Commission des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions

Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen

 

du

 

Mardi 13 juillet 2021

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 13 juli 2021

 

Namiddag

 

______

 

 


La réunion publique de commission est ouverte à 15 h 05 et présidée par Mme Marie-Colline Leroy.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 15.05 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Colline Leroy.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Actualiteitsdebat over de sociale fraude bij koeriersbedrijven en toegevoegde vragen van

- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De structurele sociale fraude bij koeriersbedrijven" (55019123C)

- Cécile Cornet aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De sociale fraude bij de pakjesbedrijven PostNL en GLS" (55019203C)

- Hans Verreyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De mogelijke gerechtelijke sluiting van de pakjesdiensten bij GLS en PostNL" (55019213C)

- Ellen Samyn aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De tewerkstelling van onderaannemers bij bpost" (55019130C)

- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De sociale fraude bij GLS en PostNL" (55019383C)

- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De nieuwe overtredingen bij GLS" (55019875C)

01 Débat d'actualité sur la fraude sociale dans les sociétés de courrier express et questions jointes de

- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La fraude sociale structurelle dans les entreprises de courrier" (55019123C)

- Cécile Cornet à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La fraude sociale chez les entreprises de livraison de colis PostNL et GLS" (55019203C)

- Hans Verreyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La possibilité d'une fermeture judiciaire des services d'acheminement de colis chez GLS et PostNL" (55019213C)

- Ellen Samyn à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le recours aux sous-traitants chez bpost" (55019130C)

- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La fraude sociale chez GLS et PostNL" (55019383C)

- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les nouvelles infractions chez GLS" (55019875C)

 

01.01  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, in de commissie van 8 juni 2021 werden reeds enkele vragen gesteld over de sociale fraude bij pakjesbedrijven. U vertelde ons toen dat u de sociale partners in de Nationale Arbeidsraad hebt gevraagd om de wet op de arbeidsrelaties te evalueren en te bekijken hoe de wet verbeterd kan worden. U verwacht die adviezen van de sociale partners eind september, begin oktober.

 

Ondertussen blijft het probleem zich ontwikkelen. Ondanks hun vervolging voor structurele sociale fraude is er opnieuw sprake van zwartwerk en zijn er andere inbreuken vastgesteld bij pakjesbezorgers. Afgelopen week nog vonden er controles plaats aan de depots van GLS en PostNL waaruit bleek dat telkens de helft van de gecontroleerde gevallen niet in orde was. Het arbeidsauditoraat dreigt nu met een gerechtelijke verzegeling van de depots als het zo doorgaat. Dat was de situatie toen ik mijn vraag heb ingediend.

 

Zal u, gezien de urgentie van de zaak, extra maatregelen nemen in afwachting van het advies van de sociale partners? Zal u extra controles laten uitvoeren bij de post- en koeriersbedrijven? Denkt u dat bedrijven die structureel aan sociale fraude doen zwaarder gesanctioneerd moeten worden? Is een aanpassing van het Sociaal Strafwetboek volgens u aan de orde?

 

01.02  Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, en février dernier, nous apprenions que l'Inspection spéciale des impôts (ISI) enquêtait sur les sous-traitants livrant des colis pour PostNL en Belgique mais qui ne payaient ni TVA ni taxe. Des documents ont même révélé des noms de sociétés qui avaient été déclarées en faillite mais qui continuaient à livrer des colis pour PostNL en tant que sous-traitants.

 

Outre ces éléments fiscaux liés à l'ISI, PostNL et son concurrent GLS sont maintenant poursuivis pour fraude sociale. Les deux entreprises ont été convoquées avec un certain nombre de sous-traitants. Pour l’auditorat du travail de Malines, une série d'indices de fraude montrent différents problèmes au niveau de la longueur des journées de travail, des mesures sanitaires, du fait que le personnel est sous-payé et d'un risque de faux travail indépendant.

 

Courant juin, un contrôle mené au dépôt de GLS à Puurs auprès de ses sous-traitants a révélé que près de la moitié de ces sociétés étaient à nouveau en infraction sur différents plans: travail au noir, non-présentation de contrats de travail, emploi illégal et violation des règles du chômage. Ces sociétés sont déjà poursuivies pour fraudes sociales structurelles et de nouveaux contrôles mettent à nouveau à jour toute une série d'infractions. Pour reprendre les termes de l'auditorat du travail, "c'est hallucinant qu'elles continuent à travailler de la sorte".

 

Monsieur le ministre, comment est-il possible que les sociétés incriminées continuent à travailler en enfreignant les règles ostensiblement, alors qu’elles sont déjà poursuivies pour fraude sociale avérée? Que peut-on faire pour protéger les travailleurs? Comment une fraude sociale d’une telle ampleur a-t-elle pu se développer? Dans un contexte où le secteur de la distribution de colis se développe de manière impressionnante, ne faudrait-il pas assurer un contrôle plus poussé et systématique des nouveaux opérateurs qui arrivent sur le marché et de ceux qui y sont déjà? Ne faudrait-il pas renforcer les effectifs car, comme vous, je lisais dans la presse, qu'à Bruxelles, aucune investigation n'a été menée auprès des grands commanditaires par l'auditorat du travail par manque d'enquêteurs?

 

01.03  Hans Verreyt (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, de situatie schetsen heeft geen enkele zin, vermits collega's Anseeuw en Cornet dit reeds uitvoerig hebben gedaan. Ik beperk mij dan ook tot mijn vragen.

 

Gaat u extra controles uitvoeren in de depots van de grote pakjesbedrijven? Zijn er gerichte controles op de arbeidsvoorwaarden bij de onderaannemers? Is een verzegeling en/of sluiting het enige antwoord op deze blijvende overtredingen van de grote spelers? Gaat u extra maatregelen nemen in de strijd tegen sociale fraude bij pakjesbedrijven?

 

Verschillende arbeidsauditoraten klagen ook het gebrek aan onderzoekers aan, waardoor geen verder onderzoek kan worden gevoerd naar de echte opdrachtgevers. Hoe kan u dit probleem aanpakken, al dan niet in samenwerking met uw collega van Justitie? Wat is uw standpunt aangaande het omzeilen van de strengere Belgische arbeidswetgeving tegenover de Nederlandse in deze context?

 

01.04  Ellen Samyn (VB): Graag verwijs ik naar mijn onbeantwoorde schriftelijke vraag nr. 110 van 12 januari 2021.

 

De exponentiële groei van de e-commerce zorgt voor een enorme toevloed van het aantal pakjes dat verstuurd wordt. Deze groei is nu nog versterkt door de maatregelen genomen ter indijking van de lockdown waardoor de detailhandel grotendeels gesloten is en al zeker voor wat de 'niet-essentiële' goederen betreft.

 

Ons bereiken in deze context meldingen dat BPost beroep zou doen op onderaannemers om de pakjes op tijd geleverd te krijgen. Dat gebeurt via een dochteronderneming Dynalogic en Leen Menken, gevestigd in Nederland. Sommigen van hen worden aangepord snel extra te investeren in rollend materieel om extra opdrachten binnen te krijgen. Het spreekt voor zich dat - als de situatie zich zou gaan stabiliseren - een deel van de volumes gaan verdwijnen en deze investeringen geen nut meer zullen hebben. Ook stelt hier het probleem dat deze onderaannemers allicht ook beroep doen op onderbetaalde werknemers en zich niet steeds houden aan de wettelijke bepalingen.

 

Heeft u weet over hoeveel onderaannemers we hier spreken?

Welke contracten worden aan deze bedrijven aangeboden?

Is er controle op de arbeidsvoorwaarden bij deze onderaannemers?

Welke overheidscontrole is er op de werkomstandigheden bij Dynalogic en Leen Menken?

Wat is uw standpunt aangaande het omzeilen van de strengere Belgische arbeidswetgeving tegenover de Nederlandse in deze context?

 

01.05  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, de problematiek is inderdaad al geschetst. Er is sprake van een steeds wederkerende fraude, ondanks het feit dat er al een btw-carrousel is ontdekt en ze voor de arbeidsrechtbank zijn gesleept. Bij nieuwe controles zien we nu dat er opnieuw zwartwerk, illegale tewerkstelling en misbruik van schijnzelfstandigen wordt vastgesteld. Naast de vragen die al gesteld zijn over uw verdere aanpak van de controles om de sociale dumping te doen stoppen, had ik ook nog een aantal bijkomende vragen.

 

Wanneer gaat het arbeidsauditoraat over tot een verzegeling en een sluiting van de depots? We moeten uiteraard zorgen voor de werknemers die in zeer precaire omstandigheden moeten werken, maar er zijn ook nog steeds werknemers met een gewone arbeidsovereenkomst werkzaam in die depots. Hoe worden deze beschermd? Kunnen zij terugvallen op tijdelijke werkloosheid? Is hun werkgever dan toch nog verplicht tot een looncompensatie?

 

Is er een samenwerking met de verkeerspolitie op dat vlak? Wanneer schijnzelfstandigen urenlang pakjes gaan bedelen met hun bestelwagens, heeft dat uiteraard een impact op de vermoeidheid en op de verkeersveiligheid. Daar is volgens mij zeker een verband te leggen.

 

Naast de vragen die hier al door mijn collega's gesteld zijn, had ik graag een antwoord op deze twee aanvullingen.

 

01.06  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je ne vais pas répéter ce que notamment Mme Cornet vient de dire. Cela donnera un instant de répit pour les traducteurs. Mais j'ai une question supplémentaire. Dans ce cadre-là, avez-vous déjà eu des contacts avec les organisations syndicales de GLS? Quel en a été le résultat? Pour le reste, ce sont les mêmes questions. Qu'allez-vous faire face à cette situation? Comment allez-vous régler le problème de manière plus globale?

 

01.07  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, mesdames et messieurs les députés, je vous remercie pour vos différentes questions.

 

Met betrekking tot de gerechtelijke onderzoeken kan enkel het openbaar ministerie u een antwoord verstrekken en daarvoor moet u zich richten tot de minister van Justitie. Ik kan u dus enkel algemeenheden meegeven, waarvan een deel reeds ter sprake kwam tijdens de commissievergadering van 8 juni.

 

Il faut savoir que l'existence d'une enquête judiciaire ne suspend pas les activités d'une entreprise. Des éventuelles corrections de salaire ou des abus à l'encontre de la réglementation du chômage peuvent être suivis par les services d'inspection à la suite d'une enquête judiciaire, en exécution ou non d'une mission des autorités judiciaires.

 

De SIOD en de inspectiediensten zijn op de hoogte van de problematiek rond de koerierbedrijven, waarvan een deel vaak een beroep doet op onderaannemers, bedrijven en zelfstandigen die het sociaal recht niet altijd respecteren. Zoals eerder meegedeeld, werd midden maart een opvolgingsvergadering met de transportsector gehouden. Daar werd afgesproken om het plan voor eerlijke concurrentie te actualiseren tegen september. Met de FOD Mobiliteit lopen er besprekingen om de onderlinge samenwerking te intensifiëren.

 

In het actieplan 2021 heeft de SIOD 900 controles in de transportsector geprogrammeerd, met inbegrip van de koeriersdiensten. De cijfers van het eerste kwartaal zijn beschikbaar. Eind maart waren er al 272 controles uitgevoerd. Daarbij werden in totaal 161 inbreuken vastgesteld in 110 onderzoeken. In 43 gevallen was dat voor een inbreuk op de Dimonawetgeving. Meer statistische gegevens van de inspectie Toezicht op de Sociale Wetten over de controles bij koerierbedrijven kan ik u in een tabel overhandigen.

 

De inspectie heeft geen gegevens over de relatie tussen onderaannemers en aannemers bij de koerierbedrijven. Zij beschikt enkel over gegevens over individuele werkgevers en heeft dus geen zicht op het aantal onderaannemers, noch over de aard van hun onderlinge contracten. Die contracten moeten immers niet worden doorgegeven aan de inspectie.

 

En ce qui concerne les inspections supplémentaires, plus poussées et plus systématiques, je puis vous informer qu'au cours de la réunion du Comité de concertation structurel du 18 juin, il a été convenu avec le président du Collège des auditeurs et tous les services d'inspection sociale concernés qu'une attention particulière serait réservée dans les prochains mois à la question des entreprises de coursiers et que des contrôles spécifiques seraient menés dans le cadre des cellules d'arrondissement.

 

U weet uiteraard ook nog dat ik een evaluatie van de wet van 25 augustus 2012 over de aard van de arbeidsrelaties heb gevraagd aan de NAR. Bij de inspectie Toezicht op de Sociale Wetten van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg houden twee gespecialiseerde directies zich bezig met transport- en vervoercontroles, en eventuele sociale dumping in die sectoren.

 

Mevrouw Samyn, u lijkt ervan uit te gaan dat de Belgische arbeidswetgeving strenger is dan deze in Nederland, maar dit moet wet per wet worden bekeken. Trouwens, vele arbeidsregels zijn gebaseerd op Europese richtlijnen. Een Nederlandse werkgever die in België komt werken, moet bovendien voor het betrokken personeel de Belgische loon- en arbeidsvoorwaarden naleven, en niet de Nederlandse.

 

Als het Belgische loon dus hoger ligt dan het Nederlandse, moet het bedrijf het Belgische loon betalen. Hetzelfde geldt voor bepaalde cao-premies.

 

Si ces conditions belges de salaire et d'emploi ne sont pas respectées, l'Inspection des lois sociales peut dresser un procès-verbal qui peut donner lieu à des poursuites pénales ou à une amende administrative. Le Code pénal social prévoit également une sanction spécifique pour lutter contre le dumping social. Un nouvel avant-projet de loi modifiant le Code pénal social vise à étendre les sanctions de l'article 162 du Code pénal social et à prévoir la sanction la plus sévère contre le dumping social.

 

La gestion de ce dossier est entre les mains du ministre de la Justice. Mon cabinet et mon administration y travaillent et il devrait être possible de concrétiser cela à l'automne. Cette étude examinera comment les entreprises qui commettent une fraude sociale structurelle peuvent être sanctionnées plus sévèrement.

 

01.08  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, ik wil u danken voor uw zeer omvattend antwoord. Ik heb op al mijn vragen een heel duidelijk antwoord gekregen, en ik moet zeggen dat ik daar tevreden mee ben.

 

Ik meen dat wij het er allemaal over eens zijn dat de sociale fraude, zeker in die sectoren waar zij zeer welig tiert, en dit is daar één sector van, streng moet worden aangepakt. Ik kijk dus heel erg uit naar de nieuwe wetgevende initiatieven waarover u het had.

 

Ik meen dat ik het vandaag hierbij kan laten, maar dit behoeft natuurlijk wel verdere opvolging, daar men ziet dat er bij 40 % van de controles in het eerste kwartaal inbreuken worden vastgesteld. Dan is het probleem toch echt bijna niet te overzien. Als men bij een controle haast één kans op twee heeft om beet te hebben, dan gaat het, gelet op het aantal bestelwagens dat op onze wegen rondrijdt, over een sociale fraude van ongelooflijk grote omvang.

 

Het is volgens mij dus inderdaad nodig dat er extra wordt gecontroleerd. Ik hoop ook dat die extra controles voldoende zullen zijn, zeker gelet op het feit dat dit een sector is met heel veel medewerkers die elke dag en nacht op onze wegen aan de slag zijn.

 

01.09  Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Face à une telle ampleur de fraude et une telle diversité d'infractions, il y a un enjeu à ce que l'ensemble des services puissent collaborer. C'est très important et nous avons déjà eu l'occasion d'aborder cette collaboration entre services en commission. C'est une des pistes.

 

Il y a des entreprises qui récidivent et se pose dès lors la question de la dureté de la sanction. Vous dites que vous allez réfléchir à des sanctions plus sévères et je vous encourage à le faire car tant que les fraudeurs obstinés n'ont pas de réelles chances d'être sanctionnés durement, l'obstination persistera et ce n'est bon pour personne, certainement pas pour les travailleurs. La sanction doit être à la hauteur du dommage que les entreprises causent.

 

Je voulais souligner la nécessité de contrôler davantage et vous avez dit qu'il y aurait des contrôles dans ce secteur. Je vous en remercie, c'est très important.

 

Vous n'avez pas de données au niveau des sous-traitants, cela pourrait pourtant être intéressant. Je lirai avec attention le tableau que vous nous enverrez. Le fait de savoir s'il agit des donneurs d'ordre ou des sous-traitants peut être intéressant.

 

Enfin, comment fait-on pour protéger les travailleurs? Je pense par exemple aux faux indépendants. Cette réflexion autour de la loi qui définit la relation de travail entre une entreprise et son salarié est une autre piste.

 

Je vous remercie de rester très attentif à ce dossier.

 

01.10  Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoorden. De lockdown heeft de e-commerce een stevige duw in de rug gegeven, maar ook de overtredingen op de sociale wetgeving kregen de wind in de rug, met tal van overtredingen tot gevolg. Ook de cijfers die u zonet citeerde, tonen dit overduidelijk aan.

 

Ik hoop dat deze fraude inderdaad streng wordt aangepakt. Op onze steun kunt u alvast rekenen, als er enig wetgevend initiatief wordt genomen. Maar ik hoop ook dat het aantal controles wordt opgedreven. Aangezien het percentage van overtreders bij de uitgevoerde controles zo hoog is, denk ik dat enkel meer controles kunnen helpen om dit probleem te bestrijden.

 

01.11  Ellen Samyn (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw zeer uitgebreide en gedetailleerde antwoorden. Niet enkel bij een aantal buitenlandse pakjesdiensten blijkt intussen dat er de kantjes af wordt gelopen. Uit onze gegevens blijkt dat we ook bpost aandachtig moeten blijven opvolgen.

 

Het bedrijf heeft het helaas door de perikelen rond zijn CEO heel moeilijk. Dat is niet de schuld van het personeel, welteverstaan. We willen absoluut niet dat het bedrijf in moeilijkheden zou komen. Het is een dienstverlener met een grote maatschappelijke impact en een aanzienlijke tewerkstelling. We moeten respect opbrengen voor de werknemers, waarvan vele duizenden alle dagen door weer en wind aan het werken zijn. Ze verdienen meer dan ons respect.

 

Maar er moet met gelijke wapens gestreden kunnen worden in een hyperconcurrentiële pakjesmarkt. De kosten om dat pakje aan onze deur te brengen is een race to the bottom, met alle sociaalrechtelijke consequenties van dien. Als fractie zijn we tegen overregulering, maar als we zien wat er in die sector gaande is, dan zal er toch paal en perk moeten worden gesteld aan de uitbuiting van sommige onderaannemers door postbedrijven.

 

Het is een sector die voor heel wat laaggeschoolden, een groep die het bij ons doorgaans moeilijker heeft op de arbeidsmarkt, een ideale plaats is om aan de slag te geraken. Maar het mag niet uitdraaien op uitbuiting van de pakjeskoeriers waarbij de klant voor een paar schamele euro's alles aan de deur laat leveren.

 

Nogmaals, de spelregels moeten voor iedereen gelijk zijn. We verwachten dan ook een doortastend optreden van de bevoegde ministers in deze materie.

 

01.12  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, bedankt voor uw uitgebreid antwoord. We weten het allemaal, door de zaak voor het arbeidsauditoraat en doordat men bij opeenvolgende controles nog zoveel fraude tegenkomt; nu wordt het nog eens bevestigd door de cijfers die u vandaag heeft meegegeven. Dit toont duidelijk aan hoe groot de fraude is bij de pakjesbedrijven.

 

Ik vind het uiteraard goed dat er samengewerkt wordt en dat er specifieke controles worden gepland voor de pakjesbedrijven in de arrondissementscellen. Het gaat inderdaad om mensen die in heel precaire statuten werken. Het gaat om de bescherming van die werknemers, maar ook over verkeersveiligheid. Als ze doodvermoeid achter het stuur zitten, heeft dat ook een impact op de verkeersveiligheid van ons allen.

 

Ik kijk uiteraard ook uit naar de aanpassing van de arbeidsrelatiewet. Dat is belangrijk. Als we strengere straffen invoeren in de arbeidsrelatiewet, gaan bedrijven die momenteel frauderen het echt voelen. We gaan daarin echt verandering kunnen brengen.

 

Aan de andere kant wil ik ook de aandacht vestigen, niet enkel op de onderaannemers, maar ook op de werknemers die er momenteel werken. Dat zijn eigenlijk de klokkenluiders. Zij merken dat zij door de race to the bottom met de onderaannemers ook in hun rechten worden geraakt. Zij trekken aan de alarmbel. Maar wanneer de depots zouden worden gesloten, precies omdat zij aan de alarmbel getrokken hebben, vind ik ook dat wij hun de nodige bescherming en omkadering daarvoor moeten geven.

 

01.13  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Il est plus qu'embêtant que l'administration ne puisse pas donner d'informations sur les chaînons de la sous-traitance. Il faut plus de transparence. Je ne sais pas ce que vous pouvez faire à ce niveau mais on ne peut continuer dans un tel flou.

 

Vous allez réfléchir à différentes sanctions et nous voulons vous encourager pour qu'elles soient suffisamment fortes pour faire reculer ces patrons voyous qui utilisent des méthodes d'organisation de travail inhumaines.

 

Je reviendrai sur le sujet mais il faudra regarder avec du recul l'impact de la libéralisation de ces secteurs et ses conséquences sur la concurrence entre les travailleurs. Nous plaidons aussi pour une réflexion pour reprendre le secteur de livraison de colis dans le giron du service public, qui est le garant de meilleures conditions de travail et d'un meilleur service à la population.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- Wouter Vermeersch aan Eva De Bleeker (Begroting en Consumentenbescherming) over "Het ipa" (55017139C)

- Raoul Hedebouw aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het ipa en het einde van de bemiddelingsperiode" (55018634C)

- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het ipa en het ontwerpakkoord" (55018850C)

- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het ipa en het ontwerpakkoord" (55018851C)

- Peter Mertens aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het ipa en het ontwerpakkoord" (55018852C)

- Raoul Hedebouw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het ipa en het ontwerpakkoord" (55018853C)

- Nadia Moscufo aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het ipa en het ontwerpakkoord" (55018854C)

- Gaby Colebunders aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het ipa en het ontwerpakkoord" (55018855C)

- Peter Mertens aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het ipa en het ontwerpakkoord" (55018856C)

- Raoul Hedebouw aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het ipa en het ontwerpakkoord" (55018857C)

- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het ipa en het koninklijk besluit" (55019160C)

- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het ipa" (55019310C)

- Valerie Van Peel aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De toekomst van het sociaal overleg en het sluiten van interprofessionele akkoorden" (55019319C)

- Hans Verreyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De toekomst van het sociaal overleg na de communautaire breuk in de vakbonden" (55019354C)

02 Questions jointes de

- Wouter Vermeersch à Eva De Bleeker (Budget et Protection des consommateurs) sur "L'AIP" (55017139C)

- Raoul Hedebouw à Alexander De Croo (premier ministre) sur "L'AIP et la fin de la période de médiation" (55018634C)

- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'AIP et le projet d'accord" (55018850C)

- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'AIP et le projet d'accord" (55018851C)

- Peter Mertens à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'AIP et le projet d'accord" (55018852C)

- Raoul Hedebouw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'AIP et le projet d'accord" (55018853C)

- Nadia Moscufo à Alexander De Croo (premier ministre) sur "L'AIP et le projet d'accord" (55018854C)

- Gaby Colebunders à Alexander De Croo (premier ministre) sur "L'AIP et le projet d'accord" (55018855C)

- Peter Mertens à Alexander De Croo (premier ministre) sur "L'AIP et le projet d'accord" (55018856C)

- Raoul Hedebouw à Alexander De Croo (premier ministre) sur "L'AIP et le projet d'accord" (55018857C)

- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'AIP et l'arrêté royal" (55019160C)

- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'AIP" (55019310C)

- Valerie Van Peel à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'avenir de la concertation sociale et la conclusion d'accords interprofessionnels" (55019319C)

- Hans Verreyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'avenir de la concertation sociale après la fracture communautaire entre les syndicats" (55019354C)

 

La présidente: Les questions n°55018634C, n°55018853C et n°55018857C de M. Hedebouw sont caduques puisqu'il est absent.

 

02.01  Wouter Vermeersch (VB): Mevrouw de voorzitster, ik had eigenlijk een aantal technische begrotingsvragen voor de staatssecretaris voor Begroting. De vraag is toegevoegd aan een aantal vragen van onder meer de PVDA, les extrêmes se touchent blijkbaar. Ondertussen werden ook vragen toegevoegd van parlementsleden van de N-VA.

 

Mijnheer de minister, de loonwet handelt natuurlijk over meer dan alleen de lonen alleen. Artikel 14 bepaalt dat de regering onder andere kan beslissen dividenden en andere inkomens te matigen. Naar aanleiding van de discussie over het interprofessioneel akkoord (ipa) werd in het kader van artikel 14 door onder meer Vooruit de mogelijkheid geopperd om een dividendenstop en een bevriezing van de lonen van de CEO's in te voeren. De PS en Vooruit in de regering kopiëren schaamteloos een aantal compleet onrealistische voorstellen van de PVDA. Daarom wilde ik een aantal begrotingstechnische vragen stellen, maar blijkbaar zijn ze naar u doorverwezen.

 

Wat is de geschatte jaarlijkse budgettaire impact van de voorgestelde dividendenstop in het kader van artikel 14 van de loonwet?

 

Wat is de geschatte jaarlijkse budgettaire impact van de voorgestelde bevriezing van de lonen van de CEO's?

 

Acht u die maatregelen budgettair wenselijk?

 

02.02  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, le mardi 15 juin, en Conseil des ministres, vous avez voté en première lecture l’arrêté royal sur le blocage salarial. 

 

Nous avons déjà eu l'occasion d'échanger à ce sujet. Vous savez tout le mal que j'en pense. Je vous l'ai, entre autres, dit en séance plénière.

 

Aujourd'hui, à la gare, il y avait un grand rassemblement d'avertissement des militants syndicaux à ce sujet. Ils réclament de sortir du carcan de la loi de 1996. Je tiens, d'abord, à les féliciter pour ce rassemblement et les encourager dans la mobilisation de leurs militants pour aboutir à une manifestation nationale au mois de septembre. Nous les soutenons, car avec Raoul Hedebouw et notre camarade hélas décédé Marc Goblet, nous avons aussi déposé ici un projet de loi.

 

Monsieur le ministre, concrètement, quel pourcentage de travailleurs vont-ils bénéficier d’une hausse des salaires grâce à l’accord interprofessionnel 2021-2022?

 

Que répondez-vous à ces travailleurs qui se voient imposer la modération salariale alors que les dividendes ont explosé pendant la crise? Pourquoi ne pas avoir agi à ce niveau-là?

 

Concernant les chèques consommation, que pensez-vous du fait que certains commerçants refusent de recevoir ces chèques, vu qu'ils devront reverser environ 3,5 % de la valeur du chèque aux sociétés qui les émettent, comme Sodexo? D’ailleurs, fondamentalement, trouvez-vous logique d’interdire la hausse du salaire brut à plus de 0,4 %, avec les pertes que l’on connaît pour la sécurité sociale, mais d’autoriser l’octroi de chèques consommation qui font l'objet de cotisations patronales réduites et dont une partie doit être reversée à des opérateurs privés?

 

Lors de la séance plénière du 17 juin, vous avez annoncé que vous étiez "aux côtés de celles et ceux qui veulent modifier la loi de 96. Sauf que les conditions politiques pour y parvenir ne sont pas remplies". Un peu plus tôt, lors d'une commission des Affaires sociales, le 25 mai, vous aviez déclaré que: "on doit se préparer, dès aujourd'hui, pour le prochain AIP afin d'accorder plus de souplesse".

 

Encore aujourd'hui, dans la presse, le président du Vooruit déclarait qu'il souhaitait lui aussi modifier la loi de 1996.

 

Pouvez-vous nous en dire plus? Que répondez-vous aux militants de la FGTB qui étaient rassemblés ce matin pour s'opposer à la loi de 1996? Si le PS et Vooruit rejoignent la position du PTB pour revoir cette loi, nous nous en réjouissons évidemment.

