Commissions réunies des Relations extérieures et de la Défense nationale

Verenigde commissies voor Buitenlandse Betrekkingen en voor Landsverdediging

 

du

 

Mardi 15 février 2022

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 15 februari 2022

 

Namiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.35 uur en voorgezeten door mevrouw Els Van Hoof en de heer Jasper Pillen.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 35 et présidée par Mme Els Van Hoof et M. Jasper Pillen.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Gedachtewisseling met de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Europese Zaken en Buitenlandse Handel, en van de Federale Culturele Instellingen, de minister van Defensie en de minister van Ontwikkelingssamenwerking en Grootstedenbeleid over de huidige situatie in de Sahel en Mali en toegevoegde vragen van

- Theo Francken aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De Deense exit uit Takuba" (55025082C)

- Kris Verduyckt aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De veiligheidscontext in de Sahel en de deelname aan Takuba" (55025095C)

- François De Smet aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De gevolgen van de terugtrekking van de Europese troepen uit Mali" (55025280C)

- François De Smet aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De toekomst van de taskforce Takuba" (55025281C)

- François De Smet aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "Het herbekijken van de humanitaire hulp aan Mali" (55025282C)

- Vicky Reynaert aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De veiligheidscontext in de Sahel en de deelname aan Takuba" (55025285C)

- Malik Ben Achour aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De Belgische ontwikkelingssamenwerking in de Sahel" (55025288C)

- Malik Ben Achour aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De bilaterale betrekkingen met de Sahellanden" (55025289C)

- Annick Ponthier aan Ludivine Dedonder (Defensie) over "De toestand in de Sahel en inzonderheid in Mali" (55025325C)

01 Échange de vues avec la vice-première ministre et ministre des Affaires étrangères, des Affaires européennes et du Commerce extérieur, et des Institutions culturelles fédérales, la ministre de la Défense, et la ministre de la Coopération au développement et de la Politique des Grandes Villes sur la situation actuelle au Sahel/Mali et questions jointes de

- Theo Francken à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le retrait des troupes danoises de Takuba" (55025082C)

- Kris Verduyckt à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le contexte sécuritaire au Sahel et la participation à Takuba" (55025095C)

- François De Smet à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les conséquences du retrait des troupes européennes du Mali" (55025280C)

- François De Smet à Ludivine Dedonder (Défense) sur "L’avenir de la task force Takuba" (55025281C)

- François De Smet à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "Le réexamen de l’aide humanitaire au Mali" (55025282C)

- Vicky Reynaert à Ludivine Dedonder (Défense) sur "Le contexte sécuritaire au Sahel et la participation à Takuba" (55025285C)

- Malik Ben Achour à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "La coopération au développement belge au Sahel" (55025288C)

- Malik Ben Achour à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les relations bilatérales avec les pays du Sahel" (55025289C)

- Annick Ponthier à Ludivine Dedonder (Défense) sur "La situation dans le Sahel et en particulier au Mali" (55025325C)

 

01.01  Sophie Wilmès, ministre: Madame la présidente, mesdames et messieurs les députés, quel plaisir de vous voir si nombreux réunis! Depuis la crise du covid, je n'ai pas assisté à beaucoup de commissions où autant de monde était présent. C'est très impressionnant. J'espère que nous allons très rapidement retrouver toutes ces salles bien pleines.

 

Je voudrais commencer par vous remercier de nous avoir invitées à échanger avec vous sur la situation au Mali et son impact plus général sur le Sahel. C'est une zone géographique prioritaire pour la Belgique et pour l'Union européenne. Elle connaît actuellement d'importants développements, il est vrai.

 

Au départ du Mali, la dégradation persistante de la situation sécuritaire, humanitaire et maintenant politique s'est encore accélérée. Elle fait donc l'objet d'une attention accrue de la part de l'Union, de la région et de la communauté internationale dans son ensemble.

 

Je commencerai en posant le cadre de nos échanges de vues aujourd'hui. Lorsqu'on parle du Sahel, on parle du G5 Sahel: le Mali, le Burkina Faso, la Mauritanie, le Niger, le Tchad. Mais les défis du Sahel affectent également, et même de plus en plus, d'autres pays d'Afrique de l'Ouest, comme le bassin du lac Tchad, une partie du Nigeria ou encore le nord de plusieurs États du golfe de Guinée.

 

Nous le savons, la crise la plus aiguë concerne le Mali. C'est donc surtout de ce pays que je parlerai.

 

Gezien de complexiteit van de uitdagingen in de Sahel moeten wij de instrumenten waarover wij beschikken, op een coherente en doeltreffende manier inzetten. Daarom zijn in het licht van de Belgische aanwezigheid in de Sahel alle actoren en instrumenten van ons buitenlands beleid gebundeld op basis van een globale benadering die voorheen 3D werd genoemd, wat staat voor Defence, Diplomacy & Development. Die globale benadering impliceert de samenwerking van alle diensten in een geest van complementariteit en wederzijdse ondersteuning.

 

Ons Sahelbeleid past ook in het kader van het internationale optreden, in het bijzonder dat van de Europese Unie, dat een krachtige hefboom is op alle niveaus: het politieke niveau, veiligheid, ontwikkeling en het humanitaire niveau.

 

We steunen ook initiatieven om de internationale inspanningen te coördineren en te mobiliseren, met name via de Coalitie voor de Sahel. Concreet vertaalt zich dat in de aanwezigheid van Belgische ambassades in Mali, Niger en Burkina Faso. Die ambassades houden zich bezig met politieke dossiers en ontwikkelings- en defensiekwesties. De drie landen zijn dan ook concentratielanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking en Defensie zet er personeel in.

 

Er is ook niet-gouvernementele samenwerking, bijvoorbeeld via onze steunprogramma's voor het maatschappelijke middenveld en de universiteiten. In de geest van de globale benadering gaan de Belgische investeringen op het terrein echter verder dan dat. De federale politie, de Federale Overheidsdienst Justitie en andere entiteiten detacheren ook personeel bij EUCAP Mali. Momenteel gaat het om zeven Belgen. De Europese civiele missie heeft tot doel de Malinese politie en gendarmerie te adviseren en op te leiden.

 

We zijn daarnaast ook aanwezig bij andere Europese initiatieven. In het kader van de Europese militaire missie EUTM Mali zet de Belgische Defensie momenteel een tiental mensen in die Malinese militairen opleiden en de generale staf in Bamako adviseren. Daarnaast zijn er een twintigtal Belgische blauwhelmen actief in het kader van de VN-vredesmissie MINUSMA. Tot slot zijn er drie officieren actief in de generale staf van taskforce Takuba en de Barkhanestrijdmacht.

 

Deze inspanningen maken deel uit van een grote internationale inspanning waarbij Frankrijk, de Afrikaanse landen en andere lidstaten van de EU al aanzienlijke middelen inzetten. MINUSCA is de grootste vredemissie ter wereld, zowel qua budget als personeel, met ongeveer 15.000 mensen. Het is echter ook de missie waarin de meeste slachtoffers zijn gevallen.

 

L'expansion de l'insécurité et du terrorisme, des trafics criminels et du radicalisme violent posent une menace, non seulement pour le Mali et l'ensemble de la région, mais aussi pour le voisinage sud-est de l'Union européenne et par voie de conséquence potentiellement pour la Belgique.

 

La déstabilisation des États sahéliens et le risque éventuel d'effondrement sont des phénomènes qui doivent retenir toute notre attention. J'ajoute que la question des migrations irrégulières est également une préoccupation. Si, actuellement, la migration des pays sahéliens vers la Belgique demeure limitée, le Sahel reste une zone avec un transit important.

 

Enfin, il s'agit aussi pour l'UE et la Belgique de défendre et de promouvoir des valeurs qui font partie intégrante de nos relations avec les pays du Sahel. Or, dans une zone géographique qui suscite l'intérêt de nombreux acteurs, nous ne souhaitons pas que ces valeurs fassent les frais d'une compétition géopolitique. Cela fait partie intégrante de notre engagement et de notre approche globale.

 

Cette dimension contribue à faire de la Belgique un partenaire de confiance pour le Sahel. Elle est considérée par les pays sahéliens comme un acteur neutre, sans agenda caché. C'est aussi une région avec laquelle nous avons beaucoup d'affinités, notamment culturelles, comme la francophonie, ou associatives, avec les très nombreux liens humains et interpersonnels qui nous unissent.

 

Ik wil graag terugkomen op de chronologie van de gebeurtenissen in Mali. Die zal ons inzicht verschaffen in de problemen van vandaag. Sinds het einde van de jaren 2000 is de situatie onveilig in Mali. In 2012 verloor Mali de controle over een groot deel van zijn grondgebied, maar door de interventie van Frankrijk op verzoek van Bamako en de verkiezing van president Ibrahim Boubacar Keïta werd de situatie enigszins genormaliseerd.

 

Helaas is het vredesakkoord met de voormalige rebellen van het noorden nooit echt uitgevoerd en zijn de veiligheidstoestand en de politieke en de humanitaire situatie gaandeweg verslechterd. Een groot deel van de bevolking heeft kritiek op het huidige bestuur en klaagt gevallen van corruptie en straffeloosheid aan. Die beweging nam een grote omvang aan in het voorjaar van 2020 na de bekendmaking van de resultaten van de parlementsverkiezingen, waarvan de legitimiteit algemeen in twijfel werd getrokken.

 

Het is in deze context dat het leger in augustus 2020 president Keïta omvergeworpen heeft. ECOWAS, gesteund door de hele internationale gemeenschap, onderhandelde met de junta. De legitimiteit van de junta werd onder twee voorwaarden erkend.

 

Enerzijds moeten er uiterlijk in februari 2022 verkiezingen worden georganiseerd. Anderzijds moeten tot aan deze verkiezingen burgers worden benoemd op de posten van eerste minister en president. Deze periode wordt de overgang, la transition, genoemd.

 

Er ontstonden al snel spanningen tussen deze twee civiele leiders en de junta, die hen uit hun functie ontzette, waarop kolonel Goïta, leider van de militairen zichzelf bij een tweede staatsgreep in mei 2021 uitriep tot president van de overgang.

 

Bij al deze gebeurtenissen moet worden gewezen op de voortdurende bemiddelingspogingen van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten, ECOWAS, met de junta. België heeft die inspanningen gesteund in de overtuiging dat een regionale oplossing de meest legitieme en doeltreffende was, eerder dan een interventie van buiten het continent.

 

Depuis le second coup d'État, nous avons été les témoins de deux développements particulièrement inquiétants. D'une part, le Mali a vu le retour à l'ordre constitutionnel sans cesse repoussé et, d'autre part, la junte a pris la décision de faire appel à la société privée russe Wagner.

 

En effet, après la tenue de ce que le régime malien a appelé des "assises nationales pour la refondation", cette période de transition, qui devait à l'origine se terminer en février 2022, a été prolongée de six mois à cinq ans. Le retour à la démocratie a donc tout simplement été hypothéqué. On a en même temps constaté un durcissement du régime sous forme d'atteintes aux droits humains, d'arrestations d'opposants politiques et de journalistes.

 

Préoccupée par la volonté de plus en plus affichée de la junte de se maintenir au pouvoir, la CEDEAO a imposé, en novembre 2021, des sanctions ciblées à l'encontre de 149 représentants maliens des pouvoirs exécutif, législatif et leurs familles.

 

Els Van Hoof, voorzitster: Mevrouw de minister, het gaat te snel voor de vertaling. We hebben tijd!

 

01.02  Sophie Wilmès, ministre: Pardon! Relax. Nous avons le temps en fait. C'est vrai! Il est 15 h. Cool! Pardonnez-moi, messieurs, dames! Je reprends.

 

Ce premier paquet de sanctions n'a pas entamé l'intransigeance des autorités de la transition malienne. Dès lors, le 9 janvier 2021, la CEDEAO et l'Union économique et monétaire ouest-africaine ont adopté une série de sanctions économiques contre le Mali, notamment la fermeture de ses frontières avec celle des États membres de la CEDEAO ainsi que l'imposition d'un embargo économique et financier. Si ces mesures sont drastiques, elles ne concernent pas les produits de base, tels que la nourriture, le carburant ou les médicaments qui sont toujours autorisés à franchir les frontières.

 

Une fois encore, dans un esprit de recherche de solutions africaines à des problèmes africains, principe prôné par l'Union africaine elle-même, la Belgique s'est jointe aux États membres de l'Union européenne soutenant la CEDEAO. C'est pourquoi, en signe concret de soutien européen à la région, l'Union européenne a créé, en décembre dernier, un cadre juridique ad hoc. Il a pour objectif de permettre également de sanctionner ceux qui favorisent la prolongation indue de la transition au Mali.

 

Si la Belgique a appuyé le principe de l'adoption de sanctions ciblées, elle a aussi appelé à poursuivre le dialogue. J'ai ainsi plaidé au Conseil des Affaires étrangères du 24 janvier 2022 pour qu'une dernière initiative diplomatique soit prise lors de la ministérielle UE-G5 Sahel du 26 janvier 2022.

 

J'ai été rejointe à ce sujet par plusieurs collègues européens qui ont également prôné une approche dual track, soit une approche visant à préparer des mesures restrictives, tout en laissant la place au maintien d'un canal de communication, et la recherche de solutions acceptables pour toutes les parties. En effet, il ne me semblait pas opportun de décider, le 24 janvier dernier, de sanctions alors que le Haut représentant Josep Borrell avait prévu la tenue d'une réunion avec les parties prenantes deux jours plus tard.

 

Malheureusement, j'ai été amenée à constater, lors de mon entretien, fin janvier, avec mon homologue malien que celui-ci n'apportait aucune réponse concrète à nos craintes quant à la prolongation de la transition. La Belgique a donc soutenu l'adoption des mesures ciblées de l'Union européenne qui visent, depuis le 4 février, cinq responsables et personnalités influentes liés de près à la junte pour avoir fait obstacle au bon déroulement de la transition.

 

Naast de bezorgdheid van de internationale gemeenschap over de langzame terugkeer naar de democratische orde, heeft de onduidelijke omgang van de junta met Wagner sterke reacties uitgelokt bij de belangrijkste partners van Mali. Het gaat uiteraard om Frankrijk, maar ook om buurlanden als Niger en Algerije.

 

In de tweede helft van 2021 heeft België bij de Malinese autoriteiten verschillende stappen ondernomen om te voorkomen dat Wagner zich in Mali zou vestigen. Tevergeefs, want er is bevestiging van een significante inzet van de Russische privémilitie Wagner. De aanwezigheid van Wagner in Mali brengt een aantal praktische en operationele problemen met zich mee. De levering van materieel aan de Malinese strijdkrachten wordt in vraag gesteld, maar ook de opleidingscursussen van de EUTM Mali, waarvan de deelnemers op termijn door Wagner zouden kunnen worden begeleid. Er zouden ook risico's kunnen ontstaan door de aanwezigheid van Wagner in de operatiezone van de strijdkrachten van de lidstaten van de EU binnen de EUTM of MINUSMA.

 

We delen de vrees van onze partners. Elke overeenkomst tussen Bamako en deze huurlingen druist in tegen onze prioriteit voor de regio, zoals goed bestuur, verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid, eerbiediging van de mensenrechten, bestrijding van straffeloosheid, en de rechtstaat. België keurde op 13 december trouwens mee de EU-sanctie goed tegen de Wagnergroep op grond van zijn destructieve acties in de hele wereld.

 

Het is duidelijk dat de Malinese junta steeds meer een autoritaire en onvoorspelbare koers is gaan varen op het gebied van de veiligheid en samenwerking. In januari 2022 waren de uitwijzing van het Deense contingent van de taskforce Takuba en van de Franse ambassadeur nieuwe stappen in de confrontatie tussen de junta en haar belangrijkste partners.

 

Comme je l'ai indiqué, je me suis donc entretenue avec mon homologue malien, M. Diop, le 26 janvier 2022, lors de son séjour à Bruxelles juste avant qu'il ne rencontre Josep Borrell. J'ai regretté que les autorités maliennes s'éloignent de notre partenariat. Les actions qu'elles mènent, les décisions qu'elles prennent, les déclarations qu'elles font et les conditions qu'elles imposent menacent la poursuite de nos efforts communs pour stabiliser le Mali.

 

Le ministre m'a indiqué que la transition souhaitait "refonder le Mali" et que cela prendrait du temps, d'où le report des élections de quatre ou cinq ans. Il a, en outre, démenti la présence de mercenaires au Mali, insistant sur le fait qu'il s'agissait d'une cooptation officielle entre son pays et la Russie. Or, le président Poutine a récemment confirmé la présence de compagnies de sécurité commerciales russes au Mali et a démenti publiquement tout lien de celles-ci avec l'État russe.

 

Le ministre Diop a aussi exposé d'autres griefs envers certains de ses partenaires qui ne respectent pas suffisamment, selon lui, la souveraineté nationale malienne, principe que la junte porterait très haut. Cette visite a Bruxelles n'a donc, malheureusement, pas permis de dégager une sortie de crise. Au contraire, dans les jours suivants, le Mali a entretenu l'escalade en expulsant l'ambassadeur de France.

 

Sinds 2012 en tot op heden is de situatie in Mali voortdurend verslechterd, ondanks een aanzienlijke internationale inzet. De recente ontwikkelingen en de houding van de junta stellen het Europese en het Belgische optreden in Mali ter discussie. In het licht van die ontwikkeling moeten we opnieuw nadenken over de toekomst van de Europese en internationale betrokkenheid in Mali en de regio. Dat zou kunnen gebeuren tijdens een komende vergadering van de Sahelcoalitie, waaraan alle belanghebbende partijen deelnemen. De prioriteiten van de geïntegreerde EU-strategie voor de Sahel blijven relevant en vormen een goede basis voor die reflectieoefening. De huidige spanningen mogen ons de noden van Mali, en meer in het algemeen van de Sahel, niet uit het oog doen verliezen.

 

We stellen vast dat de staatsgrepen in de regio op bredere steun van de bevolking kunnen rekenen. Dat wijst erop dat de burgers hopen op verandering. Het is aangewezen om ons meer te richten op de ondersteuning van verandering en hervormingen. Dat zou aansluiten bij wat de bevolking wil. Haar eisen hebben vaak betrekking op de consolidatie van de democratie en gaan verder dan verkiezingen alleen.

 

Op korte termijn blijft de belangrijkste doelstelling in Mali echter de terugkeer naar de democratische en grondwettelijke orde. Ook de vragen die de aanwezigheid van Wagner in Mali oproept, moeten worden beantwoord. Er moet een communicatielijn met Mali in stand gehouden worden om met de overgangsautoriteiten de precieze voorwaarden te bepalen voor de handhaving van onze aanwezigheid en om de junta te herinneren aan haar eigen beloften. Daarom vindt België het belangrijk dat zijn engagementen en die van de EU in Mali behouden blijven, zij het aangepast. Daardoor zou het werk aan de hervorming en de modernisering van het leger, dat essentieel is voor de duurzame stabilisering van Mali, voortgezet moeten kunnen worden.

 

Het is duidelijk dat de internationale gemeenschap in de nabije toekomst meer steun zal moeten verlenen aan de kustlanden in de Golf van Guinee: Ivoorkust, Ghana, Togo, Benin. Er bestaat een regionaal veiligheidsinitiatief, het Accra-initiatief, dat in 2017 van start is gegaan. Er moet worden bepaald hoe dat moet worden ondersteund. Daarbij moeten lessen worden getrokken uit de steun die is verleend aan de gezamenlijke troepenmacht van de G5 voor de Sahel. Ik denk in het bijzonder aan meer belang voor ownership, waarbij de inwoners van de Sahel de hoofdverantwoordelijken zijn voor hun eigen toekomst, met onze steun, maar dat betekent ook dat we openlijk kunnen spreken als de grondoorzaken van de crisis niet voldoende worden aangepakt, zoals een gebrek aan goed bestuur.

