Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la Migration et des Matières administratives

Commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken

 

du

 

Mercredi 15 décembre 2021

 

Soir

 

______

 

 

van

 

Woensdag 15 december 2021

 

Avond

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 14:18 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 18 et présidée par M. Ortwin Depoortere.

 

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

01 Vraag van Peter De Roover aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Onduidelijkheden in het KB van 27 november 2021" (55022986C)

01 Question de Peter De Roover à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les imprécisions de l'arrêté royal du 27 novembre 2021" (55022986C)

 

01.01  Peter De Roover (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, er is ondertussen een nieuw KB uitgevaardigd, maar ik meen niet dat de vraag daarmee zonder voorwerp zou zijn. Deze vraag werd me overigens gesuggereerd door echte juristen. Dat zijn mensen die over kleinigheden vallen die toch altijd aanleiding kunnen geven tot problemen.

 

Mijn tussenkomst betreft twee formuleringen in het KB. We hebben reeds een publieke discussie gehad over met hoeveel mensen men mag samenkomen in een vakantielogies. Mag men samenkomen en zich amuseren of is dat verboden? Ik hoop dat daar ondertussen enige duidelijkheid over is.

 

De twee vragen die ik nu zou willen stellen betreffen ten eerste de terminologie, de regels – en ik dring aan op het meervoud van regels – van social distancing.

 

In het huidige KB wordt de formulering gebruikt dat de regels van social distancing in het bijzonder betrekking hebben op het behouden van een afstand van anderhalve meter tussen personen. Indien er  expliciet wordt gesproken over regels en niet de regel, dan moet het meervoud ergens voor staan. Welke zijn dan de andere regels van social distancing, behalve de afstand van anderhalve meter?

 

Ten tweede – en dit is iets dat voorkomt in meerdere KB's, en vroeger in MB's – vinden we de formulering "onverminderd het toepasselijke protocol". Mogen we daaruit afleiden dat een protocol een bepaling kan inhouden die ingaat tegen de geldende KB's? Aangezien protocollen niet gepubliceerd worden in het Belgisch Staatsblad, kan dat misschien problemen opleveren inzake rechtszekerheid. Hoe kan de burger kennis nemen van de protocollen die hij of zij geacht wordt na te leven?

 

01.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Roover, in het KB is inderdaad sprake van de regels van social distancing. Daarmee worden bedoeld: een aantal infectiebeperkende of -controlerende acties of maatregelen met als doel de verspreiding van het virus en de besmettelijke ziekte te stoppen of minstens te vertragen. De bedoeling is fysiek contact te vermijden, of in elk geval te verminderen, tussen personen die besmet zijn of die besmet zouden kunnen zijn en anderen, om zo de verspreiding van het COVID-19-virus tegen te gaan.

 

Daarbij is in het bijzonder het houden van een afstand van anderhalve meter cruciaal, maar social distancing impliceert bijvoorbeeld ook het vermijden van grote groepen, van veel contacten op een beperkte oppervlakte en van begroetingen die een fysiek contact impliceren, of nog, het hoesten en niezen in de elleboog, weg van de omstanders. Op dit ogenblik gelden de regels van social distancing als een sterke aanbeveling voor eenieder, met uitzondering van bijvoorbeeld personen die onder hetzelfde dak wonen of die elkaar thuis ontmoeten.

 

Wat uw tweede vraag over de protocollen betreft, kan ik zeggen dat een protocol een bijzonder document is dat bepaald is door de bevoegde minister, en dat geldt ook voor de Gemeenschaps- of Gewestbevoegdheden, dat in overleg met de betrokken sector is opgemaakt en dat regels bevat die doorgaans van toepassing zijn op ondernemingen en verenigingen van de sector bij de uitoefening van hun gebruikelijke activiteiten.

 

De protocollen kunnen de maatregelen die bepaald zijn in het KB enkel concretiseren, maar zij kunnen zelf niet verordenend van aard zijn. Artikel 27 van het KB vermeldt in dat verband uitdrukkelijk dat bepalingen van een gids of een protocol die minder strikt zijn dan de regels van het besluit, buiten toepassing moeten worden gelaten. Enkel de meer gedetailleerde of verder gaande bepalingen zullen dus in afspraak met de sector van toepassing geacht kunnen worden.

 

Tijdens de vergadering van het Overlegcomité van 26 november werd beslist dat privébijeenkomsten, op enkele specifieke uitzonderingen na, enkel nog buiten mogen worden georganiseerd, wat ook bevestigd werd tijdens de meest recente vergadering van het Overlegcomité, op 3 december. Wanneer die bijeenkomsten thuis of in een klein logies plaatsvinden, geldt een uitzondering en kunnen zij ook binnen plaatsvinden.

 

Het was niet de bedoeling van het Overlegcomité te verhinderen dat een grote groep vrienden of familieleden een vakantiewoning zou kunnen huren, noch de grootte van een dergelijke groep te beperken. In het licht van de ongunstige epidemiologische omstandigheden werd wel beslist die uitzondering, elkaar te kunnen ontmoeten zonder beperkingen, te beperken tot kleine toeristische logiezen, met name die met een capaciteit van maximaal 15 personen. Concreet heeft dit tot gevolg dat wanneer men met meer dan 15 personen verblijft in een toeristisch logies, het niet toegelaten is binnen extra gasten te ontvangen naast degenen die verblijven in het logies, tenzij voor een huwelijk of voor een uitvaart.

 

Ik wil ook nog even verwijzen naar de bepalingen met betrekking tot evenementen, waarvoor geldt dat publiek toegankelijke evenementen gebruik dienen te maken van het CST wanneer ze worden georganiseerd voor een publiek van meer dan 50 personen binnen of meer dan 100 personen buiten. In dat geval vallen zij onder de regeling en definitie die vandaag geldt voor de massa-evenementen. Voor kleinere evenementen die onder de minimumgrenzen vallen, wordt vandaag het gebruik van het CST niet verplicht door het KB van 28 oktober.

 

Overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 14 juni is het wel mogelijk dat verplichte toepassing van het CST wordt uitgebreid naar kleinere evenementen door de gouverneur, de burgemeesters of de deelstaten. Bovendien kan elke organisator van een klein evenement ervoor kiezen om toch gebruik te maken van het CST, ook al is het niet verplicht op basis van het KB noch op basis van een decreet, ordonnantie, politieverordening of besluit, maar dan geldt wel de voorwaarde dat de organisator de bezoekers op voorhand hierover heeft geïnformeerd en dat ook de overige modaliteiten die van toepassing zijn op massa-evenementen, worden nageleefd.

 

01.03  Peter De Roover (N-VA): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister. Het is zeker geen verwijt aan uw adres, maar wanneer gezond verstand moet worden aangevuld met regels, belandt men zeer snel in kafkaiaanse toestanden. Men moet dan alle eventualiteiten mee in rekening nemen, goed wetend dat dit toch niet lukt en dat er hier en daar wel een onverlaat een gaatje vindt. Dat heeft tot gevolg dat veel burgers een beetje de kluts kwijt zijn, denk ik.

 

U zegt dat het verder gaat dan anderhalve meter. Grote groepen, nauwe contacten, beperkte ruimte, dat zijn allemaal relatieve begrippen. Anderhalve meter, dat is duidelijk. 1,49 meter valt er nog binnen, 1,51 meter niet. De andere bepalingen, dat zijn natuurlijk eerder suggesties. Maar goed, u hebt toelichting gegeven.

 

Wat de protocollen betreft, wil ik er toch op wijzen dat ik daar akkoord mee ga in de mate waarin die alleen gelden voor de betrokken sectoren en er daarmee directe communicatie kan zijn. De gewone burger kan daar echter geen kennis van nemen en die wordt soms toch gevat door de inhoud van dergelijke protocollen, zeker wanneer er staat "onverminderd het toepasselijke protocol". Als een burger dat leest in een KB, stelt hij zich natuurlijk de vraag wat die andere dingen zijn. Daar moet dus communicatief toch aandacht aan worden besteed.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

01.04 Caroline Taquin (MR): Monsieur le président, je suis surprise qu'aucun point relatif à l'ordre des travaux de cet après-midi n'ait été inscrit.

 

Vous savez qu'avec mes collègues Philippe Pivin et Denis Ducarme, nous avons envoyé deux demandes à l'intention du secrétariat de la commission, la première concernant le suivi des recommandations de la commission Attentats et la seconde au sujet de notre proposition d'entendre le Front syndical policier dans le cadre des négociations sur l'accord sectoriel. Je suis donc assez étonnée que rien n'ait été prévu à l'ordre du jour à ce sujet. En effet, les attentes de la police fédérale et des polices locales sont grandes. Nous ne demandons pas à les entendre aujourd'hui, mais le mouvement social dure depuis plus d'un mois, alors que les réunions se succèdent sans accord. Il nous semble donc essentiel de les entendre dans les prochains jours.

 

Où en sont ces discussions qui s'éternisent? Selon nous, c'est le rôle de notre commission parlementaire de les entendre, compte tenu de la situation. Du reste, j'avais déjà proposé – certes, de manière plus informelle – de les intégrer à la discussion de la note de politique générale, voici quinze jours. Si nous ne pouvons l'inscrire au présent ordre des travaux, quand pourrons-nous le faire?

 

De voorzitter: Mevrouw Taquin, u haalt een aantal zaken aan. Ik heb weet van één verzoek van de MR-fractie, maar dat gaat over de opvolging van de aanbevelingen van Terro. Dat heb ik gekregen. Wat betreft uw tweede verzoek, in verband met de onderhandelingen tussen het kabinet-Verlinden en de politievakbonden, daarvan heb ik geen weet.

 

Ik moet u meedelen dat wij voor mondelinge vragen nooit een regeling van de werkzaamheden kunnen organiseren.

 

U hoeft zich geen zorgen te maken. Ik zal het secretariaat vragen om nog een bijkomende commissie voor Binnenlandse Zaken samen te roepen om de verschillende verzoeken te behandelen. Naast MR hebben immers ook nog andere fracties verzoeken ingediend, na de hoorzitting van gisteren. Het gaat om de fracties van N-VA, PS, Ecolo-Groen en Vlaams Belang. We gaan na het kerstreces dus heel drukke weken tegemoet.

 

We kunnen dat nu uiteraard niet regelen. Dat gaat trouwens niet voor mondelinge vragen. Dat is geen reguliere commissievergadering waarop alle leden zijn uitgenodigd, maar wel een commissie waar enkel de vraagstellers worden uitgenodigd. Ik heb het commissiesecretariaat gevraagd om nog een datum vast te leggen voor volgende week, met als enig agendapunt de regeling van de werkzaamheden, zodat ook uw verzoeken en die van de andere fracties kunnen worden behandeld.

 

Ik hoop dat het voor iedereen duidelijk is.

 

01.05  Caroline Taquin (MR): Je vous remercie, monsieur le président.

 

02 Questions jointes de

- Kattrin Jadin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le nouveau président d’INTERPOL" (55022999C)

- Samuel Cogolati à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La participation de régimes autoritaires à INTERPOL" (55023208C)

- Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le nouveau président d'INTERPOL" (55023263C)

02 Samengevoegde vragen van

- Kattrin Jadin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De nieuwe voorzitter van INTERPOL" (55022999C)

- Samuel Cogolati aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het lidmaatschap van autoritaire regimes van INTERPOL" (55023208C)

- Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De nieuwe voorzitter van INTERPOL" (55023263C)

 

02.01  Kattrin Jadin (MR): Madame la Ministre,

La récente désignation à la tête d'Interpol du major général Ahmed Nasser al-Raisi des Émirats arabes unis a suscité pas mal de polémique car son nom serait lié à des allégations de torture vis-à-vis de l'opposition dans son pays.

De nombreuses organisations de droits de l'homme et certains membres du parlement européen ont émis leurs critiques auprès de la Présidente de la Commission européenne Ursula Von der Leyen suite à cette désignation.

Madame la Ministre, mes questions à ce sujet sont donc les suivantes :

Que pouvez-vous me dire quant à ces accusations ?

Le candidat a-t-il suffisamment été screené avant sa désignation ?

Quel a été l'implication de notre pays dans cette désignation ?

Je vous remercie, Madame la Ministre, pour les réponses que vous voudrez bien m'apporter.

 

02.02  Yngvild Ingels (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik zal het ook kort houden.

 

Wij weten allemaal waarover het gaat, namelijk de aanduiding van de heer al-Raisi, die met net geen 70 % van de stemmen is verkozen tot nieuwe voorzitter van Interpol. België was een van de 195 landen die een stem konden uitbrengen.

 

Mijn vraag is heel eenvoudig. Hoe heeft België gestemd?

 

02.03 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, collega's, zoals jullie weten, vonden de verkiezingen voor het uitvoerend comité van Interpol plaats tijdens de jaarlijkse algemene vergadering van Interpol. Ieder van de 195 lidstaten kan gelijkwaardig één stem uitbrengen. De geldigheid van de kandidaturen wordt voorafgaand aan de stemming nagegaan door een elections committee. De stemming voor de verkiezing van de leden van het uitvoerend comité is evenwel geheim.

 

Voor de verkiezing van de voorzitter van het uitvoerend comité is een tweederdemeerderheid van de aanwezige leden nodig, met dien verstande dat, indien er na twee stemrondes geen tweederdemeerderheid is, een eenvoudige meerderheid zal volstaan. Dat laatste scenario heeft zich voltrokken tijdens de algemene vergadering in Istanbul in november 2021.

 

Ik kan u bevestigen dat de Belgische delegatie in elk geval bij het uitbrengen van haar stem rekening heeft gehouden met de integriteit van de twee kandidaten waartussen een keuze diende te worden gemaakt.

 

Je voudrais également insister sur le fait que la neutralité politique est une valeur fondamentale pour Interpol en tant qu'organisation policière internationale. Le respect de l'article 3 du statut – lequel indique que toute activité ou intervention dans des questions ou affaires présentant un caractère politique, militaire, religieux ou racial est rigoureusement interdite au sein de l'organisation – est par conséquent, d'une importance capitale pour pouvoir continuer à fonctionner de manière optimale en tant qu'organisation policière à l'échelle mondiale.

 

Il convient de noter que les membres du Comité exécutif ne disposent d'aucune compétence opérationnelle. Interpol a pris des initiatives supplémentaires pour ajuster et adapter les règles en matière d'élection et de fonctionnement de ses organes de gouvernance. De nouvelles normes éthiques applicables aux membres du Comité exécutif ont ainsi été approuvées lors de la dernière assemblée générale et les nouveaux membres de ce Comité devront signer un code de conduite. Ceci doit renforcer la transparence, la clarté et l'intégrité du fonctionnement du Comité exécutif.

 

02.04  Kattrin Jadin (MR): Merci, madame la ministre pour votre réponse circonstanciée.

 

02.05  Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord, alhoewel het geen antwoord was. Ik moet vaststellen dat wij niet mogen weten hoe België gestemd heeft. Het minste wat men kan zeggen is toch dat er symbolisch een probleem is met de aanstelling van de man, omdat in een aantal landen klacht tegen hem werd ingediend. Dan vind ik het voor een organisatie als Interpol merkwaardig dat hij voorzitter is. Men zegt dat het een symbolische functie is, maar dat neemt niet weg dat het toch een vreemde gang van zaken is. Ik ben verbaasd dat wij zelfs niet mogen weten hoe België heeft gestemd, waarvan akte.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de François De Smet à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le respect de la parité linguistique au niveau de la direction du Conseil d’État" (55023013C)

03 Vraag van François De Smet aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het naleven van de taalpariteit op het niveau van de directie van de Raad van State" (55023013C)

 

03.01  François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre,

 

"Il appert que le président de la section de législation et de bureau de coordination du Conseil d’Etat, monsieur Jacques Jaumotte, du rôle linguistique français, vient d’être admis à la retraite.

 

Le premier président du Conseil d’Etat, qui assume la direction de la section du contentieux administratif, Monsieur Roger Stevens , du rôle linguistique néerlandais , vous a adressé un courrier vous indiquant qu’il assumait désormais la direction des deux corps.

 

Or, les lois coordonnées du Conseil d’Etat (article 73/1 des LCCE) stipulent ‘expressis verbis” qu’il existe bien deux chefs de corps , l’un du rôle français, l’autre du rôle néerlandais.

 

La direction du Conseil d’Etat est donc bien paritaire sur le plan linguistique.

 

Or, par application de l’article 74/3 §5 desdites lois coordonnées:

 

  § 5. (...)  Si, au moment de la vacance effective du mandat de premier président ou d'auditeur général, moins d'une année doit encore s'écouler jusqu'à la fin de la période visée au § 1er, alinéa 2, le président ou l'auditeur général adjoint remplace le premier président ou l'auditeur général dans l'exercice de son mandat pour la période restante du mandat en cours.

 

Si la vacance effective du mandat visé à l'alinéa précédent concerne le mandat de président ou d'auditeur général adjoint, il sera remplacé par le président de chambre ou par le premier auditeur chef de section en fonction de l'ordre d'ancienneté de service du même rôle linguistique.

 

Il en résulte que le premier président du Conseil d’Etat ne pouvait légalement pas s’autoproclamer président des deux corps, et que le remplacement “ ad intérim”  de M Jaumotte devait être assuré soit par un président de chambre soit par un premier auditeur, appartenant au rôle linguistique français.

 

En conséquence, Madame la Ministre peut-elle me faire savoir:

 

a.si elle a répondu au premier président du Conseil d’Etat et dans l’affirmative , dans quel sens?

 

b.En tout état de cause, les mesures qu’elle compte prendre afin d’assurer le respect de la parité linguistique au sein de la haute direction du Conseil d’Etat, conformément à l’article 74 des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat?"

 

03.02  Annelies Verlinden, ministre: À la suite du départ inattendu et soudain du président du Conseil d'État, le 1er octobre 2021, annoncé peu de temps avant, le premier président du Conseil d'État a pris les mesures d'urgence qui s'imposaient le plus rapidement possible.

 

Le mandat concerné a dès lors été déclaré vacant par un appel aux candidats. C'est la vacance du mandat de président du Conseil d'État du 17 septembre 2021. Les magistrats francophones intéressés ont été invités à introduire leur candidature, et c'est dès lors à juste titre que, faisant application des dispositions des lois coordonnées bel et bien applicables en l'occurrence, le premier président du Conseil d'État a immédiatement déclaré vacant le mandat de président francophone. Corrélativement, tout a été mis en oeuvre sur le plan légal pour rétablir, dans les plus brefs délais, par une nomination effective d'un chef de corps francophone, la parité linguistique perturbée d'une manière totalement inattendue et imprévue entre les quatre chefs de corps du Conseil d'État.

 

Je note que l'honorable membre renvoie erronément à l'article 74/3, § 5 des lois coordonnées sur le Conseil d'État. En effet, cette disposition fait explicitement référence à la situation qui prévaut lorsque le mandat est à pourvoir dans l'année précédant le moment visé à l'article 74/3, § 1, alinéa 2 des mêmes lois, c'est-à-dire l'ouverture du mandat dans l'année qui précède l'expiration de chaque période de dix ans. On entend par là, le délai de dix ans pendant lequel les quatre mandats de chefs de corps du Conseil d'État, eu égard à l'équilibre linguistique entre les quatre chefs de corps, sont attribués à un rôle linguistique déterminé.

 

Cela concerne notamment la période de dix ans après la première désignation à la fonction de chef de corps du titulaire du mandat actuel, et cette période expire concrètement le 11 septembre 2027.

 

La disposition dont l'honorable membre se prévaut ne s'applique donc pas à la présente situation. Entre-temps, personne ne s'est porté candidat à la fonction de président de chambre pour terminer le mandat vacant. De même, vu la surcharge actuelle des chambres, aucun président de chambre n'a souhaité assurer l'intérim de président faisant fonction jusqu'au moment où le mandat de cinq ans devant s'ouvrir en septembre prochain sera occupé.

 

En outre, le premier président m'a informée par courrier le 7 octobre de cette année-ci, conformément à l'article 73/1, alinéa 3 des lois coordonnées sur le Conseil d'État, que dans les circonstances évoquées ci-dessus, il assumera, jusqu'à nouvel ordre, les compétences de chef de corps de la section de législation. Il va sans dire qu'il s'agit là d'une mesure provisoire qui s'appliquera au plus tard jusqu'à la nomination d'un nouveau président francophone qui devrait intervenir en septembre 2022. Le premier président m'a aussi informée que, vu les circonstances évoquées ci-dessus, ses collègues francophones ont marqué récemment leur accord avec cet arrangement, et qu'il exercera les fonctions concernées en étroite concertation avec ses collègues.

 

03.03  François De Smet (DéFI): Monsieur le président, je remercie la ministre pour sa réponse complète. Nous allons prendre le temps de l'analyser. Je prends note de son souhait, partagé par beaucoup, d'avoir un nouveau président francophone le plus rapidement possible afin que la parité linguistique soit à nouveau assurée dans les meilleurs délais.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Kattrin Jadin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L’extrémisme en Belgique" (55023074C)

04 Vraag van Kattrin Jadin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het extremisme in België" (55023074C)

 

04.01  Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, selon les derniers chiffres disponibles de l'OCAM et de la Banque des données commune (BDC), 712 personnes ont été identifiées comme extrémistes, dont 651 djihadistes, 12 extrémistes de gauche, 49 extrémistes de droite. Parmi ces 49, 24 sont considérés comme des "extrémistes potentiellement violents". L'OCAM identifie également des "propagandistes de haine". L'extrémisme de droite est en forte progression en Belgique. Le nombre de personnes reprises dans la BDC pour leur adhésion à l'idéologie d'extrême droite est passé d'une vingtaine à une cinquantaine lors des trois dernières années. Ces chiffres sont très interpellants et concernent également les militaires belges. La menace islamiste reste bien sûr la plus importante.

 

Madame la ministre, à partir de quel moment les personnes figurent-elles dans la banque de données? Par quelles activités se distinguent-elles des personnes ayant uniquement des pensées radicales? Les personnes identifiées dans la BDC sont-elles activement surveillées par les autorités responsables? Les données de la BDC belge sont-elles partagées avec les autorités des pays voisins, l'Allemagne ou la France par exemple et inversement? Savez-vous combien de Belges se trouvent actuellement à l'étranger dans des camps djihadistes? Quelles mesures sont-elles actuellement en place afin de prévenir la radicalisation de la population belge et surtout des jeunes?

 

04.02  Annelies Verlinden, ministre: Madame Jadin, je vous remercie. L'OCAM prend des individus dans la banque de données sous l'un des cinq statuts prévus par l'arrêté royal, c'est-à-dire les foreign terrorist fighters, les homegrown terrorist fighters, les extrémistes potentiellement violents, les personnes condamnées pour terrorisme et les propagandistes de haine, dès que les critères de validation sont remplis. Ces critères de validation sont étroitement liés à la description des cinq statuts, comme explicité dans l'arrêté royal et la déclaration au Roi. Chaque statut dispose, en effet, de ses propres critères de validation.

 

L'OCAM ne reprend sous statut que les individus pour lesquels il existe suffisamment d'informations et de renseignements selon lesquels ils répondent à ces critères. En règle générale, ils se distinguent par leurs actes et/ou par leurs intentions néfastes. Pour les gens sous statut FTF par exemple, ils ont rejoint un groupe terroriste ou sont en train de le faire ou ils ont échoué à rejoindre ce groupe terroriste ou ils sont de retour après avoir séjourné auprès d'un tel groupe. Tous ces statuts découlent d'un acte d'un individu. Pour un homegrown terrorist fighter, on dispose d'informations, de renseignements selon lesquels il ou elle a entrepris des démarches pour passer à l'acte violent. Pour un extrémiste potentiellement violent qui n'a pas encore entrepris ces actes spécifiques, on dispose d'indications sérieuses qu'il ou elle a l'intention de le faire.

 

Pour un propagandiste de haine, l'acte se trouve dans le constat que l'individu veut en radicaliser d'autres pour une idéologie extrémiste. Tous les individus repris sous ce statut dans la banque de données sont suivis dans le cadre de la stratégie TER (Stratégie Extrémisme et Terrorisme) afin de réduire le risque qui émane de ces individus.

 

Cette stratégie adoptée en septembre 2021 et portant sur la lutte contre le terrorisme, l'extrémisme, en ce compris le processus de radicalisation, entend s'attaquer à toutes les formes d'extrémisme, aussi en ligne. Ceci implique qu'il existe un suivi multidisciplinaire par tous les services impliqués dans ce plan. Ce suivi est toujours tailor-made et il concilie l'approche des services de sécurité avec celle du monde sociopréventif. L'idée est que sur la base de l'évaluation qui est faite, ils travaillent ensemble et que les mesures appropriées soient prises selon les cas en vue de réduire les risques.

