Commission de la Justice |
Commissie
voor Justitie |
du Mercredi 12 janvier 2022 Après-midi ______ |
van Woensdag 12 januari 2022 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 13.03 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.
La réunion publique de commission est ouverte à 13 h 03 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Question de Nabil Boukili à Mathieu Michel (Digitalisation, Simplification administrative, Protection de la vie privée et Régie des Bâtiments) sur "Les caméras intelligentes à Louvain" (55021493C)
01 Vraag van Nabil Boukili aan Mathieu Michel (Digitalisering, Administratieve Vereenvoudiging, Privacy en Regie der Gebouwen) over "De slimme camera's in Leuven" (55021493C)
01.01 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, tout d'abord, je vous présente mes meilleurs vœux pour l'année 2022, en espérant que cette année sera plus normale que les années précédentes et que l'on dépassera cette pandémie qui nous a compliqué la vie ces derniers temps.
Cela dit, le jeudi 30 septembre, vous avez été interrogé en séance plénière sur le projet de déploiement de caméras intelligentes à Louvain afin de suivre le comportement sportif des habitants. Il vous était notamment demandé de donner un avis sur la proportionnalité de ce déploiement au regard des lois sur la protection des données personnelles.
Je constate que vous n'avez pas répondu clairement à la question, évoquant plutôt votre évaluation prochaine des lois sur la protection des données. Il s'agit pourtant d'une question importante. L'utilisation de caméras intelligentes pour des motifs triviaux comme l'étude du comportement sportif des gens, via un appel à une firme privée, pose réellement question au regard de la vie privée des citoyens.
Je souhaiterais donc vous poser des questions précises et obtenir une prise de position claire de votre part: quelle est la base légale de ce traitement de données? Ce déploiement de caméras vous paraît-il poursuivre un objectif légitime, être proportionné, et respecter les autres principes de la protection des données? Vous êtes-vous mis en rapport avec la ville de Louvain afin d'éclaircir cette situation? Avez-vous pris clairement position contre ce projet?
01.02 Mathieu Michel, secrétaire d'État: Monsieur le député, je vous remercie pour votre question.
Avant toute chose, je tiens également à vous présenter, à vous présent ici dans cette salle mais aussi aux collègues présents en virtuel, mes meilleurs vœux. Je voudrais également vous dire, monsieur Boukili, que votre nouvelle coiffure vous va à ravir, vraiment! J'ignore ce qu'il s'est passé, mais j'espère que plein de changements positifs vont s'opérer en 2022.
Quant à la base légale de l'usage de caméras dites intelligentes ou non, elle repose sur la loi du 21 mars 2007 réglant l'installation et l'utilisation de caméras de surveillance.
Elle a été modifiée en 2018 afin de tenir compte au mieux de l'évolution technologique en la matière. Les caméras intelligentes y sont clairement définies comme étant des caméras de surveillance comprenant également des composantes ainsi que des logiciels qui, couplés ou non à des registres ou fichiers, peuvent traiter de manière autonome ou non les images recueillies. Leur utilisation y est également clairement définie.
En l'espèce, il appartient au responsable du traitement des données de démontrer dans quelle mesure l'utilisation de caméras intelligentes répond aux critères de la loi.
Pour ce qui concerne l'objectif légitime, proportionné et respectueux des autres principes de la protection des données, je renvoie à l'APD qui, dans le cadre de l'utilisation de caméras intelligentes, a déjà rendu des avis et ce, notamment concernant l'installation, par l'entreprise provinciale autonome Westhoek, d'un réseau de caméras intelligentes à la Côte belge afin d'y mesurer l'affluence.
Pour ma part, je l'ai déjà souligné à plusieurs reprises ici-même, la transparence doit être au cœur du traitement des données. Chacune des étapes de la collecte au traitement doit non seulement se faire dans le respect des lois et du RGPD, mais aussi, si elle s'avère fondée sur une base légale, être la moins intrusive possible dans la vie privée des gens en rapport avec l'objectif poursuivi.
01.03 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse ainsi que vos éclaircissements.
J'ajouterai que l'utilisation de ce genre de technologies représente toujours une menace pour la vie privée. Dans notre pays, la question de la vie privée et de la protection des données est un problème majeur. L'utilisation de ce genre de technologies peut enfoncer le clou du non-respect de la vie privée. J'attends particulièrement de votre part, étant donné vos compétences en la matière, de veiller à ce genre de problématique et surtout de garantir, quel que soit l'usage fait d'une technologie, la protection de la vie privée. C'est fondamental pour le fonctionnement de notre société.
L'incident est clos.
02 Vraag van Stefaan Van Hecke aan Mathieu Michel (Digitalisering, Administratieve Vereenvoudiging, Privacy en Regie der Gebouwen) over "Het inzetten van een ethische hacker door de federale overheid" (55023051C)
02 Question de Stefaan Van Hecke à Mathieu Michel (Digitalisation, Simplification administrative, Protection de la vie privée et Régie des Bâtiments) sur "Le recours à un pirate éthique par les autorités fédérales" (55023051C)
02.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, eind oktober liet u weten dat u contacten heeft met ethische hackers om de cybersecurity van de diensten te verzekeren. Dat is een stap vooruit die een positieve impact kan hebben op de digitale veiligheid van onze overheid en van de bevolking.
In uw antwoord op een eerdere vraag die ik u stelde over het inzetten van ethische hackers ter bescherming van de persoonsgegevens in overheidsdatabanken, vermeldde u dat "een van de grootste struikelblokken de aansprakelijkheid is in geval van problemen tijdens de uitvoering van penetratietests door een ethische hacker wiens identiteit niet gemakkelijk te controleren is, of het nu gaat om schade aangericht tijdens de test, bijvoorbeeld op het vlak van beschikbaarheid of gegevensintegriteit, of om mogelijk misbruik dat achteraf wordt vastgesteld op basis van de opgedane kennis over de zwakke punten in de geteste infrastructuren of procedures."
Vandaar een aantal heel concrete vragen.
Welke overheidsprogramma's of overheidsdiensten zullen specifiek worden gescreend?
Welk soort informatie beoogt men met deze extra controles te beveiligen?
Welke oplossingen zijn er gevonden voor de door u aangehaalde aansprakelijkheidsproblemen?
Op welke manier zullen de bevindingen van de tests uitgevoerd door ethische hackers, worden gedocumenteerd? Hoe zal men deze informatie gebruiken om de digitale veiligheid van deze en andere diensten verder te waarborgen?
Welk professioneel adviesbureau is ingeschakeld voor de ondersteuning van de kwaliteitsborging?
02.02 Staatssecretaris Mathieu Michel: Mijnheer Van Hecke, ik bevestig het huidige standpunt van de FOD BOSA over het gebruik van ethische hackers en het antwoord dat ik u in juni 2021 heb gegeven. De FOD BOSA heeft namelijk de mogelijkheid bestudeerd om ethische hackers in te zetten. Een van de grootste struikelblokken is altijd de aansprakelijkheid geweest in geval van problemen tijdens de uitvoering van penetratietests door een ethische hacker, wiens identiteit niet gemakkelijk te controleren is, bijvoorbeeld als het gaat om schade aangericht tijdens de test.
In uw vraag verwijst u naar een interview van eind oktober en mijn precieze woorden waren: "We hebben contacten, maar meer zeg ik liever niet."
Ter verduidelijking van mijn verklaring en zonder in detail te treden, kan ik zeggen dat wij gebruikmaken van consultancybedrijven die veiligheidsaudits uitvoeren voor onze verschillende afdelingen. Die auditbedrijven gebruiken verschillende middelen om onze beveiligingssystemen te evalueren, waaronder ethische hackers. Ik ben ruimdenkend en ik sluit nooit een kans uit om een proces te verbeteren. Als ethische hackers onze veiligheidssystemen kunnen verbeteren, dan is dat een opportuniteit.
Welke overheidsprogramma's en welke overheidsdiensten zullen worden gescreend, hangt af van de behoeften van de verschillende afdelingen en de soort informatie die men met deze controle wenst veilig te stellen. Potentieel kan alle informatie worden onderzocht. De verantwoordelijkheid ligt bij het auditkantoor of de auditkantoren die aan zeer strikte veiligheidscriteria moeten voldoen.
Op welke manier zullen de bevindingen van de tests, uitgevoerd door ethische hackers, worden gedocumenteerd? Welnu, de door het auditkantoor verzamelde informatie en resultaten worden doorgegeven in de vorm van uitgebreide verslagen. Om redenen van vertrouwelijkheid kan de naam van de auditkantoren hier niet openbaar worden gemaakt. Daarop kunnen we later nog terugkomen.
02.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris; wij hebben ons inderdaad gebaseerd op het interview dat u gegeven hebt en ik begrijp dat u niet alle details openbaar kunt meedelen. Ik denk dat de uitdaging bijzonder groot is. De jongste jaren hebben aangetoond dat informatie, ongeacht of die komt van privébedrijven of van de overheid, gewild is en dat er pogingen worden ondernomen om informatie te verkrijgen door binnen te dringen in systemen. Als overheid moeten wij de nodige en voldoende inspanningen leveren om het veiligheidsniveau zo hoog mogelijk te houden. Dat wij ons daarin professioneel laten bijstaan, lijkt mij logisch. Dat er ook wordt gebruikgemaakt van ethische hackers, kan inderdaad een heel interessante optie zijn. Ik denk dat er veel knowhow is in ons land, wij hebben goede ethische hackers. Uiteraard moeten er antwoorden komen op alle mogelijke problemen, waaronder juridische, die zich kunnen aandienen, maar ethische hackers kunnen een meerwaarde betekenen om datalekken, fouten of zwakheden in de systemen bloot te leggen. Wij moedigen u daarom aan om hieraan voort te werken.
Wij hopen dat de vaak zeer gevoelige overheidsinformatie op die manier beter beschermd kan worden tegen mensen met kwade bedoelingen. Dank voor uw inzet. Wij wensen u verder veel succes met dat programma.
Het incident is gesloten.
03 Question de Nabil Boukili à Mathieu Michel (Digitalisation, Simplification administrative, Protection de la vie privée et Régie des Bâtiments) sur "Le fondamentalisme de la vie privée" (55023227C)
03 Vraag van Nabil Boukili aan Mathieu Michel (Digitalisering, Administratieve Vereenvoudiging, Privacy en Regie der Gebouwen) over "Het fundamentalisme op het stuk van de privacy" (55023227C)
03.01 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, "nous avons constamment dû lutter contre un fondamentalisme de la vie privée". Il ne s'agit pas ici des mots d'un dirigeant autoritaire ou d'un représentant gouvernemental qui se moquerait des libertés fondamentales; ce sont les mots du ministre de la Santé, M. Frank Vandenbroucke, dans une interview donnée au magazine de la mutualité chrétienne. Avec cette citation, le ministre pointe du doigt celles et ceux qui s’inquiètent des possibles dérives quant à la gestion des données personnelles des Belges. Il crée une contradiction entre santé publique et respect de la vie privée, alors que ces deux notions devraient aller de pair.
Enfin, il est très grave que M. Vandenbroucke s’en prenne d’une telle façon à l’Autorité de protection des données (APD). Il s’agit d’un organe indépendant qui ne reçoit d’ordres de personnes. Il est intolérable qu’il soit taxé de fondamentalisme.
Monsieur le secrétaire d’État, quelle est votre réaction quant à cette déclaration du ministre Vandenbroucke? Estimez-vous, comme lui, que le respect de la vie privée est un frein à la lutte contre la pandémie?
03.02 Mathieu Michel, secrétaire d'État: Monsieur le député, le débat démocratique ne doit pas être celui de la polémique. Je ne m'exprimerai donc pas sur ces propos. Si ceux-ci vous dérangent, comme cela semble être le cas, je vous invite à interroger en premier lieu son auteur.
Je constate une chose: le respect de la vie privée est essentiel dans notre pays, et ce, quelles que soient les circonstances et les impératifs. Vous vous adressez à un libéral, monsieur Boukili, qui a pour principe que la liberté est fondamentale et non négociable. Notre liberté est aujourd'hui mise à l'épreuve sous des prétextes justes, mais parfois non proportionnés. Nous devons trouver le juste équilibre entre les libertés individuelles et l'intérêt général. C'est notre tâche à tous.
03.03 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le secrétaire d'État, merci pour cette réponse, même si elle ne se prononce pas clairement sur les propos que j'ai avancés. Ces propos dépassent la polémique, ce qui n'est d'ailleurs pas mon objectif. Ils ont un impact, dans la réalité, sur la politique du gouvernement. Je prendrai juste l'exemple de l'accord de coopération sur le CST, pour lequel le Conseil d'État avait recommandé un avis de l'APD. Le ministre avait refusé et vous-même m'avez déclaré dans cet hémicycle que cet avis n'était pas nécessaire car il s'agissait d'une modification technique. Le tribunal de Namur a quant à lui jugé cet accord de coopération illégal, notamment parce qu'il ne demandait pas l'avis de l'APD.
Même la cour d'appel de Liège, qui est revenue sur le jugement du tribunal de Namur, maintient tout de même que l'aspect d'illégalité concernant la non-demande de l'avis de l'APD reste valable. Quand le ministre de la Santé fait ce genre de déclaration, cela a des conséquences concrètes et un impact sur sa politique.
J'entends bien que, pour vous, la protection de la vie privée reste un élément essentiel. Mais croyez-moi, ce n'est pas ce qu'on constate dans le reste du gouvernement. J'en veux pour preuve la gestion de la problématique de l'APD, qui traîne depuis plus d'un an. Notre gouvernement piétine les droits fondamentaux, ne respecte pas et ne protège pas la vie privée, alors que cela est bien son rôle.
Je me demande, monsieur le secrétaire d'État, comment vous parvenez à travailler, alors que vous êtes censé garantir la protection de la vie privée, dans un gouvernement qui ne la respecte pas de manière frontale face à la population, face aux parlementaires et face à la justice. C'est grave! Ces propos sont donc loin d'être une simple polémique. Ce sont des propos politiques qui ont un impact matériel sur la vie de nos concitoyens. Je vous remercie.
03.04 Mathieu Michel, secrétaire d'État: Je n'ai plus de réponse à apporter.
Het incident is gesloten.
04 Question de Nabil Boukili à Mathieu Michel (Digitalisation, Simplification administrative, Protection de la vie privée et Régie des Bâtiments) sur "La plateforme e-Box et la protection des données" (55023240C)
04 Vraag van Nabil Boukili aan Mathieu Michel (Digitalisering, Administratieve Vereenvoudiging, Privacy en Regie der Gebouwen) over "Het e-Boxplatform en de gegevensbescherming" (55023240C)
04.01 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la présidente, quand j'ai appris que M. le secrétaire d'État venait pour répondre aux questions, j'en ai profité, afin qu'il ne vienne pas pour rien!
Monsieur le secrétaire d'État, le système e-box a récemment – avant les vacances – été épinglé dans la presse. Il s'agit d'une sorte de boîte e-mail qui permet à de nombreux services publics comme le CPAS ou l'administration fiscale d'envoyer aux citoyens qui le demandent, leurs courriers par voie électronique. Dans le cadre de la crise du coronavirus, un grand nombre de personnes s'y sont inscrites afin de recevoir leurs convocations pour la vaccination.
Le problème, c'est que l'inscription et le consentement à ce service sont donnés "en bloc". Une fois qu'on est inscrit pour recevoir, par exemple, les convocations pour le vaccin, on est inscrit pour tous les services affiliés à e-box. On ne recevra alors plus ses amendes ou les courriers d'un CPAS en version papier, mais uniquement sur e-box.
À deux reprises, la Commission de protection de la vie privée ainsi que l'Autorité de protection des données ont insisté sur la nécessité de pouvoir donner son consentement de façon sélective, par exemple dire qu'on peut recevoir les convocations à la vaccination sur e-box, mais les amendes par courrier. Malgré ces avis, cette fonctionnalité ne semble pas avoir été intégrée dans e-box. De plus, un tel système pose question par rapport à la centralisation des données et à leur sécurité.
Pourquoi la possibilité de donner un consentement sélectif n'est-elle pas ouverte? Quelle suite a-t-elle été donnée aux avis de la CPVP et de l'APD en ce sens? La solution d'un consentement "en bloc" respecte-t-elle le principe de la minimisation des données?
Les données présentes sur e-box sont-elles centralisées chez un même prestataire? La Smals ou la Banque Carrefour de la Sécurité Sociale sont-elles impliquées dans cette plateforme et à quel niveau? Où les données sont-elles hébergées et quelles mesures de sécurité sont-elles prises?
04.02 Mathieu Michel, secrétaire d'État: Monsieur Boukili, merci pour votre question.
En ce qui concerne le consentement, l'article 6 de la loi e-box prévoit que les personnes physiques peuvent avoir donné leur consentement préalable et exprès à l'échange électronique de messages via l'e-box et qu'elles peuvent retirer ce consentement à tout moment. Nous sommes dans une configuration opt-in. Le citoyen donne donc explicitement son accord pour utiliser e-box. Ce consentement est effectivement donné de manière globale pour l'utilisation de l'outil e-box. Actuellement, il n'est pas possible pour l'utilisateur de sélectionner les expéditeurs en fonction de ses choix. En effet, on compte aujourd'hui près de 250 expéditeurs; ce nombre devrait augmenter de manière importante dans les années à venir et pourrait venir compliquer une utilisation sélective de l'e-box.
Toutefois, nous travaillons actuellement sur une option telle que vous l'évoquez, au niveau des expéditeurs, qui pourrait répondre efficacement à cet enjeu. Le citoyen pourrait ainsi choisir de qui il souhaite recevoir des messages ou documents via e-box ou en version papier. En outre, à côté du consentement donné lors de l'activation de l'e-box, le citoyen recevra une notification lors de l'ajout de tout nouvel expéditeur. Il pourra à tout moment décider de retirer son consentement, et ce, par destinataire.
Sur les questions de la centralisation des données, les données ne sont pas centralisées par l'e-box. Les messages affichés via e-box sont stockés chez l'expéditeur ou son fournisseur de documents sous la responsabilité de l'expéditeur. Chaque expéditeur peut choisir d'avoir un ou plusieurs fournisseurs de documents qui gère les messages. Le SPF BOSA peut jouer ce rôle pour certains expéditeurs à leur demande et sous leur responsabilité. Les autres fournisseurs de documents sont la Banque Carrefour de la Sécurité Sociale via la Smals, l'Office fédéral des pensions et le Service d'envoi MAGDA de Digital Flanders. Dans tous les cas, c'est l'expéditeur qui est responsable des messages et qui détermine les durées de conservation des messages.
Les notifications envoyées lorsqu'un nouveau message est disponible dans l'e-box citoyen sont traitées de manière centralisée par le SPF BOSA. Toutefois, ces notifications techniques ne contiennent pas d'informations sensibles. Elles informent uniquement sur le fait qu'un message est arrivé dans la boîte électronique mais ne contiennent pas le contenu du message. À la demande explicite du citoyen, les notifications sont traduites par My e-box ou par le prestataire de service choisi par le citoyen en une notification au citoyen, par exemple par e-mail ou par sms.
Enfin, au niveau de la protection des données, chaque fournisseur de documents doit prendre les mesures techniques et organisationnelles appropriées pour protéger les données d'une destruction accidentelle ou illicite, de la perte accidentelle ainsi que contre l'altération ou l'accès non autorisé à ces données et tout autre traitement non autorisé de ces données.
En outre, le SPF BOSA exige et supervise que chaque nouveau fournisseur de documents fasse l'objet d'un audit de sécurité, y compris un test de pénétration, avant de pouvoir être inclus dans le réseau e-box. La protection des données chez les fournisseurs de documents est assurée par une combinaison de pare-feu, de connexions cryptées, de données cryptées, d'anonymisation des données et par le stockage des données sur le système de fichiers avec une protection spéciale dans les domaines de la disponibilité, de l'authenticité, de l'intégrité et de la conservation.
04.03 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse.
Le fait d'avoir ce consentement au préalable, certes, mais en bloc, pose problème. D'ailleurs, beaucoup de personnes hésitent à avoir leur courrier électronique concernant la vaccination, notamment parce qu'elles ne veulent pas donner leur consentement pour l'ensemble des courriers. Vous me dites qu'il va y avoir un système de consentement sélectif. Cela va dans le bon sens. On va suivre de près la mise en œuvre de ce changement.
Un élément qui retient mon attention, c'est l'implication de la Smals dans ce projet qui concerne des données. Je me pose toujours la question de savoir s'il est normal qu'une ASBL comme la Smals qui rencontre tous les problèmes d'indépendance et de conflits d'intérêts qu'on connaît soit impliquée dans ce genre de programme.
Lors de la question précédente, vous avez dit que la protection des données et de la vie privée était essentielle dans notre société. Or, quand je vois l'implication de la Smals dans ce genre de dossiers, je me demande si c'est cohérent avec le fait qu'on veut apporter une attention particulière à la protection des données. Cela pose en tout cas question. Si on veut être prudent, il faut surtout éviter l'implication de ce genre d'organismes qui sont entachés de conflits d'intérêts et de problèmes d'indépendance et impliqués dans de nombreux scandales, comme on l'a vu ces derniers mois.
L'incident est clos.
05 Interpellatie van Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het ontslag van één van de directeurs van de GBA" (55000212I)
05 Interpellation de Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La démission d'une des directrices de l'APD" (55000212I)
05.01 Katleen Bury (VB): Mevrouw Jaspar, een van de vijf directeurs van de GBA, nam enkele weken geleden ontslag. Haar ontslagbrief bevat zeer felle bewoordingen: "Ik heb alles gedaan om de belangenvermenging en het gebrek aan integriteit tegen te gaan, maar iedereen laat begaan. Ik wil hier niet medeplichtig aan zijn." Dat schetst niet bepaald een positief beeld van de situatie bij het kenniscentrum van de GBA, dat gelast is met de screening van wetsvoorstellen op privacykwesties en erover waakt dat de gegevens van burgers beschermd zijn.
Mevrouw Jaspar stelt dat haar dienst niet kan functioneren omdat sommige leden dubbele petjes op hebben. Daarvoor verwijst ze in het bijzonder naar de heer Frank Robben. Ook stelt ze dat de voorzitter van de GBA, de heer David Stevens, er alles aan doet om de privacy van de burgers niet te verdedigen. Hij verdedigt veeleer de belangen van bepaalde instanties, organisaties en krachtige mensen, stelt mevrouw Jaspar.
Zulke onthullingen zijn bijzonder problematisch, niet alleen voor de geloofwaardigheid van de GBA, maar ook voor de werking van de dienst.
Wat is uw reactie op de uitlatingen van mevrouw Jaspar? Zult u met haar een overleg organiseren, zodat de inhoud van haar aanklacht in detail kan worden geacteerd?
Wat zult u doen met de verklaringen van mevrouw Jaspar? Welke gevolgen zult u geven aan de aanbevelingen in de audit van het Rekenhof? Zult u de werking van de GBA in het algemeen en het functioneren van de directeurs in het bijzonder onderzoeken? Tegen wanneer mogen we hier eindelijk concrete oplossingen verwachten?
05.02 Staatssecretaris Mathieu Michel: Mevrouw Bury, de situatie bij de Gegevensbeschermingsautoriteit, een bij de Kamer ingesteld orgaan, was het onderwerp van onderzoek in de commissie hier. Er werd tegen verscheidene bestuurders van de GBA de toepassing van artikel 45 van de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit ingeroepen.
Ik zal geen oordeel vellen over de manier waarop het Parlement de zaak behandelt. Mijn rol bestaat erin een wetgevende oplossing te bieden voor een structureler probleem. Ik zit niet stil. Er was al een evaluatie van de privacywet en die werd voorgelegd aan de commissie. Voorts werkt mijn kabinet momenteel aan een hervorming van de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit.
Ik ben ervan overtuigd dat de hervorming het vertrouwen in de instelling, die van essentieel belang is voor de bescherming van de gegevens van alle burgers, zal versterken.
05.03 Katleen Bury (VB): Mijnheer de staatssecretaris, al meer dan een jaar ligt de werking gewoon plat. U stelt dat we aan een hervorming bezig zijn, maar u kleeft er geen termijn op. De interpellatie werd aan de minister van Justitie gericht, maar werd naar u doorverzonden. Daarin vragen we om samen naar een oplossing te zoeken en om beslissingen te nemen, omdat we uit de impasse moeten geraken.
Dan wordt er een speciale commissie opgericht conform het door u aangehaalde artikel. We mogen daarover niets zeggen gelet op het feit dat de procedure intern verloopt, maar ook daar gebeurt er niets. Er worden geen beslissingen genomen of andere mensen aan het roer gezet. Als een en ander mank loopt door ontbrekende wetgeving, dan is het wel aan u om daar iets aan te doen. U mag zich niet beperken tot de uitspraak dat u geen oordeel velt over de handelwijze van het Parlement in het dossier. Als het Parlement moet roeien met de riemen die het heeft, maar de riemen zijn er niet, dan is het wel aan u om een oplossing uit te dokteren en ons te helpen.
Ik heb daarom een motie ingediend.
De voorzitster:
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Katleen Bury en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Katleen Bury
en het antwoord van de staatssecretaris voor Digitalisering, belast met Administratieve Vereenvoudiging, Privacy en de Regie der gebouwen, toegevoegd aan de eerste minister,
- overwegende dat gelet op de taken die de GBA uitoefent, het belang van de Gegevensbeschermingsautoriteit niet kan onderkend noch geminimaliseerd worden;
- overwegende dat het dan ook van bijzonder groot belang is dat interne strubbelingen, persoonlijke conflicten en tegengestelde strategische keuzes omtrent de werking van de dienst worden vermeden;
- overwegende dat het niet alleen voor het imago van de dienst, maar bovendien voor de werking ervan bijzonder nefast is dat een dienst die onder meer de persoonsgegevens van de burgers moet beschermen, wordt voorgesteld als een belangenvereniging die meeheult met belangenverenigingen;
- overwegende dat alle verklaringen die dan ook werden afgelegd door een ontslagnemende directeur, per direct en in het kader van de waarheidsvinding volledig ten gronde dienen onderzocht te worden en er tevens op korte termijn een grondige doorlichting met daaraan gekoppelde evaluatie dient te geschieden van en binnen de GBA;
- overwegende dat alleen een
doortastend optreden ertoe kan leiden dat het geloof in de dienst wordt
hersteld;
vraagt de
regering
onmiddellijk een doordacht en functionerend globaal plan, met daaraan gekoppeld de doorlichting en evaluatie van de GBA uit te werken, zowel op korte, middellange, als lange termijn, zodat niet alleen de bestaande problemen kunnen worden in kaart gebracht maar tevens kunnen worden verholpen."
