Commission de la Défense nationale |
Commissie
voor Landsverdediging |
du Mercredi 27 octobre 2021 Matin ______ |
van Woensdag 27 oktober 2021 Voormiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 09.03 uur en voorgezeten door de heer Peter Buysrogge.
La réunion publique de commission est ouverte à 09 h 03 et présidée par M. Peter Buysrogge.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Vraag van Jasper Pillen aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De huur van schepen voor Defensie" (55020972C)
01 Question de Jasper Pillen à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La location de navires pour la Défense" (55020972C)
01.01 Jasper Pillen (Open Vld): Mevrouw de minister, ik heb u al eens een vraag gesteld over dit onderwerp. De Leopold I heeft er ook opnieuw mee te maken. Er is een enorm aantal rekruten bij de marine en er zijn schepen die verdwijnen. Ik denk daarbij aan de Godetia, een tweetal maanden geleden. Op een bepaald moment hebt u geantwoord dat er werd gekeken naar de mogelijkheid om Nederlandse of Franse vaartuigen te huren. Zo kan aan rekruten de kans gegeven worden om hun carrière aan te vatten en opgeleid te worden.
Kunt u daarover een stand van zaken geven? Is dat nog een denkpiste? Zo ja, over welke landen en vaartuigen gaat het dan? Hoe ziet het plan eruit?
01.02 Minister Ludivine Dedonder: Rekening houdend met het beperkte aantal beschikbare opleidingsplaatsen aan boord van de Belgische marineschepen enerzijds en de onmogelijkheid voor de volledige invulling van de behoeften aan boord van schepen van partnernaties anderzijds, werd het huren van een burgerplatform bestudeerd. Momenteel is er nog geen overeenkomst getekend. Het is de bedoeling dat de eventuele overeenkomst vanaf de zomercampagne 2022 van start gaat.
A priori zal er slechts één schip gehuurd worden. Er werd een militaire prospectie gedaan bij Frankrijk, Groot-Brittannië en Polen. De behoefte aan opleidingsplaatsen bedraagt tussen 12 en 40 plaatsen, ten voordele van de Nautische School tijdens de zomercampagne. In dit stadium is het te vroeg om zich uit te spreken over de omvang van de vaste bemanning of hun kostprijs.
01.03 Jasper Pillen (Open Vld): Mevrouw de minister, ik begrijp dat, ondanks de berichten uit Nederland dat er een aantal schepen aan de kade gelegd zou zijn, er geen beschikbaarheden zijn. Maar als ik het goed begrepen heb, is het de bedoeling dat u tijdens de zomercampagne van volgend jaar een burgerschip zal huren om een aantal rekruten aan boord te brengen.
Dat lijkt me in ieder geval een vooruitgang te zijn. Ik bedank u dan ook voor uw antwoord.
L'incident est clos.
02 Vraag van Steven Creyelman aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De kledijproblematiek bij Defensie" (55020990C)
02 Question de Steven Creyelman à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le problème des uniformes à la Défense" (55020990C)
02.01 Steven Creyelman (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, naar aanleiding van het nationale defilé op 21 juli werd aan de marine opgedragen om een peloton kandidaat-militairen ter beschikking te stellen. Naar aanleiding daarvan werd door de marine een lijst met zogenaamde uniformtekorten opgesteld. Daarbij werd vastgesteld dat deze tekorten aanzienlijk waren waardoor de samenstelling van het correcte uniform voor het peloton een niet onbelangrijk probleem werd. Zo bleek bijvoorbeeld dat bijna niemand over witte handschoenen beschikte en moesten die blijkbaar door de militairen zelf worden aangekocht. Uiteindelijk werden de witte handschoenen dan maar door een onderofficier aangekocht in de militaire shop in Peutie, maar de militairen die ze nodig hadden dienden ze persoonlijk terug te betalen. Heel wat militairen konden zelfs niet deelnemen aan het defilé omdat uit de befaamde tekortenlijst bleek dat bepaalde jassen, broeken en kepies niet op voorraad waren. Wat betreft de reguliere militaire werkkledij is de problematiek analoog.
Ik heb daarover een hele resem vragen die u terugvindt in de schriftelijke weergave van deze mondelinge vraag. Om u niet te vervelen, ga ik ze hier echter niet herhalen. Ik kijk vooral uit naar uw antwoord.
02.02 Minister Ludivine Dedonder: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Creyelman, er was geen structureel tekort aan uniformen. Het betrof enkele individuele gevallen waarbij militairen van het detachement een deel van de kledij niet bij hadden. Elke militair ontvangt een kledijvergoeding van bijna 65 euro per maand of 780 euro per jaar. Dat volstaat om de noodzakelijke kledij te kopen. De geleverde kledij voldoet aan de hoge eisen die Defensie stelt, waarvoor steeds de beste prijs bedongen wordt. België heeft zich voor de nieuwe kledij van de marine aangesloten bij de aankoop van de Nederlandse Defensie. De eerste leveringen worden verwacht in het tweede semester van 2022.
De laatste jaren wordt gewerkt aan een structurele vernieuwing van de kledij en de uitrusting om het comfort te verbeteren. Voor de gevechtskledij is een procedure lopende om die te vernieuwen en te verdelen vanaf eind 2022, waarbij een aparte snit per geslacht wordt voorzien. Op basis van de operatietonelen waar Defensie actief is, werd beslist om het klassieke camouflagepatroon te vervangen door de kleur olijfgroen-coyotebruin. Voor de aankoop van de gevechtskledij wordt een nieuw polyvalent camouflagepatroon voorzien. De service dress wordt gratis aan de kandidaat-militairen bedeeld via een eerste dotatie op het einde van het eerste dienstjaar, aangezien een aantal kandidaten de opleiding niet afmaakt. Wanneer een rekruut de basisopleiding start, wordt gratis een eerste dotatie aan gevechtskledij gegeven. Een rekruut die beslist om Defensie te verlaten, moet een groot deel van de ontvangen kledij teruggeven, aangezien Defensie deze kledij specifiek voor de opleiding ter beschikking heeft gesteld.
02.03 Steven Creyelman (VB): Mevrouw de minister, u hebt op een aantal vragen duidelijk geantwoord, een aantal andere vragen kon die duidelijkheid niet genieten. Dit is een belangrijk aspect voor ons militaire personeel. Ik heb dit niet uit mijn duim gezogen. Dit komt van het terrein, van een aantal mensen die voor Defensie werken. Dit staat toch in contrast met de ontkenning van het probleem die u hier te berde brengt.
Als u het echt meent met uw POP-plan, waar ik van uitga, moet u ook de uniformtekorten aanpakken, hoe structureel of niet-structureel ze ook zijn. Dat is ook onderdeel van de arbeidsomstandigheden. Om mensen te motiveren om bij Defensie te komen en te blijven, moeten we een antwoord bieden op de vraag naar aangepaste kledij. Het kan niet de bedoeling zijn om personeel te vragen kledij aan te kopen bij de lokale ceremoniewinkel, of erger nog, bij de lokale carnavalwinkel, om uniformtekorten aan te pakken. Dat is een structureel onderdeel van de arbeidsomstandigheden die we bij Defensie moeten creëren. Daar moet u zeker rekening mee houden in het kader van uw POP-plan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55021277C van de heer Lacroix wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
- Annick Ponthier aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De escalerende militaire spanning tussen Taiwan en China" (55021636C)
- Theo Francken aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "China en Taiwan" (55022359C)
- Annick Ponthier à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Les tensions militaires grandissantes entre Taïwan et la Chine" (55021636C)
- Theo Francken à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La Chine et Taïwan" (55022359C)
De voorzitter: De heer Francken is op komst, maar nog niet aanwezig.
03.01 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, onlangs gaf de Taiwanese minister van Defensie te kennen dat de militaire spanningen tussen zijn land en China, die reeds een tijdje oplopen, op het meest acute punt zijn gekomen in meer dan 40 jaar. Hij legde die verklaring af terwijl hij zijn nieuwe militaire uitgavenpakket aan de Taiwanese wetgever voorlegde, ter waarde van 8 miljard dollar, voor onder meer oorlogsschepen en raketten.
Taiwan bereidt zich duidelijk voor op een mogelijke militaire confrontatie met Peking. De Taiwanese minister van Defensie deed zijn uitspraken over China enkele dagen nadat een recordaantal Chinese gevechtsvliegtuigen door het Taiwanese luchtruim was gevlogen. Het ging om maar liefst 150 Chinese militaire vliegtuigen in vier dagen tijd. Deze vliegtuigen drongen de luchtverdedigingszone van Taiwan binnen, maar vuurden vooralsnog geen schoten af, voor zover wij weten. Het is meer en meer duidelijk dat China Taiwan als de zoveelste Chinese provincie beschouwt. Peking verklaarde ook reeds dat het land desnoods met geweld moet worden ingenomen.
Men maakt zich dus terecht zorgen, in het bijzonder in de Straat van Taiwan. In deze geostrategisch belangrijke zeestraat laten zowel China als de Verenigde Staten hun spierballen rollen.
Wat is uw reactie op dit nieuws? Hoe ziet u de spanningen tussen China enerzijds en Taiwan en de Verenigde Staten anderzijds evolueren?
Bij een militair treffen tussen de Verenigde Staten en China over Taiwan dreigen de Europese NAVO-bondgenoten meegesleurd te worden. Welke houding zou u innemen in dit hypothetische maar toch realistische toekomstscenario?
Hebt u daarover reeds enig overleg gehad met een aantal collega's?
De volgende vraag is misschien eerder voor uw collega van Buitenlandse Zaken. Hoe staat het met de eventuele evacuatie van Belgen in Taiwan, mocht het land militair worden aangevallen door China?
03.02 Minister Ludivine Dedonder: Mevrouw Ponthier, de huidige Chinese militaire opbouw botst met de belangen van andere wereldspelers, waaronder de Verenigde Staten. Alle stakeholders in de regio streven nog steeds naar een diplomatieke oplossing. In het kader van het crisisbeheer zou de NAVO eerder kunnen opteren voor een diplomatieke oplossing, maar zij zou ook diplomatieke steun kunnen verlenen aan de Amerikaanse bondgenoot in het kader van de NAVO-solidariteit. Het NAVO-bondgenootschap blijft een defensieorganisatie van de Euro-Atlantische ruimte. Een inzet in de Indo-Pacifische regio in het kader van artikel 5 van het NAVO-handvest, is dan ook zeer onwaarschijnlijk.
Sinds de opening van de diplomatieke betrekkingen met Beijing in 1971, onderhoudt België geen officiële betrekkingen met de autoriteiten van Taiwan, geheel in lijn met de politiek die werd uitgezet door de FOD Buitenlandse Zaken, sindsdien bekend als de One China Policy. De Belgische insteek bij deze inspanningen gebeurt via de klassieke multilaterale kanalen van de NAVO en de EU, die deze policy ook volgen. Daaruit volgt dat verzoeken tot samenwerking of informatiedeling vanwege Taiwan met onze Defensie niet aan de orde zijn.
De beslissing om Belgische onderdanen te evacueren ligt buiten de bevoegdheid van Defensie. Ik verwijs u dan ook door naar de diensten van Buitenlandse Zaken. In ieder geval staat Defensie klaar om de beslissingen van de ministerraad uit te voeren.
03.03 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, ik zal de kwestie uiteraard ook aankaarten bij de minister van Buitenlandse Zaken.
Voor het overige is het heel belangrijk om de vinger aan de pols te houden. Er is een militaire escalatie bezig, die zeer nauw wordt opgevolgd door de VS, toch geen onbelangrijke bondgenoot van ons als NAVO-lidstaat. De VS heeft in dat kader ook al een aantal initiatieven genomen. Wij moeten erg waakzaam blijven. Ik heb ook de analyse gezien van Jonathan Holslag, die toch niet het minst onderlegd is op dat vlak, en hij zegt dat het een teken aan de wand is dat een militair treffen rond Taiwan nabij is. Ik wil u dus nogmaals aanbevelen om via uw contacten in de NAVO de vinger aan de pols te houden en waakzaam te blijven.
Het incident is gesloten.
04 Question de Hugues Bayet à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le plan d’action fédéral handicap" (55021736C)
04 Vraag van Hugues Bayet aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Het federaal actieplan handicap" (55021736C)
04.01 Hugues Bayet (PS): Madame la ministre, le 16 juillet dernier, le Conseil des ministres a adopté le Plan d'action fédéral Handicap 2021 - 2024 de la ministre Lalieux. Ce plan, organisé autour de six axes, propose 145 mesures concrètes en faveur des personnes en situation de handicap. Plusieurs de ces mesures concernent la Défense en termes de gestion des ressources humaines ou des infrastructures, par exemple.
Madame la ministre, pourriez-vous dès lors m'indiquer quel suivi vous comptez donner aux différentes mesures relatives à la Défense reprises dans ce plan et le calendrier selon lequel vous comptez en assurer le suivi au sein de votre ministère?
La question me paraît importante pour parvenir à une société de plus en plus inclusive.
04.02 Ludivine Dedonder, ministre: Cher collègue, les mesures proposées par la Défense et reprises dans le Plan d'action fédéral Handicap font l'objet d'une analyse par la Direction générale des ressources humaines de l'état-major afin de les traduire dans un plan d'actions concrètes.
Dans le cadre des mesures destinées, d'une part, à promouvoir la réintégration des militaires handicapés sur le marché du travail et, d'autre part, d'affecter les militaires déclarés définitivement inaptes au service comme militaires au sein du personnel civil et au sein de la Défense, le texte réglementaire sera réalisé avant la fin de l'année.
En 2022, une analyse sera faite pour permettre éventuellement le transfert de militaires inaptes au service comme militaires vers d'autres départements.
Quant à l'accessibilité des futurs quartiers généraux et l'aménagement en ce sens de ceux déjà existants, les services d'infrastructure de la Défense s'inscrivent pleinement dans le Plan d'action fédéral Handicap 2021 - 2024.
En effet, au-delà du respect des diverses législations européennes, fédérales et régionales en matière d'accessibilité des bâtiments et des bâtiments publics en particulier, c'est une politique inclusive d'accessibilité universelle de ses équipements et infrastructures que la Défense entend promouvoir. Il s'agit d'une conception de l'accessibilité axée sur la diversité humaine, l'adaptation fonctionnelle et une ergonomie d'usage des infrastructures dans le but de favoriser une inclusion professionnelle et sociale de tous les utilisateurs dans leur environnement.
Pour la Défense, l'objectif est clairement de concevoir des infrastructures disposant de toutes les facilités d'usage adaptées (multifonctions et multi-utilisateurs), tenant compte des aspects spécifiques de notre armée ainsi que de son cadre budgétaire.
Le développement des initiatives sportives pour le personnel militaire et les vétérans en situation de handicap fait l'objet d'une étude de l'état major. En 2022, plusieurs militaires en situation de handicap participeront aux Invictus Games, compétition multisports pour soldats et vétérans de guerre blessés et handicapés.
L'article 11 de la Convention des personnes handicapées prévoit qu'en situation de risque et situation d'urgence humanitaire, les États parties prennent toutes les mesures nécessaires pour assurer la protection et la sûreté des personnes handicapées dans les situations de risque, y compris les conflits armés, les crises humanitaires et les catastrophes naturelles. Cette disposition est en corrélation avec les principes fondamentaux du droit des conflits armés suivants: l'humanité, la distinction, la proportionnalité et la précaution.
Le droit des conflits armés est pleinement d'application aux opérations auxquelles les militaires belges participent.
