Commission
des Relations extérieures |
Commissie voor Buitenlandse Betrekkingen |
du Mardi 29 juin 2021 Après-midi ______ |
van Dinsdag 29 juni 2021 Namiddag ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 22 et présidée par M. Michel De Maegd.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.22 uur en voorgezeten door de heer Michel De Maegd.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Bélarus: débat d'actualité et questions jointes de
- Samuel Cogolati à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le soutien de la transition démocratique au Bélarus" (55017744C)
- Michel De Maegd à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le déroutage d’un avion de ligne par la Biélorussie" (55018096C)
- Anneleen Van Bossuyt à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'arrestation de l'opposant biélorusse Protassevitch" (55018155C)
- Marianne Verhaert à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le détournement d'un avion Ryanair et les sanctions contre la Biélorussie" (55018332C)
- Vicky Reynaert à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La Biélorussie" (55018567C)
- Ellen Samyn à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La Biélorussie" (55018612C)
- Michel De Maegd à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le camp d’Okrestina en Biélorussie" (55018707C)
- Els Van Hoof à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La Biélorussie" (55018930C)
- François De Smet à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le détournement de l'avion Ryanair par Minsk" (55018936C)
01 Wit-Rusland: actualiteitsdebat en toegevoegde vragen van
- Samuel Cogolati aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De ondersteuning van de democratische transitie in Belarus" (55017744C)
- Michel De Maegd aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het afleiden van een lijnvliegtuig door Wit-Rusland" (55018096C)
- Anneleen Van Bossuyt aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De aanhouding van de Wit-Russische opposant Protasevitsj" (55018155C)
- Marianne Verhaert aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De kaping van een Ryanairvliegtuig en de sancties tegen Wit-Rusland" (55018332C)
- Vicky Reynaert aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Wit-Rusland" (55018567C)
- Ellen Samyn aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Wit-Rusland" (55018612C)
- Michel De Maegd aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het gevangenenkamp Okrestina in Wit-Rusland" (55018707C)
- Els Van Hoof aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Wit-Rusland" (55018930C)
- François De Smet aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het afleiden van het Ryanairvliegtuig door Wit-Rusland" (55018936C)
01.01 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de ingediende vraag is intussen wat gedateerd. De vraag werd gesteld naar aanleiding van het voorval waarbij een vliegtuig met vliegroute tussen twee Europese steden werd verplicht om te landen op de luchthaven van Minsk om op die manier een Wit-Russische opposant aan te houden. Er kwamen veroordelingen vanuit heel de wereld, zowel vanuit Europa als van de Amerikaanse president Biden. Een eerste reeks sancties werd reeds uitgesproken tegen Wit-Rusland. Ik heb hierover nog extra vragen.
Ten eerste, hebt u zelf rechtstreeks contact opgenomen met de Wit-Russische ambassadeur? Mijn eerste vraag is dus die naar bilaterale contacten.
Ten tweede, zullen er nog andere sancties dan die eerste reeks volgen? Het is vooral belangrijk om de Wit-Russische bevolking daarmee niet te treffen. Dat is altijd een moeilijk evenwicht bij het uitspreken van sancties. Naar ik heb begrepen, zijn heel wat bedrijven wel in handen van mensen uit de Wit-Russische regering. Zo wordt eerder de regering getroffen dan de bevolking. Zijn er nog sancties op til?
Luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie werden ertoe opgeroepen niet meer over Wit-Rusland te vliegen. Zijn deze bepalingen van dwingende aard? Hoe kunnen ze afgedwongen worden? Wat zijn de gevolgen daarvan voor het luchtverkeer?
Nog in verband met het luchtverkeer. Er is een verbod voor Wit-Russische luchtvaartmaatschappijen om door het Europese luchtruim te vliegen en de toegang tot Europese luchthavens wordt hun ontzegd. Wat is de impact hiervan op de luchthaven van Charleroi?
01.02 Marianne Verhaert (Open Vld): Mevrouw de minister, op 23 mei 2021 werd op bevel van de Wit-Russische dictator Loekasjenko een Ryanair-vlucht van Athene naar Vilnius door een Wit-Russisch gevechtstoestel onderschept. Het burgervliegtuig werd verplicht zijn koers aan te passen en naar Minsk te vliegen om oppositiekopstuk Roman Protasevitsj en Sofia Sapega te arresteren. De man riskeert de doodstraf in Wit-Rusland.
De VN hebben garanties over de veiligheid van Protasevitsj en Sapega en een onafhankelijk onderzoek gevraagd. De beelden die door de Wit-Russische staatstelevisie werden vrijgegeven, zijn niet geruststellend. De gedwongen bekentenissen van zware misdrijven zijn dan ook volstrekt ongeldig.
Tal van wereldleiders en organisaties hebben hun onmiddellijke vrijlating geëist. Ook de Europese Raad heeft daags na de gebeurtenis sancties tegen het Wit-Russische regime afgekondigd. De minister van Buitenlandse Zaken van Duitsland, Heiko Maas, heeft echter ook met een spiraal van sancties gedreigd indien Wit-Rusland de gevangenen niet vrijlaat. Hij heeft aangekondigd dat een nieuwe reeks gerichte sancties tegen personen en bedrijven die dicht bij het regime van Loekasjenko staan, slechts het begin zou zijn van een economisch en financieel optreden tegen het regime als het niet van koers verandert.
Hierover heb ik enkele vragen, mevrouw de minister.
Kunt u een toelichting geven over de conclusies van de Europese Raad? Waarom werd er besloten om de kaping door het Wit-Russische regime los te trekken van de strategische analyse van de relaties tussen de EU en Rusland?
Welke internationale sancties kunnen worden genomen tegen Wit-Rusland?
Welke Europese sancties zijn nog mogelijk om de druk op het Wit-Russisch regime te verhogen? Volgt u het standpunt van uw Duitse collega? Zult u in de Raad pleiten voor een verstrenging van de sancties indien Protasevitsj en Sapega niet worden vrijgelaten?
Werd de gebeurtenis ook in de NAVO besproken? Zo ja, wat heeft de NAVO beslist?
Hoe loopt het onderzoek naar de kaping? Werd dat onderzoek reeds opgestart?
Hebt u de ambassadeur van Wit-Rusland ontboden? Welke boodschap hebt u meegegeven?
01.03 Vicky Reynaert (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de collega's hebben de situatie al geschetst, dus die zal ik niet herhalen.
Mijn ingediende vragen zijn grotendeels achterhaald, aangezien er ondertussen op Europees niveau al actie is ondernomen. Ik zal mij daarom beperken tot de vragen die nog relevant zijn omtrent deze kwestie, aanvullend op de vragen van de collega's.
Mevrouw de minister, kan België – in het licht van de situatie die zich afspeelt – zijn diplomatieke inzet en bescherming ten aanzien van mensenrechtenverdedigers in Wit-Rusland vergroten? Welke opties ziet u daarvoor?
De Raad Buitenlandse Zaken heeft de optie van economische sancties besproken en de Europese Raad heeft die bekrachtigd. Kunt u de exacte draagwijdte meer toelichten?
President Loekasjenko overleeft alleen dankzij actieve steun vanuit Rusland, wat ook blijkt uit het feit dat enkele van zijn belangrijkste staatsbedrijven ondersteund worden door bepaalde oligarchen. Experts zijn het er eigenlijk over eens dat Wit-Rusland niet kan worden aangepakt zonder een standpunt in te nemen ten aanzien van Rusland in deze kwestie. Wat is het standpunt van België daaromtrent?
Le président: Merci, madame Reynaert. Pourriez-vous vérifier la connexion de votre micro? Il complique en effet le travail des interprètes? Ce serait gentil pour la suite de cette réunion.
01.04 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, ik verwijs naar de ingediende vraag.
Vorige week kondigde de Verenigde Staten
aan dat het samen met de Europese Unie werkt aan extra sancties tegen
Wit-Rusland nadat de Wit-Russische autoriteiten een passagiersvliegtuig op weg
naar Vilnius had omgeleid en politiek tegenstander Roman Protasevitsj aan boord
had gearresteerd.
De Europese Unie legt momenteel de
laatste hand aan sanctiemaatregelen die de toegang tot het luchtruim van de
EU-lidstaten ontzegt aan alle vliegtuigen die door een Wit-Russische
luchtvaartmaatschappij worden uitgebaat. De federale regering besliste om deze
maatregelen uit te voeren.
Graag verneem ik van de minister:
Kan u een stand van zaken geven over de
situatie van Roman Protasevitsj en diens vriendin?
Heeft u reeds een overleg gehad met de
ambassadeur van Wit-Rusland over deze situatie?
Zullen er nog bijkomende sancties
getroffen worden door België en bij uitbreiding de Europese Unie?
Hoeveel Belgen verblijven er momenteel in Wit-Rusland? Is hun situatie 100% veilig en hoe wordt hun veiligheid gegarandeerd?
Le président: C'est à vous, cher François!
01.05 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, mes collègues ayant déjà rappelé les faits, nous ne nous étendrons pas dessus. Nous sommes en présence d'un acte de piraterie aérienne. Je n'ai pas d'autres mots. Cet acte est d'autant plus inacceptable qu'il vise un vol entre deux pays de l'Union européenne et que son but était de kidnapper un opposant politique biélorusse.
Bien entendu, toutes ces questions sont un peu datées, puisque des sanctions ont été décidées depuis lors. Néanmoins, j'observe que les ONG internationales et l'Union européenne parlent d'une même voix dans ce dossier qui fait donc absolument consensus. La présidente de la Commission européenne, Mme von der Leyen, a qualifié l'incident de totalement inacceptable et a déclaré que toute violation des règles de transport aérien international doit entraîner des conséquences. Suivant les résolutions du Conseil européen des 24 et 25 mai dernier, plusieurs sanctions économiques et une liste noire de personnes et entités ont été élaborées à l'encontre du régime biélorusse.
Dans l'attente des résultats de l'enquête de l'Organisation de l'aviation civile internationale (OACI), il est clair qu'une position ferme et déterminée doit être maintenue par les démocraties du monde entier.
Madame la ministre, depuis l'entrée en vigueur des sanctions, avez-vous pris contact avec l’ambassade du Bélarus? Des discussions au sujet d’une potentielle libération de Roman Protasevich sont-elles envisageables? Quelles garanties pouvons-nous obtenir quant au traitement du jeune journaliste par les autorités biélorusses? Une de mes collègues a indiqué que la vidéo dans laquelle il apparaît est plutôt alarmante quant à sa condition physique.
Dans l’attente des résultats de l’enquête de l’OACI, ne devrions-nous pas faire appel aux instances onusiennes pour faire pression sur le régime biélorusse?
Enfin, en ce qui concerne les nouvelles sanctions européennes à l’encontre du régime, ne devrions-nous pas remettre en cause le partenariat oriental dans lequel la Biélorussie partage des intérêts économiques avec l’Union, dans le but de lui forcer la main afin d'obtenir la libération de M. Roman Protasevich?
01.06 Michel De Maegd (MR):
Madame la ministre, le 23 mai dernier, un avion de ligne reliant Athènes à
Vilnius a été dérouté par la Biélorussie. Intercepté par un avion de chasse, le
Boeing a été forcé de se poser à Minsk, où des policiers ont interpellé un
militant de l'opposition qui se trouvait à bord.
La compagnie aérienne a indiqué que c'est la
sécurité aérienne de Minsk qui a contacté l'équipage sur une menace
potentielle, provoquant le déroutage du vol. Le président biélorusse Alexandre
Loukachenko a donné l'ordre personnellement à un chasseur MiG-29 d'intercepter
l'avion après cette alerte, comme l'a confirmé son service de presse.
Cet événement est bien sûr totalement
inacceptable. Jamais dans l'histoire un dictateur ne s'était permis cela.
Les dirigeants européens ont unanimement
condamné cet acte et appelé les autorités biélorusses à laisser repartir sans
délai l'ensemble des passagers. Vous avez-vous-même rapidement réagit,
réclamant des clarifications immédiates.
Madame la ministre, face à un tel acte, les
conséquences doivent être rapides et sans aucune ambiguïté. Elles doivent
donner un message ferme non seulement au pouvoir biélorusse, mais également à
l'ensemble des dictatures dans le monde.
1.Pouvez-vous nous faire un point sur les
derniers éléments dont vous disposez quant à cet événement?
2.Quelles discussions ont-elles eu lieu
depuis lors au niveau européen? Des décisions de sanctions ont-elles déjà été
prises? Si oui, de quel ordre? Estimez-vous qu'elles soient suffisantes?
3.Quel message la Belgique entend-t-elle
faire passer suite à cet acte?
Madame la Ministre, le détournement d'un
avion européen par la Biélorussie nous a rappelé à tous la terrible situation
que vivent les opposants au régime dans ce pays.
La plupart d'entre eux sont détenus au sein
du centre d'Okrestina, tristement célèbre pour les tortures infligées aux
prisonniers. Ils y sont enfermés sans avocats, sans visites, après des procès
parfois sans audience.
L'opposante Svetlana Tikhanovskaïa, en
déplacement à Varsovie, a réclamé que le régime autorise une surveillance des
institutions internationales dans les prisons afin de veiller aux conditions de
détention. Elle demande également à la communauté internationale de mettre la
pression sur le pouvoir en place en prenant des sanctions économiques.
Quelles sont les informations dont vous
disposez au sujet des traitements infligés dans ce camp d'Okrestina et, de
manière plus large, dans les prisons biélorusses?
Des pressions spécifiques sur cet aspect
sont-elles menées par l'Union européenne et/ou la communauté internationale?
L'Union européenne avait annoncé, il y a
quelques semaines, que des sanctions économiques suivraient les sanctions en
matière de survol de territoire. Où en est-on? Dans quel délai ces décisions
seront-elles prises?
01.07 Minister Sophie Wilmès: Mijnheer de voorzitter, collega's, op zondag 23 mei werd een Ryanairvlucht tussen Athene en Vilnius naar Minsk omgeleid wegens de vermeende aanwezigheid van een bom aan boord. Een Belarussisch gevechtsvliegtuig begeleidde de civiele Ryanairvlucht tot aan de landing in Minsk. Activist Roman Protasevitsj en zijn Russische vriendin Sofia Sapega werden van het vliegtuig gehaald en gearresteerd. Roman Protasevitsj is 26 jaar en speelde een actieve rol als redacteur bij het persorgaan Nexta. In die functie heeft hij zich ontpopt tot een zeer uitgesproken criticus van het Loekasjenkoregime. Al in 2017 kwam hij in het vizier van de Belarussische autoriteit. Hij staat in zijn land op een terreurlijst en wordt er ook vervolgd voor drie protestgerelateerde zogezegde misdaden. Zijn partner Sofia Sapega is eveneens actief tegen het Loekasjenkoregime via haar blog op het sociale medium Telegram.
Immédiatement après le réacheminement forcé de l'avion, l'Union européenne a publié une déclaration condamnant les actions du Bélarus et demandé la libération immédiate de Roman Protassevitch et Sofia Sapega. L'Union européenne a également demandé une enquête internationale afin de déterminer si les règles de l'aviation internationale ont été violées.
Lors du Conseil européen qui a suivi les 24 et 25 mai, les chefs d'État et de gouvernement de l'Union européenne ont qualifié l'atterrissage forcé de l'avion de Ryanair d'acte sans précédent. Ils ont appelé les autorités du Bélarus à libérer immédiatement M. Protassevitch et Mme Sapega. Ils ont également demandé qu'une enquête internationale soit lancée par l'OACI et ont décidé que des sanctions supplémentaires devraient être imposées à des individus et à des entités, y compris des entités économiques. Ils ont également demandé aux compagnies aériennes de l'Union européenne de cesser de survoler le Bélarus et aux États membres d'interdire aux compagnies aériennes biélorusses de survoler leur espace aérien et d'atterrir dans les aéroports de l'Union européenne.
Le 4 juin, les actions juridiques nécessaires à l'interdiction des vols de l'Union européenne à destination du Bélarus ont été menées à bien. L'interdiction de vols de l'Union européenne est officiellement rentrée en vigueur le 5 juin et concerne également la Belgique. Les avions et les compagnies aériennes du Bélarus ne peuvent plus décoller de l'Union européenne, y atterrir ou la survoler.
En ce qui concerne spécifiquement notre pays, j'ajoute que le 27 mai, la compagnie aérienne biélorusse Belavia avait déjà volontairement suspendu tous ses vols entre Minsk et Bruxelles-Sud, et ce jusqu'au 30 octobre 2021. Dans l'autre sens, l'Agence européenne de la sécurité aérienne (AESA) a demandé le 2 juin aux États membres de l'Union européenne de ne plus utiliser l'espace aérien du Bélarus pour des questions de sécurité.
Le Conseil européen des 24 et 25 juin s'est à nouveau penché sur la question du Bélarus. Dans ses conclusions, le Conseil réitère son appel à la libération de tous les prisonniers politiques, dont Roman Protassevitch et sa compagne. Je note qu'on a appris le 25 juin le transfert en résidence surveillée de Roman Protassevicth et de Sofia Sapega.
Wat de traditionele sancties betreft, overloop ik eerst de sanctiepakketten die al van kracht waren. Die drie pakketten werden afgekondigd op 2 oktober, 6 november en 17 december 2020. Ze hebben betrekking op belangrijke politici en regeringsleden, inclusief president Loekasjenko zelf, topambtenaren, rechters, leidinggevenden van de strafrechtelijke autoriteiten, prominente figuren uit het bedrijfsleden en aan het regime gelinkte bedrijven. De beperkende maatregelen omvatten een reisverbod, een bevriezing van tegoeden en een verbod om economische middelen ter beschikking te stellen. In totaal stonden al 88 personen en 7 entiteiten op de sanctielijst van de EU. Ze worden verantwoordelijk geacht voor de onderdrukking en de intimidatie van vreedzame demonstranten, oppositieleden en journalisten na de verkiezingen van augustus 2020.
Een vierde sanctiepakket werd tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 21 juni aangenomen. Het betreft 78 individuen en 8 entiteiten. Dat pakket heeft tot doel de druk op te voeren op het Loekasjenkoregime en tot een gedragsverandering aan te zetten, namelijk de stopzetting van de repressie, de dialoog aangaan met de oppositie, de organisatie van democratische verkiezingen en de vrijlating van politieke gevangenen en burgers die zonder proces worden vastgehouden. Het concentreert zich vooral op vertegenwoordigers van het rechterlijke apparaat, op leden van de directe entourage van Loekasjenko, op bevriende zakenmensen en op leidinggevenden van belangrijke economische entiteiten en van het veiligheidsapparaat. In dat pakket werden ook zeven individuen en één entiteit gesanctioneerd naar aanleiding van het incident met de Ryanairvlucht en ter uitvoering van de conclusie van de Europese Raad van 24 en 25 mei. Het gaat in de eerste plaats om de personen die betrokken waren bij de gedwongen landing en arrestatie.
Daarnaast werden er op 24 juni 2021 sectorale economische sancties ingesteld. Het gaat om een verregaande maatregel, die de EU slechts zelden neemt. Hij slaat op de handel in technologie rond monitoring van internet- en telefooncommunicatie, aardolieproducten, kaliumchloride en tabaksproducten. Ook de toegang tot de kapitaalmarkten van de EU wordt ingeperkt.
De omvangrijke nieuwe sancties zijn een zeer sterk signaal aan het Loekasjenkoregime. De snelle aanvaarding ervan is een bevestiging van de unanieme EU-afkeuring van de recente gebeurtenissen. Bovendien worden er, zoals gezegd, nog verdere sancties voorbereid.
De Belgische benadering is dat sancties geen doel op zich kunnen zijn, maar gericht moeten zijn op een gedragsverandering van het regime. Bovendien is het belangrijk dat de sancties de gewone bevolking zo weinig mogelijk schade toebrengen.
Sur le plan bilatéral également, notre pays a réagi rapidement et fermement aux événements du 23 mai. Je me suis exprimée sur le sujet dès le jour même et l'ambassadeur du Bélarus a été convoqué à mon cabinet le lendemain des faits. Les messages suivants ont été relayés avec insistance: dérouter et faire atterrir un avion en vue d'arrêter un opposant politique constituent des actions inacceptables outre le fait qu'elles suscitent des questions de sécurité aérienne. Par ailleurs, il a été demandé que Roman Protassevitch et sa compagne soient immédiatement libérés.
Pour la Belgique, ces derniers développements illustrent l'oppression du régime à l'encontre de l'opposition démocratique et les nombreuses violations des droits humains qui ont cours au Bélarus. La Belgique reste mobilisée pour suivre la situation dans les fora internationaux dont l'OSCE. Les autorités biélorusses ont été une nouvelle fois enjointes à trouver une solution démocratique à la crise actuelle, à engager le dialogue avec l'opposition et à organiser des élections libres et transparentes.
Dans sa réponse, l'ambassadeur du Bélarus a indiqué que son gouvernement était prêt à soutenir une éventuelle enquête internationale mais il a souligné que Roman Protassevitch était, selon lui, un criminel aux yeux de la loi biélorusse. L'ambassadeur a regretté les sanctions déjà en place.
Le Conseil de l'OTAN a également publié une déclaration mettant clairement en cause le régime de Loukachenko et condamnant l'atterrissage forcé dans les termes les plus forts possible. Pour sa part, l'OTAN a exigé la libération immédiate de Protassevitch et de tous les autres prisonniers politiques, l'interdiction du survol de l'espace aérien biélorusse par les compagnies aériennes des alliés de l'OTAN et l'interdiction pour les compagnies aériennes biélorusses d'entrer dans les aéroports des pays membres de l'OTAN. L'accès au quartier général de l'OTAN aux ressortissants biélorusses a été restreint. Une révision du partenariat de l'Alliance avec Minsk est en cours d'évaluation.
Ik zal het nu hebben over de algemene politieke situatie in Belarus en over de Belgische en Europese sanctie.
Vanaf de vervalste verkiezingen op 9 augustus 2020 heeft de Europese Unie opgetreden tegen de grootschalige repressie tegen de burgerbevolking. De EU legde meerdere verklaringen af, er werden sanctie ingesteld en de democratische legitimiteit van Loekasjenko werd niet langer erkend. Er is weinig hoop op een snelle politieke oplossing. De huidige chairperson-in-office van de OVSE uit Zweden is evenwel nog steeds bereid om te bemiddelen, zelfs al werd het aanbod nooit aanvaard en heeft het ook geen steun van Rusland.
Oppositieleidster Svetlana Tichanovskaja lanceerde herhaaldelijke oproepen aan het adres van het regime om een dialoog aan te gaan om een uitweg te vinden uit de politieke crisis, wat ons land ten volle steunt. Bij wijze van antwoord verklaarde het regime dat de oppositieleidster nu als lid van een terroristische beweging wordt beschouwd en als dusdanig zal worden vervolgd. Ik heb mevrouw Tichanovskaja rechtstreeks kunnen spreken tijdens een bilaterale ontmoeting en ook toen zij op 21 juni de Raad Buitenlandse Zaken bijwoonde. We hebben gesproken over het delicate evenwicht dat moet worden gevonden tussen sancties die het regime hard treffen en de noodzaak om de bevolking zo veel mogelijk te ontzien. Ik heb onze steun aan het Belarussische volk bevestigd.
De situatie in Belarus blijft verslechteren. Loekasjenko zet de intimidatie- en repressieve praktijken verder. Nieuwe wetten laten de veiligheidsdienst toe om burgers met nog meer willekeur en geweld te arresteren. De mensenrechtenschendingen door het regime zijn talloos. De steun aan de civiele maatschappij en de bevolking door middel van noodhulp moet worden geïntensifieerd om de repressie te kunnen doorstaan. Ook economische steun die de bevolking en niet het regime ten goede komt, moet worden voortgezet. In al deze domeinen werden er de afgelopen maanden concrete stappen gezet.
Le 11 décembre 2020, la Commission européenne a adopté un programme d'aide de 24 millions d'euros, qui s'appelle "EU for Belarus", et qui bénéficie directement à la population biélorusse, en particulier à la société civile, aux jeunes, aux petites et moyennes entreprises. Ce programme vient s'ajouter aux 3,7 millions d'euros d'aide d'urgence de l'Union européenne mobilisés en 2020 pour les victimes de la répression et pour les médias indépendants après les élections présidentielles d'août 2020.
Le 28 mai, l'Union européenne a publié un plan global de soutien économique à un futur Bélarus économique. Ce plan, dont le montant total atteint 3 milliards d'euros, reflète la volonté de l'Union européenne de soutenir la population biélorusse à court, moyen et long terme.
Une fois la transition démocratique lancée, l'Union européenne activera un train de mesures qui allie subventions et prêts pour attirer des investissements publics et étrangers. L'objectif est d'aider le pays à stabiliser son économie, réformer ses institutions, accroître la résilience de son économie et de son tissu social afin de libérer son potentiel de croissance économique et stimuler la création d'emplois.
Comme vous pouvez le constater, la priorité est de cibler nos actions sur le soutien à la population. Dans ce cadre, il importe de maintenir a minima le Partenariat oriental de l'Union européenne avec le Bélarus, qui prévoit notamment des mesures en matière de délivrance de visas. Malheureusement, le régime Loukachenko a annoncé, ce lundi, qu'il suspendait sa participation au Partenariat oriental en réaction à l'adoption des sanctions sectorielles. L'ambassadeur biélorusse auprès de l'Union européenne a également été rappelé pour des "consultations". Comme vous le voyez, ce dossier est encore en pleine évolution.
Sur le plan politique, la Belgique est particulièrement mobilisée dans différentes enceintes internationales. Notre pays est l'un des 17 États à avoir invoqué le mécanisme de Moscou au sein de l'OSCE. Le rapport de ce mécanisme documente de manière exhaustive les violations des droits humains et la fraude électorale qui ont eu lieu dans le cadre des élections d'août 2020. Il contient une série de recommandations à l'attention du gouvernement biélorusse.
Il confirme, sur la base de témoignages personnels et de documents, la falsification des élections, les violations massives et systématiques des droits humains et les abus commis par les forces de sécurité et par le régime Loukachenko.
Il y est question de violences excessives, de torture, de mauvais traitements, y compris de viols, dans un climat d'impunité totale. Depuis août 2020, plus de 2 000 plaintes ont été déposées pour tortures ou autres peines ou traitements inhumains ou dégradants lors de gardes à vue ou pendant la détention. Le nombre de poursuites judiciaires à l'encontre d'opposants politiques, de défenseurs des droits humains ou de simples manifestants indignés avoisine les 900, tandis que le nombre de personnes détenues arbitrairement pour des motifs politiques ne cesse d'augmenter.
Aucune enquête officielle n'a été ouverte sur les violations des droits humains commises par les forces de l'ordre au Bélarus. Lancée fin mars, la plate-forme International Accountability Platform for Belarus s'inscrit dans la continuité du mécanisme de Moscou et des recommandations à la communauté internationale. Cette plate-forme soutenue par un grand nombre de pays, dont la Belgique, recueillera de la documentation qui pourra servir à toute procédure judiciaire nationale et internationale. Il est important de souligner la complémentarité de cette plate-forme avec le mandat du Haut-Commissariat des Nations Unies aux droits de l'homme.
België nam ook actief deel aan de bijeenkomsten van de VN-Veiligheidsraad over de situatie van Belarus in september 2020 en aan de bijeenkomst over mediavrijheid in Belarus in januari 2021. Tijdens de septembersessie van de VN-Mensenrechtenraad vond op initiatief van de EU een debat plaats over de mensenrechtensituatie in Belarus. In dit kader publiceerde de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten in september 2020 een mondelinge tussentijdse update van de mensenrechtensituatie in Belarus.
België legde tijdens beide debatten een nationale verklaring af om de noodzaak te benadrukken van een onafhankelijk, transparant en onpartijdig internationaal onderzoek naar de beschuldigingen van folteringen en andere ernstige mensenrechtenschendingen. In november 2020 vond bovendien binnen de Mensenrechtenraad de derde Universal Periodic Review van Belarus plaats. België formuleerde aanbevelingen over de afschaffing van de doodstraf, het vrijlaten en rehabiliteren van alle politieke gevangenen en het respect voor de uitoefening van het recht op vrije meningsuiting en vreedzame bijeenkomst.
Wat de rol van Rusland in deze crisis betreft, de Russische regering heeft zich volledig achter Loekasjenko geschaard. Het regime wordt op economisch en financieel vlak steeds afhankelijker van Rusland, dat er geen enkel belang bij heeft om Loekasjenko tot matiging aan te zetten. President Poetin verklaarde reeds in het najaar van 2020 dat Rusland verplichtingen heeft tegenover Belarus in het kader van het Unieverdrag tussen beide landen. Na hun ontmoeting in Sotsji op 21 mei, waarover trouwens weinig details uitlekten, kreeg Belarus de derde schijf van 500 miljoen Amerikaanse dollar van een gecombineerde staatslening van in totaal 1,5 miljard dollar. Het Kremlin zegt deze lening toe om de bestaande schuld van Belarus aan Rusland aan te zuiveren en om andere bilaterale leningen te herfinancieren.
De relatie tussen Poetin en Loekasjenko kon nooit als uitstekend worden bestempeld. Het valt niet uit te sluiten dat Rusland tegelijk discreet een vettingproces aan het voeren is om pro-Russische kandidaten achter de hand te houden die Loekasjenko zouden kunnen vervangen. Belarus is voor de Russen namelijk belangrijk als militair ankerpunt aan de grenzen met NAVO-landen. Dat zal dit najaar zichtbaar zijn als de gezamenlijke militaire oefening Zapad 2021 plaatsvindt op het grondgebied van Belarus. Voor Moskou is het conflict in Belarus een onderdeel van de grotere confrontatie met het Westen, vandaar dat België net als de NAVO- en EU-partners oproept tot een de-escalatie en een stabiele en voorspelbare relatie met Rusland.
Er verblijven momenteel nog 38 Belgen in Belarus. Een meerderheid onder hen bezit de dubbele nationaliteit. Ze zijn allen gespaard gebleven van de repressie. Momenteel verblijven er ook nog een aantal Belgische reizigers in het land. Burgers die niet deelnemen aan politieke manifestaties, stellen zich niet bloot aan het verhoogde risico op onveiligheid. Momenteel zijn er vanwege onze Belgen geen klachten over veiligheidsincidenten.
Pour ce qui concerne la question de M. Cogolati relative à l'accueil des réfugiés biélorusses en Belgique, je l'invite à l'adresser au secrétaire d'État à l'Asile et à la Migration, M. Sammy Mahdi.
Voilà, chers collègues, ce que je pouvais dire en réponse à toutes vos questions pertinentes.
01.08 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mevrouw de minister, u gaf inderdaad een zeer volledig antwoord, waarvoor hartelijk dank. Uit alles wat u hebt gezegd en opgesomd, blijkt meer dan duidelijk dat er in Wit-Rusland ernstige mensenrechtenschendingen plaatsvinden en dat er van een rechtsstaat allerminst sprake kan zijn. Bij de eventuele afkondiging van bijkomende sancties, waarover u ook hebt gesproken vind ik het heel belangrijk dat de bevolking gespaard wordt, aangezien die al meer dan genoeg slachtoffer is van het heersend regime. De inwoners moeten niet nog eens gestraft worden voor het regime waaronder zij moeten leven.
Inzake de rol van Rusland blijkt uit uw antwoord hoe moeilijk en ingewikkeld de situatie eigenlijk is. Het behoud van een dialoog met Rusland is ergens wel belangrijk, maar eerlijk gezegd vind ik dat de omstandigheden dat alsmaar moeilijker maken. In een gesprek hoorde ik iemand opmerken dat de contacten met Rusland niet meer dialogues genoemd kunnen worden, maar slechts talks. Dat lijkt mij wel een goede weergave van de manier waarop nu met Rusland wordt omgegaan en misschien moet worden omgegaan.
Dat Rusland een steeds grotere rol speelt, betekent niet noodzakelijk dat Loekasjenko wordt gesteund. In het kader van de verkiezingen zien wij dat ook een eigen, een andere pro-Russische kandidaat naar voren wordt geschoven. Ook op vlak van migratie zien wij trouwens dat Rusland misbruik begint te maken van zijn rol in de regio aldaar.
Ik denk dat wij er allen, om heel veel verschillende redenen, belang bij hebben om de situatie van heel nabij op te volgen. Uit uw antwoord blijkt ook heel duidelijk dat u dat doet, waarvoor dank.
01.09 Marianne Verhaert (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor het zeer uitgebreide antwoord. Het is wel duidelijk dat Wit-Rusland de rode lijn zwaar overschreden heeft, het was echt een daad van agressie van een derde staat. Geen enkele reactie of veroordeling kan voor ons streng genoeg zijn.
Deze gebeurtenis moet ook duidelijk maken dat het wel degelijk noodzakelijk is om werk te maken van een sterk Europees buitenlands beleid. Loekasjenko waant zich immers immuun voor de gevolgen van zijn misdaden en we kunnen en mogen dat niet aanvaarden. Ook de burgers van Wit-Rusland hebben de Europese Unie nodig.
De afgekondigde sancties vormen een zeer duidelijk signaal en er worden nog bijkomende sancties bepaald, wat uitermate belangrijk is. We moeten de druk blijven opvoeren en ik hoorde in uw antwoord dat dit ook zal gebeuren. De geloofwaardigheid en de veiligheid van de EU staan hier op het spel. Ik dank u voor de sterke opvolging van dit probleem.
01.10 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Een autoritaire aanpak eindigt nooit bij de grenzen van een autoritair regime. Vroeg of laat raken de onderdrukking en instabiliteit die dergelijke regimes kenmerken ook ons en dat is net wat in dit specifieke geval is gebeurd met de kaping van dat vliegtuig. Dat toont aan dat wij ook niet veilig zijn, als de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland niet fundamenteel verbetert. Veiligheid is niet duurzaam zonder vrijheid en onderdrukking houdt niet op aan de grenzen.
Le président: Madame Reynaert, l'écho est si important, que les interprètes ne parviennent pas à vous comprendre. Vous serait-il possible de changer d'endroit afin que le son soit meilleur?
01.11 Vicky Reynaert (Vooruit): Is het probleem nu opgelost?
Le président: Non, les interprètes ne vous entendent pas mieux et ne parviennent donc pas à effectuer leur travail. Je vous propose de clore ici votre réplique et d'essayer de trouver un endroit plus propice pour la suite de la commission.
01.12 Vicky Reynaert (Vooruit): Ik ga een andere kamer opzoeken, maar als ik nog even mag wil ik toch nog even terugkomen op Rusland. Zoals de minister duidelijk geschetst heeft, is de situatie in Rusland en de verwevenheid van de relaties een belangrijk aandachtspunt. Ik heb ook de conclusies van de Europese Raad van 24-25 juni 2021 gelezen. Daarin staat dat de Europese Raad aan de Europese Commissie en ook aan de Hoge Vertegenwoordiger vraagt om na te denken over respectieve maatregelen ten aanzien van Rusland zelf. Ik denk dat het daarnaast ook belangrijk is dat de belangrijkste staatsbedrijven van Loekasjenko fundamenteel ondersteund worden door Russische oligarchen die hun tegoeden hier in de EU geparkeerd hebben en hier af en toe verblijven. Het zou een duidelijk signaal zijn, mochten zij ook op de licentielijst terechtkomen.
01.13 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, het is goed te vernemen dat alle Belgen die in Wit-Rusland verblijven, gespaard zijn gebleven van de repressie. Met de EU-sancties is er een signaal gegeven ten aanzien van Loekasjenko dat het huidige beleid, waarbij politieke tegenstanders onderdrukt worden en de mensenrechten niet worden gerespecteerd, niet verder door de beugel kan. Als tegenreactie werd onder andere de Wit-Russische ambassadeur teruggeroepen uit Brussel en schort Wit-Rusland ook zijn deelname aan het Oostelijk Partnerschap van de EU op. Het wordt nog een lange weg met ongetwijfeld escalaties en spanningen, maar er moet alles aan worden gedaan opdat het Wit-Russische volk opnieuw het recht krijgt op eerlijke en vrije verkiezingen waarbij het zelf zijn president kan kiezen.
01.14 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse à la fois longue, circonstanciée et détaillée. J'apprécie particulièrement que vous n'ayez pas éludé la question de la Russie et de son influence sur la Biélorussie et de son rôle dans les agissements de M. Loukachenko. Je pense qu'il faut absolument continuer à suivre ce dossier et à ne pas se reposer sur la tentation du fait accompli sur laquelle joue évidemment M. Loukachenko: après tout, il ne s'agit que d'un ou de plusieurs individus, nous allons peut-être les oublier. Non, il s'agit de ne pas les oublier et de ne pas oublier l'acte de piraterie aérienne et cet enlèvement qui a été commis sur le territoire aérien européen. Je vous remercie d'avance pour votre suivi de cette question importante.
01.15 Michel De Maegd (MR): Madame la ministre, pour ma part, j'estime que tout a été dit par les collègues. Je vous remercie pour votre action proactive et énergique de manière multilatérale dans ce dossier biélorusse.
L'incident est clos.
02 Spanje: actualiteitsdebat en toegevoegde vragen van
- Sander Loones aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het onderhoud van de minister met haar Spaanse collega, mevrouw González Laya" (55018527C)
- Michel De Maegd aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het memorandum of understanding met Spanje" (55018529C)
- Anneleen Van Bossuyt aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het bezoek van de minister aan Spanje" (55018538C)
- Christophe Lacroix aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het bezoek van de minister van Buitenlandse Zaken aan Madrid" (55018593C)
- Ellen Samyn aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het onderhoud met de Spaanse minister van Buitenlandse Zaken op 3 juni" (55018599C)
- Vicky Reynaert aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het bezoek van de minister in Spanje" (55018822C)
02 L'Espagne: débat d'actualité et questions jointes de
- Sander Loones à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'entrevue de la ministre avec son homologue espagnole, Mme González Laya" (55018527C)
- Michel De Maegd à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le mémorandum d'entente avec l'Espagne" (55018529C)
- Anneleen Van Bossuyt à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La visite de la ministre en Espagne" (55018538C)
- Christophe Lacroix à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La visite de la ministre des Affaires étrangères à Madrid" (55018593C)
- Ellen Samyn à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'entrevue avec la ministre des Affaires étrangères espagnole, le 3 juin" (55018599C)
- Vicky Reynaert à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La visite de la ministre en Espagne" (55018822C)
02.01 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, inzake Spanje en in het bijzonder de Catalaanse kwestie was u op 2 juni 2021 in Madrid, waar u een aantal ontmoetingen had, onder andere met de voorzitster van het Spaanse Lagerhuis of Parlement en ook met uw collega-minister van Buitenlandse Zaken. Er is een memorandum of understanding getekend, om, zoals wij in de pers lazen, de politieke dialoog en de bilaterale relaties tussen België en Spanje te versterken.
Ik had daarover graag een aantal vragen gesteld aan u.
Ten eerste, in alle communicatie werd nauwgezet geformuleerd dat het specifiek ging over de relaties tussen België en Spanje, maar dat het niet zozeer of niet ging over wat precies in Catalonië is gebeurd, niet over president Puigdemont die nog altijd hier bij ons op ons grondgebied verblijft en dus ook niet over de Catalaanse kwestie.
Er was een persconferentie gepland met u en de Spaanse minister van Buitenlandse Zaken, maar die werd opeens geannuleerd. Een en ander leek nogal toevallig samen te vallen met het feit dat het Hof van Justitie net op diezelfde dag een standpunt had ingenomen, namelijk dat de Catalaanse bannelingen die in het Europees Parlement zetelen, hun immuniteit moeten terugkrijgen.
Het is dus wat vreemd. Enerzijds is er de communicatie dat de Catalaanse kwestie niet aan bod is gekomen. Anderzijds gebeurt er iets rond de Catalaanse bannelingen en wordt een persconferentie stopgezet. Mijn eerste vraag is dus wat er juist van aan is. Is er al dan niet over Catalonië gesproken?
Intussen is een en ander veranderd. Catalaanse politieke gevangenen hebben gratie gekregen maar geen amnestie. Meent u dat zulks de dialoog tussen Catalonië en Madrid zal versterken? Wordt het niet hoog tijd dat de Europese Commissie actie onderneemt om te zorgen dat de betrokkenen aan tafel gaan zitten en dat onder gelijken met elkaar wordt gesproken?
Sinds 2018 laat Spanje de diplomatieke vertegenwoordiging van Vlaanderen niet meer toe.
De Vlaamse diplomatieke vertegenwoordiging is gewoon niet meer welkom in Spanje. Ik ga ervan uit dat u, als u de relaties tussen België en Spanje wilt verbeteren, ook dat ter sprake heeft gebracht en dat dit in de toekomst zal wijzigen. Is dat het geval? Is de Vlaamse diplomatieke vertegenwoordiging opnieuw welkom of niet?
Ik wil u oproepen om niet naïef te zijn. De befaamde Catalaanse econoom Mas-Colell wordt bedreigd door het Spaanse Rekenhof, dat al zijn vermogen van hem wil afnemen. 33 Nobelprijswinnaars nemen het voor hem op. De voormalige vertegenwoordigster van Catalonië in Frankrijk is overleden. Zij werd ook bedreigd. Men wilde haar ook een dwangsom opleggen. Nu stelde ik net vanmiddag vast dat men haar dochter zal aanspreken om de dwangsom te betalen. De dochter moet dus een dwangsom betalen voor haar moeder, die overleden is. Dat is de dolgedraaide Spaanse inquisitie. Mevrouw de minister, ik hoop dat u daar niet blind voor blijft en hier ook zeer actief mee aan de slag gaat.
Le président: Merci, monsieur Loones, pour votre question. Essayez de respecter tant que faire se peut le temps de parole, parce que nous avons un agenda très chargé.
02.02 Michel De Maegd (MR): Madame la ministre, le 2 juin dernier, vous réalisiez l'un de
vos premiers voyages à l'étranger en votre qualité de ministre des Affaires
étrangères, COVID oblige. Vous vous êtes rendue en Espagne, où vous vous êtes
entretenue avec votre homologue, Arancha Gonzalez Laya.
