Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la Migration et des Matières administratives

Commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken

 

du

 

Mercredi 20 octobre 2021

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 20 oktober 2021

 

Namiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.19 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 19 et présidée par M. Ortwin Depoortere.

 

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

01 Actualiteitsdebat over jongeren en politie en toegevoegde vragen van

- Franky Demon aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De kind- en jongerentoets voor de politie" (55021313C)

- Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De werkgroep 'kind- en jongerentoets'" (55021385C)

- Valerie Van Peel aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De kindtoets" (55021543C)

- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De kind- en jongerentoets voor de politie" (55021561C)

- Nabil Boukili aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De relatie tussen jongeren en de politie" (55021574C)

- Eva Platteau aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De Brusselse jongeren die zich onveilig voelen bij de politie" (55021596C)

- Franky Demon aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het advies "Politie, jongeren en jeugdwerk" van de Vlaamse Jeugdraad" (55021777C)

- Philippe Pivin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De sensibiliseringscampagne Wederzijds Respect" (55021971C)

- Sophie Rohonyi aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De werkgroep kind- en jongerentoets" (55022083C)

01 Débat d'actualité sur les jeunes et la police et questions jointes de

- Franky Demon à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'évaluation des processus policiers d'après les droits de l'enfant et de l'adolescent" (55021313C)

- Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le groupe de travail chargé d'évaluer les processus policiers sous l'angle des droits de l’enfant" (55021385C)

- Valerie Van Peel à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'outil d'évaluation des interventions policières sur la base des droits des enfants" (55021543C)

- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le test de la police à l'aune des droits de l'enfant et de l'adolescent" (55021561C)

- Nabil Boukili à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les relations entre les jeunes et la police" (55021574C)

- Eva Platteau à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les jeunes Bruxellois qui se sentent en insécurité face à la police" (55021596C)

- Franky Demon à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'avis "Police, jeunes et animation des jeunes" du Vlaamse Jeugdraad" (55021777C)

- Philippe Pivin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La campagne de sensibilisation Respect mutuel" (55021971C)

- Sophie Rohonyi à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le groupe de travail visant à mieux encadrer les interventions policières à l’égard des jeunes" (55022083C)

 

01.01  Franky Demon (CD&V): Mevrouw de minister, recentelijk riep u een werkgroep in het leven die een zogenaamde kind- en jongerentoets moet ontwikkelen voor de politiediensten. De aanleiding daarvoor is het toenemende wederzijds onbegrip en wantrouwen tussen jongeren, voornamelijk jonge adolescenten, en de politie.

 

Wij kennen inmiddels allemaal de verhalen van interventies die bij sommige betrokken jongeren, al dan niet terecht, hebben geleid tot onbegrip voor het politieoptreden. Tegelijkertijd mogen wij ook de zorgen van onze politiemensen niet uit het oog verliezen. Zij voelen zich immers vaak niet gerespecteerd door bepaalde jongeren, terwijl ze gewoon hun job uitoefenen en zich inzetten voor de openbare veiligheid. De vertrouwensband tussen beide groepen herstellen, lijkt mij dan ook een noodzakelijk streven.

 

Het stelt mij alvast tevreden dat u een brede waaier aan expertise in de betreffende werkgroep hebt samengebracht, zoals het Kinderrechtencommissariaat. De toets die zal worden uitgewerkt, is bedoeld voor het interventiebeleid. In uw perscommuniqué sprak u echter ook over meer aandacht voor de omgang met kinderen en jongeren gedurende de vernieuwde politieopleiding. Ook dat lijkt mij een goede zaak te zijn. Experten gaven immers in de pers aan dat tijdens de opleiding reeds werk gemaakt moet worden van een aangepaste mindset bij de politie.

 

Ik heb hierbij volgende vragen voor u.

 

Wat zijn de exacte soort interventies en de leeftijdscategorieën waarop de kind- en jongerentoets zich zal richten? De grootste problematieken lijken zich immers voor te doen in de relatie met jonge adolescenten.

 

Wordt er bij de uitwerking van de toets aandacht besteed aan differentiatie afhankelijk van de gebieden waarin interventies plaatsvinden? Ik kan mij inbeelden dat er andere problematieken spelen in de grootsteden dan op het platteland.

 

Kunt u toelichten hoe er in de vernieuwde politieopleiding aandacht zal worden besteed aan de omgang met kinderen en jongeren? Welke aspecten behelst dat? Gaat het dan bijvoorbeeld ook om zaken zoals ondervragingstechnieken?

 

Op welke termijn verwacht u, ten slotte, de toets?

 

U hebt contact gehad met minister Dalle naar aanleiding van een advies van de Vlaamse Jeugdraad. Ook daarover heb ik enkele vragen.

 

Wat waren de uitkomsten van uw gesprek met de Vlaamse Jeugdraad over het advies? Is er een vervolgtraject afgesproken? Hoe ziet u dat traject zelf?

 

Welke aanbevelingen uit het advies zou u eventueel kunnen overnemen en omzetten in beleid?

 

Met welke aanbevelingen uit het advies kunt u akkoord gaan of kunt u helemaal niet akkoord gaan?

 

Zal de Vlaamse Jeugdraad verder betrokken worden bij de reeds lopende of nog op te starten uitwerking van initiatieven rond onder meer de kind- en jongerentoets, de bodycams en de tuchtreglementering? Zo ja, op welke manier ziet u die betrokkenheid? Indien niet, zal er rekening gehouden worden met de adviezen en opmerkingen? Hoe ziet u dit?

 

Kunt u mij een stand van zaken geven over de maatregelen die u genomen hebt en nog zult nemen rond diversiteit bij de politie?

 

01.02  Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik zal de inleiding van de heer Demon niet herhalen.

 

De opdracht is duidelijk, namelijk het vertrouwen herstellen tussen de politie en jongeren. Het is ook heel belangrijk hoe de politie omgaat met kinderen en jongeren in bepaalde moeilijke situaties en ook bij politie-interventies en -verhoren. Zoals we al enige tijd kunnen vaststellen, wordt de relatie tussen de jongeren en de politie steeds moeilijker.

 

We spreken vaak over jongeren, maar u hebt verschillende leeftijdsklassen voor ogen. Vanaf welke leeftijd ziet u de kind- en jongerentoets? Het gaat mijns inziens niet enkel over jongeren. Wie zit er in de werkgroep?

 

De adviezen van de Vlaamse Jeugdraad kwamen op een goed moment. In hoeverre zult u daarmee rekening houden?

 

Welke procedures wenst u aan te passen? Met andere woorden, welke thema's komen aan bod? Gaat het bijvoorbeeld ook over bepaalde videoverhoortechnieken, over infrastructuur binnen commissariaten, over het feit dat bepaalde politiezones aparte diensten Jeugd en Gezin hebben? Die diensten zijn nu vrijwillig. Wordt dit meegenomen in de evaluatie? Is dat een aanbeveling voor alle zones?

 

Wat is de tijdlijn precies?

 

Wanneer verwacht u welke resultaten?

 

De voorzitter: Mevrouw Van Peel en mevrouw Chanson zijn niet aanwezig.

 

01.03  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le président, madame la ministre, selon une enquête menée auprès de 1 968 jeunes bruxellois par le Conseil de la jeunesse de la Commission communautaire flamande, seuls 17 % des jeunes associent la police à la sécurité et 12 % au respect. Il ressort de cette enquête que, chez les jeunes, ce sont les sentiments de peur, de colère et d'impuissance qui dominent face à la police. Ces sentiments s'aggravent chez les personnes ayant été plusieurs fois en contact avec la police: 29 % disent avoir été victimes de violences verbales et 13 % de violences physiques.

 

Les jeunes sont surreprésentés dans les contrôles: la moitié d'entre eux disent avoir déjà été contrôlés par la police et 68 % disent avoir été victimes de profilage ethnique. 

 

Selon l'enquête, les jeunes ont la volonté de réduire cette tension. En effet, 93 % déclarent souhaiter que cette situation soit améliorée. La Région bruxelloise va mener un projet-pilote dans ce but, auquel la zone de police Midi coopérera. Mais tout le monde s'accorde pour dire qu'une approche structurelle est nécessaire.

 

Madame la ministre, quel est votre avis sur ces chiffres? Qu'avez-vous mis en place depuis votre entrée en fonction pour rétablir la confiance entre la police et les jeunes?

 

01.04  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik wil even verwijzen naar de bevraging van de Jeugdraad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie bij bijna 2.000 jongeren. Uit die bevraging bleek dat 76 % van de bevraagde jongeren zich niet veilig voelt bij contact met de politie. 68 % vermoedt etnisch profileren bij een controle, fouille of arrestatie. Slechts 17 % associeerde de politie met veiligheid, 12 % met respect. Ik denk dat we het erover eens zijn dat dit alarmerend lage cijfers zijn. Bovendien geeft 29 % aan slachtoffer te zijn geweest van verbaal geweld, en 13 % zegt zelfs fysiek geweld te hebben ervaren. De conclusie is wel positief in die zin dat 93 % van de ondervraagde jongeren zei dat de relatie tussen jongeren en politie moet verbeteren. De wil daartoe is zeker aanwezig bij de jongeren.

 

Ook de Vlaamse Jeugdraad heeft hierop gewerkt en er een advies over uitgebracht.

 

In uw discussienota die we gisteren besproken hebben, erkent u het probleem. U zegt dat de spanning tussen jongeren en politie de afgelopen jaren is toegenomen, onder andere door interventies bij protesten en identiteitscontroles. U geeft aan dat u de vertrouwensband tussen jongeren en politie wilt verbeteren.

 

Mevrouw de minister, wat is uw reactie op de resultaten van de bevraging van de Jeugdraad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie?

 

Bent u er voorstander van om geregistreerde controles door te voeren waarbij de gecontroleerde persoon een bewijs van controle en een reden voor de identiteitscontrole krijgt? Dat zou namelijk een manier kunnen zijn om het vermoeden van etnisch profileren tegen te gaan.

 

Welke rol ziet u voor de jeugdraden om te komen tot een betere verstandhouding tussen politie en jongeren?

 

Hoe ziet u de werkgroep Kind- en Jongerentoets, die als opdracht heeft gekregen de vertrouwensband tussen jongeren en politie te verbeteren?

 

01.05  Philippe Pivin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, nous avons tous pu constater, ces derniers temps, combien les agressions physiques et verbales ont augmenté en nombre, avec une augmentation de la violence à l'égard des policiers. Je vous ai déjà interpellée à plusieurs reprises à ce sujet. Depuis, de nouvelles directives ont déjà été données aux parquets.

 

Vous avez annoncé, le 9 juillet dernier, le lancement d'une campagne de sensibilisation "au respect mutuel" visant à rapprocher la population de nos services de police, ce dans le but évident de garantir un meilleur respect de nos forces de l'ordre, sur la base du principe de rencontres et de "contacts" entre nos policiers et la population.

 

Pourriez-vous me faire savoir quelles sont les actions qui ont déjà été menées et quelles sont les activités qui sont planifiées dans le cadre de cette campagne qui a débuté – je le rappelle – le 9 juillet? Quelle est la période durant laquelle cette campagne sera menée? Quels sont les services de la police fédérale et des zones de la police locale qui sont intégrés à cette campagne et quelles sont les tâches qui leur ont été confiées dans ce cadre? De quelle manière la communication sur cette campagne est-elle effectuée et quel est le budget qui lui a été alloué? De quelle façon les connexions entre les services de police et les citoyens sont-elles structurées dans cette campagne?

 

01.06  Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la ministre,

 

A votre initiative, le groupe de travail visant à mieux encadrer les interventions policières à l’égard des jeunes a tenu sa première réunion le 23 septembre dernier.

 

Je m’en réjouis, tant cette problématique a trop souvent fait l’actualité ces dernières années.

 

Je pense évidemment aux manifestations qui se sont soldées par des violences extrêmes, aux mineurs placés dans des cachots, aux enfants menottés, aux courses poursuites qui ont provoqué des décès mais aussi, dans le même temps, aux attaques de certains jeunes à l’encontre de nos forces de police.

 

Dans un sens ou dans l’autre, c’est inacceptable et il était grand temps de travailler à une société plus apaisée.

 

Par conséquent, Madame la ministre:

 

•Les enfants et les adolescents eux-mêmes pourront-ils prendre part aux travaux du groupe de travail? Si oui, de quelle manière? Uniquement par le biais de leurs représentants “adultes”?

 

•Les conclusions de ce groupe de travail pourront-elles déboucher sur des modifications législatives, par exemple, de la loi SAC? En d’autres termes, le mandat de ce groupe de travail s’étend-il jusqu’à l’élaboration de recommandations aux gouvernements ou aux parlements?

 

•Quels sont les policiers visés par ce groupe de travail? Englobe-t-il, dans une moindre mesure, les agents sanctionnateurs, qui infligent des SAC aux jeunes?

 

•Même s'il faut bien commencer quelque part, n’estimez-vous pas qu’uniquement se focaliser sur l’intervention policière est loin d’être suffisant et que ces discussions doivent s’inscrire dans un cadre plus large, englobant notamment la proximité de la police et des jeunes?

 

01.07  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, nous avons déjà eu l'occasion hier – je vous en remercie – de discuter de la relation entre les jeunes et la police. Vous l'aurez compris, il s'agit pour moi d'une question centrale, tant dans l'exercice des missions de la police que par rapport au recrutement par exemple. De manière générale, je pense qu'une amélioration de la relation entre les policiers d'une part et les citoyens d'autre part, et en particulier les jeunes, est nécessaire, dans le respect mutuel de leurs droits et de leurs devoirs.

 

En lien aux mesures sanitaires imposées par la lutte contre le covid, la situation s'est encore un peu plus complexifiée. Il faut donc se poser les bonnes questions et, surtout, prendre les mesures qui s'imposent pour reconstruire du lien.

 

C'est pour ce faire notamment que notre groupe a déposé une proposition de résolution visant à améliorer les relations entre les citoyens et leur police en mettant en avant la médiation comme un instrument, instrument trop peu développé à l'heure actuelle lors de plaintes vis-à-vis des forces de police.

 

Cette question est notamment cruciale vis-à-vis de la jeunesse, et du sentiment d'incompréhension et de manque de dialogue qui est parfois ressenti.

 

J'ai salué hier votre volonté de prévoir au printemps 2022 une conférence des organisations de jeunesse et des personnes âgées. Mais il y a urgence. Il faut aborder cette question pleinement et avec une approche spécifique, notamment en fonction de nos trois Régions, mais aussi selon que l'on se trouve en milieu urbain ou en milieu rural.

 

Madame la ministre, pourriez-vous dès lors m'indiquer les différentes initiatives prises sur l'ensemble du territoire en la matière, mais aussi en matière de formation, y compris continue, des policiers? Il s'agit d'une question cruciale pour le vivre ensemble et le respect mutuel entre les citoyens et leur police. Ce respect mutuel contribue à instaurer un climat favorable à la réalisation du travail policier au quotidien, mais est aussi crucial face au défi du recrutement – nous en avons également parlé hier – qui se pose à la police dans tout le Royaume. Je vous remercie.

 

01.08  Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, gisteren hadden we het al in een debat over de aantrekkelijkheid van de politie. Het geweld tegen politieagenten is daarin een cruciaal thema. Iedereen is het erover eens dat de vertrouwensband moet worden versterkt en dat er campagnes moeten worden opgezet om het wederzijdse respect te bevorderen. Daarbij maakte ik gisteren 2 bedenkingen.

 

Ten eerste moet er een onderscheid worden gemaakt tussen kinderen en jongeren. Daarin volg ik mevrouw Ingels. Ergens moet een leeftijdsgrens worden getrokken. Iemand van 16 of 17 jaar kun je bezwaarlijk nog een kind noemen.

 

Ten tweede moeten we erover waken dat de slinger niet helemaal doorslaat naar de andere kant. In de adviezen van de Vlaamse Jeugdraad wordt bijvoorbeeld het probleem van etnisch profileren aangehaald. Mevrouw de minister, ik blijf erbij dat in het politiekorps etnisch profileren niet de algemene regel is. Er wordt wel aan kaderprofilering gedaan, wat iets totaal anders is en waarbij niet naar afkomst wordt gekeken. Op dat vlak hebben we de politie een verantwoordelijkheid gegeven en vertrouwen we haar ook met die verantwoordelijkheid.

 

Concreet vraag ik me af of hier geen rol is weggelegd voor de lokale politiezones. Die hebben ondertussen een aantal goede initiatieven genomen, precies omdat de problematiek toch wel licht verschilt van politiezone tot politiezone. Politiezones in grootsteden zoals Brussel zijn niet te vergelijken met kleinere in veeleer landelijke omgevingen. Het zou misschien goed zijn om die campagnes te diversifiëren naargelang we met stad of platteland te maken hebben.

 

01.09 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, dames en heren Kamerleden, er zijn heel wat interessante vragen gesteld. Met betrekking tot de werkgroep Kind- en Jongerentoets binnen het politiewerk is het belangrijk om te benadrukken dat de opdracht die we daarvoor hebben bepaald, uiteraard nog kan worden afgestemd op de specifieke noden. Die opdracht is de vertrouwensband tussen kinderen/jongeren en de politie te verbeteren door de politie de middelen te geven om rekening te houden met kinderen en jongeren in protocollen en procedures die ze hanteert bij interventies waarbij kinderen en jongeren betrokken zijn.

 

Uiteraard is een jongere van 16 geen kind van 6. Het is niet zo dat er in die oefening geen aandacht voor jongeren zou moeten zijn. Ook ten aanzien van jongeren van 16 is het belangrijk om de vertrouwensband te kunnen verbeteren.

 

Het is in de eerste plaats de bedoeling om in die werkgroep vast te stellen in welke politie-interventies, voor zowel bestuurlijke als gerechtelijke opdrachten, een kind- en jongerentoets een plaats moet krijgen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om identiteitscontroles, klachtenmechanismen, infrastructuur, maar ook om interventies waarbij kinderen of jongeren aanwezig zijn zonder dat ze zelf het voorwerp uitmaken van de interventie.

 

Het is tevens de bedoeling om in die werkgroep goede praktijken uit te wisselen, om zo ook andere instanties en politiezones te inspireren. Het is de bedoeling om ook de lokale politie daarbij te betrekken, niet alleen om informatie te geven maar ook om informatie te krijgen, en te kunnen uitzoeken hoe we daar het best mee omgaan.

 

Les membres impliqués dans le groupe de travail et liés à la police font partie des organisations suivantes: tout d'abord la police fédérale, dont l'AIG, le Comité P et l'Académie nationale de Police et, d'autre part, la police locale de Bruxelles, de Wallonie et de Flandre, ainsi que la Commission permanente de la police locale.

 

Het is de bedoeling om die opdracht uit te voeren op basis van een analyse van bestaande literatuur. Een en ander moet nog worden bepaald in de werkgroep.

 

Mevrouw Ingels, wij gingen ervan uit dat we de leeftijdsafbakening op personen tot en met 30 jaar zouden kunnen vaststellen, niet om voor iedereen dezelfde benadering te hebben, maar wel omdat wij die categorie beschouwen als jongeren, al weet ik dat daaromtrent verschillende visies kunnen bestaan. Als blijkt dat we daaromtrent andere visies moeten hebben, zullen we dat ook meenemen.

 

Het is ook belangrijk dat wij in subgroepen over de thema's die we bespreken, zoals identiteitscontroles, een onderscheid maken tussen minder- en meerderjarigen. Dat is een overweging die we moeten kunnen volgen, maar mogelijk geldt voor sommige problematieken of themata een andere overweging.

 

Er is natuurlijk ook reeds in het verleden een heel aantal initiatieven opgezet door verschillende lokale actoren, ten gevolge van het door iedereen vastgestelde toenemende wederzijds onbegrip en wantrouwen. Wij gaan die initiatieven natuurlijk blijven ondersteunen en verder aanmoedigen en eventueel zelfs nationaal coördineren waar nodig, om ervoor te zorgen dat op die manier best practices tussen lokale besturen en de federale en lokale politie worden uitgewisseld.

 

Er werd gevraagd of de politieopleiding onmiddellijk aangepast moet worden. Dat zal in een werkgroep aan bod komen. Er zijn daarvoor nog geen concrete voorstellen gedaan. Het lijkt echter evident. Dat zal trouwens ook een thema kunnen zijn in de visie die wij ontwikkelen voor het politieonderwijs. Wij moeten aanmerken of wij daarin bepaalde elementen moeten aangeven. U weet dat dit soms een wisselwerking is tussen wat er gebeurt op het terrein en wat er moet gebeuren in de politieopleiding. Ook omgekeerd, het kan groeien vanuit de politieopleiding zelf. Dat nemen wij mee in aanmerking.

 

En ce qui concerne le timing, au stade actuel, une première réunion du groupe de travail a eu lieu le 23 septembre dernier afin, notamment, de cadrer les actions futures de ce groupe de travail, de déterminer si d'autres partenaires doivent aussi être réunis autour de la table et de discuter de la nécessité d'adapter la formation de la police. Ces points figuraient donc à l'agenda.

 

Nous organiserons cette année encore deux autres assemblées générales au moins pour, éventuellement, définir aussi quelques sous-groupes qui travailleront à partir de 2022 sur des thèmes spécifiques de façon plus ciblée. Il est clair pour moi aussi que les sous-groupes peuvent éventuellement suivre un rythme différencié. Parmi ces thèmes se trouvent peut-être des quick‑win et aussi des éléments plus délicats ou plus difficiles qui demandent plus de temps. Pour ma part, les jeunes pourront participer aux travaux du groupe de travail. Il faudra trouver selon moi les associations de jeunes et les inviter. Elles ont d'ailleurs déjà été invitées à représenter les jeunes. Les groupes de travail thématiques se réuniront à partir de janvier. Ils auront pour mission de proposer des mesures concrètes par rapport aux thématiques spécifiques qu'ils traiteront. Dans ce cadre, il n'est pas exclu que cela aboutisse à des propositions de modification législative. Il est trop tôt pour s'étendre sur ces détails mais il n'est pas impossible qu'une adaptation de la réglementation s'avère nécessaire.

 

De campagne "wederzijds respect" zal ook worden aangehaald. Zoals wij hebben aangekondigd, is het logisch dat in een campagne op de lange termijn bepaalde activiteiten of campagne-instrumenten worden aangepast ter versterking van de vertrouwensband, specifiek met betrekking tot jongeren en kinderen, alsook om de positieve dialoog of interactie tussen de burger en de politie, ook met kinderen of jongeren, verder te versterken.

 

Monsieur Pivin, l'objectif de la campagne est en effet de développer le respect mutuel entre les citoyens et ceux qui exercent les métiers de la sécurité. La première étape de la campagne a été lancée le 23 août déjà. Celle-ci vise à faire connaître les différents métiers de la sécurité. C'est pourquoi des brochures qui expliquent les tâches et les responsabilités des métiers de la sécurité ont été rédigées et distribuées aux partenaires.

 

Le 3 septembre, j'ai inauguré la campagne en dévoilant une fresque représentant son symbole, à savoir deux points. Ces points symbolisent le lien à travers l'ensemble de cette campagne. Aucune date de fin n'a vraiment été fixée pour cette campagne, étant donné qu'il est essentiel de travailler de manière durable et structurelle sur la relation entre les jeunes et la police et la relation entre les citoyens et la police.

 

Chaque mois, diverses pratiques des autorités locales qui favorisent la relation entre les citoyens et ceux qui exercent un métier de la sécurité sont mises en évidence. Les autorités locales peuvent ainsi avoir un aperçu de ce qui fonctionne et mettre ensuite elles-mêmes cela en œuvre afin de rétablir la confiance entre les citoyens et les professionnels de la sécurité.

 

Mon administration développe également diverses autres actions pour accroître le respect mutuel. Notamment, les droits et devoirs des citoyens et des professionnels de la sécurité seront clarifiés, la visibilité des points de signalement en cas d'agression et de violence sera accrue et des dialogues positifs seront facilités.

 

La Commission permanente de la police locale, la direction Communication de la police fédérale ainsi que le service social de la police sont des partenaires impliqués dans la campagne. Ils contribueront à façonner la campagne ainsi que les actions sous-jacentes de celle-ci, afin de renforcer le respect mutuel entre les citoyens et les agents de police. Ces entités relaient également cette campagne en interne via leur site intranet 'Wikipol', des articles 'PolNews' ou lors de diverses réunions ou actions de communication. Le calendrier 2022 de la police fédérale portera sur le thème du respect mutuel.

 

Mon administration a également engagé l'agence de marketing Bridgeneers pour s'occuper de la communication autour de la campagne. Un budget de 84 000 euros a été dépensé pour une campagne sur les médias sociaux pendant les mois de septembre et octobre 2021. Comme dit précédemment, des affiches et des brochures sont distribuées aux partenaires qui peuvent commander gratuitement du matériel de campagne via le site web de mon administration. Enfin, les vidéos ont été réalisées sur la base du concept 'les yeux dans les yeux'. Ces entretiens servent d'exemple en vue d'un dialogue positif. Au fil de la conversation, les deux parties recherchent une vision commune pour finalement se tourner vers l'avenir avec un regard positif et dans une compréhension mutuelle.