04.03 Hugues Bayet (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses claires et détaillées et pour cet agenda précis. Je ne peux que me réjouir de tout ce que je viens d'entendre. Comme vous le savez, cela fait très longtemps que nous demandons un meilleur suivi de nos militaires déclarés inaptes ainsi que l'accès aux sites de la Défense, en ce compris les sites historiques. Je vois que vous avez clairement pris le problème à bras-le-corps et que vous souhaitez que l'armée soit encore plus inclusive que ce qu'elle n'est déjà. Je ne peux que vous en féliciter. On sera évidemment à vos côtés pour assurer et évaluer le suivi.
Het incident is gesloten.
05 Question de André Flahaut à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Les missions de sauvetage en mer" (55021892C)
05 Vraag van André Flahaut aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Reddingsoperaties op zee" (55021892C)
05.01 André Flahaut (PS): Monsieur le président, madame la ministre, il y a quelques semaines, la Belgique a participé à une opération de sauvetage en mer de migrants, à l'appel des autorités françaises.
Je rappelle que le sauvetage en mer est une mission qui est confiée, en vertu de la loi, à la Défense belge. Cette mission était autrefois effectuée avec des Sea King. Aujourd'hui, ce sont les NH90 très décriés lors de leur achat qui sont utilisés. On y a constaté un problème de corrosion, comme cela a été le cas pour les Sea King en raison du fait qu'ils sont basés à proximité de la mer du Nord. Quoi qu'il en soit, je constate que les Sea King, comme les NH90 sont d'une grande utilité.
Madame la ministre, pourriez-vous me faire connaître le nombre d'interventions qui ont eu lieu durant cette saison pour le sauvetage en mer, mais aussi dans le cadre du support apporté à l'occasion de sauvetages de migrants? Si vous n'êtes pas en mesure de me communiquer les chiffres aujourd'hui, vous pourrez le faire ultérieurement.
Pourriez-vous également me rappeler les réserves émises par certains quant à l'achat de ce matériel européen qui était destiné à rencontrer les demandes formulées tantôt par l'OTAN, tantôt par l'Europe afin d'avoir les capacités de transport suffisantes?
Pourriez-vous me rassurer en me confirmant la volonté du gouvernement de maintenir en service ces appareils qu'ils soient basés, aujourd'hui, à Coxyde et, demain, à Ostende, ou à Beauvechain?
05.02 Ludivine Dedonder, ministre: Monsieur le président, monsieur Flahaut lorsqu'une opération de sauvetage en mer est estimée trop importante ou en cas d'interventions simultanées, les différents centres régionaux peuvent faire appel aux services des régions ou des pays avoisinants. Une fois en l'air, les actions des hélicoptères sont coordonnées par le centre régional en charge de la zone d'opération concernée.
Le dimanche 10 octobre, à 9 h 44, le Centre régional opérationnel de surveillance et de sauvetage (CROSS) de Gris-Nez qui est responsable des interventions dans les eaux françaises a fait appel au centre régional belge pour participer aux recherches d'une petite embarcation avec 38 personnes à bord signalée à environ 17 km au large des côtes françaises entre Calais et Dunkerque. C'est ainsi que 20 minutes plus tard, un NH90 a décollé depuis la base de Coxyde.
Arrivé sur place à 10 h 14, l'hélicoptère a repéré deux personnes en détresse dans l'eau et les a récupérées à bord. En état d'hypothermie sévère, les deux naufragés ont été amenés à l'hôpital de Calais vers 10 h 37. L'équipage est alors retourné en pleine mer afin de poursuivre les recherches.
Notre hélicoptère s'est ensuite dirigé vers une autre position, à la demande du CROSS via notre MRCC, suite au signalement de trois ou quatre autres personnes se trouvant dans l'eau non loin d'un patrouilleur de la force d'action navale française.
Vers 12 h 12, l'équipage de sauvetage a récupéré cinq naufragés et les a déposés à bord du bâtiment français. À 12 h 34, après deux heures et trente et une minutes de vol, l'hélicoptère s'est posé à la base de Coxyde, achevant ainsi sa mission.
Au total, sept personnes en détresse ont été secourues par le Search and Rescue (SAR) belge.
Votre question ne portait pas sur le détail des missions du SAR – nous y reviendrons. Cependant, je vous remercie de m'avoir permis de mettre en exergue l'importance de son travail, l'efficacité de son personnel et les terribles situations auxquelles il est confronté.
05.03 André Flahaut (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour ces précisions. Ces opérations, au même titre que la surveillance de l'espace aérien, sont des exemples de coopération européenne, à l'image de la mise en œuvre du B-FAST.
Nous avons intérêt à mettre en lumière et à expliquer, plus que comme un simple fait divers ou une simple intervention, toutes ces opérations accomplies par la Défense pour venir en aide à la population civile, tant sur terre qu'en mer. En outre, nous ne parlons peut-être pas suffisamment des missions de déminage, mais cela fera l'objet d'une autre question.
L'incident est clos.
06 Vraag van Kris Verduyckt aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De klimaatimpact van Defensie" (55022078C)
06 Question de Kris Verduyckt à Ludivine Dedonder (Défense) sur "L'impact climatique de la Défense" (55022078C)
06.01 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, volgende zaterdag stap ik, overigens niet als enige, op de trein naar Glasgow om er op de klimaattop met heel wat politici en vertegenwoordigers van allerlei organisaties oplossingen proberen te zoeken voor de stijging van de wereldwijde temperatuur. Afgaande op de nu al afgesproken reducties bevinden we ons toch op een destructief pad van 2,7 °C opwarming tegen het einde van deze eeuw.
U bent verantwoordelijk voor Defensie, een departement dat een stevige uitstoter van CO2 is. Daarom werd er in de NAVO al verklaard dat we de uitstoot van ons militair apparaat absoluut moeten reduceren. Natuurlijk is het toe te juichen dat men de kwestie daar heeft aangekaart, maar er zijn geen concrete doelstellingen afgesproken. Dat vind ik toch een beetje onverantwoord.
Hoe is de situatie in België? Zijn daar cijfers over bekend?
Wat ziet u als de belangrijkste uitdaging en welke mogelijkheden ziet u bij de Belgische Defensie?
06.02 Minister Ludivine Dedonder: Defensie respecteert de wettelijke bepalingen die worden opgelegd door de overheid. Zo eerbiedigt het departement op het vlak van het beheer van zijn infrastructuur de wetgeving inzake de energieprestatie van gebouwen en de energie-efficiëntie.
Defensie draagt bij tot de acties in het Nationaal Adaptatieplan en het Nationaal Energie- en Klimaatplan. Defensie heeft zo verschillende domeinen geïdentificeerd die speciale aandacht krijgen, zoals energie, mobiliteit, en infrastructuur. Defensie heeft vooropgesteld tegen 2040 te streven naar een CO2-neutrale en duurzame vastgoedportefeuille middels een innoverende financieringsmethode voor de ontwikkeling en de renovatie van de Defensie-infrastructuur.
Defensie heeft zich eveneens tot doel gesteld haar niet-operationele vloot voor personenvervoer tegen 2030 te vergroenen. Bij de aankoop van materieel wordt systematisch gekeken naar duurzaamheid en naar manieren om de negatieve impact op klimaat en milieu te reduceren conform het federale aankoopbeleid.
06.03 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Op zich is het goed dat men bij Defensie doelstellingen ter zake voor ogen houdt, maar het zou beter zijn voor een thema dat nu te belangrijk wordt, mocht men ze ook echt omzetten naar jaarlijkse, meetbare, concrete acties, zodat wij ze kunnen opvolgen. Het is goed om een streefcijfer vast te stellen, maar ik heb in verband met het thema al te vaak streefdata gehoord die ver vooruit liggen. Dan is het heel moeilijk om na te gaan welke investering op welk moment nodig is.
Er is heel veel patrimonium bij Defensie. Op dat vlak zijn volgens mij veel energie-efficiëntiewinsten te boeken.
Mevrouw de minister, ik heb de indruk dat wij aan het begin van een heel belangrijke opdracht staan en dat wij samen met de mensen van Defensie moeten bekijken op welke manier wij een en ander echt concreet en tastbaar kunnen maken en stappen vooruit kunnen zetten.
De voorzitter: Mijnheer Verduyckt, ik wens u een inspirerende treinreis.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
- André Flahaut à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La mission au Niger" (55022084C)
- Theo Francken à Ludivine Dedonder (Défense) sur "L'avenir de New Nero" (55022362C)
- André Flahaut aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De militaire missie in Niger" (55022084C)
- Theo Francken aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De toekomst van New Nero" (55022362C)
07.01 André Flahaut (PS): Monsieur le président, madame la ministre, je tiens d'abord à m'excuser car je n'ai pas pu rejoindre à temps la commission de suivi des opérations. Des réponses ont donc peut-être été apportées à cette question.
J'aimerais simplement obtenir des explications au sujet du contenu et des leçons à tirer de la mission au Niger, mais aussi avoir une idée de la suite de notre présence dans cette partie du monde. À ce sujet, je crois que la question de M. Francken sera complémentaire à la mienne.
De voorzitter: Ik kan bevestigen noch ontkennen dat over dit onderwerp werd gesproken in de commissie voor Opvolging van buitenlandse zendingen.
07.02 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik was er niet. Ik kan deze keer van niets beticht worden.
Mevrouw de minister, met het afronden van de opdracht van het Mobile Education and Training Team komt er voorlopig een einde aan de inzet van Defensie in operatie New Nero. In maart ging een team van Defensie echter naar Niamey om met de Nigerese staf de modaliteiten van een vervolgmissie te bespreken en reeds in september reisden ook u en de CHOD naar de regio af. Ik heb daar interessante foto's van gezien. Vandaar mijn vragen aan u, mevrouw de minister.
Hoe evalueert u de METT-opdracht die al sinds 2019 liep? Is Defensie tevreden met de behaalde resultaten en het opleidingsniveau dat onder de Nigerese troepen werd bereikt?
Wat zijn de opties die de Defensiestaf uitwerkte voor een voortzetting van onze bijdrage aan New Nero in 2022? Zien zij daar opnieuw een opdracht weggelegd voor de ontplooiing van onze special forces?
Ziet u een marge voor een bijkomende ontplooiing met de nodige getalsterkte als een optie voor 2022? Ik stel u deze vraag, mevrouw de minister, omdat het bataljon 12/13 Linie aan het trainen is voor een CATSG-missie met het oog op een ontplooiing in de Sahel, ondersteund door de Ardeense Jagers.
Welke afspraken werden met Niamey over een Belgische bijdrage gemaakt? Tegen wanneer beloofde men een antwoord te geven over de voortzetting van de missie?
Ook Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Zaken reisden in maart af naar Niger om omkaderende projecten van onze militaire missie te bespreken in het kader van de Comprehensive Approach. Komt de ontplooiing van deze projecten in het gedrang als Defensie haar opdracht niet zou voortzetten?
07.03 Ludivine Dedonder, ministre: Chers collègues, ma visite au Niger m'a permis de m'entretenir avec mon homologue nigérien et d'échanger avec le représentant de la Défense oeuvrant à Niamey au niveau des forces spéciales et du renseignement. Les entretiens se sont concentrés sur la situation sécuritaire dans l'espace sahélien ainsi que sur les activités menées par la Défense belge au Niger.
Het bilan van dit bezoek is positief. Naast onze goede contacten met de Nigerese partner onthoud ik vooral het goede verloop van onze huidige bilaterale militaire samenwerking. Deze samenwerking die op basis van een duidelijk campagneplan werd opgestart, is gericht op het verhogen van de weerbaarheid van de Nigerese veiligheidstroepen in hun strijd tegen het terrorisme.
De voortzetting van dit plan wordt momenteel door de Defensiestaf bestudeerd. In de loop van de volgende weken zullen er meer details worden gegeven in de commissie Opvolging van buitenlandse missies.
Ik kan u alvast meegeven dat de activiteiten zullen verschuiven van Niamey naar Torodi op vraag van de Nigerese defensiestaf.
Ce projet viserait à créer un pôle de sécurité et de développement en étroite collaboration avec la coopération au développement belge. Pour ce faire, la stratégie suivie par l'état-major belge repose sur le principe de la localisation strategy, qui, en faisant appel au potentiel local existant, et en s'appuyant sur une bonne compréhension des problèmes sociaux, économiques et sécuritaires locaux, offre des solutions contextualisées. En outre, cette stratégie favorise l'approche interdépartementale requise par la complexité de la situation au Sahel.
À terme, il s'agirait de faire bénéficier la population locale d'un environnement stable et sécurisé afin d'y créer les conditions permettant de renforcer la cohésion sociale et d'offrir à la population un meilleur accès aux services publics de base.
Wat betreft de concrete inzetopties en de bijhorende modaliteiten voor 2022, verwijs ik u graag naar het overkoepelende plan voor de Belgische operationele inzet in het buitenland in 2022, dat in de loop van volgende maand aan het Parlement zal worden gepresenteerd.
07.04 André Flahaut (PS): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse. Je voudrais souligner le caractère tout à fait original et intelligent de l'approche qui est faite dans un partenariat militaire. En effet, on associe surtout la coopération au développement et on veut associer à tout prix aussi les acteurs locaux et la population civile, pour les faire bénéficier de notre présence. C'est une approche intelligente parce qu'elle est tout à fait l'inverse de l'approche suivie par les États-Unis en Afghanistan. Elle se différencie aussi de l'approche française dans d'autres pays du Sahel qui risque effectivement de provoquer un rejet des troupes européennes présentes sur ces territoires. Je ne peux donc faire qu'une chose: encourager la poursuite de l'opération avec cette même philosophie.
07.05 Theo Francken (N-VA): Mijnheer Flahaut, de vergelijking tussen Niger en Afghanistan gaat helemaal niet op. Dat is een compleet andere situatie. Ik zie niet wat de Amerikaanse inval in Afghanistan te maken heeft met de situatie in Niger.
07.06 André Flahaut (PS): (…)
07.07 Theo Francken (N-VA): Ik ken uw anti-Amerikaanse emoties, maar ik deel die niet. We zullen wel zien wie we nodig zullen hebben als puntje bij paaltje komt, zoals altijd.
Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. We zullen het gesprek zeker verderzetten achter gesloten deuren in de commissie Opvolging van buitenlandse missies. De operationele inzet is echter iets waarvan het publiek het recht heeft om te weten wat er precies zal gebeuren en waar. Dat is het operationele plan dat op 22 november naar het Parlement zal komen. Ik kijk daarnaar uit. Ik ben heel nieuwsgierig en heel wat militairen vragen zich af wat we volgend jaar zullen doen en waar. Hoe sneller het kan, hoe liever dus.
U zegt dat uw ontmoeting met de Nigerese autoriteiten positief is verlopen. U weet dat ik heel kritisch ben over Mali, maar ik ben al lang positiever gestemd over Niger. Dat is echt een andere context, een ander land met een centraal bestuur dat werkt en dat werkt voor zijn bevolking. In Mali heb ik dat gevoel niet. U bent daar geweest, dus u zult het beter weten. U hebt daar ook twee keer de coupplegende generaal gezien. Dat is moeilijk en ik weet dat u het ook moeilijk had om hem te ontmoeten, maar dat is nu eenmaal part of the job.
U zegt dat we in Niger meer zullen focussen op Torodi. Ik dacht dat we in Maradi zaten, maar het wordt blijkbaar Torodi. Ik ken die stad niet, maar op zich is een opdracht in Niger iets waar onze partij positiever tegenover staat. Ik denk dat de resultaten daar op het terrein goed zijn. Misschien kunnen we daar ooit eens op bezoek gaan met de mensen van Defensie, mijnheer de voorzitter. We zullen zien.
