Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du
Climat |
Commissie
voor Energie, Leefmilieu en Klimaat |
du Mardi 25 mai 2021 Après-midi ______ |
van Dinsdag 25 mei 2021 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.01 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 01 et présidée par M. Patrick Dewael.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
De voorzitter: Collega's, wij gaan onmiddellijk van start, want de minister heeft slechts tijd tot 15.00 uur.
01 Actualiteitsdebat over de diepzeemijnbouw en toegevoegde vragen van
- Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Diepzeemijnbouwtesten in de Stille Oceaan" (55015996C)
- Kurt Ravyts aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De proef rond diepzeemijnbouw van GRS in de Stille Oceaan" (55016735C)
- Daniel Senesael aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De diepzeemijnbouw" (55016781C)
- Greet Daems aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De mislukte diepzeemijnbouwtesten" (55017582C)
- Jasper Pillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Diepzeemijnbouw" (55017661C)
- Yngvild Ingels aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Een juridisch kader voor diepzeemijnbouw" (55017837C)
- Leen Dierick aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De diepzeemijnbouw" (55018059C)
- Séverine de Laveleye aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De diepzeemijnbouw" (55018085C)
01 Débat d'actualité sur l'exploitation minière en haute mer et questions jointes de
- Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les tests dans le cadre de l'exploitation minière des fonds marins de l'océan Pacifique" (55015996C)
- Kurt Ravyts à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'essai d'exploitation minière des fonds marins par GRS dans l'océan Pacifique" (55016735C)
- Daniel Senesael à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'exploitation des grands fonds marins" (55016781C)
- Greet Daems à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'échec des tests d'exploitation minière en eaux profondes" (55017582C)
- Jasper Pillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'exploitation minière des fonds marins" (55017661C)
- Yngvild Ingels à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'instauration d'un cadre juridique pour l'exploitation minière des grands fonds marins" (55017837C)
- Leen Dierick à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L’exploitation minière des fonds marins" (55018059C)
- Séverine de Laveleye à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'exploitation minière en haute mer" (55018085C)
Een deel van de vragen is gericht aan minister Khattabi, maar de ministers zijn overeengekomen dat minister Van Quickenborne op al deze vragen zal antwoorden.
01.01 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb inderdaad twee mondelinge vragen gericht aan minister Khattabi, maar beide werden naar u doorverwezen.
Mijnheer de minister, Greenpeace berichtte eind vorige maand dat een robot van 25 ton vast zat op de oceaanbodem bij een diepzeemijnbouwtest. Het gaat over de knollenverzamelaar Patania II van het Belgische Global Sea Mineral Resources, GSR, een dochteronderneming van DEME. DEME verloor hierbij contact met de robot, die op minstens 4 kilometer diepte zat. Dit voorbeeld toont nog maar eens aan dat diepzeemijnbouw veel te risicovol is. De diepzeemijnbouwindustrie beweert nochtans dat ze klaar is voor exploitatie, maar wie gelooft dat nog?
Mijn standpunt is duidelijk, ik heb het hier reeds meermaals meegegeven. Diepzeemijnbouw is een vernietigende industrie, die we dringend een halt moeten toeroepen. We weten nog veel niet over de diepzee en de diepzeebodem maar één ding is zeker, exploitatie van de diepzeebodem zal een uniek en kwetsbaar ecosysteem onherstelbare schade toebrengen. De diepzee herstelt er mogelijk nooit meer van. Wetenschappers hebben dit reeds duidelijk aangetoond. Daarom vragen wij dat de diepzee beschermd wordt en dat deze regering stopt met steun aan GSR voor diepzeemijnbouw.
Wij staan niet alleen met dat standpunt. Recent stuurden 30 vooraanstaande wetenschappers een open brief, waarin ze vragen om de diepzee te vrijwaren. Ik ben dan ook heel blij dat Greenpeace actie voert tegen diepzeemijnbouw, met het schip de Rainbow Warrior in de Stille Oceaan en ik steun Greenpeace en de andere ngo's volledig in hun strijd tegen diepzeemijnbouw.
Ik ben dankbaar dat de milieuorganisaties en lokale ngo's dit onderwerp op de agenda blijven plaatsen.
Mijnheer de minister, wat vindt u van deze diepzeemijnbouwtests?
Kunt u mij meer vertellen over die mislukte diepzeemijnbouwtests? Wat gebeurt er als zo'n test misloopt?
De Belgische overheid sponsorde GSR in haar aanvraag voor een exploitatievergunning bij de Internationale Zeebodemautoriteit. Als er schade optreedt bij de uitvoering van deze diepzeemijnbouwtests, wie is daar dan aansprakelijk voor? Is er op voorhand een analyse gemaakt van de juridische risico’s die de Belgische Staat loopt bij deze diepzeemijnbouwtests?
Op welke manier zijn minister Khattabi en u betrokken bij deze diepzeemijnbouwtests? Heeft u of iemand anders bij de federale regering GSR toestemming moeten verlenen voor deze tests?
In de tegenresolutie van deze regering rond diepzeemijnbouwtests, die er kwam op mijn voorstel, vroeg de regering expliciet om het voorzorgsprincipe te blijven toepassen. Ik dacht dat minister Khattabi, als minister van Leefmilieu, verantwoordelijk was voor de bescherming van de biodiversiteit in internationale wateren. Om die reden had ik mijn vraag tot haar gericht. Aangezien u bevoegd bent voor de Noordzee, bent u ook verantwoordelijk voor het handhaven van het voorzorgsprincipe bij diepzeemijnbouw. Welke stappen hebt u ondernomen?
Zal de regering GSR sponsoren bij een aanvraag voor een exploitatievergunning?
01.02 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, het dossier in verband met de diepzeemijnbouw is in het verleden ook steeds behandeld door de minister of staatssecretaris bevoegd voor de Noordzee. Ik stel mijn vraag dan ook aan u omdat u, wat mij betreft, samen met minister Dermagne bevoegd bent.
Het bedrijf GSR, een dochterbedrijf van DEME, maakte op 22 april bekend dat het een nieuwe mijlpaal had bereikt voor de moderne techniek tijdens een wetenschappelijke proef en milieuproef. Een diepwaterrobot heeft tijdens een proef in de Stille Oceaan polymetaalknollen verzameld.
Heel belangrijk, mijnheer de minister, is dat de proef gevolgd werd door wetenschappers van het JPI Oceans Project MiningImpact. Zij zouden een onafhankelijke wetenschappelijke monitoring uitvoeren rond deze test. De bevindingen van deze geïntegreerde impactanalyse zullen blijkbaar worden omgezet in aanbevelingen voor verbeterde milieunormen en -richtlijnen van de mijnbouwcode. Die wordt momenteel nog altijd opgesteld door de Internationale Zeebodemautoriteit.
De gegevens en stalen die tijdens de proef werden verzameld, zullen in ieder geval meer inzicht geven in de milieueffecten. GSR stelt in een persmededeling dat het er zich van bewust is dat er eerst duidelijk moet worden aangetoond dat dergelijke activiteiten zo kunnen worden beheerd dat een doeltreffende bescherming van het mariene milieu gegarandeerd is.
We weten dat de federale overheid financieringspartner is van MiningImpact via het Belgian Science Policy Office (BELSPO). Mijn oordeel is dus veel milder dan dat van mijn collega Daems. Ik heb er geen vernietigend oordeel over en ik heb het gevoel dat u dat straks in uw antwoord ook niet zult hebben.
Kunt u toelichten welke aanbevelingen van de geïntegreerde impactanalyse werden of worden omgezet in aanbevelingen voor eventueel te verbeteren milieunormen en richtlijnen voor de totstandkoming van die code? Welke is de stand van zaken rond de in uw beleidsnota aangekondigde herziening of actualisering van de Belgische wetgeving ter zake, natuurlijk in coauteurschap met de FOD Economie?
01.03 Daniel Senesael (PS): Monsieur le ministre, début avril 2021 a eu lieu un échange de courriers entre représentants de Greenpeace et de la filiale de DEME Global Sea Mineral Resources (GSR) au sujet des essais d'exploitation minière de grands fonds marins envisagés par cette dernière.
Monsieur le ministre, j'en viens directement à mes questions.
Pouvons-nous avoir votre retour ainsi que votre avis à ce sujet? Des contacts ont-ils été pris avec les représentants de la filiale GSR? Le cas échéant, pouvons-nous obtenir des informations à cet égard?
Le 28 janvier 2021, la proposition de résolution relative à l'exploitation minière des fonds marins a été adoptée par le Parlement. L'une des demandes concerne le soutien à la recherche scientifique fondamentale et la collecte de données en vue d'approfondir les connaissances des grands fonds marins et de protéger les écosystèmes marins existants. Pouvez-vous nous informer des initiatives prises en ce sens? Ce point ayant été évoqué lors de l'échange de courriers mentionné, pouvons-nous avoir votre retour au sujet des arguments avancés?
Pouvons-nous obtenir votre point de vue concernant le respect du principe de précaution dans le cadre de cet échange?
Monsieur le ministre, vous souligniez dans votre note de politique générale votre projet de soumettre à révision la législation existante relative à l'exploitation minière en haute mer et "d'élaborer un cadre réglementaire clair et contraignant pour l'exploitation minière en haute mer, incluant le principe de précaution". Où en est ce projet?
Vous y annonciez également prendre les mesures nécessaires au niveau international pour protéger l'intégrité des fonds marins. Pouvons-nous obtenir des informations à cet égard?
