Commission
des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions |
Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen |
du Mardi 22 juin 2021 Après-midi ______ |
van Dinsdag 22 juni 2021 Namiddag ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 19 et présidée par Mme Marie-Colline Leroy.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.19 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Colline Leroy.
La présidente: Chers collègues, nous allons entamer nos travaux en présence de M. le ministre Dermagne que je remercie. Nous commençons par le premier débat d'actualité qui concerne le cadre légal du télétravail.
01 Wettelijke kader telewerk: actualiteitsdebat en toegevoegde vragen van
- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het wettelijke kader voor het telewerk" (55018273C)
- Nathalie Muylle aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het structurele kader voor telewerk" (55018664C)
- Tania De Jonge aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verplichte registratie van telewerk" (55018694C)
- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het structurele kader voor telewerk" (55019145C)
- Hans Verreyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Telewerk" (55019214C)
01 Cadre légal télétravail: débat d'actualité et questions jointes de
- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le cadre légal du télétravail" (55018273C)
- Nathalie Muylle à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le cadre structurel pour le télétravail" (55018664C)
- Tania De Jonge à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'enregistrement obligatoire du télétravail" (55018694C)
- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le cadre structurel pour le télétravail" (55019145C)
- Hans Verreyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le télétravail" (55019214C)
01.01 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, uit een enquête bij 3.000 werknemers blijkt dat 37 % van de werknemers een carrièreswitch in de komende 12 maanden zou overwegen. Volgens de initiatiefnemers van de enquête tonen de resultaten aan dat er weer meer beweging op de arbeidsmarkt is. Op zich is dat een goede zaak.
De enquête leert voorts dat thuiswerk door de coronacrisis een belangrijk jobcriterium is geworden. 58 % van de werknemers houdt bij de keuze voor een nieuwe werkgever rekening met het feit of er al dan niet deels thuis kan worden gewerkt. Wie het afgelopen jaar niet de kans kreeg om thuis te werken, solliciteert vandaag meer dan wie die kans wel kreeg, 68 % tegenover 30 %. Ook wie tijdens de coronacrisis vaak naar kantoor moest, overweegt vaker om van baan te veranderen, 63 % tegenover 44 %.
We kunnen concluderen dat voor vele Belgen telewerk meer dan ooit een belangrijke factor is in de zoektocht naar een nieuwe baan en vaak zelfs een aanleiding. Nu de jobmobiliteit opnieuw in de lift zit, wordt het dus belangrijk om voor telewerk een duurzaam wettelijk kader op te stellen. Vandaag gelden specifieke regels naar aanleiding van de coronacrisis, maar zonder duurzaam wettelijk kader zou bijvoorbeeld het welzijn op het werk wel eens heel snel in het gedrang kunnen komen. Goede afspraken maken goede vrienden. We moeten ervoor zorgen dat er op een gezonde en correcte manier kan worden gewerkt.
Hoe ver staat de regering met een duurzame bijsturing van het wettelijke kader rond telewerk?
Zal die bijsturing in werking treden op het ogenblik dat er een einde komt aan de tijdelijke maatregelen rond telewerk in het kader van de coronacrisis, of later?
01.02 Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de minister, tijdens de plenaire vergadering van de Kamer op 25 maart heb ik reeds mijn bekommernissen geuit over de verplichte registratie van telewerk door werkgevers. De coronacrisis heeft natuurlijk een enorme impact gehad op onze ondernemingen en zolang het aantal besmettingen zorgwekkend hoog was, waren er inderdaad strikte maatregelen nodig. Door telewerk te verplichten, kon de verspreiding van het virus ingeperkt worden: op zich was dat een goede maatregel, dat wil ik even beklemtonen. Tegelijk zorgde de maatregel voor bijkomende administratieve lasten. Dat is een beetje in strijd met de ambitie van de regering om verder te gaan in de administratieve vereenvoudiging.
Uit onze contacten met de werkgeversorganisaties bleek dat zij de verplichting negatief hebben onthaald. Ook al was de aangifte in het beste geval beperkt tot een registratie per maand, toch beschouwt men die in ondernemerskringen als overbodige administratieve lasten, waarbij er onvoldoende rekening wordt gehouden met de noodzaak om flexibiliteit in te bouwen in de organisatie van het werk. Onze ondernemingen hebben een enorme verantwoordelijkheidszin aan de dag gelegd, doen er alles aan om een veilige werkplek te creëren en werknemers met administratieve functies ook maximaal te laten telewerken. Die registratie van telewerk werd aldus ervaren als een overbodige handeling.
Sinds 9 juni is telewerk weliswaar versoepeld en kunnen de bedrijven in terugkeermomenten op de werkplek voorzien. Vanaf 27 juni is telewerk niet meer verplicht en ga ik ervan uit dat de registratieplicht afgeschaft kan worden.
Hoeveel procent van de bedrijven gaf gegevens voor de registratie van telewerk door? Welke feedback kreeg u hierover van de werkgeversorganisaties? Hebt u de intentie om die registratieplicht af te schaffen, wat mij gezien de huidige versoepelingen logisch lijkt?
01.03 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, ik heb hier al vaak vragen gesteld over telewerk en sluit mij aan bij de voorgaande sprekers. Tijdens de coronaperiode heeft het telewerken een enorme vlucht genomen. Vanaf 27 juni geldt dat telewerk is aanbevolen, maar niet langer meer verplicht. Alleszins hebben we heel wat positieve en negatieve lessen getrokken. Eén ding staat vast: vele werknemers willen blijven telewerken.
Naar verluidt werken de sociale partners aan een structureel kader en zijn daarover hoorzittingen begonnen. Tegen wanneer komt het kader voor structureel telewerk er? De tijdelijke cao loopt af wanneer het telewerk niet langer aanbevolen is. Betekent dat vanaf september 2021 of zal die nog van toepassing zijn tot december 2021? Dat is helemaal niet duidelijk.
We zien op het terrein ook dat de nood aan een dergelijk kader alsmaar groeit. De mogelijkheid tot telewerk blijkt zelfs een argument voor werknemers om een job al dan niet te aanvaarden of van job te veranderen. Tegelijk stellen we vast hoe in onderhandelingen her en der aanzienlijk bespaard wordt op kantoren, terwijl er losjes wordt omgesprongen met vergoedingen voor telewerk, die vaak de reële kosten niet dekken. Sommige werknemers worden bijna onder druk gezet om zo goed als voltijds te telewerken.
Er is dus nood aan een structurele omkadering. Tegen wanneer zal die afgerond zijn? Zo kunnen er krijtlijnen worden meegegeven aan de onderhandelaars van de bedrijven op het terrein.
01.04 Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, het is ondertussen duidelijk dat telewerk een blijver wordt. Onze fractie heeft bij monde van mijn collega Ellen Samyn hier ook al enkele keren vragen over gesteld. Daarop hebben we een aantal ontwijkende antwoorden gekregen. Het is nochtans duidelijk dat er nog heel wat hiaten zijn in de reglementeringen. Het wordt al te vaak aan de werknemer overgelaten om een billijke vergoeding af te spreken met zijn werkgever. Dat wringt bij heel wat werknemers. De wetgever laat hen wat dat betreft in de steek.
Wat is uw kijk op de hiaten? Wanneer komt er een oplossing?
De enquête waar collega Anseeuw naar verwees, heeft aangetoond dat een zeer klein deel van de werknemers een vergoeding ontvangt voor het thuiswerken. Die is vaak nog lager dan het maximale plafond, dat u hebt verhoogd. Denkt u niet dat er een billijkere wettelijke regeling nodig is?
01.05 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, sinds anderhalf jaar zien wij op ongelooflijk veel vlakken ware omwentelingen. Nagenoeg iedereen die kan telewerken, doet dat en doet dat vaak. Ik hoor dat de ene helft dat fantastisch vindt en heel wat opportuniteiten ziet in het telewerk, terwijl de andere helft van de mensen nood heeft om op de werkvloer te zijn, om collega's te zien.
Aangezien er veel voordelen zijn aan telewerk, is het belangrijk dat wij goede omstandigheden creëren om na de coronacrisis van dat telewerk gebruik te maken. Er zijn immers opportuniteiten voor de work-life balance. Er zijn minder verplaatsingen, wat beter is voor de mobiliteit en ervoor zorgt dat de mensen die wel ergens moeten geraken, daar ook geraken. Het is beter voor ons milieu en voor onze leefomgeving.
Daarnaast zijn er ook risico's. Wij hadden het reeds over de psychosociale risico's van telewerk. Wij hadden het ook reeds over het genderaspect. Collega Vanrobaeys zei het daarnet ook, werknemers moeten in goede omstandigheden kunnen telewerken, gesteund door goede afspraken en een duidelijk kader. Het gaat dan onder andere over de vergoeding en over ergonomisch materiaal om op een deftige manier thuis te kunnen werken.
Al die elementen nopen ons ertoe een goed structureel kader uit te werken, zodat werknemers enerzijds op tijd en stond kunnen terugkeren naar de werkvloer en anderzijds meer autonomie krijgen om al dan niet te kiezen voor telewerk. Als daaromtrent goede afspraken worden gemaakt, biedt dat grote opportuniteiten, op voorwaarde dat wij de werknemers voldoende beschermen.
Kortom, wat is het tijdspad voor een uitgewerkt kader, dat heel erg nodig is?
01.06 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw de voorzitster, dames en heren Kamerleden, het structurele telewerk in de privésector wordt geregeld door cao nr. 85, die op 9 november 2005 in de Nationale Arbeidsraad is afgesloten. Het occasionele telewerk wordt geregeld door de wet van 5 maart 2017 rond werkbaar en wendbaar werk.
Op 26 januari 2021 sloten de sociale partners en de Nationale Arbeidsraad cao nr. 149 af, rond aanbevolen of verplicht telewerk omwille van de coronacrisis. Deze cao is een aanvullende cao die enkel van toepassing is op bedrijven die op 1 januari 2021 nog geen regelgeving van telewerk hadden uitgewerkt op basis van de eerder vermelde regelingen. De cao is dus niet van toepassing op de bestaande akkoorden in ondernemingen. Cao nr. 149 is afgesloten voor een bepaalde tijd en zal buiten werking treden op 31 december 2021. De overeenkomst is bovendien enkel van toepassing op het telewerk dat verplicht of aanbevolen wordt door de overheid in het kader van de coronacrisis. Zodra het telewerk niet langer door de overheid verplicht of aanbevolen is, zal de overeenkomst dus niet meer van toepassing zijn. Wanneer cao nr. 149 buiten werking treedt of niet meer van toepassing is, zullen bedrijven terugvallen op de bestaande regelingen die ik eerder noemde en de eventuele akkoorden gesloten in dit kader.
Op 26 november 2020 heb ik de Nationale Arbeidsraad gevraagd om het bestaande kader rond telewerk en deconnectie te evalueren en na te gaan of bijkomende initiatieven nodig zijn om het regelgevend kader te actualiseren.
De vraag werd herhaald op 25 februari 2021, en op 9 juni heb ik de sociale partners laten weten dat ik in de loop van de maand september een resultaat van die besprekingen verwacht. De besprekingen hierover in de Nationale Arbeidsraad zijn op dit moment lopend. Op basis van het advies van de sociale partners zal ik oordelen welke wijzigingen aangewezen zijn.
Of de bestaande regelgeving aangepast zal zijn op het moment dat de tijdelijke maatregelen aflopen, hangt met andere woorden af van de evolutie van de coronacrisis en de werkzaamheden van de sociale partners. Ik heb er vertrouwen in dat de sociale partners ten volle beseffen dat in deze een snel resultaat van hun besprekingen meer dan aangewezen is.
Wat de verplichte registratie van telewerk betreft, zal ik de resultaten van de maand mei bespreken. De aangiftetermijn voor de maand mei liep tot 6 mei 2021. Op 4 mei heeft de RSZ alle bedrijven gecontacteerd die nog geen aangifte hadden verricht, om hen te wijzen op de aangifteverplichting. Bedrijven met 5 tot 50 werknemers kregen een e-mail. Bedrijven met meer dan 50 werknemers werden telefonisch gecontacteerd. Aangiften die na 6 mei zijn ingediend, werden aanvaard, maar als laattijdig beschouwd.
Ongeveer 95 % van de werkgevers die meer dan 50 werknemers tewerkstellen, heeft een telewerkaangifte ingediend. Ik zal u de tabel met het aantal werknemers en het aantal ingediende aangiften bezorgen via het secretariaat van deze commissie. Wij hebben rekening gehouden met de feedback die wij hierover kregen. Dat resulteerde in de vrijstelling van de registratieverplichting die geldt sinds de recentste aanpassing van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020. Zo is registratieplicht niet langer van toepassing op onder andere de kmo's waar minder dan 5 personen werkzaam zijn, bepaalde werkgevers in de gezondheidszorg en een groot deel van de onderwijsinstellingen.
Voor de groep van de zelfstandige kleinhandels werd beslist om deze verplichting voor de maand juni niet langer te handhaven, omdat werknemers er eerder uitzonderlijk kunnen telewerken. Vanaf 27 juni wordt telewerk aanbevolen en dient het niet langer geregistreerd te worden.
01.07 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik denk dat we inderdaad niet genoeg het belang van goede afspraken over telewerk kunnen onderstrepen. Het is goed dat men hieraan verder werkt.
Ik hoop dat de NAR in september met een resultaat komt en er duidelijkheid komt over het al dan niet verlengen van cao nr. 149 na nieuwjaar. Ik hoop natuurlijk van niet. Ik hoop dat we die ellendige coronacrisis snel achter ons kunnen laten, maar of ze nu wordt verlengd of niet, ik denk dat er vandaag nog te veel mensen telewerken die de geldende afspraken niet kennen. Veel mensen weten niet voor welke vergoeding ze wel of niet in aanmerking komen en in welke faciliteiten de werkgever best voorziet om te zorgen voor een veilige werkomgeving thuis. Ook met betrekking tot de deconnectie zijn er good practices die veel meer moeten worden gedeeld. Het is immers niet voor alle telewerkers even gemakkelijk om dat werk letterlijk en figuurlijk achter zich te laten als de dagtaak erop zit.
Heel veel mensen zijn de voorbije maanden op de proef gesteld. Het is echt hoog tijd om heel duidelijk aan alle belanghebbenden te communiceren wat de good practices zijn, hoe men dat best kan organiseren, wat de rechten en plichten zijn voor zowel werkgever als werknemer, met het oog op een goede en veilige werkorganisatie die volop inzet op het welzijn van de werknemers. Ik denk dat dit de bekommernis moet zijn. We moeten de mensen daarover ook maximaal informeren, los van het feit of de NAR in september met een resultaat komt of dat er na nieuwjaar een nieuwe regeling komt. De bestaande regeling is nog te vaak onbekend en onbemind. Het is in ieders belang dat dit door alle belanghebbenden gekend is.
01.08 Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de minister, bedankt om ons de tabellen te bezorgen, want die informatie is heel belangrijk. Ik ben heel tevreden dat de verplichte registratie van telewerk wordt afgeschaft. Dat is ook een logische stap na het niet langer verplichten van telewerk. Op die manier is er een administratieve last minder voor de werkgevers en kunnen de bedrijven de focus leggen op de herintrede van de werknemers op de werkvloer.
Ik ben ook blij te horen dat aan de sociale partners werd gevraagd om verder een kader uit te werken, ook al hebben we cao nr. 85 die perfect als basis kan dienen. Ook positief is dat werknemers en werkgevers ook na de coronaperiode afspraken kunnen maken over telewerk. Zowel voor werkgevers als werknemers heeft telewerk onmiskenbaar een aantal voordelen gehad. Een goede combinatie van telewerk en werken op kantoor kan voor vele werknemers en werkgevers een ideale formule zijn.
01.09 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, ik hoop samen met u dat de sociale partners snel tot een resultaat en een goed afsprakenkader zullen komen. In de periode voor corona was telewerk nog niet zo ingeburgerd, maar nu heeft dat een enorme vlucht genomen en is België de beste leerling van Europa. Op het terrein merkt men dat meer mensen willen blijven telewerken, maar ze willen daar ook wel enige omkadering tegenover zien. We moeten benadrukken wat de vigerende wetgeving is, zoals bijvoorbeeld de welzijnswetgeving met het recht om thuis een aangenaam bureau te hebben, maar tegelijk ziet men ook dat de vigerende wetgeving ontoereikend is op het vlak van terugbetaling van onkosten en vergoedingen.
Op dit moment worden in bepaalde bedrijven de werknemers onder druk gezet om meer flexibiliteit en voltijds telewerk te aanvaarden. Dit gebeurt onder druk omdat anders de regels inzake huisarbeid van toepassing worden. Dit is een zeer spijtige evolutie en ik dring dus nog eens aan op een goed afsprakenkader. Ik heb hiervoor trouwens een voorstel van resolutie ingediend bij het Parlement. Het is zonde, want er zijn inderdaad mogelijke nadelen. Wij moeten letten op het vrijwillige karakter en op het recht op deconnectie. Anderzijds zijn er heel wat voordelen verbonden aan telewerk die de combinatie van werk en privéleven vergemakkelijken en die wij niet zomaar mogen laten schieten.
01.10 Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, na de vele versoepelingen die spontaan ontstaan zijn bij vele werkgevers volgde uiteindelijk ook het Overlegcomité. De versoepelingen om weer fysiek naar het werk te gaan, worden vaak op gejuich onthaald, maar tegelijkertijd heeft menig werknemer natuurlijk ook de voordelen van het thuiswerk ontdekt. Wij moeten die wens en dat verlangen ondersteunen met juridisch sluitende wetgeving of een cao, eveneens met goede afspraken en een vergoeding. Daarnaast mag het welzijn van de werknemer niet uit het oog worden verloren. Thuiswerk heeft vele voordelen, maar houdt ook enkele gevaren in. Laten wij die vooral niet uit het oog verliezen.
01.11 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, als ik als laatste aan de beurt kom, heeft dat als voordeel dat ik kan vaststellen dat iedereen over de partijgrenzen heen en ook over de grenzen van meerderheid en oppositie heen zowat hetzelfde zegt. Als de sociale partners tot een goed kader kunnen komen voor een evaluatie van wat er al bestaat en nieuwe afspraken kunnen maken, dan is er veel mogelijk om het telewerk in de komende jaren nog beter te maken dan in het voorbije jaar, toen het verplicht was. Zoals collega Vanrobaeys zei, was het voordien nog niet echt ingeburgerd, maar er is nu een goede voedingsbodem in het Parlement en hopelijk bij de sociale partners om nog beter te doen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La présidente: Avant de passer au deuxième débat d'actualité, je me permets de vous proposer une modification de notre méthode de travail. Normalement, dans un débat d'actualité, un groupe qui n'a pas déposé de question peut poser une question directement, soit sous la forme d'une question, soit sous celle d'une réplique. Nous avons eu l'habitude de faire une question et une réplique, alors que c'est normalement l'un ou l'autre. J'attire votre attention sur le fait que vous pouvez donc vous dispenser de poser une question – qui régulièrement figure déjà dans les autres questions – pour obtenir une réplique. Ceci, si cette proposition de changement de méthode inopinée vous convient.