De voorzitter: We zijn het nog aan het bekijken met de minister, maar het kan zijn dat het operationele plan een week eerder op de agenda komt, op 17 november. Wordt zeker vervolgd. Het operationele plan verdient een publiek debat, dus het zal een openbare vergadering zijn.
L'incident est clos.
08 Vraag van Steven Creyelman aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De mogelijke verspreiding van complottheorieën door Rusland" (55022136C)
08 Question de Steven Creyelman à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La possible divulgation de thèses complotistes par la Russie" (55022136C)
08.01 Steven Creyelman (VB): Mevrouw de minister, onlangs verklaarde de CHOD te beschikken over bewijzen dat Rusland in de zaak-Conings achter de verspreiding van complottheorieën zou zitten. Het zou gaan om een legertje Russische internettrollen, die tijdens en na de zaak-Conings twijfels zaaiden over de omstandigheden van zijn verdwijning en zijn overlijden. Dat alles zou een welbewuste strategie behelzen om een groep te radicaliseren en onze westerse samenleving te ontwrichten. In antwoord daarop verklaarde de CHOD dat hij zo snel mogelijk een volwaardige cybercomponent wenste uit te bouwen, liefst zelfs nog vóór het streefdoel 2030 uit de strategische visie. Die dienst zou uit een driehonderdtal hooggekwalificeerde burgers en militairen bestaan en zowel offensieve als defensieve taken uitvoeren. Ik heb daarbij een heleboel vragen zoals gebruikelijk, maar zal u niet vervelen door ze nog eens voor te lezen.
08.02 Minister Ludivine Dedonder: De strijd tegen fake news en de verspreiding van valse informatie is een prioriteit voor de regering. De recente goedkeuring van de Cybersecurity Strategy Belgium 2.0 bewijst die prioriteit en is dan ook een belangrijke etappe bij de globale aanpak van de cyberdreiging.
De naam Conings werd opgemerkt tijdens de continue monitoring van verschillende categorieën buitenlandse actoren. Dergelijke actoren gebruiken op de eerste plaats vooral eigen mediakanalen of organisaties die door hen worden beheerd. In tweede instantie gebruiken ze daarvoor minder opvallende middelen als bots en trollen, die ze doelgericht inzetten over verschillende socialemediaplatformen heen. Het gebruik en de manipulatie van alternatieve media, influencers en vaak experten en journalisten kan eveneens een belangrijk onderdeel vormen van de tactiek om verdeeldheid en wantrouwen te zaaien bij westerse gemeenschappen. Het creëren van een anti-establishmentgevoel maakt hier een onderdeel van uit.
Veelal speelt men in op bestaande gevoeligheden in de maatschappij. Het project ter versterking van de cybercapaciteit binnen Defensie werd reeds aangekondigd in mijn beleidsverklaring van 4 november. De pogingen tot cyberinmenging door buitenlandse actoren bevestigen de noodzaak om ons uit te rusten met efficiënte cyberverdedigingsstructuren.
Het tweefasenproject voorziet in de eerste plaats in de versterking van de bestaande capaciteiten binnen de ADIV en in de tweede plaats, over een periode van vijf jaar, in de ontwikkeling van een cybercomponent binnen Defensie. Onlangs werd daartoe bij Defensie een multidisciplinair projectteam opgericht dat specifiek zal werken aan het realiseren van de cybercomponent. In overeenstemming met mijn beleidsverklaring zal de oprichting van een nieuwe cybercomponent plaatsvinden nadat de cybercapaciteiten van de ADIV zijn versterkt, zodat de oprichting van de component geen negatieve gevolgen zal hebben voor de middelen en het personeel die aan de ADIV zijn toegewezen.
In dit stadium is het nog te vroeg om het aantal en het soort personeelsleden dat nodig is voor de toekomstige cybercomponent vast te leggen. Defensie bestudeert de verschillende kanalen via dewelke het personeel aangeworven zal worden. Defensie is vastbesloten om alle beschikbare rekruteringsmogelijkheden te benutten, zowel voor burgerpersoneel als voor militairen, voor actief personeel en reservisten, en overweegt nieuwe manieren te creëren, via strategische partnerschappen met andere entiteiten in het Belgische ecosysteem voor cyberbeveiliging.
Defensie is zich ten volle bewust van de concurrentie op die arbeidsmarkt en wil zich als werkgever in de eerste plaats onderscheiden door een aanbod van functies, opleidingen en opdrachten die in België alleen de cybercomponent van Defensie en de ADIV kunnen aanbieden.
Het takenpakket van de ADIV en de toekomstige cybercomponent zal bestaan uit het opsporen en identificeren van dreigingen, het beschermen van de eigen militaire systemen, het verzamelen en analyseren van relevante inlichtingen en, ten slotte, het mogelijk maken, met volledige inachtneming van de toepasselijke rechtsregels, van de ontwrichting of aantasting van systemen van de tegenstanders.
08.03 Steven Creyelman (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dank u wel voor uw antwoord.
Dat oorlogen, van welke aard dan ook, niet altijd proper worden gevoerd, is een open deur intrappen, denk ik. Dat geldt ook voor de oorlogen die online worden gevoerd. Dat buitenlandse mogendheden onze samenleving proberen te beïnvloeden is ook een open deur intrappen. Ik twijfel daar niet aan. Maar als de CHOD uitspraken doet over buitenlandse inmenging, dan ben ik van oordeel dat er toch wat meer concrete bewijzen op tafel moeten komen. Uw antwoord blinkt nogal uit in vaagheid. Het is heel uitgebreid maar u bent niet ingegaan op de concrete aanwijzingen die wij zouden hebben.
Om allerlei redenen moeten wij Rusland niet heilig of zalig verklaren, maar ik stel mij toch de vraag waarom men direct met de vinger wijst als het over Rusland gaat. We hebben recent een ddos-aanval gehad die zowat al onze overheidsinstellingen heeft platgelegd. De experten waren het er allemaal over eens dat die vanuit Chinese hoek kwam. Ik moet vaststellen dat onze beleidsmakers dan geen beschuldigingen over hun lippen krijgen. Enige opwinding over de herkomst van deze aanval was toch ook niet slecht geweest.
Wat de cybercomponent betreft, geeft u niet veel informatie. U zegt dat u eraan werkt. U studeert en werkt aan de invulling van het personeelskader. Veel meer kan ik uit uw antwoord niet opmaken, maar, zoals reeds gezegd, wens ik u nogmaals veel succes met het aantrekken van de expertise en het gespecialiseerd personeel. Ik twijfel er alleen aan of we daarin zullen slagen binnen het kader van de budgetten en de mogelijkheden die u heeft.
08.04 Ludivine Dedonder, ministre: Faites-moi confiance, je ne vous décevrai pas.
08.05 Steven Creyelman (VB): (…)
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 55022129C van mevrouw Jadin wordt uitgesteld.
09 Vraag van Katleen Bury aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Het rode stof dat op verscheidene plekken in de gemeente Machelen aangetroffen werd" (55022162C)
09 Question de Katleen Bury à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La présence de dépôts rouges à plusieurs endroits dans la commune de Machelen" (55022162C)
09.01 Katleen Bury (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, gedurende de maand juli lag er veel rood stof in de tuintjes in Machelen. Daarover heb ik een vraag gesteld, zowel aan de minister van Mobiliteit als aan de minister van Volksgezondheid. Een antwoord heeft lang op zich laten wachten, maar vorige week kreeg ik dan toch het antwoord. Het zou om een vliegtuig van Defensie gaan, dat verschillende keren over dat gebied is gevlogen. Daarmee heb ik echter nog geen antwoord op de vraag of dat rood stof al dan niet schadelijk is.
Ik kreeg het antwoord op mijn vraag pas vorige week en ik ben dan ook heel blij dat u mijn vraag deze week al beantwoordt, mevrouw de minister. U hebt dus zeker niet getalmd.
09.02 Minister Ludivine Dedonder: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Bury, tot op heden werd noch mijn kabinet, noch de defensiestaf formeel ingelicht over deze materie. Er werd dus geen contact opgenomen met andere overheden.
Wat betreft de herkomst van de rode neerslag en de risico's voor de volksgezondheid die deze al dan niet inhoudt, verwijs ik naar de bevindingen van het onderzoek dat gevoerd werd door het Provinciaal Instituut voor Hygiëne in opdracht van de gemeente Machelen. Er is tot op heden geen enkele concrete aanwijzing voor een verband tussen de rode neerslag en de activiteiten van de militaire transportvliegtuigen.
De suggesties in de pers over een link met het gebruik van biobrandstoffen door Defensie zijn onmogelijk, aangezien Defensie vooralsnog geen biobrandstoffen als vliegtuigbrandstof gebruikt.
09.03 Katleen Bury (VB): Mevrouw de minister, u zegt dat er geen verband is. Dat is toch wel een vreemd antwoord, aangezien volgens uw collega uit onderzoek blijkt dat het rode stof afkomstig is van een militair vliegtuig, dat in het antwoord met toenaam wordt vermeld. Ook is er overeenstemming met de maand waarin het rode stof werd aangetroffen, want nadien vloog dat toestel niet meer over dat gebied.
U zegt nu dat u eigenlijk van niets weet en ook dat er geen contact met u werd opgenomen. Mijn vraag wordt dus eigenlijk niet beantwoord. De studie van het Provinciaal Instituut voor Hygiëne zou ik graag wel ontvangen, zodat ik die zelf ook kan lezen.
Op die manier kan ik echter ook geen antwoord geven aan de buurtbewoners. Het is bijgevolg normaal dat zaken worden gesuggereerd die misschien helemaal niet kloppen, zoals biobrandstof die door jullie niet eens wordt gebruikt. Als er echter geen antwoord komt op de vraag waarom het rode stof in de tuintjes belandt, wat die rode stof is, alsook of ze schadelijk is, wordt ongerustheid gecreëerd bij de burgers.
Ik zou u dus willen vragen of u mij de studie zou kunnen bezorgen. Ik zal dan bekijken welke vragen ik aan welke minister daarover nog zal stellen.
09.04 Ludivine Dedonder, ministre: On ne peut pas dire tout et n'importe quoi! Il n'y a aucune preuve d'un lien avec la Défense. Une étude est en cours parce qu'on ne va pas inventer les choses. On attend le résultat de cette étude. Des gens affirment certaines choses sans aucune preuve
09.05 Katleen Bury (VB): (…)
09.06 Ludivine Dedonder, ministre: Je sais. Mais il n'a aucune preuve pour affirmer de telles choses
09.07 Katleen Bury (VB): (…) aux questions. Il a dit qu'il fallait m'adresser à vous car
cela n'avait rien à voir avec lui.
09.08 Ludivine Dedonder, ministre: Je le répète: une étude est en cours. Si cela se trouve, cela n'a rien à voir avec la Défense. On verra mais aujourd'hui, je ne peux pas vous dire autre chose que d'attendre les résultats de l'enquête.
Het incident is gesloten.
- Nabil Boukili à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Les personnes reconnues en qualité d’ayant droit" (55022178C)
- Sophie Rohonyi à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La qualité d’ayant droit pour les proches des victimes des attentats du 22 mars 2016" (55022290C)
- Catherine Fonck à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le refus d'une pension de dédommagement à la mère d’une victime morte lors des attentats de 2016" (55022324C)
- Nabil Boukili aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Personen die erkend zijn als rechthebbende" (55022178C)
- Sophie Rohonyi aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De status van rechthebbende voor de verwanten v.d. slachtoffers v.d. aanslagen van 22 maart 2016" (55022290C)
- Catherine Fonck aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De weigering v.e. herstelpensioen aan de moeder v.e. dodelijk slachtoffer v.d. aanslagen van 2016" (55022324C)
10.01 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le président, madame la ministre, je tenais à vous interpeller aujourd'hui parce qu'il me revient que certains proches des victimes des attentats terroristes du 22 mars 2016 ne sont toujours pas considérés comme ayants droit au sens de l’article 2 de la loi du 18 juillet 2017 relative à la création du statut de solidarité nationale. Plus précisément, depuis près d'un an, la mère de l’une des victimes serait toujours dans l’attente de l’attribution d’une pension d’ayant droit, avec effet rétroactif au 22 mars 2016, date d’entrée en vigueur de la loi. D’autres victimes pourraient, elles aussi, être en droit de se voir attribuer cette pension.
Pour rappel, l’article 5, alinéa 2 de ladite loi prévoit que le décès des victimes directes donne droit aux pensions et indemnités déterminées par les articles 12, § 1er, et 13, § 1er, alinéa 1, mais aussi par d'autres de la loi générale. Le Roi détermine la manière dont les pensions et indemnités sont réparties entre les ayants droit, s'il y en a plusieurs.
Pour justifier l’absence de versement de pension, le Service fédéral des Pensions a indiqué que seuls le conjoint (ou cohabitant légal ou de fait) et/ou les enfants à charge de la victime décédée sont considérés comme ayants droit. Selon lui, le terme “cohabitant” devrait être entendu comme le partenaire non marié avec lequel la personne forme un ménage, à l’exclusion des personnes liées par un lien (filiation, adoption, tutelle et toute autre forme de lien de parenté).
Dès lors, un parent ne pourrait pas être considéré comme cohabitant légal ou de fait, ce qui contrevient totalement aux dispositions légales relatives à la cohabitation ainsi qu’aux travaux préparatoires de la loi portant création du statut de solidarité nationale.
Madame la ministre, confirmez-vous que la mère dont le fils est décédé le 22 mars 2016 est considérée comme un ayant droit? Dans la négative, comment le gouvernement justifie-t-il cette discrimination entre les différents ayants droit des victimes de ces attentats? Comment cette pension sera-t-elle répartie entre la mère et les frères et sœurs de la victime?
Avez-vous connaissance d’autres personnes actuellement exclues de la qualité d’ayant droit?
Afin d’éviter ce flou juridique, estimez-vous qu’il soit nécessaire de légiférer sur la notion d’ayant droit afin d’y inclure de manière plus explicite tous les enfants et parents des victimes des attentats (cohabitants ou non) ainsi que toutes les personnes liées par un lien (filiation, adoption, tutelle) avec lesquelles la victime décédée cohabitait?
Pouvez-vous me confirmer qu’un arrêté royal sera pris afin de définir les clés de répartition de la pension d’ayant droit dans l’hypothèse où la victime décédée laisse derrière elle plusieurs cohabitants de fait?
10.02 Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, j'interviens dans le même contexte que ma collègue Sophie Rohonyi. Vous avez été sollicitée directement par l'ASBL Life4Brussels, qui représente les victimes des attentats de Bruxelles. Cette ASBL se mobilise pour la maman d'une victime décédée lors des attentats du 22 mars 2016, qui résidait avec son fils.
Le Service fédéral des Pensions et vous-même avez été interpellés à plusieurs reprises. L'ASBL Life4Brussels vous a fourni l'analyse détaillée de la loi. Elle faisait référence aux travaux parlementaires. Dans ceux-ci, la décision apparaît clairement. J'avais moi-même déposé cet amendement que plusieurs autres collègues de tous les partis avaient soutenu et cosigné. Ce dernier supprimait la notion de couple, marié ou cohabitant, afin de permettre la prise en compte des différentes personnes vivant ensemble, quel que soit le lien familial. On ne tenait pas seulement compte du couple, mais également des parents, des enfants et de la fratrie.
Il n'y a pas eu de réponse à l'ASBL, qui vous a de nouveau interpellée. Des rappels ont encore eu lieu au mois d'août et d'octobre. Vous n'avez toujours pas fourni de réponse. C'est particulièrement interpellant de ne pas avoir répondu aux victimes et à l'ASBL.
