Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du
Climat |
Commissie
voor Energie, Leefmilieu en Klimaat |
du Mardi 6 juillet 2021 Matin ______ |
van Dinsdag 6 juli 2021 Voormiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.16 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.
La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 16 et présidée par M. Patrick Dewael.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Vraag van Kurt Ravyts aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De 30X30-doelstelling en de uitbreiding van de Blue Leaders-alliantie" (55016458C)
01 Question de Kurt Ravyts à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'objectif 30x30 et l'extension de l'alliance des Blue Leaders" (55016458C)
01.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het onderwerp is vorige keer al aan bod gekomen, maar misschien is er al enig actueel nieuws. Daarom stel ik mijn vraag toch.
België maakt deel uit van de Blue Leaders-alliantie van ondertussen meer dan twintig staten, die zich inspannen om tegen 2030 30 % van de oceanen te kunnen beschermen. Er moeten daartoe een aantal doelen worden gerealiseerd. Vooral voor de mariene beschermde gebieden op hoge zee moet er een nieuw akkoord komen voor biodiversiteit buiten de nationale jurisdictie. De doelstelling van 30 % bescherming moet ook worden opgenomen in de nieuwe strategie van het biodiversiteitsverdrag 2021-2030.
Uw beleidsnota kondigde aan dat in 2021 actief zou worden ingezet op de uitbreiding van de Blue Leaders-alliantie met nieuwe leden. U wilde ter zake een voortrekkersrol spelen. Wij weten immers dat in de Belgische nationale wateren de doelstelling al is bereikt. Is ons land er inmiddels in geslaagd nieuwe leden aan te trekken voor de Blue Leaders-groep? Wat zal de precieze inbreng zijn van België binnen de Europese Unie en van de Blue Leaders bij de voorbereiding van de toekomstige onderhandelingen in het kader van de Verenigde Naties, waarbij in augustus 2021 de vierde intergouvernementele conferentie over mariene biodiversiteit van gebieden buiten de nationale jurisdictie zou worden georganiseerd?
01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Ravyts, sinds 2019 is ons land een van de voortrekkers van de Blue Leaders. Zoals u weet, is dat een alliantie van landen, die ervoor ijvert om wereldwijde bescherming van tenminste 30 % van onze oceanen te bewerkstelligen tegen 2030. Om dat doel te bereiken zijn er twee acties nodig. Ten eerste, moet er een nieuw en ambitieus VN-verdrag komen voor biodiversiteit buiten de nationale jurisdictie, het zogenaamde BBNJ-akkoord, waarmee mariene beschermde gebieden op de hoge zee kunnen worden ingesteld. Ten tweede, is de aanname nodig van een nieuw post-2020 biodiversiteitsframework op de volgende biodiversiteitstop in Kunming in China. Die zal worden georganiseerd in oktober 2020. Door de nieuwe strategie moet het doel van 30 % oceaanbescherming tegen 2030 mogelijk worden gemaakt.
Bij mijn aantreden als minister van de Noordzee heb ik mij geëngageerd om zoveel mogelijk landen uit te nodigen om zich aan te sluiten bij de Blue Leaders. Dankzij deze campagne, die einde 2020 werd opgestart, hebben recent Finland, Monaco, Denemarken, Nigeria, Kroatië, Kiribati, Oostenrijk, Zweden, Gabon en Fiji zich bij de Blue Leaders aangesloten en op hun beurt allerlei zaken georganiseerd om andere landen aan te sporen lid te worden van de Blue Leaders.
Sinds de start van de campagne hebben we in totaal 9 nieuwe leden mogen verwelkomen. Ik ben ervan overtuigd dat we dit aantal in de toekomst nog zullen kunnen verhogen. Ook organisaties zoals de Natural Resources Defense Council, Greenpeace en de World Surf League hebben de sociale mediacampagne gesteund. Onlangs hebben we ook een vruchtbaar gesprek gehad met de Minderoo Foundation, een Australische organisatie met een groot netwerk binnen Oceanië, om een samenwerking met de Blue Leaders te bespreken.
Andere landen zoals Noorwegen, Zwitserland, Nederland en Luxemburg steunen eveneens de doelstelling van de Blue Leaders, maar doen dat via de High Ambition Coalition for Nature and People. Daarbij wordt gestreefd naar 30 % bescherming op zee en op land.
Deze coalitie telt ondertussen 60 leden, waaronder de Europese Commissie.
In het kader van de acties die ik heb ondernomen, heb ik ook contact gelegd met Europees commissaris voor Milieu, Oceanen en Visserij Virginijus Sinkevičius en Frans Timmermans, vicevoorzitter van de Europese Commissie en bevoegd voor de Green Deal, aangezien ik op Europees niveau ook de nodige steun wil krijgen voor de Blue Leaders. Wegens de pandemie konden uiteraard verschillende internationale events en onderhandelingen niet plaatsvinden, maar we hebben ook online heel wat zaken georganiseerd.
Zo heb ik naar aanleiding van een van deze evenementen een persoonlijk onderhoud gehad met John Kerry, de speciale klimaatgezant van de Verenigde Staten. Uiteraard heb ik hem meegedeeld dat wij verheugd zijn dat de Verenigde Staten opnieuw lid zijn van het klimaatakkoord van Parijs. Op zijn beurt heeft John Kerry ons land gecomplimenteerd met de leidende rol die wij spelen op het internationale toneel, zowel op het gebied van oceaanbescherming als op het gebied van emissiereductie voor de scheepvaart.
Op zijn vraag was ik op 20 april ook een van de sprekers op het Ocean Side Event, met als titel How Ocean-Based Climate Solutions Contribute to Net Zero. Dit evenement werd door de Verenigde Staten georganiseerd in aanloop naar de Leaders Summit on Climate van VS-president Joe Biden. Fiji heeft toen aangekondigd zich bij de Blue Leaders aan te willen sluiten. Ik heb dan ook opnieuw met Fiji contact genomen om hen hiervoor te bedanken en hen voor te stellen om samen meer landen in Oceanië te bereiken.
Ik wil nog meedelen dat wij onlangs de allereerste Blue Leaders Breakfast Club hebben georganiseerd, opnieuw een virtuele ontmoeting waarbij de Blue Leaders in gesprek zijn gegaan met elkaar om de volgende stappen te bespreken. Ik heb tijdens mijn speech ook aangegeven werk te willen maken van een gemeenschappelijke verklaring waarin we de kwaliteit van de toekomstige beschermde gebieden willen onderstrepen. Het is immers op deze manier dat de Blue Leaders zich onderscheiden van andere allianties: geen beschermde gebieden op papier, maar effectieve en kwalitatieve bescherming.
Ook de befaamde dr. Sylvia Earl, een wereldbekende Amerikaanse oceanografe, was aanwezig en heeft een presentatie gegeven over het belang van de bescherming van de hoge zee. Ook prins Albert II van Monaco had een video opgenomen om zijn steun aan het initiatief te betuigen. We zullen deze Breakfast Clubs ook verderzetten in de toekomst.
Wat uw tweede vraag betreft, het spreekt voor zich dat ons land zich ook binnen de Europese Unie profileert als Blue Leader. Ik verwees reeds naar mijn contact met de Europese commissaris en met Frans Timmermans, maar ook met diverse Europese landen: Finland, Zweden en Oostenrijk, die recent lid geworden zijn van de Blue Leaders. Ook in de voorbereiding van de onderhandelingen die moeten leiden tot de aanname van het BBNJ-verdrag zijn wij als land zeer actief. Door covid werd deze vierde intergouvernementele conferentie reeds verschillende keren uitgesteld.
Daarom heb ik mijn administratie verzocht initiatieven te nemen om het momentum te behouden en het belang van het verdrag niet uit het oog te verliezen. We organiseren in samenwerking met de overheden van Monaco, Costa Rica en enkele ngo's de zogenaamde High Seas Treaty Dialogues. Dat zijn online dialogen waarin op een informele manier getracht wordt de verschillende delegaties dichter bij elkaar te brengen en te zoeken naar inhoudelijke raakvlakken. Elk van deze sessies wordt bijgewoond door honderd tot tweehonderd onderhandelaars uit meer dan negentig landen. Voor deze inspanning ontving België al meerdere malen positieve feedback, zowel van de president van de Intergouvernementele Conferentie, van ambassadeur Lee uit Singapore en van CARICOM, de Caribische gemeenschap in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
Aangezien covid nog niet voorbij is en de kans op een fysieke conferentie in augustus 2021 almaar afneemt, denken we nu al na over een voortzetting van de High Seas Treaty Dialogues na augustus. Op die manier blijft het dossier op de agenda staan en kunnen delegaties zich optimaal voorbereiden op het moment dat de conferentie uiteindelijk effectief kan plaatsvinden. Ook inhoudelijk stelt België de ambities hoog, naast het instellen van mariene beschermde gebieden, trachten we ook invulling te geven aan de manier waarop deze gebieden het beste beheerd zouden worden. België zal een actieve voortrekkersrol blijven vervullen, zowel op de informele evenementen als binnen de EU-structuren en het formele VN-proces.
