Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du
Climat |
Commissie
voor Energie, Leefmilieu en Klimaat |
du Mardi 29 juin 2021 Après-midi ______ |
van Dinsdag 29 juni 2021 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.41 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 41 et présidée par M. Patrick Dewael.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Dividend Electrabel – nucleaire voorzieningen: actualiteitsdebat en toegevoegde vragen van
- Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De dividenduitkering door Electrabel" (55018610C)
- Reccino Van Lommel aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De uitkering van het dividend door Electrabel aan de Franse moeder" (55018669C)
- Leen Dierick aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De ontmanteling van de kerncentrales" (55018715C)
- Kim Buyst aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het door Electrabel uitgekeerde dividend" (55018989C)
- Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De nucleaire voorzieningen" (55019351C)
- Malik Ben Achour aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het door Electrabel aan ENGIE uitgekeerde dividend" (55019353C)
- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De dividenduitkering bij ENGIE Electrabel" (55019412C)
- Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De uitkering door Electrabel van een uitzonderlijk dividend na een recordverlies" (55019434C)
01 Dividende Electrabel – installations nucléaires: débat d'actualité et questions jointes de
- Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le paiement d'un dividende par Electrabel" (55018610C)
- Reccino Van Lommel à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le paiement du dividende par Electrabel à la société-mère française" (55018669C)
- Leen Dierick à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le démantèlement des centrales nucléaires" (55018715C)
- Kim Buyst à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le dividende distribué par Electrabel" (55018989C)
- Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les provisions nucléaires" (55019351C)
- Malik Ben Achour à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le dividende versé par Electrabel à ENGIE" (55019353C)
- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La distribution de dividendes par ENGIE Electrabel" (55019412C)
- Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le versement par Electrabel d'un dividende exceptionnel après une perte record" (55019434C)
01.01 Kris Verduyckt (Vooruit): Net was er in de commissie voor Nucleaire Veiligheid een discussie met het bedrijf Electrabel. Dat ging voornamelijk over de ontmanteling van de kerncentrales en de nucleaire berging. Dat is natuurlijk niet alleen een boeiend, maar ook een bijzonder belangrijk en cruciaal debat voor de komende jaren.
Vandaag is er 14 miljard euro opgebouwd in Synatom. Sommige van die middelen zijn ook weer uitgeleend aan Electrabel. Hoe zit het met de beschikbaarheid van de financiële middelen?
In de pers las ik dat de ontmantelings- en bergingsoperatie 18 miljard euro zou kosten. Dat is de schatting vandaag. Klopt dat? Kunt u daar enige toelichting rond geven?
U kondigde hieromtrent een wetswijziging aan om toch wat meer vat te hebben op het principe 'de vervuiler betaalt'. We hebben allemaal in de media gelezen dat Electrabel een dividend heeft uitgekeerd aan het moederbedrijf van bijna 700 miljoen euro op een moment dat er toch verliezen genoteerd werden. We hebben daar de CEO van Electrabel net over ondervraagd. Hij vermeldde dat hij in een financieel stevige groep zit en dat dat deel uitmaakt van het financiële beleid van zijn groep. Dat kan allemaal wel zijn, maar gelden die in het buitenland zitten, lijken voor ons land ver weg te zijn.
U hebt in de pers zelf ook uw verontwaardiging en bezorgdheid daarover geuit. Denkt u dat u op een of andere manier impact kunt hebben op een eventuele kapitaalvlucht? De zekerheid over de financiën en vooral de zekerheid dat de maatschappij straks niet opdraait voor de nucleaire vervuiling en de afhandeling ervan, is een rode draad die ons allemaal zou moeten binden.
01.02 Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de minister, er werd beslist om vanuit Electrabel een dividend van 700 miljoen euro op te stromen naar het moederbedrijf ENGIE in Frankrijk, dat nood zou hebben aan extra financiële middelen. Die nood zou aan de basis liggen van de opstroming.
Electrabel heeft verklaard dat de balans sterk genoeg is om zijn verplichtingen in de toekomst te blijven nakomen. In 2017 werd ook al een dividend van 1,6 miljard euro opgestroomd, ondanks het feit dat er de voorbije jaren meer verlies dan winst werd gerealiseerd en dat zelfs het eigen vermogen van Electrabel verder afnam.
Dat doet vragen rijzen bij de ontmanteling van de kerncentrales, die naar schatting 18 miljard euro zal kosten. In het dochterbedrijf Synatom zit een beleggingsportefeuille die sterk afhankelijk is van het bedrijf zelf omdat Electrabel er voor meer dan de helft van de portefeuille deel van uitmaakt. Dat betekent dat wanneer de waarde van Electrabel daalt omdat het eigen vermogen daalt, dit een grote invloed zal hebben op Synatom en op de ontmanteling van de kerncentrales.
Mevrouw de minister, wat zult u ondernemen om een verdere uitkleding van Electrabel te voorkomen? Hebt u ondertussen overleg gehad met de top van Electrabel? Hoe zal de regering voorkomen dat de middelen voor de ontmanteling van de kerncentrales ontoereikend zouden zijn en op de belastingbetaler zouden worden afgeschoven? Welke garanties kunt u op dat vlak bieden?
De voorzitter: Mevrouw Dierick is verontschuldigd.
01.03 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ook voor onze fractie is dit item belangrijk. De ontmanteling van de kerncentrales heeft een behoorlijke kostprijs. Ik begrijp niet dat een bedrijf dat vorig jaar 2 miljard euro verlies maakte toch 693 miljoen euro aan dividend kan uitkeren. Ik snap het al helemaal niet omdat het in dezen gaat over Electrabel, een bedrijf dat toch wel voor een miljardenproject staat in de komende jaren.
De middelen van Synatom moeten de volgende jaren en decennia nog aangroeien om de kosten van de ontmanteling van de kerncentrales en van het beheer van de gebruikte splijtstof te dekken. We hebben dus nood aan een sterk Electrabel dat de benodigde groei kan dragen, iets wat u ook in de pers al heeft gezegd. Deze demarche van ENGIE lijkt echter de tegengestelde richting uit te gaan.
U gaf reeds aan dat u het wettelijke kader inzake de nucleaire voorzieningen zult versterken. Deze situatie toont aan dat dit ongelooflijk hard nodig is. Ik heb eigenlijk slechts één vraag, namelijk welke initiatieven u zult nemen om te garanderen dat Electrabel zijn verplichtingen zal nakomen.
01.04 Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, M. Ben Achour a demandé à être excusé. Je prendrai la parole à l'issue des questions inscrites.
01.05 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, ik sluit mij uiteraard aan bij mijn collega's. Ik zal er niet te lang over doen. Er is 700 miljoen euro aan dividenden uitbetaald, terwijl Electrabel naar eigen zeggen een verlies heeft geleden van 2 miljard euro. Dat is natuurlijk de logica van de aandeelhouders. Te allen tijde moeten de winsten van de aandeelhouders gegarandeerd worden, zelfs al maakt het bedrijf verlies. We hebben het er vorige week in de plenaire vergadering nog over gehad. Electrabel zou geen geld hebben voor het betalen van de nucleaire taks, maar wel 700 miljoen euro cash om dividenden uit te betalen.
Het is ook al door de collega's gezegd, maar het risico bestaat wel degelijk dat Electrabel zo volledig uitgekleed wordt door het moederbedrijf en dat het beheer en de berging van het radioactieve afval en de veilige ontmanteling van de kerncentrales in het gedrang komen. Daarover heb ik een aantal vragen voor u, mevrouw de minister.
Wat vindt u van de dividenduitkering van 700 miljoen euro? Hoe is dat mogelijk voor een bedrijf dat naar eigen zeggen 2 miljard euro verlies maakt? Hoe gaat u ervoor zorgen dat Electrabel niet volledig uitgekleed kan worden en de factuur voor het kernafval en de ontmanteling van de kerncentrales wordt doorgeschoven naar de Belgische belastingbetalers?
Nu zien we dat Electrabel toch genoeg cash in bezit heeft. Daarover zou ik u een piste willen voorleggen. Zou u dan niet beter aan Electrabel vragen om de leningen van het Synatomfonds versneld af te betalen? Die zijn immers bedoeld voor de ontmanteling van de kerncentrales en de berging van het hoogradioactieve afval. Als men dan toch geld heeft, dan mogen ze beginnen met deze leningen versneld af te betalen.
01.06 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, madame la ministre, Electrabel reste une entreprise florissante pour la multinationale dont elle est la filiale. Elle a la capacité de générer des bénéfices importants qui peuvent réjouir ses actionnaires jusqu'à présent, bien que ses fonds propres diminuent au fil du temps et que se profile à l'horizon la réalisation du cadre légal belge qui consiste à arrêter l'exploitation de l'énergie nucléaire sur notre sol.
À chaque fois que des dividendes importants sont versés par la filiale à sa maison-mère, il y a inquiétude en Belgique et le précédent gouvernement ne s'est pas croisé les bras, puisque j'ai augmenté la totalité des montants logés dans Synatom à titre de provision nucléaire et de manière très significative. Ces montants s'élèvent maintenant à 14 milliards d'euros. Le démantèlement qui durera des dizaines d'années nécessitera qu'on surveille la situation pendant des dizaines d'années. Il faudra un cadre légal renforcé et plus robuste que celui prévu par la loi de 2003 sur les provisions nucléaires.
C'est ainsi que j'avais développé un projet de loi qui n'a pas pu être déposé avant les élections de mai 2019. Il est ainsi devenu une proposition de loi que j'ai déposée immédiatement à l'entrée de cette législature et qui fera partie des éléments de la discussion que, sans nul doute, si je crois ce que j'en lis dans la presse, vous ramènerez sur la table. Vous aviez promis de présenter un premier paquet avant cet été. Nous n'avons pour l'instant encore rien vu venir. C'est un travail de longue haleine. Plusieurs pistes sont possibles. Certains collègues en ont cité l'une ou l'autre.
Madame la ministre, quand viendrez-vous au Parlement avec un cadre juridique ou un projet de loi qui renforce le cadre juridique de la loi de 2003 sur les provisions nucléaires afin de faire en sorte que le principe du pollueur-payeur, qui nous est commun, c'est-à-dire que nous défendons toutes les deux, soit bien appliqué et qu'on n'aille pas chercher dans la poche du contribuable pour assumer le démantèlement de nos centrales nucléaires?
01.07 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, alors même que son dernier rapport annuel (comme répété à maintes reprises) fait état d'une perte de deux milliards d'euros, Electrabel a approuvé, fin 2020, le versement d'un dividende de 693 millions d'euros à ENGIE, de quoi se poser des questions sérieuses sur la capacité de l'exploitant à financer sa sortie du nucléaire. On sait par ailleurs que 14 millirads d'euros de provision sont logés chez Synatom en vue d'assumer le démantèlement des réacteurs nucléaires et le stockage des déchets radioactifs.
Dans ce contexte, quel est votre avis quant à ces provisions? Sont-elles suffisantes? Y a-t-il un risque que les citoyens (c'est ce qui importe et inquiète) doivent régler la facture à un quelconque moment? Dans l'affirmative, cela serait inadmissible d'autant que pendant ce temps, la maison-mère d'Electrabel perçoit pareils dividendes affaiblissant financièrement la filiale belge.
Je salue votre critique préalable à l'égard du dividende versé, lequel serait, vous citant "inacceptable si c'est un prélude à un démantèlement d'Electrabel avant que la facture de la sortie du nucléaire ne soit payée."
Cela dit, j'aimerais vous entendre davantage sur l'analyse relative à la prétendue "robustesse" d'Electrabel (pour reprendre son terme) et à sa capacité suivant le principe du pollueur/payeur à assumer les coûts à venir de la sortie du nucléaire? Que ressort-il de vos échanges avec ENGIE sur le sujet? Quelles initiatives comptez-vous prendre pour garantir qu'Electrabel remplira bien ses obligations? Je vous remercie.
01.08 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, collega's, ik dank u voor de lange en uitgebreide vragen. Het gaat hier om de grootste en de langste werf ooit, namelijk de ontmanteling van onze zeven kernreactoren en het beheer nadien van het afval dat daaruit voortkomt. Waarom stel ik dat het om de langste werf gaat? Wij kijken hier naar vele honderdduizenden jaren, namelijk tweehonderd- tot driehonderdduizend jaar. Het is een enorme uitdaging qua veiligheid en financiering. Alle vragen die hier zijn gesteld over de financiële situatie van ENGIE Electrabel, zijn pertinent.
Zoals mevrouw Buyst en andere leden hebben aangegeven en zoals ik ook heb opgemerkt, toen het nieuws bekend werd, hebben wij een sterk Electrabel nodig om verantwoordelijkheid te nemen voor zaken uit het verleden. Ik verwijs naar mijn uitspraak: "Als dit een voorbode is van de ontmanteling van Electrabel voor het de factuur van de kernuitstap heeft betaald, dan is dit onaanvaardbaar."
Velen hebben mij gevraagd of ik overleg had met ENGIE Electrabel. Ik heb uiteraard regelmatig overleg met ENGIE Electrabel en het bedrijf is op de hoogte van mijn voornemen om het wettelijke kader te versterken. Daarvoor is zelfs geen overleg nodig, want dat staat ook in het regeerakkoord.
Ik heb het bedrijf wel vragen gesteld over het dividend en over de invloed op de nucleaire voorzieningen. Men heeft mij de volgende uitleg gegeven, die ook terug te vinden is in de geconsolideerde rekeningen van de groep ENGIE. Ten eerste, het productievolume van de 7 kerncentrales in België lag op 32 terrawattuur in 2020, meer dan 20 % lager dan in 2019. Dat was te wijten aan de laatste lange stilleggingen voor de werken die gepaard gaan met het project Long Term Operation (LTO), dus de levensduurverlenging. De lagere productie werd deels gecompenseerd door hogere elektriciteitsprijzen, maar resulteerde in een negatief operationeel resultaat voor de nucleaire activiteiten.
Ten tweede, het dividend van 693 miljoen euro, dat Electrabel uitbetaalde aan ENGIE, stemt overeen met 70 % van het netto recurrent resultaat van 2019, namelijk 990 miljoen euro. Dat dividend is kleiner dan de dividenden die Electrabel zelf ontving van zijn buitenlandse participaties, die 1,1 miljard euro bedroegen.
De totale investeringen van Electrabel in 2020, zijnde 1,8 miljard euro, overtroffen ruimschoots de desinvesteringen, namelijk 700 miljoen euro, en bedroegen netto nog steeds meer dan 1,1 miljard euro.
De vorderingen van Electrabel op ENGIE daalden naar 11,8 miljard euro. De financiële activa van Synatom groeiden aan tot 4,4 miljard euro. In de periode 2021-2025 zullen nog leningen ten belope van 4,7 miljard in verband met de gebruikte splijtstof worden terugbetaald door Electrabel aan Synatom.
De nucleaire voorzieningen bedroegen einde 2020 14 miljard euro, waarvan 6,2 miljard voor de ontmanteling van de kerninstallaties en 7,8 miljard voor de berging van de gebruikte splijtstof. De kosten die daartegenover staan, worden geraamd op 18 miljard euro. Dat bedrag slaat op de overnightkosten, de kosten wanneer men die ontmanteling en berging op 24 uur tijd zou realiseren. Dat gebeurt in de praktijk natuurlijk niet. In de praktijk is die uitgave gereserveerd voor een opdracht over ongeveer 100 jaar in de tijd. De omrekening van overnightkosten naar courante kosten moet gebeuren aan de hand van een hypothetische inflatie van 2 % en een spreiding in de tijd. Dat zou dan neerkomen op courante kosten van iets meer dan 40 miljard euro. De werkelijke inflatie kennen wij uiteraard niet, want wij hebben geen glazen bol. Het bedrag is er dus een van de best effort en is uiteraard zeer indicatief.
U merkt dus dat de uitdaging groot is. Tegelijk hebben er nog nooit zoveel liquide middelen op de balans van Synatom gestaan, 4,4 miljard. Het was mevrouw Marghem die er ook naar verwees. Het kan echter niet dat Electrabel zou worden uitgekleed. Electrabel moet in staat blijven om alle verplichtingen die het heeft betreffende de ontmanteling en betreffende de berging op lange termijn van de verbruikte splijtstof, na te komen. Ik ben echter niet van plan om te blijven hopen op de goede wil van de exploitant. Daarom wil ik de slagkracht van de Commissie voor nucleaire voorzieningen uitbreiden, zodat zij een meer doeltreffende controle kan uitoefenen op de voorzieningen en daarvoor ook de nodige maatregelen kan nemen.
Op het moment is er voor de terugbetaling van de leningen een vrijwillig engagement van de groep, een belofte die gedaan is aan de Commissie voor nucleaire voorzieningen. Ik ben van plan om dat in elk geval te verankeren in de wet. Mijn kabinet heeft daarover ook al samen gezeten met de Commissie voor nucleaire voorzieningen. De ontwerpen daarvoor zijn zich aan het concretiseren. Ik heb er goede hoop op dat ik daarmee zo snel mogelijk naar de commissie zal kunnen komen. Het klopt dat het mijn voornemen was om dat vóór de zomer te doen, maar het vergt meer tijd dan verwacht en ik wil niet graag met half werk naar het Parlement komen. Het tijdpad is dus om dat wetgevend kader voor het einde van het jaar tot stand te kunnen brengen.
01.09 Kris Verduyckt (Vooruit): Er is absoluut duidelijkheid nodig. Electrabel heeft daarstraks natuurlijk geen vork opgegeven en heeft geen idee van de kosten. Het bedrijf heeft wel toegezegd dat het zijn verantwoordelijkheid wil opnemen. De vraag is evenwel voor wat, als de cijfers niet helemaal duidelijk zijn.
U geeft meer duidelijkheid, maar dan nog blijft het een indicatief cijfer. Niemand hier zal met zekerheid kunnen zeggen wat het uiteindelijk wordt, ongeacht alle expertise hier aanwezig. Het is een bijzonder langdurig proces. Ongetwijfeld zal men geconfronteerd worden met onvoorziene factoren. Daarom is het toe te juichen dat u verder zoekt naar manieren om met zekerheid een beroep te kunnen doen op het goed gevulde Synatomfonds. Daarvoor zult u alle steun van de Vooruitfractie krijgen.
01.10 Reccino Van Lommel (VB): We hadden al een deeltje van het antwoord gekregen tijdens de vergadering van de commissie voor Nucleaire Veiligheid zojuist. Ik begrijp dat u wetgevende initiatieven zult nemen die moeten garanderen dat het bedrijf zijn verplichtingen nakomt.
U zegt dat het Synatomfonds goed is voor 4,4 miljard euro aan liquide middelen. Dat bedrag zou moeten stijgen tot 18 miljard. Het betreft natuurlijk ook deels een beleggingsportefeuille die voor meer dan de helft afhankelijk is van de waarde van Electrabel zelf. Wanneer het eigen vermogen van Electrabel daalt, zal natuurlijk ook de waarde van Synatom verder dalen. We moeten daar zeker over waken, opdat de belastingbetaler uiteindelijk niet zal moeten opdraaien voor de ontmanteling van de kerncentrales. Die ontmanteling zal immers nog twintig jaar of langer in beslag nemen. Het zal dus een bijzonder lang traject zijn dat we met de mensen van Electrabel moeten afleggen. We moeten dus kunnen rekenen op voldoende garanties.
01.11 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, het is duidelijk dat nucleaire energie ons miljarden euro's kost. U sprak over de ontmanteling, maar daarnaast is er ook het beheer van het afval, waarvoor wij nog jaren geld nodig zullen hebben om dat in goede banen te leiden. Het klopt dus dat wij een sterk Electrabel nodig hebben omwille van die miljarden euro's voor de nucleaire opkuis. Wij vinden het heel belangrijk dat de vervuiler betaalt en dat ENGIE Electrabel daarvoor voldoende geld opzijzet.
Uit de cijfers blijkt inderdaad dat de uitdaging groot is en u stelt vandaag opnieuw dat u er, overigens conform het regeerakkoord, werk van wilt maken. U wil de Commissie voor nucleaire voorzieningen meer slagkracht geven en u wil nadenken op welke manier de leningen terugbetaald kunnen worden. U doet dus wat u moet doen. Ik vind het eigenlijk schrijnend dat wij ons op dit moment allemaal zorgen moeten maken of de middelen er zullen zijn. Ook op dat vlak is de kernuitstap mijns inziens onvoldoende voorbereid door de vorige regeringen; ik ben alvast blij dat u doet wat nodig is.
01.12 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, uw antwoord met zijn vele cijfers komt toch een beetje over als een boekhoudkundig antwoord, terwijl mijn vraag was wat u er politiek van vindt. Ik had iets meer verwacht dan de uitleg die u vriendelijk aan Elia hebt gevraagd. Wij steunen u natuurlijk in uw demarches om de nucleaire provisie te versterken. Het wetgevend kader moest er al vóór de zomer komen, maar het is nu tegen het einde van dit jaar gepland en dat juichen wij alleszins toe.
U hebt zich voorts niet uitgesproken of er een mogelijkheid is om de leningen van Synatom versneld af te betalen, aangezien er blijkbaar genoeg cash bij Electrabel is, waarvan akte.
01.13 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, c'est vrai qu'une question aussi vaste, qui engage autant d'argent et autant d'années, méritait une réponse politique. Malheureusement, nous n'avons pas cette réponse politique, et je tiens à préciser ce qui suit parce que j'estime que c'est important de le dire maintenant. Tout à l'heure, nous avons entendu M. Saegeman, CEO d'Electrabel, nous dire qu'il préparait le démantèlement des sept réacteurs nucléaires, comme le veut le cadre légal. C'est bien normal, puisqu'il a rappelé dès le début de sa prise de fonction en tant que CEO d'Electrabel, qu'il s'était rendu compte que le gouvernement allait appliquer son accord de gouvernement. Même s'il s'agit d'une lapalissade, cela veut tout dire.
Vous êtes bien placée, madame la ministre, pour connaître le monde de l'entreprise. Comme avocate, vous l'avez pratiqué. Dans votre cabinet se trouvent d'ailleurs plusieurs personnes qui viennent directement du monde de l'entreprise, et vous savez que l'entreprise a besoin de prévisibilité. Dans la mesure où, d'une part, d'importants dividendes continuent à être versés à la maison mère et où, d'autre part, à l'époque M. Deleuze, votre coreligionnaire, a mis au point la loi de sortie du nucléaire et la loi sur les provisions nucléaires, qui n'a pas été réformée depuis toutes ces années - voilà les gouvernements précédents dont il vient d'être question, madame Buyst -, il est donc bien clair que je suis à votre disposition pour en discuter, au travers de la proposition de loi que j'avais déposée.
Il y a néanmoins un point fondamental. En effet, à partir du moment où une ligne de l'accord de gouvernement a échappé à Electrabel, qui concerne l'imprévu du mois de novembre, un imprévu en matière de continuité dans la sécurité d'approvisionnement et dans les prix, à savoir qu'il faudrait, à cause de cet imprévu, quand même continuer à prolonger deux centrales nucléaires, et donc demander à Electrabel d'arrêter le démantèlement qu'elle a entamé pour deux des sept réacteurs nucléaires, vous allez vous trouver dans une situation extrêmement délicate. Je ne voudrais pas que vous ne sachiez pas à quel point cette situation va être délicate, et je vais donc le dire maintenant.
Il va sans dire qu'une entreprise va essayer de limiter les coûts. Et comme on lui demande de faire une chose qui n'était pas prévue, subitement, elle va naturellement entrer en négociation avec le gouvernement belge, faire payer cher la prolongation de deux réacteurs nucléaires et mettre en balance dans cette négociation la forfaitisation des provisions nucléaires. J'attire votre attention sur ce point. Il est clair que vous ne pouvez pas aller dans cette voie et, en tout cas, je serai là pour le rappeler. Il est hors de question d'entrer dans une logique de forfaitisation des provisions nucléaires puisque, pendant des années, il va falloir suivre de près une situation de traitement des déchets nucléaires, qu'ils soient de catégorie A ou de catégories B et C, et on sait que pour ces dernières, cela va durer des dizaines d'années, 80 ans, ainsi que l'a rappelé M. Saegeman.
J'attire votre attention sur le fait qu'il est fondamental que vous renforciez le cadre législatif dès maintenant et qu'au lieu d'attendre d'être dans la surprise en novembre, vous voyiez déjà ce qui est prévisible dès maintenant, à savoir qu'il y a deux réacteurs nucléaires qu'il faudra prolonger.
01.14 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, u bent hiervoor gewaarschuwd bij het regeerakkoord. U bent daarvoor gewaarschuwd bij uw beleidsnota. U blijft daarvoor gewaarschuwd. Wat er zal gebeuren op het moment dat het toch nodig zal zijn weet ik niet, maar dat er niet veel zal gebeuren op dat vlak lijkt mij wel duidelijk.
Inzake de hele kwestie met Synatom en ENGIE Electrabel meen ik dat het belangrijk is dat die middelen gradueel terug naar het Synatomfonds gaan. Ik heb tegen de vorige regering ook al gezegd dat het niet onlogisch zou zijn dat de middelen bij het sluiten van een aantal kerncentrales in dezelfde verhouding naar het fonds terugkeren.
Ik denk dat het belangrijk is dat die middelen in de komende jaren ook nog groeien. Vandaag wordt een onderscheid gemaakt tussen de 14 miljard euro, de 18 miljard euro en de 40 miljard euro. We moeten erbij vermelden dat men er altijd van uitging dat die 14 miljard euro over de jaren heen ook nog wel wat groeimarge had. Het is altijd de bedoeling geweest dat men een basisbedrag had dat door de jaren heen kon groeien om ervoor te zorgen dat de kosten voor de hele termijn kunnen worden gedekt.