 

La conversation montre clairement que, malgré les différentes visions ou les mauvaises expériences passées, l'objectif reste le même pour l'avenir, c'est-à-dire le respect mutuel.

 

Concernant spécifiquement les zones de la police locale, celles-ci ont été invitées à compléter un sondage fin avril et début mai afin d'identifier des bonnes pratiques et des initiatives développées dans leur zone. Leur récolte a servi de source d'inspiration pour proposer des éléments au plan de communication développé par la cellule de communication de la DG Sécurité et Prévention. Ces éléments ont été relayés via différents médias, des interviews entre les jeunes et les policiers et des interviews croisées écrites. Les zones ont été invitées également à relayer ces publications via leurs propres médias sociaux et à utiliser les visuels de la campagne.

 

La police fédérale lancera en outre prochainement un nouveau projet à destination des jeunes de quatorze à dix-huit ans issus de toute la Belgique intitulé 'The Rookies". Celui-ci vise à renforcer les liens entre la police et les citoyens. Trente jeunes auront ainsi l'opportunité de découvrir le travail de différents services de la police fédérale au travers d'activités multiples.

 

Comme je l'ai dit précédemment, la place des jeunes dans la société est une thématique qui dépasse largement le cadre des relations entre jeunes et services de police. La thématique doit concerner l'ensemble des autorités quel que soit leur niveau de pouvoir ou leur domaine de compétence. Toute initiative visant à rapprocher les citoyens de leur police est à encourager.

 

Plusieurs zones de police mettent en place des projets et des actions qui vont dans ce sens. Je pense par exemple à ces initiatives d'organiser des rencontres sportives entre les policiers et les jeunes, la mise en place d'un plus grand nombre de patrouilles pédestres et cyclistes, des visites commentées des commissariats, des parrainages dans les écoles et les cadets (?). J'encourage les polices locales à poursuivre leurs efforts pour renforcer la police de proximité et étendre leurs activités en vue d'une meilleure compréhension des attentes de la population et un meilleur dialogue avec elle.

 

Je tiens enfin à mettre en lumière deux initiatives existantes. Tout d'abord, la formation 'polarisation: une menace ou une opportunité pour la police?'. Cette formation offre aux policiers un cadre de réflexion théorique, ainsi que des outils qui peuvent être utilisés dans leurs activités quotidiennes, également avec des jeunes. Une autre initiative vise en outre une amélioration de la relation entre la police et les citoyens. Le cadre de référence du profilage professionnel développé dans quatre zones pilotes de la police locale, et qui s'inscrit dans la philosophie du community policing, est désormais à la disposition de l'ensemble de la police intégrée, et sera intégré dans la formation de base des policiers.

 

Je porte par ailleurs personnellement une attention particulière à la police en tant que service proche des citoyens, ce qui est explicitement repris dans mon exposé d'orientation politique. Cette thématique fera également l'objet de débats et de discussions dans le cadre des États Généraux de la Police.

 

Mevrouw Platteau, mevrouw Ingels en mijnheer Demon, u verwees ook naar de aanbevelingen van de Vlaamse Jeugdraad. Er waren 31 aanbevelingen, die volgens hun benadering werden onderverdeeld in zes grote subthema's, zijnde relatie, etnische profilering en politiegeweld, klachten en sancties, opleiding en rekrutering, publieke ruimte, rechten en plichten.

 

Wij kunnen niet snel over die thema's heen gaan. Alle aanbevelingen vereisen een diepgaande analyse, om te bepalen welke punten kunnen worden omgezet in beleid en of dat ook wenselijk is. Het betreft immers aanbevelingen. Wij moeten kunnen bepalen of het zaken zijn waarmee we willen verdergaan.

 

Er wordt bovendien gewerkt aan een nationaal actieplan tegen racisme. Een aantal aanbevelingen die wij hebben gelezen in het advies van de Vlaamse Jeugdraad, komt al gedeeltelijk of uitgebreid aan bod in het actieplan. Andere aanbevelingen werden, zoals u terecht aanhaalt, reeds op de agenda gezet voor omzetting naar beleid.

 

Mijnheer Depoortere, voor uw vraag over professioneel profileren of etnisch profileren kan ik meegeven dat een en ander zeker een aandachtspunt is. Ik heb mogelijk al meegegeven dat wij eergisteren nog met de Vaste Commissie van de Lokale Politie over het thema hebben gedebatteerd. Er wordt een project uitgerold in een politiezone, om te bekijken welke bijkomende procedures, protocollen of systemen we moeten invoeren, met welke wij rekening moeten houden en op welke manier we een en ander kunnen opvolgen.

 

Meetbaarheid is daarbij een element. Dat is niet echt evident, ook niet wegens de bescherming van persoonsgegevens. Aandacht daarvoor en vooral ook communicatie zijn echter heel belangrijk, teneinde aan mensen uit te leggen waarom een bepaalde interventie gebeurt.

 

Om terug te keren naar het advies van de Vlaamse Jeugdraad, de opdeling in de genoemde subthema's kan een richtlijn vormen bij de uitwerking van de subgroepen binnen de werkgroep Kind- en Jongerentoets. Het zal uiteraard aan de leden van de werkgroep zijn om te bekijken met welke aanbevelingen zij rekening kunnen houden, welke wenselijk zijn en welke mogelijk ook tot de bevoegdheid behoren van andere bevoegdheidsdomeinen. Veiligheid valt immers niet per se op alle vlakken onder de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken.

 

Een partner binnen deze werkgroep is in elk geval De Ambrassade, een organisatie die jeugdwerk, jeugdinformatie en jeugdbeleid op de kaart zet. Zij ondersteunt ook de Vlaamse Jeugdraad bij de uitoefening van zijn taken. Op die manier is ook de Vlaamse Jeugdraad betrokken bij de uitwerking van de Kind- en Jongerentoets.

 

Nous voulons faire la même chose avec les jeunes bruxellois et wallons, comme nous en avons discuté, monsieur Senesael, hier.

 

Op die manier kunnen we binnen de werkgroep de timing en de verdere projecten definiëren. Dat handelingskader 'professioneel profileren' is belangrijk. Er is een kader uitgewerkt en een aantal zones zal die goede praktijken ook verder delen. Dat handelingskader rust vooral op vier grote pijlers, namelijk de wettigheid van de politiecontrole, de toelichting aan de burger, het gedrag van de politieambtenaar en de reflectie. Hier af en toe bij stilstaan is belangrijk, dat werd ook aangegeven door de zones. Er zal interactie zijn met de federale politie. Dat zal worden opgenomen in de basisopleiding voor aspirant-inspecteurs van de politie.

 

Uiteraard is een van de belangrijke elementen in de aanpak van de vertrouwensrelatie tussen burgers en politie, en jongeren en politie, de nieuwe rekruteringsprocedure, waarbij diversiteit een belangrijk punt is. We willen de lokale en de federale politie daarbij ondersteunen. Om dat te kunnen doen, wordt er een brochure uitgewerkt met aandacht voor diversiteit en antiracisme- en antidiscriminatiewetgeving. Op die manier wordt daar bijkomende aandacht aan besteed. We hadden het gisteren nog over de waarden, de cultuur en de moraliteitscommissie bij de selectie. Dat kan daarmee samengaan.

 

En conclusion, comme je l'ai dit précédemment, la place des jeunes dans la société est une thématique qui dépasse largement le cadre des relations entre jeunes et services de police et elle doit concerner l'ensemble des autorités, quel que soit leur niveau de pouvoir ou leur domaine de compétence. Je pense que nous avons, avec le groupe de travail, initié le débat, mais il nous revient également de trouver des idées pour améliorer cette relation entre les jeunes et la police.

 

01.10  Franky Demon (CD&V): Zoals De Standaard vandaag kopte en zoals dit steeds het geval is, was het een zeer correcte weergave, met goede antwoorden. U bent een van de eerste ministers die jongeren en kinderen betrekt bij dit zo belangrijke aspect inzake veiligheid. Mijn vragen zijn beantwoord.

 

01.11  Yngvild Ingels (N-VA): Uw antwoorden waren heel uitgebreid. Ik wens u ook te feliciteren met het heel goede initiatief. We kunnen niet alleen roepen om heel strenge, terechte straffen als het fout loopt bij geweld tegen politie, we moeten er ook alles aan doen om de relatie tussen jongeren en politie te herstellen.

 

Verlies zeker ook de aandacht voor de allerkleinsten niet. Een contact met de politie in een delicate situatie kan lang sporen nalaten. Als u werkt met subgroepen, ben ik er vrij gerust in dat ook zij aan bod zullen komen. Nogmaals bedankt voor het initiatief en ik kijk uit naar de resultaten.

 

01.12  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Merci monsieur le président, merci madame la ministre pour votre réponse qui contient beaucoup d'éléments mais me laisse encore sur ma faim. Je suis un peu fatigué de recevoir chaque fois des réponses théoriques et rien de concret. La chose la plus concrète que j'ai entendue dans votre réponse, c'est que les liens de confiance doivent être améliorés en donnant des moyens à la police pour qu'elle tienne compte des jeunes et des enfants dans ses interventions. Qu'entendez-vous par 'moyens'? Ce terme peut signifier beaucoup de choses. Qu'est-ce qu'il recouvre concrètement? S'agit-il de personnel? S'agit-il d'outils? S'agit-il d'une formation concrète à élaborer? S'agit-il de mois de formation supplémentaires? J'ai suivi aussi en effet la campagne que vous avez lancée et dont vous avez parlé ici aujourd'hui et, à nouveau, nous ne savons pas ce qu'il faut entendre par 'respect mutuel'. Que signifie l'expression? Qu'est-ce qui est mis en place concrètement de manière structurelle pour que ce soit efficace?

 

Il existe un groupe de travail avec la police et les jeunes y seront invités, mais quel sera le cadre de ce groupe de travail? Sur quoi doit-il se baser? Quelles directives lui donnez-vous pour répondre à ce problème spécifique? J'ai plusieurs fois posé la question et j'ai chaque fois obtenu des réponses avec de belles phrases mais qui n'indiquaient pas ce qui changeait concrètement et structurellement. Vous ne donnez aucune réponse à cette question-là. Vous ne dites pas ce que vous changez structurellement. Savez-vous au moins ce qu'il faut faire? Nous pourrions prononcer de belles phrases de ce type toute la journée, mais les actes concrets font malheureusement défaut. Cela devient un petit peu fatiguant de devoir chaque fois poser des questions et de ne recevoir que des grandes phrases sans rien de concret. Rien n'a bougé depuis que vous êtes en poste, aucune initiative concrète n'a été mise en place et cela continue sur le même registre. Vous avez fait ces déclarations voici un an lorsque je vous ai interpellée au sujet d'autres faits. Il n'y a rien de concret.

 

01.13  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitvoerige antwoord.

 

Het is duidelijk dat u heel veel initiatieven neemt om iets te doen aan de bezorgdheden die werden geuit met betrekking tot kinderen en jongeren. Ik vind het heel goed dat de werkgroep de opdracht kreeg om een kind- en jongerentoets te ontwikkelen en om te kijken naar aangepaste protocollen en procedures voor interventies. Dat is heel belangrijk en het is goed dat de jongeren daarbij worden betrokken.

 

Het gaat bijvoorbeeld over hoe en wanneer naaktfouilles worden toegepast en wat men doet als jongeren met hun gsm filmen. Een van de aanbevelingen van de Vlaamse Jeugdraad ging immers over hoe politieagenten daarop moeten reageren, om ervoor te zorgen dat de situatie niet escaleert. De rechtstreekse dialoog die u wilt stimuleren is heel goed, omdat de politie dan ook aan de jongeren kan uitleggen waarom ze de zaken op een bepaalde manier doet. Dat kan zorgen voor begrip bij de jongeren. Ik geloof daarin, net als in samen sporten, een ander voorbeeld dat u gaf.

 

Verschillende collega's hebben al gezegd dat kinderen en jongeren verschillende doelgroepen zijn met verschillende noden. We mogen dus niet alles op één hoop gooien. Als we over jongeren spreken, moeten we dat op een genuanceerde manier doen. Wat betreft het onderscheid tussen jongeren op het platteland en in de steden, het is heel belangrijk dat we jongeren die in een stedelijke context samenkomen in de publieke ruimte niet allemaal zien als hangjongeren of als jongeren die voor overlast zorgen. Er moet tolerantie zijn voor het gebruik van de publieke ruimte door jongeren. Jongeren kunnen zelf ook het slachtoffer worden van crimineel gedrag en moeten zich voor hun eigen veiligheid tot de politie kunnen wenden. Daarom is die vertrouwensrelatie essentieel en belangrijk.

 

Ik ben het eens met de collega's dat de dialoog tussen jongeren en de politie in elke zone moet plaatsvinden. Zo heeft Leuven, een studentenstad met specifieke problemen, een studentenflik. Die wordt ook zo genoemd. Hij heeft een eigen Facebookpagina en het is voor de studenten en de studentenverenigingen duidelijk dat ze die persoon kunnen aanspreken.

 

U hebt verwezen naar de nabijheidspolitie. Ook dat vind ik zeer goed. Onze fractie steunt het op die manier inzetten van de politie. Ten slotte ben ik heel blij dat er wordt gestreefd naar meer diversiteit bij de politie en dat er werk gemaakt wordt van antiracisme en antidiscriminatie. Zeker in een stedelijke context, waar veel culturen aanwezig zijn en waar er een grote diversiteit onder de jongeren is, moet dat weerspiegeld worden in het politiekorps. Meer kleur bij de politie kan alleen maar positief zijn voor het vertrouwen in de politie. Jongeren zijn immers ook de toekomstige politieagenten.

 

01.14  Philippe Pivin (MR): Merci madame la ministre pour tous les éléments de réponse que vous nous avez fournis. Je n'oserais pas comme M. Boukili dire qu'après vous avoir écoutée, je ne sais toujours pas en quoi consiste votre campagne de sensibilisation! Je trouve que c'est assez caricatural. Ceci étant, vous avez l'intention de prendre de bonnes initiatives, me semble-t-il, sur un nouveau terrain. C'est assez novateur et enthousiasmant. Nous devrons bien entendu confronter cela aux réalités du terrain, mais j'espère très sincèrement que l'ensemble des initiatives prises dans le cadre de cette campagne porteront leurs fruits. Nous aurons certainement l'occasion d'en reparler ultérieurement. Je considère en tout cas que vous avez répondu aujourd'hui à toutes les questions que j'ai posées et je vous en remercie.

 

01.15  Sophie Rohonyi (DéFI): Merci madame la ministre pour votre réponse et aussi pour votre initiative que je me dois de saluer, tout en sachant que vous avez précisé en guise d'introduction que les missions du groupe de travail pourraient évoluer en fonction des besoins. Je pense toutefois que les besoins sont connus depuis très longtemps, à savoir restaurer la confiance entre la police et les jeunes et faire en sorte qu'ils ne se voient plus, comme c'est malheureusement trop souvent le cas, comme des ennemis, mais plutôt comme des alliés.

 

Je salue donc réellement votre groupe de travail, comme je l'ai dit, sauf que je pense que pour qu'il soit pleinement efficace, il faut veiller d'abord à ce qu'il soit pleinement tenu compte des différentes catégories d'âge. Vous nous avez expliqué en effet que le spectre sera extrêmement large allant des jeunes enfants jusqu'à des adultes de 30 ans. Je n'ai pas saisi quel était l'âge minimal des enfants qui étaient visés, ce qui aurait été intéressant à savoir.

 

Il faudrait veiller aussi à ce qu'il soit tenu compte des particularités propres à chaque zone de police afin de permettre à chacune d'elles de reprendre, comme vous l'avez très justement dit, les dispositifs les plus opportuns pour elles, non pas dans l'idée de laisser chaque zone faire son shopping et décider si elle souhaite, oui ou non, investir dans cette stratégie, mais pour veiller à ce que cette stratégie, qui doit être généralisée à toutes les zones de police, puisse être pleinement efficace et adaptée à la zone de police concernée. Mais il faut pour cela aussi investir, je pense, dans la police de proximité et dans les gardiens de la paix. Il me semble que vous n'avez pas évoqué cet aspect.

 

Associer les associations de jeunes me paraît par ailleurs effectivement indispensable car, même si la question concerne toute la population, comme vous l'avez dit très justement, il est particulièrement important de sensibiliser les jeunes, notamment car ils ont une vulnérabilité propre à leur jeunesse qui doit être prise en compte, mais aussi parce que ce sont les adultes de demain.

 

Le but est donc clairement ici d'éviter des violences, et nous vous soutenons dans ce cadre. Mais il faudra veiller malgré tout à lutter contre l'impunité si des violences sont commises, tant dans le chef de la police que des jeunes.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Actualiteitsdebat over seksueel geweld en toegevoegde vragen van

- Maria Vindevoghel aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Verkrachting en aanranding in de wijk van de begraafplaats van Elsene" (55021896C)

- Vanessa Matz aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Seksuele agressie in Brusselse bars en cafés" (55021931C)

- Hervé Rigot aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De strijd tegen seksueel geweld" (55022006C)

- Denis Ducarme aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het ontbreken van een preventie- en veiligheidsbeleid in de wijk van de begraafplaats van Elsene" (55022059C)

02 Débat d'actualité sur les violences sexuelles et questions jointes de

- Maria Vindevoghel à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Des viols et attouchements dans le quartier du cimetière d'Ixelles" (55021896C)

- Vanessa Matz à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les agressions sexuelles dans des bars à Bruxelles" (55021931C)

- Hervé Rigot à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La lutte contre les violences sexuelles" (55022006C)

- Denis Ducarme à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le manque de politique préventive et de sécurité dans le quartier du cimetière d’Ixelles" (55022059C)

 

02.01  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik ben een Brusselse, ik woon in Brussel.

 

Enkele dagen geleden vernamen we via de sociale media en vervolgens via de pers dat verschillende vrouwen het slachtoffer zijn geweest van aanranding in twee cafés aan de begraafplaats van Elsene in Brussel. Die aanvallen vonden allemaal plaats in de afgelopen vijf jaar, wat des te verontrustender is. Het Brusselse parket bevestigt dat het verschillende aangiften heeft geregistreerd – 17 tot nu toe – wegens verkrachting en aanranding, en dat er een gerechtelijk onderzoek is geopend.

 

Op donderdag 17 oktober hebben 2.000 mensen actie gevoerd. Ze droegen borden waarop geschreven stond: "Slachtoffer, we geloven je, agressor, we zien je!”

 

Mevrouw de minister, hoe verklaart u dat er zo veel aangiften en aandacht op sociale media nodig waren voordat de politie uiteindelijk besloot een onderzoek in te stellen? Wat bent u van plan te doen om de slachtoffers betere hulp te bieden, wetende dat er heel wat bespaard werd in de hulpverlening? Welke middelen zult u inzetten om een echt plan ter bestrijding van seksueel geweld te ontwikkelen?

 

Gisteren hebben we een debat gehad rond de het Strafwetboek. Daaruit bleek ook dat de middenveldorganisaties vooral vragen om meer middelen. Ik hoop dat u daarin stappen vooruit kunt zetten.

 

02.02  Vanessa Matz (cdH): Un peu plus d'un millier de personnes ont manifesté mercredi dernier dans le quartier du cimetière d'Ixelles, ceci en raison des cas d'abus sexuels et de viols qui se sont déroulés depuis plusieurs années dans les bars du quartier et qui auraient donc touché nombre de victimes. Une réunion d'urgence fédérale a été convoquée afin de prendre conscience de l'étendue du problème et de pouvoir élargir la lutte contre les agressions sexuelles, en particulier dans les lieux de fêtes, au niveau fédéral.

 

Dans le cadre de vos prérogatives – cette réunion d'urgence étant planifiée avec le ministre de la Justice, la secrétaire d'État à l'Égalité des chances et des genres –, combien de victimes ont-elles déposé plainte à l'heure actuelle? La police prend-elle des mesures afin que toutes les victimes potentielles soient informées de leurs droits et puissent déposer une plainte? Si oui, lesquelles? De manière générale, quelles mesures allez-vous adopter pour améliorer l'accueil des victimes d'agressions sexuelles dans les commissariats? Quelles mesures comptez-vous adopter pour améliorer la sécurité dans les lieux de fêtes?

 

Comme nous le savons, le gouvernement a fait une priorité de la lutte contre les violences sexuelles. Un premier acte est le Code pénal sexuel en cours d'examen en commission de la Justice mais il y a évidemment d'autres actions, comme la formation en première ligne –  qui est extrêmement importante – dans les commissariats. Où en êtes-vous à ce niveau-là?

 

02.03  Hervé Rigot (PS): Le contexte a déjà été dressé par mes collègues, avec ces témoignages d'agressions terribles dans le quartier du cimetière d'Ixelles qui ont véritablement ébranlé chacune et chacun d'entre nous. Ces agressions posent une fois encore la question du silence, de l'isolement des victimes, de la peur de celles-ci de témoigner et d'oser franchir les portes d'un commissariat de police. Comme on le sait, moins de 4 % des victimes d'agressions sexuelles osent faire la démarche d'aller déposer plainte. Or, ce silence mène forcément à l'impunité face à des comportements crapuleux totalement inacceptables.

 

Il faut donc créer un climat propice, qui repose sur trois piliers. Sarah Schlitz, secrétaire d'État à l'Égalité des genres, a souhaité l'organisation d'une réunion avec vous et avec votre collègue ministre de la Justice car les trois piliers sont: l'Égalité des genres, c'est-à-dire la prévention, le soutien des victimes, l'accompagnement mais aussi la prévention à l'égard de nos concitoyens afin d'éviter que ces comportements crapuleux soient banalisés; la Police, en l'occurrence l'accompagnement des victimes, la prise en charge et l'écoute de celles-ci mais également l'introduction et le suivi des dossiers; enfin, la Justice: veiller à ce qu'aucun de ces crimes ne restent impunis.

 

Cette réunion a eu lieu hier et, dans ce cadre, quelles sont les mesures concrètes que vous avez mises en avant avec vos collègues? Selon quel agenda, en particulier en termes d'accueil des victimes et de formation des policiers, allez-vous travailler? Comptez-vous prendre de nouvelles initiatives coordonnées avec vos collègues, le ministre de la Justice et la secrétaire d'Etat à l'Égalité des genres?

 

Nous en reparlons dans quelques jours mais je souhaiterais obtenir déjà des premiers éléments de réponse.

 

02.04  Denis Ducarme (MR): Ce sujet tout à fait particulier fait écho à la douleur, au traumatisme, à la blessure à vie chez les victimes qui ont été ainsi agressées sexuellement par des prédateurs qui doivent être appréhendés et condamnés. C'est un sujet extrêmement sensible à aborder car il est plein de douleurs, de souffrances, de blessures et nous devons donc faire preuve de sensibilité par rapport à ce que l'on a à en dire au niveau politique et parlementaire.

 

Comme l'a indiqué votre collègue secrétaire d'État, il semblerait qu'il y ait une augmentation du nombre de viols et d’agressions sexuelles en région bruxelloise. En ce qui concerne Ixelles, les données rendues publiques indiqueraient dans cette zone une augmentation des faits de viols entre les années 2019, 2020 et 2021. Il y aurait en effet un doublement du nombre de viols extra-familiaux entre 2019 et 2020 et un nouveau doublement entre 2020 et 2021.

 

De quels chiffres disposez-vous sur le nombre de viols dans cette zone afin de pouvoir confirmer ces données? Avez-vous reçu des informations sur des initiatives qui auraient été prises par le bourgmestre d’Ixelles et la zone de police afin d'informer les riverains et les instances étudiantes, ceci dans le but de sécuriser davantage cette zone où des prédateurs sont actifs? L'augmentation des statistiques de viols est-elle concrète et vérifiée pour les années 2019, 2020 et 2021, sur base des procès-verbaux établis par la police dans cette zone du cimetière d'Ixelles, de Flagey mais aussi pour l'ensemble d'Ixelles?

 

Je dispose de ces chiffres qui m'ont été communiqués par des policiers – qui en ont assez que les choses ne bougent pas suffisamment vite notamment quant à la proactivité de la zone de police – mais je souhaiterais que vous me les confirmiez car ceux-ci sont terrifiants. Que pouvez-vous dire de la réunion que vous avez eue avec votre collègue ministre de la Justice et la secrétaire d'État à l'Égalité des chances?

 

De voorzitter: Zijn er andere collega's die wensen aan te sluiten?

 

Mevrouw Goethals, u hebt het woord.

