Commission de la Justice

Commissie voor Justitie

 

du

 

Mercredi 14 juillet 2021

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 14 juli 2021

 

Namiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.17 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 17 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.

 

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

01 Samengevoegde vragen van

- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De drugsgebruikersruimtes in Brussel" (55019714C)

- Katja Gabriëls aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De Brusselse drugsgebruiksruimtes" (55019901C)

01 Questions jointes de

- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Des salles de consommation de drogues à Bruxelles" (55019714C)

- Katja Gabriëls à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les salles de consommation de drogues à Bruxelles" (55019901C)

 

01.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, het bestond reeds in Luik en nu is er nog een andere stad, die ook door progressieve partijen wordt bestuurd, die drugsgebruiksruimtes gaat inrichten. De Brusselse regering heeft daartoe zelfs reeds een ordonnantie klaar. Zo wil ze de uitrol van een groot drugsdorp in de Kanaalzone mogelijk maken tegen 2025, maar ook op kortere termijn wil ze reeds kleinere drugsgebruiksruimtes inrichten.

 

U bent jurist, u kent dus artikel 3 van de drugswet. Het faciliteren van drugsgebruik is tot nader order nog steeds verboden. Dat wil zeggen dat ofwel een federale wetswijziging nodig is om dergelijke ruimte toe te laten ofwel bepaalde afspraken moeten worden gemaakt. Het gaat dan over afspraken met de politie, want die moet negeren dat degene die daarheen gaat wel degelijk drugs, en het gaat hier niet alleen over softdrugs maar vooral over harddrugs, bij zich heeft. De politie moet dan maar een oogje dichtknijpen. Er moeten ook afspraken gemaakt worden met het parket, want uiteindelijk begaat men overtredingen.

 

In Luik is men voor die laatste optie gegaan. Daar heeft men gewoon wat afspraken gemaakt. De politie laat daar toe dat men met harddrugs rondloopt en het parket vervolgt niet.

 

Mijnheer de minister, het zal u niet verbazen dat ik daarover wat vragen heb.

 

Hebt u over deze plannen, die Brussel heeft en die het reeds in een ordonnantie heeft gegoten, reeds overleg gepleegd met de Brusselse regering? Wat waren de conclusies van dat overleg? Zo neen, staat dat nog op de planning?

 

Heeft de federale regering inmiddels reeds een standpunt ingenomen over het omgaan met dergelijke tot nader order illegale ruimtes? Wat is het standpunt van de regering?

 

Hebt u hierover overlegd met het College van procureurs-generaal? Zo ja, wat waren de conclusies van dat overleg?

 

Plant u een wijziging van de drugswet om dergelijke ruimtes legaal mogelijk te maken en, bij uitbreiding daarvan, het faciliteren van drugsgebruik onder de noemer van harm reduction te laten vallen?

 

Hoe rijmt u de plannen van de Brusselse regering voor drugsgebruiksruimtes met bijvoorbeeld het Kanaalplan, waar net sterk werd ingezet op het terugdringen van de drugsproblematiek?

 

Het volgende is misschien interessant om te weten vooraleer men het nog meer gaat toepassen. Hoe wordt het project in Luik geëvalueerd?

 

Zal er ook een algemene evaluatie van de drugswet gebeuren? Ligt daarbij de legalisering van softdrugs op tafel?

 

01.02  Katja Gabriëls (Open Vld): Mijnheer de minister, ik verwijs naar mijn ingediende vraag.

 

Mijnheer de minister,

 

Het Brussels bestuur is van plan tegen 2025 een nieuw centrum voor drugsverslaafden op te richten. In dit centrum zouden ook controversiële drugsgebruiksruimtes aanwezig zijn. Dit zijn ruimtes waar verslaafden in een veilige setting kunnen gebruiken. In principe is dit strijdig met de huidige wetgeving, aangezien overheden druggebruik niet mogen faciliteren. Een aantal van onze buurlanden zweren alvast bij de aanpak. (Hedrich, D. (2004). European report on drug consumption rooms(p. 8). Luxembourg: Office for Official Publications of the European Communities; Folch, C., Lorente, N., Majó, X., Parés-Badell, O., Roca, X., Brugal, T., ... & REDAN study group. (2018). Drug consumption rooms in Catalonia: A comprehensive evaluation of social, health and harm reduction benefits. International Journal of Drug Policy, 62, 24-29).

Dankzij de ruimtes slagen overheden erin gemarginaliseerde groepen te bereiken en te begeleiden naar verdere hulp. Daarnaast stellen sommige landen een significante daling van doden door overdosis vast. Ik heb de volgende vragen:

 

1. Hoe staat het kabinet t.a.v. een wetswijziging die het inrichten van drugsgebruiksruimtes mogelijk maakt?

2. Wat zijn de belangrijkste redenen voor deze positie?

3. Zal er, bij het uitblijven van een nieuw wettelijk kader, opgetreden worden tegen de inrichting van dergelijke ruimtes in Brussel?

4. Wat is de evaluatie van het gedoogbeleid in Luik? Het gaat om een kleinschalig project, maar kunnen we hier bepaalde conclusies uit trekken?

