Commission des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions

Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen

 

du

 

Mercredi 20 octobre 2021

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 20 oktober 2021

 

Namiddag

 

______

 

 


La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 18 heures et présidée par Mme Marie-Colline Leroy.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.18 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Colline Leroy.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het veralgemeende basisinkomen" (55021285C)

01 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le revenu de base généralisé" (55021285C)

 

01.01  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.

 

Specialisten in armoedebestrijding zien dat de jarenlange inspanningen van de overheid om de armoede terug te dringen de laatste decennia weinig of geen resultaten meer opleveren. De armoedecijfers evolueren inderdaad niet in de goede richting en een complex systeem van sociale maatregelen om de armoede in te perken lijkt zijn doel voorbij te schieten, aldus sociologe Bea Cantillon, voormalig directrice van het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck (Ufsia). De strijd die tegen armoede en bestaansonzekerheid wordt gevoerd lijkt vast te lopen tegen het "glazen plafond" van de minimumlonen, die niet zo veraf liggen van de armoedegrens en de sociale minima. Er ontstaat bijgevolg een werkloosheidsval: het is niet interessant om te gaan werken. Daarom gaan er stemmen op om na te denken over een basisinkomen, een idee dat ook geopperd werd door Wim Van Lancker (Centrum Sociologisch Onderzoek KU Leuven). De modaliteiten wie dat zou kunnen bekomen en tegen welke voorwaarden zijn evenwel door de onderzoekers nog niet onderzocht.

 

1. Wat is uw mening over zo'n basisinkomen?

2. Hebben uw diensten daaromtrent reeds een studie uitgevoerd en zo ja, welke waren de eerste resultaten?

3. Indien niet, zal u dergelijke studie bestellen bij een onderzoeksgroep?

4. Heeft u bijkomend ook reeds de financiële implicatie van dergelijke maatregel laten berekenen?

 

01.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Samyn, onder armoededeskundigen wordt inderdaad gediscussieerd over het basisinkomen, maar zoals u weet is dat niet opgenomen in het regeerakkoord.

 

Binnen de POD Maatschappelijke Integratie zijn er bij mijn weten geen studies over het onderwerp bezig en zijn er ook geen plannen om er een uit te voeren. De financiële gevolgen van een dergelijke maatregel die niet is gepland, zijn niet berekend.

 

01.03  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, aangezien armoede maar moeilijk teruggedrongen wordt, is het van belang om het probleem via een andere kant te bekijken en het over een andere boeg te gooien.

 

Helaas moesten we tijdens de bespreking van de regeerverklaring vaststellen dat de pen vastgehouden wordt door de ultraliberalen. Dat vindt onze partij althans. Het onredelijke RSZ-gunstregime is niet volledig afgeschaft. Aan de toplonen zou toch iets gedaan moeten worden, in ieder geval wat de RSZ-bijdrage ervan betreft. Ook de aftrekbaarheid van de tweede woning bleef overeind, terwijl veel mensen zich zelfs geen eerste woning kunnen permitteren.

 

Mevrouw de minister, ik reken toch op een extra inspanning. Met al die kleine maatregelen zullen we er niet geraken om de ergste nood te lenigen en de mensen in nood te helpen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Mensen die blijven werken na hun pensionering" (55021310C)

02 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les personnes qui continuent à travailler après leur pension" (55021310C)

 

02.01  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.

 

​Er zijn heel wat mensen die op pensioen zijn maar die nog blijven werken, al dan niet als zelfstandige. Zij betalen bijdragen (in het stelsel van de werknemers of als zelfstandige). Evenwel kunnen zij voor die betaalde sociale zekerheidsbijdragen geen rechten genieten. Als ze ziek worden, kunnen zij geen beroep doen op een ziekte-uitkering noch invaliditeit, ze kunnen geen werkloosheid ontvangen en ze bouwen geen extra pensioenrechten op. Dat wordt door deze mensen als onrechtvaardig beschouwd.

 

Heel wat van die mensen doen dat om hun té laag pensioen aan te vullen, omdat ze anders geen menswaardig bestaan kunnen leiden.

 

Graag verneem ik van de minister:

Wat is uw mening over deze problematiek en vindt u de bezorgdheden die deze groep mensen uit, terecht?

Ziet u een mogelijkheid om in het kader van de pensioenhervorming deze onrechtvaardigheid aan te pakken?

Kan u ons aangeven over hoeveel mensen dit zou gaan?

 

02.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Samyn, bezorgdheden van burgers deel ik natuurlijk. Dat zit in mijn DNA. Daarom ben ik in de politiek gegaan. Het is voor mij echter ook belangrijk terug te kijken naar de basisfilosofie. Werknemers bouwen door hun werk sociale zekerheid op. Op het ogenblik waarop een sociaal risico optreedt, zorgt de sociale zekerheid voor de broodnodige bescherming. Ouderdom is een dergelijk sociaal risico, net als ziekte of werkloosheid.

 

Het basisprincipe in de sociale zekerheid is dat de sociale uitkeringen niet kunnen worden gecumuleerd. Wie werkt, heeft een loon. Wie ziek is, heeft een ziekte-uitkering. Wie werkzoekende is, heeft een werkloosheidsuitkering. Wie op pensioen is, heeft een pensioen. Op die manier is een burger op elk moment van zijn of haar leven beschermd. Dat is onze sociale zekerheid.

 

Er bestaan uitzonderingen waarbij het arbeidsinkomen al dan niet beperkt kan worden gecombineerd met een sociale uitkering. Dat mag er niet toe leiden dat ook sociale uitkeringen kunnen worden gecombineerd.

 

Ik ben voorstander van goede lonen en waardige sociale uitkeringen. Als politica vind ik het onrechtvaardig dat iemand afhankelijk zou zijn van een ander inkomen boven op de sociale uitkering die men krijgt.

 

Wie blijft doorwerken na de pensioenleeftijd, bouwt natuurlijk ook verder pensioenrechten op. Een werknemer is niet verplicht zijn pensioen op te nemen. Sinds 2015 is het mogelijk het pensioen te behouden naast een beroepsinkomen, indien de betrokken werknemer 45 loopbaanjaren heeft of 65-plusser is. Dat is reeds een heel brede uitzondering op de basisprincipes van arbeidsinkomen en vervangingsinkomen.

 

Mevrouw Samyn, ik heb alle cijfers in mijn antwoord opgenomen. Kan ik u de cijfers geven? Dan lees ik ze niet voor.

 

02.03  Nahima Lanjri (CD&V): Zullen die cijfers aan het verslag worden toegevoegd?

 

02.04 Minister Karine Lalieux: Zeker.

 

02.05  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, het basispensioen of de eerste pijler is voor veel mensen, zoals u weet, van een onredelijk laag niveau. Velen zijn gedwongen om te blijven werken omdat ze het einde van de maand niet halen. Er zijn ook mensen die toch een pensioen willen opnemen, maar tegelijk willen blijven werken om een extraatje te hebben. Zij worden nu twee keer gestraft. Die ongelijkheid moet worden aangepakt. Ik vernam het voorbije weekend dat u bezig bent met de pensioenhervorming die hopelijk nog dit jaar op de agenda wordt geplaatst. We hopen dat er rekening wordt gehouden met de bezorgdheid van een groot aantal groepen van gepensioneerden die blijven werken, maar toch fiscaal de dupe ervan zijn of die ziek worden en toch geen recht hebben op een uitkering. Ik begrijp het principe om geen twee uitkeringen te combineren, maar er moet daarover toch worden nagedacht. Het gaat immers om een grotere groep dan wij ons kunnen voorstellen.

 

La présidente: Pour information, nous ne pouvons pas ajouter le tableau au rapport, mais nous vous le ferons parvenir par le biais de la commission.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De energiearmoede" (55021709C)

03 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La précarité énergétique" (55021709C)

 

03.01  Ellen Samyn (VB): Er is grote onduidelijkheid wat de regering zal doen om de energiearmoede aan te pakken. De sterk gestegen energieprijzen treffen de armste groep van onze bevolking uitermate en met de winter voor de deur is dat niet bepaald een hoopgevend vooruitzicht. We horen in de pers geruchten die eerder wijzen op lineaire maatregelen dan dat men de specifieke groep van de armste bevolking zal helpen. Het aandeel van hun inkomen dat opgeslorpt wordt door energie is véél groter dan dat van grotere inkomens. Bovendien dreigt een stuk van de middenklasse ook hier het slachtoffer van te worden waardoor de groep armen nog zal vergroten.

 

1. Welke maatregelen dragen uw voorkeur weg in functie van het beperken van de energiearmoede, dus specifiek naar de armere groep binnen de bevolking?

2. Welk extra budget zal u binnen uw bevoegdheid voorzien om dit te financieren?

3. Welke maatregelen voorziet u te nemen op lange termijn opdat dit geen jaarlijks weerkerend fenomeen zal worden?

 

03.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Samyn, de regulering van de energieprijzen en de vermindering van de gevolgen van prijsstijgingen voor de factuur van de consument, zijn bevoegdheden van de minister van Energie. Ik nodig u dan ook uit deze vraag aan mijn collega, mevrouw Van der Straeten, te stellen.

 

Als minister die verantwoordelijk is voor Armoedebestrijding ben ik me er wel van bewust dat we moeten ingrijpen voordat de situatie dramatisch wordt. Om de gevolgen van de stijgende energiekosten te verzachten, heb ik samen met de minister van Energie gepleit voor de indexering van het Gas- en Elektriciteitsfonds voor 2022 en een herfinanciering van 16 miljoen euro. In de 20 jaar dat het fonds bestaat werd het nog nooit eerder geherfinancierd. Dit aanvullende budget zal het mogelijk maken de energiefacturen van burgers met betalingsproblemen aanzienlijk te verlagen.

 

Naast deze steunmaatregelen wil ik samen met mijn collega die bevoegd is voor Energie nadenken over een betere coördinatie en een versterking van de verschillende sociale energiefondsen, bijvoorbeeld door de geleidelijke harmonisatie van de voorzieningen om dezelfde sociale rechten te waarborgen voor alle consumenten, ongeacht welke energiebron zij gebruiken.

 

03.03  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, ik zal de vraag ook stellen aan uw collega.

