederlandse beheerder van beleggingsfondsen, Meewind, is zelfs medeaandeelhouder van verschillende windparken van diezelfde groep. Mede-eigenaar worden verhoogt de betrokkenheid van de Belgen en garandeert dat Belgische inwoners mee de vruchten plukken van de productie-installaties.
Bij de omzetting van RED II, de tweede hernieuwbare-energierichtlijn, wil ik de mogelijkheid geven aan hernieuwbare-energiegemeenschappen – dus burgers, kmo's en andere organisaties – om mede-eigenaar te worden van de Belgische offshore windmolens. Burgers zullen in de toekomst dus niet alleen financieel mee kunnen investeren, maar krijgen ook de kans om een stukje van het windpark te bezitten en mee te beheren.
Je constate qu'il y a maintenant plus d'expérience en Belgique avec le coinvestissement dans l'éolien et le solaire onshore via REScoop et que le moment est arrivé d'aller plus loin. Il y a suffisamment d'intérêt pour appliquer ce concept à l'offshore.
C'est maintenant aux organisations telles que REScoop de s'organiser et se préparer pour réaliser réellement cette propriété pour les citoyens lorsque nous commencerons à construire les prochains parcs éoliens offhsore. Le vent est à tout le monde! Pourquoi pas le même principe pour l'électricité produite grâce au vent?
Divers projets visent à transporter l'électricité produite par l'éolien en mer vers la terre et vers l'intérieur du pays. Le projet MOG II, qui est une extension du réseau modulaire offshore, vise à développer et construire une nouvelle infrastructure de réseau offshore afin de raccorder de nouveaux parcs éoliens au réseau terrestre. Le lieu exact de l'atterrissage onshore n'est pas encore connu.
Le projet Ventilus qui vise entre autres à transporter l'électricité plus loin onshore est actuellement au stade de la procédure de révision du hub, une procédure qui relève de la compétence régionale. Le tracé exact de Ventilus n'est pas encore connu.
12.04 Christophe Bombled (MR): Merci, madame la ministre, pour vos réponses. Permettre à des citoyens de se regrouper dans des collectivités et d'investir ensemble dans des éoliennes offshores est une démarche positive. Il me semble que des expériences de ce genre existent déjà sous la forme de sociétés coopératives, notamment avec les projets ECO2050 et North Sea Wind. Dans un contexte où l'investissement dans les énergies durables est essentiel, de telles initiatives sont à saluer. Non seulement elles offrent une alternative financièrement intéressante comparée au compte d'épargne traditionnel, mais elles permettent en outre aux citoyens d'être plus concrètement impliqués dans la transition énergétique.
12.05 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik sluit mij aan bij wat de heer Bombled zegt over de grote kansen die de energietransitie biedt voor burgers om een centrale rol te krijgen of te kunnen opnemen. Energie hoeft niet, zoals het jaren geleden was, het monopolie van de staat te zijn, maar de productie in handen laten van enkele mastodonten is ook niet echt het antwoord. De burger centraal stellen, kan een mooie stap zijn in de juiste richting.
L'incident est clos.
13 Vraag van Kim Buyst aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het Recumo-project" (55018015C)
13 Question de Kim Buyst à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le projet Recumo" (55018015C)
13.01 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in de marge van het non-proliferatieverdrag is wereldwijd afgesproken dat het gebruik van hoogverrijkt uranium moet worden afgebouwd. Ook in ons land wordt hier werk van gemaakt.
Een deel van het hoogverrijkt uranium dat ons land op dit moment nog gebruikt, wordt ingezet voor medische toepassingen door het IRE in Fleurus. De opslag van de hoogverrijkte residu’s werd daar echter stilaan een probleem. Recumo, dat deze restanten kan zuiveren, is daartoe een oplossing. Het SCK en het IRE vonden elkaar in dit innovatieve project, waarnaar u daarnet al hebt verwezen.
Het IRE werkt ook volop aan de productie van medische radio-isotopen op basis van laagverrijkt uranium. In april 2020 slaagde het er voor het eerst in om molybdeen-99 te produceren met laagverrijkt uranium. Tegen 2022 zou het de productie volledig willen overschakelen. Vanaf 2022 zal er dus geen hoogverrijkt uranium meer worden gebruikt bij het IRE. De subsidiering van Recumo wordt echter gepland tot 2045.