À cette occasion, vous avez signé un
mémorandum d'entente destiné à renforcer le dialogue politique et les relations
bilatérales entre nos deux pays. On se rappelle, en effet, que le sujet catalan
et l'arrivée sur notre sol de Carles Puigdemont avait quelque peu tendu nos
relations. Il est donc positif que les volontés soient tournées vers l'avenir
et se veulent optimistes.
Madame la ministre, pouvez-vous nous
indiquer concrètement sur quoi débouchera ce mémorandum? Des engagements
ont-ils déjà été pris dans le chef espagnol et dans le chef belge?
Quel suivi lui sera-t-il accordé?
Enfin, qu'en est-il des échanges que vous
avez pu avoir sur la question catalane?
02.03 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik trek mijn vraag in. Alles is immers perfect verwoord door collega Loones.
02.04 Christophe Lacroix (PS): Madame la
ministre, la première semaine de juin, vous vous êtes rendue à Madrid, pour
votre première 'vraie' visite officielle depuis que vous êtes Ministre des
Affaires étrangères de ce Gouvernement.
D'après nos informations, vous avez
longuement rencontré votre homologue espagnole des Affaires étrangères Arancha
González Laya et avez signé, avec elle, un «mémorandum d'entente» (MoU) destiné
à «renforcer le dialogue politique et les relations bilatérales entre la
Belgique et l'Espagne». Mémorandum qui permettrait de remettre les choses à
plat avec le Gouvernement espagnol suite aux tensions engendrées entre les deux
pays sur le dossier catalan.
- Pourriez-vous nous en dire plus sur le
programme de votre mission et le contenu dudit «mémorandum d'entente»?
- Quels ont été les autres sujets abordés
avec l'Espagne et quels sont les dossiers bilatéraux sur lesquels nous allons
travailler ensemble?
02.05 Ellen Samyn (VB): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.
Op 3 juni zou u een ontmoeting hebben
gehad met uw Spaanse ambtsgenoot Gonzalez Laya, als één van uw eerste
buitenlandse bezoeken sinds de opheffing van het reisverbod.
Tijdens dit overleg zou een Memorandum of
Understanding zijn overeengekomen, ter verbetering van de politieke dialoog en
bilaterale relaties tussen Brussel en Madrid. Die relaties waren immers
bekoeld, omwille van de aanhoudende mensenrechtenschendingen in Spanje ten
aanzien van politieke gevangenen, die betrokken waren bij de Catalaanse
onafhankelijkheidsbeweging. In de nasleep hiervan is onafhankelijkheidsleider
Carles Puigdemont naar België gevlucht, terwijl Spanje een internationaal
aanhoudingsmandaat tegen hem heeft ingesteld.
Op 9 maart 2021 is op verzoek van Spanje
de parlementaire onschendbaarheid die Puigdemont en een aantal andere
Catalaanse nationalistische politici van vervolging beschermde, opgeheven door
een meerderheid in het Europees Parlement. Zij zijn in beroep gegaan bij het
Europees Hof van Justitie, maar een politieke gevangenschap hangt hen dus boven
het hoofd. Op dit moment zitten reeds 9 Catalaanse politieke gevangenen vast in
Spanje.
Welke onderwerpen stonden op de agenda
van uw ontmoeting met Spaans minister van Buitenlandse Zaken, Gonzalez Laya?
Welke punten staan in het Memorandum of
Understanding dat u bent overeengekomen tijdens dit overleg? Welke zaken waren
van belang voor Spanje en waar hebben wij concessies gedaan en vice versa?
Welke zijn de gedeelde belangen en waar bent u dus punten van samenwerking
overeengekomen?
Hebt u aan dit Memorandum of
Understanding de aanhoudende mensenrechtenschending van het politieke
gevangenschap van Catalaanse onafhankelijkheidspolitici gekoppeld? Heeft u ter
zake enige concessie afgedwongen, meer bepaald inzake de vrijlating van deze
Catalaanse politieke gevangenen?
Heeft u duidelijk gemaakt dat België
Puigdemont onder geen beding zal uitleveren aan Spanje? Zo ja, wat was de
reactie van uw ambtsgenoot. Zo neen, waarom niet?
Hoe staat u tegenover een mogelijk onderzoek door de Europese Commissie ten aanzien van rechtsstaatschendingen in Spanje, ten aanzien van politieke gevangenen, gezien de Commissie nu aan procedures werkt om aan onderzoek te doen omtrent schendingen van de rechtsstaat?
02.06 Vicky Reynaert (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, hopelijk is de klank nu beter.
Mevrouw de minister, in aanvulling bij de vragen die de heer Loones al gesteld heeft, wil ik u het volgende vragen.
Op de agenda stonden naast de ondertekening van het memorandum of understanding nog andere vragen over de Catalaanse kwestie, maar ook over het Mercosur-akkoord en over het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie 2023-2024.
Wat staat er in het memorandum of understanding?
Hebt u benadrukt dat het Belgische gerecht in alle onafhankelijkheid zal beslissen over het wel of niet uitleveren aan Spanje van de Catalaanse politici die in België verblijven en tegen wie een aanhoudingsbevel uitgevaardigd is?
Wanneer krijgt de Belgische diplomaat, zijnde de algemeen afgevaardigde van de Vlaamse regering, zijn diplomatiek statuut terug dat in 2018 werd ingetrokken?
Wat is het standpunt van België inzake het Mercosur-akkoord? Wat was uw boodschap aan Spanje inzake dit akkoord?
Met het oog op het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie willen België en Spanje de prioriteiten en de belangen op elkaar afstemmen. Wat zijn de prioriteiten en belangen die België en Spanje gezamenlijk zullen verdedigen?
02.07 Minister Sophie Wilmès: Mijnheer de voorzitter, dames en heren Kamerleden, allereerst wil ik dit bezoek in de juiste context plaatsen. Op bilateraal niveau zijn de betrekkingen tussen Spanje en België heel goed ontwikkeld. Deze betrekkingen dateren niet van gisteren en gaan veel verder dan de bilaterale contacten op politiek niveau. Zo zijn er belangrijke economische banden, een voortdurende uitwisseling tussen onze bevolkingen en culturele en educatieve banden.
Op Europees niveau gaan wij naar een samenwerking in het kader van de voorbereiding van het voorzitterschap van de Europese Unie in 2023 en 2024 met het trio dat Spanje, België en Hongarije zullen vormen. Meer in het algemeen zijn de standpunten van België en Spanje vaak gelijklopend en verdedigen zij eenzelfde standpunt over de versterking van het multilateralisme op het internationale toneel.
C'est dans ce contexte que j'ai décidé de me rendre en Espagne. Il me semble opportun de donner maintenant un nouvel élan à nos relations bilatérales. Ma rencontre avec mon homologue espagnol a été l'occasion d'aborder de façon approfondie des questions d'actualité, à la fois bilatérales, européennes, internationales.
Au niveau bilatéral, nous avons discuté de la manière de renforcer nos relations par le biais du Memorandum of understanding (MoU) que nous avons signé. Nous avons également échangé sur les réponses que nos deux pays apportent à la pandémie. Par ailleurs, j'ai proposé que l'Espagne soit le pays invité pour une prochaine édition du festival Europalia.
Au niveau européen, nous avons, comme indiqué, échangé sur les préparations de nos présidences respectives du Conseil de l'UE, sur lesquelles nous travaillerons en trio. Nous avons aussi abordé la politique commerciale de l'UE, notamment envers le Mercosur. J'ai rappelé la position belge sur ce dossier. Nous avons également discuté d'un nouveau pacte Asile et Migration.
Ensuite, nous avons évoqué un certain nombre de questions internationales d'actualité sur la situation au Moyen-Orient. L'Espagne et la Belgique partagent une volonté de promouvoir activement les conditions qui rendent une solution de paix possible. Au sujet du Sahara occidental, j'ai rappelé l'importance de la médiation sous l'égide des Nations Unies. Enfin, nous avons préparé le prochain sommet de l'OTAN et discuté des initiatives de désarmement.
En ce qui concerne la question catalane, qui semble mobiliser certains d'entre vous, et que j'ai effectivement pu aborder à Madrid, je vous rappelle que mes propos au sein de cette commission, le 4 mai dernier, relèvent d'un positionnement factuel et non politique.
Spanje is een rechtsstaat waartegen geen procedure loopt op basis van artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Ik heb er ook op gewezen dat het op grond van het beginsel van de scheiding der machten niet aan mij is om commentaar te leveren op lopende gerechtelijke procedures. Wij hebben in Madrid dus niet gesproken over een specifieke rechtszaak, noch over de heer Puigdemont, noch over andere specifieke gevallen.
België respecteert de beslissingen van de Spaanse rechtbanken en verwacht hetzelfde respect voor zijn eigen beslissingen in het kader van een goede bilaterale justitiële samenwerking. De Catalaanse kwestie is voor ons een intern Spaans probleem, dat in het kader van de Spaanse grondwet moet worden opgelost. In Madrid heb ik trouwens herhaaldelijk gewezen op het belang van dialoog.
Mes interlocuteurs espagnols m'ont informée de certaines initiatives qui s'inscrivent précisément dans une approche de dialogue, par exemple l'annonce d'une réunion prochaine entre le premier ministre Pedro Sanchez et le président régional catalan Pere Aragonès.
Le gouvernement espagnol envisage également une révision du Code pénal en ce qui concerne la sédition, ce qui pourrait avoir pour conséquence une réduction des peines d'emprisonnement liées à ce type d'infraction.
Je relève enfin que le gouvernement espagnol a formellement pardonné neuf personnalités catalanes emprisonnées pour leur implication dans l'organisation du référendum.
Vous aviez également une question sur le contenu du Memorandum of Understanding signé lors de ma visite. L'objectif de ce MoU est de créer une nouvelle dynamique dans les relations bilatérales entre la Belgique et l'Espagne. Cela prendra la forme de consultations politiques et administratives régulières, notamment de réunions ministérielles bilatérales et de réunions entre hauts fonctionnaires, afin de développer et d'approfondir la coopération au niveau bilatéral, européen et multilatéral.
Je voudrais aussi attirer votre attention sur le fait que le SPF Affaires étrangères a signé des protocoles d'accord et de consultation politique avec de nombreux pays. C'était récemment le cas de l'Italie, par exemple.
Il y a aussi eu des questions intéressantes sur la conférence de presse. Il n'y a pas eu de conférence de presse. Il ne faut pas aller chercher des explications bizarres un peu partout. Il n'y a pas eu de conférence de presse tout simplement parce que l'Espagne ne l'a pas souhaité pour des questions de politique interne qui, d'après les informations que j'ai reçues, n'ont absolument rien à voir avec la question catalane.
Mevrouw Van Bossuyt, mijnheer Loones, u hebt mij gevraagd naar de kwestie van de vertegenwoordiging van Vlaanderen in Spanje, althans in de schriftelijke tekst van uw ingediende vragen, niet in uw mondeling gestelde vragen. Die kwestie is niet besproken. Er was geen verzoek van de Vlaamse regering om in die zin tussen te komen. De bedoelingen van de Spaanse autoriteit in dit verband zijn ons dus niet bekend.
Een van de vragen van mevrouw Van Bossuyt betreft de stand van zaken van de zogenaamde artikel 7-procedure inzake de rechtsstaat in Polen en Hongarije. De Raad Algemene Zaken heeft die voor het laatst behandeld in september 2020. De Benelux-landen spraken toen met één stem om hun bezorgdheid te herhalen over het gebrek aan positieve ontwikkelingen in de twee lidstaten. Doordat er geen fysieke vergaderingen kunnen worden gehouden, zijn er geen hoorzittingen meer gehouden na december 2019, toen Hongarije werd ondervraagd over zijn inspanningen om de rechtsstaat te versterken. Het Portugese voorzitterschap plant een hoorzitting met Hongarije en Polen. Wij hebben ook al veel vernomen via de media. De vragen van een mogelijk onderzoek door de Europese Commissie ten aanzien van rechtsstaatschendingen in Spanje zijn echter niet aan de orde.
Over Mercosur kan ik inderdaad bevestigen dat ik dit thema met mijn Spaanse ambtgenoot heb kunnen bespreken. In het algemeen, en niet verrassend, is Spanje voorstander van een snelle sluiting van een Mercosur-overeenkomst, die afgezien van het commerciële aspect en de voordelen van interne markttoegang voor onze Europese ondernemingen vanuit Madrid ook wordt gezien als een overeenkomst die geopolitiek zeer belangrijk is. Mijn ambtgenoot, die net terug was van een reis naar Latijns-Amerika, waar zij Brazilië, Paraguay en Ecuador bezocht, heeft mij met name verteld dat zij zich zorgen maakt over de toenemende invloed van sommige van onze handelsconcurrenten in die regio. Daarom is het volgens haar belangrijk dat Europa de Mercosur-overeenkomst zo snel mogelijk goedkeurt, anders zouden wij invloed en marktaandeel in de regio kunnen verliezen ten voordele van andere spelers.
Ik heb het standpunt van België over dit akkoord herhaald, in lijn met wat ik al meermaals heb meegedeeld in dit Parlement. Ik heb dus onder meer benadrukt dat de overeenkomst in haar huidige vorm niet op onze steun kan rekenen en dat België zich nog steeds ernstige zorgen maakt over de sociale en milieunormen die erin zijn opgenomen alsook over het cumulatieve effect van de handelsconcessie op onze gevoelige sectoren, waaronder de landbouw. Tot slot heb ik benadrukt dat het aanvullende protocol waaraan de commissie werkt naar onze mening dezelfde status moet hebben als de overeenkomst zelf en ervoor moet zorgen dat de sociale en milieunormen bindend en afdwingbaar zijn.
Mevrouw Reynaert, wij hadden ook de gelegenheid om kort van gedachten te wisselen over de voorbereiding van ons voorzitterschapstrio van de Raad van de EU in 2023-2024, met naast onze twee landen ook Hongarije. Het is nog te vroeg om in detail te bespreken welke prioritaire punten in ons gemeenschappelijke programma zullen staan, maar het is duidelijk dat wij de intentie delen om ons volledig ten dienste van de Raad te stellen om vooruitgang te boeken met de verschillende legislatieve dossiers die behandeld worden op het ogenblik dat wij het voorzitterschap overnemen. Wij hebben afgesproken elkaar regelmatig op de hoogte te houden van onze voorbereidingen en binnen een jaar verder te werken om een gemeenschappelijke agenda van het trio te formaliseren. Ik heb ook benadrukt dat ons voorzitterschap bijzonder zal zijn in die zin dat het aan het einde van de Europese legislatuur komt, wat ons de gelegenheid kan bieden om als trio een bredere denkoefening te houden om al bepaalde tendensen of prioriteiten voor de volgende Europese legislatuur vast te stellen. Vanuit dit oogpunt zullen wij de werkzaamheden van de conferentie over de toekomst van Europa die, naar ik hoop, ook denkpistes zal opleveren op de voet volgen.
02.08 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de minister, u weet het misschien niet, maar op het moment dat u in Spanje was, hadden wij hier een commissie voor Europese Aangelegenheden met de premier. Daar heb ik hem zelf de vragen gesteld over Spanje en de samenwerkingsovereenkomst die zou worden gesloten. De premier was er heel duidelijk in. Hij liet toch minstens verstaan dat er toch wel wat vragen kunnen worden gesteld bij de staat van de rechtsstaat. We hebben trouwens de recente verklaringen van de premier gezien naar aanleiding van Hongarije. Daarin zegt hij dat de Europese Unie geen geldautomaat is, maar een unie van waarden. We zijn meer dan enkel centen, we zijn ook een unie van waarden.
Het valt mij telkens op dat dat punt gemaakt wordt ten opzichte van een aantal landen, maar niet tegenover Spanje. Wat me vandaag vooral is opgevallen, is hoe u de term rechtsstaat definieert. Dat vind ik behoorlijk choquerend. Eigenlijk hebt u vandaag gezegd dat het in orde is als er geen artikel 7-procedure loopt tegen een lidstaat. Dan betreft het een rechtsstaat.
Mevrouw de minister, ik wil u eraan herinneren dat er een econoom is die geruïneerd dreigt te worden door de Spaanse staat. Hij wordt verdedigd door 33 winnaars van de Nobelprijs voor economie. De vertegenwoordigster van de Catalaanse ambassade in Frankrijk zou worden geruïneerd, maar ze is intussen overleden. Nu gaat men haar dochter vervolgen, zoals ik al zei in mijn vraagstelling.
U zegt dat u niet op de hoogte bent van de Vlaamse vertegenwoordiging in Spanje. Het spijt me, maar het is uw job om daarvan op de hoogte te zijn en om daarover te praten wanneer u in Spanje bent. Over het feit dat de Vlaamse politieke vertegenwoordiger gesanctioneerd wordt door Spanje, moet u tussenkomen, dat is uw taak en uw rol. Laat de Europese Unie effectief een Unie van waarden zijn en niet enkel een geldautomaat, maar dan voor alle Europese lidstaten, dus ook voor Spanje.
02.09 Minister Sophie Wilmès: Mijnheer Loones, ik heb veel appreciatie voor mensen die met passie doen wat ze doen. Wat ik minder apprecieer is uw intentieproces. Ik heb u een gedetailleerd antwoord gegeven over wat we hebben gedaan. In het verslag zult u kunnen nalezen wat ik heb gezegd en niet hoe u het hebt begrepen, want dat zijn twee verschillende zaken. Het is ook een kwestie van respect om geen woorden in mijn mond te leggen die ik niet heb gezegd.
U had het ook over mijn job. Wat ik doe zal zeker niet perfect zijn, maar het is alleszins beter dan u het laat uitschijnen, maar dat is is normaal in uw rol als lid van de oppositie.
Als ik een dergelijke reis onderneem, nemen wij altijd contact op met de verschillende deelstaten om te weten of er vragen zijn. Hier was dat niet het geval.
Ik heb hiermee uw vragen volledig beantwoord.
02.10 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb niet de gewoonte om woorden in iemands mond te leggen. Laat ons er inderdaad het verslag op nalezen. Ik meen echter dat u hebt gezegd: "Er is geen artikel 7-procedure tegen Spanje en dit land is daardoor een rechtsstaat."
02.11 Minister Sophie Wilmès: Neen, dat is niet wat ik precies heb gezegd. U zult dat in het verslag kunnen nalezen.
Entre une cause et un effet, ce n'est pas tout à fait la même chose en français ou en néerlandais. Vous allez lire le rapport, c'est factuel.
Het is factueel, er is geen artikel 7, dat is één punt. Het is factueel, Spanje is volgens ons een rechtsstaat.
02.12 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de minister, is Spanje volgens u een rechtsstaat of is het dat niet? U zegt ja en u verwijst naar het feit dat de artikel 7-procedure niet geldt.
De essentie is dat de geloofwaardigheid van de hele Europese Unie wordt ondergraven. Wij stellen geen orde op zaken en beoordelen niet alle Europese lidstaten op dezelfde manier en dat zorgt ervoor dat mensen revolteren tegen de Europese Unie. Daardoor verliezen wij onze geloofwaardigheid. Wanneer de hoge vertegenwoordiger Borrell in Moskou op bezoek is, wordt hij uitgelachen omdat hij zelf geen orde op zaken kan stellen in de Europese Unie, omdat hij zelf een Spanjaard is en de zaken niet benoemt zoals zij benoemd zouden moeten worden. De Europese Unie is een unie van waarden en zou dat moeten zijn voor alles, voor iedereen en voor elke lidstaat.
02.13 Christophe Lacroix (PS): Madame la vice-première ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je partage votre opinion sur le respect de l'État de droit en Espagne. On peut aujourd'hui constater que le gouvernement de Pedro Sánchez est en train de poursuivre la mission de réconciliation entre la Catalogne et l'Espagne au sens large. Cette mission se réalise dans l'esprit de la Constitution espagnole, forgée sur le principe de l'équilibre et qui a construit l'un des pays les plus décentralisés d'Europe, dans lequel les régions telles que la Catalogne ont le pouvoir de police de manière autonome. Même s'il y a toujours des choses à améliorer partout en Belgique ou en Espagne, il n'en reste pas moins vrai que le gouvernement actuel est sur la voie de la réconciliation et de la négociation avec la Catalogne, au contraire de son prédécesseur, le gouvernement de Rajoy, plutôt autoritaire et qui a brisé la résistance démocratique de certains Catalans.
Quant à la comparaison sur les valeurs entre l'Espagne, la Hongrie, la Pologne ou des États de cet acabit dirigés par une droite extrême, voire une extrême droite conservatrice, je la trouve totalement déplacée.
Je souligne avec plaisir et je conclus mon intervention, qu'il est toujours curieux de constater que la N-VA demande à l'État fédéral de défendre les intérêts de la Flandre à l'étranger, alors qu'eux-mêmes sont, semble-t-il, partisans du moins possible de fédéral dans l'autonomie qu'ils revendiquent pour la Flandre! Je vous remercie.
02.14 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, tijdens uw bezoek is er een brede waaier aan opmerkingen aan bod gekomen, maar u had op z'n minst ook als signaal de kwestie van de Catalaanse politieke gevangenen kunnen aanhalen. Ik ga nog even in op die Catalaanse kwestie. Onlangs werd aan negen Catalaanse politieke gevangenen in Spanje gratie verleend. Maar dat geldt niet voor Carlos Puigdemont. Bovendien bestaat er een wezenlijk verschil tussen gratie en amnestie. Bij gratie wordt een reeds uitgesproken straf kwijtgescholden, maar worden niet de vervolgingen stopgezet die nog hangende zijn. Het gaat dus enkel over mensen die al veroordeeld zijn. Puigdemont en de ministers in ballingschap in België zijn nog altijd niet veroordeeld. Zolang zij niet veroordeeld zijn, kunnen zij niet genieten van genade. Als Puigdemont naar Spanje zou terugkeren, zou hij opgesloten en veroordeeld worden en dan pas, als Madrid het wil, kan hij gratie krijgen. Spanje verleende enkel en alleen gratie omdat de kritiek door onder meer de Raad van Europa op hun mensenrechtenschendingen tegen de Catalanen aanzwelt. Door gratie te verlenen komen ze tegemoet aan die kritiek zonder gezichtsverlies te lijden. Amnestie gaat verder. En geef toe dat Spanje inderdaad te ver is gegaan in zijn vervolgingsbeleid.
Het is dus een gemiste kans, mevrouw de minister, dat u zelfs niet de moeite hebt genomen om de Catalaanse kwestie aan te kaarten. Nee, u kiest er simpelweg voor om de Catalaanse bladzijde om te slaan.
02.15 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, hartelijk dank voor uw antwoord. Er is ondertussen al veel gezegd over de Catalaanse kwestie. Ik zal mij beperken tot één punt. Ik denk wel dat het een goed signaal zou zijn dat er een signaal komt van Spanje en dat de algemeen afgevaardigde van de Vlaamse regering zijn diplomatiek statuut terugkrijgt, want hij is tenslotte wel een Belgische diplomaat. Een Belgische diplomaat die zijn statuut kwijtraakt met als directe aanleiding de uitspraken van parlementsleden, dat lijkt mij toch wel een brug te ver. Het zou een goed signaal zijn mocht dat diplomatiek statuut worden teruggegeven.
Wat het Mercosur-akkoord betreft, bedankt om daarin de Belgische positie te verdedigen. Ik begrijp dat Spanje en de Latijns-Amerikaanse landen heel wat druk ondervinden vanuit voornamelijk China, al hebt u dat land niet genoemd, dat ook handelsakkoorden wil afsluiten. Bedankt om heel duidelijk het standpunt mee te delen dat België het akkoord zoals dat nu voorligt, niet zal goedkeuren. Het is van belang om steeds de positie van bindende en afdwingbare arbeids- en sociale rechten en milieunormen te blijven verdedigen.
L'incident est clos.
03 Hongarije, rechtsstaatschending: actualiteitsdebat en toegevoegde vragen van
- Anneleen Van Bossuyt aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Rechtsstaatsschendingen door EU-lidstaten" (55018539C)
- Christophe Lacroix aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De wet om de 'promotie' van homoseksualiteit in Hongarije te verbieden" (55019038C)
- Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het meerjarig financieel kader (MFK) en het rechtsstaatmechanisme" (55019107C)
- Anneleen Van Bossuyt aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De hoorzittingen met Polen en Hongarije" (55019279C)
- Kattrin Jadin aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De Hongaarse wet die 'het promoten' van homoseksualiteit verbiedt" (55019298C)
- Anneleen Van Bossuyt aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De Hongaarse antiholebiwet" (55019337C)
- Vicky Reynaert aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De Hongaarse anti-lgbtqi-wet" (55019364C)
- Christophe Lacroix aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De actie tegen Hongarije bij het HvJ-EU en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens" (55019435C)
- Michel De Maegd aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De homofobe wet in Hongarije" (55019445C)
- Sophie Rohonyi aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De stappen die België onderneemt tegen de voor lhbtqia++'en discriminerende Hongaarse wet" (55019451C)
03 Hongrie, violation de l'Etat de droit: débat d'actualité et questions jointes de
- Anneleen Van Bossuyt à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les violations de l'État de droit par des États membres de l'UE" (55018539C)
- Christophe Lacroix à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La loi visant à interdire la "promotion" de l’homosexualité en Hongrie" (55019038C)
- Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le Cadre financier pluriannuel (CFP) et le mécanisme de l'État de droit" (55019107C)
- Anneleen Van Bossuyt à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les auditions de la Pologne et de la Hongrie" (55019279C)
- Kattrin Jadin à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La loi interdisant la promotion de l’homosexualité en Hongrie" (55019298C)
- Anneleen Van Bossuyt à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La loi hongroise sur les LGBTI" (55019337C)
- Vicky Reynaert à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La loi hongroise anti-LGBTQI" (55019364C)
- Christophe Lacroix à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L’action devant les Cours européennes de Justice et des droits de l’homme contre la Hongrie" (55019435C)
- Michel De Maegd à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La loi homophobe en Hongrie" (55019445C)
- Sophie Rohonyi à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les actions de la Belgique à l’encontre de la loi hongroise discriminante à l’égard des LGBTQIA++" (55019451C)
03.01 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, om het een beetje vooruit te doen gaan, verwijs ik naar mijn schriftelijk ingediende vragen.
Premier De Croo trok eind vorig jaar hard
van leer tegen Hongarije en Polen naar aanleiding van hun blokkering van het
Europees meerjarig Financieel Kader en het corona herstelfonds. Binnen het
akkoord over de meerjarenbegroting en het corona herstelfonds zouden aan de
toekenning van EU-subsidies namelijk strenge eisen verbonden worden over
handhaving van de rechtsstaat, een principe waar Hongarije en Polen zich tegen
kantten en waardoor het gehele akkoord werd geblokkeerd.
Uiteindelijk werd er zoals steeds een
compromis overeen gekomen waardoor de meerjarenbegroting en het
corona-herstelfonds alsnog konden worden goedgekeurd en ingevoerd, maar het
voorwaardelijkheidsprincipe voor EU-middelen bleef gehandhaafd: De Commissie
kan aan de Raad voorstellen om de middelen voor een bepaalde lidstaat, t.g.v.
rechtsstaatsschendingen, te schrappen maar het is dan aan de Raad om dit met
gekwalificeerde meerderheid goed te keuren.
Het Europees parlement stuurt aan op de
effectieve toepassing van het principe en op de opstart van procedures, vanuit
de Europese Commissie, voor rechtsstaatsschendingen. Een groep
Europarlementariërs zou de Commissie hiervoor tijd gegeven hebben tot 1 juni.
Bij gebrek aan concrete actie tegen die deadline, zouden zij een rechtszaak
tegen de Commissie starten bij het Europees Hof van Justitie.
Intussen blijkt dat de Commissie 'zou
werken aan het voorbereiden van procedures inzake rechtsstaatsschendingen' maar
het is duidelijk dat het nog een hele tijd zal duren eer deze procedures
operationeel zijn.
Wat is de stand van zaken? Wanneer zal de
Commissie effectief starten met het onderzoeken van rechtsstaatsschendingen in
EU-lidstaten? Kan u toelichting geven bij het traject? Welke criteria zal de
Commissie hanteren om een onderzoek te starten?
Wat is het standpunt van de regering over
een mogelijk onderzoek van de Commissie t.a.v. Polen en Hongarije?
Wat is het standpunt van de regering over een mogelijk onderzoek van de Commissie t.a.v. Spanje voor de opsluiting van democratisch verkozen politici?
In de artikel 7(1)-procedure kan door de
Raad, na goedkeuring van het Europees Parlement en met een meerderheid van vier
vijfden van zijn leden, worden geconstateerd dat sprake is van een duidelijk gevaar
voor ernstige schending van de Uniewaarden (artikel 2 VEU). Alvorens de Raad
deze constatering kan doen, dient de betrokken lidstaat te worden gehoord.
Voor de vierde maal werd Polen gehoord in
het kader van de in december 2017 door de Europese Commissie gestarte artikel
7-procedure. De Raad hoorde Hongarije voor de derde maal in het kader van de in
september 2018 door het Europees Parlement begonnen artikel 7-procedure. In
beide gevallen omdat de landen de Europese waarden stelselmatig met de voeten
treden.
Hoe verliepen de hoorzittingen? Kan u
deze toelichten? Wat was de uitkomst?
Wat was het standpunt van België tijdens
deze bespreking en hoorzittingen?
24-25 juni vond een top van
EU-regeringsleiders plaats waar de onlangs aangenomen Hongaarse antiholebiwet
uitvoerig werd besproken. Deze verbiedt 'de promotie' van homoseksualiteit en
het veranderen van geslacht. De discussies hierover zouden verhit verlopen zijn
waarbij o.a. Nederlands premier Rutte Hongarije uiteindelijk uitdaagde om, als
ze zich toch niet aan de waarden en normen van de Europese Unie wil houden, de
EU dan maar te verlaten.
Het standpunt van België in deze is
duidelijk, maar werd de Hongaarse ambassadeur in België hierover reeds op het
matje geroepen? Kan u toelichting geven bij dit gesprek?
Steunt België actief de inbreukprocedure
van de Europese Commissie tegen Hongarije? Kan u toelichting geven bij deze
procedure? Wat is de tijdslijn?
Welke mogelijkheden ziet u nog om ervoor te zorgen dat Hongarije zich eindelijk schikt naar de waarden en normen van de EU en deze omstreden wet intrekt?
Steunt u de oproep van Nederland t.a.v.
Hongarije om art. 50 in te roepen opdat Hongarije uit de EU zou stappen?
03.02 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, madame la vice-première ministre, je vais résumer ma question en rappelant que nous avons déjà eu l'occasion d'échanger en séance plénière sur le sujet, et que j'ai également interpellé le premier ministre, voici quinze jours.
Je souhaiterais, aujourd'hui, obtenir une réponse plus claire de votre part aux questions suivantes. La Belgique est-elle prête à aller seule devant la Cour de justice de l'Union européenne si la Commission ne va pas jusque-là? Est-elle également prête à saisir, seule ou avec les seize autres États membres parties prenantes, la haute juridiction du Conseil de l'Europe, la Cour européenne des droits de l'homme à Strasbourg?
03.03 Wouter Vermeersch (VB): Mevrouw de minister, in tegenstelling tot een aantal andere collega's heb ik geen emotionele vragen over dit thema, maar eerder een technische vraag in het licht van het meerjarig financieel kader 2021-2027. Mijn vraag was dan ook gericht aan de minister van Financiën, maar werd verzonden naar deze commissie. De minister van Financiën is nochtans bevoegd voor de wetsontwerpen inzake van dat meerjarig financieel kader. Waarom deze technische begrotingsvraag naar deze commissie werd verzonden, is voor mij een raadsel, maar er zijn in dit Parlement wel meer zaken die ik niet begrijp.
Collega Lacroix heeft al verwezen naar de vraag aan de premier in de plenaire vergadering van twee weken geleden. De premier vond toen dat de Europese Commissie als een hoeder van de fundamentele rechten moest optreden door het rechtsstaatmechanisme te activeren. De Europese Commissie gaat daarmee niet akkoord. Volgens een woordvoerder van de Europese Commissie kan het rechtsstaatmechanisme of het conditionaliteitsmechanisme alleen worden ingeschakeld in geval van rechtsstatelijke ingrepen die de Europese begroting of de bescherming van de financiële belangen van de EU op directe wijze schaden. De Commissiewoordvoerder was heel duidelijk en zei dat de EU op deze basis geen connectie ziet tussen de Hongaarse wet en het conditionaliteitsmechanisme.
De Europese Commissie stelt dus dat het rechtstaatmechanisme alleen kan worden ingeschakeld in geval van rechtstatelijke ingrepen die de Europese begroting of de bescherming van de financiële belangen van de EU schaden en niet, zoals premier De Croo in de plenaire vergadering beweerde, in geval van een wet die door een lidstaat democratisch wordt gestemd in het nationale parlement.
Kunt u duidelijkheid scheppen rond de inzet van het rechtsstaatmechanisme, mevrouw de minister? Wie heeft hier gelijk, de premier of de Europese Commissie?
03.04 Kattrin Jadin (MR): Madame la
ministre, la Hongrie vient d'adopter une loi très controversée qui vise à
interdire la promotion de l'homosexualité. La présidente de la Commission
européenne vient d'annoncer qu'elle enverra une lettre au président hongrois
pour lui faire part de ses préoccupations face à cette loi qui discrimine des
personnes sur la base de leur orientation sexuelle. Quinze états-membres
soutiennent à l'heure d'écrire ces lignes cette déclaration.
En effet, la Commission a le pouvoir de déclencher
des procédures d'infraction pour violation du droit de l'UE contre un pays,
pouvant mener à une saisine de la Cour de justice européenne.
Cette loi a d'ailleurs créé la polémique
lors de la Coupe d'Europe car différents pays ont voulu afficher des symboles
dans les couleurs de l'arc-en-ciel afin de montrer leur soutien aux membres de
la communauté homosexuelle.
Madame la ministre, mes questions à ce sujet
sont les suivantes:
•Que va finalement entreprendre l'Union
européenne contre cette loi adoptée en Hongrie?
•Quelle action avez-vous entrepris au nom de
la Belgique suite à cette polémique?
03.05 Vicky Reynaert (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de collega's hebben al de context geschetst van de nieuwe anti-lgbtqi-wet die Hongarije invoerde.
Op het initiatief van de Benelux-landen, onder leiding van België, werd een brief gestuurd aan de Europese Commissie die vraagt dat de Commissie de wet zou aanvechten bij het Europese Hof van Justitie. Al 17 landen hebben zich hierbij aangesloten. Dat is een mooi en krachtig signaal, maar ondertussen worden op het niveau van de Raad en de Europese Raad geen verdere stappen gezet om sancties te nemen ten aanzien van de Hongaarse regering. De Europese Commissie heeft al een brief gericht aan de Hongaarse regering met haar bezwaren tegen de wetgeving. Dat is een eerste stap in de richting van een officiële ingebrekestelling.
Nederland, Frankrijk en Denemarken denken eraan om zelf een klacht in te dienen en dus een procedure te starten bij het Europees Hof Van Justitie. België is traditioneel altijd een voorvechter geweest van de rechten van lgbtqi. Zal België zich hierbij aansluiten?
Wat vindt u van de optie om de scope van de huidige artikel 7-procedure uit te breiden naar de lgbtqi-problematiek? Welke ruimte ziet u om de huidige lopende artikel 7-procedures te versterken? Die procedure kan enkel worden toegepast met unanimiteit. Denkt u dat het tijd is om die procedure aan te passen?
Wat vindt u van de houding van de Europese Commissie om te wachten met de toepassing van het rechtsstaatmechanisme tot de uitspraak van het Europese Hof van Justitie?
03.06 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la ministre, certaines des questions que je vous ai adressées en séance plénière jeudi dernier sont restées sans réponse.
Tout d’abord, il y a des leviers que nous avons au niveau national, à savoir la suspension de certains accords bilatéraux ou de relations officielles avec la Hongrie. La Belgique reste un partenaire commercial important pour la Hongrie, les investisseurs belges figurant parmi les dix premiers investisseurs étrangers sur le territoire hongrois, avec 300 entreprises d'investissement qui y sont implantées.
Je m’interroge aussi sur le recours en manquement qui pourrait être introduit par la Belgique en saisissant la Commission européenne pour avis, sans devoir attendre de position commune entre les États membres, mais aussi sur le soutien à apporter à la société civile hongroise.
Madame la ministre, la loi homophobe hongroise a-t-elle été discutée lors du Conseil européen de jeudi dernier? Quelles décisions en sont ressorties?
Où en est la procédure de l’article 7 du traité de l'Union européenne enclenchée en septembre 2018? Ne craignez-vous pas que le suivi de cette procédure soit mis à mal par la reprise par la Slovénie de la présidence de l'Union européenne le 1er juillet, sachant que le premier ministre Janez Jansa a pris soin de ne pas critiquer son allié Viktor Orban, estimant qu'il fallait éviter "de nouvelles divisions inutiles"?
Où en est la mise en œuvre de la conditionnalité des fonds européens au respect de l'État de droit comme prévu à l’article 6 du règlement du 16 décembre 2020?
Les États de l’Union européenne qui ont signé votre initiative entendent-ils intenter un recours en manquement contre la Hongrie devant la Cour de justice de l'Union européenne? Confirmez-vous que le Portugal rejoindra cette initiative dès le 1er juillet? Dès lors, ces 18 États membres pourront-ils saisir la Cour européenne des droits de l'homme, ce que permet l'article 33 des la convention européenne des droits de l'homme?
Vingt éminents professeurs d'université le rappellent d'ailleurs très justement, dans une toute récente carte blanche. Si la Commission n'agissait finalement pas d'elle-même, le gouvernement belge entend-il, comme le lui permet l'article 259 du traité sur le fonctionnement de l'Union européenne, saisir lui-même la Commission européenne pour avis, pour ensuite saisir la Cour de justice?
Où en est l'analyse de l'impact de la loi hongroise sur la libre circulation?
La suspension des relations officielles est-elle envisagée par les entités fédérées, comme l'a fait par exemple la Fédération Wallonie-Bruxelles avec la Pologne? Une concertation avec les entités fédérées est-elle prévue à cet égard? Les accords bilatéraux de la Fédération Wallonie-Bruxelles dans le domaine de l'enseignement de la langue française, de la culture ou encore de la recherche seront-ils par contre bien maintenus?
Vous avez également précisé jeudi dernier que les mécanismes de sanctions ne viseraient pas la population hongroise.
Le président: Madame Rohonyi, pouvez-vous conclure, s'il vous plaît?
03.07 Sophie Rohonyi (DéFI): Par conséquent, outre les garde-fous qui sont contenus dans le droit européen, de quelle manière votre gouvernement entend-il concrètement soutenir la société civile hongroise?
Enfin, ce sera ma toute dernière question: quels leviers économiques et commerciaux comptez-vous actionner?
03.08 Michel De Maegd (MR): Madame la
ministre, la semaine dernière, en séance plénière, vous nous rappeliez à quel
point la Belgique était fortement engagée dans la lutte contre toutes les
discriminations, notamment celles fondées sur l'orientation sexuelle et
l'identité́ de genre.
Vous nous avez expliqué comment vous aviez
initié une déclaration conjointe des ministres des Affaires européennes à
l'égard de la Hongrie.
Vous nous annonciez, enfin, que le Premier
ministre interviendrait sur ce sujet lors du Sommet européen qui se tenait
parallèlement.
En effet, madame la ministre, la loi qui a
été adoptée en Hongrie est particulièrement grave, vous avez déjà eu l'occasion
de vous exprimer à son sujet.
Je voudrais aujourd'hui revenir sur les
suites qui y ont été accordées lors du Sommet européen de la semaine dernière.
Vous nous le disiez, nous ne pouvons pas
nous contenter de crier, même très fort, mais nous devons tout mettre en œuvre
pour combattre cette loi.
Mes questions sont donc simples. Pouvez-vous nous donner la teneur des discussions sur ce sujet lors du Conseil européen de la semaine dernière? Pouvez-vous nous donner les positions en présence lors de ces débats? Des décisions ont-elles été prises à cette occasion? Concrètement, à l'heure actuelle, quels leviers peuvent-ils encore être activés pour lutter contre cette loi? Plusieurs pays, dont la France, envisagent d'entamer une procédure devant la Cour de Justice européenne. La Belgique envisage-t-elle de leur emboîter le pas? Enfin, avez-vous prévu de rencontre l'ambassadeur de Hongrie en Belgique pour avoir une discussion avec lui sur ce sujet?
03.09 Sophie Wilmès, ministre: Monsieur le président, chers collègues, à mon sens, il a déjà été répondu en grande partie à ce propos en séance plénière la semaine dernière. Je saisis en tout cas l'occasion de vos questions pour vous assurer à nouveau de mon entière détermination quant à la défense de cette question fondamentale.
Comme vous le savez, le Parlement hongrois a adopté une loi stigmatisante et discriminante envers les personnes LGBTQI. Elle viole la liberté d'expression, ce qui est inacceptable. Les valeurs européennes sont le ciment de notre Union et nous n'acceptons pas une Union à la carte. Je l'ai déjà dit et je le répète.
À la suite de l'adoption de cette loi, le 15 juin dernier, j'ai directement initié l'élaboration d'une déclaration conjointe des pays du Benelux. Cette déclaration a, depuis lors, été cosignée par dix-sept États membres. Ce nombre pourrait encore évoluer dans les prochaines semaines.
Dans cette déclaration, les cosignataires appellent notamment la Commission à faire usage de tous les outils à sa disposition pour assurer le plein respect du droit communautaire, y compris en saisissant la Cour de justice de l'Union européenne.
Ik heb op 23 juni ook persoonlijk een brief geschreven naar de voorzitster van de Europese Commissie om uiting te geven aan onze grote bezorgdheid over deze wet en om haar te verzekeren van de steun van België in de procedures die zullen worden ingeleid. De kwestie werd vorige week ook besproken in de Europese Raad, waar een grote meerderheid van de lidstaten, namelijk negentien, zich tegen de wet hebben uitgesproken. De voorzitster van de Commissie heeft de staatshoofden en de regeringsleiders bevestigd dat zij alle mogelijke rechtsmiddelen zal aanwenden indien Hongarije de betrokken bepaling niet wijzigt.