 

U mag het ons niet kwalijk nemen, maar de in dit kader genomen maatregelen zijn volgens ons niet meer en niet minder dan oplapwerk. Bovendien zal de verlenging van het sociale tarief voor een bijkomend probleem zorgen. Velen die zich in energiearmoede bevinden, zullen nu langer dan een jaar in het systeem zitten, dus hun eigen energiecontract dat on hold werd gezet kunnen zij niet opzeggen. We mogen er hopelijk van uitgaan dat na de winter van volgend jaar de waanzinnige stijging van energieprijzen een einde zal nemen. In principe is het dan ook aangeraden om op zoek te gaan naar de gunstigste aanbieder, maar die mensen zullen dat niet kunnen doen en zullen in een aantal gevallen met een duur contract blijven zitten.

 

Ik vrees dus voor de financiële impact voor de armste en kwetsbaarste groep in onze samenleving.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De achterstand in de behandeling van dossiers bij de DG Personen met een handicap" (55021712C)

- Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De wachttijd voor de dossierbehandeling bij de DG HAN" (55021762C)

- Jean-Marc Delizée aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De situatie bij de DG Personen met een handicap" (55021790C)

- Christophe Bombled aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De overschrijding van de behandelingstermijn voor de dossiers van personen met een handicap" (55021809C)

04 Questions jointes de

- Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le retard dans le traitement des dossiers auprès de la DG Personnes handicapées" (55021712C)

- Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les délais d'attente lors du traitement des dossiers par la DG HAN" (55021762C)

- Jean-Marc Delizée à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La situation de la DG Personnes handicapées" (55021790C)

- Christophe Bombled à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le dépassement du délai de traitement des dossiers de personnes en situation de handicap" (55021809C)

 

04.01  Ellen Samyn (VB): Uit cijfers vrijgegeven door de DG Personen met een Handicap bleek dat er in augustus 2021 een achterstand was van de behandelingstermijn van méér dan 6 maand bij de afhandeling van 15.083 dossiers voor het bekomen van tegemoetkomingen voor personen met een handicap. Bij 5.238 dossiers is deze periode zelfs al met méér dan één jaar overschreden.

 

Deze achterstand is geen nieuw fenomeen. Het NHRPH trekt als sinds jaren geregeld aan de alarmbel maar de achterstand wordt steeds groter.

 

Een plan van aanpak dat beloofd was tegen het begin van de herfst is weer uitgesteld en het aantal dossiers stijgt verder, o.a. door gewijzigde wetgeving (prijs van de liefde; IVT/IT vanaf 18 jaar). Ook zal begin 2022 een nieuwe informaticatool in gebruik worden genomen om de dossiers te behandelen wat ook weer voor extra vertraging zal zorgen.

 

Wat is uw plan van aanpak om deze toch wel problematische situatie op te lossen?

 

Binnen welke termijn zal u de volledige achterstand wegwerken?

 

Zal u de diensten versterken om de rechthebbenden binnen de voorziene periode te antwoorden? Graag ook opgave van het aantal personen die op deze dienst werkzaam zijn voor het behandelen van de aanvragen.

 

Welke zijn de specifieke redenen voor deze achterstand?

 

04.02  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap trok nogmaals aan de alarmbel over de extreem lange wachttijden bij de behandeling door DG HAN van dossiers van mensen die een uitkering aanvragen omdat ze een handicap hebben.

 

Dit is zeker geen nieuw probleem. Het bestond al tijdens de vorige legislatuur. Ik begrijp dat dit niet van de ene op de andere dag kan worden opgelost, maar wat we nu zien is toch verontrustend. De wachttijden worden alsmaar langer. In augustus waren er maar liefst 15.083 dossiers waarvan de behandelingstermijn langer dan 6 maanden bedroeg en meer dan een derde van de mensen wachtte zelfs al meer dan een jaar op een broodnodige uitkering.

 

De Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap waarschuwde al dat de maatregelen die de regering nam, zoals de afschaffing van de prijs van de liefde, voor nog langere wachttijden zouden zorgen. De dossierbeheerders bij de DG HAN doen hun best, maar kunnen het aantal aanvragen niet bolwerken. Toen ik u daarover vragen stelde in februari 2021, gaf u aan dat u samen met de DG HAN werkte aan een actieplan om de behandeling van de dossiers te verbeteren. U nam dat opnieuw op in uw actieplan Handicap. Heeft het actieplan om de dienstverlening te verbeteren inmiddels vorm gekregen? Wat zijn daarvan de belangrijkste krijtlijnen? Binnen welke termijn kan de achterstand worden aangepakt?

 

Enkele maanden geleden sprak u ook over een nieuwe informaticatool TRIA voor de verwerking van de dossiers, die vanaf het voorjaar 2022 zou worden geïmplementeerd. Dat is goed nieuws, maar zal dat niet voor extra vertragingen zorgen? Voorziet u in begeleidende maatregelen om de overgang naar het nieuwe informaticasysteem vlot te laten verlopen? Welke andere structurele maatregelen zult u nog nemen om ervoor te zorgen dat de wachttijden korter worden? Mensen met een handicap die een aanvraag indienen, hebben immers recht op een antwoord binnen een redelijke termijn.

 

04.03  Jean-Marc Delizée (PS): Madame la présidente, madame la ministre, la question ponctuelle que j'ai déposée suite au communiqué du Conseil Supérieur National des Personnes Handicapées (CSNPH) est reprise en substance dans les questions de mes collègues. Néanmoins, pour avoir pratiqué cette administration pendant quelques temps, il y a, à mon sens, trois critères importants qui permettent d'analyser la gestion de ces dossiers.

 

Premièrement, il y a le nombre de dossiers annuels traités, ce qui doit représenter environ 120 000 dossiers (dossiers nouveaux et révisions confondus).

 

Le second critère est celui du stock de dossiers. En 2017, il y a eu un pic d'arriérés important suite à des problèmes informatiques liés au changement de logiciels et autres. Le stock s'élevait pour cette année-là à 250 000 dossiers non traités. À combien s'élève-t-il aujourd'hui?

 

Le troisième critère est la durée moyenne d'examen des dossiers, sachant que la charte de l'assuré social impose de les traiter dans les six mois. Certains ne seraient pas traités dans ce délai. Quelle est aujourd'hui la durée moyenne de traitement des dossiers?

 

Deux éléments ont, depuis, dû influencer la durée de traitement des dossiers, suite au vote de certaines lois. Il y a d'abord le passage de 21 à 18 ans pour les allocations de remplacement de revenus et d'intégration, votée en 2020 et donc appliquée pour la première fois cette année. La seconde loi, proposée par Mme Lanjri si je ne m'abuse, concerne l'instruction dès 17 ans auprès des parents pour les enfants qui bénéficient d'allocations majorées. Le traitement de ce type d'éléments doit sans doute dépasser le délai de six mois.

 

Une autre question concerne la charge de travail: n'est-elle pas trop importante? Y a-t-il suffisamment de personnel?

 

Il y a également l'enjeu de l'informatique. Il existe un arriéré et un litige en justice avec l'ancien système informatique. Nous l'avons longuement évoqué lors du débat sur le plan d'action pour les personnes handicapées.

 

Et enfin, il y a les enjeux de l'évaluation médicale et de la rétribution des médecins. Pouvez-vous nous éclairer sur ces points, madame la ministre?

 

04.04  Christophe Bombled (MR): Madame la Ministre, plus de 15 000 dossiers concernant des indemnisations de personnes en situation de Handicap ont dépassé le délai de traitement de six mois auprès de la DG Personnes handicapées. Ce constat est dressé par le Conseil supérieur national des personnes handicapées (CSNPH) sur base de chiffres du 31 août 2021. Le CSNPH demande qu'un plan soit mis en place afin de rattraper ce retard et appelle à ce que la gestion de ces dossiers soit une priorité élevée pour vous, Madame la Ministre, le président du SPF Sécurité sociale et pour le directeur général à venir.

 

Mes questions sont les suivantes:

Pourriez-vous faire le point sur les difficultés rencontrées par la DG Personnes handicapées dans le traitement de ces dossiers? Pourriez-vous préciser le nombre de dossiers en souffrance à la date du 30 septembre? Quelles mesures peuvent être prises afin de résorber le retard et permettre le traitement de ces dossiers dans un délai raisonnable?

 

Lors de l'échange de vues sur le plan d'actions fédéral handicap 2021-2024, il me semblait que vous aviez précisé que ce retard était résorbé ou sur le point de l'être. Pourriez-vous dès lors expliquer vos propos au regard de la situation aujourd'hui dénoncée par le CSNPH ?

 

Je vous remercie, Madame la Ministre, pour les réponses que vous voudrez bien m'apporter.

 

04.05  Karine Lalieux, ministre: Madame la présidente, chers députés, je sais que la durée du traitement des dossiers introduits à la DG HAN est source d'une grande inquiétude, et c'est bien légitime. C'est la raison pour laquelle je me suis battue durant ce conclave budgétaire pour que la DG HAN dispose des moyens nécessaires lui permettant d'offrir le service que les gens sont légitimement en droit d'attendre.

 

Cette administration fait face à un réel besoin de personnel. Monsieur Delizée, vous l'avez rappelé. Certes, elle a été renforcée pour ce qui concerne la téléphonie en 2018, par exemple, mais depuis lors, à la suite de la sixième réforme de l'État, beaucoup d'agents, surtout du côté francophone, ont été transférés vers la Région wallonne, et cela continue. Il y a donc une fuite des agents administratifs. Je ne peux donc que me rallier à l'avis du secteur partagé par l'administration selon lequel cette situation n'est plus tenable. C'est pourquoi durant l'élaboration  de la réforme de mon administration dénommée EXCEL-HAN, nous avons mis un point d'honneur à mettre l'humain au centre des discussions. C'est un budget de près de cinq millions d'euros qui a été dégagé lors du conclave pour exécuter ce plan d'action dès 2022. Il s'agit d'un plan d'action pluriannuel assorti d'un budget prévu pour 2023 et 2024 qui ne sera plus à négocier.