 

01.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Op de vragen 1 tot en met 4 van mevrouw De Wit en de vragen 1 tot en met 3 van mevrouw Gabriëls wil ik als volgt antwoorden. Het Brussels Parlement behandelt met uitvoering van het regeerakkoord momenteel een voorstel van ordonnantie dat de inrichting van medisch-therapeutische gebruikersruimtes regelt. Het voorstel van ordonnantie werd ingediend in het Brussels Parlement op 28 juni jongstleden. Door een aantal partners, waaronder de stad Brussel en de vzw Transit, werd inmiddels een dergelijke gebruikersruimte aangekondigd. Het parket werd daarbij betrokken door voorafgaand overleg en heeft zich akkoord verklaard om met het vervolgingsbeleid de organisatie van een dergelijke gebruikersruimte niet te doorkruisen, met de nuance dat het parket nog steeds mag beslissen om te vervolgen indien nodig, mocht bijvoorbeeld blijken dat gebruikers van die ruimte misbruik maken om er aan drugshandel te doen.

 

Daarnaast moet ik wijzen op het decreet van 9 mei 2019 van de Franse Gemeenschapscommissie houdende wijziging van het decreet betreffende het aanbod van ambulante diensten in de domeinen van de sociale actie, het gezin en de gezondheid. De oprichting van dergelijke zalen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest roept geen bezwaren op bij het parket, voor zover de werking ervan in overeenstemming is met de voorschriften van dat decreet.

 

De bedoeling is om de openbare rust en een veilige leefomgeving voor iedereen te verzekeren. Er is dus al een juridisch kader voor dergelijke ruimtes via een decreet van de Franse Gemeenschapscommissie.

 

Er bestaan al gelijkaardige initiatieven om de schadelijke effecten van druggebruik voor de gebruikers te beperken, wat harm reduction wordt genoemd. Zo is er sinds 2018 een project in Luik dat onder de vorige regering ook gedoogd werd. Ook kan ik verwijzen naar het Vlaams programma spuitenruil, zoals dat al vele jaren bestaat in Vlaamse steden als Antwerpen en dat, hoewel dat goed is geregeld, strikt genomen ook druggebruik faciliteert, zoals gesteld in artikel 3 van de drugwet van 1921.

 

Die problematiek zal aan bod komen in de algemene cel drugsbeleid, waar alle regeringen van ons land aan deelnemen. Een aanpassing van de drugwet is dus niet meteen aan de orde.

 

Wat de vijfde vraag van mevrouw De Wit betreft, ik zie geen contradictie met het Kanaalplan. Het Kanaalplan behelsde in de eerste plaats de terugdringing van de illegale economie en van de factoren die bijdragen tot radicalisering.

 

In verband met de zesde vraag van mevrouw De Wit en de vierde vraag van mevrouw Gabriëls, zal de evaluatie van het project in Luik, alsook van andere projecten elders te lande, binnenkort aan bod komen in de algemene cel drugbeleid. Ik heb begrepen dat het project in Luik sowieso zal worden stopgezet.

 

Wat de laatste vraag van mevrouw De Wit betreft, de legalisering van zogenaamde softdrugs staat niet in het regeerakkoord en ligt dus niet op de politieke tafel. Wel staat er een evaluatie van de drugswet door de algemene cel drugsbeleid op stapel. In een eerste fase zullen leemten, knelpunten en vragen tot wijzigingen aan de wet geïdentificeerd worden om zo het debat nader af te bakenen.

 

01.04  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, het project in Luik wordt georganiseerd door mensen die al eerder met gelijkaardige projecten bezig waren maar die niet zo succesvol bleken. Ik ben er persoonlijk niet rouwig om dat het project daar misschien om die reden wordt stopgezet. Alleszins vind ik het toch een beetje raar dat men het in Brussel dan plotseling wil invoeren.

 

U zegt dat er geen tegenstrijd is met het decreet, maar dat is natuurlijk omdat de Brusselse regering slim is geweest. Zij noemt de installatie van een druggebruikersruimte preventie en beweert dat zij daarvoor bevoegd is, terwijl een druggebruikersruimte valt onder harm reduction, waarbij men drugsgebruik veilig probeert te laten gebeuren, maar dat is geen preventie, integendeel. U zegt dat alles nog moet worden geëvalueerd door de algemene cel. Ondertussen volgen echter nieuwe initiatieven; dus men wacht blijkbaar de evaluatie niet eens af.

 

Een uitspraak die mij steeds is bijgebleven, is er een van mevrouw Van Duyse van De Sleutel, iemand die dagelijks werkt met mensen met verslaving. Zij zei dat een gedoogbeleid rampzalig is voor het ontradingsbeleid. Die fout heeft men met cannabis zoveel jaar geleden gemaakt. Als men nu ruimtes zal inrichten waar men drugs kan gebruiken, geeft men eigenlijk het signaal dat dat veilig is, terwijl er geen veilige drugs bestaan. Op die manier gedoogt men weer. Ik vind het echt verrassend dat het parket daarin meegaat, maar ik neem er akte van.