01.12 Björn Anseeuw (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik wil nog een opmerking maken naar aanleiding van het vorige actualiteitsdebat. Ik heb niet willen onderbreken in de loop van het debat, maar het is inderdaad zo dat het Reglement bepaalt dat wie een vraag heeft ingediend, recht heeft op het stellen van de vraag en een repliek, maar dat de derdensprekers, die geen vraag hebben ingediend, slechts één keer het woord krijgen, hetzij onmiddellijk na de vraagstellers, hetzij onmiddellijk na de replieken.
Dat was in het vorige actualiteitsdebat anders en ik zou willen vragen om voortaan in alle actualiteitsdebatten het Reglement toe te passen. Anders behoeft het nog weinig inspanningen en moet men geen vragen meer indienen. Dat kan dan het perverse effect zijn.
Ik vraag dus om dat niet alleen voor het volgende actualiteitsdebat te doen, zoals u voorstelt, maar om het voortaan steeds zo te doen, zoals voorzien in het Reglement.
La présidente: Si j'ai bien compris, on propose donc la même chose? (Oui)
01.13 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de voorzitster, ik wilde meegeven dat ik inderdaad niet op tijd een vraag had ingediend, maar dat ik ongeveer een half uur geleden mijn vraag heb doorgestuurd naar het kabinet van de minister en het secretariaat. Ik stel voor dat ik één keer het woord mag nemen en mij aansluit bij de vragen en dan geen repliek geef.
La présidente: C'est effectivement faire preuve de courtoisie que de l'envoyer à l'avance, mais il est vrai qu'on ne peut la considérer comme une question du groupe. Donc, je propose que, désormais, on choisisse d'être soit dans la question, soit dans la réplique mais faire les deux n'est pas prévu par le Règlement.
- Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le dumping social dans le secteur de la construction" (55018725C)
- Cécile Cornet à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les chiffres de la fraude sociale dans le secteur de la construction" (55019143C)
- Evita Willaert à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'école effondrée et les conditions de travail dans le secteur de la construction" (55019186C)
- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'accident survenu à Anvers, les accidents de travail et le dumping social" (55019200C)
- Hans Verreyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'accident tragique survenu sur un chantier de construction à Anvers et les problèmes de détachement" (55019211C)
- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La fraude sociale dans le secteur de la construction" (55019232C)
- Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De sociale dumping in de bouwsector" (55018725C)
- Cécile Cornet aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De cijfers m.b.t. de sociale fraude in de bouwsector" (55019143C)
- Evita Willaert aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het ingestorte schoolgebouw en de arbeidsomstandigheden in de bouwsector" (55019186C)
- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het ongeval in Antwerpen, de arbeidsongevallen en de sociale dumping" (55019200C)
- Hans Verreyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het tragische ongeval op een bouwwerf in Antwerpen en de problemen met detachering" (55019211C)
- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Sociale fraude in de bouwsector" (55019232C)
02.01 Sophie Thémont (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, tout comme dans le secteur des transports routiers, le dumping social est un phénomène répandu dans le secteur de la construction. Les ouvriers embauchés par les grandes entreprises belges de ce secteur se font rares; dans de nombreux cas, ces entreprises mènent leurs activités en ayant essentiellement recours à de la main d'œuvre sous-traitée. Pour ces entreprises, ce procédé amène plus de flexibilité, moins de charges, mais surtout une plus grande marge de manœuvre pour faire baisser les coûts.
En effet, en faisant appel à des sous-traitants, qui eux-mêmes font appel à des sous-traitants qui pratiquent le dumping social, certaines entreprises peu scrupuleuses parviennent à avoir accès à des prix imbattables, tout en s'assurant de la difficulté pour les inspecteurs sociaux de déterminer leur responsabilité en tant que premier donneur d'ordre.
Ainsi, lorsque les affaires de dumping social éclatent au grand jour, souvent, seuls les sous-traitants sont inculpés, tandis que les grandes sociétés belges de construction sont, elles, épargnées par manque de preuves.
Monsieur le ministre, je salue votre initiative récente d'augmenter le nombre d'inspecteurs sociaux et de renforcer les contrôles. Néanmoins, des obstacles persistent au bon accomplissement du travail des inspecteurs. Parmi eux, la faible coopération européenne dans la lutte contre le dumping social rend l'aboutissement d'une enquête difficile - les lenteurs de procédures et la prescription empêchant parfois les inspecteurs d'atteindre les donneurs d'ordre. Actuellement, des discussions sont-elles menées au niveau européen afin de renforcer les mécanismes de détection des fraudes dans le secteur de la construction?
La Confédération Construction appelle à la création d'une base de données centrale disposant des prix du marché, afin de permettre aux entreprises européennes de refuser les offres dont les prix seraient anormalement bas, et donc suspectes d'un recours au dumping social. Estimez-vous que cette proposition pourrait contribuer à diminuer les cas de dumping social dans le secteur de la construction?
02.02 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, l'ONSS a publié des chiffres de son action visant à détecter les risques d'exploitation économique, avec un zoom tout particulier sur la construction.
Au départ, ma question portait spécifiquement sur les suites de ces chiffres publiés par l'ONSS. Cette démarche avait pour but de vérifier si les règles relatives aux conditions de travail étaient respectées, en particulier pour les situations de travail risquées ou dangereuses et l'actualité attire notre attention sur un dossier dramatique, tout à fait en lien avec cette question.
Sur les 35 chantiers visités lors de cette action de l'ONSS et les 126 employeurs contrôlés, un quart des travailleurs n'étaient pas en ordre: certains se sont avérés travailler au noir, d'autres étaient illégalement employés, et pour un cinquième des travailleurs détachés, les obligations n'étaient pas respectées.
Lorsqu'on observe le secteur et que l'on discute avec le SIRS, notamment lors de l'audition, on se rend compte que le détachement est une opportunité de fraude pour les employeurs peu scrupuleux. Cela a des conséquences extrêmement néfastes autant sur les travailleurs concernés que sur le droit de tous les travailleurs.
Monsieur le ministre, quelles suites sont-elles réservées à ces contrôles? Une concertation a-t-elle lieu avec les partenaires sociaux? Comment les fraudes conjointes peuvent-elles être poursuivies en collaboration avec les autres instances, comme la CTIF, etc.?
Nous sommes évidemment obligés de faire le lien avec cette actualité dramatique: cinq personnes perdent la vie sur un chantier. Il s'agit d'une faute de construction, mais on se rend compte qu'il y avait énormément de sous-traitants. Cela complexifie l'organisation, la gestion de la sécurité et la gestion des responsabilités - le secteur de la construction le sait parfaitement. Il se fait que les cinq personnes décédées étaient toutes employées par des sous-traitants. On remarque qu'il y a beaucoup plus d'accidents du travail chez les sous-traitants que dans les entreprises mères - celles qui ont les contrats.
Monsieur le ministre, les syndicats réclament davantage de contrôles, notamment à la lumière de ce drame à Anvers.
Outre les questions que je viens de vous adresser, je voudrais que vous nous indiquiez dans quelle mesure vous comptez apporter une attention toute particulière aux cahiers des charges des marchés publics. Comment pensez-vous améliorer la situation du détachement, avec les moyens qui sont les vôtres? Je vous remercie.
02.03 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, vorige vrijdag heeft er zich een waar menselijk drama afgespeeld in Antwerpen toen een schoolgebouw in constructie instortte. Daarbij kwamen vijf mensen om het leven, mensen uit verre landen, namelijk Portugal, Roemenië, Oekraïne en Moldavië.
In onze bouwsector werken er momenteel zowat 70.000 mensen uit het buitenland, dat is een vierde van het totaal. Er wordt verwacht – in het kader van de relance is dit heel belangrijk – dat de krapte op de bouwmarkt nog groter zal worden door de relance en door het beperkt aantal geschoolde arbeiders. Dat dwingt ons ertoe om nog veel waakzamer te zijn voor mogelijke problemen.
Er rijzen veel vragen over de arbeidsomstandigheden voor die bouwvakkers. Begin juni werden opnieuw de Europese Impact Action Days Labour Exploitation georganiseerd, met focus op de bouwsector. Bij ons werden de controles uitgevoerd door de RSZ. Daaruit bleek dat een kwart van de gecontroleerde personen niet in orde was, echt een hallucinant cijfer. Wij weten ook dat die mensen vaak in onmenselijke omstandigheden moeten werken en een zeer precair statuut hebben. Vaak werken zij weken aan een stuk. Zij hebben wel een verblijfsvergunning, maar het is onduidelijk of zij na het verlopen daarvan werkelijk terugkeren. Hoe wordt dat gecontroleerd? Zij werken heel vaak onder het Belgisch minimumloon en vaak ook als zelfstandige. Ook belangrijk is dat hun huisvesting mensonwaardig is.
Mijnheer de minister, inzake het ongeval in Antwerpen is het arbeidsauditoraat ter plaatse geweest. Wanneer verwacht u een rapport? Zult u het Parlement inzicht verschaffen in de belangrijkste conclusies van dat rapport?
De vakbonden hebben een onderhoud gevraagd. Gaat u daarop in? Wanneer zal dat plaatsvinden? Ook andere actoren, zoals Fairwork Belgium, vragen een onderhoud.
In het algemeen heb ik ook vragen over de stand van zaken van de oprichting van de Europese arbeidsautoriteit, die tegen 2024 rond moet zijn. In welke mate is België al bezig met de voorbereiding daarvan?
De gecoördineerde actie is natuurlijk zeer goed. De resultaten zijn belangrijk. Zijn er plannen om dergelijke gecoördineerde acties vaker uit te voeren?
In het regeerakkoord staat dat het aantal inspecteurs in lijn zal worden gebracht met de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). Die norm halen wij nog lang niet. Ik weet dat u het aantal inspecteurs en ook het aantal controles wil opdrijven. In welk concreet groeipad voorziet u? Wanneer komen we in de buurt van de richtlijn van de IAO?
Welke andere acties zult u nog ondernemen om de precaire arbeidsomstandigheden van buitenlandse werknemers te verbeteren?
La présidente: La question n° 55019200C de Mme Nadia Moscufo est sans objet étant donné son absence.
02.04 Hans Verreyt (VB): Het tragisch ongeval bij de in opbouw zijnde school in Antwerpen drukte onze samenleving nogmaals met onze neus op de feiten. Onze bouwwerven worden steeds internationaler. Aanvankelijk was het voor de hulpdiensten zelfs niet duidelijk welke nationaliteit de dodelijke slachtoffers hadden. Uiteindelijk bleken het vier Portugezen en een Moldavische Roemeen te zijn die het leven in dit ongeval lieten. Er waren ook heel wat andere nationaliteiten bij de gewonden.
Volgens de bouwvakbond ACVBIE zal het aantal werfongevallen met buitenlandse arbeiders alleen maar toenemen. Door de hele keten van onderaannemers is controle zeer moeilijk. Werknemers kennen vaak onze taal, onze regels en onze veiligheidsvoorschriften niet.
Een aannemer neemt een onderaannemer aan die op zich weer zelfstandigen aanneemt, vaak ook uit derde landen buiten de Europese Unie. Zo krijgt men een situatie die gewoon niet te reguleren valt. Het vergroot natuurlijk ook de kans dat werknemers onze taal en regels niet kennen. Ook zijn onze veiligheidsvoorschriften voor hen onbekend, net als onze materialen en technieken. De bouwwerven worden ook steeds hoogtechnologischer. Dat alles maakt de kans op een ongeval steeds groter.
Mijnheer de minister, gaat u in op het verzoek van de bouwvakbond om spoedig rond de tafel te zitten? Kunnen we drama's zoals in Antwerpen niet voorkomen met meer regelgeving? Hoe kunnen we onze onderaannemers verplichten om alleen werkkrachten aan te nemen die onze regels, veiligheidsvoorschriften en, waarom ook niet, onze taal kennen? Hoe voorkomen we problemen en misverstanden op werven door de taalbarrières? Hoe kunnen we de Europese detacheringsrichtlijn indijken ten voordele van onze eigen arbeiders?
02.05 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, wat in Antwerpen is gebeurd, is een heel erg menselijk drama. Het is daarom met de nodige schroom dat ik mijn vragen hier stel. Mijn gedachten gaan ook uit naar de slachtoffers, de mensen die overleden zijn, de gewonden en hun naasten.
Het klopt dat heel wat slachtoffers en alle overledenen werknemers uit andere Europese landen waren, die overwegend werkten voor buitenlandse onderaannemers, vaak ook met de techniek van detachering.
Op zich is er met onderaanneming en detachering niets fout. Sommige collega's wekken hier de indruk dat er bij onderaanneming per definitie fraude in het spel is, maar ik denk niet dat we het kind met het badwater mogen weggooien. Die veralgemening is van hetzelfde allooi als zeggen dat alle politici zakkenvullers zijn. Ik denk dat we het erover eens zijn dat dit niet het geval is. We moeten daarmee dus voorzichtig zijn.
Ik stel wel vast dat detachering in ons land veeleer regel dan uitzondering is geworden. In de andere Europese landen is detachering vooral een uitzondering. België is het enige land waar het eerder de regel is. Dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn.
Volgens de Europese wetgeving moeten buitenlandse werknemers evenveel verdienen als Belgische werknemers wanneer zij hier aan de slag zijn. In principe moeten ook de spelregels inzake arbeidsduur en welzijn op het werk worden gevolgd.
Die welzijnswetgeving beoogt natuurlijk ook de veiligheid in de brede zin van het woord. Er is een aantal uitdagingen wanneer het gaat om buitenlandse werknemers. Een veilige werkomgeving is in de eerste plaats een omgeving waar iedereen die werkzaam is op de bouwwerf alle veiligheidsvoorschriften kent en die ook respecteert. De mix aan talen is natuurlijk een enorme uitdaging bij het wereldkundig maken van de veiligheidsinstructies op de werf. Als men die niet vlot kan lezen, als men niet vlot kan communiceren met collega's, wordt men per definitie blootgesteld aan hogere risico's. Daar moet men heel aandachtig voor zijn. Iemand die de regels niet zo goed begrepen heeft – letterlijk dan – kan een gevaar vormen voor de collega-werknemers die wel uitgaan van goede en duidelijke afspraken.
Wanneer het gaat over schijnzelfstandigheid, is het probleem nog groter, omdat dan ook de spelregels inzake loon en arbeidstijd buiten spel kunnen worden gezet. Ik meen dat wij het erover eens kunnen zijn, of minstens kunnen vermoeden, dat wanneer één regel overtreden wordt, de kans groot is dat ook andere regels die relevant zijn voor het welzijn en de veiligheid op het werk worden overtreden.
Wij moeten daarvoor bijzondere aandacht hebben, en daarom heb ik de volgende vragen voor u, mijnheer de minister.
Ten eerste, welke onderzoeken zullen uw controlediensten uitvoeren, specifiek voor het incident in Antwerpen? Zal het onderzoek alleen slaan op de arbeidsongevallen zelf, of zal het onderzoek breder gaan?
Ten tweede, hoe verlopen de contacten met de werkgevers en overheidsinstanties in de landen van oorsprong? Welke onderzoeksdaden zult u daar specifiek laten uitvoeren?
Ten derde, zullen er naar aanleiding van het incident in Antwerpen extra controles worden uitgevoerd om werkgevers en/of schijnzelfstandigen op te sporen die een loopje nemen met de detacheringregels, inclusief de naleving van spelregels inzake veiligheid of de rusttijden? Zult u die controles opvoeren?
Ten vierde, hebt u al contact opgenomen met collega-ministers van andere EU-lidstaten en met de Europese Commissie om het oneigenlijk gebruik van detachering aan te pakken? Indien ja, hebt u daarbij vooral steun of eerder tegenwerking gekregen in uw streven naar minder misbruik en oneigenlijk gebruik van detachering?
02.06 Nahima Lanjri (CD&V): Dank u wel, mevrouw de voorzitster. Ik heb mijn vraag nog maar net ingestuurd.
Mijnheer de minister, afgelopen vrijdag was een dramatische dag, niet alleen voor de bouwsector, maar ook voor Antwerpen, de stad waar ik vandaan kom, en voor de families van de slachtoffers. Vijf arbeiders kwamen om het leven toen een deel van een school in opbouw instortte. De doden en gewonden zijn gedetacheerde werknemers met de Portugese, Roemeense, Oekraïense en Moldavische nationaliteit. Op dit ogenblik wordt volop onderzocht wat er precies mis is gegaan en of er fouten zijn gemaakt. Dat zal het gerechtelijk onderzoek moeten uitwijzen.
Waarschijnlijk gaat het om een constructiefout. Menselijke fouten zijn helaas altijd mogelijk. Toch moet dit drama ons ook aansporen tot een ruimer debat over de tewerkstelling van buitenlandse werknemers in ons land, en meer bepaald de arbeidsomstandigheden van buitenlandse werknemers en zelfstandigen. De Europese regelgeving in dit verband, de detacheringsrichtlijn, laat uiteraard legale tewerkstelling toe op voorwaarde dat voor buitenlandse arbeidskrachten dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden gelden als voor de Belgische collega's.
Van die regelgeving wordt druk gebruikmaakt. Naast de 200.000 Belgische werknemers in de bouw zijn er ook nog eens 70.000 buitenlandse arbeiders in België aan de slag.
De regelgeving kent ook een aantal achterpoortjes die sociale dumping en oneerlijke concurrentie mogelijk maken. Zo maken heel wat buitenlandse arbeiders bijvoorbeeld erg lange werkdagen, hebben ze allemaal een ander statuut, komt schijnzelfstandigheid frequent voor, krijgen ze verschillende veiligheidsinstructies enzovoort. Bij een arbeidsongeval krijgen de buitenlandse werknemers veel minder uitbetaald dan wanneer ze in ons land sociale bijdragen zouden hebben betaald, die veel hoger liggen dan wat ze in eigen land betalen. Daardoor krijgen ze dus ook een veel lagere uitkering. Dat is nu eenmaal eigen aan dat systeem, dat weliswaar niet onwettig is, maar wel nadelige gevolgen kent.
Het leidt ertoe dat goedkope werkkrachten vaak in precaire, onveilige omstandigheden moeten werken. Dat is nooit de bedoeling geweest van de detacheringsrichtlijn. Hier is nog heel wat werk aan de winkel.
ACV BIE vraagt extra aandacht voor de veiligheid van buitenlandse werknemers. Ze pleiten voor de invoering van een attest, zodat men kan aantonen dat men een veiligheidsopleiding heeft gevolgd. Men stelt ook voor om te werken met tolken, om er zeker van te zijn dat iedereen de voorschriften goed heeft begrepen. Tevens pleit men voor een systeem van in- en uitklokken op de werf, zodat men zeker weet wie op welk moment aan het werk is. Bij drama's zoals dat in Antwerpen zou men dan snel kunnen nagaan wie er op de werf aanwezig is.