01.03 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, dank u voor het zeer omstandige antwoord. België speelt inderdaad een belangrijke rol bij de oceaanbescherming. U hebt een zeer goed en gedetailleerd overzicht gegeven van de actieradius van België binnen de Blue Leaders-alliantie en de rol van België in de High Seas Treaty Dialogues. We zullen dat dossier uiteraard verder opvolgen. Het BBNJ-akkoord is uiteraard zeer belangrijk, ook voor de biodiversiteit wereldwijd.
L'incident est clos.
- Sander Loones aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De rol van de federale overheid in de kustbescherming" (55017677C)
- Kurt Ravyts aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De federale betrokkenheid bij de kustbeschermingsprojecten van de Vlaamse overheid" (55017700C)
- Sander Loones à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le rôle du pouvoir fédéral dans la protection du littoral" (55017677C)
- Kurt Ravyts à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'implication du fédéral dans les projets de protection des côtes du gouvernement flamand" (55017700C)
De voorzitter: De heer Loones heeft laten weten niet aanwezig te kunnen zijn.
02.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, ere wie ere toekomt. Het is de heer Loones die een wetsvoorstel heeft ingediend met betrekking tot het eventueel delegeren van federale bevoegdheden over de Noordzee aan de Vlaamse overheid.
Mijnheer de minister, met het complex project Kustvisie wil de Vlaamse overheid een langetermijnaanpak ontwikkelen voor de bescherming van de Vlaamse kust tegen een zeespiegelstijging. Momenteel brengt men de te onderzoeken alternatieven in kaart in een alternatievenonderzoeksnota. Er komt ook een publieke raadpleging.
Via het marien ruimtelijk plan (MRP) 2020-2026, dat de ruimtelijke ordening op zee regelt, is de federale overheid eigenlijk ook indirect of zelfs direct betrokken bij de bescherming van de Vlaamse kust. Ik denk bijvoorbeeld aan de mogelijke realisatie van een multifunctioneel energie-eiland in de Prinses Elisabethzone, zeker nu het federaal herstelplan inhoudelijk groen licht kreeg van de Europese Commissie.
Heel wat Vlaamse administraties zijn ook voortdurend betrokken bij uw beleid, bijvoorbeeld in de raadgevende commissie waarin het MRP voorziet. Ik ga ze niet allemaal opnoemen, maar er zijn zeer veel Vlaamse administraties betrokken.
Mijnheer de minister, we weten dat de bijzondere wet van augustus 1980 en de wet van 8 augustus 1988 tot wijziging van die bijzondere wet voor een sterkere versnippering van bevoegdheden hebben gezorgd. Ik denk niet dat u dat zult ontkennen, want dan zou u de realiteit ontkennen.
Mijnheer de minister, in welke mate zijn de administraties van de federale overheid betrokken bij de Vlaamse kustbeschermingsprojecten van de Vlaamse overheid? Is de precieze wisselwerking, zoals deze in de context van het marien ruimtelijk plan, eigenlijk wettelijk geregeld of via een samenwerkingsakkoord?
02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Ravyts, u verwijst naar de Vlaamse projecten inzake kustbescherming. Ik wijs erop dat ook het federale niveau het belang van een veilige en beschermde kustlijn en de gevaren die gepaard gaan met de klimaatopwarming onderschrijft. In het kader van de federale bevoegdheden voor de Noordzee en de toegewezen bevoegdheden waarover het Vlaams Gewest beschikt, onder meer op het vlak van kustbescherming, is een goede samenwerking tussen de beide niveaus dan ook onontbeerlijk.
De voorbereidingen van het Vlaamse complex project Kustvisie waren al enige tijd van start gegaan en hieromtrent werd steeds het nodige overleg gepleegd tussen de federale en de Vlaamse overheid. Het marien ruimtelijk plan 2020-2026 heeft hierop dan ook geanticipeerd. In bijlage 3 van dat plan worden de acties vermeld waartoe de federale overheid zich engageert. Ze gaat onder meer het engagement aan om de verdediging van de kustlijn zoveel mogelijk mee te nemen in de federale beslissingsprocessen. Specifiek voor het complex project Kustvisie wordt eveneens in bijlage 3 het engagement opgenomen om in de nodige ruimte te voorzien binnen de optie die binnen dit project gekozen wordt indien deze optie natuurlijk op het federale grondgebied gelegen is.
Daarnaast wordt vastgelegd welke voorwaarden hiervoor vervuld moeten worden om duidelijkheid te scheppen inzake de verwachtingen vanuit het federale niveau ten aanzien van de Vlaamse bevoegdheid inzake kustwering. Zo zal voor een eventueel testeiland zowel een milieuvergunning als een bouwmachtiging afgeleverd moeten worden. De mogelijke impact van het project op de mariene beschermde gebieden zal in kaart moeten worden gebracht. Ik wijs er graag nog op dat bij de totstandkoming van dat marien ruimtelijk plan ook het advies van het Vlaams Gewest werd gevraagd.
Zoals u reeds hebt opgemerkt, mijnheer Ravyts, zijn zowel de federale als de Vlaamse bevoegde diensten vertegenwoordigd in de raadgevende commissie die advies geeft over het voorontwerp van marien ruimtelijk plan. Na een eerste goedkeuring door de ministerraad wordt dit voorontwerp aangenomen als ontwerpplan en wordt niet alleen de mening van de burgers gevraagd, maar wordt ook ieder Gewest afzonderlijk om advies gevraagd. Het overleg op dit niveau verloopt goed en vlot.
Omgekeerd zijn mijn administraties ook betrokken bij verschillende trajecten die werden opgestart door het Vlaams Gewest waaronder het complex project Kustvisie. Mijn diensten hebben immers een uitgebreide kennis van de Noordzee en hun expertise levert een niet onbelangrijke ondersteuning voor het project. Ze zitten in de beleidscommissie die in het kader van het complex project Kustvisie werd opgestart. Ook tussen mijn rechtstreekse medewerkers en die van minister Peeters in Vlaanderen was er over het dossier op regelmatige basis overleg. Ik zeg "was", want vorige maand besliste de Vlaamse regering om de toepassing van de complex-projectenprocedure – blijkbaar te complex – voor de ontwikkeling van een langetermijnstrategie voor de kustbescherming stop te zetten en de ontwikkeling van een kustvisie voort te zetten via "een op maat gemaakte procesaanpak".
Uiteraard zullen we ook hieraan onze medewerking verlenen wanneer dat wordt gevraagd.
Ik vermeldde reeds de aanwezigheid van de federale overheidsdiensten in de beleidscommissie complex project Kustvisie, ingesteld door de Vlaamse overheid. Onder de structuur van dat complex project zou de Vlaamse overheid, naast de organisatie van een publieksraadpleging, ook gericht advies vragen aan de betrokken federale diensten. Als minister van Noordzee zal ik de uitwerking van dat advies tussen de betrokken organisaties coördineren, om zo tot een gedragen advies vanuit de federale overheid te komen.
Wat het plan van aanpak zal zijn nu de structuur van het complex project werd verlaten, is ons nog niet meegedeeld.
Wat uw tweede vraag betreft, mijnheer Ravyts, kan ik het volgende meedelen. In het kader van het marien ruimtelijk plan is de wisselwerking, en dus de procedure tot samenwerking, vastgelegd, niet in een samenwerkingsakkoord, maar in het koninklijk besluit van 13 november 2012. In dat KB wordt het Vlaams Gewest uitgenodigd om zelf de Vlaamse leden binnen de commissie aan te duiden. Die Vlaamse vertegenwoordigers hebben dezelfde stem als de federale leden. Voorts wordt in hetzelfde KB ook bepaald dat het ontwerp-marien ruimtelijk plan voorgelegd wordt aan de gewestregeringen voor hun advies.
Ik kan u dus geruststellen: de samenwerking tussen de federale en de Vlaamse diensten verloopt vlot en efficiënt en ik zal erop toezien dat dat ook in de toekomst zo blijft.
02.03 Kurt Ravyts (VB): Ook voor de federale collega's is het wel eens interessant om de kruisbestuiving op het terrein te zien tussen de verschillende administraties, Vlaams en federaal. Mijn vraag over de verdediging van de kustlijn leek me in dat verband nuttig.
Met het complex project is inderdaad afgestapt van de procedure. We zullen zien hoe de samenwerking een doorstart krijgt in de nieuwe Vlaamse procedure, en daarmee gaan we ook verder aan de slag.