 

Bien évidemment, cette stratégie ne peut fonctionner que si tous les niveaux de pouvoir dans le ressort de leurs compétences s'impliquent dans son exécution.

 

Dans le cadre de la stratégie TER qui succède au plan R, les CSILR sont des plateformes qui, au niveau local, permettent de se pencher sur des cas préoccupants de radicalisation à un stade précoce. Lorsqu'un service, une association ou autre s'inquiète de l'évolution d'une personne, il ou elle peut faire appel à ce réseau et voir quelle est la mesure appropriée pour l'encadrer. La prévention primaire a certainement un rôle à jouer notamment via l'enseignement. Mais vous devez interroger mes collègues des Communautés à ce sujet.

 

Pour le moment, trente-cinq FTF ayant un lien avec la Belgique se trouvent en prison ou dans des camps en Syrie et en Irak.

 

04.03  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie d'avoir répondu à presque toutes mes questions. Je me demandais aussi comment les informations étaient échangées.

 

Mes collègues au Parlement de la fédération Wallonie-Bruxelles vont évidemment également s'enquérir de l'aspect prévention.

 

J'aurai encore l'occasion de relire à tête reposée l'ensemble de vos réponses.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Koen Metsu aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het gebruik van Chinese drones door politiediensten" (55023075C)

05 Question de Koen Metsu à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'utilisation de drones chinois par les services de police" (55023075C)

 

05.01  Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, de politie gebruikt tegenwoordig meer drones, omdat ze veiliger, sneller en efficiënter zouden werken, wat ik begrijp. Ik heb alleen vragen bij het gebruik van Chinese drones, niet enkel op het vlak van de kwaliteit maar ook wat betreft de betrouwbaarheid en de gevaren voor de informatiebeveiliging. In een eerdere vraag heb ik die bezorgdheid ook al geuit. Het antwoord daarop heeft tot een paar vervolgvragen geleid.

 

Blijkbaar zijn er van de 114 ingeschreven staatsdrones 85 toestellen van Chinese makelij, dat is 75 %. De vloot van drones gebruikt door de federale politie telt maar liefst 19 toestellen van Chinese makelij. Momenteel worden volgens u de risico's die daaraan verbonden zijn geëvalueerd binnen de federale politie en is het nog niet nodig de apparaten volledig buiten dienst te stellen. U bevestigt wel dat bepaalde gevoelige opdrachten niet meer mogen worden uitgevoerd met Chinese drones. Dat geeft toch wel aan dat u zelf ook twijfels hebt bij het gebruik van deze Chinese toestellen.

 

Welke specifieke technische maatregelen zullen er op zeer korte termijn worden genomen om die risico's te verminderen? Wat verstaat u onder zeer korte termijn?

 

Waarom wordt nog in vijf extra drones van Chinese makelij voorzien, ondanks de eraan verbonden risico's?

 

Worden de Chinese drones die bepaalde gevoelige opdrachten niet meer mogen uitvoeren automatisch door andere drones vervangen? Zo ja, binnen welke termijn?

 

Wanneer loopt de evaluatie af om na te kijken of het mogelijk is de Chinese drones te vervangen door gelijkwaardige drones van bijvoorbeeld Europese makelij? Wanneer verwacht u de resultaten?

 

Wanneer wordt het gebruiksbeleid voor drones afgewerkt? Vanaf wanneer zou dat in de praktijk worden toegepast?

 

05.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Metsu, ik zal u antwoorden op basis van de informatie waarover ik vandaag beschik. Ik kan inderdaad bevestigen dat er maatregelen genomen zijn. Die maatregelen verhinderen zowel de drones als hun afstandsbediening om gegevens via een mobiele internetverbinding te verzenden. Daarnaast beschermen de genomen maatregelen de netwerken waarmee diezelfde toestellen verbonden zijn. Deze maatregelen zijn vastgesteld op basis van de aanbevelingen van verschillende inlichtingendiensten. Gelet op het gevoelige karakter daarvan, vind ik het niet opportuun om verder in technisch detail te treden.

 

Er zijn ook operationele procedures die extra veiligheid garanderen, zoals het verbod om de door de fabrikant ter beschikking gestelde clouddiensten te gebruiken. Het is dus niet vreemd dat ze voor sommige activiteiten nog worden ingezet en voor andere niet, omdat we natuurlijk zoveel mogelijk veiligheidsrisico's willen vermijden.

 

De voormelde opdrachten van fotogrammetrie hebben geen gevoelig karakter op geopolitiek vlak en houden ook geen verzameling van persoonsgegevens in. De aankoop van de toestellen op basis van de beschikbare informatie wordt gerechtvaardigd door hun uitstekende kwaliteit qua vluchtstabiliteit, nauwkeurigheid van de positionering en van de opnames. Het gebruik van de toestellen is op basis van de informatie gerechtvaardigd voor de opdrachten van fotogrammetrie van verkeersongevallen, waarvoor zij bestemd zijn.

 

De markt van de Europese drones wordt uiteraard voortdurend opgevolgd, teneinde andere oplossingen dan de aangeboden Chinese dronesystemen te kennen. Dat lijkt me ook logisch. Het is belangrijk te verduidelijken dat de keuze voor een toestel het resultaat is van een multicriteria-analyse, waarbij de gegevensveiligheid uiteraard ook een belangrijke factor is. Er wordt ook rekening gehouden met andere parameters, zoals het lage niveau van lichamelijke risico's voor de mensen op de grond, het luchtverkeer, de omstandigheden van de opdracht en de operationele behoeften.


De evaluatie waarnaar u verwijst en die betrekking had op de fotogrammetriedrones, aangesneden in uw tweede vraag, is nu klaar. Op basis van die evaluatie heeft de federale politie geen Europees alternatief gevonden met dezelfde centimetrische positioneringscapaciteit. Die precisiecapaciteit is fundamenteel voor de opdrachten van fotogrammetrie waarbij de drones zullen worden ingezet. We blijven, zoals ik al aangaf, de Europese markt opvolgen, om te bekijken of we eventueel gelijkwaardige of betere modellen kunnen vinden.

 

Het politionele gebruiksbeleid van drones zal in 2022 worden gefinaliseerd. Het zal in elk geval de vorm aannemen van een dynamisch document, dat regelmatig zal worden herzien naargelang de ontwikkelingen van de technologie maar ook van de opdrachten waarvoor drones worden ingezet. De praktische toepassing van die leidraad zal onmiddellijk volgen op de publicatie, met een eventuele overgangsperiode voor sommige principes indien de omstandigheden dat vereisen.

 

05.03  Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb effectief een antwoord gekregen op alle vragen. Ik heb wel twee opmerkingen. Ten eerste, u herhaalt dat bepaalde gevoelige opdrachten niet meer mogen worden uitgevoerd met Chinese drones. U vult nu in uw antwoord aan dat dit bepaald is om veiligheidsrisico's te vermijden. Dat is natuurlijk gek, aangezien we investeren in dergelijke dure en noodzakelijke toestellen. Die zijn er immers net om onze veiligheid te waarborgen. Dat is contradictorisch. U twijfelt dus aan de geijktheid of het gebruik van die drones. We zetten ze echter toch in ons veiligheidsspectrum in.

 

Ten tweede, ik noteer ook dat de federale politie haar huiswerk heeft gemaakt en tot op heden geen gelijkaardig of gelijkwaardig Europees alternatief heeft gevonden. Ik zal daarover nog nader onderzoek verrichten. Ik dank u echter voor uw antwoorden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van Eva Platteau aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het optreden van de politie tegen vluchtelingen aan het Klein Kasteeltje" (55023076C)

06 Question de Eva Platteau à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'intervention policière visant des réfugiés devant le Petit-Château" (55023076C)

 

06.01  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, al een aantal weken staan mensen die asiel willen aanvragen aan te schuiven aan het Klein Kasteeltje. Omdat het opvangnetwerk verzadigd is, moeten zij niet alleen in lange rijen op straat aanschuiven, maar daar ook vaak de nacht doorbrengen.

 

Op 2 december was er een incident waarbij de politie optrad tegen mensen die zich daar met zeilen en karton beschutten tegen regen en wind. Men heeft hun schuilmateriaal afgenomen.

 

Mevrouw de minister, hoe kon dit gebeuren? Waarom was de politie daar aanwezig? Waarom hebben zij besloten om het schuilmateriaal van die mensen af te nemen? Die mensen kunnen nergens terecht, we laten hen op straat staan. Ik ga ervan uit dat u het samen met mij toch zeer betreurenswaardig vindt dat dit is gebeurd.

 

Ook vandaag zijn er nog steeds mensen die niet kunnen worden opgevangen. Ik zag dat de politie daar vandaag opnieuw aanwezig was. Wat is de bedoeling van de aanwezigheid van de politie? Wie geeft die orders? Waarom werd er besloten om het schuilmateriaal af te nemen?

 

06.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Platteau, dit is in de eerste plaats een vraag voor de burgemeester van de hoofdstad, maar ik zal u alvast antwoorden op basis van de informatie waarover ik beschik.

 

Het is zo dat men in de politiezone Brussel-Hoofdstad-Elsene had opgemerkt dat asielzoekers een kamp – ik wik mijn woorden – begonnen op te stellen. Het behoeft geen betoog dat dat tot erbarmelijke toestanden leidt waardoor, ondanks de schrijnende situatie van zo'n samenkomst, nog meer asielzoekers zouden kunnen worden aangetrokken. Daardoor zou de al precaire sanitaire toestand, onder meer door de afwezigheid van sanitaire voorzieningen, nog verslechteren. Daarenboven zou een dergelijk geïmproviseerd kamp de sanitaire veiligheid van de buurtbewoners in het gedrang brengen. Daarom werd beslist om het kamp af te breken alvorens het uitbreiding kon nemen. De interventie gebeurde in alle rust en kon zelfs op begrip van sommige asielzoekers rekenen.

 

De bestuurlijke overheid onder wiens verantwoordelijkheid de lokale politie handelt, werd over deze interventie conform artikel 5, 2 van de WPA in kennis gesteld. Ook worden de betrokkenen uiteraard steeds herinnerd aan de bestaande opvangmogelijkheden.

 

Ik verzeker u dat collega Mahdi er alles aan doet om zo snel mogelijk extra plaatsen te voorzien, in samenwerking met alle partners en betrokken partijen. Fedasil werkt daarbij ook nauw samen met alle partners. Er wordt tevens ingezet op personeelsversterking bij Fedasil om de nieuwe opvangplaatsen in elk geval op een goede manier te kunnen omkaderen.

 

Zo zullen er de komende periode bijkomende opvangcentra worden geopend en zal er ook binnen de bestaande opvangcentra worden bekeken of de huidige capaciteit kan worden verhoogd, onder meer in Evere.

 

06.03  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik hoop samen met u dat de opvangplaatsen zo snel mogelijk kunnen worden gevonden. Er is ondertussen wel in noodopvang voorzien. Ik hoop dat dat voldoende is, zodat mensen daar geen kampen beginnen te maken om zich te beschutten.

 

Het is wel cynisch om te zeggen dat men wil voorkomen dat er kampen worden gemaakt, terwijl men niet in opvang voorziet. Men moet dan wel voor opvang zorgen, anders kan men het die mensen niet kwalijk nemen dat zij zich proberen te beschutten als zij daar de nacht moeten doorbrengen.

 

Ik dank u voor het antwoord, maar ik hoop dat alle instanties hieraan de nodige urgentie zullen geven, om ervoor te zorgen dat dergelijke toestanden zich niet meer voordoen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Katrien Houtmeyers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De onderbezetting van het Leuvense brandweerkorps" (55023079C)

07 Question de Katrien Houtmeyers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le manque de personnel dans le corps de pompiers de Louvain" (55023079C)

 

07.01  Katrien Houtmeyers (N-VA): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Vanuit het brandweerkorps van Leuven bereiken ons regelmatig verhalen over een structurele onderbezetting. Daar heeft de grote brandweerhervorming voor een stuk mee te maken. Anders dan vroeger gaat het digitale oproepsysteem vandaag kijken welke brandweerpost het snelst ter plaatse kan zijn bij een oproep en in functie daarvan alarmeren. Vermits de kazerne van Leuven heel gunstig gelegen is, op de kruising van de E314 en de E40, moet het korps van Leuven dus vaak uitrukken, zelfs voor incidenten verder weg. Daarnaast speelt de theoretische vertrektijd een rol: voor een beroepskorps wordt die vastgesteld op 1 minuut, voor een vrijwilligerskorps op 5 minuten. Het Leuvense brandweerkorps heeft, ten opzichte van een vrijwilligerskorps, dus altijd een theoretische winst van 4 minuten aanrijtijd. Gevolg: het wordt vaker opgeroepen voor verdere verplaatsingen.

 

Nadeel hiervan is dat de Leuvense post vaker dan vroeger onbeschikbaar is in de eigen regio, omdat ze elders aan de slag is. Het digitale systeem roept dan het dichtstbijzijnde korps op - in de praktijk is dat vaak de post Zaventem - maar het spreekt voor zich dat hierdoor veel kostbare minuten verloren gaan. Bij een recent ernstig incident in Leuven kwam een commandowagen uit Aarschot pas na 20 minuten ter plaatse, terwijl het Leuvense korps, indien het beschikbaar was geweest, al na 5 tot 7 minuten op de plek had kunnen zijn.

 

Daarnaast blijkt uit een risicoanalyse van 2017 dat de Leuvense brandweer minstens overdag (tussen 8 en 20 uur) nood heeft aan extra personeel om een tweede autopomp te bemannen.

 

Mevrouw de minister, ik stel me hierbij de volgende vragen:

 

Begrijpt u dat er zowel bij de brandweer als bij de bevolking ongerustheid heerst over dit verlies aan kostbare tijd?

 

Was het net niet de bedoeling van de brandweerhervorming om de veiligheid van de burgers te vergroten? Hoe rijmt u dit met het tijdsverlies dat zich tegenwoordig vaak voordoet in de Leuvense regio?

 

Zijn er oplossingen mogelijk om het tijdsprobleem in de Leuvense regio op te lossen?

 

Bij de brandweer zelf spreekt men van onderbezetting. Hoe staat u tegenover een versterking van het Leuvense korps?

 

Bent u bereid om geld vrij te maken voor een versterking van de Leuvense brandweerpost?

 

Wat is er gebeurd met de risicoanalyse uit 2017, en meer bepaald met de vraag naar extra personeel om een tweede autopomp te bemannen?

 

07.02 Minister Annelies Verlinden: Collega Houtmeyers, de drie grote uitgangspunten van de hervorming zijn genoegzaam bekend: ten eerste, interventie op basis van de principes van de snelste, adequate hulp, ten tweede, een gelijkwaardige bescherming voor een gelijkwaardige bijdrageplicht, ten derde, schaalvergroting.

 

De hulpverleningszones hebben een grote autonomie gekregen en de federale overheid heeft daarbij enkel het kader geschetst waarbinnen ze moeten werken. Zo moeten er een meerjarenbeleidsplan en een operationeel organisatieschema opgemaakt worden op basis van een kwalitatieve risicoanalyse. Het komt de zoneraad toe om op basis van de risicoanalyse een aangepast niveau van dienstverlening en bescherming vast te leggen. Vervolgens moeten dan de noodzakelijke acties en maatregelen genomen worden om het vooropgestelde niveau ook in de feiten te kunnen garanderen.

 

Ingeval er een discrepantie is tussen het gewenste niveau van dienstverlening en de feitelijke personeelsbezetting, moeten de hulpverleningszones in bijkomende mensen en/of middelen voorzien om een operationeel antwoord te kunnen bieden aan de op het grondgebied aanwezige risico's. De vertaling gebeurt in principe op basis van het personeelsplan. Aangezien het personeelsplan van de zone Vlaams-Brabant-Oost nog werd aangepast in 2018, mag ervan uit worden gegaan dat het zonale management en de zonale verantwoordelijke de conclusies van de risicoanalyse van 2017 ook in de aanpassing van het personeelsplan hebben geïntegreerd. Bij de volgende inspectie door mijn diensten, die vermoedelijk begin 2022 zal plaatsvinden, zal dat ook nagekeken worden.

 

Ik heb een grote inspanning geleverd om de budgetten van de hulpverleningszones structureel te verruimen door de verhoging van de federale dotaties. Die lopen de komende jaren ook verder op. Het komt natuurlijk de hulpverleningszones zelf toe om over de aanwending van de budgetten te beslissen.

 

07.03  Katrien Houtmeyers (N-VA): Dank u, mevrouw de minister, voor het antwoord.

 

Hoe dan ook, het probleem wordt daarmee op het moment niet opgelost. Er gaat intussen tijd verloren. Men zal maar een brand hebben en tien tot vijftien minuten extra moeten wachten. Dat zorgt voor menselijke drama's. We kunnen alleen maar hopen dat er zo snel mogelijk een oplossing komt en eraan werken.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Questions jointes de

- Nabil Boukili à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La grève des policiers" (55023083C)

- Sigrid Goethals à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les négociations salariales avec la police" (55023259C)

- Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le conflit social entre le gouvernement et les services de police" (55023289C)

08 Samengevoegde vragen van

- Nabil Boukili aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De staking van de politieagenten" (55023083C)

- Sigrid Goethals aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De loononderhandelingen bij de politie" (55023259C)

- Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het sociale conflict tussen de regering en de politiediensten" (55023289C)

 

De voorzitter:  De heer Boukili lijkt niet aanwezig te zijn.

 

08.01  Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, na het onderhandelingscomité van 7 december hebben de leden van het gemeenschappelijk vakbondsfront beslist dat u opnieuw naar de kern zou moeten gaan. De vakbonden kunnen zich nog niet vinden in het nieuwe voorstel en formuleerden er nog heel wat bemerkingen bij. Zo waren onder meer de voorgestelde bedragen te laag, werden bepaalde weddeschalen onterecht gunstiger behandeld dan andere en werden bepaalde niveaus van het CALog-personeel onvoldoende of niet meegenomen in deze onderhandelingen. Tot slot is er geen voorstel voor een protocolakkoord rond de befaamde NAVAP-regeling.

 

Gisteren heeft een nieuw overleg plaatsgevonden.

 

Hebt u budgettaire garanties gegeven op het overleg van gisteren, dinsdag 14 december 2021? Zo ja, welke? Indien er nu wel budgettaire marge is, waarom hebt u dan zo lang gewacht? Vinden de vakbonden dit wel voldoende? Hoe zult u trachten garanties in te bouwen omtrent de voorgestelde budgettaire fasering?

 

Na het afspringen van de onderhandelingen begin december, overwogen de vakbonden opnieuw acties te voeren. Bent u daarvan op de hoogte gesteld en hoe tracht u de gemoederen te bedaren indien er nog acties volgen?

 

08.02  Ortwin Depoortere (VB): Mijn vraag ligt volledig in lijn met wat mevrouw Goethals hier net heeft geschetst. De onderhandelingen met de politievakbonden lopen nu al zeer lang, meer dan een jaar. Ze komen nu wel in een stroomversnelling, maar eigenlijk begon dit een jaar geleden met een aantal beloftes van deze regering waarop werd teruggekomen. De politievakbonden beschouwen dit als woordbreuk. Het was duidelijk dat het niet goed zou aflopen.

 

Ik verheug me ervoer dat er blijkbaar toch nieuwe onderhandelingen worden opgestart met kleine lichtpuntjes. De eisen van de politievakbonden, ook opgesomd door mevrouw Goethals, zijn klaar en duidelijk. Er moeten harde garanties worden gegeven voor het protocol rond de NAVAP-regeling. Wat de looneisen betreft, achten de politievakbonden de huidige lonen te laag om verder te kunnen werken. Bovendien is er ook de kwestie van de aantrekkelijkheid van het statuut van de politieman of -vrouw, en daar hoort ook geweld tegen de politie bij. Onze fractie is een zeer grote voorstander om de straffen inzake geweld tegen politieambtenaren te verstrengen. Onder de vier maanden arbeidsongeschiktheid wordt er zeer weinig tot vervolging overgegaan.

 

Ik weet dat u de belofte hebt gedaan om zich burgerlijke partij te stellen en u komt die belofte ook na. U kunt dit uiteraard ook niet verplichten in alle politiezones, maar het is wel noodzakelijk. Er moet hiervoor een structurele oplossing worden gevonden. De omzendbrief van minister Van Quickenborne om onder de vier maanden te seponeren zou kunnen aangepast worden.  Men zou tot vervolging moeten overgaan vanaf dag een als een politieambtenaar het slachtoffer wordt van geweld met arbeidsongeschiktheid als gevolg.

 

Over al deze pijnpunten zou ik graag een duidelijk antwoord horen.

 

08.03 Minister Annelies Verlinden: We hebben inderdaad een aantal maanden geleden, in februari, onderhandelingen opgestart met de vakbonden. Die kaderen helemaal in de ambitie van de regering om de aantrekkelijkheid van het politieambt te verhogen en in de beslissing van deze regering om te investeren in onze veiligheidsberoepen. Mijnheer Depoorter, u zegt dat die onderhandelingen al heel lang lopen, maar de politiemensen zeggen me dat er de afgelopen twintig jaar geen structurele verhoging is geweest. Ik ben de eerste minister die met hen onderhandelt over deze substantiële loonsverhoging. Het is uiteraard niet evident om op korte termijn in te halen wat voorgangers niet hebben gedaan. Het zal u ook niet bevreemden dat onderhandelingen soms moeilijk zijn. Ik heb er echter vertrouwen in dat we kunnen opschieten. We hebben een aantal overlegmomenten gehad waaraan ikzelf ook heb deelgenomen.

 

Loonsverhogingen moeten uiteraard ook kaderen binnen de beschikbare budgetten. Zoals u weet zijn die niet rijkelijk, gelet op de algemene budgettaire toestand, niet enkel van de federale overheid maar ook van de gedecentraliseerde overheden, waaronder de lokale besturen die daarbij ook een belangrijk actor zijn. De grootteorde van de enveloppe om een vooruitgang te maken blijft natuurlijk een discussiepunt. Volgens mij hebben we daar gisteren een heel openhartig maar constructief gesprek over kunnen voeren. We gaan stap voor stap, hopelijk, de goede richting uit.

 

Het spreekt voor zich dat dit dossier ook binnen de regering, met alle partners, wordt besproken, en in de komende weken zal besproken worden.

 

Ik heb aan de politievakbonden mijn overtuiging meegedeeld dat we vooral met elkaar moeten spreken aan de tafel en dat het voeren van acties op straat niet verenigbaar is met het voeren van constructieve gesprekken. We moeten dus onderhandelen aan de tafel, dat zal ons het meest vooruithelpen.

 

Mijnheer Depoortere, u verwees ook even naar de straffen in geval van geweld tegen politiemensen en naar de omzendbrief. Die zaken belangen in de eerste plaats de minister van Justitie aan. Ik stel voor dat u die vragen ook aan hem voorlegt.

 

08.04  Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, u hebt niet geantwoord op mijn vragen. U hebt niet geantwoord op de vraag of er gisteren al dan niet een nieuwe budgettaire garantie gegeven is, en zo niet, wat u gaat doen om dat allemaal in orde te krijgen.

 

Zoals u zelf al aangaf, is een van de speerpunten van uw beleidsnota ernaar te streven om politiewerk tot een aantrekkelijk beroep te maken. Er is sprake van een employment branding-pakket, het uitrollen van campagnes voor rekrutering, het uittrekken van de nodige IT-middelen. Op zich mooi, maar we weten natuurlijk allemaal dat de onderhandelingen met de vakbonden niet altijd zijn gelopen zoals ze moesten lopen en dat de resultaten tot op vandaag deels zijn uitgebleven. Hun eisen slaan niet alleen op een verhoging van de capaciteit, maar wel degelijk in de eerste plaats op een correcte loonsverhoging voor iedereen. Ook de NAVAP-regeling is een heikel punt.

 

Er worden vandaag zaken uitgerold, maar we weten dat de politiemensen op het terrein niets hebben aan een mooie nieuwe website of een mooie campagne. Zij willen boter bij de vis. Ik denk dat het ontzettend moeilijk wordt om nieuwe aanwervingen te doen zonder dat daar een loonsverhoging tegenover staat. Ze moeten zich gerespecteerd voelen, ook in de moeilijke omstandigheden waarin ze vandaag werken. Ze gaan dat niet doen voor een hongerloon, en ik begrijp hen daarin.

