Commission des Affaires sociales, de l'Emploi et des
Pensions |
Commissie
voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen |
du Mardi 25 janvier 2022 Après-midi ______ |
van Dinsdag 25 januari 2022 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.17 uur en voorgezeten door de heer Björn Anseeuw.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 17 et présidée par M. Björn Anseeuw.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01 Actualiteitsdebat over de controle van de telewerkverplichtingen en toegevoegde vragen van
- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Telewerk onder de vorm van huisarbeid" (55023881C)
- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De controle van telewerk door de inspectiediensten" (55023992C)
- Evita Willaert aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De stand van zaken van de naleving van de telewerkverplichting" (55024007C)
- Nathalie Muylle aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De controles op en het kader voor telewerk" (55024079C)
- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De controle van telewerk door de inspectiediensten" (55024290C)
- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Een structureel kader voor telewerk" (55024339C)
01 Débat d'actualité sur le contrôle de l'obligation de télétravail et questions jointes de
- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le télétravail sous la forme du travail à domicile" (55023881C)
- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le contrôle du télétravail par les services d'inspection" (55023992C)
- Evita Willaert à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le bilan actuel du respect du télétravail obligatoire" (55024007C)
- Nathalie Muylle à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les contrôles et le cadre du télétravail" (55024079C)
- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les inspections liées au télétravail" (55024290C)
- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Un cadre structurel pour le télétravail" (55024339C)
01.01 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb u al eens ondervraagd over dit aspect van telewerk. U weet dat sinds januari 2022 KBC effectief is gestart met het experiment waarbij werknemers op vrijwillige basis onder het statuut van huisarbeider op zondag thuis tewerk worden gesteld in een callcenter. Men beroept zich daarbij op de interpretatie van de arbeidswet waarbij telewerk op zondag wordt gelijkgeschakeld aan huisarbeid. Daardoor kan men het verbod op zondagsarbeid en de afspraken die hierover op sectorniveau worden gemaakt, omzeilen.
Volgens mij is een telewerker geen huisarbeider. Dit wordt ook bevestigd in cao nr. 85, in de adviezen van de NAR. Daarin wordt duidelijk gesteld dat telewerkers op gelijke voet moeten worden behandeld als werknemers op de bedrijfslocatie. Dat is ook allemaal in uitvoering van de Europese raamovereenkomst, die van hetzelfde principe uitgaat. Nu blijkt dat een interne communicatie van de vakbonden door het bedrijf wordt geweigerd. De directie stelt dat dit wel huisarbeid is en dat de interpretatie van de vakbonden betwistbaar blijft. Hun interpretatie zou ook afgetoetst zijn bij de FOD WASO door hun advocaten. Dit is een gevaarlijk precedent indien we dit zo laten. Telewerk zal structureler worden en dan overstijgt deze interpretatie het betrokken bedrijf, met een mogelijke impact op andere betrokken sectoren en bedrijven.
Kunt u in het licht van cao nr. 85 het advies van de NAR bevestigen dat telewerk niet gelijk kan worden gesteld aan huisarbeid? Dikwijls is daar ook een component communicatietechnologie aan verbonden. Een callcenter is niet meer zoals vroeger, het werkt ook met computers, met telefonische oproepen en oproepen via chat. Er wordt dus ook gebruikgemaakt van die technologie.
Zult u nog andere initiatieven nemen om duidelijk te maken dat telewerk een modaliteit betreft van de gewone arbeidsovereenkomst en daardoor niet kan worden gelijkgesteld aan gewone huisarbeid? Indien u dat doet, welke initiatieven zullen dat dan zijn?
01.02 Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben al een paar keren over dit onderwerp gesproken. Collega Vanrobaeys heeft het daarnet ook goed geschetst.
Ik wil van u enkele zaken weten. De regeling die wij nu kennen, loopt af eind maart. Er is hier al tal van keren verwezen naar het overleg van de sociale partners om tot een structurele regeling te komen. Ik wil weten hoe ver het daarmee staat.
Wat is de realiteit op het werkveld met de huidige telewerkmaatregelen? Wordt er nog verder gecontroleerd? Hoe loopt die controle? Wat is de stand van zaken?
Tijdens een vorige discussie heb ik opmerkingen gemaakt over de app en de administratieve moeilijkheden die er waren bij de registratie. Ik wil graag weten of die moeilijkheden opgelost zijn? Hoe verloopt het gebruik van de app vandaag?
01.03 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, volgens de woordvoerder van de FOD Werkgelegenheid hebben de inspecteurs van de FOD sinds de inwerkingtreding van de nieuwe telewerkverplichting op 20 november 4.000 controles uitgevoerd. Daarbij is in 5,4 % van de gevallen vastgesteld dat die verplichting niet was nageleefd.
Mijn vragen zijn dan ook de volgende.
Hoeveel bedrijven van die 4.000 hadden een afwijking gevraagd om meer dan een dag per week op de werkplek te kunnen werken? Zijn de inspecteurs in de bedrijven waar een afwijking gold, nagegaan of het inderdaad onmogelijk was te telewerken?
01.04 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, er is al heel wat gezegd, maar ik wil ook enkele vragen over dit onderwerp stellen
Mijnheer de minister, telewerk is sinds de uitbraak van COVID-19 al verschillende keren ingevoerd als een instrument in de strijd tegen de verdere verspreiding van het virus. Voor heel wat ondernemingen, werkgevers, en ook werknemers, voor wie het telewerk eerder hoogstens occasioneel werd ingezet, betekent dit toch wel een grote omgooi van de arbeidsorganisatie.
De werkgevers en de werknemers hebben geprobeerd zich altijd naar godsvrucht en vermogen aan te passen, maar de roep om een nieuw actueel wettelijk kader klonk al snel steeds luider. De vraag is en blijft nog altijd waarom zo'n structureel kader uitblijft. Ik meen dat het in ieders belang is dat het er uiteindelijk toch komt.
Hoe komt het dat de sociale partners er nog altijd niet in geslaagd zijn om een advies uit te brengen over een permanent structureel kader voor telewerk, terwijl dat al maanden geleden werd beloofd? Dat kader, dat ontzettend belangrijk is, moet enerzijds zorgen voor een gezond evenwicht tussen telewerkvergoedingen en anderzijds mensen aanmoedigen om opnieuw fysiek naar het werk te gaan.
Die adviezen werden al een hele tijd geleden beloofd, maar ze zijn er nog steeds niet. Ik kan u vragen waar die blijven, maar eigenlijk moet ik u vragen op welke manier u hiermee zult omgaan, aangezien een structureel kader voor telewerk steeds dringender wordt.
01.05 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer de voorzitter, dames en heren Kamerleden, tussen 2 januari 2021 en 2 januari 2022 werden 48.719 werkgevers specifiek gecontroleerd op de naleving van de coronamaatregelen op het vlak van telewerk. Daarvan waren 3.422 werkgevers, of 7 %, in overtreding. Dat leidde tot het opstellen van 3.039 waarschuwingen, 142 regularisatiedeadlines, 7 stopzettingen en 172 pro justitia's.
Les services d'inspection sociale ont une nouvelle fois resserré leur méthodologie de contrôle suite à la publication de l'arrêté royal du 19 novembre 2021 dans lequel des mesures plus strictes ont été annoncées après la quatrième vague.
Het percentage inbreuken op het verplichte telewerk bedraagt 4,4 % voor de periode vanaf de herinvoering op 21 november 2021 tot en met 9 januari 2022. In de eerste periode van verplicht telewerk lag het gemiddeld percentage van de inbreuken op 10 %. Dit betekent dat de verplichting tot telewerk in het algemeen goed wordt opgevolgd.
De sociale inspectiediensten en de AD TWW zetten hun controles op de naleving van de verplichting tot telewerk systematisch verder. Eventuele bijsturingen in de handhaving hangen samen met de beslissingen van het Overlegcomité.
Comme vous le savez, les personnes dont la fonction permet le télétravail peuvent être présentes sur leur lieu de travail au maximum un jour par semaine. Aucune dérogation n'est possible. C'est l'employeur qui détermine quelles sont les fonctions qui sont compatibles ou non avec le télétravail.
L'arrêté royal du 28 octobre 2021 et les arrêtés royaux de modification qui ont suivi ne prévoient pas la possibilité de déroger à ces dispositions. Par conséquent, aucune dérogation n'est accordée par les inspecteurs.
Mervouw Vanrobaeys, ik kan u bevestigen dat het structurele telewerk een specifieke vorm van huisarbeid is, met gebruikmaking van informatietechnologie die niet onderworpen is aan de bepalingen inzake huisarbeid in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, maar wel aan de cao nr. 85 betreffende het telewerk.
Zoals u weet, mevrouw Muylle, hebben de sociale partners op 7 december 2021 de tijdelijke cao nr. 149 verlengd tot einde maart 2022. Ondertussen blijven de besprekingen lopende om te komen tot een definitief en geactualiseerd reglementair kader. Een nieuwe vergadering is in deze gepland op 1 februari 2022. De sociale partners weten dat dit een prioritair dossier is voor de hele regering en dat er snel resultaten moeten komen. Op basis van het advies van de sociale partners, zal ik beoordelen welke wijzigingen van de regelgeving aangewezen zijn.
Wat de RSZ-registratietool betreft, deze wordt wel degelijk goed gebruikt. Op de vergadering van de sociale partners van 1 februari 2022 kan worden bekeken of een evaluatie ervan door de RSZ wordt weerhouden in de besprekingen.
Een geactualiseerd reglementair kader voor telewerk houdt rekening met alle aan telewerk verbonden kosten, in het bijzonder de energiekosten en de kosten om te komen tot een ergonomische werkomgeving. Daarnaast dient er ten volle aandacht te zijn voor de psychosociale risico's en het respecteren van de privacyreglementering. De deconnectieregels voor federale ambtenaren juich ik toe. Een regeling voor de privésector is voorzien in het voorontwerp van de wet diverse bepalingen inzake werk, zoals afgesproken bij de begrotingsbesprekingen van oktober 2021. Over het voorontwerp zijn binnen de regering op dit ogenblik afrondende besprekingen lopende.
01.06 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik ben opgelucht te horen dat het telewerk onder cao nr. 85 inzake structureel telewerk valt en dat het niet onderworpen is aan de arbeidsovereenkomstenwet en de regels voor huisarbeid. Dat maakt een heel verschil voor de betrokken werknemers. Dat schept minder een precedent bij de onderhandelingen over andere structurele regelingen voor telewerk.
U stelt voorts vast dat de telewerkverplichting goed wordt nageleefd. Dat is ook goed voor de verspreiding van het virus. Het recht op deconnectie zal er binnenkort komen. Ondertussen werken de telewerkers al twee jaar thuis. Veel werknemers werken zonder een vergoeding. Ook al is er een bespreking over het tijdelijke karakter aan de gang, toch wordt dit niet verleend. Een op de zes werknemers krijgt een telewerkvergoeding, de rest niet.
Ik denk dat het hoog tijd is dat telewerkers worden vergoed voor hun energiekosten en alle bijkomende kosten die ze thuis hebben. We mogen ook hun mentaal welzijn daarbij niet uit het oog verliezen.
01.07 Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. De sociale partners zijn al lang bezig met deze oefening. Alle elementen liggen op tafel. Zij weten welke kant zij willen of moeten uitgaan. Er zal een vergadering plaatsvinden op 1 februari. U zegt dat dit een prioriteit voor u is. Ik hoop dat dit positief evolueert en we vanaf maart stappen vooruit kunnen zetten. Daarom is het belangrijk dat we het definitief kader kennen.
Wat de registratietool betreft, de evaluatie lijkt mij nuttig. Ik heb de indruk dat de app op de achtergrond is geraakt. Het is goed dat dit op de vergadering van 1 februari aan bod zal komen. Men zal dan bekijken hoe er verder kan worden geëvalueerd en geëvolueerd.
We zullen hierop zeker nog terugkomen.
01.08 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, de cijfers die u doorgegeven hebt, heb ik intussen snel even bekeken. Bij de werkgevers werden er 48.000 controles uitgevoerd en 3.039 inbreuken vastgesteld, waarvan er 172 beboet werden. Voor nog geen 2 % van de bedrijven werd een pro justitia opgesteld. Wij vragen om niet te beknibbelen op de controles en de gezondheidsregels. Kantoorbanen lenen zich uiteraard voor telewerk, maar wie een contactberoep uitoefent, heeft niet het geluk te kunnen telewerken en heeft dus kans besmet te worden. Die discussie blijft eeuwig aan de gang. Voor die laatste groep zijn wij nog altijd van mening dat de beste manier om die werknemers op te vangen of tegen besmetting te beschermen erin bestaat het inkomen tijdens de quarantaine te handhaven, wat de werknemers moet aanmoedigen zich eraan te houden. Met de invoering van gratis zelftests, kunnen mensen bij twijfel zich laten testen vooraleer zij aan het werk gaan.
U hebt belangrijk nieuws gemeld, namelijk dat er op 1 februari opnieuw belangrijk overleg plaatsvindt bij de sociale partners. Wij kijken hoopvol uit naar de uitkomsten daarvan.
01.09 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Volgens mij is de vraag niet zozeer hoeveel energie u nog moet steken in controles, aangezien wij toch weleens hardop de deugdelijkheid daarvan in vraag moeten durven stellen, ook al pleiten verschillende collega's nog altijd voor heel strenge controles.
Ik denk dat u uw energie vooral moet toespitsen op werkbaar werk, waarvan een kader voor telewerk een belangrijk onderdeel uitmaakt dezer dagen. Naar mijn mening moet het over meer gaan dan alleen een onkostenvergoeding voor het telewerk. De arbeidsomstandigheden in het algemeen moeten daarin zo veel als mogelijk worden meegenomen, zodat werknemers in goede omstandigheden kunnen telewerken. Dat is niet voor iedereen even vanzelfsprekend, dus ik hoop dat het een ruimer kader is dan alleen een kader voor vergoedingen.
Daarnaast denk ik dat u ook energie moet steken in de continuïteit van onze economische activiteiten. De huidig geldende maatregelen dreigen ervoor te zorgen dat werken voor steeds meer mensen onmogelijk wordt, wat niet de bedoeling kan zijn. Als minister bevoegd voor Economie en voor Werk reken ik op u voor de handhaving, maar ook voor de invraagstelling van verschillende coronamaatregelen, opdat deugdelijkheid mee in ogenschouw wordt genomen, zodat er wel nog degelijk kan worden gewerkt in dit land.
Het incident is gesloten.
- Albert Vicaire à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les créances des Forges de Clabecq et les droits des anciens travailleurs" (55023258C)
- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'urgence d'indemniser les anciens travailleurs des Forges de Clabecq" (55024292C)
- Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les indemnités de licenciement des travailleurs des Forges de Clabecq" (55024406C)
- Albert Vicaire aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De schuldvorderingen bij Forges de Clabecq en de rechten van de voormalige werknemers" (55023258C)
- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De ex-werknemers van Forges de Clabecq die al te lang op hun ontslagvergoeding wachten" (55024292C)
- Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De ontslagvergoedingen voor de werknemers van Forges de Clabecq" (55024406C)
02.01 Albert Vicaire (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je reviens vers vous au sujet d'une affaire malheureuse qui date de 1997.
À l'époque, des questions avaient été posées à un ministre au sujet des indemnités mais la réponse a toujours été de dire que l'affaire est entre les mains de la justice et qu'on ne s'immisce pas dans les affaires judiciaires.
Aujourd'hui, l'affaire est jugée et le parcours judiciaire est terminé.
Il existe une créance d'environ 18 millions qui est bloquée par la Caisse des Dépôts et Consignations du tribunal de Nivelles. Après paiement à la sécurité sociale, le solde de cette créance est destiné aux travailleurs. Maintenant que l'affaire est jugée, ces anciens travailleurs – s'ils sont encore vivants – ont le droit de recevoir ce qui leur revient.
