Commission
des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions |
Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen |
du Mercredi 2 juin 2021 Après-midi ______ |
van Woensdag 2 juni 2021 Namiddag ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 05 et présidée par Mme Marie-Colline Leroy.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.05 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Colline Leroy.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Question de Christophe Bombled à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La cotisation de solidarité" (55017192C)
01 Vraag van Christophe Bombled aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De solidariteitsbijdrage" (55017192C)
01.01 Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, la cotisation de solidarité est une retenue sociale progressive sur le montant brut total des pensions, des rentes et de certains avantages complémentaires. Cette cotisation fut instaurée en 1994 comme "impôt de crise", en vue de permettre à la Belgique d'adhérer à la zone euro. Cette retenue varie entre 0 et 2 %, selon l'importance du montant brut total et le fait que le pensionné ou la pensionnée soit avec charge de famille ou non.
Après le relèvement de plusieurs seuils sous le gouvernement Michel, l'objectif était de réduire progressivement la cotisation de solidarité. L'accord de gouvernement prévoit que "les seuils applicables pour la cotisation de solidarité et la cotisation assurance maladie-invalidité seront également ajustés pour neutraliser l'augmentation des pensions minimum".
Madame la ministre, les différents seuils mensuels bruts ont-ils déjà été déterminés? Dans l'affirmative, pourriez-vous les communiquer? Pourriez-vous nous préciser où vous en êtes dans la réforme des pensions inscrite dans l'accord de gouvernement? Un calendrier a-t-il été établi? Si oui, pourriez-vous le préciser? Rencontrez-vous éventuellement des difficultés qui entraîneraient une modification du calendrier initialement prévu?
01.02 Karine Lalieux, ministre: Madame la présidente, madame la ministre, cher collègue, comme vous l'avez dit, un accord de gouvernement prévoit une adaptation du calcul de la cotisation AMI, mais aussi de la contribution de solidarité, pour tenir compte de l'augmentation de la pension minimum garantie. Elle prévoit aussi une plus grande solidarité entre les basses et les hautes pensions.
En ce qui concerne la contribution AMI, l'adaptation a été réalisée. Les montants au seuil seront augmentés chaque année de 2021 à 2024, parallèlement à l'augmentation de la pension minimum. Nous avions dit que nous le ferions et nous l'avons fait.
En ce qui concerne la cotisation de solidarité, celle-ci est due à partir d'un montant global de pension de 2 646 euros. Les retraités n'atteignent pas ce seuil s'ils ne touchent pas une pension complémentaire (deuxième pilier) avec un capital d'au moins 180 000 euros en plus de la pension minimum. Dès lors, il faut avoir un capital de 180 000 euros pour pouvoir atteindre le seuil et payer une cotisation de solidarité.
Au regard de cette réalité, les modalités de neutralisation les plus adéquates sont en cours de développement. Elles seront reprises dans le cadre de la réforme globale des pensions dont je présenterai bientôt le contenu au gouvernement.
Vous savez que l'accord de gouvernement prévoit cela pour le mois de septembre et que, depuis, beaucoup d'autres dossiers sont arrivés sur la table du gouvernement et surtout sur celle des partenaires sociaux qui n'ont pas encore fini de négocier d'autres accords aussi importants.
01.03 Christophe Bombled (MR): Madame la présidente, madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
L'incident est clos.
02 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De validatie van de studieperiodes voor de ambtenarenpensioenen" (55017197C)
02 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La validation des périodes d'études pour les pensions des fonctionnaires" (55017197C)
02.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, uit een recente audit van het Rekenhof blijkt dat veel minder ambtenaren dan men had verwacht, gebruik hebben gemaakt van de nieuwe regeling om hun studieperiode af te kopen. Vroeger werden de studiejaren van ambtenaren automatisch meegeteld bij de berekening van hun pensioen. Sinds de pensioenhervorming gebeurt dat niet meer. Een nieuwe regeling werd ingevoerd met als doel de verschillende pensioenstelsels meer te stroomlijnen. Werknemers konden dit ook maar moesten een aanvraag indienen. Maar het Rekenhof stelt ook vast dat de Federale Pensioendienst de aanvragen voor de valorisatie van een diploma niet binnen een redelijke termijn kan afronden. De behandeling van een aanvraag duurt immers gemiddeld 172 dagen. Dat is vier keer meer dan eigenlijk zou mogen.
De audit legt een aantal pijnpunten bloot van deze nieuwe regeling die het lage aantal, alsook de lange wachttijden kunnen verklaren. Zo geeft het Rekenhof aan dat de pensioendiensten de HR-diensten en de uitbetalingsorganen van ambtenaren onvoldoende hebben ingeschakeld als kanaal om informatie te verspreiden. De lange behandeling van aanvragen tot valorisatie van studieperioden kan dan weer worden verklaard door onvolledige databanken en technische problemen bij het stroomlijnen van de drie grote pensioenstelsels.
Naast technische issues is het Rekenhof ook gestuit op een aantal problemen met de bestaande wetgeving. Zo werd de aanvraagprocedure niet nauwkeurig genoeg bepaald en ontbreekt er ook een termijn in de wet waarbinnen de aanvrager moet reageren op het keuzevoorstel, en werden de begin- en einddatum van de keuzetermijn en van de behandelingstermijn niet echt objectief gedefinieerd.
Daarnaast is er ook een gebrek aan specifieke regels voor bijzondere doelgroepen, zoals ambtenaren die om gezondheidsredenen ambtshalve met pensioen gaan of nabestaanden die een lopende procedure kunnen voortzetten na het overlijden van hun partner, of voor de gevallen waarin een derde de regularisatie kan aanvragen.
Mevrouw de minister, hoe zult u ervoor zorgen dat ambtenaren beter op de hoogte zijn van de mogelijkheden om hun studiejaren af te kopen? Welke initiatieven zult u nemen om de communicatie te verbeteren?
Zult u de wetgeving over de valorisatie van een diploma voor ambtenaren bijsturen? Zult u er ook voor zorgen dat de behandelingstermijn kan worden ingekort?
Zult u ook uitvoering geven aan de aanbevelingen van het Rekenhof om de problemen die het aanhaalt op te lossen? Indien ja, hoe wilt dat doen? Indien niet, waarom niet? Binnen welke timing wilt u dit bijsturen?
02.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Lanjri, de vertragingen bij de verwerking zijn te wijten aan de complexiteit van de verwerking van de afkoop van studiejaren. In veel gevallen was het inderdaad nodig de diploma's en hun inhoud te verifiëren. Er moesten ook ramingen worden gemaakt. Burgers vroegen of de afkoop rendabel was. De regelgeving voor ambtenaren is bovendien complexer dan die voor werknemers. Zij moet namelijk worden geëxtrapoleerd naar de laatste tien jaar. Er moet ook rekening worden gehouden met maxima. Die dossiers namen dus meer tijd in beslag. Bovendien bestond het systeem voorheen helemaal niet voor ambtenaren. De vorige regering liet de administratie bovendien heel weinig tijd tussen de beslissing en de uitvoering ervan.
Momenteel worden de dossiers sneller verwerkt. De behoefte aan aanvullende informatie om de dossiers te kunnen verwerken, blijft bestaan. Het aantal opgevraagde dossiers per maand bedraagt minder dan 80, terwijl dat er ten tijde van de controle door het Rekenhof tussen 200 en 300 per maand waren. Op dit ogenblik ben ik dus niet van plan de regelgeving aan te passen, maar communicatie met de burgers is en blijft uiteraard een voortdurend aandachtspunt in mijn beleid. Dat is het echter al jaren in de Federale Pensioendienst.
02.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, u zegt dat de aanvragen ondertussen sneller worden behandeld. Worden de aanvragen nu verwerkt binnen de behandelingstermijn? Het Rekenhof had immers opgemerkt dat de behandeling vier keer zo lang duurde als de normale termijn. Zo neen, wat wilt u daaraan doen? U wilt de wetgeving voorlopig nog niet aanpassen, maar er moeten toch maatregelen worden genomen om de aanvragen sneller te behandelen? Het is immers nodig dat wij tijdig een antwoord kunnen bieden op vragen van de burgers.
U zegt voorts dat het nodig is dat de communicatie aan de burger moet worden voortgezet – dat is positief –, maar u zegt niet hoe de Federale Pensioendienst dat zal doen.
Mevrouw de minister, kan u antwoorden? U hebt immers niet op de vragen geantwoord. Ik mag in mijn repliek dan toch terugkoppelen naar u? Kan u eventueel een bijkomend antwoord geven?
02.04 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Lanjri, ik zal het antwoord vragen aan mijn diensten.
L'incident est clos.
03 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De lijst i.v.m. het Verlof voor Verminderde Prestaties (VVP)" (55017209C)
03 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La liste relative aux Congés pour prestations réduites (CPR)" (55017209C)
03.01 Nahima Lanjri (CD&V): Geachte minister
Lalieux, vorig jaar diende ik een wetsvoorstel in rond de aanvulling van de
lijst in de bijlage van de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde
Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de
Grondwet met het verlof voor verminderde prestaties (1561). In mijn
wetsvoorstel lag de nadruk op het mee opnemen van het Verlof Verminderde
Prestaties in het onderwijs voor de aanneembaarheid voor het pensioen.
De FPD heeft een lijst met verloven
opgemaakt. Het gaat om de verloven die door de respectievelijke overheden zijn
gemeld aan de FPD door de verschillende federale, gemeenschaps- of
gewestinstellingen. De pensioendienst zou nu nagaan voor elk aangemeld verlof
of het in aanmerking kan komen om opgenomen te worden in de bijlage van art. 16
en maakt een raming van de budgettaire impact van een opname.
Hoe staat het met die lijst van verloven
die werd opgemaakt door de FPD?
Wanneer zou die bekend worden gemaakt?
Wat zijn de volgende stappen hieromtrent?
Ik dank u voor uw antwoord.
03.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Lanjri, sinds ik minister van Pensioenen ben, heeft mijn kabinet vragen gekregen van openbare instellingen uit het hele land om allerlei verloven te laten meetellen voor de pensioenberekening. Die verloven moeten opgenomen zijn in de lijst van bijlagen bij de wet van 6 januari 2014 om in aanmerking te komen voor het pensioen. Mijn kabinet en de pensioendienst werken al vanaf de eerste dag goed samen om die vele vragen te beantwoorden. De pensioendienst is de nodige teksten aan het voorbereiden. Ik zal u in de loop van de komende weken meer details kunnen geven.
03.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik heb de vraag over de verloven vorig jaar al gesteld. U antwoordde toen dat uw diensten bezig waren met de opmaak van de lijst. Blijkbaar zijn ze daar nog altijd mee bezig en zal het nog een paar weken duren. Ik stel voor dat ik de vraag dus over een paar weken opnieuw indien, tenzij u mij die informatie via e-mail bezorgt; dat laat ik aan u over. Alvast dank voor uw antwoord.
03.04 Minister Karine Lalieux: Dat is geen probleem.
L'incident est clos.
04 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Verschillende wetgeving voor werknemers- en ambtenarenpensioenen volgens de Ombudsdienst Pensioenen" (55017233C)
04 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La législation variable pour les pensions des salariés et fonctionnaires selon le Médiateur Pensions" (55017233C)
04.01 Nahima Lanjri (CD&V): Geachte
minister Lalieux, het jaarverslag van de Ombudsman Pensioenen haalt een
voorbeeld aan rond het overlevingspensioen werknemer dat diende verhoogd te
worden. Vanaf 1 juli 2015 werd het recht verhoogd naar een bruto maandelijks
pensioenbedrag van 94,79 naar 739,52 euro.
Deze beslissing was de trigger voor een
herziening van het supplement minimum overheid. Dit diende immers in
evenredigheid verminderd te worden. De verhoging van het overlevingspensioen werknemer
(= achterstallen) werd gecompenseerd door de vermindering van het supplement
minimum.
De Ombudsman Pensioenen stelde vast dat
de wetgeving die de wijze bepaalt waarop de door de gepensioneerde terug te
betalen bedragen kunnen gecompenseerd worden met pensioenbedragen die door de
pensioendienst met terugwerkende kracht uitbetaald worden verschilt tussen
werknemers- en ambtenarenpensioenen. In het jaarverslag beveelt de Ombudsman
Pensioenen dan ook aan om het verschil weg te werken in wetgeving tussen
werknemers- en ambtenarenpensioenen en dit te harmoniseren. Omdat loopbanen
een meer gemengd karakter krijgen, mogen overgangen tussen en combinaties van
verschillende statuten zo weinig mogelijk complicaties geven bij de
pensioenopbouw.
Welke stappen bent u van plan te
ondernemen om dit verschil weg te werken? Niet enkel voor dit specifieke
voorbeeld maar breder gezien.
04.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Lanjri, ik kan bevestigen dat ik het van fundamenteel belang acht dat er geen verschillen tussen de regelingen worden gecreëerd. Elke hervorming die ik doorvoer, moet eerlijk en transparant zijn. Convergentie, niet in negatieve zin, is inderdaad belangrijk met het oog op de gemengde loopbaan. Sociale bescherming wordt pas aanvaard als ze wordt begrepen.
Ik kan tevens melden dat de Federale Pensioendienst een project heeft opgestart waardoor de invloed van het ene pensioenvoordeel op een ander onmiddellijk in rekening zal worden gebracht, zodat er minder schulden en achterstallen worden gecreëerd. In het algemeen zullen aldus in de toekomst de gevallen waarin achterstallen en schulden van verschillende pensioenvoordelen met elkaar dienen te worden gecompenseerd, in aanzienlijke mate worden verminderd.
04.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik ben blij dat de Federale Pensioendienst ondertussen verder werkt aan een verbetering van het systeem, zodat hij niet voor de ene moet teruggeven en voor de andere nog moet ontvangen. Dat is immers nodeloos complex. Het is goed dat dat door de pensioendienst zelf wordt gedaan.
L'incident est clos.
05 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het jaarverslag van de Ombudsdienst Pensioenen en de minimumgrens voor de ZIV-bijdrage" (55017236C)
05 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le rapport annuel du Service de médiation pour les Pensions et le seuil pour la cotisation AMI" (55017236C)
05.01 Nahima Lanjri (CD&V): Geachte
minister Lalieux, het
jaarverslag haalt de gepensioneerden aan wier wettelijk pensioen rond de
minimumgrens van de ZIV-bijdrage van 3,55% ligt en die een bescheiden kapitaal
of een kleine pensioenrente ontvangen.
Bij de
uitbetaling van een aanvullend pensioen in kapitaal dient hierop door de
verzekeraar of het pensioenfonds 3,55% Ziekte- en invaliditeitsbijdrage te
worden ingehouden aan de bron. Op het wettelijk pensioen dient ook een
inhouding van 3,55% ZIV-bijdrage verricht te worden wanneer het globaal
pensioenbedrag (wettelijk pensioen en kapitaal uit aanvullend pensioen) een
drempelbedrag overschrijdt. Er bestaan gevallen waarbij in deze bepaalde
situatie de FPD geen rekening houdt met de inhouding die het pensioenfonds op
het kapitaal verricht heeft.
De Ombudsman
Pensioenen beveelt de wetgever dan ook aan de wetgeving zo te formuleren dat er
geen onduidelijkheid meer bestaat of het totaal effectief ontvangen
pensioenbedrag (wettelijk pensioen en kapitaal uit aanvullend pensioen) al dan
niet onder het drempelbedrag mag duiken.
Een voldoende
hoog pensioenbedrag dat ook in de toekomst betaalbaar blijft, moet worden
gegarandeerd.
Ondernam u al
stappen hieromtrent?
Hoe kan men er
volgens u voor zorgen dat de FPD rekening houdt met alle inhoudingen op het
volledige pensioen?
05.02 Minister Karine Lalieux: Ik heb kennisgenomen van die problematiek, die door de ombudsman van pensioenen werd aangekaart. Zoals ik hier vandaag al meermaals heb aangegeven, bereid ik een globale hervorming voor van de ZIV-bijdrage en de solidariteitsbijdrage om het systeem rechtvaardiger te maken. In dat kader zullen we ook de aanbevelingen van de ombudsman in overweging nemen.
05.03 Nahima Lanjri (CD&V): Ik noteer dat u zeker niet ongevoelig bent voor de thematiek en dat u het voorstel van de ombudsman goed vindt, namelijk om het pensioenbedrag niet onder het drempelbedrag voor de ZIV-bijdrage te laten dalen. U zegt hier rekening mee te zullen houden in de globale pensioenhervorming, die normaal gezien in september afgerond zou moeten zijn. Op dat moment zullen we dan ook kunnen vaststellen welke concrete initiatieven u hieromtrent hebt genomen en kunnen we hier desgevallend op terugkomen.
L'incident est clos.
- Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het door de Ombudsdienst Pensioenen voorgestelde automatische onderzoek inzake de IGO" (55017238C)
- Evita Willaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De inkomensgarantie voor ouderen en de automatische rechtentoekenning" (55018415C)
- Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'enquête automatique en matière de GRAPA proposée par le Service de médiation pour les Pensions" (55017238C)
- Evita Willaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La garantie de revenus aux personnes âgées et l'octroi automatique des droits" (55018415C)
06.01 Nahima Lanjri (CD&V): Geachte
minister Lalieux, wegens veranderde situaties, zoals bijvoorbeeld het verhogen
van het minimumpensioen, kan het zijn dat de IGO van bepaalde gepensioneerden
wordt stopgezet. Gepensioneerden denken echter vaak ten onrechte dat eens er
een beslissing over de IGO genomen is, deze definitief is. Hetzelfde geldt vaak
voor de Inkomensgarantie voor ouderen: men gaat ervan uit dat eens men een
weigering krijgt, dit altijd een weigering impliceert.
Om dit te verhelpen en om ervoor te
zorgen dat iedereen wie IGO gerechtigd is, er een krijgt, suggereert de
Ombudsman Pensioenen om periodiek een automatisch onderzoek naar de IGO te
voeren. Vlot hanteerbare selectiecriteria zijn aangewezen, zodat het
automatisch onderzoek administratief voor de pensioendienst niet te belastend
is. Daarnaast vraagt de Ombudsman in te zetten op de bekendheid van de IGO en
een informatiecampagne op te zetten.
Ben u van plan om zo'n periodiek
onderzoek naar de IGO in te voeren?
De Ombudsman Pensioenen stelt een periode
van vijf jaar voor maar dat lijkt me lang. Kan dat op kortere termijn?
Bent u van plan een informatiecampagne
rond IGO op te zetten?
Zo ja, hoe en wanneer?