 

Mijn vraag is: wat verwacht u nog van de politie? Ik heb het gevoel dat wij ontzettend veel van hen verwachten, maar zij krijgen daarvoor slechts een paar kruimeltjes in de plaats.

 

In uw Nationaal Veiligheidsplan, zo mochten we lezen in de pers, wilt u de fiscale controle ook niet meer als kerntaak opnemen. Hiervoor bent u teruggefloten door uw eigen regeringspartners. In de begroting staan onder de rubriek 'bestrijding van die fiscale fraude' wel voor 1 miljard aan extra inkomsten genoteerd. Ik denk dat politiecontroles daar deels voor zullen moeten instaan en vraag me dus af of u dat enigszins verkeerd had ingeschat.

 

Wij vernemen dat een van de eventuele de acties van de politie zou betekenen dat de voetbalmatch van vanavond in Luik niet kan doorgaan. Hoe zult u daar verder mee omgaan?

 

Ik denk dat er voor u nog ontzettend veel werk aan de winkel is en ik vrees dat u de ernst van de zaak veel te laat hebt ingezien.

 

08.05  Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, na 20 jaar standstill – zoals u terecht stelt – in de looneisen van de politieambtenaren, lijkt het me nogal wiedes dat zij vroeg of laat op straat komen. Ik denk niet dat het helpt om vakbonden onder druk te zetten om niet op straat te komen als zij niets concreets voorgelegd krijgen. U hebt inderdaad begin dit jaar een voorstel gedaan, dat ruim onvoldoende was, en u probeert nu de onderhandelingen uit het slop te trekken. Ik wens u daar oprecht veel succes mee. Ik heb vernomen dat er maandag weer onderhandelingen met de politievakbonden plaatsvinden. Ik hoop dat ze daar inderdaad boter bij de vis krijgen.

 

Hoe men het ook draait of keert, de NAVAP-regeling is een belangrijk element voor de politiemensen. Ze eisen spijkerharde garanties dat die regeling niet zal verdwijnen. Daaromtrent heb ik vandaag van u geen concrete uitspraken of engagementen gehoord.

 

Wat het geweld tegen politiemensen betreft, zal ik uiteraard uw collega Vincent Van Quickenborne dezelfde vragen laten stellen, maar ik had toch gehoopt dat het intussen gedaan zou zijn met het opentrekken van paraplu's en het afschuiven van de verantwoordelijkheid op anderen. De regering is een en ondeelbaar, heeft men mij altijd wijsgemaakt, en ik hoop dat dit hier ook het geval is.

 

De looneisen, ten slotte, mogen niet zomaar weggewuifd worden, zoals mevrouw Goethals zeer juist geschetst heeft. We mochten verwachten dat die eisen, na 20 jaar zonder vooruitgang, nu wel ernstig genomen zouden worden. Ik hoop vooral dat het CALog-personeel ook aan zijn trekken komt en dat geen enkele categorie hierbij vergeten wordt, want ik heb begrepen dat men de salamitechniek tracht toe te passen: sommige categorieën politiemensen wel iets geven, andere niet . Ik wens u veel succes bij de komende onderhandelingen zodat we een rustige kerstperiode tegemoet kunnen gaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van Eva Platteau aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De bestrijding van extremisme door sociale re-integratie en ‘disengagement’" (55023104C)

09 Question de Eva Platteau à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La lutte contre l'extrémisme au travers de la réinsertion sociale et du désengagement" (55023104C)

 

09.01  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, mijn vraag gaat over de nieuwe strategie van het OCAD tegen terrorisme en extremisme, de Strategie TER, die het Actieplan Radicalisme vervangt. Ik las dat het doel van deze nieuwe strategie is om terrorisme en extremisme zoveel mogelijk in te perken. Het positieve aan de nieuwe strategie is dat ze geëvolueerd is van een voornamelijk repressieve naar een meer multidisciplinaire aanpak.

 

Mevrouw de minister, extremisme is een groot probleem in onze samenleving. Alle vormen van extremisme die aanzetten tot geweld vormen een bedreiging van onze democratische rechtstaat, of ze nu uit religieuze hoek of uit rechts-extremistische hoek komen. In de nieuwe strategie gaat er terecht veel aandacht uit naar het radicaliseringsproces en naar preventie. De preventieve aanpak omvat een brede waaier aan maatregelen, gericht op de samenleving als geheel, bepaalde doelgroepen en het individu.

 

Wat dat laatste betreft, is er in de nota van het OCAD sprake van sociale re-integratie door middel van disengagement van geradicaliseerde individuen. Daarover heb ik een aantal vragen.

 

Kunt u toelichten wat we precies moeten verstaan onder disengagement? In welke mate verschilt dit van andere of vroegere deradicaliserings­programma's?

 

Hebt u er een zicht op of we al lessen kunnen trekken uit het vorige Plan R wat de effectieve aanpak betreft van deradicalisering van geradicaliseerde individuen?

 

Zijn er interessante voorbeelden uit het buitenland van disengagementprogramma's waar goede resultaten behaald zijn?

 

Kunt u ook al iets vertellen over hoe de disengagementprogramma's er concreet zullen uitzien? Welk actoren zult u erbij betrekken? Zult u samenwerken met bepaalde vzw's die expertise hebben ter zake? Hoe zullen de resultaten van disengagementprogramma's worden opgevolgd?

 

Werden er reeds disengagementprogramma's opgestart in België? Hoeveel individuen waren daarbij betrokken? Hebt u daar resultaten van?

 

09.02 Minister Annelies Verlinden: Disengagement heeft betrekking op de getalsmatige component en betreft de terugtrekking of het terugdringen en neutraliseren van een bepaalde ongewenste handeling. Het gaat dan voornamelijk over het gebruik van geweld. Deradicalisering verwijst naar het psychologische disengagement, dat een wijziging in het denkkader van de persoon met zich meebrengt met betrekking tot diens ideologische en persoonlijke overtuiging. Hierbij vindt dan in principe een fundamentele wijziging plaats in het gedachtegoed van het individu.

 

Deradicalisering is een term die in principe beter niet gebruikt kan worden in het algemeen, omdat die laat uitschijnen dat er een one-size-fits-all-aanpak bestaat, waar een extremist of terrorist in kan stappen en om er weer genormaliseerd uit te komen. Dat is zeker niet het geval op generieke wijze.

 

De Strategische Nota Extremisme en Terrorisme bouwt voort op de bestaande structuur uit het Plan R. Wat disengagement betreft, is het cruciaal dat binnen de structuur van de LIVC-R, wanneer dat noodzakelijk geacht wordt door de partners rond de tafel, een begeleidingstraject op maat wordt opgezet, met als doel re-integratie en opnieuw aansluiting vinden van de betrokken persoon bij de maatschappij. Dat kan enkel gebeuren doordat alle verschillende partners van het LIVC-R – sociopreventieve en welzijnsorganisaties, lokale politie en lokale overheid – informatie delen en uitwisselen over die persoon in de eerste plaats. Nadien bouwen ze, elk vanuit hun eigen expertise en bevoegdheid, een onderling afgestemd multidisciplinair traject op maat uit.

 

Er zijn vandaag al heel wat lokale initiatieven die specifiek werken rond disengagement, maar nog vaker gaat het om reeds bestaande organisaties die in principe werden opgestart vanuit een andere insteek maar zich ook al jaren op dit fenomeen toeleggen.

 

Aan Vlaamse kant werd specifiek voor de opvolging tijdens de detentie een aantal consulenten radicalisering in dienst gesteld bij het Centrum Algemeen Welzijnswerk. Dergelijke initiatieven kunnen ons inziens enkel slagen wanneer er afgestemd wordt met de andere diensten en organisaties binnen de LIVC-R. Deze afstemming moet worden verbeterd en er zal niet één concreet disengagementprogramma one-size-fits-all kunnen worden uitgewerkt. De basis voor een goed disengagementtraject ligt bij de LIVC-R. Van daaruit kan dan een multidisciplinair begeleidingstraject op maat worden uitgewerkt door de verschillende deelnemers. Landen zoals Duitsland, Noorwegen en Denemarken hebben alvast veel positieve ervaringen met dergelijke programma's van disengagement opgedaan.

 

De mogelijke deelnemers aan de LIVC-R zijn de burgemeester of zijn vertegenwoordiger, de information officer van de lokale politie, psychosociale diensten, scholengemeenschappen, OCMW's, CAW's, justitiehuizen, verenigingen, de VDAB, de jeugdsector, sociale consulenten van de jeugdrechtbank en de consulenten radicalisering van de gevangenissen. Er wordt op het niveau van de LIVC-R ook steeds samengewerkt met lokale vzw's. De Gewesten en Gemeenschappen hebben hier een belangrijke sensibiliserende rol. Gezien het grote aantal betrokken organisaties en lokale initiatieven, is het niet mogelijk om er een concreet cijfer op te plakken. Alle personen die in de GGB staan worden sowieso opgevolgd door de Local Taskforces en ook een deel ervan door de LIVC-R's

 

09.03  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, dank u voor het antwoord. Het is zeer interessant om die toelichting te krijgen en te horen wat nu precies het verschil is tussen disengagement, wat meer op het gedrag gericht is, en radicalisering, wat meer op het psychologisch-cognitieve aspect gericht is. Het is inderdaad een complexe aangelegenheid waarbij veel actoren betrokken moeten worden. Die preventieve aanpak is in ieder geval nuttig en waardevol en heeft oog voor re-integratie. Ik hoop dat er op het terrein veel expertise kan worden ontwikkeld en dat de kennis zoveel mogelijk gedeeld kan worden tussen de LIVC-R's.

 

Ik hoop tevens dat we kunnen nagaan welke goede praktijken er bestaan in het buitenland. Ik zal dit dus zeker verder opvolgen en hier in de toekomst nog vragen over stellen. Alvast veel succes met de aanpak.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- Eva Platteau aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De coronaprotesten van 21 november en 5 december" (55023178C)

- Franky Demon aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het OCAD-rapport over de coronacrisis" (55023229C)

- Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het OCAD-rapport met betrekking tot de weerstand tegen coronaregels" (55023393C)

- Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De manifestatie tegen de coronamaatregelen, de rellen en het OCAD-rapport" (55023415C)

10 Questions jointes de

- Eva Platteau à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les manifestations liées au coronavirus des 21 novembre et 5 décembre" (55023178C)

- Franky Demon à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le rapport de l'OCAM sur la crise du coronavirus" (55023229C)

- Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le rapport de l'OCAM sur la résistance aux mesures de lutte contre le coronavirus" (55023393C)

- Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La manifestation contre les mesures liées au coronavirus, les émeutes et le rapport de l'OCAM" (55023415C)

 

10.01  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, op 21 november en 5 december vonden er in Brussel protesten tegen de coronamaatregelen plaats. Ze begonnen onder het mom van betoging voor de vrijheid en eindigden met geweld, onder andere tegen de politie. De organisatoren beweerden dat het protest apolitiek was, maar we zien toch dat er banden zijn tussen de organisatie en mensen van extreemrechts. Opvallend was ook de aanwezigheid van brandweerlieden in uniform op de betoging van 5 december.

 

Hoeveel betogers werden er opgepakt naar aanleiding van die protesten? Wat zijn de profielen van de betogers die werden opgepakt? De politie had foto's verspreid om hen te kunnen opsporen, wat heeft geleid tot identificatie. Waarom namen brandweerlieden deel aan de betoging? Vindt u hun aanwezigheid verontrustend? Zijn er banden met rechts-extremistische groeperingen? Is daarvan een analyse gemaakt? Indien ja, wat zijn de conclusies daarvan?

 

10.02  Franky Demon (CD&V): Mevrouw de minister, reeds twee keer trok een protestbeweging door de straten van Brussel om de coronamaatregelen aan te klagen en reeds twee keer draaiden de betogingen uit op rellen en vernielingen.

 

In een recent rapport waarschuwt het OCAD ervoor dat door de weerstand tegen de coronamaatregelen bij bepaalde groepen de polarisatie is toegenomen, wat leidt tot meer haatspraak en bedreigingen. Dat is toch verontrustend. Uit het OCAD-rapport valt eveneens op te maken dat een aantal rechts-extremistische groeperingen heeft getracht de betoging van 21 november te kanaliseren en te instrumentaliseren.

 

We kunnen dus spreken van een zorgelijke evolutie. Het OCAD stelt dat het ongenoegen van de manifestanten in grote mate wordt gevoed door op sociale media circulerende desinformatie, fake news en samenzweringstheorieën. Haatberichten en bedreigingen ten aanzien van beleidsmakers, media en virologen nemen toe ten gevolge van de groeiende polarisatie, en er wordt zelfs op gewezen dat de kans op een geweldsincident alsmaar groter wordt.

 

Voorts waarschuwt het OCAD ervoor dat in de aanloop naar een nieuwe coronagolf er opnieuw opstoten van weerstand zouden kunnen volgen. Afgaande op wat er op ons afkomt, onder andere door de varianten, moeten we die boodschap zeer ernstig nemen.

 

Geeft het rapport van het OCAD aanleiding tot bijkomende veiligheidsmaatregelen, in het bijzonder in het kader van eventuele volgende protestmarsen?

 

Geeft de problematiek aanleiding tot opvolging in het licht van de Strategische Nota Extremisme en Terrorisme? Zo ja, welke indicatoren van de Strategie TER zijn hierbij betrokken?

 

Kunt u toelichten welke initiatieven u reeds hebt genomen en zult nemen om de verspreiding van desinformatie, fake news en samenzweringstheorieën tegen te gaan?

 

Hoe bereidt de regering zich voor op eventuele nieuwe opstoten van weerstand die zouden kunnen ontstaan bij een volgende coronagolf?

 

De voorzitter: De heer Vandenput is verontschuldigd. Hij zit vast in een andere commissie.

 

10.03  Ortwin Depoortere (VB): Het OCAD noemt de betoging tegen de coronamaatregelen van enkele weken geleden in Brussel opvallend. Ik citeer: "Organisaties van diverse signatuur bundelden de krachten in hun kritiek op het coronabeleid en vormen een tegenbeweging die erin slaagt een steeds prominentere plaats af te dwingen binnen de openbare ruimte." Het protest leidt volgens het OCAD tot “bedreigingen en haatberichten, wat zorgt voor een opgehitst en gepolariseerd klimaat. Haatspraak ten aanzien van beleidsmakers, media en virologen lijkt zo steeds meer maatschappelijk aanvaard te worden. Een eventuele verplichte vaccinatie zou, net als de coronapas in het verleden, de protesten nog meer kunnen aanwakkeren", aldus het rapport.

 

Wanneer bent u in het bezit gesteld van het rapport en van de informatie die erin voorkomt? Op welke wijze en door wie bent u geïnformeerd? Werd de federale en/of Brusselse politie hierover vooraf geïnformeerd en, zo ja, wanneer?

 

In het jaarrapport 2020 van de Veiligheid van de Staat waarschuwt de dienst voor links-extremisme. “Door zich aan te sluiten bij protestmarsen willen ze de kritische massa bereiken die nodig is om straatrellen te ontketenen. Door te infiltreren in legitieme betogingen brengen ze de organisatoren en deelnemers ervan vaak in diskrediet door het gebruik van geweld. Zo hollen ze de facto vaak legitieme protesten uit." Hebben politiediensten tijdens de anticoronamaatregelenbetoging personen kunnen identificeren als links-extremisten, handelend met modus operandi zoals werd omschreven? Heeft het OCAD in hun rapport ook gewaarschuwd voor activiteiten van links-extremisten?

 

Het OCAD stelt ook: "Zo denken velen dat we door de maatregelen doelbewust zouden evolueren richting een autoritaire staat. Het spreekt voor zich dat dergelijke denkbeelden problematisch kunnen worden, aangezien ze het vertrouwen in de overheid uithollen." Wat wordt juist omschrijven als problematisch? Is het problematisch om bijvoorbeeld een vaccinatie te weigeren? Is het problematisch om te ageren op een democratische, legitieme manier tegen een coronapas?

 

10.04 Minister Annelies Verlinden: Voor de betogingen van 21 november en 5 december werd de vastgelegde procedure gevolgd door de lokale overheid. Voor elke ordedienst is er een operationele risicoanalyse. Op basis van de essentiële elementen van informatie wordt het politiedispositief samengesteld.

 

Bij de betoging van 21 november werden 45 personen opgepakt. Op 5 december werden 23 personen opgepakt. Ze zijn tussen de 16 en 52 jaar oud, voornamelijk mannen, van overal in het land.

 

Op 21 november liepen 6 politiemensen arbeidsongeschiktheid op en op 5 december waren dat er 5. Bij beide betogingen liepen meerdere politiemensen lichte verwondingen op die geen arbeidsongeschiktheid tot gevolg hadden. Een tiental voertuigen werd beschadigd, voornamelijk met glasschade. De aanwezige brandweerlui betoogden in eigen naam en vertegenwoordigden hun korpsen niet.

 

Op de betoging van 21 november waren meerdere verenigingen betrokken bij de organisatie van de manifestatie. Sommige actoren bij die verenigingen worden wel degelijk beschouwd als behorend tot de rechts-extremistische invloedsfeer. Van de organisaties die zich onder de noemer Samen voor Vrijheid schaarden, hebben er veel echter niets te maken met rechts-extremisme of extreemrechts. Mijn diensten hebben niet specifiek weet van een gestructureerde en georganiseerde deelname van links-extremisten aan de betoging. Dat neemt uiteraard niet weg dat het kan dat er links-extremistische individuen aanwezig waren op die protesten. Aan de manifestatie van 5 december namen zowel links- als rechts-extremistische groeperingen deel. Voor die manifestatie zijn er momenteel geen indicaties dat er banden bestaan tussen de organisatie en rechts-extremistische groeperingen.

 

Ik heb uiteraard kennisgenomen van het OCAD-rapport met betrekking tot de dreigingen in de coronapandemie. De nota van het OCAD werd naar het Strategisch Comité voor Inlichtingen en Veiligheid verstuurd op 3 december in de late namiddag. De nota werd op hetzelfde moment ook naar alle partners van de Strategie Extremisme en Terrorisme verstuurd. Het rapport was niet bedoeld voor de openbaarheid. Het OCAD publiceerde intussen wel een artikel op zijn website dat gebaseerd was op de nota en de belangrijkste elementen bevat. Voor de politiezone Brussel Hoofdstad Elsene bevat het rapport geen nieuwe informatie die nuttig zou kunnen zijn voor het beheer van de betogingen, waarover ik zonet sprak.

 

Links- en rechts-extremisme worden opgevolgd in het kader van de Strategische Nota Extremisme en Terrorisme. Zowel het federale als het regionale en het lokale niveau is betrokken bij de opvolging van de problematiek.

 

Daarnaast is er in het kader van de Strategie TER ook een werkgroep die zich buigt over de strategische communicatie, die advies geeft met het oog op het tegengaan van maatschappelijke radicalisering en polarisatie. In oktober 2019 werd onder mandaat van het CCIV een nationaal platform opgericht dat focust op hybride dreigingen. Dat platform heeft tot doel op multidisciplinaire en interdepartementale manier samen te werken aan de bestrijding van hybride bedreigingen. Desinformatie is hierbij een belangrijk aandachtspunt, waarbij de ADIV de lead neemt. Voor meer informatie over de taskforce wil ik graag verwijzen naar de minister van Defensie.

 

Specifiek in het kader van de COVID-19-crisis heeft het Nationaal Crisiscentrum in samenwerking met de verschillende Belgische inlichtingen- en veiligheidsdiensten een monitoring van de informatie georganiseerd ter ondersteuning van de communicatiestrategie van de federale infocel. De infocel staat tijdens de federale fase in voor de coördinatie en de communicatie aan de bevolking en aan de pers. Wekelijks vindt onder leiding van het coronacommissariaat een communicatieoverleg plaats met alle partners die betrokken zijn bij de communicatie inzake vaccinatie. Aan dat overleg nemen de verschillende deelstaten, de FOD Volksgezondheid, het coronacommissariaat, en het Nationaal Crisiscentrum deel. Tijdens dat overleg is er ook aandacht voor het aspect desinformatie. Op regelmatige tijdstippen is er voor dat onderwerp inbreng van academische experts.

 

Het is belangrijk verder te kunnen bouwen op reeds verrichte werkzaamheden. De ervaringen van die intensieve interdepartementale samenwerking in die specifieke context zullen hun uitwerking kennen zowel in de taskforce Information Operations als in de werkgroep StratCom bij de Strategie TER, om op een structurele manier met de verschillende partners aan het thema voort te werken.

 

Mijnheer Depoortere, het uiten van verbale, schriftelijke en vreedzame kritiek door manifestanten is absoluut geen reden voor een individuele opvolging door de veiligheidsdiensten. Individuele opvolging gebeurt slechts in de gevallen waar er aanwijzingen zijn van een problematisch radicaliseringproces en/of van extremisme, iets wat bovendien zeer goed omlijnd wordt in de Strategie TER en dat onderhevig is aan strenge wettelijke criteria.

 

Haatspraak is over het algemeen een boodschap die aanzet tot haat, geweld, of discriminatie, in de concrete context meestal ten aanzien van politici, wetenschappers, en/of de media. Feit is dat de grote hoeveelheid aan dergelijke haatberichten net zoals gewelddreigingen bijdragen aan een opgehitst en gepolariseerd klimaat. Daardoor lijkt haatspraak ten aanzien van de beleidsmakers, media en virologen steeds meer maatschappelijk aanvaard.

 

Haatspraak wordt problematisch in de gevallen waar het gepaard gaat met het fysiek of psychisch intimideren en bedreigen van de betrokkenen of het oproepen tot geweld tegen de betrokkenen om de ideologische doelstellingen te bereiken, al dan niet online.

 

Wanneer dergelijk gedrag structureel voorkomt, kan het zijn dat specifieke opvolging in de structuren van de Strategie TER noodzakelijk is. Daarvoor bestaat in de gemeenschappelijke gegevensbanken het statuut van haatpropagandist en eventueel dat van potentieel gewelddadige extremist, indien de haatspraak gekoppeld wordt aan een duidelijke intentie tot het plegen van ideologisch geïnspireerd geweld.

 

De vrijheid van meningsuiting in ons land is een van de meest fundamentele waarden van onze democratie. Repressieve of beperkende maatregelen zijn enkel mogelijk wanneer het gaat om misdrijven – de meest relevante zijn de zogenaamde 19 discriminatiegronden of beschermde criteria opgesomd in de antiracismewetgeving en de antidiscriminatiewetgeving – of indien haatspraak een gewelddreiging met zich meebrengt of valt onder een vorm van belaging. De focus in de nota van het OCAD ligt evenwel niet zozeer op het strafbare karakter van haatspraak, maar wel op het giftige, toxische klimaat dat hierdoor kan ontstaan.

 

10.05  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Dank u, mevrouw de minister. Uit uw antwoord blijkt duidelijk dat u de zaak zeer ernstig neemt. Het is goed dat het OCAD het fenomeen nauwgezet blijft volgen. Ik deel ook uw analyse inzake de polarisatie in de samenleving en de dreiging die daarvan kan uitgaan.

 

U verwijst ook naar de problematiek van fake news en desinformatie, die het vertrouwen in de overheid kunnen verlagen. Daarvoor moeten we toch waakzaam blijven. Ik ben alvast tevreden dat u haatspraak ernstig neemt als een bedreiging voor de veiligheid in de publieke ruimte. Er is de fysieke veiligheid, maar ook de psychologische veiligheid, ruimte voor mensen. Ik denk aan de bedreigingen van experts. Wij moeten dat als maatschappij een halt toeroepen en duidelijk maken dat er grenzen zijn aan de manier waarop we met elkaar omgaan.

 

Ik heb er alle vertrouwen in dat het OCAD en andere veiligheidsdiensten de problematiek nauwgezet volgen.

 

10.06  Franky Demon (CD&V): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister, dat voor mij ook verhelderend was.

 

Ik geef toch een wake-upcall mee. Ik zie het immers nog mislopen op oudejaarsavond, wanneer de horeca om 23 uur moet sluiten. Het is belangrijk dat we beslissingen nemen ter bescherming van de gezondheid van eenieder en dat we ons daar allemaal achter scharen. Maar we moeten ook goed de mogelijke gevolgen ervan inschatten en ons daarop voorbereiden. Ik maak me daar zorgen over. Misschien zijn er op oudejaarsavond of later op kleinere locaties ook manifestaties met protest, mogelijk opgejut door extremen en gestimuleerd via sociale media. Daar is enige waakzaamheid nodig, maar ik heb er vertrouwen in.

