Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du Climat

Commissie voor Energie, Leefmilieu en Klimaat

 

du

 

Mardi 25 janvier 2022

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 25 januari 2022

 

Namiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.02 uur en voorgezeten door de heer Christian Leysen.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 02 et présidée par M. Christian Leysen.

 

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

01 Gedachtewisseling over de offshorewindparken en toegevoegde vragen van

- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De validering van de 3E-studie rond de uitbreiding van de Prinses Elisabethzone" (55023745C)

- Séverine de Laveleye aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De circulariteit van de offshorewindparken" (55024349C)

- Bert Wollants aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het resultaat van de UXO-studie in het kader van de uitbreiding van offshore windenergie" (55023746C)

01 Echange de vues sur les éoliennes offshores et questions jointes de

- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La validation de l'étude de 3E sur l'extension de la zone Princesse Elisabeth" (55023745C)

- Séverine de Laveleye à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La circularité des éoliennes offshores" (55024349C)

- Bert Wollants à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les résultats de l'étude UXO dans le cadre de l'extension de l'éolien offshore" (55023746C)

 

01.01 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega's, bedankt voor de uitnodiging waarop ik, samen met collega Van der Straeten, graag inga.

 

Wat de offshorewindenergie op onze Noordzee betreft, de eerste windmolens werden geplaatst in 2009, maar het eerste rechtszeker kader dateert pas van 2014. België was toen het eerste land met een marien ruimtelijk plan. Daarin werd een eerste zone voor hernieuwbare energie aangeduid met een oppervlakte van 225 km². Vandaag staan in die zone 399 windmolens, goed voor een energieproductie van 2,262 GW aan hernieuwbare energie.

 

België staat daarmee op de vijfde plaats in de Europese zone, na het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Nederland en Denemarken, en wereldwijd staan we op de zesde plaats inzake productie van windenergie op zee.

 

In 2017 kwam er een herzieningstraject van het marien ruimtelijk plan. In 2019 kwam daarmee een tweede marien ruimtelijk plan tot stand, dat de periode 2020-2026 bestrijkt. Daarin werd een extra zone aangeduid voor offshorewindenergie, nu 281 km², en dat voor de productie, de transmissie en de opslag van hernieuwbare energie. Die zone werd naar prinses Elisabeth genoemd, naar aanleiding van haar achttiende verjaardag.

 

Ik wil nog beklemtonen dat het allesbehalve evident was om in het Belgische deel van de Noordzee, in totaal 3.454 km2, vergelijkbaar met de omvang van een provincie, nog eens in windmolens te voorzien, aangezien er al heel veel activiteit is op onze Noordzee met onder andere visserij, zandontginning, pleziervaart en militaire activiteiten. Bovendien wordt de Noordzee ook heel druk bevaren. De belangrijkste zeevaartroutes bevinden zich dan ook pal in onze Noordzee. Daarbovenop is liefst 37 % van de Noordzee ingekleurd als natuurgebied. Het is dus allesbehalve evident om daar allemaal steeds ruimte voor te vinden. We leven echter sowieso al compact in België. Hoe dan ook zijn we erin geslaagd die grote uitdaging tot een goed einde te brengen.

 

Du côté rouge, vous avez les zones qui ont été démarquées pour la production éolienne, et du côté droit, en vert, figurent les zones désignées en tant qu'habitat et la zone "directive oiseaux".

 

La zone Princesse Élisabeth est divisée en trois parties. À gauche, en bas, se trouve une zone de 168 km² situés dans une zone Natura 2000. Il y a 67 km² qui jouxtent la zone Natura 2000, et seulement 46 km² sont situés en dehors de la zone Natura 2000.

 

Puisque la majorité des zones sont considérées comme zone Natura 2000, le secteur a été largement consulté, tout comme des organisations de protection de la nature. C'est grâce à l'ouverture d'esprit des acteurs qu'aujourd'hui, 14 % de notre mer du Nord sont désignés comme zone de développement d'énergie renouvelable. Il s'agit là d'un chiffre relativement élevé.

 

Pour pouvoir mesurer précisément l'impact des éoliennes dans la zone naturelle et procéder à une évaluation, 25 études ont été lancées en collaboration, d'une part, avec la Belgian Offshore Platform (BOP) et, d'autre part, avec un consortium appelé 4Sea et constitué du WWF, de Greenpeace, de Natuurpunt et du Bond Beter Leefmilieu. Ces études sont menées depuis plus de dix ans sous la direction de scientifiques de l'Institut royal des sciences naturelles de Belgique et suivent de très près l'évolution du milieu marin dans la première zone offshore, qui se trouve donc à droite sur la carte de gauche en rouge.

 

L'étude consiste à cartographier les gravières – par exemple – de grande valeur de la zone. Il est évident qu'aucune éolienne ne peut être construite sur celles-ci. Par ailleurs, l'effet électromagnétique des câbles est aussi à l'étude afin d'en vérifier l'impact sur la faune et la flore présentes.

 

De eerste zone heeft, zoals gezegd, een capaciteit van 2,262 GW. In ons Nationaal Energie- en Klimaatplan werd de doelstelling van 4 GW vooropgesteld tegen het jaar 2030.

 

Op 15 oktober 2021 hebben we, op basis van een studie van 3E, beslist om de capaciteit in de Prinses Elisabethzone te verhogen van 2,1 GW tot 3,15 à 3,50 GW. Die vork is nodig om wat flexibiliteit te bewaren in functie van de grindbedden waar ik het net over had. Met die bijkomende capaciteit in de Prinses Elisabethzone zal de totale capaciteit in onze Noordzee tussen de 5,4 en de 5,8 GW bedragen, wat dus fors meer is dan de doelstelling die we hadden vooropgesteld in ons Nationaal Klimaat- en Energieplan. Die capaciteit van 5,4 tot 5,8 GW is goed voor de hernieuwbare stroom voor 5 miljoen gezinnen.

 

De opschaling in de tweede zone is wel verbonden aan een aantal randvoorwaarden. De studie van 3E heeft in de eerste plaats de economische haalbaarheid van de capaciteitsverhoging onderzocht. De CREG heeft in haar advies wel gewezen op het feit dat er ook rekening dient te worden gehouden met de technische haalbaarheid. Dat onderzoek loopt nog.

 

Wat de impact van die opschaling op de kosten betreft, heb ik op een vraag van een commissielid al geantwoord dat volgens de studie het verhogen van de capaciteit en de densiteit de levelized cost of energy (LCOE) met minder dan 5 % doet stijgen. Op jaarbasis zou dat neerkomen op bijkomende kosten van ongeveer 37 miljoen euro.

 

Wat de effecten op het klimaat betreft ten opzichte van onze oorspronkelijke doelstelling van 2,1 GW, zorgt die capaciteitsverhoging voor een extra besparing aan CO2-uitstoot van iets minder dan 2 miljoen ton per jaar.

 

U weet dat we er voor de eerste zone voor gekozen hebben om te werken met platformen. U ziet hiervan een illustratie op de slide. De ministerraad van 23 december 2021 heeft het licht op groen gezet voor Elia om voor de Prinses Elisabethzone werk te maken van de ontwikkeling van een energie-eiland in de Noordzee. U weet dat er via het Europese fonds 100 miljoen euro is vrijgemaakt voor de bouw van het eiland. Collega Van der Straeten zal daar straks op terugkomen in haar presentatie.

 

Wat mijn bevoegdheden betreft, wil ik wel benadrukken dat het eiland gebouwd moet worden in een zone die grenst aan het Natura 2000-gebied. Naast een milieuvergunning zal er dus ook een Natura 2000-toelating moeten zijn. Het eiland zal immers ongeveer 5 hectare beslaan, maar daarvoor heeft men een bodembedekking nodig van ongeveer 25 hectare. Elia zal dus het nodige studiewerk moeten verrichten om de impact van het eiland op de beschermde habitat goed te kunnen berekenen. Ze werken hiervoor trouwens ook nauw samen met het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.

 

Extra commerciële activiteiten op het eiland zijn niet aan de orde. In zones voor hernieuwbare energie is de toegang immers beperkt vanwege het strategische belang ervan.

 

La Belgique et la mer du Nord n'étant pas isolées, un grid design est important aussi pour l'interconnexion entre les différents pays bordant la mer du Nord. Dans une vision européenne reprise dans le projet de directive 3 relative aux énergies renouvelables, les États membres sont encouragés par la Commission européenne à travailler à la création d'un meshed grid, un réseau maillé dans lequel les parcs offshore et les différents États membres seront connectés les uns aux autres. À mon sens, il est important que le développement d'un réseau énergétique en mer se fasse sur la base d'un plan d'approche européen pour être efficace en termes de coût.

 

Dans la stratégie européenne pour les énergies renouvelables en mer, la Commission européenne s'engage à développer les mesures de facilitation nécessaires concernant la planification de l'espace marin. De fait, la nécessité de développer des parcs énergétiques en mer du Nord, dans le cadre d'accords plus larges entre les pays de la mer du Nord, est plus que jamais démontrée, notamment dans le dossier relatif au projet de développement des éoliennes en France. Je ne reviendrai pas sur ce dossier, mais s'il existait un plan d'aménagement des espaces marins au niveau européen comme il en existe un en Belgique, ce problème ne se poserait probablement pas.

 

Wat de Belgische situatie betreft, weet u ongetwijfeld dat er nu een eerste kabel ligt waarmee er stroom wordt uitgewisseld tussen België en het Verenigd Koninkrijk, de zogenaamde Nemokabel. Het federale netontwikkelingsplan voor de periode 2020-2030 bevat ook al een tweede interconnectie met het Verenigd Koninkrijk, Nautilus. Momenteel lopen er studies, zowel in het Verenigd Koninkrijk als bij ons, over de haalbaarheid en de financiële kosten voor die tweede verbinding.

 

Collega-minister Van der Straeten heeft overigens, zoals u weet, een memorandum of understanding ondertekend met Denemarken om na 2031 een mogelijke verbinding tussen onze twee landen te onderzoeken. Ik ben ervan overtuigd dat zij daarover meer informatie zal geven.

 

Uiteraard is het belangrijk dat voor de aanleg van die kabels de nodige vergunningen worden afgeleverd, waarmee ik opnieuw bij mijn bevoegdheid kom.

 

Een vraag die mij heel vaak gesteld wordt, niet het minst door de sector zelf, is of er nog meer ruimte kan worden aangeduid voor hernieuwbare energie. Met andere woorden, is er, naast de eerste en tweede zone, ruimte voor nog een derde zone? Ik denk dat mijn voorganger bij de herziening van het marien ruimtelijk plan echt het maximum eruit gehaald heeft. Ik denk dus niet dat er nog extra ruimte kan worden aangewezen binnen het MRP, aangezien er ook ruimte moet zijn voor andere, economische en recreatieve, activiteiten. Wij moeten daarentegen wel optimaal gebruikmaken van de ruimte en die ruimte eventueel hergebruiken.

 

Bij hergebruik denk ik voornamelijk aan de eerste zone. De eerste windmolens werden gebouwd in 2009. Dat waren kleinere windmolens, van 3 tot 5 MW, met een levensduur van ongeveer 25 jaar. Wie goed kan rekenen, weet dat we over een tiental jaar een plan moeten hebben dat ook effectief kan worden uitgevoerd.

 

Het probleem is dat het huidige wetgevend kader omtrent die eerste zone bepaalt dat bij de beëindiging van de activiteit de site in haar oorspronkelijke staat moet worden hersteld. Op de foto's gemaakt door het Koninklijk Belgisch Instituut kunt u zien dat de torens van de windmolens onder water begroeid zijn met fauna en flora. Als we de windmolens verwijderen, betekent dat dus dat we niet alleen de torens, maar ook de ondertussen aanwezige fauna en flora onherroepelijk zouden vernietigen, wat niet de bedoeling kan zijn.

 

Wij kunnen de windmolens natuurlijk laten staan, maar die uitstekende obstakels kunnen dan weer een gevaar zijn voor de scheepvaart. Wij moeten daaromtrent een goede planning maken. Daarom heb ik reeds in mijn beleidsnota verklaard dat wij dit jaar nog zullen kunnen starten met een participatief traject, met alle belanghebbenden, waarbij wij de gevolgen van de mogelijke ontmanteling of van een eventueel hergebruik voor het mariene milieu zullen onderzoeken. Ook daarvoor zullen wij uiteraard een beroep doen op de expertise van het Koninklijk Belgisch Instituut. Eenmaal wij die beleidsaanbeveling met betrekking tot dat participatief project hebben ontvangen, zullen wij de nodige aanpassingen doen aan de regelgeving.

 

Ik wil ook verwijzen naar het project DecomWind in de haven van Oostende. Tal van organisaties, ondernemingen, sectororganisaties, wetenschappelijke instellingen en publieke overheden gaan daar na hoe de windmolens die aan het einde van hun levensduur zijn gekomen het best kunnen worden gerecycleerd of hergebruikt. De wieken, die van kunststof zijn gemaakt, vormen de grootste uitdaging. Het opzet van DecomWind is de nodige kennis te verzamelen en in te zetten voor een circulaire economie, die dan kan gebruikmaken van de 1.500 windmolens die in ons land zowel offshore als onshore zijn geplaatst. Dat project van DecomWind geniet uiteraard mijn volle steun. Wij volgen het ook mee op, vanop de eerste rij.

 

En plus de l'interconnexion et de la réutilisation de la première zone offshore, je crois aussi fermement en l'avenir de l'économie bleue et des applications innovantes, comme on l'a fait pour les éoliennes. Actuellement, ces innovations sont développées pour produire de l'électricité grâce à d'autres sources d'énergie, notamment les panneaux solaires flottants.

 

Comme je l'ai indiqué, les plus grands défis pour les parcs solaires flottants en mer sont le développement de structures spéciales de panneaux solaires capables de résister aux hautes vagues en mer ainsi qu'au sel. Par ailleurs, il convient également d'examiner comment amener l'énergie jusqu'à la terre ainsi que l'incidence de ces parcs solaires sur l'environnement marin. Je pense que les questions à cet égard ont été posées lors de la discussion de ma note de politique générale.

 

Fin 2021, le gouvernement a décidé, comme vous le savez, d'investir deux millions d'euros pour augmenter le nombre de projets pilotes et de travailler sur des projets de démonstration, l'objectif à long terme étant la commercialisation de ces produits. Nous voulons que nos entreprises puissent continuer à jouer un rôle de premier plan sur ce marché qui s'annonce très prometteur.

 

En outre, ces parcs solaires présentent un autre avantage dans le sens où ils peuvent être installés entre les éoliennes, ce qui permet d'exploiter un espace actuellement inutilisé.

 

Volgens ons zijn de zones voor offshore-energie niet alleen aangewezen voor drijvende zonnepanelen, maar ook voor aquacultuur en passieve visserij. Ook daar wordt veel onderzoek naar gedaan. We zullen daar uiteraard ook rekening mee houden als we de tenderprocedure uitwerken en uiteindelijk lanceren vanaf 2023. We zullen ook bekijken of we, zonder extra veiligheidsrisico's, eventueel ook pleziervaart in het park kunnen toelaten.