Monsieur le ministre, avez-vous connaissance de cette situation? Pourquoi les anciens travailleurs des Forges de Clabecq n’ont-ils toujours pas vu un euro des créances de leur société? Prévoyez-vous de rencontrer les travailleurs? Si oui, quand?
02.02 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Ik herinner mij de gevoerde strijd nog alsof het gisteren was, het was in de beginjaren van mijn vakbondscarrière. Intussen ligt het faillissement van Forges de Clabecq al 25 jaar achter ons maar wachten 1.800 voormalige werknemers nog steeds op een deel van hun ontslagvergoeding. Bijna de helft daarvan stond nog steeds geblokkeerd op een bankrekening, als gevolg van een geschil tussen de Belgische Staat en de curatoren van Forges de Clabecq.
Ik zet graag de feiten nog eens op een rijtje. Halverwege de jaren '90, toen de moeilijkheden voelbaar werden, hebben de werknemers van Forges de Clabecq alles in het werk gesteld om hun fabriek draaiende te houden. Sommigen bleven de werktuigen nog onderhouden terwijl ze niet meer betaald werden. Deze werknemers hebben lang en in moeilijke arbeidsomstandigheden gewerkt. Veel van deze mensen hebben de verwoestende gevolgen van asbest aan den lijve ondervonden, soms in die mate dat ze zijn overleden nog voor ze de pensioengerechtigde leeftijd hadden bereikt. Ze gaven het beste van zichzelf, om uiteindelijk te worden ontslagen. Alsof dat nog niet volstond, hebben diezelfde werknemers 25 jaar later hun volledige ontslagvergoeding nog steeds niet ontvangen. In dit maatschappelijke drama worden de werknemers opnieuw vergeten.
Wat heeft de Belgische Staat intussen gedaan om de dubbele of driedubbele bestraffing van deze werknemers te vermijden? De Staat heeft de banken terugbetaald en juridische stappen gezet om ervoor te zorgen dat de werknemers de laatste paar overblijvende miljoenen niet ontvingen. Door voorrang te eisen bij de verdeling van het geld, brengt de Staat 1.800 gezinnen in moeilijkheden. Helaas maakte een definitieve uitspraak in december 2021 een einde aan alle hoop op schadeloosstelling voor deze werknemers.
Welke contacten had u met de voormalige werknemers van de Forges de Clabecq? Welke verbintenissen bent u aangegaan? Wat zal u concreet doen om ervoor te zorgen dat deze werknemers eindelijk gecompenseerd worden?
02.03 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, je ne vais pas être redondante mais c'est une affaire qui date de 1997 et qui concernait de nombreux travailleurs, puisqu'on parle de 1 400 ouvriers, de 300 employés, mais aussi de 80 cadres, tous privés d'indemnités de licenciement. Nous sommes 20 ans plus tard et ces travailleurs réclament encore et toujours une partie de leurs indemnités. La curatelle souhaitait affecter 18 millions d'euros à cette fin, montant correspondant aux actifs de l'entreprise au moment de la fermeture. Il y a en effet eu jugement puisque la Cour de cassation a récemment tranché et jugé que l'État belge, qui se prévalait d'une créance de 30 millions d'euros dans le cadre de la récupération d'emprunts octroyés à l'entreprise, était prioritaire sur ce dossier. Cette décision marque la fin de tout espoir pour ces travailleurs de récupérer leurs indemnités par voie judiciaire.
Monsieur le ministre, sans le travail fourni par les employés, nos entreprises et notre économie ne pourraient fonctionner et vous le savez comme moi. Après la difficile expérience que constitue une faillite, ils méritent de recevoir les sommes qui leur sont dues.
Existe-t-il encore des possibilités d'indemniser ces travailleurs? Je vous remercie.
02.04 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame et messieurs les députés, je vous remercie pour vos questions.
Bien entendu, j'ai pris connaissance de l'arrêt de la Cour de cassation, qui ruine les espoirs judiciaires des anciens travailleurs des Forges de Clabecq ainsi que ceux de leurs familles. Je comprends parfaitement leur amertume, puisqu'ils escomptaient encore recevoir le solde de leurs créances.
Vous savez que je n'ai pas pour habitude de commenter une décision judiciaire. Cet arrêt se prononce sur les règles de priorité et de répartition entre les différents créanciers d'une faillite. Ce volet dépend du ministre de la Justice, raison pour laquelle je n'ai pas été directement interpellé par les syndicats. Toutefois, je reste, bien entendu, à leur disposition pour les rencontrer.
Bien que ce dossier concerne une faillite remontant à plus de 25 ans, il nous rappelle à quel point le Fonds de fermeture des entreprises (FFE) remplit son rôle de filet de sécurité pour que les victimes d'une faillite puissent être remboursées complètement et le plus rapidement possible. Le FFE est intervenu dans ce dossier, dans la limite des plafonds en vigueur à l'époque. S'agissant des indemnités contractuelles, il a dédommagé 2 559 travailleurs pour un montant total de 38 631 575 euros. En ce qui concerne les compléments d'entreprise, il a indemnisé 1 318 travailleurs pour un montant total de 40 942 692 euros. Le FFE continuera de suivre l'évolution ce dossier auprès de la curatelle aussi longtemps que la faillite n'est pas close.
Comme je l'ai indiqué à l'instant, je suis disposé à rencontrer les anciens travailleurs des Forges, de même que leurs représentants.
02.05 Albert Vicaire (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Je note avec satisfaction que vous êtes disposé à rencontrer ces travailleurs. Nous nous souvenons des tristes dérives violentes qui ont suivi la faillite des Forges, ainsi que des condamnations qui en ont résulté. Ce n'est pas une raison: le droit, en particulier la justice sociale, doit réconcilier les hommes et les institutions. Ce dossier nécessite un effort en vue de cette réconciliation qui ne demande qu'à pacifier la région du Centre où j'habite.
02.06 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, ik hoor dat u de mensen in kwestie wil ontmoeten maar wat gaat u hen vertellen? Gaat u zeggen dat u het erg vindt dat er een arrest is? Uit de cijfergegevens blijkt dat de Staat een flink bedrag heeft ontvangen en u kunt dus gerust een geste doen om deze mensen te ondersteunen. Deze 1.800 gezinnen worden immers totaal niet beschermd.
Er is tijdens de acties geweld gebruikt, zegt men hier. Geweld stoort mij altijd. Wie opkomt voor de boterham van zijn kinderen is een crimineel, maar als men op twee minuten tijd 1.800 gezinnen op straat zet, dan vindt iedereen dat normaal. Nu, 25 jaar later, is er nog altijd geen gerechtigheid voor deze werknemers en lachen de vermogenden nog wat harder want de winsten van al die jaren hebben ze ook nooit hoeven te verrekenen in de lonen van die werknemers. Dit gebeurt telkens opnieuw bij faillissementen in dit land: eerst worden de banken uitbetaald en nooit de mensen die voor die meerwaarden hebben gezorgd, zij die er uiteindelijk voor gezorgd hebben dat die bedrijven winst konden maken. Dat moet stoppen.
02.07 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Bien évidemment, j'entends votre volonté et votre disponibilité en vue de rencontrer les travailleurs. C'est très bien. Voici 25 ans, vous n'étiez pas encore ici – faut-il le préciser. En tout cas, il est inacceptable que l'État belge prive les travailleurs d'une partie de leur arriéré salarial, ainsi que de leur indemnité de licenciement. Pour ma part, j'estime que leurs droits sociaux ne doivent pas être relégués au second plan des procédures judiciaires.
De voorzitter: Het gaat hier om een dossier dat ver teruggaat in onze geschiedenis. De eerste smederij in Clabecq dateert immers van 1752.
L'incident est clos.
- Hans Verreyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De gemeenschapsdienst voor Vlaamse langdurig werklozen" (55023638C)
- Tania De Jonge aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De gemeenschapsdienst voor werklozen in Vlaanderen" (55024086C)
- Hans Verreyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le service communautaire pour les chômeurs flamands de longue durée" (55023638C)
- Tania De Jonge à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les travaux d'intérêt général pour chômeurs en Flandre" (55024086C)
03.01 Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de minister, half december 2021 besliste de Vlaamse regering om de gemeenschapsdienst voor langdurig werkzoekenden in te voeren. Deze is opgevat als een vorm van werkervaringsstage. De bedoeling is langdurig werkzoekenden sterker te activeren en hun competenties te versterken via de uitvoering van maatschappelijk relevante taken.
De gemeenschapsdienst kan ook helpen om de broodnodige werkervaring op te doen. Belangrijk is dat de gemeenschapsdienst als passende actie kan worden opgelegd in het traject naar werk. Wanneer de werkzoekende deze passende actie weigert, zal hij of zij worden gesanctioneerd.
Ook al werd in Vlaanderen een daling van de algemene werkloosheid met 16 % vastgesteld tussen november 2020 en november 2021, gaat het voor mensen die meer dan 2 jaar werkloos zijn slechts om 3 %, en dat terwijl de krapte op de arbeidsmarkt enorm is. De cijfers voor het hele land voor diezelfde periode liggen in dezelfde lijn. Uit gegevens van de RVA blijkt dat het aantal langdurig werkzoekende werklozen zo goed als ongewijzigd is gebleven. Voor heel België gaat het om maar liefst 161.000 mensen.
De ambitie om de werkzaamheidsgraad op te trekken tot 80 % zal initiatieven vergen van zowel de federale als de gewestregeringen. Het activeren van langdurig werkzoekenden is daarvan een onderdeel. Hebt u al contact gehad met uw collega bevoegd voor Werk in de Vlaamse regering? Indien ja, wat was de uitkomst van dat overleg?
De werkloosheidsreglementering bepaalt dat het weigeren van een passende dienstbetrekking tot verlies van de uitkering kan leiden. Hoe verhoudt zich dit volgens u tot de sanctie voorzien in geval van weigering van de Vlaamse gemeenschapsdienst?
Met de huidige krapte op de arbeidsmarkt in het achterhoofd is het hoge aantal langdurig werkzoekenden onaanvaardbaar. Welke maatregelen zult u op federaal vlak nemen om mensen die meer dan twee jaar werkloos zijn terug naar de arbeidsmarkt te leiden? Wat is na uw werkbezoek in oktober 2021 uw evaluatie van de activeringsmaatregelen van werkzoekenden in Denemarken? Welke maatregelen die daar werden uitgewerkt, kunnen eventueel in ons land worden toegepast?
03.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw
De Jonge, net als u heb ik vernomen dat de Vlaamse regering werkzoekenden
zal verplichten een gemeenschapsdienst te vervullen. Allereerst wil ik eraan
herinneren dat in onze federale staat elke entiteit vrij is haar bevoegdheden
naar eigen wens uit te oefenen, zolang het principe van de federale loyaliteit
in acht wordt genomen.
In het kader van haar autonomie neemt een regio de maatregelen die ze denkt te moeten nemen. Ik kan u echter verzekeren dat er in het regeerakkoord van de federale regering nergens sprake is van een gemeenschapsdienst. De Vlaamse regering nam haar beslissing zonder mij te raadplegen. Daarom heb ik mijn collega-minister van Werk in Vlaanderen, mevrouw Crevits, om meer uitleg gevraagd. Ik wilde weten of Vlaanderen met de uitvoering van deze maatregel zijn bevoegdheden niet overschrijdt, en meer bepaald of het federale kader inzake beschikbaarheid en het begrip 'passende arbeid' niet in twijfel wordt getrokken, en of het hier niet gaat om een nieuwe vorm van verkapte tewerkstelling. Daarnaast heb ik de aandacht van collega Crevits gevestigd op het risico van misbruik en concurrentie voor reguliere werknemers.
Volgens mevrouw Crevits maakt de gemeenschapsdienst deel uit van de bestaande werkervaringsstage (WES). Ze verzekert me dat er een juridische analyse van de bevoegdheden van elk van beide is gebeurd en dat het mechanisme de federale bevoegdheden op geen enkele wijze aantast. Het federale kader hoeft dus geenszins te worden aangepast, met name wat het begrip 'passende arbeid' betreft. Collega Crevits verzekert me ook dat ze erop zal toezien dat er geen misbruik plaatsvindt, bijvoorbeeld in de vorm van een verkapt arbeidscontract, en ze is bereid elke onregelmatigheid aan de RSZ door te geven.
Wat de activeringsmaatregelen betreft, herinner ik u er ook aan dat de opvolging en begeleiding van werkzoekenden voortaan hoofdzakelijk onder de bevoegdheid van de Gewesten valt.
Wat mij van het bezoek aan Denemarken vooral is bijgebleven, is dat er een mentaliteitsverandering nodig is rond de opleiding van werknemers gedurende hun hele loopbaan.
Daarom heeft de federale regering beslist om een individueel recht tot opleiding toe te kennen aan alle loontrekkenden in de privésector. In deze context ben ik van plan om alle ondernemingen aan te sporen om een opleidingsplan op te stellen. Opleiding moet een prioriteit binnen ondernemingen worden.
03.03 Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de minister, uiteraard is het de doelstelling in Vlaanderen om werkervaring te stimuleren bij mensen die meer dan twee jaar werkloos zijn. Er is volgens mij wel degelijk nood aan een plan om mensen te activeren die zo lang inactief zijn.
Het ontbreken van een job houdt ook risico's in. We moeten ons ervan bewust zijn dat de persoon in kwestie vaak sociaal geïsoleerd raakt en soms in zware armoede terechtkomt. Het is belangrijk dat drempelverlagende maatregelen om mensen te activeren worden ingevoerd, ook in de andere Gewesten, uiteraard binnen hun eigen bevoegdheden.
Initiatieven zoals in Vlaanderen dragen echt wel bij tot het activeren van deze mensen. Ze zijn volgens mij ook een inspiratiebron. Het is ook belangrijk voor het behalen van de doelstelling voor ons land voor een werkzaamheidgraad van 80 %.
Ik kijk uit naar alle maatregelen die op tafel liggen en die ook al bij de bespreking van de beleidsnota aan bod kwamen. Dit moet een bijdrage leveren tot het verhogen van de werkzaamheidgraad. Het individueel recht op opleiding is inderdaad een heel belangrijke maatregel, mijnheer de minister, die ik volledig steun. Ik kijk uit naar alle andere maatregelen.
Het incident is gesloten.
- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les territoires zéro chômeur de longue durée" (55023679C)
- Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les territoires zéro chômeur de longue durée" (55023887C)
- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les territoires zéro chômeurs" (55023990C)
- Cécile Cornet à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L’avancée quant au dossier des territoires zéro chômeurs de longue durée" (55024088C)
- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Zones zonder langdurige werkloosheid" (55023679C)
- Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Zones zonder langdurige werkloosheid" (55023887C)
- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De zones zonder werkloosheid" (55023990C)
- Cécile Cornet aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De vooruitgang met betrekking tot de zones zonder langdurige werkloosheid" (55024088C)
04.01 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, face au succès des territoires zéro chômeur de longue durée en France, le projet figure aujourd'hui à l'agenda de tous les niveaux de pouvoir belges – dont le niveau fédéral – en tant que mesure visant à atteindre l'objectif de 80 % de taux d'emploi d'ici 2030.
Récemment, la KULeuven a réalisé une étude pour évaluer les coûts et bénéfices d'une implantation de ce projet chez nous. Le résultat est très positif: si au début une somme importante de 40 500 euros doit être dégagée par équivalent temps-plein, après seulement cinq ans chaque euro investi génèrerait environ trois euros en bénéfice. C'est donc une réussite pour les caisses de l'État mais, surtout, pour la réinsertion sociale et professionnelle de personnes fragiles et longtemps isolées.