Par ailleurs, il est inacceptable que la loi ne soit pas appliquée dans son intégralité et que cela mène à exclure de manière injuste certains proches de victimes. Cette maman est directement concernée. Il est possible que d'autres proches de victimes décédées soient également concernées. Si je vous interpelle, c'est pour vous forcer à répondre dès maintenant à cette maman, à d'autres victimes peut-être et à l'ASBL Life4Brussels.
Madame la ministre, comment justifiez-vous cette interprétation restrictive de la loi de 2017, qui mène in fine à exclure certains proches de victimes?
10.03 Nabil Boukili (PVDA-PTB):
Madame la Ministre, Life4Brussels, association pour l'aide, l'accompagnement
et la défense des droits des victimes d'attentats terroristes, nous a
interpellé par courrier pour nous rappeler la situation de la maman d’une
victime décédée le 22 mars 2016.
Cette victime attend depuis près d'un an que
l’État belge prenne une décision à son égard. Cela fait des années qu'une
pension d'ayant droit aurait dû lui être versée. En 2017 déjà, l’association
interpellait les parlementaires pour étendre la notion d’ayant droit. Ceux-ci
l'ont entendu et ont amendé le texte, notamment quant à la notion de cohabitant
de fait. Dans la mouture actuelle du texte, il n’existe plus de notion de
couple liée à la cohabitation de fait, contrairement à l’interprétation qu’en
fait le service fédéral des pensions.
Nous confirmez-vous que cette maman recevra
prochainement cette pension? Comment cette pension sera-t-elle répartie entre
la maman et les frères et sœurs de la victime ? Le papa, qui ne résidait pas
avec son fils, sera-t-il inclus dans cette pension ? Le cas échant, comment
justifier que la solidarité de l’Etat, sous forme d’une pension, ne lui soit
pas reconnue ?
Ces questions ne sont pas tranchées et,
malgré les contacts pris par l’association avec vos équipes, il n’y a toujours
pas de réponse, si ce n’est de la part d'un contact en dehors de votre cabinet
qui indiquait à l'association que la question serait traitée conjointement avec
d’autres dossiers relatifs eux aussi aux victimes d’attentats terroristes.
Madame la Ministre, quelle réponse
comptez-vous donner à cette association, ainsi qu’aux proches des victimes
décédées concernés par cette pension ? Allez-vous rapidement permettre à ces
familles de bénéficier de cette pension d'ayant droit? Allez-vous donner la
priorité à cette question et faire en sorte qu’un arrêté royal soit pris le
plus rapidement possible pour fixer la clé de répartition de cette pension
entre ayants-droit ?
10.04 Ludivine Dedonder, ministre: Monsieur le président, chers collègues, les difficultés que rencontrent les victimes directes et indirectes des attentats de 2016, ainsi que leurs ayants droit sont humainement inacceptables. Je vous assure que je m'attellerai avec mes collègues du gouvernement à trouver au plus vite des solutions à tous les problèmes rencontrés par ces victimes.
Sous certaines conditions, les cohabitants de fait d'une victime d'un acte de terrorisme peuvent être reconnus comme ayants droit et, à ce titre, obtenir une pension de dédommagement. Lorsque la loi du 18 juillet 2017 relative à la création du statut de solidarité nationale, à l'octroi d'une pension de dédommagement et au remboursement des soins médicaux à la suite d'actes de terrorisme a été adoptée, l'intention du législateur était bien clairement de donner à la notion de cohabitant de fait le sens le plus large possible.
La définition donnée à la notion de cohabitant de fait dans cette loi permet d'inclure la personne qui a un lien de parenté avec la victime et avec laquelle cette dernière vivait préalablement à son décès. Cette notion vise ainsi plusieurs situations et peut revêtir différentes formes: cohabitation avec le partenaire, les parents, les frères et sœurs, oncles et tantes de la victime, par exemple. La cohabitation de fait peut donc être envisagée avec plusieurs personnes, contrairement à la cohabitation légale, laquelle n'est possible qu'entre deux personnes.
L'arrêté royal du 27 avril 2018 qui fixe la répartition de la pension de dédommagement octroyée aux ayants droit, en application de la loi du 18 juillet 2017, ne contient pas de disposition permettant de déterminer comment répartir les pensions dans ce cas de figure. Cela place les victimes et leurs ayants droit dans une situation très délicate. Il est donc nécessaire d'adapter cet arrêté royal pour qu'il reflète réellement les possibilités de reconnaissance, telles qu'elles sont prévues dans la loi de 2017. Cela doit se faire en concertation avec les autres départements concernés et en étant attentifs à ne pas créer de situations discriminatoires.
Une concertation entre les services compétents en la matière est déjà en cours et une cartographie de tous les problèmes que peuvent rencontrer les victimes sera réalisée prochainement.
À ce titre et en réponse à leur courrier, l'ASBL Life4Brussels a été récemment invitée à rencontrer des membres de mon cabinet afin de mieux cerner les problèmes auxquels font face les victimes et leurs ayants droit.
Enfin, je n'ai pas connaissance d'autres situations dans lesquelles un cohabitant de fait remplissant les conditions prévues par la loi ne se serait pas vu reconnaître la qualité d'ayant droit.
10.05 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse ainsi que pour la réponse que vous avez adressée par courrier à l'ASBL Life4Brussels. C'était extrêmement important pour ces victimes de se sentir écoutées parce que cela n'a pas toujours été le cas - il faut bien le dire - et parce que, comme vous le dites très justement, la situation qu'elles vivent aujourd'hui est inacceptable. Il est en effet inacceptable que, plus de cinq ans après les attentats de Bruxelles, certaines victimes et leurs proches ne soient pas reconnues comme telles par l'État, étant donné que la qualité d'ayant droit serait aujourd'hui réservée au partenaire mais pas aux enfants ni aux parents. Je vous remercie dès lors d'avoir rappelé ce que prévoit la loi et qu'en l'occurrence, l'interprétation qui a été faite par le SPF Santé publique n'est pas conforme à la loi, d'autant plus que, comme l'a rappelé Mme Fonck, à l'époque, la proposition de loi avait dû être amendée, notamment parce que l'ASBL Life4Brussels l'avait demandé, pour éviter qu'on introduise une discrimination entre les cohabitants de fait, d'une part, et les cohabitants légaux, d'autre part. Nous avons donc justement pris soin d'éviter cette discrimination qui, aujourd'hui, a été réintroduite, sans doute en raison d'une erreur, par le Service fédéral des Pensions.
La loi n'a pas été respectée. Il faudra faire en sorte que les victimes qui sont pénalisées par cette erreur puissent être rétablies dans leurs droits. J'entends que l'arrêté royal pourra être adapté pour veiller à ce qu'on définisse une clé de répartition dans l'hypothèse où la victime laisse derrière elle plusieurs cohabitants de fait. J'aurais voulu vous entendre sur le calendrier prévu pour ce faire.
Pour le reste, madame la ministre, je vous remercie. Si nous sommes plusieurs députés à vous avoir interpellée sur ce sujet, ce n'est pas pour une question d'argent, car l'argent ne remplacera malheureusement jamais la perte d'un être cher, mais parce qu'il est important pour les victimes et les proches des victimes de se voir reconnaître la qualité d'ayant droit. C'est cette qualité qui les aide aujourd'hui à se reconstruire. Il est important que les victimes et leurs proches se sentent reconnus et que l'État continue à les soutenir comme il se doit.
10.06 Catherine Fonck (cdH): Madame la ministre, d'abord je retiens que nous sommes d'accord sur le principe. Il y a déjà eu beaucoup trop de tergiversations et il ne peut plus y en avoir. Il s'agit bien d'une situation de cohabitation au sens le plus large possible. On sort du couple et dès lors cette maman doit être reconnue et doit pouvoir bénéficier de la pension.
Ensuite, on est évidemment en droit d'être interpellé par le pourquoi de cette situation. La loi est claire. Nous l'avions amendée justement pour tenir compte de ces situations. Je me dois de pointer cet arrêté royal d'avril 2018. Pourquoi le gouvernement n'a-t-il pas respecté la loi? Pourquoi a-t-il pris un arrêté royal qui, en quelque sorte, lui permet de contourner la loi? C'est inacceptable.
Enfin, pour demain, compte tenu du retard pris - regardez en effet la situation de cette maman - je vous demande d'accélérer le rythme, de fixer un calendrier précis et de résoudre cette question le plus rapidement possible. Cela fait longtemps qu'elle a été, en quelque sorte, mise de côté de manière injuste. C'est une question de respect des victimes. Vous dites qu'il n'y a pas d'autres situations connues. Peut-être est-ce le cas, mais ne soyons pas trop pétris de certitudes; il peut tout simplement y avoir d'autres proches de victimes qui ne pensaient pas être concernés et qui pourraient, sur la base de l'arrêté royal, avoir droit à cette pension. Ce qui prévaut est évidemment la loi. J'espère, madame la ministre, qu'au plus tard fin 2021, la situation sera réglée et que les corrections auront été opérées de façon rétroactive. Je me permets vraiment de vous faire cette demande. C'est important pour l'ASBL et pour l'ensemble des victimes. Je vous remercie.
Het incident is gesloten.
- Guillaume Defossé à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Les propos tenus par M. Lipszyc dans une interview" (55022258C)
- Peter Buysrogge à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Les déclarations de M. Lipszyc" (55022364C)
- Guillaume Defossé aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De uitspraken van de heer Lipszyc in een interview" (55022258C)
- Peter Buysrogge aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De uitspraken van de heer Lipszyc" (55022364C)
11.01 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, de voorzitter van het Comité I heeft de gewoonte, of alleszins de behoefte, om de pers op te zoeken.
U hebt het ongetwijfeld ook gelezen in het blad Wilfried Magazine, dat niet zo bekend is in Vlaanderen. Wij hebben het artikel echter ook met de nodige aandacht gelezen. "Si Jürgen Conings s'était appelé Mustapha" is de titel van het artikel, waarin hij allerlei verklaringen doet over Jan en alleman. Hij geeft onder andere een veeg uit de pan aan het Parlement, wat merkwaardig is voor de voorzitter van een instelling die onder het Parlement ressorteert.
Daarover is er deze middag echter een vergadering met gesloten deuren die, indien ik mij niet vergis, doorgaat op suggestie van uw eigen fractie, om te horen wat er allemaal gaande is. Ik kijk met belangstelling uit naar die begeleidingscommissie van het Comité I.
Erger nog is echter dat hij allerlei uitlatingen doet waarin hij vooral Defensie in diskrediet brengt. Blijkbaar is Defensie volgens hem doordrongen van extreemrechts en zijn in het onderzoek naar aanleiding van Jürgen Conings allerlei tegenwerkingen binnen Defensie gebeurd. Bij het lezen van het artikel hebben we toch grote ogen getrokken. Ik moet ook bekennen dat ik de neerslag ervan tot op heden – ik spreek met twee woorden – nergens in een of ander rapport heb gelezen. Die uitspraken die de voorzitter van het Comité I, toch niet de eerste de beste, zomaar heeft gedaan in de pers, verdienen dus een bijzondere aandacht.
Gisteren lazen wij al een eerste reactie van de CHOD. Eindelijk kwam er dus een reactie van Defensie, want indien ik mij niet vergis, mevrouw de minister, heb ik van u nog geen reactie gehoord.
De CHOD neemt het heel terecht op voor de militairen die er in het kader van het onderzoek alles aan hebben gedaan om de man te pakken te krijgen. Er zijn geen tegenwerkingen gebeurd. Hij voegt eraan toe dat hij de uitspraken van de voorzitter van het Comité I ongehoord vindt. Dat zijn de woorden die de stafchef gisteren op Twitter maar ook in een brief aan de militairen heeft gestuurd.
Mevrouw de minister, daarom heb ik de hiernavolgende vragen.
De voorzitter van het Comité I is dus niet bepaald mals voor uw departement. Hij verdenkt zelfs publiekelijk bepaalde mensen van ongeoorloofde praktijken. Hoe luidt uw reactie op de verklaringen van de heer Lipszyc?
Wensen Defensie en in het bijzonder de ADIV in te gaan op de verklaringen die de voorzitter heeft gedaan in Wilfried Magazine? Zullen zij actie verbinden aan de uitspraken van de heer Lipszyc, zoals hem vragen zich nader te verklaren of de bewijzen op tafel te leggen?
Mevrouw de minister, hoewel het een bevoegdheid van het Parlement is en wij deze namiddag over de kwestie samenkomen, is de volgende vraag voor ons interessant om mee te nemen in onze beraadslaging.
Mevrouw de minister, bent u van mening dat de heer Lipszyc met zijn verklaringen zijn boekje te buiten ging? Verwacht u dat een en ander een invloed zal hebben op de werkrelatie tussen u en de heer Lipszyc en de ADIV in het bijzonder?
11.02 Ludivine Dedonder, ministre: Chers collègues, comme vous le savez, à la suite de l'affaire Conings, j'ai pris la décision, sur la base des différents manquements mis en lumière par les rapports de l'Inspection générale et du Comité R, de procéder à une transformation du SGRS. Ce travail a débuté, mais il est évident que l'ampleur de la tâche est énorme. D'ailleurs, certains manquements vous sont connus depuis plusieurs années.
Je travaille avec l'Amiral Robberecht pour transformer le SGRS en une organisation efficace. Il a ma confiance et avec le CHOD, nous avons mis en place une nouvelle méthode de travail. Cela nous assure que l'information circule comme il se doit et que nous prenions les décisions en connaissance de cause. Le SGRS travaille dans le respect de la loi et de ses compétences. Évidemment, le SGRS continuera à travailler sur le phénomène de l'extrémisme au sein de la Défense avec les partenaires de sécurité. Des enquêtes seront donc menées sur la base de l'information dont le SGRS dispose.
À d'autres niveaux de l'organisation, je travaille également à la mise en œuvre du plan d'action afin de clarifier, notamment, le cadre réglementaire et disciplinaire. Mon objectif est qu'il n'y ait plus de place à l'extrémisme au sein de la Défense.
Les propos de M. Lipszyc n'engagent que lui concernant les structures mentionnées, mais la réponse lui revient. Je ne peux que répéter que le SGRS prendra sa responsabilité dans le suivi des phénomènes qu'il est censé suivre, en concertation avec les autorités administratives ou judiciaires. Sur le fond de la problématique de l'extrême droite, je fais référence aux réponses déjà fournies la semaine dernière et qui restent valides.
De ADIV zal uiteraard niet aarzelen om zowel zijn veiligheidspartners als de politieke verantwoordelijken op de hoogte te brengen van pertinente resultaten die voortkomen uit de onderzoeken die hij uitvoert. Specifiek wat het geval Conings betreft, moet ik er wel op wijzen dat er momenteel een gerechtelijk onderzoek lopende is. Het komt niet aan de ADIV toe om uitspraken te doen over de stand van zaken in dit sowieso gevoelige dossier.
Le SGRS a réagi aux propos dans l'article par une communication interne réitérant la confiance du chef du SGRS en son personnel et rappelant que les compétences du service sont dans les faits et non pas dans les propos que l'on trouve dans la presse.
Les militaires impliqués dans l'affaire Boutens ont, en fonction de la condamnation en justice et du niveau de leur implication, soit été démis de leur emploi pour motif disciplinaire (trois personnes concernées), soit ont quitté la Défense pour d'autres raisons (quatre personnes concernées), soit ont subi un retrait temporaire d'emploi pour motif disciplinaire allant de 21 à 30 jours (trois personnes concernées).
D'autres personnes citées dans l'affaire Boutens n'ont pas été poursuivies ou ont été acquittées par la justice.
