Commission des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions

Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen

 

du

 

Mardi 1 février 2022

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 1 februari 2022

 

Voormiddag

 

______

 

 


La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 46 et présidée par Mme Marie-Colline Leroy.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.46 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Colline Leroy.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Actualiteitsdebat over de moederschapsuitkering en toegevoegde vragen van

- Anja Vanrobaeys aan David Clarinval (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De moederschapsrust voor zelfstandigen" (55024361C)

- Valerie Van Peel aan Frank Vandenbroucke (VEM Sociale Zaken en Volksgezondheid) over "Het recht op een moederschapsuitkering" (55024301C)

- Evita Willaert aan Frank Vandenbroucke (VEM Sociale Zaken en Volksgezondheid) over "Het verlies van uitkering door het niet respecteren van de verplichte periode van moederschapsrust" (55024342C)

- Nahima Lanjri aan Frank Vandenbroucke (VEM Sociale Zaken en Volksgezondheid) over "De uitbetaling van de moederschapsuitkering" (55024592C)

- Tania De Jonge aan David Clarinval (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De moederschapsrustuitkering voor zelfstandigen" (55024725C)

01 Débat d'actualité sur l'indemnité de maternité et questions jointes de

- Anja Vanrobaeys à David Clarinval (Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes institutionnelles et Renouveau démocratique) sur "Le congé de maternité des indépendantes" (55024361C)

- Valerie Van Peel à Frank Vandenbroucke (VPM Affaires sociales et Santé publique) sur "Le droit à une indemnité de maternité" (55024301C)

- Evita Willaert à Frank Vandenbroucke (VPM Affaires sociales et Santé publique) sur "La perte des indemnités en raison du non-respect de la période obligatoire de repos de maternité" (55024342C)

- Nahima Lanjri à Frank Vandenbroucke (VPM Affaires sociales et Santé publique) sur "Le versement de l'indemnité de maternité" (55024592C)

- Tania De Jonge à David Clarinval (Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes institutionnelles et Renouveau démocratique) sur "L'indemnité de congé de maternité pour les indépendantes" (55024725C)

 

01.01  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, dokter Julie De Vos heeft met haar tweet een aantal zaken in beweging gezet. Zij verloor voor de volledige periode van haar moederschapsverlof haar moederschapsuitkering omdat ze de week voor de vermoedelijke bevallingsdatum had doorgewerkt. We begrijpen allemaal de omstandigheden. Ze werkt in een dokterspraktijk en corona maakt het daar bijzonder druk.

 

Het RIZIV heeft in overleg met uw kabinet en het kabinet van de minister van Volksgezondheid een administratieve praktijk voorgesteld waarbij voor de resterende periode toch een uitkering wordt toegekend, voor zover ze de bevallingsrust opneemt. Men zou die uitkering dus niet voor de hele periode intrekken.

 

Die praktijk werd al toegepast voor zwangere werkneemsters. De situatie is daar wel anders, omdat er ook een sanctie voor de werkgever is.

 

Mijnheer de minister, ik heb hierover een aantal vragen.

 

Julie De Vos maakte haar situatie via sociale media bekend, omdat ze van de mutualiteit alleen maar standaardantwoorden kreeg en ten einde raad was. Niet alle zelfstandigen hebben de mogelijkheid om daarover tweets te schrijven.

 

Zijn er nog zelfstandigen in die situatie? Werd hierover gecommuniceerd met de mutualiteiten, zodat een uniforme werkwijze kan worden toegepast? Ik heb immers begrepen dat de aanpak verschillend is per mutualiteit.

 

Zijn er nog gelijkaardige gevallen bij zelfstandigen? Worden zij actief opgespoord? Op die manier kan iedereen dezelfde regeling krijgen.

 

De eerste week prenataal verlof is een beschermingsmaatregel. Het heeft dan weinig zin om moeders te beschermen als men hen achteraf geen moederschapsverlof gunt omdat de uitkering wordt geweigerd. Ik vind dit toch een belangrijke maatregel. Wat zult u doen om zelfstandigen hiertoe aan te zetten?

 

Wat is uw interpretatie van de feiten? Op welke manier zult u hiermee omgaan?

 

01.02  Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik heb nog een enigszins andere insteek, hoewel ik natuurlijk de oproep steun om voor alle zelfstandigen die verkeerdelijk die interpretatie hebben gekregen een en ander recht te zetten. Mijnheer de minister, eigenlijk wil ik van u horen hoe het mogelijk is dat ter zake zogezegd een administratieve praktijk moet  worden afgesproken, hoewel nergens in de wet die sanctie op die manier is beschreven en geen enkel ander ziekenfonds die interpretatie ooit op die manier eraan heeft gegeven. Dat laatste ben ik nagegaan.

 

Eerlijk gezegd hebben we hier naar mijn mening te maken met een ziekenfonds dat linea recta zijn eigen interpretatie heeft gegeven. Dat is ook op die manier in de krant uitgelegd. Het hing ervan af of iemand Nancy of Marcelleke aan de lijn kreeg. Iedereen mocht het immers zelf interpreteren in plaats van zich tot het RIZIV te wenden om te horen hoe het eigenlijk hoorde. In de communicatie kwam dan ook nog eens naar buiten dat het ziekenfonds zo hard had gestreefd naar die week voorafgaand aan de bevalling en dat zij daarom een en ander heel streng wilden laten voelen.

 

Dat is de wereld op zijn kop. Zelfstandigen die langer werken, zouden achteraf worden gestraft en zouden geen betaalde moederschapsrust krijgen, wat trouwens tegen alle Europese richtlijnen is. Dat er niet wordt betaald voor de gewerkte dagen, is logisch. Dat is ook op die manier in de wet ingeschreven.

