Commission de la Justice |
Commissie
voor Justitie |
du Mercredi 16 février 2022 Après-midi ______ |
van Woensdag 16 februari 2022 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.16 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 16 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Vraag van Eva Platteau aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De bijzondere commissie Bouw van de Federale Bemiddelingscommissie (FBC)" (55024819C)
01 Question de Eva Platteau à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La commission spéciale de la Construction de la Commission fédérale de médiation (CFM)" (55024819C)
01.01 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, in juni werd de bijzondere commissie Bouw opgericht als nieuwe commissie in de Federale Bemiddelingscommissie. Op de website van de FBC staat dat die commissie is opgericht om de nodige initiatieven te ontwikkelen zodat bemiddeling in de bouwsector verankerd wordt. Het moderne bouwproces vraagt immers de samenwerking tussen verschillende partijen en is gekenmerkt door hoge technische en juridische complexiteit, waardoor het vatbaar is voor conflicten. Het is dan ook goed dat erover wordt nagedacht of bouwgeschillen kunnen worden opgelost buiten de klassieke gerechtelijke procedures. Aanslepende conflicten tijdens een bouwproces zorgen immers voor extra kosten en veel frustratie bij bouwheren.
De bijzondere commissie Bouw heeft als doel de voordelen van bemiddeling in de bouwsector meer bekendheid te geven en te promoten, een doel ik zeker onderschrijf. Er bestaat in België echter al een Verzoeningscommissie Bouw, een initiatief van Bouwunie, de Confederatie Bouw, Test Aankoop, de Federatie van de Architectenverenigingen van België en het Netwerk Architecten Vlaanderen. De bijzondere commissie Bouw van de FBC is sedert één jaar opgericht, maar er is nog steeds geen lijst voorhanden van erkende bouwbemiddelaars. De bouwsector en de bemiddelingsinstituten zijn vragende partij om samen met de FBC de criteria op te stellen en wensen daarbij betrokken te worden.
Mijnheer de minister, beschikt u over statistieken inzake bouwgeschillen? Kunnen die statistieken, in het kader van de actieve openbaarheid van bestuur, ter beschikking worden gesteld van erkende bemiddelaars?
Hoe verhoudt de bijzondere commissie Bouw zich tot de Verzoeningscommissie Bouw? Welke initiatieven heeft de bijzondere commissie reeds genomen en op welke wijze worden de bemiddelingsinstituten daarin actief betrokken, bijvoorbeeld in het kader van opleiding en ondersteuning?
Hoe werden de leden en de voorzitter van die nieuwe bijzondere commissie Bouw verkozen en benoemd? Waar kunnen desbetreffende documenten in dat verband ingekeken worden, gelet op de openbaarheid van bestuur?
Hoe kan ervoor worden gezorgd dat de FBC haar onafhankelijkheid behoudt als leden van de bijzondere commissie Bouw, die bemiddeling bij bouwgeschillen moeten promoten, tevens zelf professioneel actief zijn als bemiddelaar bij bouwgeschillen? Hoe dient rolverwarring te worden vermeden?
01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Platteau, voor uw vraag over de erkende bemiddelaars verwijs ik naar de website van de Federale Bemiddelingscommissie, waar u cijfers terugvindt over het aantal bemiddelingen per jaar en per categorie, waaronder de bouwgerelateerde. Ook de Verzoeningscommissie Bouw geeft in haar jaarverslagen en op haar website statistieken over het aantal behandelde dossiers. Ik zal u die cijfers schriftelijk bezorgen.
De cijfers over het totale aantal bouwgeschillen, met inbegrip van de gerechtelijke geschillen, zijn niet beschikbaar omdat vele ervan niet als bouwgeschil gekwalificeerd zijn, maar bijvoorbeeld als vordering van facturen.
Wat uw tweede vraag betreft: er zijn wel degelijk verschillen tussen deze commissies. Zo heeft de bijzondere commissie Bouw een groter toepassingsgebied doordat er geen onderscheid wordt gemaakt op basis van de hoedanigheid van de partijen in het geschil. De Verzoeningscommissie Bouw daarentegen behandelt enkel B2C-geschillen (dus tussen aannemer of architect en particulier) en geen B2B-geschillen. Ook de wijze van conflictoplossing is anders. Bij bemiddeling treedt de bemiddelaar op als neutrale partij, die door onderhandeling de partijen zelf tot een oplossing laat komen, terwijl bij een verzoening de expert-verzoener zelf op een bepaalde oplossing aanstuurt. Ten slotte kan een bemiddeling te allen tijde worden stopgezet door een van de partijen, terwijl bij een verzoening beide partijen er vooraf mee moeten instemmen het geschil aan de bevoegdheid van de rechtbank te onttrekken en het toe te vertrouwen aan de Verzoeningscommissie. De partijen kunnen hier niet op terugkomen en het verslag dat op het einde wordt opgesteld, is voor beide partijen bindend.
Ik kom aan uw derde vraag. De bijzondere commissie Bouw is pas vorig jaar opgericht en is gestart met een bevraging van de beroepssectoren, zoals de Orde van Architecten en de Confederatie Bouw, om te peilen naar hun noden en hun verwachtingen voor een goede bemiddeling. De eerste initiatieven zijn er vooral op gericht bemiddeling meer in de kijker te plaatsen via bijvoorbeeld voorlichtingscampagnes en informatieavonden in de sectororganisaties. Er komt binnenkort ook een elektronische consultatie van de bemiddelaars zodat er een lijst kan worden opgemaakt waaruit elke bemiddelaar op basis van zijn specifieke competenties geselecteerd kan worden. Die lijst zal via de website voor iedereen toegankelijk zijn.
Wat uw vierde vraag betreft: de vaste en plaatsvervangende leden van de bijzondere commissies worden conform de wet aangewezen door de algemene vergadering van de Federale Bemiddelingscommissie. De regels voor de bekendmaking van de vacatures, voor de indiening van de kandidaturen en voor de voordracht voor de leden zijn bovendien vastgelegd in een ministerieel besluit van 15 april 2005. De documenten die betrekking hebben op de benoeming van de leden en de voorzitter kunnen worden opgevraagd bij het secretariaat van de Federale Bemiddelingscommissie.
Wat uw laatste vraag betreft: het huishoudelijk reglement van de Federale Bemiddelingscommissie is ook van toepassing op de bijzondere commissie Bouw. Zoals u reeds weet, is daarin een bepaling opgenomen voor het geval zich een belangenconflict voordoet. Zo dient het lid dat een belangenconflict heeft dit onmiddellijk aan de voorzitter te melden. Indien de voorzitter een belangenconflict heeft, wordt dit gemeld aan de andere leden. Het lid dat een tegenstrijdig belang heeft, moet de vergadering verlaten tijdens de beraadslaging en tijdens de stemming van dit punt. Hiervan wordt bovendien melding gemaakt in het verslag van de vergadering. Bovendien bepaalt het reglement dat het bureau als enige bevoegd is voor externe communicatie van de Federale Bemiddelingscommissie. Commissieleden hebben wel het recht om publiek standpunten in te nemen in eigen naam, doch uitsluitend over niet-vertrouwelijke onderwerpen die door de Federale Bemiddelingscommissie worden behandeld.
01.03 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, om te beginnen wil ik u danken voor de cijfers die u mij zult bezorgen. Dat vind ik uiteraard zeer interessant. U zegt dat ze te vinden zijn op de website, maar ik stel vast dat de website van de FBC al meer dan een jaar de boodschap under construction bevat. Daarom is het niet steeds zo eenvoudig om dingen terug te vinden. Ik hoop dat daar dus ook werk van gemaakt wordt, zodat de website toegankelijker wordt. Dat is immers erg belangrijk voor een instelling die als doel heeft te promoten en te communiceren. Dan moet een en ander gebruiksvriendelijk zijn.
Dank u wel ook voor uw duiding over het verschil tussen de bijzondere commissie Bouw en de Verzoeningscommissie. Dat was voor mij een duidelijk antwoord. Uiteraard zal ik de initiatieven van naderbij bekijken die genomen worden in de bijzondere commissie Bouw. Ik zal de bevraging bekijken en zeker opvolgen.
Wat de leden van de commissie betreft, zegt u dat er een huishoudelijk reglement is dat ervoor zorgt dat er geen belangenconflicten kunnen zijn. U verwijst dan steeds naar de praktijk waarbij leden de vergadering moeten verlaten als het over henzelf gaat. Maar het gaat over meer dan dat. Vooral vanuit het veld komen er signalen dat de mensen die daar aanwezig zijn vaak een eigen praktijk of eigen opleidingsinstituten hebben en daarover niet altijd zo helder communiceren naar de buitenwereld. Daar zit volgens mij een probleem. De vraag is of het huishoudelijk reglement daarvoor voldoende is. Kan de FBC zichzelf voldoende organiseren? Daar blijf ik bezorgd over. Zoals u weet, heb ik hierover al verschillende vragen gesteld. Ondertussen kent u mijn bezorgdheden op dit vlak.
L'incident est clos.
02 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De tijdelijke sluiting van de gevangenis van Ieper" (55025126C)
02 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La fermeture temporaire de la prison d'Ypres" (55025126C)
02.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik verwijs naar mijn ingediende vraag.
De gevangenis van Ieper zal op 1 maart
sluiten voor een grondige renovatie en uitbreiding. De heropening is voorzien
tegen einde 2023. Er zullen netto 56 plaatsen bijkomen.
Alle gedetineerden moeten verhuizen naar
andere gevangenissen. Gezien de bestaande overbevolking in de meeste
gevangenissen zal dit geen evidente zaak zijn.
Kan de minister meer toelichting geven
betreffende het verhuizen van alle gedetineerden die nu in de gevangenis van
Ieper verblijven? Wat is hier concreet het plan van aanpak? Naar welke gevangenissen zullen deze
gedetineerden worden overgebracht?
Zijn deze gevangenissen hier voldoende op
voorbereid? Werd er hierover overleg gepleegd met de betrokken gevangenissen?
Zo ja, wat is hun standpunt? Op welke wijze worden deze gevangenissen bijkomend
ondersteund?
Wat gebeurt er met de penitentiaire
ambtenaren die vandaag werken in de gevangenis van Ieper? Zullen zij ook
tijdelijk moeten gaan werken in andere gevangenissen? Werden zij bij deze
plannen betrokken en hebben ze inspraak gekregen? Wat is hun standpunt?
02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, de gedetineerden die momenteel in de gevangenis van Ieper verblijven – dat waren er gisteren 37 – worden deze maand nog getransfereerd. Afhankelijk van hun statuut worden zij overgebracht naar een arresthuis of een strafhuis.
Ik kom aan uw tweede vraag. Er werd overleg gepleegd met de gevangenis van Ieper en de DAB. De arresthuizen worden geïnformeerd en betrokken bij de processen. Voor de strafhuizen wordt de normale classificatieprocedure gevolgd. Elke week worden de vrije plaatsen doorgegeven en ingevuld.
Wat uw derde vraag betreft: een klein contingent van het personeel blijft in Ieper werken om de veiligheid van de site te garanderen tijdens de werken. Een belangrijk aantal personeelsleden zal tewerkgesteld worden in het detentiehuis van Kortrijk. Alle overige personeelsleden konden aangeven naar welke inrichting zij gedetacheerd wensen te worden, hetzij in de omgeving van Ieper, hetzij verder weg. Concreet gaat het om de penitentiaire inrichtingen van Oudenaarde, Gent, Brugge, Ruiselede, Dendermonde en Sint-Gillis. De voorkeuren werden in kaart gebracht en toegekend, rekening houdend met de graad en dienstanciënniteit. Het personeel werd op regelmatige basis op de hoogte gehouden van de stand van zaken. De meeste medewerkers hebben hun eerste of tweede keuze gekregen.
Ik kan u meedelen dat alles vlot verloopt, wat ik gisteren zelf nog kon vaststellen bij mijn bezoek aan de gevangenis van Ieper.
02.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw korte maar duidelijke antwoord. Het doet mij plezier te vernemen dat er rekening wordt gehouden met de voorkeuren van de penitentiair beambten en dat zij minstens hun tweede keuze gekregen hebben, wat mij wel belangrijk lijkt voor een goede werksfeer.
U hebt gezegd dat de huidige gedetineerden verhuizen naar arresthuizen of naar strafhuizen, afhankelijk van hun statuut. Gaat het over gevangenissen in de buurt van Ieper? Ik hoop dat het niet gaat over een verplaatsing naar de andere kant van het land, bij manier van spreken, kwestie van ervoor te zorgen dat de bezoekregeling voor zowel advocaten als voor familie en vrienden gerespecteerd kan worden.
02.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, de gedetineerden worden vooral verwezen naar de arresthuizen van Brugge, Doornik en Gent en de strafhuizen van onder meer Ruiselede.
L'incident est clos.
