Commission de la Justice |
Commissie
voor Justitie |
du Mercredi 22 septembre 2021 Après-midi ______ |
van Woensdag 22 september 2021 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.13 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 13 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.
- Michael Freilich aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De afluistersoftware" (55019985C)
- Stefaan Van Hecke aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Journalisten, activisten en politici als mogelijk doelwit van spionagesoftware" (55020000C)
- Nabil Boukili aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het gebruik van de Pegasus-software door de Belgische inlichtingendiensten" (55020448C)
- Els Van Hoof aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De spionagesoftware Pegasus" (55020845C)
- Michael Freilich à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le logiciel d'écoute" (55019985C)
- Stefaan Van Hecke à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les journalistes, activistes et hommes politiques potentiellement piratés par un logiciel espion" (55020000C)
- Nabil Boukili à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L’utilisation du logiciel Pegasus par les services de renseignement belges" (55020448C)
- Els Van Hoof à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le logiciel d'espionnage Pegasus" (55020845C)
01.01 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, on apprenait au mois de juillet dernier que des smartphones appartenant à des politiciens, des avocats, des journalistes et militants des droits humains du monde entier avaient été piratés au moyen du logiciel israélien Pegasus. NSO Group, la société à l’origine de ce logiciel, compte une quarantaine de gouvernements parmi ses clients. Parmi les personnes visées par ce logiciel espion, on peut citer notre ancien premier ministre, M. Charles Michel.
Pour rappel, ce logiciel permet notamment de lire tous les messages, même cryptés, ou encore d’activer secrètement la caméra ou le micro de l’appareil espionné. Une enquête du Comité R est en cours pour déterminer si ce logiciel est utilisé par nos services.
Je souhaiterais réagir à votre déclaration suivant laquelle les services de renseignement belges peuvent légalement utiliser ce logiciel espion dans le cadre de leurs missions. Dans cette déclaration, vous n'avez toutefois pas abordé la question de savoir si nos services l’utilisent effectivement, vous contentant d’indiquer que la Sûreté et des entreprises comme NSO "fréquentent les mêmes salons spécialisés pour les services de renseignement".
Monsieur le ministre, je souhaiterais dès lors certaines clarifications de votre part. Pouvez-vous nous confirmer si le logiciel Pegasus est utilisé par les services de renseignement belges?
Vous indiquez que la base légale existe pour l’utilisation d’un tel outil. Pouvez-vous détailler ce point? Pouvez-vous nous préciser dans quel contexte cette utilisation est autorisée?
Les ONG ont demandé qu’un moratoire soit immédiatement instauré sur l’exportation, la vente, le transfert et l’utilisation des technologies de surveillance jusqu’à ce qu’un cadre réglementaire respectueux des droits humains soit mis en place. Quelle est votre réaction à cette demande? Quelles mesures allez-vous prendre pour mettre en place un tel cadre?
01.02 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, de inleiding is geschetst, ik ga meteen over tot mijn heel concrete vragen.
Wat is uw reactie op dit nieuws, op deze onthullingen? Sinds wanneer bent u hiervan op de hoogte?
Is er reeds meer informatie bekend over de impact op Belgische staatsburgers? Is er reeds zicht op welke Belgische politici, journalisten en activisten geïmpliceerd zijn? Dat waren tenslotte de doelwitten. Zijn er ook politici bij en kunnen hun namen worden meegedeeld? Zijn deze personen individueel op de hoogte gebracht? Is er reeds zicht op de wijze en tijdspanne van de spionage en de mogelijks bemachtigde informatie? Zo ja, kan u dit toelichten?
Welke maatregelen zijn er reeds genomen naar aanleiding van dit nieuws?
Waren de Veiligheid van de Staat en ADIV reeds op de hoogte voor 20 juli 2021? Zo ja, sinds wanneer? Zo nee, wat hebben ze ondernomen na de bekendmaking op 20 juli?
Op welke manier wordt er samengewerkt met het Amnesty International Security Lab?
Is het parket reeds een onderzoek gestart?
Er werd op 20 juli 2021 door de deelnemende media reeds aangekondigd dat meer onthullingen zouden volgen. Op welke manier zal dit door Justitie opgevolgd worden?
Worden bedrijven die beschikken over gelijkaardige hackingsoftware gevolgd door onze overheid? Op welke manier wordt de veiligheid van de burgers tegen dit soort inbreuken gegarandeerd?
Ik kijk uit naar uw antwoorden.
01.03 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.
Afgelopen week bleek uit een onderzoek
van journalistencollectief Forbidden Stories met veertien internationale
mediapartners dat geavanceerde hackingsoftware gebruikt wordt door autoritaire
overheden om de smartphones van journalisten, politici en
mensenrechtenactivisten te bespioneren.
Het gaat om spyware Pegasus, verkocht
door het Israëlische bedrijf NSO Group, waarmee ze vanop afstand gsm's kunnen
hacken. Hiermee krijgen ze toegang tot wachtwoorden, sms'jes, foto's,
contactenlijsten, locatiedata, microfoon en camera.
De spyware wordt gebruikt als
repressiewapen, o.m. door de regeringen van Azerbeidzjan, Rwanda, Saudi-Arabië,
Hongarije, India, Marokko, Kazachstan, Mexico, Bahrein, Verenigde Arabische
Emiraten, en Togo.
Op de lijst met 50.000 telefoonnummers
waarover Forbidden Stories beschikt, stonden ook meer dan 600 nummers van
politici en regeringsfunctionarissen. Ook een dozijn Belgische gsm-nummers
zouden hierop staan.
De Franse geheime dienst Agence nationale
de la sécurité des systèmes d'information (ANSSI) bevestigt nu ook de vondst
van Pegasus-sporen op smartphones van journalisten
Kunt u de conclusies van
journalistencollectief Forbidden Stories, dat autoritaire regimes gebruik maken
van spionagesoftware Pegasus, om politici, journalisten en activisten te
bespioneren, bevestigen?
Was Staatsveiligheid op de hoogte van de
spionage voor 20 juli 2021? Zo ja, sinds wanneer en welke maatregelen werden
ondernomen om de spionage te beëindigen? Zo nee, loopt op dit moment een
onderzoek binnen Staatsveiligheid om na te gaan welke Belgische staatsburgers
geïmpliceerd zijn?
Kan Staatsveiligheid bevestigen dat
Belgische politici, journalisten en activisten doelwit waren van
spionagesoftware door buitenlandse mogendheden? Om welke Belgische politici,
journalisten en activisten gaat het? Welke informatie is binnen welke
tijdspanne op deze manier ingewonnen ten aanzien van Belgische staatsburgers?
Welke maatregelen neemt Staatsveiligheid
om Belgische staatsburgers te beschermen tegen spionage door buitenlandse
mogendheden? Welke protocollen bestaan er inzake buitenlandse spionage, hoe
verloopt de taakverdeling tussen ADIV en Staatsveiligheid?
Zijn intussen de smartphones van
mogelijke doelwitten in ons land, o.a. Charles en Louis Michel, geanalyseerd en
welke zijn de resultaten?
Heeft Staatsveiligheid weet van andere
spionagesoftware die door andere buitenlandse mogendheden wordt toegepast? Kan
u een overzicht geven?
Is het parket reeds een onderzoek
gestart? Kan u meer informatie geven over gerechtelijke stappen die
kunnen/zullen genomen worden?
01.04
Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, collega's,
merci pour les questions intéressantes et bien evidemment importantes.
Ik zal eerst antwoorden op de vragen van de heer Van Hecke, de eerste twee vragen van de heer Boukili en de eerste vraag van mevrouw Van Hoof.
J'ai donc été mis au courant de cette information par le biais de la presse. Je n'étais pas au courant de l'information de l'enquête de Forbidden Stories et de l'enquête d'Amnesty International avant la publication de cette affaire dans la presse. Nos services de police et de renseignement utilisent dans le cadre des enquêtes pénales et des méthodes particulières de renseignement diverses solutions commerciales afin de leur permettre de répondre aux réquisitions des autorités compétentes et de prendre connaissance des informations privées.
Toutefois, afin de garantir l'efficacité et la pérennité de ces capacités utilisées dans le cadre de la prise de connaissance légale des communications privées, aucun détail, Monsieur Boukili, sur les outils et les méthodes utilisés ne peut être communiqué publiquement.
Wij moeten er immers over waken dat te veel openheid op dit vlak niet leidt tot aanpassingen in het gedrag van criminelen, terroristen of extremisten, met als gevolg een mogelijke verhoging van de dreiging.
Daarom draagt de aanwending van specifieke en uitzonderlijke methoden bij de inlichtingen- en veiligheidsdiensten steeds de classificatiegraad "geheim."
In het algemeen kan ik u echter verzekeren dat in ons land dergelijke intrusieve en privacygevoelige onderzoeksmethodes alleen worden ingezet binnen het strikt wettelijk kader van de Bijzondere Opsporingsmethoden (BOM) voor de gerechtelijke diensten en de Bijzondere Inlichtingenmethoden (BIM) voor de inlichtingendiensten.
Dit strikt wettelijk kader bepaalt drie elementen.
Ten eerste, de feiten waarvoor zulke methodes kunnen worden gebruikt, zijn criminele feiten of feiten van terrorisme of feiten die een bedreiging zijn voor de veiligheid van ons land. Dit geldt dus niet voor elke criminele inbreuk.
Ten tweede, inzake de voorwaarden om deze methoden te gebruiken, is altijd een toestemming nodig van een magistraat: een onderzoeksrechter voor de BOM en de drie magistraten van de BIM-commissie voor de BIM.
Ten derde, ook is in a posteriori-controle voorzien: voor de BOM door de KI, en voor de BIM door het Vast Comité I.
Zo hoort dat in een democratische rechtstaat. Intrusieve methoden zijn de uitzondering en worden gebruikt volgens dat strikt wettelijk kader. Dat is het verschil met een politiestaat. Ik wil dat hier beklemtonen.
Blijkens onthullingen in de pers gebruiken bepaalde regimes deze methoden om op een onwettige manier mensen, waaronder hooggeplaatste personen, af te luisteren en dit zelfs op een systematische manier, dat wil zeggen: sleepnetgewijs. Dat is onaanvaardbaar. Ik kom daar straks nog op terug.
Ik heb u het verschil met ons land uitgelegd, en dat moet duidelijk zijn. Onze diensten hebben contact gehad met heel wat aanbieders van producten in het raam van de zoektocht naar nieuwe technieken en technologieën om zo goed mogelijk aan onze wettelijke opdrachten te kunnen voldoen.
Bedrijven als NSO frequenteren dezelfde gespecialiseerde beurzen voor inlichtingen- en veiligheidsdiensten waar ook de Veiligheid van de Staat en de politie aanwezig zijn.
In verband met de vragen 2a en 2b van de heer Van Hecke en de vragen 3 en 5 van collega Van Hoof, kan ik zeggen dat de Veiligheid van de Staat nog geen eigen vaststellingen heeft geregistreerd van het gebruik van spionagesoftware tegen Belgische politici, journalisten of activisten. De dreiging van spionage is echter reëel en actueel, inclusief deze via technische middelen als cyberaanvallen, spyware en malware.
Dat deze middelen door buitenlandse mogendheden ook worden ingezet tegen politici, journalisten en activisten, is dan ook niet onwaarschijnlijk.
De detectie ervan is bijzonder complex op technisch vlak. Dat neemt niet weg dat de inzet van zulke software door vreemde mogendheden tegen Belgische personen onaanvaardbaar is. Het is voor mij eens te meer een illustratie van het belang om zwaar te investeren in een versterking van onze inlichtingendiensten, los van het strafrechtelijk aspect waar ik straks op terugkom.
De telefoons van Charles noch Louis Michel werden onderzocht door onze inlichtingendiensten.
Dan kom ik tot de vragen 3, 5 en 6 van collega Van Hecke en vraag 7 van collega Van Hoof. Naar aanleiding van het rapport van Amnesty International en de publicatie in de pers heeft het federaal parket opdracht gegeven aan de Federal Computer Crime Unit (FCCU) om een opsporingsonderzoek te starten naar feiten van externe hacking, in het bijzonder naar de beweerde intrusies in Belgische gsm-toestellen met behulp van software van het bedrijf NSO Group. Dit strafonderzoek bevindt zich in de beginfase. Hierover kan in het belang van het onderzoek geen verdere informatie worden verstrekt.
Verder heeft het Vast Comité I aangekondigd een onderzoek te organiseren over het mogelijk gebruik van de tool Pegasus door de inlichtingendiensten. De rapportering hierover aan de begeleidingscommissie voor het Comité P en het Comité I wordt verwacht in het najaar van 2021. Opnieuw: zo hoort het, want ik juich dit soort onderzoeken effectief toe.
Dan kom ik bij vraag 4 van mevrouw Van Hoof. De Veiligheid van de Staat tracht eerst en vooral de dreiging van spionage door buitenlandse mogendheden maximaal in kaart te brengen aan de hand van onze onderzoeken en informatieuitwisseling met onze binnenlandse en buitenlandse partnerdiensten. Daarnaast proberen we de dreiging ook te verminderen, ten eerste door de weerbaarheid te verhogen aan de hand van bewustmakingscampagnes en gerichte adviezen. Ten tweede zullen we indien noodzakelijk ook overgaan tot verstoring van de schadelijke activiteiten.
Dit gebeurt dan ook vaak in overleg met andere bevoegde instanties en voogdijministers en kan allerlei vormen aannemen, van het weigeren van adviezen tot een meer beleidsmatige aanpak. De Veiligheid van de Staat en ADIV hebben al jarenlang een samenwerking op het vlak van spionage, zowel op strategisch als op operationeel en technisch niveau, waarbij kennis wordt uitgewisseld en afspraken worden gemaakt om aan taakverdeling te doen of samen te werken rond bepaalde dossiers of problematieken.
Dan kom ik tot vragen 4a en 4b van collega Van Hecke en vraag 2 van collega Van Hoof. De Veiligheid van de Staat was niet op de hoogte van dit dossier voordat het in de pers is gekomen. De Veiligheid van de Staat was uiteraard wel op de hoogte van het bestaan van de technologie om smartphones vanop afstand te infecteren aan de hand van speciale software. In de complexe en hoogst evolutieve wereld der technologie zijn mensen op verschillende manieren beginnen te communiceren. Post en telefoon bestaan nog, maar e-mail en messaging apps nemen een steeds groter deel van dit domein in.
Dit stelt de overheid, wanneer de situatie van gerechtelijk of inlichtingenonderzoek dit vereist, voor een probleem. Omdat sommige aanbieders van elektronische communicatie op ons grondgebied de interceptie van die communicatie door de Belgische overheid niet toelaten, zoeken de diensten andere manieren om de informatie in te winnen.
Private organisaties bieden daarvoor producten aan die onze overheid niet zelf wenst of kan ontwikkelen. De Veiligheid van de Staat houdt er dan ook rekening mee dat deze middelen ook kunnen worden ingezet tegen Belgische belangen. Zo werd het fenomeen technische spionage bijvoorbeeld opgenomen in de sensibiliseringssessies. Voor de toekomst zal geëvalueerd worden welke aanvullende beschermingsmaatregelen mogelijk en haalbaar zijn. Ook in preventieve acties zoals bewustmakingsbiefings zal dat thema nog meer aandacht krijgen.
Op vraag 7 van collega Van Hecke kan ik het volgende antwoorden. Ik zal uiteraard aandachtig blijven toezien op alle ontwikkelingen en communicaties over dat onderwerp en ik zal de nodige maatregelen treffen in functie van de informatie die mij door mijn diensten wordt verstrekt.
Vraag 8 van collega Van Hecke, wanneer kennis wordt genomen van het feit dat burgers slachtoffers zouden worden van misdrijven geldt de algemene toepassing van het strafrecht en het strafprocesrecht.
Concernant la question de M. Boukili sur les ONG, je ne veux pas rejeter en bloc. Dans la lutte contre la criminalité grave et organisée, ainsi que contre le terrorisme, les données de trafic téléphonique et sur Internet sont essentielles pour nos services de sécurité. Je peux vous donner de nombreux exemples, notamment dans le cas d'un enlèvement d'un enfant ou de la préparation d'un attentat par des individus.
Prenez le dossier Sky ECC que nous connaissons tous. Je répète encore une fois que l'utilisation des méthodes intrusives dans notre pays ne peut se faire que dans un cadre juridique strict dans le respect des droits et des libertés de nos citoyens. C'est aussi ce que je plaide sur la scène internationale.
In een wereld waarin technologie en digitale communicatie steeds complexer en meer alomtegenwoordig worden, is het niet onlogisch dat inlichtingen- en veiligheidsdiensten op zoek gaan naar middelen om waardevolle informatie in te winnen. Waar grotere mogendheden de middelen hebben om eigen capaciteit te ontwikkelen op dit vlak, verkiezen anderen ervoor om deze aan te kopen bij private bedrijven. Indien nodig worden dit soort tools ook ad hoc ontwikkeld in het kader van een bepaald dossier. Gezien de complexiteit om dit soort software te detecteren en het grote belang dat deze diensten hechten aan de afscherming van hun operationele middelen, is het niet mogelijk om hier een overzicht van op te maken omwille van de veiligheid van de staat.
01.05 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): In het eerste antwoord bent u wat vaag en dat begrijp ik ook. U hebt ook uitgelegd waarom. Tussen de lijnen kunnen we begrijpen wat u bedoelt. We gaan ervan uit dat er correct toepassing wordt gemaakt van de bepalingen van de BIM- en BOM-wet en dat alle procedures correct verlopen, welke technologie er ook wordt toegepast en door welk bedrijf die ook wordt geleverd. We gaan er ook van uit dat het Comité I daar voldoende toezicht op uitoefent.
Als de overheid zelf een beroep doet op dergelijke technologieën, moet er toch worden opgelet met wie er in zee wordt gegaan. In zee gaan met het Israëlische bedrijf NSO Group spreekt voor zich. Vaak zijn dat bedrijven waar medewerkers van de Mossad werken. Dan weten we ook waar de informatie die hier gecollecteerd wordt, terechtkomt. Datzelfde geldt voor Amerikaanse technologie. We hebben de discussie ooit gevoerd in verband met de BIM-wet, toen de Veiligheid van de Staat mocht afluisteren. De afluisterapparatuur kwam van een firma uit Tel Aviv, uit dezelfde straat als waar de Mossad gevestigd is. Dat is duidelijk. Als we vinden dat die technologie noodzakelijk is, zou in Europa zelf die technologie moeten worden ontwikkeld, los van andere mogendheden. Het is zo al moeilijk genoeg om dingen geheim te houden. Het is een uitdaging waarvoor we staan. Dat is een belangrijke les die we leren.
Ik ben vooral ook bezorgd. Ik wist niet dat die technologie bestond en dat er zo ver gegaan kon worden. Het doet denken aan James Bond, waar iedereen zomaar van een afstand alles kan zien en volgen. Als dergelijke technologie in handen komt van bedenkelijke regimes en groepen is dat heel ernstig. Het is wel niet simpel om aan te pakken. Ik ben bezorgd als burger en als politicus dat ook in België die technologie wordt gebruikt tegen politici, ngo's en journalisten, mensen die een kritische stem hebben, mensen die hier wonen en bescherming krijgen en problemen hebben in hun land van herkomst, maar op die manier toch nog gevolgd worden. Dat is zeer ernstig. Hopelijk nemen de regering en de diverse ministers die in dezen bevoegd zijn dit zeer ernstig, neemt Justitie haar verantwoordelijkheid en proberen we dat maximaal tegen te houden en te bestrijden. Dat zal niet makkelijk zijn, maar ik wens u en uw regering daar heel veel succes mee.
01.06 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie de vos réponses.
Je comprends que la première reste assez évasive. Vous avez exposé un argument important. Néanmoins, dans les faits, il apparaît que ce logiciel a servi à des intrusions dans la vie privée ainsi que dans les activités politiques. Des chefs d'État ont ainsi été espionnés, de même que des opposants politiques et des militants. On peut très bien prétendre garantir le respect des lois, mais ce n'est pas le cas, en réalité. Ainsi, la Belgique connaît un énorme problème sur le plan de la protection de la vie privée. Pour cette raison, la Commission européenne nous a tapés sur les doigts. Ce genre de logiciel étranger nous montre que les objectifs sont autres que celui de la lutte contre la criminalité. Nous devons donc nous montrer très prudents à cet égard.
Même si votre réponse est motivée par des raisons de sécurité de l'État, elle ne nous rassure pas quant à l'usage de ces logiciels. J'aimerais donc obtenir un peu plus de garanties. Ce n'est pas le cas aujourd'hui. D'où la proposition des ONG d'appliquer un moratoire à de tels outils. Cette réflexion doit être menée.
Dans les faits, nous sommes confrontés à un phénomène intrusif. Je ne parle pas de la population en général, mais plus précisément de nos dirigeants politiques. Nous l'avons vu en France et ailleurs. C'est quelque chose de très grave. Les questions de sûreté de l'État ne doivent pas occulter tous les autres problèmes qui doivent aussi être pris en considération.
01.07 Els Van Hoof (CD&V): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Er is een sterke evolutie, ook op technologisch vlak. Als wordt uitgeweid over wie, waar en wanneer, dan zorgt men er inderdaad voor dat bepaalde zaken worden verwijderd, waardoor we niet weten wie er op dat vlak aangesproken of vervolgd moet worden. Ik begrijp dat u in dat kader het geheim van het onderzoek niet kunt breken.
Dat neemt niet weg dat u het intrusief genoemd hebt. Daaraan kan ik toevoegen dat het akelig en ook intimiderend is. Dat hebben we ook gemerkt uit het verslag dat Peter Verlinden in de pers heeft gebracht over het feit dat ook hij werd afgeluisterd via Pegasus. Zelf werd ik ook gecontacteerd door de dochter van de heer Rusesabagina, die hetzelfde overkwam. Blijkbaar werden ook onze gesprekken afgeluisterd. Dan komen de termen 'akelig' en 'intimiderend' wel op. Een inbraak in een huis geeft op vergelijkbare manier een akelig gevoel gedurende zowat twee weken. Het afluisteren gaat echter veel verder, want alles wat wij doen, wordt op die manier gevolgd, op eender welke plaats. Dat is onaanvaardbaar. Ik denk dat wij ons daarvan meer bewust moeten worden.
Ik ben ervan overtuigd dat meerdere regimes die praktijken toepassen. Zelf ben ik bezig met Buitenlandse Zaken. Zulke praktijken zijn een manier om politici, journalisten en mensenrechtenverdedigers te intimideren. Als men eenmaal weet wie de contacten zijn, kunnen de bronnen worden afgedreigd en afgeperst. Op die manier kunnen wij ons werk niet meer op een goede manier doen, dus dat mag absoluut niet gebeuren, zeker ook niet in de politiek. Het gaat om een intimiderende manier van werken waarbij ook het privéleven wordt betrokken. Een gevolg is dat er op die manier acties worden ondernomen. Dat moeten we echt verhinderen. Ik pleit er dan ook voor dat u op Europees niveau bekijkt hoe er daarrond een kader kan worden gecreëerd. Wie mag wat kopen, op welke manier kan dat gebruikt worden? Hoe kunnen we dictatoriale regimes daarin benaderen? Ik denk dat we op dat vlak nog in de kinderschoenen staan.
In cyberveiligheid, zo merk ik uit mijn internationale contacten, zijn vooral Oost-Europese landen heel bedreven geworden. Zij investeren daar ook enorm veel middelen in, onder andere omdat die landen grenzen aan Rusland.
Ik denk dat we op een niveau zijn gekomen dat we ons ook in België een en ander moeten realiseren. Ik verwijs naar de hoorzitting betreffende de Oeigoeren enkele maanden geleden. Plots vielen bepaalde systemen volledig uit. Dat was geen toeval. U hebt het woord sensibiliseren in de mond genomen. Wat kan men online al dan niet doen? Wat mag men al dan niet openen? Welke zijn de gevaren? Op welke manier wordt de zaak overgenomen? Wat moet men doen als men zulke praktijken vaststelt?
Ik denk dat we daar wat sensibiliserende acties rond kunnen gebruiken en dat dit een deel van onze opleiding moet zijn, niet alleen van mensenrechtenverdedigers en journalisten, maar ook van politici. Ik kan u alleen maar aanmoedigen om dat verder te onderzoeken en te werken naar een kader op Europees vlak en sensibiliserend op te treden. Ik kan getuigen dat het een heel onaangenaam gevoel is.
01.08 Minister Vincent Van Quickenborne: Mag ik daar nog iets aan toevoegen? De suggestie van de collega's om dat soort software in eigen beheer te ontwikkelen is interessant. Dat zal niet lukken in België, maar misschien wel in Europees verband. Als wij het hebben over essentiële diensten en producten, dan is het maar beter om dat bij ons te hebben.
Ten tweede, wij gaan de diensten van de Veiligheid van de Staat versterken qua personeel. U weet dat, collega Van Hoof. De technische spionage is iets dat inderdaad intrusiever en steeds dichterbij komt. Het is een bedreiging voor de werking van onze democratie, voor de politici, voor de journalisten. Wij moeten ons daar beter tegen wapenen. Ik heb ook gevraagd aan de diensten van de Veiligheid van de Staat om daar alerter voor te zijn zodat onze democratie kan blijven functioneren.