 

Uiteindelijk is dat een nieuwe vorm van gedoogbeleid, mijnheer de minister, en dat is nefast voor de ontrading. Het staat er haaks op en is een totaal verkeerd signaal wat mij betreft. Ik heb geen probleem met harm reduction en met spuitenruil, maar hier wordt gewoon een ruimte ingericht waar men zogezegd veilig drugs kan gebruiken, maar dat is een illusie. Dat is alsof men een rijstrook inricht op de autostrade waar er geen verkeersregels meer gelden. Men mag er zelfs 180 kilometer per uur rijden, want dat is zogezegd veilig, maar dat is onzin.

 

Ik noteer dat de regering de legalisering van softdrugs niet in het regeerakkoord heeft staan, maar misschien zal zij even creatief zijn als de Brusselse regering die het onder een andere noemer plaatst. Ik wil u er echter aan houden. Wij zullen de kwestie zeker blijven opvolgen, mijnheer de minister.

 

01.05  Katja Gabriëls (Open Vld): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik heb onthouden dat er al gedurende enkele jaren op verschillende plaatsen geëxperimenteerd wordt met dergelijke projecten, met als enige doel de schadelijke effecten zoveel mogelijk te beperken, en dat ook het parket hierbij betrokken is.

 

Ik meen ook begrepen te hebben dat er randvoorwaarden zijn, dus het is niet zo kort door de bocht als mevrouw De Wit insinueert. Ik heb vastgesteld en genoteerd dat we uiteraard het regeerakkoord uitvoeren en dat het project voor de Brusselse regering gelijklopend is met andere projecten, die ondertussen ook geëvalueerd worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De opening van detentiehuizen" (55019718C)

02 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'ouverture de maisons de détention" (55019718C)

 

02.01  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, vanaf 1 december zullen de meeste gevangenisstraffen, ook de kortere, eindelijk uitgevoerd moeten worden. Die wetgeving die al vijftien jaar oud was, kan dan binnenkort eindelijk worden uitgevoerd. Naar schatting zullen er dan 600 à 700 gevangenen bijkomen.

 

Ik ben wat ongerust over uw beslissing om de strafuitvoering te onderbreken voor de duur van deze coronacrisis. U communiceert daar niet zoveel over, maar hebt wel de beslissing genomen. De strafuitvoering blijft nog onderbroken tot 15 oktober. Straffen worden dus onderbroken en niet uitgevoerd. U weet dat het parket-generaal een COL heeft uitgevaardigd om die straffen in te halen tegen december, wanneer de korte straffen eraan komen. Desondanks hebt u beslist om de strafuitvoering voorlopig niet op een normaal ritme te hernemen.

 

Volgens u is dit geen probleem omdat de detentiehuizen eraan komen, die een heel belangrijke rol zullen spelen om in extra capaciteit te voorzien, vooral voor de kortgestraften omdat daar een ander soort regime bestaat dat voor hen constructiever kan zijn. Dat laatste geloof ik ook.

 

Nu lees ik in een krant, vorige week denk ik, dat u plotseling geen voorstander meer blijkt te zijn van korte straffen. Het blijkt nog altijd de intentie te zijn om korte straffen onmogelijk te maken. Kijk naar het nieuwe Strafwetboek dat voorligt. Experts hadden aanvankelijk voorgesteld dat gevangenisstraffen van minder dan een jaar niet meer mogelijk zouden zijn. Wij waren het daar niet mee eens in de vorige regering, en Open Vld toen evenmin. Daarna werd gezegd dat zes maanden tot een jaar wel zou kunnen, maar minder dan zes maanden niet. Toen zijn de experts opgestapt. Er zijn vandaag wetsvoorstellen ingediend om dat weer op te trekken tot een jaar. Als u binnen de regering de piste genegen bent dat er geen gevangenisstraffen tot een jaar meer mogelijk zijn, dan zijn er geen korte gevangenisstraffen meer. Ik zit daarmee in de knoop: kunnen korte straffen, of mogen alleen nog lange straffen?

 

Vandaar mijn vragen.

 

De belangrijkste vraag betreft de capaciteit. Wij hebben altijd gezegd dat het aantal gevangenen niet aan de capaciteit moet worden aangepast, maar de capaciteit aan het aantal gevangenen. Zullen er tegen 1 december al detentiehuizen geopend zijn om zo de druk op de huidige gevangenissen te kunnen verlichten? Zo ja, hoeveel en voor hoeveel gedetineerden?

 

Zoals ik al zei, ben ik ervan overtuigd dat detentiehuizen een rol kunnen spelen bij kortgestraften. Maar hoe rijmt u dat met de afschaffing van korte gevangenisstraffen zoals die vooralsnog op tafel blijkt te liggen in het kader van het nieuwe Strafwetboek?