03 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De sluiting van gevangenissen en het nijpende plaatsgebrek" (55025127C)
03 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La fermeture de prisons et la pénurie aiguë de places" (55025127C)
03.01 Marijke Dillen (VB): Ik verwijs opnieuw naar mijn ingediende vraag, mijnheer de minister.
De overbevolking in onze gevangenissen is
een oud zeer. Het aanslepende probleem van overbevolking in de gevangenissen
dient dringend te worden aangepakt. De capaciteit in het gevangeniswezen wordt
in 2022 en 2023 uitgebreid met 800 plaatsen. De minister spreekt van een
structurele uitbreiding.
Maar de gevangenissen van Haren en
Dendermonde zijn voorzien als vervangers van de bestaande gevangenissen van
Sint-Gillis, Vorst, Berkendael en Dendermonde. Nu is er beslist om de
gevangenis van Sint-Gillis nog drie jaar gedeeltelijk te benutten en de oude
gevangenis van Dendermonde nog 5 jaar.
De uitbreiding is een stap in de goede
richting maar deze uitbreiding op zich is uiteraard gekoppeld aan het vinden
van voldoende personeel. Dit is echter al geruime tijd een werkelijk knelpunt.
Terecht stellen de vakbonden dat “het mooi is om extra plaatsen te voorzien en
nieuwe gebouwen te betrekken, maar er moet ook personeel zijn om gedetineerden
daar te begeleiden".
Bovendien is er niet enkel nood aan
bewakend personeel. Ook op administratief-technisch vlak zijn de noden hoog. De
aanwervingsmotor loopt niet zoals het hoort, klagen de vakbonden terecht aan.
Daarnaast leidt het tekort ertoe dat
nieuwe werknemers veel sneller op de werkvloer worden gedropt en minder of een
kortere opleiding krijgen. Daarenboven is er ook het fenomeen dat regelmatig
personeel vertrekt. Besluit: de job moet opnieuw aantrekkelijker worden.
Kan de minister meer toelichting geven
betreffende het openhouden van de gevangenissen in Sint-Gillis en Dendermonde?
Welke middelen worden er hier bijkomend voor vrijgemaakt?
Wat is de stand van zaken van de
aanwervingscampagne 'Da's just' die een job als penitentiair bewakingsagent in
de verf zet? Hoeveel mensen hebben er inmiddels reeds gepostuleerd? Hoeveel
aanwervingen zijn hiervan reeds het resultaat?
De selectieprocedure zal worden verkort
en vereenvoudigd. Kan de minister heirover meer toelichting geven?
De vakbonden stellen dat ook de opleiding
wordt ingekort. Kan de minister hierover meer toelichting geven? Houdt dit geen
risico's in? Zullen de penitentiaire bewakingsagenten in opleiding voldoende
voorbereid worden op hun toekomstige taken?
03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, wat uw eerste vraag betreft, verwijs ik naar de antwoorden die ik de afgelopen weken heb gegeven. Het idee om de gevangenis van Sint-Gillis en de oude gevangenis van Dendermonde open te houden, is een tijdelijk antwoord om straffen op een humane en correcte manier te kunnen uitvoeren, binnen de context van de huidige overbevolking in de gevangenissen. Momenteel brengen we hiervoor alles in kaart.
Uw tweede vraag gaat over de voorlopige resultaten van de campagne. Deze werd al in december 2021 gelanceerd voor de provincie Antwerpen en heeft tot mooie resultaten geleid. In totaal hebben in de maand december zo'n 188 mensen gepostuleerd voor een job als penitentiair bewakingsassistent in een van de gevangenissen in de provincie Antwerpen. Dat is een ongezien succes. Deze provincie kampt immers met een grote krapte op de arbeidsmarkt en veel concurrentie van de haven. De procedures zijn volop aan het lopen en worden eind februari 2022 beëindigd. Het is dus nog te vroeg om concrete resultaten mee te delen.
De campagne werd in november 2021 ook gelanceerd voor de verschillende vacante plaatsen voor de zorgfuncties in de gevangenissen. Met meer dan 200 sollicitanten kunnen we eveneens spreken van een succes. Ook voor deze functies is de selectieprocedure nog lopende en kunnen we nog geen concrete resultaten meedelen.
Een eerdere selectieprocedure voor een job als penitentiair bewakingsassistent in de Brusselse gevangenissen heeft in totaal 53 laureaten opgeleverd. Het medisch geschiktheidsonderzoek voor deze laureaten wordt momenteel ingepland. In maart 2022 wordt de campagne gelanceerd voor de Brusselse en de Dendermondse gevangenis.
Wat uw derde vraag betreft: er loopt momenteel in Antwerpen een proefproject waarbij de huidige regelgeving een verkorte selectieprocedure toepast. Concreet betekent dit dat de eerste module met een prescreening via een PC-test niet wordt georganiseerd en alle competenties tijdens een selectiegesprek worden getest. We zien dat met deze versnelde procedure minder kandidaten afhaken tijdens de selectieprocedure. Omwille van het succes in Antwerpen zal het proefproject worden uitgebreid naar de gevangenissen van Haren en Dendermonde.
Daarnaast werken we samen met de minister van Ambtenarenzaken aan een aanpassing van de regelgeving om de selectieprocedures te vereenvoudigen. Er zijn momenteel twee KB's in een formele onderhandelingsfase met de vakbonden. Een eerste KB is een KB dat de continue werving voor kritieke functies en hoogvolumefuncties mogelijk maakt. De selectieprocedure wordt aangepast, zodat er niet meer gewacht moet worden tot alle kandidaten werden gezien alvorens een rangschikking kan worden opgesteld en de laureaten kunnen worden aangesproken.
Via tussentijdse rangschikkingen zullen selectieprocedures continu worden opengesteld en kan aan de laureaten ook sneller een functie worden aangeboden. Deze manier van rekruteren zal het proces aanzienlijk versnellen.
Een tweede KB maakt het mogelijk de functies binnen de gevangenissen contractueel te werven. Het is niet onze bedoeling het ambt te contractualiseren, maar het blijft een feit dat contractuele aanwervingen nog steeds sneller gaan dan statutaire aanwervingen. Door in te zetten op zowel contractuele als statutaire aanwervingen, kunnen we veel flexibeler inspelen op de noden.
Op uw vierde vraag kan ik antwoorden dat de informatie niet klopt. Integendeel, momenteel duurt de basisopleiding voor beambten zowat 50 dagen. De duurtijd van de basisopleiding wordt verhoogd naar zes maanden.
Er wordt in het kader van de nieuwe functies van veiligheidsassistent en detentiebegeleider bovendien geïnvesteerd in een nieuw opleidingstraject, zowel op het vlak van de inhoud als op het vlak van de methodes. De opleiding voorziet in een afwisseling van leermodules in een opleidingscentrum en het werkplekleren op het terrein.
De basisopleiding bestaat uit twee onderdelen, meer bepaald een gemeenschappelijk traject en een specifiek traject. Het gemeenschappelijke traject duurt vier maanden en bestaat uit 45 lesdagen, aangevuld met werkplekleren op het terrein. Na het gemeenschappelijke traject zullen beide functies ook een specifiek traject doorlopen van twee maanden, dat bestaat uit tien lesdagen, aangevuld met vier weken werkplekleren. De inhoud van de opleiding is afgestemd op de competenties die de medewerkers moeten ontwikkelen om hun functie correct te kunnen uitvoeren. Zij zullen dus effectief voldoende voorbereid zijn.
03.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, bij de aanwervingscampagne van Antwerpen hebben 188 mensen gepostuleerd. Dat is geen slecht resultaat.
Indien ik uw antwoord goed begrijp, zal eind februari 2022 de volledige procedure zijn afgehandeld, zodat zij hopelijk heel spoedig aan de slag kunnen.
Over een verkorting en een vereenvoudiging van de selectieprocedure hebt u toelichting gegeven en verwezen naar het proefproject. Mijnheer de minister, ik durf in elk geval wel de hoop uit te drukken dat er toch nog voldoende controle en screening blijft van alle kandidaten, zeker met het oog op het veiligheidsaspect. Zij vervullen immers een heel specifieke functie op een plaats waar veiligheid niet onbelangrijk is.
Tot slot, aangaande mijn vraag over de vakbond is duidelijk verkeerde info in de media gedeeld.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De aanbevelingen van de POC 'Terro'" (55025128C)
04 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les recommandations de la CEP Terrorisme" (55025128C)
04.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, we mochten reeds verscheidene keren vernemen dat de aanbevelingen van de POC Terro verder zullen worden uitgevoerd. Desbetreffend werd in maart 2021 door de regering een ongecoördineerd document van meer dan 600 bladzijden bezorgd aan de Kamer, wat het voorwerp uitmaakte van een bespreking in maart 2021. Niet het minst om de leesbaarheid van voormeld document te verbeteren, werd door de minister van Binnenlandse Zaken aan het commissiesecretariaat gevraagd om een synthesedocument op te stellen, dat in juni 2021 gefinaliseerd zou zijn. Ik moet vaststellen dat er tot op heden nog geen synthesedocument beschikbaar is.
Kunt u ons zeggen wanneer u en de minister van Binnenlandse Zaken dit synthesedocument zullen finaliseren? Wanneer zal dit aan de Kamer worden bezorgd?
04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, we werken thans aan een geactualiseerde stand van zaken van de uitvoering van de aanbevelingen. Wij zullen u het synthesedocument volgende maand bezorgen.
04.03 Marijke Dillen (VB): Dank u vriendelijk.
L'incident est clos.
- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De vraag tot herwaardering van de barema’s voor het gevangenispersoneel" (55025130C)
- Nabil Boukili aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De loonsverhoging voor de penitentiair beambten" (55025329C)
- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La demande de revalorisation des barèmes du personnel pénitentiaire" (55025130C)
- Nabil Boukili à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La revalorisation salariale des agents pénitentiaires" (55025329C)
05.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, de vakbonden hebben vorige week een 24-urenstaking gehouden in de gevangenissen om betere lonen te eisen. Die actie wordt gevoerd in aanloop naar de begrotingscontrole in maart.
Nu er bij de politie een voorakkoord is over hogere lonen, willen de vakbonden ook voor de federale ambtenaren een inspanning, zo klinkt het. Zij dringen aan op een herwaardering van de barema's, wat net als bij de politie al twintig jaar lang niet meer is gebeurd. Die barema's moeten dringend worden herbekeken, ook om bepaalde functies opnieuw aantrekkelijk te maken. Sommige profielen zijn bijzonder moeilijk aan te werven omdat de lonen niet meer in verhouding staan tot de lonen in de private sector, zo stellen de vakbonden. De vakbonden hebben die eisen op dinsdag 8 februari blijkbaar voorgelegd op de kabinetten van de premier en de vicepremiers en hun eisen kracht bijgezet met een 24-urenstaking.
Mijnheer de minister, wat is uw standpunt daarover? Bent u bereid om die eisen mee te steunen?
05.02 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, les agents des services publics réclament des améliorations salariales. Les agents pénitentiaires aussi demandent une revalorisation de leur fonction. Cette revalorisation est nécessaire non seulement pour assurer une rémunération juste des agents, mais aussi pour rendre cette fonction plus attractive pour les nouvelles recrues.
Depuis des années, les agents pénitentiaires sont en sous-effectif et le manque de candidats est un prétexte que l'on entend souvent dans la bouche de politiciens pour justifier cette situation. Grâce à la lutte, les policiers ont récemment obtenu une augmentation salariale de 5 %. C'est encore insuffisant, mais c'est un premier pas qui doit servir d'exemple. Que répondez-vous aux agents pénitentiaires? Allez-vous vous asseoir autour de la table pour proposer une revalorisation de cette fonction? Si oui, que leur proposez-vous?
05.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, mijnheer Boukili, het penitentiair personeel maakt deel uit van het federaal openbaar ambt. De actie kaderde in een algemene stakingsaanzegging met betrekking tot dat federaal ambt. Mijn collega-minister van Ambtenarenzaken is daarvoor bevoegd, dus ik kan geen uitspraken doen in haar naam over onderhandelingen die zij voert.
In tegenstelling tot de federale politie, maakt het gevangenispersoneel deel uit van het federaal openbaar ambt. Dat betekent dat het sectoraal akkoord dat de minister van Ambtenarenzaken met de vakbonden zal afsluiten, ook van toepassing zal zijn op het gevangenispersoneel.
Je crois fermement à la motivation intrinsèque du personnel. C'est la raison pour laquelle nous allons rendre le job d'agent pénitentiaire plus attractif en matière de contenu et offrir de meilleures conditions de travail, telles qu'une infrastructure moderne, une meilleure formation, le pourvoi des postes vacants et suffisamment de personnel.
Dans le passé, des initiatives ont été prises pour rendre le métier plus attractif financièrement, de sorte que les agents pénitentiaires bénéficient déjà d'échelles de rémunération plus élevées que la moyenne des fonctionnaires fédéraux.
Aujourd'hui, malheureusement, force est de constater que ces initiatives ont récolté peu de succès, car nous sommes toujours confrontés à un problème de recrutement. Les recherches ont également montré que, pour la nouvelle génération de salariés, le contenu du travail et les conditions de travail sont un facteur plus décisif que le salaire.