Ik zie in het regeerakkoord ook nog een passage over het inzetten van de Synatommiddelen voor de energietransitie. Ik ben dan heel benieuwd hoe u ervoor zult zorgen dat het geld enerzijds naar dat fonds terugkeert en hoe u dat geld anderzijds uit het fonds naar andere doeleinden zal laten wegvloeien. Ik weet niet op welke manier men kan garanderen dat die centen terugkomen.
We kennen allemaal zeer goede voorbeelden op het vlak van energietransitie, maar er zijn net zo goed voorbeelden waarbij er ook risico's mee gepaard gaan. Ik denk dat uw partij voor een van die zaken, Electrawinds, ooit een Groene Pluim heeft uitgereikt. Daarvoor wil ik absoluut waarschuwen.
L'incident est clos.
02 CRM en Ad & Flex studie Elia: actualiteitsdebat en toegevoegde vragen van
- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De integratie van de nieuwe EU-methodologie in de adequacy- en flexibiliteitsanalyse van Elia" (55018667C)
- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De nieuwe Elia-studie over de adequacy- en flexibiliteitsnoden van België voor de periode 2022-2032" (55019391C)
- Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het tweejaarlijkse rapport van Elia" (55019403C)
- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De opmerkelijke statements van Elia over haar nieuwe adequacystudie 2022-2032" (55019406C)
- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De nieuwe adequacystudie van Elia 2022-2032 en het CRM" (55019408C)
- Kim Buyst aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De Elia-studie m.b.t. bevoorradingszekerheid en flexibiliteit" (55019425C)
- Patrick Dewael aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De nieuwe adequacy- en flexibiliteitsstudie van Elia" (55019441C)
- Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het overnemen van de ACER-methode door Elia in de adequacystudie" (55019446C)
02 CRM et l'étude Elia Ad & Flex: débat d'actualité et questions jointes de
- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'intégration de la nouvelle méthodologie de l'UE dans l'étude d'adéquation et de flexibilité d'Elia" (55018667C)
- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La nouvelle étude d'Elia sur les besoins d’adéquation et de flexibilité de notre pays pour 2022-2032" (55019391C)
- Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le rapport biennal d'Elia" (55019403C)
- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les propos étonnants d'Elia concernant sa nouvelle étude d'adéquation 2022-2032" (55019406C)
- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La nouvelle étude d'adéquation d'Elia 2022-2032 et le CRM" (55019408C)
- Kim Buyst à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'étude d'Elia sur la sécurité d'approvisionnement et la flexibilité" (55019425C)
- Patrick Dewael à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La nouvelle étude d'adéquation et de flexibilité d'Elia" (55019441C)
- Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La méthode ACER dans la méthodologie d’Elia dans le rapport sur l’adéquation" (55019446C)
02.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, de wettelijk opgelegde tweejaarlijkse adequacy- en flexibiliteitsstudie van Elia is vrijdag voorgesteld. Die is natuurlijk zeer belangrijk voor de toekomstige CRM-veilingen, onder andere voor de volumeparameters. Het volume dat vier jaar later noodzakelijk zal zijn voor de bevoorradingszekerheid, wordt immers jaarlijks ingeschat.
De Europese verordening 2019/943 legt op dat de methodologie voor de beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening wordt gebruikt om onder meer de noodzaak van een CRM te beoordelen. Er werd voor de toepassing van het ACER-besluit rond de nieuwe Europese methodologie voor de European resource adequacy assessment (ERAA), dat dateert van 2 oktober 2020, een meerjarig implementatieplan opgesteld, waarin er sprake is van een betrouwbaarheidsnorm. In de tweede helft van april hebt u de bevoegde Europese commissaris een toelichting gegeven bij de wisselwerking tussen de Europese methodologieën en het CRM-design. Een aantal aspecten van de nieuwe Europese methodologie worden in de nieuwe studie van Elia rond de bevoorradingszekerheid, zoals werd aangekondigd, meegenomen. Het gaat onder andere om de kwestie van de klimaatjaren en de berekeningsmethode voor de verwachte inkomsten.
U hebt steeds beklemtoond dat een aantal aspecten van de Europese methodologieën sneller zullen worden omgezet dan in het implementatieplan van ENTSO-E. Op welke manier zijn de verschillende aspecten van de nieuwe Europese methodologie precies in de nieuwe studie van Elia toegepast? Welke gevolgen zijn er precies voor het lopende en toekomstige CRM-design en bij uitbreiding voor de toekomstige veilingen? Wat is de stand van zaken in verband met de nieuwe betrouwbaarheidsnorm?
Ik wil nog even heel kort grasduinen in de studie. In het format van een mondelinge vraag kan ik u immers alleen enkele aandachtspunten voorleggen waarop Elia wijst. Ten eerste, tijdens de winter van 2024-2025 kunnen er tekorten ontstaan als risicovolle gebeurtenissen van de afgelopen jaren in het buitenland zich herhalen.
Het is mogelijk dat er in die periode overgangsmaatregelen nodig
zijn, met name een strategische reserve.
Ten
tweede stelt Elia dat de komende jaren productieoverschotten in Europa onder
druk kunnen komen op het moment dat België die nodig heeft. Ook kan er een
gebrek aan beschikbare grensoverschrijdende capaciteit ontstaan, die nodig is
om die elektriciteit naar België te brengen. Daarom zullen volgens Elia
beleidskeuzes in België maar ook in andere Europese landen bepalen in welke
mate ons land de onzekerheden en de risico's omtrent zijn
bevoorradingszekerheid kan beperken.
Ten derde
verwacht Elia dat de kosten van het CRM gecompenseerd worden door een daling
van de groothandelsprijzen voor de Belgische consumenten. Dat deel van de
studie was een van de blikvangers in de pers. U hebt echter zelf gezegd dat het
CRM zal leiden tot stabiliteit op de markt met minder prijspieken. U zit dus
samen te paard met Elia, dat het zelfs heeft over een nettomeerwaarde van 100 à
300 miljoen euro per jaar. Het CRM verdient dus zichzelf terug. Zeer
boeiend!
Ten
vierde zal België op langere termijn te kampen krijgen met een structureel
tekort aan binnenlandse hernieuwbare energiebronnen. Een focus op zowel de
ontwikkeling van binnenlandse hernieuwbare energie als partnerschappen met
landen met een structureel overschot aan hernieuwbare energie is aangewezen.
België zou dus vandaag al werk moeten maken van die belangrijke
partnerschappen.
Dat zijn
vier belangrijke aandachtspunten uit de studie, die Elia zelf naar voren
schuift. Het is geen verrassing dat de studie grotendeels de beleidsopties van
u, mevrouw de minister, en bij uitbreiding zelfs die van de Vivaldicoalitie,
legitimeert. Hoe dan ook, mevrouw de minister, wat is uw beleidsmatige reactie
op die vier aandachtspunten?
02.02 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, Elia, le GRT, a rendu sa troisième étude biennale sur l'adéquation et la flexibilité. Dans cette étude, Elia rappelle le "besoin urgent" d'installer de nouvelles capacités pour compenser l'arrêt des réacteurs nucléaires et juge que la sécurité d'approvisionnement du pays est "vulnérable". Elia rappelle aussi que "les décideurs politiques belges devraient attentivement réfléchir à cet aspect dans leur prise de décisions afin de maintenir la fiabilité du système énergétique".
Elia appelle aussi à la vigilance par rapport aux capacités en place puisque toute capacité existante pourrait inopinément quitter le marché belge d'ici 2025 et entraîner des risques d'adéquation pour notre pays. Dans les calculs effectués par Elia, et qui reflètent en partie la politique de l'actuel gouvernement, on voit quand même que les besoins sont estimés à 3,6 GW en capacité additionnelle et non pas à 3,9 GW comme estimés sous le précédent gouvernement, ce qui est bien plus que les 2,3 GW que vous avez prévus en T-1, Elia indiquant que les autres capacités comme la modulation de la demande et le stockage ne devraient s'élever qu'à 800 MW.
Se pose à nouveau la question de l'utilisation de la méthode ACER par Elia - c'est le sujet de ma deuxième question approuvée en octobre 2020 - qui prévoit un nouvel ensemble de méthodologies pour la conduite des futures évaluations de l'adéquation des ressources européennes et nationales, afin de garantir la robustesse et la fiabilité des résultats de cette étude mais également les résultats de l'étude et votre politique et la manière dont vous la conduisez. En effet, vous avez drastiquement réduit, pour des raisons que l'on comprend bien et qui sont plus idéologiques que pratiques, le montant des enchères ou, en tout cas, la capacité recherchée dans l'enchère témoin 4 pour le CRM.
Comment réagissez-vous à ce rapport d'Elia? Comment comptez-vous combler la capacité manquante?
On voit dans les tableaux Endex, c'est-à-dire les prix forward, que la facture des consommateurs est en train d'augmenter considérablement pour les deux à trois années à venir Quelles mesures allez-vous prendre pour éviter que la facture des consommateurs et la facture des entreprises n'augmentent pas à due concurrence? Qui va payer, in fine, cette facture?
02.03 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, in zijn Adequacy and flexibility study 2022-2032 berekent Elia twee scenario's: een gewoon BASE-scenario en een extreem SAFE-scenario. Het bijzondere is dat Elia alleen maar over het extreme SAFE-scenario heeft gecommuniceerd. Het deed twee jaar geleden al hetzelfde met het beruchte HiLo-scenario, dat toen zeer sterk bekritiseerd werd en ook van tafel geveegd werd door de Europese Commissie. Wij kunnen eigenlijk stellen dat Elia volhardt in de boosheid.
Elia deed in De Standaard van afgelopen zaterdag bovendien enkele vrij straffe uitspraken. Zo zei Chris Peeters, de topman van Elia, dat er in het BASE-scenario werkelijk jarenlang niets mag misgaan, wat niet realistisch is, want de ideale wereld bestaat niet. Dat weten wij natuurlijk allemaal. Ook in het BASE-scenario wordt er echter rekening gehouden met allerlei zaken. Dat is statistisch berekend. In de realiteit is het net andersom: in het extreme SAFE-scenario wordt er rekening gehouden met allerlei extra sensitiviteiten en zo wordt de nood aan vervangcapaciteit natuurlijk opgeblazen. Het is niet voor niets dat de Europese Commissie eist dat een BASE-scenario gehanteerd wordt. Wat vindt u van de communicatie van Elia waarin het extreme scenario zo centraal wordt gesteld?
Ook in de introductie en de conclusie van het rapport spreekt Elia gewoon niet over het BASE-scenario. Het berekent het wel, maar spreekt er voorts niet meer over. Elia maakte nog andere opmerkelijke statements in de pers. Zo claimt het dat het CRM goed is voor de elektriciteitsfactuur van de consumenten, aangezien het CRM zal leiden tot een daling van de prijzen. De verklaring die het hiervoor geeft, is dat de bijkomende capaciteit zal leiden tot een kleinere kans op piekprijzen. Dat zal wel kloppen, maar het punt is dat piekprijzen nu niet worden doorgerekend aan de consument. Het zijn vooral de energieleveranciers die de piekprijzen betalen, want zij zijn per definitie zeer kortstondig.
Het gaat over de prijzen die de energieleveranciers op de groothandelsmarkt betalen. In principe worden die niet doorgerekend aan de consumenten. Momenteel zijn het vooral de winstmarges van de energieleveranciers die lijden onder die eventuele piekprijzen.
Mijn vragen zijn de volgende.
Wat vindt u van de uitlatingen van Elia in de pers? Zal het CRM leiden tot een lagere elektriciteitsfactuur voor de gezinnen en de kmo's? Sowieso niet voor de belastingbetaler. Is het niet zo dat de daling van de groothandelsprijzen vooral de leveranciers, maar dus niet noodzakelijk de consumenten, ten goede komt?
De resultaten van die nieuwe adequacystudie van Elia bevestigen wat de CREG en wij al langer zeggen, namelijk dat de nood aan vervangingscapaciteit zwaar overschat wordt. Het tekort aan energie daalde met een factor 4 ten opzichte van de vorige adequacystudie van twee jaar geleden, met name een expected energy not served (EENS) van 5,5 GWh in 2025 ten opzichte van 23 GWh voorspeld in 2019. Dit is toch wel een gigantisch verschillend cijfer in twee jaar tijd.
In het correcte BASE-scenario is er, na die economic variability assessment, een tekort van 2,2 GW, waarvan 1,7 GW aan nieuwe capaciteit en 0,5 GW aan bestaande capaciteit die de markt zonder steun of maatregelen in principe zou verlaten. Die 0,5 GW zouden we perfect in stand kunnen houden met een strategische reserve zoals dat nu al gebeurt. Dat betekent dat we dan in 2025 nog met een tekort zitten van 1,7 GW. Maar in de wet is opgenomen dat een bepaald volume gereserveerd wordt voor de T-1-veiling – ik denk dat dat trouwens een amendement was van collega Wollants – voor duurzame technologieën zoals batterijen en vraagbeheer. U hebt daar, mevrouw de minister, afgelopen weekend in verschillende interviews ook naar verwezen. Op dit moment, zoals de cijfers nu voorliggen, zou zo bij de eerste T-1-veiling in 2024 1,4 GW geveild worden.
Dit betekent dat er volgens de cijfers van Elia zelf nog nood is aan 300 MW (1,7 - 1,4 GW) aan nieuwe capaciteit, te veilen in oktober, wat overeenkomt met een halve gascentrale. U zult mij corrigeren als mijn cijfers niet correct zijn. Dat betekent dat u een marktbreed CRM-mechanisme op poten zet voor 300 MW aan nieuwe gascapaciteit, wat natuurlijk belachelijk weinig is. Net zoals wij, is ook de milieubeweging van oordeel, op basis van de resultaten van deze studie – waarmee ik doel op de cijfers, niet op de commentaar van Elia zelf – dat er geen subsidies voor fossiele gascentrales nodig zijn om de bevoorradingszekerheid te waarborgen, waarmee ik de milieubeweging citeer.
Mevrouw de minister, zult u rekening houden met de resultaten van de nieuwe adequacystudie, niet met wat Elia zelf van plan is, maar met de cijfers die uit de berekeningen van Elia komen? Zult u dus, met andere woorden, het volume dat in oktober geveild wordt, aanpassen in het licht van die resultaten? Zult u zodoende uitvoeren wat u altijd gezegd hebt, namelijk alles eraan doen om het aantal te bouwen gascentrales zo laag mogelijk te houden? Zult u uw beleid voeren op basis van feiten en cijfers?
Er is nog een ander scenario, namelijk het extreme SAFE-scenario, waarin Elia eigenlijk op een vrij doorzichtige manier het nodige volume opblaast. Daarin wordt ervan uitgegaan dat Frankrijk de betrouwbaarheid van haar eigen kerncentrales niet zou kunnen inschatten en dat vier Franse kerncentrales bijkomend onbeschikbaar zijn. Die uitgangspunten zijn simpelweg in strijd met de Europese wetgeving en dat was ook exact de kritiek van de Europese Commissie op het HiLo-scenario. De invoering van een CRM op basis van dat scenario komt er in de feiten op neer dat de Belgische consumenten betalen voor zogenaamde, veronderstelde problemen in Frankrijk.
Mevrouw de minister, wat vindt u van de uitgangspunten van dat SAFE-scenario? Vindt u het te rechtvaardigen dat de Belgische consumenten moeten betalen voor een vermeend bevoorradingszekerheidsprobleem in Frankrijk?
De voorzitter: Mijnheer Warmoes, u hebt uw beide vragen gecombineerd, maar ook uw spreektijd meer dan verdubbeld. We vinden elkaar sympathiek, maar ik zou u nog sympathieker vinden, mocht u uw vragen wat meer kunnen samenballen, toch zeker in het kader van mondelinge vragen en antwoorden.
02.04 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister. Ik zal mij beperken tot de kernvragen. We weten allemaal dat het gaat over die nieuwe studie van Elia die net gepubliceerd is. Mevrouw de minister, u heeft eerder al aangegeven dat we in België een aantal zaken sneller zullen implementeren dan vooropgesteld was in de ENTSO-E. Nu die studie beschikbaar is, heb ik twee vragen.
Wat zijn volgens u de belangrijkste verbeteringen qua methodologie die in deze studie doorgevoerd werden?
Wat zijn volgens u de belangrijkste conclusies van deze studie?
02.05 Patrick Dewael (Open Vld): Mevrouw de minister, er zijn, mijns inziens, drie belangrijke kernboodschappen. Ten eerste gaat het om de dringende nood aan nieuwe capaciteit. Er wordt tegen 2025 een nood aan 3,6 GW nieuwe capaciteit verwacht. Dat is 300 MW minder in vergelijking met het rapport van 2019. Ten tweede stelt het rapport dat het noodzakelijk is om het ondersteuningsmechanisme te hebben om die nieuwe capaciteit ook effectief aan te kunnen trekken. Dat zou de prijzen voor de consument ook ten goede komen. Elia schat met name dat dit in de komende 10 jaar een jaarlijks voordeel kan opleveren van 100 tot 300 miljoen euro, in vergelijking met de situatie zonder een marktbreed CRM. Ten derde stelt Elia dat België zich moet voorbereiden op de transformatie naar een koolstofneutrale samenleving tegen 2050. De netwerkbeheerder pleit voor acties zoals marktdesign, de ontwikkeling van hernieuwbare energieproductie en internationale samenwerking. De studie werd volledig afgestemd op het huidige wettelijke kader, met inbegrip van de EU-wetgeving en recente methodologieën inzake bevoorradingszekerheid. Dat is een belangrijke overweging.
Wat zijn de voornaamste conclusies die u trekt uit dat rapport? Waar liggen voor u de grootste verschillen met het rapport uit 2019?
In welke mate biedt dit rapport nieuwe inzichten voor het energiebeleid op korte termijn en middellange termijn?
Welke acties zal u, in kader van de derde boodschap, ondernemen om België voor te bereiden op de transformatie naar een koolstofneutrale samenleving?
02.06 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, we moeten stilstaan bij een aantal elementen van de studie van Elia. Een eerste aspect is natuurlijk het goedkoper worden van de prijzen door het CRM. Dat wordt vaak fout geïnterpreteerd. Op dit moment zal het zowel met als zonder CRM duurder worden. De vraag is dan alleen of dat CRM daar iets aan kan doen. Dat hangt in heel grote mate ook wel af van die veiling van het CRM. Als in dat CRM blijkt dat heel veel opencyclusgascentrales worden toegewezen, vormt dat natuurlijk een heel andere situatie dan wanneer dat voornamelijk gaat over STEG-centrales en dergelijke. Dat weten we vandaag nog niet.
We weten ook nog niet hoe u het CRM zal verrekenen. Zal u dat elders zoeken? Zal u dat in de aardgasfactuur steken? Dat is vandaag allemaal niet bekend. Dat zijn een aantal onzekerheden.
Tegelijkertijd heb ik de indruk dat Elia met één grote onzekerheid geen rekening houdt in zijn rapport: zullen die nieuwe gascentrales op tijd draaien? Kunnen daar mogelijke vertragingen optreden waardoor er in november 2025 geen stroom geleverd kan worden? Want in dat geval hebben we een heel ander verhaal wat dat CRM betreft. Ik merk op dat men wel rekening houdt met een mogelijke vertraging in offshore wind en dergelijke – dat staat ook in het rapport vermeld – maar niet met het feit dat die gascentrales er misschien niet tijdig zullen staan, ook al zijn ze correct geveild in november. Hoe gaat u daarmee om, mevrouw de minister? Als daar geen rekening mee gehouden wordt, kunnen we in november 2025 misschien voor heel vreemde verrassingen komen te staan.
02.07 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, dankzij uw vragen over de Adequacy & flexibility study kan ik een en ander toelichten en in de verf zetten. We hebben immers belangrijk werk verricht.
Ik zal eerst de methodologie behandelen. Mevrouw Buyst heeft gevraagd naar de belangrijkste methodologische aanpassingen in deze studie. Ik herinner eraan dat de studie over de bevoorradingszekerheid eigenlijk de eerste in haar soort is. De elektriciteitsverordening dateert van juni 2019 en bepaalt de regels, de ACER-methodologieën. Een van die methodologieën gaat over de zogenaamde ERAA's, de European resource adequacy assessments, die de basis zullen vormen voor de nationale studies of de NRAA's. Overeenkomstig de verordening is een gedetailleerde methodologie opgesteld en goedgekeurd door ACER in oktober 2020.
Op Europees niveau wordt de ERAA uitgevoerd door ENTSO-E. Overeenkomstig de ACER-methodologie van oktober 2020 is er een progressieve uitvoering van de verschillende methodologische aspecten. ENTSO-E heeft een implementatieplan gepubliceerd dat zich over meerdere jaren uitstrekt. ENTSO-E heeft een afbeelding van de roadmap die zij hanteert en gepubliceerd heeft. Ik zal die link met u delen. De verschillende elementen van de nieuwe methodologie zullen pas in 2022 of 2023 klaar zijn.
Op Belgisch niveau is het steeds de doelstelling van de overheid geweest om zich ervan te vergewissen dat de Adequacy & flexibility study 2021 die nu is opgeleverd, zich al zoveel mogelijk zou richten naar de ERAA-methodologieën. Men wou dus niet wachten tot de hele methodologie door ENTSO-E is geïmplementeerd. Een aantal aspecten zou voordien al in rekening worden gebracht. Er waren reeds methodologische verbeteringen in de studie van 2019, bijvoorbeeld de probabilistische aanpak, het in acht nemen van de ontwikkeling van het net en het niveau van de interconnectie op basis van de meest recente gegevens. Daarnaast werd er met Elia overeengekomen dat alle redelijke inspanningen zouden worden gedaan om de nieuw ontwikkelingen in deze studie van 2021 te integreren.
Die aspecten zijn intussen wel gekend in deze commissie. Het gaat onder andere om de klimaatjaren. Elia heeft de voorkeur gegeven aan de eerste optie van de Europese methodologie, namelijk zich baseren op een zo goed mogelijke raming van de toekomstige klimaatprojecties.
Ook gaat het om de economische levensvatbaarheid, de economic viability assessement. Ook hier is de bestaande praktijk verbeterd, conform de Europese methodologie. Elia heeft een beroep gedaan op een professor in financiën om een robuuste methode te ontwikkelen voor het berekenen van de levensvatbaarheid van de verschillende capaciteiten in het systeem, in overeenstemming met de vereisten van de nieuwe methodologie.
Die methode is ook het voorwerp geweest van een uitgebreide raadpleging en overleg met de betrokken partijen. Die aanpak is volledig conform de ERAA-methodologie.
Wat de flow-based aanpak betreft, is België reeds geruime tijd een pionier. Op dit ogenblik is Elia de enige TSO die met een gedetailleerde flow-based modellering van de hele Core-regio in zijn adequacystudies rekening houdt. De meerderheid van de adequacystudies van de Europese transmissienetbeheerders en van ENTSO-E worden nog gerealiseerd aan de hand van de NTC-aanpak of aan de hand van een beperkte flow-based aanpak. De flow-based aanpak in de Europese studie zal pas in 2023 hetzelfde niveau bereiken als de methode van Elia.
De conclusies uit de studie zijn door u al goed samengevat. De studie bevestigt dat er nood is aan nieuwe capaciteit. Zonder nieuwe capaciteit kunnen we de betrouwbaarheidsnorm niet halen. Die ligt in lijn met betrouwbaarheidsnormen van andere Europese landen. De grootteorden zijn hier ook al genoemd: 3,6 GW in het SAFE-scenario en 2,2 GW in het BASE-scenario.
Daaraan wil ik ook toevoegen dat uit de studie blijkt dat de nood aan nieuwe capaciteit duurzaam is. Dat blijkt zo voor de hele periode waarvoor de studie wordt uitgevoerd.
De studie bevestigt dat de economische leefbaarheid onvoldoende is om ervoor te zorgen dat deze capaciteit op zichzelf zou ontwikkeld worden en dat we een interventie nodig hebben. Vandaar de keuze voor een CRM.
In verband met de interventie, als dit een marktbreed CRM is, dan blijkt uit de studie ook dat dit een positief effect zal hebben vanuit welvaartsperspectief. Mijnheer Wollants, het klopt dat de kosten van de veiling enkel gekend zijn op het moment van de veiling. Dat neemt niet weg dat er in een modellering kan worden gekeken naar het netto welvaartseffect van het invoeren van een marktbrede CRM, waar een range uit voortkomt, afhankelijk van de capaciteitsmix, van 100 miljoen euro per jaar tot 300 miljoen euro per jaar of meer.
Die info is op zich niet nieuw. In de vele hoorzittingen die in deze commissie al hebben plaatsgevonden, ook in die van 2019, kwam de tabel naar voren waaruit bleek dat wanneer we de garantie hebben op voldoende capaciteit, dit een milderend effect heeft op de groothandelsprijzen en prijspieken tegengaat.
Tot slot, waar minder over is gesproken – daarom haal ik het hier zeker ook aan –, is dat het niet alleen om een adequacystudie gaat, waarover velen van u hebben gesproken, maar ook om een flexibiliteitsstudie.
Onze eigen inspanningen de komende jaren zullen erg belangrijk zijn. Het voorbeeld van de elektrische voertuigen maakt dat duidelijk, waarbij Elia duidelijk ook een aantal verschillende hypotheses heeft onderzocht op vlak van het laadgedrag.