Mijnheer de minister, hoe verlopen de controles op het naleven van de regelgeving inzake detachering, bijvoorbeeld wat het uitbetalen van een correct loon betreft? Hoe vaak wordt er gecontroleerd op de naleving van de detacheringsregels, in het bijzonder de veiligheidsregels en de arbeidstijden? Hoeveel overtredingen zijn er vastgesteld in het afgelopen jaar?
Wat vindt u van de voorstellen van de vakbond ACV om de werkomstandigheden van gedetacheerde buitenlandse arbeiders te verbeteren? Zult u met die voorstellen aan de slag gaan? ACV en Fairwork Belgium hebben een onderhoud met u gevraagd om deze problematiek ten gronde te bespreken. Zult u ingaan op deze vraag en in overleg treden met het middenveld, om samen met hen en andere partners te zoeken naar oplossingen?
We lazen vandaag in de pers dat er volgens de arbeidsauditeurs een schrijnend tekort is aan mankracht om zelf controles uit te voeren. Men laat dat nu deels over aan de aannemer. Voorziet de regering in bijkomende middelen om de arbeidsauditeurs te ondersteunen?
Tegen 2024 moet er een Europese arbeidsautoriteit operationeel zijn om de samenwerking tussen de inspectiediensten van de lidstaten te bevorderen. Hoever staat de regering daarmee?
La présidente: Chers collègues, je vous demande de bien vouloir veiller à respecter votre temps de parole afin de pouvoir avancer dans nos travaux.
02.07 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, mesdames et messieurs les députés, je vous remercie pour vos questions.
Comme l'ont fait certains membres de cette assemblée, je voudrais adresser mes plus sincères condoléances aux familles et amis des victimes de l'accident d'Anvers et souhaiter un prompt rétablissement à celles et ceux qui sont hospitalisés.
De werf in kwestie is niet geïnspecteerd door de territoriaal bevoegde regionale directie van het directoraat-generaal voor het Toezicht op het Welzijn op het Werk. Gezien de beperkte inspectiecapaciteit is het niet mogelijk systematisch elke werf of elk bedrijf te inspecteren.
La liste des entreprises soumises aux risques aggravés est transmise annuellement par Fedris à la Direction générale Contrôle du bien-être au travail (CBE). Á ce jour, elle n'a pas été systématiquement vérifiée mais elle constitue, bien entendu, un point d'attention pour les services d'inspection.
Compte tenu de la capacité d'inspection limitée dont dispose la Direction générale Contrôle du bien-être au travail et du fait que les entreprises présentant un risque aggravé font déjà l'objet d'un suivi intensif de la part du Service de prévention de l'assureur accidents du travail en ce qui concerne la mise en œuvre de leur plan d'action pour la prévention des accidents du travail, aucun moyen supplémentaire n'y a été affecté par l'inspection. Toutefois, comme certains d'entre vous l'ont rappelé ou souligné, j'ai pour objectif d'augmenter la capacité des services d'inspection. Un premier pas a d'ores et déjà été effectué lors des précédents travaux sur l'ajustement budgétaire pour permettre l'engagement d'inspecteurs. Nous poursuivrons dans cette démarche mais il est difficile aujourd'hui de vous dire à quel rythme exactement. Cela dépend d'un débat au sein du gouvernement pour débloquer les budgets et de la nécessité d'engager et former les personnes. Je vous confirme néanmoins ma volonté de renforcer les différents services d'inspection et, en particulier, ceux relatifs au contrôle du bien-être au travail.
La liste des entreprises sera intégrée dans le programme pluriannuel du contrôle de l'inspection que le département est en train d'élaborer et qui comprendra un programme de suivi des entreprises et des secteurs à visiter en priorité. Les services d'inspection vérifient notamment si les travailleurs concernés ont reçu les instructions et la formation requises en matière de bien-être au travail, s'ils les mettent en pratique sur le terrain, s'ils disposent des équipements de protection nécessaires et s'ils font l'objet d'une surveillance de leur santé.
S'agissant de l'enquête en cours, l'inspecteur du Contrôle du bien-être était sur place dès ce vendredi après-midi mais en raison de la situation et des risques d'effondrement aigus, il n'a pas pu, ce jour-là, faire énormément d'observations en raison du risque de danger et, par ailleurs, de l'intervention des services de secours toujours à la recherche de victimes et surtout de survivants.
Un rapport détaillé dans lequel l'accident du travail est examiné par les conseillers en prévention internes et/ou externes de toutes les parties intervenantes sera soumis à l'inspection dans les dix jours qui suivent l'accident. Dans l'attente de ce rapport, l'inspecteur du Contrôle du bien-être au travail a commencé sa propre enquête sur la base d'une directive d'enquête interne.
De inspectie Toezicht op het Welzijn op het Werk voert dit onderzoek in overleg met de arbeidsauditeur.
En ce qui concerne le problème spécifique du dumping social dans la construction, de nombreuses initiatives ont été prises dans le passé pour optimiser la coopération entre les services d'inspection au niveau international. Citons, par exemple, la conclusion d'accords bilatéraux entre administrations ou encore les memorandum of understanding (MoU) au niveau politique.
Mais un problème européen nécessite bien sûr une approche et une réponse européennes. Le législateur européen et les États membres y ont travaillé en 2017, ce qui a conduit à la création de la European Labour Authority (ELA), mise en place mi-2019. L'objectif de cette autorité est de contribuer à assurer une mobilité équitable de la main d'œuvre dans l'ensemble de l'Union, et d'assister les États membres et la Commission européenne dans la coordination des systèmes de sécurité sociale au sein de l'Union.
Les différentes tâches de l'ELA sont:
- améliorer la disponibilité, la qualité et l'accessibilité des informations en général fournies aux particuliers, aux employeurs et aux organisations de partenaires sociaux, sur leurs droits et obligations en matière de mobilité de la main d'œuvre;
- soutenir les pays de l'Union européenne dans l'octroi de services aux particuliers et aux employeurs par le biais d'EURES, tels que la synchronisation des emplois transfrontaliers, les stages de formation etc.;
- faciliter la coopération et l'échange rapide d'informations entre les différents pays;
- coordonner et soutenir les inspections
concernées et conjointes, appelées les concerted and joined inspections;
- soutenir les pays de l'Union européenne dans le renforcement de leurs capacités pour une application cohérente du droit de l'Union européenne applicable, par exemple par le biais d'une assistance mutuelle et d'une formation, y compris dans l'élaboration de lignes directrices communes;
- renforcer les travaux de la plate-forme européenne pour intensifier la coopération en matière de lutte contre le travail non déclaré, en vue d'échanger les meilleures pratiques, de développer l'expertise et l'analyse et d'encourager des approches innovantes;
- servir de médiateur et contribuer à la résolution de différends entre les pays de l'Union afin de concilier les différents points de vue;
- coopérer avec les pays de l'Union européenne pour évaluer les risques et effectuer des analyses liées à la mobilité de la main d'œuvre et à la coordination des systèmes de sécurité sociale.
Par ailleurs, il convient de mentionner l'existence de la plate-forme européenne de lutte contre le travail non déclaré, créée en 2016. Les États membres et la Commission y ont apporté une contribution importante en ce qui concerne la sensibilisation, la prévention, la détection, les inspections et le suivi des infractions en matière de travail non déclaré.
Het SIOD-actieplan van 2021 omvat dan ook talrijke initiatieven om grensoverschrijdende sociale fraude doeltreffender te bestrijden, niet alleen via de reeds vermelde maatregelen, maar ook via workshops tussen de verschillende inspectiediensten en gezamenlijke en gecoördineerde controles in het kader van de ELA, de European Labour Authority. Er wordt momenteel op Europees niveau onderzoek gedaan naar mechanismen voor het opsporen van fraude, en niet alleen voor de bouwsector.
La création d'une base de données relève, quant à elle, de la compétence du SPF Économie ou de la Chancellerie. Mais, en tout état de cause, l'autorité publique a un rôle exemplaire à jouer dans la lutte contre le dumping social dans le cadre des marchés publics et des contrats de concession. Une transparence accrue sur le prix des appels d'offres grâce à la création d'une telle base de données peut contribuer à éviter ou, en tout cas, à prévenir les pratiques de dumping social.
Des sanctions sont prévues dans le Code pénal social. Pour les salariés sans titre de séjour valable, il est question d'une sanction de niveau 4, à savoir d'une peine d'emprisonnement de six mois à trois ans et/ou d'une amende pénale de 4 800 à 48 000 euros, pour l'employeur, son préposé ou son mandataire. Pour les salariés ayant un titre de séjour en cours de validité, mais sans permis de travail, il existe une sanction de niveau 3, à savoir une amende pénale de 800 à 8 000 euros, pour l'employeur, son préposé ou son mandataire. En cas de travail non déclaré et donc en cas d'infraction à la déclaration Dimona, il existe une sanction de niveau 4 pour l'employeur, son préposé ou son mandataire.
Pour toutes les infractions au Code pénal social, les amendes sont multipliées par le nombre de salariés impliqués.
En outre, si une infraction a été commise sciemment et volontairement, le tribunal peut prononcer les peines prévues à l'article 106 (interdiction d'exploitation et fermeture de l'entreprise) et à l'article 107 (interdiction d'exercice et fermeture de l'entreprise).
Certains ou certaines d'entre vous ont mentionné l'Impact Action Day. Celui-ci a été créé pour détecter la fraude sociale et la traite des êtres humains lors du détachement de ressortissants de pays tiers via le Portugal. Même lors de l'établissement d'une fraude au détachement ou d'un emploi illégal, il a été très fortement souligné qu'une attention particulière devait être accordée à la prise en charge ultérieure des victimes potentielles. Ces dernières peuvent bénéficier d'une procédure spéciale de protection. Cependant, il faut reconnaître qu'il est difficile de convaincre les victimes car elles sont souvent proches de leur employeur, elles craignent également et surtout des représailles pour elles-mêmes ou leur famille dans leur pays d'origine ainsi que toute une série de mesures de rétorsion. Au cours de l'action, certaines victimes ont fini par se retirer pour cette raison, malgré le fait que les inspecteurs ainsi que les centres d'accueil avaient déjà entamé la procédure.
Vanochtend heb ik een vakbondsdelegatie van de bouwsector ontvangen. Ik heb hun meegedeeld dat ik met betrekking tot het concrete dossier niet veel bijkomende informatie kan meedelen, aangezien er een gerechtelijk onderzoek loopt.
We wisselden onze bezorgdheden uit over de arbeidsomstandigheden, in het bijzonder met betrekking tot buitenlandse werkkrachten, al dan niet derdelanders, gedetacheerd of rechtstreeks in dienst bij Belgische ondernemingen.
Tijdens het overleg van vanochtend kwamen we overeen dat nog vóór het bouwverlof een uitwisseling wordt opgezet om de problemen duidelijker te definiëren en om een traject op te starten om deze aan te pakken.
Ce matin, le travail a débuté entre mes services, moi-même et les représentants syndicaux. Ces derniers m'ont soumis plusieurs propositions. Les constats étaient, bien entendu, partagés. Notre volonté est de déployer très rapidement un plan d'action qui nécessitera – et vous avez été plusieurs à l'évoquer – la collaboration d'autres membres du gouvernement. Mme Lanjri a cité le ministre de la Justice au sujet des moyens complémentaires à accorder à l'auditorat du travail. Nous pouvons aussi penser à mon collègue Vincent Van Peteghem, ministre des Finances, qui est responsable de la lutte contre la fraude sociale et fiscale.
Nous accomplirons donc cette tâche avec les partenaires sociaux – les syndicats et les représentants des employeurs –, mais aussi avec plusieurs membres du gouvernement concernés directement ou non par cette thématique importante.
02.08 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse détaillée. Le dumping social met en concurrence illégale les systèmes sociaux de différents pays et menace le secteur de la construction ainsi que ses travailleurs.
Les conditions de travail y sont insoutenables et dangereuses, ainsi que nous l'a encore démontré l'accident d'Anvers. Je me joins aux condoléances adressées aux familles surprises par ce drame. Les problèmes causés par le manque de droits à la sécurité sociale et les salaires de misère doivent absolument être résolus et soumis à une meilleure coopération européenne. Je me réjouis d'entendre que des initiatives vont être approfondies en ce sens. La question de la responsabilité des grandes sociétés dans le dumping social et l'exploitation des travailleurs est en effet centrale. Je salue votre volonté de renforcer les services d'inspection, de manière à pouvoir certainement approfondir les enquêtes et limiter les cas de dumping social.
Je tiens également à saluer le plan d'action que vous allez élaborer avec d'autres membres du gouvernement qui sont concernés, ainsi qu'avec les partenaires sociaux, afin d'éviter que ne se reproduisent de telles situations.
02.09 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie beaucoup pour vos réponses exhaustives.
La fraude est nuisible à tout le monde. Elle l'est tout d'abord à ceux qui en sont victimes. Ces gens sont véritablement exploités, comme l'ont rappelé les "Impact Action Days". En outre, la fraude entraîne vers le bas les travailleurs les plus précaires – souvent détachés et sous-traitants. À travers le drame d'Anvers, nous nous rendons compte qu'ils ont payé un très lourd tribut.
C'est très positivement que je souligne l'attention que vous réservez aux services d'inspection, que vous souhaitez renforcer. De même, vous tenez à consolider la coopération européenne. Comme vous l'indiquez, le problème étant européen, la réponse doit l'être également.
Il me semble ensuite nécessaire de revenir ultérieurement sur la question de la transparence des marchés publics.
J'aimerais aussi souligner l'attention particulière que vous souhaitez réserver aux victimes qui redoutent les représailles de leur employeur en cas de dénonciation. Ces personnes précarisées, qui sont victimes des fraudes et des abus du détachement, doivent bénéficier d'une grande attention. Je l'ai entendu dans votre réponse et en suis très satisfaite.
Enfin, je tenais à souligner la démarche très louable que vous avez entreprise avec les partenaires sociaux en vue que des idées soient échangées entre ceux-ci et vos services. Cette démarche destinée à élaborer un plan d'action devrait débuter avant l'été. J'espère que nous pourrons en discuter à la rentrée. En tout cas, je souhaitais saluer cette initiative que vous avez prise et vous en remercier.
02.10 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, wij zijn er vast van overtuigd dat er een ongelooflijk belangrijke sleutel ligt bij het opdrijven van controles en dus ook van het aantal mensen nodig om die controles uit te voeren. Wij zijn een partner om ervoor te zorgen dat er meer mensen en middelen gaan naar die controles, want dat is echt de sleutel.
Verder hebben wij inderdaad te maken met zeer complexe situaties, waarin er heel wat mogelijkheden en heel wat achterpoortjes zijn. Niemand heeft problemen met een level playing field hieromtrent. De huidige omstandigheden zorgen echter voor moeilijkheden. Het is soms technisch moeilijk om te controleren en het is soms moeilijk op het vlak van wetgeving. Soms moeten er heel veel mensen gecontroleerd worden en is het niet altijd duidelijk wie juist aansprakelijk is voor welke bouwvakker op een werf. Dat zorgt ervoor dat de Inspectie een bijzonder moeilijke taak heeft. Daarom moeten zijn met voldoende mensen zijn.
Wij juichen de Europese initiatieven toe en ook de initiatieven in ons land die u aankondigt. Het is een Europees probleem, maar eigenlijk ook bijna een wereldwijd probleem. Ik heb begrepen dat heel wat Portugese bouwvakkers naar hier komen, omdat in Portugal mensen komen werken aan nog lagere voorwaarden, waardoor de Portugese bouwvakkers geen werk meer vinden in hun eigen land. Die Europese coördinatie is ongelooflijk belangrijk, maar er is zelfs op wereldvlak heel wat werk. Dat zijn allemaal dominostenen, die verbonden zijn en één na één vallen.
Het is heel belangrijk dat wij hiervan een prioriteit maken de komende jaren. Mijnheer de minister, het is voor ons duidelijk dat wij in u een partner vinden daarvoor.
02.11 Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, ik besef ook dat sommige collega's weinig problemen hebben met detachering an sich. Ik heb daar wel problemen mee. Spijtige en tragische ongevallen zoals dat van vrijdag in Antwerpen, voeden dat alleen maar meer. Meer inspecteurs op het terrein is één zaak. Gesynchroniseerde en transparante acties, zoals u voorstelt, een tweede. Er zal echter meer nodig zijn.
Ik ben ervan overtuigd dat wij meer moeten doen om malafide detachering en onderaanneming tegen te gaan. Sociale dumping staat vaak niet op zich, maar is een onderdeel van een hele keten van problemen: slechte arbeidsomstandigheden, huisjesmelkerij, uitbuiting, illegale migratie. Vaak moet men niet lang zoeken om die fenomenen ook in deze dossiers tegen te komen.
De aanbeveling die onlangs nog in deze commissie door een vertegenwoordiger van de SIOD werd gedaan tijdens een hoorzitting, kan daarbij misschien een leidraad zijn. Als het van mijn partij afhangt, mogen gelijktijdig ook tal van initiatieven genomen worden om het gebruik en misbruik van de detacheringrichtlijn te kunnen beperken, zeker voor degenen die werken met onderaannemers uit derde landen van buiten de EU, zoals Rusland, Brazilië en Oekraïne.
02.12 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, ik wil u eerst bedanken voor uw zeer duidelijke en genuanceerde antwoord over deze zeer belangrijke materie die verstrekkende gevolgen kan hebben. Dat hebben we dit weekend kunnen zien.
We moeten daarom niet iedereen die als aannemer of onderaannemer in de bouw werkt gaan viseren. Dat hebt u ook niet gedaan. Waarom maak ik die opmerking? Omdat ik dit wel hoor bij een aantal andere collega's. Als ik ter linkerzijde luister naar mevrouw Cornet, dan hoor ik een zeer eenzijdig verhaal. Als ik ter rechterzijde collega Verreyt hoor, dan wil hij van de detachering af.
Collega Verreyt, ik wil u duidelijk aangeven dat de regio die het hardst zal bloeden als we investeringen onder druk zetten, Vlaanderen zal zijn. Dat is wat u doet wanneer u elke vorm van detachering onmogelijk maakt. Dat zal dan op uw conto zijn.
Ik denk dat detachering veeleer de uitzondering moet zijn dan de regel. In dit land is het omgekeerd. Wij moeten ons afvragen hoe het komt dat wij de vreemde eend in de bijt zijn in vergelijking met andere Europese landen. Op die manier kan men misschien wel tot een oplossing komen om opnieuw een evenwicht te bereiken met gezonde proporties, zonder dat we de investeringen in ons land onder druk zetten.