Ten derde, inzake uw suggestie om Europees iets te ondernemen, zal ik dat aankaarten bij de collega-ministers van Justitie. Na de discussies over e-evidence en andere die we hebben, is dit ook een trend waarover wij ons zorgen moeten maken. Bedankt voor de suggesties, collega's.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- Kristien Van Vaerenbergh aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De werklastmeting" (55020025C)
- Caroline Taquin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De gerechtelijke achterstand en de bijkomende middelen" (55020413C)
- Kristien Van Vaerenbergh à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'évaluation de la charge de travail" (55020025C)
- Caroline Taquin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'arriéré judiciaire et les moyens supplémentaires" (55020413C)
02.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): In de krant De Tijd van 11 augustus 2021 werden opnieuw
enkele voorbeelden aangehaald van zaken waarin de doorlooptijd schandalig lang
is. Zo gaat het bijvoorbeeld over een zaak waarbij in 2018 beroep wordt
ingediend, maar de uitspraak pas in 2023 verwacht wordt. Hierdoor komt het
recht op toegang tot de rechter in het gedrang.
In het regeerakkoord van 30 september
2020 wordt er alvast een aanpak voorgesteld voor een werklastmeting: “De
analyse van de werklast van de magistraten wordt voortgezet. De wettelijke
kaders voor magistraten en gerechtspersoneel worden, eventueel via een
overgangsregime, vervangen door een wettelijk allocatiemodel dat een objectieve
en dynamische verdeling van de middelen over de rechtbanken en parketten
mogelijk maakt, in functie van de werklast. Men moet meer flexibel kunnen
inspelen op de actuele noden. In die context wordt de aanwerving van parketjuristen
en criminologen gefaciliteerd en dit om de magistraten te ondersteunen."
Worden er momenteel werklastmetingen
georganiseerd? Zo ja, op welk niveau worden deze georganiseerd?
Zijn er, naast de welbekende
werklastmetingen, ook plannen om de werkprocessen bestuursmatig te analyseren,
bijvoorbeeld om de efficiëntie te meten? Zo ja, welke?
Zijn er verschillen inzake werklast
naargelang het type materie dat door een magistraat wordt behandeld, dan wel
naar gelang in welk gerechtelijk gebied, arrondissement of afdeling de
magistraat werkzaam is?
Ziet u mogelijkheden om met het bestaande
personeelskader overbelaste magistraten te ontlasten door hun minder bevraagde
collega's efficiënter in te zetten? Zo ja, welke? Hoe wordt dit momenteel
georganiseerd?
02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, de werklastmeting binnen de magistratuur werd reeds lang aangekondigd en is een werk van lange adem. Het regeerakkoord getrouw, zal ik er samen met de colleges alles aan doen om dit te realiseren, maar in afwachting daarvan zitten we niet stil en werken we verder aan de digitalisering.
Binnen het openbaar ministerie lopen momenteel werklastmetingen bij de parketten, meer bepaald bij de correctionele jeugd- en politiesecties, en bij de arbeidsauditoraten/burgerlijke sectie. Vanaf 2022 staan er bijkomende metingen ingepland voor de parketten- en auditoraten-generaal, het federaal parket, de burgerlijke secties van de parketten en de strafrechtelijke secties van de arbeidsauditoraten.
Bij het uitvoeren van de werklastmeting wordt prioritair aandacht besteed aan de kernprocessen en de kernactiviteiten die de grootste werklast met zich brengen voor het korps van magistraten en het gerechtspersoneel.
De werklastmeting wordt strategisch aangestuurd door het College van het openbaar ministerie en geniet ondersteuning van de studiedienst van het openbaar ministerie, de FOD Justitie en een privépartner. Voor het operationele luik zijn er op landelijke schaal diverse thematische werkgroepen actief met vertegenwoordiging van de Gewesten, Gemeenschappen en arrondissementen. Zij fungeren als platform voor samenwerking, communicatie, overleg en opvolging in de verschillende fasen van de werklastmeting. De werkgroepen komen 's maandags samen en werken intensief en constructief mee aan de opdracht. Het gehele programma wordt gevolgd en gecoördineerd door een overkoepelende stuurgroep.
De eerste resultaten van de metingen worden in de loop van dit jaar verwacht en tegen 2023 dient heel het openbaar ministerie te zijn gecoverd. Dan kennen we dus effectief de resultaten van die werklastmetingen.
Het College van hoven en rechtbanken werkt actueel aan de verdere verfijning en verbetering van een project-allocatiemodel en er werden de voorbije tijd voor alle types rechtbanken op basis van de beschikbare statistieken simulaties gedaan. De voorbije maanden heeft het College twee onderzoeken uitgevoerd: de afwerking van de werklastmeting op basis van de methodiek uit de periode 2008-2017 en een bevraging naar de huidige werkverdeling van magistraten en personeelsleden per rechtsdomein binnen elk type. Door de combinatie van beide onderzoeken wil het College van de zetel grote tendensen distilleren, maar ook lacunes in het model detecteren. De analyse is volop aan de gang en de conclusies zullen begin oktober worden toegelicht aan alle korpschefs van de hoven en rechtbanken.
Op basis van de ervaringen van het huidige model bereidt het College een nieuw proces van werklastmeting voor. In dit nieuwe proces, de zogenaamde Piste 2, wil het College de effectieve arbeidstijden meten, inclusief eventueel overwerk en de daadwerkelijke dossiertijden. Het College bereidt deze fase voor, die in 2022 kan starten, met de bedoeling in 2023 de eerste resultaten te hebben.
Ik kom tot uw tweede vraag. Het College van het openbaar ministerie hecht veel belang aan het analyseren en het vergelijken van de manier van werken tussen entiteiten en het efficiënter en uniformer maken van de werkprocessen en de werking van het openbaar ministerie in het algemeen.
Het heeft daarom, mede naar aanleiding van de werklastmeting, een interne bpm-werking opgezet die beoogt een professioneel integraal businessprocesmanagment in te voeren binnen de organisatie.
De werklastmetingen worden sindsdien voorafgegaan en begeleid door bpm-projecten waardoor meten, beheren en verbeteren aan elkaar worden gekoppeld. Met het invoeren van een nieuwe tool voor bpm wordt eveneens beoogd de werkprocessen te monitoren op diverse indicatoren, waaronder werklast en doorlooptijd.
In verband met uw derde vraag laat werklastmeting zoals die ontwikkeld en opgevat is bij het openbaar ministerie, toe op een gedetailleerd niveau de werklast van magistraten vast te stellen en te analyseren. De rapportage van de werklast gebeurt op geaggregeerd niveau, waarbij kan worden ingezoomd op de diverse materies, werkprocessen, gerechtelijke gebieden, arrondissementen en afdelingen.
In het algemeen zien wij dat de plaats waar een magistraat werkzaam is, minder bepalend is voor zijn of haar werklast, dan de materie die hij of zij te behandelen krijgt. Nieuwe resultaten moeten een licht werpen op de werklastbepalende factoren.
Het werklastmetingmodel van de zetel gaat uit van de gemiddelde tijd die nodig is om een bepaalde materie te behandelen. Er zijn verschillen in behandeltijden naar gelang van het type materie. De eenheidstijd per product is evenwel een nationaal gemiddelde eenheidstijd die voor alle arrondissementen en afdelingen geldt. Het College sluit niet uit dat in het allocatiemodel rekening gehouden kan worden met bepaalde objectief aantoonbare verzwarende omstandigheden die maken dat voor bepaalde rechtbanken een correctiefactor zal worden toegepast.
In verband met uw vierde vraag is het binnen een korps natuurlijk de korpschef die verantwoordelijk is voor de toewijzing en de verdeling van de werklast. Tussen de verschillende entiteiten kan nu reeds gewerkt worden met delegaties, waarbij magistraten of gerechtspersoneel tijdelijk aangesteld worden om te werken in een andere entiteit. Wij zien echter een oplossing in het voorontwerp van wet waarbij flexibele personeelsbezettingen worden ingevoerd waarbij op basis van de werklastmetingen bepaalde entiteiten versterkt kunnen worden ten nadele van entiteiten die volgens objectieve vaststellingen een lagere werklast hebben.
Ik meen, mevrouw de voorzitster, dat ik hiermee al uw vragen heb beantwoord.
02.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Dank voor uw antwoord. De vraag naar de werklastmeting wordt al lang gesteld. Er komt van alles op gang en ik hoop inderdaad dat het uiteindelijk tot een resultaat zal leiden. We kijken ernaar uit.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Interpellatie van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het blunderboek van Justitie" (55000168I)
03 Interpellation de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le bêtisier de la Justice" (55000168I)
03.01 Marijke Dillen (VB): De Hoge Raad voor de Justitie kreeg vorig jaar 231 nieuwe
klachten over de werking van het gerecht, hetgeen volgens diezelfde raad
waarschijnlijk slechts het topje van de ijsberg is.
Het gros van de klachten dat vorig jaar
zijn afgesloten, bevatte kritiek op de beslissing van een rechter (35%), er
waren ook klachten over de traagheid van de procedure (11%), de manier waarop
Justitie met de klachtindieners omging of communiceerde (8%) en over de
traagheid van de rechtsgang (6%).
Hoewel vorig jaar iets minder
klachtendossiers zijn geopend dan in 2019, heeft de raad in 2020 meer dossiers
gegrond verklaard: 36 tegenover 28 in 2019. Dat waren evenveel
Nederlandstalige, als Frans- of Duitstalige dossiers, beiden 18.
Bij de Nederlandstalige dossiers zitten
opmerkelijke blunders die voor een significant deel te herleiden zijn tot de
traagheid van de rechtsgang, ipso facto de gerechtelijke achterstand.
Een hallucinant voorbeeld betreft een
fiscale zaak waarin in 2013 klacht werd neergelegd, in 2018 een vonnis in
eerste aanleg werd gewezen en na hoger beroep, voor pleidooien staat in mei
2025.
Of het voorbeeld van een medewerker van
Sabena die in 2001 een brugpensioen van 24.827,41 aangeboden kreeg bij het
faillissement van de luchtvaartmaatschappij, maar nog steeds wacht op deze
uitkering gelet op een geschil tussen de curator en het FSO (Fonds tot
vergoeding van de in geval va Sluiting van Ondernemingen ontslagen werknemers)
dat pas in juni 2022 kan behandeld worden.
Het bijzonder grote probleem van de
gerechtelijke achterstand zou u – als we de inhoud van uw beleidsverklaring mogen
geloven – samen met ongeveer alles wat de laatste 20 jaar verkeerd liep en
loopt binnen Justitie tijdens deze legislatuur oplossen. We zijn inmiddels
halfweg, hetgeen noopt tot de volgende vragen:
Hoe groot is het probleem van de
gerechtelijk achterstand op heden, en kunt u dit vergelijken met de voorgaande
jaren? Hoe zit het met de bezettingsgraad op de griffies, de hoven en de
rechtbanken? Kunt u dit vergelijken met de laatste drie jaren? Zijn er extra
vacatures en hoeveel daarvan zijn ingevuld? Is er een probleem om vacatures
ingevuld te krijgen, en zo ja wat gaat u ondernemen om aan deze problematiek
tegemoet te komen?
Welke maatregelen hebt u sinds het begin
van uw aanstelling als minister van Justitie genomen om de gerechtelijke
achterstand de wereld uit te helpen en wat is de concrete impact van de genomen
maatregelen op het terrein? Wat is de stand van zaken van de werklastmeting?
Zijn daarover reeds resultaten bekend en zo ja, op welke wijze zult u deze
incorporeren in uw beleid en op het terrein? Zo nee, wanneer zijn deze te
verwachten?
Welke concrete bijkomende maatregelen
zult u nemen om de gerechtelijke achterstand tot het verleden te laten behoren
en wanneer (binnen deze legislatuur) zal dit fenomeen opgelost zijn?
03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, u hebt het over een blunderboek. U hebt deze titel wellicht overgenomen uit een artikel in De Tijd.
In het verslag klachtenbehandeling 2020 van de Hoge Raad voor de Justitie dat aan de basis van het krantenartikel ligt, lezen we inderdaad dat er in 2020 231 klachten werden ingediend, waarvan 36 gegrond werden verklaard. Weet u hoeveel dossiers de parketten jaarlijks behandelen? Weet u hoeveel vonnissen en arresten er jaarlijks worden uitgesproken? De parketten behandelen jaarlijks meer dan 500.000 dossiers en de rechters doen jaarlijks meer dan 1 miljoen gerechtelijke uitspraken. Het is voor al de hardwerkende, geëngageerde en gespecialiseerde magistraten en hun medewerkers een kaakslag dat al dat degelijke werk met een flashy woord, zijnde het blunderboek, dat de lading niet dekt, wordt weggeveegd. Dat is niet uw verantwoordelijkheid, maar u hebt het woord wel herhaald. Ik vind dat heel jammer.
Dat neemt echter niet weg dat er inderdaad gegronde klachten zijn over de werking van Justitie in het algemeen en de gerechtelijke achterstand in het bijzonder. Die achterstand is mij een doorn in het oog. Elke burger, elk bedrijf, elke rechtsonderhorige zou tijdig een antwoord moeten krijgen op de vraag die wordt voorgelegd aan Justitie, want zoals men in het Engels zegt, justice delayed is justice denied. Wij zetten daar zwaar op in, maar het is niet realistisch te denken dat een achterstand, die op sommige plaatsen gedurende 20 of 30 jaar is opgebouwd, zomaar met een pennentrek kan worden weggewerkt.
Wat uw eerste vraag betreft, is de realiteit op het terrein zeer uiteenlopend als het gaat over gerechtelijke achterstand. Er zijn rechtscolleges waar er geen problemen zijn en er zijn andere waar de doorlooptijden te lang zijn. Momenteel beschikken wij over cijfers van hangende zaken en zien we dat het in sommige kamers van rechtbanken of hoven van beroep heel lang duurt alvorens een zaak wordt gepleit.
Ik stel vast dat er verschillende definities en criteria van achterstand werden gehanteerd en dat er dus geen eenduidig zicht was. In het samenwerkingsakkoord dat we met het College van de hoven en rechtbanken hebben gesloten in ruil voor de bijkomende centen die zij hebben gekregen, is daarom afgesproken dat we de statistieken zullen verbeteren en een nulmeting zullen houden, te beginnen op 1 januari 2022, om de omvang van de achterstand op basis van een gelijkaardige definitie te kunnen monitoren.
Wat uw vraag betreft over de bezettingsgraad op de griffies en om die te vergelijken voor de laatste drie jaar, zal ik u de tabellen met de bezettingsgraden schriftelijk overmaken. Dan ziet u zowel de evolutie wat gerechtspersoneel betreft als wat magistraten betreft.
Zijn er extra vacatures en hoeveel daarvan zijn er ingevuld? We investeren in Justitie en voorzien voor 2021 718 extra aanwervingen van magistraten, rechtspersoneel en mensen bij de steundienst. De toekenning van deze middelen werd goedgekeurd op de ministerraden van 2 april en 21 mei. De aanwervingen zijn volop aan de gang. Specifiek voor de aanpak van de gerechtelijke achterstand in Brussel werd een bijkomend budget uitgetrokken voor magistraten bij het hof van beroep van Brussel en het arbeidshof van Brussel. Voor het gerechtspersoneel werden bijkomende budgetten voorzien voor contractuele vacatures van griffiers en assistenten bij dezelfde entiteiten, zijnde vier griffiers, vier assistenten voor het hof van beroep van Brussel en een griffier en een assistent voor het arbeidshof van Brussel. De selectieprocedures zijn momenteel lopende.
Er werd gevraagd of er problemen zijn om de vacatures in te vullen. Er is een krapte op de arbeidsmarkt, ook bij Justitie. Veel bedrijven, maar ook overheidsinstellingen schreeuwen om personeel, vaak gespecialiseerd personeel. Bij de federale gerechtelijke politie blijft zo meer dan de helft van de meer dan zeshonderd vacatures onbeantwoord. Het zal dus niet evident zijn om de gewenste profielen aan te trekken, maar we anticiperen hierop.
De aantrekkelijkheid van het beroep van magistraat en van griffiepersoneel is een actiepunt. Daarom werken we samen met de colleges aan de aantrekkelijkheid van de magistratuur en het gerechtspersoneel, we werken aan een sociaal statuut voor de magistraten, we belichten de maatschappelijke relevantie van de jobs en we werken aan betere werkplekken en uiteraard aan de nieuwe digitale werkomgeving. Voor het gerechtspersoneel werd een wetgevend initiatief genomen om thuiswerk te verankeren en hiervoor in een vergoeding te voorzien. Binnen de entiteiten worden er zomerstages en studentenstages voor rechtenstudenten en studenten rechtspraktijk georganiseerd. Ondertussen wordt er ook een employer branding campagne voorbereid op het niveau van de FOD Justitie. Die is klaar en zal zeer binnenkort voor de eerste keer worden gelanceerd. De bedoeling is om vacatures zeer zichtbaar in de markt te zetten met een duidelijke boodschap waar mensen door geprikkeld worden.
Het is een serieuze uitdaging. Op de private markt, zeker in Vlaanderen, worden heel veel vacatures ook moeilijk ingevuld. Het is echter niet onmogelijk. We hebben zo heel snel extra juristen en administratief personeel aangeworven in Antwerpen en elders in het land in het kader van het grote strafonderzoek Sky ECC. We hebben in een mum van tijd 61 personen kunnen vinden en ook aangeworven. Werken bij Justitie kan wel degelijk aantrekkelijk zijn.
De gerechtelijke achterstand pakken we vanuit verschillende hoeken aan. We werken aan de digitalisering. We werken aan alternatieve afhandelingswijzen, zoals bemiddeling. We bevorderen het lik-op-stukbeleid en we ondersteunen de magistraten met referendarissen en parketjuristen. Zoals aangegeven in mijn antwoord op de eerste vraag, hebben we ook in middelen voorzien voor de achterstand specifiek in het hof van beroep van Brussel.
In verband met de werklastmetingen kan ik verwijzen naar mijn antwoord van daarnet aan mevrouw Van Vaerenbergh. De resultaten van de werklastmetingen zullen door de colleges worden gebruikt om hun allocatiemodellen te voeden en zullen dienen als basis om vacatureplannen op te maken.
In het samenwerkingsprotocol is een dubbele aanpak afgesproken. Op korte termijn zal prioritair bijstand worden gegeven aan de rechtscolleges waarvan al bekend is dat zij een grote achterstand hebben, wat specifiek het geval is van de hoven en rechtbanken in Brussel. Daarnaast zal het College van de hoven en rechtbanken op basis van de nulmeting kunnen nagaan op welke plaatsen er een probleem is met de behandelingstermijnen en desgevallend zal het College ondersteuning bieden aan het betrokken directiecomité om een passend actieplan uit te werken.
03.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, het is natuurlijk juist dat u de volledige achterstand niet met een pennentrek kunt wegwerken. Dat is vanzelfsprekend, maar wij moeten ook durven erkennen dat het al een oud zeer is. Ik zetelde voor de eerste keer in de Kamer in de legislatuur 1991-1995 – dat is helaas al lang geleden – en toen had men al beloofd om hier een prioriteit van te maken, want toen was het al een groot probleem. Tien jaar later beloofde de regering van Guy Verhofstadt – uw partijgenoot – nog eens om het probleem prioritair op te lossen. Wij zijn nu meer dan 30 jaar later en het zou niet correct zijn om te zeggen dat er niets is gebeurd, maar het probleem blijft, zeker in Brussel, nog bestaan.
Ik zal de cijfers die u hebt vermeld uiteraard bestuderen. U zegt terecht dat werken voor Justitie aantrekkelijk kan zijn. Er is vandaag nog altijd een krapte op de arbeidsmarkt in het algemeen, maar ik heb nooit begrepen dat er in het verleden vaak zo weinig geïnteresseerden waren, want in alle eerlijkheid moet werken voor Justitie, zeker als magistraat, toch een droomjob zijn. Men kan daar ook zijn eigen accenten in leggen en het is ook geen slecht kader, dus het heeft mij altijd verwonderd dat het niet evident is om daar kandidaten voor te vinden. Ik hoop dan ook dat er positieve resultaten komen met alle impulsen die u zult geven. Ik heb dan ook een motie ingediend.
De voorzitster: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marijke Dillen en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Marijke Dillen
en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee,
- overwegende dat de problematiek van de gerechtelijke achterstand een problematiek is die al sinds jaar en dag aansleept en waar reeds tijdens de regeerperiode 1999-2003 door de toenmalige Premier werd aangekondigd dat dit definitief zou worden opgelost;
- overwegende dat de problematiek evenwel sindsdien alleen maar escaleerde in plaats van werd aangepakt en opgelost;
- overwegende dat de inhoud van uw beleidsverklaring er in principe op neer kwam dat u alle problemen waarmee Justitie de laatste 20 jaar mee te kampen had in deze legislatuur zou oplossen, waar te meer en afzonderlijk werd verwezen naar de (omvang van de) gerechtelijke achterstand;
- overwegende dat de oorzaken van de gerechtelijke achterstand zijn oorsprong vinden in allerhande factoren waaronder het gebrek aan griffiepersoneel, aan magistraten, gebrek aan professionele uitrusting, gebrek aan digitale vooruitgang, ... ;
- overwegende dat er sinds uw beleidsverklaring om het eufemistisch te zeggen maar bijzonder weinig is gerealiseerd van uw aankondigingspolitiek in het algemeen, en het probleem van de gerechtelijke achterstand nauwelijks werd aangepakt in het bijzonder;
vraagt de regering
onmiddellijk een doordacht en functionerend globaal plan uit te werken waarbij de oorzaken van de gerechtelijke achterstand worden aangepakt, zodat dit kan resulteren in een definitieve oplossing van de gerechtelijke achterstand."
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Marijke Dillen et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l’interpellation de Mme Marijke Dillen
et la réponse du vice-premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord,
- considérant que le problème de l'arriéré judiciaire est un problème qui traîne depuis des années et que déjà au cours de la législature 1999-2003, le premier ministre de l'époque avait annoncé qu'il serait définitivement résolu;
- considérant qu’au lieu d’avoir été abordé et résolu, le problème n’a toutefois fait que s’aggraver depuis lors;
- considérant que les termes utilisés dans votre exposé d’orientation politique équivalaient en substance à dire que vous résoudriez durant cette législature tous les problèmes auxquels a dû faire face la Justice au cours des vingt dernières années, exposé dans lequel il est à plus forte raison et séparément fait référence à (l’ampleur de) l'arriéré judiciaire;
- considérant que les causes de l'arriéré judiciaire trouvent leur origine dans divers facteurs, dont la pénurie de personnel des greffes, de magistrats, le manque de matériel professionnel, d’avancée numérique,...;
- considérant que depuis la publication de votre exposé d’orientation politique, vous avez d’une manière générale réalisé très peu de points de votre politique d'annonce, et avez en particulier à peine abordé le problème de l'arriéré judiciaire et il s’agit là d’euphémismes;
demande au gouvernement
d'élaborer sans délai un plan global réfléchi et viable qui s'attaque aux causes de l'arriéré judiciaire, de manière à ce qu'il puisse aboutir à une résorption définitive de l'arriéré judiciaire."
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Katja Gabriëls.
Une motion pure et simple a été déposée par Mme Katja Gabriëls.
03.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, ik wil collega Dillen bedanken voor de suggesties. De gerechtelijke achterstand bestaat al lang, maar bij het hof van beroep van Antwerpen bijvoorbeeld zien we dat de situatie echt verbeterd is. Brussel is nog een groot probleem. We hebben ook de lopende audit van de Hoge Raad voor Justitie. Mevrouw Dillen, u bent wel een goede ambassadeur voor de justitie als u zo met lof over de magistratuur spreekt. Ik zal niet zeggen dat ik u suggereer om magistraat te worden, hoewel we er nog wel enkele zoeken.
Na corona kan ik nu eindelijk ook fysiek magistraten ontmoeten. Vorige week, bij het emeritaat van een onderzoeksrechter in West-Vlaanderen, heb ik er verschillende ontmoet. Vandaag heb ik een West-Vlaamse familierechter van de Nederlandstalige kamer die in Brussel woont, ontmoet. Zij sprak met passie over bemiddeling in familiezaken. Er is heel veel talent bij onze magistraten en het zijn goed geschoolde mensen. We hopen dat we nu met de campagnes en de extra investeringen meer mensen zullen kunnen overtuigen om de stap te zetten, onder meer vanuit de advocatuur, naar de magistratuur. Dat is een grote uitdaging.
We zullen niet alles kunnen veranderen maar met de extra middelen waarin we voorzien zullen we ook in goede laptops, software en werkomgevingen voor de magistraten kunnen investeren. Hopelijk komt er binnenkort ook een digitaal dossier. Dat zou ertoe moeten leiden dat meer mensen aangetrokken worden door de magistratuur.
03.05 Marijke Dillen (VB): Ik heb gehoord dat u dit weekend ook in Antwerpen magistraten hebt ontmoet. Ik heb ook gehoord van uw sportieve activiteiten en de cross waaraan u hebt meegedaan.