Wij weten dat de shift naar meer elektrische wagens onze elektriciteitsvraag zal doen toenemen. Daarover zijn assumpties opgenomen in de studie in lijn met het Nationaal Energie- en Klimaatplan. Indien wij ze zouden opladen zonder studie en iedereen dus zonder beperkingen zou opladen op de piekmomenten, bijvoorbeeld op een standaardwerkdag na de werkuren, zou dat de capaciteitsnood doen toenemen.
Andersom, indien er een geoptimaliseerd laadgedrag is, kan de piekvraag ook dalen. Afhankelijk van de assumpties zou de piekvraag dalen met 33 MW in 2025 en 800 MW in 2032 in vergelijking met het basisscenario. Dat zijn significante cijfers en inzichten, die aantonen dat wij de komende jaren ook buiten de pure …
(Het geluid van het brandalarm weerklinkt)
(La sonnerie de l'alarme incendie retentit)
De voorzitter: Mevrouw de minister, u mag uw betoog voortzetten.
02.08 Minister Tinne Van der Straeten: Ik was als bij wonder een bepaald stukje aan het afronden, wat mij bracht bij een stukje over de eerste veiling.
Een aantal onder u heeft mij gevraagd naar inzichten voor de eerste veiling. Sommigen hebben specifiek gevraagd naar een eventuele aanpassing van de veilingparameters voor de veiling in oktober. Eerst en vooral bevestigt de studie de nood aan een CRM. Ook de grootteordes qua capaciteit worden bevestigd, zoals die al bekend waren uit vorige studies en analyses. Op dat vlak is er geen koerswijziging nodig. Het is wel belangrijk om nogmaals te benadrukken – het is niet de eerste keer dat we het hierover hebben – dat ook al zijn het CRM en de studie van Elia qua onderwerp aan elkaar gelinkt, aangezien ze beide handelen over de bevoorradingszekerheid in België, deze studie niet kan worden gebruikt als basis voor het bepalen van de concrete parameters in het CRM of van de in de toekomstige veiling aan te kopen volumes. De adequacystudie is de uitvoering van de wettelijke verplichting van Elia om een analyse voor de komende tien jaren te verschaffen. Ze heeft als doel om de aandacht te vestigen op de te verwachten uitdagingen, door de markt en het elektrisch systeem in cijfers te vertalen en te analyseren.
Om een antwoord te bieden op de verwachte bevoorradingszekerheidsproblemen na 2025 heeft de Belgische overheid een wettelijk kader ontworpen door het CRM in te voeren. In dat kader werd ook een methodologie uitgewerkt die het mogelijk maakt om het volume dat in een veiling moet worden gebracht, te berekenen. Deze methodologie respecteert de Europese principes en past de best practices zoveel mogelijk coherent toe, maar is natuurlijk specifieker dan de adequacystudie en dient ook om andere parameters te bepalen. Een aanpassing van de veilingparameters op basis van de adequacystudie is niet mogelijk, niet gepland en niet wenselijk. Om te komen tot het bepalen van het volume en de veilingparameters, is er een specifiek traject. Dat hebben wij in deze commissie meermaals, op verschillende momenten, besproken. Er worden opeenvolgende rapporten voor geleverd door Elia, adviezen en voorstellen van de CREG, en op basis daarvan wordt nadien een volumebesluit genomen waarin de veilingparameters worden vastgelegd. Dat zijn aparte trajecten. Het is niet op basis van een adequacystudie die een grootteorde beperkt, dat we het traject waarin wettelijk is voorzien en dat we hebben geïmplementeerd, kunnen hypothekeren.
Dan waren er concrete vragen over de Franse nucleaire scenario's.
In het EU-BASE-scenario komt de laatste studie uit op een tekort van 2,2 GW. Dit is gebaseerd op de Europese dataset van de mid-term adequacy forecast 2020 (MAF). In het kader van de CRM-veiling is er een actualisering van deze dataset gebeurd, omdat de dataverzameling onder de MAF nog gebeurde op basis van eerdere conventies, voorafgaand aan de nieuwe ERAA-methodologie. In de MAF 2020 staat een expliciete disclaimer dat deze studie nog niet als een ERAA kan worden beschouwd en nog niet in lijn was met de nieuwe methodologie.
De Franse TSO zelf heeft inmiddels andere assumpties aangaande de beschikbaarheid van de Franse nucleaire centrales. De MAF-dataset is daarenboven ook niet in lijn met de daadwerkelijk gerealiseerde onbeschikbaarheden over de laatste jaren.
Al deze gegevens staan helder uitgelegd in het antwoord op de opening decision dat de Belgische Staat aan de Europese Commissie in oktober 2020 heeft gestuurd, dat hier gedeeld werd en dat online werd gepubliceerd.
Uw rekensom dat maar 300 MW in oktober 2021 nodig zou zijn, is niet accuraat. Uw stellingen over het zogenaamd opblazen van het volume en de Franse inschatting is voor uw eigen rekening.
Het is opmerkelijk dat u spreekt over de zogenaamde problemen in Frankrijk, terwijl zowel de historische data als de Franse TSO zelf op deze onbeschikbaarheden wijzen. De Belgische Staat garandeert zijn eigen bevoorradingszekerheid. Als geïnterconnecteerde staat doen we dat met de best beschikbare informatie en inschatting. Ik heb genoteerd dat u hiermee problemen hebt.
Dan kom ik tot de verschillende scenario's en de communicatie van Elia hierover. Er werden met de EU-SAFE-methodiek door Elia verschillende sensitiviteiten onderzocht. Uiteindelijk selecteerden ze het scenario waarbij vier additionele Franse nucleaire centrales onbeschikbaar zijn. Hierop baseert zij haar aanbeveling als EU-SAFE.
Er werden dus geen verschillende situaties of sensitiviteiten opgeteld. Het gaat om één element dat werd toegevoegd. Ik heb hier geen problemen mee. De TSO heeft een wettelijke opdracht en men voert die naar best vermogen uit.
Nu kom ik tot de vraag van de commissievoorzitter over de koolstofneutrale samenleving. Om tot een koolstofneutrale samenleving te komen tegen 2050, moet er eerst en vooral geïnvesteerd worden in de productie van hernieuwbare energie, naast uiteraard de verhoging van de efficiëntie en de vermindering van het totale energiegebruik.
Bij de verhoging van de productie van hernieuwbare energie is het cruciaal om de flexibiliteit mee te laten groeien. Flexibiliteit komt uit interconnectie, uit vraagzijdebeheer, uit batterijen en zelfs uit waterstof. Voor al die aspecten liggen er initiatieven op tafel.
Voor het stuk van de interconnectie is recent Nemo erbij gekomen en in december 2020 heb ik ook de eer gehad om ALEGrO te openen, de verbinding met Duitsland. Ondertussen werken wij verder aan studies om ook de interconnectie met het Verenigd Koninkrijk te versterken, het project Nautilus. De interconnectie met Denemarken wordt op dit moment eveneens onderzocht.
Het vraagzijdebeheer en batterijen zijn inbegrepen in het CRM. Rond energieopslag zijn er wettelijke initiatieven in het kader van de omzetting van de EMD-richtlijn, de electricity market directive of de vierde elektriciteitsrichtlijn, om verdere barrières uit de weg te werken.
Waterstof kan zorgen voor flexibiliteit en als opslag op langere termijn of tussen de seizoenen. Daaromtrent lopen er plannen in het kader van het relanceplan.
Nu kom ik tot de vragen van de heer Ravyts. De winter van 2024-2025 analyseren wij verder en wij moeten desgevallend de nodige remediërende acties ondernemen.
Komen de productieoverschotten de komende jaren onder druk te staan in Europa? Inderdaad, om die reden is het goed dat er jaarlijks een kalibratie gebeurt van het volume in de CRM-veiling en dat er per leveringsjaar twee veilingen plaatsvinden.
En ce qui concerne les questions portant sur la facture, pour éviter que la facture des consommateurs et des entreprises augmente, je m'en tiens au calendrier initialement proposé, à savoir septembre. Comme cela a déjà été dit à plusieurs reprises dans cette commission, les discussions sur la norme énergétique et le CRM se poursuivront après les vacances d'été afin que, conformément à la notification du Conseil des ministres du 5 février, des propositions concrètes en ce sens soient présentées au groupe de travail de coordination des politiques d'ici septembre 2021 au plus tard.
Dan behandel ik de claim over een lagere elektriciteitsfactuur voor gezinnen en kmo's. De heer Warmoes vroeg of een daling van de groothandelsprijs een voordeel zou uitmaken voor de leveranciers. Indien de groothandelsprijs daalt, zal dit wel degelijk de consumenten ten goede komen. Het voordeel van de vrije markt speelt hier natuurlijk. België heeft een competitieve leveranciersmarkt. Er is geen reden om aan te nemen dat dit voordeel bij de leveranciers zal blijven hangen.
De heer Wollants stelde een vraag over de risico's. Dat zou ongetwijfeld een gelegenheid zijn om dat ook met Elia te bespreken. In het design van het CRM zit wel de opvolging van de realisatie van de capaciteit inbegrepen in de pre-delivery 1 en 2. Daar is een risicomatrix waarbij Elia elk kwartaal monitort en opvolgt of de capaciteit on track zit. In het CRM zitten ook mitigerende acties ingebakken. Dat zou een verklaring kunnen zijn.
Het is een studie met eten en drinken op verschillende facetten. Zo worden op het vlak van de bevoorradingszekerheid verschillende aspecten belicht: de werken die bezig zijn en waarvoor we nog wachten op de beslissing van de Europese Commissie over het CRM, waarbij wordt bevestigd dat dit de goede keuze was. Daarnaast gaat het ook om de vraag wat de komende jaren ons zullen brengen. Wij kijken natuurlijk heel erg naar oktober 2021. Het CRM is er echter wel voor tien jaar en er is telkens de kalibratie van het volume.
Een onderbelicht aspect is de flexibiliteit, wat voor mij een belangrijk aspect van de studie was. Wij hebben ongelooflijke uitdagingen en opportuniteiten betreffende flexibiliteit, die ook goed zijn voor de bevoorradingszekerheid, bijvoorbeeld door het opladen van elektrische wagens slim te sturen of door de overgang naar de koolstofneutrale samenleving. Daar ligt ongelooflijk veel werk voor de komende jaren. In de T-1-veiling voor oktober 2024 is een zeer groot volume voor die technologieën voorbehouden. Dit laten renderen en tegelijkertijd de andere beslissingen, zoals de elektrificatie van personenwagens, laten samensporen, is een grote uitdaging. Daar geeft deze studie toch ook wel houvast en uitdagingen. Ik kijk ook wel erg uit naar het debat dat hierover verder in de commissie zal plaatsvinden, samen met Elia.
02.09 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik ben in mijn ingediende vraag uitdrukkelijk niet ingegaan op het debat over de verschillende scenario's. De discussie tussen de PVDA-fractie en u doet mij namelijk enigszins denken aan het oude programma Ieder zijn waarheid. Dat is vandaag weer gebleken en ik stel mij ter zake graag wat afstandelijker of voorzichtiger op.
Tijdens het debat hebt u benadrukt dat we de adequacystudie niet mogen vermengen met het verhaal over de parameters voor het CRM. Doorheen de hele discussie over de volumebepaling voor het CRM is de kwestie van de ACER-methodologie echter continu aanwezig geweest in het debat van de CREG versus Elia. Ik vind het dus enigszins kunstmatig als men dat nu helemaal uit elkaar wil gaan trekken. Binnen dit bestek kunnen we die discussie echter niet ten gronde voeren.
Wat de flexibiliteit betreft, ik vind de onderbouw van uw beleidsvisie helemaal terug in dat onderdeel. Ik wil in dat verband graag wijzen op het persbericht over het gedrag van gezinnen op de energiemarkt dat de CREG vandaag uitbracht. U stelt heel mooie modellen van geoptimaliseerd laadgedrag voor, maar ik vrees dat men daar op het terrein sterk van zal afwijken, om verschillende redenen.
02.10 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, madame la ministre, nous avons été coupés par un incident domestique puisqu'à cause – semble-t-il – d'un lave-vaisselle du Sénat, nous avons dû sortir. Je n'ai donc pas pu entendre le début de votre intervention après le retour en commission, ce qui me complique un peu les choses pour répliquer.
Cependant, d'après ce que vient de dire mon collègue, il semble que la réponse que vous avez donnée est, comme toujours, classique, fondée sur un grand nombre d'éléments, comme si nous étions en train de discuter dans un salon alors que nous sommes dans une commission parlementaire dominée par un travail qui se veut être un travail politique pour l'ensemble de nos citoyens et l'avenir de notre pays.
J'ai appris, par exemple, en lisant un article de presse qu'Elia faisait état de cette flexibilité qui vous est chère en disant qu'avec les 600 000 véhicules électriques, on obtiendrait à peine 300 mégawatts supplémentaires. Cela signifie que, quand on regarde l'ensemble de l'étude – Elia aura certainement l'occasion de répondre à nos nombreuses questions techniques lorsque nous entendrons ses représentants en commission –, on constate toujours un manque évident entre ce dont nous avons besoin en termes de capacité de production ou, en tout cas, d'adéquation par rapport à nos besoins dans un futur très proche et ce que vous prévoyez.
Je lis la presse tant du Nord que du Sud du pays. Je lis vos déclarations. Vous dites que vous appréciez les gens qui sont optimistes et que vous rêvez. Rêver, c'est important. Mais il vaut mieux avoir le sens des réalités parce qu'il est ici question de matières tout à fait techniques, et on ne peut pas donner à des problèmes techniques des réponses qui sont liées à des rêves. Tout le monde peut avoir des rêves. Moi aussi je rêve que, demain, l'électricité se déclenchera sur un claquement de doigts sans devoir se préoccuper de tout ce bastringue. Mais la vérité, c'est que nous devons nous en préoccuper et vous en premier lieu, et que nous devons être certains que l'électricité sera suffisamment abondante pour répondre à tous nos besoins, qu'elle sera abordable et qu'elle ne produira pas trop de CO2. Nous reparlerons de ce point dans les questions à venir.
02.11 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik had misschien daarstraks niet moeten voorstellen Elia uit te nodigen. Want of we nu de woordvoerder van Elia uitnodigen of mevrouw de minister, dat is net hetzelfde. U rijdt duidelijk voor Elia, mevrouw de minister, en dus met name voor de energielobby. Niet verwonderlijk, want uw kabinet zit vol met mensen uit de energielobby: uw kabinetschef, uw adjunct-kabinetschef, raadgevers… De meerderheid van uw kabinet komt uit de energielobby. De vorige spreekster heeft daar al op gewezen; ze vergat daarbij dat ze in hetzelfde bedje ziek was.
U koppelt die dingen blijkbaar los: dit is een studie, een wettelijke verplichting, maar we gaan er onze veiling niet voor aanpassen, zo stelt u. Bovendien bent u intellectueel oneerlijk: u sprak van 3,6 GW in het SAFE-scenario en 2,2 GW in het BASE-scenario. Die 3,6 GW in dat extreme SAFE-scenario is het cijfer vóór de economische analyse. Na de economic viability analysis is dat nog maar 2,5 gigawatt. Bovendien moet daar nog de T-1-veiling van afgetrokken worden. Dat betekent dat er geen volume is voor de T-4. In mijn ogen kan de Europese Commissie zoiets nooit goedkeuren. Ik neem aan dat zij ook wel over die studie zal beschikken en dat zal vaststellen. Het zou nogal sterk zijn mocht ze dit goedkeuren.
Voor de rest stel ik uw eeuwig vertrouwen in de markt vast: er is geen reden waarom de lagere prijzen bij de leveranciers zouden blijven, zegt u, maar er is ook geen reden waarom ze die wel zouden verrekenen ten gunste van de klant in plaats van ze in dividenden om te zetten. Ik ben onthutst. Ik vind het nogal triestig voor een groene minister om zo in de kaart van de energielobby te spelen en zo'n langue de bois te hanteren.
02.12 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, we zullen nog de kans krijgen om verder te debatteren over de studie van Elia, maar ik probeer een aantal zaken op een rijtje te zetten.
Het doel is inderdaad om klimaatneutraal te zijn tegen 2050. Dat moeten we steeds voor ogen houden. Deze studie toont een aantal zaken aan, zoals de nood aan extra capaciteit en een interventie van de overheid omdat de economische leefbaarheid van die extra capaciteit op dit moment onvoldoende is. Het is dus goed dat er een CRM is uitgetekend. De studie zegt dat dit een positief effect op de welvaart zal hebben.
U bent een minister die de voorbije maanden heeft gezocht naar oplossingen, wat ik goed vind. U hebt hier al een aantal keren gezegd dat u bezig bent met de koninklijke besluiten, die gevolg zullen geven aan de CRM-wet, maar wat ik vooral vaststel, is dat we nood hebben aan een energiebeleid dat standvastig is en dat geen stop-and-gobeleid is. Een standvastig energiebeleid is belangrijk om alle neuzen, die van investeerders en energieproducenten maar ook van de gezinnen, in dezelfde richting te krijgen als we naar die klimaatneutrale toekomst willen en als we willen dat zij opnieuw vertrouwen krijgen in dat energiebeleid. Volgens mij zet u daarvoor de juiste stappen.
02.13 Patrick Dewael (Open Vld): Mevrouw de minister, de rapporten van Elia zijn belangrijk. Kijk maar hoe vaak in deze commissie of elders werd verwezen naar het rapport uit 2019. Het is goed dat u al een eerste poging hebt ondernomen om op een aantal punten in te gaan. Het is ook belangrijk dat wij de discussie kunnen voortzetten. Vandaar de hoorzitting die we op korte termijn zullen organiseren, wat ons zal toelaten om ook op andere punten in te gaan.
Eén van de punten die Elia naar voren brengt, is dat elektrische wagens de extra nood aan productiecapaciteit kunnen verkleinen, met name door deze slim op te laden. Dynamische prijsstellingen zijn in dat opzicht ook een interessante prikkel. Het is goed dat we proberen om daar binnen uw bevoegdheden op in te spelen, wel wetende dat de meeste van die bevoegdheden zich uiteraard situeren op gewestelijk niveau, wat de nood aan samenwerking in dit land nog maar eens duidelijk maakt.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55017222C van de heer Colebunders wordt uitgesteld. Vraag nr. 55017230C van de heer Warmoes wordt uitgesteld. Vraag nr. 55017916C van de heer Ben Achour wordt omgezet naar een schriftelijke vraag. Vraag nr. 55018039C van de heer Senesael wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
- Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De werkingsregels van het CRM" (55018052C)
- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "E-mobiliteit en het CRM" (55018149C)
- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het veilingvolume voor de eerste T-4 veiling na de afsluiting van de prekwalificatie op 15 juni 2021" (55018668C)
- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De drastische verlaging van de investeringsdrempels voor het CRM" (55019024C)
- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De penaliteiten in het CRM en de 'voorwaarde' van klimaatneutrale gascentrales" (55019437C)
- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De nieuwe betrouwbaarheidsnorm en de kritiek van de CREG" (55019447C)
- Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les règles de fonctionnement du CRM" (55018052C)
- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'e-mobilité et le CRM" (55018149C)
- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le volume de la première enchère T-4 après la clôture de la préqualification le 15 juin 2021" (55018668C)
- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La réduction drastique des seuils d'investissement pour le CRM" (55019024C)
- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les pénalités du CRM et la "condition" des centrales au gaz neutres sur le plan climatique" (55019437C)
- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La nouvelle norme de fiabilité et la critique de la CREG" (55019447C)
03.01 Kris
Verduyckt (Vooruit): Volgens artikel
7undecies, § 12 van de Elektriciteitswet stelt de CREG, op voorstel van Elia, de
werkingsregels van het capaciteitsvergoedingsmechanisme vast. Deze
werkingsregels beogen o.a. de concurrentie te stimuleren, de economische
efficiëntie van het mechanisme te verzekeren en met de technische beperkingen
van het net rekening te houden. Ze bevatten ook, en vooral, heel wat concrete
regels inzake prekwalificatie.
Deze werkingsregels werden recentelijk
vastgesteld door de CREG. Nieuwe installaties die worden aangedreven door
fossiele brandstoffen en die willen meedingen voor 15 jaar contracten zijn
onderhevig aan een extra, klimaatgerelateerde verplichting. Deze installaties
moeten namelijk een schriftelijke verklaring toevoegen waarbij zij er zich toe
verbinden om:
tegen eind 2026 een onderzoek uit te
voeren naar de haalbaarheid van hun CO2-reductie, in lijn met de Europese en
Belgische wetgeving tegen eind 2027 een uitstootreductieplan op te stellen,
waarin wordt aangegeven hoe wordt bijdragen aan de transitie naar
nuluitstoot van broeikasgassen in 2050,
met tussentijdse doelstellingen voor de jaren 2035 en 2045 tegen ten laatste
2050 nuluitstoot of negatieve uitstoot te bereiken, in lijn overigens met het
Europese klimaatbeleid.
Dat de CREG, op uw vraag, het gevaar op
lock-ins wil beperken valt aan te moedigen. Verschillende investeerders hebben
bovendien aangegeven dat hun installaties voorbereid zijn om, na aanpassingen,
op een meer klimaatvriendelijke manier te draaien.
De FOD Economie moet controleren of de verbintenissen nageleefd worden. Op welke basis zal de FOD deze bepalingen controleren? Hoe zal gegarandeerd worden dat tegen 2050 nuluitstoot wordt bereikt? De regeling gaat uit van nuluitstoot door de elektriciteitscentrales tegen 2050. De meeste scenario’s gaan er echter van uit dat de uitstoot van de elektriciteitsproductiesector, waar de uitstoot gemakkelijker valt te reduceren dan in andere sectoren, vroeger naar nul moet gaan om een globale koolstofneutraliteit in 2050 te bekomen. Waarom werd hiermee geen rekening gehouden? Zou het niet beter zijn dat de 2050-clausule ook in de Wet zelf wordt verankerd in plaats van enkel in de 'werkingsregels' opgesteld door de CREG?
03.02 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik zal mijn beide vragen samen stellen.
Mevrouw de minister, mijn eerste vraag gaat over elektromobiliteit, een aspect dat daarnet al even aan bod kwam. Vóór de studie die zonet werd toegelicht, heeft Elia een studie uitgebracht waarin gekeken wordt naar de gevolgen en de extra belasting van ongecoördineerd laden. In die eerdere studie is zowel de casus van dit land als van Duitsland meegenomen. Eigenlijk pleit Elia ervoor om ook smart charging te bekijken. Volgens mij werd er in die studie nog gerekend met een mogelijk gedateerde outlook, in die zin dat ervan werd uitgegaan dat 9,5 % van de vloot tegen 2030 uit elektrische voertuigen bestaat. Afhankelijk van wat er gebeurt met de bedrijfswagens, kan dat een onderschatting zijn in het hele verhaal. In die studie ging Elia er nog van uit dat het ongecoördineerd laden tot 1.200 MW bijkomende capaciteit in de avondpiek kan leiden, wat mogelijk een link heeft met de veilingen voor 2026 en 2027, of in ieder geval voor de capaciteit waarin voor die jaren moet worden voorzien, afhankelijk van de richting die het uitgaat. De inschatting is dat er 2,3 GW aan nieuwbouw gascentrales kan bijkomen, maar dat gaat mogelijk niet op voor de jaren daarna.
Mevrouw de minister, bent u zich ervan bewust dat een beslissing over de bedrijfswagens ook een impact kan hebben op de capaciteit van de gascentrales voor de komende jaren? Zelfs in het recente rapport van Elia gaat men ervan uit dat ongecoördineerd laden toch nog een behoorlijk deel zal uitmaken van de laadbewegingen, dus dat blijft een belangrijk aspect.
Welke acties kunt u binnen uw federale bevoegdheid nemen om dat aandeel van ongecoördineerd laden te beperken? Wordt er daartoe al op korte termijn iets uitgerold?
Hebt u al contact gehad met Elia om te bekijken hoe de beslissing over de bedrijfswagens verwerkt wordt? Ik heb getracht om dat uit te vissen in het kader van de adequacystudie, maar het was niet honderd procent duidelijk of de inschattingen over de elektrische bedrijfswagens daarin al helemaal zijn verwerkt, op het vlak van piekbelasting en dergelijke. Zult u aan Elia vragen om daarover studiewerk uit te voeren, zodat dit facet volledig wordt meegenomen? Kunt u aangeven of er daarover ook beslissingen worden verwacht op korte termijn?
Mijn tweede vraag gaat over de investeringsdrempels voor het CRM.
U hebt die investeringsdrempels vastgelegd, maar ze wijken voor een deel af van wat in het verleden altijd naar voren werd geschoven. Dat is op 4 juni gebeurd. De investeringsdrempels zijn bepalend om te beslissen of er een meerjarencapaciteitscontract mogelijk is en voor hoeveel jaar dat kan gelden, of dat nu 3, 8 of 15 jaar zal zijn. Ik heb de cijfers in mijn vraag opgenomen. We stellen een heel sterke daling van de investeringsdrempels vast, ongeveer een daling met 40 %, wat toch wel veel is. Dat wil ook zeggen dat de contracten langer worden voor dezelfde projecten, maar ook dat het langer duurt vooraleer men terugvalt op het éénjarig contract na afloop van een meerjarig contract. Het kan dus langer duren vooraleer men onder de intermediaire prijslimiet zou vallen. Dat wil ook zeggen dat diegene die nu voor de eerste keer bieden sneller in aanmerking komen voor een meerjarig contract en zich dus zullen kunnen richten op de global price cap in plaats van op de intermediaire price cap.