 

02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw De Wit, wat uw eerste vraag betreft, zijn mijn diensten momenteel samen met de Regie der Gebouwen verschillende pistes aan het verkennen. We hebben al meer dan twintig sites onderzocht en/of bezocht. Het gaat in bepaalde gevallen om zeer concrete pistes. De opstart van sommige zal echter wat tijd in beslag nemen omdat er aanpassingswerkzaamheden nodig zijn. Ik ben ervan overtuigd dat het, met de gegevens waarover ik nu beschik, mogelijk moet zijn om tegen het einde van het jaar een of twee detentiehuizen te openen met een totale capaciteit van ongeveer 50 tot 100 plaatsen.

 

Met betrekking tot uw tweede vraag willen we met het nieuwe Strafwetboek ervoor zorgen dat er geen gevangenisstraffen meer kunnen worden opgelegd voor bepaalde types overtredingen. Dat is natuurlijk een ander debat dan het al dan niet voorzien in korte gevangenisstraffen. De effectieve uitvoering van korte gevangenisstraffen is nodig. We zullen dat ook doen vanaf 1 december. De niet-uitvoering van korte gevangenisstraffen gaf immers aanleiding tot een inflatie van straffen. Dat probleem willen we aanpakken met de inwerkingtreding van de wet van 2006 die eindelijk een einde zal maken aan de terechte teleurstelling van magistraten die hun straffen gewijzigd zagen door buitengerechtelijke beslissingen.

 

02.03  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik besef dat het geen evidente oefening is om detentiehuizen uit de grond te stampen. Het gaat om 50 à 100 plaatsen, terwijl er waarschijnlijk 600 à 700 gedetineerden zullen bijkomen tegen het einde van het jaar, nog los van de hervatting van de strafuitvoering die er komt. Dan is dit toch een hele uitdaging. Ik hoop dat het u zal lukken zodat de straffen kort na de veroordeling blijven volgen, omdat ze dan ook het meest efficiënt zijn.

 

Wat het nieuwe Strafwetboek betreft, ben ik het met u eens dat voor bepaalde feiten een gevangenisstraf niet de meest geschikte straf is. Ik zal dat niet ontkennen. Alleen is ons standpunt altijd geweest dat men de rechter moet durven te vertrouwen en een waaier van mogelijkheden moet kunnen bieden. De korte gevangenisstraf, al is het maar enkele dagen, zou een van die mogelijkheden moeten zijn. Zo kan de rechter, volgens de persoon die voor zijn neus staat, een geschikte straf kiezen. Hij kan dan over dat palet blijven beschikken. Dat is ook een interessant debat. Zo kan men op lange termijn naar een ander systeem evolueren en kan men tot kortere straffen komen omdat men kort op de bal kan spelen en recidive kan voorkomen. Ik hoop dat de piste van korte gevangenisstraffen niet zal worden verlaten. Sommige teksten die ik voorheen heb gezien en die sommigen van uw coalitiepartners opnieuw hebben ingediend in het kader van het nieuwe Strafwetboek, bepalen echter dat er in geen enkel geval gevangenisstraffen van minder dan een jaar kunnen worden opgelegd. Dat staat haaks op de andere gedachte.

 

Wij volgen dit zeker verder op. Ik hoop dat u dat zelf ook zult doen.

 

Waar wij allemaal naar moeten streven, is een efficiënte strafuitvoering door kort op de bal te spelen. Daarbij kan elke straf een rol spelen. Ik begrijp absoluut de idee dat wij gevangenisstraf moeten vermijden, want een gevangenisstraf is ingrijpend, maar ik vind wel, en dat is een belangrijk iets, dat de rechter altijd de mogelijkheid moet hebben die op te leggen, hoe kort zij ook is, bij wijze van waarschuwing.

 

Ik heb genoeg vertrouwen in de bodemrechter om ervan uit te gaan dat die gevangenisstraf niet zal volgen voor feiten waarvan u en ik zeggen dat zulk een straf niet gepast is.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de Georges Dallemagne à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le rapport de l'OCAM sur le wahhabisme, le djihadisme et le terrorisme" (55019771C)

03 Vraag van Georges Dallemagne aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het OCAD-rapport over het wahabisme, het jihadisme en het terrorisme" (55019771C)

 

03.01  Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, lors d'une commission commune Justice-Intérieur, le 23 mars dernier, nous avons eu un échange de vues dans le cadre de la commémoration du cinquième anniversaire des attentats terroristes du 22 mars. Je vous interrogeais sur le rapport datant de 2017 de l'OCAM, faisant le lien entre wahhabisme, salafisme et le terrorisme.

 

Ce rapport n'a pas été mis à jour depuis 2017. Je vous avais suggéré qu'il le soit. Vous m'aviez répondu: "Monsieur Dallemagne, vous avez également fait référence à ce rapport intéressant publié fin 2016, qui a été actualisé en 2017. Bien sûr, votre suggestion en vue d'une nouvelle actualisation est intéressante".

 

Entre-temps, nous avons aussi vu l'influence des Frères musulmans, leur entrisme dans la société, comme le signale le dernier rapport de la Sûreté de l'État, à propos duquel il y a eu des fuites dans la presse. Au-delà de cette idée jugée intéressante, qu'avez-vous fait entre-temps?