03.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Antwerpen is één
van mijn favoriete arrondissementen. (onverstaanbaar)
De voorzitster: Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
04 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De toegestane privileges in Belgische gevangenissen" (55020015C)
04 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'octroi de privilèges dans les prisons belges" (55020015C)
04.01 Marijke
Dillen (VB): Woensdag 4 augustus 2021 kon
vanuit de Gentse gevangenis de 40-jarige Rus Mouslim Aboubakarov ontsnappen.
Volgens de media zou de man een heftruck gebruikt hebben om over de
gevangenismuur te kunnen klauteren.
Ook volgens dezelfde media zou de man waarvan
sprake veroordeeld zijn voor menig zware misdrijven, waaronder onder meer
verschillende diefstallen met geweld, wapenbezit en gijzeling met foltering
hetgeen hem een celstraf zou hebben opgeleverd tussen de 10 en 15 jaar.
Gevangenen hebben de mogelijkheid om te
werken binnen de gevangenismuren. Privileges, zoals bijvoorbeeld in contact
komen met gevaarlijke materialen of bijvoorbeeld materialen die zouden kunnen
aangewend worden om een ontsnapping voor te bereiden, dan wel uit te voeren,
dienen in principe verdiend worden. Daar kan niet lichtzinnig worden over
beslist. Het is bijzonder moeilijk te begrijpen dat iemand met een dergelijk
strafblad en een veroordeling tot meer dan 10 jaren celstraf met een heftruck
in contact kon komen.
Hoe werkt het systeem van privileges
binnen de gevangenismuren en wie beslist daarover?
Zijn er bepaalde criteria die moeten
voldaan zijn zodat gedetineerden van bepaalde privileges zouden kunnen genieten
zoals bijvoorbeeld het in aanraking komen met bepaalde gevaarlijke materialen
dan wel materialen die gebruikt zouden kunnen worden bij een ontsnapping?
Zijn er bepaalde categorieën van
gedetineerden die worden uitgesloten van voormelde privileges? En zo ja, wie
beslist dit? En worden deze beslissingen repetitief ge(her)evalueerd?"
04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik zal de drie vragen samen beantwoorden, omdat ze met elkaar verband houden.
Artikelen 81 tot en met 85 van de basiswet regelen de arbeid van gedetineerden in gevangenissen. Werken is geen privilege in gevangenissen, maar een principe. De basiswet bepaalt dat gedetineerden het recht hebben om deel te nemen aan de in de gevangenis beschikbare arbeid. Dit recht kadert in het uitbouwen van een zinvolle detentie, het versterken van de gedetineerde in het kader van zijn re-integratie en het vergoeden van slachtoffers en het afbetalen van schulden, wat volgens mij het allerbelangrijkste is.
De directeur staat in voor de toewijzing van de arbeid aan de gedetineerde. Hierbij wordt rekening gehouden met de technische competenties van gedetineerden, hun arbeidsattitude en de potentiële risico's in het kader van veiligheid en orde. Dit kan gaan over zaken als het risico op vluchten of het misbruiken van potentieel gevaarlijke materialen.
De evaluatie gebeurt op basis van het individuele dossier van de gedetineerde. De beslissing van de toekenning van arbeid aan de gedetineerde kan op elk moment worden gewijzigd op basis van het gedrag, informatie van interne of externe partners of op basis van het detentieverloop.
De gedetineerde die gevlucht is uit de gevangenis van Gent stond niet bekend als vluchtgevaarlijk en zijn gedrag in de gevangenis werd als correct omschreven. Hij was sinds 28 januari 2019 werkzaam in de werkhuizen van de gevangenis en trad in juli 2020, dus ruim een jaar geleden, toe tot de losploeg van de gevangenis. Er rezen daar, tot zijn ontvluchting, geen problemen. Mocht dit wel het geval geweest zijn, zou hij op basis van concrete informatie zijn ontzet uit zijn functie. Het incident werd onderzocht en er werd een risicoanalyse uitgevoerd. Deze risicoanalyse wordt ook uitgebreid naar alle andere inrichtingen waar heftrucks in gebruik zijn.
Op het dak langswaar de gedetineerde kon vluchten, worden rollen concertinadraad aangebracht. De instructie om de heftruck bij niet-onmiddellijk gebruik telkens te stallen achter een afgesloten poort werden aangescherpt. Er werd ook onderzocht of er stevigere en veiligere sleutelcontacten voor heftrucks op de markt zijn en of de reikwijdte van de vork van de heftruck kon worden ingeperkt.
04.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor de toelichting bij dit dossier over de gevangenis van Gent en voor de maatregelen die al zijn genomen.
U verwees naar artikelen 81 tot en met 85 van de basiswet en zegt dat werken geen privilege is. Daarover ben ik het niet met u eens. Als er voldoende werk zou zijn voor alle gedetineerden, dan zou het inderdaad een recht zijn. In de gevangenissen van Antwerpen, waarvan ik de situatie ken, heerst echter een groot tekort aan arbeidsplaatsen. Ik heb evenwel niet de pretentie om te beweren dat ik van de situatie van gevangenissen in andere provincies op de hoogte ben. In de Antwerpse gevangenissen is er toch nog een groot tekort aan arbeidsplaatsen. Er moet voor worden gezorgd dat die selectief worden toegekend.
04.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, er zal een nieuwe gevangenis gebouwd worden in Antwerpen, waarvoor, zoals u weet, het contract ondertussen is toegewezen. Daar zullen in veel meer arbeidsplaatsen worden voorzien. Het klopt dat in het arresthuis in Gent, waar ik op bezoek ben geweest, de ruimte voor werk relatief beperkt is.
L'incident est clos.
05 Samengevoegde interpellaties en vragen van
- Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Geweld tegen vrouwen" (55000174I)
- Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De globale aanpak van huiselijk geweld in Frankrijk" (55020039C)
- Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De bevraging bij slachtoffers" (55020040C)
05 Interpellations et questions jointes de
- Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les violences faites aux femmes" (55000174I)
- Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'approche globale des violences domestiques en France" (55020039C)
- Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'enquête menée auprès des victimes" (55020040C)
05.01 Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, ik zie dat mijn interpellatie en mijn twee vragen op één hoop gegooid zijn. De aanleiding van mijn interpellatie was de recente Pano-reportage. Die bevatte niets nieuws, ik was dus zeker niet gechoqueerd toen ik ze zag. Wij hebben het over twee doden, elke maand door partnergeweld, vooral geweld op vrouwen.
De andere vragen had ik al eerder ingediend. Ik weet het, het is zomerreces geweest, maar ik moet constant op dezelfde spijker blijven slaan, want er gebeurt gewoon niets. Wij zien dat Spanje en Frankrijk initiatieven genomen hebben, en nu ook het Verenigd Koninkrijk.
Als ik interpellaties indien om zaken te onderzoeken, legt men die gewoon volledig naast zich neer. Ik ben blij dat het probleem nu nog eens in de verf wordt gezet door die Pano-reportage: ongeveer 40.000 aangiften wegens intrafamiliaal geweld per jaar. Ongeveer 150 daarvan hebben potentieel een dodelijke afloop.
Ik zeg 'ongeveer', want wat blijkt? Correcte cijfers zijn er eigenlijk niet. De website stopfeminicide.blogspot.be heeft die cijfergegevens eigenlijk verzameld op basis van krantenartikels. Dat is een eerste pijnpunt.
Wij vernamen in die rapportage ook dat de politie te plaatse komt en soms twee verschillende verhalen hoort. Processen-verbaal worden zo'n geval niet opgesteld. In de rapportage werd gesteld dat het aan de politie is, wanneer de verklaringen van dader en slachtoffer niet overeenstemmen, dat vast te stellen en er toch een proces-verbaal van te maken. Het is hallucinant hoeveel slachtoffers van partnergeweld en ex-partnergeweld geen gehoor krijgen en in de kou blijven staan.
Ik krijg bijna wekelijks mails en telefoontjes met de meest gruwelijke verhalen over situaties waar het gerecht gewoon faalt, waar de politie gewoon faalt.
De Family Justice Centers – ik weet het: die zijn een Vlaamse bevoegdheid – zijn nog altijd niet uitgerold. Als ik nu op Vlaams-Brabant zoek, valt er niets te zien. Andere leveren effectief goed werk, maar dat gebeurt niet in alle provincies. In Vlaams-Brabant is dat bijvoorbeeld nog problematisch.
Ook zien wij dat in het Verenigd Koninkrijk een systeem bestaat dat de personen waarschuwt wanneer hun nieuwe partner gewelddadig optrad tegen een ex-partner. Ik vraag u: kijk dat na. Kan dat ook in België worden ingevoerd?
Ook de zelfmoordcijfers moeten onder de loep worden genomen, want ik ben ervan overtuigd dat een heel aantal zelfdodingen te wijten is aan de vaak onderschatte problematiek van belaging, stalking en pesterij door de partner, kortom partnergeweld. Dat wordt vooralsnog niet gecapteerd in de statistieken.
In Spanje heeft men de antitoenaderingsband ingevoerd, waarmee men een stap verder gaat dan met het stalkingsalarm dat recentelijk in Gent in werking trad. Ik krijg op mijn pleidooi ter zake evenwel geen gehoor. Er is in Spanje zelfs een nieuw wetgevend initiatief waardoor de ouder-dader van intrafamiliaal geweld de kinderen niet meer mag zien. Zo wordt alweer een angel uitgetrokken en wordt een dodelijke afloop vermeden, aangezien kinderen niet langer gevaar lopen en het contact tussen slachtoffer en dader beperkt wordt.
Mijnheer de minister, u hebt in de pers verklaard dat wie zijn of haar partner doodt, levenlang moet krijgen, maar wanneer doet u iets met die aankondiging?
Wanneer mogen we de digitale risicotaxicatietool verwachten?
Rechters zouden bovendien het voorbeeld moeten volgen van Antwerpse en Limburgse rechtbanken, die vaker een huisverbod opleggen. Dat bestaat niet eens in de andere provincies.
Ik dring er voorts op aan dat u het mobiel stalkingsalarm in het hele land uitrolt. Zult u eindelijk de antitoenaderingsband, waarbij een alarm afgaat als de dader in de buurt komt, zonder dat het slachtoffer een knop hoeft in te duwen, invoeren?
Ik had het ook al over de Family Justice Centers en over het Engelse systeem waarbij de nieuwe partner weet krijgt van het gewelddadig verleden van de andere.
In het verlengde van de interpellatie vraag ik naar de algemene aanpak van huiselijk geweld. Frankrijk kan op dat vlak als voorbeeldland dienen. Daar krijgt elk politiebureau een gespecialiseerde agent, werd de antitoenaderingsband ingevoerd en werden gespecialiseerde rechtbanken geïnstalleerd, waarin het strafrechtelijke en het burgerrechtelijke aspect van dergelijke zaken worden samengevoegd. Een familierechtbank krijgt daar zicht op klachten over partnergeweld en het verleden van de dader. Dat gebeurt hier niet, waardoor de rechtbank er niet mee aan de slag kan, of waardoor een rechtbank bepaalde feiten ziet in het licht van een vechtscheiding en er niets gebeurt.
Wanneer zal het globaal plan tegen seksueel geweld uitwerking krijgen? Ik lees bij het antwoord op mijn vraag aan staatssecretaris Schlitz dat zij stelt dat een veiligheidsplan zal worden opgemaakt, waarbij wordt gekeken of de partner een veilig onderkomen heeft of naar een vluchthuis moet. Ook daar moet een totale mentaliteitswijziging komen. Als er zulke zaken gebeuren, moet de dader uit het huis en het slachtoffer met de kinderen moeten veilig in huis kunnen blijven. Die mentaliteitswijziging is er nog steeds niet. Het is niet het slachtoffer dat moet vluchten.
Over mijn laatste vraag inzake de bevraging van de slachtoffers is collega Demir daarmee gestart in september. Ik had daar ook een aantal vragen over. Hoe werken jullie mee met dat initiatief? Hebben jullie ook de intentie om zo een bevraging te organiseren? Ik heb ook nog een vraag over de privacy van de slachtoffers.
Ik dank u voor uw antwoorden.
05.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Dank u wel, collega, voor uw vragen. Ik zal ze een voor een beantwoorden. Mijn excuses dat het wat lang zal duren, maar ik vind het onderwerp te belangrijk om daar kort en licht over te gaan.
De regering maakt van de strijd tegen het intrafamiliaal geweld een prioriteit zoals het werd aangekondigd in het regeerakkoord en in mijn beleidsnota. Het Verdrag van Istanbul van de Raad van Europa dat in 2012 door België werd ondertekend en geratificeerd in 2016, vormt hiervoor de leidraad. Sinds 2001 heeft België zijn beleid voor wat betreft gendergerelateerd geweld geconcretiseerd door middel van een actieplan samen met de Gemeenschappen.
Sensibilisering, opleiding en preventie, bescherming van slachtoffers, opvang van slachtoffers en de tenuitvoerlegging van een efficiënt strafbeleid vormen de belangrijkste doelstellingen van dat actieplan. Specifiek voor politie en justitie bestaat er sinds 2006 richtlijnen voor de aanpak van zaken van partnergeweld: de COL van 2006 die werd herzien in 2015.
Mijn collega Schlitz finaliseert op dat ogenblik – het is een kwestie van weken – het nieuwe nationale actieplan tot 2025. Zoals gezegd, zal het actieplan gealinieerd zijn op het Verdrag van Istanbul en de aanbevelingen van GREVIO. GREVIO is het onafhankelijke expertenpanel dat de invoering van het verdrag in de verschillende lidstaten monitort. Het plan zal gecoördineerd worden door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen.
Ik kom op uw tweede vraag met in totaal zes concrete maatregelen in Frankrijk.
Op elke zaak van intrafamiliaal geweld moet een strafrechtelijk antwoord volgen. Seponeringen om opportuniteitsredenen worden niet wenselijk geacht. Er moet steeds een proces-verbaal worden opgemaakt en naar de procureur des Konings worden gestuurd. De COL van 2006 is daar zeer duidelijk over. Zelfs als de aangegeven of vastgestelde gedraging geen misdrijf lijkt te zijn, moet een proces-verbaal met als preventiecode 42 – familiaal geschil – worden opgemaakt. Zo heeft een magistraat in geval van nieuwe feiten alle elementen om de ernst van de situatie te beoordelen en de meest geschikte maatregelen te bepalen. Zaken van partnergeweld en intrafamiliaal geweld worden dus ernstig genomen en prioritair behandeld.
Om de dimensie van de intrafamiliale context meer kracht bij te zetten, wordt hieraan in de werkzaamheden aangaande de hervorming van het Strafwetboek veel aandacht besteed. In het kader van het nieuwe seksuele strafrecht, waarvan de parlementaire werkzaamheden gisteren zijn gestart, zal de bestraffing worden verstrengd ten opzichte van de huidige situatie. De stemming zal hopelijk zo snel mogelijk gebeuren, maar nu starten belangrijke hoorzittingen hierover. Ik wil uiteraard ook het Parlement respecteren en de tijd geven die nodig is om dat belangrijke werk te doen.
Alleen inzetten op een snelle en zware bestraffing, volstaat echter niet. Dat is ook niet de hoofddoelstelling van het strafrechtelijk beleid inzake intrafamiliaal geweld. Deze vorm van geweld is immers zeer complex en interpersoonlijk en is niet altijd gemakkelijk in te schatten. De hoofddoelstelling is altijd geweest dat het geweld stopt en dat potentiële slachtoffers, voornamelijk ook kinderen, in veiligheid worden gebracht.
Ik kom straks nog terug op uw voorstel B over de antitoenaderingsarmband. Ik koppel dat aan mijn antwoord op uw mondelinge vraag nr. 55020039C ingediend op 16 september 2021.
Wat uw suggesties C en F betreft, klopt het niet dat in België het vluchtprincipe van de slachtoffers de evidentie is. Sinds 2012 beschikken de politionele en justitiële actoren over de mogelijkheid van een tijdelijk huisverbod in geval van huiselijk geweld. De wet inzake het huisverbod werd in 2012 vertaald naar concrete richtlijnen voor de politie en het parket. Na de evaluatie van het huisverbod door de steundienst van het openbaar ministerie en de daaruit voortvloeiende wetswijziging van 2014 werden de volgende belangrijke wijzigingen aangenomen: ten eerste, de verlenging van de termijn van tien naar veertien dagen, ten tweede, de verplichte begeleiding door de diensten van de Gemeenschappen van de persoon die uit het huis wordt gezet, en ten derde, de verhoging van de strafmaat voor het overtreden van het huisverbod naar een jaar. Hierop werden ook de richtlijnen voor de politiediensten en het openbaar ministerie alsook de samenwerkingsmodaliteiten met de diensten van de Gemeenschappen herzien. De herziene versie van de COL uit 2012 – op 5 maart 2020 – is dan ook een gemeenschappelijke omzendbrief van het College, de minister van Binnenlandse Zaken en de bevoegde ministers van de deelstaten.
De nieuwe omzendbrieven beogen parketten te stimuleren om deze extra tool in de strijd tegen partnergeweld te hanteren en op te nemen in het strafrechtelijke beleid, dit voor wat de gedragingen betreft die een ernstig en onmiddellijk gevaar vormen, maar die geen misdrijf lijken te zijn.
De nadruk wordt gelegd op een nog betere communicatie tussen de actoren en de betrokkenen. Alle actoren, dat zijn de politie, het parket, het justitiehuis, de dienst slachtofferonthaal en de familierechtbank, zullen snel en op een uiterst gecoördineerde wijze te werk gaan. Het is cruciaal dat deze actoren zowel onderling als met de betrokkenen snel communiceren. Daarenboven zal de procureur des Konings de dienst slachtofferonthaal systematisch vatten door zo snel mogelijk en ten laatste op de eerste werkdag na de beslissing van huisverbod, relevante stukken en informatie mee te delen. Verder moet de procureur des Konings het justitiehuis systematisch het mandaat geven om de uithuisgeplaatste te begeleiden en op te volgen tijdens het tijdelijk huisverbod door zo snel mogelijk en ten laatste op de eerste werkdag van het huisverbod, relevante stukken en informatie mee te delen.
Het tijdelijk huisverbod zal daarenboven een belangrijke plaats krijgen in het nieuwe nationale actieplan in wording. Ik verwijs ook naar de COL van 2020 inzake de veralgemening van het herbezoek door de politiediensten in situaties van partnergeweld. Die omzendbrief werd aangenomen in de context van de coronacrisis maar het is de bedoeling om deze ook nadien te blijven toepassen afhankelijk van het resultaat van de evaluatie.
U heeft evenwel gelijk dat de begeleiding van daders en slachtoffers heel belangrijk is om recidive te vermijden. We rekenen er ook op dat de Gemeenschappen hun uiterste best zullen doen om hieraan extra aandacht en middelen te besteden.
Ik kom aan uw punt D over de gespecialiseerde kamers. Een oprichting van een aparte kamer heeft een belangrijke impact op de gerechtelijke organisatie en op procedureel vlak. Bovendien zijn de magistraten in de familierechtbanken gespecialiseerd in het burgerlijk procesrecht dat wezenlijk verschilt van het strafprocesrecht. Met het bestaan van intrafamiliaal geweld wordt evenwel rekening gehouden in andere specifieke zaken die behandeld worden door de familierechtbank, bijvoorbeeld bij het bepalen van de modaliteiten van de huisvesting van de kinderen, maar het maakt altijd deel uit van een geheel van factoren die de rechters moeten beoordelen om een correct beeld te krijgen van het belang van het kind dat doorslaggevend moet blijven en van de partijen die de rechter in overweging moet nemen bij de beslissing. Daarenboven trachten de kamers van minnelijke schikking reeds het intrafamiliaal geweld te verminderen of te beëindigen om door verzoeningsmechanismen te komen tot akkoorden over de modaliteiten met betrekking tot de uitoefening van het ouderlijk gezag, de huisvesting of de onderhoudsuitkeringen. De evaluatie van de familierechtbank moet ons een beter beeld geven van de efficiëntie van de procedures die voor de familierechtbank gevoerd worden en de verbeteringen die kunnen aangebracht worden. Op dit ogenblik is het nog niet aangewezen of in ieder geval voorbarig om kamers op te richten die zowel strafrechtelijke als burgerlijke zaken behandelen.
Bovendien is er nu al, waar nodig, een informatiestroom tussen de familiekamers en de andere kamers. Er kan worden verwezen naar de artikelen 764 en 765 van het Gerechtelijk Wetboek en de COL uit 2015 aangaande richtlijnen met betrekking tot het advies van het openbaar ministerie in burgerrechtelijke materies. Ook de COL van 2006, die werd herzien in 2015, zet expliciet in op de samenwerking tussen de correctionele parketten en de afdeling Jeugd en Gezin van de parketten.
Het is belangrijk verder in te zetten op het verbeteren van deze informatiestroom tussen de verschillende actoren, evenals op de opleiding van magistraten. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de verplichte basisopleiding en de voortgezette opleiding inzake seksueel en intrafamiliaal geweld die werd ingeschreven in de wet van 31 juli en die wordt georganiseerd door het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding. Intussen hebben meer dan 1.700 magistraten deze opleiding al gevolgd.
Ik kom tot uw tweede pakket vragen. Wat de vraag in verband met Vlaanderen betreft, verwijst u naar het initiatief van de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, een initiatief dat ik ondersteun en toejuich. Het onderzoek betreft een bevraging naar de werking van een van de diensten die onder haar bevoegdheid valt, zijnde de dienst Slachtofferonthaal. De bevoegde minister wenst de werking van haar dienst te verbeteren, waar nodig op basis van deze evaluatie. Het departement Justitie werkt hieraan als zodanig niet mee, maar ik lees dat er ook een bevraging zal zijn van de magistraten over hoe zij de werking evalueren. Het lijkt mij uiteraard gepast dat wij daaraan meewerken. U vraagt mij of ik de intentie heb om een gelijkaardige bevraging te organiseren. Ik ben dat niet van plan. Het zou mijns inziens niet kies zijn dat ik als federaal minister de werking evalueer van diensten die niet onder mijn bevoegdheid vallen.
Wat de vraag betreft op welke wijze de privacy van het slachtoffer zal worden beschermd tijdens het onderzoek, dat is een vraag die aan de collega moet worden gesteld.
Ik kom tot uw derde pakket met acht vragen. Ten eerste, de werkzaamheden binnen de regering met betrekking tot de hervorming van het Strafwetboek zijn volop aan de gang. Het gaat hier om titanenwerk, over duizenden pagina's. Zodra die werkzaamheden zijn afgerond, zal ik het ontwerp ter bespreking voorleggen aan het Parlement.
Zoals u weet, is het de doelstelling om daarin een nieuwe, verzwaarde vorm van doodslag als misdrijf in te voeren, zijnde intrafamiliale doodslag. Deze vorm van doodslag zal, ongeacht of er sprake is van voorbedachtheid, kunnen worden bestraft met een levenslange gevangenisstraf. In het huidige Strafwetboek kan in geval van partnergeweld waarbij er geen voorbedachtheid is geen levenslange gevangenisstraf worden uitgesproken. Een levenslange gevangenisstraf kan maar worden uitgesproken bij voorbedachtheid van de dader.
In het nieuwe Strafwetboek is het ook de bedoeling om nog meer werk te maken van de behandeling van stoornissen. Intrafamiliaal geweld gaat immers vaak gepaard met een drugs- of alcoholproblematiek. Alternatieve strafmaatregelen om de onderliggende oorzaak aan te pakken en zo de spiraal te doorbreken, zullen ook worden ingeschreven.
Ik kom dan bij uw tweede vraag. Het is van groot belang om het intrafamiliaal geweld beter in kaart te brengen. Door de gebrekkige digitalisering van justitie is dat tot op heden onvoldoende mogelijk. Daarom is het digitale dossier van cruciaal belang. Het zal als eerste worden ingevoerd voor intrafamiliaal en seksueel geweld. Zo kunnen we het probleem immers beter in kaart brengen.
In de eerste plaats wordt tegen eind oktober een afschrift van het vonnis ter beschikking gesteld op Justonweb. Het is het bedoeling om daarna het digitale dossier uit te bouwen door stelselmatig meer documenten op te nemen in Justonweb. Concreet willen we in de nabije toekomst onder meer het elektronisch PV en de dagvaardig opnemen in Justonweb. Vandaag zijn de analyses reeds lopende om deze andere documenten zo snel mogelijk op te nemen in het dossier. Het is echter nog niet mogelijk om een exacte timing te geven. We zijn hiervoor afhankelijk van de technische ontwikkeling en vooral van het uitvoerig testen van de gebouwde technische bouwblokken.
Vervolgens zijn er de zelfmoordcijfers. Voor de uitwerking van dit punt moeten er gesprekken worden gevoerd met de politie, aangezien niet alle zelfmoorden aanleiding geven tot het aanmaken van een correctioneel dossier. Er zijn momenteel projecten lopende om de efficiëntie van de informatie-uitwisseling tussen politie en justitie te verbeteren en bijgevolg ook inzage te geven in de basisgegevens van bepaalde feiten die op het terrein zijn vastgesteld.