 

Vous comprenez qu'à l'aune des événements récents, la réflexion porte pour le moment sur l'ensemble de l'engagement belge et européen au Mali. Il est clair que la Belgique entend poursuivre son engagement au Sahel. La pauvreté et le changement climatique, la migration irrégulière, l'insécurité, la violence, le terrorisme sont autant de défis qu'il faut prendre à bras-le-corps et de manière intégrée.

 

C'est pourquoi nous poursuivons nos consultations étroites avec nos partenaires, comme je l'ai fait encore hier avec mes homologues des pays les plus impliqués au Sahel. Tous partagent le constat que nous sommes à un moment-clé de notre engagement et que les décisions que nous prendrons prochainement doivent être à la hauteur de l'enjeu.

 

01.03  Ludivine Dedonder, ministre: Chers collègues, la Belgique considère le Sahel, vous l'avez entendu, comme une zone stratégique prioritaire. La restauration d'une stabilité durable au Mali est une condition essentielle pour rétablir l'équilibre total dans la région du Sahel. La stabilité du Sahel, qui constitue le voisinage sud de l'Europe, est une composante importante de la sécurité des pays européens.

 

Une analyse interdépartementale menée conjointement avec le SPF des Affaires étrangères et celui de la Coopération au développement dans le cadre des engagements opérationnels pour 2021 avait conclu que l'engagement de la Défense belge au Sahel devait s'inscrire dans le cadre de l'approche globale belge qui, dans le respect des principes du "Do No Harm" et de la non-ingérence, vise à contribuer à une évolution positive et durable de la région, notamment en matière de développement.

 

Son action devait s'insérer dans les efforts de la coalition pour le Sahel et rester cohérente avec l'ensemble des efforts internationaux dans la région, tout en veillant à maintenir son autonomie stratégique et opérationnelle.

 

De Belgische Defensie wordt algemeen erkend als een betrouwbare en voorspelbare partner door de Sahelstaten, zonder een verborgen agenda en als een actor die zich inzet voor vrede en veiligheid in een multilaterale context, zoals de VN of de EU.

 

België steunt de versterking van de militaire capaciteiten van de G5 Sahel met inachtneming van de zorg voor hun bevolking en dus met een bijzondere aandacht voor de eerbiediging van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht.

 

Ons land, en Defensie in het bijzonder, pleiten steeds voor een evenwichtig interdepartementaal antwoord, gezien de complexe dimensie van de onveiligheid in de regio, met terrorisme, lokaal, inter- en intracommunautair geweld, opstandigheid tegenover een staat met falende legitimiteit, criminaliteit en geweld van de strijdkrachten en veiligheidstroepen en hun volmachten.

 

Comme on l'a déjà dit, l'action de la Défense belge s'insère dans les piliers de la coalition pour le Sahel afin de soutenir les pays du G5 Sahel dans la lutte contre la prolifération des groupes armés terroristes et de soutenir le retour progressif de l'État de droit dans les zones isolées ou gangrenées par ces groupes.

 

La lutte contre le terrorisme au Sahel reste au cœur de nos préoccupations. Non seulement au Mali, mais aussi dans la région, avec des engagements en cours ou planifiés au Niger ou dans les pays du Golfe de Guinée, avec une attention particulière pour le Bénin. Les engagements prévus au Burkina Faso ont été suspendus à cause du récent coup d'État.

 

De politieke onrust in de regio en de meerdere staatsgrepen die er de voorbije jaren plaatsvonden, zorgen er inderdaad voor dat de operationele planning voor onze militaire engagementen naargelang van de omstandigheden flexibel moet kunnen worden bijgestuurd. Hierbij streven wij er telkens naar om een geloofwaardige partner te blijven in multilateraal verband, zolang er ook een toegevoegde waarde kan worden gecreëerd, met name voor de burgerbevolking, die voortdurend aan het geweld onderworpen blijft.

 

Daarnaast heeft ook de assertieve Russische houding haar impact op onze geplande operaties in Afrika. De ontplooiing en de activiteiten van Russische eenheden en geaffilieerde privémilities of huurlingen in Mali en de Centraal-Afrikaanse Republiek zetten de Europese en Belgische bijdragen in die operatietonelen onder druk.

 

Je voudrais parcourir avec vous les différents engagements militaires belges en cours ou planifiés au Sahel et dans le Golfe de Guinée.

 

De VN-operatie MINUSMA werd opgericht door resolutie 2.100 van de VN-Veiligheidsraad, op 25 april 2013, om het politieke proces in dat land te steunen en om een aantal veiligheidstaken uit te voeren.

 

La Défense belge a rejoint la MINUSMA en août 2015, en fournissant quelques militaires au sein des quartiers généraux de Bamako et de Gao. De mars 2017 à octobre 2018, la Belgique a assuré le commandement de la mission en la personne du général major Deconinck et en y déployant environ 30 personnes. Elle a, en outre, fourni un détachement hélicoptère à Gao et un appui C-130 à partir de Bamako à raison d'environ 50 personnes chacun.

 

Depuis octobre 2018, la Défense déploie environ 80 militaires dans le cadre de l'appui à la MINUSMA (une dizaine à Bamako et environ 70 à Gao). La Belgique y fournissait un peloton de reconnaissance multi-senseurs intégré dans la compagnie ISR allemande, ainsi que plusieurs éléments d'appui. Le peloton multi-senseurs belge a été retiré à la mi-2021 afin d'accorder une pause opérationnelle à l'unité. La Belgique participe à l'opération depuis la mi-2021 avec une dizaine de soldats en tant que renforts individuels, en partie au sein de la task force allemande à Gao, en partie au sein du QG de Bamako.

 

Momenteel zijn er ongeveer 25 Belgische militairen ingezet in MINUSMA, waarvan een vijftal geïntegreerd in een Duitse militaire eenheid.

 

En ce qui concerne EUTM Mali, le 18 février 2013, l'Union européenne a lancé une mission militaire d'entraînement au Mali (EUTM Mali) qui vise à fournir du conseil au niveau stratégique et à assurer la formation des forces armées maliennes. Le cinquième et actuel mandat de l'EUTM Mali a débuté le 20 septembre 2020 et se poursuit jusqu'au 18 mai 2024. Il a inclus une régionalisation de ce mandat au Niger et au Burkina Faso.

 

Onze militaire inzet binnen EUTM Mali begon in maart 2013 met een helikopterdetachement van ongeveer 30 militairen, gevolgd door de inzet voor een paar maanden van een protection force company van ongeveer 80 militairen in het Koulikoro Training Centre. Sinds 2013 zetten we ook meerdere officieren in binnen het EUTM-hoofdkwartier.

 

De juillet 2016 à décembre 2017, la Belgique a assuré le commandement de la mission EUTM et y a déployé 180 militaires.

 

Depuis décembre 2017, notre participation s'est centrée sur la mise à disposition de mobile training teams avec l'appui d'une quinzaine de personnes au total à Bamako et à Koulikoro.

 

Les différents détachements belges au Sahel sont appuyés depuis Bamako par un élément logistique de soutien national composé d'une quinzaine de militaires. Pour la MINUSMA et EUTM Mali, les barrières linguistiques et le manque de personnel militaire multilingue – français et anglais – sont problématiques pour la bonne exécution des missions. C'est la raison pour laquelle la présence de soldats belges qui, pour leur part, sont multilingues offre une solution appropriée et absolument nécessaire. Elle est également très appréciée par les partenaires internationaux.

 

J'en arrive à la task force Takuba.

 

De Taskforce Takuba is een Frans initiatief, in 2019 opgestart, met multinationaal karakter. Dit initiatief moet toelaten om de special operations van de verschillende aanwezige landen in de Sahelregio beter te coördineren en af te lijnen. Binnen Mali adviseert deze taskforce de Malinese troepen en staat hen daarnaast bij en ondersteunt hen tijdens gevechtsoperaties. Sinds 2021 neemt België deel aan de Taskforce Takuba met enkele stafofficieren, die vanuit hun positie de coördinatie tussen de verschillende missies in de regio kunnen opvolgen en de Belgische besluitvorming en het vergaren van inlichtingen ondersteunen.

 

Pour ce qui concerne l'évolution de cette participation à la Task Force Takuba au Mali, des discussions sont prévues dans les prochains jours entre ministres et chefs de gouvernement des pays participant à l'opération. Une décision concertée avec les partenaires sur l'avenir de la mission et de la task force Takuba sera prise et communiquée d'ici peu.

 

En raison de l'attitude actuelle de la junte et, en particulier, le non-respect du calendrier de transition et l'absence d'assentiment par rapport à la présence de troupes étrangères, les conditions ne sont plus réunies pour envisager le déploiement d'un CATSG belge à ce stade. La réflexion concernant les activités de la task force Takuba prend bien sûr en compte les impacts éventuels sur les missions internationales de la MINUSMA et de EUTM Mali.

 

Pour le Niger, après une coopération ponctuelle avec les forces spéciales nigériennes du commandement des opérations spéciales en 2015 et 2016, une coopération bilatérale militaire permanente à long terme avec le Niger a été initiée fin 2017. Cette coopération a été lancée sur la base d'un plan de campagne clair visant à accroître la résilience des forces de sécurité nigériennes. La stratégie commune à cet effet se traduit en un projet de special forces generation qui repose sur le principe de la localization strategy. Cette stratégie tente, d'une part, de faire appel au potentiel local existant et, d'autre part, de s'appuyer sur une bonne compréhension des problèmes socioéconomiques et sécuritaires locaux. Cela permet d'offrir des solutions contextualisées.

 

En outre, cette stratégie est entièrement propice à une approche interdépartementale au Sahel. Le plan de campagne belge pour cette mission "Operation New Nero", au Niger comprend quatre phases. La première phase dite "Build up" qui débuta fin 2017 a permis d'établir les conditions nécessaires à l'exécution d'une mission d'assistance militaire au Niger, c'est-à-dire la définition de l'appui nécessaire, l'acquisition d'une compréhension du contexte local suffisante et l'établissement d'une relation de travail saine avec le commandement des opérations spéciales nigérien.

 

Durant la phase 2 "Entraînement", les forces de sécurité nigériennes ont été instruites suivant les principes de la localization strategy, avec un effort principal mis sur les deux bataillons spéciaux d'intervention attribués à la Belgique, soit les 31e et 61bataillons. C'est dans ce contexte qu'un détachement belge est déployé à Maradi depuis septembre 2019, sa mission étant de former le 31bataillon suivant un programme d'entraînement spécifique nigérien.

 

In september 2020 ging de operatie New Nero over naar de fase 3, Operations, met als eindobjectief de veerkracht van de door België getrainde Nigerese eenheden te creëren. Hiervoor worden de prestaties van de Nigerese Compagnies Spéciales d’Intervention gedurende effectieve operaties gemeten. De feedback die hieruit voortvloeit, wordt geïmplementeerd in het Nigerese Centre d’Entrainement de Forces Spéciales te Tillia. Dit centrum wordt financieel ondersteund door Duitsland en wordt verwacht operationeel te worden in 2022. België plant hiervoor ook een deelname met ongeveer vijf onderrichters vanaf de opstart.

 

Momenteel bevinden we ons voor de samenwerking met Niger in de subfase 3B, die het begeleiden, ondersteunen en evalueren van de eerder getrainde Compagnies Spéciales d’Intervention in reële operaties in een kader van de strijd tegen terrorisme omvat. Dit zal eveneens de noodzakelijke inzichten verschaffen om de training bij te schaven en de effecten van de Nigerese operaties te optimaliseren.

 

Cette phase 3B a plus concrètement pour objectif:

- la construction d'une base co-localisée au profit des troupes belges et nigériennes à Torodi à partir de laquelle les opérations nigériennes peuvent être menées;

- la livraison d'un minimum d'équipement jugé nécessaire, fourni par la Défense belge, afin de permettre aux unités nigériennes d'accomplir leurs tâches efficacement;

- l'auto-évaluation de la capacité nigérienne et le programme d'instruction développé, l'implémentation des résultats obtenus de façon structurelle via le centre d'entraînement des forces spéciales afin d'obtenir une capacité autonome et correctement équipée;

- l'optimalisation des effets des opérations nigériennes de façon à contribuer à l'endiguement de la menace terroriste.

 

La phase finale est la phase 4 dite "Phasing out" durant laquelle le Niger est capable, de manière autonome, d'implémenter les changements nécessaires. Pour cette phase, la Défense belge s'oriente vers un relâchement de son soutien aux forces nigériennes et, par conséquent, vers un soutien limité par la présence d'un petit détachement de coordination à Niamey.

 

La Défense continue à engager des militaires en Afrique dans le cadre de l'appui aux écoles nationales à vocation régionale. Ces écoles sont des écoles nationales thématiques avec une vocation régionale et sont le fruit d'une volonté partagée en matière de formation, dans le but de privilégier une appropriation de la matière par le pays partenaire à travers la transmission et le partage de savoir-faire. Les formations qui y sont données sont globalement liées à la sécurité: santé, déminage, maintien de la paix, logistique, formation de cadres, etc.

 

Le concept repose sur des formations adaptées aux réalités locales et la transmission d'un savoir-faire technique et opérationnel essentiel aux acteurs de la sécurité et de la défense tout en tenant compte de l'intégration régionale en formant aussi bien les acteurs des pays hôtes que des autres pays du continent.

 

La Défense soutient certaines écoles depuis de nombreuses années, comme au Bénin, ou d'autres écoles plus récemment.

 

En 2021, la Défense a envoyé des détachements d'instructeurs dans des écoles dans la région du Sahel, notamment à l'Institut Supérieur de la Logistique de Ouagadougou au Burkina Faso, à l'École des personnels paramédicaux des Armées de Niamey au Niger, au Collège de Défense du G5 Sahel en Mauritanie et au Centre de perfectionnement aux Actions post-conflictuelles de Déminage et de Dépollution au Bénin.

 

De samenwerking tussen Defensie en Benin is in 1999 van start gegaan en heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld op de gebieden Land, Lucht en Zee of in het gebied van de ontmijning. Na enkele jaren van eerder beperkte samenwerking, voornamelijk als gevolg van budgettaire beperkingen en operationele vereisten op andere theaters, heeft Defensie haar samenwerking met de Beninse strijdkrachten progressief hervat.

 

Naast de eerder aangehaalde vormingen, zal België samen met Frankrijk meewerken aan het project om de noordelijke grenzen van Benin te beveiligen door deel te nemen aan de tewerkstelling en opleiding van de riviercapaciteiten. Daarnaast levert Defensie in het raamwerk van een samenwerking met Enabel een expertisebijdrage bij de ondersteuning van de havensector in Benin.

 

De maritieme veiligheid in de territoriale wateren van West-Afrika en in de Golf van Guinee in het bijzonder wordt bedreigd door piraterij, drugssmokkel en illegale visserij. Defensie stuurt daarom al jaren experts naar oefeningen die tot doel hebben de samenwerking tussen de deelnemende landen te verbeteren en de operationaliteit van de Maritieme Operatiecentra te vergroten, teneinde de veiligheid en beveiliging op zee te verbeteren.

 

In het kader van de militaire samenwerking met Benin zal Defensie in 2022 instructie geven op het vlak van non-opposed boarding techniques en voor de training van de Beninse patrouilleschepen.

 

Jasper Pillen, voorzitter: Ik geef nu het woord aan minister Kitir.

 

01.04 Minister Meryame Kitir: Mijnheer de voorzitter, de recente ontwikkelingen in de Sahelregio zijn zorgwekkend. Het is voor België een strategisch doel om onze partners duurzaam en structureel te ondersteunen. De onrust in Mali moet ons daarom vandaag zorgen baren. De zorgwekkende gebeurtenissen volgen er elkaar op, maar de noden van de mensen ter plaatse zijn ons al lang bekend. Hun situatie verandert helaas niet.

 

België werkt al 30 jaar samen met Mali op gouvernementeel vlak. Ook Niger, Burkina Faso en een beetje verder Senegal en Benin zijn partnerlanden van de Belgische coöperatie. Ook in Mali willen mensen iets van het leven maken, maar ontbreken de basisvoorzieningen om vooruit te gaan en om soms zelfs nog maar te spreken van een menswaardig leven. Onze samenwerking is een tastbare hefboom om die vicieuze cirkel op verschillende domeinen te helpen doorbreken.

 

Wij doen dat door te starten bij de basis: wat heeft een mens nodig om te bestaan? Toegang tot water is letterlijk van levensbelang. Via het lopend bilateraal programma hebben we 14 miljoen euro geïnvesteerd in projecten rond drinkwater en afvalwaterzuivering, die ervoor gezorgd hebben dat 42.000 mensen toegang hebben tot drinkbaar water.

 

Wij versterkten de veeteelt met 7,5 miljoen euro, door projecten rond de verbetering van de gezondheid van de veestapels en een vernieuwing van de lokale technieken. Er werd 25 % meer melk verkocht. Dat is een tastbare vooruitgang die lokaal een wereld van verschil maakt.

 

Met onze samenwerking geven wij in Mali bovenal ook prioriteit aan de bestrijding van voedselonzekerheid en ondervoeding. Wij doen dat niet op centraal niveau, maar op lokaal niveau, voor en met de mensen, samen met het lokale middenveld en de lokale besturen. Dat doen wij met 6,5 miljoen euro en een integrale aanpak. Zowel de verbetering van de landbouwproductiviteit als de gerichte vermindering van ondervoeding bij kinderen en jonge moeders die borstvoeding geven, dragen daartoe bij. Door zulke steun zagen tuinbouwers hun omzet stijgen met factor zeven.

 

Ik ben dan ook tevreden om hier te kunnen onderstrepen dat in de plaatsen waar wij actief zijn de ernstige ondervoeding door deze acties met de helft is gedaald.

 

Naast Mali werken we met onze gouvernementele samenwerking ook in andere landen in de regio.

 

Voor Niger keurde ik een nieuw samenwerkingsprogramma goed dat prioriteit maakt van basisdiensten als onderwijs en gezondheidszorg. Tegelijkertijd zullen we daar met onze partners ook zorgen voor inkomensverhoging en werk voor jongeren in de landbouwsector.

 

In Burkina Faso werken we rond lokaal ondernemerschap, zodat mensen een waardig inkomen krijgen. Daarnaast focussen we er onder meer op seksuele en reproductieve rechten en gezondheid.

 

In Senegal werken we aan gelijkaardige thema's. Ook daar willen we zorgen voor een betere toegang tot gezondheidsdiensten en een waardig inkomen voor de rurale bevolking in de agrobusiness. Daarnaast steunen we ook de lokale capaciteit om vaccins te produceren, want zoals u weet zijn we pas veilig als iedereen veilig is.

 

In Benin is er bijzondere aandacht voor vrouwenrechten en de sociaal-economische integratie van jongeren. Wij dragen ook hier bij tot waardig en duurzaam werk en betere inkomens voor de gezinnen.

 

Naast de gouvernementele samenwerking waar we de structurele verbetering nastreven, moeten we helaas ook erkennen dat er bepaalde situaties zijn waar we alleen de meest urgente noden kunnen ledigen en waar we noodhulp moeten bieden. Daarvoor hebben we onze humanitaire hulp.