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Katleen Bury et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de Mme Katleen Bury
et la réponse du secrétaire d’État à la Digitalisation, chargé de la Simplification administrative, de la Protection de la vie privée et de la Régie des bâtiments, adjoint au premier ministre,
- considérant que l'importance de l’Autorité de protection des données ne peut être ni sous-estimée ni minimisée, compte tenu des tâches qui lui sont confiées;
- considérant qu'il est dès lors particulièrement important d'éviter toutes dissensions internes, tous conflits personnels et tous choix stratégiques contradictoires concernant le fonctionnement de ce service;
- considérant qu'il est particulièrement dommageable, non seulement pour son image, mais aussi pour son fonctionnement, qu'un service, dont la mission est entre autres de protéger les données à caractère personnel des citoyens, soit présenté comme un groupement d’intérêts qui est d’intelligence avec de telles associations;
- considérant que toutes les déclarations faites par une directrice démissionnaire doivent, sans délai et en vue d’établir la vérité, faire l'objet d'une enquête complète quant au fond, et qu'un audit approfondi, combiné à une évaluation de l'APD et au sein de celle-ci, doit également être réalisé à brève échéance;
- considérant que seule une intervention ferme peut restaurer la confiance dans ce service;
demande au gouvernement
d'élaborer sur-le-champ un plan global mûrement réfléchi et opérationnel, s’accompagnant d’un audit et d’une évaluation de l'APD, et ce tant à brève qu’à moyenne et à longue échéances, afin de pouvoir non seulement inventorier les problèmes existants, mais aussi y remédier."
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Philippe Pivin.
Une motion pure et simple a été déposée par M. Philippe Pivin.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
- Nabil Boukili aan Mathieu Michel (Digitalisering, Administratieve Vereenvoudiging, Privacy en Regie der Gebouwen) over "Het ultimatum van de Europese Commissie inzake de onafhankelijkheid van de GBA" (55023829C)
- François De Smet aan Mathieu Michel (Digitalisering, Administratieve Vereenvoudiging, Privacy en Regie der Gebouwen) over "De evaluatie van de privacywet en de hervorming van de GBA" (55023840C)
- Nabil Boukili à Mathieu Michel (Digitalisation, Simplification administrative, Protection de la vie privée et Régie des Bâtiments) sur "L'ultimatum de la Commission européenne sur l'indépendance de l'Autorité de protection des données" (55023829C)
- François De Smet à Mathieu Michel (Digitalisation, Simplification administrative, Protection de la vie privée et Régie des Bâtiments) sur "L’évaluation de la loi sur la vie privée et la réforme de l’APD" (55023840C)
06.01 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, aujourd'hui expire la mise en demeure adressée à la Belgique par la Commission européenne de mettre fin aux conflits d'intérêts au sein de l'Autorité de protection des données (APD). À défaut d'avoir réglé le problème, notre pays risque une condamnation par la Cour de justice de l'Union européenne.
À ce stade et sauf erreur de ma part, aucune démarche n'a été entreprise afin d'exclure les personnes dénoncées par la Commission qui exercent des mandats publics et participent à des task forces gouvernementales tout en étant membres de l'APD, ce qui est manifestement contraire au Règlement général sur la protection des données.
Monsieur le secrétaire d'État, assumez-vous la responsabilité politique du non-respect des demandes européennes? Quelles démarches avez-vous entreprises pour résoudre ces problèmes? Pourquoi le délai donné par la Commission n'a-t-il pas été respecté?
06.02 Mathieu Michel, secrétaire d'État: Madame la présidente, monsieur le député, la question de l'incompatibilité soulevée par la Commission européenne pour laquelle une issue devait être trouvée pour ce 12 janvier relève de la responsabilité de la Chambre auprès de laquelle est instaurée l'Autorité de protection des données. Autrement dit, la désignation et les possibles conflits d'intérêts de certains membres de l'APD relèvent de la compétence unique et de la responsabilité de la Chambre.
Comme je le soulignais dans ma réponse précédente, mon rôle est légistique dans ce dossier. J'ai apporté, à travers l'évaluation de la loi vie privée, des pistes de solution aux problèmes rencontrés par l'APD que je transpose aujourd'hui dans un avant-projet de loi. En effet, suite au rapport d'évaluation de la loi vie privée que je vous ai présenté en novembre 2021, le travail a débuté sur un avant-projet de loi modifiant la loi du 3 décembre 2017 portant création de l'APD. L'évaluation avait souligné la nécessité de prioritairement renforcer la gouvernance de l'Autorité de protection des données et l'exercice de ses missions et pouvoirs en toute indépendance.
Cet avant-projet de loi vise à répondre aux recommandations du rapport d'évaluation et repose sur trois axes principaux: le renforcement du fonctionnement de l'APD, le renforcement de son indépendance et le renforcement de l'approche pragmatique et l'expertise sectorielle de l'APD.
Permettez-moi également de répondre à la question de M. De Smet, même si ce dernier n'est pas présent. L'avant-projet de loi va, en fait, encore plus loin que la proposition de loi qui avait été envisagée, il y a quelques mois, en ce qui concerne le rôle des experts externes. En particulier, une garantie générale est introduite en ce qui concerne l'indépendance de l'Autorité de protection des données en ce sens que les experts ne pourront plus participer à aucun processus décisionnel dans l'exercice de leurs missions. En d'autres termes, ils ne disposeront pas d'une voix délibérative et ils ne seront pas autorisés à corédiger des projets d'avis et de recommandation.
L'application de cet avant-projet de loi qui, je l'espère, aboutira, solutionnera l'ensemble des éléments pointés par la Commission.
06.03 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le secrétaire d'État, si je vous ai adressé cette question, c'est parce que la Commission européenne vous a adressé son courrier en tant que responsable de cette compétence; elle ne l'a pas adressé au Parlement.
Il s'agit d'une compétence du Parlement, certes, mais on sait qu'il y a une différence entre la théorie et la pratique. Je ne vous cache pas, monsieur le secrétaire d'État, que la majorité parlementaire agit en fonction des besoins et des envies de la majorité gouvernementale. Donc quand celle-ci ne fait pas le travail sur ce dossier, c'est parce que le gouvernement n'a pas un accord sur ce dossier. Il faut être naïf pour ne pas voir cette corrélation entre les deux. Et cette majorité, votre parti en fait partie. Le président de votre parti avait même déclaré qu'il voulait notamment exclure M. Robben, cité par la Commission européenne. Pourtant, rien ne se traduit dans les faits.
Vous êtes en charge de la Protection de la vie privée. Vous venez avec un avant-projet de loi pour remédier à cette situation. Je crains que vous n'ouvriez la porte à un deuxième problème important. Vous êtes peut-être au courant d'une jurisprudence européenne existante en la matière. On ne peut pas modifier une loi en cours de mandat. Un pays l'avait fait, la Hongrie. Elle a été condamnée par la Cour européenne. On ne peut pas changer les règles du jeu pendant le match. Or c'est ce que vous allez faire avec votre projet de loi. En outre, je pense que ce n'est pas la réponse adéquate.
Une réponse existe. C'est l'article 45 de la loi de l'APD. Pourquoi ne pas l'appliquer pour les personnes concernées? La réponse est là. Il ne faut pas chercher plus loin. Votre avant-projet va ouvrir la porte à un autre problème, comme celui qu'a connu la Hongrie.
L'incident est clos.
De voorzitster: Ik dank u, mijnheer de staatssecretaris. Wij kunnen onze vragenronde met u hier beëindigen.
We gaan zo meteen verder met de vragen aan de minister van Justitie.
07 Actualiteitsdebat over de gevangenissen en toegevoegde vragen en interpellatie van
- Karin Jiroflée aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De evolutie van grondslapers naar een permanente overbevolking" (55023636C)
- Stefaan Van Hecke aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Extra bedden binnen de bestaande gevangenissen" (55023648C)
- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De stakingen in gevangenissen" (55000226I)
- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De landelijke 24 urenstaking van de penitentiair beambten" (55023812C)
- Philippe Goffin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De stakingen in de Belgische gevangenissen" (55023858C)
- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De staking in de gevangenissen en de kritieke situatie in Antwerpen" (55023885C)
07 Débat d'actualité sur les prisons et questions et interpellation jointes de
- Karin Jiroflée à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'évolution de détenus dormant à même le sol vers une surpopulation permanente" (55023636C)
- Stefaan Van Hecke à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Des lits supplémentaires dans les prisons existantes" (55023648C)
- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les grèves dans les prisons" (55000226I)
- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La grève de 24 heures des agents pénitentiaires dans tout le pays" (55023812C)
- Philippe Goffin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les grèves dans les prisons du pays" (55023858C)
- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La grève dans les prisons et la situation critique à Anvers" (55023885C)
Mevrouw Jiroflée is nog niet aanwezig en het is onduidelijk of de heer Van Hecke nog zal kunnen terugkeren, omdat hij ook een andere commissievergadering heeft, maar u kunt starten met uw interpellatie, mevrouw Dillen.
07.01 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, aan iedereen ook mijn beste wensen voor een gezond, succesvol en hopelijk iets eenvoudiger 2022.
Mijnheer de minister, ik heb u reeds herhaaldelijk ondervraagd over de penibele toestand in onze gevangenissen, zowel op het vlak van overbevolking als van het aanzienlijke personeelstekort. Al decennia is dit een schrijnend probleem en helaas is dat vandaag niet anders. Opnieuw was er in het begin van dit jaar een vierentwintigurenstaking in de gevangenissen in Vlaanderen en in Vorst. Ik durf te zeggen dat die terecht was. De overbevolking blijft duren en het personeelstekort wordt maar niet opgelost.
In principe is er plaats voor ongeveer 9.500 gedetineerden maar op dit ogenblik zijn er meer dan 10.700. Dit betekent eigenlijk dat er voor 1.200 gevangenen geen plaats is. Om de ergste nood te lenigen werd een aantal extra bedden geplaatst, maar het personeelskader volgt niet. De wijze waarop die bedden bijgeplaatst werden doet toch wel vragen rijzen. Met vier in een cel waar er plaats is voor twee of met acht waar er plaats is voor vier, zoiets vormt helaas geen uitzondering. Gedetineerden moeten op een matras op de grond slapen, de sanitaire voorzieningen zijn absoluut onvoldoende, om te eten moet men een bord op het toilet plaatsen enzovoort. Dat is een beschaafd land onwaardig, daarover zullen we het ongetwijfeld eens zijn.
U hebt in een reactie gezegd dat deze situatie tijdelijk is maar dat klopt niet. Het probleem sleept al decennia aan en een structurele oplossing is er nog altijd niet. Volgens de vakbonden verschilt de situatie in Vlaanderen en Wallonië. In Wallonië zou het probleem iets minder nijpend zijn omdat er meer plaatsen beschikbaar zijn, weliswaar in verhouding tot het bevolkingscijfer. Ook daar blijft het echter een probleem. De penitentiaire ambtenaren zijn deze aanslepende situatie zonder enig zicht op beterschap werkelijk beu. Dit is voor het personeel absoluut onhoudbaar. Men zit op het tandvlees, de werkdruk is onhoudbaar. De moeilijke werkomstandigheden moeten dringend worden aangepakt. Er moet ook een initiatief komen om het statuut aantrekkelijker te maken, want met nieuwe uniformen alleen, zoals aangekondigd in de begroting, zult u het probleem niet oplossen.
U zal aanstonds ongetwijfeld antwoorden dat er nieuwe gevangenissen komen. Dat klopt, in Haren wordt er een nieuwe gevangenis geopend met een capaciteit van ongeveer 1.200 plaatsen rond het einde van dit jaar. Tegelijkertijd zullen echter de gevangenissen in Brussel, met ongeveer dezelfde capaciteit, sluiten. Hetzelfde geldt voor de nieuwe en de oude gevangenis in Dendermonde. Laten we ook niet vergeten dat de gevangenis in Ieper zal sluiten voor verbouwingen, waardoor haar gedetineerden naar elders moeten worden overgebracht. Met de opening van Haren en Dendermonde zult u dus het capaciteitsprobleem niet oplossen.
Het probleem is niet nieuw maar er dient dringend een oplossing ten gronde te komen. U moet echt werk maken van een grondig plan van aanpak en luisteren naar de terechte noodkreet van het penitentiair personeel, dat nu eindelijk een langetermijnoplossing vraagt binnen afzienbare tijd.
Mijnheer de minister, zult u dringende initiatieven nemen om de capaciteit fors op te trekken, aangezien de nieuwe gevangenissen in Haren en Dendermonde niet zullen volstaan?
Ten tweede, zal u bij hoogdringendheid een initiatief nemen om het statuut van de penitentiaire beambten grondig te verbeteren en de huidige erg moeilijke werkomstandigheden te verbeteren?
Ten derde, tijdens het overleg hebt u aangekondigd dat u een verhoging van het personeelskader zal onderzoeken tegen midden 2022. Dat hebben wij vernomen. Kan u daarover meer uitleg geven?
Ten vierde, tegelijkertijd wil u daar dan ook aan toevoegen dat onderzoek alleen niet voldoende is maar dat er concrete initiatieven moeten komen, om het personeelskader in te vullen en te verhogen. Wat zal u ter zake doen?
Ten vijfde, u gaat er prat dat u heel regelmatig op het terrein aanwezig bent en dat u heel regelmatig bezoeken ter plaatse aflegt. Daarop geef ik uiteraard geen enkele kritiek, dat gegeven is heel positief. De vakbonden pikken het echter niet dat u naar hun zeggen zelf nog nooit aanwezig bent geweest bij het overleg. Ik citeer: "Dat de minister vaak spreekt met mensen op het terrein is goed, maar het zou aangenaam zijn mocht hij in zijn drukke agenda ook tijd maken om aan tafel te gaan met de sociale partners." Klopt dat? Zo ja, zal u daar werk van maken en er verbetering in brengen?
Ten slotte kunnen detentiehuizen voor een aantal gedetineerden en onder bepaalde voorwaarden een oplossing vormen voor het capaciteitsprobleem. De realisatie daarvan lijkt echter niet echt te vlotten. Wat is de stand van zaken?
Mevrouw de voorzitster, hiermee rond ik mijn interpellatie af.
Ik meen dat mijn vraag om uitleg van december 2021 over de stakingsaanzegging in de gevangenis van Antwerpen en het overleg door een vergissing veel verder op de agenda van vandaag is geplaatst. Ze gaat eigenlijk over hetzelfde. Ik neem dus aan dat die vraag aan mijn interpellatie zal worden gekoppeld. Voor die vraag verwijs ik naar de ingediende tekst.
De voorzitster: Ik meende te hebben vernomen dat een aantal vragen, onder andere de bedoelde vraag alsook een vraag van mij over de Brusselse gevangenis, te specifiek waren, om in het algemene debat mee te nemen. De antwoorden zullen daarna worden gegeven. Uw vraag zal echter wel worden behandeld vandaag.
07.02 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, mes meilleurs vœux à vous tous ainsi qu'à M. le ministre.
Monsieur le ministre, je regrette de devoir vous interroger pour la deuxième fois en un mois sur une grève observée par des agents pénitentiaires. Cette fois, elle concerne toutes les prisons du pays, d’abord néerlandophones, puis francophones.
En cause: la surpopulation carcérale et le manque criant de personnel qui, cumulés, rendent les conditions de travail des agents extrêmement difficiles.
Le 15 décembre dernier, en réponse à mes questions à ce sujet, vous aviez à nouveau brandi comme solutions les nouvelles prisons de Haren, de Termonde, d’Anvers ou de Bourg-Léopold. Sauf que, soit ces prisons ne verront le jour que dans plusieurs mois, voire plusieurs années, soit elles ne feront que se substituer à la capacité des prisons existantes et trop vétustes.
Autrement dit, le problème de la surpopulation carcérale ne sera pas réglé, puisque pour une capacité totale théorique d’environ 9 500 places, notre système pénitentiaire accueille aujourd’hui près de 10 700 détenus. Il faudrait donc au moins 1 200 places supplémentaires de base.
Vous avez en outre pris l’engagement d’exécuter les courtes peines, d’abord dès décembre 2021, ensuite dès le mois de juin prochain, ce qui fera exploser le nombre de détenus dans des prisons déjà surpeuplées.
Monsieur le ministre, si les procédures de recrutement vont apparemment bon train, comment expliquez-vous que les syndicats aient entamé une nouvelle grève pour dénoncer le manque de personnel?
Quand les recrutements annoncés seront-ils effectifs?
Allez-vous suspendre l’exécution de toutes les courtes peines le temps que les prisons annoncées soient opérationnelles?
Enfin, dans plusieurs prisons, le seuil de personnel permettant d’assurer le service minimum n’était même pas atteint durant la grève. L’Institut fédéral des droits humains et le CCSP avaient d’ailleurs déjà averti en octobre dernier que les conditions de la loi du 23 mars 2019 étaient rarement réunies pour garantir les droits des détenus durant les grèves consécutives. Comment expliquez-vous cela? Quand l’évaluation de cette loi – qui devait intervenir au plus tard un an après son entrée en vigueur – aura-t-elle lieu?
07.03 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, collega's, mijnheer de minister, vooreerst ook van mijnentwege aan iedereen de beste wensen voor het nieuwe jaar. Dat het vooral een gezond jaar mag worden voor ons allemaal.
Mijnheer de minister, mijn vraag sluit aan bij de voorgaande. Het is duidelijk dat het geen rustige eindejaarsperiode is geweest voor het gevangeniswezen. De situatie in onze gevangenissen stond nog maar eens in het centrum van de belangstelling door de stakingen. Ik denk dat men de penitentiaire beambten zeer goed kan begrijpen als men de overbevolking vandaag in onze gevangenissen ziet.
Ik heb de cijfers opgevraagd en u heeft ze mij ook bezorgd. In de Antwerpse gevangenis alleen al was er een bezetting van net geen 190 %. Dat is bijna het dubbele van de eigenlijke capaciteit. Bovendien bleek uit de cijfers dat er een scheeftrekking was tussen de Vlaamse en de Waalse gevangenissen wat de overbevolking betreft. We moeten vaststellen dat deze in Vlaanderen vele malen groter is.
Ondertussen heeft u al een aantal maatregelen genomen en is ook in Antwerpen de overbevolking al een beetje gedaald, hoewel ze nog steeds op een veel te hoog niveau staat. Ik ben er mij van bewust dat er geen mirakeloplossingen zijn. Dat weten we allemaal. Het is echter ook geen nieuwe situatie. Wat we wel moeten hebben, is een plan van aanpak, om dit op korte termijn te kunnen aanpakken en het ook op middellange termijn te kunnen verbeteren. We hebben er al veel discussies over gevoerd maar blijkbaar raken we er toch niet door of komt de aanpak er toch niet in die mate dat er een oplossing is.
U schermt steeds met de nieuwe gevangenissen. Tegen het einde van deze legislatuur zal er extra capaciteit gecreëerd zijn. U en ik weten dat dit niet de oplossing is op korte termijn. Ten eerste gaan ze nog niet onmiddellijk open en ten tweede zullen de oude gevangenissen dichtgaan. Een groot gewin zal dit dus ook niet betekenen. U weet ook dat het huidige overbevolkingscijfer hoger ligt dan de nieuwe capaciteit die u creëert.
De detentiehuizen vormen een andere mogelijkheid, maar u en ik weten dat die er ook niet één-twee-drie zullen staan. Daar wordt straks nog een andere vraag over gesteld. Ze zullen trouwens ook niet geschikt zijn voor elke gedetineerde, zodat men ook daarmee de overbevolking dus niet zal kunnen opvangen.
Het is eigenlijk een plaat die blijft hangen en helemaal grijsgedraaid is. We kunnen dit zo niet laten, er moet een oplossing uit de bus komen.
Wat is de toestand van de Antwerpse gevangenis vandaag op het vlak van overbevolking?
Zijn er sinds kerst nog maatregelen getroffen om de overbevolking terug te dringen? De toestand is in geen enkele gevangenis goed. Welke maatregelen hebt u de voorbije weken nog genomen om de toestand in de gevangenissen te verbeteren?
Wat is de stand van zaken van de detentiehuizen? Als er dit jaar twee à drie detentiehuizen zouden worden geopend zouden die toch al een honderdtal plaatsen bieden. Dat is niet voldoende, maar die plaatsen zijn er dan toch al.
Ik heb u al een aantal mogelijke maatregelen aangereikt om de overbevolking aan te pakken en extra capaciteit te creëren. Wordt de optie gelicht om de oude gevangenissen toch nog wat langer open te houden als dat mogelijk is? Zo kan de capaciteit minstens tijdelijk worden verhoogd en de strafuitvoering verder mogelijk worden gemaakt.
07.04 Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, les 3 et 4 janvier derniers, nos prisons ont connu deux vagues de grèves successives de 24 heures, d'abord au nord et à Bruxelles, puis au sud du pays. Les motivations principales semblent être un manque d'effectif structurel, cumulé à une surpopulation carcérale non négligeable ainsi qu'à des conditions de détention difficiles, qui impactent négativement les conditions de travail du personnel pénitentiaire.
Je l'avais déjà relevé précédemment, certains acteurs de terrain font référence aux cadres de certains établissements qui ne seraient parfois remplis qu'à 70 % de leur capacité maximum. De l'analyse du budget que vous avez présenté, je relève une augmentation de près de 11 millions d'euros en matière de dépenses liées au personnel par rapport à l'année passée et de plus de 20 millions par rapport à 2020, ce dont nous pouvons nous réjouir.
Dès lors, avez-vous recensé l'ensemble des effectifs actuellement en service afin de déterminer avec précision, et en collaboration avec le terrain, l'ensemble des besoins humains auxquels font face les différents établissements pénitentiaires de notre pays? Des recrutements sont-ils en conséquence envisagés au cours de l'année à venir?
De même, certains font état d'une surpopulation constante à laquelle aucune solution concrète ne serait actuellement apportée ainsi qu'à des conditions de détention déplorables. Vous avez prévu pour 2022, ce qui est une très bonne idée, 8 millions d'euros spécifiquement dédiés à des rénovations. Très concrètement, quel est le calendrier des rénovations prévues pour cette année 2022? Ce calendrier est-il fixé en concertation avec les acteurs du monde pénitentiaire et quel a été leur input concret par rapport à cela?
Enfin, au sujet de la surpopulation, vous avez précisé dans votre réplique relative aux discussions sur la note de politique générale qu'il y aurait près de 1 228 places supplémentaires à l'horizon 2024 et 2 240 à l'horizon 2028, par la création de nouveaux établissements pénitentiaires et de maisons de transition. Ces chiffres tiennent-ils compte des fermetures d'autres établissements dans un futur proche? En effet, les acteurs de terrain s'en inquiètent par rapport à cette mise en concordance de deux réalités, celle qui est annoncée et celle que l'on connaît actuellement.
07.05 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, en ce début d'année, deux grèves de 24 heures ont eu lieu. D'abord, dans les prisons flamandes et ensuite dans les prisons francophones. Les agents pénitentiaires dénoncent des problèmes relevés depuis de nombreuses années: le manque de personnel et la surpopulation carcérale.
En principe, les 35 établissements pénitentiaires du pays peuvent accueillir 9 500 prisonniers, mais on en compte actuellement 10 700. Des lits d'appoint ont été installés pour pallier le manque de matériel mais le personnel reste trop peu nombreux pour gérer la surpopulation. "Ces conditions engendrent pour le personnel des prisons des conditions de travail qui ne sont plus acceptables", souligne Claudine Coupienne de la CSC. "La situation a, là aussi, atteint sa limite pour tous les agents, et pour les détenus aussi parce qu'ils n'ont plus accès aux activités qu'ils peuvent avoir", constate Grégory Wallet de la CGSP.
La situation va s'aggraver avec la politique d'exécution des courtes peines. Vous avez d'ailleurs récemment reporté cette exécution, reconnaissant bien ainsi qu'elle est impossible à mener. Quant à la construction de nouvelles prisons, comme celle de Haren, la position du terrain est claire, elle ne permettra pas d'augmenter la capacité, compte tenu des fermetures. Il n'y a pas 36 solutions: pour s'attaquer au problème des prisons, il faut des mesures fortes de revalorisation au lieu de contrats précaires, il faut des recrutements et des investissements et non des projets pharaoniques comme des méga prisons ou l'exécution de courtes peines qui est contre productive et qu'on ne peut de toute façon pas se permettre.
Monsieur le ministre, quelles mesures allez-vous prendre pour répondre aux demandes légitimes des agents? Des recrutements sont-ils prévus? Dans l'affirmative, combien et sous quel statut? Allez-vous revaloriser les salaires des agents? Maintenez-vous votre volonté de faire exécuter toutes les courtes peines de prison? Comment allez-vous procéder compte tenu de la surpopulation carcérale? Comment comptez-vous gérer la surpopulation sachant que les places gagnées à Haren seront contrebalancées par celles perdues dans les trois prisons bruxelloises qui fermeront et que les maisons de détention devront absorber les personnes condamnées à de courtes peines? Quelle serait votre solution? Je vous remercie.
07.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, collega's, in de eerste plaats wens ik u mijn allerbeste wensen over te maken voor 2022. Ik wens u een goede gezondheid, veel goedheid en veel geestigheid. Ik wil ook toosten op een goede samenwerking met de commissie. Ik wens ook veel actie dit jaar, een belangrijk jaar voor Justitie, met hervormingen die echt op dreef moeten komen en zichtbaar moeten zijn.
Mevrouw de voorzitster, op 20 december hebben wij een gedetailleerd en diepgaand debat gehad over deze problematiek. Ik zal proberen herhaling te vermijden maar het is niet slecht om nu, enkele weken later, een nieuwe stand van zaken te geven.