Het volgende punt is de risicotaxatietool. Deze tool bestaat reeds en het gebruik ervan wordt omkaderd door de COL2020 van 26 juni van dat jaar. Deze tool geeft een eerste risico-evaluatie inzake partnergeweld voor de politiediensten en de parketten. Er zijn meerdere doelstellingen, waarvan de eerste is zeer alarmerende risicofactoren in de verf te zetten. Deze vereisen niet alleen dat het parket onmiddellijk wordt ingelicht, maar in voorkomend geval ook dat de magistraat snel en adequaat reageert om de veiligheid van het slachtoffer en zijn of haar entourage te garanderen.
De tweede doelstelling is de magistraat die voor het dossier instaat, de mogelijkheid te bieden om snel kennis te nemen van de situatie en ze diepgaand te analyseren via gedetailleerde lezing van het dossier aan de hand van de ingevulde checklist.
Tot slot is er ook een algemene sensibiliserende doelstelling. Die wijst een politiebeambte of een magistraat op het belang van een adequate evaluatie van dergelijke situaties en stimuleert hen om de aangegeven feiten in de juiste context te plaatsen. Het betreft dus een digitale checklist die de politie bij de vaststelling van de feiten overloopt. De software kan alarmerende risicosituaties signaleren aan de justitie en andere sectoren.
De omzendbrief is in werking getreden op 1 januari van dit jaar. De digitale risicotaxatietool zelf werd ontwikkeld door de politie en er loopt een proefproject. We hebben reeds de bevestiging gekregen dat de data uit deze tool tegen begin volgend jaar ter beschikking zullen worden gesteld van de justitie, zodat we hier business intelligence rapporten over kunnen bouwen.
Van de kant van Justitie bouwen we verder aan een recidivetool, die een inschatting kan geven van het recidivegevaar van bepaalde verdachten op basis van de kenmerken van het dossier.
Het huisverbod kwam reeds aan bod in een van uw vorige vragen. Ik ga u ook de laatste cijfers bezorgen, maar ik denk dat u die nog niet zo lang geleden al ontvangen heeft. Het klopt dat een aantal parketten dit zeer goed doen, terwijl er bij andere windstilte is, zoals in mijn eigen provincie West-Vlaanderen. Er zijn nu wel twee magistraten van mijn kabinet die bij alle parketten langsgaan, waarbij heel uitdrukkelijk het instrument van het tijdelijk huisverbod geaccentueerd wordt. Dit moet inderdaad nog beter worden gebruikt.
Dan kom ik tot het stalkingalarm en de antitoenaderingsarmband. Wat het mobiele stalkingalarm betreft, weet u dat dit op de agenda staat. Volgend op de ministeriële omzendbrief van 2019 is er in Gent een pilootproject opgestart. Dat project ging uit van een holistische aanpak – mijn excuses voor dat woord – met zowel een veiligheidsluik als multidisciplinaire opvolging. Het volstaat immers niet om slachtoffers zomaar een alarm te geven. Het veiligheidsluik betreft een app geïntegreerd in de 112-app waarbij een draagbaar knopje, dat via bluetooth verbonden is met de smartphone van het slachtoffer, het slachtoffer toelaat heel gemakkelijk de politie te verwittigen. Ook de noodcentrales zijn mee in het project betrokken zodat deze alarmen meteen de gepaste opvolging krijgen. Het is bovendien nationaal actief: het slachtoffer wordt dus niet beperkt in zijn of haar bewegingsruimte. Het proefproject liep ten einde in december 2020. Het werd zeer positief geëvalueerd en er wordt nu gestart met de verdere nationale uitrol van dat alarm.
De antitoenaderingsarmband is een andere technische tool die, zoals u aangeeft, in Frankrijk wordt gebruikt. Het laat een geolocalisatie toe van het slachtoffer en de dader zodat, als een bepaalde afstand niet wordt gerespecteerd, er een alarm afgaat. Deze tool vereist dat zowel slachtoffer als dader ermee worden uitgerust. Er moet dus een akkoord zijn van de dader om dergelijke tool te dragen. Dit brengt ons meteen in een ander kader dan het mobiele stalkingalarm. Zo kan het in Frankrijk worden opgelegd in het kader van een strafprocedure op bevel van de onderzoeksrechter of de zogenaamde juge des libertés de la détention. Het bevel kan worden uitgesproken als aanvullende maatregel bij een gerechtelijke controle in afwachting van het proces; bij wijze van straf; en daarnaast in bepaalde burgerlijke zaken. Het kan dus pas in werking treden na het aanhoudingsbevel, na de veroordeling of in het kader van de uitvoering van de straf: enige tijd dus na de feiten, en in levensbedreigende gevallen is het van belang te kunnen ingrijpen zonder deze fase van het strafproces te moeten afwachten. Het mobiele stalkingalarm heeft deze beperkingen niet en kan onmiddellijk worden ingezet.
Het ene sluit het andere niet uit, collega Bury, en ook deze tool is interessant en de mogelijke inplanning moet worden geanalyseerd. Men mag dit niet onbedachtzaam doen. De Franse ervaring leert ons dat de tool een enorme impact kan hebben op de slachtoffers. Een aantal van hen gaf na enkele weken de armband terug omwille van de impact op hun privéleven veroorzaakt door de permanente geolocalisatie, door de stress veroorzaakt door valse alarmen (blijkbaar door technische problemen), door slecht ingestelde perimeters en zelfs door het misbruik van de daders die opzettelijk de perimeters overschrijden om de slachtoffers angst aan te jagen. We moeten het verder evalueren en analyseren om te anticiperen op de euvels die in Frankrijk werden aangegeven en in functie daarvan zien of dit in het Belgische kader kan worden ingepast.
Dan kom ik tot de Family Justice Centers. Voor Vlaanderen is het gepast te verwijzen naar Veilig Thuis als overkoepelende term, een samenwerkingsverband tussen diensten die werken met gezinnen waar geweld is. Er wordt samengewerkt met een aantal vaste partners: de politie, het parket, het CAW en ook het OCMW. Elke regio vult zijn aanbod in op basis van de noden en de mogelijkheden. Het kan een Family Justice Center zijn of een ketenaanpak. Het kan ook zijn dat het Family Justice Center verschillende diensten zijn, gevestigd op één plek. Ongeacht of er nu een Family Justice Center of een ketenaanpak is of niet, de kern van het concept Veilig Thuis is om slachtoffers een betere, gecoördineerde dienstverlening aan te bieden met als doel het geweld te stoppen en escalatie te voorkomen. In Vlaanderen zijn er op dit ogenblik vier Family Justice Centers geopend: in Antwerpen, Mechelen, Turnhout en Hasselt. In Franstalig België wordt voornamelijk ingezet op een multidisciplinaire aanpak.
De organisatie van de Family Justice Centers en van de Ketenaanpak Intrafamiliaal Geweld vallen onder de bevoegdheid van de deelstaten. Voor meer informatie verwijs ik u uiteraard naar de collega's van de deelstaten.
Wat uw punt 7 betreft: u verwijst hier naar een onderdeel van wat ook de wet van Clare, of Domestic Violence Disclosure Scheme, genoemd wordt, een werkwijze die in Engeland en Wales in 2014 werd ingevoerd naar aanleiding van de moord op een vrouw door haar ex-partner. Deze werkwijze voert enerzijds het right to ask in, het recht om aan de politie te vragen informatie over iemand te krijgen in geval van bijvoorbeeld een agressieve partner, en anderzijds het right to know, waarmee de politie in bepaalde omstandigheden iemand proactief mag inlichten indien ze menen dat die persoon gevaar loopt gelet op het gewelddadige verleden van de partner.
Dergelijke mogelijkheden inzake recht op informatie zouden ook bestaan in Nieuw-Zeeland, Australië en Canada. We staan uiteraard open voor elke maatregel die toekomstige slachtoffers kan vermijden, maar deze maatregel moet wel met zeer veel voorzichtigheid worden bekeken en benaderd, rekening houdend met het recht op privacy en het vermoeden van onschuld. De maatregel was ook in Engeland en Wales niet onbesproken omwille van de verschillende belangen die tegen elkaar moeten worden afgewogen, maar ook omwille van het risico op bijvoorbeeld phishing.
Volgens recente cijfers is bovendien ook niet duidelijk of de maatregelen een invloed hebben op een vermindering van het aantal moorden op vrouwen of dat dergelijke maatregelen een invloed hadden op het zoeken van hulp.
Ik kom bij uw laatste vraag.
Een van de actiepunten van Justitie in het Nationaal Actieplan Geweld tegen Vrouwen heeft tot doel het huidige wetgevende kader inzake de verblijfsregeling, het omgangsrecht, de bepaling van het ouderlijk gezag en de toepassing ervan te analyseren en te evalueren.
Recente wijzigingen in de Spaanse wet, die de rechtbank de mogelijkheid geeft het gezamenlijke ouderlijk gezag en/of de verblijfsregeling op te schorten ten aanzien van een ouder tegen wie een strafprocedure loopt voor intrafamiliaal geweld, zullen bij de beoordeling van de analyse en de evaluatie mee in overweging worden genomen.
Op basis van artikel 9 van het Verdrag inzake de rechten van het kind en op basis van artikel 8 van het EVRM is de scheiding ouder-kind echter enkel mogelijk in het belang van het kind en kan ze hooguit tijdelijk zijn. Er mag dus niet lichtzinnig mee worden omgesprongen. Een kind heeft recht op omgang met beide ouders.
Dat recht is niet absoluut. Staten hebben een ruime beoordelingsmarge bij het nemen van het initiële besluit om kinderen te scheiden van hun ouders. Een grondige toetsing is echter nodig.
Bovendien heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld dat het ultieme doel is ouders en kinderen uiteindelijk opnieuw samen te brengen.
Mevrouw de voorzitster, mevrouw Bury, dat was mijn lange antwoord.
05.03 Katleen Bury (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreide toelichting.
Ik heb genoteerd dat u stelt dat het een prioriteit is. Ik merk dat ook aan uw uitgebreide antwoord.
Dat de Conventie van Istanbul als leidraad wordt gebruikt in het Nationaal Actieplan, dat de komende weken zal worden voorgelegd, stelt mij gerust. Er staan echter wel een aantal zaken in waarmee u het ook niet eens bent, zoals de gespecialiseerde rechtbanken, waarvan in de Conventie van Istanbul gewag wordt gemaakt. U stelt dat die aparte rechtbanken moeilijk zijn en dat wij gespecialiseerde rechters hebben, die inzetten op verzoening en bemiddeling. U stelt ook dat die rechters de hele situatie eigenlijk goed doorhebben.
Dat klopt niet. Zij hebben geen zicht op de situatie en op alles wat zich strafrechtelijk afspeelt, zelfs wanneer heel snel een onderzoeksrechter een contactverbod heeft uitgevaardigd. Die rechtbanken weten nergens van.
Een andere zaak is de verzoening en bemiddeling. Wanneer wij op dat punt de Conventie van Istanbul erop naslaan, merken wij dat verzoening en bemiddeling daarin gewoon worden uitgesloten. In de Conventie staat dat, wanneer er sprake is van intrafamiliaal geweld, dader en slachtoffers moeten worden gescheiden en dat niet constant een deur moet worden opengelaten voor iemand die blijvend druk kan uitoefenen en de zaken kan blijven verzuren. Het is toch belangrijk dat u die conventie nog eens goed bekijkt en daarin meegaat, en niet zomaar zegt dat u dit zal volgen, maar de helft ervan niet uitvoert.
U bent geen voorstander van het sepot, elke klacht moet worden vervolgd. In de praktijk komen mails en telefoons binnen met getuigenissen dat dossiers al een jaar zijn afgesloten door de onderzoeksrechter, maar waar er niks gebeurt. Die dossiers liggen ergens stof te vergaren op een parket. We kijken ook naar Halle-Vilvoorde. Dat is in de praktijk niet prioritair behandeld. U kan zeggen wat daarvan te zeggen valt en zeggen dat u dat prioritair wil behandelen, maar in de praktijk is dat niet zo. Dat ligt daar stof te vergaren.
Het stalkingsalarm wordt verder uitgerold. Ik ben blij dat u die antitoenaderingsarmband verder zal onderzoeken. Uiteraard moet er worden gekeken wat de gevolgen zijn in Frankrijk. U hebt het dan over mensen met stress en daders die expres over een bepaalde perimeter zullen treden. Anderzijds toont dit wel aan dat we met een echt gevaarlijke dader te maken hebben. Dat zijn extra elementen die aantonen dat die maatregelen zeker niet voor niets zijn, en dat ze juist nodig zijn. U zegt dat het niet meteen kan worden aangekoppeld. Een onderzoeksrechter wordt vrij snel gevat bij intrafamiliaal geweld en berooft de dader ook vrij snel van zijn vrijheid. Die antitoenaderingsarmband kan dan ook vrij snel aan de dader worden aangebracht.
U zegt dat ik onterecht meen dat vluchten naar vluchthuizen de evidentie is. Heel veel slachtoffers getuigen in de praktijk dat de politie hen nooit heeft gezegd dat ze in huis konden blijven. Ze vragen of ze een plaats hebben om te overnachten of naar een vluchthuis kunnen. Dat huis komt soms zelfs niet eens ter sprake. Ook dat is de praktijk, maar niet anders. U zegt dat dat een belangrijke rol zal spelen in het nationaal actieplan. U zal ook een ronde van de parketten doen. U zit er wel mee in.
U hebt de bestraffing en de begeleiding toegelicht. Er is vaak een verslavingsproblematiek. Het is belangrijk dat die zaken worden aangepakt en dat die mensen op het rechte spoor kunnen komen.
Over het digitale heb ik niet echt een antwoord gehad. Eind oktober is het vonnis beschikbaar op Justonweb.
Over de stappen daarna heb ik niet echt een exacte timing. U zegt zelf dat er andere factoren van afhangen, maar ik krijg niet echt een antwoord.
Dan kom ik tot het voorstel van de UK over de privacy. Uiteraard is het belangrijk dat die verschillende belangen worden afgewogen, maar als het om uiterst criminele daders gaat lijkt het mij gewoon onmogelijk dat mensen er niet voor gewaarschuwd worden.
Een laatste punt is het opschorten van de verblijfsregeling zoals in Spanje. U hamert daar op de belangen van het kind en de tijdelijkheid van de maatregel. Ik denk wel dat in bepaalde gevallen, wanneer er monsterlijke zaken gebeurd zijn, het van belang is – ik refereer weer naar Istanboel – om de slachtoffers te beschermen, de daders buitenspel te zetten en eerder naar de veiligheid te kijken dan direct naar de tijdelijke maatregel, en dat als hoogstnoodzakelijke maatregel. Op die momenten moeten de slachtoffers gewoon beschermd worden en daarom lijkt me dat ook een zeer belangrijk voorstel om verder te analyseren.
Ik heb een motie ingediend bij de interpellatie voor een aantal aanbevelingen aan de regering. Ik hoop echt dat er werk van wordt gemaakt.
De voorzitster: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Katleen Bury en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Katleen Bury
en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee,
- gelet op het feit dat geweld tegen vrouwen gruwelijke proporties aanneemt;
- overwegende dat er jaarlijks 40.000 aangiftes worden gedaan van intrafamiliaal geweld. 150 daarvan zijn geweldmisdrijven met een potentiële dodelijke afloop;
- overwegende dat het niet bekend is hoeveel slachtoffers een man dan wel vrouw zijn aangezien er geen officiële statistieken bestaan;
- overwegende dat er vandaag de dag nog steeds slachtoffers in de kou blijven staan, na een zoveelste aangifte van partnergeweld;
- overwegende dat de Family Justice Centers nog steeds niet uitgerold zijn in alle Vlaamse provincies;
- overwegende dat er in de UK en in Spanje efficiënte wetgeving bestaat om dit fenomeen te bestrijden;
- overwegende dat mijn verschillende interpellaties hieromtrent volledig genegeerd worden;
vraagt de regering:
- dringend de nodige initiatieven te nemen om daders van dodelijk partnergeweld levenslang te kunnen veroordelen;
- het in kaart brengen van partnergeweld en de zelfmoordcijfers onder de loep nemen;
- een nieuwe risicotaxatietool invoeren;
- het tijdelijk huisverbod meer uitvoeren;
- het uitrollen van het mobiel stalkingsalarm en het implementeren van de antitoenaderingsarmband in de huidige wetgeving (cfr Spanje);
- het drastisch inkorten van de termijn om tot veroordeling over te gaan in zaken van intrafamiliaal geweld, zodat de slachtoffers sneller en efficiënter beschermd kunnen worden;
- het eindelijk uitrollen van Family Justice Centers in alle provincies;
- een systeem invoeren waarbij personen worden gewaarschuwd dat hun partner een gewelddadig verleden heeft ten aanzien van hun ex-partner (cfr. UK);
- een wet in voege laten treden om bezoekrecht aan kinderen af te nemen na intrafamiliaal geweld (cfr. Spanje)."
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Katleen Bury et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de Mme Katleen Bury
et la réponse du vice-premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord,
- vu que la violence à l’égard des femmes prend des proportions effrayantes;
- considérant que l’on enregistre chaque année 40 000 déclarations relatives à des faits de violence intrafamiliale, dont 150 infractions violentes pouvant entraîner la mort;
- considérant que la répartition du nombre de victimes entre hommes et femmes n’est pas connue puisqu’il n’existe pas de statistiques officielles;
- considérant qu’à l’heure actuelle, certaines victimes ne sont toujours pas prises en considération après avoir pourtant dénoncé à plusieurs reprises des faits de violence entre partenaires;
- considérant que les Family Justice Centres ne sont pas encore mis en place dans toutes les provinces flamandes;
- considérant qu’au Royaume-Uni et en Espagne, il existe une législation efficace pour lutter contre ce phénomène;
- considérant que mes différentes interpellations en la matière ne sont absolument pas prises en compte;
demande au gouvernement:
- de prendre sans délai les initiatives nécessaires pour pouvoir condamner à perpétuité les auteurs de violences entre partenaires ayant entraîné la mort;
- d’examiner de près le rapportage des violences entre partenaires et les statistiques concernant les suicides;
- de mettre en place un nouvel outil d’évaluation des risques;
- d’appliquer davantage l’interdiction temporaire de résidence;
- de déployer l’alarme mobile harcèlement et le bracelet antirapprochement prévus dans la législation actuelle (cf. Espagne);
- de réduire drastiquement le délai de jugement des affaires de violence intrafamiliale, afin que les victimes puissent être protégées plus rapidement et plus efficacement;
- de mettre enfin en place des Family Justice Centres dans toutes les provinces;
- de mettre en place un système avertissant les personnes que leur partenaire a un passé violent à l’égard d’un(e) ex-partenaire (cf. Royaume-Uni);
- de mettre en place une loi permettant de retirer le droit de visite relatif aux enfants en cas de violence intrafamiliale (cf. Espagne)."
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Katja Gabriëls.
Une motion pure et simple a été déposée par Mme Katja Gabriëls.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
- Sander Loones aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het voortbestaan van de rechtbanken in Ieper en Veurne en de justitiële nabijheid in de Westhoek." (55020069C)
- Wouter Vermeersch aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De nabijheid van Justitie in West-Vlaanderen" (55020376C)
- Sander Loones à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le maintien des tribunaux d'Ypres et de Furnes et la proximité de la justice dans le Westhoek" (55020069C)
- Wouter Vermeersch à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La proximité de la Justice en Flandre occidentale" (55020376C)
06.01 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, er heerst wat nervositeit aan de westkust en in de Westhoek omdat er onzekerheid bestaat over de toekomst van onze rechtbanken.
Recht, rechtspraak en rechtbanken moeten figuurlijk nabij zijn. Mensen moeten zich betrokken voelen bij de rechtspraak in hun regio. Ze moeten echter ook letterlijk nabij zijn. Het is belangrijk dat mensen op een toegankelijke manier bij de rechtbank terechtkunnen, dat ze daarvoor geen lange afstanden moeten afleggen en dat ze er gemakkelijk geraken met het openbaar vervoer.
Vandaag is dat wettelijk geregeld. De zetels van rechtbanken zijn in de wet verankerd. De wet bepaalt dus waar die zich moeten bevinden, maar het verhaal doet de ronde dat u plannen zou hebben om die wet aan te passen. Het betreft artikel 186 van het Gerechtelijk Wetboek. Het voorstel zou blijkbaar zijn dat die rechtbanken niet meer verankerd zouden zijn in de wet zelf, maar dat de voorzitters van de rechtbanken in de toekomst zouden kunnen beslissen tot een verhuizing.
Heel wat mensen, waaronder ikzelf, zijn daarover nerveus. Wat zal dat precies geven, zeker voor de nabijheidsrechtbank in Veurne en Ieper? Het gaat in de eerste plaats om de ondernemingsrechtbank, maar in latere fases misschien ook over de rechtbank van eerste aanleg en de arbeidsrechtbank.
Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen. Er werden heel wat brieven aan u gericht, onder andere van het Westhoekoverleg en van de West-Vlaamse balie. Er zijn moties goedgekeurd, onder andere in mijn eigen gemeenteraad, trouwens op initiatief van de meerderheidspartijen CD&V en Open Vld. Dit is dus een breedgedragen bezorgdheid. Hebt u brieven ontvangen? Wat is uw antwoord daarop?
Wat is precies het plan? Er bestaat daarover wat onduidelijkheid. We hebben gisteren horen zeggen dat er een verhuizing van een rechtbank mogelijk wordt gemaakt in het kader van de overstromingen in Limburg. Dat staat morgen op de agenda van de plenaire vergadering. Dat is echter heel strikt omkaderd. In die wetswijziging staat dat dit enkel zal kunnen in geval van overmacht, dat het enkel tijdelijk is en ook dat, wanneer er een dergelijk advies van de voorzitter van de rechtbank komt, dat niet meer dan een advies is en dat over de verhuizing zal worden beslist via een koninklijk besluit dat in de ministerraad moet worden overlegd. Het zal dus effectief wel een politieke beslissing zijn. Zal de wijziging gelijkaardig zijn? Komen er barrières of is het echt de voorzitter van de rechtbank die dat zeer flexibel zou kunnen veranderen?
Ten slotte, wat is uw persoonlijke mening hieromtrent? Zelfs als de procedure verandert en de voorzitters van de rechtbanken daarover mogen beslissen, dan nog is het interessant om uw mening te kennen. Vindt u dat de rechtbanken in Veurne en Ieper moeten blijven bestaan en hun bevoegdheden ten volle behouden?
06.02 Wouter Vermeersch (VB): Inzake de bezorgdheid over de rechtbanken van onder meer Ieper en Veurne staan Vlaams Belang en N-VA duidelijk schouder aan schouder.
Recent heeft dienstverlenende vereniging
Westhoek (DVV Westhoek), het overlegplatform van 18 steden en gemeenten in de
Westhoek, haar terechte bekommernissen geuit aan de minister van Justitie over
het voortbestaan van de rechtbanken van onder meer Ieper en Veurne.
Momenteel ligt het wetsontwerp tot
wijziging van artikel 186 van het Gerechtelijk Wetboek op tafel. Deze wetgeving
regelt de organisatie van de afdelingen van de rechtbanken van eerste aanleg en
de arbeids- en ondernemingsrechtbanken. Op vandaag is het bestaan van deze
(afdelingen van) rechtbanken verankerd in de wet. Door de wijziging zou een
beslissing van de voorzitters van de rechtbanken bepalen welke
'nabijheidsrechtbanken' er blijven bestaan. Gezien deze voorzitters al
georganiseerd zijn op provinciaal niveau is de vrees gegrond dat dit snel zal
leiden tot de afschaffing van landelijk gelegen afdelingen van de rechtbanken.
Dit voorontwerp leidt op het terrein terecht tot veel ongerustheid.
De Hoge Raad van de Justitie is duidelijk
geen voorstander van het schrappen van het verbod op de afschaffing van
bestaande zittingsplaatsen en wenst een wettelijk gegarandeerde
basisdienstverlening te behouden in iedere afdeling van de rechtbanken. Ook
alle Vlaamse Balies steunen dit advies. Nu sluit ook DVV Westhoek zich terecht
aan.
Naar aanleiding van een vraag van collega
Marijke Dillen over deze problematiek tijdens de zitting van de commissie voor
de Justitie op 7 juli 2021 heeft de minister van Justitie geantwoord het advies
van de Hoge Raad van de Justitie alsook de adviezen van de balies te gaan
analyseren.
Wat is de stand van zaken van de analyse
van deze adviezen?
Heeft de minister van Justitie
kennisgenomen van het schrijven van DVV Westhoekoverleg?
Welk standpunt heeft de minister ingenomen in zijn antwoord?
Op de website van de balie van
West-Vlaanderen kunnen we lezen dat de minister van Justitie, tijdens een
digitale vergadering georganiseerd door de CJB Veurne, heeft laten weten dat
hij het idee van een mogelijke afschaffing van een afdeling via een
zaakverdelingsreglement laat vallen. Klopt dit bericht?
06.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega's, ik wil vooreerst verduidelijken dat mijn intentie om artikel 186 van het Gerechtelijk Wetboek te wijzigen momenteel binnen de regering besproken wordt. Het voorontwerp houdt in dat de voorzitter van de rechtbank door middel van een zaakverdelingsreglement een voorstel kan doen om materies of procedures te centraliseren in één of meerdere afdelingen. Die mogelijkheid bestaat nu al voor bepaalde materies die zijn opgesomd in het betrokken artikel, maar we willen deze bevoegdheid verruimen tot alle materies of alle procedures.
