Commission des Relations extérieures |
Commissie
voor Buitenlandse Betrekkingen |
du Mardi 1 février 2022 Matin ______ |
van Dinsdag 1 februari 2022 Voormiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.04 uur en voorgezeten door mevrouw Els Van Hoof.
La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 04 et présidée par Mme Els Van Hoof.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01 Interpellatie van Theo Francken aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De escalatie in Oekraïne" (55000237I)
01 Interpellation de Theo Francken à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'escalade du conflit en Ukraine" (55000237I)
01.01 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, ik zou u graag interpelleren over de escalatie in Oekraïne. Ik weet natuurlijk dat mevrouw Ponthier vorige week al een interpellatie heeft gehouden. Die motie stond donderdag op de agenda van de plenaire vergadering. Wij hebben hierover al debatten gehad, onder andere in de commissie voor Landsverdediging, maar ik wil u toch graag ook deze week ondervragen, omdat de zaak heel actueel is en blijft. Er zijn elke dag evoluties.
Rusland had aan de Verenigde Staten, enerzijds, en de NAVO, anderzijds, gevraagd om schriftelijke antwoorden te bieden op zijn vragen. Die werden vorige week bezorgd. Rusland zou deze week met een antwoord daarop komen en ik heb in de wandelgangen vernomen dat minister Lavrov die brief vandaag heeft bezorgd aan alle ministers van Buitenlandse Zaken van de 30 NAVO-lidstaten, dus normaal gezien hebt u die brief vandaag ontvangen of zult u hem in de loop van de dag ontvangen. Hebt u al een antwoord gekregen van minister Lavrov en wat stond er in die brief? Wat is het antwoord van Rusland op de vragen die er zijn? Dat is de essentie.
Daarnaast is de vraag wat er zal gebeuren met het diplomatieke tracé. Het militaire tracé hebben wij in de commissie voor Landsverdediging aangehaald, maar het diplomatieke tracé is hopelijk de oplossing voor het conflict. Laten wij ervan uitgaan dat het conflict nog oplosbaar is op het diplomatieke niveau. Mijn vraag is dus zeer concreet waar wij momenteel staan. Is er al een antwoord van minister Lavrov en wat heeft hij geantwoord op onze brief?
Ik wil ook even een aantal grote elementen vermelden voor mijn fractie en voor wie hier elke dag mee bezig is, zoals u. Het is volgens mij misgelopen bij de publieke eisen en het online zetten van twee nieuwe ontwerpverdragen door Rusland, waarbij het eigenlijk de kern van het NAVO-bondgenootschap raakt.
Rusland zou toch beter moeten weten dan te zeggen dat wij publiek en op papier moeten verklaren dat een land als Oekraïne nooit ofte nimmer lid kan worden van de NAVO. Dat druist regelrecht in tegen artikel 10 van het NAVO-verdrag, de open door policy. Als een land lid wil worden, kunnen de voorbereidingen daartoe getroffen worden. Als dat land in soevereiniteit en bij democratische meerderheid daartoe beslist kan dat, maar veel belangrijk is dat het altijd aan de NAVO-leden is om te beslissen of het land al dan niet wordt toegelaten. Het is niet omdat Oekraïne kandidaat is om NAVO-lidstaat te worden dat het morgen ook aanvaard wordt. Het lidmaatschap van Oekraïne is gewoon niet aan de orde om heel veel redenen. Het is in die zin dus een virtuele discussie. Dat wil echter niet zeggen dat er op papier gezet kan worden dat het land nooit lid zal worden. Dat is gewoon een stap te ver, dat druist in tegen onze principes.
De vraag om het wapentuig aan de oostgrens te verminderen of weg te halen is gewoon onhaalbaar. Er zijn geen A- en B-leden van de NAVO. Dat moet mogelijk blijven, vooral omdat het meeste wapentuig er pas gezet is nadat Rusland de Krim is binnengevallen en heel wat agressieve acties heeft ondernomen richting het Westen. Wij reageren dus op hun agressie en niet andersom. Wij vormen een verdedigende, defensieve alliantie, wij zijn geen offensieve alliantie. Ik zou niet weten waarom Rusland schrik van ons moet hebben. We hebben geen enkele ambitie om Rusland binnen te vallen of Rusland op een of andere manier negatief te bejegenen. We zullen ons echter ook niet laten doen. Dat is het grote verschil.
In mijn net ingediende motie van aanbeveling heb ik aangehaald dat we volledige steun moeten geven aan de oostelijke landen en de Baltische staten. We moeten ook defensief klaar zijn, met onze NATO Response Force, voor deelname aan het High Readiness Initiative. We moeten klaar staan, alert zijn, paraat staan als het nodig is. Ons leger zit op zijn tandvlees maar we hebben natuurlijk nog wel wat capaciteit. Het is erg, maar het is niet zo dat we niets kunnen doen met onze 25.000 militairen.
Mevrouw de minister, nog een belangrijk bijkomend punt is dat wij inzake militaire mobiliteit nog meer zouden moeten doen.
Wij hebben onze havens en een aantal belangrijke kanalen. Wij zijn een logistiek belangrijk land, cruciaal centraal gelegen in Europa. Wanneer wapentuig snel heen en weer moet worden getransporteerd door Europa, passeert dat steeds via België. Op dat vlak kunnen wij nog enorm veel vooruitgang boeken.
Ik begrijp dat de Europese Unie ter zake een project heeft opgestart. Ook de NAVO heeft dat gedaan. Mogelijk zouden wij daarop kunnen intekenen. Dat is echt nodig. Het is nodig dat wij ervoor zorgen dat wij slagkrachtig zijn vanuit het oogpunt van de militaire mobiliteit, zodat wij op een heel snelle manier heel wat kunnen betekenen wanneer een bepaald conflict echt compleet ontspoort of wanneer er echt een brandhaard ontstaat aan een buitengrens van het NAVO-gebied. België zal in dat geval zijn rol moeten spelen.
Wij moeten daarop nog veel meer kunnen inzetten. Dat zijn trouwens ook investeringen die onze economie, het logistieke knooppunt dat wij zijn en onze inwoners ten goede komen. Een goede havenverbinding en spoorverbinding met Duitsland zijn ook interessant voor onze inwoners en voor onze bedrijven.
Hetzelfde geldt wanneer het gaat over wegeninfrastructuur. Die infrastructuur wordt natuurlijk niet constant gebruikt voor militaire doeleinden. Gedurende 99 % van de tijd wordt ze gebruikt voor niet-militaire doeleinden. Daar zijn heel veel burgers tevreden over.
Ten vierde, mevrouw de minister, wij moeten opnieuw een prioriteit maken van onze collectieve verdediging. Het is heel belangrijk dat wij die opnieuw centraal plaatsen. Wij hebben de voorbije tientallen jaren vooral ingezet op expeditionaire missies. Wij zaten in Afghanistan en in Niger en ook in Mali hebben wij al gezeten, hoewel daar nu discussie over is. Daarop kom ik zo dadelijk nog terug. Wij moeten ons opnieuw deels terugplooien op de kern van de zaak, zoals wij in 1949 hebben afgesproken in het Verdrag van Washington, met name collectieve verdediging.
Wanneer wij politiek en globaal bekijken wat er aan de hand is met de strijd tussen de grootmachten in de wereld, kunnen wij niet anders dan de collectieve verdediging centraal plaatsen in het geopolitieke buitenland- en defensiebeleid. Dat advies wil ik echt meegeven, namelijk dat wij opnieuw daarop moeten focussen. Dat betekent niet dat wij op onszelf moeten terugplooien en ook niet dat wij geen oog meer mogen hebben voor de hele wereld. Natuurlijk moeten wij daar oog voor blijven hebben. Ter zake moeten wij echter eerst even naar onszelf kijken en erover waken dat wij de grenzen van het NAVO-gebied opnieuw kunnen verdedigen op een hoog niveau.
Dat is de grootste uitdaging, denk ik. Dat zou ook centraal moeten staan in de strategische visie en in het nieuwe NAVO-concept dat in Madrid wordt afgeklopt. Om 14.30 uur heb ik een vergadering in het NAVO-parlement met het Standing Committee over de tekst van Madrid. Ik vind dat collectieve verdediging nog veel meer aandacht zou moeten krijgen, mevrouw de minister. Ik ga dat straks zeker ook meegeven aan de collega's en aan onze Amerikaanse Democratische voorzitter, die heel dicht bij Biden staat.
Over de energieonafhankelijkheid heb ik een heel interessant debat gehad met Wouter De Vriendt in Terzake en ook voor Knack in een twee uur durend debat. Het ging al lang over energieonafhankelijkheid. U hebt waarschijnlijk niet veel geslapen, want u hebt tot 3 uur gewerkt aan een compromis over de energiefactuur. Het zal zeer vermoeiend zijn om hier nu vragen te komen beantwoorden. Op strategisch vlak is energieonafhankelijkheid op lange termijn absoluut nodig om van Europa terug een geopolitieke speler te maken. Wij zijn nu de gasslaaf van Rusland en de wapenslaaf van Amerika. Zolang we dat zijn, zal Charles Michel niet veel te zeggen hebben. Von der Leyen wordt niet eens uitgenodigd, wat ook geldt voor Charles Michel, Borrell en het Europees leiderschap. Wij spelen niet mee in het grote geopolitieke spel, omdat wij zelf onvoldoende op onze eigen benen staan.
Ik ben altijd kritisch voor het Europese leger. U bent dat minder. Ik ben vooral kritisch omdat ik zie dat er geen geopolitieke Europese bovenbouw is. Dat is het grote probleem. Wij blijven in de EU nog veel te veel voor de eigen belangen gaan. Ik denk dat dit binnen de NAVO beter gaat. Dat is mijn aanvoelen na veel vergaderingen op alle niveaus.
Energieonafhankelijkheid is mijns inziens het belangrijkste punt. Dat betekent dat men op lange termijn wel degelijk gaat naar een groene shift. Ik ben niet tegen een groene shift, ik meen dat die shift interessant kan zijn om energieonafhankelijkheid te bereiken.
Ik kom tot mijn concrete vraag, mevrouw de minister. Wat is de laatste stand van zaken op diplomatiek vlak in de Oekraïnecrisis? Is er al een antwoord van Lavrov? Wat staat daarin?
01.02 Minister Sophie Wilmès: Mijnheer Francken, zoals u weet, heb ik vorige week al de gelegenheid gehad om in deze commissie een heel lang antwoord te geven. Gelet op de omstandigheden zullen wij dit onderwerp nog wel meer aankaarten in deze commissie. Ik vind dat helemaal niet erg, want zoals u zelf hebt gezegd, is dit een onderwerp dat veel aandacht krijgt van ons en waarin er elke dag een nieuwe ontwikkeling is. Ik antwoord dus graag op deze interpellatie.
Ik verwijs eerst en vooral naar de gedetailleerde antwoorden die ik al heb gegeven, maar ik maak van deze gelegenheid gebruik om de grote lijnen van het Belgische standpunt te herhalen. Wij nemen het risico van een Russisch offensief in Oekraïne heel ernstig, ook al wordt de dreiging in dit stadium niet als imminent beschouwd. Dat offensief kan verschillende vormen aannemen: militair, hybride aanvallen, zoals migratie, cyberaanvallen of desinformatiecampagnes. In het licht van de oplopende spanningen blijven Europa en de trans-Atlantische gemeenschap voorstander van de-escalatie. Of het nu gaat om de NAVO, de OVSE of de Europese Unie, België steunt de onafhankelijkheid, soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne.
Wat Rusland betreft, is de aanpak van België tweeledig. Ons land is voorstander van sterk afschrikwekkende maatregelen, maar ook van een dialoog om tot de-escalatie te komen. Dat is een evenwichtige aanpak. Militaire afschrikking vereist dat de NAVO beter voorbereid is om op alle scenario's te kunnen reageren, onder meer door haar waakzaamheid te vergroten. De NAVO-landen plaatsen strijdkrachten in stand-by en zetten in Oost-Europa extra schepen en gevechtsvliegtuigen in om de afschrikking en de defensiehouding van de NAVO te versterken en meer inlichtingen te kunnen verzamelen.
België zal aan deze inspanning blijven bijdragen met de huidige inzet van onze F-16's in Estland en, voor de tweede helft van 2022, met een manoeuvrecapaciteit in het kader van de Enhanced Forward Presence in Litouwen. België bereidt zich voor om zijn verbintenis na te komen in geval van activering van het reactieplan van de NAVO, hetzij in het kader van de NATO Response Force (NRF), hetzij in het kader van de Very High Readiness Joint Task Force (VJTF), waarnaar u hebt verwezen.
U hebt ook verwezen naar de dual-use infrastructure. Ik heb vernomen dat dit onderwerp uitvoerig werd besproken in de commissie voor Landsverdediging.
Op diplomatiek vlak heb ik tijdens de vergadering van de Raad Buitenlandse Zaken van maandag 24 januari samen met mijn collega's, de Europese ministers van Buitenlandse Zaken, een boodschap van eensgezindheid en vastberadenheid uitgedragen.
De agressieve acties van Rusland zijn onaanvaardbaar. De EU roept op tot de-escalatie. De prijs die Rusland zal moeten betalen als Oekraïne wordt aangevallen, zal zeer hoog zijn. De ontwikkeling van krachtige afschrikmaatregelen via het economische beleid is belangrijk. Op EU-niveau wordt de laatste hand gelegd aan een zeer breed pakket sanctiemaatregelen dat indien nodig zeer snel kan worden uitgevoerd. Dit pakket sanctiemaatregelen zou kunnen worden geactiveerd in geval van agressie door Rusland die een andere vorm aanneemt dan een militaire aanval. Ik denk hierbij aan een cyberaanval, een hybride dreiging of een grootschalige desinformatie- en destabiliseringcampagne. Wij zullen bekijken welk antwoord gegeven moet worden op welke agressie, er natuurlijk rekening mee houdend dat een agressie niet altijd per se een grootschalige invasie betekent. Het kan om iets anders gaan. De mogelijke sanctiemaatregelen moeten een afschrikwekkend karakter hebben. Dit pakket zal dus heel substantieel moeten zijn om een aanzienlijke economische impact te hebben op Rusland. België bereidt zich hierop voor. Er is overleg aan de gang met de deelstaten en de sectorale federaties. Nogmaals, ons land wil een de-escalatie, maar om die te bereiken, zijn krachtige afschrikwekkende maatregelen nodig. Tegelijkertijd moet de dialoog worden aangemoedigd. Deze beleidsoriëntaties werden door de regering bevestigd tijdens een vergadering van de kern op woensdag 26 januari.
Sinds het debat in de Groep Relex van vorige week zijn er opnieuw verscheidene belangrijke contacten met Rusland geweest. Dit illustreert dat de dialoog niet verbroken is. Wij steunen deze aanpak.
Op woensdag 26 januari zijn de speciale gezanten van Frankrijk, Duitsland, Rusland en Oekraïne in Parijs bijeengekomen om een nieuwe impuls te geven aan het Normandy Format, dat de uitvoering van de Akkoorden van Minsk moet faciliteren om de crisis in Donbas op te lossen. Deze bijeenkomst heeft niet tot de gewenste vooruitgang geleid, maar de partijen kwamen overeen elkaar over vijftien dagen opnieuw te ontmoeten in Berlijn.
Op 26 januari hebben de NAVO en de Verenigde Staten hun schriftelijke reactie ingediend op de verdragvoorstellen die Rusland midden december had ingediend. In die schriftelijke voorstellen komen onderwerpen aan bod waarbij de bondgenoten en Rusland allebei baat kunnen hebben: wapenbeheersing, vermindering van de dreiging van kernwapens, korte- en middellangeafstandsraketten, vermindering van de dreiging in de cyberspace, en meer transparantie over militaire activiteiten.
Wij zijn er vast van overtuigd dat er binnen deze gebieden veel ruimte is om vooruitgang te boeken om de veiligheid wederzijds te versterken. Rusland kondigde aan dat het de ingediende voorstellen grondig zou bestuderen.
Op vrijdag 28 januari hebben presidenten Poetin en Macron elkaar gebeld. Dat bevestigt dat de communicatiekanalen in stand worden gehouden. Volgens het Elysée heeft president Poetin geen offensieve bedoelingen geuit en gezegd dat hij niet uit was op een confrontatie.
Dit weekend kondigde de Russische minister van Buitenlandse Zaken, de heer Lavrov, aan dat hij nog meer brieven naar zijn collega's van de OVSE zou sturen om bepaalde beginselen in de oprichtingsakte van de OVSE te verduidelijken en in het bijzonder over de onschendbaarheid. Dit wijst erop dat er nog ruimte is voor verdere dialoog. België zal in de komende dagen deze brief ook officieel ontvangen. We zijn van plan een antwoord te geven in overleg met de EU-landen en onze bondgenoten. We zijn bereid met Rusland een dialoog aan te gaan over de veiligheid in Europa, maar het debat moet worden verruimd.