06.02 Evita
Willaert (Ecolo-Groen): Wanneer een
gepensioneerde een hoger pensioen ontvangt, bijvoorbeeld door een verhoging van
het minimumpensioen waardoor de gepensioneerde een paar euro meer pensioen per
maand ontvangt, kan het gebeuren dat de persoon in kwestie de Inkomensgarantie
voor Ouderen verliest, en de daarbij horende sociale tarieven voor gas, water,
elektriciteit en telefoon. Wanneer het bedrag IGO verhoogt, zoals gebeurd is op
1 januari 2020, kan die persoon terug aanspraak maken op de IGO. Maar om de IGO
ook effectief toegekend te krijgen moet hij deze zelf wel terug aanvragen.
Uit het jaarverslag van de Ombudsdienst
Pensioenen blijkt dat heel wat gepensioneerden niet weten vanaf wanneer ze
terug aanspraak maken op de IGO, noch dat ze hiervoor een maand vooraf zelf een
aanvraag moeten indienen om het bedrag effectief te ontvangen.
Daarom stelt de Ombudsdienst Pensioenen
voor om bij een verhoging van het IGO-bedrag automatisch te onderzoeken of een
gepensioneerde terug recht heeft op een IGO-uitkering. Gezien de geplande
aanpassingen van de pensioenen aan de welvaartsaanpassingen is dit zeer
actueel. Daarenboven pleit de Ombudsdienst voor een informatiecampagne om de
bekendheid van de IGO te verhogen.
Uit talloze studies blijkt dat
automatische rechtentoekenning een belangrijke hefboom is in de bestrijding van
armoede. In uw beleidsnota lezen we dan ook de terechte ambitie om zoveel
mogelijk komaf te maken met de 'non take-up van sociale rechten'. U stelt
daarin dat Uw administratie in 2021 een lijst zal opstellen van de rechten
waarvoor een procedure tot automatische opening kan worden ingevoerd.
In dit verband stel ik U graag volgende
vragen:
Bent U het er mee eens dat het zinvol is
dat de pensioendienst zelf automatisch een onderzoek opent om te bekijken of
een gepensioneerde opnieuw recht heeft op een IGO-uitkering?
Wat is de stand van zaken met betrekking
tot de lijst die Uw administratie zou opstellen van de rechten waarvoor een
procedure tot automatische opening kan worden ingevoerd? Is er een mogelijkheid
dat de IGO ook wordt opgenomen of valt dit buiten de scoop van deze oefening?
Wat is Uw visie op het voorstel van de
Ombudsdienst Pensioenen om een informatiecampagne uit te werken die de
bekendheid van de IGO moet verhogen?
Bij voorbaat dank voor uw antwoorden.
06.03 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Lanjri, mevrouw Willaert, ook deze vragen heb ik al eens gekregen. Toen ik mijn algemene beleidsnota voorstelde, heb ik aangekondigd dat ik de FPD zou vragen een automatisch onderzoek in te stellen voor de IGO.
Dat iemand vandaag geen recht heeft op de IGO, betekent niet dat zulks altijd het geval zal blijven. Familiale en financiële situaties kunnen immers helaas veranderen. Voor mensen met een te laag pensioen is die steun broodnodig.
Daarvoor moet de FPD ook over de nodige middelen beschikken, die moeten worden onderhandeld in het kader van de volgende bestuursovereenkomst. Het zal alleszins een van mijn uitdrukkelijke verzoeken zijn.
De periode van vijf jaar is een van de voorgestelde mogelijkheden. Wij moeten bekijken wat de meest efficiënte oplossing is.
Over de kwestie zal ook een informatiecampagne worden gevoerd. Op welke manier de campagne zal verlopen, is nog niet beslist. Ze is zeker nodig in de strijd tegen de non take-up van rechten en tegen armoede. De volgende bestuursovereenkomst zou daarvoor een geschikt moment zijn.
06.04 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik moet u bekennen – u weet dit ook – dat ik echt een grote voorstander ben van het automatisch toekennen van rechten aan mensen. Wanneer zij recht hebben op een uitkering of tegemoetkoming, ben ik de mening toegedaan dat wij hen dat recht moeten geven, zonder dat zij erom moeten vragen.
In het geval van de IGO is die toekenning heel vaak complex. Soms kan het zijn dat iemand een gedeeltelijke IGO heeft, maar doordat het minimumpensioen bijvoorbeeld een beetje verhoogt, plots geen IGO meer heeft. De betrokkenen menen dan dat zij er geen recht meer op hebben.
Daarom is het voorstel van de ombudsman toch iets aan dat probleem te doen. Alleen, mevrouw de minister, is het niet goed dat wij zouden evolueren naar het na elke periode van vijf jaar onderzoeken van de IGO. Het zou goed zijn dat elk jaar zou worden onderzocht of mensen die geweigerd zijn – dit kan ook via datamatching en datamining –, niet opnieuw in aanmerking komen voor een inkomensgarantie voor ouderen in plaats van vijf jaar te wachten met een dergelijk onderzoek. Op vijf jaar tijd kunnen mensen immers in armoede en problemen terechtkomen.
Laten wij dus ingaan op de suggestie van de ombudsman, maar laten wij de periode van vijf jaar absoluut inkorten. Liefst zou ik dat onderzoek jaarlijks willen en, indien dat moeilijk is, elke twee jaar.
In elk geval moet retroactief worden gewerkt.
Als mensen toch recht op een inkomensgarantie-uitkering blijken te hebben en men ziet dat zij dat al anderhalf jaar niet hebben gekregen, dan moeten zij die krijgen vanaf het moment dat ze daarvoor in aanmerking kwamen. Dat is echt iets waarop we moeten inzetten. Ik denk dat u er ook van overtuigd bent dat we dit moeten doen.
06.05 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw positief antwoord.
Ik ga niet herhalen wat mevrouw Lanjri heeft gezegd. Ik ben het met haar eens als het over die vijf jaar gaat. Het zou goed zijn als dit op jaarlijkse basis gebeurt, maar met de huidige digitalisering en computersystemen moet het toch mogelijk zijn dat men een signaal krijgt als iemand toch opnieuw rechten opent, in dit geval op een IGO. Dit is toch iets dat we in deze moderne maatschappij zouden moeten doen, maar daarvoor zijn uiteraard ook middelen nodig.
Mevrouw de minister, kunt u de timing van de nieuwe bestuursovereenkomst met de Federale Pensioendienst nog meedelen?
06.06 Minister Karine Lalieux: Ik weet het niet. Ik zal dat navragen aan mijn diensten en zal het antwoord aan het secretariaat bezorgen.
L'incident est clos.
- Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het jaarverslag van de Ombudsdienst Pensioenen en de IGO-controle in het buitenland" (55017241C)
- Evita Willaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De controleprocedure op het verblijf in het buitenland in het kader van een IGO-uitkering" (55018413C)
- Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het voorstel van de Ombudsdienst Pensioenen i.h.k.v. de controleprocedure van de IGO" (55018468C)
- Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le rapport du Service de médiation pour les Pensions et le contrôle de la GRAPA à l'étranger" (55017241C)
- Evita Willaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La procédure de contrôle du séjour à l'étranger dans le cadre d'une GRAPA" (55018413C)
- Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La proposition du Service de médiation Pensions à propos de la procédure de contrôle de la GRAPA" (55018468C)
07.01 Nahima Lanjri (CD&V): Geachte
minister Lalieux, wegens veranderde situaties, zoals bijvoorbeeld het verhogen van het
minimumpensioen, kan het zijn dat de IGO van bepaalde gepensioneerden wordt
stopgezet. Gepensioneerden denken echter vaak ten onrechte dat eens er een
beslissing over de IGO genomen is, deze definitief is. Hetzelfde geldt vaak
voor de Inkomensgarantie voor ouderen: men gaat ervan uit dat eens men een
weigering krijgt, dit altijd een weigering impliceert.
Om dit te
verhelpen en om ervoor te zorgen dat iedereen wie IGO gerechtigd is, er een
krijgt, suggereert de Ombudsman Pensioenen om periodiek een automatisch
onderzoek naar de IGO te voeren. Vlot hanteerbare selectiecriteria zijn
aangewezen, zodat het automatisch onderzoek administratief voor de
pensioendienst niet te belastend is. Daarnaast vraagt de Ombudsman in te zetten
op de bekendheid van de IGO en een informatiecampagne op te zetten.
Bent u van plan
om zo'n periodiek onderzoek naar de IGO in te voeren?
De Ombudsman
Pensioenen stelt een periode van vijf jaar voor maar dat lijkt me lang. Kan dat
op kortere termijn? Bent u van plan een informatiecampagne rond IGO op te
zetten? Zo ja, hoe en wanneer?
07.02 Evita
Willaert (Ecolo-Groen): Wanneer een gepensioneerde
een hoger pensioen ontvangt, bijvoorbeeld door een verhoging van het
minimumpensioen waardoor de gepensioneerde een paar euro meer pensioen per
maand ontvangt, kan het gebeuren dat de persoon in kwestie de inkomensgarantie
voor ouderen verliest, en de daarbij horende sociale tarieven voor gas, water,
elektriciteit en telefoon. Wanneer het bedrag IGO verhoogt, zoals gebeurd is op
1 januari 2020, kan die persoon opnieuw aanspraak maken op de IGO,
maar om de IGO ook effectief toegekend te krijgen moet hij die zelf wel opnieuw
aanvragen.
Uit het
jaarverslag van de Ombudsdienst Pensioenen blijkt dat heel wat gepensioneerden
niet weten vanaf wanneer ze terug aanspraak maken op de IGO, noch dat ze
hiervoor een maand vooraf zelf een aanvraag moeten indienen om het bedrag
effectief te ontvangen.
Daarom stelt de
Ombudsdienst Pensioenen voor om bij een verhoging van het IGO-bedrag
automatisch te onderzoeken of een gepensioneerde terug recht heeft op een
IGO-uitkering. Gezien de geplande aanpassingen van de pensioenen aan de
welvaartsaanpassingen is dit zeer actueel. Daarenboven pleit de Ombudsdienst
voor een informatiecampagne om de bekendheid van de IGO te verhogen.
Uit talloze
studies blijkt dat automatische rechtentoekenning een belangrijke hefboom is in
de bestrijding van armoede. In uw beleidsnota lezen we dan ook de terechte
ambitie om zoveel mogelijk komaf te maken met de 'non take-up van sociale
rechten'. U stelt daarin dat Uw administratie in 2021 een lijst zal opstellen
van de rechten waarvoor een procedure tot automatische opening kan worden
ingevoerd.
In dit verband
stel ik U graag volgende vragen:
Bent U het er
mee eens dat het zinvol is dat de pensioendienst zelf automatisch een onderzoek
opent om te bekijken of een gepensioneerde opnieuw recht heeft op een
IGO-uitkering?
Wat is de stand
van zaken met betrekking tot de lijst die Uw administratie zou opstellen van de
rechten waarvoor een procedure tot automatische opening kan worden ingevoerd?
Is er een mogelijkheid dat de IGO ook wordt opgenomen of valt dit buiten de
scoop van deze oefening?
Wat is Uw visie
op het voorstel van de Ombudsdienst Pensioenen om een informatiecampagne uit te
werken die de bekendheid van de IGO moet verhogen?
07.03 Anja
Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, u
heeft zich reeds uitgesproken over de huidige controleprocedure IGO. In dit
kader heeft u een uitbreiding aangekondigd van de 29 dagen die rechthebbenden
in het buitenland mogen doorbrengen. De dag van vertrek en aankomst zullen
daarin niet meer worden meegerekend. Daarnaast zullen deze ouderen 48 uur in
het buitenland kunnen verblijven zonder voorafgaande toestemming. Ook de
80-plussers zouden worden vrijgesteld van controles.
In dit kader beveelt de Ombudsdienst
Pensioenen aan dat de gemeente zelf de Federale Pensioendienst rechtstreeks op
de hoogte brengt van de verschijning van de betrokkene. Zij menen dat op die
manier ongerechtvaardigde schorsingen kunnen worden vermeden, aangezien er
minder kans is dat de termijnen worden overschreden door het verzenden van het
bewijs van verblijf. Daarnaast stellen zij voor dat er een automatische
toekenning zou onderzocht worden bij verhoging van het IGO en een
informatiecampagne samen met het middenveld.
Wat is de stand van zaken van bijsturing
van de controleprocedure IGO?
Wat denkt u van de pistes die wordt
voorgesteld door de Ombudsdienst Pensioenen?
07.04 Minister Karine Lalieux: Beste collega's, ik heb de vragen al eens beantwoord in de plenaire vergadering. Er is inderdaad al heel wat te doen geweest rond de problematiek en heb de betrokken verenigingen ontmoet. Alleszins houd ik met respect voor het sociaal overleg rekening met hun analyses.
Het is inderdaad geen goed idee om alle controles af te schaffen. Wel willen wij een evenwichtiger systeem. Ik werk momenteel samen met mijn administratie aan een alternatief voor de huidige controle, die trouwens opgeschort is tot 30 september.
We moeten ons zeer goed beraden over de vraag of we al dan niet het oude systeem volledig weer oppikken, aangezien dat leidde tot meer onterechte schorsingen en het nadeel had dat gepensioneerden telkens naar het gemeentehuis moesten om een bewijs van verblijf aan te vragen, dat ze vervolgens zelf moesten opsturen. Het is dus een complex systeem.
Wij onderzoeken of de directe communicatie tussen de gemeente en de FPD een oplossing kan zijn. Dat vereist wel een elektronische informatiestroom. Hoe dan ook moeten we vermijden dat de gemeenten overbelast worden. Tegelijk moeten we oog hebben voor de bescherming van de privacy.
De manier waarop ik de controle zie, bestaat erin dat we de betrokken ouderen, die tot de kwetsbaarste groep behoren, niet onnodig lastigvallen. We moeten dus nadenken over een systeem zonder onbegrijpelijke administratieve verplichtingen.
Er is ook enige sereniteit in de debatten vereist. Dat neemt niet weg dat wij al enkele resultaten geboekt hebben. Zo hebben wij al een KB voorbereid, dat nog aan de Raad van State moet worden voorgelegd. In het ontwerp van KB verduidelijken wij hoe de 29 dagen worden geteld. We hebben daarvoor een aanbeveling van de Ombudsdienst Pensioenen overgenomen.
De dag van vertrek en die van terugkeer zullen bij de periode van permanent en effectief verblijf in België worden gerekend. Korte verblijven, tot 48 uur, zullen dus niet meer worden meegeteld bij de 29 dagen. De betrokkenen zullen die voortaan ook niet meer hoeven te melden.
Tegen het einde van het jaar wordt het systeem hervormd, zodat er een beter evenwicht is tussen de rechten en de plichten.
07.05 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, niemand in de vergadering vraagt dat wij zouden terugkeren naar het oude systeem. Dat had inderdaad heel veel mankementen, er gingen veel brieven verloren en de rechthebbenden sukkelden ook toen al met de IGO-controles.
Het is alvast positief dat u een KB hebt uitgewerkt in verband met de berekening van de 29 dagen, op grond waarvan de dag van vertrek en de dag van aankomst niet worden meegeteld voor de 29 dagen. Hiermee ruimt u minstens een probleem al uit de weg.
Ik hoef u er echter niet aan te herinneren dat er nog vele andere problemen zijn met de controle van wie een IGO ontvangt. Dat werd ten overvloede aangetoond in de hoorzittingen. Sommigen personen hebben bijvoorbeeld schrik dat ze de postbode, die de controle uitvoert, zullen missen en blijven daarom thuis gekluisterd. Dat is des te erger, nu men opnieuw een terrasje mag doen. Het is een gelukkig toeval dat de controles wegens COVID-19 intussen zijn opgeschort. De middenveldorganisaties maken er zich wel bezorgd over dat, eens de controles worden heropgestart, de ouderen eens te meer niet buiten durven te gaan.
U roept op om de problematiek met de nodige sereniteit te bekijken. Daar ben ik het mee eens. Ik heb ter zake ook een wetsvoorstel met een mogelijke oplossing ingediend, waar ook collega's uit andere fracties zich achter schaarden. Ik hoop dat we toch sneller kunnen gaan en niet tot het einde van het jaar moeten wachten op de hervorming, want als de gezondheidssituatie het toelaat, zullen de controles zijn heropgestart.
Ik dring erop aan, mevrouw de minister, dat u sneller een en ander bekijkt, zodat de controles, wanneer die worden heropgestart, gebeuren met respect voor de ouderen en hun vrijheid. We kunnen ook werk maken van een oplossing in de commissie op basis van mijn wetsvoorstel. U mag mijn voorstel ook meenemen in uw voorstel, als het systeem maar verbetert.
07.06 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Het is werkelijk een verademing dat de minister van Pensioenen ook een menselijkere procedure voorstaat. Het dossier houdt ons al sinds de vorige legislatuur bezig. Het feit dat u de problemen erkent, en de stappen die u nu al gedaan hebt, zijn niet niets. Het is heel goed dat u het dossier meteen stevig hebt vastgenomen.
Ik ben eigenlijk beschaamd om te zeggen dat de controleprocedure gelukkig moest worden opgeschort door de coronacrisis. Never waste a good crisis. Wanneer er echter weer controles kunnen worden uitgevoerd, is het toch de bedoeling dat het nieuwe systeem zo snel mogelijk wordt toegepast. Er is niet zoveel tijd. Dat is ook een belangrijke factor. Niemand van de sprekers wil terug naar het oudere systeem en dan moeten we snel een oplossing vinden, met de nodige checks-and-balances. Er is een sereen debat nodig. Voor ons is de kwestie heel belangrijk, want het gaat om kwetsbare senioren. Iedereen kent wel een verhaal: de betrokkenen zijn bang en voelen zich aangetast in hun integriteit en mens-zijn door de manier waarop de controles tot nu toe werden uitgevoerd. Dat kunnen we niet langer aanvaarden.
U hebt het dossier stevig vast, op een menselijke manier. Ik kijk uit naar het vervolg. Ik veronderstel dat we redelijk snel zullen moeten gaan.
07.07 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord.
Ik kan mij alleen maar aansluiten bij de woorden van collega Willaert. Wij merken een groot verschil met de vroegere aanpak, toen we telkens op een muur botsten. U luistert echt wel naar het middenveld, neemt het dossier ter hand en probeert vooruitgang te boeken. De punten in het ontwerp van koninklijk besluit zijn zeer positief. Dat is een verademing. Veel gepensioneerden met een IGO durfden zelfs niet meer met hun vereniging op daguitstap naar Nederland. Zij krijgen met de voorgestelde oplossing meer zekerheid. Wij juichen ook de vrijstelling voor tachtigplussers, de meest kwetsbare groep onder de ouderen, toe.