01.04 Jasper Pillen (Open Vld): Mijnheer de minister, in de vorige legislatuur werd er al werk gemaakt van de evaluatie van de bestaande wetgeving rond diepzeemijnbouw. Eind 2020 is er in de Kamer een resolutie daarover aangenomen. Die heb ik ook mee ondertekend. Onze fractie steunde deze resolutie volmondig.
Daarin worden een aantal zaken gevraagd aan de regering. Ik heb ze opgesomd in mijn vraag en zal ze hier niet herhalen. Collega Senesael heeft daarnet al een aantal belangrijke principes naar voren gebracht.
Mijnheer de minister, samen met de minister van Economie streeft u naar de opmaak van een duidelijk en bindend regelgevend kader voor de exploitatie van de diepe zeeën. In dit kader zullen naast strenge milieustandaarden ook het voorzorgsprincipe en het principe dat de vervuiler betaalt, opgenomen worden. Het Belgische kader is een aanvulling op het internationale kader.
Ik heb daarover twee vragen.
Hoe ver staan u en uw collega met de werkzaamheden? Wanneer denkt u een eerste ontwerp aan ons te kunnen voorstellen?
01.05 Yngvild Ingels (N-VA): Mijnheer de minister, de situatie is duidelijk geschetst, ik zal dan ook dadelijk overgaan tot de vragen.
Wat is de stand van zaken in de opmaak van de internationale regelgeving omtrent diepzeemijnbouw en welke rol speelt België daar vandaag in?
Hoever staat u met het opstellen van een regelgevend kader voor de Belgische wet op de diepzeemijnbouw in samenspraak met de minister van Economie, zoals u ook hebt vermeld in uw beleidsverklaring?
Bestaan er draaiboeken voor crisissituaties, zoals die van enkele dagen geleden, bij het gebrek aan contact met de robot? Indien die niet bestaan, worden ze ontwikkeld?
Hoe is de regering van plan om onderzoek met betrekking tot de bescherming van maritieme ecosystemen verder te ondersteunen en vorm te geven, met als doelstelling een minimale impact voor deze ecosystemen?
01.06 Leen Dierick (CD&V):
Mijnheer de minister, de bestaande wetgeving rond diepzeemijnbouw
werd in de vorige legislatuur geëvalueerd. In uw beleidsnota werd opgenomen dat
u samen met de minister van Economie deze wetgeving aan een herziening zal
onderwerpen om te komen tot een duidelijk en bindend regelgevend kader voor
diepzeemijnbouw. Het is dan ook belangrijk dat we volop blijven inzetten op
wetenschappelijke dataverzameling en onderzoek.
Begin dit jaar werd een resolutie over de diepzeemijnbouw (Doc 55 1687), waarvan
ik mede-indiener ben, goedgekeurd met het verzoek aan de federale regering om
het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en dataverzameling met betrekking
tot verdere kennis van de diepzee en ter bescherming van bestaande mariene
ecosystemen verder te ondersteunen.
Mijn vragen aan de Minister:
Wat is de stand van zaken in de
uitvoering van de resolutie inzake diepzeemijnbouw?
Op welke manier ondersteunt u en de
Minister van Economie het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en
dataverzameling? Welke initiatieven zal u nemen?
Wat is de stand van zaken in de herziening van de wetgeving rond
diepzeemijnbouw?
01.07 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur
le Ministre, des évènements récents
nous invitent à remettre l’enjeu de l’exploitation minière en haute mer sur la
table de la commission. En effet, le Patania II, le collecteur de nodules
polymétalliques de l’entreprise DEME/GSR, s’est décroché et est tombé dans le
fond marin à 4000 m de profondeur lors de nouvelles expériences menées en Avril.
L’État belge parraine depuis 2012
l’entreprise DEME/GSR pour l’exploration.
Les scientifiques et le secteur
environnemental, notamment Greenpeace, continue de nous alerter sur les risques
que recouvrent l’exploitation minière en haute mer. Dans ce cadre, tout élément
documentant les effets des dernières explorations sont d’intérêt public et
utiles au débat.
Tout cela se passe dans un cadre
international incertain puisque l'AIFM a commencé à élaborer une réglementation
pour administrer l'exploitation des ressources minérales dans la Zone en 2014
et ne parvient pas à aboutir tant la recherche d’équilibre entre les besoins
économiques et une protection environnementale rigoureuse semble difficile.
Par ailleurs, vous annoncez dans votre note
de politique générale votre projet de soumettre la législation existante
relative à l'exploitation minière en haute mer à révision et « d'élaborer un
cadre réglementaire clair et contraignant pour l'exploitation minière en haute
mer ».
Voici donc mes questions :
- Quels sont les effets environnementaux de
l’accident du Patania II ? DEME/GSR a-t-elle partagé les données liées à ses
dernières explorations aux différentes parties prenantes intéressées ?
Pouvons-nous y avoir accès ?
- Où en est votre projet de révision de la
loi sur l’exploitation minière ? Qui est consulté dans le cadre de cette
révision ?
- La Belgique envisage-t-elle de poursuivre son parrainage pour de futures explorations/exploitations ? Comment faites-vous le lien entre le principe de précaution et notre statut de Blue Leader et les risques avérés liés à l’exploitation minière ?
01.08 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, ik zal uitvoerig antwoorden op de vele vragen over dit belangrijke onderwerp. Vooreerst wil ik even benadrukken dat ik als minister van Noordzee bevoegd ben voor het mariene milieu, zowel in de Noordzee als op volle zee. Er bestaat dan ook geen enkele discussie over de bevoegdheid en mevrouw Khattabi heeft mij deze vragen zeer collegiaal overgemaakt.
Onze kennis van de zeebodem in de diepzee is momenteel nog onvoldoende ontwikkeld en zeer onvolledig. Daarom houdt deze regering zich uiteraard aan de resolutie die op 19 januari goedgekeurd werd. Het Parlement vroeg de regering daarin om het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en de dataverzameling ter bevordering van de kennis van de diepzee en ter bescherming van de bestaande mariene ecosystemen te ondersteunen.
Les tests d'exploitation minière des grands fonds marins effectués par l'entreprise belge Global Sea Mineral Resources (GSR), en présence de scientifiques indépendants, fourniront des informations très importantes dans ce cadre qui combleront en partie les lacunes existant dans les connaissances.
Noch ikzelf, noch mijn collega's in de federale regering hebben toestemming moeten verlenen voor het uitvoeren van de tests, maar collega's Ingels en Dierick, de federale overheid ondersteunt via het wetenschapsbeleid het onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek dat naar diepzeemijnbouw wordt gevoerd.
Voorts worden diverse wetenschappers van onze federale wetenschappelijke instellingen hierbij betrokken.
Mevrouw Dierick, een van de initiatieven die ik nog zal nemen is het rond de tafel brengen van de betrokken partijen. Naast het wetgevende deel is het immers van cruciaal belang dat we een goed zicht krijgen op alle studies die in dit kader worden uitgevoerd. We moeten ook nagaan welke kennislacunes er nog zijn en op welke manier we antwoorden kunnen vinden. Ik wil dit doen samen met de belanghebbenden, bijgestaan door onafhankelijke wetenschappers.
U spreekt over een mislukte test. Het klopt dat de verbinding tussen het onderzoekschip, de Patania II en het moederschip een tijdlang onderbroken is geweest, maar ik betwijfel of dit euvel tot gevolg heeft gehad dat de test mislukt is. Ik ben dan ook net als u en veel collega's hier geïnteresseerd in de rapporten die hierover door zowel GSR als de onafhankelijke wetenschappers zullen worden gepubliceerd.
Ook de Rainbow Warrior van Greenpeace was aanwezig in de regio. Ik twijfel er niet aan dat ook zij hun bevindingen bekend zullen maken.
Op basis van deze rapporten zullen we kunnen oordelen of de tests al dan niet mislukt zijn.
Tot daar de antwoorden op de eerste vraag van mevrouw Daems, de vijfde vraag van mevrouw Ingels, de vragen 1 en 2 van mevrouw Dierick en de eerste vraag van mevrouw de Laveleye.
Je répondrai maintenant à la
troisième question de Mme de Laveleye et à la seconde question de
Mme Daems.
De toepassing van het voorzorgsprincipe is precies de reden waarom deze test kon plaatsvinden. Het gaat hier immers om een zeer kleinschalige test die zal bijdragen tot onze kennis van de diepzee. Deze kennis is onontbeerlijk voor het bepalen van de milieuvoorwaarden waaraan moet worden voldaan om eventueel aan ontginning te kunnen doen. Het is onder andere aan deze voorwaarden dat de Belgische regering eventuele toekomstige aanvragen van sponsorcontracten voor exploitatie zal aftoetsen alvorens een beslissing te nemen.
Vos questions, mesdames Daems et de Laveleye, quant à savoir si ce gouvernement va parrainer GSR lors de la demande d'une licence d'exploitation sont prématurées. Nous devons mesurer pour connaître avant de travailler sur le cadre législatif, surtout dans ce dossier, car nous devons prendre des décisions rapides.
Ik kom tot de derde vraag van mevrouw Daems. Volgens de internationale regelgeving is België als sponsorstaat ervoor verantwoordelijk dat de contractant zijn verplichtingen verricht volgens de regels. Concreet betekent dit dat België, dus ons land, die verplichtingen niet zelf moet uitvoeren, maar wel alle nodige en passende maatregelen moet nemen opdat GSR de verplichtingen naleeft. Indien dat het geval is, is ons land niet aansprakelijk voor schade die zich zou voordoen aan het mariene milieu. Momenteel werken wij aan een herziening van de wetgeving, zoals u weet, waarbij ook de nodige garanties ten aanzien van een eventuele exploitatiefase uitgewerkt moeten worden. Een analyse van de juridische risico's zal daarvan deel uitmaken.