Ik begin met de vragen van de collega's Dillen en De Wit over de capaciteit en de infrastructuur.
Het probleem van de overbevolking is niet nieuw. Het louter voorzien van extra capaciteit is niet de sleutel tot de oplossing van dit probleem.
Het CPT wees tijdens het laatste bezoek op de problematiek van de grondslapers en vroeg om een actieplan op te stellen om deze problemen tegen februari op te lossen. Ik herhaal mijn boodschap van 20 december hier in het Parlement, namelijk dat kortetermijnoplossingen helemaal niet evident zijn. Het huren van capaciteit in het buitenland, zoals verschillende mensen hebben gesuggereerd, is geen kortetermijnoplossing, omdat men dat niet één-twee-drie kan doen. Bovendien heeft dat een enorm kostenplaatje, destijds in Nederland was het 40 miljoen euro als ik mij niet vergis.
Voor de korte termijn hebben wij daarom naar andere maatregelen gekeken. Wij zijn gekomen tot een tijdelijk spreidingsplan, in afwachting van de extra capaciteit. Bij de uitwerking van dit spreidingsplan werd er gewaakt over een aantal principes, zoals het beschikbaar blijven van een contingent monocellen. Aan specifieke projecten zoals de drugsvrije afdelingen en de zorgprojecten voor geïnterneerden wordt niet geraakt. Voor alle duidelijkheid, de capaciteit humanitaire maatregelen wordt niet meegerekend in de extra capaciteit van 2.440 extra plaatsen die wij voorzien in de komende jaren.
In totaal worden 284 bedden tijdelijk bijgeplaatst in arresthuizen en strafhuizen. Het is op dit ogenblik moeilijk te voorspellen hoelang wij deze maatregelen zullen moeten aanhouden. Ik kan u echter alvast garanderen dat deze bedden niet langer dan noodzakelijk zullen worden gebruikt. Er is in een permanente opvolging en een periodieke evaluatie voorzien, die ons in staat moeten stellen om bij te sturen. Daarom kiezen wij er ook heel bewust voor om deze capaciteit steeds apart te vermelden. Op die manier willen wij vermijden dat die als reguliere capaciteit zou worden meegeteld.
Dan wil ik even de extra capaciteit op middellange termijn toelichten. Er zijn voor dit jaar netto 452 nieuwe bijkomende plaatsen voorzien.
Monsieur Boukili, la fermeture des prisons de Bruxelles et l'ouverture de celle de Haren vont conduire à une augmentation nette – et non brute – de 106 places.
Voor Dendermonde gaat het netto over 276 extra plaatsen. Dat betekent dat wij daar bijkomende plaatsen hebben. Daaraan voegen wij nog eens 70 extra plaatsen toe in de transitiehuizen. Dat brengt ons dus op een totaal van 452 plaatsen in 2022. In 2023 volgt de heropening van de gevangenis van Ieper, met een extra capaciteit van 56 plaatsen. De gevangenis van Antwerpen zal in 2025 worden vervangen, wat een einde zal maken aan de levensomstandigheden die de voorbije weken reeds meermaals ter sprake kwamen. In 2026 voorzien wij dan door de opening van de gevangenissen in Vresse en Leopoldsburg 592 extra nettoplaatsen. De drie FPC's in Aalst, Paifve en Waver zullen netto voor 620 extra plaatsen zorgen. Met andere woorden, op termijn betekent dat een serieuze stijging van het aantal plaatsen en de capaciteit.
Zoals ik in het begin al heb aangegeven, is het voorzien in capaciteit niet voldoende, wij moeten daarenboven structurele veranderingen doorvoeren.
Het betreft dan, ten eerste, de uitvoering van de korte straffen. Dat klinkt paradoxaal, want de uitvoering van de korte straffen leidt tot nog meer benodigde plaatsen. Dat is evident. De filosofie achter de uitvoering van de korte straffen is echter dat het effectief uitvoeren van alle korte straffen ons zal toelaten om kort op de bal te spelen, het gekende fenomeen van draaideurgedetineerden te verminderen en dus een impact te hebben op de recidive. Om de korte straffen uit te voeren voorzien wij 720 plaatsen in nieuwe detentiehuizen. Belangrijk is echter dat wij op die manier het gevangeniswezen definitief een andere richting willen geven, door in te zetten op kleinschalige detentie en een aanpak op maat. Wij willen daarbij alle straffen uitvoeren, maar tegelijkertijd de veroordeelde de kans geven om na de uitvoering van de straf beter terug te keren naar de maatschappij.
Collega's, een tweede structurele verandering is de invoering van het nieuwe Strafwetboek, dat een impact zal hebben op de instroom van gedetineerden. Wij willen voorzien in het opleggen van de meest aangewezen straf. Dat is niet steeds een gevangenisstraf. Dat is dus een tegenstelling met het huidige Strafwetboek.
Tot slot, het is ook belangrijk te werken aan een beleid dat zorgt voor de uitstroom van gedetineerden. Daartoe is de zinvolle detentie met het werken naar re-integratie van bij de start van de straf belangrijk. Op die manier zullen de recidive en dus ook de overbevolking dalen.
Collega's, dat is langetermijnpolitiek en een heuse gamechanger in ons strafuitvoeringsbeleid.
Ik kom nu bij de vragen van mevrouw Dillen en mevrouw De Wit over de detentiehuizen. Ook daarover hebben wij al meermaals van gedachten kunnen wisselen.
Het project in Kortrijk vordert goed. De aanwervingprocedure is lopende en de opening is uitgewerkt. Het wordt operationeel in juni 2022. In Verviers is er een compromis ondertekend voor de aankoop van het gebouw. Het overleg met de lokale partners loopt. De zoektocht naar andere geschikte gebouwen loopt intussen door. Er moet rekening worden gehouden met de kostprijs van het gebouw, de staat van het gebouw, de nodige renovatiewerken, de datum waarop het gebouw beschikbaar wordt, het overleg met de lokale partners en andere elementen.
Monsieur Goffin, pour répondre à votre deuxième question relative aux huit millions d'euros, le budget est prévu pour effectuer les travaux d'entretien en retard du fait du sous-financement structurel passé des installations techniques, d'une part, et pour moderniser et/ou renouveler les installations de sécurité, d'autre part. À cette fin, il est fait appel à un bureau d'étude. Aucune planification spécifique n'a été faite. Ce budget permet également de répondre rapidement aux réparations et remplacements urgents. Les travaux sont toujours planifiés en concertation avec le terrain. Un calendrier exact n'existe pas encore. Les travaux sont planifiés et exécutés en cours d'année en tenant compte des urgences. Les rénovations relèvent de la compétence du secrétaire d'État en charge de la Régie des Bâtiments.
Quant à votre troisième question, ces chiffres tiennent compte de la fermeture de la prison de Dinant, de l'ouverture de la prison de Vresse, de la fermeture des prisons bruxelloises et de la fermeture de la prison d'Anvers.
Wat de vierde vraag van mevrouw De Wit betreft, we bekijken momenteel de mogelijkheden met de Regie der Gebouwen.
Wat betreft de tweede vraag van mevrouw Dillen in verband met het personeel, een aanpassing van het statuut van het penitentiair personeel wordt inderdaad voorbereid. Titel IV van de wet van 23 maart 2019 omvat de artikelen die heel concreet betrekking hebben op het statuut van het personeel. Die artikelen bepalen de basisprincipes betreffende de toekenning van een betrekking, de verloven en afwezigheden, de toelagen, de evaluatie van de personeelsleden, het recht op wedde en gewaarborgde bezoldiging, het tuchtregime, de orde- en veiligheidsmaatregelen, het ambtshalve ontslag en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de gezondheidszorg. Deze artikelen zullen de volgende jaren gradueel in uitvoering worden gebracht. Ondertussen lopen er al projecten rond professionalisering en differentiatie, deontologie en integriteit en de oprichting van een penitentiaire school. Dat zijn allemaal initiatieven die de omkadering en de ondersteuning van de medewerkers zullen verbeteren.
Zoals ik al meermaals in de commissie heb toegelicht, zullen wij in de eerste helft van 2022 twee nieuwe functies introduceren binnen het gevangeniswezen. De functie van penitentiair beambte zal worden opgesplitst in twee nieuwe functies, meer bepaald veiligheidsassistent en detentiebegeleider. Dit moet het bewakingspersoneel toelaten zich te specialiseren in een bepaald aspect van bewaking, hetzij de beveiliging van de gebouwen en de personen, hetzij de begeleiding van de gedetineerden. Beide functies zijn complementair en leiden tot een betere veiligheid binnen de inrichtingen. Voorbeelden in het buitenland hebben reeds aangetoond dat dit concept werkt. De bouw van nieuwe gevangenissen en de renovatie van bestaande gevangenissen verbetert trouwens niet alleen de leefomgeving van de gedetineerden, maar ook de werkomstandigheden van het penitentiair personeel.
Wat betreft de derde vraag van mevrouw Dillen, de administratie voert op dit moment een haalbaarheidsstudie uit over de tijdelijke versterking van het personeel naar aanleiding van de personeelstekorten. Zoals aangekondigd tijdens het overleg onderzoeken wij verschillende pistes en beperken we ons niet tot een tijdelijke uitbreiding van het kader. De resultaten hiervan worden voor de zomer van 2022 gecommuniceerd.
J'en viens aux questions de M. Goffin et Mme Rohonyi.
S'agissant
du manque de personnel, les prisons font l'objet de procédures de recrutement
continues. Les besoins sont bien sûr déterminés en concertation avec le
terrain. Un projet pilote sur une procédure raccourcie est en cours pour la
province d'Anvers, pour les prisons d'Anvers et de Beveren, et pour la région
de la Campine, soit les prisons de Wortel, Turnhout et Merksplas. Actuellement,
la planification est faite et des entretiens sont prévus du 17 janvier
jusqu'à la fin du mois de février. Pour les prisons de Bruxelles, la dernière
étape pour les candidats francophones est en cours. Quelque 130 candidats
sont inscrits à ces tests. Les résultats sont attendus dans la deuxième moitié
du mois de février. En raison d'afflux prévus à Bruxelles, cela devrait
permettre d'effectuer ensuite un grand nombre de mutations de Bruxelles vers la
Wallonie.
Mon cabinet
et l'administration centrale de la Direction générale des Établissements
pénitentiaires (DG EPI) suivent avec la plus grande attention l'évolution
de la situation. Il est difficile de remplir rapidement les postes vacants en
raison de la pénurie de main-d'œuvre; les collaborateurs en sont conscients.
Un projet pilote est en cours pour
réduire la durée des procédures de sélection et des campagnes de valorisation
ont été lancées pour souligner l'attrait de cette profession. L'administration
mène une étude de faisabilité pour le renforcement temporaire du personnel en
réponse à la surpopulation et au manque de personnel. Les résultats seront
communiqués à la CSC d'ici l'été 2022.
Collega Dillen, ik kom dan bij uw vraag naar concrete initiatieven.
Op dit ogenblik wordt alles in het werk gesteld om de bestaande vacatures in te vullen. Momenteel worden we op nationaal vlak geconfronteerd met krapte op de arbeidsmarkt, wat maakt dat de invulling trager verloopt dan normaal. In samenwerking met de minister van Ambtenarenzaken werden er initiatieven genomen. De ministerraad van 23 september 2021 heeft twee ontwerpen van KB goedgekeurd. Deze werden op 5 januari voorgelegd aan de vakbonden. Zoals ik al zei, loopt er in de regio Antwerpen momenteel een proefproject met versnelde selectie op basis van één interview. Er wordt ook sterk geïnvesteerd in een campagne om een job in het gevangeniswezen in de verf te zetten. Zo hebben we in het najaar van 2021 nog een campagne gelanceerd voor zorg- en bewakingspersoneel. Justitie is een zeer interessante werkgever. We moeten dit meer benadrukken bij potentiële kandidaten op de arbeidsmarkt. De eerste resultaten zijn alvast veelbelovend.
Madame Rohonyi, concernant votre première question, je puis vous dire que le personnel est très préoccupé par la pénurie de personnel, d'autant plus que le taux d'absentéisme a fortement augmenté en raison de la pandémie actuelle. Ce phénomène se fait lourdement sentir dans tous les secteurs professionnels, mais il est particulièrement dommageable sur le terrain pénitentiaire.
Le taux élevé de la surpopulation augmente également la pression sur les collaborateurs. Je les comprends encore plus. Je partage leurs préoccupations, mais une grève ne résoudra évidemment pas ce problème.
Mevrouw Dillen, wat uw vijfde vraag betreft, heb ik sinds mijn aantreden als minister van Justitie alle vakbonden uitgenodigd voor een bilateraal gesprek en persoonlijk kennisgenomen van hun bezorgheden. Met een aantal van die verzuchtingen ben ik onmiddellijk aan de slag gegaan. Zo heb ik het probleem van de uniformen aangepakt en heb ik samen met de minister bevoegd voor Amtenarenzaken werk gemaakt van een vereenvoudiging van de selectieprocedures. Verder heb ik geld vrijgemaakt voor een campagne om de job van penitentiair beambte in de verf te zetten en tevens werd het sociaal overleg meer gestructureerd en geprofessionaliseerd.
Ik was begin
december persoonlijk aanwezig in Antwerpen voor een overleg met de vakbonden.
Dat overleg was constructief en we zijn toen samen tot enkele oplossingen
gekomen die we momenteel uitvoeren. Dat is ook te merken aan de cijfers in
Antwerpen.
Het klopt dat ik
zelf niet altijd deelneem aan alle overlegmomenten en onderhandelingen. Zolang
het overleg in een constructieve sfeer verloopt, laat ik dat graag over aan de
administratie en mijn kabinet. Ik zal op 14 januari de onderhandelingen
met betrekking tot de nieuwe functies zelf leiden.
Madame Rohonyi, en ce qui concerne votre troisième question, l'exécution des peines de trois ans et moins doit entrer en vigueur le 1er juin de cette année. Comme je l'ai déjà évoqué, le seul facteur qui pourrait inciter à un report est lié à une nouvelle vague d'infections, comme celle que nous subissons actuellement.
La non-exécution actuelle des peines participe à la surpopulation, dans la mesure où elle influe sur les décisions prononcées par les magistrats et le sentiment d'impunité des condamnés. Il est donc structurellement important de supprimer ce facteur aggravant de la surpopulation carcérale.
Ce n'est qu'en redonnant confiance en l'effectivité des peines que nous améliorerons les choses. Ce n'est évidemment pas le seul facteur d'amélioration, mais c'est un facteur important, pour lequel je respecterai le calendrier prévu.
Le problème de la surpopulation n'est pas nouveau et plus d'un ministre s'est déjà cassé la tête pour le résoudre. Cela est devenu clair une fois de plus lors des dernières concertations syndicales. Les syndicats ont estimé que notre proposition du 24 décembre "avait certainement du mérite", mais malheureusement, la grève n'a pas pu être évitée.
Ik citeer letterlijk wat de vakbonden hebben gezegd: "Ongeacht het feit dat het voorstel zeker verdienste heeft, is het vertrouwen in de overheid, dat tijdens de vorige legislatuur ernstig werd geschonden, op dit ogenblik onvoldoende hersteld."
Cela va donc dans la bonne direction.
En ce qui concerne le service minimum abordé dans la quatrième question de Mme Rohonyi, l'évaluation est terminée. Il est correct que les normes fixées dans les plans modèles par prison n'étaient souvent pas respectées. Nous constatons également que les activités prévues par la loi n'ont pas toujours été organisées, ou pas partout. Les concertations avec les syndicats suite à l'évaluation sont toujours en cours.
Dan heb ik nog een vraag van collega De Wit. Op 29 november heb ik beloofd om het bevolkingscijfer in Antwerpen terug te brengen tot 680 gedetineerden, waar er dat op dat ogenblik 740 waren. Sinds 30 december is dat gelukt, maar uiteraard blijft het een dagelijkse uitdaging om dat zo te houden. Die 680 is een streefcijfer dat we proberen te halen.
07.07 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw heel uitvoerig antwoord op alle gestelde vragen. U weet dat ik dat apprecieer. Ik zeg niet dat u niets doet. U draagt natuurlijk een historische last uit het verleden met zich mee waarvoor u niet verantwoordelijk bent. Ik ben niet te beroerd om dat toe te geven, maar wat de capaciteitsproblematiek betreft, vrees ik dat de cijfers die u in uw antwoord gegeven hebt veel te optimistisch zijn en dat u niet vertrekt van realistische scenario's.
U hebt een korte-, middellange- en langetermijnoplossing gegeven.
Wat de kortetermijnoplossing betreft, er was beloofd dat de problematiek van het grondslapen tegen februari 2022 opgelost zou zijn. U geeft zelf toe dat dit niet het geval zal zijn. Er is wel een spreidingsplan en ik had daarover graag wat meer informatie gekregen. U kunt die cijfers in het verslag laten opnemen. Er zijn inderdaad 28 bedden bijgeplaatst, maar de wijze waarop dat gebeurt laat echt te wensen over, zoals ik heb geschetst in mijn uiteenzetting.
Op middellange termijn voorziet u onder andere de transitiehuizen als oplossing voor het capaciteitsprobleem, maar ook daar vrees ik dat u te optimistisch bent. We staan hier nog maar aan het prille begin en ik vrees dat de cijfers die u geeft op middellange termijn niet zullen worden gehaald.
Op lange termijn wenst u structurele veranderingen door te voeren. U zegt dat het uitvoeren van de korte straffen een impact zal hebben op de recidive. Ik ben daar helemaal niet zeker van, want wanneer we kijken naar de cijfers met betrekking tot recidive, dan gaan die vooral over zwaardere vormen van criminaliteit. Wat u de draaideurpolitiek noemt, zal met het uitvoeren van de korte straffen zeker niet opgelost worden.
U zegt dat er 720 plaatsen worden voorzien in de detentiehuizen, maar ook daar moet u toegeven dat we nog maar aan het prille begin staan. U hebt aangekondigd dat alles in Kortrijk volgens plan blijkt te verlopen. Ik weet niet wanneer de opening van Kortrijk gepland is, maar het blijft op dit ogenblik bij Kortrijk. Er zijn nog geen andere initiatieven ter zake.
U verwijst voorts naar het nieuwe Strafwetboek, maar die teksten zijn er nog altijd niet. Wij zijn in de commissie bezig met de hervorming van het seksueel strafrecht, maar daar blijft het ook bij. Wat het Strafwetboek zelf en het Wetboek van strafvordering betreft, zijn er natuurlijk de teksten uit het verleden, maar uw teksten moeten wij nog krijgen.
In verband met het personeelskader zegt u dat u bezig bent met een aanpassing van het statuut. Wanneer mogen wij daarvoor een definitieve oplossing verwachten? Het terrein is immers zeker vragende partij.
Mevrouw de voorzitster, ik geef u nog mee dat ik een motie heb ingediend tot besluit van mijn interpellatie.
De voorzitster: Ja, mevrouw Dillen. Ik zal ze straks voorlezen.
07.08 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses très complètes.
J'entends que la grève n'est en aucun cas un moyen correct de régler le problème structurel de la surpopulation carcérale sauf qu'ici, lorsque les agents pénitentiaires font grève, ce n'est pas de gaieté de cœur. C'est un signe de désespoir. C'est un appel à l'aide parce que justement, les mesures qui sont les vôtres mais aussi les concertations en cours n'apportent toujours pas de réponse structurelle à ce problème tout aussi structurel.
Je vous remercie d'ailleurs pour votre lucidité lorsque vous dites que ce problème de capacité ne sera pas résolu à court terme par les constructions de nouvelles prisons. C'est vrai à court terme mais c'est vrai aussi à long terme. C'est une question d'arithmétique observée depuis des décennies. Plus on construit de nouvelles prisons, plus elles se remplissent. En 1980, nous comptions 5 000 détenus. Aujourd'hui, nous en comptons le double.
J'entends une volonté de votre part d'améliorer les choses et de répondre à ce problème, sauf qu'on ne peut que constater aujourd'hui que non seulement cette capacité est arrivée à saturation, mais aussi que cela pose de réels problèmes de conditions d'indignité, notamment l'obligation de faire dormir des détenus sur des matelas à même le sol, par manque de lits. D'ailleurs, en décembre dernier, vous aviez annoncé une réflexion quant à la possibilité d'installer de vrais lits dans les prisons où la capacité maximale était atteinte. Je me demande toujours si cette réflexion a pu aboutir. Ce qui change par contre, c'est l'augmentation de la pression sur ces prisons surpeuplées, vétustes et qui ne pourront pas être remplacées, en tout cas qui ne pourraient l'être que dans plusieurs mois, voire plusieurs années. Vous avez évoqué fin 2022 ou encore 2026 pour la prison de Bourg-Léopold.
Parallèlement, on le sait, ces courtes peines vont être exécutées mais aussi être allongées.
Vous avez évoqué une réflexion sur les peines alternatives dans le cadre de la réforme du Code pénal. Or, pour ce qui est du volet Code pénal sexuel que nous examinons pour l'instant, nous nous dirigeons plutôt vers un allongement de ces mêmes peines.
Si vous me le permettez, je vous invite donc, monsieur le ministre, à un changement de paradigme sur le long terme tout d'abord, avec un recours accru aux permissions de sortie, aux congés pénitentiaires, au bracelet électronique. On voit que cela avait fonctionné durant la crise et avait eu un effet drastique sur la diminution de la population carcérale. Pourquoi ne pas en retirer les leçons aujourd'hui et sur le court terme aussi, en exécutant tous les points qui ont pu être contenus dans différents protocoles conclus avec les syndicats.
Pour les travaux de rénovation, j'entends qu'on va procéder aux travaux urgents.
Mais à force, les travaux qui étaient urgents au départ sont devenus structurels. Je vous invite à visiter les prisons de Forest et de Saint-Gilles pour le constater. Je termine, madame la présidente, mais étant donné que la réponse de M. le ministre a été longue, je serai un peu plus longue également.
En ce qui concerne les courtes peines, il faut bien sûr les exécuter. Mon message n'a jamais été de dire qu'il ne fallait pas le faire. Mon message était le suivant: il faut faire en sorte que ces courtes peines soient exécutées dans des conditions humaines et dignes, et donc pas dans des prisons surpeuplées comme aujourd'hui.
Quant aux recrutements, j'entends qu'ils doivent être réalisés, et que la procédure est en cours, mais j'insiste vraiment sur le fait que ces recrutements doivent être faits en priorité pour soulager le personnel des prisons existantes et non pas pour les futures prisons. Cela peut attendre.
Vous évoquez un projet pilote en ce qui concerne le recrutement accéléré pour la prison d'Anvers. On parle beaucoup de l'arrondissement judiciaire d'Anvers. D'autres prisons sont également en attente et j'en termine par là.
En ce qui concerne le service minimum, j'entends que les activités prévues par la loi ne sont pas toujours effectives. C'est vrai. Je me permets donc de relayer l'appel des acteurs de terrain qui sont en attente d'une vraie évaluation de cette loi, pour éventuellement la corriger par le biais d'une modification législative.
07.09 Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, merci pour vos réponses.
Vous disiez que c'était vos premières réponses de l'année. Je constate qu'elles sont aussi précises que celles de l'année dernière. Je vous en remercie. Elles sont très détaillées et documentées, ce qui est essentiel. Je l'ai dit dans le cadre de ma question et je l'avais dit également dans le cadre de nos échanges des mois de novembre et décembre. Les budgets sont là, ce qui nous donne une possibilité de peser concrètement sur la situation dans les prisons. Je suis parlementaire depuis 2010. Comme d'autres l'ont dit, il s'agit d'un héritage du passé. C'est une histoire qui commence à trop se répéter. À partir du moment où ces budgets sont là, et où, comme chez votre prédécesseur, la volonté de faire bouger les lignes est bien présente, allons-y!
Cela ne se fait pas tout de suite et je m'en rends bien compte. C'est une machine importante, lourde à faire bouger. Nous pourrions peut-être nous donner un rendez-vous comme on le fait parfois, dans un an, avec les différents acteurs dont nous avons parlé ici, c'est-à-dire les directeurs de prisons, les syndicats mais également les différents acteurs de terrain dans les prisons, pour voir où nous en sommes très concrètement.
J'entends des situations qui sont propres à Bruxelles, d'autres en Flandre et en Wallonie. Peu importe! Quelles que soient les Régions, on retrouve les même problèmes. Ce serait peut-être intéressant qu'au terme de cette année, et c'est une résolution pour 2022, nous prenions le temps pour réellement faire le point sur ce qui se sera passé durant cette année 2022, à la lumière des expressions positives que vous avez exposées.
J'en profite pour vous présenter, à vous, à mes collègues et à Mme la présidente, mes meilleurs vœux pour cette année 2022.
07.10 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik ben uiteraard blij te vernemenn dat er wordt ingezet op zinvolle detentie en binnenkort ook op de uitvoering van de korte straffen. Maar u zult altijd capaciteit nodig hebben. U zegt nu dat het op korte termijn niet mogelijk is capaciteit in het buitenland te huren. Maar de situatie is niet nieuw: u had hier een jaar geleden al mee kunnen beginnen, dan was die capaciteit er misschien vandaag wel geweest en had er niet zoveel druk op die ketel gestaan.
U sprak van een tijdelijk spreidingsplan. Ik vermoed dat u een spreiding bedoelt over de verschillende gevangenissen. Mij lijkt dat niet meer dan logisch als we weten dat 20 % van de totale overbevolking werd opgevangen in de Antwerpse Begijnenstraat. U zegt dat we de overbevolking daar hebben teruggebracht van 740 naar 680 gedetineerden, maar met een capaciteit van ruim 430 blijft dat veel te veel.
Ik kijk uit naar de verdere uitwerking van uw masterplan en de nieuwe gevangenissen. Ik ben blij te vernemen dat u wilt overwegen om eventueel waar het kan – want dat moet natuurlijk op een menswaardige manier gebeuren – de oude gevangenissen open te houden.
Ik ben ook benieuwd naar de impact van het nieuwe Strafwetboek. U zegt dat u een aantal gevangenisstraffen zal schrappen, maar voor vele van die feiten – misschien moet u maar eens een enquête doen – kwamen mensen niet in de gevangenis terecht. Ik vraag mij dus af of dit de verwachte impact zal hebben.