 

Deze en andere zaken worden besproken in een taskforce, waarin naast de leden van mijn kabinet en dat van collega Van der Straeten ook vertegenwoordigers zitten van Elia, de CREG en de bevoegde federale administraties. De bedoeling is om die werkzaamheden, waar we al een tijdje mee bezig zijn, voort te zetten en dan in 2023 de eerste tender in de markt te zetten, en dat uiteraard tegen de beste voorwaarden voor de consument.

 

Offshorewindenergie is vandaag een mature economie. We volgen uiteraard ook de evoluties in onze buurlanden van nabij op. Het is ook binnen deze taskforce dat we de nodige regelgeving zullen uitwerken. Ook daar zal collega Van der Straeten meer toelichting over geven.

 

Dat was mijn inleidende uiteenzetting, mijnheer de voorzitter, collega's. Ik ben uiteraard bereid om straks in te gaan op eventuele vragen.

 

De voorzitter: Dank u, mijnheer de minister, voor deze bijzonder interessante inleiding, die ook goed visueel onderbouwd was. We kijken ernaar uit om dat in april of mei allemaal ook eens ter plaatse te gaan bekijken. Onze minister van Energie, mevrouw Van der Straeten, heeft het woord.

 

01.02 Minister Tinne Van der Straeten: Eerst en vooral ben ik blij dat we dit moment kunnen organiseren. De verdere uitrol en de implementatie van alle zaken die zijn aangehaald door collega Van Quickenborne en ook verder door mij besproken gaan worden, verlopen immers meestal via KB's en MB's en komen zodoende niet meteen in het Parlement aan bod. Dit is dus een gelegenheid voor ons om hierover van gedachten te wisselen en jullie feedback en opmerkingen te horen.

 

Verder is het ook een perfecte combinatie dat we hier samen kunnen zitten: uit de presentatie van collega Van Quickenborne bleek al heel erg de complementariteit van onze beide beleidsdomeinen, maar ook de complexiteit ervan. Als u mij hoort praten, zal het voornamelijk gaan over energie en energieproductie, terwijl de Noordzee inderdaad ook andere functies herbergt, bijvoorbeeld op economisch vlak: scheepvaart, pleziervaart, aquacultuur. Ik weet niet of al die zaken al aan bod gekomen zijn. Tegelijk ligt daar een van onze grootste natuurgebieden, deel van het Natura 2000-netwerk, dat natuurlijk beperkingen en uitdagingen, maar ook opportuniteiten creëert voor die verschillende functies. Dankzij die unieke combinatie van expertises zullen we het beste uit de Noordzee kunnen halen.

 

De Noordzee is voor ons als land een motor geweest van waardecreatie en zal dat ook blijven. Door de ontwikkeling van die activiteiten op de Noordzee – de tiende provincie, zoals collega Van Quickenborne vaak zegt – hebben veel economische actoren daarin hun weg gevonden. Die expertise dragen wij ook uit, we exporteren ze, denk maar aan een klein bedrijf als GEOxyz, dat zijn expertise van 'landmeters op zee' wereldwijd begint uit te rollen.

 

Dat zal ook in de toekomst zo blijven, bijvoorbeeld met het project DecomWind, waarmee de volgende stappen voorwaarts zullen kunnen worden gezet. Het gaat hier om een erg belangrijke waardeketen, zowel voor de provincie West-Vlaanderen als voor ons hele land, die aantoont dat we als klein land groots kunnen zijn. Ook dat is wat minister Van Quickenborne en mezelf drijft in dit domein.

 

Ik pik verder in op wat minister Van Quickenborne zei over de Prinses Elisabethzone. Nu komt er dus een tweede zone bij. Laten we niet vergeten dat we vandaag al een van de wereldleiders zijn op het vlak van windenergie. In tien jaar tijd zijn we op wereldvlak de zesde grootste windenergieproducent geworden. Weldra zullen we bovendien als eerste een windenergie-eiland in de Noordzee hebben, waardoor we, met de capaciteit van de Prinses Elisabethzone erbij, onze totale capaciteit op de Noordzee zullen verdrievoudigen.

 

In onze eerste zone hebben we 2,26 GW ontwikkeld in negen projecten. Voor onze tweede zone mikken we op een vork van 3,15 tot 3,50 GW, gelet op de grindbedden, waar minister Van Quickenborne al naar verwees. In totaal zullen we dan 5,4 tot 5,8 GW kunnen produceren.

 

We hebben op de ministerraad beslist om werk te maken van die capaciteitsverhoging. Daar waren een aantal redenen voor. Het was economisch mogelijk. Dat heeft een studiebureau op ons verzoek in kaart gebracht. Dankzij het energie-eiland zullen we op dezelfde plaats ook meer kunnen produceren. Omdat onze ruimte beperkt is, willen we die namelijk optimaal benutten. Daarom kiezen we voor innovatie, in casu met het energie-eiland.

 

Het energie-eiland zal ervoor zorgen dat wij effectief die verhoogde capaciteit kunnen aansluiten, zonder dat daarvoor versterkingen op het land nodig zijn boven op hetgeen vandaag reeds gepland is, namelijk Ventilus en Boucle du Hainaut.

 

De volgende stap in dit project is de bepaling of de indeling van de loten. Dat gebeurt in het ministerieel besluit betreffende de kavels, op basis van de beschikbaarheid, locaties en grindbedden, vanuit het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), dus bij collega Van Quickenborne. Wij zullen dit jaar ook het volgende koninklijk besluit voor de tender uitwerken.

 

In 2023 zullen dan hoofdzakelijk de studies en passende beoordelingen gebeuren in het kader van de vergunningen. In december 2023 zullen we het koninklijk besluit voor de tender lanceren. Op dat moment zullen ook de voorstudies afgerond zijn.

 

In 2024 volgen het koninklijk besluit voor het net en het koninklijk besluit betreffende de liabilities, voor de eerste tender. Dat wordt gepland voor januari. De tweede fase, betreffende de kabels, volgt dan in februari 2024.

 

Dan gaan we reeds richting 2025, 2026, 2027. In 2025 zullen de tweede en de derde tender gelanceerd worden. In 2026 is er het einde van de bouwfase van het eiland. De indienststelling van het eerste park is normaliter gepland voor het einde van het vierde kwartaal van 2027. Zo kan het dan volledig operationeel zijn richting 2030. De indienststelling van het tweede park is gepland voor 2028 en van het derde park voor 2029.

 

Die timing zal natuurlijk ook mee bepaald worden door de aansluitingen op land en de netversterkingen, dus de projecten Ventilus en Boucle du Hainaut. Wij hebben dus meerdere jaren nodig om de projecten rond wind op zee te kunnen uitrollen en realiseren. Natuurlijk moeten nu wel de nodige stappen gezet worden om alles stap voor stap te kunnen realiseren.

 

Dat wil dus zeggen dat we tijdens deze legislatuur, in de komende jaren, veel werk zullen hebben om die projecten goed te kunnen uitrollen en uiteindelijk de verhoogde capaciteit te kunnen aansluiten. Zo wordt die Noordzeestroom geïnitieerd in 2027 en zal die volledig operationeel zijn tegen 2030, voor elk Belgisch gezin. Dat is immers de hoeveelheid elektriciteit die daar zal geproduceerd worden.

 

Het grootste werk dat momenteel voor ons ligt, is de voorbereiding van de tender. Op dit moment loopt daarover een publieksconsultatie.

 

Un document de consultation sur l'appel d'offres a été lancé. Ce vendredi, un événement est organisé pour fournir plus d'informations aux parties prenantes et aussi pour expliquer le document de consultation. Il s'agit d'une consultation publique qui a déjà démarré et se poursuivra jusqu'au 18 février. La consultation sert à capter les remarques et l'input de tous les stakeholders possibles pour ensuite rédiger l'arrêté royal pour l'appel d'offres. Le texte est actuellement disponible en anglais mais il sera traduit en français et en néerlandais. En ce qui concerne les différents aspects du document de consultation, je les ai fait figurer sur le slide. Il s'agit tout d'abord de coûts. C'est très important! L'intention est d'organiser l'appel d'offres à un faible coût.

 

De kosten moeten zo laag mogelijk zijn, om iedereen te kunnen laten delen in de winsten van energie op zee.

 

Il y a deux manières d'organiser le soutien éventuel. Il y a d'une part le mécanisme zero bid (offre zéro) et d'autre part, un two-sided contract for difference. Nous attendons les retours du marché sur ces deux mécanismes pour bien capter ce qui est nécessaire et pour savoir quelles conditions sont favorables à la création de revenus pour le gouvernement.

 

Recent hebben wij gezien, in Denemarken en in Schotland, dat de lancering van een tender – in Schotland was het enigszins anders, met een seabed lease, maar in Denemarken was het ook met een contract for difference – eigenlijk een return oplevert voor de overheid. Sta me toe eraan te herinneren dat wij als samenleving heel veel geïnvesteerd hebben in innovatie. Die investering kan terugvloeien, bijvoorbeeld in de tweede zone. De winsten daarvan kunnen met de overheid gedeeld worden. Daaromtrent verwachten wij een heel belangrijke input van de sector, om rechtszekerheid te creëren voor het ondersteuningsmechanisme, voor diegenen die het gaan ontwikkelen. De kosten daarvan willen wij echter zo laag mogelijk houden. Dat zijn de zaken die wij tegen elkaar afwegen.

 

La participation citoyenne est également un élément important. C'est un aspect qui est nouveau mais qui est important pour le gouvernement: comment les citoyens peuvent-ils participer à l'éolien en mer du Nord?

 

Wij hebben daar nu een minimum aan burgerparticipatie in gestoken van ongeveer 5 % equity, wat neerkomt op ongeveer 1 % van de totale CapEx. Die betrokkenheid kan plaatsvinden via het concept van de hernieuwbare-energiegemeenschappen, zoals gedefinieerd in de richtlijn hernieuwbare industrie. Dat is een nieuw concept voor onze offshorewind op de Noordzee. Vandaag bestaan er wel al participaties langs indirecte weg, maar nu willen wij heel specifiek bevragen op welke manier wij ook een directe participatie kunnen vormgeven. Dat is een complexe materie, die om die reden ook veel aandacht krijgt in de publieksconsultatie, om de diverse stakeholders daar op een goede manier over te kunnen bevragen.

 

Een derde aspect betreft de lokale voordelen. Uit een studie, uitgevoerd door Climact in 2021, weten wij dat een totaal geïnstalleerde capaciteit van 6 GW wind op zee 1,5 miljard euro per jaar kan bijdragen aan het bruto binnenlands product tegen 2030 en ongeveer 10.000 nieuwe jobs kan creëren. Vandaag betekent de windindustrie een grote toegevoegde waarde voor ons land, namelijk 1,5 miljard euro per jaar. Het is ook een exportproduct, aangezien Belgische bedrijven wereldwijd windmolens op zee bouwen. Het bedrijf DEME heeft in Schotland bijvoorbeeld twee concessies in de wacht gesleept, voor een gefixeerd en voor een drijvend park, voor een capaciteit vergelijkbaar met onze eerste zone. Ik vermeld ook het bedrijf Jan De Nul, dat de Dogger Bank ontwikkelt, een zeer groot park, DEME, dat in de Verenigde Staten mee ontwikkelt, en Elicio en Aspiravi in Schotland. Wij zijn misschien klein in ons eigen gebied, maar onze bedrijven ontwikkelen in overzeese gebieden ook windenergie.

 

Het volgende aspect is het natuurbehoud.

 

S'agissant de la conservation de la nature, nous voulons explorer les critères pour prendre cela en compte.

 

En ce qui concerne la durabilité, nous visons le lien par exemple avec l'acier vert. Dans le plan de transition, il y a notamment un projet d'ArcelorMittal. Nous portons également des projets de recyclage. En matière de construction, je citerai par exemple la durabilité de l'hydrogène dans les navires.

 

Enfin, il y a encore l'innovation et l'intégration des systèmes, avec la flexibilité du système électrique.

 

Hernieuwbare energie is natuurlijk per definitie flexibel. Het is dus absoluut een opdracht om te bekijken hoe we daar, in het perspectief van 2030, 2040 en 2050, firm capacity van kunnen maken. In het kader van het CRM zal er een batterijproject ontwikkeld worden op Stevin, waar de wind aan land komt, om daar mee te zorgen voor de stabiliteit, wat aantoont dat die aspecten op elkaar inspelen en complementair zijn.

 

Wat de timing betreft, het is de bedoeling om tegen eind 2023 de eerste fase te lanceren en aldus een eerste schijf van 700 MW te kunnen installeren tegen 2027, uiterlijk midden 2028, op basis van Ventilus. De status van Ventilus en Boucle du Hainaut heeft een directe impact op wat we kunnen doen met de aansluiting van die tweede zone.

 

Ik kom nu tot ons energie-eiland. Zoals ik al zei, is dat een cruciale bouwsteen, die er mee voor zorgt dat we de capaciteit zullen kunnen verhogen. Het zal worden aangelegd in de tweede zone en vervangt dus het bestaande concept met de platformen. Het is een innovatieve manier van aansluiten. Het is zeker ook de goedkoopste optie voor de aansluiting, zoals blijkt uit de gegevens waar we tot nu toe over beschikken, zeker wanneer we de subsidie in het kader van het relanceplan in aanmerking nemen. Het energie-eiland is een van de projecten uit het federale relanceplan die zijn ingediend in het kader van het Europese relanceplan.

 

Op het eiland wordt 2,1 GW aangesloten in AC en 1,4 GW in DC. Dat laatste stuk kan dubbel gebruikt worden voor een toekomstige interconnector. Dat dubbele gebruik kan dan bijvoorbeeld dienen voor Nautilus en zal een bijkomend financieel voordeel inhouden, aangezien de DC-kabel van het eiland naar de kust al gerealiseerd is, alsook de AC-DC-conversiestations.

 

Ter herinnering, dat project in het relanceplan vertegenwoordigt een budget van 100 miljoen euro, waarvan 1 miljoen specifiek geoormerkt is voor alles wat biodiversiteit aangaat. Het project is volledig in handen van Elia, het wordt door hen getrokken en gefinancierd. De aankondiging voor de werken is gepubliceerd in januari van dit jaar. De MER-studie daarvoor is lopende. Met Elia lopen ook de gesprekken om het design nog meer natuurinclusief te maken en om bij de locatie rekening te houden met alle mogelijke milieueffecten. Het is absoluut innovatief, wat gepaard gaat met uitdagingen en opportuniteiten. Er moeten zeer veel functies op elkaar worden afgestemd. We zitten vlak bij de Natura 2000-zone. Er is dus voorafgaand op de achtergrond veel voorbereidend werk gebeurd tussen heel veel verschillende instanties om dit project te brengen tot waar het vandaag staat.

 

Ik kom nu tot de repowering van de eerste zone. Collega Van Quickenborne heeft erover gesproken. In deze commissie zijn er ook al verschillende vragen over gesteld.

 

La première concession expire en 2034 et la fin des certificats verts des premiers parcs arrive en 2029. Il s'agit des concessions de C-Power et de Belwind.

 

Les premières discussions quant aux possibilités concernant la première zone vont débuter ou sont en cours. La direction que nous voulons donner à ces discussions tourne autour de trois aspects: primo, l'utilisation optimale de cette zone pour la production d'énergie avec plus de production d'énergies renouvelables. On retrouve toujours ce rapport entre capacité et production. Notre pays a besoin d'électricité. De plus, pour atteindre nos objectifs en matière d'énergies renouvelables, la production est importante. Secundo, l'évitement d'une défaillance soudaine de la capacité, c'est-à-dire assurer la continuité de la production d'énergies renouvelables durant un éventuel repowering. Tertio, la réutilisation durable de matériaux ou d'installations.