 

Mijnheer de minister, kunt u aangeven op basis van welke specifieke bepaling en welke specifieke regelgevende tekst onomstotelijk kan worden vastgesteld dat zelfstandigen hun volledige recht op moederschapsuitkering in dat geval zouden verliezen? Wij vinden het desbetreffende koninklijk besluit alvast niet terug.

 

Zo ja, kunt u me dan vertellen of de federale wetgeving in strijd is met artikel 8 van de EU-richtlijn, waarin te lezen staat dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen om te waarborgen dat vrouwelijke zelfstandigen een toereikende moederschapsuitkering wordt toegekend?

 

Ten slotte, indien het al zou kloppen dat die wet op die manier te interpreteren is, waarom staat dan nergens zwart op wit op de website van het RIZIV en evenmin op de websites van de ziekenfondsen dat het werken tijdens de week voor de vermoedelijke bevallingsdatum voor gevolg heeft dat het volledige recht op moederschapsuitkering verloren gaat? Mijnheer de minister, zult u die communicatie aanpassen en de ziekenfondsen oproepen dat recht te zetten en duidelijk te communiceren? Met andere woorden, heeft de CM gewoon haar zin gedaan of is daarover echt iets te lezen in de wet, wat wij alvast niet hebben kunnen vinden?

 

01.03  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, mijn vraag gaat over een huisarts uit Gentbrugge, Julie De Vos, die met de beste bedoelingen en ook voor een stuk onwetend bleef voortwerken in de week voor haar uitgerekende bevallingsdatum, omdat ze in de frontlinie staat in de strijd tegen de coronacrisis en om de werklast van haar collega's wat te verzachten.

 

Voor Ecolo-Groen is het heel duidelijk dat de gezondheid van de moeder en het ongeboren kind moet worden beschermd. De week voor de uitgerekende bevallingsdatum heeft natuurlijk een functie, maar dat kan er onmogelijk toe leiden dat iemand die toch doorwerkt in die week, haar volledige moederschapsuitkering zou verliezen. Dat komt op geen enkele manier de gezondheid van moeder en kind ten goede.

 

Na een interventie van het RIZIV werd uiteindelijk beslist dat de CM de uitkering zou betalen, maar natuurlijk niet voor de ene week waarin ze nog heeft gewerkt. Dat is logisch, maar een aantal stevige verduidelijkingen dringt zich toch op.

 

Een verduidelijking van de gevolgen van het niet-respecteren van de verplichte periode van moederschapsrust voor zelfstandigen dringt zich bijvoorbeeld op. Het kan niet de bedoeling zijn dat dan de volledige uitkering vervalt. Wat is volgens u het beste instrument om hier duidelijkheid in te scheppen? Welke stappen zult u ondernemen zodat dit niemand meer overkomt? Het was immers een hele lijdensweg voor de dame in kwestie.

 

Hoeveel zelfstandige moeders hebben in het verleden een deel van hun uitkering verloren omdat ze de verplichte moederschapsrust niet volledig respecteerden? Hoe vaak was de sanctie het verlies van de volledige uitkering? Zijn er plannen om meer informatie te verstrekken, zoals ik al vroeg, en om voor alle of een deel van die gevallen een vergoedende regeling te treffen?

 

Ik begrijp dat het probleem niet bestaat bij werknemers op deze manier. Kunt u dat bevestigen?

 

Ten slotte heb ik ook een vraag over de rol van de mutualiteit. Julie De Vos klaagt aan dat ze voortdurend standaardantwoorden van de CM kreeg toen ze, sinds november, haar situatie trachtte aan te kaarten. Ze heeft gelukkig andere kanalen om de zaak onder de aandacht te brengen, zoals haar Twitteraccount met heel wat volgers. Zo is haar dossier toch in een stroomversnelling geraakt en is er een oplossing voor gekomen, maar niet iedereen heeft die optie en mensen kunnen daar natuurlijk niet van afhangen.

 

Gelooft u dat deze zaak ook aantoont dat de dienstverlening van de mutualiteiten beter moet en verwacht u van hen een concreet engagement hieromtrent?

 

La présidente: Je me permets de vous demander de respecter les temps de parole.

 

01.04  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, u weet dat moederschapsrust er is om kind en moeder te beschermen. De moeder mag een aantal weken vrij kiezen, maar vóór de bevalling moet er minimaal één week opgenomen worden. Een bevalling laat zich natuurlijk echter niet helemaal plannen, vandaar dat men zich baseert op wat de arts doorgeeft.

 

De betrokken huisarts wilde doorwerken om collega's uit de nood te helpen. Ik moet eerlijk zeggen dat, toen ik haar bericht op Twitter las, ik in eerste instantie dacht dat het om een vergissing ging. Er konden misschien een paar dagen ingehouden worden, met name het aantal dagen dat ze vóór de bevalling had gewerkt, maar het bleek toen om een volledige schrapping van haar uitkering te gaan. Dat is natuurlijk niet proportioneel.

 

Ook het RIZIV wees erop dat de wetgeving onduidelijk is wat die sancties betreft en dat er interpretatiemogelijkheden zijn. Ik begrijp dat men moet kunnen sanctioneren, bijvoorbeeld als iemand drie of vijf weken na haar bevalling weer aan het werk gaat en tegelijk een uitkering krijgt. Dat mensen als deze dame voor de hele periode gesanctioneerd worden, vind ik echter verregaand. Zij heeft gewoon aan de mutualiteit doorgegeven dat ze heeft doorgewerkt in de dagen voorafgaand aan de uitgerekende bevallingsdatum. Ze is bovendien ook later bevallen dan uitgerekend.

 

Vandaar mijn vragen. Mijnheer de minister, zult u in overleg met het RIZIV en de mutualiteiten duidelijke richtlijnen opstellen over die inbreuken op de wetgeving, zodat mensen niet langer hun volledige moederschapsuitkering verliezen als ze bijvoorbeeld toch een aantal dagen bleven doorwerken? Nu biedt die wetgeving immers te veel ruimte. Ik heb het zelf wel deels teruggevonden in het KB van 2017, waar er gesproken wordt over sancties tussen 300 en 400 dagen, maar er is effectief te veel ruimte voor interpretatie.