 

Malheureusement, les crises humanitaires sont une réalité au Sahel. C'est pourquoi nous avons toujours mis l'accent avant tout sur l'aide directe et sur le renforcement de la population. Notre aide humanitaire en est le fer de lance et la première préoccupation pour répondre aux plus grands besoins. C'est la raison pour laquelle, depuis 2017, nous avons investi plus de 20 millions d'euros dans les services de première nécessité, l'accueil, la nourriture et les soins de santé de base pour la crise humanitaire au Mali.

 

Niet enkel in Mali, maar ook in de andere landen in de regio zorgt België voor humanitaire hulp. Zo ging er enkel in 2020 nog meer dan 10 miljoen euro aan humanitaire hulp rechtstreeks naar Burkina Faso en 4 miljoen euro naar Niger.

 

La Belgique fournit cette aide principalement par l'intermédiaire de partenaires humanitaires sur place qui ont la meilleure connaissance de ces régions. Les organisations telles que le Haut Commissariat des Nations Unies pour les réfugiés et la Croix-Rouge internationale ou des ONG belges comme Plan et Oxfam déploient les ressources en fonction des besoins sur le terrain.

 

Ces besoins humanitaires ne se limitent pas au Mali. Depuis 2017, nous avons apporté un total de 57 millions d'aide humanitaire à l'ensemble de la région du Sahel. Tous ces fonds vont directement à l'accueil des personnes déplacées, à l'aide alimentaire, aux soins de santé et à d'autres services de base pour les personnes confrontées à des conditions désastreuses.

 

Via ons bilateraal samenwerkingsprogramma werken wij vooral decentraal met lokale overheden, die dichter bij de bevolking staan, nooit via rechtstreekse budgetsteun. De slagkracht en de lokale inplanting van Enabel, het uitvoeringsagentschap, is in die aanpak van fundamenteel belang. Om dat beleid structureel te onderbouwen, werken wij dan ook van onderuit. Daarom werken wij gericht met organisaties die het lokale weefsel structureel versterken, want in vele zones in Mali ontbreekt het vooral aan centraal gezag. Die niet-gouvernementele actoren vormen om die reden hoekstenen van onze aanpak. Zij werken in Mali, samen met hun lokale partners, aan voedselzekerheid, toegang tot onderwijs, gezondheidszorg, waardig werk en economische integratie. Voor zulke projecten van rechtstreekse ontwikkeling werd in het recentste vijfjarenprogramma 17 miljoen euro ingeschreven. In Burkina Faso werden de voorbije vijf jaar projecten in dezelfde sectoren als onderwijs, gezondheid en landbouw van maar liefst 22 ngo's gesteund voor een bedrag van 40 miljoen euro.

 

Vandaag ziet het er niet goed uit in de Sahel en al zeker niet in Mali. In de Sahelregio loeren onrust en onzekerheid om de hoek. Ministers Wilmès en Dedonder hebben de problemen en uitdagingen geschetst, wat de politieke en militaire situatie in de Sahelregio betreft. Niet alleen politieke onrust en terreurdreigingen maken het leven echter uitzichtloos, ook de klimaatverandering is onverbiddelijk. De temperatuur zal de komende decennia sterk stijgen in de Sahel. In de hele regio wordt verwacht dat er minder regenval zal zijn, die ook onvoorspelbaarder wordt en dus zware gevolgen zal hebben voor de landbouw en de veeteelt. De humanitaire gevolgen laten zich raden: honger, nog meer ondervoeding bij kinderen en zwangere vrouwen, boeren die hun land verliezen en hun veestapel zien afnemen. Dat versnelt de spiraal van onstabiliteit. Mensen worden gedwongen hun leefomgeving te ontvluchten.

 

Wij kozen resoluut om de klimaatcrisis in de Sahelregio aan te pakken. Voor het eerst gingen wij daarom met een regionaal klimaatprogramma voor de Sahel aan de slag. Via een klimaatpartnerschap willen wij de mensen daar een toekomst bieden door toegang tot de noodzakelijke natuurlijke hulpbronnen, zoals vruchtbaar land en water, te verzekeren. Wij helpen de mensen door hen voor te bereiden op de veranderende weersomstandigheden. In Mali alleen al doen we dat door 10.000 hectare grond te herstellen. Dat is een concrete hulp voor 120.000 mensen.

 

De uitzichtloze situatie van onzekerheid in de Sahel en de humanitaire nood bieden de jonge bevolking amper economische perspectieven. Al decennialang zit de Malinese bevolking in een humanitaire crisis. Tegelijkertijd worden de effecten van de klimaatverandering er met zorgwekkende snelheid zichtbaar.

 

Zoals minister Dedonder heeft aangehaald, gaat ook de veiligheidssituatie er zienderogen achteruit. Vandaag zijn in Mali meer dan 400.000 personen ontheemd. Meer dan 1,2 miljoen mensen bevinden zich in een situatie van acute voedselnood. Verwacht wordt dat dat aantal in de loop van dit jaar tot 2 miljoen mensen zal stijgen. Dat is meer dan 10 % van de totale bevolking. Voor de hele Sahelregio, zijn de cijfers nog alarmerender: Zo zijn er meer dan 3,5 miljoen interne vluchtelingen.

 

Volgens de EU zijn de noden zijn nu hoger dan bij vorige crisissen. De rampzalige situatie lokt massale ontevredenheid uit en daagt het vertrouwen uit die die mensen en onze partners in ons stellen. Het is dus een voedingsbodem voor verdere instabiliteit. Zo gaat de spiraal van reddeloosheid verder: geen toekomst, geen stabiliteit. Wat de samenwerking op zulke desolate plaatsen doet? Ze is voor mensen vaak de allerlaatste reddingsboei.

 

Beste parlementsleden, de noden zijn duidelijk hoog, maar it takes two to tango. Willen we een land structureel versterken met onze bilaterale samenwerking, dan moeten we kunnen rekenen op een overheid die onze partner is bij het bestrijden van armoede. Na de eerste staatsgreep, die in augustus 2020 heeft plaatsgevonden, werd besloten om nog geen volwaardig bilateraal programma te sluiten.

 

We hadden de intentie om een kort overbruggingsprogramma uit te werken. Dat programma moest de transitieperiode naar een democratisch bestel overbruggen. Na de tweede staatsgreep in mei 2021 is de voorbije maanden evenwel gebleken dat er onzekerheid heerst over de transitie en de overgang naar een democratisch regime. Daarom is de uitwerking van het transitieprogramma voorlopig on hold geplaatst, tot we opnieuw een geloofwaardige gesprekspartner krijgen.

 

Voor het nemen van die beslissingen stemmen we voortdurend af met andere like-minded donoren, waaronder vanzelfsprekend de EU en landen die er rechtstreeks actief zijn, zoals Frankrijk, Duitsland en Luxemburg.

 

Ik vernam dat ook Denemarken recent besloten heeft om een aantal lopende gouvernementele programma’s on hold te plaatsen en de voorbereiding voor een nieuw bilateraal programma uit te stellen. Wel blijft Denemarken actief in de humanitaire hulp. Ook de steun aan organisaties uit het middenveld blijft doorlopen.

 

Onze gouvernementele samenwerking vertoont erg veel gelijkenissen met die van Duitsland en Luxemburg. In Mali zijn we in haast continu overleg met hen en andere donoren om onze positie maximaal af te stemmen. Zo kijken we hoe we lessen kunnen trekken uit wat anderen ondernemen en waken we erover dat de samenwerking met onze partners coherent blijft. Vooral, zo blijven we alle opties openhouden hoe we samen het verschil kunnen maken voor de Malinezen.

 

Helaas worden we in de regio geconfronteerd met gelijkende gebeurtenissen. In Burkina Faso vond er op 24 januari eveneens een staatsgreep plaats. De reactie van de internationale gemeenschap en de regio was hier echter gematigder, omdat de coupplegers brede steun lijken te genieten bij de bevolking. De intenties wat een transitie naar de democratische orde betreft van de coupplegers is nog niet duidelijk, dus voorlopig werd er, naast een veroordeling van de staatsgreep, door de meeste landen voornamelijk afwachtend gereageerd. Te noteren valt dat er ook in Guinée Conakry reeds vijf maanden geleden een militaire staatsgreep plaatsvond. De couplegers hebben op 5 februari een overgangsparlement geïnstalleerd.

 

Voor beide landen waren we van plan om dit voorjaar reeds te starten met de uitwerking van een nieuw programma. Gezien de situatie besloten we evenwel de opstart te pauzeren en net als bij Mali af te stemmen met de EU en de Europese lidstaten.

 

Mesdames, messieurs les députés, la Belgique a fait le choix de la coopération bilatérale dans les pays fragiles. C'est un choix délibéré. C'est dans ces pays que se trouvent les personnes les plus pauvres de la planète. C'est là que nous pouvons faire le plus la différence. En effet, les problèmes mondiaux se cumulent au Sahel: pauvreté, changement climatique, instabilité et apparition de réfugiés et de personnes déplacées.

 

Les défis au Sahel sont nombreux et tellement liés entre eux qu'il est difficile de les isoler et de les examiner sous un seul angle. C'est pourquoi nous collaborons avec la Défense et la diplomatie belge dans le cadre d'une approche globale.

 

Le Sahel est également la première région pour laquelle les acteurs de la politique étrangère belge ont élaboré une stratégie concrète et pour laquelle une concertation interdépartementale a lieu régulièrement. Notre objectif est de maximiser les résultats, grâce à une approche intégrée de la sécurité, du développement et de la coopération politique. En effet, tout est lié, et la complexité du Sahel se prête particulièrement bien à notre approche 3D: Défense, Développement et Diplomatie.

 

L'approche se traduit également par des actions. Un axe supplémentaire portant sur la fragilité a récemment été ajouté au programme de coopération avec le Burkina Faso, et au Niger, nous visons une coopération concrète avec nos collègues de la Défense.

 

Geachte Kamerleden, dat alles met elkaar verbonden is, brengt uiteraard risico’s met zich mee. Onvermijdelijk hebben politieke en militaire ontwikkelingen een impact op ons werk. Belangrijk is daarom om die ontwikkelingen samen met de collega’s van zeer nabij te volgen. Omdat die landen zo fragiel zijn, is het in de Sahel des te belangrijker dat we voorbereid zijn op crisissen en snel kunnen schakelen. De bevolking van die landen mag immers niet de speelbal zijn van politieke onrust. Wij kunnen die bevolking niet zomaar in de steek laten door in een handomdraai alles stop te zetten. Daarom moeten we elke keuze afwegen en weloverwogen beslissingen maken.

 

De afweging die ik in zulke crisissen maak, is of de context het nog toelaat om ontwikkelingsresultaten ten gunste van de bevolking te boeken. We weten dat de situatie in de Sahel ontzettend volatiel is maar er is ook een constante, want de mensen blijven er lijden, gezinnen lijden honger, de grond verdort en de toekomstperspectieven drogen op. Ik zie het als mijn taak, samen met al onze partners, om de mensen daar te versterken en om via internationale solidariteit samen te werken aan een betere regio en een betere toekomst, een beter leven voor die mensen.

 

Toen ik vorig jaar Burkina Faso bezocht, maakte ik er kennis met een zwangere vrouw die bij 44 graden haar land ploegde. Haar kracht wil ik eren in het werk dat wij allemaal samen doen. Net die mensen, die zelfs in de moeilijkste omstandigheden toch vooruit moeten en willen, wil ik samen met alle partners versterken. Ik verzeker dat mijn engagement voor de bevolking in de Sahel sterk is en sterk zal blijven. Daarom gaan we voor het best mogelijk resultaat, in de moeilijkste omstandigheden, voor het grootst aantal mensen.

 

Jasper Pillen, voorzitter: Ik dank de drie dames ministers voor hun uiteenzettingen.

 

Meerdere parlementsleden hebben vragen ingediend. Die vragen zijn opgelijst volgens datum van binnenkomst. Samen met mijn collega-voorzitster stel ik voor dat nu eerst de vraagstellers het woord krijgen. Nadien wordt het woord verleend aan de fracties. (Instemming)

 

01.05  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de voorzitster, dames ministers, u hebt een aantal elementen aangehaald waarop ik even dieper wil ingaan. Het is een belangrijk debat en ik wil toch enkele klemtonen leggen.

 

Ik begin met de operatie Takuba in Mali. Het zal u niet verrassen dat ik daarmee begin, want ik heb het daarover al maanden. Ik lees nu ook in Le Monde dat de eerste minister morgen verwacht wordt op het Elysée en dat de kans groot is dat president Macron zowel operatie Barkhane als operatie Takuba sluit en eventueel bekijkt of er een troepenverschuiving kan gaan naar MINUSMA en eventueel EUTM Mali.

 

Het is duidelijk, zeker na het terugsturen van de Franse ambassadeur, dat het Elysée moest schakelen en dat het zo niet verder kon. Dit is geen business as usual, dat doet men niet. Een partner die gedurende jaren op vraag van Malinese overheid militaire aanwezig is geweest en heel wat militaire slachtoffers heeft - er zijn heel wat Franse doden gevallen - op die manier behandelen, dat doe je gewoon niet.

 

In die zin kunnen wij deze beslissing alleen maar steunen. Ik ben blij dat dit eindelijk gevolgd wordt. Het gebeurt nu natuurlijk in een context waarin bijna niets anders kon. Wij konden daar natuurlijk niet alleen blijven, dat zou helemaal absurd zijn. President Macron heeft het dus voor een stuk gefaciliteerd voor deze regering.

 

Gedurende maanden was er discussie over de vraag of wij dit moesten doen of niet. Er was er debat over de 12 miljoen euro die is ingeschreven als operationeel budget voor Takuba in Mali. Daar is uren debat in gekropen. Op zich sta ik in dezen aan de goede kant van de geschiedenis. Het is ook eens leuk om daar te staan.

 

Het is belangrijk dat wij wegblijven uit die kleptocratie, ik kan het niet anders benoemen. Het is een militaire junta van kleptocraten, die helemaal niet inzit met de bevolking maar vooral met persoonlijke verrijking. Het is een zeer tribale samenleving. Wij mogen niet de ambitie hebben om het te gaan oplossen in de Sahel. Het is net als Afghanistan een compleet wespennest, met een eigen geschiedenis van vele jaren ellende. Het idee dat wij de concepten democratie en mensenrechten naar daar kunnen exporteren, oh my god.

 

Sinds Afghanistan hebben wij allemaal een behoorlijke reality check gekregen en zijn wij op onze plaats gezet. Wij moeten dus niet meer hopen op onze ambitie om het democratische model te kunnen exporteren.

 

De Arabische Lente is nog zo een compleet falen. Zelfs Tunesië is sinds juni 2021 een dictatuur geworden. Er is dus geen enkele democratie meer. De laatste stronghold, Tunesië, is nu ook gevallen.

 

Het hele verhaal van het exporteren van mensenrechten en democratie naar de rest van de wereld werkt gewoon niet op die manier, wat niet betekent dat het concept op zich niet heel mooi is. Mocht het zo simpel zijn, dan zouden wij het allemaal doen. Zo werkt het echter spijtig genoeg nu eenmaal niet.

 

Op zich is het dus een goede beslissing van de regering om niet deel te nemen aan Takuba. Het is mij niet helemaal duidelijk wat u bedoelt als u zegt te zullen bekijken wat wij met EUTM zullen doen en wat wij eventueel met de VN-missie MINUSMA zullen doen. Onze troepen zouden dan eventueel naar daar gaan. Er zijn al veel voorbereidingen geweest en vooral Waalse eenheden zouden naar daar gaan. Mevrouw de minister, zullen zij dan toch nog uitgestuurd worden, maar dan onder een andere vlag? Dat werd mij niet helemaal duidelijk in uw antwoord. Misschien kan u dat nog even toelichten.

 

Ten tweede, wat ik in het grote Sahelverhaal niet heb gehoord, is een Sahelstrategie. Ik heb geen strategie gehoord. Ik heb wel heel wat zaken gehoord, want er zijn platgetreden paden bewandeld en algemeenheden, verhalen en anekdotes verteld. Ik heb echter geen Sahelstrategie gehoord. Ik meen ook niet dat er een echte Sahelstrategie is. Heeft het Westen, los van de Belgische regering, een Sahelstrategie? Ik betwijfel dat. Het is heel moeilijk.

 

Mevrouw de minister van Buitenlandse Zaken, het fundamentele debat daarover moet hier op nationaal niveau maar ook op Europees niveau worden gevoerd. Dat moet trouwens ook binnen de NAVO gebeuren. Het is belangrijk dat wij de komende maanden die Sahelstrategie toch ergens gaan bepalen. Het is op zich ook niet erg om toe te moeten geven dat wij die niet echt hebben, omdat wij het op dit moment ook niet echt weten. Alles evolueert immers heel snel.

 

Onze Sahelstrategie was onder andere via onze 3D-LO te proberen een strategie te ontwikkelen. Wij zouden met diplomatie, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking proberen iets moois te bewerkstelligen. Wat wij via Defensie hebben gedaan, is het versterken van hun defensie door training en opleiding, zodat zij een sterker en beter getraind leger hebben dat meer eenheid van commando kent, waardoor de democratie er versterkt is.

 

Wat we in de praktijk zien, is dat we er inderdaad in zijn geslaagd om het leger te versterken. Maar dat heeft vervolgens het democratische regime omvergeworpen en een militaire junta geïnstalleerd. Ik ben nu heel cynisch, Het opzet om door training en investeringen de legers in de Sahel sterker te maken, is gelukt. Dat was steeds vanuit de idee dat dat zou leiden tot meer democratie, maar uiteindelijk heeft onze werkwijze ervoor gezorgd dat nu al drie regimes gevallen zijn en militaire junta's werden geïnstalleerd en de angst dat dat nu ook zal gebeuren in Niger en kolonels en generaals er aan de macht komen, is hemelhoog. Kortom, de Sahelstrategie 3D-LO heeft gefaald.

 

Ten derde, we zijn niet alleen. Ik viseer niemand; heel de westerse wereld worstelt hiermee. Ik had een lang gesprek hierover met mijn zus afgelopen weekend, die bij de Wereldbank werkt. Volgende week gaat zij naar de Sahel, waar er heel wat investeringen zijn. Omdat zij Belgische is, moet ze daar ook fysiek heengaan. Ze is een globetrotter, ze heeft op veel plaatsen, over heel de wereld, gewoond en gewerkt. Voor het eerst heeft ze nu een veiligheidscursus gekregen. Iedereen van de Wereldbank die daarheen gaat, krijgt een cursus wat men moet doen als men wordt gegijzeld; en hoe men zichzelf maximaal veilig kan houden. Dat was voor mijn zus, die niet heel bekend is met veiligheidskringen – zij komt uit de zachte sector van de ontwikkelingseconomie en ontwikkelingswereld – heel schokkend. Voor de eerste keer na tientallen buitenlandse missies krijgt zij te horen dat het daar echt gevaarlijk is en dat zij zich moet voorbereiden op het ergste. Op zich zegt dat voldoende. Het toont aan dat niet alleen de Belgische regering, maar zelfs een instelling als de Wereldbank worstelt met de vraag wat aan te vangen met de Sahelregio, en dat het probleem veel breder is.

 

Moeten wij nog militaire operaties steunen in de Sahel? De operatie in Niger moeten we blijven steunen. Daar sta ik achter. Die operatie is de moeite waard, zolang er een democratie is en geen militaire staatsgreep wordt gepleegd. Hopelijk gebeurt dat niet.