De recente diepzeemijnbouwtests passen binnen de uitvoering van het exploratiecontract. Ze zijn kleinschalig en houden weinig tot geen risico van milieuschade in, in een gebied dat twee en een halve keer groter is dan ons land.
Mevrouw Ingels, u vroeg me of ik van plan ben om draaiboeken op te stellen. Zoals ik reeds zei, wordt er binnen de autoriteit ISA onderhandeld over de Mining Code. Een van de artikelen daarin bepaalt dat de exploitant zelf een emergency response and contingency plan moet opstellen en daartoe ook de nodige financiële en technische middelen moet voorzien. Een ontwerp van standaardrichtlijnen voor de voorbereidende uitvoering van dat plan werd reeds opgesteld binnen de ISA en ter consultatie aan het publiek voorgelegd. De federale overheid zal uiteraard deelnemen aan die consultatie en ook geïnformeerd worden over de resultaten ervan. Op dit moment is het dan ook niet wenselijk om zelf nu al een draaiboek op te stellen.
Mevrouw Daems, naast de ondersteuning van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek vraagt het Parlement aan de regering om bij de uitwerking van eventuele exploitatieregels inzake diepzeemijnbouw de milieuwetgeving en het voorzorgsprincipe in acht te blijven nemen om de biodiversiteit van unieke mariene ecosystemen te vrijwaren. Dat werd gevraagd in deel 2 van de resolutie. Als minister bevoegd voor het mariene milieu heb ik in deze commissie al meermaals bevestigd dat ik de basisprincipes, zoals het voorzorgsprincipe en het principe dat de vervuiler betaalt, zal opnemen in de nieuwe wetgeving. Die wetgeving zal niet alleen de internationale regelgeving van de Zeebodemautoriteit implementeren in Belgisch recht, ze zal bovendien aanvullen waar nodig, om zo te garanderen dat de hoogste milieustandaarden behaald worden en de nodige maatregelen worden genomen om schade aan het milieu te voorkomen.
Op die manier wil België zijn ambitieus oceanenbeleid kracht bijzetten overeenkomstig de 30x30-doelstelling van het Blue Leaders-initiatief.
Het herzieningstraject zelf is een participatief en transparant traject, waarbij alle belanghebbende partijen betrokken zullen worden. De federale overheid engageert zich voorts ook om wetenschappelijk werk, zoals MiningImpact, te blijven financieren. Door MiningImpact wordt belangrijk en onafhankelijk bijkomend onderzoek gevoerd naar de potentiële effecten van diepzeemijnbouw op het mariene milieu. Dat project wordt onder andere gefinancierd door het BELSPO. Ik zal dan ook niet eisen dat dergelijke tests worden stopgezet.
Mevrouw Daems, wat uw vijfde vraag betreft, het is evident dat ik betrokken ben bij de herziening van de Belgische wetgeving. Die herziening is trouwens een gezamenlijk project van de minister van Economie en mij.
Mijnheer Ravyts, wat uw eerste vraag betreft, op dit ogenblik is het nog te vroeg om specifieke conclusies te trekken, aangezien de tests zeer recent werden uitgevoerd. Ik kan u wel melden dat de resultaten ervan openbaar zullen worden gemaakt, net zoals in het verleden is gebeurd voor de voorafgaande milieu-impactanalyse.
Ik zal nu ingaan op de tweede vraag van de heer Ravyts, de eerste en tweede vraag van de heer Pillen, de derde vraag van mevrouw Ingels en de tweede vraag van mevrouw de Laveleye.
De herziening van de wetgeving voor diepzeemijnbouw, een proces waarin ik samenwerk met collega Dermagne, bevindt zich momenteel in een vergevorderde fase. De basistekst is klaar, maar er wordt nog gewerkt aan de legistieke aspecten van de memorie van toelichting. Vervolgens zal opnieuw een overleg met de belanghebbende organisaties plaatsvinden. Ik wil er trouwens op wijzen dat ik al persoonlijk contact heb gehad met de betrokken partijen.
Le but est que le Parlement traite ce projet de loi avant la fin de l'année.
Cher collègue Senesael, en effet, il y a bien eu un échange de courriers entre Greenpeace et GSR au sujet des essais prévus dans le Pacifique. J'en ai moi-même été informé par courrier électronique. Par ailleurs, j'ai entendu les deux parties exposer leur point de vue sur l'exploitation minière des grands fonds marins. Malheureusement, les deux parties ont convenu de ne pas tomber d'accord: they agree to disagree.
Cependant, si nous voulons parvenir à un cadre législatif transparent et clair sur l'exploitation minière des fonds marins, nous devons absolument poursuivre le dialogue et ne pas rester chacun dans son coin. J'ai donc demandé explicitement aux deux parties de se mettre autour de la table en ma présence pour en discuter. Mon personnel et mes services préparent actuellement cette réunion.
En guise de réponse à votre deuxième question, je vous renvoie à la réponse à la question de Mme Daems. Brièvement, le Parlement a demandé au gouvernement fédéral de soutenir la recherche scientifique fondamentale. Nous continuerons donc à nous engager dans le financement de projets scientifiques tels que MiningImpact. Je suis également convaincu que nous avons besoin de cette recherche pour être à même de prendre des décisions solides et scientifiquement fondées. En outre, cette recherche garantira la participation de la Belgique aux discussions internationales et plus précisément au sein de l'Autorité internationale des fonds marins. Nous pourrons ainsi aborder ce thème en toute connaissance de cause et recevoir l'écoute des autres.
Pour ce qui concerne votre troisième question, étant donné que je ne suis pas le destinataire de cette correspondance, il ne m'appartient pas de commenter ce sujet. Toutefois, je répète que le principe de précaution sera l'un des principes de base de la nouvelle législation.
Pour ce qui concerne votre quatrième question et vu ma réponse à Mme Daems, le but est de soumettre le projet de loi au Parlement avant la fin de cette année.
Op uw vijfde vraag, op de eerste en tweede vraag van mevrouw Ingels en op de derde vraag van mevrouw Dierick kan ik het volgende antwoorden. Het gaat over de nationale kaderrol van België.
De ontwikkeling van het regelgevende kader op internationaal niveau is nog steeds aan de gang, de fameuze Mining Code. Bij de onderhandelingen streeft België de hoogst mogelijke milieustandaarden na.
Wanneer een Belgisch bedrijf bij de internationale zeebodemautoriteit een aanvraag indient om een exploitatiecontract te bekomen, dient de aanvraag vergezeld te zijn van verschillende documenten op basis waarvan de autoriteit de aanvraag kan goedkeuren of verwerpen.
Ce processus consiste en une consultation publique, une évaluation et un avis de la commission juridique et technique de l'Autorité des fonds marins et une éventuelle approbation finale par le conseil de l'Autorité.
Wat het goedkeuringsproces betreft, heeft België een voorstel uitgewerkt dat voorziet in een evaluatie en een advies van onafhankelijke experts, dat parallel zal lopen met de publieke raadpleging. Deze werkwijze zal het mogelijk maken om weloverwogen beslissingen te nemen, zeker met het oog op de bescherming van het marien milieu. Daarnaast zijn wij vragende partij om het juridisch en technisch comité aan te vullen met mariene biologen en milieuwetenschappers.
Par ailleurs, en 2023, 2025 ou 2026, la Belgique disposera d'un siège au conseil de l'Autorité internationale des fonds marins, l'organe où se déroulent les principales négociations à ce sujet.
Het is binnen deze raad dat eventuele exploitatiecontracten worden goedgekeurd en waarbinnen momenteel onderhandeld wordt over de fameuze Mining Code. Ook hier zal ons land zich ten volle inzetten om de hoogst mogelijke milieustandaarden te bereiken en ervoor pleiten dat het voorzorgsprincipe centraal komt te staan bij de verdere uitwerking van de regels voor diepzeemijnbouw.
Het reeds toegelichte voorstel van de onafhankelijke experts zal in deze context eveneens op de agenda worden geplaatst.
01.09 Greet Daems (PVDA-PTB): Dank u, mijnheer de minister, voor uw antwoord. Over diepzeemijnbouw vind ik de regering toch echt niet consequent. U positioneert zich steeds als blue leader en internationale voortrekker inzake de bescherming van de oceanen en blijft herhalen dat u het voorzorgsprincipe steeds toepast. Dat zal ook in de nieuwe wetgeving opgenomen worden, hebt u net verklaard. Maar indien u het voorzorgsprincipe toepast, dan staat u geen diepzeemijnbouw toe, want exploitatie van de diepzeebodem gaat onvermijdelijk gepaard met permanente en onherstelbare schade.
Mijnheer de minister, wij vragen u nogmaals om te luisteren naar het standpunt van de wetenschappers om een halt toe te roepen aan de diepzeemijnbouw en dus ook aan de geldhonger van de grote baggermultinationals van de wereld.
01.10 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw zeer uitgebreide antwoord. Ik ben een man van de dialoog en niet van de polarisatie, hoe raar dat ook moge klinken in deze tijden.
We hebben met het Vlaams Belang de resolutie van de meerderheid uitdrukkelijk goedgekeurd, omdat wij vonden dat ze blijk gaf van een evenwichtige benadering. Er is inderdaad een onvolledige kennis van de zeebodem; wetenschappelijk onderzoek is dus nodig. Precies daarover gaat het ook bij de begeleiding van de proef. U hebt ook verwezen naar Mining Impact via de FOD Wetenschapsbeleid.
01.11 Daniel Senesael (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces éléments de réponse et merci de vous proposer comme médiateur avéré pour la poursuite du dialogue GSR-Greenpeace. Ce dialogue est capital et la réunion que vous avez programmée est primordiale pour trouver des solutions qui soient raisonnablement adaptées à la situation.