 

02.03  Björn Anseeuw (N-VA): Het ziet ernaar uit dat de regering met minstens de naweeën van het ipa geconfronteerd wordt. Eerst leek het alsof niet alle vakbonden het ipa zonder slag of stoot zouden goedkeuren. Uiteindelijk is dat wel gebeurd, hoewel het draagvlak aan Waalse zijde bijzonder klein is. Ook daar ziet men een duidelijke communautaire breuklijn.

 

Het ipa heeft een bijzonder inactiverend karakter. Daarom draagt het de goedkeuring van de N-VA ook niet weg. Het duwt ervaren werknemers veel te snel uit de arbeidsmarkt en het maakt het voor jonge, vooral kortgeschoolde werkzoekenden net moeilijker om een job te vinden. Dat was voor de Waalse vakbonden natuurlijk geen enkel probleem. Ze wilden het ipa eerst niet goedkeuren, omdat het net niet ver genoeg ging.

 

Afgezien daarvan is er nu nog de belangrijke loonnormwet. In het regeerakkoord staat heel duidelijk dat er niet wordt geraakt aan de loonnormwet. Daar is al heel wat over te doen geweest. We hebben daarover al verschillende keren van gedachten gewisseld en verschillende standpunten tegenover mekaar geplaatst. Nu blijkt dat een van uw regeringspartners, namelijk Vooruit, met zoveel woorden zegt dat de loonnormwet op de schop moet en moet worden aangepast, in tegenspraak met wat in uw en hun regeerakkoord staat. De loonnormwet is natuurlijk belangrijk om ervoor te zorgen dat een aantal jobs niet in het gedrang komt. De eerste jobs die het slachtoffer zouden kunnen worden van het loslaten van de loonnorm, zijn de jobs die moeten worden ingevuld door de meest kwetsbaren op onze arbeidsmarkt. Daarom is het belangrijk om vast te houden aan de loonnormwet. Dat staat ook zo in het regeerakkoord. Nu blijkt dat uw regeringspartner vindt dat er toch wel gemorreld moet worden aan de loonnorm en de loonnormwet.

 

Kunt u hier klaar en duidelijk bevestigen dat er niet wordt geraakt aan de loonnormwet opdat verschillende jobs ten opzichte van onze buurlanden niet uit de markt zouden worden geprijsd?

 

02.04  Valerie Van Peel (N-VA): Mijnheer de minister, het dossier is hier al geschetst, maar ik zou het meer over het sociaal overleg an sich willen hebben. We hebben hier immers een schouwspel zonder weerga gezien. Het is allemaal zogezegd wel in orde gekomen, maar het verschil in stemhouding tussen Vlaanderen en Wallonië en de manier waarop het ipa uiteindelijk tot stand is gekomen, roepen heel wat vragen op over het sociaal overleg. De voorbije twaalf jaar is er, afgezien van deze keer, slechts één keer een ipa afgesloten met de handtekening van alle vakbonden eronder.

 

In welke mate hebt u zelf nog vertrouwen in het functioneren van het sociaal overleg? In de huidige vorm is het volgens mij echt wel voorbijgestreefd en lijkt het niet langer houdbaar.

 

Heeft de regering een soort back-up achter de hand voor dossiers uit het regeerakkoord waarvoor de sociale partners niet binnen een redelijke termijn met werkbare oplossingen of akkoorden komen? U was waarschijnlijk heel blij toen alles alsnog in orde kwam. Wat zou er anders gebeurd zijn?

 

Vroeger bestond er een informeel herenakkoord, waarbij de sociale partners een aantal spelregels in acht namen voor de manier waarop sociale onderhandelingen gevoerd werden en stakingsaanzeggingen werden ingediend. Die werden in dezen ook de dag na het akkoord alweer ingediend. In de praktijk is dat herenakkoord al vele jaren dood en begraven. Zou het niet zinvol zijn om het sociaal overleg en het collectieve handelen in een duurzaam wettelijk kader te gieten, met goede afspraken en spelregels?

 

02.05  Hans Verreyt (VB): Ik kreeg al de kans om u een aantal gelijkaardige vragen te stellen in de plenaire vergadering, maar de verschillen blijven bestaan en worden door sommigen nog opgepookt. Dit akkoord werd aan Waalse zijde overduidelijk afgekeurd. De FGTB kantte zich ronduit tegen het akkoord met maar liefst 84 % van de stemmen. De Vlaamse vleugel, het ABVV, stemde met 72 % massaal voor. Enkel door een aantal laattijdige stemmen te neutraliseren kon men de goedkeuring alsnog handhaven. Het door u zo geroemde sociaal overleg kan dus niet meer tot akkoorden komen die nog gedragen worden door de eigen achterban.

 

Wat gaat u doen om de vrede te bewaren, zeker nu alle Waalse vakbonden dit akkoord verwerpen, tegen de Vlaamse hegemonie in, en gezien de discussie over de telling bij ABVV-FGTB?

 

Zal u bijkomende initiatieven nemen om de prille relance te vrijwaren van politieke stakingen?

 

Hoe zal u de duidelijke regionale verschillen en prioriteiten verzoenen? Gaat u hen soms de verantwoordelijkheid geven op regionaal niveau?

 

Heeft u nog vertrouwen in dit sociaal overleg, zeker nu de vertegenwoordigers geen akkoorden meer kunnen sluiten die ook gedragen worden door hun achterban?

 

02.06  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, mesdames et messieurs les députés, je vous remercie pour vos différentes questions. Il me semble déjà avoir eu l'occasion de répondre à de nombreuses d'entre elles. Je ne vais pas faire l'exégèse des éléments que j'ai déjà pu vous fournir. Vous connaissez ma position par rapport à la loi de 1996 et par rapport à la manière dont elle a été modifiée en 2017. Mais il est vrai que dans le cadre des négociations pour la formation de ce gouvernement et de cette majorité, il n'y avait pas de majorité pour modifier la loi et revenir sur les éléments intervenus en 2017. C'est un constat que nous avons malheureusement dû faire et nous verrons, dans les prochains mois et les prochaines années, si la tendance s'inverse.

 

Je suis un fervent défenseur de la concertation sociale. Je l'étais hier. Je le suis encore aujourd'hui et je le serai encore demain. Par ailleurs, je pense que dans des moments importants tels que celui que nous connaissons aujourd'hui, sortis, je l'espère, d'une des plus grandes crises de notre histoire contemporaine, le rôle des partenaires sociaux est essentiel, comme il l'a été par le passé, au sortir de différents épisodes particulièrement difficiles. On pense bien entendu aux deux guerres mondiales où après celles-ci, les partenaires sociaux ont été impliqués comme partie prenante et chevilles ouvrières d'un nouveau pacte social.

 

Je pense à nouveau que dans le contexte que nous connaissons aujourd'hui, il est particulièrement important, voire essentiel, que la concertation sociale puisse avoir lieu sur des questions spécifiques mais aussi sur des questions plus générales liées à l'organisation de la société. C'est la raison pour laquelle je continuerai à défendre la concertation sociale en étant aussi conscient qu'elle a traversé des moments difficiles et que ces moments ne sont sans doute pas totalement derrière nous et que cela nécessite de pouvoir mettre de l'huile dans les rouages, de faire en sorte que la concertation fonctionne au mieux. C'est ce que j'ai tenté de faire ces dernières semaines et ces derniers mois dans le respect de l'accord de gouvernement en faisant en sorte que l'on puisse, dans le cadre qui est celui-là, donner de l'espace et du temps à la négociation; il y a parfois des moments de pression, notamment quand nous avons émis la proposition d'utiliser l'article 14 pour limiter ou interdire le versement de dividendes. L'article 14 n'a jamais été utilisé jusqu'à présent, en tout cas de cette manière-là mais à un certain moment, une proposition a effectivement été déposée sur la table. Elle n'a pas fait l'objet d'un accord de la part de l'ensemble des partenaires de la majorité mais elle a bien figuré dans le cadre de nos discussions. Cela étant, l'impact précis de l'utilisation de l'article 14, tel que déposé, n'a pas été chiffré dans le détail.

 

Je suis donc dans l'impossibilité de vous donner les éléments précis, monsieur Vermeersch, mais votre question était adressée à ma collègue Eva De Bleeker et elle aurait pu vous répondre plus précisément.

 

Les partenaires sociaux se réunissent depuis plusieurs jours au sein du Conseil national du travail (CNT) où ils doivent confirmer et surtout préciser plusieurs éléments de l'accord social conclu le 8 juin dernier. Ils doivent également signer plusieurs CCT dont une permettant l'augmentation du salaire minimum en plusieurs phases: la première, en avril 2022, la seconde en avril 2024 et la troisième en avril 2026. Les interlocuteurs sociaux doivent également remettre un avis au gouvernement sur le cadre de l'accord, qui est attendu prochainement.

 

Zoals ik hier al heb gezegd, heeft de regering zich ertoe verbonden om het akkoord tussen de sociale partners uit te voeren zoals het is afgesloten. Het is immers een en ondeelbaar voor ons. Binnen de regering lopen gesprekken om de procedure voor de reglementaire uitvoering van dit akkoord te bepalen.

 

Voilà mesdames et messieurs les députés les éléments que je pouvais vous communiquer de cette phase d'entre-deux, puisque nous attendons encore des éléments de la part des partenaires sociaux.

 

02.07  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik stel vast dat mijn technische begrotingsvragen aan de staatssecretaris voor Begroting werden doorgestuurd naar u. Nu antwoordt u eigenlijk dat ik de vragen opnieuw moet stellen aan de staatssecretaris voor Begroting. De samenwerking in deze regering is alleszins zeer goed en de collegialiteit ook. Ik dank u om toch de moeite te doen om een poging te wagen om door te verwijzen naar de staatssecretaris voor Begroting.

 

02.08  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Je vous remercie, monsieur le ministre.

 

D'abord, vous entendez comme moi les différentes visions sur la façon de traiter les travailleurs. Je ne dois pas vous traduire ce qu'il y a derrière les interventions faites avant nous: utiliser le combat des travailleurs pour attiser davantage les contradictions entre le nord et le sud du pays avec un agenda caché. Je ne vous ferai pas de dessin! Nous ne tomberons pas dans ce piège.

 

Nous tenons à féliciter tous les travailleurs organisés que cela soit à la FGTB, la CSC, la CGSLB, au Nord, au Sud et au centre du pays qui ont fait tout ce qu'ils pouvaient pour lutter, car la lutte est dure! Dans l'histoire sociale, la lutte ne s'est pas gagnée du jour au lendemain. Vous avez raison de dire que la concertation a été difficile. Oui, elle a été difficile pour vous mais elle n'est pas terminée. Les travailleurs ont lancé un appel et heureusement, à côté du Parlement, la rue continuera à se battre pour obtenir des droits et un pouvoir d'achat digne de ce nom pour tous ceux qui étaient en première ligne et qui ont fait tourner le pays.

 

02.09  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, uw antwoord is eigenlijk ontzettend duidelijk. Ik heb u gevraagd of u hier kon bevestigen dat de loonnorm, zoals die is afgesproken in het regeerakkoord, niet zal worden losgelaten. Ik wil u eraan herinneren dat u hier niet spreekt namens uzelf, als wij u vragen stellen. U spreekt hier namens de regering. Wat u zegt is: "Wat niet is, kan nog komen." Met andere woorden, de regering-De Croo heeft bij dezen, in de commissie voor Sociale Zaken van het Parlement, met zoveel woorden gezegd dat ook dat stukje van het regeerakkoord eigenlijk wel kan en mag worden geschrapt. Dat is wat hier nu net gebeurd is, terwijl dat net een van die weinige zaken is waarop we nog moeten kunnen hopen, namelijk dat de jobs voor de meest kwetsbaren niet uit de markt worden geprezen ten opzichte van onze buurlanden. Dat stukje wordt nu losgelaten.

 

We hebben 4 miljoen inactieven in dit land. In Vlaanderen hebben we een ongelooflijke krapte op de arbeidsmarkt. U wilt de werkzaamheidsgraad verhogen in dit land tot 80 %. In Brussel bedraagt deze 62 %, in Wallonië 64 %. Er is ontzettend veel werk aan de winkel. Tot op vandaag is er geen enkele activerende maatregel van deze regering gekomen, alleen maar inactiverende maatregelen.

 

Met de loonnorm, die een aantal jobs in ons land moet beschermen, en dat ook in het regeerakkoord staat, heeft u nu net nieuws gemaakt. U heeft als regering-De Croo de opening gemaakt om dat stuk te schrappen uit het regeerakkoord. Dat is heel erg duidelijk, heel erg pijnlijk, maar vooral heel erg kwalijk, mijnheer de minister.

 

02.10  Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de voorzitster, als ik collega Moscufo bezig hoor, dan zitten we blijkbaar in een oorlog. Battre dans les rues, dat is een oorlog die ik niet helemaal goed begrijp. Maar wat me vooral opvalt is dat zowel collega Moscufo als u, mijnheer de minister, teruggrijpt naar het verleden. Als men moet teruggrijpen naar het verleden om een organisatie of een instelling te verdedigen, is het mijn ervaring dat die organisatie vandaag niet meer werkt.

 

Het is heel goed dat het sociaal overleg op heel veel momenten heel belangrijke dingen heeft gedaan. Dat hoort u mij niet ontkennen, maar dat wil niet zeggen dat het vandaag nog goed draait of niet bijgestuurd zou moeten worden. Ik denk dat dit wel nodig is.

 

Als ik uw uitleg beluister waarom u dat sociaal overleg zo belangrijk vindt, begrijp ik het wel. U zit natuurlijk in een regering die op het vlak van arbeidsmarktbeleid het zo goed als over niets met elkaar eens is. Dan is het altijd gemakkelijker om zich achter iets te verschuilen. Daarvoor is het sociaal overleg ideaal, want daar is ook niemand het met elkaar eens.

 

Dat is dus een spijtige zaak. Ook hier zal weer geen vernieuwing worden doorgevoerd door deze regering, hoewel die volgens mij wel broodnodig is. We zullen maar verder aanmodderen. We gaan volgens mij een hete herfst tegemoet. Daarom zou ik u aanraden het er deze vakantie eens goed van te nemen, want u zult het nodig hebben.

 

02.11  Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, voor ons is het duidelijk. Door de fundamentele verschillen van de arbeidsmarkt in Vlaanderen en Wallonië is het totaal onmogelijk geworden om nog akkoorden te sluiten op Belgisch niveau. We dringen er dan ook op aan om het sociaal overleg naar het regionale niveau te tillen, zodat de specifieke maatregelen die worden genomen op beide regio's zijn afgestemd en hen beide tevreden houden.

 

Ik heb in het verleden ook een aantal van uw interviews gelezen. Ik geef toe dat ik ooit hoopte dat de geest van André Renard wat meer door de gangen van dit Parlement en uw kabinet zou waren, maar dat blijkt jammer genoeg momenteel nog niet waar te zijn. Maar, wat niet is, kan nog komen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Questions jointes de

- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les abus et lacunes du chômage temporaire corona" (55018021C)

- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les abus et lacunes du chômage temporaire corona" (55018625C)

03 Samengevoegde vragen van

- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De misbruiken en lacunes in het systeem van tijdelijke werkloosheid corona" (55018021C)

- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het misbruik en de gebreken van het stelsel van tijdelijke werkloosheid corona" (55018625C)

 

03.01  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, le 30 mars dernier, nous avons eu ici un débat sur les abus liés au système assoupli du chômage temporaire pour des raisons de force majeure corona. À l'époque, nous étions surtout préoccupés par les formes les plus flagrantes d'abus, mais aujourd’hui j’aimerais vous parler de la flexibilité avec laquelle le chômage temporaire est utilisé et le manque de contrôle qui y est associé. Les retours des délégations syndicales sont alarmants à ce titre.

 

Il nous revient ainsi que certains employeurs, notamment issus de multinationales très rentables, abuseraient du recours au chômage temporaire corona. L’objectif est de faire des économies sur les coûts salariaux et augmenter les profits. Le risque réside dans une hausse de la flexibilité, une hausse de la pression sur le travail et une baisse de moyens pour la sécurité sociale.

 

Nous ne souhaitons pas supprimer ce chômage corona mais nous voulons éviter les abus, surtout de la part des grosses entreprises qui font des bénéfices.

 

Monsieur le ministre, avez-vous une idée de la quantité de chômage temporaire corona utilisée par des entreprises rentables? Quel regard posez-vous sur ces recours abusifs? Quels contrôles effectuez-vous à ce niveau et avec quels résultats?

 

Les syndicats ne remettent évidemment pas en cause le système du chômage temporaire corona, mais ils regrettent l’absence de règles plus strictes, notamment pour les grandes entreprises rentables. Que pouvez-vous faire à ce niveau-là? Ne pensez-vous pas devoir inclure les syndicats dans la prise de décision relative à la mise au chômage temporaire de travailleurs?

 

Enfin, le chômage temporaire corona est prolongé jusqu’au 30 septembre 2021. Pourquoi ne pas avoir effectué des aménagements de sorte à lutter plus efficacement contre les abus?

 

03.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame Moscufo, l'ONEM ne dispose d'aucune donnée concernant le caractère rentable ou non des entreprises et ne peut donc fournir aucun chiffre relatif à l'utilisation du chômage temporaire "force majeure corona" par pareilles entreprises.

 

À toutes fins utiles, je précise que le droit aux allocations de chômage temporaire ou le recours au chômage temporaire n'est d'un point de vue réglementaire aucunement conditionné au fait qu'une entreprise ne soit pas rentable. Aussi, si le chômage temporaire constitue dans une certaine mesure un moyen pour une entreprise de rester rentable, il représente davantage un outil pour préserver l'emploi. Si telle est la philosophie qui sous-tend la mesure, il y a toutefois lieu de noter que chaque entreprise est toujours susceptible de faire l'objet d'un contrôle de l'usage impropre du chômage temporaire corona. Pareil contrôle pourra être initié spontanément par l'ONEM ou pourra être consécutif à une plainte du travailleur, conseillé ou pas par son syndicat.

 

Le chômage temporaire "force majeure corona" est une mesure exceptionnelle mise en place pour soutenir les employeurs et les travailleurs. Sa mise en œuvre n'a été rendue possible que grâce à un assouplissement des contrôles à l'entrée, et ce de manière à ne pas retarder les paiements des allocations de chômage aux travailleurs.

 

Les mesures qui ont été prises dans le cadre de la crise sont généralement liées les unes aux autres. Ainsi, l'utilisation d'une carte de contrôle est un moyen efficace pour lutter contre l'usage impropre et la fraude mais elle introduit également un élément de complexité qui peut par exemple retarder le paiement des chômeurs temporaires, chose que nous avons absolument voulu éviter.

 

03.03  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, j'entends que ce chômage n'est pas conditionné à la rentabilité des entreprises et que l'ONEM ne dispose pas d'informations sur la rentabilité des entreprises. Je trouve que c'est un problème.

 

Vous dites qu'on ne peut détecter les abus que s'il y a davantage de contrôles. Je vous encourage donc à en faire plus!

 

Pour ce chômage temporaire corona, contrairement au chômage économique traditionnel, les représentants des travailleurs n'ont rien à dire. Cela vaudrait la peine de réfléchir à intégrer dans la législation le fait que les délégations syndicales puissent avoir leur mot à dire sur le sujet. Je pense qu'elles sont les premières à savoir si ce chômage va être utilisé de manière abusive ou pas.

 

En outre, dans la possibilité de prolongation de ce chômage, vous n'avez pas assimilé ces journées de chômage temporaire dans le calcul pour les droits aux congés payés des travailleurs. Je reviendrai sur ce point dans le cadre d'une autre question.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De aangekondigde ontslagen bij CommScope" (55018293C)

- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De aangekondigde ontslagen bij CommScope" (55018294C)

- Peter Mertens aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De aangekondigde ontslagen bij CommScope" (55018295C)

04 Questions jointes de

- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les licenciements annoncés chez CommScope" (55018293C)

- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les licenciements annoncés chez CommScope" (55018294C)

- Peter Mertens à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les licenciements annoncés chez CommScope" (55018295C)

 

04.01  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, lors du comité d'entreprise extraordinaire du 27 mai de l’entreprise ComScope à Kessel-Lo, la direction a annoncé son intention de procéder à une restructuration. L’objectif: le licenciement de 305 travailleurs.euses, soit plus de la moitié des emplois qui composent actuellement l’entreprise.

 

De sources syndicales, les raisons invoquées par la direction sont de nature purement économique et stratégique. Ainsi, la direction supposerait que l'entreprise ne sera plus suffisamment rentable à long terme, voire déficitaire dès 2023.

 

Or, selon les syndicats, la vision financière de l’entreprise est tout autre: augmentation des bénéfices en 2018 et 2019, avec une marge bénéficiaire de 17 %, flux de trésorerie positif, coût en personnel relativement faible, maintien de l’activité durant la crise. Mais, en effet, avec une liquidité relativement faible, notamment à cause d’une politique de dividendes généreuse.

 

Selon les syndicats, on aurait ici affaire à une opération visant purement à maximiser les profits de l’entreprise, qui, rappelons-le, appartient à une société américaine cotée en bourse. Qu’en pensez-vous? Faisons-nous de nouveau face à un licenciement boursier?

 

Avez-vous rencontré les syndicats et la direction de l’entreprise? Si oui, quelles sont les conclusions de la rencontre?

 

L’entreprise a-t-elle bénéficié d’aides publiques depuis son rachat en 2015?

 

Qu’allez-vous faire pour mettre fin à ce type de pratiques? Allez-vous encore accepter longtemps que des entreprises qui font de bons bénéfices, qui se portent bien, licencient une grosse partie de leur personnel, dans le seul but de maximiser leur profit? Sinon, qu’allez-vous faire?

 

Ne pourriez-vous pas à minima interdire les licenciements lors de versements de dividendes?

 

04.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame Moscufo, mes services sont bien entendu au courant de la restructuration au sein de la société ComScope. Les chiffres donnés à travers les médias ont été confirmés.

 

Comme vous le savez, l'entreprise a débuté la phase obligatoire d'information et de consultation. La phase de restructuration ne pourra intervenir, si tant est qu'elle doive intervenir, qu'à l'issue de ce processus d'information et de consultation. Comme vous le savez également, il est toujours possible de faire appel à un médiateur social dans ce cas. Mes services, en tout cas les services du SPF Emploi, sont bien entendu à la disposition des parties prenantes pour intervenir en cas de besoin.

 

À ce jour et à ma connaissance, nous n'avons pas réceptionné de demande de rencontre. Ce n'est pas pour autant que nous ne suivons pas ce dossier de près au sein de mon cabinet. Comme j'ai déjà eu l'occasion de vous le dire, ce type de dossier n'échappe pas à notre vigilance et nous sommes attentifs tant aux particularités intrinsèques qu'aux enseignements généraux que nous pouvons en tirer. Je répète que je n'entends pas demeurer un spectateur passif. Je compte bien adresser dans quelques mois plusieurs propositions et pistes d'orientation. À nouveau, j'écoute vos suggestions et je suis certain que les partenaires sociaux et les représentants des différents partis pourront nous proposer différents éléments. Le consensus social et démocratique aboutira, nous l'espérons toutes et tous, à une protection plus efficiente de l'emploi et des emplois.

 

Pour ce qui concerne les aides publiques, s'agissant en l'espèce d'une compétence essentiellement régionale, je vous remercie d'adresser votre demande aux autorités compétentes.

 

Enfin, s'agissant de l'interdiction de verser des dividendes, comme vous le savez, nous avons assorti le bénéfice d'une série de mesures de soutien à cette interdiction, de même qu'à l'interdiction d'augmenter les rémunérations des dirigeants d'entreprises ou des membres du conseil d'administration dans le cadre des mesures de soutien à la crise coronavirus. Il est clair que pour les prochaines mesures de soutien qui sont en réflexion au sein du gouvernement, il en ira de même. Je pense qu'il est absolument essentiel de pouvoir conditionner les aides publiques au respect d'une série de conditions, singulièrement au fait qu'on n'augmente pas, lorsqu'on bénéficie d'aides et de soutiens tels que ceux-là, les rémunérations des dirigeants ou des actionnaires.

 

04.03  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie. Nous vous rejoignons évidemment sur ce conditionnement de l'accès à ces aides publiques. Nous ne manquerons pas de relayer cela à nos collègues de la Région wallonne.

 

C'est malheureux mais cela devient presque une routine pour nous de devoir chaque fois poser les mêmes questions quand les travailleurs sont confrontés à de tels licenciements. Il faut vraiment réfléchir de manière structurelle à la façon de procéder.

 

Vous demandiez si nous avions des propositions à vous faire. Nous en avons une assez simple. Vous aviez vous-même, avant d'être au gouvernement, déposé une proposition de loi pour conditionner de manière vraiment très stricte la possibilité des employeurs de licencier massivement. Nous vous conseillons de ressortir cette proposition pour éventuellement la cosigner.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: Les questions jointes nos 55018312C de M. Gaby Colebunders et 55018313C de Mme Nadia Moscufo sont transformées en questions écrites de même que les questions jointes nos 55018555C de M. Gaby Colebunders et 55019201C de Mme Nadia Moscufo.

 

05 Question de Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La gestion du travail à distance et le burn-out" (55018772C)

05 Vraag van Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De omkadering van het telewerk en het risico op een burn-out" (55018772C)

 

05.01  Sophie Thémont (PS): Une étude récente réalisée par RH Acerta et StepStone nous livre que près d'un travailleur belge sur cinq a l'impression qu'il pourrait bientôt être victime d'un burn-out. Pour cause, seuls 56 % d'entre eux estiment que leur employeur se préoccuperait de leur bien-être mental durant le télétravail et 23 % d'entre eux déclarent que leur employeur n'aurait pris aucune mesure en vue d'améliorer leur bien-être mental au cours de l'année écoulée. Les travailleurs auraient souhaité une meilleure communication avec leurs supérieurs et davantage de mesures garantissant un équilibre vie privée-vie professionnelle.

 

Pourtant, du côté des employeurs, ils seraient 93 % à déclarer faire de leur mieux pour l'améliorer le bien-être mental de leurs travailleurs et 87 % à miser sur une communication transparente et claire.

 

Monsieur le ministre, ce fossé entre les perceptions des employeurs et employés concernant l'amélioration du bien-être mental montre que les actions entreprises peuvent ne pas être en adéquation avec les besoins ressentis des travailleurs.

 

Dans le cadre des discussions menées pour un meilleur encadrement du télétravail, est-il envisagé d'octroyer des formations pour les employeurs sur la façon de gérer le travail à distance, tout en assurant le bien-être mental des travailleurs?

 

05.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: En tant que ministre du Travail, je suis bien entendu conscient de l'impact sur le bien-être au travail que peuvent avoir les relations de travail entre encadrement et travailleurs.

 

Une recherche du SPF Emploi de 2019, menée avant la crise de la covid-19, avait mis en évidence l'impact du style de management et tiré trois conclusions importantes. Premièrement, les styles de management pratiqués sont davantage centrés sur les activités plus que sur les personnes, les individus et les groupes. Les formations initiales en management apparaissent principalement orientées sur la dimension "activité" et ce sont les styles de management les plus orientés sur les personnes qui produisent les effets les plus positifs sur le bien-être au travail. Il existe donc un besoin et une demande des managers de suivre des formations continues orientées sur l'accompagnement des personnes et sur l'animation des équipes. Mais il est vrai que le télétravail a augmenté la difficulté des managers dans l'accompagnement à distance de leur équipe.

 

Par conséquent, le SPF Emploi a développé, en mars 2021, une thématique spécifique au télétravail sur son site de connaissances (www.beswic.be), une rubrique consacrée au management à distance. Elle s'appuie sur cette recherche et fournit certaines recommandations. Toutes les informations à ce sujet se trouvent sur le site du SPF Emploi. Je vous transmettrai les liens car c'est un peu fastidieux à épeler.

 

En 2019, le SPF Emploi a également développé un e-learning gratuit de cinq modules de vingt minutes, qui permet à un employeur de prendre connaissance, de manière conviviale, des grands principes de la législation relative au bien-être au travail. Analyse des risques, prévention des risques psychosociaux, troubles musculosquelettiques, sécurité, santé et d'autres éléments.

 

Toutes les informations à ce sujet se trouvent également sur le site du SPF Emploi. De nouveau, je vous transmettrai le lien internet. Soyez certaine que je désire vraiment, pendant cette législature, accorder une attention particulière aux risques psychosociaux qui surviennent dans le contexte du travail. Je sais qu'il s'agit d'une préoccupation partagée, mais je veux trouver des solutions afin de les prévenir.