Monsieur le ministre, où en sont les discussions interfédérales quant à la mise en œuvre de ce projet chez nous? Des projets pilotes sont-ils envisagés pour l'année 2022? Des pistes ont-elles été dégagées afin d'équilibrer les bénéfices tirés par chaque niveau de pouvoir?
04.02 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, in het regeerakkoord staat: "De regering zal op structurele wijze met de deelstaten overleggen. Er wordt eveneens onderzocht hoe subregionale maatregelen of place based policies kunnen worden uitgevoerd, met respect voor eenieders bevoegdheden, bijvoorbeeld inzake de fiscale behandeling van overuren of de invoering van territoires zéro chômeur de longue durée." Volgens die recente studies blijkt dat er een samenwerkingsakkoord tussen de federale regering en de betrokken Gewesten nodig is om dit beleid daadwerkelijk te kunnen uitvoeren. Als het Gewest investeert in het scheppen van werkgelegenheid, is het immers de federale overheid die er de economische voordelen van plukt. De Gewesten beschikken niet over de middelen om dit beleid in hun eentje te voeren. Er zijn echter – hier knelt het schoentje – op federaal niveau geen middelen vrijgemaakt om dit beleid in 2022 te kunnen voeren.
Wat bent u van plan te doen? Wat kunt u beloven met betrekking tot de ontwikkeling van deze zones zonder langdurige werkloosheid?
De voorzitter: Na dit mooie pleidooi van collega Colebunders voor de verdere regionalisering van het arbeidsmarktbeleid, krijgt nu mevrouw Cornet het woord.
04.03 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, des organisations ont réalisé une étude pour identifier le type d'activité économique qui serait pertinent pour la mise en place des territoires zéro chômeur de longue durée. Si cette étude est basée sur la réalité bruxelloise, elle apporte évidemment des éléments pour avancer sur ce dossier de façon générale dans l'ensemble du territoire.
L'un de ces éléments est que le système des territoires zéro chômeur de longue durée peut être un outil pour atteindre des objectifs non seulement de mise à l'emploi, mais aussi de plus-value écologique.
Le second élément que je voudrais souligner, c'est qu'il est essentiel d'en assurer un financement à long terme puisque les bienfaits de la démarche ne se font sentir qu'après plusieurs années. Comme l'a dit ma collègue, c'est un investissement totalement rentable.
D'après l'étude, l'importance de développer des structures de taille importante s'ajoute à cela. Cela confirme une information déjà soulevée par la KUL.
Le rôle du fédéral dans le financement sera tout à fait décisif. Effectivement, les Régions sont compétentes pour la mise à l'emploi, mais c'est le fédéral qui bénéficie largement des conséquences budgétaires positives. La presse relaie que vous attendez une feuille de route de la Région bruxelloise pour avancer sur ce dossier. Il est important de faire le point avec vous de la même manière que ma collègue Farida Tahar l'a fait en Région bruxelloise, où elle a interrogé le ministre Clerfayt. Ce dernier disait dans sa réponse qu'il ne pouvait se passer du financement du fédéral, qu'il était en négociation avec celui-ci et qu'il espérait un accueil plus positif et plus rapide de sa part pour avancer sur ce dossier.
Monsieur le ministre, pouvez-vous me communiquer les éléments que vous avez déjà mis en place dans le cadre du dialogue avec les Régions?
Où vos contacts en sont-ils, non seulement avec la Région wallonne mais aussi avec la Région bruxelloise?
Envisagez-vous un accord de coopération ou une autre forme de collaboration pour permettre un cofinancement essentiel par le fédéral?
04.04 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je vous remercie de vos questions sur les territoires zéro chômeur de longue durée, qui sont des projets innovants que le gouvernement fédéral soutient. M. Colebunders a rappelé le passage de l'accord de gouvernement qui en atteste et qui confirme son engagement.
J'ai pris connaissance avec intérêt de l'étude de la KU Leuven, comme j'avais déjà pris connaissance de l'étude réalisée sur cette problématique par Dulbea, le centre dépendant de l'ULB. Je suis pleinement convaincu de la valeur ajoutée des zones sans chômeur de longue durée.
Ma volonté, en application de l'accord de gouvernement, est de soutenir les projets de territoires zéro chômeur. En ce sens, j'entretiens des contacts réguliers avec mes homologues wallon et bruxellois qui souhaitent mettre en place ce type de projet.
La Wallonie m'a indiqué que le projet avançait bien et qu'il a été intégré à la programmation FSE+. Les moyens dégagés par la Wallonie seront donc amplifiés par l'Europe. Du côté de Bruxelles, le ministre de l'Emploi m'a indiqué qu'il me transmettrait une note avec un état des lieux dans le courant du premier trimestre 2022.
Uiteraard zal dit systeem van territoires zéro chômeur de longue durée rekening houden met de bevoegdheden van de verschillende niveaus en de bijzondere wetten.
Il s'agit notamment de la loi spéciale de financement. Au niveau fédéral, j'ai demandé à mon collègue le ministre des Finances d'analyser comment ces initiatives peuvent être soutenues dans le cadre de l'adaptation des zones franches.
Il me semble en effet que le soutien du fédéral est essentiel et qu'il en récoltera une partie des avantages notamment financiers puisqu'en mettant en place une telle mesure, les effets s'en ressentiront aussi au fédéral par la réduction des dépenses en matière de chômage. Il est donc logique que le fédéral contribue à la mise en place de ces territoires zéro chômeur longue durée. C'est un bon exemple de fédéralisme de coopération.
04.05 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse complète. Les secteurs de l'économie sociale et de l'insertion professionnelle jouent un rôle majeur dans la lutte contre le chômage de longue durée. Ce projet de territoires zéro chômeur longue durée (TZCLD) peut devenir une alternative économique où les aspirations personnelles des demandeurs d'emploi et les besoins collectifs peuvent se rencontrer.
Par ailleurs, j'entends positivement votre volonté, en application de l'accord de gouvernement, de soutenir ces projets TZCLD et également que vous entretenez différents contacts avec vos homologues tant au niveau de la Région que de Bruxelles mais aussi que la Wallonie avance bien et vite. J'espère que, de notre côté, nous emboîterons le pas rapidement avec la Région bruxelloise. Une note va arriver au cours du premier trimestre 2022 de la part du ministre bruxellois. Je ne manquerai donc pas de revenir pour vous interpeller sur le sujet. Comme vous l'avez dit, la mission est essentielle et j'espère que nous aboutirons sur ce projet de TZCLD.
04.06 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, ik vind het fijn dat u zegt dat u contact heeft met uw Brusselse en Waalse collega's maar er is nog een stuk van het land dat ook belangrijk is. Dat stuk heet Vlaanderen. Ik heb niet de indruk dat u daarmee op dit moment aan het onderhandelen bent.
Wil u echt aanmoedigen om een dergelijk beleid te bevorderen? Als men immers geen echte impuls geeft voor een positief beleid, zoals de zones zonder langdurige werkloosheid, en tegelijkertijd de Gewesten aanmoedigt om een eigen beleid te voeren wat tewerkstelling van werklozen betreft, krijgt men uiteindelijk Gewesten waar rechts het voor het zeggen heeft en een strafbeleid kan voeren. Ik denk daarbij aan het Vlaamse Gewest. Dat heeft onlangs bijvoorbeeld besloten om langdurig werklozen werkzaamheden van algemeen belang op te leggen.
Wat ik dan het meest hypocriet van dit alles vind is dat u, mijnheer de minister, nadat u de Gewesten heeft verteld dat ze hun eigen beleid mogen voeren, op de sociale media klaagt over de recente Vlaamse beslissing inzake deze werkzaamheden van algemeen belang. Dat is als een slang die in haar eigen staart bijt. Daarom vragen we u om het stimuleringsbeleid daadwerkelijk te bevorderen in het hele land. Dat is de beste manier om de door uzelf vooropgestelde werkgelegenheidsgraad van 80 % te bereiken.
04.07 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. J'entends dans la philosophie dont vous nous faites part que vous soutenez pleinement le fait que le fédéral contribue. Vous trouvez cela logique et nous partageons pleinement cette analyse. C'est pourquoi, au niveau économique, si je me penche sur ce que disent les chiffres, je lis que le coût moyen net de la remise à l'emploi d'un travailleur bruxellois via l'expérimentation TZCLD varie entre 36 000 et 38 000 euros par an, alors que le coût annuel du non-emploi varie entre 27 000 et 40 000 euros. On sait que c'est un investissement qui est totalement rentable.
La réponse que vous faites avec les zones franches ne rencontre pas l'entièreté du besoin qui est établi dans cette étude. Et, même si le fédéral en récolte les avantages, j'ai l'impression – mais peut-être avez-vous d'autres informations à communiquer – que les zones franches ne répondent pas à ce besoin de développer et ne seront pas suffisantes pour financer les initiatives TZCLD.
J'entends que vous attendez une note d'état des lieux pour début 2022. Je reviendrai évidemment vous parler de ce dossier en commission, en collaboration avec mes collègues écologistes en Région wallonne et en Région de Bruxelles-Capitale.
Het incident is gesloten.
- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les perspectives pour les négociations salariales en 2022" (55023805C)
- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les perspectives pour les négociations salariales en 2022" (55023991C)
- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De vooruitzichten voor de loononderhandelingen in 2022" (55023805C)
- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De vooruitzichten voor de loononderhandelingen in 2022" (55023991C)
05.01 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, ik heb u de belofte gedaan dat we het hier over de loononderhandelingen zouden blijven hebben. Het jaar is nog maar net begonnen of de eerste tekenen van ongelijkheid worden al zichtbaar. Dat is ook niet verrassend. Crisis of geen crisis, het is een feit dat de rijken alleen rijker worden en ook nog veel sneller dan de rest.
Wereldwijd hebben in 2021 alleen al de 10 rijkste mensen 400 miljard verdiend, alsof het niets is, terwijl er leiders van multinationals zijn die in ons land weinig of geen belasting betalen. In België trekt een bepaalde dag onze aandacht. Dat is 10 januari, de dag van het jaar waarop een doorsnee CEO van een BEL20-bedrijf al evenveel heeft verdiend als een gemiddelde werknemer in een heel jaar. Ondanks het feit dat sommige mensen hun zakken vullen, blijven de werknemers aan koopkracht inboeten, hetzij door de directe gevolgen van de crisis zoals het inkomensverlies door quarantaine, hetzij door de prijsstijging van bepaalde basisgoederen zoals energie.
Mijnheer de minister, net als iedereen hebt u wellicht goede voornemens. Welke voornemens hebt u voor 2022 met betrekking tot de loonsverhogingen? Welke nieuwe crisisregeling zult u invoeren om de door de pandemie getroffen werknemers te ondersteunen? U verklaarde medio 2021, toen de onderhandelingen tussen de sociale partners over de loonmarge vastliepen, dat het noodzakelijk was om zich op het volgende ipa voor te bereiden. Wat zult u dit jaar doen ter voorbereiding van het volgende ipa?
05.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer Colebunders, twee weken geleden bracht Oxfam het nieuwe rapport Inequality Kills uit, dat eens te meer bewijst dat de ongelijkheden tijdens deze pandemie zijn toegenomen. Oxfam heeft gelijk, ongelijkheid is een politieke keuze. Daarom zit mijn partij in deze regering, om met concrete maatregelen het verschil te maken en om ongelijkheden op alle niveaus aan te pakken.
Voor ons moeten de overwinsten van de energieleveranciers bijvoorbeeld terugvloeien naar de gebruikers. Dat wordt momenteel bestudeerd. We hebben geïnvesteerd in een gezondheidszorg die voor iedereen toegankelijk is. We ondernemen stappen om vrouwen evenveel kansen te geven als mannen. We investeren in het versterken van het sociaal overleg. De tijdelijke werkloosheid, waardoor mensen hun baan niet verliezen, is zoals u weet verlengd. De werkloosheidsuitkeringen zijn op 1 januari 2022 weer verhoogd en op 1 april 2022 gaat het minimumloon omhoog. Er was een nieuwe belasting op effectenrekeningen, de effectentaks, enzovoort.
De loononderhandelingen hebben een tweejaarlijks ritme. De huidige periode is die van 2021 tot 2022, de volgende periode voor onderhandelingen loopt van 2023 tot 2024. Ondertussen blijven de lonen stijgen dankzij de automatische indexering van lonen en uitkeringen.
Daarnaast wil deze regering het sociaal overleg zoveel mogelijk kansen geven en de afspraken tussen sociale partners bevorderen. Met betrekking tot de volgende ipa-onderhandelingen heb ik dit al eerder gezegd. Hoewel het onderwerp misschien voorbarig lijkt, zullen we ervoor zorgen dat de besprekingen in volle sereniteit kunnen plaatsvinden en niet ingrijpen in dit stadium is daarvoor ook een garantie, meen ik.
05.03 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): U wil de sociale dialoog versterken. U zal daar heel veel moeten gaan versterken. De kant die u de vorige keer gekozen heeft door de vakbonden de 0,4 % door de strot te duwen, is geen versterking van de sociale dialoog, het is eerder een monoloog.
Het volgend ipa is voor volgend jaar. U zou nu dus al hard moeten werken om een einde te maken aan de wet van 1996 die de lonen bevriest. Ik begrijp dat het regeerakkoord daar niet in voorziet, maar intussen is de financiële situatie van heel veel huishoudens aanzienlijk verslechterd. Alle prijzen gaan omhoog, niet alleen die van gas, elektriciteit, stookolie, brandstoffen en voedingsmiddelen, maar ook die van tarwe en verzekeringspremies, ondanks de beloftes van uw socialistische collega in het Waalse Gewest.
Daarnaast zijn de vakbonden al enkele maanden bezig met mobiliseren. Ze hebben een verzoekschrift ingediend over dit onderwerp. Wij steunen hen echt in hun inspanningen. Wat zien we tegelijkertijd gebeuren? De rijke minderheid doet het erg goed. Ik denk dan met name aan de BEL20-aandeelhouders, die midden in de coronacrisis 6 miljard euro hebben binnengeharkt. Het zal niet ophouden. Volgens recente persberichten zullen de dividenden dit jaar enkel stijgen, alweer voor die bepaalde groep.
In deze context vragen we u dus om uw collega's van Vivaldi aan te spreken en eindelijk de stem van een socialist te laten horen. Zoals u weet, kunt u altijd op onze steun rekenen om een einde te maken aan deze loonstop.
Het incident is gesloten.
06 Question de Chanelle Bonaventure à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La situation des travailleurs/travailleuses des "car wash"" (55023942C)
06 Vraag van Chanelle Bonaventure aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De situatie van de werknemers van carwashes" (55023942C)
06.01 Chanelle Bonaventure (PS): Monsieur le ministre, en novembre 2019, une vaste opération dite de contrôle flash, menée sur un échantillon de 89 car wash avait révélé que 53 % de ces entreprises ne respectaient pas la loi. Ces violations concernaient essentiellement l'absence d'inscription dans la Dimona mais aussi, par exemple, des horaires manipulés ou encore la présence de travailleurs étrangers sans permis de travail.
La presse se fait régulièrement l'écho de ces conditions de travail. Fin septembre c'était ainsi dans le Namurois que l'on évoquait le cas d'un patron condamné pour la seconde fois en quelques années et qui collectionnait presque toutes les infractions types.
À partir des informations qui me reviennent de certains CPAS – à commencer par celui où j'exerce moi-même le mandat de conseillère – mon sentiment est que la situation ne s'est pas sensiblement améliorée depuis 2019. Celle-ci nuit pourtant non seulement aux droits fondamentaux des employés qui travaillent souvent dans des conditions extrêmes, mais aussi aux intérêts de tous ceux qui exercent cette activité dans les règles et qui sortent, comme tous les indépendants, d'une période difficile.