Dat belet niet dat – daar zijn wij het allemaal over eens –, eens de opschorting van de controles wegens de coronacrisis afloopt, er een menselijke procedure voorhanden moet zijn. Ik heb daarvoor een aantal amendementen op het wetsvoorstel van collega Lanjri ingediend, die onder andere betrekking hebben op automatische gegevensuitwisseling. Het is immers belangrijk dat we na de lockdown de vele gepensioneerden niet opnieuw in lockdown dwingen door de controleprocedure voor de IGO.
Het is even essentieel dat het handvest van de sociaal verzekerde wordt gerespecteerd. Dat was in de huidige procedure niet altijd het geval, zeker niet qua termijnen en evenmin wat de mogelijkheid betreft om gehoord te worden voor er een drastische beslissing zoals de opschorting van het enige inkomen, het kleine pensioentje waar de betrokkenen recht op hebben, wordt genomen. Ik ben ervan overtuigd dat u hiermee rekening zult houden en kijk uit naar uw voorstellen en de verdere stappen die we kunnen zetten om kwetsbare senioren een waardige oude dag te geven.
L'incident est clos.
08 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De Ombudsdienst Pensioenen en de pensioenen van mensen die niet de Belgische nationaliteit hebben" (55017242C)
08 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le Service de médiation pour les Pensions et les pensions de personnes non belges" (55017242C)
08.01 Nahima Lanjri (CD&V): Geachte
minister Lalieux, de Ombudsman Pensioenen haalt in het jaarverslag een
voorbeeld aan van een in het buitenland gehuwd echtpaar waarvan de ene
echtgenoot de Belgische nationaliteit heeft en de andere echtgenote de
nationaliteit van een niet EU-land besluit naar België te verhuizen. Het
echtpaar geniet een gezinspensioen.
De inschrijving in het rijksregister van
de echtgenote van vreemde nationaliteit kan niet onmiddellijk gebeuren omdat
het gemeentebestuur nog niet in het bezit is van haar vergunning om in het
kader van gezinshereniging haar echtgenoot te vervoegen. De echtgenoot, die
Belg is, werd wel onmiddellijk ingeschreven in het rijksregister.
De automatische verwerking van de
gegevens uit het bevolkingsregister door het informaticaprogramma van de
Federale Pensioendienst leidde ertoe dat het echtpaar gedurende een maand als
feitelijk gescheiden werd beschouwd.
Na bemiddeling door de Ombudsman
Pensioenen erkent de Federale Pensioendienst dat het gegeven dat de echtgenote
niet onmiddellijk op het adres van haar echtgenoot is ingeschreven niet tot
gevolg heeft dat de echtgenoten geacht worden feitelijk gescheiden te zijn
(waardoor enkel de helft van het gezinspensioen aan de ene echtgenoot kan
uitbetaald worden omdat ze voordien in een land woonden waarmee België geen
bilaterale overeenkomst inzake sociale zekerheid heeft) terwijl dat ze wel aan
de toekenningsvoorwaarden voor een gezinspensioen beantwoorden, waardoor het
gezinspensioen volledig kan uitbetaald blijven.
De Ombudsman Pensioenen haalde ook al in
het jaarverslag van 2019 de problematiek van gepensioneerden die niet de
Belgische nationaliteit hebben maar in België als werknemer of zelfstandige
gewerkt hebben en zowel werkgever- sociale zekerheidsbijdragen betaald hebben
(en dus mogelijks pensioenrechten hebben opgebouwd) maar nu in het buitenland
wonen. Als er tussen België en het land waar hij woont geen
wederkerigheidsakkoord is, kan het werknemers- of zelfstandigenpensioen van die
mensen niet worden uitbetaald.
Werden er al stappen ondernomen op dit
aan te pakken?
Zijn er manieren om er toch voor te
zorgen – zelfs zonder een wederkerigheidsakkoord sociale zekerheid – de
opgebouwde pensioenen van die mensen uit te betalen?
Meer in het algemeen over het Jaarverslag
van de Ombudsman Pensioenen: welke van de aanbevelingen gemaakt door de
Ombudsman zal u meteen aanpakken? Welke op lange termijn?
08.02 Minister Karine Lalieux: Geachte collega, in het eerste voorbeeld heeft de Federale Pensioendienst (FPD) helaas geen andere keuze dan de nodige gegevens zo snel mogelijk te verzamelen. Als iemand met een gezinspensioen zich alleen inschrijft op een adres, moet de FPD ervan uitgaan dat die persoon feitelijk gescheiden is. We kunnen niet weten of die persoon nog als koppel met iemand samenleeft. Anders bestaat het risico dat er ten onrechte voordelen worden uitbetaald. Momenteel wachten we al niet meer op de inschrijving in het Rijksregister, maar zonder duidelijke gegevens van de twee betrokken personen is het niet mogelijk het totale bedrag uit te keren.
In het tweede voorbeeld vereist de wetgeving een akkoord om de wederkerigheid van personen die in een ander land hebben gewerkt te garanderen en de betaling in België mogelijk te maken. Die akkoorden staan in voor de wederzijdse erkenning op het vlak van de sociale zekerheid en zorgen ervoor dat de belangen in beide richtingen verzekerd zijn. We moeten onderzoeken of die wederkerigheidsvoorwaarde nog altijd gepast is.
08.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.
Het lijkt mij wel bizar dat het feit of mensen die niet de Belgische nationaliteit hebben, maar hier hun hele leven gewoond en gewerkt hebben en op een bepaald ogenblik naar het buitenland verhuizen, al dan niet pensioen krijgen, afhankelijk is van hun land van herkomst, zelfs als ze ervoor gewerkt hebben. Nu laten we dat afhangen van een wederkerigheidsakkoord, terwijl zij misschien wel 30 of 40 jaar in ons land hebben gewerkt. Het zou goed zijn als het op wederkerige basis zou gebeuren, maar het is belangrijk dat iedereen die hier heeft gewerkt – ook wie naar het buitenland verhuist – pensioen opbouwt voor alle jaren die hij hier heeft gewerkt.
Het is positief dat u dat wil onderzoeken, maar laat het daar niet bij en onderneem actie, zelfs zonder wederkerigheidsakkoord.
U hebt niet geantwoord mijn laatste, algemenere vraag over het jaarverslag van de Ombudsman Pensioenen. Ik zou graag weten welke aanbevelingen van de ombudsman u meteen zult aanpakken en welke op lange termijn. Ofwel bent u die vraag vergeten, ofwel is zij u niet opgevallen. Kunt u daar nog op antwoorden of wilt u mij het antwoord schriftelijk bezorgen?
08.04 Minister Karine Lalieux: Ik zal u het antwoord schriftelijk bezorgen.
08.05 Nahima Lanjri (CD&V): Goed. Het mag ook via de commissie gaan, zo krijgen alle leden het.
Het incident is gesloten.
- Marie-Colline Leroy à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le payement de la dernière mensualité de pension lors d’un décès" (55017291C)
- Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le versement de la pension après un décès" (55017903C)
- Evita Willaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le paiement des pensions au décès d’une personne pensionnée" (55018416C)
- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le versement proportionnel de la pension à la suite d'un décès" (55018485C)
- Marie-Colline Leroy aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De betaling van het laatste maandbedrag van het pensioen bij een overlijden" (55017291C)
- Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De uitbetaling van het pensioen na het overlijden" (55017903C)
- Evita Willaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De uitbetaling van pensioenen bij het overlijden van een gepensioneerde" (55018416C)
- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De proportionele betaling van het pensioen na het overlijden" (55018485C)
09.01 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame
la ministre, le 20 mai dernier, la commission des affaires sociales a accueilli
à la Chambre l’Ombudsman pensions venu
présenter et défendre son rapport devant les parlementaires.
Il apparaît que lorsqu’un pensionné décède,
sa dernière mensualité est payée uniquement si le décès a lieu après le paiement
effectif de la pension.
Envisagez-vous de proposer que le paiement
de la pension soit proportionnel au nombre de jours de vie du pensionné au
cours de son dernier mois de vie ? Il s’agit d’une question cruciale pour les
proches qui ont besoin de cet argent pour couvrir les frais liés au décès de la
personne.
09.02 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de
minister, naar aanleiding van de bespreking van het jaarverslag 2020 van de
Ombudsdienst Pensioenen is gebleken dat er een verschil is in uitbetaling van
het pensioen, naargelang het tijdstip van overlijden maar ook naargelang het
statuut van de langstlevende partner.
Wanneer een gepensioneerde overlijdt voor
de uitbetaling van zijn pensioen, dan is het pensioen van de lopende maand niet
betaalbaar, tenzij er een langstlevende samenwonende huwelijkspartner is.
Wanneer de gepensioneerde overlijdt na de uitbetaling van zijn pensioen, dan
blijft het pensioen van de lopende maand uiteraard uitbetaald.
Dit verschil wordt door veel mensen als
onrechtvaardig en billijk ervaren, zeker omdat kosten, zoals bijvoorbeeld de
rusthuisfactuur, nog worden gefactureerd in verhouding tot het aantal dagen dat
de gepensioneerde nog in leven was tijdens de lopende maand. De Ombudsdienst
Pensioenen krijgt hierover altijd klachten, maar naar aanleiding van de
oversterfte door corona kwam dit probleem nog meer aan de oppervlakte. In zijn
jaarverslag beveelt de Ombudsdienst Pensioenen dan ook aan om te onderzoeken of
een aanpassing van de wetgeving mogelijk is zodat de betaling van het pensioen
in de maand van overlijden in verhouding zou staan tot het aantal dagen dat de
gepensioneerde in leven was gedurende deze maand.
Mijn vragen:
Treedt u de Ombudsdienst Pensioenen bij
in hun analyse dat dit verschil in uitbetaling van het pensioen naargelang het
tijdstip van overlijden onbillijk en onrechtvaardig is?
Bent u bereid de suggestie van de
Ombudsdienst Pensioenen te volgen en de Federale Pensioendienst te vragen hun
oplossing nader te onderzoeken? Zijn hiervoor al stappen gezet?
Met dank voor de verstrekte antwoorden.
09.03 Evita
Willaert (Ecolo-Groen): In het jaarverslag
2020 van de Ombudsdienst Pensioenen lezen we dat de Ombudsdienst meer klachten
heeft ontvangen van erfgenamen van overleden gepensioneerden. Specifieker gaat
het over het feit dat het pensioen van de overleden persoon in de maand van het
overlijden niet wordt uitbetaald, terwijl de facturen wel nog blijven komen.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan de rusthuisfactuur. Daarom vraagt de ombudsdienst
om de wetgeving aan te passen, zodat de betaling van het pensioen in de maand
van het overlijden wanneer er geen langstlevende echtgenoot is, in verhouding
tot het aantal dagen dat de gepensioneerde in leven was, gedurende deze maand
mogelijk wordt.
Om achtergebleven familieleden niet in
potentiële financiële moeilijkheden te brengen, en omdat het om een terechte
vraag gaat, onderschrijven wij graag het voorstel van de Ombudsdienst.
In dit verband stel ik U graag volgende
vragen:
Bent U het eens met het voorstel van de Ombudsdienst?
Zo ja, op welke manier zal U hieraan
trachten tegemoet te komen en op welke termijn?
Zo nee, welke redenen ziet U om deze
vraag niet in te willigen?
Bij voorbaat dank voor uw antwoorden,
09.04 Gaby
Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister,
ten gevolge van de overmatige sterfte veroorzaakt door corona, heeft de
Ombudsman voor Pensioenen verscheidene klachten ontvangen van erfgenamen van
overleden gepensioneerden die klaagden dat hun geliefde gestorven was aan
corona maar dat het pensioen voor de maand van overlijden niet was uitbetaald,
hoewel zij rekeningen moesten betalen zoals bijvoorbeeld van het rusthuis voor
de dagen van de maand van overlijden toen de gepensioneerde nog in leven was.
Interessant: De Ombudsman voor Pensioenen
vraagt aan de wetgever om de financiële gevolgen van het overlijden van een
gepensioneerde in overweging te nemen en de mogelijkheid en/of wenselijkheid te
onderzoeken om de wetgeving te wijzigen zodat het mogelijk wordt de betaling
van het pensioen voor de maand van overlijden toe te staan voor het aantal
dagen dat de gepensioneerde nog in leven was gedurende die maand wanneer er
geen overlevende echtgenoot is.
Neemt u de suggestie van de ombudsman in
overweging?
Waarom wel of waarom niet?
09.05 Karine Lalieux, ministre: Chers collègues, j'ai vu les analyses de l'ombudsman, que j'ai d'ailleurs rencontré. Je prends ses recommandations avec beaucoup de préoccupation.
En ce qui concerne cette réglementation spécifique, à savoir le paiement de la pension le mois du décès, je comprends que ce soit vécu comme une injustice et considéré comme inéquitable pour les proches des personnes concernées.
Ik heb mijn diensten dan ook gevraagd om die specifieke problematiek te onderzoeken op het vlak van de regelgeving en de financiële impact.
09.06 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je me réjouis d'apprendre que ce point sera évoqué. Nous y reviendrons d'ici quelques semaines voire quelques mois.
09.07 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Ik ben uiteraard tevreden dat u de regelgeving en financiële impact zal onderzoeken. Het probleem bestaat al langer, maar is met de coronacrisis vaker vastgesteld. Er zijn spijtig genoeg ontzettend veel mensen overleden en het gebeurde wel vaker dat er in de maand van overlijden geen pensioen volgde, terwijl de facturen, onder andere van de woon-zorgcentra, wel moesten worden betaald. Dat werd als zeer onrechtvaardig ervaren. Het is dus toch wel zeer nuttig om te bekijken of het pensioen niet proportioneel tot aan de datum van overlijden kan worden betaald. Tot die datum blijven de facturen immers doorlopen en die moeten ook betaald worden.
09.08 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, terzijde, misschien moeten we het Reglement hier nog zo aanpassen dat we ook naar de repliek van een vorige spreker kunnen verwijzen. Dat zou ik bij dezen willen doen.
Hoe dan ook is het goed, mevrouw de minister dat u de koe bij de horens hebt gevat en dat de diensten de kwestie zullen onderzoeken. Wij duimen voor een positief antwoord, zodat in een moeilijke periode waarin iemand overlijdt, er proportioneel pensioen voorhanden is om de lopende facturen tot het overlijden te kunnen betalen.
09.09 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Het is jammer dat er een pandemie nodig is om achter de draagwijdte van een probleem, dat al van voor de coronacrisis bestond, te komen. Die oneerlijke behandeling is al zo oud als de regelgeving ter zake.
U geeft te kennen dat u de zaak wel zult laten onderzoeken. Dat is leuk. Maar de impact ervan is bekend, als een ombudsman er terecht op wijst dat hier een en ander verkeerd loopt. Ik dring er dus op aan om niet alleen de impact te meten, maar ook de regelgeving te wijzigen en effectief komaf te maken met het probleem. Ik heb er alle vertrouwen in dat u hieraan zult werken. Als dat niet het geval is, zullen we u daaraan herinneren.
Het incident is gesloten.
10 Question de Marie-Colline Leroy à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le remboursement d’un montant indûment payé à un pensionné" (55017292C)
10 Vraag van Marie-Colline Leroy aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De terugbetaling van een aan een gepensioneerde onterecht uitgekeerd bedrag" (55017292C)
10.01 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, lorsqu’un montant de pension a été indûment payé à un pensionné par le SFP, celui-ci demande un recouvrement des montants en brut. Les pensionnés doivent donc rembourser un montant supérieur à celui qu’ils ont réellement perçu. Bien sûr, ils recevront en retour leur déclaration fiscale pour l’année au cours de laquelle la récupération a eu lieu, mais cette différence de montant à rembourser représente une charge très lourde pour les personnes à bas revenus. Visiblement, ce n’est pas conforme au contenu de la circulaire de l’administration fiscale qui impose que, jusqu’au 31 juillet de l’année suivant le paiement indu, seul le montant net de la pension soit remboursé.
Madame la ministre, comptez-vous demander au SFP d’aligner sa pratique de recouvrement sur la procédure de régularisation fiscale telle que définie dans cette circulaire? Je vous remercie.
10.02 Karine Lalieux, ministre: Madame Leroy, soyez assurée que le Service fédéral des Pensions (SFP) et mon cabinet sont bien conscients de l'importance de cette question pour les pensionnés. À la suite de l'intervention du médiateur des pensions en janvier 2021, il est déjà possible aujourd'hui pour un pensionné de demander le remboursement du montant net d'un indu notifié par le SFP plutôt que le montant brut.
La procédure de remboursement d'un montant net n'est toutefois possible aujourd'hui que de façon manuelle. Elle n'est pas encore automatisée au niveau du service. Je peux cependant vous dire que le SFP a entamé une analyse ayant pour but de permettre d'automatiser le remboursement des montants indus nets. Cette automatisation complète du processus de remboursement d'un montant net d'indu ne pourra cependant être envisagée qu'à plus long terme vu l'impact majeur de cette solution sur le fonctionnement actuel du système informatique. Il faut modifier l'ensemble du logiciel mais apparemment c'est déjà possible.
10.03 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie.
Je pense que c'est une bonne chose d'aller vers cette automaticité chère à vos yeux, je le sais. Nous en avions parlé au moment de ces fameux rapports du service de médiation. En attendant que cela se fasse de manière automatique, une proposition serait de signaler à la personne qui doit rembourser ces montants, au moment où on lui annonce la demande de remboursement, qu'elle peut demander le montant net. Les pensionnés n'en sont peut-être pas informés.
L'incident est clos.
11 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De subsidiedatabank" (55017331C)
11 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La banque de données des subsides" (55017331C)
11.01 Ellen Samyn (VB): Na de heisa rond Let's
go Urban, aanverwante vzw's en vennootschappen klinkt de roep steeds luider om
de subsidiestromen naar allerhande projecten beter in kaart te brengen. Het ge-
en misbruik van overheidsgeld moet een halt worden toegeroepen.
Wanneer zullen wij van uw FOD's deze
lijst krijgen?
Hoe zal u meer transparantie bieden in het toekennen en het controleren van deze verleende subsidies teneinde de besteding van overheidsmiddelen beter te kunnen controleren.
11.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Samyn, de heer Sander Loones heeft mij schriftelijk om de lijst van subsidies gevraagd. Voor een gedetailleerd overzicht van de zaak nodig ik u uit mijn antwoord onder nr. 94 te lezen.
Zoals u weet, moet elke subsidieaanvraag van meer dan 3.100 euro bij de financiële inspectie worden ingediend.
11.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik zal het antwoord op de vraag van de heer Loones opzoeken.