 

05.03  Sophie Thémont (PS): Merci, monsieur le ministre, pour votre réponse. Il est vrai que les entreprises ont eu un rôle à jouer dans la lutte contre la pandémie en imposant la distanciation sociale. Mais je pense aussi que c'est leur rôle aujourd'hui de veiller à la santé mentale de leurs collaborateurs. Je sais que vous y êtes attentif. Je pense aussi qu'après plus d'une année de pandémie, les entreprises sont désormais en mesure de dresser un premier bilan. Si beaucoup d'entre elles sont impatientes de voir revenir leurs collaborateurs au travail, en présentiel, cinq jours par semaine, cette situation semble quand même faire partie du passé. En effet, il semble qu'un consensus semble se dégager en faveur d'un modèle hybride, qui alternerait le travail à la maison et le bureau. Je pense aussi que ce modèle demande une préparation en amont, qui prend avant tout en considération la conservation de la santé et le bien-être des travailleurs.

 

Comme vous l'avez dit, le SPF Emploi a mis des thématiques spécifiques en place en mars 2021 et les entreprises doivent être formées à l'identification des sources potentielles de mal-être de leurs employés dans la nouvelle organisation du travail qui sera imposée prochainement par le télétravail. Je sais que vous portez une attention particulière sur les risques psychosociaux. Je resterai attentive à cette problématique également.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: La question n° 55018871C de M. Anseeuw est reportée. Je ne vois pas monsieur Ducarme, donc sa question n° 55018953C est caduque.

 

06 Vraag van Hans Verreyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De afhandeling van het faillissement van Sabena en de rol van de drie grote vakbonden" (55019006C)

06 Question de Hans Verreyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La gestion de la faillite de la Sabena et le rôle des trois grands syndicats" (55019006C)

 

06.01  Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, een drietal weken geleden vestigden de kranten en de sociale media nog eens de aandacht op een sociaal fonds dat meer dan twintig jaar geleden bij Sabena werd opgericht door Sabenawerknemers die lid waren van een vakbond. Het fonds werd gefinancierd met de bijdragen van die werknemers. Het fonds werd beheerd door de drie vakbonden, ACLVB, ACV en ABBV. Ze hadden daarvoor een feitelijke vereniging opgericht. Bij vakbonden gebeurt het immers wel vaker dat er geen vzw of rechtspersoonlijkheid bij komt kijken. Nadat de opvolging van deze stille vereniging jarenlang werd verwaarloosd, blijkt nu dat het geld, namelijk 1,8 miljoen euro, dat eigenlijk de werknemers toebehoort, nog altijd op de rekening staat en niet is uitbetaald. Ik heb daar de voorbije jaren al een paar keer op gewezen, maar er is nog steeds weinig of geen reactie van die vakbonden.

 

Welke druk zult u uitoefenen op de vakbonden en de curator om deze zaak snel tot een goed einde te brengen?

 

Blijft u achter het idee staan om de vakbonden geen rechtspersoonlijkheid op te leggen, waardoor u hun onbeperkte straffeloosheid verleent en de betrokken werknemers in de kou laat staan?

 

Bent u het idee genegen dat de betrokkenen de wettelijk voorziene nalatigheidsinteresten moeten krijgen op het bedrag dat ze initieel moesten ontvangen?

 

06.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw de voorzitster, het fonds valt onder het beheer van Sabena als overheidsbedrijf. Het gaat dus niet om een fonds voor bestaanszekerheid, zoals bepaald in de wet van 1958. Een dergelijk fonds wordt opgericht op vrij initiatief van de sociale partners binnen een bedrijfstak, om taken van sociaal nut te vervullen. Als minister van Werk ben ik bevoegd voor de financiële monitoring van deze fondsen. Zoals gezegd gaat het hier echter om een budget waarover Sabena als autonoom overheidsbedrijf beschikt en dat onder andere dient voor de uitbetaling van de vakbondspremies. Uw vraag wordt dan ook beter gesteld aan de minister van Overheidsbedrijven.

 

Uw vraag over rechtspersoonlijkheid voor vakbonden lijkt in dit kader verder niet relevant. Het is in elk geval een algemene misvatting dat de vakbonden zich in een straffeloze situatie zouden bevinden. Indien de vakbond als feitelijke vereniging een fout begaat op het vlak van het burgerlijk recht of een strafbaar feit pleegt, kan hij worden gedagvaard via de personen die belast zijn met het dagelijks bestuur.

 

Op die manier werd dit deel van de afhandeling van het Sabenafaillissement door de curator gedaan, hoewel de rubriek rekeningen niet behoort tot de faillissementsinboedel. Op vraag van ex-werknemers wordt ondertussen gewerkt aan de opheffing van het fonds en een herverdeling van de middelen. Dit gebeurt met de nodige juridische en fiscale voorzichtigheid. Het proces zou in het najaar moeten worden afgerond.

 

De vakverenigingen hebben bevestigd dat er sinds enkele maanden een werkgroep is opgericht die intussen verschillende keren is samengekomen. Na het inwinnen van de nodige adviezen zal deze werkgroep binnenkort hopelijk een beslissing nemen over de bestemming van de middelen. De curator heeft toegezegd om zodra de beslissing is genomen, de nodige administratieve ondersteuning te geven voor de uitvoering ervan.

 

06.03  Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, het klopt natuurlijk dat het niet de eerste taak is van een curator om dit probleem op te lossen. Hij kan enkel enige hulp bieden bij de administratie en heeft ook al enkele keren aangekondigd dat hij dat effectief wil doen. Dit is echter in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de vakbonden.

 

In tegenstelling tot wat u zegt is het wel degelijk een probleem dat die vakbonden, en ook dit fonds, feitelijke verenigingen zijn. De betrokken ex-werknemers die twintig jaar na het uitspreken van het faillissement vragen waar hun geld blijft, zo'n 800 à 1.000 euro per persoon, hebben een advocaat in de arm genomen die nu botst op het feit dat het om een feitelijke vereniging gaat. Het gaat meer bepaald om drie mensen, afgevaardigd door de drie traditionele vakbonden, van wie er twee inmiddels niet meer voor die vakbonden werken. Het is een juridisch kluwen en hij kan hen natuurlijk niet dagvaarden. Het enige middel dat ze nu nog hebben is het opvoeren van de sociale druk via media en sociale media, om eindelijk het geld terug te krijgen waarvoor ze meer dan twintig jaar geleden betaald hebben. Ik hoop dus dat die mensen na twintig jaar wachten eindelijk hun geld zullen terugkrijgen van de vakbond.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: Les questions n°55019031C et n°55019072C de Mme Nathalie Muylle sont transformées en questions écrites.

 

07 Question de Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L’allongement du congé de naissance" (55019086C)

07 Vraag van Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verlenging van het geboorteverlof" (55019086C)

 

07.01  Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, en matière d'égalité des genres, le congé de naissance a occupé une place importante au sein de ce Parlement durant plusieurs mois. Nous savons qu'octroyer un plus long congé aux papas est un levier essentiel pour lutter contre les discriminations faites aux femmes sur le marché de l'emploi, notamment à l'embauche. C'est aussi une façon d'équilibrer davantage les rôles sociaux au sein du ménage, et de favoriser l'implication du (co)parent dès la naissance.

 

Nous avons récemment porté le congé de naissance à 15 jours en 2021, puis 20 jours en 2023. Toutefois, le Baromètre des parents de la Ligue des Familles montre chaque année que 67% des parents demandent un congé de naissance de même durée que le congé de maternité. Les parents les plus jeunes et ceux de jeunes enfants y seraient encore plus favorables. Afin de répondre à cette demande, la Ligue des Familles a mis au point un calendrier prévoyant l'allongement du congé de deux semaines par an après 2023, pour arriver à 15 semaines au plus tard d'ici huit ans.

 

Monsieur le ministre, pensez-vous vous emparer de cette question? Avez-vous rencontré la ligue de familles à ce sujet?

 

07.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Comme vous le savez, dès l'entame de mon mandat, j'ai veillé à allonger le congé de naissance. Depuis le 1er janvier 2021, le travailleur bénéficie d'un congé de quinze jours à l'occasion de la naissance de son enfant. Ce droit sera porté à vingt jours au 1er janvier 2023. L'accord de gouvernement prévoit de réformer les régimes de congé pour les parents afin de permettre une répartition plus équilibrée entre les hommes et les femmes.

 

La question d'un alignement du congé de naissance sur le congé de maternité devra être soumise à la concertation sociale. Il est en effet important de trouver un juste équilibre entre les aspects relevant de la protection de la santé et de la sécurité de la mère et les aspects conciliation entre vie privée et vie professionnelle.

 

07.03  Sophie Thémont (PS): Je remercie monsieur le ministre. Je vais bien évidemment signer cette proposition que j'avais portée avant la création de ce gouvernement. Je compte donc souligner cette avancée majeure que constitue l'allongement du congé de paternité. Mais on sait qu'aujourd'hui, un déséquilibre persiste entre les responsabilités familiales assumées par les mères et les pères. Il est vrai que la pandémie a eu pour effet d'accroître cet écart en accentuant la charge mentale assumée par les femmes. Il est vrai aussi qu'un grand pas en avant a été fait en allongeant les jours de congé des parents et co-parents. Je suis certaine que cette première initiative ouvrira la réflexion et le débat pour une plus grande égalité entre les genres. Je sais que vous y serez particulièrement sensible et attentif, monsieur le ministre.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De uitspraak van het Grondwettelijk Hof over tijdelijke contracten" (55019105C)

- Evita Willaert aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De uitspraak van het Grondwettelijk Hof over de tijdelijke contracten" (55019202C)

08 Questions jointes de

- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle sur les contrats temporaires" (55019105C)

- Evita Willaert à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle sur les contrats temporaires" (55019202C)

 

08.01  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, naar aanleiding van een prejudiciële vraag heeft het Grondwettelijk Hof gesteld dat wie twee jaar werkt met opeenvolgende contracten van bepaalde duur moet worden beschouwd als iemand met een contract van onbepaalde duur.

 

Nu is er wel een verschil, want opeenvolgende contracten van bepaalde duur mogen maximaal drie jaar duren, waarna ze worden beschouwd als een contract voor onbepaalde duur, terwijl dat bij vervangingscontracten maximaal twee jaar is. Het Grondwettelijk Hof vindt het niet redelijk verantwoord dat de waarborg van de vaste betrekking op een verschillende manier wordt ingevuld. Dat is een schending van het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie. Het Grondwettelijk Hof heeft de wetgever bijgevolg de opdracht gegeven om een einde te maken aan die ongrondwettelijkheid en de arbeidsovereenkomstenwet aan te passen.

 

Welk gevolg zult u geven aan de uitspraak van het Grondwettelijk Hof? In welke zin zult u de arbeidsovereenkomstenwet aanpassen?

 

08.02  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Het Grondwettelijk Hof heeft gesteld dat wie twee jaar werkt, moet beschouwd worden als iemand die een contract van onbepaalde duur heeft, ook al werkt hij met opeenvolgende contracten van bepaalde duur of met vervangingsovereenkomsten.

Voor het Grondwettelijk Hof gaat het vandaag om een schending van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, aangezien een werknemer gedurende vele jaren bij dezelfde werkgever kan worden tewerkgesteld, zonder te genieten van de waarborg van een vastheid van betrekking. De wetgever heeft dan ook de opdracht gekregen om een einde te maken aan deze ongrondwettelijkheid en moet daarvoor de Arbeidsovereenkomstenwet aanpassen. Op welke manier zal U gevolg geven aan deze uitspraak?

 

08.03 Minister Pierre-Yves Dermagne: Collega's, deze rechtzaak werd door mijn kabinet van nabij opgevolgd, samen met de administratie. Het moge duidelijk zijn dat wij het nodige zullen doen om de wetgeving te conformeren aan de beslissing van het Grondwettelijk Hof. Er werd reeds een analyse gevraagd aan de FOD WASO, op basis waarvan een concrete wijzigingstekst zal worden opgesteld die kan worden voorgelegd aan de sociale partners.

 

08.04  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind dit een belangrijke stap vooruit. In sommige bedrijven is het immers een businessmodel om telkens met tijdelijke contracten te werken en werknemers een vervangingscontract aan te bieden, waardoor ze soms jarenlang in onzekerheid verkeren. Deze uitspraak van het Grondwettelijk Hof kan daarvoor een oplossing bieden. Ik kijk uit naar de tekst die u na advies zal voorleggen aan de sociale partners. U kan op onze fractie rekenen om de wetgeving aan te passen.

 

08.05  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, als we gevolg geven aan de uitspraak van het Grondwettelijk Hof zal dat effectief een belangrijke stap zijn. Ik kan mij er alleen over verheugen dat we die mensen meer zekerheid zullen kunnen bieden en ervoor zullen kunnen zorgen dat zij de bescherming krijgen waarop ze recht hebben. Daar komt het immers op neer.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van Evita Willaert aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De anciënniteitsvoorwaarde voor het ouderschapsverlof" (55019112C)

09 Question de Evita Willaert à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La condition d'ancienneté liée au congé parental" (55019112C)

 

09.01  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Wanneer vrouwen na de zwangerschapsrust of iets later ouderschapsverlof willen opnemen, dan moeten zij rekening houden met de anciënniteitsvoorwaarde van een jaar bij dezelfde werkgever.

 

Wij ontvingen een bericht van een zwangere vrouw die bij de start van het ouderschapsverlof slechts 10,5 maanden anciënniteit zal hebben opgebouwd bij haar werkgever. Haar werkgever maakt hier echter geen probleem van en wil het ouderschapsverlof toestaan. De RVA weigert echter om de aanvraag goed te keuren wegens die anciënniteitsvoorwaarde van een jaar.

 

De anciënniteitsvoorwaarde lijkt me er vooral te zijn opdat werkgevers na een aanwerving niet snel opnieuw vervanging moeten zoeken. Maar wanneer een werkgever er zelf mee instemt, voelt dat toch onrechtvaardig aan en misschien zelfs een beetje absurd.

 

In het regeerakkoord staat dat de verschillende verlofstelsels samen met de sociale partners zullen geoptimaliseerd, vereenvoudigd en geharmoniseerd worden.

 

Klopt het dat er in geen enkel geval van de anciënniteitsvoorwaarde kan worden afgeweken?

 

Bent u het ermee eens dat wanneer een werkgever zelf akkoord gaat met het ouderschapsverlof ondanks de onvervulde anciënniteitsvoorwaarde, de RVA dat zou moeten kunnen goedkeuren?

 

Meer fundamenteel, kan in de oefening rond de optimalisering van de verlofstelsels niet alleen de anciënniteitsvoorwaarde voor het ouderschapsverlof maar ook het tijdskrediet van 24 maanden voor de zorg voor een kind kritisch tegen het licht worden gehouden? Door die anciënniteitsvoorwaarden zijn het recht op tijdskrediet en thematisch verlof weggelegd voor middenklasse tweeverdieners met kwalitatieve jobs, terwijl we ervoor zouden moeten zorgen dat die stelsels voor iedere ouder toegankelijk zijn.

 

09.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Sommige vormen van loopbaanonderbreking kunnen inderdaad enkel wanneer de werknemer over een bepaalde anciënniteit beschikt. Dergelijke voorwaarden worden niet alleen opgelegd om problemen die samenhangen met de organisatie van de arbeid te voorkomen, maar ook om nieuwe werknemers te stimuleren om zich direct en ten volle te integreren in hun nieuwe werkomgeving.

 

In bepaalde gevallen legt de regelgeving een anciënniteitsvoorwaarde op met de mogelijkheid voor de partijen de betrokken periode in te korten. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de landingsbanen die geregeld worden in de cao nr. 103.

 

In andere gevallen bepaalt de regelgeving een anciënniteitsvoorwaarde zonder vermelding van de mogelijkheid voor de partijen een soepelere regeling overeen te komen. Dan kan er dus niet worden afgeweken van de voorwaarde. Dat is bijvoorbeeld het geval voor het ouderschapsverlof dat van toepassing is in de privésector.

 

Het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 bepaalt daarbij dat de werknemer 12 maanden door een arbeidsovereenkomst verbonden moet zijn geweest met een werkgever binnen de jongste 15 maanden voor de schriftelijke kennisgeving. Die voorwaarde is volledig conform de Europese regelgeving over het ouderschapsverlof en de formulering ervan maakt het mogelijk dat de uitzendkrachten aan de betrokken voorwaarden kunnen voldoen, als zij via hetzelfde uitzendbureau bij verschillende gebruikers tewerkgesteld worden met opeenvolgende tijdelijke contracten.

 

Of een bijsturing van de anciënniteitsvoorwaarde aangewezen is, daarover moeten in eerste de sociale partners zich moeten uitspreken. Zij krijgen daartoe de gelegenheid in het kader van de werkzaamheden met het oog op de omzetting van de richtlijn over de work-life balance.

 

09.03  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, u zei dat het niet enkel gaat om een nieuwe arbeidsorganisatie, maar ook om het feit dat een nieuwe werknemer zich te volle kan inschrijven in de nieuwe job.

 

Dat is allemaal goed en wel, maar als het echt met de toestemming van de werkgever gebeurt, veronderstel ik dat de werkgever er eigenlijk geen probleem in ziet en ervan overtuigd is dat de betrokken persoon zich ten volle kan inschrijven in de nieuwe job.

 

Het is goed te weten dat in sommige regimes wel soepeler met de anciënniteitsvoorwaarden kan worden omgesprongen, zoals bij de landingsbanen. Als de werkgever en de werknemer tot een akkoord komen, kan er blijkbaar wel van worden afgeweken.

 

Onze fractie is alleszins van mening dat de regeling in geval van instemming van de werkgever moet worden herbekeken. Wij hopen dat het punt een gespreksonderwerp zal zijn voor de sociale partners wanneer zij zich binnenkort buigen over de omzetting van de Europese richtlijn. Ook al is de regeling conform de richtlijn, dat wil niet zeggen dat wij niet beter kunnen doen dan wat Europa van ons vraagt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van Evita Willaert aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De ongelijke verdeling van de inkomensschok door de coronacrisis" (55019114C)

10 Question de Evita Willaert à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La répartition inéquitable du choc salarial résultant de la crise sanitaire" (55019114C)

 

10.01  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Ik verwijs naar mijn ingediende vraag. Ik ben nieuwsgierig naar het antwoord van de minister, ook al heb ik al wat informatie daaromtrent gekregen.

 

Op een gelijkaardige vraag die ik eerder stelde over deze kwestie, ontving ik slechts een gedeeltelijk antwoord. Daarom kom ik hier graag nog eens op terug.

 

De inkomensschok in 2020 ten gevolge van corona is heel ongelijk verdeeld. Het volledige inkomensverlies is geconcentreerd bij 35,6% van de werknemerspopulatie en situeert zich voornamelijk in de horeca- en evenementensector. Dat leren we uit het rapport 'De inkomensschok van het virus' van KULeuven.

 

Dit rapport bevestigt de noodzaak om precaire statuten zoals dagcontracten of flexi-statuten ernstig te bekijken. In het regeerakkoord lezen we dat de verschillende contractvormen op de arbeidsmarkt worden geëvalueerd. Ook in Uw beleidsverklaring en -nota lezen we eenzelfde engagement, en stelt U dat de arbeidsmarkt moet beschermen, dat werk en sociale zekerheid aan elkaar gekoppeld zijn en werkgelegenheid essentieel is om de sociale zekerheid te financieren. U verwijst naar de aanpak van de dagcontracten en het moderniseren van de arbeidsrelatiewet om de strijd aan te gaan met schijnzelfstandigheid, met bijzondere aandacht voor de bescherming van de werknemers die actief zijn in de platformeconomie. In april werd over dat laatste ook een advies gevraagd aan de NAR. De sociale partners krijgen 6 maanden de tijd om hun advies te formuleren.

 

Daarom stel ik U graag volgende vragen:

 

Wat is de stand van zaken betreffende de evaluatie van de verschillende contractvormen op onze arbeidsmarkt?

Kunt U het traject schetsen met betrekking tot de opmaak van het evaluatierapport? Welk traject volgt er na het advies van de NAR?

Welke plannen heeft u op het vlak van het aanpakken van dagcontracten?

En hoe ziet u die modernisering van de arbeidsrelatiewet, i.k.v. de strijd tegen schijnzelfstandigheid?

 

10.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw de voorzitster, als gevolg van de coronacrisis kon tot op heden nog niet worden gestart met de globale evaluatie van de verschillende contractvormen op onze arbeidsmarkt. Er werd immers prioriteit gegeven aan maatregelen om de sociale en economische impact van de coronacrisis te milderen, vooral ten opzichte van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt.

 

Naar aanleiding van de coronacrisis werd een interdepartementale werkgroep Sociale Impact COVID-19-crisis opgericht. Die werkgroep heeft op 17 april 2021 een thematisch verslag afgeleverd dat nu door de taskforce Kwetsbare Groepen wordt bestudeerd. De bevindingen van de taskforce zullen een belangrijke input vormen voor de globale evaluatie van de verschillende contractvormen op onze arbeidsmarkt. Gezien de omvang en de impact van de oefening is het in elk geval primordiaal dat die evaluatie gebeurt, zodra de coronacrisis volledig onder controle is, en in nauwe samenwerking met de sociale partners, zodat zij de nodige tijd krijgen om hieraan voldoende aandacht te besteden.

 

De sociale partners in de NAR zijn uit eigen beweging besprekingen opgestart over de opeenvolgende dagcontracten voor uitzendarbeid. De besprekingen lopen nog. Ik heb de sociale partners al laten weten dat het een belangrijk dossier voor mij is. Als concrete resultaten uitblijven, zal ik niet aarzelen om de sociale partners duidelijk te maken dat bij gebrek aan een voorstel van hen, ik zelf het initiatief zal nemen.

 

Met betrekking tot de modernisering van de wet op de arbeidsrelaties en de strijd tegen de schijnzelfstandigheid heb ik inderdaad in april een officiële adviesaanvraag gericht aan de NAR. Ik wacht het advies af dat de sociale partners in de NAR over het dossier zullen uitbrengen. Een soortgelijk verzoek is ook ingediend bij de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO (HRZKMO) en het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen (ABC). Ik verwacht de verschillende adviezen tegen begin oktober. Ze zullen waardevol zijn voor onze beraadslagingen over meer rechtszekerheid, betere arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming.

 

10.03  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, dank u voor uw heel concrete antwoorden op al mijn vragen.

 

Het verheugt mij dat het thematische verslag van de interdepartementale werkgroep Sociale Impact COVID-19-crisis een belangrijke input zal bieden voor de evaluatie. Dat lijkt me logisch en zeer terecht, omdat de coronacrisis de bestaande verschillen erg heeft verscherpt. Het volledige inkomensverlies betrof immers maar een bepaald deel van de bevolking, dat vaak in moeilijke sectoren met precaire contracten moest werken.

 

Ik kijk ook vol verwachting uit naar de resultaten van het overleg van de NAR, zowel over de dagcontracten als over de modernisering van de arbeidsrelatiewet, en natuurlijk ook naar het advies van de HRZKMO en van het ABC.

 

Als ik dat zo allemaal hoor, wordt het een heel drukke zomer voor de sociale partners en zullen wij in het najaar ook heel veel werk hebben. Ik denk dat het een zeer boeiende periode wordt na de zomer, waarin heel belangrijke zaken kunnen worden aangepakt. Er wordt veel verwacht en het zal druk zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De hoge bonussen in de chemiesector tegenover de loonmatiging voor de werknemers" (55019234C)

- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De hoge bonussen in de chemiesector tegenover de loonmatiging voor de werknemers" (55019869C)

11 Questions jointes de

- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les bonus élevés dans le secteur de la chimie face à la modération salariale pour les travailleurs" (55019234C)

- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les bonus élevés dans le secteur de la chimie face à la modération salariale pour les travailleurs" (55019869C)

 

11.01  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Meneer de minister, zoals u weet legde uw regering aan alle werknemers in het land een maximale loonnorm op van 0,4% loonopslag voor de komende twee jaar. Ook in sectoren die goed boerden, is de marge voor extra verloning minimaal.

 

Bij Akzo Nobel in Vilvoorde is dat extra zuur. Het personeel draait al maanden lange bijkomende shiften. Het bedrijf dat decoratieverf maakt, beleefde dankzij hen een recordjaar. Toch zal het personeel content moeten zijn met peanuts. Zelfs voor een eventuele premie wordt het nog knokken.

 

Het contrast met hun eigen financieel directeur en CEO kan niet groter zijn. Die keren zichzelf een slordige 9 miljoen euro uit als bonus. Voor dat geld creëer je meer dan honderd jobs.

 

Bij Agfa Gevaert gaat het dan weer om 3,8 miljoen euro voor de CEO. Ruim drie keer zijn normale jaarsalaris.

 

Het is en blijft niet normaal dat deze regering er voor kiest om de vrijheid van onderhandelen te beknotten en de lonen te matigen, terwijl tezelfdertijd het kapitaal de firma’s zomaar verlaat in de vorm van dividenden en dergelijke bonussen.

 

– Wat vindt u van deze tegenstelling?

– Heeft u nog plannen om de lonen van CEO’s te beperken? Bijvoorbeeld wanneer een premie voor het personeel technisch gezien is, maar de directie deze niet toestaat?

 

11.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame Moscufo, votre question rejoint votre intervention de tout à l'heure dans le cadre des débats sur l'accord social et l'accord interprofessionnel. Je ne vais pas répéter ce que j'ai déjà dit par rapport à la loi de 1996, par rapport à la norme salariale et au fait qu'en tant que membre d'un gouvernement et comme chaque citoyen, je dois respecter la loi. Néanmoins, comme vous, je peux mettre tout en œuvre pour essayer de modifier cette loi. Je ne vais pas revenir sur la question du contexte politique des rapports de force mais bien entendu, vous connaissez ma position et ce pour quoi je milite.

 

En ce qui concerne les bonus de certains dirigeants, plus spécifiquement, je trouve qu'il faut être cohérent. Je l'ai déjà évoqué tout à l'heure en pointant les dividendes ou les augmentations de rémunération accordées à certains dirigeants dans des entreprises qui ont par le passé bénéficié d'aides publiques.

 

Vous savez que je me suis battu pour que les mesures de soutien fassent mention d'une interdiction, pour les entreprises qui bénéficient de ces soutiens publics, de verser des dividendes aux actionnaires et d'augmenter les rémunérations des équipes dirigeantes ou des administrateurs. Je pense que c'est un élément de cohérence mais aussi d'équité et de justice. C'est la raison pour laquelle je l'ai fait dans le cadre des mesures de soutien. J'ai également tenté de le faire dans le cadre de la loi de 1996 sur la base de l'article 14 que nous avons évoqué tout à l'heure.

 

Comme je l'ai dit il y a quelques instants, il n'y a pas eu de consensus au sein du gouvernement pour avancer plus loin sur cette voie.

 

11.03  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, c'est vrai que nous en avons déjà parlé. Je pense néanmoins que dans le débat politique, il faut systématiquement soutenir ce point, surtout quand on entend les thèses de certains dès que l'on parle d'augmentation salariale: "aïe aïe aïe, où va-t-on chercher l'argent?" On dirait que les entrepreneurs vont faire faillite parce qu'ils doivent augmenter le salaire de leurs travailleurs. Il faut préciser les chiffres concrets: certains directeurs financiers ont obtenu des bonus de 9 millions; le PDG de Agfa-Gevaert s'est octroyé lui-même un bonus de 3,8 millions d'euros. C'est trois fois plus que son salaire annuel normal. Il y a de l'argent dans les entreprises et il faut pouvoir mettre le doigt là-dessus pour que la réalité sociale soit prise en considération au sein de cette commission.