 

02.05  Sigrid Goethals (N-VA): De collega's hebben al veel gezegd, en dat zal ik dan ook niet herhalen.

 

Wat mij vooral verontrust in die zaak is dat de eerste feiten dateren van vele jaren geleden. Als vrouwen een klacht indienen bij een politiecommissariaat, in Elsene of elders, worden die dan ernstig genomen? We weten al dat de drempel ontzettend hoog ligt vooraleer een vrouw een klacht indient. Vrouwen voelen zich vaak schuldig. Als zij dan toch de stap zetten om een klacht in te dienen, hoe wordt daar dan mee omgegaan? Misschien weet men niet altijd hoe daarmee om te gaan, en daar heb ik alle respect voor, maar misschien moet er toch eens goed worden nagedacht over de opleidingen die politieagenten daaromtrent krijgen. Misschien kan er een specifieke persoon worden aangesteld, al was het maar om dat specifieke deel van de opleiding te geven. Dit is nu toevallig gebeurd in Brussel, maar het is geen alleenstaand geval, want het gebeurt in heel ons land. We mogen ons hoofd niet in het zand steken, want wat we vandaag kennen, is slechts het topje van de ijsberg.

 

U bent uiteraard niet de enige die daar iets aan kunt doen, maar samen met de minister van Justitie zou u daar dringend werk van moeten maken. Hoe worden de slachtoffers opgevolgd, hoe gaan we met hen om en worden ze gerespecteerd? Daar is slachtofferhulp voor nodig, en daar bestaan specifieke opleidingen voor. Worden de slachtoffers op een correcte manier behandeld door de personen die hen opvangen?

 

02.06  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Wat mij verontrust, is dat als vrouwen zich naar het politiecommissariaat begeven om een klacht in te dienen of een melding te doen, dat niet altijd ernstig wordt genomen. Staatssecretaris Schlitz zei in de krant dat de kans dat een slachtoffer effectief aangifte doet na hulp te hebben gezocht via een Zorgcentrum na Seksueel Geweld (ZSG) zeven keer groter is dan wanneer diezelfde persoon naar een politiekantoor gaat. Ik denk dat we eens grondig moeten analyseren hoe dat komt. Ik vind het goed dat die zorgcentra worden opgericht, maar in afwachting daarvan moeten slachtoffers van seksueel geweld ook in een politiekantoor op een gepaste manier worden opgevangen, een zedeninspecteur kunnen spreken, of toch minstens iemand die competent is om met dergelijke klachten om te gaan.

 

Ik zou graag zien dat een analyse wordt gemaakt over het grote verschil tussen een klachtindiening in een politiekantoor en in een ZSG. Welke plannen hebt u om de aangiftebereidheid te verhogen? Bent u van plan om ook het aantal zedeninspecteurs te verhogen?

 

Het is vaak zo dat er geen politieagenten aan het onthaal zitten, maar burgerpersoneel. Kan dat een verklaring zijn voor het feit dat men niet onmiddellijk wordt doorverwezen om een klacht in te dienen, dat men niet onmiddellijk een politieagent kan spreken en dat men misschien wandelen worden gestuurd? Ik wil u vragen om dat toch grondig te bekijken.

 

02.07 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Vindevoghel, het is zeker zo dat het onderzoek naar de feiten van het seksueel geweld in het uitgangsmilieu door de politie en het parket al werd aangevat voor de media-aandacht voor deze feiten, en gelukkig maar.

 

Er bestaat wel degelijk al een aanpak van seksueel geweld. De politie werkt sinds 2017 mee aan de geleidelijke nationale uitrol van de Zorgcentra na Seksueel Geweld, waarbij het de bedoeling is dat elk slachtoffer, ongeacht het tijdstip van de feiten of waarop men zich aanmeldt, toegang krijgt tot de holistische zorg in een zorgcentrum. Dat gaat dan over politionele bijstand, slachtofferbejegening, medische begeleiding en sporenonderzoek in een nieuwe geïntegreerde benadering.

 

De politie engageert zich in het kader van die Zorgcentra na Seksueel Geweld in samenwerkingsprotocollen met ziekenhuizen en lokale parketten en onder de regie van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen.

 

Mevrouw Goethals, het is zo dat zedeninspecteurs in de lokale zones bij de politie worden opgeleid voor de eerste opvang van slachtoffers van seksueel geweld. Dat is inderdaad een bijzondere discipline. Ik ben al in een heel aantal zones geweest waar men dat doet en waar men ervoor kiest om mensen bijkomend te trainen en op te leiden om die specifieke achtergrond te hebben, want die eerste contacten met de politie zijn zeer belangrijk.

 

Het is daarnaast een algemene prioriteit van deze regering om de slachtoffers van seksueel geweld bij te staan en een nationaal actieplan uit te werken ter bestrijding van gendergerelateerd geweld voor dit jaar tot en met 2025. Dit is niet alleen iets van het federale niveau. Het is ook een opdracht die wij samen met de Gemeenschappen en Gewesten hebben om de ketenbenadering te kunnen doorvoeren.

 

De middelen die u vermeldde, mevrouw Vindevoghel, zullen worden besproken en opgenomen in het nationaal actieplan. Later is er zeker nog mogelijkheid om hierover vragen te stellen.

 

En ce qui concerne votre première question, madame Matz, je vous renvoie vers mon collègue le ministre de la Justice. Dans le contexte des plaintes évoquées, l'enquête, la communication autour de celles-ci, et les éventuels appels à témoin ou à victime, s'effectuent sous la responsabilité et l'autorité du parquet de Bruxelles. De façon générale, la communication de la police renvoie vers le site violencessexuelles.be. Sur ce site figurent les coordonnées des centres de prise en charge des victimes de violences sexuelles, des informations utiles pour les victimes et les lieux où elles peuvent entrer en contact avec des psychologues par le biais de messageries instantanées anonymes.

 

Depuis la mise place des trois centres de prise en charge de violences sexuelles, des centaines de policiers ont suivi une formation spécifique de neuf jours pour la prise en charge de ces victimes. Il y a actuellement trois centres, mais l'ouverture de sept autres est prévue dans les années à venir. Cela a été décidé par le gouvernement fédéral.

 

L'objectif n'est pas de disposer de policiers formés dans chaque commissariat, mais de disposer 24h/24 et 7j/7 de policiers formés à la prise en charge des victimes sur l'entièreté du Royaume, pour assurer que chaque victime puisse être prise en charge par un membre de la police qui soit formé.

 

Dans leur formation de base, les policiers suivent un module consacré à l'assistance aux victimes, dans lequel certaines thématiques sont développées, comme les violences sexuelles, les violences intrafamiliales, les délits de haine, etc. Ensuite, certaines formations continues permettent aux policiers d'entretenir leurs compétences ou d'en acquérir davantage.

 

Dans le contexte des centres de soins pour les violences sexuelles, une formation agréée de neuf jours forme, depuis 2017, les policiers à la prise en charge des victimes. Cette formation est basée sur le document Non aux violences - Délits de mœurs, développé en 2016 pour l'ensemble de la police intégrée, dans le cadre du Plan d'action national 2015-2019 de lutte contre toutes les formes de violence liées au genre.

 

L'amélioration de la sécurité des lieux de fête et des milieux estudiantins relève avant tout des autorités locales. La problématique qui nous occupe est très complexe. Une sensibilisation accrue des groupes cibles visés par ce type de phénomène est primordiale.

 

Monsieur Ducarme, par le passé, lorsque c'était nécessaire, pertinent et possible, la police de Bruxelles-Capitale-Ixelles a échangé des informations avec l'ULB sur ce sujet. J'attire cependant votre attention sur certains éléments qui limitent ou balisent les possibilités de communication. Le public cible ne se limite pas aux étudiants de l'ULB, mais concerne un public beaucoup plus large.

 

Sur la base des faits enregistrés, les modus operandi, les profils de victimes et d'auteurs sont trop diversifiés pour permettre une communication ciblée. Le secret de l'enquête limite les informations que la police peut communiquer d'initiative. Toute communication concernant des enquêtes d'information ou d'instruction se passent sous la responsabilité et l'autorité du magistrat compétent.

 

Pour les problématiques liées au monde de la nuit, le Conseil de la nuit a été mis en place à Ixelles depuis 2019. Lors des réunions du Conseil de la nuit, les violences sexuelles ont déjà été abordées ainsi que d'autres sujets tels que les assuétudes et les nuisances.

 

La zone de police Bruxelles-Capitale-Ixelles participe d'ailleurs, depuis fin 2017, au Centre de prise en charge des violences sexuelles (CPVS) et dispose de collaborateurs spécifiquement formés aux premiers contacts avec les victimes de violences sexuelles. Les victimes qui se rendent directement au Centre peuvent choisir de porter plainte directement ou pas. Les victimes de faits récents qui se présentent en nos services sont conduites au Centre.

 

Effectivement, à la suite de la détection de cette problématique spécifique, un secteur d'action prioritaire a été déterminé par la zone de polie et des patrouilles y ont été orientées. Les inspecteurs de quartier de la zone de police ont également effectué de fréquents passages dans les divers établissements horeca du secteur, sans discrimination, dans le but de montrer une présence policière effective sur le terrain.

 

La concertation qui a eu lieu aujourd'hui a pour objectif de nous concerter à propos de différentes mesures reprises dans le prochain plan d'action national contre les violences de genre à la lumière des faits récents qui nous occupent. Avec mes collègues de l'Égalité des chances et de la Justice, nous ne manquerons pas de vous en communiquer les résultats.

 

Lors de cette réunion, nous nous sommes mis d'accord sur un meilleur diagnostic afin de mieux enregistrer ce phénomène, tant il est vrai qu'il y a un problème entre le fait qui se produit et l'enregistrement de la plainte. Il nous faut un meilleur diagnostic pour l'enregistrement des faits et une vue claire du phénomène.

 

Mon initiative, celle du ministre de la Justice et de la secrétaire d'État, est de tout faire pour lutter contre les classements sans suite des plaintes pour violences sexuelles. Il nous faut également des accords avec les acteurs de terrain pour lutter et faire en sorte que les agresseurs soient poursuivis par les parquets.

 

Par ailleurs, nous nous sommes mis d'accord sur la création d'un projet pilote pour une meilleure articulation de tous les acteurs: les hôpitaux, les centres contre les violences sexuelles pour lutter contre les chiffres noirs.

 

Il nous faut également un projet ou un outil numérique pour faire ce diagnostic et cet enregistrement. On va donc développer avec les ministres et la secrétaire d'État compétente des outils pour combattre ces chiffres noirs. J'ai déjà parlé de la formation spécifique des inspecteurs au sein des zones de police locale mais, plus important encore, au sein des centres de soins et des centres de lutte contre les violences sexuelles. On va là aussi renforcer la formation pour pouvoir offrir aux victimes un traitement professionnel mais aussi multidisciplinaire. Cela ne concerne pas seulement les policiers mais également les médecins, les services sociaux, etc. et permettre de se battre contre ce phénomène.

 

Des initiatives seront prises. Je ne doute pas que nous allons encore discuter de ce phénomène important qui doit certainement être combattu avec force afin de garantir la sécurité des jeunes filles et des autres jeunes dans nos villes et communes.

 

Je vous remercie.

 

02.08  Vanessa Matz (cdH): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse très détaillée comme à l'accoutumée.

 

Évidemment, je soutiens l'ensemble des initiatives visant à coordonner les actions, que ce soit au niveau fédéral et/ou avec les entités, dans la lutte contre les violences sexuelles. Mais il est clair qu'à un moment donné, au-delà des coordinations, il faut évidemment passer à l'action. On voyait encore ce matin des articles dans la presse qui disaient ô combien la Belgique n'avait pas ancré en son cœur, que ce soit au niveau de la presse, des magistrats, des policiers, tout ce qui est violences sexuelles et tout ce qui est accueil de ces violences sans faire porter à la victime une double peine, celle de ne pas la croire.

 

Il faut une vraie révolution, au niveau belge, non seulement dans la coordination de tous les moyens mais aussi dans la mise en place, dans l'opérationnalisation de ces moyens. C'est essentiel, que cela soit au niveau de la magistrature, de la police, de la sensibilisation de la population, de l'aide à toutes les associations qui accompagnent ces victimes. Or, nous avons une guerre de retard dans ce dossier.

 

Le gouvernement en a fait une priorité. Certes, il faut du temps pour la mettre en place, pour qu'elle se concrétise et se voie. Nous ne manquerons pas de vous rappeler que c'est une priorité que vous avez soulevée, et que les moyens et les actions dans ce dossier sont nécessaires. Je vous remercie.

 

02.09  Hervé Rigot (PS): Madame la ministre, avant toute chose, vous avez évoqué la nécessité d'avoir des synergies, de travailler en transversalité, pour un objectif fondamental: diminuer le chiffre noir. Je vous disais tout à l'heure que seulement 4 % des victimes passent la porte d'un commissariat de police. Ce chiffre noir donne deux indications.

 

D'une part, trop de victimes se sentent non soutenues, sont isolées, sont seules et vont devoir vivre toute leur vie avec ce sentiment de ne pas avoir été prises en charge. Nous devons lutter pour que ce sentiment ne soit plus présent à l'avenir. C'est important: elles sont victimes. Elles ne sont en aucun cas responsables de ce qui a pu leur arriver.

 

D'autre part, il y a dans la nature, dans notre société, trop de crapuleux délinquants qui sont, aujourd'hui, impunis. Ce sentiment d'impunité est terrible pour les victimes qui sont face à ces délinquants en puissance. C'est aussi un grand risque pour d'autres femmes d'être, demain, les victimes de ces mêmes comportements inacceptables.

 

Il faut renforcer la chaîne à chaque niveau pour donner le signal clair que nous n'acceptons pas ce genre de comportement, que nous tendons la main aux victimes, que nous sommes là pour les aider et les accompagner dans ces moments terriblement douloureux, et leur donner le courage de dénoncer ce qu'elles ont subi. C'est ainsi que demain, j'espère que nous aurons une société qui ne laissera plus la moindre place à ces actes qui sont indignes de tout homme et de toute femme. Je vous remercie.

 

02.10  Denis Ducarme (MR): Madame la ministre, je suis un peu surpris par la tonalité de votre réponse. Je fais écho à ce que M. Rigot vient d'indiquer. Quand je pose une question sur un tel sujet, comme mes collègues, je pense d'abord aux victimes.

 

Vous n'avez pas eu un mot pour les victimes. Vous répondez, sur un sujet aussi sensible, de manière complètement mécanique, quasi désincarnée. Je trouve cela très surprenant pour la ministre qui a dans ses attributions la protection des personnes dans ce pays. Je suis un peu étonné d'une réponse quasiment de robot sur le sujet.

           

Par ailleurs, madame la ministre, je veux vous remercier d'avoir indiqué que nos policiers sont formés. Non à la caricature du policier qui est dans l'incapacité de recevoir humainement quelqu'un qui dépose une plainte! Nos policiers sont formés et, en outre, ce sont des personnes qui reçoivent les victimes avec beaucoup d'humanité, même s'il est vrai qu'il y a encore un certain nombre d'efforts à faire en la matière.

 

Je rejoins Mme Matz qui dit qu'il faut passer à l'action. Si, dans une zone aussi restreinte que celle-là, de 19 à 21, on triple le nombre de viols, c'est qu'il y a un problème. Il s'agirait tout de même de demander des comptes à cette zone de police. Vous m'avez indiqué qu'on ne pouvait pas communiquer de manière ciblée. Soit! En tout cas, on ne peut pas dire que leurs politiques de sécurisation, de prévention ou d'information aient porté leurs fruits. Si l'exécutif reste quelque peu les bras ballants en la matière, moi, en tant que président de la Commission chargée de l'accompagnement du Comité P et du Comité R, je demanderai au Comité P une action, sans doute une enquête, sur le travail de cette zone de police par rapport à laquelle j'ai d'autres chiffres, encore plus tendus en matière d'augmentation des viols hors situation intrafamiliale. Je pense effectivement que, dans un certain nombre de zones, il est temps de passer à l'action.

 

02.11  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Madame la ministre, ce qui s'est passé et ce qui se passe de manière récurrente dans des quartiers de Bruxelles ou de l'ensemble du pays est dramatique.

 

Toutes les victimes ne s'identifient pas, n'osent pas aller porter plainte; je rejoins ici les propos de mon collègue, Hervé Rigot. Ce faisant, des auteurs de faits crapuleux restent ainsi dans l'impunité totale. Nous sommes toutes et tous touchés par cette situation.

 

Je voudrais souligner le fait que cela concerne toutes les villes de ce pays, que ce soit Louvain, Gand, Charleroi, Bruxelles, etc. C'est un phénomène malheureusement extrêmement large et répandu dans le monde de la nuit, en particulier. Cela doit nous concerner toutes et tous.

 

Je voudrais également mettre en avant quelques points et rebondir sur votre réponse, madame la ministre. Les centres de prise en charge des violences sexuelles seront renforcés grâce à votre action, mais aussi grâce à l'action du ministre de la Justice et de la secrétaire d'État, Mme Schlitz. On va aussi étendre le centre de l'hôpital Saint-Pierre de Bruxelles; c'est en préparation. Il y a un plan d'action national de lutte contre les violences basées sur le genre; c'était une priorité du gouvernement bien avant les manifestations de la semaine dernière, et heureusement. Cela a notamment déjà permis de former 1 700 magistrats, ce qui représente, si je suis bien informé, la moitié des magistrats sur l'ensemble du pays. C'est colossal. Cet effort de formation doit continuer. Cela doit être également le cas pour les policiers. Il n'y a jamais trop de formation à ce niveau.

 

Je souhaiterais maintenant réagir aux propos tenus par certains collègues dont celui qui s'est exprimé juste avant moi. La zone de police ne reste pas inactive. On peut toujours faire mieux. Il est important de faire mieux et de prendre les choses en main. Mais, dans ce cas, les faits sont trop graves pour pointer du doigt l'une ou l'autre zone ou l'un ou l'autre responsable politique. Que ce soit pour la zone de police, que ce soit pour le bourgmestre d'Ixelles, la lutte contre les violences sexuelles est une priorité, ce depuis bien avant les actes et les manifestations qui ont eu lieu la semaine dernière. C'est une priorité du plan zonal de sécurité 2020-2025. Un Conseil de la nuit a été mis en place et s'est encore réuni ces derniers jours pour débattre de ce thème, à Ixelles et à Bruxelles-Ville. Les témoignages affluent et augmentent. Comme vous l'avez dit, madame la ministre, quand la prise en charge s'améliore, de plus en plus de témoignages arrivent. C'est le cas aujourd'hui. Cela signifie-t-il que le nombre d'agressions a augmenté ou cela signifie-t-il que les victimes osent, enfin, venir porter leur parole de victimes? Les deux phénomènes se croisent certainement, et les témoignages affluent de l'ensemble de la Région. Il était important de le dire pour ne pas analyser le problème avec un regard uniquement politicien, mais avec une volonté d'apporter de réelles réponses à cette situation dramatique.

 

Au nom de mon groupe, je vous encourage, madame la ministre, à agir davantage, comme cela doit être le cas à tous les niveaux de pouvoir. En tant qu'écologistes, c'est le message que nous allons porter.

 

02.12  Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, er is dringend nood aan een goed actieplan om de drempels om aangifte te doen te verlagen. Niet alleen het registratiesysteem moet vergemakkelijkt worden, er moet bijna een promocampagne komen – al kunnen wij het natuurlijk niet zo noemen en ik wil het ook zo niet noemen.

 

Mijn dochter zit op de VUB. Het gaat al die studenten aan. Zij zijn daar ontzettend nauw bij betrokken, ze kennen die cafés, ze zijn daar reeds gaan eten met vriendinnen. Zij zitten vandaag in een situatie dat ze niet meer durven buiten te komen. Ik vind dat ontzettend jammer, want die studenten hebben twee coronajaren achter de rug. Zij hebben niets gehad. Eindelijk begint het leven weer op gang te komen. Eindelijk mogen ze naar buiten en nu durven ze niet meer. Dat is voor niemand leuk. Het is dringend tijd voor actie.

 

We mogen niet vergeten dat we hier spreken over verkrachte meisjes, maar laten we ook niet vergeten dat ook een aantal jongens, en meer dan we denken, verkracht worden. Het gaat om de mens en niet alleen om vrouw of man. Dat mogen we ook niet uit het oog verliezen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Interpellations et questions jointes de

- Josy Arens à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La condamnation de l'État belge dans le cadre de la loi sur la sécurité civile" (55000182I)

- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La condamnation de l'État belge dans le contentieux qui l'oppose à la zone de secours NAGE" (55021201C)

- Eric Thiébaut à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le financement des zones de secours" (55021274C)

- Nabil Boukili à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le financement des zones de secours par le fédéral" (55021370C)

- Sophie Rohonyi à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L’intervention de l’État fédéral dans le financement des zones de secours" (55022088C)

03 Samengevoegde interpellaties en vragen van

- Josy Arens aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De veroordeling van de Belgische Staat in het kader van de wet betreffende de civiele veiligheid" (55000182I)

- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De veroordeling van de Belgische Staat in het geschil met de hulpverleningszone NAGE" (55021201C)

- Eric Thiébaut aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De financiering van de hulpverleningszones" (55021274C)

- Nabil Boukili aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De financiering van de hulpverleningszones door de federale overheid" (55021370C)

- Sophie Rohonyi aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De bijdrage van de federale Staat aan de financiering van de hulpverleningszones" (55022088C)

 

03.01  Josy Arens (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, vous n'êtes pas sans savoir que le tribunal de première instance de Namur a condamné le 8 septembre dernier l'État belge à adopter l'arrêté royal d'exécution de l'article 67, alinéa 3 de la loi du 15 mai 2007 relative aux services de secours dans un délai de neuf mois à compter de la signification du jugement et ce, sous peine d'une astreinte de 1 500 euros par jour de retard.

 

Pour rappel, ledit article consacre qu'aussi longtemps que le ratio entre les moyens des autorités communales et fédérales prévus en application de la loi n'est pas égal à un, les communes d'une zone ne devront pas, ensemble, contribuer davantage en termes réels que leur apport actuel. Le Roi détermine par arrêté délibéré en Conseil des ministres, après avoir entendu les représentants des villes et communes, ce ratio au 31 décembre 2007 ainsi que les postes des revenus et dépenses qui entrent en ligne de compte pour calculer ce ratio.

 

Madame la ministre, en 2007, j'étais sur les bancs de la minorité comme aujourd'hui. À l'époque, j'étais le seul de mon parti à voter en faveur de cette réforme, en grande partie parce que votre prédécesseur de l'époque, M. Patrick Dewael, m'avait garanti d'arriver aux 50/50 très rapidement.

 

Comme vous pouvez le lire dans le jugement, cet arrêté d'exécution est indispensable pour partager de manière équitable le financement des zones de secours entre l'État fédéral et les communes, conformément au prescrit légal.

 

Dès lors, madame la ministre, quelles suites l'État fédéral compte-t-il réserver à ce jugement? Quel est l'état d'avancement de l'élaboration de l'arrêté royal qui a donné lieu à la condamnation? Je sais qu'un de vos prédécesseurs avait déjà préparé un arrêté royal mais qui n'a jamais été approuvé.

 

Votre prédécesseur avait indiqué que le coût des services de secours était pour 75 % à charge des communes et pour 25 % à charge de l'État fédéral. Comment pouvez-vous arriver à ce ratio si l'arrêté qui sert à déterminer les postes de revenus et des dépenses pour calculer le ratio n'a jamais été adopté jusqu'à présent?

 

C'est avec impatience, madame la ministre, que j'attends vos réponses et que je souhaite vous encourager dans cette opération pour enfin aboutir à ce que prévoit la loi du 15 mai 2007.

 

03.02  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le président, madame la ministre, le 8 septembre dernier, le tribunal de première instance de Namur a condamné l'État belge pour non-respect de son obligation de financement des zones de secours. En effet, alors que la loi impose à l'État fédéral de participer à ce financement à hauteur de 50 %, l'arrêté royal devant exécuter cette obligation n'a jamais été pris.

 

Dans les faits, le fédéral ne participe au financement des zones de secours qu'à concurrence d'environ 13 à 18 %, laissant le reste aux communes et aux provinces. Cela a des conséquences concrètes et explique le manque de moyens de nos zones de secours. Le gouvernement wallon a ainsi récemment décidé de faire peser de plus en plus cette charge sur les provinces qui n'en ont pas les moyens.

 

Selon la CGSP, cette situation met en péril les emplois et les missions des pompiers. Selon Laurent Dufrasne, permanent à la CGSP Admi, des pertes d'emploi sont inévitables. Serge Deprez, de la CSC, est du même avis.

 

Madame la ministre, vous engagez-vous à respecter ce jugement et à financer les zones de secours à concurrence de 50 %, comme l'impose la loi, et dans quel délai? Dans la négative, pour quel motif?

 

03.03  Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, chers collègues, l'article 67, alinéa 2 de la loi du 15 mai 2007 relative à la sécurité civile prévoit qu'aussi longtemps que le ratio entre les moyens des autorités communales et fédérales prévu en application de cette loi n'est pas égal à un, les communes d'une zone ne devront pas, ensemble, contribuer davantage en termes réels que leur apport actuel. Le Roi détermine par arrêté délibéré en Conseil des ministres, après avoir entendu les représentants des villes et communes, ce ratio au 31 décembre 2007 ainsi que les postes de revenus et de dépenses qui entrent en ligne de compte pour calculer ce ratio. Il en résulte que le jugement du tribunal de Namur sera exécuté par l'adoption d'un arrêté royal fixant les postes de revenus et de dépenses qui entrent en ligne de compte pour calculer le ratio entre les moyens fédéraux et les moyens des autorités communales au 31 décembre 2007.