 

C'est en ce sens que, comme nous étions pionniers pour la construction du premier zoning, nous pouvons aussi le devenir avec le repowering autour de l'idée de la circularité. En cette matière, par exemple, le projet d'Eneco Wind est important. Comme nous étions parmi les premiers à construire les parcs, nous pouvons aussi être parmi les premiers à faire un exercice de repowering et permettre à nos acteurs belges de créer une chaîne de valeurs et d'expertises à exporter.

 

C'est un exercice qui va débuter et pour lequel nous disposons d'un peu de temps. Habituellement, nous sommes plutôt à court de temps. C'est une opportunité pour mener une réflexion à terme afin de mettre en œuvre une vision et une politique

 

Ik kom nu tot het thema innovatie. Ik wil even stilstaan bij zaken waarover we minder hebben gesproken. Het afgelopen jaar heeft er een industriële rondetafel plaatsgevonden, georganiseerd met de collega's Dermagne en Dermine, waarin we hebben nagedacht over de zaken waarop ons land wil inzetten, ook in het kader van het relanceplan. Denk maar aan de ontmanteling van de kerncentrales, waarrond we expertise willen opbouwen. Daarvoor hebben we een rondetafel georganiseerd. Ook over iets waarin we vandaag al goed zijn, zijnde offshorewind, hebben we een rondetafel georganiseerd, samen met de luchtvaartsector, om beide sectoren met elkaar in contact te brengen. De luchtvaartsector heeft het in deze covidtijden immers ook moeilijk. In die rondetafel bekeken we hoe we tot een uitwisseling tussen deze beide sectoren kunnen komen.

 

Dat heeft geleid tot het afbakenen van belangrijke onderwerpen zoals decommissioning, maar ook nieuwe materialen en coatings. Als we denken in termen van recycleerbare wieken is de coating bijvoorbeeld belangrijk, net zoals in de luchtvaartindustrie. Daarna zullen we terugvallen op de chemische sector, die in ons land ook sterk vertegenwoordigd is, om zo die koppeling tussen de sectoren te kunnen creëren. Andere onderwerpen zijn datacollectie en airborne systemen.

 

Aan de andere kant hebben we het Energietransitiefonds (ETF) dat jaar na jaar wordt ingezet om onderzoek in de beleidsdomeinen van de federale overheid te financieren, om een stap vooruit te kunnen zetten inzake de energietransitie. Bij de laatste projectoproep zijn er in totaal 63 projecten ingediend, waaronder opnieuw heel wat projecten die te maken hebben met offshorewind. In de as van de offshorewind willen wij de focus leggen op duurzaamheid, materialen, innovatie vanuit de luchtvaart en circulariteit.

 

Dat hebben we ook in de tenderoproep van het ETF op voorhand zo gekaderd. Het is ook in dit kader dat de projecten werden ingediend. Ze zullen worden beoordeeld door experts, die nadien een advies zullen formuleren zodat de minister een keuze uit de projecten kan maken.

 

De volgende slide gaat over de interconnecties. Collega Van Quickenborne heeft al enkele zaken aangehaald, maar ik wil vooral een stand van zaken geven betreffende de connectie tussen België en Denemarken, die de naam Triton Link kreeg, naar de Griekse god van de zee. Denemarken heeft de Kleine Zeemeermin en dat heeft natuurlijk daarmee te maken. Ik wil even de geschiedenis in herinnering brengen. De interconnectie tussen Denemarken en België was bij wijze van spreken al eens uitgetekend op een bierkaartje, als een interessante piste die op het eerste gezicht de moeite waard leek om te onderzoeken, zowel in Denemarken als in België.

 

Ik heb vorig jaar mijn Deense collega ontmoet, die nog niet zo lang minister was. Dat heeft in eerste instantie geleid tot het ondertekenen van een memorandum of understanding, met de bedoeling te onderzoeken of wat er op dat bierkaartje stond ook in het echt kan. Dat was de pre-feasibility study. Een eerste raming in die studie toonde aan dat dit project een duidelijke meerwaarde biedt, zeker vanuit Europees perspectief, op het vlak van CO2-besparing, maar ook op het vlak van het verdelen van grote windoverschotten. Denemarken produceert immers veel meer windenergie dan het nodig heeft en kan die dus exporteren. Dat heeft in november geleid tot het ondertekenen van een memorandum of agreement, waarin we bekeken of we met de resultaten van de pre-feasibility study een echt valabele en leefbare businesscase van het project kunnen maken voor onze beide landen.

 

Dit wil zeggen dat de technische teams die case steeds verder gaan concretiseren. Langs onze kant wordt er heel sterk gekeken naar het ontwikkelingsplan van Elia. Op dit moment zit die verbinding nog niet in het ontwikkelingsplan van Elia. Er komt dus tegen 2023 een nieuw ontwikkelingsplan waarin dat meegenomen moet worden.

 

Gelet op het cruciale belang van die verbinding, niet alleen voor onze beide landen maar voor heel Europa, als opstapje voor het creëren van het meshed grid, worden er stappen ondernomen om te bekijken of die een projectsubsidie kan ontvangen van de Connecting Europe Facility. Onze beide landen, Denemarken en België, en de netwerkoperatoren, Energinet en Elia, zetten nu de nodige stappen om een CEF-subsidie te kunnen verkrijgen.

 

Eigenlijk zijn dat alle nodige stappen om tot een finale investeringsbeslissing te kunnen komen. Die finale investeringsbeslissing is omvangrijk, want de investeringskosten worden geschat op 2,5 miljard euro voor een capaciteit van 1,4 of 2 GW. Er zijn dus grote winsten, zeker wat CO2-besparingen betreft. Voor dat bedrag van 2,5 miljard euro hopen wij een Europese subsidie van 500 miljoen tot 1 miljard euro te krijgen. De Europese Unie heeft ook een offshorewindstrategie en heeft grote verwachtingen voor de Noordzee. Dit project is daar ultiem voor geplaatst. De timing voor de realisatie is 2031.

 

Die externe financiering zal daarvoor uiteraard zeer belangrijk zijn.

 

Zo kom ik bij mijn laatste punt. De Noordzee heeft een enorme capaciteit, ze heeft de mogelijkheid om de grootste duurzame elektriciteitscentrale te worden voor heel Europa. Dat impliceert dat wij dit op een Europese manier moeten aanpakken. Wij moeten dat meshed grid creëren op Europees niveau. Dat is belangrijk, ook voor ons land. Het Federaal Planbureau wees nog niet zo heel lang geleden in een studie op de nood aan interconnectie met Denemarken maar ook met Nederland. Ons energie-eiland is dan ook de eerste cornerstone in het meshed grid.

 

Wij nemen die uitdagingen ook op in de North Seas Energy Cooperation (NSEC), de organisatie van de Noordzeelanden. Zo kunnen wij een aantal zaken multilateraal bekijken, bijvoorbeeld met betrekking tot biedzones, hoe wij dat moeten ontwerpen om de doelstelling om zoveel mogelijk wind te gaan integreren in het Europese energiesysteem te kunnen realiseren.

 

Er is dus veel werk aan de winkel. Er wordt hard gewerkt, nationaal, binnen onze eigen wateren maar ook buiten onze eigen wateren. De doelstelling van het regeerakkoord is om meer te doen, zowel binnen als buiten ons land. Wij zijn hiermee op de goede weg, met de capaciteitsuitbreiding in onze eigen zone maar ook met de interconnecties die nieuw zijn of reeds bestonden en verder worden uitgewerkt. Wij geven hiermee een concrete invulling aan het regeerakkoord.

 

Voorzitster: Séverine de Laveleye.

Présidente: Séverine de Laveleye.

 

01.03  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, mevrouw de minister, bedankt voor uw uiteenzettingen. Ik zal mijn ingediende vragen verwerken in mijn toelichting en nog enkele aanvullende zaken aanbrengen.

 

Eerst en vooral ben ik heel blij dat dit in deze commissie besproken kan worden. Het gaat om een groot project, op lange termijn en met veel uitdagingen. Daarom is het volgens mij goed dat het Parlement daarin meedenkt, de nodige vragen stelt, nadenkt hoe een en ander naar voren wordt geschoven en nagaat of de juiste keuzes worden gemaakt. Voor een stuk behoort het tot de rol van het Parlement om daarmee aan de slag te gaan.

 

In de uiteenzetting over het dossier zie ik drie grote onderdelen. Een eerste deel omvat alles wat te maken heeft met de nieuwe zone, het tweede deel omvat alles wat te maken heeft met de bestaande zone en een derde deel omvat de interconnecties en aanverwante zaken.

 

Voor de nieuwe zone rijst voor mij de vraag hoe we daarmee het best omgaan. Momenteel lopen er namelijk nog veel voorstudies, die mogelijk nog gevolgen zouden kunnen hebben. Ook is er een link met de capaciteit die op de Noordzee zal worden geplaatst. Daaromtrent hebben we enerzijds de studie van 3E en anderzijds het advies van de CREG. Op het moment dat ze met haar begroting naar het Parlement kwam, hebben wij de CREG daarover bevraagd. De CREG zei vragende partij te blijven voor een bevestiging van de cijfers van 3E door de offshorewindsector. Het is alleen niet heel erg duidelijk of die bevestiging er ook werkelijk is gekomen.

 

Is er daarover al meer informatie? Heeft de offshoresector naar aanleiding van de kritische bedenkingen van de CREG de cijfers van 3E al dan niet bevestigd? Of werd er niet naar gevraagd?

 

Een tweede element gaat over de capaciteit, die ook gelinkt is aan sommige voorstudies. Ik denk bijvoorbeeld aan de recent afgewerkte UXO-studie, over niet-ontplofte munitie.

 

Het resultaat daarvan is dat er drie zaken zouden moeten gebeuren, namelijk het in kaart brengen van beperkingen, met de veiligheidsperiode van twee jaar die daarvoor moet worden gehanteerd voor bepaalde zones, het in kaart brengen van zones die niet in aanmerking komen voor windmolens en kabels, en het vaststellen van de voorwaarden onder dewelke bijkomende onderzoeken en nadien de installatie van de windmolens zouden kunnen gebeuren.

 

De vraag is hoe dit nu verder gaat. Komt er een bijkomende voorstudie op basis daarvan? Dat heeft immers een mogelijk effect op de capaciteit. Als men tot zones komt die niet in aanmerking komen voor het plaatsen van windmolens, kan dat natuurlijk wel een effect hebben.

 

Die periode van twee jaar na het opruimen kan ook op het vlak van de timing een beetje roet in het eten gooien. Dat is ook een vraag. Hoe zal dat verder gaan? Welk effect heeft dat op de timing?

 

Dan kom ik tot de specifieke densiteit. Mijnheer de minister, u zei dat dit bestudeerd is in de LCOE-studie en dat er een verschil is van maximaal 37 miljoen euro op het vlak van de LCOE, afhankelijk van de keuze die wordt gemaakt op het vlak van de densiteit.

 

Anderzijds is er in die studie, en zo staat het vandaag nog steeds op de website van de FOD, geen bepaling van de LCOE geweest. Het was louter een vergelijking van de verschillende scenario's, maar geen bepaling van de LCOE. Wanneer wordt die LCOE dan zelf wel bepaald? Dat was immers een duidelijke disclaimer bij die studie, want dan zal het bedrag in de toekomst mogelijk wel wat afwijken van die 37 miljoen euro.

 

Er werd ook gesproken over participatie, Burgerwind op zee, met eventueel in een volgende fase de kmo's. Hoe is dat verweven met de timing? Mevrouw de minister, u hebt daarover gesproken. Het lijkt vandaag echter niet te zijn opgenomen in de timing zoals die werd gepubliceerd door de FOD Energie. Zou het niet aangewezen zijn dat daarvoor ook duidelijke mijlpalen worden vastgelegd, zodat mensen weten wat ze kunnen verwachten.

 

Het is mij niet helemaal duidelijk hoe wij de timing voor de installatie en het effect daarvan voor het Nationaal Energie- en Klimaatplan moeten inschatten. In juni 2021 werd een laatste keer bestudeerd wat het effect is van het offshoreproject, weliswaar nog met een andere capaciteit.

 

Er werd ook een andere timing gehanteerd. Het ging toen nog over het installeren van 700 MW in 2025 en het installeren van de resterende windmolens in 2027. In de timing van vandaag wordt er, met inbegrip van het aansluiten van de molens, gesproken over 700 MW in 2028 en vervolgens twee keer 1.400 MW in 2029.

 

Ik meen dat de minister nog een andere timing heeft genoemd. Daarover zou er duidelijkheid moeten komen, want dat heeft een rechtstreeks effect op het Nationaal Energie- en Klimaatplan, om nog te zwijgen over de linken met de voorstudies. Ook die studies kunnen de timing mogelijk veranderen.

 

Ik kom nu tot de tender. Er zijn heel veel manieren daarvoor. Ik heb begrepen dat de publieksconsultatie momenteel twee mogelijkheden bevat, namelijk de strike price en de zero bid. De vraag is natuurlijk waar de randvoorwaarden daarvoor worden vastgelegd. Die zijn immers afhankelijk van de capaciteit die geïnstalleerd zal worden. Op welke manier zal dat gebeuren? Zal de overheid de kabels vastleggen, wat natuurlijk gelinkt is aan de 3E-studie, waarin duidelijk wordt gesproken over de kabels? Dat kan er natuurlijk wel voor zorgen dat de kostprijs hoger wordt, doordat een hogere densiteit wordt gebruikt. Hoe zal dat verder verlopen?

 

Wordt er ook rekening gehouden met het al dan niet aanbieden van andere vormen van hernieuwbare energie binnen dezelfde zone? Ook dat kan een aspect zijn. Wordt er rekening gehouden met aangepaste normen op het vlak van milieuvoorwaarden? Zoals u weet, zijn er in Nederland andere voorwaarden, bijvoorbeeld op het vlak van de geluidsdruk en het tijdstip waarop er kan worden geheid, zoals dat heet. Op welke manier wordt dat verwerkt? De voorwaarden op het vlak van recycleerbaarheid spelen in een dergelijke tender natuurlijk ook een rol.

 

Ten slotte, in welke mate wordt er nagedacht over de fase daarna? Ik weet dat die nog heel ver weg is, maar aangezien wij nu debatteren of beginnen te debatteren over de repowering van de bestaande zone, zou het goed zijn om in de huidige fase al na te denken over de 'repowerbaarheid' – ik excuseer mij voor het uitgevonden woord – van de nieuwe windmolens.

 

Als daarover nu al kan worden nagedacht, hebben we daar op lange termijn misschien bepaalde voordelen van.