Welvaart, welzijn, veiligheid op het werk moeten hand in hand gaan met investeringen in ons land. Daar hebben we allemaal baat bij. Een goede aanpak van het oneigenlijke gebruik van detacheringsrichtlijnen is daar een belangrijk onderdeel van. Laten we evenwel niet alles over dezelfde kam scheren en het kind met het badwater weggooien. Anders zullen we in ons eigen vlees snijden en dat kan niet de bedoeling zijn.
02.13 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, ik heb mijn vraag gisteren te laat ingediend. Ik zal ze daarom intrekken, zodat er geen dubbele antwoorden moeten worden gegeven.
Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoorden. Ook van mijn kant wil ik mijn medeleven betuigen aan de slachtoffers van het dramatische ongeval en hun familie. Dat ongeval drukt ons in de eerste plaats met de neus op de feiten. In het RSZ-rapport staat dat een vierde van de gecontroleerde bedrijven niet in orde is en een vijfde de regels van detachering niet naleeft.
Wanneer de regels nageleefd worden, is detachering aanvaardbaar, maar wanneer er misbruik van wordt gemaakt, is iedereen daar het slachtoffer van. Werknemers moeten uren doorwerken zonder klagen, leven in precaire woonomstandigheden en door taalproblemen begrijpen ze elkaar niet. Vaak veroorzaakt dit een ketting van problemen waarbij de veiligheids- en welzijnswetgeving niet nageleefd wordt.
Werkgevers die de wet wel naleven, zijn even goed slachtoffer, slachtoffer van de oneerlijke concurrentie die dit veroorzaakt.
Mijnheer de minister, u vindt uiteraard ook een partner in ons om de inspectiediensten uit te breiden. Ik hoor u zeggen dat dit stapsgewijs moet gebeuren, maar voor mij mag daar wel een tandje worden bijgestoken, gezien de misbruiken. Dit gaat over de bouwsector, maar hetzelfde geldt voor andere sectoren waar dergelijke praktijken zich voordoen.
Ik ben ook tevreden dat u de vakbonden hebt gehoord en dat u samen met hen een traject uitstippelt. Ik meen dat de kennis van op het terrein heel belangrijk is. Als wij bepaalde regels bijsturen, merken wij dat er nieuwe ontduikingsmanieren gevonden worden. Wij hebben in de vakbonden belangrijke partners om snel en op een correcte manier tegen de misbruiken op te treden.
Tot slot wil ik de aandacht vestigen op de openbare aanbestedingen. Ik wil mij er niet over uitspreken of het in Antwerpen om misbruiken ging, maar het ging daar over een gebouw van het gemeenschapsonderwijs. Wij merken dat er ook bij openbare aanbestedingen een tendens is van steeds meer voor minder. Er zou meer aandacht moeten zijn om die race to the bottom te stoppen.
Het incident is gesloten.
La présidente: M. Gaby Colebunders et Mme Nadia Moscufo ne sont pas là aujourd'hui. La question n° 55018021C de Mme Moscufo est reportée à sa demande.
03 Vraag van Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De discriminatie van ex-kankerpatiënten op de arbeidsmarkt" (55018094C)
03 Question de Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La discrimination à l'emploi à l'égard des personnes ayant souffert d'un cancer" (55018094C)
03.01 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, door recente verbeteringen in de kankerscreening en -behandeling neemt het risico om aan kanker te overlijden jaar na jaar af, waardoor steeds meer mensen een kankerdiagnose krijgen en die kanker ook overleven. Het gevolg is dat elk jaar grote groepen overlevenden van kanker terugkeren naar de arbeidsmarkt, al loopt dat niet altijd even makkelijk.
Uit internationaal onderzoek blijkt dat de aanwezigdheid op een cv van een werkonderbreking wegens kanker effectief schadelijk is voor de aanwervingskansen. Wie zich met een kankerervaring presenteert, wordt ingeschat als fysiek minder sterk, met meer kans op ziekte in de toekomst en aanleiding gevend tot aanpassingen op de werkvloer, met dus ook hogere kosten. Vooral de vrees dat wie een kankerervaring achter de rug heeft, nieuw ziekteverzuim zal laten optekenen, verklaart de slechtere kansen bij het solliciteren.
Tegelijk worden ze ook als gemotiveerder gezien dan de personen die geen gat in hun cv hebben, wat een opportuniteit betekent voor de verbetering van de werkcultuur. Vergeleken met andere kandidaten die om andere redenen een gat in hun cv hebben, zoals een eerdere depressie, een familiale reden of niet-toegelichte werkonderbrekingen, blijft enkel het stigma van hogere kansen op ziekteverzuim over. In vergelijking met hen hebben gewezen kankerpatiënten betere aanwervingskansen. Ze worden onder andere hoger ingeschat qua motivatie, autonomie, flexibiliteit en stressbestendigheid.
Mijnheer de minister, beschikt u over gegevens die die vooroordelen van sommige werkgevers kunnen weerleggen?
Welke maatregelen acht u noodzakelijk om de positie van ex-kankerpatiënten op de arbeidsmarkt te versterken?
In welke mate spelen werkgevers een rol in het al dan niet terugkeren van ex-kankerpatiënten naar de arbeidsmarkt? Op welke manier kunnen alle partners beter samenwerken om de terugkeer naar de arbeidsmarkt te bespoedigen?
03.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer Anseeuw, uiteraard kan ik als minister van Werk niet akkoord gaan met discriminatie op de werkvloer, in welke vorm dan ook. De wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie verbiedt directe en indirecte discriminatie op de werkvloer wegens de gezondheidstoestand of een handicap. Ook de weigering van de werkgever om redelijke aanpassingen te doen voor een persoon met een handicap, valt onder discriminatie.
In 2018 heeft een rechter voor het eerst de gevolgen van kanker benoemd als een handicap. De werkgever had ook in dat geval dus voor aanpassingen moeten zorgen.
De wet van 10 mei 2007 zal binnenkort worden geëvalueerd. Voor vragen in dat verband verwijs ik u naar mijn collega, Sarah Schlitz.
De terugkeer naar de werkvloer na een gezondheidsprobleem, door kanker of door een andere medische oorzaak, is niet altijd eenvoudig, maar er bestaan intussen al heel wat mechanismen om de terugkeer te faciliteren. Zo kan een werknemer op zeer informele wijze een bezoek voorafgaand aan de werkhervatting aanvragen bij de arbeidsarts om na te gaan welke aanpassingen aan het werk of aan de werkpost eventueel nodig zijn. Daarnaast bestaat het re-integratietraject voor arbeidsongeschikte werknemers, dat de terugkeermogelijkheden voor werknemers bij de eigen werkgever onderzoekt.
Samen met mijn collega Vandenbroucke onderzoek ik op dit moment hoe die trajecten nog beter gestroomlijnd kunnen worden en hoe de terugkeer naar het werk voor arbeidsongeschikten met een gezondheidsproblematiek kan worden ondersteund via een opleiding, via werk bij een andere werkgever of via een andere vorm van werk.
Daarnaast bekijken wij, zoals afgesproken is in ons regeerakkoord, hoe de verschillende actoren, waaronder de werkgevers, maar niet alleen zij, geresponsabiliseerd kunnen worden en eventueel bijkomend ondersteund kunnen worden om re-integratie te faciliteren.
03.03 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, uw bevestiging dat die vorm van discriminatie ongepast is, zoals elke andere vorm van discriminatie, stemt mij tevreden. Ik betreur wel dat we samen moeten vaststellen dat de bestaande maatregelen kennelijk niet genoeg zijn om heel wat vooroordelen bij sommige werkgevers ten aanzien van ex-kankerpatiënten die naar de arbeidsmarkt terug willen keren, weg te werken. Er is dus zeker nog werk op de plank.
Vandaar mijn eenvoudige vraag. Beschikt u over gegevens die de vooroordelen van sommige werkgevers kunnen weerleggen? Ik ga ervan uit dat heel wat mensen die terugkeren naar de arbeidsmarkt, er alles aan zullen doen om die plek te behouden en dat we hun verhalen moeten kunnen delen, zodat er met tal van vooroordelen komaf kan worden gemaakt. Die mensen hebben het al ontzettend moeilijk gehad: ze moeten hun leven voor een groot stuk weer opbouwen na hun herstel. Als ze dan nog eens met compleet onterechte vooroordelen worden geconfronteerd, dan wordt hun situatie alleen maar moeilijker en ontmoedigender.
Ik roep u dan ook op om van naderbij te bekijken wat er méér nodig is dan wat er vandaag al gebeurt, want dat is kennelijk onvoldoende.
L'incident est clos.
- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De inschakelingsuitkering" (55018095C)
- Cécile Cornet aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De vernietiging van de leeftijdsgrens voor een inschakelingsuitkering door een Naamse rechtbank" (55018584C)
- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'allocation d'insertion" (55018095C)
- Cécile Cornet à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'annulation par un tribunal namurois de la limite d'âge pour le droit aux allocations d’insertion" (55018584C)
04.01 Björn Anseeuw (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik heb u hier in de commissie al enkele vragen gesteld over de inschakelingsuitkeringen. Ik zal het hele verhaal niet herhalen. Dat hebben wij bij vorige gelegenheden al een keer of twee kunnen doen.
Ik heb u onder andere op 12 mei 2021 al een vraag over het onderwerp gesteld. Uit uw antwoord toen bleek dat u de RVA had gevraagd niet meer systematisch in beroep te gaan, wanneer de rechter in het voordeel van de rechthebbende oordeelt. Nochtans is de regelgeving wat zij is en is het de opdracht van de RVA om toe te zien op de naleving daarvan en alle middelen daartoe in te zetten.
Ik zal dus onmiddellijk overgaan naar mijn vragen.
Ten eerste, bij de inschakelingsuitkering en uw vraag aan de RVA om niet langer systematisch in beroep te gaan als de rechter in het voordeel van de rechthebbende oordeelt, gaat het uiteraard om het beperken in de tijd van de uitkering. Die maatregel werkt bijzonder activerend en werd nog getroffen onder de regering-Di Rupo, die wel de moed had om activerende maatregelen te nemen, wat in schril contrast staat met de huidige regering van Alexander De Croo.
U hebt dus de vraag gesteld aan de RVA om niet langer systematisch in beroep te gaan tegen beslissingen in het voordeel van de rechthebbende en dus in het nadeel van de RVA. Mijn eerste heel concrete vraag is de volgende. Wat is de wettelijke basis waarop u zich beroept om de RVA opdracht te geven niet langer de naleving van de geldende regelgeving af te dwingen? Dat lijkt mij niet vanzelfsprekend te zijn.
Ten tweede, bent u van plan de regelgeving ter zake aan te passen? In welke zin wil u dat desgevallend doen?
04.02 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, ma question a trait à la limite des 25 ans pour le droit aux allocations d'insertion.
Le 4 février dernier, le tribunal du travail de Liège (division de Namur) a rendu un jugement qui donne raison à une affiliée de la CSC qui contestait une décision de l’ONEM qui refusait d’admettre la personne au bénéfice des allocations d’insertion. La décision est motivée par le fait qu’elle avait 26 ans au moment de sa demande, alors que l'article 36, 5e alinéa de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 prévoit un âge limite, à savoir 25 ans.
L’argument principal avancé par l’organisation syndicale qui a été repris par le tribunal est que la mesure qui impose la limite des 25 ans ne respecte pas le principe du standstill. Cela signifie que l’autorité ne peut réduire la protection offerte aux citoyens sans de solides motifs d’intérêt général, conformément à l’article 23 de la Constitution.
Par conséquent, l’arrêté royal de 2014 qui fait passer l’âge limite de 30 à 25 ans ne respecte pas l’intérêt général et la proportionnalité de la mesure – je cite le jugement du tribunal – "pose sérieusement question". Notons d’ailleurs que le jugement épingle qu’aucune étude n’a été produite par l’ONEM afin de prouver l’efficacité de la limitation de l’âge pour obtenir des allocations d’insertion, ni même que le public touché est bien celui qui est visé, c'est-à-dire "les éternels étudiants". Le tribunal constate que "le désavantage causé par la mesure querellée est disproportionné et non raisonnablement justifié", et qu’il faut donc écarter la modification de 2014. La personne a dès lors retrouvé ses droits à l’allocation d’insertion.
Monsieur le ministre, pouvez-vous me dire si l’ONEM compte adopter la même attitude sage que pour la limitation dans le temps des allocations d’insertion – je me réfère ici à la question que je vous ai posée, il y a quinze jours – et ne plus aller en appel? Vu que les jugements écartant la modification de 2014 de l’article 36, 5e alinéa de l’arrêté royal du 25 novembre 1991 se multiplient, comptez-vous demander à l’ONEM de ne plus l’appliquer? Envisagez-vous de modifier la législation afin de supprimer le principe de l’âge maximal pour introduire une demande d’allocations d’insertion?
04.03 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, monsieur Anseeuw, madame Cornet, les décisions prises par l'ONEM sur la base de l'article 63, § 2 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991, qui ont conduit à la perte du droit aux allocations d'insertion pour certains bénéficiaires, ont fait l'objet de recours de plus en plus nombreux devant les juridictions du travail.
Die procedures hebben inmiddels geleid tot 11 arresten van het Hof van Cassatie, waarin het Hof telkens heeft geoordeeld dat de sociaalverzekerden moesten worden hersteld in hun recht op inschakelingsuitkeringen, ervan uitgaand dat het betrokken koninklijk besluit niet in overeenstemming was met het standstillprincipe, vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet.
De RVA heeft tijdens deze procedures alle mogelijke argumenten aangehaald om de toepassing van het principe van artikel 63, paragraaf 2 te verdedigen. De RVA blijft de regelgevende tekst toepassen, maar gezien de steeds constantere rechtspraak is besloten dat de RVA zich in de verschillende procedures zal gedragen naar de wijsheid van de rechtbank. Naarmate de uitkomst van de procedure zekerder wordt, heeft het immers weinig zin om advocatenhonoraria en procedurekosten te betalen.
C'est un ancien avocat qui vous le dit.
Il a été demandé à l'ONEM de ne plus aller systématiquement en recours contre ces décisions, vu aussi la jurisprudence constante qui s'est constituée ces derniers mois, et qui s'est renforcée sur la base de l'article 23 de la Constitution et du principe de standstill. Madame Cornet, je vous confirme qu'il en est de même au sujet de la limite d'âge pour les allocations d'insertion. En cette matière, j'ai donné pour instruction à l'ONEM de ne plus aller en appel, au vu des situations de plus en plus nombreuses allant dans le même sens.
Concernant la question de savoir si je compte modifier la législation, je vous rappelle que l'accord de gouvernement ne prévoit pas de modifier le régime actuel des allocations d'insertion. Pour l'instant, nous continuerons donc sur la base du texte existant aujourd'hui.
04.04 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, u hebt niet geantwoord op mijn vraag, maar ik begrijp dat wel. Ik heb gevraagd op welke wettelijke basis u opdracht kunt geven aan de RVA om geldende regelgeving niet langer toe te passen en om niet alle middelen daarvoor aan te wenden. Volgens mij is er geen wettelijke basis, anders had u al lang gezegd op welke wetgeving u zich beroept. Dat is van belang, want het is het ene of het andere.
U dient vast te houden aan de bestaande regelgeving, maar dat doet u kennelijk niet. Uitgerekend de regering-Di Rupo vond het, net als ik, niet meer normaal dat mensen een uitkering kunnen krijgen vanaf het moment dat zij de school verlaten, in afwachting van een eerste job, en vervolgens 25 jaar aan een stuk uitkeringsgerechtigd blijven en dus eigenlijk nog altijd schoolverlater zijn. Het is nog maar de vraag of een dergelijke uitkering wel in het belang van die mensen is. Ook dat argument kan op de rechtbank naar voren worden gebracht. Wij vinden het niet normaal – maar u blijkbaar wel – dat schoolverlaters 25 jaar lang aan een uitkering kunnen hangen.
Los van het inhoudelijke aspect is het kwalijke aan dit verhaal dat u de wet zomaar, eigenhandig, eenzijdig, zonder parlementair debat of wat dan ook, aan de kant schuift en aan de administratie de opdracht geeft om zich daar niet meer mee bezig te houden. Dat vind ik geen ernstige manier van werken, al is het de voortzetting van wat wij de voorbije maanden ook in heel wat andere dossiers gezien hebben. Blijkbaar is het parlementair debat niet zo belangrijk. Geldende regelgeving dient blijkbaar te worden omgebogen in de richting die de regering-De Croo goed uitkomt.
Aangezien die manier van besturen niet ernstig is, zal ik dat niet loslaten. Ik ga ermee verder, gelet op de verstrekkende gevolgen. Ik kan nog tien andere voorbeelden bedenken waarbij u de bestaande regelgeving niet goed vindt, in geen enkele zin aanpast, maar gewoon aan de kant schuift, wat er ook moge gebeuren. Zo houdt het op, want elk democratisch debat en elke democratische controle wordt zodoende onmogelijk. Dat is uw verantwoordelijkheid. Ik zal het er dan ook niet bij laten. Ik kan het er ook niet bij laten, want het is onze plicht als Kamerlid om de democratische controle uit te oefenen. U maakt die controle onmogelijk, maar dat kan echt niet de bedoeling zijn. Dat is onaanvaardbaar.
04.05 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses complètes. Je note que vous avez demandé à l'ONEM de ne plus aller en recours en ce qui concerne des litiges liés à la limite d'âge. C'est une décision tout à fait sage, que je souligne très positivement.
Une difficulté apparaît. Ceux qui iront au tribunal récupéreront leurs droits. Mais ceux qui n'auront pas accès au tribunal, qui n'auront pas l'information, qui n'auront pas le capital social pour mobiliser des ressources et aller au tribunal, ceux qui ne seront pas proches d'un syndicat qui pourra les soutenir, n'auront pas accès à ces droits.
Nous allons donc nous retrouver avec un problème non seulement de proportionnalité, comme le souligne le tribunal, mais aussi de cohérence et d'équité entre les personnes à qui s'appliquera, ou pas, cette même règle. C'est un recul social, à mon sens.
Comme le disait le tribunal, cette disposition est de nature à dissuader les étudiants d'opter pour de longues études. Je suis sûre que ce n'est pas l'objectif poursuivi.
Selon mon analyse, cette loi doit impérativement être modifiée. Il faut continuer à avancer dans ce sens. Même si, monsieur le ministre, j'ai bien entendu que le gouvernement ne prévoit pas, dans son accord, une modification de la législation, je pense que le gouvernement ne prévoit pas non plus qu'une loi soit appliquée de façon différenciée suivant les personnes. Le travail doit continuer.
Het incident is gesloten.
05 Vraag van Tania De Jonge aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen" (55018151C)
05 Question de Tania De Jonge à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La Caisse auxiliaire de paiement des allocations de chömage" (55018151C)
05.01 Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de minister, mijn vragen werden al een tijdje geleden ingediend, maar ik wil ze toch nog stellen.