Depuis le mois de juillet, je suis pleinement engagée à mettre en œuvre ce plan d'action que nous avons présenté ici-même au Parlement. Le chantier est immense. Je continuerai à mettre toute mon énergie avec l'équipe pour combattre l'extrémisme tel qu'on a pu le découvrir ces derniers mois.
11.03 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, mijn partij steunt uw aangekondigde hervormingsplannen bij de ADIV en wij zijn het ook met u eens dat er voor extreemrechts geen plaats is bij Defensie.
U zegt dat u niet al te veel publiek mag reageren omdat er een gerechtelijk onderzoek lopende is, maar wijst ook op feitelijke onjuistheden in het artikel of toch alleszins in het interview, bijvoorbeeld als het gaat over die militairen en Thomas Boutens. Lipszyc zegt: "Certains militaires sont toujours en fonction." U weerlegt dat hier feitelijk. U bent dus eigenlijk nog vrij braaf in uw reactie ten aanzien van verklaringen die hij zomaar doet. Hij stelt alles en iedereen in een slecht daglicht.
Ik vind dat wij dat niet mogen aanvaarden. Ik stel voor dat wij dat in eerste instantie in de begeleidingscommissie van het Comité I bespreken. Ik had echter ook gehoopt op enige publieke reactie van u, mevrouw de minister. Met zulke uitspraken, om iedereen in een slecht daglicht te stellen en die blijkbaar op niets gestoeld zijn, is de heer Lipszyc ferm zijn boekje te buiten gegaan. Wij gaan daar zeker op terugkomen.
11.04 Guillaume Defossé (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je vous demande de bien vouloir excuser mon retard, mais je pensais que nos travaux commençaient à 10 heures.
Je vais donc parcourir la réponse de Mme la ministre qui s'attache à répondre à toutes les questions qui lui sont adressées.
Quoi qu'il en soit, je crains que ce dossier nous occupe encore dans les prochaines semaines. J'espère, en tout cas, que nous ne devrons pas revenir trop vite vers la ministre à la suite de nouvelles déclarations.
Le président: Monsieur Defossé, je peux vous confirmer que Mme la ministre a répondu à vos questions.
11.05 Guillaume Defossé (Ecolo-Groen): Je n'en doutais absolument pas, monsieur le président!
L'incident est clos.
- Jasper Pillen aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De vergadering van NAVO-Defensieministers in Brussel op 21 en 22 oktober 2021" (55022348C)
- Theo Francken aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De NAVO-bijeenkomst van oktober 2021" (55022357C)
- Jasper Pillen à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La réunion des ministres de la Défense de l'OTAN les 21 et 22 octobre 2021" (55022348C)
- Theo Francken à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La réunion de l'OTAN d'octobre 2021" (55022357C)
12.01 Jasper Pillen (Open Vld): Mevrouw de minister, traditioneel stel ik een mondelinge parlementaire vraag voor een debriefing na een NAVO- of EU-meeting.
Graag kreeg ik van u een toelichting over de precieze beslissingen aldaar en de impact ervan voor België op het vlak van het NATO Innovation Fund. Zijn er daarnaast ook specifiek over Afghanistan en Rusland zaken te melden?
12.02 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, u had vorige week een drukke agenda met uw deelname aan de NAVO-vergadering. Ik heb dat wat kunnen volgen op sociale media, zowel op die van onze diplomatieke post bij de NAVO als op die van uzelf. Wat ik vooral opvallend vond, was de oproep van Jens Stoltenberg, voor het begin van de NAVO-ministerraad, om de eenheid in het dossier-Afghanistan te bewaren.
Een week voordien stelden vele anderen en ikzelf de heer Stoltenberg in de Parlementaire Assemblee van de NAVO in Lissabon een vraag over Afghanistan; hij werd zelfs onder vuur genomen en had het moeilijk. Dat heb ik in de vele jaren van mijn lidmaatschap zelden meegemaakt. Dat was bijvoorbeeld ook zo toen de Turken Noord-Syrië waren binnengevallen. Toen was het kot ook te klein en waren de Fransen razend. Ook toen was er hevige ambiance, net zoals nu. De heer Buysrogge kan daarvan getuigen. De oproep van de heer Stoltenberg om de eenheid te proberen bewaren in het dossier-Afghanistan, is dus zeker begrijpelijk gelet op het geanimeerde debat dat de week voordien plaatsvond. Parlementariërs kunnen het zich nu eenmaal veroorloven om zich minder diplomatisch op te stellen dan ministers.
Werd er over Afghanistan gesproken? Zo ja, wat was de inhoud van de discussie? Werd de eenheid bewaard in dat dossier? De terugtrekking is immers heel slecht verlopen.
Wat het innovatiefonds betreft, kunnen we opmerken dat 1 miljard erg bescheiden is om innovatie over alle lidstaten te stimuleren. Hoe beoordeelt u de omvang van het fonds? Vindt u het omvangrijk genoeg? Wenst u nog een uitbreiding?
De grote afwezigen bij de oprichting van het fonds zijn Frankrijk en de VS, juist de twee met de grootste budgetten voor onderzoek en ontwikkeling en een geloofwaardige eigen industrie. Kunt u hun afwezigheid duiden? Wat zijn de potentiële gevolgen daarvan?
Wat is de verhouding tussen het fonds en het European Defence Fund en PESCO? Welke interacties zijn er mogelijk?
Wat België betreft, zouden er via de Gewesten concrete voorstellen zijn ingediend voor testcentra voor geavanceerde materialen op het gebied van cybersecurity, artificiële intelligentie, quantumtechnologie, biotechnologie en vloeistofmechanica. Kunt u toelichten hoeveel geld we zoeken voor hoeveel projecten? Hoe verhoudt dat zich ten opzichte van onze eventuele inbreng in het fonds? Dezelfde vragen heb ik in verband met DIANA. Welke projecten heeft ons land of wenst het in te dienen?
12.03 Minister Ludivine Dedonder: De vergadering van defensieministers van de NAVO behandelde belangrijke thema's, waaronder de geplande aanpassingen op het vlak van deterrence en defence, de toestand in Afghanistan waarbij de ministers indicaties en oriëntaties gaven voor verdere activiteiten, en de samenwerking tussen NAVO en EU.
Op 22 oktober hebben 17 lidstaten, waaronder België, een akkoord getekend om een gezamenlijk fonds goed voor 1 miljard op te richten voor innovatie op het vlak van veiligheid en defensie. De ondertekening in het kader van de vergadering was een duidelijk signaal en een uitnodiging aan andere bondgenoten om deel te nemen aan het initiatief. Het doel van het multinationale fonds is het technologische leiderschap van de alliantie te behouden door extra te investeren in technologie voor dubbel gebruik, met toepassingsmogelijkheden voor defensie en veiligheid. Daarnaast moet het leiden tot een nauwere samenwerking bij de ontwikkeling van innovatieve oplossingen. Samen met het tweede initiatief, de Defence Innovation Accelerator for the North Atlantic (DIANA), zal het fonds de ontwikkeling van een trans-Atlantische innovatieve gemeenschap ondersteunen. De details van de uitvoering worden in de NAVO in de komende maanden uitgewerkt.
DIANA en het NATO Innovation Fund moeten worden gezien als complementair aan andere initiatieven op het domein van onderzoek, ontwikkeling en innovatie, onder andere het European Defence Fund en de Permanent Structured Cooperation, alsook de activiteiten van het Europees Defensieagentschap en van de NATO Science and Technology Organisation.
De interacties en waardeverhoudingen moeten nader worden uitgewerkt. De mogelijke deelname van België aan beide a priori niet-gekoppelde initiatieven werd overlegd tussen de bevoegde federale overheden, de Gewesten en de Gemeenschappen. Voor DIANA bestaat het Belgische bod uit een technische incubator, drie testcentra en mogelijk een Europees hoofdkwartier. De Belgische deelname aan de initiatieven is belangrijk ter stimulatie van onze nationale innovatie. De intentieverklaring laat toe ons land te betrekken bij de uitwerking van het fonds. Nadien kan België nog beslissen of en in welke mate het wenst deel te nemen. Pas dan zullen de modaliteiten bekend zijn om projecten te identificeren en te financieren.
De evacuatie van burgers van de geallieerden en Afghaanse burgers die verbonden waren aan de NAVO, werd gerealiseerd dankzij verschillende bilaterale evacuatieoperaties die in de loop van augustus plaatsvonden. Het merendeel van de geëvacueerde Afghaanse burgers heeft een onderkomen gekregen bij een van de bondgenoten. Voor een deel moet nog een land van bestemming toegewezen worden. België vangt een tiental Afghanen op die voor de NAVO gewerkt hebben. Er zijn echter nog Afghaanse burgers die voor de NAVO hebben gewerkt en die het land nog niet hebben kunnen verlaten. De NAVO werkt aan een plan om een tweede evacuatie te faciliteren.
Als reactie op het tekort aan transparantie en de niet-naleving van internationale afspraken door Rusland bij de uitvoering van de oefening Zapad in september, heeft de NAVO als een duidelijk signaal beslist de diplomatieke vertegenwoordiging van Rusland bij de NAVO te halveren. Als reactie daarop heeft Rusland beslist zijn volledige vertegenwoordiging terug te trekken en heeft het bijkomend het vertrek van de vertegenwoordiging van de NAVO in Moskou geëist. Eventuele contacten tussen Rusland en de NAVO zullen vanaf begin november verzekerd worden door de Russische ambassade in ons land. Indien de NAVO dit nodig acht, kan de ambassade van een van de bondgenoten in Moskou de NAVO vertegenwoordigen.
12.04 Jasper Pillen (Open Vld): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister.
Het zou interessant zijn, mijnheer de voorzitter, dat we geen vragensessie moeten houden, maar dat er een soort van standaarddebriefing kom na zo'n bijeenkomst. Het was een zeer interessant antwoord, maar ik wil er toch een kritische noot bij plaatsen. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de persconferenties van Defensie in Grobbendonk over de operaties in Gabon. Ik merk op de sociale media dat daar persconferenties gegeven worden. Ik volg die natuurlijk. Daar wordt soms zeer nuttige informatie gegeven die hier eerder is gegeven, maar wel achter gesloten deuren. Dat kan beter, mijnheer de voorzitter. De informatie en de presentaties die daar worden gegeven, zouden we minstens digitaal moeten kunnen krijgen, en waarom bijvoorbeeld ook niet hier op dit moment in deze commissie.
Mevrouw de minister, u maakte een terechte opmerking. Naast het Innovation Fund zitten we ook nog met EDA, EDF en PESCO, die een lange lijst aan projecten hebben. We moeten daarmee opletten. Europa heeft meer hoofdkwartieren dan inzetbare battle groups. We moeten dus vermijden om ook voor de industriële projecten een hele resem organisaties, instellingen, groeperingen en bureaus te creëren die werken op het vlak van innovatie. Ik zeg dat als een believer in een veel sterkere samenwerking tussen de Europese en de Belgische Defensie enerzijds en de industrie anderzijds. Daar moeten we op inzetten. Op dat vlak is het dus zeer positief, maar we moeten oppassen voor een proliferatie.
12.05 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, u hebt niet zo heel veel gezegd over Afghanistan, wel dat er wordt bekeken of we in een tweede operatie nog een aantal Afghanen kunnen repatriëren die voor de NAVO hebben gewerkt. Ik neem aan dat het over burgerpersoneel gaat. Ik ben daar ook bezorgd over. Ik heb begrepen dat zij nu vastzitten en dat zij niet mee kunnen met de vliegtuigen van Qatar Airways die op de luchthaven van Kaboel vertrekken. Zij moeten naar Islamabad, maar raken daar niet. Ik weet niet hoe dat opgelost zal worden. Ik zal daarover misschien over een paar weken nog eens een specifieke vraag stellen, want dat blijft een probleem. Ik heb gelezen dat een Nederlandse tolk en fixer die op de lijst stond om gered te worden, doodgeschoten is in Afghanistan. Dat heeft een heel debat veroorzaakt.
U zegt dat we een tiental Afghanen van de NAVO-pool hebben genomen. Ik dacht dat het er in totaal ongeveer 1.000 waren en 10 op 1.000 is natuurlijk niet heel veel.
(…): (…)
12.06 Theo Francken (N-VA): Tien mensen. Ik heb in Lissabon gehoord dat er bij alle evacuatieoperaties door al die landen een duizendtal Afghaanse burgers is gered, dat men nu vraagt wie wie neemt en dat wij er een tiental hebben genomen. We zitten met een asielcrisis en we moeten een beetje voorzichtig zijn, maar ik wil niet dat die mensen in een no man's land terechtkomen en nergens naartoe kunnen. Ik heb begrepen dat de Britten en de Amerikanen hen wel zouden opnemen, zoals meestal, maar daarover zal ik een aparte vraag indienen.
Wat de sancties ten aanzien van Rusland betreft, ik begrijp dat die er zijn. Dat Rusland dan als tegenreactie iedereen wegtrekt, moet het zelf maar weten. De sfeer is verschrikkelijk. Ik denk dat de tijd voorbij is om Rusland als een bevriende natie of een partner te zien, net als China. Het nieuwe strategische concept zal dat wel uitwijzen.
Wat het investeringsbudget betreft, op zich is dat goed. Ik zie dat als een tegenzet tegen de Europese initiatieven, ook al weet ik dat ik het zo niet mag zien. Collega Buysrogge, in ons boek zal het ook daarover gaan. Het blijft toch een heikel punt, ook voor de komende jaren. Er zijn alsmaar tegenzetten en we zijn allemaal goede vrienden en we zullen het allemaal goed doen.
Tom Vandenkendelaere, die namens het Europees Parlement blijkbaar ook in de NATO PA zit, zei dat het allemaal parallel is, dat het allemaal wel goed komt, dat er geen spanning is tussen de NAVO en de Europese Unie en dat alles fantastisch is. Ik heb daar toch een ander zicht op. Ik merk dat dus niet en ik vind dat vooral de NAVO-landen die geen EU-partner zijn, zoals de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Turkije, maar ook Noorwegen en Canada, heel nerveus lopen over die Europese initiatieven op het vlak van defensieontwikkeling. Ik heb dat hier al heel vaak gezegd en dat wordt telkens tegengesproken. Er wordt gezegd dat ik mij geen zorgen moet maken, dat dat allemaal in orde zal komen. Ik hoop het. We zullen zien.
L'incident est clos.
13 Vraag van Jasper Pillen aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De toekomst van bepaalde beroepscategorieën op de basis van Koksijde" (55022349C)
13 Question de Jasper Pillen à Ludivine Dedonder (Défense) sur "L'avenir de certaines catégories professionnelles sur la base de Koksijde" (55022349C)
13.01 Jasper Pillen (Open Vld): Mevrouw de minister, eergisteren heeft men over het kwartierplan gecommuniceerd. Het is goed dat die communicatie er is gekomen.
Voor Koksijde werd de verhuis naar Oostende aangekondigd. Dat was geen verrassing. Veel mensen die in Koksijde actief zijn zullen mee verhuizen. Er is voor bepaalde beroepscategorieën echter weinig toekomst op de luchthaven van Oostende. Ik heb het dan over de militaire brandweermannen, de ATC's en de meteodeskundigen.
Mevrouw de minister, hoeveel personen werken momenteel in deze 3 beroepsgroepen in Koksijde? Hoeveel personen zullen tegen de verhuis in 2025 pensioengerechtigd zijn? De leeftijdspiramide van Defensie kennende, is dat relevant.
Wanneer starten de sociale gesprekken met die specifieke beroepscategorieën over hun professionele toekomst?