Monsieur le ministre, selon les informations en votre possession, comment les choses ont-elles évolué dans le secteur? Dispose-t-on de chiffres pour les périodes d'activité de 2020? Combien de sociétés sont-elles représentées? Quelles pourraient être les pistes susceptibles de nous aider à mieux identifier, et plus rapidement, les fraudeurs?
06.02 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la députée, le plan d'action de lutte contre la fraude sociale 2021 a prévu un minimum de 200 contrôles dans les secteurs à risque via les cellules d'arrondissement.
Nous observons que le taux d'infraction reste élevé: à hauteur de 42 % d'enquêtes positives en 2019, donc avec constat d'infraction, de 64 % en 2020 et de 55 % en 2021. Bref, le résultat d'une enquête sur deux est défavorable.
Les infractions le plus souvent constatées concernent le travail non déclaré au sens large: les travailleurs n'ont pas fait l'objet d'une déclaration Dimona; les règles de travail à temps partiel n'ont pas été respectées et/ou les travailleurs ne disposent pas d'un permis de travail. Je vous propose de vous transmettre via le secrétariat de la commission un tableau détaillé, comportant le nombre de contrôles dans le secteur des car wash et des garages. De la sorte, je vous épargnerai une lecture fastidieuse des données chiffrées.
En 2020, le nombre de contrôles a légèrement reculé vu la fermeture obligatoire du secteur en raison des mesures prises dans le cadre de la lutte contre le covid-19. Les chiffres sont donc quelque peu différents et doivent être examinés sur la base de cet élément particulier que constitue la fermeture du secteur.
Pour pouvoir s'attaquer mieux encore à la problématique du secteur des car wash, le SIRS travaille à un formulaire spécifique pour les car wash dans le cadre du point de contact pour une concurrence loyale. Les plaintes pourront ainsi être décrites de manière plus précise, ce qui permettra d'organiser encore plus efficacement les contrôles et les enquêtes qui en découlent. Le formulaire car wash portera sur les reprises successives, sur l'existence d'autres activités telles qu'un magasin ou un garage et sur les différentes conditions de travail du personnel. Enfin, le mode de paiement y est également abordé lorsqu'il peut y avoir une indication d'une éventuelle fraude sociale, par exemple le paiement des salaires, entièrement ou partiellement au noir, en lien, bien entendu, avec l'aspect fiscal.
Voici, madame la députée, les différents éléments de réponse que je pouvais vous donner aujourd'hui. Ils seront complétés par les différentes données statistiques qui seront transmises via le secrétariat de la commission.
06.03 Chanelle Bonaventure (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie. Cette question date du mois de novembre 2021 et le temps qui s'est écoulé depuis n'a fait que renforcer chez moi le sentiment que des questions se posent encore dans ce secteur. C'est en tout cas ce qui remonte du terrain dans le cadre de l'exercice de mon mandat. Je vous remercie pour les nombreuses précisions apportées; je ne manquerai pas d'analyser les statistiques et les rapports, avant de revenir vers vous.
Het incident is gesloten.
07 Question de Chanelle Bonaventure à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le statut des travailleurs/travailleuses des entreprises de type MLM" (55023945C)
07 Vraag van Chanelle Bonaventure aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het statuut van de werknemers van MLM-bedrijven" (55023945C)
07.01 Chanelle Bonaventure (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, depuis de nombreuses années, une forme particulière de marketing en réseau se développe dans notre pays et à l'international: le multilevel marketing ou, en bon français, la vente multi-niveaux, parfois abrégée en MLM.
Quel en est le principe? Un vendeur expérimenté parraine d'autres vendeurs afin de se créer une équipe. Il les accompagne pour, in fine, avoir un pourcentage sur leurs ventes. L'apparition des réseaux sociaux a contribué à accroître les variantes digitales de ces méthodes. Elles pullulent en particulier sur Facebook et Instagram.
Aujourd'hui, il nous faut bien constater un certain nombre de dérives. Il en va ainsi lorsque le MLM dévie vers la vente pyramidale pure et simple, laquelle se termine le plus souvent par un exit scam, c'est-à-dire que les initiateurs retirent leurs billes et conservent les sommes accumulées. Crédules, les victimes, à l'autre bout de la chaîne, n'ont alors plus que leurs yeux pour pleurer. Vous reconnaîtrez que nous sommes loin des "réunions Tupperware" des débuts du MLM.
Si ces pratiques sont, bien entendu, illégales, la vente multi-niveaux numérique classique s'est également vue adoptée par toute une série de sociétés ayant pignon sur rue et ne pose pas moins question en ce qui concerne les droits des travailleurs qui y prennent part.
Voici dès lors, monsieur le ministre, les questions que je souhaiterais vous poser. Le SPF Emploi, Travail et Concertation sociale dispose-t-il de statistiques relatives au nombre de personnes exerçant ces activités en Belgique? Quel est le statut des recruteurs et celui des vendeurs? Quels sont leurs droits? Un soutien quelconque est-il offert à celles et ceux qui se sont trouvés pris au piège de ces formes malveillantes de MLM?
07.02 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame Bonaventure, le SPF Emploi ne dispose pas de statistiques spécifiques sur le nombre de personnes actives comme vendeurs ou vendeuses dans la vente multi-niveaux. Le statut des vendeurs indépendants ou salariés devra être déterminé selon les critères généraux de la loi sur les relations de travail, en l'espèce les articles 331 et suivants de la loi-programme du 27 décembre 2006.
Ce n'est que lorsqu'un nombre suffisant d'éléments permettant d'établir une relation d'autorité sont présents dans les faits que le recruteur sera considéré comme un employeur et le vendeur comme un employé. Si tel n'est pas le cas, les vendeurs auront le statut de vendeur indépendant.
S'agissant de la protection contre les pratiques de vente abusives, celle-ci relève davantage du domaine du droit commercial et de la protection des consommateurs. Sachez que toute personne, en tant que consommateur, qui est victime de publicité et de pratiques déloyales a la possibilité de le signaler et de porter plainte via le site du SPF Économie qui comporte une section particulière "Publicité et pratiques déloyales".
En ce qui concerne les éventuelles infractions à la législation sociale, une plainte peut toujours être déposée auprès des différents services d'inspection sociale compétents.
07.03 Chanelle Bonaventure (PS): Merci monsieur le ministre. Par le confinement qu'elle a engendré et ses conséquences socioéconomiques, la crise sanitaire a plus que probablement amplifié le phénomène: de nombreux citoyens bloqués chez eux, parfois en chômage temporaire, s'abandonnant aux sirènes de ce qu'ils percevaient comme un moyen facile de gagner de l'argent. Comme toujours, ce sont des personnes déjà en situation précaire qui en sont les premières victimes.
Dès lors, merci pour ces informations, monsieur le ministre. Je vais relire et analyser plus en détail votre réponse. Au départ de ces éléments, je pourrai voir s'il n'est pas nécessaire d'investiguer plus avant les problèmes que posent ces méthodes de marketing afin, peut-être, de contribuer à y remédier.
L'incident est clos.
08 Vraag van Nathalie Muylle aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De krapte op de arbeidsmarkt" (55023964C)
08 Question de Nathalie Muylle à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La pénurie de main-d’oeuvre sur le marché de l'emploi" (55023964C)
08.01 Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de vraag is al ten dele beantwoord, aangezien de heer Anseeuw een interpellatie had in de plenaire vergadering van vorige week. Mijn vraag was op de agenda van de vorige commissie blijven staan, waardoor ze dus ook niet werd meegenomen naar de plenaire vergadering.
De problematiek is ondertussen welbekend. Mijn vraag ligt in de lijn van wat collega Anseeuw vorige week vroeg. U hebt een werkgelegenheidsconferentie georganiseerd. We hebben hier volgens mij een goed inhoudelijk debat gevoerd over uw beleidsnota en de begroting, waarin heel wat aan bod kwam, onder meer inzake asymmetrisch beleid, de activering van tijdelijk werklozen, arbeidsmobiliteit en de vrijstelling van drie maanden werkloosheid, de toeleiding naar knelpuntberoepen, waar men ook kan combineren met drie maanden werkloosheid enzovoort. Ik zag ook uw antwoord over het interfederale platform waaraan volop wordt gewerkt, maar er is meer. Tijdens de begrotingsbesprekingen hebben we het ook gehad over de vierdaagse werkweek en de flexibiliteit op dat vlak, de transitietrajecten, de activering van de ontslagvergoeding artikel 39 ter of de proefprojecten in e-commerce. Dat zijn allemaal zaken die we tijdens de begrotingsbesprekingen hebben besproken.
Als minister van Werk kunt u vrij veel via koninklijke besluiten regelen, maar ik vermoed dat er toch een aantal zaken zijn die via wetgeving moeten gebeuren en dat er misschien ook een wet diverse bepalingen komt. Daarom had ik graag geweten waar u staat met de uitvoering van uw plannen met betrekking tot de krapte, die we vermoedelijk allemaal onderschrijven.
08.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Muylle, de wet- en regelgeving ter uitvoering van dit plan met betrekking tot knelpuntberoepen worden momenteel binnen de regering besproken. Zodra een akkoord is bereikt, wat hopelijk in de komende dagen het geval zal zijn, zullen de plannen doorgestuurd worden naar de sociale partners. Hopelijk kunnen we dan heel binnenkort in deze commissie met de debatten beginnen.
08.03 Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de minister, ik zal uw antwoord lezen samen met het antwoord dat collega Anseeuw vorige week kreeg. U zegt dat het plan naar de sociale partners zal worden gestuurd zodra er een akkoord is binnen de regering, maar ik hoop dat dat ook gebeurt naar de Raad van State. Er moet immers nog een tweede lezing plaatsvinden op de wet diverse bepalingen. Dan is het mogelijk al maart of april voordat het plan hier landt.
Ik maak me toch wel wat zorgen. Ik kom uit dezelfde provincie als de heer Anseeuw, daar wordt werkelijk om arbeidskrachten geschreeuwd! Ik zat nu al zovele jaren in het vak, en ik heb het nog nooit zo erg geweten.
Vandaag hebben we het over noodplannen, maar vandaag moet zelfs in de dienstverlening met noodplannen worden gewerkt omdat er geen arbeidskrachten worden gevonden, en dat is zelfs niet coronagerelateerd. Zo erg is het dus.
Ik zal dit blijven opvolgen. De nood is zeer groot. Ik hoop dan ook dat er een versnelling hoger wordt geschakeld en dat er snel een oplossing komt, ook hier in het Parlement.
De voorzitter: U ziet het, mijnheer de minister, ook in West-Vlaanderen trekken we aan hetzelfde zeel.
Het incident is gesloten.
09 Question de Chanelle Bonaventure à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les délais de rendez-vous de la CAPAC" (55023977C)
09 Vraag van Chanelle Bonaventure aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De termijn voor een afspraak bij de HVW" (55023977C)
09.01 Chanelle Bonaventure (PS): Monsieur le ministre, en septembre dernier, la presse s'était fait l'écho des délais nécessaires à l'obtention d'un rendez-vous téléphonique auprès de la Caisse auxiliaire de paiement des allocations de chômage (CAPAC). Une dizaine de jours minimum étaient nécessaires, ce qui mettait déjà en difficulté de nombreux demandeurs, certains se voyant dans l'obligation de faire appel au CPAS.
Si j'en crois les récents témoignages qui me reviennent du terrain, il semble que les choses ne se soient guère améliorées. Au contraire, pour les sollicitations de début janvier, le contact par téléphone est en général fixé en février.
Je présume que l'explication en incombe aux demandes de chômage temporaire dues au contexte pandémique, notamment celles pour force majeure à la suite de la quarantaine d'un enfant ou de la fermeture de son école. Dans ce cas, il est à craindre que la situation se tende davantage encore dans le contexte actuel de montée de la vague omicron, et également pour les autres organismes de paiement. Je rappelle également que ces requêtes doivent se faire dans les deux mois qui suivent celui du début du chômage temporaire.
Disposez-vous d'une estimation de la part de dossiers ne pouvant être actuellement traités dans un délai raisonnable?
Vu les circonstances, sera-t-il tenu compte de la deadline de deux mois?
Comment soutenir la CAPAC et les autres organismes de paiement dans les semaines, et peut-être les mois qui viennent? Un plan est-il élaboré en lien avec la vague omicron?
09.02 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Merci, madame Bonaventure, pour votre question. Je ne dispose malheureusement pas de projection quant au nombre de dossiers qui ne pourraient actuellement pas être traités dans un délai raisonnable, mais je peux vous assurer que les missions de service public de la CAPAC sont accomplies de manière continue, avec la volonté de pouvoir effectuer les paiements dans les temps. Je peux vous assurer que la grande majorité des allocations est payée à temps. Cela est bien entendu nécessaire pour celles et ceux qui comptent et doivent compter sur ces allocations.
Comme vous l'avez évoqué, les retards enregistrés s'expliquent souvent par le type de chômage et par la complexité des dossiers, par les délais de paiement légaux, ainsi que par la nécessité d'avoir des dossiers complets.
Je peux aussi vous assurer que la CAPAC met en place une gestion globale de traitement des retards grâce à l'entraide entre les différents bureaux et qu'elle dispose de ressources humaines en suffisance. Bien entendu toutefois, la CAPAC – comme d'autres organismes de paiement – n'est pas à l'abri d'un afflux de demandes liées au variant omicron.
Comme vous le savez, la réglementation en vigueur et les procédures existantes déterminent les délais de traitement et de paiement des dossiers.
Comme vous le savez également, la procédure simplifiée pour le paiement des allocations de chômage temporaire est encore d'application jusque fin mars 2022. Elle sera, bien entendu, de nature à aider la CAPAC à traiter les dossiers dans les plus brefs délais.
Vu la situation, et vu les besoins, comme on le sait, des moyens supplémentaires ont été nécessaires et le restent. Ils le sont afin d'assurer la continuité des services et le bien-être des agents qui remplissent la mission. À plusieurs reprises, nous avons fait en sorte d'octroyer des moyens complémentaires à la CAPAC pour que les dossiers et les demandes de paiement d'allocations soient traités dans les temps. Je continuerai bien entendu à être attentif à ce que ce soit le cas dans les jours et les semaines qui viennent. Je vous remercie.
09.03 Chanelle Bonaventure (PS): Merci, monsieur le ministre, pour votre réponse. Ce rappel
concernant le délai rassurera probablement quelque peu les nombreuses personnes
concernées, lesquelles se posent d'autant plus de questions que la CAPAC avait
obtenu des renforts de personnel, comme vous l'avez rappelé, afin de faire face
à cette crise. Visiblement, cela ne suffit pas. N'oublions pas que les autres
organismes de paiement, c'est-à-dire les syndicats, ont les mêmes difficultés.
Finalement, un très grand nombre de nos concitoyens sont affectés. Nous
espérons tous que cette crise sera bientôt derrière nous mais, en attendant, il
faut effectivement apporter une réponse à ce problème, comme vous l'avez
précisé. Merci.
L'incident est clos.
- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De sancties voor de werkgevers in het kader van de re-integratie van langdurige zieken" (55024005C)
- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De hervorming van re-integratietrajecten" (55024401C)
- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les sanctions infligées aux employeurs dans le cadre de la réintégration des malades de longue durée" (55024005C)
- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La réforme des trajets de réintégration" (55024401C)
10.01 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, eind 2021 zette de minister van Sociale Zaken reeds verschillende concrete stappen, zoals de invoering van terug-naar-werkcoördinatoren en van een zeer beperkt kader voor de responsabilisering van de ondernemingen.