U weet dat ik zowel in de plenaire vergadering als in de commissie heel vaak vragen heb gesteld over de achterstallige uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen via de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen (HVW). Dat was toch problematisch.
Ingevolge de toevloed van dossiers zijn er 40 extra personeelsleden aangeworven, wat een positieve invloed heeft gehad, maar er was een probleem met betrekking tot de praktische organisatie van de uitbetaling en met de toegankelijkheid. Ook de communicatie verliep niet zo goed. Er was ook een ontoelaatbaar grote achterstand bij de HVW in de behandeling van de dossiers. De mensen kregen op de duur de indruk dat zij zich bij een vakorganisatie moesten aansluiten om snel een uitkering te kunnen krijgen, wat helemaal niet de bedoeling mag zijn.
Ik krijg graag een stand van zaken. Er zijn wel minder tijdelijk werklozen, maar de werkdruk bij de HVW is vrij hoog gebleven. Welke initiatieven werden genomen om de achterstand weg te werken? Hebben die 40 extra mensen voor de verwachte verbetering gezorgd? Is er op dit moment nog een achterstand? Zijn er structurele maatregelen genomen om de HVW ook na de coronacrisis beter te laten functioneren? Indien ja, welke?
05.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw De Jonge, enerzijds was en is er een grote focus op human resources en organisatie. Nieuwe medewerkers worden centraal opgeleid. De medewerkers van het hoofdbestuur worden maximaal gemobiliseerd voor ondersteuning van de corebusiness. Federale ambtenaren – de Special Federal Forces – en studenten worden ingeschakeld voor administratieve basistaken. Er is de mogelijkheid voor HVW-medewerkers om op vrijwillige basis in het weekend te werken. Er werd een tijdelijke centrale cel opgericht die voor een groep kantoren de antwoorden van de RVA en belastingen verwerkt.
Anderzijds werd ook gewerkt aan een betere communicatie met de klant, bijvoorbeeld met de publicatie van een FAQ op de website, met automatische bevestigingsmails naar de klant bij een verwerkte betaling en met een nieuwe chatfunctie.
Tot slot heeft de HVW ook ingezet op administratieve vereenvoudiging en technologische vernieuwing om de aanvragen en betalingen vlotter te kunnen verwerken. Het gaat om het scannen van elektronische formulieren met slimme software (OCR) en het invoeren van een onlineformulier om een automatische behandeling van de aanvragen tijdelijke werkloosheid mogelijk te maken. Het proces voor aanvragen en betalingen van tijdelijke werkloosheid werd gedeeltelijk geautomatiseerd, net als de betalingen van deeltijdse tewerkstelling. De verwerking van de aanvragen volledige werkloosheid werd versneld. De klant kan zijn uitkeringsaanvraag via een onlineformulier voorbereiden.
De HVW heeft in totaal 74 medewerkers aangeworven, waarvan 40 Nederlandstalige en 34 Franstalige. Zij worden bijna drie maanden lang opgeleid.
Op dit moment is het dus nog niet mogelijk om hun reële impact voor de organisatie aan te tonen, maar de maatregelen die in het kader van de coronacrisis werden genomen, beogen ook een verbetering van de werking van de HVW op de lange termijn.
05.03 Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de minister, ik vind het indrukwekkend te zien welke inhaalbeweging er gebeurd is om ervoor te zorgen dat het einddoel, de snelle betaling van de werklozen, in de praktijk bereikt wordt. Ik ben dan ook blij dat u een en ander zult meenemen in structurele maatregelen voor de toekomst, zodat de HVW heel optimaal en efficiënt kan werken. In mijn vragen heb ik altijd benadrukt dat de personeelsleden op zich altijd enorm hard hun best hebben gedaan. Dankzij bijkomend personeel en digitalisering werden grote stappen vooruitgezet. Ik kan er alleen maar dankbaar voor zijn dat dit resultaten heeft opgeleverd op het werkterrein.
L'incident est clos.
06 Vraag van Tania De Jonge aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het werken in andere sectoren" (55018152C)
06 Question de Tania De Jonge à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le travail dans d'autres secteurs" (55018152C)
06.01 Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de minister, ik herinner me nog dat ik tijdens een debat gevraagd had naar de cijfers met betrekking tot werkgevers en werknemers die in andere sectoren terechtgekomen zijn. Dat heeft heel wat positieve zaken naar boven gebracht op de arbeidsmarkt. Men voelt aan dat mensen die met andere sectoren in contact komen, daarvoor bijvoorbeeld ook opleidingen gaan volgen om er uiteindelijk in tewerkgesteld te worden.
Er is ook heel wat talent naar boven gekomen van mensen die zelf aanvoelden dat ze een andere weg konden opgaan, waardoor ze andere mogelijkheden op de arbeidsmarkt hebben ontdekt. Dat heeft duidelijk ook geleid tot carrièrewissels.
Het was een enorme opportuniteit tijdens de coronacrisis. Van u kreeg ik de cijfers van november 2020, waarvoor ik erg dankbaar was. Ik kreeg ze immers de week nadien al. Het gaat over 1.455 werknemers en 1.209 werkgevers die hierop een beroep hebben gedaan. Daardoor kan men de flexibiliteit op de arbeidsmarkt meenemen in een verhaal voor de arbeidsmarkt van de toekomst.
Daarover heb ik enkele vragen, waarvan er een aantal ondertussen achterhaald zijn, omdat de vraag een tijd geleden is ingediend.
Zult u van deze opportuniteit gebruikmaken om toekomstige werklozen ook in andere bedrijfssectoren in te zetten? Kan dit in de toekomst nog verder worden gepromoot en verfijnd?
06.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Iemand die tijdelijk werkloos is, kan in principe steeds tijdelijk bij een andere werkgever gaan werken. Hij of zij verliest dan wel het recht op een uitkering voor de dagen waarop wordt gewerkt.
In het kader van de coronacrisis is in een maatregel voorzien waarbij iemand die tijdelijk werkloos is, ergens het werk kan hervatten en toch nog 75 % van de uitkering behoudt. Dit kan voor specifieke sectoren waar het risico bestaat dat er een tekort is aan arbeidskrachten. Het gaat om de land- en tuinbouw, het onderwijs, de zorgsector, de centrale voor contacttracing en vaccinatiecentra.
Zowel rechtstreekse als uitzendarbeid is toegestaan. De regelingen bestaan respectievelijk sinds 1 april 2020 voor de land- en tuinbouw en sinds 1 oktober 2020 voor het onderwijs en de zorgsector. Ze zullen worden verlengd tot 30 september 2021.
Een andere regeling maakt het sinds 1 maart 2021 mogelijk voor iemand die tijdelijk werkloos is wegens niet-medische overmacht of economische redenen, om met behoud van 75 % van de uitkering aan het werk te gaan in de zogenaamde essentiële sectoren. Het gaat hier om een groot aantal werkgevers, die worden beschouwd als noodzakelijk voor de bescherming van de vitale belangen van de natie en de behoeften van de bevolking. Deze maatregel geldt tot 30 juni 2021 en zal niet worden verlengd.
Deze regelingen bieden werkgevers en werknemers inderdaad bepaalde opportuniteiten, maar hebben ook hun beperkingen. Zo moet het de bedoeling blijven dat deze werknemers in de eerste plaats beschikbaar blijven om het werk bij hun eigenlijke werkgevers te hervatten.
Er is ook een probleem van ongelijke behandeling, waarbij werknemers die hetzelfde werk verrichten, verschillend worden vergoed, doordat de ene werknemer naast het ontvangen loon ook nog een substantieel deel van zijn uitkering kan behouden. Wanneer de werknemer een groot deel van zijn uitkering kan behouden, bestaat tenslotte het risico dat dit de werkgevers ertoe zou kunnen bewegen om werknemers meteen aan een te laag loon tewerk te stellen. Dat kan uiteraard ook niet de bedoeling van de maatregel zijn. Voor de toekomst zullen wij zien wat mogelijk zal zijn.
06.03 Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. U hebt enkele knelpunten aangehaald omtrent de mogelijke verlenging van dergelijke maatregelen. Ik denk dat het heel belangrijk is om flexibiliteit te promoten, want op die manier krijgen mensen de kans om in andere sectoren te werken en ervaringen op te doen. Ik dank u ervoor dat u in uw antwoord ook enkele aspecten naar voren hebt gebracht waarmee wij met de nodige zorgzaamheid rekening moeten houden.
Het incident is gesloten.
- Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le blocage des négociations chez IBM" (55018164C)
- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le plan de restructuration du groupe IBM" (55018234C)
- Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De vastgelopen onderhandelingen bij IBM" (55018164C)
- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De herstructurering bij IBM" (55018234C)
07.01 Sophie Thémont (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, le 10 mai dernier, les négociations au sein d'IBM dans le cadre de la procédure Renault sur les licenciements collectifs tournaient court. Un préavis de grève fut alors déposé, suivi d'une journée d'action le 12 mai.
Près de 200 emplois sont menacés dans l'entreprise informatique. Voici quelques jours, la direction refusait encore de fixer des critères objectifs, transparents et mesurables pour les processus de départ volontaires et pour les licenciements forcés. Depuis, les syndicats ont à nouveau demandé sans succès que les discussions puissent reprendre.
Monsieur le ministre, comment comptez-vous soutenir la concertation sociale dans cette situation de crise?
07.02 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, deze vraag is al een tijdje geleden ingediend, maar jammer genoeg is ze nog altijd brandend actueel. Collega Thémont heeft daarnet al aangegeven waar het over gaat: nadat IBM een eerste informatie- en consultatieronde had afgesloten, is er een bemiddeling geweest van de FOD WASO, maar de toestand blijft aanslepen.
Op 13 mei, als ik mij niet vergis, was er een staking. Ik ben toen naar het piket gegaan en hoorde de mensen daar soms schrijnende dingen vertellen. Terwijl er 200 banen dreigen verloren te gaan, weigert men naar de geest van de wet-Renault te handelen en objectieve criteria op te stellen voor ontslag. Men weigert ook te onderhandelen over de sociale maatregelen en omkadering voor het personeel dat wordt overgedragen naar een andere onderneming. Zoals u weet, richt IBM Kyndryl op, dat zich voor een deel in IT-infrastructuur zal specialiseren. Werknemers hebben echter geen enkele garantie over de gevolgen die dat zal hebben en ook niet over de arbeidsvoorwaarden die daar zullen gelden.
Vandaar dezelfde vraag als collega Thémont. Welke maatregelen heeft u reeds genomen en welke zal u nog nemen om dat sociaal overleg bij IBM recht te trekken en de wet-Renault te doen toepassen?
07.03 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, mesdames, les collaborateurs de mon cabinet ont à nouveau rencontré les représentants syndicaux, après l'échec de la conciliation menée sous l'égide du SPF Emploi, Travail et Concertation sociale. La direction de l'entreprise a également été rencontrée. Les deux parties désiraient aboutir à un accord, ce qui constitue déjà une visée commune indispensable.
Le chemin vers la table des négociations n'en est pas aisé pour autant, et j'en appelle à la responsabilité de chacun: un licenciement collectif de cette ampleur doit s'accompagner d'un plan social négocié. La leçon à tirer de cette affaire sera-t-elle que l'on doit rendre obligatoire la conclusion d'un plan social? C'est une question à poser dès à présent car c'est manifestement en ce sens que plaident la tournure que prend ce dossier et l'attitude de certains autour de la table.
Ik nodig de partijen uit om snel en kalm de weg van de dialoog terug te vinden. Ik herinner u eraan dat er voor verdere bemiddeling uiteraard een beroep kan worden gedaan op de diensten van mijn administratie. Iedereen moet nu de hand uitsteken, zijn kaarten op tafel leggen en zijn verbintenissen nakomen.
07.04 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Il est vrai que nous ne pouvons que déplorer cette situation. La menace d'un licenciement est déjà une expérience suffisamment difficile. Il est ici question de 200 familles qui se demandent actuellement si elles compteront parmi les victimes de ce plan de restructuration.
IBM fait vraiment traîner l'incertitude et ne fait qu'ajouter de la souffrance pour toutes ces familles. L'entreprise devrait être contrainte de suivre les règles qui sont prévues dans la procédure Renault et d'exposer ses intentions de façon claire, pour que cette procédure se fasse de la façon la plus respectueuse possible envers les travailleuses et les travailleurs et envers toutes ces familles qui sont encore face à une situation sans nom.
J'entends que vous dites que vous invitez les parties à retrouver la voie du dialogue, en espérant que cela puisse se faire dans les meilleurs délais possibles.
07.05 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, in dergelijke situaties heeft iedereen er belang bij dat de dialoog wordt hernomen en dat er duidelijke afspraken worden gemaakt. Hier is het van belang dat ook IBM en de directie van IBM de regels naleeft die wij opgesteld hebben voor zulke zaken, en vastgelegd zijn in de wet-Renault. Er mogen geen achterpoortjes en manieren worden gezocht om onder de regels uit te komen.
In die zin is het goed dat u uw administratie ter beschikking stelt om hen bij te staan bij de dialoog. Het is immers schrijnend voor de betrokken personen dat ze zo lang in onzekerheid moeten leven en niet weten hoe hun toekomst er zal uitzien. Wat ik nog schrijnender vind, is dat men mij aan de piketten vertelt dat IBM nog steeds een bedrijf is dat winst maakt, maar wereldwijd worden er voor de aandeelhouders wel mensen aan de deur gezet. Bij ons gaat het om 200 mensen.
Vroeger was dat misschien enkel voor fabrieksarbeiders het geval, en zaten de ICT-medewerkers op rozen, maar nu is het hun beurt. Nu zijn zij ook het slachtoffer van de race to the bottom.
Daarom moeten we ook in deze sector opletten voor sociale dumping. Ik dring er dan ook op aan dat de wet-Renault strikt nageleefd zou worden.
L'incident est clos.
08 Vraag van Anneleen Van Bossuyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verdere ontwikkeling van retail en e-commerce in België" (55018265C)
08 Question de Anneleen Van Bossuyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La poursuite du développement du commerce de détail et de l'e-commerce en Belgique" (55018265C)
08.01 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, normaal stel ik u vragen in de commissie voor Economie, maar deze vraag werd naar de commissie voor Sociale Zaken doorgeschoven. In het voorbije jaar heb ik u al geregeld vragen gesteld over de stijgende prijzen. Gemiddeld gezien liggen de prijzen van levensmiddelen in ons land hoger dan in onze buurlanden. Een recente studie van het Prijzenobservatorium heeft dat nog aangetoond. Vanwege die vaststelling doen veel Belgen hun inkopen net over de grens.
Samen met de coronacrisis hebben we ook een opmars van de e-commerce gezien, elektronische handel en online handel in het algemeen. Ook op dat vlak zien wij dat veel Belgen op buitenlandse webshops hun aankopen doen. Dat is ook weer niet verwonderlijk, aangezien veel distributiecentra zich net over de grens bevinden. De reden daarvoor is gekend. Wij zitten hier met heel stroeve arbeidswetgeving, bijvoorbeeld over nachtarbeid. Ook kennen wij hoge loonkosten in ons land. Dat is jammer, want daardoor geven onze consumenten hun geld uit in het buitenland, terwijl onze ondernemers, zeker in deze tijden, alle steun verdienen.
Mijnheer de minister, erkent u de problemen die ik geschetst heb, namelijk het feit dat Belgen hun aankopen vaak in het buitenland verrichten of dat er vaak vanuit het buitenland handel gedreven wordt, vanwege de heel strakke arbeidswetgeving en de hoge loonkosten? Wat is uw eigen visie daarover? Welke oplossingen schuift u naar voren?
In het regeerakkoord kon ik lezen dat er een flexibelere arbeidswetgeving wordt uitgewerkt. Is dat al onderzocht? Om welke pistes gaat het? Welke andere maatregelen plant u om die problematiek aan te pakken?
08.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Van Bossuyt, sinds 2017 bestaat er voor e-commerceactiviteiten een afwijking op het principieel verbod op nachtarbeid. Werkgevers die gebruikmaken van deze afwijking moeten een procedure van sociaal overleg volgen om in hun bedrijf nachtarbeid te kunnen invoeren.
In 2018 en 2019 kon dit voor e-commerce in roerende goederen tijdelijk via een alternatieve procedure. Deze alternatieve werkwijze geldt niet meer vanaf 1 januari 2020. E-commerceactiviteiten blijven uiteraard wel een reden om nachtarbeid toe te laten in een bedrijf.
Vanaf 1 januari 2020 zijn de gewone invoeringsprocedures opnieuw van toepassing, met dien verstande dat nachtarbeid voor e-commerceactiviteiten kan worden ingevoerd door het sluiten van een cao met slechts een vakbondsorganisatie in bedrijven waar er vakbondsafvaardiging is.
Momenteel hebben de sociale partners nog geen specifiek overleg gehouden over de mogelijke wijziging van de nachtwerkregeling voor e-commerceactiviteiten. Nachtarbeid was een van de gespreksonderwerpen op sectoroverkoepelend niveau in het kader van het ipa. Zoals u weet, bevat het sociaal akkoord dat op 8 juni werd gesloten en vandaag werd bevestigd hierover echter geen voorstel.
Het regeerakkoord voorziet in een onderzoek naar de oorzaken van de beperkte aanwezigheid van distributiecentra in het kader van elektronische handel. We moeten lessen trekken uit de gezondheidscrisis, die zowel de consumptiegewoonten als de manier waarop mensen op afstand handel drijven, heeft veranderd.
Als wijzigingen in de arbeidsregelgeving noodzakelijk blijken, zullen de sociale partners uiteraard betrokken worden. Omdat de wetgeving over arbeidstijd de kern van de arbeidsverhoudingen raakt, is dit een onderwerp dat automatisch onder de bevoegdheid van de sociale partners en de sociale dialoog valt. Het gaat immers om niets minder dan de sociale verhoudingen in onze samenleving. Zoals u weet, erkent deze regering het belang en de rol van de sociale dialoog ten volle.
08.03 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de minister, wat de e-commerce betreft en de afwijking op nachtarbeid waar u naar verwees, is er inderdaad al een lichte versoepeling, namelijk dat er slechts met één vakbondsafgevaardigde een overeenkomst moet zijn. Misschien bent u het met mij eens of misschien niet, maar één en ander is nog veel te stroef, bijvoorbeeld als we kijken naar het aanvangsuur. Bij ons begint de nacht om 20.00 uur, terwijl dat in vele van onze buurlanden 22.00 uur is. Die twee tijdstippen zorgen al voor een groot verschil in de loonkosten voor de werkgever.