 

10.07  Ortwin Depoortere (VB): Ik ga in op de laatste woorden van de heer Demon. Ten eerste, bij de rellen op oudejaarsavond in Brussel, waarvan ik beelden op televisie zag, ging het meestal over allochtone relschoppers.

 

Ten tweede, de betogingen tegen de coronamaatregelen, waar meer dan 30.000 aanwezigen waren de eerste keer, bestonden uit allochtonen, autochtonen, Walen en Vlamingen, en – indien ik mevrouw de minister mag geloven – uit zowel links als rechts geïnspireerde deelnemers.

 

Mevrouw Platteau, ik mag dus hopen dat het fake news, waarover u het altijd zo graag hebt, nu stopt en dat niet wordt geprobeerd om mensen die het niet eens zijn met de regeringsbeslissingen af te schilderen als rechts-extremisten. Dat is immers absoluut niet het geval.

 

Ten derde, de fundamentele vraag is misschien wel wat polarisering is. Wil dat zeggen dat men, wanneer men het niet eens is met een regeringsbeslissing, dat niet meer mag zeggen omdat men anders polariseert?

 

Dat is allemaal heel onrustwekkend, net zoals het feit dat een staatsveiligheidsdienst zoals het OCAD daarover rapporten moet schrijven, die niet eens de bedoeling hebben, zoals de minister aanhaalt, om iets strafbaars aan de kaak te stellen. Neen, men wil gewoon in een heel subjectieve terminologie wijzen op een giftige en toxische omgeving. Dat zijn heel straffe bewoordingen. Het duidt gewoon aan dat de overheid, hier in de ivoren torens van Brussel, de voeling verliest met wat leeft onder de bevolking.

 

Mevrouw de minister, mijn partij staat meer aan de zijde van de vrijheid van meningsuiting. Ik maak daar inderdaad één grote uitzondering op. Het oproepen tot geweld kan uiteraard niet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: La question n° 55023181C de M. Ducarme est transformée en question écrite.

 

11 Vraag van Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De opvordering van het zorgpersoneel door de gouverneur en de rol van de politiediensten" (55023198C)

11 Question de Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La réquisition du personnel soignant par le gouverneur et le rôle des services de police" (55023198C)

 

11.01  Ortwin Depoortere (VB): Collega's, het verwondert me dat niemand dit verhaal heeft opgepikt. In de krant Het Laatste Nieuws van 7 december vindt men volgende krantentitel: "Politie gaat ver om stakend ziekenhuispersoneel op te vorderen: 'Collega 's nachts vijftien keer opgebeld, net de Gestapo'."

 

In Franstalig België was er maandag 7 december een staking in de zorgsector. Enkele directies vorderden daarom uit voorzorg hun personeel op. Blijkbaar wordt de politie daarvoor ingeschakeld.

 

Mevrouw de minister, ik begrijp dat, zeker in tijden van een pandemiecrisis, een minimumbezetting vereist is in de ziekenhuizen. Daar zal iedereen het wel over eens zijn. Maar dat directies via de politie proberen om personeel op de werkvloer te krijgen, roept toch ernstige vragen op.

 

Hebt u er weet van dat politie is ingeschakeld bij een verpleegster van het CHC in Luik en dat daarbij agenten in burger haar thuis stonden op te wachten? Erkent de minister dat deze vorm van opvordering intimiderend overkomt op betrokkenen? Acht u dit een gepaste werkwijze en is dit een kerntaak van de politie? Meent u dat het een taak van de politie is om opvorderingen te laten betekenen? Op welke juridische basis gebeurt deze opvordering? Is het niet menselijker om opvorderingen te laten gebeuren door een gerechtsdeurwaarder?

 

Hoe vaak en op vraag van welke bestuurlijke overheden vonden deze opvorderingen plaats sinds het begin van deze crisis? In welke provincies is er reeds zorgpersoneel opgevorderd door de gouverneur en over hoeveel opgevorderde werknemers ging het?

 

11.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Depoortere, uw vragen hebben in elk geval betrekking op een specifiek eenmalig geval. We hebben ons geïnformeerd bij de politiezone van Luik, waar geen enkel incident geregistreerd zou zijn.

 

De aanwijzingen en oproepingen die de provinciegouverneur stuurde naar bepaalde personeelsleden van private verzorgingsinrichtingen in het raam van een staking in de zorgsector in de Luikse streek, steunde volgens onze informatie op de wet van 19 augustus 1948 betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd, en op het KB van 10 september 2010, waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de beslissing genomen op 12 juli 2010 in het paritair comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, in uitvoering van de wet van 19 augustus 1948.

 

De aanwijzingen en oproepingen die een burgemeester stuurde naar bepaalde personeelsleden van publieke verzorgingsinrichtingen in het raam van een staking in de zorgsector, vermeldde het artikel 133 en 135 van de nieuwe gemeentewet als wettelijke basis.

 

11.03  Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, het verwondert mij dat men wetten van 1948, uit vorige eeuwen, moet gebruiken om zorgpersoneel te kunnen inschakelen. Dit lijkt me niet meer van deze tijd.

 

De ex-gouverneur, de heer Jan Briers, bevestigt me net dat dit nog veel wordt toegepast. Reden te meer, mevrouw de minister, om dit in het Parlement wetgevend te remediëren. Dat is tenslotte onze taak.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De actuele situatie in de door de overstromingen getroffen gebieden" (55023231C)

12 Question de Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La situation actuelle dans les régions touchées par les inondations" (55023231C)

 

12.01  Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, we zijn nu vijf maanden na de feiten. Het onderwerp ligt veel mensen na aan het hart, mezelf incluis. Ik vind dat we daar in dit Huis te weinig over spreken. We hebben nog altijd een federale ondersteuningscel ter plaatse, de federale overheid heeft daar dus nog altijd iets in te zeggen.

 

Ik heb een aantal vragen over de huidige toestand in die regio.

 

Welke grote problemen bestaan daar nog? Welke grote organisaties zijn er nog ter plaatse? We weten dat Defensie zich heeft teruggetrokken, maar wie is daar wel nog actief?

 

U hebt terecht het mandaat van de federale ondersteuningscel tot half februari verlengd, maar welke concrete opdrachten voert zij nog uit, wat zijn nog de grootste prioriteiten?

 

Over de precaire situatie van heel wat mensen lezen we af en toe iets in de pers. Ik blijf het echter ongelofelijk vinden dat we daar geen oplossing voor vinden. Ik weet dat de lokale besturen en de provincie ermee bezig zijn, maar het blijft onaanvaardbaar dat we mensen letterlijk in de kou laten staan.

 

Voorzitter: Sigrid Goethals.

Président: Sigrid Goethals.

 

U hebt tijdens de voorstelling van uw beleidsnota opnieuw gesproken over de leercommissie, die u vrij snel na de feiten had aangekondigd, eind juli of begin augustus al. U zei toen dat de aanbesteding gepubliceerd is op 12 november. We zijn ondertussen een maand later. Hoever staat het met die aanbesteding? Is die markt gegund? Wanneer starten de werkzaamheden echt, hoe gaat dat verlopen, wanneer verwacht u resultaten en wie zal daar allemaal bij betrokken worden?

 

Tot zover mijn vragen over deze in mijn ogen nog altijd zeer dringende en problematische zaak in Wallonië.

 

12.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Ingels, het Waalse Gewest kan ongetwijfeld een completer beeld schetsen van de huidige toestand in het rampgebied. Daarmee wil ik de zaak niet van me afschuiven, maar zij zitten uiteraard dichterbij op de bevoegdheidsdomeinen waar nog heel wat openstaande vragen bestaan.

 

Het lijkt me vanzelfsprekend dat het rampgebied nog met problemen kampt. De omvang ervan was zo groot dat het nog een lange tijd zal vergen om alles te herstellen. De wederopbouw zal nog vele maanden in beslag nemen. Dat neemt niet weg dat we er alles aan moeten doen – en er ook vanuit het federale niveau de voorbije maanden alles aan hebben gedaan – om zoveel mogelijk ondersteuning te geven.

 

Zoals u zei volgt de federale ondersteuningscel de voortgang van de werken op. In het bijzonder biedt zij ondersteuning met betrekking tot basistaken van veiligheid en werkzaamheden die onder meer de Civiele Bescherming kan uitvoeren.

 

Voor wat betreft de nutsvoorzieningen, is mij meegedeeld dat elektriciteit en water overal aanwezig zijn. Het gasnetwerk is bijna volledig hersteld. Ongeveer 400 gezinnen ondervinden nog problemen. Voor andere gezinnen zijn de tellers om uiteenlopende redenen nog niet opnieuw geactiveerd. De gasaansluitingen zijn tot aan de woningen aangelegd, maar de finale aansluiting in de woning moet nog gebeuren. Verschillende gemeenten hebben overheidscontracten gesloten met certificeringsbedrijven om de ingebruikname van die gasmeters te vergemakkelijken en te bespoedigen. In veel gevallen is de installatie of de ingebruikname echter afhankelijk van de voortgang van de andere werkzaamheden in de woning, wat vaak een aanzienlijke vertraging met zich brengt. Die installatie moet in de opeenvolging van de werkzaamheden ook op de juiste manier verlopen.

 

Voor de huisvesting zijn grote inspanningen geleverd. Huisvesting is een bevoegdheid van het Waalse Gewest. Wij weten niet exact hoeveel burgers vandaag in precaire omstandigheden leven. We weten wel dat huisvestings­consulenten en maatschappelijk werkers hulp bieden aan personen die erom vragen. De federale ondersteuningscel (CAF) zal samenwerken met de gemeenten om beter te weten welke mensen in deze winter in precaire omstandigheden zouden moeten leven en om hen ook beter te kunnen helpen.

 

Wegens de nog steeds grote noden ter plaatse hebben we beslist om die ondersteuningscel tot midden februari te verlengen. We hebben ook begrepen – en we hebben daarover uitvoerig overleg gepleegd met alle betrokken gewestelijke en lokale actoren – dat de aangeboden ondersteuning op prijs wordt gesteld. Afhankelijk van de vastgestelde behoeften kunnen verschillende diensten hulp bieden. Die diensten zijn daar aanwezig, er wordt gecoördineerd en de contactname kan zeer efficiënt gebeuren door het unieke karakter van de CAF. Daardoor is een snelle opvolging mogelijk, zeker om te anticiperen op eventuele nieuwe risico's. Laat ons hopen dat we daarvan bespaard blijven. Nieuwe noodsituaties zouden echter kunnen optreden en dan is de federale ondersteuningscel snel ingeschakeld om te coördineren.

 

In elk geval wordt tijdens de winter bijzondere aandacht besteed aan de verzwakte oevers van de waterlopen, eventuele mobiliteitsproblemen door het herstel van de weginfrastructuur, beschadigde gebouwen of, in het algemeen, aan de acute kwetsbaarheid van overstromingssituaties. Daarenboven heeft de CAF haar partners geholpen om de actieplannen uit te voeren die vaak betrekking hebben op gewestelijke bevoegdheden: huisvesting, waterwegen, geestelijke gezondheid, sociale bijstand. Waar mogelijk is de CAF bijgesprongen om met haar middelen, mensen en mogelijkheden ook bijstand te verlenen aan de gewestelijke partners.

 

Wat de communicatie met de lokale besturen betreft, wordt er regelmatig vergaderd met de burgemeesters van gemeenten van categorie 1. Dat zijn volgens de indeling van het Waalse Gewest de meest getroffen gemeenten. Daarnaast worden er specifieke vergaderingen belegd om bepaalde specifieke risico's aan te pakken. Dat gebeurt momenteel hoofdzakelijk met de burgemeesters van de gemeenten langs de Vesder en de Hoëgne. De diensten van de gouverneurs en de hulpdiensten zijn de voornaamste doorgeefluiken van informatie tussen de plaatselijke autoriteiten en de federale ondersteuningcel.

 

Ten slotte is ook gevraagd om na te denken over en te starten met het uitwerken van mogelijkheden voor het beheer van de zogenaamde postcrisisperiode, met bijzondere aandacht voor de relaties tussen de Gewesten en de federale overheid. De recente ervaring van de federale ondersteuningscel als schakel kan hier immers erg nuttig zijn. Dat is ook de feedback die we hoorden van een aantal partners op het terrein. Uiteraard zullen we wel een meer diepgaande analyse moeten voeren om de meest geschikte aanpak te kiezen.

 

Wat de leercommissie betreft, kan ik voornamelijk verwijzen naar het antwoord dat ik heb gegeven tijdens de besprekingen van de beleidsnota. We evalueren nog steeds de offertes, die we zo snel mogelijk zullen opstellen, zodat we zo snel mogelijk met de werkzaamheden kunnen starten. Zoals eerder gezegd, zullen we het Parlement daarvan ook op de hoogte houden.

 

12.03  Yngvild Ingels (N-VA): Dank voor uw uitgebreide antwoord.

 

Ik ga volgende week nog eens ter plaatse. De mensen die ik daar heb ontmoet zijn dankbaar voor de kleinste dingen. Ze hebben er ook begrip voor dat de situatie niet op korte termijn kan worden opgelost. Dat verbaast me soms – zelf zou ik sneller boos worden. Ze hebben evenwel begrip en respect voor de traagheid van bepaalde zaken. Het blijft echter schrijnend om mensen te zien zitten met drie handschoenen en zes sjaals aan, tussen de schimmels op de muren. Ik blijf het verbijsterend vinden dat zoiets in onze samenleving gebeurt, waarmee ik zeker geen steen werp naar iedereen die op het terrein zijn uiterste best doet. We volgen het verder op.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Questions jointes de

- Nabil Boukili à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les postes adaptés pour les pompiers-ambulanciers suspendus" (55023233C)

- Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La présence de pompiers lors de diverses manifestations" (55023390C)

13 Samengevoegde vragen van

- Nabil Boukili aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aangepaste betrekkingen voor geschorste brandweerlieden-ambulanciers" (55023233C)

- Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Brandweerlieden bij diverse betogingen en manifestaties" (55023390C)

 

De voorzitster: De heer Vandenput is verontschuldigd.

 

13.01  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la présidente, madame la ministre, au 1er janvier, les pompiers-ambulanciers, professionnels, volontaires ou stagiaires, seront suspendus de leurs fonctions s’ils ne sont pas vaccinés. À moins de disposer d’un certificat de test ou de rétablissement, ceux-ci n’auront plus le droit d’exercer leur métier, alors que leur travail est si essentiel et qu’ils sont déjà trop peu nombreux.

 

Dans la circulaire que vous adressez aux présidents des zones de secours, vous prévoyez tout de même que la zone de secours cherche un poste adapté pour l’agent qui ne répondrait pas aux conditions de vaccination ou de certificat.

 

Madame la ministre, quelle est la base légale de cette circulaire que vous avez envoyée aux zones de secours? D'où vient-elle? Quelle est la loi en date du XX à laquelle vous faites référence? Je ne connais pas cette loi. Je m'interroge sur la procédure que vous avez mise en place dans ce dossier.

 

En cas d’absence de poste de travail adapté, vous indiquez que l’ambulancier sera alors suspendu et ne percevra que 65 % de son salaire.

 

Madame la ministre, est-ce de cette façon que vous remerciez les travailleurs essentiels? En les excluant et en sabrant dans leurs revenus?

 

J'aimerais avoir des réponses concrètes. Quand on parle de travail adapté, quels sont les postes de travail adapté dont vous parlez? Comment vous positionnez-vous par rapport au fait que vous diminuez le salaire des pompiers et des secouristes?

 

Je rappelle que l'obligation vaccinale divise plus qu'elle ne convainc. Vous êtes au courant que plusieurs milliers de soignants et d'ambulanciers ont manifesté contre cette mesure dernièrement. Combien de postes adaptés comptent les zones de secours? Combien de pompiers-ambulanciers risquent-ils d’être suspendus par cette mesure? Je vous remercie.

 

13.02  Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Boukili, comme vous le savez, le gouvernement fédéral a approuvé en première lecture un projet de loi relatif à la vaccination obligatoire pour les professionnels des soins de santé contre le coronavirus.

 

Le projet de loi prévoit que le professionnel des soins de santé qui n'a pas fait l'objet d'une vaccination contre le coronavirus ne puisse pas poursuivre l'exercice de sa profession. Le projet est pour le moment soumis à l'examen du Conseil d'État.

 

Je ne connais pas le nombre d'ambulanciers dans les zones de secours qui ne sont pas vaccinés mais je peux vous dire que le taux de vaccination des membres du personnel se situe entre 78 et 90 % dans les zones wallonnes, environ 90 % dans les zones flamandes et serait d'environ 82 % au SIAMU.

 

En tout cas, les ambulanciers des zones de secours, qu'ils soient pompiers ou non, tombent dans le champ d'application de cette loi. Il me revient d'exécuter cette loi qui sera adoptée.

 

Les conséquences de la suspension de l'enregistrement du badge d'ambulancier doivent être prévues dans les statuts. Pour ceci, un projet d'arrêté royal modifiant l'arrêté royal du statut administratif des pompiers ambulanciers est en cours d'élaboration, ainsi qu'un projet de circulaire à l'attention des zones de secours.

 

Je n'ai pas encore adressé de circulaire aux zones de secours. Le projet d'adaptation est en négociation avec les syndicats et doit encore être soumis au Conseil des ministres. La volonté du gouvernement à cet égard est que l'employeur recherche tout d'abord un travail adapté. Il revient aux zones de secours qui sont les employeurs d'exécuter ceci.

 

Pour un ambulancier qui est pompier, cela sera plus facile que pour un ambulancier qui n'est pas pompier.

 

13.03  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la ministre, je connais assez bien le taux de vaccination des ambulanciers et des pompiers dans les trois Régions. Ma question portait davantage sur le nombre de postes adaptés. Y a-t-il assez de postes adaptés pour toutes les personnes non vaccinées. C'était l'objectif de ma question et je n'ai pas reçu de réponse claire à ce sujet.

 

On ne sait donc pas combien d'ambulanciers seront suspendus. Je rappelle que la suspension va de pair avec une diminution de salaire de 35 %, ce qui est énorme surtout dans un contexte où le pouvoir d'achat est en grande difficulté.

 

Comment va-t-on gérer les conséquences de cette obligation vaccinale? Le fait qu'on arrive à une obligation vaccinale est déjà un problème en soi. Cela signifie que les gens n'ont pas confiance et qu'avec cette mesure, on ne fait que creuser le fossé entre le monde politique et la population.

 

Cela ajoute un cran supplémentaire au niveau de méfiance de la population et je trouve cette approche contre-productive. Au-delà de cela, par rapport aux conséquences, je n'ai toujours pas de réponse à propos du nombre de postes adaptés pour répondre à cette directive. Quid de ceux qui n'en bénéficieront pas? Vivront-ils avec 65 % de leur salaire? Comment allez-vous régler cette situation?

 

Ce sont les questions qui m'ont été posées par le terrain, par les pompiers qui m'ont contacté, me demandant quelle était la solution prévue. Les gens seront-ils traînés par les pieds pour être vaccinés? Dans la négative, que fait-on?

 

Madame la ministre, à ces questions, je n'ai toujours pas de réponse.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Samengevoegde vragen van

- Jan Briers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De noodcentrales 112" (55023245C)

- Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het overleg met de noodcentrales" (55023256C)

14 Questions jointes de

- Jan Briers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les centrales d'urgence 112" (55023245C)

- Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La concertation avec les centrales d'urgence" (55023256C)

 

14.01  Jan Briers (CD&V): Mijnheer de voorzitster, mevrouw de minister, op 22 november legde het personeel van de noodcentrales 112 in Antwerpen en Oost-Vlaanderen spontaan het werk neer. De aanleiding was de verhoogde werkdruk, aanzienlijke personeelstekorten en de verouderde apparatuur. De noodcentrales krijgen opmerkelijk meer oproepen dan normaal, en moeten die verwerken met minder personeel. Ook schort er iets aan de technologie waarop ze een beroep moeten doen. Deze vaststellingen zijn niet alleen op de noodcentrales van toepassing. Waarschijnlijk zijn er nog problemen.

 

Ik hoef u vast en zeker niet uit te leggen wat voor een cruciale taak onze noodcentrales uitvoeren. Als ex-gouverneur van Oost-Vlaanderen werkte ik steeds nauw samen met de mensen van de noodcentrale en kan ik het belang van hun werk alleen maar beamen. Ze zijn namelijk het eerste aanspreekpunt voor elke burger die zich in nood bevindt. Daarbij sturen ze onder andere de ziekenwagens en de brandweer aan, maar geven ze ook uitleg over reanimatie en directe noodhulp. In veel gevallen maken ze dus het verschil tussen leven en dood.

 

Momenteel heerst er een personeelstekort van 20 % in de noodcentrale van Oost-Vlaanderen. Aangezien de noodcentrales binnenkort ook de oproepen van 1733, het nummer voor niet-dringende medische hulp, zullen moeten verwerken, moeten we ons ervoor behoeden dat er niet nog meer personeel zal uitvallen onder de werkdruk die nogmaals toeneemt. We mogen niet aanvaarden dat er lange wachtrijen zijn voor wie naar het nummer 112 belt. Nu is dat soms wel het geval. Wij horen dat er soms zeven mensen in wacht staan. Op die manier wordt kostbare tijd verloren. Er is een duidelijk signaal voor extra personeel en investeringen in moderne technologie die aan de noden van het personeel tegemoetkomt.

 

Welke inspanningen zijn reeds geleverd en welke zullen in de toekomst nog worden geleverd om tegemoet te komen aan de noden van het personeel?

 

De noodcentrale 112 in Oost-Vlaanderen is momenteel gehuisvest in een gebouw van de federale politie. Het gaat om een heel oud gebouw dat niet langer voldoet aan de moderne noden om efficiënt te werken. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de site Groendreef in Gent, waar de centrale nu gevestigd is? Actueel is deze vraag zeker, want gisteren nog kwamen de stiptheidsacties in de media.

 

Voorzitter: Ortwin Depoortere.

Président: Ortwin Depoortere

 

14.02  Yngvild Ingels (N-VA): Ik zal de context niet opnieuw schetsen want dat heeft mijn collega al gedaan.

 

Wat mij betreft moet de 112 bovenaan het lijstje met kerntaken van de overheid staan. Als die dienst niet werkt kunnen er immers levensbedreigende situaties ontstaan. Het is evenwel niet evident om personeel te vinden voor die dienst, dat is al lang zo. Er zijn ook al heel wat inspanningen gedaan om die dienst te versterken. Ik verwacht dan ook geen mirakels van u.

 

Er zijn vroeger al bijkomende middelen voor uitgetrokken, er werden specifieke rekruteringscampagnes gevoerd enzovoort. Het televisieprogramma De noodcentrale had nog het meest positieve effect op de aantrekkelijkheid van de job.

 

Een van de pijnpunten is dat het om jobs gaat die veel uitstroom genereren, niet omdat mensen de job niet graag doen maar omdat die erg belastend is. Die mensen zijn we kwijt, terwijl ze misschien evengoed tijdelijk een andere functie hadden kunnen uitvoeren binnen de FOD Binnenlandse Zaken. Ook dat soort van loopbaanbegeleiding is echter een oud zeer. Hoe meer mensen uitvallen, hoe meer werk er op de schouders terechtkomt van hen die overblijven. Dat is dus een vicieuze cirkel.

 

Een ander probleem is dat u, als minister van Binnenlandse Zaken, niet enkel verantwoordelijk bent voor de 112 maar ook voor de 101 en de 1733, en dat het soms moeilijk is om mensen aan te werven in andere diensten. De procedures voor de politie, de 112 en de 1733 zijn ook verschillend, omdat het om verschillende jobs gaat. Het is dus zeker geen evidentie.

 

Hoe is het overleg met de vakbondsorganisaties verlopen?

 

Hebt u plannen om de aantrekkelijkheid van de functie te verhogen, wetende dat dit geen evidentie is?

 

U wilde de doorlooptijd van de opleiding verkorten door een digitalisering door te voeren. Wat is op dat vlak de stand van zaken?

 

Hebt u overleg gepleegd met de minister van Volksgezondheid over de oproepen naar het nummer 1733?

 

Zijn er plannen om loopbaanbegeleiding in te voeren om de uitstroom te beperken?

