Commission
des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions |
Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen |
du Mercredi 16 février 2022 Après-midi ______ |
van Woensdag 16 februari 2022 Namiddag ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 19 et présidée par Mme Marie-Colline Leroy.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.19 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Colline Leroy.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Actualiteitsdebat over het pensioenhervormingsplan en toegevoegde vragen van
- Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het standpunt van de liberale regeringspartijen over de pensioenhervorming" (55024587C)
- Sofie Merckx aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het pensioenhervormingsplan" (55024657C)
- Raoul Hedebouw aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het pensioenhervormingsplan" (55024658C)
- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het pensioenhervormingsplan" (55024659C)
- Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De betaalbaarheid van de pensioenen" (55024817C)
- Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De voorwaarde van effectieve tewerkstelling voor het minimumpensioen" (55024830C)
- Maggie De Block aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De pensioenhervorming" (55025033C)
- François De Smet aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De aangekondigde pensioenhervorming" (55025320C)
- Jean-Marc Delizée aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De pensioenhervorming" (55025331C)
01 Débat d'actualité et questions jointes sur le plan de réforme des pensions de
- Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le point de vue des partis libéraux du gouvernement sur la réforme des pensions" (55024587C)
- Sofie Merckx à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le plan de réforme des pensions" (55024657C)
- Raoul Hedebouw à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le plan de réforme des pensions" (55024658C)
- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le plan de réforme des pensions" (55024659C)
- Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La viabilité financière des pensions" (55024817C)
- Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La condition d'emploi effectif pour la pension minimum" (55024830C)
- Maggie De Block à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La réforme des pensions" (55025033C)
- François De Smet à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La réforme annoncée des pensions" (55025320C)
- Jean-Marc Delizée à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La réforme des pensions" (55025331C)
01.01 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, uw regeringspartners blijven zich mengen in het pensioendossier en de hervorming die u uitwerkt. Op 26 januari was het de beurt aan de beide voorzitters van de liberale partijen, die in een gesprek met de krant Le Soir uw voorstellen op zijn minst gezegd kritisch benaderden.
Mevrouw de minister, de liberale regeringspartners willen een minimale arbeidsperiode van 20 jaar in rekening brengen. Werd dat doorgesproken met u?
Beide voorzitters staan erg kritisch tegenover de standpunten van uw partij. Wat is uw mening daarover? In welke mate zult u binnen de regering een draagvlak vinden om uw standpunt door te duwen?
Beide voorzitters willen in geen geval terugkomen op de wetswijzingen die door de regering-Michel ingevoerd werden. In welke mate zijn uw plannen compatibel met de toen doorgevoerde maatregelen?
01.02 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, we hebben u al enkele keren aan de tand gevoeld en geprobeerd iets los te wrikken. Deze vraag werd een tijdje geleden ingediend, op 31 januari, maar ze blijft relevant. In de commissie deelde u ons mee dat uw pensioenplan in het kernkabinet zou worden besproken, na de bilaterale contacten die u de voorbije weken hebt gehad met de verschillende vice-eersteministers, de sociale partners en diverse academici. Ons geduld wordt beloond. Niet hier, want we moeten het nog altijd vernemen uit de kranten. In De Tijd stelt men dat het plan dat voorligt in niets verschilt van wat vorig jaar in september voorlag.
U houdt vast aan een loopbaanvoorwaarde van 42 jaar voor vervroegd pensioen en aan een pensioenleeftijd van 67 jaar. Komt er een oplossing voor de zware beroepen?
Wat is uw definitieve beslissing over de gelijkgestelde periodes?
Hoe rijmt u het doel om iedereen te doen werken met het grote aantal langdurig zieken?
01.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik heb twee vragen. Ik zou dus een spreektijd van vier minuten kunnen krijgen. Ik zal mij echter aan de afgesproken twee minuten houden. Dat is geen enkel probleem.
Ik zal beginnen met mijn tweede vraag, omdat ze grotendeels aansluit bij de vraag van de voorgaande sprekers, zeker van mevrouw Samyn. Ze gaat over het minimumpensioen en de voorwaarden van de tien of twintig jaar deeltijds effectief gewerkte jaren en de onduidelijkheid en onenigheid die er binnen Vivaldi nog altijd is daaromtrent.
Mijn andere vraag, die nog niet is gesteld door mijn gewaardeerde collega's, luidt als volgt.
Mevrouw de minister, u hebt het dossier vrij goed bestudeerd. U zult dus ongetwijfeld ook de paper van de Studiecommissie voor de Vergrijzing ter zake hebben gelezen. Die commissie stelt heel duidelijk dat de extra jaarlijkse sociale overheidsuitgaven in 2050 – wat inderdaad nog ver is, maar ook niet zo ver – 18 miljard euro hoger zullen liggen dan nu. Dat is in een scenario met 1,1 % productiviteitsgroei per jaar. Indien de productiviteitsgroei niet wordt gehaald en uitkomt op 0,7 %, zijnde zowat het gemiddelde van de 20 jaar voor de coronacrisis, zal de vergrijzingfactuur nog hoger oplopen, met jaarlijks zomaar even 35 miljard euro.
Dat zijn heel hoge bedragen. De vergrijzingkosten zouden dus een van uw grote zorgen moeten zijn bij de pensioenhervorming. Ik kan daarvoor verwijzen naar het persbericht in De Tijd van 2 februari 2022 van de heer Bart Van Craeynest.
Mevrouw de minister, in die context heb ik de volgende vragen.
Bent u zich wel voldoende bewust van de miljarden – en niet miljoenen – euro aanzwellende vergrijzingkosten?
Zult u nu al een berekening of een herberekening maken in het kader van de bijkomende invalshoeken die ik zonet heb aangehaald? Daarbij is het belangrijk de impact te berekenen op korte termijn, namelijk voor 2024-2025.
Mijn laatste vraag is misschien wel de belangrijkste. Welke specifieke pensioenmaatregelen zult u zelf treffen in het kader van uw voorgenomen pensioenhervormingsplan om de vergrijzingkosten te temperen? We zullen ze niet kunnen wegwerken, dat is evident. Ze kunnen echter wel min of meer onder controle worden gehouden.
Mevrouw de minister, het moet me toch van het hart dat ik tot op heden weinig of geen initiatief heb gezien dat in de richting gaat van een tempering van de vergrijzingkosten.
U verwijst wel altijd naar de werkzaamheidgraad, maar gisteren hebben wij een berg gezien die een muis gebaard heeft. Ik meen dat u daar niet al te veel op zult kunnen steunen en dat er naar andere maatregelen gezocht zal moeten worden.
Ik kijk uit naar uw oplossing voor dat probleem, dat toch een probleem zal zijn dat men voor de toekomstige generatie onder controle moet krijgen. Ik kijk uit naar uw reactie.
01.04 Maggie De Block (Open Vld): Mevrouw de minister, u hebt de grote lijnen van uw plannen inzake pensioenhervorming voorgelegd aan de regering. Het is inderdaad belangrijk dat die gebaseerd zijn op sociale en financiële houdbaarheid, sociale rechtvaardigheid en meer gendergelijkheid.
U streeft naar een positieve hervorming. Daar sta ik natuurlijk achter. U wilt mensen stimuleren te werken, want om die hervorming te betalen moet u op termijn een tewerkstellingspercentage van 80 % opbouwen.
U wilt ook de tweede pijler veralgemenen en met een structurele opname daarvan naar het sociaal overleg gaan.
Het is hier al gezegd: koken kost geld. Welke voorstellen uit uw hervormingsplannen zullen de betaalbaarheid van de pensioenen vrijwaren? Hebt u ook rekening gehouden met de toenemende vergrijzingkosten?
Welke hervormingen wilt u doorvoeren om ervoor te zorgen dat de tweede pijler verder gedemocratiseerd wordt? Hebt u daar al concrete voorstellen voor?
Hebt u ter zake al concrete voorstellen ontvangen van de sociale partners, na de bilaterale gesprekken die er geweest zijn?
Ik heb nog een laatste vraag, specifiek over de artsen-specialisten in opleiding. In een andere commissie liggen voorstellen voor, opgesteld door mevrouw Muylle, de heer Bacquelaine, mevrouw Creemers en mijzelf, om pensioenrechten te geven aan de artsen-specialisten in opleiding. Zij volgen 4 tot 6 jaar een aanvullende opleiding in de ziekenhuizen. Zij hebben zwaar werk geleverd.
Ik ben zo vrij geweest aan het RIZIV een schatting te vragen van de kosten om hun ook pensioenrechten te geven. Het blijkt om een kleine 54 miljoen te gaan. Ik wil u vragen dat ook eens te bekijken. Ik hoef daar nu geen antwoord op te krijgen, maar ik grijp de kans om het u te vragen.
01.05 François De Smet (DéFI): Madame la présidente, madame la ministre, je partage les préoccupations évoquées par mes collègues concernant le coût du vieillissement, le financement des pensions futures ou encore les dissensions qui existent au sein de vote majorité. Les travailleurs fatigués méritent mieux que ces points d'interrogation surtout.
En fin de carrière, j'ai des questions qui peuvent paraître redondantes par rapport à celles posées par le passé. Mais qui me semblent toujours d'actualité. Qu'en est-il tout simplement de l'état d'avancement, de la mise en œuvre de votre réforme annoncée malgré les dissensions de votre majorité? Allons-nous avoir droit à un calendrier plus précis que celui des annonces? Comptez-vous avancer mesure par mesure, ce qui est tout à fait une option? Si oui, selon quelles priorités? Où en sont les concertations sociales? Avec quelles organisations représentatives? Sur quelles données objectives aussi allez-vous vous baser? Je pense par exemple au bonus pension. Nous savons qu'il s'agit de réintroduire une mesure supprimée pour manque d'efficacité. Disposez-vous de nouvelles données? Quid aussi de l'incidence des options qui seraient sur la table pour des femmes, combat qui vous est cher? Nous savons tous qu'elles éprouvent davantage de difficultés à prester des exigences de carrière? Espérez-vous parvenir à juguler, à éviter un transfert de budget vers les malades de longue durée, malgré la crise sanitaire? Si oui, comment?
01.06 Jean-Marc Delizée (PS): Madame la ministre, vous avez présenté assez récemment votre projet de réforme des pensions au Conseil des ministres Il repose sur un changement important: la prise en compte du nombre d'années de travail pour l'accès à la pension au lieu de l'âge, ce qui nous paraît plus juste. Vous avez aussi une attention particulière pour l'égalité entre hommes et femmes. Il y a d'autres mesures mais, au travers de questions assorties d'un temps limité, nous ne pourrons pas aborder tous les aspects. Nous aimerions voir le projet présenté. Nous pourrions discuter plus longuement du contenu.
Mon premier point, point principal, est celui des coûts. Il semble que même dans le monde politique, cette réforme semble effrayer certains collègues, et M. Van der Donckt l'a exprimé. Il parle d'une réforme qui coûte des milliards, mais avec 2,5 millions de retraités, le budget se chiffre forcément en milliards. Déjà aujourd'hui, nous ne sommes pas loin des 50 milliards, et il faut tenir compte du vieillissement. Dans une population globale qui augmente, la population active augmente aussi. C'est un ensemble.
Madame la ministre, puis-je vous demander ce qu'il en est de la viabilité financière pour tenter de rassurer ceux qui ne seraient pas encore rassurés? Je suis certain que vous allez nous convaincre.
Voici ma deuxième question. Ce sujet doit être abordé en Conseil des ministres. Quel est le calendrier envisagé pour venir en commission présenter votre réforme approuvée par le gouvernement?
La présidente: Mme Lanjri a également demandé la parole dans le cadre de ce débat d'actualité. Je rappelle que vous prenez votre tour soit lors des questions, soit lors des répliques, mais pas les deux. Prenez-vous plutôt votre tour lors des questions, madame Lanjri? Entendu! On vous écoute!
01.07 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, u hebt recent opnieuw uw voorstellen voor een pensioenhervorming voorgelegd aan de regering.
U legt daarin de nadruk op het wegwerken van de genderpensioenkloof, het verschil in pensioenen tussen mannen en vrouwen. Uw voorstellen bevatten ook maatregelen om mensen aan te moedigen langer te werken, onder meer met een bonus en een deeltijds pensioen.
Wij steunen die maatregelen, maar voor ons is ook de betaalbaarheid van het geheel essentieel. Het is belangrijk om een realistisch plan te hebben voor de financiering van de pensioenen op termijn – daar is een stevig budgettair plaatje voor nodig – om zo ook het vertrouwen in de pensioenen te herstellen, vooral bij de jonge generaties.
Wij hebben zelf ook voorstellen ingediend en denken dat een bonus-malussysteem een goede piste is. Daarbij hebben mensen een zekere vrijheid, die wel gekoppeld wordt aan een verantwoordelijkheid, om te bepalen wanneer zij met pensioen gaan. Op die manier kunnen we mensen aanmoedigen om langer te werken, maar er ook voor zorgen dat meer mensen aan de slag gaan en blijven, wat een goede garantie is voor een duurzame financiering.
Daarnaast moeten we ook inzetten op de harmonisering van de verschillende pensioenstelsels, ook die van de ambtenaren. Daarover lezen we voorlopig nog niet veel in uw plannen. Wij vinden dat de bijzondere gunstregimes onder de loep moeten worden genomen, met het oog op rechtvaardigheid en duurzaamheid. Dat is onlosmakelijk verbonden met de realisatie van een aanvullend pensioen voor iedereen.
Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen. Hoever staat u met de voorbereiding van de pensioenhervorming? Welke timing voorziet u? Zijn er al gesprekken geweest of hebben de sociale partners al adviezen gegeven? Werden zij al gecontacteerd? Hoe zult u hen daarbij betrekken? Wat zijn de concrete maatregelen voor de betaalbaarheid? Neemt u ook maatregelen voor de verdere harmonisering van de verschillende pensioenstelsels van werknemers, zelfstandigen en ambtenaren? Indien ja, op welke manier wilt u dat doen? Indien neen, waarom wilt u daarvan geen werk maken?
01.08 Karine Lalieux, ministre: Madame la présidente, chers collègues, geachte collega's, je vais répondre en plusieurs parties, en fonction des thématiques; puisque initialement, ce n'était pas un mini-débat mais des questions séparées. Je crois que ce sera aussi plus clair pour la compréhension de chacun.
Zoals u weet werd mijn pensioenplan besproken door het kernkabinet op 28 januari. Dit plan bevat een voorstel van methode en een pakket aan concrete maatregelen dat momenteel op regeringsniveau wordt besproken.
De uniforme loopbaanvoorwaarde van 42 jaar voor de toegang tot het vervroegd pensioen, is inderdaad een kernmaatregel.
Je ne sais pas si vous vous rendez bien compte, mais lorsqu'une personne a commencé à travailler à dix-huit ans, elle ne peut prendre sa retraite anticipée qu'après quarante-quatre ans de carrière, tandis que quelqu'un d'autre qui a eu la chance de poursuivre des études universitaires – et j'espère que tout le monde pourra avoir cette chance, mais ce n'est malheureusement pas le cas – ne doit travailler que quarante-deux ans pour bénéficier des mêmes droits. Cela ne me semble pas juste. Je ne sais pas si c'est votre avis, mais c'est totalement injuste à mes yeux. C'est pourquoi je propose de parler d'années de carrière unique, et non plus d'âge de la carrière, pour accéder à la pension anticipée à partir de soixante ans.
Vous savez aussi que ceux qui ont commencé à travailler plus tôt sont aussi ceux qui n'ont pas eu la chance de suivre de longues études, mais également – et je ne vous l'apprendrai pas non plus – dont l'espérance de vie est moindre que celle des gens qui ont entrepris des études. Non seulement, ces personnes ont commencé à travailler plus tôt, en exerçant souvent des métiers plus pénibles, et doivent travailler plus longtemps pour accéder à la pension anticipée, mais elles profitent moins de leurs années de retraite parce qu'elles vivent moins longtemps – en particulier, en bonne santé. Cela me choque énormément. Voilà pourquoi je souhaite réparer cette injustice et parler de quarante-deux ans de carrière!
Door voor deze groep van mensen de loopbaanvoorwaarde van 44 jaar of 43 jaar te verlagen naar 42 jaar, zetten wij een belangrijke stap in de richting van meer sociale rechtvaardigheid in onze pensioensystemen.
Is dit voldoende? Uiteraard niet. Ik besef heel goed dat een loopbaan van 42 jaar voor heel wat mensen in de zwaarste beroepen en voor heel wat vrouwen niet altijd haalbaar is. Wij merken dat aan de explosie van het aantal invaliden, vooral in de oudere leeftijdscategorieën. Tussen 2005 en 2019 nam het aantal invaliden ouder dan 60 jaar toe met meer dan 160 %. Dit toont aan dat een lineaire verhoging van de uittredingsleeftijd niet automatisch betekent dat mensen plots langer kunnen werken. De realiteit is inderdaad dat heel wat mensen niet langer kunnen werken.
S'il y a les quarante-deux ans de carrière, il y a aussi la volonté de soutenir l'emploi. Comment? Par des incitants positifs et, vous l'avez cité monsieur De Smedt, en réintroduisant un sterke bonus pension pour que les travailleurs choisissent eux-mêmes de travailler plus tard et plus longtemps et puissent aménager leur temps de carrière avec la pension à temps partiel. Nous voulons donc les quarante-deux ans mais nous voulons aussi soutenir l'emploi des travailleurs plus âgés.
La volonté ici n'est donc pas de toujours serrer davantage la vis et de punir les citoyens en réduisant des opportunités de fin de carrière mais en mettant l'accent sur davantage de justice sociale car les pensions ne sont pas seulement une variable budgétaire – j'y reviendrai – mais avant tout un droit social.
C'est dans cette optique que je réclame aussi qu'une attention particulière soit portée sur les zware beroepen dans le cadre de l'accord de gouvernement. Nous travaillons avec Pierre-Yves Dermagne pour trouver des solutions concrètes. Les partenaires sociaux – ils ont été cités – doivent, selon moi avoir un rôle crucial à jouer dans cette question de pénibilité. Ils seront d'ailleurs invités à présenter leur proposition au Comité national des pensions.
Ook voor vrouwen vraag ik bijzondere aandacht in mijn pensioenvoorstel, door thema's als de herwaardering van deeltijds werk en de pensioensplit op tafel te leggen.
Nous reviendrons sur le splitting, puisqu'il y a un mini-débat autour de cette question.
Elke maatregel wordt onderworpen aan de gendertest. Daarbij is voor mij het leidende principe dat het geheel van maatregelen de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen niet mag vergroten en bij voorkeur deze kloof moet verkleinen. Dit staat zo trouwens letterlijk in het regeerakkoord. Ik zal er als minister van Pensioenen over waken dat dit principe ook wordt nageleefd.
Évidemment, pour certains, cela ne sera jamais assez; mais pour d'autres, mon plan est écrit à l'encre rouge. Cela montre une fois de plus à quel point réformer les pensions est un exercice qui touche tout le monde, mais qui polarise aussi beaucoup.