Ik vind het heel jammer dat er geen concrete voorstellen zijn opgenomen in het ipa, waarnaar u verwees. Als ik u goed begrepen heb, wordt nu ook onderzoek gevoerd naar de reden waarom de distributiecentra zich vooral in het buitenland bevinden. Dat onderzoek is volgens mij niet nodig. We kennen de redenen daarvoor, met name de hoge loonkosten in ons land en de heel stroeve arbeidswetgeving. U zegt dat er correcte verhoudingen en voldoende evenwichten moeten zijn. Dat is inderdaad zo. We moeten ook rekening houden met de belangen van de arbeiders, maar wie 's nachts wil werken, moet daar ook de mogelijkheid toe krijgen. Dat is nu net het probleem in ons land. De vrijheid om te ondernemen is veel te klein door de stroeve regeltjes die allemaal gerespecteerd moeten worden.
De coronacrisis heeft ons jammer genoeg veel geleerd, onder andere dat we hierdoor onze ondernemingen heel veel kansen ontnemen. Ik hoop dat we op dat vlak een andere weg gaan inslaan.
Het incident is gesloten.
La présidente: Les questions jointes n° 55018293C de M. Gaby Colebunders, n° 55018294C de Mme Nadia Moscufo et n° 55018295C de M. Peter Mertens sont reportées. Les questions jointes n° 55018312C de M. Gaby Colebunders et n° 55018313C de Mme Nadia Moscufo sont reportées.
- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De discriminatie op de arbeidsmarkt" (55018316C)
- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De discriminatie op de arbeidsmarkt" (55018317C)
- Nahima Lanjri aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het wetsontwerp betreffende de mysterycalls" (55018506C)
- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De praktijktesten" (55018534C)
- Evita Willaert aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De stand van zaken m.b.t. de discriminatietoetsen" (55019115C)
- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La discrimination sur le marché de l'emploi" (55018316C)
- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La discrimination sur le marché de l'emploi" (55018317C)
- Nahima Lanjri à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le projet de loi relatif aux appels mystère" (55018506C)
- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les tests de situation" (55018534C)
- Evita Willaert à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le point sur les tests antidiscrimination" (55019115C)
La question de M. Colebunders n° 55018316C et la question de Mme Moscufo n° 55018317C sont sans objet.
09.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, begin januari van dit jaar zette ik mijn wetsvoorstel over de bijzondere bevoegdheden van de sociaal inspecteurs op het vlak van vaststellingen inzake discriminatie op de agenda. Het doel van mijn voorstel was om het inzetten van mysterycalls te vereenvoudigen, weliswaar binnen een duidelijk afgebakend wettelijk kader. Het is immers moeilijk om te voldoen aan de vigerende cumulatieve voorwaarden, wat ertoe leidt dat sociaal inspecteurs vandaag slechts in een zeer beperkt aantal gevallen praktijktesten of mysterycalls kunnen toepassen. Ik heb daartoe ook cijfers opgevraagd bij uw voorgangster, mevrouw Muylle.
Kort nadat ik mijn wetsvoorstel toelichtte in de commissie, werd de bespreking on hold gezet, omdat u aangaf dat u zelf met een wetsontwerp naar het Parlement zou komen. Ik ben in elk geval blij dat u, net als ik, overtuigd bent dat wij discriminatie op basis van afkomst, leeftijd, geslacht of beperking efficiënter moeten aanpakken in onze samenleving. Ondertussen zijn we echter een half jaar later.
Hoe ver staat u met de voorbereiding van uw wetsontwerp over de mystery calls? Welke stappen hebt u reeds gezet en welke moet u nog zetten?
Wanneer komt u met het wetsontwerp naar het Parlement? Ik hoop dat dat nog voor het reces zal zijn.
In een recente hoorzitting over langdurig zieken in onze commissie pleitte professor Baert ervoor om het toepassingsgebied van de mystery calls uit te breiden naar discriminatie op basis van ziekte, bijvoorbeeld voor gewezen kankerpatiënten. Dat is daarstraks trouwens nog aan bod gekomen. Kunt u die vorm van discriminatie op basis van ziekte ook meenemen in uw wetsontwerp? Zo ja, op welke manier? Zo neen, waarom niet?
09.02 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, uit praktijktesten in de stad Antwerpen in opdracht van de UGent blijkt opnieuw dat structurele discriminatie op de arbeidsmarkt, vooral op basis van afkomst en van leeftijd, frequent voorkomt. Ik zal de cijfers hier niet herhalen. Een vergelijking tussen verschillende sectoren leert dat de industrie en de bouw minder discrimineren en dat discriminatie vooral voorkomt bij administratieve jobs. Voor ons toont het onderzoek aan dat praktijktesten een betrouwbaar en doeltreffend instrument zijn om discriminatie op de arbeidsmarkt te bewijzen.
We hebben nu nood aan een juridische omkadering, zodat er na de vrijblijvende sensibilisering, die toch al gedeeltelijk effect sorteert, regelgeving komt op basis waarvan men hardliners kan sanctioneren.
Wat is de stand van zaken met het wetsontwerp praktijktesten? U gaf aan daaraan te werken.
Over de discriminatie van ex-kankerpatiënten heb ik u de vorige keer al ondervraagd. Voor mij gaat het hier om discriminatie op basis van een vroeger ziektebeeld, niet alleen kanker trouwens, maar bijvoorbeeld ook depressie. U zou inzetten op sensibilisering van werkgevers. Hoe ver staat u daarmee? Op uw aanraden heb ik de vraag gesteld aan staatssecretaris Schlitz.
Ik denk echt dat we de wettekst in verband met de discriminatiegrond moeten aanpassen en ben zelf begonnen aan een voorstel ter zake. Wat denkt u daarover?
09.03 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, voor onze fractie is de strijd tegen discriminatie en voor een meer inclusieve samenleving al jaren een topprioriteit. Toen de discriminatietoetsen, de zogenaamde mysterycalls, in een vorige regeerperiode het levenslicht zagen, hebben wij vanaf dag één aan de alarmbel getrokken wegens de enorm logge procedure om aan de opsporing van discriminatie zelfs nog maar te kunnen beginnen. Ik hoef u niet te vertellen aan welke zware, cumulatieve voorwaarden moet worden voldaan om te kunnen overgaan tot discriminatietoetsen, reden waarom we voordien voorspelden dat de wet een doodgeboren kind zou zijn. Die voorspelling is ook uitgekomen.
Bij de eerste cijfers die toen werden opgevraagd bij minister Muylle bleek dat er vier aanvragen waren waarbij in twee gevallen werd verklaard dat er geen discriminatie was gevonden. Na zo een kleine steekproef – steekproef bij wijze van spreken – bleek dat we een instrument hadden dat niet goed werkte.
Vandaar dat we in het regeerakkoord hebben vermeld dat we dit zullen aanpakken. We gaan ervoor zorgen dat de inspectiedienst meer slagkracht heeft om te kunnen overgaan tot discriminatietoetsen. Een aantal juridische obstakels zullen wij wegwerken en vooral het wordt niet en, en, en maar of, of, of.
Op basis van objectieve gegevens kan men overgaan tot een discriminatietoets waarbij die toets proactief kan worden. Er moet niet noodzakelijk een klacht zijn. Er kunnen ook andere objectieve gegevens zijn zoals datamining of datamatching. Voor ons is dat heel belangrijk. Zo leggen wij de verantwoordelijkheid voor het opsporen van deze discriminatie niet langer bij de slachtoffers.
Het is ook belangrijk dat we de discriminatiegronden zullen uitbreiden. Eerder dit jaar heeft u een wetsontwerp daaromtrent op de ministerraad gebracht. We zijn allemaal vol verwachting over de stand van zaken daarvan. Ik veronderstel dat daar ook met de sociale partners wordt over gesproken en dat er ook bij andere instanties advies wordt ingewonnen.
Wat is de actuele stand van zaken van het wetsontwerp? Wanneer mogen wij het verwachten?
09.04 Minister Pierre-Yves Dermagne: De voltallige regering zet zich in voor de bestrijding van alle vormen van discriminatie. In dat kader zijn er ook plannen om de discriminatietoetsen te verbeteren.
Mijn departement heeft, zoals u weet, een wetsontwerp voorbereid. Dit ontwerp wordt momenteel voor advies voorgelegd aan de verschillende instanties zoals de Adviesraad van het sociaal strafrecht, Unia, het Instituut voor de gelijkheid van mannen en vrouwen en de Gegevensbeschermingsautoriteit. Ook de NAR werd geraadpleegd. Daarna zal het wetsontwerp voor advies aan de Raad van State worden voorgelegd. Zodra wij alle vereiste adviezen hebben ontvangen zal het ontwerp bij het Parlement worden ingediend. Vermoedelijk is dat tegen de komende herfst.
Zoals u weet, worden de discriminatietoetsen uitgevoerd met het oog op het opsporen en vaststellen van inbreuken op de anti-discriminatiewetgeving. Alle discriminatiegronden die staan opgesomd in de wet kunnen het voorwerp zijn van deze bijzondere controlebevoegdheid.
De wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie bepaalt als beschermende criteria onder meer de huidige of toekomstige gezondheidstoestand en een handicap. Deze criteria vallen met andere woorden onder het toepassingsgebied van de discriminatietoetsen. Naast de verbetering van de discriminatietoetsen willen we ook instrumenten en gegevensbanken ontwikkelen om het werk van de inspecteurs te ondersteunen, bijvoorbeeld door een academische monitoring van diversiteit en discriminatie uit te voeren.
Ten slotte impliceert de strijd tegen discriminatie ook opleiding, bewustmaking en versterking van de diensten van de FOD WASO die belast zijn met de controle op het sociaal recht. Ook daar willen we aan werken. In het herstel- en veerkrachtplan hebben wij een hervormingsproject voorgesteld dat al deze elementen omvat. We hopen snel de nodige middelen voor de uitvoering ervan te kunnen vrijmaken.
09.05 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Discriminatie van mensen omwille van hun afkomst, leeftijd, handicap of ziekte is ontoelaatbaar. Dat is niet alleen wettelijk zo geregeld, maar het is ook nefast voor de samenleving als dat wel gebeurt. Daarom moeten we echt volop inzetten op de aanpak van discriminatie. Ik ben dan ook blij dat dat in het regeerakkoord is opgenomen. In deze commissie en in de commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen waren we er eigenlijk vorig jaar in de zomer al mee bezig, met verschillende wetsvoorstellen daarover. Dan hebben we er samen voor gepleit om dat in het regeerakkoord op te nemen. Ik had graag gehad dat het nu al in voege was gegaan, een jaar na het begin van de bespreking, en dat de nieuwe wet dus al was goedgekeurd. Dat is helaas nog niet het geval omdat u nog moet wachten op verschillende adviezen. We zullen nog wat geduld hebben. Hopelijk kunnen we dan tegen de herfst eindelijk de nieuwe wetgeving waarin alles zit, goedkeuren. De discriminatie op basis van ziekte moet wel uitdrukkelijk in de wet vermeld worden, desnoods in de toelichting. Vandaag is het immers niet duidelijk.
U zegt dat het onder discriminatiegronden valt en dat is positief, maar het wordt niet toegepast of niet zo gelezen. Aangezien bepaalde professoren er al aan twijfelen, denk ik dat wij het voor de zekerheid het best uitdrukkelijk vermelden in de wet.
Ik kijk uit naar het moment waarop wij dat gezamenlijk in de commissie kunnen goedkeuren. Het zal geen moment te vroeg komen. Ik begrijp dat wij moeten inzetten op preventie, maar ik ben ook al lang bezig met deze zaak – dat dateert nog van voor ik politiek actief was, toen ik medewerker was van een minister – en er is nog altijd discriminatie op de werkvloer. Dat moeten wij dringend deftig aanpakken. Ik ben blij dat de federale regering al stappen heeft gezet, maar wij moeten de mysterycalls verbeteren. Vanaf het begin, toen Kris Peeters die wet voorstelde, heb ik gezegd dat wij ze moesten evalueren en bijsturen. Dat amendement werd toen goedgekeurd, omdat ik wist dat de drempels nogal hoog waren, maar op dat moment was er niet meer mogelijk. Ik ben blij dat wij vandaag verdere stappen kunnen zetten.
09.06 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, wat mevrouw Lanjri zegt, klopt: ook wij vonden dat de huidige wetgeving over mysterycalls niet volstond. Mijn collega's hebben al gezegd dat discriminatie de benadeelden treft in hun zijn. In de eerste plaats geldt dat voor de betrokkenen die worden uitgesloten, moeten wij daar veel sterker op inzetten, want discriminatie is nog altijd wijdverspreid. Dat geldt echter ook voor de samenleving, want zij verliest hierdoor een pak talent dat zij anders zou kunnen inzetten. In die zin kijk ik dus enorm uit naar het wetsontwerp dat in de herfst zal worden voorgelegd. Uiteraard moet daarvoor een aantal adviezen worden gevraagd.
Het klopt dat de antidiscriminatiewet momenteel spreekt over de huidige of de toekomstige gezondheidstoestand, maar het probleem zit net bij de gezondheidstoestand uit het verleden. Wanneer iemand gediscrimineerd wordt wegens zijn gezondheidstoestand uit het verleden, is de wetgeving niet sluitend genoeg om bepaalde zaken af te dwingen.
In elk geval ben ik bezig met het uitwerken van voorstellen. Uiteraard kijk ik verder uit naar de plannen met betrekking tot opleiding, monitoring en vooral naar het wetsontwerp dat die mysterycalls zal verbeteren.
09.07 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, de collega's zeiden het reeds, door discriminatie gaat er heel veel talent verloren, worden heel veel kansen ontnomen aan mensen. Ook collega Vanrobaeys zei het al: heel veel mensen hebben voortdurend het gevoel er niet bij te horen. Uit de verhalen komt naar voren dat het heel vaak gebeurt dat mensen gediscrimineerd worden of opmerkingen krijgen. Het gaat nu over de arbeidsmarkt, maar het is ook zo op andere vlakken. Dat is natuurlijk vreselijk.
Ik was aanwezig bij de presentie van de laatste socio-economische monitor. Het is steeds superinteressant om te zien hoe bijvoorbeeld hoogopgeleide mensen met een migratieachtergrond in ons land nog steeds minder jobkansen hebben dan een "Vlaamse" schoolverlater die gewoon een middelbaar diploma heeft. Zelfs de mensen die elke streep verdiend hebben om op de arbeidsmarkt goed hun weg te vinden, komen nog steeds obstakels tegen. Wij moeten het durven zeggen: er zijn verschillende verklarende factoren, maar van de factoren die wij niet kunnen verklaren, weten wij dat deze komen door discriminatie.
Ik ben er dus bijzonder fier op dat, zoals collega Lanjri ook zei, deze regering de strijd tegen discriminatie opdrijft, dat er een duidelijk signaal wordt gegeven dat dit niet kan en dat u reeds het nodige gedaan hebt, en nu verder de nodige adviezen inwint om tegen de herfst met dat wetsontwerp naar de Kamer te komen. Ik denk dat ik in naam van een aantal collega's mag zeggen dat dit voor ons een gelukkige dag zal zijn, waarop wij die belangrijke stap vooruit kunnen zetten. Wij zullen daarna ook blijven monitoren of het middel inderdaad verbeterd is om op een effectievere manier te strijden tegen discriminatie.
Collega's, er is inderdaad ook een probleem als het gaat over de gezondheidstoestand in het verleden. Wij zijn zeker een partner om naar een oplossing te zoeken.
L'incident est clos.
- Nathalie Muylle aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De paradox van de Belgische arbeidsmarkt" (55018497C)
- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De paradox van de Belgische arbeidsmarkt" (55018619C)
- Ellen Samyn aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Een tewerkstellingsgraad van 80 %" (55019033C)
- Nathalie Muylle à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le paradoxe du marché de l'emploi belge" (55018497C)
- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le paradoxe du marché de l'emploi en Belgique" (55018619C)
- Ellen Samyn à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Un taux d'emploi de 80 %" (55019033C)
De voorzitster: Vraag nr. 55018497C van mevrouw Muylle vervalt, omdat zij niet aanwezig is.
10.01 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, de vraag dateert van een tijdje terug, maar is nog steeds bijzonder actueel en belangrijk. Onze bedrijven hebben het nog altijd bijzonder moeilijk om nieuwe arbeidskrachten te vinden. Het aantal knelpuntberoepen blijft hoog. Daaronder zijn ook tal van knelpuntberoepen waarvoor weinig of geen vooropleiding nodig is. Intussen is de Belgische werkzaamheidsgraad met 70 % een van de laagste van Europa en blijft de werkloosheid stijgen ondanks de moeizaam ingevulde vacatures. Dat er de komende jaren meer pensioengerechtigden zullen uitstromen dan dat er schoolverlaters instromen, maakt die uitdaging nog groter.
Tegelijk zal het ipa de oudere werknemers nog sneller dan voorheen uit de arbeidsmarkt duwen, terwijl vooral de kortgeschoolde jongeren het nog moeilijker zullen krijgen om aan de bak te komen. Die twee grote uitdagingen zullen we op de Vlaamse arbeidsmarkt het hoofd moeten bieden.
Om het probleem aan te pakken, komt Vlaams minister Hilde Crevits met een voorstel waarbij de verschillende beleidsniveaus zullen moeten samenwerken om de mismatch tussen enerzijds competenties en attitudes van werknemers en werkzoekenden en anderzijds de verwachtingen van de arbeidsmarkt en de werknemers weg te werken. Die samenwerking zal inderdaad broodnodig zijn. Heel wat sleutels om de inactieve bevolking te activeren en de werkzaamheidsgraad te verhogen, liggen immers nog altijd bij de federale overheid.
Bent u van plan constructief samen te werken met de Vlaamse regering om de vele openstaande vacatures ingevuld te krijgen? Zo ja, wat zijn de volgende stappen die u namens de federale regering in dat verband wilt zetten?
Welke extra activerende maatregelen zal de federale regering nemen om de beoogde tewerkstellingsgraad van 80 %, zoals bepaald in het regeerakkoord, te behalen?
10.02 Ellen Samyn (VB): Mijnheer de minister, een aantal maatregelen in het kader van het ipa zal de doelstelling van de regering om een tewerkstellingsgraad van 80 % te behalen, geen goed doen. De uitbreiding van de landingsbanen, het SWT en de bijkomende overuren zullen geen extra werkgelegenheid creëren, en al zeker niet bijdragen tot de financiële gezondheid van de overheid. Nochtans is dat van levensbelang om ons goede sociale systeem te behouden.
Er wordt wel eens beweerd dat er een onvoldoende werkaanbod zou zijn om iedereen werk te geven, maar we stellen een aantal merkwaardige fenomenen op onze arbeidsmarkt vast. Zo waren er in België in 2019 maar liefst 235.000 uit andere Europese landen gedetacheerde werknemers actief. Uit die cijfers blijkt ook dat er daarvan 26.000 werknemers uit derde landen komen, en dat aantal stijgt sterk.
Daarbij gaat het trouwens alleen nog maar over de officieel gedeclareerde aantallen en werd nog geen rekening gehouden met het eventuele zwartwerk in bepaalde sectoren. De effectieve aantallen zullen wellicht nog hoger liggen.