Van de werkgevers zal maar 0,9 % worden gecontroleerd op hun bovenmaatse aantal langdurig zieke werknemers. De minister van Sociale Zaken minimaliseert het sanctionerende karakter van de maatregelen inzake het bovenmaatse aantal langdurig zieken. Hij verwijst naar enkele sanctiemechanismen onder uw bevoegdheid: de sancties in verband met de redelijke aanpassingen in artikel 4, 12° van de antidiscriminatiewet van 10 mei 2007, de sancties voor inbreuken op de regelgeving inzake de preventie van psychosociale risico’s op het werk in artikelen 119 en 122, 5° en sancties voor andere inbreuken op de wet van 4 augustus 1996 inzake het welzijn op het werk en de codex over het welzijn op het werk.
Kunt u van elk van de sanctiemechanismen aangeven of zij in de loop van 2019, 2020 en 2021 regelmatig zijn toegepast? Zo niet, hoe komt dat?
Geeft de sociale inspectie prioriteit aan de controle op dergelijke inbreuken?
Hoeveel sociale inspecteurs worden momenteel ingezet om dergelijke inbreuken actief op te sporen?
Bent u van plan dergelijke controles te versterken?
Ik heb ook een vraag over de hervorming van de re-integratietrajecten.
Eind vorig jaar publiceerde het Rekenhof een audit over de effectiviteit, de tekortkomingen en de evalueerbaarheid van de re-integratietrajecten voor langdurig zieken. Als minister van Werk bent u verantwoordelijk voor het zogenaamde traject-WASO en juist over die trajecten is de audit erg kritisch.
De kritiek slaat niet enkel op de zogenaamde ontslagmachine, maar gaat verder. Zo is er bij de trajecten-WASO een beperkt hogere uitstroom naar werk, maar ook een veel hogere uitstroom naar werkloosheid. Kortom, de trajecten werken niet goed.
Samen met uw collega van Sociale Zaken reageerde u al schriftelijk op de audit. Ik heb echter nog enkele vragen. Hoe zult u ervoor zorgen dat de trajecten-WASO tot meer aangepast werk leiden bij de eigen werkgever? Welke stappen zet u en tegen wanneer?
Zal de regering ook voor de WASO-trajecten sancties invoeren voor de langdurig zieken?
Hoe ziet u de ruimere ondersteuning van de arbeidsartsen, waarvan sprake is in het antwoord aan het Rekenhof? Hoe en tegen wanneer plant u die ondersteuning te organiseren?
De trajecten zijn moeilijk te evalueren door een gebrek aan informatie. In uw antwoord aan het Rekenhof stelt u te zullen inzetten op meer en gedetailleerder monitoren. Wat zult u daartoe precies doen?
De werkloosheidsuitkering is laag en degressief. Wat is uw mening over de uitstroom uit de WASO-trajecten naar werkloosheid? Wat zult u doen om die uitstroom tegen te gaan?
10.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer Colebunders, de naleving van de bepalingen van de codex over het welzijn op het werk inzake het re-integratietraject wordt niet systematisch gecontroleerd door de sociale inspecteurs. Sinds het begin van de coronacrisis werd prioriteit gegeven aan de systematische controle op de naleving van de coronamaatregelen op de werkplaats.
Indien een werknemer een ongunstig antwoord ontvangt, kan hij of zij evenwel beroep aantekenen bij de arts-sociaal inspecteur die bevoegd is voor de controle op het welzijn op het werk. De arts-sociaal inspecteur moet dan de preventieadviseur, arbeidsarts en de arts van de werknemer oproepen voor overleg. De sociaal inspecteur kan ook de werknemer oproepen, om hem te horen. Tijdens het overleg nemen de drie artsen een beslissing bij meerderheid van stemmen. Bij afwezigheid van de behandelende arts of de arbeidsarts of bij uitblijven van overeenstemming tussen de aanwezige artsen neemt de arts-sociaal inspecteur zelf de beslissing.
Er werd in 2019 149 keer, in 2020 131 keer en in 2021 186 keer beroep aangetekend tegen de beslissing van de preventieadviseur-arbeidsarts. Het registratiesysteem van de administratie maakt geen uitsplitsing van de cijfers mogelijk. Op basis van een handmatige telling in de individuele dossiers voor de periode 2017-2019 is echter gebleken dat ongeveer de helft van de beroepen betrekking heeft op re-integratie.
Daarnaast worden acht extra inspecteurs aangeworven voor de controle van het welzijn op het werk.
10.03 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Als het gaat over het responsabiliseren van de werkgevers, hebt u minstens evenveel te zeggen als uw collega bevoegd voor sociale zaken. Uw collega verwijst ook graag naar u en uw bevoegdheden, maar van u zie en hoor ik voorlopig heel erg weinig.
Uit onze rondvraag blijkt trouwens dat de sanctiemogelijkheden waarvoor u bevoegd bent, zo goed als niet toegepast worden. Eigenlijk bevestigt u dat hier ook. Als het gaat over de controles van de sociale inspectie, mis ik een echt plan om het beter te doen.
Wij willen meer controle en meer druk op de werkgevers om in werkbaar en aangepast werk te voorzien. Om te beginnen, zijn er veel meer aanwervingen nodig dan u hebt aangekondigd, in alle provincies. De cijfers spreken toch voor zich. Wat de re-integratietrajecten voor werknemers betreft, één ding is mij duidelijk: de activering faalt. In uw traject is na zeven kwartalen of een jaar en zeven maanden ongeveer een derde van de begunstigden aan het werk. Dat is veel te weinig.
Men moet zorgen dat wie wil werken, kan werken. Maar om dat te doen, moet u de werkgevers voor hun verantwoordelijkheid durven te plaatsen. Zij zorgen gewoon niet voor aangepast werk. Ik heb wekelijks contact met vakbondsafgevaardigden, ook in grote bedrijven. Het wordt steeds moeilijker om dergelijke werknemers te plaatsen, omdat er geen goodwill is. Dan lukt het nooit.
Het is goed om u te horen bevestigen dat er geen sancties komen voor de trajecten voor werknemers, maar waarom voert minister Vandenbroucke ze dan wel in? Dat is toch discriminatie van de ene zieke tegenover de andere, enkel op basis van hun statuut? De sociale partners pleiten voor vrijwilligheid, net zoals de PVDA-PTB. Ik hoop dat u alsnog tot uw zinnen komt en alle sancties voor zieken in alle trajecten schrapt.
L'incident est clos.
11 Vraag van Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De hervorming van het ontslag wegens medische overmacht" (55024006C)
11 Question de Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La réforme du licenciement pour force majeure médicale" (55024006C)
11.01 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): In de afgelopen maanden kwamen de nieuwe plannen voor de re-integratie van de langdurig zieken reeds uitvoerig aan bod. Uw collega van Sociale Zaken ondernam reeds verschillende concrete stappen, zoals het invoeren van de terug-naar-werkcoördinatoren en het invoeren van een zeer beperkt kader voor de responsabilisering van de ondernemingen.
Zelf bent u verantwoordelijk voor de hervorming van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens medische overmacht. Tot vandaag is die gekoppeld aan de re-integratietrajecten. De vakbonden en het Rekenhof noemen die regeling zeer terecht een ontslagmachine.
In uw beleidsnota voor 2022 gaf u aan dat u de procedure zult hervormen. In een recent antwoord op schriftelijke vraag nr. 509 gaf u aan dat de federale overheid geen gegevens opvraagt over de aard van de ontslagen. U gaf aan dat zo te zullen houden, om de werkgevers geen administratieve overlast te bezorgen.
Ik heb ter zake de volgende vragen.
Wanneer komt u met een wetsontwerp dat het ontslag wegens medische overmacht loskoppelt van de re-integratietrajecten?
De nieuwe procedure zou kunnen opstarten vanaf 9 maanden. Hoelang zal zij duren?
Hoe garandeert uw nieuwe procedure dat de ontkoppeling tot minder ontslagen zal leiden? Wat zijn uw denksporen ter zake? Hoe zult u een bovenmaats aantal van dergelijke ontslagen monitoren?
Of wil u dat niet, om de werkgevers geen administratieve overlast te bezorgen?
11.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer Colebunders, wij zullen het re-integratietraject om werkgevers en werknemers te ondersteunen bij de terugkeer naar het bedrijf inderdaad loskoppelen van de procedure voor ontslag wegens medische overmacht.
Er zal daarom een nieuwe, aparte procedure worden uitgewerkt die pas zal kunnen worden opgestart wanneer een werknemer minimaal 9 maanden arbeidsongeschikt is. De bedoeling is alle werkgevers en werknemers te stimuleren het gesprek met elkaar aan te gaan. Wij willen alle kansen geven om het mogelijk te maken dat de werknemer opnieuw aan de slag kan gaan bij de werkgever. De duur van de procedure zal afhankelijk zijn van de concrete omstandigheden in elke afzonderlijke situatie.
Een voorontwerp van wet waarin de nieuwe procedure is opgenomen, werd voorgelegd aan de Nationale Arbeidsraad en ik heb de sociale partners gevraagd mij uiterlijk tegen eind februari hun advies te bezorgen. Door het nieuwe re-integratietraject los te koppelen van de nieuwe procedure wegens medische overmacht zorgen wij ervoor dat de re-integratietrajecten werkelijk worden gebruikt waarvoor zij bedoeld zijn, de re-integratie van werknemers na een periode van ziekte op hun eigen werkplek, al dan niet met passend werk.
De preventiediensten zal worden gevraagd nauwkeurige statistieken bij te houden over zowel de nieuwe re-integratietrajecten als de medische procedures van overmacht, waarbij de bedrijfsartsen een cruciale rol spelen. Op die manier krijgen wij een duidelijk beeld van het aantal trajecten en kunnen wij het beleid zo nodig aanpassen.
11.03 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, ik zie dat u er wel werk van wilt maken, maar tot vandaag worden mensen in re-integratietrajecten nog altijd zomaar ontslagen. Dat moet zo snel mogelijk wijzigen. Er is haast bij. Het is jammer dat dit niet sneller kan gaan onder uw beleid. Hoe kan men een beleid voeren, terwijl men niet weet wat er op het terrein gebeurt? U zegt wel dat u bepaalde actoren erbij zult betrekken en dat u contact zult hebben met de sociale partners, maar uiteindelijk klaagt het Rekenhof ook het gebrek aan cijfers aan.
Toch weigert u de werkgevers zelf op hun verantwoordelijkheid te wijzen en hun te vragen om enkel maar een formuliertje in te vullen met de reden waarom die mensen juist ontslagen zijn. Er zijn twee maten en twee gewichten: als zieken hun vragenlijst niet invullen, kunnen zij een deel van hun uitkering verliezen, maar voor de andere kant is dat niet zo. Ik ben eerlijk gezegd niet gerustgesteld. Ik wil garanties dat een nieuwe procedure geen nieuwe achterpoortjes zal hebben.
Het incident is gesloten.
- Chanelle Bonaventure à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le défi de la numérisation en matière de formation continue des salariés et salariées" (55024051C)
- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La formation continue des travailleurs" (55024057C)
- Chanelle Bonaventure aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De permanente opleiding voor werknemers in het licht van de digitalisering" (55024051C)
- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De permanente opleiding van werknemers" (55024057C)
12.01 Chanelle Bonaventure (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, à l'occasion de la parution en novembre du rapport annuel du Conseil supérieur de l'emploi (CSE), dont le sujet principal était la formation continue, son vice-président Steven Vanackere avertissait du risque que la numérisation faisait peser sur l'emploi dans notre pays, estimant à 14 % le nombre de jobs qui risquent de disparaître. Par ailleurs, 29 % des postes sont associés à – et je reprends les mots de M. Vanackere – "un risque allant de 50 à 70 %, impliquant de fortes modifications dans le contenu et les tâches". Bien entendu, comme le confirme le CSE, cela impactera d'abord les travailleurs exerçant des fonctions à moindre degré de qualification.
Cette situation rend d'autant plus inquiétants les constats formulés par cette étude dans le domaine de la formation continue, parmi lesquels le fait que 44 % des salariés ne jugent pas utiles de se former dans le cadre de leur emploi actuel. La moyenne globale est aujourd'hui de trois jours de formation par année.
Monsieur le ministre, vous avez déjà pris des mesures afin de répondre à cet enjeu. Je pense ici en particulier à l'instauration d'ici 2024 d'un compte et donc d'un droit individuel de formation et à l'octroi de cinq jours par an. Quelle analyse faites-vous de ces nouvelles données? Pourriez-vous faire le point sur les prochaines étapes devant mener à l'aboutissement de ce projet? De quelle façon l'intégration des conclusions du CSE, en particulier en ce qui concerne les conséquences de la numérisation, se fera-elle? Surtout, quelle réponse apporter au défi du manque d'envie vis-à-vis de la formation continue que l'on semble percevoir chez un nombre important de travailleurs?
12.02 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid publiceerde in november een interessant rapport over het belang van permanente opleiding voor werknemers, iets waar u eerder vandaag zelf voor pleitte in deze commissie. De Raad onderstreept het belang van levenslang leren, om de eenvoudige reden dat de aard van de jobs steeds sneller wijzigt en daarmee ook de nodige competenties voor die jobs.
Het goede nieuws vanuit de Raad is dat 84 % van onze bedrijven inzet op de opleiding van werknemers. De keerzijde van de medaille is dat dat al te vaak nog te beperkt is qua aantal uren. Wat ons ook zorgen moet baren, is dat werknemers nog te weinig overtuigd zijn van levenslang leren. In België zou zo'n 40 % van de werknemers nieuwe competenties nodig hebben om aan het werk te blijven of zich om te scholen. Tegelijk willen 4 volwassenen op de 10 niet deelnemen aan permanente opleiding. Slechts de helft van de werknemers vindt het zeer belangrijk om opgeleid te worden om de huidige job te kunnen blijven uitvoeren.
Nog opvallender, zeker gezien de uitdagingen waar we voor staan, is dat het aantal werknemers dat het belangrijk of zeer belangrijk vindt om een opleiding te volgen om een andere job te kunnen uitoefenen, tot de laagste van Europa behoort. Het gaat respectievelijk om 43 en slechts 13 %. Nochtans zijn beter opgeleide werknemers veel productiever en daardoor beter inzetbaar, waardoor hun risico op werkloosheid of inactiviteit flink afneemt. Dus stelt de Raad terecht dat gericht inzetten op bepaalde ondervertegenwoordigde groepen des te belangrijker is, aangezien hun inzetbaarheid het meest in gevaar is.
Mijn vragen hierover zijn de volgende. Wat zijn volgens u de oorzaken van het feit dat nog te veel actoren op onze arbeidsmarkt te weinig inzetten op levenslang leren? Welke maatregelen zult u nemen om van levenslang leren de norm te maken voor alle werknemers? Wat is de timing van die maatregelen?
12.03 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame Bonaventure, monsieur Anseeuw, la nécessité et l'utilité de la formation continue sont encore insuffisamment perçus. Selon les résultats d'enquêtes auprès des adultes, la moitié (54 %) seulement des travailleurs estiment très important d'être formés pour leur emploi actuel, ce qui est un score relativement faible en comparaison avec la moyenne européenne.
Plus interpellant encore compte tenu des défis qui s'annoncent, le pourcentage de ceux qui jugent important ou très important de se former pour un autre emploi est de 56 %; ce taux est un des moins élevés au niveau européen. Cela pourrait s'expliquer par le fait que les travailleurs perçoivent moins le besoin de se former pour un emploi différent de celui qu'ils occupent actuellement.
Autre raison de cette faible motivation, les bénéfices que retirent les travailleurs de la formation apparaissent relativement limités en termes de progression de carrière et d'augmentation des revenus. Des barrières pratiques sont aussi évoquées comme frein à la participation à une formation. Les travailleurs mentionnent souvent le manque de temps ou de flexibilité dans les horaires.