Nous réformons donc le métier d'agent pénitentiaire et le divisons en deux nouvelles fonctions, à savoir l'accompagnateur de détention et l'assistant de sécurité. L'accompagnateur de détention soutient et guide le détenu. À cet effet, il recevra une allocation d'accompagnement par jour presté. Cette proposition est actuellement en cours de négociation avec les syndicats.
05.04 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik zal de vraag ook stellen aan de minister van Ambtenarenzaken. Ik kan me echter niet voorstellen dat aan u ter zake geen advies wordt gevraagd. Ik denk namelijk dat het belangrijk is dat ook u uw stem in dat dossier laat horen.
05.05 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, vous me renvoyez vers votre collègue, mais vous êtes dans le même gouvernement et vous devez avoir une vision spécifique pour les agents pénitentiaires. C'est un métier spécifique. Ces agents sont en sous-effectif depuis des années. Avec la surpopulation, leurs conditions de travail sont extrêmement pénibles. En plus, ils cumulent des centaines de jours de congé de retard. Vous dites toujours que vous n'arrivez pas à trouver de candidats pour les postes, mais il faut rendre cette fonction plus attractive et cela passe par une revalorisation salariale. J'invite tous les agents pénitentiaires et leurs représentants syndicaux à mener une lutte pour avoir cette revalorisation salariale et je les soutiens.
On le voit avec les policiers: c'est grâce à la lutte et non grâce à des discussions au sein des cabinets ministériels qu'ils ont obtenu une revalorisation salariale, même si elle n'est pas suffisante. J'invite donc les agents pénitentiaires et leurs représentants à faire de même, à lutter pour obtenir cette revalorisation salariale. Apparemment, si on attend que le pas vienne du gouvernement, on peut attendre longtemps. Cela fait des années qu'ils la demandent, au point de ne pas pouvoir prendre congé tellement ils sont en sous-effectif.
Je le dis une fois de plus: j'accorde mon soutien à tous les agents pénitentiaires dans leur lutte pour avoir de meilleures conditions et de meilleurs salaires. J'espère qu'ils vont arriver à faire pression sur votre gouvernement pour obtenir gain de cause.
L'incident est clos.
06 Samengevoegde interpellatie en vragen van
- Joris Vandenbroucke aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het taalgebruik bij de politierechtbank" (55025183C)
- Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De wijziging van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken" (55000259I)
- Kristien Van Vaerenbergh aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het gebruik der talen bij de politierechtbank" (55025232C)
06 Interpellation et questions jointes de
- Joris Vandenbroucke à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'emploi des langues dans les tribunaux de police" (55025183C)
- Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La modification de la loi concernant l'emploi des langues en matière judiciaire" (55000259I)
- Kristien Van Vaerenbergh à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'emploi des langues dans les tribunaux de police" (55025232C)
06.01 Joris Vandenbroucke (Vooruit): Mijnheer de minister, ik ben een toerist in deze commissie, maar deze problematiek raakt ook een stukje mijn politieke corebusiness aan, met name de verkeersveiligheid. Artikel 23 van de wet op het gebruik van talen in rechtszaken voorziet erin dat wie terechtstaat voor een Nederlandstalige politierechtbank kan vragen om de rechtspleging in het Frans te laten geschieden voor een Franstalige politierechtbank. Dergelijk verzoek tot taalwijziging kan zelfs niet worden afgewezen wanneer er een beëdigde tolk aanwezig is. Met andere woorden, een simpel verzoek leidt tot een doorverwijzing naar de dichtstbijzijnde Franstalige politierechtbank.
Het probleem dat zich voornamelijk voordoet in het gerechtelijk arrondissement Halle-Vilvoorde, is dat de wachttijd voor de Franstalige politierechtbank in Brussel kan oplopen tot een jaar. Het gevolg is dat een bestuurder van wie de rijongeschiktheid is vastgesteld door de rechter, bijvoorbeeld als het gaat om iemand met een zwaar alcoholprobleem, al die tijd kan blijven rondrijden. Dat de rijongeschiktheid wordt vastgesteld, wordt niet aanvaard als een reden om een taalwijziging af te wijzen. Als de wachttijd voor de Franstalige politierechtbank in Brussel maanden tot een jaar kan duren, dan kan die persoon blijven rondrijden, met dramatische gevolgen voor de verkeersveiligheid. Dat kan niet de bedoeling zijn. Ik dacht dat verkeersveiligheid toch een van uw speerpunten was.
De procureur des Konings van Halle-Vilvoorde, mevrouw Ine Van Wymersch, pleit ervoor om artikel 23 van die taalwetgeving aan te passen in die zin dat een aanvraag tot taalwijziging niet kan worden toegestaan wanneer een beëdigde tolk aanwezig is. Dat lijkt mij een zeer faire oplossing. Op die manier worden de rechten van Franstaligen uiteraard gevrijwaard via een tolk en anderzijds laat het ons toe de verkeersveiligheid te verbeteren en kort op de bal te spelen.
Zou deze oplossing uw goedkeuring kunnen wegdragen? Erkent u dat er hier wel degelijk een groot probleem is inzake verkeersveiligheid? Welke andere oplossingen ziet u eventueel, mocht u deze niet onderschrijven?
06.02 Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, in de eerste plaats verheugt het mij zeer dat ook een collega uit de vivaldimeerderheid aanhaalt hoe belangrijk het is om van deze problematiek eindelijk werk te maken. Hij spreekt over verkeersveiligheid, maar anderhalf jaar geleden had ik het al over de duidelijke splitsing van het gerechtelijk arrondissement Halle-Vilvoorde. Net zoals in de rest van Vlaanderen, vragen wij eentaligheid in de rechtspleging, niet altijd een doorverwijzing wanneer een beklaagde opteert voor rechtspraak in het Frans, want daardoor worden zaken op de lange baan geschoven. De procureur spreekt nu over een gevaar voor de verkeersveiligheid, aangezien die mensen een jaar lang blijven rondrijden vooraleer hun proces aan de orde is.
Verleden jaar al hebben wij het taalshoppen aangeklaagd. Hele procedures moeten worden overgedaan. Er moet opnieuw een onderzoeksrechter aangesteld worden, al gaat het dan niet over het deel van de politierechtbank. Ook daarover zei procureur Van Wymersch dat er werk van gemaakt moet worden opdat zulke toestanden zich niet meer kunnen voordoen. U hebt toen geantwoord dat u een onderhoud met de procureur aangaat en dat u er werk van maakt. U hebt toen ook vermeld dat het geen gemakkelijk dossier is.
Nu, anderhalf jaar later, zien wij dat er niets is gebeurd. Mevrouw Van Wymersch brengt haast een kopie van haar klaagzang opnieuw in de pers. Bij u zien we geen beweging. Ook leden van de meerderheid roepen nu op om er werk van te maken.
De procureur stelt voor om artikel 23 van de taalwetgeving aan te passen zodat een beklaagde die over een tolk kan beschikken niet meer om een doorverwijzing kan vragen.
Mijnheer de minister, hebt u daarover al een onderhoud gehad met de procureur?
Wat zult u doen om het arrondissement Halle-Vilvoorde eindelijk gelijk te schakelen met alle andere gerechtelijke arrondissementen in Vlaanderen?
Inzake de rechten van de verdediging bestaat het voorstel in het voorzien van een tolk en een wijziging van artikel 23. Hoe staat u daartegenover?
06.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, sinds de zesde staatshervorming is de situatie nog ingewikkelder geworden. We hebben sindsdien een goed werkend parket in Halle-Vilvoorde, maar tot grote frustratie van velen wordt dit gehinderd door een aparte regeling in het arrondissement Brussel.
Ik zal het personaliteitsbeginsel van artikel 23 van de taalwet, hier al meermaals geciteerd, nog eens uitleggen. Het legt op dat de taal afhankelijk is van de meerderheid van de verdachten, maar in Halle-Vilvoorde speelt de problematiek nog veel sterker. Daar komt het nog meer voor dat de meerderheid van het aantal verdachten in de loop van het onderzoek wijzigt, waardoor niet enkel het dossier moet worden overgemaakt, maar ook naar een andere taalrol wordt verwezen en vaak nogmaals moet worden vertaald. Uiteraard speelt artikel 23 op het hele grondgebied, maar specifiek voor ons arrondissement speelt deze problematiek nog veel sterker.
De vorige openbare aanklager op de politierechtbank in Halle, de heer Steppe, heeft destijds in zijn afscheidsinterview nog aan de alarmbel getrokken. Hij stelde ook grote verschillen in bestraffing vast tussen de politierechtbank in Brussel en die in Halle-Vilvoorde. Ook de vorige procureur des Konings, de heer Freyne, stelde dat er een aanvoelen was dat Franstalige rechters milder straffen dan Nederlandstalige rechters. Dat is natuurlijk ook de reden waarom er zo aan forumshopping wordt gedaan. Op die manier beoogt men van een Franstalige rechtbank mildere straffen te krijgen, in het beste geval vanuit het oogpunt van betrokkene. De heer Vandenbroucke had het over verkeersdelicten, maar de problematiek is natuurlijk veel ruimer: het gaat over alle misdrijven die op het grondgebied van het arrondissement worden gepleegd. Men speelt het zo om op verjaring uit te monden in bepaalde dossiers.
Nu is er het voorstel van de procureur om een mouw te passen aan dat forumshoppen en dat uit te sluiten door een aanpassing van artikel 23. Op die manier kan de zaak toch behandeld worden als er een tolk aanwezig is, wat meestal het geval is.
Hoe staat u tegenover het voorstel van de procureur van Halle-Vilvoorde? Welke maatregelen kunnen worden getroffen, om het forumshoppen tegen te gaan?
Kunt u bijvoorbeeld de Hoge Raad voor de Justitie als neutrale instantie de opdracht geven een onderzoek uit te voeren naar de eenheid van rechtspraak binnen het gerechtelijk arrondissement Brussel, meer bepaald naar de verschillen in rechtspraak van gelijkaardige zaken tussen Franstalige en Nederlandstalige onderzoeksgerechten, straf- en politierechtbanken? Kunt u dat doen? Waarom kunt u dat wel of niet doen?
06.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Geachte commissieleden, collega's, artikel 23 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken voorziet in het recht van doorverwijzing naar een politierechtbank voor de beklaagde die de taal van de politierechtbank niet kent of zich beter uitdrukt in een van de andere landstalen.
Dat is een grondbeginsel van de taalwetgeving in België, een land met drie officiële landstalen volgens artikel 4 van onze Grondwet.
Het wordt als evident beschouwd dat een beklaagde wordt doorverwezen indien hij of zij de taal van een rechtbank niet kent of zich beter uitdrukt in een andere landstaal die wordt gebruikt door een rechtbank in België.
De problematiek is inderdaad niet nieuw. Ik verwijs naar de vraag van de voorzitster, die verwijst naar een melding daarover in 2014 en in 2017. Tijdens de voorbije legislaturen is de overheid niet verder geraakt dan de hiernavolgende punctuele wijzigingen.
Ten eerste, in het kader van de verkeersveiligheid kan worden verwezen naar de wet van 6 maart 2018. Om misbruiken te vermijden, waarbij de zaak langdurig wordt uitgesteld en uiteindelijk verjaart, wordt in artikel 23, laatste lid, bepaald dat de verjaring van de strafvordering wordt geschorst voor een maximum van één jaar vanaf het moment van de vraag tot verwijzing tot de dag van de eerste terechtzitting, waar de behandeling van de zaak ten gronde opnieuw door de rechtbank zal worden hervat.
Op die wijze wordt beoogd te vermijden dat verwijzing leidt tot straffeloosheid.
Er is ook artikel 16, § 2, derde lid, van voornoemde wet van 1935, zoals gewijzigd door de wet van 25 april 2014. Daarin wordt voor het gerechtelijk arrondissement Brussel vastgelegd dat in het vooronderzoek van spoedeisende gevallen de rechter bij wie de zaak oorspronkelijk aanhangig is gemaakt, voorlopig en gedurende de tijd die vereist is vanwege het spoedeisende karakter, de zaak verder kan behandelen met, indien nodig, de medewerking van een tolk.
Het betrof een technische wijziging na de wet van 19 juli 2012. De bedoeling van deze bepaling was volgens de preciseringen van de toenmalige minister van Justitie om situaties te vermijden waarbij een verdachte zou moeten worden vrijgelaten omdat deze op het allerlaatste moment voor een ander taalregime zou kiezen.
Deze laatste wetswijziging leunt enigszins aan bij het door de heer Vandenbroucke ingediende voorstel tot wijziging van artikel 23, vierde lid van de wet van 1935.
Het voorstel zal worden onderzocht. Er zijn ook andere voorstellen door de procureur des Konings van Halle-Vilvoorde bezorgd. Wij bestuderen deze voorstellen. Met de betrokken instanties toetsen we dat af.
Ik heb met procureur Van Wymersch een lang onderhoud gehad over het parket van Halle-Vilvoorde. Ook de taalproblematiek is daarbij aan bod gekomen. Sindsdien zijn er regelmatig contacten tussen mijn kabinet en haarzelf.