 

Wat de bestaande zone betreft, was ik een grote voorstander van de repowering. Ik heb dat een aantal keren naar voren geschoven. Die is eerst in de onofficiële beleidsnota van minister Van der Straeten terechtgekomen. Intussen wordt die vermeld in de laatste versie, van eind vorig jaar. Dat is een goede zaak, maar er moeten nog heel wat stappen worden gezet om dat op een goede manier te kunnen doen. Er is namelijk ook een link met de domeinconcessies. Op welke manier zal daarmee worden omgegaan? Zal er een vervroegde repowering komen? Dat is een mogelijkheid die op een gegeven moment naar voren werd geschoven. Op welke manier wordt dat gedaan met bijvoorbeeld de provisie voor de behandeling en het weghalen van de installaties, zoals die bij de domeinconcessies is vastgelegd? De domeinconcessie van C-Power is bijvoorbeeld gepubliceerd met een provisie van ongeveer 20 miljoen euro, interesten niet meegerekend. Op een moment dat bepaalde zaken blijven staan, moet worden bekeken hoe er met de provisies wordt omgegaan, op welke manier die zouden kunnen worden aangewend enzovoort. Dat zijn toch een aantal zaken die verder zouden moeten worden uitgezocht. Wat is de tijdslijn voor het doorhakken van bepaalde knopen?

 

Een aantal maanden geleden is duidelijk gemaakt dat niet alleen de interconnectie met Nederland werd bekeken, maar ook de aanvullende naar het Verenigd Koninkrijk. In de presentatie van minister Van Quickenborne is dat ook aangehaald. In het verleden is er ook gesproken over een alternatieve interconnectie, die niet naar Denemarken zou gaan, maar naar Noorwegen. Wat is daar de stand van zaken? Wordt de interconnectie van Noorwegen tegenover die van Denemarken afgewogen of is het al een uitgemaakte zaak dat die van Denemarken er komt en dat er op termijn eventueel een vertakking naar Noorwegen komt? In het verleden maakte ik mij wat zorgen dat het gesprek in deze fase alleen tussen Denemarken en dit land zou worden gevoerd.

 

Er zijn namelijk nog trajecten denkbaar die passeren door de zone onder Nederlands beheer. Er werd toen aangehaald dat er met Nederland mogelijk gesprekken worden opgestart in een latere fase, om te bekijken in welke mate dat zal evolueren. Zijn we ondertussen al aan die fase van de gesprekken toe? We moeten immers vermijden om pas in allerlaatste instantie de gesprekslijnen met Nederland te openen, om dan vast te stellen dat er zich allerlei problemen voordoen.

 

In het verleden werden in dit land bijvoorbeeld ook al plannen gemaakt om gascentrales rechtstreeks aan te sluiten, maar nadien zijn die net iets minder vlot uitgevoerd. Tijdens ons bezoek in de Antwerpse haven werd ons door de mensen van de haven meegedeeld dat het niet altijd evident is om met Nederland knopen door te hakken. Er werden daarbij vergelijkingen gemaakt met het dossier van de IJzeren Rijn en het waterstofdossier.

 

Mijns inziens worden die gesprekken met Nederland dus het best in de vroegst mogelijke fase opgestart, tenzij u zegt dat die Nederlandse zone helemaal wordt ontzien en dat wij de Nederlanders niet nodig hebben om tot een beslissing te komen. Dat roept de vraag op welke randvoorwaarden er dan wel worden bepaald, want in het verleden werd weleens aangehaald dat die nieuwe interconnectie onderweg ook kan worden gebruikt voor de aansluiting van bijkomende offshorewindparken, mogelijk ook vanuit Nederland.

 

Al die zaken zijn van belang. Daarom lijkt het mij interessant te weten wanneer die knopen worden doorgehakt. Wanneer zullen we weten of dat dossier inderdaad levensvatbaar is en ook voortgezet zal worden? Ik begrijp dat er een link is met het ontwikkelingsplan van Elia, maar het antwoord op de vraag wanneer er daarover duidelijkheid komt, verandert de situatie mogelijk ook bij ons.

 

Mijnheer de minister, mevrouw de minister, met duidelijke antwoorden op mijn vragen kunnen wij het debat verder in de diepte voeren. Alvast bedankt.

 

Voorzitter: Christian Leysen.

Président: Christian Leysen.

 

De voorzitter: Mijnheer Wollants, dank voor uw inhoudelijk steeds bijzonder degelijk onderbouwde toelichting.

 

01.04  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je renvoie au texte de ma question et c'est ma collègue, Mme Buyst, qui fera l'intervention pour notre groupe. J'avais effectivement rentré une question pour laquelle j'ai déjà reçu beaucoup d'éléments de réponse. J'en remercie le ministre.

 

Le développement de parcs éoliens offshore est déterminant pour la Belgique. Il pose néanmoins plusieurs questions de développement durable majeures. 

 

Premièrement, la dépendance aux "matières premières critiques". La liste 2020 de la Commission européenne en compte 30, dont le groupe des terres rares. Les éoliennes absorbent une quantité de ces matériaux. Les parcs doivent donc être conçus dans une optique "design for scarcity".

 

Deuxièmement, la production et la gestion de grandes quantités de déchets. La Commission européenne a annoncé au milieu de l'année dernière qu'entre 2020 et 2030, des choix devront être faits quant à l'extension de la durée de vie, la modernisation ou le démantèlement et le remplacement des plus de 1 800 éoliennes offshore existantes. L'Agence exécutive européenne pour le climat, l'infrastructure et l'environnement suggère dès lors que le concept "circularity by design" soit intégré dès l'attribution des concessions.

 

Troisièmement, le prix des matières premières. On sait qu’une guerre pour les matières premières est en cours, ce qui entraîne une pénurie – également pour les matières premières comme l'acier – et les prix sont dès lors en hausse.

 

Comment la rareté des matières premières, la nécessité d’intégrer la circularité et la hausse des prix sont-elles concrètement intégrées dans le développement et la rénovation de notre parc off-shore?

 

Quels sont vos leviers pour relever ces défis?

 

01.05  Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, dit is een belangrijke gedachtewisseling over de energiebevoorrading. Energiebevoorrading gaat dan weer in de eerste plaats over mensen. Het moet gaan over zekerheid en het is dan heel belangrijk dat de burger een duidelijk uitgetekend beleid krijgt, een beleid waarbij er gedacht wordt op lange termijn en waarbij er gehandeld wordt op korte termijn. Deze gedachtewisseling is daarvan een prima voorbeeld.

 

De innovatie in de sector van de hernieuwbare energie gaat hard. Mevrouw de minister, u sprak op het einde nog even over die innovatieprojecten. Dat toont aan dat dit de technologie van de toekomst is. Het is er een waarvan wij het laatste nog niet gezien hebben. Daar komt bij dat hernieuwbare energie de goedkoopste vorm van energie is, terwijl alle andere vormen duurder worden. Meer elektriciteit uit hernieuwbare energie zal ook leiden tot een grotere CO2-reductie. Dat zijn allemaal elementen die u beiden hebt opgesomd in uw uiteenzetting. Het getuigt dus van goed bestuur dat deze regering daarop wil inzetten.

 

Ik wil het vandaag vooral hebben over de offshoreprojecten, de nieuwe windmolenparken. Mijnheer de minister, u sprak ook over projecten met andere vectoren, die een bron van inkomsten kunnen zijn en mee kunnen zorgen voor die energiezekerheid, en die ons in de toekomst dus ook mee kunnen behoeden voor stijgende energieprijzen.

 

U hebt beiden in uw uiteenzetting reeds heel wat antwoorden gegeven op vragen die ik vooraf had. Dat is natuurlijk goed, want dat betekent dat uw uiteenzetting duidelijk was en dat u ook heel goed hebt aangevoeld waar de vragen in onze commissie lagen.

 

Ik wil beginnen met het energie-eiland. Ik ben daardoor persoonlijk bijzonder gefascineerd en geprikkeld. Zoals ik het nu begrijp, is dit eiland een soort van knooppunt, dat zal fungeren om de geproduceerde energie slim te distribueren. Mevrouw de minister, ik dacht dat u hebt gezegd dat het echt de hoeksteen zal worden van deze infrastructuur.

 

Zijn er reeds voorbeelden van dergelijke eilanden? Zo ja, zijn er zaken die wij daaruit moeten meepikken, die wij daaruit moeten halen en waarmee wij rekening moeten houden bij de ontwikkeling van ons eigen energie-eiland?

 

Ik had ook vragen over de volgende stappen in de ontwikkeling van het energie-eiland. Ik dacht dat er een ontwerp voor advies bij de Raad van State lag, maar dat er nog heel wat andere stappen moeten volgen. Dat brengt ons misschien wat te ver, maar ik ben vooral benieuwd naar de tijdslijn.

 

Wat de interconnecties betreft, hoorde ik collega Wollants ook al een vraag stellen. Hij had het over de connectie met het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en eventueel Noorwegen. Als ik naar het kaartje op de powerpointpresentatie keek, zag ik heel wat connecties. Zijn er ook andere gesprekken bezig? Hoe kadert extra wind op zee, en dus ook ons energie-eiland, in de Europese strategie rond offshore-energie? Op welke manier zijn wij pioniers of voorlopers in de Europese strategie?

 

Mijnheer de minister, ik heb u in juli 2021 ondervraagd over de andere projecten, zoals golfslagenergie of drijvende zonnepanelen. Toen heeft u ook gesproken over het proefproject met drijvende zonnepanelen voor de kust van Oostende, dat toen nog geïnstalleerd moest worden. Heb ik het goed begrepen dat men daar nu volop mee bezig is en dat het dus geïnstalleerd is? Zo ja, wanneer verwacht u de eerste evaluatie of terugkoppeling? Kan die feedback ook tot bij ons komen?

 

Voor ons is ook nog een ander aspect heel belangrijk, met name de vraag van onze collega de Laveleye. Die gaat over de circulariteit van de offshorewindparken. Dat is een belangrijk aspect dat we niet uit het oog mogen verliezen. Daarnaast is er ook de biodiversiteit. Ik hoor dat partners zullen bevraagd worden in een participatief project. Dat juichen we toe. Het is belangrijk om Natuurpunt, Greenpeace en het WWF samen met investeerders en uitbaters te laten nadenken. Zij hebben samen, als 4Sea, een intentieverklaring geschreven. Het is goed dat daar een vervolg op komt. Onze kwetsbare mariene ecosystemen moeten worden beschermd. We moeten een soort van evenwicht vinden tussen onze windmolenparken enerzijds en het bewaren van de biodiversiteit anderzijds. De negatieve effecten moeten we proberen te verminderen en we moeten blijven inzetten op het monitoren van milieueffecten en mitigerende maatregelen.

 

Mijnheer Van Quickenborne, ik stel de vraag niet exclusief aan u, maar hoe denkt u daarbij te werk te zullen gaan?

 

Minister Van der Straeten had het over de RRF-subsidie. Het ging over 100 miljoen euro, waarbij zij expliciet sprak over 1 miljoen euro, die naar biodiversiteit zou gaan. Ik ben wel benieuwd op welke manier die middelen zouden worden ingezet om de biodiversiteit te versterken.

 

Tot slot, onze fractie juicht de burgerparticipatie enorm toe. Daarbij wil de huidige regering de burgers maximaal de kans geven om mee te participeren. Wanneer iemand kan zeggen dat hij mede-eigenaar kan worden van een windmolen op zee, is dat heel positief en beter dan alles enkel over te laten aan multinationals. Ook energiegemeenschappen kunnen daarin een rol spelen, door een match te zoeken tussen vraag en aanbod.

 

Ik vroeg mij echter af hoe ervoor zal worden gezorgd dat burgers financieel kunnen participeren in de tender. Ik verklaar mij nader. Er zijn verschillende vormen van burgerfinanciering. Wij kunnen het daarbij hebben over crowdlending, coöperaties en burgercoöperaties. Is er al een zicht op de manier waarop wij de burgerparticipatie ten volle willen benutten?

 

Het is inderdaad belangrijk vooruit te blijven kijken naar nieuwe opportuniteiten. Ik gaf bij het begin van mijn uiteenzetting al aan dat het om een sector gaat waarin de innovatie steeds sneller gaat. Het is dus goed dat heel wat innovatieve projecten deelnemen en dat wij ze blijvend ondersteunen. Wij hebben nu eenmaal ambitieuze klimaatdoelen te halen en offshorewind is daarin een cruciaal element. Bovendien moet worden gedaan wat nodig is om de natuurdoelen te halen en de biodiversiteit te beschermen en te versterken. Het mooie is echter net dat beide hand in hand kunnen gaan. Dat hebben de beide presentaties mij ook getoond.

 

01.06  Mélissa Hanus (PS): Avant toute chose, j'aimerais remercier Mme la ministre de l'Énergie et M. le ministre en charge de la mer du Nord pour leur présence et pour les informations qu'ils ont déjà fournies lors de leurs interventions, surtout en tant qu'anciens collègues du bureau de cette commission Climat. Bienvenue à vous deux.

 

Il y a plusieurs semaines, nous avons déjà pu vous entendre au sujet des projets du gouvernement en matière d'éolien offshore. Cela consistait en de longs et passionnants échanges sur lesquels nous souhaitons prendre appui aujourd'hui.

 

Madame la ministre, la semaine passée, vous avez indiqué au quotidien De Standaard qu'en raison du fait que le montant du soutien alloué par l'État aux parcs éoliens les plus récents était notamment calculé sur la base du prix de l'énergie, l'État pourrait réaliser une économie substantielle d'environ 177 millions d'euros.

 

J'aurais souhaité en apprendre plus sur ces chiffres. Nous savons que les prix de l'énergie ont fortement diminué durant l'année 2020. Pouvons-nous obtenir des informations quant au montant du soutien fourni par l'État durant cette année-là?

 

Une diminution significative a-t-elle été observée en 2021?

 

Pouvons-nous obtenir une évaluation de l'impact que pourrait avoir la fluctuation des prix sur le coût du projet d'augmentation de la capacité des parcs éoliens offshore à 3,5 GW?

 

Toujours en matière de coûts, vous nous informiez, il y a peu, que l'étude réalisée par le bureau d'étude 3E à propos de l'effet de la densité d'éoliennes dans la zone Princesse Élisabeth sur le LCOE (Levelized Cost of Energy) du projet allait être rendue publique.

 

Est-ce le cas aujourd'hui? Vous avancez également que si tous les autres paramètres restent identiques et que seule la densité dans les parcs est relevée au maximum, le LCOE augmente de moins de 5 %.

 

Sur quelle référence cette augmentation s'appuie-t-elle et à quelle échelle le prix de celle-ci renvoie-t-il? Qu'en est-il des autres scénarios et de leur impact sur le LCOE?

 

En ce qui concerne le prix de l'énergie, dans quelle mesure cette augmentation des coûts pourrait-elle impacter la facture énergétique de nos concitoyens? Pouvez-vous nous fournir de plus amples informations quant aux éléments relatifs au prix de l'énergie dans l'étude de 3E?

 

Nous savons aujourd'hui que l'approvisionnement énergétique de la Belgique dépend à hauteur de 90 % de ses importations, et que le développement de l'énergie renouvelable et, à plus forte raison, de l'électricité renouvelable, permettrait de réduire notre dépendance à l'étranger. Toutefois, nous savons également que le développement de l'électricité renouvelable impliquera une plus forte interconnexion avec les sources de production étrangères, comme l'atteste le projet de relier les parcs éoliens belges et danois par le Triton Link, ou encore le renforcement de la liaison câblée avec le Royaume-Uni.

 

Pouvons-nous être informés des projets de coopération internationale envisagés en matière de production d'énergie offshore, de la question de l'éventuelle dépendance que cette situation pourrait entraîner, ainsi que des mesures mises en place pour prévenir ce risque?