L'incident est clos.
03 Vraag van Kurt Ravyts aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De Europese strategische richtsnoeren voor een duurzame EU-aquacultuur in de Belgische context" (55017944C)
03 Question de Kurt Ravyts à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les orientations stratégiques de l'UE pour une aquaculture européenne durable dans le contexte belge" (55017944C)
03.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, ik heb al een paar keer met u gedebatteerd over het project van Colruyt rond de mossel-, oester- en zeewierkweek en de verbruiks- en milieuvergunning voor de zeeboerderijen, projectzone C. Ik heb ter zake enkel de bezorgdheden inzake de inplanting aan u willen voorleggen. Ik ben, wellicht net als u, sterk geïnteresseerd in de mogelijkheden voor een duurzame EU-aquacultuur in de Belgische context.
De Europese commissaris met de mooie naam, de heer Sinkevicius, heeft half mei 2021 een pleidooi gehouden om de blauwe economie te vergroenen. Daarbij werd ook verwezen naar de gewenste aanmoediging van de algenproductie als duurzamer alternatief voor dierlijke eiwitten die aan land worden geproduceerd. Er was ook een mededeling van de Europese Commissie over de strategische richtsnoeren voor een duurzame EU-aquacultuur voor de komende tien jaar, waarbij ook wordt verwezen naar de Europese Farm to Fork Strategy. Daarin zitten ook streefdoelen voor aquacultuur.
Mijnheer de minister, wij mogen niet vergeten dat 60 % van de Europese consumptie van zeevruchten en vissen wordt ingevoerd. Slechts 10 % komt uit de aquacultuur in Europa.
Zal er bij de evaluatie van het marien ruimtelijk plan, die in uw evaluatie ook is aangekondigd, aandacht zijn voor de toepassing van een aantal Europese strategische richtsnoeren met betrekking tot aquacultuur in de Belgische context?
Hoe ziet u de rol van de federale overheid rond de ontwikkeling van aspecten van aquacultuur in de Belgische territoriale wateren?
Er zijn op het vlak van aquacultuur uiteraard ook Vlaamse bevoegdheden. De voorbije jaren liep al een Vlaams project Noordzee Aquacultuur, waarbij de kansen voor innovatieve kweektechnieken zijn onderzocht.
03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega Ravyts, wat uw eerste vraag betreft, we werken momenteel aan een herziening van de wet betreffende het mariene milieu, waarvan het mariem ruimtelijk plan een uitvoeringsbesluit is. Conform het regeerakkoord zal er ook werk gemaakt worden van een evaluatie van het mariem ruimtelijk plan, waarbij rekening gehouden zal worden met de aangehaalde richtsnoeren met betrekking tot de aquacultuur.
Om een goed en wetenschappelijk milieubeleid op zee te kunnen voeren, is het noodzakelijk alle nieuwe ontwikkelingen die op en rond de Noordzee gebeuren, van nabij te volgen. Mijn diensten zijn dan ook vertrouwd met zowel de resultaten van de onderzoeksprojecten als met de Europese ontwikkelingen. Zo werd bij het opstellen van het huidige mariem ruimtelijk plan 2020-2026 reeds rekening gehouden met opkomende sectoren in de blauwe economie, zoals de aquacultuur.
U stelt terecht dat de grote afstand van het windmolenpark tot de kust een aanzienlijke technische uitdaging was. Hieraan werd in het mariem ruimtelijk plan tegemoetgekomen door het instellen van vijf zones voor commerciële en industriële activiteiten die dichter bij de kust gelegen zijn. In een van die zones werd intussen de benodigde vergunning afgeleverd aan Codevco om mosselen, zeewier en oesters te kweken.
Voorts werd de mogelijkheid om aquacultuur uit te rollen in de eerste windmolenparkzone uitgebreid van twee locaties naar de volledige zone. Ook in de Prinses Elisabethzone zijn aquacultuur en passieve visserij mogelijk. De afstand van de kust zou in dat geval gecompenseerd kunnen worden door schaalvoordelen.
Op uw tweede vraag, wat de rol van de federale overheid in de ontwikkeling van aquacultuur betreft, kan ik meedelen dat de bevoegdheid inzake aquacultuur aan de gewesten is toegewezen. De territoriale bevoegdheid van het Vlaams Gewest strekt zich echter niet uit tot de zeegebieden, waardoor de federale overheid over de residuaire bevoegdheid beschikt inzake aquacultuur op zee, zowel voor de territoriale zee als in de exclusieve economische zone. Onze rol beperkt zich dan ook niet tot het voorzien in de nodige ruimte; wij zijn eveneens bevoegd voor de afgifte van de nodige vergunningen.
Om een gunstig klimaat te creëren waarbinnen de offshoreaquacultuur zich kan ontwikkelen met duidelijke en transparante regelgeving, kunnen we de privésector aanmoedigen om dergelijke innovatieve projecten uit te bouwen. Zo geven we gehoor aan de oproep van de Europese commissaris van Milieu, Oceanen en Visserij en kan België een voorbeeldrol spelen in de vergroening van de blauwe economie.
03.03 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, ik dank u om nog eens goed de mogelijkheden te schetsen. Die mogelijkheden zullen alleen maar toenemen. De kans is reëel dat offshoreactiviteiten toenemen en dan is de kans reëel dat de aquacultuur groeit. Dat lijkt mij logisch. We zullen het dossier blijven opvolgen.
L'incident est clos.
- Kurt Ravyts aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Bijkomende gebieden in de Belgische territoriale wateren voor windenergieparken" (55018344C)
- Kim Buyst aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Een derde offshore windpark" (55018993C)
- Leen Dierick aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De bescherming van de Noordzeenatuur en de bijkomende offshore windcapaciteit" (55019621C)
- Kurt Ravyts à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Des zones supplémentaires dédiées aux parcs éoliens dans les eaux territoriales belges" (55018344C)
- Kim Buyst à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Un troisième parc éolien offshore" (55018993C)
- Leen Dierick à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La protection de la nature en mer du Nord et les capacités éoliennes offshores supplémentaires" (55019621C)
04.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, België neemt zich voor om tegen 2030 de capaciteit van offshore zo goed als te verdubbelen via de reservatie van de Prinses Elisabethzone. De belangensector, het Belgian Offshore Platform of BOP, pleit nu al om de offshorecapaciteit tegen 2030 te verdrievoudigen, waardoor een kwart van het totale Belgische elektriciteitsverbruik zou worden gedekt tegenover 10 % vandaag. Offshore zou dan de grootste bron van elektriciteitsproductie worden.
Uit een socio-economische studie die het BOP liet maken zou dit 10.000 extra jobs en een bijdrage van 1,5 miljard euro aan het bbp kunnen opleveren. Dit zou ook goed zijn voor een forse CO2-besparing. Via een verdrievoudiging zouden ook de Europese doelstellingen voor de CO2-uitstoot kunnen worden behaald. Dat vergt wel bijkomende gebieden in de Noordzee en een herziening van het bestaande marien ruimtelijk plan.
Het huidige plan betrekt daarbij alleen de Prinses Elisabethzone, waardoor de huidige capaciteit kan worden opgetrokken tot 4,4 gigawattuur (GWh). Het BOP wil dit optrekken tot 6 GWh. Dat vereist 200 tot 300 vierkante kilometer meer, zeg maar een derde zone. Het MRP is nu al een lappendeken. De vraag is of er nog bijkomende ruimte kan worden gevormd.
Mijnheer de minister, hoe reageert u op het pleidooi van het BOP? Wanneer is de herziening van het marien ruimtelijk plan 2020-2026, aangekondigd in de beleidsnota, gepland? Zal deze herziening ook betrekking hebben op nog meer offshore of behoort dit niet tot de scope? Wat zijn de mogelijke krachtlijnen en invalshoeken voor de herziening in het licht van offshore?
04.02 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit mij graag aan bij de vraag van collega Ravyts, die al heeft geschetst dat er de komende jaren een windmolenpark zal verrijzen in de Prinses Elisabethzone, waardoor we het potentieel aan windenergie zullen verdubbelen tot meer dan 4 gigawatt.
Daarnaast kijkt het Belgian Offshore Platform vooruit. Het liet een socio-economische studie uitvoeren die zijn vraag naar een derde offshore windpark kracht moet bijzetten. Volgens deze studie zou het derde park de productie van windenergie kunnen verdriedubbelen, 10.000 extra banen creëren en 1,5 miljard euro bijdragen aan het bbp van België.