Op vraag van de Verenigde Staten heeft de VN-Veiligheidsraad op maandag 31 januari de situatie aan de Russisch-Oekraïense grens besproken. Deze bijeenkomst heeft de meningsverschillen tussen Rusland en de Verenigde Staten bevestigt. De landen die aan het woord kwamen, benadrukten echter in ruime mate de noodzaak om via diplomatie en een vreedzame oplossing uit deze crisis te geraken. In dit verband werd in het bijzonder gewezen op de akkoorden van Minsk en het Normandy Format, een doorslaggevend element om de dialoog weer op gang te brengen. De Secretary of State, de heer Blinken en de heer Lavrov zullen elkaar vandaag telefonisch spreken. Er werd afgesproken dat er verschillende bezoeken in Moskou of Oekraïne zullen plaatsvinden van verschillende regeringshoofden. Een volgende vergadering in het Normandy Format in Berlijn is gepland voor midden februari, zoals ik al heb kunnen aankondigen.
Ik kom aan het aspect energie in deze crisis. Hoewel wij in vergelijking met andere Europese landen niet het meest afhankelijk zijn van de invoer van Russisch gas, zouden wij er net als alle Europese landen gevolgen van kunnen ondervinden. België besteedt dan ook veel aandacht aan deze kwestie. We zijn ook blij met de maatregelen van de Europese Unie om te anticiperen op een mogelijke onderbreking in de voorziening.
Ik deel uw bezorgdheid. Ik ben ervan overtuigd dat de energiekwestie van groot geostrategisch belang is. Deze energiekwestie moet ook worden behandeld op het niveau van de Europese ministers van Buitenlandse Zaken, samen met de collega's van Energie. Dit moet op een geostrategische manier worden behandeld en zeker ook op Europees niveau.
België is minder direct afhankelijk dan andere landen. Europa heeft in het algemeen wel een grote afhankelijkheid van Russisch gas. Dat kan men niet zomaar opzijzetten. Dat is heel belangrijk in onze discussie. Wij weten dit want wij hebben reeds een rapport gekregen van ACER over de prijs van gas in Europa, dat ook de geopolitieke aanpak van Rusland behandelt. Wij moeten dat dus op een heel ernstige manier aanpakken.
01.03 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de vice-eersteminister, uw antwoord stelt mij zeker gerust. België schakelt zich tot nog toe volledig in de NAVO-strategie in. Dat is op zich reeds goed. U bent ook niet blind voor de geostrategische belangen van Europa op lange termijn, u ziet die wel degelijk onder ogen. Wij zullen de komende jaren sowieso tot een nieuw machtsevenwicht met Rusland moeten komen, maar ook met China en de Verenigde Staten. Dat is wat er speelt. Bepaalde krachten zitten heel eurofiel op die Europese lijn, met een Europese defensie, alles Europees, een federaal Europa enzovoort. Daarnaast is er de kritischere benadering, die soevereiniteit van lidstaten belangrijk blijft vinden. Dat is een moeilijk evenwicht.
Ik dien zo dadelijk een motie in waarin het volgende staat. Wij moeten hieruit leren, op de langere termijn, dat wij moeten inzetten op collectieve defensie, dat wij moeten investeren in ons defensieapparaat.
Ik weet dat er een groot akkoord is gesloten en dat er 10 miljard euro bijkomt, maar dat zou eigenlijk nog meer moeten zijn als we willen meegaan met de andere NAVO-bondgenoten. We komen dan aan 1,54 %, maar niet-nucleaire staten zitten nu al gemiddeld aan 1,7 %. We zullen in 2024 het debat dus opnieuw moeten voeren om bijkomend te investeren en Defensie opnieuw assertief en alert te maken. Dat zal niet anders kunnen.
Er moet ook worden ingezet op collectieve defensie. Mevrouw de minister, blijf weg uit Mali. Ik zeg dat al maanden. Dit is een ideale gelegenheid om zonder gezichtsverlies Takuba opzij te schuiven. U kunt nu zeggen dat we door Rusland niet meer zullen bijdragen aan Takuba. De Malinezen willen ons daar trouwens ook niet meer, ze willen zelfs de Fransen niet meer. Mali is een wespennest, maak er geen tweede Afghanistan van. Stuur de compagnie van 250 mannen en vrouwen van het Belgisch leger niet naar Mali, want dat zou ik u heel kwalijk nemen. Houd ze hier, houd ze ter beschikking van de oostgrens. We zullen ze nodig hebben om ons eigen grondgebied te verdedigen.
Wat betreft de energieonafhankelijkheid, het is heel goed dat u daarmee bezig bent en dat u die agendeert op Europees niveau en ook op het niveau van Buitenlandse Zaken. Dat is wat er moet gebeuren, dat is een goede keuze. Ik kan de sluiting van de kerncentrales echter op geen enkele manier goedkeuren. Ik weet dat uw partij daarvan ook geen voorstander is, maar ik denk dat u het niet zult halen. Voor mij is dat een stap in de verkeerde richting.
Ook in het geopolitieke spel kan men kleine stapjes nemen, maar ze moeten wel in de goede richting gaan. Dit is een stap in de verkeerde richting. Men stimuleert geen energieonafhankelijkheid door de kerncentrales te sluiten en nog afhankelijker te worden van Russisch gas. Dat is een dwaze beslissing op alle vlakken: kostprijs, energieonafhankelijkheid en macht geven aan Rusland. Het is een dwaze beslissing en ik weet dat u het waarschijnlijk met mij eens bent.
Energieonafhankelijkheid is ook een punt, los van la petite Belgique. Het is belangrijk dat we daarover strategisch nadenken op hoger niveau. Mevrouw de minister, ik wens u daarbij veel succes en ik zal dit blijven opvolgen.
Mevrouw de voorzitster, ik heb via digitale weg een motie van aanbeveling ingediend.
De voorzitster:
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Theo Francken en luidt als volgt:
"De
Kamer,
gehoord
de interpellatie van de heer Theo Francken
en het
antwoord van de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Europese
Zaken en Buitenlandse Handel, en van de Federale Culturele Instellingen,
vraagt de
regering
- haar
onvoorwaardelijke steun aan de NAVO en haar doctrine en beginselen uit te
spreken;
- haar
deelname aan NATO Response Force en NATO Readiness Initiative te bevestigen;
- de
Oostelijke bondgenoten, en de Baltische Staten in het bijzonder, garanties te
bieden van onze onvoorwaardelijke politieke en militaire steun;
- van
militaire mobiliteit en collectieve verdediging opnieuw speerpunten te maken
bij de actualisatie van de Strategische Visie;
- de
huidige crisis aan te grijpen om onze energieafhankelijkheid van Russisch gas
tot een minimum te reduceren;
- onze
deelname aan Operatie Takuba te annuleren en de voorziene troepen beschikbaar
te houden voor mogelijke NAVO-inzet."
Une motion de recommandation a été déposée par M. Theo Francken et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Theo Francken
et la réponse de la vice-première ministre et ministre des Affaires étrangères, des Affaires européennes et du Commerce extérieur, et des Institutions culturelles fédérales,
demande au gouvernement
- d’exprimer son soutien inconditionnel à l’OTAN, à sa doctrine et à ses principes;
- de confirmer sa participation à la Force de réaction de l’OTAN (NATO Response Force) et à l’Initiative pour la disponibilité opérationnelle de l’OTAN (NATO Readiness Initiative);
- de donner aux Alliés orientaux et aux État baltes, en particulier, des garanties les assurant de notre soutien militaire et politique inconditionnel;
- de refaire de la mobilité militaire et de la défense collective des fers de lance de notre Vision stratégique lors de l’actualisation de celle-ci;
- de mettre à profit la crise actuelle pour réduire au minimum notre dépendance énergétique par rapport au gaz russe;
- d’annuler notre participation à l’Opération Takuba et de tenir les troupes prévues à disposition pour un éventuel engagement de l’OTAN."
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Michel De Maegd.
Une motion pure et simple a été déposée par
M. Michel De Maegd.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
02 Vraag van Annick Ponthier aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De vrijspraak van de Belgische Staat in het proces van de metissenkinderen" (55023305C)
02 Question de Annick Ponthier à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'acquittement de l'État belge dans le procès des enfants métisses" (55023305C)
02.01 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik verwijs naar mijn ingediende vraag.
Onlangs spanden vijf metissenkinderen,
kinderen van een Belgische vader en Congolese moeder, een rechtszaak aan tegen
de Belgische Staat. De Belgische koloniale overheid voerde een segregatiebeleid
ten aanzien van deze kinderen, omdat ze van gemengde afkomst waren. Ze werden
bij hun ouders weggehaald en ondergebracht in een missiepost in Congo. Volgens
de vijf metissenkinderen in kwestie betrof dit misdaden tegen de menselijkheid.
Vandaag de dag leven ze in een aanslepend juridisch en administratief vacuüm.
De burgerlijke rechtbank van Brussel
oordeelde daar recent anders over. Volgens de rechtbank is de zaak verjaard en
kwam het beroep dat de vijf vrouwen aantekenden te laat.
Deze vrijspraak is echter niet congruent
met de excuses in 2018 namens de Belgische Staat van toenmalig premier Charles
Michel aan de metissen van Congo, Rwanda en Burundi.
1. Wat is uw reactie op de uitspraak van
de burgerlijke rechtbank van Brussel? Ontloopt de Belgische overheid hiermee
haar verantwoordelijkheid niet ten aanzien van de metissenkinderen?
2. Welke bijkomende maatregelen werden
afgelopen maanden nog genomen in het kader van de uitvoering van de
Metisresolutie uit 2018?
02.02 Minister Sophie Wilmès: Mevrouw Ponthier, ik heb akte genomen van de uitspraak van de burgerlijke rechtbank van eerste aanleg in Brussel naar aanleiding van de klacht die vijf metissenvrouwen ingediend hadden tegen de Belgische Staat. Het gaat om een gerechtelijke beslissing, waarover ik mij niet zal uitspreken.
In antwoord op eerdere parlementaire vragen heb ik reeds een overzicht gegeven van de verschillende stappen die gezet werden voor de uitvoering van de metissenresolutie van 2018. Ook in de afgelopen maanden hebben wij daaraan voortgewerkt. Zo vond er op 18 oktober jongstleden nog een vergadering plaats tussen de verschillende betrokken kabinetten en de verenigingen van metissen om samen de staat van voortgang op te maken van de uitvoering van die metissenresolutie.
Er loopt ook een wetenschappelijk onderzoek, waarvan de eerste fase in 2019 van start is gegaan. Die eerste fase bestaat onder meer uit de creatie van een databank van de individuele, familiale en collectieve trajecten van de koloniale metissen.
Om een dynamiek te creëren met de eerste fase van het project, wordt de opstart van de tweede fase van het onderzoeksproject vervroegd en werd in december een samenwerkingsovereenkomst ondertekend tussen de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en het Algemeen Rijksarchief. Het doel van die tweede fase is om een uitvoerig historisch onderzoek te voeren naar de rol van de burgerlijke en kerkelijke overheden in de behandeling van de metissen in de koloniale tijd in Belgisch Congo en in Rwanda-Burundi. Dat onderzoek, dat in eerste fase gepland is voor vier jaar, wordt gefinancierd door de departementen Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en Federaal Wetenschapsbeleid. In overeenstemming met de resolutie zullen de resultaten aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden voorgelegd.
Tot slot, er vond een ontmoeting plaats tussen de verenigingen van de metissen en de minister van Justitie omtrent de geboorteakte van de metissen. Samen met de verenigingen wordt er aan een nieuw voorstel vanuit Justitie gewerkt.
Kortom, de uitvoering van de metissenresolutie van 2018 blijft een belangrijk aandachtspunt voor de regering. Mijn diensten zullen samen met de verschillende verenigingen en belanghebbenden het overleg aanhouden om de verdere uitvoering van de resolutie te bespreken.
02.03 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Een goede opvolging door alle partijen is aangewezen om de rechten van de metissenkinderen eindelijk te laten gelden, zoals dat hoort.
Het incident is gesloten.
03 Question de Malik Ben Achour à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La situation au Burundi" (55023450C)
03 Vraag van Malik Ben Achour aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De situatie in Burundi" (55023450C)
03.01 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, après une période de relative amélioration consécutive au décès de Pierre Nkurunziza et à son remplacement par Évariste Ndayishimiye, la situation des droits humains au Burundi se détériore à nouveau. Les promesses de début de mandat semblent oubliées.
C'est ce qu'indiquait un rapport de l'ONG "Initiative pour les droits humains au Burundi" (IDHB), publié début novembre. Il pointait les arrestations arbitraires de plusieurs dizaines d'adversaires politiques. Les autorités auraient également autorisé des agents de police et du SNR (Service national de renseignement) à "traquer tous les opposants présumés qu'ils considèrent comme une menace, et à en faire ce qu'ils veulent". Les individus détenus seraient bien souvent torturés et certains ne réapparaîtraient jamais.
Voici quelques jours, le ministre burundais des Affaires étrangères a annoncé que le futur rapporteur spécial de l'ONU sur les questions des droits humains au Burundi, qui doit être désigné en mars prochain, ne serait de toute façon pas le bienvenu dans le pays.
Dans votre dernière note de politique générale, vous reconnaissez en outre, tout en soulignant des progrès, que le Burundi a "encore un long chemin à parcourir en matière de droits humains, d'ouverture politique et de gouvernance."
Madame la ministre, quelle analyse faites-vous de l'étude de l'ONG IDHB? Par ailleurs, il nous revient que l'Union européenne s'apprêterait à lever les sanctions budgétaires prises en 2015 et qui courent, pour le moment, jusqu'en février 2022. Pensez-vous, au vu de ces derniers développements et de la situation des droits humains, que cette approche soit la bonne? Est-ce la position que la Belgique défend à l'échelle européenne?
03.02 Sophie Wilmès, ministre: Monsieur Ben Achour, je vous confirme que la situation des droits humains au Burundi reste un sujet de préoccupation pour la Belgique, malgré quelques avancées non négligeables depuis l'arrivée au pouvoir d'Évariste Ndayishimiye.
Le rapport que vous évoquez parle en effet d'une dégradation récente de la situation, avec une recrudescence des arrestations arbitraires et des cas de torture. Les victimes de ces abus seraient essentiellement des opposants et des militaires ou ex-militaires tutsis. Un aspect très inquiétant est que cette violation des droits humains serait principalement commise par le Service national de renseignement, qui relève directement du président.
À l'initiative de l'Union européenne, une résolution a été votée en septembre au Conseil des droits de l'homme à Genève, proposant la nomination d'un rapporteur spécial sur les droits humains au Burundi. Nous avons évidemment appuyé cette décision, car leur situation est suffisamment préoccupante pour justifier un monitoring par la communauté internationale.
Dans ce contexte, je regrette évidemment la déclaration de mon homologue burundais qui affirme que son gouvernement ne collaborera jamais avec le rapporteur spécial et je garde cependant l'espoir que les autorités burundaises s'engageront dans une bonne collaboration avec les mécanismes de l'ONU en matière de droits humains; la Belgique les encourage dans ce sens.
En ce qui concerne les mesures appropriées prises par l'Union européenne au titre de l'article 96 de l'Accord de Cotonou, il a été décidé en mai dernier par l'Union européenne et ses États membres d'entamer le processus pour les lever. Cette décision faisait suite à quelques signaux positifs venus des autorités burundaises comme la libération de certains prisonniers politiques, le relâchement de la pression sur les médias ou la reprise du dialogue avec la communauté internationale. Le Conseil de l'Union européenne doit donc se prononcer très prochainement sur la levée définitive de ces mesures dites article 96.
La position de la Belgique au niveau européen est de préserver un dialogue constructif avec les autorités burundaises tout en faisant preuve de vigilance sur la situation politique des droits humains. Cette position est partagée par nos partenaires européens. L'éventuelle levée des mesures ne nous empêchera pas de défendre cette position dans nos relations avec le Burundi. L'Union européenne dispose bien évidemment d'autres leviers politiques. À titre d'exemple, les sanctions à l'encontre de certaines personnalités burundaises ne seront pas affectées par cette décision. Une éventuelle - j'ai bien dit "une éventuelle" - levée des mesures article 96 ne signifie pas non plus une normalisation automatique des relations avec le Burundi.
03.03 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour ces réponses. Je crois qu'on doit être attentif à ne pas nager à contre-courant de la situation sur place et continuer à maintenir le bon équilibre entre carotte et bâton, avec une pression qui reste suffisante sur un régime qui, selon moi, n'apportera pas les améliorations que nous souhaitons en matière de respect des droits humains.
Restons vigilants et ne baissons pas pavillon trop tôt!
Het incident is gesloten.