Mon engagement, en qualité de ministre des Pensions, est de restaurer la confiance des citoyens en notre système de pensions et de les rassurer. N'espérez pas me voir participer à la surenchère ou à l'alarmisme dont certains, dans ce Parlement, abusent.
Mijn ambitie is heel duidelijk: stap voor stap het vertrouwen in de pensioenen herstellen door concrete maatregelen die de sociale rechtvaardigheid bevorderen en die een echt verschil maken voor de mensen: door het minimumpensioen te verhogen, door deeltijds werk te revaloriseren, door de pensioenleeftijd voor mensen die vroeg zijn beginnen te werken te verlagen en door positieve maatregelen om mensen langer aan het werk te houden.
Dit is een wezenlijke stijlbreuk met het recente verleden, en ja, daar ben ik trots op. Ik zal daar voluit voor gaan.
Ik kom aan de financiële houdbaarheid. Uiteraard heb ik het rapport van de Studiecommissie voor de Vergrijzing gelezen, mijnheer Van der Donckt. Ik was aanwezig bij de presentatie ervan in juni 2021. Uit dit rapport blijkt dat het aantal ouderen in onze samenleving jaar na jaar toeneemt. Het aantal 65-plussers zal stijgen van bijna 2,3 miljoen vandaag, naar 3 miljoen in 2040 en naar 3,4 miljoen in 2070. De vergrijzing van de bevolking is een maatschappelijk succes dat we danken aan de sociale vooruitgang.
Dat op die vergrijzing een prijs staat is geen probleem. Het is een politieke keuze om de gepensioneerden en de toekomstige gepensioneerden zekerheid te geven over hun pensioenbescherming, tenminste als wij ervan overtuigd zijn dat het wettelijk pensioen mensen moet toelaten om een goede levensstandaard te hebben. Dat is wat ik wil doen. Een fatsoenlijk pensioen garanderen is dan ook een centrale doelstelling in het regeerakkoord.
Comme je l'ai dit, c'est un choix politique de garantir la protection des pensions aux retraités d'aujourd'hui mais aussi à ceux de demain. Certainement, si nous voulons que la pension légale garantisse un niveau de vie digne. C'est aussi un objectif de l'accord de gouvernement.
Het klopt dat de ramingen van de Studiecommissie afhangen van de hypotheses over het verloop van de arbeidsproductiviteit. In het referentiescenario zou die productiviteit geleidelijk toenemen tot 1,5 % per jaar. In het rapport staat hierover:
"Le niveau de gain de productivité de long terme peut sembler élevé au vu des récentes observations et il suppose la poursuite de mesures en matière de promotion de la productivité."
Welnu, laat ons vorm geven aan de uitdagingen – zoals in het regeerakkoord staat – via een forse verhoging van de investeringen, maar ook via meer stimuli op het vlak van wetenschap en innovatie en andere maatregelen, zodat we werk maken van die verdere productiviteitsstijging. Met onze doelstelling om de werkgelegenheidsgraad tot 80 % op te trekken, willen we zelfs ambitieuzer zijn dan de hypotheses die werden gebruikt door de Studiecommissie.
Het optrekken van de werkgelegenheidsgraad is essentieel om zowel gezonde overheidsfinanciën als een goede sociale bescherming te kunnen garanderen. De voorbije jaren zijn er trouwens al heel wat eindeloopbaanmaatregelen genomen om de gemiddelde effectieve uittredingsleeftijd op te trekken. Het effect hiervan is zichtbaar. Nu moet worden ingezet op positieve stimulansen om oudere werknemers langer aan de slag te houden. Dit is essentieel voor mijn voorgestelde pensioenhervorming.
Mevrouw De Block, wat de tweede pensioenpijler betreft, zullen we, zoals bepaald in het regeerakkoord, in het kader van de pensioenhervorming aan de sociale partners vragen om concrete voorstellen te doen met het oog op een veralgemening van de aanvullende pensioenen. Ik streef ernaar om de gesprekken binnen het Nationaal Pensioencomité spoedig te kunnen opstarten.
Effectivement, il faut une généralisation du deuxième pilier avec un minimum de cotisations de 3 % du salaire brut.
Over de minimumpensioenen had ik het vorige maand in deze commissie al. Het is logisch dat partijen een uitgesproken mening hebben over de pensioenen. Deze materie is dan ook erg belangrijk: binnenkort zullen 3 miljoen Belgen met pensioen zijn, goed voor 60 miljard euro uitgaven per jaar.
Het is duidelijk dat de liberale partners hard focussen op een bepaalde groep, met name de werkzoekenden. Ik blijf het herhalen: dit is niet het discussiepunt. De pensioendeskundigen in het rapport van de commissie Pensioenhervorming 2020-2040 delen mijn standpunt ter zake. Er moet niet geraakt worden aan het principe van gelijkstelling in het geval van werkloosheid of ziekte. Als de maatschappij van oordeel is dat er oneigenlijk gebruik is van sociale uitkeringen, dan moet dat worden aangepakt aan de bron en niet door het afstraffen van gelijkgestelde periodes. Niet ik zeg dat, maar wel degelijk de deskundigen van de commissie.
De karikaturale voorstelling van de eeuwige dopper en de hardwerkende zelfstandige, is een vorm van politiek die mensen tegen elkaar opzet. Het is niet de mijne. Ik bekijk de feiten en de feiten zijn als volgt. België telt 1.000 werknemers die sinds 30 jaar werkzoekend zijn. Het gaat om 0,02 % van de actieve bevolking. Ik stel voor dat de gewestelijke diensten Forem, Actiris en de VDAB deze mensen begeleiden en hun een gepaste job aanbieden, maar stop met de 770.000 rechthebbenden van een minimumpensioen te stigmatiseren. Daar wordt niemand beter van en dat is ook niet het beleid dat ik wil voeren.
Zoals bepaald in het regeerakkoord voer ik mijn werk uit met micro- en macroanalyses en in overleg met alle betrokken partijen. Op basis van objectieve gegevens zal in alle wijsheid en met kennis van zaken een consensus worden gevonden.
Wanneer andere maatregelen werden ingevoerd, zal daarbij geen invloed hebben.
Pour le moment, nous sommes en train de travailler avec beaucoup de sérieux avec le premier ministre et l'ensemble des vice-premiers ministres, mais je préfère travailler dans la confidentialité et dans le temps. C'est un sujet trop sérieux.
01.09 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, sinds uw aantreden werkt u aan uw grote pensioenhervorming. U beloofde plechtig om uw plannen voor de grote pensioenhervorming rond deze tijd voor de commissie te brengen. U mag het mij niet kwalijk nemen, maar we blijven toch nog op onze honger.
Uit vragen van de meerderheidspartijen blijkt dat zelfs zij niet op de hoogte zijn van uw plannen. U schetste in uw antwoord vooral de pensioenproblematiek die we allemaal kennen en vroeg bijzondere aandacht voor de zware beroepen, maar het blijft wachten op concrete voorstellen en maatregelen. De tijd van bestuderen is mijns inziens al lang voorbij. De conclusies zouden al lang moeten zijn getrokken.
We vernamen overigens dat uw huidige plannen weinig meer waren dan een aanvulling van uw plan van september. Dat is toen bikkelhard afgeschoten, zelfs door uw meerderheidspartijen. Dat zal een paar maanden later niet anders zijn.
We blijven op onze honger. U weet dat onze pensioenen veel te laag zijn, België scoort in Europa zeer zwak. Het blijft ook koffiedik kijken wat uw concrete maatregelen betreft. U verwijst terecht naar het pensioen van personen met een zwaar beroep. Iedereen weet dat iemand die zich krom heeft gewerkt onmogelijk tot de leeftijd van 67 jaar kan blijven werken. Ook in dit dossier bent u nog in de overlegfase. Ook met betrekking tot de gelijkschakeling van de statuten beweegt er weinig.
Mevrouw de minister, maak eindelijk werk van uw beloofde pensioenhervorming.
01.10 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, het is niet omdat het voor ons nooit genoeg is dat wij iets zeggen, maar net omdat we omwille van een gelijkaardige analyse bezorgd zijn over de mensen, over hun gezondheid, over het recht op rust. Wij nemen dit ernstig. Als we denken dat bepaalde maatregelen niet helemaal juist zitten om de problemen aan te pakken, dan zeggen wij dat ook.
U hebt gezegd dat de gemiddelde leeftijd in België stijgt, maar de leeftijd in goede gezondheid stijgt niet. Die staat al jaren op dezelfde hoogte. Voor bepaalde beroepen, zoals poetsvrouwen, is die zelfs gezakt. U hebt het over een mijlpaal in uw pensioenplan, op 60 jaar met pensioen met 42 jaar dienst. Dat is mooi, maar de versoepeling van het vervroegde pensioen geldt maar voor 3 % van de toekomstige gepensioneerden. Zij zullen op 60 jaar met vervroegd pensioen kunnen gaan. Voor al de rest is vervroegd pensioen pas mogelijk vanaf 63 jaar, met 42 jaar dienst. Vrouwen met een atypische loopbaan die op die leeftijd nog geen 42 jaar hebben gewerkt, zullen dus nog wat langer mogen werken.
De gemiddelde carrière van een vrouw duurt op dit moment 36,5 jaar. Dat betekent dat 50 % van de vrouwen die met pensioen zijn dus een carrière van minder dan 35 jaar heeft. Dat ligt ver van de 42 jaar waarvan gesproken wordt. U kondigt een thematisch jaar rond vrouwen en pensioenen aan. Ik hoop dat u dan meer in petto hebt dan de pensioensplit en ook kijkt naar aanpassingen van de loopbaanvoorwaarden die vrouwen ten goede komen. De PVDA is nog altijd niet overtuigd van dit pensioenplan.
01.11 Wim Van der Donckt (N-VA): Over de vergrijzingskost en de betaalbaarheid zegt u dat het een politieke keuze is. Dat is uiteraard zo. U zegt ook niet in detail wat uw keuze dan zal zijn. U lijkt het op zich te laten afkomen, net zoals de heer De Grauwe, die zegt dat het zich wel vanzelf zal oplossen. Hopelijk bewandelt u die piste niet.
Anderzijds verwijst u naar de 80 % werkzaamheidsgraad. Het is goed dat u dat nog eens herhaalt, want het is wel heel belangrijk. U zult er ook op positieve wijze op inzetten om mensen langer aan het werk te houden indien ze dat kunnen. We hebben daar een aantal ideeën over en hebben daar net een persconferentie over gegeven. U kunt daarmee akkoord gaan of niet. U moet niet met alles akkoord gaan, maar er zit toch wel een aantal ideeën in.
We hebben ook ideeën voor de langdurig zieken. Niet iedereen is immers 100 % langdurig ziek. Het lijkt altijd wit-zwart te zijn: ofwel is iemand ziek, ofwel is hij niet ziek. Dat is een eigenaardig systeem. Veel van die mensen kunnen ook deeltijds werken. Dat is niet alleen goed voor henzelf en voor hun welzijn, ze dragen op die manier ook bij aan de sociale zekerheid. Dat zijn positieve signalen, maar er ligt natuurlijk nog altijd niks concreets op tafel.
Het enige dat op tafel ligt en waarmee u elke keer opnieuw naar voren komt, zijn maatregelen die ingaan tegen wat u vandaag verteld hebt. Vandaag zegt u dat u de werkzaamheidsgraad naar 80 % wilt krijgen, dat u langdurig zieken weer aan het werk wilt krijgen en dat mensen langer moeten werken. Het enige dat u op tafel hebt liggen, is echter 10 jaar werken voor een minimumpensioen. Dat is niet echt aanmoedigend om lang te werken. Daarnaast moedigt het vervroegd stoppen na 42 jaar mensen ook aan om vroeger te stoppen.
Ik zeg niet dat mensen tot 70 jaar moeten werken. We hebben ook een alternatief, dat ik te gepasten tijde naar voren zal brengen. Wij zijn ook niet onmenselijk.
Anders vervallen ze inderdaad in ziekte. Daar moet wel over nagedacht worden. Ik zie echter nog steeds geen concrete maatregelen in uw al drie keer aangekondigde grote hervorming om de betaalbaarheid van de kosten van de vergrijzing na te streven. Maar goed, wie weet komt het misschien volgende maand of binnen twee maanden. Wij houden het alleszins mee in het oog.
01.12 Maggie De Block (Open Vld): Mevrouw de minister, als u op het niveau van de regering nog verder aan het finetunen bent, dan begrijp ik dat u hier niet de vlucht vooruit zult nemen. Ik heb maar één opmerking. Ik hoorde u zeggen dat wie op de leeftijd van achttien jaar beginnen werken is, 42 jaar gewerkt heeft op de leeftijd van 60. Er zijn voorbeelden genoeg van andere landen waar hiermee wel op een andere manier rekening wordt gehouden. Men kijkt dan naar de levensverwachting. Dan kijkt men naar de zware en de lichtere beroepen. Het is een wespennest. Iedereen vond in de vorige legislatuur dat hij of zij een zwaar beroep had. Alleen voor politici is iedereen het erover eens dat ze geen zwaar beroep hebben.
Dit heb ik er toch uit onthouden. Iedereen heeft wel argumenten, maar we kunnen niet ontkennen dat mensen door de zwaarte van hun beroep een lagere levenskwaliteit of levensverwachting hebben. Dat heeft ook in andere pensioenstelsels zijn ingang gemaakt. Ik heb zo'n twintig jaar geleden een voorstel gedaan om dat erin op te nemen. Er zijn dus middelen om aan beide meningen tegemoet te komen. Ik wens u daar veel succes mee.
01.13 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie pour vos éléments de réponse.
Je suis heureux de vous entendre parler de pénibilité et de financement car il s'agit de mes deux inquiétudes majeures dans le cadre de la réforme.
Pour le reste, je vous entends surtout poser vos lignes ou vos éléments de défense à l'adresse de vos partenaires, ce qui est légitime. Mais nous restons quand même sur notre faim quant aux échéances et aux perspectives d'atterrissage.
Je pense pouvoir dire que nous avons bien compris ce que vous voulez, mais nous ne savons pas encore ce que veut le gouvernement. Quand nous le saurons, nous nous ferons un plaisir de faire la comparaison.
01.14 Jean-Marc Delizée (PS): Madame la présidente, on a chacun son angle de vue. C'est d'ailleurs tout l'intérêt de ce débat d'actualité.
Madame la ministre, ce mini débat vous permet de brosser les grandes lignes de votre projet de réforme tel qu'il a été présenté, mais aussi de nous donner quelques chiffres clés qui doivent nous permettre d'appréhender la réalité de notre système de pension et de nous projeter dans l'avenir.
Vous avez raison de faire le lien avec le financement de la sécurité sociale, l'aspect essentiel du taux d'emploi et le travail qui est réalisé pour augmenter celui-ci, et le bonus pension. Il était effectivement nécessaire de revenir sur cet aspect.
Je voudrais m'attarder un instant sur le relèvement de l'âge de la retraite légale à 66-67 ans qui a été approuvé, après de longs débats, sous la précédente législature, sans que n'ait été réglée la question des métiers pénibles. Il s'agit d'un dossier auquel il faut s'atteler.
Vous avez raison de dire que l'invalidité augmente après 60 ans. Il s'agit de chiffres pertinents, et je n'ose imaginer ce que serait l'invalidité après 65 ans.
Pour terminer mon intervention, je voudrais vous souhaiter bon travail et bon courage pour poursuivre les négociations sur cette réforme des pensions dont nous serions tous, quel que soit notre point de vue, heureux de débattre dans cette commission.
01.15 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik begrijp dat u binnen de regering verder overlegt om tot een pensioenhervorming te komen. Ik wil gewoon even onze principes herhalen. Voor ons zijn die helder, namelijk werken moet lonen, maar tegenslag mag niet bestraft worden in de pensioenopbouw. Daarom gaan wij ook akkoord met een sterke pensioenbonus. Wij vinden ook dat mensen die zorgtaken opnemen, die ziek zijn, die het slachtoffer worden van een herstructurering, niet moeten worden gestraft met minder pensioen. Hetzelfde geldt voor de gezonde levensverwachting en de loopbaan van 42 jaar, die dat in eerste instantie voor een stuk opvangt.
Ik hoor hier altijd twijfel zaaien over de betaalbaarheid van de pensioenen. Ondertussen gelooft een op de zes jongeren niet meer ooit nog een goed wettelijk pensioen te zullen hebben. Het is belangrijk dat we met de pensioenhervorming het vertrouwen kunnen herstellen, zodat mensen weten dat ze een pensioen opbouwen en recht hebben op een waardige oude dag en een waardig wettelijk pensioen. Dat is inderdaad een keuze, daarover ben ik het met u eens. De welvaart neemt altijd toe. De vraag is niet die naar de betaalbaarheid, de vraag is welk percentage van onze welvaart wij willen besteden aan het verzekeren van een waardige oude dag voor mensen. Andere Europese landen besteden al een hoger percentage aan de pensioenen dan België. Het is belangrijk die kwestie verder uit te klaren.
L'incident est clos.
02 Actualiteitsdebat over de pensioensplit en toegevoegde vragen van
- Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De pensioensplit" (55025191C)
- Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De pensioensplit" (55025258C)
- Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De pensioensplit" (55025286C)
- Sophie Thémont aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De pensioensplit" (55025198C)
- Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De pensioensplit" (55025328C)
- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De pensioensplit" (55025344C)
02 Débat d'actualité sur le splitting des pensions et questions jointes de
- Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le partage des droits à la pension" (55025191C)
- Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le partage des droits à la pension" (55025258C)
- Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le partage des droits à la pension" (55025286C)
- Sophie Thémont à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le partage des droits à la pension" (55025198C)
- Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le partage des droits à la pension" (55025328C)
- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le partage des droits à la pension" (55025344C)
02.01 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Het probleem is algemeen bekend: vrouwen krijgen gemiddeld een derde minder pensioen dan mannen. Dat is te wijten aan het feit dat ze in het bedrijf minder kunnen doorgroeien, vaker dan mannen kiezen voor het gezin en de kinderen door deeltijds te werken of minder uitdagende jobs hebben, jobs die dus minder in aanmerking komen voor promotie. Vorige week kondigde u in de krant aan dat u in het licht van een thematisch jaar rond vrouwen en pensioen, de pensioenkloof wilt aanpakken. Als mogelijkheid zag u de pensioensplit, waarvan u de Vergrijzingscommissie hebt gevraagd de gevolgen ervan op het pensioeninkomen te actualiseren. Op basis daarvan zou u voorstellen willen voorleggen aan het Nationaal Pensioencomité.
Ikzelf diende ook een wetsvoorstel in betreffende een automatische pensioensplit voor de aanvullende pensioenen na echtscheiding of stopzetting van de wettelijke samenwoonst. De Nationale Arbeidsraad (NAR) heeft hierover op 14 juli 2020 een tussentijds advies uitgebracht met vooral een reeks vragen over de concrete uitrol ervan. Men zou dat verder uitklaren op basis van hoorzittingen met experts. Maar de coronacrisis zorgde voor heel veel werk op de plank. Ik ben alvast benieuwd naar de bevindingen van de NAR en hoever men staat met de werkzaamheden.
Kunt u meer toelichting geven bij uw opdracht aan de Vergrijzingscommissie om de studie over de impact van een pensioensplit op het pensioeninkomen te actualiseren?