Ook het regeerakkoord stelt voor om te onderzoeken of er nog bijkomende capaciteit kan worden gerealiseerd. Daarnaast vernamen we vorige week dat ook het Belgian Offshore Platform een samenwerking aangaat met milieuverenigingen die zich bundelen in 4Sea. Natuurpunt, Greenpeace en WWF onderschreven samen met de investeerders en uitbaters van de windmolenparken een intentieverklaring. Zij zeggen dat windparken op zee kunnen en goed moeten zijn voor de natuur. Daarvoor formuleren ze echter wel extra aandachtspunten.
Hoe hebt u de studie van BOP geanalyseerd? Welke elementen neemt u daaruit mee? Welke initiatieven zult u nemen om de mogelijkheid van een derde offshore windmolenpark te onderzoeken? Hoe beoordeelt u in algemene zin de intentieverklaring van BOP en 4Sea? Onderschrijft u dat natuurinclusieve ontwerpen de norm moeten zijn voor de bouw van nieuwe windparken? Welke maatregelen zult u hiertoe ondernemen? Tot slot, de intentieverklaring bevat ook een uitdrukkelijke vraag naar een dialoog over het samengaan van verbetering van natuurwaarde en hernieuwbare energieproductie in een circulair verhaal. Zult u deze dialoog aangaan?
04.03 Leen Dierick (CD&V):
Het Belgian Offshore Platform (BOP) heeft een onderzoek laten uitvoeren in
kader van de vermindering van broeikasgassen te berekenen uitgaande van een
scenario van 6 GW offshore windenergie in vergelijking met het 4,4 GW offshore
wind scenario zoals beslist door de federale regering. Uit het onderzoek blijkt
dat bijkomende offshore wind ontwikkelen in België 10.000 nieuwe banen kan
creëren, dat de sector tot 1,5 miljard euro kan bijdragen aan het bbp en tot
6,1 miljoen ton CO2 extra kan vermijden. Vervolgens heeft het BOP samen met
4Sea gecommuniceerd dat ze gaan samenwerken om zo de biodiversiteitswaarden van
de Noordzee maximaal te versterken én te beschermen. Enkele belangrijke
aandachtspunten werden geformuleerd met betrekking tot het ontwerp, de bouw, de
exploitatie en de ontmanteling van windparken in de Noordzee.
Hoe verhoudt u zich tegenover de vraag
van het BOP om de capaciteit aan offshore wind in de Belgische Noordzee te
verhogen naar 6GW? Welke mogelijkheden/beperkingen ziet u? Overweegt u deze
vraag te bespreken met uw collega Minister van Energie en vervolgens binnen de
federale regering?
Bent u bereid ondersteuning te bieden aan
BOP en 4Sea zodat zij kunnen slagen in hun opzet om de biodiversiteitswaarden
van de Noordzee maximaal te versterken én te beschermen? Indien ja, welke vorm
van ondersteuning hebt u voor ogen? Plant u hierover in overleg
te gaan met beide organisaties?
04.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, dames en heren Kamerleden, ik beantwoord de eerste vraag van mevrouw Buyst. De resultaten werden recent door de secretaris-generaal van het Belgian Offshore Platform toegelicht aan de leden van het kabinet van de minister van Energie en de leden van mijn kabinet. De volgende elementen zijn belangrijk. Meer elektriciteit uit hernieuwbare energie leidt tot een grotere CO2-reductie. Versnelde investeringen in offshore-energie hebben daarnaast een positief macro-economisch effect. Deze studie werd wel opgesteld op vraag en met medewerking van het Belgian Offshore Platform, wat meteen ook de gunstige resultaten in een subjectiever daglicht plaatst.
Mijnheer Ravyts, hernieuwbare energie heeft onnoemelijk veel voordelen. We moeten hier volop op inzetten als we enigszins kans willen maken om de opwarming van de aarde tegen te gaan. Als minister van Noordzee ben ik echter ook bevoegd voor de bescherming van het mariene milieu en stel ik mij dus ook de vraag waar ik deze extra ruimte zou moeten vinden in onze kleine Noordzee. Mijn voorganger heeft gedurende twee jaar gewerkt aan de herziening van het marien ruimtelijk plan (MRP) en het resultaat brengt de belangen van de verschillende sectoren actief op zee in evenwicht. De Prinses Elisabethzone ligt grotendeels in Natura 2000-gebied en deze extra ruimte was in 2019 het maximum dat kon worden aangeduid zonder het bereikte evenwicht te verstoren.
In de tekst van het marien ruimtelijk plan staat bovendien dat we op zoek moeten gaan naar internationale samenwerking om duurzame energieopwekking op zee uit te bouwen. In dit kader onderzoekt de minister bevoegd voor Energie een mogelijke tweede interconnectie met het Verenigd Koninkrijk of een eerste met Denemarken. Het marien ruimtelijk plan schrijft verder voor dat er ingezet moet worden op alternatieve vormen van hernieuwbare energie, zoals golfslagenergie of drijvende zonnepanelen. Nog dit najaar zal al een eerste proefproject met drijvende zonnepanelen voor de kust van Oostende geïnstalleerd worden. Als dit testproject slaagt, is het moment niet veraf om dergelijke zonnepanelen te installeren tussen de windmolens in de zones voor hernieuwbare energie. Ik kijk dan ook met ongeduld uit naar de eerste resultaten. Op deze manier kunnen we hopelijk bijkomende hernieuwbare productiecapaciteit in onze Noordzee realiseren.
Mijn beleidsnota spreekt niet over een herziening van het MRP, maar wel van een evaluatie ervan.
Het marien ruimtelijk plan is immers nog maar vijftien maanden geleden in werking getreden. Een herziening ervan op dit moment zou dan ook enigszins voorbarig zijn. Bij deze evaluatie zal in de eerste plaats worden gekeken naar de procedures tot opstelling en herziening van het marien ruimtelijk plan. Deze oefening zal worden uitgevoerd in een breder kader, namelijk dat van de evaluatie van de wet betreffende het mariene milieu waarvan het marien ruimtelijk plan een uitvoeringsbesluit is.
Inzake timing mikken we op het einde van dit jaar of begin volgend jaar. Deze zomer zal immers aan de Gewesten advies worden gevraagd over de nieuwe ontwerptekst van de wet betreffende het mariene milieu. Vervolgens gaan we naar de ministerraad, de Raad van State en het Parlement.
Dan kom ik bij de derde vraag van de heer Ravyts. De mogelijke krachtlijnen en invalshoeken van een dergelijke evaluatie zullen worden gestoeld op de wetenschap. Het Belgische deel van de Noordzee herbergt het grootste natuurgebied van ons land. Wetenschappelijke kennis is nodig om de effectieve bescherming van habitats en soorten mogelijk te maken. Deze evaluatie zal ook gericht zijn op transparantie en rechtszekerheid. We hebben nood aan eenvoudige en duidelijke regels.
Dan is de tweede vraag van mevrouw Buyst aan de orde. Het zal u inmiddels duidelijk zijn dat ik niet onmiddellijk initiatieven zal nemen om op zoek te gaan naar een derde offshorezone in de Noordzee. Het zal u ongetwijfeld niet ontgaan zijn dat het BOP pleit voor een derde offshorezone van 300 vierkante kilometer. Het BOP laat echter na mee te geven waar die zone dan zou moeten worden ingekleurd. Als u de kaart van het Belgische deel van de Noordzee bekijkt, kunt u niet anders dan vaststellen dat er enkel nog ruimte is in het natuurgebied de Vlaamse Banken, waar ook vele andere gebruikers van de Noordzee actief zijn. Zoals ik daarnet al aanhaalde, ben ik het idee van meer hernieuwbare energie op zee of vanuit de zee zeer genegen. Ik vraag me wel af of die extra productiecapaciteit niet kan worden bereikt door meer in te zetten op innovatieve technieken en interconnectie met andere landen. Het is in elk geval een grondige denkoefening, die ik samen met de collega's in de federale regering zal maken.
In uw derde vraag vraagt u, mevrouw Buyst, hoe ik de intentieverklaring beoordeel. Ik beoordeel die als zeer positief. Het doet me plezier vast te stellen dat partijen – BOP en 4Sea – die het vroeger niet altijd met elkaar eens waren, via dialoog nu tot gemeenschappelijke standpunten kunnen komen. Dat is ook niet vreemd. Reeds onder de vorige legislatuur werd deze dynamiek opgestart. Eerst werd bij de ontwikkeling van de langetermijnvisie Noordzee 2050 een veelheid van partijen gevraagd om samen na te denken over de toekomst van onze zee. Ook later tijdens de herziening van het marien ruimtelijk plan heeft de minister van Noordzee zowel BOP als 4Sea rond de tafel gezet om mee te bepalen onder welke voorwaarden een windmolenpark kon worden gebouwd in Natura 2000-gebied. Ingevolge die dialoog werd toen besloten om niet minder dan 24 en intussen zelfs 28 studies uit te voeren om de beste randvoorwaarden hiertoe te kunnen bepalen.