 

Je reviendrai régulièrement vous poser des questions sur ces thèmes. Le débat d'idées est déjà une lutte sociale.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De toename van het aantal gevallen van seksuele intimidatie op het werk" (55019237C)

- Evita Willaert aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Genderdiscriminatie op de arbeidsmarkt" (55019776C)

12 Questions jointes de

- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'augmentation du phénomène de harcèlement sexuel au travail" (55019237C)

- Evita Willaert à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les discriminations de genre sur le marché de l'emploi" (55019776C)

 

12.01  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, deze vraag gaat over de jongste cijfers van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, dat in 2020 opnieuw 9 % meer klachten kreeg op grond van genderdiscriminatie dan in 2019. Het grootste deel van die meldingen, namelijk 40 %, heeft betrekking op het werk. Ook valt op dat het aantal gevallen van seksuele intimidatie stijgt, ondanks het feit dat er veel werd getelewerkt. We zouden denken dat er minder seksuele intimidatie is doordat er minder fysiek contact is, maar dat blijkt helemaal niet het geval te zijn: het aantal meldingen van intimidatie op grond van geslacht stijgt met 17 % en het aantal meldingen van seksuele intimidatie op het werk stijgt met 13 %.

 

Ik weet dat er een heel arsenaal aan wettelijke middelen bestaat om dergelijke zaken tegen te gaan. Ondanks dat arsenaal zien wij weinig verbetering, althans in bepaalde sectoren. De cijfers tonen aan dat de stijging van meldingen niet algemeen is, maar dat sommige sectoren er gevoeliger voor zijn dan andere.

 

Ik vind dat wel belangrijk, want dergelijke vormen van seksuele intimidatie tasten ook de gezondheid aan. Men moet zich veilig kunnen voelen op het werk, maar dat kan niet voor wie constant onder druk staat. Voor de indiening van een klacht bestaan er bovendien heel wat drempels. De enquête van het instituut geeft aan dat 83 % van de slachtoffers er niet over praat, noch met collega's, noch met leidinggevenden, en de schuld op zich neemt.

 

Om al die redenen wil ik u vragen wat er met die cijfers gebeurt.

 

Mijnheer de minister, de cijfers stijgen al verschillende jaren op rij. Worden die cijfers besproken met de sociale partners? Wordt er gedacht aan een plan? In het federaal plan Gender mainstreaming hebt u gezegd dat u wil inzetten op een verbetering van het welzijn van werknemers. Kan er in die context ook aan deze cijfers aandacht besteed worden?

 

Tijdens de coronapandemie zijn de cijfers niet verbeterd. Kan er misschien ook, aangezien er een blijvend probleem blijkt te zijn, aangaande telewerk in omkadering voorzien worden omtrent seksuele intimidatie?

 

12.02  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen ontving in 2020 9% meer klachten op grond van genderdiscriminatie dan in 2019. 40 % daarvan speelt zich af op het werk. Deze meldingen gaan voornamelijk over de toegang tot werk (33%), de arbeidsvoorwaarden en verloning (31%) en de beëindiging van de arbeidsrelatie (22%). Meer dan één op de drie ontvangen meldingen (36%) in het domein werk betrof zwangerschap of moederschap. Dit toont aan dat discriminatie op grond van zwangerschap, moederschap of kinderwens nog altijd een structureel probleem vormt. Dit is volstrekt onaanvaardbaar.

 

Verder is het opmerkelijk dat ook de meldingen van intimidatie op grond van geslacht alsook over seksuele intimidatie op het werk blijven stijgen (respectievelijk 17% en 13%), ondanks het vele telewerk tijdens de coronacrisis.

 

In Uw beleidsnota lezen we dat U genderdiscriminatie doeltreffender wil bestrijden middels een grootschalig project in samenwerking met de sociale partners. Verder overweegt U in Uw beleidsnota de invoering van quota, evenals wijzigingen in de wet van 2012 betreffende de gelijke verloning van vrouwen en mannen. U vermeldt ook een doorgedreven toepassing van de bestaande discriminatietests, waarvan we in de commissie van 22 juni 2021 vernamen dat U hiervan volop werk maakt, wat ons uiteraard zeer tevreden stemt.

 

In dit verband stel ik U graag volgende vragen:

 

- Op welke manier wil U de strijd tegen discriminatie van vrouwen op de arbeidsmarkt opvoeren? Wat is de stand van zaken betreffende het project dat U samen met de sociale partners wil realiseren om genderdiscriminatie te bestrijden? Overweegt U nog steeds de invoering van quota zoals opgenomen in Uw beleidsnota en zo ja, wat is hiervan de stand van zaken? Welke wijzigingen in de wet van 2012 heeft U precies voor ogen en wat is hiervan de stand van zaken? Werd hiervoor reeds voorbereidend werk gedaan?

- Heeft U een verklaring voor de stijging van het aantal meldingen van intimidatie op de werkvloer? Op welke manier wil U dit bestrijden?

- Gelet op de relevantie ervan voor deze kwestie; wat is de actuele stand van zaken inzake de bekrachtiging van het IAO-verdrag nr.190 betreffende de uitbanning van geweld en intimidatie in de wereld van werk?

 

Bij voorbaat dank voor uw antwoorden.

 

12.03 Minister Pierre-Yves Dermagne: Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen heeft vastgesteld dat het aantal klachten over genderdiscriminatie in 2020 is toegenomen. Om discriminatie op het werk actief te bestrijden, ben ik gestart met een hervorming van de discriminatietest. Ik heb ook de Nationale Arbeidsraad om advies gevraagd over de omzetting van de richtlijn over het evenwicht tussen werk en privéleven. Een betere balans tussen werk en privéleven voor alle werknemers is van essentieel belang voor de gelijkheid van vrouwen en mannen.

 

Wat de bestrijding van de loonkloof betreft, volg ik van nabij de werkzaamheden rond het voorstel van richtlijn rond loontransparantie. Daarnaast is het huidige wetgevend kader rond welzijn op het werk uitgebreid en biedt het mogelijkheden om seksuele intimidatie in een werkcontext aan te kaarten. De specifieke regels inzake psychosociale risico's zijn bovendien ook onverminderd van toepassing voor werknemers die telewerken, inclusief de risicoanalyse en de actiemiddelen voor werknemers. Daarnaast werk ik samen met mevrouw Schlitz aan de verbetering van de regelgeving voor de bescherming van slachtoffers en getuigen tegen represailles.

 

We werken verder aan het aannemen van de wet tot de goedkeuring van verdrag nr. 190 van de IAO over geweld en pesterijen. Bij de FOD WASO zijn de verschillende onderdelen van het voorontwerp van wet opgesteld, inclusief de memorie van toelichting. Voor het dossier aan de FOD Buitenlandse Zaken kan worden overgemaakt, moet eerst het advies worden ingewonnen van de inspecteurs van Financiën van de verschillende betrokken FOD's. We wachten nog op het advies van de inspecteur van Financiën bij de FOD Justitie. Het positieve advies van de inspecteur van Financiën bij de FOD WASO is er al. De volgende stap is de goedkeuring vragen van de staatssecretaris voor Begroting. Zodra dit proces is afgerond, wordt het dossier doorgestuurd naar de FOD Buitenlandse Zaken. De vertegenwoordigers van de deelstaten zullen dan ook op de hoogte worden gebracht en een kopie van de toelichting ontvangen, zodat zij verdrag nr. 190 snel ter goedkeuring kunnen voorleggen aan hun respectievelijke parlementen.

 

12.04  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Bedankt voor uw antwoord, mijnheer de minister.

 

Er is een heel wettelijk arsenaal en we weten welke initiatieven u nog bijkomend neemt om in te zetten, enerzijds om discriminatie te bestrijden via praktijktesten, anderzijds om een beter evenwicht tussen werk en privéleven te brengen, zodat meer vrouwen aan het werk kunnen. Dat is ook belangrijk. Wanneer er meer diversiteit is op het werk is er ook minder intimidatie, volgens de cijfers van het instituut.

 

Het IAO-verdrag nr. 190 is heel belangrijk omdat dat nog bijkomende tools biedt. Als we dat uitvoeren, kunnen we de wetgeving toch nog wat versterken. Ik had daarover ook al een vraag gesteld aan mevrouw Wilmès, zij verwees mij door naar u. Nu weet ik heel goed wat de stand van zaken is. Vlaanderen heeft het ondertussen ook al geratificeerd. Daar mogen we toch wel een tandje bij zetten om vooruitgang te boeken. Ondertussen is dat verdrag al in werking getreden. We moeten daarin onze voortrekkersrol kunnen blijven spelen.

 

Het zal vooral ook een mentaliteitswijziging vragen. Iedereen moet zich er goed van bewust zijn welke impact een dergelijke vorm van intimidatie kan hebben op collega's en werknemers. Als iedereen daarvoor aandacht heeft en we mensen ervan kunnen overtuigen dat zij niet de schuldige zijn maar dat het ligt aan de intimidatie, als we hen ook kunnen overtuigen om klacht neer te leggen, dan kunnen we er eindelijk van verlost geraken.

 

12.05  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Dank u voor de heel concrete stand van zaken van de omzetting van IAO-verdrag nr.190. Ik treed mevrouw Vanrobaeys bij dat we daar nog een tandje kunnen bij zetten. Daar mag nu toch wel vaart in komen.

 

U somde een aantal heel belangrijke punten op: 36 % van de meldingen in het domein werk gaat over zwangerschap, moederschap of een kinderwens. Ik word daar enorm kwaad van. Op dit moment, volop in de 21e eeuw, zijn dit nog altijd zaken waarbij vrouwen op drempels en pure discriminatie stuiten. Het blijft daar jammer genoeg alle hens aan dek om dat te bestrijden. Dat is een fundamentele onrechtvaardigheid die we helemaal niet kunnen minimaliseren. Ik sta er nog altijd van versteld dat dit nog altijd zo hard leeft.

 

Het is aan ons, aan de wetgever, om ervoor te zorgen dat de stappen vooruit vergezeld worden van goed beleid. Het is waardevol dat u verwijst naar het advies van de NAR rond de betere work-life balance. Dat is ook enorm belangrijk.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Interpellatie van Hans Verreyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Detacheringsrichtlijn en oneerlijke concurrentie" (55000150I)

13 Interpellation de Hans Verreyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La directive sur le détachement des travailleurs et la concurrence déloyale" (55000150I)

 

13.01  Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, ik heb een interpellatie ingediend en een motie laten doorsturen naar het commissiesecretariaat.

 

De detachering van Europese werknemers gaat terug op de Europese richtlijn 96/71/EC. Deze werd in 2018 aangepast door de Europese richtlijn 2018/957 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018. Als basis valt men altijd terug op het vrije verkeer van werknemers, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverrichting, verankerd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

 

Van bij het begin was de bezorgdheid dat er een gelijk speelveld moet zijn en dat de rechten van werknemers moeten worden geëerbiedigd. De aanpassing na 20 jaar van de richtlijn uit 1996 kwam er vooral uit bezorgdheid over het eerbiedigen van de eerlijke concurrentie tussen bedrijven en het waarborgen van de sociale rechten van de werknemers. Dat zijn de punten uit deze detacheringsrichtlijn die het meeste kritiek kregen.

 

Er zijn in de Europese richtlijn enkele belangrijke waarborgen ingebouwd om de eerlijke concurrentie tussen bedrijven en de sociale bescherming van de werknemers te waarborgen. Detachering is altijd van tijdelijke aard en na de werkperiode dient de werknemer zich normaal gezien terug naar het thuisland te begeven, na maximaal 12 of in sommige gevallen 18 maanden.

 

Bovendien moet het brutoloon van het ontvangende land aan de betrokken werknemer worden betaald en niet dat van het thuisland, dit om de te grote loonkloof en dus het risico van oneerlijke concurrentie tussen een aantal Zuid- en Midden-Europese landen met de rest van Europa te verhinderen.

 

Niettegenstaande het feit dat er een aantal waarborgen in de Europese richtlijn werd ingebouwd, was het al heel snel duidelijk dat de gehele detacheringsrichtlijn zeer veel kansen bood aan malafide bedrijven. De gevolgen van sociale dumping zijn enorm groot. De arbeidsomstandigheden van deze werknemers zijn vaak weerzinwekkend, de voorschriften op het vlak van veiligheid, hygiëne, gezondheid, het minimumaantal vakantiedagen en minimumlonen die in de regelgeving zijn opgenomen, zijn niet of moeilijk te handhaven, en dan hebben we het nog niet over de bijkomende problemen, zoals huisvesting.

 

De buitenlandse ondernemingen die diensten verlenen, moeten er ook voor zorgen dat de sociale lasten in het land van herkomst worden betaald. In heel wat landen liggen deze sociale bijdragen een pak lager dan in België, wat sowieso zorgt voor oneerlijke concurrentie met onze arbeiders. De controle op de effectieve betaling blijft zeer moeilijk. Er zijn een aantal controlemechanismen ingebouwd, zoals Limosa, Dimona en Checkinatwork, maar dit laatste is enkel van toepassing op grote werven.

 

Het recente tragische ongeval bij de bouw van een school in Antwerpen drukte onze samenleving nogmaals met de neus op de feiten. Onze bouwwerven worden steeds internationaler. Aanvankelijk was het voor de hulpdiensten zelfs totaal onduidelijk welke nationaliteit de dodelijke slachtoffers hadden. Uiteindelijk vielen er vijf doden te betreuren, bouwvakkers die duizenden kilometers van huis het leven lieten.

 

Volgens de bouwvakbond zal het aantal werfongevallen met buitenlandse arbeiders enkel maar toenemen. Door die hele keten van onderaannemers is controle trouwens heel moeilijk. Werknemers kennen vaak onze taal, regels en veiligheidsvoorschriften niet. Een aannemer kan een onderaannemer aannemen uit Roemenië, maar die kan op zijn beurt nog eens een andere zelfstandige uit Rusland of Oezbekistan inschakelen. Zo krijgt men een situatie die gewoonweg niet te reguleren valt.

 

Dat vergroot natuurlijk ook de kans dat de werknemers onze taal niet kennen en onze veiligheidsvoorschriften hen onbekend zijn, net als onze materialen en technieken. De bouwwerven worden steeds hoogtechnologischer. Dat alles maakt de kans op een ongeval heel wat groter. Uit vorige vragen bleek dat het aantal derdelanders in deze situatie jaar na jaar spectaculair stijgt.

 

Op basis van recente cijfers uit 2019 blijken er 270.000 gedetacheerde arbeiders actief in België. Wat is uw standpunt met betrekking tot dit toch heel hoge cijfer, en dat in het licht van de grote werkloosheid bij lager opgeleiden in bepaalde streken van dit land en van de beleidsoptie om naar een werkzaamheidsgraad van 80 % te gaan?

 

Kunt u ons meedelen hoeveel controles de sociale inspectie in dit land uitvoert, met de bedoeling de regelgeving die van toepassing is op gedetacheerde werknemers te controleren? Hoeveel inbreuken werden er in 2019 en 2020 vastgesteld?

 

Sociale dumping is vaak een onderdeel van een hele keten van problemen, inclusief huisjesmelkerij. Worden er ook controles uitgevoerd op de huisvesting van deze werknemers? Hoe wordt de correcte betaling van de sociale bijdragen van deze gedetacheerde werknemers in hun land van herkomst gecontroleerd? Hoeveel niet-aangegeven werknemers uit het buitenland werden in 2019 en 2020 op Belgische bouwwerven en in vleesverwerkende bedrijven gevonden?

 

Wat zult u doen om een aantal pertinent malafide buitenlandse bedrijven de mogelijkheid tot werken in België te ontzeggen?

 

13.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Het principe van detachering is juridisch verankerd in het Europees recht. De regels moeten echter worden nageleefd. De regering heeft van de bestrijding van sociale dumping een echte prioriteit gemaakt.

 

De onderzoeken naar detachering worden voornamelijk uitgevoerd door de sociale inspectiediensten van de FOD WASO, de RSZ en het RSVZ.

 

De sociale inspectiediensten van de RVA en het RIZIV nemen deel aan gezamenlijke acties. Ik zal u de tabellen met het aantal inspecties en de resultaten daarvan bezorgen.

 

Bij het lezen van de tabellen moet worden opgemerkt dat een regularisatie die aan de werkgever wordt opgelegd betrekking kan hebben op meerdere werknemers. Daarnaast heeft ook de coronacrisis een impact gehad op de evolutie van de controles tussen 2019 en 2020. Niet alleen de tijdelijke sluiting van de bedrijven, maar ook de reisbeperkingen hebben een impact op het aantal vastgestelde inbreuken.

 

De controle op de huisvestingssituatie van werknemers is de verantwoordelijkheid van de regionale wooninspectie, niet van de federale inspectiediensten. De regionale wooninspectie neemt echter deel aan gezamenlijke inspecties van de federale inspectie.

 

De inning van de sociale bijdragen voor de buitenlandse werknemers die niet onder de Belgische sociale zekerheid vallen, valt onder de exclusieve bevoegdheid van de socialezekerheidsinstelling van de uitzendende lidstaat. De RSZ is dus belast met de controle van de aangifte en de correcte inning van de bijdragen van de personen die onder de Belgische sociale zekerheid vallen.

 

De inspecteurs van de RSZ gaan na in welke lidstaat de werknemers aan de sociale zekerheid moeten worden onderworpen, conform de Europese regelgeving. Wanneer de RSZ concludeert dat het om Belgen gaat, wordt onderzocht of de betrokken werknemers correcte uitkeringen en lonen ontvangen en of de socialezekerheidsbijdragen in België worden geïnd.

 

Tijdens deze onderzoeken maken de inspecteurs van de RSZ daadwerkelijk gebruik van verschillende databanken zoals Limosa, Aangifte van werken en Checkinatwork.

 

In het geval van formele inbreuken maken ze een proces-verbaal op.

 

Bij de controle van buitenlandse gedetacheerde werknemers wordt steeds gecontroleerd of zij beschikken over een A1-attest. Het voorleggen van een A1-attest toont aan dat de betrokken werknemer minstens gekend en aangegeven is bij de socialezekerheidsinstelling die het formulier heeft uitgereikt. Aangezien het A1-attest zeer fraudegevoelig is, heeft de RSZ een intensieve uitwisseling met buitenlandse collega's om de echtheid van het A1-attest na te gaan. Deze uitwisseling kan leiden tot controles in het land van herkomst.

 

De RSZ is eveneens bevoegd voor de controle op zwartwerk. Over het aantal niet aangemelde buitenlandse werknemers worden geen aparte statistieken bijgehouden, maar in totaal hebben de inspecteurs van de RSZ in 2019 meer dan 14.000 overtredingen vastgesteld voor werknemers in de bouwsector en 110 voor werknemers in de vleessector. In 2020 ging het om 3.823 werknemers in de bouwsector en 38 werknemers in de vleessector.

 

In het kader van het strategische plan van de SIOD zullen wij opnieuw aandacht besteden aan de prioritaire bestrijding van sociale dumping. Samen met de bevoegde administratie zal worden nagegaan hoe de sancties voor bedrijven die de regels niet naleven kunnen worden verscherpt, uiteraard in overeenstemming met de Europese richtlijnen.

 

13.03  Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. De beloofde tabel zal ik met veel plezier ontvangen.

 

Ik heb nog een aantal opmerkingen.

 

Ten eerste, met betrekking tot de cijfers. U zei het zelf al, corona heeft roet in het eten gegooid, maar desondanks waren er in de bouwsector toch bijna 4.000 overtredingen. In 2019 waren er 14.000 overtredingen. Dan gaat het alleen maar over de werknemers die men gecontroleerd heeft.

 

De vertegenwoordiger van de SIOD heeft onlangs in deze commissie verklaard dat het hem aan werknemers en middelen ontbrak om meer controles te kunnen uitvoeren. Ik leid daaruit af dat dit slechts het topje van de ijsberg is.

 

Wat de verantwoordelijkheid van die regionale wooninspectie betreft, is het correct dat dit een Vlaamse en Waalse bevoegdheid is. Maar een van hun informatiebronnen is de uitwisseling met andere inspectiediensten, want zoals steeds blijkt, is sociale dumping maar een onderdeel van een hele keten van fraude of toestanden die we liever niet hebben in dit land. De penibele woonsituatie van die werknemers is daar één deel van, de huisjesmelkerij die daarbij komt kijken een ander. De uitwisseling tussen al die inspectiediensten, regionale en federale, kan meerdere problemen aan het licht brengen en op meerdere vlakken die werkgevers of koppelbazen aanpakken.

 

Jammer genoeg verwijst u voor veel van die inspecties naar de Europese richtlijn over de betaling van de sociale bijdragen in het land van herkomst van de werknemers, want dat is het voornaamste waar het om gaat. En daar wringt natuurlijk het schoentje. Want die bijdragen zijn in die landen vaak veel lager dan in ons land, waardoor het al oneerlijke concurrentie is, en ze worden vaak ook niet betaald. Als we dan afhankelijk zijn van de sociale inspectie uit een land als Roemenië, dat ook qua dienstverlening van de staat op een ander niveau staat dan ons land, dan strijden we natuurlijk niet met gelijke wapens.

 

De Belgen die gedetacheerd worden naar het buitenland, zullen heel goed gecontroleerd worden, daar ben ik 100 % zeker van. Maar die andere landen hebben daar natuurlijk geen enkel voordeel bij. Waarom zou een inspectiedienst uit pakweg Roemenië hard optreden tegen misstanden bij werknemers die gedetacheerd zijn naar ons land? Die brengen immers heel wat geld op voor hun economie. Zij verdienen hier een loon dat naar Roemeense normen hoog is, maar naar onze normen laag en dat ook onze bedrijven wegconcurreert. Ze zullen dus in hun land niet streng worden aangepakt.

 

Waarom wil ik daar dan toch nog voor blijven pleiten? U weet dat mijn partij geen voorstander is van die detacheringsrichtlijn en de sociale dumping die daarbij hoort. Wij vinden ook dat de sociale lasten altijd in het land van tewerkstelling betaald moeten worden, omdat we dan echt met gelijke wapens strijden.

 

Dat zijn dan ook de aanpassingen die mijn partij liefst via het Europees Parlement, maar waarom niet ook via dit Parlement, zou willen doorvoeren.

 

Sociale dumping bestrijden betekent natuurlijk ook het bestrijden van allerlei van zulke fenomenen, en liefst zeer doorgedreven bestrijden, door dat misbruik echt op de hielen te zitten via alle mogelijke inspectiediensten. Maar dan moeten die inspectiediensten natuurlijk wel de nodige wettelijke maar ook geldelijke middelen hebben om die misbruiken actief te kunnen opsporen. Wij hopen dan ook dat we de jobs van die gedetacheerde werknemers – het gaat om een groot aantal, 270.000 vorig jaar – voor een groot deel kunnen teruggeven aan de mensen in ons eigen land om op die manier de werkzaamheidsgraad te kunnen opkrikken naar 80 %.

 

Moties

Motions

 

De voorzitster: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Hans Verreyt en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Hans Verreyt

en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Economie en Werk,

- gelet op de slechte arbeidsomstandigheden van de gedetacheerde werknemers;

- gelet op de grote kost voor onze sociale zekerheid wegens gemis aan inkomsten;

- gelet op de fraude door veel buitenlandse aannemers en onderaannemers die gedetacheerd personeel uitsturen;

- gelet op de grote economische verschillen binnen de Europese interne markt;

- gelet op het feit dat de detacheringsrichtlijn de bestaande sociale regelgeving ondermijnt;

- gelet op het feit dat de detachering irreguliere migratie uit derde-landen mogelijk maakt;

- gelet op het feit dat de detachering door malafide bedrijven illegale tewerkstelling en mensenhandel mogelijk maakt;

verzoekt de regering

- de sociale lasten van gedetacheerde werknemers te doen betalen in België;

- de sociale dumping te bestrijden door onder meer 'brievenbusondernemingen' actief op te sporen;

- alle inspectiediensten voldoende wettelijke en geldelijke middelen te geven om alle misbruiken op te sporen;

- de door gedetacheerde werknemers ingenomen tewerkstelling zo veel mogelijk aan onze eigen mensen te doen toekomen."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Hans Verreyt et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de M. Hans Verreyt

et la réponse du vice-premier ministre et ministre de l’Économie et du Travail,

- eu égard aux mauvaises conditions de travail des travailleurs détachés;

- eu égard au coût élevé pour notre sécurité sociale en raison de la perte de revenus;

- eu égard à la fraude commise par de nombreux entrepreneurs et sous-traitants étrangers qui envoient du personnel détaché;

- eu égard aux différences économiques importantes au sein du marché intérieur européen;

- eu égard au fait que la directive relative au détachement mine la réglementation sociale existante;

- eu égard au fait que le détachement rend possible la migration irrégulière à partir de pays tiers;

- eu égard au fait que le détachement par des entreprises véreuses rend possible l’occupation illégale de main-d’œuvre et la traite des êtres humains;

demande au gouvernement

- de faire en sorte que les charges sociales des travailleurs détachés doivent être payées en Belgique;

- de combattre le dumping social, notamment en dépistant activement les "entreprises boîtes aux lettres";

- octroyer à tous les services d’inspection suffisamment de moyens légaux et financiers pour dépister tous les abus ;

- de faire en sorte que les emplois occupés par des travailleurs détachés reviennent autant que possible à nos concitoyens."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Chanelle Bonaventure.

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Chanelle Bonaventure.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

Mme Bonaventure me remet également une motion pure et simple qui sera transmise par le secrétariat pour être déposée en séance plénière. D'autres motions seront encore déposées mais ce sera sans doute pour la rentrée parlementaire. Monsieur Verreyt, je vous tiendrai informé du moment où la motion sera présentée en séance plénière.

 

14 Questions jointes de

- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La réforme du statut d'artiste" (55019343C)

- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La réforme du statut d'artiste" (55019344C)

- Marie-Colline Leroy à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le mal nommé "statut d'artiste" et la publication des analyses des fédérations" (55019836C)

- Marie-Colline Leroy à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le mal nommé "statut d'artiste" et le cadre de travail strict" (55019837C)

14 Samengevoegde vragen van

- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De hervorming van het kunstenaarsstatuut" (55019343C)

- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De hervorming van het kunstenaarsstatuut" (55019344C)

- Marie-Colline Leroy aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het gedrocht genaamd 'kunstenaarsstatuut' en de publicatie van de analyses van de federaties" (55019836C)

- Marie-Colline Leroy aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het gedrocht genaamd 'kunstenaarsstatuut' en het strikte werkkader" (55019837C)

 

14.01  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, la réforme du statut d’artiste semble doucement prendre forme.

 

Nous apprenons dans la presse que les membres de votre cabinet ont rédigé une proposition de réforme sur deux points clés: d'une part, le statut en tant que tel et, d'autre part, la commission des travailleurs des arts via le SPF Sécurité sociale. Jusqu’à présent, cette dernière délivrait des cartes et des visas aux artistes.

 

Il ne s'agit donc pas d’un texte de loi mais d’une orientation stratégique déjà très pointue qui est le point de départ d'une réforme soutenue par les partenaires sociaux et le gouvernement fédéral.

 

Monsieur le ministre, où en sommes-nous précisément dans l’élaboration de ce statut? Quelle est la suite des événements à ce niveau? Quand pourrions-nous en discuter au Parlement, particulièrement dans cette commission? Pouvez-vous nous présenter les grandes lignes de la proposition actuelle?

 

Nous avons déjà reçu des critiques venant des associations d'artistes à propos de ce qui est sur la table. Je vais en citer quelques-unes:

- l'absence de considération des membres de votre cabinet pour leurs propositions et leur vision en tant que représentants du secteur;

- des critères assez flous pour l'obtention du statut, excluant de fait certains métiers;

- un renouvellement du statut beaucoup trop strict;

- une absence de garantie sur la représentation du secteur dans la nouvelle commission;

- une absence de vote majoritaire pour les représentants du secteur dans la nouvelle commission.

 

Au vu des critiques énoncées par les acteurs de terrain, qu'allez-vous faire? Allez-vous modifier la version actuelle ou allez-vous relancer les discussions et la concertation avec les acteurs de terrain? Je vous remercie.

 

14.02  Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, depuis la clôture de la première étape de travail autour de la réforme du mal nommé "statut d’artiste", bon nombre d’analyses de fédérations ou d’associations sont publiées. J’ai pu prendre connaissance des différents textes et je souhaite partager avec vous mes questions et mes préoccupations chaque jour grandissantes.

 

Comme ma collègue vient de le signaler, le moins que l’on puisse dire, c’est que de nombreuses critiques sont formulées, tant sur le fond que sur la forme et la méthode de travail.

 

Or, monsieur le ministre, il y a à peine quelques jours vous évoquiez en séance plénière, en ma présence, l’expression de quelques frustrations mineures. Après analyse de ce qu'il se dit, je pense qu’il s’agit de bien plus. Je souhaite que vous me confirmiez que vous tiendrez compte de ces retours critiques pour la suite des travaux.