Mevrouw de minister, wat is de motivering om de investeringsdrempels met 40 % te verlagen? Dat is vrij consequent, dat percentage.
Werd er ook een berekening gemaakt over de impact van die beslissing op de kostprijs voor de volledige looptijd van het CRM? Ook de studie van haulogy is uitgegaan van die hogere investeringsdrempels.
Werd er ook geschrapt op het vlak van in aanmerking komende kosten? Men zou de investeringsdrempel kunnen laten dalen, maar er een aantal kosten uit weren. Ik heb dat niet onmiddellijk teruggevonden, maar het was misschien een aandachtspunt.
Het ontwerp van KB met daarin de investeringsdrempels werd in het verleden genotificeerd aan de Europese Commissie. Zal dat voor dit stuk ook gebeuren? Werd de Europese Commissie ervan op de hoogte gebracht dat de investeringsdrempels met 40 % werden verlaagd?
Dat zijn de vragen die werden toegevoegd aan dit verhaal. Uiteraard staan er nog andere CRM-vragen op de agenda.
03.03 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, de prekwalificatie is op 15 juni afgesloten. Bij de ministeriële instructie van 30 april 2021 rond het te veilen volume werd een assumptie gemaakt omtrent de niet in aanmerking komende capaciteit. U wilde overprocurement bij het veilingvolume vermijden en de vraagcurve baseren op een zo realistisch en werkbaar mogelijke assumptie.
U heeft in mei in de commissie beklemtoond dat er na de afsluiting van de prekwalificatie een correctie of actualisering zou gebeuren, op basis van de bestaande capaciteit die al dan niet afstand heeft gedaan van de exploitatiesteun. Het gaat dan om het KB cumul. Er zou na 15 juni een nauwkeurigere inschatting worden gemaakt.
In hoeverre wordt het cijfer voor het veilingvolume van 7,339 GW nu, na de prekwalificatie en de aangekondigde nauwkeurigere inschatting, aangepast? Kan u hierover meer toelichting geven? Wat was het resultaat van de prekwalificatie in het algemeen, conform de door u op 25 mei 2021 in uw antwoord geschetste mogelijkheden voor de dossierindieners? Ik denk ook aan de optie van een fast track met de mogelijkheid tot opting-in of opting-out.
De voorzitter: Vragen nrs. 55019437C en 55019447C van de heer Warmoes zijn zonder voorwerp.
03.04 Minister Tinne Van der Straeten: Collega's, wat de vragen van collega Verduyckt betreft, de schending van een verbintenis op basis van de werkingsregels houdt een schending in van een uitvoeringsbesluit van de elektriciteitswet, waarvoor de sanctiemogelijkheden terug te vinden zijn in artikel 30 en verder van de elektriciteitswet. Ik heb eerder al uiting gegeven aan mijn mening dat op basis van die artikelen de bepalingen in het kader van de werkingsregels kunnen worden afgedwongen en desnoods gesanctioneerd.
Ten tweede, dat de uitstoot in de elektriciteitsproductiesector sneller dan tegen 2050 naar 0 zou moeten gaan, wordt inderdaad in een aantal scenario's naar voren geschoven, maar dat is op heden geen beslist beleid, op Europees noch Belgisch niveau.
Zoals ik al aan mevrouw Buyst heb geantwoord op haar gelijkaardige vraag in de commissievergadering van 25 mei, is het grote voordeel van onze aanpak dat we flexibel kunnen zijn, maar steeds een bewuste en onderbouwde beslissing kunnen nemen. Als uit de haalbaarheidsstudie blijkt dat hogere ambities mogelijk zijn, moeten we ons die zeker toemeten, maar als het volgen van de roadmaps moeilijk blijkt te verlopen, kunnen we hierop eveneens tijdig ingrijpen. We hebben eigenlijk alles in handen. Het belangrijkste is dat we hierbij steeds de meest efficiënte en goedkoopste keuze maken.
Ik herinner er trouwens aan dat de normen voor de uitstoot van elektriciteitsproductie op Europees niveau worden gezet door het ETS. Het is belangrijk niet eenzijdig sneller te willen gaan, want dat zou de competitiviteit van de Belgische centrales aantasten en dus ook de efficiëntie van het ETS ondermijnen.
Wat de derde vraag betreft, an sich is een opname in de werkingsregels even juridisch bindend. Zoals gezegd, houdt de schending van een aangegane verbintenis op basis van de werkingsregels een schending in van een uitvoeringsbesluit van de elektriciteitswet.
Wat de vragen van collega Wollants over e-mobiliteit betreft, ik ben mij uiteraard bewust van de gevolgen die de snelle ontwikkeling van elektrische voertuigen kan hebben voor onze voorzieningszekerheid en ik zorg ervoor dat hiermee rekening wordt gehouden in simulaties met betrekking tot de capaciteitsbehoefte, alle technologieën inbegrepen.
Voor zijn derde en vierde vraag met betrekking tot de Adequacy & flexibility studies, wijs ik erop dat Elia zijn werkzaamheden en simulaties op de best beschikbare openbare en officiële gegevens baseert. De hypotheses werden gepresenteerd en besproken in de taskforce van Elia van 30 oktober 2020.
In het kader van de dimensionering van het CRM voor de veiling van 2021, dus voor het leveringsjaar 2025-2026, werd ook een scenario met sensitiviteiten opgesteld. Dat werd besproken in het opvolgingscomité voor het CRM en was het onderwerp van een openbare raadpleging. Vervolgens werd een ministeriële beslissing genomen over het in aanmerking te nemen scenario. Dat leidde tot de opstelling van een kalibratierapport dat in november 2020 door Elia werd gepubliceerd. Dat leidde dan weer tot de volumebeslissing van 30 april, die hier al uitvoerig is toegelicht. Bij die toelichting heb ik ook aangegeven dat bij de T-1-veiling de resterende behoefte voor het leveringsjaar 2025-2026 opnieuw zal worden gekalibreerd. Voor het leveringsjaar 2026-2027 volgt Elia dezelfde werkwijze en heeft het ondertussen scenario's en sensitiviteiten opgesteld. Ook die zijn besproken in het CRM-opvolgingscomité en de openbare raadpleging is momenteel aan de gang.
Elia bespreekt in de nieuwe Adequacy & flexibility study hoe er kan worden omgegaan met de toenemende elektrificatie. We hebben het net al gehad over de positieve en/of negatieve impact in het ene of andere geval, met slim laden versus niet slim laden. Tegen 2032 verwacht Elia een achttienvoudige groei tot 1,8 miljoen elektrische voertuigen. In 2032 zou door het moment waarop geladen wordt goed te kiezen, 300 MW aan extra capaciteit vermeden kunnen worden. Met de mogelijkheid om elektriciteit vanuit het voertuig terug te leveren aan het net, de zogenaamde vehicle-to-gridtechnologie, kan nog eens 500 MW aan extra capaciteit worden vermeden. Voor beide technieken zijn er slimme meters nodig. Dat betekent dat als we slim omgaan met elektrische voertuigen, dat bijkomende flexibiliteit kan opleveren. Dat is dus reden te meer om werk te maken van de installatie van slimme laadpalen, bijvoorbeeld op parkings.
Het CRM is een van de acties die ik kan ondernemen als minister. Innovatieve marktspelers kunnen slimme laadtechnieken ontwikkelen en stuurbare laadcapaciteit aggregeren. Het is belangrijk om samen met de elektrificatie de slimme laadpalen uit te rollen. Daarom is er ook in de wetgeving van de heer Van Peteghem een definitie gekomen van slimme laadpalen: enkel voor die laadpalen zal een beroep gedaan kunnen worden op de fiscale stimulans. Daarnaast kan er met dynamische prijzen een duw in de rug gegeven worden. Daarin hebben we voorzien bij de omzetting van de EMD-richtlijn. In het kader van het Energietransitiefonds (ETF) werden er ook nog een aantal projecten goedgekeurd die focussen op de manier waarop flexibiliteit tot stand kan worden gebracht.
Daarbij maak ik één kanttekening. Het blijft bij de adequacy- en flexibiliteitsstudie en in de debatten over elektrische wagens bij een theoretische oefening. Wij hebben namelijk nog maar weinig grootschalige elektrische mobiliteit. Er zijn wel voorbeelden, zoals het laadplein in Zelzate, en sommige bedrijven kiezen al voor een doorgedreven elektrificatie. Voor mij betekent het dat de assumpties en de hypotheses, die ook in de Eliastudie zitten, blijvend gechallenged en geactualiseerd moeten worden, zodat we niet nog twee jaar op een nieuwe studie hoeven te wachten. Het onderwerp behoeft alleszins verdieping: wat betekent dat in de praktijk, hoe kunnen wij dat aanboren? Wij moeten ter zake heel kort op de bal spelen.
De heer Ravyts stelde een vraag over de prekwalificatie. De dossiers konden worden ingediend tot 15 juni, maar daarmee is de prekwalificatie niet afgerond, omdat nu de controle volgt op de inhoud en de berekening van het volume. Parallel behandelt de regulator de aanvragen voor de contracten van meer dan één jaar en de FOD Economie de aanvragen voor de productievergunningen. Ook die processen nemen de nodige tijd in beslag. Pas na die verificaties zullen wij een volledig zicht hebben op de uit te voeren actualisaties. Die actualisaties verlopen vervolgens via dummy bids in de veiling. Dat wordt uitgelegd in de werkingsregels.
De communicatie over de resultaten van de prekwalificatie is een delicate kwestie.
Ik begrijp de vraag naar transparantie helemaal, maar elke communicatie over de resultaten van de prekwalificatie kan een invloed op de biedingen en de resultaten van de veiling hebben. Dat kan dus een verstorend effect hebben. Het opvolgingscomité – dat zijn mijn administratie, de regulator en Elia – buigt zich momenteel over de vraag welke informatie wanneer kan worden vrijgegeven.
Dan kom ik aan de vragen over de investeringsdrempels. Het traject van de investeringsdrempels begon in december 2019. De CREG heeft toen de investeringsdrempels voorgesteld: voor een capaciteitscontract van 15 jaar 600 euro per kilowatt, voor een van 8 jaar 400 euro per kilowatt en voor een contract van maximaal 3 jaar 177 euro per kilowatt. De CREG heeft zich voor de waarden laten inspireren door de investeringsdrempels in het Poolse CRM. Die waarden werden door meerdere marktpartijen en belanghebbenden bekritiseerd.
Na de openbare raadpleging, georganiseerd door de CREG, heeft de AD Energie aan PwC een opdracht tot aanvullende analyse gegeven. Het rapport dat op 19 november 2019 door PwC bij de AD Energie werd ingediend, concludeerde dat de door de CREG voorgestelde investeringsdrempel om als capaciteit in aanmerking te komen voor een vijftienjarig contract, te hoog lag om de principes van technologieneutraliteit te respecteren. Het rapport stelde ook alternatieve drempels voor. De CREG is daarop niet ingegaan, ook niet in de herziene versie van het voorstel, dat de CREG goedkeurde na consultatie op 4 februari 2021.
Ik heb beslist om het voorstel van de CREG op dat punt en alleen op dat punt niet te volgen en de drempels te herzien, om vier redenen. Ten eerste zijn er techno-economische overwegingen. Twee jaar na het eerste voorstel van de CREG over de investeringsdrempels is de technologie voor een STEG geëvolueerd. Men bouwt nu doorgaans grotere centrales met een beter rendement, met name 63 % in de plaats van 60 %. Dat leidt tot een lagere CO2-uitstoot per geproduceerde elektrische megawatt/uur.
Omdat die centrales groter zijn, 800 MW in de plaats van 450 MW, is er op de investeringskosten een schaalvoordeel. Door een verlaging van de investeringsdrempel om in aanmerking te komen voor een vijftienjarig contract, worden grotere en efficiëntere STEG's in een gelijkwaardige concurrentie gezet met andere gascentrales, waardoor de bevoorradingzekerheidsdoelstelling met minder gascentrales en met minder CO2-uitstoot wordt bereikt.
De tweede overweging heeft betrekking op de competitiviteit. Projectontwikkelaars die door een te hoge investeringsdrempel niet in aanmerking komen voor een vijftienjarig contract, zullen mogelijk afzien van deelname aan de veiling, door de relatief hogere financieringskosten. Dat verlaagt niet alleen de competitiviteit van de veiling, het dreigt ook de competitiviteit van de Belgische elektriciteitsmarkt na 2025 te benadelen, omdat er minder verschillende producenten actief zullen zijn. Ik verwijs naar de overwegingen in de CRM-resolutie enerzijds en naar het regeerakkoord over de competitie op de productiemarkt anderzijds.
Het derde aspect heeft betrekking op de maatschappelijke kosten. De kapitaalfinanciering kan een belangrijke impact hebben op de biedprijs. Hoe meer grootschalige projecten voor nieuwe gascentrales beperkt worden tot achtjarige capaciteitscontracten, hoe hoger de biedprijzen zouden kunnen zijn in euro per kilowatt per jaar. Het zou voor de periode van 2025 tot 2040 maatschappelijk duurder kunnen zijn om duurdere contracten toe te kennen tijdens de eerste acht jaar, met daaropvolgend dan een verlenging van die capaciteiten met jaarcontracten, dan om meteen vijftienjarige capaciteitscontracten op te stellen. Daarenboven zullen lagere investeringsdrempels de toegang tot het CRM vergemakkelijken voor technologieën met lagere kapitaalintensiteit, zoals batterijen, vraagsturing en de levensduurverlenging van bestaande WKK. Lagere kapitaalkosten in het CRM zullen dan leiden tot lagere maatschappelijke kosten.
Een vierde
overweging had te maken met de investeringsdrempels in de andere Europese
landen. Een bijkomende economische analyse werd uitgevoerd in opdracht van de
AD Energie door de consultant Compass Lexecon, die heeft onderzocht hoe de
investeringsdrempels in andere Europese landen tot stand zijn gekomen. De
studie bevestigt dat voor het vastleggen van de investeringsdrempels beter de
voorbeelden van het VK, Ierland en Italië kunnen worden gevolgd dan het
voorbeeld van Polen, wat de CREG had gedaan. Compass Lexecon geeft aan dat de
gangbare methodologie gebruikmaakt van de laagste grens van de CapEx range van
de beste nieuwkomer. In het VK, Ierland en Italië waren dat net als hier
gascentrales en kwam men uit op waarden rond 300 euro per kilowatt. In
Polen beoogde men kolencentrales, waardoor men aan dubbel zo hoge waarden kwam.
Ondertussen werd de drempel ook in Polen verlaagd van 700 euro per
kilowatt tot 520 euro per kilowatt. Dat heeft ertoe geleid dat de
investeringsdrempels naar beneden herzien werden.
Dat is uitvoerig
opgenomen in het verslag aan de Koning bij het koninklijk besluit. Het
definitief koninklijk besluit is bezorgd aan de Europese Commissie, om
integraal deel uit te maken van het dossier inzake de staatssteun. Tot slot
bepalen wij in het KB ook dat de CREG, wanneer nodig en minstens om de
drie jaar, een verslag zal opstellen over de noodzaak om de
investeringsdrempels te wijzigen. De richtlijn blijft immers
bevoorradingszekerheid voor zo laag mogelijke kosten.
De vragen van de heer Warmoes waren zonder voorwerp.
03.05 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, bedankt voor het antwoord. Het is een vrij technische discussie, maar wel een heel belangrijke. Onze insteek in dit debat was vooral de flexibele overgang die wij nodig hebben naar een markt waarin hernieuwbare energie centraal staat. Zelfs tijdens die flexibele overgang willen wij fossiele installaties onder druk zetten door de klimaatgerelateerde verplichtingen. U wil dat ook en ik vind dat goed, ook al verbetert de technologie voortdurend, zoals u aangeeft in uw antwoord.
Voor onze fractie
is het wel belangrijk dat de intenties geen dode letter blijven. Het is
belangrijk dat we kunnen ingrijpen. Uit uw antwoord begrijp ik dat dit mogelijk
is en dat stelt mij grotendeels gerust. Ik kijk uit naar verder debat hierover
en vooral naar de resultaten van de veiling straks.
03.06 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Wat de elektrische wagens betreft, zal veel afhangen van de manier waarop dit verder evolueert. Er wordt nog heel fel gekeken naar ongecoördineerd laden. Dat zal volgens mij een absolute impact hebben. De vraag is op welke manier men dit voldoende kan aansturen, zodat het slim laden er deel van uitmaakt. Daar is nog wel wat werk aan de winkel. Vandaag is het immers nog niet zo toegankelijk als we het zouden willen. Daarmee moeten we rekening houden in de hele oefening.
Wat de investeringsdrempels betreft, heeft u vooral geargumenteerd dat we moeten bekijken of de periode tussen 8 en 15 jaar altijd aangewezen is. Maar volgens mij snijdt dit mes aan twee kanten. Het kan namelijk ook precies het omgekeerde effect hebben. Een aantal centrales, die nu 15 jaar zouden krijgen in plaats van 8 jaar, zullen door capaciteitsbetalingen op die termijn een veelvoud van hun initiële investering terugkrijgen.
Dat is nooit de bedoeling geweest in het CRM. Destijds is ook in de CRM-resolutie een passage opgenomen om net de investeringskosten in verhouding te houden tot de capaciteitsbetalingen die men zou krijgen. Als men nu in een situatie terechtkomt waarbij bepaalde investeringen met een lagere investeringsdrempel twee tot drie keer meer opleveren, enkel en alleen aan capaciteitsvergoeding, dan schort er toch iets aan het systeem?
Ten tweede, laten we naar de onderkant van de vork kijken. Bestaande centrales die beperkte levensduurverlengende investeringen moeten doen, mogen meegeteld worden in het kader van het vastleggen van de investeringsdrempel, zouden perfect in aanmerking komen voor een meerjarig contract. Dan zouden ze dus vallen onder de prijslimiet van 75 euro in plaats van de prijslimiet van 20 euro. Een tijd geleden heeft u in de commissie de oorspronkelijke ideeën over de globale prijslimiet geschetst. Daarbij kwam men tot de vaststelling dat deze een heel stuk lager kon zijn. Daar spraken we toen over 62 of 63 euro per kilowatt. In de definitieve versie is dit wel opgetrokken tot 75 euro.
Bijgevolg schuiven de bestaande centrales, als de veiling niet goed functioneert en als men probeert zich in te dekken op het vlak van risico's, waarvoor we steeds 20 euro hebben aangerekend, nu mogelijk op in de richting van 75 euro. Dat zou over de totale looptijd van het CRM wel eens veel duurder kunnen uitkomen dan waar u nu rekening mee houdt.
Ik weet wel dat er voor de beide kanten iets te zeggen valt, maar ik heb toch de indruk dat er hiermee risico's worden overgedragen van een aantal energiebedrijven naar de maatschappij.
Dat is eigenlijk exact wat er gebeurt. Ik weet wel dat u de veiling zo aantrekkelijk mogelijk wil maken voor de energiebedrijven. U wilt natuurlijk niet in de situatie terechtkomen waarbij veilingen gaan tegenvallen. Ik denk dat we hiermee te ver naar de andere richting zijn doorgeslagen. De drempel om tot een meerjarig contract te komen, is zeker aan de onderkant van de marge bijzonder laag geworden. Dat maakt dat ik verwacht dat de verhouding tussen meerjarige en eenjarige contracten wel eens helemaal scheef zou zijn getrokken. Maar, zoals u vaak zegt, zullen we dat pas weten in november 2021.
03.07 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik focuste misschien te veel op de datum van 15 juni 2021 als afsluitingsdatum. Het klopt wat u zegt. Ik ben ook niet elke dag bezig met de werkingsregels. Ik begrijp dat het opvolgingscomité zich buigt over de vraag hoever men kan gaan in de transparantie tijdens de komende maanden. Maar ik ga ervan uit dat wij binnen enkele weken meer klaarheid zullen krijgen, wellicht na het zomerreces, nog vóór de veilingresultaten bekend zullen zijn.
L'incident est clos.
- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De CREG-nota over contracten met een dynamische elektriciteitsprijs" (55018088C)
- Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De risico’s van dynamische contracten" (55018246C)
- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De dynamische energiecontracten en de waarschuwing van de CREG" (55019413C)
- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La note de la CREG relative aux contrats à prix dynamique de l'électricité" (55018088C)
- Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les risques liés aux contrats dynamiques" (55018246C)
- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les contrats d'énergie dynamiques et la mise en garde de la CREG" (55019413C)
04.01 Kurt Ravyts (VB): De CREG publiceerde op 21 mei een nota over contracten met een dynamische elektriciteitsprijs. Zij is geen tegenstander van dergelijke contracttypes, maar waarschuwt wel de gebruikers. De contracten vereisen immers een meer nauwkeurige opvolging van het verbruik en een aanpassing van de afname, anders zou de factuur voor de betrokken gezinnen en kmo's sterk stijgen.
De uitdaging is dus de vermindering van de verbruikspieken. Daarom moet de consument worden aangespoord om actiever op de energiemarkt te werken, zodat hij zijn elektriciteitsverbruik afvlakt. U hebt het al gehad over de digitale meter en geoptimaliseerd laadgedrag. De heer Wollants vroeg hoe dat kan worden aangestuurd. Het wettelijke kader laat vandaag klanten en leveranciers toe om die producten op de markt te brengen en een contract te sluiten. Verschillende leveranciers zouden al dergelijke contracten voorbereiden.
U toonde zich in een reactie op de nota van de CREG voorstander van een constructief overleg met de sector om de ontwikkelingen ter zake te monitoren. Welke stappen zette u al daaromtrent?
Hoever staat het met de hervorming en actualisering van het consumentenakkoord dat future-proof moet worden of, met andere woorden, hoever staat het met de bescherming van de consument in de door u nagestreefde dynamische ontwikkeling van de leveranciersmarkt?
04.02 Kris Verduyckt (Vooruit): Met de digitale meter komen er ook dynamische contracten; nieuwe producten brengen inderdaad wel eens nieuwe problemen met zich, ook al hoeft dat niet per se. Zo waarschuwt de CREG dat die contracten de consument wel toelaten om heel kort op de elektriciteitsprijzen in te spelen, wat een goede zaak is, maar dat er ook risico's aan verbonden zijn. Moeten we de markt daar volledig vrij in laten of moeten we de grootste risico's niet blokkeren? Deelt u de analyse van de CREG?
U hebt een overleg met de sector aangekondigd. Heeft dat al plaatsgevonden? Indien ja, wat is daar het resultaat van?
Zijn er maatregelen mogelijk? Kunnen we geen minimum- en maximumprijzen inbouwen in dat soort contract in overleg met de sector? Is dat een haalbaar denkspoor?
De voorzitter: De vraag van de heer Warmoes is zonder voorwerp.
04.03 Minister Tinne Van der Straeten: Vandaag biedt één leverancier dynamische contracten aan, met name ENGIE Electrabel. In de EMD-wet tot omzetting van de vierde elektriciteitsrichtlijn, die al in eerste lezing is goedgekeurd op de ministerraad, zal worden bepaald dat leveranciers met meer dan 200.000 klanten verplicht zullen worden om dynamische contracten aan te bieden. In elk geval zal het aanbod aan dynamische contracten in de toekomst dus toenemen. Ik heb uiteraard ook de hulp van de Gewesten nodig, omdat een dergelijk contract vereist dat de afnemer over een digitale meter beschikt.
De energietransitie brengt veel nieuwe ontwikkelingen. U zei al, mijnheer Verduyckt, dat dat geen probleem hoeft te zijn. Ik ben het met u eens dat dat een opportuniteit is, zeker voor de verbruikers die hun verbruik kunnen aanpassen, maar niet alle verbruikers op de elektriciteitsmarkt zijn actieve verbruikers die hun verbruik kunnen aanpassen. Gezinnen met een flexibel verbruik, met warmtepompen en elektrische auto's, kunnen in de dynamische contracten en tarifering een incentive vinden om in te spelen op een overaanbod en dus bij lage prijzen hun wagen opladen.
Er zijn echter ook risico's. Piekprijzen kunnen leiden tot verrassingen op de factuur en het is dus zaak om bij de contracten te waken over het consumentenvertrouwen en het vertrouwen in de markt. Ik geef een voorbeeld. De prijzen op de groothandelsmarkt kunnen zeer sterk variëren, van –500 euro per megawattuur tot +3.000 euro per megawattuur op de day-aheadmarkt of zelfs 10.000 euro per megawattuur op de intradaymarkt vergeleken met een jaarlijks gemiddelde van 30 tot 50 euro per megawattuur in 2018 in Centraal- en West-Europa. Het grote risico bestaat erin dat hierdoor het consumentenvertrouwen wordt ondermijnd, terwijl wij in het kader van de energietransitie net een operatie vertrouwen nodig hebben.
Voor mij is informed choice sowieso een conditio sine qua non. Het moet heel helder worden gemaakt aan de consumenten welk type prijsformule zij ondertekenen, de link met de verschillende markten en de fluctuatie van de prijzen. Daarom hebben wij bij de omzetting de CREG de rol gegeven om niet enkel de marktevolutie te monitoren, maar ook om op basis hiervan aanbevelingen te doen die de consumentenbescherming ten goede komen. Toen ik de nota van de CREG hierover ontving, heb ik FEBEG aangeschreven met de vraag hoe zij die nota leest. Ik ben er immers nog altijd van overtuigd dat overleg ons ver kan brengen.