Mevrouw de minister, deze elementen brengen me tot volgende vragen. Hoever staat het IRE met de omschakeling naar productie op basis van laagverrijkt uranium? Zal de deadline in 2022 worden gehaald? Wanneer zal Recumo in productie kunnen gaan? Hoelang zal de verwerking van het hoogverrijkt uranium van het IRE bij Recumo in beslag nemen? Hoeveel bijkomende jobs zullen door dit project worden gecreëerd?
13.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Buyst, dit is inderdaad een zeer goed voorbeeld van hoe onze nucleaire instellingen samen oplossingen kunnen uitwerken voor problemen die rijzen.
De bestraalde targets met hoogverrijkt uranium, die gebruikt worden bij de productie van medische radio-isotopen, voornamelijk molybdeen-99, zorgen voor residuen waarin het hoogverrijkt uranium achterblijft. Deze residuen werden opgeslagen bij het IRE, maar die opslagcapaciteit was beperkt.
In plaats van deze residuen als afval af te voeren, werd er een partnerschap gesloten tussen het SCK en het IRE. De residuen zullen dus afgevoerd worden naar het SCK, waar het uranium wordt verdund tot laagverrijkt uranium, dat nadien gezuiverd wordt, zodat het voor andere toepassingen gebruikt kan worden, bijvoorbeeld bij het SCK. Het SCK werkte hiervoor het project Recumo uit. Er werd een vergunning aangevraagd en in maart en april was er in dat kader een openbaar onderzoek.
Onder voorbehoud van de vergunning en de goedkeuring door het FANC en de andere betrokken overheden, zal Recumo in productie kunnen gaan in het vierde kwartaal van 2024. De Recumo-installatie zal dan tot 2032 de hoogverrijkte residuen van het IRE verwerken.
Sinds 30 april 2020 produceert het IRE ongeveer een kwart van zijn productie van molybdeen-99 uit laagverrijkt uranium. Begin 2022 zal de helft van de IRE-productie uit laagverrijkt uranium komen. Er wordt verwacht dat het aandeel zal toenemen in de loop van 2022, afhankelijk van de mogelijkheid van klanten om het uit dit proces geproduceerde jodium-131 te accepteren.
Volledige conversie, waarbij het gebruik van hoogverrijkt uranium wordt stopgezet, wordt verwacht in het laatste kwartaal van 2022, uiteraard mits het wordt goedgekeurd door het FANC. Ondertussen wordt ook ingezet op een technologie om molybdeen-99 te produceren zonder gebruik van uranium. Dat is het project SMART, een van de projecten uit het relanceplan, waarover wij het eerder vandaag hadden.
Na 2032 zal de Recumo-installatie worden gebruikt om de laagverrijkte residuen van het IRE te verwerken en te zuiveren voor gebruik in andere toepassingen, natuurlijk steeds onder voorbehoud van de vergunning en de goedkeuring door het FANC en door de andere betrokken overheden. In het gebruik van de Recumo-installatie voor materialen van andere producenten is momenteel niet voorzien.
Het project zal leiden tot een bijkomende tewerkstelling van vijftig personen tijdens de bouwfase en van een tiental personen tijdens de uitbating.
13.03 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister. In tegenstelling tot wat sommigen leken te insinueren, vindt onze fractie het wel heel belangrijk dat er partnerschappen afgesloten worden, zoals het Recumo-project. Dat is een mooi voorbeeld van de manier waarop België zijn pioniersrol inzake nucleaire geneeskunde kan blijven spelen. Het is cruciaal dat de sector de overstap maakt naar laagverrijkt uranium. In het kader van het non-proliferatieverdrag is dat reeds afgesproken. Het is goed dat daaraan wordt meegewerkt en dat wij dat tegen 2022 zullen kunnen realiseren. Persoonlijk ben ik ook blij met de extra tewerkstelling die gecreëerd kan worden in een regio als de Kempen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.25 uur.
La réunion publique de commission est levée à 13 h 25.