Het huidige voorontwerp van wet stipuleert uitdrukkelijk dat er geen zittingsplaatsen mogen worden afgeschaft of uitgehold en dat zo'n zaakverdelingsreglement gerechtvaardigd moet worden in functie van de noden van de dienst en de verbetering van de dienstverlening.
We hebben inderdaad een brief ontvangen van het gewestelijk overleg en we hebben kennis genomen van hun bekommernissen en hen een antwoord bezorgd. Wat er precies werd geantwoord, zal ik zo dadelijk verduidelijken. Naar aanleiding van de bespreking van dit ontwerp binnen de regering werd het advies van de balies gevraagd. De balie van West-Vlaanderen heeft geantwoord dat zij tegen de afschaffing van de zittingsplaatsen zijn. Het huidige voorontwerp voorziet het behoud van die zittingsplaatsen.
Ik herhaal dat het voorontwerp uitdrukkelijk stelt dat zo'n zaakverdelingsreglement moet worden gerechtvaardigd in functie van de noden van de dienst en de verbetering van de dienstverlening. De voorzitter dient vooraf het advies van de plaatselijke procureur, de arbeidsauditeur, de plaatselijk balie en de plaatselijke hoofdgriffier te vragen. Bovendien dient dit zaakverdelingsreglement bekrachtigd te worden bij KB na overleg in de ministerraad.
De middelen die we bij Justitie hebben, gaan we op een verstandige en efficiënte manier inzetten. Zo kan de voorzitter van een rechtbank door middel van een zaakverdelingsreglement een voorstel doen om materies of procedures te centraliseren in één of meerdere afdelingen. Die mogelijkheid bestaat nu al voor bepaalde materies en we willen dit verruimen. Zo kan de voorzitter er bijvoorbeeld voor kiezen om mensenhandel door een bepaalde afdeling te laten behandelen. Dat is bijvoorbeeld het geval in West-Vlaanderen, waar mensenhandel in Brugge wordt behandeld en voor cybercrime bijvoorbeeld in Mechelen. Een efficiënte justitie is naar mijn overtuiging immers een gespecialiseerde justitie. Specialisatie houdt noodzakelijkerwijze ook schaalvergroting in, want niet elke specialisatie kan overal in dezelfde mate aanwezig zijn.
06.04 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, u hebt een deel van mijn bezorgdheden weggenomen. U zegt heel duidelijk dat de zetels van de rechtbanken behouden blijven, maar ook dat een deel van de dienstverlening kan verhuizen, waarvoor u handig verwijst naar een aantal voorbeelden als mensenhandel en terrorisme. Dat zijn inderdaad grote criminele fenomenen, maar uw voorstel zou veel meer dienstverlening kunnen centraliseren. Theoretisch zou de zittingplaats van een rechtbank dus wel kunnen blijven bestaan, maar eigenlijk zou zij zo goed als niets meer doen. U neemt dus een deel van mijn bezorgdheden weg, maar niet alles.
U bevestigt daarnaast dat er een advies van de voorzitter zal komen, weliswaar na ruggespraak, maar dat de beslissing uiteindelijk politiek genomen zal worden, want er moet een koninklijk besluit worden goedgekeurd waarover overlegd is met de hele ministerraad. U zult dus moeten beslissen, vandaar was mijn belangrijkste vraag wat uw persoonlijke mening is. Zult u zo'n verhuizing van dienstverlening ondertekenen of niet? Op dat vlak blijven wij helaas op onze honger, want daarop hebt u niet geantwoord. Ik roep u op om dat in de toekomst wel te doen, want die vraag leeft over alle partijgrenzen heen. Daar worden moties over goedgekeurd in heel wat gemeenteraden in de Westhoek en zij hebben het recht om te weten wat u wenst te doen.
06.05 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, collega Dillen volgt de wijziging van artikel 186 van het Gerechtelijk Wetboek op de voet. Daarbij heeft zij altijd het belang van de nabijheid van Justitie beklemtoond en een pleidooi gehouden voor het behoud van de bestaande rechtbanken op de diverse niveaus. Dat is natuurlijk belangrijk, want de nabijheid van Justitie staat voor ons voor vertrouwen. De kloof tussen de burger en Justitie moet zo klein mogelijk worden gehouden. U neemt die bezorgdheid voor een stuk weg, maar wij zullen dat dossier natuurlijk blijven volgen. Daarom pleit het Vlaams Belang, net zoals het Westhoekoverleg en de balie, nog eens uitdrukkelijk voor het behoud van de rechtbanken van onder meer Ieper en Veurne.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitster: Vragen nrs. 55020111C van de heer Van Hecke en 55020245C, 55020246C en 55020247C van mevrouw Gabriëls worden omgezet in schriftelijke vragen.
- Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De vredegerechten in Brussel" (55020265C)
- Kristien Van Vaerenbergh aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het grote tekort aan vrederechters in de Brusselse gemeenten" (55020665C)
- Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les justices de paix à Bruxelles" (55020265C)
- Kristien Van Vaerenbergh à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'importante pénurie de juges de paix dans les communes bruxelloises" (55020665C)
07.01 Katleen Bury (VB):
Brussel kampt met een groot tekort aan vrederechters. Volgens diverse media
zouden 7 van de 19 kantons zonder titularis zitten. Voor de vacante plaatsen
zouden er nauwelijks kandidaten zijn. En alsof dit nog niet voldoende is
postuleren twee vaste vrederechters momenteel voor een andere post waardoor
volgend jaar het tekort zou kunnen oplopen tot 9 op 19, net geen 50%.
In uw beleidsverklaring van november 2020
meldde u dat u Justitie 'aantrekkelijker' wilde maken. Aangaande de
magistratuur was u in uw beleidsverklaring nog specifieker. Zo stelde u: “We
versnellen de instroom en het rekruteringsproces van magistraten en
gerechtspersoneel. We maken een modern, evenwichtig en aantrekkelijk (sociaal)
statuut voor de magistraten, in overleg met de Adviesraad van de magistratuur.
In afwachting van een allocatiemodel bekijken we samen met het College van
procureurs-generaal en het College van hoven en rechtbanken hoe we meer
flexibiliteit kunnen invoeren binnen de wettelijke kaders."
Welke concrete maatregelen heeft u reeds
genomen vanaf de datum van uw beleidsverklaring om tegemoet te komen aan de
inhoud van uw beleidsverklaring, in het bijzonder wat betreft de invulling van
de vacatures in de magistratuur?
Hoe gaat u in het bijzonder de Brusselse
problematiek van de vrederechters oplossen? Welke maatregelen heeft u reeds in
concreto genomen?
In welke fase bevindt zich het modern,
evenwichtig en aantrekkelijk sociaal statuut van de magistraten waarvan sprake
in uw beleidsverklaring en wanneer zal dit statuut uitgewerkt zijn en kunnen
toegepast worden?
Wat is de stand van zaken van het
allocatiemodel en werd er reeds samen met het College van procureurs-generaal
en het College van Hoven en rechtbanken samengezeten teneinde meer
flexibiliteit in te voeren binnen de wettelijke kaders? Wat zijn hiervan
desgevallend de concrete resultaten?
07.02 Kristien
Van Vaerenbergh (N-VA): Reeds enige tijd is
er een groot aantal vacante plaatsen voor de functie van vrederechter op de
Brusselse vredegerechten. In uw beleidsverklaring sprak u van extra
investeringen in Justitie onder andere op gebied van informatica en het
aanwerven van meer personeel.
De vraag is maar of u die laatste ambitie
zal kunnen waarmaken als men ziet dat nu reeds op de Brusselse vredegerechten
de vacante plaatsen niet meer ingevuld raken. Reeds lange perioden zijn
verschillende vacatures niet meer ingevuld waardoor de rechtsgang verre van
ideaal verloopt. Er wordt ongetwijfeld hard gewerkt om toch zo veel mogelijk
werk te verzetten maar de situatie kan zo niet blijven verder bestaan.
In tegenstelling tot andere
vredegerechten in het land worden de vredegerechten in het Brusselse
arrondissement niet gemanaged door een voorzitter gekozen uit de rechters van
vredegerechten en politierechtbanken maar valt het beheer onder de Brusselse
rechtbanken van eerste aanleg, wat toch een extra hindernis kan creëren voor
goed beheer en personeelsmanagement.
In een interview geeft de voorzitter van
de Nederlandstalige Brusselse rechtbank van eerste aanleg aan dat poolvorming
die in de praktijk reeds werd opgezet tussen de Brusselse vredegerechten kan
helpen.
Welke concrete acties heeft u genomen en
gaat u nemen om mensen warm te maken voor een functie binnen de Brusselse
vredegerechten?
Hoe lang staan de verschillende vacatures
al open?
Hoe groot bedraagt de achterstand momenteel
op de verschillende vredegerechten?
Hoeveel tijd verloopt er tussen een
verzoekschrift of dagvaarding en de inleidende zitting?
Hoe zal u de
poolvorming verder stimuleren?
Wanneer zal de anomalie opgelost worden waarbij niet langer de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg het management waarnemen van de vredegerechten maar de vrederechters of rechters in de politierechtbank zelf, zoals elders in het land het geval is?
07.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega's, deze vraag komt vandaag in diverse vormen en modaliteiten terug.
Een deel van de extra middelen van Justitie investeren we in extra magistraten en juridisch en administratief ondersteunend personeel. We ondernemen ook acties om Justitie aantrekkelijker te maken. Ik heb daarnet verwezen in mijn antwoord op de vraag van mevrouw Dillen dat we de aantrekkelijkheid willen verbeteren door een beter sociaal statuut, betere werkplekken, digitale werkomgeving, het verankeren van thuiswerk voor het gerechtspersoneel en een vergoeding daarvoor te voorzien, zomerstages, studentenstages en de employer branding campagne die heel binnenkort zal worden gelanceerd.
U hebt vragen gesteld over de Brusselse problematiek. De vacatures voor de vrederechters in Brussel zouden systematische geherpubliceerd worden tot ze opgevuld worden. Wij wachten geen monitoring of vacatureplan meer af. Het blijft echter een gegeven dat de kandidaten heel dun gezaaid zijn. Daarom namen wij een bijkomend wetgevend initiatief. Binnen de regering wordt thans een voorontwerp besproken waarbij wij ons geïnspireerd hebben op een gezamenlijke nota van de Hoge Raad voor Justitie en de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg te Brussel. Zo willen wij overkoepelende hoofdgriffiers installeren. Zij kunnen zorgen voor stabiliteit en uniformiteit en als gesprekspartner optreden voor de voorzitters van de rechtbank van eerste aanleg die de directiecomités in Brussel voorzitten. Via poolvorming van vredegerechten willen we de individuele vredegerechten uit hun isolement halen zodat er beter kan worden samengewerkt. Dat leidt tot een meer aantrekkelijke werksituatie voor de vrederechters. We willen de mogelijkheid om ervaren advocaten aan te trekken uitbreiden door het quotum van het aantal aanwervingen na een mondeling evaluatie-examen, de zogenaamde derde weg, op te trekken van 12 naar 15 %en door als berekeningsbasis niet het aantal magistraten per rechtsgebied, maar het nationaal aantal magistraten te nemen. Daardoor zal er specifiek voor Brussel meer ruimte komen voor de aanwervingen via deze derde weg. Via deze derde weg wensen we meer mensen aan te trekken en een gelijkstelling in te voeren met andere examens voor wat het aantal keren betreft dat men mag meedoen aan de examens. De geldigheidsuur als men geslaagd is, wordt opgetrokken tot zeven jaar.
Op uw derde vraag over de fase waarin het sociaal statuut zich bevindt, heb ik vorige week nog contact gehad met de voorzitter van de adviesraad voor de magistratuur. Dat loopt goed. Er waren een aantal knelpunten maar wij hebben die uitgepraat. Wij verwachten tegen begin volgend jaar de eerste teksten. Het is een discussie die reeds lang loopt. Dat weet u ongetwijfeld.
In verband met de stand van zaken van het allocatiemodel heb ik daarnet heel uitvoerig geantwoord op de vragen van de voorzitter rond de werklastmetingen. Ik denk dat ik daar best naar verwijs. Ik wens nog even te herhalen dat er een voorontwerp op tafel ligt om flexibele kaders in te vullen. Er komen dus veel ontwerpen naar de commissie, mevrouw de voorzitster.
In verband met de openstaande vacatures, een heel specifieke vraag, stel ik voor dat ik het antwoord schriftelijk bezorg. Het gaat over Anderlecht 1 en 2, Brussel 1, 2 en 4, Hasselt en Sint-Joost-ten-Node.
Er werd ook een vraag gesteld over de achterstand in de verschillende vredegerechten. Daarvoor verwijs ik, zoals ik eerder al deed in antwoord op een vraag over de gerechtelijke achterstand, naar het samenwerkingsprotocol en de dubbele aanpak. Op korte termijn zullen wij prioritair bijstand geven aan de rechtscolleges waarvan al bekend is dat zij een grote achterstand hebben. Specifiek gaat het om de hoven en rechtbanken in Brussel. Daarnaast zal het college op basis van een nulmeting kunnen nagaan op welke plaatsen er een probleem is met de behandelingstermijn. Desgevallend zal het college ondersteuning bieden aan het betrokken directiecomité om een passend actieplan uit te werken.
Hoeveel tijd verloopt er tussen een verzoekschrift of dagvaarding en de inleidende zitting? Die cijfers zullen u worden bezorgd op het einde van de maand, zo wordt mij meegedeeld, dus eind september zult u die antwoorden krijgen.
07.04 Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. U hebt uw campagne toegelicht en ik heb ook geluisterd naar het antwoord dat u ter attentie van mijn collega Dillen hebt geformuleerd.
U spreekt over herpublicatie van de wetgeving en de derde weg. Volgens mij zijn dat doekjes voor het bloeden.
Het sociaal statuut van de magistraten is een kwestie die al heel lang aansleept. U zegt nu dat dit begin volgend jaar zal worden bekeken. Maar wanneer is er uitsluitsel? Op een bepaald moment is het gewoon een gegeven: when you pay peanuts, you get monkeys. In het slechtste geval krijgt u zelfs helemaal niemand.
Meer specifiek in verband met de problemen in Brussel wil ik ook wel eens graag weten waarom rechters daar stoppen. Misschien liggen er nog andere problemen aan de basis, bijvoorbeeld dat men gewoonweg helemaal niet graag in die zone werkt. Op Canvas bekeek ik enkele reportages, niet over vrederechters, maar over magistraten, die dus eerder met strafrecht bezig zijn. Die magistraten zeggen dat er soms wordt gedreigd en dat zij bij het verlaten van de parketgebouwen toch even moeten rondkijken of ze niet door een of andere persoon worden opgewacht, gelet op hun vonnissen. In het Brusselse is ons ook de problematiek van onder andere rellen bekend. Heethoofden slaan uit het niets met een krik op het hoofd van politieagenten. Misschien moet eens bekeken worden of die problematiek ook al dan niet speelt en hoe er geremedieerd kan worden.
07.05 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. De gerechtelijke achterstand is volgens mij een van de grootste problemen binnen Justitie.
Specifiek omtrent de Brusselse vredegerechten verneem ik van verschillende mensen dat de toestand dramatisch is.
Ik heb in het bijzonder gevraagd naar het tijdsverloop tussen een verzoekschrift en een dagvaarding omdat ik verneem dat dit op sommige plaatsen soms maanden duurt.
Het is normaal dat het inleiden van een rechtszaak een bepaalde duur heeft, maar ik vind het dramatisch als men bijvoorbeeld als verhuurder pas na maanden voor de eerste keer in de rechtbank zijn probleem kan voorleggen. Ik las deze ochtend in het antwoord op een schriftelijke vraag van een collega dat in de afgelopen vijf jaar het aantal magistraten met de helft is verminderd. Dat is ongezien en in onze rechtsstaat onaanvaardbaar dat dat gebeurt.
Ik hoor wel dat een aantal initiatieven wordt genomen in het voorontwerp. Ik hoop dat dat het beroep iets aantrekkelijker zal maken en dat er sneller aangeworven zal kunnen worden. Ik kijk ook uit naar uw antwoord op die schriftelijke vraag, want als wij de cijfers kennen, weten wij beter waar wij aan toe zijn en hoe wij naar oplossingen moeten zoeken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- Michael Freilich aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De seponering in het kader van het onderzoek naar de Chinese spionnen" (55020313C)
- Erik Gilissen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De aanpak van cyberspionage" (55020325C)
- Katja Gabriëls aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De Chinese bedrijfsspionage in België" (55020903C)
- Michael Freilich à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le classement sans suite dans le cadre de l'enquête sur les espions chinois" (55020313C)
- Erik Gilissen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La lutte contre le cyberespionnage" (55020325C)
- Katja Gabriëls à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les activités d'espionnage industriel de la Chine en Belgique" (55020903C)
08.01 Erik Gilissen (VB): Mijnheer de minister, "Het Brusselse parket heeft een dossier tegen twee spionerende Chinezen geseponeerd. Amerikaanse speurders hadden nochtans vrij gedetailleerd blootgelegd hoe de twee te werk waren gegaan bij een Belgisch bedrijf." Dat was op 1 september te lezen in de media. De Chinezen zouden op grote schaal bedrijven hebben gehackt en bespioneerd.
Cybercriminaliteit is tegenwoordig schering en inslag. Hackers slaagden er onlangs niet alleen in om zich toegang te verschaffen tot de servers van de overheid, ook onze bedrijven blijken een geliefd doelwit te zijn.
De bronnen van de cybercriminaliteit lijken zich niet alleen vaak in China te bevinden, de Chinese overheid duikt vaak zelf op als betrokken partij. Als klap op de vuurpijl kunnen hackers en cyberspionnen daar ongestraft mee wegkomen. Een jaar na het openen van het dossier tegen deze cybercriminelen werd beslist om hen niet te vervolgen. De dreigende cybercriminaliteit, met name uit China, en de hieraan verbonden gevaren voor onze bedrijven, onze privacy en de overheid moet een halt worden toegeroepen.
Beschikt u over concrete en recente cijfergegevens in verband met cybercriminaliteit tegenover onze bedrijven, burgers en de overheid? Ik heb het dan over hacking, ransomware en dergelijke meer. Kunt u mij die bezorgen?
Welke stappen zult u zetten om onze bedrijven en instellingen te beschermen tegen hacking en andere vormen van cybercriminaliteit, met name vanuit China?
Wat is de huidige stand van zaken betreffende de beveiliging van de ICT-infrastructuur van de overheid? Zijn er na de cyberaanval van enkele maanden geleden nog sporen gevonden van hacking of onbeveiligde achterpoortjes die ongeoorloofde toegang mogelijk maken? Werd dit onderzocht?
Welk signaal geven we volgens u wanneer we cybercriminelen en bedrijfsspionnen gewoon ongestraft laten?
Wanneer zal de dreiging van cyberspionage en cybercriminaliteit eindelijk ernstig worden genomen? Zult u voor de bestrijding hiervan in extra middelen voorzien?
08.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Dank u voorzitter, dank u collega. Eerst en vooral wil ik u eraan herinneren dat ik als minister van Justitie niet kan, niet mag en niet wil tussenkomen in individuele zaken. Hier speelt uiteraard de grondwettelijke onafhankelijkheid van de gerechtelijke macht zoals bepaald in artikel 151 van de Grondwet.
Op basis van de door het parket van Brussel aangeleverde informatie, kan ik u meedelen dat het dossier zonder gevolg werd geklasseerd. De vermeende feiten dateren van 2018 en werden bekend in juli 2020. De argumenten die tot de seponering leidden zijn de volgende. Ten eerste, beide verdachten worden ook in de Verenigde Staten voor spionage vervolgd. Ten tweede, bovendien betreft het Chinese staatsburgers die in China verbleven en waarover geen informatie beschikbaar was dat zij effectief al in België geweest waren of hier verbleven hadden. Het belangrijkste is dat zij uiteraard zullen worden vervolgd, doch niet in ons land.
Als antwoord op uw eerste vraag zal ik u de statistische gegevens uiteraard schriftelijk bezorgen. In verband met uw tweede en vijfde vraag is het natuurlijk zo dat, los van de individuele afhandeling door het parket van dit dossier, de cybersecurity en de strijd tegen cybercrime een prioriteit is voor deze regering. Waarom? Omdat de Nationale Veiligheidsraad in mei een cybersecuritystrategie heeft laten uitwerken door het CCB (Centrum voor Cybersecurity België) samen met de diensten in het CCIV (Coördinatiecomité Inlichtingen en Veiligheid). Het CCB wordt trouwens geleid door de heer Miguel De Bruycker, die dat op een voortreffelijke manier doet.
Als minister van Justitie heb ik in het kader van de extra middelen voor Justitie – op termijn 250 miljoen euro extra in werking – bijkomend geïnvesteerd in cybercrime. De aanpak van de cybercriminaliteit in het algemeen is een van de prioriteiten van deze legislatuur. We plannen extra opleidingen over cybercriminaliteit voor magistraten en rechtspersoneel, we versterken ook het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding qua personeel en voorzien ook in meer werkingsmiddelen.
Er is inderdaad een grote toename van cybercrime, ook door de coronapandemie is dit fenomeen nog versterkt. Bij het openbaar ministerie is het daarom noodzakelijk om te voorzien in bijkomende gespecialiseerde cybermagistraten, om zo gelijke tred te kunnen houden met het buitenland en met de evolutie in het domein. Volgend jaar wordt 1,46 miljoen euro geïnvesteerd in 7 extra magistraten en 26 ondersteunende krachten in de gespecialiseerde opleiding van deze personen. Het is zo dat de budgettaire menselijke middelen van politie en justitie permanent moeten worden afgestemd om de groeiende uitdagingen inzake cybercriminaliteit aan te kunnen. Zonder een performant repressief luik zullen daders immers niet afdoende kunnen worden vervolgd of afgeschrikt, waardoor zij ongestoord hun activiteiten kunnen voortzetten.
Deze behoefte werd onder de redactie van het CCB vertaald in een cybersecuritystrategie. Deze strategie werd gevalideerd door de Nationale Veiligheidsraad en beschrijft per overheidsdienst die een rol speelt in de cybersecurityketen eveneens de behoefte voor de komende jaren, om zo de uitdagingen het hoofd te kunnen bieden. Het CCB zelf verzamelt dagelijks alle beschikbare informatie van verschillende bronnen, waaronder de inlichtingendienst en andere partners. Deze informatie wordt via verschillende kanalen permanent gedeeld met de beheerders van (…) systemen. Zowel de maatregelen als het beleid worden heel snel aangepast aan de evolutie van de dreiging.
Ik kom tot uw derde vraag. Binnen het raam van zijn wettelijke opdracht volgt het CCB continu de kwetsbare IT-systemen op die aangesloten zijn op het internet. Overheidsinstellingen en aanbieders van essentiële diensten krijgen toegang tot het early warning system, het notificatiesysteem dat informatie inzake cyberveiligheid, cyberdreiging en het opvolgen van infecties ter beschikking stelt.
Die informatie kan vervolgens aangewend worden om de interne veiligheid van de eigen ICT-systemen te verbeteren. De getroffen organisatie waarnaar wordt gerefereerd, heeft inderdaad bijkomende maatregelen genomen, onder meer voor een continue monitoring van haar netwerk en systemen. Hiervoor doet zij een beroep op een externe partij, en ook het CCB blijft de getroffen organisatie verder adviseren.
Ik kom tot uw vierde vraag. Dat signaal geven wij niet. De twee spionnen in kwestie worden vervolgd in de Verenigde Staten, en wij investeren in de aanpak van cybercriminaliteit. Dit is echter geen evidente strijd. De moeilijkheid om cyberaanvallen met voldoende zekerheid toe te wijzen en de daders te identificeren en te vervolgen, draagt zonder twijfel bij tot de aantrekkingskracht van cyberaanvallen, zowel voor statelijke actoren als voor de georganiseerde misdaad.
Om tot een succesvolle vervolging te komen, moeten de daders geïdentificeerd kunnen worden en moet hun schuld kunnen worden bewezen. In het geval van een cyberaanval is dat slechts heel uitzonderlijk mogelijk. Meestal is het immers onmogelijk directe informatie over de daders te bekomen uit de forensische data van de cyberaanval. De attributie wordt doorgaans gemaakt op basis van indirecte informatie, zoals de gebruikt malwaretools, de modi operandi, de infrastructuur die gebruikt wordt, en eventueel de activiteiten van de daders op het netwerk van het slacthoffer.
Die indirecte informatie heeft echter weinig bewijskracht. Sommige dadergroepen leggen bewust valse sporen. In het Engels noemt men ze false flags. Het feit dat een cyberaanval uitgevoerd kan worden vanaf grote afstand, is zeker ook een bijkomende moeilijkheidsgraad.
Tenzij de daders fouten maken, wat niet uitgesloten kan worden, en waarom de slachtoffers dus zeker klacht moeten indienen, is de kans klein de daders succesvol gerechtelijk te vervolgen. Dit wil echter niet zeggen dat er niets kan worden gedaan. Op Belgisch niveau is er sinds kort een attributieprocedure voor cyberaanvallen. Die procedure staat volledig los van het gerechtelijk onderzoek, dat onafhankelijk wordt gevoerd. De FOD Buitenlandse Zaken heeft de lead in die attributieprocedure. Dit geeft aan dat de attributie van een cyberaanval in dat geval gezien wordt als een diplomatieke actie.