De inhoud van de intentieverklaring stemt dan ook grotendeels overeen met het beleid dat al gevoerd wordt om hernieuwbare energie samen te kunnen organiseren.
Mevrouw Buyst, het grootste deel van de Prinses Elisabethzone ligt in Natura 2000-gebied. Enkel het kleinste gedeelte van de zone ligt buiten het natuurgebied. Het is dan ook steeds de bedoeling geweest om rekening te houden met de resultaten van de natuurstudies in de voorwaarden van de tenderprocedure en de milieuvergunning voor de bouw van de windmolenparken. We willen de negatieve effecten vermijden, zo klein mogelijk houden, en dus vooral inzetten op een positief effect. Zo kan gedacht worden aan een herstel van grindbedden bij de aanleg van een bodemerosiebeschermingslaag of kan een welbepaalde vorm voorgeschreven worden voor de voet van de windmolen om de zandverplaatsing door verstromingen te beperken. Het antwoord op uw vijfde vraag is evident. Ik heb de boodschap al meermaals gegeven. Enkel door samenwerking en dialoog kunnen positieve resultaten worden behaald. Ik zal hier zeker verder op blijven inzetten.
Mevrouw Dierick,
het Nationaal Energie- en Klimaatplan dat door de Belgische regering werd
goedgekeurd, voorziet in 4 gigawatt offshore-energie tegen 2030. Het zou
mooi zijn als we meer zouden kunnen opwekken, maar op dit moment wordt er
gefocust op het zo snel mogelijk realiseren van de doelstellingen. Of we kunnen
evolueren naar 6 gigawatt en op welke manier zal het voorwerp moeten
uitmaken van overleg binnen de federale regering, waarvan mevrouw Van der
Straeten deel uitmaakt.
Ik begrijp niet
helemaal wat u bedoelt met ondersteuning en dialoog. Er is regelmatig overleg
tussen het BOP, 4Sea en mijn medewerkers. Het BOP en 4Sea zetelen ook in het
begeleidingscomité rond de natuurstudies en kunnen ook daar de nodige input
geven. Het gaat hier eigenlijk om een continue dialoog die tot ieders
tevredenheid in een constructieve sfeer verloopt. Los hiervan ben ik uiteraard
bereid om te kijken welke ondersteuning we nog kunnen bieden aan beide
organisaties wanneer zij met concrete initiatieven komen om de
biodiversiteitswaarde in de Noordzee te versterken.
04.05 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, dit was een belangrijk antwoord, omdat u de verwachtingen van het BOP een beetje tempert en pleit voor realiteitszin wat betreft bijkomende zones in de territoriale wateren van dit land. U zegt duidelijk dat het eerder de richting van internationale samenwerking en interconnectie zal uitgaan, met innovatieve technieken als golfslagenergie en drijvende zonnepanelen. U heeft nog eens duidelijk het kader geschetst waarbinnen de discussies verlopen over de inplanting van offshore in Natura 2000-gebied. Daar gaat het bij de Prinses Elisabethzone immers over.
04.06 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, we hebben ambitieuze klimaatdoelen te halen en offshore windenergie is daarbij een cruciaal element. De studie van het BOP toont aan dat deze sector een economische opportuniteit biedt maar anderzijds moeten we ook het nodige doen om de natuurdoelen te halen en de biodiversiteit te beschermen. Het mooie hieraan is net dat beide hand in hand kunnen gaan, dat bevestigt deze samenwerking van 4Sea. Natuur- en klimaatorganisaties die elkaar al eerder vonden werken nu ook samen met het Belgian Offshore Platform. U heeft het in uw antwoord gezegd: dialoog en samenwerking kunnen tot mooie resultaten leiden. Deze mooie bundeling van expertise creëert voor de regering ook een opportuniteit om volop aan de slag te gaan en de Prinses Elisabethzone te ontwikkelen tot een plek die gezinnen van energie voorziet en tevens het leven in zee versterkt en beschermt.
Het is wel belangrijk dat we blijven uitkijken naar nieuwe opportuniteiten inzake hernieuwbare energie zoals offshore windenergie. U weet immers dat de doorlooptijd van een nieuw windpark meerdere jaren bedraagt. Het is dan ook belangrijk dat deze regering niet alleen bekijkt wat er deze legislatuur mogelijk is, ze moet ook nagaan wat er eventueel in de volgende legislaturen kan gebeuren. Wordt zeker vervolgd.
04.07 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de minister, we willen allemaal meer hernieuwbare energie op zee, maar we moeten tevens realistisch zijn wat betreft het vinden van de juiste locatie. Ik deel uw mening dat we moeten inzetten op meer innovatie. We moeten zorgen voor meer efficiëntie en de ogen openhouden voor nieuwe technologieën. Ik kijk uit naar de resultaten van het project met de drijvende zonnepanelen. Hopelijk is het opportuun om dat verder uit te rollen.
Ik ben ook blij te vernemen dat er constant overleg is en dat u ook openstaat voor verdere ondersteuning als zij tenminste met een concreet project naar voren komen. Ik kijk uit naar de resultaten van het proefproject.
L'incident est clos.
- Kurt Ravyts aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De juridische stappen t.o.v. het Franse windmolenpark langsheen de Belgisch-Franse grens" (55019325C)
- Sander Loones aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De noodzakelijke juridische procedure tegen het Franse windmolenpark voor de kust van Duinkerke" (55019352C)
- Maria Vindevoghel aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het windmolenpark voor de kust van Duinkerke" (55019356C)
- Leen Dierick aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het Franse windmolenpark in Duinkerke" (55019401C)
- Greet Daems aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het windmolenpark voor de kust van Duinkerke" (55019671C)
- Kurt Ravyts à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les démarches juridiques concernant le parc éolien français le long de la frontière franco-belge" (55019325C)
- Sander Loones à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'inévitable procédure juridique contre le parc éolien français au large de Dunkerque" (55019352C)
- Maria Vindevoghel à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le parc éolien au large de Dunkerque" (55019356C)
- Leen Dierick à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le parc éolien français de Dunkerque" (55019401C)
- Greet Daems à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le parc éolien au large de Dunkerque" (55019671C)
De voorzitter: De heer Loones heeft verwittigd ook voor deze vraag niet aanwezig te kunnen zijn.
05.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, er is opnieuw heel wat politieke interesse voor dit onderwerp. Mijnheer de minister, u heeft op 25 juni 2021 wereldkundig gemaakt dat de federale regering naar de rechtbank stapt om het geplande nieuwe windmolenpark vlakbij Duinkerke, met impact op de West-Vlaamse kust, tegen te houden.
U werkte een alternatief voorstel uit met een locatie die meer naar het noorden opschuift, met kleinere, minder hoge windmolens, maar de Fransen hielden voet bij stuk. De ontwikkelaar zet door.
Tegelijkertijd wordt er een klacht ingediend bij de Europese Commissie omdat Frankrijk naliet België te raadplegen bij de start van het project. België had formeel en officieel betrokken moeten worden. Dat is niet of onvoldoende gebeurd.
We weten ondertussen ook dat drie kustgemeenten een juridische procedure hebben opgestart bij de rechtbank in Rijsel en dat de Vlaamse regering zich zal aansluiten bij de federale procedure. Ik weet niet wat daar precies mee bedoeld wordt, maar misschien kunt u als coördinator van de zaak wat uitleg geven.
Kunt u meer toelichting geven bij de juridische adviezen die we gekregen hebben en blijkbaar leiden tot juridische stappen en een klacht bij de Europese Commissie over de naleving van de richtlijnen?
Welke stappen heeft u sinds 25 mei 2021 nog gezet? Heeft u nog contact gehad met de Franse netbeheerder? Op 25 mei 2021 stelde u immers dat nieuw overleg nog steeds gepland was.
Is er nu al een officieel antwoord vanwege de ontwikkelaar op het Belgische standpunt ingediend tijdens de publieksconsultatie? In de gepubliceerde beslissing van begin mei werden enkel algemene voornemens opgenomen.
Heeft u een zicht op het verdere Franse vergunningstraject? Immers, het aanvechten van de beslissing na de publieksconsultatie zal wellicht de lopende procedure niet tegenhouden. In het kader van de eigenlijke vergunningsaanvraag zal er trouwens een nieuwe enquête publique moeten worden georganiseerd.
Zal er nog politiek diplomatiek overleg komen in dit dossier?
De voorzitter: Ik zie mevrouw Vindevoghel ook niet. Dan geef ik het woord aan mevrouw Dierick.