Wat ik niet gehoord heb – daarmee loop ik vooruit op een vraag die ik straks ga stellen – is de mogelijkheid om mensen hun straf in hun thuisland te laten uitzitten. Daar ligt nog veel potentieel dat u kunt aanboren om hier capaciteit vrij te maken, naar het voorbeeld van Theo Francken en Koen Geens in de vorige regering, die jaarlijks 1.400 à 1.600 mensen zo hun straf in het buitenland lieten uitzitten. Dat is een piste die u zeker moet meenemen als oplossing voor de huidige overbevolking, maar dat debat zullen we straks nog voeren.
De voorzitster: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marijke Dillen en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Marijke Dillen
en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee,
- overwegende dat de gevangenisstakingen de resultante zijn van een reeds jarenlang gekend probleem, met name de overbevolking in de gevangenissen;
- overwegende dat niettegenstaande de aangekondigde plannen en de bouw van twee nieuwe gevangenissen, en rekening houdend met de aangekondigde sluiting van drie andere gevangenissen, de nettocapaciteit in de gevangenissen niet zal toenemen, minstens niet zal volstaan om het overbevolkingsvraagstuk in de gevangenissen op te lossen;
- overwegende dat er aldus van een tijdelijk probleem geen sprake kan zijn, maar we geconfronteerd worden met een gigantisch structureel probleem, waar zelfs alle aangekondigde maatregelen (los van de projecten in uitvoering) van de minister van Justitie, niet zullen volstaan om het probleem te remediëren;
- overwegende dat voor de penitentiaire ambtenaren de situatie al onhoudbaar was, en de situatie op vandaag, laat staan voor de toekomst er – voor zover als mogelijk – nog minder rooskleurig uitziet;
- overwegende dat voormelde een westers land en democratische rechtstaat onwaardig is;
- overwegende dat om tegemoet te komen aan de problematiek waarmee de beambten geconfronteerd worden er voor hen minstens werk dient gemaakt te worden van het opvullen van het bestaand personeelskader enerzijds en extra aanwervingen anderzijds in combinatie met de creatie van een nieuw statuut;
vraagt de regering
- op bijzonder korte termijn een doordacht, functionerend en realistisch plan uit te werken waardoor er minstens iets wordt gedaan aan de overbevolking in de Belgische gevangenissen;
- per direct de nodige maatregelen te willen nemen om de achterstand aan aanwervingen van cipiers in te halen en ipso facto werk te maken van een (aantrekkelijk) statuut voor de cipiers."
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Marijke Dillen et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l’interpellation de Mme Marijke Dillen
et la réponse du vice-premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord,
- considérant que les grèves dans les prisons résultent d’un problème connu depuis de nombreuses années déjà, notamment la surpopulation carcérale;
- considérant qu’en dépit des plans annoncés et de la construction de deux nouvelles prisons et compte tenu de la fermeture annoncée de trois autres établissements, la capacité pénitentiaire nette n’augmentera pas et ne suffira du moins pas à résoudre le problème de la surpopulation carcérale;
- considérant qu’il ne peut dès lors pas s’agir d’un obstacle temporaire mais que nous faisons face à un gigantesque problème structurel, que même toutes les mesures annoncées (indépendamment des projets en cours d’exécution) par le ministre de la Justice ne suffiront pas à régler;
- considérant que la situation était déjà intenable pour les agents pénitentiaires dans le passé et qu’elle se présente sous un jour encore moins favorable au présent et a fortiori à l’avenir, pour autant que cela soit possible;
- considérant que ce qui précède est indigne d’un pays occidental et d’un État de droit démocratique;
- considérant que, pour régler le problème auquel sont confrontés les agents, il convient d’une part à tout le moins de compléter le cadre existant du personnel et, d’autre part, de procéder à des recrutements supplémentaires tout en élaborant un nouveau statut;
demande au gouvernement
- d’élaborer à très court terme un plan bien pensé, opérationnel et réaliste permettant à tout le moins de remédier à la surpopulation dans les prisons belges;
- de prendre immédiatement les mesures nécessaires pour résorber le retard accumulé en matière de recrutements de gardiens de prison et d’élaborer ipso facto un statut (attrayant) pour les agents pénitentiaires."
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Katja Gabriëls.
Une motion pure et simple a été déposée par Mme Katja Gabriëls.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
08 Vraag van Wouter Raskin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De gevolgen van onwettige trajectcontroles" (55023549C)
08 Question de Wouter Raskin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les conséquences des radars-tronçons illégaux" (55023549C)
08.01 Wouter Raskin (N-VA: In Zolder blijkt de installatie van een trajectcontrole niet conform de wet te zijn. Midden in het traject is immers een variabele zone 30. Dat strookt niet met de wettelijke voorwaarden dat er binnen het traject een homogeen snelheidsregime moet gelden. Dat betekent niet dat reeds uitgeschreven en betaalde boetes worden terugbetaald. Zodra de strafprocedure is afgesloten, is terugvordering immers niet meer mogelijk. In de lopende procedures kan het openbaar ministerie wel vrijwillig afzien van een minnelijke schikking of, indien de zaak reeds hangend is voor een rechtbank, vragen om geen veroordeling uit te spreken.
Mijnheer de minister, hoe dienen de voorwaarden van een homogeen snelheidsregime begrepen te worden? Leiden verkeersdrempels of andere obstakels waarvoor een snelheidsbeperking van 30 km per uur geldt, er in een zone 50 ook toe dat het snelheidsregime niet langer homogeen is? Kunt u verduidelijken in welke gevallen de weginfrastructuur of zonering een homogeen snelheidsregime in de weg kan staan? Welke andere infrastructuuringrepen of verkeersborden mogen niet aanwezig zijn om op een bepaald traject rechtsgeldig een trajectcontrole te installeren?
Wettelijk gezien is de terugvordering van betaalde boetes niet mogelijk. Geldt dat ook voor de onmiddellijke inningen die betaald zijn nog voor het dossier bij het parket belandt?
De verkeersveiligheid is er niet mee gediend dat weggebruikers op het verkeerde been worden gezet. Trajectcontroles horen correct opgesteld te staan. Volgt u de redenering dat het openbaar ministerie in dat geval kan afzien van een minnelijke schikking of kan vragen om geen veroordeling uit te spreken? Overweegt u om hierover een omzendbrief te verspreiden?
Tot slot, overweegt u om de wet aan te passen en zodoende te voorzien in een systeem waarbij de burger duidelijk onverschuldigde, maar betaalde onmiddellijke inningen, minnelijke schikkingen en boetes kan terugvorderen?
08.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Voorafgaandelijk laat ik opmerken dat mijn antwoord enkel betrekking heeft op gewone snelheidsovertredingen en niet op overtredingen die niet strafrechtelijk worden gesanctioneerd, zoals bedoeld in artikel 29quater van de wegverkeerswet, waarvoor het openbaar ministerie niet langer bevoegd is.
Wat uw eerste vraag betreft, het College van het openbaar ministerie deelt in zijn advies van 17 december 2021 het standpunt dat een homogeen snelheidsregime voor een volledig traject moet gelden. Het is namelijk van mening dat het niet opportuun is een trajectcontrole uit te voeren op een traject met verschillende toegestane maximumsnelheden. In zulke gevallen varieert de norm naar gelang van de locatie van de bestuurder op het traject, waardoor het onmogelijk is de snelheidsovertreding precies vast te stellen en dus ook de toe te passen sanctie.
Zoals u aangeeft, kan de aanwezigheid van verhoogde inrichtingen aangekondigd zijn door de verkeersborden A14 en F87, een invloed hebben, want volgens artikel 22ter van het verkeersreglement moeten bestuurders die inrichtingen dubbel voorzichtig en met matige snelheid naderen, zodat ze erover rijden met een snelheid die niet meer bedraagt dan 30 km per uur. Bij een trajectcontrole binnen een zone 50 met een verhoogde inrichting zijn er twee maximumsnelheden op hetzelfde traject toegestaan en kan de snelheid van de bestuurder niet correct worden berekend.
Ik wil erop wijzen dat volgens de wetenschappelijke literatuur verhoogde verkeersdrempels tot een lagere snelheid leiden bij het overrijden. Hun doeltreffendheid is bewezen. Het zou dan ook jammer zijn als dergelijke voorzieningen zouden worden verwijderd met als enige doel er een flitspaal te installeren.
Ten tweede, ik kan het niet eens zijn met de bewering dat het juridisch niet mogelijk is om betaalde boetes terug te vorderen, als men onder boetes onmiddellijke inningen, minnelijke schikkingen en betalingsopdrachten verstaat. Ik ga ervan uit dat u dat bedoelt met onmiddellijke inningen.
In die drie gevallen vervalt de strafvordering inderdaad na betaling, maar dat betekent niet dat terugbetaling onmogelijk is. Helaas is het al gebeurd dat een onmiddellijke inning wordt voorgesteld voor een snelheidsovertreding en de politie te laat beseft dat de bekeurde bestuurder geen overtreding heeft begaan. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een mobiele flitspaal in de zone 50 is geïnstalleerd, maar de snelheidsbeperking die op het ogenblik van de vaststelling is gecodeerd, 30 km per uur bedraagt. In dat geval brengt de politie het openbaar ministerie op de hoogte, dat de zaak heropent en het seponeert. Het parket deelt de FOD Financiën mee dat het betaalde bedrag moet worden terugbetaald. De mogelijkheid tot terugbetaling bij het ontbreken van een strafbaar feit bestaat zowel voor de onmiddellijke inning als voor de minnelijke schikking en de betalingsopdracht.
Ik ben het eens met uw stelling in uw derde vraag. Het openbaar ministerie zal de zaak seponeren, als blijkt dat de vaststelling door de trajectcontrole of door om het even elke andere flitspaal onjuist is. Het openbaar ministerie kan ook om een vrijspraak vragen tijdens de hoorzitting, indien de zaak bij de rechter aanhangig is gemaakt.
Met betrekking tot de mogelijkheid van een rondzendbrief moet ik u eraan herinneren dat de installatie van automatische flitspalen zoals bij trajectcontroles reeds gereglementeerd is evenals het daaraan voorafgaande overleg tussen de politie, de gerechtelijke instanties en de administraties in artikel 62, §7, van de wegverkeerswet en het KB van 11 oktober 1997. Dat overleg is verplicht. De procureurs des Konings zullen erop toezien dat de snelheden homogeen zijn over de volledige lengte van de trajecten, waarvoor aanvragen voor de plaatsing van de flitspalen zijn ingediend.
Met het oog op de rechtszekerheid zou het misschien wenselijk zijn dat de federale wetgever en de Gewesten, aangezien het om een gedeelde bevoegdheid gaat, de uniformiteitsregel voor de snelheid over de gehele lengte van de trajecten opleggen. Ik zal dat bespreken met mijn collega bevoegd voor mobiliteit.
Wat uw laatste vraag betreft, lijkt het mij, gelet op mijn verduidelijkingen, niet nodig de wet aan te passen, aangezien terugbetalingen wel degelijk mogelijk zijn.
08.03 Wouter Raskin (N-VA): Dank u wel voor uw uitgebreide antwoord.
Het is een zeer technisch antwoord. U verwijst naar verschillende verkeersborden en elementen uit de wegcode. Ik zal die gedetailleerde informatie in alle rust eens nakijken. Ik heb wel van u begrepen dat de terugbetaling effectief mogelijk is, wat foutief in de media is weergegeven. Dat doet mij plezier.
Het incident is gesloten.
- Simon Moutquin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le suivi de la mise en place d'un groupe de travail sur la pertinence des tests osseux" (55023564C)
- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le comité scientifique visant l’évaluation des procédures de détermination de l’âge des MENA" (55023801C)
- Simon Moutquin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De opvolging van de oprichting van een werkgroep die zich over de relevantie van botscans buigt" (55023564C)
- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het wetenschappelijk comité dat de procedures voor de leeftijdsbepaling bij NBMV's evalueert" (55023801C)
09.01 Simon Moutquin (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, je vous souhaite une excellente année. J'adresse également mes voeux aux différents services qui rendent notre travail possible.
Monsieur le ministre, en commission de l'Intérieur, nous avons eu des auditions à la fois passionnantes et inquiétantes sur la question des MENA (mineurs non accompagnés). Beaucoup d'aspects de la thématique des MENA concernent davantage votre collègue M. Mahdi, mais plusieurs aspects sont de votre ressort, à savoir la question des tuteurs – sur laquelle on pourra travailler ces prochains mois, je l'espère – et la question des tests osseux.
En début d’année 2021, je vous interpellais sur ces tests osseux, utilisés pour déterminer l’âge des MENA. Comme je vous l’expliquais alors, de nombreuses organisations œuvrant pour les droits humains, ainsi que des organes tels que le Parlement européen, le Haut Conseil de la santé publique en France ou encore des médecins en Suisse très récemment, critiquent ces tests. En effet, ces derniers se basent sur un atlas datant de 1959 et ne correspondent pas à la réalité physique d’une personne migrante. De fait, cet atlas est basé sur des personnes issues de la classe moyenne supérieure, aux Etats-Unis, à l'époque.
Vous m’aviez répondu être toujours ouvert aux améliorations possibles et m’aviez annoncé la mise en place d’un groupe d’étude ayant pour mission de rédiger un nouveau protocole relatif à la réalisation des tests d’âge. Vous précisiez que les universités de Gand et de Louvain avaient reçu pour mission de créer un comité consultatif, dont les membres étaient à l’époque déjà connus.
Monsieur le ministre, quelles sont les avancées quant à la mise en place de ce groupe d’étude? Le comité consultatif a-t-il eu l’occasion de se réunir pour commencer ces travaux? Quelles sont les étapes à venir pour ce groupe d’étude? Y a-t-il eu d’autres avancées quant à la remise en question ou l'amélioration de ces tests osseux? Ces avancées ont-elles été communiquées à votre collègue, M. Sammy Mahdi?
09.02 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le
ministre, ma question fait suite à celle que je vous ai adressée le 20 décembre
concernant les 9 MENA qui n’avaient pas pu être accueillis au sein du réseau
Fedasil au début du mois dernier en raison d’un manque de places. Une situation
qui avait poussé votre collègue à l’Asile et la Migration à appeler le Service
des Tutelles à effectuer les tests d’âge de toute urgence afin que les mineurs
puissent se voir attribuer un tuteur.
En réponse à ma question, vous avez évoqué
une série d’éléments sur lesquels je souhaiterais revenir aujourd’hui.
Tout d’abord, vous évoquiez qu’un doute
avait été émis sur l’âge de 5 de ces jeunes et que la procédure de
détermination d’âge était en cours.
Quels sont les résultats de ces tests?
Est-ce que les mineurs identifiés disposent effectivement aujourd’hui d’un
tuteur?
Vous avez ensuite réitéré votre confiance au
triple test osseux visant à déterminer l’âge des MENA, qui, je vous cite,
serait “la meilleure méthode qui existe actuellement”. Le comité scientifique
que vous avez évoqué, dirigé par Messieurs Patrick Thevissen et Jannick De
Tobel, serait tout de même entrain d’analyser cette pratique en fonction de
l'évolution de la science et de ses aspects éthiques.
Combien de fois le comité s’est-il réuni
cette année? Quels sont ses résultats à l’heure actuelle? Est-il envisageable
qu’il puisse présenter le fruit de ses recherches devant le Parlement? Le
comité évoquait notamment le renforcement des bases de données pour prendre en
compte les différentes variables des différentes ethnies, mais cette solution
reste dans l’hypothèse où des tests osseux sont organisés. Le comité
investigue-t-il réellement les alternatives à ce type de test? Dans
l’affirmative, quelles sont ses pistes de recherche?
Enfin, vous évoquiez cette fameuse CIM Migration
portant sur les MENA, qui vise notamment à pouvoir faciliter le dialogue sur
les questions liées aux tutelles.
De la compétence de quel(s) ministre(s) relève l’organisation des tests osseux? Le Ministre de la Santé est-il concerné ? Dans l’affirmative, pourquoi n’est-il pas associé aux travaux de cette CIM? Envisagez-vous d’aborder les procédures de détermination de l’âge au sein de cette CIM?
09.03 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, chers collègues, une première réunion s'est tenue le 15 octobre 2021. Le conseil consultatif est présidé par des experts de la KUL et de l'UGent et a pour mission d'améliorer l'actuelle expertise médicale de détermination de l'âge et de veiller à ce que tous les hôpitaux effectuent ces examens de la même manière. Ils formuleront des recommandations. Tous les hôpitaux procédant à des examens pour déterminer l'âge y sont représentés. Lors de la première réunion, un relevé des méthodes de travail de ces hôpitaux a été fait et l'optimisation et l'harmonisation des examens ont été débattues.
La prochaine réunion est prévue pour la fin du mois de février. À l'agenda figurent les six points suivants: les facteurs qui ont une influence (l'ethnie et autres, par exemple les différences entre les dents et le squelette); les critiques fréquemment entendues au sujet des examens comme par exemple l'exposition aux radiations et l'utilisation des examens médicaux; les critères pour les études de référence (base scientifique pour les résultats partiels, base scientifique pour la combinaison des résultats partiels); une attention à bien expliquer les examens dans le rapport final; le système de contrôle de la qualité et la mise en œuvre pratique.
Après cette deuxième réunion, un avis de travail sera distillé par le Pr Patrick Thevissen et le Dr Jannick De Tobel. Ils présenteront l'avis au commissaire aux droits de l'enfant de ce pays et aux ONG qui sont en contact avec la recherche sur l'âge et leur demanderont leur input afin de conférer à l'avis, outre un consensus médico-scientifique, un large soutien social. L'avis final sera ensuite rendu public.
Pour l'heure, le conseil a discuté des méthodes de travail de chaque hôpital effectuant des examens médicaux ainsi que de l'optimisation et l'harmonisation de ces examens. L'avis définitif sera établi par le conseil.
Monsieur Moutquin, s'agissant de votre troisième question, j'ai déjà eu l'occasion d'aborder ce sujet en répondant aux questions de M. Rigot et Mme Rohonyi le 20 décembre dernier en commission de la Justice. La loi indique que le service des Tutelles est tenu de procéder à la réalisation d'un test médical lorsque les autorités compétentes en matière d'asile, d'accès au territoire, de séjour et d'éloignement émettent un doute sur la minorité d'une personne déclarant être MENA. Cette méthode fait donc partie intégrante du processus de la détermination de l'âge mené par le service des Tutelles.
Chers collègues, je voudrais me référer à la séance d'auditions d'hier en commission de l'Intérieur consacrée aux MENA.
Le service des Tutelles y a expliqué en détail la manière de déterminer l'âge au moyen d'examens médicaux.
Je ferai également référence à la page 108 du Guide pratique d'EASO sur l'évaluation de l'âge dans lequel on peut voir un bel aperçu des examens médicaux que de nombreux États membres utilisent pour déterminer l'âge.
En outre, j'ai récemment appris, par l'intermédiaire de l'ambassade britannique, que le Royaume-Uni prévoit également l'utilisation d'examens médicaux pour déterminer l'âge à l'avenir. Nous continuons à suivre cette question et nous serons transparents quant aux avis émanant du conseil consultatif. J'ajoute que le secrétaire d'État, M. Mahdi, est informé des travaux du conseil consultatif.
Madame Rohonyi, la procédure d'identification de deux des cinq jeunes est terminée: l'un d'entre eux a été identifié comme mineur et se verra désigner un tuteur et l'autre a été identifié comme majeur. Nous avons donc mis fin à la prise en charge du service des Tutelles. La procédure est encore en cours pour trois jeunes. Les tests médicaux ont bien été effectués, mais les rapports médicaux ne nous ont pas encore été transmis par l'hôpital.
Le conseil consultatif a pour mission d'améliorer l'évaluation actuelle de l'âge médical et de veiller à ce que tous les hôpitaux effectuent ces examens de la même manière. Il n'a pas pour objet d'investiguer sur des alternatives aux examens médicaux, mais reste ouvert à toute étude ou approche scientifique permettant d'évaluer un âge chronologique. À notre connaissance, les méthodes non médicales sont centrées sur la maturité de la personne et non sur un âge chronologique.
L'organisation des tests médicaux relève uniquement de la compétence du ministre de la Justice étant donné qu'il revient au service des Tutelles d'identifier les mineurs étrangers non accompagnés.
La Conférence interministérielle sur la Migration et l'Intégration a repris la question des MENA comme sujet à examiner en priorité. Cette plateforme de concertation se concentre principalement sur les responsabilités en matières d'accueil et de bien-être des MENA. Tant les autorités fédérales que les entités fédérées ont une responsabilité en ce domaine. Toutefois, si la demande émane des membres de la Conférence interministérielle, le service des Tutelles peut assurément être invité à expliquer ses compétences.
09.04 Simon Moutquin (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie. Vous êtes en effet toujours très complet. Il faut suivre et noter les informations importantes.
Je me réjouis des avancées du groupe de travail qui a été mis en place. Je me réjouis également du souci d'uniformité et d'uniformisation des pratiques. En effet, j'ai rencontré beaucoup de MENA ou de jeunes adultes, auxquels un âge très différent a été attribué. Cela dépend en fait parfois aussi de la pratique de l'hôpital. C'est là que nous voyons que cette question est importante.
Vous avez parlé de la séance d'auditions sur les MENA qui a eu lieu hier, en commission de l'Intérieur. Honnêtement, nous ne sommes plus du tout dans une question de couleur politique. Vous avez raison. La thématique des tests osseux a créé un profond malaise auprès de nombreux commissaires, voire un questionnement. Selon moi, l'émission du doute dont vous parlez est une question subjective, que nous devrons plutôt analyser en commission de l'Intérieur.
Par ailleurs, vous avez également cité le Royaume-Uni. Ce pays avait un test physionomique, ce qui n'était bien sûr pas acceptable. Á présent, il envisage un test osseux, ce qui est mieux.
J'en viens à l'approche multidisciplinaire. Le groupe de travail se penchera-t-il sur cette approche multidisciplinaire, avec notamment la présence de psychologues qui peuvent aussi interroger l'âge?
Enfin, un autre élément sur lequel nous devons travailler, c'est la marge d'erreur. Vous citez le Royaume-Uni. Je peux vous citer des pays de l'Union européenne qui n'ont pas une marge d'erreur de deux ans, comme chez nous, mais une marge d'erreur de cinq ans. Cela change vraiment l'approche par rapport à ces mineurs/jeunes adultes, et l'ensemble des droits qu'ils peuvent faire valoir dans notre pays.
09.05 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses à nouveau très complètes et précises, et qui démontrent l'intérêt que vous portez à cette question fondamentale.
La détermination de l'âge des MENA est essentielle pour leur assurer une correcte prise en charge, et ce, par la voie d'une méthode qui soit précise, mais qui en même temps évite des traumatismes inutiles.
C'est un enjeu qui est à ce point capital qu'il requiert, à notre sens, l'attention de tous les ministres compétents. Pour cette raison, je me réjouis d'entendre que la Conférence interministérielle travaille à ce sujet. Cependant, vous n'avez pas précisé les ministres qui en font partie. Par exemple, je me pose la question de la présence des différents ministres de la Santé. Je pense qu'il est essentiel qu'ils puissent participer à ces travaux.
Pour ce qui concerne le comité scientifique, je me réjouis de voir qu'un agenda précis existe, que le travail suit son cours. Par contre, je me pose des questions pour ce qui concerne la composition de ce comité. J'entends qu'une série de spécialistes en font partie.
Mais il faut aussi s'assurer que, dans le cadre de ce comité et de ses travaux, une concertation soit organisée avec le Délégué général aux droits de l'enfant et son pendant néerlandophone (Kinderrechtencommissaris), en amont et non en aval, comme vous semblez le dire, à savoir que ce n'est que quand l'avis aura été rendu par le comité qu'il sera présenté à ces différentes instances. Selon moi, c'est trop tard, au regard de leur expertise.
Je pense aussi à la plateforme Mineurs en exil ou encore à la Coordination des ONG pour les droits de l'enfant qui travaillent sur la question des droits de l'enfant, ce d'autant plus que ladite Coordination a émis des recommandations très intéressantes pour recourir à des alternatives aux tests osseux. Ces organisations ont une expertise plus qu'utile dans le cadre des travaux du comité scientifique.
Het incident is gesloten.
10 Question de Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le suivi des conclusions de l’étude de l’INCC relative à la détention préventive" (55023618C)
10 Vraag van Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De reactie op de conclusies van de studie van het NICC over de voorlopige hechtenis" (55023618C)
10.01 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, au 10 décembre 2021, notre système carcéral comptait près de 10 875 détenus, soit 1 254 de plus que sa capacité théorique maximale.
Dans une étude publiée le 18 décembre dernier par l'Institut National de Criminalistique et de Criminologie (INCC), l’organisme constate qu’en 2019, 37,8 % de la population carcérale était constituée de prévenus, soit près de quatre détenus sur dix.
Cette proportion, même si elle fluctue, nous était connue depuis longtemps, ce qui n’enlève rien à son caractère interpellant au regard de la détention préventive qui se doit d’être exceptionnelle. Mais ce sont surtout les raisons qui poussent les juges d’instruction à décerner des mandats d’arrêt, et donc à gonfler cette proportion, qui posent fondamentalement question.
L’étude nous apprend en effet que les personnes âgées de moins de 35 ans risquent deux fois plus d’être envoyées en détention préventive que les autres; que les personnes nées en dehors de l'UE voient leur probabilité de détention fortement augmenter, indépendamment du fait qu’elles aient ou non un domicile en Belgique; que le risque de détention serait également plus important lorsque l’on se retrouve face à un juge d’instruction à Liège ou Anvers, plutôt qu’à Bruxelles, s’agissant des trois arrondissements qui ont été étudiés.
Enfin, la présence de l’usage de drogues, d’une psychopathologie ou de problèmes sociaux entraîneraient plus qu'un doublement du risque d’être détenu préventivement, même lorsque ces éléments n’ont aucun lien avec les faits ayant justifié leur arrestation.