 

Comme j'ai déjà eu l'occasion de le dire à plusieurs reprises, le principe du 50-50 doit être encadré. Il s'agit d'éviter que les communes ne subissent financièrement les obligations imposées par l'État fédéral. Ce principe est donc essentiellement une garantie pour les communes qu'elles ne paieront pas plus pour les services d'incendie que ce qu'elles payaient au moment du passage en zones de secours. 

 

La loi n'impose donc pas à l'État fédéral d'atteindre le 50-50 mais lui impose de compenser les coûts additionnels.

 

Il revient à l'État fédéral d'adopter l'arrêté royal exécutant l'article 67 de la loi du 15 mai 2007 relatif à la sécurité civile dans le délai imposé, c'est-à-dire de neuf mois à compter de la signification du jugement par le tribunal de Namur. En ce moment, j'examine encore l'éventualité d'interjeter appel du jugement.

 

Le processus d'élaboration de l'arrêté royal est en cours. Dès que mon administration m'aura fait une proposition avec les postes de revenus et de dépenses qui entrent en ligne de compte pour calculer le ratio entre les moyens fédéraux et les moyens des autorités communales au 31 décembre 2007, conformément à l'article 67, le dossier sera soumis pour avis à la Commission d'accompagnement de la réforme de la sécurité civile créée par la loi du 15 mai 2007. Ainsi, toutes les instances concernées seront consultées, la Commission d'accompagnement étant notamment constituée des représentants des unions des villes et communes, des zones de secours et des Régions.

 

Quant à votre interrogation sur les chiffres communiqués par le passé par mes prédécesseurs, je peux vous indiquer que ceux-ci se sont basés sur le montant des dotations fédérales imputées sur les crédits du SPF Intérieur pour fournir leurs réponses. Ils ont donc donné le ratio entre les dotations communales et les dotations fédérales, ce qui est possible sans recourir à l'exécution de l'article 67 précité.

 

La détermination des postes de revenus et de dépenses visés à l'article 67 ne comprend toutefois pas uniquement les dotations fédérales. Les calculs de mes prédécesseurs devront donc être affinés lorsque ces postes auront été fixés. La reprise du financement des zones de secours par les provinces est une décision du gouvernement wallon qui ne relève pas de mes compétences.

 

Les travaux relatifs à l'exécution de l'article 67 relatif à la sécurité de la loi ont débuté dès l'adoption de cette loi mais n'ont pas abouti dans un premier temps, en raison de l'incertitude quant à la date de l'intégration des services d'incendie dans les zones de secours. Quand cette incertitude a été levée, la priorité a été accordée à la rédaction des arrêtés indispensables pour permettre aux zones de secours de fonctionner. C'est ainsi que la plupart des arrêtés d'exécution de la loi du 15 mai 2007 précitée ont été adoptés en 2013 mais surtout dans le courant de l'année 2014. Ensuite, la priorité a été d'accompagner les zones de secours dans leurs premiers pas et de finaliser les derniers textes nécessaires au bon fonctionnement des zones de secours.

 

Enfin, la période d'affaires courantes qui a duré de décembre 2018 à octobre 2020 n'a pas permis d'avancer dans ce dossier.

 

03.04  Josy Arens (cdH): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je suis un peu surpris que vous réfléchissiez à interjeter appel puisque le jugement ne reprend que ce qui est contenu dans la loi initiale du 15 mai 2007. Si j'ai voté cette loi en 2007, c'est bien parce que les 50/50 étaient prévus non pas par vous qui n'étiez pas encore au gouvernement à l'époque, mais par votre prédécesseur, Patrick Dewael, que nous connaissons tous dans cette maison.

 

En ce qui concerne la prise de cet arrêté royal, vous dites que vous allez l'affiner. Oui, mais tenez quand même compte de tous les frais réels que doivent subir les communes! Je me rappelle qu'il y a un certain nombre d'années, un arrêté royal était en préparation et que dans cet arrêté royal étaient reprises des normes qui n'avaient pratiquement rien à voir avec le financement des zones. De grâce, que cela concerne bien le financement des zones pour ne pas augmenter artificiellement la participation de l'État fédéral! C'est toujours cela le danger mais je vous fais confiance.

 

Madame la ministre, même si nous sommes tous les deux des centristes, je vais quand même déposer une petite motion non pas de méfiance, rassurez-vous, mais de recommandation qui "demande au gouvernement, premièrement, de prendre un arrêté royal concerté avec l'Union des villes et communes qui détermine les postes de revenus et dépenses qui entrent en ligne de compte pour calculer le coût total de la mise en œuvre de la loi du 15 mai 2007 relative à la sécurité civile et de disposer ainsi des chiffres officiels; deuxièmement, de tendre progressivement pendant la présente législature à un ratio de 50/50 entre les moyens de l'autorité fédérale et ceux des autorités communales dans le financement de la sécurité civile en augmentant substantiellement les dotations fédérales aux 34 zones de secours". Cela revient, madame la ministre, à octroyer une enveloppe budgétaire, d'après tous nos calculs théoriques, supérieure à ce qui a été annoncé par vous-même, il y a quelques mois.

 

Je sais que des efforts importants ont été consentis et je vous en remercie, mais je souhaiterais qu'on puisse arriver à la conclusion de ce dossier durant cette législature. Il nous reste deux ans et demi. J'espère qu'ils suffiront pour que nous puissions, tous ensemble, fêter la réussite de cette opération.

 

03.05  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le président, madame la ministre, à l'instar de mon collègue qui m'a précédé, je ne comprends pas que vous envisagiez d'interjeter appel à la décision de justice, puisqu'elle ne demande que l'application de la loi. C'était d'ailleurs un engagement de M. Dewael, au moment où cette loi a été votée, à savoir que le ratio 50/50 serait garanti.

 

En fait, si ce jugement existe, et si une plainte a été déposée par un des acteurs de terrain, c'est en lien avec la réalité de terrain. Le fait que le fédéral ne respecte pas son engagement de 50/50 a des conséquences concrètes sur le terrain. À Binche, quand un incendie est survenu juste à côté de la caserne, ils ont dû appeler les pompiers de La Louvière, parce qu'il n'y avait pas assez de personnel. C'est cela qu'implique le fait que le fédéral ne respecte pas ses engagements.

 

Madame la ministre, quand je vous ai interrogée là-dessus, vous ne pouviez même pas me dire à quelle hauteur le fédéral finance aujourd'hui, parce que ce n'était pas clair. Or, la loi est claire. Ce que nous vous demandons, c'est seulement de faire respecter la loi. Comme l'a dit mon collègue, vous n'étiez pas là quand cette loi a été votée; mais aujourd'hui, il y a un jugement. Votre rôle, et le rôle du gouvernement, c'est de faire respecter la loi. C'est pour cela que nous votons des lois, pour qu'elles soient respectées. C'est la moindre des choses.

 

Je rappelle, surtout après les catastrophes que notre pays a connues, que ce manque de financement a des conséquences réelles sur le terrain. Des vies sont en jeu. Le fait qu'il manque de personnel, qu'il manque de moyens, qu'il manque de matériel, cela amène à des catastrophes. Je ne vois pas pourquoi, au lieu de réfléchir à interjeter appel du jugement, vous ne réfléchissez pas plutôt à la façon dont le fédéral pourrait assumer sa responsabilité de financer les zones à 50 %. Je pense que les choses sont claires. La réponse devrait normalement l'être également.

 

03.06  Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie. J'étais dans la salle d'à côté mais mon collaborateur a pris note de vos réponses, me permettant ainsi de répliquer en toute connaissance de cause.

 

Votre volonté d'interjeter appel du jugement me pose question. Je vous appelle à respecter votre engagement annoncé en commission le 1er septembre dernier et que vous avez réitéré lors de notre échange de vues avec les différents ministres sur la gestion des inondations.

 

À ce moment-là, vous aviez expliqué que vous aviez lancé un marché public en vue de procéder à l'analyse de la réforme de la Protection civile. Il faudra, indépendamment de l'issue en justice de ce dossier, que le Parlement et le gouvernement travaillent main dans la main pour objectiver les conséquences de cette réforme, en particulier sur le délai d'intervention dans les zones sinistrées et donc sur le bilan de ces inondations. C'est vraiment fondamental et nous sommes tous d'accord à ce sujet.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Josy Arens en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Josy Arens

en het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen,

- gelet op artikel 67, 3de lid van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, die de Koning ertoe machtigt om de inkomsten- en uitgavenposten te bepalen die in aanmerking genomen worden om het aandeel van de federale overheid, alsook dat van de gemeenten in de financiering van de civiele veiligheid te berekenen;

- gelet op het vonnis van 8 september jongstleden van de rechtbank van eerste aanleg van Namen, die de Belgische Staat ertoe veroordeelt het voornoemde besluit binnen een termijn van 9 maanden vanaf de betekening van het vonnis uit te vaardigen op straffe van een dwangsom van 1.500 euro per dag vertraging;

vraagt de regering

- om artikel 67 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid uit te voeren;

- om in overleg met de steden en gemeenten een koninklijk besluit uit te vaardigen waarbij de inkomsten- en uitgavenposten bepaald worden die in aanmerking genomen worden om het totale kostenplaatje voor de uitvoering van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid te berekenen en zo over officiële cijfers te beschikken;

- om tijdens de huidige zittingsperiode gaandeweg naar een 50/50-verhouding tussen de middelen van de federale overheid en die van de gemeentelijke overheden in de financiering van civiele veiligheid te evolueren door de federale dotatie aan de 34 hulpverleningszones substantieel te verhogen. Dat komt neer op de toekenning van een grotere budgettaire enveloppe dan die welke door de minister van Binnenlandse Zaken aangekondigd werd."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Josy Arens et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de M. Josy Arens

et la réponse de la ministre de l’Intérieur et des Réformes institutionnelles,

- vu l'article 67, alinéa 3 de la loi du 15 mai 2007 relative à la sécurité civile qui habilite le Roi à déterminer les postes de revenus et de dépenses qui entrent en ligne de compte pour calculer la part de l'État fédéral ainsi que celle des communes dans le financement de la sécurité civile;

- vu le jugement du Tribunal de première instance de Namur, du 8 septembre dernier, qui condamne l'État belge à adopter l'arrêté précité dans un délai de 9 mois à compter de la signification du jugement sous peine d'une astreinte de 1 500 euros par jour de retard;

demande au gouvernement

- de mettre en oeuvre l'article 67 de la loi du 15 mai 2007 relative à la sécurité civile;

- de prendre un arrêté royal, concerté avec les unions des villes et communes, qui détermine les postes de revenus et de dépenses qui entrent en ligne de compte pour calculer le coût total de la mise en œuvre de la loi du 15 mai 2007 relative à la sécurité civile et de disposer ainsi des chiffres officiels;

- de tendre progressivement pendant la présente législature à un ratio 50/50 entre les moyens de l'autorité fédérale et ceux des autorités communales dans le financement de la sécurité civile en augmentant substantiellement les dotations fédérales aux 34 zones de secours ce qui revient à octroyer une enveloppe budgétaire supérieure à ce qui a été annoncé par la ministre de l'Intérieur."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Franky Demon.

Une motion pure et simple a été déposée par M. Franky Demon.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

04 Vraag van Franky Demon aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De rol van het NCCN en van de federale politie bij de evacuaties uit Afghanistan" (55020613C)

04 Question de Franky Demon à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le rôle du NCCN et de la police fédérale dans le cadre des évacuations depuis l'Afghanistan" (55020613C)

 

04.01  Franky Demon (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, na de machtsovername in Afghanistan door de taliban evacueerde ons land 1.400 mensen uit het land. Daartoe werd de zogenaamde operatie Red Kite op touw gezet. Dat die oefening grotendeels een succes werd, was te danken aan de goede samenwerking tussen al de verschillende diensten. Daarbij kan gedacht worden aan de diensten van Buitenlandse Zaken en Defensie, maar ook aan het Nationaal Crisiscentrum (NCCN) en de federale politie.

 

Mevrouw de minister, vanaf wanneer werd het NCCN betrokken bij de voorbereiding van de operatie Red Kite? Welke rol speelde het NCCN binnen die evacuatieopdracht? In welke mate heeft het NCCN bijgedragen aan het succes van operatie Red Kite?

 

Welke rol heeft de federale politie gespeeld binnen de operatie Red Kite in de legerkazerne van Peutie, waar de geëvacueerde personen enkele controles moesten ondergaan? Was de federale politie daar aanwezig? Om welke reden moest de lokale politie dan toch instaan voor een deel van de bewakingsopdrachten aldaar?

 

04.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Demon, de eerste grote coördinatievergadering met alle betrokken diensten en overheden bij het NCCN vond plaats op 19 augustus. Tijdens de operatie Red Kite zelf vond er bijna dagelijks een coördinatievergadering plaats, waarbij het Crisiscentrum instond voor de organisatie, het voorzitterschap en het secretariaat van die verschillende coördinatievergaderingen. Voorts heeft het Crisiscentrum voornamelijk gefunctioneerd als informatiekruispunt, zowel tussen de Belgische betrokken diensten als met de andere betrokken Europese landen. Alle informatie omtrent de vluchten, de passagierslijsten en de resultaten van de screenings werd door de permanentie van het Crisiscentrum gecentraliseerd en in realtime gedeeld met de partnerdiensten, waaronder Buitenlandse Zaken, Defensie, de politiediensten, het OCAD, de inlichtingendiensten, de DVZ, Volksgezondheid en enkele ministeriële kabinetten. Door de centralisatie van de informatiestromen kon de communicatie tussen de verschillende actoren gefaciliteerd en geoptimaliseerd worden. De coördinatie door het Crisiscentrum was dan ook onontbeerlijk voor het welslagen van de operatie. Alle medewerkers van het Crisiscentrum moeten daarvoor uitdrukkelijk worden bedankt.

 

Uiteraard leverden ook de federale en de lokale politie een belangrijke bijdrage. De federale politie stond in voor de coördinatie van de politieoperaties voor de opvang en het toezicht in verband met de aankomst van de geëvacueerden op de luchthaven van Melsbroek, ook voor de escorte van de geëvacueerde personen van de luchthaven naar de kazerne van Peutie en daarnaast ook nog voor de organisatie en de uitvoering van de grenscontroles in de militaire kazerne van Peutie waar de mensen aankwamen, en voor het toezicht en de bewaking gedurende het verloop van de controles in de kazerne.

 

De lokale politie stond op haar beurt in voor de verkeersregeling op het grondgebied van de betrokken politiezones, ook wanneer familieleden of vrienden de betrokkenen kwamen ophalen, voor het toezicht in de omgeving van de kazerne en voor het afhandelen en het registreren van de check-out van de geëvacueerden, aan het einde van de controles en bij het vertrek uit de militaire kazerne.

 

De lokale politiezone beschikt over de nodige contacten bij lokale transportbedrijven, om de geëvacueerden snel en efficiënt de kazerne te doen verlaten. Dat was ook nodig, omdat er afspraken moesten worden gemaakt met die taxidiensten.

 

Tevens werd de nationale coördinator Slachtofferbejegening bij de federale politie gevraagd bijstand te bieden aan het Rode Kruis in het kader van de opvang van de slachtoffers en de geëvacueerden. Dat resulteerde in het inzetten van zowel federale als lokale politie, waarbij de maatschappelijke assistenten bij de zones Halle-Vilvoorde, Leuven en Brussel gedurende verschillende dagen initiatieven namen om aan de vraag van het Rode Kruis te kunnen voldoen, onder meer voor het leveren van bijstand, de eerste bijstand aan de vluchtelingen en het informeren van de mensen over de te volgen procedures.

 

De goede samenwerking tussen de betrokken diensten, administraties en kabinetten, heeft de afwikkeling van de operatie Red Kite op ons grondgebied doen slagen. Ik wil nogmaals alle diensten daarvoor bedanken.

 

04.03  Franky Demon (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de antwoorden zijn duidelijk. Ook ik feliciteer de diensten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Dries Van Langenhove aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De ontmoeting met de Oostenrijkse minister Karl Nehammer" (55020894C)

05 Question de Dries Van Langenhove à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'entrevue avec le ministre autrichien Karl Nehammer" (55020894C)

 

05.01  Dries Van Langenhove (VB): U had op maandag 20 september een gesprek met de Oostenrijkse minister van Binnenlandse Zaken, de heer Nehammer, over onder andere Afghanistan, terrorisme en een versterking van de Schengenzone. Naar aanleiding van de recente ontwikkelingen in Afghanistan heeft de Europese Commissie aangekondigd dat een situatie zoals die in 2015 zich niet mag herhalen. De EU-Commissievoorzitster, mevrouw von der Leyen, stelde dat Europa de morele plicht heeft om opvang te bieden aan iedereen die bescherming nodig heeft. De EU-commissaris voor Asiel en Migratie, mevrouw Ylva Johansson, deed een gelijkaardige oproep. Verschillende landen, waaronder Hongarije, Polen, Tsjechië, Denemarken en Oostenrijk, wezen die oproep resoluut af en kantten zich tegen het vrijwillig opnemen van nog meer Afghanen, hetzij in het kader van hervestigingsprogramma's, hetzij via zogezegde humanitaire migratiecorridors.

 

Een van de ferventste tegenstanders van het huidige EU-beleid ter zake is de Oostenrijkse minister van Binnenlandse Zaken en christendemocraat Nehammer, met wie u een uitgebreid gesprek had. Hij stelde zonder meer dat de Europese Commissie permanent de verkeerde boodschap uitstuurt en noemde het overbrengen van duizenden en duizenden Afghanen naar Europa zeer kortzichtig en ideologisch misleidend beleid dat gevaarlijk kan zijn voor Europa. Bondskanselier Kurz deed er zelfs nog een schepje bovenop en wees op de zeer moeilijke, zo niet onmogelijke integratie van heel wat Afghaanse migranten en asielzoekers.

 

Aangezien een akkoord onhaalbaar bleek, blijft opvang in Europa een optie, maar beslist ieder land zelf over hervestiging. Uw staatssecretaris en partijgenoot, de heer Mahdi, stelde in dat verband dat elk land specifieke bescherming kan bieden en dat België dat doet. Als we goed zijn ingelicht, verwacht de Europese Commissie dat elke lidstaat zou meedelen hoeveel plaatsen voor hervestiging ter beschikking worden gesteld, niet alleen voor Afghanen, maar in het algemeen. In het kader van uw gesprek met minister Nehammer werd u ongetwijfeld ingelicht over het Belgische standpunt inzake de hervestiging van Afghanen.

 

Zal België in bijkomende plaatsen voor hervestiging en/of programma's voor humanitaire visa voor Afghanen voorzien? Zo ja, hoeveel? Over hoeveel bijkomende plaatsen gaat het?

 

Hoe verliep uw gesprek met minister Nehammer over de Afghaanse kwestie specifiek?

 

Hoe verklaart u de fundamenteel verschillende opvattingen van Oostenrijk en België met betrekking tot de hervestiging van Afghanen? Nochtans worden beide regeringen ongeveer gelijkaardig samengesteld.

 

05.02 Minister Annelies Verlinden: Uw laatste zin is interessant, ik zal daar verder over nadenken.

 

Niettegenstaande uw vraag omtrent toelating en de politiek daarover in eerste instantie tot de bevoegdheid van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie behoort, kan ik u wel bevestigen dat het evident lijkt dat de recente gebeurtenissen in Afghanistan en de invloed daarvan op de EU aan bod zijn gekomen tijdens het gesprek dat ik op 20 september in Wenen had met mijn collega Nehammer.

 

Tijdens dat gesprek heeft minister Nehammer inderdaad het Oostenrijkse standpunt herhaald om geen bijkomende asielzoekers uit Afghanistan op te nemen en dus ook geen plaatsen voor hervestiging aan te bieden. De heer Nehammer verwees daarbij, dat is belangrijk om te onderstrepen, naar het grote aantal asielzoekers dat Oostenrijk sinds 2015 heeft opgenomen, wat ertoe heeft geleid dat Oostenrijk de tweede grootste gemeenschap van Afghanen binnen Europa telt.

 

Daarom pleitte minister Nehammer ervoor om in deze crisis in eerste instantie een goede bescherming van alle betrokkenen in de regio van Afghanistan mogelijk te maken.

 

Meer algemeen ging hij ook in op het Oostenrijkse standpunt over het Europese asiel- en migratiebeleid. Hij herhaalde de bekende Oostenrijkse prioriteiten zoals de sterke buitengrenzen, een thema dat ook op Europese overlegmomenten wordt aangehaald. Hij verwees ook naar snellere procedures en een efficiënter terugkeerbeleid, waarover de lidstaten afspraken maken.

 

Voor de Belgische standpunten ter zake, ook die over Afghaanse vluchtelingen, verwijs ik u graag naar de staatssecretaris voor Asiel en Migratie.

 

Voor de volledigheid wil ik u ook nog meegeven dat het gesprek dat ik met minister Nehammer had, ook handelde over de steun die ons land van Oostenrijk had gekregen na de grote overstroming in juli en de samenwerking in de strijd tegen terrorisme en georganiseerde criminaliteit.

 

05.03  Dries Van Langenhove (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

U zegt dat Oostenrijk geen bijkomende asielzoekers meer zal aanvaarden. Dat hebben we ook kunnen vernemen in de media. U zegt ook dat minister Nehammer zei dat dit komt omdat Oostenrijk al een grote Afghaanse gemeenschap heeft en in het verleden al meer dan zijn deel heeft gedaan op het vlak van asielopvang, zeker als het gaat over Afghanen.

 

Die twee argumenten zijn echter perfect toepasbaar voor België, mevrouw de minister. Ik vraag mij dan af waarom wij in België niet tot exact dezelfde conclusie komen als uw christendemocratische collega's uit Oostenrijk, want de argumenten zijn voor beide landen perfect toepasbaar.

 

Vervolgens had u het over de wens naar een efficiënt terugkeerbeleid. Ik hoop dat Karl Nehammer goed ingelicht was over de maatregelen die uw regering ter zake neemt. Ik hoop dat hij u daar op de vingers heeft getikt, want het terugkeerbeleid in België zal in de toekomst nog slechter lopen dan in het verleden al het geval was. Daarvan zal de hele Europese Unie, inclusief Oostenrijk, nadelen ondervinden.

 

Voor een heel aantal van mijn vragen verwijst u naar de bevoegdheid van uw collega, staatssecretaris Mahdi. Tijdens het gesprek met Karl Nehammer hebt u voor al die onderwerpen vermoedelijk niet naar uw collega Mahdi verwezen, want in dat gesprek hebt u wellicht wel het standpunt van de regering uit de doeken gedaan en verdedigd. Het is jammer dat u dat in deze commissie niet doet.

 

Ik zal er zeker en vast ook staatssecretaris Mahdi over aanspreken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mevrouw Platteau is niet aanwezig voor haar vraag 55021042C. Mevrouw Chanson is niet aanwezig voor haar vraag 55021282C. Daardoor zijn de vragen zonder voorwerp.

 

06 Samengevoegde vragen van

- Joy Donné aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De voortgang van de koppeling van de Mercurius-databank met het ANPR-netwerk" (55021075C)

- Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het installeren van ANPR-camera's" (55021185C)

- Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De ANPR-camera's en de databanken" (55021941C)

06 Questions jointes de

- Joy Donné à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'état d'avancement de la liaison de la base de données Mercurius au réseau ANPR" (55021075C)

- Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L’établissement de caméras ANPR" (55021185C)

- Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les bases de données des caméras ANPR" (55021941C)

 

06.01  Joy Donné (N-VA): Mevrouw de minister, bijna dag op dag zes jaar geleden werd de 12-jarige Merel De Prins doodgereden door een chauffeur die al 18 keer was veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs. Dat valt niet uit te leggen en nochtans gebeurt zoiets meer in dit land.

 

Politiediensten moeten in België een bestuurder nog altijd staande houden om handmatig het rijbewijs te controleren, wat voor een veel te kleine pakkans zorgt. Zes jaar na dat tragische incident valt dat niet meer uit te leggen. Dat is ook de reden waarom ik samen met mijn collega Raskin in oktober 2020 een voorstel van resolutie heb ingediend om een koppeling te maken van de Mercuriusdatabank van rijbewijzen via de DIV met het ANPR-netwerk. Wij willen dat doen, omdat zulks de pakkans van dergelijke recidivisten kan vergroten.