05.02 Leen Dierick (CD&V):
Ondanks de vele bewaren die werden ingediend, heeft de Franse overheid
beslist om toch verder te gaan met het project om een windmolenpark te bouwen
in Duinkerke, niet ver van De Panne. Dit windmolenpark zou dus zeer zicht bij
onze kust liggen waardoor de impact zeer groot is. De windmolens zouden 300
meter hoog zijn en zo het zeezicht van onze kustbewoners fel verstoren.
Bovendien komt het park pal in bestaande vaarroutes tussen Oostende en het
Verenigd Koninkrijk en is er mogelijk hinder voor het vliegverkeer van een naar
de militaire basis van Koksijde. Daarnaast heeft het een grote impact op de
Vlaamse zandbanken die een beschermd natuurgebied vormen. Bij de
locatiebepaling van het windmolenpark werd België nooit geraadpleegd. Ons land
werkte een alternatief voorstel uit met een locatie meer naar het noorden en
kleinere windmolens, maar Frankrijk ging daarmee niet akkoord. Er werd dan ook
beslist om juridische stappen te zetten.
Mijn vragen aan de Minister:
1. De Belgische staat zou de ontwikkelaar
EMD voor de Franse rechtbank dagen in Rijsel. Waarom werd beslist om de
ontwikkelaar voor de rechtbank te dagen en niet de Franse staat? Heeft u zicht
op de timing?
2. Ook werd een klacht ingediend tegen de
Franse Staat bij de Europese Commissie. Heeft u zicht op de timing wanneer de
Commissie een uitspraak zou doen?
3. Wat zijn de gevolgen van de juridische
stappen die werden gezet? Kan Frankrijk nog verder gaan met de plannen voor de
bouw van het windmolenpark of moeten ze de uitspraak eerst afwachten?
05.03 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, de Belgische staat bindt een juridische strijd aan tegen de plannen van de Franse overheid inzake een windmolenpark in zee bij Duinkerke. De windmolens zouden op amper 10 kilometer van de badstad De Panne komen te staan.
Concreet gaat het over 50 windmolens van 300 meter hoog, die dus 10 kilometer uit de kust gebouwd zouden worden. Ondanks de vele bezwaren die onder andere door België werden ingediend, heeft de Franse overheid samen met de ontwikkelaar, EMD, beslist met het project door te gaan.
U zou hen een
alternatief hebben voorgesteld, namelijk het windmolenpark 5 kilometer
dieper in zee te bouwen. Hierdoor zouden alle problemen opgelost zijn.
Mijnheer de
minister, ik heb de volgende vragen voor u.
Hoe is deze situatie zover kunnen komen? Welk standpunt neemt de Franse overheid in? Welke bezwaren uit zij tegen uw voorstel om het windmolenpark 5 kilometer dieper in zee te bouwen? Kunt u toelichten welke concrete stappen de Belgische staat heeft ondernomen en nog zal ondernemen, juridisch en diplomatiek? Heeft de Belgische staat in het verleden reeds aangeboden mee te stappen in dit windmolenproject op zee, dat 600 megawatt, toch de energie van een halve kerncentrale, zal opwekken? Is het een optie dat dit louter Franse project een franco-belgeproject wordt? Kan volgens u de Europese energietransitie ooit slagen indien de leden van de Europese Unie, en de bevriende buurlanden, elkaar zo bejegenen?
05.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, ik zal antwoorden op de vragen die gesteld zijn door de aanwezige collega's.
Eerst en vooral, collega Dierick, het antwoord op uw vraag waarom wij de ontwikkelaar, EMD, voor de rechtbank dagen, en niet de Franse staat, is heel eenvoudig. De beslissing van 10 mei werd genomen door de ontwikkelaar en niet door de Franse staat. EMD had namelijk op basis van de resultaten van de publieksconsultatie evengoed kunnen beslissen niet door te gaan met het project. Dan was er geen rechtszaak nodig geweest.
Wat de timing betreft waarbinnen de uitspraak zal worden gedaan, kan ik geen kant-en-klaar antwoord geven. Veel zal afhangen van het aantal partijen in deze zaak, de beslissing van de rechter de zaken wel of niet samen te voegen, enzovoort. Wij hopen alleszins op een vlotte rechtsgang, maar dat ligt uiteraard niet alleen in onze handen.
In het beste geval zal er een uitspraak zijn binnen acht tot negen maanden, in het slechtste geval zal de zaak toch enkele jaren aanslepen.
Ik kom tot de vraag van mevrouw Daems over hoe het zover is kunnen komen. Ik verwijs graag naar het antwoord dat ik reeds eerder in deze commissie gaf. Ik herhaal kort dat de locatie in 2016 werd vastgelegd zonder dat ons land hierbij werd betrokken. Sindsdien hebben wij veel pogingen ondernomen om de Franse overheid en de projectontwikkelaar te laten inzien dat deze locatie voor ons land niet aanvaardbaar is. We hebben ook steeds gezegd dat we niet zouden aarzelen om juridische stappen te ondernemen zodra hiertoe de noodzaak was aangetoond en er een aanvechtbare beslissing was. Sinds 10 mei 2021 is dat het geval.
Ook het standpunt van de Franse overheid heb ik in het verleden reeds toegelicht. Zij wenst de verplaatsing enkel te overwegen wanneer ze 100 % zekerheid heeft dat de tender, de overheidsopdracht, niet opnieuw in de markt moet worden gezet en er dus geen vertraging optreedt bij de bouw van het park. In een rechtstaat kan elke beslissing van een overheid worden aangevochten. Wij kunnen haar dus geen 100 % juridische zekerheid geven. Wel hebben we aangetoond dat de kans op een geschil en een vertraging zeer klein is.
Daarnaast is er een interne Franse richtlijn, waarop de préfet maritime zich baseert om de verplaatsing tegen te houden. Deze richtlijn stelt dat er voor iedere constructie in zee vijf nautische mijl, ongeveer tien kilometer, afstand moet zijn van een scheepvaartroute om de veiligheid van de scheepvaart te garanderen. Bovendien stelt deze richtlijn dat er geen windmolenparken mogen worden gebouwd in de nabijheid van een scheepvaartroute. Laat dit nu net zijn wat Frankrijk wel doet door het park in te plannen pal op de vaarroutes tussen Oostende en het Verenigd Koninkrijk. Het standpunt van de Franse overheid is dus vrij cynisch.
Wat betreft de tweede vraag van mevrouw Daems, de concrete stappen die we zullen ondernemen, zijn dus de aanvechting van de beslissing van EMD en RTE van 10 mei om door te gaan met de bouw van het park. Verder zal een procedure worden opgestart bij de Europese Commissie om Frankrijk in gebreke te stellen. Mijn diensten en deze van collega Wilmès zijn deze piste momenteel aan het voorbereiden. Uiteraard wil ik blijven inzetten op een dialoog om tot een oplossing te komen.
Wat de derde vraag van mevrouw Daems betreft, België heeft niet voorgesteld om mee te stappen in het Franse windmolenproject. Wij hebben wel steeds aangeboden om onze expertise en studieresultaten ter beschikking te stellen. Door de verplaatsing van het park kan ook worden nagedacht over interconnectie met de Prinses Elisabethzone. Ik ben zeker bereid om na te denken over een franco-belgeproject of een gezamenlijk project, maar dit is op dit ogenblik niet aan de orde.
Mevrouw Daems, ik kom tot uw vierde vraag. Ik ben ervan overtuigd dat de Europese energietransitie zal slagen. Die is immers nodig om de toekomst van de planeet veilig te stellen. Europa heeft al enorm veel initiatieven genomen om de omslag naar hernieuwbare energie en investeringen tegen de klimaatverandering te ondersteunen. Denk maar aan de Green Deal. Uiteraard kan alles beter. Ik geloof dan ook sterk in de dialoog die binnen de North Seas Energy Cooperation (NSEC) kan worden gevoerd om te anticiperen op mogelijke problemen omtrent locaties voor de toekomstige windmolenparken.
Mevrouw Dierick, op dit moment werd er nog geen klacht ingediend bij de Europese Commissie (…) betreffende het Verdrag (…) werking van de Europese Unie. Dat is een klachtenprocedure waarbij de Commissie een jaar de tijd heeft om te beslissen of ze Frankrijk in gebreke stelt of niet. Een tweede mogelijkheid is artikel 259 van het Verdrag. Dan gaat het om een rechtstreekse klacht van de ene lidstaat tegen de andere, waarbij de Commissie binnen de drie maanden een beslissing moet nemen. Wanneer de Commissie in dit geval nalaat een beslissing te nemen, staat het ons vrij om zelf naar het Europees Hof te stappen.
Zelf ben ik voorstander van die laatste – kortste – procedure, maar de beslissing zal worden genomen in samenspraak met collega Wilmès.