- Malik Ben Achour à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les investissements belges en Égypte" (55023464C)
- Simon Moutquin à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La crise des droits de l'homme en Egypte" (55023560C)
- Simon Moutquin à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La condamnation d'Alaa Abdel Fattah en Égypte" (55023845C)
- Malik Ben Achour aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De Belgische investeringen in Egypte" (55023464C)
- Simon Moutquin aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De mensenrechtencrisis in Egypte" (55023560C)
- Simon Moutquin aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De veroordeling van Alaa Abdel Fattah in Egypte" (55023845C)
04.01 Malik Ben Achour (PS): Madame la présidente, madame la vice-première ministre, de récentes recherches effectuées par le réseau EuroMed Droits ont montré l'importance des investissements directs étrangers de la Belgique en Égypte.
En 2020, ceux-ci étaient de près de 86 millions USD. En 2018, ils ont même atteint 2,2 milliards USD, faisant de la Belgique le deuxième investisseur européen dans le pays après la Grande Bretagne. Aujourd'hui, c'est le secteur des énergies renouvelables qui semble attirer l'attention des investisseurs.
La mainmise des militaires sur l'économie égyptienne est de plus en plus grande. C'est historique. Et, dans le même temps, le régime poursuit ses violations massives des droits humains à un niveau presque sans précédent depuis la fin de la Deuxième Guerre mondiale.
Vous avez déjà souligné votre volonté ferme de faire des droits humains une priorité dans nos relations avec l'Égypte. Dès lors, quelles mesures sont-elles prises afin de sensibiliser les entreprises investissant en Égypte sur le risque d'être impliquées dans des dynamiques de violations de droits humains?
Une proposition de loi instaurant un devoir de vigilance et un devoir de responsabilité à charge des entreprises tout au long de leurs chaînes de valeur est en ce moment en discussion à la Chambre sur l'initiative de notre groupe. En attendant qu'un tel mécanisme soit instauré au niveau belge, quelles précautions sont-elles prises pour éviter que nos entreprises se retrouvent impliquées dans ce contexte de violation des droits humains qui est absolument patent en Égypte?
04.02 Simon Moutquin (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la vice-première ministre, je vous ai déjà interrogée plusieurs fois sur la question de l'Égypte et je souhaitais aujourd'hui vous interroger sur deux sujets.
Le premier porte sur le décret que l'armée égyptienne a instauré et qui oblige toute ONG à s'enregistrer au ministère compétent avant le 10 janvier 2022, sous peine de se voir dissoute par décision administrative. Ma question date un peu.
Pour qu'une ONG puisse aujourd'hui poursuivre ses actions, l'autorisation du ministère compétent est nécessaire. Or la loi et le décret définissent de manière très étroite les activités associatives autorisées, limitant les activités des ONG aux activités sociales ou développementales conformes aux plans de l’État pour le développement du pays, et non assimilables à des activités politiques, partisanes, syndicales, ou contraires à l’ordre public ou à la morale publique. Dans ce cadre, les activités de défense des droits humains sont dorénavant aussi interdites.
Plusieurs organisations égyptiennes de défense des droits humains ayant voulu s’enregistrer ont pu en faire l’expérience, et des experts onusiens ont d'ores et déjà fait part de leur grande inquiétude face à cette nouvelle répression de la société civile égyptienne.
Des dirigeants d’ONG sont encore accusés et sujets à un gel d’avoirs dans l’affaire dite "des financements étrangers" qui n’est toujours pas close pour les principales ONG indépendantes égyptiennes de défense des droits humains.
Madame la ministre, au niveau bilatéral et européen, le gouvernement belge a-t-il pour objectif d'inciter l'Égypte à ne pas dissoudre ou fermer les ONG indépendantes? La Belgique va-t-elle soutenir un remplacement du cadre réglementaire pour les ONG par une législation respectant la Constitution égyptienne et les engagements internationaux de l'Égypte en matière de droits humains? La Belgique va-t-elle encourager l'Égypte à clore l'affaire dite "des financements étrangers"? Va-t-elle faire pression au niveau européen ou sur le prochain Conseil d'association UE-Égypte pour que les droits de l'homme soient respectés? Qu'en est-il du suivi concernant l'enfermement d'opposants politiques? Il est question, aujourd'hui, de 59 999 opposants puisque Ramy Shaath a été libéré, libération dont je suis certain que vous vous réjouissez.
J'en arrive à ma deuxième question qui a trait au militant et blogueur égyptien Alaa Abdel Fattah qui, après deux ans de détention préventive, a été condamné à cinq ans de prison par le tribunal d’exception égyptien. Pour rappel, cette cour a été instaurée dans le cadre de l’état d’urgence national déclaré par le président égyptien. Les verdicts qu'elle rend sont, selon Human Rights Watch, un simulacre de démocratie.
Cette nouvelle décision judiciaire montre une fois de plus la forte détérioration de la situation des droits de l'homme en Égypte sous le régime d’al-Sissi. Ce constat avait déjà été tiré par 31 États lors de la 46e session du Conseil des droits de l’homme de l’ONU. Selon diverses organisations, un Égyptien sur 1 000 serait en prison, aujourd'hui.
J'ajoute qu'avant-hier, les États-Unis ont annoncé un retrait de financement à hauteur de plusieurs dizaines de millions d'euros en raison, notamment, du non-respect des droits de l'homme.
Madame la ministre, quelle position la Belgique défend-elle au sein de l'ONU et de l'Union européenne sur la question des droits de l'homme en Égypte? La Belgique compte-t-elle demander la libération d'Alaa Abdel Fattah et des autres prisonniers d'opinions politiques en Égypte? Quelles autres initiatives diplomatiques la Belgique peut-elle prendre pour faire respecter les droits de l'homme ainsi que les droits des défenseurs de ceux-ci et des lanceurs d'alerte en Égypte?
04.03 Sophie Wilmès, ministre: Chers collègues, les relations économiques entre la Belgique et l'Égypte sont en effet importantes. Bien que l'Égypte ne figure pas parmi les 30 principaux partenaires commerciaux de notre pays, nous enregistrons régulièrement un excédent commercial annuel. Les investissements directs étrangers des entreprises belges et égyptiennes sont réels, mais ils ne concernent qu'une petite fraction du total des investissements directs étrangers belges dans le monde.
Plusieurs entreprises belges sont quand même actives en Égypte, dans différents secteurs tels que le dragage, l'énergie renouvelable ou la construction.
Au niveau du SPF Affaires étrangères, nous participons à plusieurs initiatives multilatérales pour sensibiliser les entreprises au respect de la chaîne durable.
En juillet 2021, la Commission européenne a publié sa directive sur le devoir de vigilance et le travail forcé, visant à éliminer le travail forcé des chaînes de valeur. Les lignes directrices fournissent des conseils concrets, des pratiques sur la manière d'identifier, de prévenir, d'atténuer et de traiter le risque de travail forcé.
En outre, nous attendons avec impatience le projet de texte de l'initiative législative européenne pour une gouvernance d'entreprise durable, qui devrait comporter une obligation de diligence raisonnable en matière de droits humains. Pour une économie ouverte, comme celle de la Belgique, le niveau européen est en effet le niveau adéquat pour un instrument contraignant.
Ensuite, le guide 2018 de l'OCDE sur le devoir de diligence pour une conduite responsable des entreprises fournit aux acteurs du secteur privé un soutien pratique pour appliquer les principes directeurs de l'OCDE à l'intention des entreprises multinationales, en expliquant en langage clair les recommandations et les dispositions relatives au devoir de diligence.
Enfin, depuis 2011, les entreprises ont également pour guide les principes directeurs des Nations unies pour les entreprises et les droits de l'homme.
En ce qui concerne l'accompagnement des entreprises belges dans le cadre de leurs activités à l'étranger, je vous réfère aux Régions, compétentes en la matière.
Je partage, comme vous le mentionnez, les inquiétudes par rapport à la situation des droits humains en Égypte, situation ayant déjà fait l'objet de nombreuses questions et réponses, ces derniers mois, au sein de cette commission.
Vous faites référence, dans votre question, à la déclaration conjointe sur la situation des droits humains en Égypte lors du Conseil des droits de l'homme de mars 2021, à laquelle la Belgique s'est associée. Dans les forums multilatéraux et ses contacts bilatéraux avec l'Égypte, la Belgique a exprimé, à plusieurs reprises, ses préoccupations concernant l'espace de la société civile, la liberté d'expression, la liberté d'association, la liberté de la presse ainsi que concernant l'utilisation de la législation antiterroriste par rapport à l'activisme des défenseurs des droits humains, des personnes LGBTI, des journalistes, politiciens et avocats.
La Belgique comme l'Union européenne ont été informées du lancement de la première stratégie égyptienne nationale en matière de droits humains, 2021-2026, et de l'organe interministériel, le Comité suprême permanent des droits humains, qui est chargé de sa mise en œuvre. La Belgique suivra cette mise en œuvre avec intérêt et évaluera la stratégie sur la base de résultats concrets.
Les priorités du partenariat UE-Égypte, qui seront discutées avec les autorités égyptiennes, ainsi que la préparation du Conseil d'association, nous offriront l'occasion de rappeler à nouveau l'importance du respect des droits humains.
Lors du dernier examen périodique universel, en 2019, la Belgique a recommandé à l'Égypte d'aborder les lois restreignant les activités et les droits des défenseurs des droits humains, la loi antiterroriste, le Code pénal, la loi contre la cybercriminalité et la loi sur la réglementation des médias. Les droits humains font systématiquement partie intégrante de nos contacts avec ce pays, tant sur le plan administratif que politique. Dans ce contexte, nous sommes au courant du verdict d'Alaa Abdel Fattah rendu par la Cour d'urgence le 20 décembre 2021, malgré la levée de l'état d'urgence en octobre dernier.
Le développement et la récente entrée en vigueur de la loi sur les ONG sont suivis tant par mes services à Bruxelles que par notre ambassade au Caire. Il est crucial que la loi serve au soutien des acteurs de la société civile, quel que soit le domaine dans lequel ils opèrent. La Belgique continuera de souligner ce point. En outre, l'Égypte doit respecter les obligations internationales qu'elle a contractées dans le cadre du Pacte international relatif aux droits civils et politiques.
Dans votre question, vous vous référez également à l'affaire des financements étrangers des ONG. L'été dernier, la levée de l'interdiction de voyage de certaines personnalités de la société civile égyptienne a été annoncée dans ce contexte, bien que le dossier n'ait pas été clos pour tout le monde et que la levée de cette interdiction n'ait pas encore été appliquée en certains cas. Nous continuons donc de suivre cette affaire.
04.04 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, merci pour votre réponse. Comme je l'ai dit dans ma question, la situation des droits humains en Égypte n'a probablement jamais été aussi mauvaise. Ce contexte nous rend mal à l'aise. Nous avons débuté cette réunion par une interpellation sur l'Ukraine. L'Égypte fait partie des opportunités de diversification en matière de fourniture de gaz pour réduire notre dépendance à la Russie. Nous aurons besoin de l'Égypte dans les prochaines années. En même temps, nous devons rester attentifs à ce que cette situation qui nous place en position de demandeurs n'offre pas encore plus de latitude au régime égyptien pour bafouer les droits humains comme il le fait pour le moment.
Un autre élément est l'organisation de la prochaine COP à Charm-el-Cheikh au mois de novembre de cette année. Il faudra réfléchir à la manière dont on pourrait – avec la société civile – utiliser cette COP comme levier pour mettre en lumière la question des droits humains et inciter l'Égypte ou exiger d'elle qu'elle fasse preuve de beaucoup plus de bonne volonté dans la manière dont elle envisage le respect des droits humains.
Pour le moment, on assiste à des violations systémiques qui, de temps en temps, sont contrebalancées par l'une ou l'autre libération ponctuelle, ce qui fait plaisir à l'un ou l'autre dirigeant européen, mais on ne pourra pas continuer comme cela. Il va falloir trouver une approche qui permette d'engranger des progrès beaucoup plus substantiels.
04.05 Simon Moutquin (Ecolo-Groen): Je suis tout à fait satisfait de vous savoir concernée, madame la vice-première ministre. On pose beaucoup de questions sur la situation en Égypte qui, malheureusement, ne s'améliore pas, de sorte qu'il risque d'y en avoir d'autres.
Une des questions qui vous seront posées concerne le déplacement de l'ambassade de Belgique. Le président al-Sissi a pour ambition de transférer toutes les ambassades dans son "nouveau Caire", Al Masa, située dans le désert à 50 km du reste de la population égyptienne. Plus personne ne soupçonne une envie de pouvoir presque se barricader, mais soit!
Vous avez dit que, dans le cadre de la préparation du Conseil d'association, il fallait rappeler la question des droits humains. Je me demande s'il ne faudrait pas utiliser autre chose que le rappel, et plutôt conditionner certaines choses à la libération d'un maximum de prisonniers politiques, par exemple. Ils sont au nombre de 60 000 en Égypte, ce qui est énorme.
Je rejoins mon collègue sur la COP 27. Les ONG qui assisteront à la COP 27 cette année, les militants, les membres de Youth for Climate qui iront en Égypte risquent-ils de se faire enfermer? Selon la loi égyptienne en vigueur, il y a vraiment un risque. Il n'est pas tolérable qu'une réunion internationale puisse se tenir dans un pays qui respecte si peu les droits de l'homme. Il faut avoir des résultats avant.
Het incident is gesloten.
05 Question de Malik Ben Achour à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La dérive autoritaire du pouvoir tunisien" (55023511C)
05 Vraag van Malik Ben Achour aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De autoritaire uitwassen van het Tunesische regime" (55023511C)
05.01 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, depuis ma dernière interpellation à ce sujet, en septembre, la santé de la démocratie tunisienne ne s'est pas améliorée. Au contraire, elle a connu ces derniers jours une nouvelle dégradation de son état.
Ainsi, le président Kais Saied a pris la décision de proroger d'une année le gel du Parlement. Celui-ci prendrait fin le 17 décembre 2022, date à laquelle des élections législatives seraient organisées. J'emploie le conditionnel à dessein car rien ne montre vraiment que l'on s'achemine vers un rétablissement de l'ordre constitutionnel. D'abord parce que les déceptions ont été nombreuses depuis la mesure initiale du mois de juillet. Rappelons qu'elle avait, à l'origine, été prise pour une période de 30 jours. Ensuite parce que Kais Saied a, dans le même temps, annoncé la tenue d'un référendum pour le 25 juillet prochain. Il portera sur des amendements à la loi électorale et à la Constitution.
Bien entendu, la crainte est grande que l'objectif derrière cet agenda soit d'entériner légalement la tendance autoritaire à laquelle nous assistons. La Tunisie est un des rares pays à avoir réussi à récolter les fruits des printemps arabes et cela rend la situation à laquelle nous assistons d'autant plus inquiétante.
Dans le cadre de l'échange que nous avions eu ici il y a quatre mois, vous m'aviez signalé que vous vous étiez entretenue par téléphone avec votre homologue tunisien en juillet et que vous l'aviez aussi rencontré à New York en septembre.
Madame la ministre, de nouveaux contacts ont-ils été pris suite aux développements récents de la situation? Quelle en a été la teneur? De quelle façon ce dossier est-il actuellement traité au niveau européen? Une position commune a-t-elle été arrêtée?
Président:
André Flahaut.
Voorzitter: André Flahaut.
05.02 Sophie Wilmès, ministre: Monsieur Ben Achour, nous suivons les développements de la situation en Tunisie avec grande attention.
Depuis le coup de force du président, j'ai eu plusieurs entretiens téléphoniques avec mon homologue tunisien. Nous avons également eu un échange de vues en marge de l'assemblée générale des Nations Unies à la fin du mois de septembre. Lors de nos conversations, j'ai souligné l'importance d'un retour à la stabilité institutionnelle, donc à la normalité, sous la forme d'une séparation des pouvoirs et d'une réouverture du Parlement.
Dans l'intervalle, certains points positifs ont toutefois été relevés. Comme l'ensemble des pays de l'Union européenne, la Belgique s'est félicitée de la désignation fin septembre d'une femme, Najla Bouden, comme chef du gouvernement.
Une femme chef de gouvernement est unique dans le monde arabe. Il s'agit également d'un premier pas sur la voie du retour à la stabilité institutionnelle. Mais ce n'était qu'un début. Ne croyez pas que parce que c'est une femme, tout est oublié. Nous n'en sommes pas là, mais il faut toujours le souligner.
L'absence de feuille de route pour un retour à la normalité institutionnelle et celle d'une échéance claire pour sortir de la crise politique mais aussi économique, sociale et sanitaire qui frappe la Tunisie, ont continué à engendrer des inquiétudes. Devant l'immobilisme de la présidence tunisienne, l'Union européenne s'est jointe aux représentants du G7 dans un communiqué du 10 décembre, appelant au respect des libertés fondamentales des Tunisiens, et à un processus politique inclusif et transparent suivant un calendrier précis, pour permettre un retour au fonctionnement des institutions démocratiques.