 

Zult u ook werk maken van een flexibele regeling, zodat als een kind te vroeg wordt geboren vrouwen niet plots die week verliezen? Kunt u dat in overleg met uw collega's verbeteren?

 

Hoeveel moeders hebben het afgelopen jaar die niet-opgenomen dagen moederschapsrust verloren omdat het kind te vroeg kwam? Kunt u daar cijfers over geven? Kunt u ook meegeven hoeveel moeders die uitkering volledig hebben verloren omdat ze zijn blijven doorwerken, zoals mevrouw De Vos?

 

Dit geval heeft de media gehaald, maar vele andere gevallen waarin mensen hun hele uitkering verliezen omdat ze een paar dagen zijn blijven doorwerken halen de media niet. Wat zult u daaraan doen? Zult u dat met terugwerkende kracht rechtzetten?

 

Van hoeveel vrouwen werd de moederschapsuitkering geheel of gedeeltelijk ingehouden omdat zij doelbewust misbruik hebben gemaakt van de wetgeving, bijvoorbeeld door een maand na de bevalling weer aan het werk te gaan hoewel ze al een moederschapsuitkering kregen?

 

Ik vind dat die misbruiken wel mogen worden aangepakt, maar gevallen zoals dat van de betrokken huisarts zijn echter heel anders. Daar moet men iets aan kunnen doen.

 

01.05  Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de minister, zelfstandigen zijn, net als ambtenaren en werknemers, beschermd tegen inkomensverlies voor en na de bevalling. Het KB van 20  juli  1971 aangaande de uitkeringsverzekering en de moederschapsverzekering voor zelfstandigen, stelt dat die moederschapsrust uit twee delen bestaat, namelijk een verplichte moederschapsrust en een vrijwillige, facultatieve periode.

 

De verplichte periode omvat in totaal drie weken, één week voor de bevalling en twee weken na de bevalling. Daar kan men vrijwillig nog eens maximaal twee weken voor de bevalling bij nemen. Vervolgens is er nog de nabevallingsrust, voor een maximale duur van de rest van het totaal van twaalf weken moederschapsrust, of dertien  weken in geval van een meerling.

 

Het KB voorziet verder ook een moederschapsuitkering voor de duur van de moederschapsrust. Het bepaalt geen sanctie voor wie die verplichte weken rust niet volledig zou hebben nageleefd. Het is belangrijk dat vandaag te herhalen.

 

Uit berichten op de sociale media en uit de pers blijkt dat in minstens één geval een zelfstandige de uitkering moederschapsrust voor de volledige duur werd ontzegd door het ziekenfonds omdat ze was blijven doorwerken tijdens de week voor de vermoedelijke bevallingsdatum. Na overleg met u en het RIZIV zou het betrokken ziekenfonds inmiddels op die beslissing zijn teruggekomen. Ze verliest nu enkel de uitkering voor de dagen waarop ze is blijven doorwerken. Dat staat overigens ook zo in het KB.

 

Mijnheer de minister, bent u het met me eens dat blijven doorwerken tijdens de week verplichte voorbevallingsrust onder geen beding het verlies van de uitkering voor de volledige duur van de moederschapsrust tot gevolg kan hebben? Wilt u het KB aanpassen om verschillende interpretaties op dit vlak uit te sluiten?

 

Onderzoekt u samen met uw collega bevoegd voor Sociale Zaken of er nog mensen in die situatie verkeren? Zult u ervoor zorgen dat ook deze zelfstandigen die uitkering nog kunnen ontvangen? Dat moet volgens ons onderzocht worden.

 

Hanteert elk ziekenfonds dezelfde interpretatie van het KB? Zult u desgevallend optreden tegen ziekenfondsen die rechthebbenden onterecht een uitkering hebben ontzegd?

 

01.06  Florence Reuter (MR): Monsieur le ministre, beaucoup de choses ont déjà été dites, mais j'aimerais souligner le fait que, depuis le début de l'année, il y a une belle avancée. Et cela, c'est grâce à votre action pour mettre les salariés et les indépendants plus ou moins sur un pied d'égalité en termes d'allocation de maternité. Il reste évidemment encore pas mal de progrès à faire puisque aujourd'hui, là où une maman a droit à quatorze semaines d'absence au travail, une indépendante n'a droit qu'à neuf semaines rémunérées, dont ces fameuses trois semaines obligatoires dont mes collègues ont déjà parlé.

 

Des soucis ont été relevés sur le terrain. C'est principalement la presse flamande qui s'est fait l'écho de ces problèmes. On n'a pas vraiment d'indications sur ce qui se passe en Wallonie et à Bruxelles. En revanche, il y a eu ces messages sur Twitter: des cas bien particuliers d'indépendantes qui ont dû continuer à travailler et ont perdu leur allocation de maternité.

 

Je rejoins les questions posées, notamment sur le fait qu'il n'y a pas de sanction prévue aujourd'hui mais malgré tout, une indépendante qui continue à travailler quelques jours risque de perdre la totalité de son allocation de maternité. Il serait bien de clarifier les choses et surtout de ne pas reprendre d'un côté ce qui a été donné de l'autre.

 

J'aimerais donc savoir si vous disposez de chiffres plus complets hormis ce qu'on a pu lire dans la presse néerlandophone.

 

Avez-vous prévu de mettre des choses en place pour clarifier la situation? Même si on sait que la situation des mamans indépendantes n'est pas toujours simple et que certains n'ont parfois pas d'autre choix que de continuer à travailler pour ne pas perdre totalement leurs clients, que pourrait-on mettre en place pour encourager ces mamans à profiter de ces premiers jours et de ces premières semaines avec leur enfant?