Concreet heeft de Europese Commissie de Hongaarse minister van Justitie reeds een aanmaningsbrief gestuurd, waarin duidelijk wordt gesteld dat sommige bepalingen van de wet, indien zij in werking zouden treden, in strijd zouden zijn met het Europees recht. Ik herhaal dat dat nog niet het geval is. De Commissie vraagt de Hongaarse minister om uitleg voor 30 juni en zal niet aarzelen om actie te ondernemen, mocht de wet in werking treden.
Ik sta volledig achter deze aanpak van de Commissie, die optreedt als hoedster van de verdragen. Ik ben van mening dat in dit stadium een parallelle procedure door de lidstaten niet aangewezen is. Het is evenwel duidelijk dat België en de like-minded andere landen deze zaak tot het einde willen doorzetten. Deze kwestie zal volgens ons uiteindelijk voor het Europees Hof van Justitie moeten worden gebracht.
Nous continuerons donc à mener ce combat sur cette question fondamentale dans les différents fora internationaux européens ad hoc et au moment opportun.
J'en viens maintenant à la question sur la procédure de "l'article 7" à l'égard de la Hongrie. Cette procédure lancée en 2018 par une résolution du Parlement européen couvre, entre autres sujets, la liberté d'expression et les droits des personnes issues des minorités. Il est donc déjà possible d'aborder la situation des personnes LGBTQI en Hongrie dans le cadre des auditions prévues par la procédure. C'est précisément ce que nous avons fait, avec mes collègues européens, durant plusieurs heures de débat, lors de la dernière audition de la Hongrie au Conseil Affaires générales du 22 juin dernier.
Il est vrai que la procédure de "l'article 7" est une lourde entreprise qui, par ses contraintes techniques, en termes de majorité requise, ne permet pas pour l'instant d'aboutir à des sanctions. La Belgique estime toutefois que cet exercice doit être maintenu aussi longtemps que les infractions à l'État de droit et aux valeurs de l'Union européenne se poursuivent. Un changement des règles de l'article 7 exigerait une modification des traités européens à l'unanimité, ce qui n'est donc pas une option réaliste pour le moment.
U verwees ook naar de verklaringen van een lidstaat over artikel 50. Het is juist dat elke lidstaat van de Unie, overeenkomstig zijn grondwettelijke regels, kan besluiten om van dat artikel gebruik te maken en zich uit de Unie terug te trekken. Het is dus een keuze van de betrokken lidstaat. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat dat niet de juiste weg is en dat wij, naast de noodzakelijke inbreukprocedure, vooral de dialoog met de Hongaarse regering moeten voortzetten om te trachten haar te overtuigen van de geldigheid van onze argumenten en tegelijk moeten duidelijk maken wat wij als een rode lijn beschouwen.
Gezien het belang van de kwestie heb ik er de voorkeur aan gegeven ze persoonlijk voor te leggen aan de Raad Buitenlandse Zaken in aanwezigheid van mijn Hongaarse collega, in plaats van de ambassadeur in België te ontbieden. De zaakgelastigde van de Hongaarse ambassade in Brussel heeft op 24 juni een schriftelijk betoog over de wet aan mijn kabinet voorgelegd. Bij die gelegenheid werd het standpunt van België herhaald.
On me pose aussi la question des mesures éventuellement à prendre par les entités fédérées. Je ne peux évidemment pas préjuger de celles-ci.
Il y a aussi la question des éventuels recours à des leviers économiques et commerciaux. First things first, comme je le disais ce matin pour un autre dossier. Il faut, à mon avis, que les procédures actuellement en cours puissent d'abord aboutir.
In antwoord op uw vragen met betrekking tot rechtsschendingen door EU-lidstaten en het conditionaliteitsmechanisme kan ik u het volgende meedelen. Nadat eind 2020 op de Europese Raad een compromis werd bereikt, kon de verordening die een conditionaliteitsmechanisme ter bescherming van de EU-begroting vaststelt, worden aangenomen. Het mechanisme trad in januari 2021 in werking.
In de conclusies van de Europese Raad is echter bepaald dat de Europese Commissie, in overleg met de lidstaten, richtsnoeren moet opstellen voor de wijze waarop zij de verordening zal uitvoeren. Indien een beroep tot nietigverklaring van de verordening wordt ingesteld, zoals Hongarije en Polen in maart 2021 hebben gedaan, zal de Europese Commissie de definitieve richtsnoeren voor de verordening pas voorleggen nadat het Hof van Justitie van de Europese Unie een uitspraak heeft gedaan over het beroep, zodat alle relevante elementen die uit de uitspraak naar voren komen, kunnen worden meegenomen.
De Europese Commissie werkt momenteel actief aan de richtsnoeren en heeft op 14 juni al een eerste ontwerp aan de lidstaten voorgelegd. Zij zal echter de uitkomst van het door Hongarije en Polen ingestelde beroep tot nietigverklaring moeten afwachten alvorens de definitieve richtsnoeren voor de toepassing van de betrokken verordening voor te leggen en ze ten uitvoer te kunnen leggen.
De argumenten die Hongarije en Polen in hun hogere voorzieningen aanvoeren, zijn in hoofdzaak de volgende: het ontbreken van een rechtsgrondslag in de verdragen die de Europese Commissie in staat stelt de toekenning van middelen afhankelijk te stellen van de beginselen van de rechtsstaat, de verordening raakt aan de bevoegdheden van de lidstaten, een schending van de algemene beginselen van het Europees recht, voornamelijk rechtszekerheid, wegens het gebrek aan objectiviteit en duidelijkheid van de voorwaarden waaronder een beroep op het mechanisme kan worden gedaan, en een schending van artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, aangezien de verordening een bijzondere toepassing van dat artikel vormt.
De tien EU-lidstaten waaronder België nemen deel aan de procedure voor het Europese Hof van Justitie ter ondersteuning van de Raad. Zowel het Parlement als de Raad hebben hun verweerschriften ingediend. Het Hof heeft het verzoek om een versnelde procedure toegewezen. Een uitspraak wordt verwacht in het najaar van 2021. Midden oktober vindt een hoorzitting plaats waar de lidstaten hun argumenten naar voren kunnen brengen. België heeft de aanname van dit mechanisme sterk gesteund en is vastbesloten om dit samen met de Raad en andere lidstaten voor het Hof te verdedigen.
Sur la question d'un recours devant la Cour européenne des droits de l'homme, il s'agit d'un organe chargé essentiellement des recours des justiciables. Des recours interétatiques sont effectivement possibles mais extrêmement rares et portent souvent sur des conflits ou des différends bilatéraux.
Au cas où cela ne serait pas clair, je répète que nous n'excluons rien. Ce qu'on exclut, c'est de laisser la situation flotter comme elle le fait actuellement, mais ce n'est pas le cas puisque la Commission européenne s'est emparée du dossier. Nous souhaitons laisser la Commission européenne aller au bout des procédures qu'elle jugera utile d'entamer, en fonction de quoi nous prendrons à nouveau attitude.
03.10 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. Ik hoorde een heel andere toon dan bij uw antwoord op de vorige vraag. U sprak nu wel over rode lijnen en dat de Unie er geen is à la carte. Alleszins zou de gevangenneming van democratisch verkozen politici ook een rode lijn moeten zijn in de Europese Unie.
Liefde is liefde;
we horen dat wel vaker dezer dagen, maar jammer genoeg geldt dat nog niet in
elke lidstaat van de Europese Unie. Dat kunnen we alleen maar betreuren en we
moeten inderdaad bekijken wat daaraan gedaan kan worden.
Ik ben het ermee
eens dat we nu eerst de Europese Commissie haar rol moeten laten spelen. De
Europese Commissie is immers de hoedster van de verdragen. Laten we kijken wat
daaruit voortkomt. Alleen vrees ik, op grond van gesprekken met een aantal
personen, dat het allemaal niet zo gemakkelijk zal zijn. We zien momenteel
vooral een centrale rol voor het Hof van Justitie in de lopende zaken We hebben
daar twee handvatten. Dat is artikel 2 van het Verdrag betreffende de
Europese Unie, dat de fundamentele rechten formuleert waarop de Unie gebaseerd
is. Zoals collega Reynaert al opmerkte, staan de lgbtq-rechten daar weliswaar
niet letterlijk in vermeld, maar we kunnen ze eventueel onder de mensenrechten
plaatsen. Daarnaast is er het Handvest van de grondrechten van de Europese
Unie, maar de toepassing ervan is evenmin evident als een lidstaat Unierecht
ten uitvoer brengt. Ik ben dus heel benieuwd hoe het hof hiermee zal
omspringen. Ik kijk uit naar het arrest.
Het verbaasde mij
een beetje waarom u de Hongaarse ambassadeur nog niet ontboden hebt. In een
eerder debat hadden we het over het incident met Wit-Rusland, waarvoor u de
ambassadeur wel hebt gevraagd, zelfs al de dag nadat de feiten hadden
plaatsgevonden.
De Hongaarse ambassadeur zat afgelopen zondag zelfs in De Zevende Dag. Ik zie dus niet in waarom hij niet op uw verzoek of uitnodiging zou ingaan. Het is toch ook wel belangrijk om de kwestie ook op bilateraal niveau aan te kaarten.
In tegenstelling tot collega's die misschien pleiten voor economische sancties, denk ik dat het heel absurd zou zijn dat we onze bedrijven en onze mensen zouden straffen wegens een ietwat absurde wetgeving die in andere landen van de Europese Unie wordt aangenomen.
We moeten mijns inziens nu de verdere stappen van de Europese Commissie en het Hof van Justitie afwachten om dan na te gaan wat wij nog kunnen ondernemen.
Le président: Chers collègues, je demande à chacun de vous de bien vouloir respecter le temps de parole car notre agenda est très chargé. La séance sera longue puisque Mme la vice-première ministre nous a fait savoir qu'elle pourrait répondre à vos questions jusqu'à 19 heures 30.
Quoi qu'il en soit, je souhaiterais que nous puissions avancer dans nos travaux.
03.11 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, je vais donc essayer d'être bref.
Madame la vice-première ministre, je voudrais, tout d'abord, vous remercier pour la qualité de votre réponse.
J'ai bien compris que les recours interétatiques étaient extrêmement rares et concernaient des dossiers bilatéraux, ce qui ne semble pas être le cas ici.
Vous n'excluez rien, mais vous voulez donner la chance à la Commission européenne d'aller jusqu'au bout de ses ressources et de ses compétences en la matière. Je peux vous suivre. Il n'en reste cependant pas moins vrai que, si la Commission européenne tarde à prendre les décisions qui relèvent de sa compétence, vous devrez en tant que vice-première ministre en charge des Affaires européennes et des Affaires étrangères de la Belgique prendre, avec le premier ministre, l'initiative d'aller devant la Cour de justice de l'Union européenne au nom de la Belgique, saisir la Cour européenne des droits de l'homme et, peut-être, convaincre d'autre États membres de vous rejoindre. En effet, il s'agit d'être humains qui sont en train de souffrir et d'être discriminés. Il n'est donc pas question d'un dossier abstrait. Je connais votre motivation sur le sujet. Mais, à un moment donné, il faudra que vous mettiez un stop à ce qui se passe en Hongrie, sans attendre un manque d'unanimité sur une décision qui pourrait être prise. En effet, je crains que des États comme la Pologne ou la Slovénie ne nous permettent pas d'aller jusqu'au bout dans cette affaire.
03.12 Wouter Vermeersch (VB): Mevrouw de minister, inhoudelijk zal ik niet reageren op het thema; dat laat ik over aan mijn collega's in de commissie hier. Voor mij betreft het alleszins een interne Hongaarse aangelegenheid.
Ik wil wel repliceren op het antwoord op mijn technische financiële vraag of de eerste minister dan wel de Europese Commissie gelijk had. Uit uw antwoord maak ik op dat uiteindelijk de Commissie gelijk had: het inroepen van het rechtsstaatmechanisme in het raam van het meerjarig financieel kader kan niet. Het was dus eigenlijk wat spierballengerol van de eerste minister in de plenaire vergadering. Momenteel worden blijkbaar andere wegen bewandeld, die mogelijks wel haalbaar zijn, bijvoorbeeld de procedure via het Europees Hof van Justitie of de artikel 7-procedure, waarvan akte.
03.13 Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour la qualité de vos réponses circonstanciées. Je conçois le raisonnement selon lequel la primeur de l'action doit être dévolue à la Commission européenne (CE). J'entends également votre fermeté de ne pas laisser cette loi hongroise sans conséquence si, d'aventure, la CE ne pouvait prendre les initiatives que nous espérons. J'entends également et je rejoins Mme Van Bossuyt quand elle explique que, de fait, les traités n'étaient pas parés à une telle situation. C'est grave! Je pense que de nombreuses interprétations permettant de faire considérer cette loi hongroise comme une violation des droits universels me sembleraient nécessaire. C'est une suggestion que l'on pourrait soumettre à nos collègues du Parlement européen. Nous resterons attentifs à ce dossier.
03.14 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, ik wil u eerst en vooral hartelijk danken voor uw heel duidelijke en zeer gedetailleerde antwoorden op al mijn vragen. Op één punt wil ik graag dieper ingaan, aansluitend op wat collega Lacroix gezegd heeft. De Europese Commissie is inderdaad gewoonlijk de hoedster van de verdragen. Als er een probleem is inzake het Europees recht, kijken we steeds eerst naar die Europese Commissie. Het is veelzeggend dat drie lidstaten het Verdragsartikel 259 wensen te activeren, indien dat nodig is.
Daarbij moet er wel een volledige procedure doorlopen worden. Als een lidstaat klacht wil neerleggen bij het Europees Hof van Justitie, moet het die voorleggen aan de Europese Commissie, die dan een met redenen omkleed advies over de klacht geeft. Het zou al een duidelijk signaal kunnen zijn dat, terwijl de procedure wordt opgestart, een groep lidstaten de Europese Commissie aankondigt een klacht te zullen indienen, als het niet vooruitgaat. Misschien kan daarover nagedacht worden, des te meer omdat dat ook al in andere lidstaten gebeurt.
03.15 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je remercie aussi les collègues d'avoir été si nombreux à s'indigner de cette situation et à réclamer des actions fortes.
Contrairement à ce qui a été affirmé par certains de mes collègues, voici deux semaines, ce n'est pas seulement maintenant que le gouvernement Orban a franchi la ligne rouge avec cette loi homophobe. Il y a bien longtemps que le gouvernement Orban a franchi la ligne rouge, qu'il s'agisse d'atteintes aux droits des LGBT mais aussi à la liberté d'expression, d'association et à la liberté de la presse. Cela fait depuis 2011, depuis la modification de la Constitution hongroise, que ce gouvernement s'attaque aux droits des LGBT. Par conséquent, cette loi homophobe était inscrite dans les astres. C'est pour cela que nous vous avons à nouveau interpellée, madame la ministre. Nous avions besoin de garanties nous certifiant que, cette fois, le gouvernement Orban ne s'en tirera pas comme cela.
J'entends les leviers qui sont à notre disposition. Il est vrai qu'au niveau de l'Union européenne, nos actions sont plus ou moins limitées, nu fût-ce qu'avec l'article 7 du traité du fonctionnement de l'Union européenne, vu le nombre d'alliés dont M. Orban bénéficie au sein de l'Union européenne. Je pense à la Pologne mais aussi à la République tchèque, à la Slovaquie et à la Slovénie qui reprend la présidence de l'Union européenne. Je ne vous ai d'ailleurs pas entendue à ce sujet.
Il y a aussi les articles 3 et 4 du traité de l'Union sur le régime de conditionnalité des fonds européens qui se limitent à un risque pour les intérêts financiers et non démocratiques de l'Union européenne.
Et puis, il y a le levier judiciaire que je vous suggère d'activer sans plus tarder car je pense que c'est le levier le plus intéressant aujourd'hui pour nous. On sait effectivement tous très bien que M. Orban ne changera pas sa loi. Il y a la saisine de la Cour de justice de l'Union européenne. Au niveau de la Commission européenne comme de notre propre initiative, il ne faut vraiment pas avoir peur d'actionner ce levier-là.
Il y a un levier sur lequel je ne vous ai pas entendue alors que je vous avais posé la question, c'est la saisine de la Cour européenne des droits de l'homme. Cette piste est particulièrement intéressante car elle peut aboutir. La Cour européenne des droits de l'homme a condamné la Russie en 2017 pour une loi analogue.
Le président: Je vous demande de conclure.
03.16 Sophie Rohonyi (DéFI): La Cour européenne des droits de l'homme a condamné la Russie en 2017 pour une loi analogue à celle que la Hongrie vient de consacrer, estimant qu'elle encourageait précisément l'homophobie. Cette piste nous permettrait de rappeler avec force qu'il n'y a pas d'Europe à la carte mais bien une seule Europe, l'Europe des valeurs qui doivent être respectées pour entrer dans l'Union européenne mais aussi pour y rester.
Le président: Madame Rohonyi, je vous remercie de veiller à rester dans les temps impartis. Vous avez dépassé votre temps de parole de près d'une minute et nous sommes nombreux à poser des questions.
03.17 Michel De Maegd (MR): Madame la ministre, la loi adoptée en Hongrie est en effet particulièrement grave, et vous avez eu l'occasion de vous exprimer sur cette question en plénière la semaine dernière. Vous nous rappeliez à quel point la Belgique était fortement engagée dans la lutte contre toutes les discriminations, notamment celle fondée sur l'orientation sexuelle et l'identité de genre.
Vous nous avez répété ici comment vous aviez entamé l'élaboration d'une déclaration conjointe des ministres des Affaires étrangères à l'égard de la Hongrie, déclaration d'ailleurs suivie par 17 États membres de l'Union européenne. Je suis, je vous l'avoue, particulièrement fier que notre pays, par votre entremise, ait pu ainsi être à l'origine d'une telle initiative. Je pense comme vous que les valeurs qui fondent l'Union européenne ne sont pas négociables à la carte. Dans le ciel bleu de la liberté et de la tolérance, les couleurs de l'arc-en-ciel ont en effet leur place, et faire briller les libertés, nos libertés, les libertés de tous et de toutes, est un travail de chaque jour, un travail de longue haleine.
La situation nous le montre en Europe, elle est contrastée et chaque jour, nous devons remettre l'ouvrage sur le métier, s'il le faut, à terme, en saisissant la Cour de justice de l'Union européenne, mais je sais que je peux vous faire confiance pour faire avancer cette cause.
L'incident est clos.
04 Vraag van Ellen Samyn aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De VN-gesprekken tussen Turks- en Grieks-Cyprus op de Genèvetop van 27 tot 29 april" (55016963C)
04 Question de Ellen Samyn à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les négociations sous l'égide de l'ONU entre Chypriotes grecs et turcs à Genève du 27 au 29 avril" (55016963C)
04.01 Ellen Samyn (VB): Ik verwijs naar de ingediende vraag.
Mevrouw de minister, het eiland Cyprus is
bestuurlijk in tweeën gedeeld na de inval en bezetting van het noordelijke deel
door Turkije, in 1974. Turks-Cyprus wordt enkel als Staat erkend door Turkije,
terwijl Grieks-Cyprus een internationaal erkende VN- en EU-lidstaat vormt. Deze
week, van 27 tot 29 april, vindt een VN-top plaats in Genève tussen de Turkse
Republiek van Noord-Cyprus en Grieks-Cyprus. De buitenlandministers van de drie
bemiddelende “guarantor powers", Griekenland, het Verenigd Koninkrijk en
Turkije, zullen aan de onderhandelingen deelnemen. Op de geplande top zal de
president van Turks-Cyprus, Ersin Tatar, zijn door Turkije gesteunde
tweestatenoplossing naar voren schuiven, hetgeen Grieks-Cyprus en het Verenigd
Koninkrijk reeds geweigerd hebben. Een tweestatenoplossing zou immers betekenen
dat de Grieks-Cyprioten de soevereiniteit verliezen over het noordelijk deel
van Cyprus, zowat 36% van het grondgebied en dat de Turkse Republiek van
Noord-Cyprus een onafhankelijke Staat wordt, allicht onder grote invloed van
grote broer Turkije. Historisch gezien vormen de Turken een etnische minderheid
op het eiland, dus deze tweestatenregeling zou een onlogische en voor
Griekenland, het VK en Grieks-Cyprus onaanvaardbare uitkomst zijn.
1.Zal België op enige wijze deelnemen aan
deze gesprekken, via contacten met de Griekse, Britse, Cypriotische of Turkse
ambassadeurs bijvoorbeeld?
2.Hoe verhoudt België onder deze regering
zich ten aanzien van de Cypriotische kwestie? Welke regeling geniet de voorkeur
volgens u en/of deze regering?
3.De gesprekken over een federale
staatsregeling voor Cyprus zijn steeds misgelopen. Turkije en Turks-Cyprus
schuiven daarom een tweestatenoplossing naar voren, maar Griekenland,
Grieks-Cyprus en het VK weigeren dit. Hoe ziet u de gesprekken evolueren in de
toekomst?
04.02 Minister Sophie Wilmès: Van 27 tot 29 april werden in Genève onder auspiciën van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties informele besprekingen gehouden. De leiders van de Grieks-Cypriotische en Turks-Cypriotische gemeenschappen namen daaraan deel. Ook de ministers van Buitenlandse Zaken van de Guarantor Powers, namelijk Turkije, Griekenland en het Verenigd Koninkrijk, zaten mee rond de tafel. Het doel van de bijeenkomst bestond erin na te gaan in hoeverre aan de voorwaarden was voldaan om tot een formele hervatting van de onderhandelingen over de hereniging van het eiland te kunnen overgaan.
De Europese Unie, die in principe als waarnemer aan de onderhandelingstafel zit, was deze keer niet uitgenodigd. Turkije en de Turks-Cypriotische leiders hadden zich daartegen gekant. Zoals u in uw vraag opmerkt, hebben de Turks-Cyprioten en Turkije het voorbije jaar de parameters van de onderhandelingen unilateraal gewijzigd. De presidentsverkiezingen van oktober 2020 in Noord-Cyprus werden gewonnen door Ersin Tatar. In tegenstelling tot zijn voorganger is Ersin Tatar voorstander van onafhankelijkheid. Zijn tweestatenoplossing is in strijd met de resolutie van de VN-Veiligheidsraad met daarin gedefinieerde parameters in het kader van een "op te richten bizonale en bicommunautaire federatie met politieke gelijkheid van de twee gemeenschappen en met rechtspersoonlijkheid, soevereiniteit en één staatsburgerschap".
Het standpunt van België is dan ook dat de bestaande parameters van de onderhandelingen, die vervat zijn in de resolutie van de Veiligheidsraad, gerespecteerd moeten worden. Dat neemt niet weg dat de parameters kunnen worden gewijzigd, als beide partijen dat overeenkomen. Compromissen tussen Grieks- en Turks-Cyprioten zullen we altijd respecteren.
Na de bijeenkomst in Genève van 27 tot 29 april moest VN secretaris-generaal António Guterres vaststellen dat de standpunten van de twee partijen niet voldoende dicht bij elkaar liggen om tot een onmiddellijke formele hervatting van de onderhandelingen over de hereniging van het eiland te kunnen overgaan. Hij is van plan om over enkele maanden een nieuwe ronde van informele gesprekken te organiseren.
04.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Een van de redenen waarom de gesprekken stroef verlopen, is het feit dat Turkije en Turks-Cyprus telkens de tweestatenoplossing naar voren schuiven. Vorig jaar nog tijdens een bezoek aan Turks-Cyprus heeft de Turkse president Erdogan openlijk harde taal gesproken aan het adres van Europa. Erdogan is niet van mening veranderd: hij wil twee onafhankelijke staten op Cyprus en sluit een hereniging dus uit. Tegelijk zei hij dat hij de diplomatieke spelletjes over de olie- en gasvoorraden in de oostelijke Middellandse Zee beu is. Dergelijke uitspraken zijn natuurlijk niet bevorderlijk voor de onderhandelingen en mogelijke gesprekken in de toekomst.
Het incident is gesloten.
- Christophe Lacroix à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La suspension des droits de la Syrie en raison de l'utilisation présumée d'armes chimiques" (55017016C)
- Kattrin Jadin à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le rapprochement entre les pays arabes et la Syrie" (55017689C)
- Kattrin Jadin à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La réélection de Bachar Al-Assad" (55018400C)
- Samuel Cogolati à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'élection de la Syrie au Conseil exécutif de l'OMS" (55018569C)
- Christophe Lacroix aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De opschorting van een aantal rechten van Syrië wegens het vermeende gebruik van chemische wapens" (55017016C)
- Kattrin Jadin aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De toenadering tussen de Arabische landen en Syrië" (55017689C)
- Kattrin Jadin aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De herverkiezing van Bashar al-Assad" (55018400C)
- Samuel Cogolati aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De verkiezing van Syrië in de Uitvoerende Raad van de WHO" (55018569C)
05.01 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, madame la ministre, l'Organisation pour l'interdiction des armes chimiques (OIAC) avait publié l'année dernière une enquête attestant que le régime syrien avait utilisé en mars 2017 du sarin et du chlore à Latamné.
La pression est montée d'un cran ces dernières semaines après la publication d'un deuxième rapport de l'OIAC incriminant Damas, cette fois-ci pour une attaque au chlore dans la ville de Saraqeb en 2018. Damas n'aurait donné aucune suite aux demandes de l'OIAC de déclarer les armes utilisées et de révéler ses stocks.
Ce 21 avril, sur les 193 États membres de l'Organisation pour l'interdiction des armes chimiques, 87 pays ont voté en faveur de la suspension des droits de la Syrie pour son utilisation présumée d'armes chimiques, 15 pays ont voté contre, dont la Syrie, la Russie, la Chine et l'Iran et 34 se sont abstenus. La Syrie sera désormais privée du droit de vote à la Conférence annuelle des pays membres, ne sera plus éligible au conseil exécutif et ne pourra plus occuper aucun poste au sein de l'organisation.
Madame la ministre, la Belgique s'est-elle positionnée sur ce sujet? Si oui, comment? Les partenaires de l'OTAN ont-ils exprimé une position commune sur l'utilisation des armes chimiques par le régime syrien?
05.02 Kattrin Jadin (MR): Madame la
ministre, après 10 ans de guerre civile en Syrie, la position du président
Bachar Al-Assad ne semble plus tellement être remise en question, du moins au
sein des pays arabes. La meilleure preuve est sans doute la reprise des
relations diplomatiques de Damas avec presque tous les pays arabes. Ainsi, même
les plus grands opposants du régime Assad tel que l'Arabie saoudite se sont
déjà rendus en Syrie pour renouer les liens. Plusieurs pays ont également
annoncé vouloir ouvrir leurs ambassades à Damas dans un futur proche.
D'autres pays comme l'Égypte plaident
ouvertement pour une normalisation des relations diplomatiques avec Damas.
D'ailleurs, la Syrie pourrait prochainement retrouver sa place dans la Ligue
des États arabes de laquelle elle a été exclue en 2011.
•Suivez-vous de près les rapprochements qui
se font avec la Syrie?
•Pouvez-vous nous dire combien d'ambassades
ont déjà été ré-ouvertes à Damas? Des pays occidentaux se trouvent parmi ceux
qui ont rejoint la capitale syrienne?
•Quel est le sentiment de la coalition
internationale face aux rapprochements constatés entre la Syrie et les pays
arabes?
•Des contacts diplomatiques ont-ils eu lieu
entre notre pays et la Syrie?
Madame la ministre, Bashar Al-Assad vient
d'être réélue avec près de 95% des voix et l'emporte, sans surprise, largement
face aux deux autres candidats qui se sont présentés à l'élection
présidentielle dans ce pays touché par une guerre civile depuis plus de 10 ans.
Bien que la plupart du territoire est à
nouveau sous le contrôle du régime autoritaire, la Syrie est pleinement touchée
par une énorme crise économique. De nombreuses personnes souffrent de pauvreté
et de faim. Le pays reste également encore très isolé au niveau internationale.
De lourdes sanctions économiques touchent les dirigeants du régime syrien.
•Comment pouvons-nous juger ce résultat?
•Quelles conséquences auront les résultats
en Syrie?
•Auront-ils des influences sur les
pourparlers de paix?
•Et quelle est la position de l'Union
européenne face à cette élection?
Le président: M. Cogolati n'est pas présent. La parole est à Mme la ministre.
05.03 Sophie Wilmès, ministre: Monsieur le président, je n'ai pas entendu si M. Cogolati était présent.
Le président: Il est absent pour cause de maladie.
05.04 Sophie Wilmès, ministre: Monsieur le président, je verrai bien comment m'organiser.
Chers collègues, je vous remercie pour vos questions. Les élections présidentielles qui se sont déroulées en Syrie, fin mai, n'étaient pas légitimes car elles ne respectaient pas la résolution 2254 du Conseil de sécurité de l'ONU. Elles n'ont pas eu lieu dans le cadre d'un processus politique visant à mettre fin à un conflit, ni suivant les critères pour la tenue d'élections libres, justes et démocratiques. Le Haut Représentant pour la politique étrangère de l'Union européenne, M. Josep Borrell a clairement indiqué, dans une déclaration publique, que ces élections présidentielles n'étaient pas démocratiques car, entre autres, tous les Syriens, y compris les réfugiés et les personnes de la diaspora, n'ont pu y participer. La Belgique a soutenu publiquement la déclaration de M. Borrell.
Les relations diplomatiques normales avec la Syrie ne peuvent être rétablies qu'au terme d'un processus de réforme politique. À l'heure actuelle, un certain nombre d'ambassades, y compris celles des États membres de l'Union européenne, sont toujours opérationnelles à Damas. La Bulgarie, Chypre, la République tchèque, la Hongrie sont présentes en Syrie par le biais d'ambassades. Un autre groupe de pays a ouvert une ambassade avec du personnel local et effectue régulièrement des missions diplomatiques depuis Beyrouth. Nos principaux voisins, qu'il s'agisse de la France, des Pays-Bas ou de l'Allemagne, n'y ont, tout comme notre pays, plus de représentation diplomatique depuis la fermeture de nos ambassades au début du conflit en Syrie.
En outre, le nombre de pays arabes qui s'installent à Damas est en augmentation. Ce sont ces mêmes pays, comme l'Égypte ou les Émirats arabes unis, qui prônent une normalisation régionale avec des liens avec la Syrie, y compris au sein de la Ligue arabe.
Pour la Belgique, un processus de transition crédible aboutissant à un accord politique durable pourra conduire au renforcement de nos liens diplomatiques avec Damas. Cette condition n'est aujourd'hui pas remplie. Les contacts diplomatiques avec le régime syrien sont en ce moment limités au minimum et établis en cas de stricte nécessité.
Dans un nombre restreint de cas consulaires, le contact avec les autorités syriennes s'avère nécessaire pour le bon suivi des dossiers. En tant qu'hôte des institutions européennes, la Belgique doit également entretenir un certain nombre de contacts administratifs avec la mission syrienne auprès de l'Union européenne. Par contre, il n'y a eu aucun contact politique avec les autorités syriennes depuis la fermeture des ambassades en 2012.
Notre pays a co-parrainé la décision suspendant les droits et privilèges de la Syrie, d'abord au sein du Conseil exécutif de l'OIAC dans lequel nous siégeons actuellement et au sein de la Conférence des États parties dont la Belgique est coprésidente. La Belgique a activement encouragé d'autres États à soutenir cette décision. Le large soutien avec lequel cette décision a été votée par les pays de l'UE et de l'OTAN mais aussi plus largement reflète la volonté de la communauté internationale de sanctionner la Syrie pour le non-respect de ses obligations en tant qu'État partie de la Convention sur l'interdiction des armes chimiques.
Notre action ne peut évidemment pas s'arrêter là. Il faut que les auteurs de ces crimes de guerre soient punis pour leurs actes. À cet effet, l'assemblée générale des Nations Unies a créé le mécanisme international impartial et indépendant de la Syrie. La Belgique est l'un des principaux contributeurs volontaires du IIIM à hauteur d'environ 1,6 million de dollars et elle a œuvré avec succès pour un financement par le budget ordinaire de l'ONU.
Je me réfère également à la récente tribune conjointe initiée par le ministre français des Affaires étrangères que j'ai cosignée avec 16 autres ministres. Dans celle-ci, nous condamnons fermement l'utilisation d'armes chimiques en Syrie. Nous nous opposons fortement à l'impunité et nous appelons à poursuivre les responsables de ces crimes graves.
05.05 Christophe Lacroix (PS): Je remercie
Mme la vice-première ministre pour sa réponse claire sur la position belge et
sur celle défendue par l'OTAN.
05.06 Kattrin Jadin (MR): Je fais de même.
Het incident is gesloten.
- Christophe Lacroix à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les tensions entre l’UE et la Russie" (55017017C)
- Kattrin Jadin à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La liste des pays inamicaux de la Russie" (55017690C)
- Kattrin Jadin à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La présence massive des Russes en Arctique" (55017938C)
- Christophe Lacroix aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De spanningen tussen de EU en Rusland" (55017017C)
- Kattrin Jadin aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De Russische lijst van niet-bevriende landen" (55017690C)
- Kattrin Jadin aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De massale Russische aanwezigheid op de Noordpool" (55017938C)
06.01 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, madame la vice-première ministre, ma question date du 23 avril 2021. Le 19 avril 2021, les ministres des Affaires étrangères de l'Union européenne ont débattu en visioconférence notamment au sujet de la Russie et se sont inquiétés de la dégradation de la relation avec Moscou. Le chef de la diplomatie de l'Union européenne, Josep Borrell aurait, à la sortie de la réunion, déploré que les relations avec la Russie ne cessent de se détériorer. Et, depuis le 23 avril 2021, je ne pense pas que le soleil soit revenu.
Le président français, Emmanuel Macron, aurait également annoncé une rupture dans la politique de dialogue avec le Kremlin. Il aurait déclaré qu'il est important de définir clairement des lignes rouges avec la Russie. Et ceci à propos d'Alexeï Navalny, de la situation en Ukraine mais aussi du Bélarus.
Madame la ministre, quelle position la Belgique a-t-elle portée au sujet de la Russie lors de la réunion des ministres des Affaires étrangères du 19 avril 2021? Comme ma question date un peu, pourriez-vous actualiser un peu vos réponses?
06.02 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, avec Christophe Lacroix, nous formons un binôme cet après-midi sur ces différents sujets. Mes questions portaient également sur cette fameuse liste de pays inamicaux de la Russie ainsi que sur la présence massive des Russes en Arctique.
Madame la ministre, la Russie menace
plusieurs pays occidentaux d'être classé sur une liste de "pays
inamicaux", ce qui aurait comme conséquence que les postes diplomatiques
des pays classifiés ne pourraient plus signer de contrat de travail avec des
personnes habitant en Russie. Les traducteurs, jardiniers, conducteurs et bien
d'autres professions seraient les principaux concernés.
À l'heure actuelle, cette liste n'a pas
encore été dévoilée mais il semblerait que certains pays-membres de l'Union
européenne y figureront. D'après certains fonctionnaires européens,
l'élaboration d'une telle liste serait illégitime et irait à l'encontre de la
convention de Vienne qui règle les relations diplomatiques.
Madame la ministre, mes questions à ce sujet
sont les suivantes. Craignez-vous que la Belgique fasse partie des pays
inamicaux? Quelle sera la position de l'Union européenne si l'un de ses
états-membres figure parmi cette liste de pays inamicaux? Quid de l'illégalité
de ce classement? Quelle voie d'action est-il possible pour contester ce
procédé illégitime?
Madame la ministre, récemment a eu lieu le
Conseil de l'Arctique. Au préalable de ces deux journées de Conseil, la Russie
via la voie de son ministre de l'Extérieur a déclaré que le territoire de
l'Arctique leur appartenait et mettait en garde l'Occident contre ses
ambitions. De son côté, les États-Unis ont appelé à éviter une militarisation
de l'Arctique.
En effet, à la veille de cette réunion
internationale, une hausse des activités militaires russes a pu être constatée
dans la région stratégique. J'ose espérer que le récent Conseil a pu renforcer
la coopération pacifique dans l'Arctique et non le contraire.
Madame la ministre, mes questions à ce sujet
sont les suivantes. Que pouvez-vous nous dire sur l'issu du récent Conseil de
l'Arctique? Quid des revendications russes, américaines et norvégiennes? Quelle
est la position de l'OTAN face à la présence de plus en plus massive par les
Russes en Arctique?
06.03 Sophie Wilmès, ministre: Chers collègues, la liste des incidents avec Moscou s'est considérablement allongée ces derniers mois. La Russie, tant en ce qui concerne ses développements internes qu'en ce qui concerne son action sur la scène internationale, a été au cœur de nos préoccupations lors des dernières réunions du Conseil des Affaires extérieures de l'Union européenne. Le Conseil européen s'est d'ailleurs penché sur cette question ces 24 et 25 juin. Il a confirmé l'approche actuelle de fermeté vis-à-vis de la Russie mais aussi d'engagement sélectif quand c'est dans l'intérêt de l'Union européenne.
Lors du Conseil des Affaires étrangères du 19 avril, les ministres ont discuté de deux dossiers en cours concernant la Russie. L'état de santé du leader de l'opposition Alexei Navalny a fait l'objet d'une déclaration commune appelant les autorités russes à lui donner un accès immédiat à des médecins ayant sa confiance. Les ministres européens ont également discuté de l'expulsion de 18 diplomates russes par la République tchèque à la suite de l'implication d'agents de renseignement militaire russes dans l'explosion d'un dépôt de munitions tchèque en 2014. Notre pays soutient les décisions prises par la République tchèque.
En ce qui concerne la liste des pays inamicaux de la Russie, Moscou a annoncé le 15 mai que la République tchèque et les États-Unis étaient repris sur cette liste. L'Union européenne a déploré cette mesure et demande à Moscou de revenir sur sa décision afin d'éviter une nouvelle détérioration de relations déjà mises à rude épreuve. L'Union européenne et la Belgique considèrent que les allégations russes ne sont pas fondées et que ce décret est incompatible avec la Convention de Vienne de 1961 sur les relations diplomatiques.
S'agissant de la question sur l'Arctique, le 20 mai dernier, la deuxième réunion des ministres des Affaires étrangères du Conseil de l'Arctique s'est tenue à Reykjavik. Les ministres des huit États arctiques étaient tous présents, et l'Union européenne était présente en tant qu'observateur. Le rôle du Conseil de l'Arctique comme plate-forme de coopération pacifique dans l'Arctique a été confirmé. La déclaration commune met l'accent sur l'économie durable, le développement social et la qualité de vie des populations locales et autochtones dans le contexte du changement climatique et de la détérioration de la situation écologique.
Après l'Islande, la présidence du Conseil de l'Arctique revient pour les deux prochaines années à la Russie, qui a annoncé les trois priorités suivantes: le développement social, la protection de l'environnement et le développement économique de la région.
Dans votre question, madame Jadin, vous faites également référence à l'intensification des activités militaires russes dans la zone. Malgré l'atmosphère constructive au sein du Conseil de l'Arctique, la Russie et les États-Unis continuent à être préoccupés par leur présence militaire respective. Dans ce contexte, les États-Unis ont récemment renouvelé et renforcé leur coopération de défense avec la Norvège.
Bien que les questions militaires et de sécurité ne soient pas couvertes par le Conseil de l'Arctique, la Russie a proposé de relancer progressivement les consultations entre les chefs de la Défense des huit pays arctiques. Ces consultations ont eu lieu à intervalles réguliers dans le passé mais ont été interrompues en 2014 en raison de l'occupation russe de la Crimée.
L'Arctique est également plus souvent à l'ordre du jour de l'OTAN en raison de la concurrence géopolitique accrue dans la région. Il s'agit principalement, à ce stade, du partage d'informations et du suivi des évolutions dans la région. L'Alliance est consciente des répercussions potentielles considérables des développements dans l'Arctique sur la sécurité de la zone euro et qu'il convient, dès lors, d'y prêter l'attention nécessaire.
06.04 Christophe Lacroix (PS): Madame la vice-première ministre, je pense comme vous qu'il faut, par rapport à la Russie et à ses décisions, réagir avec la plus grande fermeté et la plus grande vigilance et surtout qu'il faut offrir un front européen uni. Je suis très heureux que vous considériez, à l'instar de vos homologues européens, que désigner la Tchéquie comme un pays inamical aux yeux de la Russie est un acte totalement infondé.
Comme pour la Chine, nous ne devons pas céder aux sirènes de la tentation - auxquels certains pourraient céder - à chaque fois que les intérêts et la liberté de l'UE peuvent être mis en cause par des puissances telles que la Russie. Nous devons faire front, comme vous l'avez indiqué. Je vous remercie pour votre réponse.
06.05 Kattrin Jadin (MR): Madame la vice-première ministre, je vous remercie pour vos réponses sur le volet russe. Je suis d'accord avec M. Lacroix. L'union est la clé de l'UE et elle doit aussi le démontrer sur la scène internationale, ce qui lui donnera encore plus de crédibilité à l'avenir. Il est très bien que l'UE ait réagi de telle sorte par rapport à l'inscription de la Tchéquie sur une liste de pays inamicaux.
Sur le deuxième volet, celui de l'Arctique, je vous remercie également pour vos réponses. L'évolution générale est inquiétante et nous serions bien inspirés de la suivre avec beaucoup d'attention, à savoir celle de la militarisation progressive et des forces en place dans cette région du monde. Avec mon collègue Jasper Pillen, j'ai l'intention de déposer une proposition de résolution à ce sujet. Il y aura à l'avenir encore matière à discussion.
L'incident est clos.
07 Vraag van Sander Loones aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De kabinetsorganisatie met het oog op de opvolging van de staatshervorming" (55017036C)
07 Question de Sander Loones à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'organisation des cabinets en vue du suivi de la réforme de l'État" (55017036C)
07.01 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de vicepremier, ik spreek u aan over uw bevoegdheid voor het algemeen beleid. In het regeerakkoord lazen we de ambitie van de regering met betrekking tot de voorbereidingen van de volgende staatshervorming. Er ligt dus heel wat werk op de tafel. Ik vind het altijd interessant om te zien hoe dat precies zal worden aangepakt. Een van de manieren om dat tastbaar te maken, is om te weten hoeveel mensen en middelen er op dat dossier worden gezet.