Ook op Europees niveau werd een framework gecreëerd voor een gezamenlijke diplomatieke reactie tegen cyberaanvallen. Het heet de Cyber Diplomacy Toolbox. De publieke attributie en zelfs sanctiemaatregelen zijn mogelijkheden van die toolbox. Die maatregelen kunnen ook ingezet worden tegen landen die niet optreden tegen criminele hackers die vanaf hun grondgebied opereren.
We hebben dus zeker nog een weg af te leggen in het weerbaarder maken van onze burgers, bedrijven en instellingen. De cybersecuritystrategie van het Centrum voor Cybersecurity België, die ik zopas heb toegelicht, beschrijft net hoe we op dat vlak de komende jaren te werk zullen gaan.
08.03 Erik Gilissen (VB): Bedankt, mijnheer de minister, voor uw antwoord. Het hoeft geen betoog dat cybercriminaliteit zeker in een wereld met vorderende digitalisering dag na dag toeneemt. Cybercriminelen gaan ook alsmaar geraffineerder te werk en worden niet tegengehouden door landsgrenzen. U antwoordde dat de betreffende cybercriminelen in de Verenigde Staten zullen worden vervolgd. Ik hoop dat ze ook zullen worden gestraft voor hun misdaden tegen Belgische bedrijven.
Er moet alleszins werk worden gemaakt van een verbeterde aanpak van cybercriminaliteit. U onderstreept dat er 250 miljoen extra wordt vrijgemaakt voor Justitie voor meer opleidingen en de aanstelling van 7 bijkomende magistraten. Dat is positief. Ik hoop dat dat het verhoopte effect sorteert.
In verband met de servers van de overheid beklemtoont u dat er op het ogenblik geen gevaar is en dat er geen backdoors meer gevonden werden. De hacking van de servers doet natuurlijk de alarmbellen rinkelen. Vaak duikt China op als betrokken partij. Enkele maanden geleden onderstreepte eerste minister De Croo in de plenaire vergadering dat onze digitale vingerafdrukken enkel op onze identiteitskaart staan en niet in een database van de overheid. Gelukkig maar, zou ik zeggen, want anders waren die misschien ook gehackt en bevond de informatie zich misschien in China.
Wat de opsporing van cybercriminelen betreft, dat is uiteraard een moeilijk gegeven als ze false flags achterlaten om speurders op een dwaalspoor te brengen. Maar wat baat de opsporing van cybercriminelen als men ze ongestraft zou laten lopen? Ik hoop dus dat die twee Chinezen in de VS ook berecht zullen worden voor hun cybercriminele feiten hier in België. En wat baat het als men geen vuist durft te maken tegen bijvoorbeeld China? Ik heb daarstraks al verwezen naar zeven extra magistraten. Goed dat die ingezet zullen worden, want die worden intussen ook ingezet voor mensen die per ongeluk 1 km per uur te snel rijden. De cybercriminaliteit verdient zeker extra mensen want we moeten de straffeloosheid stoppen en werk maken van een kordate vervolging van hackers en cyberspionnen.
08.04 Minister Vincent Van Quickenborne: U maakt de vergelijking met verkeersonveiligheid. Dat is een vals argument. Ik weet niet of u slachtoffers kent van verkeerscriminaliteit, mijnheer Gilissen. Ik heb dit weekend een moeder ontmoet die één jaar geleden haar dochter heeft verloren in een verkeersongeval. Ik wil u die confrontatie niet aandoen. Wij nemen verkeerscriminaliteit ook ernstig. Als mensen 1 km per uur te snel rijden, dan worden ze niet geflitst, want zoals u weet is er een technische marge van 6 km. We nemen verkeerscriminaliteit ernstig en we nemen cybercriminaliteit ernstig, voor de veiligheid van onze mensen en zeker van onze kinderen.
08.05 Erik Gilissen (VB): Mijnheer de minister, verkeersveiligheid is uiteraard belangrijk, dat ga ik niet ontkennen. Ik zeg ook niet dat er niet opgetreden moet worden tegen mensen die zware verkeersovertredingen en dergelijke begaan. En elk ongeval is er een te veel. Ik heb ook niet gesteld dat daar niet op ingezet moet worden, maar vooral dat er ook op de bestrijding van cybercriminaliteit eindelijk extra moet worden ingezet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van Karin Jiroflée aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De niet-naleving van tijdelijke huisverboden" (55020335C)
09 Question de Karin Jiroflée à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le non-respect des interdictions temporaires de résidence" (55020335C)
09.01 Karin Jiroflée (Vooruit): Mijnheer de minister, ik kreeg van uw collega, minister Verlinden, in antwoord op een schriftelijke vraag een aantal cijfers over het niet naleven van tijdelijke huisverboden. In 2020 werden in de provincie Antwerpen maar liefst 24 inbreuken vastgesteld en in Limburg waren er dat 21.
Als ik de cijfers erbij neem van hoe vaak tijdelijke huisverboden worden uitgesproken, dan moet het ons niet verbazen dat de zwaarte van deze cijfers in deze provincies ligt. Het parket van Limburg spreekt maar liefst 60 % van de huisverboden uit en het parket van Antwerpen 30 %. De twee provincies zijn dus samen goed voor 90 % van alle tijdelijke huisverboden. Die cijfers roepen toch een aantal vragen op waardoor ik onder andere bij u terechtkom. Ik zal die vragen immers ook aan minister Verlinden stellen.
De percentages van uitgesproken huisverboden in gedachte kan men vaststellen dat de huisverboden veel vaker worden geschonden in de provincie Antwerpen dan in de provincie Limburg. Kan u duiden hoe dit komt? Bestaat daarvoor een verklaring?
Ten tweede, vermits de provincies Antwerpen en Limburg koploper zijn in het uitspreken van die tijdelijke huisverboden, vraag ik mij af of men een effect merkt van de huisverboden op de aanwezigheid van intrafamiliaal geweld via meldingen en eventuele veroordelingen ten opzichte van de regio's waar dit veel minder courant is.
Ten derde, kunt u mijn vertellen waarom deze maatregel in andere regio's zo weinig wordt toegepast? Misschien is dat eerder een vraag voor mevrouw Verlinden. Ik laat dat in het midden.
Ten laatste, u hebt mij de cijfers rond de niet-naleving van huisverboden bezorgd, maar wat gebeurt er indien een dader dit huisverbod schendt? Wat zijn de gevolgen daarvan?
Zoals ik reeds vermelde, zal ik die vragen ook aan uw collega stellen, maar ik vroeg mij af of u hierin reeds enige klaarheid kan brengen?
09.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Uw eerste twee vragen zijn interessant, maar het antwoord vereist een veel meer diepgaande analyse en studie. Op dit ogenblik beschikt het openbaar ministerie niet over wetenschappelijke studies die het mogelijk maken vragen te beantwoorden over het effect van de maatregel van het tijdelijk huisverbod of over de verschillen tussen arrondissementen over de niet-naleving van de maatregel.
Wat wij wel weten, is dat de aanvankelijke procedure te omslachtig was en de wetgever is opgetreden door wijzigingen aan te brengen aan dit mechanisme.
Het College van procureurs-generaal tracht met name de recente herziening van de COL 2012 betreffende het tijdelijk huisverbod en het gebruik van die maatregelen door openbare aanklagers aan te moedigen.
Het tijdelijk huisverbod is een van de instrumenten waarover magistraten beschikken, wanneer zij te maken krijgen met situaties van huiselijk geweld. Blijkbaar verkiezen sommige parketten echter andere oplossingen om problemen van intrafamiliaal geweld aan te pakken.
Bovendien staat de multidisciplinaire aanpak via de fameuze Family Justice Centers in Antwerpen en Limburg ontegensprekelijk het verst, waardoor de praktijk van de huisverboden het best toepasbaar is.
In antwoord op uw derde en laatste vraag, kan ik u melden dat de niet-naleving van een huisverbod door artikel 5 van de wet van 2012 strafbaar wordt gesteld en bijgevolg aanleiding kan geven tot een antwoord dat wordt gekozen uit de gebruikelijke waaier van reacties waarover het openbaar ministerie beschikt. Wanneer het huisverbod niet wordt nageleefd, kan dat worden bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en een geldboete.
09.03 Karin Jiroflée (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik dank u voor uw duidelijke antwoord.
In Antwerpen en Limburg staat de methodiek van de Family Justice Centers inderdaad het verst. Ik hoop dat u ook een aanzet zal geven om die methodiek in de andere provincies aan het rollen te brengen, zodat wij ook daar een betere werking krijgen.
Wat ik wel betreur, is dat geen diepgaande analyses worden gemaakt van de verschillende arrondissementen. Die analyses zouden ons immers echt een en ander kunnen leren en wij zouden er nuttige conclusies uit kunnen trekken.
Ik hoop dus dat die analyses in de toekomst worden opgenomen.
Ik dank u alvast voor uw antwoorden.
09.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Jiroflée, ik dank u voor uw opmerkingen.
Inzake de Family Justice Centers hebben wij natuurlijk een goed contact met onze Vlaamse collega-minister van Justitie en Handhaving, die bevoegd is. Wij zijn bezig om samen met haar ervoor te zorgen dat ook in andere provincies werk wordt gemaakt van de Family Justice Centers, ook in mijn eigen provincie. Wij merken immers dat de uptake van tijdelijke huisverboden er relatief laag is. De ene is dus geleerder dan de andere.
Uw vraag naar een diepgaande analyse is een goede suggestie. Ik zal bekijken of wij capaciteit kunnen vrijmaken bij het openbaar ministerie om minstens onderzoek daarnaar te doen. De tijdelijke huisverboden, waarover wij met mevrouw Bury hebben gesproken, zijn immers wel degelijk een doeltreffend middel om zeker in een vroege fase mogelijk huiselijk geweld tegen te gaan.
Ik zal dus mijn uiterste best doen bij het openbaar ministerie.
09.05 Karin Jiroflée (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, mag ik nog even repliceren?
Ik dank u voor uw aanvulling.
Die analyses kunnen inderdaad bijzonder nuttig zijn. Ik hoop echt dat u erin slaagt ze in te voeren en de Family Justice Centers ook in de andere provincies uit te rollen.
Dat is immers bijzonder belangrijk en we zien daar echt wel effecten van, onder andere bij de tijdelijke huisverboden. Bij het uitrollen van onze resolutie en het bestuderen van het mechanisme van intrafamiliaal geweld in het adviescomité voor Maatschappelijke Emancipatie hebben we nog een aantal andere voordelen van die Family Justice Centers ontdekt. Ik meen dat dit een prioriteit moet zijn als het gaat over intrafamiliaal geweld. Ik dank u in elk geval hartelijk voor het antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- Nicolas Parent à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La fermeture de la salle de consommation de drogues à moindres risques de Liège" (55020337C)
- Khalil Aouasti à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La politique en matière de consommation de drogues et les chambres de traitement de la toxicomanie" (55020830C)
- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Une nouvelle salle de consommation de drogues à Bruxelles" (55020974C)
- Nicolas Parent aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De sluiting van de veilige drugsgebruiksruimte te Luik" (55020337C)
- Khalil Aouasti aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het beleid inzake druggebruik en de drugsbehandelingskamers" (55020830C)
- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Een nieuwe druggebruiksruimte in Brussel" (55020974C)
10.01 Khalil Aouasti (PS): L'accord de gouvernement prévoit que la politique en matière
de consommation de drogues se concentrera sur la prévention, la réduction des
risques et à l'aide aux mineurs d'âge et aux usagers problématiques.
Il est
également prévu que le gouvernement généralise les chambres de traitement de la
toxicomanie. Ces chambres au sein du tribunal de première instance sont
spécialisées dans la poursuite des personnes qui ont commis des faits délictueux
en lien avec un problème de consommation de stupéfiants. Il en existe en effet
déjà en Flandre à Gand et Anvers.
Ces chambres semblent offrir des résultats
probants et permettent a beaucoup de personnes ayant de problème d'assuétude
d'éviter l'incarcération en leur proposant un accompagnement personnalisé et
une solution de traitement.
Elles
permettent donc une réduction importante du risque de récidive grâce à une
approche transversale et multidisciplinaire.
Des
analyses de l'INCC datant 2015 montrent qu'il existe 80 % de récidive en moins
chez les prévenus qui passent devant cette chambre.
Depuis
votre mise en fonction, quelles sont les mesures que vous avez prises
concernant la politique en matière de consommation de drogues depuis votre
entrée en fonction ? Qu'avez-vous entrepris pour réduire les risques, agir sur
la prévention ? Avec quelles opérateurs de terrain travaillez-vous à ces
questions ?
Pouvez-vous
nous indiquer où en est la généralisation des chambres de toxicomanie en
Wallonie, à Bruxelles et en Flandre? Où sont-elles en état de fonctionnement?
Des
moyens adéquats ont-ils été prévus pour permettre à la magistrature de
s'organiser afin de concrétiser leur implémentation?
10.02 Sophie De Wit (N-VA):
De gemeenteraad van Brussel keurde op 6 september een protocolakkoord goed
om om een spuitruimte te kunnen installeren in de Woeringenstraat, in het
centrum van Brussel.
Ik heb u al meermaals bevraagd over
dergelijke ruimtes, die we tot voor kort ook in Luik konden vinden. Maar daar
zou deze ruimte ondertussen gesloten zijn, omwille van een gebrek aan
overeenkomst met de stad. Ik hoef u dan ook niet meer te vertellen dat wij
ervan overtuigd zijn dat dergelijke ruimtes niet enkel illegaal, maar ook
onverantwoord zijn. Ze creëren immers de illusie dat druggebruik op één of
andere manier toch veilig kan zijn.
In het Brusselse protocolakkoord wordt
verwezen naar een nog te nemen circulaire door het parket van Brussel, omdat
deze essentieel is om dit betreurenswaardige project doorgang te kunnen laten vinden.
Ik heb hierover volgende vragen voor u:
1. Was u reeds op de hoogte van het door
de gemeenteraad goedgekeurde protocolakkoord? Is de circulaire ondertussen
reeds gepubliceerd? Heeft u contact gehad met het parket van Brussel over de
circulaire? Wat zal hier in komen te staan?
2. Bent u op de hoogte van de actuele
situatie in Luik? Zal het project daar verlengd worden?
10.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Aouasti, mevrouw De Wit, begin juli heb ik in de commissie voor Justitie al een aantal gelijkaardige vragen gekregen van mevrouw De Wit, dus ik zal proberen niet te veel in herhaling te vallen.
Mevrouw De Wit, ik beantwoord eerst uw vraag in verband met Luik. Het gelijkaardig project in Luik startte in 2018 onder mijn voorganger Koen Geens en werd recent stopgezet. Na een effectieve sluiting vanwege tijdelijke administratieve moeilijkheden heeft de consumptieruimte voor laagrisicogebruikers in Luik opnieuw de deuren geopend voor een nieuwe termijn van drie jaar.
Inzake het project in Brussel verwijs ik naar mijn antwoord van begin juli. Het parket van Brussel is niet de initiatiefnemer van het project, maar kadert het binnen de marges die ik al uiteenzette. Met de lokale politie wordt momenteel een rondzendbrief voorbereid om dat in de best mogelijke omstandigheden te laten verlopen.
Voor de vraag in verband met de drugwet verwijs ik naar het federaal regeerakkoord. Op het vlak van drugbeleid zetten wij het huidig beleid voort. Wel ligt een evaluatie van de drugwet ter bespreking voor door de algemene cel drugsbeleid. In een eerste fase zullen leemten, knelpunten en vragen tot wijziging van de wetgeving geïdentificeerd worden om zodoende het debat af te bakenen.
Quant à la question de monsieur Aouasti, conformément à la loi spéciale de réformes institutionnelles, la prévention de la toxicomanie relève des entités fédérées. Il ne m'appartient dès lors pas de me prononcer en la matière. Nous menons une politique répressive au niveau de l'offre. Selon la loi de Say, toute offre crée sa propre demande. En ce qui concerne la demande, nous traitons les usagers problématiques avant tout comme un problème de santé publique, d'où l'existence de chambres de traitement de la toxicomanie.
Au départ, il y avait une chambre de traitement à Gand, cette initiative a été suivie à Bruges et certaines ont également été créées à Anvers. Cette méthode est actuellement appliquée à Gand, Bruges, Anvers, Malines, Turnhout et Charleroi, que j'ai d'ailleurs visitée. Le président du tribunal de Namur penserait aussi à installer une telle chambre.
L'approche multidisciplinaire est également étendue à d'autres tribunaux et à d'autres problématiques comme la violence, les agressions, l'alcool et à certains jeunes. L'objectif est d'aider les personnes qui commettent des infractions souffrant d'un problème de dépendance à les surmonter par un suivi et un traitement. Afin de pouvoir appliquer ces bonnes pratiques au niveau national, des moyens ont été prévus dans le budget destiné au renforcement de la justice. Nous prévoyons un renforcement de cette approche dans les parquets ainsi que dans les tribunaux. Au sein des tribunaux, cela entre dans le cadre du budget supplémentaire qui a été prévu pour les priorités relatives aux tribunaux de première instance, à savoir les chambres de traitement ou de suivi, le renforcement des chambres de famille et le suivi accéléré.
Au total, un budget pour 24 juges, 24 greffiers et 24 assistants a été débloqué. Á cet effet, les recrutements prévus sont en cours.
10.04 Khalil Aouasti (PS): Monsieur le ministre, cela fait plaisir à entendre car cela faisait longtemps que l'on envisageait enfin beaucoup plus. La toxicomanie, comme les autres phénomènes d'addiction doivent d'abord être considérés comme un problème de santé publique. C'est dans cette voie qu'il convient d'avancer, de poursuivre, de renforcer. Je suis également heureux de voir qu'à Charleroi, cela convient, et qu'à Namur, c'est envisagé.
J'espère qu'avec les recrutements qui sont en cours, d'autres tribunaux de première instance pourront développer ces approches en matière de drogues mais aussi pour tous les phénomènes d'addiction qui créent des phénomènes dérivés criminels ou délictuels mais qu'il faut pouvoir traiter dans une approche beaucoup plus holistique. En tout cas, cela est intéressant, le travail est en cours et je vous en remercie. On se donne rendez-vous bientôt pour la suite et voir comment cela se sera encore développé.
10.05 Sophie De Wit (N-VA): Dank u wel voor de verwijzing naar uw eerdere antwoord. Ik zal de situatie in Luik mee opvolgen. U zegt dat er een protocolakkoord is en dat er een rondzendbrief zal volgen. Die zal wel nodig zijn. U kent ons standpunt over gebruiksruimtes. Dat is een walhalla voor junkies. Wij zijn het daar niet mee eens, omdat het bezit van verdovende middelen vandaag verboden is. Het faciliteren of makkelijker maken van druggebruik is ook verboden. Dat zegt de federale wet, zelfs al komt er nog een evaluatie van de federale wetgeving. De inrichting van zo'n gebruiksruimte is eigenlijk een overtreding op beide bepalingen. Dan is die circulaire nodig. Er is nu immers het engagement nodig van het openbaar ministerie om drugsbezit in de zone tot een kilometer buiten de gebruikersruimte niet te vervolgen en dat ook het faciliteren van druggebruik dan niet zal worden vervolgd. Er wordt een bijzonder grote gedoogzone gecreëerd. Dat is onverantwoord. Dat is bijna niet te controleren door de politie. Iedereen met wat drugs op zak die gepakt wordt in de buurt van zo'n ruimte kan dit verantwoorden met de gedoogzone. De politie moet dan maar controleren of dat zo is of niet.
Ik begrijp dat men wil inzetten op hulp, preventie en behandeling. Dat is heel belangrijk. Preventie is belangrijk. Behandeling is belangrijk. Repressie is ook nog een deel van het luik. Die elementen moeten samenwerken. Als de behandeling of preventie niet werken, moet repressie worden aangewend. Nu gewoon een gebruikersruimte inrichten in een gedoogzone geeft een totaal verkeerd signaal dat het daar blijkbaar wel veilig kan. Druggebruik is nooit veilig. Dat is het enige signaal dat we kunnen en mogen geven. Dit faciliteren en mogelijk maken staat helemaal haaks op de ontradingsgedachte en staat daarmee volledig haaks op het preventieverhaal. Mijnheer Aouasti, daardoor staat het ook haaks op uw insteek dat het een zaak is van Volksgezondheid. We geven immers het signaal dat het veilig kan en de politie zal het moeten gedogen, op basis van een circulaire. Dat is een heel moeilijke oefening. Het is misschien wel met de beste bedoelingen ingericht, maar het is een totaal verkeerd signaal. Drugs normaliseren of doen alsof het veilig is, ontraadt niet.
L'incident est clos.
- Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het Brusselse parket" (55020343C)
- Kristien Van Vaerenbergh aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De vervanging van de procureur des Konings bij het Brusselse parket" (55020666C)
- Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le parquet de Bruxelles" (55020343C)
- Kristien Van Vaerenbergh à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le remplacement du procureur du Roi au parquet de Bruxelles" (55020666C)
11.01 Katleen
Bury (VB): Op 1 april stapte de Brusselse
procureur des Konings Jean-Marc Mailleur over naar de privésector. Zo kwam het
Brusselse parket, met zo'n 300.000 zaken per jaar, zonder chef te zitten.
Een vervanging zou omwille van communautaire
evenwichten moeilijk liggen.
Voor de Brusselse procureur-generaal
Johan Delmulle is een nieuwe benoeming evenwel 'noodzakelijk en dringend'. “We
kunnen niet wachten op het einde van de legislatuur. Het is niet verantwoord
dat het grootste parket van het land gedurende drie jaar zonder korpschef zou
functioneren.".
In de media mochten we vernemen dat de
minister op de hoogte zou zijn van het probleem.
Is er inmiddels een oplossing voor het
voormelde probleem? Voor zover dit nog niet het geval zou zijn: hoe gaat u dit
probleem aanpakken? Wat is uw strategie? Zijn er objectieve selectiecriteria
dan wel proeven voorzien, waarin onder meer de perfecte tweetaligheid van de
kandidaten wordt getest? Op basis van welke (objectieve) criteria zal de openstaande
vacature worden ingevuld? Hoe verloopt de selectieprocedure?
Tegen wanneer mogen we hiervoor een
oplossing verwachten?
11.02 Kristien
Van Vaerenbergh (N-VA): Bij het parket van
Brussel vertrok in april de procureur des Konings. Vervanging ligt moeilijk
omdat het Grondwettelijk Hof de benoemingsprocedure, vastgelegd tijdens de
zesde staatshervorming, vernietigde. Volgens dit hof was het niet te
verantwoorden dat een Nederlandstalige kandidaat nooit in aanmerking kon komen
voor de functie van procureur of vice versa een Franstalige kandidaat voor die
van adjunct.
In zijn mercuriale rede waarschuwde de
procureur-generaal van Brussel, de heer
Delmulle, dat het niet verantwoord is dat het grootste parket van het land
lange tijd zonder korpschef blijft.
Door welke wetgeving wordt de
benoemingsprocedure momenteel geregeld na de vernietiging van de regeling
uitgedokterd in de zesde staatshervorming:?
Welke oplossing ziet u en tegen wanneer
zal deze uitgewerkt worden?
Moet, uws inziens, de nieuwe procureur
des Konings van het parket te Brussel bewezen tweetalig zijn?
11.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, met het arrest van 30 juni 2014 vernietigde het Grondwettelijk Hof het artikel 57, 5, van de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel. Dit artikel voegde in artikel 43 van de wet 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken een § 4quater in waarin werd bepaald tot welke taalrol de procureur des Konings en de arbeidsauditeur van Brussel en hun adjuncten moeten behoren en op grond waarvan zij een grondige kennis van de andere taal moeten aantonen. Voor de procureur des Konings en de arbeidsauditeur is dat het Frans, voor hun adjuncten is dat het Nederlands.
Het Grondwettelijk Hof stelde onder meer in zijn overwegingen die tot de vernietiging hebben geleid dat – ik citeer: "mede gelet op het feit dat de procureur des Konings en de arbeidsauditeur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad hun ambt uitoefenen in een administratief arrondissement waarvan het grondgebied overeenstemt met het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad is het niet redelijk verantwoord dat een persoon die zijn diploma in het Nederlands heeft behaald niet in aanmerking komt voor de ambten, en dat een persoon die zijn diploma in het Frans heeft behaald niet in aanmerking komt voor het ambt van adjunct-procureur of adjunct-arbeidsauditeur in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad."
Het Grondwettelijk Hof heeft dientengevolge de bij de wet van 19 juni 2012 opgelegde verplichting om in het bezit te zijn van een Franstalig diploma om te kunnen worden benoemd tot procureur des Konings of arbeidsauditeur in Brussel, opgeheven. Artikel 43, § 4, bestaat dus niet meer, er is thans geen verplichte tweetaligheid meer voor de procureur des Konings en de arbeidsauditeur.
Het arrest dateert van 30 juni 2014 en er werd niet aan geremedieerd, ook niet door de vorige regering.