 

Peut-on vraiment confirmer qu'à l'heure actuelle, même si elles doivent continuer à travailler à certains moments, elles ne perdent pas l'entièreté de leur allocation de maternité? Il est nécessaire de clarifier la situation aujourd'hui et nous vous écoutons avec attention.

 

01.07 Minister David Clarinval: Mevrouw de voorzitster, beste Kamerleden, de vigerende reglementering bepaalt dat de moederschapsrust in de moederschapsverzekering voor zelfstandigen een rustperiode van 12 weken is, tijdens dewelke de zelfstandige noch haar normale beroepsactiviteit, noch enige andere beroepsactiviteit mag uitoefenen. De moederschapsrust bestaat uit een verplichte en een facultatieve periode. De verplichte periode omvat drie weken, meer bepaald één week verplichte voorbevallingsrust en twee weken verplichte nabevallingsrust. De verplichte week voorbevallingsrust neemt aanvang de zevende dag voor de vermoedelijke bevallingsdatum. De twee verplichte weken nabevallingsrust nemen aanvang vanaf de dag van de bevalling en beslaan een tijdsvak dat overeenstemt met twee weken.

 

Richtlijn 2010/41 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen, bepaalt overigens zelfs niet dat de periode van moederschapsrust verplicht is. Conform artikel 8, tweede lid, van de richtlijn kunnen de lidstaten immers zelf besluiten of de moederschapsuitkering naar aanleiding van het onderbreken van de beroepsuitoefening wegens zwangerschap of moederschap op een verplichte of vrijwillige grondslag wordt toegekend.

 

Het is evenwel zeer verantwoord om in de Belgische reglementering vast te leggen dat bij de opname van moederschapsrust de week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum een week van verplichte rust is ter bescherming van de gezondheid van de toekomstige moeder en het ongeboren kind. Het is belangrijk dat er in de periode rond de vermoedelijke bevallingsdatum geen arbeidsprestaties worden geleverd.

 

In het kader van de versterking van het sociaal statuut van de vrouwelijke zelfstandigen en de verzoening tussen het beroepsleven en het gezinsleven, is het sinds 1 januari 2017 bovendien mogelijk om de facultatieve periode halftijds op te nemen, waarin de zelfstandige haar normale beroepsactiviteit maximaal halftijds uitoefent.

 

Indien de bevalling vóór de door de arts vastgestelde datum plaatsvindt, zal de verplichte rustperiode van twee weken vanaf de bevalling moeten worden verlengd naargelang het geval met de volledige nog niet opgenomen week van verplichte voorbevalingsrust of het saldo van de week van verplichte voorbevallingsrust dat de zelfstandige gerechtigde ten gevolge van de vroegtijdige bevalling niet heeft opgenomen, zodat ze aan een ononderbroken rustperiode komt van ten minste drie weken, zoals uitdrukkelijk is bepaald in de reglementaire teksten.

 

De niet opgenomen week van verplichte voorbevallingsrust of het saldo van een onvolledige week van verplichte voorbevallingsrust wegens de vroeggeboorte, zal dus onmiddellijk na de twee weken van verplichte bevallingsrust moeten worden opgenomen. Er is dus voor zelfstandigen in geval van een vroeggeboorte geen probleem dat dagen van moederschapsrust niet zouden worden opgenomen.

 

De huidige reglementering bevat geen uitdrukkelijke bepaling die de gevolgen regelt wanneer de zelfstandige de beroepsactiviteit toch nog zou hebben voortgezet tijdens de verplichte voorbevallingsrust. De dienst voor uitkeringen van het RIZIV heeft me ook bevestigd dat de huidige omzendbrief ter attentie van de verzekeringsinstellingen geen concrete instructie bevat over de precieze gevolgen voor het recht op moederschapsuitkeringen voor de zelfstandigen in die situatie.

 

Niettemin ben ik van oordeel dat de weigering van de toekenning van de moederschapsuitkeringen voor de volledige periode van moederschapsrust wanneer de zelfstandige haar beroepsactiviteit nog heeft uitgeoefend tijdens de periode van verplichte voorbevallingsrust, disproportioneel is. In een dergelijke situatie dient enkel de uitkering voor de week van verplichte voorbevallingsrust waarin werd gewerkt, te worden geweigerd, gelet op de niet-naleving van het verbod om nog een beroepsactiviteit uit te oefenen. Voor de resterende periode van moederschapsrust kunnen de moederschapsuitkeringen wel worden toegekend.

 

In dat kader moet nog worden opgemerkt dat de uitoefening van een beroepsactiviteit tijdens de week van verplichte voorbevallingsrust de weigering van de volledige weekuitkering tot gevolg heeft, ongeacht het aantal dagen van uitoefening van de beroepsactiviteit. De moederschapsverzekering voor zelfstandigen kent immers weekuitkeringen toe. Het is echter nuttig de doelstelling van de verplichte voorbevallingsrust in herinnering te brengen. Het gaat met name om een essentiële regel omwille van de bescherming van de gezondheid van de toekomstige moeder en het ongeboren kind.

 

De Dienst voor uitkeringen van het RIZIV organiseert maandelijks een overleg met het Nationaal Intermutualistisch College over uitkeringen waarin juridische en technische vraagstukken over de toepassing van de reglementering worden besproken. Tijdens dat overleg worden ook nieuwe omzendbrieven of aanpassingen van bestaande omzendbrieven ter attentie van de verzekeringsinstellingen behandeld. Op die manier wordt een uniforme aanpak gewaarborgd. Op mijn vraag zal de problematiek van de uitoefening van een beroepsbezigheid tijdens de moederschapsrust tijdens het eerstvolgende overleg, op donderdag 3 februari 2022, worden besproken. Het is de bedoeling om de omzendbrief over de moederschapsrust voor zelfstandigen en meewerkende echtgenoten te verfijnen door ook uitdrukkelijk enkele concrete instructies op te nemen wanneer de zelfstandige toch een beroepsactiviteit zou hebben uitgeoefend tijdens de periode van volledige moederschapsrust. De aangepaste omzendbrief voor de verzekeringsinstellingen zal op korte termijn kunnen worden gepubliceerd.