Ten tweede, er is vandaag maar een leverancier met een dynamisch contract, maar er zullen er meerdere komen. Aangezien er toch risico's aan verbonden zijn, wil ik als minister geen afwachtende houding aannemen en samen met de sector een proactief kader uittekenen.
Collega's, ik moet erkennen dat ik zeer teleurgesteld was in het antwoord van de FEBEG. De FEBEG heeft mij geantwoord dat er voldoende commerciële vrijheid moet zijn. Dat begrijp ik. Daar heb ik geen probleem mee. In haar antwoord gaf zij echter niet de minste aanzet om samen met mij, met ons, na te denken over een mogelijke omkadering die de commerciële vrijheid niet inperkt en die het vertrouwen aan de markt geeft maar tegelijkertijd ook het consumentenvertrouwen garandeert.
Ik neem alvast de waarschuwingen van de CREG ter harte, en ik denk dat we daar op een positieve en constructieve manier mee kunnen omgaan en dat leveranciers daarvoor ook goede pistes zouden kunnen aanreiken. Ik heb die niet gekregen. Dat wil zeggen dat wij die misschien zelf kunnen bedenken.
Gisteren werd gestart met een bevraging over de herziening van het consumentenakkoord. Energietransitie en de nieuwe kansen die dat met zich meebrengt, zijn voor mij een essentieel onderdeel daarin. Ik hoop dat er met die bevraging meer interessante antwoorden komen, waarmee ik samen met mevrouw De Bleeker, de heer Dermagne en ook met het Parlement aan de slag kan gaan om in een goede omkadering te voorzien voor de dynamische contracten, waarbij voldaan wordt aan het dubbele doel, namelijk het consumentenvertrouwen en het vertrouwen van de markt garanderen.
04.04 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, dat klinkt allemaal heel interessant. Het is jammer dat we daarover in het format van de mondelinge vraag niet voort kunnen debatteren.
U zegt dat de energietransitie met alle uitdagingen en kansen geen probleem hoeft te zijn, maar u hebt heel correct erkend dat het hier gaat om verbruikers die zich kunnen aanpassen.
Ik ben een aandachtige volger van uw Twitter- en Facebookaccount. U zei dat u ermee zou stoppen, maar u bent daar nog altijd actief. Ik vind u meer en meer verhofstadtiaans. U wordt een visionaire minister. Ik vraag mij dan wel af hoeveel mensen al in het verhaal kunnen meestappen.
Waarom zeg ik dat, mevrouw de minister? Vandaag pakte de CREG uit met de resultaten van een grote bevraging over het gedrag van de gezinnen in de energiemarkt, met toch nog steeds onthutsende resultaten. Ik denk dat er nog een lange weg af te leggen is naar de bewuste consumenten. De snelheid waarmee u in die negen maanden ministerschap aan het bewegen bent, is vrij behoorlijk. Ik denk dat heel wat mensen bij de beklimming van de col achter u rijden. We zullen hierover ongetwijfeld nog van gedachten wisselen.
04.05 Kris Verduyckt (Vooruit): Ik heb niet de indruk dat de heer Ravyts goed naar de minister heeft geluisterd. Het is immers niet de minister die zegt dat er absoluut dynamische contracten moeten komen, de markt beweegt en de digitale meter laat die contracten toe. Daar zijn gevaren aan verbonden en we moeten de mensen daarvoor waarschuwen. Heel wat whizzkids zijn hier heel enthousiast over, omdat er heel veel mogelijk is met slimme apps en slimme meters. Ik maak mij geen zorgen over de whizzkids, ik maak mij zorgen over mijn oma, die ook een correcte energieprijs moet krijgen en absoluut geen idee heeft van datgene waarover wij het nu hebben. Dat is de waarschuwing die de CREG ons geeft en die ik ook hoor in het antwoord. Het is heel duidelijk dat we geen nood hebben aan communisme, maar we hebben ook geen nood aan casinocontracten. Ik zal de evolutie zeker kritisch volgen, net als de CREG en de ombudsman.
Ik heb de reactie van FEBEG niet gezien, het zou interessant kunnen zijn om die ter beschikking te krijgen. Ik heb de indruk dat de sector waarschijnlijk vooral aan de momenten denkt waarop de meter voor de energieleveranciers zal meevallen. Op sommige momenten zullen zij ongetwijfeld goed geld verdienen, maar zelfs voor hen zijn er gevaren verbonden aan het verhaal. Ik vind het dan ook jammer dat ze dat niet begrijpen.
De minister merkt terecht op dat vertrouwen enorm belangrijk is, het mismeesterde dossier van de zonnepanelen in Vlaanderen heeft dat wel aangetoond. Het vertrouwen van de consument is zeer belangrijk en de sectorfederatie moet dat absoluut begrijpen. We zullen zeker voort naar oplossingen zoeken.
L'incident est clos.
05 Vraag van Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De impact van de gedeeltelijke eclips van 10 juni 2021 op de elektriciteitsproductie" (55018811C)
05 Question de Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'incidence de l'éclipse partielle du 10 juin 2021 sur la production d'électricité" (55018811C)
05.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, een tussendoortje mag ook wel eens, zoals mijn vraag over de eclips.
Mevrouw de minister, waarom stel ik ze? Ik volg u aandachtig en naar aanleiding van de gedeeltelijke zonsverduistering hebt u natuurlijk het Nationaal Controlecentrum van Elia in Schaarbeek bezocht, dat trouwens nog maar enkele jaren geleden in gebruik werd genomen.
Er werd voorspeld dat tijdens de eclips de elektriciteitsproductie uit zonne-energie in België met 15 % zou dalen. Door het toenemende aandeel van hernieuwbare energie wordt de impact op het systeem van dergelijke natuurverschijnselen uiteraard groter. Er is een verlies van 500 MWh vernoemd door Elia. Elia bereidt zich daar uiteraard op voor en heeft er zich op voorbereid. De marktspelers werden verwittigd.
Uiteraard gaat het om een repetitie voor de volgende zonsverduistering, die er eind 2022 al aankomt. Verwacht wordt dat de impact dan groter zal zijn.
Mevrouw de minister, uw reactie was dat het belangrijk zal zijn om nieuwe instrumenten te blijven ontwikkelen, teneinde het systeem meer flexibiliteit te bieden voor de integratie van de variabele productie van hernieuwbare energie.
Welke impact heeft de gedeeltelijke eclips uiteindelijk veroorzaakt?
Welke gevolgtrekkingen werden met het oog op de voorbereiding van de volgende eclips getrokken?
In welke zin zal artificiële intelligentie worden aangewend om het onevenwicht te voorspellen, de spanning te regelen en de operatoren te ondersteunen?
In welke zin werkt Elia met de publieke sector samen om die ambitie waar te maken?
05.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Ravyts, u volgt mij op de voet. Ik kan niets zeggen of er is al een vraag. De moraal van dit verhaal is dat al wat te voorspellen is, geen probleem vormt. Alleen wat echt onverwacht is, houdt een risico in. Dat is in dit land één keer gebeurd, toen al onze kerncentrales onbeschikbaar waren.
Wat de eclips betreft, op dit moment hebben we een totale capaciteit uit zon van ongeveer 5 GW. Het effect van de eclips was eerder beperkt omdat op dat moment de zonne-elektriciteit in België met 15 % is gedaald, wat neerkomt op een verlies van ongeveer 500 MW, overeenkomstig de verwachtingen van Elia.
Dat doet geen afbreuk aan het feit dat onze hernieuwbare capaciteit toeneemt, dat zon al sterk aanwezig is, dat er heel goed moet kunnen worden geanticipeerd op het moment dat die capaciteit geheel of gedeeltelijk wegvalt en dat aanbod en vraag van elektriciteit altijd in evenwicht moeten blijven. Dat is ook de boodschap van Elia. De grote uitdaging, ook voor de netbeheerder, is om daarop goed te kunnen anticiperen en reageren.
Voor het voorspellen van een eclips is geen artificiële intelligentie nodig. Dat laat zich heel goed voorspellen. Wel zal met veel meer hernieuwbare energie een deel van het verbruik zich aan de productie moeten aanpassen op basis van slimme toepassingen. Er kan dan effectief een beroep worden gedaan op artificiële intelligentie om de operatoren te ondersteunen in hun beslissingen.
Elia is aan het experimenteren met algoritmes die specifiek zijn voor evenwichtsbeheer en spanningsbeheer en om hun congestiebeheer verder te optimaliseren. In het kader van het Energietransitiefonds hebben we vorige week op de ministerraad projecten goedgekeurd die inzetten op die artificiële intelligentie en op digitalisering, heel specifiek voor offshore windenergie, om afschakeling te vermijden.
Wat uw derde vraag betreft, de Belgische netbeheerders Elia, Fluvius, ORES, Sibelga en Resa hebben het project IO.Energy gelanceerd, in samenwerking met de bedrijfswereld, onderzoeksinstellingen en overheidsdiensten. Het is een uniek Belgisch pioniersproject dat door uitwisseling van data tussen alle actoren op de energiemarkt de ontwikkeling van nieuwe diensten mogelijk wil maken. De eindgebruiker staat daarbij centraal.
Op 14 mei 2021 werden 30 bedrijven geselecteerd voor de tweede testronde. Na verschillende workshops gaan 5 projecten over elektrische mobiliteit, lokale energiegemeenschappen, green (…) en netondersteunende diensten de pilootfase in. Op termijn kunnen deze projecten uitgroeien tot nieuwe producten of diensten die het energielandschap mee kunnen veranderen.
05.03 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, dit tussendoortje wordt gevoed door een permanente communicatiestroom die anno 2021 uiteraard veel ministers, maar u dus ook, kenmerkt. Ik spreek me daar verder niet moreel of kwalitatief over uit. Ik vind het een leerproces, ook voor mezelf. Ik ben blij dat u ook de aanwending van die artificiële intelligentie preciseert alsook de link met het Energietransitiefonds.
L'incident est clos.
- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De Europese Energieraad van 11 juni 2021 m.b.t. de herziening van de TEN-E-verordening" (55018961C)
- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De bijeenkomst van de Europese Energieministers van 11 juni 2021 m.b.t de renovatiegolf" (55018963C)
- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le Conseil européen de l'Énergie du 11 juin 2021 relatif à la révision du règlement TEN-E" (55018961C)
- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La rencontre des ministres européens de l'Énergie du 11 juin 2021 et la vague de rénovation" (55018963C)
06.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, op de vergadering van 11 juni van de Energieraad, waarover u uitvoerig gecommuniceerd hebt, kwam een aantal onderwerpen aan bod, onder andere de herziening van de TEN-E-verordening. Het doel van die herziene TEN-E-verordening is de grensoverschrijdende energie-infrastructuur van de EU te moderniseren, koolstofvrij te maken en te verbinden met het oog op de klimaatneutraliteit, maar ook de marktintegratie, het concurrentievermogen en de voorzieningszekerheid te waarborgen. Er zullen blijkbaar elf prioritaire corridors en drie prioritaire gebieden worden ontwikkeld en verbonden via projecten van gemeenschappelijk belang. Daar is ook Europese financiering voor.
Kunt u ons wat meer toelichting geven bij de standpuntbepaling inzake de herziening van die verordening voor trans-Europese energienetwerken? TEN-E gaat daar uiteraard over.
Kunt u ons meer toelichting geven over de elf prioritaire corridors en de drie prioritaire gebieden?
Kunt u het Belgische standpunt tegenover de geschetste Nederlandse positiebepaling toelichten? Ik ben daar nu niet op ingegaan, maar er was in Nederland toch wat discussie over de facilitering van de fossiele infrastructuur en het verband met de herziening van de verordening.
Een ander onderwerp vormden de conclusies van de Raad inzake de renovatiegolf voor Europa. Wij weten dat de Europese Commissie in oktober de strategie ter zake heeft gepresenteerd, trouwens als onderdeel van de Europese alomvattende Green Deal. Er is gestemd over de verduurzaming van de bebouwde omgeving en over de maatregelen om het tempo van de renovaties van gebouwen in de EU te verdubbelen tegen 2030.
Wat is de Belgische positie inzake deze renovatiegolf? Wat is de stand van zaken van de Europese financiering en regelgeving ter zake?
Renovatie moet uitgaan van een kostenefficiënte vermindering van de energievraag en de vervanging van koolstofintensieve of energie-inefficiënte verwarmings- en koeltechnologie. Wat is de federale bijdrage in dit verband? Dat is mij niet helemaal duidelijk.
De Raad benadrukt het belang van een ecologisch ontwerp van de milieu- en energie-etikettering voor energie- en hulpbronnen voor efficiënte verwarmings- en koeloplossingen.
Wat is daarin de federale bijdrage? Dat is mij ook niet helemaal duidelijk.
Wat is de stand van het overleg met de regionale regeringen in België in het licht van de nationale prioriteiten vanuit de bekommernis van haalbaarheid, betaalbaarheid en draagvlak?
06.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Ravyts, beide onderwerpen stonden inderdaad op de agenda van de Energieraad van 11 juni. Het ene onderwerp zorgde al voor meer debat dan het andere.
Over de renovatiegolf is er eigenlijk geen debat meer geweest. Die tekst was rijp, de posities waren gekend en de conclusies werden aangenomen.
Over de trans-Europese energienetwerken, de TEN-E, is er wel een hele dag gedebatteerd. Het debat ging met name over waterstofinfrastructuur en de rol van bijmenging.
Een groep van gelijkgezinde lidstaten, waaronder Nederland en ook België, toonde zich ambitieus door te stellen dat wij naar een dedicated infrastructuur moeten gaan voor waterstof. Die groep bestond uit Oostenrijk, Duitsland, Denemarken, Estland, Spanje, Ierland, Luxemburg, Letland, Nederland en Zweden. Die groep heeft zich sterk verzet tegen het zomaar toestaan van bijmenging en heeft ervoor gevochten om de periode waarin bijmenging mogelijk blijft als interimoplossing zoveel mogelijk te beperken. Die tekst moet nu opnieuw zijn weg afleggen, dus dat is zeker geen eindpunt.
Over de renovatiegolf werd er veel minder gedebatteerd op de Raad, aangezien de positie van alle lidstaten voorafgaandelijk al wel bekend was. België heeft met zijn sterk verouderd gebouwenpark een zeer grote uitdaging. De juiste begeleidende maatregelen vanuit Europa en de overheden van dit land bieden de energietransitie natuurlijk wel veel kansen. België verwelkomt de gewenste uitbreiding van het gebruik van EPC's en zo van een gebouwenpaspoort. Ook het accent op de grote nood aan begeleiding en advies voor eigenaars is zeer terecht. Hoewel er in ons land reeds veel expertise is op het vlak van circulair materiaalgebruik, kunnen en moeten wij daarin nog veel stappen zetten, in het bijzonder betreffende het circulair gebruik van bouwmaterialen en producten.
De renovation wave zet sterk in op twee belangrijke assen van de energietransitie: het maximaal beperken van de energieconsumptie en het verduurzamen van het resterende energieverbruik. De Europese normering van verwarmings-, koelings- en huishoudtoestellen en de welgekende energielabels hebben reeds voldoende hun nut bewezen. Zij zorgen ervoor dat de producent aangespoord wordt om zuinigere toestellen te ontwikkelen en de consument over de volledige levensduur van de door hem of haar gekochte toestellen ettelijke honderden euro's kan besparen op de energiefactuur.
Mijn diensten zijn bevoegd voor de implementatie ervan, de controle ervan en de toepassing van de verordeningen inzake ecodesign en energie-etikettering. Verder bevordert de federale overheid ook de aanschaf van energie-efficiënte apparatuur via het systeem van de ecocheques.
De effectieve realisatie van de ambitieuze renovatiedoelstellingen kan enkel gebeuren op voorwaarde dat hiervoor voldoende draagvlak bestaat. Bij de ontwikkeling van het beleid moeten daarom voldoende stimulansen ingebouwd worden voor huiseigenaars om over te gaan tot een diepe energetische renovatie. Hierbij mag de kwetsbare positie van huurders en mensen in energiearmoede niet uit het oog verloren worden en moeten er dus begeleidende sociale maatregelen genomen worden.
Een andere belangrijke voorwaarde voor het welslagen van de renovation wave is de snelle noodzaak aan voldoende uitvoerende capaciteit in iedere lidstaat. Laat ons hier echter van de nood een deugd maken. Als de overheid tijdig en versterkt inzet op training en herscholing, ontstaat hier ook een gigantische opportuniteit om meer mensen aan de slag te krijgen.
06.03 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Zo worden we toch op de hoogte gehouden van dergelijke bijeenkomsten van de Europese ministers van Energie. Ik zie daartoe geen andere mogelijkheid dan via dit format van mondelinge vragen.
Mijnheer de voorzitter, misschien kan overwogen worden om hieraan ook een gedachtewisseling te wijden. In de commissie voor Financiën komt de minister bijna maandelijks verslag uitbrengen over Ecofin.
Wat de renovatiegolf betreft, dat is een grote kwestie. De begeleidende sociale maatregelen maar ook de financiering van een en ander zal de komende jaren ook op Vlaams niveau voor heel wat gesprekstof blijven zorgen.
L'incident est clos.
- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De verplichting tot prekwalificatie" (55019081C)
- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De prekwalificatie en de beslissing van de Europese Commissie over het CRM" (55019411C)
- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'obligation de participer à la préqualification" (55019081C)
- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La préqualification et la décision de la Commission européenne concernant le CRM" (55019411C)
07.01 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, hierover zijn al een aantal vragen gesteld. Het was immers onduidelijk wat Elia aangaf over de prekwalificatie, wat u daarmee vervolgens hebt gedaan en wat de capaciteitsaanbieders uiteindelijk moesten begrijpen. Dat was hoogdringend omdat de prekwalificatieprocedure op dat moment zou beginnen. Alles moest ingediend zijn tegen 15 juni.
Mijn opmerkingen ter zake gingen vooral over de cumulregeling, want die was op dat moment niet duidelijk. Ik heb de indruk dat ondertussen blijkt dat die onduidelijkheid niet enkel in het Parlement bestond, want u hebt over die kwestie, en ook over de noodgeneratoren, een ministeriële omzendbrief uitgevaardigd op 4 juni. Dat is toch een redelijke periode nadat dit hier in het Parlement ingediend is, en ook nadat u hier in het Parlement op vragen daarover hebt geantwoord. Uiteindelijk is die omzendbrief uitgevaardigd, negen dagen voor de prekwalificatie geëindigd is. Ik zie dat die pas gepubliceerd is in het Belgisch Staatsblad, één dag voor 15 juni, wat toch zeer laat is.
Als ik dat zo bekijk, is mijn vraag of u van oordeel bent dat u snel genoeg hebt gehandeld om de mogelijke capaciteitaanbieders de juiste instructies te geven. Die problematiek was toen toch al een hele tijd bekend, al van in mei. Welke gevolgen mogen wij verwachten voor aanbieders die wegens de onduidelijkheid onterecht een dossier hebben ingediend of onterecht geen dossier hebben ingediend? Zijn er dergelijke gevallen bekend, of gaat het hooguit om mensen die een dossier hebben ingediend terwijl zij dat eigenlijk niet hadden moeten doen?
Vanaf wanneer kunt u een overzicht geven van de resultaten van de prekwalificatie? Ik begrijp dat u daar weigerachtig tegenover staat, maar tegelijkertijd hebt u hier in het Parlement wel aangegeven dat het volume mogelijk nog zou worden bijgestuurd nadat de oefening van de prekwalificatie is afgerond. Als daar een aantal opt-outdossiers in zit, bestaat immers de mogelijkheid dat u minder capaciteit moet veilen in de T-4-veiling dan u op dit moment verwacht. Als u daarover niet communiceert, vraag ik mij wel af hoe dit wordt vastgelegd.
07.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, de voorbereiding van het hele wettelijk kader voor het CRM was een huzarenstukje; het is ook veel complexer dan bijvoorbeeld een strategische reserve. Op zich is het dan ook niet te verbazen dat bij de eerste toepassing in de praktijk er onduidelijkheden naar boven komen. Samen met Elia, de CREG en mijn administratie, die het mechanisme moeten organiseren, hebben wij al het mogelijke gedaan om zo snel mogelijk de naar boven komende vragen te beantwoorden en op te lossen.
Inzake de verplichting tot prekwalificatie in het algemeen en voor de noodgeneratoren in het bijzonder is er ook een onduidelijkheid gebleken. De marktpartijen hadden hier inderdaad vragen over. Sinds geruime tijd werd de te volgen aanpak gecommuniceerd aan marktpartijen die hierover vragen hadden, zowel door Elia als door mijn administratie. Om die aanpak te bevestigen en ook om ervoor te zorgen dat er voldoende juridische zekerheid was, heb ik die aanpak vervolgens ook bevestigd in een omzendbrief. Deze is, zoals u zegt, op 14 juni in het Belgisch Staatsblad verschenen. De tekst was vroeger beschikbaar op de website van de FOD Economie. Onze aanpak werd veel vroeger gecommuniceerd aan de marktpartijen die hierover vragen hadden en werd dan geconsolideerd in de omzendbrief.
Ik kom dan tot uw tweede vraag. Ik heb geen weet van dossiers die onterecht zijn ingediend, maar aangezien de omzendbrief verduidelijkt dat minder capaciteitshouders een prekwalificatiedossier moeten indienen dan sommige oorspronkelijk begrepen hadden, kan dit er niet toe geleid hebben dat capaciteitshouders onterecht geen dossier hebben ingediend.
Ten derde, op 15 juni is de indieningsperiode voor de dossiers afgelopen. Daarmee is de prekwalificatie nog niet afgerond, zoals in een vorig antwoord al toegelicht. Er is nog de controle van de inhoud ervan, de berekening van het volume, de regulator die de aanvragen voor contracten van meer dan één jaar behandelt en de FOD Economie die de aanvragen voor productievergunningen behandelt. Die processen nemen ook de nodige tijd in beslag. Zoals ik daarnet heb gezegd, kan de communicatie omtrent de resultaten van de prekwalificatie een invloed hebben op de biedingen en ook het resultaat van de veiling en de kostprijs daarvan. Het is marktgevoelige informatie. Zoals daarnet ook gezegd, buigt het opvolgingscomité zich momenteel over deze kwestie, om goed te kunnen oordelen welke informatie wanneer kan worden vrijgegeven.
07.03 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik betreur dat een problematiek die al vroeg in mei gesignaleerd wordt pas veel later tot een initiatief leidt. Heel die tijd heeft Elia immers foutieve informatie op de website laten staan, tot er een wijziging is gekomen in de effectieve vastlegging. Ik heb destijds Elia gecontacteerd, om aan te geven dat er een verschil was tussen wat zij in hun vragen en antwoorden hadden opgenomen en wat er in het Parlement werd geduid. Ik heb toen sec het antwoord gekregen dat men dat zou aanpassen zodra het KB officieel beschikbaar was, terwijl men al wist dat er een probleem was. Men heeft mij verder gevraagd om hen niet te betrekken bij het politieke spel. Dat is heel leuk, maar intussen werden de mensen wel foutief geïnformeerd en moest u op het allerlaatste moment een initiatief nemen om de zaken recht te trekken. Volgens mijn informatie werd dat uiteindelijk op 9 juni op de website gepubliceerd. U zegt dat men veel vroeger op de hoogte was. Volgens mijn informatie gaat het om vijf dagen, wat niet echt veel vroeger was. Dat is alleen jammer te noemen.
Tot slot, als u het hebt over marktgevoelige informatie, dan snap ik dat allemaal wel. In een eerste beweging werd echter gezegd dat men al die zaken zou toevoegen als in aanmerking komende capaciteit of niet in aanmerking komende capaciteit, terwijl vervolgens blijkt dat er uit de prekwalificatie geen info mag doorstromen, zodat u op een of andere manier niet kan communiceren dat het volume daalt. Vroeg of laat moet u dat echter wel doen. Ook dat is informatie die uit de prekwalificatie komt. Daar worstel ik toch enigszins mee. U moet immers iets met die informatie doen, anders is de veiling niet meer afgestemd op de informatie die u heeft. Als u daar niet over communiceert, dan is dat ook marktgevoelige informatie. We zullen dit blijven volgen, want ik meen dat er wel wat problemen zijn.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55019411c van de heer Warmoes is vervallen.
- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De burgerparticipatie in offshorewindparkprojecten en de tendering van projecten" (55019224C)
- Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De firma BASF en de windenergie" (55019349C)
- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Burgers als mede-eigenaar van de offshore windmolens" (55019439C)
- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La participation citoyenne aux projets de parcs éoliens offshores et l'adjudication des projets" (55019224C)
- Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La firme BASF et l'énergie éolienne" (55019349C)
- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Des citoyens copropriétaires d'éoliennes en mer" (55019439C)
08.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, onlangs werd het initiatief "Burgerwind op zee" gelanceerd om op die manier burgers mee te laten participeren in de projecten rond windenergie op de Noordzee. Tegelijkertijd legt dat ook een opdracht bij de verdere uitwerking van de tendering voor de bijkomende parken op de Noordzee omdat er een goed evenwicht moet worden gezocht om te zorgen voor de betrokkenheid van de burgers als men daarvan ook een interessante investering moet kunnen maken. Men moet er ook over waken dat die projecten kunnen gerealiseerd worden met een interessante businesscase, zodat ook andere middelen kunnen worden gemobiliseerd om ervoor te zorgen dat we die parken kunnen realiseren met de laagst mogelijke overheidssteun, of zonder steun vanuit elektriciteitsverbruik. Al die factoren zijn voor mijn fractie van belang, maar uiteraard mogen we de verschillende afzonderlijke onderdelen nooit uit oog verliezen.