Na dit arrest werd het mandaat van Jean-Marc Meilleur als procureur des Konings van Brussel verlengd, totdat hij op 1 april 2020 zijn mandaat beëindigde en zijn ambt als magistraat neerlegde. Hij wordt momenteel vervangen door de eerste substituut-procureur des Konings die voorheen zijn Nederlandstalige adjunct was.
De procureur ad interim beschikt over het vereiste bewijs van tweetaligheid. Ik geef er mij rekenschap van dat het parket van Brussel moet beschikken over een volwaardige procureur met volheid van mandaat, ook al is de leiding van het parket thans verzekerd door de adjunct. We zoeken daarom naar een oplossing die tegemoetkomt aan en rekening houdt met het arrest van het Grondwettelijk Hof van zeven jaar geleden. Er zijn hiervoor juridisch verschillende opties. Een ervan werd uitgesproken door de procureur-generaal van Brussel. Intussen investeer ik in de rechtbanken van eerste aanleg en de hoven van beroep van Brussel om de burger een zo goed mogelijke dienstverlening te kunnen bieden en om de vele uitdagingen die zich opwerpen op het vlak van criminaliteit aan te kunnen.
11.04 Katleen Bury (VB): Ik vind uw antwoord maar magertjes, mijnheer de minister. U schuift immers geen oplossing naar voren. We weten allemaal dat dit te wijten is aan de BHV-kwestie, maar er moeten toch knopen kunnen worden doorgehakt? De Hoge Raad voor de Justitie heeft u ook al gealarmeerd dat het zo niet verder kan en nog krijgen we geen antwoord. De adjunct is nu in functie, en het is beter om een volwaardige procureur te hebben, maar veel meer zegt u er niet over. Wij zullen u hier blijven over ondervragen. Het is ontoelaatbaar dat de procureur er niet meer is en dat zijn functie niet ingevuld geraakt. Het is aan uw regering om daar een oplossing voor te vinden, het eens te zijn en rekening te houden met wat het Grondwettelijk Hof heeft beslist.
11.05 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ten gevolge van de zesde staatshervorming moest een bepaling worden vernietigd, wat voorspelbaar was. Het is onaanvaardbaar dat een procureur in het tweetalige arrondissement Brussel zijn functie alleen zou kunnen bekleden als hij een Franstalig diploma heeft. De situatie was voorspelbaar, maar er moet wel een oplossing voor komen en die hoor ik u niet geven. Ik kreeg ook geen antwoord op mijn vraag of u van mening bent dat de procureur des Konings over een bewezen tweetaligheid moet beschikken of vergis ik mij?
11.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Zijn er nog andere vragen?
We zullen uiteraard een oplossing trachten te vinden, maar u weet zelf ook dat het geen eenvoudige kwestie is.
De tweetaligheid moet inderdaad een vereiste zijn. Dat lijkt me nogal evident in Brussel. Ik probeer een pragmatische oplossing te vinden, want die moet er inderdaad komen, mevrouw Bury. Ik zoek ze dan ook achter de schermen. Sommige dingen zijn complex in de politiek, maar daarom zijn wij er. Ik doe mijn uiterste best.
11.07 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Er is een lacune in de wetgeving. Er staat niet in de wet dat de procureur des Konings tweetalig moet zijn. De N-VA-fractie dient om die reden een wetsvoorstel in opdat dat zou geregeld worden.
L'incident est clos.
12 Vraag van Eva Platteau aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De beslissing van de FBC over het nieuwe reglement voor erkende bemiddelingsopleidingen" (55020829C)
12 Question de Eva Platteau à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La décision de la CFM concernant le nouveau règlement pour les formations en médiation reconnues" (55020829C)
12.01 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Bemiddeling is een alternatieve vorm van geschillenbeslechting die haar meerwaarde ruimschoots bewezen heeft. In België is de Federale Bemiddelingscommissie (FBC) de instantie die bemiddeling promoot, bemiddelaars en opleidingen erkent en klachten over bemiddelaars behandelt.
In uw beleidsnota hebt u uw steun uitgesproken voor bemiddeling en voor de FBC die u een meer centrale rol wilt geven. U ondersteunt ook het actieplan van de FBC dat als doel heeft de federale bemiddelingsdienst op de kaart te zetten. Daarin staat dat zij “als enige instaat voor de erkenning van opleidingen, de permanente vormingen en de erkenning van de bemiddelaars en beoogt hierbij hoge kwaliteitsstandaarden.”
In het kader van de erkenning van de opleiding besliste de FBC eind maart 2021 om de voorwaarden en de procedure voor erkenning van de basisopleiding, de specialisatieopleidingen en de permanente opleidingen voor erkende bemiddelaars te wijzigen. Nochtans werd er in 2019 nog maar pas een nieuw opleidingsreglement ingevoerd. Die wijziging aan het opleidingsreglement was ook niet tot stand gekomen op vraag van of na overleg met de opleidingsinstituten. Die beslissing van de FBC roept een aantal vragen op.
Ook bij de uitvoering van de beslissing waren er een aantal problemen: niet alle erkende opleidingsverstrekkers werden op de hoogte gebracht, de administratieve procedures om de regels na te komen, waren zeer omslachtig en er werd ook niet steeds gereageerd op vragen van de opleidingsverstrekkers door het secretariaat van de FBC.
Het is nu september, de start van het academiejaar, en de situatie op dit moment is nog steeds onduidelijk, zodat sommige erkende aanbieders van opleidingen nog steeds niet weten of hun opleiding zal leiden tot erkende bemiddelaars. Leden van de FBC zouden bovendien ook zelf aanbieders zijn van erkende opleidingen. Ze maken dus in feite hun eigen regels en controleren hun eigen opleidingen. Daarom mijn vragen:
Wat is de reden dat er amper twee jaar na het nieuwe opleidingsreglement, waarbij het aantal uren verhoogd werd, opnieuw een wijziging wordt opgelegd aan de erkende bemiddelingsopleidingen?
Bent u op de hoogte van de hierboven gesignaleerde problemen? Bent u van plan om hier iets aan te doen?
Is er volgens u sprake van mogelijke belangenconflicten bij leden van het bureau van de FBC?
Wie controleert de FBC? Is er een wet voorzien als er klachten zijn over de werking van de FBC? Tot wie kan men zich richten?
Hoe komt het dat de FBC als federale instelling zo’n verregaande inhoudelijke en pedagogische beslissingen kan opleggen aan opleidingen zonder dat er in deze Commissie mensen zetelen die gekozen werden op basis van pedagogische competenties?
12.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Bij de opstart van de huidige FBC werd een grootschalig project, een actieplan, uitgewerkt ter promotie van bemiddeling. In dat actieplan wordt onder meer gefocust op de wettelijke taak van de Commissie, namelijk opleiding. De nood aan gedegen kwaliteit van bemiddeling, de bemiddelaars en de vormingen, werd als een belangrijk onderdeel en actiepunt vastgelegd. Daarom werd het opleidingsreglement intern herbekeken door de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming over een periode van meer dan een jaar.
Op basis van deze analyse en verdere interne besprekingen binnen de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming werd een ontwerp van nieuw reglement opgesteld. Dit werd verder besproken tijdens meerdere vergaderingen en uiteindelijk goedgekeurd binnen het bureau, op 30 maart 2021.
Er wordt nu extra aandacht gegeven aan zowel het kwaliteitselement als de nieuwe evoluties binnen bemiddeling, zoals bijvoorbeeld het virtuele, internationale aspect van bemiddeling. Dit reglement slaat zowel op de basisopleiding en de specialisatieopleiding als op de permanente opleiding van bemiddelaars.
Op uw vraag 2a en 3, kan ik u het volgende antwoorden. Zowel via de Commissie als via een aantal Nederlandstalige opleidingscentra, werd mijn kabinet op de hoogte gebracht van een aantal bezorgdheden rond het nieuwe opleidingsreglement. Belangrijk om weten is dat de Commissie op onafhankelijke basis beslissingen of reglementen aanneemt. Ze vervult haar taken conform de artikelen van het Gerechtelijk Wetboek, te beginnen met artikel 17/27, alsook conform haar intern huiselijk reglement en haar wettelijke structuur. Het personeel en de middelen van de Commissie worden door de FOD Justitie ter beschikking gesteld. De beslissingen van de Commissie zijn administratieve rechtshandelingen waartegen voorziening bij de Raad van State openstaat.
Gezien de Commissie een totaal onafhankelijke administratieve autoriteit is, kan ik als minister niet tussenkomen, ook niet bij de totstandkoming van de reglementen. Individuele klachten over de werking kunnen aangebracht worden bij de federale Ombudsman.
Desalniettemin is mijn kabinet meermaals in constructief overleg gegaan met de Commissie aangaande die bezorgdheden. Zo heeft de Commissie mijn kabinet meegedeeld dat er in het kader van de voorbereiding van een actieplan en via de maandelijkse nieuwsbrief van maart en ook van mei van 2020 aangekondigd werd dat het opleidingsreglement werd herbekeken. Na het tot stand komen van het reglement werden een aantal concrete acties ondernomen door de Commissie, onder meer een bijsturing in verband met de hybride opleidingen.
Wat uw vraag 2B betreft, worden de leden van de Commissie aangeduid volgens de procedures in het Gerechtelijk Wetboek. De wetgever heeft gekozen voor een systeem van selectie en benoeming via een wettelijk vastgelegde trapsgewijze procedure. De leden van de Commissie zijn specialisten in de materie. De specialisatie kan zowel op praktisch als op academisch vlak zijn. Ook bij de huidige samenstelling van de Commissie werd dat principe nageleefd.
Ten derde, om de mogelijke schijn van partijdigheid te vermijden, geldt in de Commissie als regel dat ieder lid zich onthoudt van debat en beslissingen inzake dossiers waarin hij of zij betrokken kan zijn.
Recent werd ook een nieuwe deontologische code uitgevaardigd, alsook een nieuw intern reglement. Mijn kabinet heeft de Commissie bevraagd over de goedkeuring van dat reglement. Daar ging een heel beslissingstraject met lange interne discussie aan vooraf. Om elke schijn van partijdigheid te weren, heeft de voorzitter ervoor gekozen om niet aanwezig te zijn bij het einddebat, de eindbeslissing en de stemming.
Ten vierde, de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek verlenen aan de Commissie de specifieke bevoegdheid om opleidingsprogramma's en opleidingsreglementen voor de erkende bemiddelaars op te stellen. De leden van de Commissie werden geselecteerd en benoemd precies wegens hun ervaring inzake bemiddeling zowel in de praktijk als op academisch vlak. In de Commissie zijn bijgevolg alle noodzakelijke competenties voorhanden. Onderwijs is inderdaad een bevoegdheid van de deelstaten, maar het opleidingsreglement van de Commissie is geen onderwijsmaterie in de zin van artikel 127 van de Grondwet. De Commissie heeft bovendien ingespeeld op de problematiek, aangezien het reglement, artikel 15, bepaalt dat er kan worden afgeweken van onder andere de evaluatievereiste, indien er andersluidende wettelijke en of reglementaire bepalingen zijn.
12.03 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, bedankt voor uw uitvoerig antwoord. U verwijst naar het kwaliteitsaspect als argument voor de wijziging van het opleidingsreglement. Net daarom rijzen er toch wat vragen. Immers, in 2019 werd ook al met het argument van een verbetering van de kwaliteit aan de opleidingsinstituten een wijziging van de opleidingsprogramma's gevraagd, waarna ze zich ten zeerste hebben beijverd om de regels na te leven, terwijl men nu, amper twee jaar later, van hen alweer een wijziging vraagt, eens te meer om de kwaliteit te verbeteren.
U argumenteert dat het om een onafhankelijke administratie gaat en dat men zich met klachten tot de federale ombudsman kan richten. Dat is inderdaad ook de bedoeling.
U zegt ook dat personeel van de FOD Justitie ter beschikking wordt gesteld voor het secretariaat, maar de manier van werken is vaak heel bureaucratisch. Als de opleidingsinstellingen hun programma's willen laten erkennen, is dat een heel omslachtige procedure en ik denk dat de principes van administratieve vereenvoudiging, waarvoor u zelf heel erg staat, daar wat meer ingang kunnen vinden.
Ik vind bemiddeling heel belangrijk. Dit is een dossier dat ik verder zal volgen. Ik hoop dat er voor de opleidingsinstellingen snel duidelijkheid komt of hun opleidingen ook dit jaar zullen worden erkend en ook de studenten die beginnen aan een opleiding tot bemiddelaar moeten die zekerheid krijgen.
L'incident est clos.
13 Interpellatie van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De kritiek van de topmagistratuur" (55000169I)
13 Interpellation de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les critiques formulées par la haute magistrature" (55000169I)
13.01 Marijke Dillen (VB): Ik verwijs naar mijn ingediende interpellatie, mevrouw de voorzitster.
De top van de magistratuur heeft deze
week naar aanleiding van de opening van het gerechtelijk jaar bijzonder zwaar
uitgehaald naar de politiek. "Demagogische" en "onwetende"
politici, tekorten die leiden tot straffeloosheid en "onzekere"
wetgeving, het zijn niet de woorden van het Vlaams Belang, maar wel deze van de
procureurs- generaal bij de opening van het gerechtelijk jaar. Allen trekken ze aan de alarmbel.
Ignacio de la Serna, de procureur-generaal
van Bergen viseerde minister Verlinden omdat ze beloofde zich altijd
burgerlijke partij te stellen bij geweld tegen de politie. "Dit is in de
praktijk onzin en getuigt van een diepgaande onwetendheid over de
strafprocedure", aldus de la Serna. De minister in kwestie heeft naar alle
waarschijnlijkheid al mooiere complimenten in ontvangst mogen nemen.
Nog volgens Ignacio de la Serna hebben
besparingen de onafhankelijkheid in gevaar gebracht. "Deze gedwongen
besparingen, in combinatie met decennialange afwezigheid van investeringen,
hebben Justitie op de rand van de afgrond gebracht, tot het punt dat er
stakingen ontstonden en sommigen zich afvroegen of de gerechtelijke macht nog
steeds een macht was". De Procureur-generaal is snoeihard.
Johan Delmulle, de procureur-generaal in
Brussel hekelde op zijn beurt het tekort aan middelen voor de aanpak van
financiële en fiscale criminaliteit. "In 2002 waren er nog 131
gespecialiseerde speurders, vandaag nog 87". Waarbij niet mag en kan
vergeten worden dat deze vormen van criminaliteit alleen maar complexer worden
waardoor totale straffeloosheid dreigt.
De Antwerpse procureur-generaal Patrick
Vandenbruwaene focuste in zijn rede op de nieuwe wet op de spijtoptanten die
"knelpunten, onzekerheden en lacunes" bevat die dringend moeten
worden opgelost. Ook is hij van oordeel dat het Wetboek van strafvordering
weinig leesbaar en verouderd is en derhalve dringend moet hervormd worden.
Wat is uw reactie op deze zware kritiek
van de verschillende procureurs-generaal?
Hebt u dezelfde analyse gemaakt als de
procureur-generaal Vandenbruwaene aangaande de wet op de spijtoptanten? Zult u
de knelpunten, onzekerheden en lacunes waarvan sprake oplijsten en bij
hoogdringendheid initiatieven nemen om al deze knelpunten en lacunes weg te
werken? Wanneer mogen we deze initiatieven verwachten?
Wanneer mogen we het nieuwe Wetboek van
strafvordering verwachten? Wat is hiervan momenteel de stand van zake?
Welke initiatieven gaat u nemen om de
aanpak van financiële en fiscale criminaliteit meer prioriteit te geven? Het
drama van de onderbemanning bij de verschillende diensten van speurders is geen
nieuw gegeven. Bij uw beleidsverklaring meldde u vorig jaar dat u daar werk zou
van maken. Wat is er op dit jaar tijd gebeurd? Ziet u een positieve evolutie in
de cijfers? Globaal, maar ook op de verschillende diensten. Graag had ik
hierover wat toelichting.
In hoeveel dossiers heeft minister
Verlinden zich reeds burgerlijke partij gesteld bij geweld tegen de politie?
13.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, het is effectief belangrijk om goed naar het terrein te luisteren. Ik doe dat niet alleen naar aanleiding van de mercuriales, want ik sta ook in contact met het College van procureurs-generaal. Ik was zelf aanwezig bij de plechtige opening van het gerechtelijk jaar in het Hof van Cassatie en mijn medewerkers zijn naar alle ressorten gegaan om de openingsredes bij te wonen. Ik heb geen problemen met kritiek zolang men ook kritisch is voor zichzelf. Dat is ook de benadering van het overleg met het College: nagaan waar justitie het anders en beter kan doen.
Ik ben het op verschillende punten zelfs eens met de bedenkingen van de procureurs-generaal. Toen procureur-generaal de la Sema het had over jarenlange besparingen en onderfinanciering van de justitie had hij gelijk. Gelukkig is hieraan met deze regering een einde gekomen en hebben we een aanzienlijke versterking van de justitie bedongen.
Ook de mercuriale van procureur-generaal Delmulle ging over de jarenlange onderinvestering in mensen en middelen voor de aanpak van de financiële en fiscale criminaliteit. Die kritiek is uiteraard terecht. Zonder mensen en middelen kan men dit soort criminaliteit niet aanpakken. Met deze regering willen we een einde maken aan de besparingen binnen justitie. We gaan fors investeren, onder andere in het aanwerven van zes fiscale substituten, zes deskundigen bij de parketten, zes fiscale rechters, twaalf griffiers en zes assistenten bij de rechtbanken van eerste aanleg. Zoals u weet, wordt de federale politie vanuit Binnenlandse Zaken gefinancierd. We willen daar inzetten op het aanwerven van gespecialiseerde speurders.
Wat uw vraag over de mercuriale van procureur-generaal Vandenbruwaene betreft, bekijken we momenteel met het openbaar ministerie en onze administratie of en hoe we deze wetgeving kunnen repareren of verbeteren. Er zal desgevallend een wetsontwerp worden voorgelegd aan de ministerraad. U weet dat er nogal wat wetgevend werk aan de winkel is.
Wat het nieuwe Wetboek van strafvordering betreft, vroeg u een stand van zaken. Er zijn binnen de regering al verschillende gesprekken geweest in aanwezigheid van de Vereniging van Onderzoeksrechters en de Commissie van experten tot hervorming van het strafprocesrecht. Het nieuwe voorstel vertrekt immers van een eengemaakt vooronderzoek met een rechter van het onderzoek in plaats van het klassieke tweespoor, namelijk het opsporingsonderzoek onder leiding van het parket en het gerechtelijk onderzoek onder leiding van een onderzoeksrechter. Er is in overleg met alle partijen beslist om de figuur van de onderzoeksrechter te behouden.
De onderzoeksrechters haalden een aantal concrete constructieve voorstellen aan die het Wetboek van strafvordering kunnen verbeteren. Het gaat bijvoorbeeld om het inperken van de mogelijkheid tot het onbeperkt indienen van een klacht met burgerlijkepartijstelling, zodat misbruik van deze procedure niet langer mogelijk zal zijn.
De experts zijn ook bereid om bepaalde delen uit een nieuw voorstel te herwerken, zodat zij in het huidig Wetboek van strafvordering kunnen worden ingepast. Eerst en vooral pakken wij het hoofdstuk inzake verjaring aan, waarna het bewijs in strafzaken en het deel over de extraterritoriale misdrijven zal worden herwerkt. Wij bekijken ook hoe de regeling van de rechtspleging efficiënter kan verlopen. Ten slotte zal in het najaar ook een conferentie over het hof van assisen worden georganiseerd waarop experten en parlementsleden zullen worden uitgenodigd. Aan de hand van concrete vragen zullen wij de bevoegdheid en de werkwijze van het hof van assisen bekijken.
Wat uw vierde vraag betreft, zoals ik al antwoordde op uw eerste vraag, heeft Justitie de kritiek… Hebt u ook een vraag gesteld over financiële criminaliteit, samen met uw collega's? Ik zal daar op dat moment dieper op ingaan, want dat is een uitvoerig antwoord.
Voor uw laatste vraag betreft de burgerlijkepartijstelling verwijs ik naar de minister van Binnenlandse Zaken.
13.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik ga ook regelmatig luisteren naar mercuriales, maar dit jaar viel het toch op dat in verschillende rechtsgebieden de verschillende procureurs bijzonder hard zijn, niet alleen tegenover u, maar ook tegenover minister Verlinden. Haar – zij is toch een topjuriste – verweten zij zelfs het volgende: "Dit is in praktijk onzin en getuigt van een diepgaande onwetendheid over de strafprocedure." Dat waren de woorden van procureur-generaal de la Serna van Bergen en zij kunnen toch wel tellen.
De procureurs-generaal mogen kritiek geven, want zij staan per slot van rekening op het terrein. Als minister kunt u ook niet alles weten. Vanuit de mercuriales kan dan ook een aantal initiatieven worden genomen, waarvan u er al enkele hebt aangekondigd. Begrijp ik uit uw antwoord goed dat de hervorming van het Wetboek van strafvordering opgesplitst naar het Parlement zal komen en niet als een geheel, want dan zijn er wel bepaalde risico's wat de eenheid hiervan betreft? Daar wil ik voor waarschuwen.
Ik ga niet akkoord met uw antwoord op mijn laatste vraag, namelijk dat ik mijn vraag aan minister Verlinden moet stellen. U kunt vanuit Justitie toch ook cijfers opvragen.
Ik kan u er nog in bijtreden dat dit in het kader van een interpellatie misschien niet gepast is, maar in het kader van een schriftelijke vraag kan er volgens mij wel vanuit Justitie een antwoord worden gegeven. Minister Verlinden kan antwoorden op de vraag hoeveel gevallen van geweld tegen de politie er geregistreerd werden; die vraag moet ik aan haar stellen. De vraag over klachten binnen Justitie aangaande politiegeweld komt volgens mij wel u toe. Ik zal daartoe een schriftelijke vraag indienen.
De voorzitster: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marijke Dillen en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Marijke Dillen
en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee,
- overwegende dat de topmagistratuur bij de opening van het gerechtelijk jaar bijzonder kritisch was voor de politiek;
- overwegende dat niet alleen minister van Binnenlandse Zaken Verlinden diepgaande onwetendheid over de strafprocedure werd verweten, maar tevens het beleid van de minister van Justitie zwaar onder vuur werd genomen;
- overwegende dat onder meer de decennialang durende financiële besparingen in het algemeen en het bijzonder grote tekort aan middelen voor de aanpak van financiële en fiscale fraude en het gebrek aan gespecialiseerde speurders in het bijzonder zwaar op de korrel werden genomen;
- overwegende dat ook de gebrekkige wetgeving zoals de knelpunten, lacunes en onzekerheden in de nieuwe wet op de spijtoptanten door de magistratuur werd aangekaart, waarbij er werd op aangedrongen dat dit dringend moet worden opgelost;
vraagt de regering
- bij hoogdringendheid een concreet overzicht te maken van alle dringende noden binnen Justitie en hieraan gekoppeld de investeringen in Justitie te verhogen en een duidelijk concreet overzicht te geven welke investeringen er effectief in 2022, 2023 en 2024 zullen gebeuren, en project per project in een gedetailleerde raming van de investeringskost te voorzien;
- de nodige wetgevende initiatieven te nemen om de knelpunten, lacunes en onzekerheden in de wet op de spijtoptanten bij hoogdringendheid weg te werken en deze wet aan te passen, te vervolledigen en te verduidelijken;
- een bijzondere inspanning te leveren zodat de quasi halvering van het personeelsbestand van de sectie die gespecialiseerd is in de aanpak van financiële en fiscale fraude zo spoedig mogelijk wordt weggewerkt."
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Marijke Dillen et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l’interpellation de Mme Marijke Dillen
et la réponse du vice-premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord,
- considérant que la haute magistrature s'est exprimée en des termes particulièrement critiques à l'égard du monde politique lors de l'ouverture de l'année judiciaire;
- considérant la méconnaissance totale de la procédure pénale reprochée à la ministre de l'Intérieur, Mme Verlinden, ainsi que les critiques acerbes exprimées à l'égard de la politique menée par le ministre de la Justice;
- considérant que les mesures d'économies financières prises durant des décennies, en général, ainsi que le manque particulièrement criant de moyens affectés à la lutte contre la fraude financière et fiscale et le manque d'enquêteurs spécialisés, en particulier, ont notamment été vertement critiqués;
- considérant que les failles de la législation, telles que les problèmes, lacunes et imprécisions de la nouvelle loi sur les repentis, ont été évoquées par la magistrature et que celle-ci a insisté pour que ces problèmes soient résolus de toute urgence;
demande au gouvernement
- de dresser de toute urgence l'inventaire concret de tous les besoins urgents de la justice et, dans le prolongement de cet exercice, d'augmenter les investissements dans la justice et de donner un aperçu clair et concret des investissements qui seront effectivement réalisés en 2022, 2023 et 2024 en donnant, projet par projet, une estimation détaillée du coût d'investissement;
- de prendre les initiatives législatives nécessaires pour que les failles de la législation, telles que les problèmes, lacunes et imprécisions de la nouvelle loi sur les repentis, soient corrigées de toute urgence et pour que cette loi soit adaptée, complétée et clarifiée;
- de fournir un effort particulier pour que le nombre de membres du personnel affectés à la section spécialisée dans la lutte contre la fraude financière et fiscale revienne aussi rapidement que possible au niveau qu'il avait avant que ces effectifs soient quasiment réduits de moitié."