 

Pouvons-nous avoir votre retour sur les contraintes régissant l'importation et l'exportation d'électricité dans le cadre de tels accords de coopération? Pouvons-nous également obtenir votre retour sur la possibilité de voir des subsides européens financer ces projets d'interconnexion? Pouvez-vous nous fournir des informations quant aux contacts concrets avec vos collègues européens au sujet de ces projets?

 

En ce qui concerne l'île énergétique, dont l'installation est prévue en mer du Nord, il nous est parvenu qu'un projet de green design relatif à son emplacement avait été mis en œuvre par Elia. Après évaluation, une décision à ce propos devait être prise en décembre 2021. Pouvons-nous en apprendre davantage à ce sujet? Une décision a-t-elle effectivement été prise? Dans l'affirmative, pouvez-vous nous en informer?

 

De manière plus générale, pouvez-vous nous indiquer si la construction et la gestion de cette île reposeront sur des financements privés?

 

Vous indiquez que même avec une ambition accrue, ces projets d'île énergétique et, par extension, de parc éolien offshore, devaient être réalisés sans l'aide du gouvernement, et qu'il y aurait même un retour pour la société. Pouvez-vous nous fournir de plus amples informations à cet égard?

 

Enfin, pouvez-vous nous indiquer dans quelle mesure le raccordement de la zone Princesse Élisabeth pourrait avoir une incidence sur les tarifs de réseaux fédéraux?

 

Nous évoquions le coût du soutien aux parcs éoliens les plus récents. Pouvez-vous nous indiquer si un mécanisme de soutien similaire est prévu quant à l'extension envisagée? Le cas échéant, pouvons-nous en avoir un aperçu?

 

Pour ce qui est de l'appel d'offres, nous savons que votre préférence va à la mise en place d'appels sans subventions tels que ceux réalisés en Allemagne ou aux Pays-Bas. Nous savons également que le cadre juridique est en cours d'élaboration au sein du groupe de travail ad hoc. Pouvons-nous obtenir votre retour sur les réelles avancées en la matière? L'option d'appel d'offres "sans subventions" est-elle toujours privilégiée?

 

Enfin, en ce qui concerne le remplacement des éoliennes dégradées, vous nous indiquiez que cela permettrait aux entreprises belges de jouer un rôle de pionnier. Pouvons-nous être informés des contacts entre votre administration et les secteurs concernés? Qu'en est-il des perspectives économiques pouvant être associées au repowering du parc éolien offshore? Je vous remercie.

 

01.07  Kurt Ravyts (VB): Bij de bespreking van de beleidsnota's 2022 heb ik al mijn appreciatie uitgedrukt voor beide beleidsnota's. Hier bouwt men natuurlijk voort op de schema's, de tijdslijnen en de initiatieven voor 2022 die daarin reeds werden opgenomen. Het is natuurlijk niet gemakkelijk om nieuwe, originele insteken te vinden als vierde spreker, maar ik zal toch een aantal aandachtspunten voor de Vlaams Belangfractie aanhalen.

 

U hebt geen rechtstreekse bevoegdheid voor de tijdstabel rond de effectieve ingebruikname van de Prinses Elisabethzone. Eerst werd 2026-2027 genoemd, de heer Wollants vermeldt nu nog verdere jaren. Het keurslijf waarin u moet werken, namelijk het Nationaal Energie- en Klimaatplan, moet nog eens worden bijgesteld. Op de top in Glasgow was ook afgesproken dat er een jaarlijkse evaluatie zou komen van dat NEKP. Dan heb ik het in de eerste plaats over Ventilus in West-Vlaanderen. Er is een werkgroep grensoverschrijdende projecten waarin de verschillende betrokken administraties overleg plegen. De terughoudendheid van mevrouw Demir rond het gewestelijke RUP en rond de concrete implementatie bemoeilijkt de keuze voor het voorkeursscenario van Elia. U hebt alle hoop op de grensoverschrijdende projectwerkgroep gesteld.

 

Mevrouw Demir had aangekondigd dat ze nooit het gewestelijke RUP zou vaststellen zolang er burgemeesters tegen zijn. Nadien heeft ze wat gas teruggenomen en stelde ze dat ze al wat beter geïnformeerd was over de plannen van de federale regering voor de Prinses Elisabethzone en zelfs de interconnectie met Denemarken. Dat is een politiek spelletje. Misschien kunt u vandaag een update geven over de stand van zaken. Is er reden tot ongerustheid, in de eerste plaats voor Elia, maar indirect ook voor uw projecten in de Prinses Elisabethzone?

 

Ik zal niet herhalen wat een aantal collega's hebben gezegd over de densiteitskwestie. De afgelopen maanden werd een spel gespeeld in deze commissie en zelfs in de plenaire vergadering over de LCOE, de kostprijs van de opgewekte stroom, met het CREG-advies en het studiebureau. Mevrouw Van der Straeten deed ondertussen de befaamde uitspraak dat het behapbaar was. Dat stuitte op enige scepsis bij de heer Wollants. Vandaag heeft hij daar opnieuw een aantal verduidelijkende vragen over gesteld. Daar geef ik hem gelijk in. Het is geen kwestie van oppositie omwille van de oppositie, maar het is natuurlijk wel heel belangrijk voor de definitieve bepaling van de LCOE. Het Vlaams Belang staat natuurlijk absoluut een zero bid voor. In het verleden zijn zeer verregaande engagementen aangegaan, die onderweg natuurlijk geremedieerd werden. Ik denk aan initiatieven van de heer De Backer en mevrouw Marghem rond het subsidiesysteem. Dat is natuurlijk aangepast doorheen de jaren.

 

Ik hoop echt dat wij hier nu in België tot een zero bid komen. Ik weet dat de marktbevraging, de consultatie, rond die tender bezig is. Daaromtrent sluit ik mij doodeenvoudig aan bij de vragen van collega Wollants: wat houdt die bevraging juist in? Wat ligt er ter bevraging voor bij de marktspelers?

 

Voor het overige volgen wij wat er in de powerpointpresentatie en in de beleidsnota staat betreffende de voorbereidende activiteiten voor de tender. Het aantal loten en de grootte van de loten worden dit jaar, in 2022, bekendgemaakt. De aanbesteding vindt uiteraard in het daaropvolgend jaar plaats.

 

Mijnheer de minister, in oktober hebt u een stand van zaken gegeven omtrent de 25 voorstudies. U hebt mij die toen op mijn vraag ook bezorgd, waarvoor dank. Misschien kunt u mij briefen over de huidige stand van zaken in die 25 studies. Zijn al die studies al gegund en ook al opgestart? Ik vermoed van niet. Wat ik nu vraag, is een hele brok, maar het kan nuttig zijn als onze commissie voor Energie in detail weet welke de gebeurlijke vertragingen zijn. Collega Wollants heeft ook al op het belang van enkele van die studies gewezen, gelet op de mogelijke gevolgen voor de door u beoogde capaciteitsverhoging, de capaciteitsdoelstellingen die u naar voren geschoven hebt.

 

De marktconsultatie, de tender en alles wat de taskforce offshore bekokstooft, wat ik niet negatief bedoel, zullen wij uiteraard tot in detail verder opvolgen in deze commissie, onder andere door er geregeld vragen over te stellen.

 

Ik kom nu tot het droomproject van collega Buyst. Het gaat om het energie-eiland MOG-II. In december heeft Elia de conceptuele details aan de ministerraad bekendgemaakt.

 

Nu is het wachten op de volledige MER-analyse om de milieu-impact van het energie-eiland in kaart te brengen en waar nodig in mitigerende maatregelen te voorzien. Ook daarin speelt uiteindelijk echter de markt, maar de marktpartijen worden in dit geval door Elia op de hoogte gehouden van de technische ontwikkelingen rond MOG-II.

 

Mijnheer de minister, in zekere zin hebt u mijn vraag daarover al beantwoord door te zeggen dat er sowieso een Natura 2000-vergunning zal moeten worden aangevraagd aangaande de beoogde ligging van dat energie-eiland. De bouwkosten zijn geschat tussen 450 en 650 miljoen euro, uiteraard afhankelijk van de uiteindelijk gekozen locatie. Wij weten al een tijdje dat er middelen uit het Europese herstelfonds zullen worden toegekend, ik meen 100 miljoen euro.

 

Nu kom ik tot de kwestie van de Triton Link met Denemarken, waarover ook al mondelinge vragen gesteld werden. Al twee keer werd er een memorandum of understanding ondertekend, het laatste op 23 november, om die verbinding tegen 2031 te realiseren, uiteraard via het Deense energie-eiland. Ik meen dat de belangrijke studie naar de technische en economische haalbaarheid al klaar is en dat Elia daarover al heeft bericht. Het gaat over een ondergrondse gelijkstroomkabel met een vermogen van 2 GWh.

 

Anderzijds hebt u, mevrouw Van der Straeten, in het najaar gezegd dat het ondertekenen van het laatste memorandum de formele start is voor nog heel wat verdere studies, die uiteindelijk duidelijk zullen moeten maken welke de kosten zijn, maar ook de baten. Het is geen eenzijdig verhaal, dat weet ik ook wel. Ik meen echter dat we  nog heel veel duidelijkheid moeten krijgen over het nu al door u naar voren gebrachte positieve effect op de prijs van elektriciteit in dit land. Het is natuurlijk erg belangrijk wat er de komende jaren te gebeuren staat inzake de prijs en de aanvoer van hernieuwbare energie naar dit land.

 

Het is een open deur intrappen, maar de heer Van Quickenborne heeft ook gezegd dat verdere mogelijkheden op zee, waar de sector blijkbaar van droomt, toch niet zo eenvoudig zijn en dat we op een bepaald moment aan het maximum zullen zitten, gelet op de geografische realiteit. Dat weet mevrouw Van der Straeten ook. Uiteindelijk zullen we met hernieuwbare productie 30 à 35 % van de behoeften in dit land dekken, maar dat zal natuurlijk niet voldoende zijn.

 

Dat betekent massale import. U weet dat mijn partij dat ook een vorm van energieafhankelijkheid noemt, ook al is het dan een afhankelijkheid van hernieuwbare energie. U kent onze visie over de toekomstige productie via kernenergie in dit land, evenals onze visie op de energiemix in zijn totaliteit.

 

Mijnheer Van Quickenborne, u heeft ook veel gesproken over het ruimtelijk plan, waarin 14 % van het territorium gereserveerd is voor de productie.

 

Het blijft een zeer delicate zaak. Ik ben absoluut bereid om het met een open geest te bekijken. Ik verdedig dat ook in mijn partij en gelukkig rijpen de geesten ook daar, al zijn er individuen die het wel eens anders willen voorstellen, maar dat is dan geheel voor hun rekening. Ik blijf die offshore ondersteunen, op voorwaarde dat er een absoluut evenwicht gevonden kan worden met de andere gebruikers van de Noordzee.

 

Ik moet dan onvermijdelijk een beetje in detail gaan, mijnheer de minister. U hebt ook kennisgenomen van het ongenoegen van de stad Nieuwpoort. De stad is gisteren naar de rechtbank gestapt met betrekking tot de zeeboerderij en zegt dat de investeerder is begonnen met de voorbereidende werken terwijl er nog een procedure voor de Raad van State loopt. U moet natuurlijk geen uitspraken doen over die gerechtelijke procedure. Iedereen is vrij om naar de rechtbank te stappen.

 

Dit toont echter nogmaals aan dat er een bezorgdheid is aan de kust, ook bij de visserij, ook al vist onze kleine vloot niet hoofdzakelijk daar. Er is in elk geval een bezorgdheid, ook vanuit de pleziervaart, de sportvisserij en dergelijke meer. Wij moeten een evenwicht vinden, uiteraard ook voor de betrokken ecosystemen, maar daarover gaan wij de komende jaren ongetwijfeld meer details vernemen.

 

Mijn laatste punt gaat over de coöperaties. Mevrouw de minister, in juni was er een mooie foto van u en uw dochtertje, samen met minister Van Quickenborne, bij die overkoepelende vereniging van coöperaties aan de kust. U zei dat het eigenlijk al geregeld was en dat u het zou toepassen.

 

Ik veronderstel dat het gaat over de omzetting van de EMD-richtlijn, dus de gemeenschappelijke regels voor de elektriciteitsmarkt. Er is ook het nieuwe concept van de hernieuwbare-energiegemeenschap, waarbij de concessionaris van een domeinconcessie in burgerparticipatie zal kunnen voorzien of een samenwerking kan opzetten. Ik dacht dit ontwerp van wet op 18 juni gepasseerd is op de federale ministerraad. 

 

In september was er een advies van de GBA. Daarna hebben wij daarvan niets meer gehoord. Ik vernam in de wandelgangen dat de Raad van State een beetje lastig doet. Het is in elk geval nog niet goedgekeurd in deze commissie.

 

Kunt u mij een stand van zaken geven met betrekking tot die omzetting?

 

01.08  Christophe Bombled (MR): Monsieur le président, madame la ministre, monsieur le ministre, tout d'abord, merci pour vos exposés, qui étaient bien illustrés de slides.

 

Vous l'avez rappelé, la Belgique est dans le top 6 mondial en matière de développement de l'éolien offshore. Comme le souligne l'organisation Belgian Offshore Platform, les 399 éoliennes des 9 parcs situés dans la partie belge de la mer du Nord ont produit, en 2021, environ l'équivalent des besoins en électricité de près de 2 millions de ménages, soit près de 8 % de la demande totale en électricité du pays.

 

Dans les années à venir, la capacité totale de l'énergie éolienne en mer sera triplée pour atteindre entre 5,4 et 5,8 GW. Sous la précédente législature, une économie significative a été réalisée sur le régime de subventions pour la construction des parcs éoliens offshore. En effet, après négociation, le gouvernement avait obtenu de la part des parcs offshore une diminution du coût du soutien de l'État.

 

Le premier parc a été construit en 2009, pour une durée de 25 ans. Il est donc nécessaire de réfléchir à l'avenir de cette zone. Vous élaborez actuellement une vision sur la réutilisation de la première zone offshore dans la partie belge de la mer du Nord.

 

Vous avez parlé d'un trajet participatif. Mais concrètement, pouvez-vous nous donner plus de précisions? Comment se déroulera le démantèlement des premières éoliennes? Quel en sera le calendrier? Vous évoquez également un changement de la législation. Mais quel est le timing prévu? Ce changement législatif est-il prévu pour cette année 2022?

 

Le 23 décembre dernier, le Conseil des ministres a donné son feu vert pour l'île énergétique. L'île énergétique artificielle constitue une première étape dans le développement d'un réseau offshore intégré au niveau européen. Cela souligne encore le statut de pionnier de notre pays en matière d'électricité offshore.

 

L'îlot belge s'étendra sur cinq hectares. Si trois hectares seront réservés aux interconnexions, les deux autres pourront accueillir du stockage par batteries, par exemple, ainsi que de la production d'hydrogène vert.

 

Je vous remercie pour les informations que vous avez données au sujet des prochaines étapes prévues. Comme vous le dites, il s'agit d'une ligne du temps qu'il ne sera peut-être pas facile de respecter. Mais reconnaissons qu'elle a le mérite d'exister.

 

Une consultation publique est en cours et se clôturera, si j'ai bien compris, le 18 février prochain. Elle servira à fournir un input qui servira à lancer un appel d'offres. Pouvez-vous donner davantage de précisions au sujet des différents stakeholders? En d'autres mots, qui a été consulté et de quelle manière?