 

Monsieur le ministre, avez-vous pris des initiatives pour que ce rapport soit actualisé? Si oui, quand le sera-t-il? Quand pourrons-nous prendre connaissance des résultats? Sous quel format? S'agira-t-il d'un rapport confidentiel en Comité permanent P et R ou s'agira-t-il d'un rapport public?

 

03.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, chers collègues, je me souviens bien de ce débat que nous avons eu en mars de cette année. Le rapport de l'OCAM dont vous parlez date de septembre 2016. Il traitait de l'impact de la prédication wahhabite en Belgique, en termes de radicalisme et extrémisme. Vous savez mieux que moi que ce rapport a été un guide important pour la commission d'enquête parlementaire sur les attentats du 22 mars 2016 en ce qui concerne ses recommandations.

 

Ce rapport a bien connu une suite lorsque, au printemps 2018, l'OCAM a publié un nouveau rapport sur les manuels qui étaient disponibles dans la grande mosquée de Bruxelles, notamment dans le cadre de la formation des imams. Vous connaissez également ce rapport, car il a été discuté en commission de suivi parlementaire sur les attentats du 22 mars 2016.

 

Mais ce qui est plus important, ce sont, en effet, les conséquences qui ont été liées à ces rapports. Depuis ces rapports, diverses initiatives ont été prises par la Belgique à l'égard de l'Arabie saoudite et des États du Golfe, afin de s'attaquer au problème de la radicalisation et de la propagation des idées radicales extrémistes salafistes en provenance de cette région.

 

En 2018, il y a eu la fermeture du campus théologique saoudien de la grande mosquée de Bruxelles, qui était l'un des principaux centres extérieurs en Europe occidentale de la Ligue islamique mondiale contrôlée par les Saoudiens et une plaque tournante majeure pour la diffusion d'idéologies extrémistes.

 

Deuxièmement, entre-temps, la concession de la grande mosquée aux Saoudiens a été levée, conformément aux recommandations de la commission d'enquête parlementaire.

 

Troisièmement, une mission diplomatique bilatérale de haut niveau a eu lieu du 6 au 8 novembre 2017 au Royaume d'Arabie saoudite, au cours de laquelle a été négocié, sur la base de preuves, le retrait des Saoudiens et de la Ligue islamique mondiale de la grande mosquée de Bruxelles. Outre la fermeture du campus saoudien de la grande mosquée de Bruxelles, cette puissance s'est intéressée plus généralement aux exploitations saoudiennes de matériel idéologique extrémiste. Des réunions ont été organisées à ce sujet, notamment avec le ministère saoudien des Affaires islamiques, le secrétaire général de la Ligue islamique mondiale et le ministère des Affaires étrangères.

 

Quatrièmement, une mission de suivi bilatéral a eu lieu, du 19 au 21 novembre 2019, en Arabie saoudite, et elle portait exactement sur la même question.

 

Cinquièmement, la question de la diffusion en Europe de manuels islamiste, radicaux, extrémistes et de discours de haine en ligne et hors ligne – provenant directement ou indirectement de l'appareil missionnaire et religieux de l'Arabie saoudite – a constitué un axe majeur dans l'engagement belge au niveau de combats et de la prévention des violences extrémistes au cours de ces quatre dernières années. Comme il s'agit d'un problème qui dépasse les frontières nationales, il y a eu une forte volonté d'action multilatérale en étroite coopération avec le coordinateur de l'Union européenne pour la lutte contre le terrorisme et la Commission européenne. Cette dernière année, l'OCAM a joué un rôle très actif dans cette coopération multilatérale en termes d'expertise.

 

Ensuite, en décembre 2019, le Conseil de l'Union européenne, soutenu par le Service européen pour l'action extérieure de la Commission a accordé un mandat au CTC (le coordinateur de la lutte contre le terrorisme pour l'UE) pour mener des consultations de haut niveau avec le Royaume d'Arabie saoudite sur la question de la propagation d'idéologies extrémistes au sein de l'UE et auprès de ses États membres. Le Conseil et la Commission ont exprimé leurs préoccupations face à la propagation d'idéologies islamistes extrémistes qui peuvent contribuer à la radicalisation menant à la violence extrémiste et au terrorisme, qui peuvent avoir un impact négatif sur la cohésion sociale et l'intégration en Europe. Le CTC a invité l'OCAM à jouer un rôle important dans la mise à disposition d'une expertise pour préparer ce mandat.

 

Plus récemment, l'OCAM a participé aux initiatives suivantes sur cette question lors de la réunion d'experts de l'UE le 27 mai 2020 sur la diffusion de contenus idéologiques, islamistes et extrémistes et sur la manière de développer une approche commune. Cela a été mené par la Belgique avec l'OCAM et présidé par le CTC, ainsi que le DG HOME. Ensuite, des consultations de haut niveau du CTC et de la CE avec l'Arabie saoudite ont eu lieu à Riyad du 3 au 6 juillet de cette année. L'OCAM a participé activement à ces discussions à Riyad en tant qu'expert de la délégation.