Voor de haalbaarheid is het natuurlijk wel belangrijk om te verwijzen naar artikel 157bis van de Grondwet, dat een tweederdemeerderheid voorschrijft voor essentiële elementen met betrekking tot het gebruik der talen in gerechtszaken in het gerechtelijk arrondissement Brussel.
Daarom wil ik ook mijn collega's in de regering die bevoegd zijn voor Institutionele Hervormingen onze inzichten en voorstellen bezorgen.
Mevrouw de voorzitster, uw derde vraag ging over de Hoge Raad voor de Justitie. In zijn bijzondere onderzoeksbevoegdheid is de Hoge Raad voor de Justitie gehouden de onafhankelijkheid van de leden van de rechterlijke macht te respecteren. Hoewel dit betrekking kan hebben of een of meer colleges, is dit type van onderzoek beperkt tot de werking van de rechterlijke orde, met als doel deze te verbeteren. Het kan geen betrekking hebben op de inhoud van rechterlijke beslissingen. Een dergelijk verzoek lijkt ons dus niet in overeenstemming met artikel 259bis, 16°, van het Burgerlijk Wetboek.
06.05 Joris Vandenbroucke (Vooruit): Mijnheer de minister, dat is een hele boterham voor iemand die geen specialisatie in justitie heeft, zoals ik. Sorry dat ik nogal op de verkeersveiligheid gefocust ben, collega's. Dat is mijn uitgangspunt.
Mijnheer de minister, ik vind het positief dat u de voorstellen van de procureur des Konings van Halle-Vilvoorde grondig bestudeert. Ik kijk uit naar de uitkomst daarvan.
De taalrechten van Franstaligen en anderstaligen moeten worden gerespecteerd, maar een vastgestelde rijongeschiktheid is altijd een urgente zaak in mijn ogen. Dat gaat over de veiligheid van ons allemaal. Dat is mijn bezorgdheid. Ik vind dat die veiligheid nooit op het spel kan worden gezet alleen omdat iemand zich berecht wil zien voor een andere rechtbank, terwijl er een beëdigde tolk aanwezig is die de rechtspleging perfect kan vertalen en die toestaat dat de betrokkene zich in zijn eigen taal kan uitdrukken. Ik hoop dat die problematiek kan worden opgelost.
Ik weet dat dit een communautair gevoelige zaak is, maar de verkeersveiligheid is voor mij een absolute prioriteit. Ik neem aan dat dit bij u ook zo is.
06.06 Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, ik ben zeer blij dat u verschillende gesprekken hebt gehad met de procureur en dat u zich bewust bent van het probleem. U wijst op artikel 157bis van de Grondwet om de taalwetgeving in rechtszaken aan te passen met een tweederdemeerderheid. Ik heb u anderhalf jaar geleden al gezegd dat u daarvoor zeker onze steun zult krijgen. Ik ben ervan overtuigd dat ook de N-VA haar steun zal verlenen. Vooruit springt ook al mee aan boord. Het is dus aan u om uw collega's uit te nodigen daar verder werk van te maken, zodat het snel geregeld kan worden.
Daarom heb ik een motie van aanbeveling ingediend. Ik vraag om de procureur te horen over de problematiek. Aan dat verzoek bent u tegemoetgekomen. Wat de taalwetgeving in rechtszaken betreft, zult u de meerderheid die u daarvoor nodig hebt zeker halen.
06.07 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ik ben ook blij met het pleidooi van mijnheer Vandenbroucke. Het is een goede zaak dat u gesprekken hebt met de procureur des Konings. U verwijst naar artikel 157bis van de Grondwet. De Grondwet moet volgens u worden aangepast, omdat de taalwet daarin verankerd is. Uw collega's van Institutionele Hervormingen zijn bevoegd. Misschien moet men echter nog een stap verder zetten en ervoor zorgen dat de volledige bevoegdheid van Justitie in één hand zit en dat we eindelijk naar een Vlaamse justitie gaan. Dan is het niet nodig om nog aan de taalwet te morrelen en hebben we een homogeen pakket en een efficiëntieoefening gedaan, zodat de rechtsgang in Halle-Vilvoorde en overal in Vlaanderen vlotter kan verlopen.
De voorzitster: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Katleen Bury en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Katleen Bury
en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee,
- gelet
op het regeerakkoord waarin de regering zich met betrekking tot de hervorming
van de instellingen engageert "de komende legislatuur een belangrijke
bijdrage (te) leveren (…) aan de verhoging van de efficiëntie en de verdieping
van de democratische staatsstructuren" en "het nastreven van homogene
bevoegdheden en efficiëntie" daarbij richtinggevend is;
- gelet
op noodkreet van de procureur des Konings van het parket van Halle-Vilvoorde
omtrent de structurele onwerkbaarheid van de manier waarop in het rechtsgebied
Halle-Vilvoorde recht moet worden gesproken;
- overwegende
dat deze noodkreet vanwege het parket Halle-Vilvoorde niet voor het eerst de
wereld wordt ingestuurd, maar het gaat om een aanhoudend fenomeen waaraan nog
steeds niet werd geremedieerd;
- gelet
op het pleidooi van de procureur des Konings om de taalwetgeving in
gerechtszaken aan te passen;
- overwegende
dat het ‘taalshoppen’ door dagvaarden in de praktijk betekent dat bijvoorbeeld
bestuurders die een gevaar vormen voor de verkeersveiligheid langer kunnen
blijven rondrijden;
vraagt de
regering
- de procureur des Konings van het parket van Halle-Vilvoorde te horen over deze problematiek;
- artikel 23 van de taalwetgeving in gerechtszaken aan te passen om te komen tot eentaligheid van de rechtspleging in heel Vlaanderen (exclusief Brussel) waarbij het de territoriale bevoegdheid van de rechter is die de taal van de raadpleging bepaalt;
- de nodige stappen te zetten voor de verdere splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel door van het rechtsgebied Halle-Vilvoorde een volwaardig Nederlandstalig gerechtelijk arrondissement te maken."
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Katleen Bury et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de Mme Katleen Bury
et la réponse du vice-premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord,
- eu égard à l’accord de gouvernement dans lequel le gouvernement s’engage, s’agissant de la réforme des institutions, à, "au cours de la prochaine législature, (…) apporter une contribution importante (…) à l’augmentation de l’efficacité et à l’approfondissement des principes démocratiques des structures de l’État", étant entendu que la recherche de "l’homogénéité des pouvoirs et (de) l’efficacité" constitue un élément directeur à cet égard;
- eu égard à l’appel à l’aide du procureur du Roi du parquet de Hal-Vilvorde concernant l’impraticabilité structurelle de la manière dont il doit être rendu justice dans le ressort de Hal-Vilvorde;
- considérant que cet appel à l’aide du parquet de Hal-Vilvorde n’est pas le premier, mais qu’il s’agit d’un phénomène persistant auquel il n’a toujours pas été remédié;
- eu égard au plaidoyer du procureur du Roi en faveur de l’adaptation de la législation sur l’emploi des langues en matière judiciaire;
- considérant que le 'shopping linguistique' de la part des prévenus implique dans la pratique que des conducteurs qui constituent un danger pour la sécurité routière peuvent continuer à circuler plus longtemps, par exemple;
demande au gouvernement
- d’entendre le procureur du Roi du parquet de Hal-Vilvorde sur ce problème;
- d’adapter l’article 23 de la législation sur l’emploi des langues en matière judiciaire afin d’assurer l’unilinguisme de la procédure sur l’ensemble du territoire de la Flandre (à l’exception de Bruxelles), étant entendu que c’est la compétence territoriale du juge qui détermine la langue de la procédure;
- d’entreprendre les démarches nécessaires en vue de la poursuite de la scission de l’arrondissement judiciaire de Bruxelles en faisant du ressort de Hal-Vilvorde un arrondissement judiciaire néerlandophone à part entière."
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Katja Gabriëls.
Une motion pure et simple a été déposée par Mme Katja Gabriëls.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
07 Interpellatie van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het pleidooi van de gerechtsdeurwaarders voor een wettelijk kader tegen de ophoping van schulden" (55000260I)
07 Interpellation de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le plaidoyer des huissiers de justice en faveur d'un cadre juridique contre le surendettement" (55000260I)
07.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, de coronacrisis heeft ook zware financiële gevolgen voor veel burgers. De energieprijzen swingen de pan uit, onze winkelkar wordt duurder, de diesel- en benzineprijzen stijgen torenhoog. Heel wat gezinnen krijgen het financieel een pak moeilijker, zelfs zij die nooit eerder betalingsproblemen hadden. Om drama's te vermijden, heeft de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders een opmerkelijk voorstel geformuleerd, een pleidooi voor de creatie van een wettelijk kader om de minnelijke invorderingskosten te plafonneren.
De NKGB heeft enkele maatregelen voorgesteld om mensen beter te beschermen en om ophopingen van schulden, en aldus eventuele drama's, te vermijden. Daarbij wordt voor een betere consumentenbescherming gepleit. De gerechtsdeurwaarders vragen u om werk te maken van een wettelijke plafonnering van de minnelijke invorderingskosten. De NKGB vraagt om paal en perk te stellen aan de wildgroei aan verhogingen die een schuldeiser mag vragen. Zo wordt er voorgesteld om een percentage van de invorderingskosten vast te leggen. Op die wijze kan worden vermeden dat een onbetaald klein bedrag binnen een korte termijn tot een aanzienlijke schuld oploopt.
Ook wil de NKGB dat er een wettelijk kader wordt gecreëerd voor het Communicatieplatform (CPC). Dat is een heel interessant initiatief van samenwerking met het OCMW, waardoor alle gemaakte schulden van de persoon of personen in kwestie worden samengebundeld. Momenteel loopt een dergelijk pilootproject in Antwerpen met positieve resultaten. Met dat Communicatieplatform krijgen mensen met een schuldenlast enige ademruimte, aangezien de gerechtsdeurwaarders de uitvoering voor maximaal drie maanden opschorten, zodat het OCMW een overzicht van de totale schulden kan opmaken. Dankzij die samenwerking kunnen verdere kosten en procedures worden vermeden en krijgt de persoon in kwestie de kans om zich schuldenvrij te maken.
Mijnheer de minister, wat is uw standpunt ter zake? Bent u bereid om een wettelijk kader te creëren om de minnelijke invorderingskosten te plafonneren? Zo ja, welke initiatieven hebt u reeds genomen of zult u nemen?
Bent u bereid om initiatieven te nemen om een wettelijk kader te creëren voor de oprichting van een communicatieplatform, naar analogie van het succesvolle pilootproject CPC in Antwerpen?
07.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, u weet dat dit probleem me niet ongevoelig laat. Ik verwijs naar mijn beleidsnota, waarin ik heb aangegeven dat we in het kader van de strijd tegen de overmatige schuldenlast werk maken van maatregelen om de kosten verbonden aan gerechtelijke schuldinvorderingen te verminderen.
Ik wil er wel op wijzen dat de invorderingsactiviteiten van gerechtsdeurwaarders moet worden opgesplitst in twee categorieën. Er zijn gerechtelijke invorderingen en minnelijke invorderingen. Van gerechtelijke invorderingen liggen de tarieven vast bij koninklijk besluit, aangezien deurwaarders dan optreden in het kader van hun functie als ambtenaar van het openbaar ministerie.
Op dit moment voeren we besprekingen met de deurwaarders met de bedoeling het huidige systeem van tarieven te moderniseren en waar mogelijk in dalende lijn bij te stellen, om de gerechtelijke invorderingskosten te kunnen doen dalen.
Wanneer de gerechtsdeurwaarder daarentegen een minnelijke invordering doet, treedt hij of zij niet op in het kader van een wettelijk monopolie, maar wel in het kader van een concurrerende commerciële activiteit die vergelijkbaar is met die van incassobureaus. In dat kader bepaalt een gerechtsdeurwaarder vrij zijn of haar erelonen. Een gerechtsdeurwaarder die belast is met een minnelijke invordering mag, net als elke andere persoon die een activiteit van invordering van minnelijke schuldinvordering verricht, volgens de huidige wetgeving geen andere vergoeding vragen aan de consument dan diegene die afgesproken werd in de overeenkomst. In principe zou de kostprijs voor de deurwaarder met het oog op een minnelijke invordering van een schuld dan ook niet ten laste mogen vallen van een schuldenaar-consument. Wat de plafonnering van de kosten betreft voor vergoedingen en intresten, die verbonden zijn aan dergelijke minnelijke invorderingen, moet ik u doorverwijzen naar de minister van Economische Zaken, die daarvoor bevoegd is.
De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders heeft mij het CPC-platform als proefproject voorgesteld. Wij hebben daar met heel veel interesse kennis van genomen. Het is een van de elementen die bij de evaluatie voor de hervorming van de gerechtelijke schuldinvordering en de strijd tegen overmatige schuldenlast in aanmerking worden genomen. Op dit ogenblik worden een aantal pistes, waaronder deze, verder geanalyseerd om vervolgens een pakket aan maatregelen te kunnen voorstellen dat ervoor zorgt dat financieel zwakkeren beter zullen worden beschermd tegen oplopende gerechts- en uitvoeringskosten. Dat willen we dit jaar nog realiseren.