 

Anderzijds moeten we na Afghanistan wel nadenken over onze buitenlandse operaties. Het is een heel moeilijke discussie. Denk maar aan Oekraïne. Als men de Russen te veel provoceert, duwt men ze in de armen van China. Als men in de Sahel te hard optreedt, duwt men die landen in de armen van Rusland en China. Willen we dat uiteindelijk alleen nog Rusland en China in Afrika aanwezig zijn en het daar voor het zeggen hebben? Ik hoop dat dat alvast niet de agenda is.

 

Wat willen we dan wel? Rusland en China kennen geen scrupules wat de geopolitieke situatie op het Afrikaanse continent betreft. Rusland stuurt Wagner, privémilities van de KGB-oligarchen, naar Afrika. China koopt gewoon alles op en stuurt zelfs Chinezen om ter plekke de mijnen te ontginnen. Afrikanen zijn daarvoor niet meer nodig. Wij worstelen continu met onszelf, omdat we pogen op een moreel meer hoogstaand niveau aan buitenlandse politiek te doen. Dat is het dilemma van het Westen in veel geopolitieke theaters en in heel het geostrategische verhaal van Azië en Afrika.

 

Ik heb daar niet meteen een pasklaar antwoord voor. Ik heb me daar net als u ongetwijfeld in de materie verdiept en heb er zelfs een deel van mijn boek aan gewijd, zonder evenwel een afdoend antwoord te bieden. Wel weet ik dat we ons moeten blijven inzetten voor Afrika. Als we kijken naar de demografische en economische ontwikkeling, dan mogen we die halsslagader voor Europa absoluut niet dichtknijpen. Maar hoe doen we dat het best? Misschien moeten we voor even onze moreel verheven principes opzijschuiven. Maar hoe doet men dat dan het beste en krijgt men dat uitgelegd aan het Parlement? Wij kijken uiteraard vanuit ons perspectief naar Afrika, maar vindt men zo nog steun in de regering? Iedereen worstelt ongetwijfeld met die fundamentele vragen. Dat neemt niet weg dat we daarop toch antwoorden moeten durven te bieden in het kader van een voor het westen broodnodige strategie voor de Sahel.

 

Voor ons is het absoluut noodzakelijk dat we aanwezig zijn in Afrika, zeker in het theater van Niger. Vergeet overigens ook Noord-Afrika niet. Ik heb nooit begrepen dat we jarenlang actief waren met zo vele strijdmachten in Afghanistan, maar wel geen enkele diplomatieke oplossing konden vinden voor Libië. Libië is immers de onmiddellijke achtertuin van Europa en de toegangspoort tot ons continent voor onder andere illegale migratie, mensensmokkel, wapens en drugs.

 

Daar hebben we de voorbije jaren veel te weinig aandacht voor gehad, en we blijven massaal investeren in landen die veel verder van Europa af liggen. Ik besef dat het probleem is dat Europa op dat vlak niet op één lijn zit, maar ik zou suggereren om het probleem met Libië proberen te fiksen. Dat lijkt mij veel, veel belangrijker.

 

Een laatste punt gaat over onze operaties. Wij zitten op een historisch laag operatieniveau. Nooit eerder waren er minder soldaten in het buitenland. Maar wat doen we? Sinds Afghanistan weten we het niet meer. Iedereen worstelt ermee: heel veel Europese landen hebben nog nooit zo weinig militairen in het buitenland gehad.

 

Ik stel vast dat er 25 manschappen van de special forces naar de Democratische Republiek Congo worden gestuurd. Dat is nieuws. Moeten we nu weer de Grote Meren als theaterzaal openen? De N-VA was op dat vlak altijd heel terughoudend, in tegenstelling tot de heer Flahaut en anderen in het Parlement, die er altijd grote voorstander van waren en die het betreurden dat de Zweedse regering een deel van de troepen terugtrok. Ik weet het niet. Ik denk wel dat Afrika hoe dan ook belangrijk blijft, maar daarover kunnen we het later nog hebben. Ik denk echter ook, collega's, dat we, nog los van de ontwikkelingen in Oekraïne de komende dagen, het niet meer kunnen maken om nog zo weinig aandacht te besteden aan collectieve defensie. De troepenmacht die bedoeld was voor Mali, moeten we volgens mij inzetten aan de oostgrens. We moeten ook voldoende troepen in operaties houden. We trekken dan wel 10.000 nieuwe militairen aan, maar die militairen zitten in de kazerne naar het plafond te kijken. Zij willen actie. Ze willen operaties. Ze willen bezig zijn.

 

Uiteraard kan men geen operaties uitvinden. Het moet ook nog nuttig zijn. Daarom is het belangrijk dat er bijkomend wordt ingezet op operaties en op versterking van onze inzet aan de oostgrens. Dat is ook een goed signaal naar de NAVO, de Europese Unie én naar Moskou. Dat is ook nodig. Daarom graag een verschuiving van de operaties naar de oostgrens.

 

01.06  François De Smet (DéFI): Effectivement, si M. Francken a pu poser sa question pendant dix minutes, je peux bien en prendre cinq pour en poser trois. Je ne serai pas aussi long parce que les trois ministres, que je remercie, ont répondu à la plupart de mes questions préliminaires. Je vais juste me contenter de l'un ou l'autre point.

 

Vous n'abordez pas le rôle de la France. Très vraisemblablement, elle semble vouloir annoncer son retrait du Mali. C'est un gros domino qui risque de nous entraîner de facto avec lui. La France risque bien d'annoncer la fin de l'Opération Barkhane et de la task force Takuba par son simple retrait, puisqu'elle constitue la majeure partie de ces opérations.

 

Or, vous avez certainement vu – par exemple lundi dernier – les autorités françaises avec les autres pays membres engagés au Mali. Ainsi, confirmez-vous la volonté du gouvernement français de se retirer définitivement du Mali dans les prochains jours?

 

Si c'est le cas, quelles sont les raisons que la France invoque pour ce retrait?

 

Vous avez évoqué le fait que des discussions étaient en cours avec vos homologues concernant notre participation à la task force Takuba. Je suppose que vous excluez de faire sortir la Belgique unilatéralement de la task force et que vous excluez aussi que nous y restions seuls.

 

Vous avez mentionné que les missions European Training Mission (EUTM) et United Nations Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA) seraient maintenues. Quel impact un hypothétique retrait du Mali aura-t-il sur ces missions? Certains observateurs craignent qu'après le Burkina Faso et le Mali, la vague de coups d'État au Sahel se propage aussi au Niger. Cela est d'autant plus redouté que leurs craintes se matérialisent. Quelle est la situation actuellement dans le pays?

 

Enfin, si on se dirige vraiment vers un retrait, comment le retrait des Européens du Mali affectera-t-il la lutte contre le terrorisme au Sahel? Quels sont selon vous les risques que le terrorisme retrouve le chemin de l'Europe? Et comment, en cas de retrait généralisé, l’Europe entend-t-elle garantir que la lutte contre le terrorisme djihadiste au Sahel continue?

 

01.07  Vicky Reynaert (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, beste collega's, dames ministers, het geweld en de onrust in de Sahel hebben een lange voorgeschiedenis. Wij zien reeds een tijdje dat jihadistische groeperingen, zoals IS en Al Qaida, vaste voet aan de grond hebben en in een oorlog verwikkeld zijn met het regeringsleger en etnische groeperingen. Wij zien ook dat Frankrijk reeds sinds 2013 probeert om met zijn aanwezigheid die onrust de kop in te drukken en de regio te stabiliseren, maar eigenlijk met zeer weinig succes.

 

Wij hebben allemaal de politieke discussie kunnen volgen. Frankrijk wil zijn troepenmacht afbouwen en de operatie-Barkhane europeaniseren, via de operatie-Takuba. Dat is niet de enige reden, er is in Frankrijk ook een politieke reden, namelijk de herverkiezing van president Macron.

 

Tegelijkertijd zien wij dat de situatie heel snel geëvolueerd is, met twee staatsgrepen in één jaar tijd, het uitstel van verkiezingen tot 2025, en de aanwezigheid van de Wagnergroep in het land. De Deense troepen en de Franse ambassadeur werden het land uitgezet. De enige juiste vaststelling is dat onze Belgische troepen niets meer te zoeken hebben in Mali.

 

Wij moeten echter ook eerlijk zijn. De vraag rijst vandaag al niet meer. Verschillende deelnemers aan Takuba - Noorwegen, Zweden, Denemarken en Nederland - hebben reeds hun beslissing on hold gezet. Het is gewoon nog wachten op Frankrijk om officieel de stekker uit de operatie te trekken.

 

Ik vernam vanochtend via Reuters dat Frankrijk de vraag zou hebben gesteld aan de andere deelnemers van operatie-Takuba om de troepen te hergroeperen in andere landen in de Sahel. Onder andere Togo, Benin, Ivoorkust en Ghana werden genoemd. Tegelijkertijd hebben wij aan de oostgrens van de Europese Unie een nakend conflict dat onze aandacht vraagt.

 

Voor mijn fractie is het van belang om dat debat wat breder open te trekken en om het vooral open te trekken naar het debat over de Europese aanwezigheid in de Sahel en naar het totaalplaatje te kijken. Wij zijn van mening dat het nodig is en dringend tijd is om eindelijk het bilan op te maken van de Europese aanwezigheid in de Sahel.

 

Welke lessen willen wij daaruit trekken? Als wij gaan hergroeperen naar andere landen in de Sahel, de vraag die blijkbaar voorligt, wat zijn dan de doelstellingen die wij als land willen bereiken? Gaat het dan louter om een militaire missie? Of gaan wij daar ook aan nation building doen, met democratie en mensenrechten? Collega Francken zei daarnet dat wij misschien onze moreel verheven principes in het buitenlandbeleid moeten loslaten. Ik kan niet meer vragen wat hij bedoelde, maar dat lijkt mij zeer verregaand.

 

Welke belangen in de regio ziet Buitenlandse Zaken voor België? Wat zijn de belangen van andere Europese lidstaten? Welke instrumenten zijn nodig om onze doelstelling te bereiken? Dat zijn toch allemaal vragen die we ons moeten stellen en we zijn niet de enigen die dat moeten doen. We zien dat ze dat debat ook in Duitsland voeren.

 

Wat is onze strategie? Wij zijn de mening toegedaan dat we daar belangen hebben, zoals u zelf ook hebt gezegd. Ik heb het dan over migratie. We hebben er ook alle baat bij dat internationale terroristische organisaties geen nieuwe safe havens kunnen vinden, waardoor ze hun activiteiten opnieuw zouden kunnen opschroeven.

 

Er is inderdaad ook de geopolitieke kant van het verhaal. We zien al een aantal jaren dat grootmachten zoals China en Rusland wel hun blik actief op Afrika richten. Ik denk dat de aanwezigheid van de Wagnergroep een wake-upcall voor het Westen is. Als we het land en de Sahel volledig aan hun lot overlaten, drijven we hen recht in de armen van Poetin.

 

Voor ons is het goed dat we hierover een parlementair debat houden en de laatste informatie krijgen, maar door de steeds veranderende situatie zouden we dit debat moeten blijven voeren. We kunnen de Sahel immers helemaal niet loslaten. Voor ons is het belangrijk dat, als de vraag tot deelname zich in de toekomst opnieuw stelt, dit debat opnieuw naar het Parlement komt, zodat het ook aan ons is om de belangen en de voorwaarden goed te definiëren. Waaruit bestaat een eventuele operatie? Is er een duidelijke comprehensive approach? Wat is het doel? Hoeveel troepen sturen we voor dergelijke activiteiten? Wat is de exitstrategie en wat is het draagvlak daarvoor? Wat we dus vragen, is een toetsingskader voor militaire missies, maar ik denk dat u dat wel weet, mevrouw de minister. Vandaar dat wij daarvoor een wetsvoorstel hebben ingediend.

 

Na enkele beschouwingen heb ik nu een aantal vragen voor de drie ministers, eerst en vooral voor de minister van Defensie. De minister van Buitenlandse Zaken van Duitsland, Baerbock, stelde voor om de situatie in de Sahel op korte termijn te evalueren. Wordt er op Europees niveau gewerkt aan die evaluatie? Hebt u hierover contacten met de European External Action Service en de Europese Commissie? Die laatste vraag is ook voor de minister van Buitenlandse Zaken. Ik heb begrepen dat daarover wordt gediscussieerd en dat opties worden onderzocht.

 

Ten tweede, de missie in Mali wordt wel eens het Franse Afghanistan genoemd. Bent u het eens met die vergelijking? Wat zijn uw inzichten? Heeft die missie volgens u te weinig ingezet op een comprehensive approach?

 

Ten derde, Reuters meldde vanochtend dat Frankrijk de Europese partners zou willen overtuigen om de eenheden van de operatie-Takuba in te zetten in Benin, Ivoorkust, Ghana of Togo. Hoe staat u daar tegenover? Zal België ingaan op die vraag?

 

U laat een opening voor een mogelijke versterking van onze troepen in Niger. Hoe kijkt u daarnaar? Kunt u het beslissingsproces schetsen dat zou leiden tot een eventuele heroriëntering van de Belgische troepen? Bij operatie-Takuba was het beslissingsproces wat onduidelijk, zelfs in die mate dat de pers gewoon meldde dat België zou deelnemen, vandaar mijn vraag.

 

Wat is het juridische mandaat voor een eventuele hergroepering van de troepen? In hoeverre hebben de landen van de Takubacoalitie zich al uitgesproken tijdens de vergaderingen die de voorbije dagen hebben plaatsgevonden voor een blijvende ondersteuning en participatie met betrekking tot de militaire inzet in de Sahel, nu Takuba niet zo'n succes was?

 

Wat is de impact van de Oekraïnecrisis op de mogelijke inzet van troepen in de Sahel? Klopt het dat de troepeneenheid die mogelijk zou worden ingezet in Mali dezelfde is als degene die zou worden ingezet in NAVO-verband mocht artikel 5 worden geactiveerd? Wat zal er gebeuren met de VN-missie en de veiligheid van de VN-soldaten, aangezien de aanwezigheid in Mali vermindert?

 

Ik heb ook een aantal vragen voor de minister van Buitenlandse Zaken. Ik zei dat het belangrijk is om een balans op te maken van de Europese aanwezigheid in Mali en de Sahel voordat wij beslissingen nemen over andere zaken. Hoe kijkt Buitenlandse Zaken daarnaar? Hebt u contact met de Europese instellingen daarover? Welke boodschap zal België brengen tijdens de top tussen de Europese en de Afrikaanse Unie die binnenkort zal plaatsvinden en waar de situatie in de Sahel op de agenda staat?

 

In Mali en bij uitbreiding de Sahel merken wij groeiende anti-Franse en anti-Europese sentimenten. Dat doet vragen rijzen over de veiligheid van onze landgenoten die nog in Mali aanwezig zijn. Welke stappen onderneemt Buitenlandse Zaken daaromtrent?

 

Opnieuw voeren wij een discussie – het is hier al een paar keer gezegd – over de zwakte van de Europese Unie op het vlak van defensie en veiligheid. Er moet misschien worden nagedacht over een Europese strategie voor militaire missies en de relatie daarvan met de NAVO. Hoe kijkt u daarnaar?

 

Ik heb, tot slot, nog drie korte vragen voor de minister van Ontwikkelingssamenwerking.

 

Als de Fransen zich terugtrekken uit Mali, dan wordt de situatie in Mali nog complexer. U hebt net toegelicht dat de aflopende samenwerking nog verder loopt. Wat kunt u zeggen over de veiligheid van de medewerkers van de ontwikkelingsorganisaties die nog ter plaatse zijn, zeker gezien de groeiende anti-Europese sentimenten? Wat is de impact van de eventuele terugtrekking van Takuba en de eventuele heroriëntering van de troepen op de thematische klimaatportefeuille in de Sahel die u zou uitrollen?

 

ECOWAS heeft vorige maand sancties ingesteld tegen Mali, maar we weten allemaal dat de Sahel met diverse crisissen wordt geconfronteerd. Wat is volgens u de verwachte impact van de sancties op de humanitaire situatie in dat land, die eigenlijk al zo dramatisch is?

 

Mijnheer de voorzitter, dat waren veel vragen, maar het is dan ook een belangrijk onderwerp.

 

01.08  Malik Ben Achour (PS): Madame la Ministre,

 

Le 24 janvier, le chef de l'Etat burkinabé Roch Marc Christian Kaboré a été renversé par des militaires regroupés au sein du Mouvement patriotique pour la sauvegarde et la restauration.

 

Arrivé au pouvoir en 2015, un an après le soulèvement populaire qui avait mis un terme au régime autoritaire de Blaise Compaoré (1987-2014), le président déchu Kaboré était accusé d'impuissance face à la crise sans précédent dans laquelle le Burkina Faso a sombré, sur fond d'attaques djihadistes et de violences intercommunautaires.

 

-Quelle a été la réaction de la Belgique? Quelle attitude notre Pays va-t-elle prendre en matière de coopérations au développement?

 

-Au Sahel central, 6,6 millions de personnes vivent une crise alimentaire aiguë du fait de la violence et l'insécurité. A cela est venue s'ajouter ces derniers mois une multiplication des incidents auxquels ont dû faire face les acteurs humanitaires dans le Sahel. Cela nous rappelle douloureusement qu'en plus des tragédies que vivent les populations civiles, l'accès à l'aide humanitaire est menacé avec de très lourdes conséquences humaines pour les populations civiles. Comment notre Pays s'engage-t-il concrètement dans la Région?

 

Je vous remercie pour vos réponses

 

Madame la Ministre,

 

Le 24 janvier, le chef de l'Etat burkinabé Roch Marc Christian Kaboré a été renversé par des militaires regroupés au sein du Mouvement patriotique pour la sauvegarde et la restauration.

 

Arrivé au pouvoir en 2015, un an après le soulèvement populaire qui avait mis un terme au régime autoritaire de Blaise Compaoré (1987-2014), le président déchu Kaboré était accusé d'impuissance face à la crise sans précédent dans laquelle le Burkina Faso a sombré, sur fond d'attaques djihadistes et de violences intercommunautaires.

 

Quelle a été la réaction de la Belgique? Quelle attitude notre Pays va-t-elle prendre en matière de relations bilatérales avec le Régime militaire en place?

 

C'est le 4ème Pays du Sahel qui en train de rebasculer dans des régimes militaires, comment analysez-vous cette réalité?

 

Je vous remercie pour votre réponse

 

01.09  Annick Ponthier (VB): Mevrouw Wilmès, u spreekt van een permanente verslechtering in de Sahelregio, voornamelijk in Mali. Dat is natuurlijk niets nieuws onder de zon. De gevolgen van die verslechterende situatie zijn te voelen, voornamelijk voor de Europese landen die daar aanwezig zijn, voor onze Europese partners die daar een al dan niet militaire inzet hebben of op een ander vlak actief zijn. U pleit terecht voor een coherente en doeltreffende inzet.

 

De Vlaams Belangfractie is blij dat na maanden getreuzel en onduidelijke communicatie over de tot voor kort geplande missie Takuba of deelname daaraan toch het gezond verstand heeft gezegevierd. De inzet wordt op dit moment niet weerhouden. Het Vlaams Belang was die operatie van in het begin al niet erg genegen. De recente ontwikkelingen in de regio hebben ons natuurlijk in die overtuiging gesterkt.

 

De militaire junta die aan de macht is in Bamako zorgt ervoor dat de Malinese overheid een wankele legitimiteit heeft. De relaties tussen Mali en zijn buurlanden zijn ook verslechterd. Niger laat Takuba ook niet toe op zijn grondgebied. De relatie tussen de Franse en de Malinese regering is ook zienderogen verzuurd. Anti-Franse en antiwesterse sentimenten zijn in Mali toegenomen. Dat leidt er op dit moment toe dat Frankrijk op een sneltempo een terugtrekking overweegt of daarmee bezig is.

