Commission de l'Économie, de la Protection des consommateurs et de l'Agenda numérique

Commissie voor Economie, Consumentenbescherming en Digitale Agenda

 

du

 

Mercredi 29 septembre 2021

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 29 september 2021

 

Namiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.19 uur en voorgezeten door de heer Stefaan Van Hecke.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 19 et présidée par M. Stefaan Van Hecke.

 

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

01 Samengevoegde vragen van

- Melissa Depraetere aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven) over "De sociale tarieven voor telecom" (55020801C)

- Nahima Lanjri aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven) over "Het sociaal tarief inzake telecommunicatie" (55021153C)

01 Questions jointes de

- Melissa Depraetere à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques) sur "Les tarifs sociaux pour les télécom­munications" (55020801C)

- Nahima Lanjri à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques) sur "Le tarif social en matière de télécommunication" (55021153C)

 

01.01  Melissa Depraetere (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag heb ik ingediend voor uw aankondiging in de pers. Ik zal ze dan ook wat moeten aanpassen aan de actualiteit.

 

We konden lezen dat u het sociaal tarief voor internetabonnees wil uitbreiden en automatiseren. Het sociaal tarief voor vast internet bestaat al langer. In theorie zouden er zo'n 600.000 mensen gebruik van kunnen maken. Vandaag genieten zo'n 250.000 gebruikers het sociaal tarief voor internet. De rest is niet op de hoogte of loopt verloren in de administratie. Wij krijgen dit zelf ook vaak te horen. Het blijkt allemaal niet zo evident en daarom stelt u voor om te automatiseren en uit te breiden naar 700.000 mogelijke gebruikers.

 

De passage ter zake uit het regeerakkoord zal ik niet helemaal voorlezen. Daarin wordt echter de keuze benadrukt om ofwel voor mobiele diensten ofwel voor vaste diensten een sociaal tarief te kunnen aanvragen. Ook de automatisering wordt hierin benadrukt. Ik had hierover een aantal vragen.

 

Ten eerste, hoe ver staat de hervorming van het sociaal tarief voor telecom? Wat houdt de hervorming in? Wordt de doelgroep nog verder uitgebreid? Hoeveel mensen zouden er na de automatisering in aanmerking komen? Kloppen de cijfers die eerder werden genoemd?

 

Ten tweede, in het regeerakkoord wordt er gesproken over de keuze tussen mobiele diensten en vaste diensten. Blijft die keuze behouden? Eerder meldde dat u de Europese regelgeving hiervoor moest worden bekeken. Hoe ver staat het hiermee? Als men kiest voor een mobiele dienst zal dit dan ook worden geautomatiseerd?

 

Ten derde, voor welke operatoren zou deze hervorming gelden?

 

Ten vierde, we kunnen ook lezen op uw website dat er een automatische indexering komt. Dat was nog niet gebeurd, alhoewel mij dit heel belangrijk lijkt want de levensduurte stijgt jaar na jaar. Tussen 2005 en 2021 is dit niet gebeurd. Is het de bedoeling om dit in te halen? Zo ja, wat zal dit kosten? Zo niet, waarom wordt die keuze gemaakt?

 

 

01.02  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, vandaag kunnen ouderen met een beperkt inkomen, mensen met een leefloon of mensen met een beperking een beroep doen op het sociaal tarief telecom dat hen toelaat om betaalbaar te telefoneren of internet te raadplegen. Dat is cruciaal, want net als energie en water is telecommunicatie een basisbehoefte geworden en voor water en energie bestaat er ook een sociaal tarief.

 

Meer dan een jaar geleden, in juli 2020, werd een wetsvoorstel van mijn collega's Leen Dierick, Jef Van den Bergh en mijzelf goedgekeurd in de commissie om naar een automatische toekenning van het sociaal tarief voor telecom te gaan, maar nadien is er toch nog een bijkomend advies gevraagd en vervolgens werd de nieuwe regering gevormd. U gaf toen aan dat u de automatische toekenning zou opnemen in een globalere hervorming.

 

Dat hebt u recent ook aangekondigd in de media. Wij staan daar sowieso achter. Ons wetsvoorstel toont aan dat wij dat al langer willen regelen. Het is positief dat u nu ook zou onderzoeken of het sociaal tarief ook kan worden toegepast voor mobiel internet, wat vroeger niet kon door Europese richtlijnen.

 

Ik heb hierover de volgende vragen, mevrouw de minister.

 

Wat is de stand van zaken van de hervorming van het sociaal tarief telecommunicatie? Welke wijzigingen zullen worden doorgevoerd? Zult u ook mobiele telefonie opnemen in het sociaal tarief? Kan dat voor Europa?

 

Hoeveel personen hebben vandaag recht op het sociaal tarief telecommunicatie en hoeveel mensen maken er effectief gebruik van? Er is immers een belangrijke groep die dat niet doet.

 

Welke bijkomende doelgroepen zullen recht krijgen op het sociaal tarief telecom? Hoeveel personen zullen in totaal recht hebben op het sociaal tarief voor internet en telefonie?

 

Kunt en zult u alle operatoren verplichten om het sociaal tarief voor mobiele telecom aan te bieden? Kan de toekenning ook worden geautomatiseerd voor mobiele telecommunicatie, want het gaat toch om de private sector en gegevensuitwisseling? Ik denk dan aan de Gegevensbeschermingsautoriteit voor gevoelige gegevens, want men zal gegevens over het inkomen van mensen moeten koppelen om na te gaan of zij recht hebben op het sociaal tarief. Hoe zult u dat aanpakken?

 

Hoe zult u proberen te vermijden dat mensen die recht hebben op het sociaal tarief worden geweerd door bepaalde operatoren die vinden dat zij al voldoende klanten met een sociaal tarief hebben?

 

01.03 Minister Petra De Sutter: Graag geef ik eerst aan dat de tekst voor de hervorming in voorbereiding is, en nog zal worden voorgelegd voor openbare raadpleging. Het is dus nog niet definitief.

 

De hoofdpunten die we graag op tafel leggen zijn vooreerst de automatisering van het sociaal tarief voor internet of vaste telefonie indien men geen internetabonnement wenst. Dit systeem zou moeten leiden tot een automatische toepassing van de korting verrekend op de factuur van de rechthebbende. Iemand die recht heeft op dat sociaal tarief zal het dus niet meer zelf moeten aanvragen. We willen daarbij ook werk maken van de herziening van de categorieën van begunstigden. We willen namelijk gaan naar gezinshoofden met een verhoogde tussenkomst, die een factuur op eigen naam hebben. Deze herziening zal tot gevolg hebben dat het aantal potentieel begunstigden in totaal ongeveer 750.000 mensen zal betreffen.

 

Daarnaast wil ik ook voorzien in een toevoeging van een optie voor sociale korting op mobiel internet. In de telecomwet wordt dus de nodige flexibiliteit ingebouwd om sociale tarieven voor mobiele diensten op te kunnen leggen indien het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (BIPT) vaststelt dat er een betaalbaarheidsprobleem is, wat een voorwaarde is. Ik heb al laten verstaan dat het Europees kader enkel de mogelijkheid biedt een sociaal tarief toe te passen op mobiele diensten indien de nationale omstandigheden aantonen dat het noodzakelijk blijkt.

 

Op dit moment, en uit de eerste resultaten die het BIPT ons meedeelt, blijkt dat de toepassing van het sociaal tarief voor mobiele diensten vandaag, volgens de huidige Europese regels, wellicht niet te verantwoorden valt. Ik zal het BIPT echter vragen dit op te volgen aangezien de situatie natuurlijk altijd kan veranderen. Op het moment dat we wél aan de voorwaarden voldoen die Europa ons oplegt, kan dat tot andere mogelijkheden leiden.

 

Het is wel belangrijk dat we proberen om voor bepaalde categorieën kwetsbare personen die moeilijkheden ondervinden in de communicatie, zoals slechtzienden of slechthorenden, het sociale mobiel tarief in te voeren. Dat gebeurt ook in andere landen. Die mogelijkheid of opening hebben we dus, ook vandaag al. Uiteraard kan ik dat alles enkel doen binnen de lijnen die Europa heeft uitgezet. Daarbij moet worden vermeld dat burgers in elk geval een sociaal mobiel tarief zullen krijgen als ze voldoen aan de voorwaarden voor het vaste tarief. Ook internetpacks, inclusief die met een mobiele component, zullen daaronder vallen.

 

Ik voeg eraan toe dat ik zeker ook een indexering zal doorvoeren, zoals u vroeg. Die korting zal de levensduurte volgen en zal worden gekoppeld aan de afgevlakte gezondheidsindex.

 

Mevrouw Depraetere, in uw derde vraag vroeg u zich af op welke operatoren dit alles van toepassing zal zijn. Het zal gelden voor alle operatoren met een omzet van meer dan 50 miljoen euro. Zij kunnen in geen geval weigeren, ook niet als zij vinden dat ze al genoeg klanten hebben die voldoen aan de voorwaarden. Aan operatoren met een omzet van minder dan 50 miljoen euro bieden we de mogelijkheid om het sociaal tarief vrijwillig aan te bieden. Als ze daarop ingaan, verbinden ze zich daartoe voor een periode van 5 jaar. Dat is het systeem zoals we het voor ogen hebben.

 

Zoals al gezegd, zullen de teksten met deze modaliteiten de komende weken in openbare raadpleging gaan.

 

Tot slot, mevrouw Lanjri, betreffende uw vraag over hoeveel personen er vandaag al recht op hebben en hoeveel er al gebruik van maken: het sociaal tarief wordt op dit moment toegekend aan 200.000 personen.

 

Volgens de criteria van vandaag zouden er in feite 650.000 toegang moeten hebben tot het sociaal tarief. Zoals ik al zei, zullen dat er 750.000 worden volgens het criterium dat wij willen hanteren. Door het tarief automatisch toe te kennen, willen we absoluut dat iedereen die er recht op heeft, dat ook zal krijgen.

 

01.04  Melissa Depraetere (Vooruit): Het is alleen maar positief dat op deze manier de doelgroep flink uitgebreid kan worden en dat mensen het niet langer zelf hoeven uit te zoeken. Voor veel kwetsbaren is dat niet evident. Dit is dus echt een verbetering.

 

Ik had nog twee bijkomende vraagjes, om er zeker van te zijn dat ik alles goed begrepen heb. Voor de operatoren geldt de omzet als criterium. Voor een bepaalde groep is het dus niet verplicht, waarschijnlijk omdat voor hen anders de kosten te hoog zouden oplopen. Toch dacht ik dat nu al de mogelijkheid bestond om in dat geval een beroep te doen op het sectorfonds. Of geldt dat niet voor de kleinere spelers? Het zou interessant zijn om daar wat meer over te vernemen, want als die mogelijkheid bestaat, zou het natuurlijk wel logisch zijn om die verplichting door te voeren.

 

Ten tweede, u zei dat u de indexering zult volgen. Gebeurt dat dan wel of niet met terugwerkende kracht, met een inhaalbeweging?

 

Wilt u dat ik een nieuwe vraag indien voor de bijkomende antwoorden?

 

01.05  Nahima Lanjri (CD&V): Als we de cijfers bekijken, zult u met mij vaststellen dat nog niet 1 op de 3 burgers die er recht op hebben, gebruikmaakt van dat recht. Het is een goede zaak dat we de doelgroep uitbreiden, maar de maatregel mag geen lege doos blijven. Als er straks theoretisch 750.000 mensen recht op hebben, maar we stijgen maar tot 250.000, stelt het uiteindelijk nog niet zoveel voor. Een automatische toekenning wordt dus essentieel.

 

Belangrijk daarbij is dat heel veel mensen die het moeilijk hebben of die de eindjes niet aan elkaar geknoopt krijgen, juist geen vaste telefonie hebben. Door de kosten enzovoort hebben zij vaak enkel mobiele telefonie, en wisselen ze vaak van de ene operator naar de andere. Het is dan ook jammer dat dit enkel zal gelden voor degenen die een pakket hebben van vast plus mobiel. Ik hoop dus dat u bij uw hervormingen nog eens goed gaat bekijken – voor zover u dat kunt verantwoorden tegenover Europa – of we echt wel op de doelgroep kunnen inzetten: mensen met mobiele telefonie, mensen met lage inkomens. Want dat is wat ik hoor op het terrein: mensen hebben thuis niet allemaal internet of een vaste telefoon. Ze zijn vaak enkel aangewezen op hun gsm, waarmee ze dan vaak ook verbinding maken met hun computer om op internet te gaan. Ik vrees dat we anders over een paar jaar zullen vaststellen dat we theoretisch misschien wel 750.000 mensen willen bereiken, maar er in de praktijk maar de helft bereiken. Ik hoop dus dat u daarop wilt werken.

 

Wat het idee betreft om de grote operatoren – degene met meer dan 50 miljoen euro omzet – te verplichten terwijl het voor de andere vrijwillig zou zijn – zit ik met de vraag naar de privacy van de gegevens. Is dat al afgetoetst? Hoe gaan we die gegevens aan de privé-operatoren bezorgen?

 

01.06 Minister Petra De Sutter: Voor mevrouw Depraetere: dat is een suggestie van het sectorfonds, misschien ook aansluitend bij uw laatste opmerking, daar kan ik niet zomaar op antwoorden, ik moet dat nakijken. Wat betreft de indexering zijn we voor zover ik weet niet van plan om terug te keren naar het verleden, maar om dit nu aan te passen en mee te nemen. Maar ik wil gerust de verdere technische informatie naar u doorsturen, vandaag nog via e-mail.

 

Voor mevrouw Lanjri: wat uw vraag over automatisering betreft, is het wel degelijk de bedoeling dat mensen dat sociaal tarief automatisch krijgen, zodat ze het niet hoeven aan te vragen. Zo zal de hele doelgroep effectief dat tarief genieten en zal er niemand uit de boot vallen.

 

Als we het automatiseren, nemen we ook aan dat heel de doelgroep automatisch zal kunnen genieten van dat sociaal tarief en dat niemand daaraan zal ontsnappen.

 

Wat betreft de operatoren en de manier waarop de gegevens zullen worden uitgewisseld. Dit is de technische uitwerking van heel het verhaal van de automatisering. Het betreft een bijkomende technische problematiek als men moest kiezen tussen vast of mobiel.

 

Het BIPT heeft ons erop gewezen dat er voldoende goedkope mobiele formules zijn waardoor het volgens de Europese regels niet kan worden verantwoord om een sociale korting op mobiele diensten toe te kennen. Het zijn vooral de vaste diensten en de packs die zeer duur zijn. Vooral voor deze laatste zijn de sociale tarieven nodig.

 

Dat is alvast de analyse van het BIPT volgens de Europese regelgeving. Ik kan daar voorlopig niet onderuit. Als de situatie evenwel verandert dan kan hier eventueel wel een opening voor worden gemaakt.

 

Het verschil bij het wisselen van operator heeft te maken met de vaste kosten om het systeem in te voeren. Wij hopen dat alle operatoren, ook zij met een lagere omzet, in het systeem zullen stappen en zich bereid zullen tonen om die tarieven aan te bieden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Melissa Depraetere aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven) over "De Bel-me-niet-meerlijst" (55019848C)

02 Question de Melissa Depraetere à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques) sur "La liste "Ne m'appelez plus!"" (55019848C)

 

02.01  Melissa Depraetere (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in Nederland is het sinds 1 juli verboden om mensen op hun privénummer op te bellen voor commerciële doeleinden en om vanuit een bedrijf of organisatie ongevraagd via de telefoon aan marketing te doen.

 

Ook in ons land kennen we het fenomeen waarbij heel wat mensen opgebeld worden met vaak ongewenste marketingoproepen. Daar bestaat een gedeeltelijke oplossing voor, want wie dat niet wenst, kan zich sinds lange tijd inschrijven op de bel-me-niet-meerlijst. Dat gebeurt ook wel, maar er bestaat een heel ander systeem voor e-mails. Vooraleer een bedrijf een reclamemail mag versturen, is er een toestemming voor nodig, een opt-in, volgens de GDPR-regelgeving. Om te bellen, is dat niet zo. Er geldt een ander systeem. Toch blijken heel wat consumenten dat storend te vinden. Dat bleek uit een experimentje door middel van een tool die werd ontwikkeld door een hobbyist en die werd met veel enthousiasme onthaald. Op twee dagen tijd werden immers meer dan 700.000 telefoonnummers toegevoegd aan de lijst. De tool zorgde ervoor dat je automatisch op de bel-me-niet-meerlijst werd geplaatst.

 

De site werd al snel offline gehaald, omdat er blijkbaar enige discussie was over de juridische kant van de tool. Het toont wel aan dat de kwestie bij heel wat consumenten leeft. Vandaar heb ik twee vragen.

 

Zou het niet logischer zijn om het systeem toe te passen van het e-mailmarketingverkeer, dat met een opt-intoepassing werkt?

 

Wat met de GDPR-regels bij marketingtelefoontjes? Waarom zijn die anders dan voor andere vormen van marketing?

 

02.02 Minister Petra De Sutter: Mijnheer Depraetere, bedankt voor uw vraag. U verwijst naar een incident, dat eigenlijk een hacking was van het do-not-call-mesysteem. Een digitale tool creëerde automatisch opeenvolgende telefoonnummers, die gekoppeld waren aan verkeerde e-mailadressen en voegde die vervolgens automatisch toe aan de do-not-call-melijst, zonder medeweten van de eigenaars van die telefoonnummers.

 

Wat de bel-me-niet-meerlijst betreft, rechtvaardigt de e-privacyrichtlijn voor bepaalde vormen van direct marketing, zoals persoonlijke telefonische oproepen, het gebruik van een bepaald systeem, waarbij abonnees kunnen melden dat ze die oproepen niet wensen ontvangen, via opt-out. Dat systeem houdt eigenlijk geen financiële kosten in voor de abonnee; de bedrijven dragen zelf de kosten.

 

In België werd overeenkomstig de Europese richtlijn gekozen voor een opt-outsysteem voor spraaktelefonieoproepen. De meeste lidstaten, onder andere Frankrijk, Spanje, Italië, Ierland, Portugal en Polen, hebben ook voor zo'n opt-outsysteem gekozen. Voor meer informatie over dat systeem, wil ik graag verwijzen naar mijn collega's Dermagne en De Bleeker, respectievelijk bevoegd voor Economie en Consumentenbescherming.

 

Voor uw tweede vraag, over GDPR, kan ik u informeren dat de e-privacyrichtlijn eigenlijk een lex specialis is. Dat betekent dat voor deze specifieke gevallen de e-privacyrichtlijn voorrang heeft op de bepalingen van de GDPR, die de algemene principes vastleggen voor de verwerking van persoonsgegevens.

 

Hoewel België koos voor een opt-outsysteem, begrijp ik natuurlijk wel de frustratie van de burgers die ongewild opgebeld worden. In de meest recente versie van de toekomstige e-privacyverordening, die de huidige richtlijn zal vervangen, zullen oproepen voor direct marketing niet langer anoniem mogen gebeuren. Dat betekent dat burgers aan het telefoonnummer van waarop ze gebeld worden, door een specifieke code of prefix zullen kunnen zien dat het om een marketingoproep gaat. De tekst is nog niet klaar en zit in triloogfase op Europees niveau. De onderhandelingen zijn nog lopend. Zolang de tekst nog niet Europees is aangenomen, kan België zich uiteraard nog niet uitspreken over de uitvoering ervan op Belgisch niveau.

 

Wat de privacyregels zelf betreft, ben ik uiteraard zo vrij te verwijzen naar collega Mathieu Michel, die daarvoor bevoegd is, of naar de Gegevensbeschermingsautoriteit.

 

02.03  Melissa Depraetere (Vooruit): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Het is niet zo dat het alleen hier gebeurt, ook de post werkt met een opt-outsysteem. Het is dus niet bijzonder uitzonderlijk. Het viel me wel op dat men in Nederland een andere keuze maakt en ook dat heel veel consumenten die oproepen heel storend vinden.

 

Een reclamefolder in de brievenbus, als men geen sticker heeft hangen, is misschien wel aanvaardbaar, maar opgebeld worden, is vaak heel storend.

 

Ik had ook cijfers naar het gebruik van die lijst opgevraagd, maar de antwoordtermijn voor die vraag is nog niet verstreken. Ik had namelijk graag geweten hoe vaak die lijst wordt gebruikt. Misschien is het mogelijk om de lijst bekender te maken. Ik veronderstel dat het BIPT daar mee bezig is. Ik zal verder ook uw collega-ministers en -staatssecretarissen bevragen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van Leen Dierick aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven) over "De internetfraude met het Flubot-virus" (55021111C)

03 Question de Leen Dierick à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques) sur "Le virus Flubot à l'origine d'une fraude sur internet" (55021111C)

 

03.01  Leen Dierick (CD&V): In de week van 14 september 2021 waarschuwde het BIPT en het CCB voor het Flubot-virus dat circuleerde. Het virus circuleerde via sms'jes die door een pakjesdienst lijken verstuurd te zijn. De mobiele operatoren hebben meer dan twee miljoen valse sms-berichten per dag onderschept en geblokkeerd, goed voor zeker 2.000 tijdelijk geblokkeerde smartphones. Willen we de consument beter beschermen tegen internetfraude dienen we naast sensibilisering ook in te zetten op cybersecurity die deze vorm van internetfraude, phishing, snel detecteert en quasi onmogelijk maakt.

 

Ik ben tevreden te lezen dat de telecomoperatoren snel kunnen optreden met het opsporen en (tijdelijk) blokkeren van sms'jes en smartphones. Kan u mij toelichting hoe het antiphishingschild werkt? Vanaf welk moment mag een telecomoperator overgaan tot het opsporen van valse sms'en, het blokkeren ervan en het tijdelijke blokkeren van smartphones? Hoe verloopt de communicatie met de klant wanneer de operator tijdelijk zijn smartphone heeft geblokkeerd? Worden in deze communicatie knelpunten vastgesteld, zo ja welke?

 

U gaf in het verleden aan dat de antiphishingplatformen goed werken, maar dat er hier nog verder stappen moeten gezet worden voor verbetering en om proactiever te kunnen optreden. In het kader van het relanceplan zal de federale overheid 80 miljoen euro investeren in cyberveiligheid. Hiervan is 9 miljoen euro voorzien om de antiphishingplatformen verder te ontwikkelen. Kan u mij aangeven welke stappen er ondertussen nog genomen zijn om de antiphishingplatformen te verbeteren?

 

U gaf aan in het antwoord op mijn schriftelijke vraag met nr. 0220 dat het huidig wettelijke kader geen systematische proactieve screening van sms-berichten toelaat. Daarom heet het BIPT conform artikel 125, § 1, 2°, aan de mobiele operatoren de toestemming gegeven om verkeer dat werd ontvangen op sms-centrales te scannen op de specifieke templates die voorkwamen en gelinkt worden aan het Flubot-virus. Echter moet worden opgemerkt dat voor de meeste smishing berichten artikel 125, § 1, 2°, niet kan worden toegepast. Welke initiatieven neemt u om de proactieve screening van sms-berichten te versterken en tegen wanneer?

 

Hoe zal u ervoor zorgen dat er een betere samenwerking is tussen de gatekeepers (bankensector, telecomsector …) en politie, justitie en parket om de strijd tegen internetfraude ten gronde te kunnen uitvoeren? Het is zeer belangrijk dat fraudeurs ook worden opgespoord en bestraft.

 

03.02 Minister Petra De Sutter: Uw vraag is erg actueel omdat we tegenwoordig volop worden bestookt met sms'jes, phishing, smishing en virussen.

 

Tot nu toe zijn de middelen waarover de operatoren beschikken om met dit soort frauduleuze sms'en om te gaan, vrij beperkt. Momenteel onderscheppen en stoppen de mobiele operatoren dergelijke frauduleuze sms-berichten door het al dan niet tijdelijk blokkeren of uit dienst nemen van de mobiele nummers die deze sms-berichten uitsturen. Dat doen ze enerzijds op basis van meldingen en anderzijds op basis van firewalls die abnormale patronen detecteren, bijvoorbeeld een gebruiker die op één uur tijd naar meer dan honderd verschillende nummers een sms verstuurt, terwijl die er op andere dagen slechts drie verstuurt. Dat is een verdacht patroon en het nummer wordt dan geblokkeerd.

 

Er is op dit moment nog geen gesofisticeerd anti-phishingplatform dat automatisch nummers kan blokkeren. Daarom zetten we nu de stap naar meer gesofisticeerde algoritmes die niet alleen reactief en statisch werken maar ook kunnen anticiperen en proactief berichten filteren of blokkeren, vooraleer ze de eindgebruiker bereiken. Dat is de ambitie. Het is de bedoeling dat de consument daar niets van merkt.

 

Wat uw vraag over de subsidies hiervoor betreft, kan ik u vertellen dat er zal worden geïnvesteerd in systemen om het automatisch screenen van zowel inkomende als uitgaande sms-berichten mogelijk te maken. Ongeveer 2,3 miljoen euro van de subsidie waarvan sprake zal worden gespendeerd aan de keuze, ontwikkeling, implementatie en uitbating van een dergelijk systeem. De deelnemende operatoren zullen instaan voor de andere helft van de kosten. De totale kostprijs bedraagt dus 4,6 miljoen euro.

 

De keuze van het systeem en de meest optimale vorm om dit systeem te implementeren, wordt nog bestudeerd. Er komt een studie die dat zal onderzoeken. Er is nog geen aanbesteding uitgeschreven maar de aanwervingsprocedure voor een projectbeheerder loopt al.

 

Ik wil er ook nog aan toevoegen dat Flubot als dusdanig geen phishing inhoudt, maar wel een verspreiding van malware die in systemen wordt geïnstalleerd en die in latere stadia tot phishing kan leiden.

 

Het spreekt vanzelf dat het antiphishingplatform dat wij voor ogen hebben, efficiënter zal zijn voor de bestrijding van dit soort malware dan vandaag mogelijk is.

 

Inzake uw vraag over proactieve screening kan ik u informeren dat het huidige wettelijke kader geen systematische proactieve screening van sms-berichten toelaat. Dat is natuurlijk noodzakelijk voor zo'n antiphishingplatform. Wij moeten daarvoor in een wettelijk kader voorzien. Daarom is met het oog op de omzetting van het Europees Wetboek ter zake in Belgische wetgeving een aanvulling gepland op artikel 125 van de Wet betreffende de elektronische communicatie, zodat wij daar een wettelijke basis voor zullen hebben.

 

Inzake de samenwerking tussen het BIPT en de operatoren kan ik u meegeven dat er inzake dit soort fraude ook samengewerkt wordt met het Centrum voor Cybersecurity België (CCB) en uiteraard ook met de bankensector. Ook het parket wordt erbij betrokken.

 

Naast de samenwerking tussen die diverse actoren op nationaal niveau, is uiteraard ook internationale samenwerking belangrijk. Vaak is dit soort fraude immers internationaal georganiseerd.

 

03.03  Leen Dierick (CD&V): Dank u wel voor uw uitgebreide antwoord, mevrouw de minister. Ik ben blij dat er stappen vooruit gedaan worden. De vele phishingberichten zijn een echte plaag aan het worden.

 

Ik ben een absolute voorstander van alles wat met het digitale te maken heeft, maar ik merk dat het het vertrouwen een deuk geeft als men slachtoffer wordt van een phishingbericht.

 

Ik ben tevreden dat er extra geld wordt geïnvesteerd in een proactieve aanpak, en dat de wetgeving ter zake wordt aangepakt. Ik meen dat het ook belangrijk is dat er goed over wordt gecommuniceerd en dat er wordt gesensibiliseerd. Als zoiets voorvalt, moeten wij snel kunnen schakelen en de mensen zo goed mogelijk informeren.

 

Samenwerking is in deze heel belangrijk, ook op internationaal vlak. Ik meen dat het belangrijk ook de politie daarbij te betrekken. Wie slachtoffer wordt, zal daarvan melding doen, maar ik heb het zelf meegemaakt dat iemand van mijn familie naar de lokale politie stapte maar dat die eigenlijk niet goed wist wat zij moest doen, terwijl de politie toch het eerste aanspreekpunt is.

 

Ik meen dat dit toch iets is om mee te nemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Hierbij zijn wij aan het einde gekomen van deze vragensessie. Tot straks om 15.30 uur voor de vragen aan minister Dermagne.

 

De openbare commissievergadering wordt geschorst van 14.48 uur tot 15.33 uur

La réunion publique de commission est suspendue de 14 h 48 à 15 h 33.