07.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, uiteraard ken ik wel het verschil tussen een gerechtelijke en een minnelijke invordering. Het recente pleidooi van de gerechtsdeurwaarders gaat specifiek over de minnelijke invordering. Vaak zijn zij met handen en voeten gebonden aan de onderliggende overeenkomst. Daar knelt toch wel vaak het schoentje, want er worden soms exorbitante verhogingen, intresten, schadebedingingen en dergelijke gevorderd. Dat maakt het bijzonder moeilijk voor een schuldenaar die zijn rekeningen niet kan betalen. Een kleine schuld van 100 euro kan gemakkelijk tot 400 of 500 euro oplopen. Dat moet toch wel heel dringend worden tegengegaan. Een vergelijkbaar fenomeen zien we bij de incasso van de nutsvoorzieningen, waar eveneens een en ander eens onder de loep mag worden genomen.
In antwoord op mijn vraag over het Communicatieplatform, ben ik blij te horen dat u dat mee in overweging zult nemen bij de hervorming. U hebt gezegd dat dit tegen het einde van het jaar zal gebeuren, waardoor ik ervan uitga dat die teksten ons voor het zomerreces al voorgelegd zullen worden als we dat voor het einde van dit kalenderjaar willen realiseren.
De voorzitster: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marijke Dillen en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Marijke Dillen
en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee,
- overwegende dat de coronacrisis financieel zware gevolgen heeft voor vele burgers: de energieprijzen de pan uitswingen, de winkelkar steeds duurder wordt, de diesel- en benzineprijzen torenhoog stijgen,… ;
- overwegende dat de Nationale Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (NKGB) een pleidooi houdt om een wettelijk kader te creëren om de minnelijke invorderingskosten te plafonneren;
- overwegende dat de NKGB vraagt om paal en perk te stellen aan de wildgroei van verhogingen die een schuldeiser mag vragen en voorstelt om een percentage van invorderingskosten vast te leggen;
- overwegende dat er tevens een pleidooi wordt gehouden om een wettelijk kader te creëren voor het communicatieplatform (CPC), zijnde het pilootproject dat in Antwerpen is uitgerold met een samenwerking tussen de gerechtsdeurwaarders en het OCMW, waarbij de schuldenlast maximaal drie maanden kan worden opgeschort teneinde het OCMW de gelegenheid te geven om een overzicht van alle schulden op te maken en een regeling tot afbetaling uit te werken;
vraagt de regering
- de nodige initiatieven te nemen om een wettelijk kader te creëren om de minnelijke invorderingskosten te plafonneren;
- de nodige initiatieven te nemen om een wettelijk kader te creëren voor het oprichten van een communicatieplatform naar analogie van het pilootproject in Antwerpen, waarbij een samenwerking wordt uitgerold tussen de gerechtsdeurwaarders en de plaatselijke OCMW’s."
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Marijke Dillen et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l’interpellation de Mme Marijke Dillen
et la réponse du vice-premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord,
- considérant que la crise du coronavirus a de lourdes conséquences pour un grand nombre de nos concitoyens: les prix de l’énergie explosent, le prix du caddie ne cesse d’augmenter, les prix du diesel et de l’essence atteignent des sommets,… ;
- considérant que la Chambre nationale des huissiers de justice (CNHJ) plaide en faveur de la création d’un cadre légal en vue de plafonner les frais de recouvrement amiable;
- considérant que la CNHJ demande de mettre un terme à la prolifération des majorations qu’un créancier peut réclamer et propose de fixer un pourcentage de frais de recouvrement;
- considérant qu’il est en outre plaidé en faveur de la création d’un cadre légal pour la plate-forme de communication (CPC), à l’exemple du projet pilote déployé à Anvers et impliquant une coopération entre les huissiers de justice et le CPAS, en vertu duquel l’exigibilité des dettes peut être suspendue pendant une durée maximale de trois mois afin de permettre au CPAS d’établir un aperçu de toutes les dettes et d’élaborer un plan de remboursement;
demande au gouvernement
- de prendre les initiatives requises en vue de la création d’un cadre légal permettant de plafonner les frais de recouvrement amiable;
- de prendre les initiatives requises en vue de la création d’un cadre légal pour la mise en place d’une plate-forme de communication par analogie avec le projet pilote mené à Anvers, où une coopération est déployée entre les huissiers de justice et les CPAS locaux."
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Katja Gabriëls.
Une motion pure et simple a été déposée par Mme Katja Gabriëls.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De tijdelijke vrijlating van de moordenaar van Kitty Van Nieuwenhuysen door een procedurefout" (55025196C)
- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Penitentiair verlof door procedurefout voor moordenaar van Kitty Van Nieuwenhuysen" (55025250C)
- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La libération temporaire du meurtrier de Kitty Van Nieuwenhuysen après une erreur de procédure" (55025196C)
- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le congé pénitentiaire accordé au meurtrier de Kitty Van Nieuwenhuysen après une erreur de procédure" (55025250C)
08.01 Marijke Dillen (VB): Voorafgaandelijk laat ik collega Gabriëls, die blijkbaar helderziende is en ervan uitgaat dat ook bij de volgende interpellatie een motie wordt ingediend, alvast opmerken dat ik dat niet van plan ben.
Mijnheer de minister, ik kom nu bij mijn vraag. Galip Kurum, een van de moordenaars van agente Kitty Van Nieuwenhuysen, mocht op 4 februari 2021 de gevangenis van Ittre 36 uur verlaten door een procedurefout. In december 2021 werd de vraag tot vervroegde invrijheidstelling van Kurum nog afgewezen door de strafuitvoeringsrechtbank, maar dat belette hem niet om eveneens penitentiair verlof aan te vragen bij de gevangenisdirectie. Het penitentiair verlof kreeg in eerste instantie een positief advies van de plaatselijke directeur van de gevangenis van Ittre, waarna het hoofdbestuur de beslissing zou hebben teruggedraaid. Omdat Kurum niet kon leven met de beslissing, besliste hij naar de kortgedingrechter te stappen met naar verluidt als motivatie dat de weigering van het hoofdbestuur buiten de wettelijke termijn van veertien dagen viel en bijgevolg ongeldig was. Kurum argumenteerde dat zaterdag ook een werkdag zou zijn.
Mijnheer de minister, tot grote verbazing en woede van zowat alle actoren bij justitie en de politievakbonden – u zult dat wel begrijpen –, volgde de kortgedingrechter de argumentatie van Kurum. De politievakbonden reageren terecht woedend en willen dat u ingrijpt. Zij stellen ondubbelzinnig – ik ondersteun hen hierin volledig – dat wat nu gebeurt, ontoelaatbaar wangedrag is van justitie.
Ten eerste, wanneer kreeg u kennis van deze feiten? Wat is uw mening daarover? Wat hebt u gedaan sinds de bekendmaking van de vrijlating van Kurum in de media? Ik beklemtoon wel dat het om een tijdelijke invrijheidstelling gaat.
Ten tweede, zijn er nog zaken bekend waarin de rechtbank bij beschikking zaterdag als een werkdag beschouwt? Heeft dat desgevallend in die zaken ook tot de vrijlating van al dan niet zware criminelen geleid?
Ten derde, zal er beroep worden aangetekend tegen de beslissing van de kortgedingrechter?
Ten vierde, zult u de hoofdbesturen van de gevangenissen erop attent maken dat zij, rekening houdend met de inhoud van die beschikking, hun beslissingen over het al dan niet toekennen van penitentiair verlof tijdig moeten nemen om gelijkaardige situaties te vermijden? Hoe zult u dergelijke incidenten voorkomen?
08.02 Sophie De Wit (N-VA): Mijn vraag sluit aan bij die van mevrouw Dillen. Ik denk dat we de feiten op zijn minst kafkaiaans mogen noemen. Het is des te pijnlijker dat een en ander gebeurt in zo'n gevoelig dossier als dat van de moord op Kitty Van Nieuwenhuysen.
De betrokkene had al een vervroegde invrijheidsstelling gevraagd, maar die werd afgewezen. Zijn vraag tot penitentiair verlof was wel positief geadviseerd, zo blijkt, al draaide het hoofdbestuur de beslissing vervolgens terug. In een beroep in kort geding haalde hij dan toch zijn gelijk, om een heel bizarre reden. Het gevolg daarvan is dat de betrokkene op 4 februari gedurende 36 uur de gevangenis mocht verlaten, zonder dat de familie van het slachtoffer daarvan op de hoogte was.
De rechter in kort geding had een heel vreemde redenering en oordeelde dat het hoofdbestuur te laat was. Dat had volgens hem de veertiendaagse termijn, waarbij hij een zaterdag ook beschouwde als een werkdag, niet gerespecteerd. We hebben het vaak over arbeidsdeals en flexibiliteit, en bij justitie wordt er vaak op zaterdag gewerkt, maar het is wel heel erg bijzonder als men een zaterdag ook als een werkdag beschouwt bij de bepaling van de termijnen. Als die interpretatie wordt gehandhaafd, zal iedereen zijn berekeningen van termijnen weer onder de loep moeten nemen. Ik begrijp dat uw kabinet betreurt wat er is gebeurd en dat de zaak bij de beroepsrechter aanhangig wordt gemaakt, maar intussen is de beslissing wel genomen.
Is de definitie van een werkdag onvoldoende duidelijk omschreven in het kader van dergelijke procedures, of heeft de rechter in kort geding een interpretatiefout gemaakt? Het zou interessant zijn om te onderzoeken wat de rechtsgronden zijn en of er bij een interpretatiefout of procedurefout wel penitentiair verlof mag worden toegekend. Misschien zijn hier nog wijzigingen mogelijk?
Zou het niet interessant zijn om in geval van lacunes in de procedures of de wetgeving, deze via wetgevend werk aan te vullen en de onduidelijkheden weg te werken?
Werden de nabestaanden, vrienden en collega's van Kitty Van Nieuwenhuysen tijdig op de hoogte gebracht van het penitentiair verlof, of moesten ze het via de pers vernemen?
Ten slotte, aangezien u aankondigt de zaak nog bij de beroepsrechter aanhangig te zullen maken, neem ik aan dat u de precedentwaarde van de beschikking ongedaan wenst te maken en een andere beschikking wenst te krijgen? Of hebt u andere intenties door in beroep te gaan? Het verlof is natuurlijk al voorbij en daar kan niks meer aan worden veranderd.
08.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Wij werden de dag zelf van de beslissing op de hoogte gebracht. Er werd beroep ingesteld, maar het beroep doet niets af aan de uitvoerbaarheid van de beschikking, die vanuit de aard ervan uitvoerbaar is bij voorraad. Door vast te stellen dat de negatieve beslissing van de directie Detentiebeheer na een positief advies van de directeur niet tijdig was genomen, moest het penitentiair verlof met toepassing van artikel 10, § 4, van de wet betreffende de externe rechtpositie als toegekend beschouwd worden, onder de voorwaarden zoals ingesteld door de directeur. In beroep hopen we de onverwachte interpretatie van de notie 'werkdag' recht te zetten.
De kortgedingrechter onderzocht in zijn beschikking slechts één middel, met name de niet-tijdigheid van de genomen weigeringsbeslissing, en stelt dat het begrip 'werkdag', bij gebrek aan een definitie in de wet en toelichting in de voorbereidende werken, overeenkomstig de vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie en de Raad van State, "in zijn gebruikelijke betekenis moet worden opgevat." "In die gebruikelijke betekenis", nog volgens de kortgedingrechter en onder verwijzing van diverse arresten van het Hof van Cassatie en de Raad van State, "behelst een werkdag alle dagen van de week met uitzondering van zon- en feestdagen." Een zaterdag zou dus, behalve als het een feestdag betreft, als een werkdag te beschouwen zijn.
Die uitspraak kwam, zoals gezegd, onverwacht. De rechtspraak die tot nu toe over de termijn wordt gevoerd, volgt telkens de interpretatie van de Belgische Staat, met name dat de notie 'werkdag' te beschouwen is als een dag waarop de administratie – in concreto de beslissende instantie – werkt, in tegenstelling tot een vrije dag. Het ging in die rechtspraak niet uitdrukkelijk om de vraag of een zaterdag als werkdag te beschouwen was, maar over reglementaire feestdagen, zoals 2 november, brugdagen en de periode tussen Kerst en Nieuwjaar, die dus niet als werkdag werden beschouwd.
In die beslissingen werd wel impliciet bevestigd dat een zaterdag geen werkdag was, omdat de zaterdag niet in de termijn werd geteld. Die andersluidende rechtspraak unisono werd uiteraard ingeroepen, maar de kortgedingrechter maakte er geen melding van. In de beroepsakte werd daar opnieuw naar verwezen en we hopen dat de beroepsrechter die wel volgt. Het gaat onder meer om een arrest van het hof van beroep van Luik van 3 februari 2017 en een beschikking van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Luxemburg van de afdeling Marche-en-Famenne van 8 februari 2018.