Hebt u nog andere instellingen, instanties of organisaties om advies of onderzoek gevraagd?
De NAR zou een en ander uitklaren met experts. Hebt u daarvan een stand van zaken gevraagd? Kreeg u ter zake feedback? Werd uw administratie hier ook bij betrokken?
02.02 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, mijn vraag heeft een iets andere invalshoek. Pensioenen zijn een ingewikkelde materie, met allerhande raakvlakken. Zo wordt in het nieuwe huwelijksvermogensrecht in artikel 2.13.19 uitdrukkelijk bepaald dat opgebouwde pensioenrechten eigen zijn. U hebt daar ongetwijfeld kennis van genomen. Men kan de website van de Federale Pensioendienst gemakkelijk raadplegen voor de vigerende regelingen voor het verkrijgen van een pensioen als uit de echt gescheiden echtgenoot, of als feitelijk gescheiden huwelijkspartner.
Zijn er thans volgens u, in het licht van het nieuwe huwelijksvermogensrecht, wijzigingen nodig in het huwelijksvermogensrecht om uw plannen inzake de pensioensplit uit te voeren? Indien ja, welke zijn die wijzigingen? Welke wijzigingen acht u wenselijk aan de huidige pensioenregels bij feitelijke scheiding en bij echtscheiding, waarvoor ik verwijs naar de website die ik daarjuist heb aangehaald?
Welke timing hebt u voor ogen om het dossier van de pensioensplit rond te krijgen? Ik veronderstel dat dat niet voor maart zal zijn, want dan verwacht u de studies. Het zal dus wel iets later zijn. Misschien kunt u toch een timing opgeven?
02.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik heb een concreet wetsvoorstel ingediend over de pensioensplit, waarbij niet alleen het wettelijk pensioen maar ook het aanvullend pensioen van de twee partners automatisch wordt opgeteld en gedeeld voor de duur van de samenwoonst of van het huwelijk, tenzij men dat weigert. De pensioensplit is dus inderdaad niet alleen van toepassing wanneer een koppel scheidt, maar ook wanneer het samenblijft, omdat gezamenlijke keuzes, zoals de keuze dat één partner – meestal de vrouw – minder werkt, onzes inziens ook een gezamenlijke uitkomst moeten opleveren, met name een gelijk pensioen. Daarnaast kan men in ons voorstel ook in het systeem instappen als men niet gehuwd is.
U gaf eerder al aan dat u mijn voorstel niet ongenegen bent. Dat vind ik positief. Intussen heb ik gelezen dat ook de andere meerderheidspartijen zeker bereid zijn de pensioensplit in te voeren. Er zijn wel nog enkele verschillen, maar ik meen dat die niet onoverkomelijk zijn.
Voorts gaf u te kennen dat u de gezinsdimensie bij de pensioenen wilt moderniseren en dat u de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen, die vandaag een derde of meer dan 30 % bedraagt, wilt verkleinen.
In het regeerakkoord hebben we het principe van de pensioensplit opgenomen en een studie ter zake aangekondigd. Hoever staat het met het onderzoek naar de pensioensplit?
Wat zijn de volgende stappen? Wanneer krijgen we de resultaten van dat onderzoek?
Acht u het mogelijk om de pensioensplit op kortere termijn te realiseren, op basis van de wetsvoorstellen die door verschillende fracties in de Kamer werden ingediend? Misschien kunnen die allemaal aan de sociale partners worden voorgelegd en kunnen we dan op korte termijn tot een beslissing komen. Dan hoeven we er geen jaren meer op te wachten.
02.04 Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, tout comme vous, j'estime qu'un des objectifs centraux de la réforme des pensions doit être l'égalité des genres. On sait aujourd'hui que les hommes ont une pension moyenne beaucoup plus élevée que les femmes du fait de leurs différences de prestations notamment sur le marché du travail.
En effet, comme les hommes ont une carrière plus complète et en moyenne mieux rémunérée que les femmes, ils se constituent de meilleurs droits à la pension auxquels sont liés des montants de pension plus élevés.
Face à cette problématique, vous aviez annoncé, il y a quelques mois, l'étude du principe du splitting qui consiste à diviser en deux parts égales le total des revenus des conjoints accumulés pendant les années de vie commune et à attribuer une part à chacun d'entre eux. Récemment, dans une interview accordée au journal Le Soir, le ministre Clarinval affirmait l'existence d'un accord sur la mise en œuvre de ce système, tant pour les salariés que pour les indépendants.
Madame la ministre, pourriez-vous nous en dire plus sur la façon dont vous envisagez la mise en place de ce système dans le cadre de la présente réforme des pensions?
02.05 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, er lijkt onder de meerderheidspartijen een consensus te bestaan om de pensioensplit door te voeren. Die zou enkel voor toekomstige gehuwden verplicht zijn en samenwonenden zouden de mogelijkheid krijgen om vrij in het systeem te stappen. Het pensioenbedrag, ook het bedrag opgespaard in de tweede en derde pijler, zou gelijk verdeeld worden tussen de partners voor de duur van het aangegane huwelijk.
Welke invloed op het uit te betalen pensioenbedrag zal het overlijden van een van de partners hebben? Hoe ziet u de berekenwijze bij personen die meermaals gehuwd zijn? Hoe ziet u de berekenwijze als partners niet op hetzelfde moment met pensioen gaan? Wat zult u doen met de fiscaliteit van de tweede en derde pijler, aangezien die pas op 65-jarige leeftijd worden uitbetaald en in hoofde van één persoon staan? Zal indien de partner intussen overleden is een deel niet meer worden uitbetaald en zal de overheid dat geld dan innen? Hoeveel zal de overheid met deze operatie op jaarbasis besparen op de IGO?
02.06 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): In de pers las ik dat er binnen Vivaldi een consensus ontstaan is over de zogenaamde pensioensplit. Ik was verbaasd, want de reacties van de vivaldipartners op uw pensioenhervormingsplannen klonken niet echt enthousiast.
Tegen maart zou er een geactualiseerde studie over de impact van de pensioensplit komen. Kunt u ons daar meer uitleg over geven, bijvoorbeeld over de vraag over welke pensioensplit het precies gaat? Verschillende regeringspartijen hebben immers een wetsvoorstel over dit thema ingediend.
De pensioensplit is een manier om de pensioenen van vrouwen te verbeteren, maar er zijn er ook andere. Zo kunnen we de loopbaanvoorwaarden aanpassen, zodat meer mensen met een atypische loopbaan toch een volwaardig pensioen kunnen genieten. Of we kunnen kijken naar de oorzaken van het feit dat vrouwen nog steeds meer zorgtaken op zich nemen, waarbij we bijvoorbeeld kunnen kijken naar de opties.
Hoe verhoudt de pensioensplit zich tot het gezinspensioen? Is het de bedoeling dat dit mettertijd uitdooft?
La présidente: Quelqu'un demande-t-il encore la parole ? (Non)
02.07 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, geachte Kamerleden, ik ben heel blij te zien hoeveel belang u allen hecht aan gelijkere pensioenrechten voor iedereen. Dat is ook voor mij erg belangrijk. Daarom heb ik de opdracht gegeven om 'BIJLAGE 3.4 – De modernisering van de gezinsdimensie van wettelijke pensioenen' bij de commissie Pensioenhervorming 2020-2040 te actualiseren. Dat wordt momenteel door de originele auteurs gedaan. Zij zullen het resultaat binnenkort voorstellen op een studievoormiddag, meer bepaald op maandag 7 maart.
Cette matinée d'étude marquera le coup d'envoi d'une année de travail sur la thématique "genre et pension" au cours de laquelle nous allons nous pencher sur la protection des pensions des femmes mais aussi plus largement sur les contrats de travail atypiques des femmes.
Op de website PensionStat.be wordt eveneens een specifieke monitor voorzien inzake de genderdimensie. Er is al hard aan gewerkt. Die monitoring zal de gekende oorzaken en gevolgen van de genderpensioenkloof opvolgen en kenbaar maken.
Une microanalyse des droits dérivés sera également réalisée. Elle est indispensable si nous voulons mener à bien une discussion sur la modernisation de la dimension familiale. Elle nous permettra de savoir qui sont les bénéficiaires de ces droits dérivés, l'importance de ces derniers par rapport aux droits propres et l'évolution des droits dérivés. Ces données sont toutes en cours de collecte. Je rappelle que les droits dérivés, dans le cadre de la dimension familiale, c'est le taux de ménage, la pension de survie, l'individualisation des droits, etc.
De pensioensplit is een uitstekend middel om meer pensioengelijkheid te creëren en de solidariteit binnen koppels te verhogen. Het is echter ook een extreem complexe materie. De NAR heeft zijn werkzaamheden omtrent de pensioensplit nog niet afgerond. Het is nog te vroeg om specifieke vragen, zoals die over het huwelijksvermogensrecht, te beantwoorden, maar wij houden zeker rekening met een wetswijziging. Indien een aanpassing nodig is, zullen wij daarvoor pleiten.
Ik ben een groot voorstander van de pensioensplit en ik wil daar dan ook verdere stappen voor zetten. Wij mogen daar echter niet licht over gaan en we kunnen dat ook niet snel uitvoeren. Het kan niet de bedoeling zijn dat wij een goed pensioen opsplitsen in twee lage pensioenen. Adequate, flankerende maatregelen zijn noodzakelijk.
Je défendrai toujours une bonne protection de pension même pour celles qui n'ont pas pu parvenir à une carrière complète à temps plein. Vous savez que j'ai pour objectif de revaloriser le travail à temps partiel pour atteindre la pension minimum. Le relèvement du montant de la pension minimum et le splitting en cas de divorce participeront à cette égalité entre hommes et femmes.
02.08 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, ik kijk in ieder geval uit naar maandag 7 maart en de resultaten van de studie. Mijn wetsvoorstel is beperkt tot de aanvullende pensioenen. De pensioensplit is één manier om de pensioenkloof te verkleinen, er zijn natuurlijk nog andere middelen. Mijn voorstel doet ook geen afbreuk aan andere maatregelen, zoals een grotere waardering van deeltijds werk, de gelijkgestelde periodes voor mensen die zorgtaken opnemen of het inzetten op jobs die combineerbaar zijn met een gezin.
Het is belangrijk dat de pensioensplit niet tot een verdere verarming leidt. We streven naar hogere pensioenen en hogere minimumpensioenen. Bij een volledige pensioensplit moeten we erover waken dat mensen niet onder een bepaalde inkomensgrens vallen. De NAR heeft de werkzaamheden nog niet afgerond. Ik vraag u om erop aan te dringen dat men die afrondt. Er zijn hoorzittingen geweest en ik zou het spijtig vinden mocht die expertise verloren gaan, ik zou die graag meenemen in de werkzaamheden. Eventueel kunnen we een aantal experts daarover aan het woord laten in deze commissie. De pensioensplit en de gezinsdimensie zijn belangrijke elementen waarover we ons in het Parlement verder kunnen buigen.
02.09 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, de N-VA is voor het principe van de pensioensplit. We zijn ons ervan bewust dat het geen eenvoudige materie is en we moeten oppassen dat er geen mistoestanden ontstaan. Het lijkt allemaal simpel, maar dat is het niet. Het is een goede zaak dat u de tijd neemt om een en ander grondig uit te kienen, zodat de situatie niet erger zal worden dan vandaag. Ik sluit me aan bij het voorstel om hierover hoorzittingen te organiseren. Ik kijk met het nodige wantrouwen uit naar uw verdere initiatieven op dit vlak.
02.10 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
U weet waarschijnlijk dat wij in de vorige legislatuur al een wetsvoorstel hebben ingediend met betrekking tot de pensioensplit. Ik ben blij dat er ondertussen ook andere voorstellen op tafel liggen. Er zijn wel enkele verschillen. Het voorstel van sp.a heeft het bijvoorbeeld enkel over de tweede pijler, terwijl het onze over zowel de eerste als de tweede pijler gaat.
Ik ben er zeker van dat we met de adviezen die we zullen krijgen en met de voorstellen die we kunnen samenleggen om te zien waar we kunnen landen, ook effectief zullen landen. Ik hoop wel dat dit niet al te lang meer zal duren. Ik ben misschien ongeduldig, maar dat heeft te maken met het feit dat ons voorstel al tijdens de vorige legislatuur werd ingediend en ik vind dat het absoluut nodig is dat we een oplossing zoeken voor die groepen, zonder naar een verarming van koppels te gaan.
Mevrouw de minister, het geld dat we vandaag in het echtscheidingspensioen stoppen, kunnen we ook aanwenden om bij een pensioensplit die eventueel op een lager pensioen zou uitdraaien de pensioenen op te trekken. Er zijn zeker en vast technieken om te zorgen voor een goede regeling. Ik wil daaraan meewerken, net als de collega's in deze commissie. Laten we daar werk van maken.
Ik hoop dat we het debat heel spoedig in deze commissie kunnen voeren en intussen wachten we met ongeduld de adviezen van onder meer de NAR af.
02.11 Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Je me réjouis à l'idée de voir les résultats de cette journée qui aura lieu le 7 mars prochain. Je vous sais attentive aux mesures prises en vue d'essayer de réduire l'écart entre les pensions et de revaloriser le travail à temps partiel.
Force est de constater que ce sont souvent les femmes qui sont amenées à faire des choix professionnels en optant pour un mi-temps afin de garder leurs enfants, ce qui a souvent un impact sur l'évolution de leur carrière. C'est la raison pour laquelle celle-ci n'est pas souvent complète, et ce faisant, leur pension est moindre. Quand le couple va bien, cela ne pose pas de problème. Mais quand cela n'est pas le cas, c'est souvent la femme qui se retrouve avec une plus petite pension, et donc avec moins de moyens. En tout cas, je vous sais attentive à la situation.
02.12 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, de pensioensplit lijkt misschien inderdaad een eenvoudig idee, maar in de praktijk is het een nagenoeg onmogelijke zaak om die te berekenen. De pensioensplit is een excuus omdat de pensioenen voor een deel van de mensen veel te laag zijn, zeker voor wie een minder goedbetaald beroep heeft uitgeoefend of deeltijds heeft gewerkt.
De overheid zal bovendien goed kunnen besparen, omdat een deel van de IGO's dan niet meer moet worden uitbetaald. Voor ons is de pensioensplit een verkapte besparing, die een nivellering van het pensioen zal teweegbrengen. Waarom wordt bijvoorbeeld de uiterst gunstige regeling van de ambtenaren niet gewoon overgenomen? Dat is onbetaalbaar, zeker, maar de betrokkenen zullen er blij mee zijn.
Het uiteindelijke doel zou gelijke pensioenrechten voor iedereen moeten zijn.
02.13 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, u staat nog voor een hele uitdaging. Ik zie dat u aandacht wilt schenken aan de situatie van vrouwen op pensioen. De cijfers liegen er natuurlijk ook niet om, u kent ze beter dan ik. De loonkloof bedraagt 23,1 %, de pensioenkloof bedraagt 33,4 %. Van de 1,1 miljoen mensen die deeltijds werken, zijn 77 % vrouwen. Waarom is dat zo? Dat is de vraag die wij moeten stellen. De uitdaging is heel groot.
Wij vragen ons vooral af of die pensioensplit dan een antwoord is dat volstaat. Ik denk het niet. U hebt in uw beleidsnota een heel mooi citaat gezet: "Pensioenbeleid en arbeidsmarktbeleid zijn twee kanten van dezelfde medaille." Dit is een hele uitdaging. Ik kijk niet alleen naar uw terrein, ook op het vlak van het arbeidsmarktbeleid hebben wij echt wel inspanningen nodig. Wij hebben inspanningen nodig voor het optrekken van de minimumlonen. Deze vivaldiregering komt iets vooruit, maar we zijn zeker nog niet waar we moeten zijn.
Het vaderschapsverlof moet verbeterd worden, om vaders meer te betrekken bij de opvoeding van de kinderen. Wij moeten het normaliseren dat zij er ook voor kiezen om het gezin meer bij te staan.
Ik heb begrepen dat u het deeltijds werk mee in rekening zult brengen bij de berekening. Mijn volgende vraag is hoe dat precies in zijn werk zal gaan.
Als we de pensioenen bekijken in het algemeen, kunnen we volgens mij ook niet anders dan ook naar de loopbaanvoorwaarden kijken en berekenen wat een aanpassing naar beneden zou betekenen voor de pensioenrechten van de toekomstige gepensioneerde vrouwen. Het is maar een suggestie, maar ik denk dat u voor een hele uitdaging staat. Wij zijn in hoopvolle verwachting.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55023874C van mevrouw Fonck is omgezet in een schriftelijke vraag.
03 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De installatiepremie voor daklozen" (55024220C)
03 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La prime à l'installation pour les sans-abri" (55024220C)
03.01 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, uit cijfers die wij eerder van u mochten krijgen, blijkt dat het aantal installatiepremies voor daklozen een sterk dalende tendens vertoont. Tussen 2017 en 2020 daalde dat namelijk van ongeveer 13.300 naar 9.800. Dat lijkt vreemd te zijn, omdat het aantal daklozen en mensen dat een beroep moet doen op de winteropvang nu net een stijgende tendens vertoont. Het aandeel van Franstalig België stijgt in die groep wel van 50 naar 55 %.
Hoe verklaart u de sterk dalende tendens van het aantal uitgekeerde installatiepremies? In welke mate hebt u een zicht op de effectiviteit van de installatiepremies? Met andere woorden, weet u hoeveel mensen er op die manier effectief geholpen worden en niet na korte tijd weer in de oude toestand terechtkomen? Zult u de maatregel intensifiëren om het stijgende aantal daklozen te doen afnemen?
03.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Samyn, daklozen krijgen een installatiepremie wanneer ze een woning hebben gevonden. Dat er minder premies zijn toegekend, komt dus omdat die mensen maar moeilijk een woning vinden. Ik begrijp dat u zich zorgen maakt over de daling, maar het echte probleem is het tekort aan betaalbare woningen en sociale woningen, vooral in Vlaanderen.
Een woning is een eerste stap om daklozen hun plaats in de samenleving weer te laten innemen. Daarom heb ik binnen mijn beperkte bevoegdheden op het vlak van huisvesting 2,5 miljoen euro uitgetrokken om de Housing First-trajecten in België uit te breiden. De regering zal bovendien 10 miljoen investeren in woningen die bestemd zijn voor Housing First-projecten.
Wat uw vraag over de effectiviteit betreft, mijn administratie heeft geen cijfers over het aantal mensen dat een premie heeft gekregen en later weer dakloos is geworden. Het is de taak van de OCMW's om de mensen die bij hen aankloppen, te helpen, niet om te oordelen over hun verleden of de tegenslagen die ze hebben gekend. De installatiepremie is een van de instrumenten waarover de OCMW's beschikken. Iets anders is de volledige subsidiëring gedurende twee jaar van het leefloon dat wordt uitgekeerd aan personen die niet meer dakloos zijn, zoals bedoeld in artikel 14, § 3, 1°. Met deze combinatie van maatregelen kunnen de OCMW's aanvullende steun bieden aan deze zeer kwetsbare personen.