Je suis heureux et satisfait de l'avancée de la nouvelle législation soulignée dans votre note de politique générale et que vous respectez. C'est suffisamment rare pour être relevé.
Je suis aussi satisfait d'entendre que le principe de précaution est un élément essentiel à vos yeux pour garantir la préservation de la biodiversité et la protection des écosystèmes marins existants.
Enfin, je me réjouis du fait que cette future loi en gestation pourrait être soumise à l'examen de notre Parlement avant la fin de cette année. J'espère que tout cela est de bon augure pour la suite de nos travaux.
01.12 Jasper Pillen (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor het omstandige antwoord. Belangrijke aangelegenheden verdienen nu eenmaal de nodige aandacht. Het is logisch dat sommige collega's verwijzen naar het debat over de resolutie in de commissie een paar maanden geleden, maar we hebben hier vooral een minister gehoord die met de vragen uit de resolutie aan de slag gaat. Vóór het einde van het jaar zult u ons hierover meer nieuws bezorgen.
01.13 Yngvild Ingels (N-VA): Mijnheer de minister, hartelijk dank voor het zeer uitgebreide antwoord. Ik kan u verzekeren dat er in andere commissies niet steeds op die manier geantwoord wordt en ik was dus zeer onder de indruk. Ik groet trouwens onze voormalige collega, de heer Delvaux.
Ik kijk uit naar de resultaten van het onderzoek en naar de volgende stappen in het wetgevende werk.
01.14 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de minister, uit uw zeer uitgebreid antwoord onthoud ik vooral dat u volop werkt aan de uitvoering van de resolutie en dat ook voor u het voorzorgsprincipe heilig is. U bevestigt dat het fundamenteel onderzoek voort wordt ondersteund en dat u verschillende mensen aan de tafel brengt, inclusief wetenschappers. Om te weten te komen of de test gelukt is, zullen we op de rapporten moeten wachten. De discussie zal ongetwijfeld voortgezet worden. We kijken vooral ook uit naar uw initiatief om eind dit jaar met nieuwe wetgeving naar het Parlement te komen.
01.15 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, permettez-moi tout d'abord de m'interroger naïvement: lorsque vous parlez de la fin de l'année, il s'agit bien de la fin de l'année 2021 et non de la fin de l'année scolaire. Dès lors, cela nous laisse encore quelques mois pour approfondir le débat.
Je vous remercie pour votre réponse qui porte sur de nombreux éléments. On entend votre préoccupation de garder la résolution parlementaire comme boussole de votre travail politique. Je voudrais néanmoins souligner une chose: on voit bien l'existence, autour de la table que vous êtes amené à présider, de deux perceptions fort différentes du principe de précaution. Il y a, d'une part, le secteur privé, qui évoque des intérêts économiques, et c'est normal car c'est sa nature; il est là pour faire du profit. D'autre part, il y a le secteur de la défense de l'environnement et le secteur académique, qui nous demandent d'être extrêmement prudents.
On voit que le rôle qui vous est dévolu n'est pas facile à tenir. J'aimerais vous encourager à comprendre le principe de précaution au sens strict. C'est ce sens-là que nous, en tant qu'écologistes, avions souligné dans la résolution. Par ailleurs, je ne doute pas que vous resterez pleinement attentif à la dimension économique de ce dossier excessivement complexe, qui ne doit pas prendre le pas sur la dimension environnementale.
Veiller à ce que les océans restent sains s'avère capital pour la gestion notre climat. Cet avenir-là est entre vos mains, monsieur le ministre, et vous avez tout notre soutien à cet égard.
Het incident is gesloten.
02 Question de Daniel Senesael à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La protection des zones marines" (55015900C)
02 Vraag van Daniel Senesael aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De bescherming van mariene gebieden" (55015900C)
02.01 Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, publiée le 17 mars dernier dans la revue Nature, l'étude "Protecting the global ocean for biodiversity, food and climate" révèle que les activités humaines dans les grands fonds marins – et plus particulièrement le chalutage ou le raclage industriel –, en plus de représenter un réel danger pour la biodiversité, causent un rejet d'émissions de CO2 sensiblement similaire à celui dû au secteur aérien. Au demeurant, l'étude indique que "les aires marines protégées sont un outil efficace pour restaurer la biodiversité des océans et les services écosystémiques", mais qu'"à l'heure actuelle, seuls 2,7 % de l'océan sont hautement protégés".
La pratique du chalutage est fortement implantée en mer du Nord et, du côté belge, elle est soumise à une importante activité humaine (notamment la pêche, la navigation, l'extraction de sable et de gravier). Actuellement, notre pays abrite une dizaine de zones protégées, autant de zones néanmoins exposées aux activités humaines, qu'il s'agisse du trafic maritime, de la pêche, du dragage ou encore du rejet des eaux usées.
Monsieur le ministre, nous ne manquons pas de penser que vous aurez pris connaissance de l'étude évoquée ici. Pourrions-nous connaître votre impression à son sujet?
Dans votre note de politique générale, vous souligniez que, pour respecter l'engagement pris par la Belgique et visant la protection de 30 % des océans en 2030, "un nouvel accord sur la biodiversité des zones hors de la juridiction nationale doit être conclu", car il permettrait la création de zones marines protégées. Vous ajoutiez que cet accord "doit être inclus dans la nouvelle Convention sur la diversité". Pouvons-nous obtenir des informations relatives à l'état d'avancement et aux échéances de ces projets?
Des initiatives relatives à l'augmentation des zones marines belges protégées peuvent-elles être envisagées, de même que des initiatives visant à garantir que les zones protégées le soient entièrement des activités humaines néfastes?
Toujours dans votre note de politique générale, vous souligniez vouloir soumettre à révision la législation relative à l'exploitation minière en haute mer avec le ministre de l'Économie. Pouvons-nous obtenir des informations à ce sujet?
Enfin, pouvez-vous nous informer au sujet des initiatives relatives à la protection des fonds marins prises ou envisagées par la Belgique sur le plan international?
02.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, cher collègue, l'étude à laquelle vous faites référence confirme l'importance des aires marines protégées non seulement pour la protection de la biodiversité des écosystèmes mais aussi comme protection contre le changement climatique. Comme l'a dit John Kerry, océan équivaut climat, climat équivaut océan. En effet, l'océan joue un rôle essentiel dans la lutte contre les effets négatifs du changement climatique mais il ne pourra jouer ce rôle que s'il a du ressort. Il est donc extrêmement important que nous prenions des mesures pour protéger l'océan.
Afin de protéger 30 % d'ici 2023, deux objectifs majeurs doivent être atteints. Premièrement, lors de la prochaine COP prévue à l'automne 2021 en Chine, le cadre mondial pour la biodiversité doit accepter un objectif de 30 % de protection des océans d'ici 2030. En outre, les négociations relatives à la nouvelle convention sur la biodiversité en dehors des juridictions nationales, c'est-à-dire le processus dit BBNJ (Biodiversity Beyond National Juridiction) doivent être finalisées. C'est dans cette convention que doit s'inscrire le mécanisme de création d'aires marines protégées au-delà de la juridiction nationale. À l'heure actuelle, il n'existe aucun processus de désignation de zones marines protégées holistique accepté au niveau mondial, ce qui rend difficile la protection de 30 % du milieu marin en haute mer.
En raison des mesures corona, l'organisation de la quatrième et dernière conférence intergouvernementale qui était prévue en avril 2020 a été reportée à une date ultérieure. Cependant, la Belgique maintient cette question au premier plan de l'agenda politique international en organisant des dialogues mensuels en ligne sur la haute mer, avec le Costa Rica, Monaco et un certain nombre d'ONG. Ces dialogues devraient nous permettre d'être mieux préparés à participer à la quatrième conférence intergouvernementale. C'est à ces deux objectifs que la Belgique travaille en collaboration avec les Blue Leaders. De plus, nous voulons que cette protection soit non seulement quantitative mais également qualitative.
Nous ne voulons donc pas de ce que l'on appelle des parcs de papier, mais bien de zones hautement protégées avec des indicateurs mesurables et un suivi solide. En tant que ministre de la Mer du Nord, j'ai déjà participé à divers événements en ligne, notamment au sommet Ocean-Climate Ambition organisé par John Kerry, l'envoyé spécial du président Biden pour le climat. Lors de cet événement, j'ai tenté de convaincre d'autres ministres, chefs d'État et chefs de gouvernement de rejoindre les Blue Leaders.
Dans la partie belge de la mer du Nord, à partir de la ligne des basses eaux, pour laquelle je suis responsable et compétent comme ministre fédéral, les cinq zones marines protégées ont déjà été désignées, à savoir trois zones relevant de la directive Oiseaux et deux relevant de la directive Habitat. Ces zones sont inclues dans le plan d'aménagement de l'espace marin 2020-2026 et couvrent 37 % ou plus d'un tiers de la surface totale de la partie belge de la mer du Nord.
Afin d'assurer une protection efficace de ces zones, mon prédécesseur a adopté en 2018 des plans de gestion comprenant toutes les mesures de protection. L'une de ces mesures concerne la mise en oeuvre effective de l'évaluation appropriée. Cette évaluation doit être réalisée pour toutes les activités susceptibles d'avoir un impact sur les zones protégées, comme l'exige la directive européenne sur l'habitat. Seules les activités pour lesquelles l'évaluation montre qu'il y a peu – ou qu'il n'y a pas – d'effets négatifs significatifs peuvent avoir lieu. Il s'agit en effet d'activités qui n'affectent pas les caractéristiques naturelles de la zone protégée.