 

Ook de jihadistische activiteiten op het terrein lijken maar niet te stabiliseren, ondanks alle goede bedoelingen en inspanningen daaromtrent.

 

Ondertussen werken de Malinezen ook samen met de Russische Wagnergroep om de veiligheid te garanderen. Dit kan onze samenwerking met de Malinese regering nog extra bemoeilijken. Een aantal Europese partners, zoals de Denen en de Zweden, hebben zich al teruggetrokken uit de operatie. Ze stellen ook een aantal projecten concreet on hold. De Fransen bouwen hun aanwezigheid al geruime tijd af in de regio, bogend op de bijdragen van Europese bondgenoten.

 

Anderzijds zien we de complexe situatie op dit moment aan onze oostgrens, de oostgrens van de NAVO. Dat zorgt ervoor dat een deelname aan Takuba nog onzekerder zou zijn. Op dat vlak zijn wij uiteraard blij te vernemen dat dit op dit moment niet wordt weerhouden.

 

Minister Dedonder heeft gezegd dat onze operationele inzet flexibel moet kunnen worden bijgestuurd. Dat is ook zo. Ik wil toch even meegeven dat onze fractie eerder terughoudend staat tegenover de heroriëntering naar andere Sahellanden. Ik verwijs daarvoor naar de reeds aangehaalde argumenten. Als het gaat over heroriëntering, zouden wij die graag zien in onze directe achtertuin, met name rond de Middellandse Zee en aan onze oostgrens, om daar onze veiligheid te bewaken.

 

Het werd reeds gezegd: er blijkt geen Sahelstrategie te zijn, noch in België, noch op EU-vlak. Dat kunnen we nu wel duidelijk stellen, met al wat er op vlak van terugtrekking gebeurt. Het is misschien goed dat daar een evaluatie rond gebeurt. Ik vraag mij af welke houding Buitenlandse Zaken en Defensie ter zake zullen aannemen. Wat zal onze concrete communicatie op dat vlak zijn? Welk standpunt zal onze overheid vertolken wanneer het debat op Europees niveau wordt gevoerd? Ik zou dat graag vernemen.

 

We hebben ook gezien dat de zogenaamde nation building net zomin als in Afghanistan blijkt te werken. Wij bekijken de zaken veel te veel door een Europese, een Westerse bril. Minister Kitir heet het nog eens benadrukt: de democratie dient geïntroduceerd in de Sahelregio. Letterlijk heeft zij gezegd: "De transitie naar een democratisch bestel." Ik wil wel, maar we hebben nu al jaren gezien dat dit niet werkt op het terrein. Ik wil dus nogmaals beklemtonen dat er een goede evaluatie moet gebeuren met betrekking tot onze inzet in de Sahel, waaruit de nodige lessen moeten worden getrokken.

 

Nog iets wat voorop moet staan bij alle toekomstige operationele inzet in het buitenland is het absolute historische dieptepunt wat het aantal militairen in buitenlandse operaties betreft. We moeten ons goed beraden over wat wij willen als we operationeel gaan inzetten. Wat zijn die goed omlijnde criteria? Wat zijn de doelstellingen die we concreet willen bereiken in het buitenland? Welke exitstrategie stellen we daarbij voorop? Wanneer is onze doelstelling bereikt? Ik denk dat het debat omtrent onze inzet in de Sahel eindelijk eens moet worden gevoerd, zodat we niet meer in een dergelijke onduidelijke situatie terechtkomen.

 

Ik heb dan ook een aantal vragen wat de heroriëntering betreft. Sommige vragen zijn inmiddels wel ingehaald door de actualiteit. Kunt u die heroriëntering nogmaals duiden? Is er een vraag gekomen aan België om die heroriëntering in de Sahelregio alsnog uit te breiden? Zo ja, wat is onze visie daarop? Worden er op dit ogenblik nog andere taken verwacht van onze Belgische Defensie en van onze diplomatie? Zo ja, welke? Nu de beslissing rond Tabuka is gevallen, zou ik willen weten welke impact de verslechterende veiligheidssituatie in de regio kan hebben op onze militairen die daar nog actief zijn via de EUTM, EUCAP en de MINUSMA?

 

Graag uw visie hierop en de strategie hieromtrent.

 

01.10  Guillaume Defossé (Ecolo-Groen):Monsieur le président, je remercie les trois membres du gouvernement qui sont parmi nous aujourd'hui. C'est un débat extrêmement important au vu de l'évolution rapide de la situation. Nous demandions ce débat depuis longtemps. Je précise que si nous n'avons pas déposé de question, c'est parce que je pensais que cela allait s'organiser dans le cadre d'un échange de vues et non d'un débat d'actualité. N'y voyez donc pas un désintérêt, au contraire.

 

Pour préparer cette commission, j'ai contacté pas mal de gens, je me suis renseigné, j'ai discuté avec des responsables d'ONG comme Oxfam ou Action contre la Faim. J'ai rencontré des experts en géopolitique du Sahel, notamment le Dr. Niagalé Bagayoko, qui est président de l'African Security Sector Network. Ce sont des discussions extrêmement intéressantes car cela permet d'aller en profondeur sur ce qu'il se passe dans la région et aussi d'entendre des analyses qui sont parfois prudentes et parfois au vitriol de la situation depuis dix ans dans la région.

 

Avant tout, il faut se rappeler l'origine de la déstabilisation du Nord du Mali, qui vient en fait de l'intervention en Libye. Au passage, je rappelle que la Libye n'est pas notre jardin mais bien notre voisin, et c'est le cas pour tous les pays qui bordent nos frontières. C'est à la fois plus juste et moins arrogant de dire les choses de la sorte. C'est important.

 

Cet effondrement de la Libye a permis d'armer les groupes terroristes – djihadistes ou non – et on a fini par déplacer le problème. Lors de nos interventions à l'étranger, on a souvent tendance à déplacer le problème, comme on peut le voir plus au sud, dans la région du golfe de Guinée. Il est donc important que nous fassions ce bilan de nos interventions.

 

Il m'a souvent été rapporté que ce qui a mené à ce qui se révèle être un échec de l'intervention française et européenne au Mali, c'est d'avoir adopté une approche de plus en plus martiale de la question, basée principalement sur les victoires militaires plus que sur les gains politiques. On dit qu'on va lutter contre le terrorisme – c'est nécessaire – mais, en fait, cela ne veut rien dire. Le terrorisme est un ennemi politique qui demande également des réponses politiques, sinon c'est voué à l'échec. Les approches en matière de diplomatie et de développement, sous l'impulsion de la France – qui reste l'acteur extérieur principal dans la région –, ont été trop affaiblies depuis une dizaine d'années.

 

À titre d'exemple, on me rapporte que des officiers de police arrêtent des gens au hasard et les gardent en otage jusqu'au paiement d'une rançon. Il est sûr que cette situation pousse les Maliens dans les bras des groupes armés.

 

On sait également que l'instabilité politique dans cette région, qui est également liée au réchauffement climatique et à la désertification, crée les conditions pour l'apparition de ces groupes terroristes. Or on sait que ces gouvernements sont démunis face à cet enjeu immense qui est mondial. Cela pousse des milliers de gens sur les routes de l'exil, lesquels malheureusement finissent trop souvent au fond de la Méditerranée.

 

Nous devons nous rappeler que le réchauffement climatique, comme c'est le cas des problèmes sécuritaires, sociaux et environnementaux, est à l'origine de cette situation. Il est donc nécessaire que l'élite politique malienne traite le reste du pays de manière plus inclusive qu'elle ne le fait actuellement et que l'État ne revienne pas sans avoir profondément réformé son fonctionnement. À cette fin, comme vous l'avez rappelé à plusieurs reprises cet après-midi, il faut continuer à maintenir un soutien de l'État.

 

J'en arrive à un autre élément qui, selon moi, à été une erreur. Je veux parler du concept du double standard. Je ne vois pas quelle peut être la crédibilité occidentale quand, d'un côté, nous réclamons une transition démocratique rapide au Mali et le départ de la junte, et que, d'un autre côté, la France adoube le fils du président Idriss Déby immédiatement après la mort de celui-ci, ce au mépris de la Constitution. Je me demande comment les populations du Sahel peuvent interpréter cette façon de faire. Il n'est pas étonnant de voir cette montée du sentiment anti-français et anti-occidental, au regard de l'incohérence de la diplomatie occidentale.

 

Comme la population ne voit pas arriver les résultats qu'on lui a promis au fil des initiatives qui ont été prises, elle finit par se lasser. C'est ainsi qu'est né un ressentiment terrible. Il est frappant de constater qu'en 2013, les masses populaires étaient venues applaudir et remercier François Hollande et qu'aujourd'hui, des populations bloquent les convois des opérations pas seulement au Mali, mais aussi dans d'autres pays voisins. Force est de constater que la présence occidentale dans la région devient plus contre-productive qu'efficace. Nous devons évidemment nous interroger à ce sujet.

 

Comme cela a déjà été dit, depuis quelques semaines, le groupe Wagner est présent sur le territoire. C'est une des raisons pour lesquelles certains hésitent aujourd'hui à quitter le Mali et à abandonner le terrain aux Russes. Quand on connaît le palmarès violent, sanglant de ce groupe, on peut évidemment se poser des questions.

 

Je souhaiterais d'ailleurs vous poser une question à ce sujet: selon vous, si nous quittons le Mali, les Russes feraient-ils mieux que nous et seraient-ils capables de stabiliser politiquement, sécuritairement et économiquement la région? Je ne le pense pas. Je ne pense même pas que c'est la raison pour laquelle ils sont présents sur place. Ils risquent donc peut-être de vivre la même situation que nous dans quelques années.

 

Concernant la task force Takuba, vous nous dites que les conditions pour un déploiement du CATSG ne sont pas remplies. Á ce propos, je voudrais féliciter le gouvernement qui avait réfléchi, dès le départ, à des conditions strictes. La conclusion est qu'aujourd'hui, les conditions n'étant pas remplies, il n'y a pas de déploiement.

 

Les questions qui se posent actuellement concernent Takuba. Va-t-elle être maintenue? Dans ce débat, quelle position la Belgique adoptera-t-elle, demain, à l'Élysée?

 

Hier, Reuters a annoncé avoir vu un document qui a été distribué aux pays impliqués dans Takuba au Mali. D'après l'agence, ce document, qui doit encore être approuvé, mentionne le fait que la France et ses partenaires de Takuba se sont mis d'accord pour un retrait coordonné de leurs troupes au Mali.

 

En effet, au vu de l'évolution de la situation, je ne vois pas très bien comment nous pourrions faire autrement aujourd'hui. Même si la junte malienne n'a jamais officiellement dit que nous n'étions plus les bienvenus, elle nous a mis tellement de bâtons dans les roues qu'il paraît évident que ses intentions ne sont pas de nous faciliter la vie.

 

Si le gouvernement malien n'est plus d'accord, même s'il ne l'a pas encore annoncé, on passe alors dans une autre dimension, qui est celle d'une occupation militaire. Évidemment, cela n'est pas souhaitable. Et personne ne le veut ici, j'en suis certain.

 

Je reviens donc à ma question. Partagez-vous cette préoccupation. Takuba devrait-elle être maintenue? Ou serait-il imaginable que la Belgique s'en retire de manière unilatérale, si jamais la discussion de demain ne devait pas porter ses fruits, dans ce sens-là en tout cas?

 

La question qui s'impose aujourd'hui est celle de savoir ce que nous allons faire après le retrait qui semble s'annoncer. Je souhaiterais vous entendre sur ce sujet. Il y a le risque évident pour la région, et spécialement pour la région des trois frontières, mais au delà de cela, de voir une résurgence des groupes armés, djihadistes ou non.

 

Quelle stratégie l'Union européenne adoptera-t-elle? Quelle sera la position de la Belgique? D'ailleurs, j'imagine que la Belgique a adapté sa stratégie sahélienne. Mais dans quel sens?

 

Pour les populations, il y a également un autre risque que nous ne devons pas négliger, ce sont les sanctions. Les ONG que j'ai contactées m'ont toutes dit qu'elles craignent des sanctions. Elles ont peur que l'on passe à côté de la cible et qu'on touche en fait les populations, qui sont d'ailleurs déjà impactées par le deuxième train de sanctions pris par la CEDEAO. On mettrait encore plus à mal les efforts de développement qui ont été déployés. On risquerait donc de pousser ces populations à nouveau dans les bras des groupes armés. Dès lors, quelle est votre position à ce sujet? Comment allons-nous garantir que les populations ne soient pas victimes des sanctions?

 

J'en viens à un dernier point. Le ministre Jean-Yves Le Drian a annoncé hier que la France continuerait à intervenir mais "la porte à côté". Je crois que ce sont ses mots. La Belgique envisage-t-elle aussi un redéploiement? Où? Dans quelle région? J'ai entendu parler de la Côte d'Ivoire, du Niger, d'autres pays mais ce sont des pays où le sentiment anti-occidental est aussi de plus en plus fort. Ne risque-t-on pas de faire basculer des pouvoirs qui sont encore plus ou moins stables? On sait que le Niger ne l'est plus vraiment.

 

A contrario, va-t-on privilégier le renforcement des 2D, diplomatie et développement? De quelle manière? Quid de la MINUSMA? Alors qu'il pourrait y avoir un retrait généralisé des forces occidentales sur le territoire malien, le secrétaire général de l'ONU demande une intervention plus importante de la MINUSMA. Pourrait-on entendre cet appel et transférer notre action vers la MINUSMA plutôt que vers Takuba?

 

J'ai entendu avec plaisir que vous vouliez maintenir le dialogue avec le gouvernement malien. En effet, ce qui importe le plus, c'est la diplomatie.

 

01.11  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Eerst en vooral wil ik de drie ministers bedanken voor hun toelichting. De 3D-benadering van ons land zit mooi vooraan in ons Parlement, gelijkwaardig, en zo hoort het ook. Bedankt voor de toelichting bij de Belgische positie, in de eerste plaats ten opzichte van Takuba. Dat was namelijk de reden waarom iedereen uitkeek naar dit debat. We hebben ook lang uitgekeken naar de positionering van ons land ter zake.

 

Ten eerste is Mali, en bij uitbreiding de Sahel, strategisch enorm belangrijk voor België en voor Europa. Het is goed dat dit de invalshoek is bij dit debat. Wij zijn immers vanuit heel veel invalshoeken gebaat bij stabiliteit in die regio: veiligheid, klimaat, migratie, ontwikkelingssamenwerking en noem maar op. In 2018 ben ik met de commissie voor de Landsverdediging op werkbezoek geweest in Mali. We bezochten er onze Belgische militairen bij de MINUSMA, maar ook in de EUTM, de Europese trainingsmissie. Als ik me niet vergis, was dat zelfs in de periode dat België daar pas de leiding had overgenomen. Ons land heeft namelijk een jaar lang de leiding genomen van een zeer belangrijke Europese missie in Mali, wat ook het belang onderstreept dat ons land altijd aan de regio heeft gehecht. Daar hebben we in elk geval geleerd dat de verklaringen voor de instabiliteit zeer divers zijn en dat een louter militaire aanpak geen enkele zin heeft. Dat weten we nu, maar dat wisten we toen ook al.

 

Militaire inzet kan absoluut deel zijn van de oplossing, maar alleen als er een positief antwoord komt op de vraag of onze militaire inzet in de politieke context die we kennen het verschil kan maken. Als dat zo is, dan valt het absoluut te overwegen om ergens in een breder politiek kader militairen in te zetten. Hier is het antwoord evenwel neen, en dat antwoord is al zeer lang neen, collega's.

 

Ik ben heel blij met uw toelichting en met de positie die we nu innemen. Natuurlijk zijn er in de afgelopen weken ontwikkelingen geweest. Denemarken werd door de junta vriendelijk gevraagd om zijn troepen terug te trekken. Er was een duidelijke vingerwijzing ten aanzien van de Franse ambassadeur, de positie van Frankrijk is totaal veranderd enzovoort. Volgens mij moet dat alles echter niet de aanleiding zijn tot ons standpunt.

 

Eerder had onze fractie eerlijk gezegd al bijzonder veel vragen en twijfels over een eventuele deelname. Ik vind dat het vrij lang geduurd heeft vooraleer we tot een standpunt konden komen. Ik meen dat wij in staat moeten zijn om veel sneller zelf een positie te bepalen. De Franse overheid heeft ons land op een gegeven moment gevraagd om deel te nemen, maar wij mogen onze positie daar niet van laten afhangen. Om geen enkele onduidelijkheid te laten bestaan, Frankrijk is een belangrijke bondgenoot van ons land. Ik vind echter dat wij zelf een analyse moeten maken, een duidelijk Belgische benadering van de kwestie of wij ergens al dan niet militair moeten optreden.

 

Naar mijn mening moet ons land de lat hoog leggen. Als de politieke situatie niet gunstig is om tot een verbetering te komen, zie ik echt niet in waarom we militairen zouden inzetten. Er is immers altijd een risico, in de eerste plaats voor de Belgische militairen, want we weten dat hun leven op het spel staat. Wij mogen hen dus niet lichtzinnig inzetten. Vergelijkbare kritiek hebben wij altijd geuit ten aanzien van de operatie in Afghanistan.

 

De politieke situatie is in Mali al jaren niet goed. Momenteel is er een juntaregering aan de macht die de verkiezingen naar 2025 heeft opgeschoven, maar die juntaregering heeft geen enkele democratische legitimiteit en had die ook vroeger niet. Enkele bevolkingsgroepen worden door die regering gediscrimineerd. Naast een gebrekkige legitimiteit kenmerkt die regering zich ook door corruptie. Welk soort regering in Mali steunen wij bijgevolg als wij daar Belgische troepen naartoe sturen? Binnen de huidige context is een politiek stabiele oplossing voor dat land helaas niet mogelijk. Het heeft dan ook absoluut geen zin om troepen te sturen, nu niet maar zes maanden geleden eigenlijk evenmin. Als er weinig hoop of perspectief is, is het antwoord op die moeilijke vraag volgens mij vrij eenvoudig.

 

Bovendien verergert de situatie momenteel. De Malinese regering werkt nu immers samen met Russische huurlingen die oncontroleerbaar zijn tot op een bepaald punt. We mogen er niet aan denken in welke situatie we terechtkomen als Belgische troepen die Malinese regering moeten gaan ondersteunen, zij aan zij met Russische huurlingen.

 

Ik wil u vragen om na te denken over een Belgische aanpak waarin wij Belgische troepen sturen als hefboom om een gunstigere politieke situatie af te dwingen. Ik vind dat wij alleen troepen kunnen sturen als we daar keiharde voorwaarden aan verbinden, meer bepaald aangaande promotie van de democratie, strijd tegen corruptie en het betrekken van alle bevolkingsgroepen bij een land, zodat de regering in kwestie democratische legitimiteit verkrijgt. Wij kunnen dat. Als de regering de vraag om militaire assistentie stelt, dan hebben wij het recht om daar voorwaarden aan te koppelen. Ik wil u echt vragen om na te denken over die aanpak.

 

Tot slot, ik denk dat niet deelnemen aan Takuba niet hetzelfde is als geen betrokkenheid tonen bij de Sahel of Mali. Ik heb al verwezen naar de Europese trainingsmissies en de VN-misssie MINUSMA. Ik ben blij te horen dat minister Kitir wijst op het belang van internationale samenwerking en minister Wilmès op het belang van diplomatie en blijvende dialoog.