 

Collega's, we hebben sinds de zomer heel veel vragen op de agenda, laten we dus efficiënt proberen te werken en de tijd goed in de gaten houden.

 

04 Samengevoegde vragen van

- Leen Dierick aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De basisbankdienst" (55020109C)

- Leen Dierick aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De toegankelijkheid en betaalbaarheid van bankdiensten" (55021198C)

- Albert Vicaire aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De toegankelijkheid van de betaalterminals met aanraakscherm" (55020117C)

- Nicolas Parent aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De impact van de overstromingen op de bankdienst" (55020322C)

- Anneleen Van Bossuyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Transparantie bij banken over de kosten van een zichtrekening" (55020366C)

- Christophe Lacroix aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De universele bankdienst" (55020418C)

- Denis Ducarme aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De basisbankdienst voor ondernemingen" (55020782C)

- Melissa Depraetere aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het Charter voor de universele bankdienst" (55020527C)

- Melissa Depraetere aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De studie van het Prijsobservatorium over de evolutie van de banktarieven" (55020802C)

- Melissa Depraetere aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De spreiding van bankautomaten" (55020803C)

- Benoît Piedboeuf aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het verminderen van het aantal cashbetalingen" (55020853C)

- Michael Freilich aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De basisbankendienst voor ondernemingen" (55021084C)

- Reccino Van Lommel aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het verdwijnen van bankautomaten voor cashafhalingen" (55021145C)

- Reccino Van Lommel aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het charter met betrekking tot de universele bankdienst" (55021149C)

- Leslie Leoni aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De universele bankdienst" (55021215C)

- Patrick Prévot aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De basisbankdienst voor ondernemingen en de toegang tot de basisbankdienst voor sekswerkers" (55021213C)

- Roberto D'Amico aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het Batopinproject van de Belgische grootbanken en de geplande universele bankdienst" (55021226C)

- Kathleen Verhelst aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De dienstverlening van de banken" (55021229C)

- Roberto D'Amico aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De universele bankdienst" (55021257C)

- Melissa Depraetere aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De klantendiensten van banken" (55021292C)

- Melissa Depraetere aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De basisdienstverlening van de banken" (55021293C)

04 Questions jointes de

- Leen Dierick à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le service bancaire de base" (55020109C)

- Leen Dierick à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'accessibilité et le coût des services bancaires" (55021198C)

- Albert Vicaire à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'accessibilité des terminaux de paiement à écran tactile" (55020117C)

- Nicolas Parent à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'impact des inondations sur le service bancaire" (55020322C)

- Anneleen Van Bossuyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La transparence des banques en ce qui concerne les frais d'un compte à vue" (55020366C)

- Christophe Lacroix à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le service bancaire universel" (55020418C)

- Denis Ducarme à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le service bancaire de base pour les entreprises" (55020782C)

- Melissa Depraetere à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La Charte sur le service bancaire universel" (55020527C)

- Melissa Depraetere à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'étude de l'Observatoire des prix sur l'évolution des tarifs bancaires" (55020802C)

- Melissa Depraetere à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La répartition des distributeurs de billets" (55020803C)

- Benoît Piedboeuf à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La réduction des paiements en espèces" (55020853C)

- Michael Freilich à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le service bancaire de base pour les entreprises" (55021084C)

- Reccino Van Lommel à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La suppression des distributeurs de billets pour le retrait d'argent en espèces" (55021145C)

- Reccino Van Lommel à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La charte relative au service bancaire universel" (55021149C)

- Leslie Leoni à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le service bancaire universel" (55021215C)

- Patrick Prévot à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le service bancaire de base pour les entreprises et l'accès à celui-ci pour les travailleurs du sexe" (55021213C)

- Roberto D'Amico à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le projet Batopin des grandes banques belges et le plan de service bancaire universel" (55021226C)

- Kathleen Verhelst à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'offre de services bancaires" (55021229C)

- Roberto D'Amico à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le service bancaire universel" (55021257C)

- Melissa Depraetere à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les services clientèle des banques" (55021292C)

- Melissa Depraetere à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les services de base fournis par les banques" (55021293C)

 

04.01  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs voor mijn beide vragen naar de schriftelijk ingediende tekst.

 

Op 23 oktober 2020  heeft het Parlement de basisbankdienstwetgeving goedgekeurd en deze zou op 1 mei 2021 in werking treden. Deze deadline werd door u niet gehaald. U verklaarde in de Commissie Economie van 16 juni 2021 dat het doel is het uitvoeringsbesluit in het begin van de herfst aan te nemen. Er zouden consultatierondes met de betrokken stakeholders gehouden worden. Daarna zou een overleg plaatsvinden binnen de werkgroep waarin de Nationale Bank van België, de Cel voor Financiële Informatieverwerking, de FOD Financiën en de FOD Economie vertegenwoordigd zijn.

 

Heel wat ondernemers die het al zeer moeilijk hebben en die echt hun hoop op de basisbankdienstwetgeving hebben gesteld, kijken uit naar de invoering ervan. Zij zijn momenteel overgeschakeld in overlevingsmodus, het wordt hoog tijd dat we hen licht brengen in deze donkere tunnel.

 

Kan u mij een overzicht tot in detail bezorgen van de verschillende stappen die u ondertussen nog heeft ondernomen en van de stappen die nog moeten ondernomen worden met de daaraan gekoppelde timing?

 

Met welke organisaties/instanties heeft u ondertussen nog overleg gepleegd? Kan u de resultaten van de overleggen toelichten?

Heeft u het advies van de Raad van State mogen ontvangen? Indien ja, kan u het advies toelichten? Indien niet, wanneer verwacht u het advies te mogen ontvangen?

 

Heeft u al een concrete datum voor ogen wanneer de wet van kracht zal zijn?

 

Op donderdag 23 oktober hebben we reeds een debat gehad in de plenaire vergadering over de toegankelijkheid en betaalbaarheid van bankdiensten en het project Batopin (KBC, BNP Paribas Fortis, Belfius en ING België) van vier grootbanken. Ik herhaal graag nogmaals dat wij als CD&V pleiten voor betaalbare en toegankelijke bankdiensten dichtbij de mensen. Het kan niet zijn dat de gewone burger de dupe is van een efficiëntie-oefeningen van de banken. Ten slotte moet iedereen mee zijn en begeleid worden willen we de digitale transitie tot een goed einde brengen.

 

Als CD&V hebben wij dan ook een resolutie ingediend met het oog op een betere spreiding en beschikbaarheid van geldautomaten en het verkleinen van de digitale kloof in het kader van de digitale evolutie in de banksector (55K1825), waarin wij concreet voorstellen hoe we die betaalbare en toegankelijke bankdiensten willen organiseren.  U was ook streng voor de samenwerking tussen de vier grootbanken en formuleerde ook bedenkingen ten aanzien van het project Batopin.

 

 

Wanneer staan de overleggen tussen u en Batopin, Febelfin en Jofico gepland? Indien er al een overleg met één of meerdere spelers heeft plaatsgevonden, kan u toelichten waarvoor u bij hen pleitte en wat het resultaat was van het overleg?

Hoe zal u ervoor zorgen dat klanten die niet aangesloten zijn bij één van de vier grootbanken niet hoeven te betalen voor het afhalen van cash bij de 'Bancontact' automaten?

Hoe gaat u ervoor zorgen dat elke Belg vlot toegang heeft tot een bankautomaat en dat hij/zij de bankautomaat niet enkel en alleen kan gebruiken voor het afhalen van cash maar ook voor de uitvoering van enkele basisverrichtingen zoals overschrijving… ?

Zal u alsnog overleg plegen met de kleinere banken om ervoor te zorgen dat er toch een gezamenlijk initiatief vanuit de bankensector wordt gerealiseerd voor de uitrol van bankneutrale automaten?

U dreigde ermee de interbancaire tarieven te verhogen om de banken op die manier aan te sporen hun netwerk voldoende uitgebreid te houden. Welke stappen heeft u hiertoe al genomen? Heeft u al antwoord gekregen op uw brief die u stuurde naar de gouverneur van de Nationale Bank met de vraag een verhoging  van de interbancaire tarieven te analyseren? Indien ja, wat was het antwoord van de gouverneur?

 

04.02  Albert Vicaire (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je renvoie à ma question écrite.

 

De plus en plus, nous voyons fleurir dans les magasins de nouveaux appareils pour payer avec une carte de banque. Ces nouveaux appareils sont dotés d’un écran tactile. Hélas, ce type d’écran pose un sérieux problème d’accessibilité pour toutes les personnes malvoyantes. En effet, pour ces dernières, un terminal doté de touches pour taper son code secret est nécessaire.

 

Avez-vous connaissance de ce problème d’accessibilité? Une campagne de sensibilisation à destination des commerçants par rapport à cette problématique est-elle prévue? Enfin, comment rendre le paiement, en ce compris par carte bancaire, accessible à tous?

 

04.03  Nicolas Parent (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, je vais essayer d'être rapide et efficace.

 

Monsieur le ministre, comme vous le savez, les inondations ont frappé durement les vallées de l'Ourthe et de la Vesdre avec des conséquence désastreuses pour une série de services à la population.

 

Dans ce contexte, alors que la priorité devrait être la restauration rapide de ces services, nous avons pu constater à nouveau tout le cynisme de BNP Paribas. Deux décisions ont, en effet, été prises durant cette période postinondations par le groupe bancaire. D'une part, BNP a décidé d'accélérer la fermeture de son agence de Theux, commune durement touchée par les inondations en redirigeant ses clients vers les communes voisines. D'autre part, BNP n'entend pas remplacer le seul et unique distributeur d'Ensival, quartier éloigné du centre de Verviers qui a également été durement frappé par ces inondations.

 

Il s'agit de décisions cyniques qui vont à l'encontre des intérêts des citoyens. De plus, c'est clairement infliger à ces derniers une double peine. Les habitants de Theux et d'Ensival, mais aussi les commerçants qui reprennent péniblement leurs activités dans ces régions, ont plus que jamais besoin de cash et de services bancaires de proximité. Cela est d'autant plus nécessaire qu'aujourd'hui, les aînés et les personnes précarisées de ces communes ont perdu leur véhicule et comptent sur la solidarité des voisins, des associations, mais aussi de l'armée et des services sociaux pour se déplacer.

 

Dans ce contexte, comme dans le cas de la pénurie organisée par le consortium Batopin, nous avons besoin d'une régulation du secteur.

 

Monsieur le ministre, un moratoire sur la fermeture des services bancaires est-il envisageable dans les zones sinistrées, a minima pour les banques à participation publique? Avez-vous eu des échanges avec BNP Paribas pour évoquer le cas de l'agence de Theux et du distributeur d'Ensival? Avez-vous procédé à l'évaluation des dégâts concernant les services bancaires dans les zones sinistrées ainsi que de l'attitude des banques face aux situations d'urgence sur le terrain?

 

04.04  Melissa Depraetere (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb geprobeerd een aantal vragen te bundelen. Eerst en vooral wou ik het hebben over het charter van de universele bankdienst. Ik zal mijn inleiding weglaten en meteen overgaan tot de vragen.

 

Ten eerste, hoe werd dit aan het brede publiek bekendgemaakt want het is sinds 19 juli in voege getreden? Hoe zal dit nog verder worden bekendgemaakt? Hoe hebben de banken dit uitgerold? Werd dit enkel vermeld op hun website of ging men breder?

 

Ten tweede, heeft u zicht op hoeveel mensen al overgeschakeld zijn op die universele bankdienst? Door wie en hoe wordt dit gecontroleerd? Ik verwijs daarvoor even naar een gelijkaardige afspraak die voormalig minister Freya Van den Bossche heeft gemaakt in 2003. Toen bleek al vrij snel dat dit niet werd gerespecteerd door de banken. Hoe kan dit worden gecontroleerd? Worden banken aangesproken als ze dit niet respecteren?

 

Een tweede vraag ging over een studie van het Prijsobservatorium. U hebt ooit in een advies aangekondigd daarover een studie te zullen opvragen. Eerst werd gezegd dat de studie in april mocht worden verwacht. Kan deze studie publiek worden gemaakt? Wat zijn de belangrijkste conclusies? Ik vroeg mij ook af of de universele bankdienst werd afgestemd op de resultaten van die studie. Welke bijkomende maatregelen zijn eventueel nog nodig?

 

Een derde vraag ging over een spreiding van de bankautomaten. U heeft daarop al min of meer geantwoord in de plenaire vergadering. Ik zal dit dan ook niet herhalen. Mijn opmerking blijft echter dat mensen ook nood hebben aan een fysiek bankkantoor om hun geld te kunnen beheren. In hoeverre bent u ook betrokken bij die uitrol. Weet de overheid waar er geldautomaten komen? Wij kennen het aantal, maar weten wij ook waar die toestellen zullen worden geplaatst? Heeft u daarvan een overzicht?

 

Bij de universele bankdienst is ook uitdrukkelijk bepaald dat het moet gaan over geldopnemingen en verrichtingen bij de eigen bank. Zal het Batopinproject in tegenspraak zijn met de net afgetoetste universele bankdienst? Zal men daarvoor dan wel moeten betalen bij het netwerk? Het onafhankelijke bankautomatennetwerk en de een automaat per gemeente bij bpost kunnen worden gebruikt om cash af te halen. Heel veel mensen rekenen echter op een bankkantoor.

 

Het charter is een zeer interessant en zeer goed werk van u. Ik wil u daarvoor bedanken, mijnheer de minister. Maar dat charter zal natuurlijk weinig zin hebben als de fysieke bankpunten massaal blijven verdwijnen.

 

Ik vraag mij af of daarover nog gesprekken lopen? Hebt u zicht op het einddoel van de banksector? Het aantal bankpunten blijft maar fors dalen. Ik heb weinig zicht op waar het zal stoppen.

 

Ik heb nog twee korte vragen voor u.

 

Ik had een vraag ingediend over creditkaarten. Er wordt een nieuw beleid gevoerd waarbij de banken vragen niet meer te verwijzen naar het telefoonnummer van de klantendienst, opdat mensen via digitale weg de problemen in verband met hun creditkaart zouden oplossen. Ik vind dat toch wel opmerkelijk, zeker na deze hele discussie.

 

Hebt u daar weet van? Hoe past dat in het hele verhaal van het charter?

 

Tot slot, wij hebben nu de universele bankdienst en de basisdienstverlening, maar het valt mij op in de vele verhalen die wij te horen krijgen dat de banken duidelijk meegaan met de trend alles wat daar niet onder valt effectief aan te rekenen. Voor elke dienstverlening waarin niet standaard voorzien is in de basisdienstverlening, bijvoorbeeld wanneer mensen wat spaargeld willen beleggen, worden meteen kosten aangerekend.

 

Ik vraag mij af of de afspraken die gemaakt zijn zullen volstaan. Wat is uw visie daarop?

 

04.05  Benoît Piedboeuf (MR): L'accord de Gouvernement va dans le sens de la numérisation en ce qui concerne le secteur bancaire :  Le gouvernement se fixe comme objectif d'étendre considérablement les paiements électroniques. Le consommateur doit toujours avoir la possibilité de payer de manière électronique. Les plafonds pour le paiement sans contact seront à nouveau augmentés. Dans ce cadre, les organisations patronales, les organisations de protection des consommateurs et les banques seront consultées. L'objectif n'est pas de supprimer complètement les paiements en espèces mais le gouvernement entend les réduire de manière drastique d'ici la fin de la législature.

 

Monsieur le Ministre, avez-vous eu des contacts avec le secteur bancaire (Febelfin) au sujet de l'extension du paiement électronique ? Dans l'affirmative qu'en ressort-il ?

 

Febelfin et le gouvernement se sont accordés pour voir l'introduction, au 1er janvier prochain, d'un service bancaire universel, avec l'aval de l'autorité de la concurrence. Le service bancaire universel prendra la forme d'un "pack" d'un montant maximum de 60 euros, il donnera accès à 24 retraits gratuits minimum par an aux distributeurs automatiques, au moins 60 opérations manuelles par an au guichet de cette banque, l'impression gratuite des extraits de compte aux automates de la banque, … Comment faire si les guichets et distributeurs sont supprimés?

 

Vous avez également annoncé que la Banque nationale a élaboré un modèle pour évaluer l'accessibilité de la population aux distributeurs de billets. La BNB a aussi reçu des informations de Batopin (regroupant les quatre principales banques actives en Belgique) sur leurs futures implantations. Celles-ci sont intégrées au modèle. Les résultats obtenus par ce modèle ont été présentés au sous-groupe Cash du National Retail Payment Committee. La BNB ne peut cependant prendre des mesures contraignantes à ce sujet. Avez-vous plus d'informations au sujet de l'avancement de ces travaux ? Est-ce que vous avez des éléments d'avancement concrets ?

 

04.06  Michael Freilich (N-VA): Mijnheer de minister, de basisbankdienst voor ondernemingen had al een halfjaar geleden in werking moeten treden. Alleen bleek dat u en uw administratie nog niet de koninklijke besluiten hadden klaargemaakt om dat toe te laten. Ik heb begrepen dat die koninklijk besluiten nu bij de Raad van State liggen. Ik verneem graag van u hoever men daarmee staat.

 

Kunt u mij bevestigen dat u effectief alles doet om de wet zo snel mogelijk in werking te laten treden? Er worden immers steeds meer bedrijven en sectoren geweerd. Een aantal weken geleden konden we in de krant lezen dat bijvoorbeeld de rekeningen van Belgen die naar het buitenland, buiten de Europese Unie, emigreren, maar die nog een bankrekening of een zaak in België hebben, worden afgesloten.

 

Het probleem dat begon met enkel de diamantsector is ondertussen een veel groter probleem geworden, met tientallen sectoren. Wat ik bij u mis, is een sense of urgency, die dringendheid om er snel werk van te maken. Ik heb u horen zeggen dat u de interbancaire tarieven wil bekijken indien de banken zouden doorzetten met het verlagen van het aantal cashautomaten. Dat is belangrijk voor de consument, maar we mogen ook de ondernemingen zeker niet in de kou laten staan. Kunt u het engagement dat u aangaat voor de consumenten ook aangaan voor onze ondernemingen?

 

04.07  Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, de collega's hebben al verwezen naar de universele bankdienst waarover de federale regering in juli een akkoord heeft bereikt met een aantal banken voor klanten die niet online kunnen bankieren. Er moest inderdaad iets gebeuren. Alleen is er nog een aantal bezorgdheden.

 

Men heeft gezegd dat die dienst maximaal 5 euro per maand mag kosten, wat neerkomt op 60 euro per jaar, wat toch niet heel weinig is. Voor die prijs zouden de klanten dan een debetkaart krijgen, minstens 24 keer gratis geld kunnen afhalen aan een automaat van hun eigen bank, zeker 60 manuele verrichtingen aan het loket kunnen uitvoeren en rekeninguittreksels kunnen afdrukken in het bankkantoor. Dat charter geldt voor drie jaar en loopt af in 2024.

 

Ik vroeg mij dan ook het volgende af, mijnheer de minister. U zegt in uw persmededeling dat u beoogt een kwetsbare groep mensen te beschermen door een haalbaar en transparant tarief aan te bieden. Dat begrijp ik wel, maar in welke mate bent u van mening dat die 60 euro een haalbare kaart is voor die kwetsbare groep? En hoe rijmt u dat met het feit dat er een trend is naar steeds minder automaten en vooral ook bankkantoren in het straatbeeld, waar het net mogelijk is om bankuittreksels af te drukken, manuele verrichtingen uit te voeren en dergelijke?

 

Want als er geen loketten meer zijn, hebben de mensen bijzonder weinig aan die universele bankdienst. Ik wil trouwens in dat verband opmerken dat er al heel wat bankkantoren, zoals van BNP Paribas Fortis, in de voorbije maanden heel wat uittrekselprinters hebben weggehaald, waardoor zelfs die basisdienst of die universele dienst niet meer gehonoreerd kan worden. Ik had ook graag van u vernomen waarom het charter in juni 2024 eindigt. Want als wij nadien stelselmatig met verlengingen moeten werken, lopen we misschien het risico dat banken ons, of jullie als regering, het mes op de keel zullen zetten om de diensten uiteindelijk nog duurder te maken.

 

Mijn tweede vraag gaat over het verhaal van de bankautomaten op zich. Ik weet dat daarover vorige week in de plenaire zitting een debat is gevoerd. Dat debat heeft mij niet helemaal gerustgesteld. Ik denk, collega's, dat er de komende jaren heel wat mensen uit de boot dreigen te vallen. Ik weet wel dat er in de nieuwe beheersovereenkomst met bpost bepaald is dat er in elke gemeente een bankautomaat moet zijn. Maar niet in elke gemeente is er nog een postkantoor of een station of een winkelcentrum waar bpost in die mogelijkheid kan voorzien. Die ongerustheid is vorige week ook wel gebleken, anders was het debat in de plenaire niet gevoerd.

 

Ik vroeg mij dan ook af, gelet op die ongerustheid, in welke mate u met de diverse belanghebbenden van beide projecten – Batopin en Jofico – een overleg heeft gehad. En ook hoe u die spreiding van 5 kilometer haalbaar ziet voor de ouderen, als u dat aftoetst aan de universele bankdienst waar we het zonet over hadden. Dreigt er dan toch niet een aantal mensen uit de boot te vallen? Bent u er zich als minister van bewust dat het voor bpost niet zo evident zal zijn om in elke gemeente in een bankautomaat te voorzien?

 

04.08  Leslie Leoni (PS): Monsieur le ministre, je voudrais revenir sur une annonce importante que vous avez faite au cours du mois de juillet dernier, à propos la mise en place d'un "service bancaire universel" – une mesure essentielle pour nous, socialistes..

 

En effet, vous avez négocié pendant des mois avec le secteur bancaire pour apporter une solution à ce que nous dénonçons depuis des années: à savoir, l'augmentation des frais bancaires et le phénomène d'exclusion qui touche ceux qui, pour une raison ou l'autre, n'ont pas accès aux applications en ligne proposées par les banques.

 

En quelques années, les banques ont fermé des milliers d'agences – dont deux cet été du côté de La Louvière, une à Strépy-Bracquegnies et l'autre à Haine-Saint-Pierre - et, parallèlement, nous ont demandé d'entreprendre nous-mêmes, en ligne, plusieurs opérations bancaires. Pour un grand nombre d'entre nous, cela permet l'accès aux comptes 24 heures sur 24 et 7 jours sur 7 et offre donc un gain de temps.

 

Toutefois, cette numérisation produit aussi de nombreux laissés pour compte: ceux qui n'ont pas d'ordinateur ou d'internet à domicile ou dont les compétences numériques sont insuffisantes - en particulier, nos seniors, des personnes peu diplômées ou des demandeurs d'emploi. Pour ces personnes, la numérisation n'est pas synonyme d'émancipation, mais au contraire de perte d'autonomie financière, de déplacements plus longs et de coûts plus élevés pour leurs opérations. 

 

En obligeant les banques à proposer à ces personnes un éventail d'opérations manuelles ou au guichet, et ce contre un coût raisonnable, vous agissez sur leur pouvoir d'achat, de sorte qu'elle pourront aussi retrouver de l'autonomie financière.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous détailler les mesures contenues dans la Charte qui a été signée avec le secteur bancaire? Quelles seront les prochaines étapes de votre action pour favoriser l'accès de tous à des services bancaires de qualité?

 

04.09  Patrick Prévot (PS): Monsieur le ministre, en Belgique, tout le monde ne peut pas ouvrir un compte en banque. C'est le cas des travailleuses du sexe. Les médias rapportaient en effet, le mois passé, l'exemple d'une escort girl se voyant refuser l'accès à un compte chez Belfius.

 

Cela s'appelle le dérisking : il s'agit pour une banque de refuser certains clients à cause de potentiels risques de blanchiment et de fraude. Cependant toute personne est supposée innocente, et ce n'est pas parce que vous travaillez dans le secteur du sexe que vous êtes forcément quelqu'un qui blanchit de l'argent. Le dérisking peut donc se révéler discriminatoire.

 

Mon groupe politique s'est beaucoup battu au cours des dernières décennies pour lutter contre l'exclusion bancaire. Au début des années 2000, on dénombrait environ 40 mille personnes (jeunes chômeurs, minimexés, personnes peu diplômées) qui se voyaient refuser l'accès à un compte et aux services bancaires. Et c'est pour remédier à cette situation que le PS s'était battu pour mettre en place la loi de 2003 sur le service bancaire de base pour les consommateurs.

 

Au début de cette législature, nous avons eu tout un débat – et d'ailleurs une loi a été votée – pour élargir ce service bancaire de base aux entreprises. Je dois dire qu'au départ mon groupe était sceptique, parce que, dans les travaux parlementaires, le champ de la problématique était limité au secteur diamantaire. Mais aujourd'hui, j'ai le sentiment que la pratique du dérisking tend à se généraliser: le secteur de la prostitution, on parle aussi de certaines ONG…

 

Monsieur le ministre, existe-t-il une forme de recrudescence des pratiques de dérisking par les banques? La loi sur le service bancaire de base pour les entreprises appelle un arrêté d'exécution pour entrer pleinement en vigueur. Pouvez-vous m'informer sur l'état d'avancement de ce dossier?

 

04.10  Roberto D'Amico (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, le projet Batopin des quatre grandes banques installées en Belgique a beaucoup été discuté la semaine passée. Ce projet assure que 95 % des belges auront un distributeur à moins de 5 kilomètres à vol d’oiseau de chez eux. Cela ne semble peut-être pas beaucoup mais, aujourd’hui, 60 % de la population doit faire maximum un kilomètre avant d’en trouver un.

 

Le nombre de distributeurs n’arrête pas de chuter: il y en avait plus de 8 300 en 2010, il y en a 6 000 aujourd’hui et il n’y en aura plus que 2 400 si vous acceptez ce projet. Financité et Test Achats ont affiché leur mécontentement. Vous avez également indiqué que ce projet était “particulièrement inquiétant” et “insuffisant” tout en indiquant que vous interpellerez Batopin et Febelfin, car le projet n’a pas répondu à vos attentes.

 

Ne faut-il pas imposer des mesures contraignantes plutôt que de miser sur des interpellations pour s'assurer que ces grandes banques répondent aux besoins de l'ensemble de la population belge?

 

Je vous remercie.

 

04.11  Kathleen Verhelst (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, geachte minister, de deadline voor de basisbankdienst was 1 mei. Hoe ver staan we vandaag? Wat is de werkwijze? Wie heeft u al gesproken en wie niet? Waar wachten we nog op? Wanneer kan de wet van kracht zijn?

 

Passen de 24 gratis afhalingen bij de eigen bank, zoals afgesproken in het charter voor de universele bankdienst, ook in het verhaal van Batopin?

 

Wat de geldautomaten betreft, horen we overal dezelfde bezorgdheid. Hoe kunnen we bij de banken afdwingen dat we voor de bevolking een behoorlijk resultaat op dat gebied behalen? Wat is uw modus operandi? Hoe hoort u de andere stakeholders? Welke hefbomen heeft de overheid? Vergeet alstublieft niet de consumenten, maar evenmin de ondernemers. Het kan niet de bedoeling zijn dat zij geldkoeriers worden in plaats van anderen.

 

De voorzitter: Wenst nog iemand zich aan te sluiten? (Nee)

 

04.12  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Monsieur le président, bonjour à chacune et à chacun. Je vous remercie pour vos nombreuses questions et interpellations sur ce thème important.

 

Je souhaite débuter mon intervention par la question des inondations. Vous avez évoqué des régions qui ont été particulièrement impactées par ces inondations. Ce ne sont pas les seules mais, effectivement, ce sont sans doute celles qui ont été le plus durement touchées.

 

Ces inondations ont causé de très lourdes pertes humaines et des dommages matériels considérables. Il est donc impératif de tout mettre en œuvre pour permettre aux personnes touchées de se relever au mieux et le plus vite possible de cette épreuve.

 

À l'instar des familles et des entreprises, des agences bancaires ont été touchées par les inondations à des degrés divers. Vous avez cité certains exemples. À l'heure actuelle, je ne dispose malheureusement pas de données exactes quant aux agences bancaires impactées par ces inondations sur l'ensemble du territoire wallon et belge. Je mesure pourtant l'importance de l'accessibilité des services bancaires, en particulier pour les consommateurs les plus vulnérables.

 

Comme vous le savez, des discussions avec le secteur bancaire sont de ce fait en cours afin d'étudier toutes les pistes de solution envisageables en vue de garantir à toute la population un accès aux espèces et une mise à disposition des extraits de compte dans les zones sinistrées. J'ai adressé un courrier à Febelfin et à BNP, que vous citiez à l'instant, pour leur demander de rouvrir au plus vite les agences bancaires fermées à cause des inondations. Un moratoire sur la fermeture des services bancaires n'est cependant pas envisagé actuellement.