 

Qu’il s’agisse des mesures dérogatoires, du renouvellement ou de la responsabilité à statuer sur le caractère artistique par une commission dédiée, il semble y avoir encore beaucoup de pain sur la planche.

 

Pouvez-vous nous garantir, monsieur le ministre, qu’il n’y aura non seulement pas de perte des droits acquis, mais que la reconnaissance du caractère artistique de l’activité de ces travailleurs sera garantie?

 

J'enchaîne sur ma deuxième question. J’ai lu - et la stupéfaction était réelle - dans les différentes notes d’analyse réalisées par les fédérations concernées par le travail de co-construction de la réforme qu’il était essentiel de rappeler que: "Le cadre de ces réunions était strict. Il n’était pas connu de tous avant la première réunion. Il pourrait être résumé comme suit: un budget annuel de 75 millions est alloué pour une réforme du "statut" qui se fera dans l’assurance chômage, en aménageant des règles existantes et dans le respect de la solidarité sociale et du principe de la cotisation sociale. Ces nouvelles règles feront l’objet d’un chapitre séparé dans la réglementation du chômage actuelle."

 

Or, monsieur le ministre, si vous vous souvenez bien, vous aviez vous-même confirmé, le 28 avril dernier, dans cette commission, que les débats restaient très ouverts et que même si vous doutiez de la volonté des fédérations de faire tabula rasa et de sortir des allocations de chômage, une telle piste pourrait faire l’objet de réflexions.

 

Vous avez par ailleurs rappelé le cadre fixé par le gouvernement le 19 mai en commission des Affaires sociales: "Il s'agit d'une modernisation de la protection sociale, et donc d'une amélioration du statut d'artiste existant, par lequel la sécurité sociale est adaptée à la pratique et aux besoins du secteur. La pratique artistique est renforcée et/ou la solidarité avec et dans le secteur sera garantie."

 

Dès lors, ce retour des représentants autour de la table est clair: le cadre de travail semble avoir été présenté de manière bien plus stricte qu'ici en commission. Pouvez-vous me certifier, monsieur le ministre, qu'un débat de fond a eu lieu sur la pertinence du maintien du non-statut dans les mesures dérogatoires liées aux allocations de chômage afin de co-construire, comme vous le souligniez vous-même en séance plénière le 8 juin, un véritable statut? Ma question est très simple: le travail de co-construction a-t-il été ouvert à toutes les pistes possibles?

 

14.03  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Chères collègues, si vous me le permettez, je vais d'abord revenir sur la manière dont nous avons souhaité travailler en concertation et en collaboration avec les représentants du ou des secteurs - le secteur étant multiforme et multidisciplinaire. Nous sommes en présence d'un groupe de travail et une plateforme Working in the Arts a été créée afin d'élaborer des propositions concernant la réforme du statut. Après une vingtaine de réunions, le groupe de travail a pu dégager des propositions concrètes afin d'améliorer le statut, le rôle de la commission et le régime des petites indemnités (RPI) - trois éléments qui avaient été identifiés comme étant prioritaires dans ce travail de longue haleine que nous vous avons présenté avec mes collègues Vandenbroucke et Clarinval.

 

La proposition concernant la commission et le statut ont déjà été publiés sur la plateforme Working in the Arts et les propositions concernant les RPI le seront prochainement. Elles doivent encore être formellement approuvées par les membres du groupe de travail. Je le répète, les propositions qui sont aujourd'hui sur la table ne sont pas les propositions des membres de mon cabinet; ce sont les propositions issues du groupe de travail. Les propositions du groupe de travail sont maintenant soumises aux partenaires sociaux. Il s'agit d'une étape qui avait été annoncée lors de la présentation de la philosophie et du processus de la réforme. Une fois que les avis des partenaires sociaux auront été rendus, la discussion aura lieu tout d'abord au sein du gouvernement, puis au sein de votre assemblée.

 

Dans les grandes lignes, les propositions aujourd'hui sur la table facilitent tout d'abord l'accès au statut de travailleuse et de travailleur du secteur des arts. Elles visent également à sortir de la logique qui considère les travailleurs du secteur comme des demandeurs d'emploi pour reconnaître leur qualité de travailleurs, en mettant par exemple fin au harcèlement ressenti par certaines et certains d'entre eux.

 

Madame Moscufo, concernant votre question sur la méfiance vis-à-vis de l'ONEM, un point essentiel des propositions est justement le fait qu'il n'appartiendra plus à l'ONEM de juger le caractère artistique ou technique d'une prestation, mais à une commission où siègent des représentants du secteur. J'entends les craintes exprimées au sujet de la future commission, certains estimant qu'elle sera trop stricte, d'autres estimant au contraire qu'elle sera trop laxiste. Pour ma part, je pense qu'il faut pouvoir faire confiance aux représentants du secteur qui seront amenés à siéger dans cette future commission. La commission sera composée de 50 % de représentants issus du secteur, qui auront en plus une voie prépondérante. Cela offre plus de garanties que la situation actuelle et est de nature à rassurer celles et ceux qui craignent un traitement trop strict.

 

Madame la présidente, logiquement, au début des travaux du groupe de travail, le cadre fixé par le gouvernement a été présenté aux membres de la commission. Conformément à la présentation qui a été faite au sein de votre commission, l'objectif du gouvernement est de mettre en place des règles de sécurité sociale plus adaptées aux situations et aux besoins des travailleurs et des travailleuses du secteur, de renforcer la pratique artistique et de favoriser la solidarité avec et au sein du secteur.

 

Pour cela, il est prévu que des propositions soient formulées concernant la réglementation en matière de chômage, le rôle de la commission Artiste dans le statut social des artistes, les conséquences du régime des petites indemnités sur le statut social des artistes et l'articulation du statut social des artistes avec l'exercice d'une activité indépendante, ainsi que les mécanismes de transition depuis et vers le régime des travailleurs indépendants.

 

Par ailleurs, les discussions se poursuivront. Nous avons décidé de phaser les différentes étapes de cette réflexion et de cette approche holistique. Pour réaliser ces ambitions, le gouvernement s'est doté d'un budget supplémentaire de 75 millions d'euros. Cela étant, lors des premières réunions du groupe de travail, un débat de fond a bien eu lieu sur la meilleure manière d'améliorer le statut. Ainsi, différentes pistes ont été formulées, comme la mise en place d'un nouveau statut de travail, la mise en place d'un revenu de base, la création d'une nouvelle branche de la sécurité sociale ou encore la mise en place d'un statut de fonctionnaire.

 

Ces différentes propositions ont évidemment été discutées, mais il est apparu que pour une majorité des membres, il était important de prévoir un statut unique qui s'inscrive dans le régime général de la sécurité sociale. Une réforme au sein de l'ONEM est apparue comme la plus indiquée.

 

De plus, il est important de veiller à la répartition des compétences. La sécurité sociale fait pleinement partie des compétences du fédéral, mais les politiques culturelles sont en grande partie des compétences des Communautés. À cet égard, j'entends les craintes exprimées, notamment relatives aux règles du renouvellement qui est intimement lié à l'emploi dans le secteur. C'est aussi la raison pour laquelle nous avons mis en place un groupe de travail dans le cadre de la CIM Culture pour échanger sur la position socio-économique des travailleurs. Des propositions concrètes en sont attendues pour améliorer et renforcer l'emploi dans le secteur des arts.

 

En effet, l'emploi rémunéré et de qualité reste la meilleure façon de renforcer la protection sociale des travailleurs ainsi que de favoriser l'activité et la création culturelle et artistique, problématique qui revient systématiquement lors des discussions au sein du groupe de travail et ce, lorsqu'il s'agit du recours au RPI notamment.

 

C'est une première étape franchie avec une série d'éléments positifs et avec, ce qui est toujours le cas, des questions voire des critiques. Nous entrons actuellement dans une seconde phase: celle de la consultation des partenaires sociaux, celle du débat démocratique ouvert. Nous avons fait le choix de la transparence, ce qui peut générer des critiques publiques que nous assumons, mais qui peuvent être source de réflexion menant à faire évoluer le travail. Je répète que ce travail est un travail de co-construction avec des avantages et des limites. Néanmoins, la volonté est d'arriver à un statut correspondant aux besoins des travailleurs du secteur des arts de la manière la plus large possible.

 

La première étape, ni définitive ni décisive, mais importante, se verra complétée par d'autres étapes et par un débat public tout d'abord par le biais de la plateforme tel que cela a lieu actuellement, avec les partenaires sociaux et, après un passage au gouvernement, avec les membres de votre commission.

 

14.04  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, nous entendons bien votre réponse. Cependant, nos retours restent critiques quant au contenu. J'ai cité quelques aspects et je tiens à en exprimer d'autres.

 

Certains travailleurs de la culture craignent d'être exclus. J'entends votre réponse, mais celle-ci ne me rassure pas.

 

Vous avez parlé de conséquences extrêmement lourdes en cas de suspicion de fraude. Il faudrait avoir une commission de recours spéciale et non une procédure de recours interne à la commission du travail des arts. Il y a également des craintes quant à la nécessité de prendre en compte les jours assimilés dans l'ouverture des droits au chômage, de faciliter le renouvellement des statuts et d'individualiser les droits sociaux. Il y a des craintes sur l'absence de régulation des bureaux sociaux pour les artistes, notamment pour ce qui concerne les retenues effectuées sur le salaire des travailleurs, et sur la nécessité d'avoir une vraie concertation sociale avec les acteurs de terrain.

 

Vous dites que vous faites des choses, mais les critiques sont quand mêmes assez fortes. Il est question d'un simulacre de concertation, pour reprendre les mots de certains acteurs avec qui nous avons été en contact.

 

Ces gens restent demandeurs pour agir avec vous, comme c'est d'ailleurs notre cas en tant que parti. En tant que commission, nous pourrions voir dans quelle mesure il serait possible de rouvrir des débats constructifs en prévoyant éventuellement de nouvelles auditions ou sur la base d'autres propositions concrètes que vous pourriez nous faire.

 

14.05  Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, vous savez combien je suis enthousiaste et combien je soutiens la procédure ambitieuse et courageuse que vous avez initiée. En effet, comme vous l'avez rappelé, le secteur est multiforme, multidisciplinaire. De plus, les enjeux sont nombreux et ne se rejoignent pas toujours.

 

Dans ce cas, le meilleur moyen serait probablement d'identifier les plus fragiles, ceux pour qui cela sera le plus compliqué. Si nous protégeons ceux pour qui la préservation d'une protection sociale sera la plus délicate, nous protégerons probablement le plus grand nombre.

 

Pour ce qui concerne l'idée de sortir de la condition de demandeur d'emploi, je n'en ai pas entendu parler. Je n'ai rien vu à ce sujet dans tout ce que j'ai pu lire, ni dans le texte de la proposition, ni dans toutes les analyses, parfois de grande qualité, qui ont été faites. Je ne comprends donc pas comment on peut sortir de la condition de demandeur d'emploi quand on reste dans de l'allocation de chômage et quand on conditionne l'ouverture et le maintien des droits à une rémunération qui n'est pas un droit garanti de la part de l'État. Cet aspect nous pose problème. 

 

J'entends que vous avez mené un débat sur les différentes possibilités qui ont été abordées. Je vais donc relire encore une fois l'ensemble des notes parce que j'ai dû mal interpréter les documents qui nous ont été communiqués et les propos qui ont été tenus.

 

Quoi qu'il en soit, nous devons partir de certaines garanties pour que l'adhésion soit la plus large possible. Il serait fatal que l'ensemble de ce secteur multidisciplinaire, comme vous le dites très bien, n'adhère pas à cette réforme qui est extrêmement importante pour tout le monde.

 

Enfin, vous avez parlé des partenaires sociaux en disant qu'ils auraient l'opportunité de se prononcer aussi. J'espère que nous aurons et qu'ils auront le temps d'identifier ces questions avant le travail au sein du gouvernement et avant le retour au sein du Parlement. Je demande donc qu'on nous donne une bouffée d'oxygène et un peu de temps.

 

Un de nos collègues a fait remarquer qu'il faut que nous prenions un peu de vacances, un peu de repos. Je souhaite vivement que ce soit également le cas pour les partenaires sociaux. Je fais donc le vœu que cet été ne soit pas un été où certains et certaines devront prendre beaucoup de temps pour étudier les notes, les analyses, etc. Il faut que l'on puisse y consacrer du temps en septembre, même si on sait que le temps est compté pour cette réforme. Cependant, il vaut mieux aller lentement et sûrement plutôt que très rapidement et maladroitement.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Samengevoegde vragen van

- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het overleg met de vakbonden over veiligheid in de bouw en de sociale dumping" (55019365C)

- Gaby Colebunders aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het overleg met de vakbonden over veiligheid in de bouw en de sociale dumping" (55019366C)

- Peter Mertens aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het overleg met de vakbonden over veiligheid in de bouw en de sociale dumping" (55019368C)

- Peter Mertens aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het overleg met de vakbonden over veiligheid in de bouw en de sociale dumping" (55019367C)

- Nadia Moscufo aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het overleg met de vakbonden over veiligheid in de bouw en de sociale dumping" (55019370C)

- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het overleg met de vakbonden over veiligheid in de bouw en de sociale dumping" (55019369C)

- Evita Willaert aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De opvolging van de arbeidsomstandigheden in de bouwsector n.a.v. de ingestorte school" (55019773C)

- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De opvolging van de veiligheid en de sociale dumping in de bouw" (55019793C)

15 Questions jointes de

- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les concertations avec les syndicats sur la sécurité dans la construction et le dumping social" (55019365C)

- Gaby Colebunders à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Les concertations avec les syndicats sur la sécurité dans la construction et le dumping social" (55019366C)

- Peter Mertens à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les concertations avec les syndicats sur la sécurité dans la construction et le dumping social" (55019368C)

- Peter Mertens à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Les concertations avec les syndicats sur la sécurité dans la construction et le dumping social" (55019367C)

- Nadia Moscufo à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Les concertations avec les syndicats sur la sécurité dans la construction et le dumping social" (55019370C)

- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les concertations avec les syndicats sur la sécurité dans la construction et le dumping social" (55019369C)

- Evita Willaert à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le suivi des conditions de travail dans la construction après l'effondrement d'une école" (55019773C)

- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le suivi en matière de sécurité et de dumping social dans la construction" (55019793C)

 

15.01  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, le vendredi 19 juin, un dramatique accident de chantier s'est produit à Anvers, au cours duquel une école en construction s'est effondrée, causant la mort de cinq travailleurs et en blessant huit autres. C'est évidemment une tragédie d'une ampleur presque sans précédent dans notre pays. Pourtant, nous savons que le secteur de la construction est l'un de ceux où des accidents graves se produisent régulièrement. Il est naturellement important d'en rechercher la cause exacte.

 

Par ailleurs, le débat relatif à la situation concrète dans le secteur – le détachement, la sous-traitance, le dumping social et les conditions de travail – doit également être mené. Le secteur de la construction est, en effet, connu pour sa cascade de sous-traitances. Sur les grands chantiers de construction, il est même souvent difficile de savoir qui travaille, à quel moment et dans quelles conditions. Un tel enchevêtrement d'ambiguïtés augmente davantage encore les risques d'abus sociaux et d'accidents et rend, par conséquent, d'autant plus nécessaires une prévention et un contrôle renforcés par les autorités.

 

Monsieur le ministre, l'Inspection du travail s'est-elle rendue récemment sur le site en question? Vérifie-t-elle systématiquement tous les chantiers de toutes les entreprises de construction présentant un risque aggravé? Poursuivez-vous cet objectif en augmentant le nombre d'inspections sociales dans cette branche d'activité? Comment s'y prennent vos services pour atteindre les sous-traitants étrangers et leur personnel afin de les motiver à travailler en toute sécurité?

 

15.02  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Op 18 juni vond het dramatische ongeval plaats op de bouwwerf van een Antwerpse school. Naar aanleiding daarvan bespraken we reeds in de commissie van 22 juni de arbeidsomstandigheden in de bouwsector.

 

In uw respons stelde U dat er, tijdens een overleg met een vakbondsdelegatie van de bouwsector, werd afgesproken dat er nog voor het bouwverlof een uitwisseling zou worden opgezet over de arbeidsomstandigheden van buitenlandse werkkrachten, om de problemen duidelijker te definiëren en om met een traject te starten om deze aan te pakken. U gaf ook aan Uw collega-ministers van Justitie en Financiën te willen betrekken bij de opmaak van een actieplan. Verder liet U verstaan de capaciteit van de inspectie te willen vergroten, al zei U er meteen bij dat dit binnen de regering moet worden besproken om hiervoor budget te kunnen vrijmaken.

 

Mensen die in dergelijke precaire omstandigheden werken, verdienen al onze aandacht. Iedereen die in ons land werkt, moet voldoende beschermd worden, ook als zij betrokken geraken in dergelijk vreselijk ongeval.

 

In dit verband stel ik U graag volgende vragen:

 

Heeft er ondertussen een uitwisseling plaatsgevonden met de vakbondsdelegatie? Zo ja, welke eerste conclusies trekt U hieruit? Welk werkproces (incl tijdspad) werd verder afgesproken? Welke doelstellingen werden geformuleerd?

Zo nee, wanneer zal deze uitwisseling plaatsvinden?

Heeft U reeds contact gehad met de betrokken collega's over deze kwestie en zo ja, is er bereidwilligheid om hier samen de schouders onder te zetten?

Kan u een stand van zaken geven met betrekking tot de capaciteitsuitbreiding van de inspectie?

In het geval de betrokken gewonde slachtoffers niet in orde zijn met de regelgeving omwille van sociale dumping, wie staat er dan in voor de medische kosten ten gevolgde van dit ongeval? ​

 

15.03  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Naar aanleiding van het arbeidsongeval in Antwerpen Zuid, heeft u op de commissie van 22 juni aangekondigd dat er nog voor het bouwverlof al een overleg zou worden opgestart zowel met de sociale partners als met andere regeringsleden om de problemen van sociale dumping in de bouwsector duidelijker te definiëren, op basis waarvan een traject zou worden opgesteld om deze problemen aan te pakken. In die optiek hadden de vakbonden uit de bouwsector u al concrete voorstellen voor meer veiligheid op de bouwplaatsen en bescherming van bouwvakkers overgemaakt.

 

Heeft dit overleg al plaatsgevonden?

Indien ja, kan u hiervan een stand van zaken geven? Zijn er al concrete resultaten? Welk  tijdspad werd afgesproken? Is er bereidheid binnen de regering om daarover samen te werken en daadkrachtig beleid te voeren?

 

15.04  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, mesdames les députées, quelques jours après le tragique accident survenu à Anvers, j'ai rencontré une délégation syndicale du secteur de la construction.

 

Ik heb hen meegedeeld dat ik met betrekking tot het concrete dossier niet veel bijkomende informatie kan meedelen, aangezien een gerechtelijk onderzoek werd opgestart. We deelden onderling onze bezorgdheden omtrent de arbeidsomstandigheden, in het bijzonder met betrekking tot de buitenlandse onderdanen, al dan niet derdelanders, al dan niet gedetacheerd of rechtstreeks in dienst bij Belgische ondernemingen, ongeacht de aard van hun arbeidsrelatie, zelfstandige of loontrekkende. Het eerstkomende overleg zal plaatsvinden op 15 juli. Ik kan niet vooruitlopen op de inhoud van dit gesprek.

 

Wat de problematiek van de detachering en sociale dumping op Europees niveau betreft, ik heb de gelegenheid gehad om dit te bespreken tijdens het debat dat plaatsvond tijdens de commissievergadering van 22 juni jongstleden.

 

In het kader van de budgettaire debatten zal ik vragen om extra inspecteurs te kunnen aanwerven. De vraag naar de verantwoordelijkheid voor de medische kosten is terug te brengen tot de vraag naar de toepasselijkheid van de socialezekerheidswetgeving. Voor werknemers onderworpen aan de Belgische sociale zekerheid valt de tussenkomst bij een arbeidsongeval ten laste van de wettelijke verzekeraar van de werkgever.

 

Sociale dumping heeft evenwel vele uitingsvormen. Ingeval de zogenaamde harde kern van het arbeidsrecht niet werd gerespecteerd, bijvoorbeeld wanneer de werknemers onder het wettelijke minimumloon werden betaald, wordt de Belgische socialezekerheidswetgeving niet meteen van toepassing, maar blijft de socialezekerheidsregeling in het land van herkomst van hun werkgevers ten volle van toepassing.

 

Pour terminer, madame la présidente, mesdames les députées, comme vous l'aurez compris, une première réunion de concertation qui fait suite à la première rencontre avec la délégation syndicale issue du secteur de la construction aura lieu le 15 juillet, dans deux jours. Il est clair que nous allons aborder les spécificités liées au secteur de la construction et singulièrement la question des travailleurs détachés, celle de leur sécurité et de la manière dont les accidents de travail sont comptabilisés. Nous parlerons aussi de la manière dont ils sont ou non couverts par les différents systèmes de sécurité sociale. Nous avons vraiment la volonté d'en faire une priorité et de nous attaquer à cette situation dont le tragique accident d'Anvers a mis en lumière toute la complexité et toute la dureté.

 

15.05  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie. C'est évidemment une bonne chose que vous ayez déjà rencontré cette délégation syndicale, et que vous allez encore la revoir. Cela me paraît essentiel de travailler de la sorte. Vous voulez prendre des mesures supplémentaires pour faire face à la situation, ce qui me rassure également.

 

Mais selon nous, ce ne sera pas suffisant. On sait que, par exemple, l'Inspection sociale a été progressivement dégraissée ces dernières années. On connaît l'intention du gouvernement d'arrêter cette réduction. Il a même été annoncé que vous vouliez y consacrer un budget supplémentaire, mais je pense que vous savez aussi que cela ne sera pas suffisant par rapport à la situation concrète. On doit vraiment continuer à taper sur ce clou.

 

Vous avez raison d'évoquer tout l'aspect européen. Les deux choses sont nécessaires: plus de contrôles ici et maintenant, et continuer à taper sur le clou au niveau européen. Il le faut pour arrêter ce dumping avec, entre autres, la mise en avant d'une revendication assez simple, à savoir le salaire minimum au niveau européen, même si l'on sait que cela ne règlera pas toute l'affaire.

 

15.06  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, het is goed dat er op 15 juli een volgende vergadering komt. Wij steunen u zeker in uw queeste naar meer inspecteurs. Zoals het regeerakkoord zegt, willen wij opschuiven in de richting van de IAO-norm, maar wij hebben daarvoor nog een hele weg te gaan. Het is een enorme uitdaging om ervoor te zorgen dat niemand door de mazen van het net van de sociale zekerheid glipt, gelet op het kluwen waarin wij zijn terechtgekomen, maar het is ook ongelofelijk belangrijk. Die mensen hebben immers soms – niet altijd – de ongelofelijke pech om in heel moeilijke omstandigheden te moeten werken. In dit geval zijn er zelfs zwaargewonden en doden gevallen en het kan echt niet dat zij aan het einde van de rit ook nog eens zelf moeten opdraaien voor hun medische kosten. Ik ben dus heel tevreden dat u het dossier goed aanpakt, maar ik vrees dat het niet simpel zal worden.

 

15.07  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, ik vind het goed dat u deze zaak aanpakt en dat die vergadering er snel komt. Ik ga ervan uit dat ook de sector aanwezig zal zijn op die vergadering en niet alleen de vakbonden. Ook de werkgevers uit de bouwsector moeten hiervoor immers medestanders zijn.

 

U wil een level playing field garanderen, maar wie de spelregels wel naleeft, wordt ook het slachtoffer van sociale dumping en dergelijke praktijken. Wij moeten samenwerken om zowel eerlijke lonen als de sociale bescherming van de werknemers en een gelijk speelveld te garanderen.

 

Ik heb vorige keer ook al gezegd dat u in onze fractie uiteraard een medestander vindt om de inspectiediensten te versterken. Dat is één zaak, maar er is ook het Europese kluwen en wij steunen u dan ook in initiatieven om ook daarin verbetering te brengen. Dat zal uiteraard geen eenvoudige klus zijn, maar wij gaan de uitdaging samen aan en zullen stap voor stap vooruitgaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het vaccinatieverlof voor huishoudhulpen" (55019382C)

16 Question de Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le congé de vaccination pour les aides-ménagères" (55019382C)

 

16.01  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik had over dit onderwerp al eens een vraag gesteld. U had toen behoorlijk dwingend gesteld dat het recht op vaccinatieverlof moest worden nageleefd in de sector. Ondertussen is een enquête van de drie vakbonden bekend, afgenomen tussen 19 mei 2021 en 14 juni 2021. Daaruit bleek dat er toch heel wat problemen waren.

 

Een meerderheid van de werkgevers past die wetgeving nog altijd niet toe. In mijn vraag staan de verschillende percentages, maar het blijkt dat sommigen het loon niet doorbetalen, terwijl anderen hun werkneemsters onder druk zetten, om de vaccinatie niet tijdens de uren te doen en hun vaccinatieafspraak te verplaatsen. Er worden allerlei creatieve oplossingen gevonden om de wet toch maar niet te moeten toepassen.

 

Dat is schrijnend. Het gaat om een sector waarin de besmettingen hoog zijn en waarvan de werkneemsters er alle belang bij hebben om het vaccinatietijdstip dat hen is toegewezen te volgen en zeker niet uit te stellen, omdat zij op dat moment aan het werk zijn. Het gaat ook om werkneemsters die voor een heel laag loon werken. Sommige werkgevers zetten hen op onbetaald verlof. Zij hebben een laag loon. Zij zijn tijdens de lockdown dikwijls tijdelijk werkloos geweest, omdat zij bij bepaalde gezinnen niet meer moesten langsgaan. Nu worden zij bij de vaccinatie ook nog eens op onbetaald verlof gezet.

 

Naar aanleiding van die enquêtes heb ik de volgende vragen.

 

Hoe zullen wij het probleem verder aanpakken? Is ter zake een overleg opgestart met de regio's? Verschillende regionale ministers hebben aangegeven dat zij willen bekijken of zij een link kunnen leggen met de intrekking van de erkenningen van de dienstenchequebedrijven die de regels overtreden.

 

Ik ken een dienstenchequebedrijf dat een affiche gewoon ad valvas in het bedrijf heeft uitgehangen, waarop staat dat het vaccinatieverlof niet mocht worden opgenomen tijdens de werkuren, maar dat het moest worden uitgesteld naar de vrije momenten. Het ware goed geweest om daar bijvoorbeeld eens een controle te houden, een proces-verbaal op te stellen en het naar de regio's te sturen.

 

Mijnheer de minister, wij moeten hier een voorbeeld stellen, niet alleen voor de gezondheid van de huishoudhulpen, maar ook voor de algemene volksgezondheid. De cijfers stijgen opnieuw. Ik wil zeker geen doemscenario's voorspellen. De vaccinaties gaan ook goed vooruit. Het is echter nodig om ter zake een tandje bij te steken.

 

16.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw de voorzitster, wanneer de Arbeidsinspectie Toezicht op de Sociale Wetten verneemt dat een werkgever het wettelijke recht van de werknemer niet naleeft om zich tijdens de werkuren te laten vaccineren, wordt onmiddellijk contact opgenomen met de werkgever om op de wettelijke bepalingen ter zake te wijzen. Voor de duidelijkheid, de dwingende bevoegdheid van de Arbeidsinspectie beperkt zich in deze materie tot de werkgevers die het loon niet betaald hebben wanneer het vaccinatieverlof effectief werd opgenomen – het gaat over de wet betreffende de loonbescherming van 12 april 1965 – en er is voldaan aan de voorwaarden in artikel 3 van de wet van 28 maart 2021 op de toekenning van een recht op klein verlet voor werknemers met het oog op vaccinatie tegen het coronavirus. Aangezien de wet van 28 maart 2021 niet in sancties voorziet, kan de Arbeidsinspectie de werkgevers enkel informeren over de toekenning van vaccinatieverlof.

 

Sinds de laatste staatshervorming behoort de erkenning van een dienstenchequebedrijf en dus ook een eventuele intrekking van die erkenning tot de bevoegdheid van de regionale minister van Werk. Bij controle van de loon- en arbeidsvoorwaarden door de federale Arbeidsinspectie Toezicht op de Sociale Wetten worden eventuele inbreuken ook gecommuniceerd aan andere bevoegde inspecties en administraties overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.