 

De bovenprovinciale architectuur zou zeker geen mirakeloplossing zijn, maar kan misschien wel een deel van de oplossing vormen. Het is alleen jammer dat alles altijd zo lang duurt, wat geen verwijt naar u toe is. De beslissing is genomen in 2017 en het heeft heel wat moeite gekost om daar de budgetten voor te krijgen. Centrales kunnen misschien efficiënter worden bemand door de zaken in een poule op te lossen, over de provincies heen. Ik weet dat er al stappen zijn gezet, dat er testen zijn gebeurd en dat sommige noodcentrales op het nieuwe systeem zijn overgestapt. Wanneer zullen alle centrales volgens het nieuwe systeem werken?

 

De 101 heeft nooit willen meewerken aan dat systeem. Is die dienst intussen van mening veranderd?

 

Ten slotte is er nog de 1722, waar men een digitaal loket van wilde maken. Is dat gebeurd, en zo ja, is het loket al geëvalueerd? Hoeveel personeel is er tewerkgesteld en hoeveel oproepen worden er gemiddeld behandeld?

 

14.03 Minister Annelies Verlinden: Ten eerste wil ik meedelen dat de jaarlijkse uitstroom van operatoren bij de diensten 112 en 101 samen ongeveer tussen de 8 % en de 10 % ligt. Dat is eigenlijk een vrij normaal percentage. Het probleem ligt dan ook niet zozeer bij de uitstroom maar veeleer bij het sneller moeten invullen van de vacatures. Proactief aanwerven zou daarvoor een oplossing kunnen zijn.

 

Er worden elk jaar nieuwe operatoren en calltakers bij de diensten 112 en 101 aangeworven. Dat was dus ook in 2021 het geval. In totaal zullen er in 2021 en 2022 voor alle noodcentrales 112 en 101 samen 64 nieuwe kandidaten in dienst treden.

 

Voor de noodcentrale 112 van Oost-Vlaanderen werden in 2021 slechts vier bijkomende operatoren aangeworven. Dat is te wijten aan het feit dat er zich in Oost-Vlaanderen opnieuw weinig kandidaten hebben aangeboden voor de functie van operator. Daarom werd op 30 november via Selor een nieuwe oproep gedaan voor Oost-Vlaanderen. Er wordt voor die vacature ook maximaal ingezet op publiciteit, en we hopen dan ook dat er zich voor deze selectieronde meer kandidaten zullen aanmelden.

 

Het klopt dat de noodcentrale 112 van Oost-Vlaanderen in een relatief oud gebouw is gehuisvest, samen met de 101-centrale van de federale politie. Er werden aanpassingswerken gedaan in de afgelopen jaren, maar met het oog op de structurele veranderingen is het behoefteprogramma van de noodcentrale 112 opgesteld en aan de Regie der Gebouwen bezorgd om een meer substantiële verbetering te bewerkstelligen.

 

Momenteel heb ik nog geen zicht op de termijn waarbinnen men het masterplan Groendreef van de geïntegreerde politie zou kunnen realiseren in Gent. Alleszins wordt dit globale infrastructuurdossier op vrijdag 17 december 2021 verder besproken tussen de Regie der Gebouwen en de federale politie.

 

Collega Ingels, het gesprek met de vakbonden heeft plaatsgevonden op 25 november en is constructief verlopen. Er werd onder meer afgesproken om op zeer korte termijn twee nieuwe selectieprocedures op te starten, meer bepaald voor de noodcentrales 112 van Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant. Zoals gezegd is deze selectieprocedure op 30 november 2021 gepubliceerd. Daarenboven zal begin 2022 een nieuwe aanwervingsronde gerealiseerd worden voor alle noodcentrales 112 en 101.

 

Er werd ook besproken dat mijn administratie tegen 15 december 2021 een nieuwe capaciteitsberekening voor alle noodcentrales 112 zal uitvoeren. Deze berekening moet toelaten om na te gaan of de vastgestelde personeelskaders nog steeds toereikend zijn.

 

Tot slot werd beslist om de verdere uitrol van het project 1733 tijdelijk on hold te zetten, tot de capaciteitsberekening is gebeurd. Mijn administratie is daarover ook in overleg met de FOD Volksgezondheid. Op korte termijn zal een nieuw overleg met de vakbonden plaatsvinden.

 

Het beroep van calltaker en operator wordt positief belicht in de afleveringen van De noodcentrale op Eén. Dit jaar wordt opnieuw een aantal afleveringen opgenomen.

 

We zullen ook meer inzetten op publiciteit voor de vacatures. Dat is immers nodig. Hiervoor wordt samengewerkt met de vakbonden, maar ook met de operatoren die toch de grootste pleitbezorgers voor hun eigen functie zouden kunnen zijn.

 

De doorlooptijd van de opleiding is zeker ook een factor voor de aantrekkelijkheid van het beroep. Een werkgroep is momenteel bezig met het uittekenen van een canvas van de nieuwe opleiding. Ook de inhoud van de opleiding wordt bekeken. Digitalisering vereist ook dat een attractieve content ter beschikking wordt gesteld van de calltakers.

 

Wat de migratie betreft van de noodcentrales naar de bovenprovinciale architectuur, is het nog steeds de bedoeling om alle noodcentrales 112 in 2022 te kunnen migreren. Voorlopig wordt niet overwogen om deze architectuur ook te implementeren in de noodcentrales 101. Die centrales zijn immers nog sterk provinciaal georiënteerd.

 

Een laatste vraag had betrekking op het digitale loket 1722. Het is wat vroeg om het systeem nu al helemaal te kunnen evalueren, maar we zien toch dat heel wat burgers de weg al hebben gevonden naar het digitale loket. We blijven uiteraard ook publiciteit maken voor het nummer bij de activatie van 1722 en het loket is via de website uiteraard permanent beschikbaar.

 

Het is de bedoeling om het digitale loket in 2022 nog verder te optimaliseren.

 

14.04  Jan Briers (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt voor uw duidelijkheid. Ondertussen hebben we vandaag nog kunnen vernemen dat de renovatie van de Groendreef en de noodzakelijke nieuwbouw niet voor de eerstkomende jaren zal zijn. Ook de Gentse politie moet daarheen.

 

Dat wil zeggen dat we meteen in de behoeften zullen moeten voorzien van de noodcentrale 112, zonder te wachten op de verbouwingen.

 

Wat mevrouw Ingels stelt, klopt. Een goede communicatiecampagne kan zeker helpen om de nodige mensen te vinden. Straks komt De Warmste Week eraan. Daar krijgt u ongetwijfeld een podium, dus kunt u daar gebruik van maken.

 

14.05  Yngvild Ingels (N-VA): Ik wil de minister bedanken voor haar uitgebreide antwoord en haar veel succes toewensen want het is nodig.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van Jan Briers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De omzendbrief 'Overlast in recreatiegebieden en recreatiezones'" (55023246C)

15 Question de Jan Briers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La circulaire "Nuisances dans les domaines récréatifs et les zones récréatives"" (55023246C)

 

15.01  Jan Briers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in juni 2021 stuurde u de omzendbrief 'Overlast in recreatiegebieden en recreatiezones' naar de provinciegouverneurs, de burgemeesters en de beheerders van recreatiegebieden en -zones, zoals de provincies. Aanleiding daarvoor was een aantal incidenten in de recreatiedomeinen. In de omzendbrief zijn diverse aanbevelingen en richtlijnen opgenomen. Er is eveneens sprake van een nieuwe evaluatie binnen een bepaalde termijn door het projectteam van de FOD Binnenlandse Zaken, AD Veiligheid en Preventie.

 

Ondertussen zijn we enkele maanden verder. Welke reacties hebt u ondertussen op deze omzendbrief gekregen van de provinciegouverneurs, burgemeesters of beheerders van de domeinen? Welke verdere initiatieven hebt u sindsdien genomen om de overlast in de recreatiegebieden en -zones nog meer in te dijken? Wanneer wordt, met het oog op het volgende zomerseizoen, wanneer de overlast gewoonlijk zijn piek kent, de omzendbrief geëvalueerd en desgevallend bijgestuurd?

 

15.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Briers, de omzendbrief die op 23 juni 2021 is gepubliceerd, bepaalt dat de FOD Binnenlandse Zaken die omzendbrief binnen een termijn van twaalf maanden na de publicatie ervan zal evalueren. De evaluatie van de omzendbrief en de gevolgen zal dus de komende maanden concreter vorm krijgen. Meer bepaald zal die evaluatie gericht worden aan de provinciegouverneurs, de burgemeesters en de uitbaters of beheerders van recreatiegebieden en -zones. Ze zullen in de maand januari de tijd krijgen om een enquête in te vullen en daarbij zullen ze suggesties of opmerkingen kunnen doorgeven.

 

Nadien zullen die antwoorden verzameld en geanalyseerd worden, maar ook geëvalueerd. Er zal worden nagegaan hoe op basis van die suggesties of opmerkingen de omzendbrief en de toolbox desgevallend bijgestuurd dienen te worden. Het is de bedoeling om heel die oefening te voltooien voor de start van het nieuwe toeristische of recreatieseizoen, zodat we eventueel nog voor de zomer van volgend jaar aanpassingen kunnen doorvoeren.

 

15.03  Jan Briers (CD&V): Mevrouw de minister, u stelt me gerust dat u nog voor deze zomer actie zult ondernemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van Sigrid Goethals aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Conferenties over stadsgeweld" (55023247C)

16 Question de Sigrid Goethals à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les conférences sur la violence urbaine" (55023247C)

 

16.01  Sigrid Goethals (N-VA): Op initiatief van de FOD Binnenlandse Zaken en de FOD Justitie werd eind vorige maand een webinar georganiseerd over het fenomeen van het toenemende stadsgeweld. Heel wat interessante sprekers werden uitgenodigd en deelden hun inzichten en ervaringen over de problematiek. Wat uw beleidsdomein en dat van uw collega-minister van Justitie betreft, passeerden heel wat interessante theorieën en good practices de revue. Het is van belang om de praktijken die we terugvonden in Frankrijk en Nederland nader te bekijken en te onderzoeken of ze eventueel ook bij ons toegepast kunnen worden. Het mag verder gaan dan louter een reflectie.

 

Graag had ik van u vernomen welke ideeën, voorstellen of praktijken u wenst mee te nemen of nader te onderzoeken binnen uw beleidsdomein. Welke ideeën of praktijken acht u interessant voor de vormgeving van uw beleid? Welke specifieke zaken verdienen nader onderzoek?

 

De werkgroep New way of protesting is in 2021 bij de GPI met zijn werkzaamheden begonnen. Kunt u een update geven van zijn werkzaamheden en eventueel zijn planning voor de komende maanden? Welke actoren nemen deel aan de werkgroep? Wanneer zullen zij hun visie en aanpak daaromtrent komen voorstellen?

 

Ten slotte, u gaf aan dat de werkgroep ook de mogelijkheid zou onderzoeken om een expertisecentrum op te richten. Kunt u daar wat meer uitleg over geven?

 

16.02 Minister Annelies Verlinden: We stellen inderdaad vast dat onze buurlanden vaak met dezelfde problemen van stadsprotesten geconfronteerd worden en, wat de aanpak betreft, vaak ook dezelfde klemtonen leggen. Zoals u gevraagd hebt, hernemen we hier enkel de interessantste voorbeelden uit het buitenland. Er valt vanzelfsprekend heel wat meer over te zeggen. Dat wil echter niet noodzakelijk zeggen dat we in ons land niet met een soortgelijke aanpak bezig zijn of die onderzoeken, voor alle duidelijkheid.

 

Wat onze buurlanden betreft, kunnen we voor Frankrijk verwijzen naar de operationele oplossing in het departement Essonne. De alarmeringsgroepen aldaar zijn partnernetwerken die deel uitmaken van een gesloten groep op een sociaal netwerk. Elke partner kan zo informatie die hij of zij heeft waargenomen verspreiden. Op die manier, zo werd ons gezegd,  konden in bepaalde gevallen vechtpartijen vermeden worden. Er vinden dus als het ware een aantal patrouilleringen of contactnames plaats in die socialemedianetwerkgroepen.

 

Een andere interessante oplossing die door datzelfde departement ontwikkeld werd, is de oprichting van lokale commissies voor individuele opvolging. Het gaat daarbij om interdisciplinaire overleggroepen rond jongeren ter coördinatie van educatieve maatregelen.

 

Op langere termijn streven de departementale overheden ook naar preventieve oplossingen door de territoriale logica die aan de oorsprong ligt van de conflicten tussen wijken te doorbreken. In die context werken zij met zeer jonge adolescenten, van 9 tot 13 jaar, die ze tijdens preventieacties onderling mengen.

 

In Nederland heeft de politie van Rotterdam bijvoorbeeld vier principes uiteengezet die ten grondslag liggen aan haar beleid inzake ordehandhaving. Het gaat daarbij, ten eerste, om informatieverstrekking, die overigens al begint voor de gebeurtenissen. Ten tweede gaat het om bijstand aan personen, of om het faciliteren van het legitieme recht op betogen, wat wij uiteraard ook kennen. Een derde principe is het differentiëren tussen vreedzame betogingen en relschoppers, en natuurlijk ook het verschillend benaderen ervan. Ten slotte wordt ingezet op communicatie, die al begint voor de manifestatie en waarbij de politie en de burgemeester duidelijk bepalen wat kan en wat niet kan.

 

Al die principes vinden we overigens ook terug in het concept 'genegotieerd beheer van de openbare ruimte', dat door onze politie wordt gehanteerd.

 

De lessen die in ons toekomstige beleid uitgediept zouden moeten worden, bestaan er mijns inziens in om noodzakelijkerwijs de voorkeur te geven aan multidisciplinaire, geïntegreerde, integrale benaderingen door de politie en alle andere actoren die erbij betrokken zijn. Daarnaast moet van lokale overheden aandacht gevraagd worden voor het belang van de ontwikkeling van een groot buurtnetwerk, omdat daar heel veel informatie kan worden opgedaan. Ten slotte moet ook werk worden gemaakt van de relatie tussen de politie en de jongeren, wat we nu al doen via de campagne Wederzijds Respect, een campagne waar we op andere momenten al uitgebreid op zijn ingegaan.

 

Net zoals wij heeft de politie van Rotterdam vastgesteld dat het voor en tijdens de betogingen moeilijker wordt contacten te leggen met de organisatie. Alsmaar vaker gaat het om spontane betogingen, zonder een daadwerkelijke organisator die aanspreekbaar en contacteerbaar is. Daarom is het behoud van de werkgroep New way of protesting zeer belangrijk. De werkgroep brengt verschillende specialisten samen in negen subwerkgroepen. Met het oog op de aanpak van het stedelijke geweld zijn vooral de activiteiten inzake risicoanalyse en opleidingen 'genegotieerd beheer van de openbare ruimte', geleid door de Nationale Politieacademie, zeer belangrijk.

 

Aangezien de oprichting van een expertisecentrum of een speciale taskforce nog in onderzoek is, is het vandaag nog te vroeg om daar uitspraken over te doen.

 

16.03  Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, dank u wel voor uw uitgebreide antwoord. Ik ben ontzettend blij dat u kijkt naar de tips en tricks van onze buurlanden. Iedereen wordt inderdaad met gelijkaardige problemen geconfronteerd en het kan niet de bedoeling zijn om elke keer opnieuw het warm water uit te vinden. We kunnen beter copy-pasten van onze buurlanden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van Sigrid Goethals aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De veiligheidsproblematiek in de Brusselse Noordwijk" (55023249C)

17 Question de Sigrid Goethals à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le problème de la sécurité dans le quartier Nord de Bruxelles" (55023249C)

 

17.01  Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, begin oktober verzocht de Brusselse regering de federale regering bij brief om in het kader van de asielcrisis het personeel van de federale politie te versterken in en rond de stations waar er veel transmigranten verzamelen. Al een tijdlang kamperen transmigranten aan het Noordstation en de Kanaalzone in Brussel. Er ligt ontzettend veel afval, mensen doen er jammer genoeg hun behoefte en er hangt een geur van urine. Ook het geweld neemt toe, als gevolg van drugshandel, prostitutie en diefstal. Dat alles zorgt voor een toenemend onveiligheidsgevoel bij de pendelaars en de buurtbewoners.

 

De federale regering erkent in haar antwoord dat de situatie rond het Noordstation effectief verontrustend is en u haalt zelf aan dat de federale politie dagelijks aanwezig is op het terrein en de lokale politie ondersteunt bij het beheersen van het probleem. In het antwoord op de brief merkte eerste minister De Croo echter op dat de onveiligheid haar oorsprong ook vindt in de prostitutiebuurt die zich aan de achterzijde van het station bevindt en criminaliteit aantrekt. Hij benadrukt dat, hoewel deze problematiek de gemeentegrenzen overschrijdt, de nadelige effecten zich binnen de Brusselse agglomeratie manifesteren.

 

In de plenaire vergadering van 2 december gaf u terecht aan dat dit een globale gecoördineerde aanpak vereist met alle betrokken beleidsniveaus. Die zou, gezien alle actoren bereid zijn om samen structurele oplossingen te vinden, volledig op vrijwillige basis kunnen worden opgestart.  Momenteel wordt er ook gewerkt aan een bindend kader om de minister-president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de nodige bevoegdheden te geven om deze coördinatie te concretiseren.

 

Blijkbaar is deze gecoördineerde aanpak nog niet tot stand gekomen, want in een brief aan de federale regering dreigen drie burgemeesters van de politiezone PolBruNo – Schaarbeek, Sint-Joost-ten-Node en Evere – een aantal toegangen tot het Noordstation af te sluiten en de federale politie op te vorderen voor de handhaving in de probleemwijk indien de federale regering niet met meer middelen over de brug komt. De burgemeesters stellen eigenlijk dat u als minister van Binnenlandse Zaken kan optreden bij de problemen van openbare orde die zich over het grondgebeid van verschillende gemeenten uitstrekken.

 

Welke specifieke engagementen stelt de federale regering voorop om bij te dragen aan een – hopelijk duurzame – oplossing voor deze buurt?

 

In welke mate wenst men verder te gaan met de uitvoering van deze gerichte politieacties? Welke soort actie is in het verleden doeltreffend gebleken?

 

Zitten de minister van Grootstedenbeleid en de minister van Armoedebestrijding ook mee aan tafel in deze globale aanpak op het Medusaplatform? Dat zou volgens mij wel eens nuttig kunnen zijn.

 

We weten dat het aan de Brusselse minister-president is om de coördinatie in handen te nemen, al lijkt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zich blijkbaar nog niet helemaal bewust van zijn nieuwe bevoegdheden inzake de veiligheid sinds de recente staatshervorming. U gaf aan met hem te zullen samenzitten voor een globaal plan van aanpak en de manier waarop hij daarbij het best kan ondersteund worden. Vandaar mijn vragen.

 

Welke specifieke bevoegdheden meent u in het wettelijke kader te moeten gieten om de coördinatierol van de Brusselse minister-president te versterken? Kunt u ons eventueel reeds meegeven wanneer we dit wettelijke kader kunnen verwachten?

 

Hebt u reeds overleg gepland of gevoerd betreffende deze veiligheidsproblematiek met de Brusselse minister-president?

 

17.02 Minister Annelies Verlinden: Momenteel worden bijna dagelijks acties ondernomen onder leiding van de lokale politiezone Brussel-Noord, met versterking van het CIK van de federale politie en deelname van de spoorwegpolitie voor wat het station zelf betreft. De bijstand van het CIK van de federale politie werd naar aanleiding van deze problematiek opgetrokken van 208 uur in oktober 2021 naar 1.766 uur in november 2021. Het parket engageert zich eveneens om waar mogelijk snelrecht toe te passen.

 

Fedasil heeft de toepassing van Reach Out in de buurt verhoogd en de DVZ blijft bereid om structureel met de zone Brussel-Noord samen te werken om bij acties gesloten plaatsen vrij te houden of te helpen bij de pre-identificatie van personen in onwettig verblijf.

 

Deze acties en hun frequentie worden regelmatig geëvalueerd op het Medusaplatform van de DirCo Brussel, waar verschillende lokale, gewestelijke en federale operationele partners samen zitten en waarbij recent ook de federale beleidscellen van Justitie, Binnenlandse Zaken en Asiel en Migratie aangesloten zijn.

 

Daarnaast stippen we ook het belang aan van de zonale veiligheidsraad die lokale besturen, de lokale en federale politie en het parket samenbrengt, eventueel aangevuld met experts.

 

Uit het verleden is gebleken dat door regelmatige grootschalige acties te voeren, de situatie in de hele wijk onder controle kan worden gehouden.

 

Toch moeten we realistisch zijn en niet denken dat de algemene onveiligheidsproblematiek daarmee zal verdwijnen. Die problematiek wordt niet enkel veroorzaakt door transmigranten, ook de aanwezigheid van de plaatselijke prostitutiebuurt en van een illegaal economisch circuit trekt criminaliteit aan.

 

Er is uiteraard een ondersteunende rol weggelegd voor het federale niveau, maar de eerste partij is de lokale overheid die de aanpak lokaal kan sturen. Gezien de grootstedelijke context lijkt het me effectief aangewezen dat de Brusselse regering de coördinatie op zich neemt, omdat zij alle relevante partners voor een geïntegreerde ketenaanpak kan samenbrengen.

 

Andere ministers, zoals die van Armoedebestrijding en Grootstedenbeleid, zijn volgens mij ook noodzakelijk voor een dergelijke geïntegreerde aanpak. Op het Medusaplatform, dat zich concentreert op een operationele aanpak, zijn deze ministers vandaag nog niet vertegenwoordigd.

 

Op dit moment kan de Brusselse minister-president optreden via artikel 11 van de WPA, dat hem bevoegd maakt voor veiligheidsproblemen die de gemeentegrenzen overschrijden. Het regeerakkoord voorziet dat deze bevoegdheden worden versterkt, want voor uitzonderlijke, acute of onverwachte veiligheidsproblemen die de grenzen van de lokale politiezone overschrijden, staan de politiezones onder de coördinatie en het gezag van de minister-president teneinde een noodzakelijke eenheid van commando te verzekeren.

 

Dit hele vraagstuk wordt ook opgenomen binnen de werkzaamheden inzake institutionele hervormingen. Zoals al toegelicht in de commissie voor Grondwet op 1 december 2021, heeft de premier zich geëngageerd om hiervoor een methode vast te leggen.

 

17.03  Sigrid Goethals (N-VA): Dank u wel voor uw antwoorden. Ik ben blij dat hier verder aan gewerkt wordt. Een makkelijke opgave is het natuurlijk niet.

 

Wat me verwondert, is dat de regering zich verschuilt achter de problematiek van de prostitutie die daar deel van zou uitmaken. Bij mijn weten is de prostitutie daar al zo'n vijftig à zestig jaar aanwezig. Veilig is de buurt nooit geweest, maar ik meen dat we moeten durven zeggen dat dat maar een heel klein stukje van het probleem is. De kern van de problemen bevindt zich bij de transmigranten. Het is belangrijk dat we dat durven zeggen en inzien, alleen dan kan er een oplossing voor komen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Vraag van Eva Platteau aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De kwaliteit en duurzaamheid van de kledij en schoenen van de politie" (55023252C)

18 Question de Eva Platteau à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La qualité et la durabilité des vêtements et des chaussures de la police" (55023252C)

 

18.01  Eva Platteau (Ecolo-Groen):

Ieder personeelslid van de politie heeft een jaarlijkse individuele puntenenveloppe om kledij aan te kopen die nodig is voor hun basisuitrusting (hemden, truien, broeken, schoeisel, enz.). De laatste jaren zijn er soms klachten over de kwaliteit van het aanbod van de federale politie. Met name over de interventieschoenen zouden er klachten zijn. Ze zouden niet comfortabel zijn en zelfs niet geschikt voor politiewerk op het terrein. Sommige personeelsleden kopen daarom met eigen middelen schoenen aan. Politiezone Antwerpen heeft een eigen raamcontract afgesloten voor interventieschoenen, waar ook andere lokale zones gebruik van kunnen maken.

De bestekken  zouden ook alleen maar gericht zijn op de prijs en dus geen rekening houden met circulariteit en duurzaamheid.

 

Mevrouw de minister, ik kom tot mijn vragen:

1) Bent u op de hoogte van de lage kwaliteit van de interventieschoenen in het huidige aanbod van de Federale politie?