 

Vous avez été plusieurs à me poser des questions sur le sujet délicat du service bancaire de base aux entreprises. Comme vous le savez, la loi du 8 novembre 2020 a introduit le service bancaire de base aux entreprises. L'objectif de cette loi est que toute entreprise puisse disposer d'un compte de paiement afin d'effectuer les opérations de paiement indispensables à ses activités et ainsi de participer à la vie économique.

 

Il y est notamment prévu qu'après trois refus d'ouverture d'un compte bancaire, l'entreprise peut s'adresser à la Chambre du service bancaire de base qui pourra désigner un prestataire de services bancaires, s'il s'avère que le rejet de la part des banques n'est pas correctement justifié.

 

Afin de donner à cette loi son plein effet, un arrêté d'exécution doit être adopté. À cet effet, un groupe de travail a été constitué. Il est composé de membres du SPF Économie, de la Banque Nationale de Belgique, de la Cellule de traitement des informations financières et d'un représentant du SPF Finances. L'objectif est de trouver un équilibre dans la rédaction de cet arrêté d'exécution. Il est en effet primordial de proposer rapidement une solution aux entreprises en difficulté. Mais il est aussi de la responsabilité des autorités de garantir la conformité de l'arrêté d'exécution avec la législation relative à la lutte contre le blanchiment d'argent.

 

L'adoption et la mise en œuvre de cet arrêté nécessite en outre de consulter une multitude de parties prenantes. Des consultations ont donc été menées afin de connaître les positions des principales parties prenantes et de résoudre les éventuels problèmes qui peuvent survenir.

 

Il convient également de veiller au respect de la procédure. Ainsi le projet d'arrêté a été soumis à l'avis du Conseil d'État et à celui de l'autorité de protection des données puisqu'il contient plusieurs dispositions de traitement des données à caractère personnel dont certaines peuvent être considérées comme sensibles.

 

Dans son avis rendu le 6 septembre dernier, le Conseil d'État indique qu'une modification législative est nécessaire afin de mettre la loi du 8 novembre 2020 en conformité avec le Règlement général sur la protection des données. Il ressort en effet de l'avis du Conseil d'État que la loi du 8 novembre 2020 n'est pas exécutable dans sa version actuelle. La loi doit donc être modifiée afin de mettre en œuvre le service bancaire de base aux entreprises. Le projet de texte est en cours de préparation.

 

Par ailleurs, je confirme que je mets tout en œuvre pour pouvoir mettre en application ce dispositif essentiel pour les entreprises et singulièrement pour les petites et moyennes entreprises.

 

En outre, j'ai également été informé, monsieur Prévot, de pratiques de de-risking, plus nombreuses pour les missions diplomatiques et pour certaines autres professions. Vous avez cité quelques exemples. J'ai donc demandé à mon administration d'analyser l'opportunité d'étendre le champ d'application de la loi pour apporter une réponse à ces pratiques de de-risking mises en œuvre par une série d'opérateurs bancaires.

 

Ma priorité consiste à modifier la loi du 8 novembre 2020 et son arrêté d'exécution en tenant compte de l'avis du Conseil d'État. Une fois la loi modifiée, les mesures nécessaires seront prises pour que le droit au service bancaire de base pour les entreprises puisse être mis en œuvre le plus rapidement possible. D'ici là, les entreprises qui se voient refuser un compte bancaire peuvent faire appel au médiateur des services bancaires. L'Ombudsfin est en effet compétent pour traiter les plaintes d'indépendants et d'entreprises concernant notamment le service bancaire de base pour les entreprises.

 

Laissez-moi à présent répondre à la question relative au développement des paiements électroniques. Comme vous le savez, mon collègue, le ministre des Finances, et moi-même préparons un projet de loi visant à imposer aux entreprises l'obligation d'offrir aux consommateurs un paiement électronique à côté du paiement en espèces, comme cela est d'ailleurs prévu dans l'accord de gouvernement. Cette obligation est importante pour lutter contre la fraude fiscale notamment.

 

J'en viens maintenant à la transparence des frais bancaires pour le consommateur, les banques décident en effet de manière autonome des coûts qu'elles facturent à leurs clients. Cela fait partie de leurs propres politiques commerciales mais ces coûts doivent être communiqués périodiquement, de manière proactive et transparente. Les obligations de transparence et d'information sont strictement encadrées par notre législation à la suite de la transposition d'une directive européenne sur les comptes de paiement.

 

Mijn administratie heeft hier momenteel geen klachten over ontvangen. De meldingen die we de afgelopen jaren hebben ontvangen, hebben veeleer betrekking op klachten over prijswijzigingen – meestal verhogingen – of onver­wachte kosten voor bepaalde betalingstransacties. Mijn administratie heeft dus geen specifieke statistieken met betrekking tot de artikelen over transparantie en informatieverplichting.

 

Samen met de minister van Financiën, de staatssecretaris voor Consumentenbescherming en de bankensector heb ik een charter opgesteld. Daarin staat een aantal engagementen om de toegankelijkheid van de bankdiensten te verbeteren en de bescherming van de consumenten te versterken.

 

De sector zet zich vooral in om de PAD-richtlijn (Payment Accounts Directive) correct toe te passen en dus om consumenten beter te informeren over bankdiensten en -tarieven. Dit zal verlopen via het promoten en verbeteren van tools voor het vergelijken van aanbiedingen en prijzen van banken, zoals Wikifin, en door samenwerking tussen verschillende financiële instellingen.

 

Er bestaan ook plannen om de interbancaire mobiliteitsdienst meer te promoten. Zo zal de consument beter op de hoogte zijn van de mogelijkheid om van bank te veranderen.

 

Om de kostentransparantie verder te onderzoeken, heb ik inderdaad een studie aan de FOD Economie gevraagd. Het gaat om een analyse van de kostprijs van een zichtrekening en een aantal individuele bankdiensten in de periode van 2016 tot 2021. De voornaamste conclusies zijn de volgende.

 

Allereerst is de kostprijs van een zichtrekening de afgelopen vier jaar toegenomen. Dat geldt voor de vier onderzochte gebruikersprofielen, zijnde een elektronische gebruiker, met of zonder kredietkaart en een traditionele gebruiker, met of zonder kredietkaart. De stijging was vooral het laatste jaar aanzienlijk, met een toename van 12,2 %. Voor traditionele gebruikers zonder kredietkaart is de prijs van een zichtrekening minder sterk toegenomen dan voor gebruikers met een kredietkaart. Wie kiest voor digitale verrichtingen, zoals een elektronische gebruiker zonder kredietkaart, zag de prijs minder toenemen dan een traditionele gebruiker zonder kredietkaart, die kiest voor manuele verrichtingen, zoals papieren overschrijvingen.

 

Ten tweede, de jaarlijkse gemiddelde stijging van de kostprijs van een zichtrekening is eerder beperkt. Ze schommelt tussen 0,71 en 2,58 euro in functie van het profiel van de gebruiker.

 

Ten derde, het aanbod aan zichtrekeningen is zeer divers, waarbij de gewogen gemiddelde prijzen op 1 januari 2021 varieerden tussen 26 en 58 euro. De laagste prijzen zijn voor gebruikers die geen creditkaart hebben.

 

Tot slot, de prijs van een aantal individuele bancaire diensten is in het algemeen toegenomen. Dat geldt voor manuele verrichtingen als geldopvragingen aan het loket en papieren overschrijvingen, geldopvragingen aan de automaat van de bank, een creditkaart, en de vervanging van een debit- of creditkaart.

 

S'agissant du service bancaire universel, je vais poursuivre mes réponses, lesquelles tiennent compte du résultat de cette étude de mon administration. C'était une de vos questions, madame Depraetere. La digitalisation des services bancaires est synonyme de progrès dans notre monde moderne. Sûre et efficace, cette avancée notable séduit de nombreux citoyens tout en en excluant d'autres, car la fracture numérique est bel et bien réelle, malheureusement. En effet, de nombreuses personnes se sentent exclues de ce nouveau mode de fonctionnement. La digitalisation  galopante est souvent vécue comme source de stress et d'isolement parmi les personnes les plus vulnérables, en particulier pour les seniors qui ont le sentiment d'être dépossédés du droit de jouir d'un compte de paiement pour un coût raisonnable. Il fallait donc agir pour ne pas aggraver cette fracture.

 

Face à cette problématique de la digitalisation des services bancaires, moi-même et mes collègues Vincent Van Peteghem et Eva De Bleeker avons négocié avec le secteur bancaire la création de ce service bancaire universel. Concrètement, le service bancaire prend la forme d'un forfait proposé au prix maximum de 60 euros par an, 5 euros par mois donc. Ce forfait donne accès à toute une série d'opérations bancaires telles qu'un minimum de 24 retraits d'argent gratuits par an au distributeur de billets de votre propre banque, un minimum de 60 transactions manuelles par an au guichet de la banque, une carte de débit, l'impression gratuite des relevés de compte papier à l'agence bancaire, le retrait mensuel se faisant au guichet, ou par envoi postal une fois par mois, à un tarif raisonnable. Pour les extraits de compte, les formules actuelles sont conservées et le prix ne peut plus augmenter. L'envoi des extraits de compte est un poste qui ne pourra plus augmenter pendant la durée de la charte. Enfin, le service comprend la possibilité de domicilier gratuitement des factures par exemple d'énergie, d'eau, de télécoms et de saisir gratuitement des ordres permanents, par exemple pour le paiement d'un loyer ou le remboursement d'un emprunt hypothécaire.

 

Actuellement, en dehors du nombre d'opérations comprises dans chaque  pack et forfait, le consommateur est facturé entre 1,5 et 2 euros par opération supplémentaire. Nous avons limité ce montant à un euro dans le service bancaire universel. Certaines banques prévoient une condition d'âge: 60 ou 70 ans pour avoir un tarif plus avantageux pour les opérations manuelles. Notre service bancaire universel ne fixe pas d'âge et tout le monde peut en profiter indépendamment de ce critère.

 

L'annexe de la charte qui reprend le prix du service pour chaque banque ainsi que ce qu'il contient sera actualisée tous les ans. Les personnes sauront donc exactement ce que le service doit contenir et son prix pour chaque banque. Outre des communiqués de presse annonçant la création de ce service bancaire universel, Febelfin a également publié sur son site web des questions et réponses sur le service bancaire universel, avec des informations complémentaires au bénéfice des consommateurs.

 

Enfin, la charte stipule que les banques concernées devront faire connaître ce service sur leur site internet et dans leurs agences. Le SPF Économie contrôlera bien entendu le respect de la charte. Une liste actualisée des banques offrant le service bancaire universel sera publiée sur le site web du SPF Économie et les banques ont jusqu'au 1er janvier 2022 pour inclure ce service dans leur offre. Pour cette raison, je ne puis malheureusement pas fournir d'informations précises quant au nombre de personnes qui changeront de banques à la suite de son entrée en vigueur.

 

Ce service universel constitue donc une étape essentielle en vue d'une meilleure régulation du secteur bancaire, mais il ne résoudra pas tous les problèmes. Mon administration et certaines associations m'ont ainsi informé que des consommateurs plus vulnérables face aux nouvelles technologies éprouvaient des difficultés d'accès aux services bancaires. Bien entendu, il est essentiel que chacun puisse bénéficier d'un accès garanti aux différents terminaux de paiement. Il convient de s'assurer que les avancées technologiques profitent à tous, y compris aux citoyens confrontés à des handicaps. À cette fin, j'ai chargé mon administration d'examiner la situation pour déterminer ensuite les meilleures pistes de solution possible avec les différentes parties prenantes.

 

Je voudrais également souligner l'existence de la directive 2019/882 relative aux exigences en matière d'accessibilité applicables aux produits et services, dont les services financiers et bancaires. Les publics visés sont notamment les personnes handicapées et âgées. Les États membres doivent transposer la directive avant le 28 juin 2022. Les dispositions seront applicables à partir du 28 juin 2025. Les travaux de transposition suivent leur cours au sein des différentes autorités compétentes.

 

À présent, j'aimerais aborder la question plus générale de l'accessibilité des banques. La question de la présence des distributeurs doit être liée à celle de la proximité et de l'accessibilité des services bancaires. Nous savons que le nombre d'agences diminue. Il importe donc de s'assurer que les citoyens puissent continuer à bénéficier d'une proximité desdits services. Le problème de la disparition des distributeurs automatiques étant connu depuis quelques années, certaines solutions ont déjà commencé à être appliquées et sont en voie d'amélioration. C'est en ce sens que le septième contrat de gestion de bpost a été conclu et s'accompagnera, pour la première fois, d'une charte de responsabilité sociétale des entreprises. La société bpost s'engage à mettre ainsi à la disposition des consommateurs au moins 350 distributeurs automatiques de billets et au moins un tel appareil dans les communes où aucun autre mécanisme n'est disponible.

 

La Banque nationale de Belgique est en train de développer un modèle qui permettra d'évaluer en permanence la disponibilité des distributeurs et d'évaluer en particulier le projet Batopin et Jofico que vous connaissez tous.

 

Het Batopinproject is bijzonder verontrustend. Op dit moment garanderen de plannen dat niet elke Belg vlot toegang heeft tot een bankautomaat. Dat is problematisch. Ik heb dat gezegd in de plenaire vergadering van vorige week. Mijn bezorgdheid wordt bevestigd door de cijfers en gegevens die de NBB mij heeft verstrekt in het kader van de werkgroep National Retail Payments Committee. Het is duidelijk dat het Batopinproject zal leiden tot een daling van het aantal geldautomaten in het land.

 

Comme je l'ai indiqué jeudi dernier à la Chambre, Batopin a déposé un nouveau projet en septembre à la suite de ma réaction négative concernant leur premier plan. Il y a eu de légères améliorations entre ce projet et celui qui m'a été proposé en juin dernier. C'est un premier pas, mais c'est un pas insuffisant. Ce projet doit donc être encore largement amélioré. Il est en effet essentiel de garantir à chaque citoyen l'accessibilité aux services financiers.

 

Samen met mijn collega's Vincent Van Quickenborne en Eva De Bleeker heb ik Batopin, Jofico en Febelfin geïnterpelleerd.

 

Er werd ook een brief naar de gouverneur van de NBB gestuurd. Daarin geef ik hem de opdracht om een eventuele verhoging van de interbancaire tarieven te analyseren. Banken moeten interbancaire vergoedingen betalen wanneer hun klanten geld opnemen uit een geldautomaat van een andere instelling. Hoe hoger deze vergoedingen, hoe meer de banken worden gestimuleerd om over een uitgebreid netwerk van geldautomaten te beschikken.

 

Je souhaite donc analyser l'opportunité de réguler et de renforcer la commission interbancaire afin de freiner la réduction du nombre de distributeurs. Ce système incitatif récompensera les banques ayant un réseau de distributeurs et pénalisera les autres banques. Cependant, il ne faut évidemment pas que cette augmentation soit répercutée sur les clients, qu'ils s'agissent de clients privés ou d'entreprises. J'ai donc demandé à la BNB d'analyser cette question afin de déterminer si cette solution est la meilleure et quelles peuvent en être les conséquences.

 

Comme j'ai pu le dire en séance plénière jeudi, j'ai aussi appris que la banque KBC envisageait de faire payer les retraits d'argent aux distributeurs Batopin alors qu'elle est membre de ce réseau. J'en ai été particulièrement choqué. J'ai immédiatement réagi auprès de la KBC et de la Febelfin pour dénoncer ce fait et demander des explications. C'est en effet contraire à la charte sur le service bancaire universel et au gentlemen's agreement conclu par les banques, qui prévoit 24 retraits gratuits par an dans la banque du client ou dans son réseau. Par extension, il faut entendre le réseau Batopin ou Jofico, auxquels participerait une institution bancaire en tant que distributeur membre du réseau. C'est pour moi un élément essentiel. Il est primordial que les banques respectent à la fois les lois, leurs engagements et leurs clients, qu'ils soient des clients privés ou professionnels.

 

Le président: Merci monsieur le ministre, pour ces réponses. Place aux répliques.

 

04.13  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord.

 

Wij hebben de basisbankdienst bijna een jaar geleden goedgekeurd. Eerst zou die in orde zijn tegen 1 mei, dan tegen de herfst. Het is nu herfst, en nu vernemen wij dat er nog een wetswijziging moet komen. Ik vind het eerlijk gezegd nogal merkwaardig.

 

De collega's die vorig jaar bij de besprekingen aanwezig waren, weten dat wij enorm veel adviezen hebben gevraagd bij de Raad van State. Wij hebben zelfs een juridische nota van de Kamer gevraagd. Op basis van die adviezen is het wetsvoorstel altijd aangepast.

 

Ik ben benieuwd om welke wijzigingen het nu gaat. Ik hoop uiteraard wel dat de doelstelling en de geest van de wet toch behouden blijven. Ik hoop ook dat die wetswijziging hier spoedig behandeld kan worden en dat zij geen jaar oud wordt voor de wet effectief in werking kan gaan.

 

Uiteindelijk zitten heel veel bedrijven erop te wachten. Het water staat hun wel degelijk aan de lippen.

 

Wat de bankautomaten betreft, daarover hebben wij vorige week al van gedachte gewisseld. Ik meen dat wij dezelfde bekommernis delen. Wij zijn eerder verontrust over het project van de vier grootbanken.

 

Ik ben tevreden dat u hebt gezegd dat het project ook voor u onvoldoende is, en dat u een brief hebt gestuurd naar de gouverneur van de Nationale Bank daarover. Ik ben benieuwd naar het antwoord. Ik hoop dat wij het spoedig in deze commissie zullen kunnen bespreken.

 

Ondertussen is er toch weer wat ongerustheid, vooral bij de minder mobiele mensen, zowel inzake de bereikbaarheid als de betaalbaarheid van onze bankdiensten. Het laatste woord is daar zeker nog niet over gezegd, maar ik dank u alvast voor de inspanning die u ter zake samen met uw collega's verricht.

 

Wij zullen dit debat kunnen voortzetten op een later moment.

 

04.14  Albert Vicaire (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, je vous remercie d'avoir répondu à ce pot-pourri concernant les services bancaires, les banques, les terminaux et toutes les questions qui oscillaient autour du sujet bancaire.

 

Effectivement, lorsqu'ils sont au soleil, les nouveaux terminaux sont illisibles pour les personnes qui, comme moi, ont subi plusieurs opérations aux yeux. J'attends donc avec impatience la mise en place de la directive européenne que vous avez évoquée et dont je n'ai pas eu le temps de noter le numéro. Mais je le retrouverai dans le rapport de la commission.

 

04.15  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Monsieur Vicaire, de mémoire, il s'agit de la directive 2019/882

 

04.16  Albert Vicaire (Ecolo-Groen): De mémoire! Bravo!

 

04.17  Nicolas Parent (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses précises dans le cadre de ce débat générique.

 

Je me réjouis du fait que vous ayez adressé un courrier à Febelfin et à BNP Paribas concernant l'agence de Theux et le distributeur d'Ensival. Je pense que c'est effectivement la moindre des choses!

 

Concernant le débat sur les distributeurs bancaires et leur répartition, vous avez adopté une la semaine dernière position mêlant créativité, à travers le courrier que vous avez adressé à la Banque nationale, et combativité, avec la volonté d'avancer dans ce dossier pour freiner la disparition des distributeurs bancaires.

 

Le dossier des inondations est spécifique, mais il mérite la même créativité et la même combativité. On le doit aux citoyens aujourd'hui victimes d'une double peine.

 

Je vous invite à poursuivre la réflexion avec vos partenaires, la Banque nationale et Febelfin pour élargir la palette d'outils visant les banques qui quittent ces régions sinistrées. Il faut penser à les sanctionner sévèrement par rapport à cette attitude.

 

Je vous remercie également d'avoir rappelé le contrat de gestion de bpost, lequel est public et se trouve en ligne. Ce septième contrat de gestion garantit l'installation de distributeurs là où il n'y en a plus avec une capacité annuelle renouvelée et un budget garanti. Certaines communes touchées par les inondations dont Hamoir vont notamment bénéficier de ces dispositions. Bpost prend sa part de responsabilités, mais elle ne peut être la seule à le faire. En effet, il est également question de la responsabilité sociétale des banques. 

 

04.18  Melissa Depraetere (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de conclusie van de studie brengt opnieuw hetzelfde verhaal: de traditionele gebruiker is niet mee met de digitalisering en heeft nog een kredietkaart, dus is vaak kwetsbaarder. Hij is de dupe van de prijsstijgingen van de voorbije periode. Dat wordt nog maar eens aangetoond. Met de verwezenlijkingen het voorbije jaar zetten we een grote stap vooruit. De trend is meer betalen voor minder dienstverlening. Het onderdeel 'meer betalen' wordt daarmee deels opgelost, maar het onderdeel 'minder dienstverlening' is heel wat moeilijker, ook omdat we weinig grip hebben op de banken die vaak vanuit het buitenland opereren. Ik bedank u voor uw inzet en nauwe opvolging door de banken aan te schrijven en te blijven herinneren aan het belang van hun dienstverlening voor onze consumenten en ondernemingen.

 

04.19  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses circonstanciées.

 

Je vous engage à tenir bon, et nous serons à vos côtés. Le cynisme des banques a des limites. Quand on les a auditionnées sur la fraude fiscale ou sur l'évasion fiscale, elles n'avaient jamais rien fait, c'était toujours avant, mais  maintenant cela allait mieux. Cela suffit!

 

J'ai travaillé comme indépendant dans le secteur bancaire. C'est un milieu que je connais bien. Il y a quelques années, on a parlé du citron pressé pour les communes. Je pense que l'on atteint là la limite de ce qui est tolérable pour des pouvoirs publics.

 

En ce qui concerne ma commune, j'ai un engagement de bpost pour une installation. Je me réjouis que le service public vienne pallier. Mais on ne peut pas se laisser faire! Nous serons à vos côtés pour soutenir cette démarche qui vise à rendre un service à la population. On ne peut pas à la fois développer tout ce qui est électronique et ne pas mettre des systèmes électroniques à la disposition des gens.

 

04.20  Michael Freilich (N-VA): Ik sluit me aan bij mevrouw Dierick. Samen met een brede coalitie hebben wij vorig jaar in het Parlement de wet op de basisbankdienst voor ondernemingen tot een goed einde gebracht. Het is dan ook jammer dat we nu, helemaal op het einde van de rit, moeten vernemen dat er toch nog een aantal juridische problemen is. Uiteraard hebben we respect voor het oordeel van de Raad van State dat er een wetswijziging nodig is. Alleen mis ik opnieuw bij u een sense of urgency, die u wél hebt voor de banken als het gaat over geldafhaling door consumenten bij de automaten.

 

Als minister hebt u moreel gezag en autoriteit. U kunt op tafel slaan – en dat doet u ook als het over het afhalen van cash en andere problemen gaat. Nu vraag ik hetzelfde engagement van u als het banken voor ondernemingen betreft, waarbij steeds meer sectoren problemen ondervinden. Enerzijds verwacht ik dat er zo snel mogelijk werk wordt gemaakt van de aanpassing van het wetsvoorstel, en anderzijds wil ik dat u de banken duidelijk maakt dat het zo niet verder kan en dat er een oplossing moet komen.

 

04.21  Reccino Van Lommel (VB): Ik heb een paar keer BNP Paribas Fortis horen vernoemen, wellicht de kampioen in het verlagen van de dienstverlening. Eerder zagen we het bij de ondernemers, die midden in de coronapandemie, net op een moment dat ze hun bank nodig hebben, gedwongen worden om hun zaken telefonisch, via een callcenter, te regelen. Ditmaal zijn de particulieren aan de beurt: voor hen verdwijnen er kantoren, printers, automaten en dergelijke. Tegenwoordig zijn ze zelfs te lui geworden om af te spreken in het bankkantoor wanneer je bijvoorbeeld over een financiering zou willen spreken.

 

Die evolutie is tekenend. De bekommernis delen is één zaak, een brief sturen is een andere, maar daarmee is het probleem natuurlijk nog niet opgelost. Ik kan enkel hopen dat u als bevoegd minister uw verantwoordelijkheid zult nemen. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat bankieren in de toekomst uitsluitend geënt is op onlinediensten of de telefoon. Mensen betalen steeds minder voor hun bankzaken, maar ze krijgen almaar minder service in de plaats. Eerst wordt er een charter afgesloten met de banken om de kwetsbare groepen te beschermen en vervolgens stellen we vast dat het aantal bankautomaten dermate betreurenswaardig wordt dat die bescherming niet gehonoreerd kan worden.

 

Ik herinner mij trouwens dat leden van de PS in de commissie een wetsvoorstel hebben ingediend. Waarschijnlijk zal het niet meer op de agenda komen, maar op dat moment wilden zij veel verder gaan dan het Batopinproject.

 

Collega's, ik wil toch nog heel even kort het volgende verduidelijken.

 

In 2008 hebben wij de banken geholpen of gered van het faillissement. In 2020 en 2021 zijn zij door corona rijk geworden aan de diverse leningen die zij hebben mogen afsluiten met overheidsgaranties. Ik zal hoe dan ook nooit accepteren dat oude mensen met een rollator vijf kilometer moeten wandelen, om geld te kunnen afhalen aan een automaat of geholpen te worden aan een loket of om een bankoverschrijvings­formulier binnen te brengen.

 

Laat dat de betrachting zijn van ons, parlements­leden, om ervoor te zorgen dat zij nooit uit de boot vallen.

 

04.22  Leslie Leoni (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre pour toutes les solutions proposées. Je sais qu'il est attentif à tout cela et j'attends la suite avec impatience. Je ne manquerai pas de relayer cette réponse sur le terrain.

 

04.23  Patrick Prévot (PS): Monsieur le président, vous savez que ma connexion est toujours instable et je constate que vous ne m'entendez pas bien.

 

Je remercie le ministre, bien que je n'aie pas pu entendre l'ensemble de sa réponse. Je ne manquerai pas de relire le compte rendu intégral.

 

04.24  Roberto D'Amico (PVDA-PTB): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse.

 

Néanmoins, il y a beaucoup de petits commer­çants qui s'inquiètent de la disparition des distributeurs et de la diminution des paiements en espèces. Ce sera certainement un nouveau coup dur pour ces petits indépendants.

 

Nous avons bien pris acte de votre appréciation de ce projet comme inquiétant et problématique. Mais ce que les citoyens attendent, ce sont des actes plutôt qu'une interpellation ou un courrier à la Banque Nationale.

 

Depuis le début, vous misez sur le dialogue et la négociation avec les banques. Mais il faudrait prendre acte de l'échec de la stratégie de la concertation. Je pense qu'il est temps de légiférer et d'imposer des normes contraignantes pour que les banques fournissent un service de qualité aux citoyens et non qu'elles démantèlent le réseau au détriment des consommateurs.

 

Enfin, je pense que l'État belge dispose d'un levier en tant qu'actionnaire de Belfius. Ne pourrait-on pas, par cette voie, faire pression sur le projet Batopin plutôt que de se comporter en actionnaire passif?

 

04.25  Kathleen Verhelst (Open Vld): Mijnheer de minister, bedankt voor het uitgebreide antwoord. De belangrijkste boodschap is wel dat de onderhandelingen vorderen. Misschien is het, aangezien het een gemeenschappelijke bezorgdheid betreft, interessant om de kwestie in het Parlement samen met Febelfin te bespreken. Mocht u geen vooruitgang boeken, dan willen we het zeker samen met u hardmaken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Gilles Vanden Burre aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De koolstofbalans voor de grote bedrijven" (55019824C)

05 Question de Gilles Vanden Burre à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le bilan carbone pour les grandes entreprises" (55019824C)

 

05.01  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme vous le savez, ces derniers temps, il est clair que la pression monte pour embarquer le monde économique en général mais certainement aussi les grandes entreprises dans les efforts pour décarboner l’économie. En tant qu'écologiste, je m'en réjouis.

 

Un récent jugement rendu contre Shell aux Pays-Bas a condamné le pétrolier à réduire ses émissions de CO2 de 45 % d’ici à 2030. Le CEO du fonds d’investissement BlackRock – très peu connu pour avoir une philosophie sociale et environnementale – enjoint chaque année les sociétés à contribuer à l’émergence d’une économie neutre en carbone. Des fonds activistes commencent aussi à exiger des entreprises qu’elles fassent des efforts pour le climat. Enfin, la proposition de directive adoptée en avril dernier par la Commission européenne et actuellement en discussion sur les informations non financières prévoit d’obliger les entreprises comptant plus de 250 travailleurs à publier à partir de 2024 le détail chiffré de leurs émissions.