 

De heer Francken vroeg of wij eigenlijk een strategie in de Sahel hebben. Ik denk dat wij dat eigenlijk niet goed weten. Ik denk ook dat het geen schande is om dat op dit moment te moeten toegeven. Toch denk ik dat het goed is dat we met ons land aan die 3D-benadering vasthouden. Dat is absoluut positief.

 

Ik denk ook dat de betrokken landen in de regio echt wel baat hebben bij die benadering en bij een uitgestoken hand van een Europees land als België. Wij kunnen de Sahelregio een partnerschap aanbieden dat andere landen niet kunnen aanbieden, gebaseerd op 3D, een langdurig engagement op basis van veel overleg tussen Europa en Mali of Niger, een partnerschap op basis van respect, een partnerschap dat klaarstaat om democratische regimes te ondersteunen, ook militair, op basis van een aantal voorwaarden.

 

Ik denk dat een land als Rusland niet bereid is tot het aangaan van dergelijke partnerschappen, noch een land als China. Toch zijn de betrokken landen, als men dat goed aanpakt en met een breed pakket komt, wellicht geïnteresseerd in een dergelijk partnerschap. Ik wil optimistisch zijn over het feit dat we nog altijd een unique selling proposition hebben in de regio.

 

01.12  André Flahaut (PS): Monsieur le président, si vous le permettez, pour respecter la même logique que celle que vous avez appliquée pour Ecolo-Groen, je propose que M. Ben Achour pose sa question et que j'intervienne après.

 

Jasper Pillen, président: Si vous voulez, monsieur Flahaut, il n'y a pas de problème, mais il s'est référé à sa question écrite.

 

01.13  André Flahaut (PS): Monsieur le président, je n'ai pas écouté.

 

Jasper Pillen, président: Moi si!

 

01.14  André Flahaut (PS): C'est pour cela que vous êtes le président!

 

En tout cas je remercie les trois ministres d'être présents physiquement dans cette salle. Cela mérite d'être souligné, c'est une marque de respect à l'égard du Parlement. Vivement un retour à la normalité, où nous serons tous présents dans les salles pour pouvoir discuter.

 

L'autre élément, le contexte général, est connu et préoccupant. Nous n'allons pas parler ici de l'Ukraine mais essentiellement de l'Afrique. À l'avant-veille du sommet de l'Union européenne et de l'Union africaine, c'est important parce que la donne change. Quelqu'un a dit tout à l'heure que les décisions prises sur la Libye – qu'on ne me fasse pas dire ce que je n'ai pas dit, je ne défends ni Kadhafi ni aucun dictateur – ont ouvert la porte à tout ce qui se passe aujourd'hui un peu plus bas sur le continent africain.

 

En ce qui concerne les pays que l'on a cités dans le G5 Sahel, il y a un problème. En effet, pratiquement chaque pays se dote, mois après mois, du pouvoir militaire au détour de putschs, même quand les présidents sont encore dans la constitutionnalité, comme c'est le cas au Burkina Faso. Si on observe cette carte de l'Afrique, on constate que, d'Ouest en Est, il y a un front djihadiste qui est maintenant établi entre le Soudan et l'Ouest. Et en dessous, face à ce front, qui était effectivement annoncé depuis un certain temps, des pouvoirs militaires s'installent, avec la caractéristique qu'ils s'installent à chaque fois avec l'adhésion des populations.

 

Il s'agit là d'un élément préoccupant, car c'est la démonstration que les populations commencent à ne plus faire confiance aux politiques mais plutôt à l'armée – et là est le problème –, en espérant que l'armée ou les armées vont pouvoir assurer une meilleure sécurité, rétablir la sécurité, ce qui n'est pas garanti du tout. Je crois effectivement que ce qui a été fait dans les opérations militaires a été fait non pas avec les armées mais uniquement pour les armées, en ne donnant pas aux armées les moyens matériels et humains pour mener des politiques cohérentes pour rétablir la sécurité. Voilà ce qui est reproché, c'est ce que l'on entend. Aujourd'hui, les putschistes sont là et il faut examiner la situation et maintenir, qu'on le veuille ou non, un dialogue. Sinon on n'en sortira pas.

 

Ensuite, je crois qu'on a sans doute un peu négligé le fait de se trouver dans des situations asymétriques. On a répondu de façon classique. La France répond souvent de façon classique lorsqu'elle se trouve quelque part. On a agi de même en Afghanistan. On a mené des opérations militaires et on n'a pas suffisamment développé le 3D (Diplomatie, Développement et Défense).

 

Il faut donc, avec la situation telle qu'elle est aujourd'hui, réfléchir au futur. Il faut sans doute définir une nouvelle stratégie et je crois que la stratégie des 3D telle qu'elle est développée au Niger est la seule possible. On peut même ajouter un quatrième D, celui de la diplomatie parlementaire. Là, on pourra effectivement travailler avec les populations concernées et pour les populations concernées.

 

Mais le problème qui se pose et je ne sais pas si vous avez les mêmes craintes que moi, c'est ce phénomène qui se développe dans cette bande du Sahel et qui risque de gagner un peu plus bas, notamment en Centrafrique. Il y a des inquiétudes qui planent aujourd'hui quant à l'insécurité notamment entre le Rwanda, le Congo, l'Ouganda, le Congo-Brazzaville et cette situation n'est pas rassurante.

 

Par ailleurs, êtes-vous vraiment étonnés de voir le groupe Wagner sur place? C'est simplement l'illustration de la privatisation de la guerre et cette privatisation a existé partout. C'est Wagner en Afrique mais c'était Blackwater, des groupes paramilitaires en Afghanistan et en Irak. Là est le problème: la privatisation de la guerre qui nous amène sans doute à devoir élaborer une stratégie. Mais est-ce encore possible d'avoir une stratégie européenne concertée par rapport à l'Afrique? Ce sont des questions très larges. L'Europe aujourd'hui, c'est l'Europe de l'Est, l'Europe du Sud, l'Europe du Nord avec le couplet de chacun.

 

Peut-être sommes-nous capables plus que d'autres, parce que nous sommes petits, moins dangereux, parce que nous avons une expérience, parce que nous avons montré l'exemple au Niger avec le 3D, d'amorcer le partenariat? J'insiste sur le terme partenariat et pas collaboration ni coopération ni néocolonialisme ou paternalisme car tout cela a des relents qui nous font échouer partout où nous nous trouvons.

 

Voici quelques réflexions que je voulais partager. De toute façon, nous aurons l'occasion d'en discuter abondamment, parce qu'il faut rappeler les procédures. Si nous devions décider de participer à des opérations, ici ou ailleurs, un débat parlementaire sera toujours nécessaire.

 

Jasper Pillen, voorzitter: Mijnheer Creyelman, u wenst het woord? Mag ik u, als tweede spreker voor uw fractie, vragen om het zo kort mogelijk te houden, zodat de drie ministers nog de kans hebben om uitgebreid te antwoorden?

 

01.15  Steven Creyelman (VB): Mijnheer de voorzitter, ik wil enkel verwijzen naar de uiteenzetting van collega Ponthier, die dat met verve heeft gedaan.

 

01.16  Michel De Maegd (MR): Monsieur le président, je tiens tout d'abord à remercier la vice-première ministre et ministre des Affaires étrangères, ainsi que les ministres de la Défense et de la Coopération, pour cet important échange de vues.

 

Au nom de mon groupe, je tiens à rappeler que nos engagements dans la région du Sahel – et notamment au Mali – sont bel et bien structurels, parce qu'il s'agit de défis à long terme à relever. Je partage l'avis de Mme Kitir, qui a raison de souligner que nous ne pouvons pas laisser tomber la population à cause d'aléas politiques, fussent-ils extrêmement sévères comme ce double coup d'État.

 

La Mali est confronté à la pauvreté, au terrorisme, aux changements climatiques. Pour citer quelques chiffres tout simples, les déplacements internes ont quadruplé en deux ans – 400 000 personnes à la fin 2021 –, les déplacements externes concernaient 154 000 réfugiés ayant dû quitter le pays, et puis 1,3 million de personnes éprouvent des besoins alimentaires urgents et immédiats – ce n'est pas rien. C'est pourquoi nos engagements sur place doivent se poursuivre, mais probablement sous une forme adaptée, comme l'a indiqué la ministre des Affaires étrangères. Comment? C'est, bien entendu, toute la question.

 

Les obstacles sont nombreux. Je pense d'abord à la présence des milices Wagner. Du reste, je déplore que le ministre Diop ait pu contester cette réalité contre toute évidence. En outre, le report des élections de cinq ans contrevient au soutien à un régime démocratique. Et puis, les populations semblent vouloir le changement.

 

À notre estime, la réponse doit être triple. Tout d'abord, elle doit être d'ordre sécuritaire, plutôt que militaire, pour lutter contre le djihadisme, d'un côté, et le banditisme, de l'autre. Je pense aussi à la sécurisation des frontières ou encore à la nécessité du contrôle de la migration irrégulière. Il faut également apporter une réponse politique pour éviter le court terme. Enfin, pour les populations, une coopération au développement doit prendre forme.

 

L'agenda international est chargé depuis ces derniers jours. Le sommet entre l'Union européenne et l'Union africaine des 17 et 18 février pourrait constituer une opportunité pour discuter avec les acteurs régionaux. Je pense notamment à l'Algérie. Je sais que la coopération avec cette dernière n'est pas toujours simple, mais elle détient peut-être des clefs de perception relatives à la réalité malienne.

 

Certains collègues parlent d'un manque de stratégie. Ce jugement me paraît quelque peu sévère. Je dirais plutôt que l'élasticité de notre action dans la région est précisément ce qui nous a permis et nous permet encore de déplacer les forces d'un pays du Sahel vers un autre. Il faut donc garder l'idée essentielle d'adaptation en tête, y compris concernant les sanctions et en gardant toujours à l'esprit que ces sanctions doivent toucher en priorité la junte militaire et son entourage. Il faut aussi essayer, autant que possible, de préserver les populations au maximum. Selon moi, il ne peut pas être question de retrait pur et simple, mais bien d'adaptation à une réalité de terrain difficile et changeante. On a beaucoup évoqué le fait que la France sorte de la mission Takuba, mais cela ne doit pas nous faire oublier notre participation dans la MINUSMA et dans les missions européennes telles que l'EUTM.

 

Il est vrai que le Danemark a été forcé de quitter Takuba. La Norvège et la Suède ont fait de même. La France décidera demain matin. Mais il y a d'autres partenaires dans cette mission – l'Italie, l'Estonie, la Tchéquie, le Portugal, la Roumanie, la Hongrie, la Slovaquie. Que ferons-nous?

 

J'entends la ministre de la Défense nous dire que les conditions pour notre participation au sein de la mission Takuba ne sont plus réunies. Ma question est dès lors simple: comment garder l'acquis de Takuba qui, il faut le dire, était une mission vertueuse et qui a malheureusement été polluée par la réalité politique des deux coups d'État? Cette question est essentielle. Comment pérenniser notre action dans cette région au profit des populations?

 

01.17  Steven De Vuyst (PVDA-PTB): Ik wil nog een facet aan deze gedachtewisseling toevoegen dat jullie nog niet hebben gehoord. Jullie vormen de 3D, drie sterke vrouwen, maar ik zou graag zien dat er in de toekomst nog een vierde vrouw bijkomt. Ik vind dat het handelsbeleid ook in ogenschouw moet worden genomen, omdat er dan een betere afstemming kan gebeuren.

 

Mevrouw Wilmès, u bent inderdaad ook belast met Buitenlandse Handel, maar dat wordt ook op Europees niveau geregeld. Mevrouw Kitir zei dat er nog altijd een situatie van economische ontwrichting en weinig economisch perspectief voor heel wat mensen is. U hebt gezegd dat u met allerlei waardevolle projecten ook de veestapel gezond wil houden en de melkproductie verder wil opvoeren. Als men tegelijkertijd via de Europese partnerschapsakkoorden, die nog altijd asymmetrisch zijn, echter heel veel melkpoeder in de Sahel gaat dumpen, dan zal dat op termijn tot economische ontwrichting blijven leiden. Dan gaat men op termijn niet zorgen voor een duurzame veiligheid en gaat men die economische ontwrichting en instabiliteit aanwakkeren, wat een blijvende rekruteringsbasis vormt voor heel wat jihadistische groeperingen die dan ook gewapend hun deel van de koek zullen willen opeisen.

 

Dat is nog een suggestie die ik nog wou aanbrengen, om in de toekomst met vier vrouwen een gedachtewisseling te organiseren. We hebben immers nog altijd een verpletterende verantwoordelijkheid voor de economische toestand in heel wat landen in het globale zuiden.

 

Dan wil ik ook inpikken op een aantal zaken die door mijn collega's werden gezegd. Ik ben soms een beetje verontwaardigd door het feit dat men zegt dat wij vanuit België en de Europese Unie met een bepaalde ethische code of op een meer verheven manier aan buitenlandse politiek doen, alsof wij geen belangen hebben. Wij hebben wel belangen in de Sahel, maar het is soms moeilijk om dat te benoemen. Er wordt vaak gewezen naar andere landen die in Afrika een bepaalde rol beginnen te spelen. We moeten daar heel veel waakzaam voor zijn. Daar zijn heel veel bedenkingen bij te maken.

 

Ik wil echter toch nog even herinneren aan de reden waarom wij hier vandaag zitten. De instabiliteit in de Sahel, met de verschillende recente staatsgrepen, onlangs nog in Burkina Faso en in Mali, is vooral veroorzaakt door ons. Het Westen heeft daarvoor een verpletterende verantwoordelijkheid. Mevrouw de minister, u bent daarnet de chronologie begonnen in 2013 met operatie Serval. De Fransen hebben toen een militaire operatie opgezet om twee jihadistische groeperingen te stoppen op hun weg naar Bamako.

 

De oorzaak daarvan – dat is de olifant in de kamer, want daar hebben heel weinig collega's over gesproken, behalve misschien de heer Flahaut – ligt bij resolutie 1973 van de VN-Veiligheidsraad over operatie Unified Protector, waarbij de NAVO de onderaannemer was die de volledige Libische Staat heeft vernietigd. Dat heeft ervoor gezorgd dat heel wat groeperingen, die evenzeer weinig affiniteit hadden met de democratie en de mensenrechten, want daar draait het altijd rond… Men heeft immers Khadaffi uit de weg geruimd, met wie ik voor alle duidelijkheid geen affiniteit heb. Ik had ook geen affiniteit met Saddam Hoessein, maar dat wil daarom niet zeggen dat ik akkoord ging met een illegale oorlog die het leven heeft gekost aan anderhalf miljoen Irakezen. Libië is hetzelfde verhaal: de destabilisering die daar veroorzaakt is, heeft zich als een olievlek verspreid over de hele Sahel en dat is onze verantwoordelijkheid. Als men nu spreekt over een verdere militaire aanwezigheid, dan bestendigt men de vicieuze cirkel: men probeert een militaire oplossing aan te reiken voor zaken die eerder door militaire inmenging werden veroorzaakt. Dat stoort mij mateloos. Ik heb in vorige discussies al gezegd dat wij ons eens dringend aan een gewetensonderzoek moeten onderwerpen en dat wij ons eigengereide militaire ingrijpen in vraag moeten stellen.

 

Er wordt gesproken over belangen, wat heel hypocriet is. Toen Khadaffi er nog was, waren de Europese Unie en Italië, de oude kolonisator die nog goede banden had met Khadaffi, immers heel goed op de hoogte van het akkoord dat gesloten was waarbij Libië fungeerde als schokdemper voor Sub-Saharaanse vluchtelingen die de oversteek over de Middellandse Zee niet mochten maken. Libië had op dat moment de Refugee Convention van de VN niet ondertekend, waardoor heel veel mensen verstoken bleven van de meest elementaire mensenrechten. Men wist dat en deed een oogje dicht, zolang de mensen de oversteek niet waagden op de Middellandse Zee. Tijdens de Arabische Lente wilde men toch nog een voet tussen de deur en werd de heer Khadaffi uit de weg geruimd. Nu ineens is er destabilisering. Libië is niet meer die schokdemper van vroeger. We moeten daar nu aanwezig zijn om de stabiliteit weer te verzekeren en om ervoor te zorgen dat niet heel veel vluchtelingen het Europese continent weer zullen bereiken. Er is weer slavenhandel in Libië. De humanitaire interventies die altijd worden ondernomen, leiden uiteindelijk heel vaak tot een nog ergere situatie. Dat is nu ook het geval in Libië.

 

Mali is een oud-kolonie van Frankrijk. Als de Fransen aanwezig blijven, beginnen de Malinezen zich ook vragen te stellen. Laten we niet naïef zijn, Frankrijk heeft daar ook belangen, die niet zozeer rekening houden met mensenrechten, het respect voor de rechtstaat of de democratie in Mali. Frankrijk is daar vooral ook militair aanwezig, los van de migratiebelangen of de vluchtelingenproblematiek, voor welbegrepen eigen economische belangen. Een groot deel van het uranium zit in het drielandenpunt. Er is heel veel minerale rijkdom. Het vroegere Areva heet nu Orano. Men wil de situatie daar stabiliseren omdat men afhankelijk is van die minerale rijkdommen. Daarom is Frankrijk daar ook gebleven. Heel wat Malinezen ervaren die aanwezigheid nu als een soort van neokoloniale bezetting. De huidige junta wil de banden met Frankrijk loskoppelen. Dat heeft natuurlijk een hevige reactie uitgelokt.

 

De heer Losada, de zaakgelastigde van de Sahel van de Europese Unie, zei twee jaar geleden tijdens een gedachtewisseling dat de coup die in Mali heeft plaatsgevonden op zich niet echt een groot probleem was. Er viel immers mee te praten en ze waren op zich niet antiwesters. Op 14 januari kwamen 1 miljoen mensen op straat in Bamako tegen de opeenvolgende staatsgrepen, tegen de economische ontwrichting en rampspoed, maar ook tegen de buitenlandse militaire aanwezigheid, onder meer van Frankrijk. Daar heeft die militaire junta ook rekening mee moeten houden. Men is zich ook onafhankelijker gaan opstellen van het Elysée. Dat heeft natuurlijk ook bepaalde reacties ontlokt. Onder meer is dan het sanctieregime ingesteld. Nu worden de mensenrechten en het respect voor de democratie ingeroepen, terwijl die in andere gevallen in andere landen dat veel minder van tel zijn.

 

Een andere collega heeft daarnet vermeld dat in Tsjaad bijvoorbeeld de president vorig jaar om het leven is gekomen. De zoon van de president heeft de macht gegrepen, terwijl ook toen in de Grondwet stond dat de Parlementsvoorzitter president moest worden in afwachting van de verkiezingen. De zoon heeft gewoon de vader opgevolgd, en Frankrijk heeft een oogje dichtgeknepen. Met andere woorden, better the dictator you know and you can control than the dictator you can't control.

 

Sta mij toch toe dat een beetje hypocriet te vinden. We moeten nederig zijn, als we menen dat wij onze waarden moeten exporteren, terwijl wij in Afrika, toen er een ontluikende democratie was, daar altijd een stokje voor gestoken hebben. Ik hoef maar te verwijzen naar de Congocommissie of de Lumumbacommissie, en ondertussen waarschijnlijk ook naar de betrokkenheid van de Belgische Staat in de moord op de eerste verkozen onafhankelijke president van Burundi.

 

Jasper Pillen, voorzitter: Mijnheer De Vuyst, u hebt bijna alle Afrikaanse landen opgesomd. Kunt u tot uw punt en uw vragen komen?