13.02 Minister Ludivine Dedonder: In Koksijde zitten momenteel 29 militairen in de luchthavenbrandweer, elf militairen in ATC en vier militairen zijn meteorologen. Drie militairen van de luchthavenbrandweer en twee militairen ATC zullen tegen 2025 pensioengerechtigd zijn.
Vanaf midden 2023 zal er een bevraging van de doelpopulatie worden georganiseerd. Het is de bedoeling van die bevraging om de wensen van de betrokkenen in kaart te brengen. Afhankelijk van hun wensen en de noden van Defensie zullen zij de mogelijkheid krijgen om hun actuele functie op een andere locatie uit te oefenen of om een nieuwe functie in een ander domein te bekleden.
13.03 Jasper Pillen (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Midden 2023 lijkt mij bijzonder laat. Kan dat niet naar 2022 worden vervroegd? Op die manier kunnen mensen die een gelijkaardige maar toch aangepaste opleiding moeten volgen om tot een beroepscategorie te behoren daar vroeger aan beginnen. Bij die categorieën bestaat nu immers terecht de bezorgdheid dat zij bijvoorbeeld naar Kleine Brogel, Melsbroek of Florennes zullen moeten verhuizen. Dat is de andere kant van het land. Ergens stopt de loyaliteit van onze militairen. Ik wil vragen om sneller duidelijkheid en zekerheid te geven, zodat men ook sneller kan beginnen met een opleiding.
13.04 Ludivine Dedonder, ministre: Je voudrais répondre car 2023, cela correspond à un cycle de mutations bisannuel. Cela étant, nous avons demandé au commandant de prendre contact avec chacun d'entre eux. Avant que cette communication ait lieu au niveau de la presse, elle a été réalisée auprès des organisations syndicales. Comme vous le savez, nous travaillons en collaboration pour l'ensemble des dossiers. Nous n'allons donc pas attendre 2023 pour prendre en compte les demandes de ces personnes. Nous les prenons déjà en compte.
13.05 Jasper Pillen (Open Vld): Het is duidelijk dat u ermee bezig bent en dat er een plan achter steekt. Dat is het belangrijkste.
L'incident est clos.
14 Vraag van Jasper Pillen aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De reservisten bij de brandweer" (55022350C)
14 Question de Jasper Pillen à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Les réservistes dans les services d'incendie" (55022350C)
14.01 Jasper Pillen (Open Vld): Mevrouw de minister, over de reservisten heb ik al heel veel vragen gesteld. Ik blijf ervan overtuigd dat de reservisten bijzonder belangrijk zijn. Brandweermannen behoren bijvoorbeeld tot de typische beroepscategorieën die voor een reservistenopleiding kiezen. In de praktijk blijken er problemen te rijzen bij de wederoproeping en/of operaties van reservisten die bij de brandweer werken, zowel voor de beroeps als de vrijwilligers. Die problemen zijn ook niet nieuw. Brandweerzones zijn, net als ziekenhuizen, bijvoorbeeld, waarover ik ook al veel vragen heb gesteld, niet zo blij dat zij hun personeel moeten laten gaan terwijl ze in hun afwezigheid hun loon wel verder moeten betalen. De uitbetaling van de lonen valt in gevallen van oproeping of operaties natuurlijk op de hulpverleningszones of de ziekenhuizen.
Bij de FOD Binnenlandse Zaken zouden er besprekingen gaande zijn om het administratief statuut van de brandweer te wijzigen om zodoende de wederoproepingen van brandweerpersoneel te beperken of zelfs te weigeren. Dat kan natuurlijk tot problematische situaties leiden voor de reserve bij Defensie.
Mevrouw de minister, kent u die problematiek?
Defensie is de werkgever van onze reservisten. Wat hebt u ondernomen of zult u nog ondernemen om vanuit Defensie de positie van reservisten bij de brandweer te verdedigen?
Bent u op de hoogte van de plannen die momenteel circuleren binnen de FOD Binnenlandse Zaken? Hebt u daaromtrent al contacten gehad en worden die onderhandelingen door een medewerker van Defensie opgevolgd?
Los van die concrete vragen, hoe staat het met de aangekondigde algemene hervormingen op het vlak van de reserve?
14.02 Minister Ludivine Dedonder: Ik hecht inderdaad veel belang aan de modernisering van het statuut van de reserve. Dat moet aantrekkelijker en flexibeler worden gemaakt om ervoor te zorgen dat zowel Defensie als de reservisten en hun werkgever een win-winsituatie kunnen vinden.
Op 1 januari van dit jaar is een wijziging van het geldelijk statuut van de reservemilitairen in werking getreden. Het doel van die wijziging was om het mechanisme voor de betaling van prestaties te verbeteren die door een reservist tijdens een wederoproeping worden uitgevoerd. Vóór 1 januari werd een maandwedde, wanneer die niet volledig verschuldigd is, in dertigsten verdeeld. Sinds 1 januari is een onvolledige maandwedde verdeeld in twintigsten. Op die manier zorgt Defensie voor een betere vergoeding van de prestaties geleverd tijdens wederoproepingen.
Het klopt inderdaad dat de militairen van het reservekader in veel gevallen hun beroepsactiviteiten buiten Defensie dienen te onderbreken om prestaties binnen Defensie te leveren, zonder dat dit door hun werkgever financieel wordt gecompenseerd.
Defensie heeft geen weet van een specifieke problematiek bij de brandweer met betrekking tot de inzet van hun personeel als reservist bij Defensie en het feit dat brandweerzones het loon van personeelsleden die bij Defensie prestaties leveren, moeten doorbetalen. De verbeterde vergoeding van de prestaties door Defensie laat toe dat een werkgever de uitbetaling van het loon van hun medewerkers zou kunnen stoppen wanneer ze prestaties bij Defensie uitvoeren. De beslissing om de uitbetaling van een loon al dan niet te stoppen, is wel eigen aan elke werkgever.
Defensie is niet op de hoogte van de plannen bij de FOD Binnenlandse Zaken om het statuut van de brandweer te wijzigen. Mijn kabinet is evenwel bereid om de problematiek voor de reservisten van de brandweer nader te bekijken en met de betrokken actoren te bespreken.
De uitwisseling van knowhow tussen veiligheidsdiensten en Defensie is inderdaad essentieel. Een volgend wettelijk initiatief voor de modernisering van het statuut van de reserve zal in 2022 worden gefinaliseerd en voorziet onder andere in de mogelijkheid voor ex-militairen of ex-reservisten in definitief verlof om na de datum van definitief verlof terug te komen en in een versoepeling van het wervingsmechanisme en van de basisvorming van kandidaat-reservisten.
14.03 Jasper Pillen (Open Vld): Ik had al een vermoeden dat u daarover zou spreken in uw beleidsnota voor 2022. U hebt nu al een tipje van de sluier gelicht. Dat is zeer goed.
Ik vind de plannen bij FOD Binnenlandse Zaken niet uit. Via ons netwerk, dat iedereen hier heeft, komen zulke zaken mij ter ore. Het zou interessant zijn dat u contact opneemt met de FOD Binnenlandse Zaken. Dat hebt u ongetwijfeld al gedaan, afgaande op de goede werking van uw kabinet, om de kwestie op te volgen. Daar zit namelijk een potentieel risico voor de brandweermannen, die uitstekend geschikt zijn om de rol van reservist op te nemen. Het zou nefast zijn voor de reserve bij Defensie als zulke medewerkers moeten afhaken en keuzes moeten maken.
L'incident est clos.
15 Vraag van Jasper Pillen aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Hypersonische wapens" (55022351C)
15 Question de Jasper Pillen à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Les missiles hypersoniques" (55022351C)
15.01 Jasper Pillen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, na Rusland blijkt nu ook China te beschikken over hypersonische wapens, een nieuw soort technologie op het vlak van wapens. Ik ondervroeg u op 10 februari 2021 over het PESCO-project TWISTER. Ik heb toen betreurd dat België daarbij alleen waarnemer is en dus geen volwaardig lid is van dat project omtrent Europese hypersonische wapens.
Mevrouw de minister, U bent bezig met een update van de strategische visie. Het rapport van het expertencomité wees er voorbije zomer op dat de Belgische Defensie luchtverdediging mist, dat er onder andere niets aanwezig is op het vlak van hypersonische missiles en dat wij daaromtrent acties moeten nemen.
Neemt u de opmerkingen van het strategisch comité mee, inzake het specifieke onderwerp, in uw update van de strategische visie?
Ziet u in het licht van deze update redenen om onze waarnemersstatus bij dat Pesco-project Twister te wijzigen naar volwaardig projectlid, zoals Duitsland heeft gedaan?
Op welke manier ziet u de samenwerking met de industrie? Kunt u daaromtrent een tipje van de sluier van uw beleidsnota oplichten? Op welke manier ziet u die evolueren?
15.02 Minister Ludivine Dedonder: Mijnheer de voorzitter, het verslag dat ik op 31 mei van het strategisch comité heb ontvangen, draagt bij tot de werkzaamheden om de strategische visie te actualiseren. Ik werk momenteel, in overleg met de regeringspartners, aan de actualisering van deze visie en van de militaire programmeringwet.
Het strategisch comité onderstreept de nood om een Defence, Industry and Research Strategy (DIRS) te ontwikkelen, om zo het nationaal, wetenschappelijk, technologisch en industrieel potentieel in het domein van veiligheid en defensie uit te bouwen en te ondersteunen. Het principe nr. 8 voor de actualisatie van de strategische visie, voorziet dat Defensie, in samenspraak met de andere bevoegde regionale en federale actoren, de ontwikkeling, implementatie en monitoring van een DIRS volop zal ondersteunen.
Deze strategie zal er mee voor zorgen dat investeringen in het defensiedomein voor capaciteitsontwikkeling, of reasearch and development, maximaal terugvloeien naar de maatschappij, onder de vorm van kennis, technologie en werkgelegenheid, in lijn met de vigerende nationale en Europese wetgeving.
Bijzondere aandacht zal gaan naar samenwerkingsprojecten in het kader van het Europese defensiefonds en naar de gestructureerde permanente samenwerking PESCO.
Er zal ook aandacht worden besteed aan Euro-Atlantische partnerschappen.
Recent werd een projectofficier DIRS in plaats gesteld bij Defensie, waardoor proactieve en structurele communicatie met de Belgische industrie kan beginnen.
L'incident est clos.
16 Vraag van Peter Buysrogge aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De vervanging van de Harpoon" (55022353C)
16 Question de Peter Buysrogge à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le remplacement du Harpoon" (55022353C)
16.01 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, de Harpoonmissiles van de marine zijn aan vervanging toe. In het oorspronkelijke plan van de Anti-Submarine Warfare Frigates, waarover Nederland de leiding heeft, werd in de nodige capaciteit voorzien. De Nederlandse Defensie wil in 2022 het contract afsluiten om vanaf 2024 de fregatten met de nieuwe missiles uit te rusten. Daarover is het gesprek met de verschillende buitenlandse leveranciers lopende.
Mevrouw de minister, wat is de status van het vervangingsdossier van de Harpoon voor onze marinecomponent? Kunt u bevestigen dat Nederland momenteel aan het verwervingsproces is begonnen en dat wij eenzelfde configuratie zoeken?
Kunt u aangeven hoeveel systemen onze Defensie hoopt te verwerven en vanaf wanneer?
Opvallend is dat naast het Noorse Kongsberg en het Zweedse Saab ook de Israëlische IAI en Rafael naar het contract zouden dingen. Nederland onderhoudt een intensere samenwerking met het Israëlische leger dan het onze. De aanschaf van Israëlische systemen is dus niet ondenkbaar.
We weten dat een samenwerking tussen de Israëlische industrie en Defensie met uw huidige coalitiepartners mogelijk moeilijk te verteren zou zijn. Hoe staat de regering daartegenover? Zou u een veto stellen tegen de verwerving van dergelijke Israëlische systemen? Zo ja, is dat ook te kennen gegeven aan de Nederlandse regering? Wat was hun reactie?
16.02 Minister Ludivine Dedonder: Nederland is de lead nation voor het binationale project inzake de vervanging van M-fregatten of de verwerving van de Anti-Submarine Warfare Frigates. De vervanging van de Harpoon wordt in dit laatste project behandeld. Het systeem wordt niet alleen voor de vervangingen van de M-fregatten aangekocht, maar ook voor andere platformen van de Nederlandse marine. De configuraties zijn identiek voor de beide marines.
Het verwervingsproces voor de vervanging van de Harpoon is momenteel lopende. Het contract kan pas worden afgesloten na de behandeling van de debriefing in de Tweede Kamer in Nederland, die in het derde kwartaal van 2022 is gepland. Ik kan op dit moment niet meer details geven.
16.03 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, uw antwoord is zeer duidelijk.
Ten eerste, er wordt momenteel gewerkt aan een vervangingsysteem, zowel voor de fregatten als voor andere platformen. Ten tweede, er wordt gewerkt aan identieke systemen tussen België en Nederland. Dat is een goede zaak.
Ten derde, u sluit niets uit. Het is interessant dat u de Israëlische systemen niet uitsluit, zeker in het licht van sommige resoluties die uw coalitiepartners over de samenwerking met Israël hebben geschreven. Dat is een opmerkelijke vaststelling waarvan ik akte neem.
L'incident est clos.
17 Vraag van Theo Francken aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Gunfire Brasschaat" (55022354C)
17 Question de Theo Francken à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le Gunfire Brasschaat" (55022354C)
17.01 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, in de plannen van het WHI verhuist de collectie van Gunfire Brasschaat tegen 2023 naar de nieuwe site in Ieper. Dat maakt dat volgend jaar al werk moet worden gemaakt van de verhuis en van de inrichting van de gebouwen in Ieper voor de museale functie. Bovendien zal het nodige personeel moeten worden aangeworven.
Hoe verlopen de gesprekken met de gemeente Brasschaat voor het gedeeltelijke behoud van de site met museale functie met het oog op het niet verbreken van de connectie die de site van oudsher met de artilleriesectie van Defensie heeft?
Hoe groot zijn de kosten voor Defensie verbonden aan de verhuis van het materiaal van de ene site naar de andere? Kan Defensie die opdracht zelf vervullen of zal ze daarvoor gebruik moeten maken van externe partners?
Het museum in Brasschaat is gevuld met objecten geschonken door veteranen en sympathisanten van het museum. Wat zal het lot zijn van de stukken waarvoor het WHI geen onmiddellijk nut meer ziet op de nieuwe locatie?
Tussen 2022 en 2025 worden de activiteiten van Defensie in Ieper afgebouwd, waardoor het WHI er zijn intrek zou kunnen nemen. Zijn de loodsen in Ieper klaar voor hun nieuwe museale functie, of zullen er bijkomende infrastructuurwerken moeten worden uitgevoerd, zoals versteviging van vloerplaten en asbestverwijdering? Zo ja, welke kosten zijn daaraan verbonden?
De vrijwilligers van Brasschaat zien de overstap naar Ieper niet zitten en zullen grotendeels afhaken. Is het WHI actief bezig met de werving van nieuwe personeelsleden of vrijwilligers in Ieper om het onderhoud over te nemen? Zo ja, welke kosten zijn daaraan verbonden?
In 2023 zou een deel van de site worden overgedragen aan het WHI. In 2025 wenst Defensie de nodige domeinen te verkopen. Is er een RUP voor de site in opmaak? In Ieper gaat men er nog van uit dat het domein niet wordt vervreemd. Kunt u duidelijkheid scheppen?