 

Pour la Belgique, comme le révélait l’Echo il y a un certain temps – ma question était antérieure à la pause estivale –, l’agence Finn a passé au crible les communications des cinquante-cinq plus grandes sociétés par le chiffre d’affaires, en se concentrant sur leurs rapports environnementaux 2020. Résultat des courses, dix-sept d’entre elles dévoilent leur empreinte CO2, détaillent leurs émissions directes et indirectes, annoncent des objectifs de réduction et prennent des initiatives ou des engagements. Parmi elles, on recense treize sociétés cotées en bourse. À côté de ces bons élèves, dix-neuf autres fournissent des indicateurs plus ou moins précis sur leurs émissions. Mais dix-neuf autres, soit trois sur dix, sont en défaut d’information: impossible de connaître la quantité d’émissions qu’elles génèrent. À nos yeux, c’est beaucoup trop peu. Les sociétés cotées ont déjà des obligations strictes en matière de reporting mais aucune obligation de publication d’un bilan carbone n’existe aujourd’hui en Belgique, en dehors des entreprises soumises aux normes européennes ETS.

 

Soutenez-vous la mise en place d’un tel bilan carbone pour les grandes entreprises (plus de 500 employés) en Belgique, comme c’est le cas dans d’autres pays voisins, par exemple la France et le Royaume-Uni? Il nous semble que ce pas est important à franchir. La Belgique doit pouvoir être dans les bons élèves de la classe européenne. Il ne faut donc pas attendre plus longtemps et pouvoir avancer vers une telle législation en faveur du climat.

 

05.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Merci, monsieur Vanden Burre pour votre question. Je vais vous répondre très rapidement et très directement: oui, je suis bel et bien favorable à la mise en place d'un bilan carbone pour toutes les grandes entreprises en Belgique. Vous l'avez évoqué: une obligation de ce type existe d'ores et déjà dans le cadre du rapportage des entreprises qui sont soumises à la directive 2014/95 NFRD, non financial reporting directive, à savoir les institutions financières, les entreprises d'assurances et les sociétés cotées. Sur la base des comptes 2019, la FSMA a constaté que trois quarts des entreprises contrôlées publiaient un tel bilan; ce contrôle concerne les entreprises visées par la directive NFRD. L'ensemble des entreprises concernées doit se mettre en conformité et publier un bilan carbone.

 

Cela étant, quand la proposition de directive CSRD,  corporate sustainabilities reporting directive, qui date du 21 avril 2021, sera adoptée et  transposée, l'obligation de publier un bilan carbone devrait être étendue à toutes les grandes entreprises et à toutes les petites sociétés cotées.

 

Dans le cadre de la négociation de cette proposition de directive, mon administration et moi-même plaidons non seulement pour un bilan carbone, mais aussi pour des obligations d'audit exigeantes. Je pense qu'on pourra compter sur votre soutien pour porter ce débat et ce combat, et faire aboutir cette obligation de rapportage. Je vous remercie.

 

05.03  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Merci beaucoup pour votre réponse qui est effectivement positive. De notre côté, nous avions aussi déposé une proposition de loi voici quelques années, qui avait été en partie débattue et en partie votée avant que se forme le gouvernement actuel Vivaldi. Nous étions quelque peu restés sur notre faim car nous aurions bien aimé aller au bout du chemin.

 

Je suis vraiment très positif par rapport au fait que vous souhaitiez le mettre en place. Je n'ai pas retenu le timing précis mais je le trouverai dans la réponse. C'est vraiment fondamental, parce qu'au-delà des chiffres et de la comptabilité, on ne peut pas diminuer des émissions si on ne les mesure pas. Ce qu'on ne mesure pas, on ne sait pas l'améliorer; L'objectif est celui-là. Il ne s'agit évidemment pas de comptabiliser pour comptabiliser. Il faut pouvoir mettre un chiffre sur des activités industrielles et économiques en termes de CO2 pour pouvoir diminuer les émissions et aller vers une économie bas carbone. C'est évidemment pour nous un objectif majeur.

 

J'allais ajouter "pour les années à venir", mais je pense qu'il faut désormais aller vers le mois à venir, car l'urgence se fait sentir chaque jour; merci pour votre volontarisme, monsieur le ministre. Effectivement, nous nous permettrons, sur ce sujet comme sur d'autres, de vous pousser très fort dans le dos.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Questions jointes de

- Samuel Cogolati à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les actions du gouvernement belge contre l'importation de produits issus du travail forcé en Chine" (55019719C)

- Els Van Hoof à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le travail forcé dans la région du Xinjiang" (55021179C)

06 Samengevoegde vragen van

- Samuel Cogolati aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De acties v.d. Belgische regering tegen de invoer van met dwangarbeid in China gemaakte producten" (55019719C)

- Els Van Hoof aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Dwangarbeid in Xinjiang" (55021179C)

 

06.01  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): La législation belge interdit-elle déjà l'entrée sur notre marché de biens issus du travail forcé? Le Code pénal belge incrimine-t-il déjà (comme en France ou aux Pays-Bas) les pratiques esclavagistes d'entreprises belges agissant à l'étranger, comme par exemple à travers des chaînes de travail forcé en Chine?

 

Selon l'administration fédérale, quels sont les liens entre les sociétés privées de l'habillement en Belgique et le travail forcé des Ouïghours au Xinjiang ou dans le reste de la Chine? Quelles sociétés belges produisent / font produire (par l'intermédiaire de filiales, fournisseurs ou sous-traitants) leurs biens ou une partie de leurs biens dans des usines ayant recours au travail forcé des Ouïghours? Avez-vous déjà enquêté ou allez-vous lancer des investigations pour lutter contre l'importation de produits issus du travail forcé des Ouïghours en Chine? À la connaissance du gouvernement belge, quels produits vendus sur le marché belge ont été produits, ou intègrent des composants / matières premières ayant été produits dans des conditions de travail forcé en Chine?

 

Quels types de sanctions sont-elles envisageables envers les sociétés concernées et dans quelle mesure le sont-elles? Disposons-nous d'une législation contraignante contre le recours d'entreprises privées présentes en Belgique au travail forcé des Ouïghours en Chine? La Belgique a-t-elle par exemple déjà (comme aux USA) refusé l'entrée sur le marché belge de produits issus du travail forcé (que ce soit de Chine ou d'ailleurs)?

 

À la suite de la résolution votée le 8 juillet 2021 en plénière reconnaissant les crimes contre l'humanité contre les Ouïghours, le gouvernement belge envisage-t-il des actions judiciaires et des poursuites pénales comme en France pour mettre en lumière le rôle joué par les entreprises multinationales dans les graves violations commises contre les Ouïghours en Chine? Allez-vous demander aux acteurs du secteur privé belge d'effectuer des contrôles indépendants sur le respect des droits humains tout au long de la chaîne d'approvisionnement afin de garantir la transparence et la connaissance de l'ensemble de la chaîne de production et, le cas échéant, de cesser de faire des affaires avec des partenaires directement ou indirectement associés à des violations des droits humains?

 

Lors de son State of the Union, Ursula von der Leyen a aussi proposé que soit interdite dans l'UE la vente de produits issus du travail forcé, ce qui pourrait concerner la production chinoise impliquant la minorité musulmane ouÏghoure. N'est-ce pas déjà le cas en Belgique? Quelles sont donc selon vous les mesures additionnelles qui pourraient/devraient être prises pour renforcer l'interdiction de produits issus du travail forcé en Belgique?

 

06.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Je vais répondre dans les deux langues, la réponse étant adressée à la fois à madame Van Hoof et monsieur Cogolati.

 

De voorzitster van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, kondigde op 15 september in haar state of the union aan dat de Commissie van plan is om producten die met dwangarbeid zijn geproduceerd van de Europese markt te weren. De Europese Commissie heeft deze zomer al voorgesteld om bedrijven te helpen om dwangarbeid in de toeleveringsketen aan te pakken. Verdere stappen vooruit zijn nodig. De Europese Commissie zou een voorstel van richtlijn moeten goedkeuren inzake de verantwoordelijkheid van bedrijven wanneer het gaat om mensenrechten, arbeidsrechten en milieunormen.

 

België heeft zijn steun voor dit initiatief uitgesproken op 3 februari 2021 tijdens de openbare raadpleging georganiseerd door de Europese Commissie. Ik heb op 24 september de Europese commissaris, de heer Didier Reynders, aangeschreven met de vraag om het aangekondigde voorstel van richtlijn zo snel mogelijk goed te keuren. Het feit dat een voorstel van richtlijn over dit onderwerp is aangekondigd, betekent wat mij betreft echter niet dat wij ons werk op nationaal niveau niet moeten doen. Op 20 september heb ik mijn visie daarop via een brief aan het Parlement kenbaar gemaakt.

 

J'ai donc exprimé mon plein soutien au Parlement qui examine actuellement une proposition de loi du 2 avril 2021 à ce sujet. Comme vous le savez, cette proposition prévoit notamment un régime de responsabilité étendu en cas de manquement au devoir de vigilance sur l'ensemble de la chaîne de valeurs.

 

En attendant cela, en Belgique, contrairement à l'Allemagne, la Hollande et la France, pour ne prendre que les pays voisins, il n'y pas d'obligation de vigilance ni d'obligation de s'assurer que toute la chaîne de valeurs répond à certains critères. Par conséquent, l'administration fédérale n'effectue pas de contrôle et n'a pas de données en la matière. Les entreprises elles-mêmes ne sont pas nécessairement au courant des pratiques de leurs fournisseurs et sous-traitants et n'ont pas d'obligation spécifique à ce sujet.

 

Dans ce contexte, il n'est pas envisageable d'effectuer des poursuites, d'infliger des sanctions ou de demander des réparations. Je le regrette et c'est la raison pour laquelle une modification du cadre juridique actuel est un chantier primordial.

 

06.03  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. On ne peut évidemment que vous rejoindre. Je pense que c'est finalement très grave qu'on n'ait pas de données, qu'on ne puisse pas contrôler nos chaînes d'approvisionnement. Je trouve cela absolument dingue. Je pense que si on demandait aux gens dans la rue ici à Bruxelles, à Anvers ou à Liège, peu importe, s'ils sont d'accord que leurs produits soient en fait issus de chaînes de travail forcé, de chaînes d'esclavagisme où des Ouïghours sont finalement forcés de fabriquer nos t-shirts, nos vêtements, je pense que la réponse serait unanime. Ils refuseraient cet état de fait. Je crois qu'il est effectivement urgent - et nous soutiendrons cela avec force – de disposer non seulement d'une loi sur le devoir de vigilance au niveau national mais aussi de cette directive au niveau européen pour qu'en fin de compte, nous pussions en finir avec ces importations de produits issus du travail forcé. Nous sommes au 21ème siècle. On ne peut plus l'accepter.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Nathalie Dewulf aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De dienstenconcessie voor de bezorging van erkende kranten en tijdschriften" (55019948C)

07 Question de Nathalie Dewulf à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La concession de service pour la distribution de journaux et de périodiques reconnus" (55019948C)

 

07.01  Nathalie Dewulf (VB): Mijnheer de minister, eerder dit jaar heeft u een brief mogen ontvangen van staatssecretaris De Bleeker betreffende de lancering van een dienstenconcessie voor de bezorging van erkende kranten en tijdschriften vanaf januari 2023. Hierin stelde mevrouw De Bleeker dat de daling van het aantal kranten en tijdschriften, geleverd door de concessiehouder, ook zichtbaar moest zijn in de omvang van deze concessie. Er werd echter beslist om de concessie voor twee jaar te verlengen, dit zonder het bedrag van de concessie te herzien.

 

Mijn vragen dateren al van 14 juni, waardoor de eerste vraag eigenlijk al achterhaald is. Ik wou namelijk weten of u rekening zou houden met de bedenkingen van staatssecretaris De Bleeker en of u dus de omvang van de concessie zou herzien samen met minister De Sutter? Ik meen dat ik in uw plaats kan antwoorden en mag stellen dat u hiermee geen rekening heeft gehouden. De concessie betreft volgend jaar immers 170 miljoen euro, een zeer geringe daling  als men weet dat de vorige concessie ongeveer 175 miljoen euro per jaar kostte. Waarom hebt u geen rekening gehouden met de aanbeveling van mevrouw De Bleeker?

 

Zal er een studie komen om de opportuniteiten van de dienstenconcessie te beoordelen?

 

07.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Dank u, mevrouw Dewulf, voor uw vraag. De brief van de staatssecretaris voor Begroting had betrekking op de vernieuwing van de concessie in 2023 en dus niet op de tweejarige verlenging zoals goedgekeurd onder de vorige regering. De bedragen waarvan sprake in de brief verwijzen naar de plafondbedragen van de huidige concessie, de maximale concessievergoeding die betaald kan worden aan de concessiehouder. Aangezien er op dat moment nog geen politiek akkoord gevonden was over het prijsmechanisme van de volgende concessie werden deze plafondbedragen hernomen. Dit enkel om te duiden wat de huidige maxima waren en een zekere raming te kunnen geven.

 

Zoals ook eerder aangegeven is mijn collega-minister De Sutter niet bevoegd voor de concessie. De regeringspartners werden uiteraard wel betrokken bij de besprekingen over de omvang van de concessie. Het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (BIPT), de federale regulator bevoegd voor onder meer de postmarkt, voerde een studie uit. Uit deze studie blijkt de relevantie van de verlenging van de concessie. Aangezien deze studie vertrouwelijke elementen bevat en het BIPT de auteur is van deze studie, dient u zich voor meer informatie hierover te richten tot mijn collega, staatssecretaris Michel, die de bevoegdheid heeft over het BIPT.

 

07.03  Nathalie Dewulf (VB): Dank u, mijnheer de minister, voor uw antwoorden. Het Vlaams Belang begrijpt uw reactie absoluut niet. U weigert zowel de omvang als de effectieve dienstenconcessie zelf te herzien. Het aantal kranten en tijdschriften is de laatste jaren zichtbaar gedaald. Dan is het toch vanzelfsprekend dat het bedrag dat wordt uitgetrokken om deze kranten en tijdschriften te bedelen, ook daalt. Verder zou het opportuun zijn om een deel van het bedrag te investeren in de digitalisering en zo te beantwoorden aan de huidige noden in plaats van overbodige, ondoordachte subsidies te verlenen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Hans Verreyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verlenging van de innovatiepremie voor 2021" (55019950C)

08 Question de Hans Verreyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La prolongation de la prime à l'innovation en 2021" (55019950C)

 

08.01  Hans Verreyt (VB): Deze vraag is al een hele tijd geleden ingediend.

 

Tijdens de bespreking van wetsontwerp 55.2070 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie werd door de regering met amendementen de innovatiepremie verlengd en dit voor 2021, aangezien de bestaande regeling afliep krachtens de wet van 3 juli 2005. Ter elfder ure werden deze amendementen ingetrokken. Dat gebeurde in de commissie Sociale Zaken van 14 juli 2021.

 

Op de website van de FOD Economie werd op 19 mei 2021 evenwel volgende mededeling geplaatst: "De limietdatum voor het indienen van aanvragen met betrekking tot innovatiepremies voor het werkingsjaar 2020 is verstreken. Als de verlenging voor de periode 2021-2022 nog niet van kracht is kunnen aanvragen voor het werkingsjaar 2021 al ingediend worden. Ondertussen zal de FOD Economie ze echter nog niet kunnen valideren". Deze mededeling staat er overigens nog steeds.

 

Kunt u ons bevestigen of deze verlenging er nu wel dan niet komt?

 

Waarom worden dergelijke aankondigingen gedaan, om dan uiteindelijk weer te worden ingetrokken?

 

Zult u deze regeling vooralsnog verlengen en zo ja, op welke wijze?

 

08.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Verreyt, de maatregel wordt wel degelijk verlengd. De aankondiging op de website van de FOD Economie is correct en blijft actueel. De verlenging van de maatregel is een onderdeel van een wet die de bepalingen van het interprofessioneel akkoord 2021-2022 zal omzetten.

 

08.03  Hans Verreyt (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben blij dat de maatregel wordt verlengd, maar drie maanden voor het einde van 2021 is het echt wel tijd om over deze verlenging te stemmen als het bij wetsontwerp zal gebeuren. De bedrijven wordt een wortel voorgehouden, maar de onzekerheid blijft zolang het wetsontwerp niet is geagendeerd en goedgekeurd. Die onzekerheid voor onze bedrijven moeten we wegnemen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Questions jointes de

- Séverine de Laveleye à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La présence de bisphénol A dans les tétines" (55020002C)

- Laurence Hennuy à David Clarinval (Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes institutionnelles et Renouveau démocratique) sur "La présence de bisphénol dans les tétines pour bébés" (55020481C)

09 Samengevoegde vragen van

- Séverine de Laveleye aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De aanwezigheid van bisfenol A in fopspenen" (55020002C)

- Laurence Hennuy aan David Clarinval (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "Bisfenol in fopspenen" (55020481C)

 

09.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, Test Achats a récemment réalisé un test de détection de substances dangereuses sur 15 tétines pour bébé de la marque Dodie. Ce test a révélé une haute concentration de bisphénol A (BPA), à raison de 2,33mg/kg dans la collerette. Le bisphénol A est un perturbateur endocrinien considéré comme extrêmement préoccupant par l’agence Reach et interdit pour certaines catégories de jouets par l’Europe par la directive 2011/8, dont les tétines ne font pas partie. Seule le niveau de libération de BPA dans la salive lorsque l’enfant met la tétine dans sa bouche est réglementé.

 

La dose journalière tolérable actuelle en Europe est située entre 0,05mg et 0,004/kg de poids corporel. Bien que mené sur base de la norme française, le test réalisé par Test Achats dévoile une quantité importante de Bisphénol A dans les tétines Dodie.

L’Europe a par ailleurs annoncé qu’elle proposerait des mesures législatives visant à garantir aux enfants le même niveau de protection contre les substances chimiques nocives contenues dans les tétines que celui existant pour les jouets.

Le Conseil supérieur de la Santé (CSS) a également souligné le danger du Bisphénol A pour les nourrissons. Dans son avis n°8732, le CSS déclare "des effets, à des taux inférieurs à la dose journalière acceptable actuelle (DJA) de 50 μg/kg de poids corporel, ne peuvent être exclus, principalement en raison des propriétés perturbatrices endocriniennes du composé".

 

À la suite de l’interpellation de Test Achats, envisagez-vous de réaliser les analyses demandées sur les tétines de la marque Dodie afin de vérifier qu’elles respectent les normes européennes de mise sur le marché en matière de Bisphénol A?

 

Le SPF économie a-t-il reçu des notifications et alertes concernant le non respect des normes en matière de perturbateurs endocriniens dans les contrôles de qualité des produits contenant du Bisphénol A mis sur le marché au cours des trois dernières années? Si oui combien? Sur quels produits portaient-elles?

 

09.02  Laurence Hennuy (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, le Bisphénol A (BPA) est une substance classée comme perturbateur endorcrinien reconnu et donc toxique pour le développement des bébés et enfants. Ce dernier est d’ailleurs interdit en Europe dans les jouets pouvant se retrouver dans la bouche des enfants ou dans les ustensiles et contenants entrant en contact avec la nourriture, notamment les biberons.

 

Cependant, les tétines ne rentrent pas dans ces catégories et donc pas sous le champ d’application de ces réglementations. Or, un récent test de détection de substances dangereuses effectué par Test Achats a révélé que les tétines pour bébé de 0 à 6 mois de la marque Dodie, achetées en pharmacie, contenaient une concentration élevée de Bisphénol A (BPA) (2,33 mg/kg) dans la collerette.

 

Et pourtant, certains pays, comme la France ou l’Autriche, ont déjà décidé d’aller plus loin que la règlementation européenne en interdisant purement et simplement cette substance des tétines et anneaux de dentition.

Monsieur le Ministre, la santé de très jeunes enfants est en cause et le Bisphénol A n’a pas sa place dans des tétines pour bébés.

 

Quelles mesures avez-vous prises pour vérifier que la marque Dodie respecte à tout le moins la norme européenne? Est-ce que le SPF Economie a déjà réfléchi à l’éventualité d’adopter une norme plus contraignante, comme certains de nos pays voisins, interdisant cette substance dans les tétines et anneaux de dentitions?

 

09.03  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Monsieur le président, mesdames les députées, pour les tétines, c'est la libération du bisphénol A qui doit être prise en compte et non la quantité totale de bisphénol A contenue dans l'objet, étant donné que seule une substance libérée pourra être absorbée dans le corps.

 

Mon administration a ouvert un dossier et évalué la conformité des tétines de la marque Dodie avec la réglementation applicable en Belgique. D'après les documents envoyés par le fabricant, les tétines sont conformes à la norme européenne en vigueur et respectent donc les exigences relatives à la mise sur le marché belge.

 

Les substances chimiques telles que le bisphénol A sont réglementées et normalisées au niveau européen et des initiatives dans le cadre du règlement REACH sont actuellement en cours. Cette approche garantit la sécurité des produits, la protection des consommateurs et un marché intérieur unique pour les entreprises.

 

Par ailleurs, mon administration n'a pas reçu de signalement concernant des produits contenant du bisphénol A ces trois dernières années.

 

09.04  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie, ainsi que votre administration, d'avoir pris l'alerte au sérieux et d'avoir effectué un contrôle. Il est rassurant de constater que le système fonctionne et que l'on peut tranquilliser les consommateurs, surtout les plus jeunes.

 

La question des perturbateurs endocriniens doit nous préoccuper un peu plus chaque jour. Vous dites que c'est la libération de la substance qui doit être prise en compte et non la quantité totale. Certes, vous avez raison et c'est cela qui doit être évalué. Mais les perturbateurs endocriniens sont partout. Nous y sommes confrontés en permanence. La crise de l'usine 3M nous rappelle qu'il existe une urgence de santé publique majeure. J'espère qu'en tant que ministre de l'Économie, en partenariat avec la ministre de l'Environnement et le ministre de la Santé, vous pourrez renforcer notre législation pour garantir le mieux possible notre sécurité, et particulièrement la sécurité des femmes enceintes et des plus jeunes. Il y a une énorme attente de la population sur les questions relatives à la santé et à l'environnement. Nous espérons que votre gouvernement pourra avancer.

 

09.05  Laurence Hennuy (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie également de votre réponse.

 

En complément à l'intervention de ma collègue, je tenais à souligner que des pays tels que la France et l'Autriche ont déjà décidé d'aller plus loin que la réglementation européenne, en interdisant purement et simplement cette substance dans les tétines et les anneaux de dentition. Bien que ce soit la libération de BPA que l'on mesure, nous savons que les enfants y sont beaucoup plus sensibles que les adultes. Leur corps est plus petit. Donc, ils sont plus exposés à une faible dose. Pour cette raison, une attention particulière en termes de seuil me semble nécessaire et devrait être prise en considération.

 

En tout cas, je vous remercie d'avoir fait passer ces tests. Nous serons attentifs à leur suivi.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Samengevoegde interpellaties en vraag van

- Reccino Van Lommel aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De kwetsbaarheid van België ingevolge de afhankelijkheid van Chinese import" (55000167I)

- Kathleen Verhelst aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Open Strategic Autonomy" (55020837C)

10 Interpellation et question jointes de

- Reccino Van Lommel à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La vulnérabilité de la Belgique en raison de sa dépendance à l'égard des importations chinoises" (55000167I)

- Kathleen Verhelst à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'Open Strategic Autonomy" (55020837C)

 

10.01  Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, wij hebben in het verleden al wel vaker een debat gevoerd in deze commissie over de economische opstart na de covidpandemie. Wij stellen vast dat onze economie inderdaad aan het herstellen is, maar dat die opstart toch wel moeizaam verloopt. Een van de redenen hiervoor is dat de risico's van de importafhankelijkheid hoe langer hoe meer duidelijk worden. Ik verwijs hiervoor onder meer naar de autofabrikanten bij wie productielijnen gewoon stilliggen. Nog voor het reces dacht ik dat dit een zeer tijdelijke situatie was, maar wij stellen nu vast dat deze situatie zich niet lijkt te herstellen omdat bepaalde goederen maar niet komen. Dit zorgt er tegelijkertijd voor dat onze bedrijven, wanneer zij die goederen niet binnenkrijgen, op hun beurt hun afgewerkte goederen niet kunnen afleveren.

 

Uit de studie van de Interparlementary Alliance on China – de IPAC – blijkt dat België voor 159 goederen amper zonder invoer vanuit China kan. Dit maakt mij toch wel enigszins bezorgd. Zeven kritieke goederen zouden zelfs raken aan de nationale veiligheid of cruciaal zijn voor de chemie- of farmasector. De vrees bestaat dat vanuit China de beschikbaarheid van bepaalde goederen zou kunnen worden gemanipuleerd voor politieke belangen. Dit lijkt mij toch wel bijzonder verontrustend, mijnheer de minister.

 

De afhankelijkheid van onze economie van Azië komt daarmee opnieuw op tafel liggen. Die afhankelijkheid van China was er ook al toen de covidpandemie uitbrak. Iedereen herinnert zich wel de koortsachtige zoektocht naar beschermingsmaterieel. Ook nu, bij de heropstart van onze economie, dragen we dit hele verhaal nog steeds mee.

 

Wat moeten we doen om ervoor te zorgen dat bepaalde sectoren waarin we een technologische voorsprong hebben maximaal worden beschermd? We moeten er immers voor zorgen dat we onze kennis en kunde niet zomaar uit handen geven. Ik denk dan aan de delokalisatie van bedrijven, niet alleen grote maar ook kleinere die eventueel hadden kunnen uitgroeien tot belangrijke spelers in onze economie.

 

Europa moedigt de lidstaten momenteel aan om een visie uit te werken, maar België heeft dat tot nu toe nog niet gedaan. Volgens u is het proces lopende en brengt de FOD Economie momenteel de strategische afhankelijkheden van België in kaart.

 

Dit onderwerp is reeds lange tijd een bezorgdheid van mij en ik heb al voorstellen ter zake ingediend. Als ik de studie van het IPAC bekijk, dan vraag ik mij af hoe u tegenover de resultaten ervan staat. Liggen die in lijn met de eerdere conclusies van de FOD Economie?

 

Daarjuist zei ik dat bedrijven over de hele wereld momenteel gebukt gaan onder die moeizame toeleveringen van materialen vanuit onder meer China om de economische heropstart mogelijk te maken. Dat vertraagt dus alles, ook in België.

 

Wat hebt u ter zake ondernomen?

 

Wat ondernam u bijgevolg ook om overnames binnen strategische sectoren te bemoeilijken?

 

Wat hebt u ook ondernomen tot hiertoe om ervoor te zorgen dat onze technologische kennis niet zomaar uit handen wordt gegeven?

 

Wat hebt u ondernomen om ervoor te zorgen dat reshoring van bepaalde producten van strategisch belang mogelijk wordt gemaakt, of gefaciliteerd worden?

 

U verwijst naar de visie die u momenteel aan het ontwikkelen bent. Wanneer is die visie ter zake klaar? Wat is de stand van zaken daarin momenteel? Wat zijn de krachtlijnen van die visie? In welke lijn ligt deze ten opzichte van de andere achttien Europese lidstaten die wel al een visie hebben ontwikkeld?

 

10.02  Kathleen Verhelst (Open Vld): Uw administratie en uw kabinet brengen momenteel de strategische afhankelijkheid van België in kaart ten aanzien van de niet-EU-landen. In september zouden de eerste resultaten verwacht zijn.

 

Heeft u hier een stand van zaken?

 

Hoe moet België volgens u invulling geven aan dit begrip?

 

10.03 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijn administratie werkt, met het oog op een publicatie voor dit najaar, aan een grondig onderzoek naar de strategische afhankelijk van België. Het is grotendeels gebaseerd op de werkzaamheden van de Europese Commissie. Vertrekkend van officiële statistieken inzake buitenlandse handel en de verwevenheid van de Belgische sectoren zullen een aantal sectoren en producten worden geïdentificeerd die mogelijk kwetsbaar zijn.

 

Zonder vooruit te lopen op de resultaten van de studie is het inderdaad zo dat heel wat strategisch afhankelijke producten uit China worden ingevoerd.

 

We zullen vervolgens, waar het kan, in samenwerking met onze Europese partners, de nodige initiatieven uitwerken in overleg met de andere beleidsniveaus, ook met betrekking tot de toelevering van materialen of producten.