 

J'entends votre volonté d'organiser une participation citoyenne directe à l'éolien offshore. Par quel mécanisme cela sera-t-il possible? Comment les citoyens seront-ils informés de cette possibilité? Pouvez-vous nous donner davantage de précisions en ce qui concerne cette participation citoyenne directe?

 

En octobre, vous avez souligné que selon les premières estimations, le coût de la construction de l'île avoisinerait les 450 à 600 millions d'euros selon l'emplacement, avec 100 millions qui viendront du plan de relance européen, vous l'avez rappelé. En ce qui concerne le financement du projet, si j'ai bien compris, il est assuré par Elia. Pouvez-vous confirmer qu'Elia finance la totalité du projet?

 

Enfin, votre volonté de développement maximal de notre zone offshore prévoit d'augmenter la capacité des éoliennes sur un territoire déterminé. Cette augmentation de capacité aura-t-elle des répercussions sur les prix de l'énergie?

 

Je vous remercie d'avance pour vos réponses.

 

01.09  Christian Leysen (Open Vld): Mijnheer de minister, ik ben blij dat België bekendstaat als pionier van offshorewindparken. Deze regering heeft, net als de vorige, altijd als doelstelling gehad om die status te bestendigen, in casu door de capaciteit te verdubbelen, dit via een tendersysteem, zodat we de kosten zo laag mogelijk kunnen houden. De beslissing tot een grotere capaciteit klinkt dan ook als muziek in de oren voor iemand die het maritieme gebeuren op de Noordzee goed kent.

 

We moeten inderdaad trachten onze kleine maar zeer dierbare Noordzee zo goed mogelijk in te zetten in de energietransitie, ook – zoals de minister zegt – met respect voor de andere functies. Het gaat in de eerste plaats om de offshorewindparken, maar ik kijk ook uit naar het aangekondigde proefproject met drijvende zonnepanelen.

 

Die bijkomende capaciteit van maximaal 3,5 GW in de tweede zone hangt natuurlijk af van een aantal cruciale randvoorwaarden. Dat is in de eerste plaats een aanvaardbare kostprijs. De CREG berekende dat de kostprijs wat hoger zal uitvallen dan in het oorspronkelijke plan. Dat moeten we goed in de gaten houden, want alles van Elia komt natuurlijk op de factuur van de mensen terecht via de transmissietarieven, nog los van de vraag of dit volledig subsidieloos kan of niet.

 

In welke mate kunnen de wake-effecten toch negatiever uitvallen dan gedacht? Hebben we daar meer zicht op? We denken dan natuurlijk in de eerste plaats aan de opgewekte stroom, maar ook aan de impact op de kostprijs en de rentabiliteit. Ik sluit me hierover aan bij de vragen van collega's Wollants en Ravyts.

 

Wat het energie-eiland betreft, hoorde ik dat er ook alternatieven mogelijk zijn via het zogeheten high-voltage direct current (HVDC)-platform dat in Nederland gebruikt zal worden. Wat zijn de voordelen van het ene systeem (het eiland) tegenover het andere (het HVDC)?

 

Wanneer zou dat energie-eiland klaar kunnen zijn?

 

Ik stel me overigens wel wat vragen bij die onderzeese kabel naar Denemarken. Ik lees dat dit over miljarden euro zou gaan, maar de kostprijs is nog onbekend alsook de verdeling van de kosten tussen de landen. Ook andere zaken zijn nog onduidelijk, waaronder de vraag of die kabel al dan niet eerst met andere landen verbonden zal worden, zoals Nederland of het Verenigd Koninkrijk. Of zijn er mogelijkheden om hiervan een soort Europese kabel te maken? Ons energiebeleid zal sowieso meer en meer Europees bekeken en waarschijnlijk ook bestuurd worden.

 

Welke zaken moeten er dus nog uitgeklaard worden, en tegen wanneer? Heeft men toch enig zicht op de grootteorde van de mogelijke kostprijs?

 

We moeten misschien toch wat terughoudend zijn met grote aankondigingen over onderzeese kabels van honderden kilometers als er nog zoveel onbekende factoren zijn. Want voor hetzelfde geld komt die kabel er niet, of misschien valt de kostprijs enorm hoog uit, en dan moeten we ons daar ook voor verantwoorden. Enthousiasme is goed, maar voor overdreven enthousiasme moeten we oppassen.

 

Als we naar de buurlanden kijken, zien we dat Frankrijk nog steeds plannen heeft voor het windmolenpark in Duinkerke. Minister Van Quickenborne heeft daarvoor de eerste juridische stappen genomen. We steunen hem hierin, net zoals de Vlaamse regering, naar ik begrijp. Waar staan we daarin?

 

Los van de twist met Frankrijk moeten we misschien ook bekijken of we dat windmolenpark niet kunnen aansluiten op ons netwerk. Zijn daar mogelijkheden tot samenwerking?

 

Tot slot, minister Van der Straeten, u was in 2021 voorzitter van de North Seas Energy Cooperation, die mikt op samenwerking tussen verschillende landen aan de Noordzee. Welke plannen hebt u daar al dan niet op tafel gelegd voor samenwerking op het vlak van offshorewind, inclusief kabels en connecties?

 

Ik dank u beiden nogmaals voor uw beschikbaarheid. U hebt daartoe zelf het initiatief genomen en dat kan ik alleen maar appreciëren.

 

01.10  Vincent Van Quickenborne, ministre: Je vous remercie pour toutes vos questions. C'est toujours un plaisir de pouvoir discuter avec vous au sein de cette commission. C'est vrai, madame Hanus, j'ai été membre du bureau à un certain moment. C'est donc un plaisir de vous retrouver tous ici.

 

Ik wil beginnen met de vraag van de heer Wollants over de UXO-studie naar de onontplofte munitie in het plangebied van de tweede zone, de Prinses Elisabethzone.

 

De studie waarnaar u verwijst, is gemaakt op basis van de informatie die beschikbaar is in de literatuur, maar er is nog geen indicatie van de plaatsen waar de springtuigen zich zouden kunnen bevinden. Daarom gebeurt er nu een aanvullend onderzoek, een magnetometrisch onderzoek, dat deel uitmaakt van de geofysische en geotechnische veldstudie. Dat zal de locaties aanduiden waar zich UXO's of delen ervan kunnen bevinden. Die studie zal nog dit jaar worden opgestart.

 

Met dat onderzoek wordt tegemoetgekomen aan de maatregelen waarnaar u verwees, mijnheer Wollants. De resultaten van dat onderzoek zullen ook openbaar worden gemaakt en met Defensie worden besproken. Het is immers de taak van Defensie om na te gaan of het daadwerkelijk gaat om UXO's of onderdelen daarvan dan wel over stukken metaal die kunnen blijven liggen. Defensie zal de UXO's of de onderdelen daarvan ook kosteloos moeten opruimen voor we ze aan land of zee tot ontploffing brengen. Of dit op voorhand zal gebeuren of na de toekenning van de tender moet nog worden bekeken, afhankelijk van de resultaten van het onderzoek.

 

U hebt ook een vraag gesteld over de impact op de timing en de densiteit. Er is geen impact op de timing van de ontwikkeling van de zone en ook niet op de densiteit, omdat de UXO's die in de weg kunnen liggen zullen worden verwijderd. Gelet op het voorgaande wordt er geen rekening gehouden met de resultaten van deze studie voor het behalen van de capaciteit.

 

Mijnheer Wollants, u hebt veel vragen aan mevrouw Van der Straeten gesteld, maar ik heb ook een antwoord op uw vraag over de strike price en zero bids. De resultaten van de stakeholdersconferentie zullen in de taskforce worden besproken en dan naar de ministerraad gaan.

 

U vroeg specifiek naar de voorwaarden voor het heien van palen. Die zullen in de milieuvergunningsprocedure worden vastgelegd. De laureaat van de tender zal dan alle vergunningen krijgen: de milieuvergunning, de Natura 2000-toelating en de bouwvergunning.

 

U hebt ook gevraagd of een vervroegde repowering mogelijk zou zijn. Dat zou eigenlijk betekenen dat we de contracten met de bestaande concessiehouders niet zouden respecteren. Dat is op dit ogenblik uiteraard niet aan de orde. Voor het hergebruik van de eerste zone gaan we dus gebruikmaken van een participatief traject, waarbij alle belanghebbenden zullen worden betrokken. Laten we eerst starten met dat traject en niet vooruitlopen op mogelijke aanbevelingen die daaruit zullen voortkomen.

 

Collega Van der Straeten behandelde het onderwerp interconnectie. Ik weet dat er in februari een ontmoeting gepland is van onze premier met de Noorse premier. Mogelijk kan het onderwerp daar ter sprake komen.

 

Collega Buyst, u stelde onder meer vragen over het energie-eiland. Dat is ook voor collega Van der Straeten, maar ik weet wel dat er ter zake een ministerieel besluit is dat voor advies is overgemaakt aan de Raad van State.

 

Wat de zonnepanelen betreft, zal het proefproject van MPVAqua van drie Belgische bedrijven, met name Jan De Nul, DEME en Tractebel, uiterlijk deze zomer voor de kust van Oostende worden geïnstalleerd. We staan uiteraard in nauw contact met de ontwikkelaar. We zullen de evaluatie daarvan ook delen met deze commissie. Die evaluatie is belangrijk en zal bepalend zijn voor de investering van 2 miljoen euro die we willen doen voor de ontwikkeling van een groot demonstratieproject.

 

Collega Buyst heeft ook vragen gesteld in verband met de biodiversiteit en over de eventuele negatieve effecten van windmolens. Om de effecten van de windmolens in de Prinses Elisabethzone te onderzoeken doen we nu reeds de nodige studies. We zullen uiteraard ook informatie verzamelen tijdens de milieuvergunningsprocedure. Bij een eventuele impact op het milieu zullen zogenaamde mitigerende maatregelen worden voorgeschreven. Er zal bijvoorbeeld worden vastgelegd wanneer het heien van palen kan gebeuren en of er gebruik moet worden gemaakt van de zogenaamde double bubble curtains, de bubbelgordijnen.

 

Uiteraard gaan we ook werk maken van natuurherstel bij het aanleggen van de bodemerosiebeschermingslagen. We zullen de voorwaarden voor het gebruik van het grind vastleggen.

 

We hebben hoe dan ook heel veel kennis in huis, omdat het KBIN al tien jaar lang de eerste offshorezone monitort in het kader van het windmolenproject.

 

Daar hebben we een schat aan informatie die trouwens ook wereldwijd wordt gedeeld. Het gaat onder meer over de problematiek van onderwatergeluid. Daarin is ons land een pionier. Binnenkort zullen we ook gebruik kunnen maken van het nieuwe onderzoeksschip, de Belgica, om ook op die plek aan monitoring te doen. Deze informatie zal dus steeds verder aangevuld worden.

 

Madame Hanus et monsieur Ravyts, je vous remercie aussi pour vos questions. Vous m'avez notamment interrogé sur l'appel d'offres et le calendrier. 

 

Nous allons déterminer le nombre, la superficie et la localisation des parcelles. Au premier trimestre de cette année, nous allons aussi décider du mécanisme de financement et désigner un coordinateur qui devra rédiger le rapport d'impact environnemental.

 

En 2023, nous allons lancer le premier marché qui devra être attribué l'année suivante. Le deuxième sera lancé en 2025.

 

Collega Ravyts, u hebt vragen gesteld over West-Vlaanderen en de werkgroep grensoverschrijdende projecten. De realisatie van Ventilus is niet alleen nodig voor de aansluiting van offshore, maar ook om het net te versterken, zeker in onze dierbare provincie.

 

U weet dat men in het Vlaamse regeerakkoord heel uitdrukkelijk heeft opgenomen dat men prioriteit geeft aan dat project en dat men het procesverloop, conform de lopende MER-procedure, goed laat begeleiden. De u welbekende intendant Guy Vloebergh is aangesteld om de realisatie vlot te trekken. Binnen zijn mandaat streeft hij naar wat men een gedragen voorkeursvariant noemt, waarin zoveel mogelijk partners zich kunnen vinden.

 

Zijn mandaat werd eind vorig jaar met drie maanden verlengd. Dat is een beslissing die de Vlaamse regering toekomt en de federale regering heeft zich daarin niet te bemoeien. Ik heb niet de ambitie om mij te bemoeien met de ambitie van de deelstaten, maar het omgekeerde verwacht ik ook. De beslissing om de capaciteit op te drijven heeft geen impact op Ventilus. Elia heeft dat ook met zoveel woorden gezegd.

 

Ik reken samen met collega Van der Straeten op een goede samenwerking, en dat in het belang van de Vlaamse en Belgische bedrijven en gezinnen. Iedereen weet dat Ventilus er moet komen, in welke vorm dan ook, niet alleen om energie vanop zee naar land te brengen, maar ook om de energieswitch mogelijk te maken. Als we straks allemaal elektrisch zullen rijden, zal dat niet lukken zonder Ventilus.

 

Wat de keuze voor een zero bid en de andere mogelijkheden betreft, weet u dat we voor de eerste zone relatief veel subsidies hebben betaald in vergelijking met wat er toen gangbaar was, precies vanwege de hoge densiteit in die zone. Ik denk dat we daar voor de tweede zone heel aandachtig voor moeten zijn. We hebben een kleine Noordzee, dus we moeten onze ruimte zo optimaal mogelijk benutten.

 

Zoals ik al eerder heb gezegd, zal het prijsmechanisme worden vastgelegd in de taskforce. Iedereen weet dat offshorewindenergie vandaag een mature economische sector is waarmee men rekening moet houden. De evoluties in het buitenland blijven we uiteraard op de voet volgen, ook die in de buurlanden.

 

U stelde vragen in verband met de studies. Ik zal er u een update van bezorgen, maar kan u alvast vertellen dat er 10 voorstudies zijn en 25 natuurstudies. We hebben al twee desktopstudies uitgevoerd: de UXO-studie, waarnaar ik verwees in mijn antwoord op de vraag van de heer Wollants, en de archeologische studie.

 

De aanbestedingen voor de twee veldstudies lopen momenteel. De 25 natuurstudies zitten ook op schema en worden tegen eind dit jaar verwacht. Begin 2023 zal er dan een uiteindelijk syntheseverslag worden opgesteld. Alle natuurstudies worden uitgevoerd onder leiding van het KBIN.

 

Voor het eiland zullen er bijkomende natuurstudies moeten worden uitgevoerd, met het oog op het ontvangen van de Natura 2000-certificering. Volgens mijn informatie hebben Elia en het KBIN de nodige afspraken gemaakt. Deze studies zullen geen invloed hebben op de timing van de bouw van het eiland.

 

14 % is inderdaad het maximum dat we kunnen bereiken. We weten dat we nooit genoeg windmolens zullen kunnen plaatsen om in al onze energiebehoeften te voorzien. We zullen dus op een slimme manier gebruik moeten maken van die 14 %.