Les mesures annoncées le 13 décembre par le président Kaïs Saïed on retenu effectivement toute mon attention et nous prenons acte des cycles de consultation et de réforme proposés, et surtout d'un calendrier concret. Ce sont des éléments positifs. Une feuille de route était exactement ce que notre pays demandait. Je regrette évidemment que le Parlement reste gelé jusqu'aux élections de l'année prochaine.
Le 16 décembre, une déclaration de l'UE 27 a été adoptée sur l'annonce du président Saïed. Elle exprime l'accueil prudemment positif réservé à ces annonces. Nous partageons le point de vue selon lequel la déclaration du président constitue un pas en avant important. Toutefois, elle doit être mise en oeuvre et rendue plus concrète. La réussite du processus dépendra des modalités concrètes d'application des mesures annoncées qui doivent culminer le 17 décembre 2022 par des élections législatives, transparentes et inclusives. Le retour à la normale et à la stabilité n'est pas encore acquis. Tout en respectant totalement la souveraineté tunisienne, je m'engage avec nos partenaires de l'Union européenne à suivre avec vigilance la mise en oeuvre de ce calendrier dont les premières échéances sont la consultation nationale annoncée du 1er janvier au 20 mars 2022.
Enfin, j'invite tous les acteurs y compris ceux de la Région élargie, à appuyer la Tunisie dans cette perspective de retour à la stabilité institutionnelle.
05.03 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je vous remercie beaucoup pour vos réponses. Je crois que nous devons viser ce que les Tunisiens visent, à savoir que les institutions en tant que telles puissent à nouveau incarner le pouvoir et non une seule personne. On craint, voire on sent, que ce soit la vision du président Saïed. Il souhaite être l'incarnation personnelle du pouvoir en Tunisie.
Entre la rédaction de ma question et aujourd'hui, il y a aussi eu des attaques contre M. Marzouki, qui est le leader historique de la cause de droits humains en Tunisie. Il a été président, avec peu de succès d'ailleurs - il faut le reconnaître. Mais quand même, c'est un symbole qui a été attaqué.
Nous sommes aussi dans un contexte de crise sociale assez sérieuse. Il y a une crise des ordures à Sfax, sur la côte, dans le sud. Il y a les diplômés chômeurs qui commencent à bouger. Il y a le blocage de zones pétrolifères dans le sud tunisien aussi. Socialement, la situation ne s'améliore pas non plus. On voit, par rapport à cela, des débuts de convergence des partis d'opposition, de Ennahdha jusqu'à la gauche tunisienne.
La situation, à mon avis, reste compliquée. Dans un dialogue respectueux et constructif avec les autorités tunisiennes, il faut faire en sorte que le train de la démocratie puisse retrouver ses rails. En effet, je l'ai dit dans ma question, la Tunisie était à peu près le seul pays à avoir réussi sa révolution démocratique. Il restait à faire la transition démocratique. Et cela, c'est un processus très long dans lequel nous devons absolument soutenir la Tunisie.
Le président: Monsieur Ben Achour, je voudrais préciser que notre commission a décidé d'inviter l'ambassadeur de Tunisie à venir nous exposer la situation dans les prochains jours ou les prochaines semaines.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Chers collègues, je voudrais signaler qu'il reste une trentaine de questions. Pour certaines d'entre elles, il y a renvoi vers des questions écrites. Mais vous comprenez aisément que, même en faisant respecter strictement le temps de parole, nous n'y arriverons pas. Si des membres qui n'ont pas encore transformé leurs questions en questions écrites pouvaient le faire, cela permettrait peut-être d'aboutir à l'épuisement du stock de questions, étant entendu que la ministre doit nous quitter à midi.
06 Question de Malik Ben Achour à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L’importation des produits issus de la déforestation" (55023512C)
06 Vraag van Malik Ben Achour aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De invoer van producten die een link hebben met ontbossing" (55023512C)
06.01 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, je vais suivre votre raisonnable suggestion et me référer au texte de ma question.
Madame la ministre, la responsabilité de la déforestation qui frappe les grandes forêts de notre monde, que ce soit en Amazonie ou dans le bassin du Congo, ne saurait être attribuée aux autorités locales seules, quand bien même la part qu'elles y prennent n'est bien sûr pas négligeable. J'en veux pour preuve que, selon les chiffres du WWF, l'Union européenne serait responsable de 16 % de la déforestation découlant du commerce international. Cela la place à la seconde place mondiale, derrière la Chine, mais devant l'Inde, les États-Unis et le Japon.
Afin de répondre à cet enjeu la Commission européenne a publié en novembre un projet de proposition de loi qui interdirait la mise sur le marché de produits liés à la déforestation ou encore qui imposerait aux entreprises la mise en place d'un système de devoir de vigilance qui garantirait la traçabilité des productions via notamment une géolocalisation des parcelles.
L'adoption d'un tel texte, qui doit désormais être soumis au Parlement européen et au Conseil, serait bien entendu une excellente nouvelle. Néanmoins, le monde associatif attire l'attention des décideur(euse)s sur certaines imperfections du texte. Il en va ainsi du périmètre concerné par les mesures et qui se limiterait aux forêts alors que nous savons que d'autres écosystèmes sont tout autant impactés comme par exemple les savanes ou les tourbières. La question de la protection des peuples autochtones et des communautés locales est aussi laissée en suspens.
Madame la ministre, je sais que notre pays
est occupé actuellement à établir sa position quant aux suites à donner à cette
proposition. Je souhaiterais vous demander où en est ce travail? Quelles sont
les orientations vers lesquelles nous nous acheminons? Défendrons-nous une
vision plus volontariste, particulièrement en ce qui concerne l'extension de
l'application aux zones de savanes, de tourbières et de prairies, ainsi qu'en
matière de défense des populations autochtones et communautés locales?
06.02 Sophie Wilmès, ministre: Monsieur le président, monsieur Ben Achour, la lutte contre la déforestation et la dégradation des forêts est une priorité pour la Belgique. L'adhésion au Partenariat des Déclarations d'Amsterdam ainsi que plusieurs engagements pris récemment par notre pays, lors du sommet climatique COP26 en témoignent. Je pense notamment à la Glasgow Leaders' Declaration on Forests and Land Use, au Global Forest Finance Pledge qui vise à contribuer à la lutte contre les causes systémiques de la disparition des forêts, au Congo Basin Joint Donor Statement qui vise à soutenir les efforts ambitieux déployés dans la région pour protéger et conserver les forêts, les tourbières et les autres stocks de carbone mondiaux essentiels.
La proposition de règlement que vous évoquez a été adoptée par la Commission européenne le 17 novembre 2021. Elle a ensuite été présentée au Conseil Agriculture et Pêche du 13 décembre et lors de la réunion du Conseil Environnement du 20 décembre.
L'examen de la proposition tant au sein du Comité Environnement du Parlement européen que du groupe de travail du Conseil débute avec la présidence française. Une première réunion du groupe de travail a eu lieu le lundi 24 janvier.
La proposition globale est actuellement analysée dans tous les États membres de l'Union européenne. Lesdits États membres n'ont pas encore pris de position officielle. Ils ont, à ce stade, des interrogations et des demandes de clarification.
Les premiers débats d'orientation sont prévus par la présidence française lors du Conseil Agriculture et Pêche du 21 février prochain et lors du Conseil Environnement du 17 mars. Le processus de décision devrait prendre environ deux ans. Il s'agit donc d'un dossier transversal qui touche à différents niveaux de compétences en Belgique.
Un groupe de travail élargi du Comité de coordination de la politique internationale de l'Environnement (CCPIE) a été mis en place pour ce dossier afin de pouvoir rassembler les contributions des différentes autorités des divers domaines politiques concernés, et ce en vue d'assurer un processus décisionnel efficace. En effet, dans le cadre de ces discussions, il faudra veiller à contribuer efficacement à la lutte contre la déforestation et la dégradation des forêts, l'érosion de la biodiversité et des changements climatiques.
Dans le même temps, l'objectif doit aussi être de mettre en place une réglementation européenne qui permette une mise en œuvre, un contrôle et une application claire et correcte. Nous serons évidemment attentifs à l'aspect relatif aux droits humains, à l'accompagnement des pays producteurs en synergie avec les initiatives au niveau de l'Union européenne. Les positions belges concernant la législation européenne en préparation sera coordonnée au sein du CCPIE et sera, ensuite, approuvée via le processus DGE.
Pour ce qui concerne le timing et le contenu exact des enjeux, Mme Khattabi devrait être en mesure de vous donner plus d'informations.
06.03 Malik Ben Achour (PS): En réplique, je voudrais quand même souligner que les acteurs financiers privés européens ont accordé sept milliards d'euros à six entreprises majeures de l'agrobusiness qui sont responsables de la destruction de forêts en Amazonie, dans le bassin du Congo et en Papouasie Nouvelle-Guinée, entre 2013 et 2019. Des banques telles que BNP Paribas, Rabobank, Deutsche Bank ont notamment été épinglées pour leur financement de négociants de soja, d'huile de palme, de bœuf et de papier responsables de déforestation et de violations de droits humains.
Je voudrais dire aussi que la Commission européenne a souligné l'importance de rediriger la finance privée vers des activités sans déforestation. Après dix ans d'engagement volontaire, le constat est très clair pour tout le monde: une législation contraignante est maintenant essentielle pour atteindre nos objectifs en matière de due diligence. C'est sur cela que je voulais conclure. Je vous remercie.
Het incident is gesloten.
07 Question de Simon Moutquin à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'ancrage du droit à un environnement sain au Conseil de l'Europe" (55023559C)
07 Vraag van Simon Moutquin aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De verankering van het recht op een gezond leefmilieu door de Raad van Europa" (55023559C)
07.01 Simon Moutquin (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, comme vous le savez, l'été dernier, l'Europe entière a subi des dérèglements climatiques: inondations dramatiques chez nous et en Allemagne, incendies en Espagne, en Grèce, dans les forêts sibériennes, etc. Cela nous a montré que les liens entre droits humains fondamentaux et dérèglements climatiques sont importants. Pourtant, actuellement, aucun mécanisme juridique n'existe à l'échelle supranationale, en l'occurrence européenne, pour protéger les citoyens de ces dérèglements climatiques et des impacts qu'ils peuvent avoir sur des droits fondamentaux.
Ainsi, le 29 septembre 2021, l'Assemblée parlementaire du Conseil de l'Europe a voté à l'unanimité le rapport intitulé Ancrer le droit à un environnement sain dans lequel plusieurs mécanismes sont proposés, dont un protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme mais aussi à la Charte sociale européenne. Ces protocoles additionnels, citoyens et collectifs permettraient de saisir la Cour européenne des droits de l'homme pour obtenir des réparations à la suite de préjudices environnementaux. D'autres mécanismes ont été proposés dans le rapport, notamment une convention 5P et - vous évoquiez les entreprises tout à l'heure - l'idée de renforcer la responsabilité des entreprises en matière environnementale. C'est important. Quelques jours après le vote de ce rapport à Strasbourg, c'est le Conseil des droits de l'homme des Nations Unies qui reconnaissait, à son tour, le droit à un environnement sain.
Madame la ministre, quel est votre avis sur la nécessité d'ancrer le droit à un environnement sain au Conseil de l'Europe et de ses États membres? Quelle position défendrez-vous ou allez-vous défendre sur ce rapport au Comité des ministres?
La Belgique pourrait-elle aussi suivre ce mouvement initié par l'Assemblée et réfléchir sur l'intégration de mécanismes dans notre propre juridiction nationale?
07.02 Sophie Wilmès, ministre: Monsieur le président, monsieur Moutquin, la question de l'environnement et des droits humains est un sujet important qui est de plus en plus mis en avant dans différents forums internationaux. Vous l'avez souligné. Voici d'abord un aperçu de la question au sein du Conseil de l'Europe. Le droit à un environnement sain n'est pas explicitement garanti par la Convention européenne des droits de l'homme ou la Charte sociale européenne. Cependant, la Cour européenne des droits de l'homme a déjà reconnu que les facteurs environnementaux peuvent avoir un impact sur les droits humains. Le Comité social européen a reconnu que le droit à la santé inclut également un droit, le droit à un environnement sain.
Précédemment au vote de l'Assemblée parlementaire du rapport auquel vous faites référence, le Comité des ministres a donné mandat au Comité directeur pour les droits de l'homme de mettre à jour le manuel du Conseil de l'Europe sur les droits de l'homme et de l'environnement, d'élaborer un projet d'instrument non contraignant sur les droits de l'homme et l'environnement et d'examiner la nécessité de poursuivre les travaux dans ce domaine, en gardant à l'esprit l'obligation des États membres découlant de la Convention européenne des droits de l'homme et de l'évolution de la jurisprudence de la Cour européenne des droits de l'homme ainsi que des tribunaux nationaux.
Le groupe de rédaction du Comité directeur pour les droits de l'homme a terminé son travail sur le manuel et espère présenter son projet de texte pour un instrument non contraignant au CDDH au cours de cette année. Le groupe de travail a également commencé à examiner la nécessité de poursuivre les travaux en ce domaine - en d'autres termes, en plus de l'instrument non contraignant.
La recommandation de la PCE - Ancrer le droit à un environnement sain: la nécessité d'une action renforcée du Conseil de l'Europe - a, elle aussi, été discutée au Comité des ministres. Le 3 novembre dernier, celui-ci a adopté un projet de décision chargeant le CDDH d'examiner la nécessité et la faisabilité d'un ou plusieurs instruments prenant en compte cette recommandation. Le CDDH est à présent confronté à la tâche technique d'étudier toutes les possibilités et toutes les options possibles.
La Belgique est favorable à une étude détaillée de la question et souhaite en attendre les conclusions, avant de se prononcer sur la nécessité d'ancrer plus fermement le droit à un environnement sain dans le cadre du Conseil de l'Europe.
Votre dernière question n'est pas du ressort des Affaires étrangères, mais d'un autre ministre.
07.03 Simon Moutquin (Ecolo-Groen): Oui, madame la ministre, il s'agit du ministre de la Justice. Je vous remercie de votre réponse à cette question qui portait sur un sujet essentiel.
Plusieurs procès se sont déroulés en Europe, de sorte que la jurisprudence risque de voler en éclats. Le rôle de ce rapport, qui est le mien, est aussi de pouvoir centraliser des instruments juridiques. Le droit à un environnement sain, comme vous l'avez dit, déborde sur d'autres droits. Pour l'instant, les jurisprudences fonctionnent selon ce que l'on appelle un "droit par ricochet". Par exemple, elles essaient de rendre un avis sur un droit de la première génération tel le droit à la vie, qui est entaché par le dérèglement climatique.
La mise à jour du manuel est nécessaire, mais il nous faudra aussi un outil. Cette demande a été exprimée par des milliers de jeunes et de moins jeunes qui ont marché dans nos rues pour le climat.
Enfin, à l'initiative de M. Daems, ancien président de l'Assemblée parlementaire du Conseil de l'Europe, un réseau de parlementaires européens pour un environnement sain est en train de se constituer. Son but sera de convaincre les différents décideurs politiques européens de la nécessité d'instaurer ce droit.
L'incident est clos.
- Anneleen Van Bossuyt aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De opstand in Kazachstan" (55023729C)
- Samuel Cogolati aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De situatie in Kazachstan" (55023811C)
- Vicky Reynaert aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Kazachstan" (55024263C)
- François De Smet aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De protestacties tegen de hogere gasprijzen in Kazachstan" (55024472C)
- Anneleen Van Bossuyt à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La révolte populaire au Kazakhstan" (55023729C)
- Samuel Cogolati à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La situation au Kazakhstan" (55023811C)
- Vicky Reynaert à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Le Kazakhstan" (55024263C)
- François De Smet à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les protestations contre l’augmentation du prix du gaz au Kazakhstan" (55024472C)
08.01 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, veelal verwijs ik naar de teksten van mijn vragen zoals ingediend, maar gelet op de recente evolutie wil ik deze vraag mondeling brengen.
We weten allemaal dat de stijgende gasprijzen de directe aanleiding waren voor de groeiende onrust in Kazachstan, en vooral het ongenoegen bij de Kazachse bevolking tegenover het regime. Dat was natuurlijk niet de belangrijkste oorzaak, maar wel de druppel die de emmer deed overlopen. Wij hebben gezien dat de president voor een stuk de controle over de bevolking kwijt was, totdat er steun kwam van de bondgenoten van de Collectieve Veiligheidsverdragorganisatie. Op die manier is de orde, voorlopig althans, hersteld. Tijdens de onlusten zijn er wel heel wat slachtoffers gevallen en ook heel veel vernielingen aangebracht.