Monsieur le ministre, quelles conclusions tirez-vous de cette étude de l’INCC? Comment expliquez-vous que les moins de 35 ans, mais également les personnes qui ne sont pas nées en Belgique, risquent davantage la détention préventive que les autres et que le risque de détention soit moins important à Bruxelles qu’à Liège ou Anvers? Estimez-vous que l’usage de drogues, la présence d’une psychopathologie ou encore de problèmes sociaux peuvent justifier davantage le recours à la détention préventive?
Quelles mesures entendez-vous prendre pour diminuer le nombre de prévenus en détention préventive qui, rappelons-le, sont présumés innocents, en la limitant à l’objectif poursuivi par la loi sur la détention préventive, à savoir éviter la fuite du suspect, l’effacement des preuves et la récidive?
Enfin, envisagez-vous de rétablir le contrôle mensuel des décisions de détention préventive ou de dispenser davantage de formations aux magistrats à ce sujet?
10.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Chère collègue, comme le montrent mes interventions et mes réponses en matière de surpopulation, je suis parfaitement conscient du fait que plus d'un tiers des détenus présents dans nos prisons sont maintenus en détention dans le cadre de la loi de 1990. Si certains facteurs actuels comme les enquêtes, dans le cadre du dossier Sky ECC, jouent un rôle particulier dans ces chiffres - je parle de plus de 240 détenus préventifs, à la demande du parquet fédéral et du parquet d'Anvers, sans parler d'autres parquets, ce qui n'est pas rien -, il n'en reste pas moins que le phénomène est plus présent dans notre pays que dans la plupart des autres pays européens. C'est d'ailleurs un élément souligné dans la première page de l'étude que vous citez. En 2016, avec 30 détenus en attente de jugement définitif pour 100 000 habitants, la Belgique se situe au-dessus de la médiane européenne qui était de 27,1.
Ce phénomène n'est pas récent est c'est d'ailleurs une des principales motivations aux nombreuses modifications apportées à ladite loi. Cependant, et c'est quand même remarquable, les modifications apportées à cette loi, comme le fait de rendre possible la surveillance électronique en cas de détention préventive, n'ont jamais entraîné de baisse fondamentale du nombre de détenus en détention préventive. Il y a un effet d'élargissement du filet, un net-widening comme on dit en anglais: plus il y a de possibilités, plus les juges seront nombreux à y recourir.
Comme vous le savez, je n'ai pas attendu ce rapport pour apporter des changements importants dans notre système pénitentiaire et dans l'exécution des peines. Je pense notamment aux accompagnateurs de détention et aux plans de détention et je me réfère au nouveau projet de Code pénal, dans lequel la peine d'emprisonnement constitue une mesure ultime.
Dans le cadre d'une justice plus rapide et plus humaine, j'ai choisi de mettre en œuvre, avant toute chose, des initiatives visant à réduire la durée de la détention via des initiatives permettant des réactions rapides, telles que l'approche M, au parquet du Limbourg, que nous allons étendre à d'autres parquets. Je pense aussi à l'instauration des chambres d'ajustement. Ces délais plus courts auront un impact sur la population pénitentiaire car le nombre de prévenus entrant en détention est un facteur, mais la durée de ces détentions en est un autre.
Or, on constate que cette durée moyenne tend à augmenter ces dernières années. À titre d'exemple, 10 933 prévenus ont été écroués en 2017. Ils n'étaient que 9 793 en 2020, mais la durée moyenne de leur détention en 2020 était de 4,6 mois alors qu'elle n'était que de 4,1 mois en 2017.
Cela représente une augmentation de près de 223 mois au total, malgré une diminution de plus de 10 % du nombre d'écrous.
Agir sur la durée de la procédure permettra donc d'obtenir un effet positif sur la population pénitentiaire. C'est, du reste, l'un des dix points de mon plan d'action en matière de lutte contre la surpopulation carcérale.
Cela étant, je reste attentif à toute possibilité d'améliorer l'efficacité de la justice. Dès que j'ai pris connaissance de l'étude que vous citez, j'en ai contacté les auteurs. Ma cheffe de cabinet s'entretiendra avec eux demain afin d'évoquer les suites possibles à réserver à leurs recherches.
10.03 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie de vos réponses. Vous êtes bien conscient du problème en jeu dans nos prisons et qui est bien plus ancien que l'affaire en question.
J'entends que le législateur a pris les devants depuis plusieurs années, à travers des modifications apportées à la loi relative à la détention préventive. Malheureusement, comme vous le dites, elles n'ont pas eu pour effet d'en réduire la proportion, mais plutôt d'étendre le filet pénal. Par conséquent, d'autres mesures doivent être prises.
Vous entendez réduire la durée de la détention préventive. Toutefois, il importe surtout que l'esprit de la loi soit respecté, indépendamment de la durée qui est décidée. Nous constatons que cette mesure est devenue la solution de facilité ou par défaut. Autrement dit, si je considère que la majorité des juges d'instruction délivrent des mandats d'arrêt parce qu'ils ont l'intime conviction que certains prévenus sont à ce point dangereux qu'ils doivent être incarcérés, d'autres sont tellement surchargés qu'ils n'ont pas le temps de recourir à une analyse correcte et ne veulent prendre aucun risque quant à la sécurité publique, en particulier celle des victimes.
En plus des mesures que vous avez annoncées et qui sont bienvenues, il convient de rétablir le contrôle mensuel de ces détentions préventives - et je ne vous ai pas entendu à ce sujet -, comme le prévoyaient les précédentes législatures, mais qui fut supprimé par l'une des lois "Pot Pourri" de votre prédécesseur M. Geens. Il importe de même de soutenir les juges d'instruction pour les protéger d'éventuelles pressions qui viendraient de la police, des médias et de l'opinion publique.
Ces pressions viseraient à dire qu'ils ont intérêt à incarcérer ces personnes parce qu'on les considère dangereuses alors qu'elles sont présumées innocentes. Il faut vraiment faire en sorte que les juges d'instruction puissent travailler sereinement sur ces questions. Je suis également inquiète quant à la disparité selon les arrondissements. C'est la raison pour laquelle je me permettais de vous questionner sur le caractère opportun de leur adresser une circulaire pour réellement veiller à une uniformité par rapport à l'application de cette loi relative à la détention préventive et, ce faisant, de veiller à une égalité de traitement entre les justiciables. Je vous remercie.
Het incident is gesloten.
La présidente: La question n° 55023619C de M. Dallemagne est transformée en question écrite.
11 Question de Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L’évaluation du protocole organisant l'intervention de la police lors des extractions de détenus" (55023633C)
11 Vraag van Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De evaluatie van het protocol voor het politieoptreden bij de uithaling van gedetineerden" (55023633C)
11.01 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, le 7 juillet dernier, je vous avais déjà interrogé sur ce sujet important que constitue l'extraction des détenus pour raisons médicales, partant du constat que les procédures d’extractions étaient toujours trop peu documentées. Les données statistiques relatives au nombre d’extractions pour raisons médicales n’apparaissent en effet pas dans les différents rapports de l’administration pénitentiaire. Les seules données que j’ai pu consulter sont issues d’une question adressée à la ministre de la Justice en 2012, qui portait sur les chiffres relatifs à l’hospitalisation des personnes détenues pour l’année 2009! On recensait à l’époque près de 1 018 hospitalisations pour une durée moyenne de séjour à l’hôpital de 2,58 jours.
Il apparaît également, lorsqu’on parcourt les rapports des différentes commissions de surveillance, que la question des extractions est très peu documentée ou évoquée. Lorsque c’est le cas, seul le problème d’annulation des escortes est généralement invoqué. En plus de ce problème, le dernier rapport du Conseil central de surveillance pénitentiaire (CCSP) pour l’année 2020 évoque l’accent parfois trop prononcé sur la sécurité, et ce, au détriment des soins. C'est la raison pour laquelle deux recommandations vous ont été adressées à cet égard par le Conseil: d’une part, prévoir des ressources humaines suffisantes et, d’autre part, assurer davantage l’équilibre entre sécurité et soins, tout en respectant l’intimité des détenus lors de ces transports.
Monsieur le ministre, disposez-vous des données statistiques spécifiques relatives au nombre d’extractions pour raisons médicales sur les dix dernières années puisque ces chiffres nous manquent encore aujourd'hui? Ces données sont-elles accessibles au public? Dans la négative, envisagez-vous d’en faire rapport au public à intervalles réguliers? Si oui, sous quelle forme?
Envisagez-vous de donner suite aux recommandations issues du dernier rapport du CCSP concernant les plaintes relatives aux extractions des détenus pour raisons médicales? Si oui, de quelle manière?
Enfin, vous n’êtes pas sans savoir qu’en 2019, la Direction générale des Établissements pénitentiaires a conclu un protocole avec la Direction centrale de la sécurisation (DAB) de la police fédérale concernant l’organisation de l’intervention des agents de police dans le cadre de ces extractions médicales. Deux ans après sa mise en œuvre, quel bilan tirez-vous de cette collaboration? Celle-ci a-t-elle permis d’améliorer l’organisation de ces extractions médicales?
11.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame Rohonyi, comme vous le dites dans votre question, depuis 2019, cette matière est confiée à la Direction centrale de la sécurisation (DAB) qui dépend de la police fédérale. Ce service enregistre les extractions médicales de façon spécifique, ce qui me permet de vous communiquer les chiffres pour l'année 2020, première année complète où le DAB a pris en charge la matière. Il m'est malheureusement impossible de donner les chiffres pour les dix années qui précèdent.
Concrètement, en 2020, 5 677 extractions médicales ont été effectuées par le DAB, ce qui représente une moyenne de près de 16 extractions par jour. Les chiffres répartis par province vous seront communiqués par écrit. J'ajoute que ces données ne concernent que les extractions programmées. Les extractions urgentes par ambulance ne sont pas reprises dans les données du DAB.
Avec un tel nombre de missions effectuées journellement, il peut arriver qu'une extraction ne puisse être effectuée au moment initialement prévu, notamment parce que les horaires de consultation à l'hôpital ne correspondent pas toujours à la disponibilité et au planning quotidien du DAB.
Toutefois, je dois souligner que, de manière générale, la collaboration entre la DG EPI et le DAB est bonne et constructive tant au niveau central qu'au niveau de chacune des prisons. Chaque prison entretient des contacts réguliers avec les responsables locaux du DAB et la police dans le cadre du fonctionnement opérationnel. Cela permet de conclure de bons accords de coopération afin que les extractions de détenus puissent toujours se faire dans les meilleures conditions possibles.
L'ambition du DAB est assurément de pouvoir assurer toutes les extractions médicales et tout est mis en œuvre pour y arriver. Concrètement, des réunions sont régulièrement organisées pour optimaliser la pratique. Ainsi, récemment, le DAB a pris des mesures supplémentaires pour améliorer encore son fonctionnement dans ce domaine. En cas de conflit entre la planification de l'extraction médicale et la disponibilité du DAB, le principe de solidarité entre les différentes entités du DAB est invoqué. Cela signifie que les conflits de calendrier n'entraînent pas automatiquement l'annulation d'un rendez-vous à l'hôpital, mais que l'on vérifie d'abord si une unité DAB voisine ou la police fédérale peut effectuer l'extraction. Lorsque aucune solution ne peut être trouvée, un autre moment de consultation à l'hôpital est proposé, uniquement si l'état de santé du détenu dont question le permet. Vous pouvez ainsi constater que, face à cette question complexe mais importante, tout est mis en œuvre pour que les extractions demandées soient effectuées et que les rendez-vous médicaux extérieurs aux établissements puissent être respectés.
11.03 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse ainsi que pour les chiffres de l'année 2020, enfin disponibles. Je me permets toutefois de regretter que les chiffres ne soient pas disponibles pour les dix années précédentes, puisque ce sont précisément ceux-ci qui nous auraient permis de procéder à une comparaison. Ils nous auraient permis d'évaluer s'il y avait une augmentation de ces extractions et si, par conséquent, les impossibilités de procéder à certaines extractions que vous avez évoquées sont récurrentes.
Je me permets d'attirer votre attention sur le fait que ces extractions sont extrêmement importantes, notamment au regard de la loi de principes que nous nous devons d'exécuter. Celle-ci impose notamment le principe de normalisation, à savoir de veiller à ce que les détenus puissent bénéficier d'une continuité de leurs soins de santé à l'instar des personnes qui ne sont pas en prison. Il me revient toutefois du terrain que certains problèmes persistent. Par exemple, les transferts vers les centres médicaux et chirurgicaux pénitentiaires, parfois fort éloignés, qu'il s'agisse de Bruges, Saint-Gilles ou Lantin ne se font pas toujours: les détenus y renoncent car ils estiment, à juste titre, que cela chamboulerait trop leur organisation, les visites de leurs proches et de leur avocat, etc.
D'autres questions persistent également, notamment celles de la formation initiale et continue du personnel pénitentiaire, des mesures qui seraient éventuellement prises au retour des détenus en prison, du suivi médical après consultation en dehors de la prison ou encore de la prise en charge des frais médicaux. Ce sont des questions qui méritent la plus grande transparence.
Reste aussi la question du soutien à destination des associations telles que Side Care, qui mettent en œuvre un accompagnement complet des détenus lors de leur consultation médicale en dehors des prisons. Je me permets de vous inviter, monsieur le ministre, à les rencontrer. Leur travail est extrêmement important pour la continuité des soins de santé des détenus dans nos différentes prisons.
Het incident is gesloten.
12 Question de Marco Van Hees à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'état des lieux des instructions judiciaires sur les Dubaï Papers" (55023672C)
12 Vraag van Marco Van Hees aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De stand van zaken in de gerechtelijke onderzoeken naar de Dubai Papers" (55023672C)
12.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, les Dubaï Papers désignent une fuite de 200 000 documents relatifs à un système de blanchiment offshore aux Émirats arabes unis, organisé via le groupe Helin, que dirige le prince belge Henri de Croÿ. Ils ont été révélés dans les presses française et belge à partir de septembre 2018.
En France, une première condamnation a déjà eu lieu en septembre 2021 sur la base de ces Dubaï Papers. Mais on peut se demander où en sont les instructions judiciaires en Belgique. Relatives à 61 clients belges identifiés, elles avaient été distribuées en juin 2020 à différents parquets du pays, centralisées à Bruxelles avec supervision du parquet fédéral et désignation d’un juge d’instruction début 2021, si mes informations sont correctes.
Il ressortait d’une interview du procureur fédéral Frédéric Van Leeuw à L’Écho que "du 6 au 17 décembre est fixé à Bruxelles le dossier Dubaï Papers, mené par le parquet fédéral", mais il semble que ce n’est finalement pas le cas. Cette information serait erronée.
Monsieur le ministre, où en sont ces instructions judiciaires? Existe-t-il des freins éventuels à leur avancée? Il se murmure que ce serait le cas, par exemple, dans le Brabant wallon. Si le dossier n’a pas été fixé à Bruxelles en décembre 2021, quand le sera-t-il?
12.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Cher collègue, le ministère public me communique qu'il y a encore des enquêtes en cours. Compte tenu du secret de l'instruction, je ne peux faire aucun commentaire à l'égard des instructions en cours.
Les dossiers individuels ont été répartis entre les différents arrondissements judiciaires, dont celui du Brabant wallon. Il appartient aux parquets locaux d'apprécier la suite à donner à ces dossiers, en concertation avec le procureur général compétent. Le parquet ne m'a pas communiqué d'obstacle.
En réponse à votre troisième question, l'enquête n'étant pas clôturée, il ne m'est pas possible à ce stade de vous communiquer quand le dossier sera fixé.
12.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, merci pour vos réponses, même si elles n'apportent évidemment pas beaucoup de réponses concrètes. En tout cas, j'entends que les enquêtes sont en cours, que vous n'avez pas eu mention d'obstacle, ce qui diffère des échos que j'ai eus.
En tout cas, j'espère que la justice traite convenablement cette grosse fuite fiscale. Il s'agit d'un dossier très important, avec des fraudes quand même assez manifestes.
Il s'agissait d'un système organisé et l'organisateur de cette fraude n'en était pas à son coup d'essai.
J'espère que la Justice prend ce dossier avec suffisamment de sérieux. Je ne manquerai pas de revenir vers vous pour avoir des explications si le dossier continue à traîner, comme cela semble être le cas.
Le journal L'Echo avait annoncé un procès en décembre 2021 mais il semble que le processus soit beaucoup plus long.
L'incident est clos.
13 Vraag van Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De verdere uitrol van het actieplan tegen intrafamiliaal geweld in Limburg" (55023691C)
13 Question de Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La poursuite du déploiement du plan de lutte contre les violences intrafamiliales au Limbourg" (55023691C)
13.01 Katleen Bury (VB): Ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.
De procureur van het parket van Limburg,
de heer Guido Vermeiren, pleitte in een eindejaarsinterview voor 'Family
Justice Centers' in iedere Limburgse politiezone. FJC verbinden met alle
politiezones lijkt onze fractie primordiaal in de aanpak tegen intrafamiliaal
geweld. De provincie Limburg is reeds met stip de beste leerling in de strijd
tegen intrafamiliaal geweld met FJC in Genk en Hasselt. Ook de positieve
cijfers met betrekking tot de huisverboden tonen aan dat het parket in Limburg
de koe bij de hoorns vat.
De Procureur vat het duidelijk samen:
“Volgend jaar wil ik een uitrol over heel Limburg van de FJC. Iedere burger
moet dezelfde hulp kunnen krijgen."
Deze centra zijn een enorm goed middel
waar multidisciplinair naar de juiste oplossing kan worden gezocht voor de
gezinnen. Kinderen die het slachtoffer worden van intrafamiliaal geweld - of
“slechts" getuige zijn van dit geweld, dragen dit voor de rest van hun
leven mee. Vandaar dat we MOETEN investeren in deze centra. Het is onze plicht.
Verder ziet de Procureur geen stijging
van het aantal meldingen intrafamiliaal geweld naar aanleiding van Corona. Dit
is natuurlijk geen zekerheid dat het geweld afneemt. De procureur beseft dat
het moeilijker is aangifte te doen wanneer de gewelddadige partner de hele dag
thuis is. Wel ziet het parket een toename in het aantal dossiers met zeer zware
feiten van huiselijk geweld. Vandaar de verdere intensifiëring.
Mijn volgende vragen :
Hoe staat u tegenover deze verdere aanpak
en intensifiëring van het parket van Limburg?
Gaat u met de bevoegde collega's (op
Vlaams en Federaal niveau) samenzitten om FJC uit te rollen in de andere
gerechtelijke arrondissementen?
Wat zal de budgettaire weerslag hiervan
zijn op niveau van de verschillende parketten?
Hoeveel extra personeel dient er hiervoor
voorzien te worden? Graag opsplitsing per parket.
13.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Bury, ik hoef u uiteraard niet te verhelen dat ik de procureur en het parket van Limburg bijzonder erkentelijk ben voor hun aanpak van het intrafamiliaal geweld. Het parket van Limburg strekt ter zake vele andere parketten tot voorbeeld. Daarmee heb ik, meen ik, niets te veel gezegd.
U weet dat ik een voorstander ben van de Family Justice Centers. Zij hebben hun meerwaarde reeds ruimschoots bewezen. Deze vorm van ketenaanpak biedt de mogelijkheid verschillende organisaties uit verschillende domeinen, gaande van welzijnsdiensten tot veiligheidsdiensten, op gestructureerde manier te doen samenwerken. Elke Vlaamse provincie kent één of meer vormen van ketenaanpak. Er kan ook worden verwezen naar "veilig thuis" als overkoepelende term. De ketenaanpak kan gebeuren in de vorm van een Family Justice Center. Zo hebben de vier Vlaamse Family Justice Centers de ketenaanpak als grootste gemene deler. Zij beschikken daarnaast elk over een werking die afgestemd is op de regionale context en de mogelijkheden. De ketenaanpak kan evengoed een andere vorm aannemen. Ook in het Franstalige landsgedeelte lopen verschillende initiatieven en projecten inzake samenwerkingsvormen op het vlak van intrafamiliaal geweld.
Ongeacht de vorm, is de kern van het concept steeds slachtoffers een betere dienstverlening aan te bieden, met als doel het geweld te stoppen, verder escalatie te voorkomen en ervoor te zorgen dat zowel de plegers als de slachtoffers de hulp krijgen die zij nodig hebben. Het verder uitbouwen van dit model kan ik alleen maar aanmoedigen.
Multidisciplinaire samenwerking inzake familiaal geweld is dé optie voor de toekomst en de sleutel tot succes. Het federale niveau heeft de juridische basis aangeleverd waarop de ketenaanpak kan worden uitgebreid. Het federale niveau werkt met de wet van 6 juli 20017, artikel 458ter, dat ingevoegd werd in het Strafwetboek. Dit artikel voorziet in een rechtvaardigingsgrond voor het schenden van het beroepsgeheim bij een casusoverleg inzake intrafamiliaal geweld. Het College van procureurs-generaal vaardigde hiertoe richtlijnen uit aan de parketten in de vorm van rondzendbrief 04/2018. Zo kunnen de parketten deelnemen aan een casusoverleg met de diverse partners zonder hun beroepsgeheim te schenden. Het expertisenetwerk Misdrijven tegen personen installeerde een werkgroep die de ontwikkelingen op basis van artikel 458ter en de genoemde rondzendbrief verder opvolgt. De verschillende actoren komen in dit forum samen.
De verdere uitrol van de ketenaanpak inzake intrafamiliaal geweld, en dus ook de Family Justice Centers, valt onder de bevoegdheid van de deelstaten. Op Vlaams niveau is er het Begeleidingscomité Intrafamiliaal Geweld dat grootschalig onderzoek voert naar de creatie van intersectorale multidisciplinaire centra intrafamiliaal geweld. Dit gebeurt onder impuls van de bevoegde Vlaamse minister. Alle betrokkenen, ook Justitie, worden hierbij geassocieerd. De samenwerking verloopt goed. Zoals gezegd, lopen er ook in Franstalig België meerdere initiatieven.
Wat uw derde en vierde vraag betreft, de afgelopen decennia veranderde op alle niveaus de mindset over de aanpak van de problematiek van intrafamiliaal geweld, ook bij het openbaar ministerie. De taak van het openbaar ministerie is in deze zaken veel ruimer dan het loutere instaan voor de opsporing en vervolging van misdrijven. De aanpak van intrafamiliaal geweld vereist maatwerk, een integrale en multidisciplinaire benadering en het inzetten van alternatieve afhandelingswijzen. In dossiers van intrafamiliaal geweld wordt ernaar gestreefd de oorzaak van geweld weg te nemen via een aanpak gericht op slachtoffer en dader.
Bij het begin van deze eeuw werd bovendien een tendens ingezet om deze aanpak te hanteren in nauwe samenwerking met de veelheid van actoren vanuit politie, justitie en hulpverlening binnen hetzelfde werkveld. Bij elk parket is er daarom een referentiemagistraat, gespecialiseerd in intrafamiliaal geweld, die als intern en extern aanspreekpunt fungeert en het beleid inzake intrafamiliaal geweld uitzet. De bevoegde referentiemagistraat van het parket van Limburg lichtte de Limburgse aanpak nog eens toe in een interview in een krant in december, dat u ongetwijfeld heeft gelezen. De referentiemagistraat onderhoudt goede contacten met de referentieambtenaren van de politiezones waarvoor hij of zij bevoegd is middels periodieke overlegmomenten.
Gelet op de samenhang van intrafamiliaal geweld met verontrustende opvoedingssituaties van bepaalde kinderen vinden we de multidisciplinaire aanpak ook terug in de aparte secties Jeugd en Gezin waar de meeste parketten reeds over beschikken. Deze benadering hoort uiteraard inherent tot de taak van het openbaar ministerie. Desalniettemin ondersteunt Justitie deze aanpak en is er voor versterking gezorgd. Zo heb ik budgetten vrijgemaakt voor vijftien extra parketcriminologen waarvan er in elk parket op z'n minst één specifiek zal worden ingezet voor zaken van intrafamiliaal geweld. De aanwervingen hiervoor zijn lopende. Daarnaast hebben we ook budgetten vrijgemaakt voor 21 parketjuristen en 21 parketcriminologen voor de lik-op-stukwerking in het algemeen, waarvan de dossiers vaak ook een link hebben met een familiale problematiek, zodat daar vaak een multidisciplinaire aanpak is aangewezen.
13.03 Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, u zegt een groot voorstander te zijn van de intensifiëring, maar dat is natuurlijk iets wat de deelstaten moeten bekijken. Wat de budgettaire weerslag betreft, gaat het over meer dan die Family Justice Centers, het gaat ook over personeel van de parketten voor deze centra, juist omdat alles op één plaats gecentraliseerd wordt. Ook daar hebt u wel cijfers gegeven over criminologen die u extra wil inzetten, maar die zijn nog niet aangeworven want de procedure loopt, dus dat moeten we opvolgen. Wat de andere extra personeelsleden in verband met het lik-op-stukbeleid betreft, zei u dat u daar budget voor hebt uitgetrokken, maar ook daar zijn geen concrete cijfers op geplakt.
Ik kan het alleen maar toejuichen dat u daar verder werk van maakt. Wij zullen daarover vragen blijven stellen om de vinger aan de pols te houden en om te bekijken of iedereen goed geholpen kan worden.
L'incident est clos.
14 Vraag van Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De "traditionele" nieuwjaarsrellen" (55023692C)
14 Question de Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les "traditionnelles" émeutes de la Saint-Sylvestre" (55023692C)
14.01 Katleen Bury (VB):
Naar jaarlijkse “gewoonte" dien ik U te ondervragen over de
nieuwjaarsrellen in Brussel, met andere woorden “het nieuwe normaal"… Dit
jaar waren er 400 politie-interventies voor vechtpartijen, brandende auto's,
illegale bijeenkomsten en gesloopt straatmeubilair. De brandweer voerde 72
interventies uit en de ziekenwagen 120 interventies. Ook bij de MIVB werd er
veel materiaal gemolesteerd. Het premetrostation Anneessens diende zelf eerder
op de avond gesloten te worden.
Ook dit jaar is er een zeer hoog aantal
interventies en werden er weinig arrestaties uitgevoerd. 129 mensen werden
aangehouden. Cijfers over het aantal administratieve en gerechtelijke
aanhoudingen werden niet vrijgegeven.