 

Het is mijns inziens op het ogenblik dus niet nodig om bijkomende maatregelen, zoals een aanpassing van de reglementering, te nemen. De Dienst voor uitkeringen van het RIZIV heeft overigens de voorbije jaren via specifieke vragen of casussen door de zelfstandigen of de verzekeringsinstellingen geen grote problemen vastgesteld naar aanleiding van de stopzettingsvereiste van elke beroepsactiviteit tijdens de verplichte periode van moederschapsrust.

 

Het principe van verplichte bevallingsrust wordt vandaag al op de verschillende websites vermeld. Ook het formulier voor de aanvraag tot het verkrijgen van een moederschapsuitkering dat de zelfstandige aan het ziekenfonds ondertekend moet bezorgen, vermeldt het principe uitdrukkelijk.

 

De verschillende actoren leveren dus al meerdere inspanningen om de zelfstandigen de nodige informatie te bezorgen. Een precisering van het aandeel van de verplichte moederschapsrust kan nog aan de informatie aan de zelfstandigen worden toegevoegd.

 

De Dienst voor uitkeringen beschikt niet over statistische gegevens van het aantal zelfstandigen dat tijdens de verplichte week rust voor de bevalling of tijdens de overige weken van moederschapsrust zou hebben gewerkt. Er zijn evenmin cijfers beschikbaar van het bedrag aan moederschapsuitkeringen dat zou zijn geweigerd.

 

Ten slotte, ook in het kader van de moederschapsverzekering voor werknemers is bepaald dat de periode van moederschapsrust principieel slechts kan worden vergoed op voorwaarde dat de gerechtigde elke werkzaamheid, dus de loontrekkende werkzaamheid maar ook activiteiten als zelfstandige of de gecontroleerde werkloosheid, heeft onderbroken.

 

Er zijn evenmin statistische gegevens beschikbaar over het aantal werknemers dat het verbod op de uitoefening van elke werkzaamheid tijdens de moederschapsrust niet zou hebben nageleefd. De regelgeving met betrekking tot de werknemers valt evenwel onder de bevoegdheid van de minister van Sociale Zaken.

 

01.08  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. U stelt dat de maatregel zoals toegepast door de Christelijke Mutualiteit disproportioneel was en dat verheugt me. We waren allemaal onder de indruk van deze schrijnende toestand. De laatste week voor de bevalling is bedoeld als bescherming, maar wie toch doorwerkt, heeft recht op de resterende periode wanneer de activiteiten worden onderbroken om samen te zijn met het kindje. Ik denk dat we ernaar moeten streven om de moederschapsbescherming zo goed mogelijk te garanderen.

 

Ik heb vernomen dat mutualiteiten de regeling soms verschillend toepassen. De meeste mutualiteiten vonden de toepassing disproportioneel, sommige niet. Misschien hangt het ook van de individuele consulent af, maar dat vind ik dan opnieuw disproportioneel. Ik meen dan ook dat het goed is dat u werkt aan een uniforme aanpak, die u aan de verschillende mutualiteiten doorgeeft. De uitkering hangt dan niet meer af van de mutualiteit waarbij men aangesloten is of van de consulent die het dossier behandelt.

 

Ik betreur dat er cijfers noch statistieken zijn. Iedereen die zich in dezelfde situatie bevindt, heeft recht op dezelfde bescherming en dezelfde uitkering. Daarom stel ik voor dat actief wordt nagegaan of er nog mensen zijn die hun moederschapsuitkering missen, mensen die de eerste, zo belangrijke tijd met hun kindje missen. Volgens mij kunnen er daarvoor nog bijkomend stappen gezet worden.

 

01.09  Valerie Van Peel (N-VA): Mijnheer de minister, ik onthoud dat er in de wet helemaal niets staat dat een dergelijke sanctie rechtvaardigt. U noemde ze terecht disproportioneel. De CM is het enige ziekenfonds dat ze ooit heeft toegepast, en dan blijkbaar nog naargelang de consulent die men aan de lijn krijgt. Men zou denken dat als er bij een ziekenfonds twijfel bestaat over de interpretatie van een wetgeving één telefoontje naar het RIZIV niet te veel gevraagd is, maar blijkbaar is het dat wel.

 

U beschikt niet over cijfers over het aantal dossiers van andere zelfstandigen die in een gelijkaardige situatie hebben verkeerd als mevrouw De Vos. Mij lijkt het simpel, er is maar één sanctie aan de orde en dat is een sanctie voor de CM, die wetens en willens op een dogmatische manier aan de slag is gegaan met een interpretatie. Het is aan het ziekenfonds om de dossiers van de andere slachtoffers, die waarschijnlijk enkel bij de CM zullen zitten, naar boven te spitten en recht te zetten.

 

Wat mij betreft mag daar nog een sanctie volgen, want het is niet de eerste keer dat een ziekenfonds zich op zo'n moment en op zo'n manier als rechter en partij gedraagt. Ik neem aan dat ik dit zal moeten opnemen met minister Vandenbroucke, waar het probleem echt zit, maar die schuift zijn vragen nogal graag door naar u.

 

01.10  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, het is heel terecht en heel logisch dat u de weigering van de uitkering voor de volledige periode van de moederschapsrust disproportioneel noemt. Het is heel goed dat het volgende Nationaal Intermutualistisch College zich samen met het RIZIV zal buigen over een verfijning van de omzendbrief om tot een meer uniforme aanpak te komen. Dat is absoluut nodig.