Studies tonen aan dat opleidingen positieve effecten hebben op de performantie van de ondernemingen. Investeringen in opleidingen lonen in het algemeen voor werkgevers. Incentives lijken minder belangrijk te zijn in bedrijven met een groot personeelsverloop of waar geschoolde werknemers het bedrijf waarschijnlijk snel zullen verlaten. Ze zijn belangrijker wanneer de onderneming moeite heeft om gekwalificeerde werknemers aan te werven en het bestaande personeel opleidt. Een tekort aan arbeidskrachten is vaak een tekort aan vaardigheden.
De opleiding van werknemers is meer dan ooit een essentiële as van het werkgelegenheidsbeleid. Dat komt tot uiting in de uitvoering van complementaire projecten zoals de individuele opleidingsrekening, in overleg tussen de federale regering, de deelstaten en de sociale partners, en de invoering van een echt individueel recht op opleiding van vijf dagen per jaar vanaf 2024.
Ce vrai droit individuel à la formation sera repris dans la loi portant dispositions diverses en matière d'emploi qui est en discussion au sein du gouvernement et qui sera prochainement soumise au Conseil national du Travail pour avis. La volonté est de revenir vers vous le plus rapidement possible.
Diverses administrations fédérales sont aussi, en ce moment, en train de travailler ensemble pour élaborer le compte individuel de formation et ce, en étroite collaboration avec les membres de mon cabinet. L'horizon envisagé est une mise en œuvre d'ici juin 2024. Bien entendu, ces projets contribuent, selon moi, de manière essentielle au relèvement du taux d'emploi auquel s'est engagé le gouvernement.
12.04 Chanelle Bonaventure (PS): Monsieur le ministre, la numérisation entraîne son lot de défis dans une grande variété de domaines. Le monde du travail n'y échappe pas. Les politiques de formation doivent faire partie de la réponse à apporter. Les mesures sur lesquelles vous travaillez contribueront à avancer dans cette voie.
Sur le volet plus psychologique que j'évoquais dans ma dernière question, il devrait normalement aussi être de nature à amener un certain nombre de travailleuses et travailleurs sur la voie de la formation. Vous avez rappelé les chiffres.
J'ai mentionné la proportion d'employés qui ne jugent pas utile de se former dans le cadre de leur emploi actuel. Mais les chiffres sont plus élevés encore lorsqu'il s'agit d'envisager de se former à une autre fonction. Comme vous l'avez dit, ce sont 43 % qui estiment cela important et 13 % seulement très important. Comme je le disais, c'est probablement là que réside le réel défi: faire naître l'envie.
12.05 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, we delen de analyse dat de competenties die vaak worden gevraagd op de arbeidsmarkt al te vaak niet kunnen worden aangeboden. Die mismatch moet kunnen worden opgelost, onder andere door levenslang leren. Iedereen moet ervan doordrongen worden dat dat de evidentie zelf zou moeten zijn. De lezing van mevrouw Bonaventure van het rapport waarbij ze suggereert dat de automatisering en de digitalisering een risico zou zijn voor de tewerkstelling, klopt niet. Het niet anticiperen op nieuwe evoluties is het risico. Dat is een keuze die we zelf maken.
U hebt een aantal elementen aangehaald die een rol zouden spelen bij de uitdaging waarvoor we staan om iedereen ervan te overtuigen om die mentaliteit over dat levenslang leren echt te wijzigen. De maatregel die u naar voren schuift, is het individuele recht op opleiding. Zal dat volstaan? Het is niet omdat iemand het recht krijgt, dat die persoon dat ook zal uitoefenen. Uit het rapport blijkt bovendien dat amper de helft van de werknemers ook maar het nut inziet van die bijkomende opleiding. We kunnen alle rechten geven aan de mensen, maar als ze er niet in geïnteresseerd zijn, staan we natuurlijk nog altijd even ver.
Het individuele recht op opleiding kan een stukje van de oplossing zijn. Alles zal natuurlijk nog staan of vallen met de manier waarop dat recht concreet wordt vormgegeven, hoe dat kan worden ingevuld. Daar kijk ik heel erg naar uit, maar dat zal onvoldoende zijn om de broodnodige mentaliteitswijziging bij werkgevers en werknemers teweeg te brengen, om ons effectief voor te bereiden op niet enkel de uitdagingen van de toekomst, maar ook de uitdagingen die zich vandaag al stellen op dat vlak.
L'incident est clos.
- Nathalie Muylle aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het rapport van het Rekenhof over de arbeidsongevallen" (55024241C)
- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het verslag van het Rekenhof rond de preventieopdracht voor arbeidsongevallen van Fedris" (55024337C)
- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Een extra preventiebijdrage voor arbeidsongevallen" (55024364C)
- Nathalie Muylle à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le rapport de la Cour des comptes sur les accidents du travail" (55024241C)
- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le rapport de la Cour des comptes sur la mission de prévention des accidents du travail de Fedris" (55024337C)
- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Une contribution de prévention supplémentaire pour les accidents de travail" (55024364C)
13.01 Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, we hebben het rapport van het Rekenhof omtrent de arbeidsongevallen allemaal gezien, en dat was nogal verschroeiend. Was het ook verrassend? Dat denk ik niet. De cijfers nemen ongelooflijk sterk toe en in uw beleidsnota hebt u ook aangehaald dat er aanpassingen moeten gebeuren en dat daarover een debat moet worden gevoerd.
Sinds 2009 kunnen bedrijven voor hun verantwoordelijkheid geplaatst worden, maar dat systeem faalt. Niet enkel worden er alleen kleine bedrijven gesanctioneerd. Bovendien kan een eventuele boete ook niet afgedwongen worden zodat deze bedrijven vaak de dans ontspringen. We zitten nu bovendien in een periode met veel langdurige zieken, zoals in de vorige debatten aan bod kwam. Er moet dus iets veranderen aan die stijgende cijfers.
Naar aanleiding van de beleidsverklaring heb ik aangehaald dat sinds 1985 het aantal weigeringen van verzekeringsmaatschappijen om arbeidsongevallen te erkennen exponentieel stijgt. Verzekeringsondernemingen die weigeren een ongeval te erkennen als arbeidsongeval moeten dit melden aan Fedris. Fedris onderzoekt slechts 15 % van die ongevallen. Daarvan blijkt er in 10 % van de gevallen toch wel voldoende reden om het arbeidsongeval te erkennen. Dat betekent dat je op jaarbasis 1.800 slachtoffers hebt die onterecht niet erkend worden.
Dat is een van de vele problemen, maar het toont aan dat er actie ondernomen moet worden. Ik heb in de pers gezien dat u een actieplan wil. Wat wilt u daarin juist doen? Wat is de timing? Hoe gaat u daarmee aan de slag.
13.02 Björn Anseeuw (N-VA): Ik heb hierover ook een vraag ingediend, mijnheer de minister. Het gaat om het rapport van het Rekenhof, gepubliceerd in januari 2022. Collega Muylle noemde het een "verschroeiend" rapport en ze zit er niet ver naast. De grootste kritiek is dat deze problematiek de voorbije jaren onvoldoende ter harte genomen werd door Fedris.
Een achterliggend probleem is dat de sociale partners al meer dan 5 jaar geen duidelijk advies hebben geformuleerd over hoe ze dit dossier willen aanpakken. Dat is overigens ook een pijnpunt in heel wat andere dossiers. Er zijn er vandaag al een paar de revue gepasseerd.
Ik wil het rapport even citeren: "Sinds 2016 wacht Fedris op een definitief standpunt van zowel de ministers als de werknemers- en werkgeversorganisaties binnen zijn beheerscomité. Volgens Fedris zijn de sociale partners momenteel voorstander van het ontwikkelen van een algemeen preventie-instrument dat een alternatief kan vormen voor het initiële project van de premiedifferentiatie. De sociale partners zullen dit alternatief verder blijven uitwerken. Deze doelstelling zal opnieuw het voorwerp uitmaken van een KPI in de volgende bestuursovereenkomst 2022-2024."
Ook in het regeerakkoord van uw regering wordt dit thema niet behandeld. Op de website van Fedris is de laatst gepubliceerde beheersovereenkomst die voor de periode 2016-2018, met een addendum voor 2019-2020. We blijven dus in het ongewisse over de beleidslijnen die Fedris nu en de komende jaren zal volgen rond de preventie van arbeidsongevallen.
Zult u naar aanleiding van dit rapport van het Rekenhof de sociale partners vragen dringend een advies uit te brengen rond dit dossier? Zult u daarbij een duidelijke timing meegeven, gezien het belang van deze problematiek voor de bestuursovereenkomst Fedris 2022-2024?
Wat is de stand van zaken voor wat de aangekondigde beheersovereenkomst betreft?
Komt deze problematiek ter sprake in de voorlopige versie van de beheersovereenkomst van Fedris? Zo ja, op welke manier?
13.03 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de overheid gaat de mist in op het vlak van sancties voor arbeidsongevallen. In de praktijk komt er volgens het Rekenhof weinig in huis van deze sancties in de vorm van extra preventiebijdragen. Begin dit jaar betaalden maar 89 ondernemingen de bijdragen. Vooral de grote bedrijven ontspringen de dans. Het valt daarbij te betwijfelen dat de bijdrage van een dergelijk klein aantal ondernemingen bijdraagt aan het verminderen van het aantal arbeidsongevallen. De bestaansreden van het stelsel komt volgens het rapport zelfs op de helling te staan en we mogen dit dan ook niet onderschatten.
Minstens elke week vertrekt iemand naar zijn of haar werk zonder ooit nog terug te komen. Elke dag zijn er tientallen werknemers betrokken in een ernstig arbeidsongeval.
Het rapport van het Rekenhof raakt enkele punten aan waar wij ons ernstige vragen bij stellen. Tweehonderd ondernemingen die het slechtst presteren worden geselecteerd. Dat is 0,1% van het aantal ondernemingen in België dat personeel tewerkstelt. Waarom is dat zo’n laag cijfer? Kan dit uitgebreid worden? Zo ja, wat is volgens u een wenselijk cijfer?
Hoe komt het dat grote ondernemingen amper voorkomen in die selectie? Nochtans gebeurt daar de helft van de arbeidsongevallen.
Waarom vallen de uitzendsector en de havenarbeid buiten dit stelsel? Gisteren is nog een jongeman van 26 jaar zijn been en een stuk van zijn bekken kwijtgeraakt in de haven. Wat vertellen we steeds opnieuw tegen deze mensen? De haven en uitzendsector zijn twee belangrijke risicosectoren met veel zware arbeidsongevallen.
Slechts 62,2% van de geselecteerde bedrijven betaalde de extra preventiebijdrage. Hoe komt dat?
U reageert samen met de heer Vandenbroucke met een actieplan.
Hoe moet dat er effectief uitzien?
13.04 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer de voorzitter, veiligheid en welzijn op het werk vormen een prioriteit in mijn beleid. We moeten ijveren voor niet minder dan een nulstrategie voor arbeidsongevallen, zoals vastgelegd in het Europese strategische kader voor veiligheid en gezondheid op het werk 2021-2027.
Naar aanleiding van het rapport van het Rekenhof over de arbeidsongevallen bij ondernemingen heb ik dan ook meteen het initiatief genomen om samen met de minister van Sociale Zaken een werkgroep op te richten. In deze werkgroep zetelen vertegenwoordigers van de beleidscellen Werk en Sociale Zaken, de betrokken federale administratie, Fedris en de FOD WASO. Binnen deze werkgroep werd een actieplan uitgewerkt, dat verder van nabij zal worden opgevolgd.
Voor de hierna vernoemde actiepunten neemt de FOD WASO het voortouw.
Ten eerste wordt een aselecte lijst van ondernemingen met een verzwaard risico jaarlijks onderworpen aan een verscherpt toezicht.
Ten tweede worden ernstige arbeidsongevallen bij gedetacheerde werknemers in kaart gebracht, meer bepaald op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, waarvoor de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk een onderzoek heeft ingesteld, met het oog op het formuleren van preventiemaatregelen en om soortgelijke ongevallen in de toekomst te voorkomen.
Ten derde worden bezwaren onderzocht tegen de forfaitaire contributie voor verzwaard risico van ondernemingen die voldoende maatregelen genomen hebben om ongevallen te voorkomen.
Ten vierde, het beter op mekaar afstemmen van de arbeidsongevallenwet en de regelgeving rond welzijn met betrekking tot arbeidsongevallen.
Tot slot, de uitvoering van een functionele analyse in het kader van de oprichting van een elektronisch platform voor het digitaal overmaken van omstandige ongevallenverslagen.
Voor de actiepunten uit het plan waarvoor Fedris is aangeduid, verwijs ik naar de minister van Sociale Zaken, Frank Vandenbroucke. Er zal ook rekening worden gehouden met de conclusie van het Rekenhof omtrent de re-integratietrajecten en met de resultaten van de studie van de KU Leuven en de ULB, op vraag van de FOD WASO, over de impact van de gewijzigde regelgeving.
De responsabilisering van bedrijven met veel ziekteuitval behoort tot de bevoegdheid van de minister van Sociale Zaken, Frank Vandenbroucke. Ook de vraag met betrekking tot de weigering van arbeidsongevallen door de verzekeringsondernemingen, behoort tot de bevoegdheid van collega Frank Vandenbroucke.
13.05 Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de minister, ik heb er alle begrip voor dat dit een gedeelde bevoegdheid is. Het is ook goed dat er snel gereageerd is met de werkgroep, dat er snel geschakeld wordt en dat er initiatieven worden genomen. Ik hoop dat er ook een concrete planning is opgemaakt en dat die goed wordt gevolgd.
Ik meen evenwel dat de problematiek breder gaat dan vervat in het rapport van het Rekenhof. Ik heb dat ook zo gezegd tijdens de bespreking van de beleidsnota. Hier kan het Parlement wellicht ook een rol in spelen, mijnheer de voorzitter. Dit hoort thuis in een globaal debat over arbeidsongevallen. Ik heb voorts aangehaald dat er momenteel onvoldoende controle is op weigeringen. We hebben verder ook een discussie gehad over interimarbeid en arbeidsongevallen, waar er zich nog veel problemen voordoen.
Bij samenwonenden wordt er vandaag vaak geen vergoeding toegekend als de partner slachtoffer is. Dat heeft veelal te maken met de manier van samenwonen en wat er zoal in het samenlevingscontract staat. Ook het niet goed invullen van dossiers, omdat er te weinig informatie voorhanden is of omdat het slachtoffer geen kopie krijgt van zijn aangifte, is een gekend probleem. Dat zijn allemaal zaken die ervoor zorgen dat de cijfers stijgen en die aantonen dat een globale aanpak vanuit het departement Werk aangewezen is.
Ik zou hier dus graag een globaal debat over voeren. Dat is voor mij alvast een eerste stap. Ik zal, zoals gezegd, ook melden aan de voorzitter dat ik meen dat het Parlement hier een rol in kan spelen, en de regering hierin kan versterken om actie te ondernemen.
13.06 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, ik denk wel dat timing hier niet onbelangrijk is, maar daarover blijven we in het ongewisse. U hebt een aantal maatregelen toegelicht in het kader van de nieuw opgerichte werkgroep. Daar heb ik bedenkingen bij.
Het gaat hier om dezelfde werkgroep waarin ook de beleidscellen van Sociale Zaken zitting hebben. Ik vind het jammer dat slechts een deel van de activiteiten van die werkgroep hier wordt belicht en dat we ons voor het overige maar moeten richten tot de andere minister. Ik ga ervan uit dat u daar beiden namens de regering vertegenwoordigd bent. U had hier vandaag dus alle activiteiten van die werkgroep kunnen bespreken. Het feit dat u de zaken in vakjes opdeelt, vergemakkelijkt het debat niet, wel integendeel. Het gaat om iets zeer belangrijks. De heer Colebunders heeft daarnet nog een schrijnend voorbeeld aangehaald.