Uit de berichtgeving is momenteel niet duidelijk welke pistes er worden gevolgd door de regering en op welke manier dit vorm wordt gegeven. Ik denk dat hier een belangrijke denkoefening moet worden gemaakt, samen met de andere factoren die een invloed hebben op de financierbaarheid en de nood aan exploitatiesteun. Er zijn immers veel mogelijkheden om de doelstellingen te bepalen: het maximaliseren van de capaciteit in die zone, het maximaliseren van de productie van die zone, het streven naar zo laag mogelijke exploitatiesteun per geïnstalleerd vermogen of per productie-eenheid, een zo groot mogelijke opbrengst voor burgerinvesteringen en/of investeringen door anderen, het kortst mogelijke traject naar realisatie van de projecten, het maximaal leveren van energiediensten aan het net. Dat zijn allemaal mogelijkheden die in evenwicht moeten zijn en waarbij een andere oriëntatie kan worden gekozen. Dat is volgens mij de reden waarom in 2018 de taskforce tendering offshore zich al heeft gebogen over een aantal van die elementen.
Op welke manier wenst u de deelname van burgers en kmo's in deze projecten vorm te geven?
Is er al meer duidelijkheid over de vraag welke richting de tenderparameters uitgaan om zowel de burgerdeelname, de kosten voor de consument, de realisatietermijn als de overige zaken op de juiste manier te kunnen vormgeven?
Wat is de stand van zaken van het hele proces rond de tendering en welke volgende mijlpalen zullen worden bereikt? In eerdere communicatie ging het erover dat het KB Tender voor het vierde kwartaal van dit jaar zou worden gepland. Is dat nog altijd een actueel tijdpad?
Wanneer zouden de windmolens in de tweede zone de eerste stroom kunnen leveren?
08.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, recent is op de ministerraad de eerste lezing van de EMD-wet besproken, dit is de omzetting van de vierde elektriciteitsrichtlijn. Een deeltje daarvan betreft de omzetting van de RED II, de tweede hernieuwbare-energierichtlijn waarmee we een wettelijke basis geven aan hernieuwbare-energiegemeenschappen: burgers die samen met lokale autoriteiten en kmo's de mogelijkheid krijgen om mede-eigenaar te worden van de Belgische offshore windmolens. Dat betekent dat burgers in de toekomst niet alleen financieel mee kunnen investeren, maar ook de kans krijgen een stukje van het windpark te bezitten en mee te beheren.
In de wet van 12 mei 2019 met het oog op het invoeren van een concurrerende inschrijvingsprocedure voor de bouw en exploitatie van offshore windparken, dus de zogenaamde offshore tender, heeft de wetgever de federale regering opgedragen te bepalen op welke manier en in welke mate burgerparticipatie kan worden georganiseerd. Het wetsontwerp met betrekking tot de omzetting voorziet dus in de mogelijkheid om hier de link te maken met de hernieuwbare-energiegemeenschap waaraan voor offshore wind een rol kan worden toebedeeld. De wijze waarop en de mate waarin burgerparticipatie mogelijk wordt, zal dus geconcretiseerd worden in het KB Tender en in de tenderdocumenten zelf. Op deze manier zal dus een antwoord geboden worden op de vraag om windparkbouwers ertoe aan te zetten samen te werken met burgercoöperaties. Wat de timing betreft, zijn talrijke voorstudies in uitvoering en worden de overige vereiste voorstudies momenteel aanbesteed en opgestart. Die beoogt mijn administratie te voltooien in het voorjaar van 2023.
Tegelijkertijd wordt een ontwerpdesign uitgewerkt voor de uitbreiding van het Modular Offshore Grid (MOG). Dit is de nieuwe offshore transmissienetinfrastructuur die voor het transport moet zorgen van de windenergie naar het land. Het ontwerp van het nieuwe MOG zal in een ministerieel besluit worden vastgelegd tegen het einde van dit jaar. Het KB Tender – het koninklijk besluit in uitvoering van de wet van 12 mei 2019 – zal alle verschillende tenderparameters vastleggen en hoe die zullen worden toegepast. Qua timing plannen we om dit KB begin 2023 aan de ministerraad ter goedkeuring voor te leggen. Die timing is niet gewijzigd ten opzichte van de eerder gecommuniceerde timing, in tegenstelling tot wat u zegt. De inhoud zal wel al eerder bekend zijn. We moeten wel rekening houden met een extra tijdsbuffer ingeval er voor bepaalde onderdelen een aanmeldingsprocedure bij Europa doorlopen moet worden. In de komende maanden zullen de eerste besluiten ter voorbereiding van het KB Tender worden genomen. In dat opzicht is reeds eind vorig jaar aan de CREG gevraagd een studie op te leveren met aanbevelingen over de toekenningscriteria en de financiële voorwaarden van de tender. Al deze elementen zullen op een evenwichtige manier worden samengevoegd in het KB Tender.
De eerste windturbines zullen hopelijk energie kunnen produceren tegen eind 2026-begin 2027.
08.03 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, met betrekking tot het KB Tender staat op de website van de FOD Economie een zeer vreemd balkje dat begint in 2021 en loopt over 2022. Wanneer dat exact tot een landing komt, is mij minder duidelijk. Daaruit leid ik af dat de eerste stappen voor het KB Tender nog in 2021 moeten worden gezet. Het kan zijn dat er wat raadplegingen en andere zaken aan te pas komen. We moeten er evenwel over waken dat dit niet te veel tijd in beslag neemt zodat het KB tijdig in orde komt. Destijds werd ook aangekondigd dat de periode van voorstudies in het eerste kwartaal van 2023 zou zijn afgerond, terwijl er nu nog voorstudies moeten worden opgestart en zelfs nog moeten worden aanbesteed. Daarover maak ik mij wel wat zorgen.
Ik begrijp dat er ook nog een ander probleem speelt met betrekking tot de aansluiting met Ventilus, maar dat wil niet zeggen dat alle andere zaken daardoor vertraging moeten oplopen.
Ik denk ook dat de manier waarop u het verhaal zult vormgeven en de ambitie van de heer Van Quickenborne en uzelf om die zaken zonder steun te bouwen, zeer sterk verbonden zullen zijn met de keuze die u maakt voor de tenderparameters. De vraag is dan in welke richting dat zal gaan.
Ik hoor ook dat men bij Elia aangeeft dat men nul steun voor de windparken niet wil, omdat men dan andere zaken moet opgeven, bijvoorbeeld de energiedienst. Dat kunt u bij een volgend contact misschien bespreken. Er zijn immers twee kampen in het verhaal. Politiek gezien zou het immers ideaal zijn als het zonder steun kan, maar de vraag is of dat ook het pad is dat we momenteel bewandelen.
L'incident est clos.
- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De financiering van het bodemsaneringsfonds Promaz" (55019309C)
- Patrick Dewael aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het erkenningsdossier van het Promazfonds" (55019440C)
- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le financement du fonds d'assainissement des sols Promaz" (55019309C)
- Patrick Dewael à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le dossier d'agrément du fonds Promaz" (55019440C)
09.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, met deze vraag wil ik het akkoord met de stookoliesector van 7 mei 2021 bespreken over het kader voor de erkenning van het fonds Promaz. De financiering zal op twee manieren plaatsvinden, enerzijds via de overheveling van de financiële overschotten van BOFAS, het saneringsfonds voor de tankstations, en anderzijds via een bijdrage van 0,01 euro per liter, die wordt doorgerekend in de maximumprijs van stookolie. Het fonds schat dat voor zijn werking een budget van maximaal 512 miljoen euro beschikbaar zal moeten zijn voor een looptijd van twintig jaar, met een automatische stop van de inning bij het bereiken van het bedrag. Om de financiële leefbaarheid van het fonds te verzekeren, zal de budgetbehoefte tussentijds worden geëvalueerd en ook kan de werkingsduur worden ingekort.
De bevoegde Vlaamse minister, mevrouw Demir, kant zich nu tegen een prijsverhoging via het onmiddellijk doorrekenen aan de consument, aangezien er volgens haar nog meer dan 120 miljoen reserve is, waarmee zij naar mijn vermoeden op BOFAS doelt. Volgens de sector echter zijn die middelen niet direct beschikbaar. Zonder prijsverhoging komt het Promazfonds er niet, zegt de sector boudweg.
U volgt blijkbaar de sector in die redenering, zo lees ik in de pers. U stelt dat de BOFAS-middelen absoluut niet volstaan om 9.000 lekkende tanks, mogelijk een onderschatting, mee te betalen. Ook geldt het principe dat de vervuiler voor een stuk mee dient te betalen. U wijst er ook op dat de sector zich uiteindelijk neergelegd heeft bij de uitfasering van stookolie, een Vlaamse maatregel.
Het gaat mij niet zozeer om het verschil in visie tussen u en Vlaams minister Demir, wel over de context.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken? In hoeverre kan het akkoord nog worden geblokkeerd? Wanneer komt de Interregionale Bodemsaneringscommissie samen om zich over de erkenning te buigen? In die commissie zijn ook de gewestregeringen vertegenwoordigd, maar Vlaanderen stelt zich wat recalcitrant op. Hoe zult u zich in de Interregionale Bodemsaneringscommissie opstellen? Kunt u uw houding wat meer toelichten?
09.02 Patrick
Dewael (Open Vld): In 2019 sloten de gewesten
en de federale regering een Samenwerkingsakkoord voor de oprichting van een
stookoliefonds, dat kan tussenkomen in de kosten voor bodemverontreiniging door
een stookolietank, het zgn. Promazfonds.
De effectieve oprichting en
inwerkintreding van het fonds bleef echter lange tijd uit omdat de sector de
middelen ontoereikend achtte. Uw gewestelijke collega Demir stelde de sector
begin mei in gebreke om zo de benodigde erkenningsaanvraag te versnellen. Kort
nadien communiceerde u dat er een akkoord was met de sector.
Volgens dat akkoord zou het fonds
gespijsd worden met 1 eurocent per liter stookolie, hetgeen volgens de sector
30 miljoen euro per jaar extra moet opleveren. Die middelen zouden dan bovenop
het overschot van 120 miljoen euro uit het stopgezette BOFAS-fonds komen.
Op 22 juni diende de sector blijkbaar
uiteindelijk op basis hiervan de erkenningsaanvraag in bij de Interregionale
Bodemsaneringscommissie (IBC). Vlaams minister Demir had echter eerder al
gezegd niet akkoord te kunnen gaan met zo'n regeling en wil dat eerst alle
middelen uit het BOFAS-fonds worden aangewend alvorens een extra heffing op
stookolie in te voeren. Ze herhaalde die stelling afgelopen week.
De IBC heeft nu vier maanden om zich over
het dossier te buigen. Ook moet er goedkeuring komen van de drie gewesten en de
federale minister.
1. In welke mate zijn volgens u de
huidige middelen van het BOFAS-fonds onmiddellijk inzetbaar in het Promazfonds?
2. In welke mate is een extra heffing op
stookolie daarbij noodzakelijk?
3. Er lijkt nog geen akkoord te zijn
tussen de verschillende entiteiten. Op welke manier en op welke voorwaarden kan
er volgens u tot een akkoord gekomen worden tussen u en uw gewestelijke
collega's?
4. Welke stappen kunnen we verwachten
indien de erkenningsaanvraag de toets van het IBC, de drie gewesten en de
federale minister niet doorstaat?
09.03 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Ravyts, uw vragen bieden mij de mogelijkheid om dat dossier nog eens toe te lichten.
Dit dossier gaat over een zeer grote milieuvervuiling en een zeer grote financiële last op de schouders van heel wat Belgen. Dit dossier loopt al heel lang, maar er is nu toch een doorbraak.
De huidige stand van zaken: de sector heeft, zoals beloofd, voor het einde van deze maand juni het dossier bij de Interregionale Bodemsaneringscommissie (IBC) ingediend, met name op 21 juni. De IBC heeft vervolgens op haar vergadering van 22 juni akte genomen van het dossier. De verschillende leden van de IBC zijn de ontvankelijkheid van het dossier aan het onderzoeken en dienen zich uit te spreken op 3 juli. De IBC heeft dan maximaal vier maanden om het dossier te aanvaarden. Vervolgens is er dan een vergadering gepland in augustus om de definitieve aanvaarding van het dossier voor te bereiden. Deze aanvaarding zal worden besproken op de vergadering van de IBC in september. De IBC heeft absoluut de intentie om er vaart achter te zetten.
Ondertussen wordt er van mijn kant gewerkt om de programmaovereenkomst aan te passen en na te gaan wanneer die in werking moet treden. De financiering is immers gelinkt aan die programmaovereenkomst.
In de IBC zijn de drie gewestregeringen en de federale regering vertegenwoordigd. De vraag in het dossier is in niets verschillend van de vraag die aan de vorige federale regering was gesteld. Die heeft toen al ingestemd met de gestelde eisen, zijnde de bijdrage van 10 euro per 1.000 liter, in de programmaovereenkomst, met een maximum van 512 miljoen euro.
De enige extra vraag van de sector, waarmee ik geen probleem heb, is dat er om de twee jaar een evaluatie gebeurt van de financiële toestand van het fonds. Om de aanvragers zo snel mogelijk aan steun te kunnen helpen, is het belangrijk niet alleen de 120 miljoen euro van BOFAS te transfereren, maar ook te starten met de inning, aangezien men alle historische vervuiling door lekkende mazouttanks wil aanpakken. De 120 miljoen euro van BOFAS kan maar worden gebruikt zodra er een operationeel fonds is. Met die 120 miljoen euro is nog niets gebeurd sinds BOFAS zijn werking heeft afgerond. De vertraging in het dossier heeft er dus voor gezorgd dat die middelen nog niet zijn aangewend.
Als wij het fonds zouden beperken tot de 120 miljoen euro van BOFAS, dan zullen wij 20 % van de mensen helpen en dan zullen wij 80 % van de mensen in de steek laten. Wij zullen hen in de miserie laten en wij zullen de vervuiling niet oplossen. Dat is geen oplossing voor mij. Het is voor mij dus een en-enverhaal om tot de 512 miljoen euro te komen waarmee de historische vervuiling kan worden aangepakt.
Ten slotte, de sector heeft mij gezegd maximaal vijf maanden nodig te hebben om Promaz operationeel te maken, door te zorgen voor de aanwerving van personeel, het inrichten van de kantoren, het opstarten van de oproep enzovoort. Die operationalisering kan worden gevolgd op de website.
Ik heb er alle vertrouwen in dat iedereen op zijn eigen manier aan een oplossing werkt.
09.04 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik zal voor een keer zeer onbeleefd zijn – wees niet kwaad, mijnheer Wollants –: dit was vintage Zuhal Demir. U hebt het kader van het dossier en de procedure van de erkenning door de bodemsaneringscommissie nog eens geschetst, waarvoor dank. Mijn fractie wil uiteraard dat zoveel mogelijk betrokkenen worden geholpen.
09.05 Patrick Dewael (Open Vld): Mevrouw de minister, het knaagt natuurlijk ten aanzien van de betrokkenen, want het gaat over veel geld en veel onzekerheid. Zij ervaren dat als een onduidelijke situatie door politieke moeilijkheden. Alles wat zou kunnen bijdragen tot een oplossing, met name een politiek akkoord, zou ik toejuichen.
L'incident est clos.
- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De nieuwe cijfers van het Planbureau over de geraamde CO2-uitstoot van gascentrales in België" (55019326C)
- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De studie van het Planbureau 'Economische vooruitzichten 2021-2026'" (55019393C)
- Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De ramingen van het Federaal Planbureau inzake de CO2-uitstoot" (55019433C)
- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les nouvelles estimations du Bureau du Plan quant aux émissions de CO2 des centrales au gaz belges" (55019326C)
- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'étude du Bureau du Plan "Perspectives économiques 2021-2026"" (55019393C)
- Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les estimations du Bureau fédéral du Plan concernant les émissions de CO2" (55019433C)
10.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, het Planbureau komt in zijn economische vooruitzichten met nieuwe ramingen over de totale broeikasgasemissies in België voor de periode 2021-2026. Voor die periode houdt men rekening met een toename van 12 % in België. De grootste impact komt van de kernuitstap. Men verwacht dat het aandeel van gascentrales in de elektriciteitsvoorziening zal toenemen van 26 % in 2021 tot 30 % in 2026.
De minister heeft in de CRM-werkingsregels een duurzaamheidsclausule laten opnemen, waarbij aan de veiling deelnemende exploitanten van gascentrales zich ertoe moeten verbinden om tegen eind 2026 een onderzoek uit te voeren naar de haalbaarheid van CO2-reductie. Tegen eind 2027 moeten ze zelfs een plan klaar hebben waarin ze aangeven hoe ze zullen bijdragen aan de transitie naar klimaatneutraliteit in 2050. Verder hebben we het recent goedgekeurde Belgische relanceplan, dat in 50 miljoen euro voorziet voor de ontwikkeling en integratie van nieuwe technologieën ter vermindering van CO2-emissies.
De vraag die de pers interesseert is natuurlijk wie er gelijk heeft, collega Wollants of de minister, over de korte inleiding van het Planbureau. Daarin zegt men rekening te hebben gehouden met de resultaten tot begin juni 2021. De minister zegt echter dat deze studie slaat op het beleid van de vorige regering. Vervolgens wordt mevrouw Marghem boos en wijst ze erop wat zij op het vlak van CO2-uitstoot gerealiseerd heeft en inzake offshore in de steigers heeft gezet. Ik zal mij verder niet bemoeien met dat gevecht.
Mevrouw de minister, wat is nu het concrete traject van het project in het federale relanceplan rond de ontwikkeling en integratie van nieuwe technologieën ter vermindering van CO2-emissies? Het interesseert me wel hoe dat verder verloopt.
10.02 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, de studie die we al eerder hebben besproken, geeft aan dat de CO2-uitstoot tegen 2026 sterk zal toenemen vanwege de kernuitstap. U hebt aangegeven dat dit gebaseerd is op oude cijfers, want volgens uw kabinet zou er in het jaar 2026 – de einddatum van de huidige vooruitzichten van het Planbureau – meer worden ingezet op hernieuwbare energie door de federale regering. Het is niet helemaal duidelijk waar u exact op doelt. Zo is de doelstelling voor offshore wind in het federaal regeerakkoord identiek aan wat eerder werd aangekondigd en bovendien heeft die effect op de periode na 2026, zoals u ook in antwoord op de vorige vraag eigenlijk ongeveer aangegeven hebt.
Daartegenover wordt geponeerd dat andere keuzes in het CRM ook tot andere resultaten zouden leiden voor de studie. Ik denk toch dat dit moet worden afgewacht. De capaciteit kan namelijk niet een-op-een worden omgezet in productie. In het kader van het CRM zal de flexibiliteit er bovendien voor een groot stuk voor zorgen dat pieken verschoven worden en dat de beperkte momenten waarin zeer grote vermogens moeilijk geleverd kunnen worden, afgedekt worden door andere technologieën. Inzake opslag en load shifting gaat het over een belasting die meer is afgestemd op de aanwezige capaciteit, maar nog altijd voor een groot stuk op de stuurbare capaciteit.
Mevrouw de minister, aangezien u aangeeft dat de cijfers niet kloppen, zijn er nieuwe cijfers beschikbaar, uitgedrukt in gigawattuur per jaar? Kunt u die meedelen aan het Parlement? Als er vandaag nog geen cijfers beschikbaar zijn, wanneer dan wel?
Bent u van oordeel dat een beperking van de capaciteit in het CRM op evenredige wijze ook een beperking inhoudt van de draaiuren van de verschillende vormen van technologie, of kan dat er net aanleiding toe geven dat bepaalde centrales meer draaiuren zullen boeken? Er wordt namelijk verschoven van momenten met een hoge vraag naar momenten met voldoende aanbod om de vraag af te dekken.
Welke toename voorziet u op het vlak van hernieuwbare stroom binnen de federale bevoegdheid, respectievelijk in de periode 2021-2025 en specifiek in het jaar 2026?
10.03 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, je vous remercie. Puisque vous nous appelez les irréductibles, cela fait référence à la bande dessinée Astérix et Obélix, qui sont les irréductibles Gaulois.
Monsieur Ravyts, je n'étais pas furieuse. Simplement, j'aime que les choses soient honnêtes intellectuellement. Vous ne m'avez jamais vue furieuse, car là ce serait encore autre chose.
Madame la ministre, les émissions de gaz à effet de serre en Belgique ont encore diminué en 2020. Mais, nous savons par le Bureau du plan et ses études prospectives, qui, certes, se fondent sur des chiffres pour la période jusqu'en juin 2020 et qui utilisent des paramètres bien connus par tous ceux qui calculent les gaz à effet de serre dans ce pays jusqu'en 2026, que son constat prévoit une augmentation de 12 % des gaz à effet de serre à l'horizon 2026.
L'horizon 2026 est justement celui où vous vous attendez à l'installation du MOG 2 et à sa mise en fonctionnement, ce dont il sera question juste après (mais j'imagine que vous avez déjà abordé le sujet). Le MOG n'est pas un instrument permettant de produire du renouvelable: il permet d'acheminer vers la terre ou de partager avec d'autres pays de l'énergie produite par des éoliennes en mer.
C'est ainsi que se présentent deux problèmes et à cet égard, je rejoins la question de mon collègue Wollants: premièrement, quel est au niveau fédéral le pourcentage de renouvelable en terme de capacité que vous pensez installer d'ici 2025 ou (soyons fous) d'ici 2026?
Deuxièmement, Ventilus et Boucle du Hainaut ne seront certainement pas en état de transférer sur notre territoire jusqu'à nos zonings industriels et jusqu'à nous, consommateurs, l'énergie ainsi produite en Mer du Nord avant fin 2030 (ou en tout cas 2028 au plus tôt). Tout ce qu'on voit dans le traitement du dossier laisse d'ailleurs rêveur et on se demande vraiment si cette échéance sera respectée.
De manière tout à fait honnête, madame la ministre, essayons de nous parler droit dans les yeux! Quelle est votre opinion précise sur ce rapport? Disposez-vous d'autres chiffres nous permettant de suivre votre thèse? Devons-nous nous ranger aux prospectives du Bureau du plan? Dès lors, quelles mesures comptez-vous prendre pour vous assurer que la baisse du CO2 de ces dernières années (reprenant les paroles d'un collègue dans la presse) "ne soit pas ruinée par votre politique maintenant et dans les années à venir jusqu'en 2024"?
10.04 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, dames en heren Kamerleden, de studie van het Federaal Planbureau integreert het elektriciteitsbeleid van de vorige regering met de volledige kernuitstap. Het referentiescenario dat in deze studie is gebruikt, is dus het openhouden van alle zeven reactoren, terwijl het pleidooi van de voorstanders van een levensduurverlenging enkel slaat op de twee jongste reactoren. Bovendien wordt er geen rekening gehouden met de gewijzigde en ambitieuzere plannen van deze regering inzake klimaat- en energiebeleid. Heel concreet wordt in het kader van het CRM bijvoorbeeld een volwaardige kans gegeven aan het potentieel inzake opslag en vraagsturing. De studie toont nogmaals het belang aan van een energieswitch naar 100 % hernieuwbare energie en klimaatneutraliteit in het nieuwe beleid.
Het Planbureau baseert zich voor het elektriciteitsaanbod op het Nationaal Energie- en Klimaatplan dat in 2019 bij de Europese Commissie is ingediend. In het scenario met extra maatregelen – WAM, With Additional Measures - staan nog de verouderde veronderstellingen voor de groei van hernieuwbare energie, die geen rekening houden met het wijzigende Europese kader. Gelet op de verhoging van de Europese klimaatdoelstellingen naar een reductie van broeikasgasemissies met 55 % tegen 2030, zal ook het aandeel hernieuwbare energie in de Europese energiemix toenemen. De Europese Commissie komt hiervoor midden juli nota bene met een voorstel tot herziening van het beleidskader in het kader van het Fit-for-55-pakket. De federale regering wil hier constructief aan bijdragen en een versnelling realiseren op het vlak van hernieuwbare energie en interconnectie.
De studie toont wel aan dat het elektriciteitsverbruik zal stijgen met de oplevende economie, zelfs sneller en sterker dan verwacht. Het verbruik is dus naar boven bijgesteld, maar voor de beschikbaarheid van elektriciteit is men nog uitgegaan van de oude veronderstellingen. Na rekening te houden met een verhoogde import van elektriciteit, is de productie van elektriciteit uit gascentrales een sluitterm voor de experts bij het Planbureau. In hun assumpties komt dit erop neer dat het verbruik dat nu geleverd wordt uit de nucleaire capaciteit, integraal vervangen wordt door de productie van gascentrales. Dat is ook de assumptie in het NEKP van 2019. In die periode was er nog geen volumebeslissing genomen over het CRM en was er zelfs nog geen kader voor het CRM in werking getreden.
We hadden ook geen uitvoeringsbesluiten die tot een volumebeslissing konden leiden. Dat is er vandaag wel. Het Federaal Planbureau houdt geen rekening met de beslissingen die door deze nieuwe regering in april 2021 zijn genomen.