 

Een paar weken nadat we ons voorstel hadden ingediend, nam u ons idee over in uw beleidsverklaring, waarin u zei dat u de strijd tegen verkeersinbreuken wilt optimaliseren en kwetsbare weggebruikers beter wilt beschermen. U hebt toen expliciet gesuggereerd om de Mercuriusdatabank te koppelen aan het ANPR-netwerk om zo bestuurders zonder geldig rijbewijs sneller staande te kunnen houden. Wij waren er bijzonder over verheugd dat ons voorstel door de regering zou worden overgenomen, zelfs zonder in de Kamer te zijn besproken. We zijn exact een jaar later en ik verneem graag waar u staat met de uitrol van dat initiatief.

 

06.02  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, dans un monde de plus en plus globalisé et dans une Europe où les frontières internes deviennent l'une après l'autre tout simplement théoriques, il semblerait que certains individus malveillants échappent trop facilement à la surveillance de nos services de police. Comme vous le savez, les caméras ANPR pourraient contribuer à endiguer ce phénomène en permettant à nos policiers de suivre avec davantage de facilité le parcours d'un suspect quelconque. Par ailleurs, ces caméras possèdent également une seconde vertu, celle d'être également très utiles dans le cadre de la sécurité routière en faisant office de radar tronçon par exemple.

 

Malheureusement, elles ne sont pas exemptes de défauts. Notamment, elles sont susceptibles de porter atteinte au respect de la vie privée. Lors de l'installation de caméras ANPR, il est donc essentiel de respecter les règles dans un souci de limiter les éventuelles conséquences que ces caméras peuvent avoir sur la vie privée des citoyens.

 

Quel est votre avis général concernant le déploiement de ce réseau de caméras? Quelle concertation existe-t-il avec les autres niveaux de pouvoir compétents en la matière? Un budget à cette fin est-il prévu ou est-il en passe de l’être au niveau fédéral? En termes de protection de la vie privée - voilà un sujet particulier dans cette problématique -, quels garde-fous sont-ils mis en place dans l’utilisation en Belgique de ce type de caméras? En effet, l'établissement des 4 000 caméras ANP réparties dans les différentes régions du Royaume suscite diverses inquiétudes, et notamment de la part de l'Organe de contrôle de l'information  policière.

 

Ces inquiétudes proviennent de M. Stéphane De Prost notamment, commissaire enquêteur au sein de cet organe. En effet, il semblerait que certaines zones de police utilisent encore leurs bases de données locales alors qu'elles sont censées dorénavant travailler avec l'unique grande base de données nationale. On peut donc alors aisément comprendre qu'un tel comportement puisse fausser et diminuer l'efficacité du système. Madame la ministre, que comptez-vous faire afin d'encourager ces différentes zones à rejoindre exclusivement la base de données nationale?

 

Par ailleurs, la police est légalement obligée d'effacer après un certain temps les informations de sa black list, ce qu'elle ne fait pas toujours. Des véhicules suspects peuvent ainsi être repérés sur une base illégale. Comment comptez-vous empêcher ces dérives et selon vous, la loi devrait-elle être modifiée afin d'allonger ce temps? Enfin, pourriez-vous nous indiquer l'avancée des analyses d'impact sur la vie privée que l'ensemble des zones sont priées d'effectuer? Quelles sont éventuellement les résultats? D'avance, madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

06.03 Minister Annelies Verlinden: Alle initiatieven die tot doel hebben het aantal verkeersslachtoffers te doen dalen, hebben steeds mijn aandacht. Uiteraard is de verjaardag van het onfortuinlijke ongeval van Merel De Prins mij niet ontgaan. Mijn gedachten zijn bij hen die haar nog elke dag moeten missen.

 

In de strijd tegen verkeersongevallen en voor de verhoging van de verkeersveiligheid kan de strijd tegen het rijden terwijl men het recht tot sturen is ontzegd, uiteraard niet ontbreken. Maar wie het recht tot sturen is onttrokken, kan nog altijd een wagen van iemand anders lenen, ongeacht of die onder hetzelfde dak woont of niet. Het is in elk geval altijd de bestuurder die het recht tot sturen ontzegd is, die zich moet verantwoorden ten aanzien van de politie.

 

Daarbij geldt dat personen die in hetzelfde huishouden wonen, niet gemonitord kunnen worden via hun nummerplaat in het geval dat een huisgenoot hun wagen zou besturen. Dat zou mogelijk een disproportionele inbreuk uitmaken op de privacy en de bewegingsvrijheid van de betrokkenen voor wie geen verval van het recht tot sturen geldt. Daarnaast zou ook die aanpak niet sluitend zijn, omdat buiten het gebruik van de wagen van gezinsleden die onder één dak wonen, er nog vele andere mogelijkheden bestaan om een andere wagen dan de eigen wagen te gebruiken.

 

Uiteraard moeten we er alles aan doen om de verkeersveiligheid te verhogen, maar men moet wel kunnen werken binnen een wettelijk kader en met de nodige proportionaliteit. Op het moment is de absolute prioriteit ervoor te zorgen dat ploegen op het terrein onmiddellijk up-to-date informatie over bestuurders ter beschikking hebben. Om die reden wordt de koppeling gemaakt tussen de databank Mercurius en de toepassing Focus. De ploegen op het terrein hebben zo onmiddellijk toegang tot de recentste gegevens in Mercurius. Het voorbije jaar werd het via de toepassing Portal al mogelijk om in realtime de databanken van ingetrokken rijbewijzen te consulteren, zodat de controles vlotter en sneller kunnen verlopen.

 

Monsieur Senesael, le système ANPR a été initialement conçu comme moyen de lutte contre le terrorisme et la criminalité grave. À cette fin, le premier réseau de caméra a été mis en place très rapidement au niveau des frontières du pays et de certains ports maritimes et aéroports. Par la suite, un nouveau cahier des charges a été publié, ce qui résulte en un réseau de caméras à couverture nationale qui, à terme, comprendra plus de 4 000 caméras.

 

Ce réseau compte actuellement déjà plus de 13 000 utilisateurs policiers et de nombreuses fonctionnalités telles que le blacklisting et les radars-tronçons. Différents niveaux politiques ont investi dans ce réseau ANPR afin qu'il serve pour les compétences qui leur sont attribuées notamment en matière de police administrative, de sécurité routière et de fluidité du trafic.

 

Dès le départ, un crédit interdépartemental pluriannuel a été budgétisé pour le projet. Cela permet d'investir à différents niveaux. Récemment, des crédits supplémentaires ont par ailleurs été prévus pour le recrutement de 35 employés à temps-plein en vue de renforcer les centres de traitement régionaux.

 

La protection de la vie privée est essentielle. La police est soumise à un cadre réglementaire strict, notamment en ce qui concerne le traitement des données à caractère personnel qui doivent présenter un caractère adéquat, pertinent et non excessif. Cela signifie que le traitement des données doit être limité à ce qui est strictement nécessaire pour atteindre les objectifs bien définis. De plus, l'exploitation des données obtenues par ANPR a été reprise dans la loi sur la fonction de police.

 

Un data protection impact assessment pour l'exploitation de l'AMS a été rédigé en 2019 et est transmis à l'Organe de contrôle.

 

Une autre garantie du respect de la vie privée est l'article 44 de la loi sur la fonction de police. Il prévoit une période de conservation de douze mois pour les données contenues dans les bases de données techniques. Les données ne sont plus conservées dans la base de données technique nationale mais sont automatiquement supprimées après cette période. La liste des véhicules ou des plaques d'immatriculation qui sont mises en corrélation avec la base de données technique nationale se compose des véhicules et des plaques d'immatriculation pour lesquels il existe une mesure à prendre. Tant que la mesure à prendre est en vigueur, elle reste évidemment sur la liste.

 

Des listes ad hoc peuvent également être établies dans le cadre d'un événement conformément à la disposition.

 

Enfin, je peux également affirmer que les bases de données techniques locales sont prévues par la loi. Leur utilisation n'est interdite nulle part. La base de données techniques nationale tente de répondre autant que possible aux besoins des zones de police locales mais il se peut qu'il existe des besoins locaux très spécifiques pour lesquels une base de données techniques locale est nécessaire.

 

06.04  Joy Donné (N-VA): Mevrouw de minister, ik ben oprecht ontgoocheld door en verrast over de lichtzinnigheid van uw antwoord. Ik begrijp ook wel dat wij alle mazen in het net niet zullen dichten met het voorstel. Ik heb vier jaar op het kabinet van Binnenlandse Zaken gewerkt en wij probeerden dagelijks zoveel mogelijk gaten te dichten. Een sluitende aanpak bestaat niet, maar dat is geen excuus om niets te doen, zoals u doet.

 

U zegt dat er een koppeling komt tussen Mercurius en Focus, maar daarmee maakt u de mensen blaasjes wijs. Focus is een interface die ervoor zorgt dat Mercurius op een mobiele wijze kan worden gelezen door de politie. Dat is geen koppeling van databanken, die de pakkans bij de veelplegers kan verhogen. Dat is dus een zeer mager antwoord, waarvan ik vooral onthoud dat u onze resolutie niet zult naleven en dat u uw woord niet houdt. U hebt vorig jaar immers beloofd dat u aan de koppeling tussen de Mercuriusdatabank en het ANPR-netwerk zou werken, maar na een jaar hebt u niets, maar dan ook niets gedaan. Dat is het enige wat ik hiervan onthoud.

 

Ik zal daarom ook het voorstel van resolutie, dat ik vorig jaar met collega Raskin voorbereidde, opnieuw indienen. Dat was vorig jaar door uw beleidsnota zogezegd zonder onderwerp, maar is duidelijk opnieuw nodig.

 

06.05  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie pour vos éléments de réponse.

 

Vu le caractère positif des fonctionnalités développées par les 4 000 caméras ANPR qui seront développées à terme, cette nouvelle est rassurante pour les différents domaines que vous avez évoqués, d'autant plus que l'engagement des trente-cinq nouveaux emplois à temps plein pour permettre l'analyse des différents résultats est un point positif à souligner.

 

J'entends vos différentes réflexions relatives à la protection de la vie privée. Je vais me permettre de relire attentivement vos différents éléments de réponse pour éventuellement y revenir par la suite.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Samengevoegde vragen van

- Eva Platteau aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Agenten die slachtoffer zijn van geweld tegen politie" (55021042C)

- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De psychologische follow-up van politieagenten die het slachtoffer werden van geweld" (55021282C)

07 Questions jointes de

- Eva Platteau à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les agents victimes de violences envers la police" (55021042C)

- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi psychologique des policiers victimes de violences" (55021282C)

 

07.01  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Het extreem geweld tegen politie dat plaatsvond in Molenbeek op 20 september heeft ons allemaal erg gechoqueerd. Verschillende agenten liepen ernstige verwondingen op en zullen langdurig werkonbekwaam zijn.

 

Geweld tegen politie is absoluut verwerpelijk en onaanvaardbaar. De minister van Justitie heeft al gereageerd dat een Omzendbrief van kracht is die nultolerantie en lik-op-stukbeleid voor geweld tegen politieagenten mogelijk maakt.

 

Het is belangrijk dat de samenleving een krachtig signaal geeft dat dergelijke vormen van geweld absoluut onaanvaardbaar zijn. Naast het straffen van de daders, moeten we ook oog hebben voor de slachtoffers.

 

Daarom mijn vragen:

 

Hoe werden de politieagenten opvangen na het voorval?

 

Welke vormen van psychologische begeleiding worden er voorzien voor slachtoffers van geweld binnen het politiekorps?

 

Wordt er ook nazorg geboden aan de collega’s?

 

Welke begeleiding wordt er voorzien wanneer agenten na zulke feiten het werk opnieuw moeten hervatten?

 

07.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Platteau, met betrekking tot uw vraag kan ik meedelen dat 3 politiemensen overgebracht zijn naar het UZ Brussel in Jette, waar ze de nodige medische onderzoeken ondergingen. De politie-inspecteurs hebben ook gebruik kunnen maken van de ondersteuning van het helpteam van de politiezone Brussel-West. Dat helpteam bestaat uit een groep van collega's die bijspringen bij kritieke incidenten waarbij politie-inspecteurs betrokken zijn. Vervolgens werd de daaropvolgende dagen ook sociaalpsychologische bijstand verleend, met contact op geregelde tijdstippen. Een aantal politiemensen klopte ook aan bij het stressteam van de federale politie, dat 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 beschikbaar is bij dit soort crisisincidenten of -evenementen. Een aantal maatschappelijk werkers en psychologen zijn speciaal opgeleid om met die problematiek om te gaan. Het spreekt voor zich dat die bijstand gratis is voor de betrokken politiemensen.

 

Bij een afwezigheid van meer dan 45 dagen wordt altijd een bezoek aan de arbeidsgeneesheer ingepland. Hij of zij zal dan een advies geven over de hervatting of eventuele aanpassing van de activiteiten van de collega. Ook in dat kader is het opportuun om nogmaals te wijzen op de campagne over wederzijds respect, die beterschap zou moeten brengen op het vlak van agressie en geweld. De bedoeling van de campagne is de vertrouwensband te herstellen, maar ook aan informatieverstrekking en bewustmaking te doen, ten aanzien van de burgers, maar ook ten aanzien van de politiemensen. Zij zullen omkaderd worden met de nodige richtlijnen en aanbevelingen om hun weg te kunnen vinden als ze met agressie of geweld worden geconfronteerd.

 

07.03  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, het is goed om te horen dat politiemensen, na zulke zware geweldfeiten, terechtkunnen bij de verschillende diensten die u opnoemde. We hadden het gisteren over welzijn op het werk. Het lijkt me ook voor politiemensen essentieel dat er na dergelijke feiten op alle mogelijke manieren wordt gewerkt aan hun welzijn en eventuele re-integratie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De problemen met het ASTRID-netwerk" (55021129C)

- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De technische problemen met het ASTRID-netwerk" (55021212C)

08 Questions jointes de

- Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les problèmes avec le réseau ASTRID" (55021129C)

- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les problèmes techniques sur le réseau ASTRID" (55021212C)

 

08.01  Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de ingediende vraag.

 

Mevrouw de minister, op 13 september 2021 bleek dat er andermaal technische storen waren met het ASTRID-communicatienetwerk, onder andere in de CIC-noodcentrales Vlaams-Brabant West en Brussel. Dit is uiteraard niet wenselijk, want de hulpverlening mag niet in gevaar worden gebracht.

 

1. Graag een toelichting bij de technische storingen die zich hebben voorgedaan?

 

2. In welke noodcentrales werden er problemen opgetekend?

 

3. De communicatieverantwoordelijke van de FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Civiele Veiligheid stelde dat dit soort incidenten tot nul moet worden herleid. Graag een toelichting bij de stappen die u heeft ondernomen en zult ondernemen hiervoor?

 

08.02 Minister Annelies Verlinden: Ik wil vooreerst aangeven dat er een onderscheid dient te worden gemaakt tussen het radionetwerk van de hulplijn van de veiligheidsdiensten enerzijds en de eigenlijke telefoniearchitectuur en de dispatchingtools van de noodcentrales 101 en 112 anderzijds. Beide diensten, dus het netwerk en de architectuur, staan los van elkaar.

 

Het radionetwerk heeft op 13 september jongstleden niet te maken gehad met een technische panne. Er hebben zich wel technische storingen voorgedaan bij de noodcentrales 101 en 112. Die centrales zijn uitgerust met diverse toepassingen, meer bepaald toepassingen voor call-taking en dispatching. Op 13 september is er over het hele land een vertraagde werking vastgesteld van de noodcentrales 101 en 112 die op de ASTRID-architectuur draaien. De noodcentrales 112 die onder het beheer van de FOD Binnenlandse Zaken vallen, zijnde de 112-centrales van Limburg, Antwerpen, Luik en Henegouwen, bleven buiten schot.

 

De storing is begonnen om 9.15 uur 's ochtends. Vanaf 11.20 uur is de impact geleidelijk verminderd en in de loop van de namiddag waren alle systemen hersteld. Het is belangrijk te weten dat, behalve wat de noodcentrale 112 van Luxemburg betreft, de burgers gedurende die periode de centrales 101 en 112 steeds hebben kunnen bereiken. Alleen de noodcentrale van Luxemburg kende tussen 10.00 uur en 11.00 uur moeilijkheden om oproepen te ontvangen.

 

Als gevolg van de storing kon men de geïntegreerde telefonie niet langer gebruiken in bepaalde werkposten op het niveau van call-taking en dispatching. Dat betekent concreet dat men op dat moment fysiek de telefoon moest opnemen op de werkpost en men geen gebruik kon maken van de achterliggende architectuur. De geïntegreerde radio was eveneens niet beschikbaar en dus heeft men zich voor de communicatie op het terrein moeten behelpen met mobiele radioposten.

 

Na een analyse is gebleken dat de storing is veroorzaakt door een overbelasting van de systemen, gekoppeld aan een defecte toepassing. Er wordt momenteel een oplossing ontwikkeld zodat voortaan snel kan worden ingegrepen, namelijk op het moment dat zo'n probleem zich voordoet, zodat het systeem niet meer uitvalt.

 

08.03  Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, ik ben blij te horen dat de impact toch niet globaal was. Het is beperkt gebleven tot twee uur en niet alles heeft platgelegen. Overbelasting kan soms voorkomen bij verouderde netwerken. Ik hoop dat er een upgrade kan komen van het netwerk, want dit euvel toont toch aan dat de datacommunicatie, de telefonie en dergelijke cruciaal zijn bij hulpverlening. Anders kunnen er immers geen oproepen worden aangenomen en kan er op het terrein ook niet echt efficiënt gewerkt worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De NAVAP-regeling" (55021130C)

- Koen Metsu aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De NAVAP-regeling 2022" (55021572C)

- Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De intenties van de regering m.b.t. de NAVAP-regeling van de politiediensten" (55021582C)

- Nabil Boukili aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De NAVAP-regeling" (55021898C)

09 Questions jointes de

- Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le régime NAPAP" (55021130C)

- Koen Metsu à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le régime NAPAP 2022" (55021572C)

- Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les intentions du gouvernement en ce qui concerne le régime NAPAP pour les services de police" (55021582C)

- Nabil Boukili à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le régime NAPAP" (55021898C)

 

09.01  Tim Vandenput (Open Vld): Op 5 mei heb ik u een vraag over de NAVAP-regeling gesteld. U antwoordde toen dat u tegen het najaar samen met de minister van Pensioenen met een oplossing zou komen. Kunt u een toelichting geven? Ik had begrepen dat de kwestie doorgeschoven is naar volgend jaar. Wat zullen de krachtlijnen zijn?

 

De voorzitter: De heer Metsu is niet aanwezig.

 

09.02  Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, u hebt deels al een toelichting gegeven tijdens de bespreking van de begroting vorige week, nadat de eerste minister mijn vraag ter zake deskundig naar u had doorverwezen. U hebt toen een tipje van de sluier gelicht en vooral gemeld dat u in onderhandeling bent met de politievakbonden, niet enkel over NAVAP, maar ook over de loopbaanregeling. Gisteren hebben we het er trouwens nog even over gehad in de commissie in het kader van de aantrekkelijkheid van de politie.

 

Toch blijft de ongerustheid op het terrein bestaan. Vandaag mocht u bezoek ontvangen van ongeveer 350 boze politieagenten, die vrezen dat de NAVAP-regeling op de schop gaat en dat de loopbaanonderhandelingen niet verlopen zoals zij denken dat ze zouden moeten verlopen. U hebt al toegelicht hoe de regeling in elkaar zit. Voor 2022 wordt de regeling gevrijwaard en in 2023 dooft ze uit, maar met respect voor alternatieven, in onderhandeling met de vakbonden.

 

Welke timing stelt u nu voorop? U onderhandelt met de politievakbonden. Wanneer denkt u te landen?

 

09.03  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le président, madame la ministre, ma question va dans le même sens. Nous en avons déjà parlé. Vous avez déjà donné des éléments de réponse à ce sujet. Vous avez répété que vous êtes en discussion avec les policiers. Moi, quand je parle avec les policiers, ils me disent qu'ils ne veulent pas discuter de cela maintenant.

 

Madame la ministre, je voudrais mettre la situation à jour, puisqu'il y a eu différentes réflexions entre-temps. Je pense que vous êtes au courant que des policiers se sont encore manifestés aujourd'hui pour dénoncer le fait que nous discutions de ces éléments alors qu'il n'y a rien de concret sur les fins de carrière pour les métiers pénibles.

 

Je réitère ma question: ne pensez-vous pas qu'il serait plus judicieux d'abandonner cette réforme et cette discussion, dont les syndicats ne veulent pas entendre parler? Ils seraient prêts à discuter d'une réelle réforme dans le comité A; mais ils ne veulent pas discuter de la NAPAP avant cela. Je voudrais avoir une réponse plus claire à ce niveau. Je vous remercie.

 

09.04 Minister Annelies Verlinden: Wij hebben hierover al een debat gevoerd, met dezelfde vragen en thema's. Ik wil u kort op de hoogte houden van alles wat er evolueert op dat vlak, maar het zal u niet verbazen dat dat geen wereld van verschil is ten opzichte van gisteren.

 

NAVAP was een tijdelijke regeling in afwachting van een algemene regeling. Daardoor komt de discussie over de NAVAP-regeling bij elk begrotingsconclaaf telkens terug. Het is wel goed, zoals ik zei, dat wij bij het jongste begrotingsconclaaf al duidelijkheid hebben gegeven over de financiering van volgend jaar, anders dan voor 2021, waardoor de lokale besturen vandaag al duidelijkheid hebben. Ik herhaal graag dat wij er vanuit onze bevoegdheid alles aan hebben gedaan om duidelijke afspraken te maken voor de lange termijn, in het belang van de politiemensen en rekening houdend met de politiecapaciteit en uiteraard ook de proportionele budgettaire benadering van NAVAP.

 

Voor volgend jaar zal zowel de federale als de lokale politie worden gecompenseerd voor de NAVAP-wachtgelden die aan de NAVAP-nemers moeten worden betaald. Tegelijk werd afgesproken – dat is geen verrassing, want wij hadden die afspraak eerder al gemaakt – om de regeling zelf tegen het licht te houden. Ik heb daarover al gezegd dat het doel niet kan zijn om zo snel mogelijk een pensioen of een verlof voorafgaand aan het pensioen op te nemen; NAVAP is een component in een doorgedreven eindeloopbaanbeleid bij de politie.

 

Monsieur Boukili, je suis convaincue qu'il faut prendre des mesures pour faire en sorte que le personnel policier puisse continuer à travailler au-delà de l'âge de 58 ans.

 

Dat is in de eerste plaats voor de politiemensen zelf, die een voldoening gevende functie kunnen blijven uitoefenen, en ook voor de capaciteit bij de politie. Ook al rekruteren we extra, als er meer vertrekkers zijn, blijft er een deficit.

 

Politiepersoneel, ook na de leeftijd van 58 jaar, heeft ervaring en expertise. Het zou zonde zijn om die ervaring en expertise voor de organisatie teloor te laten gaan. Ook al zijn bepaalde interventies of taken na een zekere leeftijd niet meer zo evident, het betekent niet dat ouder personeel geen meerwaarde voor de politie meer heeft. Dat was ook het onderwerp van het debat dat we de afgelopen dagen met de lokale en de federale politie en de vakbonden hebben gevoerd.

 

Ik ben ervan overtuigd dat er veel mogelijkheden zijn en dat we systemen moeten zoeken opdat politiemensen hun carrière kunnen vervolledigen in een rol die zowel voor de betrokkene als voor de federale en de lokale politiediensten past.

 

Vandaag kunnen zij, hoewel ze met NAVAP kunnen, langer blijven werken. Ik ben ervan overtuigd dat dat er nog meer kunnen zijn. Dan moeten we wel het debat voeren over het kader, werkbaar werk voor alle leeftijdscategorieën, leiderschap en de organisatie zelf. Ik verwijs naar de discussie van gisteren over mobiliteit tussen verschillende diensten.

 

Mijnheer Depoortere, ingaand op uw vraag wil ik nog wel iets nuanceren. In de notificatie van het begrotingsconclaaf is niet opgenomen dat het systeem vanaf 2023 moet uitdoven. Wat wel afgesproken is, is dat het systeem, dat sowieso al uitdovend was, bekeken moet worden in het licht van de betrachting om zoveel mogelijk mensen met werkbaar werk aan het werk te houden, en dat we onderzoeken hoe we maatregelen daartoe kunnen laten samengaan.

 

Monsieur Boukili, ce n'est pas soit l'un soit l'autre. C'est une discussion à aborder en même temps. J'y crois: avec les policiers et les syndicats - y compris les policiers qui ont manifesté aujourd'hui - nous pouvons aboutir à un résultat.

 

09.05  Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, voor ons moet de achterpoort in de huidige NAVAP-regeling gesloten worden. Die achterpoort is dat voor wie NAVAP aangevraagd heeft, maar toch blijft werken op het terrein, de politiezones geen NAVAP-gelden krijgen. Ik noem dat met dubbel krijt schrijven. Ik vind dat die bepaling eruit moet.

 

Wij zijn niet voor de brugpensioenregeling en vinden dat die uitdovend gemaakt moet worden. Ik wil wel duidelijk stellen dat als de regeling dan ooit afgeschaft wordt, de betrokken politiezones toch nog gecompenseerd worden voor de politiemensen die vandaag in NAVAP zitten.