03.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, dank u voor het uitgebreide en degelijke antwoord. Het is nog altijd niet heel duidelijk, we weten nog altijd niet goed of deze maatregel het beoogde doel haalt. Dat is jammer. Eventueel zou men een studie kunnen laten uitvoeren om de effectiviteit van de installatiepremie te bestuderen. Mocht blijken dat die maatregel uitgebreid moet worden, indien de resultaten ervan positief zijn, dan zijn wij daar uiteraard ook voorstander van. Mocht evenwel blijken dat de installatiepremie haar doel voorbijschiet, dan moeten er andere maatregelen worden genomen om het probleem van de dak- en thuislozen op te vangen. De thuislozen vormen een zeer grote groep, leven grotendeels onder de radar en zijn veel minder zichtbaar dan de daklozen. Dat belet niet dat we ook die groep zeker niet mogen vergeten.
Het incident is gesloten.
- François De Smet à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les contrôles et les conditions de résidence des bénéficiaires de la GRAPA" (55024297C)
- Jean-Marc Delizée à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La condition de résidence pour les bénéficiaires de la GRAPA" (55024704C)
- Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La condition de résidence pour les bénéficiaires de la GRAPA" (55025190C)
- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le petit nombre de jours accordés aux bénéficiaires de la GRAPA pour un séjour à l'étranger" (55025354C)
- François De Smet aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De aan de IGO-begunstigden opgelegde verblijfsvoorwaarden en de controle op de naleving ervan" (55024297C)
- Jean-Marc Delizée aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De verblijfsvoorwaarde voor IGO-begunstigden" (55024704C)
- Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De verblijfsvoorwaarde om de IGO te genieten" (55025190C)
- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het lage aantal dagen met recht op buitenlands verblijf voor IGO-gerechtigden" (55025354C)
04.01 François De Smet (DéFI): "La
GRAPA concerne plus de 100.000 personnes en Belgique, dont 65 % de femmes
et 35 % d’indépendants.
La législation actuelle précise que les
bénéficiaires de la GRAPA ne sont autorisés à séjourner hors de la Belgique que
maximum 29 jours par an.
Afin de vérifier les conditions de résidence
des bénéficiaires, Bpost est chargé d'effectuer des contrôles à leur domicile.
Ce qui oblige les bénéficiaires à vérifier leur boîte aux lettres quasi
quotidiennement, mais aussi et surtout à réagir rapidement (5 jours) en cas de
dépôt du document de contrôle. Cette véritable assignation à résidence a, à
plusieurs reprises, été vivement critiquée par différentes associations.
Dans le cadre de la crise sanitaire, les
contrôles ont toutefois été suspendus jusqu’au 1er octobre 2021. Ce qui m’amène
à vous poser mes premières questions:
•Combien de contrôles ont-ils été effectués
par Bpost depuis la fin de la suspension?
•Des sanctions ont-elles été prises à la
suite de ces contrôles?
Selon les dernières informations
communiquées, il appert que la Belgique figure parmi les mauvais élèves en
Europe en ce qui concerne les conditions de résidence. A titre d’illustration,
en Espagne, ce délai est de 90 jours. En France, il est de 6 mois. Enfin au
Pays-Bas, il est de 13 semaines, soit plus de trois mois.
En novembre dernier, vous avez indiqué en
commission qu’une nouvelle réforme de la procédure de contrôle est actuellement
en préparation. Mes questions sont donc les suivantes:
•Dans le cadre de cette réforme,
envisagez-vous d'augmenter également le nombre de jours où le bénéficiaire peut
se rendre à l'étranger?
•Pouvez-vous communiquer un échéancier pour cette réforme?"
04.02 Jean-Marc Delizée (PS): Madame la ministre, le sujet de la GRAPA est à nouveau sur la table. On n'imagine pas le nombre d'heures consacrées à ce débat au Parlement sous la précédente législature, et ce, tant en commission des Affaires sociales qu'en séance plénière et aussi en commission des Entreprises publique (ex-Infrastructure).
L'accord de gouvernement prévoit la révision du système de contrôle, à savoir la condition de résidence. Il faut dire que certaines corrections ont été apportées concrètement, mais il reste encore à terminer ce travail. Une étude de l'Institut fédéral des droits humains (IFDH) et du Service de lutte contre la pauvreté, publiée en novembre dernier, avait d'une part constaté la différence de traitement entre les bénéficiaires de la GRAPA (pension minimale) et d'autres allocataires sociaux (on va même parler uniquement des allocations non contributives). D'autre part, ils ont réalisé une étude de benchmarking avec d'autres pays européens. Il apparaît que, parmi les 18 pays de l'espace économique européen (incluant la Suisse), la Belgique est le pays le plus restrictif au niveau des droits de séjour autorisés à l'étranger pour ces bénéficiaires d'allocations sociales non contributives – l'équivalent de la GRAPA belge.
Par exemple, plusieurs pays voisins octroient trois mois de séjour: les Pays-Bas, l'Espagne, la Hongrie, la Suède et la Suisse; tandis que d'autres comme la France, la Finlande, le Danemark, l'Estonie, l'Islande octroient six mois pour ces mêmes résidents. La Belgique est résolument en queue de peloton européen, malheureusement, avec ses 29 jours de séjour autorisés à l'étranger.
J'ajoute une question à mon intervention mais je ne vous demande pas de réponse immédiate et, si nécessaire, je déposerai une question écrite. Votre administration dispose-t-elle d'autres chiffres ou de certains chiffres sur cette comparaison avec d'autres pays européens? Il serait intéressant de les recevoir pour comparer les études existantes. Si ces chiffres existent, pourriez-vous les partager?
Au vu de la différence de traitement, ne serait-ce que pour la Belgique qui demande 29 jours de séjour pour remplir cette condition de résidence, envisagez-vous de réviser cette condition afin de garantir les mêmes droits à tous les aînés bénéficiant d'allocations sociales? J'espère que, dans la réforme qui viendra, on tiendra compte d'une comparaison avec les pays européens.
04.03 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, collega Delizée zorgde al voor een heel gedetailleerde uitleg. Daarom verwijs ik naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Op 18 januari heeft de Liga voor
Mensenrechten een vergelijkende studie uitgebracht over de mogelijkheden voor
IGO-gerechtigden om buiten België te verblijven. Uit die studie blijkt dat het
IGO in België ten opzichte van gelijkaardige uitkeringen voor senioren in
andere Europese landen het meest beperkend is met betrekking tot het vrij
verkeer. Meer nog België is het enige land dat slechts 29 dagen verblijf in het
buitenland toelaat, terwijl de Europese norm minimaal drie maanden blijkt te
zijn. Hiervoor had het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens en de
Dienst voor armoedebestrijding al in een studie het het verschil in behandeling
en in sommige gevallen het discriminerende karakter van de regels in verband
met het IGO aangetoond in vergelijking met andere uitkeringen voor senioren in
België.
Zal u gezien dit verschil in behandeling
de verblijfsvoorwaarde voor het IGO herzien zodat alle senioren op dezelfde
manier worden behandeld?
04.04 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, in april 2021 kondigde u aan de IGO-reglementering op enkele punten te zullen hervormen, zowel aangaande de voorwaarden als de controleprocedure. Inmiddels zijn we tien maanden later, maar aan de wetgeving werd nog zo goed als niets veranderd.
In de afgelopen maanden vroeg ik u ook herhaaldelijk om het aantal dagen waarop IGO-gerechtigden in het buitenland kunnen verblijven te verhogen. In België gaat het over 29 dagen, zoals de collega's al hebben vermeld, maar dat worden er best 90, net zoals het aantal dagen voor IVT-gerechtigden. Uit recent onderzoek door de Franstalige mensenrechtenliga, waarin België werd vergeleken met Spanje, Zweden, Frankrijk, Nederland en Zwitserland, blijkt dat België heel slecht scoort. Het gemiddelde aantal dagen recht op buitenlands verblijf ligt in die Europese landen minstens op drie maanden en in sommige landen zelfs op zes maanden, zoals de heer Delizée zei.
Mevrouw de minister, zult u het aantal dagen rechtmatig buitenlands verblijf verhogen van 29 dagen naar 90 dagen?
Wanneer zult u eindelijk de IGO-voorwaarden en de controleprocedure hervormen? Wat is uw eigen deadline? Zal dat nog deze legislatuur gebeuren?
04.05 Karine Lalieux, ministre: Chers collègues, je crois que je vais quelque peu vous décevoir parce que ma réponse sera beaucoup plus courte que vos questions.
Les contrôles n'ont pas repris depuis leur suspension le 1er mars 2020. Plus aucun contrôle n'a été opéré de la part des facteurs ni de mon administration. La réforme du contrôle pour rendre celui-ci plus proportionnel est sur la table du gouvernement. Pour ne pas compliquer encore plus ce dossier complexe qui, comme M. Delizée l'a dit, a fait l'objet de très longues discussions, je n'entrerai pas dans les détails aujourd'hui. Je tiens simplement à vous dire que j'aimerais effectivement clôturer ce dossier juste avant le congé de Carnaval ou juste après.
04.06 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, que répliquer si ce n'est que grande et large est la table du gouvernement! Espérons qu'elle ne déborde pas!
04.07 Jean-Marc Delizée (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. J'en suis satisfait à ce stade.
Nous allons donc attendre mais cela ira plus vite que la réforme des pensions. S'il y a des statistiques de benchmarking, je serais intéressé à les recevoir. Mais comme je ne les avais pas demandées au départ, je suis prêt à déposer une question.
04.08 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, dat is een kort en bondig antwoord, waarvoor alle begrip. Mijn standpunt over de controleprocedure is u niet onbekend: ik vind dat men met een kanon op een mug schiet.
U hebt in een eerste fase al een aantal stappen gezet om de controleprocedure menselijker te maken, maar ik zou toch ook op een benchmarking willen aandringen. Misschien is het ook goed om eens naar andere Europese landen te kijken. Wie voor zo'n regeling is, gaat vaak uit van grote misbruiken. Uit cijfers blijkt dat misbruik heel beperkt te zijn. Is dat in andere Europese landen ook zo?
Mensen die van een IGO leven, gebruiken dat niet om een grote wereldreis te maken – daarvoor is het inkomen te laag –, maar wel om kinderen in het buitenland voor een langere periode te bezoeken.
04.09 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik ben in hoopvolle verwachting. We zullen de resultaten waarschijnlijk tijdens de krokusvakantie in de pers lezen.
Wat is de realiteit, mevrouw de minister? In ons land wonen er 110.000 ouderen met een IGO. Zij blijven dus dubbel gediscrimineerd. Wie een vol pensioen geniet, mag zo veel reizen als men wil. IGO-gerechtigden mogen maar 29 dagen reizen. Het lijkt alsof ze de grote criminelen in ons land zijn. Maar ze moeten al rondkomen met een minimum aan inkomen. Denkt u echt dat zij zo veel reizen en met dat geld lang in het buitenland kunnen vertoeven? Dat denk ik absoluut niet, mevrouw de minister. Zet die discriminatie dus aan de kant en trek het aantal dagen heel snel op tot minimaal 90 dagen.
Het incident is gesloten.
- François De Smet à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le relèvement du plafond des revenus autorisés pour les travailleurs avec un handicap" (55024528C)
- Valerie Van Peel à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le prix du travail" (55024555C)
- François De Smet aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De verhoging van het toegestane maximuminkomen voor werknemers met een handicap" (55024528C)
- Valerie Van Peel aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De prijs van de arbeid" (55024555C)
05.01 François De Smet (DéFI): Madame la présidente, madame la ministre, lors du dernier conclave budgétaire, vous avez annoncé qu’il était totalement injuste que des personnes avec un handicap qui travaillent doivent renoncer à une partie de leur allocation d’intégration. Un budget de 29 millions d’euros a donc été prévu pour supprimer le “prix du travail”.
En principe, à partir du 1er octobre 2021, l'allocation d'intégration ne diminuerait donc plus tant que le revenu professionnel de la personne handicapée est inférieur à 63 000 euros brut. En d’autres termes, les personnes avec un handicap pourront désormais gagner jusqu’à 63 000 euros par an, contre 23 000 auparavant, avant de perdre leur allocation.
Il s’agit d’une excellente mesure, à laquelle notre groupe adhère. Toutefois, force est de constater que cette décision n’est, à ce jour, pas mise en œuvre alors que tous les voyants sont pourtant au vert.
Je rappelle que l’avis du Conseil Supérieur National des Personnes Handicapées (CSNPH) critique, comme bon nombre d’entre nous, le montant ridiculement bas du supplément d’abattement symbolique pour la personne qui a eu un parcours de travail mais qui, au moment du calcul de son droit, relève d’un régime d’indemnités sociales.
Madame la ministre, le projet d’arrêté royal visant à augmenter le plafond à 63 000 euros a-t-il déjà été présenté au gouvernement? Quand envisagez-vous une publication dudit arrêté au Moniteur belge? Comment allez-vous organiser la rétroactivité de la mesure au 1er octobre 2021? Enfin, en cas de cumul dans le chef de la personne handicapée du "prix du travail" et du fameux "prix de l’amour", comment la situation sera-t-elle traitée?
05.02 Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de minister, het is heel simpel. U mag de vraag die collega De Smet net heeft gesteld vertalen in het Nederlands en dan hebt u mijn vraag. Ik zal ze niet herhalen.
La présidente: Je vous remercie, madame Van Peel, mais on m'annonce qu'il y a un problème dans l'enregistrement des questions. Le système QOMV ne fonctionne plus pour l'instant et nous ne pouvons pas nous référer à nos questions.
05.03 Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik moet er zelfs niet naar refereren. Eigenlijk zijn de vragen die mijn collega zojuist heeft gesteld dezelfde als de mijne.
Ik zal het heel kort zeggen: ik vraag me ook af wanneer het KB er komt en hoe men het retroactief in werking zal laten treden.
05.04 Karine Lalieux, ministre: Madame la présidente, chers collègues, il est vrai que la préparation de ce dossier fut longue, notamment en matière d'estimation de l'impact en fonction des plafonds pouvant être retenus, dans le cadre du budget disponible.
Concernant la publication de l'arrêté royal, le dossier a été envoyé pour signature au Roi. Sa publication au Moniteur belge est donc une question de jours, mais je n'ai pas encore reçu la signature du Roi.
Zoals ik eerder heb gezegd, zal de maatregel meteen ingaan bij de publicatie in het Belgisch Staatsblad, met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2021. Er is al een omzendbrief gestuurd naar de DG HAN met meer uitleg over de maatregel, zodat iedereen gelijk behandeld wordt.
Concernant la rétroactivité, les dossiers des personnes qui ont déjà droit à une allocation d'intégration (AI) réduite du fait du plafond actuellement prévu seront automatiquement revus. Ainsi, dès réception des données de revenus du SPF Finances, le calcul sera effectué le 1er octobre 2021, puisque c'est rétroactif à partir de cette date, en utilisant les nouvelles exonérations. Seules les personnes qui ont reçu une décision négative dans le passé ou qui n'ont jamais fait de démarche pour bénéficier de cette allocation devront faire une demande, une action positive à la DG HAN.
Enfin, je tiens à vous rassurer. La mesure "prix de l'amour" et celle du "prix du travail" peuvent être totalement combinées et cumulées. En adéquation avec mon engagement à rendre notre pays plus inclusif, une personne en situation de handicap peut désormais bénéficier de l'allocation d'intégration sans que ne soient tenus en compte les revenus de son conjoint – c'est une première avancée vers l'individualisation des droits tant demandée par chacun – et ses revenus professionnels jusqu'à un plafond de 63 000 euros. Ce sont deux avancées considérables.
05.05 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse très complète. J'ai craint un instant que vous me répondiez que le projet d'arrêté royal était sur la table du gouvernement. Je suis rassuré qu'il ne s'ajoute pas à la pile et qu'il ait dépassé ce stade.
05.06 Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de minister, misschien moet u er in het vervolg wel wat op letten dat de tijd tussen de inwerkingtreding en de communicatie van de maatregel iets korter is. Dat zou voor onze mailbox wat leuker zijn, want er zijn heel veel mensen die al heel lang op de voorgestelde maatregel aan het wachten zijn. Ik ben blij dat de zaak nu in orde komt.
L'incident est clos.
06 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De herinvoering van de pensioenbonus" (55024544C)
06 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La réinstauration du bonus de pension" (55024544C)
06.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, er werd daarnet in het actualiteitsdebat al kort aangehaald dat u in uw pensioenhervormingsplannen nadenkt over de herinvoering van een pensioenbonus. Concreet is er nog niets beslist, maar in het regeerakkoord lezen wij het volgende: "We voeren een pensioenbonus in, zodat mensen die langer werken ook meer pensioenrechten opbouwen. Vanaf het moment waarop men voldoet aan de voorwaarden voor het vervroegd pensioen, begint men de pensioenbonus op te bouwen. De regeling wordt ingevoerd voor zelfstandigen, werknemers en ambtenaren. Op die manier versterken we de wettelijke pensioenen en zetten we mensen aan om langer te werken."
Er is nog niets concreet gerealiseerd, maar ik weet dat u al een en ander in gedachten hebt. Kunt u meer informatie geven over de precieze modaliteiten? Wie zal recht hebben op een pensioenbonus? Hoeveel zal die bedragen? Hoelang zal die kunnen worden opgebouwd? Met hoeveel euro zal het pensioenbedrag verhogen?
U ziet het activerend effect van de pensioenbonus als een belangrijke pijler voor de 'budgetneutraliteit' van uw geheel pensioenhervormingsplan. Ik veronderstel dat u dus grondig studiewerk hebt gedaan en wetenschappelijke analyses hebt laten uitvoeren met betrekking tot de budgettaire effecten. Zijn die nog bezig of kunt u al cijfers voorleggen? Welke effecten zal dat hebben op de loopbaanduur?
Verschillende studies wijzen erop dat de pensioenbonus een maatregel is die allesbehalve doeltreffend is om de financiële houdbaarheid van ons pensioenstelsel te verbeteren. In het verleden heeft ons land al eens een pensioenbonus gehad. U zult ongetwijfeld de conclusies van de Hoge Raad van Financiën van 2012 hebben gelezen, waarin staat dat het effect van zo'n bonus op een langere loopbaan eerder gering is.
Bij het woord bonus denk ik onmiddellijk aan malus, het tegenovergestelde. Lijkt het u een goed idee om te evolueren naar een pensioenstelsel met grote individuele vrijheid inzake pensioenleeftijd, maar dan in combinatie met een significante bonus-malus?
06.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Van der Donckt, het hervormingspakket dat ik recent aan de kern heb voorgelegd, voorziet in een pensioenbonus. Dat werd ook vooropgesteld in het regeerakkoord. De bonus die ik voorstel, is een vast bedrag dat per gewerkte dag wordt toegekend. De opbouw begint vanaf de dag waarop de betrokkene met vervroegd pensioen kan gaan. Op die manier moedigen we mensen aan om hun loopbaan voort te zetten. Ik wil de werknemers positief ondersteunen om hun loopbaan te verlengen. Dit voorstel wordt nu besproken binnen de regering. We zullen daarbij rekening houden met de gedragseffecten die het Planbureau verder zal analyseren.