 

On peut donc affirmer, chers collègues, que, depuis la commission d'enquête parlementaire et la publication de différents rapports comme ceux de l'OCAM, nous avons ouvert les yeux et ne sommes plus aveugles face aux problème sociaux ou de sécurité que posent le salafisme et le wahhabisme.

 

Dans notre pays, une politique tant nationale que multilatérale a été élaborée vis-à-vis de l'Arabie saoudite. L'OCAM et d'autres services ont continué à apporter leur contribution. La plupart de ces analyses ont, cependant, été menées en interne uniquement, compte tenu de leur caractère confidentiel.

 

03.03  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse, précise, factuelle et détaillée sur le plan de la ligne du temps.Vous avez raison d'insister sur le fait que ce rapport avait été fondamental dans notre compréhension du lien qui pouvait exister entre le salafisme, y compris quiétiste, et une menace qui pouvait peser sur notre sécurité. Je vois les conséquences de ce rapport et je m'en réjouis bien évidemment.

 

J'ajouterai que, au-delà de sa mise en oeuvre, qui reste effective, ce rapport mériterait cependant une mise à jour. La plupart des éléments dont vous me faites part datent d'il y a trois ou quatre ans. Il serait intéressant de refaire une cartographie de cette menace aujourd'hui.

 

Deuxièmement, il existe un dialogue important avec l'Arabie saoudite, mais – et c'est aussi ce qui me revient du terrain - il semblerait que les Frères musulmans, dont on parle beaucoup actuellement, ont aujourd'hui pris la place laissée en quelque sorte vacante par l'Arabie saoudite, mise sous pression par notre gouvernement. Comme le rapporte la Sûreté, il y a aujourd'hui un certain entrisme.

 

J'aimerais que ce rapport soit mis à jour et élargi plus généralement à la menace islamiste, dont on vérifierait la nature actuelle. Certains pensent qu'il s'agit de purs fantasmes, d'autres au contraire de graves menaces. Il serait intéressant d'avoir une cartographie plus récente et précise, qui englobe cette menace ainsi que l'entrisme de certains autres pays. J'entends, en effet, que l'on travaille beaucoup avec l'Arabie saoudite mais je n'entends pas beaucoup parler du Qatar. Je m'inquiète pourtant de l'influence de ce pays au sujet duquel circulent de nombreuses d'informations. Je vous interrogerai à nouveau afin de poursuivre ce dialogue sur l'actualisation de ces informations, quitte à ce qu'elles soient données discrètement au Parlement à travers sa commission de suivi des Comités P et R.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Marianne Verhaert aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Snelheidsboetes" (55019873C)

04 Question de Marianne Verhaert à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les amendes pour excès de vitesse" (55019873C)

 

04.01  Marianne Verhaert (Open Vld): Meneer de minister, in verschillende kranteninterviews pleitte u ervoor om de straffeloosheid aan te pakken. Ook op het vlak van snelheidsboetes wil u geen gratie geven voor wegpiraten. Om de druk op onze parketten beperkt te houden en niet te overstelpen met boetes kennen we in ons land het systeem van snelheidstoleranties. Dus ook bovenop de technische marge kunnen bestuurders de snelheidslimiet overschrijden. In sommige regio's worden de flitspalen zelfs gewoon afgezet als ze een vooraf bepaald aantal auto's hebben geflitst. Opnieuw omdat de toestroom anders te groot zou worden. De technische correctie van 6 kilometer per uur op de flitstoestellen blijft bestaan, omdat de toestellen een foutenmarge kunnen hebben.

Dat de arbitraire quota's en toleranties kunnen verdwijnen door een versterking van de parketten is een goede zaak. Daarmee zullen ook kleinere snelheidsovertredingen kunnen beboet worden, bijvoorbeeld in een zone 30 of zone 50. Ons land kent echter voor kleine snelheidsovertredingen (tot 10 km/uur) een vaste boete uit. Dus of je nu 1 km/uur te snel rijdt of je rijdt 10 km/uur te snel, de boete blijft hetzelfde. Andere landen, zoals Duitsland, kennen een volledig progressief systeem. Een systeem dat voor kleinere overtredingen veel rechtvaardiger is. Om dit alsnog betaalbaar te houden wordt er ook een administratieve kost aan de boete toegevoegd.

Welke middelen voorziet u om de parketten te versterken? Zijn de capaciteitsproblemen bij de verwerkingscentra voor de boetes opgelost?

Waarom blijft de technische correctie van 6 km/ uur vast en wordt deze niet variabel, afhankelijk van de nauwkeurigheid van het meettoestel?

Denkt u erover na om in ons ook met een progressief systeem te werken voor kleine snelheidsovertredingen? Hoe staat u hiertegenover?