 

U beaamt dat politiemensen van 58 jaar met een ongelooflijke expertise en meerwaarde waarschijnlijk niet meer efficiënt zijn in interventieploegen. Die kunnen echter nog wel aan de schoolpoort efficiënt zijn of als wijkagent. Het zou zonde zijn om die politiemensen te verliezen. Misschien is het een mogelijkheid om hen te laten uitstromen naar andere jobs, buiten de politie, waar ze ook een meerwaarde kunnen hebben.

 

Het credo van de regering is 'meer mensen aan het werk'. In dat licht mogen wij geen politiemensen met brugpensioen sturen.

 

09.06  Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, het spijt mij, maar ik heb mijn vraag ingediend op 5 oktober. Ze werd nu pas geagendeerd, maar dat is niet onmiddellijk te wijten aan mezelf.

 

Er werd steeds vooropgesteld dat er een algemene eindeloopbaanregeling zou komen, waarna NAVAP misschien zou kunnen worden herzien. Nu draait men de rollen om, of die indruk geeft men toch. Men wil eerst NAVAP aanpassen en dan pas werk maken van een algemene eindeloopbaanregeling. Mevrouw de minister, men mag de regels niet halverwege veranderen, want dan zult u uiteraard op onbegrip stuiten bij de betrokkenen.

 

Ik ben wel verheugd over uw verklaring dat u rekening wilt houden met de functiemodaliteiten van sommige politieagenten, bijvoorbeeld degenen die in een interventiedienst zitten. Dat past ook een beetje in de algemene discussie over zware beroepen, maar zover wil ik de discussie hier niet drijven. Het is uiteraard nogal wiedes dat iemand die reeds 30 jaar actief is in een interventieploeg, misschien wel aanspraak kan op de NAVAP-regeling.

 

Mijnheer Vandenput, ik weet niet of er zeer veel mensen uit de interventiedienst het zouden zien zitten om na 30 jaar zwaar werk plots voor een schoolpoort te moeten staan. Eerlijk gezegd, ik denk dat daarvoor zeer weinig vrijwilligers zullen te vinden zijn.

 

Mevrouw de minister, ik wens u veel succes met uw onderhandelingen met de politievakbonden en ik hoop dat u tot een werkbaar resultaat kunt komen.

 

09.07  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la ministre, tout d'abord, vous dites que les deux éléments peuvent être menés en parallèle, d'une part, les discussions sur la NAPAP et, d'autre part, les discussions sur le régime général. Techniquement, ce n'est pas possible. C'est ce que nous essayons de vous faire savoir ainsi que les syndicalistes. Quand je parle avec eux, c'est assez clair mais, vous, quand vous leur parlez, vous n'entendez pas la même chose.

 

Si on réforme la NAPAP aujourd'hui et qu'on vient ensuite avec un cadre général qui contient d'autres conditions, on doit repartir de zéro et refaire le travail. Il faut être logique. Il faut d'abord déterminer dans quel cadre on va travailler et, ensuite, déterminer ce qui est spécifique aux policiers. C'est ainsi que les choses doivent se dérouler. Cela me paraît assez logique.

 

J'en viens à un autre aspect qui est lié au premier et qui représente un danger sur le terrain. Si vous discutez aujourd'hui de la NAPAP, qu'est-ce que cela va provoquer au sein du corps de la police? Cela va faire en sorte que toutes les personnes qui sont dans les conditions pour bénéficier de la NAPAP mais qui auraient choisi de poursuivre leur carrière encore un, deux ou trois ans vont se précipiter pour prendre leur NAPAP avant 2023. Vous allez les pousser à prendre cette décision, ce qui va générer un trou impossible à compenser au niveau du personnel. On est déjà à 4 400 agents en moins par rapport au cadre normal et vous allez pousser tous ceux qui peuvent bénéficier de la NAPAP mais qui ne le font pas à le faire car ils ne savent pas à quelle sauce ils seront mangés après 2023. Devront-ils travailler jusqu'à 67 ans au lieu de partir à 58 ans? Croyez-moi, ils ne prendront pas le risque. Il est ici question de milliers de policiers qui vont préférer partir avec le régime de la NAPAP avant 2023. Vous allez ainsi vous retrouver avec un trou énorme au niveau du personnel qui ne sera pas compensé. Ce n'est pas uniquement une question idéologique ou de choix politique. Sur le terrain, dans la pratique, cela va poser un gros problème.

 

Madame la ministre, écoutez les syndicats! Écoutez les travailleurs! Écoutez les policiers! Agissez avec raison! Essayons d'abord d'avoir un cadre plus général pour discuter ensuite du corps de police de manière plus spécifique. C'est la manière la plus logique et la moins risquée pour nos forces de l'ordre.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het tekort aan vrijwillige brandweerlieden" (55021131C)

- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het tekort aan vrijwillige brandweerlieden in Vlaanderen" (55021203C)

- Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De rekruteringsproblematiek bij de brandweer" (55021584C)

- Nabil Boukili aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het tekort aan vrijwillige brandweerlieden in Vlaanderen" (55022022C)

10 Questions jointes de

- Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La pénurie de pompiers volontaires" (55021131C)

- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La pénurie de pompiers volontaires en Flandre" (55021203C)

- Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le problème de recrutement dans les services d'incendie" (55021584C)

- Nabil Boukili à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La pénurie de pompiers volontaires en Flandre" (55022022C)

 

10.01  Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, op 12 september raakte bekend dat de brandweerzones in Vlaanderen met personeelstekorten kampen. Vandaag staan ongeveer 1.000 vacatures voor vrijwilligers open die niet ingevuld geraken. Daar zijn verschillende redenen voor: de onaantrekkelijkheid van het vrijwilligersstatuut, de verloning en de complexe opleiding, die gemiddeld drie jaar in beslag neemt.

 

Deze problematiek is natuurlijk niet nieuw en is een algemeen fenomeen binnen onze veiligheidsdiensten. We zullen dringend werk moeten maken van efficiënte aanwervingssystemen en het bevorderen van de aantrekkelijkheid van het beroep.

 

U kondigde aan dat u bereid bent om de vergoeding van vrijwilligers te herbekijken. Met wie zult u daarover in dialoog gaan en wanneer zal hierover een beslissing worden genomen? Hebt u al onderzocht of het opdelen van de opleiding in modules een meerwaarde kan bieden? Welke maatregelen hebt u momenteel al gepland om de aantrekkelijkheid van het beroep te verhogen?

 

10.02  Bert Moyaers (Vooruit): Mevrouw de minister, vrijwilligers zijn onmisbaar voor de brandweer. Veranderingen in de samenleving, de zware opleiding en het gebrek aan flexibiliteit bij de inzet van vrijwilligers zetten het aantrekken van nieuwe kandidaten onder druk. Zoals collega Vandenput al zei, kampen onze brandweerzones in Vlaanderen met personeelstekorten.

 

Veiligheid is belangrijk en degenen die voor onze veiligheid garant moeten staan, moeten goed worden opgeleid. Toch is de complexe opleiding een van de grote struikelblokken om voldoende vrijwilligers voor de brandweer te vinden. We merken bovendien dat eens de vrijwilliger van de brandweer de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, hij of zij de bijkomende opleidingen steeds minder smaakt en daardoor afhaakt, terwijl die vrijwilligers toch nog heel wat nuttige taken kunnen verrichten.

 

Netwerk Brandweer heeft een visienota opgemaakt over de toekomst van de brandweervrijwilliger en zegt dat de bal nu in het kamp van Binnenlandse Zaken ligt.

 

Hebt u de visienota van Netwerk Brandweer al onder de loep genomen? Ziet u daarin al enkele quick wins om meer vrijwilligers bij de brandweer te kunnen rekruteren? Hoe zult u proberen de wat oudere vrijwilliger toch actief te houden binnen de brandweerzones?

 

10.03  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la ministre, en Flandre, il manque actuellement 1 000 pompiers volontaires dans les différentes zones de secours. Cet état des lieux est particulièrement inquiétant. Plus que jamais, les événements tragiques de cet été confirment que les pompiers sont des travailleurs indispensables à la sécurité de tous. En réaction, vous avez annoncé envisager une augmentation de la rémunération de ces pompiers volontaires. Je souhaiterais savoir à combien s'élèverait cette augmentation. Pour quand est-elle envisagée? Avez-vous pris contact avec les organisations syndicales pour lancer une concertation en ce sens? Je vous remercie.

 

10.04 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, leden van de commissie, vrijwilligers vervullen inderdaad een belangrijke rol in onze hulpverleningszones en ook bij de Civiele Bescherming. Precies ook om die reden hebben wij daaraan al eerder aandacht besteed. Wij hebben onze administratie gevraagd een strategische visie uit te werken om de aantrekkelijkheid van de functie van vrijwilliger te vrijwaren en zelfs te versterken. Ze speelt uiteraard in op verschillende assen.

 

Een aantal aspecten moet daarbij aan bod komen, zoals de opdrachten, de rollen en de functies voor de vrijwilliger van morgen, de work-life balance, de vergoeding, de werving en selectie, zeker ook de opleiding en de ontwikkeling van de loopbaan, die momenteel voor brandweervrijwilligers heel ingrijpend is, maar ook mobiliteit, omkadering in de hulpverleningszones, de integratie en het samenleven van vrijwilligers binnen de vaste brandweergemeenschap en de samenwerking met de professionals.

 

De Algemene Directie zal een overheidsopdracht uitschrijven om de ontwikkeling van het strategisch project te begeleiden. De netwerken ReZonWal en Brandweer Vlaanderen hebben daaromtrent reeds een traject afgelegd met een reflectiegroep. Het is de bedoeling om voort te werken met de bevindingen van de reflectiegroep.

 

Wij zullen uiteraard ook niet nalaten een aantal quick wins te realiseren in afwachting van eventuele hervormingen. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om opleiding in modules of e-learning voor vrijwilligers zodat zij zich niet telkens hoeven te verplaatsen naar de veiligheidsscholen.

 

Het spreekt ook voor zich dat die reflectieoefeningen en de uitwerking van de strategische visie in nauw overleg gebeuren met alle betrokken partijen, zoals vakbonden, de netwerken van de brandweer zelf maar zeker ook de steden en gemeenten en de netwerken en verenigingen van vrijwilligers zelf.

 

We zullen net als de aantrekkelijkheid van het beroep en de vergoedingsregeling de vraag overwegen over de opleiding in modules voor de vrijwilligers, zodat zij al een stukje van de opleiding kunnen volgen en eventueel al kunnen worden ingeschakeld in de werking van de brandweer, om vervolgens door te stromen naar een opleidingstraject. We zullen een en ander beantwoorden in het kader van een globaal project omdat het om zaken gaat die allemaal samenhangen, zeker ook met betrekking tot de beschikbaarheid en de capaciteit van de brandweer.

 

Monsieur Boukili, la Vision stratégique prendra en compte une série de paramètres, dont notamment le volet relatif à la rémunération. Je n'ai cependant pas annoncé envisager une augmentation de la rémunération des pompiers.

 

Je pense que nous devrions être prudents avant de jeter le certificat d'aptitude fédéral (CAF) par-dessus bord. Cela ne peut en aucun cas être l'objectif. Je suis en revanche d'accord avec le fait que nous devons oser évaluer le CAF.

 

En outre, il faut plus de flexibilité pour que les volontaires puissent le suivre quand ils le souhaitent, et de préférence les trois modules du CAF en même temps. J'ai demandé au centre de know-how de se pencher sur cette question et de rechercher des optimisations dans la mesure du possible. Je vous remercie.

 

10.05  Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, u zegt zelf dat een aantal hulpverleningszones en kazernes veel en soms vooral op vrijwilligers draaien. Ik hoor op het veld vaak dat men gelukkig is dat zij er zijn omdat men anders de basishulpverlening niet zou kunnen organiseren.

 

Ik ben blij dat er een strategische visie wordt opgemaakt door een extern bedrijf. Ik reken toch op een jaar eer de eerste resultaten daarvan zullen komen. Ik vind het ook goed dat u de steden en gemeenten hierbij betrekt, want historisch gezien zijn veel vrijwilligers – niet allemaal – ook personeelsleden van de technische diensten van de steden en gemeenten, dus daar moet ook een balans worden gevonden, maar ik kijk uit (…) van die strategische visie.

 

10.06  Bert Moyaers (Vooruit): Mevrouw de minister, het is inderdaad goed dat er een strategische visie op komst is om het statuut van de vrijwilligers te verbeteren. Het is ook goed dat u al een aantal quick wins vermeldde in uw antwoord.

 

Volgens het huidige statuut is het vandaag echter nog altijd alles of niets: alle vrijwilligers moeten aan alle opleidingen en alle oefeningen blijven deelnemen en dat is vooral voor de iets oudere vrijwilliger niet altijd evident. Dat betekent heel vaak dat men mensen met heel veel ervaring moet laten gaan, ondanks het feit dat zij bepaalde brandweertaken nog prima kunnen opnemen of op zijn minst hun kennis zouden kunnen overdragen aan de jongeren. Wij moeten dus durven in te zetten op een vorm van diversiteit aan competenties bij de vrijwilligers om zo samen één doel na te streven. Indien ook u en uw kabinet zich achter de visienota van Netwerk Brandweer zouden scharen, kan dat de vrijwilligerswerking van de brandweer volgens mij een heel nieuw elan geven.

 

10.07  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la ministre, je suis un peu surpris car j'ai entendu à la VRT que "la ministre de l'Intérieur, Annelies Verlinden, confirme que la rémunération des pompiers volontaires est maigre. Elle envisage dès lors de voir si cette compensation ne peut pas être augmentée." C'est pourquoi j'ai posé la question dans ce sens. Or vous m'avez confirmé qu'il n'y aurait pas d'augmentation.

 

Est-ce dû à une mauvaise interprétation du journaliste? Il y a en tout cas une contradiction et il serait bien d'avoir des éclaircissements. Dans quel contexte cela a-t-il été dit? Pourquoi dites-vous aujourd'hui le contraire? Pour le reste, j'attends cette Vision stratégique avec impatience. J'espère qu'elle arrivera le plus rapidement possible pour qu'on puisse agir sur ce problème de pénurie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De werkzaamheden, samenstelling en agenda van de Staten-Generaal van de Politie" (55021159C)

11 Question de Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les activités, la composition et l'agenda des États généraux de la police" (55021159C)

 

11.01  Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Op 21 mei 2021 kondigde u aan om samen met een aantal 'sleutelpartners' een Staten-Generaal van de Politie te organiseren. Dit initiatief is aangekondigd als “een overkoepelend en verbindend project dat alle relevante activiteiten van de sleutelpartners en belanghebbenden wil samenbrengen".

 

Het zal de uitdagingen van de politie in beeld brengen en beleidsaanbevelingen doen. Het einddoel is te komen tot een meer moderne en dynamische politie op basis van een vernieuwde visie en aanpak. De sleutelpartners en belanghebbenden zullen hiermee de handen ineenslaan om te komen tot de politie van de toekomst.

 

Onder uw voorzitterschap vond op 25 Mei 2021 een eerste vergadering plaats met de sleutelpartners en belanghebbenden.

Wat zijn de eerste conclusies en concrete plannen op basis van die eerste vergadering?

Welke sleutelpartners namen er allemaal deel aan dit event?

Bestaat er een verslag hierover en kan u dit met het parlement delen?

Werden ook de politievakbonden betrokken? Zij zijn bij uitstek 'sleutelpartner' in dit verhaal.

Een tweede event zou begin 2022 zijn gepland. Een slotevent zou eind 2022 of begin 2023 plaatsvinden. Eveneens was er sprake van diverse thematische activiteiten die “in de tussenperiode zouden worden georganiseerd door de sleutelpartners".

Kan u hiervan een tijdsschema bezorgen van de diverse activiteiten?

Kan u eveneens een overzicht geven van wie welke activiteiten zal plannen?

Welke rondetafelgesprekken, seminaries, studiedagen en workshops liggen al vast en op welke data vinden deze plaats?

Hoeveel personen nemen hier aan deel?

Kan u meer duidelijkheid geven over de organisatorische samenstelling van deze Staten-Generaal met name wie er precies in vertegenwoordigd is, wie deze aanstuurt, hoe vaak deze vergadert?

Kan u bevestigen of de aangekondigde organisaties, de vzw Centrum voor Politiestudies (CPS), de vzw Circle of Police Leadership (CPL), de vzw Centre d'études de la police (CEP), het coördinatiecomité van de geïntegreerde politie (CC GPI), de Algemene Directie Veiligheid & Preventie van de FOD Binnenlandse Zaken (ADVP) effectief deel hebben genomen aan deze eerste vergadering?

Hebben er zich intussen nog andere sleutelpartners aangesloten bij de Staten-Generaal?

Zijn er ook belanghebbenden die zich inmiddels al tot sleutelpartners hebben ontpopt door bepaalde inhoudelijke activiteiten op zich te nemen?

 

11.02 Minister Annelies Verlinden: Op 25 mei hebben we het startschot gegeven van de Staten-Generaal. Door de geldende coronamaatregelen toen was het aantal aanwezigen live wel beperkt, maar heel wat belanghebbenden volgden het evenement online. Live waren vertegenwoordigers van het Centrum voor Politiestudies, de Circle of Police Leadership, het Centre d'Études sur la Police, de federale politie, de lokale politie en de FOD Binnenlandse Zaken, de sleutelpartners van de Staten-Generaal, aanwezig. Daarnaast namen meer dan 360 belanghebbenden, onder wie 103 korpschefs, 58 burgemeesters en 24 professoren, online deel aan het startevenement. Dat was voor ons een duidelijk teken dat velen klaarstaan om mee na te denken en mee te werken aan de politie van de toekomst.

 

Belanghebbenden die online mee hebben gevolgd, konden in het tweede deel een vraag stellen of een betoog houden. Uiteraard werden ook de vakbonden als onontbeerlijke partners bij het startevenement betrokken. De voorzitter van het NSPV kreeg de mogelijkheid om een online-uiteenzetting te houden, wat hij ook heeft gedaan. Het is duidelijk dat ook in het verdere verloop van de Staten-Generaal de vakbonden van de politie een belangrijke rol zullen blijven spelen.

 

Tijdens het startevenement pleitten verschillende sprekers dat er zou worden gewerkt aan thema's zoals het opbouwen van vertrouwen, technologie en innovatie, internationalisering, informatiedeling, diversiteit en HR, financiering en schaalgrootte van de politiezones.

 

Hoewel de Staten-Generaal door de administratie wordt gecoördineerd, hebben alle sleutelpartners en belanghebbenden de vrijheid om initiatief te nemen binnen het kader van de Staten-Generaal. Dat zorgt voor een grote verscheidenheid aan activiteiten en werkzaamheden, verspreid over het hele land, waarbij de sleutelpartners en belanghebbenden zelf invulling kunnen geven zowel aan de inhoudelijke als de praktische organisatie van de activiteiten en werkzaamheden. De resultaten daarvan kunnen zeker helpen het beleid en de discussie in het Parlement vorm te geven.

 

In de Staten-Generaal hebben wij het initiatief genomen om een multidisciplinaire commissie op te richten voor de financiering en de optimale schaalgrootte, waarmee men de ambitie heeft om een financieringsmechanisme uit te werken voor de politie van de toekomst. Daarnaast is er een initiatief om in de Staten-Generaal ook de visie op het toekomstige politieonderwijs uit te werken.

 

Tijdens het startevenement is het zeker niet alleen bij intentieverklaringen van de sleutelpartners en andere belanghebbenden gebleven. Deelnemers zijn ook aan de slag gegaan, onder meer door een aantal initiatieven te nemen naast de oprichting van de multidisciplinaire commissie, zoals het lanceren van een kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie van tien reeds gefuseerde politiezones. De multidisciplinaire werkgroep KIM-toets past daar ook in, evenals de onlineconferentie over stedelijk geweld in samenwerking met de FOD Justitie.

 

Een ander initiatief is om te onderzoeken wat internationaal de best practices zijn bij de new way of protesting. Al die evenementen en initiatieven werden opgelijst op de website www.besafe.be en wie eraan wil deelnemen, contacteert de organisator.

 

Door de toegenomen complexiteit, zowel in de virtuele als de fysieke wereld, moet de politie meer taken uitvoeren en soms ook samenwerken met andere partijen. Daar moeten we ook rekening mee houden bij de Staten-Generaal. Daarom blijft het onze uitdrukkelijke wens om alle actoren in het veiligheidsecosysteem bij de Staten-Generaal te betrekken met het oog op de totstandkoming van een moderne en dynamische politie, die klaar is voor de uitdagingen van de toekomst.

 

11.03  Ortwin Depoortere (VB): Bedankt voor de toelichting; niet alles was mij immers bekend. Ik zal alleszins eens de website bezoeken en mij nader informeren.

 

Naar aanleiding van het wetsvoorstel over de financiering van de politiezones hebben we in onze commissie een aantal interessante hoorzittingen gehouden, onder andere met professor Janssens. We moeten inderdaad een globale visie op ons politielandschap uitwerken. Ik ben blij dat u het standpunt deelt dat een moderne politie ook andere partners heeft dan vroeger het geval was. We moeten leren samenwerken met hulpverleners en andere actoren. Soms ressorteren die onder de deelstaten. Niet alle initiatieven zijn federaal georganiseerd en dat hoeft ook niet. Ik hoop dat de Staten-Generaal tot concrete resultaten leidt waar iedereen beter van wordt. Dat is toch ieders doel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanpak van de nieuwe vormen van protest (new way of protesting)" (55021281C)

- Philippe Pivin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De werkgroep 'new way of protesting'" (55021965C)

12 Questions jointes de

- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La gestion du "new way of protesting"" (55021281C)

- Philippe Pivin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le groupe de travail "new way of protesting"" (55021965C)

 

12.01  Philippe Pivin (MR): Madame la ministre, j'avais déjà pu vous interroger sur la "veille" en place au sein de nos services de police quant aux nouveaux modes d'appels à la manifestation et aux occupations des espaces publics.

 

Nous le voyons depuis plusieurs années maintenant, les appels à rassemblement se font via internet et les réseaux sociaux, de plus en plus, sans concertation ni autorisation parfois.

 

Ils sont aussi du fait de bandes dans les centres urbains. Si la compétence de cette occupation de l'espace public dépend pour partie des autorités locales, il est certain que ce travail nécessite un soutien et des directives adaptées pour nos policiers. C'est d'ailleurs dans ce cadre que vous avez rappelé qu'un groupe de travail "New way of protesting" est en place afin d'étudier comment nos forces de l'ordre peuvent et doivent s'organiser face à ces nouvelles protestations et mouvements.

 

Pourriez-vous dès lors m'indiquer :

- Comment est composé ce groupe de travail? Quelle est sa mission et son agenda de travail? Quelles analyses ont déjà pu vous être communiquées? Quelle premières décisions ont été prises et lesquelles sont planifiées pour répondre à ces nouvelles formes de rassemblement et protestation?

- Par ailleurs, quelle évaluation du nombre de poursuites d'actes de violence contre les policiers a été faite depuis la modification de la COL du Collège des procureurs généraux? Quel est le taux de l'augmentation des poursuites? Combien de procédures supplémentaires ont été engagées? Quelles mesures d'échanges d'informations ont évoluées entre les parquets et les services de police? ​​

 

12.02  Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Pivin, ce sujet du new way of protesting sera expliqué de manière approfondie dans l'exposé de ma note de politique générale. Nous aurons donc l'opportunité d'en débattre au mois de novembre, si je ne me trompe.

 

Le groupe de travail dédié aux nouvelles formes de protestation a entamé ses travaux en 2021 au sein de la police intégrée. Neuf thèmes ont d'ores et déjà été identifiés. Ils concernent, par exemple, les collectes d'informations, l'augmentation de la capacité mobilisable dans les 24 heures, la valorisation de l'analyse des risques, l'évaluation et l'adoption de nouvelles technologies et bonnes pratiques, l'adoption de la stratégie de communication, des moyens, des tactiques et l'évolution de la structure de commandement. Il a été tenu compte à cet égard des recommandations formulées par l'inspection générale dans son rapport sur les manifestations "Black lives matter".

 

Le groupe de travail poursuivra ses activités en 2022 dans le but d'identifier une vision et une approche nouvelle. Il étudiera également la possibilité de créer un centre d'expertise.

 

12.03  Philippe Pivin (MR): Madame la ministre, je vous remercie. Puisque vous annoncez que nous pourrons en discuter lors de la présentation de votre note de politique, je reposerai à ce moment-là les questions précises sur la composition, la mission et l'agenda du groupe de travail. Je vous en avertis déjà.