 

De ontwikkeling van een screeningsmechanisme voor buitenlandse investeringen is een van de prioriteiten voor deze regering. Omdat een aantal bevoegdheden is betrokken bij de uitbouw van het screeningsmechanisme, werd geopteerd voor een breed samenwerkingsakkoord met de verschillende entiteiten.

 

Met de deelstaten worden besprekingen gevoerd over de modaliteiten van dit mechanisme om onze nationale veiligheid te garanderen, onze strategische autonomie te ontwikkelen en om de economische actoren vertrouwen te geven om in België te investeren.

 

10.04  Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, ik vind uw antwoord een beetje flou, niet echt met veel diepgang. Ik heb een aantal zeer pertinente vragen gesteld in mijn interpellatie. U zegt wel dat u bezig bent om die visie te ontwikkelen. Dat is eigenlijk de vraag evacueren, maar waarom duurt dat allemaal zo lang?

 

Uw voorganger, mevrouw Muylle, had ook altijd de mond vol van screeningsmechanismes en het beschermen van een en ander, u bent daar ook al een tijd mee bezig, maar ik zie geen resultaten ter zake.

 

U zegt dat u er niet te diep op kunt ingaan: waarom stellen we dan nog vragen in dit parlement?

 

Als we het over het screeningsmechanisme hebben, dan verwijs ik toch wel graag naar mijn voorstel dat momenteel in deze commissie blijft hangen, waarvoor intussen een advies van de Raad van State binnen is en waarvan ook de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) zegt dat het een haalbare kaart is. Ik nodig alle collega's uit het voorstel te steunen wanneer het in de komende weken ter stemming wordt voorgelegd. Ik ben van mening dat zo'n screeningsmechanisme nodig en noodzakelijk is, zeker als het nationaal belang en de nationale veiligheid in het geding zijn.

 

Eerlijk gezegd, mijnheer de minister, volgens mij komt u met uw antwoord van vandaag, dat maar heel oppervlakkig was, niet zomaar weg bij de bedrijven, die ondertussen al maandenlang vertragingen oplopen en maar niet vooruit raken. Sommige hebben veel orders staan en zouden een heel mooie doorstart kunnen maken na de hele covidpandemie, maar uiteindelijk moeten ze soms zelfs werknemers ontslaan omdat hun productielijnen stil liggen. Dat is toch wel een teken aan de wand.

 

De manipulatie van onder meer China vanwege politieke belangen mogen we zeker niet onderschatten. We moeten op dat vlak zeer waakzaam zijn. Ik kan enkel hopen dat u daar als minister de komende tijd oog voor hebt. Het gaat immers niet alleen over het bemoeilijken van de overname van strategische sectoren, het gaat ook over de technologische kennis waar ik het al over had. Tegelijkertijd spelen natuurlijk ook de politieke belangen vanuit China, die voor ons toch wel problematisch kunnen zijn.

 

Mijnheer de voorzitter, ik heb het secretariaat een motie van aanbeveling bezorgd, waarin ik vraag dat er onverwijld een visie wordt ontwikkeld om onze bedrijven te beschermen tegen de afhankelijkheid van onder meer de Chinese import, om overnames binnen strategische sectoren te bemoeilijken en om onze technologische kennis maximaal te beschermen. Ik wil het pleidooi van voor de zomer herhalen. We moeten een reassuring van bepaalde producten van strategisch belang faciliteren en ervoor zorgen dat die maximaal bij ons terechtkomen.

 

10.05  Michael Freilich (N-VA): Mijnheer de voorzitter, is het mogelijk om op de klok te letten en ook de parlementsleden te vragen zich te houden aan de spreektijd van twee minuten voor de vraag en een minuut voor de repliek? De vorige spreker was toch langer aan het woord en we hebben allemaal heel veel vragen.

 

De voorzitter: Ik let daarop, mijnheer Freilich, maar dit was een interpellatie en daarvoor is meer spreektijd voorzien.

 

10.06  Kathleen Verhelst (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Wij wachten allemaal op de resultaten van de werkzaamheden die nu aan de gang zijn met de Europese Commissie. Ik heb genoteerd dat dit Europees wordt bekeken en dat het om de Waalse sectoren gaat.

 

Zoals de heer Van Lommel ook zei, moeten wij onze kennis bewaken. Er is een breed samenwerkingsakkoord. Gaat dat over de Europese landen of de regio's?

 

10.07 Minister Pierre-Yves Dermagne: (…)

 

10.08  Kathleen Verhelst (Open Vld): In het binnenland.

 

Het screeningsmechanisme komt verder nog in de vragen aan bod. Misschien zult u daar nog wat antwoorden krijgen, mijnheer Van Lommel.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion, les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Reccino Van Lommel en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Reccino Van Lommel

en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Economie en Werk,

- gelet op de studie van de lnterparlementary Alliance on China (IPAC);

- gelet op de afhankelijkheid van goederen vanuit China;

- overwegende dat zeven kritieke goederen, waarvoor afhankelijkheid vanuit China bestaat, raken aan de nationale veiligheid of cruciaal zijn voor de chemie of farma;

- overwegende dat China de beschikbaarheid van goederen kan manipuleren in functie van politieke belangen;

vraagt de regering

- onverwijld een visie te ontwikkelen waarin het hoofd wordt geboden aan de kwetsbaarheid ingevolge de afhankelijkheid van onder meer Chinese import;

- om overnames binnen strategische sectoren te bemoeilijken;

- om technologische kennis maximaal te beschermen;

- om reshoring van producten van strategisch belang te faciliteren."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Reccino Van Lommel et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu l’interpellation de M. Reccino Van Lommel

et la réponse du vice-premier ministre et ministre de l'Économie et du Travail,

- vu l’étude menée par l’Interparlementary Alliance on China (IPAC);

- vu notre dépendance aux marchandises provenant de Chine;

- considérant que sept produits critiques pour lesquels nous dépendons de la Chine, concernent la sécurité nationale ou sont cruciaux pour le secteur de la chimie ou de la pharmacie;

- considérant que la Chine peut manipuler la disponibilité de ses marchandises en fonction de ses intérêts politiques;

demande au gouvernement

- de développer sans délai une vision afin de faire face à la vulnérabilité résultant de notre dépendance aux importations chinoises notamment;

- de rendre plus difficiles les rachats dans les secteurs stratégiques;

- de protéger au maximum les connaissances technologiques;

- de faciliter la relocalisation des produits d’importance stratégique."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Leslie Leoni.

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Leslie Leoni.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

11 Vraag van Melissa Depraetere aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het recht op reparatie van apparatuur" (55019964C)

11 Question de Melissa Depraetere à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le droit à la réparation des appareils" (55019964C)

 

11.01  Melissa Depraetere (Vooruit): Ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag van een tijdje geleden.

 

U werkt samen met uw collega’s minister Van Quickenborne en staatssecretaris De Bleeker aan een wetsontwerp ter verbetering van de bescherming van de consument, dit door langere garantietermijnen in te voeren en de omgekeerde bewijslast te verlengen.

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat 80% van de consumenten wil dat producten langer meegaan én makkelijker te repareren zijn. Een bevraging door iVox in opdracht van Netwerk Bewust Verbruiken bevestigt dit: 70% van de consumenten verkiest producten met een goede herstelservice, en 40% van de consumenten is ook bereid daar meer voor te betalen. Ook campagnes als ‘Te Rap Kapot’ van TestAankoop en de stijging van het aantal Repair Cafés de voorbije jaren, wijzen in die richting.

De uitbreiding van de wettelijke garantie zou een effectieve weg zijn naar levensduurverlenging, het stimuleert namelijk producenten om stevigere en repareerbare producten te produceren en zo zelf hoge herstelkosten te vermijden.

Na de termijn van de wettelijke garantieperiode zijn consumenten ook wel degelijk bereid om producten te laten repareren, maar uiteindelijk kiezen ze toch vaak voor een nieuw product. De hoogste drempels blijken de hoge kostprijs bij reparatie en het tekort aan hersteldiensten te zijn.

Een “right to repair” zou dan een mooie aanvulling kunnen zijn op het reeds voorzien pakket aan consumentenbescherming. In juli 2017 ging het Europees Parlement akkoord met aanbevelingen waarbij lidstaten wetgeving mogen invoeren voor legale reparatie door de consument. Ook Amerikaans president Biden overweegt een “right to repair” in te voeren.

 

Hoe staat de minister hier tegenover?

 

Welke timing voorziet u voor het wetsontwerp over de garantietermijnen?

 

11.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Ik ben het volmondig eens met uw opmerking dat consumenten graag duurzamere goederen willen en dat ze die gemakkelijker willen kunnen laten repareren. We hebben vastgesteld dat een verlenging van de garantieperiode niet volstaat om dat doel te bereiken. Om zich op de garantie te kunnen beroepen en dus van het recht op herstelling te kunnen genieten, moet de consument 6 maanden na de aankoop immers kunnen bewijzen dat hij niet zelf verantwoordelijk is voor het defect. Over het algemeen is het voor de consument echter zeer moeilijk om dat te bewijzen.

 

Om dat probleem aan te pakken, hebben we besloten de duur van de omkering van de bewijslast te verviervoudigen. Dat gebeurt in het kader van het wetsvoorstel rond de wettelijke garantie. Gedurende de hele periode van de wettelijke garantie – twee jaar, dus – is het nu aan de verkoper en de producent om te bewijzen dat zij niet verantwoordelijk zijn voor het slecht functioneren, en dus niet langer aan de consument.

 

Deze maatregel zal het voor consumenten gemakkelijker maken om defecte producten te laten repareren. Het wetsontwerp over de wettelijke garantie zal tegen 1 januari 2022 in werking treden conform het tijdskader van Europa. Ik werk ook aan een federaal plan voor circulaire economie. In dit kader plan ik een repair score in te voeren om consumenten te informeren over de repareerbaarheid van producten.

 

Voorzitster: Anneleen Van Bossuyt.

Présidente: Anneleen Van Bossuyt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van Reccino Van Lommel aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het onderzoek naar prijsafspraken rond mondmaskers in supermarkten" (55020010C)

12 Question de Reccino Van Lommel à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'enquête sur les ententes concernant les prix des masques buccaux dans les supermarchés" (55020010C)

 

12.01  Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, deze vraag werd al bijna twee maanden geleden ingediend.

 

De Belgische Mededingingsautoriteit voert al meer dan een jaar onderzoek naar mogelijke prijsafspraken rond mondmaskers in supermarkten. Ik weet dat de mondmaskerplicht hoe langer hoe meer op de schop gaat en dat deze problematiek zich in de toekomst minder zal stellen, maar het feit dat zoiets zou gebeuren verontrust mij toch wel.

 

De auditeur-generaal meldde dat een onderzoek nodig was omdat “er toen dingen werden gezien die vreemd leken en er een vermoeden bestaat dat supermarkten gezamenlijk beslisten om de prijs op een zeker niveau te zetten". Dat is een bijzondere uitspraak die inderdaad onderzoek vereist. Initieel heeft de Mededingingsautoriteit de betrokken supermarkten een aantal vragen gesteld, waarna een formeel onderzoek werd geopend.

 

Voorzitter: Stefaan Van Hecke.

Président: Stefaan Van Hecke.

 

Ik verneem graag van u of u op de hoogte bent van het vermoeden dat er prijsafspraken zijn gemaakt en of er stappen zijn ondernomen door de Mededingingsautoriteit. In welke mate is de FOD Economie betrokken geweest bij eventuele vermoedens rond prijsafspraken? Werden hiervan meldingen gemaakt door de FOD? Welke acties ondernam u zelf ter zake?

 

12.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Lommel, de Belgische Mededingingsautoriteit heeft inderdaad ambtshalve een onderzoek geopend naar mogelijke prijsafspraken over mondmaskers.

 

Wegens de strikte vereisten inzake het beroepsgeheim en de geheimhoudingsplicht waaraan de BMA is onderworpen, kan zij geen precieze informatie verstrekken over een lopend onderzoek.

 

De naleving van het principe evenals de naleving van de onafhankelijkheid van de BMA houden in dat het voor elke beleidsmaker of overheidsadministratie, zoals de FOD Economie, verboden is tussenbeide te komen in het kader van een onderzoek van de BMA.

 

Volledig onafhankelijk van het onderzoek heeft de FOD Economie de prijzen van de mondmaskers tijdens een bepaalde periode onderzocht, om toezicht op de markt te houden. Het onderzoek van de FOD heeft geen resultaten opgeleverd inzake overtredingen op de markt. In het huidige stadium zijn er dus geen aanwijzingen dat bijkomende maatregelen nodig zijn, om de goede werking van de markt te waarborgen.

 

12.03  Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik begrijp natuurlijk dat er iets bestaat als het beroepsgeheim en dat niet zomaar alle precieze info kan worden gegeven.

 

Wanneer dergelijke berichten echter in de media worden verspreid en er ongerustheid bestaat bij de bevolking, hebben de mensen recht op duidelijkheid en op correcte en transparante informatie ter zake, zeker wanneer wij spreken over prijsafspraken.

 

Ik begrijp natuurlijk dat de FOD Economie in dergelijke gevallen niet zomaar mag optreden. Anderzijds stemt het mij gerust dat de FOD Economie zelf ook een onderzoek heeft ingesteld en dat er op dit moment nog geen resultaten of aanwijzingen zijn die in de richting van prijsafspraken of oneerlijk toegepaste prijzen wijzen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55020108C van mevrouw Dierick wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

13 Questions jointes de

- Albert Vicaire à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Biddit et les taux de crédits immobiliers pratiqués par les banques" (55020116C)

- Anneleen Van Bossuyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'écart entre la première offre de crédit hypothécaire et l'offre de crédit définitive des banques" (55020485C)

13 Samengevoegde vragen van

- Albert Vicaire aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Biddit en de door banken toegepaste rentevoeten voor woningkredieten" (55020116C)

- Anneleen Van Bossuyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De discrepantie tussen het oorspronkelijke en het definitieve hypothecaire kredietaanbod van banken" (55020485C)

 

13.01  Albert Vicaire (Ecolo-Groen): La plateforme Biddit, conçue par la Fédération royale du notariat, est de plus en plus employée, ce qui permet plus de transparence, mais surtout un gain de temps. Les notaires anticipent mieux et font passer les délais de plusieurs mois à quelques semaines, ce qui est bien.

 

Toutefois, Biddit a également quelques défauts. Ce nouveau système semble notamment faire augmenter les prix de l’immobilier dans un contexte de hausse suite à une demande importante due aux périodes de confinement.

 

Une autre particularité du système est le fait que la vente se conclue le dernier jour. La banque qui fait le prêt en fixe les conditions et un citoyen m'a rapporté une augmentation de 44 % du coût de son crédit. Une fois que le crédit est choisi, il est difficile d'en changer le dernier jour.

 

Monsieur le ministre, mes questions sont donc les suivantes: cette nouvelle méthode de vente publique est encore peu encadrée par la loi, un meilleur cadre législatif est-il à l’étude par votre cabinet? Pouvez-vous me confirmer qu’une offre de crédit est bel et bien censée engager le prêteur à financer le prêt au taux indiqué? Comment expliquer la situation rapportée par plusieurs citoyens?

 

13.02  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Wie een huis wil kopen, moet in de meeste gevallen beroep doen op een hypothecair krediet. Om je leningscapaciteit na te gaan, ga je op voorhand naar de bank om hierover te overleggen en om uit te rekenen hoeveel je kan lenen. De kredietgever zal hierop een offerte maken met o.a. de rentevoet die ze voor jouw project kunnen aanbieden alsook de voorwaarden om het krediet te kunnen ontlenen.

Hoewel dergelijke offerte geen juridisch bindend aanbod betreft, het wordt pas bindend na kredietanalyse door het hoofdkantoor, mag je als consument toch verwachten dat het uiteindelijk bindend kredietaanbod aansluit bij de voorgaande offerte. Ten slotte ga je als consument op zoek naar een woning op basis van het eerder overleg met en aanbod van de bank.

Nu blijkt dat er in sommige gevallen een grote discrepantie bestaat tussen het oorspronkelijk niet-juridisch bindend aanbod en het effectieve definitieve kredietaanbod. In sommige gevallen is er wel een verschil in rentevoet van 44%. Ook wat betreft de voorwaarden zijn er vaak grote wijzigingen: zo werd iemand oorspronkelijk aangegeven dat hij het bedrag voor 100% zou kunnen ontlenen en dus zonder eigen inbreng, terwijl diezelfde persoon na beslissing tot aankoop van een woning te horen kreeg dat hij 30% eigen inbreng zou moeten ophoesten.

Dit zijn praktijken die neigen naar consumentenmisleiding.

Bent u op de hoogte van zulke praktijken? Hoe evalueert u deze? Categoriseert u dit als een vorm van consumentenmisleiding?

Hoeveel klachten werden hieromtrent al ontvangen door de Economische Inspectie de voorbije jaren? Spitsen de klachten zich toe op een welbepaalde bank of komen deze inbreuken voor bij meerdere banken? Werden de betreffende banken hierop al aangesproken?

Bent u van mening dat er initiatieven moeten genomen worden om deze praktijken te begrenzen?

 

13.03 Minister Pierre-Yves Dermagne: Het kredietaanbod is een vast en definitief aanbod van de kredietgever; de geldigheidsduur moet worden vermeld. Dat kredietaanbod bindt de kredietgever gedurende ten minste 14 dagen en kan door de consument te allen tijde worden aanvaard.

 

De schuldeiser kan dus een geldigheidsduur van meer dan 14 dagen vaststellen; de aanvaarding van het aanbod door de consument moet gebeuren, voordat de geldigheidsduur verstrijkt. Wanneer de consument het aanbod aanvaardt, is de overeenkomst gesloten. Bovendien moet de consument voor of tegelijk met de indiening van het kredietaanbod geïndividualiseerde informatie door middel van een gestandaardiseerd formulier, ESIS of European standard information sheet, krijgen.

 

Les informations contenues dans ce formulaire doivent tenir compte des besoins, de la situation financière et des préférences du consommateur.

 

Au terme de la période de validité de l'offre, qui est au minimum de 14 jours, une nouvelle offre peut être soumise. Si l'offre de crédit diverge de l'information qui était fournie dans le premier ESIS, une nouvelle ESIS adaptée doit être soumise. Il est donc permis de soumettre une nouvelle offre au terme de la période de validité, si le consommateur ne l'a pas encore acceptée par sa signature.

 

Néanmoins, les exemples que vous citez posent question, tant les conditions du contrat semblent si différentes entre les deux offres remises au consommateur. De plus, ils sont préoccupants si les données n'ont pas changé en ce qui concerne la solvabilité du consommateur ou le taux du marché ou encore le taux sur la liste du tarif du prêteur.

 

Je ne connais, cependant, pas les circonstances particulières des exemples que vous citez, mais il pourrait s'agir de pratiques déloyales à l'encontre du consommateur. Comme vous le savez, il appartient à ce dernier de déposer une plainte auprès du point de contact du SPF Économie. Mais l'inspection économique n'a reçu, à ce jour, aucune plainte à ce sujet.

 

13.04  Albert Vicaire (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse. Peut-être les notaires, lesquels sont à l'origine de cette plateforme, pourraient-ils utilement conseiller les clients et peut-être devrions-nous, à travers nos réseaux, les prévenir de ce risque et de la nécessité de mieux accompagner les acheteurs qui sollicitent un crédit bancaire lors d'un achat immobilier.

 

13.05  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het eerste punt is dat juridisch sprake is van een overeenkomst als er een wilsovereenstemming is. In casu ging het om een aanbod dat was gedaan. Misschien is er een klein verschil tussen het oorspronkelijke en het uiteindelijke aanbod. Dat zouden gewijzigde omstandigheden nog kunnen verklaren. Het betreft echter een verschil van 44 %. U geeft zelf aan dat zo'n verschil heel moeilijk te rechtvaardigen is als er geen frappante wijzigingen zijn in de financiële situatie van de consumenten in kwestie. Bovendien gaat het niet alleen om het verschil in aanbod, maar ook in het te ontlenen bedrag. In dit geval was er aan de persoon in kwestie gezegd dat hij het volledige bedrag zou kunnen ontlenen. Later blijkt dat dan toch niet het geval te zijn. Het zijn heel vreemde situaties.

 

U hebt niet geantwoord op mijn specifieke vraag of dit een vorm van consumentenmisleiding zou kunnen zijn. Het moet evenwel duidelijk zijn dat dergelijke zaken niet door de beugel kunnen. Ik hoop dat u daaraan dus de nodige aandacht zult schenken. U zegt daarover nog geen klachten te hebben ontvangen. Misschien moeten we eens informeren bij de ombudsman. Ik heb bijvoorbeeld de brief gezien die de persoon in kwestie aan de ombudsman heeft gestuurd. De betreffende praktijk roept bij de ombudsman vragen op. Dit gaat om één voorval, maar ik kan me voorstellen dat dit meer zou kunnen voorvallen, omdat er ook almaar meer online biedingen zijn. We moeten daarvoor dus behoedzaam zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van Anneleen Van Bossuyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De Europese richtlijn inzake auteursrechten" (55019739C)

14 Question de Anneleen Van Bossuyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La directive européenne relative aux droits d'auteur" (55019739C)

 

14.01  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik dank u voor de hoffelijkheid, om mij de kans te geven mijn vraag alsnog te stellen.

 

Voor de vraag zelf zal ik verwijzen naar de schriftelijk ingediende vraag.

 

In 2019 werd de richtlijn inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt aangenomen. Bij eerdere vragen hierover gaf u aan dat alles ten gronde kon besproken worden wanneer u in mei met een wetsontwerp naar het Parlement zou komen. Dit gebeurde op heden nog steeds niet

 

Tegen 7 juni 2021 moest deze Europese richtlijn omgezet zijn. België is hiermee duidelijk te laat. Wanneer zal deze richtlijn wel worden omgezet en worden besproken in het Parlement?

 

Zal de minister bij de omzetting nog aanpassingen doorvoeren aan de richtlijn? Zo ja, op welke vlakken? Zal België extra en nieuwe bepalingen opnemen, waarin de richtlijn niet voorziet? Zo ja, op welke vlakken?

 

Met name de omzetting van artikelen 15 en 17 kunnen zorgen voor een versplintering van de Europese markt. Kan de minister meer informatie geven met de omzetting van deze artikelen?

 

De richtlijn voegt uitgevers toe aan de lijst van actoren die beschermd worden door het auteursrecht. Zij krijgen als het ware een apart 'uitgevers-auteursrecht'. Deze rechten mogen echter geen afbreuk doen aan de rechten van de auteurs (in de praktijk: journalisten). Hoe schat de minister de impact van deze nieuw toegekende rechten aan persuitgevers voor journalisten in? Hoe wordt beslist welk aandeel van de vergoeding naar de persuitgever zal gaan en welk aandeel naar de journalist?

 

Krantenuitgevers kunnen nu een vergoeding vragen van platformen zoals Google en Facebook voor het gebruik van hun artikels of foto's. Deze rechten van persuitgevers gelden niet ten aanzien van een particulier of niet-commercieel gebruik door individuele gebruikers; niet ten aanzien van hyperlinking; en ook niet ten aanzien van het gebruik van losse woorden of “zeer korte fragmenten van een perspublicatie". Hoe specifieert de minister de term 'hyperlinking' en “zeer korte fragmenten van een perspublicatie", waarvoor dus een uitzondering geldt? Vallen nieuws-snippets hieronder?

 

Aanbieders van onlinediensten hebben nu, voor het delen van content op sociale media- of videoplatforms, toestemming nodig om werken beschikbaar te stellen aan het publiek. Deze toestemming kan verleend worden via bijvoorbeeld een licentieovereenkomst, zonder overeenkomst moet men bewijzen 'alles in het werk te hebben gesteld om toch toestemming te krijgen of materiaal te verwijderen'. Hoe zullen deze licentieovereenkomsten afgesloten worden? Wat is de draagwijdte van 'alles in het werk stellen' om toestemming te krijgen of om materiaal te verwijderen?

 

14.02 Minister Pierre-Yves Dermagne : Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van Bossuyt, op 8 juli 2021 heb ik het advies van de Raad van State ontvangen. Mijn administratie past momenteel het wetsontwerp aan waar nodig.

 

Op 8 september 2021 heeft een vergadering plaatsgevonden tussen medewerkers van de Europese Commissie en medewerkers van mijn beleidscel en de administratie, om de vraag aan de Europese Commissie duidelijker te kaderen.

 

Wij hebben op dit ogenblik echter nog geen schriftelijk antwoord gekregen van de Europese Commissie, die aangaf nog enkele weken nodig te hebben.

 

Het wetsontwerp zal nadien in het Parlement worden ingediend.

 

De studie waarvan sprake is algemeen van opzet. Het betreft een juridische studie over methodes van alternatieve geschillenbeslechting op het vlak van intellectuele eigendom. De studie is dus ruimer dan het auteursrecht of de omzetting van de DSM-richtlijn.

 

Wel werd in het kader van de studie bekeken of bepaalde mechanismen van alternatieve geschillenbeslechting tot een nog grotere bescherming van de zwakste partij kunnen leiden.

 

Het studiebureau oordeelt dat het juridisch gezien mogelijk zou zijn het platform een grotere transparantieplicht op te leggen in het kader van het persuitgeversrecht.

 

Wij hebben ook aan de Belgische Mededingingsautoriteit en het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie gevraagd na te gaan welke rol zij zouden kunnen spelen. De adviezen van die twee instanties zouden tegen eind september 2021 beschikbaar moeten zijn.

 

14.03  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik had een aantal heel concrete vragen gesteld, omdat een aantal zaken in de richtlijn voor interpretatie vatbaar is en in Belgisch recht op een bepaalde manier kan worden omgezet.

 

Ik begrijp dat u nu nog niet nader op die vragen wil ingaan. Ik heb daar begrip voor. Wij moeten echter wel weten dat de richtlijn tegen 7 juni 2021 moest zijn omgezet. Wij zijn nu al een paar maanden later en zitten blijkbaar nog in de fase van het aftoetsen van bepaalde zaken, dus in een studiefase. Dat lijkt mij behoorlijk laat.

 

U verwijst naar het advies van de Raad van State, dat u begin juli 2021 zou hebben ontvangen, indien ik u goed heb begrepen. Het is ons inderdaad ter ore gekomen dat er een advies van de Raad van State was, maar wij hebben dat advies niet teruggevonden op de website van de Raad van State zelf. Ik zou het dus heel erg appreciëren mocht het mogelijk zijn om ons dat advies te bezorgen. Dan kijken wij verder uit naar het wetsontwerp dat ons ongetwijfeld binnen enkele weken bezorgd zal worden. Dank u wel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van Anneleen Van Bossuyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De stijgende prijzen voor consumptiegoederen" (55020332C)

15 Question de Anneleen Van Bossuyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La hausse des prix des biens de consommation" (55020332C)

 

15.01  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de minister, ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.

 

Sinds de start van de coronacrisis, uitte ik mijn bezorgdheid omtrent de levensduurte en de prijzen van onze consumptiegoederen. Door de stijging van de internationale grondstofprijzen en door aanhoudende problemen met het internationale transport van goederen, dreigden de prijzen van goederen voor de consument namelijk te stijgen.

 

Intussen werd duidelijk dat mijn bezorgdheid meer dan terecht is. Zo waarschuwden verschillende experts onlangs nog in de media dat de consumptieprijzen in onze supermarkten effectief zullen stijgen vanaf begin volgend jaar. Men spreekt, afhankelijk van het product, van een prijsstijging van 5% tot 10% en van een meerkost van ruim 300 euro per jaar voor een gemiddeld gezin.

 

Is de minister op de hoogte van deze recente studies? Hoe evalueert u deze?

 

Hoe zal de minister vermijden dat de inflatie duurzaam de hoogte in gaat? Hoe zal u de koopkracht van de consument beschermen? Welke concrete maatregelen zal u nemen om de prijsstijgingen via andere ingrepen tegen te gaan? Denkt u aan maatregelen op het vlak van arbeidswetgeving om zo lagere distributiekosten of lagere loonkosten te bekomen, wat op zijn beurt dan de supermarktprijzen kan drukken? ​

 

15.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Hoewel de inflatie voor levensmiddelen op dit ogenblik nog negatief is, zou een stijging van de voedselprijzen kunnen worden verwacht als gevolg van de stijging van de prijzen van de verschillende landbouwgrondstoffen in de afgelopen maanden.