 

U verwees naar de zeeboerderij. Net zoals u heb ik in de pers vernomen dat de gemeente Nieuwpoort naar de rechter is gestapt. De procedure loopt momenteel bij de Raad van State, maar is niet schorsend. Ik heb ook vernomen dat het advies van de auditeur positief is voor de overheid. Codevco V BV, het bedrijf dat de zeeboerderij zal uitbaten, heeft de nodige procedures gevolgd. U weet dat er veel overleg is geweest en dat alle procedures zijn gevolgd voor het toekennen van de vergunningen en voor andere elementen. We hebben ook overleg gepleegd met alle betrokken partijen, met het bedrijf, maar ook met mensen uit de sector van de pleziervaart. Ik ben daarvoor zelf ook ter plaatse geweest in Nieuwpoort

 

Jammer genoeg ontbrak het vanuit een bepaalde hoek aan zin om nog verder te praten en werd er beslist om naar de rechtbank te stappen.

 

Monsieur Bombled, vous avez notamment posé des questions sur le démantèlement des premières éoliennes. En fait, nous élaborons une vision sur la réutilisation de la première zone offshore dans la partie belge de la mer du Nord.

 

Les premières éoliennes ont été construites entre 2009 et 2014. Il s'agit donc plutôt de petites éoliennes, même si elles sont déjà assez grandes – entre 3 et 5 mégawatts. Elles ont une durée de vie d'approximativement 25 ans. Le cadre actuel prévoit que le site doit être restauré dans son état d'origine, sans que l'on puisse en évaluer les conséquences sur la faune et la flore.

 

Dès lors, par analogie avec la vision à long terme pour la mer du Nord à l'horizon 2050, nous travaillerons sur une trajectoire participative. Nous examinerons de quelle manière ces zones peuvent être développées ou redéveloppées à l'avenir. Le trajet débutera en 2022 et devrait être finalisé dans le courant de l'année 2023.

 

Les autres questions que vous avez posées s'adressent à ma collègue Mme Tinne Van der Straeten.

 

Mijnheer Leysen, uw vraag in verband met de timing heb ik zonet beantwoord. U had ook een vraag gesteld over Duinkerke. U weet dat daar fundamentele problemen zijn. Er zijn de historische vaarroutes tussen Oostende en het Verenigd Koninkrijk die worden belemmerd. Ook het veilig vliegverkeer is belangrijk. Er zijn ook problemen voor search and rescue-operaties.

 

We hebben al een heel traject afgelegd. Sinds 2016 vragen we om betrokken te worden bij de plaats en de ontwikkeling van het park. Maar op 10 mei 2021 hebben de ontwikkelaars beslist om verder te gaan met de bouw van het park zonder op onze bezwaren in te gaan. We hebben beroep aangetekend bij de administratieve rechtbank van Rijsel. Niet alleen de federale overheid heeft dat gedaan, maar ook de kustgemeenten, de haven van Oostende en het Vlaams Gewest. De rechtbank heeft beslist om de zaak door te verwijzen naar de Franse Raad van State, aangezien ook de Franse overheid in de procedure betrokken is. Die procedure loopt.

 

Daarnaast hebben we de Commissie ook ingelicht over ons voornemen om Frankrijk in gebreke te stellen. De Commissie heeft een bemiddelingsprocedure opgestart waar beide landen aan meewerken. Wij vragen een verplaatsing van het park naar het noorden om de bezwaren weg te nemen. Die gesprekken lopen. Op 24 januari 2022 is er nog contact geweest met Frankrijk. We bekijken of er toch nog een oplossing kan worden gevonden om de juridische procedure te vermijden. Maar als deze piste niet snel tot resultaat leidt, dan zal de ingebrekestelling bij de Commissie wel degelijk gebeuren.

 

U heeft ook een vraag gesteld over de mogelijke aansluiting van het park van Duinkerke op ons net, als dat er zou komen en in welke vorm. Uiteraard is dat ook een mogelijkheid die we moeten onderzoeken.

 

Tot daar de vragen die aan mij werden gesteld, maar er zijn er ook heel wat gesteld aan collega Van der Straeten.

 

01.11 Minister Tinne Van der Straeten: Er zijn heel wat vragen over de LCOE-studie van 3E. Het studiebureau 3E heeft in samenwerking met het Von Karman Institute het effect van de densiteit op de LCOE in de Prinses Elisabethzone berekend. Dat gebeurde in overleg met de marktactoren. We hebben daarover in de commissie al eerder gepraat. Daar heb ik ook toegelicht dat, wanneer alle parameters gelijk blijven en enkel de densiteit verhoogd wordt tot het maximum, de LCOE volgens de studie met minder dan 5 % stijgt. De productiefactoren, rekening houdend met onder andere de wake losses, schommelen tussen de 46,6 euro per MWh en 52,3 euro per MWh, afhankelijk van het type turbine en de totale geïnstalleerde capaciteit.

 

De studie van 3E was niet bedoeld om de absolute kosten te bepalen, maar wel om een vergelijking te maken tussen de verschillende scenario's en dan te bepalen welke goedkoper of duurder zijn ten opzichte van een referentiescenario en welke meer of minder energie opbrengen. Er zijn ongeveer 69 scenario's met elkaar vergeleken. Diezelfde berekeningswijze is gebruikt voor al deze scenario's. Daardoor kunnen ze ook onderling vergeleken worden.

 

Madame Hanus, l'étude de 3E a été publiée, donc elle est rendue publique.

 

De vraag over het advies van de CREG en de bevestiging van de cijfers over de sector werd ook al eerder besproken. De sector heeft gereageerd op de cijfers en heeft de verhoging ook ondersteund. Desgewenst kan ik deze documenten ook bezorgen om een en ander verder te bekijken.

 

De LCOE is ook in relatie gebracht met de strike price. De LCOE-studie is gevraagd geweest om beleidsinput te hebben om de beslissing te kunnen nemen om de capaciteit te verhogen.

 

Met andere woorden, er moest bekeken worden of dit technisch en economisch haalbaar is. Vandaar die verschillende scenario's en de relativiteit van de prijs. Uit de studie blijkt dat het zowel technisch als economisch haalbaar is. Verschillende leden hadden het over de kosten, maar het gaat hier inderdaad over een mature technologie, zoals collega Van Quickenborne zei. Die kostendaling ziet men ook in de LCOE.

 

Als wij dan de link leggen met de tender en het ondersteuningsmechanisme, dat nog moet uitgewerkt worden, en als het dan gaat over de inschatting van de strike price, dan moet er opnieuw een studie gebeuren. De LCOE-studie van 3E, die werd gevraagd en besteld om een beleidsbeslissing te kunnen nemen over de verhoging van de capaciteit, zal dus niet gebruikt worden voor het bepalen van de strike price. Dat is niet de opdracht van de studie en de resultaten kunnen daarvoor niet gebruikt worden. Als in het verdere verloop naar een strike price moet gekeken worden, zal dat opnieuw moeten bestudeerd worden. Dat is belangrijk.

 

Het ondersteuningsmechanisme is nu niet aan de orde, ook niet voor mij. Wij organiseren net daarvoor die publieksconsultatie en wij verwachten ook de return van de marktactoren daarop. U kan de informatie ter zake terugvinden op de website van de FOD Economie. Er wordt daarvoor ook een stakeholderevent georganiseerd. Dat staat open voor iedereen. Het is een open consultatie. Elke stakeholder, uit binnen- en buitenland, kan daarop reageren. Er is geen restrictie op het aantal actoren dat daaraan kan deelnemen.

 

De pistes die worden voorgelegd in de stakeholdersconsultatie zijn zero bid en two-sided CfD. Beide hebben voor- en nadelen. Zoals steeds moeten de voor- en nadelen met elkaar in evenwicht worden gebracht en beoordeeld worden om te bekijken hoe wij verder gaan.

 

Het is in elk geval een mature technologie. Wij zien in de omliggende landen dat het kan zonder subsidie en alles doet vermoeden dat dit in België ook het geval zal zijn. Dan is de vraag welke opbrengsten ons land daar verder uit kan halen. Onze burgers en bedrijven hebben veel geïnvesteerd in die eerste zone en dat heeft ons ook veel bijgebracht. Welke return on investment kan er nu zijn voor de tweede zone?

 

Ik begrijp alle vragen daarover maar ik wil ter zake enige terughoudendheid aan de dag leggen, om die stakeholdersconsultatie alle kansen te geven. Wij wachten die input af en zullen daarmee dan aan de slag gaan in onder andere de taskforce. Wellicht zullen wij daar ook hier in de commissie verder naar kijken.

 

Hetzelfde geldt eigenlijk voor de participatie. Wij willen heel uitdrukkelijk onderzoeken en bevragen, om uit de stakeholdersconsultatie te leren hoe wij een directe burgerparticipatie vorm kunnen geven, wat de impact daarvan op de projecten is, hoe de sector erop reageert. Constructies van indirecte participatie bestaan reeds. De vraag is waarmee wij bij een directe burgerparticipatie rekening moeten houden. Het gaat immers over kapitaalintensieve projecten met grote risico's. Hoe brengen wij die twee daarmee in lijn?

 

Mijnheer Wollants, u vroeg naar de impact daarvan op de tijdslijn en de mijlpalen. Ik neem uw opmerking zeker mee in het verdere traject.

 

Er werd gevraagd naar de algemene timing en de link met het NEKP. Het NEKP krijgt nog een actualisering. Op de website van de FOD Economie wordt een accurate inschatting van de timing voor de tweede zone bijgehouden. Die wordt continu bijgehouden, met vertragingen en dergelijke, mochten die er zijn. Die is dus leidend.

 

In verband met de andere vormen van hernieuwbare energie is het woord waterstof niet gevallen. Ik weet niet of dat de bedoeling was. In het document geven wij wel uitdrukkelijk aan dat we de combinatie met waterstof in de tweede zone uitsluiten. Dat is dus een andere beleidslijn dan die van Nederland, Denemarken of Schotland. Daar wordt wel in die combinatie voorzien. Het gaat dan om grotere parken, met grotere hoeveelheden hernieuwbare energie. Dat is bij ons in de Noordzee minder aan de orde.

 

Voor de bestaande zone moeten er nog veel stappen worden gezet. Het komt er wel op aan om de reflectie en de beleidsvisie daaromtrent rond te krijgen, zodat er een goede beslissing kan worden genomen.

 

Er waren ook veel vragen rond de interconnectie. Zowel in Nederland als Duitsland is er een nieuwe regering en ik heb beide ministers, Rob Jetten en Robert Habeck, intussen ook ontmoet. Beide landen hebben eveneens met Denemarken een memorandum van overeenkomst ondertekend. Denemarken kijkt dus naar alle landen die zouden kunnen bijdragen aan het project. Mijn Nederlandse collega Jetten heb ik gezien in de marge van de Raad Energie en Robert Habeck heb ik maandag gesproken. Er is afgesproken dat we over de Deense kabel de koppen bij elkaar zullen steken.

 

Het is de ambitie van mijn Deense collega en van mezelf om een hoeksteen te zijn in een meshed grid. Onze ambitie gaat dus verder dan een point-to-pointlink en een louter bilateraal project tussen onze beide landen. De baten liggen immers niet alleen in België of Denemarken.

 

Met Noorwegen zijn er momenteel geen gesprekken over interconnectie.

 

De politieke positie van Noorwegen is anders, de Noorse regering is namelijk terughoudend om interconnecties te realiseren. Ze gaan wel offshorewindenergie ontwikkelen in twee zones. Eén daarvan zou gericht zijn op de export en die zou kunnen connecteren met andere Europese projecten maar niet noodzakelijk met het Noorse vasteland.

 

Daar zijn er dus geen concrete initiatieven, maar we volgen die plannen wel nauwgezet op. Ook Belgische bedrijven, zoals de Colruytgroep, zetten initiatieven op in Noorwegen. Het land blijft dus zeker op onze radar, omdat een vertakking van de Deense kabel een mogelijke piste is.

 

Mevrouw Buyst, er zijn nog geen dergelijke eilanden. Het eerste eiland komt er bij ons maar ook de hybride infrastructuur is nieuw. Denemarken ontwikkelt een gelijkaardig eiland maar dat is veel groter. De TSO's van onze landen staan in contact met elkaar vanwege de Triton Link om ervaringen uit te wisselen.

 

De Europese strategie is erop gericht om in de Noordzee veel capaciteit te ontwikkelen. Onze eigen initiatieven zoeken altijd naar een meerwaarde. Als men alleen inzet op bilaterale projecten mist men immers het bredere plaatje. De overschotten van de energie die op de Noodzee geproduceerd wordt, moeten verdeeld worden. Naar die win-winsituatie moeten we op zoek gaan.

 

S'agissant des questions de Mme Hanus, pour l'augmentation du coût, j'ai expliqué qu'il s'agissait d'une comparaison de manière relative. Si on regarde les chiffres absolus, tout nous fait croire aujourd'hui que ces projets peuvent être réalisés avec quasiment aucun subside.

 

Suite à la consultation publique, nous avons les deux options que sont le zero bid et le two sided contract for difference. Ce dernier offre la possibilité, si le prix de l'électricité dépasse un certain seuil, de renvoyer le surplus, ce qui permet de créer un bénéfice.

 

J'entends quand même que les coûts baisseront pour les prochaines années. Nous avons fait un investissement pour la première zone. On ne va pas s'enfermer. Les coûts diminuent, cela signifie qu'il y a un upside pour la société. C'est ce que nous cherchons à capter.

 

Dans la première zone, il y a deux systèmes de soutien. Le système a changé par rapport à la précédente législature, avec comme conséquence directe, au vu des prix élevés actuels, que nous devons dépenser 177 millions en moins pour le soutien.

 

Ceci montre qu'il y a des retours positifs. Tout ce qui relève du renouvelable peut faire baisser la facture, ce qui est quand même le but que nous voulons atteindre.

 

En ce qui concerne la dépendance, la Belgique sera toujours un importateur d'énergie. C'est déjà le cas aujourd'hui et ce sera encore le cas demain. On peut faire baisser cette dépendance: par exemple notre stratégie hydrogène montre que cette dépendance va légèrement diminuer.

 

Si les interconnexions ne sont pas disponibles, cela peut entraîner des risques. Mais d'un autre côté, cela crée aussi des opportunités. Par exemple, le lien Nemo est un des interconnecteurs les plus performants aujourd'hui. Cela nous aide pour la sécurité d'approvisionnement.

 

Sur un autre plan, si l'on regarde la situation française aujourd'hui, avec l'indisponibilité de son parc nucléaire, la France importe aujourd'hui beaucoup d'électricité et on voit que les interconnexions fonctionnent vraiment bien. Le couplage de marchés fait son travail.

 

Nous avons assisté à d'autres événements au sujet desquels j'ai été interrogée dans le passé et on constate qu'il y a des risques mais aussi des opportunités.

 

Pour répondre à la question de Mme Hanus relative aux tarifs réseaux pour la zone Princesse Elisabeth, les plans existaient déjà avec les plates-formes. Cette île est plus efficace et aura donc un impact plutôt positif sur les tarifs, mais les propositions tarifaires doivent encore être présentées par Elia et vérifiées par la CREG. C'est prévu pour 2023, dans le but de pouvoir appliquer les nouveaux tarifs à partir de 2024. Il est donc encore un peu tôt pour être concret sur ce sujet.

 

En ce qui concerne les éoliennes dégradées et les contacts entre mon administration et le secteur, j'ai fait référence aux tables rondes industrielles qui ont été organisées sous l'égide du secrétaire d'État Thomas Dermine et moi-même. Elles avaient notamment pour but de créer ces contacts et d'apprendre ce qui existe et ce qui peut se faire. Un des thèmes de ces rencontres portait notamment sur les éoliennes dégradées et sur la circularité avec, dans un futur proche, des pales recyclables.