Ik maak me dus wat zorgen over de timing, maar als ik daarbovenop de term 'werkgroep' hoor, maak ik me nog meer zorgen. Daarin wordt immers vaak veel gepraat, maar weinig gedaan. Ik houd dus mijn hart vast, want dit probleem moet wel degelijk met beide handen worden aangepakt. Er is inmiddels ook haast bij want Fedris wacht al sinds 2016 op een advies. De vraag die ik u in dat verband heb gesteld, hebt u zelfs niet beantwoord. We komen er ongetwijfeld uitgebreid op terug.
13.07 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, we weten hoeveel arbeidsongevallen er jaarlijks gebeuren, welke de risicosectoren zijn, dat de meeste ongevallen gebeuren in bedrijven met meer dan 200 werknemers, dat de havens bij de gevaarlijkste werven van het land horen, en dat uitzendkrachten en gedetacheerde werknemers veel kwetsbaarder zijn dan andere werknemers. Het is dus absoluut noodzakelijk om dit sanctiemechanisme, dat er eigenlijk geen is, beter af te stemmen, zodat er gevolgen zijn voor bedrijven die hun werknemers in gevaar brengen.
Er is nood aan een grotere selectie, met een proportionele vertegenwoordiging van grote bedrijven, de havens en de uitzendsector.
Bovendien zijn deze cijfers echt wel het topje van de ijsberg. Elke vakbondsvertegenwoordiger weet dat er druk wordt uitgeoefend door de werkgevers om arbeidsongevallen niet aan te geven. Ik zou zo een reeks bedrijven kunnen opnoemen. De werkgevers zijn overigens meer bezorgd over hun verzekeringspremie dan over de bijkomende preventiebijdrage van de overheid.
Er zijn voorbeelden legio, mijnheer de minister, ik kan ze u voorleggen. Geloof het of niet, maar ik heb weet van een werknemer die op zijn werk zijn hand heeft gebroken, en waarvan noch de werkgever noch de bedrijfsarts vond dat hij arbeidsongeschikt was. Die persoon heeft voor de rest van zijn werkdag met een gebroken hand op een vuilnisbak gezeten. Dit is geen uitzondering. Elke vakbondsafgevaardigde zal u dergelijke verhalen kunnen vertellen.
Ik wil hier ook een lans breken voor preventie, de versterking van de bevoegdheden en inspraak van de comités voor preventie en bescherming op het werk, zeker ook in kleinere bedrijven, want daar gebeuren veel vreemde dingen. Er is dus nog heel wat werk aan de winkel, mijnheer de minister.
L'incident est clos.
- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De tweede onderhandelingsronde over maatregelen om flexibel in te spelen op de omikronvariant" (55024298C)
- Nathalie Muylle aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De noodplannen voor het personeelstekort in bedrijven" (55024396C)
- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le deuxième round de négociations relatives aux mesures de flexibilité face au variant omicron" (55024298C)
- Nathalie Muylle à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les plans d'urgence pour remédier à la pénurie de personnel dans les entreprises" (55024396C)
14.01 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, na de meningsverschillen van maandag 17 januari tussen de sociale partners over de mogelijke flexibiliteitsmaatregelen in verband met de omikronvariant, hebt u hun nog een week de tijd gegeven om tot een akkoord te komen. Vrijdag heeft de Groep van Tien dan zonder het ABVV overeenstemming bereikt over de nieuwe flexibiliteitsmaatregelen.
Bent u van plan die maatregelen in te voeren? Zo ja, welke? Hoe reageert u op de vakbondsleden die tegen de verdere flexibiliteitsmaatregelen zijn?
14.02 Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de minister, mijn collega heeft de situatie goed geschetst maar mijn vraag is enigszins anders. De situatie is inderdaad zo dat vandaag drie op de vier bedrijven aangeven een zware impact te voelen van personeelsuitval, vooral op hun productieactiviteiten. In die zin is het akkoord van vrijdag niets te vroeg gekomen. De werkgevers schreeuwen om een vrij snelle uitvoering. Ze vragen waar uw nood-KB blijft. Ik zie dat uw Vlaamse collega vandaag ook studenten wil inzetten tijdens hun lesvrije weken, nu de examens op hun einde lopen, en bekijkt hoe er flexibiliteit mogelijk is bij de uitbreiding van de uren voor studentenarbeid. Ik had dus graag van u vernomen wanneer dit nood-KB er komt.
14.03 Minister Pierre-Yves Dermagne: De regering wilde het advies van de sociale partners over maatregelen om de gevolgen van de omikrongolf voor de bedrijfscontinuïteit te beperken. Ik ben ervan overtuigd dat we daarover moesten nadenken. We moeten ons voorbereiden op het ergste terwijl we hopen op het beste. Ik ben er ook van overtuigd dat de stem van de sociale partners hierin belangrijk is.
De Groep van Tien heeft tijdens verschillende vergaderingen een consensus bereikt over bepaalde maatregelen. Ze waren het echter niet eens over andere maatregelen en over de uitvoeringsmodaliteiten. De voorzitter van de Groep van Tien heeft ons hiervan op de hoogte gebracht op 18 januari. We hebben de sociale partners dus wat meer tijd gegeven om tot een akkoord te komen. Helaas kon er echter geen unaniem akkoord worden gevonden. We zullen toch maatregelen nemen op basis van de maatregelen waarover een consensus leek te bestaan op 17 januari en op basis van het document dat is ondertekend door 8 van de 10 partners.
Alvorens in te gaan op de maatregelen wil ik uw aandacht vestigen op het feit dat de sociale partners ertoe hebben opgeroepen om de preventiemaatregelen strikt na te leven. Het gaat daarbij om de veiligheidsvoorschriften, de generieke en sectorale gidsen en het verplichte telewerk.
Over een aantal maatregelen was er binnen de groep van tien consensus.
Ten eerste, wat tijdelijke werkloosheid betreft, de mogelijkheid om een beroep te doen op tijdelijk werklozen van een ander bedrijf. De werknemers behouden 75 % van hun uitkering.
Ten tweede, wat tijdskrediet, loopbaanonderbreking en themaverlof betreft, kunnen werknemers in deze regelingen hun huidige verlof opschorten om tijdelijk weer aan het werk te gaan of meer uren werken, ook hier met behoud van 75 % van hun uitkering en met de mogelijkheid om extra uren te presteren op werkdagen.
Ten derde, wat tijdelijke arbeidsovereenkomsten betreft, worden opeenvolgende contracten van bepaalde duur die de maximale wettelijke looptijd hebben bereikt en die met ten minste zeven dagen worden verlengd gedurende deze periode uitzonderlijk niet beschouwd als contracten van onbepaalde duur.
Ten vierde, wat de gepensioneerden betreft, wordt het onbeperkt cumuleren van inkomsten uit arbeid en pensioen toegestaan, ook voor personen die met vervroegd pensioen zijn.
Ten vijfde, wat het brugpensioen betreft, kunnen mensen die werkloos zijn met bedrijfstoeslag gaan werken in hun eigen bedrijf of in een ander bedrijf, met behoud van 75 % van hun uitkering en behoud van de bedrijfstoeslag.
Ten zesde, wat asielzoekers betreft, kunnen mensen met een legale, tijdelijke of permanente verblijfsvergunning meteen aan de slag, zonder vier maanden te moeten wachten
Tot slot, wat de studentenarbeid betreft, is er een neutralisatie van maximaal 45 gewerkte uren tijdens deze periode. Deze 45 uren tellen dus niet mee bij de berekening van het maximum van 475 uren per jaar.
We zijn uiteraard van plan om de effecten van de bijverdiensten uit deze periode te neutraliseren, zodat men achteraf niet voor verrassingen komt te staan, zowel op fiscaal vlak als op het vlak van sociale toeslagen.
Voor sommigen zijn de maatregelen moeilijk te accepteren, wat ik begrijp. Ik wil hier dan ook zeer duidelijk zijn over de overeenkomst binnen de meerderheid van de Groep van Tien: het gaat hier om crisismaatregelen. We nemen dit initiatief omdat we moeten inspelen op het hoge absenteïsme in bedrijven. We kunnen ons niet afzijdig houden en onze Belgische bedrijven laten bloeden. We kunnen de bevolking niet laten vallen wanneer deze dreigt geconfronteerd te worden met tekorten in de basisbehoeften.
Ik zeg wel luid en duidelijk dat het hier uitzonderlijke maatregelen betreft die niet als precedent kunnen dienen. Het gaat hier om maatregelen die kaderen in de omikrongolf en die dus, per definitie, tijdelijk zijn. Ik zal niet toelaten dat ze langer lopen dan nodig. Ik reken er, tot slot, op dat de werkgevers het pakket maatregelen op verantwoorde wijze aanwenden in het algemeen belang. Enkel onder deze voorwaarden kan ik deze uitzonderlijke noodmaatregelen aanvaarden en tijdelijk invoeren op korte termijn.
De voorzitter: Wat denkt u daarvan, collega Colebunders?
14.04 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Dat is een open vraag, of mogelijk ook een voorzet.
Mijnheer de minister, denkt u echt dat er meer flexibiliteit nodig is? Zijn de mensen nog niet kneedbaar genoeg? Zijn ze niet genoeg uitgeperst? We mogen bepaalde grenzen absoluut niet overschrijden.
Ten eerste, omdat onze wetgeving reeds maatregelen toestaat om met personeelsuitval om te gaan. Denk maar aan flexi-jobs en overwerk.
Ten tweede, omdat we de werkgevers op deze manier een blanco cheque overhandigen – ik kom daar dadelijk op terug.
Zoals sommige vakbondsleden aangeven, zal de werkgever eigenhandig kunnen beslissen om deze flexibiliteitsmaatregelen al dan niet in te voeren. De vakbonden worden er alleen maar over ingelicht. Ik vind dat niet kunnen. Ik begrijp dus de bezorgdheid van sommige vakbondsleden die vinden dat de onderhandelingen over deze flexibiliteitsmaatregelen binnen de sectoren hadden moeten plaatsvinden. De concrete omstandigheden hangen immers van het soort bedrijf af.
We betreuren daarom dat de minister geen oog heeft voor het gebrek aan unanimiteit en consensus binnen de Groep van Tien. Eerbiedigen van het sociaal overleg betekent ook dat u er rekening mee houdt wanneer er geen unanimiteit is onder de sociale partners. We verzoeken u het gebrek aan eenstemmigheid en consensus binnen de Groep van Tien daadwerkelijk ernstig te nemen. Als een van de grote vakbonden ertegen gekant is, is dat omdat deze legitieme redenen heeft bezwaar te maken tegen de nieuwe flexibiliteitsmaatregelen.
U heeft, tot slot, uitdrukkelijk gesteld, en ik ga dit dus ook uitdrukkelijk opslaan, dat deze coronamaatregelen slechts tijdelijk zijn. Als ik iets geleerd heb, is dat tijdelijk hier niet bestaat. Als men een vinger geeft aan de werkgever, als is het tijdelijk, dan wordt dit de algemene regel. Mocht dit dus niet tijdelijk blijken, zal ik u daar ook op aanspreken, mijnheer de minister.
14.05 Nathalie Muylle (CD&V): Ik vind het wel een goed pakket aan maatregelen en wat de tijdelijkheid betreft die definitief zou kunnen worden: we hebben het hier niet over tijdelijke werkloosheid, maar wel over een pakket maatregelen die tijdelijk gelden in een noodsituatie. Een heel deel van die maatregelen hebben we overigens in het begin van de crisis in 2020 al gehad in de vorm van volmacht-KB's. Veel van deze instrumenten zijn niet nieuw en eerder reeds toegepast. Ik heb kunnen opmaken uit vele reacties vanwege werkgevers en werknemers dat een deel van die maatregelen zeker hebben gewerkt.
Ik volg u daarin. Ik heb dat in 2020 ook gezegd, deze instrumenten zijn mogelijk in een tijdelijke noodsituatie. Ik heb begrepen dat er heel wat overleg geweest is en dat iedereen, met uitzondering van één partner, ook akkoord is over de noodzaak en de tijdelijkheid van dit pakket.
Ik kan dit alleen steunen en ik hoop dat de invoering er snel komt. Het is ook aan de regering om te bekijken hoe ze dit tot een goed einde kan brengen.
L'incident est clos.
- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het misprijzen van de werkgeversorganisaties in de dienstenchequesector" (55024299C)
- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het loonoverleg in de poetshulpsector" (55024360C)
- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le mépris des organisations patronales dans le secteur des titres-services" (55024299C)
- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les négociations salariales dans le secteur de l'aide ménagère" (55024360C)
15.01 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, op 18 januari 2022 kreeg u een vraag over de onderhandelingen in de dienstenchequesector. U verklaarde toen dat, ondanks de moeilijkheden om tot een akkoord te komen, alle partijen zich bereid hadden verklaard de onderhandelingen voort te zetten. Toch stuurde het gemeenschappelijk vakbondsfront op 20 januari een persbericht uit om de houding van de werkgevers aan de kaak te stellen. We vernamen dat die bijvoorbeeld niet eens waren komen opdagen op de bijeenkomst die op diezelfde 20 januari was georganiseerd en dat de onderhandelingen nu muurvast zitten. De vakbonden zijn boos, en ze hebben gelijk. Er zullen acties komen.
Wat bent u van plan om ervoor te zorgen dat de winsten en dividenden uit de sector rechtstreeks naar de huishoudhulpen gaan en niet naar de werkgevers en aandeelhouders?
Zult u de werkgevers eindelijk dwingen om positief in te gaan op de eisen van de vakbonden? Zo ja, hoe?
Hoe reageert u op de verklaring van de vakbonden dat de sector van de kleine, plaatselijke vzw's is uitgegroeid tot een commerciële sector waarin een dozijn grote spelers de helft van de markt in handen hebben? Hoe kan die tendens worden tegengegaan en hoe kan er weer een gezondere situatie ontstaan? Wat zou u daaraan kunnen doen?
15.02 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, vorige week nog sprak u de hoop uit en zei u dat alle partijen bereid waren tot verder overleg, maar nu blijkt inderdaad uit het persbericht van de vakbonden dat de werkgevers afwezig waren op de vergadering van het paritair comité van 20 januari, waarin de onderhandelingen zouden worden voortgezet.
In die onderhandelingen blijft het grootste knelpunt een correcte terugbetaling van de vervoerskosten. Huishoudhulpen besteden daaraan nu ongeveer 10 % van hun inkomen en betalen in feite om te gaan werken. Ondertussen meldde ook Het Poetsbureau dit weekend dat het personeelstekort oploopt. Wie poetshulp nodig heeft, moet nu tot een jaar wachten op hulp. Ik heb het hier al meermaals gezegd: poetshulpen zijn heel waardevol. Ze zijn essentieel voor een goed werkende arbeidsmarkt. Zij zorgen ervoor dat anderen zich van huishoudelijke taken kunnen vrijmaken en zelf aan de slag kunnen.
Hoe schat u de situatie in?
Hoe wilt u ervoor zorgen dat het overleg opnieuw wordt vlot getrokken en dat een akkoord wordt bereikt zodat de poetshulpen eindelijk een eerlijk loon krijgen, plus de verplaatsingsvergoedingen waar ze recht op hebben?
Tot slot is er nog de vraag over de fundamentele hervorming van de sector.
De vakbonden zeggen dat de sector in vijftien jaar tijd veranderd is van een sector met kleine, lokale vzw's, naar de grote commerciële spelers die vooral de regionale overheidssubsidiëring voor betere arbeidsvoorwaarden ofwel naar de aandeelhouders brengen, ofwel besteden in andere takken van hun groep. Zij vragen dan ook aan de regionale overheden om zich daarover te bezinnen en terug te keren naar de oorspronkelijke doelstelling, met name de creatie van kwalitatieve, lokale en duurzame tewerkstelling. Dat is een regionale bevoegdheid, maar ik zie er toch wel een link in naar het federale niveau, vooral wat de arbeidsvoorwaarden en het loon van de poetshulpen betreft. Ik heb het dan nog niet eens gehad over de knelpuntberoepen.