Ik heb de vraag aan de bevoegde ministers gesteld, aan mevrouw Verlinden en de heer Clarinval, die de vraag voor hun kabinet hebben beantwoord. Zij verwezen wel naar het feit dat dit de bevoegdheid van de hele regering was. Zij zeiden mij dat er op elk kabinet van de viceministers mensen zijn vrijgemaakt die aan die staatshervorming werken.
Daarom stel ik deze vraag aan u, mevrouw de minister. U bent de laatste in mijn vragenronde, waarvoor mijn excuses, want ik moest de vraag een aantal keren uitstellen. Mevrouw de minister, hoeveel mensen werken in uw kabinet aan het dossier van de staathervorming?
07.02 Minister Sophie Wilmès: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Loones, ik wist niet dat u de vraag ook aan de andere ministers had gesteld.
In antwoord op uw vraag over de opvolging van de besprekingen en de voorbereidingen van de toekomstige institutionele hervormingen kan ik u meedelen dat verschillende medewerkers van mijn beleidscel en mijn cel Algemeen Beleid op deze kwestie zullen blijven werken. Dit is te verklaren door het transversale karakter van de thema's die in de verschillende materies zullen worden bestudeerd.
Wij zijn momenteel niet van plan om een beroep op externe deskundigen te doen. Met de huidige samenstelling van mijn team zouden wij in staat moeten zijn om voor de nodige opvolging te zorgen.
Er is dus geen extra financiering voorzien voor de aanwerving van een externe deskundige.
07.03 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de minister, het is een soortgelijk antwoord als dat van al uw andere collega's. Meestal zeggen uw andere collega's dat ze de jurist van dienst op het kabinet vragen om een en ander op te volgen. U zegt dat iedereen het bij u een beetje opvolgt.
Ik wil u er enkel aan herinneren dat, als iedereen bevoegd is, het risico bestaat dat er uiteindelijk niemand bevoegd wordt. Daarom vraag ik u om het nauwgezet op te volgen, ook omdat het regeerakkoord niet enkel spreekt over de ambitie om een nieuwe staatshervorming voor te bereiden, maar ook om nu al te zorgen voor een asymmetrisch beleid. Normaal gezien bent u al gecontacteerd door uw collega-ministers om nu al een aantal zaken gedifferentieerd te kunnen aanpakken voor Vlaanderen, Wallonië en Brussel, waar dat nodig is. Daarbij denk ik voor uw specifieke domein aan het samenwerkingsakkoord en de diplomatieke vertegenwoordiging. Die behoren zeer duidelijk tot uw portefeuille. Daarom wil ik u vragen om hier voldoende man- of vrouwkracht op te zetten.
07.04 Minister Sophie Wilmès: Mijnheer Loones, wat de bevoegdheid van Buitenlandse Zaken betreft, heb ik al persoonlijk contact gehad met mijn collega's ministers-presidenten om te zien hoe ver ze staan. We weten ook dat dit een werkpunt was, dat al enkele jaren geleden opgestart werd. We beginnen dus niet van nul.
We nemen dit natuurlijk ernstig. Iedereen zal een inspanning moeten doen om tot een akkoord te komen.
Het incident is gesloten.
- Samuel Cogolati à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le rôle de la diplomatie dans l'implantation d'Alibaba à Liège Airport" (55017064C)
- Annick Ponthier à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'implantation du hub logistique d'Ali Baba à l'aéroport de Liège" (55018099C)
- Samuel Cogolati aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De rol van de diplomatie in de vestiging van Alibaba op Liège Airport" (55017064C)
- Annick Ponthier aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De implementatie van de logistieke hub van Alibaba in de luchthaven van Luik" (55018099C)
08.01 Annick Ponthier (VB): In 2018 investeerde Chinese e-commercegigant Ali Baba 75
miljoen euro in een Europees distributiecentrum in de Luikse luchthaven en in
2019 kwam hier nog eens 25 miljoen euro bij. Vanuit de luchthaven van Luik zal
de pakjesdienst van Ali Baba haar pakketten verder over Europa verdelen en er
is zelfs een spoorlijn aangelegd tussen China en Luik, om dit te faciliteren.
De nauwe banden tussen Ali Baba en de
Chinese Communistische Partij zijn gekend. In China stelt Ali Baba zijn
technologie ten dienste van het regime, bijvoorbeeld via hun betalingsdienst
Alipay. Met die betalingsservice rangschikt Ali Baba zijn klanten op basis van
hun gedrag, via de sociale kredietsystemen die in China gangbaar zijn. De
Chinese Centrale Bank heeft tevens aan de financiële tak van Ali Baba, Ant
Group, de gegevens van zijn 700 miljoen klanten opgevraagd. Dit geeft
aanleiding tot ernstige ongerustheid over het bemachtigen van klantengegevens
van Belgische klanten bij Ali Baba.
Wat was de rol van de Belgische
diplomatie en de FOD Buitenlandse Zaken bij de totstandkoming van de
investeringen van Ali Baba in hun distributiepunt in de Luikse luchthaven? Wat
was de rol van Chinese diplomatie en de Chinese overheid?
Hoe schat u het gevaar in van Chinese
spionageactiviteiten en het doorspelen van Belgische klantengegevens via Ali
Baba aan de Chinese Centrale Bank en de Chinese overheid; lees de Chinese
Communistische partij?
Hoe schat u het risico in op toenemende
Chinese staatsinvloed in de Luikse en bij uitbreiding de Belgische politiek,
gezien de nauwe banden tussen Ali Baba en de Chinese overheid? Dit project
neemt Luik op als hub in het grote “Belt and Road"-initiatief, dat van
China de spil van de Euraziatische economie moet maken via een gigantisch
infrastructuurnetwerk dat Peking met alle uithoeken van het continent verbindt.
Acht u het mogelijk dat China hier, zoals typerend is voor dit regime, van zijn
economische macht gebruik zal maken om ook verder aan politieke invloed in
België en Europa te winnen?
Welke consulaire voordelen halen Chinese
agenten die betrokken zijn bij dit project, uit hun investeringen in de Luikse
luchthaven? Wat houden die voordelen precies in en hoeveel Chinezen maken hier
gebruik van sinds dit project?
Worden dezelfde faciliteiten aan
investeerders uit andere landen aangeboden? Wat zijn de eventuele verschillen
en op welke basis worden die verantwoord?
08.02 Minister Sophie Wilmès: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Ponthier, het zwaartepunt van de buitenlandse handel ligt sinds de staatshervormingen van 1980, 1992 en 2002 bij de Gewesten. Zij zijn ook de eerste verantwoordelijken voor het aantrekken van directe buitenlandse investeringen naar ons land. Het aantrekken van de investering van het Chinese Alibaba werd dan ook in de eerste plaats gepiloteerd door het Agence wallonne à l'Exportation et aux Investissements Etrangers (AWEX). De federale overheid en de federale diplomatie hebben die inspanningen, op vraag van het Waalse Gewest, ondersteund. Zoals u mogelijk weet, bestond er ook actieve interesse vanuit onze buurlanden voor het aantrekken van de investering. De Chinese gesprekspartner in het dossier was het bedrijf Alibaba en niet de Chinese staat.
Wat het spionagerisico in verband met het bedrijf Alibaba betreft, beschikt de FOD Buitenlandse Zaken niet over een mandaat om dergelijke onderzoeken uit te voeren. De diensten laten echter niet na om in hun contacten met zowel de regionale autoriteiten als de Belgische ondernemingen de aandacht te vestigen op het risico van spionage op hen en op bepaalde Chinese praktijken die voortvloeien uit het systeem van sociale kredieten, waarover u sprak. Ook de verplichtingen waaraan Chinese bedrijven door hun overheid worden onderworpen, komen daarbij aan bod.
België heeft, met dank aan zijn logistieke troeven en multimodale platformen, belangrijke troefkaarten voor buitenlandse investeerders. Van nature zet België in op een goede connectiviteit met landen binnen en buiten Europa. Ons land is er zich echter van bewust dat China via het Belt and Road Initiative, een vlaggenschipinitiatief van het Chinese buitenlandbeleid met een geopolitieke en economische inslag, zijn invloed tracht uit te breiden naar derde markten en zelfs naar Europa. De federale overheid ondertekende geen MoU met China inzake het Belt and Road Initiative en is dat ook niet van plan. België schakelt zich in in de Europese benadering van connectiviteit uitgaand van duurzame sociale, milieu- en fiscale normen, die een gelijk speelveld voor onze economische operatoren moeten garanderen.
Wat betreft de consulaire voordelen waarover u spreekt, mevrouw Ponthier, worden alle visumaanvragen volgens de regels van de kunst behandeld, binnen de wettelijk vastgelegde termijnen. Voor meer informatie daarover verwijs ik naar de staatssecretaris van Asiel en Migratie.
Alibaba en haar filialen gelinkt aan de luchthaven van Luik werden door het agentschap AWEX voorgedragen voor de fast-tracklijst, waarop een 200-tal Belgische en Chinese bedrijven staan die een beroep kunnen doen op een vereenvoudigde visumprocedure. Sinds de uitbraak van COVID-19 vraagt de consulaire post voor visa voor essentiële reizen een steunbrief van Awex voor de Belgische uitnodigende instantie. De betrokken personen genieten verder geen enkele consulaire voordelen. Onze ambassade in Beijing leverde 23 visa af, 28 in 2019 en 4 voor 2021. Het consulaat-generaal van België in Shanghai leverde voor dit jaar 20 visa voor essentiële reizen.
08.03 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de vicepremier, u verwijst voor een aantal onderdelen van de problematiek door naar de Gewesten en dat klopt natuurlijk ook voor een deel. De bevoegdheden zijn voor een deel regionaal, maar de Belgische overheid heeft toch een verantwoordelijkheid. De ondersteuning van de Belgische diplomatie komt in dit dossier ook naar voren. Er zijn tal van bezorgdheden. Aanvankelijk heeft de Belgische overheid in globo de rode loper uitgerold voor deze Chinese internetreus, die zeer nauwe banden heeft met de Chinese overheid, lees: de CCP. U zegt dat het niet gaat om de Chinese staat, maar die banden zijn zeer nauw. Men had het initieel over een win-winsituatie, maar intussen heeft de euforie van destijds al snel plaatsgemaakt voor terechte en voorspelbare ongerustheid.
De bezorgdheid om het verlies van banen is eigen aan de internationale e-commerce, omdat ze het lokale economische weefsel uitholt. Er is snel gebleken dat we eigenlijk gerold werden door de Chinese overheid, niet het minst door het aantal jobs dat al snel werd bijgesteld van de initiële 900 naar 300. Bovendien dringt het besef door dat we door de implementatie van de logistieke hub van Alibaba in Luik de deuren hebben opengezet voor spionage en ongeoorloofde datastromen. Dat kunnen we gewoonweg niet ontkennen. De verantwoordelijkheid van de Belgische overheid ter zake is dan ook immens en cruciaal in het hele verhaal.
De Chinese spionageactiviteiten, het doorspelen van Belgische klantengegevens aan de Chinese Centrale Bank en dus de Chinese overheid zijn nu perfect mogelijk. Men kan er absoluut niets aan doen. Van een naïeve Pekingpolitiek gesproken, die deze overheid nastreeft. China wordt alsmaar agressiever en België is ons inziens alweer met open ogen in deze fata morgana getrapt die hen voorgehouden werd. Dat vinden wij bijzonder betreurenswaardig.
L'incident est clos.
- Tim Vandenput aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De uitrol van het EU COVID-19-certificaat" (55017094C)
- Anneleen Van Bossuyt aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het Europese COVID-19-certificaat" (55017131C)
- Tim Vandenput à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le déploiement du certificat Covid-19 européen" (55017094C)
- Anneleen Van Bossuyt à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le certificat européen Covid-19" (55017131C)
09.01 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik heb eerst een puur praktische vraag.
Ik heb gehoord dat mevrouw de minister tot 19.30 uur zal blijven. Ik heb nog een hele reeks vragen. Ik had dus heel graag in uw en haar gezelschap gebleven tot 19.30 uur. Jammer genoeg – het is niets persoonlijks – heeft mijn dochter echter voor de zoveelste keer haar voet verzwikt. Er wordt gezegd dat meisjes niet wild zijn, maar zij heeft al een voet en een schouder gebroken. Mijn zoon heeft nog niks gebroken. Gisteren deed ze het opnieuw en dus moet ik straks om 17.30 uur naar de dokter. Dus zal mijn medewerkster mijn vragen die tussen mijn huidige vraag en 19.30 uur aan bod komen, in een schriftelijke vraag omzetten.
Ik dank u dus voor uw begrip.
Ik ga nu over naar mijn vraag over het coronacertificaat.
Mevrouw de minister, de ingediende vraag is ondertussen al deels achterhaald. Iedereen weet ondertussen wat het coronacertificaat is en wie het kan krijgen. Niettemin is een aantal punten nog niet helemaal beantwoord of duidelijk. Daarover zou ik u graag een vraag stellen.
Ten eerste, is België van mening dat mensen die met Chinese en Russische vaccins zijn ingeënt ook toegang moeten kunnen krijgen tot ons land?
Een tweede vraag gaat over de erkenning, ook buiten de Europese Unie, en het mogelijke gebruik van het coronacertificaat buiten de Europese Unie. Wij weten ondertussen dat onder andere Noorwegen en Zwitserland, indien ik het goed heb, het coronacertificaat ook zullen erkennen.
Wat gebeurt er met het Verenigd Koninkrijk en bijvoorbeeld ook met de Verenigde Staten? Lopen met deze landen onderhandelingen op Europees niveau of zelfs eventueel op bilateraal niveau?
Le président: Madame Van Bossuyt, il va de soi que la transformation de vos questions orales en questions écrites n'est pas un problème, sauf bien entendu s'il s'agit de questions jointes, auquel cas vous devriez vous adresser aux députés qui ont joint leur question pour obtenir leur approbation. Mais je pense que vous le savez.
09.02 Minister Sophie Wilmès: Mijnheer de voorzitter, ik weet niet volgens welke regels de commissie werkt.
Si les questions sont jointes, je peux répondre oralement. Les réponses sont de toute façon préparées.
Le président: Madame la ministre, merci pour votre compréhension. Madame Van Bossuyt, vous aurez ainsi une réponse que vous pourrez consulter.
09.03 Minister Sophie Wilmès: Mevrouw Van Bossuyt, ik zal graag op de best mogelijke manier op uw vragen antwoorden.
Wat u net heeft gevraagd, staat niet in uw schriftelijke vraag, behalve wat de erkenning van het vaccinatiecertificaat betreft. Ik zal het toch proberen met de informatie die ik vandaag heb, maar alvast mijn excuses als het niet volledig correct is: ik zal u dan een schriftelijke correctie geven.
De eerste vraag is
welke vaccins aanvaard zullen kunnen worden op ons grondgebied. We kiezen voor
een Europese aanpak en we vragen aan elke lidstaat om dat te doen, maar niet elke
lidstaat doet dat. Hongarije heeft bijvoorbeeld het Spoetnik-vaccin gebruikt.
Daar is er dus wel een verschil, maar eerst en vooral hanteren we dus een zo
breed mogelijk Europese aanpak.
Wat de erkenning
van vaccins betreft, vragen we natuurlijk het standpunt van het EMA. Zodra het
EMA een vaccin erkent, menen wij dat we dat moeten aanvaarden. Maar opnieuw, ik
spreek zonder te hebben gecheckt met mijn kabinet, dus ik zal dat nog eens
navragen en eventueel corrigeren.
We bespreken
momenteel de wederzijdse erkenning van het vaccinatiecertificaat, of liever,
het COVID-certificaat dat niet alleen maar een vaccinatiecertificaat is, want
het gaat ook over de PCR-test en het bewijs van herstel. Naar ik heb vernomen,
was er op 15 juni een EU-VS-top waarop overeengekomen is een werkgroep op te
richten om "de hervatting van reizen op een permanente en veilige manier
mogelijk te maken."
Ik ben ervan overtuigd dat de lezing en de aanvaarding van een dergelijk certificaat met de VS nodig zal zijn. Er is dus zeker een wil om hieraan te werken.
09.04 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord en voor uw begrip.
Als ik het goed begrijp is het EMA bezig met een onderzoek van het Spoetnik-vaccin. Daarover zullen wij binnenkort meer weten.
Voor de VS moeten wij het resultaat nog afwachten.
U hebt niet gezegd of een akkoord met het Verenigd Koninkrijk is afgesloten over de erkenning en het gebruik van het coronacertificaat.
Ik kijk uit naar de toelichting die u ons hierover nog zult bezorgen.
L'incident est clos.
- Ellen Samyn aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De bedreiging van de Verenigde Staten door Iran op de Iraanse staatstelevisie" (55017394C)
- Malik Ben Achour aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het raamakkoord voor strategische samenwerking tussen Iran en China" (55018842C)
- Ellen Samyn aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Behnam Mahjoubi en de schending van de mensenrechten in Iran" (55018666C)
- Ellen Samyn aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De stand van zaken m.b.t. de onderhandelingen over het nucleair akkoord met Iran" (55019100C)
- Ellen Samyn à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La menace adressée aux États-Unis par l'Iran sur la chaîne de télévision publique iranienne" (55017394C)
- Malik Ben Achour à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L’accord-cadre de coopération stratégique signé entre l’Iran et la Chine" (55018842C)
- Ellen Samyn à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Behnam Mahjoubi et la violation des droits de l'homme en Iran" (55018666C)
- Ellen Samyn à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'état d'avancement des négociations relatives à l'accord nucléaire avec l'Iran" (55019100C)
10.01 Ellen Samyn (VB):
Mevrouw de minister, Zondag is door de Iraanse staatszender, vlak voor een
toespraak van ayatollah Ali Khamenei, een video afgespeeld die opgevat kan
worden als rechtstreeks bedreigingen aan het adres van de Verenigde Staten. Op
de beelden is te zien hoe het Capitool in Washington explodeert en in vlammen
opgaat, alsook wordt de Iraanse militaire macht tentoongespreid. De ayatollah
deed er een schepje bovenop, door de Iraanse Revolutionaire Garde te bejubelen,
die verantwoordelijk is voor aanvallen op Amerikaanse doelwitten overal ter
wereld. Eerder had de Iraanse president, Hassan Rouhani, al verklaard dat de
“economische oorlog" die de V.S. tegen Iran voert, bijna door Teheran
gewonnen is en dat de sancties tegen het regime aan hun laatste adem toe zijn.
Dit alles vindt plaats tegen de
achtergrond van de indirecte onderhandelingen tussen Washington en Teheran over
het hernemen van het Joint Comprehensive Plan of Action, de nucleaire deal met
Iran. De oorlogsretoriek van Iran wijst op een falen van de onderhandelingen,
waardoor Iran de druk opvoert met dit soort acties en uitspraken. In Amerika
leiden de bedreigingen door Teheran uiteraard ook tot stijgende spanning en
druk op de Bidenadministratie. Zo wijzen sommige Republikeinen erop dat de
huidige regering prioriteit moet maken van de Iraanse dreiging tegen de VS en
dat van sancties opheffen dus geen sprake kan zijn.
Heeft u omtrent deze oorlogstaal vanuit
Teheran reeds contact gehad met de Iraanse ambassadeur? Zo ja, welke
communicatie heeft u met hem gehad en wat was zijn reactie/houding?
Heeft u hieromtrent reeds contact gehad
met de Amerikaanse ambassadeur? Zo ja, welke communicatie heeft u met hem gehad
en wat was zijn reactie/houding?
Hoe schat u de impact van deze
bedreigingen in op de verdere onderhandelingen omtrent het JCPOA? Ziet u zelf
nog slaagkansen voor het re-installeren van het akkoord?
Gewetensgevangene, Behnam Mahjoubi,
overleed midden februari in Iran door nalatigheid van de
gevangenisautoriteiten. De heer Mahjoubi stierf doordat het regime hem niet de
juiste medische zorg heeft geboden.
Er werd bij Behnam Mahjoubi epilepsie
vastgesteld en volgens de artsen kon hij de omstandigheden in de gevangenis
niet verdragen. De autoriteiten weigerden echter hem vrij te laten. Erger nog,
naar verluidt beroofden ze Mahjoubi van zijn medicatie en werd hij geïnjecteerd
met onbekende medicijnen wat zijn ziekte verergerde totdat hij in coma raakte
en naar het ziekenhuis moest gebracht worden.
Er zijn tientallen andere soortgelijke
gevallen waarin het regime politieke gevangenen op verschillende manieren
elimineert.
Bent u op de hoogte van deze feiten?
Dit is een zoveelste voorbeeld van de
systematische schending van de mensenrechten door het regime. Zal u dit
aankaarten of heeft u dit aangekaart op internationaal niveau?
Er wordt door Iraanse
belangenverenigingen gepleit om een internationale onderzoekscommissie naar
Iran te sturen om de gevangenissen, en meer bepaald de politieke gevangenen, te
bezoeken. Wat is het standpunt van de regering in deze? Werd er reeds op
internationaal niveau gesproken over de mogelijkheid om een onderzoekscommissie
naar Iran te sturen?
Heeft u deze feiten aangekaart bij de
Iraanse ambassadeur of heeft u deze feiten aangekaart tijdens bilaterale
contacten met de vertegenwoordigers van de Islamitische Republiek Iran?
Zal u als gevolg van de zoveelste
schending van de mensenrechten door Iran pleiten voor nieuwe Europese sancties?
Onlangs zijn indirecte gesprekken gevoerd
in Wenen tussen de Verenigde Staten en Iran, over het herstellen van het
nucleair akkoord van 2015. Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk,
Rusland en China namen eveneens deel aan de gesprekken. President Biden toont
een zekere bereidheid tot toegevingen, indien Iran zich terug conformeert aan
de bepalingen van het akkoord en zijn uraniumverrijkingsprogramma stopzet. Iran
op zijn beurt eist dan weer dat alle economische sancties tegen het regime
eerst worden opgeheven, alvorens er concessies gedaan worden. De Verenigde
Staten zouden wel al hebben verklaard dat ze openstaan voor een “bredere
routekaart" richting de relance van de nucleaire deal.
Onlangs heeft het International Atomic
Energy Agency van de VN gesteld dat het herstellen van het akkoord zal moeten
wachten op de formatie van een nieuwe Iraanse regering. Het re-installeren van
de deal zal immers op goedkeuring van alle betrokken politieke actoren moeten
rekenen, rekening houdend met de Iraanse verkiezingen. Radicale islamist
Ebrahim Raisi maakt een grote kans op een overwinning, een sharia-jurist die
grote verantwoordelijkheid draagt voor de massa-executies van 1988 tegen
politieke dissidenten en gevangenen in Iran.
Wat zijn volgens u de slaagkansen van het
herstellen van het akkoord indien hardliner Raisi de Iraanse
presidentsverkiezingen wint?
Wat was de rol van België tijdens deze
gesprekken? Heeft u of deze regering op enigerlei wijze deelgenomen aan het
diplomatieke proces omtrent dit akkoord of bleef België volledig aan de
zijlijn?
Heeft u hieromtrent al contact opgenomen
met uw Iraanse collega of met de Iraanse ambassadeur?
Indien het nucleaire akkoord alsnog tot
stand komt met Iran zal dit regime veel financiële middelen vergaren, die
mogelijks ook uit België zullen komen. Veel westerse bedrijven wensen immers in
de Iraanse markt te investeren en zaken te doen. Bent u bevreesd dat Iran deze
middelen verder zal aanwenden zoals zij altijd in het verleden gedaan hebben,
namelijk investeren in regionale conflicten en terreur? Zo neen, waarom baart u
dit geen zorgen?
10.02 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, fin mars, un pacte de "coopération stratégique et commerciale" était signé entre l'Iran et la Chine à Téhéran. Conçu pour une période de 25 années, il est non contraignant et a donc à ce stade une valeur encore symbolique. Peu d'éléments ont filtré sur son contenu. Il n'en demeure pas moins que ce type de symbole compte et qu'il est facile d'y voir une nouvelle illustration de la tendance de plus en plus marquée de l'Iran de tourner son regard vers l'Est.
Dans le même temps, et après un scrutin présidentiel iranien, les négociations de Vienne sur la relance du JCPOA se poursuivent. Un sixième cycle de discussions s'est terminé le 20 juin sans avancées majeures. Le 19 mai, le diplomate européen Enrique Mora, qui participe aux débats, disait "voir se dessiner les contours de ce à quoi pourrait ressembler l'accord final". Plus récemment, le Secrétaire d'État américain, Antony Blinken, préférait lui insister sur les "centaines de sanctions" qui resteraient malgré tout d'application en cas de retour à l'accord, en ce compris certaines de celles imposées par l'administration Trump. C'est une affirmation dont on peut supposer qu'elle ne contribue sans doute pas à la sérénité des pourparlers en cours.
Quoi qu'il en soit, l'accord conclu entre Pékin et Téhéran montre à quel point la réactivation du JCPOA est d'une importance stratégique fondamentale pour l'Union européenne et ses États membres. Rappelons que c'est à la suite de la décision unilatérale de Washington de rompre le JCPOA que l'Iran a donné en 2018 un coup d'accélérateur à la réorientation de sa diplomatie vers l'Est, Ali Khamenei déclarant que l'Occident n'était pas un partenaire digne de confiance.
Madame la ministre, quelle analyse vos services font-ils de cet accord? Quel est son impact sur le dialogue en cours dans la capitale autrichienne? Comment évaluez-vous dans ce cadre l'attitude de la Chine, par ailleurs partie prenante à ces négociations? De façon générale, pourriez-vous faire un état des lieux de celles-ci?
10.03 Minister Sophie Wilmès: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Samyn, over de onderhandelingen met Iran over het nucleair akkoord JCPOA kan ik u zeggen dat België de inspanningen van de EU en de E3 om tot een hernieuwd akkoord te komen, uiteraard ten volle steunt. België volgt de onderhandelingen ook van nabij op in de Board of Governors van het Internationaal Atoomagentschap. De signalen vanuit Wenen, waar de onderhandelingen worden gevoerd, zijn voorzichtig positief. De recentste zesde onderhandelingsronde heeft nog geen akkoord opgeleverd. De periode die nu aanbreekt tot de inauguratie van de nieuwe Iraanse president begin augustus kan misschien een opportuniteit zijn om het nucleaire akkoord definitief te herbevestigen.
De heer Ebrahim Raisi, die verkozen werd, heeft zich tijdens de kiescampagne niet uitgesproken tegen een nieuw akkoord. Een akkoord en de verlichting van de Amerikaanse sancties zouden een positieve impact kunnen hebben op de Iraanse economie. Dat kan een motiverende factor zijn voor de pas verkozen president. Wij hopen op redelijkheid, want de binnenlandse economische agenda is van het grootste belang voor de noodlijdende Iraanse bevolking.
Het blijft hoe dan ook onze overtuiging dat het JCPOA de beste garantie is om te vermijden dat Iran een nucleair wapen kan ontwikkelen en dat er in de strategische regio een nucleaire wapenwedloop wordt gestart. Naast de nucleaire kwestie moet uiteraard ook het regionaal beleid van Iran worden besproken, met inbegrip van de Iraanse betrokkenheid in Syrië, Irak en Jemen, maar een oplossing voor het nucleaire vraagstuk lijkt een noodzakelijke, eerste stap om de regionale problematiek in zijn geheel aan te pakken.
En réponse à votre question sur l'accord-cadre de coopération stratégique signé entre l'Iran et la Chine, comme je l'avais indiqué, il y a quelques semaines à l'occasion de ma réponse à la question parlementaire de la députée Annick Ponthier au sujet du même accord, la Chine cherche, aujourd'hui, à sécuriser ses intérêts stratégiques et notamment ses approvisionnements énergétiques au Moyen-Orient et dans la région du Golfe.
Dans le cas présent, il s'agit, à travers cet accord, de mettre en place un vaste plan de coopération visant à relever les relations bilatérales au niveau économique, politique, stratégique et culturel sur une période de 25 ans pour prendre la forme d'un partenariat stratégique.
Au niveau politique, les deux pays entendent renforcer leur concertation, leur coopération au sein des organisations régionales et internationales ainsi qu'en matière de défense et de lutte contre le terrorisme.
Dans le domaine économique, la Chine et l'Iran visent une coopération renforcée dans des secteurs tels que l'énergie, les infrastructures, les transports, les télécommunications, la science, les technologies et la santé.
L'Iran poursuit sa participation à l'initiative chinoise relative aux nouvelles routes de la soie. En outre, le tourisme et la coopération universitaire sont identifiés comme des domaines dans lesquels les deux pays peuvent coopérer. La Chine est également convaincue de l'utilité et de la nécessité du Joint Comprehensive Plan of Action (JCPoA).
L'Iran semble chercher des alternatives à ses relations commerciales avec l'Europe. Il est donc important que nous poursuivions le dialogue avec ce pays sur la question nucléaire, mais aussi sur d'autres aspects des relations bilatérales entre l'Iran et l'Europe, y compris en matière de commerce. Après tout, l'Iran continuera à jouer un rôle important dans la région dans un proche avenir, non seulement par son approvisionnement énergétique considérable, mais aussi par son implication dans les différents conflits régionaux.
Téhéran souligne que le plan doit être considéré comme une feuille de route qui, en tant que telle, n'établit pas de lien contractuel. Selon Téhéran, c'est également la raison pour laquelle le texte de l'accord n'a pas été rendu public.
Par ailleurs, la Chine ne voudra pas mettre en péril ses relations avec les autres acteurs de la région et voudra maintenir l'équilibre dans le Golfe, au regard de ses intérêts géostratégiques et économiques.
In antwoord op uw vraag over de bedreiging van de Verenigde Staten door Iran en de schending van de mensenrechten in Iran kan ik u het volgende meedelen.
De bedreigingen op de Iraanse staatstelevisie tegen een bondgenoot als de VS zijn uiteraard ten zeerste te betreuren, maar hun impact moet ook niet overschat worden. Het is spijtig genoeg een retorisch onderdeel van de Iraanse diplomatie en het zal wellicht ook niet voor het laatst zijn dat de Iraanse autoriteiten zich daaraan schuldig maken. Ook in bepaalde Amerikaanse politieke kringen wordt vaak harde taal gesproken ten aanzien van Iran. De impact van die retoriek op de lopende onderhandelingen om het nucleaire akkoord met Iran, het JCPOA, nieuw leven in te blazen, zal mijns inziens beperkt zijn. Zowel langs Amerikaanse als langs Iraanse kant is er immers een duidelijke wil en een duidelijk belang opdat dat akkoord opnieuw door alle partijen gerespecteerd wordt.
Wat de mensenrechtensituatie in Iran betreft, kan ik u verzekeren dat ons land die op de voet volgt. Ook het dossier van Behnam Mahjoubi was bij mijn dienst bekend. België neemt systematisch deel aan het interactieve debat met de speciale rapporteur over de situatie van de mensenrechten in Iran tijdens de zittingen van de Mensenrechtenraad. Het recentste interactieve debat werd gehouden in maart jongstleden.
De speciale rapporteur heeft zijn jongste verslag gepresenteerd waarin hij onder meer zijn bezorgdheid uit over de willekeurige detentie, de omstandigheden van detentie en de rechten en waarborgen van een eerlijk proces. België geeft voorrang aan de handhaving van dit mandaat en ons land steunt de verlenging ervan. Tijdens het laatste Universeel Periodiek Onderzoek van Iran in november 2019 deed België drie aanbevelingen, waarvan Iran nota heeft genomen. Voorts steunt ons land ook de jaarlijkse resolutie van de Algemene Vergadering van de VN over de mensenrechtensituatie in Iran. De recentste resolutie werd door de derde commissie aangenomen tijdens de 75e zitting van de Algemene Vergadering afgelopen najaar.
Het Internationale Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat Iran geratificeerd heeft, bepaalt ook dat alle gevangenen in hechtenis met de nodige menselijkheid en respect moeten worden behandeld. Zo bepaalt artikel 7 dat niemand onderhevig mag zijn aan foltering, wrede of onmenselijke behandeling en dat niemand zonder zijn toestemming medische of wetenschappelijke experimenten mag ondergaan.
Ik kan u verzekeren dat België de mensenrechtensituatie in Iran aan de orde stelt in al onze bilaterale contacten. Daarbij komen ook de omstandigheden in de Iraanse gevangenissen aan bod.
Ten slotte handhaaft de Europese Unie sinds 2011 beperkende maatregelen in verband met ernstige schendingen van de mensenrechten in Iran. Deze Europese sancties worden jaarlijks geëvalueerd en indien nodig aangevuld, zoals dat eerder dit jaar gebeurde. Deze sancties zijn dus nog steeds van kracht, wat erop wijst dat de situatie zorgwekkend blijft.
10.04 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, u kent ondertussen onze houding ten aanzien van Iran. We blijven evenwel vraagtekens plaatsen bij de houding van diplomatieke openheid van de Europese Unie en België ten aanzien van Iran. Welke relatie dan ook, hetzij diplomatie, politiek of economisch, Iran blijft een land dat bedreigingen uit aan westerse landen. Een land dat zonder enige reden mensen vasthoudt, waar er geen respect is voor de mensenrechten. Het is een land dat kritische stemmen zonder pardon of proces in de gevangenis steekt, zoals de gewetensgevangene Behnam Mahjoubi. Hij stierf omdat het regime hem niet de juiste medische zorg heeft geboden.
In verband met de nucleaire deal spreekt u van "voorzichtig positief", maar ik houd toch mijn hart vast voor de nieuwe president Ebrahim Raisi. Tijdens zijn verkiezingscampagne heeft hij zich allicht niet uitgesproken over de nucleaire deal. In het verleden deed hij dat wel en heeft hij die zeer sterk bekritiseerd. Wat nog meer zorgen baart, is dat Ebrahim Raisi, die een grote verantwoordelijkheid draagt voor de massa-executies van 1988 tegen politieke dissidenten en gevangenen in Iran, nu aan het hoofd staat van dat land. Dat is zorgelijk voor de toekomst van de Iraanse bevolking.
10.05 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
D'un point de vue géostratégique, je pense, d'une part, que ces négociations qui touchent le JCPoA et, d'autre part, que ce rapprochement, ce changement de doctrine de Téhéran qui regarde de plus en plus vers l'Est, indiquent qu'on est peut-être à un tournant et prêt à assister à une potentielle reconfiguration des alliances dans la région. En effet, vous l'avez dit, l'intérêt de l'Iran pour la Chine, c'est que l'Iran est une étape importante dans la route de la soie que veut reconstruire Pékin. L'intérêt de la Chine pour Téhéran, c'est qu'étranglé par des sanctions économiques qui l'étouffent, l'Iran n'a pas vraiment d'autre choix que de trouver d'autres partenaires à l'Est.
On en sait peu du contenu de cet accord de coopération mais certains éléments circulent. On parle de 400 milliards de dollars d'investissements chinois sur 25 ans. On parle de 5 000 soldats chinois sur le territoire iranien pour protéger toute une série d'investissements qui seraient réalisés. J'ai quand même l'impression que plus l'Iran se rapprochera de la Chine, plus il sera nuisible ou dangereux pour l'équilibre déjà très précaire de la région. On ne peut espérer qu'une chose, c'est que les négociations sur le cadre nucléaire (le JCPoA) puissent aboutir à un accord équilibré et accepté par tout le monde.
L'incident est clos.
- Ellen Samyn aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De spanningen over visserij tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk" (55017446C)
- Sander Loones aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De rol van de Vlaamse visserij in de spanningen tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk" (55017517C)
- Simon Moutquin aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De toegang tot de Britse visgronden" (55019448C)
- Ellen Samyn à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les tensions concernant la pêche entre le Royaume-Uni et la France" (55017446C)
- Sander Loones à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le rôle de la pêche flamande dans les tensions entre la France et le Royaume-Uni" (55017517C)
- Simon Moutquin à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'accès aux zones de pêche britanniques" (55019448C)
11.01 Ellen Samyn (VB):
De laatste week laaien de gemoederen tussen het Verenigd Koninkrijk en
Frankrijk hoog op. De aanleiding is het doorvoeren van nieuwe
toegangsvoorwaarden voor de Franse vissers door het VK waardoor de vissers
korter actief kunnen zijn in het gebied rond de Kanaaleilanden en minder
soorten uit het water mogen halen. Het VK publiceerde een lijst met 41 Franse
vissersboten waaraan nieuwe voorwaarden zijn gesteld, volgens Frans minister
Annick Girardin werd dit niet besproken of afgestemd als deel van de
Brexitovereenkomst tussen het VK en de EU.
Graag verneem ik van de minister:
Heeft u hierover contact gehad met de
Franse en Britse ambassadeurs en/of met de ministers van Buitenlandse Zaken van
Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk?
Aangezien de Britse premier marineschepen
stuurde uit vrees dat Franse vissers de voornaamste haven, Saint Helier, zouden
blokkeren, welke gevolgen heeft dergelijke actie?
Wordt er nog gevreesd voor militaire
acties/conflicten?
Zal dit conflict impact hebben op andere
allianties, wat is de impact op het NAVO-bondgenootschap?
Denkt u dat dit economische gevolgen zal
hebben voor België en bij uitbreiding de Europese Unie?
11.02 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de minister, in 2017 was ik in Manchester op het partijcongres van de British Conservatives en toen was Theresa May nog premier. Ze kreeg daar een gigantische hoestbui en ik moest daaraan denken toen u daarnet ook wat last had met uw stem. Op dat partijcongres had Theresa May net haar C4 gekregen van een comedian die was binnengevallen en viel er vlak daarna een stuk decor naar beneden. Het beeld was heel duidelijk: de Brexit wordt een ramp.
Dat is realiteit gebleken en het wordt met de minuut absurder. Recent zijn er discussies ontstaan over een aantal visgronden. De Fransen willen vissen rond de Kanaaleilanden en er was daarover discussie, waarop de Britten beslisten om een deel van hun marine naar daar te sturen.
Heeft dat het voorwerp van discussie uitgemaakt bij uw collega's op de Europese vergadering? Heeft dat mogelijk ook consequenties voor onze vissers? Ik mag hopen van niet. Dat de brexit niet ideaal verloopt, hebben we intussen allemaal al gezien, maar er zijn toch grenzen aan het redelijke.
11.03 Simon Moutquin (Ecolo-Groen): Madame la vice-première ministre, en effet, comme cela a été dit, depuis la sortie effective du Royaume-Uni de l'Union européenne, d'importantes restrictions ont été décidées par les Britanniques concernant l'accès des pêcheurs européens aux zones territoriales britanniques. Cela concerne éventuellement nos pêcheurs belges, mais comme nous sommes aussi citoyens européens, cela concerne en fait les pêcheurs de toute la côte atlantique.
Vous ne le savez certainement pas, mais une partie de ma vie est très liée au Cotentin normand puisque mon père y vit maintenant depuis 20 ans. D'ailleurs ce matin, vous discutiez de conseils touristiques dans nos belles Ardennes, en parlant de Daverdisse et de Redu. Je vous conseille vraiment le Cotentin. Là-bas, des centaines de pêcheurs font vivre toute une économie et une région par leur pêche qui est davantage une pêche traditionnelle qu'industrielle, celle-ci étant parfois néfaste d'ailleurs pour les stocks de poissons et pour les fonds marins.
Depuis le Brexit, ces pêcheurs sont amputés d'une très large zone de pêche puisque des miles côtiers entiers au niveau des îles anglo-normandes leur sont désormais interdits. Comme cela a été dit, des incidents sont survenus début du mois de mai, lorsque des patrouilleurs français et britanniques ont été dépêchés vers les îles de Jersey, à la suite d'une manifestation d'équipages de chalutiers français.
Madame la ministre, avez-vous connaissance d'incidents impliquant des bateaux belges survenus ces dernières semaines, également liés aux nouvelles restrictions imposées par les Britanniques? Si oui, de quelle nature sont ces incidents? Estimez-vous que ces restrictions décidées par les Britanniques sont conformes à l'accord de retrait négocié avec l'Union européenne? Finalement, quelle est la position belge dans ce dossier? Quelles initiatives ont-elles été prises pour défendre les droits des pêcheurs belges et des pêcheurs côtiers européens de manière générale?
11.04 Sophie Wilmès, ministre: Merci, monsieur Moutquin, pour votre question. Après Daverdisse, le Cotentin. On verra à la fin de ce marathon de questions/réponses où nous pourrons encore aller. N'hésitez pas! On dressera une liste!
Le président: C'est sûr que l'on voyage beaucoup avec M. Moutquin.
11.05 Minister Sophie Wilmès: Zoals u weet, varen de vissersschepen onder Belgische vlag, maar valt de sector onder de exclusieve bevoegdheid van het Vlaamse Gewest.
Pour la pêche dans la zone économique exclusive, des licences britanniques ont été délivrées aux navires de pêche des États membres de l'Union européenne, sans problème majeur. Toutefois pour la pêche dans leurs eaux territoriales, les autorités britanniques exigent que les demandes des navires de pêche soient accompagnées de la preuve qu'ils pêchaient déjà dans ces eaux avant le 1er janvier 2021. Cela concerne à la fois l'accès aux eaux territoriales autour des îles anglo-normandes et autour des îles britanniques. Le premier accès ne posait un problème que pour les pêcheurs français. Le second accès pose également un problème pour quelques navires de pêche belges qui, pour diverses raisons administratives, ont du mal à prouver qu'ils y pêchaient avant le 1er janvier.
Deze zaak wordt via de Belgische permanente vertegenwoordiging bij de EU door het Vlaams Gewest opgevolgd bij de Europese Commissie, die de opvolging van de kwestie bundelt voor de EU-lidstaten en dat opvolgt met het Verenigd Koninkrijk.
Een en ander leidde ettelijke weken geleden inderdaad tot een protestactie van Franse vissers rond de Kanaaleilanden. Dat leidde ertoe dat Britse marineschepen koers zetten naar die eilanden om de openbare orde in die wateren te handhaven. Er zijn bij mijn weten geen incidenten geweest met Belgische vissersschepen. Die protesten hebben niet tot militaire actie geleid en hebben geen impact gehad op de goede werking van de NAVO.