 

01.18  Steven De Vuyst (PVDA-PTB): Wel, er zijn al heel interessante vragen gesteld.

 

Mevrouw Kitir, u hebt gezegd dat een aantal zaken on hold is gezet. U weet dat er nu economische sanctiemaatregelen worden opgelegd, waar het Malinese volk het totaal niet mee eens is. Het is niet omdat het het eens zijn met de militaire junta dat het het ook eens is met economische sanctiemaatregelen.

 

Hoe men het draait of keert, de mensen zullen daardoor getroffen worden. Daar zitten wij natuurlijk weer met het probleem van de beleidscoherentie. U zegt dat bepaalde zaken on hold worden gezet en dat bepaalde humanitaire hulp georganiseerd blijft worden.

 

Maar wat betekent dat concreet? Wat wordt er nu on hold gezet?

 

Voor de rest heb ik die suggestie gedaan over het handelsbeleid. Ik meen dat ik daarmee mijn betoog kan afronden.

 

01.19  Georges Dallemagne (cdH): Mesdames, je vous remercie pour vos exposés respectifs. Voici peut-être rapidement quelques considérations et questions.

 

Tout d'abord, je voudrais faire le constat que nous sommes aujourd'hui en Europe face à un risque sécuritaire inédit, sans précédent depuis la Seconde Guerre mondiale, à la fois sur le flanc Est et sur le flanc Sud de l'Europe. Je pense que c'est vous, madame Dedonder, qui avez dit que la Belgique considère le Sahel comme une zone stratégique prioritaire. Elle est stratégique parce qu'elle a effectivement une incidence sur notre sécurité, notamment.

 

Par rapport à cette situation sans précédent, il faut faire le constat d'une très grande fragilité, finalement, de l'Europe, d'une absence de stratégie et d'une absence tout court de l'Europe sur ces différents fronts en tant qu'Europe. Nous avons en face de nous des adversaires – c'est ainsi qu'il faut le dire – qui, eux, ont une stratégie, notamment sur le flanc Est, et c'est un peu l'objet de ma première question. Sur le flanc Sud, on a beaucoup parlé de la milice Wagner. Je l'avais déjà dénoncée précédemment en disant qu'il ne fallait pas se désengager au risque de céder la place à cette milice privée.

 

M. Flahaut faisait la comparaison avec Blackwater, à la différence qu'avec Blackwater, les Américains ne se cachaient pas. Ils avaient un contrat avec ces privés et sous-traitaient effectivement une série de choses. Ici, Poutine se cache. Et l'avantage de cette rencontre, madame la ministre des Affaires étrangères, avec le ministre malien, c'est que lui n'a pas caché qu'il avait un contrat en bonne et due forme avec la Russie. Ce que conteste évidemment la Russie, qui n'est pas à une contre-vérité près.

 

Dès lors, j'aurais aimé que vous en disiez un peu plus sur la stratégie russe. Quelle est votre analyse de cette stratégie russe dans ces pays-là? Que vient faire la Russie dans ces pays, qui n'ont jamais été des zones de grande influence ou de concentration de la présence russe?

 

Que cherche la Russie, non seulement à l'égard de ces pays-là mais aussi à notre égard? Quelle est sa stratégie à l'égard de l'Europe, puisqu'elle parvient aujourd'hui à nous déstabiliser, à nous inquiéter en tout cas, à la fois sur le Sud et sur l'Est du continent?

 

Effectivement, la question est aussi de savoir comment nous sommes passés, en quelques années, d'une coopération avec les pays du Nord de l'Afrique, les pays du Sahel, à une hostilité. Que s'est-il passé? J'aime bien quand l'Europe bat sa coulpe en permanence. Et j'entends cela sur plusieurs bancs aujourd'hui. Nous serions coupables de tous les maux de la planète, comme nous étions auparavant coupables de ses bienfaits. C'est une forme de paternalisme et de colonialisme à l'envers et je récuse ce type d'analyse. Nous avons effectivement des responsabilités qu'il faut pouvoir regarder en face. Mais nous devons aussi voir comment le monde et le contexte international ont évolué, et le cynisme de toute une série de pays.

 

J'entends bien mon collègue du PTB qui parle du néocolonialisme français à travers certaines entreprises françaises. Je ne sais pas ce qu'il pense alors de la présence de la Chine en Afrique et de la manière dont elle se comporte aujourd'hui en Chine; je pense qu'il y a là matière à réflexion.

 

Effectivement, le monde a changé pendant que nous continuions à nous en préoccuper. J'entends Mme Kitir dire que nous ne pouvons pas abandonner les populations. C'est l'honneur de l'Europe et de la Belgique d'avoir ce type de réflexion, mais nous sommes bien les seuls aujourd'hui à l'avoir. Les États-Unis se sont désengagés complètement de l'Afrique. Je viens d'aller consulter les chiffres: sur les 15 000 soldats de la MINUSMA, il y a 7 Américains. C'est dire qu'ils ont tous un téléphone spécial crypté et qu'ils sont là essentiellement pour recueillir de l'information, et pas tellement pour le sort des populations maliennes.

 

Je viens de parler de la Chine. Elle a un agenda très cynique qui vise à tirer les ressources de l'Afrique et la Russie a aujourd'hui un agenda de conquête. Mais nous n'avons pas d'agenda très clair. C'est quelque chose qui est étranger à ces préoccupations et c'est encore une fois tout à fait honorable. Je pense que la question de notre sécurité doit être reposée.

 

Sur ce sommet Union africaine/Afrique, j'aimerais avoir quelques éclairages venant de vous, madame la ministre des Affaires étrangères. Il y a un new deal à avoir avec l'Afrique, d'intérêts mutuels. Il faut sortir d'une forme de paternalisme et avoir un new deal dans lequel l'Afrique et l'Europe, qui auront encore plus d'intérêts communs à l'avenir que par le passé, puissent faire valoir ces intérêts communs de stabilité, de progrès, et de démocratie.

 

Comme je l'ai dit, nous naviguons à vue. L'Europe et la Belgique n'ont pas de stratégie claire pour le Sahel. Il est vrai que cela n'est pas simple. Nous avons une stratégie en matière de coopération. J'entends la ministre de la Coopération qui a dit avoir une stratégie en matière de climat, de lutte contre la pauvreté – ce qui est une bonne chose.

 

Je ne voudrais pas être mal compris, mais il faut faire attention à ne pas être le service après-vente de régimes autoritaires. J'ai passé une bonne partie de ma vie à faire de l'humanitaire, à faire de la coopération. C'est indispensable. On ne doit pas se désengager. Mais il faut veiller à ne pas servir des régimes autoritaires pour que ceux-ci puissent montrer à leur population que tout va bien et qu'ils peuvent rester en place éternellement. Quand nous faisons de la coopération dans ces pays qui basculent vers l'autoritarisme et la dictature, nous devons avoir un fil conducteur et bien voir avec quels partenaires et quels types de programmes.

 

Beaucoup se sont réjouis de notre désengagement de Takuba. Pour moi, c'est un échec supplémentaire. Nous sommes, en effet, en train de nous désengager. Qui pourra me dire que Takuba n'avait aucun sens, mais que la MINUSMA dont tout le monde s'est accordé à dire que c'était la plus grande opération des Nations Unies, que c'était la plus chère, que c'était celle qui mobilisait le plus d'hommes a un sens puisqu'elle n'a rempli, depuis le début de son existence, aucun de ses objectifs?

 

Entretenir 15 000 hommes et femmes au Mali pour un résultat tel que celui-là a-t-il encore un sens? Ce faisant, je souhaiterais poser une question concrète: quelle sera la position de la Belgique concernant l'avenir de la MINUSMA? On sait que le mandat de celle-ci se termine en juin 2022. Si nous estimons qu'il faut continuer à investir dans la MINUSMA le ferons-nous vraiment? En effet, aujourd'hui, les contingents sont essentiellement africains. Très peu d'Européens, hormis les Allemands, y sont engagés, avec un résultat dramatique et un coût humain très important. Comme vous l'avez dit, il est question de plus de 150 décès. Il s'agit principalement d'Africains qui sont morts pour un résultat qui n'est absolument pas celui qui était attendu.

 

Quel est l'avenir de la MINUSMA? Quel est l'avenir de l'EUTM? Si nous nous désengageons de Takuba, cela a-t-il un sens de nous engager dans l'EUTM? 

 

Je pense qu'aujourd'hui, il y a cette question grave du désengagement européen, belge, du Sahel, et qui laisse une place vide très importante à des forces qui n'ont pas nécessairement le même agenda que le nôtre. Cela mériterait que nous ayons une stratégie beaucoup plus consistante à cet égard.

 

J'en arrive à ma dernière question qui s'adresse à la ministre de la Défense. Pour l'instant, concrètement, combien avons-nous de militaires dans le Sahel? Quelle est l'idée d'un déploiement éventuel dans les semaines à venir – puisque nous ne pouvons pas parler de mois? Quel est le contingent?

 

Enfin, selon le président français, nous allons investir 150 milliards en Afrique. Encore une fois, il importe que nous ayons une vision très claire de la manière dont nous voulons voir évoluer nos relations avec le continent africain. C'est stratégique pour nous. Il ne s'agit pas de remplacer une forme de paternalisme, auparavant, par une forme de cynisme, de simple engagement financier. Selon moi, il faut avoir avant tout une vision politique de notre relation avec l'Afrique.

 

01.20  Els Van Hoof (CD&V): Dank aan de ministers voor de interessante toelichting en de grote interesse die er vandaag is voor dit debat.

 

Afrika loslaten is voor onze fractie geen optie, economisch, politiek, humanitair, noch op ontwikkelingsvlak. Dat is ook niet de optie van de Europese Unie. Het eerste wat Von der Leyen bij haar aantreden wilde doen, was een top EU-Afrika organiseren. Die werd ontelbare keren uitgesteld omwille van corona, maar vindt nu uiteindelijk toch plaats, met als doelstelling met de Europese Unie een duidelijke strategie te hebben tegenover Afrika. Ik hoop dat daarmee een aanvang wordt genomen deze week. Het was ook een tegenzet ten opzichte van China dat duidelijk aanwezig is, zonder veel voorwaarden. Er zijn vele staatsgrepen en dictaturen gesteund door de Chinezen. Het meest verontrustend is dat Rusland daar ineens een partner wil worden. Volgens analisten kan Europa het zich niet permitteren dat de strijd tegen het jihadisme in West-Afrika door de Russen wordt gevoerd. Uiteindelijk moeten we daar aanwezig blijven. Dat was ook de optie in 2020, toen de coalitie voor de Sahel werd gesticht onder leiding van de Sahel-G5 met Frankrijk en alle internationale ontwikkelingsorganisaties. We hadden een duidelijke strategie met 4 pijlers: 1) contra-terrorisme 2) opleiding van militair personeel 3) nation building, waarbij lokale administraties en de politie worden gevormd 4) ontwikkelingssamenwerking. Dat is een duidelijke strategie, die twee jaar geleden werd vastgesteld. Houden wij daar vandaag nog aan vast en wordt er aan die coalitie voor de Sahel gewerkt met die vier pijlers?

 

Ik denk dat België duidelijk aanwezig is in de Sahel met 3 ambassades, dat is enorm. Met Defensie hebben wij ook de grootste operatie ter plekke. Ook ontwikkelingssamenwerking is daar met honderden miljoenen aanwezig. Zeggen dat we daar niet aanwezig zijn en geen strategie hebben, vind ik te ver gezocht. De 3D-elementen werden duidelijk ontwikkeld, maar ze moeten nog samenwerking en samenhang verkrijgen. Daar moeten we aan werken.

 

Ik vind ook niet dat wij moeten meedoen aan het opbod van Frankrijk, waar er duidelijk harde taal wordt gesproken. Wij moeten echter blijven inzetten op dialoog en diplomatie en op die holistische benadering. De problemen daar het vlak van armoede, klimaatverandering, bevolkingsexplosie en onderontwikkeling, kan men alleen maar holistisch aanpakken. Het zijn immers die zaken die leiden naar onveiligheid en instabiliteit.

 

Wij moeten die holistische benadering vormgeven met die 3D-benadering, wij moeten die een duidelijkere invulling geven. Wij hebben alles ter plaatse om het te kunnen doen. Wij mogen niet alleen kijken naar Frankrijk, want Frankrijk heeft ook andere belangen. Wij kunnen daar als neutrale partner meer verwezenlijken voor de bevolking die daaraan enorm veel nood heeft.

 

Ik wil dus pleiten voor die holistische benadering, om die zeker verder aan te houden en nog verder uit te werken, ook in het kader van die EU-Afrika-strategie. Wij hebben daar een sterke stempel hebben te drukken als klein land, als land dat kennis heeft van Afrika.

 

01.21  Jasper Pillen (Open Vld): Geachte dames ministers, collega Flahaut benoemde al het belang van uw gezamenlijke aanwezigheid. Het moment is nu ook gepast omdat er deze week op internationaal niveau heel wat staat te gebeuren omtrent ons engagement in de Sahel. Voorafgaandelijk aan die internationale momenten hebt u hier een belangrijke boodschap gebracht met een duidelijke keuze.

 

De keuze die u met z'n drieën gemaakt hebt en hier met ons hebt gedeeld, lijkt mij de juiste te zijn. De houding van de militaire junta in Bamako laat een verdere internationale samenwerking echt niet toe. De houding ten opzichte van partners is bijzonder problematisch, daarvan zijn al verschillende voorbeelden gegeven. De aanwezigheid van Russische huurlingen is problematisch en het pad naar democratie wordt niet gerespecteerd. Om al die redenen kan er geen andere keuze worden gemaakt dan de keuze die u hier uiteengezet hebt.

 

Vorige week vond er in de commissie voor Landsverdediging al een debat plaats naar aanleiding van vragen van collega Defossé en mijzelf. De houding van de junta maakt het voor onze troepen, die daar nu trouwens al werken in een ander kader, eigenlijk nog gevaarlijker. De Fransen kunnen er helaas van meespreken dat de Sahel zo al een bijzonder gevaarlijke regio is. De junta stuurt bijvoorbeeld perscommuniqués uit, duidelijk in opruiende taal ten aanzien van de publieke opinie. We kunnen niet anders dan besluiten dat elke mogelijke vorm van samenwerking daar weg is.

 

Wel is duidelijk, zoals ik van veel collega's al hoorde, dat wij in die brede regio actief moeten blijven. Minister Wilmès en minister Dedonder spraken concreet over de landen van de Golf van Guinee. Ik denk dat jullie gelijk hebben met die strategie. In die regio zijn er meer betrouwbare partners, ook institutionele partners, en daar is ook – heel belangrijk vanuit mijn defensieachtergrond – een duidelijke militaire samenwerking met heel veel landen. Ik vernoem de traditie van militaire samenwerking met Benin. Recent zag ik ook troepen aan het werk in het kader van Tropical Storm in Gabon. Die landen kunnen onze steun gebruiken en verdienen die ook.

 

Als we echter niet langer door één deur kunnen met het land in kwestie, met de host nation, in casu Mali, dan heeft het zeer weinig zin om troepen te sturen, al is het bijzonder droevig om dat vast te stellen, in de eerste plaats voor de lokale bevolking.

 

01.22  Kathleen Depoorter (N-VA): Mijn vragen zijn vooral gericht aan mevrouw Kitir. De heer Francken had het over het gebrek aan Sahelstrategie. Dat is bevestigd door de heer De Vriendt. Vooral in de ontwikkelingssamenwerking mis ik de globale aanpak. U hebt heel veel kleinere projecten die gefinancierd worden, die allemaal an sich wellicht wel een meerwaarde hebben, maar ik mis echt een globale aanpak. Hoe kan u de controle effectief uitvoeren wanneer u telkens kleinere projecten financiert? Dat heb ik al vaker aangekaart over uw beleid en mis ik vandaag opnieuw.

 

U hebt zelf aangegeven dat een van de grote problemen is dat er in Mali geen centraal gezag is. Is het dan niet beter om in te zetten op dat centrale gezag, op het inrichten van juridische procedures, op het inrichten van de rechten van de burger en de controle daarop die kan worden uitgevoerd, in de plaats van op die lokale initiatieven die u hier ondersteunt? U wilt absoluut inzetten op het bestrijden van de armoede in deze armste regio van de wereld. Dan is een structurele aanpak wel noodzakelijk.

 

U gaf het voorbeeld van de zwangere vrouw die bij 44 graden aan het werk was. Inzetten op de reproductieve rechten in deze regio lijkt mij absoluut noodzakelijk. Dit is immers wel een van de regio's met de grootste overbevolking.

 

Els Van Hoof, voorzitster: Ik geef de ministers opnieuw het woord. Mevrouw Wilmès, u komt als eerste aan de beurt.

 

01.23 Minister Sophie Wilmès: Mevrouw de voorzitster, in antwoord op de vraag over de EU-strategie voor de Sahel, met name of er wel een EU-Sahelstrategie bestaat, geef ik mee dat deze strategie wordt aangepast in april 2022. Hierbij zullen de principes van het EU-engagement worden uitgeklaard qua politiek en ontwikkelingsdimensie.

 

Pour ce qui concerne les intentions de la France, vous comprendrez qu'en tant que ministre des Affaires étrangères belge, il ne m'appartient pas d'exprimer ici les intentions de la France. C'est à la France de les exprimer elle-même! Nous apprécions vraiment leur volonté de réfléchir et de travailler ensemble pour avancer sur cette question avec toutes les parties prenantes. Le premier ministre me confirme qu'il a reçu une invitation de l'Élysée à participer à une réunion demain soir. Affaire à suivre donc! Personne ne pensait qu'aujourd'hui, après cette discussion aussi approfondie qu'elle soit entre nous, nous aurions terminé sur ce sujet d'importance.

 

Pour ce qui est du point de vue de la Belgique, la ministre de la Défense a été claire quand elle évoquait que les conditions aujourd'hui n'étaient pas rencontrées pour un KTSG au Mali. Je la laisserai vous confirmer cela au besoin.

 

La MINUSMA a été évoquée ainsi que la mission EUTM. On sait qu'il y a des interventions de type plurilatéral sur place. Ces interventions ont des influences les unes sur les autres. Elles s'interconnectent même si elles sont différentes. Par définition, lorsqu'il y a des mouvements sur l'un, il y en a des interférences sur les autres.

 

On sait, par exemple, qu'en fonction de l'évolution des décisions qui pourraient ou pas être prises mercredi – sans m'avancer sur le contenu des discussions qui auront lieu, s'agissant en l'occurrence d'acteurs européens – la dimension EUTM sera probablement impactée et que l'on demandera aussi, en tout état de cause, et ce peu importe la prise de décision, d'envisager à nouveau de discuter rapidement de l'engagement plus large de l'EUTM.

 

En ce qui concerne la MINUSMA, comme l'a dit M. Dallemagne, une nouvelle discussion sur le mandat se tiendra au mois de juin. Ce sera une discussion importante, car elle rassemblera non seulement les Européens mais aussi les Russes. Nous devrons donc être attentifs à la narration qui sera exprimée à ce moment-là.

 

Gisteren was er inderdaad een discussie via videoconferentie. Deze week is er een top van de Europese Unie en de Afrikaanse Unie. Uiteraard zullen de discussies tijdens de top heel breed zijn, over de relatie en over de nieuwe Europees-Afrikaanse impuls die moet worden gegeven. Een thematiek die zeker aan bod zal komen, is vrede en veiligheid. Ik ben ervan overtuigd dat ook de moeilijkheden in de Sahel zullen worden aangekaart, niet per se als thema op zich maar binnen de bredere thematiek vrede en veiligheid.

 

Komende maandag is er ook een Raad van ministers van Buitenlandse Zaken gepland. Daar zullen we het zeker hebben over de situatie in Mali.