 

Het is echter zeer moeilijk de omvang van deze stijging in te schatten. De prognose in de genoemde studie, meer dan 5 % op jaarbasis, is gebaseerd op een eenvoudige berekening, waarbij ervan uitgegaan wordt dat een derde van de consumptieprijs van levensmiddelen bestaat uit de kosten van landbouwgrondstoffen en dat de prijs daarvan in het afgelopen jaar met gemiddeld 16,5 % is gestegen.

 

Wij moeten echter genuanceerder zijn. Het is waarschijnlijk dat een deel van de prijsstijging geabsorbeerd wordt in de marges van de voedingsindustrie of de detailhandel. Bovendien bewijst niets dat de stijging van de grondstofprijzen zal aanhouden of dat die reeds haar hoogtepunt heeft bereikt.

 

In zijn laatste kwartaalverslag 2020-2021 meldt het Prijzenobservatorium dat de totale inflatie in België dit jaar toeneemt van 0,8 % in het eerste kwartaal tot 2,4 % in het tweede kwartaal van dit jaar. Deze stijging van de inflatie wordt verklaard door een aanzienlijke stijging van de prijzen voor energieproducten.

 

Voor alle andere productgroepen blijft de inflatie zeer beperkt. Met name de consumptieprijzen voor de levensmiddelen daalden zelfs in de loop van een jaar. Ik wil u eraan herinneren dat de automatische indexering van lonen en uitkeringen de burgers beschermt tegen prijsstijgingen.

 

De huidige stijging van de energieprijzen treft vooral de meest kwetsbaren. Het is belangrijk dat op dit sociale probleem wordt gereageerd. Eind deze week zal een begrotingsconclaaf plaatsvinden dat de sociale maatregelen zal moeten uitwerken om de koopkracht van vooral de meest kwetsbaren te beschermen.

 

De minister van Energie en ikzelf zullen een concrete vraag indienen om de maatregelen waarbij het sociale tarief in 2021 werd uitgebreid naar klanten met een recht op verhoogde tegemoetkoming tot in 2022 te verlengen.

 

15.03  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Dank u wel ook, mijnheer de minister, voor uw antwoord.

 

Er zat één element in waarvan ik niet goed weet hoe het te interpreteren. Toen u sprak over de studie, waarvan u zei dat die meer genuanceerd moet gelezen worden, zei u dat er een deel van de meerprijs geabsorbeerd wordt. Ik weet niet goed wat ik daaronder moet verstaan.

 

15.04 Minister Pierre-Yves Dermagne: In de marge van de voedingsindustrie of de detailhandel. Het zijn jaarlijkse contracten, dus ja.

 

15.05  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Oké, dank u wel voor die verduidelijking.

 

Wat de totale inflatie betreft, daar speelt de stijging van de energieprijzen een grote rol in. Ik denk dat we daar zeker vandaag de dag geen tekening hoeven bij te maken en dat iedereen daar wel van overtuigd is. Een bijkomende vraag: bent u van plan om aan het Prijzenobservatorium een opdracht te geven om eventueel een studie te doen rond de evolutie van de prijzen?

 

Ten slotte, u verwijst naar het begrotingsconclaaf dat zal plaatsvinden en de sociale maatregelen die daar zullen besproken worden. Het is heel goed dat er sociale maatregelen besproken zullen worden, maar ik denk dat we toch een stap verder moeten gaan en ook aan structurele hervormingen moeten denken. Bijvoorbeeld om de loonkosten te verlagen in ons land. Ik denk dat niemand zal ontkennen dat de loonkosten in ons land ook een negatieve invloed hebben op de prijzen, in die zin dat bijvoorbeeld de prijzen in de supermarkten in ons land daardoor een stuk hoger liggen dan in onze buurlanden. Dank u wel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van Anneleen Van Bossuyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De containerschaarste en de invloed hiervan op de consumentenprijzen" (55020333C)

16 Question de Anneleen Van Bossuyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La pénurie de conteneurs et son incidence sur les prix à la consommation" (55020333C)

 

16.01  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de ingediende vraag.

 

De Standaard berichtte onlangs dat door de containerschaarste in de vrachtscheepvaart, Belgische ondernemers transportkosten soms zien vertienvoudigen. Het gaat met name over het transport van producten zoals fitnesstoestellen, meubelen, fietsonderdelen en elektronica. Ook verlopen de leveringen nog steeds met een enorme vertraging. Sommige leveranciers vrezen er zelfs al voor dat het kerstgerief hier niet op tijd zal geraken.

Het probleem zou nu dergelijke proporties aannemen dat het zelfs het economisch herstel afremt. Dit is een reëel en serieus probleem waar ik vorig jaar al op wees en verschillende vragen over stelde.

Dit blijkt ook uit cijfers van Eurostat die aangeven dat de inflatie in de eurozone steeg naar drie procent ten gevolge van het feit dat bedrijven de hogere kosten van grondstoffen en transport doorrekenen. Dit is het hoogste inflatiepeil sinds tien jaar.

Een ander facet in deze problematiek blijkt de geringe concurrentie in dit marktsegment. Vandaag controleren de tien grootste rederijen 80% van de markt terwijl dat in 2000 maar 12% zou geweest zijn. Dit gebrek aan concurrentie maakt het mogelijk voor de enkele leidende rederijen om hoge prijzen aan te rekenen.

 

Bent u zich bewust van het aanhoudend probleem van containerschaarste en de invloed hiervan op onze ondernemers en ons economisch bestel? Heeft u zicht op welke producten niet langer kunnen aangeboden worden op de Belgische markt omdat de verscheping ervan te duur is geworden? Wat is het effect op de consumentenprijzen met name van fitnesstoestellen, meubelen, fietsen en elektronica? zijn er andere sectoren die zwaar te lijden hebben onder de gevolgen van de containerschaarste?

 

Amerikaans president Joe Biden tekende een decreet om concurrentie aan te wakkeren binnen de scheepvaart en rederijen. Op Europees niveau wordt vooralsnog geen initiatief genomen. Zal u hiertoe wel initiatief nemen? Zal u dit probleem aankaarten bij uw Europese collega's?

 

16.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer de voorzitter, de containerschaarste en de toegenomen transportkosten zorgen voor bevoorradingsproblemen en hogere kosten voor bepaalde bedrijven. Volgens de laatste enquête van de Economic Risk Management Group van de Nationale Bank van België rapporteert één op twee bedrijven dat de toelevering matig tot ernstig verstoord is. Ik heb het Prijzenobservatorium in elk geval gevraagd om de eventuele impact op de consumptieprijzen nauwgezet op te volgen. Het gaat echter om een internationaal probleem waarmee alle Europese economieën geconfronteerd worden.

 

We kregen nog geen meldingen van producten die niet meer aangeboden zouden worden aan de Belgische consument. Volgens de enquête van de NBB situeren de meest getroffen bedrijfstakken zich binnen de groothandel, de niet-voedingswinkels, de bouwnijverheid en de industrie. Bedrijven uit deze sectoren melden dat hun toeleveringen matig tot zwaar verstoord zijn. Daarvoor verwees 28 % van de respondenten naar de transportproblemen.

 

In het tweede kwartaal, tot en met juni 2021, kwam de inflatie voor niet-energetische industriële goederen uit op amper 0,4 %. Voor de meeste producten blijft de inflatie voorlopig nog beperkt, enkel voor meubels en tuinmeubels lijkt de inflatie te versnellen in 2021. Het gaat om respectievelijk 1,1 % in het tweede kwartaal en 1,9 % in juli 2021.

 

Voor de Belgische Mededingingsautoriteit is de logistieke sector één van de prioritaire sectoren. De verhoogde concentratiegraad in de scheepvaart is gekend bij de autoriteit. Klachten over vermeende concrete inbreuken kunnen altijd bij het auditoraat worden gemeld. Meer diepgaand sectoronderzoek en eventuele bijkomende maatregelen, bijvoorbeeld op het vlak van monitoring of reglementering van de sector, worden best op Europees niveau gecoördineerd. Het gaat immers om problemen die de lidstaten overstijgen.

 

16.03  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): We kunnen er niet buiten dat het een internationaal probleem is. Het is niet voor niks dat bijvoorbeeld Amerikaans president Biden een decreet heeft gemaakt om de concurrentie aan te wakkeren binnen de scheepvaart en de rederijen. Daar zijn ongeveer tien grote spelers die zo goed als 80% in handen hebben. Dat is geen gezonde situatie. We moeten op Europees niveau bekijken wat daar kan gebeuren. Er is nog geen specificiteit rond bepaalde producten waar een tekort aan zou kunnen zijn. Niet iedereen moet naar de benzinepomp lopen, zoals in het Verenigd Koninkrijk. Dat is daar natuurlijk ook om andere redenen. U verwijst onder andere naar de bouwnijverheid waar er wel een probleem is. Daar zijn inderdaad prijsstijgingen in het hout tot zelfs 300%. Mensen die een huis aan het bouwen zijn, zullen er alvast over kunnen getuigen. Dat is zeker iets om verder op te volgen. U hebt het Prijzenobservatorium ook de opdracht gegeven om het van nabij op te volgen. Dat is de gepaste houding die we hier moeten aannemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Samengevoegde vragen van

- Katrien Houtmeyers aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De uitbreiding en de versterking van de BMA" (55020387C)

- Kathleen Verhelst aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De omzetting van de EU-richtlijn 2019/1" (55020831C)

17 Questions jointes de

- Katrien Houtmeyers à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'extension et le renforcement de l'ABC" (55020387C)

- Kathleen Verhelst à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La transposition de la directive européenne 2019/1" (55020831C)

 

17.01  Katrien Houtmeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar mijn schriftelijke vraag.

 

De termijnen waarbinnen de BMA een beslissing dient te nemen over de concentraties of overnames zijn bepaald in boek IV van het WER. Ter vervulling van zijn opdrachten, kan de auditeur alle noodzakelijke inlichtingen inwinnen bij de ondernemingen, de ondernemingsverenigingen en de natuurlijke personen. De auditeur kan de termijnen bepalen binnen welke deze inlichtingen hem moeten worden meegedeeld. Ik ontvang echter signalen van enkele grote ondernemingen dat een zeer lange termijn wordt gehanteerd waardoor de overnames worden vertraagd.

 

Het is belangrijk dat de BMA wordt versterkt en uitgebreid opdat zij hun opdracht goed kunnen uitvoeren. De OESO wijst ook al enkele jaren op het feit dat de BMA onderbemand is. Dat overnames efficiënt worden geregeld binnen redelijke termijnen is uiteraard nodig voor een goede marktwerking, zonder in te boeten op de mededinging.

 

De EU-richtlijn 2019/1 tot toekenning van bevoegdheden aan mededingingsautoriteiten voor de doeltreffendere handhaving en de waarborging van de goede werking van de interne markt moest tegen uiterlijk 4 februari 2021 worden omgezet in Belgisch recht. Er is een wetsontwerp in de maak dat de omzetting van die EU-richtlijn regelt en de BMA zou versterken. Het wetsontwerp zou nog voor het zomerreces (juli 2021) behandeld worden in commissie, quod non.

 

Ontvangt u eenzelfde signalen over de lange duurtijd bij de BMA voor het realiseren van overnames? Wat is uw mening hieromtrent? Welke maatregelen wilt u nemen om overnames efficiënt te laten verlopen zonder in te boeten op de mededinging?

 

Een versterking en uitbreiding van de BMA is uiteraard wenselijk in deze. Op welke wijze zal het wetsontwerp voorzien in de uitbreiding en versterking van de BMA?

 

Wat is de timing van het wetsontwerp en waarom laat het ontwerp op zich wachten?

 

17.02  Kathleen Verhelst (Open Vld): Mijnheer de minister, ik heb een vraag over de omzetting van de richtlijn tot toekenning van bevoegdheden aan de mededingingsautoriteiten van de lidstaten voor een doeltreffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt.

 

Kunt u een stand van zaken geven inzake uw initiatieven? Welke zaken plant u nog te doen? Wanneer beoogt u deze richtlijn te implementeren? Wat is uw deadline?

 

17.03 Minister Pierre-Yves Dermagne: De termijnen voor de controle op concentraties door de Belgische Mededingingsautoriteit zoals een fusie of een bedrijfsovername is geregeld in het Wetboek van Economisch Recht. Er zijn strikte termijnen waaraan de Mededingingsautoriteit zich moet houden. De auditeur kan tijdens de onderzoeksfase verzoeken om inlichtingen richten aan de ondernemingen binnen een strikte termijn van 25 werkdagen na de aanmelding van de concentratie door de partijen.

 

De partijen kunnen wel kiezen om tijdens een informele prenotificatiefase samen met de auditeur te bespreken welke noodzakelijke inlichtingen op het moment van de aanmelding moeten worden verstrekt. Deze prenotificatiefase maakt het mogelijk om volledige aanmeldingen van concentratie te vermijden.

 

Bij een volledige aanmelding moeten de start van het onderzoek en de termijnen worden uitgesteld, ten nadele van de betrokken ondernemingen.

 

De duur ervan kan langer of korter zijn, naargelang alle ondernemingen alle nodige informatie verstrekken.

 

Een verstrekking van de Belgische Mededingingsautoriteit staat inderdaad in de wet tot omzetting van richtlijn 2019/1 tot toekenning van bevoegdheden aan de mededingings­autoriteiten van de lidstaten voor een doel­treffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt.

 

Het ontwerp van omzetting van de richtlijn werd op 21 mei 2021 door de Ministerraad goedgekeurd. Het werd onderworpen aan het advies van de Raad van State van 15 juli 2021 en werd op 17 juli aan de Gegevensbeschermingsautoriteit bezorgd.

 

Dat advies wordt verwacht na 4 oktober. Vervolgens kan het wetsontwerp aan het Parlement ter goedkeuring worden voorgelegd.

 

Ik zal dus binnenkort bij jullie terugkomen om in detail te treden over hoe dit wetsontwerp de Belgische Mededingingsautoriteit concreet versterkt.

 

17.04  Katrien Houtmeyers (N-VA): Dank u wel, mijnheer de minister. Wat betreft die strikte termijnen, daar ben ik uiteraard van op de hoogte, maar ik denk dat het probleem vaak is dat het misloopt in de informele fase, zoals u aangeeft.

 

Er moet in die fase veel informatie verzameld worden. Vaak blijkt dan dat er toch nog documenten achterwege blijven en dat die periode dikwijls onnodig lang blijft aanslepen. Nu ja, onnodig, dat is natuurlijk de vraag, ik denk dat daar dikwijls een beetje bewust mee wordt gespeeld. Er is vast wat nog werk aan te winkel om dat te herbekijken. Tot slot kijk ik uiteraard verder uit naar het wetsontwerp.

 

17.05  Kathleen Verhelst (Open Vld): Ook wat mij betreft, bedankt voor het antwoord. Wij kijken uit naar het wetsontwerp dat wellicht eerstdaags in de commissie zal komen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

18 Questions jointes de

- Patrick Prévot à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le record de signalements de fraude recensé par le SPF Économie" (55020420C)

- Florence Reuter à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le record de signalements de fraude au SPF Économie" (55020424C)

18 Samengevoegde vragen van

- Patrick Prévot aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het door de FOD Economie opgetekende recordaantal fraudemeldingen" (55020420C)

- Florence Reuter aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het recordaantal fraudemeldingen bij de FOD Economie" (55020424C)

 

18.01  Florence Reuter (MR): Monsieur le ministre, l'Inspection économique a publié ce 7 septembre son rapport annuel 2020. Le résultat est inquiétant, puisque le SPF a reçu plus de 55 000 signalements de fraude, soit une hausse de plus de 30 % par rapport à 2019.

 

Si le nombre de signalements augmente chaque année grâce – et c'est une bonne nouvelle - à la notoriété grandissante du point de contact, l'année 2020 marque également l'explosion des ventes en ligne, en raison de la crise du coronavirus. Et qui dit explosion des ventes en ligne dit également explosion des fraudes.

 

Dans la foulée de cette publication, vous avez communiqué votre volonté d'améliorer la réception et le suivi de ces signalements, en ajoutant que, pour atteindre ces objectifs, un guichet numérique unique serait créé et centraliserait toutes les questions et plaintes des consommateurs.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous nous donner plus de détails relativement à la création de ce guichet? Qui en aura la charge: le SPF Économie? Comment fonctionnera-t-il concrète­ment? Quand en envisagez-vous la mise en place? 

 

18.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame Reuter, je vous remercie de votre question.

 

Les outils numériques sont indispensables dans la lutte contre la fraude, mais aussi en vue d'informer les consommateurs. Le nombre de signalements transmis par internet aux points de contact du SPF Économie augmente considérablement chaque année. Selon moi, il est nécessaire d'améliorer cet outil pour en améliorer l'efficacité et assurer un meilleur suivi des plaintes déposées par les consommateurs.

 

Il existe actuellement plusieurs sites internet et points de contact pour s'informer de ses droits ou pour contacter les différentes administrations fédérales actives dans le domaine de la protection des consommateurs. Notre volonté est de créer un guichet unique pour centraliser toutes les questions, les signalements ainsi que les demandes de médiation de consommateurs en leur permettant toujours de s'adresser à l'autorité compétente s'ils le souhaitent.

 

Ce nouveau guichet fonctionnera comme point d'accès unique pour les consommateurs, lesquels pourront y trouver des informations, poser des questions, déposer un signalement ou introduire une procédure de médiation. La plate-forme permettra un dispatching de leurs questions, signalements et demandes de médiation auprès des différents services concernés: services de communication, d'inspection, de médiation et j'en passe. 

 

Le projet sera développé en prenant le point de vue du consommateur, et non celui des administrations. L'intention n'est pas de centraliser tous les différents services, mais d'offrir un guichet unique où les consommateurs – quel que soit leur problème - pourront découvrir, avec le moins d'étapes possible, quels sont leurs droits et s'ils doivent soumettre une demande d'information, un signalement ou une demande de médiation.

 

Les consommateurs pourront en outre voir le statut de leur demande. Le projet est d'une grande ampleur et est coordonné par le SPF Économie au vu de son expertise dans ce domaine.

 

Une première étude de faisabilité est en cours avec la consultation de tous les partenaires concernés. Le budget prévu pour ce projet est également en cours de discussion.

 

Dans une deuxième phase qui sera lancée en 2022, la plateforme sera développée d'un point de vue technique. Le but est de pouvoir lancer ce guichet unique le plus rapidement possible; je pense, raisonnablement, au début de l'année 2023.

 

18.03  Florence Reuter (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse complète. J'avais espéré que tout cela aille un peu plus vite. Nous avons encore en effet une grosse année devant nous. Espérons que ce projet sera mis en place rapidement.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Vraag van Michael Freilich aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De elektronisch aangetekende zending" (55020423C)

19 Question de Michael Freilich à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'envoi recommandé électronique" (55020423C)

 

19.01  Michael Freilich (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb u in het verleden al over dit wetsvoorstel gesproken. Het gaat erover dat we de elektronische aangetekende zending meer ingang kunnen doen vinden in ons land. Ik wilde weten of u het opportuun vindt om met alle stakeholders aan tafel te gaan om tot een breed gedragen consensus te komen. Ik weet dat u mij destijds een aantal positieve signalen hebt doorgestuurd, waarvoor dank. Alleen heb ik gezien dat het bij de opvolging daarvan nogal stroef verliep. Ik wilde weten of u nog altijd achter het idee staat om daar allemaal samen onze schouders onder te zetten.

 

19.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Dank u, mijnheer Freilich, voor uw vraag. Als minister van Economie bevestig ik, zoals ik ook over uw wetsvoorstel heb geschreven in twee gezamenlijke adviezen van 17 maart en 4 mei 2021, dat ik overtuigd blijf van de vele voordelen van de gekwalificeerde elektronische aangetekende zending. Ik stel vast dat de eerste versie van uw wetsvoorstel neerkwam op het opstarten van een partnerschap tussen de aanbieders van diensten voor gekwalificeerde elektronische aangetekende zendingen en het eBox-platform. In de tweede versie wordt er afgestapt van dit partnerschap en komt er een verplichting voor de bij de KBO geregistreerde entiteiten om zich bij ten minste één van de aanbieders van diensten voor gekwalificeerde elektronische aangetekende zendingen te registreren.

 

Ik heb een duidelijke voorkeur voor de eerste versie. In mijn advies van 17 maart had ik mij overigens al gunstig uitgesproken over deze benadering, mits het opleggen van enkele voorwaarden en het uitklaren van enkele details. In deze context, en om constructief te zijn in deze zaak, heb ik overleg gepleegd met mijn collega's, minister De Sutter en staatssecretaris Michel, om een vergadering te organiseren met de deskundigen van de FOD Economie. Ik zou deze resultaten dan ook willen afwachten alvorens in overleg met mijn collega's Michel en De Sutter een standpunt in te nemen over de volgende stappen die in het dossier moeten worden gezet. In ieder geval herhaal ik mijn wens om enerzijds de doelstelling van modernisering, vereenvoudiging en digitalisering van de administratieve procedures en anderzijds de doelstelling van bevordering van het aanbod en het gebruik van gekwalificeerde elektronische aangetekende zendingen op een markt die eerlijke concurrentie garandeert met elkaar te verzoenen.

 

19.03  Michael Freilich (N-VA): Mijnheer de minister, ik ben heel blij dat u reeds een aantal stappen heeft ondernomen.

 

Het is wel spijtig dat u mij niet hebt laten weten dat die stappen lopende waren. Maar het is heel goed om te horen dat de verschillende kabinetten daarover samen zitten. U zal in ons altijd een partner vinden. Het wetsvoorstel is hangende in de commissie en het zou heel mooi zijn om daarover een volmondig akkoord te bekomen tussen alle partijen. Dat zou nieuwe politiek zijn ten aanzien van zaken die belangrijk zijn voor het land, voor de economie en voor de digitalisering.

 

Ik dank u voor de samenwerking. 

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Vraag van Anneleen Van Bossuyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "E-commerce in de voedselsector" (55020484C)

20 Question de Anneleen Van Bossuyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'e-commerce dans le secteur alimentaire" (55020484C)

 

20.01  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, onlangs werd er gewaarschuwd voor jobverlies in de handelssector. Deze sector was altijd een belangrijke motor voor banencreatie, maar de laatste jaren is de jobcreatie in de handelssector afgenomen. De komende jaren zouden er volgens Comeos tot 26.000 jobs verloren kunnen gaan.

 

Dit is een gevolg van het groeiende belang van de e-commerce. Het belang van de e-commerce in de non-food sector startte al enkele jaren geleden en is nu ook aan een opmars bezig voor de foodsector. Echter, niet de e-commerce op zich is een probleem. Wel het feit dat ons land door de starre economie en arbeidsorganisatie niet in staat was om op tijd op de e-commerceboot te stappen waardoor de consument zich voor deze activiteiten heeft gericht op buitenlandse e-commercespelers. Dit is iets waar ik u al vaker op wees.

 

Nu e-commerce ook in opmars is in de foodsector, is het belangrijk dat we hier als overheid tijdig op inspelen zodat we niet opnieuw de boot missen.

 

Hoe zal u omgaan met deze verandering in de foodsector en hoe zal u ervoor zorgen dat bedrijven gemakkelijker de omslag kunnen maken naar onlineverkoop?

 

Welke wijzigingen op het niveau van arbeidswetgeving zal u doorvoeren opdat flexibeler werken wordt mogelijk gemaakt?

 

Zal u ingaan op de vraag van handelsorganisatie Comeos om het mogelijk te maken dat bedrijven vlot experimenten met flexibele arbeidsomstandigheden kunnen opzetten?

 

Hoe zal u vermijden dat de Belgische consument zich ook voor de online foodsector naar het buitenland richt?

 

20.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw Van Bossuyt, ik dank u voor uw vraag.

 

In de vorige legislatuur werd reeds een aantal initiatieven genomen om flexibel werken in de e-commerce mogelijk te maken. Zo werd in artikel 96 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 een ruime afwegingsmogelijkheid ingeschreven die ervoor zorgt dat nachtarbeid mag worden verricht voor het uitvoeren van alle logistieke en ondersteunende diensten verbonden aan de e-commerce.

 

Ook werd in de periode 2018 en 2019 een experimenteel kader ingesteld dat het enerzijds mogelijk maakt om vlotter een arbeidsregeling met nachtprestaties in te voeren voor de elektronische handel van roerende goederen. Anderzijds voorziet dit in een regeling voor zondagarbeid. Van dit experimenteel kader werd in de praktijk maar matig gebruik gemaakt.

 

Voor wat betreft de toekomstige flexibilisering van de arbeidswetgeving heeft de regering het voornemen om de verhoging van het aantal vrijwillige overuren met 120 uren uit te breiden tot alle sectoren voor de periode 2021 tot 2022. Die verhoging bestond tot nu toe enkel als crisismaatregel voor de werkgevers in essentiële sectoren. De maatregel komt er in navolging van het akkoord van de sociale partners in het kader van de ipa-onderhandelingen 2021-2022. Zoals u weet hecht deze regering veel belang aan het sociaal overleg en vertrouwt ze erop dat de sociale partners de nodige sociale akkoorden zullen kunnen bereiken over domeinen die hen aanbelangen.

 

Arbeidsduur en arbeidsorganisatie behoren tot de essentie van het arbeidsrecht. Ze raken daardoor aan de kern van de zaak die in eerste instantie via sociaal overleg dient opgelost te worden. Bovendien garanderen enkel akkoorden die via sociaal overleg worden afgesloten dat de maatregelen en de nieuwe wetgeving het nodige draagvlak hebben.  In deze roep ik de handelsorganisatie Comeos dan ook op om haar thema's op tafel te leggen in de sectorale onderhandelingen. De akkoorden die via het sectoraal sociaal overleg worden bereikt, zullen door de regering grondig bestudeerd worden.

 

Afsluitend kan ik over experimenten inzake arbeidsorganisatie het volgende meegeven. Het is mijn intentie om gevolg te geven aan de unanieme adviezen van de Nationale Arbeidsraad over proefprojecten op het vlak van innovatieve arbeidsorganisatie. Op dit moment is mijn administratie bezig met het ontwerp van KB dat dit mogelijk moet maken. Dat gebeurt in samenwerking met experts die door de sociale partners zijn aangewezen. De bedoeling is om een cyclus van proefprojecten op te starten in 2022.

 

20.03  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik verneem dat u eraan werkt om mensen op de arbeidsmarkt flexibeler in te zetten. U verwijst naar nachtarbeid die nu mogelijk is. Dat is een beetje kort door de bocht. Het is nog zeer beperkt omschreven op basis van uitzonderingen. Het principe is nog altijd dat nachtarbeid in ons land verboden is, terwijl ik ervan overtuigd ben dat veel mensen daarmee geen probleem hebben. Als mensen daartoe bereid zijn, moet dat ook mogelijk zijn. We moeten absoluut vermijden dat we op het vlak van e-commerce, in de foodsector bijvoorbeeld, dezelfde fouten maken als die welke we hebben gemaakt op het vlak van e-commerce in de non-foodsector. Onze strakke arbeidswetgeving zorgt zeker voor hinderpalen. Vandaag stellen we een grote krapte op de arbeidsmarkt vast, een grote mismatch ook. Gisteren hoorde ik nog het verhaal van iemand die in een bedrijf werkt en zelf 750 euro krijgt per persoon die hij in het bedrijf kan laten tewerkstellen, omdat het bedrijf zelf geen mensen vindt die er willen werken. Heel bijzonder, wetende dat er veel werklozen in ons land zijn. Het is dus essentieel om meer mensen aan het werk te krijgen en mensen op een flexibele manier tewerk te stellen, ook om de e-commercetrein niet te missen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van Melissa Depraetere aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De overstromingskaarten" (55020516C)

21 Question de Melissa Depraetere à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les cartes relatives aux inondations" (55020516C)

 

21.01  Melissa Depraetere (Vooruit): Vanaf 1 januari 2018 is een nieuwe afbakening van de risicozones voor overstromingen van kracht. Deze risicozones kaderen in de verzekering tegen natuurrampen. Elke brandverzekering bevat verplicht een dekking tegen natuurrampen, waaronder overstromingen.

In risicozones kunnen verzekeraars een hogere verzekeringspremie vragen. Bovendien hebben ze het recht om de dekking tegen overstromings­schade voor nieuwe gebouwen in deze zones te weigeren.

 

Zijn deze overstromingskaarten na de ramp in juli nog up to date? Zullen deze worden aangepast? Lagen de getroffen gebieden in een risicozone?

 

21.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: De Gewesten zijn bevoegd om op autonome wijze de risicozones af te bakenen. Ze formuleren hun voorstellen over de afbakening van de risicozones overeenkomstig de criteria vastgesteld in de bijlage bij het KB van 12 oktober 2005.