De brandweer sprak ook over moeilijkheden
om hun interventies te “kunnen" uitvoeren. Vaak was het wachten op de
politie alvorens zich - terug - veilig naar de plaats te kunnen begeven… Er
dient dringend paal en perk te worden gesteld aan dit soort crapuleuze
praktijken waar hulpdiensten aangevallen worden en in de val worden gelokt.
Welke maatregelen zal U hiertegen nemen? Quid de middelen? Quid het juridisch
personeel?
Vandaar mijn volgende vragen:
Hoeveel administratieve aanhoudingen
werden er uitgevoerd?
Hoeveel gerechtelijke aanhoudingen werden
er uitgevoerd?
Werden er daders in voorlopige hechtenis
geplaatst?
Hoeveel werden er vrijgelaten?
Hoeveel werden er vrijgelaten onder
voorwaarden?
Heeft U gegevens over de nationaliteit
van de daders?
Heeft U weet van interventies waar
hulpdiensten werden belaagd en in de val gelokt?
Welke maatregelen gaat U concreet nemen
om dit soort “genormaliseerde" praktijken een halt toe te roepen?
Welke middelen voorziet U hiervoor?
Hoeveel extra personeel gaat U hiervoor
inzetten?
14.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Bury, er waren inderdaad opnieuw ongeregeldheden tijdens de nieuwjaarsnacht. Dat was niet alleen in Brussel, maar ook in Antwerpen en zelfs, opmerkelijk toch, ook in kleinere steden. Ik dacht dat er zelfs incidenten waren in de Kempen. Politie en parket waren hierop in Brussel uiteraard voorbereid. Erop voorbereid zijn, betekent echter natuurlijk niet dat men alle mogelijke ongeregeldheden en rellen preventief in de kiem kan smoren en dus kan voorkomen.
Er waren die nacht 147 bestuurlijke aanhoudingen. In totaal werden 11 voertuigen in brand gestoken. De politie werd bestookt met voetzoekers. Er waren ook 6 gerechtelijke arrestaties gelinkt aan incidenten die verband hielden met oudejaarsnacht. Er lopen momenteel onderzoeken ter identificatie en vervolging van verdachten.
Politie en parket treden consequent op, of het nu gaat om rellen tijdens nieuwjaarsnacht of rellen tijdens of na afloop van een betoging tegen de coronamaatregelen. De politie hanteert daar geen twee maten en twee gewichten. De politie treedt consequent op en het parket vervolgt ook op het moment dat mensen worden geïdentificeerd.
Dan kom ik bij de aanpak. De gerechtelijke aanpak van zwaar geweld tegen politie werd verstrengd, dat weet u. Dat gebeurde tot tevredenheid van de politie in Brussel.
Wij gaan ook extra investeren in snelrecht. Ik zal een paar cijfers geven. Op het niveau van het parket komen er 70 personen bij, dat is een investering van 3,3 miljoen euro, onder meer voor snelrecht, voor snelrecht in alle arrondissementen. Ik wil er trouwens op wijzen dat wat snelrecht betreft Brussel koploper is, ongeveer een derde van de snelrechtzaken wordt behandeld in Brussel. De snelrechtcapaciteit in Brussel is ook verder uitgebouwd. Sinds 1 februari 2021 zijn er tien zittingen per week in Brussel voor zaken die via snelrechtprocedure worden behandeld, ten opzichte van zes zittingen in 2020.
Wij investeren ook op het niveau van de zetel. Er komen onder meer snelrechtkamers. Wij investeren daar in 96 extra personen, magistraten en ondersteunend personeel. Dat is een investering van 5,4 miljoen euro voor het jaar 2022.
Wij investeren, zoals u kunt zien, in parket en zetel voor de aanpak van dat soort relschoppers.
14.03 Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, het aantal bestuurlijke aanhoudingen had ik intussen kunnen vernemen in de pers. Zes gerechtelijke arrestaties is zeer pover, met alle zaken die daar gebeurd zijn. U zegt dat het niet alleen in Brussel was, het breidt reeds uit naar andere steden. Brussel is het grote voorbeeld. Regent het in Brussel, dan gaan andere steden ook volgen, om de uitspraak over Parijs te parafraseren.
Wij moeten daaraan effectief paal en perk stellen. Extra investeren in snelrecht is een zeer goede zaak, met die 70 personeelsleden en 3,3 miljoen euro, met die tien zittingen per week. Dat zijn allemaal zeer goede cijfers. Brussel is koploper, zegt u.
Met betrekking tot de nieuwjaarsfeiten, misschien moet ik de vraag concreter stellen. Hoeveel werd daar aan snelrecht gedaan? Hoeveel mensen werden daarvoor snel veroordeeld? Hoeveel keer werd het toegepast?
L'incident est clos.
- Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De bezorgdheden van de CTRG betreffende de gevangenis in Haren" (55023693C)
- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het advies van de CTRG na het bezoek aan de werf van de gevangenis van Haren" (55023814C)
- Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les inquiétudes du CCSP concernant la prison de Haren" (55023693C)
- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L’avis du CCSP à la suite de la visite au site en construction de la prison de Haren" (55023814C)
15.01 Katleen Bury (VB): Mevrouw de voorzitster, ook nu verwijs ik naar de ingediende vraag.
In een brief van de Centrale
Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen (CTRG) aan U werden een aantal
bezorgdheden over de nieuwe gevangenis in Haren aangestipt.
De CTRG bracht vorige maand een
plaatsbezoek. Het verslag van dat bezoek is nu klaar.
Door de omvang (verblijf voor 1.200
gedetineerden) wordt het project omschreven als een megagevangenis, al werd het
geconcipieerd als een gevangenisdorp. De CTRG heeft het eerder over "een
kleine stad." Positief is dat de leefomstandigheden er "beantwoorden
aan de eisen van waardigheid in vergelijking met die in de Brusselse
gevangenissen."
Toch ziet de CTRG ook
"overblijfselen van een middeleeuws verleden" waarvan hij de overheid
vraagt die nog te herzien voor de opening. Zo is elke wooneenheid uitgerust met
een 'time-out'-cel waarvan de infrastructuur sterk lijkt op die van een
strafcel en waar gedetineerden, bij gebrek aan een wettelijk kader, het risico
lopen er zonder de nodige garanties te worden geplaatst, schrijft de
toezichtsraad. "Het project van zogenaamde 'time-out'-cellen, geïnspireerd
door een praktijk in instellingen voor jeugdige delinquenten, kan alleen worden
overwogen en opgezet binnen een passend wettelijk kader met alle noodzakelijke
garanties", schrijft de CTRG in bovenvermelde brief.
De CTRG wijst er ook op dat elke
wooneenheid voorzien is van twee strafcellen, waarvan er een is uitgerust met
een bed met bevestigingspunten voor medische fixatie en een krappe individuele
binnenplaats, zonder horizontaal zicht en bedekt met smalle roosters waardoor
de lucht alleen maar zichtbaar is tussen vierkantjes van 10 bij 10 cm.
Bovendien is er niets om te schuilen bij slecht weer. De CTRG benadrukt het
belang van voldoende kunstlicht, maar ook voor een toegang tot daglicht.
"Deze cellen moeten ook worden uitgerust met een tafel en stoel (eventueel
bevestigd aan de vloer) en met een bed dat die naam waardig is."
De toezichtsraad formuleert nog een reeks
vragen in het verslag. Zal bijvoorbeeld tijdig het vereiste aantal
personeelsleden kunnen worden aangeworven, hoe zullen zoveel bewegingen tussen
zoveel gebouwen op zo'n enorm terrein door het bewakingspersoneel worden
beheerd en zullen bezoekers de gevangenis gemakkelijk kunnen bereiken?
Zal u een tijdig wettelijk kader creëren
voor deze time-out cellen?
Gaat u de time-out cellen voorzien van
een tafel en stoel, toegang tot daglicht en een schuilluifel op de individuele
binnenplaats?
Zal het vereiste personeel tijdig kunnen
aangeworven worden?
Hoe zullen zoveel bewegingen op zo'n
enorm terrein beheerd kunnen worden?
Zullen de bezoekers de gevangenis
gemakkelijk kunnen bereiken?
15.02 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le
ministre, le 23 décembre, vous avez reçu un avis du CCSP suite à sa visite, en
novembre dernier, du site en construction de la prison de Haren.
Cet avis relève plusieurs aspects positifs
de la prison, mais s'inquiète de certains autres, comme par exemple la
disposition de la cour de promenade, l’aménagement des cellules de sécurité, ou
encore, le recours à des cellules dites de time-out.
Le CCSP fait notamment état de certains
“héritages d’un passé moyenâgeux qui seraient totalement en contradiction avec
l’idée même de la détention à petite échelle basée sur la normalisation.”
En conséquence, Monsieur le ministre:
- Quel suivi réservez-vous aux
recommandations du CCSP, à savoir celles concernant la cour de promenade,
l’aménagement des cellules de sécurité et les cellules time-out?
- Le CCSP s’interroge également sur le
futur des prisons de Saint-Gilles et Berkendaele. Confirmez-vous que la prison
de Saint-Gilles restera en activité jusque fin 2023 et que la prison de
Berkendael est en voie d’être transformée en maison de détention? Si oui, dans
quel délai?
- Ensuite, d’un point de vue plus
technique, avez-vous enfin fixé le planning des transferts des détenus et du
personnel des prisons bruxelloises vers la prison de Haren? Le personnel sera-t-il
entièrement recruté pour septembre 2022 ou sera-t-il, à l’instar des détenus,
transféré (ou recruté) au compte-goutte?
- Le CCSP note par ailleurs l’absence
de transports en commun suffisants pour accéder à la prison, que ce soit pour
le personnel ou pour les visiteurs. Une concertation existe-t-elle avec les
Ministres de la Mobilité pour la mise en place de navettes ou de bus ou de
lignes de transports en commun supplémentaires pour garantir davantage
d’accessibilité? D’ailleurs, puisque cela pose déjà question aujourd’hui alors
que les prisons sont plus proches, qu’en est-il du transport des détenus
jusqu’au palais de justice?
- Enfin, et j’en terminerai par là,
comment sera pris en charge le contentieux du droit de plainte pour les
1 200 détenus de la prison de Haren? Avez-vous déjà défini les
modalités d’exercice de ce droit?
Je vous remercie d’avance pour vos réponses
15.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Bury, mevrouw Rohonyi, ik zal het initiatief nemen om het KB van 3 februari 2019 dat de materiële normen van de verblijfsruimte voor gedetineerden beschrijft, aan te vullen met een rubriek die deze normen voor de beveiligde cellen beschrijft. Dergelijke beveiligde cellen zijn voorzien in artikel 112 van de basiswet die de bijzondere veiligheidsmaatregelen regelt. Daarin wordt de beveiligde cel omschreven als een cel zonder voorwerpen waarvan het gebruik gevaarlijk kan zijn. Deze beschrijving beantwoordt aan de finaliteit van het gebruik van sommige cellen die in de ene gevangenis time-outcellen, in een andere prikkelarme cellen, en nog elders afzonderingscellen worden genoemd.
L'équipement spécifique et le choix des matériaux pour les cellules sécurisées seront déterminés lors de la modification de l'arrêté royal. Il sera veillé à ce que les cellules de Haren soient conformes à cet arrêté mais également aux normes du Comité pour la prévention de la torture. L'infrastructure et l'aménagement des différents préaux individuels répondent aux normes fixées.
Op de vraag hoe de concrete uitrusting eruit zal zien van wat we voortaan 'verbeterde beveiligde cellen' noemen, kan ik het volgende antwoorden. De materiaalkeuze zal worden bepaald bij de opmaak van de wijziging van het KB. We zullen er uiteraard over waken dat deze cellen in de gevangenis van Haren hieraan conform zullen zijn. De cellen zullen effectief gemeubeld zijn volgens de normen van het CPT.
L'ouverture de la prison de Haren se fera par phases. L'ouverture des différentes entités du site et leur occupation s'étaleront sur plusieurs mois. Le transfert des détenus sera lié à la réception et à la mise en service progressive des différentes entités. Le transfert du personnel se fera en phases et celles-ci seront également liées à l'ouverture progressive. Le recrutement de nouveaux collaborateurs ne devra donc pas être achevé dès l'ouverture de la première entité, mais il se poursuivra au cours des mois qui suivent.
Ik kan alvast garanderen dat alles in het werk wordt gesteld om het vereiste personeel tijdig te kunnen aanwerven. Ik heb daarover trouwens uitgebreid toelichting gegeven in het kader van de vragen omtrent de overbevolking.
Ik kom dan tot de vierde vraag van mevrouw Bury.
De gevangenis van Haren is geconcipieerd als een dorp en niet als een klassieke gevangenis in stervorm met een centraal controlecentrum volgens het model van Ducpétiaux. Van dat model zijn we gelukkig afgestapt. Dat betekent dat ook de bewegingen anders worden georganiseerd. De aanvragen voor verplaatsingen zullen verlopen middels een badge. Dat geeft de gevangenen meer autonomie, wat overigens een bewuste keuze is. De infrastructuur van de looplijnen en de technologie binnen en tussen de gebouwen maken het mogelijk dit te doen op een gecoördineerde en veilige manier. Medewerkers zullen op elk moment weten waar een gedetineerde zich precies bevindt op de site, en de gedetineerden zullen enkel die zones kunnen betreden waarvoor ze gelegitimeerd zijn.
Op de vijfde vraag van mevrouw Bury en de vierde vraag van mevrouw Rohonyi kan ik het volgende antwoorden.
De stad Brussel en de rand rond Brussel zijn zeer goed ontsloten door het openbaar vervoer. In een straal van 2 à 3 km rond de gevangenis bevinden zich liefst drie treinstations en de Woluwelaan is goed uitgerust qua busverbinding. Bij mijn weten is er dan ook geen enkel bereikbaarheidsprobleem voor bezoekers van de gevangenis. Bovendien zal de gevangenis van Haren doorlopend bezoek aanbieden en niet werken via vaste tijdvakken. Zelfs als bezoekers wat vertraging hebben oplopen door het openbaar vervoer of files komt een bezoek niet in het gedrang of wordt het niet ingekort.
Concernant la mobilité du personnel, mon administration a réalisé en octobre 2021 une courte enquête à l'attention des agents en poste dans les prisons de Bruxelles et du personnel des Communautés actif sur le site. L'objectif était d'avoir une vision claire des attentes. Sur la base des réponses reçues, mon administration prend des initiatives et lance progressivement les procédures ad hoc pour mettre en place un système de navettes utiles entre une ou plusieurs gares et la future prison de Haren. Le souhait est de permettre au personnel d'organiser au mieux ses déplacements, de multiplier les itinéraires possibles en misant notamment sur la desserte des gares à proximité c'est-à-dire Haren, Haren-Sud et Diegem, de limiter la durée des trajets et d'encourager les déplacements en transports en commun.
Quant aux transferts entre la prison et le palais de justice, des accords sont passés entre l'administration de la DG EPI, le DAB et le pouvoir judiciaire.
Compte tenu du fait que le transfert des détenus bruxellois débutera par les détenus de Forest, et également compte tenu de l'ampleur des transferts prévus et du démarrage de ces derniers qui ne débutera qu'à l'automne de cette année, il est plus que probable que le site de Saint-Gilles reste en activité au moins jusqu'en 2023 mais je ne peux donner de calendrier définitif actuellement. De même, il est un peu tôt pour dire ce qu'il adviendra de la prison de Berkendael dont l'état général est plutôt bon. Effectivement, au vu de la capacité d'une soixantaine de places, c'est un site intéressant.
L'organisation du droit de plainte relève de la compétence du Conseil central de surveillance pénitentiaire (CCSP). C'est le CCSP, conformément à l'article 26, qui établit une commission de surveillance dans chaque prison, dont les membres forment ensuite une commission des plaintes.
15.04 Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, hartelijk dank voor uw uiterst volledige antwoord.
Ik heb eigenlijk op alles een antwoord gekregen. De materiële normen van de beveiligde cellen gaat u tijdig toevoegen aan het KB. Wat het personeel betreft, is het uiteraard altijd maar de vraag of zij tijdig aangeworven kunnen worden. De bewegingen op het terrein zullen door middel van het badgesysteem goed kunnen worden opgevolgd. En ook op de vraag omtrent de bereikbaarheid hebt u geantwoord.
15.05 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses même si je regrette ne pas avoir obtenu davantage de réponses qu'en mars 2021 lors de ma question sur le transfert des détenus. J'entends que cela se ferait par phases, mais sans plus de précision. Je m'en inquiète car ces transferts prendront du temps et nécessitent un planning précis qui n'existe toujours pas actuellement.
Vous disiez à l'époque que l'on commencerait probablement par la prison de Forest en raison de son insalubrité. Pour avoir visité la prison de Saint-Gilles en décembre dernier, je peux vous assurer qu'elle l'est tout autant et qu'elle nécessite donc aussi un transfert rapide de ses détenus.
Je demeure également inquiète de l'absence de garantie en termes de mobilité. J'entends que la commune de Haren serait plus ou moins bien desservie en transports en commun, en particulier grâce à ses gares. C'est sans doute le cas pour ses visiteurs, mais beaucoup moins pour les déplacements des détenus pour leurs plaidoiries et leurs déplacements vers le palais de justice de Bruxelles. On sait déjà que pour les prisons actuelles de Saint-Gilles et de Forest, les déplacements sont fortement perturbés par les embouteillages. Je n'ose imaginer la situation de Haren!
On peut imaginer un recours aux vidéoconférences. Je sais que votre gouvernement en est très friand. Les barreaux notamment y sont réticents à cause des problèmes que cela représenterait pour les droits de la défense. Je demeure donc inquiète à ce sujet.
J'ose espérer que ce sont des sujets sur lesquels vous continuerez à travailler. En ce qui nous concerne, nous continuerons à investiguer sur ces différentes garanties lors de notre visite du site de la prison de Haren en construction, planifiée, si je ne m'abuse, vendredi prochain.
L'incident est clos.
16 Vraag van Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Ontsnapte illegale criminelen uit de gevangenis van Aarlen" (55023767C)
16 Question de Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les criminels en séjour illégal évadés de la prison d'Arlon" (55023767C)
16.01 Katleen Bury (VB): Mevrouw de voorzitster, ook nu verwijs ik naar de ingediende vraag.
Drie gedetineerden hebben op
oudejaarsavond een ontsnappingspoging ondernomen uit de gevangenis van Aarlen.
Een van de mannen werd gepakt door de bewakers, de andere twee zijn nog steeds
op de vlucht.
Volgens de eerste elementen van het
onderzoek ging het om een geïmproviseerde ontsnapping. Tijdens de
avondwandeling rond 19.00 uur zouden de drie geprobeerd hebben een eerste muur
te beklimmen om zich een toegang te verschaffen tot een rotonde. Daarna gingen
ze over een tweede hek. De derde persoon werd onderschept nadat hij een andere
route had genomen.
De twee voortvluchtigen, afkomstig uit
Marokko, zijn illegaal in het land. De eerste, Amine Al Alaoui, geboren in
2004, werd in 2021 twee keer door de correctionele rechtbank van Brussel
veroordeeld voor diefstal met geweld of bedreiging. Hij kreeg in totaal 48
maanden gevangenisstraf. De tweede, Azzedine Touzi, geboren in 1994, is door de
correctionele rechtbank van Brussel meerdere malen veroordeeld voor
roofoverval, illegaal verblijf, het dragen van een verboden wapen, poging tot
overval en mishandeling. Met andere woorden, gevaarlijke criminelen.
Vandaar mijn volgende vragen :
1.Zijn de 2 voortvluchtigen ondertussen
gevat?
2.Werd er in de gevangenis van Aarlen
bekeken hoe dit is kunnen gebeuren?
3.Zijn er in de gevangenis van Aarlen de
nodige maatregelen genomen om dit soort ontsnappingen in de toekomst te vermijden?
4.Werd de hypothese onderzocht dat de
gedetineerden hulp van buitenaf hebben gekregen?
5.Het gaat hier over zware criminelen die
illegaal verblijven in ons land. In uw beleidsnota stelt u werk te maken om
deze gedetineerden hun straf te laten uitzitten in hun land van herkomst. Zal u
- wanneer deze voortvluchtigen gevat worden - deze daad bij het woord voegen?
16.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Bury, ik kan u meedelen dat deze twee gedetineerden momenteel nog opgespoord worden.
Wat uw tweede vraag betreft, is de lokale recherchedienst van de politiezone, naast een intern onderzoek door de bevoegde dienst van de gevangenisadministratie, ter plaatse gegaan en heeft de cellen van de ontsnapten doorzocht. Men heeft ook een derde persoon ondervraagd, alsook de directeur. Men heeft ook de beschikbare videobewakingsbeelden bekeken en onderzocht. Het parket van Luxemburg is ook ter plaatse geweest. De eerste onderzoeken brachten het volgende aan het licht.
Ten eerste werd de muur van de binnenplaats beklommen met behulp van een touw dat uit een laken was gevlochten en aan een antihelicopternet was bevestigd. Ten tweede werd de tweede muur beklommen door het opstapelen van materiaal dat was opgeslagen tussen twee ringmuren, een normaal gezien ontoegankelijke zone, waarbij gebruik werd gemaakt van de dwarsbalken van het frame.
Wat uw derde vraag betreft, werden er op basis van de analyse inderdaad remediërende maatregelen genomen. Ik treed niet in detail over de veiligheidssystemen van de gevangenis, maar ik kan u bevestigen dat een aantal ingrepen reeds gebeurd zijn en er ook nog een aantal gepland staan.
Wat uw vierde vraag betreft, kan ik u geen bijkomende informatie geven, aangezien het onderzoek nog lopende is.
Over uw vijfde vraag in verband met het overbrengen van criminelen die illegaal verblijven in ons land krijgen we straks ook nog een vraag van collega De Wit. Ik kan u nu al zeggen dat het aantal niet-Belgische gedetineerden dat overgebracht wordt naar het land van herkomst om hun straf uit te zitten in 2021 het hoogst was sinds de start van die operatie in 2013. In 2021 werden 91 niet-Belgische gedetineerden overgeplaatst. Daarmee behoort ons land tot de Europese top. Voor elk dossier moet individueel bekeken worden of het aan de voorwaarden voldoet. De beslissing moet worden genomen door de centrale autoriteit op basis van een analyse van het dossier. Uiteraard maken we daar, samen met collega Mahdi, werk van.
16.03 Katleen Bury (VB): Ik begrijp dat u niet in detail kunt treden over hoe er geremedieerd werd en hoe de beveiliging nu werd verbeterd. De opeenstapeling van materiaal is wel vreemd natuurlijk. Aan hoeveel materiaal kan men raken om een stapel te maken waarmee men over de muur kan klimmen?
Een van mijn vragen was of er eventueel hulp van buitenaf was. Werd dit bestudeerd? Daar is geen duidelijkheid over.
Wat het overbrengen van criminelen betreft, zegt u dat dit individueel bekeken moet worden. U zegt ook dat 2021 het beste jaar ooit was. Het gaat over 91 dossiers. Dat vind ik nu toch echt geen cijfer om fier over te zijn. U kunt zeggen dat we hoog scoren in Europa, maar dan moet de rest van Europa ook niet fier zijn.
We weten wie er in de gevangenis zit en hoeveel illegalen daartussen zitten. Ik heb in de pers gelezen over uw beste jaar ooit. De landen waarmee er een uitwisseling is, zijn ook niet de landen waarvan de meesten illegalen in onze gevangenissen zitten. Het merendeel is hier nog altijd illegaal en kan in het land van herkomst de gevangenisstraf niet uitzitten. Daaraan moet worden gewerkt. Dat is ook de belangrijkste oplossing voor de overbevolking in de gevangenissen. Daar kijk ik naar uit. Ik hoop ook dat de twee ontsnapte gevangenen snel zullen worden gevat.
L'incident est clos.
17 Vraag van Ben Segers aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De stijgende seponeringsgraad bij mensenhandeldossiers" (55023751C)
17 Question de Ben Segers à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La croissance du taux de classement sans suite dans les dossiers de traite d'êtres humains" (55023751C)
17.01 Ben Segers (Vooruit): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Op 15 december 2021 stelde Myria het
jaarverslag ‘mensenhandel mensensmokkel 2021’ voor. Daaruit blijkt o.a. dat de
seponeringsgraad van de dossiers mensenhandel alweer gestegen is.
Van de dossiers mensenhandel die in 2020
bij de parketten zijn binnengekomen was op 8 mei 2021 40% geseponeerd. Dat
percentage is de afgelopen jaren constant gestegen van 24% in 2017 naar 28% in
2018 en 37% in 2019.
In 2020 ging het in twee derde van de 150
geseponeerde zaken om seksuele uitbuiting.
µ
Uit het jaarverslag blijkt verder dat van
de 150 geseponeerde dossiers er 39 werden geseponeerd omwille van opportuniteitsredenen
en 111 om technische redenen. Van die 111 waren er 60 wegens onvoldoende
bewijslast, 31 omdat de daders onbekend waren en 20 voor een andere reden.
Voor mensensmokkel kunnen gelijkaardige
vaststellingen gedaan worden.
Op 24 februari 2021 bevroeg ik u hier ook
al over in deze commissie, toen naar aanleiding van het jaarverslag van Myria
van het jaar 2020. U verwees toen vooral naar het gestegen aantal meldingen
door scholen, ziekenhuizen, financiële diensten, etc. ten gevolge van een
aantal bewustmakingscampagnes om de hogere seponeringsgraad te verklaren. Hoe
goed die bewustmaking ook is, als verklaring voor de stijging van de
seponeringen kan dit niet volstaan. In absolute cijfers stellen we immers -
ondanks die meldingen - een daling vast in absolute cijfers van het aantal
niet-geseponeerde dossiers sinds (minstens) 2017. Dat lijkt steeds meer te
betekenen dat we het topje van de ijsberg aan het bestrijden zijn.
De strijd tegen mensenhandel is volgens
het regeerakkoord een absolute beleidsprioriteit. Het is van fundamenteel
belang de redenen van seponering te kennen om de vaak terecht geroemde
multidisciplinaire aanpak te kunnen aanpassen aan gewijzigde omstandigheden.