Les répercussions économiques possibles de ces difficultés administratives sont réelles pour les entreprises concernées. C'est précisément la raison pour laquelle les autorités compétentes de notre pays prennent cette question à cœur. Toutefois, ces problèmes ne semblent pas entraîner de tensions économiques plus larges pour la Belgique ou pour l'Union européenne.
Les services du SPF Affaires étrangères sont en contact avec les services publics compétents de la Région flamande sur ces questions. Toute initiative diplomatique doit être prise à la demande de la Région flamande et en concertation avec elle si elle dispose d'une compétence exclusive en la matière.
11.06 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Het belangrijkste in dezen is dat het conflict geen impact heeft gehad op onze visserijsector.
11.07 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord en voor uw nauwgezette opvolging. Alles komt terug, zo lijkt het. Ooit vonden er kabeljauwoorlogen plaats tussen IJsland en het Verenigd Koninkrijk, in 1958, 1972 en 1975. Ook toen werden marineschepen ingezet en is er zelfs een dode gevallen. Hopelijk komt dat toch niet terug.
Le président: Monsieur Moutquin, vous aurez remarqué que Mme la ministre, même quand elle parle du Cotentin, ne donne pas de réponse de Normand, et c'est tant mieux!
11.08 Simon Moutquin (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je vais me reconvertir en agence de voyages. Je vous conseille d'aller voir Omonville-la-Rogue, c'est un splendide petit village du Cotentin où vivent beaucoup de pécheurs.
Madame la ministre, merci beaucoup pour votre réponse complète. Je n'ai malheureusement pas l'occasion de poser une question au gouvernement flamand, mais j'encouragerai mes collègues de Groen à le faire.
Je pense qu'il est question de la défense de nos pêcheurs, c'est sûr, mais aussi de la défense d'un modèle de pêche beaucoup plus familial et respectueux. Celui-ci va souffrir, vu qu'il est peu concurrentiel, des restrictions dans les zones de pêche du Cotentin. Je pense que ce sera aussi le cas ailleurs sur la côte atlantique. Je crois que cela doit aussi nous faire réfléchir à la défense de ce modèle. Finalement, ce sont aussi nos valeurs européennes.
L'incident est clos.
- Steven De Vuyst aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De Universal Periodic Review van België" (55017468C)
- Georges Dallemagne aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De aanbevelingen aan het adres van België bij de derde universele periodieke doorlichting" (55017931C)
- Sophie Rohonyi aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De raadpleging van het maatschappelijke middenveld inzake de follow-up van de UPR-aanbevelingen" (55019438C)
- Steven De Vuyst à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'Examen périodique universel relatif à la Belgique" (55017468C)
- Georges Dallemagne à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les recommandations faites à la Belgique lors de son troisième Examen Périodique Universel" (55017931C)
- Sophie Rohonyi à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La consultation de la société civile concernant le suivi des recommandations relatives à l’EPU" (55019438C)
12.01 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur
le président, madame la ministre, lors du troisième examen périodique universel
(EPU) de la Belgique à l'ONU à Genève, 308 recommandations ont été faites
à notre pays.
Parmi ces recommandations,
27 concernent les lacunes de l'Institut fédéral pour la protection et la
promotion des droits humains (IFDH), 6 concernent la protection des
minorités nationales et la lutte contre les discriminations linguistiques,
2 concernent la collaboration avec la société civile. Autant de points mis
en avant par la Coalition des associations francophones de Flandre et de l'Association
de promotion des droits humains et des minorités (CAFF-ADHUM), dans leur
rapport alternatif.
La Suisse recommande à la Belgique de
"ratifier la Convention-cadre pour la protection des minorités
nationales". Pour la Suisse, dont l'identité est fondée sur le pluralisme
et la coexistence de différentes communautés, notamment linguistiques, la
protection des minorités nationales est une priorité.
Notons qu'indépendamment de l'EPU, le Comité
pour l'élimination de la discrimination raciale (CERD) vient de recommander à
la Belgique "d'adopter les mesures nécessaires, en consultation avec la
société civile et les autres parties prenantes, pour rendre l'Institut fédéral
pour la protection et la promotion des droits humains pleinement conforme aux
Principes de Paris, notamment en veillant à ce que son mandat couvre
l'ensemble des droits de l'homme pour tout le territoire de l'État partie, y
compris le niveau fédéral et régional. Il recommande également de confier
à l'Institut fédéral le mandat de recevoir et traiter les plaintes
individuelles, y compris les cas de discrimination linguistique concernant les
minorités".
Par quel processus, la Belgique va-t-elle
déterminer les recommandations qu'elle accepte et s'engage donc à mettre en
œuvre d'ici son prochain EPU en 2026?
Les représentants des minorités nationales
pourront-ils être entendus par les autorités avant que la Belgique ne réponde à
l'ONU?
Quelles sont les directions identifiées par
le groupe d'experts qui, vous l'avez dit, s'est réuni en mars et dépendent de
la Conférence interministérielle de politique étrangère (CIPE) chargée de
définir la notion de minorité nationale?
12.02 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le
président, madame la ministre, en mai dernier, pour son troisième examen
périodique universel, la Belgique a accepté deux recommandations qui lui
avaient été proposées par la Malaisie et l’Albanie, à savoir de coopérer et de
collaborer régulièrement avec la société civile concernant le suivi des
recommandations auxquelles elle a souscrit.
Il conviendrait en effet que des réunions
thématiques périodiques, par exemple tous les 6 mois, de suivi des
recommandations de l’EPU et des autres Comités de l’ONU aient lieu avec la
société civile. Cela nous permettrait d’accorder un suivi sérieux, objectif et
circonstancié des très nombreuses recommandations qui ont été formulées à
l’égard de notre pays, concernant les violences policières, les droits des
minorités linguistiques, la surpopulation carcérale...
En conséquence, madame la ministre, comment
envisagez-vous de mettre en œuvre ces deux recommandations? Une procédure ad
hoc sera-t-elle suivie en la matière? Des consultations seront-elles
régulièrement prévues avec les associations?
12.03 Sophie Wilmès, ministre: Monsieur le président, chers collègues, le dialogue dans le cadre de l'Examen périodique universel (EPU) a effectivement eu lieu le 5 mai dernier: 119 États membres des Nations Unies y ont participé et formulé un total de 308 recommandations à l'intention de notre pays.
Comme cela a déjà été évoqué lors de nos échanges de vue en présence de la directrice du service compétent du SPF Affaires étrangères au sein de cette commission, le 25 mai 2021, la Belgique a immédiatement accepté 218 recommandations. Elle a également décidé de ne pas en accepter 21. Ces premières indications faisaient suite à une concertation le 6 mai 2021 avec les représentants de toutes les instances belges concernées, fédérales et fédérées.
La Belgique a demandé un délai de réflexion pour 69 recommandations qui doivent être examinées par toutes les instances compétentes au sein des organes prévus à cet effet. Pour la majorité d'entre elles, nous allons vers une acceptation sauf pour certaines qui sont contraires à la Constitution, aux législations belges, comme par exemple celle relative à l'euthanasie.
Parmi les 218 recommandations acceptées dès le surlendemain, figurent effectivement les recommandations de l'Albanie et de la Malaisie relatives à la collaboration de la société civile. Nous les avons acceptées car ce dialogue existe en amont et en aval de l'Examen périodique universel et également à mi-parcours entre deux EPU. Mais il va de soi qu'un tel dialogue existe en dehors de cet exercice et que mes services sont en contact régulier, presque permanent, avec les organisations de la société civile. Je suis convaincue qu'il en va de même pour les différents autres ministres compétents pour cette matière.
Un débriefing a eu lieu le 11 juin dernier avec toutes les parties prenantes (société civile, institutions publiques indépendantes, droits de l'homme) qui ont donc pu être entendues par les instances compétentes. En effet, un certain nombre de recommandations ont déjà été formulées lors des deux précédents Examens périodiques universels de la Belgique, comme la ratification du protocole facultatif à la Convention des Nations Unies contre la torture et le développement d'un plan national contre le racisme. Dans les deux cas, l'autorité compétente s'efforce de trouver des solutions et nous avons donc accepté ces recommandations.
Comme je l'ai indiqué quand j'ai parlé au nom de notre pays lors du dialogue, la Belgique est un État fédéral. La protection des droits humains est donc assurée par différents niveaux de pouvoir. Tant le rapport national belge que le dialogue sont le résultat d'une concertation étroite entre les différentes instances belges, à savoir le gouvernement fédéral, les Communautés et les Régions. Le suivi des recommandations nécessitera également un effort conjoint.
Le groupe d'experts "Minorités nationales" a reçu le mandat de définir le concept de minorité nationale dans le contexte institutionnel belge. À la suite de consultations tenues en 2019 entre le groupe d'experts "Minorités nationales" et les experts du Conseil de l'Europe, il est apparu que le Comité consultatif de la convention-cadre, qui est chargé de veiller à son respect par les États qui en sont partie, utilise déjà dans sa pratique une définition du concept de minorité nationale. Il n'est dès lors pas acquis qu'une définition qui serait agréée au niveau belge soit réellement prise en compte par les instances du Conseil de l'Europe si notre pays devait y devenir État partie.
La question d'un changement d'approche a dès lors été évoquée. Plutôt que se focaliser sur la recherche d'une définition matérielle du concept de minorité nationale, le groupe discute maintenant de la possibilité de partir de la définition utilisée dans la pratique du Conseil de l'Europe et de voir quelles réserves devraient, sur cette base, être formulées pour répondre à l'objectif de la déclaration formulée par la Belgique lors de la signature de la convention.
Pour rappel, cette déclaration prévoit que l'application de la convention-cadre ne devrait pas porter préjudice à nos principes constitutionnels et à nos lois relatives à l'emploi des langues.
12.04 Georges Dallemagne (cdH): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Il est vraiment temps, selon moi, que l'on ratifie cette convention-cadre sur les minorités nationales. Je rappelle qu'elle a été signée par la Belgique, il y aura vingt ans le 31 juillet prochain. La ratification d'une convention après un tel délai constitue un record. Il est vraiment temps que la Belgique honore sa place notamment en tant que membre fondateur du Conseil de l'Europe. Elle a été pointée du doigt, entre autres, par un pays confédéral comme la Suisse qui lui demande de ratifier cette convention-cadre.
J'espère donc qu'on va avancer vers cette ratification le plus rapidement possible. En effet, cette situation qui a trop duré nous déshonore sur le plan des droits de l'homme.
12.05 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
La question du suivi des recommandations émises par les différents États à destination de la Belgique lors de son Examen périodique universel est une vraie nécessité, car il est chaque fois constaté que la grande majorité des recommandations émises à cette occasion sont les mêmes.
Pour ce qui concerne la ratification de la convention-cadre pour la protection des minorités nationales, à l'instar de mon collègue Dallemagne, j'estime que cette situation a trop duré. On se réfugie trop derrière les travaux du groupe de travail chargé de sa définition. Il y a aussi la nécessité de mettre en place un plan d'action national de lutte contre le racisme ou de ratifier l'OPCAT avec la mise en place d'un mécanisme national de prévention pour tous les lieux de privation de liberté. La plupart de ces recommandations sont formulées depuis des années, ce qui pose la question de leur bon suivi par notre pays et pour s'assurer de celui-ci, la meilleure façon de le faire est d'associer pleinement la société civile.
Vous semblez dire que cela va de soi et que c'est la raison pour laquelle ces recommandations ont été acceptées puisque le dialogue avec la société civile existerait déjà en amont. Mais force est de constater que dans les faits, toutes les associations concernées ne sont pas sur le même pied, ne sont pas concertées avec les mêmes constance et régularité. J'insiste vraiment auprès de vous, madame la ministre, pour que ces recommandations soient pleinement concrétisées dans les faits.
Présidente: Els Van Hoof.
Voorzitster: Els Van Hoof.
Het incident is gesloten.
La présidente: Les questions n° 55017469C, n° 55017896C et n° 55018603C de M. Steven De Vuyst sont reportées.
- Samuel Cogolati à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les prisonniers de guerre arméniens" (55017603C)
- Michel De Maegd à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L’incursion azérie en Arménie" (55017730C)
- Michel De Maegd à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La capture de nouveaux soldats arméniens par l’Azerbaïdjan" (55018232C)
- Michel De Maegd à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'évolution de la situation en Arménie" (55018816C)
- Els Van Hoof à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les prisonniers de guerre arméniens" (55019420C)
- Samuel Cogolati aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De Armeense krijgsgevangenen" (55017603C)
- Michel De Maegd aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De Azerbeidzjaanse inval in Armenië" (55017730C)
- Michel De Maegd aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het opnieuw gevangenmaken van Armeense soldaten door Azerbeidzjan" (55018232C)
- Michel De Maegd aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De evolutie van de situatie in Armenië" (55018816C)
- Els Van Hoof aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De Armeense krijgsgevangenen" (55019420C)
13.01 Michel De Maegd (MR): Madame la ministre, le 13 mai dernier, le dirigeant arménien Nikol Pachinian annonçait le viol de la frontière arménienne par les soldats d'Azerbaïdjan. Les troupes azerbaïdjanaises se seraient avancées de trois kilomètres à l'intérieur des frontières arméniennes au sud du pays. Quelques jours plus tard, nous apprenions que six soldats arméniens avaient été capturés par les troupes de Bakou. Cela s'est passé quelques jours après qu'un militaire arménien a été tué dans un accrochage avec des soldats azéris.
La situation reste précaire depuis l'accord de cessez-le-feu de novembre dernier. Ce nouveau regain de tension entre les deux parties est inquiétant. Il est primordial d'utiliser tous les moyens diplomatiques possibles et d'éviter un nouvel embrasement dans la région.
Le 27 mai, notre Parlement a adopté une résolution sur la situation appelant à un retrait immédiat des troupes de Bakou, à une libération des prisonniers militaires et civils arméniens toujours détenus.
Madame la ministre, de quelles informations disposez-vous sur l'incursion azérie en territoire arménien au mois de mai dernier? Quelles informations avez-vous sur les six soldats capturés fin mai et sur leur sort? De quelles informations disposez-vous concernant les civils et militaires arméniens toujours détenus en Azerbaïdjan?
Nous apprenions, il y a quelques jours, la libération de 15 d'entre eux. Pouvez-vous nous en dire davantage?
13.02 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de minister, ik sluit mij aan bij de vragen van collega De Maegd. Wij hebben samen een resolutie opgesteld waarin wij de vrijlating vragen van de Armeense krijgsgevangenen. Wij weten niet exact hoeveel mensen nog gevangen zijn en of zij gevangen zijn genomen voor of na het staakt-het-vuren. Dat maakt geen verschil. Het zijn geen terroristen zoals Azerbeidzjan beweert. Het gaat ook over familieleden en niet alleen over militairen.
In onze resolutie vragen wij de regering ook om de zaak ter sprake te brengen ten aanzien van Azerbeidzjan in de bilaterale dialoog met dat land. Een ander belangrijk aspect van de resolutie is het verzekeren van de toegang van het Rode Kruis tot de gedetineerden. Wij vragen ook dat de inspanningen worden voortgezet om onder auspiciën van de Minsk Group te komen tot een duurzame politieke regeling voor het conflict.
Wat is tot slot de stand van zaken met betrekking tot de troepenmacht van Azerbeidzjan op Armeens grondgebied?
13.03 Sophie Wilmès, ministre: Sur le plan international, les contacts bilatéraux et multilatéraux se poursuivent avec les co-présidents du groupe de Minsk. Des contacts trilatéraux Arménie-Azerbaïdjan-Russie ont été mis sur pied par Moscou. Face à cette activité diplomatique, les avancées sur le terrain ont été limitées ces derniers mois. Il n'y a pas de consensus entre l'Arménie et l'Azerbaïdjan concernant les modalités d'accès au Haut-Karabakh pour une visite de terrain des co-présidents du groupe de Minsk et une visite des agences spécialisées des Nations Unies.
La première donnerait la possibilité de se rendre compte sur le terrain de la complexité politique, sécuritaire et humanitaire de la situation et de relancer le dialogue entre les protagonistes. La seconde permettrait de faire un état des lieux des besoins humanitaires spécifiques et des éléments nécessaires à la reconstruction du Haut-Karabakh ainsi que dans les districts qui l'entourent. Notons aussi que le comité international de la Croix-Rouge et la Russie ont subvenu à une grande partie des besoins humanitaires de base au Karabakh depuis la fin des hostilités.
Les co-présidents du groupe de Minsk ont, le 5 mai, à travers une déclaration commune, salué la libération de trois prisonniers arméniens et ont appelé les deux parties à compléter le processus d'échange des prisonniers tout en veillant dans l'intervalle au traitement humain de ceux-ci.
À travers cette déclaration commune, les co-présidents du groupe de Minsk ont rappelé, outre le renvoi des prisonniers, les éléments centraux de leur déclaration du 13 avril, à savoir la communication de toute information pouvant aider au déminage, la levée des restrictions d'accès au Haut-Karabakh, la protection et la préservation du patrimoine culturel et religieux et la mise sur pied de mesures pouvant favoriser les liens entre les citoyens des deux communautés. Ils ont à nouveau rappelé leur disponibilité à contribuer à la facilitation du dialogue entre la partie arménienne et la partie azérie. Ils ont réitéré leurs demandes le 28 mai, dans un contexte de regain de tensions le long de la frontière arméno-azérie.
Sinds onze laatste ontmoeting zijn ongeveer 18 Armeense gevangenen teruggestuurd naar Armenië, waaronder 15 op 12 juni, in ruil voor militaire kaarten waarop de locaties staan van mijnvelden die door het Armeense leger zijn aangelegd in de regio Agdam, die aan het einde van de vijandelijkheden teruggegeven zijn aan Azerbeidzjan. Anderzijds werden eind mei verschillende Armeense soldaten door het Azerbeidzjaanse leger gearresteerd. Bakoe beweert dat zij op Azerbeidzjaans grondgebied zijn aangehouden en beschuldigd zijn van sabotage, wat Jerevan weerlegt.
In mijn vorige interventie op 27 april en op basis van de Azerbeidzjaanse informatie waarover ik beschik heb ik gemeld dat er nog minstens 62 Armeniërs in de Azerbeidzjaanse gevangenissen werden vastgehouden. De Armeense autoriteiten schatten dat er nog ten minste 250 Armeense soldaten en burgers worden vermist, van wie er mogelijk nog 81 gevangen worden gehouden. Het zoeken naar en identificeren van de stoffelijke resten is nog steeds aan de gang. Er is een gerechtelijk onderzoek ingesteld om de verantwoordelijke vast te stellen voor wat is omschreven als grove criminele nalatigheid bij het beheer van de stoffelijke resten. Het kan niet worden uitgesloten dat deze Armeense soldaten die tijdens gevechten zijn gesneuveld op de Armeense lijsten staan van personen die eventueel in Azerbeidzjan gevangen zouden zitten. Het blijft dan ook moeilijk om precieze informatie te verstrekken over het aantal Armeense gevangenen dat nog steeds in Azerbeidzjaanse gevangenissen wordt vastgehouden.
Ongeacht het precieze aantal Armeense gevangenen in Azerbeidzjan is het echter absoluut noodzakelijk dat zij zo spoedig mogelijk worden vrijgelaten, zoals gevraagd door de Minsk Group. België heeft tijdens contacten met Azerbeidzjaanse vertegenwoordigers steeds aangedrongen op de terugkeer van alle Armeense gevangenen. Op 10 juni laatstleden had ik de gelegenheid om met de voorzitter het International Committee of the Red Cross, of het Internationale Rode Kruiscomité, de heer Peter Maurer, te spreken over de situatie in Nagorno-Karabach en de gevangenen. Tijdens die vergadering heb ik herhaald dat België de stappen steunt die het ICRC heeft ondernomen voor de gevangenen.
We weten echter dat elke van de 62 Armeense soldaten die in de Azerbeidzjaanse gevangenis worden vastgehouden, bezoek heeft gekregen van verantwoordelijken van het ICRC en de toestemming heeft gekregen om een videoboodschap naar familie te sturen.
Op 4 mei 2021 kondigden de Azerbeidzjaanse autoriteiten de vrijlating aan van drie Armeense gevangenen en hun terugkeer naar Jerevan. Toch werden op 27 mei 2021 zes Armeense militairen langs de Armeens-Azerbeidzjaanse grens door het Azerbeidzjaanse leger gearresteerd. De versies van de feiten verschillen. Volgens Jerevan bevonden deze soldaten zich op Armeens grondgebied, terwijl Bakoe beweert dat zij zich op Azerbeidzjaans grondgebied bevonden.
Tenslotte vond op zaterdag 13 juni 2021 een ruil plaats tussen Bakoe en Jerevan, gefaciliteerd door de Verenigde Staten en Georgië. Vijftien Armeense gevangenen werden geruild tegen de kaarten van de mijnenvelden die de Armeniërs langs de oude frontlinie in de regio Agdam hadden gelegd. Deze ruil brengt het aantal Armeense gevangenen dat Bakoe sinds het staakt-het-vuren van 10 november 2020 heeft vrijgelaten op 88.
Als gevolg van deze laatste ontwikkeling zouden er zich, nog steeds volgens Bakoe, 50 Armeense gevangenen in Azerbeidzjaanse gevangenissen bevinden. Armenië van zijn kant blijft volhouden dat het aantal Armeense gevangenen veel hoger is dan 50. In zijn contact met Azerbeidzjaanse vertegenwoordigers pleit België steevast voor de terugkeer van alle Armeense gevangenen.
J'en viens maintenant au problème de la délimitation et de la démarcation des frontières. En effet, ces dernières semaines ont été marquées par un regain de tension progressif entre l'Arménie et l'Azerbaïdjan. Le 12 mai, des forces armées azéries – entre 500 et 600 soldats – se sont positionnées dans la région du lac Noir. Si l'Arménie accuse l'Azerbaïdjan d'avoir franchi illégalement sa frontière, cette dernière estime être sur son propre territoire. Selon les informations dont nous disposons actuellement, aucun coup de feu n'aurait cependant été tiré. Le même phénomène se serait produit à deux autres endroits le long de la frontière méridionale entre les deux pays.
Cet élément souligne, comme dans d'autres anciennes républiques soviétiques, les nombreux conflits transfrontaliers et frontaliers potentiels ainsi que le besoin de délimitation et de démarcation claire des frontières. Dans le cas présent, les frontières ont été négociées et établies avec imprécision du temps de l'ex-URSS, et depuis la fin de l'URSS, la frontière entre les deux pays n'a jamais été confirmée et encore moins démarquée.
La Russie a rapidement instauré une médiation en vue de la désescalade et d'une résolution des différends frontaliers. Le 19 mai, alors même que les consultations de Moscou avec Bakou et Erevan se poursuivaient, le premier ministre Pachinian a confirmé la préparation d'un accord trilatéral portant sur les différends frontaliers. Cet accord, qui n'a pas encore pu être finalisé, devrait prévoir la mise sur pied d'une commission sur la délimitation et la démarcation de la frontière arméno-azérie.
Quant au regain de tensions le long de la frontière, il est réel. Les incidents de ces dernières semaines sont les plus sérieux depuis le 9 novembre 2020, font monter la pression, nourrissent les inquiétudes et compliquent d'autant plus le processus diplomatique lié à la situation et au retour du Haut-Karabakh. Il importe, dès lors, que Bakou et Erevan continuent à faire preuve de la plus grande retenue le long de la frontière et qu'ils s'engagent le plus tôt possible dans un exercice visant à délimiter la frontière arméno-azérie. C'est en ces termes que tant les coprésidents du Groupe de Minsk que le haut représentant et vice-président de la Commission européenne Josep Borrell se sont exprimés publiquement, en réaction aux incidents qui se sont produits le long de la frontière.
Je partage entièrement ce point de vue. J'ai moi-même exprimé publiquement mon inquiétude quant à l'évolution de la situation à la frontière arméno-azérie. Le 28 mai, j'ai appelé à la retenue et à la relance d'un mécanisme de délimitation et de démarcation de la frontière. Sur le terrain, la situation reste malheureusement inchangée pour le moment.
Pour conclure cette partie, il convient de rappeler les élections législatives qui ont eu lieu en Arménie le 20 juin. Elles étaient polarisantes mais compétitives et transparentes, selon les observateurs de l'OSCE. Le parti du premier ministre Pachinian a remporté 54 % des suffrages, ce qui signifie qu'il dispose à nouveau d'une majorité parlementaire stable pour son gouvernement. Cela signifie également qu'il existe des perspectives de stabilité. On ne peut qu'espérer que les dirigeants des deux pays choisiront la voie d'une forme de normalisation arméno-azérie.
Ten slotte wil ik het nog hebben over het optreden van de Europese Unie op het humanitaire vlak. Sinds de vijandelijkheden is bijna 7 miljoen euro uitgetrokken voor Nagorno-Karabach, via verschillende begrotingsschijven. Daarnaast zijn er diverse rechtstreekse bijdragen van de lidstaten. Op 17 mei besliste de Europese Commissie ondanks de opgelopen spanningen om 10 miljoen extra vrij te maken. Deze toekenning van extra middelen weerspiegelt de wens van de Europese Unie om bij te dragen tot de duurzame en volledige stabilisering van de regio en tot de totstandbrenging van het vertrouwen en verzoeningsmaatregelen tussen Armenië en Azerbeidzjan.
13.04 Michel De Maegd (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Lors de la dernière guerre meurtrière au Haut-Karabakh, c'est un euphémisme de dire que les Arméniens ont été abandonnés à leur sort par la communauté internationale. Je pense, en particulier, au peu d'activités et de résultats du Groupe de Minsk. Depuis, les nombreuses infractions aux conventions internationales dont celle de Genève sur les prisonniers de guerre sont évidemment inacceptables.
Madame la ministre, ce sont des familles entières qui sont dans l'angoisse et qui attendent avec beaucoup d'impatience le retour de leurs proches et de tous les prisonniers. C'est un pays entier qui attend légitimement le respect de son intégrité territoriale. Il ne peut y avoir une nouvelle guerre larvée, silencieuse, vicieuse des Azéris après l'accord de cessez-le-feu obtenu sous l'égide de la communauté internationale.
Vous avez évoqué les échanges de soldats relatant la présence de mines dans la région. Vous avez évoqué les visites attendues sur le terrain des agents des Nations Unies et du Groupe de Minsk. Celui-ci nous a davantage habitués à des déclarations plutôt qu'à des actions. J'espère que ces déclarations d'intention seront donc suivies d'effets.
Je vous remercie de continuer, comme vous le faites depuis des semaines dans de nombreux cénacles, à faire pression sur Bakou, tant dans le cadre bilatéral que multilatéral, pour que soient libérés les 62 prisonniers arméniens emprisonnés, mais aussi les 81 captifs qui feraient partie des 250 personnes portées disparues, et à faire pression pour que soit respectée l'intégrité territoriale de l'Arménie. Ce n'est, en réalité, que sur ces bases qu'un accord durable pourra être trouvé sur le futur statut du Haut-Karabakh.
J'ai été satisfait d'entendre qu'une nouvelle enveloppe de dix millions d'euros devrait être débloquée par l'Union européenne en plus de celle de sept millions d'euros à destination des habitants du Haut-Karabakh qui vivent dans la souffrance. Cela apportera certainement une bouffée d'oxygène à ces personnes qui sont dans une situation humanitaire désastreuse.
13.05 Els Van Hoof (CD&V): Ik kan niet veel toevoegen aan de repliek van de heer De Maegd. Het akkoord van eind november vorig jaar met Jerevan is een akkoord dat tot stand is gekomen met het mes op de keel, onder toezicht van Rusland, waarbij Turkije in de rug Azerbeidzjan steunde. Het was een onevenwichtig akkoord. Het zal blijven leiden tot bijkomende spanningen. Men spreekt van een bevroren conflict, maar het kan gemakkelijk weer ontdooien. Het uitblijven van de ruil van alle gevangenen is een element dat tot spanning leidt tussen de beide landen. Het feit dat ook de territoriale integriteit niet wordt gerespecteerd, is een bijkomend spanningselement. Het is goed dat u er kort op zit en bilateraal handelt, met Azerbeidzjan, maar ook met het Rode Kruis. Ook bij de Europese Unie blijft u benadrukken dat het akkoord moet worden uitgevoerd, dat de groep van Minsk actief moet blijven en dat humanitair de nodige maatregelen moeten worden getroffen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitster: Vraag nr. 55017670C van mevrouw Van Bossuyt is uitgesteld.
14 Question de Kattrin Jadin à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les bains de sang en Afghanistan" (55017693C)
14 Vraag van Kattrin Jadin aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De bloedbaden in Afghanistan" (55017693C)
14.01 Kattrin Jadin (MR): Madame la présidente, j'ai transformé toutes mes questions en questions écrites, mis à part celles qui étaient jointes. C'est une communication que j'ai transmise ce matin déjà.
15 Vraag van Ellen Samyn aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De vernieling en ontheiliging van een Chalcedonische kerk in het oosten van Turkije" (55017829C)
15 Question de Ellen Samyn à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La profanation et la destruction d'une église chalcédonienne dans l'est de la Turquie" (55017829C)
15.01 Ellen Samyn (VB):
In het bergdorpje Mehr in het oosten van Turkije is een Chalcedonische kerk,
de Marta Shimoni kerk, vernield en ontheiligd. De agressie was gericht op de
relieken in de kerk; kruisen, rozenkransen en iconen van Jezus werden
gevandaliseerd.
De kerk werd vernoemd naar Shimoni Diril,
moeder van een Chalcedonisch katholieke priester. Zij en haar echtgenoot Hurmuz
werden in 2020 ontvoerd, Shimoni werd dood teruggevonden, elk spoor ontbreekt
nog van haar echtgenoot. De Turkse autoriteiten zouden geen werk maken van de
zoektocht naar de echtgenoot en van het onderzoek naar de verdwijning en dood
van Shimoni.
Bent u op de hoogte van deze feiten?
Heeft u informatie over wie er
verantwoordelijk wordt gesteld voor de moord op mevrouw Shimoni Diril en de
mogelijke ontvoering/verdwijning van haar echtgenoot?
Zal u deze feiten aankaarten bij de
Turkse ambassadeur?
Zal u deze feiten aankaarten op internationaal niveau?
15.02 Minister Sophie Wilmès: Ik ben inderdaad op de hoogte van de recente daden van vandalisme in de Chalcedonische kerk in Kovankaya in de provincie Sirnak in het oosten van Turkije. Ik ben tevens op de hoogte van de ontvoering van een echtpaar uit hetzelfde dorp in januari 2020, waarbij de vrouw dood werd teruggevonden in maart 2020 en de man nog steeds wordt vermist. Ik beschik niet over informatie over de persoon of instantie die verantwoordelijk zou zijn voor die misdaden. Het officiële onderzoek is nog steeds lopende en er kon nog geen dader geïdentificeerd worden door de Turkse autoriteiten. In deze omstandigheden wens ik mij natuurlijk niet uit te spreken of te speculeren over de verantwoordelijkheden inzake de ontvoering van het echtpaar, de moord op de vrouw, de aanhoudende verdwijning van de echtgenoot of de daden van vandalisme tegen de Chalcedonische kerk van Kovankaya.
Ik begrijp de emotie en de bezorgdheid die deze gebeurtenissen hebben veroorzaakt binnen de kleine Chalcedonische katholieke gemeenschap in Turkije, evenals onder de geloofsgenoten en de mensenrechtenorganisaties die haar over de hele wereld steunen. De achteruitgang van de mensenrechten in Turkije, met inbegrip van de rechten van de religieuze minderheden, is een element van ernstige bezorgdheid voor België. Deze kwestie wordt nauwlettend gevolgd door onze posten in Ankara en Istanbul, evenals door mijn diensten in Brussel. Het respect voor de mensenrechten en voor de rechten van minderheden, inclusief religieuze minderheden, zal ik blijven aankaarten in mijn bilaterale gesprekken met mijn Turkse ambtgenoot, alsook op Europees en multilateraal niveau.
15.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Het doet mij in ieder geval deugd dat u dergelijke zaken zult blijven aankaarten op bilateraal niveau. Maar het is helaas een droeve vaststelling dat in een toenemend aantal landen, voornamelijk in de Arabische wereld, christelijke minderheidsgroepen worden gezien als een bedreiging. Al te vaak en zonder enige aanleiding worden jaarlijks duizenden christenen geviseerd, geïntimideerd, vervolgd en in het ergste geval zelfs gedood omwille van hun geloof.
Het aantal berichten uit Turkije over grof geweld, dreigementen, intimidatie en pesterijen door de Turkse autoriteiten neemt alleen maar toe. Dat is toch wel schrikwekkend te noemen.
Het incident is gesloten.
De voorzitster: Aan de orde zijn de samengevoegde vragen nrs. 55017946C van de heer Vandenput en 55018156C en 55018839C van mevrouw Van Bossuyt. Zij zijn niet aanwezig.
- Séverine de Laveleye à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les brevets sur les vaccins contre le Covid-19" (55018029C)
- Anneleen Van Bossuyt à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La levée des brevets" (55018843C)
- Steven De Vuyst à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La levée des brevets sur les vaccins contre le coronavirus" (55018887C)
- Sophie Rohonyi à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La levée des brevets des vaccins pour lutter contre le Covid-19" (55019442C)
- Séverine de Laveleye aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De patenten op de coronavaccins" (55018029C)
- Anneleen Van Bossuyt aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het openstellen van de patenten" (55018843C)
- Steven De Vuyst aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De opheffing van de patenten op de vaccins tegen het coronavirus" (55018887C)
- Sophie Rohonyi aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De opheffing van de patenten op de vaccins in de strijd tegen COVID-19" (55019442C)
16.01 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, depuis ma dernière question, plusieurs nouveaux éléments sont apparus. Le nombre de morts et de malades augmente encore de façon vertigineuse dans certains pays. Certains pays européens ont rejoint le groupe des pays demandant la levée des brevets - notamment l’Espagne. Le Parlement européen s’est aussi positionné le mercredi 21 mai pour la levée des brevets sur les vaccins contre le covid-19.
Par ailleurs, suite à l’annonce faite en mars par l’Inde - le plus grand fabricant de vaccins contre le covid -, de ne plus pouvoir fournir l’initiative Covax avant la fin de l’année, l’OMS a annoncé le 17 mai que l’objectif de 20 % de la population vaccinée d’ici fin 2021 était en danger.
Pendant ce temps-là, Forbes a publié un rapport (partagé par Oxfam) qui montre que, pendant que le monde s’affaiblit et que des personnes décèdent, la pandémie a fait au moins 9 nouveaux milliardaires qui ont amassé une fortune nette de 19,3 milliards de dollars, somme qui permettrait de vacciner 1,3 fois l’ensemble de la population des pays à faibles revenus, soit 10 % de la population mondiale.
Madame la ministre, mes questions sont un peu mises à jour depuis que je les ai déposées. Comment le G20 s’est-il positionné le 21 mai sur la levée des brevets sur les vaccins contre le covid? La position belge au sein du débat européen est-elle enfin orientée vers la levée temporaire des brevets?
Quelle position l'Europe a-t-elle défendue au dernier sommet de l’OMC? Maintenant, nous le savons évidemment. Qu'est-ce qui est prévu pour le prochain sommet, l'année prochaine? Je vous remercie.
16.02 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la
ministre, le 10 juin dernier, le Parlement européen s’est prononcé sur la levée
temporaire des brevets de vaccins pour pouvoir augmenter et renforcer l’accès
mondial à des vaccins abordables. Dans la résolution, le Parlement européen a
proposé d’entamer des négociations sur une levée temporaire de certaines
dispositions de l’accord ADPIC de l’OMC sur les brevets afin d’améliorer
l’accès mondial à des produits médicaux abordables liés au COVID-19 et pour
traiter la question des contraintes de production dans le monde ainsi que des
pénuries d’approvisionnement.
À cet égard, les députés européens ont
également invité les États-Unis et le Royaume-Uni à lever sans délai leur
interdiction d’exportation de vaccins et de matières premières nécessaires à la
production de vaccins.
Il est clair que l'objectif consacré par la
résolution du Parlement européen doit être entendu. Il est en effet inconcevable que les droits de propriété
intellectuelle puissent entraver la lutte contre le Covid-19 en empêchant les
pays en voie de développement d’accéder à la quantité de vaccin nécessaire pour
atteindre une immunité collective qui, in fine, bénéficiera au monde
entier. Pascal Lamy, l’ancien patron de
l’OMC, ou encore le directeur général de l’OMS ont d’ailleurs qualifié cette
situation “d’appartheid vaccinal”.
C’est pourquoi nous devons garder une
position ferme et indépendante à l’égard des entreprises et des pays qui
participent à l’individualisme sanitaire, en plaidant tant la levée des brevets
que le partage des technologies et des connaissances relatives à la production
de vaccins. En effet, comme nous l’ont démontré les experts lors des auditions
relatives aux propositions de résolution relatives à la levée des brevets en
commission de la Santé, cette levée à elle seule ne sera pas suffisante.
•Quelle position adoptez-vous au regard de
la résolution du Parlement européen du 10 juin 2021? Puisque la Belgique
dispose d’une position majeure dans la production de vaccins dans le monde
entier, notre gouvernement entend-il soutenir la mise en œuvre de cette
résolution?
•Ne devrions-nous pas adopter une position
commune pour la levée des brevets en concertation avec d’autres Etats membres?
•Vous avez également assisté à un entretien
avec le Président Biden et le premier ministre lors duquel la question de la
production de vaccins en Belgique a été abordée. Qu’en est-il ressorti? Quelle
position les États-Unis défendent-ils concernant l’échange de vaccins et de
produits indispensables entre nos deux pays? Pouvons-nous
espérer un accord pour endiguer cette lutte de vitesse à la vaccination?
16.03 Sophie Wilmès, ministre: Collègues, je vous remercie pour vos questions. Comme je l'ai déjà indiqué dans cette assemblée, l'accès aux médicaments et vaccins pour tous est une réelle priorité que le gouvernement belge partage pleinement. Il s'agit d'une question épidémiologique et de solidarité internationale dans laquelle l'Union européenne s'inscrit tout à fait par le biais d'initiatives comme COVAX, pour laquelle l'UE et les États membres ont déjà investi à hauteur de 2,2 milliards d'euros, ou comme le mécanisme européen de partage des vaccins qui a l'ambition de donner 100 millions de doses d'ici la fin de l'année.
Pour ce qui est de votre première question, madame de Laveleye, sur le Sommet mondial de la santé sous l'égide du G20 le 21 mai dernier, celui-ci a confirmé l'importance d'une coopération entre tous les acteurs publics et privés en vue de l'augmentation de la disponibilité équitable des outils et instruments de production des vaccins ainsi que d'en améliorer l'accessibilité pour tous. La Déclaration de Rome issue de ce sommet encourage l'emploi d'instruments tels que les licences volontaires, le transfert de technologies et de know-how volontaires ainsi que le pact and pooling, par le biais de conditions convenues d'un commun accord. Ce ne sont que quelques-unes des pistes avancées dans la Déclaration de Rome issue de ce sommet.
S'agissant de vos différentes questions sur la position défendue par l'UE lors des travaux du G7 qui s'est tenu au Royaume-Uni du 11 au 13 juin dernier, je vous renvoie volontiers à la déclaration finale du sommet dans laquelle les dirigeants se sont engagés à soutenir la fabrication dans les pays à faibles revenus et à participer de manière constructive aux discussions de l'OMC sur le rôle de la propriété intellectuelle, notamment en travaillant de manière cohérente dans le cadre de l'accord sur les ADPIC et la santé publique.
Le G7 a souligné l'impact positif que les licences volontaires et le transfert de technologies à des conditions mutuellement convenues ont déjà eu sur l'augmentation de l'offre mondiale et s'est aussi engagé à étudier toutes les options permettant de garantir des outils covid-19 abordables et accessibles aux pays les plus pauvres, y compris la production à but non lucratif, la tarification échelonnée et transparente et le partage par les fabricants d'une partie de la production via COVAX.
Enfin, concernant votre question relative au Conseil sur les aspects du droit de propriété intellectuelle qui touchent au commerce, qui s'est tenu à Genève les 8 et 9 juin, l'UE y a présenté sa nouvelle proposition visant à obtenir l'engagement des membres de l'OMC en faveur d'un plan d'action commercial multilatéral pour accroître la production de vaccins contre le covid-19 et garantir un accès universel et équitable à ceux-ci.
Dans cette proposition, l'Union européenne souligne le rôle central de l'OMC dans la réaction à la pandémie et presse les autres membres de l'OMC de s'accorder sur un ensemble d'engagements, y compris en matière de droit de propriété intellectuelle.
Concrètement, l'Union européenne invite les gouvernements à faire en sorte que les vaccins et traitements contre le covid-19 et leurs composants puissent franchir les frontières librement. Il s'agit ici de limiter les restrictions à l'exportation et de maintenir les chaînes d'approvisionnement ouvertes.
Deuxièmement, cette proposition vise à encourager les producteurs à accroître leur production tout en veillant à ce que les pays qui ont le plus besoin de vaccins les reçoivent à un prix abordable. On pense ici à des accords de licences, à des partages d'expertise des prix différenciés, y compris les ventes à prix coûtant aux pays à faibles revenus, à la fabrication, la sous-traitance et de nouveaux investissements dans des installations de production au sein des pays en développement.
Troisièmement, elle vise à faciliter le recours aux licences obligatoires dans le cadre de l'accord existant de l'OMC sur les aspects des droits de propriété intellectuelle qui touchent au commerce. L'accord sur les ADPIC prévoit déjà cette flexibilité qui est un outil légitime dans le contexte de la pandémie, auquel on peut faire appel rapidement si nécessaire.
L'Union européenne propose ainsi des solutions concrète à court et à moyen terme pour garantir l'accès universel à de prix abordables.
Madame Rohonyi, dans sa résolution, le Parlement européen invite l'Union européenne à adopter une attitude constructive et à participer activement aux négociations au sein du Conseil des ADPIC.