Is hier overleg over? Neemt u daar initiatief toe, zodat er eindelijk een doorbraak kan worden bewerkstelligd in deze sector?
15.03 Minister Pierre-Yves Dermagne: Inmiddels is de situatie inderdaad veranderd. De vergadering van 20 januari heeft niet plaatsgevonden. Voorlopig blijven beide banken op hun standpunt staan. Dat maakt verder overleg moeilijk. Er worden dan ook terecht vragen gesteld bij de evolutie in de sector.
De sector is geregionaliseerd. Als federaal minister van Werk is het moeilijk om me uit te spreken over een materie die behoort tot de bevoegdheid van de collega's uit de regionale overheden.
Uiteraard sta ik achter elke aanpak om de situatie van de werknemers in de sector te ondersteunen. Ik zal niet nalaten mijn collega's uit de regionale overheden hierover aan te spreken. Ook op het niveau van de federale overheid laten we de werknemers uit de dienstenchequesector niet aan hun lot over. Ik heb recent de sector van de dienstencheques uitgesloten van het systeem van starterslonen. Bedrijven kunnen niet langer lagere lonen uitbetalen aan jonge werknemers. Daarnaast hebben we met de wet van 23 december 2021 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie, gelet op de heropflakkering van de pandemie, opnieuw extra veiligheidsmaatregelen opgelegd die de bedrijven moeten naleven om de veiligheid van hun werknemers te garanderen in de sector van de dienstencheques.
Meer in het algemeen verwijs ik naar wat ik verleden week ook reeds heb gezegd in het kader van de verbetering van de arbeidsomstandigheden van werknemers, namelijk een betere combinatie van werk en gezin, en penibiliteitsfondsen.
15.04 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, ik heb vorige week enkele huishoudhulpen uit de dienstensector ontmoet. Zij voelen zich tweederangswerkneemsters en ik had daar geen weerwoord op: zij hadden gelijk. In vergelijking met gelijkwaardige banen in de schoonmaaksector liggen de salarissen gemakkelijk 2 euro lager. Bovendien worden de verplaatsingen tussen twee klanten niet als werktijd vergoed en moeten zij zelf opdraaien voor het grootste deel van hun reiskosten die soms oplopen tot wel 10 % van hun loon. Dat is gewoon onaanvaardbaar. De werkgevers trekken zich niets aan van hun arbeidsomstandigheden en zijn niet van plan in te gaan op de terechte eisen van de vakbonden.
De verantwoordelijkheid ligt nu bij u. Wanneer werkgeversorganisaties als Federgon dergelijke minachting tentoonspreiden voor al deze werknemers, ligt de verantwoordelijkheid bij de politici. Het is aan u om krachtige maatregelen te nemen om deze werkgevers te dwingen om de lonen te verhogen en te zorgen voor een billijke vergoeding van de verplaatsingskosten. Wij vragen u dus op te treden ten gunste van de werknemers, want de werkgevers zullen het niet doen. Verschuil u niet achter het sociaal overleg. Toen het er om ging de lonen te bevriezen op 0,4 % was één van de twee kampen, namelijk de vakbonden, het daar niet mee eens. Dit argument houdt dus echt geen steek. Wij roepen alle werkneemsters op om de verschillende vakbondsacties te steunen. Alleen door te vechten krijgen we respect en boeken we echte sociale vooruitgang.
15.05 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, ik kan alleen maar bevestigen dat de poetshulpen bijzonder teleurgesteld zijn. Ik heb het al eens in plenaire vergadering gezegd: het is dezelfde vloertrekker. Er is echter een groot verschil tussen hun loon- en arbeidsvoorwaarden en die van de schoonmaaksector, terwijl ze even essentieel zijn. Er zullen nog acties volgen en ik hoop dat dit de zaak vooruithelpt. Voor mij is het belangrijk dat de poetshulpen een goed loon hebben, maar ook dat de verplaatsingsvergoedingen goed zijn, zodat zij niet van hun inkomen moeten bijleggen om te gaan werken.
Ik juich toe dat u het gesprek met de regio's aangaat om te bekijken of er kan worden teruggekeerd naar de oorspronkelijke doelstellingen in die sector. Er is overleg geweest over het aanpakken van knelpuntberoepen en ik vind dat dit er duidelijk in past. Als er minder mensen poetshulpen zijn en als er minder huishoudhulpen zijn, is dat al een knelpuntberoep op zich. Daardoor zullen er nog meer knelpuntberoepen ontstaan. In die zin dring ik erop aan dat zowel de regio's die voor de subsidiëring instaan als het federale niveau dat voor de omkadering bevoegd is, eens serieus op tafel te kloppen om er eindelijk voor te zorgen dat de poetshulpen degelijke loon- en arbeidsvoorwaarden krijgen.
L'incident est clos.
16 Vraag van Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De PFOS-problematiek en de inspectie op het werk" (55024300C)
16 Question de Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La question du PFOS et le contrôle sur les lieux de travail" (55024300C)
16.01 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, de PFOS-problematiek blijft de actualiteit beheersen. Dat is natuurlijk normaal, want de gezondheid van de omwonenden, de medewerkers en ook de ex-medewerkers van de met PFOS vervuilde sites is van de allerhoogste prioriteit.
In aanvulling op mijn vorige vragen en na uw antwoord aan de heer Mertens over de controles op het werk in het PFOS-schandaal heb ik nog enkele vragen. Wanneer wij de resultaten bekijken van allerlei metingen op de verschillende vervuilde sites, komt steeds als conclusie naar voren dat er, ik citeer: "geen acuut gevaar is voor de gezondheid." Dat is een eigenaardige uitspraak, want is er een verschil tussen een gevaar voor de gezondheid en een acuut gezondheidsprobleem?
Vanaf welke norm is er volgens u en uw diensten een gezondheidsrisico wegens PFOS? Welke bloednormwaarden en welke blootstellingsnorm hanteren uw inspectiediensten om te bepalen wat het gezondheidsrisico is in het geval van een PFOS-besmetting?
Sinds wanneer is de FOD WASO op de hoogte van het feit dat stoffen uit de PFAS-familie een gezondheidsrisico kunnen inhouden voor werknemers?
In uw antwoord op de vraag van de heer Mertens verwees u naar de zogenaamde MAK-waarden, bij gebrek aan Belgische grenswaarden. Zijn deze Duitse MAK-waarden niet gebaseerd op Amerikaanse waarden, die op hun beurt het resultaat zijn van onderzoek en studie van 3M zelf? Dat lijkt mij toch wel heel gemakkelijk. Kunnen wij in zo'n geval dergelijke normen wel overnemen? Het lijkt ons de hoogste tijd voor een onafhankelijk onderzoek, zodat wij Belgische normen kunnen vastleggen en hanteren. Bent u bereid binnen uw bevoegdheden met de FOD WASO aan zo'n onafhankelijk onderzoek mee te werken?
16.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer Colebunders, voor de PFOA-groep zijn er in de Belgische welzijnswetgeving geen bindende biologische grenswaarden vastgesteld. Enkel voor ammonium perfluorooctanoate bedraagt de grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling in de werkplaatsatmosfeer 0,01 milligram per kubieke meter.
Bij gebrek hieraan kunnen eventueel de Duitse grenswaarden worden gehanteerd, de MAK en de BAT. Voor PFOS geldt een BAT van 15 milligram per liter, voor PFOA geldt een BAT van 5 milligram per liter.
Bij overschrijding van deze normen is er mogelijk een gezondheidsrisico voor de werknemers. 3M hanteert nog lagere normen, namelijk 5 milligram per liter lucht voor PFOS en 2 milligram per liter lucht voor PFOA. Ik kan niet bevestigen dat de Duitse MAK-waarden op Amerikaanse waarden zijn gebaseerd.
De FOD WASO werd in juni 2021 op de hoogte gebracht van de gezondheidsrisico's van PFAS. De FOD Werkgelegenheid beschikt niet over de middelen om zelf grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling af te leiden. De grenswaarden die in de Belgische welzijnsregelgeving werden opgenomen, zijn gebaseerd op Europese grenswaarden of grenswaarden die werden afgeleid door instellingen die over de nodige expertise beschikken. Bij het tot stand komen van Europese grenswaarden kan België zijn inbreng doe via het Raadgevend Comité voor Veiligheid en Gezondheid op het werk.
16.03 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Ik snap echt niet waarom u niet wil investeren in het zelf uitvoeren van een grondige studie. U kunt het niet bevestigen maar ik zal het zelf doen: voor die studies is de basis eigenlijk gelegd door studies die door 3M zelf zijn uitgevoerd. Dat is gewoon absurd. Dat u daar al niet de bevestiging van kunt vinden, duidt aan hoe weinig wij daarmee bezig zijn in ons eigen land. Het is op het terrein duidelijk wat er aan de hand is en hoe belangrijk het is om daarin te investeren. Achteraf zeggen dat we het niet geweten hebben, wil ik echt niet in ons land. Kortom, investeer zelf in studies, heel snel. Uiteindelijk is er maar één groep het slachtoffer, namelijk de mensen op het terrein zelf.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55024383C van mevrouw Lanjri wordt geschrapt.
17 Question de Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L’incidence de la parentalité sur la carrière des hommes et des femmes" (55024398C)
17 Vraag van Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De gevolgen van het ouderschap voor de loopbaan van mannen en vrouwen" (55024398C)
17.01 Sophie Thémont (PS): Monsieur le
président, monsieur le ministre, depuis les années 80, le taux d'emploi
des femmes ne cesse d'augmenter et converger de plus en plus vers celui des
hommes. Toutefois, le nombre d'heures de travail n'a, lui, pas suivi le même
rythme. En effet, selon une étude récente de la Banque Nationale de Belgique,
la différence de taux d'emploi exprimée en équivalents temps plein entre les
hommes et les femmes atteignait 18 points de pourcentage en 2019.
La parentalité reste un des principaux
facteurs à maintenir cette inégalité entre hommes et femmes. En effet, devenir
parent n'a pas le même effet sur le travail de l'un et de l'autre: si une femme
sans enfants a plus de chances d'être en emploi qu'une mère, les pères ont,
eux, plus de chances d'être en emploi que les hommes sans enfants.
Monsieur le ministre, durant des années, les
politiques d'égalité des genres ont cherché à mettre en place des mesures
permettant aux femmes combiner travail et famille. Mais il convient aujourd'hui
d'inverser la logique: c'est au marché du travail de s'adapter aux différentes
étapes de la vie des femmes ET des hommes.
En ce sens, l'étude de la BNB préconise
notamment d'impliquer davantage les pères dans la sphère privée. Selon les
chercheurs, "une utilisation partagée du congé parental, comme en Suède,
pourrait contribuer à une perception plus équitable du rôle des parents."
Monsieur le ministre, un tel partage du
congé parental entre les deux parents a-t-il déjà été étudié par votre cabinet?
D'autres pistes sont-elles envisagées pour améliorer la conciliation travail –
famille des mères ET des pères?
Je vous remercie.
17.02 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame Thémont, dès l'entame de ma prise de fonction, j'ai mis en œuvre une extension du congé de parentalité, en faisant passer progressivement le congé de naissance de 10 jours à 20 jours à l'horizon 2024. Je vous remercie pour le soutien et le travail préparatoire que vous avez réalisé pour faire en sorte que cette avancée puisse se concrétiser le plus rapidement possible.
Pour ce qui concerne le congé parental, il est prévu que chacun des deux parents puisse prendre un congé thématique de quatre mois. Afin de garantir une égalité de traitement, ce congé est non transférable d'un parent à l'autre, justement pour éviter que le congé parental soit pris essentiellement par l'un ou l'autre des parents. On sait que, de manière générale, le risque pèse aujourd'hui plus sur la mère que sur le père.
La directive sur l'équilibre entre vie professionnelle et familiale, work-life balance, qui devrait être transposée prochainement en droit belge prévoit justement une série de mesures visant à améliorer l'égalité des traitements entre hommes et femmes. Nous aurons l'occasion d'en discuter très prochainement sur la base de la transposition de cette directive.
17.03 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, je dois dire que je suis satisfaite de la réponse. Non seulement vous me remerciez - merci monsieur le ministre! - mais aussi, comme vous l'avez dit, nous aurons l'occasion de rediscuter de ce projet. Je ne manquerai pas de vous interroger à nouveau. Il faut effectivement, sur l'organisation des congés, participer au maintien d'un système égalitaire et être attentif à la future réforme des congés dans son ensemble.
L'incident est clos.
18 Vraag van Tania De Jonge aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het statuut van platformwerkers" (55024413C)
18 Question de Tania De Jonge à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le statut des travailleurs des plateformes" (55024413C)
18.01 Tania De Jonge (Open Vld): Op 9 december 2021 verklaarde u in de plenaire vergadering van de Kamer dat u snel met concrete voorstellen wilde komen rond het statuut van de platformwerkers. U dacht meer bepaald aan een toepassing van de wetgeving inzake arbeidsongevallen op onder meer de fietskoeriers. Ook wilde u het principe laten gelden van vermoeden van arbeidsovereenkomst, waarbij u de bewijslast wilde omdraaien. Het platform moest met andere woorden aantonen dat het niet ging om een klassieke relatie tussen werkgever en werknemer, maar dat er integendeel sprake was van een zelfstandige activiteit of een baan in het kader van de deeleconomie. Intussen legde ook de Europese Commissie vorige maand een eerste reeks voorstellen op tafel.
Wat is de stand van zaken van het overleg in de regering? Vorige week – het onderwerp kwam toen ook al aan bod naar aanleiding van andere mondelinge vragen – zei u dat u een voorstel hebt gedaan. Wat zijn de krachtlijnen daarvan? Op welke manier werkt u samen met de minister van Zelfstandigen, die eveneens bevoegd is, maar dan onder meer wat de wet op de arbeidsrelaties betreft?
Wat is het tijdschema van de bespreking van het voorstel van EU-richtlijn op de Europese Raad? Hoe zal de Belgische positie worden bepaald?
Wilt u de uitkomst van de Europese discussies afwachten alvorens het Belgische wetgevende kader definitief vast te leggen?
18.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: We denken ernstig na over de vraag welke arbeidsovereenkomsten van toepassing moeten zijn in de platformeconomie. We moeten rekening houden met alle rechtspraak, in België en in andere Europese landen, maar ook met de initiatieven van andere landen en van de Europese Unie, die onlangs een ontwerprichtlijn ter zake heeft gelanceerd.
Om tot een goede oplossing te komen, hebben we vorig jaar de website platformwork.be online gezet. Op basis van de eerste bijdragen en getuigenissen deed ik een concreet voorstel aan de regering, dat later aan de sociale partners zal worden voorgelegd. Het voorstel wordt momenteel in de regering besproken. Het doel is de wet op de aard van de arbeidsrelatie aan te passen, om werknemers die structureel actief zijn in de platformeconomie goede arbeidsvoorwaarden en een betere sociale bescherming te bieden.
Ik zal zeker bij u terugkomen wanneer de besprekingen in de regering afgerond zullen zijn. Hopelijk is dat binnenkort.
18.03 Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de minister, ik begrijp dat eerst overleg nodig is over de inhoud van de tekst, voordat u ermee naar het Parlement komt. Ik kijk daar dan ook ontzettend naar uit.
Voor Open Vld zijn sociale bescherming en de werkomstandigheden heel belangrijk, maar niet iedereen hoeft daarom ook werknemer te zijn. Ook het zelfstandigenstatuut is een mogelijkheid. Ik verwacht zo snel mogelijk input voor dat project.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.41 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 41.