In ieder geval is het belangrijkste met betrekking tot de subsidiedatabank dat alle gegevens daarin terechtkomen. Er zijn verschillende overheden die gelden kunnen geven aan instanties. Blijkbaar is er ter zake geen transparantie.
Ik zal in ieder geval het antwoord nakijken dat u op de vraag van de heer Loones gaf. U hebt al een antwoord. Van bepaalde ministers krijgen wij nog geen antwoord. Mocht ik nog vragen hebben, zal ik terugkoppelen bij u.
Het incident is gesloten.
12 Question de Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les pensions et le taux d'emploi" (55017333C)
12 Vraag van Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Pensioenen en werkzaamheidsgraad" (55017333C)
12.01 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, om de kosten van de vergrijzing beheersbaar te houden, gaan pensioen en arbeidsmarkthervormingen blijkbaar hand in hand. De belangrijkste doelstelling voor de minister van Werk is de werkzaamheidsgraad naar 80 % brengen. Dat debat zal ik hier niet openen, maar in uw regeerakkoord wordt aangekondigd dat er maatregelen zullen genomen worden inzake eindeloopbaanregeling, bijvoorbeeld zachte landingsbanen, inzake deeltijds pensioen, inzake vorming en heroriëntatie gedurende de loopbaan, en ter bevordering van de overdracht van knowhow tussen generaties van werknemers.
Mevrouw de minister, bij de vakbondsacties van de voorbije weken, waar we aanwezig waren – u hebt mij nog vorige week gezien – slingerden vakbondsmensen mij geregeld de woorden SWT en regeling voor de zware beroepen naar het hoofd. U zei aan het begin van de legislatuur dat de zware beroepen vroeg of laat op de onderhandelingstafel zouden komen. Zult u het thema versneld op tafel leggen, gelet op de talrijke vragen in verband met het SWT in het licht van de vele herstructureringen en de aanzienlijke toename in de periode 2012-2019 van het aantal langdurig zieken tussen 55 en 64 jaar, van bijna 111.000 naar 184.000? Wat zult u daaraan doen?
12.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Colebunders, wij delen natuurlijk de bezorgdheid over de toename van het aantal invaliden. Zoals ik eerder al zei, zijn er in de sociale zekerheid communicerende vaten. Het lopende sociaal overleg is van essentieel belang. Vandaag zijn de sociale partners aan zet voor de eindeloopbaanregelingen. Het is aan hen om zich uit te spreken over SWT-stelsels, aangezien de cao's de basis ervan vormen.
De regering zal inderdaad alles op alles zetten om de werknemers de kans te bieden op kwaliteitsvol werk. De hervormingen die ik wil doorvoeren, hebben dat evenzeer als doel, maar vraag me vandaag niet om daar veel meer over te zeggen. Laten we het sociaal overleg afwachten en faciliteren. Het debat heeft niets te winnen bij grote verklaringen. Ik zal het dus hierbij laten.
12.03 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik zal blijven proberen informatie van u los te weken, zeker omdat het een hot item is en omdat mijn hart bij de vakbonden en de mensen op de werkvloer is. U moet toch oog hebben voor de verschillen. Het gaat in de zware beroepen vaak om laaggeschoolde werknemers, waarvoor er weinig in veiligheid en betere werkomstandigheden wordt geïnvesteerd. U legt de bal in het kamp van de sociale partners, waar op zich niks mis mee is. Ik wil er echter toch op aandringen dat u de situatie in de bedrijven zelf onderzoekt en luistert naar de vakbondsafgevaardigden op de werkvloer, zodat u een beeld krijgt van wat daar werkelijk leeft. Ook die werknemers hebben recht op een menswaardig loopbaaneinde, dikwijls op een jongere leeftijd.
L'incident est clos.
13 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De pensioenpunten" (55017345C)
13 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les Pointpensions" (55017345C)
13.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Op de website
van de Federale Pensioendienst lees ik wat betreft de pensioenpunten het
volgende: “al onze pensioenpunten blijven tot nader order gesloten, ter
bescherming van uzelf en onze medewerkers. U kunt momenteel geen afspraken
maken. De heropening zullen we via onze sociale media en de website
aankondigen."
Mevrouw de minister, mijn vragen zijn de
volgende:
Wanneer willen ze de pensioenpunten terug
heropenen?
Zal dat dan op dezelfde manier zijn als voor de
coronacrisis of zullen er aanpassingen doorgevoerd worden?
13.02 Minister Karine Lalieux: Toegankelijkheid is een van de speerpunten van mijn pensioenbeleid. Na deze coronaperiode zullen we ervoor moeten zorgen dat de overheidsdiensten toegankelijk blijven voor alle burgers. Daarbij zullen we rekening moeten houden met de digitale kloof en de kwetsbaarste groepen. Op mijn verzoek heeft de Federale Pensioendienst in de week van 10 mei de pensioenpunten in zijn gewestelijke kantoren heropend op afspraak. Burgers kunnen daarvoor via de gratis pensioenlijn 1765 een afspraak maken. Onze pensioenconsulent zal eerst trachten de burger telefonisch verder te helpen. Indien dat niet volstaat, plannen ze een afspraak in, samen met de burger.
De contactpunten in de gemeenten worden momenteel heropend op verzoek van de gemeenten en met strikte naleving van de gezondheidsvoorschriften. De FPD was nooit volledig gesloten omdat er tijdens deze tijdelijke sluiting ook afspraken waren voor dossiers die niet telefonisch konden worden afgehandeld.
Een van de lessen die we vandaag al uit de coronacrisis kunnen trekken, is het belang van een goede telefonische dienstverlening, zeker voor de burgers die onze digitale kanalen, zoals de FPD-website en mypension.be, niet kennen, of er het antwoord op hun vragen niet vinden. Uit de ervaring die we tijdens de coronacrisis opgedaan hebben, blijkt dat de meerderheid van de vragen van de burgers perfect aan de telefoon beantwoord kan worden. Van bij de start van de pandemie heeft de FPD ingezet op het versterken van zijn onthaal en de uitbreiding van zijn dienstverlening via dit kanaal. Zo kan men vandaag een pensioenaanvraag indienen via de telefoon en helpt ons informatieteam ambtenaren telefonisch met het invullen van je formulieren. De Pensioendienst heeft zich hierin getoond als een organisatie ten dienste van de burger. Dat is een aanpak waarvoor hij ook felicitaties heeft gekregen van de Ombudsdienst Pensioenen in zijn jaarverslag 2020.
Gezien de positieve ervaring van de burgers, steun ik de Pensioendienst dan ook in zijn voornemen om de goede praktijken en de verbeteringen in zijn dienstaanbod ook na de coronacrisis te bestendigen.
Ik kan u wel verzekeren dat het mogelijk zal blijven om een fysieke afspraak te maken voor situaties waarvoor het niet mogelijk is om via de telefoon een antwoord te bieden op de vraag. In de volgende bestuursovereenkomst van de FPD zullen concrete projecten voor de fysieke toegankelijkheid worden ontwikkeld.
13.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik denk dat wij op dit punt een gedeelde bezorgdheid en ambitie hebben. De contactpunten, die pensioenpunten, moeten evident blijven bestaan. Ook de ombudsman heeft daarop gehamerd. Doordat die punten een tijdje gesloten waren, raakten wel enkele mensen in paniek of ongerust. Wie eenmaal met pensioen is, meestal dus ouder, wil graag alles mooi op orde hebben.
Ik dank u voor uw ingrijpen. Ongetwijfeld is dat gebeurd na mijn vraag van 4 mei 2021. Ik vermoed dat u na mijn vraag aan de federale ombudsdienst hebt gevraagd om er werk van te maken. Daarvoor dank ik u. Ik hoop dat wij ook in de toekomst eensgezind door het leven kunnen gaan. Dat laatste is evenwel terzijde en hoeft niet in het verslag te staan.
L'incident est clos.
14 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De voorschotregeling voor de tweede pensioenpijler" (55017387C)
14 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le régime d'avances pour le deuxième pilier de pensions" (55017387C)
14.01 Wim Van
der Donckt (N-VA): Geachte mevrouw de
minister, zelfstandigen die na hun 60ste noodgedwongen hun activiteiten moeten
staken, bijvoorbeeld door faillissement, konden in het verleden de periode tot
hun pensioendatum overbruggen via opname van hun tweede pensioenpijler.
Met de gewijzigde wetgeving op de WAP
eind 2015 is de opnamedatum van de tweede pensioenpijler echter met enkele
jaren opgeschoven. Sommige zelfstandigen komen hierdoor in financiële problemen
omdat ze enerzijds geen recht op werkloosheidsuitkeringen genieten maar
anderzijds door hun faillissement in combinatie met hun leeftijd niet
gemakkelijk aan ander werk kunnen geraken. Sommigen, maar zeker niet allen,
kunnen terugvallen op een leefloon.
Op vandaag bestaat een voorschotregeling
voor de tweede pijler maar deze wordt bijna uitsluitend voorbehouden voor het
verwerven van vastgoed maar niet voor oudere zelfstandigen die in problemen
zijn gekomen door bijvoorbeeld faillissement.
Mevrouw de minister, mijn vragen zijn de
volgende:
Overweegt u, in het kader van de geplande
hervorming van het pensioenstelsel, de voorschotregeling tweede pensioenpijler
uit te breiden naar andere doelgroepen?
Indien niet, voorziet u andere pistes om
oudere zelfstandigen die in de problemen zijn gekomen door bvb. faillissement,
uit de nood te helpen?
Ik dank u voor uw antwoord.
14.02 Minister Karine Lalieux: De wetgeving op de aanvullende pensioenen koppelt sinds 2016 de uitbetaling van het aanvullende pensioen aan het wettelijke pensioen. Een uitbetaling is in principe enkel mogelijk bij de wettelijke pensionering, vanaf wanneer men voldoet aan de voorwaarden voor de vervroegde pensionering. Op dat principe bestaat vandaag maar één uitzondering, het voorschot voor de aankoop van een vastgoed.
Hoewel de principiële band tussen het wettelijke en het aanvullende pensioen logisch is, moeten we vaststellen dat die regel in sommige situaties als onbillijk wordt aangevoeld. Meer bepaald gaat het dan om situaties waarbij burgers te kampen krijgen met een grote tegenslag. U geeft het voorbeeld van een oudere zelfstandige die met een faillissement wordt geconfronteerd, maar de problematiek is niet beperkt tot zelfstandigen. Ook burgers die te maken krijgen met een medische noodtoestand, stellen soms de vraag waarom zij hun pensioenreserve niet zouden mogen aanspreken.
In sommige landen laat de wetgeving toe dat er in bepaalde situaties van extreme financiële of medische tegenslag uitzonderlijk toch een beroep kan worden gedaan op een opgespaard aanvullend pensioen. Ik ben bereid te onderzoeken of dat ook in ons land mogelijk is. Ik stel me dus constructief op. We moeten er echter voorzichtig mee zijn. Het gaat hier om pensioengeld en die doelstelling moet dan ook centraal blijven staan; het geld is bedoeld voor een pensioen. Om rekening te kunnen houden met alle relevante overwegingen, zal ik over de problematiek het advies vragen van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen en de Commissie voor de Aanvullende Pensioenen voor Zelfstandigen.
14.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, absoluut, mijn dag is gemaakt. Het is goed dat u die overweging meeneemt in uw reflectie over de pensioenhervorming. Ik kijk alvast uit naar de adviezen die u daaromtrent zult binnenkrijgen. Het probleem zal zich ongetwijfeld nog scherper laten voelen door de coronacrisis.
Ik kijk uit naar september of oktober, want ik veronderstel dat u de adviezen zult meenemen in uw algemene hervorming. Als u ze vroeger hebt, des te beter, ik ben blij dat u mij dan zult verwittigen.
L'incident est clos.
15 Vraag van Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het aanvullend pensioen van een betaalde sportbeoefenaar" (55017492C)
15 Question de Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La pension complémentaire d'un sportif remunéré" (55017492C)
15.01 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, mijn misschien wat atypische vraag heeft te maken met het sociaal en fiscaal statuut van de betaalde sportbeoefenaars. Er ligt daaromtrent een aantal wetsvoorstellen voor in het Parlement. Momenteel bespreekt de regering die hervorming, maar ik heb zelf ook een wetsvoorstel ingediend om het aanvullend pensioen van de betaalde sportbeoefenaar gelijk te stellen met de regeling voor het pensioen van werknemers. Een betaalde sportbeoefenaar kan immers al op 35 jaar zijn aanvullend pensioen opnemen, met fiscale voordelen, terwijl dat voor andere werknemers pas op 65 jaar kan.
Ik heb hier vorig jaar al cijfers over opgevraagd, waaruit bleek dat de aanvullende pensioenen nog altijd maar een kleine groep sportbeoefenaars betroffen, vooral uit het voetbal, die een groot kapitaal kunnen opnemen. Een aanvullend pensioen bleek echter helemaal niet weggelegd voor alle betaalde sportbeoefenaars en zeker niet voor vrouwelijke sportbeoefenaars, want er zaten slechts twee vrouwen in het stelsel.
Wordt het deel over het aanvullend pensioen meegenomen in de hervormingsplannen, aangezien de regering de hervorming van het sociaal en fiscaal statuut van de betaalde sportbeoefenaars naar zich heeft getrokken?
Uit een rapport van het Rekenhof blijkt dat de overheidsmiddelen niet altijd efficiënt worden ingezet.: er is een kleine groep met een groot kapitaal en een grote groep met maar een klein aanvullend pensioentje. Ik denk dat het systeem van het aanvullend pensioen van de betaalde sportbeoefenaars daar een concreet voorbeeld van is.
Daarom zou ik graag geactualiseerde cijfers krijgen en wil ik vooral weten of het aanvullend pensioen door de regering mee wordt opgenomen in de hervorming van het sociaal en fiscaal statuut van de betaalde sportbeoefenaars.
15.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Vanrobaeys, de wet op de aanvullende pensioenen staat toe dat betaalde sportbeoefenaars hun aanvullend pensioen opnemen vanaf de leeftijd van 35 jaar. In 2020 bouwden in totaal 2.872 betaalde sportbeoefenaars een aanvullend pensioen op, waarvan slechts drie vrouwen.
Verder waren 1.629 anderen nog actief, de rest betreft personen met slapende rechten. De totale opgebouwde reserve bedroeg 226 miljoen euro. In 2019 werd een totale bijdrage van 31 miljoen euro gestort door 41 sportclubs. De cijfers zullen u schriftelijk ter beschikking worden gesteld.
Een aanpassing van het systeem is essentieel voor mij. Die moet deel uitmaken van de in het regeerakkoord voorziene hervorming van de fiscale en parafiscale voordelen van beroepssporters en sportclubs. Beroepssporters vormen de enige categorie die dit uitzonderingssysteem geniet. Laat me duidelijk zijn, niemand gaat op 35 jaar met pensioen, ook de betaalde sporters niet. De bestaande regeling heeft dan ook weinig te maken met pensioenopbouw. De overheid steunt dit systeem maar het is bijzonder onrechtvaardig, zeker ten opzichte van anderen die moeten wachten op hun pensionering alvorens ze hun aanvullende pensioenen kunnen opnemen.
15.03 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, ik ben zeer tevreden dat dit deel uitmaakt van de hervorming van het fiscaal en parafiscaal statuut. Het is effectief bijzonder onrechtvaardig tegenover alle andere werknemers die tot de leeftijd van 65 jaar moeten wachten om het aanvullend pensioen te kunnen opnemen. Als dat al op 35 jaar kan, dan is dat een enorm verschil.
Ik ben het overigens volledig met u eens dat het hierbij niet om pensioensopbouw gaat maar wel om loonoptimalisatie. De cijfers vertonen dezelfde tendens, er is één vrouw bijgekomen. Zowel met betrekking tot het aantal slapende contracten als het kapitaal is er verder geen enkele wijziging. Het gaat dus gewoon om loonoptimalisatie. Ik meen dat er efficiëntere manieren zijn om overheidsgeld in te zetten. We moeten dit gelijktrekken met de regeling voor gewone werknemers.
L'incident est clos.
- Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het oneigenlijk gebruik van de parkeerkaart voor personen met handicap" (55017634C)
- Valerie Van Peel aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De inbeslagname van de parkeerkaart voor personen met een handicap" (55017668C)
- Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'utilisation abusive de la carte de stationnement pour personnes handicapées" (55017634C)
- Valerie Van Peel à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La saisie de la carte de stationnement pour personnes handicapées" (55017668C)
16.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de voorzitster, gebruikers van een parkeerkaart voor personen met een handicap krijgen het recht om te parkeren op de voorbehouden parkeerplaatsen. Die kaart kan zowel aangevraagd worden door volwassenen als door een kind. Wanneer het gaat over een kind met een handicap, gebeurt dat door een van de ouders of door diegene die voor het kind zorgt. De kaart mag enkel gebruikt worden wanneer de eigenaar of de persoon met een handicap aanwezig is.
Wanneer de kaart toch gebruikt wordt zonder dat de persoon met een handicap aanwezig is, kan een agent die deze inbreuk vaststelt de kaart eventueel intrekken en terugsturen naar de DG Personen met een handicap. In dat geval kan de DG Personen met een handicap ook beslissen om geen nieuwe kaart meer aan de betrokkene af te leveren in de eerstvolgende zes maanden. Dat zorgt soms voor problemen. Afhankelijk van de omstandigheden kan ook het rijbewijs van de bestuurder worden ingetrokken of de foutgeparkeerde wagen worden getakeld en krijgt de bestuurder een boete van 116 euro.
Het misbruik van een dergelijke parkeerkaart is natuurlijk not done en moet worden bestraft. Ik heb er geen enkel probleem mee dat dit misbruik aangepakt wordt. Gelukkig hangen er hier en daar ook borden om mensen te sensibiliseren met daarop de tekst: "Als je mijn parkeerplaats neemt, neem dan ook mijn handicap."
In de praktijk blijkt dat personen met een handicap in de problemen komen door de inbeslagname van een parkeerkaart en het feit dat ze gedurende zes maanden geen gebruik kunnen maken van de voorbehouden parkeerplaatsen. Personen met een handicap worden op die manier beperkt in hun mobiliteit.
Soms zien we zo dat dit ook gebeurt bij kinderen. Soms wordt de kaart misbruikt door één van de ouders, op het moment dat het kind niet aanwezig is. Dan kan ook de andere ouder niet meer met het kind naar school of naar het werk rijden. Dat is wel een probleem. Dergelijke gevallen werden mij ook gesignaleerd, net als gevallen van gescheiden ouders.