 

Wat de ingebruikname betreft, mijnheer Ravyts, wil ik graag verwijzen naar de tijdslijn die mijn administratie op de website bijhoudt. Die gaat nu uit van eind 2027 tot midden 2028. Dat is dan ook de impact van Ventilus en Boucle du Hainaut. Op het ogenblik is het inderdaad aangewezen om hierover geen grote uitspraken te doen, omdat de Gewesten op het punt staan om daarin beslissingen te nemen en we hebben elk onze onderscheiden bevoegdheden.

 

Mijnheer Ravyts, we hebben het de vorige keer ook gehad over de werkgroep grensoverschrijdende projecten. Als het gaat over grensoverschrijdende projecten in het kader van ENOVER, heb ik mijn collega's aangeraden om die beter te benutten. We moeten elkaar beter begrijpen en beter op de hoogte zijn van een en ander, zodat we met sommige zaken beter kunnen landen; we merken sindsdien alvast meer dynamiek in het proces.

 

Wat de EMD-richtlijn betreft, we hebben alle adviezen van de Gegevensbeschermingsautoriteit en van de Raad van State ontvangen en kunnen de tekst daarmee in lijn brengen en actualiseren. We verwachten die dit trimester aan het Parlement ter bespreking te kunnen voorleggen.

 

En ce qui concerne la consultation des stakeholders évoquée par M. Bombled, j'ai répondu à la question.

 

S'agissant des citoyens et de toutes les précisions, je vais faire référence à la consultation publique en cours. C'est un projet qui pose certains défis et qui doit être étudié de manière détaillée. Pour ce qui concerne le financement de l'île, le plan de relance prévoit également un subside de 100 millions d'euros.

 

Wat de vragen van de heer Leysen over de randvoorwaarden betreft, de kostprijs is uiteraard evident, maar laten we tegenover de kostprijs ook de opbrengsten en baten bekijken. De verhoogde capaciteit in de zone zal elektriciteit produceren, equivalent aan het gebruik van alle Belgische gezinnen. Dat is niet niks. Die twee moeten we telkens tegen elkaar afwegen. Ik ben er nog altijd voorstander van om te investeren in eigen land in plaats van hernieuwbare statistieken in het buitenland te moeten aankopen. Dat moeten we ook meenemen in de reflectie.

 

Wat de 2 GW-platformen in Nederland betreft, de situatie in Nederland is natuurlijk anders dan in België. Hier moeten we connecteren met AC. De oplossing die hier naar voren wordt geschoven, is de meest economische oplossing voor België; Elia heeft dat ook als dusdanig meegenomen in eerdere studies.

 

Ik heb elementen zoals de kostprijs en de timing voor de Deense kabels al opgesomd. Men werpt op dat we te enthousiast zouden zijn. Ik ben het daar niet mee eens. Ik heb nog niet zo lang geleden gesproken met Thierry Geerts van Google. Die zei dat een land of een bedrijf het belang van communicatie niet mag onderschatten. Zowel vanuit Denemarken als vanuit België – dit geldt ook voor Nederland en Duitsland, die ook een akkoord met Denemarken hebben ondertekend – luidt de communicatie dat wij die verbinding tussen onze beide landen kunnen realiseren en dat we daarbij niet over een nacht ijs zullen gaan, maar het project grondig zullen bestuderen. Zo gaat dat trouwens altijd vooraleer men een finale investeringsbeslissing neemt. Er is natuurlijk altijd een kans dat het niet lukt, maar laten we het eens omdraaien. Stel dat het wel lukt. Het kan niet lukken, maar het kan ook wel lukken.

 

Ik redeneer liever vanuit de oplossing en mijn uitgangspunt is dat het wel kan lukken. Als het dan toch niet lukt, dan kunnen we zeggen dat we er toch alles aan hebben gedaan. Het is belangrijk om het perspectief op langere termijn te blijven schetsen.

 

Als we twintig jaar geleden niet hadden gekozen voor windenergie op zee, dan waren we vandaag niet het zesde land op de ranglijst ter zake. Meer dan veertig jaar geleden besliste men in ons land om in kernenergie te stappen, zonder te weten wat men met het afval zou doen. We weten dat vandaag nog altijd niet zo goed, maar we hebben dat wel gedaan. Dat heeft ons land veel economische baten gebracht. Dat was het geval met kernenergie en ook met offshorewindenergie. Straks zal dat ook zo zijn met waterstof. Het begint altijd met mensen die een beslissing nemen.

 

De realisatie van de Deense kabel of de meshed grid op de Noordzee moeten we ook in dat plaatje zien. Dat betekent niet dat we zonder omzien de uiteindelijke investeringsbeslissing zullen nemen of het project uitvoeren. Helemaal niet. We zullen dat doen op basis van voorbereidend onderzoek en verdere berekeningen. Daaraan wordt heel intensief gewerkt door de beide administraties, de beide TSO's en de beide ministers. Zo gaan we stap voor stap op weg om dat project te realiseren.

 

Welke plannen met betrekking tot de NSEC werden er op tafel gelegd? Tijdens het voorzitterschap van België hebben we aan een nieuwe politieke verklaring gewerkt. Dat was nodig, gelet op de nieuwe situatie in Europa, waarbij het VK geen Europese lidstaat meer is, en gelet op de aangescherpte doelstellingen voor wind op zee op Europees niveau.

 

We hebben ook actief werk verzet in verband met de meshed grid. Er zijn namelijk bepalingen in het voorstel van de derde richtlijn hernieuwbare energie opgenomen met betrekking tot de bijdrage van hybride infrastructuren in het kader van de realisatie van de meshed grid.

 

Het voorzitterschap wordt nu door mijn Ierse collega, de heer Eamon Ryan, overgenomen. Hij zal verder werken aan de politieke verklaring om daarna de volgende concrete stappen te zetten. Hij heeft ook aangegeven te willen werken aan combinaties met waterstof. Daar zit men dus ook op de goede weg.

 

De voorzitter: Minister Van Quickenborne verontschuldigt zich. Hij zal bijkomende vragen schriftelijk beantwoorden. Zijn er nog vragen?

 

01.12  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik denk dat een aantal zaken verder moet worden uitgeklaard. Ik begrijp dat men vandaag niet honderd procent kan weten wat er allemaal uit die studies zal komen, maar ik denk dat wij dit nauwgezet moeten onderzoeken.

 

Ik juich toe dat u aanbiedt om de documentatie van de offshoresector op basis van de 3E-studie en het advies van de CREG aan het Parlement te bezorgen, zodat we kunnen bekijken welke richting dit uitgaat.

 

De LCOE-studie heeft misschien niet de beste naam gekregen, want in de praktijk gaat het vooral over de economische inschatting van de leefbaarheid van de ingeschatte capaciteit.

 

Daar moeten toch verdere stappen worden gezet, zodat we kunnen inschatten welke ondersteuning realistisch zou kunnen zijn. Daar gaat het wel deels om. We kunnen inzetten op capaciteit, dat is absoluut goed. Nadien moet ook geweten zijn waaraan de kosten worden toebedeeld en hoe groot de kosten en de baten zullen zijn van het hele verhaal. Daar wil het Parlement absoluut meer bij betrokken worden, om te weten welke richting dat uitgaat. Er moeten inderdaad zeer veel studies worden uitgevoerd en die hebben allemaal effect op elkaar. We moeten vandaag gaan voor de meest optimale invulling van die zone. Dat heeft natuurlijk verschillende aspecten. Dat gaat zowel over wat kan worden geproduceerd in die zone en tegen welke prijs als over wat er vanuit de begroting aan moet worden toegewezen om ervoor te zorgen dat dat kan gebeuren. Dat is een zeer moeilijk evenwicht.

 

We hebben allemaal gedroomd van een verhaal waarin we daarvoor niks zouden moeten bijleggen en we er zelfs nog aan zouden kunnen verdienen. We moeten er dan ook wel voor zorgen dat de randvoorwaarden in orde zijn, zodat de meest optimale situatie kan worden gerealiseerd. Dat was de hele ratio achter de concurrerende inschrijvingsprocedure of in ieder geval het wetgevende initiatief dat in 2018-2019 plaatsvond. Nu moeten die parameters wel worden ingevuld en mogen we ons niet enkel blindstaren op de capaciteit die moet worden gehaald; het moet ook gaan over de stabiliteit van de energievoorziening, over de productie, over wat er eigenlijk moet worden bijgelegd vanuit de begroting, tegenover de baten. Dat is zeer belangrijk. Het Parlement moet daarop blijven wegen. We mogen dit in ieder geval niet als een eenmalige activiteit zien, maar we moeten dit regelmatig laten terugkomen. Mogelijk kan er een methodiek met een zekere periodiciteit gevonden worden, zodat het Parlement ook voldoende betrokken blijft in die materie.

 

01.13  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je tiens à remercier les deux ministres, de l'Énergie et de la Mer du Nord, pour leur disponibilité et pour leurs explications à notre commission.

 

Je pense que c'est un développement qu'il convient de saluer. L'effort que fait le gouvernement est assez exceptionnel. Il est quand même question du triplement de la production d'électricité en mer du Nord. Nous passons de 2,1 à 3,5 GW en zone Princesse Élisabeth. Il s'agit aussi d'interconnexions de 2,3 GW avec le Danemark grâce à la première île énergétique au monde.

 

Nous pouvons aussi faire le lien avec ce dont nous parlions ce matin, en commission de l'Énergie. La première chose, c'est évidemment le prix de l'énergie. Selon moi, aujourd'hui, la meilleure façon de protéger à la fois le portefeuille des ménages et la compétitivité de nos entreprises consiste à investir dans les sources d'énergie renouvelable, dont le prix ne cesse de baisser.

 

Je suis très fier que la Belgique puisse être et rester un leader mondial en matière de production d'énergie éolienne offshore.

 

Nous voyons également que les investissements futurs, justement en éolien offshore, vont se faire principalement sans subsides. C'est un développement qu'il faut aussi pouvoir saluer en lien avec le prix, le coût, et le coût pour le public.

 

Et puis, cela signifie moins de dépendance vis-à-vis du gaz et d'importations d'énergie de l'étranger. Nous voyons à quel point c'est important dans le débat plutôt géopolitique, qui nous occupera peut-être demain en commission de la Défense et en commission des Relations extérieures, notamment en lien avec la Russie.

 

Je ne peux que saluer les efforts qui sont faits ici, conjointement par la ministre de l'Énergie et son collègue le ministre Van Quickenborne.

 

01.14  Mélissa Hanus (PS): Monsieur le président, je rejoins mon collègue Cogolati dans les remerciements qu'il a adressés aux deux ministres qui ont consacré du temps à cette commission pour débattre et présenter les avancées sur cette matière importante du développement de l'éolien offshore. Je remercie aussi la ministre Van der Straeten pour les esquisses de réponses qui ont été apportées, aujourd'hui déjà, sur la question du développement durable en tant que tel, de l'éolien, des matériaux et de la perspective de recyclage de ces matériaux.

 

Je souhaite attirer l'attention de la ministre de l'Énergie sur la question, qui a été abordée et dont j'ai pris connaissance aujourd'hui, de la collègue Buyst. Il y a effectivement cette notion de participation citoyenne dans l'éolien offshore, dont je ne connais pas encore les subtilités et pour lesquelles je souhaiterais – si ce n'est pas aujourd'hui, dans d'autres circonstances – avoir un éclairage plus approfondi.

 

Quelles seraient les conditions de ces participations? Quelles catégories de personnes pourraient-elles y avoir accès? Je trouve qu'il s'agit là d'un débat important qu'on doit pouvoir tenir dans les instances du Parlement.

 

Je remercie encore nos ministres pour leur contribution de ce jour.

 

01.15  Kurt Ravyts (VB): Het werd zowel door de heer Van Quickenborne als mevrouw Van der Straeten meermaals beklemtoond: de geweldige ontwikkelingen van de voorbije twintig jaar inzake offshore, de meerwaarde daarvan voor de Belgische economie, de arbeidsplaatsen en dergelijke, de toegevoegde waarde. Eigenlijk vormt dit het bewijs dat de nucleaire productie in dit land nooit de commerciële ontwikkeling van offshore in de weg heeft gestaan. Het feit dat de minister de CREG zelfs de opdracht heeft gegeven om de mogelijke overwinst van alle energieproducenten te onderzoeken – we hebben daar al een eerste resultaat van gezien, het werd op haar Facebookaccount gedeeld – bewijst dat een en ander perfect kan samengaan. Dit ondanks alle discussie over de moeilijke flexibiliteit van de meeste kerncentrales.

 

Ik wil nog reageren op de opmerking van de heer Cogolati om massaal verder te investeren in hernieuwbare energie, omdat dit ook onze energieonafhankelijkheid ten bate zou komen. De Triton Link betekent ook voor een stuk afhankelijkheid. Wanneer men communiceert over de overschotten van reuzeproducenten als Denemarken, moet men dat correct doen. Ook hier kan er afhankelijkheid zijn inzake de aanvoer van hernieuwbare energie.

 

01.16  Christian Leysen (Open Vld): Mijnheer de minister, mevrouw de minister, ik ben blij met de investeringen die wij in de sector van hernieuwbare energie hebben gedaan.

 

Mevrouw de minister, u zei dat Elia een analyse heeft gemaakt en dat het eiland als beste techno-economische oplossing naar voren is gekomen. Wat vindt de CREG er echter van? Elia is de systeemoperator van het elektriciteitsnet. Wij hebben in België een controleorgaan, dat in volle onafhankelijkheid en zonder andere belangen te dienen, adviezen kan leveren. Elia heeft zeker de competentie, maar de onafhankelijkheid is niet gegarandeerd.

 

In verband met de kabels moet men ermee oppassen om plannen of een MoU te verkopen als een vaste realisatie. Wij moeten oppassen, ondanks het enthousiasme dat wij delen met betrekking tot hernieuwbare energie. Dat enthousiasme is bij u, mevrouw de minister, misschien gekoppeld aan enige terughoudendheid of afkeer ten opzichte van andere koolstofarme energiebronnen. Dat enthousiasme mag niet de realiteit overschaduwen dat wij voor onze energiemix ook in de toekomst een grote diversificatie zullen nodig hebben.

 

De ambitie is om elektriciteit maximaal naar hernieuwbare energie te brengen. De globale consumptie, met chemie, landbouw en andere zaken, kunnen wij echter niet alleen met hernieuwbare energie invullen. Wij moeten die realiteit toch steeds meedelen aan de bevolking, want anders maken wij de mensen iets wijs.

 

De voorzitter: Ik weet niet of iemand nog wil reageren, maar ik meen dat wij het over die onderwerpen nog herhaaldelijk zullen hebben.

 

Ik vond het debat alleszins heel interessant. Ik dank ook de tijd die u hebt besteed aan de vergadering. Indien er geen bijkomende opmerkingen zijn, stel ik voor dat wij de vergadering afronden. Ik wens u ook veel succes met de zaken waaraan u begint. Ik kijk alleszins uit naar een bezoek ter plaatse. Wij zullen met het secretariaat bekijken, om dat in april of mei 2022 te organiseren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.49 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16 h 49.