 

Ce budget permettra de renforcer le personnel de première ligne oeuvrant dans les antennes régionales et aidant ainsi à la constitution plus rapide des dossiers et au traitement des demandes. Ce budget permettra également d'implémenter l'évaluation multidisciplinaire via l'engagement de professionnels paramédicaux. En outre, il est prévu d'augmenter la rémunération des médecins afin de l'aligner sur celles et ceux engagés dans les autres institutions fédérales. Il y a en effet du dumping social entre institutions fédérales, ce qui est quand même très compliqué. Le problème, c'est que les moins bien payés, ce sont les médecins dans la DG HAN. Donc, on n'en a plus. Cela est une réaction à la pénurie de médecins que nous connaissons aujourd'hui et qui entraîne de facto des retards de traitement des demandes.

 

Comme vous le voyez, un grand chantier nous attend pour cette année 2022 et pour le reste de la mandature. Je tiens toutefois à clarifier les chiffres avancés. Le nombre de dossiers AI et ARR dont le délai de traitement est supérieur à six mois est de 8 081 en ce mois d'octobre. Le nombre de 15 083 est le total de toutes les demandes en cours comprenant entre autres les cartes de stationnement et les reconnaissances du handicap.

 

Au mois de septembre 2021, le délai moyen de traitement des demandes d'ARR et d'AI était de 4,8 mois. Depuis 2018, la moyenne est respectivement de 7,7 mois en 2018, 6,3 mois en 2019, 5 mois en 2020 et 4,5 mois en 2021. Donc, malgré les difficultés, cette administration s'améliore.

 

Si les progrès sont incontestables, il n'en demeure pas moins que la DG HAN constate depuis quelques mois un allongement de la durée du traitement en raison de récentes modifications législatives, comme vous l'avez mentionné monsieur Delizée. Il ne s'agit pas seulement du prix de l'amour mais aussi et surtout de l'abaissement de l'âge limite de 21 à 18 ans, entré en vigueur rétroactivement compte tenu de l'arrêt de la Cour constitutionnelle. Nous avons travaillé ensemble à ce sujet.

 

Dans le nombre cité de dossiers en attente, il faut préciser que toutes les personnes bénéficiant d'une allocation familiale majorée pouvant potentiellement bénéficier de la modification législative ont été systématiquement et automatiquement contactées.

 

Ook deze contacten door de administratie tellen mee als openstaand dossier, zelfs al reageert de persoon niet. Het dossier wordt pas afgesloten wanneer de administratie een negatieve beslissing heeft genomen, bijvoorbeeld omdat een reactie uitblijft. Pas dan wordt het niet meer meegeteld. Dit verstoort dus de statistieken. Elk ingediend dossier, ook als het onvolledig is, wordt meegeteld. Ook dat levert een vertekend beeld op van de behandelingstermijn van dossiers.

 

De cijfers moeten dus met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Toch blijft de DG HAN aandacht hebben voor dit probleem. De dienst heeft twee oorzaken aangegeven als verklaring voor de lange duur van de behandeling van aanvragen. De eerste oorzaak is de tijd die nodig is om het aanvraagdossier volledig te maken, zoals het invullen van de inschrijvingsformulieren, de medische formulieren voor de beoordeling van de handicap en het verstrekken van aanvullende administratieve informatie. De tweede oorzaak heeft te maken met het steeds nijpender tekort aan artsen.

 

En ce qui concerne TRIA, comme je l'ai dit lors de l'échange de vues portant sur le plan fédéral handicap, je suis de très près son implémentation. J'ai immédiatement intégré à l'ensemble des réunions de suivi le Conseil supérieur des personnes handicapées, vu l'ampleur du travail.

 

Les deux causes du retard des dossiers ayant été identifiées, des modifications seront proposées via l'excellent programme et les budgets qui ont récemment été approuvés et dont vous aurez bientôt l'occasion de discuter.

 

04.06  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, het is onaanvaardbaar dat de DG HAN mensen laattijdig of zelfs niet antwoordt, waardoor mensen in het ongewisse blijven. In sommige dossiers laat de dienstverlening echt te wensen over. Zeker voor die kwetsbare groep is een goede, degelijke dienstverlening uitermate belangrijk. Sommige personen die al maanden wachten op een al dan niet herziene tegemoetkoming, staat het water echt aan de lippen. Op basis van armoedestudies leren wij dat het hebben van een handicap de kans vergroot om in armoede te geraken. Wij moeten erop toezien dat het armoedecijfer zeker in die groep niet de hoogte ingaat. Ik hoop dat de dienstverlening toch nog wat zal verbeteren. Ik heb vernomen dat u daaraan zult werken.

 

04.07  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, de oorzaken zijn ons allen bekend. Een van die oorzaken, het nijpende tekort aan artsen, wordt binnenkort hopelijk opgelost, aangezien zij correct vergoed zullen worden. Andere oorzaken zijn de onvolledigheid van de dossiers en de nieuwe wetgeving.

 

De nieuwe wetgeving is sowieso een goede zaak. Ik verwijs naar uw voorstel, met name de afschaffing van de prijs van de liefde. Ik vernoem ook mijn goedgekeurd wetsvoorstel om automatisch dossiers te onderzoeken, wat de verbetering van de dienstverlening dient.

 

Het is daarom schrijnend dat het nog zo lang duurt. U zegt dat voor meer dan 8.000 dossiers de behandeling langer dan normaal is. Daar moet verder aan gewerkt worden. Ik erken dat er al een goede weg is afgelegd, want de gemiddelde duur is gedaald, maar voor de individuele dossiers blijft gelden dat de betrokkenen wel langer dan zes maanden, soms zelfs een jaar, moeten wachten. Dat moet verder verholpen worden zodat mensen krijgen waar zij recht op hebben.

 

Ik hoop dat u ook de overschakeling naar het nieuwe systeem heel goed zult opvolgen en dat dit niet voor bijkomende vertraging zal zorgen.

 

04.08  Jean-Marc Delizée (PS): Je remercie madame la ministre pour sa réponse. Les chiffres permettent d'objectiver la situation. Il faut d'ailleurs voir cette situation sur une période plus longue parce que cette loi a 34 ans et a été modifiée de nombreuses fois au fil du temps. Toujours plus de prestations, de contrôles et d'éléments ont été demandés. Avant, il s'agissait d'une gestion purement papier. Finalement, les échanges électroniques et l'informatisation avaient ramené le délai moyen de traitement à quatre mois. C'est une moyenne, pour des dossiers complets évidemment. Le bug informatique intervenu il y a quatre ans a évidemment  fait remonter les délais. Cela s'est ajouté au départ de membres du personnel, aux économies linéaires et aveugles et au transfert de personnel vers les réseaux. Tout venait en même temps.

 

Vous nous indiquez donc que le délai de traitement moyen oscille autour des quatre mois ou entre quatre et cinq mois aujourd'hui. C'est une bonne chose. Concernant les chiffres, le stock est de 8 000 dossiers, mais avec deux nouveaux éléments de la nouvelle législation, qui arrivent maintenant.

 

Vous nous annoncez deux bonnes nouvelles; la première est que des moyens vont être consacrés à cette administration dans un plan pluriannuel. C'est une bonne chose et je le souligne. Deuxièmement, la rétribution des médecins a fait l'objet du débat sur votre plan aux côtés de l'évaluation médicale à laquelle nous reviendrons. C'est une bonne chose de les rétribuer convenablement. Je pense aussi qu'une simplification de la loi, qui figure aussi dans le plan, permettra de faciliter le travail de l'administration.

 

La présidente: Je vous invite tous à surveiller le chronomètre. J'y ferai également un peu plus attention.

 

04.09  Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je me souviens que, lors de notre réunion de commission du 22 septembre dernier, vous nous rappeliez que dans votre département, les dossiers de personnes en situation de handicap ne cessaient de s'accumuler, tandis que le personnel, lui, ne cessait de diminuer.

 

L'une des mesures phare du plan d'action fédéral handicap 2021-2024 consiste précisément en l'élaboration d'un nouveau plan d'action de la DG personnes handicapées pour améliorer l'offre de services  à la population.

 

J'entends que vous disposez d'un budget qui va vous permettre d'engager du personnel ou de revaloriser le personnel en fonction. L'un des objectifs sera donc de monitorer les délais de traitement des demandes en vue d'en réduire la durée. Et nous espérons, bien évidemment, que la résorption du retard sera effective dans les meilleurs délais.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het rapport van het Rekenhof over het gesolidariseerd pensioenfonds van lokale besturen" (55019282C)

05 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le rapport de la Cour des comptes sur le Fonds de pension solidarisé des administrations locales" (55019282C)

 

05.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, het Rekenhof laat zich in een recente publicatie vrij kritisch uit over het beheer van het Gesolidariseerd Pensioenfonds, het zogenaamde GPF, het instrument waarmee de pensioenen van de vastbenoemde ambtenaren van de lokale besturen worden betaald.

 

Enerzijds is er kritiek op de onhoudbaarheid van het financieringsmechanisme. In een context waarin steeds meer lokale besturen – begrijpelijkerwijze – een beroep doen op contractuele tewerkstelling in plaats van statutaire tewerkstelling is dat niet onbelangrijk. Anderzijds is er ook kritiek op de manier waarop de Federale Pensioendienst (FPD), die instaat voor het beheer van het GPF, bepaalde zaken aanpakt, bijvoorbeeld de manier waarop de responsabiliseringsbijdrage wordt berekend of de gebrekkige controle van attesten en rechthebbenden. Ten slotte wijst het Rekenhof ook op een aantal hiaten in de wetgeving. Vooral in Vlaanderen wordt er veel promotie gemaakt voor fusies van gemeenten, maar dan dienen de fondsen uiteraard te worden vereffend.

 

Mevrouw de minister, mijn vragen zijn de volgende.

 

Erkent u de problemen die door het Rekenhof worden aangekaart?

 

Werkt u aan een duurzame en betaalbare hervorming van de pensioenen voor de ambtenaren van de lokale besturen? Zult u daarbij ook respect opbrengen voor de onomkeerbare evolutie naar meer contractuele tewerkstelling in plaats van statutaire benoemingen? Indien ja, wat zijn de grote lijnen van de aanpassingen die u zult doorvoeren? Ik ben daar heel benieuwd naar. U weet dat ik altijd een nieuwsgierig man ben.

 

Zijn er ook maatregelen die u op korte termijn zult nemen om het beheer door de FPD te verbeteren? Zult u ook op korte termijn de hiaten in de wetgeving aangehaald door het Rekenhof wegwerken? Ik denk niet dat daarvoor een grondige pensioenhervorming nodig is.