Mevrouw de minister, hebt u een zicht op de toestand van de Belgen die in Kazachstan verblijven? Hoeveel Belgen zijn er momenteel geregistreerd in de ambassade in Nur-Sultan of gaven aan dat zij naar Kazachstan zouden reizen? Hoeveel Belgen verblijven er momenteel in Kazachstan? Zijn er bij de ambassade vragen toegekomen voor bijstand of ondersteuning voor onze landgenoten? Bij de onlusten zijn er slachtoffers gevallen. Zijn er u eventueel Belgische slachtoffers bekend?
Hebben de onlusten gevolgen voor onze diplomatieke betrekkingen met Kazachstan en/of voor onze diplomatieke post in Nur-Sultan? Wordt er op Europees niveau gedacht aan sancties tegenover Kazachstan, al zijn die momenteel niet aan de orde?
Bij het begin van deze vergadering hield collega Francken een interpellatie over Oekraïne. Ik denk dat we kunnen stellen dat we een bredere strategie voor die regio moeten overwegen, aangezien die steeds instabieler blijkt te zijn. Welke stappen zet u voor die bredere strategie?
08.02 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vais aller à l'essentiel. J'ai trois questions précises.
La répression des manifestations pacifiques au Kazakhstan s'est faite dans le sang. Quelles seront les conséquences de ces événements tragiques et mortels sur l'accord de partenariat et de coopération entre l’Union européenne le Kazakhstan?
On a vu un premier déploiement en territoire kazakh d'une force militaire d'environ 2 500 hommes, soutenu par Moscou contre l'appel du chef de l'ONU aux droits de l'homme. Quelle est la réaction de l'Union européenne et de votre gouvernement?
Enfin, quelles seront les conséquences de ces tensions et de ces violences sur l'augmentation du cours de l'uranium? Le Kazakhstan est le principal pays exportateur (41 %) d'uranium naturel dans le monde. Ce pays approvisionne la Belgique. Quelle est la part d'uranium et de gaz importée du Kazakhstan en Belgique? Avons-nous prévu des mesures particulières pour renforcer notre autonomie stratégique à cet égard?
08.03 Vicky Reynaert (Vooruit): De prijsstijging van vloeibaar gas in Kazachstan was
de spreekwoordelijke druppel voor de Kazachse bevolking die al jaren lijdt
onder de verslechterende sociaal-maatschappelijke omstandigheden in het land
(corruptie, toenemende armoede, gebrekkige politieke vrijheden en economische
stagnatie) die al jaren sluimerend.
Mensen kwamen massaal op straat. De
protesten begonnen aanvankelijk vreedzaam maar werden daarna gewelddadiger:
demonstranten bestormden onder andere het kantoor van het stadsbestuur van
Almaty en staken het in brand. Het regime van president Tokajev beschuldigde de
demonstranten van agressie en terrorisme en reageerde met harde hand: er werd
ook met vuurwapens op de menigte geschoten. Er is sprake van meer dan 225
doden, naar verluidt 10.000 mensen werden gearresteerd.
Tokajev vroeg aan Rusland om troepen te
sturen om te helpen de orde te herstellen. Deze troepen zouden zich ondertussen
teruggetrokken hebben.
U had op 18 januari een bilateraal
onderhoud met minister van Buitenlandse Zaken van Kazachstan Mukhtar Tileuberdi
naar aanleiding van zijn bezoek aan Brussel waarbij u uw bezorgdheid uitdrukte
over de mensenrechtensituatie in het land.
Mijn vragen:
- Welke boodschap heeft u exact
meegegeven aan mijnheer Tleuberdi en wat was zijn reactie? Staat het regime
open om sociale en economische hervormingen door te voeren? Heeft u opgeroepen
dat er een onafhankelijk onderzoek moet komen naar de vele doden die zijn
gevallen? Wat met de mensen die gearresteerd zijn?
- In uw communiqué werd er ook verwezen
naar positieve bilaterale betrekkingen tussen onze beide landen, kan u hier
nader op ingaan?
- Welke boodschap zal ons land geven in
het kader de gesprekken die nog zullen volgen binnen de OVSE ?
08.04 François De Smet (DéFI): Madame la
ministre, la soudaine explosion du prix du gaz au Kazakhstan, début janvier
dernier, a entraîné plusieurs mouvements de contestation dans plusieurs grandes
villes du sud du pays.
Les autorités, en particulier le Président
Kassym Jomart Tokayev, qui y voyait les prémisses d’une révolution, a
violemment réprimé les manifestants. L’on estime ainsi à 225 le nombre de tués
et à près de 12.000 le nombre de personnes arrêtées. Les craintes du Président
se sont également soldées par un couvre-feu à Noursoultan et par un blocage des
réseaux sociaux durant plusieurs jours.
Pour couronner le tout, Tokayev a déclenché
pour la première fois le dispositif du Traité de sécurité collective conclu
avec la Russie, qui a permis à des troupes russes de débarquer au Kazakhstan
pour tenter d’y réinstaurer l’ordre.
En conséquence, Madame la Ministre, quel
regard portez-vous sur ce fameux traité de sécurité collective? Confirmez-vous
que les troupes russes ont bien quitté le territoire Kazakh à l’heure actuelle?
Le Secrétaire d’Etat américain s’étonnait
que les autorités Kazakhes ressentent le besoin de faire appel à l’aide de
Moscou alors qu’elles avaient visiblement la situation sous contrôle. Est-ce
aussi votre cas? Pour quelles autres raisons, Tokayev aurait-il fait appel à la
Russie?
La Chine a publiquement soutenu
l’intervention russe au Kazakhstan. Quelle est votre analyse de la situation?
Estimez-vous que les événements qui ont eu lieu au Kazakhstan sont révélateurs
de l’exacerbation des tensions géopolitiques internationales, notamment entre
les Etats-Unis, d’une part, et la Russie et la Chine d’autre part? Dans
l’affirmative, quelle devrait être la place de l’Europe dans ce cas de figure?
Notre pays est-il prêt à accueillir des
ressortissants Kazakh susceptibles de subir des persécutions de la part du
gouvernement Tokayev? Dans l'affirmative, combien d’entre eux ont-ils déjà pu
rejoindre le sol belge?
Dans l’hypothèse où aucune mesure n’est prise contre la hausse du prix du gaz, nous ne sommes pas à l'abri de nouvelles protestations, puisque la grande majorité de la population Kazakh compte sur le gaz pour se chauffer, cuisiner, se déplacer, etc… Le gouvernement Kazakh a-t-il finalement pris des mesures pour faire diminuer le prix du gaz? Dans la négative, quelle est notre marche de manœuvre, au niveau belge ou européen, pour prévenir les potentielles contestations futures? Avez-vous pris contact avec l’ambassadeur Kazakh à Bruxelles pour lui faire entendre raison?
08.05 Minister Sophie Wilmès: Mijnheer de voorzitter, de gebeurtenissen die begin januari in Kazachstan plaatsvonden en vooral de omvang van de repressie tijdens de demonstraties vroegen om een krachtige internationale reactie. In dit verband heb ik mij vanaf het allereerste begin van deze crisis aangesloten bij de verklaringen van de EU, waarin het verlies van mensenlevens wordt betreurd en de gewelddaden krachtig worden veroordeeld.
Ik had de gelegenheid om deze boodschap te herhalen op 18 januari tijdens een ontmoeting met mijn Kazachse ambtgenoot in Brussel. Namens België betreurde ik de zware tol aan mensenlevens en veroordeelde ik de gewelddaden. Ik heb opgeroepen tot een transparante en op rechten gebaseerde rechtsgang voor de personen die nog steeds worden vastgehouden. Ik heb hem ertoe aangespoord om het werk van de mensenrechtenorganisaties niet te hinderen.
Ik verwelkom de beslissing van de Kazachse autoriteiten om opheldering te verschaffen over de gebeurtenissen en de resultaten van dit onderzoek te delen met de internationale gemeenschap, met inbegrip van de EU, alsook met de Hoge Vertegenwoordiger van de VN voor de Mensenrechten en de diverse betrokken en belanghebbende speciale rapporteurs voor het gevangeniswezen en willekeurige detentie, voor de bescherming van de mensenrechten in de strijd tegen het terrorisme, voor de vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging enzovoort.
Aangezien economische ongelijkheden en politieke grieven aan de basis liggen van de onrust in het land, heb ik benadrukt dat het belangrijk is om economische en politieke hervormingen door te voeren om het welzijn van de Kazachse bevolking te verbeteren.
L'entretien avec le ministre Tileuberdi a aussi été l'occasion d'évoquer nos relations bilatérales, qui sont bonnes. J'ai souligné la disponibilité belge pour travailler avec le Kazakhstan pour promouvoir le rôle des femmes. Nous avons mentionné le potentiel économique de nos relations bilatérales. Malgré les divergences de vues sur certains sujets, nous avons pu effectivement dialoguer ouvertement et sans tabou.
Le ministre Tileuberdi s'est rendu par la suite à Vienne, où il a rencontré entre autres la secrétaire générale de l'OSCE, Mme Helga Schmid. Cette dernière a réaffirmé la volonté de son institution de promouvoir la sécurité, la stabilité et l'État de droit dans la région du centre asiatique, y compris et surtout par le biais de ses missions dans la région.
Wat de consulaire bijstand tijdens deze crisis betreft, heeft onze ambassade vanaf het begin contact gehad met de ongeveer veertig Belgen die in het consulaire register van de ambassade in Nur-Sultan zijn ingeschreven, alsook met de drie Belgen die op doorreis waren in Kazachstan en zich via het platform Travellers Online bij onze diplomatieke post hadden gemeld. In verband met de tijdelijke schorsing van de internationale vluchten heeft onze ambassade ervoor gezorgd dat de visa van een aantal Belgen die het land niet tijdig en voor het verstrijken van hun visum konden verlaten, werden verlengd. Het reisadvies op de website van BUZA werd op 6 januari aangepast.
Le retour au calme se confirme au Kazakhstan et selon les informations disponibles, le retrait des troupes de l'organisation du traité de sécurité collective, annoncé le 11 janvier, est bien effectif. Les forces du CSTO ont été déployées temporairement à la demande du président kazakh afin de sécuriser les infrastructures majeures du pays. Néanmoins, le déclenchement par le Kazakhstan du mécanisme Entraide CSTO est de nature à réduire la marge de manœuvre du président Tokayev à l'égard de la Russie.
La Chine a soutenu la réaction du président Tokayev pour contrer les manifestations afin de maintenir le calme, compte tenu de l'importance stratégique du Kazakhstan. Comme le reste de l'Asie centrale, la Chine tente d'étendre son influence au Kazakhstan par le bais d'importants investissements via le projet des nouvelles routes de la soie.
Depuis quelques années, l'Union européenne entend jouer un rôle plus important en Asie centrale, notamment via la stratégie de l'Union européenne pour l'Asie centrale, approuvée en 2019. Entre autres éléments, cette stratégie met l'accent sur le développement durable, l'instauration de réformes, la transparence, la coopération régionale et la connectivité.
La brièveté de cette crise politique n'a pas été de nature à perturber l'approvisionnement en pétrole, en gaz et en uranium en provenance du Kazakhstan, même si, pour chaque crise, les marchés ont réagi à la hausse. Je vous renvoie donc dès lors, à ma collègue la ministre de l'Énergie - on l'a identifiée cette fois - pour plus de détails à ce sujet.
En ce qui concerne la question relative à l'accueil des ressortissants kazakhs dans notre pays, celle-ci relève de la compétence du secrétaire d'État à l'Asile et à la Migration.
08.06 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mevrouw de minister, u hebt er bij de Kazachse overheden op aangedrongen dat alle organisaties die daar actief zijn hun werk kunnen doen. Dat is zeker een goede zaak. U hebt ook een verheldering van de gebeurtenissen gegeven. We weten namelijk heel weinig van wat er echt gebeurd is in Kazachstan. Daar kijken we verder naar uit.
Ik ben ook blij te horen dat er meteen contact was met de Belgen die in Kazachstan wonen. De applicatie van Travellers Online en het belang om die in te vullen, wordt hiermee nog maar eens aangetoond. Zo konden er dus drie mensen geholpen worden of kon er contact mee worden gelegd. Ik wil onze diplomatieke post in Kazachstan en de mensen die daar werken ook bedanken om de visa te verlengen voor de mensen voor wie het nodig was.
U geeft zelf ook aan dat de onrusten in de regio een negatieve invloed hebben op de energieprijzen. We hebben er alle belang bij om ervoor te zorgen dat er toch stabiliteit in de regio aanwezig is.
08.07 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Je vous remercie, madame la ministre, pour votre réponse détaillée ainsi que pour votre position ferme en faveur de la liberté de manifester et en faveur des droits humains. Je remercie par ailleurs aussi le SPF Affaires étrangères et son poste diplomatique sur place pour l'assistance consulaire et leur réaction immédiate.
Le Parlement européen et plusieurs ONG ont appelé à une enquête internationale sur la répression sanglante des manifestations pourtant pacifiques. J'espère de tout cœur que notre pays soutiendra cet appel à une enquête internationale indépendante.
08.08 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw gedetailleerde antwoord en voor uw aandacht voor de mensenrechten, die u ook getoond hebt tijdens uw ontmoeting met de Kazachse minister van Buitenlandse Zaken. Ik was zeer benieuwd naar de reactie van die minister en of het regime openstaat om eventuele hervormingen door te voeren, maar u antwoordde dat er meningsverschillen zijn over bepaalde zaken.
08.09 François De Smet (DéFI): Monsieur le président, je remercie la ministre pour sa réponse. Je ne peux, moi aussi, qu'encourager notre pays à rester vigilant sur ce dossier et sur le respect du droit à manifester. J'encourage la Belgique à soutenir une enquête internationale indépendante.
L'incident est clos.
09 Vraag van Marianne Verhaert aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De databank omtrent zwangerschappen in Polen" (55023624C)
09 Question de Marianne Verhaert à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La base de données des grossesses en Pologne" (55023624C)
09.01 Marianne Verhaert (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de
sexuele en reproductieve vrijheden van vrouwen staan in Polen onder enorme
druk. Op 8 november 2021 heeft het Poolse ministerie van Volksgezondheid een
voorstel tot wijziging van de verordening van de minister van Volksgezondheid
van 26 juni 2020 gepubliceerd. De ontwerpwijziging heeft betrekking op de
reikwijdte van de medische gegevens die door alle medische dienstverleners aan
het medische informatiesysteem moeten worden doorgegeven. De rapportering zal
verplicht worden op 1 juli 2022.
Dit voorstel
verplicht ook om elke zwangerschap te registreren.
Officieel zou dit voor medische
doeleinden zijn, maar het heeft toch geleid tot grote publieke
verontwaardiging. Dit zou de zoveelste poging van de Poolse regering kunnen
zijn om vrouwen hun recht op privacy en vrijheid, met inbegrip van het recht op
abortus, te ontnemen.
De voorgestelde wijziging zou de
autoriteiten in theorie in staat kunnen stellen elke zwangerschap te volgen en
na te gaan of deze eindigt met de geboorte van een kind. Dat heeft dan weer
geleid tot bezorgdheid dat het register zou kunnen worden gebruikt om na te
gaan of een vrouw een abortus ondergaat. De Poolse oppositie vreest dat de
autoriteiten het register zou kunnen gebruiken om vrouwen te achtervolgen die
naar het buitenland gaan om een zwangerschap te beëindigen. Vrouwen zullen
onder toezicht worden geplaatst zodra een arts hun zwangerschap in het register
heeft opgenomen. Mevrouw de minister, er dreigt als het ware een heksenjacht te
ontstaan op vrouwen die een abortus – al dan niet in het buitenland -
uitvoeren.
Als liberaal huiver ik van de Poolse maatregelen.
Alle zwangerschappen, inclusief miskramen, worden door deze maatregel door de
overheid opgevolgd. De overheidscontrole op het lichaam van de Poolse vrouw is
een schande. Men kan nooit een gendergelijke Unie zijn, als vrouwen niet baas
kunnen zijn over hun eigen lichaam.
Mijn vragen voor u:
Wat is uw oordeel over het nieuwste
voorstel van de Poolse regering?
Bent u van mening dat dit voorstel een
schending inhoudt van de EU-wetgeving inzake de rechten van de vrouw en
gegevensbescherming?
Indien ja, gaat u de Europese Commissie
verzoeken dit te onderzoeken en aan te vechten?
09.02 Minister Sophie Wilmès: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Verhaert, de ontwikkelingen inzake vrouwenrechten in Polen, specifiek met betrekking tot reproductieve en seksuele rechten, zijn een grote bezorgdheid voor België en worden door mijn diensten nauwlettend opgevolgd. Er zijn bovendien regelmatig contacten met het Poolse maatschappelijk middenveld. Het is dan ook legitiem om vragen te stellen over een wetsvoorstel dat gericht is op een grotere centralisatie van medische gegevens, met name met betrekking tot zwangerschappen. Ik deel uw bezorgdheid volledig.
Ik wil eerst een aantal zaken verduidelijken.