Een van de redenen waarom er een beroep wordt gedaan op gedetacheerde werknemers, is de arbeidsnood in de zogenaamde onpopulaire, moeilijke of onaantrekkelijke sectoren. De fraude op sociaal en andere vlakken, zoals de veiligheid, in die sectoren is bekend. Daarenboven worden er in België op die lonen geen sociale bijdragen en belastingen betaald.
Mijnheer de minister, bent u zich bewust van die zorgwekkende ontwikkeling? Staat u nog steeds achter de doelstelling van de regering om aan een tewerkstellingsgraad van 80 % te komen?
Welke extra maatregelen zult u nemen om onze eigen werkzoekenden te motiveren om onpopulaire, moeilijke en vaak onaantrekkelijke jobs aan te nemen?
Welke andere maatregelen zult u nemen om de tewerkstellingsgraad van 80 % te bereiken?
10.03 Minister Pierre-Yves Dermagne: De vaststelling dat de werkgelegenheidsgraad in ons land te laag ligt, klopt. Het klopt ook dat er veel beroepen onvoldoende op de arbeidsmarkt vertegenwoordigd zijn en dat er veel vacatures zijn. Daarbij moet ik echter wel vermelden dat het beeld van de matching op de arbeidsmarkt, dus het samenbrengen van vraag en aanbod, wordt vertekend door de huidige bijzondere omstandigheden en beperkingen ten gevolge van COVID-19. We mogen ons dus niet blindstaren op de concrete cijfers van vandaag, noch de onderliggende structurele problemen negeren.
Om de werkgelegenheidsgraad te verhogen, zullen inspanningen op alle beleidsdomeinen en op alle niveaus nodig zijn. De deelstaten, de gewesten en de gemeenschappen beschikken over essentiële hefbomen in het domein van het werkgelegenheidsbeleid, met name de toeleiding naar de arbeidsmarkt en het doelgroepenbeleid, en in het domein van vorming en opleiding.
Desgewenst zullen we het beleid van de gewesten en gemeenschappen ondersteunen, indien zij dat wensen, onder andere met asymmetrische maatregelen, maar vooralsnog heeft geen van hen mij gevraagd om een dergelijke maatregel uit te werken.
We blijven inzetten op samenwerking. Met alle overheden samen hebben we een relanceplan uitgewerkt en ingediend bij de Europese Commissie. Na de goedkeuring ervan moet dat toelaten om een krachtig herstel van onze economie en arbeidsmarkt te realiseren. Daarna zullen we elk jaar een werkgelegenheidsconferentie organiseren, waarvan de eerste aan de eindeloopbaanproblematiek zal worden gewijd. Het optrekken van de werkgelegenheidsgraad van oudere werknemers is immers een van de belangrijkste sleutels tot een beter werkende arbeidsmarkt.
Uiteraard zal ook de federale regering in de eigen bevoegdheidsdomeinen haar verantwoordelijkheid nemen. Zo zullen we verschillende maatregelen nemen om opleiding aan te moedigen, onder meer via de realisatie van een individuele opleidingsrekening en de invoering van een individueel recht op opleiding. Ook wordt het belastingstelsel gemoderniseerd om het werken aan te moedigen. Daarnaast wordt bijzondere aandacht besteed aan de toeleiding van kwetsbare groepen naar de arbeidsmarkten, met name personen met een leefloon, langdurig zieken en personen met een handicap. Ook zal discriminatie krachtiger bestreden worden.
Ik ben me ervan bewust dat de doelstelling van een werkgelegenheidsgraad van 80% ambitieus is en enkel kan slagen wanneer alle beleidsniveaus, van de Europese Unie tot de lokale overheden, elk voor zich en samen al het mogelijke doen om die te bereiken. Vanuit de federale overheid steek ik alvast onze hand uit naar iedereen.
10.04 Björn Anseeuw (N-VA): Ik word niet waanzinnig blij van uw antwoord. Het gaat natuurlijk over de welvaart van onze landgenoten. Het gaat ook over hun welzijn en gezondheid, hun levensgeluk. Een werkzaamheidsgraad is geen doel op zich. Het gaat erom iedereen de kans te geven in ons land een goed, comfortabel, gezond, fijn leven uit te bouwen. Een goede job is daar natuurlijk een belangrijk onderdeel van, met een goed inkomen. De klok tikt wel degelijk. We kunnen de kwestie niet reduceren tot een vertekend beeld door coronamaatregelen en -beperkingen.
U hebt gezegd dat we dat niet mogen doen, maar toch haalt u de coronacrisis erbij, terwijl de structurele problemen al vóór corona een even grote uitdaging vormden. Ik heb u concreet gevraagd welke activerende maatregelen de federale regering zal nemen. Ik heb u die vraag al talloze keren gesteld en nog steeds blijft dat het bestbewaarde geheim van de Wetstraat. Er is altijd een discrepantie tussen de woorden van het regeerakkoord en de daden van de regering. Dat verschil wordt alleen maar groter.
Wat de samenwerking met andere beleidsniveaus, zoals de Vlaamse regering, betreft, zegt u dat u geen vraag hebt gekregen om deze of gene maatregel te nemen. Ik herinner u aan de brief van 22 april van de Vlaamse regering, van mevrouw Crevits, waarin heel concrete uitdagingen staan, met suggesties voor maatregelen en vragen die het nodige overleg vergen. Uw uitspraak dat u nog geen enkele vraag hebt gekregen, verwondert mij dan wel ten zeerste.
Voorts kondigt u aan dat u elk jaar een werkgelegenheidsconferentie zult houden. Ook daarover kan ik nog een boom opzetten. Het thema dit jaar is de eindeloopbaan. Nu het ipa is gesloten, is de vraag dan waarover nog moet worden gepraat. Vanuit de Vlaamse regering is de vraag gekomen om werk te maken van werkbaar werk om de oudere werknemers met relevante ervaring langer aan de slag te kunnen houden. Met het ipa gebeurt net het omgekeerde. Zo zijn er nog tal van voorbeelden. Ik blijf op mijn honger en ik niet alleen, maar ook 6,5 miljoen Vlamingen, want het gaat om hun welzijn, hun welvaart en hun levensgeluk. Ik zal het thema niet loslaten en zal op dezelfde nagel blijven kloppen en blijven vragen naar de eerste activerende maatregelen, want de klok tikt.
10.05 Ellen Samyn (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
We hebben uiteraard begrip voor de huidige omstandigheden. Het is goed te vernemen dat u niet alleen naar de covidsituatie kijkt, maar dat u ook daadwerkelijk hebt vastgesteld dat er een probleem is met de werkgelegenheidsgraad in het algemeen.
De jongste tijd verwijst u bij onze vragen, ook vandaag, graag naar uw werkgelegenheidsconferentie. Die zal wellicht heel interessant worden en we kijken er samen met u naar uit, maar dat belet niet dat er nu activerende maatregelen moeten worden genomen. In Vlaanderen zit men nu al met de handen in het haar door het groot aantal openstaande vacatures dat niet ingevuld geraakt. Er zijn hierover trouwens verschillende studies beschikbaar, onder andere van het Leuvens Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving, dat ook aanbevelingen bevat.
Alles is terug te voeren tot de eindeloopbaanproblematiek. Wij vragen om dat dossier nu ter hand te nemen. Niet alle mensen zijn op hun 50ste verloren voor de arbeidsmarkt en niet iedereen staat aan de hoogoven van een staalbedrijf. Waaraan het de werknemers vanaf een bepaalde leeftijd wel eens ontbreekt, is de motivatie om nog te werken. Ze geraken uitgeblust, omdat de job bijvoorbeeld inhoudelijk niet veel meer te bieden heeft of omdat er te weinig appreciatie is en dan komen er lichamelijke klachten, die de bovenhand nemen.
De studies zijn er, maar de politieke wil om ermee aan de slag te gaan, is twijfelachtig. We blijven in het Parlement studeren op zaken waar we alles al van weten, maar precies niets meer aan willen of kunnen doen. Dat is de spijtige samenvatting van het vastgestelde gebrek aan beleid.
L'incident est clos.
- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De evaluatie van de onderbrekingsuitkering voor mantelzorg" (55018503C)
- Evita Willaert aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De stand van zaken en de toekomstige ambitie met betrekking tot het mantelzorgverlof" (55018579C)
- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'évaluation de l'indemnité d'interruption pour aidants proches" (55018503C)
- Evita Willaert à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'état actuel de la situation et les objectifs futurs concernant le congé pour aidants proches" (55018579C)
11.01 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, morgen, 23 juni, is de Dag van de Mantelzorg. Mijn vraag was al eerder ingediend, maar dit komt mooi uit. Er zijn in totaal 800.000 mantelzorgers. Die zorg is iets wat hen meestal overvalt. Wanneer er iemand ziek wordt, of wanneer er een kind met een handicap geboren wordt, dan is dat iets wat je overvalt en dan moet je maar uitzoeken hoe je zorg en werk kunt combineren. Voor veel mensen is die combinatie heel moeilijk.
Ik had mijn vraag ingediend vanuit de vaststelling dat we bijna een jaar verder zijn. Het heeft immers heel wat voeten in de aarde gehad om de erkenning van de mantelzorgers te regelen en het heeft meer dan een jaar geduurd om ook hun uitkering in orde te krijgen. Aangezien we nu een aantal maanden verder zijn, vroeg ik mij af wat de stand van zaken is. Ondertussen heb ik van u vernomen dat u het aantal maanden per zorgbehoevende persoon zult uitbreiden, wat ik uiteraard alleen maar kan toejuichen. Wat is de stand van zaken en welke ambities heeft u verder in verband met het mantelzorgverlof?
11.02 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het is morgen inderdaad de Dag van de Mantelzorg. Het is mooi dat we die vraag aan de vooravond daarvan kunnen stellen.
Het gaat om 800.000 Belgen. Mijn ex-collega-parlementslid Anne Dedry heeft tijdens de vorige zittingsperiode aan de Universiteit Hasselt gevraagd te berekenen wat de economische waarde van al die mantelzorgers in ons land is en dat bleek 22 miljard euro te zijn op jaarbasis. Dat is het bedrag dat ons land bijkomend zou uitgeven aan zorgverleners en dergelijke indien de gratis helpende handen van die mantelzorgers zouden wegvallen. Die verdienen natuurlijk niet alleen applaus morgen op de Dag van de Mantelzorg, maar ook een betere structurele omkadering. Wij zijn verheugd dat er recent is beslist om het mantelzorgverlof uit te breiden van 1 naar 3 maanden per zorgbehoevende, weliswaar nog steeds met een maximum van 6 maanden per mantelzorger over de volledige loopbaan, maar dit is natuurlijk wel een stap in de goede richting.
Ik heb nog een aantal vragen.
Hoeveel mantelzorgers zijn erkend door de mutualiteiten in 2020-2021? Hoeveel daarvan nemen mantelzorg op, hetzij voltijds, hetzij deeltijds in de vorm van één vijfde of één tweede? Ook heel belangrijk, wat is de verdeling man-vrouw in deze cijfers?
Acht u het zinvol om ook zelfstandigen die een erkenning hebben als mantelzorger, toegang te geven tot dit stelsel, boven op het mantelzorgverlof waarop zij reeds recht hebben en dat analoog is aan het tijdskrediet met motief voor werknemers? Dat zou ook een belangrijke stap kunnen zijn in het gelijkschakelen van de sociale rechten van werknemers en zelfstandigen.
Acht u het wenselijk om het mantelzorgverlof minstens gedeeltelijk per dag te kunnen opnemen, zodat het aan de Europese work-life balance-richtlijn voldoet?
Graag kreeg ik ook het tijdskader in verband met die uitbreiding, wetende dat er nog de mogelijkheid is om zelfs tot zes maanden te gaan. Dat is alvast een heel belangrijke stap die nu wordt genomen om naar die uitbreiding met drie maanden te gaan.
11.03 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Vanrobaeys, mevrouw Willaert, in januari 2021 werden ongeveer 6.000 mensen erkend als mantelzorger. Ik verwijs u naar de minister van Sociale Zaken, de heer Vandenbroucke, voor meer informatie over deze cijfers.
Sinds het begin van de maatregelen tot april 2021, dag met de laatst beschikbare gegevens, hebben 151 personen mantelzorg opgenomen, waarvan 33 voltijds en 118 deeltijds. Zij vertegenwoordigen een budget van respectievelijk bijna 22.000 euro en bijna 70.000 euro. De statistische dienst van de RVA beschikt niet over gegevens met betrekking tot het aantal patiënten.
Uit deze cijfers blijkt dat het systeem momenteel onvoldoende wordt gebruikt. In de huidige wetgeving is het zorgverlof immers beperkt tot één maand per hulpbehoevende en zes maanden over de hele loopbaan van de werknemer. Eén werknemer kan momenteel dus slechts één maand verlof krijgen om te zorgen voor de persoon die hij of zij verzorgt. In een dergelijk systeem zal de optie van zes maanden over de hele loopbaan de facto alleen worden bereikt wanneer de werknemer is erkend als naaste verzorger van zes verschillende personen.
De vzw Les Aidants Proches en de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap melden echter dat mantelzorgers in werkelijkheid nooit zes verschillende personen helpen. In de meeste gevallen blijft dit beperkt tot één of twee personen. Ik heb dan ook een ontwerp van KB ingediend tot verlenging van de tijd die de mantelzorger kan besteden aan een persoon die hem na aan het hart ligt, dit om de regeling beter in te vullen, meer naar de geest die de parlementsleden hieraan wilden geven. De regering heeft het KB goedgekeurd en we wachten nu op het advies van de Raad van State.
11.04 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, als men kijkt naar wat mantelzorgers vertegenwoordigen volgens studies en de maatregelen die wij nemen voor hen, dan ziet men toch een enorme discrepantie. Van diverse verenigingen en het middenveld hoort men nochtans dat de mantelzorgers het zwaar hebben. Sommige mantelzorgers zijn gepensioneerd en zullen op andere vlakken ondersteuning nodig hebben, zodat ze niet het gevoel krijgen dat ze er alleen voor staan in hun zorg. Als men dat echter met werken moet combineren, dan is het wel bijzonder zwaar. Toch zie ik dat niet in deze cijfers, zeker gelet op de wachtlijsten die er vooral in Vlaanderen zijn als men een kind met een handicap deels wil laten opvangen in een instelling.
De stap die men nu zet door per zorgbehoevende te werken, is al een vooruitgang maar we zullen de reglementering toch geregeld moeten evalueren en om te bekijken of ze niet verder bijgestuurd moet worden om aan de noden van de mantelzorgers te beantwoorden. Morgen zetten we hen in de bloemetjes omdat ze van onschatbare waarde zijn, niet alleen voor de samenleving in termen van kostprijs maar zeker ook voor al diegenen die ze elke dag verzorgen.
11.05 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, als wij de aantallen en de bedragen zien die naar mantelzorg gaan en vergelijken met het gigantische cijfer dat ik in mijn vraag heb vermeld, dan kunnen wij alleen maar besluiten dat wij nog te weinig doen voor die mensen. In Vlaanderen heeft men het vaak over de vermaatschappelijking van de zorg. Op zich is het een mooi principe dat mensen zoveel mogelijk in hun eigen omgeving door hun naasten geholpen kunnen worden, maar wij mogen die mensen natuurlijk niet in de steek laten, want anders is het een pure besparingsoperatie en dan moeten wij daar geen andere woorden aan vuil maken. Dat is een beleid waar wij alleszins niet voor kiezen.
De uitbreiding naar drie maanden is heel goed. Wij zullen moeten monitoren of het dan meer wordt gebruikt door de zorgbehoevenden. Natuurlijk is er geen commercie van mantelzorgers. Het is van de pot gerukt dat mantelzorgers ongelofelijk veel mensen zouden begeleiden. Dat blijkt in de praktijk niet het geval te zijn. Men wordt niet zomaar mantelzorger. Dat overvalt je, zoals collega Vanrobaeys zegt, en wij moeten die mensen gewoon ondersteunen.
U hebt niet geantwoord op mijn vraag over de zelfstandigen. Ik veronderstel dat wij daar nog eens op terugkomen, want wij vinden dat ook een belangrijke piste. In bepaalde zorgsituaties kan het ook aangewezen zijn om zorgverlof per dag te kunnen opnemen, bijvoorbeeld om een geliefde die in een instelling verblijft, zoals een kind met een handicap, een dag thuis te verzorgen en daarnaast te gaan werken. Dat is ook de moeite waard om te bekijken, maar ik ben alvast blij met deze stap in de goede richting.
La présidente: Collègues, je vous rappelle le timing!
L'incident est clos.
- Hans Verreyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Detachering uit derde landen" (55018556C)
- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De detachering van werknemers die van buiten de EU afkomstig zijn" (55018879C)
- Hans Verreyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le détachement depuis des pays tiers" (55018556C)
- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le détachement de travailleurs issus de pays situés hors de l'UE" (55018879C)
12.01 Hans Verreyt (VB): Binnen de Europese Unie en bij uitbreiding ook in ons land heeft de voorbije jaren een nieuw soort detachering snelle opgang gemaakt, namelijk die van werknemers met een nationaliteit van buiten de EU. Deze zijn vooral actief in de transport- en bouwsector, zoals we reeds bespraken. Het zijn voornamelijk bedrijven die gevestigd zijn in Polen, Slovenië en Portugal die werknemers uit Oekraïne, Servië, Noord-Macedonië, Bosnië-Herzegovina of Brazilië via detachering tewerkstellen en dit op basis van zeer soepele migratieregels, door de EU uitgevaardigd.
Er zijn inmiddels nogal wat getuigenissen opgedoken over fraude en sociale dumping bij de tewerkstelling van deze werknemers. De Europese vakbonden van de bouwsector trokken recent aan de alarmbel. In België was in 2019 reeds 11 % van de gedetacheerde werknemers uit derde landen afkomstig. Het ging in 2019 om 26.000 werknemers in ons land met niet minder dan 200 nationaliteiten. In 2008 waren dat nog maar 5.000 werknemers. Op deze manier worden niet alleen onze migratieregels ontweken, maar riskeren we onze eigen arbeidsmarkt onderuit te halen. Noteer dat er voor deze werknemers geen sociale bijdragen in ons land worden betaald, maar wel in het uitzendland. Als in België alleen al meer dan 235.000 werknemers actief zijn via detachering, dan zit het fundamenteel fout met onze arbeidsmarkt. En deze cijfers betreffen dus enkel de gekende werknemers. We mogen ervan uitgaan dat er ook nog zwartwerk is.
Mijnheer de minister, hoeveel gedetacheerde werknemers waren er in 2020 actief in België en hoeveel daarvan waren er van niet-EU-origine?