 

05.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Van der Donckt, ik vind het zeer vreemd dat u die vraag stelt. De vorige regering, waar u lid van was, nam tal van maatregelen die de houdbaarheid van de pensioenen onder druk zetten. Zo heeft u met de vorige regering beslist om de eindeloopbaanregeling voor het politiepersoneel ten laste te leggen van een pensioenfonds. U besliste om de lokale besturen die geen aanvullend pensioen hadden, vaak omdat ze daar niet de middelen voor hebben, financieel te straffen, terwijl de uitdagingen toen ook al gekend waren. Die uitdagingen werden in de vorige legislatuur genegeerd of erger gemaakt. U spreekt dus over het rapport van het Rekenhof en de aanpak die ik ervoor voorzie, terwijl de vorige regering mee verantwoordelijk is voor die situatie.

 

Ik kan u, of beter de lokale besturen, geruststellen. Deze regering heeft besloten om anders te werk te gaan, want voor ons vormen de lokale besturen een essentieel element van onze democratie. We hebben beslist om in nauw overleg te weken met de lokale besturen en de deelentiteiten.

 

Het is daarom dat ik in de eerste fase een hervorming op de regeringstafel heb gelegd. Ik heb een hervorming van de bonus-malus voorgesteld waarover nog geen consensus bestaat, maar ik heb goede hoop dat dit in de goede richting evolueert. Ik heb beslist dat de NAVAP-regeling niet meer ten laste wordt gelegd van het fonds en om in een overdracht van een deel van de loonmatigingsbijdrage te voorzien voor de komende jaren.

 

In de tweede fase wordt een diepgaander overleg georganiseerd met de regio's en de lokale besturen, om op te lijsten welke maatregelen we gezamenlijk moeten nemen.

 

Om af te sluiten, wil ik onderstrepen dat deze regering, waar ik deel van uitmaak, een regering is gebaseerd op overleg en samenwerking.

 

05.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, het is goed dat u deel uitmaakt van een regering die gebaseerd is op overleg en samenwerking, maar het duurt allemaal wel wat lang, natuurlijk.

 

Mocht u uit mijn vraag geconcludeerd hebben dat ik kritiek heb op de voorgaande regering, hebt u mijn vraag niet 100 % begrepen. Daar zaten misschien hier en daar wat foutjes in, maar ik had het vooral over de kritiek van het Rekenhof op de manier waarop de FPD tegenover dat Gesolidariseerde Pensioenfonds staat.

 

U hebt een beetje omzwachteld en omzeilend geantwoord, maar ik hoor ook hier weer dat u ermee bezig bent en dat u een en ander zult rechtzetten in het belang van de gepensioneerden en de lokale besturen.

 

Ik kijk uit naar de concrete invulling van uw ambitie op dit vlak.

 

05.04 Minister Karine Lalieux: (…)

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De verplichte opname van de tweede pensioenpijler bij vervroegd pensioen" (55021613C)

06 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La perception obligatoire du deuxième pilier de pension en cas de pension anticipée" (55021613C)

 

06.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, werknemers die vervroegd op pensioen gaan, dienen sinds een aantal jaren ook verplicht hun tweede pensioenpijler op te nemen. De effecten van deze maatregel verschillen sterk van persoon tot persoon, afhankelijk van het type plan,: defined benefit of defined contribution. Dat zijn belangrijke verschillen bij een verplichte opname.

 

Daarnaast is ook de fiscale heffing hoger dan bij een normale pensioendatum. Het is ook gelinkt aan de leeftijd en niet aan de loopbaan.

 

Er was weliswaar een overgangsregeling uitgewerkt maar deze dekte niet alle problemen af. In een arrest van 15 juli 2021, een vrij recent arrest dat u ongetwijfeld zult kennen, wees het Grondwettelijk Hof op een aantal hiaten in de overgangsregeling.

 

Mevrouw de minister, zult u een wettelijk initiatief of initiatieven nemen om aan de opmerkingen van het Grondwettelijk Hof tegemoet te komen? Zo ja, ik twijfel daar niet aan, welke aanpassingen zult u doorvoeren?

 

06.02 Minister Karine Lalieux: Sinds 1 januari 2016 is de uitbetaling van het aanvullend pensioen gekoppeld aan de ingang van het wettelijk pensioen. Zodra een wettelijk pensioen wordt opgenomen, moet ook het aanvullende pensioen verplicht worden uitbetaald. Het is niet langer mogelijk om het aanvullend pensioen nog te laten staan. Deze regel werd ingevoerd door de vorige regering, waarvan uw partij deel uitmaakte.

 

De wet van 18 december 2015 die deze regel heeft ingevoerd, voorzag op dat punt niet in overgangsmaatregelen. Daardoor werden sommige burgers die hun pensioen al hadden aangevraagd voor voldongen feiten gesteld. Ze hadden hun wettelijk pensioen aangevraagd in de veronderstelling dat zij hun aanvullend pensioen nog zouden kunnen laten staan, maar zij zagen zich als gevolg van de nieuwe wetgeving verplicht om het aanvullend pensioen plots op te nemen. Dit leidde in bepaalde gevallen tot een sterke vermindering van het aanvullend pensioen.

 

Het Grondwettelijk Hof heeft thans geoordeeld dat het ontbreken van overgangsmaatregelen een inbreuk vormt op het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Het gevolg daarvan is dat de wet ten aanzien van de betrokken persoon moet worden toegepast alsof er toch een overgangsbepaling zou gelden. Personen die zich in zo'n situatie bevinden, kunnen op grond van deze uitspraak aan hun pensioeninstelling een herberekening van hun pensioenrechten vragen. Bij een eventueel geschil zal de rechtbank de wet moeten toepassen conform de beslissing van het Grondwettelijk Hof. Het is bijgevolg niet nodig om daarvoor in een wettelijke regeling te voorzien. De door het Grondwettelijk Hof vastgestelde ongrondwettigheid heeft alleen betrekking op het ontbreken van overgangsmaatregelen en niet op de principiële koppeling van het aanvullend pensioen aan het wettelijk pensioen. De uitspraak van het Grondwettelijk Hof heeft met andere woorden niet tot gevolg dat de koppeling tussen het wettelijke en het aanvullende pensioen ook ten gronde moet worden herzien.

 

06.03  Wim Van der Donckt (N-VA): U verwees naar de vorige regering, maar daarjuist hebt u bevestigd dat u geen problemen hebt met de wet, voor de grond van de zaak. Dat is wel goed. Er waren wel overgangsmaatregelen, maar er waren wat hiaten in. Het Grondwettelijk Hof heeft daar de vinger op de wonde gelegd. U zegt dat er geen wetswijziging voor nodig is. Een overgangsmaatregel is op zich altijd sowieso tijdelijk. Dat kan eventueel worden rechtgezet via de rechtbank.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De cumul van een Belgisch pensioen met een buitenlands of supranationaal pensioen" (55021615C)

07 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le cumul d'une pension belge avec une pension étrangère ou supranationale" (55021615C)

 

07.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Geachte mevrouw de minister, in maart 2016 heeft het Rekenhof een audit uitgevoerd met betrekking tot “pensioenen met een buitenlands element".

 

Eén van de Europese verordening-principes die werd geauditeerd was het volgende: “Iedere werknemer, zelfstandige of ambtenaar met prestaties verricht binnen de EER, en hun gezinsleden vallen onder de toepassing van de Europese verordeningen 883/2004 en 987/2009. Bijzondere pensioenberekeningsregels zorgen ervoor dat een EER-onderdaan niet wordt benadeeld voor zijn binnenlandse pensioen vanwege zijn buitenlandse EER-loopbaan. Zodra de betrokkene niet alleen onder de Belgische pensioenregeling maar ook onder die van één van de landen van de EER valt, moet de bevoegde pensioeninstelling twee “binnenlandse pensioenen" berekenen: één volgens de binnenlandse regels (het strikt nationale pensioen) en één volgens de EER-regels (het evenredige pensioen). De werknemer of zelfstandige krijgt naast zijn buitenlands pensioen het hoogste van de twee “binnenlandse" pensioenen."

 

Anderzijds is er de Belgische wet Wijninckx die tevens ook een aantal uitzonderingen bevat: “Het absoluut maximumbedrag dat niet mag worden overschreden bedraagt 83 254,37 EUR bruto per jaar (index 1,7758 op 01.09.2021) of 6 937,86 EUR bruto per maand. Het niet-geïndexeerde bedrag is gelijk aan 46 882,74 EUR per jaar aan de spilindex 138,01. Voor de toepassing van dit grensbedrag worden de voordelen van dezelfde aard als het pensioen bij elkaar opgeteld. Worden niet in overwegingen voor de berekening van het absoluut maximum: de buitenlandse pensioenen; de supranationale pensioenen (EU, NAVO, VN,…).

Er wordt een vrijstelling voor de aanvullende pensioenen die bestemd zijn voor het aanvullend pensioen."

Bron: https://www.sfpd.fgov.be/nl/pensioenbedrag/berekening/verschillende-soorten-pensioenen/cumulmeerdere

 

Mevrouw de minister, mijn vragen hierover zijn de volgende:

Hoe moeten we de uitzonderingsregel op de wet Wijninckx interpreteren dat buitenlandse pensioenen en supranationale pensioenen niet meetellen voor de berekening van het absoluut maximum? Wordt daarbij toepassing gemaakt van de Europese verordeningsregels zoals hierboven beschreven of is er in België helemaal geen beperking in de cumul?

In welke mate heeft de inperking van een buitenlands of supranationaal pensioen, bijvoorbeeld een sanctie van het Europees Hof ten aanzien van een voormalig Europees functionaris, een impact op de pensioenberekening en de cumulregels?

 

07.02 Minister Karine Lalieux: Geachte collega, de toepassing van de regel van het absolute maximum is beperkt tot de Belgische pensioenen. In artikel 40 van de wet van 5 augustus 1978 wordt immers geen melding gemaakt van buitenlandse pensioenen of pensioenen die worden toegekend door een supranationale instelling. Dat betekent dat deze pensioenen niet worden meegeteld voor het bepalen van het absolute maximum.