De procedure die wordt aangespannen voor de rechtbank in Rijsel werkt niet schorsend. Op zich kan EMD dus voortgaan met de ontwikkeling van het project. Op dit moment voert het bedrijf voornamelijk studiewerk uit om de aanvraag van de milieuvergunning en de domeinconcessie voor te bereiden. Het is niet zo dat er al werkzaamheden bezig zijn die stilgelegd zouden moeten worden.
Mijnheer Ravyts, de beslissing om juridische stappen te zetten, werd genomen op basis van adviezen, verstrekt door zowel het Franse advocatenkantoor dat wij hebben aangesteld, als onze eigen juridische diensten. De voornaamste reden waarom we beroep aantekenen tegen de beslissing van EMD en RTE is de volgende. Volgens het Franse recht moeten wij elke beslissing aangrijpen om duidelijk te maken dat we niet geconsulteerd werden omtrent de locatie van de zone in 2016. Als we nu zouden nalaten de beslissing aan te vechten, dan kunnen we dat argument in de verdere procedure niet meer inroepen.
De stap naar de Europese ingebrekestelling is in feite eenvoudiger. Frankrijk heeft de Europese richtlijn verkeerd omgezet in een interne regelgeving en gaat daarmee in de fout. Die fout klagen wij aan op Europees niveau.
Wat uw tweede vraag betreft, mijnheer Ravyts, hebben mijn medewerkers inderdaad nog overlegd met EMD. Uit die contacten is duidelijk gebleken dat ook zij (…) en verveeld zitten met de situatie (…) de opdracht om het windmolenpark te bouwen.
Alleen hebben zij geen inspraak gehad in de keuze van die zone, want die werd reeds drie jaar tevoren vastgelegd. Ik mag wel zeggen dat EMD het gewaardeerd heeft dat wij met hen in gesprek zijn gegaan, zodat EMD uit eerste hand heeft vernomen welke argumenten wij tegenover de Franse overheid hebben opgeworpen. EMD is die informatie momenteel aan het bestuderen en zal na de zomervakantie bij ons terugkomen voor verder overleg.
Mijnheer Ravyts, ik heb nog steeds geen officieel antwoord gekregen op het (…) standpunt dat wij indienden in de Franse publieksconsultatie. Ik verwacht dat ook niet, omdat EMD in algemene bewoordingen geantwoord heeft op alle bemerkingen samen.
Wat het verder vergunningstraject betreft, kan ik kort zijn. Momenteel voert EMD de nodige studies en onderzoeken uit met het oog op de aanvraag van een milieuvergunning. In dat kader zal er inderdaad een enquête publique worden georganiseerd, vermoedelijk in het najaar van 2022. Pas op dat moment, zo voorziet de Franse regelgeving, moeten de buurlanden betrokken worden. Zowel EMD als de Franse overheid is er echter reeds van op de hoogte dat ik eveneens een publieksconsultatie zal organiseren op ons grondgebied, zoals wij dat ook gedaan hebben in december 2020 voor de eerste ronde.
Op uw laatste vraag kan ik bevestigen dat wij uiteraard zullen blijven inzetten op overleg, op alle niveaus.
De voorzitter: Mijnheer de minister, u was bij wijlen niet helemaal goed verstaanbaar, maar de essentie is volgens mij wel doorgekomen.
05.05 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, er zijn heel wat inhoudelijke aspecten verbonden aan de procedure die nu is opgestart in Rijsel. Wij kunnen met uw antwoord aan de slag om de nodige vragen te stellen wat betreft de Europese richtlijnen en procedure, desnoods ook aan minister Wilmès. Ik ben tevreden dat het dossier, dat een grote impact dreigt te zullen hebben op de westkust van mijn provincie, au sérieux wordt genomen. Het is ook belangrijk dat u nog even aanstipte hoe de ontwikkelaar staat ten opzichte van de precieze locatiekeuze door de Franse overheid. Ik hoop nog steeds dat het dossier in een goede richting zal evolueren, ondanks de juridische procedure.
05.06 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de minister, het is heel schrijnend dat er nog altijd zo weinig dialoog is, ondanks de verwoede pogingen op verschillende echelons van ons land. Dan moeten wij dus maar de juridische toer opgaan. Ik ben blij dat alle mogelijke pistes worden bekeken: een klacht indienen tegen de ontwikkelaar, maar ook tegen de Franse staat. Ik heb begrepen dat er twee verschillende procedures mogelijk zijn en dat zij in voorbereiding zijn, maar dat de knoop nog moet worden doorgehakt met minister Wilmès. Ik hoop dat dit in de komende dagen wordt bekeken, maar ik hoop vooral nog altijd dat het zover niet hoeft te komen en dat er nog altijd bereidheid is om in dialoog te gaan, zodat het dossier nog de goede kant opgaat. Het is echter een dossier dat wij met een vergrootglas moeten bekijken, want het heeft zeer nadelige gevolgen voor ons land. Wij moeten dus alles op alles zetten om het over een andere boeg te gooien.
Ik hoop, tot slot, dat wij regelmatig terugkoppeling krijgen over de stand van zaken in het dossier.
05.07 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, wij zijn het erover eens dat het Franse windmolenpark te dicht bij de kust staat en dat dit mogelijk problemen kan veroorzaken met de bestaande vaarroutes en de routes van trekvogels. Maar wij vinden ook dat het niet de bedoeling mag zijn dat buurlanden tegen elkaar gaan beginnen procederen en elkaar bekampen in plaats van samen te werken. Volgens ons is er meer Europese samenwerking en coördinatie nodig. Er moet op Europees niveau een planmatige aanpak komen voor de ontwikkeling van energie in de Noordzee. Dit toont het failliet van de huidige aanpak aan. Als elk land zijn eigen ding gaat doen in de Noordzee, gaan we er niet komen.
Wij pleiten dan ook voor een Europees energieconsortium dat instaat voor de ontwikkeling van offshore windenergie in de Noordzee.
L'incident est clos.
- Greet Daems aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De beslissing van Nauru om over te gaan tot commerciële diepzeemijnbouw" (55019661C)
- Séverine de Laveleye aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Diepzeemijnbouw" (55019683C)
- Greet Daems à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La décision de Nauru de passer à l'exploitation minière commerciale des fonds marins" (55019661C)
- Séverine de Laveleye à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'exploitation minière en haute mer" (55019683C)
06.01 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, de eilandstaat Nauru besliste om artikel 15 van het zeerechtverdrag UNCLOS van de VN te activeren, de two year rule. Dat betekent dat ze over twee jaar de Canadese multinational GreenDeep wil toestaan om te starten met commerciële diepzeemijnbouw, ook al is het internationaal regelgevend kader, de zogenaamde 'mining code', nog niet af.
Dat betekent dus dat een multinational zonder regels zal overgaan tot de exploitatie van de diepzee, wat totaal onaanvaardbaar is. Ik heb het onderwerp al vaker aangekaart, want diepzeemijnbouw is een verwoestende industrie die het ecosysteem van de diepzee onherstelbaar dreigt te beschadigen. Wij vroegen daarom een moratorium, een tijdelijk verbod, op commerciële diepzeemijnbouw. Recent nog riepen 420 wetenschappers en deskundigen uit 44 verschillende landen op tot een moratorium op diepzeemijnbouw.
De regering wou daar tot nu toe nog niet op ingaan, maar onlangs heeft het Parlement wel een resolutie aangenomen waarin het opriep om het voorzorgsprincipe te allen tijde te blijven toepassen.
Wat vindt u van de beslissing van Nauru om de two year rule te activeren?
Wat gebeurt er als de mining code binnen twee jaar niet afgewerkt is en de multinational DeepGreen overgaat tot commerciële diepzeemijnbouw?
Welke stappen zult u ondernemen opdat het voorzorgsprincipe gerespecteerd blijft? Zult u, op zijn minst in afwachting van de voltooiing van het internationaal regelgevend kader, pleiten voor een moratorium op commerciële diepzeemijnbouw?
06.02 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, nous avons appris que le Nauru a actionné le two year rule auprès de l'ISA sous la pression de l'entreprise DeepGreen. Il s'agit donc de l'article 15 de la Convention des Nations Unies sur le droit de la mer. Cette règle des deux ans exige que les négociations au sein de l'ISA concernant un cadre pour l'exploitation minière, c'est-à-dire le code minier, aboutissent dans les deux ans, sans quoi elle serait contrainte d'autoriser l'exploitation minière dans le cadre actuel, c'est-à-dire sans cadre. C'est très inquiétant, en tout cas pour nous.