 

Een eerste overleg over de arbeidsomstandigheden, de naleving van de sociale wetgeving en de mogelijke consequenties voor de erkenning vond plaats op 18 juni. Er werd een tweede overleg vastgelegd op 8 juli met als doel te komen tot een gecoördineerde en geïntegreerde aanpak van de inspectiediensten om op die manier een duidelijk signaal te kunnen geven aan de sector.

 

16.03  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, bedankt voor uw initiatieven om door overleg te komen tot een gecoördineerde aanpak. Sommige dienstenchequebedrijven zijn immers heel hardleers. Voor hen is jammer genoeg een duidelijke aanpak nodig.

 

Het ging aanvankelijk over het beschermingsmateriaal en het gaat nu over het vaccinatieverlof. Uit de enquête blijkt dat in 39 % van de gevallen het loon niet wordt uitbetaald. Als er pv's zijn waarbij inbreuken op het vaccinatieverlof zijn vastgesteld, dan zijn de Brusselse en de Vlaamse minister bereid om te bekijken of ze de erkenningen kunnen intrekken. Het moment is aangebroken om enkele voorbeelden te stellen, zodat iedereen in de sector goed weet dat de wetgeving moet worden nageleefd in het belang van de huishoudhulpen en de volksgezondheid in het algemeen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

17 Question de Cécile Cornet à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'indemnisation de jours de chômage isolés" (55019533C)

17 Vraag van Cécile Cornet aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De vergoeding voor een geïsoleerde werkloosheidsdag" (55019533C)

 

17.01  Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, j’ai découvert - et sans doute vous aussi - dans le journal L’Avenir du lundi 21 juin l’histoire absolument invraisemblable d’une maman travailleuse qui a été obligée de recourir au dispositif de chômage temporaire covid pour garder ses enfants fin mars, l’école étant fermée à cause de la situation sanitaire. Alors que ce dispositif fut utilisé à bon escient, l'ONEM a refusé l’octroi de l’indemnité. En effet, le jour concerné par la demande d’indemnités de chômage coïncidait avec un jour de grève nationale, de sorte que l’organisme a soupçonné cette dame de vouloir demander un jour de chômage pour participer à la grève.

 

La règle invoquée par l’ONEM est que, lorsqu’un travailleur se met effectivement en grève, il ne peut être indemnisé s’il a intérêt à l’aboutissement des revendications des grévistes, comme le précise un arrêté royal de 1991. L’ONEM explique qu’il considère que, s’il n’y a qu’un seul jour chômé sur le mois et qu’il tombe lors d’une grève nationale, la suspicion l’emporte a priori. En conséquence, pour éviter les fraudes, les jours de chômage isolés ne sont tout simplement pas indemnisables.

 

La charge de la preuve revient donc au travailleur, qui doit démontrer l’absence de participation à la grève - ce qui pose évidemment de lourdes questions sur le plan juridique. En outre, dans le cas présent, la personne est tout à fait de bonne foi, n’a pas participé à la grève et l’a prouvé au moyen d'un document signé par l’employeur, ainsi que d’une attestation sur l’honneur - mais sans effet, puisqu'elle n’a touché aucune indemnité.

 

Monsieur le ministre, de mon point de vue, en aucun cas un droit ne peut être refusé par l'Onem en partant du principe que l'intéressé fraude. Ce parti pris n’est pas acceptable, a fortiori si aucune preuve ne peut le contrer. Partagez-vous cette analyse?

 

Est-il acceptable que, lorsqu’un travailleur se sert de son droit pour un seul jour, celui-ci puisse être refusé pour des raisons totalement externes à la demande, liées au contexte social?

 

Quelles initiatives allez-vous prendre pour que le droit des travailleurs, et singulièrement des parents travailleurs, soit respecté? En particulier, allez-vous intervenir pour faire cesser cette pratique qui consiste, pour l'ONEM, à inverser la charge de la preuve et lui faire accepter des preuves qui sont produites de bonne foi? Allez-vous lui rappeler cette évidence?

 

17.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Merci, madame Cornet, pour votre question. Tout d'abord, sachez que l'ONEM ne part pas du principe qu'il y a fraude, mais du fait qu'un jour isolé de chômage qui coïncide avec un jour de grève est, en principe, considéré comme lié à la grève. L'objectif de la réglementation n'est pas que les actions de grève soient financées par le système de chômage temporaire, vous l'aurez compris.

 

Un préjudice existerait également dans le fait que la décision concernant l'éventuel octroi du chômage temporaire interviendrait, en cas de grève, au comité de gestion de l'ONEM. Celui-ci, dans un contexte de grève générale en raison des revendications salariales par exemple, décidera généralement de ne pas indemniser, étant donné l'intérêt que tous les employés ont à satisfaire ces revendications.

 

Dans ce cas, deux motifs de suspension peuvent survenir le même jour. C'est la suspension qui s'est produite en premier et qui a été établie qui a la priorité. L'exécution d'un contrat de travail, qui a déjà été suspendu pendant un jour, peut difficilement être suspendue à nouveau pour une autre raison.

 

Le préavis de grève pour l'action syndicale du 29 mars 2021 ayant été déposé le 11 mars 2021, la grève prime en principe sur la suspension de l'exécution du contrat de travail pour cause de force majeure, cette suspension n'ayant été connue que plus tard. Mais c'est bien entendu une question de fait, et si le salarié peut prouver qu'il n'a pas participé à l'action sociale et peut démontrer qu'il y avait effectivement un chômage temporaire pour des raisons de force majeure, le jour de la grève, les principes de concurrence n'entrent évidemment pas en jeu et le salarié peut être indemnisé pour cette journée.

 

En outre, il est expressément prévu, dans le cadre de la situation corona, que les paiements effectués par les organismes de paiement pour les jours de chômage isolés seront acceptés par l'ONEM. Afin de ne pas retarder le paiement des allocations, notamment dans le cas d'un chômage temporaire pour s'occuper d'un enfant, l'ONEM a décidé d'enquêter lui-même sur ces cas en cas de suspicion de paiement indu. Si le travailleur n'a pas participé à l'action sociale et que, par exemple, la demande de chômage temporaire pour cause de force majeure était justifiée, parce que l'école était effectivement fermée en raison des mesures visant à limiter la propagation du coronavirus, les allocations continueront bien entendu à être versées.

 

En ce qui concerne le cas d'espèce que vous avez évoqué, je me suis renseigné auprès du bureau du chômage compétent de l'ONEM et il apparaît que certains des propos publiés dans la presse doivent être nuancés. L'ONEM me confirme que, dans ce cas, un paiement peut effectivement être accepté mais que ce paiement n'avait apparemment pas encore été effectué par l'organisme de paiement, peut-être en raison d'un malentendu sur les règles mentionnées ci-dessus.

 

17.03  Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie non seulement pour votre réponse mais surtout pour le contenu de celle-ci. C'est une excellente chose que vous soulignez. Évidemment, quand les parents sont coincés pour cause d'école fermée, ils doivent, quelle que soit la situation extérieure, quelle que soit la situation sociale, jour de grève ou quoi que ce soit d'autre, avoir accès au chômage temporaire. Vous le confirmez et je vous en remercie. Je trouve cela tout à fait positif.

 

Par ailleurs, partir du principe qu'en cas de grève, le soupçon que la personne participerait à celle-ci n'est, de façon générale, pas un pré-requis intéressant quand on analyse les dossiers des personnes. Ce principe devrait, en tout cas, être revu. Vous dites qu'il sera revu dans les cas liés au chômage temporaire covid. Il pourrait être  revu dans d'autres cas aussi. Je vous remercie pour la confirmation que vous faites que le chômage sera bien payé dans les cas comme celui que je viens de décrire et que le cas particulier que je viens de citer serait déjà en cours de résolution.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

18 Question de Séverine de Laveleye à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La prostitution" (55019543C)

18 Vraag van Séverine de Laveleye aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Prostitutie" (55019543C)

 

18.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, votre gouvernement, sous la direction du Ministre de la Justice, prépare actuellement une refonte du code pénal, et avance sur les volets en lien avec les matières "sexuelles". Dans ce cadre, une révision des articles en lien avec la prostitution semble prévue.

 

Une dépénalisation totale semble être envisagée, l’article 380 du Code pénal pénalisant le proxénétisme semble être voué à une totale refonte, et l’article 380ter interdisant toute publicité liée à l’offre de services sexuels  semble aussi être abrogé dans le projet en discussion.

 

Notre accord de gouvernement stipule qu’ "en matière de prostitution, la lutte contre l’exploitation sexuelle restera la priorité" et "qu’un travail de réflexion sera mené, en concertation avec les acteurs de terrain, afin d’améliorer les conditions de vie et de travail des travailleurs du sexe." Par ailleurs, dans le Plan Gendermainstreaming, vous mettez en avant "L’amélioration du bien-être des travailleurs" et "L’encadrement du télétravail."

 

Il nous semble nécessaire que, le cas échéant, des avancées liées au statut des personnes en situation de prostitution soient actées dans des délais similaires à la révision du code pénal. 

 

- Où en êtes-vous dans votre travail en lien avec l’encadrement du secteur de la prostitution?

- Des propositions concrètes ont-elles été discutées avec le secteur spécialisé et débattues au gouvernement? Si pas, dans quel délais cela sera-t-il fait?

- Quelle collaboration structurelle est-elle envisagée sur ce dossier avec l’Institut pour l’égalité entre les femmes et les hommes?

 

18.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, madame la députée, je vous remercie pour votre question sur un sujet important, un sujet sensible qui, comme vous le savez, fait l'objet d'un travail de la part de mon collège Vincent Van Quickenborne qui travaille activement à une réforme du Code pénal en cette matière.

 

C'est un sujet auquel je suis bien évidemment très attentif. Je suis également très attentif aux travaux de mon collègue Frank Vandenbroucke, au sujet de la protection sociale de ces travailleurs et de ces travailleuses. Il sait d'ailleurs qu'il peut compter sur mon entière collaboration sur ce dossier, comme sur d'autres.

 

En ce qui concerne les compétences, je suis pleinement mobilisé à l'amélioration des conditions de travail de ces personnes. Actuellement, il n'est pas possible de conclure un contrat de travail pour des activités liées à la prostitution. En effet, pareil contrat est nul car contraire à l'ordre public et aux bonnes mœurs.

 

La réforme du Code pénal n'y changera rien car le proxénétisme sera toujours passible de sanctions pénales, sauf les cas strictement encadrés dans la loi. Néanmoins, il ne faut pas se voiler la face, des contrats de travail sont aujourd'hui d'ores et déjà conclus de manière déguisée, en faisant état, par exemple, d'une activité de serveur/serveuse, de masseur/masseuse alors qu'il s'agit, en réalité, de prestations liées à la prostitution.

 

Actuellement, la nullité absolue du contrat de travail est particulièrement préjudiciable aux droits des travailleurs et des travailleuses car le contrat est réputé ne jamais avoir existé. Cela entraîne de nombreux effets négatifs pour le travailleur et la travailleuse, notamment la suppression de la protection de la rémunération, de l'accès au chômage, d'un éventuel préavis, des droits à la pension, de la protection de la maternité et j'en passe. Il s'agit de conséquences dramatiques dans la mesure où elles renforcent la précarité des travailleurs et des travailleuses concernées. Pour vous donner un exemple concret, une personne engagée comme serveur dans un bar à champagne, mais qui, en réalité, effectue des activités à caractère sexuel, ne pourra pas saisir la justice pour obtenir gain de cause si sa rémunération n'est pas payée. En effet, l'employeur pourra invoquer la nullité du contrat. Le  pire est qu'il perde sa protection, son droit à une rémunération et les deux autres éléments que j'ai évoqués ci-dessus.

 

Cette situation a déjà été dénoncée par les acteurs de terrain, des auditeurs du travail, des professeurs d'université, notamment dans une carte blanche parue il y a quelques années. C'est pourquoi, sur cette base et dans le cadre de la réforme portée par mon collègue Vincent Van Quickenborne, je suis en train de rédiger un projet de loi afin que, dans ce cadre, la nullité du contrat ne puisse être opposée aux droits des travailleurs, et donc que les droits des travailleurs soient, dans tous les cas, garantis.

 

Ce projet de loi sera prochainement soumis au gouvernement et l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes sera régulièrement consulté sur cette problématique ainsi que sur d'autres.

 

18.03  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour le complément d'informations.

 

Nous sommes informés, essentiellement par la presse, que la réforme du Code pénal est en cours et sur le point d'aboutir au niveau gouvernemental. Elle viendra ensuite au Parlement. Nous faisons partie de celles et ceux qui espèrent avoir un large débat public sur cette question. Cela nous semble important.

 

Ce qui nous semble particulièrement important, c'est de garantir que l'on n'avance pas plus vite sur la réforme du Code pénal sans assurer la protection nécessaire des personnes en situation de prostitution – certains parleront de travailleurs ou travailleuses du sexe. Cela nous paraît mettre la charrue avant les bœufs de travailler uniquement sur le Code pénal et pas sur la protection des travailleurs et des travailleuses.

 

Il est intéressant de vous entendre dire que vous travaillez déjà sur une proposition de loi, notamment en collaboration avec l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes et avec, je l'espère, les personnes concernées. Il faudra veiller à ce que ce projet de loi puisse aboutir quasi concomitamment avec la réforme du Code pénal. Je sais que vous êtes attentif à cette question. Nous le serons aussi. Soyons vigilants pour ne pas faciliter le travail des proxénètes au détriment des conditions de vie des personnes qui en sont les victimes.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Samengevoegde vragen van

- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Telewerk bij KBC onder de kwalificatie van huisarbeid" (55019560C)

- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het gelijkstellen van telewerk met thuiswerk" (55019780C)

19 Questions jointes de

- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le télétravail qualifié de travail à domicile chez KBC" (55019560C)

- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'assimilation du télétravail à du travail à domicile" (55019780C)

 

19.01  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Vanaf januari 2022 zal KBC-bank acht maanden experimenteren met zondagswerk in haar callcenter. De medewerkers zullen van thuis uit oproepen beantwoorden. De telewerkers die op zondag van thuis uit werken, worden tewerkgesteld als huisarbeider. Er is natuurlijk een groot verschil tussen een huisarbeider en een telewerker. Dat heeft een impact op hun bescherming, vooral op het vlak van de arbeidsduur en de onkostenvergoeding.

 

Nochtans is telewerk geen huisarbeid. Dat blijkt ook uit de wil van zowel de Belgische als de Europese sociale partners. Volgens cao nr. 85 en de adviezen van de NAR moet de telewerker op gelijke voet behandeld worden met de werknemers die op bedrijfslocatie werken. Ook de Europese raamovereenkomst van de sociale partners gaat uit van een gelijke behandeling van telewerkers en werknemers op de bedrijfslocatie. De bank beweert echter dat zij de juridische omkadering van het experiment bij de FOD WASO heeft afgetoetst.

 

Hebt u kennisgenomen van de beslissing van KBC en de juridische grond op basis waarvan de beslissing is genomen?

 

Klopt het dat de interpretatie van KBC is afgetoetst bij de FOD WASO? Welke interpretatie geeft de FOD daaraan, ook gelet op de wens van de sociale partners? Zal de definitieve regeling worden gecontroleerd door de FOD WASO of door de inspectiediensten om te zien of het akkoord wel sluitend is?

 

Welke implicaties heeft die kwalificatie op de rechten van de betrokken werknemers, alsook op de andere werknemers die telewerken, waarbij het experiment als precedent zou kunnen worden beschouwd in het kader van bedrijfs­onderhandelingen?

 

19.02  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, suite à la crise du coronavirus, le télétravail s’est généralisé et semble se pérenniser avec le temps. Néanmoins, il nous revient que certains employeurs tentent d’obtenir des assouplissements en matière de temps de travail en assimilant le télétravail à du travail à domicile. Principales conséquences:

1/ Non-respect des temps de travail et des droits qui y sont liés

2/ Difficulté pour les syndicats de conclure des CCT sur le télétravail

Le tout, alors que certains employeurs ne paient pas l’indemnité de 10 % lié au travail à domicile.

 

1/ Compte tenu de la CCT 85 et de l'avis n° 1.528  du CNT qui l'accompagne, ainsi que de la jurisprudence récente, pouvez-vous confirmer que le télétravail ne peut pas être considéré comme un "travail domestique" au sens de l'article 119 de la loi sur les contrats de travail et que, par conséquent, la loi sur la durée du travail (1971) s'applique pleinement aux télétravailleurs?

 

2/ Quelles mesures le Ministre compte-t-il prendre, ou a-t-il déjà pris, pour mettre fin à l'interprétation "télétravail = travail domestique" au sens de l'article 119 du Code du travail, tant à l'intérieur qu'à l'extérieur du SPF Travail, notamment avec les secrétariats sociaux et les conseillers juridiques de toute nature?

 

3/ Quelles mesures législatives le gouvernement compte-t-il prendre afin de régler d'urgence la question soulevée par la CNT (dans son avis n° 1528)? D’urgence, car il s'agit-là d'une question prioritaire avec la forte augmentation du télétravail et le début des discussions dans les entreprises/secteurs afin de poser un cadre au télétravail.

 

4/ Si une CCT d'entreprise prévoit comme règle générale l'enregistrement du temps de travail pour tout ou partie du personnel, est-ce légal de déroger à cette disposition dans le cadre du télétravail sans modifier la CCT?

 

5/ Si une CCT d'entreprise prévoit des horaires flottants, sur la base de la loi du 5 mars 2017 sur le travail faisable et maniable, l'employeur peut-il, lors de l'introduction du télétravail, déroger à l'obligation légale de prévoir un système de suivi du temps pour les jours de télétravail et, par exemple, n'appliquer le suivi du temps qu'au bureau?

 

19.03 Minister Pierre-Yves Dermagne: Ik heb net zoals u kennisgenomen van de communicatie van KBC over een cao die in de onderneming werd gesloten inzake een tijdelijk experiment voor zondagswerk via vrijwillig telewerk. Mijn administratie werd hierover door KBC niet rechtstreeks bevraagd.

 

Le télétravail structurel constitue une forme spécifique de travail à domicile, qui n'est pas soumise aux dispositions relatives à ce dernier, visé par la loi du 3 juillet 1978 sur les contrats de travail, mais à la convention collective n° 85 du Conseil national du travail relative au télétravail.

 

En vertu de l'article 3 bis de la loi du 16 mars 1971 sur le travail, les travailleurs à domicile sont exclus des dispositions relatives au temps de travail et au repos dominical, prévues par cette loi. Cette exclusion, qui se fonde sur l'impossibilité pour l'employeur d'exercer une quelconque surveillance et un contrôle direct dans ce contexte, s'applique également aux télétravailleurs.

 

Dat neemt niet weg dat de structurele telewerkers onderworpen zijn aan de cao nr. 85, die de leidraad vormt voor de organisatie van het telewerk. Die cao bepaalt onder meer het volgende. De telewerker geniet dezelfde rechten als vergelijkbare werknemers die op de bedrijfslocatie van de werkgever werken. Binnen het kader van de in de onderneming geldende arbeidsduur organiseert de telewerker zelf zijn werk. Voor de telewerker gelden dezelfde werkbelasting en prestatienormen als voor werknemers die vergelijkbare werkzaamheden verrichten op de bedrijfslocatie van de werkgever.

 

Un employeur qui souhaite introduire le télétravail structurel doit donc tenir compte de ces dispositions et il convient de noter que la CCT n°85 est le résultat de négociations entre les partenaires sociaux au sein du Conseil national du travail; il leur appartient dès lors en premier lieu d'interpréter ces dispositions.

 

Les discussions sur l'évaluation de la réglementation relative au télétravail sont actuellement en cours au Conseil national du travail (CNT). Dans ce contexte, j'examinerai, avec les partenaires sociaux, dans quelle mesure ces règles doivent être adaptées et si une initiative législative est nécessaire.

 

En ce qui concerne les questions de Mme Moscufo sur les dispositions spécifiques des conventions collectives d'entreprise et leur application éventuelle aux télétravailleurs, je ne peux faire aucune déclaration générale. Cela nécessite une évaluation juridique concrète préalable au cas par cas des différentes dispositions.

 

19.04  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik ben opgelucht door uw bevestiging dat telewerk geen huisarbeid is en dat de interpretatie van een uitspraak van de FOD WASO waarop KBC zich beroept om de betrokkenen als huisarbeiders tewerk te stellen, niet klopt.

 

Ik had de mensen van KBC al opgemerkt dat we toch niet zuster Jeanne Devos uit India zouden moeten halen om hier op te komen voor de telewerkers die onder het statuut van huisarbeider met minder sociale bescherming worden tewerkgesteld.

 

Hoe dan ook, dat bewijst alleszins dat de omkadering voor het telewerk, dat u aan de NAR hebt gevraagd en waarvoor ik een voorstel van resolutie in het Parlement heb ingediend, broodnodig is. Momenteel worden op bedrijfsniveau verschillende gesprekken gevoerd, waarbij men niet altijd de juiste regels volgt. In het concrete geval is het belangrijk dat men de juiste regels afdwingt.

 

Ik kijk uit naar een beter kader, dat door de sociale partners zal worden opgesteld.

 

19.05  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, vous avez clarifié le fait que le travail à domicile et le télétravail sont deux choses différentes.

 

En l'occurrence, l'on voit clairement que l'on est face à une entreprise qui utilise la situation concrète pour augmenter son profit à travers l'aggravation des conditions de travail. Nous n'avons pas encore entendu votre point de vue à ce sujet.

 

Ensuite, sur les questions que je vous ai posées, je n'ai pas une grande expérience sur l'affaire, mais je pense que l'on ne pourra s'en sortir sans avoir une initiative législative pour clarifier tout cela et une initiative législative qui ne produise pas de nivellement par le bas, ce qui n'aurait pas de sens. Nous suivrons l'affaire de près et n'hésitez pas à revenir vers nous si vous avez des informations à nous transmettre.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Vraag van Ellen Samyn aan Frank Vandenbroucke (VEM Sociale Zaken en Volksgezondheid) over "De re-integratie van langdurig zieken" (55019562C)

20 Question de Ellen Samyn à Frank Vandenbroucke (VPM Affaires sociales et Santé publique) sur "La réintégration des malades de longue durée" (55019562C)

 

20.01  Ellen Samyn (VB): Met een stijging van 25% over de laatste 5 jaar tot 460.000 langdurig zieken (juni 2020) is deze evolutie op zijn minst dramatisch te noemen. Eén derde daarvan heeft psychosociale moeilijkheden en dat heeft de directeur-generaal van dienstverlener Mensura mevrouw Gretel Schrijvers er toe aangezet een opiniestuk te plegen in La Libre Belgique (Libre Eco Week-end van zaterdag 26 juni 2021) om vanuit haar ervaringen een aantal suggesties te doen. Zo vroeg zij zich luidop af of de huidige regelgeving over de re-integratie niet gewoon beter in de vuilbak kon gegooid worden.

 

•Zij zag een veel grotere rol voor de arbeidsgeneesheren op voorwaarde dat zij een grotere autonomie en bewegingsruimte zouden krijgen om op te treden. Wat is uw standpunt hierover?

•Er werd gesuggereerd om reeds nà 4 weken ziekte een eerste tussenkomst van een arbeidsgeneesheer te verplichten. Ziet u deze suggestie haalbaar in de context dat er nu al te weinig arbeidsgeneesheren zijn?

•Een multidisciplinaire aanpak zou volgens haar een beter resultaat opleveren als naast de arbeidsgeneesheer tevens een psycholoog en ergonoom vroeg in het re-integratieproject zouden betrokken worden. Deelt u deze neming?

•Om de werkgevers te stimuleren actief mee te werken aan re-integratieprojecten stelde men voor om hen te belonen met positieve financiële incentives in plaats van hen te bestraffen. Men zou toewerken naar een tijdelijke verlaging van de SZ-bijdragen nà de herintrede op de arbeidsmarkt. Vindt u dit een goede suggestie en zo ja, zal u deze uitwerken in uw beleid?

 

20.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw Samyn, ik denk dat u verwijst naar een opiniestuk in La Libre Belgique. Eerst en vooral wil ik opmerken dat de auteur van dit opiniestuk helemaal niet voorstelt om de re-integratiewetgeving in de vuilnisbak te kieperen, integendeel. De auteur stelt een retorische vraag, om daar meteen volmondig neen op te antwoorden.

 

Onderzoek heeft immers aangetoond dat opnieuw aan het werk gaan het herstelproces niet alleen bevordert maar dat de meerderheid van de langdurig zieken ook vragende partij is om het werk te hervatten. De re-integratiewetgeving  kan echter wel gestroomlijnd en vereenvoudigd worden om efficiënter te werken. Daar zijn we volop mee bezig.

 

Ik ben ervan overtuigd dat de arbeidsartsen in het re-integratieproces een zeer belangrijke rol te spelen hebben. Omdat zij de werkcontext van de arbeidsongeschikte werknemer zeer goed kennen, zijn zij het beste geplaatst om te beoordelen of een werknemer op termijn al dan niet zal kunnen terugkeren naar die werkcontext, eventueel met de nodige aanpassingen. Ook voor werkgevers is het belangrijk om duidelijkheid te krijgen over de vraag of een werknemer al dan niet naar zijn oude job kan terugkeren, en welke aanpassingen daar dan eventueel voor nodig zijn.

 

Een verplicht bezoek aan de arbeidsarts na vier weken arbeidsongeschiktheid zou echter betekenen dat de arbeidsartsen heel wat overbodige raadplegingen zullen krijgen. Het zal dan enerzijds om mensen gaan die nog lang niet aan een terugkeer toe zijn wegens een opgestarte of lopende behandeling, bijvoorbeeld bij kanker. Anderzijds zijn er ook mensen die automatisch en zonder dat er aanpassingen nodig zijn naar hun oude job zullen kunnen terugkeren. Aangezien de arbeidsartsen nu al zwaar bevraagd zijn zou dit voor een aanzienlijke bijkomende werklast zorgen.

 

De Codex over het welzijn op het werk bepaalt uitdrukkelijk dat de arbeidsarts bij de re-integratiebeoordeling ook preventieadviseurs van andere disciplines kan betrekken in functie van de concrete gezondheidsproblematiek. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om de preventieadviseur psychosociale aspecten bij een psychosociale problematiek of de preventieadviseur ergonomie bij een musculoskeletale problematiek. De multidisciplinaire aanpak is in het re-integratietraject voor werknemers dus al van bij de aanvang aanwezig, maar dit zou inderdaad meer kunnen en moeten worden benut in de praktijk.

 

Wij bekijken momenteel stimulansen voor werkgevers om zich meer in te spannen om re-integratietrajecten te laten slagen. We onderzoeken welke pistes er mogelijk zijn en hoe die concreet verder kunnen worden uitgewerkt.

 

20.03  Ellen Samyn (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw uitgebreid antwoord. Er zijn al veel studies gepubliceerd en wetenschappelijke onderzoeken uitgevoerd. Op basis van die cijfers hebben we zeker een kast vol rapporten en verslagen. Wij zien echter nooit een ruimere enquête, bij de mensen zelf. Waarom gaan mensen niet meer aan de slag? Om welke redenen zien mensen het werk niet meer zitten? Drie kwart van de langdurig zieken geeft aan met een of andere vorm van psychologische problemen te kampen. Tot nu toe heeft men dus nog steeds te weinig kennis van de onderliggende oorzaken.

 

Vanuit onze dagelijkse contacten met betrokkenen kunnen wij de kat de bel aanbinden. Het gaat dan om manke kinderopvang, laag loon, weinig appreciatie op het werk, een moeilijke privésituatie bij alleenstaanden of een ondraaglijke werkdruk.