 

Buitenlandse of supranationale pensioenen hebben in principe geen invloed op het pensioenbedrag dat toegekend wordt aan een ambtenaar. Op het pensioen van werknemers kunnen deze buitenlandse of supranationale pensioenen wel een invloed hebben, doordat zij in aanmerking moeten worden genomen bij een eventuele beperking tot de eenheid van loopbaan. Hebt u dat begrepen?

 

07.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Het is een moeilijke kwestie.

 

07.04 Minister Karine Lalieux: Het is inderdaad enigszins moeilijk.

 

07.05  Wim Van der Donckt (N-VA): U hebt geen concreet antwoord gegeven op mijn laatste vraag. Ik geef toe dat het een beetje een stoute vraag was. Zij ging over een voormalig Europees functionaris die bestraft werd door het Europees Hof. Ik zal hier geen namen noemen, maar wat zal de invloed daarvan zijn op zijn pensioenberekening en houdt men dan rekening met de cumulregels?

 

07.06 Minister Karine Lalieux: Ik zal dat vragen aan de Federale Pensioendienst en u een schriftelijk antwoord bezorgen.

 

07.07  Wim Van der Donckt (N-VA): Geen probleem, ik kijk er naar uit. Hebt u daarvoor een termijn in gedachten? Kwestie van mijn mailbox in het oog te houden…

 

07.08 Minister Karine Lalieux: Twee weken.

 

07.09  Wim Van der Donckt (N-VA): Twee weken? Ik zal u daaraan houden.

 

La présidente: Des engagements sont pris ici. Formidable, madame la ministre!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De IGO-controles" (55021716C)

- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De afschaffing van de IGO-controles aan de deur" (55022021C)

- Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De hervorming van de IGO-controle" (55022120C)

08 Questions jointes de

- Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les contrôles de la GRAPA" (55021716C)

- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La suppression des contrôles de la GRAPA au domicile" (55022021C)

- Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La réforme du contrôle de la GRAPA" (55022120C)

 

08.01  Nahima Lanjri (CD&V): 65-plussers die over onvoldoende financiële middelen beschikken kunnen beroep doen op een uitkering, de inkomensgarantie voor ouderen. Een belangrijke voorwaarde om deze IGO te kunnen ontvangen is dat men in België woont en verblijft. Ouderen die een IGO ontvangen mogen ieder jaar tot maximaal 29 dagen in het buitenland verblijven. Hier worden controles op gevoerd want een IGO is in tegenstelling tot het pensioen geen opgebouwd recht maar een uitkering.

 

Deze controles zijn echter zo streng dat veel ouderen bang zijn om de postbode mis te lopen en zo hun uitkering te verliezen. Ze blijven dan maar thuis en raken zo in sociaal isolement. Deze kwetsbare ouderen worden onrechtvaardig en onmenselijk behandeld. De controles van de IGO-procedure werden vorig jaar tijdelijk opgeschort zolang de coronamaatregelen van kracht zijn. Sinds 1 oktober 2021 zijn de controles echter weer mogelijk.

 

Een breed collectief van verenigingen, vakbonden, mutualiteiten en ondernemersorganisaties heeft al meermaals opgeroepen om de controles op de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) grondig te hervormen. Ook ik heb zelf een wetsvoorstel ingediend (1353) om de controleprocedure aan te passen. Ik heb hierover volgende vragen:

 

In april gaf u aan dat u de 'absurde' controles op kwetsbare ouderen wil aanpakken. Hoe ver staat u met de hervorming van de controleprocedure van het IGO?

Op welke manier wil u de controles aanpassen zodat kwetsbare ouderen niet permanent in lockdown hoeven te blijven? Hoe wil u hervormen?

 

Sinds 1 oktober 2021 is het in theorie mogelijk om de controles opnieuw op te starten. Op de website van de federale pensioendienst lees ik het volgende: “We houden u op de hoogte via onze site zodra we de controles hernemen."

Zal u, wanneer u de controles opnieuw opstart, de IGO-gerechtigden bv. via brief op de hoogte brengen van de hervatting van de controles? Heel wat kwetsbare ouderen hebben geen computer of smartphone om de website van de federale pensioendienst te raadplegen.

Zal u de controleprocedures eerst hervormen alvorens de controles opnieuw op te starten?

 

08.02  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, eind september antwoordde u op mijn vraag over de IGO-controles dat het quotum van 80 % controles per jaar volledig wordt geschrapt en dat u afstapt van de deur-aan-deurcontroles door de postbodes. De Federale Pensioendienst zal die controles in handen nemen. Er was ook een KB klaar om deze wijziging te regelen. Hoewel de opschorting van de controles wegens COVID-19 eind september afliep, was het KB nog niet van kracht op 1 oktober. U had de controles volgens de oude regels echter nog niet laten heropstarten.

 

Hebt u de ouderen met een IGO al laten weten dat de deur-aan-deurcontroles door postbodes zijn afgeschaft? Zullen de deur-aan-deurcontroles soms nog heropgestart worden?

 

Wanneer voert u het betrokken KB in? Waarom kon dat niet onmiddellijk op 1 oktober?

 

Wat zijn uw plannen voor de controles door de FPD? Betreft het gerichte controles? Zullen de FPD-ambtenaren ook aan de deur controleren of gebeurt de controle enkel nog op afstand, via kruising van de beschikbare gegevens?

 

08.03  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar mijn ingediende vraag.

 

In april gaf u na de kritiek van meer dan 40 middenveldorganisaties waaronder de vakbonden van Bpost, aan om de IGO-controles op kwetsbare ouderen te hervormen. Nadat de IGO-controles tijdelijk werden opgeschort omwille van de corona-crisis, zijn sinds 1 oktober in afwachting van die globale hervorming controles opnieuw mogelijk.

 

Mijn vragen zijn:

 

Hoe ver staat het met de hervorming van de controleprocedure van het IGO en welke aanpassingen wil u doorvoeren?

Sinds 1 oktober 2021 kunnen de controles opnieuw worden hervat. Op de website van de FPD staat dat de controles verder zijn opgeschort en dat de federale pensioendienst de IGO-gerechtigden op de hoogte zal houden wanneer de controles worden hervat. Zal u de controleprocedures eerst hervormen alvorens de controles opnieuw op te starten? Indien niet, hoe worden de IGO-gerechtigden hiervan op de hoogte gebracht.

 

08.04 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, dames en heren Kamerleden, uw vragen geven mij de kans om in te gaan op dit belangrijke dossier. Dit dossier is belangrijk omdat de procedure die de vorige regering invoerde niet bepaald geliefd is bij de IGO-gerechtigden, noch bij de postbodes, die geen inspecteurs zijn. Daarom heb ik de opschorting zo lang mogelijk verlengd en heb ik, zodra ik minister werd, aan de sociale partners gevraagd om concrete voorstellen ter zake te doen. Zoals u weet werd de opschorting van de controle niet verlengd na 1 oktober.

 

De sociale partners zijn het intussen eens geworden over de reeks bepalingen om de controles te beperken door ten eerste, korte verblijven tot 48 uur uit te sluiten van de 29-dagenregel, ten tweede, personen ouder dan 80 jaar uit te sluiten van de controles en, ten derde, het controlestreefcijfer van 80 % te schrappen. Binnenkort zal dit besluit worden gepubliceerd.

 

Het tweede deel van de hervorming, het dossier met de nieuwe voorstellen voor controles, heb ik aan de regering voorgelegd. Hierover is nog geen akkoord bereikt, maar ik doe mijn best om zo snel mogelijk een oplossing te vinden, zoals bepaald in het regeerakkoord, zodat niemand de situatie van voor de coronacrisis hoeft te herbeleven, noch de gepensioneerden, noch de postbodes.

 

Mijn doel is zeer duidelijk. Ik wil tot een akkoord komen. Ik vertrouw erop dat alle leden van de regering dat ook willen en dat de bestaande controleregels intussen worden opgeschort en nooit meer worden toegepast. De IGO-gerechtigden zijn namelijk geen tweederangsburgers. Zodra een overeenkomst is bereikt, zullen wij op gepaste wijze met de begunstigden communiceren en duidelijk uitleggen hoe de controle zal verlopen.

 

08.05  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, wat u zegt, kennen we al heel goed. Ook de IGO-controles hebben we in deze commissie al vaak besproken.

 

In verband met de IGO-controles heb ik overigens zelf een wetsvoorstel ingediend, waarover er vóór de vorming van de regering eigenlijk bijna eensgezindheid bestond onder de verschillende fracties. Er werden ook al adviezen over ingewonnen, dus we staan met dat voorstel heel ver. Ik heb dat even terzijde laten liggen omdat ik u de kans wilde bieden om eventueel zelf een initiatief te nemen, maar ik zie dat het blijft duren en dat er nog altijd geen akkoord is. Daarom zal ik mijn voorstel terug laten agenderen. Ik wil dat uiteraard in overleg met u en met de collega's uitwerken.

 

Mijn voorstel beoogt een degelijke controle, zonder dat de postbode echt navraagt of de betrokkene daadwerkelijk op dat adres woont en ook zonder dat mensen bang moeten zijn om hun huis te verlaten. Het moet op een eenvoudigere manier kunnen, met een brief die overhandigd wordt. Bij wie niet thuis is, dient de brief in de brievenbus te worden gestoken. Als we dat voorstel volgende week bespreken, hoop ik op uw aanwezigheid in de commissievergadering.

 

08.06  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, voor mij is de situatie na 1 oktober nog altijd niet duidelijk. U hebt geen verlenging doorgevoerd, maar u wacht nog altijd op een antwoord van de sociale partners en van uw collega-ministers. Ondertussen weten de betrokkenen echter niets. Ze zitten thuis angstig te wachten, niet wetend of de regeling opgeschort is, of zij al dan niet thuis moeten blijven en wie er al dan niet controles zal uitvoeren. Het is van belang dat u daarover communiceert.

 

Ik ben het ermee eens dat we nooit meer naar de voorgaande situatie mogen terugkeren. Ik meen dat u dat wel, zonder het rechtstreeks uit te spreken, duidelijk hebt gemaakt.

 

Over de manier waarop er controles uitgevoerd zullen worden, bestaat er nog geen duidelijkheid. Ik veronderstel dat wij daarop in de komende weken of maanden in het Parlement een antwoord zullen krijgen. U mag ervan uitgaan dat wij u daaraan helpen herinneren.