Cette décision du Nauru, prise sans nul doute à la demande de DeepGreen, laisse craindre que d'autres entreprises suivent cette stratégie quand leurs contrats d'exploitation arriveront à terme, ce qui augmente encore notre inquiétude. Nous connaissons la fragilité des écosystèmes marins et l'urgence de protéger la santé de nos océans pour notre climat et nos écosystèmes en général. C'est pourquoi fin juin, 350 scientifiques de 44 pays ont encore signé une pétition demandant un moratoire sur l'exploitation minière en eaux profondes.
Monsieur le ministre, quels risques identifiez-vous suite à la décision du Nauru? Où en sont les négociations au sein de l'ISA? Des règles contraignantes sont-elles sur la table pour garantir la protection de la biodiversité marine? Quel rôle la Belgique tient-elle actuellement dans ces négociations? Je vous remercie déjà pour vos réponses.
06.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Wat de eerste vraag van mevrouw Daems betreft, ik heb vorige week met gemengde gevoelens kennisgenomen van de beslissing van de eilandstaat Nauru. Naura zegt dat er al zeven jaar aan de mining code wordt gewerkt en dat die zo goed als klaar is. Ik begrijp niet de noodzaak om nu een soort van nuclear option in te roepen.
Voorts verwijst Nauru ook naar de klimaatopwarming en het feit dat het land als eilandstaat een van de eerste slachtoffers van de zeespiegelstijging zullen zijn. Het argumenteert dat de exploitatie van de diepzee en de metalen die ermee kunnen worden ontgonnen, een deel van de oplossing kan zijn. Dat zijn misschien valabele argumenten, maar naar mijn aanvoelen niet voldoende om nu onder tijdsdruk de exploitatieregels uit te werken.
Ik ondersteun uiteraard wel dat wij op internationaal niveau een mining code uitwerken, zodat een duidelijk kader en gelijke voorwaarden voor alle lidstaten kunnen worden vastgelegd.
Op de tweede vraag van mevrouw Daems, de precieze gevolgen van de actie zijn nog niet helemaal duidelijk. Normaal is het zo dat ten gevolge van het verzoek van Nauru de Internationale Zeebodemautoriteit binnen de twee jaar de noodzakelijke regels moet aannemen. Als dat niet tijdig gebeurt, dan zal de raad van die autoriteit een aanvraag tot exploitatie in overweging moeten nemen en mogelijks goedkeuren op basis van de op dat moment bestaande internationale regelgeving.
Op het moment werken de betrokken diensten van ons land, met name de dienst Marien Milieu, de dienst Continentaal Plat, het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, DG Scheepvaart en de diensten van Buitenlandse Zaken, nauw samen om alle mogelijke gevolgen in kaart te brengen en op te lijsten welke stappen wij als België kunnen ondernemen.
De termijn van twee jaar zal immers verstrijken in 2023, het jaar dat ons land zitting heeft in de raad van de Internationale Zeebodemautoriteit.
Wat de derde vraag betreft, ik zal samen met de collega's van Economie, Wetenschapsbeleid en Buitenlandse Zaken op basis van de analyse die momenteel uitgevoerd wordt, onderzoeken welke verdere stappen mogelijk en wenselijk zijn. Als minister bevoegd voor het mariene milieu, heb ik in de commissie al meermaals bevestigd dat ik enkele basisprincipes zal opnemen in de nieuwe Belgische wetgeving. Ook in de raad van de Internationale Zeebodemautoriteit zal België zich ten volle inzetten om de hoogst mogelijke milieustandaarden te bereiken, en ervoor pleiten dat het voorzorgsbeginsel bij de verdere uitwerking van regels voor diepzeemijnbouw centraal komt te staan.
De vierde vraag gaat over het moratorium. Ik wil uiteraard verwijzen naar de resolutie die in commissie en Parlement op 19 januari 2021 werd aangenomen. Daarmee werd de federale regering, en dus ikzelf, verzocht om fundamenteel onderzoek en dataverzameling om meer kennis over de diepzee te verwerven, te blijven ondersteunen, en bij het uitwerken van eventuele exploitatieregels inzake diepzeemijnbouw de milieuwetgeving en het voorzorgsprincipe in acht te blijven nemen om de biodiversiteit te vrijwaren.
Indien collega Daems met haar vraag op een verbod van commerciële diepzeemijnbouw aanstuurt, wijs ik erop dat een dergelijk moratorium momenteel in de feiten reeds bestaat, aangezien een commerciële exploitatie van de diepzee tot op heden niet mogelijk is wegens een ontbrekend wettelijk kader.
Madame de Laveleye, s'agissant de votre première question, les négociations au sein de l'ISA sont en cours. Une première consultation publique sur les normes et lignes directrices s'est terminée le 3 juillet. Les normes détermineront la manière dont l'évaluation des incidences sur l'environnement doit être menée et elles sont contraignantes. Les lignes directrices fournissent des informations supplémentaires ou complémentaires.
Les résultats de cette consultation feront l'objet de discussions plus approfondies au sein de l'Autorité internationale des fonds marins. Le calendrier exact n'est pas encore connu. Nous savons que deux consultations publiques suivront sur d'autres normes et lignes directrices. Dans une phase ultérieure, les règles d'exploitation seront discutées et fixées.
S'agissant de votre deuxième question, la Belgique oeuvre pour des normes environnementales élevées tant au niveau national qu'international. Pour l'instant, la réglementation est en cours d'élaboration.
En ce qui concerne votre dernière question, la Belgique ne siège pas en tant que membre effectif au sein du Conseil de l'Autorité internationale des fonds marins pour le moment mais notre pays bénéficie d'un rôle d'observateur. De cette manière, nous pouvons déjà faire valoir nos points de vue. En tant qu'État sponsor pleinement engagé dans la recherche scientifique, on nous écoute déjà. Finalement, nous siégerons également en tant que membre effectif au sein du Conseil dès 2023 et notre voix va bien entendu avoir encore plus de poids.
06.04 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord.
Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat wij door de beslissing van Nauru snel snel een zwak regelgevend kader afkloppen om er toch maar voor te zorgen dat er überhaupt een mining code is, vóór DeepGreen start met commerciële diepzeemijnbouw. Een zwakke mining code is mogelijk nog erger dan geen mining code. Wat België zou moeten doen, is precies de oproep voor een moratorium te steunen.
Wij worden nu geconfronteerd met de situatie dat een eerste multinational het niet volgens de regels zal spelen, regels die nog ontwikkeld moeten worden, natuurlijk. Dat maakt de uitvaardiging van een moratorium tegen diepzeemijnbouw precies veel urgenter.
Mijnheer de minister, wat u zegt, klopt niet. Door de activering van artikel 15 bestaat er in feite geen moratorium. DeepGreen kan immers over twee jaar van start gaan met commerciële diepzeemijnbouw, ook al is er geen mining code.
Als u het respecteren van het voorzorgsprincipe ernstig neemt, moet u ervoor zorgen dat bedrijven niet kunnen starten met commerciële diepzeemijnbouw, vóór alle risico's duidelijk zijn. Dat is onmogelijk zonder een mining code. Ik vraag dan ook dat u uw positie verandert en een internationaal moratorium steunt.
06.05 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
J'ai cru comprendre que vous n'étiez pas très enthousiaste vis-à-vis de cette décision unilatérale de Nauru, que vous n'en comprenez pas trop le timing et que vous faites confiance aux négociations internationales pour aboutir à un cadre minier. Et c'est tant mieux.
Je dois néanmoins souligner qu'un mauvais code minier n'est malheureusement pas une option. Par leur décision, ils nous mettent dans la difficile situation de devoir aboutir coûte que coûte, et probablement avec un code qui ne serait pas à la hauteur des enjeux climatiques et environnementaux.
J'entends, bien sûr, que la Belgique ne siège pas de façon effective. Mais vous l'avez dit: nous sommes un État parrain. À présent que DeepGreen a obtenu cette espèce de négociation rapide, ou plutôt de couteau sous la gorge, mon inquiétude, c'est que d'autres entreprises, notamment DEME, fassent la même chose quand ce sera leur tour. À ce moment, en tant qu'État parrain, la Belgique devra pouvoir dire éventuellement: "Non, nous ne jouons pas à ce jeu-là quand c'est notre tour de jouer."
Je vous fais confiance, je fais confiance à notre gouvernement pour être très ambitieux dans les négociations. Quand je dis "très ambitieux", nous devons continuer aujourd'hui plus que jamais à écouter les scientifiques qui nous demandent un moratoire. Si le moratoire n'est pas la ligne qui sera finalement soutenue, il faut qu'il y ait en tout cas des normes contraignantes, et pas simplement des orientations, pour protéger la biodiversité dans le futur code marin. Je pense que ce sera votre ligne. En tout cas, nous vous encourageons dans cette voie, et nous vous encourageons à lire attentivement la pétition signée par 350 scientifiques.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.27 uur.
La réunion publique de commission est levée à 11 h 27.