Mevrouw de minister, ik zie ook dat er heel veel verschillen zijn tussen de politiezones en zelfs tussen agenten. Zo zijn er evengoed voorbeelden van overtredingen waarbij de kaart niet wordt ingetrokken en men zelfs geen boete krijgt, maar slechts een waarschuwing. In heel wat gemeenten gebeurt het als volgt. Stel, een ouder van een gehandicapt kind zet zijn kind af aan school, komt terug thuis en parkeert de auto op een parkeerplaats voor een persoon met een handicap, wat niet mag. Heel wat agenten geven in dat geval een waarschuwing.
Het belang van de persoon met een handicap moet steeds vooropstaan.
Mevrouw de minister, daarom wil ik ervoor pleiten om in een situatie waarbij de bestuurder de parkeerkaart gebruikt zonder dat de eigenaar van de kaart aanwezig is, bij de eerste keer een waarschuwing wordt gegeven en nog niet onmiddellijk wordt overgegaan tot een intrekking van de kaart.
Behalve in volgend geval, men mag de kaart steeds intrekken als blijkt dat de persoon met een handicap overleden is, niet meer in het land woont of wanneer het gaat over een vervalste kaart. In de andere gevallen pleit ik ervoor dat de kaart niet onmiddellijk wordt ingetrokken, dat men een waarschuwing geeft en de bijhorende boete.
Belangrijk is echter wel dat er in alle gemeentes en politiezones meer eenvormigheid komt, zodat men niet op de ene plek wel een boete krijgt en op de andere plek niet, zodat men op de ene plek wel de kaart intrekt en op de andere plek niet. Dat is niet goed.
Mevrouw de minister, wat vindt u van de suggestie om het op die manier te doen en om meer uniformiteit te creëren?
Bent u bereid om in samenwerking met de minister van Binnenlandse Zaken te zorgen voor een uniforme aanpak? Dat kan dan bijvoorbeeld door middel van een instructie aan de politie of door duidelijke communicatie aan de politiediensten, zodat er geen verschil in aanpak is tussen de zones.
Bovendien is het van belang dat het belang en de mobiliteit van personen met een handicap vooropstaat in de bestraffing van het misbruik van de parkeerkaart.
Ik heb dus geen probleem met het bestraffen van misbruik. Het intrekken van de kaart is echter soms een probleem.
16.02 Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de minister, ik zal niet alles herhalen, we reageren op dezelfde mail. Het is kort samen te vatten.
Wanneer een ouder, zeker bij co-ouderschap, wordt gestraft voor misbruik van de kaart van het kind, moeten we ervoor zorgen dat het kind niet wordt gestraft. In mijn ogen is het simpel: je geeft de ouder een duidelijke boete, zonder enige twijfel, maar je pakt de kaart van het kind niet af.
Ik vraag me af wat daar uw mening over is en hoe snel we die kaart kunnen teruggeven?
16.03 Minister Karine Lalieux: Dames, ik deel jullie bezorgdheden.
Personen met een handicap horen niet gestraft te worden voor het misbruik van hun parkeerkaart. Die vorm van fraude en misbruik is al jaren een belangrijk punt van discussie in de sector. Daarom werk ik samen met mijn administratie aan een algemene hervorming van de parkeerkaart voor personen met een handicap. De aanpak van controles en sancties komt daarbij ook aan de orde.
Wanneer een kaart door de politie in beslag wordt genomen, zal de persoon met een handicap hiervan geen last ondervinden.
Ik kan geen uitspraak doen over de administratieve boetes die door de politie worden gegeven. De politie heeft hoe dan ook een discretionaire bevoegdheid. Ze kan beslissen om de kaart op deze basis terug te geven.
De kwestie bestrijkt meerdere domeinen. Mijn administratie is verantwoordelijkheid voor de erkenning van de handicap en de toekenning van de parkeerkaart. Het gebruik van die kaart wordt door de minister van Mobiliteit bepaald. De controle daarop gebeurt door de minister van Binnenlandse Zaken.
Ik zal in overleg met mijn collega's bekijken hoe we dit kunnen stroomlijnen en integreren in ons federale plan Handicap. Dit plan zal voor het zomerreces worden ingediend.
16.04 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, u stelt mij gerust als u zegt dat het over het zomerreces van 2021 gaat en niet over dat van 2026.
Het is goed dat u zegt dat de persoon met een handicap niet de dupe mag worden van het intrekken van een kaart. Ik denk dat we allemaal die mening delen. Dat is positief.
Ik stel vast dat er minstens drie ministers betrokken zijn. Dat verklaart waarschijnlijk ook het feit dat dit op verschillende manieren wordt behandeld. In de ene gemeente wordt de kaart wel ingetrokken, in de andere gemeente niet. Ik hoop dat u hiervan samen met de andere ministers werk wil maken. Het is immers van groot belang dat hierin eenvormigheid komt en dat het voor iedereen duidelijk is wat er gebeurt, los het feit dat men ook een boete kan krijgen als men een overtreding begaat.
16.05 Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw zeer goed antwoord.
U hebt heel goed door waar de prioriteit moet liggen, met name bij degene die de overtreding begaat en niet bij de persoon met een handicap, die daarvan nog maar eens het slachtoffer is.
De persoon die zowel mij als mevrouw Lanjri heeft gemaild, zit al zes maanden te wachten om die kaart terug te krijgen. Ik hoop dat dit snel kan gebeuren, want hier is echt een fout gemaakt. De boete was terecht, maar dat is een andere zaak.
L'incident est clos.
17 Vraag van Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De evaluatie van het GPMI" (55017635C)
17 Question de Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'évaluation du PIIS" (55017635C)
17.01 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, reeds onder uw voorganger startte de POD Maatschappelijke Integratie een evaluatie van het GPMI. Hiervoor werd het onderzoeksbureau Tempera aangesproken. Het onderzoek en de evaluatie slepen al heel lang aan. Eerst konden we de resultaten eind 2020 verwachten en volgens een laatste update zou alles in maart 2021 afgerond zijn. Tot nu toe hebben we echter nog niets gezien.
Zoals u weet is de PVDA geen fan van het opleggen van onhaalbare voorwaarden aan mensen met een leefloon. Dat helpt hen immers totaal niet vooruit op het gebied van werk, wonen of relaties. De aanpak verschilt tevens sterk van gemeente tot gemeente en valt daardoor moeilijk te controleren. Een serieus debat daarover is dan ook dringend en belangrijk.
Mevrouw de minister, wanneer kunnen we de evaluatie van het GPMI verwachten? Waarom duurt het onderzoek en het opstellen van de evaluatie langer dan gepland? Indien de evaluatie inmiddels rond is, welke conclusies komen hieruit naar voren en op welke manier gaat u daarmee aan de slag?
17.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Colebunders, de evaluatie van het GPMI is nog aan de gang. De pandemie heeft helaas voor vertraging gezorgd, met name wat betreft de voorziene gesprekken tussen het onderzoeksbureau en de betrokken personen binnen de OCMW's. Ik kan wel bevestigen dat er sinds mijn aantreden meerdere vergaderingen van het begeleidingscomité hebben plaatsgevonden en dat het onderzoek vordert. Naargelang van de resultaten zal ik de nodige maatregelen nemen.
Het vierde Plan Armoedebestrijding, dat ik binnenkort zal voorstellen, voorziet reeds dat het GPMI een instrument op maat moet zijn, gericht op de cliënten. Intussen heeft de regering op mijn vraag bijkomende middelen vrijgemaakt voor de OCMW's, om de begeleiding van mensen jonger dan 25 jaar en studenten in het kader van het GPMI te versterken.
Dit is absoluut noodzakelijk, gelet op de sociale en economische context van het moment. Het is een verhoging van 10% van de tussenkomst van de federale staat. Deze maatregel is verlengd tot eind september. De resultaten van de studie zijn voorzien voor september.
17.03 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Ik zal dezelfde vraag stellen als de N-VA, is dat september van dit jaar?
17.04 Minister Karine Lalieux: Inderdaad.
17.05 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Ik ben in hoopvolle verwachting. We willen dus echt wel een duidelijke deadline. Het is een te belangrijk dossier, met veel input van basisorganisaties op het terrein. Het is een grondig debat waard. Het kan alleen maar werken als de beloftes en de timing deze keer wel gerespecteerd worden. De PVDA-fractie verwacht echt wel dat de evaluatie in deze commissie zal worden toegelicht. Dit mag geen digitaal rapportje worden zoals er eigenlijk al tientallen bestaan. De manier waarop we omgaan met mensen in armoede is daar echt veel te belangrijk voor.
L'incident est clos.
18 Vraag van Valerie Van Peel aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het gebruik en de toekenning van de European Disability Card" (55017679C)
18 Question de Valerie Van Peel à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'utilisation et l'octroi de l'European Disability Card" (55017679C)
18.01 Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de minister, zoals u ongetwijfeld al weet, is dit een initiatief dat gegroeid is vanuit de personen met een beperking zelf. Zeer terecht proberen zij de nodige onderbouwing te geven aan die kaart en blijven zij daar heel actief initiatieven voor nemen. Ik meen dat zij gelijk hebben, want anders dreigt de European Disability Card (EDC) een leeg vat te worden. Ik meen dat u dat ook niet wil. U hebt zich altijd een voorstander getoond van dit instrument, dus wij zitten gewoon op dezelfde lijn.
U hebt echter in uw beleidsverklaring aangekondigd dat u met een aantal partners overleg zou plegen omdat vooral de invulling van die kaart belangrijk zal zijn.
Ik wil weten hoe het vandaag staat met de kwestie van de automatische toekenning, waarvoor u trouwens de deelstaten moet horen. Hoe zult u die toekenning op een juiste manier ontwikkelen, met respect voor de privacy en het medische geheim? Dat is niet evident, dat besef ik.
Hoe zult u overleggen met de verschillende verenigingen inzake toerisme en cultuur, en met de verschillende hulpdiensten, verspreid over de bevoegdheidsniveaus in dit land? Ik begrijp dat het moeilijk is, maar u kunt het aan, mevrouw de minister. U bent door het onderwerp gepassioneerd. U overstijgt de diverse niveaus.
Mijn vraag is: wat is er vandaag al gebeurd? Wat kan er meegegeven worden aan de groep waar het om draait? Ik meen dat zij daar terecht vragen over blijven stellen. Ik ben met plezier hun woordvoerder, hier in het Parlement.
18.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Van Peel, personen met een handicap kunnen sinds november 2017 inderdaad een EDC aanvragen. Met deze kaart krijgen zij bepaalde voordelen op het vlak van sport, cultuur en vrije tijd.
In 2021 heeft de Europese Commissie een nieuwe strategie gelanceerd voor de rechten van personen met een handicap. Een van de initiatieven is het voorstel de kaart tegen het einde van 2023 in alle lidstaten in te voeren, voortbouwend op het proefproject dat werd ingevoerd in acht landen, waaronder België. In die zin ben ik van plan gebruik te maken van dit Europese initiatief en van de Belgische expertise om het gebruik van deze kaart te promoten, zowel bij de doelgroep als bij de potentiële partners, met als doel het aanbod uit te breiden.
Daarnaast pleiten bepaalde organisaties ervoor de EDC ook in andere domeinen te gebruiken, zoals de economie, de hulpdiensten en de veiligheid. We hebben hierover in de commissie reeds gedebatteerd met mevrouw Lanjri. Deze maatregel wordt bekeken in het kader van het federale handicapplan.
Bovendien zijn we ook de website voor de EDC aan het verbeteren. Ik wil dat deze website door zoveel mogelijk mensen kan worden gebruikt en inclusief is voor alle soorten handicap.
Ten slotte onderzoekt mijn administratie de vraag of de EDC automatisch kan worden toegekend. Die beslissing heeft ook betrekking op de deelstaten waarmee wij, zoals u weet, zullen moeten overleggen, maar het is moeilijk voor de uitbreiding met andere diensten zoals de veiligheidsdiensten en de medische diensten. De Hoge Raad voor Personen met een Handicap wil geen uitbreiding van de kaart. We zullen hierover discussiëren met de deelstaten.
18.03 Valerie Van Peel (N-VA): Dank u wel, mevrouw de minister. Ik hoop dat u zich niet zomaar neerlegt bij adviezen. U lijkt mij niet zo iemand te zijn. U zult er zelf over nadenken.
Ik zou natuurlijk heel politiek kunnen reageren op de beleidsniveaus. Ik heb daar een oplossing voor. U weet dat onze partij daar een oplossing voor heeft, maar daarin gaat u mij natuurlijk geen gelijk geven. Het is goed dat u het overleg pleegt. Dat zal in deze fase nodig zijn.
Vanuit de groep van mensen met een beperking, die heel breed is, van mensen bij wie hun handicap duidelijk is tot mensen waarvan men het op het eerste gezicht niet ziet, is er een grote vraag om het niet enkel tot een kortingskaart te beperken, maar om een breder signaal te geven. Zo kan de kaart bijvoorbeeld gebruikt worden om begripvol te reageren in heel veel situaties, zoals u weet.
Ik weet dat het niet evident is, maar daar ligt de mooie uitdaging om hiermee aan de slag te gaan. We komen hier dus zeker nog op terug. Ik voel dat u zelf nog aan het zoeken bent en dat begrijp ik ook. We horen elkaar binnenkort terug om te bekijken waar we dan staan.
L'incident est clos.
19 Vraag van Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De gelijkstelling van de deeltijdse loopbaanonderbreking voor het pensioen" (55017704C)
19 Question de Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'assimilation de l'interruption de carrière à temps partiel pour la pension" (55017704C)
19.01 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, deze vraag werd ooit door de Ombudsdienst Pensioenen naar voren geschoven.
Er zou blijkbaar een meningsverschil bestaan tussen de Federale Pensioendienst (FPD) en de Ombudsdienst Pensioenen over de gelijkstelling van de deeltijdse loopbaanonderbreking vóór 1996. Er werd een hele juridische argumentatie door de Ombudsdienst Pensioenen gegeven dat dit wel moet worden gelijkgesteld, maar tot nu toe wordt daaraan geen gevolg gegeven door de Federale Pensioendienst.
Ik had zelf een interpretatief wetsvoorstel ingediend, maar de Raad van State zei daarover dat, omdat dit via een KB is geregeld, dat beter via een rondzendbrief gebeurt.
Deze zaak is prangend omdat het gaat om mensen die hun deeltijdse loopbaan hebben onderbroken om zorgtaken op te nemen of om voor kinderen te zorgen en die nu met pensioen gaan. Bijzonder onrechtvaardig vind ik ook dat de voltijdse loopbaan wel voor het pensioen wordt meegeteld maar de deeltijdse loopbaan niet.
Mevrouw de minister, kan de aanbeveling van de Ombudsdienst Pensioenen worden gevolgd? Zo neen, wat is daarvoor de reden volgens de Federale Pensioendienst?
19.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Vanrobaeys, ik heb het met mijn administratie over dit dossier gehad.
Juridisch gezien is de gelijkstelling van periodes van gedeeltelijke loopbaanonderbreking voor personen jonger dan 50 jaar, in de periode vóór 1996, niet mogelijk. Ik begrijp dat dit voor de betrokkenen als onrechtvaardig wordt ervaren. De FPD ontwikkelde de juridische onderbouwing en blijft bij het standpunt, zoals uiteengezet in het jaarverslag van de Ombudsdienst Pensioenen van 2018. Mijn administratie wordt hierin gevolgd door verschillende vonnissen.
Ik neem dit dossier ter harte. Ik heb een volledige juridische en budgettaire analyse gevraagd over deze situatie. Wij houden u zeker op de hoogte van het verder verloop.
19.03 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.
Eerlijk gezegd betreur ik de houding van de Federale Pensioendienst ter zake, vooral omdat de voltijdse loopbaanonderbreking wel wordt gelijkgesteld. Mensen die deeltijds werkten en hun loopbaan slechts deeltijds hebben verminderd, worden gestraft op het vlak van pensioen, terwijl zij toch hebben gewerkt en hun werk met zorgtaken hebben gecombineerd.
Wij hebben daaromtrent al een wetsvoorstel ingediend. Een rondzendbrief was evenwel de eenvoudigste oplossing geweest.
Ik word inderdaad graag op de hoogte gehouden van de juridische en budgettaire analyse. Vanuit rechtvaardigheidsoogpunt en billijkheid overweeg ik namelijk om ons wetsvoorstel, een voorstel van interpretatieve wet, om te zetten in een gewoon wetsvoorstel.
De Ombudsdienst Pensioenen heeft ook een hele juridische analyse gegeven met een interpretatie die een gelijkstelling van een deeltijdse loopbaanonderbreking toch correct mogelijk maakt. Die pensioenregeling komt vooral vrouwen ten goede, want de meeste zorgtaken worden door vrouwen opgenomen. Ik denk daarom dat wij ernstig moeten overwegen om de interpretatie van de ombudsdienst te volgen.
Ik hoop in ieder geval dat u mij de cijfers bezorgt, zodat ik die gedetailleerd kan bekijken en kan beslissen welke verdere stappen ik zet.
Het incident is gesloten.
20 Question de Sophie Thémont à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le partage des compétences dans la gestion du projet Housing First" (55017866C)
20 Vraag van Sophie Thémont aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De bevoegdheidsverdeling met betrekking tot het Housing Firstproject" (55017866C)
20.01 Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, le modèle de sortie du sans-abrisme qui prédominait en Belgique jusqu'il y a peu est celui par lequel l'individu passe plusieurs mois ou années dans des formes de logement à durée limitée, avant de parvenir à trouver un logement individuel pérenne.
Pourtant, d'autres modèles de sortie du sans-abrisme existent, et je vous félicite pour l'attention que vous y accordez. En particulier, vous cherchez à développer le modèle "Housing First", qui propose une logique inversée suivant laquelle c'est le logement qui est le prérequis permettant aux autres problèmes de la vie d'être résolus.
De 2013 à 2016, dans le cadre d'une phase expérimentale, le modèle Housing First a pu être testé dans huit communes. Depuis lors, ce sont les Régions qui s'investissent et permettent le maintien et l'expansion de ces pratiques dans les villes pionnières. À l'échelle fédérale, une cellule de soutien au développement de ce projet a vu le jour, à savoir le Housing First Belgium LAB.
Madame la ministre, pourriez-vous nous éclairer quant au partage des compétences en vigueur dans le projet Housing First? Concrètement, quelles sont les activités poursuivies par le Housing First LAB?
20.02 Karine Lalieux, ministre: Madame la députée, nous avons eu l'occasion de discuter du Housing First lors de notre dernière réunion de questions-réponses.