 

Het Waalse Gewest heeft de risicozones geactualiseerd in maart 2021. Voor het Vlaamse Gewest werden de risicozones voor overstromingen geactualiseerd in juli 2017. De normen van de Gewesten, het KB van 28 februari 2007 voor de afbakening van de risicozones, zoals beschreven in de wet op de verzekering in artikel 129, worden hernomen. Dat heeft enkel tot doel te zorgen voor meer transparantie. De materie behoort tot de bevoegdheid van de Gewesten. Ik nodig u dan ook uit om uw vragen met de Gewesten te bekijken. Van het Vlaamse Gewest heb ik intussen de vraag ontvangen om het KB van 12 oktober 2005 met de criteria voor de afbakening van de risicozones aan te passen naar meer risicogebaseerde criteria.

 

21.03  Melissa Depraetere (Vooruit): Dat lijkt mij toch een ingewikkelde verdeling. De gewesten zijn bevoegd, maar de FOD Economie en de verzekeringswet hebben federaal sowieso toch wel enige bevoegdheid. We kunnen het opnemen met de Gewesten. Het is vooral relevant voor Wallonië. Daar zijn we niet vertegenwoordigd, maar ik reken op de collega's van de PS daar.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Vraag van Melissa Depraetere aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het inzetten van bouwdrogers in de door de overstromingen getroffen gebieden" (55020519C)

22 Question de Melissa Depraetere à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'utilisation de déshumidificateurs de chantier dans les zones touchées par les inondations" (55020519C)

 

22.01  Melissa Depraetere (Vooruit): Mijnheer de minister, na de overstromingen blijven de mensen vaak moedeloos achter bij het zien van de ravage. Hoe begin je hieraan? Voor de zwaarst getroffen slachtoffers zijn er bepaalde noden op maandenlange termijn. Zo is er het probleem van het drogen van de woningen. Het pleisterwerk moet in veel huizen van de muren verwijderd worden. Met het aanhoudende slechte weer en de herfst voor de boeg is dit een zwaar probleem.

 

Er zijn niet voldoende bouwdrogers beschikbaar. Is het mogelijk dat de overheid of andere organisaties op aansturen van de overheid hier een rol kunnen spelen? Heeft u hierover al samen gezeten met de bouwsector? Zo niet, bent u van plan om dit nog te doen?

 

Naast bouwdrogers zijn er ook containers, transportmiddelen,... etc nodig. Stelt de overheid of gemeenten dergelijke zaken ter beschikking? Of worden de mensen hiervoor financieel vergoed?

 

22.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Depraetere, het klopt dat er momenteel weinig bouwdrogers beschikbaar zijn op de markt. Zij werden verkocht of verhuurd voor het inzetten in de woningen die werden getroffen door de wateroverlast. Op het niveau van de gemeenten en de aannemers wordt gekeken hoe zoveel mogelijk bouwdrogers kunnen worden ingezet. Het probleem dat zich stelt, is zowel administratief als logistiek. Het gaat hierbij over het vervoer van materiaal, opslag en revisie, beheer van vraag en aanbod, en verzekering van het materiaal.

 

Anderzijds is het op dit moment zeer moeilijk precies in te schatten hoeveel apparaten bij aannemers ter beschikking zijn. Op het vlak van de verzekeringen heeft de FOD Economie informatie gepubliceerd op zijn website om mensen te helpen bij het ondernemen van de nodige stappen.

 

Voor de andere taken verwijs ik naar de initiatieven van mijn collega, de minister van de Waalse regering.

 

22.03  Melissa Depraetere (Vooruit): Mijnheer de minister, ik dank u voor de verduidelijking. Ik meen dat de bouwsector toch iets meer zou kunnen doen. Uiteraard moet dit op hun eigen initiatief gebeuren. U kunt daarop aandringen, maar veel meer lijkt mij niet meteen mogelijk.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

23 Vraag van Melissa Depraetere aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De brouwerijcontracten" (55020649C)

23 Question de Melissa Depraetere à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les contrats de brasserie" (55020649C)

 

23.01  Melissa Depraetere (Vooruit): Mijnheer de minister, deze vraag betreft een hangend wetsvoorstel van ons. In antwoord op mijn vraag liet u op 5 mei weten dat u een advies omtrent de brouwerijcontracten had gevraagd aan de bijzondere raadgevende commissie Onrechtmatige Bedingen. Uit dat advies, dat wij intussen gekregen hebben, blijkt dat er zoals vermoed behoorlijk wat problemen zijn.

 

Het advies zegt er in een heel groot deel van de overeenkomsten helemaal geen sprake is van overmacht. Daar wordt niet eens naar verwezen, wat nadelig is voor de uitbater. In andere overeenkomsten wordt er wel naar verwezen maar is de formulering zo vaag dat de bepaling niet wordt uitgevoerd. Men trof ook bedingen aan waarbij, in tegenspraak met de bestaande gedragscode, het risico van overmacht enkel en alleen bij de horeca-uitbater werd gelegd. Men trof tevens bedingen aan die brouwerijen het recht verlenen om bij niet-nakoming de overeenkomst onmiddellijk te ontbinden, wat absoluut strijdig is met het Wetboek van Economisch Recht.

 

Uit het advies blijkt dat een groot deel van de overeenkomsten overmacht niet regelt. De bijzondere commissie Onrechtmatige Bedingen wijst er ten slotte op dat uitdrukkelijk ontbindende bedingen, gezien de verregaande gevolgen, duidelijk gecommuniceerd moeten worden en enkel toegelaten zijn bij ernstige tekortkoming. Dat moet ook zo geformuleerd worden en objectief toegepast, wat nu duidelijk niet het geval is. Het geeft een brouwer of drankenhandelaar zeker niet het recht om het contract eenzijdig te verbreken. Dat is in strijd met de algemene norm.

 

Mijnheer de minister, eerder zei u dat u op basis van het advies zou analyseren of een wetgevend initiatief opportuun is. Wij interpreteren het advies zo dat dit nodig is en ons voorstel ligt klaar. Wat is uw analyse?

 

Het is duidelijk dat overmacht vaak niet of niet goed wordt opgenomen in de overeenkomsten. Sommige overeenkomsten waren zelfs in strijd met het WER. Welke oplossingen ziet u hiervoor? Zal u blijven inzetten op het controleren van de overeenkomsten?

 

Eenzijdige bindende keuzemogelijkheden in hoofde van de brouwerij inzake het niet-bereiken van de afnameverplichting zorgen ook voor een onevenwicht tussen de rechten en plichten van de partijen. Hoe kan dit onevenwicht worden aangepakt als er geen wetgevend initiatief zou komen?

 

Mijn tweede vraag heeft betrekking op de gedragscode. Die staat hier eigenlijk enigszins los van, want deze passage staat in de gedragscode, maar ze wordt duidelijk niet gevolgd. Ik heb dus de indruk dat die gedragscode niet volstaat. U zou die evenwel evalueren, samen met het kabinet van minister Clarinval en dat zou tegen het einde van het jaar in een advies moeten uitmonden. Wat is de stand van zaken? Is het eind van het jaar haalbaar? Is er bijvoorbeeld al overleg met de sector geweest?

 

In het advies van de Bijzondere raadgevende commissie Onrechtmatige Bedingen staat ook dat een verder onderzoek van de gedragscode buiten hun bevoegdheid zeker aan te raden valt. Is er nog verder onderzoek nodig om de evaluatie van de gedragscode tot een goed eind te brengen?

 

23.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw Depraetere, ik zal uw verschillende vragen in twee delen beantwoorden.

 

Ten eerste, wat een eventueel wetgevend initiatief betreft, stelde de Bijzondere raadgevende commissie Onrechtmatige Bedingen in haar advies duidelijk dat het mogelijk is om via b2b-wetgeving op te treden tegen de oneerlijke bedingen in de overeenkomsten waarop u doelt. Specifieke wetgevende initiatieven op dit gebied lijken mij op dit moment dus niet nodig.

 

Ten tweede wordt in de gedragscode voor een goede relatie tussen de brouwers, de drankenhandelaars en de horecasector uitdrukkelijk verwezen naar de kwesties in verband met overmacht en eenzijdige bindende keuzemogelijkheden van de brouwerij in geval van niet-nakoming van de afnameverplichting door de horeca-uitbater.

 

De gedragscode wordt momenteel door mijn administratie geanalyseerd. De resultaten zullen ten vroegste in oktober beschikbaar zijn. Op dat moment zullen de verschillende belanghebbenden bijeen worden gebracht om een formele beoordeling te maken. Ik kan dus nu nog geen oordeel geven, maar het is heel goed mogelijk dat de twee bepalingen in de nabije toekomst zullen worden gewijzigd.

 

Parallel met dit proces van herziening van de gedragscode heb ik samen met mijn collega, minister Clarinval, de verschillende belanghebbenden bijeen willen brengen om een akkoord te bereiken over het opstellen van een addendum bij de gedragscode, dit naar aanleiding van het advies van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO, waarin werd gevraagd om snel de onderhandelingen te hervatten over een addendum bij de gedragscode betreffende de volledige en definitieve vrijstelling van een minimumaankoopverplichting tijdens de covidperiode. Een eerste constructieve bijeenkomst vond plaats op 14 september en een tweede bijeenkomst zal plaatsvinden op dinsdag 12 oktober. Ik zal u op de hoogte houden van de verdere ontwikkelingen in het dossier.

 

23.03  Melissa Depraetere (Vooruit): Mijnheer de minister, in verband met de vraag of er al dan niet een wetgevend initiatief nodig is, verwijst u naar de gedragscode en de b2b-wetgeving. Die wetgeving is er inderdaad, maar ik heb ook een gelijkaardige vraag gesteld aan de minister van Justitie en hij erkent dat een rechter – dat blijkt ook uit de praktijk – soms moeilijk weet wat voorrang heeft. Daar zit toch wel een probleem, omdat een contract tussen een brouwer en een horeca-uitbater geen hogere waarde zou hebben dan de gedragscode, die trouwens ook niet altijd wordt nageleefd. Daar is er dus een probleem, maar het is in elk geval goed dat de code wordt geanalyseerd en dat alles min of meer op schema zit.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

23.04  De voorzitter: Vraag nr. 55020668c van mevrouw Jadin wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

24 Vraag van Jef Van den Bergh aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verzekeringsplicht van gemotoriseerde voortbewegingstoestellen" (55020710C)

24 Question de Jef Van den Bergh à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'obligation d'assurance pour les engins de déplacement motorisés" (55020710C)

 

24.01  Jef Van den Bergh (CD&V): Dit is een opvolgingsvraag van een vraag die ik eerder stelde. Het probleem met de verzekeringsplicht van die voortbewegingstoestellen zou namelijk worden onderzocht. Ik verwijs daarvoor graag naar mijn schriftelijk ingediende vraag.

 

Er is nog steeds onduidelijkheid over de verzekeringsplicht van gemotoriseerde voortbewegingstoestellen zoals een elektrische step met zadel.

 

De wet van 2 mei 2019 voorziet dat motorrijtuigen die door de mechanische kracht het snelheidscriterium van 25 km/u niet overschrijden, niet onderworpen zijn aan de verzekeringsplicht. Hierop zijn er twee uitzonderingen. Eigenaars van motorrijtuigen die voor andere doeleinden bestemd zijn dan enkel zich te verplaatsen zoals bulldozers moeten wel een verplichte BA verzekering hebben. Ook bromfietsen klasse A blijven onderworpen aan de verzekeringsplicht, zelfs al rijden ze met een maximumsnelheid van 25 km/u.

 

In een arrest van 28 januari stelt het Grondwettelijk Hof dat de uitzondering voor motorrijtuigen die max. 25 km/u rijden, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden zonder de massa van die motorrijtuigen in aanmerking te nemen. Deze uitspraak heeft een impact op alle gemotoriseerde voortbewegingstoestellen zoals een hoverboard of elektrische step.

 

In de commissie van 17 januari heeft de minister geantwoord dat er nood is aan rechtszekerheid en duidelijkheid. Voor er een wetgevend initiatief genomen kan worden, zijn volgens de Minister een grondige analyse van het arrest en een impactanalyse noodzakelijk.

 

Heeft de minister een grondige analyse van het arrest en impactanalyse al gemaakt? Zo ja, wat is het resultaat?

 

Is er volgens de minister een wetgevend initiatief nodig en zo ja, in welke zin? Zal de Minister een initiatief nemen?

 

Kan de minister duidelijkheid geven of een elektrische step met zadel al dan niet onderworpen wordt aan de verzekeringsplicht? Wordt een elektrische step met zadel aanzien als een bromfiets klasse A waardoor er een verzekeringsplicht is of niet?

 

24.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer Van den Bergh, een wetgevend initiatief is hier zeker nodig. De ongrondwettig verklaarde bepaling is namelijk precair nu die norm telkens via rechtspraak ongrondwettig dreigt te worden verklaard. Er is nood aan rechtszekerheid en duidelijkheid.

 

Dat wil ik bereiken met een aanpassing van de wetgeving. Ik heb daarom aan de Commissie voor Verzekeringen gevraagd om een ontwerp tot wijziging van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheids­verzekering inzake motorrijtuigen op te stellen. Daarbij zal er ook rekening worden gehouden met de toekomstige aanpassingen op Europees niveau. Het gaat om de richtlijn betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid.

 

De vraag of een elektrische step met zadel al dan niet wordt aanzien als een bromfiets klasse A valt niet onder mijn bevoegdheid. Ik nodig u uit om die vraag te stellen aan de minister van Mobiliteit. Indien een elektrische step met zadel echter effectief wordt beschouwd als een bromfiets klasse A zoals omschreven in de wegcode zal er altijd een autoverzekering burgerlijke aansprakelijkheid moeten worden gesloten, ongeacht de snelheid.

 

24.03  Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de minister, op mijn eerdere vraag hierover in januari 2021 kondigde u al aan dat er wellicht een wetgevend initiatief ondernomen zou moeten worden en u bevestigt dat nu. Daarvoor zijn de eerste stappen gezet. Natuurlijk hangt de rechtsonzekerheid ons wel wat boven het hoofd, dus is er enige nood aan snel werken. Ik had graag een beetje zicht gekregen op een timing, maar ik hoop dat het wetsontwerp zo snel mogelijk zal worden ingediend.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

25 Questions jointes de

- Roberto D'Amico à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le plafond limitant le versement d’indemnités par les assurances" (55020738C)

- Malik Ben Achour à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le plafond d’intervention des assureurs à la suite des inondations" (55021218C)

- Roberto D'Amico à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le soutien aux indépendants à la suite des inondations de juillet" (55021232C)

25 Samengevoegde vragen van

- Roberto D'Amico aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het plafond ter beperking van de uitkering van vergoedingen door de verzekeringen" (55020738C)

- Malik Ben Achour aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het schadevergoedings­plafond voor de verzekeraars i.h.k.v. de overstromingen" (55021218C)

- Roberto D'Amico aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De steun voor zelfstandigen na de overstromingen in juli" (55021232C)

 

25.01  Roberto D'Amico (PVDA-PTB): La législation relative aux assurances prévoit que les assureurs peuvent plafonner leur indemnisation pour les catastrophes naturelles telles que les inondations. Ce mécanisme avait été introduit par la loi du 21 mai 2003. Le plafond était tout à fait favorable aux assurances. C’est d’ailleurs Assuralia qui avait suggéré le montant du plafond lors d’une audition à l’époque.

 

Il n’y a pas que le PTB-PVDA qui trouve que ce mécanisme de plafonnement des indemnités est très favorable aux assurances. En effet, Mme Simone Creyf, députée CD&V, considérait en 2005 que "ce système était très avantageux pour les assureurs privés car d’une part, ceux-ci ont des recettes de primes garanties et d’autre part, les plus gros risques sont quand même couverts par l’État". Elle concluait que ce mécanisme de plafonnement était "taillé sur mesure pour les assureurs".

 

En 2005, le ministre de l’Économie déclarait que le risque que les dégâts causés par les catastrophes naturelles dépassent le plafond était infime. Il concluait même qu’il était très improbable que le Fonds des calamités soit mis à contribution et que cela impliquait donc une belle économie pour l’État belge.

 

Au lieu d’une belle économie, aujourd’hui, ce sont les citoyens contribuables qui paient à la place des assurances pour plus d’un milliard d’euros suite à l’accord secret conclu entre M. Di Rupo et les assureurs. Alors qu’elles ont réalisé près de 15 milliards de bénéfices nets ces dernières années, que ces assurances sont protégées par des réassureurs et qu’elles augmentent leurs primes au-delà de l’inflation, c’est le pouvoir public qui couvre la majeure partie des dégâts. 

 

Avec le réchauffement climatique, nous savons que ce genre d’événement ne sera plus exceptionnel et nous devons nous y préparer. Un système où l'on paie des primes d'assurance pour que les compagnies ne nous couvrent que très partiellement n’a plus aucun sens.

 

Monsieur le ministre, pensez-vous que ce plafond soit encore pertinent aujourd’hui en considérant l’augmentation du risque? Allez-vous remettre en cause ce plafond pour que les assurances assument pleinement leurs responsabilités? Ne faudrait-il pas plutôt plafonner le coût des primes d’assurance plutôt que le montant des indemnités versées?

 

25.02  Malik Ben Achour (PS): Les inondations de juillet dernier ont causé des dégâts extrêmement importants dans tout le pays, particulièrement dans ma région. Et partout où ces inondations ont frappé, des sinistrés se démènent aujourd'hui pour réparer, reconstruire, mais aussi faire avancer leur dossier de sinistre. Ce qui, reconnaissons-le, prend du temps. Que pouvons-nous faire pour accélérer les procédures, voilà la question.

 

La semaine dernière au Parlement wallon, un décret extrêmement important a été voté. Il permet à des personnes assurées d'être indemnisées à 100 % des dommages couverts par leur police d'assurance. Il prévoit également une indemnisation, partielle, pour les personnes non assurées. Ce sont des moyens extrêmement importants qui ont été débloqués par le gouvernement Di Rupo pour venir en aide aux personnes sinistrées.

 

Ma question porte dans ce contexte sur le plafond d'intervention des assureurs, car on a entendu beaucoup de mensonges à ce propos.

 

Le fait est que nous avons une loi fédérale qui prévoit que les assurances peuvent limiter leur intervention en cas de catastrophe naturelle à un plafond d'indemnisation: c'est l'article 130 de la loi assurances, issu d'une loi fédérale de 2003.

 

Ce qu'a obtenu le gouvernement wallon, c'est que les assureurs acceptent d'aller au-delà de ce plafond légal: c'est le contenu de l'accord avec Assuralia. Les assureurs ont accepté de doubler leur intervention.

 

La question se pose, toutefois, de savoir si ce plafond d'intervention est toujours adapté à la situation actuelle. Auparavant, il n'avait jamais été dépassé. Or, les inondations de juillet ont été d'une ampleur sans précédent.

 

J'aimerais donc savoir, monsieur le ministre, si vous jugez opportun de vous pencher sur la question du relèvement de ce plafond. Si oui, quels pourraient être les objectifs et les effets de cette réforme?

 

25.03  Roberto D'Amico (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, les inondations du mois de juillet ont touché de nombreux indépendants qui ont perdu du matériel à la suite de ce drame. Nombreux sont ceux qui craignent de perdre une part de leur clientèle s'ils ne récupèrent pas au plus vite les outils qui leur permettent de travailler.

 

Les délais donnés par les fournisseurs sont longs, certains devront attendre jusqu’au mois de mars  de l’an prochain selon un reportage de la RTBF. Et les travailleurs indépendants ne sont même pas certains d’être couverts par leurs assureurs, lesquels indiquent régulièrement en petits caractères qu’ils ne couvrent pas les dommages qui font suite aux catastrophes naturelles. C’est l’incertitude qui règne et les indépendants ont besoin d’un signal fort.

 

Le ministre Clarinval, a qui j'ai posé les questions suivantes, m'a renvoyé vers vous puisque vous êtes en charge des assurances. J'espère que vous pourrez prendre position en faveur des indépendants et rappeler les assureurs à leurs responsabilités.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous garantir que les indépendants qui payent une assurance seront entièrement couverts pour les dégâts qu’ils ont subis? Pouvez-vous garantir que vous ferez pression pour que les assureurs n’échappent pas à leurs responsabilités en faisant appel à une clause excluant les catastrophes naturelles?

 

25.04  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Monsieur le président, messieurs les députés, je vous remercie pour vos questions.

 

Il n'existe pas, en réalité, à proprement parler, de plafond légal prévu par la loi du 4 avril 2014 relative aux assurances. La loi prévoit une limite d'intervention individuelle par assureur sous la forme d'un pourcentage de prime incendie, risque simple, qu'il perçoit.

 

La loi prévoit aussi une limite individuelle minimale de 2 millions d'euros à indexer. Ce montant indexé représente un montant de 2,7 millions d'euros aujourd'hui. Si on additionne les limites individuelles des assureurs pour les inondations de mi-juillet, on arrive à un montant de 350 millions d'euros. Comme vous le savez, les limites mentionnées s'appliquent par événement, par catastrophe.

 

Comme vous le savez également, – M. Ben Achour l'a rappelé – un accord a été conclu entre la Région wallonne et Assuralia permettant l'indemnisation à 100 % des personnes concernées, conformément aux termes de leur contrat d'assurance, y compris, bien entendu, les indépendants que vous avez cités, monsieur D'Amico. Un accord similaire avec Assuralia a également été conclu par la Région flamande et la Région Bruxelloise.

 

Il ne s'agit pas d'un accord secret puisqu'on en parle aujourd'hui. Les termes sont connus. J'ai, d'ailleurs entendu qu'on m'avait cité au Parlement wallon. En effet, j'ai été témoin de la procédure de négociation et de cet accord. Il ne s'agit donc pas d'un accord surprise. Il s'agit d'un bon accord qui a été négocié sur la base des conditions actuelles de la loi par le ministre-président Di Rupo, lequel a quand même obtenu un doublement de l'intervention des compagnies d'assurances. On se situe donc aux alentours des 700 millions d'euros.

 

Vous n'êtes pas sans ignorer que les entreprises d'assurances prennent en compte les particularités des dossiers et donnent, autant que possible, la priorité aux expertises en fonction de l'urgence. Je pense, par exemple, aux indépendants qui doivent relancer leurs activités. Il est également tenu compte des possibilités de téléexpertise qui permettent de libérer des avances et d'accélérer les travaux de réhabilitation. Mais convenons que nous nous trouvons face à un chantier colossal, titanesque et que cela prendra malheureusement du temps.

 

Il est impossible d'exclure la couverture des catastrophes naturelles d'un contrat d'assurance incendie. Il est, en effet, prévu par la loi que ce cas de figure est obligatoirement compris dans la couverture incendie risques simples. La seule exception concerne les bâtiments qui ont été construits plus de 18 mois après avoir été classés comme étant situés dans une zone à risque d'inondation.

 

Vous m'avez interrogé sur la nécessité de revoir le mécanisme actuel tel qu'il est prévu par la législation. J'en suis effectivement convaincu. Au regard de l'expérience et des événements que nous venons de connaître, des réflexions doivent être menées. J'ai donc d'ores et déjà consulté la Banque nationale de Belgique et mis en place un groupe de travail qui se réunira tout prochainement, afin de revoir la limite d'intervention individuelle des entreprises d'assurances. C'est, selon moi, absolument nécessaire.

 

Il existe dans des pays voisins – je pense notamment à la France et à l'Espagne – des mécanismes d'indemnisation qui impliquent, bien entendu, les compagnies d'assurances, mais aussi les pouvoirs publics dont on peut intelligemment s'inspirer.

 

Je peux vous dire que le travail est d'ores et déjà en cours.

 

Je ne pense pas, par contre, que supprimer purement et simplement le plafond comme M. D'Amico le suggère, soit une solution. Le risque est alors que les primes explosent. Plafonner les primes serait, me semble-t-il, un exercice périlleux qui pourrait avoir comme conséquence que de nombreux citoyens ne trouvent pas à s'assurer pour leur habitation et leurs activités.

 

Nous avons entamé le travail d'évaluation de la loi sur la base de l'expérience dramatique que nous venons de connaître et sur la base aussi des bonnes pratiques en provenance de l'étranger dont nous devons nous inspirer, je pense.

 

25.05  Roberto D'Amico (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous ai bien écouté. Le PTB pense que ce plafond est obsolète pour trois raisons.

 

Au moment de son instauration, on ne pensait pas qu'il serait atteint et je me permets de vous citer ici un extrait des travaux parlementaires de l'époque et des propos tenus par le ministre Charles Picqué: "Il est donc très improbable que le Fonds des calamités soit mis à contribution, ce qui implique une belle économie d'impôts pour l'État belge."

 

À l'époque de l'instauration du plafond en 2003, il ne devait concerner que les personnes habitant en zone inondable. En 2005, on a décidé que l'assurance couvrirait tout le monde pour ne pas que les primes s'envolent. Mais le plafond a été conservé comme tel alors que le risque pour les assurances avait considérablement diminué.

 

Enfin, les primes pour les assurés ont augmenté malgré ce plafond: 5,9 % d'augmentation en 2019 alors que les assurances avaient déjà réalisé plus de 15 milliards de bénéfices sur les sept dernières années. De plus, on a pu lire cet été dans Le Vif ou dans La Libre que plusieurs professionnels du secteur annonçaient que les primes risquaient encore d'augmenter pour une couverture moindre.

 

Je vous remercie.

 

25.06  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses et surtout pour l'engagement que vous prenez de revoir cette loi, de la réformer.

 

Dans le travail que vous mènerez et dans la réflexion qui vous guidera, peut-être puis-je vous suggérer de tenir compte d'une situation qui concerne l'enlèvement des déchets. Les villes et les communes ont dû agir rapidement pour résoudre le problème et se sont ainsi substituées au devoir des assurances, mais à leurs frais, avec des interventions a posteriori de la Région ou du fédéral. Mais toujours est-il que le pôle public a assumé la charge des compagnies d'assurance. Je crois que c'est une anomalie dans le fonctionnement normal d'un processus d'indemnisation et qu'il faut l'intégrer dans vos futures réflexions pour cette réforme qui – les faits nous l'imposent – est nécessaire.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

26 Question de Roberto D'Amico à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les éventuelles mesures de sanction à l’égard de Solvay" (55020758C)

26 Vraag van Roberto D'Amico aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De eventuele sancties ten aanzien van Solvay" (55020758C)

 

26.01  Roberto D'Amico (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, le 16 septembre dernier, j’apprenais dans le journal L’Echo que le fonds Bluebell Capital interpellait Nicolas Boël, président du groupe chimique Solvay, concernant le rejet de déchets chimiques dans la mer en Italie. The Financial Times cité dans l’article compare même la plage de Rosignano à une décharge à ciel ouvert…

 

En janvier dernier, une résolution visant à responsabiliser les acteurs économiques pour empêcher les violations des droits humains et les atteintes à l’environnement a été votée et le PTB-PVDA l’a soutenue. Alors que la proposition de loi est actuellement discutée en commission, une des plus grandes entreprises belges est mise en cause dans un pays membre de l’Union européenne qui me tient particulièrement à cœur.

 

Monsieur le ministre, envisagez-vous de convoquer la direction de Solvay pour qu’elle s’explique concernant le rejet de ses déchets? Des mesures de sanction sont-elles envisagées à l’égard du groupe?

 

26.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: En l'absence de cadre législatif contraignant, il n'y a pas, à l'heure actuelle en Belgique, d'obligation de vigilance suffisante qui pèse sur les entreprises. J'ai eu l'occasion d'aborder ce point avec M. Cogoloati. C'est la raison pour laquelle la Belgique et l'Europe doivent se doter d'une législation plus contraignante. La résolution du parlement du 14 janvier 2021 et la proposition de loi du 2 avril 2021 vont en ce sens. Une proposition de directive européenne sur le sujet est également annoncée.

 

Même en l'absence de ce cadre législatif que j'appelle de mes vœux, je suis et nous sommes en droit d'attendre d'une entreprise comme Solvay des explications sur ce sujet.

 

Si elle était avérée, une pollution comme celle-là menacerait l'image du fleuron belge qu'est Solvay. Comme vous le savez, Solvay s'est fixé des objectifs de réduction importants et mesurables de la production à l'horizon 2030 dans le cadre du programme Solvay One Planet.