Volgens mijn informatie voorziet het wetsvoorstel waarnaar u verwijst, niet in de oprichting van een aparte of nieuwe specifieke databank. Het voorziet wel dat zwangerschapsgegevens zouden worden toegevoegd aan het centraal medisch dossier. Er is dus geen verplichting voor vrouwen om een zwangerschap te registreren.
Aan al het medische personeel wordt wel opgelegd om, indien bij een medisch onderzoek vastgesteld wordt dat de patiënt zwanger is, dit te vermelden in het centraal gezondheidsregister. Om dit te rechtvaardigen beroept de Poolse overheid zich op EU-regelgeving die een dergelijk digitaal centraal register als een best practice aanbeveelt, de medische noodzaak om in noodgevallen de juiste informatie te hebben en de juiste medicatie te kunnen voorschrijven, de terugbetaling van noodzakelijke medicijnen te vergemakkelijken en bepaalde groepen, onder andere zwangere vrouwen, voorrang te geven bij medische dienstverlening.
Volgens de Poolse overheid is de informatie in het digitaal medisch dossier niet bedoeld voor onderzoek of opvolging maar alleen om de betrokken artsen voor elke specifieke patiënt de nodige informatie te verstrekken. Toegang tot deze gegevens is beperkt tot de inschrijvende arts, de door de patiënt gekozen zorgverlener en medisch urgentiepersoneel, met instemming van de betrokken patiënt.
Het betreft momenteel nog een wetsvoorstel, dat op 8 november 2021 werd gepubliceerd en dat momenteel voorligt voor publieke consultatie. Het voorstel voorziet dat de nieuwe regeling zou ingaan op 1 juli 2022. Hoewel het in de praktijk inderdaad neerkomt op een best practice en wordt aangemoedigd door de EU, zorgt het wetsvoorstel door de politisering van het dossier in Polen voor argwaan. Wij volgen het dossier dan ook nauwlettend verder op. Indien bepaalde elementen van deze wet problematisch blijven, hetzij in het licht van de Europese wetgeving, hetzij in het licht van de waarden die wij verdedigen, zal ik niet nalaten onze bezorgdheid te uiten.
09.03 Marianne Verhaert (Open Vld): Mevrouw de minister, ik blijf toch zeer wantrouwig. Wij zijn beiden liberalen en ik huiver van de gang van zaken in Polen momenteel. Ik ben in ieder geval blij dat u het zo nauw opvolgt. Het is noodzakelijk dat de regering dat ook in de toekomst blijft doen.
Het incident is gesloten.
Simon Moutquin (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je transforme mes questions nos 55023848C et 55023958C en questions écrites.
10 Vraag van Marianne Verhaert aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De visie van de nieuwe regering Rutte IV op buitenlandse handel" (55023883C)
10 Question de Marianne Verhaert à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La vision du nouveau gouvernement Rutte IV en matière de commerce extérieur" (55023883C)
10.01 Marianne Verhaert (Open Vld): Mevrouw de minister, op maandag 10 januari werden in Nederland de ministers en staatssecretarissen van de nieuwe regering-Rutte IV, beëdigd. De partijen blijven dezelfde, maar de ministerportefeuilles werden grondig door elkaar geschud. De liberale VVD levert als grootste regeringspartij de minister-president en maar liefst 7 ministers en 3 staatssecretarissen. Ook de liberale D66 is goed vertegenwoordigd en neemt belangrijke bevoegdheden op. Liesje Schreinemacher van de VVD, een voormalig Europarlementslid van Renew Europe en lid van de commissie Internationale Handel in het Europees Parlement, werd aangesteld als nieuwe minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Mevrouw de minister, een lid van het liberale Renew Europe als nieuwe minister van Buitenlandse Handel is voor de nauwe samenwerking tussen Nederland en België zowel op bilateraal als op Europees niveau natuurlijk heel goed nieuws.
Het regeerakkoord van Rutte IV stelt heel duidelijk dat Nederland een actief handelsbeleid zal voeren, waarbij handels- en investeringsverdragen belangrijke instrumenten zijn. CETA wordt zelfs expliciet vermeld. Het Nederlandse regeerakkoord lijkt wat buitenlandse handel betreft dan ook heel sterk op ons regeerakkoord.
Mevrouw de minister, ten eerste, hoe kijkt u naar de visie op buitenlandse handel van de nieuwe regering-Rutte IV?
Ten tweede, hebt u intussen al contact opgenomen met minister Schreinemacher? Zo niet, zult u snel contact opnemen met uw nieuwe collega in Nederland en bilateraal overleg plannen om concrete handelsakkoorden te bespreken?
Ten derde, zult u daarnaast het initiatief nemen de standpunten inzake handelsakkoorden te bespreken met uw Nederlandse collega om zo tot een gezamenlijk standpunt te komen ter voorbereiding van de bijeenkomst van de Europese Raad?
Ten vierde en tot slot, zult u het initiatief nemen om onder andere samen met Nederland te werken aan een nieuwe Europese consensus om een actief Europees handelsbeleid te voeren? Zo ja, hoe zult u dat concreet doen?
10.02 Minister Sophie Wilmès: Mevrouw Verhaert, ik zal op 8 februari minister Schreinemacher ontmoeten voor een bilaterale afspraak, enkele dagen vóór de Europese informele Raad Handel die bijeenkomt in Marseille op 13 en 14 februari.
Zoals steeds zal ik op regelmatige basis contact hebben met mijn Nederlandse collega, zowel bilateraal als in Benelux-verband. Die contacten zijn cruciaal om de boodschappen op elkaar af te stemmen vóór bijeenkomsten van de EU-Raad.
Het Nederlands regeerakkoord geeft aan dat het kabinet-Rutte IV zal blijven inzetten op een actief handelsbeleid, met bijzondere aandacht voor hoge standaarden, eerlijke productie, mensenrechten, voedselveiligheid, duurzame groei en klimaat, die ook een prioriteit vormen voor België in de onderhandeling en implementatie van handelsakkoorden. Op dat vlak is er dus zeker een opportuniteit om te blijven samenwerken.
Een ander aandachtspunt van de Nederlandse regering is de bescherming van ondernemers tegen ongewenste investeringen en oneerlijke concurrentie. Ook voor de Belgische regering is het garanderen van een gelijk speelveld een belangrijke voorwaarde om eerlijk handel te kunnen voeren.
Tot slot kan ik u bevestigen dat België samen met Nederland en andere gelijkgestemde lidstaten een ambitieus, open en duurzaam handelsbeleid zal blijven bevorderen.
10.03 Marianne Verhaert (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik ben blij dat u net als ik als een opportuniteit voor verdere samenwerking ziet. Het blijft heel belangrijk om ter voorbereiding van de Raad goede contacten te onderhouden met Nederland op het vlak van handelsdossiers. Ik kijk uit naar de resultaten van die nauwe samenwerking.
Het incident is gesloten.
11 Question de Hugues Bayet à Alexander De Croo (premier ministre) sur "L’année européenne de la jeunesse en 2022" (55023966C)
11 Vraag van Hugues Bayet aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het Europees Jaar van de jeugd 2022" (55023966C)
11.01 Hugues Bayet (PS): Madame la vie-première ministre, le 6 décembre 2021, le Parlement européen et le Conseil sont parvenus à un accord politique faisant de 2022 l'Année européenne de la jeunesse.
Je pense qu'on peut évidemment s'en réjouir. C'est une belle opportunité pour remettre la jeunesse au centre de nos préoccupations. Ceci m'amène à deux questions.
Les compétences principales en matière de jeunesse relevant du domaine des Communautés, quelle coordination comptez-vous mettre en place afin que la Belgique puisse apporter toute sa contribution à cette Année européenne de la jeunesse?
Dans le champ de ses compétences (défense, lutte contre la pauvreté, etc.), quelles actions seront-elles prises par votre gouvernement dans ce cadre? Je vous remercie.
Le président: Voilà qui est bien dit, et brièvement!
11.02 Sophie Wilmès, ministre: Cher collègue, les États membres ont été invités par la Commission européenne à désigner des points de contact nationaux dans le cadre de l'Année européenne de la jeunesse avant le 26 octobre 2021. Comme la jeunesse fait partie du domaine communautaire, la Belgique a pu désigner trois points de contact nationaux, un par Communauté. Il s'agit de Mme Lena Pankert pour la Communauté germanophone, de Mme Florence Cassart pour la Communauté française, et de M. Jan Vanhee pour la Communauté flamande. La coordination belge sur les travaux européens ayant trait à la jeunesse se fait comme d'habitude par la consultation jeunesse intrabelge et, si nécessaire, par des coordinations DG organisées par le SPF Affaires étrangères. Tout au long de l'année 2022, la Commission coordonnera une série d'activités en contact étroit avec le Parlement européen, les États membres, les autorités régionales et locales, les organisations de jeunesse et les jeunes eux-mêmes dans le cadre de l'Année européenne de la jeunesse en 2022.
La Belgique a convenu de travailler en étroite collaboration avec les conseils nationaux de la jeunesse, l'ensemble du secteur de la jeunesse et le Conseil de l'Europe dans le cadre de l'Année européenne de la jeunesse.
En dehors de l'initiative lancée par la Commission, des nombreuses activités étaient déjà prévues en Belgique pour 2022, par et pour le secteur de la jeunesse. Dans ce contexte, elles seront placées sous le label de l'Année européenne de la jeunesse 2022. Les coordinateurs nationaux mettront continuellement la liste d'activités à jour sur la plate-forme mise en place par la Commission européenne.
11.03 Hugues Bayet (PS): Merci beaucoup, madame la vice-première ministre, pour toutes ces explications. Je pense que c'est vraiment un enjeu important. J'espère que nous serons toujours proactifs et que nous ferons en sorte de promouvoir au mieux notre jeunesse lors de cette Année européenne de la jeunesse.
Het incident is gesloten.
- Guillaume Defossé à Alexander De Croo (premier ministre) sur "La réaction au livre de Ludo De Witte sur l'assassinat du prince Rwagasore" (55024125C)
- Steven De Vuyst à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "L'implication de la Belgique dans le meurtre du premier ministre Rwagasore" (55024421C)
- Guillaume Defossé aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De reactie op het boek van Ludo De Witte over de moord op prins Rwagasore" (55024125C)
- Steven De Vuyst aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De Belgische betrokkenheid bij de moord op premier Rwagasore" (55024421C)
12.01 Guillaume Defossé (Ecolo-Groen): Madame la ministre, cette question était adressée initialement au premier ministre, les faits s'étant déroulés avant l'indépendance du Burundi, sous tutelle de l'État belge. Dès lors, il ne s'agissait pas d'affaires étrangères, me semble-t-il, même s'il y a bien des implications en termes de relations diplomatiques aujourd'hui.
En octobre 2021, il y a quatre mois, l'historien Ludo De Witte a publié un livre mettant en évidence l'implication du résident belge Roberto Regnier (gouverneur de l'Urundi à l'époque), du gouvernement belge et du roi Baudouin dans l'assassinat, le 13 octobre 1961, du prince Rwagasore, premier premier ministre du Burundi. Fondateur du parti UPRONA, Louis Rwagasore avait réclamé, dès mars 1960, l'indépendance totale du Burundi et incité la population à boycotter les magasins belges et à refuser de payer les impôts. Il avait également été mis en résidence surveillée avant les élections communales pour affaiblir la position de l'UPRONA.
Or, durant ses travaux, Ludo De Witte a pu notamment accéder au dossier répressif de la tutelle belge et il y a trouvé des indications extrêmement concrètes et graves sur le rôle de la Belgique dans cet assassinat. En commission hier, M. De Witte auditionné nous expliquait que des archives en lien avec ce dossier avaient disparu entre deux de ses visites! Aucune enquête sérieuse sur cette implication n'a pourtant été menée ou en tout cas pas à son terme, et les exécutants travaillant pour le compte du parti démocrate-chrétien burundais soutenu par la Belgique, ont finalement été pendus.
Madame la ministre, quatre mois plus tard, j'imagine que vous avez eu le temps de vérifier ces accusations. Quelle est donc votre réaction à ces révélations? Ludo De Witte a-t-il raison de pointer la "responsabilité accablante" de la tutelle, du gouvernement belge et du roi Baudouin dans cet assassinat? Quelles suites donnerez-vous à ces révélations? Qu'en est-il de ces archives liées à ce dossier? Des contacts ont-ils été pris avec les descendants du prince et/ou avec le gouvernement burundais que nous avons évoqué tout à l'heure, à ce sujet?
12.02 Steven De Vuyst (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, de heer Defossé heeft de context al geschetst. Historicus Ludo De Witte, die bij velen een belletje doet rinkelen en ook bekend is van zijn eerdere boek over de Belgische betrokkenheid bij de moord op Patrice Lumumba, de eerste premier van het onafhankelijke Congo, heeft een nieuw onderzoek gevoerd naar de moord op prins Louis Rwagasore, de eerste premier van het onafhankelijke Burundi. Daaruit bleek opnieuw een onrustwekkende vaststelling, met name de duidelijke betrokkenheid van de Belgische voogdijautoriteiten in Burundi, maar ook van de Belgische regering en zelfs het koningshuis. Het boek heeft trouwens ook in het buitenland al stof doen opwaaien. Er is al wat ruchtbaarheid aan gegeven in de ons omringende landen, onder meer met een spraakmakende reportage in The Guardian.
Mevrouw de minister, hoe reageert u op de onthullingen? Welke invloed hebben de nieuwe feiten op de relatie tussen de Belgische regering en de Burundese regering?
Naar aanleiding van de onthullingen in het boek over de moord op Lumumba heeft het Parlement in 2001 een onderzoekscommissie ingesteld. Bent u van mening dat zo’n onderzoekscommissie in dit geval ook aangewezen is, gezien de duidelijke parallellen tussen de Belgische rol in beide politieke moorden, of moet er op zijn minst een gerechtelijk onderzoek worden geopend?
Is de Belgische regering van plan hierop publiek en officieel te reageren en op basis van een eventueel gerechtelijk onderzoek ook haar excuses aan te bieden aan de Burundese regering en bevolking als de Belgische betrokkenheid bevestigd wordt?
12.03 Sophie Wilmès, ministre: Le livre de Ludo De Witte est une contribution importante à l'histoire de la décolonisation du Burundi et c'est une enquête minutieuse sur le tragique assassinat du père de l'indépendance burundaise, le prince Rwagasore, sur base de nombreuses archives longtemps ignorées.
Het is niet aan de regering om te reageren op de conclusies van de heer De Witte, nu de Kamer een bijzondere parlementaire commissie heeft opgericht, om de rol van de Belgische autoriteiten in Burundi tot 1962 te onderzoeken. In de eerste plaats zullen wij dus de conclusies en aanbevelingen van de bijzondere commissie bestuderen.
Het is uiteraard niet aan mij om een uitspraak te doen over het opstarten van een eventuele gerechtelijke procedure.
Enfin, nous n'avons pas eu de contact spécifique avec la famille du prince ou le gouvernement burundais et nous n'avons pas reçu de demande en ce sens. Notez cependant que notre ambassade au Burundi a pris part aux commémorations de l'assassinat du prince en octobre dernier.
12.04 Guillaume Defossé (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Une plaie qui n'est pas soignée correctement ne peut pas correctement guérir. Je crois que la douleur persiste. Nous avons donc un bel exemple avec l'assassinat du prince Rwagasore, de la même manière que nous avons connu et connaissons toujours cela avec l'assassinat de Patrice Lumumba. On sait que les plaies ne sont toujours pas refermées et qu'il y a toujours des zones d'ombre, même si la Belgique a reconnu sa responsabilité morale après quarante ans de déni, un livre du même Ludo De Witte et une commission d'enquête.
Je crois que nous devons prendre au sérieux ces révélations et ne pas rejouer le même scénario. Il est nécessaire que la Belgique puisse faire face à son passé et, pour cela, garantir un accès libre aux archives sur cette affaire. Il serait également utile qu'un contact soit pris avec la famille pour voir de quelle manière elle peut être associée à ce travail.
Quoi qu'il en soit, ces événements ayant eu lieu avant l'indépendance, il est clair que c'est un point que notre Parlement aura à traiter via la commission sur le passé colonial. Je crois que ce sera plus efficace si cela se fait en bonne collaboration avec le gouvernement. J'espère que ce sera le cas.
12.05 Steven De Vuyst (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, sta mij toe aan te geven dat ik toch enigszins verrast ben door uw antwoord, dat bijzonder kort was en ook min of meer de indruk geeft dat een en ander wordt gebagatelliseerd en niet naar waarde wordt geschat.
Mocht blijken dat op basis van historisch onderzoek en van archiefdocumenten nu al kan worden aangetoond dat er wel degelijk een rechtstreekse betrokkenheid was bij de moord op prins Rwagasore, dan mogen wij daar niet licht overheen gaan. Het betreft een van de grofste vormen van inmenging in de soevereiniteit van staten. Het is ook een flagrante inbreuk op het Handvest van de Verenigde Naties en op het internationaal recht.