Comme vous l'avez rappelé, depuis 2016, les entités fédérées sont largement compétentes dans la lutte contre le sans-abrisme, que cela concerne le logement, l'action sociale ou le bien-être. Néanmoins, l'autorité fédérale a continué à financer et à soutenir le Centre d'expertise et de coordination des initiatives Housing First, plus connu sous le nom de "Housing First LAB". Cet incubateur d'innovations sociales est composé de deux coordinateurs, dont la mission consiste à promouvoir de telles pratiques, à incarner une expertise en ce domaine, à collaborer et à établir des partenariats avec les Régions.
Le Housing First LAB est une cellule stratégique et d'expertise essentielle pour la mise en oeuvre de ce projet en Belgique. Cette cellule pilote actuellement l'expérimentation "processus d'affiliation sociale des locataires, développement des nouvelles méthodologies" en cours sur sept territoires. Le résultat en sera présenté par un consortium interuniversitaire.
Consciente que le Housing First est la solution, beaucoup plus efficiente, pour lutter contre l'itinérance chronique et que le fédéral doit jouer un rôle en la matière, je réfléchis actuellement à un soutien financier fédéral. Celui-ci serait complémentaire aux moyens régionaux, mais primordial pour un phénomène transversal qui n'a que faire de la répartition des compétences au sein de notre pays.
Les modalités de ce soutien sont affinées et discutées avec le Housing First LAB, qui contribuera activement au développement qualitatif du projet, et dont l'action devra être pérennisée au-delà d'avril 2022.
20.03 Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse détaillée. C'est vrai que le Housing First montre que le public qui rencontre le plus de difficultés en matière de réinsertion est capable d'habiter dans un logement directement, depuis la rue, grâce à un accompagnement intensif adapté à ses besoins et à ses attentes. Les résultats positifs de cette initiative innovante méritent effectivement que nous continuions d'y consacrer des moyens humains et financiers à tous les niveaux de pouvoir pour assurer sa réussite et sa pérennisation. Je prends note du fait que vous travaillez sur un soutien financier fédéral. Je me permettrai de revenir devant vous pour connaître le suivi des opérations.
L'incident est clos.
- Vicky Reynaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De Europese kindgarantie" (55017932C)
- Evita Willaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De intergenerationele overdracht van armoede" (55018410C)
- Vicky Reynaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La garantie européenne pour l'enfance" (55017932C)
- Evita Willaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le transfert intergénérationnel de la pauvreté" (55018410C)
21.01 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, de Europese Commissie heeft in maart haar aanbevelingen gepresenteerd om kinderarmoede aan te pakken. Ze heeft ook haar strategie voor de rechten van het kind bekendgemaakt. Een onderdeel daarvan is de Europese kindergarantie die deel uitmaakt van de Europese Sociale Pijler. Die zou worden goedgekeurd op de Raad van de Europese Unie op 14 juni.
Die Europese kindergarantie zal ongetwijfeld een impact hebben op het niveau van zowel de federale regering als het Waalse, Vlaamse en Brusselse beleid. Nationale regeringen worden eigenlijk aangemoedigd om binnen de zes maanden na de goedkeuring van de kindergarantie nationale actieplannen in te dienen. De lidstaten moeten hiervoor ook nationale coördinatoren aanstellen die toezicht houden op de uitvoering van die nationale plannen. Elke lidstaat moet om de twee jaar een voortgangsrapport publiceren. De Europese Commissie zal toezicht houden op de uitvoering van die plannen via het begrotingsproces van het Europees Semester.
In uw beleidsnota gaf u aan dat de Europese kindergarantie een belangrijke leidraad zal zijn voor uw beleid inzake kinderarmoede. Daarnaast zou uw administratie begin dit jaar de eindconclusies van de KPMG-studie Measuring the effect of local consultation platforms in the fight against family poverty analyseren en onderzoeken welke de inspirerende praktijken zijn voor het tijdig opsporen van probleemsituaties en concrete geïntegreerde hulp invoeren voor kinderen en hun families. Op basis van deze analyse zou u onderzoeken welke projecten nodig zijn.
Wie zal de uitvoering van de nationale plannen inzake de kindergarantie voor België coördineren? Indien dat nog niet bekend is, wanneer zal deze worden aangesteld?
Welke maatregelen wenst u, vanuit uw bevoegdheid, op te nemen in dat nationale plan tegen kinderarmoede?
Welke conclusies hebt u getrokken uit de
analyse van de studie inzake de opsporing van probleemsituaties en
hulpverlening voor kinderen en hun families? Welke concrete projecten
zal u hieromtrent lanceren?
21.02 Evita Willaert (Ecolo-Groen):
De omstandigheden waarin je in je jeugd opgroeide hebben een grote impact op je
toekomst. Dat blijkt nog maar eens uit een onderzoek dat Statbel uitvoerde in
het kader van de EU-SILC-enquête. Van diegenen die op 14-jarige leeftijd in een
huishouden met ernstige financiële moeilijkheden leefden, leefden 30,4% in 2019
onder de monetaire armoededrempel. Ter vergelijking was dat 7,7% wanneer men
opgroeide in een financieel gezond huishouden. Ook het onderwijsniveau en de
nationaliteit van de ouders spelen een belangrijk rol in het armoederisico van
hun kinderen op volwassen leeftijd.
Ook de Europese Commissie erkent het
belang van de sociale achtergrond van kinderen om hun potentieel ten volle te
kunnen ontplooien. In 2019 maakten 22,2 van alle kinderen in de EU (bijna 18
miljoen kinderen) deel uit van een huishouden waar armoede of sociale
uitsluiting dreigde. Daarom streeft de Commissie ernaar een Europese
Kindgarantie in te voeren. De lidstaten worden aanbevolen kinderen in nood
gratis en doeltreffende toegang te verlenen tot onder meer onderwijs voor en
opvang van jonge kinderen en ten minste één gezonde maaltijd per schooldag.
Onder andere het Europees Sociaal Fonds voorziet in financiering. Van de
lidstaten worden nationale actieplannen verwacht die in goede banen worden
geleid door nationale coördinatoren.
In Uw beleidsnota lezen we dat U sterk
wil inzetten op het doorbreken van intergenerationele overdracht van
bestaansonzekerheid en de bestrijding van kinderarmoede. U haalt de Europese
Kindgarantie aan als belangrijke kapstok. Nog in uw beleidsnota verwijst u naar
een analyse van de KPMG-studie 'Measuring the effect of local consultation
platforms in the fight against family poverty' die uw administratie in het voorjaar
van 2021 zou maken om na te gaan welke de inspirerende praktijken zijn voor het
tijdig opsporen van probleemsituaties en concrete geïntegreerde hulp invoeren
voor kinderen en hun families.
In dit verband stel ik U graag volgende
vragen:
Wat is de stand van zaken mbt de
uitvoering van de Europese Kindgarantie?
Is er reeds een nationaal actieplan in
opmaak?
Welke prioriteiten worden naar voor
geschoven?
Wie zal de taak van nationaal coördinator
op zich nemen?
Met betrekking tot de KPMG-studie:
Is de analyse reeds gemaakt en zo ja, wat
zijn hieruit de belangrijkste conclusies? Zo nee, welke timing heeft U voor
ogen?
Bij voorbaat dank voor uw antwoorden.
21.03 Minister Karine Lalieux: De strijd tegen kinderarmoede is een prioriteit voor Europa. Alle lidstaten moeten hiervoor actie ondernemen. De inzet voor de jongste generatie is noodzakelijk, zeker in de crisistijden die wij doormaken. Wij hebben trouwens al snel maatregelen genomen voor de jongeren op het vlak van hun mentale gezondheid, de digitale kloof, extra steun via de OCMW's enzovoort.
België wil hierin uiteraard een belangrijke rol op lange termijn spelen, zeker met het oog op het voorzitterschap van de EU in 2024. De aanstelling van een nationale coördinator wordt momenteel besproken. Ik zal u hiervan op de hoogte houden. De POD en mijn kabinet volgen dit dossier van nabij op.
De Europese kindergarantie zal worden aangenomen door de EPSCO-raad van 14 juni. Elk land zal daarna negen maanden de tijd krijgen om de nodige maatregelen door te voeren.
Wie kinderarmoede zegt, zegt ook gezinsarmoede. Zoals u weet, ben ik volop bezig met de uitwerking van een globaal en transversaal armoedebestrijdingsplan. Dat plan zal ook de maatregelen in de strijd tegen kinderarmoede bevatten. Dat vereist echter niet alleen een aanpak op federaal niveau, omdat veel bevoegdheden op dit vlak bij de deelstaten liggen en omdat armoede veel verschillende aspecten heeft. Wij moeten de krachten dus bundelen en op verschillende fronten actie ondernemen. Die manier van netwerken en samenwerking staat centraal in het project van de overlegplatformen om de gezinsarmoede te bestrijden die door de OCMW's worden georganiseerd. De POD onderzoekt momenteel op basis van de impactstudie van KPMG de mogelijkheden voor concrete projecten en maatregelen op dit vlak.
U kan dit verslag en andere werkdocumenten raadplegen op de website van de POD.
21.04 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, we hebben de documenten geraadpleegd en kijken nu uit naar de conclusies die u daaruit zal trekken. Hopelijk zullen die ook opgenomen worden in het plan.
België onderging begin mei de Universal Periodic Review van de VN, een vijfjaarlijks onderzoek naar de mensenrechtensituatie in ons land. We kregen toen ook diverse aanbevelingen over armoedebestrijding, waaronder maar liefst zes inzake kinderarmoede. België heeft al toegezegd die te zullen uitvoeren. Er is echter nog één aanbeveling van Canada om een nationaal actieplan tegen kinderarmoede op te stellen, die België nog niet heeft aanvaard, ze ligt nog ter bespreking voor. Ik wil u aanmoedigen om ook die aanbeveling in overweging te nemen. Ik meen dat zo'n actieplan een belangrijk hoofdstuk van het federale armoedebestrijdingsplan kan zijn.
21.05 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, nog niet zo lang geleden was er een studie van Statbel, in het kader van de EU-SILC-enquête, waaruit bleek dat in de groep kinderen die op 14-jarige leeftijd in een huishouden met ernstige financiële moeilijkheden leven 30,4% later nog steeds in armoede leeft. Van wie niet in armoede opgroeide, bedraagt dat risico slechts 7,7 %.
Het is dus ongelooflijk belangrijk om in te zetten op het tegengaan van gezinsarmoede. We zijn dan ook bijzonder blij dat de Europa de kindergarantie zal goedkeuren, want het is belangrijk om onze burgers te tonen dat de EU meer is dan markt en munt en dat ook een sociale EU mogelijk is.
Groen zal de concretisering van de kindergarantie, het armoedebeleidsplan en de projecten die de POD en de overlegplatformen gezinsarmoede van de OCMW's naar voren schuiven, van nabij volgen. Dit alles kan immers een groot verschil maken.
L'incident est clos.
22 Vraag van Vicky Reynaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De subsidies voor OCMW's in het kader van de coronacrisis" (55017941C)
22 Question de Vicky Reynaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les subsides octroyés aux CPAS dans le cadre de la crise du coronavirus" (55017941C)
22.01 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, de voorbije maanden werden er middelen uitgetrokken voor de OCMW's om groepen te ondersteunen die door de coronacrisis in moeilijkheden zijn gekomen, zoals subsidies voor jongeren en studenten en subsidies voor het verlenen van psychologische hulp aan kwetsbaren.
Hoewel de steun voor de OCMW's broodnodig was en nog steeds is, zijn deze middelen zeer specifiek gericht op bepaalde groepen en gelinkt aan strikte toekenningsregels die uiteraard gepaard gaan met een uitvoerige verantwoording per dossier. In sommige gevallen geven OCMW's wel het signaal dat de administratieve kosten voor hen soms groter zijn dan de baten voor de cliënten. Daardoor gaan projecten soms verloren.
Daarnaast zien we ook dat de lokale nood voor het ene OCMW niet dezelfde is als voor het andere. Daardoor wordt een duurzaam lokaal armoedebeleid, waarbij alle kwetsbare groepen op een gelijkaardige manier of even hard ondersteund worden, bemoeilijkt.
Ten slotte, is er ook nog steeds onduidelijkheid rond het behoud van de huidige ondersteuning. Ook in 2022 zullen nog vele groepen de impact van de coronacrisis voelen. Indien de OCMW's weten welke maatregelen zij kunnen verwachten en binnen welke langetermijnvisie deze passen, hebben ze meer tijd om die te verwerken in hun lokale beleid en hierrond projecten te ontwikkelen. Ik denk dat dit belangrijk is voor alle OCMW's, maar vooral in de kleinere gemeenten.
Daarover heb ik enkele vragen.
Welke middelen plant u nog toe te kennen in 2021 aan OCMW's in het kader van de coronacrisis? Is het mogelijk om hen een perspectief te geven op lange termijn inzake de steun die zij mogen verwachten en de voorwaarden die daaraan gekoppeld zullen zijn?
Zult u voor het jaar 2022 in een planning voorzien? Richt u zich de komende periode op meer structurele steun in plaats van steun ad hoc?
Zult u de administratieve last verlichten? Zo niet, waarom niet? Zo ja, hoe?
Zult u in de toekomst meer ruimte geven aan lokale OCMW's om de middelen te spenderen op basis van de lokale noden en dus minder gericht op specifieke groepen? Zoniet, waarom niet?
22.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Reynaert, een aantal dringende sociale maatregelen in het kader van de covidcrisis lopen tot het einde van het jaar of werden recent nog verlengd tot eind september. Het gaat meer bepaald over de premie van 50 euro per maand, de verhoogde tussenkomst voor het GPMI, voor jongeren, voor studenten, en de verhoogde terugbetaling van de federale Staat voor het leefloon.
Ik begrijp uiteraard de moeilijkheden van de OCMW's wat betreft de implementatie van deze ad-hocmaatregelen die telkens maar voor een paar maanden gelden. Niemand kan op de duur van deze crisis anticiperen. Gelet op de moeilijkheden waar OCMW's mee kampen, weet u dat waar mogelijk extra personeelskosten voorzien zijn om de OCMW's hierin te ondersteunen.
De OCMW's en hun maatschappelijke werkers bevinden zich in de vuurlinie. Ze moeten het hoofd bieden aan nieuwe doelgroepen die in armoede terechtkomen, zoals zelfstandigen en jongeren, of die nieuwe noden hebben, zoals psychologische problemen, sociaal isolement enzovoort. Een adequate steun van de federale overheid is noodzakelijk voor de OCMW's om het hoofd te bieden aan de verschillende gevolgen van de covidcrisis. De versterkte ondersteuning van een doelgroep betekent uiteraard niet dat andere groepen van deze steun zijn uitgesloten. Het gaat over het geven van middelen aan OCMW's om tegemoet te komen aan de concrete behoeften van de bevolking. We willen de procedures vereenvoudigen. Daarnaast wordt hard gewerkt aan de administratieve vereenvoudiging.
Naar aanleiding van een ontmoeting met de OCMW's van vijf grote steden, samen met minister Kitir, is er beslist om een werkgroep rond dit onderwerp op te richten. Deze werkgroep kwam vorige week voor de eerste keer samen. U zegt terecht dat een meer structurele oplossing nodig is. In het Federaal Plan Armoedebestrijding, dat ik binnenkort zal voorstellen aan de regering, zullen dergelijke maatregelen opgenomen zijn. Hiervoor zijn uiteraard bijkomende middelen uit de begroting nodig.
22.03 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, voor alle duidelijkheid, de gegeven steun was echt broodnodig en de OCMW's zijn er ook erg dankbaar voor. Ik ben zelf voorzitter van een klein OCMW en ik weet dus dat het probleem niet opgelost is als de aanvullende financiële steun voor deze kwetsbare groepen wegvalt. De problemen van die mensen blijven bestaan en we moeten daaraan werken. We hebben voornamelijk ad hoc gewerkt maar we bekijken nu, ook binnen onze lokale beleidsplannen, wat we structureel kunnen doen en welke nieuwe problematieken we moeten aanpakken. Hierbij hebben we kunnen vaststellen dat de digitalisering een probleem blijft, zeker bij ons op het platteland. We zullen daar allicht een nieuw project voor moeten uitwerken.
Ik ben verheugd te vernemen dat u de OCMW's van de grote steden bezocht hebt maar ik nodig u uit om ook eens te komen kijken bij een klein OCMW. Daar moeten we met een beperkt aantal mensen werken voor een uitgestrekt gebied, wat andere problemen oplevert. Bij onze voedselbedeling merken we bijvoorbeeld dat we in ons uitgestrekt gebied mensen niet makkelijk bereiken. We denken nu na over een structureel beleid om daar op een andere manier op in te zetten. We zien dat ook in de omliggende gemeenten.
Personeel is ons
grootste probleem. Net zoals men in de zorg handen aan het bed nodig heeft,
heeft men voor deze problematiek mensen op het terrein nodig. U hebt enige
financiële steun gegeven voor de personeelsproblematiek, maar dat was
natuurlijk niet voldoende om iemand aan te werven, wat eigenlijk een
structurele versterking van ons OCMW zou zijn.
L'incident est clos.
- Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het werkingsbudget van de ombudsmannen voor de pensioenen" (55017631C)
- Evita Willaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De herziening van het wettelijke kader voor de werking van de Ombudsdienst Pensioenen" (55018417C)
- Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le budget de fonctionnement des médiateurs pour les pensions" (55017631C)
- Evita Willaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La révision du cadre légal pour le fonctionnement du Service de médiation Pensions" (55018417C)
23.01 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitster,
mevrouw de minister, het recente jaarverslag van de Ombudsmannen van Pensioenen
werd door meerderheid en oppositie als een zeer sterk en gedegen werkstuk
ervaren. Er staan heel wat suggesties in dit verslag die onze aandacht trokken.
De Ombudsdienst is nog te weinig bekend en dit niettegenstaande het
voortreffelijk werk dat zij verrichten. Hun werkingsbudget bedraagt amper
120.000 euro en daarvan gaat een ruim aandeel dan nog naar de kosten die
voortvloeien uit aanwervingsprocedures. Selor en de daaraan verwante kosten
nemen inderdaad een flink deel voor hun rekening en de middelen die overblijven
om de dienst beter bekend te maken 'om naar de mensen toe te gaan' zijn
daardoor zeer beperkt.
Graag verneem ik van de minister:
Wat zijn uw plannen om de dienst van de
Ombudsmannen Pensioenen beter bekend te maken?
Welke budgetverhoging zal u voorzien om
de dienst de middelen te verschaffen die zij nodig hebben om zich beter bekend
te kunnen maken?