 

08.07  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik stel vast dat u erg hard werkt aan een oplossing, zodanig dat die controles, die vroeger toch onmenselijk waren, nooit meer terugkomen.

 

De eerste fase zou binnenkort per koninklijk besluit verschijnen. Over de tweede fase is er nog geen akkoord binnen de regering. Ik weet dat u erachter staat. Ik kan er alleen maar voor pleiten dat de regering daarover snel een akkoord bereikt, want nu is het voor de IGO-gerechtigden enigszins onduidelijk in welke fase zij zitten.

 

Uit uw antwoord heb ik afgeleid dat de controles, in afwachting van een nieuwe oplossing, worden opgeschort. Dat vind ik heel belangrijk. Een vorige opschorting vond plaats in de coronapandemie, maar momenteel zien wij dat de coronacijfers terug de hoogte ingaan en dat 65-plussers allemaal een derde prik moeten krijgen om hun immuniteit te versterken. Daarom denk ik dat het belangrijk is dat wij kwetsbare senioren niet van hier naar daar laten lopen met hun papieren om, voor het recht op een IGO, te bewijzen dat zij wel degelijk in België wonen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de Chanelle Bonaventure à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La pension des employés des SAFA" (55021725C)

09 Vraag van Chanelle Bonaventure aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het pensioen van de SAFA-werknemers" (55021725C)

 

09.01  Chanelle Bonaventure (PS): Madame la présidente, madame la ministre, la meilleure prise en compte des inégalités entre hommes et femmes est l'un des fondements du projet de réforme des pensions que vous portez. Cette évolution est, à elle seule, une révolution qui tranche avec les préoccupations que la majorité de vos prédécesseurs à ce poste exprimaient sur ce sujet.

 

Les domaines d'activité où ce changement d'approche devrait apporter une série d'améliorations sont nombreux. Il en va en particulier ainsi des Services d'Aide aux Familles et aux Aînés (SAFA). Leurs personnels sont ultra majoritairement féminins. Je tiens à rappeler ici que ces femmes font un travail de première ligne extrêmement difficile, mais néanmoins remarquable. Ce travail est trop souvent oublié, mais nous avons pourtant pu apprécier son importance à l'occasion de la crise sanitaire et de ses confinements, une période au cours de laquelle ces femmes ne se sont jamais arrêtées, et ce, malgré le danger auquel leurs tâches, par définition, les exposaient.

 

Il s'agit, en outre, d'un secteur présentant un très haut taux d'emploi à temps partiel. Là aussi, je sais que cela fait partie de vos préoccupations dans le travail que vous menez actuellement.

 

Madame la ministre, que pouvez-vous nous dire de la façon dont la réforme pourrait concrètement prendre en compte les particularités telles que celles que je viens d'exposer au sujet des SAFA?

 

09.02  Karine Lalieux, ministre: Chère collègue, lutter contre les inégalités en matière de pension est une priorité. L'écart entre les pensions des hommes et celles des femmes est une réalité. En Belgique, les femmes ont en moyenne 1 114,90 euros de pension légale, alors que les hommes ont eux, 1 488,70 euros, c'est-à-dire une différence d'un tiers.

 

Cet écart de pension est le résultat d'un écart historique entre les hommes et les femmes sur le marché du travail qui n'a toujours pas été supprimé. Cela se traduit par un écart de rémunération et des parcours professionnels très différents entre les hommes et les femmes. Par exemple, les carrières des femmes sont, comme vous l'avez dit, généralement plus courtes que celles des hommes. En effet, les femmes sont souvent employées dans des secteurs où le travail partiel est la norme y compris celui de l'aide à domicile.

 

Selon Statbel, 43,6 % des femmes travaillent à temps partiel. Cela a une incidence inévitable sur les droits à la pension acquis. C'est pourquoi, dans ma proposition de réforme, je reste vigilante en matière d'impacts sur la situation des femmes. Dans le cadre de la pension minimum, je veux mieux valoriser le travail à temps partiel afin que les salariés concernés puissent aussi compter sur une protection minimale digne.

 

En outre, je propose une condition de carrière uniforme pour la retraite anticipée, de sorte que les personnes ayant de plus faibles qualifications puissent prendre leur retraite après 42 ans de carrière, si elles le souhaitent. Les emplois peu qualifiés concernent souvent aussi des professions difficiles et lourdes comme l'aide à domicile. De cette façon, nous faisons un premier pas important vers le rétablissement de la justice sociale dans notre système de pensions. Bien évidemment, ce n'est qu'une proposition déposée sur la table du gouvernement, mais j'espère que j'aurai le soutien de tous les partis de la majorité, puisque tout le monde me demande plus d'égalité entre les hommes et les femmes.

 

09.03  Chanelle Bonaventure (PS): Merci pour votre réponse, madame la ministre. Je continuerai bien entendu à m'intéresser à la façon dont ces réformes seront mises en œuvre.

 

Je profite de cette réplique pour saluer le travail des employés des SAFA, sans qui une part non négligeable de nos concitoyens ne seraient pas en mesure de manger correctement, de faire leurs courses, de gérer leur budget et d'effectuer certaines tâches administratives pourtant fondamentales; un travail appelé à prendre une importance d'autant plus grande que le vieillissement des baby boomers entraînera, au cours des vingt prochaines années, une augmentation de la part des personnes âgées au sein de la population belge. Il convient aussi toujours de rappeler que le public qui bénéficie des aides à domicile dépasse largement ce cadre des familles en difficulté, des familles monoparentales ou encore des jeunes sans parent.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De evaluatie van het GPMI" (55021763C)

- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De evaluatie van het GPMI" (55022018C)

- Sophie Thémont aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het GPMI" (55021812C)

10 Questions jointes de

- Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'évaluation du PIIS" (55021763C)

- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'évaluation du PIIS" (55022018C)

- Sophie Thémont à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le PIIS" (55021812C)

 

La présidente: La question n° 55021812C de Mme Sophie Thémont est sans objet.

 

10.01  Nahima Lanjri (CD&V): Het Belgisch Netwerk Armoedebestrijding (BAPN) publiceerde onlangs een evaluatierapport van het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie of GPMI, zeg maar de begeleiding die de OCMW's bieden. Sinds de wetswijziging in 2016 moeten niet alleen jongeren zo'n GPMI volgen om een leefloon te kunnen ontvangen, maar geldt het voor alle nieuwe aanvragers van een leefloon. De wet stelt dat mensen die recht hebben op een leefloon, begeleid moeten worden in hun professionele en sociale inschakeling.

 

Het systeem is bedoeld om de kwetsbaarsten in onze samenleving een begeleiding op maat te bieden en ervoor te zorgen dat er geen misbruik wordt gemaakt van de sociale zekerheid. Uit de evaluatie van het BAPN blijkt echter dat de focus van het GPMI voornamelijk ligt op de voorwaardelijkheid van rechten en op bestraffen. Het GPMI wordt dus vooral gebruikt als stok achter de deur. Voldoet men niet aan de voorwaarden die, vaak eenzijdig, door het OCMW worden opgelegd, dan riskeert men een verlaging of zelfs een volledige schorsing van het leefloon. Zo komen mensen in nog precairdere situaties terecht, zonder inkomsten of bestaansmiddelen.

 

Veel mensen die een GPMI afsluiten, weten niet dat ze in feite een contract tekenen. Ze weten ook niet wat dat contract precies inhoudt. Ze moeten tekenen of ze krijgen gewoonweg geen leefloon, denken ze. Velen begrijpen ook de complexe juridische taal niet. De voorwaarden die worden opgelegd, zijn vaak hooggegrepen, wat leidt tot stress. Mis je een afspraak, dan wordt je leefloon meteen ingehouden. Er is ook het geval van de studente wier leefloon werd stopgezet omdat haar schoolresultaten slecht waren, nota bene ten gevolge van de COVID-19-crisis.

 

De POD Maatschappelijke Integratie kondigde een evaluatie van het GPMI aan. Hoe staat het daarmee? Wanneer krijgt het Parlement de resultaten?

 

In een reactie op het rapport liet u weten dat u in gesprek zou gaan met het BAPN. Is dat al gebeurd? Welke conclusies trekt u uit dat gesprek?

 

U gaf ook aan dat u met voorstellen tot hervorming van het GPMI wilt komen. Wat stelt u voor en welk tijdschema voorziet u daarvoor?

 

10.02  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, al onder uw voorganger startte de POD Maatschappelijke Integratie een evaluatie op van het GPMI. Het onderzoeksbureau Tempera is hiermee belast.

 

Zoals u weet, is de PVDA absoluut geen fan van het opleggen van onhaalbare voorwaarden aan mensen met een leefloon. Het helpt hen totaal niet vooruit op het gebied van werk, wonen of relaties. De aanpak verschilt ook sterk van gemeente tot gemeente en valt daardoor moeilijk te controleren. Een serieus debat daarover is dan ook dringend en belangrijk.

 

Eind september vertelde u mij dat u beschikte over de evaluatie en dat u die na de begrotingsgesprekken zou toelichten. Kunt u de belangrijkste conclusies uit het rapport toelichten? Komen de conclusies overeen met de evaluatie die het BAPN maakte? Op welke punten wel en op welke niet?

 

Bent u bereid om de evaluatie deze week nog aan het Parlement te bezorgen? Dat vind ik zelf heel belangrijk.

 

Zult u het GPMI behouden of het afschaffen, zoals de armoedeverenigingen vragen?

 

10.03 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Colebunders, ik heb het rapport van het BAPN over het GPMI ontvangen en samen met mijn team doorgenomen. Wij zullen de resultaten ervan binnenkort bespreken met het BAPN. Zodra de resultaten van de evaluatie van de POD Maatschappelijke Integratie beschikbaar zijn, zal ik ze u zeker doorsturen. Ik vraag dus nog een beetje geduld. Als blijkt dat een hervorming nodig is, dan zullen wij dat bespreken.

 

Je vais donner quelques éléments de réponse aux questions de Mme Thémont. Si une réforme s'impose, nous aurons l'occasion d'échanger sur son contenu. Je partage d'ailleurs les constats de Mme Thémont: un PIIS doit être le reflet des accords convenus et compris entre le bénéficiaire et le CPAS. Il ne peut nullement être un acte unilatéral ni un acte purement inspiré par un incitant financier.