En outre, des mesures sont prises pour limiter l'impact du chalutage de fond dans certaines zones. Je voudrais ici faire référence à la réponse que je donnerai à la question du collègue Ravyts sur le chalutage de fond.
Enfin, comme je l'ai déjà mentionné, la révision de la législation belge sur l'exploitation minière des grands fonds est actuellement à un stade avancé. Actuellement, les aspects législatifs sont en cours d'élaboration, après quoi une consultation avec les organisations intéressées sera organisée. L'objectif est fixé avant la fin de l'année 2021.
02.03 Daniel Senesael (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour le caractère exhaustif de vos réponses. Cela fait plaisir de voir que chaque question a été reprise et analysée.
Je soulignerai trois éléments. Tout d'abord, le récapitulatif. Ensuite, le respect de votre note de politique générale avec les zones hautement protégées et les cinq zones protégées qui, comme mentionné, représentent 37 % de la surface totale de la partie belge de la mer du Nord. C'est une belle et significative avancée.
Enfin, les objectifs majeurs qui doivent être rencontrés à la prochaine COP sont la protection de 30 % des océans d'ici 2030 et la conclusion de l'accord BBNJ.
Je retiendrai également que vous et vos services tenez à l'œil le rôle essentiel que joue l'océan dans toutes les dimensions climatiques pour rencontrer les différentes mentions que votre note de politique générale comporte.
Het incident is gesloten.
03 Question de Séverine de Laveleye à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'impact en termes de CO2 du dragage des fonds marins" (55015971C)
03 Vraag van Séverine de Laveleye aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De CO2-impact van het omwoelen en verstoren van de zeebodem" (55015971C)
03.01 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, la question date un peu. Elle avait d'abord été envoyée à Mme Khattabi avec celles d'autres collègues avant d'être renvoyée chez vous. Je suis désolée pour le timing. Nous avons déjà reçu une première partie de la réponse de la part de la ministre Khattabi. En plus, vous avez vous-même apporté des éléments de réponse à la suite des questions précédentes. Je renvoie donc à ma question telle que déposée.
Monsieur
le ministre, la revue Nature publiait le 17 mars une étude
"Protecting the Gobal Ocean for biodiversity, food and climate".
Cette étude rappelle le rôle des océans dans la régulation du climat, et ses
différents apports écosystémiques. Il nous rappelle aussi que seul 2,7 %
des océans est protégé de façon suffisante. Il documente aussi que les
activités humaines telles le chalutage et le raclage des fonds marins a un
impact en termes d’émissions de gaz à effet de serre similaire à celui du
secteur aérien.
La
Belgique s’affiche comme Blue leader et à ce titre porte le projet de protéger
30 % des océans d’ici 2030 dans le cadre du traité sur la Haute Mer en
cours de discussions à l’ONU. Votre note de politique générale met par ailleurs
l’accent sur la nécessité de réduire les activités extractives. On sait néanmoins
aussi que la Belgique parraine des activités d’extraction minière en haute mer
vis à vis desquels le parlement a porté une résolution demandant de suivre le
principe de précaution.
Voici
donc mes questions :
1. Où
en est le dossier de la protection des océans dans le cadre de la préparation
belge de la Cop 15 sur la biodiversité?
2. Quelles initiatives sont en cours afin de réduire nos activités extractives en mer?
03.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, cette question fait également référence à cette fameuse étude de la revue Nature.
Madame de Laveleye, ce que vous dites est exact: seul un petit pourcentage de la superficie des océans est actuellement protégé de manière adéquate, alors que les océans jouent un rôle très important. Néanmoins, je constate qu'il y a un changement qui se dessine progressivement et de nombreux pays, dont la Belgique, affichent l'ambition d'augmenter significativement ce pourcentage.
Au niveau national, pas moins de 37 % de la partie belge de la mer du Nord a été désignée et au niveau international, nous oeuvrons pour protéger au moins 30 % des océans d'ici 2030 en établissant un réseau mondial de zones marines fortement ou entièrement protégées. Nous ne le faisons pas seuls, nous faisons partie des Blue Leaders, une alliance des pays qui visent à réaliser l'objectif 30x30. Je détaillerai plus avant cette initiative dans la réponse à la question de M. Ravyts sur les Blue Leaders.
Depuis la fin de l'année dernière, j'ai fait activement campagne pour élargir l'alliance. Dans le cadre de la préparation de la COP sur la biodiversité, la Belgique organise des dialogues sur le traité de haute mer en collaboration avec d'autres autorités afin de continuer à faire figurer la protection des océans dans les priorités politiques. La première préparation officielle en ligne de la COP15 aura lieu ce mois-ci. La position belge coordonnée sur la réalisation de l'objectif 30x30 sera rappelée dans ce cadre.
S'agissant de votre deuxième question, au niveau international, nous plaidons pour des zones marines fortement protégées ou entièrement protégées. "Fortement protégées" signifie que seules les activités légèrement extractives comme la pêche à petite échelle sont autorisées et "entièrement protégées" signifie qu'aucune activité extractive ou destructrice n'est autorisée. Dans la mesure où l'exploration des fonds marins relève bien des activités extractives, cela inclut également l'extraction minière en haute mer.
Au niveau national, il existe des activités extractives telles que le chalutage de fond qui perturbent les fonds marins. Il s'agit de la technique de pêche la plus utilisée dans la partie belge de la mer du Nord et elle a un impact non négligeable sur l'intégrité des fonds marins et sur les espèces et les habitats. La Belgique doit prendre les mesures nécessaires pour parvenir à un état de conservation favorable des habitats marins et un bon état écologique.
À cette fin, il est nécessaire de limiter l'impact de la pêche de fond dans certaines zones. Des actions sont également entreprises dans ce domaine, et je fournirai de plus amples détails dans mes réponses aux questions des collègues Pillen, Verduyckt et Ravyts, qui vont suivre.
03.03 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. J'écouterai bien évidemment les compléments d'information que vous apporterez tout à l'heure. Comme je l'ai expliqué, nous nous soucions de vous voir poursuivre vos efforts en vue d'être exemplaire au niveau international et de protéger les océans, qui sont indispensables à notre climat et à notre biodiversité. Vous avez notre soutien dans vos démarches visant à protéger efficacement la Mer du Nord et, plus largement, nos océans.
L'incident est clos.
- Kris Verduyckt aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De CO2-uitstoot door trawlvisserij" (55015977C)
- Kurt Ravyts aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De bodemberoerende visserijtechnieken in de Belgische territoriale wateren" (55016201C)
- Jasper Pillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het MRP (marien ruimtelijk plan)" (55017662C)
- Kris Verduyckt à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Les émissions de CO2 générées par le chalutage" (55015977C)
- Kurt Ravyts à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les techniques de pêche qui perturbent les fonds marins dans les eaux territoriales belges" (55016201C)
- Jasper Pillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le PAEM (plan d'aménagement des espaces marins)" (55017662C)
04.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, de verschillende vragen van deze namiddag sluiten bij elkaar aan. Bodemberoerende visserij, met onder meer de trawlvissersboten waarbij een net over de zeebodem wordt gesleept om garnalen, kabeljauw, schelpdieren enzovoort te vangen, kunnen niet alleen de mariene bodem verstoren, maar zou wereldwijd een grote CO2-uitstoot veroorzaken doordat die vrijkomt uit zeebodemsedimenten. De techniek krijgt al een tijdlang kritiek wegens het gebrek aan selectiviteit en de invloed op de ecosystemen van de zeebodem.
De sector stelt evenwel dat het pelagisch vistuig steeds verbeterd wordt om te zorgen voor een verantwoorde en duurzame visserij. Zo wordt de vangst van ongewenste soorten of ondermaatse, jonge vis voorkomen.
Wat is de stand van zaken rond bodemberoerende visserij met trawlvisserijboten in de Belgische territoriale wateren? Wat is de regeling qua zonering in het marien ruimtelijk plan? Is dit een onderwerp dat zal worden besproken tijdens de toekomstige evaluatie van het vigerende marien ruimtelijk plan? Die evaluatie staat trouwens in uw beleidsplan aangekondigd. Wat is de overkoepelende Europese en wereldwijde wetgeving ter zake? Wat is de houding van de minister en dus van België tegenover deze bodemberoerende visserij bij gebeurlijke besprekingen op internationale fora?
04.02 Jasper Pillen (Open Vld): Mijnheer de minister, het marien ruimtelijk plan voorziet in drie zones waarin bodembeschermende visserijmaatregelen kunnen worden genomen. De procedure hiertoe is vastgelegd in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid en vereist nauwe samenwerking met Vlaanderen, onze buurlanden Nederland, Frankrijk en Duitsland, en de Europese Commissie.
In de beleidsnota wordt de ambitie geformuleerd om in 2021 op basis van de resultaten van de wetenschappelijke studies tot een akkoord met Vlaanderen te komen over een ontwerp van visserijmaatregelen in de Belgische Noordzee. Vervolgens zullen er onderhandelingen komen met de buurlanden en het resultaat van die onderhandelingen zal uiteindelijk moeten worden bekrachtigd door Europa.
Wat is de stand van zaken omtrent de uitvoering van het marien ruimtelijk plan? In welke fase van de werkzaamheden zijn wij momenteel aanbeland? Pleegt u hierover overleg met de sector, want dat is natuurlijk uitermate belangrijk?
De voorzitter: Ik zie collega Verduyckt niet, dus ik stel voor dat u begint met het antwoord, mijnheer de minister.