In de volumebeslissing voor de vervangingscapaciteit wordt het aantal gascentrales tot een minimum beperkt. Als er wordt uitgegaan van wat we kennen aan bestaande capaciteit en nieuwe capaciteit, maximaal twee tot drie, wordt er dus fors op de vraagsturing en opslag ingezet. Men houdt bijgevolg geen rekening met de duurzaamheidsclausule.
Dans tous les cas, cinq des sept réacteurs vont fermer. Toutes les parties et l'exploitant sont d'accord sur ce point. Cela signifie que, dans tous les cas de figure, il faudra une capacité flexible réduite, même si certains réacteurs sont prolongés ou si un nouveau réacteur devait voir le jour.
Suite à notre constatation suivant laquelle certaines des hypothèses de base sont dépassées par les événements, j'ai contacté le Bureau fédéral du Plan. Je ne suis pas le genre de personne à rester assise, les bras croisés à critiquer les experts parce que je n'aime pas les résultats présentés. J'engage le dialogue. Je vérifie les faits et je cherche des solutions.
Le Bureau fédéral du Plan a confirmé mes remarques et m'a fait part de son intention de mettre à jour l'étude. Il me revient que ni les experts en énergie du Bureau fédéral du Plan, ni la DG Énergie n'ont participé à la rédaction du rapport. Cela explique notamment que notre décision sur le volume n'ait pas été prise en compte. Le Bureau fédéral du Plan compte actualiser cette étude pour tenir compte de tous les éléments actuels. Mon équipe rencontrera, à cet effet, l'équipe dudit Bureau dans les jours à venir.
Ik wil hierover echt heel duidelijk zijn, want daarover bestond verwarring. Ja, het Federaal Planbureau gebruikt actuele cijfers als het gaat over de stijging van het elektriciteitsverbruik, maar de invulling daarvan doet ze op basis van het NEKP, zoals ingediend in 2019, dus van een eerder beslist beleid zonder rekening te houden met de evolutie in het kader van het CRM.
Ik ben zeer blij dat de Europese Commissie het Belgische relanceplan heeft goedgekeurd en dat België een van de beste leerlingen in de klas is op het vlak van de bijdragen aan de klimaatdoelstellingen. Als we de langetermijnvisie voor ogen houden, zien we dat we naast de no-regretinvesteringen in hernieuwbare energie moeten meegroeien in het aanbieden van flexibiliteit in het toekomstige energiesysteem.
Voor 2050 speelt waterstof een belangrijke rol op het vlak van flexibiliteit, ook om de productie CO2-vrij te maken. Voor gascentrales kan men daarbij pyrolyse toepassen. Bij pyrolyse met behulp van biomethaan of e-methaan hebben we niet alleen geen CO2-uitstoot meer, maar krijgen we zelfs carbon sinks, dus een negatieve CO2-uitstoot.
Waterstof behoort dan ook tot twee van de projecten die binnen mijn bevoegdheid zijn ingediend in het kader van het relanceplan, enerzijds 95 miljoen euro voor de backbone waterstof en CO2 en anderzijds 50 miljoen euro plus 10 miljoen euro aan algemene middelen voor moleculen, en de productie en het gebruik van waterstof.
Wat is de timing hiervan? Begin 2022 zal een oproep voor projecten worden gedaan. In hetzelfde jaar zal ook de toekenning al gebeuren.
10.05 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor die laatste precisering.
Mijnheer Wollants, u drukte zich naar aanleiding van de studie van het Planbureau nogal lapidair uit, met de uitspraak dat de kernuitstap tien jaar klimaatbeleid in één klap wegveegt. Zelf zou ik dat niet durven, ik ben wat voorzichtiger om dat te koppelen aan die studie. Ik zeg niet dat u beweert dat die kernuitstap helemaal verkeerd is, maar zich enkel baseren op Belga, op de passage van 2 juni 2021, vind ik wat kort door de bocht. U zal de minister echter ongetwijfeld technisch uitmuntend van antwoord dienen in uw repliek.
10.06 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, mijn vragen klonken enigszins anders dan wat u hebt geantwoord. In die zin verbindt u nog steeds de volumebeslissing in het CRM aan de CO2-uitstoot. Het is echter niet omdat u het volume verlaagt dat ook automatisch de productie met gas zal verlagen. In het verleden zagen we soms dat die capaciteit voor heel beperkte draaiuren werd gebruikt, 230 uur per jaar. Op andere momenten was het verbruik net een stuk lager dan de capaciteit die we hadden.
Een deel van wat de verlaging van dat volume in het CRM doet, is ervoor zorgen dat de centrales die wel gebouwd worden net meer draaiuren halen. Daarom heb ik gevraagd of u van mening bent dat als u de capaciteit verlaagt, dat meteen ook betekent dat de gasproductie rechtevenredig verlaagt. Dat zou betekenen dat heel de curve verlaagt, maar dat door meer in te zetten op opslag en demand side response er eigenlijk geen effect is op de momenten waarop er minder stroom wordt gevraagd. Dat is natuurlijk niet het geval.
Daarom heb ik u specifiek gevraagd om mij de cijfers in gigawattuur aan te leveren voor de productie met gas. Ik moet echter uit uw antwoord opmaken dat die cijfers er niet zijn. U gaat er gewoon van uit dat door het volume te verlagen er automatisch ook minder met gas zal worden geproduceerd. Het is echter heel goed mogelijk – en deels ook de bedoeling – dat de gascentrales die er dan wel staan, zowel de bestaande als de nieuwe, gewoon meer zullen draaien. Als die meer draaien, dan produceren ze natuurlijk per gascentrale ook meer CO2.
Ik heb u ook niet horen zeggen welke hernieuwbare stroom er bijkomt in de periodes die ik heb aangegeven. Voor zover ik weet, komt er geen stroom bij. De eerste stap die jullie zetten is de verdere uitbouw van de volgende zone offshore. Maar dat gebeurt pas na 2026. Het zal dus niet actief uit de cijfers naar voren komen wat de productie op het vlak van groene stroom precies is.
Dat is een discussie waarvan we zullen moeten bekijken hoe het Planbureau ermee omgaat. Als u zegt dat we een aantal megawatt uit het CRM zullen schrappen, wat wil zeggen dat we de productie in dezelfde mate kunnen verlagen, dan vrees ik dat dat niet klopt en dat we daar niet verder mee kunnen.
Ten slotte weet ik ongeveer op welke gegevens de Adequacy & flexibility study van Elia, die we daarnet hebben besproken, gebaseerd is. Dan komen we ongeveer bij hetzelfde kader uit.
10.07 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, je ne puis qu'être d'accord avec M. Wollants. C'est quelque chose de récurrent chez vous, madame la ministre. Vous mélangez les concepts pour vous tirer d'épaisseur. Bien sûr, aucun ministre de l'Énergie dans ce pays ne se tourne les pouces et ne se croise les bras. Je salue évidemment le fait que vous alliez à la rencontre du Bureau fédéral du Plan et que vous discutiez avec lui et les experts avec lesquels vous travaillez pour affiner ces chiffres que j'attends avec beaucoup d'intérêt.
Mais, si vous continuez à mélanger systématiquement les concepts dans tous les sujets, cela ne va pas pouvoir continuer. En l'occurrence, vos centrales à gaz vont forcément travailler beaucoup plus qu'avant. Auparavant, elles étaient, pour certaines, dans la réserve stratégique. Souvenez-vous-en! Parfois, on ne les appelait même pas à fonctionner durant un an. Et, maintenant, elles vont être, tant les anciennes que les nouvelles, dans une situation de produire quasiment tout le temps. Et, si elles produisent quasiment tout le temps, elles brûlent du gaz quasiment tout le temps et font forcément du CO2. C'est aussi simple que cela! Il faut arrêter de prendre les irréductibles Gaulois que nous sommes pour des idiots qui ne comprennent pas la situation. Il faut nous parler en vis-à-vis, très clairement, en toute transparence. Ce que nous attendons, ce sont des chiffres.
Vous allez travailler avec le Bureau fédéral du Plan. Vous reviendrez pour nous en parler et nous en discuterons de façon tout à fait sereine mais "balancer" comme cela le stockage, la gestion de la demande sans aucun chiffre, cela n'a aucun intérêt. Cela n'a aucun intérêt et cela ne nous permet pas de construire ensemble le mix électrique de la transition énergétique. J'y reviendrai d'ailleurs avec ma question sur le monitoring juste après ceci.
L'incident est clos.
- Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De projecten ondersteund door het Energietransitiefonds" (55019350C)
- Kim Buyst aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De door het Energietransitiefonds gefinancierde projecten" (55019423C)
- Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les projets soutenus par le Fonds de transition énergétique" (55019350C)
- Kim Buyst à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les projets financés par le Fonds de transition énergétique" (55019423C)
11.01 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op 13 november heeft de FOD Economie in het kader van het Energietransitiefonds een oproep tot het indienen van projecten gelanceerd voor een totaal budget van 25 miljoen euro met een bijzondere aandacht voor de thematische assen 1 en 3. De ministerraad heeft afgelopen donderdag ook een besluit genomen over de toekenning van subsidies aan 14 projecten.
Vandaar mijn vragen. Is deze oproep tot het indienen van projecten erin geslaagd de sector rond deze thematische zwaartepunten te mobiliseren? Hoe dragen deze projecten bij tot de energietransitie van ons land? Is de huidige werking van het Energietransitiefonds optimaal? Bent u van plan het aan te passen voor toekomstige oproepen tot het indienen van projecten?
11.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mevrouw Buyst, inzake uw eerste vraag over thematische zwaartepunten is het antwoord bevestigend. De projectoproep van dit jaar heeft de aandacht van de sector getrokken. De FOD Economie heeft 60 projectvoorstellen ontvangen voor een totaalbedrag van meer dan 80 miljoen euro, maar met een totale maximale steun van 25 miljoen euro omdat dit het bedrag is dat jaarlijks betaald wordt aan het Energietransitiefonds. Deze projectoproep was dus een groot succes.
Bovendien zijn de dit jaar ingediende projecten duidelijk gericht op hernieuwbare energie en op de continuïteit van de energievoorziening. Het thematische zwaartepunt 2 "kernenergie" kwam slechts in 5 van de 60 ingediende projecten aan bod. Ze waren als volgt verdeeld over de verschillende thematische assen. Thematische as 1 "hernieuwbare energiebronnen in de Belgische exclusieve economische zone van de Noordzee en de biobrandstoffen": 25 projectvoorstellen waarvan 13 voor offshore windenergie, 7 voor waterstof en 5 voor biobrandstoffen of alternatieve brandstoffen. Thematische as 2 "nucleaire energietoepassingen": 5 projectvoorstellen. Thematische as 3 "bevoorradingszekerheid en netevenwicht": 30 projectvoorstellen.
Hoe dragen ze bij tot de energietransitie? Dat doen ze elk op hun manier. Sommige zijn gericht op het gebruik van waterstof om onze economie klimaatneutraal te maken door het hergebruik van gasinfrastructuur voor het vervoer van deze moleculen, of op de ontwikkeling van een register dat de uitwisseling van garanties van oorsprong voor e-fuels mogelijk maakt. Een R&D-project inzake Power-to-X zal ook het licht zien dankzij dit fonds. Andere projecten zijn erop gericht om ons hernieuwbare potentieel in de Noordzee optimaal te benutten.
Een voorbeeld hiervan is het ontwikkelen van coöperaties om het spaargeld van burgers te mobiliseren en zo optimaal gebruik te maken van deze energie en van de financiële opbrengsten die ze oplevert. Een ander project is geïnteresseerd in de exploitatie van zon in de Noordzee, terwijl een derde project beoogt windenergie te exploiteren met vliegers, in aanvulling op de windturbines.
Ook wordt steun verleend aan de ontwikkeling van nieuwe modellen voor de voorspelling van windproductie waardoor ook de werking van het net kan worden vergemakkelijkt. Dat is de link met de vraag van daarnet over digitalisering en artificiële intelligentie en hoe dit daartoe kan bijdragen. Dit leidt er ook toe dat we curtailment kunnen vermijden en dat we in de bestaande eerste zone ervoor kunnen zorgen dat er voldoende productie is.
Andere projecten hebben betrekking op de werking van het elektriciteitsnetwerk in een systeem dat steeds meer op duurzame energie is gebaseerd. Voorbeelden hiervan zijn de projecten voor vraagbeheersing en flexibiliteit en de projecten om de werking van het elektriciteitsnet te optimaliseren met behulp van de modernste algoritmes. De behandelde thema's sluiten dus volledig aan bij de uitdagingen van vandaag om de energietransitie tot stand te brengen en ik ben daar dan ook heel blij mee.
Wat de huidige werking betreft, zoals blijkt uit de projectoproep van dit jaar kunnen de sector en de onderzoeksinstellingen dankzij het huidige mechanisme worden gemotiveerd rond innovatieve projecten die bijdragen aan de energietransitie. De uitvoering daarvan is echter tijdrovend voor de FOD Economie en we moeten bekijken hoe we dit kunnen verbeteren. Ik ben dus van plan om dit te herbekijken onder het motto het goede te behouden, te optimaliseren waar we dat kunnen en het nog meer in lijn te brengen met de vragen die er zijn in het kader van de energietransitie.
Ik ben de mening toegedaan dat we ervoor moeten zorgen dat dit nog meer vraaggedreven is. Zoals ook in het regeerakkoord staat, moeten die projecten worden gesteund die effectief de energietransitie ondersteunen.
11.03 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, sta me toe om vandaag, 29 juni, een dag waarop veel studenten hun rapport afhalen, terug te kijken op mijn vorige loopbaan. Ik heb 19 jaar lesgegeven aan wetenschappers in spe die met heel veel innovatieve projecten aan de slag willen gaan.
Het doet mij deugd om te zien dat wij een minister hebben die wil investeren in onderzoek en innovatie en in die innovatieve ideeën die deze studenten hebben als ze 18 jaar zijn en ervan dromen om ze te kunnen uitvoeren.
Het is goed dat u 14 innovatieve projecten hebt kunnen uitkiezen die ons helpen om de energietransitie waar te maken. U hebt projecten opgesomd zoals de inzet van waterstof, het hernieuwbare potentieel in de Noordzee of de exploitatie van zon in de Noordzee. Ik ben zelf niet in staat om daarvoor projecten uit te werken, maar ik ben blij dat we de sector willen stimuleren om dat wel te doen. Ik vind het natuurlijk ook goed dat u de selectie van de projecten wilt evalueren. Op die manier kan het Energietransitiefonds in de toekomst nog meer bijdragen tot innovatie en de switch naar 100 % hernieuwbare energie.
Het incident is gesloten.
- Malik Ben Achour à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La sécurité d'approvisionnement" (55019358C)
- Leen Dierick à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le monitorage de la capacité de production" (55019399C)
- Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La réalisation d’un monitoring permanent concernant la sécurité d’approvisionnement et les prix" (55019431C)
- Malik Ben Achour aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De continuïteit van de stroomvoorziening" (55019358C)
- Leen Dierick aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De monitoring van de productiecapaciteit" (55019399C)
- Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De permanente monitoring van de energievoorziening en de -prijzen" (55019431C)
12.01 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, je me réjouis d'entendre Mme Buyst et Mme la ministre au sujet du Fonds de transition que j'ai créé et qui continue à faire effet jusqu'en 2025, pour soutenir des projets innovants en matière de production et de stockage.
Mais ici, nous rejoignons la question précédemment évoquée et qui traverse finalement toutes les questions qui se posent actuellement, c'est l'incertitude et l'ambiguïté en ce qui concerne le monitoring permanent concernant la sécurité d'approvisionnement et les prix. Cette incertitude et cette ambiguïté se poursuivent malheureusement. Ce n'est pas la première fois que je vous pose la question. Nous n'avons toujours pas vu quel monitoring permanent vous aviez mis en place pour au moins suivre continûment, de manière régulière, la sécurité d'approvisionnement dans le pays et les prix. Comme je l'ai dit tout à l'heure, on sait, par ailleurs, que les prix sur les marchés forward sont déjà en train d'augmenter de façon considérable.
Le temps presse, madame la ministre, et, en tant que Parlement, nous souhaitons avoir enfin des éclaircissements. Quelles garanties pouvez-vous offrir en matière de sécurité d'approvisionnement et de prix sur des bases chiffrées qui ressortent d'un instrument de monitorage que l'on vous demande et qui fait partie de votre cahier des charges dans l'accord de gouvernement? Maintenant viendra également s'ajouter la question du CO2. Nous l'avons entendue.
12.02 Minister Tinne Van der Straeten: Dank u voor de vragen over de monitoring. Het regeerakkoord bevat een aantal elementen die ik graag samen met u nog eens lees. Ik citeer uit het regeerakkoord de volgende drie vermeldingen: "Ten eerste, burgers en bedrijven verdienen een absolute garantie inzake bevoorradingszekerheid. Om onzekerheden te vermijden, zal de regering een continue monitoring opzetten van de productiecapaciteit en dit in nauw overleg met de AD Energie, de CREG en Elia. Ten tweede, ook de prijzen worden onderworpen aan een continue monitoring. Ten derde, eind november 2021 wordt een volledig rapport over de geselecteerde projecten na de veiling aan de regering voorgelegd. Dit rapport onderzoekt met name de bevoorradingszekerheid en de impact op de elektriciteitsprijzen."
L'accord de gouvernement me demande donc de faire deux choses: d'une part, un monitoring continu de la capacité de production continue, de l'impact sur la sécurité de l'approvisionnement et du prix de l'électricité et, d'autre part, un rapport sur la sécurité d'approvisionnement et l'impact sur les prix d'ici la fin novembre 2021 sur la base des résultats de la première enchère du CRM. Le dernier élément contient une échéance claire, à savoir la fin du mois de novembre de cette année.
Un rapport basé sur les résultats des enchères ne peut être produit tant que les résultats de la vente aux enchères ne sont pas connus. Comme le stipulent les règles de fonctionnement du CRM, Elia produira un rapport complet sur l'enchère pour le 31 octobre, sur lequel nous continuerons à travailler pour évaluer l'impact sur la sécurité d'approvisionnement et les prix. En ce qui concerne le contrôle continu de la sécurité d'approvisionnement, mon point de départ est que cela devrait être mis en place dès que possible.
C'est la raison pour laquelle les travaux ont déjà commencé depuis un certain temps, en étroite concertation avec la DG Énergie, la CREG et Elia (comme le stipule également l'accord de gouvernement), ce qui est logique car ces organismes font déjà beaucoup pour surveiller la sécurité de l'approvisionnement et les prix.
En outre, toutes ces informations sont accessibles au public sur les sites web d'Elia, de la CREG et de la DG Énergie. Je vous invite tous, si vous trouvez le temps, à surfer sur ces sites. Vous serez inondés d'informations précises, détaillées et en temps réel. C'est peut-être là le problème: une surcharge d'informations réparties sur trois sites. C'est la raison pour laquelle la DG Énergie travaille actuellement à une page web regroupant toutes les informations clés sur la sécurité de l'approvisionnement et les prix du marché. Au fur et à mesure de l'avancement des travaux, ce site sera mis en ligne en octobre 2021.
Il s'agira d'un tableau de bord avec un regard sur la situation actuelle de la sécurité de l'approvisionnement avec la demande en électricité et la disponibilité des centrales de production et des interconnexions. Il fournira une vue d'ensemble du mois précédent et mettra en évidence les événements ou développements ayant un impact sur la sécurité d'approvisionnement ainsi que les prix. Il se penchera également sur la disponibilité des installations de production et d'interconnexion les plus attendues et l'aperçu des études les plus récentes.
Il s'agit d'un travail de grande envergure. Les accords sur le partage de données entre les différentes parties sont en cours de finalisation. En septembre, les processus et le site web seront testés afin que nous puissions normalement présenter le site web en octobre, en même temps que les prochaines perspectives hivernales.
12.03 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, je vous remercie. Tout comme vous, je connais particulièrement bien la page 57 - en version française - de l'accord de gouvernement, où l'on voit effectivement que, si le monitoring révèle l'existence d'un problème inattendu de sécurité d'approvisionnement, le gouvernement prendra des mesures adéquates telles que l'ajustement du calendrier légal pour une capacité pouvant aller jusqu'à 2 GW. Le mot "nucléaire" a été oublié, probablement par pudeur, mais c'est exactement de cela qu'il s'agit.
Évidemment, si vous avez un outil qui permet de suivre au fur et à mesure la sécurité d'approvisionnement et les prix, puisqu'il répond à la garantie que le gouvernement donne à tous les citoyens, consommateurs et entreprises, d'avoir toujours de l'électricité en suffisance et à un prix abordable, vous pouvez en partie déterminer si un problème est inattendu ou attendu, et ce, assez facilement.
Dès lors, j'entends à travers votre réponse que vous êtes en train d'y travailler, ce qui est une bonne chose. Par ailleurs, je sais qu'on n'a pas encore vu vraiment le contour de ce que cela pourra être, et je ne voudrais pas que ce soit un instantané d'une situation, celle du mois de novembre 2021, où toutes les centrales nucléaires fonctionnent, où toutes les capacités de production fonctionnent, et où effectivement, à ce moment-là et même le mois qui précède ou le mois d'après, on n'a pas de problème inattendu de sécurité d'approvisionnement.
Le monitoring est un instrument dynamique qui suit de façon continue une situation et qui permet de réfléchir à une situation en mouvement, autrement dit aussi en projection vers l'avenir. Naturellement, nous ne parlons pas ici d'un approvisionnement pour un habitant ou un consommateur. Et quand bien même on pourrait le faire, on se tromperait, parce que tout au long de l'année, chaque consommateur et chaque entreprise doivent avoir la garantie que l'électricité dont ils ont besoin sera bien présente.
Nous parlons ici de 11 millions d'individus qui sont tous consommateurs, qui se déplacent, qui se chauffent et qui travaillent en entreprise. Eux doivent savoir, maintenant et plus tard - et, en tout état de cause, sous votre gouvernement - s'ils auront de l'électricité en quantité suffisante et à un prix abordable. Voilà l'objet du monitoring. C'est cela qui vous permettra de voir s'il y a un problème inattendu ou attendu. En tout cas, vous savez ce que j'en pense: dès à présent, nous savons que nous aurons un problème attendu de capacité manquante qu'il faudra résoudre.
Mon parti est de dire qu'il faut se pencher d'abord sur ce problème au moment où on le sait, tout de suite, en toute transparence, plutôt que d'attendre le mois de novembre pour dire, en s'étonnant, "Oh! Il y a un problème inattendu de capacité et de sécurité d'approvisionnement". Je comprends qu'on respecte les accords à la lettre, mais je comprends aussi que les accords ont été formulés de telle manière qu'on ne dise pas les choses clairement et qu'on mette, finalement, la population, les entreprises et les consommateurs, dans la crainte et dans la difficulté.
Le président: Madame Marghem, vous avez largement dépassé votre temps de parole. À partir de maintenant, je vais veiller à ce que tout le monde respecte le temps de parole, d'autant plus qu'il est déjà 18 h 15.
12.04 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, je vais faire un effort.
L'incident est clos.
13 Vraag van Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De plannen voor het importeren van waterstof" (55019392C)
13 Question de Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les projets d'importation d'hydrogène" (55019392C)
13.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, in de pers liet u optekenen dat u voor het voorzien van groene waterstof vooral kijkt naar het Sultanaat van Oman en naar Afrikaanse landen. De reden hiervoor is de goedkopere opwekking die mogelijk is in die warme landen.
De vraag is natuurlijk ook of een concentratie van de aankooppolitiek op dat vlak verstandig is. In het verleden werd de olieafhankelijkheid van het Midden-Oosten vaak geduid als een zwakke positie, die in de loop der jaren ook voor conflicten heeft gezorgd. Nu lijken heel veel landen opnieuw naar deze regio's te kijken voor de aanvoer en productie van groene waterstof.
Ook voor een aantal regio's in Afrika bleek de stabiliteit toch een hinderpaal. Denk aan het Desertec-project, dat een gelijkaardig doel had, zij het met stroom, maar dat niet kon worden gerealiseerd door onder andere de tegenstelling dat die regio's een slechte of zelfs geen energievoorziening hebben maar dat ze wel groene energie zouden exporteren naar de westerse wereld, wat het lokale draagvlak enigszins ondermijnt.
Op het vlak van diversificatie en van de mogelijkheden om waterstof deels lokaal te produceren, lijken wat elementen te ontbreken in dit verhaal. Ik heb daarom de volgende vragen. Wat is de concrete strategie op het vlak van waterstofvoorziening? Is het effectief de bedoeling om volledig gericht te zijn op het Midden-Oosten en Afrika? De studie die onlangs door uw collega Khattabi werd uitgevoerd, lijkt immers in die richting te wijzen, naar 100 % importeren.
Wat met lokale productie? Binnenlandse productie is een gewestelijke bevoegdheid. Kunt u dat bevestigen? Ziet u een rol weggelegd voor productie op de Noordzee? Wat is de strategie voor diversificatie van de aanvoer? Welke regio's of technologieën zouden daarin een rol moeten spelen? Het gaat immers niet altijd om dezelfde technologie.
Volgt u met uw Europese collega's een strategie om afhankelijkheid van een te beperkt aantal producenten tegen te gaan? Zijn er daar lessen te trekken uit ons olieverleden? Welke stappen wenst u de komende maanden te zetten op dit vlak? Plant u daarvoor ook contacten met uw gewestelijke tegenhangers die ook gedeeltelijk bevoegd zijn, met name voor waterstof?