 

Ik wil u vragen om uit te zoeken of er in het verleden nog andere mama's in een gelijkaardige situatie hebben verkeerd en om dit desgevallend te regulariseren. Dat moet mogelijk zijn op basis van de huidige omzendbrief. Dit zal ook worden besproken tijdens het overleg tussen het RIZIV en het NIC. Dat lijkt me logisch, want ook die situaties moeten worden rechtgezet.

 

Ik betreur dat er geen statistieken voorhanden zijn bij het RIZIV. Er bestaan dan wel geen statistieken over, maar er zijn vast en zeker nog dergelijke gevallen. Het is niet ondenkbaar dat moeders het inkomen niet hebben ontvangen waarop ze wel degelijk recht hadden. Deze gevallen moeten allemaal worden geregulariseerd, al die situaties moeten worden rechtgezet. Het moet mogelijk zijn om die vraag alsnog op tafel te leggen tijdens het overleg van 3 februari tussen het RIZIV en het Intermutualistisch College.

 

01.11  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, het verheugt me dat u net als de collega's vindt dat de genomen maatregel disproportioneel was. Zonder onderscheid tussen meerderheid en oppositie was iedereen het over de partijgrenzen heen hierover roerend eens. 

 

Het probleem zit in de interpretatiemogelijkheden van het KB, waarvan men in dit geval op een verkeerde manier heeft gebruikgemaakt. Ik had aangedrongen op overleg tussen het RIZIV en de ziekenfondsen en verheug me erover dat u aangeeft dat dit overleg er deze week al komt. Hopelijk leidt het tot een uniforme aanpak bij alle ziekenfondsorganisaties en ook binnen de ziekenfondsen zelf. Verschillende interpretaties kunnen er immers ook zijn naargelang de persoon. Het mag niet de bedoeling zijn dat men aan willekeur is  overgeleverd.

 

Tot slot vind ik het vreemd dat er momenteel geen statistische gegevens daaromtrent voorhanden zijn. We zullen dus bij de verschillende ziekenfondsen moeten navragen hoeveel weigeringen er bijvoorbeeld de afgelopen vijf jaren zijn geweest, en om welke redenen.

 

Ik begrijp volkomen dat er in sommige gevallen moet worden opgetreden tegen flagrante misbruiken. In dit geval is evenwel te kennen gegeven dat er een paar dagen is doorgewerkt om collega's uit de nood te helpen. Een paar dagen verliezen, daar kan ik nog inkomen, al is dat niet echt de bedoeling. Het mag echter niet om het volledige bedrag gaan. Het kan niet zo moeilijk zijn die statistische gegevens te verkrijgen. Op basis van het totale aantal geboortes bij zelfstandigen en werkneemsters, een cijfer waarover we beschikken, kan toch de mismatch worden bepaald? Nog makkelijker is het de cijfers rechtstreeks op te vragen bij de ziekenfondsen en na analyse ervan te bekijken welke vrouwen de uitkering in de afgelopen jaren werd ontzegd, om hen dan alsnog te vergoeden.       

 

01.12  Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor de antwoorden. Het is al een paar keer uitgesproken, maar het is goed dat u zeker aangeeft dat de maatregel disproportioneel is. Deze situatie heeft wel aandacht gekregen, maar onze bezorgdheid is dat er misschien nog dergelijke situaties bestaan en dat nog meer mensen zich in die situatie bevinden.

 

U gaf ook aan dat de wetgeving geen bijsturing nodig heeft. Ik kan dat begrijpen. U stelde ook dat de wetgeving voor u duidelijk is. Duidelijkheid betekent echter dat een en ander ook duidelijk moet zijn voor alle mutualiteiten, zodat zij er op die manier mee aan de slag kunnen. Uiteindelijk werd iemand immers de uitkering ontzegd, wat een heel grote impact heeft. Dat is gebeurd. Ik begrijp heel goed dat het niet had mogen gebeuren.

 

Ik betreur ook dat er geen cijfers zijn. We hebben het nu immers over één enkel geval. Dat is ook uitdrukkelijk verwoord door de andere vraagstellers. Zoals ik al vermeldde, moeten we echter zeker ook een zicht krijgen op de mensen die zich mogelijk in het verleden in dezelfde situatie hebben bevonden. Voor ons gaat het over een gelijke behandeling van alle dossiers.

 

Ik hoop dus dat een en ander alsnog kan worden onderzocht. Het was ook een expliciete vraag van mij om zeker na te gaan of er zich nog mensen in dezelfde situatie bevinden en ervoor te zorgen dat hun geen uitkering wordt ontzegd die ze zeker en vast hadden moeten krijgen.

 

01.13  Florence Reuter (MR): Je souhaiterais répliquer, madame la présidente!

 

La présidente: C'est la raison pour laquelle, je vous interrogeais en début de débat à ce propos. Bien entendu, madame Reuter, si vous avez une réplique à faire, je ne veux pas vous en priver.

 

01.14  Florence Reuter (MR): Je serai brève. Je voudrais remercier le ministre d'avoir très bien clarifié la situation, car c'était vraiment extrêmement important. J'insisterai sur cette réunion entre l'INAMI et le Collège Intermutualiste du 3 février qui permettra d'affiner certainement davantage les choses. Par rapport aux cas dont nous n'aurions pas connaissance, cette réunion permettra de tout clarifier.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- Katrien Houtmeyers aan David Clarinval (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "Het uitstel van betaling van sociale bijdragen voor zelfstandigen" (55023080C)

- Katrien Houtmeyers aan David Clarinval (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "Het uitstel van betaling van sociale bijdragen voor zelfstandigen" (55023316C)

02 Questions jointes de

- Katrien Houtmeyers à David Clarinval (Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes institutionnelles et Renouveau démocratique) sur "Le report du paiement des cotisations sociales pour les indépendants" (55023080C)

- Katrien Houtmeyers à David Clarinval (Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes institutionnelles et Renouveau démocratique) sur "Le report de paiement de cotisations sociales pour les indépendants" (55023316C)

 

02.01  Katrien Houtmeyers (N-VA): Alle zelfstandigen die moeilijkheden ondervinden door de coronacrisis kunnen een uitstel van betaling vragen voor hun sociale bijdragen. Dat was zowel het geval in 2020 als in 2021. Een goedbedoelde en nuttige maatregel, die echter tot de nodige ongerustheid leidt bij zelfstandigen. Zo horen we in het veld dat zelfstandigen, die dit uitstel toegekend kregen, in 2022 geen aanspraak meer kunnen maken op de terugbetaling van geneeskundige zorgen door de ziekenfondsen.