U bent van oordeel dat u de conclusies moet afwachten van de Congocommissie. Er is echter nu al aangegeven dat daaraan in relatie tot Burundi en bijvoorbeeld ook Rwanda momenteel niet zoveel aandacht is geschonken. Het zou de regering dus sieren, mocht ze zelf ook een initiatief nemen, net zoals ze heeft gedaan in 2001. Uw voorganger, de heer Michel, heeft toen in zijn hoedanigheid van minister van Buitenlandse Zaken de aanzet daartoe gegeven. Dat zou de huidige regering ook sieren, zeker omdat wij andere landen de les lezen over mensenrechten, inmenging, misdaden tegen de menselijkheid en democratie. Wij hebben bijgevolg zelf de plicht om met deze kwestie in het reine te komen en ten minste een onderzoek naar de feiten te starten, desnoods middels een parlementaire onderzoekscommissie.
Wij zullen het dossier dus blijven opvolgen en u daarover blijven ondervragen.
Het incident is gesloten.
Le président: Je retire ma question n° 55024218C.
13 Question de Hugues Bayet à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La préservation des langues régionales endogènes" (55024234C)
13 Vraag van Hugues Bayet aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De bescherming van endogene regionale talen" (55024234C)
13.01 Hugues Bayet (PS): Madame la vice-première ministre, la France vient de prendre la tête de la présidence tournante du Conseil européen pour six mois, depuis ce 1er janvier. Parmi les priorités émises par le président de la République Emmanuel Macron, celui-ci a inscrit à l'agenda la valorisation de la diversité linguistique en Europe.
En effet, ces dernières années, l'anglais s'est imposé. Nous pouvons le regretter. En Belgique, nous savons en effet qu'il faut vivre avec plusieurs idiomes. Il importe donc de préserver les langues nationales endogènes, qu'il s'agisse des dialectes wallons, brusseleir ou flamands. Nous sommes un bon exemple en ce domaine.
Madame la vice-première ministre, comment la Belgique a-t-elle accueilli cette priorité de la France? Quelles seront les actions promues dans ce cadre par le Conseil? Quelles initiatives compte prendre le gouvernement pour agir dans ce domaine et défendre un peu plus nos langues endogènes?
13.02 Sophie Wilmès, ministre: Monsieur Bayet, en réponse à votre question sur la préservation des langues régionales, la Belgique - de par son histoire et son multilinguisme - attache évidemment une importance majeure à la diversité linguistique et salue donc l'engagement de la France à promouvoir le multilinguisme.
Au sein de l'Union européenne, cette diversité linguistique est consacrée par les traités. À ce titre, les 24 langues officielles ont la même valeur juridique et politique. L'Union garantit également la possibilité pour les citoyens de saisir les institutions dans la langue officielle de leur choix et de se voir répondre dans cette même langue. C'est un principe démocratique essentiel.
Ensuite, l'Union européenne applique plusieurs instruments légaux, partenariats et programmes spécifiques visant à la préservation et, surtout, à l'apprentissage des langues européennes. Sans énumérer toutes les initiatives qui existent, je me bornerai ici à en citer les plus importantes, tels le programme de mobilité Erasmus + - qui permet à des milliers de jeunes Européens de découvrir d'autres cultures et d'autres langues -, l'approche globale d'enseignement et d'apprentissage des langues de 2019, le label de master européen en traduction, le financement d'œuvres littéraires et artistiques européennes via Creative Europe ou encore la résolution 2013 du Parlement européen sur les langues européennes menacées de disparition.
Pendant sa présidence, la France compte également mettre en exergue la promotion du plurilinguisme comme facteur de mobilité et d'échange. Cette thématique fera l'objet d'un forum organisé du 7 au 9 février. Cette initiative est prise dans le domaine de la culture, pour laquelle les entités fédérées sont compétentes.
En tant que ministre des Affaires étrangères, je soutiens les efforts de promotion de la diversité culturelle et linguistique à l'échelle européenne, mais également à travers le monde. Je rappelle à cet égard que notre pays est membre de la Francophonie. À ce titre, il s'emploie à contribuer à la diversité linguistique au sein des organisations internationales, notamment en participant activement au Groupe des ambassades francophones.
13.03 Hugues Bayet (PS): Je vous remercie, madame la vice-première ministre.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 55024320C de Mme Els Van Hoof est transformée en question écrite.
- Simon Moutquin à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les expulsions du quartier de Sheikh Jarrah à Jérusalem-Est" (55024331C)
- François De Smet à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La qualification par Israël de 6 ONG d’organisations terroristes" (55024473C)
- Simon Moutquin aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De huisuitzettingen in de wijk Sheikh Jarrah in Oost-Jeruzalem" (55024331C)
- François De Smet aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De kwalificatie van 6 ngo's als terroristische organisaties door Israël" (55024473C)
14.01 Simon Moutquin (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, ma question a malheureusement changé de réalité, puisque j'avais déposé une question sur les menaces d'expulsion d'une famille à Sheikh Jarrah. Or, entre-temps, la famille a été expulsée. Je ne vais pas revenir en long et en large sur la situation à Sheikh Jarrah, vous la connaissez autant que moi, mais je suis très inquiet. Pour rappel, en mai dernier, c'est bien ce quartier, colonisé selon le droit international, qui avait entraîné des vagues de protestations, des manifestations de colons, une répression et toute l'atrocité de la guerre qui a suivi.
Madame la ministre, les diplomates belges ont-ils fait partie des nombreux diplomates qui se sont rendus sur place pour soutenir la famille? Pensez-vous que les autorités israéliennes peuvent définir l’affectation des espaces confisqués? Ces événements vous forcent-ils ou vous encouragent-ils à accélérer la politique de différenciation qui a récemment fait l'objet d'un accord au sein du gouvernement?
14.02 François De Smet (DéFI): Monsieur le président, madame la ministre, en octobre dernier, Israël a qualifié d'organisations terroristes six organisations palestiniennes œuvrant pour la protection des droits humains. Elles sont notamment accusées d’avoir détourné des fonds octroyés par plusieurs États européens, dont la Belgique, au profit du Front populaire de libération de la Palestine, qui figure dans la liste des organisations terroristes reconnues par l’Union européenne. Dans ce cas, il est d’autant plus inquiétant qu’en l’état, les griefs adressés à ces organisations ne semblent être fondés sur aucune preuve tangible.
Mes questions sont simples. Quelle est la position de notre pays concernant la qualification par Israël de ces associations d’organisations terroristes? Cette qualification vous semble-t-elle justifiée? Israël dispose-t-il, à votre connaissance, de preuves suffisantes de l’implication de ces associations dans de tels réseaux? Si cette qualification vous semble pouvoir être remise en question, avez-vous pris d'éventuelles initiatives vis-à-vis de vos homologues?
14.03 Sophie Wilmès, ministre: Monsieur le président, monsieur Moutquin, je peux vous confirmer qu'un diplomate du consulat général de Belgique à Jérusalem s'est joint à une délégation conduite par le représentant de l'Union européenne à Jérusalem qui s'est rendue à Sheikh Jarrah le 17 janvier afin d'observer la situation de la famille Salhiya.
Avec l'Union européenne, la Belgique considère que l'expansion des colonies, les démolitions, les expulsions sont illégales au regard du droit international. Elles exacerbent les tensions, menacent la viabilité et la solution à deux États et diminuent les perspectives d'une paix durable. Cela a été rappelé dans un communiqué de l'Union européenne en réaction à l'éviction de la famille Salhiya, qui a été relayé par le SPF Affaires étrangères.
Jérusalem-Est est un territoire occupé au regard du droit international. Le droit international humanitaire s'y applique donc, en ce compris les différentes dispositions de la quatrième Convention de Genève.
En ce qui concerne la politique de différenciation, la Belgique a présenté aux États membres de l'Union européenne like-minded les conclusions du gouvernement belge sur le sujet Ce briefing continuera à nourrir les échanges avec nos partenaires. Il est attendu que les discussions se poursuivent à brève échéance.
Monsieur De Smet, en réponse à votre question, je souhaite tout d'abord réitérer deux principes fondamentaux qui doivent guider notre réflexion et notre action. Premièrement, la Belgique est très attachée au rôle de la société civile et des organisations des droits de l'homme qui sont un fondement d'une société démocratique et pluraliste en Palestine, comme ailleurs. Deuxièmement, il est aussi évident que la Belgique traite les accusations de menace terroriste avec le plus grand sérieux.
Les accusations portées à l'encontre de six organisations de la société civile palestinienne doivent donc être évaluées avec soin et de manière approfondie. Comme vous le savez, la Belgique et ses partenaires européens ont reçu des informations des autorités israéliennes via divers canaux. Les analyses et évaluations de ces informations se poursuivent en coordination avec les partenaires européens concernés. Le processus sera guidé par deux principes: il est évident que les fonds alloués dans le cadre de notre coopération au développement ne sont pas destinés à être utilisés à des fins terroristes; les informations israéliennes doivent être convaincantes pour justifier ces qualifications et en déterminer les conséquences.
Le sujet ne saura être éludé par aucune des parties lors des échanges avec nos interlocuteurs israéliens. Je n'ai pas encore eu l'occasion de m'entretenir avec le ministre israélien des Affaires étrangères depuis ces développements. En attendant, les contacts avec la société civile palestinienne se poursuivent à différents niveaux et l'on constate que le personnel des six ONG visées n'a pas subi de nouvelles mesures depuis leur qualification comme organisation terroriste.
En ce qui concerne les mesures qui seront prises pour soutenir la société civile palestinienne et, le cas échéant, les ONG concernées, je vous invite à adresser vos questions à ma collègue en charge de la Coopération au développement, Meryame Kitir.
14.04 Simon Moutquin (Ecolo-Groen): Madame la ministre, pour ce qui est de la question de mon collègue, M. De Smet, je serais ravi de connaître les conclusions du gouvernement, puisque les gouvernements danois et irlandais ont déjà récusé ces accusations contre les ONG. Par ailleurs, une des ONG a été invitée à l'ONU par la Belgique, elle-même, par votre collègue, M. Goffin, voici quelques années, pour défendre le droit des enfants.
Quant à mes questions, madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je suis très inquiet pour les habitants de Sheikh Jarrah mais aussi de Silwan et de tous les quartiers palestiniens de Jérusalem-Est. Malheureusement, des menaces de démolition risquent de se poursuivre.
Je terminerai en disant qu'aujourd'hui, la plus grande organisation mondiale de droits humains, Amnesty International, a appelé un chat un chat et a reconnu le terme "apartheid" pour définir la réalité subie par le peuple palestinien. Je pense qu'il importe d'utiliser les bons mots pour trouver les bonnes solutions.
14.05 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse très complète. Nous serons attentifs aux résultats de l'évaluation que vous avez annoncé lancer sur cette question.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: Chers collègues, M. Ben Achour n'étant plus présent dans nos rangs, ses questions n°s 55024352C et 55024431C sont transformées en questions écrites. Mme Van Hoof transforme sa question n° 55024397C en question écrite. Mme Rohonyi étant absente, sa question n° 55024469C est transformée en question écrite.
15 Vraag van Steven De Vuyst aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De sancties tegen de Malinese bevolking" (55024419C)
15 Question de Steven De Vuyst à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les sanctions à l'encontre de la population malienne" (55024419C)
15.01 Steven De Vuyst (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, toen het militaire bewind in Mali onlangs aankondigde de verkiezingen met zes maanden tot vijf jaar uit te stellen, terwijl het leger de terroristische groeperingen zou aanpakken en er institutionele hervormingen doorgevoerd zouden worden om eerlijke verkiezingen te garanderen, reageerde de Union Économique et Monétaire Ouest-Africaine, de UEMOA, op 9 januari met draconische sancties, waaronder het sluiten van de Malinese grenzen, het bevriezen van Malinese tegoeden in het buitenland en het opschorten van alle ontwikkelingshulp. Ze werden daarin vrijwel onmiddellijk gevolgd door ECOWAS, de Economic Community of West African States, en door de EU en de VS. Deze sancties zullen ongetwijfeld catastrofale gevolgen hebben voor de bevolking.
Het Franse leger, met medewerking van onder meer ons leger, is al sinds 2012 actief in de Sahelregio, officieel om het terrorisme te bestrijden dat na 2011 vrij spel kreeg door de vernietiging van de Libische staat. De bevolking van Mali en andere landen in de regio keert zich al geruime tijd tegen deze militaire actie die ze voornamelijk karakteriseren als de terugkeer van de koloniale bezetting of aanwezigheid. Ze beschuldigen de troepen ervan om het terrorisme maar mondjesmaat te bestrijden en vooral de westerse belangen in de regio te beschermen. Nadat sancties werden aangekondigd, kwam de bevolking in heel Mali en in sommige buurlanden massaal op straat om te protesteren tegen de sancties en tegen de voornamelijk Franse militaire aanwezigheid, die hoe langer hoe meer gezien wordt als neokoloniale aanwezigheid.
Steunt België deze draconische sancties tegen de bevolking van Mali? Zo ja, hoe rechtvaardigt u die steun? Blijven u en deze regering achter de beslissing staan om 250 Belgische militairen naar Mali te sturen in het kader van operatie-Takuba, nu Zweden recent heeft aangekondigd zijn troepen terug te trekken uit die operatie?
15.02 Minister Sophie Wilmès: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Vuyst, België steunde de bemiddelingspogingen van de ECOWAS in de crisis in Mali na twee staatsgrepen. Het was onze stellige overtuiging dat een regionale oplossing doeltreffender zou zijn dan een oplossing die extern aan het continent zou worden opgedrongen.
In november 2020 stelden zowel ECOWAS als internationale partners zoals ons land helaas een gebrek aan vooruitgang vast in de transitie naar een democratisch bestuur in Mali. ECOWAS heeft dan toen sancties opgelegd aan 149 Malinese vertegenwoordigers van de uitvoerende en de wetgevende macht en hun families. Nadat de junta op 1 januari 2020 een verlenging van de overgangsperiode met vijf jaar had aangekondigd, hebben de ECOWAS en de West-Afrikaanse Economische en Monetaire Unie bijkomende sancties opgelegd. Deze maatregelen zijn dan wel drastisch, maar er moet worden opgemerkt dat basisgoederen als voedsel, brandstof of medicijnen nog steeds de grenzen mogen overgaan.
Als reactie op het gebrek aan vooruitgang in de transitie en ter ondersteuning van ECOWAS heeft de EU tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 13 december een Europees juridisch kader voor gerichte sancties tegen bepaalde personen aangenomen. Namen werden niet genoemd. Ons land heeft daarbij zijn steun uitgesproken op voorwaarde dat deze maatregelen geen negatieve gevolgen zouden hebben voor de bevolking en de deur naar een diplomatieke oplossing niet volledig zou dichtklappen.
Wat uw vraag betreft over het zenden van Belgische soldaten naar Mali nodig ik u uit, overeenkomstig de bevoegdheidsverdeling binnen de regering, deze vraag te richten aan minister Dedonder.
Ik wil er nog aan toevoegen dat ik verleden week heb samengezeten met de minister van Buitenlandse Zaken van Mali. Ik heb zijn uitleg over de visie van de transisitieautoriteiten beluisterd, maar hem meteen ook gewaarschuwd dat de recente verklaringen en daden van Mali binnen de EU met argusogen worden gevolgd, zoals de uitwijzing van de Franse ambassadeur of de uitzetting van de Deense militairen. Ik verkies dat de diverse partnerschappen tussen Mali, België en de EU overeind kunnen blijven, maar dan moet er wel dringend echt positieve actie komen. Vandaar ook het belang van de vergadering die Josep Borrell vorige week belegde met de vijf Sahellanden. Er moet daarbij rekening worden gehouden met het feit dat niet iedereen kwam opdagen.
15.03 Steven De Vuyst (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Sta me toch toe te zeggen dat de situatie sinds 2020 eigenaardig is. In augustus 2020 sprak de EU-gezant, Angel Losada, in deze commissie over de coup in Mali, waarbij de initiatiefnemers van die coup niet antiwesters werden genoemd, en de coup zou op zich ook niet echt een probleem vormen. Er werden op dat moment dan ook geen sancties uitgevaardigd ten aanzien van die coup, die overigens gepleegd werd onder de ogen van Franse en andere Europese militaire aanwezigheid. Nu begint die gelijkaardige militaire entourage zich wel steeds onafhankelijker van de Fransen op te stellen. Steeds meer verliest men ook de politieke controle, die er onder president Keita wel was. Daaruit blijkt toch wel dat er enigszins flexibel met democratie wordt omgegaan, hoewel beweerd wordt dat de democratie hoog in het vaandel wordt gedragen. Better the dictator you can control than the dictator you can't. In elk geval, er worden nu wel sancties opgelegd.