 

J'avais un autre volet plus large qui avait trait à l'évaluation qui peut être faite par vos services de la COL du Collège des procureurs généraux. Entre-temps, vous pourriez peut-être vérifier si une évaluation est en cours ou si des changements de comportements sont intervenus au niveau des services policiers depuis cette modification de la circulaire. On gagnera ainsi du temps au moment où l'on échangera sur le sujet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van Sander Loones aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De seining van de heer Puigdemont in het Schengen Information System (SIS)" (55021308C)

13 Question de Sander Loones à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le signalement de M. Puigdemont dans le Système d'information Schengen (SIS)" (55021308C)

 

13.01  Sander Loones (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u hebt ongetwijfeld vernomen dat de heer Carles Puigdemont, de president van Catalonië, werd aangehouden in Sardinië. Het verhaal is mij echter niet helemaal duidelijk, ik wil dus vooral vragen naar factuele verduidelijking.

 

Aanvankelijk keek iedereen richting Spanje, denkend dat de Spanjaarden kortgesloten hadden met de Italianen waardoor de heer Puigdemont opgepakt werd. Dat blijkt niet zo te zijn. De Spaanse minister van Binnenlandse Zaken zegt dat hij niet op de hoogte was en dat hij pas na de aanhouding op de hoogte werd gebracht. Het is dus niet door Spanje dat Carles werd aangehouden.

 

Hij verwijst wel naar uw diensten. In het Schengen Information System en het Passenger Name Record wordt een aantal zaken door onze veiligheidsdiensten ingegeven, onder andere de status van de heer Puigdemont. Via dat kanaal werden de Italianen dan ingeseind dat de heer Puigdemont hun richting uit kwam, waarna hij werd aangehouden.

 

Als dat zo zou zijn, vandaar deze vraag, is dat bijzonder, omdat er een aanhoudingsmandaat is waarvan de Spanjaarden zelf zeggen dat ze dat niet gaan uitvoeren en dat het opgeschort is. De Spanjaarden hebben dat argument zelfs expliciet gebruikt bij het Hof van Justitie in het kader van de procedures rond de immuniteit van die Europese parlementsleden. Spanje zegt dus dat niet te gaan uitvoeren, maar in de databanken, ingegeven door uw diensten, staat het aanhoudingsmandaat wel nog volkomen als actief.

 

Wat is er aan de hand? Wat is er precies gebeurd? Zijn er contacten geweest tussen de politiediensten? Zijn er contacten geweest met u?

 

Dat verdient immers toch wel wat duidelijkheid. De heer Puigdemont is hier onder onze goede juridische zorgen. Wij moeten er ook alles aan doen om ervoor te zorgen dat zijn statuut ten volle gerespecteerd wordt.

 

13.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Loones, de internationale SIS-signalering betreft een Spaanse internationale signalering op basis van een Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd door de Spaanse autoriteiten. Alleen Spanje kan die internationale signalering aanpassen.

 

Op 17 oktober 2019 heeft de heer Puigdemont zich vrijwillig aangeboden in België bij de federale gerechtelijke politie. Hij werd toen op basis van de Spaanse SIS-signalering gearresteerd. De Belgische justitie besloot om niet tot overlevering over te gaan en op haar verzoek werd gevraagd voor België een flag aan te brengen. Dat betekent dat de te nemen maatregel op Belgisch grondgebied bij het aantreffen van de persoon naar aanleiding van een controle, niet langer een arrestatie is, maar een lokalisatie.

 

Op uw vraag met betrekking tot de huidige situatie kunnen wij bevestigen dat de passagiersinformatie-eenheid of PIE geen informatie heeft uitgewisseld met de Italiaanse PIE of de politiediensten aangaande de reisbewegingen van de heer Puigdemont.

 

Ik heb ook geen contact gehad met mijn Spaanse collega over dit dossier.

 

13.03  Sander Loones (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor deze informatie. Het is zeer duidelijk dat het een gespannen antwoord is. De Spaanse minister van Binnenlandse Zaken zegt dat het de fout is van de Belgische politiediensten en u zegt dat het werd ingegeven door de Spaanse veiligheidsdiensten.

 

Ik ben zeker bereid uw lezing te geloven. Die lijkt mij niet onlogisch te zijn. Maar dan lijkt het me wel gepast dat u uw Spaanse collega daar toch eens op aanspreekt. Het is wel bijzonder dat hij onze politiediensten in een kwaad daglicht stelt, terwijl het zeer duidelijk zijn eigen verantwoordelijkheid is.

 

Ik ga ervan uit dat u onze politiediensten verdedigd wenst te zien? De eerste minister is een paar dagen geleden nog in Spanje geweest. Wij hebben nu dat nieuwe memorandum of understanding. Uw regering plant een betere samenwerking met Spanje. Ik mag hopen dat dit ook inhoudt dat Spanje respect heeft voor onze politiediensten en dat daar geen valse verklaringen over worden afgelegd.

 

Ik meen dat u in de Europese Raad naast de Spaanse minister zit? Dit kan dan een prettig onderwerpje zijn om bij de koffie even over te praten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Samengevoegde vragen van

- Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het gebruik van pyrotechnisch materiaal bij voetbalwedstrijden" (55022028C)

- Caroline Taquin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het gebruik van pyrotechnische middelen door voetbalsupporters" (55021311C)

14 Questions jointes de

- Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'utilisation de matériel pyrotechnique lors de matchs de football" (55022028C)

- Caroline Taquin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'usage de matériels pyrotechniques par des supporters de football" (55021311C)

 

14.01  Caroline Taquin (MR): Madame la ministre, vous avez communiqué cet été des informations quant à votre avant-projet visant l'interdiction des matériels pyrotechniques pour les supporters de football.

 

Si des interdictions sont déjà effectives, il semble que cet avant-projet élargisse le dispositif et les sanctions encourues. Ce sujet est délicat et en débat depuis plusieurs années. Il apparaît en outre que les constats d'utilisation ont clairement augmenté jusqu'en 2019.

 

Il est important d'agir en la matière mais en prenant certainement en compte l'impact d'une législation en vigueur depuis plusieurs années et en l'adaptant aux réalités du terrain. Ceci nécessite de pouvoir entendre les acteurs et les professionnels et peut-être de s'inspirer aussi de l'évolution de cette législation dans les autres pays européens.

 

J'ai pu constater que la France avait lancé très récemment une expérimentation en la matière à la suite d'un rapport parlementaire de 2020. En France, des interdictions sont vigueur mais les autorités de ce pays travaillent sur un projet de réintroduction encadrée de ces artifices.

 

Il faut veiller à la sécurité de tous dans les stades de football mais je pense aussi qu'il ne faut pas stigmatiser l'ensemble des supporters. Il est donc sans doute utile de rester le plus ouvert possible vis-à-vis de ces dizaines de milliers de supporters enthousiastes mais paisibles. Ceci nécessite peut-être de revoir notre réglementation. Dans ce cas, il faut le faire au sein d'une concertation et sur base d'une évaluation.

 

Madame la ministre, quelles récentes données vous ont été communiquées sur la situation de l'usage des matériels pyrotechniques par les supporters de football (en dehors des chiffres 2015-2019 déjà communiqués cet été)? Quelles concertations ont été effectuées auprès de la Pro League et de l'Union belge de football qui apparaissent favorables au renforcement de ces interdictions? Quelles concertations ont été effectuées entre la Pro League et les directions de clubs et de quelle manière les directions de clubs ont sollicité des avis des associations de supporters?

 

Avez-vous des contacts avec des autorités d'autres pays européens en la matière? Précisément, avez-vous eu des contacts avec le gouvernement français dans le cadre de son expérimentation? Quelle analyse a été faite du rapport français par vos services dans le cadre de votre avant-projet?

 

14.02  Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, afgelopen zaterdag was het weer zover op onze Belgische voetbalvelden. Supporters wierpen een voetzoeker in de richting van de doelman van Oud-Heverlee Leuven. Gevolg: daags nadien was zijn gehoor nog niet volledig terug en dus is er een kans op blijvende gehoorschade voor de doelman.

 

Jammer genoeg is dit het zoveelste voorval en zal het wellicht ook niet het laatste zijn. Dat het er in een voetbalstadion vaak heftig en kolkend aan toe gaat, is normaal en zelfs genietbaar. Maar het gooien of afsteken van pyrotechnisch materiaal biedt geen enkele meerwaarde voor een voetbalwedstrijd. De schade die dit materiaal kan aanrichten, kan desastreuze gevolgen hebben.

 

Vandaag is het al zo dat het gebruik van pyrotechnisch materiaal, zoals rookbommen, voetzoekers en Bengaals vuur, al verboden is in-en-rond het stadion en zelfs op het volledige grondgebied. Toch zien we het nog vaak opduiken in de tribunes en lijkt vervolging hiervan moeilijk vast te stellen. Tijdens de zomermaanden konden wij lezen dat u de 'Voetbalwet' wil wijzigen en het gebruik van pyrotechnisch materiaal strenger wil aanpakken.

 

Daarom heb ik volgende vragen voor U, mevrouw de minister:

1.Hoe ver staat u met uw initiatief? Wat is de timing?

2.Wat is de strekking van uw initiatief?

3.Heeft u intussen met de clubs, supportersverenigingen en andere stakeholders overlegd? Graag een toelichting.

 

Ik dank de minister voor haar antwoorden.

 

14.03  Annelies Verlinden, ministre: Chers collègues, je peux vous transmettre des chiffres par écrit mais les incidents parlent d'eux-mêmes.

 

Het recente voorbeeld van de doelman van Oud-Heverlee Leuven dat de heer Vandenput aanhaalde, is uiteraard treffend. Een voetbalstadion moet een plek zijn waar mensen samenkomen, waar gezinnen van de wedstrijd en elkaars gezelschap kunnen genieten en waar ook kinderen het plezier van een sportieve wedstrijd kunnen ontdekken. Voetbal is een feest, dat voor zowel supporters als spelers in veilige omstandigheden zou moeten kunnen doorgaan.

 

Il faut briser l'illusion que des objets dangereux symbolisent l'ambiance dans les stades de football. Un changement de mentalité à cet égard est nécessaire car l'utilisation d'objets pyrotechniques peut provoquer des blessures graves, comme nous l'ont montré des incidents récents.

 

La Pro League et l'Union belge de football ont mis la question de la pyrotechnie dans le football à l'ordre du jour.

 

Na overleg met hen heb ik een wetsontwerp voorbereid dat onder meer voorziet in verhoogde minimumsancties voor inbreuken met pyrotechnische voorwerpen in het kader van voetbalgerelateerde activiteiten. Het ontwerp wordt momenteel aangepast aan het advies van de Raad van State dat wij ontvingen. Uiteraard zal het nadien aan het Parlement worden voorgelegd voor behandeling.

 

Le 2 août dernier, la Pro League et l'Union belge de football se sont ralliées à mon approche contre l'utilisation d'engins pyrotechniques, lors d'une conférence de presse durant laquelle nous avons accueilli des chauffeurs de bus d'équipes de la Jupiler Pro League. Ils ont partagé leurs expériences et leurs préoccupations au sujet d'une utilisation croissante de matériel pyrotechnique par les supporters.

 

La Pro League, en collaboration avec l'Union belge de football, poursuit son engagement en termes de prévention, de dissuasion et, le cas échéant, de sanction.

 

Une concertation aura bientôt lieu avec les représentants des différents clubs de la Pro League et de l'Union belge de football, en préparation d'une concertation avec la Fédération de coordination belge des supporters. J'aurai d'ailleurs encore des réunions avec la Pro League, cette semaine, à ce sujet. Lors de cette concertation, l'approche contre les engins pyrotechniques et, notamment, le projet de loi que j'ai déposé seront examinés.

 

Enfin, la police fédérale est en contact avec la police française. Une analyse plus poussée sera effectuée dans les prochaines semaines.

 

14.04  Caroline Taquin (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Je vous rappelle qu'en tant que bourgmestre, je suis très attachée à la sécurité des enfants, des familles, des supporters lors de fêtes, de matchs de football, etc. Veiller à la sécurité de leurs concitoyens fait partie du quotidien des bourgmestres.

 

Vous nous annoncez une concertation, ce qui est une très bonne chose. Il est effectivement fort important que les associations de supporters puissent être entendues, ce d'autant que l'avant-projet a été annoncé sans qu'il y ait eu de concertation et de consultation; celles-ci sont pourtant indispensables.

 

Madame la ministre, je souhaiterais savoir si vous comptez modifier votre projet, suite à la concertation que vous avez annoncée. Des services belges suivent-ils l'expérience en cours en France? Est-ce là l'objectif des contacts entre la police belge et de la police française? Cela me paraît, en tout cas, utile pour votre futur projet. L'expérimentation pourra-t-elle se faire en Belgique, comme c'est le cas en France? Avez-vous fait des propositions précises aux associations de supporters ou avez-vous l'intention de le faire à l'occasion de la concertation? Concrètement, avez-vous proposé aux associations de supporters de prendre une responsabilité dans le cadre d'expériences tests encadrées telles que celles qui sont effectuées en France pour l'instant?

 

14.05  Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. De veiligheid van de spelers staat op het spel, maar in het verleden is gebleken dat ook de veiligheid van de toeschouwers sterk in het gedrang kan komen, bijvoorbeeld bij een slecht afgeschoten pijl. Het gaat dus niet enkel over de spelers.

 

U zegt dat er wordt gewerkt aan een nieuw kader met strengere sancties. Ik hoop echt dat mensen die zulke gevaarlijke voorwerpen het stadion binnenbrengen en afschieten een stadionverbod krijgen, niet voor één jaar maar voor verschillende jaren. Zulke mensen horen immers niet in een voetbalstadion.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55021346C van de heer Metsu is omgezet in een schriftelijke vraag.

 

15 Vraag van Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De bestuurlijke handhaving in de strijd tegen georganiseerde criminaliteit" (55021379C)

15 Question de Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'approche administrative dans le cadre de la lutte contre la criminalité organisée" (55021379C)

 

15.01  Yngvild Ingels (N-VA): Geachte mevrouw de minister, in uw beleidsnota gaf u aan een overkoepelend wetgevend initiatief te willen nemen inzake de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. Dit probleem maakt tot op heden nog steeds deel uit van ons maatschappelijk weefsel en vergt een coöperatieve aanpak tussen lokale besturen en partnerorganisaties.

 

Om dit fenomeen aan te pakken zijn hier in het verleden al initiatieven rond genomen, zoals de ARIEC’s/PAALCO in Antwerpen, Limburg en Namen. Deze proefprojecten werden intussen al positief geëvalueerd door het directiecomité van de federale politie en ook andere arrondissementen hebben al laten weten geïnteresseerd te zijn in de oprichting van een ARIEC.

 

Bij deze heb ik de volgende vragen:

 

1) Ondanks het feit dat er binnen uw diensten voldoende expertise zou moeten zitten inzake deze materie en er al positieve pilootprojecten hebben plaatsgevonden, zou u toch van plan zijn om een beroep te doen op een consultancybureau voor de redactie van uw wetgevend initiatief. Wat is hiervoor de reden? Welk bureau hebt u hiervoor op het oog? Op welke termijn zouden zij met een resultaat moeten komen? Welk budget trekt u uit voor deze consultants?

 

2) Welke stappen zal u ondernemen ten aanzien van de voltooiing van uw wetgevend initiatief en wat is hiervoor de voorziene tijdslijn?

 

3) Deze proefprojecten werden voornamelijk gesubsidieerd door Europese fondsen. Om de uiteindelijke financiële impact van de ARIEC’s te kunnen inschatten, ging er een impactanalyse opgemaakt worden.

a. Is deze analyse inmiddels afgerond?

b. Wat zijn de conclusies?

c. Welke middelen zal u vrij maken voor de bestendiging van de bestaande en de verdere uitrol van de ARIEC’s?

 

15.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Ingels, in overleg met de administratie werd inderdaad besloten om een advocatenkantoor aan te duiden voor de bijstand bij de redactie van het wetgevend initiatief. Het is een kantoor dat gespecialiseerd is in onder meer bestuursrecht, strafrecht en privacy. Die disciplines zijn nodig gelet op de gespecialiseerde en doorgedreven kennis die nodig is in die rechtsdomeinen en de wijze waarop die rechtsdomeinen interageren in het kader van het wetsontwerp. Wat onder andere de kostprijs daarvan betreft, verwijs ik naar het antwoord op de schriftelijke parlementaire vraag nr. 750 van de heer Loones.

 

De opmaak van het wetsontwerp zal de gewone procedure volgen, waarbij de teksten uiteraard zullen worden voorgelegd aan de verschillende stakeholders en aan de IKW's, met het oog op de validatie door de regering. We beogen de teksten nog dit jaar voor te leggen aan de IKW's. Na goedkeuring door de regering zal het wetsontwerp voorgelegd worden aan de bevoegde adviesinstanties en uiteindelijk worden ingediend bij de Kamer.

 

De impactanalyse van de ARIEC's is momenteel nog lopende, ik kan vandaag nog niet vooruitlopen op de resultaten van die analyse.

 

15.03  Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, u weet dat dat project me heel na aan het hart ligt. Ik heb er zelfs wat grijs haar door gekregen in IKW's een aantal jaren geleden. Het is een moeilijk, maar heel belangrijk project. Ik kijk dan ook uit naar het resultaat van de bijkomende stappen die u hebt gezet. Ik zou willen benadrukken dat ik denk dat die ARIEC's absoluut een toegevoegde waarde zijn.

 

Het was me niet helemaal duidelijk waarom u de expertise van een externe firma nodig had, aangezien er heel veel expertise intern aanwezig is. Maar daar hebt u al gedeeltelijk op geantwoord.

 

Ik kijk uit naar het vervolg van de werkzaamheden en ik denk, mijnheer de voorzitter, dat onze hoorzittingen van begin volgend jaar perfect getimed zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Samengevoegde vragen van

- Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Een nieuwe manege voor de DAS" (55021386C)

- Kattrin Jadin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De toekomst van de cavalerie" (55021405C)

- Philippe Pivin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De politie te paard" (55021990C)

16 Questions jointes de

- Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Un nouveau manège pour la DAS" (55021386C)

- Kattrin Jadin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le futur de la cavalerie" (55021405C)

- Philippe Pivin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La police montée" (55021990C)

 

16.01  Yngvild Ingels (N-VA): Geachte mevrouw de minister, onlangs konden we in de media vernemen dat de Directie Openbare Veiligheid (DAS) een extra investering van plan is voor haar diensten te paard. Zo zou het voorstel op tafel liggen om een nieuwe hypermoderne manege aan te kopen in Rebecq voor circa € 8 miljoen. Een opvallende investering. Zeker gezien de recente overeenkomst om ongeveer €22 miljoen te investeren in de renovatie van de oude stallen in Etterbeek. Evenals zijn er andere diensten die onderworpen zijn aan het DAS, die materiaal en personeel te kort komen, die dergelijke investeringen ook graag hun richting zien uitkomen.

 

Bij deze heb ik de volgende vragen:

 

1) Wat is de reden voor de eventuele aankoop van deze manege?

a. Wat zijn de andere opties/pistes indien deze investering niet zou doorgaan?

b. Op welke manier wil u deze aankoop koppelen aan het voorgestelde budget voor de renovatie van de stallen in Etterbeek?

c. Voorziet u extra investeringen voor de politie te paard?

 

2) Welke functie zou toebedeeld worden aan deze manege?

a. Wat is de invloed hiervan op de werking van de politie te paard en de zetel/stallen in Etterbeek?

 

3) Hoe ziet u de toekomst van de politie te paard binnen de politie?

 

4) Welk plan heeft u om de andere diensten die onderworpen zijn aan het DAS en materiele en personele tekorten hebben, te ondersteunen?

 

16.02  Philippe Pivin (MR): Madame la ministre, sous la précédente législature, des informations avaient fusé, annonçant la fin de la police fédérale à cheval. Il n'en a heureusement rien été, même s'il semble que les moyens de ces services ont été réduits progressivement depuis des années. J'avais pu interpeller votre prédécesseur à ce sujet d'ailleurs, à plusieurs reprises.

 

Ce service existe dans beaucoup d'autres pays et depuis très longtemps, comme c'est le cas en Belgique. Il est précieux parce qu'il permet une gestion négociée de l'espace public qui a fait ses preuves en différentes circonstances et en divers lieux.

 

La question a été à nouveau posée dans certains médias sans véritable raison objective, mais à la suite de mouvements de foule présents irrégulièrement en Région bruxelloise. C'était l'été dernier.

 

Des techniques d'intervention à cheval ont été réalisées. Du matériel aussi a pu évoluer et être mis à disposition des policiers cavaliers. Les techniques d'esquive, de dégagement, d'arrestation évoluent et se modernisent bien logiquement et l'entraînement reste nécessaire.

 

Cependant, il semblerait que du matériel ayant fait l'objet de validation par les services compétents n'était pas opérationnel et ne l'est toujours pas. Très concrètement, certains policiers font état de "la non-utilisation de sangles Bajutsu spéciales" - je cite les informations qui m'ont été données - "alors que ce matériel pourrait augmenter la sécurité des cavaliers tout en limitant les atteintes aux personnes interpellées près d'un cheval appartenant à la police". On voit bien toute l'importance de la police à cheval dans certains lieux particuliers lorsqu'on lit le rapport de criminalité 2020 de la police fédérale, puisque les sollicitations de l'appui de la police à cheval ont augmenté de 174 % en 2020, pour un appui dans des lieux spécifiques tels que les bois, les dunes, les parcs, mais aussi des places urbaines et des centres-villes.

 

Pourriez-vous dès lors m'indiquer quelle est l'évolution du nombre de policiers présents au sein de la police montée? Quelle en est l'évolution depuis ces dernières années? Quelles évolutions en termes de matériel ont-elles été décidées ces dernières années pour mieux sécuriser les cavaliers en intervention? Je rappelle ces fameuses sangles. Quels budgets sont-ils prévus pour cette unité et quelles sont les mesures que vous comptez prendre dans les années à venir ou cette année pour renforcer la police montée, les entraînements spécialisés, et ce, notamment dans le cadre de la modernisation de la Gestion négociée de l'espace public (GNEP)? Je vous remercie.

 

16.03 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, de infrastructuur waar de politiepaarden momenteel gestald zijn, het complex Baron de Witte de Haelen in Etterbeek, beheerd door de Regie der Gebouwen, is zeer sterk verouderd. Dat hoef ik u niet te zeggen. De installaties voor de paarden hebben het einde van hun levensduur bereikt en er is bijvoorbeeld geen mogelijkheid tot het gebruik van graasweides voor de gestalde dieren. De afgelopen 25 jaar werden er op de huidige locatie ook geen structurele investeringen gedaan in de stallen of de paardenboxen.

 

De informatie verspreid in de media dat een budget van 22 miljoen euro reeds daadwerkelijk zou zijn toegekend, is fout. Dat is de kostprijs van een eventuele renovatie van de oude infrastructuur, waarvoor de budgettaire middelen nog moeten worden uitgetrokken. De eventuele aankoop van geschikte externe infrastructuur is slechts een mogelijke alternatieve optie, waarvoor momenteel evenmin budgettaire middelen zijn uitgetrokken. Het dossier moet in zijn globaliteit nog verder worden besproken met de Regie der Gebouwen. Geen enkele optie ter zake is op dit moment al definitief goedgekeurd.

 

Monsieur Pivin, à l'heure actuelle, la police à cheval a besoin de 120 cavaliers, permettant de fournir chaque année le travail de 85 équivalents temps plein. Cette capacité de 120 policiers à cheval brevetés a été subdivisée en 107 personnes dans le pool opérationnel d'une part, et 13 personnes dans ce qu'on appelle l'overhead de ce service d'autre part.

 

Mais, dans la réalité, la Direction de la sécurité publique ne dispose actuellement que de 81 policiers à cheval brevetés dans le pool opérationnel, soit une capacité disponible réelle de seulement 67,4 équivalents temps plein.

 

Les chevaux, tout comme les cavaliers, font appel à tout un panel d'équipements et d'accessoires destinés à effectuer leurs tâches en respectant leur bien-être ainsi que la sécurité des citoyens. Les montures sont désormais protégées à plusieurs endroits et, dans le cas d'opérations de maintien de l'ordre, il existe un matériel de protection spécifique.

 

En ce qui concerne les sangles Bajutsu que vous évoquez, des tests étendus ont été réalisés; mais après analyse de certaines situations pratiques, différents facteurs ont amené la décision de ne pas retenir cette pièce d'équipement.

 

La police à cheval n'existant plus en tant qu'unité distincte depuis 2014, il est difficile d'isoler avec précision les budgets qui lui sont alloués au sein de la Direction de la sécurité publique. Outre l'achat des animaux et les frais liés à leur entretien, il existe des marchés publics prévus pour leur équipement, qui représentent un budget annuel de 120 000 euros. Vous trouverez plus de détails dans ma réponse à votre question écrite n° 829.

 

Pour conclure, je vous informe que c'est lors du débat sur les tâches-clé de la police fédérale, mené voici quelques années, qu'il avait été décidé de réduire les moyens équestres existants, en conservant les missions qui leur étaient dévolues. Aucune remise en question de cette décision n'est à l'ordre du jour.