 

Dans le cadre des mesures temporaires liées au Covid-19, j'ai prévu des moyens supplémentaires pour un renforcement de l'accompagnement des jeunes qui bénéficient d'un PIIS. Cette mesure pourrait être rendue structurelle mais pas avant d'avoir procédé au préalable à une analyse de l'ensemble de ce chantier, en ce compris les conclusions de l'évaluation susmentionnée et les retours des différentes parties prenantes consultées dans le cadre de l'élaboration du plan de lutte contre la pauvreté.

 

Ik deel echter uw standpunt, mevrouw Lanjri, en ik maak mij net als u zorgen over de toenemende gevolgen van het contractualiseren van de sociale relaties en de impact van sancties. Ik stel vast dat u, net als ik, niet wilt dat het GPMI beperkt blijft tot deze twee aspecten. Ik reken dan ook op uw steun om meer middelen te krijgen. Die middelen zijn nodig om leefloongerechtigden echt te helpen en op een realistische manier te begeleiden.

 

La présidente: Madame la ministre, merci pour la réponse à la question de Mme Thémont. Elle pourra en prendre connaissance dans le compte rendu intégral.

 

10.04  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik wil toch even reageren. Toen wij deze maatregel hebben ingevoerd, in 2016, is daar een lang debat aan voorafgegaan. Het accent lag echt op de begeleiding, ook vanuit onze fractie.

 

U hebt het rapport ontvangen en zult het binnenkort bespreken met het BAPN. Dat is ook wat ik heb gevraagd, maar ik heb tevens gevraagd om ons dat snel mogelijk over te maken, zodat we daarover in deze commissie een gesprek kunnen voeren. Aan de hand van die evaluatie kunnen we zien waar we moeten bijsturen, zodat het accent opnieuw komt te liggen op de begeleiding van kwetsbare personen en men dit niet gebruikt als een GPMI.

 

In die context begrijp ik uw vraag naar extra middelen niet zo goed. U mag mij veel vragen en ik zal zeker mee vechten voor meer middelen voor mensen die ze nodig hebben, in dat opzicht vindt u in mij zeker een medestander. Hier gaat het er echter over dat sommige OCMW's dat GPMI eigenlijk misbruiken als een middel om het leefloon af te nemen en de mensen dus niet begeleiden. Dat kan niet de bedoeling zijn.

 

10.05  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik zie echt een duidelijke link met de discussie van vorige week over de langdurig zieken en zelfs met die over de ouderen met een IGO. Niets is voor niets en voor wat hoort wat.

 

Iedereen met een uitkering krijgt het stempel van profiteur. Uitkeringen zijn dan geen recht meer maar een gunst, verbonden aan voorwaarden en bewaakt met sancties. Dat is niet de manier waarop wij willen dat daarmee wordt omgegaan. PVDA gaat niet mee in dat culpabiliseren. We moeten hier niet de scherpe randjes afhalen, we moeten er gewoon mee stoppen. Men kan niet van iemand met een inkomen van 1.000 euro verlangend dat die snel een betaalbare woning of een vaste job vindt in grote steden als Luik of Brussel. Dat is weglopen van de grote structurele armoedeproblemen. Er zijn gewoon geen woningen en jobs meer voor deze mensen. Wijs hen niet langer met de vinger, maar begeleid hen beter.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het domicilieadres voor dak- en thuislozen" (55021939C)

11 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'adresse de domiciliation pour les sans-abri et sans domicile fixe" (55021939C)

 

11.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.

 

Mevrouw de minister,

 

Dak- en thuislozen die geen domicilieadres hebben kunnen een referentieadres krijgen op het adres van het OCMW. Dit is uiteraard geen oplossing voor de problematiek maar zorgt ervoor dat de situatie van deze daklozen niet nog erger wordt. Zo zouden ze heel wat sociale en burgerrechten niet kunnen uitoefenen zoals het verlies van een uitkering, zoeken van werk wordt bemoeilijkt, inschrijven voor sociale woning is niet mogelijk, enz. doordat ze geen domicilieadres hebben.

 

Om een referentieadres te krijgen moet men voldoen aan bepaalde voorwaarden zoals dakloos zijn, een gebrek hebben aan voldoende middelen voor een woning, niet (langer) ingeschreven zijn het bevolkingsregister en een ondersteuningsvraag stellen aan het OCMW.  In de praktijk blijkt dat er toch nog heel wat problemen zijn met het toekennen van het referentieadres. Het gaat om OCMW's die betwisten dat ze bevoegd zijn, het gebruik van een te enge definitie van dakloosheid, het oude adres dat eerst geschrapt dient te worden, enzoverder. Er zijn momenteel ook 4 verschillende omzendbrieven in de omloop die ervoor zorgen dat de praktische toepassing van de oorspronkelijke wet erg uiteenlopend kan zijn.

 

In uw beleidsverklaring gaf u reeds aan dat u werk wil maken van de versterking van het referentieadres en de standaardisering van het gebruik ervan in het OCMW. Ook in deze commissie hebben we het al gehad over de problemen met het referentieadres op het adres van het OCMW. In mei gaf u aan dat u overleg zal plegen met de minister van Binnenlandse Zaken om een gezamenlijke omzendbrief naar de gemeenten en de OCMW's te sturen om de voorwaarden voor de toekenning van een referentieadres aan de daklozen te preciseren en te harmoniseren. Ik heb hierover volgende vragen:

 

Hoe is het overleg met uw collega de minister van Binnenlandse Zaken over deze problematiek verlopen? Hoever staat u met de voorbereiding van de omzendbrief? Wanneer kunnen de gemeenten en OCMW's deze verwachten?

U gaf eerder al aan dat u, overeenkomstig het regeerakkoord, het samenwerkingsakkoord rond dak- en thuisloosheid zou actualiseren. U zou hiervoor in overleg treden met uw collega-ministers in het kader van een IMC. Hoe gaat het met de voorbereidingen van het geactualiseerde samenwerkingsakkoord? Wanneer zal u hierover in gesprek gaan met uw collega-ministers?

 

11.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Lanjri, het referentieadres lost het daklozenprobleem niet op, maar biedt hen een mogelijkheid om bepaalde rechten uit te oefenen. Dit systeem moet dus toegankelijker worden gemaakt. Alvorens te overleggen met de minister van Binnenlandse Zaken, heb ik mijn administratie opgedragen een ontwerprondzendbrief te onderzoeken die samen met de Algemene Directie Instellingen en Bevolking van de FOD Binnenlandse Zaken werd opgesteld. Het doel van deze ontwerprondzendbrief is de belangrijkste bronnen van verwarring en/of obstakels voor een goede uitvoering van de maatregel door de lokale overheden op te sporen. Deze analyse is aan de gang.

 

Daarnaast hebben de POD Maatschappelijke Integratie en de FOD Binnenlandse Zaken samengewerkt om een specifieke identificatiecode te creëren voor de inschrijvingen op een referentieadres in het bevolkingsregister. Hierdoor zullen we het aantal betrokken personen beter kunnen kwantificeren. Dit maakt ook een gerichtere aanpak mogelijk voor gemeenten waar te weinig referentieadressen geregistreerd zijn in verhouding tot andere indicatoren van dakloosheid, zoals het aantal noodopvangplaatsen. De interministeriële conferentie (IMC) die de samenwerkingsovereenkomst inzake dak- en thuisloosheid kan aanpassen, moet nog bijeenkomen op basis van een lijst van punten die nog niet vaststaat. Het werk dat momenteel wordt verricht voor de uitwerking van het nieuwe plan tegen armoede en ongelijkheid, waarvan u de kadernota hebt ontvangen, zal bijdragen tot de discussie in het kader van de IMC.

 

11.03  Nahima Lanjri (CD&V): Het klopt, mevrouw de minister, dat er sowieso vooral werk gemaakt moet worden van het vermijden van dak- en thuisloosheid, liefst preventief, en dat we moeten werken aan de situatie van daklozen. Die discussie zullen we zeker voeren in het kader van uw beleidsnota. Een belangrijke stap is toch ook het vinden van een oplossing om een adres te hebben. Niet iedereen kan een adres bij bijvoorbeeld een vriend nemen. Vandaar het belang van zo'n referentieadres bij het OCMW. Ik hoop dat daar nu snel werk van gemaakt wordt. U zegt dat de administraties alvast aan het overleggen zijn. Dat is positief, maar u zou dit ook effectief samen met de minister van Binnenlandse Zaken in handen moeten nemen, zodat het in orde komt en mensen via het OCMW een referentieadres kunnen krijgen.

 

Het is positief dat u de cijfers wilt bijhouden om zo een beter zicht te krijgen op OCMW's die misschien nooit of onvoldoende mensen een referentieadres geven bij het OCMW. Daar zullen we dan zeker meer zicht op krijgen. Ik kijk ernaar uit om dat verder te bespreken en daar oplossingen voor te zoeken.

 

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De voorgenomen hervorming van de overgangsuitkering" (55022074C)

- Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De uitbreiding van de overgangsuitkering" (55022118C)

12 Questions jointes de

- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La réforme relative à l'allocation de transition" (55022074C)

- Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'extension de l'allocation de transition" (55022118C)

 

12.01  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): En juillet dernier, vous annonciez dans les médias que vous souhaitez allonger l’allocation de transition de 24 à 36 mois pour les parents qui perdent leur conjoint.e, et à 48 mois si un des enfants a moins de 12 ans, avec effet rétroactif pour les familles déjà concernées par ces situations.

 

Vous avez également annoncé vouloir étendre l’allocation de transition aux cohabitants légaux.

Mes questions sont donc simples :

1/ Où en sommes-nous à ce niveau-là ?

2/ Quel est le timing précis pour cette réforme ?

Je vous remercie pour votre réponse.

 

12.02  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, in juli kondigde u een wetsontwerp aan over de uitbreiding van de overgangsuitkering voor jonge weduwen en weduwnaars. We kennen allemaal de aanleiding daartoe. Er zijn verschillende getuigenissen geweest in de media, tijdens de hoorzittingen in het Parlement over de uitbreiding van het rouwverlof vertelden verschillende middenveldorganisaties ook dat de overgangsuitkering zoals die nu voorligt, helemaal niet volstaat om die jonge mensen die al hun partner verloren hebben voldoende te ondersteunen, zeker wanneer ze alleen achterblijven met kinderen. Toen gaf u aan dat de overgangsuitkering voor mensen zonder kinderen van 12 naar 18 maanden zou gaan, en voor wie kinderen heeft van 2 naar 3 jaar.