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Katja Gabriëls.
Une motion pure et simple a été déposée par Mme Katja Gabriëls.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
De samengevoegde vragen nrs. 55020344C en 55020405C en interpellatie nr. 55000170I van mevrouw Dillen, alsook vraag nr. 55020869C van mevrouw Gabriëls worden uitgesteld.
- Marco Van Hees à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'impunité en matière de délinquance financière" (55020444C)
- Nabil Boukili à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'impunité en matière de délinquance financière" (55020445C)
- Marco Van Hees à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'impunité en matière de délinquance financière" (55020446C)
- Nabil Boukili à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'impunité en matière de délinquance financière" (55020447C)
- Ahmed Laaouej à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La criminalité financière" (55020846C)
- Nabil Boukili à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'arriéré judiciaire et l'abandon de dossiers de délinquance financière" (55020854C)
- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La lutte contre la criminalité financière" (55020901C)
- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'arriéré judiciaire à Bruxelles et le sentiment d'impunité qu'il entraîne" (55020932C)
- Marco Van Hees aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De straffeloosheid op het gebied van financiële criminaliteit" (55020444C)
- Nabil Boukili aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De straffeloosheid op het gebied van financiële criminaliteit" (55020445C)
- Marco Van Hees aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De straffeloosheid op het gebied van financiële criminaliteit" (55020446C)
- Nabil Boukili aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De straffeloosheid op het gebied van financiële criminaliteit" (55020447C)
- Ahmed Laaouej aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De financiële criminaliteit" (55020846C)
- Nabil Boukili aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De gerechtelijke achterstand en de keus om sommige financiële misdrijven niet meer te onderzoeken" (55020854C)
- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De strijd tegen de financiële criminaliteit" (55020901C)
- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De gerechtelijke achterstand in Brussel die voor straffeloosheid zorgt" (55020932C)
14.01 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, l’impunité dont jouissent les criminels financiers vient de passer à un niveau supérieur avec la déclaration du parquet général de Bruxelles, suivant laquelle il renoncerait à ouvrir certaines enquêtes faute de moyens suffisants. Depuis des années et des années, les professionnels du secteur attirent l’attention des gouvernements successifs sur la pénurie aiguë d’enquêteurs et de magistrats spécialisés en matière financière.
Dans les faits, on observe que quels que soient les ministres en place, la situation empire: alors que la section financière de Bruxelles comptait 131 enquêteurs début 2000, les différents services n’en comptaient plus que 103 en 2014, et nous en sommes aujourd’hui à 87 enquêteurs. Cette situation oblige le parquet et la police judiciaire à faire le tri.
C’est une véritable liquidation des services spécialisés contre la grosse fraude fiscale et sociale, alors qu’on sait que cette lutte est rentable. Pour rappel, on estime la perte sèche annuelle pour l’État à 30 milliards d’euros.
Monsieur le ministre, confirmez-vous les chiffres sur la diminution du nombre d’enquêteurs et de magistrats spécialisés? Assumez-vous cette situation d’impunité et si non, que comptez-vous mettre en place pour la combattre? Comment expliquez-vous que les affaires négligées en raison de l’arriéré judiciaire soient les affaires de fraude, alors que dans le même temps, vous menez une politique d’exécution plus importante des courtes peines de prison ?
14.02 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, de problematiek werd al door mijn collega geschetst. De mercuriales dit jaar zijn best interessant te noemen. Die van het Brusselse hof van beroep en de achterstand in financiële en economische zaken die daarin werd aangekaart heeft de aandacht van eenieder getrokken. Het is geen geheim wanneer ik zeg dat die ondertussen mythische proporties heeft aangenomen.
Toen de procureur-generaal meedeelde dat er dan maar was beslist om de gespecialiseerde speurders minder zaken te laten onderzoeken, denk ik dat menigeen onder ons wel even met de ogen moest knipperen en heeft moeten slikken. Ik kan het vanuit zijn oogpunt wel begrijpen als er te weinig personeel is, maar qua signaal is dat toch wel een moeilijk verhaal. Zo lijkt het immers alsof fiscale fraude niet meer wordt aangepakt en dat is een boodschap die de overheid moet kunnen vermijden. Justitie is en blijft immers een van de belangrijkste kerntaken van de overheid en het vervolgen van fraude hoort daar uiteraard ook bij.
Een oud zeer daarbij is dat bijna de helft van de 638 opengestelde vacatures bij de federale gerechtelijke politie niet ingevuld geraakt. Daar zit een deel van het probleem, maar daar stopt het probleem niet, want zoals daarnet al aangekaart, wachten meer dan 15.000 zaken nog op een behandeling door het Brusselse hof van beroep. De wachttijden lopen al op tot 2030. Daar wordt men gewoon niet vrolijk van.
U hebt daarnet al een tipje van de sluier opgelicht, maar ik hoor graag nog uw reactie op het voornemen om minder financiële en economische criminaliteit te onderzoeken en te vervolgen als oplossing voor die gerechtelijke achterstand. U haalde een aantal initiatieven aan, maar ik weet niet of de initiatieven die u hebt genomen voldoende zullen zijn. Ik verneem graag de concrete timing van de plannen om daaraan tegemoet te komen.
We zullen moeten zoeken naar een manier. Misschien kunt u uw licht nog laten schijnen over hoe we kunnen zorgen voor meer interesse in de opengestelde vacatures zodat er meer volk op afkomt, want zonder personeel zullen we het probleem niet opgelost krijgen.
14.03 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, je suis connectée depuis le départ mais ma caméra ne fonctionne pas.
La présidente: Vous pouvez poser votre question sans caméra mais on ne vous entend pas non plus très bien.
14.04 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, étant donné les difficultés techniques, je m'en réfère à la version écrite de ma question, telle que déposée.
M. Johan Delmulle, procureur général de
Bruxelles, a récemment déclaré qu'il renoncerait à ouvrir certaines enquêtes en
matière de délinquance financière faute de moyens suffisants. M. Johan Delmulle
impute directement cette décision à l'arriéré judiciaire trop important de la
Cour d'appel de Bruxelles, outre la pénurie d'enquêteurs spécialisés.
Depuis des années et des années, les
professionnels du secteur attirent l’attention des gouvernements successifs sur
l' arriéré judiciaire record dans notre pays. Ainsi, en 2018, plus de 10 000
affaires pénales duraient depuis plus de 8 ans. Le covid n'a rien arrangé, avec
plus de 2 000 reports rien qu'à Bruxelles au plus fort de la crise. La cause
principale de cette situation est à trouver dans le manque de magistrats :
malgré un jugement condamnant l'état en mars dernier à respecter les cadres de
la magistrature, force est de constater que ceux-ci ne sont toujours pas
remplis à ce jour.
Les services spécialisés contre la grosse
fraude sociale et fiscale sont les secteurs qui souffrent le plus de cet
arriéré, ce qui amène les magistrats, comme M. Delmulle, à faire "le
tri" des affaires qu'ils pourront ou non traiter.
Assumez-vous cette situation et si non, que
comptez-vous mettre en place pour la combattre? Combien de magistrats et
d'enquêteurs spécialisés, notamment en matière de fraude, avez-vous prévu
d'engager?
Comment expliquez-vous que les affaires
négligées en raison de l’arriéré judiciaire soient les affaires de fraude,
alors que dans le même temps, vous menez une politique d’exécution plus
importante des courtes peines de prison ?
14.05 Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le ministre, le procureur général de Bruxelles, M. Delmulle, a déclaré lors de son discours de rentrée judiciaire à l'audience solennelle de la cour d'appel de Bruxelles qu'il ne mènera désormais plus toutes les enquêtes pénales qui devraient lui être confiées en ce qui concerne les affaires de criminalité financière.
La raison évoquée par ce haut magistrat serait l'arriéré judiciaire colossal auquel doit faire face la cour d'appel de Bruxelles, plus particulièrement pour ce type de dossiers, ainsi que le nombre d'enquêteurs spécialisés à la police judiciaire fédérale qui n'est pas assez élevé, notamment suite aux décisions prises par le précédent gouvernement.
Nous sommes face à des déclarations très inquiétantes: le message envoyé aux citoyens ne peut être celui de l'impunité en matière de criminalité financière et de fraude fiscale.
De telles déclarations sont d'ailleurs à l'opposé de ce que prévoit l'accord de gouvernement, qui est pourtant clair. Je cite: "La capacité de la justice et de la police à traiter les grands dossiers de fraude sera renforcée" et "L'ordre judiciaire et la police judiciaire seront renforcés en vue de la détection et la poursuite des délits financiers".
Monsieur le ministre, quelles sont les mesures que vous avez prises à cet égard depuis votre entrée en fonction? Quand comptez-vous mettre en œuvre un plan en matière de lutte contre la criminalité financière en coordination avec les ministres des Finances et de l'Intérieur? Enfin, que pensez-vous des déclarations particulièrement inquiétantes de M. Delmulle?
14.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega's, procureur-generaal Delmulle heeft in zijn mercuriale op 1 september twee problemen aangekaart.
Ten eerste, op het niveau van de politie, zegt hij dat de complexe en moeilijke economische financiële en fiscale onderzoeken worden gevoerd door de vierde en de vijfde onderzoeksafdeling van de FGP Brussel en dat het aantal gespecialiseerde speurders in deze afdeling op 1 januari 2014 103 was en vandaag nog maar 87. Misschien ook even aan herinneren dat er op 1 januari 2002 nog 131 speurders waren, dus het aantal speurders is daar toch flink verminderd. Voor wie kan tellen, we spreken over 44 minder effectieven op die dienst.
Een tweede probleem dat hij heeft aangekaart, is de problematiek van de magistratuur, zijnde de gerechtelijke achterstand bij het hof van beroep van Brussel, dat de laatste decennia zeer ernstige proporties heeft aangenomen. Hij zegt ook dat er een tekort is in het aantal gespecialiseerde magistraten op het vlak van ecofincriminaliteit.
Die vaststellingen staan voor mij haaks op het beleid dat we trachten waar te maken, namelijk het daadwerkelijk aanpakken van de zware economische en financiële criminaliteit en, in een ruimer kader, het rechercheren volgens ons follow the money-principe.
Le fait est que dans ce domaine, nous sommes généralement confrontés à des enquêtes très complexes notamment au niveau de la charge de la preuve avec souvent des ramifications dans d'autres pays où l'argent est parqué mais aussi de la procédure. Ce n'est un secret pour personne que les procédures sont parfois très ou trop longues notamment à cause des accusés eux-mêmes. Je dis cela non pas pour avancer une excuse mais pour faire comprendre que dans ce domaine, les défis ne sont pas des moindres et les solutions sont loin d'être à portée de main.
Wat de problemen op het vlak van de magistratuur betreft, zijn we daarmee aan de slag gegaan en hebben we met deze regering beslissingen genomen. De heer Delmulle verwijst ook naar zijn mercuriale. Hij verwijst letterlijk ook naar de versterkingen waarover beslist werd voor Justitie in Brussel en de middelen die zijn vrijgemaakt vanaf dit jaar, met name zes raadsheren, één referendaris, twee griffiers en drie assistenten. Daarnaast komen er via het externe budget voor de aanpak van de gerechtelijke achterstand vier raadsheren, vier griffiers en vier assistenten. Voor de megaprocessen komen er één raadsheer, acht griffiers en drie assistenten. Ook voor het proces over de terroristische aanslagen komen er extra mensen, omdat we natuurlijk niet willen dat dat ten koste gaat van de andere procedures in Brussel, namelijk vier raadsheren, één referendaris en twee woordvoerders.
Au total, c'est un renforcement de la cour d'appel de Bruxelles de 15 conseillers, 4 référendaires, 2 porte-paroles, 4 greffiers et 10 assistants de niveau C. Il ne vous reste plus qu'à espérer que l'on trouvera suffisamment de candidats. Comme vous le savez, à Bruxelles, c'est loin d'être une tâche facile, mais je suis convaincu que la campagne de branding dont j'ai parlé dans d'autres réponses que j'ai données aujourd'hui, et que vous verrez à partir de novembre, aura un effet positif.
Ook de zin voor zelfreflectie en zelfkritiek in zijn mercuriale kon ik wel appreciëren. Procureur-generaal Delmulle stelde daarin het volgende: "Tegelijkertijd lijkt het mij echter ook absoluut nodig dat alle actoren, rechtstreeks en onrechtstreeks betrokken bij de rechtsbedeling door het Brusselse hof van beroep, zoals de zetel, het openbaar ministerie, de advocatuur, de FOD Justitie (wat de infrastructuur betreft), het gevangeniswezen en de politiediensten (wat de transfer van gedetineerden betreft) zelf ook (pro)actief zouden nagaan hoe zij nog meer kunnen bijdragen tot een efficiëntere en kortere rechtsprocesgang voor het hof van beroep. Daarvoor moeten geen revolutionaire ingrepen gebeuren, maar kan het bijvoorbeeld al een ganse stap in de goede richting zijn dat de kalender en de termijnen die werden afgesproken voor het uitwisselen van conclusies en pleitdata ook effectief worden gerespecteerd. Ik heb alvast instructie gegeven aan de zittingsmagistraten van het parket-generaal om zich voortaan systematisch te verzetten tegen elke vraag om ongeoorloofd uitstel en dit verzet op het zittingsblad te laten acteren. De duur en de uitgestrektheid van het onderzoek ter zitting, de omvang van de arresten, het aantal dossiers dat per zitting wordt behandeld en de duur van de zitting zijn andere voorbeelden waar wellicht nog progressie kan worden geboekt, zonder dat daarvoor maar iets aan de onafhankelijkheid en de kwaliteit van de rechtspraak moet worden ingeboet."
Een dergelijke zin voor zelfkritiek horen we niet vaak in het openbaar. Daarnaast investeren we, en dat voor het ganse land, in extra personeel in deze materie, specifiek voor de financiële criminaliteit. Zowel bij het openbaar ministerie als bij de rechtbanken wordt in gespecialiseerde magistraten en gespecialiseerde ondersteuning voorzien voor de aanpak van financiële en fiscale fraude. Er wordt 1,7 miljoen euro geïnvesteerd in 30 extra mensen hiervoor en we bieden hen ook opleidingen op maat aan.
Door de extra inzet op het strafuitvoeringsonderzoek gaat men op zoek naar bezittingen van veroordeelde personen om uitvoering te kunnen geven aan de geldboetes en de verbeurdverklaringen. De wet van 2014 zal op die manier ook effectief worden toegepast. Hiervoor trekken we 1,45 miljoen euro uit voor 24 extra medewerkers. Dat is de derde investering.
In totaal investeren we in 54 extra medewerkers om de financiële en fiscale fraude aan te pakken, naast de inspanningen die we leveren voor het hof van beroep van Brussel.
Au niveau de la police, nous y ferons très attention en surveillant l'entrée de nouveaux dossiers à la lumière de critères uniformes et transparents ce qui, en fait, se fait déjà pour les phénomènes criminels selon le principe de management de la recherche.
Een tweede probleem doet zich voor bij de FGP in Brussel. Ik heb de cijfers geciteerd. In 2002 waren er 131 speurders. Vandaag zijn er 87. Dat is een enorme vermindering. Ook daar moeten we inspanningen doen. Om de afkalvende personeelseffectieven binnen de politie, en de FGP in Brussel in het bijzonder, op te vangen, werden er sinds eind vorig jaar 600 vacatures opengesteld, ook voor de gespecialiseerde profielen in Ecofin en de "kaalplukdomeinen". Helaas bleef meer dan de helft van de vacatures zonder respons. Het is dus geen geldkwestie, we vinden gewoon de mensen niet. Dat is ronduit zorgwekkend. De oorzaken zijn divers. De staten-generaal van de politie werd opgestart door mijn collega van Binnenlandse Zaken, maar zal geen oplossing bieden op korte termijn. Vandaar wil ik met de collega's bekijken wat wij bijkomend kunnen doen, ook op korte termijn.
Comme je vous l'ai dit, ce n'est pas un problème de moyens. Il y a suffisamment de moyens pour engager du personnel, notamment à la police judiciaire de Bruxelles. Le problème est que, pour la moitié des postes vacants, également pour Ecofin, il n'y a pas de candidats. Les personnes ne se présentent pas. J'ai donc demandé à mon collègue de l'Intérieur, qui est responsable de la police fédérale, notamment pour les budgets, de voir comment on peut changer la donne à court terme pour que le nombre de spécialistes puisse augmenter après la diminution de ces dernières années.
Je pense que si, à la fois, on renforce la police judiciaire de Bruxelles et on exécute ce qui a été décidé au niveau de la justice, on peut changer la donne.
Pour ce qui est de l'arriéré à Bruxelles qu'on connaît depuis des décennies, est-il inespérable de changer la situation? Je ne pense pas. La cour d'appel d'Anvers était confrontée à la même situation voici vingt ans. Aujourd'hui, il n'y a plus de problème. À Bruxelles, on a demandé au Conseil supérieur de la Justice de mener un audit. Il est en train de le faire très sérieusement. J'ai entendu les étapes qui ont été suivies. J'espère que, pour la fin de cette année, nous disposerons déjà d'éléments qui pourront éclairer cette situation. J'ai fait référence à ce que M. Delmulle a dit. Je l'ai cité en néerlandais. Je pense en outre qu'une manière différente de travailler pourrait aussi aider à combler l'arriéré existant à Bruxelles.
Pour le reste, je ne peux que confirmer l'accord de gouvernement. On prend la lutte contre la fraude financière et fiscale très au sérieux. Vous pouvez interroger mon collègue en charge des Finances sur le plan d'action contre la fraude organisée. Là aussi, plusieurs mesures très concrètes seront prises. J'estime personnellement qu'il s'agit d'une lutte importante et je m'y investirai.
14.07 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. J'entends que des engagements sont prévus. C'est une bonne chose. Cela sera-t-il suffisant par rapport au cadre légal qui est imposé?
Vous dites que les postes sont vacants et qu'il n'y a pas de candidats. Peut-être faut-il mettre en place une politique plus énergique beaucoup plus axée là-dessus, comme vous l'avez d'ailleurs fait pour les courtes peines.
En l'occurrence, vous êtes venu avec un projet de manière affirmative. Il serait judicieux qu'il en aille de même au sujet de la criminalité financière. Il s'agit d'un problème très sérieux sur le plan sociétal ainsi que du point de vue de la confiance de la population, qui éprouve le sentiment qu'il existe – et c'est la réalité – une justice de classe. En effet, on ne pénalise pas les plus riches et les plus fortunés de la même manière que les autres. Nous connaissions déjà les transactions pénales élargies qui confortaient cette impression, laquelle ne peut qu'être renforcée par ces déclarations.
C'est donc une priorité, si nous voulons établir une justice réellement juste qui ne s'applique pas à deux vitesses en fonction de notre rang social. À cet égard, j'attends toujours l'évaluation de la transaction pénale – laquelle constitue un témoignage déterminant de justice de classe. Au-delà de l'aspect de justice, il faut tenir compte de la perception sociale et des considérations financières, au regard de tout l'argent perdu lorsque ces criminels ne sont pas poursuivis. Ce sont des milliards d'euros qui sont fraudés socialement et fiscalement et dont la récupération permettrait de rendre notre justice bien plus performante.
Bref, ce problème doit devenir une priorité, et non un élément parmi d'autres. Il faut donc se fixer un objectif et s'y tenir le plus rapidement possible.
14.08 Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie de vos réponses qui indiquent vos intentions. J'interrogerai aussi sur le même sujet le ministre des Finances et la ministre de l'Intérieur.
Tout d'abord, il est juste et bon de lutter contre la criminalité financière et la grande fraude fiscale. De plus, en cette période de crise des finances publiques, il me semble que la mise à contribution de ces criminels et de ces grands fraudeurs représente une source de financement non négligeable. C'est la raison pour laquelle il ne faut jamais considérer les investissements dans les départements concernés comme une dépense à fonds perdus. Il s'agit bien d'un véritable investissement. En effet, au bout de la chaîne, il existe un rendement en valeur ajoutée sur les plans social et éthique pour l'ensemble de la société, mais aussi en moyens financiers pour l'État.
Comme vous le savez également, la criminalité aujourd'hui prend des formes nouvelles ,notamment avec la cybercriminalité. Les délinquants sont de plus en plus affûtés. Ils disposent de moyens de plus en plus considérables et je sais que cela nous coûte cher en investissements mais ce sont des investissements qui sont vraiment très utiles. C'est la raison pour laquelle je vous invite vraiment, pourquoi pas avec vos autres collègues, à nous présenter un plan d'ensemble de lutte contre la criminalité financière organisée, la criminalité en col blanc. Je crois que ce serait un bon message délivré par le gouvernement et qui mobiliserait l'ensemble des forces de l'État face à ces gens qui n'ont strictement aucun scrupule et qui bafouent nos principes et nos valeurs les plus fondamentales.
14.09 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse même si j'en retiens un assez gros contraste entre l'inquiétude qu'on a tenu à partager avec vous et votre confiance pour la suite. De la même manière, je ressens un assez grand hiatus entre la volonté affichée dans votre accord de gouvernement en matière de lutte contre la délinquance économique et financière et d'autre part les faits, à savoir que demain, certaines plaintes ne seraient plus traitées en raison d'un manque de moyens humains qui est clairement le mal de notre justice et de notre police et sans savoir sur la base de quel critère précis certains dossiers seraient jugés prioritaires ou non. C'était l'objet d'une de mes questions.
C'est d'autant plus incompréhensible que ce type de criminalité a explosé avec la crise sanitaire mais aussi que le rapport de la commission d'enquête sur les grands dossiers de fraude fiscale listait toute une série de mesures qu'il convenait de mettre en œuvre depuis un certain temps. Je pense notamment à l'augmentation des moyens humains et financiers alloués à l'Office central de lutte contre la délinquance économique et financière. Je ne vous ai pas non plus entendu sur ce point.
Par contre, j'ai bien entendu les efforts que vous prodiguez en termes de budget et de formation. Toutefois, force est de constater que ces efforts restent aujourd'hui insuffisants, sans quoi M. le procureur général n'aurait pas tenu les propos qu'il a tenus. Ces efforts restent aujourd'hui insuffisants pour résorber notamment un arriéré judiciaire qui ronge l'arrondissement de Bruxelles depuis des décennies, comme vous l'avez très justement dit.
Je vous invite, si je peux me permettre, à poursuivre ces efforts mais aussi à vous replonger dans les recommandations de la commission d'enquête que j'ai évoquées tout à l'heure. Je pense que l'enjeu, comme il a été rappelé par mes collègues, est de répondre à un sentiment d'impunité chez les fraudeurs et de dégoût chez les citoyens en général. En outre, on se prive aujourd'hui d'une source de financement pour l'État alors que l'on a besoin, plus que jamais, de recettes pour relancer tous les secteurs qui ont souffert de la crise et pour aider à la reconstruction des zones sinistrées en raison des inondations. La secrétaire d'État au Budget a rappelé la nécessité d'un effort budgétaire supplémentaire de trois milliards d'euros. On voit donc bien à quel point des sources de financement sont indispensables. En l'occurrence, il s'agit d'un investissement pour les trouver.
14.10 Sophie De Wit (N-VA): Dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Als de FGP die onderzoeken niet meer doet, dan zal de lokale politie her en der nog eens wat mogen opvangen, wat zij vandaag ook al doet. U weet echter net zo goed als ik dat die capaciteit ook niet oneindig is. De middelen zijn er ook niet oneindig. Ik ben heel erg bezorgd over de aanpak van die financieel-economische zaken.
Ik hoor u heel graag zeggen – u hebt het herhaaldelijk gezegd – dat er vacatures worden uitgeschreven en dat er in een budget is voorzien, maar het is niet omdat de middelen en de vacatures er zijn dat die ook worden ingevuld en dat het personeel er is. Dat blijkt ook. Er zijn 638 opengestelde vacatures bij de FGP en daarop komt bijna geen reactie. U verwees daarbij naar de staten-generaal die mevrouw Verlinden plant. Als ik mij niet vergis, wil zij daarmee landen in 2023. Dan zal het al heel laat zijn. We zijn najaar 2021. U zei dat er geen oplossing is op korte termijn, maar dan zijn we al een heel eind verder en dan moet u pas beginnen.
In alle eerlijkheid, dat toont nog maar eens aan dat alleen in de financiering voorzien niet voldoende is. Gisteren in De Afspraak was er nog iets dat mij getriggerd heeft, mijnheer de minister. De vraag werd u gesteld en u hebt daar gezegd dat ook Justitie zal moeten besparen. U hebt er niet bij gezegd waar. Ik hoop dus maar dat die besparingen er niet komen voor de middelen waarin u nu voorzien hebt. De uitdaging op dat punt is groot genoeg.
Ik heb herhaaldelijk vragen gesteld over de tweedelijnsbijstand en de budgetten daarvoor, maar niet alleen daarvoor. Gisteren moest u toegeven dat er bij Justitie ook bespaard zal moeten worden. Sta mij toe dat ik mij daarover in deze context nog meer zorgen begin te maken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.19 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17 h 19.