17.02 Minister Ludivine Dedonder: Sinds 2016 waren er al herhaaldelijk contacten tussen de gemeente Brasschaat en het WHI en zijn voorlopers. Na een gesprek met minister-president Jambon over het dossier in juli, heb ik in september per brief bevestigd dat voor het geval de gemeente de site aankoopt en er de wens is tot creatie van een museum, het WHI bereid is dat mee te ondersteunen. Het komt de gemeente toe daarvoor een initiatief te nemen. Het WHI noch ikzelf hebben tot op heden een concreet voorstel daaromtrent ontvangen.
De verhuis van het materiaal vanuit Brasschaat zal gebeuren door Defensie en kadert in het partnerschap tussen Defensie en het WHI.
Mijn departement beschikt daarvoor over de nodige middelen en het te verhuizen patrimonium is ook op enkele stukken na afkomstig van Defensie. De voertuigencollectie in Brasschaat is niet geschonken door veteranen, maar komt van Defensie of van schenkingen of ruil met andere musea in het buitenland. De loodsen in Ieper verkeren in zeer goede staat en kunnen eventueel modulair aangepast worden. Bij een aantal compartimenten uit het verleden zijn in het bovenste stuk platen met asbest gebruikt, maar die zijn eenvoudig te verwijderen. De kostprijs daarvoor zal beperkt zijn.
Een aantal vrijwilligers van de huidige Gunfiresite, vooral die van de tanks, heeft reeds aangegeven de overstap naar Ieper te zullen maken. De vrijwilligers van de artillerie zijn meestal ouder en zullen de overstap niet maken. Anderzijds hebben zich voor de site in Ieper al verschillende nieuwe vrijwilligers aangemeld. Aan de tewerkstelling van vrijwilligers zijn voor het WHI geen andere kosten verbonden dan die op de huidige site in Brasschaat.
Ongeveer een kwart van de site in Ieper wordt overgedragen aan het WHI, wat neerkomt op bijna 11 hectare. De rest van de site wordt verkocht. Defensie en het WHI zijn in nauw overleg met de stad Ieper en de provincie West-Vlaanderen voor de opmaak van een provinciaal ruimtelijk uitbreidingsplan. Het stuk dat naar het WHI gaat, blijft militair domein.
17.03 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoorden. Ik blijf het dossier natuurlijk van nabij opvolgen. Ik hoef u niet te herhalen dat ik niet zo'n hoge pet op heb van het WHI en zeker niet met zijn leiding. We zullen afwachten hoe een en ander verloopt.
L'incident est clos.
- Theo Francken aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De DCA-capaciteit" (55022355C)
- Maria Vindevoghel aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De operatie Steadfast Noon" (55022372C)
- Theo Francken à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La capacité DCA" (55022355C)
- Maria Vindevoghel à Ludivine Dedonder (Défense) sur "L'opération Steadfast Noon" (55022372C)
De voorzitter: Mevrouw Vindevoghel, ik heet u welkom in de commissie.
18.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, op 18 oktober 2021 ging operatie Steadfast Noon van start, waarmee veertien NAVO-landen, waaronder het onze, nucleaire slagkracht oefenen.
Opererend vanuit twee Italiaanse basissen, Ghedi en Aviano, simuleerden dual-capable vliegtuigen van de NAVO nucleaire aanvallen met het oog op het geloofwaardig houden van de afschrikking.
In juni 2021 bevestigden de leiders op de NAVO-top nogmaals het nucleaire aandeel in de algemene NAVO-doctrine. Ook u liet zich in interviews aan Humo en De Morgen ontvallen dat als andere naties over kernwapens beschikken, wij ze ook moeten kunnen inzetten, omdat wij anders in gevaar zijn.
Mevrouw de minister, dat is een heel goede en zeker ook een gewaagde uitspraak. Wetend wat hier in het Parlement door partijen uit de meerderheid al is verteld over de kernwapens, is dat heel moedig van u. U hebt mijn volledige steun op dat vlak, wat u waarschijnlijk wel weet. Ik begin u steeds meer te appreciëren, wij zullen ooit nog vrienden worden.
Ons land staat voor de transitie naar de F-35, waaraan ook een belangrijke keuze is verbonden voor het voortzetten van onze positie als nuclear sharing partner binnen de NAVO. Mogen wij uit uw uitspraken afleiden dat ons land niet, zoals sommige partijen binnen uw regering eerder via resoluties en wetsvoorstellen te kennen gaven, op de een of andere manier zal proberen de nucleaire capaciteit van zijn F-35's onklaar te maken via software downgrades of andere fysieke wijzigingen?
Op 6 oktober 2021 voerde de Amerikaanse luchtmacht haar finale test uit in het certificeringproces van de F-35, die van dat toestel haar standaard DCA-toestel zal maken. Dat betekent dat op het ogenblik waarop België zijn toestellen ontvangt, de nucleaire capaciteit gegarandeerd zal zijn. Wanneer verwacht onze luchtmacht de overschakeling te maken van F-16 naar F-35 als haar primaire DCA-toestel, met nucleaire capaciteit dus? Ondergaan onze piloten daarvoor ook een bijzondere training?
Tot slot, bij de overgang van F-16 naar F-35 zullen onze operaties worden gereduceerd, om de overschakeling van piloten en grondpersoneel zo vlot mogelijk te laten verlopen. Zal de gereduceerde slagkracht van onze F-16-vloot in die tussenperiode een invloed hebben op de bijdrage die wij aan de NAVO kunnen leveren op het vlak van onze verplichtingen binnen de nucleaire doctrine?
De voorzitter: Er volgt nu ongetwijfeld een gelijkaardig pleidooi van mevrouw Vindevoghel.
18.02 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, het zal enigszins anders zijn.
Mevrouw de minister, het is de eerste keer dat ik hier tussenkom. Elk jaar trainen de NAVO-lidstaten die in het bezit zijn van Amerikaanse kernwapens in het gebruik van deze wapensystemen. De technici van de strijdkrachten van de lidstaten van deze alliantie oefenen met het assembleren van deze atoombommen.
De operatie Steadfast Noon herinnert aan de agressieve houding van de NAVO tegenover de rest van de wereld. Vredesorganisaties stellen deze acties overal in de lidstaten aan de kaak, zoals in Duitsland, waar vredesactivisten een betoging tegen dergelijke oefeningen op de basis van Nörvenich hebben georganiseerd. In België delen vredesorganisaties zoals vzw Vrede de bezorgdheid over deze oefeningen.
Mevrouw de minister, nemen de verschillende componenten van Defensie deel aan deze oefeningen? Zo ja, welke eenheden zijn daarbij betrokken? Welke taken voeren zij uit? Bent u van plan een einde te maken aan deze deelname?
18.03 Minister Ludivine Dedonder: Tot op heden voorziet de planning van de fabrikant van de F-35A nog dat het eerste Belgische vliegtuig dat in 2023 geleverd zal worden, van de Technology Refresh 3 Block 4 standaard zal zijn.
Deze hardwarestandaard biedt tal van nieuwe opties die de mogelijkheden van het toestel gevoelig verder uitbreiden. Dat de toestellen volgens een welbepaalde standaard worden afgeleverd, houdt in dat zowel de hardware als de software aan een specifieke configuratie voldoen, eigen aan die Block. Het is bijgevolg niet aan de orde om aanpassingen te doen aan de voorziene software.
De aankomst van de F-35A in de 10 Tactische Wing, wordt verwacht in 2027. De uitomloopname van de F-16 is momenteel gepland voor 2028. Deze data bepalen de limieten voor de luchtgevechtscapaciteit.
Wij houden onze partners daarvan op de hoogte.
België deelt met een groot aantal landen de visie van een wereld zonder kernwapens en roept in dat verband op tot universele en volledige naleving van het non-proliferatieverdrag. België onderschrijft het strategische concept van de afschrikking van de NAVO. In dit kader worden specifieke oefeningen georganiseerd, zoals Steadfast Noon, waaraan eenheden van de Luchtcomponent deelnemen.
Als betrouwbare bondgenoot van de NAVO steunt België het beleid van de alliantie en hecht het veel belang aan solidariteit met zijn bondgenoten. Ons land zal eenzijdige initiatieven ondernemen noch ondersteunen. Verder beschouwt ons land ook elke maatregel genomen in het kader van de non-proliferatie, die in nauw overleg met de andere NAVO-partners het vertrouwen en de transparantie vergroot, als een bron van stabiliteit. Het ziet deze initiatieven als een mogelijke stap in de richting van een verdere wereldwijde vermindering van het aantal nucleaire wapens.
18.04 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, u krijgt daarvoor onze volledige steun. De nucleaire capaciteit van Block 4 is gegarandeerd, dus wij zullen onze rol kunnen blijven spelen binnen de NAVO. De heer De Vriendt is niet aanwezig, maar sta mij toe op te merken dat hij in het zand bijt. Ik zetel in het Parlement sinds 2010 en de heer De Vriendt al sinds 2007. Hij zegt al de hele tijd dat het schandalig is dat wij die Block 4-bestellingen hebben gedaan. Dat vond hij niet kunnen en ook de bestelling van de F-35 vond hij schandalig, net als uw partij trouwens.
Zo ziet men maar dat men soms wat realistischer en pragmatischer wordt door in een regering te stappen. Dat is belangrijk in het leven. Ik ben realistisch en pragmatisch en wil ook een kernwapenvrije wereld. Ik ben een Mayor for Peace, een vredesduif en helemaal geen havik. Voor mij mogen al die wapens weg. Ik ben niet de grote steunpilaar van de wapenfabrieken in Wallonië en Vlaanderen, integendeel, maar ik ben wel realistisch en vind dat dit de juiste lijn is.
In een interview in Humo, dat werd overgenomen door De Morgen en dat ik wel heb gesmaakt, zei u het volgende: "Als andere naties over kernwapens beschikken, moeten wij ze ook kunnen inzetten. Anders zijn we in gevaar." Het zijn maar twee simpele zinnen. Dat begrijpt de kleine man in Lubbeek, Bergen en Doornik. Iedereen snapt dat en zo is het nu eenmaal. Het is heel goed dat wij aan onze internationale verplichtingen blijven voldoen.
18.05 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, het is mij niet duidelijk of wij effectief deelnemen aan die oefeningen.
18.06 Minister Ludivine Dedonder: (…)
18.07 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Ja dus, ik had het niet goed gehoord. Wij blijven de vredesorganisaties steunen, omdat wij dat belangrijk vinden. Die organisaties wijzen er ons telkens opnieuw op dat verdere nucleaire ontwikkelingen geen goede zaak zijn.
L'incident est clos.
19 Vraag van Theo Francken aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Het Modular GBAD-project" (55022356C)
19 Question de Theo Francken à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le projet Modular GBAD" (55022356C)
19.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op de NAVO-bijeenkomst van de ministers van Defensie van 21 oktober, beslisten de ministers van Defensie om nog sterker in te zetten op het multinationaal ontwikkelen en verwerven van luchtverdedigingscapaciteiten op de grond, die het geallieerde personeel, materieel en faciliteiten zullen beschermen tegen dreigingen vanuit de lucht. Ons land neemt deel aan ten minste een van de vier voorgestelde projecten, namelijk het Modular GBAD-project, dat luchtverdediging op zeer korte, korte en middellange afstand moet verbeteren. Het is enigszins opmerkelijk omdat ons land wel plannen zou hebben om eventueel de Mistralcapaciteit terug in het leven te roepen, maar vooralsnog over geen zelfstandige slagkracht beschikt.
Kunt u de Belgische bijdrage aan GBAD toelichten en aangeven waarom ons land voorlopig geen deelname aan de twee andere projecten Rapidly Deployable Mobile C-RAM en GBAD C2 Layer voor bataljon- en brigadeniveau ambieert? Waartoe verbinden we ons concreet met de ondertekening van dit akkoord? Met andere woorden, welke bijdragen en investeringen worden van ons land verwacht?
Gelet dat één, volgens u voorbarige, aankondiging uit de nieuwjaarstoespraak van generaal Gérard reeds werkelijkheid is geworden met de aankoop van Caesar, hoever staat Defensie momenteel met de plannen voor de reactivering van een Mistralcapaciteit in Lombardsijde? Op welke datum mikt Defensie nu? Met welke partners of leveranciers is Defensie reeds in gesprek?
19.02 Minister Ludivine Dedonder: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, zoals ik de heer Buysrogge vorige week liet weten in antwoord op zijn vraag over de strategische visie, werk ik in overleg met de regeringspartners aan de actualisering van deze visie en de militaire programmeringswet. Die zal rekening houden met een gewijzigd geostrategisch kader en veiligheidsklimaat.
In overeenstemming met het regeerakkoord zal Defensie blijven investeren in Europese capaciteitstekorten en de capaciteiten verankeren bij geprivilegieerde partners.
Om de knowhow binnen Defensie te bewaren en zo snel mogelijk met eventueel nieuwe capaciteiten te kunnen opereren, zullen opleidingen en training worden uitgevoerd op basis van de bestaande inventaris binnen Defensie.
Met betrekking tot de reactivering van de Mistralcapaciteit is Frankrijk bereid België bij te staan.
Er zijn op dit moment geen gesprekken met mogelijke leveranciers.
19.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik vind de Mistralcapaciteit een heel mooie capaciteit, ik heb ze ooit in actie gezien. Het zou een meerwaarde zijn als deze gerealiseerd kon worden, samen met Frankrijk of alleen. U hebt op dat vlak zeker onze steun.
U zegt dat u bezig bent met het strategische concept. Dat zal de komende maanden besproken worden in deze commissie en ik kijk daar zeker naar uit.
L'incident est clos.
20 Vraag van Peter Buysrogge aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De inzetbaarheid van de F-16’s" (55022358C)
20 Question de Peter Buysrogge à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La capacité de déploiement des F-16" (55022358C)
20.01 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, het is daarjuist reeds deels aan bod gekomen bij de vragen van de heer Francken en mevrouw Vindevoghel. De inzetbaarheid van de F-16's, zeker in het licht van het vervangingsprogramma en de transitie naar de F-35 later dit jaar. De F-16's zullen hun missie aanvatten in het luchtruim boven Estland als onderdeel van de Baltic Air Policing.
De luchtcomponent zal de moeilijke opdracht aanvatten om hun piloten en hun personeel klaar te stomen voor de transitie. Dat zal wegen op de beschikbaarheid van onze vloot voor operaties in binnen- en buitenland en onze ontplooiing de komende jaren.
Kan de minister toelichten wat de impact zal zijn op de inzetbaarheid van onze luchtcomponent de komende jaren? Hoezeer zal de transitie wegen op onze mogelijkheid om nog operaties in het buitenland uit te voeren, in aantal toestellen dat we kunnen inzetten en in ondersteunend personeel?
Komen toekomstige deelnames aan operaties zoals Baltic Air Policing en Inherent Resolve in gevaar of kan de reductie wegen op onze QRA-capaciteit?
Welke afspraken hebben we gemaakt met onze bondgenoten en partners over een reductie van onze inzet in de komende jaren?
Tot wanneer schat Defensie dat de Luchtcomponent met een gereduceerde capaciteit zal moeten opereren?
20.02 Minister Ludivine Dedonder: Er is momenteel een studie lopende die moet bepalen welk ambitieniveau de Belgische luchtgevechtscapaciteit kan aanhouden doorheen de transitie van F-16 naar F-35.
De QRA-beurtrol voor het Benelux-luchtruim en een beperkte inzet ten voordele van expeditionaire operaties, maken eveneens deel uit van deze studie.
Er zijn nog geen voorlopige resultaten bekend. Het is dus momenteel voorbarig om uitspraken te doen over deze transitieperiode.
20.03 Peter Buysrogge (N-VA): Het is een uitstekende zaak dat dat onderzocht wordt, maar wat is de timing van deze studie? Ik zal u daar niet wekelijks over ondervragen als u bijvoorbeeld zegt dat de timing voor binnenkort is of zo. Tegen wanneer zou die studie klaar kunnen zijn?