 

Het is goed om te vernemen dat u werkt aan een plan en mee zoekt naar oplossingen, want om dit op te lossen zal u zeker naar de mensen zelf moeten gaan luisteren. Als u boven de hoofden van de mensen oplossingen bedenkt, dan zal dat niets opleveren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De opvang van kinderen na een corona-uitbraak op de laatste schooldag of op een vakantiekamp" (55019598C)

21 Question de Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La garde des enfants contaminés par le covid le dernier jour d'école ou lors de camps de vacances" (55019598C)

 

21.01  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ondertussen is de vraag al enigszins ingehaald door de actualiteit. Op de laatste schooldag heeft een lagere school hier in mijn stad volledig moeten sluiten. Ondertussen weten we dat het gaat om een uitbraak van de deltavariant. De kinderen van die lagere school en hun ouders hebben toen de raad gekregen om de eerste veertien dagen in quarantaine te gaan en niet op vakantiekamp te gaan of naar het speelplein. Dat is natuurlijk een domper op de feestvreugde van het afscheidsfeestje dat niet kon doorgaan. Momenteel zijn deze mensen aan hun laatste dagen bezig. Voor ouders die werken is dit bijzonder moeilijk.

 

Ondertussen zijn er van de zowat duizend vakantiekampen ook een dertiental kampen vervroegd gestopt vanwege corona-uitbraken. Gelukkig gaat het nog steeds om een minderheid, zodat de meerderheid van de kinderen toch vakantieplezier kan beleven op kamp. Laat dat duidelijk zijn. Maar wanneer men de kinderen vroegtijdig thuis moet opvangen terwijl men moet gaan werken, dan zit men met een probleem. Vandaar mijn vraag.

 

De tijdelijke werkloosheid wegens quarantaineverlof is verlengd tot einde september. Ik vroeg mij af of dit ook kan worden opgenomen tijdens de vakantie wanneer er een corona-uitbraak is op zo'n kamp, dat bijgevolg vroegtijdig stopt.

 

21.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Vanrobaeys, de wet van 23 oktober 2020 laat toe dat ouders afwezig zijn op het werk als de klas, de school of de kinderopvang van hun kind gesloten is. Tijdens die afwezigheid heeft de werknemer recht op een tijdelijke werkloosheidsuitkering corona.

 

De wet van 20 december 2020 heeft dit recht uitgebreid tot andere situaties waarin kinderen in quarantaine worden geplaatst. Het doel van de wet is het mogelijk maken dat werknemers afwezig kunnen zijn op het werk, wanneer hun kind als gevolg van een quarantaine of isolatiesituatie nergens kan worden opgevangen.

 

Zoals u in uw vraag terecht aanhaalt, was dat voor vele ouders een oplossing toen tijdens de paasvakantie kampen werden geannuleerd. De wet van 23 oktober 2020 is ook van toepassing in het geval dat een kind de cursus of het kamp niet kan bijwonen wegens quarantaine of isolatie. Het antwoord op uw vraag is dus positief. Mijn administratie heeft een instructie in die zin gekregen.

 

Uiteraard moet de werknemer kunnen bewijzen dat het kind ingeschreven was voor een cursus of kamp en dat hij of zij wegens quarantaine of isolatie niet aanwezig kan zijn. Het doel is uiteraard te voorkomen dat ouders aan de grootouders vragen om in geval van nood voor hun kleinkinderen te zorgen. Dat geeft een risico op besmetting, aangezien nog niet iedereen volledig is gevaccineerd en dus beschermd.

 

21.03  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, ik vind dat inderdaad belangrijk, want het gaat om de volksgezondheid. Ik begrijp uiteraard dat ouders bewijzen moeten voorleggen, want het kan niet de bedoeling zijn dat er misbruiken ontstaan. Het gaat echt om de volksgezondheid en de opvang van kinderen, terwijl men eigenlijk had gepland om te werken.

 

Het is ook goed dat de instructie is gegeven, maar ik wil graag nog suggereren om de maatregel bekender te maken via de website van de RVA. Ik ken zelf een vader die gescheiden is en volledig gevaccineerd is. Hij vangt zijn kind op dat terugkomt van een kamp waar een uitbraak was. Hij heeft daarvoor verlof opgenomen en mist daardoor het verlof met zijn dochter, het zusje dat bij de mama verblijft, om het niet te besmetten. Zij proberen oplossingen te vinden met het oog op de volksgezondheid, maar zij waren er niet van op de hoogte dat die maatregel een optie is, waardoor die man nadien niet meer op vakantie kan gaan met zijn twee kinderen. Ik suggereer dus om de maatregel toch nog wat bekender te maken, zodat de ouders een beroep kunnen doen op de regeling wanneer nodig, bijvoorbeeld voor een van de dertien kampen die geannuleerd werden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

22 Question de Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le droit à la formation individuelle" (55019599C)

22 Vraag van Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het recht op individuele vorming" (55019599C)

 

22.01  Sophie Thémont (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, nous savons à quel point la formation des travailleurs est essentielle. Du côté des entreprises, elle est indispensable pour rester aux devants de l'innovation, pour garantir une bonne compétitivité.  Du côté des travailleurs, elle permet d'assurer leur employabilité, mais aussi de garantir leur bien-être dans un monde en constante évolution.

 

Conscient de cette nécessité, vous avez pris l'initiative de proposer un renforcement au recours à la formation en garantissant des quotas individuels de 5 jours, alors que la législation actuelle impose une moyenne annuelle de deux jours par travailleur.

Mais voilà que le patronat s'insurge contre cette mesure. Selon eux, la formation individuelle de 5 jours ne serait pas un besoin de tous, il faudrait plutôt procéder par une formule à la carte. En résumé, l'entreprise devrait être libre de décider sur qui elle veut investir. Ils souhaitent ainsi continuer la dynamique actuelle, où 65 % des hautement diplômés suivent une formation, contre seulement 20 % des peu diplômés - alors que nous savons que ce sont ces derniers qui auraient le plus à gagner d'un droit à la formation! ​

 

Monsieur le ministre, avez-vous déjà entamé des discussions avec le patronat afin de trouver des solutions pour avancer sur le droit individuel à la formation? Des pistes constructives ont-elles été formulées par le patronat?

 

22.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, madame Thémont, je vous remercie pour votre question. Un projet de loi est en cours de préparation qui, en application de l'accord de gouvernement, apporte un certain nombre de modifications au Chapitre 2 de la loi sur le travail faisable et maniable concernant les efforts de formation interprofessionnels.

 

Un parcours de croissance plus strict est prévu afin d'atteindre une moyenne de cinq jours de formation par an dans une entreprise. Un droit individuel à la formation est également créé qui peut être mis en œuvre dans un premier temps via des conventions collectives sectorielles et, dans un second temps, via un éventuel compte de formation.

 

Les partenaires sociaux ont remis l'avis 2225 sur ce sujet au Conseil national du travail le 29 juin dernier. L'avis est en grande partie divisé, les organisations d'employeurs étant même critiques à l'égard de certaines intentions. Sur la base de cet avis, le projet de loi sera adapté aux observations communes formulées par les partenaires sociaux. Le parcours de croissance plus strict et le droit individuel à la formation seront toutefois maintenus. En septembre, le projet de loi adapté sera discuté au sein du Conseil des ministres.

 

22.03  Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Nous savons à quel point la formation est importante pour les travailleurs. Du côté des entreprises, c'est indispensable, au devant de l'innovation, pour garantir la compétitivité, mais aussi justement pour que les travailleurs puissent s'adapter à l'évolution constante de notre société.

 

J'avais envie de vous féliciter pour cette initiative. Je pense que ce quota individuel de cinq jours est important. Vous allez de toute façon reprendre contact avec les partenaires sociaux et apporter des modifications en fonction des avis reçus. Je pense que, si un employé a l'occasion de se former à des compétences liées aux projets de l'entreprise, il sera plus motivé, il sera soutenu et encouragé. Il sera aussi, à mon sens, plus déterminé grâce à la valorisation de son savoir-faire, ce qui est un réel avantage tant pour l'employé que pour l'entreprise.

 

La formation professionnelle continuée est également, pour les plus petites entreprises, un moyen de faire des économies, puisque les employés en poste pourront être formés aux progrès des secteurs d'activité, évitant ainsi des recrutements parfois coûteux.

 

J'avais lu un article sur le fait que le patronat forme systématiquement plutôt des hauts niveaux et ne forme pas souvent les personnes qui sont les moins diplômées. Il faudra trouver un juste équilibre dans le cadre de ces diverses formations.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

23 Vraag van Ellen Samyn aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De RSZ-voordelen voor sportbeoefenaars" (55019696C)

23 Question de Ellen Samyn à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les avantages ONSS pour les sportifs professionnels" (55019696C)

 

23.01  Ellen Samyn (VB): Mijnheer de minister, voor beroepsrenners en beroepsvoetballers worden de sociale bijdragen berekend op basis van een geplafonneerd bedrag. Dit forfaitaire bedrag is afgestemd op het laagste plafond voor de berekening van de sociale uitkeringen. Dit systeem wordt als discriminerend ervaren. De arbeidsrechtbank van Antwerpen oordeelde intussen dat dit effectief discriminatoir is en een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet uitmaakt.

 

Heeft u kennisgenomen van dit vonnis? Zo ja, wat is uw standpunt? Wat zal u doen om de huidige regelgeving aan te passen?

 

23.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Het vonnis waarnaar u verwijst is een tussenvonnis dat zijn oorsprong vindt in een onderzoek van de inspectie van de RSZ. In 2016 werd bij een voetbalclub vastgesteld dat er zich regularisaties opdrongen voor spelers en trainers, enerzijds op basis van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, en anderzijds op basis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

 

Een aantal spelers ontving per seizoen lonen, premies en onkostenvergoedingen voor een bedrag dat het jaartotaal voor een betaalde sportbeoefenaar overschrijdt. In 2018 ging de RSZ over tot de dagvaarding van die voetbalclub als werkgever voor de arbeidsrechtbank. De arbeidsrechtbank sprak zich uit in twee vonnissen, een tussenvonnis van 9 april 2020 en een tussenvonnis van 29 juli 2020.

 

In het tussenvonnis van 9 april 2020 heeft de rechtbank geoordeeld dat de artikelen 6 en 31 van het koninklijk besluit tot uitvoering van de RSZ-wet niet in overeenstemming zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. De rechtbank oordeelde met name dat er vandaag geen redelijke verantwoording bestaat voor het onderscheid in behandeling tussen enerzijds betaalde sportbeoefenaars van wie de RSZ-bijdragen op forfaitaire basis worden berekend en anderzijds andere sportbeoefenaars die tewerkgesteld zijn aan een lager loon dan het wettelijk bepaalde loonplafond en wier RSZ-bijdragen op een reëel loon worden berekend. Dat tussenvonnis van 9 april 2020 is inmiddels definitief.

 

In het tussenvonnis van 29 juli 2020 moest de volgende vraag nog beantwoord worden:

 

"Wat zijn de gevolgen van het buiten toepassing laten van de artikelen 6 en 31 van het vermelde koninklijk besluit van 28 november 1969?" De RSZ voerde aan dat de toepassing van de algemene berekeningswijze van de RSZ-bijdragen voor werknemers het enig juiste gevolg is, conform de artikelen 14 tot en met 18 van de RSZ-wet. De rechtbank heeft het standpunt van de RSZ gevolgd. Zij besloot dat de vordering van de RSZ gegrond is en heropende de debatten om de RSZ toe te laten de RSZ-bijdragen van de betrokken spelers te herberekenen.

 

Daarbij moet wel rekening worden gehouden met de beperkte toepassing van de wet, conform artikel 1 van de wet van 3 maart 1977 betreffende de toepassing van de socialezekerheidswetgeving op de beroepsvoetbalspelers. Dat artikel beperkt de takken van de sociale zekerheid waarvoor sociale bijdragen betaald dienen te worden.

 

De voetbalclub tekende op 13 augustus 2020 beroep aan tegen het tussenvonnis van 29 juli 2020.

 

Het spreekt voor zich dat mijn collega voor Sociale Zaken en ik de evolutie van het dossier nauwgezet opvolgen. Het lijkt mij evenwel logisch dat wij wachten tot alle beroepsmogelijkheden uitgeput zijn vooraleer wij overgaan tot een aanpassing van de huidige regelgeving.

 

23.03  Ellen Samyn (VB): Mijnheer de minister, vorig weekend schreef hoofdredacteur Peter De Groote van de zakenkrant De Tijd een opiniestuk over dat discriminatoir systeem. Als men zelfs in een doorgaans liberaal gezinde krant al oproept tot het aanpakken van die scheefgegroeide situatie, kan men niet ontkennen dat er ondertussen meer dan een maatschappelijk draagvlak bestaat om tot een grondige hervorming over te gaan. Een eenvoudige en eerlijke belasting is goed voor iedereen.

 

Intussen hebt u ook kunnen lezen dat de Bijzondere Belastinginspectie een onderzoek heeft opgestart naar een groot aantal voetbalclubs uit eerste en tweede klasse. Zonder dat ik op dat onderzoek wil vooruitlopen – we laten de dienst natuurlijk eerst zijn werk doen en wachten de resultaten met spanning af –, valt het toch op dat een grote normvervaging zich meester heeft gemaakt van heel wat managers en eigenaars van voetbalclubs. Het heeft ook niets meer met sport te maken.

 

De middelen kunnen beter worden besteed. Ik reken er dan ook op dat u het onrecht in een korte tijdspanne, dus zeker nog deze legislatuur, samen met uw bevoegde collega's zult aanpakken.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

24 Question de Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'emploi et le droit au travail" (55019698C)

24 Vraag van Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De werkgelegenheid en het recht op arbeid" (55019698C)

 

24.01  Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, depuis les années 2000, nous assistons progressivement à une diffusion massive de la technologie dans l'ensemble des activités productives et, plus globalement, dans la société. Le phénomène est particulièrement important en Belgique, où l'on comptabilise 169 robots industriels pour 10 000 emplois salariés, alors que la moyenne dans le monde s'élève à 69 robots pour 10 000 employés.

 

Monsieur le ministre, nous ne pouvons nier que la robotisation et la numérisation permettent une meilleure productivité et de meilleures performances, bénéfiques pour la croissance économique de notre pays. Néanmoins, la technologie n'apporte pas que des avantages ; elle remet radicalement en cause le fonctionnement et l'organisation même de certains secteurs et filières, ce qui entraîne un risque de perte d'emplois. Ajouté à cela, il est capital de souligner le fait que la richesse produite par l'évolution technologique n'est pas partagée équitablement entre tous les belges. En effet, à terme, l'évolution technologique bénéficierait surtout à la main-d'œuvre hautement qualifiée, tandis que le reste de la population – qui aura vu sa valeur ajoutée diminuer - sera contrainte de se battre pour des postes mal rémunérés.

 

Monsieur le ministre, la part croissante de la numérisation dans notre économie nous impose de repenser le modèle du travail. Il est impératif d'intervenir rapidement pour réguler et légiférer cette évolution, qui entraine à la fois un risque de pertes d'emploi et qui creuse les inégalités sociales. Avez-vous déjà analysé cette problématique? Quelles pistes proposez-vous pour pallier ces problèmes?

 

24.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame Thémont, l'OCDE et le Conseil supérieur de l'emploi ont consacré en 2020 une étude spécifique concernant l'avenir de l'emploi des personnes peu diplômées. Le premier élément de votre question, la perte éventuelle d'emploi, reste très difficile à mesurer ou à prévoir. Les estimations de l'impact précis sur l'emploi varient considérablement. En outre, le coût de l'automatisation peut être plus élevé que le coût de la main d'œuvre, ce qui rend l'automatisation moins intéressante.

 

Outre le coût et la disponibilité de la technologie, les préférences sociales et le rôle des partenaires sociaux détermineront également les effets sur l'emploi. Dans le même temps, les prévisions disponibles indiquent que de nouveaux emplois seront créés mais le type et le nombre d'emplois qui seront créés sont très difficiles à prévoir. La création d'emplois dans l'économie circulaire, entre autres, concernerait un nombre relativement important d'emplois pour des personnes peu et moyennement qualifiées, ce qui pourrait atténuer la destruction d'emplois dans d'autres secteurs.

 

Vous soulignez aussi et à juste titre le risque accru de polarisation entre les emplois peu qualifiés et les emplois hautement qualifiés. Nous devons avant tout continuer à veiller à ce que notre droit du travail continue à garantir des emplois de bonne qualité à tous les travailleurs.

 

En ce qui concerne la rémunération, les augmentations du salaire minimum convenues par les partenaires sociaux aideront considérablement à garantir une rémunération suffisamment haute à tous.

 

La formation et l'apprentissage tout au long de la vie sont également essentiels. Un défi majeur réside dans un apprentissage tout au long de la vie plus ciblé et plus efficace. C'est la raison pour laquelle ce gouvernement insiste pour un droit individuel à la formation.

 

24.03  Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. La robotisation est un phénomène qui devient très important en Belgique. On ne peut nier que la robotisation et la numérisation permettent une meilleure productivité et de meilleures performances et sont bénéfiques pour notre croissance économique. Mais il n'y a pas que des avantages: 13 % des Belges sont inquiets quant à une éventuelle disparition de leur fonction en raison de l'automatisation ou des progrès technologiques. Ils ont peur de perdre leur emploi.

 

Le droit individuel à la formation est très important. Il faut mettre en place des mesures concrètes en collaboration avec les autres niveaux de pouvoir afin d'anticiper les conséquences de la robotisation et ne pas laisser nos citoyens les plus fragiles au bord du chemin.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

25 Questions jointes de

- Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La protection des femmes en procédure de fécondation in vitro" (55019725C)

- Cécile Cornet à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La situation au travail des femmes en procédure PMA" (55019788C)

25 Samengevoegde vragen van

- Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De bescherming van de vrouwen die een ivf-behandeling ondergaan" (55019725C)

- Cécile Cornet aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De werksituatie van vrouwen die hun toevlucht nemen tot medisch begeleide voortplanting" (55019788C)

 

25.01  Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, en Belgique, près d'un couple sur six souffre de problèmes d'infertilité. De ce fait, certains couples ont recourt à la procréation médicalement assistée. Ainsi, chaque année, environ 18.000 fécondations in vitro (FIV) sont pratiquées et plus de 3.000 enfants naissent suite à une FIV.

 

Pour la femme, un traitement par FIV implique de nombreuses contraintes. Prises de sang, injections d'hormones, réimplantation des embryons, radiographies et consultations médicales sont quelques-unes des nombreuses étapes à réaliser.

 

Pour ces femmes, la conciliation entre le travail et le suivi médical se fait souvent par la prise des congés de maladie, congés annuels, crédits-temps, congés sans solde ou autres, ce qui entraîne des absences au travail. Il arrive que les retards ou absences soient considérés comme injustifiés aux yeux de l'employeur, qui procède alors à un licenciement.

 

Monsieur le ministre, nous ne pouvons accepter que des travailleuses soient toujours victimes de licenciement pour des raisons directement liées leur sexe. En effet, comme le rappelle l'Institut pour l'Egalité des Femmes et des Hommes, «la grossesse, la maternité et la procréation médicalement assistée sont des réalités physiques qui ne concernent que les femmes et qui ne peuvent faire l'objet de traitements défavorables ou de discriminations».

 

Dans ce cadre, envisagez-vous d'étudier la possibilité d'étendre la protection légale de la femme enceinte à la femme en procédure de fécondation in vitro?

 

25.02  Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je suis interpellée par des femmes qui se trouvent actuellement en procédure de procréation médicalement assistée à propos des difficultés qu’elles vivent au travail. En effet, cette procédure qui est difficile psychologiquement pour les couples et spécifiquement pour les femmes est encore alourdie par des soucis au travail et devient donc source de stress. Vu le nombre de femmes concernées et l’ampleur des problèmes rencontrés, je souhaite faire le point sur les initiatives à prendre pour garantir qu’elles ne subissent aucune discrimination au travail.

 

Lorsque ces femmes entament cette procédure, nombreuses sont celles pour qui la conciliation avec leur travail devient un enfer. En effet, à un moment du processus, elles doivent se rendre tous les jours à l’hôpital pour réaliser des examens selon un planning reçu la veille. Celles qui n’ont pas un horaire de travail variable sont particulièrement fragilisées durant cette période et celles qui peuvent s’organiser avec leur employeur ou leur équipe subissent une pression et une charge mentale très importante.

 

Pour celles qui n’ont pas de travail ou qui voudraient en changer, le problème est tout aussi énorme. "Comment expliquer à un nouvel employeur nos absences régulières?", témoignait une personne concernée. Lorsque des problèmes de santé s’ajoutent, la situation est encore plus difficile, avec des absences répétées, souvent du jugement et de l’incompréhension de la part de l’employeur ou des collègues.

 

Plusieurs témoignages me sont parvenus de femmes qui n’ont pas pu garder leur emploi ou dont le CDD n’a pas été renouvelé, clairement en lien avec la PMA en cours. Souvent les ressources leur manquent pour faire valoir leurs droits. Il est donc important de réfléchir à la protection que l'on peut donner en amont.

 

Monsieur le ministre, de quelles protections légales bénéficient les femmes qui sont en procédure PMA? Quels sont les aménagements qui peuvent être proposés par la médecine du travail? Quelles pourraient être les pistes pour améliorer leur situation tout en protégeant leur vie privée? Est-il envisageable selon vous d’octroyer aux femmes qui sont en PMA une protection similaire à celle des femmes enceintes?

 

25.03  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Tout d'abord, je tiens à saluer la loi du 4 février 2020, qui a permis d'insérer la procréation médicalement assistée comme nouveau critère dans la loi "genre".

 

En cas de traitement défavorable ou de discrimination fondée sur le sexe, par exemple un licenciement à la suite d'un traitement de fécondation in vitro, les mécanismes de protection de la loi "genre" trouvent dès lors pleinement à s'appliquer. La travailleuse pourra réclamer l'indemnisation du préjudice subi. Elle est également protégée contre d'éventuelles mesures de représailles. En cas de licenciement, elle a en outre la possibilité de demander sa réintégration.

 

D'autre part, en vertu de la convention collective de travail n° 109 concernant la motivation du licenciement, la travailleuse peut demander que son employeur lui communique les motifs concrets de son licenciement. Sur cette même base, l'employeur serait en outre redevable d'une indemnisation pour licenciement manifestement déraisonnable.

 

La question de savoir s'il faut étendre la protection de la maternité telle que prévue dans la loi du 16 mars 1971 sur le travail afin d'y inclure également une protection pour la travailleuse qui suit une procédure de fécondation in vitro mérite évidemment réflexion. Je soumettrai prochainement une demande d'avis en ce sens au Conseil de l'égalité des chances entre hommes et femmes ainsi qu'au Conseil national du travail.

 

25.04  Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie. Je suis satisfaite de votre réponse. Il est vrai que la fécondation in vitro est une épreuve médicale et psychologique pour les femmes qui y ont recours. C'est le parcours de la combattante en milieu hospitalier, parfois doublé d'importantes difficultés sociales mais aussi professionnelles: stress, manque de congés adaptés, risque de licenciement pour absences répétées. La législation sociale actuelle est insuffisante pour ces femmes et ces couples qui doivent être soutenus dans leurs démarches.

 

Je note en tout cas que vous menez une réflexion là-dessus et que vous allez demander différents avis sur le sujet. Je ne manquerai pas d'y être attentive et de revenir vers vous en temps opportun.

 

25.05  Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, merci pour vos réponses. Vous dites effectivement que la femme peut demander une réintégration suite au préjudice subi mais ma question portait aussi sur les choses qui peuvent être mises en place en amont. J'entends bien que l'état de santé ne peut pas être source de discrimination.

 

Je souligne avec beaucoup de satisfaction votre intention de mener une réflexion sur la façon de mieux protéger les femmes en PMA et d'envoyer la question au Conseil pour l'égalité entre les hommes et les femmes et au CNT. Je trouve que votre réponse est tout à fait satisfaisante et vous trouverez Ecolo-Groen à vos côtés si vous voulez avancer sur ces questions de parentalité. Il est vraiment important que les hommes et les femmes, en l'occurrence les femmes, soient correctement protégés en tant que parents et futurs parents lorsqu'ils sont au travail.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: La question n° 55019730C de M. Jean-Marc Delizée est transformée en question écrite.

 

26 Vraag van Evita Willaert aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De werking van de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen" (55019777C)

26 Question de Evita Willaert à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le fonctionnement de la Caisse auxiliaire de paiement des allocations de chômage" (55019777C)

 

26.01  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik vind het jammer dat ik nog voor de zomer moet terugkomen op de situatie bij de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen, waarover we het al verschillende keren hebben gehad.

 

Naar verluidt zouden er nog een aantal problemen zijn, ook al zijn er inspanningen geleverd. Er werd personeel aangeworven. De opleiding van nieuwe medewerkers bij de HVW is niet van de poes en neemt een tijdje in beslag. Ik heb ook begrepen dat er nog andere aanwervingen op stapel staan.

 

Een OCMW heeft mij echter laten weten dat de maatschappelijk assistenten heel moeilijk contact krijgen met de Hulpkas, zowel via mail als telefonisch. Het is zelfs zover gekomen dat het OCMW de vakbondsbijdragen van mensen ten laste neemt, omdat het geen gehoor krijgt bij de Hulpkas. Het is toch een absurde situatie als OCMW's zoiets moeten doen. Tegelijkertijd stijgt het aantal dossiers inzake voorschotten op werkloosheidsuitkeringen bij de OCMW's. Ook dat is niets nieuws.

 

Ik veronderstel dat u het ook betreurenswaardig vindt dat de OCMW's de vakbondsbijdragen moeten financieren. Bent u ervan op de hoogte dat de Hulpkas nog steeds niet optimaal bereikbaar is? Welke stappen hebt u ondertussen ondernomen om daaraan tegemoet te komen, aanvullend op de bijkomende aanwervingen? Welke stappen zult u nog ondernemen? Beschikt u over recente cijfers met betrekking tot de achterstand in de behandeling van de dossiers van de werkloosheidsuitkeringen, die de dalende trend kunnen bevestigen? De cijfers zouden immers aan de beterhand zijn. Worden er nog bijkomende maatregelen genomen om de achterstand versneld weg te werken?

 

26.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Gedurende bepaalde periodes is de toegang tot de kantoren van de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen beperkt conform de richtlijnen van de overheid, met als doel de verspreiding van het coronavirus in te perken. Het betreft hier evenwel duidelijk een situatie van overmacht. Bij laattijdige betalingen van uitkeringen heeft de sociaal verzekerde de mogelijkheid om een beroep te doen op het OCMW. Het blijft echter een vrije keuze om zich al dan niet aan te sluiten bij een vakbond. In die zin is er dan ook geen schending van de rechten van de sociaal verzekerden die een beroep doen op het OCMW.

 

Artikel 57 van de OCMW-wet bepaalt dat het OCMW zelf instaat voor de dienstverlening aan personen en gezinnen. De beslissing om in de plaats van voorschotten te verlenen, de vakbondsbijdragen te betalen, zodat de werkloze via een andere uitbetalingsinstelling kan worden geholpen, is een beslissing van het OCMW. Het OCMW is de enige die over de betaling van de vakbondsbijdrage kan beslissen.

 

Sinds 1 juli 2021 is de helft van de loketten van de HVW opnieuw fysiek geopend om de klanten te ontvangen. De HVW heeft ook de UNIPROC-procedure nieuw leven ingeblazen. UNIPROC-procedure is het resultaat van een samenwerkingsakkoord tussen de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, de OCMW's en de uitbetalingsorganisatie om de voorschotten op de werkloosheidsuitkeringen door de OCMW's te verminderen. Daarnaast treedt de HVW in dialoog met de OCMW's om de samenwerking nog te verbeteren. Zoals ik op eerdere vragen al heb uiteengezet, zijn er in het kader van de coronacrisis verschillende initiatieven en maatregelen genomen om de werking van de HVW op korte en lange termijn te verbeteren, zoals de automatisering, de herschikking van personeel en de digitalisering.

 

26.03  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Dank u wel voor de verduidelijkingen.

 

Ik breng geen oud nieuws; het gaat over redelijk recente voorvallen. De OCMW's hebben de autonomie om voorschotten uit te betalen dan wel om de vakbondsbijdrage ten laste te nemen. Dat is een keuze van de OCMW's. Tegelijkertijd hebben bijvoorbeeld de maatschappelijk assistenten problemen om de Hulpkas te contacteren. Dat moeten we nog wel ter harte nemen. Het zou geen probleem mogen zijn. Het is aanvaardbaar als een maatschappelijk assistent een keer moet bellen of mailen, maar hij moet uiteindelijk wel in contact kunnen treden met de Hulpkas.