23.02 Evita
Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de
voorzitster, mevrouw de minister, in haar jaarverslag 2020 vraagt de Ombudsdienst
Pensioenen om de reglementering met betrekking tot de inrichting en de werking
van de Ombudsdienst aan te passen. Het gaat om een wettelijk kader dat dateert
uit 1997, sindsdien nooit is gewijzigd en 'volledig achterhaald' is, aldus de
Ombudsdienst Pensioenen. Ter ondersteuning van de vraag wordt verwezen naar een
recente VN-resolutie (30 december 2020) die het belang van de ombudsfunctie
benadrukt.
De concrete voorstellen zijn relevant en
noodzakelijk om in te spelen op maatschappelijke evoluties en het
laagdrempeliger maken van de dienstverlening:
De uitbreiding van het concept 'klager'
tot 'toekomstig gepensioneerden, rekening houdend met de nieuwe tool mypension.
De mogelijkheid om ook telefonische
dienstverlening te organiseren in functie van de laagdrempeligheid.
De opschorting van de termijnen om een
rechtszaak aan te spannen indien de Ombudsdienst een bemiddelingstraject loopt.
Ruimere rekruteringsmogelijkheden, zodat
niet enkel vastbenoemde federale ambtenaren in aanmerking komen, alsook het
updaten van de functie, onder meer inzake loonvoorwaarden
We lezen dat hierover reeds een eerste
contact is geweest met U, met name op 19 november 2020.
De Ombudsdienst speelt een essentiële rol
in de dienstverlening ten aanzien van de burger. We moeten deze dienst daarom
alle kansen geven om op een kwalitatieve, eigentijdse manier te kunnen werken.
In dit verband stel ik U graag volgende
vragen:
Bent U bereid om in te gaan op de vraag
van de Ombudsdienst Pensioenen om het regelgevend kader waarin deze dienst
werkt, te optimaliseren?
Zo ja, bent U het eens met alle punctuele
voorstellen van de Ombudsdienst Pensioenen?
Zo ja, Op welke termijn zal U hiertoe
initiatief nemen?
Zo nee, welke redenen ziet U om het
huidige kader niet te wijzigen?
23.03 Minister Karine Lalieux: De Ombudsdienst Pensioenen levert al jaren uitstekend werk. Veel van zijn aanbevelingen zijn relevant voor de progressieve hervorming die ik wil doorvoeren en helpen de burgers vooruit. De jaarverslagen bevatten telkens een schat aan informatie.
Een van de vragen is wel een beetje speciaal. Ministers hebben zich normaal gezien niet te moeien met de ombudsdiensten. Die moeten hun werk onafhankelijk van de regering kunnen uitvoeren. Er moeten dus eerder vragen worden gesteld over het bijzondere statuut van de Ombudsdienst Pensioenen, zoals mevrouw Willaert doet. Anders dan andere ombudsdiensten heeft deze dienst een gemengd statuut. De inderdaad beperkte middelen zijn immers gekoppeld aan de FOD Sociale Zekerheid waarvoor verschillende ministers bevoegd zijn.
Hoewel het begrotingskader erg krap is, ben ik toch in gesprek gegaan om de ombudsmannen op deze dienst, die al jaren ondergefinancierd is, te herwaarderen. Ik kan me vinden in de meeste van hun vaststellingen en aanbevelingen. Daarnaast moeten er meer opties komen om een klacht in te dienen, en ook mensen die nog niet de pensioenleeftijd hebben bereikt, moeten van hun diensten gebruik kunnen maken.
Of er meer middelen voor de communicatie moeten komen, zullen we bespreken met de ombudsmannen. Aanvullende begrotingsmaatregelen zullen worden voorgelegd op het volgende begrotingsconclaaf. Het is nu nog te vroeg om over specifieke budgetten te spreken.
23.04 Ellen Samyn (VB): Het is in ieder geval toch goed te horen dat u al in gesprek bent gegaan met deze inderdaad zeer efficiënte dienst. De werkingsmiddelen van de ombudsmannen zouden echt wel omhoog mogen. We hopen dan ook op een significante stijging van deze werkingsmiddelen. Een deel van deze extra middelen zou kunnen worden ingezet om de dienst kenbaar te maken bij de brede bevolking. Er zouden zelfs initiatieven genomen kunnen worden om naar de bevolking toe te kunnen gaan. Dit zou een meerwaarde kunnen betekenen in het kader van hun dienstverlening en zeker voor personen die minder mondig zijn, geen computer hebben of digitaal niet mee zijn. Zij kunnen zeker extra hulp gebruiken bij hun pensioenvragen.
23.05 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Dat is een hoopvol antwoord en ik treed u zeker bij dat het werk dat de ombudsdienst levert zo belangrijk is voor zoveel mensen. Zij gaan ook zeer rigoureus te werk. Elke keer dat ze komen spreken, zien we ook hoe gepassioneerd ze zijn over het werk dat ze doen. U hebt er natuurlijk gelijk in dat ze een bijzonder statuut hebben. Het is ongelooflijk belangrijk om die onafhankelijkheid te kunnen waarborgen. Ik treed mevrouw Samyn bij dat het zeer positief is dat de gesprekken opgestart zijn. U hebt ook wel oren naar hun punctuele voorstellen. Ook dat zullen we opvolgen, maar het is alleszins al hoopvol nieuws en een hoopvol antwoord.
L'incident est clos.
De voorzitster: De samengevoegde vragen nrs. 55017686C van mevrouw Samyn en 55017702C van de heer Goblet worden uitgesteld.
24 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het pensioen van de gemeentelijke mandatarissen" (55017947C)
24 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La pension des mandataires communaux" (55017947C)
24.01 Wim Van der Donckt (N-VA): De Vlaamse
regering heeft het ontwerpdecreet lokale democratie definitief goedgekeurd.
Hierin staat dat de huidige legislatuur zal eindigen op
30 oktober 2024. Het laatste jaar van de huidige legislatuur zal dus
11 maanden i.p.v. 12 maanden tellen.
De pensioenberekening voor uitvoerende
mandatarissen is gebaseerd op het aantal gepresteerde jaren. Zoals het er nu
naar uitziet, komt het jaar 2024 (11 maanden i.p.v. 12 maanden) voor
uitvoerende mandatarissen niet in aanmerking voor de pensioenberekening. Dit
zal een eenmalig feit zijn vermits vanaf dan de legislaturen steeds in december
zullen starten en elk jaar terug uit periodes van 12 maanden zal bestaan.
Wanneer we teruggaan naar de verkiezingen
van 2018 zie ik dat zowel in Wallonië als in Brussel de installatievergadering
voor de nieuwe gemeenteraden in december 2018 hebben plaatsgevonden. Dit wil
zeggen dat het probleem betreffende de pensioenberekening dat zich in
Vlaanderen zal stellen in 2024 zich in Wallonië en in Brussel reeds in 2018
heeft voorgedaan.
Mevrouw de minister, mijn vragen zijn de
volgende:
Het betreft hier dus een eenmalige
negatieve impact op de pensioenen van de uitvoerende mandatarissen in
Vlaanderen. Zal u hiervoor een oplossing voorzien?
Hoe werd deze problematiek in 2018
aangepakt, en zal dit ook de aanpak zijn in 2024?
24.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Van der Donckt, de pensioenen van de lokale mandatarissen worden geregeld in de wet van 8 december 1976.
Om recht te hebben op een pensioen als lokale mandataris, moeten minimum 12 maanden uitoefening van een mandaat als lokaal mandataris worden bewezen. Is dat het geval, dan heeft men het recht op een pensioen als lokale mandataris voor elke volledige maand tijdens dewelke het betrokken mandaat werd uitgeoefend, dus zonder dat het vereist is dat het mandaat voor elke maand van het kalenderjaar werd uitgeoefend.
U deelt mee dat de Vlaamse regering een maatregel heeft getroffen waardoor momenteel lopende lokale mandaten zullen eindigen op 30 oktober 2024. Rekening houdend met het voormelde kan ik u bevestigen dat de lokale mandatarissen die op 30 oktober 2024 minimaal twaalf maanden uitoefening van het mandaat als lokale mandataris kunnen bewijzen, wel degelijk recht zullen hebben op een pensioen als lokale mandataris voor de maanden van het kalenderjaar 2024 waarin zij hun mandaat als lokale mandataris hebben uitgeoefend.
Bijgevolg kan dus worden besloten dat er geen probleem rijst, wat evenmin het geval was in 2018 voor de lokale mandaten van Wallonië en Brussel. Er is dus geen probleem.
24.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Ik ben blij dat te horen, mevrouw de minister. Ik dank u voor de bevestiging. Er waren toch enkele vragen over de kwestie, maar nu is er dus zekerheid daarover.
L'incident est clos.
25 Vraag van Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De fiscale fiches van de FPD" (55017993C)
25 Question de Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les fiches fiscales du SFP" (55017993C)
25.01 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, de Federale Pensioendienst stuurt geen fiscale fiches meer naar gepensioneerden. Ze kunnen de fiche wel raadplegen via de e-box en ze krijgen in principe wel nog steeds een papieren fiche wanneer ze het jaar voordien hun aangifte op papier deden of geen vereenvoudigde aangifte kregen. Ze kunnen ze ook aanvragen via het onlinecontactformulier of via het telefoonnummer dat op de website vermeld staat. Die informatie heb ik netjes gevonden op de website.
Bij de vriendenkring van mijn ouders is het echter groot alarm, alsook bij de buren van mijn collega Joris Vandenbroucke. Zij laten mij allemaal weten dat ze geen papieren fiche meer krijgen en dat ze hun vereenvoudigde aangifte niet kunnen controleren. Nochtans is dat belangrijk, aangezien er in het verleden wel vaker fouten mee gebeurd zijn. De meeste van hen zijn ook niet digitaal verbonden, waardoor de informatie, die ik op de website heb gevonden en die ik nu aan hen heb doorgegeven, ook niet rechtstreeks tot bij hen.
Daarenboven vermeldt de website dat door vertragingen bij de drukkerij de fiscale fiches later door de Federale Pensioendienst zullen worden opgestuurd. Is daar breed over gecommuniceerd? Ik begrijp dat er ingezet wordt op digitalisering, maar ik merk toch dat een aantal mensen ongerust is, omdat ze de fiscale fiche nog niet hebben ontvangen en niet goed weten wat ze moeten doen om die alsnog te krijgen.
Wie de belastingaangifte op papier doet, moet dat doen tegen 30 juni 2021. Er zijn vertragingen bij de drukkerij. Als de betrokkenen hun aanvraag telefonisch doen, zullen ze hun fiche nog tijdig ontvangen om met een gerust hart hun belastingaangifte correct te kunnen invullen?
25.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Vanrobaeys, met de toenemende digitalisering is de fysieke toegankelijkheid van de verschillende pensioendiensten essentieel voor heel wat burgers, vooral voor de kwetsbare groepen. Het principe is digital by default, but not digital only. Dat principe werd ook gevolgd bij de beperking van de papieren fiscale fiche. Wij schrappen het papier waar dat overbodig is, maar uitsluitend in dat geval.
Er werd uitdrukkelijk over gewaakt dat alle gepensioneerden die een papieren fiche nodig hebben om zelf hun aangifte op papier in te vullen, die fiches ook automatisch via de post ontvangen. Zij hoeven dus geen enkele actie te ondernemen. De papieren fiche wordt niet meer verstuurd naar de gepensioneerden die een voorstel van vereenvoudigde aangifte ontvangen. Voor hen worden de gegevens immers al automatisch ingevuld in de aangifte. Ook wie al gebruikmaakt van Tax-on-web, ontvangt geen papieren fiche. Hij vindt in de applicatie immers een elektronische versie van de fiche terug. Gepensioneerden die desondanks over een papieren fiche willen beschikken, kunnen die online of telefonisch gratis opvragen.
De Federale Pensioendienst heeft breed gecommuniceerd over de maatregelen. Er werd een uitgebreide mailing opgezet naar partnerinstellingen, zoals de gemeenten, de OCMW's, de ziekenfondsen en de vakbonden. Er werd ook een persbericht verspreid, dat werd overgenomen. Er werd voorts een specifieke website opgezet waar het systeem wordt toegelicht. Ten slotte wordt er nauw samengewerkt met de FOD Financiën, opdat de contactcenters eventuele vragen van gepensioneerden zo goed mogelijk kunnen beantwoorden.
Wanneer gepensioneerden nu een papieren fiche aanvragen, zal die in elk geval nog tijdig worden opgestuurd. De gepensioneerde ontvangt zijn papieren fiche in de brievenbus binnen drie tot vijf werkdagen.
25.03 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor de uitleg. Mijn vraag ging over gepensioneerden die niet digitaal verbonden zijn en die hun vereenvoudigde aangifte aan de hand van hun fiscale fiche willen controleren.
Ik begrijp uit uw antwoord dat u een brede communicatie hebt opgezet samen met de gemeenten, de OCMW's, de vakbonden en ook een persbericht hebt opgesteld. Jammer genoeg vang ik toch signalen op dat niet iedereen nu op de hoogte is. Ik doe zelf mijn best om de informatie aan de mensen te bezorgen, maar het zou goed zijn om het telefoonnummer nog eens te vermelden, zeker nu de deadline voor de belastingaangifte nadert.
Ik ben in elk geval tevreden dat ik al wie mij gecontacteerd heeft, kan geruststellen. Wanneer zij een fiscale fiche opvragen, zal die hun binnen drie tot vijf werkdagen worden bezorgd, waardoor ze de termijn voor indiening van hun belastingaangifte niet zullen overschrijden.
L'incident est clos.
26 Vraag van Gitta Vanpeborgh aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De cumulatie van de integratietegemoetkoming met arbeids- of vervangingsinkomen" (55018124C)
26 Question de Gitta Vanpeborgh à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le cumul de l'allocation d'insertion avec des revenus du travail ou des revenus de remplacement" (55018124C)
26.01 Gitta Vanpeborgh (Vooruit): Mevrouw de minister, ik heb maar één vraag voor u, maar wel een stevige. Ze gaat over de complexe regelgeving inzake de cumulatieregels van de inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) en de integratietegemoetkoming (IT) met een inkomen uit arbeid en/of een vervangingsinkomen. Naar mijn mening zit daar een serieuze inactiviteitsval in. Dat kan niet alleen ontmoedigend of ontradend zijn voor mensen om deeltijds het werk te hervatten, maar erger nog, het kan ook, als zij dat wel doen, nefaste inkomensgevolgen hebben voor mensen die te goeder trouw een al dan niet deeltijdse tewerkstelling hervatten en nadien werkloos of arbeidsongeschikt worden en het op basis van die opgebouwde tewerkstellingsrechten moeten stellen met een vervangingsinkomen.
Iemand die voldoet aan de voorwaarden inzake verlies van zelfredzaamheid, kan vandaag ook naast een IVT ook een IT ontvangen afhankelijk van zijn graad van zelfredzaamheidsverlies en die IT-uitkering staat terecht los van iemands inkomen. Als die persoon dan toch aan het werk gaat en op die basis het recht op een vervangingsinkomen verwerft, door werkloosheid of ziekte, dan beginnen de regels inzake de cumulatiemogelijkheid met een vervangingsinkomen te spelen. Terwijl die regels nog redelijk soepel zijn voor een inkomen uit tewerkstelling, zijn ze heel strak voor een vervangingsinkomen. Dat heeft veelal tot gevolg dat iemand, zelfs met een minimale invaliditeitsuitkering, het recht op een IT kan verliezen en meteen ook alle sociale voordelen die daaraan gekoppeld zijn.
Vandaar heb ik twee vragen voor u. Hoeveel mensen bevinden zich vandaag in een situatie waarin een IT gecombineerd wordt met een arbeidsongeschiktheidsuitkering of een invaliditeitsuitkering?
Hebt u de intentie om die cumulatieregeling, zeker wat betreft de integratietegemoetkoming, te herbekijken, aangezien de kosten verbonden aan integratie dezelfde zijn voor iemand met een beperking, ongeacht het professionele statuut van die persoon.
Ik hoop dat mijn vragen duidelijk zijn. Ik denk dat het geen evidente vraagstelling is.
26.02 Minister Karine Lalieux: Beste collega, de combinatie van de IT met een inkomen uit arbeid of een vervangingsinkomen, ook wel de prijs van de arbeid genoemd, is een prioritair dossier. Daarover lopen gesprekken binnen de regering. De prijs van de liefde is inderdaad een regeling in het kader van de wet van 1987, die moet worden hervormd. Het doel moet zijn de mensen aan te moedigen om te werken, niet om mensen die niet of niet meer kunnen werken daarvoor te straffen. Ik wil bovendien vermijden dat mensen die werkloos worden ook nog hun IT verliezen. Daardoor worden ze namelijk dubbel gestraft, wat volstrekt onrechtvaardig is. Het lijkt me belangrijk erop te wijzen dat 70 % van de personen die recht hebben op deze tegemoetkoming, ook een vervangingsinkomen ontvangt. In het laatste trimester van 2018 combineerden 32.280 personen een invaliditeitsuitkering met de IT. Als we ook andere vervangingsinkomens als arbeidsongevallen, werkloosheid en pensioenen meerekenen, dan ging het om maar liefst 70.000 personen. Gelet op die cijfers en de verwachting van de sector, wil ik een maatregel voorstellen die rekening houdt met deze realiteit, maar het is nu wat moeilijk in de regering. Ik wil immers ook rekening houden met de personen die niet werken.
26.03 Gitta Vanpeborgh (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw hoopvol antwoord, hoewel ik er een paar bedenkingen bij heb. Het is ook een eerlijk antwoord. Ik weet dat het niet vanzelfsprekend is, maar ik hoop van harte dat er iets kan veranderen. Ik krijg daarover wekelijks mails van mensen die ontmoedigd zijn en die, ondanks een beperking, toch willen werken. Ik hoop dat we positief kunnen landen, ook met deze regering.
L'incident est clos.
- Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het stijgend aantal mensen in geldproblemen door de coronacrisis" (55018145C)
- Evita Willaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De stand van zaken met betrekking tot het armoedeplan" (55018411C)
- Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le nombre croissant de personnes en difficultés financières en raison de la crise covid" (55018145C)
- Evita Willaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'état d'avancement du plan de lutte contre la pauvreté" (55018411C)
27.01 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, door de coronacrisis hebben meer mensen geldproblemen. Eerder ondervroeg ik u daarover al, omdat wij bij de OCMW's een nieuwe groep zagen aankloppen van mensen die het voordien goed hadden, maar nu de eindjes niet meer aan elkaar kunnen knopen. Het gaat om gezinnen met jonge kinderen, studenten, zelfstandigen en zelfs gepensioneerden. Het aantal financiële hulpaanvragen bij de OCMW's stijgt, evenals de vragen tot schuldbemiddeling. Ook de vraag naar voedselhulp blijkt helaas nog steeds zeer groot te zijn.