 

Wij hebben het uitgeplozen, en volgens ons is deze vrees ongegrond. Het uitstel van betaling voor sociale bijdragen blijkt geen impact te hebben op de toekenning van sociale rechten aan zelfstandigen. Toch leeft de angst voor repercussies nog bij veel zelfstandigen, waardoor ze geen uitstel durven vragen.

 

Meneer de minister, kan u bevestigen dat het uitstel van betaling van sociale bijdragen voor zelfstandigen als gevolg van de coronacrisis géén impact heeft op de toekenning van sociale rechten aan zelfstandigen in 2022, zoals de terugbetaling van geneeskundige zorgen door het ziekenfonds?

 

In 2020 bestond de maatregel ook al. Toen werd beslist dat de RSVZ 35 miljoen euro zou storten aan de sociale verzekeringsfondsen om de kosten ten gevolge van het uitblijven van betalingen door de uitstelmaatregel te compenseren. Sinds het eerste kwartaal van 2021 tot het laatste kwartaal van 2022 re-evalueert de RSVZ de voorschotten. Het sociaal verzekeringsfonds betaalt het deel terug dat niet meer verschuldigd is in functie van de progressieve inning van de sociale bijdragen van 2020.

 

Meneer de minister, hoe zit het ondertussen met het voorschot dat de RSVZ aan de sociale verzekeringsfondsen uitbetaalt?

 

1. In welke mate is die maatregel aangepast aan de laatste verlenging van de uitstelmaatregel? Worden er bijkomende voorschotten voorzien voor de sociale verzekeringsfondsen of zijn die al voorzien? Zo ja, over welk bijkomend voorschotbedrag gaat het dan?

2. Hebben de sociale verzekeringsfondsen al een deel van het voorschot terugbetaald? Zo ja, om welk bedrag gaat het?

 

02.02 Minister David Clarinval: Mevrouw Houtmeyers, alvorens in te gaan op uw vragen over het voorschot aan de sociale verzekeringsfondsen kan ik u meedelen dat uw informatie met betrekking tot het uitstel van betaling en de impact op de sociale rechten klopt. Het is inderdaad steeds mijn uitdrukkelijke wens geweest dat het uitstel van betaling van de voorlopige sociale bijdragen voor de pandemiejaren 2020 en 2021 geen impact zou hebben op de toekenning van de sociale rechten van zelfstandigen. Om verzekerd te zijn van geneeskundige verzorging dient de zelfstandige met de sociale bijdragen van het jaar N-2 in orde te zijn. Concreet betekent dit dat de zelfstandige de sociale bijdrage moet hebben betaald ofwel dat hij vrijgesteld is van betaling.

 

Voor het jaar 2022 betreft het de voorlopige sociale bijdragen van het bijdragejaar 2020. Indien de voorlopige sociale bijdragen het voorwerp van een uitstel van betaling uitmaakten, moesten de sociale bijdragen voor 2020 uiterlijk op 15 december 2021 voldaan zijn, waardoor er geen problemen met de verzekerbaarheid rijzen voor de terugbetaling van de geneeskundige verzorging van het rechtsjaar 2022.

 

Voor zelfstandigen die, ondanks de genoten voordeelregeling van uitstel van betaling, hun sociale bijdragen niet binnen de uitgestelde betalingstermijn konden voldoen, werd bovendien in de mogelijkheid voorzien om een specifiek afbetalingsplan af te sluiten voor die desbetreffende sociale bijdragen. 

 

Bij naleving van dit afbetalingsplan wordt evenmin aan de sociale rechten van de betrokken zelfstandigen getornd. Met andere woorden, zelfs na 15 december 2021 zullen de sociale verzekeringsfondsen, voor de sociale bijdragen die het voorwerp uitmaken van een dergelijk afbetalingsplan, in de loop van de maand december 2021 de bijdragen van 2020 aan de ziekenfondsen bezorgen, waardoor de verzekerbaarheid in 2022 eveneens gewaarborgd blijft.

 

Ik hoop dat deze omstandige toelichting voldoende aantoont dat de vrees ongegrond is. Zoals ik ook al heb aangegeven in de commissie sociale zaken van 27 oktober, mag u wanneer u kennis heeft van concrete dossiers of contact heeft met zelfstandigen die met vragen of onduidelijkheden zitten met betrekking tot het uitstel van betaling of het afbetalingsplan, zelfstandigen contact laten opnemen met het sociaal verzekeringsfonds waarbij hij of zij is aangesloten. Het sociaal verzekeringsfonds is en blijft de eerste gesprekspartner van de betrokken zelfstandige en is verplicht hem of haar te informeren. Uiteraard staat het de betrokken zelfstandige ook steeds vrij om contact op te nemen met mijn administratie, die de instructies op het vlak van uitstel van betaling en afbetalingsplannen opstelt.

 

Wat uw eerste vraag betreft: voor 2021 wordt er momenteel gesproken en nagedacht over een wetsontwerp om opnieuw voor 2021 in een voorschot op de beheerskosten te voorzien.