 

Quel sera le point de vue de la Belgique? Je vous l'ai exprimé dans mon propos introductif. Que ce soit lors de la préparation du sommet Europe-Afrique ou dans nos interventions en général, je pense en tout cas qu'on a pu déjà exprimer, au niveau belge, qu'il était important de travailler en partenariat, d'égal à égal, dans nos relations avec l'Afrique en général – je ne parle pas du Sahel en particulier. Dans un partenariat d'égal à égal, on s'écoute des deux côtés de la table. On écoute les besoins et les souhaits des deux côtés de la table.

 

Il est vrai que l'Europe, quand elle s'engage dans des partenariats, vient avec un package plus large que la transaction. C'est toujours le cas avec l'Europe. Ce paquet doit-il déborder par rapport au programme d'échanges qui doit être mené? Certainement pas. Il faut trouver la juste mesure.

 

Faut-il pour autant lâcher ce qui fait l'Europe? Effectivement, nous nous battons pour des valeurs, pour l'égalité des hommes et des femmes, pour la non-discrimination et pour le respect de l'État de droit – autant de valeurs que l'on prêche à l'intérieur et qu'il est donc normal de prêcher à l'extérieur. Cela n'a pas lieu dans une démarche post-colonialiste. Nous sommes simplement convaincus que ce sont des valeurs universelles, qui contribuent aussi, quand elles sont appliquées et développées à travers le monde, à la paix et au bien-être des peuples quels qu'ils soient.

 

S'agit-il de valeurs qui s'exportent telles quelles du jour au lendemain? Certainement pas. C'est aussi la raison pour laquelle on fait des programmes. Pour autant, y renonce-t-on parce que le chemin est parfois plus difficile? Non plus! Je pense qu'il faut toujours garder cet équilibre et cette mesure présents dans notre approche. Nous devons mieux expliquer pourquoi tout ceci est important.

 

Expliquer pourquoi – c'est une intervention que j'ai pu faire à Marseille lors d'une réunion informelle sur le commerce extérieur –, quand il y a des demandes très fortes sur la déforestation, par exemple, pourquoi c'est important pour le pays, pas seulement pour les Européens mais pour le pays en tant que tel.

 

Quand on travaille et qu'on demande à l'Europe de travailler à un package de type due diligence, pourquoi est-ce aussi important pour les pays en tant que tels? Dans notre relation avec l'Afrique, je pense que nous devons aussi mieux expliquer pourquoi c'est important, pourquoi le pays, s'il adhère, est dans une position win-win.

 

Gaat er te veel aandacht naar veiligheid en terrorismebestrijding? Wij zijn van oordeel dat een antwoord dat uitsluitend op een militaire oplossing is gericht niet volstaat om terrorisme te bestrijden. Wij pleiten voor een evenwichtige aanpak, gebaseerd op een globale aanpak. Ik heb dat al gezegd.

 

We beklemtonen het centrale belang van de politieke en bestuurlijke dimensie in de Sahelcrisis en in de antwoorden die moeten worden gegeven. Dat sluit aan bij het pleidooi voor een civiele en politieke sprong van de cel Strategie van de Europese Unie en bij de actie van de Sahelcoalitie.

 

Dat de machtsgreep kan rekenen op de steun van de bevolking, is een signaal voor ons. Wij moeten precies overheden helpen zich te ontwikkelen, zodat zij een juist antwoord kunnen bieden aan hun bevolking.

 

Anderzijds moeten wij ook neen durven te zeggen Dat is ook heel belangrijk. Als we dat niet doen, zullen anderen dat doen voor ons en wordt dat een des te groter obstakel voor ons.

 

Als ik zeg dat een uitsluitend militaire aanpak niet volstaat, dan bedoel ik daarmee niet dat er geen militaire actie mogelijk is. Onze strategie is er een van 3D, waarbij het onderdeel Defensie ook heel belangrijk is. Mensen zoeken nu eenmaal naar veiligheid en die kan men zeker bewerkstelligen via politieke weg. Men is wel heel erg naïef te denken dat dat alleen maar zou kunnen via militaire actie

 

Wat doen wij voor de Belgen in Mali? De verschillende EU-ambassades werken nauw samen. Zo was er in januari nog een consulaire crisisoefening. Voorts is er het reisadvies dat niet-essentiële reizen afgeraden worden, wordt de website permanent geüpdatet met de nieuwste informatie. Dat was in januari nog het geval met de sluiting van de grenzen. Daarnaast vragen we Belgen, die er alsnog heen trekken ondanks het reisadvies – die les hebben we geleerd sinds Afghanistan – zich te registreren op de website travelersonline, zodat we weten wie daar aanwezig is. Als er een echt probleem rijst voor de Belgen, verandert de situatie natuurlijk. Sommigen melden zich nu eenmaal heel laat aan.

 

J'en viens à la question des sanctions. J'en ai parlé en novembre 2021. il y a eu des sanctions ciblées sur 149 représentants maliens des pouvoirs exécutif et législatif, ainsi que sur leurs familles. Vu l'absence de réaction probante, en janvier, la CEDEAO et l'Union Économique et Monétaire Ouest-Africaine (UEMOA) ont adopté des sanctions économiques plus larges, à l'exception des produits de base tels que la nourriture, le carburant et les médicaments qui sont, eux, toujours autorisés à franchir les frontières. Vous savez que l'Union européenne a suivi en sanctionnant cinq responsables et personnalités influentes liées de très près à la junte.

 

L'objectif des sanctions est un changement de comportement. On ne sanctionne pas pour sanctionner. Au niveau européen, on a toujours très à cœur de faire en sorte de ne pas toucher durement les populations. Avec le paquet qui avait été déposé sur la table, je ne pense pas que ce soit le cas.

 

Des questions ont été posées sur les autres acteurs et une remarque très pertinente a été faite à propos des interlocuteurs africains dont l'interlocuteur algérien puisque, effectivement, la situation au Sahel menace également sa sécurité. J'avais d'ailleurs rencontré le ministre des Affaires étrangères algérien en octobre à Kigali qui me faisait part de ses craintes quant à l'installation du groupe Wagner au Mali ou encore au non-suivi de la mise en œuvre de l'accord de paix.

 

Quant à l'agenda russe, il suffit de penser à ce qui se passe au Centrafrique. Cela permet d'installer une zone d'influence russe. On sait très bien – ce n'est pas caché – que la Russie aime les zones d'influence et aimerait pouvoir les structurer et certainement les élargir aux dépens largement des Européens et, oserais-je le dire, certainement quand il s'agit de groupes comme Wagner, aux dépens de la population. On sait comment ils se paient! Il s'agit là d'une question de compétition géopolitique pour laquelle je n'ai rien à vous apprendre.

 

Je pense ainsi avoir fait le tour des réponses qui peuvent être apportées à ce stade-ci à cette délicate question. Á mon avis, de nombreuses leçons sont encore à tirer, notamment sur la lutte contre le terrorisme. On a parlé de ce qui s'est fait en Afghanistan. Dans la coalition contre Daesh, on a décidé de la création d'un groupe de travail africain pour voir quelles sont les lessons learned du travail accompli dans cette coalition et qui peuvent être utilisées à bon escient. De nouveau, il ne s'agit pas d'un copier-coller dans la lutte contre le terrorisme en Afrique. Ce sont des questions extrêmement délicates. Ceux qui n'ont pas compris qu'il ne suffisait pas de claquer des doigts pour trouver des solutions complètes mais qu'il fallait arriver avec une approche globale n'ont pas suivi attentivement l'actualité. Il faut aussi ajouter que ces solutions-là n'arrivent pas de l'extérieur. Si elles ne sont pas portées d'une manière ou d'une autre par le pays en question, par les Sahéliens en l'occurrence, on pourrait faire beaucoup de choses, on n'aurait pas beaucoup de résultats. Le travail d'écoute et de persuasion doit être poursuivi. Je vous remercie pour votre attention.

 

01.24  Ludivine Dedonder, ministre: On a parlé du processus décisionnel notamment par rapport à la participation à la task force Takuba. Je voudrais rappeler le contexte de l'époque. Quand le plan "Opérations 2022" a été préparé, nous étions l'an dernier, dans un contexte où nous étions sollicités comme d'autres pays européens pour venir renforcer la task force Takuba. Il n'y a pas que les Français. Certes, il y a une forte présence française mais elle a été rejointe par une dizaine d'autres pays. La Belgique est donc sollicitée dans ce cadre-là pour venir apporter son aide à cette task force avec pour objectif la lutte contre les groupes terroristes mais aussi, à terme, une formation – ce qui est un peu le core business de la Défense.

 

Quand nous sommes sollicités et que nous préparons le plan "Opérations 2022", comme c'est la règle, je propose au gouvernement toute une série de possibilités de déploiement. Le gouvernement valide ces possibilités de déploiement en 2022. Que se passe-t-il ensuite? Certains le savent, je ne peux pas imaginer le contraire. Pour chaque opération déployée, nous passons au Parlement. Pour cela, il y a la commission de Suivi des opérations militaires mais aussi un échange au niveau de la commission de la Défense par rapport aux opérations qui sont réellement mises en œuvre.

 

Il existe donc une différence majeure entre le plan "Opérations", ce que l'on prévoit, et ce que l'on déploie effectivement. J'ai toujours été très claire par rapport à cela. Quoi que certains en disaient ou écrivaient, j'ai toujours dit que c'était une option et qu'on allait voir l'évolution de la situation politique sur place au Mali. Quand l'état-major envisageait ce déploiement voici au moins un an, la situation était différente.

 

Comme vous avez pu le constater, la situation s'est dégradée. C'est pourquoi je vous informe que les conditions ne sont pas réunies pour le moment, en particulier parce que nous n'avons pas reçu l'assentiment du pays, mais aussi parce que cette transition démocratique que nous attendions prend du temps et a même été reportée à cinq ans. Donc, à ce stade, nous n'envisageons pas de déploiement supplémentaire à Takuba. Je n'ai pas dit ici que c'était un retrait. Je parle du déploiement supplémentaire, le KTSG qui avait été envisagé dans le plan "Opération" et qui impliquait environ 250 militaires. Nous en sommes là.

 

Trois de nos officiers sont actuellement établis à Takuba. Que va-t-il se passer? Je l'ai déjà indiqué. Des réunions entre ministres et entre chefs d'État se sont déroulées et se tiendront encore. La décision sera prise et communiquée dans les prochains jours. Il faut bien distinguer ce que j'ai rappelé aujourd'hui et le fait d'engager la responsabilité de plusieurs États. Nous n'avons pas pris la décision d'un retrait unilatéral de Takuba, mais avons indiqué que les conditions présentes ne nous permettaient pas de renforcer notre présence.

 

Ce n'est pas non plus un retrait du Sahel. À ce stade, nous considérons qu'il est intéressant de poursuivre notre engagement au sein des missions EUTM et MINUSMA. En fonction, encore une fois, de l'évolution de la situation, nous verrons – avec nos partenaires européens et autres – s'il y a lieu d'adapter notre participation.

 

Au niveau du Sahel, nous avons cette coopération bilatérale avec le Niger depuis quelques années.

 

Quid de la suite? Certains ont émis des propositions, notamment le fait de déplacer le CATSG à l'est, et d'autres évoquent certains pays. Je pense qu'il ne faut pas se précipiter et prendre le temps de l'analyse, en interne et avec les autres partenaires européens. J'ai évidemment des contacts très fréquents avec ces derniers. J'ai d'ailleurs demandé à l'état-major d'étudier différentes options pour adapter ce plan Opérations 22.

 

Y a-t-il un impact avec l'Ukraine? Non, il n'y a pas de rapport avec ce CATSG qui était prévu pour renforcer TAKUBA et les troupes qui sont en préparation dans le cadre de l'OTAN. L'un ne remplace pas l'autre, ce sont deux choses totalement différentes.

 

Je pense que j'ai fait le tour de ce qui avait été demandé.

 

01.25 Minister Meryame Kitir: Collega's, dank u wel voor uw vragen.

 

Sommigen hebben gevraagd naar de impact op Ontwikkelingssamenwerking, met name of we er ons terugtrekken dan wel of we onze samenwerking reorganiseren. Meer specifiek zal ik inzoomen op ons regionaal klimaatpartnerschap, waaraan wij voor het eerst deelnemen. Ik meen dat het sowieso belangrijk zal zijn in de komende dagen en de komende weken te bekijken hoe dat voor ons zal evalueren.

 

Verschillende commissarissen hebben al de bezorgdheid meegegeven dat wij de bevolking niet mogen achterlaten en dat wij ervoor moeten zorgen dat er opvang is. Mijn eerste keuze is natuurlijk dat wij dat via een bilaterale overeenkomst blijven doen, maar indien dat niet mogelijk is, zullen wij op een gegeven ogenblik genoodzaakt zijn terug te schakelen naar humanitaire hulp. Dat betekent wel dat wij het niet structureel kunnen opvolgen.

 

Mijnheer De Vuyst, wanneer ik het heb over on hold zetten, heb ik het niet over het on hold zetten van de humanitaire hulp, maar wel over het on hold zetten van de gesprekken die nu normaal gezien zouden worden opgestart om het nieuwe bilaterale programma met Mali op te starten. Die hebben wij voorlopig on hold gezet om te bekijken wat de situatie is en in welke context wij terecht zullen komen.

 

Ik meen dat iedereen het wel met ons eens is dat wij een oplossing moeten vinden voor de mensen, die finaal toch de gevolgen moeten dragen van iets waar zij niet verantwoordelijk voor zijn. De klimaatcrisis is voor ons natuurlijk ook belangrijk. Daarom hebben wij voor de allereerste keer gekozen voor een regionale aanpak, omdat wij een soort partnerschappen willen oprichten. Mevrouw Depoorter, dat is een antwoord op uw vraag wat de strategie is. Voor de allereerste keer kiezen wij voor een regionale aanpak op het vlak van het klimaat, want ook de klimaatcrisis zorgt voor heel wat instabiliteit. Vandaar dat het voor ons in het kader van de ontwikkelingssamenwerking belangrijk blijft om te weten wat de volgende stappen zullen zijn.

 

Ik denk dat mijn collega's al deels de strategie hebben toegelicht. België is vertegenwoordigd op het Europese niveau, zoals mevrouw Wilmès al uitgebreid heeft toegelicht. Ik wil daar nog aan toevoegen dat er op het Belgische niveau voor de allereerste keer een interdepartementaal document is opgemaakt, waardoor de samenwerking voor het eerst ook afgesproken wordt. De rol van de ontwikkelingssamenwerking daarin zal er vooral in bestaan in te zetten op de grondoorzaak van de conflicten, en te kijken op welke manier we die kunnen verhelpen. We zitten in een snel veranderende omgeving en flexibiliteit is daarbij meer dan ooit aangewezen.

 

Verder waren er vragen omtrent de veiligheid. De heer Francken heeft het voorbeeld gegeven van zijn zus die samenwerkt met de Wereldbank, en voor het eerst een cursus heeft moeten volgen. Het is inderdaad best wel heftig om een dergelijke evolutie, die allesbehalve gezond is, zelf mee te maken. Ik wil er even aan herinneren dat dit inmiddels routine is geworden voor onze mensen die elke dag op het terrein staan en dit het hoofd moeten bieden.

 

Onze partners, de humanitaire actoren, zijn eraan gewend om in een dergelijke context te werken. Zij moeten niet meteen schakelen, want hun organisatie en hun werking zijn daarop al ingesteld. Als we kijken naar de ontwikkelingssamenwerkingsactoren in het Zuiden is er wel een verandering van de veiligheidssituatie, wat een enorme impact heeft op de samenwerking, zeker voor ons uitvoeringsagentschap Enabel.

 

Wat de ambassade zelf betreft, er is een veiligheidsplan dat in gang wordt gezet eens de consulaire verantwoordelijke voor de Belgische gemeenschap daartoe een seintje geeft. Ons uitvoeringsagentschap Enabel heeft een eigen crisisplan opgesteld en neemt ook wekelijks deel aan het veiligheidsoverleg op de Belgische ambassade. Onze actoren werken ook samen met de lokaal verankerde partners. Ik geef een concreet voorbeeld. Enabel heeft beslist om bij terreinbezoeken enkel konvooirijen met minstens twee wagens toe te laten, op voorwaarde dat er voorafgaandelijk een veiligheidsbriefing is gebeurd en een goedkeuring van de plaatselijke autoriteiten is gekomen.

 

Er zijn voortaan ook satelliettelefoons voorzien in de wagens. Enabel heeft zich ook uit een aantal zones teruggetrokken, die ondertussen door de jihadisten worden gecontroleerd. Daar waar de veiligheid van het personeel niet kan worden gegarandeerd, wordt beslist om voorlopig niet aanwezig te zijn.

 

Tot zover de impact van de strategie.

 

Er was nog een vraag over ECOWAS van de heer De Vuyst, die naar de gevolgen daarvan vroeg.

 

De bestaande sancties gaan niet over de basismiddelen, zoals voedsel, geneesmiddelen en brandstof. Het is echter wel duidelijk dat de sancties de socio-economische situatie van Mali en zijn inwoners niet ten goede komen. Als er schaarste is door het stilvallen van de handel, wil dat zeggen dat de prijs van de basisgoederen wordt opgedreven, en dat in een land waar mensen al geen marge hebben om die prijsstijging op te vangen, zeker niet als wij weten dat de coronacrisis in die landen niet alleen een gezondheidsimpact heeft gehad, maar ook een heel zware economische impact.

 

De sancties zouden dus eventueel gevolgen kunnen hebben voor bepaalde programma's en projecten van onze ontwikkelingssamenwerking, omdat bepaalde goederen bijvoorbeeld niet langer beschikbaar zijn of omdat de prijzen ervan stijgen. Onrechtstreeks worden wij daarmee dus wel geconfronteerd. Momenteel lijkt de situatie echter relatief onder controle. Dat zou echter wel eens kunnen veranderen. Onze post in Bamako en mijn diensten volgen de situatie op, zodat wij snel kunnen reageren en wij, indien er meer humanitaire hulp moet komen, kunnen schakelen.

 

Els Van Hoof, voorzitster: Er is heel efficiënt geantwoord.

 

Collega's, normaal is het laatste woord aan jullie. Wij hebben onze tijd overschreden, zeker bij onze uiteenzettingen. Zijn er nog korte replieken van bepaalde leden of volstaat het debat?

 

01.26  André Flahaut (PS): Ce sera bref! La décision qui sera sans doute prise demain sera une décision probablement symbolique dans un premier temps puisque personne n'aura envie de perdre la face dans un monde aussi incertain que le monde actuel. Il y a deux fronts ouverts: d'un côté l'Ukraine et de l'autre la Russie; et il y a l'Afrique. Personne n'aura envie de perdre la face.

 

Je voudrais surtout retenir les propos de la vice-première ministre et ministre des Affaires étrangères lorsqu'elle a insisté sur le partenariat. Je crois que c'est la seule façon de procéder: maintenir le dialogue et instaurer le partenariat parce qu'il s'appuie sur le respect mutuel qui est aussi basé sur un dialogue qui doit être honnête, franc, complet et qui porte aussi sur une absence de transposition de modèle. Car c'est toujours ça le problème et aussi peut-être de ne pas toujours vouloir imposer des échéances qui ne sont pas tenables ou encore de vouloir construire des maisons en commençant par le toit.

 

Els Van Hoof, voorzitster: Ik dank u voor de grote interesse in het debat. Het was nuttig en tijdig. Ik dank ook de ministers voor hun beschikbaarheid.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.41 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17 h 41.