Mijn vraag over de bevolking van Mali verwijst u door naar uw collega-minister Dedonder, maar uiteindelijk zal de regering toch collegiaal een beslissing moeten nemen. Militaire aanwezigheid in Mali is volgens mij geen oplossing. Mali heeft geen nood aan bijkomende militaire inmenging, ook niet van de Fransen. Economische sancties kan men missen als kiespijn. Mali moet een eigen onafhankelijke koers kunnen varen en zelf orde op zaken kunnen stellen. Het komt aan op respect voor de wil van de Malinese bevolking. Onlangs nog, op 14 januari, vond er een massale betoging plaats om uiting te geven aan de afkeer van zowel het huidig militaire bewind als de militaire aanwezigheid en economische ontwrichting van het land. Daarom denk ik dat beter kan worden ingezet op de VN, met een versterking van de MINUSMA, en dat de verdere politieke processen van onderuit moeten worden beluisterd en ondersteund, zodat de Malinezen zelf druk kunnen uitoefenen op het militaire bewind, opdat dat eindelijk luistert naar de eisen van de bevolking. Wij zullen dit verder opvolgen.
L'incident est clos.
16 Vraag van Steven De Vuyst aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Saoedische bombardementen in Jemen" (55024420C)
16 Question de Steven De Vuyst à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les bombardements saoudiens au Yémen" (55024420C)
16.01 Steven De Vuyst (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Mevrouw de minister, op vrijdag 21
januari heeft de Saoedisch-Emiratische coalitie die, met de actieve steun van
onder meer de VS en het VK, al jaren de Jemenitische bevolking terroriseert in
een pure agressie-oorlog, opnieuw oorlogsmisdaden gepleegd. Een van de
gebombardeerde doelwitten was een detentiecentrum voor Afrikaanse migranten in
Saada, waarbij volgens de ngo Save the Children minstens 80 doden vielen en
velen nog vermist zijn. In een bombardement op de havenstad Hodeida werd het
centrale telecomcentrum van Jemen gebombardeerd, wat de toegang tot internet en
het telefoonnetwerk in het hele land heeft platgelegd. Dit bombardement op
Hodeida heeft volgens Dokter zonder Grenzen 20 doden en honderden gewonden
gemaakt, en onder de doden waren volgens Save the Children minstens drie
kinderen. De secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Antonio Gutterres,
die op 11 januari nog waarschuwde dat een aanval op de haven van Hodeida
catastrofale gevolgen zou hebben voor miljoenen Jemenitische burgers voor wie de
haven de enige weg is waarop humanitaire hulp en andere goederen hen kan
bereiken, veroordeelde het bombardement in sterke bewoordingen en roept op tot
een onmiddellijk effectief en transparent onderzoek dat de verantwoordelijken
aanduidt.
1) Steunt u de oproep van de
secretaris-generaal van de Verenigde Naties?
2) Veroordeelt u deze en de vele andere
oorlogsmisdaden die de coalitie pleegt in Jemen?
3) Steunt u deze wrede oorlog tegen Jemen
die sinds 2015 al honderdduizenden doden en gewonden heeft gemaakt, en de
blokkade die in stand gehouden wordt tegen Jemen en die verantwoordelijk voor
wat de VN “de grootste humanitaire ramp van de eenentwintigste eeuw” heeft
genoemd?
4) Levert ons land enige concrete steun
aan de coalitie die deze oorlog voert?
5) Leveren Belgische bedrijven nog altijd
wapens aan Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten?
16.02 Minister Sophie Wilmès: Mijnheer De Vuyst, de escalatie in het dossier rond Jemen gebeurt tegen een achtergrond van oplopende spanning op het terrein aldaar. Ze hangt bovendien samen met recente aanvallen op civiele infrastructuur in de Verenigde Arabische Emiraten die werden opgeëist door Houthirebellen.
De secretaris-generaal van de VN heeft de dodelijke aanvallen in Jemen veroordeeld. Ik sluit mij volledig aan bij die recente verklaring. Het is onaanvaardbaar dat onschuldige burgers telkens opnieuw de hoogste prijs betalen in die uitzichtloze oorlog. Het principe van onderscheid tussen burgers en strijders enerzijds en de proportionaliteit anderzijds zijn hoekstenen van het internationale humanitaire recht. België blijft dan ook, zowel bilateraal als op multilaterale fora, pleiten voor de naleving van die beginselen. Voorts geeft België geen steun aan de door Saoedi-Arabië geleide coalitie die in Jemen actief is.
Met betrekking tot wapenexport verwijs ik u door naar de Gewesten, aangezien dat een regionale bevoegdheid is. Eventuele export moet in elk geval in overeenstemming zijn met het Europese kader.
Ten slotte, België zal in het dossier Jemen bij alle partijen blijven pleiten voor een inclusieve en duurzame politieke oplossing. Wij roepen op tot een staakt-het-vuren in Jemen en steunen de inspanning van de speciale gezant van de VN, de heer Hans Grundberg, om te bemiddelen en de dialoog te hervatten. De humanitaire situatie ten gevolge van het conflict is dramatisch. In 2021 heeft België daarom 5 miljoen bijgedragen aan de humanitaire hulp voor Jemen.
16.03 Steven De Vuyst (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik ben erover verheugd dat u de oproep van de secretaris-generaal van de VN ondersteunt, opdat de moordende blokkade wordt opgeheven, vooral ook door Saoedi-Arabië. Het is het zevende jaar van de oorlog in Jemen. Het is momenteel de grootste humanitaire catastrofe van de 21ste eeuw. 20 miljoen Jemenieten zijn momenteel bedreigd met hongersnood.
Het is een lokaal conflict, dat gekaapt werd door buitenlandse geopolitieke krachten, die daar een proxy-oorlog voeren. Vooral Saoedi-Arabië draagt een verpletterende verantwoordelijkheid voor het leed van de Jemenieten. Onlangs is nog de letterlijke en figuurlijke humanitaire levenslijn, de haven van Al Hudaydah, gebombardeerd.
U verwees naar de regionale overheden met betrekking tot wapenexporten, maar wij kunnen ook in de Europese Unie pleiten voor een wapenembargo tegen Saoedi-Arabië.
U kunt ook druk zetten op onze zelfverklaarde bondgenoten, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, die lucratieve deals sluiten met Saoedi-Arabië en Saoedi-Arabië blijven bevoorraden met munitie en wapens, om die wapenleveringen stop te zetten. Ik hoop dat u het nodige zult doen om op zijn minst die aanvoerlijn door te knippen.
Wij zullen de kwestie blijven opvolgen.
L'incident est clos.
17 Vraag van Vicky Reynaert aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De mensenrechten en het WK in Qatar" (55024455C)
17 Question de Vicky Reynaert à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les droits de l'homme et la Coupe du monde de football au Qatar" (55024455C)
17.01 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, recent ontving ik van u een
antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 55023518C over de de LGBTQ-rechten in
Qatar. U gaf daarin aan dat de kwestie van de mensenrechten in Qatar
stelselmatig aan bod komt tijdens de bilaterale contacten met de Qatarese
autoriteiten. In Europees verband kwam de problematiek van de mensenrechten in
Qatar op 13 december aan bod tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van de EU. Meer
bepaald tijdens het onderhoud dat de Raad had met Qatarees Buitenlandminister
Al-Thani. In uw interventie haalde u onder meer de mensenrechten aan.
Daarnaast ziet u het Wereldkampioenschap
voetbal in Qatar als een nieuwe gelegenheid om de aandacht van het gastland en
de internationale gemeenschap, op deze belangrijke kwesties te vestigen. Uw
diensten staan in contact met de Koninklijke Belgische Voetbalbond en met
organisaties uit het maatschappelijk middenveld die actief zijn op dit gebied.
Ik heb daarover volgende vragen:
1) Kan u een overzicht geven van de
bilaterale contacten van de afgelopen maanden met de Qatarese autoriteiten
waarin u de mensenrechten in het land hebt besproken? Wat was uw boodschap en
welke reactie kreeg u daarop?
2) Wat was uw boodschap tijdens de Raad
van 13 december? Zat de Raad over dit onderwerp op één lijn? Wat was de reactie
van de Qatarese buitenlandminister?
3) Op welke manier gaat u het WK voetbal
in Qatar gebruiken om aandacht te vestigen op de mensenrechtenkwesties? Welke
initiatieven plannen uw diensten en de KBVB? Welke middenveldorganisaties
worden hierbij betrokken?
Dank voor de antwoorden.
17.02 Minister Sophie Wilmès: Ik kan u verzekeren dat de mensenrechtensituatie zeer nauw wordt opgevolgd door mijn diensten in Brussel alsook door onze ambassade in Doha. Zoals ik in het verleden al aanhaalde, maken de mensenrechten systematisch deel uit van de bilaterale contacten die ons land onderhoudt met Qatar, zowel op administratief als op politiek niveau.
In multilateraal verband heeft België onder meer actief deelgenomen aan de UPR van Qatar in 2019. Tijdens het onderhoud met de Qatarese minister van Buitenlandse Zaken in september heb ik dezelfde boodschap gegeven als enkele maanden geleden in het Parlement.
België is zich bewust van de inspanningen die Qatar heeft geleverd om de situatie en de arbeidsomstandigheden van gastarbeiders te verbeteren. Ons land spoort vooruitgang aan. Wij moedigen de nauwe samenwerking van Qatar met de Internationale Arbeidsorganisatie aan en wijzen ook op het belang van de uitwisseling met ngo's en op de uitwisseling in het raam van de mensenrechtendialoog tussen de EU en Qatar.
Wij hebben onze bezorgdheid tevens overgebracht tijdens het onderhoud dat wij in december vorig jaar met de Qatarese minister hadden tijdens de vergadering van de Raad Buitenlandse Zaken van de EU. België neemt samen met de andere EU-landen alle meldingen van mensenrechtenschendingen ernstig. Ik kan u verzekeren dat de Belgische diplomatie de nodige aandacht zal blijven besteden aan de problematiek van de mensenrechten in Qatar.
17.03 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. Ik meen dat de pittige kwestie van het WK toch een discussie zal opleveren in de volgende maanden. Inzake het WK is het mijn overtuiging dat een boycot tien jaar na het toewijzen van dat WK weinig zin heeft. Dat zeggen ook alle organisaties die zich al jarenlang inzetten voor de situatie en de arbeidsomstandigheden daar. Zij menen dat een boycot geen enkel wezenlijk verschil zou uitmaken.
Het is uiteraard zeer goed dat er diplomatieke middelen worden ingezet om echt het verschil te maken op het terrein. In het raam van de resolutie die wij in het Parlement hebben ingediend en die hier binnenkort besproken wordt zullen wij een hele reeks organisaties horen, zodat zij met ons land een kader kunnen uitwerken opdat de discussie over het respecteren van de mensenrechten bij sportevenementen al bij de toewijzing gevoerd kan worden en niet jaren later.
L'incident est clos.
18 Vraag van Vicky Reynaert aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De situatie in Ethiopië" (55024503C)
18 Question de Vicky Reynaert à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La situation en Éthiopie" (55024503C)
18.01 Vicky Reynaert (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.
Op 4/11/2020 brak er een militair
conflict uit tussen de strijdkrachten van de federale regering van Ethiopië en
de regionale regering van Tigray.
Het conflict is nog steeds aan de gang,
met dramatische gevolgen. Een eenzijdig staakt-het-vuren werd afgekondigd door
de regering in juni maar hield niet lang stand. Vandaag concentreren de
gevechten zich opnieuw in en rond de Tigray-regio. Bij een luchtaanval in de
regio Tigray op een kamp van intern ontheemden lieten begin januari 56 mensen
het leven. De luchtaanval vond plaats nadat de regering gedetineerde leiders
van het Tigray People's Liberation Front en andere politici vrijliet in een
poging de crisis in het land te beteugelen.
De secretaris-generaal van de VN, Antonio
Guterres, ziet de vrijlating van de gedetineerden wel als een stap in de goede
richting. Hij heeft de twee partijen opgeroepen de vijandelijkheden te
beëindigen en een geloofwaardige en inclusieve nationale dialoog op gang te
brengen.
In een recent verslag van het Hoog
Commissariaat voor de Mensenrechten en de Ethiopische Mensenrechtencommissie
stond dat er in Tigray oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid zijn
begaan. Eind december 2021 richtte de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties
een speciale commissie op die schendingen van mensenrechten in het Ethiopische
conflict in de regio Tigray verder zal onderzoeken.
Ik ondervroeg uw collega minister mevrouw
Kitir (nr 55019760) en zij deelde ons mee dat België extra humanitaire
inspanningen levert (via WFP, ICRC en
FAO) maar ook diplomatiek een voortrekker is. Mevrouw Kitir deelde in haar
antwoord ook mee dat België in afwachting was van de bevindingen van het
rapport van het Hoog Commissariaat voor de mensenrechten: ‘België behoort tot
de groep van landen die wenst dat er op EU-niveau wordt nagedacht over
mogelijke sanctiemaatregelen, dit om indien nodig een krachtig en geloofwaardig
antwoord te kunnen geven op de bevindingen van het rapport.’
18.02 Minister Sophie Wilmès: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Reynaert, ons land blijft uitermate bezorgd over de mensenrechtensituatie in Ethiopië, zowel in Tigray als in de andere plaatsen van het land waar het momenteel onrustig is.
Uit een gemeenschappelijk rapport dat het Hoog Commissariaat voor de Mensenrechten begin november aan de VN en de Ethiopische mensenrechtencommissie voorstelde, blijkt overduidelijk dat het gewapend conflict dat sinds november 2020 aan de gang is, in de eerste plaats de burgerbevolking treft. Er is sprake van ernstige mensenrechtenschendingen waarbij het zowel gaat om schendingen van het recht op leven, op leven in veiligheid en op voedsel, als van het verbod op foltering, willekeurige arrestatie en discriminatie. Ook het seksueel geweld in het conflict, dat vooral vrouwen treft, is bijzonder choquerend.
Het rapport van het Hoog Commissariaat van de VN en van de Ethiopische mensenrechtencommissie maakt duidelijk dat alle partijen in het conflict zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen. Deze mensenrechtenschendingen gaan verder dan de geografische of temporele reikwijdte van dit rapport. Ze gaan door tot op de dag van vandaag. Ook in geloofwaardige rapporten van onafhankelijke partijen worden mensenrechtenschendingen door alle betrokken partijen in het conflict gedocumenteerd.
In de speciale sessie van de Mensenrechtenraad van december vorig jaar werd een resolutie goedgekeurd die een internationale commissie van mensenrechtenexperten voor Ethiopië oprichtte. Deze nieuwe commissie is gemandateerd om bijkomend onderzoek te doen naar schendingen van mensenrechten, internationaal humanitair recht en internationaal vluchtelingenrecht in Ethiopië sinds 3 november 2020. De commissie zal tijdens de sessie van de Mensenrechtenraad in juli een eerste mondelinge stand van zaken geven.
Tijdens de speciale sessie van de Mensenrechtenraad over Ethiopië van december vorig jaar werd ook door België, samen met de partners van de Benelux, een verklaring afgelegd. Daarin werd benadrukt dat alle partijen in het conflict tot het besef moeten komen dat het aanwakkeren van etnische haat het risico verhoogt op grootschalig etnisch geweld, en dat het voortzetten van vijandelijkheden alleen kan leiden tot meer menselijk leed, zowel in Ethiopië als in de bredere regio. De betrokkenen dienen het geweld onmiddellijk te staken en de doorgang van humanitaire hulp te herstellen en te verzekeren. Daarenboven dienen aantijgingen van mensenrechtenschendingen op een onafhankelijke en transparante manier onderzocht te worden. De verantwoordelijken moeten gestraft worden voor hun daden, ongeacht hun loyaliteit of rang. Een inclusieve politieke dialoog is een bijkomende voorwaarde om te komen tot duurzame stabiliteit en vrede.
Een inclusieve politieke dialoog is een bijkomende voorwaarde om tot een duurzame stabiliteit en vrede in Ethiopië te komen, wat de basis vormt om het respect voor de mensenrechten te verzekeren. Ons land zal die elementen blijven verdedigen. Er is momenteel geen consensus over sancties in de Raad, maar België blijft toch pleiten voor het gebruik van het EU-mensenrechtensanctieregime. Dat weet u al. Bovendien vindt België dat een onvoorwaardelijk en onmiddellijk staakt-het-vuren onze topprioriteit moet blijven, met een ondersteuning van de lopende Afrikaanse bemiddelingsinitiatieven.
18.03 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor de update. Ik heb de vraag gesteld omdat de situatie enorm zorgwekkend blijft. U hebt zelf geschetst dat de toestand echt dramatisch is op het vlak van mensenrechtenschendingen en de humanitaire situatie. Het is dus goed dat België dat blijft opvolgen en dat wij hierover ook een duidelijk standpunt blijven hebben in de Raad van de EU.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 12 h 22.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.22 uur.