2) Komt het vaak voor dat lokale zones werken met eigen raamcontracten wegens te lage kwaliteit van het federale aanbod?

3) Hoe worden bestaande leveranciers geëvalueerd? Wordt er rekening gehouden met feedback van de mensen op het terrein?

4) Klopt het dat de bestekken vooral gericht zijn op prijs? Welke andere criteria worden meegenomen bij de bestekken?

5) Bent u van plan om ook duurzaamheidscriteria mee te laten doorwegen bij de keuze van de leverancier /producent?

 

18.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Platteau, voor de basisuitrusting worden momenteel 6 verschillende modellen van schoenen aangeboden. Er worden wel degelijk kwaliteitseisen opgenomen in het bestek voor de aankoop van die schoenen, onder meer met betrekking tot het leder en het comfort. Om na te gaan of de gevraagde kwaliteit wordt behaald, worden internationale normen gehanteerd die enerzijds worden aangeleverd door de fabrikant en anderzijds door tests van een geaccrediteerd labo.

 

Sommige politiezones, die zoals u weet autonoom zijn, kiezen ervoor om in bepaalde gevallen en voor bepaalde onderdelen eigen raamcontracten op te stellen. Bij die keuze kunnen verschillende elementen een rol spelen. Dat betekent geenszins dat het federale aanbod van slechte kwaliteit zou zijn.

 

Voordat een nieuw federaal aankoopcontract werd opgesteld, werd eerst een enquête toegezonden aan de logistiek verantwoordelijke van de geïntegreerde politiezones en -diensten, met het verzoek om die op een zo ruim mogelijke schaal te verspreiden. De punten die in die enquête aan bod kwamen, waren het comfort en de kwaliteit van de schoenen, alsook verschillende verbeterpunten. Met die punten is wel degelijk rekening gehouden. Het klopt dus niet dat enkel de prijs in rekening zou zijn gebracht. Naast de prijs wordt immers ook gekeken naar het operationele comfort, het gebruiksgemak, het matengamma en de esthetiek. Uiteraard wordt eveneens aandacht geschonken aan de internationale arbeidsconventies en het gebruik van schadelijke stoffen. Bij opdrachten die textielgerelateerd zijn, wordt vaak rekening gehouden met bio- of gerecycleerde materialen, of wordt de duurzaamheid heel breed in acht genomen door middel van bepaalde certificaten voor materialen en/of voor de confectie.

 

18.03  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik heb toch begrepen dat er meer dan één soort schoenen kan worden gekozen. Het is dan toch vreemd dat bepaalde zones vinden dat die schoenen niet kwaliteitsvol of comfortabel zijn. Het is belangrijk om de reden daarvan te achterhalen. Ik ben blij dat men niet alleen met de prijs rekening houdt, maar ook met de kwaliteit, het comfort en duurzaamheidscriteria, waarvan het belang alleen maar toeneemt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Samengevoegde vragen van

- Kattrin Jadin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De grensoverschrijdende politiesamenwerking" (55023257C)

- Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Grensoverschrijdende samenwerking" (55023330C)

19 Questions jointes de

- Kattrin Jadin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La collaboration transfrontalière de la police" (55023257C)

- Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La coopération transfrontalière" (55023330C)

 

Le président: Mme Kattrin Jadin est absente.

 

19.01  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, j'ai déjà eu l'occasion de vous interroger à de nombreuses reprises sur la coopération transfrontalière avec nos pays limitrophes.

 

Dernièrement, le Parlement Benelux, dont je fais partie, exposait de nombreuses recommandations encourageant les gouvernements à accroître la coopération transfrontalière, policière notamment. Alors que notre pays exerce la présidence tournante du Comité des ministres du Benelux, cela illustre une volonté commune poussant vers une meilleure coordination de nos services en matière de lutte contre la criminalité transfrontalière notamment.

 

Plus globalement, lors de la présentation de votre note de politique générale, vous affichiez la volonté d'avancer positivement sur la question de la collaboration transfrontalière en 2022. Une coopération policière franco-belge accrue est également un véritable enjeu.

 

Madame la ministre pourriez-vous me dresser un bilan des initiatives que vous avez prises durant la présidence belge du Benelux et celles que vous comptez prendre avec vos collègues du Benelux dans les mois qui viennent?

 

Concernant la coopération policière franco-belge, que pouvons-nous retenir de cette rencontre du 22 novembre 2021 avec les autorités françaises?

 

Vous indiquiez le 24 novembre, en commission, qu'il a notamment été convenu d'étudier les modalités de mise en œuvre de solutions pragmatiques dans le cadre de l'Accord de Tournai II et d'optimiser le fonctionnement des accords existants. Seriez-vous en mesure de m'apporter plus de précisions?

 

19.02  Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Senesael, la coopération policière transfrontalière avec nos pays voisins couvre de nombreux domaines et revêt des formes variées. Pour des raisons de proximité, cette coopération est plus approfondie avec nos voisins directs qu'elle ne l'est avec d'autres pays européens ou des États tiers.

 

Pour répondre de manière synthétique à votre question, la coopération avec nos pays voisins prend essentiellement la forme d'échanges internationaux d'informations policières ou d'interventions transfrontalières sur les territoires de pays visés qui peuvent à leur tour prendre la forme d'interventions planifiées.

 

Il s'agit, par exemple, d'actions communes (patrouilles mixtes, patrouilles de contrôle communes ou interventions non qualifiées, comme la poursuite transfrontalière).

 

En ce qui concerne la coopération policière entre les pays Benelux, je souhaite, avant tout, insister sur le fait que le nouveau traité de coopération policière Benelux du 23 juillet 2018 constituera un instrument important, entre autres dans la lutte contre la criminalité transfrontalière.

 

La Belgique est le premier des trois pays du Benelux à avoir ratifié ce traité. Il semble que le processus de ratification prendra fin dans les jours à venir au Grand-Duché de Luxembourg et qu'il évolue aussi favorablement aux Pays-Bas qui ont, comme vous le savez, un nouveau gouvernement. Nous pouvons donc espérer que la procédure sera finalisée dans le courant du premier semestre 2022.

 

Sous l'impulsion directe de la présidence belge, les travaux de cette année ont surtout porté sur un certain nombre d'accords et d'arrangements d'exécution qui devraient entrer en vigueur en même temps que le traité. Ces travaux concernent notamment l'échange de données de référence dans le cadre de la reconnaissance automatique des plaques minéralogiques, le transport transfrontalier de personnes dans le cadre de la loi relative aux étrangers et l'utilisation commune des officiers de liaison dans les pays tiers.

 

Les travaux qui doivent encore être accomplis dans ce domaine se poursuivront dans les prochains mois. Le 8 décembre, la Commission européenne a, en effet, publié trois propositions législatives visant à renforcer la coopération policière à l'échelle européenne.

 

La Commission européenne a opté pour une recommandation relative à l'intensification de la coopération transfrontalière opérationnelle, pour une directive relative aux possibilités d'échanges d'informations entre les services répressifs et pour un règlement visant à renforcer 'la coopération Prüm' actuelle. Ces propositions feront l'objet de concertations au sein des groupes de travail.

 

Enfin, je profite de l'occasion pour vous informer que la Belgique a obtenu un très bon rapport à la suite de la visite de la Commission d'évaluation Schengen, en juin dernier, pour le volet "Coopération policière" et que plusieurs procédés ont été qualifiés de bonnes pratiques dans le cadre de cette visite.

 

19.03  Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour la qualité de votre réponse. J'apporterai les éléments suivants, en deux temps.

 

En ce qui concerne le Benelux, on peut se réjouir que la Belgique ait été pilote en ce sens, puisqu'elle est le premier pays à avoir ratifié cette nouvelle coopération. Le Grand-Duché de Luxembourg va le faire incessamment et le nouveau gouvernement des Pays-Bas, qui vient d'être installé, pourra le faire aussi. Ainsi, la concrétisation de ces différentes procédures pourra avoir lieu début 2022. C'est un point positif que l'on peut considérer quasiment comme acquis. Comme vous le dites très justement, cela permet de renforcer cette coopération, de mener des actions communes et des échanges d'informations qui peuvent apparaître intéressants pour l'ensemble de nos trois pays.

 

En ce qui concerne plus particulièrement la coopération franco-belge, vous parlez d'échanges, d'interventions policières communes, de planification de ces interventions policières entre les deux pays. On peut se réjouir de ce petit pas qui sera franchi.

 

Je rappelle quand même que notre proposition de résolution, qui a été approuvée au Parlement au mois de juillet dans le cadre de cette avancée significative Tournai III, portait sur trois éléments essentiels: une meilleure coordination de la communication entre nos pays; une meilleure formation franco-belge pour les policiers qui sont de part et d'autre de nos frontières et la poursuite des malfaiteurs de part et d'autre de nos frontières.

 

J'espère que nous pourrons avancer de manière significative dans ces trois propositions, et que cette coopération policière sera encore renforcée dans les semaines et les mois qui viennent. Merci de votre collaboration, madame la ministre.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Samengevoegde vragen van

- Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De medailles voor het burgerpersoneel van Defensie n.a.v. de aanslagen van 22 maart" (55023261C)

- Marianne Verhaert aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De toekenning van eretekens" (55023378C)

20 Questions jointes de

- Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les médailles attribuées au personnel civil de la Défense à la suite des attentats du 22 mars" (55023261C)

- Marianne Verhaert à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'attribution de distinctions honorifiques" (55023378C)

 

20.01  Yngvild Ingels (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik ben gecontacteerd over een specifiek geval van mensen die bij Defensie werken. De echte militairen onder hen hebben een medaille gekregen, maar het burgerpersoneel moet zich voor die medaille tot u wenden, aangezien de minister van Defensie die niet zelf aan burgerpersoneel kan geven. Zij heeft die vraag aan u gesteld in een brief van 31 mei 2021. Toen ik mijn vraag indiende, was er nog geen antwoord gekomen op haar vraag. Ik heb begrepen dat u intussen wel op die vraag hebt geantwoord, in een brief van 1 december.

 

Daarin geeft u een aantal argumenten. We hadden het eerder al over verouderde wetgeving; hier verwijst u naar regelgeving van – houd u vast – 1867. U zegt in uw brief dat de termijn verstreken is, wat procedureel zeker zo zal zijn. Maar de brief zegt ook dat deze mensen, met alle respect voor hun tussenkomst, hun leven niet echt in gevaar hebben gebracht met hun acties. Dat lijkt me voor beide heren in kwestie heel hard om te horen.

 

Daarom wil ik mijn vraag wat verbreden, want ik zie dat collega Verhaert er ook naar verwijst. Wat is precies de procedure voor medailles en eretekens? Moeten we die niet eens herzien? Maken we het allemaal niet veel te ingewikkeld? Misschien moeten we die wetgeving eens volledig herbekijken.

 

20.02  Marianne Verhaert (Open Vld): Tijdens de aanslagen van 2016 in Zaventem was er personeel van defensie ter plaatse in functie van de opdracht 'Vigilant Guardian' en werd er medisch personeel van het Militair Hospitaal opgeroepen om de situatie te helpen coördineren en de eerste zorgen toe te dienen. Wanneer bleek dat de dreiging op de site nog niet beëindigd was, besloten zij op gevaar van eigen leven verder te werken en hulp te bieden aan de talrijke slachtoffers.

 

Het militair personeel kreeg voor hun uitzonderlijke daden van moed en zelfopoffering een militair ereteken wegens een buitengewone dienst of wegens een daad van moed en toewijding.

 

Defensie kan echter geen medailles uitreiken aan het burgerpersoneel. Die medailles worden namelijk uitgereikt door Binnenlandse Zaken en dus heeft minister Dedonder hierover op 31 mei 2021 een schrijven aan u gericht. Volgens mijn informatie, tot op heden zonder gevolg.

 

Wat is uw antwoord op het verzoek van uw collega Minister Dedonder? ​

 

20.03 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, collega's, ik heb inderdaad een brief beantwoord van collega Dedonder, die via bemiddeling van de diensten aan haar is bezorgd.

 

Sta mij, ten eerste, toe mee te geven dat de aanslagen en terroristische incidenten van 2016 uiteraard in ieders geheugen gegrift blijven, omdat de impact op de samenleving zo groot was. Mevrouw Ingels, zoals u terecht opmerkt was de impact in het bijzonder ook erg groot op het leven van de mensen die daar hebben geholpen en bijzondere prestaties hebben geleverd.

 

Mijn diensten hebben me over de formaliteiten waarover we het hier hebben, meegedeeld dat de regering en de lokale overheden in 2016 de verdienstelijkheid van de verschillende intervenanten hebben willen onderstrepen door de organisatie van het nationale eerbetoon op 22 mei 2016 en het eerbetoon op 21 juni 2016 voor de veiligheids- en hulpdiensten op de militaire luchthaven van Melsbroek.

 

Om die afspraak te honoreren en de verschillende hulp- en interventiediensten op gelijke voet te behandelen, werd conform de afspraak geen enkele burger gedecoreerd naar aanleiding van de aanslagen van 22 maart 2016. Daarmee wordt het tragische karakter van de situatie en de moed waarvan alle betrokkenen blijk hebben gegeven, geenszins geminimaliseerd. Dat was toen echter de afspraak.

 

Mevrouw Verhaert, eervolle onderscheidingen vormen een middel voor de overheden om hulde te brengen aan onze politiemensen en brandweerlieden voor het werk dat ze hebben geleverd. Net als u en mevrouw Ingels hecht ik veel belang aan die blijken van erkenning, toegekend aan die vrouwen en mannen die dagelijks, en zeker op bijzondere momenten, instaan voor de veiligheid van onze medeburgers.

 

Over de vermeende achterstand in de toekenning van eervolle onderscheidingen bij de brandweer kan ik alleen maar mededelen dat de behandeling van de dossiers gebeurt overeenkomstig de geldende wetgeving, die twee promoties per jaar vastlegt, namelijk op 8 april en op 15 november. De dossiers worden in functie van hun ontvangstdatum verbonden aan een van beide promoties. Voor iedere promotie worden in totaal ongeveer 250 tot 300 dossiers behandeld.

 

Weliswaar mag mijn administratie niet op eigen initiatief eervolle onderscheidingen toekennen. Indien een zone geen voorstel tot toekenning van een eervolle onderscheiding indient, zal een brandweerman in theorie nooit kunnen worden gedecoreerd, zelfs als hij aan de voorwaarden voldoet.

 

Bij de geïntegreerde politie werden alle dossiers tot de promotie van 8 april 2022 geïnitieerd. Het gaat in totaal over 93.961 dossiers, waarvan 61.000 dossiers zijn afgehandeld en 25.912 dossiers nog moeten worden behandeld door de HR-diensten van de geïntegreerde politie.

 

Er moeten nog 7.000 dossiers worden opgestuurd naar de entiteiten.

 

Alle dossiers en de status waarin ze zich bevinden, zijn beschikbaar op het intranet. Elk personeelslid en elke dienst of directie kan de evolutie van haar of zijn dossiers opvolgen.

 

Op het niveau van de Kanselarij is er voor de geïntegreerde politie dus geen achterstand meer. De achterstand bevindt zich mogelijks nog op het niveau van de HR-dienst of directies van de verschillende politiediensten. De Kanselarij spoort hen in elk geval regelmatig aan de achterstallige dossiers zo snel mogelijk te behandelen. Er wordt van uitgegaan dat binnen een periode van een jaar nog 15.000 dossiers zouden kunnen worden behandeld.

 

20.04  Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Voor sommige mensen is die erkenning heel belangrijk. Ik kan alleen maar betreuren dat terwijl mensen, zowel civiel als niet-civiel, hebben samengewerkt, er alleen bij de militairen medailles zijn uitgereikt. Ik kan begrijpen dat dat voor de betrokkenen niet verteerbaar is. Ik heb daar alle begrip voor.

 

Wij moeten een ander systeem voor die onderscheidingen vinden. Ik kijk ter zake naar Frankrijk, waar dergelijke zaken veel sneller gebeuren. Vaak worden de betrokkenen de week erna al ontvangen en gedecoreerd. Frankrijk kent zelfs een systeem waarbij, als een politieman of politievrouw in werkomstandigheden het leven verliest, zelfs de kinderen ten laste worden genomen. Frankrijk gaat heel ver daarin. Er bestaat daar een soort automatisme, waarbij de onderscheiding kan worden geweigerd indien men ze niet wenst. Sommigen zijn immers niet gevoelig voor onderscheidingen.

 

Ik heb de indruk dat een en ander bij ons heel lang aansleept. Dat kan niet de bedoeling zijn. Misschien moeten we op dat vlak eens een parlementair initiatief nemen en die regelgeving van bijna twee eeuwen geleden herbekijken.

 

20.05  Marianne Verhaert (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik heb de gegevens gekregen over de politie. De gegevens over de brandweer heb ik echter niet gehoord.

 

Ik moet ook stellen dat het veel mensen tegen de borst stuit dat die erkenning zo lang op zich laat wachten. Het lijkt me dan ook aangewezen eens te bekijken of de procedures niet eenvoudiger kunnen, zodat de betrokkenen sneller de erkenning krijgen waarop ze recht hebben.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van Michael Freilich aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De beveiliging van de joodse sites en de BAGP's van de lokale politie" (55023349C)

21 Question de Michael Freilich à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La sécurisation des sites juifs et les BAGP de la police locale" (55023349C)

 

21.01  Michael Freilich (N-VA): Mevrouw de minister, het OCAD bepaalt een verhoogd terreurniveau 3 voor specifieke sites in ons land. Deze locaties worden vandaag nog steeds blootgesteld aan ernstige risico's waarbij de mogelijkheid van een aanslag of een incident waarschijnlijk is. Het gaat, bijvoorbeeld, om de Amerikaanse ambassade maar ook om joodse instellingen in Antwerpen en Brussel. Momenteel staat de DAB in voor de bescherming van de ambassades en de lokale politie voor die van de joodse sites.

 

In uw beleidsnota voor volgend jaar las ik dat u onderzoekt of u de lokale politie ook beveiligingsagenten kunt laten aanwerven, de zogenaamde BAGP's,  en of die kunnen worden ingezet voor bewakingsopdrachten. De kosten daarvoor zijn in principe lager voor de politie en bovendien gaat het om specifiek voor die taak opgeleide mensen.

 

Voor mijn fractie is het essentieel om sites met een verhoogd terreurniveau te verzekeren van adequate bescherming. Daarom vragen wij ook een bescheiden bedrag in de begroting in te schrijven, 1 miljoen euro, wat een relatief klein bedrag is in verhouding tot de begroting in haar totaliteit.

 

Kan u meedelen of u effectief een juridisch kader zult creëren zodat de lokale politie BAGP's kan aanwerven om in te zetten voor dergelijke bewakingsopdrachten?

 

Wil de minister ook financiële middelen inzetten voor de lokale politiezones die daarvan gebruik zouden kunnen maken?

 

Wilt u ingaan op ons verzoek om extra middelen in te schrijven in de begroting?

 

Wilt u tegemoet komen aan de vragen van de lokale politie waneer zij nadien zelf BAGP's zou aanwerven voor de bewaking van dergelijke sites?

 

21.02 Minister Annelies Verlinden: Wij hebben de politie gevraagd om te analyseren of de lokale politie beveiligingsagenten in dienst kan nemen en na te gaan welke wijzigingen in de wetgeving eventueel nodig zijn. Deze analyse is nu aan de gang en ik kan daar dus vandaag nog geen uitspraken over doen. Omdat de aanwerving van die beveiligingsagenten door de lokale zones nog onderzocht wordt, is het te vroeg om me daarover uit te spreken, alsook over de financiering ervan.

 

We herbekijken momenteel grondig het financieringsmodel van de politie en zeker van de lokale zones, evenals de optimale schaalgrootte. Een ad-hocbudget goedkeuren voor bepaalde taken zou een precedent scheppen dat de opdracht van de commissie die de financiering volledig moet herbekijken en uittekenen bemoeilijkt. Gelet op de analyseopdracht die we uitvoeren, zullen beveiligingsopdrachten door beveiligingsagenten meegenomen worden in het werk van die commissie.

 

21.03  Michael Freilich (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Vraag van Koen Metsu aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Innovatieve en nieuwe technologieën" (55023365C)

22 Question de Koen Metsu à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les technologies innovantes et nouvelles" (55023365C)

 

22.01  Koen Metsu (N-VA): De inlichtingen- & veiligheidsdiensten moeten actief inzetten op innovatie in en gebruik van nieuwe technologieën. Daarom ging u innovatie stimuleren.

 

De digitale transformatie moeten we doortrekken naar de veiligheidsdiensten. De werking kan beter en efficiënter als we de grote technologische evoluties benutten. Een aantal evoluties die op ons afkomen moeten we nauw bekijken, zoals sociale netwerken, video-oplossingen (bodycams, ANPR, intelligente bewakingscamera's, drones, enz.), Internet of Things (sensoren), het gebruik van big data, toepassingen met artificiële intelligentie, innovatieve onderzoekstechnieken, enz...

 

De focus van uw beleid ligt op een versterkte en innovatieve politieorganisatie door een verhoging van de operationele capaciteit en de focus op innovatie. De politie moet innovatie integreren in haar denken en doen.

 

In 2021 werd een cel innovatie opgericht die moet instaan voor het coördineren en faciliteren van innovatieve initiatieven. Eind 2020 werd een Smart Policing Hackathon georganiseerd om innovatieve ideeën om te zetten in werkbare oplossingen.

 

In 2021 werd de dienst innovatie opgericht. Deze zal in 2022 verder instaan voor de coördinatie en de integratie van een gezamenlijke visie op innovatie binnen de politie. Ook zal een duidelijke corporate governance voor innovatie worden opgezet.

 

In 2021 zou worden onderzocht welke wetgevende initiatieven moeten worden genomen om de opportuniteiten die deze technologieën met zich meebrengen, optimaal te kunnen benutten, gekoppeld aan de ethische vraagstukken die dit met zich meebrengt.

 

Het evenwicht tussen het vrijwaren van fundamentele burgerrechten zoals privacy en het garanderen van een veilige samenleving moet worden bewaakt.

 

Vandaar volgende vragen:

 

Welke innovatieve ideeën kwamen uit de hackathon? Welke worden omgezet in werkbare oplossingen? Hoever staat het daarmee?

Wordt er een 2e hackathon georganiseerd? Waar en wanneer?

Welke werkzaamheden heeft de cel/dienst innovatie verricht in 2021? Welke innovatieve initiatieven hebben ze gecoördineerd en gefaciliteerd? Wat gaat de cel doen in 2022? Kan de minister de gezamenlijke visie op innovatie binnen de politie toelichten? Zijn daar middelen voor voorzien?

Welke wetgevende initiatieven moeten er worden genomen om deze technologieën te kunnen benutten? Welke ethische vraagstukken brengen die met zich mee?

​Dank voor uw antwoorden.

 

22.02 Minister Annelies Verlinden: Zoals u weet en zoals we uitvoerig hebben besproken naar aanleiding van de beleidsnota, zetten we in op een innovatieve politieorganisatie. De komende maanden willen we daarvoor ook in de nodige werkzaamheden en middelen voorzien. De digitale transformatie die we met i-Police hebben ingeluid, is een belangrijke pijler daarvan. Daarnaast moeten we ook de technologische evolutie op een breed domein permanent opvolgen en daarbij een gezamenlijke visie op innovatie ontwikkelen. Die visie verwijst op de eerste plaats naar het streven van de politie om innovatie te stimuleren, onder meer door i-Police en andere activiteiten.

 

Daarnaast wil de politie concrete initiatieven beter op elkaar afstemmen, aftoetsen aan de operationele strategie en ondersteunen door gepaste governance. De hackathon die we al eens hebben overlopen is daar een voorbeeld van. Binnen de hackathon gaat men met externe partners, mensen die dat vrijwillig doen, en met een frisse blik op zoek naar oplossingen voor heel concrete uitdagingen of concrete fenomenen waarmee de politieorganisatie kampt. Daarbij komen heel veel nieuwe, frisse en innovatieve ideeën aan bod. Op dit moment is er nog geen intentie om in 2022 een gelijkaardige algemene hackathon te organiseren zoals dit jaar, maar uiteraard werken we verder met de ideeën die ons dit jaar bereikt hebben.

 

Met betrekking tot de gloednieuwe dienst Innovatie kan ik meedelen dat die is gestart in augustus van dit jaar. Men ging van start met het opmaken van een kennisdatabank innovatie, wat een overzicht inhoudt van bestaande initiatieven en kennisdeling.