 

Wat uw tweede vraag betreft: het RSVZ heeft aan de sociale verzekeringsfondsen een voorschot op de beheerskosten van 9.722.000 euro toegekend voor de dossiers met betrekking tot het uitstel van sociale bijdragen voor 2020, en een voorschot op de beheerskosten van 6.241.000 euro voor de dossiers met betrekking tot de vrijstellingen van sociale bijdragen voor 2020. Op 30 september 2021 hebben de sociale verzekeringsfondsen 4.500.000 euro van het voorschot op de beheerskosten, toegekend voor de dossiers met betrekking tot het uitstel van sociale bijdragen, en 117.000 euro van het voorschot op de beheerskosten, toegekend voor de dossiers met betrekking tot de vrijstelling van sociale bijdragen, terugbetaald.

 

02.03  Katrien Houtmeyers (N-VA): Dank u wel voor uw toelichting, mijnheer de minister. Ik ben absoluut blij te horen dat die informatie klopt zodat we dat ook kunnen meegeven aan zelfstandigen die nog met twijfels zouden zitten. Zij vinden niet altijd meteen de weg naar die sociale verzekeringsfondsen voor meer informatie. Het is zeker ook een goeie zaak dat er bijkomende mogelijkheden zijn gecreëerd zoals afbetalingsplannen, zodat ze gegarandeerd verzekerd kunnen blijven.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: Les questions n° 55023287C de Mme Els Van Hoof et n° 55024362C de Mme Anja Vanrobaeys sont transformées en questions écrites.

 

03 Question de Hugues Bayet à David Clarinval (Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes institutionnelles et Renouveau démocratique) sur "Le droit passerelle et le secteur de la pyrotechnie" (55024019C)

03 Vraag van Hugues Bayet aan David Clarinval (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "Het overbruggingsrecht en de pyrotechnische sector" (55024019C)

 

03.01  Hugues Bayet (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, vous n'êtes évidemment pas sans savoir que bon nombre de secteurs d'activité économique sont toujours touchés par les conséquences de la pandémie que nous traversons.

 

Heureusement, grâce à votre action et à celle du gouvernement Vivaldi, toute une série de mesures sont prises pour soutenir les travailleurs et les indépendants via notamment le droit passerelle. Néanmoins, il me revient que certains secteurs comme celui de la pyrotechnie sont lésés par le système actuel du droit passerelle.

 

Afin de bénéficier de cette aide, il est demandé de justifier une baisse du chiffre d'affaires par mois en comparaison à l'année 2019. Cela semble logique sauf que pour certains secteurs, cela pose problème. En effet, ce qui relève de la pyrotechnie, par exemple, est saisonnier. Sur une année civile, le début des prestations commence à la période carnavalesque - suivant les années de fin février à Pâques -, pour s'interrompre un peu avant la période estivale. Ce qui signifie que, malgré le travail préparatoire réalisé pour les prestations, il n'y a pas d'émission de factures avant la réalisation définitive, à savoir début mars. Il en est de même pour les mois de juin et de novembre, soit pratiquement une demi-année - sept mois de facturation sur l'année. Il en résulte que le droit passerelle n'est pas accordé pour tous les mois, même s'ils ont travaillé.

 

Monsieur le ministre, votre administration a-t-elle été informée de cette problématique?

 

Le problème mentionné pour la pyrotechnie concerne-t-il beaucoup d'autres secteurs?

 

Pensez-vous qu'il y a des solutions? La justification de la partie du chiffre d'affaires par trimestre de déclaration de TVA pourrait être envisagée.

 

03.02  David Clarinval, ministre: Monsieur Bayet, comme vous le savez, je suis en contact avec beaucoup de secteurs. Nombre d'entre eux sont encore affectés par la crise actuellement. Je suis évidemment fort sensible à chacune des réalités qui me sont relatées.

 

En matière de statut social des travailleurs indépendants, je me suis efforcé de mettre en place, dès le mois de janvier 2021, des mesures de soutien les plus en adéquation possible avec la situation des travailleurs indépendants marqués par un redémarrage des activités en différentes phases.

 

Selon moi, et aussi selon les partenaires sociaux au sein du Comité général de gestion pour le statut social des travailleurs indépendants, le chiffre d'affaires de l'activité comme indicateur principal et condition pour l'octroi de l'aide, quel que soit le secteur d'activité visé, est un critère juste et équilibré.

 

Comme vous l'indiquez, la baisse du chiffre d'affaires est examinée en comparant le chiffre d'affaires du mois précédent le mois de la demande avec le même mois de 2019, année de référence. Ce système a été conçu sur une base mensuelle et avec des modalités de contrôle a posteriori, pour justement permettre un octroi rapide de la prestation financière.

 

Je ne pense donc pas qu'il y ait lieu de modifier le système pour des activités qui sont saisonnières, puisqu'elles étaient saisonnières en 2019, qu'elles le sont encore en 2021, et qu'elles le seront encore en 2022. Je ne pense pas qu'il soit possible et souhaitable de modifier le système pour ce genre d'activités.

 

Par contre, s'il y a diminution du chiffre d'affaires, que ce soit à la haute ou à la basse saison, et qu'ils sont dans les conditions, ils ont évidemment droit au droit passerelle. Mais je ne pense pas qu'il faille modifier le système dans ce cas-ci.

 

03.03  Hugues Bayet (PS): Merci, monsieur le ministre, pour vos explications. Le calcul est effectué sur une base mensuelle, de sorte que ce qui était saisonnier une année l'est évidemment l'autre, mais l'administration ne fait manifestement pas la même analyse, ce qui pose problème à toute une série d'opérateurs dans notre pays. Je propose de vous envoyer une note reprenant leurs argumentations afin que vous puissiez voir comment les aider au mieux.

 

03.04  David Clarinval, ministre: Je vous en remercie. En effet, il sera plus simple que je puisse examiner de manière plus spécifique cette matière relative à ce secteur pointu.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 11 h 37.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.37 uur.