 

De politie te paard zal dan ook vanuit de federale politie gespecialiseerde steun blijven leveren ten voordele van de politiepartners, die daar steeds om kunnen vragen.

 

16.04  Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor het antwoord. Ik ben eerst en vooral blij dat er in de discussie over de politie te paard niet wordt afgeweken van de beslissing die jaren geleden genomen werd. Spijtig genoeg heeft men die niet volledig kunnen uitvoeren, een deel is uitgebleven.

 

Ik ben enigszins verbaasd dat de heer Pivin verwijst naar de statistieken over de extra inzet. Dat klopt ergens wel, maar als men kijkt naar de prioritaire missie van die paarden, toch ook weer niet. Zij kunnen handig zijn in tuinen, hoewel politiemensen mij zeggen dat het gebruik van quads eigenlijk veel efficiënter is. Ze kunnen tevens handig zijn op het vlak van de openbare orde, maar wij hebben daar ook de nadelen al van gezien. Zo is er twintig jaar geleden een ongeluk gebeurd in Luik, waarna de inzet van politie te paard altijd in vraag werd gesteld. Er is altijd een risico op een ongeval. Wij hebben dat ook gezien bij de feesten van La Boum in het park. We moeten dus goed bekijken welke meerwaarde politie te paard nog kan bieden.

 

Er zijn inderdaad heel wat aanvragen, maar dan gaat het om secondaire zaken, om parades bijvoorbeeld. Laten wij ook de protocollaire zaken niet vergeten. Die paarden moeten telkens uit de stal komen als er een staatshoofd naar ons land komt. Ik vraag mij af of dat wel een taak voor de politie is. Voor mij zou dat naar de Protocollaire Dienst van de Koning mogen verhuizen, ik vind niet dat het tot de politietaken behoort. Dat is mijn standpunt.

 

Mevrouw de minister, ik ben blij met uw verduidelijking over de centen en over het feit dat over die 22 miljoen nog niet beslist is. Ik wil echter ook aandacht vragen voor de andere diensten van de DAS. Naast de cavalerie is er ook de infanterie. Die heeft om het zacht uit te drukken niet de nodige middelen om haar job goed te doen. Ik hoor dat deze dienst afgedankte voertuigen van de Civiele Bescherming moet gebruiken.

 

Hier is dus nog een en ander over te zeggen. Misschien kunnen wij erop terugkomen bij de bespreking van uw beleidsnota, wanneer het gaat over de centen en over de keuzes die gemaakt worden inzake de huisvesting van de resterende paarden.

 

16.05  Philippe Pivin (MR): Madame la ministre, je vous remercie. Je ne sais finalement pas ce qui était le plus intéressant. Était-ce votre réponse ou tout ce que je viens d'entendre de la bouche de Mme Ingels? Franchement, madame Ingels, nous ne sommes pas du tout sur la même longueur d'onde. Vous vous en doutez bien!

 

Madame la ministre, il y a quelque chose de très alarmant dans votre réponse car vous faites un constat qui est lui-même alarmant tant au niveau des infrastructures, dont vous soulignez vous-même la vétusté, qu'au niveau des moyens humains. Vous indiquez que les équivalents temps plein sont à peine à la moitié de ce qu'ils devraient être normalement. Il faut être logique: ce service qui a fait ses preuves et qui continue à être précieux, on ne peut pas le garder et l'envoyer sur l'espace public avec de telles conditions de travail. Il faut être cohérent. Soit, on arrête et on remplace les chevaux par des robots ou par des quads, comme le plaide Mme Ingels, soit, on donne à ce service - c'est mon sentiment - les moyens de remplir les missions qu'on attend encore de lui. Les statistiques, je ne les ai pas inventées. Je les ai lues. Et, quand je vois 2020, je constate qu'on recourt encore très souvent à ces services-là. Je crois dès lors qu'il faudrait avoir cette discussion de fond de savoir si c'est un cadre "en voie d'extinction" ou si, au contraire, on a la volonté de le conserver dans des missions policières strictes. À ce moment-là, il faut évidemment lui donner des moyens dignes que pour pouvoir fonctionner.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

17 Questions jointes de

- Eric Thiébaut à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La norme KUL" (55021275C)

- Sigrid Goethals à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les travaux concernant la norme KUL" (55021539C)

- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La réforme de la norme KUL" (55021544C)

17 Samengevoegde vragen van

- Eric Thiébaut aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De KUL-norm" (55021275C)

- Sigrid Goethals aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De werkzaamheden omtrent de KUL-norm" (55021539C)

- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De hervorming van de KUL-norm" (55021544C)

 

17.01  Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, madame la ministre, dans le cadre de votre note de politique générale de 2021 vous avez annoncé que votre administration ser​a chargée d'initier et de piloter une commission d'experts multidisciplinaires qui doit définir, avant 2024, un nouveau modèle de financement de la police locale lui permettant d'assurer sa mission de police de proximité et son rôle dévolu par l'État.

 

Madame la ministre, pourriez-vous dès lors m'indiquer l'état des lieux de cette réflexion et si un agenda précis existe en la matière? Pourriez-vous, par ailleurs, me préciser la composition de ces groupes d'experts?

 

17.02  Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, een tijdje geleden vonden de laatste hoorzittingen plaats over een wetsvoorstel betreffende een nieuw financieringssysteem voor de politiezones. Iedereen was het erover eens dat hier dringend iets aan veranderd moest worden en dat het niet mocht blijven liggen.

 

Het systeem is achterhaald en werkt niet meer, maar we weten ondertussen allemaal dat de oplossing niet eenvoudig is en met verschillende zaken samenhangt, zoals schaalvergroting, het kerntakendebat en de solidariteitsmechanismen. Dat gaf u gisteren in het debat zelf al aan.

 

In het regeerakkoord en uw beleidsverklaring konden we lezen dat u wilt komen tot een objectief financieringsmodel dat de optimale grootte van politiezones stimuleert. Uw beleidsnota verduidelijkte dit met de boodschap dat er een expertencommissie zou worden aangesteld die een voorstel zou doen voor 2024.

 

Ik had graag een stand van zaken gekregen van de werkzaamheden. Welke stappen werden er overeengekomen? Is er bij het vastleggen van de modaliteiten van de werkgroep reeds bepaald of er met het Parlement zal worden samengewerkt en hoe dat zal gebeuren? Bekijkt de werkgroep ook een eventuele schaalvergroting voor de Brusselse politiezones, wat toch altijd een heikel punt is?

 

Op 17 maart 2021 antwoordde u dat er naderhand een onafhankelijke externe partner zou worden aangeduid om de werkgroep te ondersteunen bij het concreet uittekenen van het financieringsmodel. Weet u al wie die onafhankelijke externe partner zal zijn en welk budget daarvoor zal worden uitgetrokken?

 

17.03  Annelies Verlinden, ministre: Chers collègues, il est vrai que dans le cadre de la note de politique du 5 novembre et de ma déclaration de politique du 6 novembre 2020, des démarches sont entreprises pour mettre en place une commission multidisciplinaire.

 

La première réunion concernant cette commission a été organisée le 12 juillet. Diverses organisations policières et non policières ont été invitées, dont le Conseil fédéral de police, le Conseil des bourgmestres, la Commission Permanente de la Police Locale, la Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, l'Union des Villes et Communes de Wallonie et Brulocalis, ainsi que le commissaire général de la police fédérale.

 

Wij plannen vergaderingen op 25 oktober en in november en december om de huidige financiering en haar pijnpunten toe te lichten en te bediscussiëren. Daarbij zullen we geen taboes uit de weg gaan. Uiteraard vormt de uitkomst van de hoorzittingen in het Parlement het uitgangspunt.

 

L'étape suivante est d'arriver à une étude par un partenaire externe dans le courant du premier trimestre de 2022. Il est envisagé que ce marché public soit supervisé par un groupe restreint, comme indiqué ci-avant, qui sera établi par les membres pléniers de la Commission multidisciplinaire. L'ensemble du budget pour les études scientifiques du SPF Intérieur pour 2022 est réservé à cette recherche.

 

Le partenaire externe indépendant qui sera désigné pour cette étude n'est pas encore connu car il faut d'abord définir les questions et les problèmes exacts. Ce n'est qu'après la réception des candidatures par le groupe restreint qu'une décision pourra être prise quant au partenaire externe auquel cette étude sera attribuée.

 

17.04  Éric Thiébaut (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour ces précisions.

 

Je suis toujours inquiet par rapport à la création du groupe de travail et également par rapport à l'appel à des consultants externes. Ce qui m'ennuie un peu, c'est le calendrier. En parallèle, une réflexion est aussi menée au sein de notre commission. Je trouve qu'il doit y avoir une meilleure synergie entre le travail que nous faisons et le travail du groupe d'experts que vous avez mis en place.

 

Par ailleurs, je constate que, depuis votre prise de fonctions, vous avez l'habitude de souvent encommissionner pas mal de choses. C'est évidemment une méthode qui se tient et que je ne conteste pas. Mais, derrière cet encommissionnement, je veux absolument qu'il y ait à chaque fois un calendrier et un programme pour que les travaux de toutes les commissions que vous avez mises en place aboutissent assez rapidement. Vous l'avez fait pour la problématique de la norme KUL. Un groupe de travail a également été mis sur pied pour la problématique des shifts de vingt-quatre heures chez nos pompiers. Il y a aussi la problématique de l'avenir de la Protection civile. Ce sont tous des chantiers importants. Une série de groupes de travail sont mis en place mais je ne voudrais pas que cet encommissionnement fasse s'enliser tout le travail qui doit être réalisé.

 

17.05  Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, ik kan mij enigszins aansluiten bij de heer Thiébaut want ik deel zijn ongerustheid. Er moet goed worden samengewerkt, dat is belangrijk.

 

Het is echter jammer dat u niet hebt bevestigd of eventueel ook een schaalvergroting mogelijk zou zijn in de Brusselse politiezones. Dat moet ook eens op tafel worden gelegd, het zou geen slechte zaak zijn.

 

Wij kijken uit naar het vervolg en zullen hier zeker nog vragen over stellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Samengevoegde vragen van

- Sigrid Goethals aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De burgerlijke partijstelling van de minister" (55021542C)

- Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het zich burgerlijk partijstellen door de minister bij geweld tegen politie" (55021575C)

18 Questions jointes de

- Sigrid Goethals à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La constitution de partie civile de la ministre" (55021542C)

- Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La constitution de partie civile de la ministre en cas de faits de violence contre la police" (55021575C)

 

18.01  Sigrid Goethals (N-VA): Geweld tegen hulpverleners, politie en brandweer, is niet nieuw en terwijl daar in de pers maar af en toe over wordt bericht, is dat een dagelijkse realiteit voor politie en brandweer. U beklemtoonde vroeger al dat u dat u zich altijd burgerlijke partij zou stellen. Ondertussen hebt u daaraan toegevoegd dat u dat voornamelijk doet wanneer er daartoe een vraag is van de persoon in kwestie. Dat is een goede insteek; u moet dat inderdaad niet overal doen. Het is fantastisch dat u dat geval per geval bekijkt.

 

U bent natuurlijk alleen bevoegd voor de federale politie. Ook de lokale politie wordt geregeld geconfronteerd met geweld. U geeft de burgemeesters van de betrokken zones een aanzet om zich ook burgerlijke partij te stellen. Op welke manier doet u dat? Komt daar effectief een respons op? Waarschijnlijk hebt u zelf al uw beleid ter zake geëvalueerd om na te gaan wat goed of minder goed werkt.

 

Ik heb alvast de indruk dat burgemeesters zich veel minder vaak burgerlijke partij stellen. Is daar enige reden toe? Is het misschien nuttig dat ze dat vaker doen? Misschien spoort u hen daartoe aan via brief of telefoon, maar misschien kunt u dat ook nog op een andere manier doen? Dat zou alleszins een hart onder de riem zijn voor onze hulpverleners.

 

Uw diensten zouden nakijken welke kosten gedekt zouden kunnen worden door het Solidariteitsfonds. Zijn daar al resultaten van? Hebt u al werk gemaakt van een ontwerp van wijziging van de wet betreffende de civiele veiligheid om gratis rechtshulp mogelijk te maken wanneer een personeelslid slachtoffer wordt van agressie?

 

18.02  Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, in het debat over het thema in de plenaire vergadering riep u opportuniteitsredenen in wanneer u zich burgerlijke partij zou stellen. Ik sluit mij aan bij mevrouw Goethals. Hiermee hebt u, terecht, niet alleen een politiek signaal gegeven met betrekking tot de ernstige maatschappelijke problematiek van geweld tegenover politie.

 

Het mag daar uiteraard niet bij blijven. De burgemeesters moeten ook bereid zijn om zich burgerlijke partij te stellen, als iemand van hun korps het slachtoffer wordt van geweldsdelicten. Daarbuiten is nog een hele reeks van maatregelen mogelijk, die niet enkel uw departement toekomen, maar misschien ook wel aan het departement van de minister van Justitie. Er moet ook iets gedaan worden aan de administratieve rompslomp die politieagenten ervaren als ze een klacht moeten indienen, als ze zich zelf burgerlijke partij moeten stellen. Ik kijk uit naar uw antwoord.

 

18.03 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Goethals, geweld tegen politiemensen en andere veiligheidsdiensten is onaanvaardbaar, zoals ik al herhaaldelijk heb gezegd, en moet kordaat worden aangepakt. Er zijn al verschillende initiatieven genomen, onder meer een bijsturing van het vervolgingsbeleid door Justitie, het onderzoek naar technologische hulpmiddelen om de bescherming van politiemensen te verhogen en de aankoop van bodycams. De burgerlijkepartijstelling door de werkgever van de betrokken personeelsleden is ook een specifiek instrument om enerzijds de dader maximaal te kunnen vervolgen, te bestraffen en te responsabiliseren en anderzijds het personeelslid bij te staan in de verwerking van de verschrikkelijke feiten.

 

Bij ieder incident van geweld tegen politiemensen van de federale politie wordt een burgerlijkepartijstelling overwogen op basis van de aard van het dossier en het verloop van het strafrechtelijk onderzoek en eventueel ook de zorgen of overwegingen van de betrokken personen. Zo stelt de Belgische Staat zich in elk geval systematisch burgerlijke partij wanneer het dossier voor de strafrechtbank komt.

 

Mevrouw Goethals, ik had inderdaad contact met de werkgevers van de lokale politie om dezelfde mogelijkheid te promoten. Allicht maken zij dezelfde opportuniteitsbeoordeling. Het komt mij niet toe om hun pen vast te houden in de acties die zij ondernemen.

 

Er werd naar cijfers gevraagd. De federale politie heeft mij tot nu toe in kennis gesteld van 48 incidenten, waarbij samen 119 leden van de federale politie zijn betrokken en 40 personeelsleden van de federale politie kosteloos rechtshulp gevraagd en gekregen hebben. Voor alle 48 incidenten heeft de Belgische Staat het parket aangeschreven, verwijzend naar de herziene rondzendbrief nr. 10/2017 van het College van procureurs-generaal, met het verzoek om mee te delen welk gevolg aan de zaak wordt gegeven en om te verzoeken toelating te krijgen voor kopiename van het strafdossier met als doel zich burgerlijke partij te kunnen stellen voor de rechtbank.

 

Voor 17 van de 48 incidenten, die in bepaalde gevallen dus meerdere politiemensen betreffen, is er op het ogenblik een procedure voor de strafrechtbank ingeleid en heeft de Belgische Staat zich burgerlijke partij gesteld.

 

Van de overige 31 dossiers zijn 4 dossiers geklasseerd zonder gevolg om technische redenen. Soms is er bijvoorbeeld geen informatie of ontbreekt er informatie.

 

Voor 27 dossiers is het gerechtelijk onderzoek nog lopende, waarbij wij niet kunnen vooruitlopen op de exacte timing en de opportuniteiten tot burgerlijkepartijstelling, aangezien de burgerlijkepartijstelling afhankelijk is van het verloop van het strafrechtelijk onderzoek. Het spreekt voor zich dat de administratie dat nauw opvolgt en intervenieert, optreedt en op het gepaste moment en de gepaste manier overgaat tot burgerlijkepartijstelling.

 

In 8 dossiers is er ondertussen een uitspraak geformuleerd waarbij de beklaagden werden veroordeeld voor de hun ten laste gelegde feiten.

 

In vijf van die procedures hebben ook de betrokken personeelsleden van de federale politie zich burgerlijke partij gesteld volgend op de kosteloze rechtshulp die hun werd toegekend.

 

Geweld tegen hulp- en veiligheidsdiensten is een ruimere problematiek en er moet dus ook op andere aspecten worden gewerkt. Zo hebben wij prioriteit gegeven aan opleiding van de leden van de hulpdiensten door middel van interne sensibiliseringscampagnes ontwikkeld door de Algemene Directie Civiele Veiligheid van de FOD. De lopende campagne werkt op thema's als hygiëne, fitheid en agressie. Het is de bedoeling de personeelsleden aan te sporen om daadwerkelijk melding te maken van verbale en fysieke agressie waarmee zij geconfronteerd worden.

 

Op 1 oktober is het tweede deel van die interne campagne gelanceerd, waarbij we brandweerlieden en hulpverleningszones als werkgever aanmoedigen om een klacht in te dienen na elk incident waarmee ze werden geconfronteerd, om op die manier de vervolging verder vorm te geven. Ik heb op 1 oktober nog een schrijven gericht aan alle hulpverleningszones met de uitnodiging om een agressiebeheersingsbeleid in te voeren. Ook dat komt in de eerste plaats toe aan de werkgever, maar het spreekt voor zich dat wij het ook in onze volgende initiatieven nauwgezet zullen opvolgen.

 

18.04  Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. De diensten zijn goed bezig. Dat mag ook worden gezegd. U zet zwaar in op de wervingsprocedure en op het aantrekkelijk karakter van de politie. Wij willen meer mensen aan het werk in de politiediensten. Alle steun die u biedt aan de mensen op het terrein, is welkom. Zij voelen dat steuntje in de rug. Dus ik stel voor dat u zoveel mogelijk burgemeesters aanzet om zich ook burgerlijke partij te stellen en de mensen op het veld die jammer genoeg te vaak te maken krijgen met geweld, te steunen.

 

18.05  Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik ben toch wat verbaasd. Het aantal burgerlijkepartijstellingen door de Belgische Staat is nogal aan de lage kant ten opzichte van het grote aantal agressiegevallen en geweldsdelicten tegenover politieagenten. Is dat dan niet veeleer politiek symbolisch bedoeld, dan wel dat het voor de man of vrouw op het terrein daadwerkelijk veel verschil maakt? U zou vooral iets moeten doen aan de administratieve rompslomp waarmee een politieagent wordt geconfronteerd, voor hij zich burgerlijke partij kan stellen.

 

Het verhaal wordt zeker nog vervolgd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55021559C van mevrouw Rohonyi is zonder voorwerp.

 

19 Vraag van Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De optimalisatie van de transdisciplinaire samenwerking tussen veiligheidsdiensten" (55021586C)

19 Question de Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'optimisation de la collaboration transdisciplinaire entre les services de sécurité" (55021586C)

 

19.01  Bert Moyaers (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, een aantal jaar geleden vond een aantal grote hervormingen plaats bij onder andere brandweer en Civiele Bescherming. Wij hebben het er reeds vaker over gehad, de crisis met de wateroverlast heeft ons geleerd dat een aantal zaken toch anders en beter kon. Het leger werd heel snel geactiveerd omdat de situatie heel dramatisch was en via het Netwerk Brandweer werden er ook meteen Vlaamse ploegen naar Wallonië gestuurd. Er was echter te weinig aansturing op het terrein.

 

De Civiele Bescherming heeft heel wat logistieke middelen, maar te weinig manschappen. Er gaan stemmen op om te bekijken of er toch geen plan van aanpak nodig is om op het terrein zo spoedig en adequaat mogelijk echt slagkracht te kunnen verwezenlijken.

 

Denkt u dat het nuttig kan zijn om opnieuw te bekijken of er niet wat reorganisatie in bepaalde disciplines noodzakelijk is? Hoe kijkt u naar de toekomst van de Civiele Bescherming? Bent u het ermee eens dat de huidige situatie verre van optimaal te noemen is? Hebt u daaromtrent reeds een plan van aanpak in het achterhoofd, om effectief snel een aantal verbeterpunten te kunnen aanreiken?

 

19.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Moyaers, wij hebben de vreselijke ramp in juli niet afgewacht en reeds vroeger een reflectie opgestart over de actuele situatie van de Civiele Bescherming. In eerste instantie werd een aantal gegevens verzameld en onderzocht door de algemene directie Civiele Veiligheid.

 

Zo werden sinds de hervormingen alle interventies en de daaraan gekoppelde interventietijden geïnventariseerd. Dankzij die informatie kunnen wij bepaalde conclusies trekken, maar die informatie is uiteraard niet voldoende om een volledig beeld te krijgen van de actuele situatie van de Civiele Bescherming en van de uitdagingen die er zijn. Daarom hebben wij een diepgaander onderzoek gevraagd, met het voorstel van resolutie betreffende de hervorming van de Civiele Bescherming als uitgangspunt.

 

De gevraagde evaluatie van de Civiele Bescherming is breed en vereist dat alle partners, zoals de hulpverleningszones, de lokale politie en de lokale overheden, worden geraadpleegd wanneer die een beroep kunnen of zouden kunnen doen op de Civiele Bescherming. Dat vraagt in elk geval om een aangepaste methodologie. Het is onder meer de bedoeling om vast te stellen of er lacunes zijn in de samenwerking, om te analyseren of het materieel en personeelskader van de Civiele Bescherming volstaat om opdrachten te vervullen en of de huidige locatie van de kazerne toereikend is om een adequate dienstverlening te garanderen.

 

De resultaten van die studie zullen toelaten om te bekijken in welke mate en op welke manier het noodzakelijk is om de operationele werking van de Civiele Bescherming of de taakstelling en taakverdeling binnen de civiele veiligheid te wijzigen. Dit zal ook de gelegenheid zijn om de opdrachten van de Civiele Bescherming binnen discipline 1 te heroverwegen en haar rol bij de coördinatie van discipline 4 te consolideren.

 

De overheidsopdracht en procedure voor die studie is begin 2021 van start gegaan. De offertes zijn geopend op 2 september en worden nu onderzocht met het oog op een snelle gunning van die overheidsopdracht.

 

De dienstverlener die zal worden geselecteerd, moet uiteraard over de nodige tijd beschikken om het onderzoek tot een goed en kwaliteitsvol einde te kunnen brengen. Daarvoor worden ongeveer vijf maanden uitgetrokken. Wij verwachten de resultaten van de studie dus in het voorjaar van 2022, zodat we, samen met onder meer de evaluatie van de leercommissie van de overstromingen, vooruit kunnen gaan om het crisisbeheer en de structuren en de organisatie van het crisisbeheer te herbekijken en tegen het licht te houden gelet op toekomstige crisissen die zich in ons land zouden kunnen aandienen.

 

19.03  Bert Moyaers (Vooruit): Mevrouw de minister, het was volgens mij de moeite om deze laatste vraag nog te behandelen. Ik vond uw antwoord op zijn minst zeer verrijkend. Ik heb zelf als burgemeester van een overstroomde kleine stad ook wat te maken gekregen met onder andere de Civiele Bescherming, de brandweer en het leger. Om Limburg te bereiken, moet de Civiele Bescherming – zij komt uit Brasschaat – al redelijk ver rijden, maar ze is ook echt onderbemand, blijkt uit de gesprekken die ik had.

 

Ik bezocht enkele weken geleden het congres van het Netwerk Brandweer in Ravels. Dat was een heel interessant netwerkmoment, waar uiteraard ook over de wateroverlast en de Civiele Bescherming werd gesproken. Ik heb mij zelf totaal geen persoonlijke visie gevormd over hoe de transdisciplinaire samenwerking tussen Defensie, de politie, de Civiele Bescherming en de brandweer moet worden geoptimaliseerd, maar in mijn gesprekken met brandweercommandanten leerde ik dat de taken die vandaag door de Civiele Bescherming worden verricht, in drie categorieën kunnen worden verdeeld: een deel van de taken wordt uitgevoerd door de brandweer – in Limburg is dat al vaak zo, omdat de Civiele Bescherming redelijk ver van ons gelegen is, wat historisch altijd zo is geweest –, een ander deel van de taken wordt vooral door de politie uitgevoerd, bijvoorbeeld het opruimen van drugslabo's of wietplantages, en tot slot de logistieke taken, waarin de Civiele Bescherming echt sterk is. Zoals ik zei, zijn er vandaag echter niet voldoende manschappen om die taken optimaal uit te voeren.

 

Het is interessant om die insteek in het achterhoofd te houden bij de discussie over de Civiele Bescherming in de toekomst. Ik begrijp dat er een heel interessante studie op komst is. Het is ook belangrijk dat u overlegt met de minister van Defensie over hoe de transdisciplinaire samenwerking in de toekomst beter kan werken op het terrein. Daar kunnen in de leercommissie interessante dingen over worden gezegd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.47 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17 h 47.