De evaluaties van het vroegere bonusstelsel waren zeker niet uitsluitend negatief, zoals u lijkt te suggereren. U verwijst daarbij naar een advies van de Vergrijzingscommissie uit 2012. Aan de andere kant heeft de Hoge Raad voor Werkgelegenheid zich in datzelfde jaar uitgesproken voor een pensioenbonus. De Hoge Raad adviseerde daarbij wel om tegemoet te komen aan een aantal pijnpunten van de vroegere bonus.
Ik zal twee punten vermelden. Ten eerste zal de nieuwe bonus, in tegenstelling tot het vroegere systeem, niet gekoppeld zijn aan een leeftijd, maar aan de loopbaan. Op die manier garanderen we dat de bonus daadwerkelijk effect kan hebben en vermijden we buitenkanseffecten.
Ten tweede zullen we, zoals de Hoge Raad adviseerde, de werknemers nu veel meer kunnen sensibiliseren dankzij MyPension. Anders dan in het verleden, zullen werknemers zich op voorhand een duidelijk beeld kunnen vormen van het effect van langer werken op hun pensioen.
Ook de commissie Pensioenhervorming 2020-2040 heeft zich uitgesproken voor een bonussysteem dat extra rechten toekent voor loopbaanjaren na de vroegste pensioendatum. De bonus is een positieve maatregel, bedoeld om langer werken te belonen. Dit is heel anders bij een malussysteem, dat enkel rekening houdt met de leeftijd en niet kijkt naar de lengte van de loopbaan. Een dergelijk systeem discrimineert werknemers die hun loopbaan vroeg zijn gestart. Het is precies mijn bedoeling om dergelijke onrechtvaardigheden uit ons systeem te bannen, niet om er nieuwe in te voeren.
06.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, uw antwoord lag wat in de lijn van de verwachtingen. Ik kijk uit naar de studies. Hebt u een idee wanneer de studie van het Federaal Planbureau zal toekomen?
06.04 Karine Lalieux, ministre: Nous lui avons demandé maintenant. Il existe déjà une étude de notre administration et le Bureau du Plan s'occupe maintenant des effets retour.
06.05 Wim Van der Donckt (N-VA): Ik kijk uit naar die studie en dan komen we daar nog wel eens op terug.
L'incident est clos.
07 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het deeltijds pensioen" (55024545C)
07 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La pension à temps partiel" (55024545C)
07.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, ook van deeltijds pensioen is sprake in uw pensioenhervormingsplannen. Ook op dat vlak is er nog niets concreets beslist.
Er staat ook een passage over in het regeerakkoord. U leeft dus wel uw regeerakkoord na. Ik citeer even voor het verslag: "Teneinde de effectieve loopbaanduur van de werknemers op te trekken, zullen er maatregelen worden genomen inzake eindeloopbaanregeling. Dat kan onder andere worden gerealiseerd via het deeltijdse pensioen."
Het hierboven vermelde deeltijds pensioen zal aan de volgende voorwaarden voldoen. Het gaat om een aanvullende regeling inzake het einde van de loopbaan, die de andere bestaande regelingen niet zal vervangen. Het deeltijds pensioen zal toegankelijk zijn voor alle werkenden – werknemers, zelfstandigen en ambtenaren – die voldoen aan de voorwaarden van het vervroegd pensioen.
Mevrouw de minister, mijn vragen zijn concreet de volgende.
Ten eerste, kunt u meer informatie geven over de precieze modaliteiten? Met hoeveel procent zullen de arbeidsprestaties kunnen worden verminderd? Zal elke werkende die voldoet aan de voorwaarden voor het vervroegd pensioen, daarvoor effectief ook in aanmerking kunnen komen?
Ten tweede, zal het deeltijds pensioen samengaan met bepaalde financiële prikkels, om een averechts effect tegen te gaan, met name een deel van de werknemers die zonder die optie voltijds zouden blijven werken, maar nu ervoor kiezen om minder te werken?
Ten derde, hebt u grondig studiewerk gedaan en een grondige wetenschappelijke analyse gemaakt van het voornemen, dus onder meer ook over de budgettaire effecten? Indien dat is gebeurd, kunt u me desgevallend de cijfers mededelen? Indien dat nog niet is gebeurd, wanneer mogen wij dan de studies verwachten?
Ten slotte, zal gelijktijdig met een deeltijds pensioen een pensioenbonus kunnen worden opgebouwd?
07.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Van der Donckt, het ondersteunen van een loopbaan, in het bijzonder het einde van een loopbaan, is belangrijk. Wij verwachten een verhoogde tewerkstellingsgraad en willen er absoluut op inzetten.
Om die te realiseren, voeren wij een gepast beleid. Het beleid dat ik voorstel is ondersteunend en positief. Zo is het ook bepaald in het regeerakkoord, dat stelt dat de aanpassing van de eindeloopbaanregeling onder andere kan worden gerealiseerd via het deeltijds pensioen, de zachte landingsbanen, de vorming en de heroriëntatie doorheen de loopbaan, en door een overdracht van kennis tussen de generaties van werknemers te bevorderen.
In mijn voorstel van hervorming is het deeltijds pensioen opgenomen. Zoals eerder gezegd, past mijn voorstel in het regeerakkoord en vormt het een evenwicht. Het deeltijds pensioen zal opgenomen kunnen worden in één vijfde of in halftijdse vorm. Dat is dus een vermindering met 20 % of 50 %.
Het zal kunnen worden opgenomen door iedereen die aan de voorwaarden voldoet om met vervroegd pensioen te gaan. Bij dit soort maatregelen is er steeds een buitenkanseffect, beter bekend in het Frans als l'effet d'aubaine. Dat effect werd meegenomen in de budgettaire ramingen.
Het Federaal Planbureau werkt aan meer specifieke gedragseffecten, onder andere voor de effecten van de bonus. Dit is geen evidente materie, maar wordt wel met de nodige aandacht voorbereid.
Ik vind het wel belangrijk dat voor deze tewerkstelling ook een bonus wordt opgebouwd voor de dagen tewerkstelling, niet voor de dagen pensioen, natuurlijk. Wij moeten echt alles op alles zetten om de werknemers te overtuigen niet met vervroegd pensioen te gaan als zij nog verder kunnen werken.
Ik doe dat op een positieve manier door hun pensioeninkomen te verhogen, maar ook door het mogelijk maken dat zij wat minder werken.
Ik blijf ervan overtuigd dat een beleid dat mensen straft geen beleid is dat hen overtuigt. Daarom deze positieve pensioenhervorming die de huidige en toekomstige gepensioneerden centraal plaatst.
07.03 Wim Van der Donckt (N-VA): U weet dat onze partij ook achter het principe van deeltijdse pensioenen staat. We zijn natuurlijk benieuwd naar de concrete invulling ervan. Misschien zullen we op dat punt hier en daar van mening verschillen, maar ik kijk uit naar de concretisering van deze passage uit het regeerakkoord.
Het incident is gesloten.
- Sophie Thémont à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le subside pour l'aide psychologique" (55024631C)
- Vicky Reynaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La participation à la vie culturelle et sociale" (55025017C)
- Sophie Thémont aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De toelage voor psychologische ondersteuning" (55024631C)
- Vicky Reynaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De socioculturele participatie (socupa)" (55025017C)
08.01 Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, face à la crise, vous avez pris une série de mesures visant à soutenir nos citoyens les plus fragilisés. Qu'ils et elles soient étudiants, travailleurs, demandeurs d'emploi ou seniors, tous ont pu bénéficier d'aides leur permettant de faire face aux difficultés financières engendrées par la crise sanitaire.
En plus de ce soutien financier, vous avez également été attentive à l'isolement social des plus vulnérables. Vous avez ainsi dégagé un subside de 10 millions d'euros pour l'aide psychologique, alloué aux CPAS pour la mise en place de projets et mesures en matière de bien-être.
Quel bilan tirez-vous aujourd'hui de ce subside visant à lutter contre les souffrances psychologiques des usagers du CPAS?
Cette mesure, qui a été prolongée jusqu'à mars 2022, pourrait-elle être poursuivie au-delà de la crise de la covid-19, sous une forme davantage structurelle?
08.02 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, naar aanleiding van mijn vraag over socioculturele participatie (SOCUPA) en de toepassing daarvan, heb ik een aantal cijfers gekregen. Uit de cijfers over de toepassing van de toelage die de OCMW's krijgen, blijken twee zaken.
Ten eerste, de toelage wordt goed gebruikt en bij veel OCMW's is het bestede bedrag hoger dan de toelage die ze krijgen van de federale overheid. In 2020 hebben 44 % van de OCMW's zelf voor 1,9 miljoen euro bijgepast. De andere OCMW's kwamen toe met de subsidie of hebben die niet volledig benut en hebben dus een overschot. Er is dus een inefficiëntie in de verdeling van de middelen, of er is een gebrek aan inzet in die toelage bij bepaalde OCMW's. In totaal is er een onderbenutting van het totale bedrag dat de overheid toekent aan de OCMW's. In 2020 was dat relatief hoog, maar dat is ook te verklaren door de coronacrisis. Een overschot is logisch wanneer geen activiteiten worden georganiseerd. Wel was er in de voorafgaande jaren ook altijd een overschot.
Een tweede vaststelling is dat een groot deel van de OCMW's geen collectieve modules organiseren. In 2020 organiseerden 323 van de 580 OCMW's geen collectieve modules. Dat is misschien ook gedeeltelijk te wijten aan de coronacrisis, maar niet helemaal. Het betreft vooral de kleine OCMW's, omdat – ik ben zelf voorzitster van een kleine OCMW – het organiseren van de modules tijdsintensief is en ook personeelsinzet vergt die vaak gewoon ontbreekt.
Uit de studie die in 2021 werd gepubliceerd, blijkt dan weer dat de toelage vooral wordt ingezet door OCMW's voor de bestrijding van kinderarmoede. Dat is een goede zaak. Ze komen tussen in de uitbetaling van de schoolfacturen. Het gaat om tussenkomsten die vaak cruciaal zijn voor ouders en kinderen. Zo wordt er bijvoorbeeld ook tussenbeide gekomen in de kosten van de schoolmaaltijd. Uit inschattingen blijkt allicht dat een op de vier kinderen met honger op de schoolbanken zit.
In uw beleidsnota's gaf u aan dat u deze toelage zou hervormen.
Wat is uw reactie op deze cijfers, en op de studie? Hoe ziet u de hervorming van dit instrument? Wilt u onderbenutting van het budget voor SOCUPA vermijden?
Hoe zult u OCMW's aanmoedigen om hun subsidies voor SOCUPA effectief te besteden en hier een visie en beleid rond te ontwikkelen?
Wat zijn uw plannen met de collectieve modules? Bent u nog steeds van plan om een psychologische component op te nemen, zoals aangekondigd in een van de beleidsnota's?
08.03 Karine Lalieux, ministre: Chers collègues, les moyens dégagés pendant la crise m'ont convaincue de la nécessité d'un dispositif pérenne d'aide psychologique pour le public des CPAS. J'ai pu constater, lors de mes visites et rencontres, que les CPAS engagés sérieusement en la matière, seuls ou avec d'autres CPAS d'une même région, ont pu obtenir de très beaux résultats. Une bonne santé mentale est la base d'un parcours d'insertion socioprofessionnelle réussi.
Outre la nécessité de garantir l'accessibilité des soins en matière de santé mentale et de lutter contre les pénuries de professionnels – des objectifs poursuivis par mon collègue Vandenbroucke, qui en a encore parlé cette semaine – j'ai chargé mon administration de prévoir une alternative lorsque le subside covid-19 prendra fin le 31 mars 2022. C'est ainsi que le dispositif de la Participation & Activation Sociale – le dispositif PAS, un subside annuel octroyé à tous les CPAS – pourra être élargi à l'aide psychologique des plus de 18 ans. Actuellement, cela est limité au soutien psychologique des enfants.
Je souhaite aussi les doter de moyens supplémentaires, afin de permettre aux CPAS de rencontrer les demandes en la matière et/ou de poursuivre les prises en charge psychologiques entamées dans le cadre de la crise covid-19.
Mevrouw Reynaert, de subsidie 'participatie en sociale activering' biedt de OCMW's een groot aantal mogelijkheden om tegemoet te komen aan de behoeften van socioculturele participatie. Welke pijler er wordt gekozen, behoort tot de lokale autonomie en hangt af van de realiteit in de betreffende gemeenten. De beschikbare middelen worden onder de OCMW's verdeeld op basis van de gebruikelijke verdeelsleutel die geldt voor bijna alle subsidies voor OCMW's: 75 % op basis van het aantal leefloongerechtigden en 25 % op basis van het aantal mensen dat in aanmerking komt voor een verhoogde tegemoetkoming. Er zal op mijn kabinet bekeken worden of deze verdeelsleutel nog steeds het meest geschikte instrument is om de graad van armoede in een bepaalde stad of gemeente en de werklast van het OCMW te meten.
08.04 Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Effectivement, ce que vous venez de nous annoncer est une bonne nouvelle. En effet, vous prévoyez d'offrir une alternative pour cet après-covid-19 à ce système qui prendrait fin à la fin du mois de mars prochain, de détendre ce dispositif PAS et d'élargir cette aide psychologique aux plus de 18 ans. J'étais déjà relativement au courant puisque vous êtes venue sur mon territoire hier et le CPAS nous a interrogés en la matière. Je vous remercie pour l'aide apportée et pour ce que vous faites au quotidien pour soutenir les CPAS dans ce qu'ils ont vécu et ce qu'ils vivront encore prochainement.
08.05 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, het is een beetje jammer te moeten vaststellen dat sommige OCMW's de SOCUPA-toelage niet volledig benutten, terwijl andere dat wel doen en zelfs bijleggen. Het zou goed zijn om eens naar die verdeelsleutel te kijken. Misschien kan er wel een beloning gegeven worden aan OCMW's die wel de toelage ten volle inzetten, want anders blijven die middelen liggen en dat zou jammer zijn.
Ik heb u uiteengezet waarom het voor sommige OCMW's moeilijk is om met de collectieve modules te werken. Het is soms moeilijk om dat te organiseren. Daarom zijn wij voorstander om de schotten tussen modules A, B en C opgeheven te houden, zodat elk OCMW zelf kan kiezen aan welke module het dit toekent. Wij zetten voornamelijk in op de bestrijding van kinderarmoede.
De vaardigheden die bereikt moeten worden via de collectieve modules, proberen wij op een andere manier te bereiken. Wij werken via een ander project. Wij proberen de doelstellingen van module B te bereiken op een andere manier, want dan kunnen wij de toelage van de federale overheid besteden aan de andere modules.
Het incident is gesloten.
09 Question de Christophe Bombled à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L’évaluation de la Convention de l’ONU relative aux droits des personnes handicapées" (55024705C)
09 Vraag van Christophe Bombled aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De evaluatie van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap" (55024705C)
09.01 Christophe Bombled (MR): Madame la présidente, madame la ministre, les États qui ont ratifié la Convention de l'ONU relative aux droits des personnes handicapées sont évalués tous les quatre ans par le Comité des droits des personnes handicapées des Nations Unies.
La deuxième évaluation de la Belgique a débuté en 2019. Dans le cadre de celle-ci, l'État remet un rapport pour expliquer ce qu'il a mis en place pour respecter les droits fondamentaux protégés par la Convention. Un mécanisme indépendant, assuré dans le cas de la Belgique par Unia, remet un rapport parallèle qui permet de nuancer ou compléter le rapport de l'État. C'est donc ce qu'a fait Unia le 3 décembre 2021.
Dans son rapport, Unia dresse plusieurs constats, notamment le peu d'accessibilité des personnes handicapées aux bâtiments, espaces et transports publics, ainsi qu'aux médias et sites internet, l'absence d'un plan de gestion de crise qui tienne compte des personnes handicapées, la large affectation des moyens destinés au financement des besoins spécifiques des élèves en situation de handicap en faveur de l'enseignement spécialisé, de sorte que les parents n'ont souvent pas le choix de la filière d'enseignement pour leur enfant, mais également le manque de moyens affectés au soutien à l'emploi dans le milieu ordinaire, contrairement aux financements publics qui sont encore majoritairement dirigés vers l'emploi dans les entreprises de travail adapté, etc.
Madame la ministre, rejoignez-vous Unia dans le constat qu'il dresse à l'égard de la politique menée envers la personne handicapée? Ce rapport indépendant tire-t-il des enseignements semblables à celui rédigé par l'État ou y apporte-t-il des nuances, voire des éléments contradictoires? Allez-vous, dès à présent, tenir compte des éléments soulevés par Unia et mettre en œuvre des mesures en faveur de la personne handicapée ou comptez-vous plutôt attendre de recevoir le rapport du Comité des droits des personnes handicapées des Nations Unies qui est attendu pour 2023?
09.02 Karine Lalieux, ministre: Monsieur Bombled, le 3 décembre 2021 Unia a publié son rapport parallèle, rapport intermédiaire en attendant celui du Comité des droits des personnes handicapées des Nations Unies, prévu pour 2023.
Ce rapport s'inspire de deux enquêtes: la consultation des personnes handicapées, à savoir 1 144 personnes, qu'Unia a réalisée en 2019 et 2020, à propos du respect de leurs droits; et les résultats d'une consultation supplémentaire opérée pendant la crise sanitaire en 2020. Il s'agit donc de périodes très particulières.
Bien que très intéressant et permettant de faire un état des lieux de la vie quotidienne des personnes en situation de handicap, ce rapport ne tient pas encore compte du nouveau plan fédéral en matière de handicap, ce qui est tout à fait normal. En effet, le plan d'action fédéral en matière de handicap a été approuvé par le Conseil des ministres le 16 juillet 2021. Ce plan a pour ambition de répondre aux problématiques soulevées par Unia, que ce soient l'emploi, la prise en considération du public dans la gestion des crises et l'accessibilité, du moins en ce qui concerne les compétences fédérales. Beaucoup de compétences analysées par Unia relèvent des entités fédérées.
Dans le cadre de ce plan d'action fédéral, l'ensemble des ministres compétents sont responsables pour leur propre matière. Je les en remercie d'ailleurs car ils agissent déjà très concrètement dans le cadre de ce plan d'action. Une évaluation de ce plan aura lieu en 2022, qui nous permettra, je l'espère, de réaliser des avancées. Ensuite, une évaluation finale aura lieu en 2024 en collaboration avec Unia et le CSNPH. Je profite de cette question pour souligner le travail quotidien fourni par Unia et sa collaboration dans le cadre de l'élaboration de ce plan.
09.03 Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse complète. Comme nous le savons tous, chaque personne a le droit à une pleine inclusion dans la société, y compris le droit à des aménagements raisonnables. C'est d'ailleurs maintenant écrit dans la Constitution. Il importe donc d'agir rapidement.
Comme vous l'avez rappelé, la politique en faveur de la personne handicapée est une politique qui touche pratiquement tous les ministres du gouvernement. J'entends que des moyens sont consacrés en faveur de la personne handicapée, notamment en matière d'accessibilité dans les bâtiments publics. J'ai également lu que des aménagements étaient prévus bientôt au niveau de la SNCB et d'Infrabel. Mais il y en a dans d'autres domaines également. Tout cela est très positif pour une inclusion à part entière.