Hebt u weet van meer misbruiken bij deze groep in hoofde van hun werkgevers aangaande de sociale en arbeidsrechtelijke reglementering? Wat doen uw diensten om dit actief op te sporen?
Ziet u een mogelijkheid om een deel van deze gedetacheerde werknemers te vervangen door eigen werklozen en zodoende onze activiteitsgraad op te krikken?
12.02 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, stel dat deze regering er alsnog toe komt om maatregelen te nemen die de jobcreatie in ons land bevorderen en die jobs zouden hoofdzakelijk worden ingevuld door gedetacheerde werknemers – het is een hypothetische situatie, ik weet het wel – dan brengt dat onze arbeidsmarkt eigenlijk niets bij als die mensen niet of amper bijdragen aan de financiering van onze sociale zekerheid, als ze hier geen belastingen betalen dus. Toch is België na Luxemburg zowat de kampioen inzake detachering in de Europese Unie.
Naast de klassieke vorm van detachering waarbij burgers van een EU-lidstaat door een bedrijf worden uitgezonden om op tijdelijke basis te werken in een ander EU-land, is er inderdaad ook een nieuwe vorm van detachering. Zo blijken ook almaar meer mensen met een nationaliteit van een derde land, buiten de Europese Unie, aan de slag te zijn in ons land.
Ze komen vooral terecht op bouwwerven en in de transportsector. Volgens de Europese vakbondsfederaties wordt de deur zo wagenwijd geopend voor uitbuiting. Al wil ik mij behoeden voor onterechte veralgemeningen, er zal ongetwijfeld wel iets van aan zijn.
Bent u zich bewust van de problematiek dat detachering steeds meer en meer wordt gebruikt om werknemers van buiten de Europese Unie in België tewerk te stellen, zonder dat ze daarbij bijdragen aan de sociale zekerheid?
De bouwsector heeft dit recentelijk aangekaart, maar waarschijnlijk rijst dit probleem ook in andere sectoren. Hebt u er zicht op in welke sectoren dat nog het geval zou zijn?
Hebt u er ook zicht op in welke landen dit soort circuits wordt opgezet en hebt u dit reeds aangekaart op het Europese niveau of met de betrokken landen zelf?
Zult u nog andere maatregelen nemen om dit groeiend oneigenlijk gebruik van detachering in te perken?
Zult u ook hervormingen doorvoeren om meer uitkeringsgerechtigden naar deze jobs toe te leiden en zo eigenlijke en oneigenlijke detachering minder aantrekkelijk te maken, zodat er meer mensen in ons land aan de slag kunnen, die wel degelijk bijdragen aan onze sociale zekerheid?
12.03 Minister Pierre-Yves Dermagne: Het principe van detachering van niet-EU-burgers is juridisch verankerd in het Europees Unierecht in het kader van de vrije dienstverlening. Een werknemer die in een lidstaat gemachtigd is om te verblijven en te werken, mag vrij gedetacheerd worden naar een andere lidstaat. Het uitreiken van een arbeids- en verblijfstoelating behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de lidstaat van herkomst.
In 2020 werden volgens de gegevens van de RSZ 223.100 buitenlandse gedetacheerde werknemers geregistreerd in de Mimosadatabank voor ten minste een dag, waarvan 45.206 niet-EU-onderdanen.
Gedurende de voorbije jaren werden de arbeidsinspectiediensten steeds vaker geconfronteerd met het probleem van detachering van niet-EU-burgers, die in de lidstaat van herkomst geen recht op verblijf en/of werk hebben. Illegale tewerkstelling van buitenlandse werknemers via ondernemingen die werknemers detacheren, gaat meestal gepaard met frauduleuze verblijfsdocumenten, valse A1-attesten voor de socialezekerheidswetgeving en de niet-naleving van de arbeidsvoorwaarden en de lonen.
Zowel de RSZ-inspectie als de inspectie Toezicht op de Sociale Wetten houden toezicht op buitenlandse bedrijven die werknemers in België detacheren en zijn bijzonder actief in de strijd tegen sociale dumping. Zij werken om expertise te ontwikkelen rond de detectie van frauduleuze documenten, onder meer ook samen met de Dienst Vreemdelingenzaken, de regionale inspectiediensten maar ook met de autoriteiten van de landen die werkkrachten uitzenden.
De bouwsector is ongetwijfeld de meest betrokken sector. De fraudefenomenen vinden wij onder meer terug in sectoren als transport, metaalconstructie, elektrische installatie en petrochemie.
Het zwaartepunt van de controles die in de periode van 31 mei tot 6 juni 2021 werden uitgevoerd in het kader van de Impact Action Days Labour Exploitation lag overigens op de bouwsector en op de uitbuiting van vanuit Portugal gedetacheerde werknemers uit derde landen, dus niet-EU-landen.
Eenzelfde fenomeen wordt gerapporteerd door toezicht op de sociale wetten rond Bosnische, Kosovaarse en Servische werknemers via Slovenië, Turkse werknemers via Nederland en Duitsland en werknemers uit Brazilië en Guinee-Bissau via Portugal.
Deze problematiek is ondertussen aangekaart in onze contacten met de Europese autoriteiten en de nationale instellingen in andere lidstaten. De regering zet zich daarom ook actief in bij de ontwikkeling van de European Labour Authority en ondersteunt de oprichting van een sociale Europol die ermee belast wordt om de detachering van werknemers op Europees niveau te controleren.
U weet heel goed dat de aanpak van sociale dumping en sociale fraude een prioriteit blijft, onder meer door strenge en ontradende controles te verrichten, zowel door de inspectie als door het arbeidsauditoraat. Daarom zal het aantal inspecteurs ook geleidelijk worden opgevoerd. Voor zover de vraag betrekking heeft op een eventuele beperking van het aantal in België gedetacheerde werknemers van buiten de Europese Unie, valt ze onder de bevoegdheid van de gewestelijke autoriteiten wat werkvergunningen betreft, en onder de bevoegdheid van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, wat de toegang tot het grondgebied betreft.
12.04 Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord en voor uw cijfers. Het is natuurlijk niet omdat detachering juridisch kan, dat we het ook moeten faciliteren. U haalt zelf aan dat er nog heel wat mogelijkheden zijn voor ons land om een en ander moeilijker te maken en zeker niet te faciliteren. 223.000 buitenlandse werknemers, waarvan 45.000 uit niet-EU-landen is een spectaculaire stijging. In 2019 spraken we van ongeveer de helft. In 2008 spraken we van 5.000 mensen.
Ik denk dus dat het zeker een fenomeen is dat door een aantal vakbonden en vakorganisaties wordt aangeklaagd, omdat het sterk stijgt en een aantal bekende fenomenen bevat. U haalde zelf al aan dat een en ander gebeurt via Portugal, Bosnië, Kosovo, Nederland, enzovoort. Het gaat vaak ook om illegale tewerkstelling en het niet-naleven van een aantal loonvoorwaarden en tal van andere arbeidsvoorwaarden. Enkel door een kordate aanpak kunnen we deze fraude en andere malafide praktijken een halt toeroepen.
12.05 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, opnieuw, het is niet omdat er van detachering gebruik wordt gemaakt dat er per definitie wordt gefraudeerd, dus die veralgemening klopt niet. Wij kunnen er ook niet omheen dat heel wat van die jobs, bijvoorbeeld in de bouwsector, worden ingevuld via detachering omdat wij in ons land onvoldoende mensen vinden. Dat is een belangrijk stuk van de oplossing en vormde ook het laatste stuk van mijn vraag: op welke manier kunt en wilt u ervoor zorgen dat meer mensen in eigen land die vandaag een uitkering krijgen of om een andere reden inactief zijn, naar die jobs worden geleid? Zo wordt eigenlijke en oneigenlijke detachering een stuk minder aantrekkelijk en minder nodig. Daar ligt een van de sleutels. Wij kunnen immers moeilijk stoppen met detachering, want dan zullen letterlijk heel wat bouwwerven stilvallen, om maar één sector te noemen. Dat kan allesbehalve de bedoeling zijn.
Wij moeten dus echt naar oplossingen gaan. Het is een kwestie van push en pull. Enerzijds moeten wij er op Europees niveau naar streven om de periode waarin men kan worden gedetacheerd, te verkorten, en anderzijds moeten wij voor een alternatief zorgen om de noden op onze arbeidsmarkt in verschillende sectoren, zoals de bouw- en transportsector, op een andere manier te lenigen, met name door binnenlandse inactieve personen naar die jobs te leiden. Het ene kan ook niet zonder het andere, voor alle duidelijkheid, want anders valt de economie stil in ons land en dat kunnen wij ons echt niet permitteren, zeker niet na het voorbije coronajaar.
Het incident is gesloten.
La présidente: La question n° 55018580C de Mme Cécile Cornet est transformée en question écrite.
- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen" (55018624C)
- Cécile Cornet aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het einde van de degressiviteit tijdens het moederschapsverlof en het advies over wetsvoorstel 1871" (55019096C)
- Evita Willaert aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen tijdens de moederschapsrust" (55019119C)
- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La dégressivité des allocations de chômage" (55018624C)
- Cécile Cornet à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La fin de la dégressivité pendant le congé de maternité et l'avis sur la proposition de loi 1871" (55019096C)
- Evita Willaert à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La dégressivité des allocations de chômage durant le repos de maternité" (55019119C)
13.01 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, een van de coronasteunmaatregelen waartoe de regering vorig jaar besliste, was om de werkloosheidsuitkeringen niet langer te laten dalen. In een eerste fase werd de degressiviteit van de werkloosheidsuitkering bevroren van 1 april 2020 tot 31 augustus 2020. Ik geef toe dat het in de eerste weken van de lockdown fysiek onmogelijk was om als werkzoekende een job te vinden.
Ondertussen is dat enigszins veranderd, maar onlangs werd beslist om de schorsing van de degressiviteit opnieuw te verlengen tot 30 september 2021. Dat wil zeggen dat diverse dalingen van de werkloosheidsuitkering met 18 maanden werden opgeschort. Die tijdelijke bevriezing van de degressiviteit van de werkloosheidsuitkering is nefast voor de betaalbaarheid van de sociale zekerheid en werkt heel inactiverend.
Bent u van plan om de degressiviteit na september 2021 nog langer op te schorten? Welke parameters zijn er volgens u van belang bij het maken van die afweging? Op welke objectieve gegevens baseert u zich om een maatregel al dan niet te verlengen? Wat was tot nog toe de budgettaire kostprijs van de verlenging van de schorsing van de degressiviteit sinds de invoering ervan? Wat is de geschatte totale kostprijs van de schorsing van de degressiviteit?
13.02 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, ma question porte sur le gel de la dégressivité pendant le congé de maternité et l'avis que M. le ministre a rendu sur la proposition de loi 1871.
En effet, lorsque notre commission a entamé les travaux sur la proposition de loi 1871 permettant de supprimer la dégressivité des allocations de chômage durant le repos de maternité, la commission lui a demandé un avis.
Dans celui-ci, monsieur le ministre, vous saluez l’intention de la proposition de loi, comme vous l’aviez fait dans la presse en mars, et vous indiquez que votre cabinet travaille à un projet d’arrêté royal similaire intitulé "Arrêté royal modifiant l’article 116 de l’arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage concernant la prolongation des périodes d’indemnisation avec la période couverte par une indemnité de maternité"
Je salue à mon tour votre intention, et souhaite que ce changement dans la loi puisse s’opérer de la façon la plus efficace et la plus complète possible.
Dans votre avis, vous faites mention de contacts avec le comité de gestion de l’ONEM et avec le ministre Vandenbroucke.
Monsieur le ministre, pouvez-vous me dire quelle est la teneur exacte du texte en préparation? Quel a été l’avis du Comité de gestion de l’ONEM lorsqu’il a examiné le premier texte en avril et la seconde version le 16 juin? Quelle est la teneur des discussions en cours avec le ministre Vandenbroucke pour que la réglementation INAMI soit adaptée pour rendre le gel de la dégressivité effectif? Quel est le planning que vous envisagez?
13.03 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, mijn vraag is erg gelijkaardig aan die van collega Cornet. We hebben te maken met een absurde discriminatie, die wij gewoonweg niet uitgelegd krijgen. Wij hebben een wetsvoorstel ingediend waarover u een positief advies hebt gegeven. In de pers hebt u ook al laten weten dat u aan een oplossing zult werken.
Verschillende instanties hebben ook reeds positieve adviezen geformuleerd. Daarvan wil ik het advies van de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen in de verf zetten, aangezien die raad vraagt om retroactief te werken, tot het moment waarop de degressiviteit versterkt werd, in 2012. Ik weet niet of dat ook nog onderdeel uitmaakt van uw plan.
Wij kijken enorm uit naar informatie over de stand van zaken van uw initiatief in de regering.
13.04 Minister Pierre-Yves Dermagne: De regering heeft besloten de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen op te schorten tot 30 september 2021. Over de verlenging van de maatregel na 30 september heeft de regering nog geen besluit genomen.
De RVA raamt de reële extra kosten voor de bevriezing van de degressiviteit tot 31 mei 2021 op 140 miljoen euro. De meerkosten zullen einde 2025 356 miljoen euro bedragen.
Uiteraard zijn deze kosten bruto en wordt er geen rekening gehouden met nieuwe inkomsten, met name op fiscaal gebied, zoals extra btw-inkomsten.
Wat de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen tijdens de moederschaprust betreft, kan ik het volgende zeggen.
Je travaille actuellement sur un projet d'arrêté royal tendant à modifier la réglementation chômage de manière à geler la dégressivité des allocations durant le congé de maternité. Ce texte est à peu de choses près identique à celui dont votre commission a discuté dès lors qu'il porte modification de l'article 116 de l'arrêté royal du 24 novembre 1991.
Ce projet a été soumis une seule fois au comité de gestion de l'ONEM. Celui-ci a émis un avis partagé le 1er avril 2021. Toutefois, à l'occasion de discussions qui ont suivi le passage devant le comité de gestion de l'ONEM, il est apparu que l'objectif escompté par le projet d'arrêté royal ne pourrait être entièrement atteint par le biais de la seule modification de l'article 116 et qu'une modification de la réglementation INAMI devait également être envisagée. Ce n'est en effet que par l'intermédiaire de cette double intervention au niveau de l'assurance chômage et de l'assurance maladie-invalidité que la travailleuse pourra bénéficier d'un gel effectif de la dégressivité de ses allocations de chômage tant durant qu'au sortir de son congé de maternité.
J'ai donc engagé des discussions avec mon collègue le ministre Vandenbroucke qui a immédiatement été convaincu de la nécessité d'agir sure ces deux points.
Le ministre Vandenbroucke a présenté son projet de texte au comité de gestion de l'INAMI le 16 juin dernier. Pour l'instant, je n'ai pas encore eu l'occasion d'obtenir un retour. Je ne doute pas que dans les heures qui viennent, mon cabinet et le sien auront des contacts sur la position du comité de gestion de l'INAMI sur cette proposition.
S'agissant de votre question sur la rétroactivité de la mesure, cette possibilité doit être analysée avec les administrations compétentes. Après avoir reçu les avis de l'ONEM et de l'INAMI – ce qui sera le cas dans les prochaines heures –, la question de la rétroactivité sera également sur la table.
13.05 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vraag had natuurlijk een andere strekking dan de vraag van de twee andere leden. Het is naar mijn mening dus ongelukkig dat zij worden samengevoegd.
Ik heb echter nog twee vragen ter verduidelijking. Ik heb begrepen dat de budgettaire kostprijs tot 31 mei 140 miljoen euro is. Is dat 2020 of 2021?
13.06
Minister Pierre-Yves Dermagne: 2021.
13.07 Björn Anseeuw (N-VA): Welke objectieve parameters wilt u gebruiken bij het maken van de afweging in verband met de schorsing van de degressiviteit? U hebt die vraag niet beantwoord. Ik wil u graag de kans geven ze alsnog te beantwoorden.
13.08 Minister Pierre-Yves Dermagne: Een en ander past in een algemeen pact over steunmaatregelen op sociaal, economisch en fiscaal vlak in overleg met mijn collega's in de regering.
13.09 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, ik ga er toch van uit dat u als minister van Werk een voorstel aan uw collega's zult doen, maar blijkbaar wilt u niet in uw kaarten laten kijken. We hebben dus nog altijd het raden naar de parameters die worden gebruikt, terwijl dat toch wel belangrijk is.
Ik vind uw antwoord een beetje vreemd. Misschien worden er geen parameters gebruikt en is het een louter politiek marchanderen tussen verschillende strekkingen in de regering over deze of gene steunmaatregel. De ene krijgt dit, de andere krijgt dat.
Ik denk dat het kwalijk zou zijn als het gaat over de degressiviteit van werkloosheidsuitkeringen en het activeren van die uitkeringen.
13.10 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie de vos réponses.
Cette discrimination que subissent les mères de famille au chômage doit absolument être effacée. C'est le sens de l'Histoire de supprimer cette dégressivité durant le congé de maternité. Tel est bien l'objectif poursuivi par la proposition de loi que j'ai déposée avec ma collègue. Si vous obteniez ce résultat par d'autres moyens, j'en serais véritablement satisfaite. Je vous encourage même sur cette voie, d'autant que vous semblez indiquer pouvoir le faire complètement.
Comme moi, vous avez lu que la Ligue des familles, le Conseil de l'Égalité et la secrétaire d'État ont rendu un avis très positif. J'espère que vous vous en inspirerez. J'entends également que le ministre Vandenbroucke en est convaincu. C'est une bonne nouvelle!
Par ailleurs, les contacts se poursuivent avec l'ONEM et l'INAMI. En tout cas, je puis vous certifier, monsieur le ministre, que je serai rigoureusement attentive au contenu, à la mise en œuvre réelle et, surtout, au planning. Je vous regarderai par-dessus l'épaule…
La présidente: Carrément!
13.11 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): … et je vous questionnerai régulièrement pour que cette proposition de loi puisse prendre effet, quelle qu'en soit la manière. Je vous remercie encore.
La présidente: Merci, madame Cornet. Quel soutien psychologique!
13.12 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik wil daar alleen nog maar aan toevoegen dat er niet een maar twee vrouwen over uw schouder zullen meekijken om het dossier tot een goed resultaat te brengen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
La présidente: Monsieur le ministre, je vous remercie de votre présence et vous dis peut-être à bientôt.
13.13 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Je vous remercie, madame la présidente. Je rappellerai aussi que mon cabinet et moi-même nous tenons à la disposition des parlementaires s'ils souhaitent transformer des questions orales en questions écrites, pour que nous puissions anticiper les procédures du greffe et du Parlement et que chacun puisse obtenir une réponse le plus rapidement possible.
La présidente: Vous faites bien de le rappeler, monsieur le ministre.
La question n° 55018697C de Mme Cécile Cornet est transformée en question écrite, tout comme ma question n° 55019166C.
La réunion publique de commission est levée à 17 h 27.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.27 uur.