Il s'agit là d'un point prioritaire également pour la Belgique et que nous soulignons systématiquement dans nos contacts avec la Commission qui représente les États membres dans ces négociations. En outre, la résolution souligne aussi la valeur ajoutée du système des droits de propriété intellectuelle et son importance dans le contexte de l'innovation et aborde les flexibilités existantes dans le cadre des accords ADPIC, y compris les licences obligatoires. La résolution reconnaît également que l'élargissement et l'encouragement des accords de licences volontaires et des transferts volontaires de technologies et de savoir-faire constituent le meilleur moyen d'accroître la production mondiale de vaccins. À cet égard, l'approche proposée par la résolution n'est pas très différente de l'approche globale présentée par la Commission au Conseil des pays ADPIC et dont je viens de vous énumérer les trois grands axes.
Vous m'interrogez aussi sur la position des États-Unis dans ce débat. Il faut bien reconnaître que celle-ci reste pour le moins ambiguë. Alors que les États-Unis, sous le président Trump, s'étaient montrés résolument négatifs à l'égard de la discussion sur la levée des droits de propriété intellectuelle, l'administration du président Biden semble désormais plus ouverte à envisager cette possibilité, ce qui avait été annoncé publiquement par la représentante au Commerce début mai. Cependant, depuis cette annonce, la position n'a pas encore été clarifiée et aucun texte concret n'a été déposé par les États-Unis à Genève sur cette question au contraire de l'Union européenne. Il faudra donc attendre le début effectif des négociations sur les textes cette semaine à Genève pour avoir des précisions sur les intentions américaines.
J'en viens finalement à la position de la Belgique dans toutes ces discussions et je peux vous indiquer que notre pays s'y inscrit avec un esprit ouvert et prend très au sérieux les préoccupations émises par les pays en développement qui n'ont pas encore accès aux vaccins. Nous plaidons dans les enceintes européennes et internationales pour des solutions pragmatiques qui permettent de répondre aux problèmes qui se posent aujourd'hui, à savoir un goulot d'étranglement de la production. Il faut, pour ce faire, notamment faciliter le commerce et la transparence des chaînes de distribution, réduire les restrictions aux exportations, faciliter les partenariats entre détenteurs de licences et producteurs, encourager le transfert de connaissances, renforcer les flexibilités existantes et explorer les pistes permettant de lever les obstacles à la production.
Nous sommes particulièrement attentifs aux travaux menés sur ces questions à l'OMC. Espérons qu'ils permettront d'atteindre rapidement des résultats. L'efficacité et l'utilité de toute proposition visant à augmenter la production et à faciliter la distribution de vaccins dans le domaine de la propriété intellectuelle ou de tout autre domaine, doivent être étudiées. C'est précisément la position que défend la Belgique, tant à Bruxelles qu'à Genève et à New York.
16.04 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Merci, madame la ministre, pour votre très bonne et longue réponse. Je voudrais d'abord une fois de plus saluer l'engagement de notre gouvernement dans les valeurs de solidarité et d'efficacité contre le virus, parce que c'est évidemment bien de cela dont nous parlons. Je pense que c'est toujours utile de souligner, comme vous l'avez fait, toutes les démarches déjà entreprises au niveau européen et au niveau belge pour faciliter l'accès au vaccin de toutes les populations de la planète, y compris dans les pays à faibles revenus.
Il y a évidemment un petit bémol quand même; je me permets de rappeler que la levée des brevets sur les vaccins a été présentée par plusieurs experts lors des auditions que nous avons eues dans notre Parlement comme étant une étape, qui a son rôle, non pas à la place de toutes celles que vous avez présentées, mais elle constitue une étape supplémentaire qui pourrait encore faciliter l'accès au vaccin. Nous continuons, nous, à avancer. Il faut se donner toutes les armes, y compris celle-là. Ce n'est pas du tout à la place de celles que vous avez présentées et qui sont évidemment des pistes qui doivent être soutenues. Elles sont complémentaires et la levée des brevets pourra faciliter l'accès du plus grand nombre au vaccin, le plus vite possible. Je sais que nous partageons ce souci d'être les plus efficaces possible dans la lutte contre le virus. Nous continuons à vous soutenir dans une réflexion encore plus ambitieuse. On verra comment la Belgique avancera encore au niveau de ce dossier.
16.05 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie pour l'ensemble de vos réponses très détaillées. Finalement, je vous remercie de votre engagement aux niveaux européen, international et national, parce qu'il est vrai que l'inégalité vaccinale que l'on constate aujourd'hui est un non-sens d'un point de vue humanitaire mais aussi sanitaire et économique. En effet, nous savons tous que la sortie de crise ne sera réelle que si tous les pays du monde bénéficient de la vaccination et ce, au plus vite, car nous vivons aujourd'hui une véritable course contre la montre face aux variants du virus.
Dès lors, j'entends votre détermination à aller vers une réponse qui soit forte, mais qui soit aussi pragmatique. C'est vraiment le très juste mot que l'on se doit d'utiliser dans ce contexte, qui implique d'accompagner l'éventuelle levée des brevets de transferts de compétences, de technologies et de la formation du personnel sur place. J'entends qu'au niveau de l'Union européenne, la position se serait clarifiée. Je me permets d'émettre quelques doutes à cet égard, tout en sachant qu'il faut vraiment aller vers une vraie concertation avec l'ensemble des autres États membres de l'Union européenne, en raison des divergences d'opinion qui se manifestent au sein même de ces États et qui ne nous permettent pas d'avancer ou, à tout le moins, de porter une même voix dans ce dossier fondamental.
Par ailleurs, le mécanisme COVAX a été assez critiqué en commission de la Santé, à la suite des auditions fort intéressantes que nous avons eues sur des propositions de résolution portant sur la levée des brevets. C'est donc un argument de plus en faveur d'une position forte au niveau européen, pour soutenir les pays qui n'ont pas encore pu bénéficier, comme ils l'auraient dû, de la vaccination.
Het incident is gesloten.
De voorzitster: Vraag nr. 55018038C van mevrouw Van Bossuyt wordt uitgesteld.
- Kattrin Jadin à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le nouveau putsch militaire au Mali" (55018173C)
- Anneleen Van Bossuyt à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La situation au Mali" (55018280C)
- Kattrin Jadin aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De nieuwe militaire putsch in Mali" (55018173C)
- Anneleen Van Bossuyt aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De situatie in Mali" (55018280C)
17.01 Kattrin Jadin (MR): Madame la
ministre, alors que le Mali venait d'installer un nouveau gouvernement, l'armée
malienne vient à nouveau d'arrêter le chef de l'état ainsi que le président du
gouvernement car les responsables de l'armée n'étaient pas d'accord avec une
restructuration d'un cabinet politique.
Ce détournement a rapidement été condamné
par de nombreux états, les Nations Unis, l'Union africaine, l'Union européenne
et bien d'autres. D'ailleurs, du côté de l'Union européenne, des sanctions à
l'encontre des personnes impliquées dans cet enlèvement ont été annoncé pour
augmenter la pression au maximum.
La situation politique au Mali est instable
depuis de nombreuses années et la violence y est omniprésente. Pour ces
raisons, les Nations Unis y mènent des missions de stabilisation dont
l'opération MINUSMA à laquelle notre Défense est associée.
•Quelles sanctions sont envisagées par
l'Union européenne à l'encontre des responsables de ce détournement?
•Avez-vous connaissance de l'état de santé
des politiciens 'arrêtés' par les militaires?
•Est-ce que ce détournement aura-t-il des
conséquences sur la mission Minusma et les soldats belges présents sur place?
17.02 Sophie Wilmès, ministre: Madame Jadin, je ne reviendrai pas sur le nouveau putsch qui s'est déroulé au Mali, ni sur les promesses qui avaient été faites et qui ne sont pas respectées.
Comme l'ensemble de la communauté internationale, la Belgique soutient l'organisation régionale, la Communauté économique des États de l'Afrique de l'Ouest (CEDEAO) qui a pris l'initiative de condamner le coup d'État et de mener une médiation. La Belgique a contribué à l'adoption de la déclaration commune de l'UE du 4 juin et la soutient. Sur cette base, des contacts diplomatiques ont eu lieu dans la capitale malienne, Bamako.
Ces événements contribuent à l'érosion de la crédibilité et de la légitimité de l'État malien, rendant les modèles alternatifs de gouvernance proposés par les djihadistes de plus en plus attractifs pour une partie de la population.
Ce coup d'État constitue un nouveau mauvais précédent dans la région. Il détourne l'attention des priorités immédiates du Mali, comme la sécurité. Ce sont les principales raisons pour lesquelles la Belgique et la communauté internationale ont fermement condamné ce nouvel épisode.
Mais d'un autre côté, l'affaiblissement de l'État malien pourrait conduire à davantage de violence et d'instabilité dans la région. C'est pourquoi, tout en examinant les modalités de son aide, la communauté internationale devait continuer à soutenir les Maliens dans leurs efforts pour ramener la stabilité, en déployant toutes les ressources diplomatiques, militaires et de développement appropriées.
L'imposition de sanctions est une mesure exceptionnelle. Il existe des sanctions individuelles, comme l'interdiction de voyager, le gel des avoirs de certaines personnes; mais aussi d'autres mesures, comme l'adaptation des modalités des différentes coopérations (développement ou sécurité). Bien que le Conseil européen ait évoqué cette possibilité, je constate que, suite au sommet de la CEDEAO du 20 juin, il est peu probable que des mesures très sévères, telles que des sanctions, soient imposées à court terme.
Selon divers témoignages, les états de santé de l'ancien président de la transition et de son premier ministre ne semblent pas préoccupants. Je regrette que leurs libertés demeurent entravées et je réitère la demande de l'ensemble de la communauté internationale de mettre fin aux restrictions qui leur sont imposées.
Enfin, ce coup d'État n'a pas eu de conséquence majeure sur la mission MINUSMA dont le mandat devait de toute manière être revu ce mois-ci par le Comité du Conseil de sécurité de l'ONU. L'impact sur les soldats belges de la MINUSMA a été insignifiant.
17.03 Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses à toutes les questions que j'avais posées, y compris sur l'opération MINUSMA que je suis également en commission de la Défense. Nous sommes évidemment inquiets par tant d'instabilité et de discrédit des institutions et mécanismes démocratiques en place mais aussi par la montée du djihadisme et de l'islamisme fanatique dans cette région.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55018217C van de heer Moyaers is omgezet in een schriftelijke vraag.
18 Vraag van Ellen Samyn aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Christenenvervolgingen in Nigeria" (55018219C)
18 Question de Ellen Samyn à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les persécutions subies par les chrétiens au Nigeria" (55018219C)
18.01 Ellen Samyn (VB): Een nieuw rapport,
uitgebracht door Intersociety Rule of Law, heeft onthuld dat islamitische
jihadisten in Nigeria in de eerste vier maanden van 2021 minstens 1.470
christenen hebben vermoord en meer dan 2.200 hebben ontvoerd.
Het rapport merkt op dat de Nigeriaanse
regering "ten onrechte beweert" dat het hoge aantal moorden en
ontvoeringen dit jaar in het West-Afrikaanse land voornamelijk kan worden
toegeschreven aan "herders-boerenconflicten" en niet aan religieuze
motieven.
Het rapport van de Amerikaanse Commissie
voor Internationale en Religieuze Vrijheid 2021 waarschuwde reeds dat Nigeria
"meedogenloos in de richting van een christelijke genocide zal
evolueren" als er geen actie wordt ondernomen.
Bent u op de hoogte van deze twee
rapporten? Wat is het standpunt van de regering? Zal u dit dossier aankaarten
op internationaal niveau? Zal u deze mensenrechtenschendingen van de
christelijke minderheden in Nigeria aankaarten bij de Nigeriaanse ambassadeur?
Heeft u hierover contact gehad met uw Europese collega's? Zo ja, wat was het
resultaat hiervan?
18.02 Minister Sophie Wilmès: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Samyn, ik word op de hoogte gehouden door de Belgische ambassadeur in Abuja. Die rapporteert regelmatig over de veiligheidsuitdagingen waar Nigeria voor staat, daarbij steunend op een brede en gevarieerde waaier aan betrouwbare bronnen, waaronder ook rapporten van ngo's.
Het is duidelijk dat de Nigeriaanse overheid haar inspanningen ter bestrijding van armoede en ten gunste van de interetnische en interreligieuze dialoog moet opvoeren. Het versterken van de veiligheid van haar burgers en de ontwikkeling van een evenwichtig agrarisch beleid op haar grondgebied zijn allebei essentieel. Een oplossing kan worden gevonden voor het traditionele en structurele conflict tussen veetelers en landbouwers, maar ook voor de andere conflicten die zich daarop enten.
De ontwikkelingen inzake veiligheid in Nigeria worden van nabij opgevolgd door onder meer de gespecialiseerde structuren van de Verenigde Naties en ook op Europees niveau. België deelt de ongerustheid van de internationale gemeenschap over de stijgende spanningen in de Nigeriaanse samenleving. Het spreekt voor zich dat de beheersing van deze conflictdynamieken, die overigens in grote delen van West- en Centraal-Afrika voorkomen, deel uitmaakt van de thema's die aan bod komen in de internationale Europese dialoog met en over Nigeria.
In Abuja zijn er op regelmatige basis, onder andere in EU-verband, formele contacten met de Nigeriaanse overheid. Veiligheid voor de burgers en respect voor de mensenrechten staan hier altijd samen hoog op de agenda. De diensten van de FOD Buitenlandse Zaken in Brussel zullen niet nalaten de nieuwe Nigeriaanse ambassadeur in Brussel toelichting te vragen bij de religieuze dimensie van de conflictdynamieken in de Nigeriaanse samenleving.
In de relevante Europese werkgroepen komt de veiligheidssituatie in Nigeria regelmatig aan bod. Verscheidene EU-lidstaten en de EU hebben financieringsprojecten en -programma's in Nigeria die de vrede en veiligheid daar moeten bevorderen. Een concreet resultaat daarvan is het National Livestock Transformation Programme dat in 2019 werd goedgekeurd. De komende jaren zullen de EU en verschillende lidstaten blijven inzetten op communautaire en interreligieuze dialogen en op een geïntegreerde economische ontwikkeling. Zo zal een moderne en duurzame oplossing kunnen worden nagestreefd voor het traditionele conflict tussen herders en boeren, zodat de religieuze overtuigingen van de diverse Nigeriaanse bevolkingsgroepen niet langer worden opgehitst voor politieke doeleinden.
18.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, ik sprak daarnet nog over het geweld op christelijke minderheidsgroepen in een aantal landen. De cijfers inzake de christenenvervolging in Nigeria zijn hallucinant te noemen. Het rapport waarvan sprake onthulde dat islamitische jihadisten in de eerste vier maanden (…) naar verluidt minstens 1.470 christenen hebben vermoord en (…). Ik mag hopen dat dergelijke dossiers over christenenvervolging waar ook ter wereld blijvend worden aangekaart op internationaal niveau.
L'incident est clos.
De voorzitster: Vragen nrs. 55018279C en 55018395C van mevrouw Bossuyt worden uitgesteld. De samengevoegde vragen nrs. 55018398C van mevrouw Jadin, 55018446C van de heer De Vuyst en 55018917C van de heer Cogolati worden omgezet in schriftelijke vragen. Vraag nr. 55018448C van de heer De Vuyst wordt uitgesteld.
19 Vraag van Ben Segers aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De spionage door Sudanese consuls op het Nederlandse grondgebied" (55018492C)
19 Question de Ben Segers à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'espionnage par des consuls soudanais sur le territoire néerlandais" (55018492C)
19.01 Ben Segers (Vooruit): Ik verwijs naar de ingediende vraag.
In NRC Handelsblad verscheen op 31 mei
een artikel over de spionage van Soedanese consuls op Nederlands grondgebied.
Uit onderzoek bleek dat Nederland tussen
2012 en 2019 drie consuls van de Soedanese ambassade in Den Haag verzocht te
vertrekken, omdat zij agenten bleken te zijn van de Soedanese inlichtingen- en
veiligheidsdienst NISS. Zij hielden hierheen gevluchte oppositieleden uit
Soedan in de gaten en intimideerden hen. Zeker één verzoek werd onderbouwd met
bevindingen van inlichtingendienst AIVD.
U weet dat een vorige staatssecretaris
van asiel migratie over de uitzetting van Soedanezen uit België afspraken
maakte met Motrif Siddiq Ali, toenmalig vertrouwenspersoon van al-Bashir en de
voormalige nr. 2 van de Soedanese veiligheidsdiensten.
Mijn vragen zijn dan ook evident:
Werd de voorbije 10j net als in Nederland
onderzocht of bepaalde Soedanese diplomaten agenten waren van Soedanese
inlichtingen- en veiligheidsdiensten of daar innig mee samenwerkten?
Indien zo, wanneer? Welke vaststellingen
waren er? Welk gevolg werd eraan gegeven? Werden er bvb. zoals in Nederland
personen weggestuurd vanwege NISS-werk? Indien zo, wie en wanneer?
Werd in het bijzonder de positie van dhr.
Motrif Siddiq Ali onderzocht?
Eind januari publiceerde NRC ook een
artikel waaruit bleek dat 5 Soedanezen vertelden dat de NISS hen na uitzetting
had mishandeld, vastgezet of gemarteld. Heeft u nog verder informatie over de
Soedanezen die door België werden teruggestuurd? Werd dit door u, uw
voorgangers en/of uw departement opgevolgd?
Destijds werd bvb. gesteld dat er
afspraken gemaakt zouden worden met de Internationale Organisatie voor
Migratie. Werden die afspraken gemaakt? Heeft u via IOM verdere info over het
lot van de uitgezette Soedanezen?
Heeft de Belgische ambassade bevoegd voor
Soedan de uitgezette Soedanezen verder opgevolgd? Wat kan u zo over hen
vertellen?
De Soedanese overgangsregering zou schoon
schip proberen te maken en heeft al vele aan oud-president Bashir gelinkte
diplomaten ontslagen. Welke gevolgen heeft dit voor de ambassade in België
gehad? Werd ook hier schoon schip gemaakt? Is er nog lopend Belgisch onderzoek
naar mogelijke linken met de NISS?
19.02 Minister Sophie Wilmès: Uw vraag over de spionage door de Soedanese consul op Nederlands grondgebied kan ik moeilijk beantwoorden, aangezien de kwestie onder de bevoegdheid van Justitie valt. Wat uw vraag over de terugkeer en de follow-up van uit België uitgewezen Soedanezen betreft, dat is de bevoegdheid van de staatssecretaris van Asiel en Migratie. Tot slot kan ik bevestigen dat sinds de val van het regime van Omar al-Bashir in 2019 er wel degelijk veranderingen hebben plaatsgevonden in het Soedanese diplomatieke corps. Zo overhandigde de nieuwe ambassadeur van de republiek Soedan op 29 september 2020 nog zijn geloofsbrieven aan Koning Filip.
Sorry, mijnheer Segers, voor die ene keer dat u in de commissie hier een vraag komt stellen: het is niet opzettelijk gedaan, maar ik moet de bevoegdheden van mijn collega's respecteren.
19.03 Ben Segers (Vooruit): Mevrouw de minister, ik zal mij wenden tot uw collega's.
L'incident est clos.
20 Vraag van Ellen Samyn aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De recente gesprekken tussen Griekenland en Turkije" (55018488C)
20 Question de Ellen Samyn à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les récents pourparlers entre la Grèce et la Turquie" (55018488C)
20.01 Ellen Samyn (VB): Ik verwijs naar mijn ingediende vraag en ben benieuwd naar het antwoord van de minister.
Vorige maand zijn onderhandelingen
gevoerd tussen de Turkse minister van Buitenlandse Zaken Mevlüt
Çavuşoğlu en zijn Griekse collega, Nikos Dendias, in Ankara. Op
maandag 31 mei is Çavuşoğlu naar Athene gereisd om de Turks-Griekse
gesprekken verder te zetten.
Çavuşoğlu meldde in de Turkse
pers dat hij “met een positieve agenda" de onderhandelingen zou benaderen.
De politieke en militaire gesprekken die de Turkse en Griekse ministers houden,
kaderen in de escalerende spanningen in de Egeïsche en Middellandse Zee tussen
beide landen.
Op 29 mei ontmoetten de Turkse
onderminister voor Buitenlandse Zaken Sedat Önal en zijn Griekse tegenhanger
Konstantinos Fragogiannis elkaar al, ter bespreking van zakelijke samenwerking,
toerisme, interconnectiviteit op bilateraal en regionaal niveau en een aantal
vroegere initiatieven die nooit geïmplementeerd zijn. Na de gesprekken meldde
Çavuşoğlu dat Griekenland en Turkije aan gemeenschappelijke projecten
werken om hun economische en commerciële banden te verbeteren.
Deze ontmoeting wordt gezien als een
mogelijke voorloper op een ontmoeting tussen Turks president Erdoğan en
Grieks premier Mitsotakis in Brussel, bij gelegenheid van de geplande NAVO-top
midden juni.
Recentelijk zoekt Turkije iets meer
toenadering tot de EU en Griekenland, gezien de fragiele interne politieke
positie van Erdoğan en de diepe economische recessie in het land.
Çavuşoğlu benadrukte dat Griekenland en Turkije elkaars geografische
buren zijn en dus moeten focussen op samenwerking eerder dan op confrontatie.
1. Hoe kijkt u naar deze evolutie? Welke
positie hebben u en de Belgische regering ten aanzien van een mogelijke
Turks-Griekse of Turks-Europese toenadering?
2. Heeft u hierover en omtrent de
gesprekken op de NAVO-top reeds contact gehad met respectievelijk de Turkse
en/of Griekse ambassadeur en minister van Buitenlandse Zaken?
3. Heeft Griekenland de projecten die het
met Turkije aan het uitwerken is gecommuniceerd en besproken op EU-niveau? Zo
ja, hoe staat de EU hiertegenover?
4. Wat is de stand van zaken omtrent de
kandidatuur voor EU-lidmaatschap van Turkije? Heeft dit gevolgen voor de kansen
van Turkije om alsnog tot de Unie toe te treden, volgens u?
5. Welke thema's zullen aan bod komen op
de NAVO-top in juni? Zal de Turkse agressie op de verschillende tonelen waar
Turkije actief is, (oostelijke Middellandse Zee, Cyprus, Nagorno-Karabach)
worden besproken? Staat het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan en
Nagorno-Karabach op de agenda, inclusief de Turkse rol ter zake?
20.02 Minister Sophie Wilmès: Mevrouw Samyn, de toename van diplomatieke contacten tussen Griekenland en Turkije sinds het begin van het jaar is een positieve ontwikkeling, die moet worden toegejuicht. Turkije heeft zijn unilaterale actie in het oostelijk Middellandse Zeegebied gestaakt en zijn agressieve retoriek ten opzichte van de EU en enkele van haar lidstaten afgezwakt. Die verandering van houding heeft de EU in staat gesteld om opnieuw een positieve agenda voor onze betrekkingen met Turkije te overwegen.
De evaluatie van de ontwikkeling en de wijze waarop de EU hierop dient te reageren, vormden agendapunten voor de bijeenkomst van de Europese Raad op 24 en 25 juni. De Europese Raad herhaalt dat de EU bereid is om op een gefaseerde, proportionele en omkeerbare wijze de samenwerking met Turkije te versterken op een aantal gebieden van gemeenschappelijk belang, zoals migratie, volksgezondheid, klimaat en terrorismebestrijding.
België juicht
uiteraard de net aangehaalde positie toe als een positieve ontwikkeling, maar
blijft toch zeer waakzaam, vooral wat de duurzaamheid van de veranderde Turkse
houding in de oostelijke Middellandse Zee betreft. Turkije stond niet op de
agenda van de NAVO-top in Brussel van 14 juni. Dat is ook logisch,
aangezien Turkije als NAVO-lid mee rond de tafel zit. Ik wil er u op wijzen dat
ik vorige week naar Griekenland ben gereisd voor een tweedaags bezoek. De
kwestie van het oostelijke Middellandse Zeegebied en de betrekkingen van de EU
met Turkije zijn aan bod gekomen.
De contacten tussen Griekenland en Turkije, waarnaar u in uw vraag verwijst, vinden plaats op zowel technisch als politiek vlak. Sinds februari 2021 werden ze, na een onderbreking van meer dan vier jaar, hervat. De besprekingen gaan voornamelijk over de afbakening van de maritieme grenzen tussen beide landen. Daarnaast vinden er nu ook regelmatig bijeenkomsten plaats tussen de twee ministeries van Defensie, met als belangrijkste agendapunt de identificatie van vertrouwenwekkende maatregelen.
De ontmoeting tussen de viceministers van Buitenlandse Zaken, waarnaar u verwijst in uw vraag, vond plaats op 19 mei in Kavala en was bedoeld om de samenwerking tussen de twee landen op toeristisch, economisch en handelsgebied nieuw leven in te blazen. Ook op politiek niveau zijn de contacten tussen Turkije en Griekenland toegenomen, zoals blijkt uit het bezoek aan Athene op 31 mei van de heer Çavuşoğlu, de Turkse minister van Buitenlandse Zaken, en de ontmoeting die gepland staat in Brussel in de marge van de NAVO-top tussen president Erdogan en premier Mitsotakis.
Met betrekking tot de kandidatuur van Turkije voor de Europese Unie valt er niets nieuws te melden. Die kwestie staat volledig los van de eventuele implementatie van een positieve agenda met Turkije. Ik herinner u eraan dat de toetredingsonderhandelingen met Turkije momenteel de facto bevroren zijn. Om de blokkering van de onderhandelingen op te heffen, is een substantiële en duurzame verbetering van de rechtsstaat en van de eerbiediging van de mensenrechten in Turkije nodig, wat in de gegeven omstandigheden niet het geval is.
20.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw zeer uitgebreid antwoord. Ik zal uw antwoord nog eens grondig nalezen en later eventueel bijkomende vragen stellen.
Het incident is gesloten.
- Kattrin Jadin à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L’interdiction des robots tueurs" (55018544C)
- Kris Verduyckt à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'interdiction des robots tueurs" (55018809C)
- Kattrin Jadin aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het verbod op killerrobots" (55018544C)
- Kris Verduyckt aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het verbod op killerrobots" (55018809C)
21.01 Kattrin Jadin (MR): Madame la
ministre, lorsque la majorité s'est formée, un point important stipulait dans
l'accord de coalition: la Belgique prendra l'initiative en vue d'arriver à un
cadre réglementaire sur les systèmes des armes entièrement autonomes en vue
d'une interdiction internationale.
En effet, bien que certaines nations se
lancent dans le développement de cette technologie moderne, un incident en
Lybie démontre que l'armement déshumanisé peut rapidement devenir dangereux. Un
drone armé avait à l'époque tiré sur des humains sans avoir reçu la moindre
injonction.
Les Nations Unies et de nombreuses ONG
réclament depuis longtemps l'interdiction des robots tueurs mais jusqu'à
présent, aucun instrument juridique contraignant n'a été mis en place.
À quel point sommes-nous dans l'interdiction
internationale des robots tueurs comme stipulée dans l'accord de coalition? Un
consensus à ce sujet est-il en négociation au niveau européen voire de l'Otan?
Avez-vous connaissance de l'implication d'entreprises belges dans l'élaboration
d'armement autonome et déshumanisé? Quelles mesures la Belgique peut-elle
prendre pour contrarier le développement de ce genre d'armemen?
21.02 Minister Sophie Wilmès: Mevrouw de voorzitster, het gaat zo snel. Ik moet even zoeken aan welke vraag wij nu zijn gekomen.
La présidente: Madame la ministre, je précise que la question n° 55018542C de Mme Kattrin Jadin est transformée en question écrite.
21.03 Sophie Wilmès, ministre: En réponse à votre question sur l'interdiction des systèmes d'armes létales autonomes, l'accord de gouvernement stipule que notre pays "prendra l'initiative en vue d'arriver à un cadre réglementaire sur les systèmes des armes entièrement autonomes en vue d'une interdiction internationale".
D'un point de vue éthique, la décision de vie ou de mort intégralement confiée à des machines échappant à toute forme de supervision humaine est tout simplement inacceptable.
D'un point de vue juridique, l'application du droit international humanitaire qui régit les conflits armés impose que l'usage d'une arme puisse être rattaché à une responsabilité humaine.
Je peux vous informer que la Belgique préside actuellement le groupe d'experts gouvernementaux dédié à ce sujet au sein de la Convention sur certaines armes classiques (CCAC). Ce groupe d'experts a déjà réalisé un travail substantiel pour identifier les principes de base d'un cadre réglementaire futur.
La présidence belge du groupe d'experts espère que, malgré la pandémie, les discussions pourront reprendre très prochainement pour approfondir les avancées significatives obtenues ces deux dernières années, notamment sur le contenu de ce cadre réglementaire. Une réunion du groupe d'experts est prévue à la fin de ce mois.
Le groupe d'experts devrait remettre un rapport contenant des recommandations sur le cadre réglementaire au président de la Conférence de révision de la CCAC prévue pour la fin de 2021.
Il faut laisser l'opportunité à notre présidence de mener les discussions sans pression extérieure qui pourrait impacter négativement les avancées significatives attendues dans le cadre du groupe de travail. Au niveau européen, il a été décidé de contribuer au débat en cours via une proposition de recommandation à la présidence belge du groupe d'experts. Les négociations sont en cours sur ce que devrait contenir cette recommandation et au niveau de l'OTAN, un processus de réflexion est en cours sur les nouvelles technologies. Les questions liées aux armes autonomes ne seront abordées qu'en 2022.
Le SPF Affaires étrangères n'a pas connaissance d'entreprises belges qui seraient actives dans le développement de systèmes d'armes létales autonomes. En ce qui concerne le développement de ce type d'armes, une réflexion est en cours au sein du groupe d'experts visant à garantir le respect du droit international humanitaire et une forme de contrôle humain tout au long du cycle de vie des systèmes d'armes létales autonomes.
21.04 Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Ceci permet de refaire le point sur les principes que nous défendons en ce qui concerne ces robots tueurs. Nous attendons avec impatience les résultats de ce groupe d'experts pour pouvoir rapidement mettre à niveau nos connaissances en la matière. Il faudra retravailler sur ces dossiers au sein de cette commission ou en commission de la Défense.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La présidente: La question n° 55019323C de Mme Kattrin Jadin est transformée en question écrite.
Vraag nr. 55018602C van de heer De Vuyst is uitgesteld.
22 Vraag van Ellen Samyn aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De stijging van 'plaasmoorde' of systematische moorden op boeren" (55018645C)
22 Question de Ellen Samyn à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'augmentation des "plaasmoorde" ou assassinats systématiques de fermiers" (55018645C)
22.01 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.
De burgerrechtenorganisatie AfriForum
heeft midden mei haar laatste statistieken over aanvallen op boerderijen in
Zuid-Afrika vrijgegeven. Sinds april vorig jaar zijn er in het hele land 395
aanslagen op boerderijen geweest.
Hoewel het aantal boerderijaanvallen is
afgenomen ten opzichte van het vorige jaar, is er een toename van het aantal
boerderijmoorden. Het afgelopen jaar zijn 59 mensen vermoord op boerderijen in
Zuid-Afrika, tegen 41 in het voorgaande jaar.
Overvallen op boerderijen blijven een
bron van grote zorg vanwege het buitensporige geweld dat regelmatig wordt
gebruikt tijdens deze misdrijven. Bij 22% van de aanslagen werden slachtoffers
brutaal gemarteld door ze te verbranden met ijzers, door ze dood te slaan of te
schoppen of door ze herhaaldelijk met een scherp voorwerp te steken.
Graag verneem ik van de minister:
Bent u op de hoogte van deze
cijfergegevens?
Naar verluidt grijpt de Zuid-Afrikaanse
regering niet of amper in. Het is zelfs zo dat, binnen de kaders van de wet, de
boerengemeenschappen wordt aangeraden hun veiligheid in eigen handen te nemen
en veiligheidsnetwerken op te zetten of zich aan te sluiten bij een van de 160
buurt- en boerderijwachten van AfriForum in het hele land. Bent u hiervan op de
hoogte?
Zal u contact opnemen met de
Zuid-Afrikaanse ambassadeur voor een inhoudelijk gesprek hierover?
Zal u via internationale organisaties als
de VN uw bezorgdheid omtrent de stijgende Plaasmoorde in Zuid-Afrika uiten?
22.02 Minister Sophie Wilmès: De problematiek van de zogenaamde plaasmoorde behoort jammer genoeg tot een van de talrijke vormen van zwaar geweld waarmee Zuid-Afrika wordt geconfronteerd. Onafhankelijk onderzoek toont aan dat de oorzaken ervan van uiteenlopende aard zijn en niet kunnen worden gereduceerd tot een kwestie van ras of kleur. Uiteraard ben ik van mening dat aan dit geweld, net als aan andere vormen ervan, een einde dient te worden gesteld. Persoonlijke veiligheid is een van de basisrechten van elke burger. Gezien de zeer hoge graad van geweld vormt dit voor de Zuid-Afrikaanse overheid een enorme uitdaging.
Ik ben van mening dat de Zuid-Afrikaanse democratie en rechtsstaat de burger toelaat de vrijwaring van dit basisrecht na te streven. Onze ambassade in Pretoria staat regelmatig in contact met de overheden in Zuid-Afrika en blijft haar bezorgdheid uiten voor de algemene toename van de criminaliteit. De Zuid-Afrikaanse regering vezekert ons dat de aanpak van gewelddadige criminaliteit prioritair is en dat in de strijd tegen criminele activiteit iedereen gelijk wordt behandeld. Ook in Brussel zijn er contacten. De directeur Afrika van de FOD Buitenlandse Zaken heeft tweemaal een ontmoeting gehad met de nieuwe Zuid-Afrikaanse ambassadeur om de stand van zaken op te maken over belangrijke bilaterale dossiers en de kwestie van mensenrechten werd besproken. België pleit bovendien op relevante fora, zoals in Genève bij de VN-Mensenrechtencommissie, blijvend voor respect voor en waarborging van mensenrechten en onderhoudt hierover nauwe contacten met andere landen. Ook specifiek inzake de strijd tegen racisme en discriminatie is België zeer actief op internationaal en multilateraal niveau.
22.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. De plaasaanvalle en plaasmoorde in Zuid-Afrika blijven verschrikkelijk. Blanke boeren, hun families en vaak ook hun medewerkers, zwart of blank, worden op de meest gruwelijke en barbaarse manier gemarteld, verkracht en ook vaak vermoord. Minder dan 35.000 commerciële boeren in Zuid-Afrika voorzien momenteel voedsel voor een bevolking van 60 miljoen mensen. In plaats van hen zoveel mogelijk bescherming te bieden, laat de overheid die boeren echt aan hun lot over en moeten zij niet alleen de droogtes en dergelijke doorstaan, maar moeten ze ook voortdurend voor hun eigen veiligheid zorgen omdat de politie niet kan of wil reageren op de aanvallen. Het wordt hoog tijd dat de Europese Unie, België en bij uitbreiding de internationale gemeenschap stopt met weg te kijken en de Zuid-Afrikaanse regering heel zwaar op haar verantwoordelijkheid wijst om de Zuid-Afrikaanse samenleving te verlossen van deze ontoelaatbare gewelddaden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitster: Vraag nr. 55018665C van mevrouw Ponthier werd omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 55018768C van de heer De Maegd wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
Het incident is gesloten.
- Michel De Maegd à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La mission belge dans le camp de Roj" (55018768C)
- Malik Ben Achour à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le rapatriement d’enfants de djihadistes et de leur mère" (55018798C)
- Peter De Roover à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le rapatriement de femmes et d'enfants liés à l'EI" (55018884C)
- Michel De Maegd aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De Belgische missie in het kamp Al-Roj" (55018768C)
- Malik Ben Achour aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De repatriëring van kinderen van jihadisten en hun moeder" (55018798C)
- Peter De Roover aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De repatriëring van IS-vrouwen en -kinderen" (55018884C)
23.01 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, le cabinet du premier ministre a confirmé qu'une mission consulaire s'était déroulée ces dernières semaines afin de préparer le rapatriement au cas par cas, décidé en mars par le CNS et confirmé par le gouvernement, de plusieurs enfants de djihadistes belges ainsi que celui éventuel de certaines de leurs mères.
Dans ce cadre, l'évolution de la position du Danemark peut nous inciter à la réflexion. Alors qu'il se démarquait par son attitude intransigeante, le gouvernement danois a finalement annoncé le 18 mai qu'il allait faire en sorte que trois épouses et leurs quatorze enfants rentrent au pays. Les premières seraient interpellées dès leur arrivée et les seconds pris en charge et soumis à un programme de déradicalisation.
L'élément déclencheur de ce changement de cap aura été un rapport des services de renseignement chargés de mettre en balance le risque de laisser ces individus en Syrie avec la menace que pourraient représenter leur retour, contrôlé ou pas. Il semble que les conclusions aient validé la seconde option comme la moins menaçante puisque le document pointe "la menace à long terme, et plus grave, que représenteront les femmes et leurs enfants, s'ils rentrent de façon incontrôlée, plus radicalisés, et avec un entraînement aux armes". Or le constat d'une augmentation depuis peu des tentatives d'évasion des camps est également posé par les auteurs.
Parallèlement à ce travail, une task force composée de représentants de divers ministères a en outre jugé qu'une évacuation des enfants seuls n'était pour l'heure pas possible, les mères la refusant et les autorités locales exigeant l'aval de ces dernières.
Madame la ministre, l'étude danoise a-t-elle été évoquée au niveau européen? Avez-vous pu en prendre connaissance? Comment analysez-vous l'évolution du positionnement danois? Ces éléments sont-ils de nature à préciser les modalités de la procédure de rapatriement mise en place par la Belgique ou à nourrir la réflexion des autorités sur cette question?
23.02 Peter De Roover (N-VA): Mevrouw de minister,
een Belgische overheidsmissie is bloedstalen en interviews gaan afnemen in een
Syrisch detentiekamp al-Roj met het oog op de repatriëring van vrouwen en
kinderen. De Nationale Veiligheidsraad zou besloten hebben dat kinderen tot 12
jaar mogen terugkeren, voor de repatriëring van de jongvolwassenen tussen 12 en
18 jaar en de moeders, zou er geval per geval gekeken worden.
Vandaar dat ik de minister de volgende
vragen wil stellen:
Vooreerst kan de minister een laatste
stand van zaken geven. Hoeveel van deze vrouwen en kinderen met een Belgische
link bevinden zich momenteel nog in de wijde regio? Hoeveel van hen verblijven
in een detentiekamp en hoeveel zijn nog op vrije voeten? Hoeveel personen
bevinden zich in al-Roj en hoeveel in al-Hol?
Hoeveel van deze personen voldoen
momenteel aan de parameters die gesteld werden door de Nationale
Veiligheidsraad om direct gerepatrieerd te kunnen worden? En hoeveel komen in
aanmerking voor repatriëring na individuele behandeling van hun dossier?
Hoeveel moeders hebben al aangegeven
afstand te zullen doen van hun kinderen om hun repatriëring te
vergemakkelijken? Hoeveel hebben dit geweigerd?
Kan de minister toelichting geven bij de
overheidsmissie die al-Roy bezocht? Wie maakte deel uit van het team, hoe lang
verbleven ze er, welke bescherming kregen ze en welke kosten werden er gemaakt
voor deze operatie?
Welk tijdskader hanteert de minister voor
de repatriëring in de komende maanden? Zal er één evacuatie plaatsvinden of zal
dit geleidelijk verlopen?
Ook in Nederland loopt het debat over de
repatriëring, heeft de regering contact met haar buurlanden hierover of een
eventuele samenwerking rond de identificatie en terugbrenging?
Welke zijn de voorwaarden die de Koerden
nu nog stellen voor de gehele of gedeeltelijke repatriëring van FTF'ers? Welke
compensaties verwachten zij eventueel van ons en verwacht de minister nog
problemen van de Noord-Syrische Autoriteiten bij de uiteindelijke operatie?
23.03 Minister Sophie Wilmès: Wat uw vragen over FTF en kinderen betreft, kan ik u het volgende zeggen. Volgens de cijfers van mijn diensten verblijven er in de kampen van Noordoost-Syrië momenteel 20 vrouwen en 27 kinderen die een link met België zouden hebben. Mijn diensten beschikken niet over informatie over personen met een Belgische link die zich buiten deze kampen in het gebied zouden bevinden.
Comme vous le savez, le 3 mars, le Conseil national de sécurité a décidé d'une nouvelle approche de rapatriement d'enfants et, éventuellement, de leurs mères FTF, selon des critères stricts. Cette décision a été expliquée en séance plénière du 4 mars par le premier ministre. J'ai récemment répondu à plusieurs questions en commission des Relations extérieures du 27 avril dernier.
Je puis vous confirmer qu'en application de la décision du Conseil national de sécurité, une mission s'est rendue dans le nord-est de la Syrie, comme le premier ministre l'a évoqué en plénière du jeudi 10 juin. Le ministre de la Justice a également répondu à certaines questions à ce sujet. Je ne peux donc que répéter que cette mission d'enquête a recueilli des informations qui pourraient servir de base aux décisions individuelles à cet égard.
Au nom de la sécurité de tous et de la vie privée des personnes concernées, je ne suis pas en mesure de vous en dire plus à ce sujet pour le moment.
Daarnaast kan ik u bevestigen dat ons land contacten onderhoudt met partnerlanden, waaronder de buurlanden, waarbij lessons learned worden uitgewisseld.
Tot slot, mijnheer De Roover, kan ik u bevestigen dat de positie van de lokale de facto autoriteit in Noordoost-Syrië ongewijzigd is. Er wordt gevraagd om eigen onderdanen te repatriëren en dit zonder voorwaarden. Een scheiding van moeders en kinderen wordt slechts in humanitaire gevallen aanvaard. Ons land tracht, net als in andere delen van Syrië, een bijdrage te leveren om de humanitaire situatie van de bevolking ter plaatse te verbeteren.
23.04 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse, qui apporte peu d'informations véritablement neuves.
Nous voyons quand même plusieurs pays commencer à bouger. J'ai cité l'exemple du Danemark, mais je pense plus généralement à certains pays qui maintenaient une position plutôt ferme sur la question du rapatriement.