Het incident is gesloten.
10 Question de Christophe Bombled à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les violences commises à l’égard des personnes handicapées" (55024706C)
10 Vraag van Christophe Bombled aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Geweld tegen personen met een handicap" (55024706C)
10.01 Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, la violence à l'égard des personnes handicapées est malheureusement une réalité. En outre, l'UNICEF estime que les enfants handicapés sont trois à quatre fois plus susceptibles d'être victimes de violences physiques et sexuelles et de négligence que les enfants non handicapés. Dans le cadre de l'échange de vues sur le Plan Handicap 2021-2024, je vous ai précisé que je regrettais que ce plan se contente de mettre en lumière ou d'évaluer un phénomène connu et inacceptable qu'est la violence à l'égard des personnes handicapées sans vraiment définir de mesures concrètes, me semblait-il.
Afin d'éliminer totalement cette violence ou à tout le moins la diminuer sensiblement, celle-ci doit être connue. Existe-t-il des données chiffrées pour notre pays? Dans l'affirmative, celles-ci pourraient-elle être communiquées? Pourriez-vous préciser si des mesures ont été mises en place afin de mener une prévention sur la violence envers les personnes handicapées ou si des actions seront entreprises prochainement? Je vous remercie.
10.02 Karine Lalieux, ministre: Cher collègue, nous avons déjà pu l'évoquer ici et vous le savez, la Belgique, en règle générale, manque de chiffres concernant le handicap et la question de la violence subie par ce public n'y déroge pas.
La prise de décision en matière de handicap doit pourtant se fonder sur des données et des statistiques fiables. Cette absence de chiffres provoque l'invisibilité de ces personnes et il faut y remédier. Vous avez raison. C'est pourquoi, au travers de la CIM, que j'ai pu enfin réunir et qui est désormais renommée "Bien-être, famille, sport et handicap" (le terme handicap n'apparaissait dans aucune CIM), je compte mettre en place un groupe de travail sur la collecte des données qui doit se faire surtout au niveau des entités fédérées.
Dans le cadre du Plan fédéral Handicap que j'ai initié, plusieurs mesures concrètes sont avancées par les membres du gouvernement. Nous sommes conscients que ce public est particulièrement vulnérable aux violences de toute forme et c'est totalement inacceptable. Cette problématique n'est pas suffisamment mise en lumière. Il est urgent de lutter contre ces violences.
Par exemple, en matière de justice, pour être correctement protégées, les personnes en situation de handicap doivent bénéficier d'un accès adéquat au système de police et au système de justice. C'est pourquoi le ministre Van Quickenborne s'est engagé, d'une part, à mettre le registre des traducteurs et des interprètes assermentés à disposition du grand public sous forme numérique, à augmenter le nombre d'interprètes en langue des signes et, d'autre part, à mettre à disposition des sets de chuchotage dans les tribunaux. On va aussi valoriser et favoriser l'enregistrement des plaintes par internet pour ceux qui ne peuvent pas se déplacer ou permettre à la famille de le faire.
Il y a effectivement un grand chiffre noir en matière de violences vis-à-vis des personnes handicapées. Comme toute autre violence interfamiliale et intrafamiliale à l'encontre des personnes vulnérables, je pense que ce doit être l'une de nos priorités. Je travaillerai également avec les entités fédérées sur cette question.
10.03 Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
La violence envers les personnes handicapées est une réalité. Je pense notamment aux personnes vulnérables que sont les femmes et les enfants handicapés qui sont notamment victimes de violences sexuelles. En effet, le handicap et l'invalidité constituent des indices de vulnérabilité qui peuvent servir de prétexte aux violences conjugales ou participer au renforcement de ces dernières. Comme vous le dites, il est très important de collecter les données mais aussi de les faire connaître au grand public afin de le sensibiliser au maximum.
Si des actions de prévention sont importantes afin de tendre à réduire fortement cette violence, je pense qu'un autre enjeu majeur est celui du recueil de la parole des victimes. Ne pourrait-on pas dès lors imaginer – c'est une piste de réflexion que je lance –, qu'à la fois magistrats, avocats, membres de forces de l'ordre, chercheurs, psychologues ou encore pédiatres aillent à la rencontre des victimes et recueillent leurs témoignages si elles ont été victimes de violences sexuelles ou autres.
L'incident est clos.
11 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De NAVO-pensioenen" (55024713C)
11 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les pensions de l'OTAN" (55024713C)
11.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik diende onlangs een wetsvoorstel in dat de uitbetaling van Belgische pensioenen wil vrijwaren voor iedereen, los van het feit of de persoon in kwestie nu in België woont of in Europa, in de Europese Economische Ruimte, het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland of een land waarmee België een bilaterale overeenkomst inzake sociale zekerheid afsloot.
In het verlengde van deze problematiek, ving ik signalen op uit het werkveld van mensen die voor de NAVO hebben gewerkt. Blijkbaar bestaat er geen overeenkomst tussen de NAVO en ons land inzake sociale zekerheid. Mensen die jaren bij de NAVO hebben gewerkt, hebben geen bijdragen betaald aan het Belgische of een ander pensioenstelsel. Het is dan ook logisch dat zij hier geen pensioen opbouwen.
Ik vind het echter niet logisch dat de jaren die zij hebben gewerkt niet meetellen in het aantal gewerkte jaren voor, bijvoorbeeld, toegang tot vervroegd pensioen. Dat lijkt mij bizar. De Europese verordening 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels is niet van toepassing op een ambtenaar die tewerkgesteld is in een instelling van internationaal recht, omdat deze niet als werknemer kan beschouwd worden zoals bedoeld in de verordening, omdat hij niet onderworpen is aan een nationale wetgeving inzake sociale zekerheid.
Is deze problematiek u bekend? Zo ja, welke oplossingen stelt u voor?
Hoe komt het dat België tot op heden nog geen overeenkomst inzake sociale zekerheid sloot met de NAVO terwijl het hoofdkwartier in Haren ligt? Wanneer voorziet u het afsluiten van zo'n overeenkomst? Dat moet u uiteraard met minister Vandenbroucke bespreken, maar voor de pensioenopbouw is dit wel van belang.
Is het mogelijk om de gewerkte jaren wel mee te laten tellen voor het opbouwen van loopbaanjaren? Hoe staat u daartegenover?
11.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Lanjri, mijn administratie is inderdaad op de hoogte van deze situatie. De loopbaan voor het bepalen van de toegang tot vervroegd pensioen houdt rekening met kalenderjaren gepresteerd in de buitenlandse regeling waarop ofwel de Europese verordeningen inzake sociale zekerheid van toepassing zijn, ofwel een door België afgesloten overeenkomst betreffende sociale zekerheid. Ingevolge rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie vallen hier ook periodes als Europees ambtenaar bij instellingen van de Europese Unie onder. Dit brengt niet met zich mee dat dit ook geldt voor periodes van tewerkstelling in een pensioenstelsel van een internationale instelling die geen instelling van de Europese Unie is.
Mocht er geoordeeld worden dat dit toch dient te gebeuren, zijn er twee mogelijke oplossingen: ten eerste, het sluiten van een internationale overeenkomst; ten tweede, het aanpassen van de Belgische pensioenreglementering. Momenteel liggen deze zaken niet op tafel, omdat deze ook niet neutraal zijn.
Gezien de techniciteit van het antwoord, stel ik voor dat u deze vragen ook schriftelijk stelt, zodat hierop correct kan worden geantwoord.
11.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik zal voor de technische aspecten nog een schriftelijke vraag stellen, zoals u voorstelt.
Het lijkt me wel van belang dat we een oplossing bieden voor mensen die in België wonen en hier een pensioen aanvragen, die een aantal jaren voor bijvoorbeeld de NAVO gewerkt hebben. Dan moeten minstens die gewerkte jaren meetellen in hun pensioenopbouw, los van het feit dat de bijdrage an sich van de NAVO kan komen.
Het zou anders betekenen dat mensen die bijvoorbeeld 20 jaar voor de NAVO hebben gewerkt, eigenlijk 20 jaar langer zullen moeten werken in ons land dan andere Belgen, puur omdat zij voor de NAVO hebben gewerkt. Dat lijkt zeer onlogisch.
Als het vandaag nog niet in uw pensioenhervorming zit, hoop ik dat u het toch wilt meenemen. Dat geldt ook voor de andere elementen, dus pensioenen voor de jaren dat men in het buitenland heeft gewerkt.
L'incident est clos.
12 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De winteropvang en de toekenning van de overheidsopdracht" (55024829C)
12 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'accueil hivernal et l'attribution du marché public" (55024829C)
12.01 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, de organisatie van de winteropvang 2021-2022 zou door middel van een openbare aanbesteding worden gegund en dit voor een periode van drie jaar. Er werd uitgegaan van 250 plaatsen en dit voor een bedrag van 39,90 euro per dag. Dit betekent een totaalbudget van maximaal 1.322.000 euro.
Wie heeft ingeschreven op deze aanbesteding?
Aan wie werd de openbare aanbesteding uiteindelijk toegekend? Kunt u ons de
details van de aanbesteding meedelen? Vanaf wanneer is deze opvang
operationeel? Welke controle wordt er uitgeoefend op de huisvesting van de
daklozen? Ten slotte, wat is het uiteindelijke bedrag geworden waarop
werd ingeschreven?
12.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Samyn, de POD Maatschappelijke Integratie heeft voor de opvang en begeleiding van daklozen in Brussel tijdens de winterperiode gekozen voor een vereenvoudigde onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking. De POD heeft voor deze opdracht slechts één offerte ontvangen, met name van het Rode Kruis, in samenwerking met de vzw Dokters van de Wereld. Deze offerte werd conform bevonden en er werden geen onregelmatigheden vastgesteld.
Het selectiecomité heeft de offerte beoordeeld op basis van de gunningscriteria en heeft besloten de opdracht te gunnen voor een totaal voorgestelde prijs van 3.745.500 euro, exclusief btw. Dit is een opdracht tegen een vaste prijs voor een periode van drie jaar.
Wat de bijzonderheden van de aanbesteding betreft, kunt u het bestek schriftelijk aanvragen.
De opvangfaciliteit zal open zijn vanaf 1 november 2021.
Er vindt regelmatig overleg plaats tussen de opdrachtgever, de POD en het consortium dat bestaat uit het Rode Kruis en Dokters van de Wereld over de uitvoering van de diensten. Elk jaar wordt door de organisatie een zelfevaluatie opgesteld en ingediend.
Het belangrijkste is dat de aanbesteding van deze opdracht de noodopvang in de tweede lijn voor de komende drie jaar garandeert. Hiermee maken we een einde aan de onzekerheid.
12.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, we hopen in ieder geval dat er voldoende controle zal worden uitgeoefend op de kwaliteit van de dienstverlening van het Rode Kruis, in samenwerking met Dokters van de Wereld. Uit wat we in de pers konden vernemen, zijn er in het verleden aanbieders van daklozenopvang geweest die er bedenkelijke praktijken op nahielden en die zelfs bijna commerciële prijzen vroegen aan daklozen. We waren eerlijk gezegd erg geschrokken om dit te vernemen.
We moeten ons behoeden voor de wildgroei aan initiatieven voor daklozenopvang in het algemeen. Er is immers nog maar weinig controle op de subsidiëring door de overheid. In het verleden heb ik daar al eens vragen over gesteld. U weet ook dat het probleem aangepakt moet worden en dat zeker de middelen juist gebruikt moeten worden. Iedere dakloze is er een te veel in onze verzorgingsmaatschappij.
L'incident est clos.
13 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De solidariteit tussen de hoogste pensioenen en de lagere pensioenen" (55024831C)
13 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La solidarité entre les pensions les plus élevées et les moins élevées" (55024831C)
13.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, in het regeerakkoord staat op pagina 22 dat uw pensioenhervorming als doelstelling zal hebben om de voorziene kosten van de vergrijzing te beheersen en de solidariteit tussen de hoogste en de lagere pensioenen zal versterken.
Welke van de door u reeds doorgevoerde pensioenhervormingen dragen ertoe bij dat die solidariteit tussen de hoogste en de laagste pensioenen wordt versterkt?
Welke van de voorstellen die u in januari op de regeringstafel hebt gelegd, dragen daar eveneens toe bij? Overweegt u nog andere voorstellen die ertoe kunnen bijdragen die solidariteit te versterken? Indien ja, welke? Zult u die nog in deze regeerperiode uitwerken?
Kunt u ten slotte aangeven welke van de reeds uitgevoerde of nog geplande voorstellen bijdragen aan de beheersing van de vergrijzingskosten? Op welke manier dragen ze daartoe bij?
13.02 Minister Karine Lalieux: Geachte collega, ons pensioenstelsel is als sociale verzekering gebaseerd op twee fundamentele beginselen: het verzekeringsprincipe en de solidariteit. Beide zijn essentieel. Zoals het regeerakkoord bepaalt, zullen we beide aspecten versterken.
Het pensioen moet in een redelijke verhouding staan tot het vroegere beroepsinkomen, maar daarbij moeten we solidair zijn met wie doorheen de loopbaan minder geluk heeft gehad. Dat evenwicht weerspiegelt zich in elke fase van de pensioenhervorming. Dat is zo bij de maatregelen die de regering al heeft beslist. De minimumpensioenen worden tegen 2024 op een nooit geziene manier verhoogd. Daarmee geven we zekerheid aan tienduizenden gepensioneerden die tijdens hun loopbaan aan lage lonen hebben gewerkt, in deeltijdse of precaire jobs. Daarnaast trekken we het loonplafond op, zodat het pensioen ook voor wie meer verdiende in verhouding blijft staan tot het beroepsinkomen. Ook in de volgende fasen van de pensioenhervorming zal dat evenwicht centraal blijven staan.
Wij zullen sterk inzetten op solidariteit, bijvoorbeeld door de invoering van een forfaitaire bonus of een betere valorisering van deeltijdse arbeid. In overleg met de sociale partners zullen wij ook maatregelen voorstellen die bijdragen tot de verbetering van de vervangingsratio.
Voor uw vraag in verband met de betaalbaarheid, verwijs ik naar het antwoord op uw voorgaande mondelinge vraag.
13.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Uiteraard dient er een goed evenwicht te zijn tussen het verzekeringsprincipe en het solidariteitsprincipe, dus op dat punt zijn wij het eens.
Wel verschillen wij van mening over waar dat evenwicht juist ligt. Op dit ogenblik zie ik alleen maatregelen die de weegschaal meer naar solidariteit laten hellen, terwijl er minder rekening wordt gehouden met de betaalbaarheid, met het verzekeringsprincipe. Ik houd dat verder in het oog, want ik heb al vaker gewaarschuwd voor de vergrijzingskosten. De betaalbaarheid is een politieke keuze, waarover wij grondig van mening verschillen. Ik hoop in ieder geval dat de generatie die na ons komt er niet de dupe van zal zijn. Als u niet ook wat meer aandacht schenkt aan de betaalbaarheid, aan het verzekeringsprincipe, dan vrees ik dat de volgende generatie wel eens de dupe kan worden, maar laten we hopen van niet.
L'incident est clos.
14 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De communicatie van de stand van zaken m.b.t. de tweede pensioenpijler via Sigedis" (55024833C)
14 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La communication par le biais de Sigedis de la situation en matière de deuxième pilier de pension" (55024833C)
14.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, het betreft een enigszins andere vraag.
Over de website van mypension.be zal ik positief zijn. U bent die website aan het uitbouwen tot een goede tool. Laten wij daar duidelijk over zijn.
Op die website lezen wij echter dat op 30 november 2021 Sigedis van start ging met de verzending van pushberichten naar alle op 1 januari 2021 gekende aangeslotenen. Er zijn onder meer al meer dan 3,9 miljoen berichten geplaatst op mypension.be en in de e-Box. Het zou gaan om een jaarlijkse herinnering en update aan de aangeslotenen.
Via één bericht worden zij geïnformeerd over 'mijn aanvullend pensioen' op mypension.be. Zij krijgen dan een overzicht van hun aanvullend pensioen op 1 januari van ieder jaar, startend vanaf 1 januari 2021.
Mevrouw de minister, in die context heb ik de hiernavolgende vragen.
In welke mate zijn de gegevens op mypension.be over de tweede pensioenpijler volledig? Zijn tweedepijlerplannen van alle pensioengerechtigden in België reeds opgenomen in mypension.be, of is dat nog work in progress?
Indien dat werk nog lopende is, op welke vlakken is er nog werk aan de winkel? Tegen wanneer wilt u dat het werk wordt afgerond?
Aangezien de opname van de tweede pijler gekoppeld is aan de datum van de pensionering, zal de communicatie via Sigedis ook gebeuren aan alle rechthebbenden op het moment waarop zij effectief op wettelijk pensioen gaan? Indien ja, vanaf wanneer zal dat gebeuren? Indien niet, waarom zal dat niet gebeuren en wat weerhoudt u ervan om de rechthebbenden op dat moment te informeren?
14.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Van der Donckt, de instellingen die het aanvullend pensioen beheren, moeten daarover verplicht rapporteren aan Sigedis. Elk jaar moeten zij voor elke aangeslotene de stand van de rekening op 1 januari aangeven. De werknemers en zelfstandigen kunnen die gegevens raadplegen via mypension.be
De aangifte is verplicht voor alle types aanvullende pensioenen, zowel voor de werknemers als voor de zelfstandigen. De informatie zit allemaal in MyPension.
Er bestaan beperkte en uitdovende uitzonderingscategorieën. Het gaat daarbij om pensioenregelingen die werden ingevoerd vóór de wet op de aanvullende pensioenen. Die wet beantwoordt niet aan de aangifteschema's die werden ontwikkeld voor de huidige vormen van aanvullende pensioenen.
Aanvullende pensioenen worden beheerd door fondsen en verzekeraars. De informatie bij pensionering en de uitbetaling is dan ook op de eerste plaats hun verantwoordelijkheid. De wetgeving vereist dat zij de aangeslotenen bij pensionering op de hoogte brengen van de openstaande rechten.
De uitbetaling van het aanvullend pensioen is gekoppeld aan de ingang van het wettelijk pensioen. Daarom voorziet de wet in informatiestromen van Sigedis naar de pensioeninstellingen. Sigedis verstuurt op wekelijkse basis een gegevensbestand naar de pensioeninstellingen met alle relevante gegevens over hun aangeslotenen, waaronder pensioneringen of adreswijzigingen.
Deze datastromen, die het beheer van de tweede pijler sterk vereenvoudigen, zijn op dit moment volledig operationeel.
14.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
L'incident est clos.
- Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De rol v.d. verzekeraars en paritaire comités inzake de communicatie en uitbetaling v.d. 2e pijler" (55024834C)
- Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De verzekeraars en paritaire comités en de communicatie en uitbetaling van aanvullende pensioenen" (55024843C)
- Maggie De Block aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het Nationaal Pensioencomité" (55025269C)
- Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le rôle des assureurs et commissions paritaires dans la communication et le paiement du 2e pilier" (55024834C)
- Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les assureurs/commissions paritaires et la communication et le paiement des pensions complémentaires" (55024843C)
- Maggie De Block à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le Comité national des pensions" (55025269C)
15.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, eigenlijk heb ik maar één vraag, want per vergissing is dezelfde vraag twee keer ingediend. De vraag sluit wat aan op de vorige vraag. U verwees er al kort naar.
De beheerders van aanvullende pensioenen – verzekeraars, pensioenfondsen, paritaire comités – hebben inderdaad ook een verantwoordelijkheid inzake de tijdige en transparante communicatie aan de rechthebbenden op een uitkering van de tweede pensioenpijler en uiteraard – dat is nog het belangrijkste – ook op een correcte en tijdige uitbetaling.
De FSMA heeft in de loop van 2021 onderzocht of pensioeninstellingen in het kader van dat proces tijdig de vereiste informatie verstrekken en tijdig overgaan tot de uitbetaling van het aanvullend pensioen. Uit dat onderzoek blijkt dat de betaling van de niet-sectorale pensioendossiers doorgaans binnen een redelijke termijn en met naleving van de wettelijke vereisten kan worden afgehandeld. Wat de sectorale pensioendossiers betreft, heeft de FSMA structurele problemen vastgesteld die maken dat de totale afhandeltermijn gemiddeld genomen zeer hoog oploopt. Dat is hoofdzakelijk te wijten aan het feit dat de sectorale pensioenbeheerders afhankelijk zijn van gegevens die slechts trimestrieel worden verstrekt via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid om het uiteindelijke pensioenbedrag vast te stellen. De meeste pensioeninstellingen starten het uitbetalingsproces pas op wanneer zij de gegevens hebben ontvangen, waardoor de wettelijk opgelegde uitbetalingstermijn niet kan worden gerespecteerd. Ik heb al verschillende mails ontvangen van mensen die daarover klagen.
Mevrouw de minister, ik heb daarover de volgende vragen.
In welke mate hebt u reeds actie ondernomen om de problematiek van de sectorale pensioendossiers die de FSMA heeft aangekaart in haar rapport, op te lossen? Indien u reeds actie hebt ondernomen, wat is er dan precies gewijzigd om een snellere afhandeling van de betrokken pensioendossiers mogelijk te maken? Indien u dat nog niet hebt gedaan, waarom niet? Zult u de kwestie, al dan niet in samenwerking met collega-ministers, binnenkort wel aanpakken?
Volgt u systematisch op of alle opgebouwde extralegale pensioenen van de tweede pijler ook effectief en tijdig worden uitbetaald? Aangezien alle plannen ook op mypension.be staan, kan een dergelijke opvolging toch worden geautomatiseerd. Overweegt u dat te doen?
15.02 Maggie De Block (Open Vld): Mevrouw de minister, een op de vier bevraagde gepensioneerden van de verzekeraar NN Insurance geeft aan dat het wettelijk pensioen niet volstaat om alle basisuitgaven te dekken, vandaar ook het belang van de uitbreiding van de tweede pijler.
U zei daarstraks dat u zelf geen denkpistes zou voorleggen aan de sociale partners, maar dat zij zelf met ideeën moeten komen. Zou u er toch niet beter enkele uitwerken?
Kijkt u ook naar buitenlandse voorbeelden die in dit kader relevant kunnen zijn? De Europese Commissie publiceerde recent de studie 'Best practices and performance of auto-enrolment mechanisms for pension savings'. Dat is een systeem waarbij personen automatisch aansluiten bij een aanvullende pensioenregeling, tenzij ze zich actief afmelden. Dat wordt in verschillende landen toegepast die met ditzelfde probleem werden geconfronteerd. Het heeft tot een substantiële verhoging van het aantal aansluitingen bij de tweede pijler geleid.
Denkt u eraan om specifieke incentives voor te stellen in hoofde van de inrichters, namelijk de werkgevers of sectoren, die zich verbinden tot een aanvullend pensioenplan met een minimale bijdrage van 3 %? Zo ja, welke? Valt het bijvoorbeeld te overwegen om in een uitbreiding van het systeem van de vrijstelling van de verzekeringstaks voor de zogenaamde sociale plannen te voorzien, niet voor iedereen, maar dus wel voor die specifieke groep? Welke andere denkpistes hebt u nog in gedachten?
15.03 Minister Karine Lalieux: De FSMA heeft in 2021 de resultaten bekendgemaakt van haar onderzoek naar de uitbetaling van aanvullende pensioenen. Daarbij kwamen een aantal problemen aan het licht waarmee vooral de aangeslotenen bij sectorale pensioenplannen worden geconfronteerd. In een aantal gevallen moeten werknemers erg lang wachten op informatie over hun aanvullend pensioen of op de uitbetaling daarvan. Zoals u weet, bereid ik op dit moment een voorontwerp van wet voor ter verbetering van de transparantie binnen de tweede pensioenpijler. Het is mijn bedoeling om in dat kader ook een oplossing uit te werken voor deze problematiek. Daarbij ga ik uit van drie principes.
Ten eerste, werknemers moeten in ieder geval tijdig worden geïnformeerd wanneer zij met pensioen gaan. Zes maanden wachten op informatie zal niet meer kunnen.
Ten tweede, sectorale pensioenstelsels zijn maar in staat om tegen zulke lage kosten te werken omdat zij gebruikmaken van de datastromen van de sociale zekerheid, wat een hoge mate van automatisering toelaat. Daar moeten we absoluut rekening mee houden. Lage kosten zijn essentieel.
Ten derde, zelfs rekening houdend met die specifieke context moet het mogelijk zijn om het uitbetalingsproces op termijn te versnellen. Als we erin slagen om het wettelijk pensioen tijdig uit te betalen, moet dat voor de aanvullende pensioenen ook kunnen. De FSMA heeft een aantal mogelijkheden op dat vlak beschreven, maar we zullen de sociale partners niet voor voldongen feiten plaatsen. We moeten hun voldoende marge bieden om hun reglementen en processen waar nodig bij te sturen. De tijdige uitbetaling van de aanvullende pensioenen is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de verzekeringsondernemingen en de pensioenfondsen. Zij staan onder toezicht van de FSMA, die de afgelopen jaren een prioriteit heeft gemaakt van het toezicht op correcte informatie over de pensioenen en de tijdige uitbetaling ervan. Het toezicht op deze regel zal in de toekomst nog efficiënter kunnen worden georganiseerd.
In het kader van de begroting 2022 werd beslist om de databanken met betrekking tot de opbouw van de aanvullende pensioenen en de databanken met betrekking tot de uitbetaling ervan te integreren. Op die manier zal nog gemakkelijker kunnen worden nagegaan voor welke rechten de uitbetaling op zich laat wachten.
Mevrouw De Block, het pensioendossier wordt de volgende weken verder besproken binnen de regering. Het is mijn bedoeling om vervolgens snel de werkzaamheden van de sociale partners in het Nationaal Pensioencomité te kunnen opstarten. Zoals het regeerakkoord voorziet, zullen wij aan de sociale partners vragen om voorstellen te doen om zo snel mogelijk te komen tot een minimale pensioenbijdrage van 3 % voor alle werknemers.
Aanvullende pensioenen zijn inderdaad het resultaat van sociaal overleg. We zullen er maar in slagen om de tweede pijler fundamenteel te versterken wanneer die gezamenlijk wordt gedragen door werknemers en werkgevers. In het document waarnaar u verwijst, komt dat ook aan bod. De creatie van een consensus, zeker bij de sociale partners, over de doelen en kenmerken van het pensioenstelsel is de kritieke factor voor het slagen van een stelsel van aanvullende pensioenen.
De ambitie van het regeerakkoord is duidelijk. Wij zullen de sociale partners vragen om concrete voorstellen te formuleren. Zij kunnen daarbij bekijken welke lessen kunnen worden getrokken uit het zogenaamde stelsel van auto-enrolment in het buitenland. Ook de reglementering rond de sociale pensioenstelsels waarnaar u verwijst, biedt mogelijk een aantal hefbomen. Het is aan de sociale partners om daarmee aan de slag te gaan.
15.04 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, hartelijk dank voor uw antwoord. Het is een hele geruststelling dat u niet alleen het verslag van de FSMA grondig hebt gelezen, maar dat u er bovendien op een positieve manier mee aan de slag zult gaan. Ik mag af en toe toch ook eens een bloemetje gooien. Wij kijken uit naar het resultaat daarvan.
15.05 Maggie De Block (Open Vld): Dank u voor uw antwoord. Ik ben bezorgd. We kunnen er toch van uitgaan dat de Kamer ten laatste met Pasen 2024 ontbonden wordt. Als de sociale partners op dit vlak grondig werk moeten leveren en dan nog met de regering moeten onderhandelen over de kosten, en als we dan nog moeten wachten op de implementering, dan is twee jaar niet lang meer in deze materie. We moeten de wetgeving ook nog aanpassen.
Daarom zou ik alleszins al vragen aan de sociale partners om er met bekwame spoed verder aan te werken en de kar niet helemaal vol te laden met van alles en nog wat, waardoor het niet meer wordt uitgevoerd in deze legislatuur. Dat is mijn bezorgdheid. Daarom jaag ik u misschien een beetje op, maar ik zal dat zeker ook proberen te doen met de sociale partners.
L'incident est clos.
16 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De indexatie van de pensioenen" (55025040C)
16 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'indexation des pensions" (55025040C)
16.01 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, het Federaal Planbureau berekende dat door de stijgende inflatie de spilindex in februari en in april van dit jaar zal worden overschreden. Vorig jaar gebeurde dat al in augustus en december. Dat betekent vier stijgingen in 9 maanden tijd.
De extra kosten voor de pensioenen worden daardoor op 4,2 miljard voor 2022 geraamd. Dat is een stijging van ongeveer 8 %.
Door de procentuele stijging stijgen de hoogste pensioenen in centen veel meer dan de laagste pensioenen. Het zijn net de mensen met de laagste pensioenen die het meest getroffen worden door de stijgende energieprijzen, de belangrijkste motor achter de stijgende inflatie.
In Frankrijk worden pensioenen met vertraging en slechts gedeeltelijk aangepast aan de inflatie. Frankrijk maakt gebruik van een combinatie van een beperkte vergoeding van de pensioenen in procenten en een aanpassing in centen voor alleen de lagere pensioenen.
Volgen de inkomsten van de overheid deze stijging van de kosten voor pensioenen?
Wat is uw idee over het Franse systeem, waarbij de laagste pensioenen een grotere stijging kennen dan de hogere pensioenen? Lijkt dit Franse systeem u niet geschikt om de armoede bij de laagste pensioenen te bekampen?
16.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Samyn, het klopt dat de forse stijging van de energieprijzen heeft geleid tot een stijging van de inflatie. Hierdoor werd de spilindex in augustus en december 2021 overschreden. De pensioenen werden een maand daarna verhoogd met 2 %.
Volgens de inflatieprojectie van het Federaal Planbureau van 1 februari 2022 zal de spilindex in februari 2022 waarschijnlijk opnieuw worden overschreden. Het voorziet ook in april 2022 in een mogelijke overschrijding van de spilindex, maar deze overschrijding is zeer licht. In de berekening werd ook nog geen rekening gehouden met de energiemaatregelen. Voor 2023 en 2024 werd geen nieuwe overschrijding van de spilindex voorspeld.
Dit blijven uiteraard vooruitzichten met een grote mate van onzekerheid. Het verloop van de inflatie wordt immers sterk beïnvloed door de energieprijzen, die moeilijk te voorspellen zijn. Het Federaal Planbureau zal op 17 februari een nieuwe inflatieprojectie publiceren.
Als de spilindex wordt overschreden, dan worden een maand later de pensioenen en andere sociale uitkeringen, en twee maanden later de lonen van het overheidspersoneel, verhoogd met 2 %. Een hogere inflatie leidt ook tot hogere belastingen en sociale bijdragen. De impact van de inflatie op het begrotingssaldo van de overheid is dan ook nagenoeg neutraal op lange termijn. Ook het moment van de indexoverschrijdingen is van belang. Sommige jaren is er een positief budgettair effect en andere jaren een negatief.
Het indexeringsmechanisme zoals we dat kennen en waar ik een trotse verdediger van ben, is van essentieel belang om de koopkracht van alle gezinnen te beschermen. We zijn er ons echter ook van bewust dat het indexeringsmechanisme gebaseerd is op de consumptie van het gemiddelde gezin en dat de uitgaven voor energie vaak zwaarder doorwegen voor gezinnen met lage inkomens. Het is net daarom dat we boven op de koopkrachtbescherming, die wordt geboden door het indexeringsmechanisme, maatregelen hebben genomen om de gezinnen te ondersteunen om de hoge energiefacturen op te vangen.
16.03 Ellen Samyn (VB): De eerder toegekende verhoging van de laagste pensioenen is volledig tenietgedaan door die enorme stijging van de energieprijzen. De personen die de laagste pensioenen ontvangen zijn net collectief aan het verarmen, daar zal een premie van 25 euro helaas niets aan veranderen. Wat ons betreft zouden de allerhoogste pensioenen moeten worden afgeroomd en bepaalde andere pensioenen zouden minder moeten worden geïndexeerd, ten gunste van de laagste pensioenen van diegenen die er echt nood aan hebben. In deze optiek leek het Franse systeem ons een interessante piste waarover uw kabinet en u misschien eens zouden kunnen nadenken.
Het incident is gesloten.
17 Question de Roberto D'Amico à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les conséquences dans le régime des pensions d’une pratique administrative illégale de l’INAMI" (55025093C)
17 Vraag van Roberto D'Amico aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De gevolgen op het stuk van de pensioenen van een illegale administratieve praktijk van het RIZIV" (55025093C)
17.01 Roberto D'Amico (PVDA-PTB): Madame la présidente, madame la ministre, les travailleurs invalides licenciés lors de la fermeture de l’entreprise Caterpillar ont été victimes d’une pratique administrative illégale de l’INAMI.
Comme tous les travailleurs licenciés, une indemnité extralégale forfaitaire qui n’est pas exprimée en temps de travail leur a été payée. L’INAMI a converti celle-ci en une période de plusieurs mois pendant laquelle les travailleurs n’ont pas eu droit aux indemnités d’invalidité.
Tous ces mois non indemnisés en invalidité n’ont pas été pris en considération comme période assimilée pour le calcul de la pension.
J’ai reçu le témoignage d’un ancien collègue qui voulait prendre sa pension anticipée à 61 ans avec 43 ans de carrière. Les mois pendant lesquels l’INAMI l’a privé de ses indemnités d’invalidité n’ont pas été comptabilisés comme période assimilée. De ce fait, la condition de carrière n’est pas remplie à 61 ans et son accession à la pension anticipée doit être reportée de plus d’un an, de 16 mois exactement.
Dans un jugement du 22 novembre 2021, le tribunal du travail francophone de Bruxelles a jugé que la pratique administrative de l’INAMI était illégale et que les travailleurs pouvaient cumuler les indemnités d’invalidité avec l’indemnité de licenciement extralégale.
À la suite de la régularisation des indemnités d’invalidité, une révision des droits dans le régime des pensions devra également intervenir pour tenir compte de ces nouvelles périodes assimilées.
La pratique administrative illégale de l’INAMI ayant été appliquée pendant plusieurs années, les conséquences dans le régime des pensions concernent bien plus de travailleurs que les seuls invalides de Caterpillar.
Madame la ministre, le Service fédéral des Pensions a-t-il été informé de cette problématique par l'INAMI? Les personnes qui ont subi un impact négatif sur leurs droits en matière de pension ont-elles pu être identifiées? Combien de personnes sont-elles concernées? Quelles initiatives comptez-vous prendre pour que les droits des personnes lésées soient rétablis au plus vite?
17.02 Karine Lalieux, ministre: Monsieur D'Amico, le Service fédéral des pensions n'a pas été contacté par l'INAMI concernant cette problématique. Entre-temps, des échanges entre le service des pensions et l'INAMI ont eu lieu. Comme vous a répondu le ministre de la Santé et des Affaires sociales, M. Vandenbroucke, le 12 janvier 2022, l'INAMI est en train d'analyser la problématique évoquée ainsi que son impact. Une révision des dossiers des personnes ayant fait l'objet du jugement mentionné dans la question, sept au total, aura effectivement lieu dans le sens fixé par le tribunal, c'est-à-dire le cumul autorisé avec les indemnités d'incapacité de travail et donc davantage de récupération des indemnités octroyées. Aucun recours en appel n'a été introduit par l'INAMI et ce jugement est donc devenu définitif. Les sept personnes concernées seront régularisées par leur mutualité d'affiliation.
En ce qui concerne le droit aux indemnités des autres assurés, les services compétents de l'INAMI sont encore occupés à analyser les réponses et solutions à apporter à cette problématique, en collaboration avec les organismes assureurs et en tenant compte de l'état des procédures pendantes devant d'autres juridictions. Quand les révisions auront été effectuées, il pourra être tenu compte de ces nouvelles périodes assimilées pour la pension. L'effet ne se produira qu'au moment de la demande de pension de retraite ou de la pension de survie.
Le service des pensions restera en contact avec l'INAMI afin de suivre l'avancement de l'analyse des autres assurés et d'éventuellement procéder aux révisions des décisions des pensions en même temps. Pour les personnes qui ne sont pas encore pensionnées, une révision des données par la mutualité d'affiliation suffit.
17.03 Roberto D'Amico (PVDA-PTB): Merci madame la ministre. Vous rendez-vous compte de la lourdeur du travail de l'INAMI? Cela prend énormément de temps! Imaginez-vous la situation de ces personnes dont la pension est reculée: elles doivent postposer leur mise à la retraite, alors qu'elles ont déjà travaillé 43 ans, et ne sont pas contentes. Je vous encourage à stimuler l'INAMI pour qu'il s'active, car cela devient intenable pour ces personnes.
Het incident is gesloten.
18 Question de Sophie Thémont à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les projets soutenus par la garantie européenne pour l'enfance" (55025120C)
18 Vraag van Sophie Thémont aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De door de Europese kindergarantie ondersteunde projecten" (55025120C)
18.01 Sophie Thémont (PS): Madame la présidente, madame la ministre, les crises sanitaires et sociales s'enchaînent. Les familles ont de plus en plus de difficultés à faire face à la baisse de leur rémunération et à l'augmentation des coûts. Cette situation instable et précaire entraîne des victimes collatérales: les enfants.
En effet, selon l'Unicef, le renforcement des inégalités sociales causé par la crise du covid pourrait faire grimper le nombre d'enfants vivant sous le seuil de pauvreté, en passant d'un enfant sur cinq à un enfant sur quatre.
Pour limiter les conséquences de la précarité des parents sur les enfants, l'Europe se mobilise via la garantie européenne pour l'enfance. Une enveloppe totale de 1,2 million a été débloquée afin réduire de 5 millions le nombre d'enfants en situation de pauvreté à l'horizon 2030. En Belgique, dix CPAS ont été sélectionnés pour être soutenus dans leurs initiatives destinées à lutter contre la pauvreté infantile.