04.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Bodemberoerende trawl- of boomkorvisserij blijft de meest gebruikte visserijtechniek in het Belgische deel van de Noordzee. Deze vistechniek heeft een belangrijke impact op de bodemintegriteit en op de op die bodem aanwezige soorten en habitats.
Collega Pillen, u verwijst terecht naar de verplichting die België heeft om de nodige maatregelen te nemen om een gunstige staat van instandhouding voor de mariene habitats te realiseren en een goede milieutoestand te bereiken. Hiervoor is het nodig dat de impact van dat soort visserij in bepaalde zones wordt beperkt.
In het vorige marien ruimtelijk plan, dat geldig was van 2014 tot 2020, werden reeds de nodige stappen gezet om bepaalde zones aan te duiden waarin de visserij zou worden beperkt of verboden. Er werd hierover zelfs een akkoord bereikt tussen België, Nederland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Denemarken, maar de zogenaamde joint declaration werd niet bekrachtigd door het Europees Parlement.
Tijdens de opmaak van het huidige marien ruimtelijk plan werd voor een andere aanpak gekozen. Deze keer werden drie grotere zoekzones afgebakend op basis van de toenmalige wetenschappelijke kennis omtrent de biologische waarde van de gebieden. Binnen die zones zullen op basis van wetenschappelijk onderzoek bodemintegriteitszones worden aangeduid die het meest waardevol zijn om te beschermen.
Wat de tweede vraag van collega Pillen betreft, is het wetenschappelijk onderzoek dat uitgevoerd wordt door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en het Instituut voor Landbouw-, Visserij – en Voedingsonderzoek volop lopende. De resultaten worden verwacht tegen de zomer van 2021.
Wat de derde vraag van collega Pillen betreft, zullen mijn diensten in een volgende stap opnieuw overleg plegen met alle belanghebbende partijen om de nodige voorschriften van deze gebieden af te spreken. Het spreekt voor zich dat zowel het Vlaams Gewest als de visserijsector hierbij nauw betrokken worden. Om ervoor te zorgen dat deze ook gelden voor vissers van andere lidstaten, moeten de zones vervolgens bekrachtigd worden via de toepasselijke Europese procedures. We maken ons sterk dat deze zones nog binnen de looptijd van het huidige MRP zullen ingevoerd kunnen worden.
Wat de tweede vraag van collega Ravyts betreft, wordt de visserijwetgeving voornamelijk bepaald op Europees niveau, meer bepaald in het Gemeenschappelijke Visserijbeleid van de Europese Unie. Het doel van dit beleid is het verzekeren van een duurzame visserijsector en het garanderen van stabiele inkomens en werkgelegenheid voor de vissers. Het uitvoeren van het beleid behoort tot de bevoegdheden van de Gewesten. Visserij in de internationale wateren wordt geregeld door de Regional fisheries management organisations, waar de Europese Commissie spreekt in naam van de lidstaten. België kan input geven via de Raadswerkgroep Fish, waarin de Vlaamse visserijattaché zetelt.
Wat de vragen betreft aangaande onze houding op internationale fora, verwijs ik uiteraard opnieuw naar onze rol als Blue Leader.
De voorzitter: Ik zie intussen collega Verduyckt. De minister heeft al geantwoord, maar ik geef u dadelijk het woord voor uw repliek. Eerste in de volgorde is collega Ravyts.
04.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, ik zie dat collega Verduyckt aanwezig is. Ik had nog niet geantwoord op zijn vraag. Dat zal ik dan nu kort even doen, als ik mag.
De voorzitter: Dan kan hij het inderdaad horen en repliceren met kennis van zaken. Ga uw gang.
04.05 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega Verduyckt, u vraagt mij of we via betere informatie aan de consument deze technieken meer onder druk kunnen zetten.
Persoonlijk ben ik er niet van overtuigd dat dit de manier is waarop we de gewenste resultaten bereiken, althans toch niet de enige manier. Waar ik wel oprecht in geloof, is in onderzoek en innovatie. Fundamenteel onderzoek is nodig om na te gaan via welke aanpassingen de impact van bepaalde vistechnieken kan beperkt of uitgesloten worden. Innovatie kan ook leiden naar nieuwe vistechnieken die minder of niet schadelijk zijn. Het is daaraan dat we onze aandacht moeten besteden.
Voor de rest verwijs ik u graag naar mijn collega's van de Vlaamse overheid onder wiens bevoegdheid dit ressorteert. Tot daar alle antwoorden op alle vragen die werden gesteld.
De voorzitter: Mijnheer Verduyckt, u mag de spits afbijten met uw repliek.
04.06 Kris Verduyckt (Vooruit): Mijnheer de minister, sta me toe om op het laatste deel van uw antwoord in te pikken. Ik heb daarover ook al gesproken met staatssecretaris De Bleeker. Ik vind het ontzettend belangrijk dat consumenten goed geïnformeerd zijn. Steeds meer mensen in dit land willen duurzame keuzes maken. Daarvoor is het wel nodig te weten waar een product vandaan komt of wat er met dat product gebeurd is. Mevrouw De Bleeker was op zich wel enthousiast over een systeem als de ecoscore, zoals onder andere Colruyt dat toepast. Aan die weg dacht ik eigenlijk. Het is een denkoefening die ik u wil meegeven. Ik hoor u zeggen dat u niet helemaal overtuigd bent, maar misschien is het toch nuttig om dat verder te bekijken. Op Europees niveau wordt er gesproken over een productenpaspoort. Consumenten goed informeren, is toch wel een trend. Zodoende kunnen zij zelf beslissen wat zij met die informatie doen en welke producten zij al dan niet kopen.
04.07 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, ik heb begrepen dat het wetenschappelijk onderzoek naar de drie zoekzones van het MRP lopende is. Wij volgen dat verder op.
04.08 Jasper Pillen (Open Vld): Mijnheer de minister, bedankt voor uw omstandig antwoord. Net zoals in het debat over de diepzeemijnbouw speelt de afweging tussen enerzijds het leefmilieu en anderzijds het gegeven dat de visserij in ons land nog altijd een belangrijke economische actor is. Ik denk dan ook, net zoals bij de diepzeemijnbouw, dat uw aanpak de juiste is: eerst wetenschappelijk onderzoek, daarna verdergaan in dialoog met Vlaanderen en met de sector. Ik denk dan ook dat we op het juiste pad zitten.
L'incident est clos.
05 Vraag van Kurt Ravyts aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het aanspoelen van dode zeehonden langs de Belgische kust en de band met kieuw- en warrelnetvisserij" (55016198C)
05 Question de Kurt Ravyts à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le lien entre la mort de phoques échoués sur la côte belge et la pêche au filet maillant et emmêlant" (55016198C)
05.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, u weet dat de voorbije tijd een behoorlijk aantal jonge grijze zeehonden zijn gestrand. Vaak zijn zij al gestorven. Het zou vaak ook gaan over onbedoelde bijvangst door de visserij met warrel- of kieuwnetten, dus netten die op de bodem liggen. Dat visserijtype is vooral populair in het noorden van Frankrijk. In onze kustwateren zou ze weinig worden bedreven.
De Franse vissers hebben in principe geen toegang tot onze twaalfmijlzone.
Ik weet heel goed dat de incidentele vangst niet kan worden beschouwd als een overtreding. Wat echter wel noodzakelijk is, is de melding van bijvangst aan de overheid, indien ze plaatsvindt. Wordt dat heel nauwkeurig opgevolgd? Ik meen van niet.
In welke zin kunnen dergelijke incidentele vangsten problematisch zijn in het kader van onze verplichtingen binnen de Europese habitatrichtlijn en de kaderrichtlijn maritieme strategie?
Welke remediëringen kunt u daarbij voorstellen, desnoods in samenwerking met de bevoegde Vlaamse minister?
05.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Ravyts, ik dank u voor uw vragen. Onder de Europese habitatrichtlijn komen twee soorten zeehonden in de Belgische zeewateren voor waarvoor beschermde gebieden moeten worden aangewezen. Het gaat om de gewone en om de grijze zeehond.
België heeft in uitvoering van de richtlijn in het Natura 2000-gebied de Vlaamse banken aangeduid voor de bescherming van bepaalde habitats. Gelet op de grootte van het gebied is het ook heel waardevol voor de bescherming van de zeehonden.
België is dus verplicht om waar mogelijk beschermingsmaatregelen te treffen. Er werden in het verleden reeds maatregelen getroffen met betrekking tot het gebruik van bepaalde netten bij recreatieve visserij op zee en aanpalend op het strand.
In uitvoering van de kaderrichtlijn maritieme strategie heeft België eveneens de verplichting ervoor te zorgen dat incidentele bijvangst op zeezoogdieren wordt beperkt. De verplichting geldt zowel voor de bijvangst van bruinvissen als van zeehonden.
Op basis van de huidige cijfers van het Koninklijk Instituut voor Natuurwetenschappen kunnen wij stellen dat, gelet op de nog steeds sterk groeiende populatie grijze zeehonden in de zuidelijke Noordzee, de incidentele vangsten in Belgische wateren of door Belgische vissers niet problematisch zijn in het kader van onze Europese verplichting met betrekking tot soorten bescherming.
In verband met uw tweede vraag heeft het Koninklijk Instituut vastgesteld dat er verschillende mogelijke doodsoorzaken zijn: een natuurlijke dood ofwel incidentele bijvangst bij professionele of bij recreatieve visserij. Het hoge aantal bijgevangen dieren dit voorjaar is een nieuw fenomeen, dat mee veroorzaakt wordt door de zeer hoge aantallen grijze zeehonden die geboren zijn in kolonies in het zuidoosten van Engeland. Na het spenen trekken veel van deze jonge dieren naar de zuidelijke Noordzee, zo komen ze in onze wateren terecht.