Ik heb de opdracht gegeven om de nodige maatregelen te nemen om een dergelijk voorval in de toekomst te vermijden. Er wordt tevens onderzocht of een aanpassing van de wet noodzakelijk is om de termijn te verduidelijken. Er zijn ons op het ogenblik geen andere zaken bekend.
Met betrekking tot de nabestaanden verwijs ik naar artikel 10, § 2, van de wet op de externe rechtspositie, dat bepaalt dat het slachtoffer zo snel mogelijk, in elk geval binnen 24 uur, via het snelst mogelijke schriftelijke communicatiemiddel in kennis moet worden gesteld van de toekenning van het eerste penitentiair verlof. De procedures werden correct toegepast. De bevoegde diensten, dienst slachtofferonthaal en de service d'aide aux victimes, werden tijdig geïnformeerd van het penitentiair verlof, zodat zij de nabestaanden en de slachtoffers konden verwittigen. Ook de advocaat werd in kennis gesteld.
Dat alles neemt niet weg dat ik het onbegrip van de politievakbonden begrijp. Of wat te denken van de ouders en de familie van Kitty Van Nieuwenhuysen? Ik betreur dit bijzonder ongelukkige voorval.
08.04 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, er is dus beroep aangetekend. Wat is de stand van zaken? Wanneer mogen we een uitspraak verwachten?
U deelt uiteraard het onbegrip van de politievakbond en de familie van de nabestaanden. U verwijst naar artikel 10 van de wet op de externe rechtspositie en zegt dat de nabestaanden zo spoedig mogelijk in kennis moeten worden gesteld. Dat is in het betreffende dossier echter niet van toepassing. Er is een kapitale fout gemaakt. Dat is niet voor herhaling vatbaar en ik hoop dat er een heel duidelijke uitspraak in beroep komt.
Gezien het delicate karakter van het dossier hoop ik ten slotte dat er vanuit justitie excuses zijn aangeboden aan de nabestaanden van mevrouw Kitty Van Nieuwenhuysen. Het is voor hen immers een zeer zware kaakslag.
08.05 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik ben benieuwd naar de afloop in beroep. Ik hoop dat er geen precedentwaarde kan ontleend worden aan de beslissing. Het zal sowieso heel zinvol zijn om het niet meer te laten afhangen van rechtspraak, maar om zekerheid in te bouwen in onze geldende procedures en onze geldende wetgeving. Dat is een taak voor ons, wij kunnen daaraan iets doen. Wij moeten dat doen.
Het is evident dat we er met verbazing naar staan te kijken, maar we moeten er ook lessen uit trekken. Een menselijke vergissing zal steeds kunnen, maar wij moeten de mazen in het net zoveel mogelijk dichten. Als er discussie blijft bestaan, schrijven wij heel eenvoudig in de wet in wat een werkdag is en wat niet. Dan zal men zulke fratsen niet meer meemaken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitster: Vragen nrs. 55025202C en 55025203C van mevrouw Jadin worden omgezet in schriftelijke vragen.
09 Interpellatie van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het digitaal transformatieplan" (55000261I)
09 Interpellation de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le plan de transformation numérique" (55000261I)
09.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, in de media hebben we vernomen dat u met een digitaal transformatieplan voor Justitie komt. Dat plan moet de werkprocessen en het informatiebeheer verbeteren en flexibeler maken.
In het verleden hebben verschillende van uw voorgangers reeds initiatieven genomen in die richting, helaas zonder veel resultaat, maar met de inzet van behoorlijk wat middelen. De vraag is of het deze keer zal lukken met uw doelstellingen. Het gaat blijkbaar om een reeks opdrachten om het Digital Transformation Office binnen Justitie te ondersteunen. Daaronder vallen onder meer governance, architectuur, audit en kwaliteitscontrole. Een budget van ongeveer 69 miljoen euro wordt daarvoor uitgetrokken.
Dat project dient tegemoet te komen aan de concrete noden van de FOD Justitie, maar informatisering of digitalisering bij Justitie is een bijzonder gevoelig project. In het verleden is er bijzonder veel misgelopen waar helaas een zwaar financieel prijskaartje aan verbonden was. De opsomming van de misgelopen projecten onder de voormalige ministers van Justitie is werkelijk hallucinant. Daarvoor bent u uiteraard niet verantwoordelijk.
Dat u vandaag opnieuw projecten opzet voor een databank van vonnissen en arresten en voor een digitale transformatie, wijst erop dat Justitie na eerdere projecten, bijvoorbeeld Phenix, niet veel verder staat. Het wordt dus de vraag hoe u het deze keer beter zult aanpakken.
Vandaar mijn vragen. Ten eerste, kan de minister meer gedetailleerde en concrete informatie geven over het aangekondigde transformatieplan voor Justitie? Het plan bevat twee grote luiken. Op welke wijze is dit opgedeeld? Is er een concreet stappenplan voor de uitvoering voorzien? Welke concrete timing is vastgelegd?
Ten tweede, dit project dient tegemoet te komen aan de concrete noden van de FOD Justitie anno 2022. Kunt u me gedetailleerd mededelen voor welke concrete noden dat project specifiek en eindelijk een antwoord zal bieden? Kunt u garanderen dat er eindelijk een databank van vonnissen en arresten beschikbaar zal zijn? Wat is hiervan de concrete timing?
Ten derde, belangrijk hierbij is de betrokkenheid van alle verschillende diensten binnen Justitie. Welke diensten werden er hierbij betrokken? Kunt u me mededelen op basis van welke adviezen dat transformatieplan werd opgesteld? Welke actoren met concrete kennis van het terrein werden hierbij betrokken, zodat dit project kan tegemoetkomen aan de specifieke noden van de FOD Justitie?
Ten vierde, zullen alle rechtbanken en hoven zonder onderscheid hierbij eindelijk kunnen worden aangesloten? Komt er een garantie dat binnen een zeer korte tijdsspanne alle actoren in het algemeen en de advocaten in het bijzonder eindelijk de gelegenheid krijgen om alle documenten voor alle rechtsinstanties digitaal te kunnen indienen?
Mijnheer de minister, ik weet niet of u er zich van bewust bent, maar dat is vandaag nog steeds niet het geval. Zullen alle gerechtelijke besluiten en andere officiële gerechtelijke documenten officieel kunnen worden bezorgd en verwerkt? Komt er een kruispuntbank waar alle gegevens over rechtszaken elektronisch worden verzameld en aan elkaar gekoppeld?
Maakt dit plan het eindelijk mogelijk dat dossiers in het algemeen en dossiers in strafzaken in het bijzonder volledig digitaal kunnen worden geconsulteerd door advocaten vanop hun kantoor, vanaf de opstart van het dossier? U weet dat dit een van mijn stokpaardjes is.
Komen er garanties dat de advocaten in alle dossiers en voor iedere rechtbank de mogelijkheid krijgen om conclusies en stukken digitaal neer te leggen? Voor de goede orde, mijnheer de minister, betreft het hier allemaal beloftes die door verschillende van uw voorgangers werden vooropgesteld, maar die vandaag helaas nog steeds niet gerealiseerd zijn.
Ten vijfde, wat het vooropgestelde budget betreft, had ik graag wat meer gedetailleerde toelichting gekregen.
Tot slot is informatisering en digitalisering bij Justitie een bijzonder gevoelig project. In het verleden is er bijzonder veel misgelopen. Dat er vandaag opnieuw projecten worden opgezet, voor de databanken en voor de digitale transformatie, wijst erop dat we nog niet veel verder staan na de start van Phenix. Kunt u deze keer bikkelharde garanties geven dat de aangekondigde initiatieven wel succesvol zullen zijn en de hiervoor vrijgemaakte middelen niet opnieuw op een zinloze wijze zullen worden besteed?
Kunt u een overzicht geven van de projecten die gedurende de voorbije tien jaar werden opgestart op het vlak van digitalisering en welke middelen hiervoor werden vrijgemaakt?
09.02 Minister Vincent Van Quickenborne: U verwijst naar een bericht in de media. Het betreft een mededeling dat er een openbare aanbesteding gelanceerd wordt met als doel een contractueel kader voor de ondersteuning van de digitalisering bij Justitie. We werden hiertoe gedwongen omwille van de situatie die ontstaan is binnen de verschillende overheidsdiensten voor het gebruik van de bestaande federale raamcontracten voor IT-diensten en projecten verwijzend naar de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Hierdoor zien we ons genoodzaakt om zelf een nieuwe overheidsopdracht uit te schrijven waarin er gefocust wordt op aspecten als governance, architectuur, audit en kwaliteitscontrole, om zodoende de komende jaren de digitalisering van Justitie op de rails te krijgen en te kunnen blijven ondersteunen.
De digitale transformatie van Justitie is uiteraard een centraal onderdeel van het luik 'snellere justitie'. Voor een meer gedetailleerde bespreking verwijs ik naar onze beleidsnota. Daarin werden vijf stappen duidelijk gemaakt: het moderne materiaal, het digitale dossier, het linken van alle databanken, Just-on-web als de digitale toegangspoort tot Justitie en een pleidooi voor een intelligente, datagedreven Justitie.
Naast de interdepartementale provisie 'nieuw beleid' hebben we hiervoor financiering gekregen van de Europese Recovery and Resilience Facility. In dat plan staat dat we vijf mijlpalen moeten realiseren. De eerste mijlpaal is het uitbouwen van een programma managementstructuren Digital Transformation Office, dus de digitale cockpit, tegen uiterlijk eind 2021. Dit hebben we gerealiseerd door het ministerieel besluit van 16 december 2021. De tweede mijlpaal is het voorzien van een basisportaal tegen uiterlijk 2022. Just-on-web is intussen al gerealiseerd. Het portaal is immers sinds enkele maanden online. We zijn er stapsgewijs nieuwe diensten aan het toevoegen. De derde mijlpaal is de interne centralisatie van de rechterlijke beslissingen tegen uiterlijk 2023, zodat alle vonnissen en arresten centraal beschikbaar zijn met het oog op de pseudonimisering. De vierde mijlpaal die we moeten realiseren voor Europa is een gegevensbank voor het verzamelen van realtimegegevens over de voortgang van gerechtelijke procedures, die operationeel moet zijn tegen uiterlijk 2024, zodat statistische gegevens beschikbaar zijn over de verschillende gerechtelijke procedures en Justitie meer datagedreven kan zijn. De vijfde mijlpaal is een nieuw dossierbeheersysteem van minstens zeven entiteiten van de rechterlijke macht tegen uiterlijk 2025, zodat de sterk verouderde dossierbeheerssystemen kunnen worden vervangen door de meest moderne toepassingen. Die entiteiten worden nu bepaald, in overleg met de rechterlijke orde.
Het plan bevat, in tegenstelling tot wat u in uw vraag aangeeft, veel meer dan twee grote delen. De twee delen in dat artikel waarover u het hebt, zijn de twee percelen die voorzien zijn in de openbare aanbesteding. Via het eerste perceel wensen we profielen te kunnen aanwerven met kennis van ICT-governance, ICT-architectuur, programma-, project-, change- en communicatiemanagement. Het tweede perceel moet Justitie in staat stellen om ondersteuning aan te trekken op het vlak van audit en risicobeheer.
In verband met uw tweede vraag zijn de noden van Justitie zeer groot door een historisch gebrek aan mensen, een structurele onderfinanciering en mislukte transformatieprojecten. De oorzaken van deze mislukkingen zijn zeer divers. Hierover bestaan verschillende visies, maar iedereen is het erover eens dat de eerdere mislukkingen in belangrijke mate het gevolg zijn geweest van een gebrek aan interne governance, inclusief een gebrekkig programmabeheer en de afwezigheid van de nodige aandacht voor changemanagement en communicatie.
Justitie heeft ook nood aan een overkoepelende visie op haar werkprocessen, de data die ze beheert en de beveiliging die daarvoor nodig is. Om die reden voorzien we in de ondersteuning van de nodige architectenprofielen.
In dezelfde ministerraad werd ook een goedkeuring gegeven aan de FOD Justitie om een openbare aanbesteding op te starten met het oog op het ontwikkelen en het beheer van een databank voor vonnissen en arresten.
Het is nuttig om een volledig beeld te geven van het verloop van de aanbestedingsprocedure. We hebben gekozen voor een mededingingsprocedure met onderhandeling. We gaan dat doen in twee fasen. Ik denk dat ik daar al iets over gezegd heb in een eerder antwoord. Ik zal dat antwoord hier niet herhalen. De aanbesteding voor de databank is dus gelanceerd.
Betreffende uw derde vraag is de digitale transformatie een project voor en door Justitie in zijn geheel. De strategische leiding van de digitalisering is in handen van een stuurgroep, waarin de voorzitters van het College van hoven en rechtbanken, het openbaar ministerie, de entiteit Cassatie of hun afgevaardigden zetelen met de voorzitter van de FOD Justitie en vertegenwoordigers van mijn beleidscel.