Je me souviens des auditions que nous avions organisées voici un an et demi. Je parle sous le contrôle de Mme la présidente. À l'époque, tant le directeur de l'OCAM que le procureur général Van Leeuw plaidaient en faveur d'un rapatriement – non pas pour des raisons humanitaires ou quelque motif du même ordre, mais précisément au nom de la sécurité. L'argument, que j'ai exposé dans ma question, était le suivant: pour garantir la sécurité, il vaut mieux maîtriser ces individus dangereux sur notre propre sol que de les laisser dans la nature, dans un contexte de plus en plus bancal qui est celui des camps contrôlés par les Kurdes.
Nous restons évidemment attentifs à cette question, sans dogmatisme ni idéologie, car l'enjeu n'est pas de cette nature, mais concerne avant tout la sécurité et aussi la justice qui devra être rendue.
23.05 Peter De Roover (N-VA): Mevrouw de minister, u hebt niet op alle vragen geantwoord, misschien niet kunnen antwoorden.
Alleszins begrijp ik dat u hier een strikte lijn trekt, wat natuurlijk volkomen terecht is. Onze fractie is van mening dat we hier toch een onderscheid moeten maken tussen moeders en kinderen. Men kan moeilijk pasgeboren of heel jonge kinderen hun afkomst verwijten, dat spreekt voor zich. Maar de moeders hebben wel daden gepleegd en keuzes gemaakt die consequenties horen te hebben. Ik verwijs daarbij naar de lijn die getrokken is, mevrouw de minister, in de regering-Michel, die dat onderscheid duidelijk maakte. Wij dringen erop aan dat u diezelfde lijn aanhoudt.
We volgen dit probleem verder op, en graag binnen de context van het beleid dat is uitgestippeld toen wij nog samen in de regering zaten.
L'incident est clos.
- Anneleen Van Bossuyt aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De VS-sancties tegen Bulgarije" (55018786C)
- Jan Briers aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Corruptie en Bulgaarse bedrijven" (55018944C)
- Anneleen Van Bossuyt à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les sanctions des États-Unis à l'égard de la Bulgarie" (55018786C)
- Jan Briers à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La corruption et des entreprises bulgares" (55018944C)
De voorzitster: Mevrouw Van Bossuyt is niet aanwezig.
24.01 Jan
Briers (CD&V): Mevrouw de minister, begin
deze maand liet het Amerikaanse ministerie van Financiën weten dat actie
ondernomen werd tegen drie beruchte Bulgaren, Vasil Bozhkov, Delyan Peevski en
Ilko Zhelyazkov en een 64-tal bedrijven die rechtstreeks aan hen gelinkt zijn.
De betrokken ondernemingen werden op de zogenaamde Amerikaanse 'Zwarte lijst'
geplaatst. Het betreft bedrijven die veelal actief zijn in de gok-, voedings-
en mediasector, eigendom van de betrokken corrupte Bulgaarse ondernemers.
Deze sancties zijn er uiteraard niet
zomaar gekomen. De drie worden onder meer verdacht van corruptie, omkoping,
witwaspraktijken, fraude, bedreigingen, enz. Zoals u ongetwijfeld weet is
corruptie een enorm probleem in Bulgarije, nochtans één van onze
collega-EU-leden. De internationale waakhond 'Transparency International'
plaatste het land onlangs nog op een 69ste plaats in de corruptierangschikking,
wat neerkomt op de laagste score van een lidstaat van de Europese Unie.
Mevrouw de minister, ik meen dat de
Verenigde Staten met deze sancties een zeer sterk signaal geven tegen
corruptie. Het feit dat deze personen en hun bedrijven nu op de Amerikaanse
zwarte lijst belanden, wijst er bovendien ook op dat zij internationaal actief
zijn en dus mogelijks ook in ons land.
Bijgevolg wens ik u volgende vragen te
stellen:
- Ongetwijfeld zijn een aantal van deze
bedrijven bij ons actief: wat wordt naar hen toe ondernomen?
- Welke acties kan ons land naar de 3
betrokkenen ondernemen?
- Wordt deze zaak door u aangekaart op
EU-niveau en wat wenst u daar te bereiken?
24.02 Minister Sophie Wilmès: Mevrouw de voorzitster, ik heb wel degelijk kennis genomen van de Amerikaanse sanctie in het kader van hun wereldwijde Magnitsky-sanctieprogramma tegen Bulgaarse oligarchen en bedrijven.
Ik heb geen informatie over de mogelijke activiteit in België van de betrokken personen en bedrijven. U zult echter begrijpen dat het niet aan mij is om commentaar te geven over de motieven die de VS hebben ingeroepen om deze sanctie uit te vaardigen. Deze sanctie moet in het algemeen kader van de corruptieproblematiek in Bulgarije worden gezien.
Op het Europese niveau wordt deze problematiek structureel aangepakt. Het is echter een complex probleem en het zal nog enige tijd vergen vooraleer zichtbaar vooruitgang in de bestrijding van dit fenomeen wordt geboekt. Sinds zijn toetreding tot de EU is de lidstaat onderworpen aan een streng toezicht, met name op het gebied van corruptiebestrijding via het mechanisme voor samenwerking en toetsing. Met behulp van dit instrument wordt door de diensten van de Commissie een halfjaarlijkse analyse van de situatie in Bulgarije uitgevoerd en wordt eenmaal per jaar een schriftelijk verslag gepubliceerd, vergezeld van specifieke aanbevelingen. In 2020 heeft de commissie besloten geen schriftelijk verslag meer uit te brengen over Bulgarije, gezien de oprichting van het jaarlijkse verslag over de rechtstaat. Het jaarlijkse toezicht op de rechtstaat, dat ook een onderdeel corruptiebestrijding omvat, vervult nu deze rol. Het jaarverslag van 2021 wordt in juli verwacht.
België is een grote voorstander van het nieuwe mechanisme voor toezicht op de rechtstaat. We hebben eveneens, samen met andere lidstaten, uitdrukkelijk gepleit voor de voortzetting van de formele jaarlijkse rapportage over Bulgarije in het kader van het mechanisme voor samenwerking en toetsing, zolang de nationale situatie dit vereist.
Tijdens de jaarlijkse dialoog over de rechtstaat in de Raad Algemene Zaken van 10 november 2020 is Bulgarije daarom ondervraagd over zijn voornemens op het vlak van corruptiebestrijding in het kader van de bevindingen van de Commissie in haar jaarverslag over de rechtstaat. Aan de lidstaten en de Commissie is een gedetailleerde hervormingsagenda voorgelegd, die momenteel wordt geïmplementeerd en die door de diensten van de Commissie nauwlettend in het oog wordt gehouden.
24.03 Jan Briers (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
La présidente: Les questions n° 55018787C de Mme Van Bossuyt et n° 55018825C de Mme Jadin sont reportées. La question n° 55018788C de Mme Van Bossuyt est transformée en question écrite.
25 Question de Malik Ben Achour à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La corruption au Liban" (55018801C)
25 Vraag van Malik Ben Achour aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De corruptie in Libanon" (55018801C)
25.01 Malik Ben Achour (PS): Madame la présidente, madame la ministre, les soupçons qui pèsent sur Riad Salamé, le gouverneur de la Banque du Liban, prennent une dimension de plus en plus internationale. En France, l'AFP a appris que le Parquet national financier (PNF) avait ouvert une enquête préliminaire à son encontre pour association de malfaiteurs et blanchiment en bande organisée, une démarche qui fait suite à deux plaintes, l'une déposée en avril par la fondation suisse Accountability, l'autre par l'organisation française Sherpa, qui s'est spécialisée dans la protection et la défense des populations victimes de crimes économiques, et un collectif d'épargnants libanais. En Suisse, il est inquiété pour de possibles détournements de fonds. Ses avoirs y sont gelés. Enfin, au Royaume-Uni aussi, des plaintes sont enregistrées.
M. Salamé ne doit pas être l'arbre qui cache la forêt. D'autres figures profitent de la corruption systémique et généralisée qui s'est infiltrée à tous les échelons du pouvoir libanais, que celui-ci soit d'ordre politique, économique ou juridique.
Chaque jour qui passe apporte une nouvelle illustration de cette situation. Le 27 mai dernier, par exemple, a vu l'arrestation d'un avocat, Me Alleik, membre de l'ONG Mouttahidoun, à l'origine d'une plainte visant Riad Salamé au Liban. Presque au même moment, plusieurs jeunes auraient été privés de liberté pour avoir arboré une banderole critiquant le procureur Oueidate régulièrement accusé d'entraver la lutte contre la corruption.
J'ajouterai encore qu'en août 2020, un rapport publié par l'Organized Crime and Corruption Reporting Project – un consortium de journalistes d'investigation – et Daraj pointait du doigt les dizaines de millions de dollars investis par d'importants responsables libanais, dont Salamé, au Royaume-Uni, en Allemagne et chez nous en Belgique.
Madame la ministre, face aux malheurs du Liban, des sanctions ciblées nous paraissent indispensables. En tout cas, des mesures doivent être prises. Lors de la dernière réunion de cette commission, vous m'aviez signalé que la Belgique allait participer activement à la réflexion à ce sujet au niveau européen sur la base, notamment, d'un document d'option du Service européen pour l'action extérieure (SEAE).
Madame la ministre, quelle est votre réaction à ces nouveaux éléments? Où en est-on au niveau de l'analyse menée au Conseil Affaires étrangères? En ce qui concerne les éventuelles mesures et sanctions à prendre, quelles possibilités existe-t-il à l'échelle belge et/ou européenne en matière de gel des avoirs détenus par les Libanais politiquement exposés?
25.02 Sophie Wilmès, ministre: Madame la présidente, monsieur Ben Achour, nous sommes bien sûr également informés via la presse des allégations et des enquêtes menées par la Suisse et la France à l'encontre du gouverneur de la Banque nationale du Liban, M. Riad Salamé, et de la situation précaire des Libanais qui n'ont pas pu disposer de la totalité de leur argent depuis un certain temps.
Nous devons évidemment attendre le résultat de ces enquêtes. Je partage également votre point de vue selon lequel la communauté internationale doit en même temps veiller à ce que M. Salamé ne soit pas l'arbre qui cache la forêt.
La Belgique a toujours été et sera toujours engagée dans la lutte contre l'impunité. Notre poste diplomatique suit d'ailleurs de près les développements à cet égard. Je lui demanderai de continuer à suivre toutes les évolutions dans cette affaire.
Au niveau de l'Union, la situation au Liban a été examinée dans le cadre du Conseil Affaires étrangères en mars et en avril. Le Conseil reconnaît la gravité de la situation et s'accorde sur la nécessité de faire pression sur la classe politique libanaise afin de débloquer la situation politique et de mettre en œuvre un programme de réformes. Au sein du groupe de travail pertinent au sein du Conseil, un document d'options, auquel vous avez fait référence, a été discuté pour voir quels sont les leviers que l'Union européenne peut utiliser. Les options avancées par le SEAE sont à la fois stimulantes et dissuasives.
Vous m'interrogez sur les possibilités qui existent en termes de sanctions. L'Union européenne dispose déjà de deux régimes de sanctions concernant le Liban, mais ceux-ci sont basés sur d'anciennes sanctions onusiennes pour des cas spécifiques et ne sont pas applicables à la situation actuelle. Des régimes de sanctions transversaux, comme le nouveau régime contre les violations graves des droits humains, ne semblent a priori pas non plus les instruments adéquats.
La création d'un nouveau régime de sanctions ad hoc concernant le Liban, si le Conseil le décide, serait une option. Elles nécessiteront une base juridique solide. Les mesures envisagées traditionnellement sont un gel des avoirs, une interdiction de mettre les moyens économiques à disposition et une interdiction de voyager. Ce type de sanctions ne pourra être efficace que quand il sera adopté au niveau européen. Il est important pour la Belgique que l'approche privilégiée par l'Union permette d'apporter une réponse aux défis auxquels la population libanaise doit faire face aujourd'hui et de surmonter l'impasse politique avec un gouvernement de plein exercice amené à mettre en œuvre les réformes nécessaires.
25.03 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Nous sommes, semble-t-il, sur la même longueur d'onde.
Je pense profondément que demander au Liban que des réformes politiques soient menées, qu'un gouvernement de plein exercice soit installé, etc. est important. Mais nous avons des moyens d'action encore plus directs que nous pouvons maîtriser. Je pense ici aux avoirs des personnes politiquement exposées en Belgique, en France, au Luxembourg, au Royaume-Uni, même si, pour celui-ci, les choses sont un peu différentes étant donné qu'il est sorti de l'Union européenne.
La revue Alternatives Économiques a publié une enquête qui évaluait la valeur des biens immobiliers de Riad Salamé et de ses proches, en France, à 50 millions d'euros dont 40 ont été acquis après son arrivée à la tête de la Banque du Liban en 1993. Alternatives Économiques dit aussi que l'enquête du parquet détermine que l'essentiel du patrimoine de Riad Salamé en France a été acheté dans le 16e arrondissement, dans un rayon de 1 km2, pendant la même période, en cash ou par le biais de prêts hypothécaires souscrits auprès de deux banques, à savoir HSBC et la Société Générale.
Nous avons donc les moyens de faire la lumière, la transparence. Je vais d'ailleurs interroger, demain, le ministre des Finances sur le même sujet, à savoir comment faire la lumière sur les avoirs détenus par des personnes politiquement exposées libanaises qui sont les rouages d'un système de corruption qui est en train de ruiner le Liban et qui fait monter la colère du peuple comme cela a rarement été le cas depuis quelques années. Il faut donc absolument envoyer un signal car il existe un réel risque d'effondrement de la société libanaise qui est dégoûtée par la persistance de ce système corrompu.
L'incident est clos.
De voorzitster:
De heer Freilich is niet aanwezig, zijn vraag nr. 55018867C vervalt.
26 Vraag van Els Van Hoof aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Paul Rusesabagina" (55018928C)
26 Question de Els Van Hoof à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Paul Rusesabagina" (55018928C)
26.01
Els Van Hoof (CD&V): Volgens de
familie van Paul Rusesabagina is het Rwandese regime hem aan het uithongeren in
de cel. Ze zouden hem weigeren voedsel, drinken en medicijnen te geven. De
Rwandese gevangenisautoriteiten ontkennen de aantijgingen.
Ook de kwestie van zijn nationaliteit
blijft tot commotie leiden. Rwanda gaat er vanuit dat Paul Rusesabagina de
Belgisch-Rwandese dubbelnationaliteit heeft, waardoor het de volledige
jurisdictie over de zaak-Rusesabagina claimt en elk gesprek over repatriëring
weigert. Volgens het verdedigingsteam van Rusesabagina heeft Rusesabagina
echter verplicht verzaakt aan zijn Rwandese nationaliteit op het moment dat hij
in 1999 de Belgische nationaliteit verkreeg.
Ik wil hieromtrent volgende vragen
stellen:
Welke initiatieven heeft ons land sinds
de laatste bespreking in commissie op 4 mei 2021 op bilateraal niveau
ondernomen om een eerlijk proces te garanderen en te verzekeren dat
Rusesabagina vertrouwelijk kan overleggen en documenten uitwisselen met zijn
advocaten?
Heeft Rwanda intussen gereageerd op het
Belgisch verzoek voor een bezoek van de Belgische advocaat van de heer
Rusesabagina?
Kan de Minister aangeven welke consulaire
bijstand ons land geleverd heeft aan Paul Rusesabagina sinds de laatste
bespreking in commissie op 4 mei 2021?
Heeft ons land tijdens recente consulaire
bezoeken kunnen verifiëren of Paul Rusesabagina voldoende voedsel, drinken en
medicijnen krijgt en behandeld wordt conform de VN-standaard minimumregels voor
de behandeling van gevangenen? Indien de aantijgingen van de verdediging van
Paul Rusesabagina hieromtrent kloppen, welke stappen zal ons land ondernemen om
zijn integriteit te waarborgen?
Welke informatie heeft ons land over de
nationaliteit van Paul Rusesabagina: beschikt hij over de dubbelnationaliteit
of enkel de Belgische nationaliteit?
26.02 Minister Sophie Wilmès: Mevrouw de voorzitster, er hebben talrijke contacten plaatsgevonden, zowel in Brussel als in Kigali, op verschillende niveaus, over het principe dat centraal staat in uw vragen, namelijk: de omstandigheden waaronder de heer Rusesabagina wordt vastgehouden en de garantie die we eisen om hem een eerlijk en billijk proces te geven.
Het recentste contact is een brief die ik naar de heer Biruta, mijn Rwandese ambtgenoot, heb gestuurd, en die ik vorige week met een telefonisch contact met hem heb opgevolgd. In deze brief en tijdens dit gesprek heb ik aangedrongen op het belang van de rechten van de verdediging, het niet-discriminerende karakter van de detentiemaatregelen, de adequate medische opvolging en de toegang van zijn Belgische advocaat in het kader van de Belgische gerechtelijke procedure. Over de toegang van de Belgische advocaat tot de heer Rusesabagina heeft Rwanda geantwoord dat de vraag is ontvangen en momenteel wordt onderzocht. België blijft deze vraag geregeld aankaarten bij de Rwandese gesprekspartners, wat ik nogmaals heb gedaan tijdens mijn telefonisch onderhoud met mijn ambtgenoot op 15 juni.
In verband met de consulaire bezoeken die sinds mei laatstleden hebben plaatsgevonden, kan ik meedelen dat er twee nieuwe consulaire bezoeken hebben kunnen plaatsvinden op 6 mei en 7 juni. Onze consul in Kigali heeft dan telkens met de heer Rusesabagina kunnen spreken. Uiteraard kan ik uit privacyoverwegingen niet ingaan op de inhoud van de gesprekken met de heer Rusesabagina. Net voor het recente gesprek heeft de Belgische consul in Kigali ook de directeur van de gevangenis ontmoet. Een bijkomend telefonisch contact met de directeur had al plaatsgevonden op 25 mei in verband met een specifieke vraag van de familie over de detentieomstandigheden.
Ik kan u dus bevestigen dat België regelmatig de aandacht van de Rwandese autoriteiten vestigt op de omstandigheden waarin de heer Rusesabagina in detentie verblijft en dat er regelmatig contacten zijn met de gevangenisautoriteiten. Discriminatie tegenover andere gedetineerden kan niet gerechtvaardigd worden.
De ambassade staat bovendien in contact met de Rwandese advocaten van de heer Rusesabagina, die op 7 en 16 juni 2021 door de Belgische ambassadeur in Kigali ontvangen werden.
Ik wil er ook op wijzen dat de bevoegde dienst van de FOD Buitenlandse Zaken in nauw contact staat met de familie en deze blijft informeren. De familie van Paul Rusesabagina is enkele weken geleden op mijn kabinet ontvangen. Ik heb ze zelf ook recent ontvangen.
Ten slotte, wil ik bevestigen dat Paul Rusesabagina de Belgische nationaliteit heeft. Hij krijgt dus alle bijstand waarop hij als Belgische burger recht heeft. België kan zich echter niet uitspreken over het al dan niet bezitten van een andere nationaliteit. Dat is de bevoegdheid van een andere staat. Ik stel wel vast dat Rwanda de heer Rusesabagina als een Rwandese staatsburger beschouwt.
26.03 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de minister, dank u wel. U heeft volledig geantwoord op alle vragen.
Ik waardeer dat u de familie ontvangen heeft op het kabinet om hen persoonlijk te woord te staan.
Als we kijken naar het geheel van wat er aangekaart wordt door de Mensenrechtenraad, is Paul Rusesabagina een symbool. Ook andere gevangenen zijn hier het voorwerp van, met dit verschil dat hier de Belgische nationaliteit ook speelt.
Het is ook sterk dat u nu heel nadrukkelijk op de zaak zit, samen met de consul, en dat de ambassadeur de advocaten ontvangen heeft. Dat zijn positieve punten, die de familie, zijn kennissen en zijn sympathisanten een hart onder de riem steken.
Ik denk dat het van belang is dat u de repatriëring, waarnaar in de resolutie gevraagd werd, ook ter sprake kunt brengen. U kunt ze uiteraard niet opleggen. Tot nu toe is een eerlijk proces immers niet gegarandeerd. We hebben geen enkel teken in die richting gekregen.
Het is ook belangrijk dat recentelijk de ondervoeding aangekaart is. Voedsel en drank worden de heer Rusesabagina ontzegd. De medicijnen komen nog altijd niet regelmatig. Dat zijn allemaal elementen die maken dat we de repatriëring ter sprake kunnen blijven brengen, zowel nu als op een later moment. We weten natuurlijk niet wanneer de uitkomst van het proces zal gebeuren, al kennen we eigenlijk de uitkomst al. We volgen dit van nabij op en we waarderen de inspanningen van de consul, de ambassadeur en uzelf de laatste tijd.
L'incident est clos.
27 Vraag van Els Van Hoof aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Oost-Congo" (55018931C)
27 Question de Els Van Hoof à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'Est du Congo" (55018931C)
27.01 Els Van Hoof (CD&V): Ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.
Geachte minister, Oost-Congo wordt de
laatste weken opnieuw geteisterd door geweld en moordpartijen. Alleen al op 31
mei vielen volgens Kivu Security Tracker 74 doden bij 3 verschillende aanvallen
door gewapende groepen.
De nieuwe regering in Congo heeft van de
aanpak van de crisis in Oost-Congo een prioriteit gemaakt. Sinds 6 mei is de
noodtoestand uitgeroepen in de provincies Noord-Kivu en Ituri, waardoor het
civiele bestuur plaats heeft gemaakt voor een militair bestuur. Tshisekedi
heeft militaire gouverneurs aangesteld die leiding hebben over militaire
operaties en volledige bevoegdheden op het gebied van ordehandhaving en
politie.
Ondanks het opflakkerende geweld,
behouden Tshisekedi en premier Lukonde het vertrouwen in de operatie. De staat
van beleg werd met 30 dagen verlengd. Volgens verscheidene waarnemers is het
echter nog steeds wachten op grote operaties tegen gewapende groepen in de
provincies Noord-Kivu en Ituri, terwijl al meer dan 100 burgers gedood zijn
sinds het ingaan van de staat van beleg.
Ook de rol van Monusco staat steeds meer
ter discussie, het draagvlak bij de bevolking voor de VN-vredesmacht neemt af
terwijl de missie er niet in slaagt de bevolking te beschermen tegen het
geweld.
Op zaterdag 5 juni communiceerde u samen
met Minister Kitir over de Belgische steun voor de strijd tegen straffeloosheid
in het oosten van de Democratische Republiek Congo. U pleitte voor een meer
operationele VN-missie die meer aandacht heeft voor de bescherming van de
burgerbevolking.
Ik wil u volgende vragen stellen:
Kan u toelichten welke voorstellen België
precies zal voorleggen binnen de Verenigde Naties om te zorgen voor een meer
operationele VN-missie die meer aandacht heeft voor de bescherming van de
burgerbevolking?
Hoe beoordeelt u de strategie van de
Congolese regering om de crisis in Oost-Congo aan te pakken met een staat van
beleg tot nu toe? Welke resultaten zijn er geboekt en welke risico's bestaan
er?
Zal ons land in bilaterale contacten met
de Congolese autoriteiten erop wijzen dat de staat van beleg niet misbruikt mag
worden om fundamentele grondrechten van de Congolese bevolking in te perken?
Hoe verloopt de samenwerking tussen
Monusco en het militaire bestuur?
In uw antwoord in de commissievergadering
van 2 maart hebt u aangegeven dat België zal bekijken hoe het de nieuwe
Congolese regering kan ondersteunen in het ontwapenings-, demobilisatie- en
re-integratieproces. Kan u intussen aangeven welke concrete steun België in dit
proces zal geven?
27.02 Minister Sophie Wilmès: Ook al is België uittredend lid van de VN Veiligheidsraad, ons land zal in nauw overleg met de actuele leden de onderhandelingen in New York over de hernieuwing van de MONUSCO op de voet blijven volgen. Wij zullen niet enkel opvolgen. Wij zullen ervoor pleiten dat het mandaat van de MONUSCO robuust blijft en dat het ook als dusdanig uitgevoerd wordt.
Ik heb dit vorige week ook aangekaart bij de VN-secretaris generaal António Guterres. In de Algemene Vergadering van de VN zijn op dit moment onderhandelingen gaande over het budget van de MONUSCO. België verdedigt het standpunt dat er voldoende middelen ter beschikking gesteld moeten worden om de werking van de missie te versterken, en de middelen efficiënt in te zetten, bijvoorbeeld voor de bescherming van de burgers.
Wat de exitstrategie van de MONUSCO betreft, zijn wij van oordeel dat transitionele justitie er een integraal deel van moet uitmaken.
Nadat president Tshisekedi dit reeds op 30 april had aangekondigd, werd vanaf 6 mei een staat van beleg ingesteld in de provincies Ituri en Noord-Kivu. Deze geldt voor 30 dagen en kan telkens met 15 dagen verlengd worden voor zover de Assemblée Nationale hiermee instemt. Op 3 juni stemde de Assemblée Nationale een eerste keer in met de verlenging van de staat van beleg met 15 dagen vanaf 16 juni. De staat van beleg houdt in dat de provinciale gouverneur en de regering vervangen worden door een militaire gouverneur en een vicegouverneur van de nationale politie. De uitvoerende macht berust bij het ministerie van Defensie.
De instelling van deze staat van beleg is een soevereine beslissing van de Congolese autoriteiten. Wat de concrete resultaten op het terrein betreft, is het nog te voorbarig om definitieve conclusies te trekken.
Zoals ik op 5 juni samen met minister Kitir nog benadrukt heb, blijft de veiligheidssituatie in het oosten van het land zeer zorgwekkend.
België steunt de inspanningen van de nationale autoriteiten en de regionale en internationale partners om de onderliggende oorzaken van de instabiliteit en onveiligheid in het oosten van de DRC aan te pakken, hetgeen een essentiële voorwaarde is voor het herstel van een duurzame vrede in de regio.
De bevoegdheden van het door de staat van beleg ingestelde militaire bestuur zijn zeer ruim, onder meer het uitvoeren van huiszoekingen, het instellen van beschermings- en veiligheidszones, het instellen van militaire rechtbanken.
In de contacten met de Congolese autoriteiten blijft België er dan ook op aandringen dat zij erop toezien dat de fundamentele rechten van burgers gewaarborgd worden en dat de democratische ruimte wordt gevrijwaard overeenkomstig de beleidslijn die door president Tshisekedi en de regering wordt verdedigd. Ik heb dit ook aangekaart tijdens mijn gesprek met minister Lutundula, mijn Congolese ambtsgenoot, op 5 mei jongstleden.
Nog iets over de MONUSCO. De samenwerking tussen e MONUSCO en de Congolese regering verloopt via een zetelakkoord uit 2016. De verandering van een burgerlijk provinciaal bestuur naar een militair bestuur heeft voor de MONUSCO op dit moment nog geen duidelijke operationele aanpassing gevergd. Operationeel gezien zijn er contacten tussen officieren van het Congolese leger en de blauwhelmen conform het mandaat van de MONUSCO.
De DRC werkt momenteel aan het opzetten van nieuwe structuren in het kader van het ontwapenings-, demobilisatie- en re-integratieproces, maar heeft nog geen nationale strategie ontwikkeld. België staat klaar om de inspanningen van de nationale autoriteiten en de internationale partners, met name de Europese Unie, te steunen om de veiligheidssituatie in het land te verbeteren. Verschillende opties liggen momenteel op tafel en worden door de bevoegde diensten geanalyseerd.
27.03 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de minister, dit is inderdaad een situatie die we op de voet moeten volgen. Het geweld in deze provincies in Oost-Congo lijkt wel een neverending story. Het is wel een gamechanger dat de staat van beleg daar nu door president Tshisekedi werd afgekondigd. Dat was wel nodig, na meer dan 20 jaar van gewelddadigheden.
Het is goed dat de Belgische regering daar de nodige financiële middelen tegenover stelt. Minister Kitir en uzelf pleiten voor de bescherming van de burgerbevolking. Dat staat ook centraal in de MONUSCO-missie. Dit is een bijkomend element in het kader van de exitstrategie, naast ontwapening en demobilisatie van de rebellen.
Het is goed dat wij de zaak van nabij opvolgen en dat we internationaal worden gezien als een land dat daarin de voortrekkersrol speelt en zal blijven spelen.
Het incident is gesloten.
28 Question de Malik Ben Achour à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le processus électoral péruvien" (55019093C)
28 Vraag van Malik Ben Achour aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het verkiezingsproces in Peru" (55019093C)
28.01 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le
président, madame la ministre, du Pérou nous connaissons l'environnement
naturel exceptionnel, le riche patrimoine précolombien mais aussi désormais
l'instabilité politique récurrente des dernières années avec notamment cette
rareté observée en novembre 2020: en une semaine, trois personnes se
succédaient à la présidence. L'espoir était grand que l'élection programmée ces
11 avril, pour le premier tour, et 5 juin, pour le second, mettent un
terme à l'instabilité.
Ce ne sera pas le cas… Si, après
9 jours de dépouillement, c'est le candidat de la gauche, l'instituteur et
syndicaliste Pedro Castillo, qui arrive en tête avec 50,12 % des voix
contre 49,87 % pour Keiko Fujimoro, fille de l'ex président de
sinistre mémoire Alberto Fujimori, et par la même héritière du clan du même
nom, cette dernière multiplie depuis les recours. Elle a demandé l'invalidation
de plusieurs dizaines de milliers de bulletins. La mission d'observation
électorale de l'Organisation des Etats américains a pourtant déclaré qu'elle
n'avait pas détecté d'irrégularités graves. La Haute Commissaire Michèle
Bachelet a appelé, ce 14 juin, au calme afin, je cite, "d'éviter de
nouvelles fracture sociales".
Des inquiétudes plus profondes se font aussi
jour au vu du profil de certains des soutiens dont dispose Mme Fujimori.
Le député et ancien amiral Jorge Montaya demande ainsi l'annulation du
scrutin tout en jugeant que le système électoral du pays n'inspire plus
confiance. Le problème est qu'il n'est pas isolé: un groupe de 64 hauts gradés
à la retraite s'est constitué qui met en doute la bonne tenue du processus
électoral. Le Ministre de la Défense a affirmé que ceux-ci n'étaient pas
représentatifs des forces armées. Il n'en demeure pas moins que cette démarche,
réalisée probablement en accord avec Keiko Fujimori, questionne les intentions
réelles de celle-ci.
Les questions que je voudrais vous poser
sont simples, madame la ministre. Quelles sont les informations qui vous
reviennent de notre représentation sur place? Quelle est l'analyse de nos
services? Comment ce dossier est-il abordé au niveau européen?
28.02 Sophie Wilmès, ministre: Cher collègue, je peux vous confirmer que l'ambassade de Belgique à Lima a informé régulièrement les Affaires étrangères tant à propos de la campagne électorale que concernant les derniers développements relatifs à l'élection présidentielle. Vous avez vous-même rappelé les résultats très serrés du scrutin qui fait encore l'objet de contestations et de recours. Tant que ces procédures ne sont pas achevées, les résultats de l'élection ne seront pas officiellement confirmés par le conseil national électoral. On s'attend à ce que la décision finale soit prise à la fin du mois de juillet.
L'ensemble des autorités gouvernementales péruviennes, c'est-à-dire le pouvoir exécutif, mais également le pouvoir législatif et judiciaire, ont appelé au calme et au respect de la démocratie et des institutions publiques. Ces instances ont réitéré leur soutien aux autorités électorales dont le rôle est d'annoncer les résultats et le nouveau président. La plupart des observateurs internationaux, dont la mission électorale de l'Union européenne déployée sur place, estiment qu'il n'y a pas de preuves d'irrégularité ou de fraude majeure lors des élections du 6 juin. Les experts européens sont par ailleurs toujours dans le pays pour suivre la situation de près. Le groupe de travail compétent au sein du Conseil de l'Union européenne s'est également penché sur la situation à plusieurs reprises depuis les élections. Jusqu'à présent, l'Union européenne et ses États membres ne se sont pas encore prononcés publiquement, ni sur la situation actuelle, ni sur le déroulement des élections, préférant attendre que le processus électoral soit officiellement achevé. Je vous remercie.
28.03 Malik Ben Achour (PS): Madame la présidente, je vais me contenter de remercier la ministre pour cette réponse. Nous resterons comme vous attentifs, dans un contexte où l'Amérique du Sud connaît une poussée illibérale qui peut faire des ravages et l'emporter, comme dans le pays voisin, le Brésil. Soyons attentifs à ce que la démocratie et ses principes fondamentaux soient bien respectés là-bas!
Het incident is gesloten.
29 Question de Malik Ben Achour à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La situation en Haïti" (55019095C)
29 Vraag van Malik Ben Achour aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De situatie in Haïti" (55019095C)
29.01 Malik Ben Achour (PS): Madame la
ministre, depuis le 1er juin, Haïti connait une nouvelle recrudescence des
violences qui opposent plusieurs bandes rivales dans la capitale
Port-au-Prince. D'après les données du Bureau pour la coordination des affaires
humanitaires des Nations-Unies, ces affrontements ont provoqué le déplacement
d'un millier de personnes entre les 6 et 9 juin lesquels s'ajoutent aux plus de
4000 qui avaient déjà pris la fuite au cours des douze derniers mois pour les
mêmes raisons.
La problématique n'est donc pas neuve et,
qui plus est, le pays cumule les crises. A la crise sécuritaire, se greffe une
crise politique, avec un président, Jovenel Moïse, dont le mandat s'est
officiellement achevé le 7 février et qui depuis s'accroche au pouvoir, une
crise sanitaire, avec une augmentation des contaminations au Covid, une crise
sociale, avec une pauvreté qui continue de s'amplifier, et enfin une crise
alimentaire, avec 4 millions de personnes impactées.
Récemment, 150 organisations haïtiennes,
européennes mais aussi africaines, canadiennes et latino-américaines ont lancé
un appel à un «changement de politique internationale vis-à-vis d'Haïti». Si
les auteurs constatent une légère inflexion dans l'attitude de la communauté
internationale, se traduisant notamment par une directive européenne adoptée au
mois de mai, ils estiment qu'il est nécessaire d'aller plus loin en soutenant
la mise en place d'un processus de transition qui se baserait sur la
constitution de 1987. De même, et parmi une série d'autres demandes, ils insistent
sur l'appui à apporter aux organisations haïtiennes afin que les responsables
des diverses violations des droits humains que subit la population soient
jugés.
• Avez-vous pris connaissance de cet appel?
Qu'y répondez-vous?
• Par ailleurs, quelles sont les dernières informations qui vous reviennent de notre représentation diplomatique dans la région? Qu'en est-il de la sécurité de nos ressortissants sur place?
29.02 Sophie Wilmès, ministre: Monsieur Ben Achour, nous avons pris connaissance de cet appel réunissant 150 organisations au sujet de la situation en Haïti et saluons cette mobilisation de la société civile en vue d'une solution pacifique à la crise haïtienne, aggravée par la situation sanitaire.
Le dernier rapport périodique du secrétaire général des Nations Unies partage la préoccupation de la société civile quant à la dégradation de la sécurité et à l'absence de progrès en vue d'un accord politique. Initialement prévu pour la fin du mois, un référendum contesté sur la Constitution vient d'être reporté sine die. Les élections générales haïtiennes sont, quant à elles, toujours prévues - jusqu'à présent - pour le mois de septembre.
La Belgique appelle tous les acteurs de la crise haïtienne à s'abstenir de recourir à la violence et insiste sur la lutte contre l'insécurité et l'impunité. Nous défendons également une position de fermeté à l'égard du président Jovenel Moïse. La priorité doit consister en un retour à la sécurité, sans laquelle toute tentative de sortie de l'impasse politique risque d'être vouée à l'échec.
Notre pays ne dispose pas d'ambassade en Haïti. Notre ambassade à Cuba, qui est accréditée pour Haïti, continue de suivre de près la situation politique et sécuritaire sur place. Les informations qui nous sont transmises confirment la recrudescence des cas de covid-19 et les affrontements de gangs au cours des dernières semaines. Les Belges résidant en Haïti reçoivent régulièrement des alertes de sécurité pour les informer de la situation et des déplacements à éviter. Par ailleurs, notre poste a effectué une mission sur place en mai, centrée sur la sécurité et la prévention des crises.
29.03 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse.
Dans ma réplique, je vais me référer à un autre appel, celui de Médecins sans frontières, qui a alerté au sujet des conséquences des affrontements sur ses propres structures médicales, ses ambulances, ses patients et son personnel.
Si vous me le permettez, je voudrais citer la chef de mission de MSF en Haïti: "Nous observons une détérioration extrêmement inquiétante de la situation sécuritaire. Des affrontements armés ont eu lieu près du centre d'urgence et des bureaux de MSF à Martissant. Le personnel médical a dû se protéger des balles perdues. Des individus armés ont braqué deux chauffeurs d'ambulance MSF, ainsi que d'autres véhicules en provenance de Martissant. Pour protéger notre personnel, nous avons dû réduire nos activités communautaires, mais nous continuons à prendre en charge des urgences."
On voit donc toutes les conséquences de la violence, y compris sur les services de base. J'aimerais rappeler que les rapts restent le principal fléau dans ce contexte de violence, car leur nombre est estimé à une vingtaine par semaine. C'est donc véritablement l'anarchie qui règne en Haïti et on se demande, malheureusement, ce qu'on peut faire pour rétablir la situation, à tout le moins une situation sécuritaire minimale, tant la situation devient compliquée.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 55019098C van mevrouw Ponthier wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
- Christophe Lacroix à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les pensions des anciens collaborateurs militaires belges" (55019101C)
- Anja Vanrobaeys à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La situation en ce qui concerne les pensions du régime nazi" (55019273C)
- Sophie Rohonyi à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les pensions octroyées par l'Allemagne aux Belges ayant collaboré avec le régime nazi" (55019436C)
- Christophe Lacroix aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De pensioenen van de voormalige Belgische militaire collaborateurs" (55019101C)
- Anja Vanrobaeys aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De stand van zaken m.b.t. de nazipensioenen" (55019273C)
- Sophie Rohonyi aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De door Duitsland aan Belgische gewezen collaborateurs van het naziregime toegekende pensioenen" (55019436C)
30.01 Anja
Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, ik
kom bij u terug met betrekking tot de follow-up van de resolutie met betrekking
tot de nazipensioenen.
Begin april heeft hierover een
coördinatievergadering plaatsgevonden tussen u en uw collega's van Financiën,
Justitie en Wetenschapsbeleid. Daarop heeft de minister van Justitie
aangekondigd dat zijn diensten op basis van het nationaal register een lijst hebben
opgesteld van personen die geboren zijn vóór 1928, die momenteel in leven zijn
en zijn veroordeeld wegens collaboratie. Op basis van dit onderzoek werd een
lijst opgesteld van 180 namen, op een totaal van 80.000 mensen. Deze lijst zou
van zodra hij definitief is, aan de Duitse autoriteiten worden overgemaakt,
overeenkomstig punt 2 van voornoemde resolutie.
Daarnaast valt nog af te wachten of de
minister van Financiën net zoals Nederland informatie zou opvragen over de
fiscale gegevens aan Duitsland. Ik wil u er ook herinneren aan het onrecht dat
bestaat in België, waarbij pensioenen op basis van gedwongen arbeid voor de
Duitse bezetter wel wordt belast, terwijl diegenen die met hem samenwerkten,
niet worden belast.
Mevrouw de minister, bijna twee maanden
na uw vorige antwoord, zou ik u willen vragen naar een stand van zaken van de
verschillende elementen in dit dossier.
30.02 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la
ministre, je reviens vers vous concernant le dossier des pensions octroyées par
l’Allemagne aux Belges ayant collaboré avec l’occupant nazi durant la 2ème
Guerre mondiale.
Ces derniers mois, je vous ai interrogé
ainsi que vos collègues à la Justice, aux Finances et à la Politique
scientifique sur la question.
Il en est ressorti:
1.Que les Affaires étrangères coordonnent le
travail des différents cabinets.
2.Que deux réunions ont eu lieu, le 25 mars
et le 29 avril, suite auxquelles 3 pistes ont été dégagées: (1) les canaux
d’informations fiscales, (2) les échanges d’informations à partir des données
du SPF Justice et (3) l’installation d’une commission scientifique.
3.Parmi ces pistes, seule la seconde a fait
l’objet d’une avancée significative, à savoir que les recherches du SPF Justice
ont permis de dégager une liste de 180 personnes nées avant 1928, qui sont
toujours en vie et qui auraient été condamnées à la déchéance des droits
civiques et politiques, comme l'étaient tous les condamnés pour des faits de
collaboration à l’époque.
• Vous évoquiez le 4 mai dernier que les
autorités allemandes n’avaient pas encore répondu positivement à nos demandes
de transmission d’informations. Qu’en est-il aujourd’hui? Êtes-vous parvenue à
trouver une solution qui convienne à toutes les parties? Quelles informations
avez-vous déjà transmises? Si aucune information n’a été transmise, quand cela
sera-t-il le cas?
• Vous êtes-vous à nouveau entretenu avec
vos collègues à la Justice, aux Finances et à la Politique scientifique sur la
question? Dans l’affirmative, qu’en est-il ressorti?
• La liste des 180 personnes dégagée par le
SPF Justice avec les 9 personnes touchant toujours une pension allemande en
Belgique a-t-elle été peaufinée? A-t-elle été communiquée aux autorités
allemandes pour analyse? Dans l’affirmative, des liens ont-ils été établis
entre ces listes? Si c’est le cas, confirmez-vous l’intention du gouvernement,
telle qu’exposée par le Secrétaire d’Etat Dermine le 11 mai dernier, de
demander à l’Allemagne la mise en place d’une commission scientifique? Cette
demande a-t-elle été formulée?
• Comment le suivi de ce dossier évolue-t-il
au Bundestag? Le régime de pension a-t-il fait l’objet de discussions? Si oui,
dans quel sens? Pouvez-vous faire un état des lieux des discussions avec les
autorités allemandes sur la question?
• Où en sont les recherches du SPF Finances
relatives à l’utilisation des canaux d’échange d’informations fiscales? Ces
recherches ont-elles mené à prendre des contacts avec les autorités allemandes?