Vandaar mijn vragen:
Bent u het ermee eens dat de redenen van
seponering zo snel mogelijk bestudeerd moeten worden?
Zal u bvb. Myria - als nationale rapporteur - hiermee belasten, eventueel samen met het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie en het expertisenetwerk mensenhandel, binnen een duidelijk afsprakenkader?
17.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Segers, ik ben het er principieel mee eens dat de redenen van geseponeerde dossiers goed geanalyseerd moeten worden, des te meer voor een fenomeen dat krachtens het oude, maar ook het in opmaak zijnde nieuwe veiligheidsplan een prioriteit is voor de politiediensten. Ik heb het bureau van de Interdepartementale Coördinatiecel ter bescherming van mensenhandel inderdaad vragen gesteld over de kwestie. In die cel zijn ook Myria en het College van procureurs-generaal vertegenwoordigd. In afwachting daarvan hoed ik mij alleszins voor overhaaste conclusies; wel wil ik alvast de volgende bedenkingen meegeven.
Het aantal seponeringen is inderdaad gestegen, net zoals het aantal binnengekomen dossiers over mensenhandel bij het parket tussen 2015 en 2020. In 2015 waren er 299 dossiers, in 2020 gaat het om 373 dossiers. Daarnaast is bijna 80% van de sepots gebeurd om technische redenen, waaronder onbekende daders. In die gevallen gaat het dus niet om seponeringen om opportuniteitsredenen. Het parket besteedt wel degelijk de nodige aandacht aan de zaken. Helaas verbazen de sepots om technische redenen ons niet. De dossiers mensenhandel betreffen meestal heel complexe onderzoeken waarbij het in vele gevallen moeilijk is om daders te identificeren en waarbij er nog eens sprake is van een gebrek aan medewerking van de slachtoffers. We hebben daar al uitvoerig bij stilgestaan in onze gedachtewisseling. Ik hoop dat het pas opgerichte transitteam zal kunnen bijdragen tot de toename van het aantal ophelderingen, zodat het aantal sepots ook kan verminderen.
17.03 Ben Segers (Vooruit): Mijnheer de minister, ik ben blij met uw instemming dat de kwestie moet worden geanalyseerd, en met uw aankondiging dat u de vragen zal stellen aan het bureau van de Interdepartementale Coördinatiecel. Ik ben benieuwd of u daarover zult terugkoppelen, zodat ik die antwoorden te weten kom.
Het aantal seponeringen is immers gestegen, net zoals het aantal dossiers. In absolute cijfers kan er echter ook een daling vastgesteld worden van het aantal niet-geseponeerde dossiers.
Dat de stijging van het aantal seponeringen louter een gevolg zou zijn van meer meldingen, lijkt alvast niet te kloppen. Wanneer u verwijst dat het vaak gaat om onbekende daders, vernam ik graag wat u daarmee dan zult doen. Waarom is dat veel vaker dan vroeger het geval? Er moet toch een reden zijn voor de opvallende stijging van de seponeringsgraad.
Ik ben benieuwd naar de antwoorden van de Interdepartementale Coördinatiecel en ik hoop dat u die antwoorden vervolgens ook zult delen, waar ik wel van uitga.
L'incident est clos.
- Philippe Pivin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De beschikking van de ondernemingsrechtbank betreffende het Executief van de Moslims van België" (55023785C)
- Georges Dallemagne aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het Executief van de Moslims van België" (55023837C)
- Philippe Pivin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'ordonnance du tribunal de l'entreprise concernant l'Exécutif des Musulmans de Belgique" (55023785C)
- Georges Dallemagne à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'Exécutif des Musulmans de Belgique" (55023837C)
18.01 Philippe Pivin (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, je vous présente mes bons vœux pour une année fructueuse et dynamique mais quand même paisible, si possible.
Cela fait plus d'un an que je vous questionne sur les problèmes graves constatés dans le fonctionnement de l'Exécutif des Musulmans de Belgique.
Je ne vais pas ici, à nouveau, faire le rétroacte des problèmes, des déclarations méprisantes, des comportements et de l'activisme déjà soulignés par la Sûreté de l'État.
La séparation des pouvoirs et le strict respect de la gestion privée des associations doivent être assurés. Mais cela n'empêche pas de mener une action publique et politique déterminée face à une situation telle que celle que nous rencontrons au sein d'une institution représentant le culte musulman en Belgique. Vous avez d'ailleurs indiqué le mois dernier que les subventions publiques étaient refusées à cette institution pour l'année 2022 et c'est une décision importante. La vigilance doit rester totale. Cela dure depuis des années et la Commission d'enquête sur les attentats avait déjà révélé ces menaces pour notre État, avec les risques qu'elle comporte d'atteinte à la sécurité publique.
En réponse à une de mes questions posées en décembre, vous m'aviez indiqué qu'un nouveau rapport de la Sûreté devait vous être transmis pour la fin 2021. Depuis lors, un nouvel élément est intervenu dans le dossier: c'est la décision du 30 décembre 2021 du tribunal de l'entreprise qui a rendu une ordonnance extrêmement révélatrice de la gestion et du fonctionnement interne de l'Exécutif.
Vous avez d'ailleurs, me semble-t-il, été sollicité par certains membres de l'Exécutif qui n'acceptent pas sa gestion actuelle. L'ordonnance précise que des décisions ont été prises par les dirigeants actuels pour évincer d'autres membres en les écartant "définitivement et illégalement de sa gestion". Parmi ces dirigeants visés, il y a M. Üstün, président de la commission interne organisant le renouvellement des organes directeurs de l'Exécutif des Musulmans de Belgique.
Monsieur le ministre, dès lors que je vous interrogeais sur le crédit pouvant être apporté à cette procédure de renouvellement des instances dirigeantes de l'Exécutif voici quelques semaines, des questions se posent naturellement.
Avez-vous entre-temps reçu le dernier rapport de la Sûreté de l'État qui devait vous être communiqué avant la fin de l'année? Si oui, quelles en sont les conclusions? Vos services ont-ils déjà pu analyser l'ordonnance du 30 décembre 2021 du tribunal de l'entreprise? Si tel est le cas, quelles initiatives politiques, voire judiciaires, peuvent-elles être prises par le gouvernement face aux manquements qui ont été relevés et ce, bien sûr, dans le strict respect des règles?
Enfin, vous avez indiqué avoir directement été informé par les dirigeants actuels de l'Exécutif qu'une procédure de renouvellement des instances était en cours. Considérant le contenu de l'ordonnance du tribunal, peut-on cautionner cette procédure et donc les futurs résultats de celle-ci? Je vous remercie.
18.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Chers collègues, en ce qui concerne votre première question, je n'ai pas encore reçu le rapport y afférent de la Sûreté de l'État mais je l'attends d'ici peu. Indépendamment de cela, nous n'avons toujours pas de vue sur le renouvellement promis de l'EMB. Dans la communication qu'il nous a adressée, il indiquait que le renouvellement serait finalisé au début de 2022. À ce jour, nous n'avons pas de nouvelles à ce sujet mais cela ne m'empêche pas de prendre de nouvelles mesures dans le respect de la liberté religieuse.
À la suite de notre Conférence interministérielle de la fin de l'année dernière, des discussions auront lieu ce mois-ci encore entre les différents cabinets afin d'élaborer une feuille de route qui modifiera l'arrêté royal de 2017 relatif à l'EMB et avec un système de chambres linguistiques. Ces décisions doivent être prises au niveau interfédéral en raison de nos compétences partagées. Un dysfonctionnement de l'Exécutif des Musulmans de Belgique a un impact direct sur l'organisation régionale du culte islamique.
En ce qui concerne votre deuxième question, nous avons étudié ce jugement de manière approfondie. Le tribunal a décidé de ne pas aborder la question de la nomination d'un administrateur provisoire car les requérants auraient pu formuler leur demande plus tôt. Par conséquent, le juge a dû conclure qu'un administrateur provisoire n'était pas nécessaire au fonctionnement de l'ASBL. Néanmoins, la Cour constate des irrégularités claires et irréfutables dans le fonctionnement de l'EMB et dans la manière dont l'ASBL Collège traite l'ASBL Législation et ses propres statuts.
L'espoir de trouver une solution structurelle avec l'actuel EMB est, comme je l'ai dit, de plus en plus mince. Je n'ai pas débloqué les fonds prévus pour 2022. J'attends les pièces justificatives de toutes les dépenses, en janvier, pour justifier les budgets demandés pour 2022. De cette manière, je veux savoir si les moyens demandés par l'organe représentatif sont compatibles avec la loi sur les marchés publics. L'EMB est tenu de s'y conformer. S'il ne le fait pas ou pas correctement, l'organe représentatif peut faire l'objet de contrôles supplémentaires.
En ce qui concerne votre troisième question, le processus de renouvellement promis se fait toujours attendre, ce qui constitue une autre raison pour ne pas accorder les subsides à l'EMB pour le moment.
Comme je l'ai dit à plusieurs reprises, la représentation officielle de la religion islamique dans notre pays doit être professionnelle, transparente et représentative. Il est légitime que vous demandiez si nous pouvons faire confiance à la nouvelle composition de l'Exécutif. Cela dépendra tout d'abord des conclusions du rapport de la Sûreté de l'État que nous recevrons sous peu et ensuite des résultats de l'audit financier que j'ai commandé à l'administration.
Actuellement, l'Exécutif des musulmans a présenté peu de résultats indiquant une réforme réelle. Il existe une commission de renouvellement, mais elle est majoritairement composée d'anciens membres de l'EMB. Juridiquement, il est difficile de retirer une reconnaissance existante et de désigner un nouvel organe.
Une Conférence interministérielle s'est tenue le 14 décembre. Elle a conclu qu'il était nécessaire d'actualiser l'accord de coopération, qu'une réglementation plus claire était indispensable en ce qui concerne les avis de la Sûreté de l'État et que l'arrêté royal de 2016, modifié en 2017, serait bien exécuté. Tous les ministres régionaux reconnaissent les problèmes au sein de l'EMB et déclarent qu'une coopération interfédérale est requise pour développer une approche et une stratégie communes. Dans ce contexte, il a été décidé que l'arrêté royal du 15 février 2016 serait actualisé et mis en œuvre sous la forme de deux Chambres linguistiques autonomes, dont un président serait respectivement responsable des dossiers francophones et des dossiers néerlandophones. Le texte sera adapté en étroite concertation avec les ministres régionaux.
18.03 Philippe Pivin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie de vos précisions.
Je me réjouis d'entendre qu'une sensibilisation est en train de prendre forme et qu'elle se poursuivra dans la foulée de la Conférence interministérielle. Je me demandais en effet si des initiatives communes avaient été planifiées avec les entités fédérées. Vous avez devancé l'expression de cette préoccupation.
Comme moi, vous savez que les attendus de l'ordonnance du tribunal sont cinglants. Ces gens doivent nous entendre, vous comme moi, et se rendre compte que nous ne sommes pas dupes de cette situation préoccupante. Vous devez agir. Selon moi, vous avez raison d'attendre les conclusions du rapport de la Sûreté de l'État et de l'audit pour mesurer le crédit à accorder à nos interlocuteurs.
En tout cas, il convient d'éviter de nous retrouver avec des interlocuteurs qui ne modifieront en rien le fonctionnement de l'Exécutif. La Belgique encourrait alors de sacrés risques.
Het incident is gesloten.
19 Question de Eric Thiébaut à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le projet de construction d'une nouvelle prison à Mons" (55023786C)
19 Vraag van Eric Thiébaut aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De geplande bouw van een nieuwe gevangenis in Bergen" (55023786C)
19.01 Éric Thiébaut (PS): Madame la présidente, permettez-moi tout d'abord de présenter à toutes et tous mes meilleurs vœux pour l'année nouvelle. Pour le reste, je renvoie au texte de ma question.
La prison de Mons est régulièrement
confrontée à une surpopulation qui met le personnel et les détenus sous haute
tension.
A la fin de l'année 2021, la prison comptait
350 détenus alors qu'un arrêté du Bourgmestre de Mons fixait la capacité
maximale d'accueil à 344 personnes. En
outre, 19 cellules sont inoccupées à
cause d'invasion de punaises et de champignons.
Comme d'autres collègues dans les prisons du
pays, les agents pénitentiaires de Mons tirent régulièrement la sonnette
d'alarme. Ils sont en sous-effectifs. En ce début d'année, ils craignent aussi
que la situation ne se dégrade encore davantage à la suite de l'entrée en
vigueur du TAP et l'exécution des peines de moins de trois ans en prison. Les
agents s'attendent à devoir accueillir
une trentaine de détenus supplémentaires.
C'est dans ce contexte que le Secrétaire
d'État à la Régie des Bâtiments, Monsieur Matthieu Michel, a annoncé à la fin de l'année dernière qu'il
allait débloquer un montant de 80 millions d'euros pour la construction d'une
nouvelle prison à Mons. Si cela se
confirme, il s'agit d'une nouvelle qui va dans la bonne direction. Je souhaitais dès lors , Monsieur le
Ministre , vous poser les questions suivantes :
Tout d'abord, pourriez-vous me confirmer
cette annonce et me dire si vous soutenez ce projet de construction d'une
nouvelle prison à Mons ?
Le cas échéant, pourriez-vous me donner des
précisions sur la concrétisation de ce projet ? A quelle échéance pourrait-il
voir le jour concrètement ? Des
contacts ont-ils lieu avec les autorités communales ? Un lieu est-il déjà sur
la table pour la future implantation ?
Enfin, en ce qui concerne des solutions à
court terme pour la prison de Mons, une valorisation du cadre et l'engagement
d'agents supplémentaires sont-ils envisagés ?
19.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Cher collègue, s'agissant de vos deux premières questions, la prison actuelle de Mons est effectivement en très mauvais état. Je suis donc évidemment favorable à son remplacement par une nouvelle infrastructure moderne, où une vision moderne de la détention sera plus aisément applicable. Je ne peux pas encore vous donner plus de détails sur le projet. Mon collègue, le secrétaire d'État Mathieu Michel, prépare actuellement le dossier. Dans sa version actuelle, le masterplan ne prévoit pas la construction d'une nouvelle prison à Mons. Il faudra donc que ce point avance dans le cadre de ce masterplan. Je soutiendrai ce projet.
S'agissant de la troisième question, l'administration procédera à une étude de faisabilité afin d'examiner dans quelle mesure et de quelle manière le personnel peut être renforcé, en raison de la surpopulation. Les résultats de cette étude seront communiqués aux syndicats, comme je l'ai dit au début de notre séance d'aujourd'hui. Cet engagement a été pris par les autorités lors des négociations syndicales du 31 décembre 2021, suite à l'annonce d'une grève dans les prisons wallonnes et bruxelloises en raison de la surpopulation et du manque de personnel.
19.03 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, je note que vous êtes favorable au projet de construction d'une nouvelle prison à Mons, mais que dans le même temps, elle n'est pas prévue dans le masterplan, ce qui m'inquiète un peu. On peut bien sûr s'engager à soutenir un projet, mais s'il est planifié dans dix ans, on n'est pas fort avancé. Il y a pourtant vraiment urgence. La prison souffre de surpopulation; elle est dans un état déplorable qui, à mon sens, n'est pas améliorable. Il y a donc vraiment une nécessité de construire une nouvelle prison, adaptée aux normes actuelles. C'est indiscutable et je vous invite à accélérer au maximum ce dossier.
L'incident est clos.
20 Vraag van Kristien Van Vaerenbergh aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De locaties voor detentiehuizen en het hotel Falko in Wolvertem" (55023798C)
20 Question de Kristien Van Vaerenbergh à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les localisations pour les maisons de détention et l'hôtel Falko à Wolvertem" (55023798C)
20.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.
De federale regering is in het kader van
het creëren van extra gevangeniscapaciteit bezig met het zoeken van geschikte
locaties voor detentiehuizen.
Aan welke technische voorwaarden dienen
de panden te voldoen? (bv. minimale grootte, aantal ruimtes ter beschikking,
snel te renoveren, andere criteria…)
Aan welke voorwaarden dienen de panden te
voldoen op gebied van ruimtelijke ordening (bv. wel/niet in dorpskern,
woonwijken, nabijheid openbaar vervoer, andere criteria…)
Welke andere criteria worden in acht
genomen? Op welke basis gebeurt de selectie verder?
Wie scout de gebouwen, wie start de
onderhandelingen? Geeft men de voorkeur aan verwerving/huren/erfpacht van de
panden?
Op welke wijze worden de lokale overheden
betrokken bij de selectie van geschikte locaties? Worden zij op de hoogte
gebracht voor of na de definitieve selectie?
In Wolvertem zou men zijn oog laten
vallen hebben op het voormalig Hotel Falko dat te koop staat. Het zou kunnen
dienen als detentiehuis. Hoe concreet is deze piste? Hoeveel gevangenen zou men
er willen onderbrengen? Is er reeds overlegd met het lokale bestuur en de
lokale bevolking?
20.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, u hebt een aantal precieze vragen gesteld.
Wat uw vraag over de technische voorwaarden betreft, de typologie van het gebouw moet geschikt zijn voor een permanent verblijf van 20 tot 60 personen. Het moet daartoe eenvoudig, met beperkte ingrepen, kunnen worden aangepast. Er zijn duidelijke normen bepaald voor de slaapkamers conform het KB van 3 februari 2019, en de voorwaarden waaraan de verschillende kamers moeten voldoen onder meer qua sanitair, veiligheid, inrichtingen liggen vast. Er moeten voldoende ruimtes zijn om faciliteiten aan te bieden, zowel voor bewoners als voor personeel. De ruimtes zijn duidelijk beschreven alsook de criteria waaraan ze moeten voldoen. In de polyvalente en gemeenschappelijk gebruikte lokalen moeten aansluitingen kunnen worden geplaatst voor het gebruik van audiovisuele apparatuur en ICT-toepassingen. In het volledige gebouw moet een goed wifibereik of goede alternatieve verbinding met het internet mogelijk zijn.
Wat uw tweede en derde vraag betreft, het detentiehuis situeert zich bij voorkeur in of nabij een stedelijke context omdat dit de toegang tot hulp- en dienstverlening en tewerkstelling faciliteert. Daarom is ook de nabijheid van goed openbaar vervoer belangrijk. De gedetineerde moet zich vlot kunnen verplaatsen naar zijn eventuele werkplaats of een beroep kunnen doen op bepaalde diensten. Ook voor het personeel en de bezoekers is een goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer belangrijk. De site mag bestaan uit verschillende constructie-eenheden voor zover ze een functioneel en aansluitend geheel vormen. Daarnaast heeft de site en/of het gebouw bij voorkeur een woon- en/of verblijfsfunctie of biedt het gebouw of de site de mogelijkheid werken uit te voeren zodat de woon- of verblijfsfunctie kan worden gecreëerd. Er wordt ook rekening gehouden met de beschikbaarheid en kostprijs van de sites.
Wat uw vierde en vijfde vraag betreft, de locaties die momenteel aangeduid of onderzocht worden, werden geselecteerd op basis van eigendom van de Regie der Gebouwen, sites voorgesteld door de gouverneurs en burgemeesters en prospectie door de Regie der Gebouwen. De sites en de gebouwen worden bezocht door een team van Justitie en de Regie der Gebouwen. Justitie en de Regie werken nauw samen in deze dossiers. De onderhandeling met de eigenaars gebeurt door de Regie der Gebouwen. Omdat we detentiehuizen blijvend willen verankeren als model van strafuitvoering geven we de voorkeur aan verwerving van de panden.
In afwachting van definitieve locaties kan er ook tijdelijk gewerkt worden via huurcontracten. Ook de optie van erfpacht wordt niet uitgesloten. Een aantal gemeenten hebben hier een voorstel voor gedaan. Zodra een site positief geëvalueerd wordt door Justitie en de Regie der Gebouwen wordt er contact genomen met het lokaal bestuur. Voor het succes van het detentiehuis is het belangrijk dat we hier nauw met het lokaal bestuur kunnen samenwerken. We zetten hier maximaal op in. Ook infovergaderingen met de bevolking doen we samen met het lokaal bestuur.
Wat uw laatste vraag betreft aangaande het voormalige hotel, er is overleg met het lokaal bestuur, de piste is dus nog in een verkennende fase. Het gebouw zou plaats kunnen bieden aan een 60-tal personen.
20.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, het specifieke dossier van mijn regio zal ik uiteraard blijven opvolgen alsook de dossiers over andere locaties die in mijn provincie zijn gepland.
Voor het overige kan ik mij enkel maar aansluiten bij de andere leden. U hebt voor een specifieke categorie gedetineerden een aantal detentiehuizen vooropgesteld om de overbevolking tegen te gaan. Uiteraard staan wij, zoals u weet, achter het principe, aangezien wij voorheen ook trekker waren van dergelijke projecten. Ik stel mij echter de vraag hoe een en ander verder zal evolueren. U hebt hier daarstraks aangegeven dat Kortrijk zal openen tegen de zomer van 2022. Uit de vragen die door leden uit de regio zijn gesteld in voorgaande vragen, leid ik af dat er in het dossier van Verviers ook nog enige problemen zijn. Wij lopen op dit ogenblik vast op twee locaties. Ik ben echter benieuwd naar de volgende locaties en naar het tijdstip waarop zij in de toekomst zullen kunnen worden gerealiseerd.
Ik dank u niettemin voor de antwoorden die u hebt gegeven op mijn meer technische vragen.
L'incident est clos.
21 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De personeelsuitval in de gevangenissen door de vijfde coronagolf" (55023803C)
21 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'absentéisme dans les prisons en raison de la cinquième vague de coronavirus" (55023803C)
21.01 Sophie De Wit (N-VA): mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar de ingediende vraag.
Mijnheer de minister, door de
omikron-variant vinden er nu massaal veel besmettingen met het coronavirus
plaats. Men vreest dat een deel van de samenleving lam zal komen te liggen door
de massale uitval van mensen die een positieve besmetting oplopen. Er zou dan
ook binnen een aantal essentiële sectoren bekeken worden wat er moet gebeuren
bij massale personeelsuitval. Het gevangeniswezen verdient in deze ook
bijzondere aandacht. De normale werking binnen de gevangenissen mag niet in het
gedrang komen en uiteraard dienen de basisrechten van gedetineerden én de
veiligheid gegarandeerd te worden.
Ik heb dan ook volgende vragen:
1)
Wat zijn de meest recente cijfers inzake besmettingen bij personeel en
gedetineerden? Graag een opsplitsing per gevangenis.
2)
Hoeveel ziekteverzuim is er momenteel onder het gevangenispersoneel, al
dan niet door een quarantainemaatregel? Graag een opsplitsing per gevangenis.
3)
Op welke manier plant u de gevreesde personeelsuitval binnen de
gevangenissen op te vangen?
Zullen politie en/of defensie
ingeschakeld worden ondanks dat ook zij kampen met het risico op massale
personeelsuitval?
Hoe zullen de basisrechten van
gedetineerden gerespecteerd blijven?
Hoe zal de veiligheid in de gevangenissen
gegarandeerd worden?
4) Overweegt u, om naast de van kracht zijnde vervroegde invrijheidstelling “COVID-19", nog andere maatregelen betreffende de strafuitvoering te nemen? Zo ja, welke?
21.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw De Wit, ten eerste, voor het personeel zijn geen cijfers van het aantal besmettingen gekend aangezien die niet aan de gevangenisdirectie worden gemeld. Zoals u ongetwijfeld weet dienen de federale ambtenaren afwezigheden wegens ziekte bij Medex te melden en niet bij de werkgever. Bijgevolg beschikken we niet over cijfers. Het was niet mogelijk om alle gegevens tijdig te verzamelen, maar op basis van voorlopige cijfers weten we dat er in de week van 3 tot 9 januari bij 100 gedetineerden een positieve test werd afgenomen, maar er ontbreken nog wel gegevens van enkele gevangenissen. Op 3 januari waren er in totaal 209 gedetineerden in medische isolatie.
Ten tweede, op 10 januari van dit jaar waren er voor alle gevangenissen 1.069 medewerkers afwezig, waarvan 996 door ziekte en 73 in quarantaine. We stellen op dit ogenblik nog geen alarmerende tendens vast in het aantal afwezigheden, maar we volgen de situatie uiteraard op de voet.
Ten derde, luik A, op dit moment is de continuïteit van de dienstverlening nog niet in het gedrang gekomen, ook dankzij het toepassen van strikte beschermingsmaatregelen en de beperking van externe contacten, in lijn met de beslissingen van het Overlegcomité. Daarenboven werden de medewerkers in de gevangenissen prioritair gevaccineerd en het toedienen van boostervaccins in de samenleving zit op kruissnelheid.
Volgens de meest recente richtlijnen moeten mensen die een hoogrisicocontact hebben gehad en minder dan vijf maanden geleden werden gevaccineerd of een booster hebben gehad niet langer in quarantaine en kunnen zij aan het werk blijven. Dit maakt de kans op een extreem hoge uitval in onze gevangenissen iets kleiner, maar er wordt wel rekening gehouden met de mogelijkheid dat dit zou kunnen gebeuren.
Door de hoge besmettelijkheid van omikron is het niet uitgesloten dat er meer besmettingen zullen voorkomen, ook bij personeelsleden. Wanneer die situatie zich zou voordoen, kunnen activiteiten van gedetineerden worden afgebouwd in overleg met de administratie. Vervolgens bestaat er een watervalsysteem, waarbij in eerste instantie een beroep kan worden gedaan op de politie voor bijstand en in een tweede fase op het leger.
Ten derde, luik B, tot op heden rijzen er weinig problemen met het garanderen van de basisrechten. Wanneer er onvoldoende personeel aanwezig is, kan de overheid beslissen om een aantal activiteiten op te schorten. Hierbij wordt in de eerste plaats gekeken naar de activiteiten waarvoor er geen wettelijke verplichting bestaat.
Ten derde, luik C, ook daar is er geen probleem. Wanneer de veiligheid van een gevangenis in het gedrang zou komen, wat een extreme situatie is, zal een beroep op externe ondersteuning worden gedaan, in een eerste fase van de politie, in een tweede fase van het leger.