De operationele leiding is in handen van het Digital Transformation Office. Dat is een digitale cockpit waarin leidinggevenden van de stafdienst, de ICT, rechters, parketmagistraten, griffiers en parketsecretarissen voltijds of deeltijds zijn afgevaardigd. Ze worden hierin bijgestaan door verschillende gespecialiseerde programma- en projectleiders.
Het digitaal transformatieplan werd opgesteld op basis van de strategische nota's van de colleges. In de strategische nota van het College van hoven en rechtbanken werd het belang van een nieuw dossierbeheersysteem voor de hoven en rechtbanken vooropgesteld op basis van de behoefteanalyse voor JustNew, uitgevoerd op initiatief van het college.
Het College van het openbaar ministerie drong in de nota Strategische Visie eveneens aan op een nieuw dossierbeheersysteem, de implementatie van een gecentraliseerd toegangsbeheer en een overkoepelend documentbeheersysteem met een voor het openbaar ministerie aangepaste elektronische handtekening.
Daarnaast was er vanaf november 2020 een vast wekelijks overleg met alle ICT-vertegenwoordigers van de verschillende entiteiten, waarop de verschillende deelprojecten werden besproken en prioriteiten werden bepaald.
Wat uw vierde vraag betreft, zullen we de applicatie e-Deposit binnenkort herdopen tot JustDeposit omdat al onze producten met 'Just' zullen beginnen. Die applicatie wordt gemoderniseerd en tegen het einde van dit jaar moeten alle digitale neerleggingen kunnen worden uitgevoerd over alle hoven en rechtbanken, dus ook binnen de strafrechtbanken, wat nu niet het geval is. We zullen ook geen onderscheid meer maken tussen het type van neerlegging, zodat alle mogelijke documenten digitaal kunnen worden ingediend.
In strafzaken zullen ingescande strafdossiers inderdaad digitaal kunnen worden geconsulteerd via Just-on-web, dus vanop afstand. We starten met enkele pilootsites eind april en we zullen dat dit jaar stelselmatig uitbreiden. Parallel worden ook pilootprojecten opgestart met de politiediensten om de digitale instroom van processen-verbaal te realiseren. Hiervoor was een digitale handtekening van de politiediensten noodzakelijk, maar sinds deze zomer heeft die een volwaardig wettelijk kader.
De eerste technische testen werden inmiddels succesvol afgerond. Ook hier gaan we stapsgewijs te werk om die fundamentele verandering in de samenwerking tussen politie en Justitie gefaseerd door te voeren. Daarnaast werd eind januari een integratieproject opgestart met de modernste technologieën om een koppeling te realiseren tussen de verschillende databanken en dossierbeheerssystemen van Justitie.
In verband met uw vijfde vraag betreft het bedrag dat u aanhaalt de totale maximale waarde van de overheidsopdracht. Die opdracht wordt geraamd op 57 miljoen euro, exclusief btw. Lot 1 heeft een maximumbedrag van 55 miljoen euro, lot 2 – audit en risicobeheer – is maximum 14 miljoen euro. Dat zijn bedragen inclusief btw.
Voor beide percelen bedraagt dit een maximale inschatting, waarbij ook rekening wordt gehouden met bepaalde marges en met de noden van andere gebruikers, zoals de colleges, het NICC, het IGO, de Veiligheid van de Staat en de Hoge Raad voor Justitie. Als aanbestedende overheid zijn wij niet verplicht om de volledige waarde van de opdracht effectief te benutten.
Wat uw zesde vraag betreft, om de slaagkansen zo groot mogelijk te maken, nemen we verschillende maatregelen. Ten eerste, uiteraard houden we rekening met de lessons learned uit vorige initiatieven. We voorzien in uitwisselingen met andere instellingen en firma's die een dergelijk contract reeds hebben doorlopen. We betrekken alle belangrijke belanghebbenden van bij de start en trekken hulp aan van externe specialisten. Het Digital Transformation Office, de digitale cockpit, werd opgericht om het hele traject te begeleiden. Dat was een voorwaarde van Europa, om zo tot een betere opvolgingssturing te komen. Anders dan bij Phenix is er deze keer ook aandacht voor de niet-IT-aspecten van de projecten, zoals changemanagement en opleiding.
Wat uw laatste vraag betreft, er lopen jaarlijks meerdere tientallen ICT-projecten rond digitalisering van Justitie, waarvan sommige klein zijn qua opzet en andere zeer groot. Hiervan een overzicht geven over een periode van tien jaar, inclusief de middelen hiervoor, is gezien de korte tijdspanne niet mogelijk.
Ik kan u wel een interessant boek aanraden. Het is wel in het Frans, mijn excuses daarvoor. Het is geschreven door een gerenommeerd advocaat die tegelijkertijd ook ICT-kenner is. Het heet 'Digitalisation de la justice belge. La relance?' Dat geeft een heel interessant overzicht van wat er allemaal is gebeurd en vooral wat er is misgelopen de voorbije 20 à 25 jaar. Dat boek verzamelt alle publiek beschikbare informatie rond de digitalisering van Justitie, in de hoop op die manier een overzicht te kunnen geven van de complexe situatie.
09.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw zeer uitvoerige antwoord, dat ik zeker met bijzondere interesse nog een keer heel nauwkeurig zal nalezen. We zullen uiteraard nog de gelegenheid krijgen in deze commissie om hierop heel specifiek terug te komen.
Ik zal er zeker ook eens het boek op nalezen. Ik hoop dat het hier beschikbaar is in de bibliotheek van het Parlement. Dat het in het Frans is, is op zich geen probleem. Ik zal het met veel interesse lezen om meer informatie te krijgen. Dank u voor uw antwoorden.
De voorzitster: Vraag nr. 55025314C van de heer Boukili wordt ingetrokken omdat hij al een antwoord had verkregen via een schriftelijke vraag over hetzelfde onderwerp.
10 Vraag van Koen Metsu aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het reorganisatiemodel van de Moslimexecutieve" (55025315C)
10 Question de Koen Metsu à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le modèle de réorganisation de l'Exécutif des Musulmans" (55025315C)
10.01 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, naar verluidt heeft het EMB, de Moslimexecutieve zeg maar, op 4 februari 2022 zijn reorganisatiemodel afgerond en zou dit aan u worden voorgelegd. Het aantal leden van de algemene vergadering, de raad van bestuur en de leiders van het EMB werd herzien en er werden drie entiteiten binnen het EMB gecreëerd. De implementatie hiervan zou nog voor de ramadan in april van dit jaar in werking treden. Het viel me op dat zij dan niet meer afhankelijk zouden zijn van uw subsidies, maar dat zij hun financiële bijdragen dan bij de moskeeën zouden halen. Ze zouden dan ook niet meer afhankelijk zijn van de politiek.
Mijnheer de minister, kunt u dit alles bevestigen? Hoe ziet u het verdere verloop in het proces met het EMB? Wat zal er gebeuren met de CIB, de Coördinatieraad van de Islamitische Instellingen, die betrokken was bij de vernieuwingsoefening?
Wat vindt u ervan dat de executieve zich blijft organiseren volgens de landen van herkomst? Er komt een Marokkaanse en een Turkse entiteit en een extra entiteit voor de anderen. Dat hoeft ons niet te verbazen, gezien de rol van de Turkse en Marokkaanse ambassades in deze vernieuwingsoperatie. Deze mensen zijn hier nu al twee of drie generaties. Waarom blijven ze zich terugplooien op hun etniciteit, op hun land van herkomst? Zal dit nieuwe model de invloed van Turkije en Marokko op het EMB verminderen of net bestendigen?
Kunt u ons ondertussen ook de gevraagde jaarrekening van 2020 bezorgen, die in oktober 2021 door uw administratie werd gecontroleerd? In 2020 heeft het EMB nog 647.000 euro aan subsidies ontvangen. Hoeveel subsidies heeft het EMB in 2021 van Justitie gekregen?
U had gezegd dat het budget van 500.000 euro aan subsidies bevroren bleef en niet aan het EMB zou worden uitgekeerd voordat het hervormd zou zijn conform uw visie. Zit die 500.000 euro nog steeds in uw portefeuille, mijnheer de minister?
10.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Metsu, ik heb het reorganisatiemodel ontvangen op 11 februari. Ik draag het principe van godsdienstvrijheid hoog in het vaandel. Ik heb de door het EMB zelf aangekondigde vernieuwing dus alle kansen willen geven. De voorbije maanden heb ik wel al duidelijk gemaakt, ook via twee ingebrekestellingen, wat we willen, namelijk representativiteit, professionaliteit en transparantie. Ik heb het document bestudeerd en ik stel toch heel wat gemiste kansen vast.
Ten eerste is een minimumquotum van twee vrouwen per regio, Vlaanderen, Wallonië en Brussel, slechts een aanbeveling. Dit betekent een aanwezigheid van in het beste geval zes vrouwen op een totaal van vijftig leden. Dat is geen vooruitgang.
Ten tweede vertrekt het voorstel vanuit de etniciteit, de landen van herkomst. In die zin is het voorstel opnieuw een gemiste kans. Ik geloof in een structuur waarin etniciteit en herkomst geen centrale rol innemen. Ik geloof dat een representatief orgaan zich op federaal niveau zou moeten kunnen organiseren op een manier waarop de specifieke geloofsstroming niet van belang is. Ik wil met een instantie in gesprek kunnen gaan die volwassen genoeg is om de belangen te verdedigen van alle moslims in ons land, los van hun onderlinge onderscheid. Bij de andere erediensten lukt dit ook.
Ten derde, de CIB is een intern orgaan van de islamitische eredienst waarmee de minister geen contacten onderhoudt. Ik heb in het verleden al gezegd dat de CIB een vehikel is van bepaalde buitenlandse mogendheden. Deze raad kan onmogelijk betrokken worden bij een ernstige vernieuwing, laat staan dat het een gesprekspartner zou zijn voor de Belgische overheid.
Ten vierde, er wordt te veel vertrokken vanuit een moskeelogica. Enkel vertegenwoordigers van de moskeeën zijn welkom in het EMB, geen experten of gecoöpteerden. Het systeem van coöptatie bestond, maar nu wordt voorgesteld om dit af te schaffen.
Ten vijfde is er de financiering. Over de uitleg met betrekking tot de financiering heb ik evenveel vragen. Sommigen verkondigen in de media dat ze volledig financieel onafhankelijk zouden worden, maar ik heb intussen al een subsidieaanvraag gekregen voor de eerste drie maanden van dit jaar. Principieel zou die autofinanciering zelfs een goede zaak kunnen zijn. Hoe minder financiering vanuit de overheid, hoe strikter de scheiding tussen moskee en staat. Hoeveel moskeeën zullen echter bereid zijn om bij te dragen aan een orgaan dat hen nauwelijks vertegenwoordigt? Zullen het wel de Belgische moskeeën zijn die bijdragen? Het document vermeldt namelijk ook andere financieringsbronnen, zonder hier verder op in te gaan.
Ik zie hierin dus weinig van de verhoopte vernieuwing en professionalisering. De briefschrijvers spreken trouwens niet over vernieuwing, maar over reconstitutie. Uit de brief die mij vrijdag werd toegestuurd, kan ik evenmin een concrete tijdslijn halen. Als ik zie dat er twee jaar nodig was om het document samen te stellen, dan stel ik mij de vraag hoe het orgaan erin zal slagen om de zogenoemde reconstitutie te realiseren voor april 2022.
Wat uw vragen twee en acht betreft, ik betreur het feit dat de moslimgemeenschap al maanden aan het lijntje wordt gehouden door haar zogeheten representatieve orgaan. U weet dat ik het EMB reeds tweemaal in gebreke heb gesteld. Ik zet die juridische procedure voort en intussen geef ik de voor 2022 voorziene subsidie niet vrij.
Wat uw zesde vraag betreft, zal ik de administratie vragen om het nodige te doen.
Wat uw zevende vraag betreft, in 2021 is een subsidie van in totaal 839.000 euro toegekend, waarvan iets meer dan 60 % van het bedrag werd betaald, met name 530.100 euro.
10.03 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, wat mij betreft gaf u het perfecte antwoord. Ik zit volledig op dezelfde lijn en dank u oprecht dat u het dossier zo ter harte neemt. Wij steunen u hierin zeker en vast.
Het incident is gesloten.
11 Question de Philippe Goffin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'auteur des faits d'incendie sur un sans-abri à Bruxelles" (55025317C)
11 Vraag van Philippe Goffin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De persoon die een dakloze in brand stak in Brussel" (55025317C)
11.01 Philippe Goffin (MR): "Monsieur
le Ministre, ce samedi des faits inacceptables se sont déroulés dans la gare du
Midi de Bruxelles. En effet, une personne a bouté le feu à un sans-abri qui
dormait au sein de la gare.
Au-delà de la situation dramatique en
elle-même, ce sont les circonstances propres à l'auteur présumé qui pose
question.
En effet, d'après les informations qui ont
été révélées jusqu'à présent, il semble que l'auteur présumé était sorti la
veille de la prison de Saint-Gilles où il avait été incarcéré en vue de purger
une peine d'emprisonnement de 8 mois.