In eerste instantie zullen we daar in het kader van het operatieplan 2022 op kunnen terugkomen. Ik nodig u uit om op dit moment ook aan te kunnen geven wanneer die studie dan klaar zou kunnen zijn.
In het kader van uw POP-plan en de besparingen die Defensie moet doorvoeren, hebt u aangekondigd dat er geen besparingen zullen zijn op de lopende operaties. Ik nodig u uit om dat ook hard te maken in uw operationeel plan van 2022. Wordt ongetwijfeld vervolgd.
L'incident est clos.
21 Vraag van Peter Buysrogge aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De Louise-Marie F931" (55022360C)
21 Question de Peter Buysrogge à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le Louise-Marie F931" (55022360C)
21.01 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, in februari 2020 vertrok het fregat de Louise-Marie naar Den Helder voor een onderhoud dat twaalf tot vijftien maanden in beslag zou nemen. Aan de leden van de vergadering kan ik ook meedelen dat de scheepsbel van het fregat veilig in bewaring is genomen door de peterstad Sint-Niklaas. Ze staat op mijn kabinet in het stadhuis van Sint-Niklaas en ze is daar in veilige bewaring.
Verwacht wordt dat het schip in 2022 opnieuw in de vaart zal worden gebracht, om het zusterschip, de Leopold I, te kunnen ontlasten. Dat kreeg overigens ook al af te rekenen met een aantal ouderdomskwaaltjes. Daar hebben we het vorige week nog over gehad.
Mevrouw de minister, kunt u de stand van zaken geven aangaande het onderhoud van de Louise-Marie? Bevindt dat zich nog binnen het budget en op schema? Wanneer hoopt Defensie het schip opnieuw volwaardig in gebruik te kunnen nemen?
Vermits de marine gedurende deze periode volledig van de Leopold I afhankelijk was, moest het schip een zware agenda op zich nemen. Dat heeft ook geleid tot de nodige slijtage. Acht de minister het mogelijk dat het schip nog voor de terugkeer van de Louise-Marie opnieuw aan de ketting zou moeten? Wacht het ook een zware onderhoudsbeurt van zodra de Louise-Marie is teruggekeerd?
Gelet op de problemen bij het opwerken van de crew van de Leopold I, waarbij die pas op een later moment kon deelnemen aan de operaties van de NAVO, verwacht Defensie soortgelijke problemen bij de transitie van een deel van de bemanning naar de Louise-Marie die vertragingen of beperkingen zouden kunnen betekenen voor haar operationele terugkeer?
21.02 Minister Ludivine Dedonder: Het onderhoud van het M-fregat Louise-Marie wordt uitgevoerd binnen het budget van het projectmandaat, maar heeft een lichte verschuiving van een tweetal maanden in het tijdsschema gekend wegens COVID-19 en de beslissing tot uitvoering van een aantal extra onderhoudstaken en modificaties. Het zal midden januari 2022 beëindigd worden.
Het eigenlijke onderhoud wordt nog gevolgd door een integratie- en nazorgfase en beproevingsfases, waarbij in parallel het personeel de nodige vorming en training krijgt.
Het is voorzien om het schip in de loop van september 2022 volwaardig in gebruik te nemen.
Een immobilisatieperiode van het M-fregat Leopold I ten gevolge van materiële defecten, wordt onwaarschijnlijk geacht. Een operationele eenheid kan gedurende zijn inzetperiode soms te maken hebben met defecten, al dan niet met een beperkte immobilisatie tot gevolg.
Vanaf oktober 2022 staat er voor de Leopold I eveneens een lange onderhouds- en instandhoudingsperiode ingepland. Deze onderhoudsperiode staat reeds geruime tijd op de onderhoudsplanning en is conform de onderhoudsbepalingen voor een schip dat een normale operationele belasting gekend heeft sinds zijn laatste onderhoud, wat het geval is voor de Leopold I.
Elke bemanning ondergaat dezelfde testen om de gereedheid te bepalen en het vereiste veiligheidsniveau te bereiken.
21.03 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, het zal nu ook niet aankomen op die twee maanden. Het is vooral belangrijk om zo snel als mogelijk opnieuw over een operationeel schip te beschikken. Dat er bij een dergelijke zware onderhoudsopdracht enige vertraging komt kijken, lijkt me aannemelijk.
U zegt dat er samen met de nazorgfase ook gewerkt wordt aan het opwerken en de vorming van het personeel, dat het schip opnieuw operationeel zal zijn tegen september 2022 en dat de Leopold I onmiddellijk nadien binnengaat voor een groot onderhoud. Dat zal natuurlijk de facto betekenen dat er opnieuw een aantal beperkingen zullen zijn inzake operationele inzet.
Ik verwijs daarbij ook naar mijn vorige vraag over de F-16's en het opwerken van het personeel naar de F-35. Nu krijgen we dit. Het is natuurlijk krachtig om te zeggen dat we niet gaan besparen op operaties, maar we moeten vaststellen dat dit de facto een besparing met zich mee zal brengen omdat schepen in onderhoud zijn en het personeel moet opgewerkt worden naar nieuwe systemen. Daar kijken we met argusogen naar, wetende dat de militaire operaties nu net de aantrekkingskracht uitmaken van het beroep van militair. Ook hier kijken we dus uit naar de verdere concretisering in de volgende weken bij de bespreking van het operationele plan.
21.04 Ludivine Dedonder, ministre: Monsieur Buysrogge, arrêtons de toujours faire comme s'il s'agissait de choix que nous avons posés ou qui nous arrangent pour limiter les budgets! On est face à une réalité, un matériel qui tantôt est en fin de vie tantôt y arrive. Il faut absolument pouvoir former les personnes. Évidemment, on recrute beaucoup aujourd'hui. On n'a pas suffisamment recruté auparavant. Il faut aussi prendre le temps pour former ces personnes mais ce n'est certainement pas un choix qu'on a fait.
Personnellement, j'aurais aimé trouver un département dont on se serait mieux occupé avant. Aujourd'hui, on est face à une situation. On essaie de faire au mieux avec une situation parfois un peu désespérée qu'on a trouvée en arrivant. Il n'y a pas de choix ni de volonté de faire des économies à gauche ou à droite. Je vous l'ai déjà dit mille fois. Je fais ce que je peux ici avec l'état-major et notre personnel pour faire au mieux avec ce dont nous disposons.
21.05 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, we kunnen daarover in discussie gaan, maar ik denk dat we dat beter doen op het moment dat het operationele plan voorligt. Dan kunnen we op basis van de concrete en heldere gegevens de discussie voeren.
L'incident est clos.
22 Vraag van Peter Buysrogge aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "Het nieuwe kwartierplan van Defensie" (55022361C)
22 Question de Peter Buysrogge à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le plan du nouveau quartier de la Défense" (55022361C)
22.01 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, de heer Pillen heeft dit punt al aangeraakt. U hebt het de afgelopen dagen wereldkundig gemaakt. De heer Pillen heeft al gevraagd om, met het oog op goede afspraken en om dit goed te kunnen bespreken, bij het voorstellen van plannen ook de gegevens aan het Parlement te bezorgen. Dat lijkt mij zinvol.
U hebt een persmoment georganiseerd en een persbericht verspreid. Bevat het plan elementen die niet werden vermeld in het persbericht? Wat is de horizon van het plan dat u voorstelde? Geldt dit enkel voor de resterende duur van de regeerperiode of is het de bedoeling om dit, conform de actualisering van de strategische visie tot 2030, uit te rollen?
Het 3 Bataljon Parachutisten naar Gavere, het 1/3 Bataljon Lansiers naar Doornik, het Bataljon Carabiniers Prins Boudewijn-Grenadiers naar Lombardsijde, dat zijn op zich geen nieuwe aankondigingen. Kunt u een overzicht geven van de kosten die gepaard gaan met de overheveling van de bataljons naar de nieuwe locaties? Ik denk dan aan de kosten voor de opwaardering van de infrastructuur of de kosten die gepaard gaan met de verhuis, maar ook aan eventuele besparingen op de oorspronkelijke standplaats daardoor.
Tot slot, wat is de ratio achter het behoud van de kribbe op de site Kazerne Saint-Laurent in Luik later dit jaar? Wat zal de bestemming worden van het gebouw na verkoop later dit jaar? Hoeveel hoopt Defensie te kunnen krijgen met de verkoop van deze historische site?
22.02 Minister Ludivine Dedonder: Het nieuwe kwartierplan van Defensie behelst een globaal investeringsprogramma voor de periode 2021-2030 dat beantwoord aan vijf hoofddoelen: de regionale spreiding van de kwartieren van Defensie optimaliseren, de lokale socio-economische integratie en samenwerking verbeteren, de grote aankoopprogramma's ondersteunen met de nodige nieuwe en/of aangepaste infrastructuur, de herwaardering van het personeel en de ondersteuning van de sterk stijgende rekrutering en het bestaande, vaak oude, patrimonium vernieuwen, op norm brengen en energetisch renoveren en rationaliseren.
Het begeleidende persbericht dat op maandag 25 oktober door Defensie werd verspreid, focust op de grootste onderdelen van het plan, maar herneemt uiteraard niet de volledige lijst van alle geplande infrastructuurwerken in Defensie voor de komende tien jaar. De installatie van een compagnie van het 3 Bataljon Parachutisten te Gavere, een eskadron van het 1/3 Bataljon Lansiers te Doornik en een compagnie van het Bataljon Carabiniers Prins Boudewijn-Grenadiers te Lombardsijde, gaat gepaard met een aantal renovatiewerken voor een geraamd totaal van 5,5 miljoen euro voor de drie sites, verspreid over zes jaar.
De mogelijke besparingen op de oorspronkelijke standplaatsen werden nog niet becijferd, maar maken onderdeel uit van de permanente algemene rationalisatieoefening binnen Defensie. De site van Saint-Laurent in Luik wordt eind dit jaar verkocht aan de provincie Luik. De onderhandelingen zijn nog lopende, waardoor het verkoopbedrag nog niet kan worden meegedeeld. De kinderkribbe op de site zal inderdaad behouden worden omdat er in die regio nog veel personeelsleden van Defensie wonen en werken. Het is ook belangrijk dat de mededeling van dit kwartierplan het personeel van Defensie een perspectief biedt dat lang ontbrak. Dit maakt ook deel uit van mijn globale aanpak voor het personeel, vertaald in het POP-plan.
22.03 Peter Buysrogge (N-VA): In het persbericht zijn begrijpelijkerwijze de voornaamste elementen weergegeven. Het kwartierplan op zich is veel uitgebreider dan dat. Is er een mogelijkheid dat het integrale plan wordt bezorgd aan de commissie?
U zegt van wel, ik kijk daarnaar uit. Ik zal dat plan dan ook bezorgen aan de commissieleden. Dat zal iedereen wel interesseren. We kunnen daar ongetwijfeld verder op ingaan als er concrete elementen moeten worden bekeken. We zullen dat met heel veel aandacht doornemen.
L'incident est clos.
23 Vraag van Maria Vindevoghel aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De rol van maatschappelijke organisaties in de wijken van de toekomst" (55022371C)
23 Question de Maria Vindevoghel à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le rôle des organisations communautaires dans les quartiers du futur" (55022371C)
23.01 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, in een recente verklaring onderstreepte u de wens om de wijken van de toekomst meer open te stellen. U bracht onder andere de doelstelling naar voren van een nauwere samenwerking met plaatselijke burgerlijke organisaties en verschillende civiele partners op het gebied van human resources en onderzoek en ontwikkeling.
Sinds enkele jaren besteedt Defensie heel wat taken en diensten aan privédiensten in onderaanneming uit, bijvoorbeeld de maaltijden en de mobiele bruggen. Als gevolg daarvan stellen wij toch wat tekortkomingen vast. Zo waren er in juli bij de overstromingen vertragingen bij de inzet van de mobiele bruggen door een gebrek aan uitrusting.
Mevrouw de minister, welke actoren bedoelt u met de plaatselijke burgerlijke organisaties en civiele partners? Doelt u op bedrijven? Welke vorm krijgt de openstelling naar civiele partners?
23.02 Minister Ludivine Dedonder: Met de kwartieren van de toekomst zal Defensie haar aanwezigheid in het sociaal-economisch weefsel van het land versterken door de verhoging van het gedeelde gebruik van de nieuwe infrastructuren, de optimalisering van de samenwerking met de deelstaten inzake rekrutering, selectie en vorming, de intensifiëring van de samenwerking met de deelstaten, de provinciale en de lokale besturen inzake onder andere ruimtelijk beleid en natuurbeheer en de versterking van de samenwerking op het gebied van onderzoek, technologie en ontwikkeling met de academische wereld en de ondermeningen.
De concrete uitwerking van die partnerschappen wordt momenteel nader bestudeerd. Zoals eerder aangehaald, vinden er verkennende gesprekken plaats met onder andere IFAPME, Forem, Cité des métiers en de lokale veiligheidsdiensten, politie en brandweer. De realisatie van een win-winsituatie zal steeds de leidraad vormen bij de implementatie van elke samenwerking.
Voor ondersteunende taken zal op de privésector een beroep worden gedaan wanneer dat kostenbesparend of effectiviteitverhogend blijkt te zijn, maar steeds met de garantie dat geen enkele operationele opdracht van Defensie in het gedrang komt.
Specifieke militaire taken zullen steeds door Defensiepersoneel worden uitgevoerd.
23.03 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, wij zijn ook voor een versterking op civiel vlak, zodat Landsverdediging een goede ondersteuning kan bieden aan de bevolking en dichtbij blijft. Hetgeen gebeurd is in Wallonië, toont aan hoe belangrijk onze diensten kunnen zijn in de ondersteuning van de mensen.
U zegt dat u een beroep wilt doen op de privé. Ik heb zelf als vakbondsafgevaardigde in de sector gewerkt. Uitbesteding komt niet steeds ten goede van de bevolking. Als er een beroep gedaan wordt op de privésector om kosten te besparen, dan vrees ik dat het ten koste zou kunnen gaan van een goede dienstverlening. Daar maken wij ons wel zorgen over. De Chef Defensie zei bijvoorbeeld zelf met betrekking tot de mobiele bruggen, die overgegaan zijn naar de privé, dat het langer geduurd had. Hij had dus kritiek op het feit dat die mobiele bruggen uitbesteed waren en niet in eigen dienst waren.
Wij moeten vooral zorgen dat de overheid verantwoordelijk is voor een goede dienstverlening aan de bevolking, ook in die sectoren, en dat die niet wordt uitbesteed aan de privésector, die niet als doel heeft om de bevolking te beschermen, maar wel om winst te maken.
23.04 Ludivine Dedonder, ministre: Je ne suis pas suspecte de ne pas mettre le personnel au centre des priorités. Quand je dis qu'on peut faire appel au secteur privé, c'est que c'est une possibilité quand l'intérêt en est démontré par une étude par exemple. Par contre, il ne faut pas mélanger avec ce qu'il s'est passé dans le cadre des inondations. On n'a plus assez investi pour l'aide à la Nation.
Lors du conclave budgétaire, pour le département, nous avons réussi à obtenir une belle enveloppe pour notamment mettre en place un hub logistique, ce qui nous permettra aussi d'acquérir une série de moyens dont nous aurions aimé pouvoir disposer pendant les inondations. De la sorte, nous pourrions être prêts s'il devait encore se passer quelque chose.
23.05 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Dat is een goede zaak.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.33 uur.
La réunion publique de commission est levée à 11 h 33.