Ten vierde, andere maatregelen zijn momenteel niet aan de orde. We wachten eerst de impact van de vervroegde invrijheidsstelling af alvorens andere maatregelen te onderzoeken, maar we volgen ook daar de situatie nauwgezet.
21.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het zal net zoals voor heel veel andere sectoren ook voor het gevangeniswezen alleszins een uitdaging zijn om de komende weken alles zo goed mogelijk draaiende te houden. Ik wacht met u af en hoop dat iedereen daar met zijn noodplannen bezig is, net zoals alle diensten, ziekenhuizen, administraties, overheden en de politie en brandweer dat zijn.
Als u met uw watervalsysteem politie en Defensie nodig zou hebben mocht er een tekort aan penitentiaire beambten zijn, dan moeten we wel beseffen dat er ook daar uitval zal zijn en dat zij ook al elders moeten invallen. Ik volg dit samen met u.
Het is goed dat er voorlopig nog geen andere maatregelen met betrekking tot de opschorting of onderbreking van de strafuitvoering worden genomen omdat dit de kerntaak blijft, maar ik kan mij voorstellen dat er gaandeweg opnieuw beslissingen zullen moeten worden genomen. Ik duim voor elke sector dat omikron snel voorbij zal zijn en dat de situatie beheersbaar zal blijven.
L'incident est clos.
De voorzitster: De vragen nrs. 55023813C, 55023815C, 55023818C, 55023819C en 55023821C van mevrouw Rohonyi worden uitgesteld tot volgende week
22 Question de Claire Hugon à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le décès d'un détenu à la prison de Nivelles et la présence médicale en milieu pénitentiaire" (55023831C)
22 Vraag van Claire Hugon aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De dood v.e. gedetineerde in de gevangenis van Nijvel en de aanwezigheid v.e. arts in gevangenissen" (55023831C)
22.01 Claire Hugon (Ecolo-Groen): "Monsieur
le ministre, j'ai été alertée sur le fait qu'un détenu serait décédé à la
prison de Nivelles, de nuit. Selon mes informations, un état alarmant aurait
été constaté la nuit - il crachait du sang - mais il n'y avait pas de médecin
sur place et il n'y a pas eu d'intervention médicale. Le matin suivant, il
était décédé.
Monsieur le ministre, pouvez-vous confirmer
cette grave information ?
Si elle est avérée, quelles mesures sont
prises et quelle procédure est suivie pour faire toute la lumière sur cet
événement ? Des protocoles existent-ils en cas de décès en détention de ce
type, et si oui, quels sont-ils ? Si non, un tel protocole sera-t-il mis en place
?
Il apparaît qu'un agent aurait constaté
l'état du détenu durant la nuit mais qu'il ne pouvait pas entrer dans la
cellule à ce moment. Un agent a-t-il en effet l'interdiction d'entrer dans la
cellule d'un détenu même si celui-ci est en danger ? Quelle procédure doit
alors être suivie pour assurer un suivi médical adéquat immédiatement ? Comment
se fait-il qu'aucun médecin ne se trouvait sur place ou n'a pu être diligenté
pour prendre en charge la situation ?
Plus largement, quelles sont les normes médicales en vigueur en termes de présence médicale en milieu pénitentiaire, notamment en termes de présence constante sur place ?"
22.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Chère collègue, au mois de novembre, un détenu de la prison de Nivelles est décédé pendant la nuit. Le détenu a été incarcéré le 24 novembre et, conformément à l'article 89 de la loi du 12 janvier 2005, il s'est rendu à la consultation médicale de la prison dans les 24 heures. Le médecin lui a prescrit des médicaments pour les symptômes qu'il présentait mais sans qu'aucun problème grave n'ait été identifié. Ce détenu est malheureusement décédé de façon inattendue le 27 novembre.
Comme toujours dans de tels cas, le parquet a été prévenu. Il s'est rendu sur place et, comme cela peut arriver quand le décès survient inopinément, un médecin légiste a été désigné. Il a conclu à une mort naturelle.
S'agissant de votre deuxième question, il y a évidemment des instructions spécifiques dans de tels cas. En cas de décès en prison, quelles que soient la situation et l'heure, le médecin traitant et/ou les services médicaux d'urgence et le parquet sont toujours prévenus. Le cas échéant, c'est le parquet qui prend éventuellement l'initiative de désigner un médecin légiste.
S'agissant de votre troisième question, il n'y a pas d'interdiction d'entrer dans une cellule. Une assistance sera toujours fournie au détenu en cas d'urgence. Cependant, pour des raisons de sécurité, des procédures spécifiques sont prévues pour entrer dans une cellule pendant la nuit. En particulier, la hiérarchie doit être informée et doit donner son autorisation.
S'agissant de votre quatrième question, en cas de besoin d'une assistance médicale urgente, il est fait appel au service 100. Si un médecin ou un infirmier sont présents dans l'établissement à ce moment, ils s'en chargeront. Si ce n'est pas le cas, un responsable présent dans la prison prendra l'initiative.
S'agissant de votre cinquième question, il n'y a pas de présence permanente d'un médecin dans les prisons. Dans toutes les prisons, il y a une consultation médicale tous les jours de la semaine, week-end y compris. Les détenus peuvent s'inscrire à la consultation, il n'y a pas de présélection. En dehors des heures de consultation, le premier recours est le médecin traitant associé à la prison ou le poste de garde local de médecins généralistes. Des procédures sont en place dans chaque prison pour que les médecins de garde puissent entrer dans la prison. Ils ont également accès à la liste des détenus qui sont incarcérés dans la prison et aux médicaments qu'ils prennent.
Dans toutes les situations d'urgence, le service 100 est appelé. Cette façon de travailler est similaire à la manière dont les services médicaux sont organisés dans la société libre.
22.03 Claire Hugon (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses, qui sont de nature assez générale. Par exemple, je n'ai pas bien saisi si vous m'avez donné, par exemple, les normes médicales qui sont en vigueur. Y a t-il des normes de présence minimum d'un tel profil médical par X détenus?
Par ailleurs, vous me décrivez une procédure générale, mais je m'étonne quand même un peu par rapport aux informations que j'ai reçues, selon lesquelles un état alarmant a été constaté pendant la nuit par quelqu'un dans la prison, mais qu'il n'y a finalement eu aucune intervention médicale. Il s'ensuit que, le matin, la personne était décédée.
Vous me dites que le parquet est présent. Je suppose que vous ne pouvez pas faire de commentaires sur une affaire qui serait en cours. Mais il est quand même nécessaire de faire toute la lumière sur cette affaire qui est quand même fort préoccupante, particulièrement s'il était avéré qu'un état grave a été constaté chez un détenu cette nuit-là et qu'aucune intervention n'a été prévue, ce qui aurait pu conduire à son décès.
Si vous avez par la suite des informations précises concernant cette affaire, je voudrais vraiment les connaître.
22.04 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame Hugon, je vais vous fournir davantage d'informations par écrit sur les éléments que vous avez indiqués.
L'incident est clos.
De voorzitster: De vragen nrs. 55023832C en 55023835C van de heer Dallemagne worden omgezet in schriftelijke vragen.
23 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Vreemdelingen in de gevangenis" (55023846C)
23 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les étrangers en prison" (55023846C)
23.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, in december diende ik een schriftelijke vraag in over het aantal gedetineerden van vreemde origine met een geldige verblijfstitel die werden teruggestuurd naar hun land van herkomst. Het is een beetje jammer dat ik het antwoord daarop moest lezen op uw facebookpagina. Begin deze week pakte u daar uit met cijfers over veroordeelde niet-Belgen die nu hun straf uitzitten in hun land van herkomst. Mijnheer de minister, ik hoop oprecht dat dat geen gewoonte zal worden, want ik vind dat weinig respectvol. Ik krijg de antwoorden op mijn vragen graag eerst zelf, voor ze in media of op facebook te vinden zijn.
Goed, ik heb dus vernomen dat het voorbije jaar 91 gedetineerden werden uitgewezen naar hun land van herkomst om daar hun straf uit te zitten. U liet daarbij noteren dat dat een record zou zijn. Het is belangrijk dat u daarop meer wil inzetten. Dat is een goede zaak, zowel gelet op de overbevolking van onze gevangenissen, als in het licht van de begroting, want uiteindelijk hoeven we dan bepaalde kosten niet te maken.
U noemt het een record, maar het blijft wel een laag cijfer. Het is eigenlijk niet meer dan een doekje voor het bloeden. Het gaat hier om minder dan 1 % van de totale gevangenisbevolking, terwijl er bijvoorbeeld in de Antwerpse gevangenis vorige maand een bezetting van net geen 190 % werd gemeten.
Het werd in uw facebookbericht niet verduidelijkt, maar ik vermoed dat die 91 gedetineerden een geldige verblijfstitel hadden. Er is echter nog een heel grote groep gedetineerden zonder geldige verblijfstitel, die illegaal in ons land zijn, waaraan ook absoluut aandacht geschonken moet worden en waarvoor ingezet moet worden op terugkeer.
Ik gaf het daarstraks reeds aan dat voormalig staatssecretaris Theo Francken en voormalig justitieminister Geens erin slaagden om jaarlijks 1.400, 1.500 en zelfs 1.600 illegale gevangenen terug te sturen naar hun land van herkomst. De staatssecretaris en de minister hebben daar goed samengewerkt. Dat is natuurlijk wel een heel grote slok op de borrel, mijnheer de minister. Dat zouden weer recordcijfers kunnen zijn. Aangezien u spreekt over een recordaantal van 91 teruggestuurde gedetineerden, kunt u de cijfers bezorgen voor de drie voorgaande jaren? Zo kunnen wij de vergelijking maken.
Hoeveel gevangenen zitten er momenteel in Belgische gevangenissen zonder geldige verblijfstitel?
Wat is het huidige beleid op het vlak van illegalen in de gevangenis? Ligt er een plan van aanpak voor om extra in te zetten op terugkeer naar hun thuisland? Sneuvelen ook hier records, ook al worden we nog steeds geconfronteerd met de covidpandemie?
Hebt u hierover het voorbije jaar overlegd met de staatssecretaris van Asiel en Migratie? Zo ja, wat zijn de resultaten van het overleg?
23.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw De Wit, vooreerst ga ik in op uw inleidende opmerking. Ik heb niet de gewoonte om op schriftelijke vragen in de pers te antwoorden. Ik meen dat uw vraag, die dateert van eind december, en de opmaak van mijn persbericht elkaar gekruist hebben. Het is in elk geval niet mijn ambitie of bedoeling om op een andere manier te werken.
Ik kom tot uw eerste vraag. In 2018 waren er 69 overbrengingen, in 2019 waren er 86 overbrengingen en in 2020 lag dat aantal door de covidpandemie natuurlijk een stuk lager met 34 overbrengingen.
Op uw tweede vraag, er zitten 3.315 niet-Belgische gedetineerden zonder recht op verblijf in onze gevangenissen. Er moet wel een duidelijk onderscheid gemaakt worden. Het cijfer van 1.600 waarnaar u verwijst, slaat op het aantal teruggekeerde vreemdelingen zonder recht op verblijf naar hun land van herkomst, nadat zij een straf in België hebben uitgezeten, wat onder de bevoegdheid van de staatssecretaris van Asiel en Migratie valt. Daarnaast zijn er overbrengingen van gedetineerde vreemdelingen naar hun land van herkomst met het oog op het verder uitzitten van hun straf, wat onder mijn bevoegdheid valt. Het gaat om 91 personen. Inzake de aanpak van die laatste groep wil ik meer doen, want 91 is weliswaar het beste resultaat sinds 2013, maar uiteraard zijn wij niet tevreden met dat cijfer. Dat kan hoger liggen, want ik meen dat Oostenrijk op dat vlak het beste resultaat voorlegt met zowat 200 personen. Het gaat uiteraard niet over duizenden personen.
Wat willen wij concreet meer doen?
Eerst en vooral, wij willen beter en proactief gedetineerden identificeren die in aanmerking komen voor overbrenging. Voor alle duidelijkheid, dat zal ook niet over 3.000 personen gaan, maar we moeten wel goed nagaan welke dossiers in aanmerking komen voor overbrenging.
Ten tweede, 40 % van die gedetineerden wil vrijwillig terugkeren om dichter bij huis te kunnen zijn. Ook in het kader van de sociale re-integratie is dat interessant. Wij zullen gedetineerden dus beter informeren over het feit dat zij hun straf kunnen uitzitten in het land van herkomst.
Ten derde, zullen wij ten behoeve van de griffies van onze gevangenissen de instructie herhalen dat ze op die mogelijkheid duiden, trouwens ook om de overbevolking te verminderen. In samenwerking met de FOD Buitenlandse Zaken zullen wij de landen van herkomst ook herinneren aan de mogelijkheid tot overbrenging van een landgenoot. Het kan in die zin ook interessant zijn om ambassadeurs te ontmoeten, wat sinds 2013 in dat verband nog niet is gebeurd.
Voorts zullen wij uiteraard ook inzetten op het onderhandelen van nieuwe bilaterale verdragen inzake overbrenging. Wij hebben de ambitie om het, als het kan en als corona het ons toelaat, elk jaar nog beter te doen.
Wat uw laatste vraag betreft, de FOD Justitie werkt heel nauw samen met de Dienst Vreemdelingenzaken. Driemaandelijks komt de zogenaamde COTER-werkgroep (Coördinatie Terugkeer) bijeen. In die werkgroep bespreken de verschillende bevoegde kabinetten en administraties de samenwerking. Er wordt informatie uitgewisseld, er worden goede praktijken gedeeld, er worden problemen aangekaart en oplossingen gezocht. Dat zorgt voor een betere samenwerking tussen de verschillende diensten.
23.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, op het ogenblik – het gaat om een momentopname – zijn er 3.315 niet-Belgische gedetineerden zonder een geldig verblijf. Er zijn dus heel wat mogelijkheden om ook op die manier iets te doen aan de overbevolking, zonder dat mensen daarbij hun straf ontlopen, want dat is natuurlijk niet de bedoeling. Ik neem er akte van dat u hier meer op wil inzetten. Dat is belangrijk. Ik ben blij dat er een goede samenwerking is wat dat betreft. Ik ben er alleszins van overtuigd dat hierin wel degelijk een opportuniteit ligt om het probleem dat wij vandaag kennen in onze gevangenissen gedeeltelijk goed op te lossen. Ik dring er dan ook echt op aan dat u hier werk van maakt.
L'incident est clos.
24 Vraag van Kristien Van Vaerenbergh aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De staking in de Brusselse gevangenissen op kerstavond" (55023859C)
24 Question de Kristien Van Vaerenbergh à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La grève dans les prisons bruxelloises la veille de Noël" (55023859C)
24.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.
De Brusselse politie was ontevreden over
de staking in de gevangenissen van Brussel de dagen voor Kerst tot en met
kerstochtend. De cipiers legden het werk neer uit onvrede. Volgens de vakbond
moest een signaal gegeven worden om het regime aan te passen omdat het niet
meer draagbaar is door de pandemie, de overbevolking en het personeelstekort,
oa door quarantaines en burn-out.
De Brusselse politie die zelf onder zware
druk staan mocht bijgevolg nog eens inspringen en dat oa op kerstavond een
periode waar de meeste politiemensen net als iedereen graag thuis bij de
familie zit. De korpschef van de zone Brussel-Zuid moest bijgevolg verloven
intrekken, een behoorlijk onpopulaire maatregel.
Ik heb volgende vragen:
Hoeveel keer werd voorafgaandelijk aan de
staking overleg gepleegd tussen vakbonden en directie om de staking te
vermijden?
De vakbond stelt dat het protocol
afgesproken in november niet werd/wordt uitgevoerd? Waarom gebeurde/gebeurt dit
niet?
Hoe reageerde de directie op de
voorstellen van de vakbond? Welke toegevingen werden gedaan? Zal het regime
worden aangepast tot de verhuis naar Haren in september is afgerond?
Hoeveel extra aanwervingen voorziet u
voor de Brusselse gevangenissen, binnen welke periode kunnen deze uitgevoerd
worden?
Hoeveel personeel moet wettelijk voorzien
zijn in de gevangenis, hoeveel personeel is er effectief en hoeveel
personeelsleden waren niet beschikbaar omwille van quarantaine of ziekte?
Hoeveel personeelsleden zijn langdurig ziek? Hoeveel personeelsleden hadden
verlof toegezegd gekregen op kerstavond? Hoeveel van die verloven zijn
uiteindelijk ingetrokken?
24.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, inderdaad, deze vraag was niet toegevoegd aan het ruime debat over de gevangenissen omdat dit heel specifiek gaat over de Brusselse gevangenissen.
De staking van 24 december 2021 is verlopen binnen het bestaande wettelijke kader. Dat wil zeggen dat de vakbonden een stakingsaanzegging hadden ingediend en dat er ingevolge de aanzegging een overleg plaatsvond. Dat leverde niet het gewenste resultaat op. Voorafgaandelijk aan de stakingsaanzegging was er ook geregeld overleg over de specifieke problematiek binnen de Brusselse gevangenissen. In mei 2021 werd er nog een sociale bemiddeling opgestart onder leiding van een sociale bemiddelaar om het vertrouwen te herstellen. Deze bemiddeling werd op 13 december 2021 zonder akkoord afgesloten.
Wat uw tweede vraag betreft, in het kader van een stakingsaanzegging van enkele maanden geleden werd inderdaad een voorstel van protocol opgemaakt. De vakbonden beslisten echter om te staken. Het protocol werd dus nooit ondertekend. De overheid besliste om de initiatieven die opgenomen zijn in het voorstel tot protocol toch uit te voeren aangezien ze in het belang zijn van de gedetineerden, het personeel en de organisatie.
Er worden veel inspanningen geleverd door de directie om het protocol uit te voeren. De meeste punten zijn grotendeels of deels gerealiseerd. Ik kan begrijpen dat het personeel zou willen dat het sneller gaat. We hebben heel veel begrip voor de moeilijke omstandigheden waarin men moet werken, maar het feit dat er regelmatig gestaakt wordt, maakt het voor de overheid niet gemakkelijk om het protocol snel en ordentelijk uit te voeren. Zo moesten geplande vergaderingen bijvoorbeeld verplaatst worden, omwille van de staking. Dit toont de complexiteit van de problematiek aan.
Wat uw derde vraag betreft, omzeggens dagelijks doet de overheid aanpassingen aan het regime op basis van de effectieve aanwezigheidsgraad van het personeel. Er is zeker een verhoging van het absenteïsme door de pandemie. Dagelijks moeten er activiteiten op één van de drie sites van de Brusselse gevangenissen geschrapt worden omwille van personeelsgebrek. Er is een fundamenteel verschil tussen deze oefening dagelijks doen, op basis van de noodwendigheden van die dag, en het beslissen om systematisch activiteiten af te schaffen tot aan de opening van de gevangenis van Haren. Hier is de overheid geen voorstander van. Deze voorstellen werden dan ook niet gevolgd. Er dient bovendien opgemerkt te worden dat een belangrijk deel van de activiteiten voor gedetineerden kaderen binnen de hulp- en dienstverlening en dat dit een bevoegdheid is van een gefedereerde entiteiten. We menen dat het ons niet toekomt eenzijdig te beslissen over het feit dat de medewerkers van deze overheden al dan niet hun werk in de gevangenissen kunnen verrichten.
Wat uw vierde vraag betreft, momenteel loopt een aanwervingsprocedure voor 100 statutaire penitentiaire bewakingsagenten. De aanwerving dient niet enkel om het kader op te vullen, maar ook om de standplaatswijzigingen, mutaties dus, uit te voeren. De aanwerving van nieuwe medewerkers voor de gevangenis van Haren zal gradueel gebeuren, aangezien de gevangenis gefaseerd in werking zal treden. Gezien de omvang van de site zullen de aanwervingen nog doorlopen wanneer de eerste entiteiten opengaan.
Wat uw laatste vraag betreft, het voorziene kader voor het personeel bedraagt 626 vte's. Dat zijn cijfers van 24 december 2021. Momenteel is er een invulling van 97,2 % van dat kader. Wat de afwezigheden wegens ziekte en quarantaine in de Brusselse gevangenissen betreft, waren er 120 personeelsleden van het kader bewaking en techniek afwezig wegens ziekte. Dat is 21,8 % van het personeel. Vier personeelsleden waren in quarantaine. Op 24 december 2021 was de afwezigheidsgraad dus 22,93 % wegens ziekte of quarantaine.
Het is niet mogelijk om op korte termijn te analyseren omer hoeveel langdurig zieken het gaat.
Inzake het intrekken van verloven worden bij een staking, zodra een stakingsaanzegging wordt ingediend en de stakingsdag is toegekend, geen bijkomende rusten of verloven meer toegekend. Reeds toegekende verloven of rusten worden tot op vandaag niet ingetrokken.
24.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ik begrijp uiteraard dat het niet makkelijk is om een akkoord te sluiten. Ik hoorde ook de cijfers van de afwezigheden door de pandemie. Zij bemoeilijken natuurlijk de zaak nog.
Ik hoop niettemin dat er snel een oplossing komt en dat de aanwervingen snel kunnen gebeuren of het werk kan worden voortgezet. Wij hebben immers de politie ook gehoord. Elke staking in de gevangenis komt bij de politie terecht, die dan moet inspringen. Daardoor worden bij de politie zelf ook problemen gecreëerd. Er moet dus zo snel mogelijk een oplossing komen, want anders komen er op twee fronten grote problemen. Dat moet in de toekomst absoluut worden vermeden.
Het incident is gesloten.
25 Question de Marie-Christine Marghem à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le transfert de détenus de la prison de Tournai" (55023863C)
25 Vraag van Marie-Christine Marghem aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De overbrenging van gedetineerden uit de gevangenis van Doornik" (55023863C)
25.01 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, permettez-moi, tout d'abord, de vous présenter mes meilleurs vœux de prospérité, de bonheur, de projets tant privés que professionnels et surtout de réussite de ceux-ci.
Dans la foulée, je vous poserai une question qui concerne votre administration puisque vous êtes notamment en charge de l'administration pénitentiaire.
Vous n'êtes pas sans savoir, monsieur le ministre, que le 6 décembre dernier, le bourgmestre de Tournai a pris un arrêté à l'égard de la prison de Tournai. L'arrêté ordonnait au gérant de l'établissement pénitentiaire de réduire la surpopulation carcérale en limitant l'occupation des cellules de l'aile C de l'établissement. En effet, l'aile C de la prison de Tournai est celle où sont concentrés les détenus en détention préventive. Pour 47 places disponibles, il y avait, à ma connaissance, plus de 103 prisonniers. Mais ce n'était pas le seul constat alarmant. Alors que la Belgique fait face à la vague omicron, on a également constaté, dans cette prison, une promiscuité des plus inquiétantes sur le plan sanitaire. Les responsables des services incendie de la ville et de la planification d'urgence ont ainsi émis des réserves sur l'état des bâtiments. Ce faisant, ils n'ont fait que répéter les remarques faites par les syndicats.
Le lundi 21 décembre, la direction de la prison a informé les autorités communales qu'elle s'était conformée à leur décision. Dix-sept condamnés ont été transférés vers d'autres établissements.
Monsieur le ministre, revient-il aux autorités communales de prendre des mesures visant à limiter la surpopulation carcérale? Je sais bien que ce n'est pas tout à fait le même contexte, mais il s'agit quand même de surpopulation, au regard des chiffres que j'ai cités. Leur intervention ne pourra jamais être que conjoncturelle puisque cela intervient dans le cadre de la crise sanitaire alors que la crise de la surpopulation carcérale est, pour sa part, structurelle et réclame des solutions structurelles.
Vous avez déjà entamé ce travail en transférant les détenus étrangers vers leur pays d'origine pour qu'ils y purgent leur peine. Dans la presse, vous avez indiqué "miser sur un plus grand nombre de transferts en effectuant un screening proactif d'un plus grand nombre de détenus et en entamant les procédures de leur transfert". Dans ce cadre, pouvez-vous m'indiquer le nombre de détenus de la prison de Tournai qui pourraient faire l'objet de cette mesure de transferts dans le but de soulager le travail du personnel et, surtout, d'améliorer les conditions de détention de ceux qui vivent dans cette prison?
25.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame Marghem, je vous présente également mes meilleurs vœux.
En application du droit communal, le bourgmestre peut effectivement prendre des mesures pour veiller à la propreté, la salubrité, la sûreté et la tranquillité publique sur son territoire. La loi en question ne précise pas de quelles mesures il s'agit mais c'est dans ce cadre que le bourgmestre impose parfois des restrictions aux prisons en termes de population maximale ou, comme à Tournai, en termes d'occupation maximale par cellule.
Dans un tel cas, cela signifie que les détenus doivent être évacués vers d'autres prisons, ce qui est une situation suboptimale car elle déplace le problème en y ajoutant un problème de logistique lié aux transferts à effectuer.
Entre-temps, comme vous le savez, la réalisation des masterplans se poursuit. En outre, la capacité des maisons de transition sera portée en 2022 de 30 à 100 places.
En 2019, avec 86 transferts, la Belgique occupait la quatrième place, derrière l'Autriche, l'Italie et le Royaume-Uni. Après un certain ralentissement en 2022 dû aux mesures covid, les transferts ont pu reprendre l'an passé à un rythme soutenu. Ainsi, 91 détenus non belges ont été transférés en 2021, battant donc le record enregistré en 2019. Les pays vers lesquels la plupart des transferts ont été effectués sont les Pays-Bas, la France, la Roumanie, la Pologne, la Bulgarie et l'Italie.
C'est l'autorité centrale qui analyse les dossiers des détenus, dont les conditions, et procède à un entretien écrit avant de prendre une décision sur le retour. La liste de ces dossiers n'est pas liée à une prison mais à des conditions formelles et légales. Ces conditions évoluent régulièrement en fonction des décisions prononcées et de leur statut définitif. Le nombre de détenus qui se trouvent effectivement dans les conditions de la prison de Tournai ne peut donc pas être fourni, chaque dossier étant analysé individuellement et en permanence. Sur les 91 transferts effectués en 2021, 2 transferts ont eu lieu au départ de la prison de Tournai.
25.03 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses que je vais analyser.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.49 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 49.