 

Parallel werkt deze dienst aan een voorstel tot innovation governance binnen de geïntegreerde politie. Het doel daarvan is het innovatieproces en de besluitvorming daarbij te verduidelijken. Er zal bijvoorbeeld moeten worden bekeken hoe innovators binnen de organisatie ondersteund zullen worden en hoe de verantwoordelijkheden zullen bepaald worden van alle stakeholders die betrokken zijn bij dit proces, waarbij zeker ook de coördinatie voor ogen moet worden gehouden. Daarnaast zal deze dienst in 2022 ook werken aan een innovatiestrategie voor de federale politie, waarbij zij optimaal gebruik zal maken van nationale maar ook internationale netwerken. Bijzondere aandacht zal tevens uitgaan naar het verhogen van de bewustwording van innovatie door communicatie en opleiding op de verschillende niveaus.

 

De dienst Innovatie beschikte in 2021 over een budget van 700.000 euro, hetgeen volledig werd gebruikt voor de activiteiten. Voor volgend jaar zal een budget worden toegekend rekening houdend met de beslissingen van de politie over de begroting voor 2022. Voor veel van de innovatieve ideeën ontbreekt mogelijk een wetgevend kader om ze effectief te kunnen testen. Ook maakt de wetgeving op de overheidsopdrachten het niet eenvoudig om snel te kunnen inspelen op nieuwigheden.

 

Binnen het kader van de evaluatie van de privacywet wordt bekeken hoe men een regelgevend kader kan vastleggen voor het testen van operationele gegevens. Wat betreft de ethische vragen die hierbij rijzen, verwijs ik graag naar mijn antwoord op vraag nr. 55023389C met betrekking tot mijn initiatief om een ethische commissie Veiligheid op te richten.

 

22.03  Koen Metsu (N-VA): Dank u, mevrouw de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

23 Samengevoegde vragen van

- Franky Demon aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De strijd tegen pyrotechnische middelen in voetbalstadia" (55023372C)

- Eva Platteau aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De escalatie van voetbalgeweld" (55023380C)

- Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Pyrotechnisch geweld in het profvoetbal" (55023395C)

23 Questions jointes de

- Franky Demon à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La lutte contre l'usage de matériel pyrotechnique dans les stades de football" (55023372C)

- Eva Platteau à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'escalade de la violence liée au football" (55023380C)

- Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La violence au moyen de matériel pyrotechnique dans le football professionnel" (55023395C)

 

23.01  Franky Demon (CD&V): Mevrouw de minister, sport zou een feest moeten zijn, maar dat is jammer genoeg niet altijd het geval. De voetbalwereld werd onlangs opnieuw opgeschrikt door verschillende ernstige incidenten met Bengaals vuur in voetbalstadions. U hebt daaromtrent publiekelijk uw afschuw laten blijken en ik kan die gevoelens alleen maar onderschrijven.

 

Als de veiligheid van supporters en spelers in het gedrang komt, moeten we ingrijpen en maatregelen nemen. U maakt dan ook terecht een punt van de strijd tegen pyrotechniek. In uw beleidsnota kondigde u aan dat u samen met de voetbalactoren werkt aan een actieplan tegen pyrotechnische voorwerpen bij voetbalwedstrijden. U zult daarbij onder meer inzetten op sensibilisering. In augustus had u reeds aangekondigd dat de ministerraad had ingestemd met een voorontwerp van wet om de voetbalwet te wijzigen. Het doel is een strengere en ruimere aanpak van zulke middelen.

 

In een perscommuniqué hebt u de Pro League en de Voetbalbond om een duidelijk signaal gevraagd na de recente voorvallen in diverse stadions. Voorlopig hebben ze besloten om geen bezoekende supporters meer toe te laten tot het eind van het jaar. U kunt zich voorstellen dat dat met een derby tussen Cercle Brugge en Club Brugge op tweede kerstdag niet zo aangenaam is, maar goed, we nemen dat erbij.

 

U kondigde ook aan dat ze opnieuw een gesprek zullen voeren met de FOD Binnenlandse Zaken over maatregelen die genomen dienen te worden om dergelijke gevaarlijke toestanden een halt toe te roepen. Er zou overleg worden georganiseerd met de korpschefs en de lokale politiezones die een 1A- of 1B-ploeg op het grondgebied van hun zone hebben.

 

Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken van het wetsontwerp tot wijziging van de voetbalwet? Wanneer verwacht u dat ontwerp in het Parlement te kunnen indienen?

 

Hebt u recent overleg gehad met vertegenwoordigers van de voetbalclubs en van de supportersverenigingen over uw actieplan tegen pyrotechnische middelen in voetbalstadions? Wat waren de uitkomsten van dat overleg? Kunt u uw actieplan nader toelichten? Wanneer hoopt u dat actieplan volledig ontplooid te hebben?

 

Wat waren de uitkomsten van het overleg tussen de FOD Binnenlandse Zaken, de Pro League en de KBVB?

 

Wat waren de uitkomsten van het overleg met de korpschefs?

 

Welke bijkomende maatregelen en acties zult u op korte termijn nemen?

 

De stewards spelen een belangrijke rol in de controle op het binnenbrengen van pyrotechnische middelen in voetbalstadions, waardoor ze kwetsbaar zijn voor geweld. Acht u het wenselijk om voor stewards in een soortgelijke strafrechtelijke bescherming te voorzien als voor hulpverleners?

 

Ik besef dat het heel wat vragen zijn, maar het is dan ook een prangend thema.

 

23.02  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Ik sluit me aan bij de uitspraak van de heer Demon dat voetbal een sportief feest voor jong en oud zou moeten zijn, maar helaas gaan voetbalwedstrijden vaak gepaard met geweld en hooliganisme.

 

Op 5 december kwam het bij de wedstrijd tussen Antwerp en Beerschot tot een treffen tussen politie en supporters. In de tweede helft was er een incident waarbij een Beerschotfan een vuurpijl in het vak van Antwerp gooide. De man werd wel overmeesterd door de politie en het parket heeft hem een stadionverbod van drie maanden opgelegd. Het parket noemde het gooien van een vuurpijl naar mensen in een tribune niet alleen onaanvaardbaar, maar ook ronduit crimineel gedrag. Het feit wordt ook verder gerechtelijk vervolgd.

 

Voetbalclub Beerschot had het na de feiten over disproportioneel geweld door de politie en meldt op zijn website, vergezeld van beelden, dat de politie slagen heeft toegebracht op een moment dat bepaalde personen nog geen direct of indirect gevaar vormden. Volgens de club waren ook heel wat jongeren en kinderen getuige van het geweld tussen supporters en politie. De club heeft zelfs klacht ingediend bij het Comité P.

 

Hoeveel personen werden tijdens het weekend van 5 december gearresteerd wegens voetbalgeweld? Ook bij andere wedstrijden was er immers sprake van wangedrag bij supporters.

 

Hoe evalueert u het huidige sanctiebeleid ten opzichte van supporters die zich schuldig maken aan voetbalgeweld? Is het beleid met bijvoorbeeld een stadionverbod streng genoeg?

 

Welke initiatieven zult u nemen om de veiligheid in de stadions te verzekeren? Welke actoren zult u daarbij betrekken?

 

Zult u pyrotechnische middelen definitief verbieden? Ik vind immers dat die middelen geen plaats hebben in een voetbalstadium.

 

Denkt u dat de politie zich inderdaad schuldig heeft gemaakt aan disproportioneel geweld tijdens de wedstrijd tussen Antwerp en Beerschot? Op welke manier kan worden vermeden dat geweld dermate escaleert?

 

23.03  Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar mijn ingediende vraag, want vanavond komt de beste club van het land op bezoek in Leuven. Ik zou daar graag naar willen kijken.

 

Mevrouw de minister, twee maanden geleden ondervroeg ik u al over een aantal incidenten met pyrotechnisch materiaal in de Belgische Eerste Klasse. Tijdens het eerste weekend van december was het weer zover. Het lijkt wel alsof het hooliganisme terug is van weggeweest.

 

Ik vertelde u toen ook en ik citeer: “De veiligheid van de spelers staat op het spel, maar in het verleden is gebleken dat ook de veiligheid van de toeschouwers sterk in het gedrang kan komen, bijvoorbeeld bij een slecht afgeschoten vuurpijl." De beelden van de Antwerpse voetbalderby, waar een thuissupporter een brandende vuurpijl in het vak van de uitsupporters smijt, spreken boekdelen. Zoals in zovele gevallen is het opnieuw een kleine groep amokmakers die het verpest voor meer dan 95% van de voetballiefhebbers in het stadion.

 

U reageerde al uitvoerig en hebt het gedrag streng veroordeeld. U staat ook in nauw overleg met Pro League, Voetbalbond en de clubs. Tijdens de beleidsnota gaf u ook aan dat de strijd overduidelijk nog niet gewonnen is. Maar na het veroordelen, is het tijd voor de politiek om in actie te schieten.

 

Ik heb daarom volgende vragen voor u:

 

Uw wetsontwerp dat strengere minimumsancties oplegt voor het gebruik van pyrotechnisch materiaal werd aangepast aan de opmerkingen van de Raad van State. In welke fase zit dit ontwerp en wanneer zal dit aan het Parlement voorgelegd worden?

Worden er (preventieve) maatregelen genomen? Indien wel, welke maatregelen?

Graag had ik een stand van zaken gekregen van de gesprekken met de clubs, Pro League en de supportersverenigingen.

 

23.04 Minister Annelies Verlinden: Het bezit en gebruik van pyrotechniek moet aan banden worden gelegd, omdat dat leidt tot grote risico's. Vandaag is het bezit en gebruik van pyrotechniek overigens al verboden. Het gebruik van pyrotechniek in en rond de stadions baart velen zorgen, die mij onder meer ook onder de ogen werden gebracht door de buschauffeurs van de spelersbussen.

 

Het is dan ook niet verbazend dat een strengere bestraffing van het bezit en gebruik van pyrotechniek door diverse actoren op de agenda werd gezet. Het voorontwerp van wet voorziet in strengere straffen met betrekking tot 'pyromisbruik'. Het werd inmiddels aangepast aan de opmerkingen van de Raad van State en het zou begin volgend jaar, begin 2022, ingediend kunnen worden.

 

Zowel de Pro League, de voetbalbond, de clubs als de vertegenwoordigers van de supportersclubs met wie ik de afgelopen weken aan tafel zat, toonden zich bereid om in elk geval het gevaarlijke gedrag van enkelen of een bepaald aantal supporters een halt toe te roepen. Helaas waren hun woorden nog niet koud of in het weekend van 3 december liep het helemaal uit de hand in verschillende stadions. Het wangedrag van een aantal supporters is een smet op de reputatie van het Belgische voetbal en brengt de veiligheid van heel wat mensen in het gedrang.

 

Met betrekking tot de incidenten werden zes aanhoudingen verricht voor voetbalgerelateerde feiten: drie naar aanleiding van de wedstrijd Standard-Charleroi en drie, waaronder een gerechtelijke aanhouding, naar aanleiding van de wedstrijd Beerschot-Antwerp. Uiteraard zal ook nog een aantal procedures opgestart kunnen worden op basis van de verwerking van het beeldmateriaal en de lopende identificaties van supporters die strafbare feiten hebben gepleegd maar die intussen nog niet aangehouden werden.

 

Naar aanleiding van de wedstrijd Beerschot-Antwerp heeft de Antwerpse politie inderdaad geweld gebruikt. Of dat geweld ook buitenproportioneel was, moet nog blijken uit het onderzoek dat door de dienst Intern Toezicht van de lokale politie Antwerpen uitgevoerd werd.

 

Iedereen is het erover eens dat het gedrag van bepaalde supporters niet door de beugel kan. In een onderhoud met de Pro League en de Voetbalbond werd duidelijk gemaakt dat een eenduidig signaal, een geharmoniseerde aanpak en duidelijke maatregelen noodzakelijk zijn, zodat de gebeurtenissen van de afgelopen maanden zich niet kunnen herhalen.

 

Door een aantal actoren werd onderstreept dat het daarbij van belang is dat alle clubs consequent optreden en één lijn trekken, want zij zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor wat binnenin de stadions gebeurt. De Pro League heeft intussen een concreet actieplan voorgesteld. Het ontwerp daarvan wordt nu door alle actoren bestudeerd. In aansluiting daarop vond eveneens een overleg plaats met de korpschefs van alle politiezones die een stadion van een ploeg uit 1A of 1B op hun grondgebied hebben.

 

Iedereen moet aan hetzelfde zeel trekken om pyrotechnieken en onaanvaardbaar gedrag in en rond voetbalstadions bij het supporteren een halt toe te roepen.

 

Wat de bescherming van de stewards betreft, moet erop worden gewezen dat we er alles aan doen om hun veiligheid maximaal te garanderen, maar dat uiteraard een zeker veiligheidsrisico inherent is aan elke veiligheidsfunctie. Er ligt momenteel geen specifiek federaal wetgevend initiatief ter zake op tafel.

 

23.05  Franky Demon (CD&V): Dank u wel voor de duidelijke antwoorden. Ik hoor dat er nog geen wetgevend werk in verband met de stewards op tafel ligt. Ik zal proberen ter zake ook wat actie te ondernemen. Ik zie het immers zelf hier in Brugge: de agressie tegenover de stewards neemt toe en we moeten die kwestie vanuit het Parlement aanpakken.

 

23.06  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoorden. U mag op mij rekenen voor uw kordate aanpak en de wetgevende voorstellen over pyrotechniek die u zult indienen. Het is goed dat u ook verwijst naar de verantwoordelijkheid van de clubs zelf en die van de supportersverenigingen. Ook zij moeten instaan voor de veiligheid in en rond het stadion. De politie is aanwezig, maar hun rol is veeleer repressief. Preventief moeten de clubs hun verantwoordelijkheid nemen.

 

Ik wil ook mijn waardering en respect uiten voor de politiemensen die daar elk weekend moeten staan om de veiligheid te garanderen. Ik heb trouwens een schriftelijke vraag ingediend over de middelen die we als samenleving vrijmaken voor de inzet van de politie om de veiligheid van het voetbalgebeuren te garanderen. In ieder geval wens ik u veel succes met de aanpak hiervan.

 

23.07  Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoorden. Wat de agenda betreft, vanavond speelt Club Brugge op verplaatsing in Leuven. Wij kijken vooral uit naar uw wetsontwerp begin volgend jaar. Net als bij betogingen is het altijd maar een kleine groep die het te bont maakt, 5 % – in dit geval zelfs maar 2 % – van de bezoekers. We moeten dus de rotte appels eruit halen en ze een stadionverbod en andere straffen opleggen. Dat is de enige manier.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

24 Samengevoegde vragen van

- Marianne Verhaert aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over " De Kids-ID" (55023374C)

- Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De Kids-ID" (55023404C)

24 Questions jointes de

- Marianne Verhaert à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La Kids-ID" (55023374C)

- Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La Kids-ID" (55023404C)

 

24.01  Marianne Verhaert (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik zal de problematiek rond de Kids-ID even schetsen.

 

​Op een Kids-ID staan de namen van beide ouders van het kind. Bij overlijden van een van de ouders wordt bij een vernieuwing van de aanvraag in principe automatisch rekening gehouden met de overlijdensakte van die ouder. In de periode tussen het overlijden en de nieuwe Kids-ID, worden de nabestaanden echter vaak geconfronteerd met problemen.

 

Wanneer het kind met één ouder reist, volstaat het in principe om een schriftelijk akkoord van de andere ouder op papier te zetten, de handtekening door de gemeente voor echt te laten verklaren en de schriftelijke toestemming mee te nemen op reis. In de praktijk wordt er vaak gevraagd naar die toestemming, niet enkel bij reizen bovendien. Er wordt dan vaak om een bewijs van overlijden van die ouder gevraagd, wat bijzonder pijnlijk is voor de nabestaanden. Het nagaan van het effectieve overlijden van een van de ouders lijkt anderzijds wel degelijk belangrijk. Zo wordt de Kids-ID ook ingezet bij de aanpak van parentale ontvoeringen.

 

Bent u op de hoogte van deze problemen? Welke stappen wilt u ondernemen om dit probleem op te lossen? Moet er steeds een nieuwe kaart worden gevraagd of kan de Kids-ID ook automatisch worden aangepast bij een overlijden? Ten slotte, wie houdt de gegevens met betrekking tot de Kids-ID bij? Bestaat er een databank en komen deze gegevens ook in het centrale bestand van de identiteitskaarten? Kunnen gegevens niet worden gekruist, zodat bij overlijden van een ouder de overheid de nabestaanden kan uitnodigen om de Kids-ID aan te passen?

 

24.02  Yngvild Ingels (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag sluit daar volledig bij aan, maar gaat niet over overleden, maar wel over tijdelijk of definitief uit het ouderlijke gezag ontzette ouders.

 

Het gaat dus over een rechterlijk bevel over een ontzette ouder, maar beide ouders staan natuurlijk nog op de Kids-ID. Dat kan voor problemen zorgen bij onder andere inschrijvingen in scholen en bij reizen. In principe zou de uit het ouderlijk gezag ontzette persoon door heel Europa kunnen reizen zonder daarbij problemen te krijgen.

 

De vraag is dus hoe we dat kunnen remediëren. Het feit dat het soms een tijdelijke maatregel is, maakt het extra moeilijk.

 

Kan de kruising van databanken een oplossing bieden, zodat die persoon niet telkens het rechterlijke bevel bij zich hoeft te hebben? Wat kunnen we daaraan doen?

 

24.03 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Verhaert, mevrouw Ingels, de geschetste problematiek wordt niet volledig veroorzaakt door de Kids-ID. Die geeft immers de administratieve toestand weer van het betrokken kind, zoals bepaald in het KB van 10 december 1996. Artikel 16 beschrijft de gegevens die worden vermeld op de Kids-ID, zoals de identiteit van de ouders of, met andere woorden, de afstamming. De wetgever heeft geen onderscheid gemaakt met betrekking tot een ontzetting van een ouder uit het ouderlijk gezag, het overlijden van een ouder of de aanstelling van pleegouders. Dat betekent dat de ouders moeten worden vermeld conform het uittreksel van de geboorteakte.

 

Wanneer de Kids-ID wordt gebruikt om te reizen, heeft uw vraag eigenlijk betrekking op de erkenning van Belgische documenten door een andere staat of van vereisten die al dan niet terecht gesteld worden door een reisagentschap of een betrokkene. Voor een antwoord op die vraag kunt u zich het best richten tot minister van Buitenlandse Zaken Wilmès.

 

Wanneer de gegevens van het kind wijzigen, moet inderdaad een nieuwe ID worden aangevraagd. Dat geldt ook indien de gegevens van de ouders wijzigen, omdat de ouders op de kaart zijn vermeld en niet enkel op de chip, zoals het geval is voor het adres. Onder de huidige wetgeving wordt het overlijden van een ouder echter niet beschouwd als een wijziging, omdat dat de afstamming op zich niet beïnvloedt en het is precies de afstamming die wordt vermeld. Om die reden worden de beide ouders vermeld, ook als ze overleden zouden zijn.

 

Ik begrijp de problematiek waarnaar mevrouw Verhaert verwijst en ik heb mijn administratie de opdracht gegeven om te onderzoeken of het niet wenselijker is dat de persoon of personen met ouderlijk gezag weergegeven zouden worden in plaats van de ouders.

 

Mevrouw Ingels, de rechten van een ouder, al dan niet ontzet uit het ouderlijk gezag, blijken niet uit de Kids-ID, maar uit de desbetreffende artikelen van het Burgerlijk Wetboek, dat ook de gevallen regelt waarin een ouder alleen kan optreden. Hiervoor is de minister van Justitie bevoegd. Het is de verantwoordelijkheid van de instantie aan wie een Kids-ID wordt voorgelegd om de rechten te onderzoeken, door de informatie in het Rijksregister te raadplegen.

 

Een randbemerking hierbij is dat de beslissing inzake het ouderlijk gezag enkel in het dossier van het kind wordt geregistreerd. Enkel als er een vonnis of arrest is, wordt de naam van de persoon geregistreerd. Het is duidelijk niet de bedoeling dat de ouder die een Kids-ID voorlegt, zelf moet aantonen dat hij of zij wel degelijk het ouderlijk gezag uitoefent. Dit zou ook onmogelijk zijn, omdat het een negatief bewijs zou vereisen zoals het niet-bestaan van een vonnis dat het ouderlijk gezag zou wijzigen.

 

24.04  Marianne Verhaert (Open Vld): Mevrouw de minister, ik ben blij dat u deze pijnlijke situatie erkent en uw administratie hebt gevraagd om dat te herbekijken. Een weduwnaar heeft me namelijk het verhaal verteld dat hij meemaakte toen hij op reis vertrok met zijn dochtertje. Het is toch bijzonder pijnlijk dat er een overlijdensakte wordt gevraagd. Ik hoop dat de nodige wijzigingen worden doorgevoerd om dergelijke situaties te vermijden.

 

24.05  Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, gezien uw verwijzing naar wat er op een Kids-ID moet staan, moet ik concluderen dat bepaalde instanties die toepassing niet op een correcte manier gebruiken. Echter, als bij een inschrijving in een school de toestemming van beide ouders wordt gevraagd van wie er een uit het ouderlijke gezag is ontzet, dan moet die andere persoon dat wel kunnen bewijzen. Ik spreek over een concreet feit. Het probleem is dus te wijten aan de toepassingsmogelijkheden. Ik weet niet hoe we dat kunnen verhelpen en wat ik de betrokkene kan antwoorden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

25 Vraag van Koen Metsu aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De ethische adviescommissie Veiligheid" (55023389C)

25 Question de Koen Metsu à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le comité consultatif éthique Sécurité" (55023389C)

 

25.01  Koen Metsu (N-VA): U wil in 2022 een ethische adviescommissie veiligheid oprichten. Doel is het wettelijk en operationeel kader bepalen voor het gebruik van technologie en onderzoeks- en interventiemethoden op het gebied van veiligheid. Met deze commissie wil u een het mogelijk maken oplossingen te testen en te verfijnen voordat ze zich voordoen. Tegelijkertijd kunnen de wettelijke garanties onmiddellijk worden geïntegreerd.

 

Vandaag zou een triple helix platform ontbreken waaraan de overheid structureel deelneemt. Er is nood aan coördinatie en netwerking tussen de drie partijen. Momenteel zijn er vooral veel losse initiatieven en projecten. Het ontbreekt ons eveneens aan wettelijke kaders, proeftuinen of testomgevingen voor technologie en innovatie in veiligheid bestaan ook niet.

 

Een intermediair centrum voor technologie en innovatie in veiligheid zou deze samenwerking kunnen faciliteren vanuit het triple helix model met co-creatie en mede-eigenaarschap van de verschillende actoren (netwerking en slimme verbindingen). De overheid zou zo actief betrokken kunnen worden bij de gehele innovatiecyclus met een return on investment voor alle deelnemers. Vandaar volgende vragen:

 

M.b.t. de ethische adviescommissie: u stelde tijdens de bespreking van de beleidsnota dat de diensten momenteel een discussienota opstelden m.b.t. de samenstelling en nadere werkingsregels van de ethische adviescommissie.

Tegen wanneer denkt u dat deze adviescommissie zal zijn opgericht?

Eens beslist wordt over de samenstelling, zal u dit dan ook communiceren naar het parlement toe?

Tegen wanneer plant u dat deze commissie het wettelijke en operationeel kader voor ethisch gebruik van technologie en bepaalde onderzoeks-en interventiemethodes uitgetekend heeft?

Meent u dat het ethisch gebruik van nieuwe technologieën ook geen politiek, democratisch debat nodig heeft? Hoe zal u hieraan tegemoet komen?

Welke innoverende technieken en technologieën werden reeds geïdentificeerd en zullen worden geïmplementeerd om de operationele activiteiten beter uit te kunnen voeren?

Welke richtlijnen werden in 2021 uitgewerkt onder de koepel van de WPA? Welke bijkomende aanpassingen zullen in 2022 gebeuren om de uitdagingen te consolideren in de WPA?

Welk wettelijk kader hebben we nodig om efficiënt te kunnen innoveren dat ook in de testfase toelaat om innovatieve toepassingen te ontwikkelen en te laten proefdraaien?

Welke Europese en internationale subsidies wil u verwerven voor projecten inzake innovatie en nieuwe technologieën? Hoeveel middelen denkt u daarme binnen te kunnen halen?