 

04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Verhaert, wat uw eerste vraag betreft, wil ik in eerste instantie benadrukken dat de digitalisering van het verkeersboeteproces via Crossborder voor enorme efficiëntiewinsten heeft gezorgd, zowel bij de politie als bij Justitie en Financiën. Vandaag wordt 93 % van de boetes geïnd. Bovendien is sinds de uitrol van het bevel tot betalen de werklast op het niveau van onze hoven, rechtbanken en parketten significant gedaald. De niet-betaalde boetes kunnen nu immers via het bevel tot betalen een uitvoerbare titel krijgen. Er moet dus niet meer worden gedagvaard voor de rechtbank als de boete niet wordt betaald. De deurwaarder heeft de beschikking over een uitvoerbare titel en kan de som dus opeisen.

 

Verder moet de pakkans omhoog door zo snel mogelijk de verschillende trajectcontroles te activeren, maar ook door de quota weg te werken. Dit zullen we stapsgewijs, maar doordacht doen, uiteraard in het belang van de verkeersveiligheid. Het kan niet dat men bijvoorbeeld in Brussel voor een zone 30 in de buurt van een school pas vanaf 47 km per uur, technische marge uitgezonderd, begint te verbaliseren. U moet weten dat het risico van overlijden bij een aanrijding aan 30 km per uur één op tien is, terwijl dat bij een aanrijding met 50 km per uur vijf op tien is, dus vijf keer hoger.

 

We investeren hiervoor in Justitie, in Crossborder en in de verwerkingscentra, samen met de minister van Binnenlandse Zaken. We nemen structurele maatregelen om Justitie slimmer te laten werken. Concreet zullen we de verkeersparketten en politierechtbanken versterken. Tegen eind 2022 zullen 45 mensen worden aangeworven bij het parket en bij de zetel komen er nog eens 30 bij. In totaal gaat het dus om 75 mensen. De budgetten hiervoor zijn vrijgemaakt, zodat een deel van deze aanwervingen nog dit jaar kan gebeuren. Tegenover deze personeelsversterking moeten er dus ook engagementen staan om de tolerantiemarges en de quota op termijn weg te werken.

 

Wat uw tweede vraag betreft, is onze prioriteit het wegwerken van de opportuniteitstolerantiemarges. Daarmee zullen we de handen al vol hebben. Het klopt dat de meettoestellen nauwkeuriger worden, maar een technische marge zal wellicht altijd op zijn plaats blijven. Onder de 100 km per uur hanteert men vandaag een marge van 6 km per uur, boven 100 km per uur wordt dat een variabele marge van 6 %. Dat lijkt mij een correct systeem. Concreet, iemand die in zone 30 35 km per uur rijdt, zal niet worden geverbaliseerd. Een zekere technische marge blijft dus bestaan.

 

Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor het progressief systeem zoals dat in Duitsland bestaat. We hebben nu al een categorisering van de verkeersovertredingen op basis waarvan de boete en/of het strafrechtelijk vervolg wordt bepaald.

 

Op termijn kunnen wij de discussie voeren over de merites van het Duitse systeem, maar eerlijk gezegd, first things first, moeten we eerst de problematiek van de quota en de opportuniteitstolerantiemarges aanpakken, en dan pas de andere discussie voeren.

 

04.03  Marianne Verhaert (Open Vld): Mijnheer de minister, bedankt voor uw uitgebreide antwoord. Ik hoorde alvast een aantal positieve cijfers.

 

Zoals u zei, willen wij allemaal de verkeersveiligheid verhogen. Ik hoor in mijn gemeente heel vaak klachten over snelheid en de verkeersonveiligheid die daarvan het gevolg is. Het is uiteraard goed dat u investeert en dat u de capaciteit verhoogt om snelheidsovertredingen beter te kunnen beteugelen. Dat is natuurlijk een belangrijke voorwaarde om de quota en de tolerantiemarges af te schaffen.

 

Ik ben ook blij dat u op termijn het boetesysteem eventueel wil herbekijken. Het voelt soms onrechtvaardig dat de boete even hoog is voor 1 kilometer per uur te snel als voor 10 kilometer per uur te snel. Ik ben een felle voorstander van het Duitse systeem. Ik hoop dat wij dat op termijn samen kunnen bekijken. Overdreven snelheid leidt sowieso vaak tot gevaarlijke situaties of tot ongevallen, wat uiteraard nog erger is.

 

Ik hoop dan ook dat wij weldra verandering zullen zien in de praktijk en dat de verkeersveiligheid daardoor zal verhogen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Vraag nr. 55019895C van mevrouw Marghem vervalt, aangezien wij niets van haar hebben gehoord.

 

05 Vraag van Koen Geens aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Geweld tegen journalisten" (55019911C)

05 Question de Koen Geens à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La violence envers des journalistes" (55019911C)

 

05.01  Koen Geens (CD&V): Mijnheer de minister, de Nederlandse misdaadjournalist Peter de Vries vecht nog steeds voor zijn leven, nadat hij dinsdagavond van vorige week op klaarlichte dag neergeschoten werd. De man was al herhaaldelijk bedreigd en zijn huis werd wel eens bewaakt, maar die bewaking stuurde hij zelf weg, omdat de kinderen van de buren anders niet meer buiten durfden te spelen. Aan aangiftes van bedreigingen besteedde hij geen tijd meer.