30.03 Sophie Wilmès, ministre: Au cours de récentes concertations avec les ministres concernés, il a été convenu que la Belgique demanderait un échange d'informations avec les autorités allemandes sur base des données mises à jour du SPF Justice des personnes condamnées en Belgique pour faits de collaboration. Il a aussi été convenu que la Belgique proposerait la mise en place d'un comité scientifique belgo-allemand qui serait chargé de mieux examiner le contexte historique plus large et le profil des bénéficiaires de ces pensions.
De diensten van de minister van Financiën hebben het gebruik onderzocht van de kanalen voor de uitwisseling van fiscale informatie om de gevraagde informatie te verkrijgen. Zij zijn echter tot de conclusie gekomen dat een dergelijk verzoek niet mogelijk is in het bestaande juridische kader tussen onze twee landen. Via onze diplomatieke post in Berlijn heb ik mijn Duitse ambtsgenoot begin juni een brief gezonden waarin de verzoeken in detail werden uiteengezet. Ik heb de Belgische ambassade in Berlijn ook opgedragen de nodige stappen te ondernemen om het belang en de gevoeligheid van deze kwestie te benadrukken. Deze stappen zijn nu aan de gang.
Mon directeur de cabinet s'est également entretenu récemment avec l'ambassadeur d'Allemagne à Bruxelles sur cette question et j'espère prochainement avoir un retour de la partie allemande. Je ne manquerai pas de vous tenir informés des suites qui seront données.
En ce qui concerne la question sur l'état des débats sur ce sujet au Bundestag, notre poste diplomatique à Berlin m'informe qu'il y a eu des débats parlementaires sur cette question récemment via une question écrite et une proposition par un des groupes politiques de mettre en place une commission scientifique, qui n'a, à ce stade, par recueilli de majorité au sein de la commission qui l'a examinée.
30.04 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, ik wil u in de eerste plaats bedanken voor de initiatieven die u binnen de regering heeft genomen om vooruitgang te boeken in deze zaak. Toen ik deze vraag de vorige keer stelde, beloofde iedereen wel wat, maar kwam er weinig beweging. U heeft duidelijk de kar getrokken en de zaak in beweging gekregen, in samenwerking met andere ministers.
Het stemt mij tevreden dat er een uitwisseling van gerechtelijke gegevens is en dat er ook een wetenschappelijk comité zal komen. Zoals gezegd lijkt mij dat gewoon een kwestie van rechtvaardigheid. De slachtoffers van het naziregime zullen niet rusten voor zij rechtvaardigheid gekregen hebben. Dit is de eerste stap.
Ik betreur wel dat een uitwisseling van fiscale gegevens niet mogelijk blijkt. Nederland heeft die gegevens namelijk wel verkregen. U moet ook weten dat de mensen die toen gedwongen zijn gaan werken wel altijd belasting hebben betaald op hun pensioen, terwijl dat voor collaborateurs niet het geval was. Dat wordt nog steeds als een onrechtvaardigheid aanzien.
30.05 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie pour
votre réponse. Sincèrement, je suis très heureuse de voir que ce dossier bouge
enfin après deux ans d'inertie. En effet, cela fait plus de deux ans que cette
proposition de résolution qui donne une feuille de route au Parlement et au
gouvernement dans ce dossier a été adoptée. C'était une proposition de
résolution déposée par Olivier Maingain et soutenue par toute une série de
partis politiques qui étaient vraiment choqués par ce système.
Par contre,
il y a des choses qui m'échappent dans vos réponses. Premièrement, vous nous
dites qu'il y aura un échange concernant les données mises à jour par le
SPF Justice, sauf que ces données doivent encore être peaufinées. Le
ministre de la Justice l'a bien spécifié parce que la liste des
180 personnes qui ont été retenues doit encore être travaillée en fonction
de toute une série de critères. J'aurais voulu savoir ce qu'il en était parce
que sans ce peaufinement, on ne pourra pas les communiquer aux autorités
allemandes.
En ce qui
concerne le Comité scientifique belgo-allemand, j'entends qu'une majorité ne
s'est pas dégagée au sein du Bundestag. Toujours est-il que la proposition de
résolution spécifie bien que, s'il n'y a pas de possibilité d'établir un comité
belgo-allemand, on doit pouvoir le faire au niveau belgo-belge.
En ce qui
concerne l'échange d'informations fiscales, je me dois de rappeler que les
Pays-Bas ont pu obtenir des informations en dépit de certaines directives
européennes sur la protection des données fiscales.
Madame la ministre, nous disposons de leviers qui doivent pouvoir être activés puisqu'ils ont pu l'être dans d'autres pays européens qui sont également concernés par ce système. Ce système est juste insupportable. Il récompense des personnes qui ont collaboré avec l'un des régimes les plus meurtriers de notre histoire. Il porte atteinte à notre devoir de mémoire et à la dignité des résistants et des victimes du nazisme. On l'a vu récemment dans un article de presse, ce système révèle aussi une injustice fiscale. C'est d'ailleurs la raison pour laquelle je vais interroger le ministre des Finances. En effet, les personnes enrôlées de force perçoivent une pension d'invalidité qui est taxée, contrairement aux pensions perçues par les personnes ayant collaboré en pleine connaissance de cause avec ce régime nazi. Je vous remercie.
L'incident est clos.
31 Vraag van Peter De Roover aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het Chinese dreigement aan het adres van België" (55019138C)
31 Question de Peter De Roover à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La menace chinoise proférée envers la Belgique" (55019138C)
31.01 Peter De Roover (N-VA): Mevrouw
de minister, op 15 juni nam de Kamercommissie Buitenlandse Zaken een resolutie
aan die de behandeling van de Oeigoeren in China aanklaagt en het een “risico
op genocide" noemt. De reactie van China, bij monde hun woordvoerder van
Buitenlandse Zaken in China, Zhao Lijian was direct. China dreigt met
maatregelen als het Belgische parlement haar fout niet zou rechtzetten en
alsnog stemt in de plenaire vergadering over de resolutie.
Mevrouw de minister u stuurde in respons
op een mededeling uit waarin u het recht van meningsuiting in het Belgische
parlement verdedigde. Echter met de goedkeuring van het voorstel in de komende
weken, is het niet ondenkbaar dat China haar dreigement hard zal maken en
sancties zal treffen tegen ons land of bepaalde personen.
Vandaar dat ik de minister de volgende
vragen wil stellen:
Is de minister of haar regering inmiddels
nog in persoonlijk contact getreden met de Chinese autoriteiten of haar
vertegenwoordigers? Hebben zij de vage dreigementen aan het Belgische adres
herhaalt?
Werd er ook al gecommuniceerd over de
mogelijke gevolgen, of hebben haar diensten al een inschatting gemaakt wat de
mogelijke repercussies zullen zijn van de aanname van de resolutie?
Verwacht de minister symbolische acties,
gericht tegen onze diplomatieke contacten, Belgische producten, sancties tegen
onze economische sectoren, havens, of gericht tegen sleutelfiguren die de
resolutie steunden?
Verwacht de minister dat België in de
komende weken/maanden, zoals bij eerdere resoluties die tegen China werden
aangenomen door andere landen, dat het aantal cyberaanvallen zal toenemen? Is
de regering hierop voorbereid?
Zal de minister coördinatie zoeken voor
onze bescherming tegen eventuele Chinese represailles binnen de fora van de
NAVO en EU?
31.02 Minister Sophie Wilmès: Mijnheer De Roover, zoals u weet, heb ik op 16 juni duidelijk en publiekelijk gereageerd op de uitlatingen van de woordvoerder van het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken. De onafhankelijkheid van het Parlement en zijn vrijheid van meningsuiting en van reflectie zijn niet onderhandelbaar en kunnen niet als voorwaarden worden gebruikt om – ik citeer – "onze goede bilaterale betrekkingen te vrijwaren".
Ik heb op 8 mei de gelegenheid gehad om openlijk van gedachten te wisselen over verschillende thema's, waaronder de situatie in Xinjiang en Hongkong, met mijn Chinese homoloog, Wang Yi. Op dat ogenblik waren de sancties gericht tegen Belgische en andere Europese Parlementsleden al van kracht. Hierbij heb ik de ernstige Belgische en Europese bezorgdheden omtrent de mensenrechtensituatie in China en over de Chinese sancties duidelijk geschetst. Mijn diensten doen dat ook systematisch.
Ik wens liever niet te speculeren over een mogelijke verdere reactie, maar wij blijven uiteraard zeer waakzaam. Het spreekt voor zich dat de zaak ook bilateraal en met de Europese partners ter sprake komt.
De diverse facetten van de relatie met China worden regelmatig besproken met de Europese partners, ook in het licht van de sanctie die de Unie uitgevaardigd heeft in het kader van haar globaal sanctiemechanisme voor mensenrechtenschendingen op 22 maart en de Chinese reactie daarop.
De relatie met China kenmerkt zich, zoals u weet, door een mate van complexiteit die maakt dat China zich toont als een partner, een economische en technologische concurrent, maar ook als systemische rivaal inzake vrijheid van meningsuiting of inzake de universaliteit van de mensenrechten.
Aangaande cyberaanvallen weet u dat de Nationale Veiligheidsraad op 22 mei jongstleden een nieuwe Belgische nationale strategie voor cyberveiligheid heeft aangenomen. Die is niet tegen een specifiek land gericht, maar maakt het voortaan ook mogelijk om cyberaanvallen diplomatiek te attribueren. Voor de andere aspecten die te maken hebben met de cyberveiligheid van België, nodig ik u uit om u te wenden tot het Centrum voor Cybersecurity.
31.03 Peter De Roover (N-VA): Mevrouw de minister, we zitten een beetje in een moeilijke positie omdat wij China terecht vragen – daarin kunnen wij absoluut geen concessies doen – om de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van expressie, hier bij ons in het algemeen maar ook in het Parlement en uiteraard ook buiten het Parlement, ten volle te verdedigen. Ik kan mij indenken dat bepaalde landen, misschien wel China, van een inconsequentie zullen gewagen. Zij zullen als volgt redeneren: als u zich meent te moeten uiten over wat bij ons gebeurt, dan hebben wij het recht om ons te bemoeien met wat er in uw land gebeurt. Ik heb bij buitenlandse reizen, ook met de commissie in de vorige legislatuur, al wel eens de ervaring gehad dat men ons daar op een inconsequentie wijst.
Het is alleszins mijn overtuiging dat wij voor de vrije uitoefening van de politiek voor elke burger, in het bijzonder van elke collega, pal moeten staan. Ik moedig u graag aan om dat met onze steun te blijven doen.
L'incident est clos.
- Peter De Roover aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De zaak-Daumerie" (55019256C)
- Ellen Samyn aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De situatie van een Dilbeekse ondernemer in Dubai" (55019301C)
- Peter De Roover à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'affaire Daumerie" (55019256C)
- Ellen Samyn à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La situation d'un entrepreneur de Dilbeek à Dubaï" (55019301C)
32.01 Peter De Roover (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik heb zeer onlangs nog contact gehad met de betrokkene. Het is niet de bedoeling om hier elementen te bespreken die een individueel dossier zouden betreffen en de privacy niet zouden respecteren. Maar intussen hebben de media er ook al aandacht aan besteed en is de heer Daumerie zelf vragende partij om dit op een ander echelon te brengen dan dat van de privé- of diplomatieke contacten, zodat dit toch een zekere ruchtbaarheid krijgt.
Voor alle duidelijkheid zal ik geen enkele voorafname doen over de vraag of, door wie en in welke mate hier fouten zouden gebeurd zijn, die aanleiding zouden geven tot veroordelingen of wat dan ook. Ik heb wel een mening over het dossier, zoals ik het ken. Ik heb de indruk dat de heer Daumerie het slachtoffer is van bepaalde gebeurtenissen, maar nogmaals, ik kan en wil me niet in de plaats van een rechtbank stellen.
We moeten ons wel absoluut inzetten voor een correcte en eerlijke rechtspraak. De gegevens die hij mij persoonlijk heeft gegeven, zeker niet met de vraag om die onder het tapijt te schuiven, mogen hier openbaar gemaakt worden. Hij heeft elf maanden in een hotelkamer verbleven nadat zijn papieren waren afgepakt. Daarna heeft hij een blitzproces gekregen, van volgens hem negentig seconden, met een veroordeling tot een maand cel en eigenlijk veel langer, want bijkomend een geldboete van 230.000 euro. Hij zou in de gevangenis moeten blijven tot die boete is betaald. Ik neem daar geen standpunt in, maar het verloop van dat proces past zeker niet in wat wij een normale rechtsgang noemen. Er is ook sprake van een soort beroep dat aangetekend is. Dat loopt nog altijd. Hij heeft zijn paspoort moeten afgeven, is amper op de hoogte van wat hem eigenlijk ten laste wordt gelegd, enzovoort. Een bekend internationaal advocatenkantoor heeft het over een schijnproces en heeft het over een uitzichtloze en mensonterende persoonlijke situatie.
U hebt kennis genomen van de aangelegenheid. Welke bijstand kan hem verleend worden met het oog op het krijgen van een eerlijk proces? In welke mate kan u contacten met uw collega's of met de autoriteiten in Abu Dhabi aanwenden om daarvoor te zorgen? Ik ben ervan overtuigd dat onze relaties met Abu Dhabi, waar trouwens heel veel mensen zakendoen, zowel voor ons als voor de autoriteiten in de Emiraten zeer belangrijk zijn en dat ze er prijs op zullen stellen dat er geen slechte sfeer ontstaat tegenover Abu Dhabi of de Emiraten.
Hebt u ook weet van andere Belgen die in een dergelijke situatie zouden zitten? Welke initiatieven zijn het meest zinvol om in deze pijnlijke affaire vooruitgang te krijgen en te komen tot een goed slot?
32.02 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, de heer De Roover bracht de vraag al vrij volledig, dus ik sluit mij bij zijn toelichting aan.
Bijkomend wil ik u vragen hoe het gesteld is met de gezondheidssituatie. Wordt eventueel ook medische bijstand verleend? Naar verluidt wordt het recht op een covidvaccin geweigerd, wat ik toch ook een belangrijke vraag vind in dit dossier.
32.03 Minister Sophie Wilmès: Mevrouw de voorzitster, mijnheer De Roover, mevrouw Samyn, over de zaak betreffende Johan Daumerie, een Dilbeekse ondernemer in Dubai, kan ik de volgende elementen meedelen in antwoord op uw vragen.
Onze ambassade te Abu Dhabi onderhoudt sinds november 2020 intensieve contacten met de heer Daumerie. De ambassade en de administratie van Buitenlandse Zaken zijn goed op de hoogte van het dossier en van de meest recente ontwikkelingen.
De Belgische privacywetgeving laat mij niet toe om persoonlijke gegevens over landgenoten te delen. Ik kan mij ten gronde ook niet uitspreken over de juridische aspecten van het dossier.
Aan de heer Daumerie wordt consulaire bijstand verleend, wat natuurlijk het geval zal blijven zolang hij dat zelf wenst en nodig heeft.
Respect voor de rechten van de verdediging is voor ons land prioritair en onze ambassade volgt de zaak van dichtbij op. Er kan echter geen interventie in een lopende gerechtelijke procedure plaatsvinden. Dat zou als inmenging in de interne aangelegenheden van de Emiraten worden beschouwd en zou dus uiteraard ook niet in het belang van de heer Daumerie zijn. De intrekking van het paspoort en de verblijfsvergunning maken in deze context deel uit van de beslissingen genomen in het kader van de lopende juridische procedure. Onze ambassade blijft ook dat aspect van het dossier aandachtig opvolgen.
De kwestie van de medische bijstand in het kader van de covidpandemie werd nog niet opgeworpen door de heer Daumerie, maar onze ambassade zal vanzelfsprekend ook daarin bijstand geven als de vraag zich aandient.
Alle demarches die binnen onze bevoegdheden op een of ander moment opportuun geacht zouden worden in dit dossier, zullen worden bekeken.
32.04 Peter De Roover (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb er alle respect voor dat u niet op de juridische grond van de zaak ingaat en dat u daarover geen standpunt inneemt. Ik weet dat er contacten zijn tussen de heer Daumerie en de ambassade, maar de mogelijkheden van de ambassade zijn zeer beperkt.
U zegt dat u zich niet kunt mengen in bepaalde zaken. Wij hebben nochtans net een resolutie goedgekeurd over het proces van de heer Rusesabagina en daar is ook nog net een vraag over gesteld. Ik zal de vergelijking niet doortrekken, maar het gaat over een landgenoot in het buitenland die blijkbaar onderhevig is aan een rechtspleging die vragen oproept. Ik wil u zeker niet tegenspreken wanneer u omzichtig omspringt met deze aangelegenheid en wanneer u alle privacyelementen respecteert, maar het komt mij voor dat u hierin toch een verregaande passiviteit aan de dag legt en dat betreur ik. U legt geen contact met uw ambtgenoot of met de instellingen in Abu Dhabi om die bekommernissen uit te drukken, want het feit is er wel, en dat vind ik niet passend bij de ernst van de zaak.
Ik zou toch echt willen aandringen op een actievere rol van u. Dat wil niet zeggen dat er een oordeel wordt geveld over juist en fout. U waakt er daarmee over dat er op een ernstige manier recht wordt gesproken, wat op het ogenblik zeker niet het geval is. Het persoonlijke lijden van de betrokkene en zijn familie mag absoluut niet worden onderschat. Ik zou u willen vragen om daar passende aandacht aan te besteden.
32.05 Ellen Samyn (VB): Ik sluit mij aan bij de repliek van de heer De Roover. Ik heb alle begrip voor het delicate van de zaak. U volgt de kwestie van nabij. Ik wil zeker erop aandringen dat zijn gezondheidssituatie wordt opgevolgd. Er moet zeker in voldoende gezond voedsel worden voorzien. Een eventueel medisch probleem moet zeker worden behandeld; hij heeft recht op medische bijstand.
L'incident est clos.
De voorzitter: De minister is bereid gevonden om nog wat te blijven, maar misschien is het goed om te verwijzen naar de schriftelijke vragen.
- Kattrin Jadin à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L’update du pacte migratoire avec la Turquie" (55019297C)
- Ellen Samyn à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La situation aux frontières de la Grèce" (55019316C)
- Kattrin Jadin aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het updaten van het met Turkije gesloten migratiepact" (55019297C)
- Ellen Samyn aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De situatie aan de Griekse grenzen" (55019316C)
33.01 Ellen
Samyn (VB): De situatie aan de Griekse
grenzen wordt ernstiger, naarmate illegalen en asielzoekers langs de
Turks-Griekse route blijven oversteken om toegang tot de EU te verkrijgen. De
instroom van migranten verhoogt nu de zomer nadert. De meesten komen uit Syrië,
Afghanistan en Irak. In de steek gelaten door de EU is Griekenland genoodzaakt
zijn grensbeleid te verstrengen. Dit doen ze door middel van inzet van
geluidskanonnen, muren en hekken om de migratiestroom terug te dringen. Ook het
aantal uitwijzingen is gestegen.
De situatie in de opvangkampen op de
Griekse eilanden is schrijnend, omdat door de lange asielprocedures de centra
overbezet geraken. De brand in Moria vorig jaar heeft de druk op de Griekse
grenzen verhoogd en de situatie verergerd. In juni van dit jaar besliste
Griekenland dan ook geen asiel meer te verlenen of asielaanvragen te
behandelen, in het geval van asielzoekers die eerst door veilig land Turkije
gereisd waren.
Grieks Minister van Asiel en Migratie,
Notis Mitarachi, noemt zijn beleid streng maar rechtvaardig en Griekenland
roept de EU op om zijn oostelijke buitengrenzen beter af te schermen tegen de
instroom.
Ondertussen blijft Turkije migratie en de
vluchtelingendeal met de EU als een politiek wapen inzetten. Recentelijk duwde
het Erdoganregime vluchtelingen vanuit onder andere Syrië rechtstreeks richting
de Griekse grenzen en sloot het zelfs zijn eigen grens, om de migratiedruk op
de EU te verhogen. Dit omwille van het feit dat de EU Turkije niet steunt in
militaire interventies die Ankara ondernam in bijvoorbeeld Noord-Syrië. Zowel
Griekenland en de EU als Turkije betichten elkaar ervan de verplichtingen van
de Turkijedeal niet na te komen.
Heeft u hierover reeds contact gehad met
uw Griekse collega of de Griekse ambassadeur?
Wat is het statuut van de Turkijedeal, nu
Turkije regelmatig dreigt om de vluchtelingen in Turkije los te laten op de EU?
Zal dit akkoord herzien of opgeschort worden? Indien het herzien wordt, onder
welke voorwaarden?
Welke diplomatieke rol speelt België in
de onderhandelingen met Turkije omtrent de migratiestromen aan de Grieks-Turkse
grens?
Zal de EU Griekenland van meer middelen
voorzien via Frontex bijvoorbeeld, om de EU-buitengrens effectiever te bewaken?
33.02 Minister Sophie Wilmès: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Samyn, er moet een onderscheid worden gemaakt tussen twee kwesties die weliswaar met elkaar verband houden, maar die toch verschillend zijn.
Het asiel- en migratiepact dat in september 2020 door de Commissie werd voorgesteld, is een reeks teksten waarmee wordt beoogd een totaalvisie op asiel en migratie te ontwikkelen om het beheer ervan te verbeteren. De verklaring EU-Turkije daarentegen is een overeenkomst uit 2016 over het beheer van de migratiestromen tussen de Europese Unie en Turkije. Ik kom hier later op terug en ga eerst in op het asiel- en migratiepact.
De onderhandelingen over het interne deel van het pact zijn de afgelopen maanden vastgelopen, deels als gevolg van de blokkade van bepaalde lidstaten met betrekking tot een evenwicht tussen solidariteit en verantwoordelijkheid. Anderzijds bestaat er een relatieve consensus over de voorstellen met betrekking tot de externe aspecten.
Deze kwestie werd besproken tijdens de Europese Raad van 24 juni, want hoewel de migratiestromen naar Europa momenteel minder groot zijn dan na de crisis van 2015 moet de situatie voortdurend worden opgevolgd. Er is sprake van een lichte stijging. Het valt niet uit te sluiten dat die zal doorzetten naarmate de opgelegde verkeersbeperkingen in het kader van de pandemie worden opgeheven, de weersomstandigheden gunstiger zijn, of afhankelijk van de politieke ontwikkelingen in bepaalde staten.
Tijdens de laatste Europese Raad hebben de lidstaten conclusies aangenomen over de externe dimensie van het migratiebeleid van de Europese Unie. Ze zijn erop gericht de partnerschappen en de samenwerking met de landen van herkomst en doorreis te intensiveren. Vanuit dit oogpunt wordt aan de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger verzocht om in nauwe samenwerking met de lidstaat onmiddellijk de concrete actie met de prioritaire landen van herkomst en doorreis te versterken alsook de concrete steunmaatregelen voor deze landen. Dezelfde instanties worden ook verzocht om "in het najaar van 2021 een actieplan voor dezelfde landen voor te stellen met duidelijke doelstellingen, aanvullende steunmaatregelen en concrete tijdschema's".
Ten slotte wordt de Commissie verzocht ten minste 10% van het NDICI Fund alsmede van de financiering uit hoofde van andere relevante instrumenten optimaal te gebruiken voor migratiegerelateerde actie en uiterlijk in november aan de Raad verslag uit te brengen over haar intentie op dit gebied. De Europese Raad sprak ook zijn afkeuring uit over elke poging van derde landen om migranten voor politieke doeleinden te gebruiken.
Meer in het algemeen wil ik erop wijzen dat het EUDO de Team Europe-aanpak heeft voorgesteld om de middelen te structureren die worden ingezet voor het beheer van de banden tussen governance, migratie en mobiliteit. Deze aanpak beoogt de middelen van de EU, haar lidstaten en de financiële instellingen te combineren om een gecoördineerde multilaterale reactie op migratievraagstukken te geven.
Ik kom dan bij het tweede onderwerp. In maart 2016 hebben de Europese Unie en Turkije een gezamenlijke verklaring aangenomen waarin beide partijen toezeggingen deden om de illegale migratiestromen van Turkije naar Europa te stoppen. Om te voorkomen dat mensen in gevaar worden gebracht, bevat de verklaring een reeks bepalingen over de terugkeer van migranten die illegaal van Turkije naar de Griekse eilanden zijn gekomen en over een systeem van hervestiging van Turkije naar de EU. In dat kader zou de Europese Unie financiële bijstand verlenen voor de opvang van Syrische vluchtelingen in Turkije. Een betere controle van de grenzen door de Turkse autoriteiten is ook gepland. De EU heeft hiervoor een ander financieel mechanisme, de vluchtelingenfaciliteit voor Turkije, in het leven geroepen. Deze faciliteit bestond uit twee schijven van 3 miljard euro, deels gefinancierd door de Europese begroting en deels door de lidstaten.
33.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, ik zal het antwoord wel lezen in het verslag, of u kunt het mij ook schriftelijk toesturen. Ik zie dat het gaat om meerdere bladzijden.
33.04 Minister Sophie Wilmès: Dank u mevrouw Samyn. Ik heb een team dat vragen steeds heel nauwkeurig wil beantwoorden, en dat wil ik ook. Maar als er heel veel specifieke vragen zijn, dan neemt dat veel tijd in beslag.
Dank u voor uw begrip, mevrouw Samyn. We zullen u zeker het antwoord sturen.
33.05 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, u antwoordt steeds uitgebreid op onze vragen. Dat doet ons ook veel plezier.
Ik wil het kort hebben over de houding van Turkije in dit dossier. Die zal in ieder geval in het oog gehouden moeten worden, want het zou niet de eerste keer zijn dat Turkije migratie en de vluchtelingendeal met de EU als politiek wapen zou inzetten.
Met de recent verlengde deal met Turkije maakt de EU zich opnieuw afhankelijk van de Turkse regering. Laten we ook niet vergeten dat Turkije hiervoor ook nog royaal vergoed wordt. Ze krijgen een royale cheque van 6 miljard euro voor de opvang van vluchtelingen. Maar laten we eerlijk zijn, de deal tussen de EU en Turkije kan moeilijk als een succes worden beschreven.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55019323C van mevrouw Jadin wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
34 Vraag van Vicky Reynaert aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Myanmar" (55019378C)
34 Question de Vicky Reynaert à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le Myanmar" (55019378C)
34.01 Vicky Reynaert (Vooruit): Ik verwijs naar de ingediende vraag.
Op 29 april 2021 heeft de plenaire
vergadering van dit parlement onze resolutie over Myanmar (doc55/1731/006)
goedgekeurd waarin wij als parlement met klem de misdaden tegen de Rohingya en
de militaire coup van begin februari 2021 veroordelen, maar waar het parlement
ook een aantal acties vraagt aan de federale regering:
Wat betreft de Rohingya verzoekt het
parlement de regering meer concreet, onder andere om het volgende:
Een krachtige veroordeling over
mensenrechtenschendingen en daden van genocide tegen de Rohingya-bevolking, en
dat ook op het internationale niveau blijvend aan te kaarten;
De zaak die Gambia bij het Internationaal
Gerechtshof heeft aangespannen tegen Myanmar verder te ondersteunen en te
faciliteren in aanloop naar een definitieve uitspraak en zich aldus conform
artikel 63 van het Statuut van het Internationaal Gerechtshof aan te sluiten
bij de initiatieven van Nederland en Canada hieromtrent;
Het pleiten voor de oprichting van een
hybride straftribunaal.
Ook wat betreft de militaire coup die
gepleegd werd sinds februari 2021 staan in de resolutie heel wat verzoeken
gericht aan de regering.
Ondertussen werd op 18 juni een
VN-resolutie goedgekeurd (119 landen stemden voor waaronder ook Myanmar zelf, 1
land stemde tegen, namelijk Wit-Rusland, 36 onthoudingen waaronder Rusland en
China) die dit voorbeeld volgt: de militaire staatsgreep wordt veroordeeld, er
wordt gevraagd de politieke gevangenen vrij te laten en ‘de toestroom van wapens
aan het land te voorkomen’. Een wapenembargo zoals ons parlement vraagt in de
resolutie heeft het niet gehaald.
Wat is de stand van zaken van de
uitvoering van deze resolutie 55/1731/006?
Kan u een overzicht geven van de
ondertussen ondernomen initiatieven voor elk van de verzoeken uit deze
resolutie?
34.02 Minister Sophie Wilmès: Bijna vijf maanden na de staatsgreep van 1 februari in Myanmar en twee maanden na de goedkeuring van de resolutie door het Parlement blijft de situatie er uiterst zorgwekkend. Het geweld is alomtegenwoordig. De humanitaire situatie is ernstig. Het leger lijkt vastbesloten om geen enkele toegeving te doen. Het aantal gewapende actoren neemt toe en de conflicten leiden tot een toename van de stroom ontheemden.
De internationale druk om een oplossing te vinden, is dan ook van essentieel belang. België moet daar mede voor zorgen, in de eerste plaats samen met de Europese partners.
Als reactie op de verslechterde situatie en de wanpraktijken van het leger heeft de Europese Unie op 21 juni nieuwe sancties tegen Myanmar afgekondigd. De sancties treffen nu 43 personen en 6 entiteiten. Ze omvatten een bevriezing van tegoeden, een verbod op het beschikbaar stellen van middelen aan die personen en entiteiten en een reisverbod. Die sancties komen boven op de bestaande sancties, die op 30 april werden verlengd.
Voorts heeft de Europese Unie via haar hoge vertegenwoordiger steun toegezegd aan de consensus in vijf punten die de leiders van de Associatie van Zuidoost-Aziatische Naties ASEAN op 23 april hebben bereikt. De consensus betrof onder meer de instelling van een dialoogproces tussen alle partijen en de benoeming van een speciaal gezant van ASEAN alsmede humanitaire bijstand. Helaas is er weinig vooruitgang geboekt.
De Europese Unie blijft ook aanzienlijke humanitaire hulp verlenen. Op het niveau van de Verenigde Naties heeft België inderdaad deelgenomen aan de voorbereiding van de resolutie van de Algemene Vergadering. België steunt alle initiatieven om Myanmar op de agenda van de Veiligheidsraad te houden en steunt de werkzaamheden van de speciale gezant van de secretaris-generaal voor Myanmar, mevrouw Christine Burgener. België volgt de situatie op de voet. Onze ambassade in Bangkok, waarvan de bevoegdheid zich uitstrekt tot Myanmar, brengt regelmatig verslag uit over de situatie.
Ons personeel in de diensten van de FOD hebben ook diverse contacten gehad met ngo's die ter plaatse werkzaam zijn en met tegenstanders van de junta. België zal alle initiatieven die een oplossing dichterbij brengen, blijven steunen en blijven pleiten voor een onbeperkte humanitaire toegang. Voorts zal België de initiatieven in verband met de strijd tegen straffeloosheid voor de ernstige misdaden die in Myanmar werden gepleegd, zeer aandachtig blijven volgen. Zo staat ons land in nauw contact met een onafhankelijk onderzoeksmechanisme voor Myanmar dat in 2018 door de VN-Mensenrechtenraad is ingesteld en waarvan het mandaat betrekking heeft op schendingen die sinds 2011 in Myanmar zijn begaan.
Ons land blijft ook de zaak die Gambia bij het Internationaal Gerechtshof heeft aangespannen, op de voet volgen. Wij houden in dat verband contact met onze Nederlandse en Canadese ambtsgenoten. Het Internationaal Gerechtshof heeft in januari 2020, aangezocht door Gambia, beslist om voorlopige maatregelen te nemen.
Zo is Myanmar verplicht om alle maatregelen te nemen die in zijn macht liggen om elke daad van genocide tegen de Rohingya te voorkomen en om ervoor te zorgen dat het bewijsmateriaal met betrekking tot de vermeende daden van genocide wordt bewaard. Over die maatregelen moet Myanmar verslag uitbrengen.
We beschikken niet over informatie dienaangaande gezien het vertrouwelijke karakter van de procedure. Het is inderdaad aan het Internationaal Gerechtshof om toe te zien op de daadwerkelijke uitvoering van de maatregelen. Bij niet-uitvoering kan het Internationaal Gerechtshof de zaak voorleggen aan de Veiligheidsraad. Het VN-Handvest geeft de Veiligheidsraad een mandaat om de beslissing van het hof uit te voeren, wanneer een van de partijen die niet nakomt. We kunnen er echter van uitgaan dat een dergelijke stap onvermijdelijk aanleiding zal geven tot veel discussie in de Veiligheidsraad. De staatsgreep zal ongetwijfeld van invloed zijn op de zaak en ook de vraag wie Myanmar voor het Internationaal Gerechtshof zal vertegenwoordigen, zal belangrijk zijn.
34.03 Vicky Reynaert (Vooruit): Dank u wel voor uw uitgebreide antwoord, mevrouw de minister. Het ziet er inderdaad niet zo goed uit in Myanmar. Ik heb uiteraard ook kennisgenomen van de stappen die de EU en de VN al hebben gezet. Ik ben zeer tevreden dat België die ondersteunt en contacten onderhoudt ter plaatse via de ambassade.
In de resolutie stond er een vraag aan de regering om zich aan te sluiten bij de zaak die Gambia bij het Internationaal Gerechtshof heeft aangespannen. Ik begrijp dat er contacten zijn met Nederland en met Canada hieromtrent. Maar klopt het dat België zich niet aansluit bij de procedure op het moment?
De voorzitter: Misschien moet u daarover een andere vraag indienen.
L'incident est clos.
35 Vraag van Anja Vanrobaeys aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De ratificatie van het IAO-Verdrag nr. 190" (55019384C)
35 Question de Anja Vanrobaeys à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La ratification de la Convention 190 de l'OIT" (55019384C)
35.01 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Het Verdrag
nr. 190 betreffende de uitbanning van geweld en intimidatie in de wereld van
werk en de Aanbeveling nr. 206 betreffende de uitbanning van geweld en
intimidatie in de wereld van werk, werden goedgekeurd door de IAO tijdens de
108ste Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie, die
plaatsvond in Genève van 10 tot 21 juni 2019. Als uitgangspunt stelt het
verdrag dat elke lidstaat een geïntegreerde en inclusieve aanpak moet opstellen
om geweld en intimidatie op de werkvloer te vermijden en te verhelpen.
België heeft op dit vlak steeds een
voortrekkersrol gespeeld en heeft reeds aangekondigd het Verdrag nr. 190 zo
snel mogelijk te willen bekrachtigen. In die optiek heeft de Nationale
Arbeidsraad het advies nr. 2.168 uitgebracht en het Instituut voor de
gelijkheid van vrouwen en mannen zijn aanbevelingen nr.2021-R/001.
In antwoord op mijn schriftelijke vraag
nr. 193 van 29/01/202 stelde de minister van Werk dat de FOD WASO al een
voorontwerp van de wet houdende instemming met Verdrag nr. 190 heeft
voorbereid, maar dat de volgende stappen in de instemmingsprocedure onder uw
bevoegdheid vallen. Aangezien het Verdrag nr. 190 gedeelde bevoegdheden bevat
met de gefedereerde entiteiten, vereist de bekrachtiging van het Verdrag
eveneens de instemming van de parlementen van de gefedereerde entiteiten.
Mijn vragen zijn dan ook:
Welke stappen heeft u reeds ondernomen om
het IAO-Verdrag nr. 190 betreffende de uitbanning van geweld en intimidatie in
de wereld van werk zo snel mogelijk te bekrachtigen zodat België ter zake een
voortrekkersrol kan blijven spelen?
Heeft u hierover reeds overleg gehad met
de gefedereerde entiteiten en met welk resultaat?
Binnen welke termijn zou de
instemmingsprocedure kunnen worden afgerond?
35.02 Minister Sophie Wilmès: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Vanrobaeys, Verdrag nr. 190 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de uitbanning van geweld en intimidatie in de wereld van werk is een belangrijk hulpmiddel om die praktijk van de werkvloer te krijgen. België heeft inderdaad een voortrekkersrol gespeeld en de ratificatie ervan is prioritair. België heeft trouwens een commitment hierover aangenomen in het kader van het Generation Equality Forum voor de vijfentwintigste verjaardag van de conferentie van Beijing over vrouwenrechten.
Het voorbereide instemmingsdossier dient te worden samengesteld door de FOD Werkgelegenheid, die technisch bevoegd is. Zodra dit dossier ter beschikking is, kunnen mijn diensten de instemmingsprocedure opstarten. Het verdrag werd gemengd verklaard door de werkgroep gemengde verdragen, met als data februari 2020 en 18 mei 2021. De gefedereerde entiteiten zijn dus op de hoogte van het belang van het verdrag. Het verdrag werd reeds goedgekeurd via het Vlaams decreet op 30 april 2021. Er kan een ratificatie-instrument bij de depositaris van het verdrag neergelegd worden, zodra alle bevoegde parlementen ingestemd hebben met het verdrag.
35.03 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik vind dat verdrag ook zeer belangrijk. Ik benadruk daarbij ook nogmaals het belang van het feit dat België hierin een voortrekkersrol speelt.
Omdat het een internationaal verdrag is, kijkt men vaak naar andere landen maar de cijfers van het Instituut voor de gelijkheid van mannen en vrouwen tonen aan dat intimidatie op het werk ook in België met 13 % in 2020 is toegenomen, zelfs al waren we voornamelijk aan het telewerken. Ik denk dat dit ook voor België een belangrijk instrument is.
Uw antwoord met betrekking tot de voorbereidingen van de FOD WASO verbaast mij wel, want ik heb maanden geleden de vraag aan minister Dermagne gesteld. Hij zei dat alles klaar was en dat ik de vraag voor de ratificatie aan u moest stellen. Ik heb het gevoel dat ik van het kastje naar de muur word gestuurd. Ik zal de vraag zeker nogmaals aan minister Dermagne stellen, maar ik hoop dat dit geen groot probleem zal zijn.
Het verdrag is op 25 juni in werking getreden, twee jaar na de ondertekening. Ik hoop samen met u dat we dit verdrag zo snel mogelijk kunnen ratificeren, zodat we onze voortrekkersrol daarin verder kunnen opnemen en concrete maatregelen kunnen nemen voor de werknemers op de werkvloer.
35.04 Minister Sophie Wilmès: Mevrouw Vanrobaeys, ik wil zeker niet de indruk geven dat ik u wegstuur. Ik zal mijn kabinet vragen om meer inlichtingen te krijgen over uw vraag. Hopelijk is het gewoon een misunderstanding. Dat u dit dossier aankaart, versnelt hopelijk de procedure.
35.05 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Ik ga ook uit van een misverstand, mevrouw de minister.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitster: Mijn vraag nr. 55019418C wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
36 Question de Malik Ben Achour à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La base de données de l’ONU des entreprises actives dans les colonies israéliennes" (55019421C)
36 Vraag van Malik Ben Achour aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De VN-database van bedrijven die zakendoen in de Israëlische nederzettingen" (55019421C)
36.01 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je fais ici référence à notre séance du 15 juin 2021. Je vous avais alors interpellée quant aux initiatives éventuelles à prendre, dans la perspective de la session actuellement en cours du Conseil des droits de l'homme, au sujet de la mise en place de cette base de données de l'ONU reprenant les entreprises actives dans les colonies israéliennes. Vous m'aviez répondu que la Belgique ne s'y opposait pas mais qu'aucun mécanisme n'était pour le moment prévu à cet effet, ni aucune ressource humaine ou financière. L'explication que vous avanciez était que la résolution 31/36 ne prévoyait pas d'actualisation. Or, au point 17, en page 8, il est bien demandé au Haut-Commissariat des Nations Unies aux droits de l'homme d'établir une base de données de toutes les entreprises impliquées et de l'actualiser chaque année.
Du reste, sur la base de ces éléments de réponse que vous me donniez, vous estimiez que cela pourrait signifier que l'initiative au sein du Conseil reviendrait aux Palestiniens. De ce côté, le signal attendu est arrivé la semaine dernière puisque la mission de Palestine auprès du Conseil a appelé de manière claire à cette réactualisation annuelle se disant "déçue qu'aucune mise à jour n'ait été publiée" et ne voyant "aucune justification aux retards". Une telle mesure serait d'une très grande utilité dans le cadre des efforts en cours pour approfondir notre politique de différenciation à laquelle ce gouvernement et donc vous-même, madame la ministre, souscrivez.
Madame la ministre, maintenez-vous votre analyse quant au contenu de la résolution 3136? Comment répondrons-nous à cet appel palestinien?
36.02 Sophie Wilmès, ministre: Monsieur Ben Achour, en réponse à votre question sur la base de données de l'ONU sur les entreprises actives dans les colonies israéliennes, je tiens à préciser que, si la résolution 3136 de 2016 a permis de financer la création de cette base de données, elle n'a pas prévu un financement suffisant et pérenne pour une mise à jour annuelle.
En juin 2020, quelques mois après la publication de la base de données, la Haute-Commissaire, Michelle Bachelet, a confirmé elle-même au Conseil des droits de l'homme que "si les États membres préfèrent que le Haut-Commissariat continue à mettre à jour la base de données, un budget supplémentaire sera nécessaire". La Haute-Commissaire a clairement indiqué, pour ce qui concerne le suivi de la résolution 3136 et, en particulier, la mise à jour de la base de données, que "le Haut-Commissariat aux droits de l'homme souhaiterait recommander au Conseil des droits de l'homme de créer un groupe d'experts indépendants, dotés d'un mandat limité dans le temps, qui rendrait directement compte au Conseil à cette fin". En d'autres termes, la Haute-Commissaire a souligné la nécessité d'une action du Conseil des droits de l'homme dans cette matière.
Comme vous, j'ai pris note de la déclaration des Palestiniens à Genève lors de la session du Conseil des droits de l'homme en cours, déclaration qui demande une mise à jour.
Cette déclaration ne constitue pas, à ce stade, une initiative soutenue par le Conseil, s'agissant d'une déclaration. Elle ne demande pas aux autres États membres de se positionner.
Jusqu'à présent, aucune initiative dans le sens des recommandations de la Haute commissaire n'a été prise.
36.03 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je prends acte de votre réponse, que je vais relire dans le rapport à tête reposée. Je reviendrai éventuellement vers vous pour poursuivre l'échange et essayer de faire avancer ce dossier qui me semble en effet important si nous voulons remplir les engagements de notre accord gouvernemental.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 19.30 uur.
La réunion publique de commission est levée à 19 h 30.