Il aura fallu donc moins de 24 heures après
une libération d'un établissement pénitentiaire pour que l'auteur présumé ne se
livre à de nouveaux actes criminels et non des moindres.
Ceci semble confirmer que les risques de
récidive sont extrêmement importants à l'issue d'une libération et qu'il y a manifestement
un manque d'accompagnement au sortir d'un établissement pénitentiaire.
Aussi, Monsieur le Ministre, mes questions
sont les suivantes.
1.Confirmez-vous les antécédents du présumé
auteur ?
2.Quelles sont les raisons de sa libération
? Avait-il purgé l'intégralité de sa peine ?
3.Quelles sont concrètement les mesures que
vous entendez mettre en place pour faire face à une telle problématique de
récidive au sortir de prison ?
Je vous remercie pour les réponses que vous voudrez bien apporter à ces questions."
11.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Cher collègue, vous savez qu'une enquête judiciaire est en cours. Je ne peux donc pas vous donner beaucoup d'informations mais je peux vous confirmer que le détenu a été incarcéré à la prison de Bruxelles, sur le site de Saint-Gilles, et a ensuite été transféré pendant sa détention à la prison de Saint-Hubert où il doit purger deux peines, une peine de neuf mois et une peine de deux ans.
En ce qui concerne votre deuxième question, l'individu en question était dans la condition légale permettant sa libération. Il a donc été libéré de la prison de Saint-Hubert en libération provisoire avec un ordre de quitter le territoire délivré par l'Office des Étrangers.
En ce qui concerne votre troisième question, à chaque fois que les détenus ont un problème et demandent de l'aide pendant leur détention, une réponse leur est apportée par le service psychosocial et les prestataires de soins. Pour des raisons évidentes, aucun plan de probation n'est développé en Belgique pour les personnes qui n'ont pas de droit de séjour puisqu'elles reçoivent un ordre de quitter le territoire. Par conséquent, il n'y a pas non plus de mesures préliminaires prises dans le cadre de la réinsertion sociale par le biais des permissions de sortie et des congés pénitentiaires. Il est donc très difficile de guider ou d'influencer leur comportement après leur libération si ce n'est en les obligeant à quitter le territoire dans le délai imposé par l'Office des Étrangers.
Comme vous le savez, avec mon collègue en charge de l'Asile et de la Migration, nous mettons tout en œuvre pour que l'éloignement du territoire se fasse avant la sortie de prison. Comme je l'ai évoqué, l'année 2021 a montré de bons résultats en la matière. Je collabore très activement avec mon collègue en charge de l'Asile et de la Migration pour que cette situation s'améliore encore.
11.03 Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Het incident is gesloten.
12 Question de Philippe Goffin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'absence d'un magistrat de langue allemande au sein du nouveau parquet de sécurité routière" (55025318C)
12 Vraag van Philippe Goffin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het ontbreken van een Duitstalige magistraat bij het nieuwe parket voor de verkeersveiligheid" (55025318C)
12.01 Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, le mercredi 22 décembre 2021, votre projet visant à la création d'un parquet national pour la sécurité routière a été approuvé à la Chambre. On ne peut que se réjouir d'une telle création qui, en l'espèce, rendra l'utilisation de nos routes plus sûre. Toutefois, il me revient des acteurs de terrain que la composition de ce parquet pose question. En effet, il semblerait qu'aucun magistrat justifiant de la connaissance de la langue allemande n'ait été prévu dans la composition de ce nouveau parquet. Ainsi, seul un membre du personnel administratif justifierait d'une telle connaissance. Certains acteurs estiment que c'est insuffisant. Dès lors que ce parquet a vocation nationale, il aura par conséquent dans ses compétences les routes situées sur le territoire de langue allemande. Il serait donc opportun qu'un magistrat justifiant d'une telle connaissance fasse partie de l'effectif.
Monsieur le ministre, confirmez-vous ces informations? Quelles sont les raisons de cette absence? Ne serait-il pas opportun de prévoir un magistrat justifiant d'une telle connaissance?
12.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur Goffin, la loi ne prévoit pas spécifiquement la présence d'un magistrat justifiant de la connaissance de la langue allemande dans l'effectif du parquet de la sécurité routière. Bien que cela ne soit pas obligatoire, cela reste une possibilité.
Votre seconde question reste pertinente. Il est bien sûr important que le parquet puisse gérer les dossiers instruits en langue allemande et qu'il le fasse bien. Pour répondre à votre question dans le bon ordre, laissez-moi donner quelques chiffres pour évaluer ce dont il est question.
À l'examen des chiffres de perception immédiate de 2020, 16 789 propositions de perception immédiate ont été envoyées pour des infractions commises dans l'arrondissement d'Eupen (0,38 % des propositions de perception immédiate en Belgique). Sur celles-ci, 15 640 ont été payées et 1 149 ne l'ont pas été. Dans le cadre des dossiers de perception immédiate impayée, le parquet d'Eupen a proposé 978 transactions en 2020: 251 transactions ont été payées et le solde des transactions à payer est donc de 727. Un ordre de paiement a été envoyé pour ces dossiers. Il y a eu 12 recours contre ces ordres de paiement en un an, ce qui correspond à la moyenne nationale.
J'attire votre attention sur le fait que, dans les dossiers initiés pour une perception immédiate, l'essentiel du travail est d'ordre administratif. Il s'agit de répondre aux contestations formulées contre les propositions de perception immédiate et de transaction.
La loi prévoit que le plan de personnel annuel pour le secrétariat du procureur de la sécurité routière comporte au moins un membre de son personnel qui justifie de la connaissance de la langue allemande. La décision finale relative à une contestation doit être prise par une personne justifiant de la connaissance de la langue allemande s'il s'agit d'un dossier de l'arrondissement d'Eupen.
En l'absence d'un magistrat justifiant d'une connaissance de la langue allemande au sein du parquet de la sécurité routière, deux options peuvent être envisagées.
Premièrement, un magistrat d'Eupen pourrait prendre des décisions dans les dossiers préparés par les membres du parquet de la sécurité routière qui attestent d'une connaissance de la langue allemande. C'est possible, dans la mesure où la loi prévoit une compétence concurrente entre ce parquet et les parquets d'instance. L'inconvénient est que celui d'Eupen ne bénéficierait que partiellement de l'allègement de la charge de travail découlant de la création du nouveau parquet.
Deuxièmement, comme je l'ai indiqué en réunion de commission du 6 octobre, en réponse à une question de Mme Jadin, l'idée de recruter un juriste bilingue en langue allemande est parfaitement complémentaire au travail qui sera accompli par l'employé germanophone. Un juriste germanophone est en effet plus facile à trouver qu'un magistrat, tandis que ses compétences sont plus étendues que celles d'un collaborateur administratif. Le juriste peut exercer une action publique et, conformément à l'article 62, § 2, traiter directement les dossiers en langue allemande. Le recours à un traducteur constitue une solution moins efficace et plus onéreuse, l'avantage d'un juriste étant qu'il peut intervenir directement dans les dossiers. Le recours aux traducteurs, à l'instar de la pratique en vigueur à la Cour de cassation ou au tribunal de l'application des peines, ne s'imposerait dès lors que dans l'attente du recrutement du personnel germanophone du nouveau parquet.
En conclusion, le recrutement de juristes favoriserait une gestion rapide, efficace et uniforme des dossiers en langue allemande, directement au sein du parquet national de la circulation routière. Lors de l'élaboration de l'organigramme du nouveau parquet, nous avons déjà intégré vos remarques et avons prévu des profils germanophones dans notre tableau organique, afin de gérer qualitativement les dossiers en langue allemande.
12.03 Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse particulièrement complète. Je vous sais attentif à la problématique de la Région germanophone du pays.
L'incident est clos.
13 Vraag van Kristien Van Vaerenbergh aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De mandatenlijst voor de magistratuur" (55025371C)
13 Question de Kristien Van Vaerenbergh à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La liste des mandats pour la magistrature" (55025371C)
13.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, in maart 2021 heb ik u over de mandatenlijst voor de magistratuur al een vraag gesteld.
In het regeerakkoord van de regering-Di Rupo stond dat men werk wou maken van een register van mandaten voor de magistratuur. Op het einde van die legislatuur liet uw voorganger, minister Turtelboom, weten dat ze geen plannen meer had om dat nog te realiseren. Tot vandaag is er nog steeds geen systeem van bekendmaking ingevoerd.
De Hoge Raad voor de Justitie deed in 2017 wel een aanbeveling aan de rechtbanken van eerste aanleg om een register voor de nevenfuncties van magistraten in te voeren. Dat zou intussen gebeurd zijn, maar nog steeds zou de Hoge Raad geen zicht hebben op de nevenfuncties die bekleed worden. Die registers zijn ook niet openbaar.
Uit uw antwoord in 2021 bleek er veel begrip voor te bestaan dat magistraten nevenfuncties hebben. Magistraten zetelen vaak in door de wetgever opgerichte commissies, in de ruime betekenis, en hun nevenfuncties kunnen extra expertise opleveren voor de rechtbank en ertoe bijdragen de job van magistraat aantrekkelijker te maken. Daartegenover staat dat u aangaf geen overzicht te hebben van het geheel aan mandaten. Aangezien de FOD Justitie niet steeds betrokken is bij de totstandkoming of opheffing van al die commissies en raden, en aangezien dat op frequente basis gebeurt, bestaat er tot op vandaag geen volledig comprehensief overzicht. Er werd in 2019 wel een lijst aangemaakt met de toen gekende mogelijkheden van nevenfuncties voor magistraten.
Het idee van een mandatenlijst voor magistraten kwam recent terug onder de aandacht. Mijnheer de minister, wat is uw standpunt en het standpunt van de regering over de mandatenlijst voor magistraten? Welke initiatieven zult u nemen om een overzicht te krijgen? Zal dat overzicht nadien gepubliceerd worden? Binnen welke timing acht u dat mogelijk?
13.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Van Vaerenbergh, dit onderwerp werd als dusdanig nog niet besproken binnen de voltallige regering, maar ik ben wel voorstander van volledige transparantie.
Als mandaten van de uitvoerende en de wetgevende
macht openbaar moeten worden gemaakt, moet dit ook gelden voor de rechterlijke
macht. Een van de pijlers van onze rechtstaat is de onafhankelijkheid van de
rechterlijke macht. Het is om die onafhankelijkheid te garanderen dat er regels
zijn over wat een rechter mag doen en wat hij of zij niet mag doen, zowel in
functie als in zijn of haar privéleven. Justice must not only be done, but must also be seen to be done.
Ook de schijn van partijdigheid moet worden vermeden. Daarom zijn er vandaag al zeer strenge regels. Rechters mogen geen bezoldigde ambten van de regering aanvaarden, ze mogen geen handel drijven, ze mogen niet verkozen worden en er wordt in hun deontologie bepaald dat ze erover moeten waken dat hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid wordt gevrijwaard. In dat opzicht lijkt transparantie over de mandaten van rechters mij een extra garantie voor die onafhankelijkheid.
Wat uw tweede vraag betreft, zal het wetsvoorstel zijn weg volgen. De werkzaamheden zijn gestart en wij zullen constructief meewerken aan het legistieke proces.
Wat uw laatste vraag betreft, zullen wij de behandeling van het wetsvoorstel afwachten. Als dat wetsvoorstel uitmondt in een wet, moet de registratiepublicatie snel kunnen worden uitgevoerd.
13.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitster: Mevrouw Rohonyi wil haar vragen nrs. 55025323C, 55025322C en 55025324C uitstellen omdat zij verhinderd is in een andere commissie. Van mevrouw Marghem hebben we niets vernomen, dus haar vraag nr. 55025352C vervalt.
Het incident is gesloten.
14 Question de Philippe Goffin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La problématique de la traduction de la législation fédérale en langue allemande" (55025319C)
14 Vraag van Philippe Goffin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De vertaling van de federale wetgeving naar het Duits" (55025319C)
14.01 Philippe Goffin (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, cette question porte à nouveau sur la problématique liée à la langue allemande, problématique qui touche cette fois à la traduction de la législation fédérale en langue allemande.
Confirmez-vous le fait de la problématique tant de surcharge du SCTA que du recours à des traducteurs indépendants pour faire face à la surcharge de traduction des textes législatifs en langue allemande?
Est-il exact qu'il y a actuellement des difficultés pour trouver des traducteurs indépendants acceptant de remplir cette mission en raison des conditions de rémunération peu attractives, semble-t-il?
Quelles sont les mesures concrètes que vous entendez mettre en place pour remédier à ce problème?
14.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, cher collègue, le Service Central de Traduction allemande (SCTA) relevant des compétences de ma collègue, ministre de l'Intérieur, je vous invite à lui adresser vos questions afin d'obtenir toutes les informations voulues.
J'ajouterai toutefois pour votre information qu'il existe une convention tarifaire à durée indéterminée entre le président du comité de direction du SPF Justice et le SCTA, convention selon laquelle une liste d'arrêtés royaux et ministériels prioritaires sont transmis au SCTA pour traduction.
14.03 Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, je vais suivre votre conseil et me tourner vers votre collègue de l'Intérieur.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.04 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 04.