 

De UNIPROC-overeenkomst zal zeer belangrijk zijn. Ik zal de informatie ook terugkoppelen. We moeten daar allemaal onze rol in spelen. Ik zal ook eens goed navragen bij het OCMW waarom ervoor wordt gekozen om de vakbondsbijdrage te betalen in plaats van voorschotten, of waarom beide wordt gedaan. Het kan ook zijn dat men op den duur beide is beginnen te doen omdat een en ander te lang duurt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

27 Question de Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L’expérience concluante de la réduction du temps de travail en Islande" (55019779C)

27 Vraag van Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het succesvolle experiment rond arbeidsduurvermindering in IJsland" (55019779C)

 

27.01  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, les résultats d’une expérimentation d’une réduction du temps de travail menée en Islande ont récemment été publiés. Conclusion: "l'expérience a été un succès bien plus grand que prévu".

 

Rappel des faits: entre 2015 et 2019, le gouvernement islandais, avec le soutien des plus grands syndicats, ont analysé les effets d’une réduction du temps de travail sur 2 500 travailleurs, soit 1 % de la population active, avec maintien du salaire. Le temps de travail est ainsi passé de 40 heures à 35 heures, réparties sur quatre jours.

 

Résultat, l’expérience a eu des effets positifs sur la vie familiale/amicale et les loisirs, l'humeur et l'humour, l'exécution des tâches professionnelles, la productivité, le stress et le burn-out, l'atmosphère dans l’entreprise, l'esprit d'équipe.

 

Conséquences:

- 86 % de la population active islandaise demande que la journée de quatre jours soit intégrée dans les conventions collectives le plus rapidement possible.

- L’expérience menée en Islande intéresse d’autres pays d’Europe, comme le Royaume-Uni ou l’Espagne qui compte mener une expérience pilote de 3 ans en comptant notamment sur les Fonds européens de relance.

 

1/ Dans l’accord de gouvernement, nous pouvons lire que: "Peu utilisé, le système actuel de réduction de la cotisation ONSS pour réduction collective du temps de travail est en cours d'évaluation et sera le cas échéant adapté." Où en sommes-nous? Des adaptations sont-elles déjà sur la table du gouvernement?

 

2/ Dans votre programme de 2019, nous pouvons lire: "Conditionner l’octroi de certaines réductions (ONSS) à des critères de création ou de qualité d’emplois. Les réductions de cotisations sociales doivent être réservées à des aides socialement utiles, comme la création d’emplois de qualité ou la réduction du temps de travail".

 

Étant donné que votre gouvernement met en place différentes réductions ONSS depuis le début de la crise et continue dans cette voie dans le cadre de la relance, pourquoi ne pas conditionner ces exonérations à des RCTT?

 

"Introduire la réduction collective et concertée du temps de travail (RCCTT) à 32 heures par semaine." Quid de cette proposition?

 

3/ Pensez-vous judicieux d’augmenter les heures supplémentaires au vu des résultats de l’étude islandaise?

 

27.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, madame Moscufo, l'étude à laquelle vous faites référence s'inscrit dans la lignée des expériences menées avec une réduction collective du temps de travail dans un pays scandinave. Cette fois, il s'agit de deux applications à grande échelle dans l'administration municipale de Reykjavik et dans l'administration nationale.

 

Au total, 2 500 travailleurs ont été impliqués. Il s'agissait surtout de passer d'une semaine de 40 heures à une semaine de 35 ou 36 heures et ce, sans perte de salaire.

 

Comme les exemples précédents, citons les maisons de retraite suédoises, il s'agit là encore d'une application dans le secteur public. La conclusion est à nouveau que cela a un effet positif sur la satisfaction au travail et, en particulier, sur l'équilibre travail/vie de famille. Bien sûr, ce résultat n'est pas si surprenant. Après tout, travailler moins signifie plus de temps et d'espace pour d'autres activités. En outre, l'étude indique que la productivité et les services fournis sont restés les mêmes, voire se sont améliorés.

 

Il s'agit de la productivité du travail mesurée dans le secteur public. Il est difficile de la traduire en indicateurs macroéconomiques de la valeur des biens produits (chiffre d'affaires) divisée par le coût de la main-d'œuvre, comme cela est courant dans les études internationales.

 

La conclusion la plus intéressante est que pour réussir une expérience telle que celle-là, une réduction collective du temps de travail doit s'accompagner de changements clairs dans l'organisation du travail, par exemple, des réunions moins nombreuses et plus efficaces. Cet aspect n'est pour l'instant pas abordé comme une condition ou un critère pour obtenir des réductions de l'ONSS pour la réduction collective du temps de travail en Belgique.

 

En ce qui concerne l'actuel système de réduction de la cotisation ONSS pour réduction collective du temps de travail, j'ai demandé à l'ONSS d'en faire une analyse dont j'attends avec intérêt le résultat afin de voir quelles améliorations pourront être apportées au système actuel.

 

27.03  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je constate que vous êtes bien documenté et que vous saviez quels points je voulais aborder. Je ne répéterai pas les bienfaits de la réduction du temps de travail dans cette expérience.

 

Vous soulignez que cela se passe dans le secteur public. C'est exact, mais ce secteur concerne beaucoup de monde. Les burn-out, le stress au travail, la conciliation de la vie privée et de la vie professionnelle concernent aussi tous ces travailleurs des services publics. Nous pensons que démarrer ce processus dans le secteur public est important afin de montrer l'exemple au secteur privé.

 

J'ai l'impression que vous êtes ouvert à l'idée. Mais ce qui m'ennuie est que vous semblez vous diriger dans le sens inverse à la réduction du temps de travail en autorisant une augmentation des heures supplémentaires. Cela ne fait qu'aggraver la santé des gens. C'est tout le contraire du fait de repartager pour que tout le monde puisse travailler dans de bonnes conditions.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

28 Vraag van Nahima Lanjri aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verhoging van de uitkering voor thematisch verlof en tijdskrediet voor alleenstaande ouders" (55019795C)

28 Question de Nahima Lanjri à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L’augmentation de l’allocation de congé thématique ou crédit-temps pour les parents isolés" (55019795C)

 

28.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, in het kader van de verdeling van de welvaartsenveloppe deden de sociale partners een voorstel om de uitkering voor alleenstaande ouders die hun loopbaan onderbreken of verminderen en thematisch verlof opnemen voor de zorg van een kind, te verhogen. Ik heb vernomen dat de regering hier ook uitvoering aan wil geven.

 

Ik kan dit voorstel alleen maar aanmoedigen, want het zijn vooral alleenstaande ouders die de mogelijkheid om tijdskrediet op te nemen het best kunnen gebruiken. Vandaag ligt de vergoeding voor de opname van tijdskrediet zo laag dat het voor veel ouders en in het bijzonder voor alleenstaande ouders in de praktijk onmogelijk is om tijdskrediet op te nemen. Gelukkig werd in 2017 voor alleenstaanden met zorg voor kinderen al een verhoging ingevoerd van de premie voor ouderschapsverlof en andere thematische verloven (palliatief verlof en medische bijstand ziek kind). Het is dus inderdaad hoog tijd om nu een volgende stap te zetten.

 

In mijn wetsvoorstel nr. 1785 pleit ik ervoor om deze vergoedingen op te trekken tot aan het gewaarborgd minimumloon in het geval van een voltijdse tewerkstelling en een pro rata vergoeding voor wie minder werkt of deeltijds tijdskrediet wil opnemen. In de Scandinavische landen gaat men hierin nog verder en zorgt men ervoor dat deze uitkeringen bij het onderbreken of verminderen van hun loopbaan om verlof op te nemen voor de zorg van hun kind minimaal 80% van het loon bedraagt en vaak komt daar nog een extra supplement bij van de werkgever.

 

Mijnheer de minister, voorziet u in een verhoging van de uitkering voor alleenstaande ouders bij zowel een voltijdse als deeltijdse onderbreking van de loopbaan?

 

Vandaag bedraagt de vergoeding voor het voltijds tijdskrediet 607,43 euro, het halftijds tijdskrediet 260,32 euro, tijdkrediet 1/5 221,23 euro voor alleenwonende werknemers jonger dan 50 jaar. Hoeveel bedraagt de verhoging van de vergoeding van het tijdskrediet? Met hoeveel zullen deze specifieke bedragen verhogen?

 

Wanneer zal het K.B. dat u hierover voorbereidt gepubliceerd kunnen worden? En wanneer zullen de verhogingen in de praktijk dan ingaan?

 

28.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Lanjri, mijn departement bereidt hierover momenteel een ontwerp van KB voor. Het ontwerp voorziet voor het 1/5de tijdskrediet in een nieuwe verhoging van de uitkeringen met 2,4 % voor een alleenwonende werknemer die enkel samenwoont met een of meerdere kinderen ten laste, ongeacht het motief van het 1/5de tijdskrediet.

 

Voor het 1/10de ouderschapsverlof wordt de uitkering verhoogd voor een alleenwonende werknemer met een of meerdere kinderen ten laste, zodat het de helft bedraagt van de uitkering van het 1/5de ouderschapsverlof. Het 1/10de ouderschapsverlof werd ingevoerd door het KB van 9 mei 2019 en trad in werking op 1 juni 2019. Het KB bepaalt dat het bedrag voor de onderbrekingsuitkeringen van 1/10de ouderschapsverlof de helft bedraagt van het bedrag bij de opname van 1/5de ouderschapsverlof.

 

Aangezien de verhoging voor het 1/10de ouderschapsverlof niet is gebeurd in het KB van 28 mei 2019 voor de werknemer die uitsluitend samenwoont met een of meerdere kinderen ten laste, wordt het nu aangepast. De maatregel zal op 1 juli 2021 in werking treden, conform het advies van de sociale partners.

 

28.03  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, het is alvast positief dat u de adviezen van de sociale partners wilt waarmaken. Dat doet u ook nu met hun voorstel om de uitkeringen voor alleenstaande ouders met een kinderlast te verhogen. Het is ook niet meer dan logisch dat wij dat doen, want heel wat alleenstaande ouders kunnen vandaag vaak geen verlof opnemen, omdat zij er alleen voor staan en het zich niet kunnen permitteren om terug te vallen op een kleine uitkering. De uitkering voor een voltijds tijdskrediet bedraagt vandaag 607 euro. Dat is heel weinig, dus het is goed dat wij de stap zetten om de uitkering voor het tijdskrediet voor alleenstaande ouders te verhogen. De eerste stap daartoe werd indertijd al gezet door Kris Peeters voor het ouderschapsverlof, dus het is belangrijk dat wij dat nu ook doen voor het tijdskrediet.

 

Hopelijk kunnen wij op dat vlak zelfs nog verder gaan. Ik heb een wetsvoorstel ingediend om de uitkeringen van de verloven op de leest van de Scandinavische landen te schoeien, waar men tot 80 % van het loon en zelfs meer ontvangt. Het is nodig om daarover na te denken voor de toekomst.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

29 Vraag van Ellen Samyn aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De stijgende vergrijzingskosten" (55019801C)

29 Question de Ellen Samyn à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'augmentation du coût du vieillissement" (55019801C)

 

29.01  Ellen Samyn (VB): De factuur van de vergrijzing wordt met het jaar hoger en door de recent goedgekeurde stijging van de pensioenen zal die kost nog een flink stuk hoger uitvallen. Dat doet vragen rijzen bij de betaalbaarheid op lange termijn van de pensioenen. Die kan enkel gegarandeerd worden wanneer de inkomsten van de overheid gelijke tred houden en de financiële kost aldus beheersbaar blijft. Over de manier waarop die inkomsten moeten gerealiseerd worden, zijn er allicht uiteenlopende meningen binnen de regering, maar over het aanzwengelen van de werkgelegenheid tot 80% werkzaamheidsgraad leek er een consensus innen de regering.

 

Omdat we daar de laatste maanden nog niets over hebben vernomen hebben we volgende vraag:

 

Hoever staat de voorbereiding voor een nieuw globaal plan voor onze arbeidsmarkt en kan u ons reeds inhoudelijk enige toelichting geven?

 

29.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Zoals ik heb verduidelijkt naar aanleiding van uw eerdere vraag zullen alle overheidsniveaus inspanningen moeten leveren om de doelstelling van een werkgelegenheidsgraad van 80 % te halen. Het gaat zowel om de EU, de federale en regionale overheden, tot en met het lokale niveau. Zij zullen elk op zich, en in samenwerking met elkaar en de sociale partners, maatregelen moeten nemen. Daarbij zal het relanceplan dat we hebben ingediend bij de Europese Commissie een belangrijke rol spelen.

 

Zoals u weet werd het plan ondertussen goedgekeurd door de Europese Commissie. Na de goedkeuring door de Raad moet het plan een krachtig herstel van onze economie en onze arbeidsmarkt mogelijk maken. Daarnaast zullen we elk jaar een werkgelegenheidsconferentie organiseren. De eerste vindt plaats in september 2021 en is gewijd aan de eindeloopbaanproblematiek.

 

Ik herhaal ook dat de federale regering, binnen de eigen bevoegdheidsdomeinen, haar verantwoordelijkheid zal nemen, zoals ook uit het regeerakkoord blijkt. Zo zullen we verschillende maatregelen nemen om opleiding aan te moedigen, onder meer via een individuele opleidingsrekening en de invoering van een individueel recht op opleiding. Ook wordt het belastingstelsel verder gemoderniseerd om werken aantrekkelijker te maken. Daarnaast wordt bijzondere aandacht besteed aan de toeleiding van kwetsbare groepen naar de arbeidsmarkt, met name voor mensen met een leefloon, langdurig zieken en mensen met een handicap.

 

Zoals eerder vermeld, zal discriminatie ook krachtiger bestreden worden.

 

29.03  Ellen Samyn (VB): Mijnheer de minister, wij zien dat de grote sociale dossiers naar het najaar worden verschoven. Het belooft dus een bijzonder hete herfst te worden.

 

Steeds meer zien wij een sociaal-economische breuklijn binnen uw regering. Uw liberale regeringspartners zien het niet zitten om nog meer schulden te maken. Ook de OESO heeft intussen België al gewaarschuwd dat het tijd wordt om iets te doen aan de oplopende staatsschuld.

 

Wij vrezen dat er geen fundamenteel plan bestaat voor de inkomstenzijde om de betaalbaarheid van de vergrijzing te garanderen. Natuurlijk haalt u geld uit de welvaartsenveloppe, uit de btw en uit accijnzen; dat verhaal kennen we. Maar ook de rest moet worden betaald.

 

We moeten de werkgelegenheid aanzwengelen om de betaalbaarheid van de vergrijzing te verzekeren. Daarvoor wachten wij op uw initiatieven. Vreemd is dat men in Vlaanderen schreeuwt om sommige profielen. De arbeidsmarkt zit met een fundamenteel probleem, alleen wilt u dat niet inzien. Zolang u op Vlaanderen kunt rekenen om de facturen te betalen, hebt u er eigenlijk alle baat bij om niets te doen. Maatregelen om de werkgelegenheid op te krikken, moeten volgens het Vlaams Belang daarom regionaal geregeld worden. Niet alleen de lasten, maar ook de baten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

30 Vraag van Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het forum over het sociaal statuut van de platformwerkers" (55019815C)

30 Question de Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le forum sur le statut social des travailleurs de plateforme" (55019815C)

 

30.01  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, nog maar onlangs, op 9 juli, hebt u een forum aangekondigd waarop alle betrokkenen van de platformeconomie worden uitgenodigd om voorstellen in te dienen die moeten leiden tot betere arbeidsomstandigheden voor mensen die via platformen in zeer precaire omstandigheden werken, en ook tot een betere sociale bescherming. Het platform heeft als doel een overzicht te krijgen van de diversiteit. Wij kennen namelijk allemaal de fietskoeriers, maar de platformeconomie is eigenlijk zeer divers. Het is dus een breed participatietraject, waarbij er een evaluatie zal worden gemaakt van de huidige arbeidsomstandigheden. De doelstelling is om te komen tot betere arbeidsomstandigheden en een eerlijk loon. Uiteindelijk moet dat uitmonden in wetgeving in 2022.

 

Mijnheer de minister, kunt u meer uitleg geven over het verloop van het forum, waar het zal plaatsvinden en welke de timing is? Hoe zal de communicatie verlopen? Hoe moet ik dat participatietraject zien?

 

In mijn ingediende tekst heb ik ook gevraagd naar een evaluatie van de arbeidsrelatiewet, maar daarop hebt u in antwoord op een andere vraag al geantwoord.

 

In welke mate is het forum en het participatietraject al besproken binnen de regering?

 

Tot welke resultaten zal dat uiteindelijk leiden?

 

30.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Vanrobaeys, het participatieplatform wordt in september gelanceerd. De besprekingen zullen zich toespitsen op platforms die wij organiseren via een bestelapp, met gebruikers, restauranthouders of handelaars, individuele werknemers en collectief georganiseerde werknemers, maar ook platformorganisatoren of –beheerders zullen worden uitgenodigd om te participeren en in gesprek te treden. Het forum zal gebaseerd zijn op het platform workinginthearts.be rond het statuut van de cultuurwerkers en zal ook functioneren via het federale platform myopinion.belgium.be.

 

We zullen ook links opnemen naar externe inhoud, onderzoeksartikels, documentaires enzovoort omdat we willen dat het platform een bron van informatie en een virtuele ontmoetingsplaats wordt. Aangezien de platformeconomie digitaal is, lijkt het me logisch dat de consultatie ook deze vorm aanneemt en dus gemakkelijk toegankelijk is via een smartphone. Er zal op grote schaal ruchtbaarheid aan worden gegeven, met name via de sociale media. Dat is van essentieel belang voor de verspreiding onder alle betrokken doelgroepen.

 

Zoals u weet is aan de sociale partners in april gevraagd om tegen oktober hun advies te verlenen. Het overlegplatform is een instrument dat het mogelijk maakt om de evaluatie van de wetgeving rond de arbeidsverhoudingen te begeleiden, meer bepaald op het specifieke punt van de platformeconomie. Ook de meer traditionele kanalen zullen niet worden verwaarloosd. Er is behoefte aan dialoog en overleg over dit onderwerp.

 

Ik kan uiteraard niet vooruitlopen op wat uit de verschillende raadplegingen naar voren zal komen, maar ik kan u verzekeren dat het mijn ambitie is om te zorgen voor goede arbeidsomstandigheden en een betere sociale bescherming van de werknemers.

 

30.03  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, dank voor uw antwoord maar ook voor dit initiatief. Ik zeg al jaren dat technologische vooruitgang niet zou mogen leiden tot negentiende-eeuwse arbeidsomstandigheden. Dit forum draagt daartoe bij. Het klopt dat er heel wat diversiteit is. Het is goed om vanuit die diversiteit en die verschillende platformen input van de betrokkenen en de medewerkers te krijgen en die mee te nemen in de evaluatie. In ieder geval zult u in mij een medestander vinden om dat forum bekend te maken, zowel digitaal als via traditionele kanalen, want ik kom veel op straat en praat veel met fietskoeriers en freelancers. Ik zal alleszins veel mensen aanspreken om op dat forum input te geven vanuit hun eigen ervaring via de platformeconomie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

30.04  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, puis-je solliciter une courte interruption parce que je dois passer un coup de téléphone urgent?

 

Par ailleurs, je voudrais d'ores et déjà informer Mme Vindevoghel que je n'ai pas reçu de la part de mon administration les éléments de réponse à sa question. Il y avait toute une série d'éléments chiffrés. Si elle le veut bien, elle peut la transformer en question écrite. Les réponses suivront le plus rapidement possible.

 

La présidente: Madame Vindevoghel, êtes-vous d'accord de transformer votre question n° 55019882C en question écrite? Dans ce cas-là, je vous signale qu'il y a la procédure du Parlement mais aussi le cabinet Dermagne qui s'applique à envoyer très rapidement une réponse par mail.

 

J'imagine que c'est ce qu'il compte faire, vous envoyer le plus rapidement possible l'ensemble des éléments que vous aviez demandés. Êtes-vous d'accord?

 

30.05  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Oui. Le problème, c'est que le ministre n'a pas encore reçu les informations. Est-ce bien cela?

 

La présidente: Oui, il n'a pas eu le temps, disait-il, de compiler toutes les informations depuis son administration.

 

30.06  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): D'accord. Ce sera fait éventuellement en septembre. Je voulais juste souligner que la situation est assez catastrophique pour les travailleurs. C'est pour cela que je voulais poser la question, mais s'il n'a pas de réponse, c'est ainsi. S'il peut déjà me répondre par écrit,  je peux regarder par après ce que j'en ferai.

 

La présidente: D'accord. Je vous remercie. Comme cela, on ne vous fait pas attendre.

 

31 Question de Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le chômage temporaire et l'assimilation du pécule de vacances" (55019820C)

31 Vraag van Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De tijdelijke werkloosheid en de gelijkstelling van het vakantiegeld" (55019820C)

 

31.01  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, suite à la pandémie de Coronavirus qui touche la Belgique, l’ONEM avait pris la décision de reconnaître cet évènement comme relevant d’un cas de force majeure. Les employeurs qui n’ont pas pu occuper leur personnel suite à cette pandémie ont donc pu introduire une demande de chômage temporaire pour ces travailleurs.

 

En principe, la législation sur les vacances annuelles ne prévoit aucune assimilation pour les jours de chômage temporaire suite à une force majeure, contrairement aux jours de chômage temporaire pour des raisons économiques.

 

Afin de garantir les droits en matière de vacances des travailleurs placés en chômage temporaire pour force majeure, le gouvernement a décidé d’assimiler ces jours de chômage temporaire à des journées de travail effectif.

 

Cette assimilation a pris fin le 31 décembre 2020, mais en 2021, nous n’étions malheureusement toujours pas débarrassés du virus. Le nombre de journées tampon a diminué rapidement pour certains travailleurs. Ceux-là nous posent aujourd’hui la question: « qu’adviendra-t-il de notre pécule de vacances l’an prochain? Cela sera-t-il à nouveau assimilé? » Ils sont inquiets. Pour eux, pour elles, la crise du coronavirus et les problèmes qu’elle engendre ne sont pas terminés. Nous ne pouvons pas les oublier. C’est pourquoi je souhaite vous poser les questions suivantes:

 

- Prendrez-vous à nouveau la décision d’assimiler les jours de chômage temporaire Covid pour le calcul du pécule de vacances?

- Si oui, quand cette décision arrivera-t-elle?

 

31.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame Moscufo, en septembre 2020, un accord avait été conclu entre les partenaires sociaux en vue d'assimiler les jours de chômage corona dans le calcul du pécule de vacances. Ils en discutent actuellement, ainsi que de la compensation éventuelle. Comme vous savez que j'ai pour habitude de les interroger, d'attendre leur retour et, une fois qu'un accord a été scellé, de tout entreprendre pour l'exécuter, je me conformerai à cette jurisprudence.

 

31.03  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, nous sommes un peu ennuyés, puisque vous dites attendre l'accord des partenaires sociaux. Toutefois, je ne comprends pas bien. En effet, il s'agit d'un arrêté royal que vous avez rédigé pour y remédier, afin que les travailleurs puissent bénéficier de cette assimilation en vue d'avoir droit à leurs congés, étant donné qu'ils n'étaient en rien responsables de leur mise en chômage temporaire. Dès lors, je ne comprends pas pourquoi on a prolongé deux fois l'assimilation, d'autant qu'à présent, la discussion est bloquée.

 

J'entends bien vos propos, mais j'espère que ce problème sera réglé et qu'il sera aussi tenu compte des arriérés. En effet, il ne serait pas normal que les gens n'aient pas droit à leurs jours de congé l'année prochaine et ne reçoivent pas un pécule correct, simplement parce que l'arrêté - que nous avions soutenu - n'aura pas été appliqué convenablement. Nous y reviendrons.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

32 Question de Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'enquête sur le congé de vaccination des aides-ménagères" (55019844C)

32 Vraag van Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De enquête over het vaccinatieverlof voor de huishoudhulpen" (55019844C)

 

32.01  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, ma question fait référence à une enquête réalisée par la FGTB section Titres-services, la CSC Alimentation et Services et la CGSLB auprès de 1 673 aides familiales entre le 19 mai et le 14 juin de cette année. L'objectif était de connaître l’attitude des employeurs vis-à-vis du congé de vaccination, et il s’avère que l'enquête n’est vraiment pas bonne.

 

On voit que moins de la moitié des aides ménagères ayant reçu une convocation à se faire vacciner ont eu suffisamment de temps pour ce faire et 39 % d'entre elles n'ont pas été payées pendant leur absence lorsqu'elles sont allées se faire vacciner. Les heures pendant lesquelles elles sont allées se faire vacciner ont été enregistrées comme des absences autorisées ou des congés sans solde. Elles ont dû récupérer leurs heures ou carrément reporter leur rendez-vous de vaccination. Certaines ont même été mises au chômage temporaire. De même, 60 % de ces travailleuses et travailleurs, qui n'avaient pas encore reçu de convocation, n'ont reçu aucune information de la part de leur employeur sur les modalités de ce congé de vaccination.

 

Les syndicats ont conclu que les abus ou les tentatives des employeurs de contourner ce congé de vaccination ont pour but d'éviter de payer un salaire à ces aides ménagères. La situation est vraiment problématique, non seulement au niveau de la santé, mais aussi au niveau du pouvoir d'achat. Dans ce secteur, ce sont ces travailleuses qui se sont justement mises en danger pour continuer à travailler dans de très mauvaises conditions. Ce n'est pas le cas partout. De manière générale, ces travailleuses méritent tout notre soutien.

 

Que pensez-vous de cette situation? Comment peut-on régler le problème?

 

32.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, madame la députée, sachez que le SPF Emploi n'a pas attendu cette enquête pour prendre des mesures proactives.

 

Le 26 mars, les règles étaient déjà expliquées sur le site web afin que les employeurs et les employées puissent vérifier quelles étaient les obligations exactes en matière de congé de vaccination.

 

Jusqu'à présent, l'Inspection du travail - Direction générale Contrôle des lois sociales du SPF - a pris des mesures de contrôle tant proactives que réactives, lorsque sur la base d'éléments portés à sa connaissance ou observés, elle pouvait conclure que l'assimilation à un petit chômage tel que réglé dans le cadre de l'article 30, § 1er de la loi du 3 juillet 1978 relative au contrat de travail n'était pas respectée. Bien entendu, elle a adopté cette attitude indépendamment du secteur dans lequel ces règles n'étaient pas correctement respectées.

 

Je n'ai pas de chiffres exacts sur la répartition de ses interventions sur les différents secteurs économiques, mais il semble, toutefois, que le secteur des titres-services ait demandé proportionnellement plus d'interventions que certains autres secteurs.

 

Les cabinets, tant au niveau fédéral qu'au niveau régional, se consultent régulièrement, tout comme les services d'inspection fédéraux et régionaux, toujours en vue d'une approche plus efficace et efficiente de la fraude sociale et/ou d'autres abus.

 

Comme vous l'avez signalé à juste titre dans votre question, ce sont les entités fédérées qui décident en dernier ressort de l'attitude à adopter à l'égard des informations fournies par les services d'inspection.

 

Je ne suis malheureusement pas en mesure de vous fournir des informations sur la méthodologie d'inspection développée d'un commun accord. Mais on pourra, bien entendu, revenir sur cette question très prochainement.

 

32.03  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, permettez-moi tout d'abord, de réagir sur le fait que vous n'êtes pas en mesure de me donner des informations sur la méthodologie d'inspection parce que cela relève d'autres compétences, et de vous demander de faire preuve de proactivité en la matière. En effet, quand on prend des mesures au niveau fédéral et que certaines matières relèvent de la compétence des Régions, il serait intéressant de faire directement une synthèse.

 

J'entends vos bonnes intentions, mais on peut constater sur le terrain qu'une bonne législation, de bonnes règles, de bonnes intentions ne suffisent pas.

 

Comme je l'ai déjà dit, il s'agit d'un secteur où de nombreuses réglementations sont souvent bafouées.

 

Je pense qu'il faut aussi renforcer les contrôles par rapport à cela. L'afficher sur un site, ce n'est pas toujours suffisant. Il faut aussi réfléchir à comment donner plus de moyens et de pouvoir aux délégations syndicales pour qu'elles puissent se battre sur le terrain et continuer à défendre ces travailleuses et ces travailleurs. Je vous remercie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 19 h 07.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 19.07 uur.