 

Wat is de stand van zaken van die intenties? Binnen welke termijn zou die uitbreiding er komen?

 

12.03 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, de hervorming van de overgangsuitkering is voor mij zeer belangrijk. Weduwen en weduwnaars bevinden zich in een precaire situatie en lopen een groot armoederisico. Daarom voer ik een minimumbedrag in gelijk aan het minimumoverlevingspensioen.

 

De huidige overgangsuitkering houdt niet voldoende rekening met de realiteit. Daarom hervorm ik de overgangsuitkering zoals aangekondigd. De duurtijd wordt verlengd van 12 naar 18 maanden indien er geen kinderen ten laste zijn en van 24 naar 36 maanden indien een jongste kind ten laste ouder is dan 13 jaar, en van 24 naar 48 maanden indien een jongste kind ten laste jonger is dan 13 jaar.

 

Het is heel erg belangrijk om deze uitkering, die een volledige cumul toelaat met een arbeidsinkomen of sociale uitkering, te moderniseren. Door het verlengen van de duurtijd sluit ze meer aan bij de realiteit. De uitbreiding tot de wettelijk samenwonenden zal meegenomen worden in de modernisering van de gezinsdimensie. De impact van dergelijke beslissingen zijn in die mate belangrijk dat ze een grondige discussie vergen. Over deze hervorming werd beslist in de zopas afgesloten begrotingsbesprekingen. Ze zal er dit jaar nog komen.

 

12.04  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, dan wacht ik hoopvol. Ik hoop dat ze er snel komt. We pleiten voor een verlenging van de overgangsuitkering voor weduwen en weduwnaars tot de kinderen meerderjarig zijn of hun studies voltooien. We hebben trouwens ook nog een amendement in die zin ingediend op een wetsvoorstel van de CD&V. We vinden dit immers belangrijk. Een organisatie die opkomt voor het gezin stelt in haar advies dat een periode van drie jaar niet voldoende zal zijn.

 

12.05  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, ik kijk uit naar de stap vooruit die wordt gezet voor weduwnaars en weduwen die alleen vallen. Sommige getuigen zeggen dat ze na twee jaar verplicht worden om een nieuw lief te zoeken. Het is dan toch een stap vooruit als de hervorming er zo snel mogelijk komt. Er zijn echter meer zaken waarmee wij mensen kunnen ondersteunen als ze hun partner verliezen. In die zin roep ik het Parlement nog eens op om mijn resolutie te steunen waarin alle punten worden opgesomd waarvoor we hun extra ondersteuning kunnen bieden. Het zou een goede zaak zijn om ook op dat vlak stappen vooruit te zetten, zodat ze op verschillende gebieden ondersteund worden naast hun inkomen en de nodige ondersteuning krijgen om door de rouwperiode te gaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De proportionele uitbetaling van het pensioen in geval van overlijden" (55022089C)

13 Question de Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le paiement proportionnel de la pension en cas de décès" (55022089C)

 

13.01  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, in de commissie van 2 juni 2021 werden u enkele vragen gesteld over de mogelijkheid om de wetgeving aan te passen, zodat bij het overlijden van een gepensioneerde de betaling mogelijk wordt in verhouding tot het aantal dagen dat de gepensioneerde in leven was tijdens die maand.

 

U antwoordde toen dat u uw diensten hebt gevraagd de specifieke problematiek te onderzoeken op het vlak van regelgeving en financiële impact.

 

Is dat ondertussen gebeurd? Indien ja, wat zijn de bevindingen? Indien neen, wanneer mogen wij het resultaat dan wel verwachten?

 

13.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Colebunders, de administratie heeft de specifieke problematiek ondertussen onderzocht.

 

Zij heeft berekend dat het uitbetalen van een pensioen in de maand van overlijden, ongeacht of de gepensioneerde voor of na de normale uitbetalingsdatum overlijdt, een totale kostprijs per maand heeft van 2.596.480,1930 euro. Op jaarbasis komt dat neer op ongeveer 31 miljoen euro.

 

Ik begrijp dat de situatie als onrechtvaardig wordt ervaren. Wij kunnen een aanpassing met een dergelijke budgettaire kostprijs echter niet zomaar uitvoeren. In het licht van een structurele hervorming kunnen diverse dossiers op tafel komen. Ik wil het sociaal overleg alle kansen geven en dus de uitkomst van die discussie afwachten.

 

13.03  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik val even van mijn stoel. Ik weet niet wat het ene met het andere te maken heeft. Ik snap wel dat u een en ander berekent als een kostenfactor, maar het gaat om geld dat de mensen toekomt.

 

Wanneer zij de tiende of de vijftiende van de maand overlijden, hebben zij mijns inziens recht op het geld voor die tien of vijftien dagen. Dat is niet meer dan vanzelfsprekend.

 

Ik kijk uit naar wat u met de zaak zal doen. Wij zullen het ernstig in de gaten houden. Wij spreken hier wel over een bedrag, maar dan wel een bedrag dat de betrokkenen toekomt. Laat dat duidelijk zijn. Dat is niks extra's, maar gewoon een interpretatie in de wet die niet duidelijk is. Wij moeten heel dringend over het probleem nadenken. Ik ben ervan overtuigd dat mijn partij de kwestie niet zal loslaten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De in de beleidsverklaring aangekondigde studies" (55022093C)

14 Question de Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les études annoncées dans l'exposé d'orientation politique" (55022093C)

 

14.01  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, in uw beleidsnota legt u uit hoe u de geplande pensioenhervorming goed wil onderbouwen, met micro- en macrostudies.

 

U kondigde verder ook aan verschillende studies te laten uitvoeren over onder andere de pensioensplit bij scheidingen, de beleggingspolitiek voor aanvullende pensioenen, een verlaging van de kosten voor buitenwettelijke pensioenen, een vereenvoudiging van de aanvullende pensioenwetgeving, automatisering en administratieve vereenvoudiging, en een cumul van het overlevingspensioen met een beroepsinkomen.

 

Mevrouw de minister, hoe staat het met de vooruitgang van die studies? Kunnen wij de resultaten binnenkort inkijken?

 

14.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, beste collega, verschillende studies zijn in uitvoering.

 

In het kader van de hervorming wordt bijzondere aandacht gegeven aan de dimensie 'vrouw en pensioenen'. De discussie over de pensioensplit wordt daar gevoerd op basis van een studie die binnen enkele maanden opgeleverd wordt.

 

Inzake de aanvullende pensioenen zijn er reeds enkele studies opgeleverd. Op mijn vraag heeft Sigedis een analyse gemaakt van de hoogte van de bijdragen aan aanvullende pensioenstelsels. De resultaten daarvan zijn beschikbaar op PensionStat.be en zijn bestemd om de besprekingen tussen de sociale partners over de tweede pijler te voeden.

 

Daarnaast heeft Sigedis ook een analyse gemaakt van de harmonisering tussen arbeiders en bedienden van de sectorale aanvullende pensioenen. De resultaten daarvan werden ter beschikking gesteld van de sociale partners.

 

Wat de door de pensioeninstellingen aangerekende kosten aangaat, heb ik, zoals aangekondigd, aan de FSMA de opdracht gegeven om een onderzoek in te stellen. De FSMA zal in dat verband een grootscheepse bevraging van de sector organiseren. De resultaten daarvan worden in de loop van 2022 verwacht.

 

Naast dat onderzoek zullen wij binnenkort een consultatie van de stakeholders opstarten ter identificatie van mogelijke maatregelen om de administratiekosten binnen de tweede pijler te helpen verminderen.

 

De beleggingspolitiek binnen de tweede pijler zal deel uitmaken van een brede strategie rond duurzame financiering, die de regering zal uittekenen. In een eerste fase zal een externe consultant de regering bijstaan om beleidsopties voor deze strategie te identificeren. Deze studie zal verlopen via een breed participatief proces waarbij alle relevante stakeholders, zoals de financiële toezichthouders, de sociale partners en de pensioeninstellingen, betrokken zullen worden.

 

Voor de andere onderzoeken wordt er nauw samengewerkt met de administratie om kwaliteitsvol werk af te leveren, in het belang van de sociaal verzekerden.

 

Wij werken elke dag om de situatie van de sociaal verzekerden te verbeteren. Wij zijn erin geslaagd de minimumpensioenen op te trekken, net als de andere laagste uitkeringen. Wij starten een structurele pensioenhervorming en voeren daarnaast dagelijks verder onderzoek uit naar de thema's die de werknemers na aan het hart liggen.

 

Ik hoop dat wij op uw steun zullen kunnen rekenen wanneer het erop aankomt.

 

14.03  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Op onze steun kunt u altijd rekenen als het ten voordele van de mensen is. Als de mensen er beter van worden, ben ik ervan overtuigd dat u aan ons een partner zult hebben en dat wij ons constructief zullen opstellen.

 

Ik heb evenwel niet graag dat ik de info altijd uit de pers moet halen en dat heb ik u nog al gezegd, mevrouw de minister. Ik word ook heel graag bij die gesprekken betrokken.

 

Moeten wij nu echt wachten tot die studies af zijn om ze te kunnen inkijken? Ook al zijn zij nog niet klaar, ik zou ze toch graag via e-mail kunnen nalezen. U zegt zelf in uw beleidsnota dat het geen zin heeft maatregelen te nemen die ongewenste resultaten produceren en die achteraf moeilijk bij te sturen of terug te schroeven zijn.

 

Ik meen dat wij ook een meerwaarde kunnen zijn in dit debat. Als ik zo tussen de lijnen lees, maak ik mij toch ongerust op één punt. Ik kan afleiden dat de structurele pensioenhervorming nog niet voor begin volgend jaar zal zijn. Of heb ik dat verkeerd begrepen?

 

Dat is politieke taal, mevrouw de minister. Als ik u zo zie kijken, maak ik mij nog meer ongerust. Goed, wij houden het in de gaten en hopen dat u niet te lang zult blijven aanmodderen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 15 h 41.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.41 uur.