Voor de incidentele bijvangsten heb ik het initiatief genomen om de bevoegde diensten op het federale en Vlaamse niveau samen te brengen om het probleem gezamenlijk aan te pakken. Nog voor deze zomer zal ik een regelgevend kader opstellen waarin onder meer een duidelijke omschrijving zal worden opgenomen van de netten die nog toegelaten zijn en hoe deze verplicht gemarkeerd moeten worden. Tevens zal ik bekijken of en hoe de meldingsplicht die geldt voor de professionele visserij, ook van toepassing kan gemaakt kan worden op de recreatieve visserij.
Het Vlaamse Gewest zal eveneens bekijken welke aanpassingen aan de regionale wetgeving nodig zijn om beide regelgevingen op elkaar af te stemmen. Op die manier zouden ook de controles vlot en efficiënt kunnen verlopen. De recreatieve visserij en de bescherming van de soorten behoort aan de landzijde van de laagwaterlijn immers tot de Vlaamse bevoegdheden; aan de waterzijde van de laagwaterlijn is de federale overheid bevoegd. Als beide regelgevingen op elkaar afgestemd zijn, is het ook veel gemakkelijker voor de handhavingsdiensten om de naleving te controleren.
Ten slotte, en u haalde het terecht aan, zijn veel van de aangespoelde zeezoogdieren afkomstig van bijvangsten in de Franse of Britse wateren. Op lange termijn zal dus moeten worden bekeken of er via wijzigingen aan de Europese visserijpolitiek maatregelen kunnen worden genomen om bijvangst van zeehonden zoveel mogelijk te beperken.
05.03 Kurt Ravyts (VB): Dank u wel, mijnheer de minister, voor uw nauwkeurig antwoord. Ik kijk met belangstelling en verwachting uit naar de regelgevende initiatieven die u rond deze incidentele bijvangst zult nemen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mijnheer de minister, het is 15.00 uur. Hebt u nog tijd voor één vraag van de heer Ravyts?
05.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, ik wil dat wel doen, maar dan blijven er nog altijd drie vragen over.
De voorzitter: We raken vandaag toch niet rond.
05.05 Minister Vincent Van Quickenborne: Wanneer is de volgende vergadering gepland?
De voorzitter: Op 6 juli.
05.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Met uw toestemming, mijnheer de voorzitter, ik wil de vraag over het windmolenpark ter hoogte van Duinkerke wel beantwoorden omdat veel collega's daarover een vraag hebben ingediend. De andere vragen kunnen dan ofwel worden omgezet in schriftelijke vragen ofwel beantwoord ik ze op 6 juli.
- Kurt Ravyts aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De stand van zaken i.v.m. de ontwikkelingen rond het Franse windmolenpark aan de Belgische grens" (55017363C)
- Melissa Depraetere aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De bouw van een windmolenpark te Duinkerke" (55017397C)
- Jasper Pillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het windmolenpark in Duinkerke" (55017665C)
- Sander Loones aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het windmolenpark voor de kust van Duinkerke" (55017674C)
- Kurt Ravyts à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'état de la question en ce qui concerne le parc éolien français à la frontière belge" (55017363C)
- Melissa Depraetere à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La construction d'un parc éolien à Dunkerque" (55017397C)
- Jasper Pillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le parc éolien de Dunkerque" (55017665C)
- Sander Loones à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le parc éolien au large de Dunkerque" (55017674C)
06.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben het volkomen met u eens om dat prioritair te behandelen, mijn dank dat u nog na 15.00 uur blijft.
Van 14 september tot en met 20 december vorig jaar heeft de Commission Nationale du Débat Publique een openbare raadpleging georganiseerd over die plannen. Die raadpleging stond open voor het Belgische publiek. De commissie heeft op 16 februari haar rapport voorgesteld aan het grote publiek. In een van de aanbevelingen van de commissie wordt expliciet gesteld dat het aangewezen is dat de Franse overheid het overleg met België voortzet. De Franse projectontwikkelaars konden tot 16 mei aangeven of ze hun project verder wensten te zetten en op welke manieren zij desgevallend aan de bezwaren tegemoet zouden willen komen. Ze hebben dus kennis genomen van de Belgische bezwaren, maar klaarblijkelijk wil men verdergaan met het project. 16 mei is ondertussen voorbij. Enkele maanden geleden stelde u nog dat u in maart een onderhoud zou hebben met de bevoegde Franse minister Pompili.
Welke stappen heeft u sinds 10 maart nog gezet in dit dossier? Wat was het resultaat van uw overleg met de bevoegde Franse minister? Hebben de Franse projectontwikkelaars met u overleg gehad? Wat zijn de resultaten daarvan? Dat is mij niet zo heel duidelijk. Ik weet dat u een advocatenbureau onder de arm hebt genomen en een tweesporenbeleid wilt volgen: verder diplomatiek overleg, maar tegelijk een juridische stok achter de deur. Graag kreeg ik een stand van zaken.
06.02 Melissa
Depraetere (Vooruit): Op 19 januari 2021 heb
ik u samen met andere collega's ondervraagd over de bouw van een windmolenpark
te Duinkerke waarop u het volgende antwoordde:
“Ten slotte hebben wij voorgesteld om de
locatie van het windmolenpark meer naar het noorden te verschuiven.”
“Ten eerste, formeel is het nu wachten op
de verwerking van de bemerkingen die werden ingediend in de publieksconsultatie
die is afgelopen op 20 december 2020. De twee elektriciteitsmaatschappijen EMD
en RTE moeten aangeven op welke manier zij rekening houden met alle bezwaren
die werden uitgebracht in de publieksconsultatie en beslissen of zij met dit
project wensen voort te gaan. In het positieve geval zullen zij de nodige
studies en onderzoeken starten en/of voortzetten met het oog op het verkrijgen
van de nodige vergunningen om het park te bouwen... Eventuele juridische
stappen zijn op dit moment nog niet aan de orde, omdat in deze fase nog geen
vergunningen werden uitgereikt die wij zouden kunnen aanvechten. Als men
doorgaat en er komen vergunningen, zullen we dat uiteraard overwegen.
“Een tweede spoor is het informele en
diplomatieke spoor. Wij zetten uiteraard de dialoog verder en we doen dat op
alle niveaus, tot op het niveau van de contacten tussen onze premier en de
Franse president.”
In de commissie voor Mobiliteit
antwoordde u op 9 maart 2021 ook nog op een vraag van mijn collega dhr. Ravyts
dat u op het officiële Belgische standpunt nog geen antwoord had ontvangen en
dat de projectontwikkelaars duidelijk gezegd hebben dat zij kennisgenomen
hebben van de Belgische bezwaren en dat zij hierover met u overleg zullen
plegen.
Hierover heb ik volgende vragen:
Heeft u momenteel al antwoord gekregen op
het officiële Belgische standpunt?
Heeft u al contact gehad met de Franse
projectontwikkelaars over de Belgische bezwaren en hoe men hieraan tegemoet zal
komen? Zijn de projectontwikkelaars al overgegaan naar het starten van de
nodige studies en onderzoeken met het oog op het verkrijgen van de nodige
vergunningen?
Wordt het voorstel om de locatie meer
naar het Noorden te verschuiven overwogen door de Franse
autoriteiten/projectontwikkelaars?
U had in maart nog een overleg met de
bevoegde Franse minister. Wat was het resultaat van dit gesprek?
06.03 Jasper Pillen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u omdat u nog even wil blijven. Het betreft immers een heel belangrijk dossier.
In navolging op het actualiteitsdebat van
19 januari 2021 omtrent het windmolenpark in Duinkerke, stel ik graag een
aantal vervolgvragen:
U maakte het Belgische standpunt over aan
de Franse autoriteiten. Kreeg u al antwoord op dat standpunt?
U had voorgesteld aan de bevoegde Franse
autoriteiten om de site te verschuiven richting het Noorden.
Wat zijn de evoluties ter zake?
Wat was het antwoord op van Frankrijk op
de suggestie?
Uw administratie vroeg bijkomende
informatie op aan Frankrijk omtrent de te onderzoeken alternatieven. Welke
input kreeg u?
U benadrukte uw geloof in het
diplomatieke spoor.
Zijn er al bijkomende contacten geweest
omtrent het dossier tussen de beide landen? Wat zijn de bekomen resultaten uit
het gesprek in maart tussen u en uw collega-minister in Frankrijk?
Heeft u al gesprekken gehad met EMD en
RTE? Wat was de uitkomst van die gesprekken? Zijn zij al gestart met het werven
van vergunningen? En houden zij rekening met de Belgische bezwaren?
Ik dank de minister voor zijn antwoorden.
06.04 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, ik wil u bedanken voor uw aanwezigheid gisteren in Nieuwpoort bij de wijding van de vissers en de zee. Het is mooi dat u daar was om bloemen neer te leggen. Wij hopen u daar elk jaar te zien, maar dat zal ongetwijfeld het geval zijn.
Het windmolenpark voor de kust van Duinkerke ligt ook in zones waarvan de vissers gebruikmaken. Ik heb nog een aantal aanvullende vragen.
Ten eerste, in het verleden hebt u al gezegd dat u een advocatenkantoor onder de arm zal nemen en u geen juridische stappen uitsluit. Het zou goed zijn om dat nog eens te bevestigen in hopelijk forsere bewoordingen. Een dreiging is pas ernstig wanneer ze concreet is. Hoe zit het dus met de voorbereiding van de juridische stappen?