Madame la ministre, pourriez-vous nous en dire plus sur les projets qui seront soutenus par la garantie européenne pour l'enfance? Quels sont les CPAS sélectionnés, et quel montant leur a-t-il été octroyé? Comment ces projets vont-ils agir sur la pauvreté infantile? Une évaluation est-elle prévue en la matière?
Envisagez-vous aujourd'hui des initiatives nouvelles dans le cadre de la lutte contre la pauvreté infantile?
18.02 Karine Lalieux, ministre: Chère collègue, je vous remercie pour votre question qui me permet de clarifier quelque chose d'important. Les projets belges soutenus, que vous avez cités, ne le sont pas dans le cadre de la garantie européenne pour l'enfance. J'ai effectivement décidé, en 2021 et 2022, de financer dans les dix CPAS du pays les plus concernés par la pauvreté infantile – selon différents critères – des projets pilotes pendant minimum un an et ce, à hauteur de 1,2 million d'euros pour les deux ans.
J'ai annoncé cette nouvelle politique fin janvier, lors d'une visite de terrain au CPAS de Seraing, qui y participe, à l'instar des CPAS d'Anderlecht, de Molenbeek, d'Ostende, d'Anvers, de Sint-Niklaas, de Gand, de Charleroi, de Liège et de Namur.
Cette initiative fait suite aux plateformes de concertation locale en matière de lutte contre la pauvreté infantile, financées par mes prédécesseuses depuis 2014. Cette année, compte tenu de la garantie européenne pour l'enfance, des objectifs de réduction de la pauvreté infantile à l'horizon 2030, j'ai la ferme conviction qu'il n'y a pas plus grande injustice que la pauvreté et la précarité infantile.
J'ai donc décidé de lancer, dans ce cadre, des nouveaux projets. Cela n'est donc ni imposé, ni financé par l'Union européenne – peut-être malheureusement, pour le financement.
Les objectifs Enseignement, Petite enfance, Santé, Alimentation qui relèvent en grande partie des compétences des entités fédérées nous servent évidemment de fil rouge. Je ne vais pas entrer dans le détail mais il s'agit notamment d'accompagnements individualisés d'aide aux devoirs, de financements de repas scolaires sains, d'aides psychologiques, de frais de garde.
L'objectif est de renforcer l'expertise et les bonnes pratiques des CPAS vis-à-vis des enfants et donc d'élargir l'aide dont bénéficient leurs parents. La précarité des parents, la confrontation très tôt aux inégalités peuvent évidemment avoir un impact négatif sur l'avenir des enfants. C'est injuste. C'est pourquoi je tiens à mener des actions contre la pauvreté des parents (relèvement des allocations, projet MIRIAM, etc.) mais aussi des actions ciblées pour les enfants et les jeunes malgré les compétences fédérales limitées.
18.03 Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, je vous remercie d'avoir clarifié la situation.
Au-delà de regretter l'absence de financement de l'Europe, je voudrais vous féliciter de porter ce projet. Ce n'est pas rien; vous l'avez dit. C'est important. Les enfants subissent en effet les conséquences de la précarité non seulement de leur entourage mais aussi de leurs parents. Les discriminations et les inégalités font partie de leur quotidien. Donner des aides supplémentaires aux CPAS telles que vous venez de les citer, l'aide aux devoirs, l'aide psychologique, les frais de garde, est important pour les familles.
Je vous remercie pour cette excellente nouvelle.
L'incident est clos.
19 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het via kostenreductie verbeteren van het rendement van aanvullende pensioenen" (55025122C)
19 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'amélioration du rendement des pensions complémentaires par une réduction des coûts" (55025122C)
19.01 Wim Van der Donckt (N-VA): De heer Neyt, voorzitter van PensioPlus, de koepel van de pensioenfondsen, verwacht gezien het klimaat van stijgende rente en inflatie in de toekomst lagere rendementen. Daarom is het natuurlijk belangrijk om de kosten van het aanvullend pensioen te verlagen.
Het regeerakkoord maakt op pagina 23 melding van de volgende doelstelling: “De kosten (instapkosten, beheerskosten, …) die in het kader van de tweede en de derde pijler worden aangerekend door financiële instellingen worden in kaart gebracht, geanalyseerd en indien nodig worden er ook maatregelen genomen. Een belangrijke factor in het verbeteren van het rendement van aanvullende pensioenen is de kostenreductie. Dat kan onder meer door administratieve en legistieke vereenvoudiging. Daarom zal samen met de stakeholders een omstandig overzicht gemaakt worden van de verdere mogelijkheden tot automatisering en kostenreductie in het administratieve beheer en de afhandeling van aanvullende pensioenen, worden de juridische obstakels in kaart gebracht en wordt een stappenplan opgesteld voor de realisatie van efficiëntere oplossingen." Daar zit een heel goed idee achter.
Hoever staan we? Hebt u de verschillende kosten in het kader van de aanvullende pensioenen al in kaart gebracht en geanalyseerd? Wat zijn de bevindingen daarvan?
Is er al een gesprek gaande met de stakeholders over de kostenreductie?
Acht u het in het kader van de uitgevoerde
studies nodig dat er effectief maatregelen worden genomen? Zo ja, hoe ziet u
die kostenreductie concreet? Zo niet, waarom niet?
19.02 Minister Karine Lalieux: Geachte collega, een belangrijke factor in het rendement van de aanvullende pensioenen zijn de kosten. Dit geldt wanneer de financiële rendementen laag zijn, zoals vandaag. Voor het vertrouwen in het aanvullend pensioen vormt de transparantie over de kosten en de reductie van excessieve kosten een belangrijke uitdaging. Ik wil hier volop op inzetten. In overeenstemming met het regeerakkoord heb ik samengewerkt met de heren Clarinval, Van Peteghem en Dermagne. We gaven de FSMA de opdracht om een analyse te maken van de door pensioeninstellingen aangerekende kosten. Eind vorig jaar startte de FSMA een grootschalige bevraging van de sector op. De eerste resultaten van dit onderzoek worden verwacht in de loop van 2022.
Voorts voorziet het regeerakkoord dat er zal worden gestreefd naar administratieve en logistieke vereenvoudiging. In samenspraak met de stakeholders zal worden nagegaan op welke manier we kunnen komen tot verdere automatisering en kostenreductie in het administratieve beheer van de aanvullende pensioenen.
De Commissie voor Aanvullende Pensioenen, die de betrokken stakeholders verzamelt, is gestart met de inventarisatie van de mogelijkheden. Met het voorontwerp van wet over de transparantie binnen de tweede pijler, wil ik in dit verband al een stap vooruit zetten. Door bijvoorbeeld nog meer gebruik te maken van de mogelijkheden die Sigedis en MyPension bieden, kunnen we twee vliegen in één klap slaan, namelijk de transparantie voor de aangeslotenen verhogen en de administratie vereenvoudigen.
19.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Dank u wel voor het antwoord, mevrouw de minister. U ziet dat we het niet altijd met elkaar oneens zijn. In deze zijn we het met elkaar eens. Ik wens u veel succes toe om dit probleem verder aan te pakken.
L'incident est clos.
20 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De procedure voor de erkenning van een handicap" (55025143C)
20 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La procédure de reconnaissance du handicap" (55025143C)
20.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, als mensen het attest 'erkenning van de handicap' willen aanvragen, wordt een onderzoek ingesteld naar de impact van de handicap op hun mogelijkheden wat dagelijkse activiteiten betreft. Meestal worden deze mensen door de FOD uitgenodigd voor een medisch onderzoek. Bij die evaluatie worden er heel wat vragen gesteld over de zelfstandigheid van de persoon, zoals over de mogelijkheid om zich te verzorgen, te verplaatsen of aan te kleden.
In de praktijk verloopt dat onderzoek niet altijd even goed. Er zijn heel wat verschillen naargelang de arts die de evaluatie uitvoert. Zo zijn er artsen die hoofdzakelijk rekening houden met fysieke beperkingen. Als een persoon met een verstandelijke handicap een bepaald traject met het openbaar vervoer zelfstandig kan afleggen omdat hij nog wel kan stappen, wordt er geoordeeld dat hij geen moeilijkheden ondervindt om zich te verplaatsen. Daarbij wordt dan geen rekening gehouden met het feit dat er iemand stand-by moet staan voor wanneer er zich onverwachte moeilijkheden voordoen, zoals het wegvallen van een bus of een panne. Daarnaast worden begeleiders bij die medische evaluaties vaak de mond gesnoerd. We mogen er niet van uitgaan dat een persoon met een verstandelijke handicap altijd de problemen kan benoemen waarmee hij geconfronteerd wordt. Soms doen mensen zich beter voor dan ze zijn qua zelfredzaamheid. Als begeleiders dan niets mogen zeggen, leidt dit vaak tot een overschatting hiervan. Heel wat mensen voelen zich met onvoldoende respect en waardigheid behandeld door die dokters.
Mevrouw de minister, u hebt in uw actieplan handicap aangegeven dat u de erkenningsprocedure wilt moderniseren. Wanneer plant u een evaluatie hiervan en van het puntensysteem? Welke stappen zult u hierin zetten? Zult u zorgen voor een permanente vorming van het personeel en van de artsen die instaan voor de evaluatie van mensen met een handicap? Zal daarbij ook aandacht besteed worden aan een respectvolle en waardige benadering van deze mensen? Wordt het personeel ook regelmatig geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd? Hoe wordt er omgegaan met klachten over bepaalde artsen? Ten slotte, kunt u zorgen voor meer eenduidige richtlijnen bij de inschaling, zodat personen minder afhankelijk zijn van een specifieke arts en verschillende beoordelingen van gelijkaardige situaties vermeden worden?
20.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Lanjri, zoals aangekondigd tijdens de bespreking van mijn beleidsnota, is er een budget vrijgemaakt voor Excel Han. Het doel van dat ambitieus programma is een betere dienstverlening voor de burger. Het programma omvat verschillende initiatieven die duidelijk gericht zijn op de kwaliteit van de evaluatie.
Wat de erkenningsprocedure betreft, is een studie over de verdienvermogens van personen met een handicap aan de gang. Het is niet evident om dat criterium objectief te definiëren. Niet alle artsen en regio's interpreteren dat op dezelfde manier. Daarom heb ik aan een team van deskundigen gevraagd om dat probleem te onderzoeken en om te analyseren hoe en waarom de beslissingen uiteenlopen. Die studie zou moeten leiden tot concrete richtlijnen voor een coherente, transparante visie die overeenstemt met onze principes. Zoals u weet, wil ik ook multidisciplinaire evaluaties invoeren. Daarvoor zullen er binnenkort afspraken worden gemaakt om in elk centrum gemengde teams van medische en paramedische experts samen te stellen.
De opleidingen voor het personeel gaan zowel over de evaluatie zelf als over de omgang met de cliënten. In het kader van het programma Excel HAN worden ook middelen uitgetrokken om een opleidings- en leerprogramma voor de hele loopbaan binnen de DG HAN te garanderen en de kwaliteit van onze diensten te waarborgen.
Tot slot, het personeel wordt geëvalueerd in het kader van de verplichte jaarlijkse beoordelingen, maar ook via de bestaande klachtenprocedure. Die procedure is een belangrijke bron voor verbeteringen, zowel collectief als voor individuele werknemers.
De DG HAN is een openbare dienst die een voorbeeldfunctie heeft, ook ten opzichte van rechthebbenden.
20.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik weet dat u met de problematiek bezig bent, zoals ik in mijn vraag ook heb aangegeven. Ik weet dat u dat hebt opgenomen in uw beleidsnota. U geeft nu ook mee dat een team deskundigen bezig is met het uitwerken van concrete richtlijnen, zodat die verschillende toepassingen binnenkort tot het verleden behoren, er een transparante visie komt en er ook een multidisciplinair team komt.
Dat is goed, maar ik heb wel niet vernomen wanneer dat er allemaal komt. Voor het overige hebt u al mijn vragen beantwoord. Ik weet dat u ermee bezig bent, maar ik weet niet wanneer die uniformisering er zal komen. Kunt u dat nog even verduidelijken?
La présidente: Madame la ministre vient de me dire que c'est en cours.
20.04 Nahima Lanjri (CD&V): Dan zal ik er later nog eens op terugkomen.
L'incident est clos.
- Vicky Reynaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het recordaantal Belgen dat beroep doet op voedselbanken" (55025156C)
- Sophie Thémont aan Karine
Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De sterk
stijgende vraag naar voedselpakketten bij de voedselbanken" (55025266C)
- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De financiële steun voor de voedselbanken" (55025360C)
- Vicky Reynaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le nombre record de Belges faisant appel aux banques alimentaires" (55025156C)
- Sophie Thémont à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'explosion des demandes auprès des banques alimentaires" (55025266C)
- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le soutien financier aux banques alimentaires" (55025360C)
21.01 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, dit onderwerp is al in de plenaire vergadering aan bod gekomen. Het aantal mensen dat een beroep doet op de voedselbanken is in het afgelopen jaar helaas opnieuw gestegen. In 2021 schoven per maand zo'n 177.238 mensen aan voor een voedselpakket. Dat aantal heeft nog nooit zo hoog gelegen. De voedselbanken vrezen uiteraard dat dit aantal in 2022 nog zal oplopen, onder meer door de fors gestegen energieprijzen.
Om in te spelen op die verwachte stijging vraagt de Belgische Federatie van Voedselbanken aan de overheid de nodige initiatieven te nemen. Die vraag komt er mede omdat de voedingsbedrijven in 2021 minder voedseloverschotten hebben geschonken. Er was een daling met 11 %. De afhankelijkheid van federale steun is dus toegenomen.
Dankzij het REACT-EU-pakket kreeg de federale regering voor 2021 en 2022 meer dan 40 miljoen euro om via het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen, het FEAD, te verdelen. De regering deed daar zelf nog een bedrag van 14 miljoen euro aan cofinanciering bovenop, dus 27 miljoen euro per jaar voor voedselhulp. Dat geld wordt verdeeld over de voedselbanken, de OCMW's, het Rode Kruis, en tal van vzw's.
Ik heb volgende vragen voor u.
Welk deel van het totale budget van 54 miljoen euro voor 2021 en 2022 werd in 2021 gespendeerd aan voedselhulp of aan materiële hulp? Zullen de overige middelen volstaan om dit jaar de stijgende vraag op te vangen?
Wat is uw reactie op de vraag van de Belgische Federatie van Voedselbanken om extra steun? Krijgt u ook signalen van OCMW's, distributieplatformen en vzw's dat extra steun nodig is?
Tot slot, iets waar wij ons wel zorgen over maken: in 2023 wordt het FEAD opgenomen in het ESF+. Welke gevolgen zal dit hebben voor de Europese steun voor voedselhulp aan ons land? Verwacht u een stijging of een daling van de jaarlijkse middelen?
21.02 Sophie Thémont (PS): Madame la présidente, madame la ministre, les demandes de colis alimentaires ont explosé. En 2021, plus de 177 000 personnes ont fait appel aux banques alimentaires pour près de 22 229 tonnes de nourriture distribuées. En cause, le confinement, le chômage temporaire et la disparition de certains emplois. La croissance a surtout été constatée durant le quatrième trimestre, moment où le coût de la vie a fortement augmenté.
L'absorption de ces nouvelles demandes est difficile pour les banques alimentaires. Les volumes distribués étaient comparables à ceux de l'année 2020, mais les banques ont constaté une baisse de 11 % d'excédents donnés par l'industrie alimentaire. S'ajoute à cela le fait que les banques alimentaires ont reçu 20 % de marchandises en moins du Fonds européen d'aide aux plus démunis (FEAD).
Madame la ministre, face à l'inflation et à l'augmentation du prix de nombreux produits de première nécessité tels que l'énergie ou encore certains produits alimentaires, les banques alimentaires craignent de ne pas être capables d'assurer la nouvelle vague de demandes qui arrivera cette année. Quelles mesures envisagez-vous de mettre en place pour soutenir les banques alimentaires? Envisagez-vous de demander au FEAD d'abandonner la possibilité d'une réduction de 30 % des dons octroyés à partir de 2024?
21.03 Karine Lalieux, ministre: Madame la présidente, chers collègues, en 2021, ce sont 24,95 millions qui ont été alloués à l'aide alimentaire ou matérielle, dont 18 millions dans le cadre du FEAD. Grâce à des budgets supplémentaires du fédéral, nous avons pu allouer 2 millions pour les CPAS, 2,25 millions pour les banques alimentaires et 2,7 millions pour l'aide matérielle.
Il ne nous est pas possible de prévoir l'augmentation de la demande, mais nous avons, là encore, dégagé des moyens conséquents pour 2022, tant dans le cadre du FEAD (23,68 millions) que via le fédéral pour les CPAS (3 millions) ou l'aide matérielle (2 millions).
Les moyens ne sont pas encore alloués, mais les banques alimentaires sont informées qu'il est possible de dépenser des moyens dans le cadre de cette enveloppe, moyens qui leur seront remboursés.
Pour répondre à une question de M. Colebunders, qui est absent, je tiens à dire que, face à la diminution des dons provenant de l'agroalimentaire, réduisant les moyens pour les banques alimentaires de fournir des biens périssables, j'ai débloqué à nouveau 2,25 millions d'euros supplémentaires à l'intention des banques alimentaires.
Volgend jaar zullen de middelen voor het FEAD in het kader van ESF+ dalen. De Gewesten hebben namelijk besloten hun bijdrage voor voedselhulp te verminderen en in de eerste plaats te investeren in opleidingen, integratie op de arbeidsmarkt enzovoort. Wij zullen dan ook bekijken hoe de vraag evolueert en indien nodig de financiering aanpassen.
21.04 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, wij maken ons zorgen over de situatie in 2023. Als ik het goed begrepen heb, zal in 2023 maar een derde van het bedrag beschikbaar zijn dat dit jaar ter beschikking is voor voedselhulp. In 2022 gaat het over 27 miljoen euro, in 2023 zou er maar 8,5 miljoen euro ter beschikking zijn. Daar maken wij ons een beetje zorgen over, zeker gezien de stijgende vraag. Wij hopen dat er daaromtrent nog iets kan gebeuren.
21.05 Sophie Thémont (PS): Merci, madame la ministre. Certes, il faudra être attentifs, mais je souligne néanmoins que vous avez encore débloqué, si j'ai bien compris, 2,25 millions pour les banques alimentaires. Vous avez fait part aussi du fait que les Régions ont décidé de faire un autre choix, et de réduire l'aide alimentaire pour faire plus de formations. Il faudra évidemment être attentifs à l'évolution de la demande et examiner les choses à ce moment-là. Mais j'imagine que vous ferez votre possible. Je ne manquerai pas de vous réinterroger sur le sujet.
21.06 Karine Lalieux, ministre: Je vais envoyer les tableaux pour 2021 et 2022 au secrétariat de la commission. Vous y trouverez le détail des moyens débloqués pour les CPAS, les banques alimentaire et pour le général.
Het incident is gesloten.
De voorzitster: Vraag nr. 55025360C van mevrouw Lanjri wordt omgezet in een schriftelijke vraag
La réunion publique de commission est levée à 17 h 23.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.23 uur.