 

Het is tekenend voor de omstandigheden waarin journalisten, die een essentiële rol spelen in de democratische rechtsstaat, hun job moeten uitoefenen. Van agressie, geweld en doodsbedreigingen kijken misdrijf- en misdaadjournalisten zelfs niet meer op. Dat kan en mag niet worden aanvaard. Wij moeten erover waken dat journalisten in hun onafhankelijke functie worden beschermd, dat hun veiligheid wordt gegarandeerd en dat misdrijven tegen hen streng worden bestraft.

 

In het kader van het nieuwe Strafwetboek wordt gesproken over een strafverzwaring bij geweld tegen personen met een maatschappelijke functie, zoals politieagenten, brandweerlieden, conducteurs of zelfs ministers en parlementsleden, maar journalisten zijn daar nog niet bij. Ik denk nochtans, mijnheer de minister, dat, als wij de redenering van het Strafwetboek volgen, onder een persoon met een maatschappelijke functie iemand kan worden begrepen die gezien zijn functie van groot maatschappelijk belang is en bijzonder kwetsbaar is voor gewelddaden. De gruwelijke daden van vorige week spreken op dat vlak voor zich.

 

Mijnheer de minister, gaat u ermee akkoord dat journalisten een maatschappelijke functie hebben die rechtvaardigt dat ook bij geweld tegen hen in een strafverzwaring wordt voorzien?

 

Hoe zult u journalisten op integrale en geïntegreerde wijze beschermen?

 

05.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Geens, wat uw eerste vraag betreft, deel ik uiteraard uw bezorgdheid. Een aanval op een journalist, is een aanval op de persvrijheid en dus een aanval op de fundamenten van onze democratische rechtsstaat.

 

Het ontwerp van Strafwetboek, dat door de Commissie voor de hervorming van het strafrecht is opgesteld, zal een definitie van personen met een maatschappelijke functie bevatten. De term van maatschappelijke functie is een verzamelnaam voor een aantal uitdrukkelijk opgesomde functies die van groot maatschappelijk belang zijn en waardoor de beoefenaars ervan bijzonder kwetsbaar zijn voor gewelddaden die tegen hen zouden kunnen worden gepleegd. De lijst van de beoefenaars van die functies staat in de inleidende titel van Boek II van het ontwerp van Strafwetboek. Ik zal de volledige lijst niet voorlezen, maar het gaat inderdaad om functies zoals magistraten, politieambtenaren, brandweerlieden, onderwijzend personeel, postbodes, chauffeurs en begeleiders van het openbaar vervoer. Journalisten zijn op het ogenblik niet opgenomen in de lijst. De werkzaamheden van de commissie zijn echter nog niet afgerond. De gebeurtenissen in Nederland hebben bevestigd hoe belangrijk het is om journalisten bescherming te bieden. Wij zullen dus samen met de experts van het nieuwe Strafwetboek bekijken of een strafverzwaring voor daden tegen journalisten kan worden opgenomen in boek II van het nieuwe Strafwetboek.

 

In antwoord op uw tweede vraag geef ik mee dat wij in ons land helaas ook al hebben moeten vaststellen dat journalisten worden bedreigd door de zware en georganiseerde misdaad. Hoewel wij in ons land niet worden geconfronteerd met dergelijke afschuwelijke uitwassen zoals in Nederland, is het ook bij ons een kwalijke tendens dat dergelijke vormen van criminaliteit brutaler en driester worden. Corruptie en geweld zijn helaas geen uitzondering meer. Het is onder meer om die reden dat de huidige regering fors inzet op de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Criminaliteit mag niet lonen en mag er niet toe leiden dat onze rechtsstaat in gevaar komt.

 

In het bijzonder betreft dat natuurlijk ook de aanpak van bedreigde journalisten. Dat wordt door de diensten uiteraard met de nodige prioriteit ter harte genomen, in de eerste plaats door de gerechtelijke diensten, die de verantwoordelijken van die daden opsporen en vervolgen. Het zal u niet verbazen dat zij zich meestal ook nog schuldig maken aan andere feiten. Voorts wordt dergelijke criminaliteit ook aangepakt door de bestuurlijke autoriteiten, die beschermings- en beveiligingsmaatregelen ten aanzien van bedreigde personen en ook journalisten nemen. Over die maatregelen kunnen we – dit is u ongetwijfeld bekend, mijnheer Geens – geen details geven.

 

05.03  Koen Geens (CD&V): Mijnheer de minister, ik vertrouw erop dat wij in de commissie voor Justitie te gepasten tijde ook de journalisten zullen kunnen toevoegen aan de lijst, gelet op hun groot maatschappelijk belang, dat hen vaak bijzonder kwetsbaar maakt voor gewelddaden. Ik hoop dat u inderdaad in het kader van uw belangrijke bevoegdheden op het vlak van veiligheid, journalisten zult kunnen beschermen, zonder dat u noodzakelijkerwijze het geheim van de bijzondere maatregelen waarvan zij genieten, aan het Parlement hoeft mee te delen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 14.55 uur.

La réunion publique de commission est levée à 14 h 55.