Mijn tweede
vraag gaat over de diplomatieke weg. U hebt al verklaard dat er eerst een
overleg zou zijn met uw tegenpartner in Frankrijk, terwijl wij ondertussen wel
weten dat de minister daar zelfs geen lokaal referendum wil. Hij wil gewoon
vooruit met die plannen. Toch volharden wij in de weg van de diplomatie. Dat is
altijd interessant.
Mijn vraag
is welke kaarten u in de handen heeft? Hebt u daarover ook gesproken met uw
collega-ministers? Zijn er andere dossiers waarin Frankrijk misschien vragende
partij is en waarover wij moeilijk zouden kunnen doen?
Ik stel vast
dat dit meestal in één richting gaat. Vorige week ging het nog om de Brexit
Adjustment Reserve, waardoor wij nu 25 miljoen euro minder krijgen omdat
Frankrijk moeilijk doet. Het zou goed zijn dat ook wij dat politieke spel eens
durven te spelen met wat haar op onze tanden.
06.05 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, dames en heren Kamerleden, het dossier van het geplande windmolenpark voor de kust van Duinkerke is een zeer belangrijk dossier, niet alleen voor mij maar voor de hele regering. Wij hebben dan ook niet stilgezeten.
Zo had ik op 16 maart 2021 een gesprek via videoconferentie met de Franse minister voor Ecologische Transitie en de Franse minister voor de Zee. Minister Pompili heeft opnieuw het belang van het windmolenpark in de Franse energietransitie benadrukt, maar toonde zich toen bereid te onderzoeken of een verplaatsing van het windmolenpark juridisch mogelijk zou zijn, voor zover dat niet tot extra vertraging zou leiden. De evolutie ter zake, collega Pillen, is dat medewerkers van mijn diensten en mijn kabinet gedurende drie dagen overleg hebben gehad op de Belgische ambassade in Parijs om de juridische mogelijkheden toe te lichten, in aanwezigheid van raadslieden van Frankrijk en België. Over de conclusie kan ik kort zijn: juridisch bestaat de mogelijkheid wel degelijk en hierover is ook geen discussie. Het risico op rechtszaken schatten wij bovendien zeer laag in. Frankrijk wil echter een piste met 100 % zekerheid, iets wat in een rechtsstaat uiteraard niet kan worden gegeven.
Na het overleg werden nog diplomatieke gesprekken opgezet door de Belgische ambassadeur in Frankrijk. Er was ook een contact op de Europese top in Porto tussen president Macron en eerste minister De Croo en er was een contact tussen minister van Buitenlandse Zaken Wilmès en de Franse staatssecretaris voor Europese Zaken. Het onderwerp is dus meermaals ter sprake gekomen in de contacten tussen ons land en Frankrijk.
Ik heb, ten slotte, vorige week donderdag opnieuw een onderhoud gehad met minister Pompili waarin ik nogmaals heb benadrukt dat wij niet tegen het park als zodanig zijn, maar wel tegen de ligging ervan. Ik heb er eveneens op gewezen dat het gaat om een ernstige aantasting van onze belangen en dat wij die met alle middelen zullen blijven verdedigen.
Ik heb in het verleden contact gehad met EMD en RTE, de Franse netbeheerder, in het kader van een deelname aan een publieksconsultatie die wij hebben georganiseerd in december 2020. Een nieuw overleg met hen is nog deze week gepland. Ook voor EMD is de situatie niet gemakkelijk: het dient immers een park te bouwen op een locatie die hem door de Franse overheid werd toegewezen. Wij zullen tijdens het geplande overleg alvast opnieuw grondig aantonen dat een verplaatsing van het park naar het noorden voor alle partijen de beste oplossing is.
EMD heeft op 10 mei jongstleden inderdaad bekendgemaakt dat het zal doorgaan met de bouw van het project en dat het verdere stappen zal zetten om de nodige vergunningen te krijgen. Wij weten dat er studies lopen.
Mijnheer Pillen, mevrouw Depraetere, ik heb nog geen officieel antwoord gekregen over het Belgische standpunt dat wij in de publieksconsultatie hebben ingediend.
Volgens de Franse regelgeving moet niet elk bezwaar afzonderlijk worden beantwoord. EMD diende in de beslissing wel aan te geven op welke manier zij met de vele duizenden reacties die er gekomen zijn rekening zullen houden. In de beslissing die gepubliceerd werd, werden enkele algemene voornemens opgenomen, die geenszins een antwoord vormen op alle bezwaren en dus ook niet op dat van België. Ook in België worden in een publieksraadpleging de antwoorden niet individueel beantwoord, maar we maken er wel een punt van om onze buurlanden officieel een antwoord te sturen. In dit geval is het niet Frankrijk, maar wel EMD die hiervoor de verantwoordelijkheid draagt.
Er zijn nu verschillende volgende stappen mogelijk. We zullen die steeds zetten in de schoot van de federale regering, en uiteraard ook in samenspraak met andere overheden, lokaal en de Vlaamse overheid, met het oog op het nemen van maatregelen. Als eerste bekijken we of we de beslissing van EMD van 10 mei zullen aanvechten. Dit zal de bouw van het park niet tegenhouden, maar het zou wel een signaal naar de Franse overheid zijn dat we de zaak ernstig nemen.
In het kader van de vergunningsaanvragen zal EMD een zogenaamde enquête publique moeten organiseren. In dit kader zal België formeel de vraag krijgen om bemerkingen te geven. Ik heb al meermaals de boodschap gegeven dat we niet alleen aan de Franse procedure zullen deelnemen, maar ook zelf een publieksconsultatie zullen organiseren. De enquête publique handelt immers over de milieuaspecten van het gebied. Ik maak mij ernstige zorgen dat Frankrijk en/of EMD over de nodige gegevens beschikken om de impact op het Belgische Natura 2000-gebied, de Vlaamse banken, te kunnen inschatten. Wij voeren zelf niet minder dan 24 natuurstudies uit om windmolens te bouwen in de Prinses Elisabethzone. Ik ga ervan uit dat Frankrijk in dezen ook de nodige ernst aan de dag legt.
Tot slot heb ik onze Franse raadslieden de opdracht gegeven een grondig advies voor te bereiden omtrent de mogelijke ingebrekestelling van Frankrijk bij de Europese Commissie wegens de overtreding van de Europese richtlijnen. België had formeel geconsulteerd moeten worden in 2016 bij de keuze van de locatie van het park. Dit is zeer duidelijk niet gebeurd en dit had heel veel problemen kunnen vermijden.
Ik zeg het geloof in het overleg nog niet op. De piste van een alternatieve zone die door België ondertussen nog werd verfijnd, is een oplossing voor al onze bezorgdheden en geeft Frankrijk de zekerheid dat het park tijdig kan worden gebouwd. Overleg is en blijft de snelste manier om rechtszekerheid te krijgen, voor alle partijen. Een alternatieve locatie is een win-winsituatie voor beide landen. Als dit niet lukt, zal de andere weg effectief worden bewandeld.
06.06 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, er wordt dus gezocht naar een win-winsituatie voor beide landen, wat positief is. Deze week heeft u opnieuw overleg met de projectontwikkelaars en ik hoop dat u daar nog wat mensen zal kunnen overtuigen van het nut van het verplaatsen van die locatie. België was in 2016 immers niet betrokken bij de locatiekeuze, vandaar dat u niet anders kan dan een advocatenkantoor onder de arm te nemen om gebeurlijk stappen te zetten als de Fransen echt niet bereid zouden zijn om een win-winsituatie te zoeken. Collega Loones vroeg dus terecht naar een ingebrekestelling.
06.07 Melissa Depraetere (Vooruit): Mijnheer de minister, ik meen begrepen te hebben dat er deze week een overleg is. Het is goed dat alle pistes geprobeerd worden en dat men het overleg maximaal benut. Zolang het overleg lopende is, kunnen we hier niet veel uitspraken over doen. Het is alleszins een goede zaak dat men nog steeds oplossingen probeert te zoeken. We komen daar later zeker nog op terug.
06.08 Jasper Pillen (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor het zeer omstandige antwoord. Er is al zeer veel overleg geweest en er komt nog meer, zowel met de projectontwikkelaars als met de politieke actoren, tot op het hoogste niveau. In Frankrijk hangt dat allemaal enigszins samen, meer nog dan in ons land. Het is dus goed dat er aan beide sporen wordt gewerkt. Hoewel men liever niet op die manier omgaat met een goede buur, is het toch noodzakelijk om te onderzoeken welke juridische mogelijkheden er zijn. Dat is helaas belangrijk. Frankrijk heeft in 2016 de Europese regels niet gevolgd en dan kunnen ze daar in 2021 langs juridische weg mee geconfronteerd worden, zo werkt dat nu eenmaal. Hopelijk hoeft het zo ver niet te komen maar het is belangrijk dat die piste bewandeld wordt.
06.09 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord. Natuurlijk is het goed te overleggen met elkaar. Mijn oproep is vooral zeker niet naïef te zijn in dat overleg. Wij kennen Frankrijk. Wij weten welke weg het vaak bewandelt: de weg van het eigen belang, Frankrijk eerst. Als er kansen zijn om dat te keren, zoveel te beter. Maar laten wij nu al nadenken over de twee pistes.
U zit boven op de procedurele piste, dat hebben wij gemerkt in uw antwoord. U zet advocaten en ingebrekestellingen in. Gebruik die absoluut, als die nodig zijn. Maar daarnaast pleit ik ervoor dat u een tweede as opent, een politiek meer assertieve as, en dat u bekijkt hoe een zekere quid pro quo mogelijk kan zijn in de samenwerking tussen de twee landen, die in dit dossier in conflict zijn maar in een aantal andere dossiers misschien niet.
Dat kan opportuniteiten creëren.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.15 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15 h 15.