 

J'ai contacté cette entreprise qui m'a fait savoir que "le phénomène des plages blanches de Rosignano est bien connu. L'usine de Solvay y produit du carbonate de soude depuis plus d'un siècle. Malheureusement, depuis quelques années, certaines polémiques mélangent faits et perceptions. Le processus du carbonate de soude est sûr et contrôlé, utilise des matériaux naturels et est réalisé en totale conformité avec les réglementations européennes et italiennes. L'Europe définit un cadre Best Label Technics pour l'élimination des matériaux inertes issus des opérations de carbonate de soude. La méthode employée par l'usine Solvay à Rosignano a été choisie avec les autorités locales, régionales et nationales, car le sable de calcaire permet de stabiliser le littoral contre un phénomène d'érosion naturel."

 

Cette version des faits, même si elle est parfaitement convaincante, n'enlève en rien la nécessité pour les autorités italiennes d'effectuer les vérifications d'usage, ni la nécessité pour la Belgique de se doter d'une loi sur le devoir de vigilance.

 

26.03  Roberto D'Amico (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Toutefois, dans le journal Le Soir d'aujourd'hui, on pouvait lire qu'un rapport de vingt-quatre associations pointe une cinquantaine d'entreprises impliquées dans les territoires palestiniens occupés. Parmi celles-ci, plusieurs sont actives en Belgique, dont Solvay. Contactée par Le Soir, l'entreprise Solvay dit avoir mené une enquête interne et n'avoir pas trouvé de trace de vente de produits Solvay dans la zone désignée.

 

En ce moment, nous discutons en commission d'une proposition de loi concernant le devoir de vigilance des entreprises. Au vu de ces deux cas de figure, je me dis que nous pourrions rappeler à l'ordre cette entreprise active en Belgique. Je sais que cette proposition de loi n'a pas encore été votée mais j'espère réellement qu'elle nous permettra d'exiger des multinationales de respecter des normes en termes de droit international, de droits des travailleurs et d'environnement. Je compte sur vous, monsieur le ministre, pour d'ores et déjà envoyer un signal fort à l'entreprise Solvay afin que notre travail en commission ne serve pas à rien.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

27 Samengevoegde vragen van

- Melissa Depraetere aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Woonleningen op basis van de geschatte waarde van een huis" (55020808C)

- Reccino Van Lommel aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verplichte schatting van woningen bij het afsluiten van een hypothecair krediet" (55021146C)

27 Questions jointes de

- Melissa Depraetere à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Des crédits hypothécaires basés sur la valeur estimée de l'habitation" (55020808C)

- Reccino Van Lommel à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'estimation obligatoire d'un logement dans le cadre de l'octroi d'un crédit hypothécaire" (55021146C)

 

27.01  Melissa Depraetere (Vooruit): Wie dezer dagen in een stedelijke omgeving op zoek is naar een huis, komt onvermijdelijk in aanraking met het systeem van de ‘biedingen onder gesloten omslag’, dat momenteel gangbaar is in de makelaardij. Een systeem waarbij men met een ‘vanafprijs’ en niet meer met een ‘vraagprijs’ werkt waardoor prijzen de lucht in schieten.

Komt daarbij dat banken vanaf volgend jaar woonleningen moeten verstrekken op basis van de geschatte waarde van een huis en niet langer op de aankoopprijs. Kopers die overbieden en meer betalen dat de geschatte waarde zullen dat deel van het bedrag zelf moeten ophoesten. De maatregel moet ervoor zorgen dat de prijzen op de markt niet verder door het dak gaan.

 

Hoe kijkt u naar deze nieuwe maatregel?

 

Als kopers besluiten hun bod op te drijven door een prijs te bieden die hoger is dan de schatting van de deskundige, is het aan hen om dat verschil te betalen

Welke impact verwacht u op de woningmarkt?

Hoe strookt deze manier van werken met de “biedingen onder gesloten omslag”, een stijgend fenomeen in de makelaardij?

 

Wat wanneer kopers een veel lagere lening krijgen dan de prijs die ze moeten betalen, en zelf het verschil niet kunnen opleggen? Hoe kunnen kopers beter worden beschermd?

 

27.02  Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, het is de voorbije weken vaker aangehaald: wie vanaf 1 januari 2022 een hypothecaire lening wil afsluiten, is verplicht om de waarde van de woning te laten schatten. Ik heb begrepen dat de banken daar in een aantal gevallen van kunnen afwijken, maar in de praktijk zal dit gaan om leningen met een lagere quotiteit. En daar zie ik toch wel een bepaald risico in.

 

Want wanneer een woning door een jong gezin wordt gekocht, en die woning lager geschat wordt door de onafhankelijke schatter die door de bank wordt aangeduid, dan zal de quotiteit de hoogte ingaan, wat dan voor hen het risico inhoudt dat zij een hogere rente aangerekend krijgen of zelfs boven die 90 % komen waardoor banken minder geneigd zullen zijn om leningen te verstrekken, temeer omdat de Nationale Bank sowieso al heeft opgelegd dat maximaal 35 % van de verstrekte leningen een quotiteit hoger dan 90 % mogen hebben.

 

Dan bedenk ik: heeft dit dan geen dubbel effect? Van de ene kant wil men woningen betaalbaar houden. Van de andere kant breng je hiermee jonge gezinnen in moeilijkheden, zeker wanneer ze zien dat hun eigen middelen minder meetellen voor de bank door de discrepantie tussen de geschatte waarde en hun effectieve bod.

 

Hoe staat u tegenover die nieuwe maatregel? Zal het ongewenste effect van overbieden op deze manier wel worden opgelost? Hoe staat u tegenover dat risico op het aanrekenen van hogere rentes omwille van die hogere quotiteiten? Zullen die leningen dan toegankelijk blijven voor iedereen die een woning wil kopen?

 

27.03 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer de voorzitter, ook vandaag al moeten de banken in België op vraag van de Nationale Bank woonleningen verstrekken op basis van de waarde van het pand, die niet noodzakelijk gelijk is aan de aankoopprijs.

 

Ook vandaag moeten kopers die overbieden en meer betalen dan de geschatte waarde dus minstens dat deel van het bedrag zelf inbrengen. In die zin gaat het niet om een nieuwe maatregel. Ook de guidelines van de Europese Bankautoriteit die meerdere manieren van schatting toelaten, wijzigen die praktijk niet.

 

De Belgische banken zullen zich kunnen baseren op statistische modellen voor de waardering van de woning. Het resultaat van die waardering is een bijkomende indicator om de waarde van de woning te bepalen. Bij biedingen onder gesloten omslag kunnen kopers slechts één bod uitbrengen. Dat zal bijgevolg hoog genoeg moeten zijn. De kopers dienen daarom zowel hun eigen inbreng als de waarde van het pand zo goed mogelijk in te schatten. Daarnaast kunnen ze een opschortende voorwaarde opnemen, zij het dat zij daardoor minder kans maken dan zij die dat niet doen. Ze kunnen hun bod ook beperken in de tijd om de druk op de verkoper te vergroten.

 

Ik zal samen met mijn collega, de minister van Financiën, van nabij opvolgen hoe de markt verder evolueert. Het is belangrijk dat een woonlening toegankelijk blijft voor de consument.

 

27.04  Melissa Depraetere (Vooruit): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik vind het bieden onder gesloten omslag sowieso al een praktijk die niet heel positief is voor jonge gezinnen die een woning willen kopen. Zoals u zegt, zullen zij heel goed moeten inschatten wat de waarde van het huis is en tegelijk een bod doen dat hoger ligt, aangezien ze anders waarschijnlijk niet het huis effectief kunnen kopen, zeker in steden waar de concurrentie heel groot is.

 

Ik maak mij daar zorgen over, zeker met de aankondiging die volgde dat er niet altijd een schatter moet zijn. Op zich is dat positief, want die moet dan niet worden betaald, maar ik maak mij zorgen wat het resultaat zal zijn van het op basis van een algemene schatting te werk gaan.

 

Het is nuttig dat die opschortende voorwaarde er is en wordt gebruikt, maar misschien moet ze verplicht worden. Dat lijkt mij in deze zeker geen overbodige luxe.

 

27.05  Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, het klopt dat de panden nu al de waarde in acht moeten nemen bij het verstrekken van een hypothecair krediet. U zegt dat dit geen nieuwe maatregel is. Dat klopt niet helemaal omdat banken in het verleden vrij soepel met eventuele verplichte schattingen omgingen. Dat was alleen wanneer men aan een hoge quotiteit zat. Nu wordt dat regelmatig gevraagd, maar in de toekomst zal dit veel meer worden gevraagd.

 

U zegt dat men een beroep kan doen op statistische modellen. Dat is waar, maar dat zegt niets over de graad van afwerking van een bepaalde woning of kleine of grote renovatiekosten die nog moeten gebeuren.

 

Overbieden is inderdaad niet gezond. Ik begrijp dat daarvoor maatregelen worden genomen, niemand is daarbij gebaat, maar ik denk dat we toch voorzichtig moeten zijn met de ongewenste effecten die dergelijke zaken met zich meebrengen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vragen nr. 55020833C, 55020836C, 55020839C en 55020840C van mevrouw Verhelst worden in schriftelijke vragen omgezet.

 

28 Samengevoegde vragen van

- Kathleen Verhelst aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De screening van buitenlandse investeringen" (55020858C)

- Katrien Houtmeyers aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het screeningsmechanisme voor buitenlandse directe investeringen" (55021093C)

- Leen Dierick aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het screeningsmechanisme rond buitenlandse investeringen" (55021204C)

- Florence Reuter aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De screening van buitenlandse investeringen" (55021256C)

28 Questions jointes de

- Kathleen Verhelst à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le screening des investissements étrangers" (55020858C)

- Katrien Houtmeyers à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le mécanisme de screening des investissements directs étrangers" (55021093C)

- Leen Dierick à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le mécanisme de screening des investissements étrangers" (55021204C)

- Florence Reuter à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le screening des investissements étrangers" (55021256C)

 

28.01  Florence Reuter (MR): L'accord de gouvernement Vivaldi prévoit que le gouvernement veillera, en concertation avec les Régions en ce qui concerne leurs compétences à avoir une stratégie globale, en matière d'investissements étrangers et de soutien aux exportations.

Aujourd'hui, nous n'avons toujours pas un mécanisme formalisé sur le screening des investissements étrangers qui répond aux exigences du règlement 2019/45 du parlement européen alors que la situation économique nécessite de toute évidence de disposer d'un tel instrument. Cet instrument doit aussi être le plus simple possible et plus efficace

 

Dans ce contexte pourriez-vous nous dire où en est le dossier et quand vous comptez le finaliser ? Comment allez-vous vous assurer que le mécanisme sera simple et efficace ?

 

28.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Merci, madame la députée. Ce dossier a été traité par plusieurs groupes de travail, que ce soit au niveau fédéral ou au niveau des entités fédérées. Il a été discuté et négocié, notamment au regard de la mise en place d'un mécanisme de screening des investissements étrangers. L'objectif est de créer un système efficace qui n'impose pas une charge administrative trop lourde aux entreprises. La grande majorité des transactions peut  être clôturée après une procédure très courte, si  aucun risque n'est identifié. Ce n'est que s'il existe des risques évidents que de mesures correctives appropriées seront envisagées.

 

L'introduction effective d'un mécanisme de filtrage des investissements étrangers est en cours de négociation. À ce stade, je préfère ne pas entrer dans le détail des discussions sur un accord de coopération avec les entités fédérées, afin de donner aux négociations les meilleures chances de succès.

 

Je vois que Mme Houtmeyers est présente.

 

Wat bepaalde specifieke procedure-elementen betreft, is het derhalve niet duidelijk hoe in dit stadium een definitief antwoord kan worden gegeven. Onze wet is geïnspireerd op de beste praktijken van andere landen die al jaren ervaring hebben met de screening van buitenlandse investeringen, zoals de VS, Frankrijk en Duitsland. Bovendien biedt de Europese verordening van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Europese Unie nuttige hefbomen voor het toekomstige Belgische mechanisme.

 

28.03  Florence Reuter (MR): Effectivement l'Europe permet aujourd'hui à chaque membre de mettre en place une procédure de filtrage des investissements étrangers. En Europe, treize états disposent déjà d'un tel mécanisme, la France et l'Allemagne notamment. Cela avait d'ailleurs permis à la France de bloquer, en janvier, l'acquisition par un groupe américain de la société Photonis, spécialisée dans l'optique électronique militaire. Il est donc en effet temps que notre pays emboîte le pas afin d'éviter d'être en tête de peloton. Nous vous attendons bien évidemment de pied ferme sur le sujet.

 

28.04  Katrien Houtmeyers (N-VA): Dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister, maar het bleef wel heel erg oppervlakkig en vaag. Ik heb weinig concrete antwoorden gekregen op mijn vragen. Er is niet in de diepte op ingegaan. Het is belangrijk dat we er heel snel aan de slag mee kunnen gaan, want het screeningsmechanisme is echt wel nodig om het probleem van de kwetsbaarheid van onze bedrijven aan te pakken. Ik ben teleurgesteld in uw antwoord. Ik had op iets meer details en diepgang gehoopt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

29 Vraag van Katrien Houtmeyers aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De coronasteun voor zombierestaurants" (55021076C)

29 Question de Katrien Houtmeyers à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'aide en faveur des "restaurants zombies" dans le cadre du coronavirus" (55021076C)

 

29.01  Katrien Houtmeyers (N-VA): Volgens Graydon, de specialist bedrijfsinformatie, komt er een golf van faillissementen op ons af. Ook restaurants ontsnappen daar niet aan, zo berichtte Graydon op 23 september in de media. Bijna een kwart van de restaurants in de provincie Antwerpen die volledige bediening aan tafel aanbieden, zit vandaag in zware financiële problemen. Een ruime meerderheid van die zaken was voor de coronacrisis wel financieel gezond. De pandemie heeft duidelijk zwaar op hen ingehakt.

 

Wat me in de berichtgeving vooral opviel, was een omgekeerd fenomeen: blijkbaar doen drie op de vier horecazaken in de provincie Antwerpen, die voor corona ongezond waren, het plots toch goed dankzij de steunmaatregelen. Het gaat in totaal om enkele honderden zaken. Dat is op zijn zachtst gezegd merkwaardig. Ik heb u hierover gedurende de coronacrisis al veel over bevraagd. U erkende ook het probleem van zombiebedrijven, maar stelde géén onderscheid te willen maken tussen gezonde en ongezonde bedrijven.

 

Wat vindt u zelf van de vaststelling van Graydon over de zogenaamde zombierestaurants? Dat financieel ongezonde bedrijven beter uit de crisis zijn gekomen door de coronasteun?

 

Bent u het met mij eens dat dit de wereld op zijn kop is?

Vindt u ook dat zogenaamde zombierestaurants bij een volgende crisis geen recht meer mogen hebben op overheidssteun?

 

Bent u van plan om dergelijke fenomenen in de toekomst tegen te gaan?

 

Bent u bereid om meer objectieve criteria vast te leggen waaraan de steunmaatregelen moeten voldoen, zodat een dergelijke scheeftrekking bij de volgende crisis kan vermeden worden?

 

Zo ja, hoe zouden deze criteria er volgens u uit kunnen zien?

 

29.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Houtmeyers, wij naderen het einde van de commissie. Het is dus moeilijk om dieper op de vragen in te gaan.

 

Het identificeren van zombieondernemingen is geen gemakkelijke oefening. Er bestaan verschillende definities. Sommige ondernemingen worden ook tijdelijk geïdentificeerd als zombiebedrijven, terwijl zij zich effectief laten ontwikkelen tot een winstgevende, solvabele onderneming.

 

Ik zou ook willen benadrukken dat de steunmaatregelen een oplossing zouden zijn geweest voor een tijdelijk en onverwacht probleem. Ik blijf ervan overtuigd dat de brede steun gerechtvaardigd was. Het ontbrak ons immers, net zoals in de ons omringende landen, aan de nodige ruimte, om op een dergelijke korte tijd bedrijven te evalueren.

 

Wij hebben ons best gedaan om de steun te richten op de bedrijven die er het meest behoefte aan hadden. Het is belangrijk in dat opzicht voorzichtig te zijn. Ik wil niet het risico nemen dat bedrijven die tijdelijk in moeilijkheden verkeren van de steunmechanismen worden uitgesloten.

 

Inzake de problematiek die u aan de orde stelt, wil ik u mededelen dat verschillende diensten intensief toezicht zullen houden op de Kruispuntbank van Ondernemingen of KBO, om spookondernemingen op te sporen en te elimineren. Dat zijn bedrijven die niet langer actief zijn, wat belasting- en socialezekerheidsfraude in de hand kan werken.

 

29.03  Katrien Houtmeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is zoals ik in de vraag aangaf. Blijkbaar doen drie of vier horecazaken in de provincie Antwerpen, die voor de coronaperiode ongezond waren, het opeens wel goed. Dat is een heel merkwaardig fenomeen.

 

Dat is zeker en vast dankzij de steunmaatregelen, die in eerste instantie ook absoluut nodig waren en die zeker en vast heel veel bedrijven hebben geholpen.

 

Wij moeten echter absoluut erg voorzichtig blijven.

 

Inzake de zombiebedrijven gaat het om een bal die aan het rollen kan gaan. Zij zullen de gezonde bedrijven immers infecteren. Op die manier zullen wij ervoor zorgen dat de gezonde bedrijven mee overkop gaan. Er worden ook financiële middelen in die bedrijven gestopt waarop zij absoluut geen recht hebben en die iemand ooit zal moeten betalen.

 

Ik vraag dus om absolute voorzichtigheid ter zake.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

30 Vraag van Reccino Van Lommel aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De bezorgdheid van economen over mogelijke stagflatie" (55021147C)

30 Question de Reccino Van Lommel à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La préoccupation des économistes concernant une stagflation éventuelle" (55021147C)

 

30.01  Reccino Van Lommel (VB):  Het ziet ernaar uit dat we vandaag de volledige agenda zullen afwerken, wat goed nieuws is.

 

We hebben veel geleerd uit crisissen in het verleden – ik verwijs daarvoor naar de jaren 30, de jaren 70, de bankcrisis van 2008 – waardoor de Covid-crisis op economisch vlak anders is aangepakt dan wat in het verleden werd gedaan.

 

Ik stel toch vast dat een aantal economen bezorgd is om een mogelijke stagflatie. Een stagflatie betekent dat de economische groei niet navenant is ten opzichte van de inflatie en het feit dat de werkloosheid uiteindelijk niet verder daalt. Momenteel is er sprake van een groei, maar tegelijkertijd zien we dat het leven duur is of duurder wordt. Hoelang gaat die groei aanblijven? Hoelang zal de inflatie zich in de toekomst verder settelen?

 

Naar verluidt zouden de Verenigde Staten de grootste kanshebber zijn op die stagflatie, maar dat betekent nog niet dat België gespaard zou blijven. Deelt u die bezorgdheid van de economen? Vindt u ze terecht? Wat heeft de regering ondernomen om stagflatie te vermijden? Bent u bezorgd om het gevoerde monetaire beleid, waarbij de aangehouden lage rentes per definitie geen bijkomende economische groei meer zouden betekenen?

 

30.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer Van Lommel, in augustus is de inflatie in België toegenomen tot 2,73 % als gevolg van de sterke stijging van de energieprijzen. Op basis van de recentste maandvooruitzichten van het Federaal Planbureau zou de maandinflatie nog tot begin 2022 verder stijgen om vanaf dan weer te dalen. De jaarinflatie zou 1,9% bedragen in 2021 en 2,1% in 2022. Ook de Europese Centrale Bank gaat ervan uit dat de opstoot van de inflatie tijdelijk van aard is en te wijten aan de sterke stijging van de energieprijzen door de heropleving van onze economie.

 

Volgens de nieuwe vooruitzichten van het Federaal Planbureau zal de Belgische economie in 2021 met 5,7% groeien en in 2022 met 3%. De economische activiteit zou in het vierde kwartaal van dit jaar haar niveau van vóór de corona-uitbraak bereiken. Nagenoeg alle bestedingscomponenten dragen daartoe bij, maar het meest opvallend is de inhaalbeweging van de investeringen. De binnenlandse werkgelegenheid zou over beide jaren samen met 73.000 personen toenemen. Het risico op stagflatie lijkt op dit moment al bij al vrij beperkt te zijn.

 

30.03  Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, u spreekt over een groei en die is er ook. We zien en voelen dat overal. Tegelijkertijd merken wij dat het leven effectief duurder wordt. Het gaat daarbij niet alleen over de energiefactuur want men merkt het ook op het kasticket als men boodschappen doet. De vraag is of dit al dan niet tijdelijk is.

 

Inflatie is niet altijd tijdelijk. Ik herinner mij nog heel goed dat u de inflatie in het verleden heel sterk onderschatte in deze commissie. Ik merk dat u uw cijfers op 2 à 3 maanden al heeft moeten bijstellen.

 

Ik ben alvast blij dat u het risico op stagflatie beperkt acht. Toch meen ik, mijnheer de minister, dat wij voorzichtig moeten zijn met het zeer lang aanhouden van een bijzonder lage rente. Als het marktaanbod de marktvraag niet kan volgen, zal dit mogelijk wel leiden tot stagflatie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

31 Question de Florence Reuter à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les vouchers coronavirus et le soutien au secteur des voyages" (55021202C)

31 Vraag van Florence Reuter aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De coronavouchers en de steun voor de reissector" (55021202C)

 

31.01  Florence Reuter (MR): Monsieur le ministre, cette question est importante, puisque l'échéance des vouchers coronavirus représente une véritable épée de Damoclès au-dessus de la tête de nos agences de voyage. En effet, le montant à rembourser est colossal. Plusieurs agences risquent de se retrouver en cessation de paiement, voire en faillite. De plus, le Fonds de garantie voyage n'est pas en mesure de prendre en charge l'intégralité du budget.

 

Je vous ai régulièrement interrogé, monsieur le ministre, à ce sujet. Vous m'aviez répondu qu'avec vos collègues Eva De Bleeker et Vincent Van Peteghem, vous travailliez à une solution pour le secteur. Où en sont ces discussions? Quelles sont les propositions mises sur la table?

 

Voici quelques mois, Mme De Bleeker nous a parlé d'une première mesure, celle d'une possibilité d'octroi de prêts à taux zéro pour les agences en difficulté. En savez-vous plus?

 

Une collaboration avec le secteur des assurances est également fondamentale dans ce dossier, notamment avec Assuralia. Pouvez-vous nous en donner les détails? Il est essentiel de répondre aujourd'hui, au regard de ce secteur qui est vraiment mis à rude épreuve.

 

31.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Monsieur le président, chère collègue, la possibilité d'un mécanisme de prêt a en effet été envisagée à partir du printemps dernier. Elle a été étudiée de manière approfondie avec mes collègues Vincent Van Peteghem et Eva De Bleeker et a fait l'objet d'intenses négociations avec le secteur et les assureurs contre l'insolvabilité avant les congés d'été et à nouveau en ce mois de septembre.

 

Les contraintes techniques et les règles régissant le secteur des assurances nous ont poussés à affiner notre proposition à plusieurs reprises et à faire preuve de souplesse sur de nombreuses dispositions.

 

À ce jour, nous n'avons néanmoins pas encore pu trouver un accord satisfaisant pour toutes les parties.

 

Croyez bien que j'ai conscience que le temps est compté et que le secteur attend notre soutien mais je ne peux préjuger de l'issue des ultimes négociations qui sont toujours en cours. Je peux seulement vous confirmer qu'une décision doit être prise à bref délai sur la concrétisation ou non de ce mécanisme de prêt.

 

En étroite collaboration avec le secteur des voyages et le secteur des assurances, avec mes collègues le ministre des Finances et la secrétaire d'État à la Protection des consommateurs, nous sommes en train de chercher des solutions concrètes afin de faire face à cette problématique.

 

Pour l'instant, malheureusement, je ne peux pas vous donner d'informations spécifiques à ce sujet.

 

31.03  Florence Reuter (MR): Monsieur le ministre, je le regrette, car vous vous rendez bien compte que c'est toute une série d'agences qui risquent de mettre la clef sous le paillasson. Suite à cette longue crise, c'est vraiment catastrophique. Je ne peux que vous inviter encore une fois à gagner du temps et à trouver une solution dans les jours qui viennent, car l'échéance tombera dans les prochains jours. Il faut absolument trouver une solution sinon ce sera un drame économique et social. Je vous invite à travailler dans les heures et les jours qui viennent à une véritable solution.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

32 Questions jointes de

- Roberto D'Amico à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'émission d'obligations catastrophes par les assurances" (55021259C)

- Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les obligations catastrophes" (55021183C)

32 Samengevoegde vragen van

- Roberto D'Amico aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De uitgifte van rampenobligaties door de verzekeringen" (55021259C)

- Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Rampenobligaties" (55021183C)

 

32.01  Roberto D'Amico (PVDA-PTB): Monsieur le président, monsieur le ministre, Depuis les années 1990, les assureurs émettent des obligations catastrophes.

 

Un assureur émet une obligation par le biais d’une banque d’investissement, obligation qui est vendue à des investisseurs. Comme pour toute obligation, l’instance émettrice verse des intérêts aux acheteurs en contrepartie de l’argent qu’ils lui prêtent. Si une catastrophe survient, dans le cadre de paramètres spatio-temporels spécifiés par contrat, les investisseurs perdent leur argent, qui servira à rembourser les sinistrés. Au cas où la catastrophe ne survient pas, ou si elle survient hors des paramètres spatio-temporels délimités, l’investisseur empoche les intérêts et retrouve le principal lorsque l’obligation arrive à maturité.

 

Pourquoi les investisseurs s’intéressent-ils à ces titres? La diversification des risques est le principal argument mis en avant. Les risques climatiques sont censés ne pas être corrélés avec d’autres types de risques, les crises financières par exemple.

 

Cette "décorrélation" n’est pas toujours avérée: un ouragan peut affecter l’activité économique et financière d’une région.

 

Les obligations catastrophes pourraient alors être à l’origine d’une crise systémique.

 

Les entreprises d’assurance active en Belgique émettent-elles des obligations catastrophes?

 

Si oui quelle est la valeur totale des obligations émises par chaque entreprise d’assurance active en Belgique?

 

Les obligations catastrophes sont évaluées par des agences de notation. Quelles sont les notes attribuées aux obligations catastrophes émises par les entreprises d’assurances actives en Belgique?

 

Les inondations de juillet ont-elles déclenché une perte de capital pour des investisseurs ayant acheté des obligations catastrophes? Si oui, pour quel montant?

 

L’émission d’obligations catastrophes fait-elle l’objet d’une surveillance par la FSMA ou la BNB?

 

Si oui pouvez-vous expliquer la nature de cette surveillance?

 

32.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Monsieur le président, monsieur D'Amico, j'ai interpellé la Banque Nationale de Belgique et la FSMA au sujet de l'émission d'obligations "catastrophes" par les compagnie d'assurances.

 

La réassurance mondiale représente environ 650 milliards de dollars. Sur ce montant, il y aurait approximativement 30 milliards de dollars de cat bonds ou obligations "catastrophes". Selon la BNB, il ne semble pas que les entreprises d'assurances belges aient procédé à de telles émissions et, en toute hypothèse, pas de manière significative.

 

Les obligations "catastrophes" intéressent les assureurs et réassureurs pour mieux couvrir les risques des catastrophes naturelles et ainsi financer davantage les réparations après la survenance d'une catastrophe.

 

La FSMA qui est compétente pour contrôler la commercialisation de produits financiers auprès des clients retail n'a, quant à elle, pas connaissance d'opérations qui concernent des obligations "catastrophes".

 

32.03  Roberto D'Amico (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie.

 

On sait que l'assureur AXA a réalisé au moins quatre programmes d'obligations depuis 2007 et parmi ces programmes, il y a Osiris Capital qui a permis à l'assureur d'obtenir un milliard d'euros sur le marché financier en se branchant sur le risque de la surmortalité. Je m'interroge fortement sur ce type de titres financiers et sur le contrôle des instances publiques à leur égard. Nous avons déjà contacté la FSMA qui nous a renvoyés vers la BNB. Nous allons la contacter mais nous comptons également sur vous, monsieur le ministre, pour tenir un œil sur ce dossier.

 

En plus des risques de bulle financière, je ne vous cache pas que je suis assez choqué de découvrir ce genre d'opérations sur le marché financier. Je ne comprends pas qu'on puisse spéculer sur la mort ou sur les catastrophes naturelles et je m'interroge sur l'existence d'une telle obligation qui aura permis à des assureurs de gagner de l'argent à la suite des inondations du mois de juillet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De agenda is volledig afgewerkt. Alle vragen die niet gesteld zijn en niet omgezet zijn in een schriftelijke vraag vervallen.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.51 uur.

La réunion publique de commission est levée à 18 h 51.