De regering besliste recent om het huidig steunpakket, inclusief de sociale steunmaatregelen, verder te verlengen tot het einde van het derde kwartaal. Het is duidelijk dat covid niet alleen een zware gezondheidsimpact heeft, maar ook een financiële impact, helaas ook op lange termijn.
Mevrouw de minister, hoever staat het met uw armoedeplan? Aangezien de armoedenood hoog is, welke initiatieven zal u eventueel nog bijkomend en op korte termijn nemen?
Hebt u recent nog omtrent de aanpak van armoede samengezeten met uw collega's van de deelstaten? Zo ja, wordt er gewerkt aan een gezamenlijk plan?
Zal er worden ingezet op proactief onderzoek naar verdoken armoede? Zo ja, wat zal de werkmethode zijn?
27.02 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik wil even terugkomen op een antwoord van u op een schriftelijke vraag van mij over het datagebruik door lokale besturen met het oog op de COVID-19-subsidie. In het kader daarvan verwees u naar het armoedeplan dat u aan het maken bent. Daarbij meldde u dat u de ambitie hebt om een sneller en beter verloop van data-uitwisseling in functie van het waarborgen van sociale rechten op te nemen in het armoedeplan. Wat wij vandaag al besproken over de IGO, kan daar ook een voorbeeld van zijn.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken van het armoedeplan? Wanneer zal het Parlement uw armoedeplan kunnen raadplegen?
In uw beleidsnota vermeldde u dat het armoedeplan tegen eind mei 2021 klaar zou zijn. Daarom vraag ik naar een stand van zaken en meer specifiek naar concrete acties die worden opgenomen om de data-uitwisseling te optimaliseren, om mensen in kwetsbare maatschappelijke posities beter te kunnen ondersteunen. De datastromen moeten uiteraard met alle respect voor de privacy worden beheerd en ik erken dat daar ook altijd wel kosten aan verbonden zijn.
27.03 Minister Karine Lalieux: De cijfers zijn inderdaad verontrustend, ondanks de uitzonderlijke steunmaatregelen die zijn genomen in de strijd tegen de pandemie. Ik noem alleen maar de covidsubsidie van 125 miljoen euro, de steun aan jongeren van 18 tot 25 jaar, de premie van 50 euro enzovoort. Al die maatregelen lopen tot 31 december of zullen binnenkort worden voorgelegd voor verlenging tot eind september.
Wij moeten echter niet alleen noodhulp bieden in tijden van crisis. Armoede en ongelijkheid moeten ook structureel worden aangepakt. Het regeerakkoord heeft daarvoor een ambitieus plan vooropgesteld dat aan het Parlement zal worden voorgelegd. Dat plan zal voor de zomervakantie op de regeringstafel liggen. De POD Maatschappelijke Integratie bereidt het plan voor. Binnenkort zullen wij een voorontwerp voorleggen aan alle partners en organisaties op het terrein. Uiteraard zullen wij ook de deelstaten bij dat overleg betrekken.
27.04 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, u mag het ons niet kwalijk nemen dat we in blijde verwachting zijn van uw armoedeplan. Op leven in armoede rust nog steeds een taboe. Velen wachten tot het water hen aan de lippen staat om naar het OCMW te stappen. Dan is het eigenlijk al te laat. We mogen niet vergeten hoeveel betrokkenen zich schamen voor hun situatie en welke drama's zich binnen de huizen afspelen. Het zijn niet alleen maar de sociaal zwakkeren, zoals alleenstaande ouders, senioren met een klein pensioen of personen met een handicap, die meer risico lopen. Door de coronacrisis krijgen zelfstandigen, net afgestudeerden en vele jonge gezinnen het moeilijk. Die gezinnen hebben het helaas zelfs met extra tussenkomsten moeilijk en blijven het moeilijk hebben om op het einde van de maand de eindjes aan elkaar te knopen. De vorige en huidige regering hebben extra budgetten vrijgemaakt. Dat is goed, maar worden die budgetten op de efficiëntste manier ingezet? Zal het bovendien voldoende zijn om aan het aantal vragen tegemoet te komen in de toekomst? Ik reken erop dat u zo vlug als mogelijk met een goed en evenwichtig armoedeplan landt. Ik kijk er alvast naar uit.
27.05 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik begrijp dat ik nog even geduld moet hebben, maar dat is helemaal normaal. Het is heel goed dat het voorontwerp ook met het terrein en de deelstaten wordt besproken. Ecolo-Groen vindt het belangrijk dat er aandacht is voor een betere data-uitwisseling omdat dat zeer belangrijk is om mensen in armoede op te sporen. We moeten zelf naar die mensen gaan. Zij moeten niet tot de instellingen komen of pas op dat moment geholpen worden. We moeten ze zelf proactief opsporen. Daarvoor is die data-uitwisseling wel heel erg belangrijk. Ik moet dus nog een beetje meer geduld hebben zodat u de zaken ook goed kan doen. Dan komen we hier zeker nog op terug. Ik kijk alvast heel erg uit naar het doornemen van het armoedeplan.
L'incident est clos.
28 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het sociaal tarief voor gas en elektriciteit" (55018364C)
28 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le tarif social pour le gaz et l’électricité" (55018364C)
28.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, van de federale ombudsman krijgen wij vaak heel waardevolle aanbevelingen. Dat was ook het geval in 2017. Toen was er een aanbeveling over de automatische toekenning van het sociaal tarief voor gas en elektriciteit voor mensen met een handicap.
Naar aanleiding van dat advies heb ik een wetsvoorstel ingediend, dat is goedgekeurd in 2019, met het oog op de automatische toekenning van het sociaal tarief vanaf de datum waarop de handicap is erkend, met een maximale retroactiviteit van twee jaar. Dat is in voege sinds 15 maart 2019.
In theorie is er nu een automatische en retroactieve toekenning, maar in de praktijk blijkt dit niet altijd het geval. Het blijkt om technische redenen bij DG HAN niet mogelijk. DG HAN reikt tot op vandaag papieren attesten uit aan personen met een handicap, waarop die mensen dat zelf aan hun energieleverancier moeten bezorgen. Volgens de wet zou dat automatisch, op een digitale manier moeten gebeuren.
Mijn vragen aan u zijn de volgende.
Hoe komt dit? Hoe wil u dat probleem aanpakken en ervoor zorgen dat de toekenning van het sociaal tarief automatisch en retroactief gebeurd? De wet is er, maar er is blijkbaar een probleem bij DG HAN.
Ik hoop dat u dat probleem kan oplossen.
28.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Lanjri, mijn administratie DG HAN deelt zowel de ingangsdatum van het recht op de tegemoetkoming als de beslissingsdatum mee sinds de start van de elektronische uitwisseling van gegevens. Echter, de FOD Economie verwerkt de informatie nog niet in zijn huidige applicatie. Daardoor kan het sociaal tarief pas automatisch worden toegekend vanaf de beslissingsdatum en niet vanaf de ingangsdatum van het recht op een tegemoetkoming. Om dit probleem te verhelpen moet een bewijs op papier – het sociaal tarief attest – worden ingediend voor de retroactiviteit. Dit attest wordt afgeleverd door het DG HAN.
Het probleem van het sociaal tarief voor gas en elektriciteit ligt bij de FOD Economie, maar ik wil hiervoor zo snel mogelijk een oplossing. We hebben dit punt al besproken met het kabinet van minister Tinne Van der Straeten. Het doel is om dit op te nemen in het federaal actieplan voor personen met een handicap, zodat het zwart op wit staat dat er een oplossing moet worden gevonden door de FOD Economie. Momenteel zijn er problemen in de informatiestroom tussen de Kruispuntbank en de databank op basis waarvan het recht wordt toegekend: datum van erkenning versus datum van indiening van de aanvraag.
Ik kan u vandaag bevestigen dat minister Van der Straeten, minister Dermagne en ikzelf op dezelfde golflengte zitten. De retroactiviteit van het sociaal tarief moet worden toegepast en we zijn vastbesloten om dit probleem aan te pakken.
28.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, het probleem moet sowieso aangepakt worden. De administraties moeten uitvoering geven aan de wet die wij hebben goedgekeurd.
U zegt dat u bereid bent om dit met de betrokken ministers te bespreken, maar er moet zo snel mogelijk een oplossing komen. U mag dit opnemen in uw actieplan, maar daarmee is het probleem nog niet opgelost. Eigenlijk had dit vandaag al in orde moeten zijn. Het staat tenslotte in de wet en die staat boven alles. Als er technische of praktische bezwaren bestaan tussen administraties, dan moeten die worden opgelost. Daarvoor is geen wetswijziging nodig.
Mag ik u vragen om dit probleem, in samenwerking met de andere ministers, zo snel mogelijk op te lossen? Dit gaat immers in tegen de wet die we hebben goedgekeurd.
L'incident est clos.
29 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het ziektepensioen van arbeidsongeschikte ambtenaren" (55018387C)
29 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La pension de maladie des fonctionnaires en incapacité de travail" (55018387C)
29.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de
voorzitster, mevrouw de minister, in het regeerakkoord – pagina 23 – lees ik
het volgende: “De verouderde regeling van het ziektepensioen voor
arbeidsongeschikte ambtenaren zal geëvalueerd worden, in overleg met de sociale
partners en de deelstaten, zeker voor ambtenaren die nog ver verwijderd zijn
van de pensioenleeftijd, en meer in lijn worden gebracht met de regeling inzake
arbeidsongeschiktheid en de daarbij horende reïntegratietrajecten die bestaan
bij de werknemers."
Op dezelfde pagina van het regeerakkoord
staat ook duidelijk: “Er komt meer convergentie tussen en binnen de
verschillende stelsels."
Mevrouw de minister, mijn vragen zijn de
volgende:
Wat is de stavaza in dit dossier? Wat zal
de regering doen indien de sociale partners niet met een advies of een verdeeld
advies zullen komen? Zal de regering dan zelf een harmoniseringsvoorstel
indienen?
Welke uiterlijke datum hebben de sociale
partners meegekregen om een advies aan u uit te brengen?
Plant u over dit dossier ook overleg met
de deelstaten? Indien ja, is dit overleg al opgestart en wat is de stand van
zaken? Indien neen, waarom niet ?
Zal u ook nog initiatieven nemen om
mensen die reeds op ziektepensioen zijn terug geheel of gedeeltelijk te
re-integreren op de arbeidsmarkt?
29.02 Minister Karine Lalieux: Beste collega, zoals u zegt hebben wij in het regeerakkoord afgesproken dat de verouderde regeling van het ziektepensioen voor arbeidsongeschikte ambtenaren zal worden geëvalueerd in overleg met de sociale partners en de deelstaten, zeker voor ambtenaren die nog ver verwijderd zijn van de pensioenleeftijd.
Deze regeling zal meer in lijn worden gebracht met de regeling inzake arbeidsongeschiktheid en de daarbij horende re-integratietrajecten voor de werknemers. Wij zullen tijdens deze legislatuur dus de pensioenregeling voor ambtenaren wegens lichamelijke ongeschiktheid evalueren. De voorbereidingen zijn trouwens al gestart. Het kabinet volgt dit dossier van nabij op. Er zijn al contacten gelegd met de minister van Ambtenarenzaken, mevrouw De Sutter. In nauwe samenwerking met de administratie en de deelstaten zullen wij alle pistes van dit dossier grondig onderzoeken. Ik wil ook benadrukken dat het sociaal overleg hierbij zeer belangrijk zal zijn. We mogen immers niet dezelfde fouten als in het verleden maken. Ik zal u zeker op de hoogte houden over de verdere ontwikkelingen in dit dossier.
29.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, in tegenstelling tot daarnet hebt u zich veel in de toekomende tijd uitgedrukt. U bent ermee bezig, meen ik te hebben begrepen. U zult er werk van maken en dat is ook goed, want het zal nodig zijn. Als ik het goed heb begrepen, zijn de sociale partners hier nog niet mee gelast.
Ik zal dit dossier een tweetal maanden in rappel zetten, of is dat nog te vroeg? Het zal voor september zijn. Er staat veel te gebeuren in september. Ik kom er dan nog op terug. Ik onthoud dat u mij, of toch het Parlement, op de hoogte zult houden.
Het incident is gesloten.
30 Question de Sophie Thémont à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le non-recours aux droits sociaux durant la pandémie" (55018409C)
30 Vraag van Sophie Thémont aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het niet laten gelden van sociale rechten tijdens de pandemie" (55018409C)
30.01 Sophie Thémont (PS): Madame la présidente, madame la ministre, la crise sanitaire que nous traversons semble avoir aggravé le nombre de cas de non-recours aux droits sociaux.
D'une part, la fermeture des services sociaux et des administrations ainsi que l'accélération de la numérisation et la dématérialisation de nombreuses procédures ont renforcé le décalage existant entre ceux qui maîtrisent les outils technologiques et ceux qui souffrent de la fracture numérique. La digitalisation des services a ainsi accentué l'exclusion de ces derniers et renforcé les inégalités socioéconomiques dans notre société.
D'autre part, une étude récente réalisée par l'IWEPS met en avant un "risque très élevé de non-recours aux droits sociaux pour les personnes peu familières aux services et administrations, dû notamment au fait d'avoir besoin de temps pour accepter sa nouvelle situation et oser demander de l'aide".
Madame la ministre, les services publics jouent un rôle important dans la lutte contre les situations de non-recours. L'accueil humain des personnes, la simplification et la coopération de l'ensemble des acteurs concernés sont essentiels pour tendre vers une effectivité de l'octroi des droits sociaux des personnes en situation de pauvreté.
Une évaluation de l'impact de ce non-recours aux droits sociaux pendant la crise a-t-elle ou sera-t-elle réalisée? Des initiatives ont-elles pu être mises en place afin de limiter le non-recours aux droits des publics nouvellement fragilisés?
30.02 Karine Lalieux, ministre: Madame la députée, la question que vous posez est essentielle pour les personnes et l'effectivité des droits sociaux. Le non-recours aux droits mine le vivre-ensemble et la crédibilité de nos institutions, des politiques et de la démocratie. Si un droit est inscrit dans un texte, il est de notre devoir qu'il soit effectif. Sinon, on ne respecte plus la Constitution et les lois.
Il s'agit d'un dossier qui existe depuis de nombreuses années, que la crise sanitaire a accentué, et auquel il faut maintenant sérieusement s'attaquer, au travers d'une vision politique à la mesure des enjeux.
En 2016 déjà, l'Observatoire de la Santé et du Social de Bruxelles-Capitale avait remis un excellent rapport sur le non-recours aux droits et la sous-protection sociale, en soulignant entre autres les enjeux de la digitalisation. Ce même rapport vient de ressortir aujourd'hui pour souligner les nombreux problèmes existants.
Oui, une évaluation du non-recours aux droits en matière de handicap est en cours, compte tenu de la diminution de l'introduction des demandes durant l'année 2020. Pour ce qui concerne les pensions, l'accessibilité est également analysée afin d'avoir un service not digital only.
Dans mon plan de lutte contre la pauvreté, un des axes de travail sera précisément le non-recours aux droits sociaux, aggravé par la fracture numérique. Les pistes du rapport, là où elles font sens pour les spécificités de mes compétences, seront intégrées au plan.
Il y a plusieurs aspects et dimensions au non-recours. Je choisirai les options les plus ambitieuses pour lutter contre ce phénomène bien plus important que la fraude.
Les modalités organisationnelles des administrations ne peuvent constituer des freins d'accès aux droits sociaux. Bureaucratisation, administration de la preuve, allongement des délais, réorientation, dilution des responsabilités: je n'en veux plus.
La question réglementaire et les interprétations trop tatillonnes des textes, par exemple dans les critères de sélectivité des prestations, mais également des statuts socio-administratifs, devra être abordée. Une véritable simplification sera nécessaire, non plus pour que les personnes rentrent dans des cases, mais pour que les cases s'adaptent aux personnes et à leurs situations de vie.
Un des aspects méconnus est la question de l'auto-saisine. Une administration peut se saisir d'office d'une situation afin de la traiter et d'octroyer les droits sociaux auxquels les personnes ont droit. C'est un principe qui est contenu dans la loi du CPAS et qui pourrait être étendu à d'autres domaines.
Le SPP Intégration sociale et le SPF Sécurité sociale travaillent par ailleurs également sur un plan de non-recours.
Le non-recours aux droits fera partie intégrante des contrats d'administration de mes administrations, et je demanderai à mes collègues qu'ils insèrent également cette dimension pour les contrats d'administration dont ils assurent la tutelle.
Dans le cadre du plan de relance, j'ai également demandé des moyens à la Commission européenne afin de pouvoir lutter contre la fracture numérique. Une partie de ces moyens sera liée à la thématique du non-recours aux droits sociaux liés à la digitalisation. J'ai obtenu 30 millions d'euros. L'innovation doit être au service des citoyens et pensée de manière à ce que les sociétés soient inclusives et rendent les droits sociaux effectifs.
30.03 Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse assez complexe.
Il est vrai que l'acquisition des droits sociaux peut constituer un réel parcours du combattant, vous l'avez dit. Il arrive que des personnes se perdent complètement dans la complexité non seulement des informations mais aussi des démarches administratives parce que, vous l'avez dit aussi, les critères sont de plus en plus exigeants et compliquent la demande, engendrant des délais supplémentaires.
Il est vrai aussi que la fracture numérique entraîne une aggravation du risque de précarisation d'une population qui est déjà fragile aujourd'hui et qui l'est encore plus parce qu'elle a été frappée par cette crise. Il existe aussi un risque élevé de disparition, d'invisibilisation statistique et sociale du citoyen.
Je note néanmoins que vous en faites une priorité et que vous avez, notamment dans le cadre du plan de relance, obtenu des moyens supplémentaires à hauteur de 30 millions d'euros. Il faut vraiment le souligner. J'ai vraiment aimé votre phrase "les cases doivent s'adapter aux personnes et pas l'inverse".
Je me permettrai de revenir vers vous mais je suis satisfaite de votre perspective et de votre réponse, madame la ministre.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La présidente: Chers collègues, étant donné l'heure et le fait que, sur les dernières questions – notamment sur la 33 –, il y avait encore quelques petits aménagements à faire, étant donné que nous nous revoyons déjà dans 15 jours, je propose de reporter à la prochaine session les questions n°s 55018412C, 55018414C, 55018418C et 55018419C de Mme Willaert, ainsi que les questions n°s 55018476C et 55018478C de Mme De Jonge.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 47.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.47 uur.