Ten slotte, hoever staat het met de studie naar de bevoegdheidsverdeling op het vlak van waterstof? Kunt u die al aan het Parlement presenteren? Ik begrijp dat er ondertussen al alternatieve studies de ronde doen, dus ik wil die graag naast elkaar leggen.
13.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, uw eerste vraag gaat over de strategie voor waterstof en derdendiversificatie. In de studie van Deloitte over de rol van gasvormige energiedragers in een klimaatneutraal België is het duidelijk dat België ook op de import van groene waterstof zal moeten inzetten. We kunnen slechts een deel zelf produceren, gezien de ruimtelijke beperkingen in België voor hernieuwbare energie, die we bovendien ook grotendeels elektrisch nodig zullen hebben. De studie was voor mij wel interessant omdat daaruit bleek dat de eigen productie en de import een invloed op elkaar hebben. Het zijn bijna communicerende vaten. Dat is ook een belangrijk inzicht voor het beleid.
De importcoalitie geeft een mooi overzicht van de regio's, ook buiten Europa, waar groene waterstof goedkoper kan worden geproduceerd door middel van zon, bijvoorbeeld in het noorden van Afrika, maar het beperkt zich niet tot die regio. In het belang van onze leveringszekerheid is het belangrijk dat we naar verschillende landen kijken en dat we deze supply chain opzetten, samen met de industrie in België, die de waterstof nodig heeft om de doelstellingen van klimaatneutraliteit tegen 2050 te halen. Het is belangrijk dat we vraag en aanbod op elkaar afstemmen.
Niet alleen goedkope zonne-energie maar ook windenergie, zowel onshore en offshore, kunnen waterstof competitief produceren, wat weer een opening creëert naar andere landen, ook landen die aan de Noordzee grenzen. Die aspecten zullen ook worden meegenomen in de federale waterstofvisie die nog in opmaak is.
Ik werk samen met de collega's van de Gewesten aan een duidelijke nota over de bevoegdheidsverdeling, zodat de onduidelijkheden kunnen worden uitgeklaard en we elk op ons niveau de nodige maatregelen kunnen treffen.
Voor de productie op de Noordzee focussen wij op elektriciteit.
Dat er een gedeelte van deze productie, zij het offshore, zij het onshore, in waterstof kan worden omgezet, kan een meerwaarde betekenen om een bijdrage te leveren aan de flexibiliteit die nodig is in ons toekomstige energiesysteem.
Ik sta open voor innovatieve projecten ter zake. Deze projecten kunnen zich ook melden om steun te krijgen in het kader van onze call for projects in het relanceplan, maar wij hebben niet alleen nood aan moleculen maar ook aan elektronen. De prioriteit bij onze eigen offshoreproductie ligt wel bij elektriciteit en niet bij de productie van waterstof.
U had ook vragen over de afhankelijkheid van een beperkt aantal producenten en de acties in de komende maanden.
Ik wil opmerken dat wij ook nu sterk afhankelijk zijn van de import van fossiele brandstoffen en dat het overschakelen naar waterstofdragers ook een opportuniteit is om naar nieuwe samenwerkingen te kunnen gaan. Die markt moet zich uiteraard nog ontwikkelen, maar de projecten zijn er al en ik kan ze ondersteunen door ook op politiek niveau tussen landen akkoorden te maken, zowel binnen als buiten Europa. Daarbij is er ook overleg met andere landen in het kader van het Pentalateraal Energieforum.
13.03 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, op termijn zal er ook lokaal wel een mogelijkheid zijn om te produceren. Laten wij de groeicijfers op het vlak van groene stroom uit zonne- en windenergie eens bekijken. Sommigen hebben als ambitie geformuleerd dat wij in de komende jaren 20 GW of meer elektriciteit zouden moeten kunnen produceren. Dat zal voor een stuk pieken opleveren op momenten waarop wij vandaag niet veel stroom gebruiken. Men moet dus de mogelijkheid openlaten om iets te kunnen doen met die overschotten, met dat soort vermogens dat op elkaar kan worden gestapeld en eventueel nog kan worden aangevuld met een zone in de Noordzee tussen de Noordzeelanden, waar er nog aanvullende offshore windenergieproductie mogelijk is. Men wil daarmee ook niet de energieprijs compleet laten instorten, want dat is natuurlijk ook niet goed voor wie erin investeert. Dan lijkt mij een lokale productie van waterstof toch een optie die wij moeten bekijken.
U zegt dat wij ook naar andere handelsrelaties en dergelijke moeten kijken, maar het feit dat wij meer naar hernieuwbare energie overstappen, is in het verleden heel vaak aangegrepen om de vraag te stellen of het normaal is dat wij op onze handelsbalans voor zovele miljoenen euro's invoeren. Als wij dat louter vergroenen en wij voeren in plaats van olie waterstof in, dan vraag ik mij wel af of dat de way to go is. Wij moeten die kans aangrijpen om te diversifiëren en moeten durven kijken naar het grotere plaatje.
Wij moeten ook wereldwijd zaken doen en niet alleen kijken naar de allerwarmste landen. Als ik mij niet vergis, is bijvoorbeeld Oman nog altijd een absolute monarchie. De huidige sultan schijnt dat niet erg slecht te doen, maar dat zegt niets over zijn kinderen of kleinkinderen. Ik wil daar dus voor uitkijken. Toen wij olie uit die regio begonnen in te voeren, ging het ook allemaal fijn, maar een paar golfoorlogen later dachten wij daar toch anders over. Ik wil daar dus voor waarschuwen.
Tot slot, de bevoegdheden zullen vroeg of laat wel worden uitgeklaard. Ik heb daar al een studie over ingekeken en veel complexer hoeft het niet meer te worden.
L'incident est clos.
- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De statistische overdracht van hernieuwbare energie met Finland" (55019397C)
- Kim Buyst aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De overeenkomst met Finland over de statistische overdracht van hernieuwbare energie" (55019426C)
- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le transfert statistique d'énergie renouvelable avec la Finlande" (55019397C)
- Kim Buyst à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'accord avec la Finlande sur le transfert statistique d'énergie renouvelable" (55019426C)
14.01 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het is ondertussen bekend geworden dat de zogenaamde statistische overdracht van energie om het tekort aan te zuiveren rond is. De pers sprak daar over 1,3 terrawattuur voor een prijs van 18,5 miljoen euro. Dat bedrag is een heel stuk lager dan waarvoor u in de begroting middelen had gevraagd. We kunnen alleen maar tevreden zijn dat dit in de buurt komt van de prijs die bijvoorbeeld in Vlaanderen en Nederland betaald is. Maar de juiste hoeveelheid lijkt ook wel wat lager te liggen dan waarover u in de commissie gesproken heeft, tenzij het om een zware afrondingsfout gaat. Ik heb daar een aantal vragen bij.
Kunt u de details van die overeenkomst schetsen? Op welke manier is het juiste volume tot stand gekomen? Welke evoluties hebben nog geleid tot de 1,3 terrawattuur?
Hoe ziet u de evolutie op korte termijn van hernieuwbare energie, waarvoor de federale overheid bevoegd is? Die vraag heb ik volgens mij al twee keer gesteld. Als u mij daar nu wel een concreet antwoord op kan geven, nodig ik u alvast uit om dat te doen.
14.02 Kim Buyst
(Ecolo-Groen): Tijdens de commissie vorige
maand deelde U mee dat eens het contract voor de aankoop van statistieken
Hernieuwbare Energie, U bereid zou zijn hierover meer details te communiceren.
Ik stelde vast dat U op de Ministerraad van 11 juni een mandaat kreeg van de
ministerraad “om een akkoord te sluiten over een statistische overdracht van
een bepaalde hoeveelheid energie die is opgewekt uit hernieuwbare bronnen
tussen België en Finland." Zou U meer details kunnen geven over de prijs
en de aangekochte hoeveelheden?
14.03 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Wollants, mevrouw Buyst, de context is genoegzaam gekend. Wij hebben een doelstelling van 13 % hernieuwbare energie in het finaal energieverbruik in 2020. Er bestaat een interne Belgische lastenverdeling voor de periode 2013-2020, waarbij de federale overheid 8.350 GWh hernieuwbare energie dient bij te dragen, de facto via offshore wind. Door een latere oplevering van de laatste windparken had de federale overheid een initieel ingeschat tekort van 1.550 GWh ten opzichte van de doelstelling van 8.350 GWh.
Daarnaast ligt het finaal energieverbruik in België, dus de noemer van de berekening van het aandeel hernieuwbare energie, hoger dan ingeschat ten tijde van de lastenverdeling, zelfs wanneer de impact van de COVID-19-crisis in rekening wordt gebracht. Daardoor, en doordat de doelstellingen voor hernieuwbare energie in absolute termen en niet in relatieve termen worden ingeschreven, is er, zelfs als elk van de vier entiteiten haar doelstelling haalt, een additioneel nationaal tekort ontstaan ten opzichte van de doelstelling van 13 %, waarvoor de inspanningen nog verdeeld dienen te worden tussen de federale overheid en de Gewesten volgens een overeen te komen verdeelsleutel.
Inschattingen begin dit jaar toonden een Belgisch tekort van ongeveer 2.200 GWh. Om een ingebrekestelling te voorkomen, zijn wij verplicht om dat tekort te compenseren via de aankoop van statistieken in andere EU-lidstaten.
Het contract werd onderhandeld met Finland voor een bedrag van 13,5 euro per megawattuur, opgedeeld in twee luiken: een vaste hoeveelheid van 1.376,5 GWh ter compensatie van het federaal tekort ten opzichte van de doelstelling van 8.350 GWh, een optionele hoeveelheid, te activeren in functie van een eventuele wijziging in de federale productiecijfers, omdat Eurostat de productiecijfers nog moet valideren tegen het einde van dit jaar, en van een bijdrage van de federale Staat aan het dichten van het bijkomend nationaal tekort, dat momenteel wordt ingeschat op 1.950 GWh. De discussies daarover lopen, er is nog geen akkoord bereikt.
Ik kom dan bij de bepaling van het volume. Door de later dan verwachte oplevering van de laatste windparken bedroeg het initieel ingeschatte tekort 1.550 GWh ten opzichte van de doelstelling. De finale productiecijfers van de offshore windparken, die in november nog gevalideerd moeten worden door Eurostat, topten af op 6.973,5 GWh, waardoor het tekort uitkomt op 1.376,5 GWh. Door snel te handelen en contacten te leggen heb ik in de gegeven marktomstandigheden de prijs van deze jammerlijke operatie maximaal kunnen drukken. Lidstaten of partijen die nu nog de markt op moeten, zullen veel moeite hebben om een lagere prijs te bedingen.
Vervolgens is er de evolutie van de federale bijdrage aan de hernieuwbare energieproductie. De federale regering draagt op verschillende manieren bij aan het opschroeven van het aandeel hernieuwbare energie in het bruto finaal energieverbruik, zowel in de teller als in de noemer, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks. Rechtstreeks in de teller staat offshore energieproductie. Het gaat daarbij om offshore wind en een proefproject met drijvende zonnepanelen.
Rechtstreeks in de noemer staan de federale energiebesparingsmaatregelen, met bijvoorbeeld een jaarlijkse renovatiegraad van 3 % voor de federale gebouwen, het duurzame aankoopbeleid met een doelstelling van 50 % duurzame aankopen, de federale fiches met de energiebesparingsmaatregelen op basis van artikel 7 van de EED of energie-efficiëntierichtlijn, de vergroening van het federale wagenpark, de fiscaliteit inzake duurzame mobiliteit, met zero-emmissie bedrijfswagens en het mobiliteitsbudget, het productbeleid en de implementatie van de richtlijn inzake ecodesign en de verordening inzake energy labeling.
Ik kom dan bij de onrechtstreekse maatregelen in de teller. We brengen momenteel in kaart welke maatregelen binnen de federale bevoegdheden een hefboomwerking kunnen hebben op de ontwikkeling van hernieuwbare energie in de Gewesten. U hebt mij daar bij het begin van mijn mandaat herhaaldelijk vragen over gesteld, over de federale overheidsgebouwen en de federale gronden.
Diverse federale energiebesparingsmaatregelen werden meegenomen in de berekeningen van de door de Gewesten bij de Commissie aangemelde maatregelen onder artikel 7, namelijk de renovatie van overheidsgebouwen. Daar telt de energiebesparing uiteraard mee in doelstellingen van de Gewesten, niet in die van de federale overheid.
Mijn beleid mikt in het kader van de actualisering van het NEKP op het uitbreiden, opschroeven en naar voren brengen in de tijd van diverse maatregelen binnen de federale bevoegdheden, in het kader van de tijdslijn van het NEKP, zijnde 2030. Het becijferen, indien mogelijk, van de impact van deze maatregelen op de evolutie van het aandeel hernieuwbare energie in het finale energiegebruik, zal gebeuren in de context van de actualisering van het NEKP. De timing hiervoor is vastgelegd op november 2023.
14.04 Bert Wollants (N-VA): Dank u, mevrouw de minister. Dit is een veel betere situatie dan degene waarmee we werden geconfronteerd op het moment dat we het hadden over het budget, waarbij we toch wat bezorgd waren over het bedrag en zeker ook over de prijs per megawattuur.
Het is goed dat u een aantal oefeningen doet om te bekijken op welke manier er extra kan worden bijgedragen. Het is inderdaad juist dat ik een heel aantal keren heb geprobeerd om daar een aantal zaken aan toe te voegen. Ik ben ook blij dat die zaken nu ook worden opgenomen. Het artikel in Humo blijft grotendeels juist op dat vlak. Tegelijkertijd willen we daar ook vanuit het Parlement aan bijdragen. We bespreken in onze commissie ook het voorstel van resolutie van de heer De Maegd over federale overheidsgebouwen. Het moet mogelijk zijn om stappen vooruit te zetten, met de steun van het Parlement en samen met uw partners in de regering, om de lat wat hoger te leggen dan ze in het begin van de legislatuur misschien lag. We volgen dat verder, maar we zijn blij dat het deze richting uitgaat.
14.05 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, fictieve stroom die we nooit zullen zien aankopen, dat blijft natuurlijk zonde. Het is dan natuurlijk goed dat men een zo goed mogelijke deal kan sluiten, waarin u bent geslaagd.
Ik heb het deze namiddag al een aantal keren gezegd, we moeten voor ogen blijven houden wat de inzet is, namelijk: de switch naar honderd procent hernieuwbare energie. Het is heel duidelijk dat deze federale regering met het energiebeleid dat u hebt uitgetekend, wil inzetten op onze eigen sterktes. Eén van die eigen sterktes is inderdaad de offshore ontwikkeling. De doorlooptijd van dergelijke offshore ontwikkeling is vijf tot zes jaar. Als we dus wat te weinig zouden hebben, moeten we ons misschien de vraag stellen of er voldoende voorbereiding is geweest in het verleden. Goed bestuur betekent niet enkel zaken uittekenen voor deze legislatuur, maar ook kijken naar datgene wat men in gang kan zetten voor volgende generaties en volgende regeringen.
Ik ben dus heel blij dat deze federale regering een plan op tafel legt om ervoor te zorgen dat het aandeel groene stroom wordt opgekrikt, zodat we ons geld kunnen investeren in onze eigen economie in plaats van het aan andere landen te geven, zonder er iets voor terug te krijgen.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: De vraag nr. 55019398C van mevrouw Leen Dierick wordt uitgesteld.
La question n° 55019402C de Mme Marie-Christine Marghem est transformée en question écrite.
15 Question de Marie-Christine Marghem à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'île énergétique en mer du Nord" (55019404C)
15 Vraag van Marie-Christine Marghem aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het energie-eiland in de Noordzee" (55019404C)
15.01 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, nous venons d'entendre la volonté que nous partagions d'ailleurs dans le précédent gouvernement puisque nous avons installé plus de 1 500 MW d'éoliennes offshore en Mer du Nord. Nous avons également préparé la suite puisque nous avons fait voter un cadre global qui vous permet de lancer des marchés publics afin de couvrir une autre partie de la Mer du Nord avec des éoliennes offshore le plus rapidement possible.
Pour acheminer tout cette énergie produite dans notre Mer du Nord, il y a cette île énergétique, le MOG2 - corrigez-moi si je me trompe - qui va permettre non seulement s'agissant d'un hub, d'une plateforme d'acheminer l'électricité produite dans notre Mer du Nord mais aussi, dans les années à venir, l'électricité produite par d'autres parcs offshore, c'est-à-dire dans d'autres mers territoriales qui sont proches de notre mer territoriale, la Mer du Nord.
Le timing est très serré. Vous voulez voir cela réalisé avant août 2026. C'est ambitieux. J'ai dit tout à l'heure la difficulté de l'acheminement sur notre territoire par rapport au projet Ventilus et à la Boucle du Hainaut. Comment estimez-vous concrètement ce timing du MOG2? Pouvez-vous nous décrire le projet très précisément, sa plus-value et les différentes étapes de réalisation envisagées? Quelles sont les mesures que vous prendrez pendant la période durant laquelle vous êtes en charge? Quel est l'échéancier pour ces réalisations? En effet, cela va évidemment dépasser le cadre de votre mandat.
Votre collègue, le ministre Vincent Van Quickenborne, a annoncé en novembre 2020 que la capacité des éoliennes en Mer du Nord ne serait doublée que d'ici 2030, ce qui n'est pas très réjouissant. En conséquence, quels éléments rendent une accélération possible pour une installation d'éoliennes en Mer du Nord dans ce deuxième parc que j'ai lancé avant 2030 et, de préférence, avant août 2026 afin que le MOG2 serve à quelque chose?
15.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Madame Marghem, je vous remercie pour vos questions. Tout d'abord, je rappellerai les principes généraux de l'Energy Hub qui ont déjà été évoqués durant les commissions du 9 février et du 2 mars 2021.
Le projet du développement d'une île énergétique multifonctionnelle fait partie de la liste des projets approuvés par le gouvernement fédéral dans le cadre du plan de relance et de résilience belge. Cette île sera une île énergétique dans la partie belge de la Mer du Nord avec une surface utile de cinq hectares. Elle sera construite dans les limites de la deuxième zone d'énergie renouvelable: la zone Princesse Elisabeth. L'objectif principal est la réalisation de la transmission de l'énergie générée dans cette deuxième zone d'éoliennes offshore belge.
Cette île pourrait jouer un autre rôle important au niveau de l'énergie renouvelable. Il est actuellement soumis à investigation: la réalisation de l'interconnexion avec d'autres pays autour de la Mer du Nord. Mais en tout état de cause, cette île ne sera pas destinée à la production d'énergie. La production d'énergie proviendra de nouveaux parcs éoliens à construire dans la zone Princesse Elisabeth, pour lesquels un tender concurrentiel sera lancé dès la moitié de l'année 2023 (ce que j'ai annoncé dans une question précédente).
L'importante étape suivante est la prise en charge de la conception de l'arrêté ministériel Green Design. Celui-ci, prévu pour la fin de l'année, formalisera la conception du réseau offshore qui sera choisi et construit. Dans la même période, la conception domaniale pour les infrastructures à construire sera également demandée. Une fois cette étape franchie, Elia lancera un appel d'offres par marchés publics pour la construction de l'île énergétique. Dans le même temps, l'impact de cette structure sur la nature doit être étudié en profondeur, tâche qui a déjà commencé à l'heure actuelle.
En collaboration avec les institutions scientifiques et mon collègue et ministre de la Mer du Nord, nous étudions comment l'impact de l'infrastructure sur la nature peut être maintenu aussi bas que possible. Nous préparons les demandes de permis nécessaires.
Le cas échéant, des recherches scientifiques supplémentaires seront effectuées afin de dresser une carte complète des impacts sur la nature. La phase de construction des infrastructures insulaires commencera au plus tôt après le premier trimestre 2023 et devra être achevé à la date limite fixée par l'Europe pour la réalisation des projets, c'est-à-dire pour août 2026.
Ensuite, la construction des installations de transmission débutera, de sorte que celles-ci seront achevées au moment où les premiers parcs éoliens seront prêts à produire de l'énergie. Quant à la capacité offshore, 2,3 kilowatts sont déjà produits en Belgique. La capacité atteindra 4,4 kilowatts dans la zone Princesse Élisabeth.
Comme l'indique le planning, une première phase ne sera réalisée qu'en 2026-2027 et une deuxième en 2028, en fonction de l'avancement des dossiers de raccordement au réseau.
15.03 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, je remercierai très brièvement Mme la ministre pour sa réponse, que je vais examiner. Je reviendrai vers elle pour obtenir quelques détails complémentaires.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: Les questions n° 55019414C et n° 55019415C de M. Thierry Warmoes sont transformées en questions écrites.
16 Vraag van Kim Buyst aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De intentieverklaring van 4Sea en het Belgian Offshore Platform" (55019422C)
16 Question de Kim Buyst à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La déclaration d’intention de 4Sea et de la Belgian Offshore Platform" (55019422C)
16.01 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Donderdag 24
juni stelden vier Belgische milieuorganisaties, WWF-België, Natuurpunt,
Greenpeace en Bond Beter Leefmilieu samen met het Belgium Offshore Platform hun
gezamenlijke intentieverklaring omtrent de ontwikkeling van windenergie in het
Belgisch deel van de Noordzee voor aan de pers. Ze stellen dat windenergie in
de Noordzee goed kan en moet zijn voor de natuur én het klimaat en dat hiervoor
de nodige maatregelen moeten voorzien zijn. Dergelijke gezamenlijke
intentieverklaring waarbij de sector en natuurverenigingen samen naar buiten
komen is opmerkelijk. Ik heb hierover enkele vragen.
In algemene zin, wat is uw standpunt ten
aanzien van deze intentieverklaring?
Een deel van de tweede zone voor
windenergie in het Belgische deel van de Noordzee ligt in Natura 2000 gebied.
De intentieverklaring legt een belangrijke nadruk op een natuur-inclusief
ontwerp voor de bouw van de windparken. Hou zal u deze ambities vertalen naar
de tender die u moet lanceren voor de bouw van de windparken?
De intentieverklaring bevat ook een
uitdrukkelijke vraag naar dialoog over het samengaan van verbetering van
natuurwaarden én hernieuwbare energieproductie in een circulair verhaal. Gaat u
deze dialoog aan?
16.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, ik heb inderdaad de intentieverklaring tussen 4Sea en het Belgium Offshore Platform met heel veel interesse doorgenomen.
Er bestaat een spanningsveld tussen enerzijds de productie van hernieuwbare energie op zee, die we nodig hebben om onze klimaatambities te verwezenlijken, en anderzijds de bescherming van onze natuur in de Noordzee, die eveneens van cruciaal belang is in het kader van de klimaatopwarming. Dat spanningsveld is een boeiend, maar complex gegeven dat enkel kan worden aangepakt door in dialoog te gaan en samen te werken. Het beste van beide domeinen moet zo gerealiseerd worden en er moet een situatie ontstaan waarbij zowel voor het klimaat als voor de natuur winsten kunnen worden gemaakt.
Ik ben bijzonder erkentelijk voor het feit dat het Belgium Offshore Platform en 4Sea deze gesprekken met elkaar zijn aangegaan en dat ze nu gezamenlijk voorstellen hoe de ontwikkeling van wind in het Belgische deel van de Noordzee goed kan zijn voor de natuur en het klimaat. Zoals u terecht stelt, ligt een deel van de Prinses Elisabethzone in Natura 2000-gebied. Een ander deel grenst aan Natura 2000-gebied. Een derde deel ligt daar verder van af in een minder natuurgevoelig gebied.
In nauwe samenwerking met de minister van Noordzee wordt er op dit moment volop ingezet op aanvullend wetenschappelijk onderzoek naar de natuurimpact van windparken op zee. Niet alleen om deze impact te kennen, maar ook om inzicht te krijgen in de wijze waarop de negatieve impact zo klein mogelijk kan worden gehouden. De positieve impact willen we uiteraard zoveel mogelijk ondersteunen en vergroten.
Ik steun dit onderzoek, de noodzaak en het belang ervan ten volle. Ik heb onlangs nog een bedrag van 200.000 euro hiervoor vrijgemaakt, een deel van de financiering die nodig was om de onderzoeken te kunnen voltooien, dat elders nog niet gevonden was. Bovendien heb ik ook in een budget voorzien van 1 miljoen euro voor het promoten van biodiversiteit bij het energie-eiland in het kader van het relanceplan. Om samen vooruit te gaan, moeten we niet alleen focussen op energie maar evengoed op natuur.
Ik zal erop toezien, opnieuw in nauwe samenwerking met de minister van Noordzee, dat de uitkomst van die onderzoeken wordt vertaald in de voorwaarden van de tender en in de milieuvergunning voor de bouw van de windparken, onder andere in de vorm van elementen van natuur, inclusief design, wat ook in de intentieverklaring aan bod kwam.
Het antwoord op de vraag over het aangaan van de dialoog is eigenlijk al vervat in de antwoorden die ik net al heb gegeven. Een dialoog met de natuurverenigingen en de verschillende partijen, actief in de sector, is belangrijk en ook bijzonder waardevol voor mij. Dit loopt al. Ik zal dit zeker blijven onderhouden gedurende de hele legislatuur.
16.03 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
Het keyword in uw antwoord was samenwerking. Als we klimaatdoelstellingen en natuurdoelstellingen willen bereiken, is samenwerking inderdaad ongelooflijk belangrijk. Ik zal dit blijven opvolgen.
L'incident est clos.
De voorzitter: We hebben geen nieuws van de heer De Smet voor zijn vraag nr. 55019452C.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.44 uur.
La réunion publique de commission est levée à 18 h 44.