 

25.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Metsu, de diensten werken momenteel aan een startnota in verband met die ethische adviescommissie. Het doel is het scheppen van een breed referentiekader voor de inzet van nieuwe technologieën in en voor het garanderen van de veiligheid van onze maatschappij. Daarbij zal worden bekeken hoe deze adviescommissie zich zal verhouden tot de Staten-Generaal van de Politie, waar de problematiek ook wordt bekeken binnen het thema Politie en Innovatie. De startnota zal eveneens besproken worden binnen de academische raad onder voorzitterschap van mijn Algemene Directie Veiligheid en Preventie, en vervolgens zal beslist worden over de samenstelling  en de werking van de commissie.

 

Wat het ethisch gebruik van technologie betreft, ben ik van mening dat dit geen binair ja-neeverhaal kan zijn, maar dat een belangrijk referentiepunt hierbij de beginselen zullen zijn van de algemene verordening gegevensbescherming, waarbij noodzakelijkheid en evenredigheid worden gedetermineerd door de finaliteit van het gebruik van die gegevens.

 

Wat de geïdentificeerde innoverende technieken en technologieën betreft, verwijs ik naar mijn beleidsnota. Daarin worden een aantal innoverende ICT-werven vermeld, zoals i-Police, FOCUS, het ANPR nationale cameraschild, drones en bodycams. Daarenboven onderzoekt de politie binnen het bestaande wettelijke kader verdere mogelijke opties tot innovatie, onder meer  in de domeinen van virtual reality en kunstmatige intelligentie. In 2021 werden vijf richtlijnen gepubliceerd ter uitvoering van artikel 44/4 en 44/11/9 van de WPA, namelijk de richtlijn informatieveiligheid, de richtlijn toegangsregels, de regeling inzake de koppeling van politiedatabanken, de richtlijn maatregelen met betrekking tot koppeling van technische gegevensbanken en de richtlijn communicatie. In 2022 zal de WPA waar nodig aangepast worden ter facilitering van de implementatie van de toepassing van i-Police. Tevens zullen de nodige ministeriële besluiten en aanpassingen aan de WPA de communicatie consolideren van de door de politie verzamelde of verwerkte informatie aan openbare overheden, publieke organen of instellingen.

 

Om innovatieve aanpassingen te kunnen ontwikkelen en te laten proefdraaien, is een wettelijke grond nodig die verduidelijkt welke technische systemen en veiligheidsvoorwaarden moeten worden gerespecteerd. Momenteel loopt een evaluatie rond dit wettelijke kader. Desgevallend zullen aanpassingen aan het bestaande kader worden bestudeerd.

 

Zoals reeds gesteld in haar visietekst Europese financiering, streeft de federale politie ernaar om optimaal gebruik te kunnen maken van Europese fondsen, en dit voor alle aspecten van haar werking. In de Europese meerjarenbegroting 2014-2020 heeft de federale politie verschillende projectsubsidies aangevraagd en was ze partner in Europese projecten waar innovatie en het gebruik van technologie centraal stonden. We denken hierbij in eerste instantie aan de projecten onder het programma Horizon 2020, dat een specifieke focus op innovatie heeft. De federale politie werd partner in diverse Horizon 2020-projecten voor een totale subsidie van 1,95 miljoen euro. Verder werd een achttiental van dergelijke projecten ingediend binnen Europese financieringsinstrumenten, zoals onder meer het Internal Security Fund-Police en het Internal Security Fund-Borders and visa, en dit voor een  totaal projectbudget van 16 miljoen euro en 13,4 miljoen euro aan subsidies. We denken hierbij onder meer  – maar niet limitatief – aan projecten zoals Automated Border Control, voor wat de inzet van e-gates betreft, een project waarbij een interventievoertuig voor de speciale eenheden werd ontwikkeld en zo meer.

 

25.03  Koen Metsu (N-VA): Hier kan ik mee verder. Dank u, mevrouw de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

26 Vraag van Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Drillrap-video's" (55023391C)

26 Question de Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les vidéos de drillrap" (55023391C)

 

26.01  Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister,  de laatste maanden maken politie en parket zich met name in Antwerpen zorgen om de rivaliteit tussen zogeheten drillrapgroepen, met vaak minderjarige jongens die elkaar met messen, machetes en andere wapens te lijf gaan. Het gaat om een hybride cocktail van straatcultuur en sociale media, die zorgwekkend genoeg in daden wordt omgezet.

 

Het fenomeen is al langer bekend bij onze noorderburen, waar men al ettelijke dodelijke confrontaties optekende. Ik verwijs ook naar mijn schriftelijke vraag nr. 916 van een tijdje geleden over een aantal steekincidenten. Met name in Antwerpen en in Brussel-Hoofdstad valt er een grote stijging op te tekenen. In 2020 vonden er 149 steekincidenten plaats in de provincie Antwerpen. Dat is een stijging van meer dan 15 % ten opzichte van 2019.

 

Bent u bekend met het fenomeen? Met welke politiezones en instanties hebt u hierover al overleg gehad?

 

Wat zult u doen op het vlak van preventie om een verdere uitbreiding van dit fenomeen in de kiem te smoren?

 

Zijn er ook andere signalen dat deze problematiek zich bijvoorbeeld via sociale media uitbreidt?

 

Hoe zult u de problematiek beter bekend maken bij andere zones?

 

Graag had ik ook uw algemene visie gehoord op de schijnbare toename van het rondlopen met of gebruiken van messen en andere koude wapens in de openbare ruimte. Ik kijk uit naar uw antwoorden.

 

26.02 Minister Annelies Verlinden: Voor de zogeheten drillrapgroepen is er nog geen officiële definitie voor handen. Drillrap is een subgenre van de rapmuziek waarin niet steeds maar wel vaak geweld wordt verheerlijkt en zelfs aangemoedigd. Drill is een woord uit de Engels straattaal en betekent zoveel als vechten of wraak nemen, zoals wij het begrijpen. De teksten van drillrap gaan vaak over negatieve ervaringen in het leven. Het fenomeen is overgewaaid uit de Verenigde Staten naar het Verenigd Koninkrijk en Nederland en komt nu ook op in België. Vooral jongerenbendes associëren zich ermee.

 

De mogelijke eerste signalen die kunnen leiden tot bezorgdheid, zijn het vertonen van intimiderend claimgedrag in groep, het in groep luidruchtig rappen op versterkte muziek, het op sociale media bekijken en delen van clips, het op sociale media pronken met wapens, geldbriefjes, drugs en bivakmutsen, het op straat in het bezit zijn van wapens, het gebruik maken van opruiende taal, het rekruteren van nieuwe leden en al dat soort activiteiten.

 

Onder andere de dienst jongerencriminaliteit van de politiezone Antwerpen volgt de drillrapproblematiek gericht op sinds oktober 2020. Het fenomeen kent een evolutief verloop en de gedetecteerde bendes wijzigen vaak van naam en samenstelling. In het voorjaar van 2021 werden de eerste twee drillrapgroepen ontmanteld, maar twee nieuwe groepen hebben zich gemanifesteerd, waarvan er ondertussen een werd ontmanteld.

 

Met de resterende drillrapgroep wordt momenteel actief gewerkt. De leden van die groep zijn minderjarige jongens tussen 14 en 17 jaar. Gelet op de minderjarigheid werkt het jeugdparket van Antwerpen voor dit fenomeen nauw samen met de politiezone Antwerpen, meer bepaald met de dienst jongerencriminaliteit.

 

Het merendeel van de feiten gepleegd door drillrapjongeren, is terug te brengen tot opzettelijke slagen en verwondingen, bedreigingen, diefstallen en verboden wapens.

 

De politiezone Antwerpen monitort dit fenomeen intensief. De bestaande beeldvorming wordt nauwgezet opgevolgd en bijgestuurd. De dienst jongerencriminaliteit staat borg voor een actieve opvolging van de jongeren die gekend zijn voor deze problematiek, in overleg met het parket. Het is daarbij ook belangrijk om eerstelijnswerkers breed te informeren, enerzijds over drillrap als muziekgenre maar anderzijds ook over de bendes en het strafbaar gedrag dat ermee verbonden is.

 

Ik zal met de geïntegreerde politie nagaan in hoeverre een meer gecoördineerde aanpak zich opdringt, bijvoorbeeld als onderdeel van de opvolging van jongerenbendes en de problematiek van stadsrellen.

 

26.03  Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw toelichting. Ik ben blij te horen dat de politie en het gerecht in Antwerpen goed samenwerken om de problematiek in kaart te brengen.

 

U hebt het over jongeren van 14 tot 17 jaar. Als daar al met messen en geweld wordt tekeergegaan, dan nemen zij dat mee op volwassen leeftijd. Dat is een echte voedingsbodem voor toekomstige criminaliteit. Dit moet echt goed in kaart worden gebracht. Ik hoor dat men daar in Antwerpen goed mee bezig is en dat u dat ook met de federale politie zult bespreken. Ik denk dat dit een goede manier van werken is, om te gaan kijken wat zij doen en te zien hoe wij dat kunnen intomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

27 Vraag van Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De loonmotor" (55023392C)

27 Question de Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le moteur salarial" (55023392C)

 

27.01  Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik had deze vraag al eens ingediend, maar geen antwoord gekregen. Daarom heb ik ze opnieuw ingediend.

 

Mevrouw de Minister,

Het Secretariaat van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus (SSGPI) wisselde haar oude Themis-loonmotor in voor de nieuwe loonmotor 2PAY, voor het berekenen van de wedden van alle personeelsleden van de geïntegreerde politie.

Ons kwam evenwel ter ore dat de XML-weddebestanden die voorheen werden gebruikt, in het nieuwe systeem niet meer beschikbaar zouden zijn na de “go live" per 1 oktober jongstleden. Dat betekent voor een aantal politiezones dat hun boekhoudpakketten mogelijks dienen aangepast, onder andere op basis van testbestanden. Indien dit terdege noodzakelijk is, lijkt het mij dat snel handelen cruciaal is.

U zult het met mij eens zijn, dat de overheid garant moet staan voor continuïteit inzake het bijhouden van weddedossiers en de loonverwerking van haar personeelsleden. Het politiepersoneel rekent ook wat dat betreft op haar Minister.

Ik leg U graag volgende vragen voor:

Wanneer zal het systeem van de loonmotor op beide niveaus (front-end en back-end) klaar zijn? Wanneer zal het operationeel zijn?

Klopt het dat er nog geen testbestanden werden aangeleverd? Welke demarches hebben uw diensten ondernomen en zullen zij nemen opdat de lokale politiezones zo snel mogelijk en zonder onderbreking van de continuïteit maatregelen kunnen treffen? Staat u in contact met hen? Welke oplossingen reikt u hen aan?

Heeft de “go live" effectief per 1 oktober plaatsgevonden? Graag een toelichting.

Graag een schets van de gunning van de overheidsopdracht voor de nieuwe loonmotor “2PAY" de verlenging(en) en de kostprijs ervan?

Hoe zult u de continuïteit inzake het berekenen van de wedden van alle personeelsleden van de geïntegreerde politie garanderen?

 

27.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Vandenput, wat uw eerste vraag betreft, ik kan u meedelen dat het backendgedeelte van de nieuwe loonmotor operationeel is sinds de weddecyclus van oktober 2021. De implementatie van de frontend ligt achter op schema. Die was oorspronkelijk voorzien voor ingebruikname op 1 januari 2022, maar zal niet meer operationeel kunnen worden vóór 2023. Het SSGPI heeft in voorbereiding van de GO LIVE contact opgenomen met alle politiezones en de contactgegevens van de softwareleveranciers van hun boekhoudpakketten werden bezorgd.

 

Op basis van de gegevens die ze hebben ontvangen, hebben zij in 2020 de eerste testbestanden aan hun leveranciers kunnen bezorgen. Het SSGPI heeft maximaal rekening kunnen houden met de ontvangen opmerkingen. Het klopt weliswaar dat geen rekening werd gehouden met de vraag om een koppeling te maken tussen de grootboekrekeningen van de klasse 4 en het begrotingsartikel. Dat werd niet weerhouden omdat deze verbinding er nu ook niet is en wettelijk ook niet is voorzien. Het klopt ook dat er geen testbestanden in de oude lay-out van Themis werden aangeleverd, aangezien deze niet tijdig klaar waren. Ondertussen zijn de meeste van deze documenten wel klaar en worden ze bij elke wedderun ter beschikking gesteld.

 

Het SSGPI heeft me bevestigd dat er nog één bestand in ontwikkeling is. Het betreft een bestand met enkel budgettaire gegevens. Het SSGPI hoopt dit zo spoedig mogelijk klaar te hebben om het nadien bij elke wedderun ter beschikking te kunnen stellen. De bestanden die momenteel worden aangereikt, bevatten reeds alle informatie die wettelijk gezien noodzakelijk is om een correcte boeking te kunnen doen, zowel in de budgettaire als in de algemene boekhouding.

 

De GO LIVE van de backend gebeurde inderdaad vanaf de weddecyclus van oktober 2021. De leverancier is immers eerst begonnen met het opladen van de historische gegevens van de oude loonmotor, wat nodig was om over de nodige informatie te beschikken voor eventuele herberekeningen. Vervolgens werd de oude frontend gekoppeld aan de nieuwe backend, en zo werd de wedde voor de maand oktober voor de eerste keer berekend door middel van de nieuwe loonmotor. In parallel werd de oude backend nog gebruikt ter extra validatie.

 

Wat de continuïteit betreft, kan ik u melden dat de nieuwe backend op dit moment in gebruik is genomen. Hoewel er nog heel wat verbeteringen nodig zijn, wordt de grote meerderheid van de wedden reeds op correcte wijze betaald. De leverancier en het SSGPI blijven zich maximaal inzetten om ook de resterende fouten zo snel mogelijk te corrigeren.

 

Gelet op de grootteorde van dit project, kunnen we toch besluiten dat de resultaten niet slecht zijn. Niettemin, en dat wil ik onderstrepen, gaat het om de wedden van politiemedewerkers en vanuit een menselijk perspectief is elke fout er uiteraard een te veel. Het SSGPI en de leverancier trachten dan ook om de foutenlast zo klein mogelijk te maken en te houden.

 

Wat uw vraag over de aanbestedingsprocedure betreft, wil ik u vragen om een schriftelijke vraag in te dienen, zodat ik de bedragen correct kan toelichten.

 

27.03  Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, ik zal die schriftelijke vraag indienen, dank u voor de suggestie.

 

Ik ben blij te horen dat het grootste deel van de lonen toch correct wordt uitbetaald. Die continuïteit is belangrijk. Ik kom uit de wereld van IT en telecom, het lijkt me een huzarenstuk om zoiets te koppelen, met backend en frontend. Ik hoop dat het goed komt, ik reken daar ook op. Het belangrijkste is dat onze politiemensen juist en tijdig betaald worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

28 Vraag van Koen Metsu aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De uitvoering van de beleidsplannen" (55023394C)

28 Question de Koen Metsu à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'exécution des plans stratégiques" (55023394C)

 

28.01  Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op het Overlegcomité van 1 december 2021 werd een Nationale Veiligheidsstrategie (NVS) goedgekeurd. De nieuwe Kadernota Integrale Veiligheid (KIV) zal het strategisch veiligheidsbeleid vastleggen. De uitvoering van deze strategische richtlijnen verloopt uiteraard via operationele plannen. Vanaf 1 januari 2022 moet een nieuw Nationaal Veiligheidsplan (NVP) in werking treden.

 

De uitvoering van strategische en operationele plannen kan pas slagen wanneer een financieel plan de nodige budgetten voorziet voor de uitvoering ervan. Het is essentieel dat wordt voorzien in voldoende en adequate mensen en middelen. Zo niet, worden het symbolische plannen of wenslijsten. Het kan niet dat aan geen van deze plannen begrotingen of budgetplannen zijn gekoppeld.

 

De toestand van de begrotingen is vandaag rampzalig. Er is een schrijnend gebrek aan geld. Maar bovendien ook aan personeel. Bij de federale gerechtelijke politie is de toestand zo ernstig dat zij haar taken niet meer kan uitvoeren. Er is een structureel tekort ontstaan van 43 miljoen euro. Ze heeft volgend jaar minstens 35 miljoen euro extra nodig om haar werk nog te kunnen doen. Er zijn 1.609 mensen extra nodig om de uitstroom op te vangen en om de taken uit te voeren die zijn blijven liggen. De uitgeschreven vacatures van dit jaar zijn maar voor de helft ingevuld. Ook de toestand van het materiaal is schrijnend. Er is 12 miljoen euro extra nodig om de voertuigen en het computermateriaal te vervangen.

 

Vandaar volgende vragen:

Kan de minister meedelen aan welke van de drie plannen (NVS, KIV & NVP) een begroting of budgetplan is gekoppeld die voorzien in de mensen en middelen om de plannen uit te voeren? Zal daar werk worden van gemaakt?

Waarom bestaat er geen apart budget voor de federale gerechtelijke politie zoals de politiewet voorschrijft? Wil zij daarin voorzien vanaf 2022?

Hoe groot is het structureel financieel tekort van de FGP? Hoe groot is het tekort aan mensen? Welke inspanningen worden gedaan om beide tekorten op te lossen?

Welke financiële inspanningen worden genomen om het verouderd materiaal te vervangen?

Zal de minister de essentiële voorwaarden om de DGJ 3.0 te kunnen realiseren (budget, personeel, synergiën en samenwerking) invullen?

 

28.02 Minister Annelies Verlinden: Ik kan me enkel uitspreken over het Nationaal Veiligheidsplan. De Nationale Veiligheidsstrategie valt onder de bevoegdheid van de eerste minister en de Kadernota Integrale Veiligheid is vooral de bevoegdheid van de minister van Justitie.

 

Het NVP is nooit gekoppeld aan een eigen begroting of een budgetplan. De uitvoering van het NVP gebeurt volledig op basis van de bestaande mechanismen ter financiering van de werking van de geïntegreerde politie. Het budget is uiteraard niet onbeperkt. Daarom bestaat binnen de geïntegreerde politie een mechanisme van beleidskeuzes waarbij de behoefte en voorziene projecten volgens vooraf bepaalde criteria worden besproken en gevalideerd binnen de strategische coördinatieorganen, in het bijzonder het directiecomité van de federale politie en het coördinatiecomité van de geïntegreerde politie. Artikel 114 van de wet op de geïntegreerde politie bepaalt dat de basisallocaties met betrekking tot de federale gerechtelijke politie worden samengebracht in een afzonderlijke organisatieafdeling binnen de algemene uitgavenbegroting.

 

De specifieke kredieten voor de federale gerechtelijke politie worden in uitvoering van dit wetsartikel wel degelijk afzonderlijk hernomen en betreffen zowel de personeels- als de investerings- en de werkingsbudgetten. Daarnaast worden bepaalde behoeften van de federale gerechtelijke politie (FGP) die gemeenschappelijk zijn aan de federale politie en bij uitbreiding de geïntegreerde politie, ingevuld via andere kredieten.

 

Inzake capaciteit was er eind vorige maand een tekort bij de FGP van 461 fulltime-equivalenten of 9,5 %. Sinds 2020 is dit deficit afgenomen. Inzake het budgettaire tekort werd reeds een belangrijke inspanning gedaan voor de herfinanciering van de FGP via onder meer het Europese relancebeleid. Er werd een krediet toegekend van 9,33 miljoen euro voor cybersecurity, evenals een krediet van 10,03 miljoen euro voor de digitalisering van de operationele processen in het kader van het strategisch plan DGJ 3.0. De minister van Justitie stelt daarbovenop structureel een jaarlijks krediet van 12 miljoen euro ter beschikking van de NTSU, de National Technical & Tactical Support Unit, alsook een krediet van 22 miljoen euro uit het relancebeleid.

 

De regering voorzag bij haar aantreden, zoals u weet, in een noodzakelijke bijkomende investering in de gehele federale politie ten bedrage van 50 miljoen dit jaar, 70 miljoen volgend jaar en 90 en 100 miljoen in de volgende jaren. Het Directiecomité van de federale politie werkt actueel het plan uit voor de verdeling van die budgetten in functie van de noden van de verschillende componenten van de federale politie, waaronder – en niet in het minst – de FGP.

 

Wat het wagenpark betreft, kan ik u meedelen dat in het raam van de bijkomende investeringen in de klassieke budgetten gedurende de jaren 2021 en 2022, ongeveer een kwart van de dienstvoertuigen zal worden vervangen. Over dezelfde periode wordt eveneens voor een bedrag van 6 miljoen euro aan ICT-materiaal vervangen.

 

Wat DGJ 3.0 betreft, sta ik achter deze strategie van de directeur-generaal van de FGP en heb ik regelmatig contact met hem, zoals met andere directeurs, samen met de collega van Justitie, om oplossingen te vinden, uiteraard binnen de grenzen van de beschikbare budgetten of beschikbaar te maken budgetten en de globale behoeften.

 

28.03  Koen Metsu (N-VA): Dank u wel, mevrouw de minister. Ik zal me tot uw beide collega's richten voor de twee andere punten.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

29 Question de Jean-Marc Delizée à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le processus de sélection au sein de la police" (55023405C)

29 Vraag van Jean-Marc Delizée aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De selectieprocedure bij de politie" (55023405C)

 

29.01  Jean-Marc Delizée (PS): Madame la Ministre,

 

Le cadre des officiers de la Police Intégrée est composé de 2 grades : les commissaires et les commissaires divisionnaires.

 

Pour passer d'un grade de commissaire à commissaire divisionnaire, il est nécessaire de réussir une sélection afin d'accéder à la formation.  Sur plus de 600 candidats potentiels, il y a eu 107 postulants. 70 ont été présélectionnés pour 93 places vacantes en 2020-2021. Des chiffres interpellant vis-à-vis de ce processus de recrutement si la présélection élimine des candidats potentiels alors qu'il n'y en a déjà pas assez.

 

Ces derniers mois, comme il en a été fait mention dans la presse, vous avez demandé une analyse approfondie du processus de sélection pour les examens de recrutement de Commissaires Divisionnaires. Pouvez-vous nous exposer les conclusions de cette analyse si elle est terminée, ou nous informer des conclusions partielles si elle est toujours en cours ? Quelle est votre position quant à l'avancement éventuel des commissaires qui exercent la fonction supérieure depuis plus de trois ans?

 

Je vous remercie d'avance pour vos réponses.

 

29.02  Annelies Verlinden, ministre: Cher collègue, l'évaluation du processus de sélection pour passer au grade de commissaire divisionnaire est toujours en cours. Les candidats issus des promotions actuelles et précédentes, ainsi que les acteurs impliqués dans ce processus, ont été consultés à ce sujet. Cette évaluation fait l'objet d'un mandat de projet plus large portant sur l'amélioration de l'ensemble du processus de brevet de direction.

 

Les conclusions de cette évaluation vous seront communiquées en 2022. L'avancement éventuel des commissaires exerçant la fonction supérieure depuis plus de trois ans sera intégré à l'analyse du processus de sélection.

 

29.03  Jean-Marc Delizée (PS): Je vous remercie, madame la ministre. Je craignais en effet que l'analyse approfondie du processus de sélection ne soit pas terminée au moment de notre échange.

 

Je présume que vous ne disposez pas de conclusion partielle ou d'élément à même de nous orienter et que vous ne nous donnerez d'analyse que lorsque tout sera terminé. J'espère que cela sera terminé en 2022! Au début ou en fin d'année? Douze mois, c'est long pour recevoir cette analyse qui me semble importante! Il y a un manque de candidats pour ces fonctions. Pourriez-vous être plus précise? Est-il question du premier semestre, du second semestre, voire de la fin de l'année 2022? Pourriez-vous préciser le calendrier?

 

29.04  Annelies Verlinden, ministre: Transmettez-moi la question par écrit pour que j'y réponde en détail!

 

29.05  Jean-Marc Delizée (PS): Je vous remercie. Pour terminer, vu le manque de candidats, des personnes qui exercent cette fonction depuis trois ans ou plus de manière satisfaisante pourraient être des candidats potentiels grâce à leur expertise de terrain. J'espère que vous en tiendrez compte dans l'évaluation finale.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vragen 55023406C en 55023407C van de heer Thiébaut worden uitgesteld. De vragen 55023409C en 55023412C van de heer Piedboeuf worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

Mevrouw de minister, ik kan u verheugd meedelen dat we goed gewerkt hebben, want de agenda is afgewerkt.

 

29.06 Minister Annelies Verlinden: Bedankt, mijnheer de voorzitter.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.31 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17 h 31.